-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

UITGEGEVEN DOOR

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

ONDER REDACTIE VAN

Dr. W. SYBESMA, Voorzitter,
Dr. J.M. DE KRUIJF, Penningmeester,
Mw. Dr. 1. VAN DER GAAG, Prof. Dr. J.E. VAN DIJK,
Prof. Dr. G.H. WENTINK, Mw. Drs. L.M. OVERDUIN,
Drs. N.J.G.J. VAN DER WIELEN, Dr. Tj. JORNA, Leden.

Bureau-redacteur
R.G.J.M. HARING

HONDERD EN ACHTTIENDE DEEL

G. VAN DIJK B.V. - BREUKELEN - 1993

-ocr page 2-

INDEX VAN NAMEN

Aen, M. van, 199
Akkermans. J.P.W.M., 138, 156,
361,500,701
Augustijn, C., 41
Aukema,J.J., 142,606,670

Barr, F.J., 45S
Barteling, S.J.,513
Batt, R.M.,21

Beers-Scheurs. H.M.G. van, 729
Beijer,H.A.,356
Bekkum.A.E. van, 541
Belshaw, B.E., 268
Belt, A.J.M. van den, 298
Benedictus, G., 684
Bennet, D., I9S
Berger, J., 41

Bergh, J.P.A.M. van den, 304, 379
511,614

Bergh, S.O. van den, 588
Bemardina, W.E., 183
Bemdsen, F , 41
Bethlehem, M., 650
Beukelen, P. van, 581
Bijleveld, K., 793
Binkhorst, G.J., 765
Bocrsema,J.H.,379, 747
Boevé, M.H., 412,385, 39S
Bogaard Jr.,A.E.J.M. van den,
172, 565,569
Bokhout, B.A., 433
Borsje-Hillebrand, H., 178,214,
430,830
Bos,J.H.,64S
Bosch, J.C., 301, 541
Bosch-Boesjes, J.E., 120
Braunius, W.W.,469, 511
Breen, D.J.,439
Breeuwsma, A.J., 172, 569
Breukink, H.J.,65, 526, 820
Breur.G.J., 152
Bruyne, J.J. de, 439

Caramin, P., 698
Charpentier, G.,41
Comelissen, A.W.C.A., 53,64
Comelissen,J.M.M., 804
Crama, K., 185
Cremers, F.X.M.M.,471
Cutsem, J. van, 511

Davelaar, F.G., 751
Deconinck, R., 199
Deleu, S., 337, 354,410,417,425,
449,461,482,488,497,516,559,
602, 636, 706, 709, 725, 755, 758
778, 826, 828
Dijkerman, N.A., 679
Doom, A.J. van, 142
Dorrestein, G.M., 4,42
Duijkeren, E. van, 472

Edel, W., 307,668
Egberink,H.F.,66,244,435

Egmond, P.S. van, 551, 628
Eikelenboom, J.L., 64
Eibers, A.R.W., 769
Elsinghorst, H.A.M., 57
Elving,L., 139, 183
Emmerzaal, A., 134, 202
Endenburg, N., 219
Eshuis, J.,41

Exsel, A.C.A. van, 769, 803

Flamand, A.M.G., 500
Foreest, A.W. van, 278, 385, 125
Franken, P., 433
Friendship, R.M., 769

Gaag, I. van der, 534
Garderen, E. van, 298
Garretsen,J.W.,6l8
Geerts, A., 390
Gemert, W. van, 534
Cjiessen, J.W.B, van der, 84
Gisteren, T.M.A.C. van, 419
Goebbels, J.H.G., 346
Gooi, S. van, 8
Goudswaard,;., 99, 185,320
Granholm, S., I8S
Grijsen, L , 519
Grommers, F.J., 207, 645
Gruys, E.,514,655
Gulick. P.J.M.M.,46

Haagsma, J., 541
Hadderingh, H., 754
Haeringen, H. van, 648
Hage, M.H. van der, 42, 526, 527
Hartman, E.G., 195, 301,450,469
Hartman, W , 99,206,421, 601
668

Hartog. P. den, 284

Hazewinkel, H.A.W., 551, 745,45

Heida,J.,238

Heijn, A., 420,453,415

Hellebrekers, L.J., 314,402, 85,

665

Hemel, N.M. van, 66S
Hendriks, P.. 435
Herpen, H. van, 327
Hoenderken, R., 541
Hoogenboom-Verdegaal, A.M.M.,
307

Hoorn, C.J. van, 298
Horzinek, M.C.,435
Houwers, D.J., 66
Hoven, R. van der, 243
Hovenier, J., 793
Hoyer, M.J., 660
Hradil, R., 648
Huume, A.A.H.M.ter,679

Ingh, Th.S.G.A.M. van den, 264,
266

Jaartsveld, F.H.J., 803
Jansen, J., 611
Janssens, L.A., 115
Jedema, E.J., 243

De informatie is in onderwerpen opgesplitst. Naslag van de index geschiedt
hoofdzakeiiji< langs twee hoofdgangen:

1. de naam van de auteur(s) in een apart auteursregister;

2. de onderwerpen, gebaseerd op trefwoorden afgeleid uit de titels van de
publikaties. zoveel mogelijk per hoofdonderwerp gegroepeerd.

Verklaring der tekens:

S: verwijzing naar supplement (Proceedings \'Voorjaarsdagen 1993").

Jenniskens, J.,390
Jong, J.K. de, 397
Jong,W.T. de, 381
Jongbloed, A., 825
Jongejan, F., 227
Joma, Tj., 825
Julicher,C.H.M., 172,569

Kaashoek, M.J., 89
Kalsbeek,H.C., 183
Kamp, J.5. van der, 671
Kampelmacher, E.H., 108, 596,
786

Kemp, B , 505
Keulen, A. van, 54
Keurs, M. ter, 134
Kik, M.J.L., 115,420
Klein, W.R., 750
Klerx, 1,329

Knapen, F. van, 304, 379, 397, 611

Knijff,P.C.,460

Knol, B.W., 322,663, 816,655

Koch,M.J.M.,82

Kok, A.G.G., 90

Kolk, J.H. van der, 139,227,264,
298

Kooistra, H.S., 787

Koster, W., 87

Kraai, J., 424

Kroft, P.C., 287

Kruif, A.de,66, 100, 101,257,

478,684,816

Kruijff.J.M.de, 65, 192,819
Kuipers, J., 627

Lam,T.J.G.M., 116,439
Lambers, G.M., 151
Leenderlse, I.P.,365
Leeuwen, W.J. van, 307
Lende, T. van der, 505
Lieshout, J A.H. van, 331
Limborgh, L.C. van, 660, 787
Linde-Sipman, J.S. van der, 115
436

Linden. M. van de. 41
Linden. W.J. van der. 436
Linskens. M., 367
Lipzig. J. van, 705
Loefncr,5., 134
Logtestijn.J.G. van, 53, 135
Loon, J.Th.J. van. 166
Luer. R.J.T. van der, 650
Lumeij.J.T.,238

Malestein, A., 79
Mandigers, P.J.J., 42, 198, 655
Mannetje, L.\'t, 819
Martens, M., 59
Marlin, 5.W., 769
Meer, C. van der, 332
Meijer, M., 679
Mekel,J.F.,551
Menges,G.Th.A.,536,57l
Mensen, G.H., 755
Merkens,H.W., 116
Meutstege, F.J.,551
Meyer,H.P.,38l,436
Meyers, P., 332
Miettinen, 5., 185
Mijs, A., 668
Mijten, P.,257,478
Minderhoud, J., 167, 375,695
Mol,J.A.,36S
Moolhuizen. G., 284
Mostert. A., 172, 569
Mourits, B.,41

Mouwen, J.M.V.M., 205, 534
Müller, K.. 183,600

Nap, A.M.P., 685
Nap,R.C.,439,485,65
Nes.J.J.,581,65S
Nieuwcnhuijs,J.H.M., 172, 569
Nieuwstadt, R.A. van, 765
Noordhuizen, J.P.T.M., 329.405
Noordhuizen-Stassen. E.N., 116
329

Noon, R. van, 246, 340. 553,665

Oirschot, J.T. van, 89,514

Ooms, P., 729

Osse,J.W.M.,559

Overduin, L.M., 67, 100, 302,435

615

Overgauw, P.A.M., 340, 822
Overgoor, G.H.A., 534

Paling, R.W., 98,320,404.479

Patterson. D.F.,23S

Pekelder, J.J.,361,433

Pelgrim, W., 514

Peters, I.O.M., 439

Peterse, D.J., 84, 163.433.660

Pietcrse. M.C., 100

Pohl, P., 731

Poll. P.H.A., 484, 578

Postema. H., 328

Potters, 5., 390

Quaedvlieg, M., 541

Räihä.J.. 185
Raymakers, R.,478
Reens,N.,3l4, 332,665
Reijnders, P.J.M., 271, 735
Reinders,J.,536
Rcinders,J.M.C.,438
Rijkenhuizen, A.B.M., 10
Rijnberk, A., 453, 365
Rijsewijk, F.A.M., 89
Rinkinen, M., 185
Robben, J.H., 416, 675
Robijns, K.G., 668
Rooij,Sj.G.de, 12
Roosmaelen, L.J. van, 496, 571.
604, 760, 796, 833
Rossem, F.van, 91
Ros.sem, H. van, 769
Rothuizen, J., 285
Roudebush, Ph.,295
Rutteman,G.R.,32S
Rutten, W.L.C., 563.639, 759

5andt, R.R.O.M. van de, 385, 395
Sap, R., 402.665
Schaefcrs-Okkens, A.C., 816
Schell, W.E.R.. 185
Schep, J., 791
Schepper, J. de, 816
Scheurs, M.,611
Schmidt, M.L., 98
Schoenmaker, G., 500
Schoenmaker, G.J.W., 511
Schorn, H., 729
Schouten, G.J., 823
Schuijt,G.,316,382,663
Schukken, Y.H., 769
Schuttert. M., 576
Selman, P.J., 365
5ijpkens,C.D.B.,757
Sjollema, B.E., 695,155
51appendel.R.J.,21,43S
Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan. M.M., 161,472
Sluijs, F.J. van, 13S. 165,678
Smak, J., 668
Smit, M.P., 139

-ocr page 3-

Smulders. F.J.M., 581
Snoep, J.J., 151
Soede,N.M.,505
Sol,J., 151,454
Stades, F.C.,38S, 39S
Stadhouders, J., 349
Stekelenburg, F.K., 293
Stokhof, A.A., 66S, 67S
Straatman, Th.J.D. ,165
Strikwerda. R.,424
Suichies.H.R. 116
Sybesma. W., 19,55,64, 129, 134,
173, 196,240,275,308,341,342,
345.449, 516, 522, 654,657, 701,
811

Taverne, M.A.M.. 696
Terpstra, C.. 300
Teske.E.,412,594,32S
Tholhuizen, L., 96,243,524.632
Ticus, P., 524
Tielen,M.J.M.,769
Tiemessen, 1.,98,335
Tigchelaar, J., 332
Toor. A.J. van, 185
Törmala, P., 18S

Ubbink.G.J.,29S,65S
Udo,H.M.J.,750

Vaarkamp, H., 172, 569
Vaarten, J.L.M., 460
Vanopdenboseh, E., 731
Veen, M., 84

Velden, M.A. van der, 263
Veldhuis. J.G.F.. 18
Veling, J., 454,491.541
Vellema. P..433
Vellenga,L..443,729
Verbeek, B., 183
Vcrhoetï.J., 134. 172.251.541,
569

Vermeer,J.A.M.,41

Verwij. J.H.P., 534

Viehoff, F.W., 16S

Vielvoye-Kerkmeer, A.P.E., 5S

Visser, G., 379

Visser, I.J.R., 84

Vogcly,(i.M.,24

Voith, V.L.,58S, 59S,6IS

Voorhout, G., 327,66S

Vorstenbosch.J.M.G.,219

Vries, A. de. 41

Vries, F.P.W.de.419

Vries. T.S.de, 668

Vries-Chalmers Hoynck van

Papendreeht, H.R. de. 246

Vroom. M.W.. 315

Vulto.A.. 172,569

Vuurst. T.G. van de. 214, 637, 760

Walvoort, H.C., 397
Wandelen, R.M. van. 402
Want, C.J. van der. 765
Weber,M., 741
Weering. H.J. van. 82
Ween, W.P.S. van, 755
Weijden, G.C. van der, 175,777,
820

Wensing, Th., 183,514
Wentink. G.H., 183.232. 266.369,
514,803

Werkman. P.J.,629
Westenbrink, F , 433
Westerhof, 1,42
Westerhuis, A.H., 287
White. S.D..48S.53S
Wijden. M.W. van der. 227

Wijk. H. van. 41

Wijngaard. J.C. van den. 241.370,
634,668

Wijngaarden, Th. van, 611
Wijsmuller, J.M., 620
Willemse, A., 345,376
Willemse, T., 195
Willemsen,A.,439
Winzum,C. van, 373
Wisselink,M.A., 662,824
Wit, F. de, 478
Wit,J.J.de, 469,511
Woldman,J.R.,541
Wolvekamp, W.Th.C., 46S
Wouda,L.H., 142
Wouda. W., 84, 397

Zalsman,C.,332
Zeeuwen, A.A.P.A.. 803
Zeijst, B.A.M. van der, 532
Zimmer. G.M., 66, 314
Zwart, P., 108,786

INDEX VAN ONDERWERPEN

Aankoopkeuring, paard, 526
Aansprakelijkheid, 134
Aansprakelijkheid, dierenarts, 175
ACTH, pony, 298
Adenoom hypofyse, pony, 298
Afbreken loopsheid, hond. 818
B-Agonisten en hormonen, controle-programma. 379
Algemene betalingsvoorwaarden. 178
Alternatieven, huisvesting, leghennen. 445
Antibiotiea-residuen. melk, 133
Antibiotica-residuen, milieu. 8
Antibiotiea-residuen. slachtdieren. 293
Antibioticagebruik, veterinair. 172
Antibioticumbeleid. veterinair, 565, 568
Antibioticumgevoeligheid, 193
Antibioticumgevoeligheidsbepalingen, 450
Antiloopsheid-injectie, hond, 816
ANTIMICROBIëLE THERAPIE
Antibiotica-residuen, melk, 133
Antibiotica-residuen, milieu, 8
Antibiotica-residuen, slachtdieren, 293
Antibioticumgevoeligheid, 193
Antibioticumgevoeligheidsbepalingen.450
Veterinair antibioticagebruik. 172
Veterinair antibioticumbeleid. 565, 568
Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 563,639,759
Arbitrage, 524,630, 823
Asfyxie. kalf, 684
Asieldierenartsen, tarieven. 252
Aspergillusflavus-infecUe, slachtkuikens. 511
Aspirine-gebruik, hond. 439
ATP-bepaling. slachtdieren, 293
Attest gemedicineerde voeders, 832
Aujeszky, ziekte van, 729

Autovaccin, Pasleurella analipeslifer, slachteenden, 469, 515

B

BACTERIOLOGIE
Brucella abortus, b79
Chlamydia psiltaci,
kat, 66, 242

Coagulase negatieve stafylokokken (CNS), nieuwmelkte vaarzen, 332,
659,660

Ehrlichia equi, 227
Leptospira hardjo, schaap, 433
MoraxeUa hovis, 82
Mycobacterium hovis, 541
Pasteurella anatipestifer, slachteenden, 469,515
Salmonella Jublin, rund, 82
Salmonella enteritidis, pluimvee, 665
Salmonella tvphimurium, vleeskalveren, 301
Ballonsonde-gebruik, kalf. 10. 346
Bedrijfsbegeleiding.482. 519
Belgische vleeskeuring, 91
Beo, voederadvies. 527
BERICHTEN EN VERSLAGEN
DSK: Kwaliteit en elan. 18
Mycoplasma\'s verdienen aandacht. 18

Weekenddienstregeling orthopedische spoedgevallen Zuid- West
Nederland. 19.274.693

Voortschrijdende verdinglijking van het dier. 19
Huisdier heeft heilzaam effect op de mens. 54
Tandheelkunde bij dieren Europees verenigd. 53
Veeteelt in ontwikkelingslanden. 55
Wettelijke bescherming lab-terroristen. 55
Video \'N schat van \'n kat. 56. 135

Advertisement of the European Society of Veterinary Neurology ESVN,
56

Prehistorische medische adviezen, 56

Onderzoek verbetering bevruchting bij rund en v arken. 57

Integratie Gezondheidsdienst voor Pluimvee. 57

-ocr page 4-

Doorbraak in bestrijding koeiegriep, 57

Rol van praktizerende dierenartsen in pitbullverbod. 88

Marker vaccins en diagnostische test voor de bestrijding van boviene

herpesvirus type I., 89

Organisatie keuring en toezicht, heden en toekomst. 91
Insturen van foto\'s ten behoeve van heupdysplasie-onderzoek, 93
Stuurgroep erkenningen varkenssector ingesteld. 94
MRIJ-koe ideaal voor kaas, 94

Benoeming dr. R.H. Meloen tot bijzonder hoogleraar. 95
Prof. dr. F.J. Grommers: De kunst is een onderscheid maken tussen on-
wil en onmacht. 128

Tafelrede van de voorzitter van de FIDIN, ing. S. Sietsma. tijdens de ge-
neral managers meeting op 25 november 1992, 131
Positie en verantwoordelijkheid van de produktschappen, 132
Eisen voor antibiotica in melk verscherpt, 132
Jaarverslag 1992 PR en ROCs, 134
Taxusvergiftiging versus aansprakelijkheid. 134
Zieke koe, 135

VVDO bestaat 75 jaar, 135, 547

Nieuwe algemeen directeur bij Gene Pharming Europe, 135
Themamiddag orde of chaos, 166
Activiteiten van UEVH, 166

Belangenbehartiging dierenartsen in overheidsdienst, 167

PR Publikatie, 167

Fysiotherapie voor dieren, 167

Vacature project-directeur VTSC Peshawar, 167, 344

Kampelmacher opent groothandelsmagazijn, 168

C omputersysteem tegen verspreiding van mond- en klauwzeer, 168

Bacteriën veroorzaken maagdelijke voortplanting bij parasitaire wespen,

In zeven stappen door studiedag HACCP, 192
Tentoonstelling dieren demonen, 192

Antibiotcumgevoeligheid van bacteriën geïsoleerd door de gezondheids-
diensten in Nederiand in 1991, 193

Ook alle burgerkippcn beschermen tegen pseudo-vogelpest, 195
Amsterdam heeft fysiotherapeutisch-revalidatiecentrum, 196
Getting no far for an answer, 196
Veterinair kampioenschap golf 1993, 197

Stichting voor Gezelschapsdieren be.stuurscommissie begeleiding on-
derzoek, 197

De Solleysel bestaat bijna zestig jaar, 198
Benoemd, 199

Over koetjes en kalfjes gesproken, 232
Dierenartsen geven gehoor aan oproep. 238
Stilte rond museum diergeneeskunde verdwenen. 239
Zo doende 1991.239

Nederlands Veterinair squash kampioenschap, 240

Enkele aspecten en ervaringen met betrekking tot de huidige NCD-be-

strijding. 241

Verbod op uitladen van vleeskuikens per I mei 1993,242
Euroregistratie van diergeneesmiddelen, 271
VVDO pakt verkwisting van slachtdieren bij de bron aan, 275
Animo groot voor Peerdepietendag, 276

Waltham Award 1993 voordiagno.sestelling ziekte van Cushing bij kat-
ten, 277

Registratie diergeneesmiddelen: orde of chaos?, 308
Museum beschikt over apotheekopstand, 309
25-Jarig jubileum Brr-Tup, 309

Amerikaanse vleeskeuring wetenschappelijk opgekrikt, 309
18 Miljoen voor biotechnologie, 310
AAHA Award voor professor Gajentaan, 310
Intervet stelt studentenprijs in, 310

Blaasjesziekte aangepakt door diergeneeskundig Nederland, 311
Aandacht voor ontwikkelingssamenwerking, 311
Benoemingen, 312

Hoe en met wie communiceert straks de dierenartsenpraktijk?, 337
Enkele begrippen, 338

Verslag Waltham symposium, Birmingham I april 1993,339
Illegale groeibevorderaars, 340
Leiden kandidaat voor vestiging EMA, 340
Culturele rondgang, 341

Boer pas op je kippen als de technoloog zegt welzijn te brengen, 341
Ethologie als middel ter verbetering van de gezondheid van mens en
dier, 342

Internationale erkenning opleiding dierenarts, 343
Enkele kengetallen, 343
Stikstofstromen in melkvee, 344
Jaarverslag RIVM. 344

Deelneming met overlijden kat of hond, 344

Belangstelling voor kwaliteitskeurmerk in dier\\oedingseclor boven ver-
wachting, 345

Toekomstvisie erkend en gegarandeerd. 345
Onduidelijkheid over uitlaadverbod vleeskuikens. 346
Oorzaken van de ontstane pseudovogelpestproblematiek, 370
Geneesmiddeleninnovatie, Europa en politiek. 373
Promoties. 373

Peerdepieten 1993: Weer zoals het hoort, 374.462
Italiaans vergaderen. 375
Gezondheid varkenshouder. 377
Open dag. 377

Uitreiking sterlab predikaat. 410

Symposium on veterinary .specialization in Europe. 411

Diergezondheid moet beter. 412

Collageen uit koemelk. 413

l&R schaap. 413

Kwaliteit varkensvlees beter, 414
Vleeskeuring doelmatiger. 414
Wiskunde en de pens, 415
IKB-erkenning \'Het Spelderholt\', 415
Telefonische conferentie: Diarree bij kalveren, 415
Prijzen, 415

Eiwitvertering biggen, 416
Bas Kolpa naar Australië, 417

Varkens houden na de eeuwwisseling; een gezonde blik vooruit en al-
leen wanneer \'pigs might fly\', 443

Onderzoek altematieve systemen voor huisvesting leghennen, 445

FIDIN Repertorium diergeneesmiddelen, 445

Brr-Tup: al 25 jaar een gezond geluid, 446

Opnamen satelliet-telefoon-conferenties, 446

Nieuwe Stichting ter financiering van Onderzoek en Informatie op het

terrein van de Diergeneeskunde, 447

Wereldcongres geschiedenis diergeneeskunde, 448

Meer winst en omzet 1992 agrarische divisie Upjohn. 449

Intermediaire zones bij uitslagen antibioticumgevoeligheidsbepalingcn

vanaf 1 juli 1993.450

\'Uit en voor de praktijk\', 450

Moskou, grootste producent van wetenschappelijke publikaties. 450

Hersens van wilde kat niet voor de poes. 450

Bedrijfsbegeleding met de computer steeds praktischer. 482

Invloeden van voeding op groei en skeletontwikkeling bij de hond, 485

Is een chirurg ook internist, 486

Vruchtbare pitbull: een zeldzaamheid?, 488

Het vrije beroep op de kaart. 489

De macht van een decaan moet niet overschat worden. 516
Bedrijfsbegeleiding en standaardoverzichten. 519
Buitengewoon lidmaatschap AUV, 519
Uw hond gehoorzaam in tien lessen. 519
GD Noord-Nederland verzendt uitslagen sinds 1 juli per fax. 520
Vier videobanden over varkens. 520
Embryotransplantatie. 521
City bike voor Katrien, 521

Overheid betaalt niet mee aan inenting tegen pseudovogelpest, 521
Wijzigingen in GVP-code. 522

Drastische bijstelling beleid dierengezondheidszorg dringend gewenst.

Wetenschap in de praktijk. 523
Cynophilia looft prijs uit. 523
Veterinaire mediatheek. 523, 659

Bedrijfsleven verantwoordelijk voor controle levensmiddelen, 546

Dierenartsen bezoeken CDI, 547

Meer dierenartsen vervolgd in Verenigd Koninkrijk, 547

Snijmaïs voor vleesstieren, 548

Melkveebedrijf met uitsluitend snijmaïs, 548

Annemiek Nap specialist Interne Geneeskunde, 549

Handboek voor de veehouderij is uit, 549

BLAD-onderzoek vooriopig naar Duitsland, 550

Genetische modificatie van dieren, mag dat?, 620

Vernieuwd handboek voor de varkenshouderij, 623

Wereldstandaard agrarische gegevensuitwisseling, 625

A licence to kill, 625

Veterinaire golfkampioenschappen, 627

Veterinaire ruiterdag, 628

De schaapjes op het droge, 628

Gevolgen veterinaire regelgeving, 628

Geen enkel compromis wat de kwaliteit aangaat, 654

Voorspelling leverbot najaar \'93, 655

-ocr page 5-

Blaasorkest zoekt landelijke blazers, 655

Epidemiologie voor toepassing in de tropen, 657

Virus-vaccinatie als bestrijdingsmiddel tegen vossen en konijnen, 658

Een appeltje voor de dorst, 659

Homeopathische voedingssupplementen, 660

NVDV viert het I O-jarig bestaan, 692

Bijeenkomst de Solleysel, 692

European Award voor tandheelkunde bij gezelschapsdieren, 693

Regeling voor integrale ketenbeheersing in rundersector, 694

Van Zuilen krijgt Doko-scholarship, 694

Lidstaten Animal Welfare Group van de FVE actief, 694

Compendium gereed, 695

Gironummer, 698

Prijs voor Aujeszky-onderzoek naar CDl-DLO-medewerkers, 740

Deelnemingskaart draagt bij aan keuze voor nieuw huisdier, 741

IVO, I VVO en CDl jaarverslagen 1992, 741

Kwantitatieve informatie veehouderij van de pers, 743

Binnen enkele minuten hond uitgekozen, 743

Eerste druk "Beslissen van kalf tot koe\' herzien, 744

Dierziektenbestrijding in België en Nederland; waar ligt de grens?, 778

Nieuwe situatie voor noodslachtingen, 786

Vijftien mille ter ondersteuning van onderzoek, 786

Rijnberk eert ook medewerkers vakgroep na toekenning Award, 787

Wim Kremer promoveert op actueel onderwerp, 809

Rob Meloen: Hoogleraar, 810

Scharrelen nu en in de toekomst; laten we wel zijn, 811

Leverbotbehandeling niet altijd nodig, 812

Aantal inzenders en gedegen motivatie gaven doorslag, 813

Diergeneesmiddel tegen varkenspest geregistreerd, 814

Dertig mille uit BAVD-pot, 814

Uitbreiding GMP-regeling in de diervoedersector, 814

BLAD-onderzoek,815

Bescherming persoonlijke levenssfeer door veterinair-farmaceutische
bedrijfstak, 815

Zie ook FACULTEIT, KNMvD-Algemeen en VARIA
Bemer Sennenhond, elleboogonderzoek, 656
BIJZONDERE DIEREN
Beo, voederadvies, 527
Cavia, schurt^behamdeling, 42
Ivermectine (in propyleenglycolj-gebruik, cavia, 42
Minor species, 4
Off-label-use, 4
Orphan drugs, 4
Papegaai, voeding, 526
Schurftbehandeling. cavia, 42
Therapieën, bijzondere gezelschapsdieren, 4
Vissen, witte uitslag, 629
Zie ook KONIJN en VOCiELS
BIOTECHNOLOGIE

Biotechnologisch onderzoek. 19
Ethische toetsing, 19.367
(ienetische manipulatie van dieren. 367, 620
Intrinsieke waarde, dier, 367
Kloneren, dieren, 367
Projectvoorstel biotechnologie. 310
Technologische toepassingen bij dieren. 367
Biotechnologisch onderzoek, ethische toetsing, 19
Blaasjesziekte, 311, 380, 550
BOEKBESPREKING

Alle geregistreerde diergeneesmiddelen in één oogopslag,555
Anatomie der Katze, 421

Animal cell technology: Basic and apllied aspects, 513

Atlas und Lehrbuch der Ultraschall-Diagnostik, 98

Automatic electronic identification systems for farm animals. 64

Bakterielle Zoonosen bei Tier und Mensch. 701

Biotechnology: Bridging research and applications, 532

Clinical dissection guide for large animals, 421

Compendium Laboratoriumonderzoek, 12

Control of the leishmaniases, 20

Dc DNA-makers, architecten van het leven, 700

Einführung in die Lebensmittelhygiene, 53

Equine practice, 65

Equine practice (2), 820

Equine surgery. 750

Farbatlas der Endoskopie. 245

Fami animal practice. 64

Geburtshilfe bei Haustieren. 777

Genetic improvement of hair sheep in the tropics. 749

Grundwerte der Tiergesundheit und Tierhaltung. 138
Help, mijn kat doet \'het\' naast de bak!. 435
Illustrated Veterinary Anatomical Nomenclature. 421
Krankheiten des Wirtschafïsgeflügels (2), 750
Laboratory Animal Handbooks no. 12, 53
Lehrbuch der Anatomie der Haustiere. 205

Lehrbuch der Anatomie der Haustiere, Band I: Bewegungsapparat, 668
Lehrbuch der Anatomie der Haustiere, Band IV: Nervensystem,
Sinnesorgane, endokrine Drüsen, 601

Lehrbuch der Veterinär-Anatomie, Band I: Bewegungsapparat, 99
Manual for the production of Marek\'s disease and inactivated Newcastle
disease vaccines, 633

Medium-sized abattoirs in developing countries, 819

Pathologie der Haustiere, 205

Practioner\'s guide to veterinary dentistry, 385

Praktijkgerichte vogelgeneeskunde deel 2: Papegaaiachtigen, 614

Proceedings of the expert consultation on genetic aspects of trypanotole-

rance, 320

Programme for the control of African animal Trypanosomiasis and rela-
ted development. 404.479
Protein sources for livestock. 819

Revue scientifique et technique-Veterinary public health. 173
Rinderkrankheiten. 369
Small Animal Practice, 246
Small-scale poultry processing, 471
Tiergebunshilfe, 820
Toxicologie van het immuunsysteem, 99
Training manual for embryo transfer in cattle, 438
Tropentierhygiene, 96
Tuberculosis in animals and man, 319
Turbellarian biology, 64
Ultraschalldiagnostik bei Hund und Katze, 618
Veterinär-medizinische Lebensmittelhygiene, 65
Veterinary dental techniques for the small animal practioner, 278
Voeding van jonge biggen, 98
Von Tieren und Menschen, 420
Botlengtegroei, 152

Boviene Leukaemia Virus (BLV), transmissie, 514
Bovine Leucocyte Adhesion Deficiency (BLAD), 183
Braakmiddel, hond en kat. 100
Brucella abortus, epidemiologie, rund. 679

Calcium-chloride (CaCl2), caustisch effect, rund, 266, 381

Castratie, kater, 314

Cavia, schurftbehandeling, 42

Certificering, veterinaire, 130

Chlamydia psittaci, kat. 66, 242

Clinafarm"^ (Enilconazole)-desinfectie, slachtkuikens. 511
Cluster epilepsie, hond. 615

Coagulase negatieve stafylokokken (CNS). nieuwmelkte vaarzen. 332,
659,660

Code Goede Veterinaire Praktijkuitoefening (GVP), 68.69
Coecum-in-colon invaginatie. paard. 161
Computerprogramma\'s, gezelschapsdierenpraktijk. 794
CONGRESSEN/CURSUSSEN

20.58. 105. 135, 171,201,244,280,312,347,384.452.490,524,551,
623,633,702,752,787,822
Corticosteroïdtherapie, hond en kat, 553,628
Cortisol, pony, 298
Cushing, ziekte van, pony, 298

Dekmanagement, varken, 505

Deosan-Rapid Mastitis Test Kit (RMTK). evaluatie. 329

Dermatitis digitalis, rund. 116

Diagnostiek geiteziekten, 361

Diagnostiek varkensziekten, 156

Diagnostiek, diarree, hond, 21

Diarree, diagnostiek, hond. 21

Diarree, kalf, 600, 731

Dierenarts-assistenten, pensioenregeling. 25
Dierenarts-opleiding, internationale erkenning. 343

-ocr page 6-

Dierenartsen, post academisch onderwijs, 578
Diergeneeskundig beroep, toekomstvisie. 596
Diergeneeskundige speciahsatie. 594
Diergeneeskundige studie, 576, 581
Diergeneesmiddelen, 8, 16,238,271, 308, 626, 735, 814
Diergeneesmiddelen, Euroregistratie, 271
Diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders, 16,238, 626
Diergeneesmiddelen, proefontheffingen, 200
Diergeneesmiddelen, registratie, 271, 308, 735, 814
Diergeneesmiddelenindustrie, privacy-gedragsregels, 20, 815
Diergeneesmiddelenwet, 4, 16
Dierpsychologie, referaat, 422
Dierziektebestrijding, 778
Dikke darm-diarree, hond. 268
Doden van eendagskuikens, 138
Doxycycline-vergiftiging. vleeskalveren, 803
Droogzeners, wachttijd, rund, 791
Duif zie VOGELS
Dwergkeeshond, 327

EASVO, 375

Echografie, leveraandoeningen, hond, 335
Echografie, schaap, 696
Economische schade, varkenshouderij, 769
Eend zie PLUIMVEE
Eendagskuikens. doden van, 138
Effectiviteit, kennelhoest-vaccins. 244
Ehrlichia equi, 227

Elektronische gegevensuitwisseling, 337, 338
Embryonale sterfte, varken, 505
Embryotechnologie, landbouwhuisdieren, ethiek, 645
Encefalomyelitis, hond, 397

Enilconazole (Clinafarm " )-desinfectie, slachtkuikens, 511
Epidemiologie,
Leptospira hardjo, schaap, 433
Epilepsie, hond, 615

Equine granulocytaire ehrlichiosis (EGE), 227
Errata, 515

Ethiek, embryotechnologie, landbouwhuisdieren, 645
Ethische aspecten, houden van gezelschapsdieren, 219
Ethische aspecten, technologische toepassingen bij dieren, 367
Ethische toetsing, biotechnologisch onderzoek, 19
Euroregistratie diergeneesmiddelen, 271

FACULTEIT

Gezocht: Honden met een insulinoom, 416

Gezocht: Konijnen met syfilis, 238

Speciaal nummer verbetert bereikbaarheid aanzienlijk, 195

Tarieven UKG, 345

UKG en dierenarts hebben gemeenschappelijk belang, 376
UKG zoveel mogelijk normaal, 786
Fertiliteit, rund, 257

Fibro-epitheliale hyperplasie, mammae, kat, 650

Gedragscorrigerende castratie, kater, 663
GEIT

Diagnostiek ziekten, 361
Sectie-bevindingen, 361
Gemedicineerde voeders, attest, 832
Gemedicineerde voeders, diergeneesmiddelen, 16, 238, 626
Genetische manipulatie van dieren, 367,620
Geschiedenis, zie VETERINAIRE HISTORIE
GEZELSCHAPSDIEREN
Computerprogramma\'s, gezelschapsdierenpraktijk, 794
Houden van gezelschapsdieren, ethische aspecten, 219
Koop van dieren, 120
Publieksfolders, 463
Referaten, 279,698

Verborgen gebreken bij dieren. 120

Zie ook BIJZONDERE DIEREN. HOND. KAT. VOGELS en KMvD-
Voorjaarsdagen
Goede Veterinaire Praktijkuitoefening (GVP). 68.69.522
Gonadotroop releasing hormoon (GnRH), rund. 257
Grass sickness, paard. 365

H

Heupdysplasie-onderzoek. 93
Histologisch onderzoek varkenshersenen. 156
Hoestende runderen. 66
Homeopathische voedingssupplementen, 660
HOND
Afbreken loopsheid, 818
Antiloopsheid-injectie, 816
Aspirine-gebruik, 439
Bemer Sennenhond. 656
Braakmiddel, 100
Cluster epilepsie, 615
Corticosteroïdtherapie, 553,628
Diagnostiek, diarree, 21
Diarree, diagnostiek, 21
Dikke darm-diarree, 268
Dwergkeeshond, 327
Echografie, leveraandoeningen, 335
Effectiviteit, kennelhoest-vaccins, 244
Elleboogdysplasie. 656
Encefalomyelitis. 397
Epilepsie. 615

Heupdysplasie-onderzoek. 93
Hydrocephalus, dwergkeeshond. 327
Insulinoom. 416

Kennelhoest-vaccins. effectiviteit. 244
Kerato-conjunctivitis sicca. 420
Leveraandoeningen, echografie, 335
Loopsheid, afbreken, 818
Los processus coronoideus (LPC), 552
Medroxy-progesteron acetaat, 66, 818
Neospora caninum, 397
Occipitale dysplasie, dwergkeeshond, 327
Oestruspreventie, 816
Ontwormingscampagne, 378
Osteochondritis dissecans (OCD), 551
Otitis externa, 87
Ovario-hysterectomie, 816
Pittbull-verbod, 88,213
Polymyositis, 397
Polyradiculoneuritis, 397
Prostaglandine-behandeling, pyometra, 818
Pyometra, prostaglandine-behandeling, 818
Referaten, 61, 103, 105,246,456, 555, 556,699, 748
Röntgendiagnostiek, skeletafwijkingen, 745
Skeletafwijkingen, röntgendiagnostiek, 745
Soortelijk gewicht, urine, 453
Spoelwormbestrijding, 747
Status epilepticus, 615
Strychnine-intoxicatie, 67, 302
Systemische lupus erythematodes (SLE), 185
Tablettype, aspirine. 439
Taktic-gebruik, 72
Tekenkoorts, 381
Torsio mesenterialis, 115
Toxacari canis, 304,611
Ulcus rodens, 453
Urine, soortelijk gewicht, 453
Voedingsallergie, West Highland White terriër, 315
Voeropname, aspirine, 439
Wat is uw diagnose?, 659 662; 823 824
West Highland White terriër, voedingsallergie, 315
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Houden van gezelschapsdieren, ethische aspecten, 219
Huidlaesies, paard, 161
Huisvesting, alternatieven, leghennen, 445
Hydrocephalus, dwergkeeshond, 327
Hyperglycemic, pony, 298

-ocr page 7-

IBR. marker-vaccins en diagnostisclie test, 89
IBR-beleid, Kl-verenigingen, 331
IBR-bestrijding,314
IBR-vaccin, rund, 300
Identificatie en registratie, schaap, 413
IKB-varkenshouderij, GVP, 69
Infectieuze kalverdiarree, 731
INGEZONDEN
Arbitrage, 524
Arbitrage (2). 823
Besturendag Naschrift, 551
Calcium-chloride, 381
Eendagskuikens, 138

Katteniesziekte-vaccins met Chlamydiapsillaci, 242
Kippe-entstof. 698
Laten we wel zijn, 95
Logboekperikelen, 757
Navelstreng (1), 199
Navelstreng (2), 199
Open brief, 243
Opnieuw over arbitrage, 631
Oppasen met trimethoprim bij dragende zeugen, 59
Orde of chaos?, 346
Orde ofchaos?,4l9
Stellingen, 524
TBC bij runderen, 418
Uierinfecties, 659 Naschrift, 660
Inhalatie-anesthesie, duif, 402
Insulinoom, hond, 416

Internationale erkenning, dierenarts-opleiding, 343
Intersex-diagnostiek, rund, 648
INTOXICATIES

Doxycycline-vergiftiging, vleeskalveren, 803
Mycotoxinen, varkenshouderij, 46
Oleander-intoxicatie, 436
Strychnine-intoxicatie, 67, 302
Taxusvergifïiging, 134
Zie ook RESIDUEN
Intrinsieke waarde, dier, 367
Invaginatie, coecum-in-colon, paard, 161
IPPV, duif, 402

Ivermectine (in propyleenglycoD-gebruik, cavia, 42

Jubilea 1993, 37

K

Kalf zie RUND en VLEESKALVEREN
Kalkoen zie PLUIMVEE
Kalverdiarree, infectieuze, 731
KAT

Braakmiddel, 100
Castratie, kater, 314
Chlamydia psitlaci, 66, 242
Corticosteroïdtherapie, 553,628
Fibro-epitheliale hyperplasie, mammae, 650
Gedragscorrigerende castratie, kater, 663
Mammae, fibro-epitheliale hyperplasie, 650
Oleander-intoxicatie, 436
Ontwormingscampagne, 378
Pilgebruik, 816

Progrestativa-behandeling, gecastreerde kater, 650
Referaten, 203,246,529, 748, 749,821
Spoelwormbestrijding, 747
Sterilisatie, 695
Toxacara cali, 304,611
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Keizersnede, rund, 151,478

Keizersnede, Vicryl* of catgut-hechtingen, rund, 478
Kennelhoest-vaccins, effectiviteit, 244
Kerato-conjunctivitis sicca, 420
Kerato-conjunctivitis, rund, 82
Keuringsrapport paarden, 145
Kl-verenigingen, IBR-beleid, 331
Kippe-entstof-gebruik, duif, 698
Klauwen-desinfectie, rund, 163

Klinisch-epidemiologische parameters, melkcelgetal, 329

Kloneren, dieren, 367

KNMvD-Afdelingen

Afdeling Groningen-Drenthe, 165, 671
KNMvD-Algemeen

Pensioenregeling dierenarts-assistenten, 25
Hoe bij (de tijd) te blijven?, 26

Wat is de waarde van de zoeksystemen voor de dierenarts?, 28
KNMvD is verontrust..., 35

Code voor Goede Veterinaire Praktijkuitoefening, 66

Dagje uit, 69, 178,214,430

Een gewaarschuwd mens telt voor twee!, 72, 795

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke dierenartsen, 74, 705

Tien mille voor onderzoek diergeneeskunde, 108

Artikelen met BTW belast, 109

Heefl u zich al aangemeld als dierenarts?, 143

Code voor de dierenarts, 144

Keuringsrapport voor paarden herzien, 145,212

Oudste diergeneeskundige gezelschap in Nederland viert 150-jarig jubi-
leum, 165

De algemene betalingsvoorwaarden herzien, 178
Modelcontract voor kortdurende waarnemingen, 179
Sollicitatietraining: Koers bepalen bij werk zoeken, 179
Overvragen: met de beide benen op de grond blijven en een stap vooruit
doen, 207

Pitbull-terriër-regeling, 213

Overwerkvergoeding voor dierenartsen werkzaam bij de RVV, 213
Alsnog toepassing van de complementaire schalenmaatregel voor die-
renartsen RVV, 251

Kadervorming voor vrouwelijke dierenartsen, 251, 322

Tarieven voor asieldierenartsen, 252

Jaarverslag 1992 Groep Veterinaire Homoeopathie, 285

Naamswijziging Groep Veterinaire Homoeopathie, 286

In memoriam A. Vrijlandt, erelid Groep Veterinaire Homoeopathie, 287

Stafmedewerker publiciteit, 323

Standpunt met betrekking tot dierenartsenpraktijk gecombineerd met

een dierenwinkel, 323

Nota draagt bij tot beeldvorming, 324

Verboden groeibevorderaars, 354

Presentatie? Uw eigen creatie!, 355

Inventarisatie softwarepakketten gezelschapsdierenpraktijk, 356

Verslag cursus intrede in de praktijk, 390

Kadercursus voor beginners, 391

Animalium hominumque saluti, 425

Zonovergoten dagje uit, 430

Er is meer dat alle dierenartsen bindt dan ze scheidt, 460

Bijdrage structuurdisscussie, 460

Enquête automatisering, 461

Registreren, 461

Waar ben ik goed in?, 463

Publieksfolders, 463

Nieuw elan in GKZ, 497

Reünie vijfde studiejaar 1985-1986,498

Logboek, 534

Enquête onder dierenartsenpraktijken, 535,607

Kandidaat-voorzitter houdt niet van ontploffingen, 559

Project versterking farmaceutische scholing van de dierenarts, 561

Hoogleraar Apotheek, 562

Een veterinair antibioticumbeleid, 565

Veterinair antibioticumbeleid: geen sinecure, 568

\'Ja hoor, we hebben alles met proeven bewezen...\', 602

Najaarsdag 1993: Beter bekeken, 606, 670, 724

Logboek diergeneesmiddelen: te duur en teveel werk, 636

Anderhalve eeuw KNMvD, Afdeling Groningen-Drenthe, 671

Logboek moet kinderziekten nog krijgen, 755

Dierenartsen staan voor kwaliteit, 758

Drie-in-één-verzekering afsluiten in het weekend, 793

Computerprogramma\'s in de gezelschapsdierenpraktijk, 794

Golfclub gevonden, 795

Oud-voorzitter Mertens van de Ereraad: \' Ik filosofeer maar wat..\', 826

-ocr page 8-

Goed dat we het gedaan hebben, 828
Nieuw attest gemedicineerde voeders, 832
Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN
KNMvD-Algemeen Bestuur
Mededelingen, 638
Profielschets nieuwe voorzitter, 24
KNMvD-Bureau

Van het bureau, 32, 287, 795, 824
KNMvD-Commissies
Commissie Ethiek, 831
Commissie VDA, 74, 705
Tarievencommissie, 758
KNMvD-Dierenartsennetwerk
828

KNMvD-Diergeneeskundig Jaarboek
Diergeneeskundig Jaarboek 1994, 724, 762, 800
Ontbrekende gegevens, 466,537
KNMvD-Doorlopende Agenda
39, 76, 112, 148, 175, 182, 216,254,289,325, 358, 394,467,503, 538
573,609, 642, 677, 727, 762, 801, 836
KNMvD-Ereraad

Jaarverslag Ereraad 1992, 605
Publikatie van uitspraak Ereraad, 249
Publikatie van uitspraak Ereraad vanuit het Hoofdbestuur, 492
Van de Ereraad, De bestolen dierenarts, 428
Van de Ereraad, Taktic, 72
KNMvD-Federation of Veterinarians of the EC (FVE)

Animal Welfare Group van de FVE, 694
KNMvD-Financiële Dienstveriening

De arbeidsongeschiktheidsverzekering, 563,639, 759
Nieuwe regeling WAO, 564
KNMvD-Fiscaal-actueel
Eindejaarstips, 796

Keuzevermogen: Droomkeukens en andere verhalen, 760
Man/vrouw-maatschap, 496, 571
Meewerkende echtgenote: 9.000 gulden belastingvrij, 604
Miep Kraak-Helder en de fiscus, 833
KNMvD-Groepen
Groep Veterinaire Homoeopathic, 146,285,286, 287
(iroep Geneeskunde Gezelschapsdieren, 463,606, 670, 724
Groep Geneeskunde van het Rund, 251
Groep tlomoeopathisch-werkende Dierenartsen, 536, 571
Groep GKZ, 212, 348,497,637, 760
KNMvD-Hoofdbestuur

461,492,570,638, 832
KNMvD-ln Memoriam
Adrichem, P.W.M.,558
Anker, S. van den 533
Bruin, A.J., 24
EIgersma, A., 825
Frederiks,H.H.J.,754
Levy, S., 670
Makkinga, S., 793
Meijer, H., 705

Nadoom (Naaktgeboren), A.M., 534
Poulussen, J., 322
Stegehuis,G.J.,284
Straaten, W.Th., 754
Vegter, G.S.E., 142
Vries, J. de, 424
Wijhe,J.H.G.van,499
KNMvD-Jaarcongres en Algemene vergadering
Jaarcongres 1992

- Verslag, 33

- Na elf jaar weer terug in Utrecht, 588
Jaarcongres 1993; Congresthema:\' Arbeid(s)geschikt?\'

73, 143, 252, 287,323, 356, 391,429,464, 500, 535, 562,607

- Verslag Jaarcongres en Jaarrede 1993, 709

- Sportdag KNMvD 1993,392,429,463,498, 536, 562, 795

- Verslag sportdag, 706

140^ Algemene Vergadering 1993

- Kandidaatstellingen, 569

- Vacatures in besturen en commissies, 145

- Verslag van de 140^ Algemene Vergadering 1993, 725
KNMvD-Jubilea

Jubilea 1993,37
KNMvD-Nederlandse Vereniging van Dierenartsvrouwen
NVVD viert zilveren jubileum, 830

KNMvD-NOVAD Coöperatie Ideëel
Bestuur NOVAD Coöperatie Idecel, 462
Novad-Coöperatie Ideëel van start, 35

NOVAD en PAO organiseren infodag over elektronische berichtgeving,

KNMvD-PAO-Diergeneeskunde
Cursus PAO-Diergeneeskunde, 34

Cursussen Voorjaar 1993,38, 76, 111, 147, 181,216, 254,289,325,358
Cursu.ssen Najaar 1993, 393,431,466, 502,537,572,608,642,677
727, 762

Cursussen Najaar 1993, Voorjaar 1994, 800, 835

Jaarverslag 1992,484

Noot van de Stichting PAO-D, 91

PAO en NOVAD organiseren VAMPP Rund-cursus, 105

PAO in de educatie van dierenartsen, 578

Rectificatie, 39,432

Verslag van de PAO-D cursus Veterinaire Apotheek 1,90
KNMvD-Personalia
36, 108, 146, 179,214,252,288,324,356,392,430,464,501,536 606
640,675,726,761,798,834
KNMvD-Raad voor Specialisatie Diergeneeskunde
Annemiek Nap specialist Interne Geneeskunde, 549
Specialisatie in de diergeneeskunde, 594
Specialisme Veterinaire Diervoeding, 726
Registratie heeft gestalte gekrgen, 830
Veterinaire specialisten, 179
KNMvD-Stichtingen
Stichting Dienstverlening Dierenartsen, 390
Stichting voor Gezelschapsdieren, 197
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 500
KNMvD-Studentenverenigingen
DSK, Peerdepieten, 276, 374,462
DSK, Symposium \'Struisvogelpolitiek\', 823
DSK, XVI® Veterinaire Studenten Almanak, 814
Veterinair Di.spuut Unitas, Oud-ledendag, 625
Veterinaire Studenten Rijvereniging\'de Solleysel\', 12^ lustrum, 198
Veterinaire Studenten Rijvereniging \'de Solleysel\', Historisch gezel-
schap, 692
KNMvD-Vacaturebank

Nieuw gezicht vacaturebank, 461
KNMvD-Vedias

Wijziging Infonnatie-telefoonnummers, 603
KNMvD-Veehouder en dierenarts
251,535,606

Afscheid Bart Rutgers, 354
KNMvD-Voorjaarsdagen

Bestuurswisseling Commissie Voorjaarsdagen, 144
De gemengd practicus en de viwrjaarsdagen, 177
Even voorstellen, 178

Partnerprogramma voorjaarsdagen 1993, 108
Proceedings, Voorjaarsdagen 1993, contents, 2S
Voorjaarsdagen 1993: Wat hebben we te bieden, 108, 143
Voorjaarsdagen 1994, 760

Waltham reikt Award uit tijdens voor Voorjaarsdagen. 812
KNMvD-Wie is wie en wie doet wat?
Commissie Ethiek. 831
Stichting Dienstverlening Dierenartsen. 390
Tarievencommissie, 758
Koemelk-celgetal, 329
KONIJN

Konijnesyfilis, 238
Koninklijke Onderscheidingen, 380,445
Koop van dieren, 120
Kwee, rund, 648

LANDBOUWHUISDIEREN
Attest gemedicineerde voeders, 832
Bedrijfsbegeleiding, 482,519
Certificering, veterinaire, 130

Diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders, 16, 238,626

Embryotechnologie, ethiek, 645

Ethiek, embryotechnologie, 645

Gemedicineerde voeders, attest, 832

Gemedicineerde voeders, diergeneesmiddelen, 16,238,626

-ocr page 9-

Koop van dieren, 120
Logboek, 534, 636, 755, 757
Nitrofuranen-verbod, 831
Noodslachtingen, 786

Registratie diergeneesmiddelen, gemedicineerdevoeders, 16,238, 626
Verbod nitrofuranen, 831
Verborgen gebreken bij dieren, 120
Veterinaire certificering, 130

Zie ook GEIT, PAARD, PLUIMVEE, RUND, SCHAAP, VARKEN en
VLEESKALVEREN
Laten schieten melk, oxytocine-gebruik. rund, 454
Leptospira hardjo, epidemiologie, schaap, 433
Leptospirose, zeugen, 769
Leveraandoeningen, echografie, hond. 335
Leverbotinfectie, prenatale, rund, 41
Literatuurinformatiesystemen, 26, 28
Logboek, 534,636, 755, 757
Loopsheid, afbreken, hond, 818
Los processus coronoideus (LPC), 552
Lymfosarcoom. paard, 264

M

Mammae, fibro-epitheliale hyperplasie. kat. 650
Man/vrouw maatschap. 496. 571
Matemale immuniteit. Ziekte van Aujeszky, 729
Mededeling. 274

Medicamenteuze therapie, sexueel hyperactieve hond, 817
Medroxy-progesteron-acetaat-injectie, hond, 818
Medroxy-progesteron acetaat, hond, 66
Meetnetten, varkensgezondheidszorg. 405
Melkziekte-preventie, rund. 266,381
MICROBIOLOGIE
Milieu, 8

Mineralen-noodzaak, rundveevoeding, 79
Minor species, 4
Moraxella bovis, 82
Mortellaro, ziekte van, 116
Mycobacterium bovis, 541
Mycotoxinen, varkenshouderij, 46

n

Narcolepsie, paard, 765
Navelstreng, te kort afgebroken, rund, 101. 199
NCD-bestrijding, pluimvee, 241
NCD-problcmatiek, oorzaken, 370
Niet anoniem, 787
Nederlandse vleeskeuring. 91
Neospora caninum, 397
Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW), 120
NIEUWS VAN DE INDUSTRIE
60. 96. 136. 170,201,243, 321, 348,377,418.451.491. 530.632. 663,
704,744.823
Nitrofuranen-verbod. 831
Noodslachtingen. 786

o

Occipitale dysplasie, dwergkeeshond. 327
Oestruspreventie, hond, 816
Off-label-use, 4
Oleander-intoxicatie, kat, 436
ONCOLOGIE

Adenoom hypofyse, pony, 298
Fibro-epitheliale hyperplasie, mammae, kat, 650
In.sulinoom, 416
Lymfosarcoom, paard, 264
Onthoomen, kalf, 263
Ontwormingscampagne, hond en kat, 378
Opiumwetmiddelen, voorraadopgave, 170
Orphan drugs, 4

Osteochondritis dissecans (OCD), 551

Otitis externa, hond, 87
Ovario-hysterectomie, hond, 816
Ovulatie-interval, varken, 505
Oxytocine-gebruik. laten schieten melk. rund. 454

PAARD

Aankoopkeuring, 526
ACTH, pony, 298
Adenoom hypofyse, pony, 298
Coecum-in-colon invaginatie, 161
Cortisol, pony, 298
Cushing, ziekte van, pony, 298
Ehrlichia equi, 227

Equine granulocytaire ehrlichiosis (EGE). 227

Grass sickness, 365

Huidlaesies, 161

Hyperglycemic, pony, 298

Invaginatie, coecum-in-colon. 161

Keuringsrapport. 145,212

Lymfosarcoom, 264

Narcolepsie, 765

Pijnstilleronderzoek, 526

Referaten, 139, 246,279, 317,383, 384,456,634.699, 700. 749, 791
Salmonellose, 472. 515
Ziekte van Cushing. pony, 298
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Papegaai, voeding, 526
Parken, Toxocara-eieren, 611
Parvovirus, zeugen, 769

Pasteurella anatipestifer, slachteenden, 469, 515

Pensioenregeling, dierenarts-assistenten, 25

Perinatale sterfte, kalf, 684

Pijnstilleronderzoek, aankoopkeuring, paard, 526

Pilgebruik, kat, 816

PittbulI-verbod,88,213

PLUIMVEE

Alternatieven, huisvesting, leghennen, 445
Aspergillusflavus-\'mkQXK. slachtkuikens, 511
Autovaccin,
Pasteurella anatipestifer, slachteenden,469,515
Clinafarm* (EnilconazoIe)-desinfectie, slachtkuikens, 511
Doden van eendagskuikens, 138
Eendagskuikens. doden van, 138
Enilconazole (Clinafarm*)-desinfectie. slachtkuikens, 511
Huisvesting, alternatieven, leghennen, 445
Kalkoen, 103
NCD-bestrijding, 241
NCD-problematiek. oorzaken. 370
Pasteurella anatipestifer, slachteenden. 469, 515
Referaten, 103, 104, 528,601, 748, 821
Salmonella enteritidis, 665
Uitlaadverbod, vleeskuikens, 242,346
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN en VOGELS
Polymyositis, hond, 397
Polyradiculoneuritis, hond, 397
Pony zie PAARD

Post academisch onderwijs, dierenartsen. 578
Prenatale leverbotinfectie, rund, 41

Privacy-gedragsregels. diergeneesmiddelenindustrie, 20. 815
Proefonthefflngen, diergeneesmiddelen, 200
Progrestativa-behandeling, gecastreerde kater, 650
Projectvoorstel biotechnologie, 310
Prostaglandine-behandeling, pyometra, hond, 818
Publieksfolders, gezelschapsdieren, 463
Pyometra, prostaglandine-behandeling, hond, 818

Recidiverende tympanie, kalf, 10, 346

Rectaal onderzoek, transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV), 514

Rectificatie, 39, 89, 346,445,462

Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten ((RBD), 788

Registratie diergeneesmiddelen, 16, 308, 735

Registratie diergeneesmiddelen, gemedicineerde voeders, 16

-ocr page 10-

RESIDUEN
Antibiotica-residuen, milieu, 8
Antibiotica-residuen, slachtdieren, 293
Antibiotica-residuen, melk, 133

Zie ook ANTIMICROBIëLE THERAPIE, INTOXICATIES en VLEES-
KEURING

Röntgendiagnostiek, skeletafwijkingen, hond, 745
RUND

B-Agonisten en hormonen, controle-programma 379

Asfyxie, kalf, 684

Ballonsonde-gebmik, kalf, 10, 346

Boviene Leukaemia Virus (BLV). transmissie, 514

Bovine Leucocyte Adhesion Deficiency (BLAD), 183

Brucella abortus, epidemiologie, 679

Calcium-chloride (CaCl2), caustisch effect, 266, 381

Coagulase negatieve stafylokokken (CNS), nieuwmelkte vaarzen 332

659, 660

Controle-programma, B-agonisten en hormonen, 379

Deosan-Rapid Mastitis Test Kit (RMTK), evaluatie, 329

Dermatitis digitalis, 116

Diarree, kalf, 600

Dierziektebestrijding, 778

Droogzetters, wachttijd, 791

Epidemiologie, Brucella abortus, 679

Fertiliteit, 257

Gonadotroop releasing hormoon (GnRH), 257

Hoestende volwassen runderen, 66

IBR, marker-vaccins en diagnostische test, 89

IBR-beleid, Kl-verenigingen, 331

IBR-bestrijding,3I4

IBR-vaccin, 300

Infectieuze kalverdiarree, 731

Intersex-diagnostiek, 648

Kalverdiarree, infectieuze, 731

Keizersnede, 151,478

Keizersnede, Vicryl» of catgut-hechtingen, 478
Kerato-conjunctivitis, 82
Kl-verenigingen, IBR-beleid, 331
Klauwen-desinfectie, 163

Klinisch-epidemiologische parameters, melkcelgetal, 329
Koemelk-celgetal, 329
Kwee, 648

Laten schieten melk, oxytocine-gebruik, 454
Leverbotinfectie, prenatale, 41
Melkziekte-preventie, 266,381
Mineralen-noodzaak, rundveevoeding, 79
MoraxeUa bovis, 82
Mortellaro. ziekte van, 116
Mycobacterium bovis, 541
Navelstreng, te kort afgebroken, 101, 198
Onthoomen, kalf, 263

Oxytocine-gebruik, laten schieten melk, 454
Perinatale sterfte, kalf, 684
Prenatale leverbotinfectie, 41
Recidiverende tympanie, kalf, 10, 346

Rectaal onderzoek, transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV) 514

Referaten. 174, 279, 317, 350, 384,456, 661

Rundertuberculose, 541

Rundveevoeding, mineralen-noodzaak, 79

Salmonella duhiin, 82

Sectiebevindingen, 151

Seleniumwaarden, bloed, 454

Spenenverwijdering, 263

Therapie witvuilen, 100

Transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV), rectaal onderzoek, 514
Tuberculose, 202.418,541
Tympanie, recidiverende, kalf, 10, 346
Uierinfecties, nieuwmelkte vaarzen, 332,659, 660
Vicryl* of catgut-hechtingen, keizersnede, 478
Wachttijd, droogzetters, 791
Witvuilen, therapie, 100
Ziekte van Mortellaro, 116
Zware partus, vaars, 316
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Rundertuberculose. 541
Rundveevoeding, mineralen-noodzaak. 79
RVV-dierenartsen.213.251

Salmonella duhiin, rund. 82
Salmonella enteritidis, pluimvee. 665
Salmonella typhimurium, vleeskalveren. 301
Salmonellose, 306
Salmonellose, paard, 472, 515
SCHAAP

Echografie, 696

Epidemiologie, Leptospira hardjo, 433
Identificatie en registratie, 413
Leptospira hardjo. 433
Referaten, 104
Sponzen, 100

Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Schurftbehandeling, cavia, 42
Sectiebevindingen, geit, 361
Sectiebevindingen, rund, 151
Seleniumwaarden, bloed, rund, 454
Sexueel hyperactieve hond, medicamenteuze therapie, 817
Skeletafwijkingen, röntgendiagnostiek, hond, 745
Soortelijk gewicht, urine, hond, 453
Specialisatie, diergeneeskundige, 594
Spenenverwijdering, rund, 263
Spoelwormbestrijding, hond en kat, 747
Sponzen, schaap, 100
Status epilepticus, hond, 615
Sterilisatie, kat, 695

Stichting Dienstverlening Dierenartsen, 390
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 500
Stichting voor Gezelschapsdieren, 197
Strychnine-intoxicatie, hond, 67, 302
STUDENTENREFERATEN
Overzicht studentenreferaten, 62. 352.664

Alloplastiek bij de behandeling van grote buikwanddefecten bij grote
huisdieren. 206

Bloedkweken bij landbouwhuisdieren. 532

Chronische proliferatieve tepeltopaandoeningen bij het rund. 531

Cryptosporidiose bij het veulen, 422

De bedwelming van slachtvarkens: Elektrisch versus C02-gas, 531
De hoogproduktieve koe, meer door aandoeningen geveld?, 280
De invloed van het stalklimaat op de prevalentie van pleuritis bij zeugen.

De mogelijkheden van een intrademiale test als diagnosticum voor
voedselallergie bij kalveren. 102

De oxytocine-afgifte tijdens de partus en de invloed van stress hierop
600

De praam: de rol van de N. infraorbitalis, 206
De urine corticoïd/creatinine ratio:Nieuvv diagnosticum voor de ziekte
van Cushing bij de kat? Literatuurstudie en eigen onderzoek, 63
Diabetes mellitus bij het paard, 422

Enkele aspecten van infecties met Leptospira interrogans bij dier en
mens, 103

Epidemiologie van het humaan re.spiratoir syncytieel virus,247
Fcniliteit van de hengst; een quantificering van het reproduktieresultaat.

Hedendaagse inzichten in de etiologie van comage. 600

Het belang van een goede mens-dier-relatie in de intensieve veehouderij.

Het celgetal van de melk op biologisch-dynamische bedrijven.62
Het IBD-virus. vaccinatie en epidemiologie, 247
Hoe kiest men een hond?, 62

Hyaluronzuuren zijn toepassingsmogelijkheden bij gewrichtsaandoe-
ningen bij het paard. 457

Hyperthermie als behandelingsmethode van spontane tumoren bij de
hond en kat. 458

Hypogammaglobulinemie bij het neonatale veulen. 530
Injecteerbaar elektronisch identificatie- en registratiesysteem, 665
Katteziekte- en niesziekte-vaccinatie: werkzaamheid en veiligheid, 351
Literatuuronderzoek naar het potentieel gebruik van foetaal kalfsserum
in industrie en onderzoeksinstituten, 530

Medetomidine/fentanyl anesthesie voorovariohysterectomie bij de
hond, 556

Mond- en klauwzeer-enting: Risico van stopzetten, 174
Ovariumtumoren bij een aantal grote en kleine huisdieren, 385
Perinatale sterfte bij kalveren: een diagnostisch protocol, 751
Tandhalslaesies bij katten, 635

-ocr page 11-

Veulenziekten: Een retrospectief onderzoek. 63
Vleesvarkens vrij van dysenterie; reële kans of utopia?, 102
Vluchtige vetzuren en biggen met speendiarree: Wat moeten we ermee?,
63

Studie diergeneeskunde, 576, 581

Swine Vesicular Disease (SVD), 311,380, 550

Systemische lupus erythematodes (SLE), hond, 185

Tablettype, aspirine, hond, 439
Taktic-gebruik. hond, 72
Taxusvergiftiging, 134

Technologische toepassingen bij dieren, ethische aspecten. 367

Tekenkoorts, hond, 381

Terugkomen, zeugen, 769

Therapie witvuilen, rund, 100

Therapieën, bijzondere gezelschapsdieren, 4

TIJDSCHRIFT voor DIERGENEESKUNDE

Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1992, 199, 247,310,313
Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1993, 356, 385, 391,416,
423,452,463, 501, 527,529, 548,551, 556,561, 564, 604,606,634,
698, 701,704, 788, 795,810, 820, 822, 829, 832
Errata, 515

Hoofdredactie, 3,232,575

Ingezonden, 59,96. 138, 199,242,243, 346,381,418,419, 524, 631,
698,757, 823

Kopij op diskette. 587,601,623, 663,693,700,756,791,813,824
Mededeling, 274
Niet anoniem, 787

Nieuws van de industrie, 60,96, 136, 170,201,243, 321,419.451,491.

530,632, 663, 704, 744, 823

Op verwijzing, 10, 161,335,436,615

Rectificatie, 39, 89, 346,423,445,462

Redactionele Kolom, 3

Studentenreferaten, 62, 102, 174, 206,247, 280, 351, 352, 385,422,457,

530, 556,600,635, 664,665, 702,751

Van de redactie, 575

Verkeerd geschoten, 640

Verontschuldiging, 490

Vraag en antwoord, 21,66, 100, 101, 163, 175,202,244,263,268, 300,
302.314, 315, 316,331,349, 381,382,420,453,454,491, 526, 527,
551,553, 600,628, 629,663,695,696, 745, 747, 791, 816
Wat is uw diagnose?, 659 652; 823 824
Toekomstige varkenshouderij, 443
Toekomstvisie, diergeneeskundig beroep, 596
Toepassingsgebieden, varkensgezonheidszorg, 405
Torsio mesenterialis, hond, 115
Toxacari canis, 304,611
Toxacara cali, 304, 611
Toxacarose, 304, 611

Transmissie Boviene Leukaemia Virus (BLV). rectaal onderzoek, 514
Trimethoprim, drachtige zeug, 59
Tuberculose, rund, 202,418, 541
Tympanie, recidiverende, kalf, 10, 346

u

Uierinfecties, nieuwemelkte vaarzen, 332,659,660
Uitlaadverbod, vleeskuikens, 242, 346
Ulcus rodens, hond. 453
Urine, soortelijk gewicht, hond. 453

V

Vaccinatieschema. Ziekte van Aujeszky, 729
VARIA

Smakelijk bestek, 198
Varkenslever als stoplap, 17
Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN
VARKEN

Aujeszky, ziekte van, 729
Blaasjesziekte, 311, 380,550

Dekmanagement, 505
Diagnostiek ziekten, 156
Economische schade, varkenshouderij, 769
Embryonale sterfte, 505
GVP, IKB-varkenshouderij. 69
Histologisch onderzoek hersenen, 156
IKB-varkenshouderij, GVP. 69,522
Leptospirose, zeugen, 769
Matemale immuniteit. Ziekte van Aujeszky, 729
Meetnetten, varkensgezondheidszorg, 405
Mycotoxinen, varkenshouderij, 46
Ovulatie-interval, 505
Parvovirus, zeugen, 769
Referaten, 61,246, 318, 699
Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten ((RBD), 788
Swine Vesicular Disease (SVD), 31 1, 380, 550
Terugkomen, zeugen, 769
Toekomstige varkenshouderij. 443
Toepassingsgebieden, varkensgezonheidszorg. 405
Trimethoprim, drachtige zeug. 59
Vaccinatieschema. Ziekte van Aujeszky, 729
Varkensgezondheidszorg. 405
Ziekte van Aujeszky, 729
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Varkensgezondheidszorg, meetnetten, 405
VD-Besmettelijke Dierziekten

22, 126,381,452,550, 633,790
VD-Mededelingen

De stand van zaken ten aanzien van pseudovogelpest (NCD) in
Nederland (27 april 1993), 349
Maatregelen bestrijding blaasjesziekte aangepast, 550
Pseudovogelpest in Nederland, 96
Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten ((RBD), 788
Swine Vesicular Disease (SVD), 380
VS verklaren Nederland vrij van Mond- en Klauwzeer, 418
Veehouder en dierenarts zie KN MvD-Veehouder en dierenarts
Verbod nitrofuranen, 831
Verborgen gebreken bij dieren, 120
Verkeerd geschoten. 640
Verontschuldiging. 490
Veterinair antibioticagebruik, 172
Veterinair antibioticumbeleid, 565
Veterinair Geneesmiddelen Registratiesysteem, 602
Veterinaire certificering, 130
VETERINAIRE HISTORIE

Anderhalve eeuw KNMvD, Afdeling Groningen-Drenthe, 671
Museum beschikt over apotheekopstand, 309

Oudste diergeneeskundige gezelschap in Nederland viert 150-jarig jubi-
leum. 165

Prehistorische medische adviezen, 56
VHI-Mededelingen

Controle van proefontheffingen voor diergeneesmiddelen, 200
Controle-programma op B-agonisten en hormonen bij meststieren en af-
gemolken koeien, 379

Het aantal gevallen van salmonellose bij de mens per jaar in Nederland,
306

Ontwormingscampagne honden en katten, 378

Salmonella enierilidis-bcwakine en -bestrijding bij reproductiepluimvee

in 1992,665

Toxacara species, ongenode gasten, 304
Veterinair antibioticagebruik en volksgezondheid, 172
Vicryl® of catgut-hechtingen, keizersnede, rund, 478
Vissen zie BIJZONDERE DIEREN
VLEESKALVEREN

Doxycycline-vergiftiging, 803
Salmonella tvphimurium, 301
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
VLEESKEURING

Amerikaanse vleeskeuring, 309
Belgische vleeskeuring, 91
Antibiotica-residuen, slachtdieren, 293
ATP-bepaling, slachtdieren, 293
Controle-programma, B-agonisten en hormonen, 379
Nederlandse vleeskeuring, 91
Noodslachtingen. 786

B-Agonisten en hormonen, controle-programma, 379
Zie ook RESIDUEN
VLEESTECHNOLOGIE

-ocr page 12-

Referaten, 61
Vleesvee, zie VLEESKALVEREN
Voedingsallergie, West Highland White terriër, 315
VOEDINGSMIDDELENHYGIëNE

Referaten, 104, 139, 173, 174, 204,351,455,528, 661
Voedingssupplementen, homeopathische, 660
Voeropname, aspirine, hond, 439
VOGELS
Duif, 402,698
Vogelgeneeskunde, 804
Zie ook PLUIMVEE
Volksgezondheid, 172

Vooijaarsdagen zie KNMvD-Voorjaarsdagen
Voorraadopgave opiumwetmiddelen, 170
VRAAG EN ANTWOORD

Aansprakelijkheid dierenarts, 175

Afbreken loopsheid, 818

Antiloopsheidinjectie, 816

Behandeling van witvuilen, 100

Benaderingswijzen OCD/LCD, 551

Bestrijding spoelwormen, 747

Betere diagnose door anamnese en röntgenfoto\'s, 745

Castreren van katers, 314

Chlamydia psittaci, 66

Desinfecteren van klauwen van koeien, 163

Diagnose diarree bij de hond, 21

Diarree van het kalf, 600

Dikke darm-diarree, 268

Effectiviteit \'kennelhoest\' vaccins, 244,490

Gedragscorrigerende castratie, 663

Het s.g. van de urine, 453

Hoe lang mag een schapespons blijven zitten?, 100
Hoestende volwassen runderen, 66
Huismiddel tegen braken, 100
IBR,33I

Injectie met medroxy-progesteron acetaat, 66
Injectie met medroxy-progesteron-acetaat, 818
Katten na sterilisatie, 695
Kerato-conjunctivitis sicca, 420
Lage Seleniumstatus, 454,494
Nederland IBR-vrij?, 314
Oestrus-preventie bij de hond, 816
Onthoomen kalveren en wegnemen spenen, 263
Opheffen krampen bij de hond, 67
Ovario-hysterectomie, 816
Oxytocine, 454

Pijnstilleronderzoek bij aankoopkeuringen, 526

Prik tegen de jeuk, 553,628

Prostaglandines, 818

Sexueel-hyperactieve hond, 817

Speling der natuur, 663

Te kort afgebroken navelstreng, 101

Tekenkoorts, 381

Telling van ongeboren lammeren bij schapen met behulp van echografie,
696

Test kwaliteitsnormen van melk, 349
Tuberculose bij runderen, 202
Vaccin tgenlBR, 300
Vlees met strychnine, 302
Voederadvies Beo, 527
Voedingsallergie bij de Westie, 315
Voer voor papegaai, 526
Wachttijd bij droogzetters, 791
Wanneer met de poezenpil beginnen?, 816
Wat verstaat men onder een \'Ulcus rodens\'?, 453
Witte uitslag bij vissen, 629
Zeer zwaar afgekalfde vaars, 316,382
VROUW

Referaten, 318

Rottweiler-reu, 659 662
West Highland White terriër, voedingsallergie, 315
WETGEVING

Diergeneesmiddelenwet, 4, 16
Witvuilen, therapie, rund, 100

Zandbakken, Toxocara-eieren, 611
Ziekte van Aujeszky, 729
Ziekte van Cushing, pony, 298
Ziekte van Mortellaro, 116
ZOÖNOSEN

Salmonellose, 306
Toxocarose, 304, 611
Zware partus, vaars, 316

Losse inleggers in 1993

T.v.D. 15 maart 1993 Inlegger Voorjaarsdagen 1993
T.v.D. I april 1993 Inlegger \'Dag van het aangespannen paard\'
T.v.D. I mei 1993 Inlegger Veterinair laboratorium Z.O.Drenthe
T.v.D. I5juni 1993 InleggerZeisterdagen 1993

w

Wachttijd, droogzetters, rund, 791
WAO-regeling, 564
WAT IS UW DIAGNOSE
Kooiker-reu, 823 824

Samengesteld door drs. G.Th.A. Menges, Woerden

-ocr page 13-

1 JANUARI 1 993

3 J

DEEL 118, AFLEVERING 1 " V. 7
ISSN G04G-7453

BIBLIOTHEEK DER
BJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

-ocr page 14-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

Eén dosis Terramycin®/LA
geeft betere resultaten dan een
dubbele dosis (20 mg/kg) gewone
oxytetracyeline 10% injectie. Dit
is de uitkomst van een onderzoek.

In dit onderzoek hebben we
kalveren eerst met oxytetracyeline
geïnjecteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytica. En dan blijkt zon-
neklaar dat Terramycin®/LA de

Animal Health

klinische symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan de dub-
bele dosis Oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de bestrijding
van Pasteurella haemolytica bij
kalveren. Maar het is ook op
dezelfde manier aangetoond bij de
bestrijding van pleuro{)neumonie
bij varkens.

Eén dosis Terramycin®/LA ver-
mindert de klinische symptomen
aanzienlijk. En dat konden we na
toediening van een dubbele dosis

Oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen het
eerder gedane farmacokinetische
onderzoek: betere serumconcen-
traties na 36 uur, betere halfwaar-
detijd en betere biologische be-
schikbaarheid.

Wilt u dus de beste resultaten
kies dan voor Terramycin®/LA.

teriamycinyla

Klinische proeven
zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 8145, 3009 AC Rotterdam, tel. 010-4215122.

-ocr page 15-

Tijdschrift

vüqr

Diergeneeskunde

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 11 a, aflevering i. i januari 1993

Inhoud

V^ETENSCHAP

Redactionele kolom 3

□ verzichts artikelen

Problemen bij en aanbevelingen voor de behandeling van bijzondere gezelschapsdieren;

Geny M. Dorreslein 4

Overige artikelen

Mogelijke effecten van antibiotica-residuen in dierlijke mest op het milieu; S. van Gooi 8

□p verwijzing

Obstructie van de neusgang door een ballonsonde bij een kat; Astrid B. M. Rijkenhuiien 10

Boekbespreking 12

Berichten en verslagen

Definitief danwel voorlopig geregistreerde diergeneesmiddelen voor verwerking

in gemedicineerde voeders

Varkenslevers als stoplap

DSK \'kwaliteit en elan\'

Mycoplasma\'s verdienen aandacht

Weekenddienstregeling voor spoedgevallen fractuurbehandeling
Voorstschrijdende verdinglijking van het dier;
iV. Sybesma

Cursussen en congressen
Nieuw(S) van de industrie
Boekbespreking
Vraag en antwoord

Diagnose diarree bij de hond; R. M. Ban

ACTUA

16

17

18
18
19

19

20
20
20

21
22

Mededelingen VD

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

Orale rehydratie bij kalveren:

het enige rehydratiepreparaat met Lactosérum " voor een natuurlijk herstel.

• isotoon

• uitgebalanceerde natrium/substraatverhouding

• bevat kalium en bevat bicarbonaat precursors

virbac

diergeneesmiddelen

-ocr page 16-

colofon

Hoofdredactie

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Ga«g
Prof. dr. J. E. van Dijk
Prof. dr. G. H. Wenünk
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Dr. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

Wetenschappelijke redactie

Uis. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Rorida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Stons, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'l Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. R A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oiischot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Pedeisen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof. dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schat (Ithaca, New York. U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. P F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

Bureau-redacteur

R G. J M. Haring

Redactie Adviesraad

In deze raad zijn veriegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 Il/fax 030 - 51 1787).

Abonnementsprijs

Het Tydschri/t mor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
hel Hoofdbestuur.

Postgiro/Bank

Postgirorek. SI 1606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V., Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V., Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (lei. 03462-61304,
fax 03462-64565).

Advertenties

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

Hqe bij de tijd

te blijven?
(foto: R. Kuiper)
(zie pagina 26)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan
8 - 10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

Secretariaat

Hoofdbestuur

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te GiCfel, secretaris

Desiree Raasing
Roelof-Jan de Haan
S. L. Oostindiën

Stafmedewerkers Mw. dis. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond

Chef de bureau

Vacaturebank

Administrateur

24

24

25

26
28

33

34

35

35

36

38

39

nhgud (vervolg omslag)
KNMvD

In memoriam
Algemeen

Van het Algemeen Bestuur
Pensioenregeling voor dierenarts-assistenten
Hoe bij de tijd te blijven?

Wat is de waarde van de zoeksystemen voor de dierenarts

Jaarcongres 1992

Cursus PAO-Diergeneeskunde

NOVAD-coöperatie Ideëel van start

De KNMvD is verontrust

Personalia

PAÜ-diergeneeskunde
Doorlopende agenda

10

Contents

Review papers

Problems and advice concerning the treatment of unusual companion animals;
Gerry A4. Dorrestein

Other papers

Possible environmental effects of antibiotic residues in animal manure; s. van Cool

Clinical referrals

Obstruction of the nostrils by a balloon catheter in a calf; Astrid B. M. Rijkenhuizen

All rights reserved

(Papers appearing in ihis journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts.
Cambridge Scientific Abstracts).

Richtlijnen voor auteuis (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt, d.m.v. druk, miaofilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur.

-ocr page 17-

Redactionele kolom

Tijdschrift blijft

volop in beweging

Het afgelopen jaar heeft meer veranderingen in het tijdschrift

teweeggebracht dan menig jaar daarvoor

Dat geldt zowel voor personen als voor zaken

Na een periode van bijna 24 jaar nam de redacteur-secretaris, de

heer J. de Geus, afscheid en mocht z\'n opvolger, de heer R.

Haring, in een veranderende periodiek z \'n eigen weg proberen te

vinden

Prof.dr. W. Misdorp moest reglementair de Hoofdredactie
verlaten Zo\'n aimable lid met een zeer belangrijke inbreng, niet
in het minst door zijn grote betrokkenheid mist men natuurlijk
steeds opnieuw.

Prof.dr J.E. van Dijk was gelukkig bereid om als opvolger zijn
plaats in te nemen

De voorgenomen versterking van de verslaggeving kwam door
verschillende omstandigheden helaas niet van de grond Dit is in
verschillende opzichten zeer te betreuren.

Naast de vrij rigoureuze verandering van het uiterlijk werd
gestaag doorgewerkt om de leesbaarheid te verbeteren
De redactie is zich terdege bewust dat het doel, een tijdschrift te
maken dat door de lezers met plezier gelezen wordt en tevens een
zeer nuttige informatiebron is, nog lang niet bereikt is. Hoewelje
niet iedere lezer tevreden kunt stellen, streeft de redactie naar een
zo groot mogelijke verscheidenheid aan artikelen.
Ze is velen grote dank verschuldigd voor hun adviezen en
raadgevingen.

De Redactie Adviesraad (RAR) mag hierbij met ere worden
genoemd

De beperkingen van een tijdschrift als communicatiemiddel,
zijn in de wereld van de moderne informatie-overdracht evident.
Samen met anderen is het geheel van de kenniso verdracht met de
daarbij behorende literatuur-zoeksystemen tegen het licht ge-
houden in een bijeenkomst getiteld \'Bij (de tijd) blijven\'.
Een verslag ervan met de belangrijkste conclusies staat in deze
aflevering.

De KNMvD als beroepsvereniging wil de dierenartsen kennis
laten nemen van de moderne media. De beroepsuitoefenaar kan
hierdoor z \'n eigen weg zoeken door de nieuwste ontwikkelingen
in z\'n eigen vakgebied en blijft dientengevolge op de hoogte.
Dit is gezien vanuit de concurrentie- en inkomenspositie van de
dierenarts van groot belang.

Vandaar dat in de eerste aflevering van de nieuwe jaargang extra
aandacht wordt besteed aan deze ontwikkelingen
De redactie heeft in dit kader besloten om bij de Veterinary
Quarterly ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan iedere
abonnee een floppy te sturen met alle abstracts van artikelen van
de voorgaande jaargangen.

Voordat een tijdschrift gelezen wordt moeten er schrijvers van
artikelen zijn Niet alleen van onberispelijk wetenschappelijke
maar zeker ook van voor practici belangwekkende artikelen.
Het één sluit het andere natuurlijk niet uit
A If Wight, zelf dierenarts en de schrijver van de bekende boeken
over James Herriot, stelt in een interview in het weekblad Time

International (Il-12-\'92) dat met de ontwikkeling van de
wetenschap in ons vak het lachen dien overeenkomstig is
verminderd

Practici worden hierbij opgeroepen om artikelen te schrijven die
de collegae informeren over zaken die het eirubtadium van de
wetenschappelijke analyse nog niet hebben bereikt.
Het hoeft per se niet tot lachen te leiden een glimlach van
herkenning is al genoeg.

De redactie gaat voortin het verder aanpassen van het tijdschrift.
Er komen onder meer nieuwe logo\'s voor de rubrieken in de
plaats van tekst. Het papier wordt glimmend en het ligt in de
bedoeling om per jaar enkele thema-afleveringen uit geven In
juni bijvoorbeeld komt er een speciale aflevering over de
opleiding van de dierenarts, zoals deze gestalte krijgt in de
komende jaren

Tenslotte wenst de redactie alle lezers veel voorspoed in het
nieuwe jaar toe.

Ze spreekt de hoop uit dat het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
daarbij, een nuttige rol mag vervullen

Hoofdredactie

-ocr page 18-

Overzichtsartikelen

Problemen bij en aanbevelingen vgür de

behandeling van bijzondere
gezelschapsdieren

Problems and advice concerning the treatment of unusual companion animals

Gerry M. Dorrestein^

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 4 ■ 7

SAMENVATTING
Voor het behandelen van vogels en andere bijzondere gezel-
schapsdieren is de dierenarts vaak aangewezen op gegevens van
andere diersoorten en de mens. Vaak moeten doseringen
geëxtrapoleerd worden en bestaan er weinig, of slechts empiri-
sche gegevens over farmacologie, toxiciteit, effectiviteit, etc. Op
basis van wat wel bekend is, en dan vooral bij de \'gewone\'
gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren, blijken er grote
verschillen te kunnen bestaan in farmacokinetiek en farmacody-
namiek veroorzaakt door verschillen in opname, verdeling van
het geneesmiddel, metabolisme en eliminatie. Anatomische,
fysiologische en genetische verschillen liggen hieraan ten
grondslag. Bij koudbloedige dieren speelt de omgevingstempera-
tuur een belangrijke rol bij de eliminatie van lichaamsvreemde
stoffen

Het bijzondere karakter en de aard van het bijzondere gezel-
schapsdier, zootechniek, voedingsgewoonten, huisvesting, etc.
.stellen vaak aanvullende bijzondere en creatieve eisen aan de
toediening van het geneesmiddel

Na het inwerking treden van de Diergeneesmiddelenwet zijn
bovendien begrippen als\'off-label-use\', \'orphan drugs\'en \'minor
species\' een rol gaan spelen

SUMMARY

When wanting to treat birds and other unusual companion
animals, veterinarians must often refer to data for other animal
species and humans. Doses must often be extrapolated from data
for other animals, and there is little, or only empirical,
information about pharmacology, toxicity, effectiveness, etc. On
the basis of what is known, and especially for \'ordinary\'
companion animals and farm animals, the pharmacokinetics
and pharmacodynamics of drugs vary considerably as a result of
species differences in drug absorpion, distribution, metabolism
and elimination Differences in anatomy, physiology and gene-
tics underlie these variations. For instance, environmental
temperature is important in the elimination of drugs by cold-
blooded animals.

The character and nature of unusual companion animals, their
zootechnics, feeding habits, housing requirements etc. often
require special and imaginative solutions to the problem of how
to administer veterinary medicines. Moreover, when the Veteri-
nary Medicine Act becomes law, terms such as \'off-label use\',
\'orphan drugs\' and \'minor species\' will also play a role.

INLEIDING

Er zijn meer dan 400 soorten zoogdieren, 9000 soorten vogels
en 4000 soorten reptielen en amfibieën. Als bijzonder gezel-

\' Dr. Gerry M. Dorreslein. vakgroep Pathologie, afdeling Laboraioriuiti en Bijzondere
Dieren. Faculteit Diergeneeskunde. Yalelaan I, 3584 CL Uirechi.

schapsdier worden vooral gehouden konijnen en knaagdieren
(gerbils, hamsters, muizen, ratten, degu\'s en cavia\'s); duiven
(post- en sierduiven), zangvogels (w.o. kanaries, tropische
vogels), papegaai-achtigen, en roofvogels; reptielen (slangen,
schildpadden, leguanen en hagedissen) en amfibieën. Veelal
zullen geen geregistreerde diergeneesmiddelen voor deze species
beschikbaar zijn. De belangrijkste mogelijkheid voor behande-
ling is geregeld via \'magistrale bereiding\' van (dier)geneesmid-
delen die geregistreerd zijn voor mens en andere diersoorten.
Hoewel voor sommige bijzondere gezelschapsdieren (konijn,
postduif, papegaai) de toepassing van geneesmiddelen steeds
meer gebaseerd wordt op onderzoeksgegevens, zijn de meerder-
heid van de doseringen voor vogels en bijzondere gezelschaps-
dieren nog steeds gebaseerd op empirische gegevens, vaak
afgeleid van de behandeling en indicaties bij mens en huisdieren.
Uitgaande van dit gegeven kunnen een aantal essentiële
gegevens bijdragen tot een meer verantwoorde toediening van
geneesmiddelen aan deze dieren. Een belangrijke steun tot
de juiste keuze te komen (een \'educated guess\') is kennis over:

— diagnostiek en pathogenese van de ziekte;

— gevoeligheid van het (micro-)organisme of parasiet;

— toxische eigenschappen van het geneesmiddel bij andere
diersoorten;

— farmacokinetiek en farmacodynamiek van het geneesmiddel
bij andere, liefst verwante diersoorten;

— huisvestings-, voedings- en verzorgingsstatus van het te
behandelen dier cq groep dieren;

— anatomische en fysiologische bijzonderheden van de soort.

Een nader onderzoek van de management-situatie van de
dieren, met daaruit voortvloeiende maatregelen, voordat tot een
medicamenteuze behandeling wordt overgegaan, voorkomt
onnodig en vaak teleurstellend gebruik van geneesmiddelen.

MATERIALEN EN METHODEN
Dosis extrapolatie

Behalve als we te maken hebben met een anaestheticum, zal het
voor de dierenarts meestal erg moeilijk zijn direct een indruk te
krijgen van het efi^ect van zijn ingestelde behandeling. Na een
juiste geneesmiddelkeuze kan het gewenste effect optreden, geen
effect waargenomen worden, of onbedoeld overgedoseerd
worden, met vaak schadelijke gevolgen. Voor veel gehouden
bijzondere gezelschapsdieren en indicaties zijn in moderne
handboeken doseringstabellen te vinden. Zijn deze gegevens niet
beschikbaar of niet voorhanden, dan zullen geneesmiddelen die
toegepast bij meerdere andere diersoorten veilig en effectief zijn
gebleken, met meer zekerheid ook bij bijzondere gezelschaps-
dieren ingezet kunnen worden. Er zijn echter uitzonderingen.

-ocr page 19-

— Zo is ivermectine relatief veilig gebleken bij een groot aantal
zoogdieren, vogels en reptielen. Na toepassing bij Schotse
collies, goudvinken, putters en schildpadden traden echter
toxische verschijnselen op.

— Toepassing van antibiotica bij konijnen en knaagdieren kan
leiden tot ongewenste bijverschijnselen (o.a. enterotoxinë-
mie door verschuiving van de darmflora) na toediening van
b.v. clindamycine, lincospectine, erythromycine en smal-
spectrum penicillines. Anderzijds zijn veel (dier)geneesmid-
delen getest voor wat betreft veiligheid en effectiviteit bij
laboratoriumdieren (konijn, rat, muis), waardoor veel gege-
vens bekend zijn in de vorm van publikaties of bij de
producent.

— De toepassing van benzimidazolen (anthelmintica) geeft bij
duiven toegepast tijdens de rui veerafwijkingen, en kan
aanleiding geven tot braken en sterfte bij nestjongen indien
toegepast tijdens de kweek.

— Levamisole is mogelijk toxisch voor sommige vinkachtigen
en grasparkieten.

Indien men niet beschikt over gegevens voor toepassing van een
geneesmiddel bij een bepaalde diersoort, moet nooit direct een
hele groep behandeld worden. Als test moeten één of twee
dieren, als vertegenwoordigers van de soort, eerst behandeld
worden. Gaat dit goed dan kan de rest ook behandeld worden.
Het is verstandig hierover aantekeningen bij te houden.
Zijn er geen harde gegevens, dan moeten doseringen van
antibiotica, anthelmintica, en andere geneesmiddelen, inclusief
voedingssupplementen voor vogels en bijzondere gezelschaps-
dieren, geëxtrapoleerd worden vanuit een wat vage achter-
grondkennis op basis van vaak twijfelachtige gegevens en
dubieuze therapeutische filosofieën die niet hun wortels hebben
in research of geaccepteerde principes, maar zich vaak baseren
op \'van horen zeggen\' en op positieve ervaringen. Aan deze
mystiek kan ten dele ontkomen worden door gebruik te maken
van extrapolatie op basis van allometrie.
In de (dier)geneeskunde wordt traditioneel de dosis van een
geneesmiddel berekend op basis van lichaamsgewicht of massa.
Dit levert weinig problemen wanneer we te maken hebben met
dieren met een gelijke metabole activiteit en grootte. Wanneer
echter het verschil in lichaamsgewicht en metabole activiteit
groot is, zoals bijvoorbeeld bij muis en paard, en hierbij
bovendien nog kan komen dat de dieren tot totaal verschillende
energie-groepen behoren, b.v. grasparkiet en hond, dan kunnen
er geweldig grote verschillen in behandelingsschema\'s optreden.
De mogelijkheden van dosis-extrapolatie zijn - met betrekking
tot de diergeneeskunde - voor het eerst door van Genderen
aangegeven (5).

De snelheid van vele fysiologische processen is mede afhankelijk
van het lichaamsgewicht. Zo is het energieverbruik gerelateerd
aan het lichaamsgewicht tot de macht driekwart (W ") en aan
de lichaamstemperatuur. Een dierenarts die veel werkt met
vogels en kleine zoogdieren weet bijna instinctmatig dat deze
dieren niet alleen klein zijn, maar ook een hoger metabolisme
hebben dan de gewone zoogdieren die het grootste deel
uitmaken van de veterinaire praktijk. Iedereen die vogels gefokt
heeft weet dat deze dieren meer voedsel per kilogram lichaams-
gewicht opnemen en dat ze vaker per dag moeten eten dan de
grote zoogdieren.

De tijdsduur van fysiologische processen, zoals bloedcirculatie-
tijd en verwijdering van stoffen uit de circulatie, nemen toe met
WO.25.

Voor de geïnteresseerde lezer wil ik verwijzen naar de reviews
van Boxenbaum en D\'souza (1), Chappel en Mordenti (2) en

Sedgwick en Pokras (7).

Op basis van gegevens over het basaal metabolisme van vele
diersoorten kwam men tot de volgende formule:

Y = K (WO.75)

Y = het energieverbruik in kilocalorien (kcal) van het dier in
rust per 24 uur

K = een constante, afhankelijk van de taxonomische groep
gebaseerd op de lichaamstemperatuur
W =het lichaamsgewicht in kilogrammen (kg)
De K-waarden die gevonden zijn per kg Ig voor elke groep zijn:
zangvogels (Passeriformes) 129

andere vogels 78

placentaire zoogdieren 70

buideldieren (Marsupialia) 49

reptielen (bij optimum temp) 10

Met deze gegevens kan het basale energieverbruik voor vrijwel
elke diersoort berekend worden. De Y wordt ook wel \'mini-
mum energy cost\' (MEC) genoemd.

Wat is nu bijvoorbeeld de MEC voor een muis van 23 g en een
hond van 12 kg ?

MEC = K (Wo.75)

MEC = 70 (0.230 ") = 4.1 kcal/dag (muis)
MEC = 70 (120") = 451.3 kcal/dag (hond)
(Zie ook eindnoot)

Met de MEC kan men een schatting maken van het energiever-
bruik voor elk individu binnen de amnioten (reptielen, vogels, of
zoogdieren) en omdat de opname, verdeling en uitscheiding van
de meeste geneesmiddelen vooral in relatie staan met het
metabole lichaamsgewicht (WO\'S), kan de MEC gebruikt
worden voor de extrapolatie van een dosis binnen één diersoort
bij verschillend lichaamsgewicht, of van de ene diersoort naar de
andere, zolang het metabole pad van het geneesmiddel heUelfde
blijft voor beide dieren.

Bij koudbloedige dieren (reptielen) speelt de lichaamstempera-
tuur een belangrijke rol\'. Deze is afhankelijk van de omgevings-
temperatuur, die vergeleken met de lichaamstemperatuur van
zoogdieren en vogels erg laag is. Dit kan leiden tot lange
eliminatie halfwaarde tijden (b.v. gentamycine bij bepaalde
slangensoorten, 82 uur bij 24°C). Dit leidt met zoogdierdoserin-
gen en -intervallen snel tot cumulatie en irreversibele nierbe-
schadigingen.

Omdat reptielen vaak onregelmatig eten en drinken moet erop
toegezien worden dat bij een antibioticumbehandeling (met
name gentamycine) voldoende vocht opgenomen wordt. Indien
nodig moet gelijktijdig een vloeistoftherapie toegepast worden
zodat de nierfunctie op peil blijft.

Zelfs als reptielen bij hoge omgevingstemperaturen gehouden
worden, is bij een vergelijkbaar lichaamsgewicht, de metabole
snelheid en dus de eliminatiesnelheid een factor 10 lager dan bij
de meeste zoogdieren. Daarom moet altijd, zeker als specifieke
gegevens ontbreken, bij reptielen het aantal doseringen verlaagd
worden in vergelijking met zoogdieren.

\' Alle reptielen hebben een oplimum temperaluuislraject. waarin ze het besie functione-
ren. Dii gebied kan niel alleen gedurende hel jaar maar ook binnen een dagcyclus
variëren (winterslaap, nacht-dag ritme). Deze variatie heefl duidelijk consequenties voor
hel toepassen van geneesmiddelen. Een daling van de omgevings- en dus lichaamstempe-
ratuur mei 6°C verdubbelt de eliminatie-halfwaarde lijd. waardoor een cumulatie van
hel geneesmiddel kan optreden. Bij vermelding van doseringen voor koudbloedige
dieren moet dan ook altijd de omgevingstemperatuur vermeld worden.

-ocr page 20-

Na toediening van Oxytetracycline aan kousebandslangen (dosis
50 mg/kg Ig i.m.) was een therapeutische bloedspiegel aanwezig
gedurende 48 uur bij 25°C; 24 uur bij 35°C en 96 uur bij 15°C.

De mate van metabole omzetting van een geneesmiddel kan bij
verschillende diersoorten voor eenzelfde geneesmiddel duidelijk
verschillen. Nauw verwante diersoorten zullen meestal dezelfde
metabole paden bewandelen.

Echter bij relatief verwante diersoorten en rassen kunnen in
afwijking op het allometrische model opmerkelijke verschillen
optreden in het metabole patroon (dispositie en eliminatie) van
geneesmiddelen. Na toediening van doxycycline (100 mg/kg Ig
IM, lx per week gedurende 6 weken) was de gemiddelde
bloedspiegel bij kanarievleugelparkieten (lichaamsgewicht 70
gram) 3.20 mg/ml bloed, bij grijsroodstaartpapegaaien (li-
chaamsgewicht 350 gram) 1.06 mg/ml (4).
Een deel van dergelijke verschillen kan verklaard worden door
de aanwezigheid van verschillende metabole paden voor
eliminatie.

Uit dit voorbeeld blijkt dat bij extrapolatie, zelfs wanneer
rekening gehouden wordt met het metabole lichaamsgewicht,
tussen relatief verwante species toch onverwachte verschillen
kunnen voorkomen. Als vuistregel kan gehanteerd worden dat
extrapolatie veiliger kan gebeuren wanneer het geneesmiddel
voor eliminatie weinig tot niet metabool omgezet hoeft te
worden. Geneesmiddelen die gemetaboliseerd moeten worden
voordat ze actief zijn, kunnen tot onverwachte effecten leiden.
Anderzijds treedt vaak tijdens een lange behandelingsduur (14-
42 dagen) een versnelde (metabole) eliminatie op zoals bij
tetracyclines en quinolonen bij psittaciformen.
Een andere duidelijke beperking van deze methode bij zoogdie-
ren is dat extrapolatie niet toegepast kan worden van carnivoren
naar herbivoren of omgekeerd. Echter wel binnen de groep van
carnivoren respectievelijk herbivoren (6). Vergelijkbare indica-
ties werden ook gevonden voor vogels (4).

Behalve door aanpassing van de dosis per kg Ig kan ook de
oplossing gezocht worden in een aanpassing van de doseringsin-
terval. Veronderstel dat een dosis bij een bepaalde diersoort is
vastgesteld op 10 mg/kg. De verwijdering van een geneesmid-
del uit de circulatie is gerelateerd aan W025. Wanneer we
gemakshalve aannemen dat behalve het lichaamsgewicht er
geen ander verschillen aanwezig zijn bij extrapolatie van de ene
naar de andere diersoort, dan kan de doseringsinterval aange-
past worden met de volgende formule:

F2 = F| (W,0.25 / WjO«)

W| en W2 = de lichaamsgewichten van de beide soorten (kg)
F| = doseringsfrequentie bij de bekende diersoort
F2 = de geschatte doseringsfrequentie van de te behandelen
patiënt.

Als bijvoorbeeld het lichaamsgewicht (Wj) 10 000 x kleiner is
dan W| moet de doseringsfrequentie, als alle andere omstandig-
heden en de dosis gelijk blijven, 10 x zo hoog worden\'.

Toedieningswegen

De keuze van de toedieningsweg wordt vaak bepaald door
factoren, zoals individu versus groepsbehandeling; huisvesting in
broedkooien of open weiland, hanteerbaarheid van het gezel-
schapsdier, jonge dieren tijdens handvoeding, enz. De waarde

\' De ratio van de voorspelde dosenngsfrequeniie Fi voor een dier met een lichaamsge-
wicht W; tot de aanbevolen doseringsfrequenlie F| bij een dier met lichaamsgewicht W|
(3).

van een regelmatige individuele toediening moet gewogen
worden tegen de stress van het hanteren. Als de eigenaar
gemakkelijk met zijn dier om kan gaan en weinig moeite heeft
met toedienen van het geneesmiddel, dan wordt de voorkeur
gegeven aan een direct orale toediening, omdat dit zeer
nauwkeurig kan geschieden. Voor uitgebreidere informatie,
m.n. over vogels zie Dorrestein (4).

Een probleem vormt het niet beschikbaar zijn van een preparaat
in de gewenste concentratie. Verdunnen of vermalen van
bestaande preparaten kan tot ongewenste effecten leiden of
onnauwkeurige doseringen.

Ook het mengen van verschillende geneesmiddelen tot een
combinatiepreparaat zoals dat vaak in de duivengeneeskunde
gebeurt, moet afgeraden worden omdat meestal enige kennis
omtrent combineerbaarheid en interacties ontbreekt. Een betere
diagnostiek maakt het gebruik van combinatiepreparaten vaak
overbodig. Indien bepaalde indicaties vaak gelijktijdig voorko-
men, moet vooral aandacht besteed worden aan het manage-
ment.

In een aantal gevallen leidt de combinatie tot toxische verschijn-
selen. De combinatie van coccidiostatica zoals monensin,
narasin, of salinomycine met tiamulin geeft een fatale intoxica-
tie. Ook de combinatie van monensin met erythromycine of
Sulfonamiden kan tot toxische bijverschijnselen leiden.
In de meeste gevallen verdient toediening van een oplossing of
een suspensie (d.m.v. een kropsonde of maagslang) de voorkeur
boven tabletten. De eisen die aan tabletten gesteld worden zijn
normaal gesproken gebaseerd op het zoogdier-maag-milieu; bij
vogels en reptielen zijn de magen anatomisch en fysiologisch
duidelijk anders. Capsules zijn wel goed bruikbaar. Slechts
indien een geneesmiddel eenmalig toegediend wordt en het
tijdstip van vrijkomen van het geneesmiddel geen belangrijke rol
speelt (b.v. anthelminticum) kunnen tabletten ingezet worden.
Toediening van geneesmiddelen via het drinkwater is zeer
gebruikelijk zowel bij moeilijk hanteerbare dieren (papegaai) als
bij grote aantallen vogels en bijzondere gezelschapsdieren.
Veelal zullen dieren blijven drinken, ook al eten ze niet meer. De
drinkwateropname, en daarmee de dosering, is echter slecht
voorspelbaar. De drinkwateropname moet altijd gemeten wor-
den. Indien nodig moet de concentratie van het geneesmiddel in
het water aangepast worden. Smaakcorrectie (honing, suiker)
kan de opname verbeteren.

Een praktische benadering is om elke dag de berekende dagdosis
in de helft van de te verwachten voer- en/of wateropname te
verstrekken. Dit moet eerst geconsumeerd worden voordat
ander water of voer verstrekt wordt. Op deze manier kunnen
grote groepen dieren zonder veel stress en met weinig extra werk
voor de eigenaar goed behandeld worden.
Toediening van geneesmiddelen via het drinkwater dient zoveel
mogelijk vermeden te worden; zeker als een systemisch effect
gewenst is. Door slechte acceptatie, geringe oplosbaarheid en
stabiliteit van het diergeneesmiddel zal een gewenste bloedspie-
gel zelden bereikt cq gehandhaafd kunnen worden. Indien het
doel van de behandeling slechts op maagdarmniveau ligt, kan
een toediening via het water wel gebruikt worden.
Is een individuele orale toepassing niet mogelijk dan verdient de
toediening via het voer de voorkeur. In veel gevallen stuit dit op
praktische bezwaren (konijnenpellets, zaadetende vogels) en
moeten \'plakmiddelen\', \'breivoeders\' en separate \'zachtvoeders\'
overwogen worden. In veel gevallen kan een combinatie van
toediening gelijktijdig via voer en water een uitkomst bieden.
Ongewenste interacties tussen het diergeneesmiddel en voedsel-
bestanddelen, zoals bekend tussen kalk en tetracyclinen, zijn niet
altijd te voorspellen (4).

-ocr page 21-

Bij een antimicrobiële therapie bieden bactericide stoffen
duidelijk meer kans op een therapeutisch succes omdat een
continue bloedspiegel, essentieel voor bacteriostatische midde-
len, zelden gegarandeerd kan worden.
In gevallen waarbij de totale behandeling tot één of enkele
injecties beperkt kan blijven, kan gekozen worden voor een
parenterale toedieningsweg. Veelal kunnen, vooral bij kleine
dieren, een ernstige te verwachten weefselnecrose of een relatief
groot toedieningsvolume deze toedieningsweg ongewenst ma-
ken. Een volume van 0.1 ml bij een kanarie van 20 gram is
vergelijkbaar met 2.5 L bij een koe van 500 kg.
Een subcutane toediening verdient meestal de voorkeur boven
een inramusculaire toediening. Bij vogels treedt na een IM-
toediening van een weefseltoxische stof een verhoging op van de
activiteit van CPK, ALAT en ASAT in het serum. Dit kan
storend werken in de leverdiagnostiek.
Bij reptielen wordt voor parenterale toediening van geneesmid-
delen vaak gebruik gemaakt van intra-abdominale injecties.
Voor de behandeling van luchtwegaandoeningen bij vogels
wordt soms gewerkt met vernevelen van geneesmiddelen. De
toepassing van deze techniek is discutabel, en wel vooral
vanwege de ongewenste zware belasting van de omgeving van
de patiënt met geneesmiddelen, maar ook omdat bij gebruik van
de meeste apparaten slechts de voorste luchtwegen met de stof in
aanraking komen. Meestal lukt het niet de diepere longdelen te
bereiken en is er zelden sprake van een systemische bloedspiegel.
Bij lokale toepassing van crèmes en zalven bij vogels moet
rekening gehouden worden met het opgebrachte volume. Bij
een overmatige applicatie zal het verenkleed zijn isolerend
vermogen verliezen en kan de lichaamstemperatuur van de
patiënt sterk dalen. Door het poetsgedrag van veel vogels zal
onnodig veel zalf oraal opgenomen worden. Omdat vele zalven
(basis en/of werkzame stoO toxisch zijn na orale opname, kan
dit snel leiden tot dodelijke ongelukken.
Sommige stoffen lenen zich goed voor lokale toediening op de
huid en percutane absorptie (\'spot-on\'). Dit wordt veel toege-
past ter behandeling van luchtpijpmijten met ivermectine bij
prachtvinken.

Diergeneesmiddelenwet

Sinds het inwerking treden van de Diergeneesmiddelenwet is
het aantal geregistreerde diergeneesmiddelen voor vogels en
bijzondere gezelschapsdieren drastisch afgenomen. Dit komt
enerzijds omdat het aantal diergeneesmiddelen van een twijfel-
achtige allure is afgenomen, anderzijds worden echter een groot
aantal diergeneesmiddelen met een klein indicatiegebied (or-
phan-drugs) of bestemd voor economisch minder interessante
diersoorten (minor species) niet meer voor registratie aangebo-
den. De kosten van het samenstellen van de dossiers nodig voor
registratie heeft geleid tot beperking van diersoorten en indica-
ties, waardoor een verantwoord diergeneeskundig handelen kan
worden bemoeilijkt. Door de wetgever wordt dit probleem
onderkend.

In de wet zijn enige ontheffingen gerealiseerd in het \'Besluit
uitzonderingen registratieregime diergeneesmiddelen\' en via de
Bijlage II en IV van de \'Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen
en gemedicineerde voeders\'. Toch blijft er een probleem bestaan
ten aanzien van de vele bijzondere gezelschapsdieren. Via
\'magistrale bereiding\' is de behandeld dierenarts redelijk in staat
deze dieren te behandelen.

De opvatting om (dier)geneesmiddelen voor toepassing bij
vogels en bijzondere gezelschapsdieren te ontheffen van kanali-
satieplicht is ongewenst omdat door tussenkomst van een
dierenarts meer zekerheid geboden kan worden voor de
kwaliteit van diagnostiek en behandeling, en uiteindelijk het
welzijn van deze categorie dieren beter verzekerd is.
Teneinde de illegaliteit van de toepassing van geregistreerde
diergeneesmiddelen voor andere diersoorten (off-label-use) op
te heffen, zou gekomen moeten worden tot een formularium met
daarin indicaties, contra-indicaties, doseringsschema\'s en onge-
wenste effecten voor reeds geregistreerde diergeneesmiddelen
voor toepassing bij verschillende bijzondere gezelschapsdieren.
Deze gegevens kunnen ontleend worden aan de \'open\' literatuur
en zal in een aantal gevallen kunnen leiden tot een verkorte
registratie. Dit komt tegemoet aan de eis van een verantwoord
gebruik van diergeneesmiddelen, zonder dat reeds geregi-
streerde diergeneesmiddelen opnieuw volledig geregistreerd
moeten worden. Echter, voordat het formularium een feit is,
moet het \'off-label-use\' voor vogels en bijzondere gezelschaps-
dieren toegelaten worden onder de voorwaarde dat de dieren-
arts elk gebruik nauwkeurig vastlegt: diersoort, behandel-
schema, indicatie en evtentuele bijverschijnselen.

LITERATUUR

1. Boxenbaum H, and D\'souza RW. Interspecies pharmacokinetic scaling,
biological design and neoteny. Advances in drug research. 1990; 19: 139-
96.

2. Chappel WR, and Mordenti J. Extrapolation of toxicological and
pharmacological data from animals to human. Advances in drug research.
1991; 20: 1-116.

3. Debuf Y. The veterinary formulary. The Pharmaceutical Press, London.
1991.

4. Dorrestein, GM. The pharmacokinetics of avian therapeutics. In: pet avian
medicine. Vet Clin North Am: Small Animal Practice. 1991; 21: 1241-64.

5. Genderen H van. Inleiding over combinaties van geneesmiddelen en over
variaties in werking bij verschillende diersoorten. Tijdschr Diergeneeskd
1975; IOC: 25-36.

6. Miert, ASJPAM van. Extrapolation of Pharmacological and Toxicological
Data based on Metabolic Weight. Arch exper Vet med (Leipzig). 1989; 43:
481-8.

7. Sedgwick CJ, and MA Pokras. Extrapolating rational drug doses and
treatment periods by allometric scaling. AAHA\'s 55th Annual Meeting
Proceedings. 1988; 156-7.

Eindnoot

Het soort specifiek metabolisme (SMR = Specific metabolic rate in kcal/kg Ig)
is het MEC/lichaamsgewicht. In dit geval voor de muis 4.1/0.023 = 178.3
kcal/kg en voor de hond 451.3/12 = 37.6 kcal/kg. Indien de dosis van een
geneesmiddel bekend is bij de hond bv. 25 mg/kg Ig zal de dosis voor de muis
bedragen:

dosis (hond)/SMR (hond) x SMR (muis) = 25/37.6 x 178.3 = 118.6 mg/kg
Voorbeeld I.

Stel u wilt een konijn (3 kg) behandelen met Acedist® tegen leverbot:
Dosis rund 10 mg/kg, gewicht 6(X) kg

SMR (rund) = K (W»" ) /W = 70 (600»")/600 = 14.1 kcal/kg

Dosis in mg per kcal = 10/14.1 = 0.71 mg/kcal

(deze dosis in mg/kcal is nu onafhankelijk van de diersoort)

SMR (konijn) = 70 (3»" )/3 = 53.2 kcal/kg
Dosis konijn is 53.2 x 0.71 = 37.8 mg/kg Ig

Voorbeeld 2.

De dosis norfloxacine bij de mens (70 kg) is 400 mg, 2x daags.

De dosis bij de mens is dus 5.7 mg/kg Ig, 2x daags.
De SMR (mens) = (70/70»" )/70 = 24.2 kcal/kg

SMR (hond, 30 kg) = 9.9 kcal/kg
(kat, 4 kg) = 49.5 kcal/kg
(papegaai, 0.5 kg) = 92.8 kcal/kg

Dosis (hond) 9.9 / 24.2 x 5.7 = 7.0 mg/kg, 2 dd
( kat) 49.5 / 24.2 x 5.7 = 11.7 mg/kg, 2 dd
(papegaai) 92.8 / 24.2 x 5.7 = 21.9 mg/kg, 2 dd

Aanvaard op 1 oktober 1992.

-ocr page 22-

Overige artikelen

Mogelijke effecten van antibiotica-residuen
in dierlijke mest op het milieu

Possible environmental effects of antibiotic residues in animal manure

S. van GooP

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 8 - 10

SAMENVATTING
Diergeneesmiddelen kunnen na toediening aan dieren via mest
en urine in het milieu terecht komen. Over het effect hiervan op
het milieu is weinig bekend Antibiotica die via de mest in de
bodem terecht komen, kunnen door hun effect op micro-
organismen mogelijk kringlopen verstoren. Uiteen literatuuron-
derzoek naar de effecten die een aantal antibiotica en en
antiparasitair middel zouden kunnen hebben, blijkt dat hierover
nog weinig bekend is. Nader onderzoek is wenselijk.

SUMMARY

After application to animals veterinary drugs can enter the
environment faeces Little is known about the impact these
veterinary drugs can have on the environment. Antimicrobial
drugs, ended up in the soil via manure, could affect microorga-
nisms and thus disturb ecological cycles A study of the literature
on the impact on the environment of a number of important
(groups of) antibiotics and an antiparasiticum revealed that little
is known about most of these agents.

INLEIDING

Antibiotica zijn belangrijke diergeneesmiddelen. Ze worden
zowel curatief als preventief gebruikt. Deze middelen worden
bovendien als groeibevorderaars in veevoeders verwerkt. Aan
de dieren toegediende antibiotica worden, al dan niet gemetabo-
liseerd, weer uitgescheiden. Via mest en urine kunnen deze
uitscheidingsprodukten het milieu bereiken en mogelijk onge-
wenste effecten veroorzaken. De ongerustheid hierover is niet
nieuw. In 1980 verscheen een rapport van een onderzoek naar
de effecten van diergeneesmiddelen op het milieu (18). Later is
door de Landbouwadviescommissie Milieukritische Stoffen
opnieuw een overzicht gemaakt van wat er bekend was over de
effecten van de belangrijkste groepen antibiotica op het milieu
(10). Uit beide publikaties blijkt dat nog veel onderzoek moet
worden uitgevoerd om gefundeerde uitspraken te kunnen doen
over wat de werkelijke consequenties van het grootschalige
gebruik van (antimicrobiële) diergeneesmiddelen voor het
milieu zijn. In de hier beschreven literatuurstudie is gezocht naar
effecten die een aantal relevante antibiotica (tetracyclinen,
sulfonamiden, nitrofuranen, quinolonen, nitroïmidazolen, car-
badox, olaquindox, monensin, neomycine) en hun metabolieten
op het milieu hebben. Daarbij is ook het antiparasiticum
ivermectine meegenomen. Hierbij is vooral gezocht naar gege-
vens over de uitscheiding van het middel of zijn metabolieten in
de mest, over persistentie van de stof in mest, grond en water en

\' Drs. S. van Gooi is werkzaam bij de Stichting Natuur en Milieu, afdeling
Milieubescherming, Donkerstraat 17, 3511 KB Utrecht.

over de effecten van de stof op (micro-)organismen in het milieu.

RISICO\'S VOOR HET MILIEU
Per stof en per diersoort verschilt de uitscheiding en metabolise-
ring van de verschillende antibiotica. Naar schatting zou in
totaal 75 procent van de toegediende middelen weer in het
milieu terecht kunnen komen (1). Om een indruk te verkrijgen
van de hoeveelheden antibiotica die in Nederland theoretisch op
het land terecht kunnen komen, is een berekening gemaakt naar
aanleiding van de hoeveelheid antibiotica die, gemengd door het
voer, jaarlijks aan landbouwhuisdieren wordt toegediend,
omdat gegevens over andere toedieningswijzen ontbreken.
Aangenomen is dat 50 procent van het veevoer antimicrobiële
additieven bevat (antibiotica, coccidiostatica en groeibevorde-
raars), dat de gemiddelde concentratie van groeibevorderaars in
veevoer 100 mg/kg is en dat in gemedicineerd voer de
antibioticumconcentratie 400 mg/kg is (15). Aangezien verre-
weg de grootste bijdrage wordt geleverd door het gebruik van
antibiotica als groeibevorderaars, gelden de getallen alleen voor
de mest van varkens en slachtpluimvee, waarin 75 procent van
de toegediende middelen verondersteld werd weer uitgeschei-
den te worden. Uitgaande van officiële cijfers over veevoer en
mest (11, 16, 17) zou de concentratie in de mest gemiddeld 32
mg/kg kunnen bedragen. Als deze mest verspreid wordt over de
2 miljoen hectare cultuurgrond die Nederland bezit, zou jaarlijks
gemiddeld 130 mg/m^ antibiotica of metabolieten op het land
kunnen worden gebracht. Uitgaande van een verspreiding over
de bovenste 10 cm, kan berekend worden dat de concentratie in
de bodem 0.87 mg/kg is. Na verspreiding van antibiotica en de
erbij behorende metabolieten zijn verschillende processen mo-
gelijk. In de bodem kan afbraak plaatsvinden door chemische of
biologische processen. Er kan hechting aan bodemdeeltjes
plaatsvinden waardoor de stof wel aanwezig is, maar niet
beschikbaar voor opname door organismen (bodemfauna of
planten). Door uitspoeling kan de stof in het grondwater terecht
komen en door afspoeling kan verplaatsing naar oppervlakte-
water plaatsvinden (I). Antimicrobiële middelen kunnen in de
bodem effect hebben op de daar aanwezige micro-organismen,
die vaak een rol spelen in de kringlopen van stoffen. Door
aantasting van micro-organismen kunnen kringlopen verstoord
worden. Deze studie toont aan dat per antibioticum de
hoeveelheid informatie sterk verschilt. Er is speciaal gelet op de
volgende punten:

- hoeveelheid van de opgenomen stof die door het dier via de
mest en/of urine weer wordt uitgescheiden;

- persistentie van de stof in de mest;

- persistentie in bodem en water;

-ocr page 23-

- mobiliteit in de bodem, uitspoeling naar grondwater, afspoe-
ling naar oppervlaktewater;

- toxiciteit voor bodem- en waterorganismen;

- effecten op microbiële processen;

Een indicatie van de hoeveelheid die per jaar per middel
(werkzame stoQ wordt gebruikt is om een aantal redenen
moeilijk te geven. De hier vermelde geschatte hoeveelheden zijn
vaak noodgedwongen gebaseerd op informatie die reeds enkele
jaren oud is.

Tetracyclines

Tetracyclines worden veel toegepast in gemedicineerd voer voor
varkens. Het gebruik werd in 1984 geschat op 30,5 ton pure stof
en is sindsdien waarschijnlijk toegenomen. Het onderzoek dat
naar milieu-aspecten van tetracyclines is verricht, is voorname-
lijk uitgevoerd met oxytetracycline en chloortetracycline. Deze
stoffen vormen samen meer dan 95 procent van de gebruikte
tetracyclines. De uitscheiding van tetracyclines vindt bij zoog-
dieren voornamelijk via de urine plaats. Een niet onaanzienlijk
deel wordt in de oorspronkelijke vorm uitgescheiden. De
concentratie van chloortetracyclines, die via de mest op
landbouwgrond verspreid zijn, bleek sterk af te nemen in grond,
mest en afspoelend water. In een experiment met oxytetracy-
cline bleek dat deze stof na zes maanden nog steeds in de grond
aantoonbaar was (18). In een experiment met acht soorten
bodembacteriën bleek dat alle acht soorten geremd worden
door tetracycline (10 jug). In hoeverre dit experiment represen-
tatief is voor inhibitie in de bodem, een gecompliceerd
ecosysteem, wordt niet gemeld (10).

Sulfonamiden

Sulfonamiden worden veel toegepast in gemedicineerd voer. Uit
de wens van dierenartsen om gemedicineerd standaardvoer met
sulfa-trimethoprim te kunnen krijgen, blijkt dat dit een veel
gebruikt middel is. Onderzoek naar uitscheiding van sulfonami-
den door dieren is vooral met sulfadimidine uitgevoerd. Een
groot gedeelte van het toegediende sulfadimidine wordt weer
uitgescheiden. Een gedeelte wordt uitgescheiden als metabolie-
ten die in vergelijking met de oorspronkelijke stof geen of slechts
een geringe antibacteriële activiteit hebben. Sulfadimidine kan
in varkensmest gedurende langere tijd persisteren, in water is na
een jaar nog 75 procent aanwezig. In de bodem is sulfadimidine
weinig mobiel (10). Antimicrobiële activiteit tegen bodemorga-
nismen is niet beschreven. Van andere sulfadimidines zijn geen
gegevens gepubliceerd over hun gedrag in of effecten op het
milieu.

Nitrofuranen

Van deze groep is furazolidon het best onderzocht op milieu-
aspecten. In varkensmest blijkt ongeveer een kwart van het
toegediende furazolidon in ongewijzigde vorm terug te worden
gevonden. Over persistentie in mest of bodem is weinig bekend.
De biologische halfwaardetijd kan variëren van 50 uur tot 2
maanden (18). Furazolidon remt bacteriën bij een concentratie
van 1-10 mg/1. Furazolidon is een sterk mutagene stof (12).

Quinolonen

Er worden regelmatig nieuwe quinolonen geproduceerd. In de
diergeneeskunde zijn alleen flumequin en enrofloxacin van
belang. De uitscheiding door het dier verschilt per stof. Afgeleid
van de biologische beschikbaarheid (50 tot 100%) kan de
uitscheiding O tot 50 procent bedragen (6). Opname van
enrofloxacin na orale toediening bij runderen blijkt slechts 10
procent te zijn (19). Sommige quinoxalinen worden in grote
mate onveranderd uitgescheiden; andere worden grotendeels
gemetaboliseerd (3). Over persistentie van quinolonen in mest,
bodem of water, en over de effecten op organismen in het milieu
zijn geen gegevens gevonden.

Nitroïmidazolen

Nitroïmidazolen worden als groeibevorderaar en als diergenees-
middel gebruikt. In 1985 is volgens een globale schatting zo\'n
6000 kg gebruikt. Uitscheiding vindt plaats via de urine. In
welke mate de oorspronkelijke stof wordt uitgescheiden is niet
bekend (2). In de literatuur zijn geen gegevens bekend over
persistentie of milieu-effecten.

Carbadox

Carbadox wordt veel toegepast als groeibevorderaar in veevoe-
ders. Ook in gemedicineerd speciaalvoer wordt carbadox
toegepast. Carbadox is mutageen (5). Het is toxisch voor
varkens bij concentraties niet ver boven de concentratie die als
groeibevorderaar wordt toegepast (13). Een klein gedeelte van
de opgenomen carbadox wordt uitgescheiden in de oorspronke-
lijke vorm. Over persistentie van de stof in mest en bodem is
niets bekend. Voor wat betreft de effecten op waterorganismen
(alg, watervlo, gup en regenboogforel) is bekend dat 30 mg/1
geen effect heeft (18). Over effecten op bodem(micro-)organis-
men zijn geen gegevens gevonden.

Olaquindox

Olaquindox is evenals carbadox toegelaten als groeibevorde-
raar. Ook bij olaquindox treden toxische effecten op bij
concentraties die weinig hoger zijn (vanaf een factor 2) dan de
concentratie die als groeibevorderaar wordt toegepast (13).
Over de mate van uitscheiding is niets bekend. Evenmin is iets
bekend over de persistentie of over de effecten van olaquindox
op het milieu.

Monensin

Monensin wordt vooral gebruikt als groeibevorderaar bij
mestrunderen en pluimvee. Een te hoge dosering veroorzaakt bij
kippen en paarden snel intoxicatie (18). Bij rundvee wordt
ongeveer de helft van de toegediende stof onveranderd weer
uitgescheiden (7). Persistentie in de mest is onder anaërobe
omstandigheden vrij lang (na 10 weken nog 60-70% in
rundveemest). In aërobe omstandigheden verloopt de afbraak
sneller. In de bodem wordt monensin snel afgebroken (8). De
mobiliteit van deze stof is in de bodem gering. Voor regenwor-
men, vliegen en voor planten bleek monensin niet toxisch te zijn
(18).

Neomycine

Neomycine mag alleen als diergeneesmiddel gebruikt worden.
Na orale opname wordt 97 procent van de stof weer via de
faeces uitgescheiden (4). Het overgrote deel van wat oraal wordt
toegediend kan zo dus via de mest in het milieu terecht komen.
Gegevens over persistentie in mest zijn niet gevonden. Ook over
de persistentie in de bodem en de effecten op organismen in het
milieu zijn geen gegevens bekend.

Ivermectine

Ivermectine is geen antibioticum maar een antiparasiticum. Het
wordt hier echter vermeld omdat het een voorbeeld is van een
middel waarnaar wel onderzoek is gedaan voor wat betreft de
milieu-effecten. Een groot gedeelte van het oraal toegediende
ivermectine wordt onveranderd weer uitgescheiden; bij schapen
is dit meer dan 60 procent en bij varkens 40 procent (9).

1 I K . a I 1 I V 1 R I N (i I I 9 9 .1

TIJDSCHRIFT V O O K D I F. R (i i; N i E S K U N D K . D

-ocr page 24-

Ivermectine wordt in de mest niet snel afgebroken en blijft daar
lange tijd actief. Honderd dagen nadat faeces van koeien, die met
ivermectine zijn behandeld, op het land gedeponeerd zijn, zijn
deze nog vrijwel intact. Uitwerpselen van onbehandelde koeien
zijn dan al grotendeels afgebroken. In de faeces van behandelde
koeien zitten aanzienlijk minder insekten en andere organismen
dan in die van onbehandelde koeien (9). Ivermectine bindt sterk
aan de bodem en uit- of afspoeling speelt geen belangrijke rol.
Voor zoetwaterorganismen zoals watervlooien, vissen (9) en
zoetwaterslakken (14) is ivermectine nogal giftig. De metabolie-
ten zijn niet toxisch voor watervlooien. Vanwege de grote mate
van persistentie is voorzichtigheid geboden bij toepassing van dit
middel.

CONCLUSIES EN DISCUSSIE
Uit het bovenstaande blijkt dat van veel antibiotica die gebruikt
worden niet of niet voldoende bekend is wat het gebruik ervan
voor effecten op het milieu heeft. Zowel door De Roij en De
Vries in 1980 (18) als door de LAC-commissie Milieukritische
Stoffen in 1986 (10) is geconcludeerd dat er te weinig gegevens
zijn om op wetenschappelijk verantwoorde wijze mogelijke
ongewenste effecten te kunnen uitsluiten. Het van nature in het
milieu voorkomen van sommige antibiotica zegt niets over de
schadelijkheid van concentraties boven de natuurlijke waarden.
Over de mogelijke milieuschadelijkheid is enige ongerustheid
ontstaan en daarom heeft de overheid voor de toelating van
diergeneesmiddelen criteria gesteld met betrekking tot onder-
zoek naar mogelijke milieu-effecten. Deze criteria geven aan
welke eigenschappen moeten worden onderzocht. Een kwanti-
tatieve invulling van deze criteria (eisen aan de eigenschappen
van een middel) is er echter niet. Het is wenselijk dat naar
analogie aan de bestrijdingsmiddelen, ook de gegevens van
diergeneesmiddelen openbaar worden na registratie.

DANKBETUIGING

Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door subsidie van het ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

LITERATUUR

I. Addison JB. Antibiotics in sediments and run-off water from feedlots.

Residu Reviews 1984; 92: 1-24.

2. Breccia A, Cavalleri B, and Adams GE. Nitroimidazoles. chemistry,
pharmacology and clinical application. Proceedings international confe-
rence on Nitroimidazoles August, 1980, Italy.

3. Brouwers JRBJ. Pharmacokinetics of the newer fluoroquinolones. Pharma-
ceutisch weekblad Scientific edition 1987; 9: 16-22.

4. Carii S, Perretta G, Monti F, Sonzogni O, and Faustini R. Serum levels,
tissue distribution and residues of neomycin following intramuscular
administration in chicks. Journal of Veterinary Pharmacology and Thera-
peutics 1982; 5:203-7.

5. Cihak R, Srb V, and Vontorkova M. Cytogenetic effects of quinoloxaline-
1,4-dioxide-type growth-promoting agents. Mutation Research 1983; 116:
129-35.

6. Crumplin GC. The 4-Quinolones. Springer Series in Applied Biology 1990.

7. Davidson KL. Monensin absorption and metabolism in calves and
chickens. Journ Agric Food Chem 1984; 32: 1273-7.

8. Donoho AL. Biochemical studies on the £ate of monensin in animals and in
the environment. Journal of animal science 1984; 58 (6): 1528-39.

9. Halley BA, Jacob TA, and Lu AYH. The environmental impact of the use of
ivermectin: environmental effects and fate. Chemosphere 1989; 18: 1543-
63.

10. Landbouwadviescommissie Milieukritische stoffen. Milieurisico\'s van Dier-
geneesmiddelen 1986; LAC nr. 86.4.

11. Landbouw Economisch Instituut. Jaarstatistiek van de veevoeders 1985/
1986 en 1986/1987.

12. Miert ASJPAM van, Vroomen LHM en Jager LP. Farmacologie en
toxicologie vanfurazolidon en carbadox; een literatuuronderzoek, Tijdschr
Diergeneeskd 1984; 109(22): 928-33.

13. Nabuurs M J A, Molen EJ van der, Graaf GJ de and Jager LP. Clinical signs
and performance of pigs treated with different doses of carbadox, cyadox
and olaquindox. Journal of Veterinary Medicine 1990; 37: 68-76.

14. Okafor FC. On the effect of ivermectin on freshwater snails of medical and
veterinary importance. Angew. Parasitol. 1990; 31: 65-8.

15. Produktschap voor Veevoeder. Diervoederwetgeving in Nederland, deel 1,
1990.

16. Produktschap voor Veevoeder. Informatiebulletin diervoeder, statistische
jaarcijfers 1988.

17. Produktschap voor Veevoeder. Het gebruik van gemedicineerd voeder in de
intensieve veehouderij in 1984 en 1985.

18. Roij ThAJM de en Vries PHU de. Milieutoxicologische aspecten van het
gebruik van veevoederadditieven en therapeutica. Persistentie in dierlijke
excreta en milieu, serie Bodembescherming 1982; 4: 1-134.

19. Vancutsum PM, Babish JG, and Schwark WS. The fluoroquinolone
antimicrobials: Structure, antimicrobial activity, pharmacokinetics, clinical
use in domestic animals and toxicity. Cornell Vet 1990; 80, 173-86.

Aanvaard op 25 september 1992.

üp verwijzing

Obstructie van de neusgang door een

ballonsonde bij een kalf

Obstruction of the nostrils by a balloon catheter in a calf
Astrid B. M. Rijkenhuizen\'\'
Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 10 ■ 12

SAMENVATTING
Decompressie van de pens ais ondersteunende symptomatische
therapie bij recidiverende tympanie bij kalveren en jonge
runderen wordt regelmatig toegepast Hiertoe staan verschil-
lende mogelijkheden ter beschikking waaronder het inbrengen
van een ballonsonde via de neusgang. Het gebruik van de
ballonsonde is echter niet altijd zonder risico, hetgeen aan de
hand van een patiënt wordt besproken.

\' Vakgroep Algemene Heelkunde der Grote Huisdieren.

SUMMARY

Decompression of the rumen as a supporting symptomatic
therapy of recurrent bloat in calves and juvenile cattle is used
regularly. The gas should be released for several days. This is
facilitated by the use of a balloon stomach tube, which can be left
in situ for up to five days. However, the use of this tube is not
always without risks, which will be discussed on base of a patiënt.

INLEIDING

Het gebruik van de ballonsonde als ondersteunende therapie bij

-ocr page 25-

recidiverende tympanie bij kalveren en jonge runderen is niet
altijd zonder risico. Recidiverende tympanie bij kalveren en
jonge runderen komt regelmatig voor (2). Het is een symptoom
waaraan verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Bij het
instellen van een behandeling gaat de aandacht onder andere uit
naar het aflaten lopen van het overtollige gas in de pens. Hiertoe
staan verschillende mogelijkheden ter beschikking, waaronder
decompressie via een schroeftrocard volgens Buff aangebracht
in de pens dan wel door middel van een maagsonde. Het
aanbrengen van een trocard is een chirurgische ingreep waarbij
de buikwand en de pens worden geperforeerd met kans op post-
operatieve complicaties zoals peritonitis en abcesvorming. Een
andere mogelijkheid is het één of meerdere malen per dag
sonderen van de pens. Deze methode is arbeidsintensief en heeft
als nadeel dat door het regelmatig inbrengen van de sonde de
farynx, larynx en oesofagus geïrriteerd kunnen raken, hetgeen
een ontstekingsreaktie tot gevolg kan hebben. Tevens kan de
punt van de sonde in het vaste deel van de pensinhoud komen
waardoor de sonde verstopt raakt en het aflopen van gas
verhinderd wordt.

De Rüsch ballonsonde^ wordt in de literatuur aangegeven als
een mogelijk alternatief ter voorkoming van deze problemen
(1). De Rüsch ballonsonde is een gummisonde die ingebracht
wordt via de onderste neusgang door de oesofagus tot in de pens.
De sonde is 135 cm of 170 cm lang en heeft een externe diameter
van 7 mm (Figuur 1). De opblaasbare ballon aan het uiteinde

ml lucht. Door een ventiel wordt voorkomen dat de ballon leeg
loopt. De sonde wordt aan het halster bevestigd en kan
van de sonde zorgt ervoor dat de punt van de sonde blijft drijven
op de pensvloeistof in de vrije gasbel. De twee eindstandige
zijopeningen kunnen dan de decompressie verzorgen. De ballon
wordt na het inbrengen van de sonde opgeblazen met 100-120
meerdere dagen (tot 5 dagen) op zijn plaats gelaten worden. Dat
het gebruik van deze sonde niet zonder risico is zal aan de hand
van de volgende patiënt worden besproken.

PATIËNT

Een Fries-Holstein vaarskalf van 8 maanden oud werd aangebo-
den aan de Kliniek voor Algemene Heelkunde en Heelkunde
der Grote Huisdieren. Bij het kalf was 8 dagen geleden door de
verwijzend dierenarts een Rüsch ballonsonde van 135 cm
ingebracht in verband met recidiverende tympanie van de pens.
De sonde diende ter ondersteuning van de conservatieve
behandeling van de tympanie. Na enkele dagen knapte het kalf
goed op en werd besloten de sonde te verwijderen. De lucht

! Rüsch ballonsonde: Willy Rüsch AG. Waiblingen. Germany.

werd uit de ballon gezogen en daarna werd de sonde voorzichtig
teruggetrokken. Aanvankelijk verliep dit zonder problemen,
echter op een gegeven moment was verder terugtrekken niet
meer mogelijk. Gedacht werd dat de ballon niet goed leeggezo-
gen was. De sonde werd doorgeknipt op ± 20 cm van de
neusspiegelopdat de ventiel werking opgeheven werd en de lucht
uit de ballon kon lopen. Van de sonde werd ongeveer 95 cm
verwijderd. Echter nog steeds was er geen beweging in de
ballonsonde te krijgen. Besloten werd het kalf door te sturen.
Bij aankomst in de kliniek bleek het kalf in een goede conditie te
verkeren. Behalve dat het kalf af en toe hoestte ondervond het
dier geen last van de sonde. Wel was de patiënt licht tympanisch.
De sonde bevond zich in de linker neusgang en stak ± 20 cm
buiten de neus. Met tractie en voorzichtig roteren bleek ook nu
geen beweging in de sonde te krijgen te zijn. Het kalf in- en
expireerde via de sonde. Zowel bij aanzuigen als bij blazen in de
sonde was geen obstructie van het lumen te constateren. Bij het
blazen zwol het gebied van de farynx/larynx op. Gezien deze
bevinding tezamen met de gegeven lengte van het achtergeble-
ven deel (± 40 cm) moest de punt van de sonde zich ter hoogte
van de farynx/larynx bevinden. Bij röntgenologisch onderzoek
werd bevestigd dat de sonde voor ± 20 cm aanwezig was in de
onderste neusgang en het uiteinde van de sonde zich ter hoogte
van de nasofarynx bevond. Het cervicale deel van de oesofagus
liet een dilatatie zien. De röntgenfoto gaf geen aanwijzing voor
een oorzaak van het feit dat de sonde niet kon worden
verwijderd.

In overleg met de Kliniek voor Inwendige Ziekten en Voeding
werd besloten om met behulp van een fiberscoop de farynx/
larynx te beoordelen om de oorzaak voor het niet kunnen
verwijderen van de sonde te kunnen achterhalen. Daar de

-ocr page 26-

tympanie van het kalf toenam werd met behulp van een
Marekse penssonde het overtollige gas verwijderd. Vervolgens
werd de fiberscoop in de rechter neusgang ingebracht. Bij
inspectie van de Earynx/larynx bleek het slijmvlies over de
arykraakbeenderen wat gezwollen en bevond er zich voedsel in
de linker neusgang. De sonde was niet zichtbaar.
Besloten werd het dier in algehele anesthesie te brengen opdat
een manuele exploratie uitgevoerd kon worden.
Na een premedicatie met atropine (5 mg intramusculair) en een
inductie met chloralhydraat 10% (80 gr/100 kg intraveneus)
werd de patiënt in linker zijligging gebracht. Het kalf werd
geïntubeerd en kreeg een onderhoudsanesthesie met zuurstof,
lachgas en halothane.

Bij de orale exploratie kon manueel alleen de omslag van het
palatum molle gepalpeerd worden. Het was niet mogelijk om
via de farynx de neusgang te palperen gezien de beperkt
beschikbare ruimte. Wel leek een prop voedsel te palperen te
zijn. Herhaalde tractie aan de sonde had opnieuw geen resultaat.
Vervolgens werd een metalen staaf in de sonde gebracht. Deze
was verder op te duwen dan dat de sonde lang was, waardoor
weer bevestigd werd dat de sonde volledig passabel was. Met
behulp van tractie en rotatie van de sonde rond de metalen staaf
kwam uiteindelijk de sonde los.

Het bleek dat zich rond de leeggelopen ballon vezelrijk voedsel
had vastgedraaid en opgehoopt (Figuur 2) waardoor de ballon
met voedselprop vastliep net in het achterste deel van de linker
ventrale neusgang. Na het inbrengen van de metalen staaf, die
het lumen van de sonde geheel opvult, bleek rotatie van de sonde
beter uitgevoerd te kunnen worden. Door middel van tractie en
rotatie werd nu voldoende beweging teweeggebracht om dit
deel van de neusgang te passeren. Het kalf vertoonde geen
bloedneus nadien. Daar de tympanie gedurende de opname op
de Kliniek voor Inwendige Ziekten en Voeding niet recidiveerde
kon het kalf na vier dagen naar huis.

DISCUSSIE

Obstructie van de neusgang door een ballonsonde is niet eerder
beschreven. Alhoewel de sonde als symptomatische behande-
ling van de recidiverende tympanie ook in dit geval goed
gefunctioneerd had, bleek het gebruik ervan toch niet zonder
risico\'s. Gedurende de aanwezigheid van de sonde in de pens
heeft zich vezelrijk voer rond de ballon verzameld en zich
vastgedraaid. Dit had tot gevolg dat bij extirpatie van de sonde
een vrij grote massa de &rynx/larynx/neusgang moest passeren,
hetgeen aanleiding was voor de obstructie.
Door middel van de aanvullende diagnostische methoden was
het mogelijk de punt van de sonde nader te lokaliseren en een
indicatie te verkrijgen over secundaire problemen. Bij deze
patiënt was de sonde zonder chirurgisch ingrijpen te verwijde-

DANKWOORD

De auieur dankt de collegae van de vakgroep Radiologie. Kliniek voor
Inwendige Ziekten en Voeding en Kliniek voor Algemene Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren die hun medewerking verleent hebben aan het
onderzoek van de patiënt.

LITERATUUR

1. Doll K. Eine neue Ballonsonde zur Behandlung der rezidivierenden
Tympanie bei Kalb und Jungrind. Collegium veterinarium 1988; XIX: 59-
60.

2. Fox. The digestive system. In: Bovine Medicine and Surgery and Herd
Health Management. American Veterinary Publications, Illinois. 1970;
424-5.

Aanvaard op 17 december 1992.

namens de

op verwijzing ^^^
Groep Veterinaire Specialisten

coördinatie R.C. Nap, spec chir gezelschapsdieren

De Gezondheidsdiensten voor Dieren
en de Gezondheidsdienst voor Pluimvee
geven sinds kort een \'Compendium La-
boratoriumonderzoek\' uit. Het compen-
dium geeft overzicht van de onderzoe-
ken, die door de laboratoria van deze
diensten worden uitgevoerd. Het dient
als handleiding voor inzenders van on-
derzoeksmateriaal en het behandelt per
diersoort de betekenis van onderzoeks-
uitslagen en referentiewaarden.
Het kwaliteitsniveau van de laboratori-
umuitslagen is sterk afhankelijk van de
wijze van verzamelen, verpakken en
verzenden van het te onderzoeken mate-
riaal. Aan internationaal erkende kwali-
teitsbeheersingssystemen, zoals die ook
gaan gelden voor de laboratoria van de
Gezondheidsdiensten, zijn dan ook
voorwaarden gesteld aan deze aspecten
van het onderzoek. Inzenders dienen op
de hoogte te zijn van deze voorwaarden.
Het compendium bevat dus de accepta-
tievoorwaarden waaraan te onderzoe-
ken materiaal moet voldoen om door
het laboratorium op de voorgeschreven
wijze te kunnen worden behandeld.
Deze voorwaarden zijn vastgelegd in het
hoofdstuk \'Algemeen\'. Daarnaast gaat
men in aparte hoofdstukken in op de
bepalingen die per diersoort zijn uit te
voeren. Aangegeven wordt het soort
onderzoek, de methode, het te onderzoe-
ken materiaal, de uitslagvorm en de
betekenis van de uitslag of de referentie-
waarden. Per bepaling of groep van
bepalingen is getracht op grond van de
huidige stand van de wetenschap, een
toelichting te geven op de interpretatie
van de uitslagen en de vermelde referen-
tiewaarden.

De redactie van het compendium is er
zich van bewust dat deze eerste uitgave
onvolkomenheden zal bevatten. Daar-
naast zullen als gevolg van ontwikkelin-
gen in de wetenschap en van de labora-
toriumtechnieken wijzigingen en
aanvullingen van de inhoud nodig zijn.
De redactie is dan ook voornemens elk
jaar verbeteringen en aanvullingen uit te
brengen. Het compendium is uitgevoerd
als losbladig ringbandsysteem op A4
formaat.

De Gezondheidsdienst voor Dieren en
de Gezondheidsdienst voor Pluimvee
stellen het compendium aan de dieren-
artsenpraktijken ter beschikking. Die-
renartsen, studenten, instellingen en an-
dere geïnteresseerden kunnen tegen
betaling van ƒ 50,= een exemplaar ver-
krijgen bij de Gezondheidsdienst voor
dieren in hun regio of bij de Gezond-
heidsdienst voor Pluimvee. Aanvullin-
gen en wijzigingen zullen te zijner tijd
ook via deze diensten tegen kostprijs aan
de afnemers van het compendium wor-
den aangeboden.

Sj. G. de Rooij

Boekbespreking

Compendium

laboratoriumonderzoek

-ocr page 27-

De Universiteit Utrecht is in drieénhahe eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
ondenvijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
1S onderzoeksinstituten en $3 studie-
richtingen bieden studenten en medewerkers
boeiende mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en de
nadruk op kwaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht. Wetenschappelijke
traditie, moderne technieken en op de toe-
komst gerichte programma\'s dragen daaraan
verder bij. Met bijna 25.000 studenten,
ruim 7.000 personeelsleden en een jaarom-
zet van 700 miljoen gulden vormt de uni-
versiteit de spil van het Kenniscentrum
Utrecht, lénuit deze positie in Midden-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde oiulerzoeksinstituten over
de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof en een beperkte mogelijk-
heid tot kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde
De faculteit Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en Is geaccredi-
teerd door de American Veterinary Medical
Association.

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts-assistent

U gaat werken bij de vakgroep Algemene
Heelkunde & Heelkunde der Grote Huisdieren.
Deze vakgroep verzorgt een essentieel deel van
de laatste fase van het onderwijs aan toekom-
stige dierenartsen. Dit vooral praktijkgerichte
onderwijs vindt met name plaats in de voor
Nederland unieke Kliniek voor Heelkunde.
Jaarlijks worden meer dan 4.000 patiënten (74%
paarden, 24% koeien en 2% andere diersoorten)
onderzocht en poliklinisch behandeld of opge-
nomen in de kliniek. De in totaal ongeveer 60
medewerk(st)ers van de vakgroep zijn, ieder op
hun eigen werkterrein, direct of indirect, nauw
betrokken bij de belangrijkste taak van de vak-
groep: onderwijs door middel van patiënten-
zorg. Daarnaast verzorgen deze medewerk-
(st)ers belangrijke andere taken op het gebied
van de maatschappelijke dienstverlening en het
onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek
van de vakgroep staat nationaal en
internationaal op een zeer hoog
peil. Samenwerkingsverbanden binnen en bui-
ten de Utrechtse universiteit leveren hieraan een
belangrijke bijdrage.

B ^ Universiteit Utrecht

Uw taken bestaan in hoofdzaak uit klinische
werkzaamheden, inclusief het daarmee verbon-
den onderwijs op het gebied van de heelkunde
der grote huisdieren. Bij verlenging van de aan-
stelling zal bij gebleken geschiktheid participatie
in het onderzoek worden bevorderd.
Wij vragen iemand met een voltooide dieren-
artsopleiding. Ook zij die binnenkort afstuderen
kunnen reflecteren.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor de periode van een jaar, met de mogelijk-
heid van verlenging afhankelijk van functiever-
vulling en financiering. De omvang van de func-
tie is 100%. Uw salaris bedraagt maximaal
f 5854,- (schaal 10 BBRA) bruto per maand.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor meer
inlichtingen contact opnemen met prof. dr.
A. Barneveld, telefoon (030) 531323 of 531350.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de
afdeling Personeel S Organisatie van de facul-
teit Diergeneeskunde, t.a.v de heer
W.G. van Hooft, Yalelaan 1, de Uithof,
3584 CL Utrecht. Vacaturenummer 70240.

ACHTERSTALLIGE BETALINGEN

Naarmate de tij(d verstrijkt worden ze oninbaar en een bron van ergernis,
nog afgezien van de financiële nadelen.

Tijdige aanpak is geboden!

Wij werken betrouwbaar en efficiënt.
Vrijblijvend verstrekken wij u uitvoerige informatie.

Bemiddelings- en Adviesbureau Valynco BV

Mr. G. J. Teerink
Albrechtlaan 3 - 1404 AH Bussum - Tel. 02159 - 42018

-ocr page 28-

NU OOK

Hiiri

PRESCRIPTION

DIET.

Hill\'s.

PRESCRIPnO

DIET.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

FELINE

p/A
y

é

FELINE

FELINE

iwü

é

FELINE

Er bestaan 8 verschillende Hill\'s Prescription Diets voor katten :

• Feline c/d, k/d, p/d*, r/d, s/d en w/d, die verkrijgbaar zijn in 2 en 5 kg verpakkingen en in blikken
van 425 g;

• Feline d/d en h/d, die uitsluitend in blikken van 425 g verkrijgbaar zijn.

-ocr page 29-

KG

[N

FEUNE
k/d

• Voor inlichtingen en bestellingen, bel Aesculaap,
Boxtel, tel. 04116-75915.

• Voor wetenschappelijke informatie, zie de «Sleutel
voor Prescription Diet en Science Diet» of bel Hill\'s
Customer Service te Weesp, tel. 02940-30989.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

Committed to nutritional
excellence en innovation.™

-ocr page 30-

Definitief danwel voorlopig geregistreerde

diergeneesmiddelen voor verwerking in
gemedicineerde voeders

1. Bij Bureau Registratie Diergenees-
middelen te Wageningen heeft een
screening plaatsgevonden van alle
diergeneesmiddelen die aangemeld
zijn voor registratie. Dit houdt in dat
de status van \'voorlopig geregi-
streerd\' (voorlopig toegelaten) leidt
tot een nieuwe status die door middel
van een beschikking wordt vast-
gesteld:

- definitief geregistreerd (definitief
toegelaten);

- definitief afgewezen.

Vóórdat bepaalde produkten defini-
tief afgewezen worden, bestaat de
mogelijkheid om gebruik te maken
van een beroepsprocedure. Han-
gende deze procedure is de afwijzing
nog niet definitief en blijft de status
\'voorlopig geregistreerd\' gehand-
haafd, totdat door middel van een
beschikking uiteindelijk vastgesteld
wordt of het produkt definitief wordt
afgewezen danwel alsnog definitief
geregistreerd wordt.

2. Voor gemedicineerd voeder zijn
slechts van belang de diergeneesmid-
delen die een aanvraag hebben met
betrekking tot verwerking in dier-
voeder. In totaal zijn indertijd zo\'n
250 diergeneesmiddelen aangemeld
met zo\'n aanvraag.

3. Recent heeft het VVR een lijst ont-
vangen van zo\'n 145 diergeneesmid-
delen die thans geregistreerd zijn
voor verwerking in diervoeder (het-
zij \'voorlopig\' danwel \'definitief).
Het produktschap is voornemens om
periodiek deze lijst te actualiseren, op
basis van informatie van het Bureau
Registratie Diergeneesmiddelen.
Deze lijst zal ook nog naar de betref-
fende farmaceutische firma\'s verzon-
den worden met de vraag om aan te
geven of de etikettering van het
diergeneesmiddel zodanig is dat de
mengvoederbereider weet hoe dit
diergeneesmiddel verwerkt moet
worden in het diervoeder.

Bij een gebleken adequate etikette-
ring zal dit te zijner tijd aangegeven
worden in de lijst.

Ada]UU(
Ulxl

Volsno.

Middelnum Aanvrugno

Aanvrager

1

Amoxy Exlrt W.O.

6885

Velico Farma B.V.

2

Amoxycol CiU» W.O.

5849

W. Ocllingi Holding B V

3

Amprol H|.E Prod nr 9591 X

2773

Merck Sharp A Dohme B V

4

Amprd Mix 25« prod.nr 9585

2051 •

Merek Sharp « Dohme B V

5

Amprot Mix Super prod.nr. 9587

2813 •

Merck Sharp * Dohme B V.

i

Amprol Plui ConccnUile 75%

2809 •

Merck Sharp « l>ohme B V

7

Amprol Plui Prod.nr. 9552

2606 •

Mcrck Sharp * Dohme B V

8

ApraUn 100 Premix

2494

Uli Lilly Nederland B.V./lUanco Diviiie

9

Alrofic 100 Granular

4767

Cyanamid Animal Health, DG I.ederlc NL BV

10

Hiocillinc

5429

W Oellingi Holding B V

II

Biosol 70«

2646 •

Upjohn Ncdcrland

12

C N F Mix W O.

3227

Velimex Produktic- en Handclsmij I

) V.

13

Cambcndarijle Premix 20« prod.

nr. 18012

3103

Mcrck Sharp 4 Dohmc B.V

14

Chlooramphenicol

7248

Hak Pharma B V

15

Chlooranrphenicol Palmiuat

3788

) V.

16

dik»400

2418

Florit Velcrinaire Produkten U.V.

n

Chloramphenicol PalmiUal

1689

Floris Velcrinairc Produkten B.V.

18

Chloramphenicol PalmiUal

3170

W Ocllings Holding B V

19

Chloramphenicol PalmiUat

3851

Stichting Regishare

20

Cliloramphenicol PalmiUal

5624

Farmed B V

21

Chlortetracycline HCL

5428

W Gcllingi Holding B V

22

Colidron

5401

W Oellingi Holding B V

23

Colincd/Fccd

54 3 3

W. Oellingi Holding B.V

24

CS 82

2362

Cheviu GmbH

25

l)imeUida7X>l Mix 300

3020 *

A.U.V.

26

Dimelrida/ol450 V9

3823 •

A U.V.

27

DiincUidazole- Rase

2016

Dopharma Reiearch B.V.

28

Direx Varkcni

6177

Maatsch. Groepipr. dri. de Vin

29

Duodciran 12« prod nr 59491

1436 •

Mcrck Sharp A Dohme B V

30

Emfa Mix

2965

A.U.V.

31

nmfa Mix F

3011

A.U V.

32

Hmfamix Spiramycinc

4057

A.U.V.

33

Cmiiymix 300

4967 •

RhoocPoulenc Nederland B V.

34

nsB-3

5145

Ciba-Gcigy Agro B.V.

35

Feedmix Amoxy 150

5430

W. Gcllingi Holding B.V.

36

Fccdmix Ampi 4 «

1984

Dopharrru Research B.V.

37

Fccdmtx Aracn

4022 •

Dopharau Rcicarch B.V.

38

Fccdmix AT

2158 •

Dopharrru Reiearcb B.V.

39

Feedmix CAF 8«

2170

Dophamu Research B.V.

40

Feedmix Coliitinc

2578

Dophamu Reiearch B V.

41

Fccdmix CIC

2685

Dopharma Research B.V.

42

Fccdmix Cubar

2021

Dophamu Research B.V.

43

Feedmix Dimctri

2583

Dopharma Research B.V.

44

Feedmix Doxy-B

258«

Dopharma Research B.V.

45

Fccdmix Flijncquinc 4 «

2073

Dophamu Research B.V.

46

Fccdmix Furars

4020

Dopharma Research B.V.

47

Feedmix Furarolidon 10«

2702

Dophamu Research B.V.

48

Fccdmix Griscofulvinc 10«

3326

Dopharrru Research B.V.

49

Feedmix LS

2707

Dopharrru Research B.V.

50

Fccdmix Mebendazole

5591

Dopharma Research B.V.

51

Feedmix Nedooli

3335

Dopharma Reaeanrh B V

52

Feedmix Nedooli

6887

Vetico Farma B.V.

53

Feedmix O.R.

5590

Dopharrru Research B.V

54

Fccdmix OON

2732

Dopharrru Research B V

55

Fccdmix OF

2721

Dopharrru Research B.V.

56

Feedmix Oxy 10«

2004 •

Dopharrru Research B.V.

57

Fccdmix Oxy 400

7798

Fkms Velennsirc Produkten B.V

58

Fccdmix P2

5603

Dohantu RcKarch B.V.

59

1 eedmix Plï(-V

3089

Dopharrru Research B V.

60

Feedmix Rcnidarol 12«

5589

l>apharrTU Research B.V.

61

Feedmix Sulfa 8«

5746

Doplunru Research B.V.

62

l-eedmix Sulfatrim

3615

Dopharrru Research B.V.

63

Feedmix Trim/Sul 420/80

1808 •

Vetico Farma B.V

64

Feedmix VI

5070 \'

Dopharrru Research B.V.

65

Feedmix VI1

5068 •

Dopharma Research B V

Feedmix V12

5074

Dopharma Reaearch B.V.

67

Fccdmix V2

506« •

Dopharma Research B.V.

68

Fccdmix V3

5072

Dophamu Research B V.

69

Fccdmix V4

6000

Dophamu Research B.V.

70

FeedmU V7

5605 •

Dopharma Research B V.

71

Feedmix V9

6003 •

Dopharma Research B.V.

72

Feedmix Vibrio^ 3S25

3590

Dopharma Research B.V.

73

Feedmix Vibrio-F

3675

Dopharma Research B.V.

74

Flubcnol 0,6«

5335

Janssen Phamuccutica B.V.

75

Flubcnol 5«

3106

Janssen Pharrruccutica B.V.

76

Flubcnol 7.5«

5261 •

Jsnssen Pharrruccutica B.V.

77

Filmiquil poeder

5284

Pitman Moore Ncdcrland B V

78

Filiquil 50« poeder

5291

Pitman-Moore Ncdcrland B V

79

Filmix 30

3272

A.U.V

80

Fhitelmium 0.6«

6082

Janssen Phsrrruceutics B.V.

81

Flutelmium 7.5«

6010-

Janssen Phamuccutica B.V.

82

Fura-200 P2

2297

A U.V.

Uitverlooplcimüi
i.g
V. «fwijzing

21 jimiiri 1993
12 fcbnuri 1993
0« dcccmbcr 1992
21 jiniuri 1993

M dcccmbcr 1992

12 rcbnuri 1993
12 fcbnuri 1993
12 fcbnuri 1993

09 dcccmbcr 1992
OS mun 1993

12 fcbnuri 1993

21 november 1992

(M dcccmbcr 1992

21 november 1992

-ocr page 31-

Voicno MkMclnum

«3 Fur«-300 V7 229! •

84 Gcmedkinccrdc Premix 4%
PunzoUdoic Veprol
Fl 4051

85 CcmcdiciiKtrdc Premix 6%
Pur«Kili<k«ie Vtprol V7 4052 •

86 Hoclmix V.ikcni 3036

87 Hociliioolcr Vartcni 5251

88 Khiumycin II« 3342

89 Kiuumycin 2,2S 3337

90 Linco-SpccUn 22 V12 75l> *

91 LiiKO-Sp«lin33 VII 2295 \'

92 Linco-ipecün Premix 2817 •

93 LiiKomix 110 Premix 7265 \'

94 LincomU 44 Premix 3008 •

95 l.incamix S Premix 3346

96 Lincomyciii-llOVI 7516-

97 l.iiiciiniyciii-44 V2 7517 •
9« LinciMpecüi 33-33 5372

99 LS 44 PremU 6973

100 Mebenvel 2790

101 Myixblin 90« 5898

102 MypUbin 10« Premix 5902

103 Mypiabin 2« Premix 5896
Ittt Mytlull 1849

105 Mylha 18 1147

106 Nenuf« 14 6784 •

107 Neomyciiie.Sulfi.1 1641

108 O S.l\'. Mu 4203

109 OTC-400 7254 •

110 Oxomid 5 Premix 5016

111 Oxomid 50 Premix 50M

112 Oxy-«OOV4 250«

113 Oxy-400 V4 3298

114 Oxy-400 V4 7277 •

115 OxylurFcol 5363

116 Oxyltir Mu 40^100 3000

117 Oxyteu« 3113

118 Oxylelra Fecd Mix 100 2600

119 Pineoxin 3368

120 Premix I 4503

121 Premix 10 4546

122 Premix 5 4351
12) Rooidtzol VI 4012 •

124 Ronidizol 2682

125 Speclinomycinc-Suirul 1936

126 Spir«mycine^Adipi«t 2683

127 Spirunycinc-EmlKKuat 3025

128 Sunmix Mcalkuüteni 3690

129 Sunpoeder Pluimvee I 5218

130 Slulbnisui 2312

131 Sulft-400 2597 •

132 Suirtlrim F 2751

133 Teirurveio Feed Suppiemenl 50« 2592

134 Tiunuün 10« Premix 3444

135 TrimeÜ>o«ilf Premix 7589 •

136 TyUn lOO Premix 10« 3917*

137 Tyl« 20 Premix 2« 2489 \'
131 Uloccoi\'I\'xmix 1232 *

139 V.12 Pj«ri-33/33 7754 •

140 V-12 Mix 22/22 1112 \'

141 V-12 Mix 22/22 Feed MU 7375 \'

142 Vibrio Mix Spec 2406

143 Vibrioniix-3S25 5320

144 Vibriomix-F 5318

145 Z45 PremU 4262

Veprol NederUnd B.V.

Veprol Nederland B V.

Dophjrma Research B V.

MaaUch.Crocpipr. dra. de Vin

InlTa Nedcrland B V.

InlTi Nederland B.V.

A.U.V.

A.U.V.

Upjohn Nedcrland
Upjohn Nederland
Upjohn Nedcrland
Upjohn Nederland

A.U.V.
A.U.V.

W. Gcllin(< Holdint B.V.

Treaink Vclcrinaire Produllcn B V

Jansico Pharmaceutica B.V.

Toyo Jozo Co. Ud.. Veterinary Diviaioo

Toyo Jozo Co, Lid,, Veterinaiy Diviaion

Toyo Jozo Co, Ud,. Veterinary Division

OyitershcU bvba

Oyslcriheli bvba

Rhooe-Merieux B V

Dopharma Reiearch B,V,

A.U.V.

Franklin Pharmaceuücalf Ud,

Virb«: Nederland B V.

VirbK NederUnd B.V.

A.U.V

A.U.V.

A.U.V,

W Gellinci HoMinf B.V.
A.U.V.

W GeUinci Holdinj B V.
A.U.V

Merek Sharp * Dohme B V.

Feed Farm B V

Feed Farm B V.

Feed Farm B.V,

A.U.V.

Dophaima Research B.V.
Dophaima Research B,V,
Dophamu Reacareh B,V.
Dopharma Research B,V.
Dophanma Research B V
Maalsch. Oroepspr, drs. de Vin
Pharma SUlln OmbH
AU.V

Vetimex Produklie- en Hutdelsmij B V
PTizcr B.V

A.U.V.
A U.V.

Eli I.Uly Nederland B V VElaiKO Divisie

Eli LiUy Nederland B V./Ëlanco Divuie

Meotvoeder UT-Dciria B V.

Velico Fanna B.V,

Veüco Farm« B.V

Hak Phamu B,V

Floris Vclcrinaire Produkten B,V,

Dopharma Rescareh B,V,

Dcpharrrxa Research B,V,

Veprol Nedcrland B.V,

Aanvrftic no. Aanvra(er

Ujtverfcoofrifnnija
i.f.v. «fwijjins

Adequut
Ubel

09 december 1992
21 november 1992

18 juni 1993
18 juni 1993

21 januari 1993

19 ■
23.

1 1993
I 1993

28 november 1992

04 december 1992

Bron: Inrormatie van Bureau Rcf istratic Dieiieneesmiddelen, Wafenin(en per 10 november 1992
Toelichüng:

- De roet een * gemerkte produklen zijn dcrmiticr gcre{istreerd; dit betreft 42 middelen per 10 november 1992.

- De middelen die definitier zijn altewezen en waarvoor een uitvciiooptermijo {eldt, zijn aancetcven; dit betreft 23 middelen per 10
november 1992.

■ De mate waarin een adequaat label bijtevoefd is bij de middelen, is thans niel bekend by VVR; dit zal noc worden naeegaan.

bereider verwerkt worden in ge-
medicineerd diervoeder (op basis
van een attest van de dierenarts).

5. In overleg met de KNMvD zal ge-
zorgd worden dat ook de dieren-
artsen de beschikking krijgen over de
VVR-lijst van definitief danwel voor-
lopig geregistreerde diergeneesmid-
delen, opdat zij op hun attest slechts
die diergeneesmiddelen voorschrij-
ven die (nog) in diervoeder verwerkt
mogen worden.

Den Haag, 25 november 1992

Varkenslever als

stoplap

In oktober jl. werd door een team
van chirurgen van het Cedars-
Sinai Medical Center in Los Ange-
les een varkenslever ingebracht in
een stervende 26-jarige vrouw.
De bedoeling was om een periode
te overbruggen nodig om een do-
norlever te vinden. Toen die lever,
die overigens eerst bestemd was
voor een andere patiënt, gevonden
was en overgezet werd stierf de
vrouw. Daarna werd die laatste
lever onmiddellijk verder getrans-
porteerd naar de andere receptor
waar hij eigenlijk voor bestemd
was. Als de varkenslever als tijde-
lijke oplossing wordt gekozen zal
het maken van keuzen voor toewij-
zing van geschikte donorievers
alleen maar moeilijker worden.
De \'concurrentie\' tussen de patiën-
ten wordt daardoor alleen maar
aangewakkerd met alle vervelende
consequenties van dien.
(Uit de rubriek Notebook, The
Scientist, 1992; 23 (6): p4)

4. * De status van de 42 definitief
geregistreerde produkten is duide-
lijk: deze kunnen verwerkt wor-
den in gemedicineerd diervoeder
(op attest van een dierenarts).

* De status van de 23 definitief
afgewezen produkten is eveneens
duidelijk, met de opmerking dat er
een zogenaamde \'uitverkoopter-
mijn\' geldt van één jaar na datum
van de (negatieve) beschikking.
Tot één jaar nä afgifte van de
negatieve beschikking mogen deze

produkten nog verwerkt worden
in diervoeder (op attest van een
dierenarts); deze uiterste datum is
aangegeven in het overzicht. Al-
dus wordt voorzien in het wegwer-
ken van voorraden.
De status van de produkten die
nog voorlopig geregistreerd zijn
(hoogstwaarschijnlijk in een be-
roepsprocedure verwikkeld zijn),
is voorlopig gelijk aan de 42 defi-
nitief geregistreerde produkten;
deze mogen door de mengvoeder-

-ocr page 32-

De voorzitter en de Algemeen Se-
cretaris van de KNMvD woonden
op 30 september vorig jaar de
opening bij van het twaalfde DSK-
lustrum bij en waren verheugd met
de visie van het College van Be-
stuur, verwoord door voorzitter
drs. J.G.F. Veldhuis. Een samen-
vatting van de rede willen wij u
niet onthouden.

Zestig jaar D.S.K.: feest! En daar bestaat
alle aanleiding toe. Bij en rond de
opening van het Academisch Jaar en de
opening van het Parlement is in Neder-
land weer volop geklaagd over de uni-
versiteiten en haar wetenschappelijk on-
derwijs en onderzoek. Dat werd nog een
versterkt door eenzijdige berichtgeving:
alleen reageren op \'slecht nieuws\' en dan
ook nog gretig. Dat is onterecht, omdat
het uiterst eenzijdig is.
Vandaag viert een organisatie feest, die
kwaliteit en élan uitstraalt. Kwaliteit en
élan van studenten. Maar de hele facul-
teit Diergeneeskunde straalt dat uit, dus
ook haar vele medewerkers.
Is dit ronkerige feesttaal?

1. De decaan van de medische faculteit
in Utrecht roept steeds dat zijn me-
dische faculteit de intelligentste stu-
denten van Nederland binnen haar
poorten heeft. Hij heeft - gelet op de
selectie via gewogen loting èn op de
disproportioneel grote belangstelling
van aspirant-studenten voor een me-
dische studie in Utrecht - gelijk.
Maar., slechts voorzover hij de dier-
geneeskundigen niet meerekent.
Want deze laatsten zijn - eveneens
gelet op de gewogen loting èn op de
enorme jaarlijkse belangstelling van
aspiranten (± 800) voor de studie
diergeneeskunde - nog intelligenter,
dat wil zeggen zonder meer de intelli-
gentsten.

2. De Utrechtse faculteit Diergenees-
kunde is al jaren de enige veterinaire
faculteit in Europa (en de wereld) die
erkend wordt door de Amerikaanse
en Canadese Veterinarian Medical
Associations. Deze erkenning vloeit
voort uit intensieve visitaties om de 5
ä 7 jaar. Eind 1992 vindt weer een
visitatie plaats, waar nu ook de
Europese Commissie in participeert.
En er is aanleiding om de uitkomsten
met groot vertrouwen tegemoet te
zien.

3. Dan weer opnieuw de studenten:

DSK: \'Kwaliteit en elan\'

- ze zijn zeer actief in de D.S.K.;

- ze zijn voor een belangrijk deel
zeer actiefin andere studentenvereni-
gingen èn

- ze hebben uitstekende studieresul-
taten, een rendement van ± 85%.

Dit zijn óók feiten over de universiteit,
over haar onderwijs en onderzoek, over
haar studenten en haar staf Ik tart
eenieder om deze feiten tegen te spreken.
Ik weet dat dat niet kan. Daarom is er
alle reden voor een goed feest.
Ik wens alle betrokkenen, niet alleen de
studenten, maar ook het personeel en
het bestuur van de faculteit, geluk. Ik
betrek hierin ook graag nauw verwante
organisaties, waarbij ik op de eerste
plaats denk aan de
Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde.
U allen, organisaties en faculteit,
hebt uiteindelijk een zeer belangrijke
bijdrage geleverd aan de Nederlandse
succes-story die \'landbouw\' heet. Ook
daar worden we tegenwoordig te eenzij-
dig vergast op negatieve bij-effecten. We
dienen echter nooit te vergeten dat juist
de landbouw Nederland welvaart heeft
gebracht, mede door zijn gigantische
bijdrage aan de export. Nederland is, na
de USA en
ex aequo met Frankrijk, de
grootste landbouwmacht ter wereld. Het
onderwijs en onderzoek speelden daarin
een cruciale rol. Een bijkomende reden
voor feest.

Ik wens u allen bijzonder plezierige
dagen. Er is alle aanleiding toe.

J. G. F. Veldhuis.
voorzitter College van Bestuur
Universiteit Utrecht.

MYCÜPLASMA\'S

VERDIENEN

AANDACHT

Op 3 december 1992 promoveerde
drs. Ed A. ter Laak aan de Rijks-
universiteit te Utrecht op het
proefschrift \'Mycoplasmas of the
bovine respiratory tract\' (Neder-
landse titel: \'Mycoplasma\'s in de
luchtwegen van runderen\').
Drs. Ed A. ter Laak is dierenarts-
onderzoeker bij het DLO-Centraal
Diergeneeskundig Instituut te Le-
lystad.

Uit het onderzoek komt naar voren dat
mycoplasma\'s (kleine bacteriën) wel
degelijk een belangrijke rol spelen bij
luchtwegaandoeningen van kalveren in
Nederland. Mycoplasma\'s kunnen de
weerstand van kalveren tegen andere
infecties verlagen en soms zelf ziekte
veroorzaken. Tevens levert het proef-
schrift een waarschuwing aan het agra-
risch bedrijfsleven op, om melk- en
opfokvee strikt gescheiden te huisvesten
van vleesvee om verdere besmetting van
melk- en opfokvee met
Mycoplasma
bovis
te voorkomen. Mycoplasma bovis
veroorzaakt namelijk, economische be-
langrijke, ontstekingen van uier en ge-
wrichten. Tot nu toe zijn deze infecties
zeldzaam in Nederland. Tot 1986 kwam
M. bovis alleen voor in de luchtwegen
van vleeskalveren, maar daarna ook in
die van fokkalveren, waarschijnlijk door
besmetting van het vleesvee.
Mycoplasma\'s behoren tot de kleinste
bacteriën. Ze leven op slijmvliezen en
zijn meestal gastheerspecifïek. Tot nu toe
was er vrijwel niets bekend over het
voorkomen en de betekenis van myco-
plasma\'s bij luchtwegaandoeningen van
kalveren in Nederland.
Ter Laak vond bij zijn onderzoek zeven
soorten mycoplasma\'s in de luchtwegen
van zieke kalveren, waarvan vier talrijk,
te weten:
Ureaplasma diversum. Myco-
plasma dispar. Mycoplasma bovirhinis
en Mycoplasma bovis.
Bij gezonde kal-
veren kwamen deze vier soorten ook
voor, zij het in mindere mate. Echter bij
gezonde oudere dieren werd van deze
soorten alleen
M. bovirhinis geïsoleerd,
zodat geconcludeerd kon worden dat
koeien een ondergeschikte rol spelen in
de verspreiding van ziekteverwekkende
mycoplasma-soorten van kalveren in
Nederland. Dit is een belangrijk gegeven
voor een eventuele bestrijding of pre-
ventie van infecties met deze soorten
mycoplasma\'s. Tevens toonde de onder-
zoeker in experimentele infecties aan,
dat
U. diversum inderdaad een ziekte-
verwekkend agens is bij luchtwegaan-
doeningen van kalveren. Het voorko-
men van
Mycoplasma canis bij runderen
was niet eerder aangetoond; deze soort
blijkt tot de normale mycoplasmaflora
van runderen te behoren.
Tijdens het onderzoek werd ook de
gevoeligheid van de mycoplasma\'s voor
zestien antimicrobiële middelen be-
paald. Een beginnende resistentie van
M. bovis en M. dispar werd vastgesteld.
Inlichtingen zijn te verkrijgen bij drs. M.
Vedder-Rootjes, afdeling PRI van het
DLO-Centraal Diergeneeskundig Insti-
tuut, telefoon: 03200 - 73233.

-ocr page 33-

Het zal worden uitgevoerd door de firma
Gene Pharming Europe BV en het IVO-
DLO.

W. Sybesma

Het gaat hierbij om genetisch gemodifi-
ceerde runderen in die zin dat deze
runderen lactoferrinen in de melk uit-
scheiden. Deze stoffen bieden perspec-
tieven voor de bestrijding zowel in de
veterinaire gezondheidszorg op het ge-
bied van mastitis als in de humane
gezondheidszorg en wel bij darminfec-
ties, vooral bij kinderen.

Weekenddienstregeling vgqr spoedgevallen
fractuurbehandeling Zu
ID-WeST Nederland

2/3 januari
9/10 januari
16/17 januari
23/24 januari
30/31 januari
6/7 februari
13/14 februari
20/21 februari
27/28 februari
6/7 maart
13/14 maart

K. Crama, Rotterdam (010-4212858)
N. Fernhout, Den Haag (070-3524221)
I. Palgi, Honselersdijk (01740-24544)
Th. Ottenschot, Utrecht (030-516683)
J. van de Vijfer, Voorburg (070-3862210)
J. Lutz, Prinsenbeek (076-415030)
J. van de Broek, Rotterdam (010-4191491)
J. Hoevers, Utrecht (030-517517)
J. Lutz, Prinsenbeek (076-415030)
I. Palgi, Honselersdijk (01740-24544)
J. Lutz, Prinsenbeek (076-415030).

Ethische toetsing van voorgenomen biotechnolo-

gisch onderzoek

Voortschrijdende

verdinglijking van het dier

Inleiding
Vooruitlopend op de inwerkingtreding
van de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren werd door de minister van
Landbouw ten behoeve van de ethische
toetsing van voorgenomen biotechnolo-
gisch onderzoek een speciale commissie
ingesteld. Deze voorlopige commissie
ethische toetsing genetische modificatie
van dieren, staat bekend als de commis-
sie Schroten.

Op 1 oktober jl. kreeg de minister het
advies over het voorgenomen onder-
zoek: \'Weefselspecifieke expressie van
genen in de melkklier van genetisch
gemodificeerde runderen\'.

Uitslag advies
Dit advies, overgenomen door de minis-
ter, luidt in het kort dat dit onderzoek
gewoon door kan gaan. Wel wil de
minister dat de Tweede Kamer er even-
eens mee instemt.

De commissie was het overigens niet
onderling eens.

Drie van de acht leden vonden dat dit
onderzoek net een stap te ver was op de
weg van, zoals de commissie het formu-
leert, \'een voortschrijdende verdinglij-
king van het dier\'. Dat wil zeggen op de
weg naar het steeds meer aanpassen van
het dier aan de behoeften van de mens.
Hierdoor vermindert namelijk de eigen-
waarde van het dier.
Want een stap hoe klein ook, in de
verkeerde richting, is er één te veel.

Doelstelling en vragen
De doelstelling van het onderzoek is,
zoals gezegd, om lactoferrine ten be-
hoeve van een preparaat ter bestrijding
van mastitis, alsmede voor biomedische
toepassingen te maken uit de melk van
deze genetisch gemodificeerde koeien.
De concrete vragen waarover de com-
missie zich boog waren :

- Hoe en in welke mate wordt het
veranderde gen overgedragen en komt
het tot expressie in de nakomelingen.

- Hoe staat het met het welzijn en de
gezondheid van deze dieren?

- En wat zijn de verschillen en overeen-
komsten tussen deze lactoferrinen en het
humane lactoferrine? Dit onderzoek
stond verder model voor de algemene
vraag van in hoeverre deze manier van
geneesmiddelenproductie eigenlijk wel
wenselijke respectievelijk acceptabel is.

Het uitgangspunt van deze ethische toet-
sing was het al eerder door de minister
vastgelegde \'nee, tenzij-beleid\'.
Er werd bekeken of de doelstellingen
wel voldoende belangrijk waren om een
opheffing van het verbod (nee, tenzij) op
transgenese te overwegen.
Het belang van de bereiding van vitale
eiwitten voor medisch gebruik recht-
vaardigt volgens de commissie ethisch
gezien deze ontheffing, daarbij beden-
kend dat in dit geval de expressie zich
waarschijnlijk zal beperken tot de melk-
klier, waarin normaal al lactoferrine
wordt geproduceerd.

Integriteit geschaad
Wel vond men dat de integriteit van het
dier in principe geschaad is. Echter
gezien de beperking van de uitscheiding
van lactoferrine tot de uier, mag worden
verwacht dat de fysiologie van het dier

-ocr page 34-

nauwelijks anders wordt.
\'De autonomie van een dier dat geken-
merkt wordt door de aspecten integri-
teit, eigenwaarde en de mate waarin het
dier soort-specifiek normaal functio-
neert wordt al met al in dit geval door
deze transgenese geen geweld aange-
daan\', aldus het oordeel van de commis-
sie.

Zeldzaam landbouwhuisdier
De commissie boog zich in feite over de
vraag of het eerste en tot nog toe enige
dier op deze wereld dat op deze wijze
met succes behandeld is, wel gebruikt
mag worden voor verder onderzoek.
Het gaat hierbij om de zwartblaarstier
Herman, die ingezet zal worden om
nakomelingen te creëren voor het ma-
ken van lactoferrine-preparaten. Een
zeldzaam landbouwhuisdier in dubbel
opzicht dus.

Daarbij verbood de commissie om deze
stier anders te gebruiken dan voor dit
onderzoek. Voor de fokkerij is dit dier
dus beslist taboe. Althans voorlopig
want als blijkt dat de nakomelingen
inderdaad beter bestand tegen mastitis
zijn dan andere koeien dan ligt het voor
de hand deze genetische eigenschap te
verspreiden over alle melkgevende run-
deren in Nederland of zelfs daarbuiten.

Congres over

vqgelziekten

(The 1993 European Conference on
Avian Medicine & Surgery Utrecht,
March 3-6)

Het internationale congres over vogel-
ziekten in Europa wordt dit jaar georga-
niseerd door de Europese afdeling van
de Association of Avian Veterinarians
(AAV) in samenwerking met de Neder-
landse Vereniging van Dierenartsen
voor Vogels (NVDV).
Het congres, dat georganiseerd wordt in
het kader van het tienjarig bestaan van
de NVDV, vindt van 3 tot en met 6
maart plaats in Utrecht.
Het wetenschappelijk programma om-
vat:

1. Een Basic Avian Medicine Sympo-
sium: huisvesting, voeding, therapie.

2. Praktische oefeningen: pathologie,
cytologie, radiologie, chirurgie van
de zachte weefsels, endoscopic, elec-
trochirurgie en het omgaan met vo-
gels.

3. De Main Conference: presentaties
over nieuwe ontwikkelingen en inte-
ressante patiënten.

De Main Conference wordt voorafge-
gaan door het NVDV Jubilee Lecture
over The State of The Art, gegeven door
prof. dr. J. Koesters van de Universiteit

De Privacy-Gedragsregels van de
Vereniging van Fabrikanten en Im-
porteurs van Diergeneesmiddelen
(FIDIN) voldoen aan de eisen van de
Wet persoonsregistraties. Dit staat in
de verklaring van de Registratieka-
mer, die toezicht houdt op de naleving
van de Wet persoonsregistraties.
De verklaring is onlangs aan de FIDIN
uitgereikt en geldt voor de komende vijf
jaar. De FIDIN is hiermee de zevende
organisatie in Nederland, die beschikt
over een goedgekeurde privacy-gedrags-
code. De volledige tekst van de gedrags-
code en de verklaring van de Kamer zijn
eerder in de Staatscourant verschenen.

Fabrikanten en importeurs van dierge-
neesmiddelen houden twee soorten ge-
gevensverzamelingen bij. Dit zijn gege-
vens van dierenartsen, die in het kader
van de wettelijke voorschriften met be-
trekking tot medicijnen worden geregi-
streerd. Tevens worden gegevens betref-
fende dierenartsen vastgelegd in
verband met (commerciële) begeleiding
in distributie ervan. Daarnaast worden
gegevens bijgehouden van onderzoe-

Boekbespreking

Control of the

leishmaniasis

Control of the leishmaniases: report of a
World Health Organization (WHO) Ex-
pert Committee. Technical Report Series
793. WHO. Geneva 1990. 158pagina\'s,
prijs Sw.fr 18.00.

De technische rapporten van de WHO
geven de laatste inzichten van verschil-
lende internationale groepen deskundi-
van München. Tijdens de conferentie is
er een excursie naar Burgers\' Bush, waar
tevens het congresdiner wordt gehou-
den.

Inlichtingen zijn te verkrijgen bij dr.
Gerry M. Dorrestein, Yalelaan I, 3584
CL Utrecht, telefoon 030-534357, fax
030-516853.

Privacy-gedragsregels voor de
□iergeneesmiddelenindustrie

kers, die diergeneesmiddelenonderzoek
in opdracht verrichten.

Voor de omgang met deze gegevens
bevatten de Privacy-Gedragsregels van
Fidin nadere waarborgen. Deze houden
onder meer in dat persoonsgegevens van
dierenartsen en onderzoekers niet buiten
hun medeweten worden bijgehouden.

De geregistreerden krijgen op verzoek
een overzicht van alle vastgelegde gege-
vens, inclusief de verslaglegging van
(commerciële) rapportage van de bui-
tendienst. In de code is vastgelegd welke
gegevens maximaal in een registratie
van fabrikant en importeur mogen wor-
den opgenomen en wat de gegevens-
bronnen er van zijn. Verder geldt dat
gegevens van dierenartsen alleen aan
externe bestanden worden ontleend,
wanneer die bestanden er zijn ten be-
hoeve van de diergeneesmiddelenbe-
drijfstak en de privacy van de dieren-
artsen niet onevenredig wordt
geschonden. Gegevens van onderzoekers
tenslotte worden door fabrikant en im-
porteur niet aan anderen verstrekt.

gen, die de WHO wetenschappelijke en
technische adviezen geven op medisch
gebied en over zaken, die betrekking
hebben op de volksgezondheid.
Rapport 793, uitgegeven in de vorm van
een handzaam boekje, is samengesteld
door een commissie, die zich onder
voorzitterschap van dr. Killick-Ken-
drick bezig houdt met het bestrijden van
leishmaniasis. De bedreiging die leish-
maniasis vormt voor de gezondheid van
de wereldbevolking is lang onderschat.
Volgens de commissie lopen maar liefst

T I J I) S < II R I I T VOOR D 1 E R (j E N F, F. S K U N I) E . D E F I. 11«. A I- L E V F R 1 N Ci I I 9 9 .1

20

-ocr page 35-

Waar
herinnert
dit u aan ?

AOJESZKY

VLEKZIEKTE
VACCIN

Btuwu:

ttlS2KY-E.IllU

PARVO

uvebegdni» SKY live 783

NOei-VACIUI

PORCOLI

-ocr page 36-

Intervet...

Het komplete

programma

varKensvaccins

Op de produkten van Intervet kun je vertrouwen.
Daarmee heeft Intervet een goede reputatie
opgebouwd. Dierenartsen en varkenshouders weten
hoe effektief en veilig de diergeneesmiddelen van
Intervet zijn.

De varkensvaccins van Intervet zijn een goed
voorbeeld van de hoge kwaliteit die Intervet levert.
Er ligt dan ook een jarenlange research en produkt-
ontwikkeling aan ten grondslag. Dat geldt voor alle
Intervet produkten. Wereldwijd wordt er graag op
vertrouwd.

A

^ JJESZKY-E.CflU

"live begonia

Intervet

-ocr page 37-
-ocr page 38-

Dit zijn de varkensvaccins van Intervet:

NOBI®-PORVAC AUJESZKY-E.COLI -

NOBI®-PORVAC AUJESZKY LIVE

BEGONIA -

NOBI®-PORVAC AUJESZKY LIVE 783 -

NOBI®-PORVAC AUJESZKY PARVO -

Een geïnaktiveerd vaccin tegen de Ziekte van Aujeszky en E.coli
enterotoxicose. Zie ook Nobi-Vac Porcoli.

Een levend geattenueerd gevriesdroogd vaccin tegen de Ziekte van
Aujeszky.

Het vaccin bevat per dosis ^ 10® TCID50 Aujeszky virus stam Begonia.

Een levend geattenueerd gevriesdroogd vaccin tegen de Ziekte van
Aujeszky.

Het vaccin bevat per dosis > 10® TCID50 Aujeszky virus stam 783.

Een geïnaktiveerd vaccin tegen de Ziekte van Aujeszky en porcine
parvovirus infektie.

NOBI®-PORVAC PARVO - Een geïnaktiveerd vaccin tegen Porcine parvovirusinfektie.

NOBI®-VAC AR-T - Een geïnaktiveerd vaccin voor immunisatie van varkens tegen
Atrofische Rhinitis (A.R.). Het bevat ^ lO"\' kiemen van een
A.R.-pathogene Bordetella bronchiseptica en 45 Vero units van het
A.R.-toxine van Pasteurella multocida.

NOBI®-VAC AUJESZKY
NOBI®-VAC PORCOLI

Een geïnaktiveerd vaccin dat bestemd is voor aktieve immunisatie
van varkens tegen de Ziekte van Aujeszky.

Een geïnaktiveerd vaccin ter preventie van neonatale enterotoxicosis
en van speendiarree. Het bevat naast het LT-toxoïd de antigenen
K88ab, K88ac, K99 en 987P van Escherichia coli.

VLEKZIEKTE VACCIN - Een geïnaktiveerde gekoncentreerde suspensie van vlekziekte

bakteriën gebaseerd op een kuituur van 4 stammen E. rhusiopathiae.

Intervet

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

INTERVET NEDERLAND B.V.
Boxmeer.

-ocr page 39-

350 miljoen mensen gevaar de ziekte op
te lopen en zijn er recent 12 miljoen
geïnfecteerd.

In het rapport wordt de huidige stand
van zaken met betrekking tot deze we-
reldwijd verspreide zoönose in kaart
gebracht en worden aanbevelingen ge-
daan voor bestrijding.
Een vergelijkbaar rapport verscheen in
1984. Sindsdien is meer bekend over
verspreiding en frequentie van voorko-
men van deze ziekte. Bovendien is onder
meer door modern immunologisch on-
derzoek, iso-enzym-analyse en DNA-
typering, meer inzicht verkregen met
betrekking tot de identiteit van de ver-
schillende leishmania-species en hun
vectoren (febotomen) in de verschil-
lende gebieden.

Het rapport omvat tien hoofdstukken.
Eerst wordt in hoofdlijnen aangegeven
hoe de klinische en patholoog-anatomi-
sche verschijningsvormen van de ziekte
bij de mens zich verhouden tot de
verschillende leishmania-species en hoe
ze geografisch zijn verspreid. Vervolgens
worden de methoden aangegeven voor
het identificeren van de verschillende
soorten leishmaniasis met aanwijzingen
hoe en waar men daarvoor bij interna-
tionale referentielaboratoria terecht kan.
De taxonomie van de trypanosomati-
dae, de familie waartoe de leishmaniasis
behoren, wordt schematisch gepresen-
teerd.

De voorwaarden, waaraan besmette
diersoorten moeten voldoen om als gast-
heer-reservoir te worden aangemerkt,
worden omschreven.
Van diergeneeskundig belang is daarbij
dat de hond in veel gebieden en ten
aanzien van menig leishmania-species
aan die voorwaarden voldoet, maar dat
er ook endemische gebieden zijn waar
de hond nauwelijks of geen rol speelt in
de ziekte-overdracht.
Omgekeerd is ook leishmaniasis waar-
genomen in hondenpopulaties in gebie-
den waar de ziekte niet bij de mens
voorkomt (USA). Als natuurlijk ziekte-
reservoir speelt de hond vooral een
belangrijke rol in de cyclus van
L.
infantum
in het Middellandszee-gebied
en in Portugal.

In de laatste twee paragrafen van hoofd-
stuk 2 wordt uitvoerig aandacht besteed
aan de vectoren en aan de epidemiolo-
gie. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de
bestrijding van parasiet-, vector- en gast-
heerreservoirs. De laatste zijn vooral
knaagdieren. Twee pagina\'s kleurenfo-
to\'s geven een aardig idee welke exoti-
sche dieren hierbij zijn betrokken.
Met betrekking tot gedomesticeerde
honden wordt serologisch populatie-
onderzoek in endemische gebieden aan-
■ bevolen (nog geen melding wordt ge-
maakt van de zeer betrouwbare en
relatief goedkope agglutinatie-methode,
die recent voor de diagnostiek bij mens
en hond werd ontwikkeld door Harith
et
aL,
en die momenteel ook in de Univer-
siteitskliniek voor Gezelschapsdieren in
Utrecht wordt toegepast, ref.). Wel is
men inmiddels tot de conclusie geko-
men dat aanbevelingen om besmette
huishonden te elimineren niet realistisch
zijn.

Ergo worden doseringen en behande-
lingsschema\'s met antimoonpreparaten
gegeven en adviezen voor het onder
controle houden van de infectie bij
besmette dieren. Deze adviezen zijn
overigens niet wetenschappelijk onder-
bouwd.

Preventieve vaccinatie van mensen is
nog steeds niet mogelijk. Bij de hond
worden momenteel in verschillende lan-
den in Europa vaccins tegen visceral
leishmaniasis uitgeprobeerd. Spectacu-
laire resultaten schijnen daarbij nog niet
te zijn behaald.

In hoofdstuk 4 wordt in tabelvorm een
zeer gedetailleerd overzicht gegeven van
de geografische verspreiding van de
verschillende vormen van de ziekte, de
bijbehorende leishmaniasis, de vectoren
en de gastheer-reservoirs in de gehele
wereld.

Ook de frequentie van voorkomen in de
verschillende gebieden wordt, voor zo-
ver bekend, vermeld. Dit wordt nog
eens geïllustreerd met behulp van enkele
landkaartjes. Deze zijn echter nog wei-
nig gedetailleerd en wekken bijvoor-
beeld onterecht de indruk dat leish-

Diagnose

diarree bij de
hond

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer prof
dr R.M. Batt (The Royal Veterinary
College, London, Engeland) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

maniasis niet zou voorkomen op
Eilanden in de Middellandse Zee.
In de hoofdstukken 5 tot en met 8
worden de strategieën beschreven die in
de verschillende gebieden zijn uitgezet
om de ziekte te bestrijden en worden
aanbevelingen gedaan hoe de bestrijding
het best georganiseerd kan worden.
Aanbevelingen ten aanzien van de
research (hoofdstuk 9) betreffen vooral
het ontwikkelen van vaccins en het
zoeken naar effectieve veilige medicij-
nen. Het rapport signaleert hier verder
dat er nauwelijks iets bekend is over de
immunologische afweer van de gast-
heer-species, die als natuurlijk reservoir
vigeren.

Dit rapport is uiteraard geen handlei-
ding voor individuele patiëntenbehan-
deling en geeft ook geen informatie over
symptomen bij huisdieren.
Wel is een aanhangsel toegevoegd met
een aantal praktisch gerichte paragrafen,
waarin onder meer de samenstelling en
bereiding van voedingsbodems en tech-
nieken voor het isoleren en invriezen
van parasieten.

Een beschrijving hoe bij de hond een
aspiraat uit een lymfklier kan worden
genomen geeft, naar de ervaring van de
referent, onterecht aan dat daarbij lokaal
anesthesie nodig zou zijn.
Ook is het jammer dat nauwelijks refe-
renties worden aangegeven.
Het rapport geeft echter een voortreffe-
lijk overzicht van de huidige stand van
zaken met betrekking tot de epidemiolo-
gie en de bestrijding van leishmaniasis.
Het is dan ook aan te bevelen voor een
ieder, die zich via onderzoek of anders-
zins bezig houdt met de bestrijding van
deze zoönose.

R. J. Slappende!

Vraag en antwoord

Vraag

What are the main conditions that cause
malabsorption in the dog and how do
you diagnose these diseases?

Antwoord
De diagnose van acute diarree blijft
vaak beperkt tot een goede anamnese en
klinisch onderzoek, aangezien in de
meeste gevallen de diarree van tijdelijke
aard is en met symptomatische behande-
ling volstaan kan worden. Dit kan even-
tueel aangevuld worden met een faeces-
onderzoek op wormeieren en
Giardia,
terwijl in ernstiger gevallen bloedonder-

-ocr page 40-

zoek verricht zal worden, voornamelijk
om de ernst van de secundaire gevolgen
van de diarree te evalueren (hemato-
kriet, witte bloedcellen, eiwitten, elek-
trolyten, nierfunctie). Voor de diagnose
van chronische diarree is echter uitge-
breider laboratoriumonderzoek vereist.
De recente introductie van nieuwe diag-
nostische tests heeft dit ook toegankelijk
gemaakt voor de prakticus in de alge-
mene praktijk.

In eerste instantie zijn een goede anam-
nese en routine-onderzoek van bloed,
ontlasting en urine nodig. De anamnese
helpt om te differentiëren tussen dikke
en dunne darm-diarree; bloed- en urine-
onderzoek helpen om metabole oorza-
ken uit te sluiten en de faeces wordt
onderzocht op specifieke pathogenen
(wormen,
Giardia, Salmonella en Cam-
pylobacter).
Kleuring van ontlastinguit-
strijkjes met Soedan III kan een idee
geven of er steatorree is, wat duidt op
een malabsorptie. Bevindingen die van
belang kunnen zijn bij de verdere inves-
tigatie zijn eosinofilie (parasitisme of
eosinofiele gastroenteritis), neutrofilie
(ontstekingen), lymfopenie (lymfangiec-
tasie) en hypoproteïnemie (protein-lo-
sing enteropathy). Röntgenfoto\'s zijn
over het algemeen niet erg zinvol aange-
zien in de meeste gevallen de morfologi-
sche veranderingen in de mucosa gering
zijn en niet röntgenologisch zichtbaar.
Buikfoto\'s zijn geïndiceerd indien men
obstructie of neoplasie vermoedt, en
bariumonderzoek is verder nuttig in
geval van een portein-losing enterop-
athy om te zien of er infiltratie van de
darm is (ontstekingsweefsel of tumor).
Vervolgens moet men een onderscheid
maken tussen exocriene pancreas insuf-
ficiëntie (EPI) en dunne darm-enterop-
athieen, die beide malabsorptie kunnen
veroorzaken. Eerst wordt EPI uitgeslo-
ten, aangezien dit een omschreven ziek-
tebeeld is met secundaire consequenties
die kunnen interfereren met de diagnose
van dunne darm-enteropathieen.
Vroeger werd dit gedaan via bepaling
van faecale proteolytische activiteit - b.v.
door vertering van strookjes röntgenfoto
of door assay van trypsine met specifieke
substraten-, maar deze tests leverden
teveel vals-negatieven en positieven op
om betrouwbaar te zijn. De BT: PABA-
test was gevoeliger maar te gecompli-
ceerd voor gebruik in de praktijk, o.a.
omdat analyse van diverse bloedmon-
sters vereist was. Respons op empirische
behandeling met pancreasenzymen is
ook niet betrouwbaar aangezien som-
mige honden met een primaire entero-
pathie tijdelijk hierop kunnen verbete-
ren. Bepaling van serum trypsin-like
immunoreactivity (TLI) is een nieuwe
test die zeer gevoelig en specifiek is, en
verricht kan worden in een enkel bloed-
monster. In deze test wordt trypsinogeen
gemeten dat uit de pancreas in de
bloedstroom lekt, en het geeft dus indi-
rect een idee over de hoeveelheid functi-
oneel pancreasweefsel. In honden met
EPI is de exocriene pancreas bijna ge-
heel verdwenen en serum TLI-concen-
tratie is bijzonder laag (altijd kleiner dan
5 ng/L en meestal kleiner dan 2.5 ng/V,
normaalwaarden 5.2-34
fxg/L).
Als EPI uitgesloten is worden verdere
darmfunctie tests verricht. Problemen
waarmee men hier te kampen heeft zijn
de ongevoeligheid van routine scree-
ningstests (zoals de xylose-absorptie-
test), de relatieve ontoegankelijkheid
van de dunne darm voor biopsie en het
feit dat in een aantal chronische enterop-
athieen er geen histologische afwijkin-
gen in darmbiopten te vinden zijn. Bepa-
ling van serum folaat en cobalamine
concentraties heeft het voordeel dat dit
niet alleen kan helpen bij de detectie
maar ook bij de karakterisatie van
dunne darmaandoeningen. Absorptie
van folaat vindt normaliter plaats in de
proximale dunne darm, en een vermin-
derde serum folaat-concentratie is een
indicatie van een proximale enterop-
athie. Cobalamine-absorptie gebeurt in
het ileum, en aandoeningen daar kun-
nen een verlaagde serum cobalamine-
concentraties veroorzaken.
Een vaker voorkomende oorzaak van
een lage serum cobalamine-concentratie
is echter bacteriële overgroei in de
dunne darm (small intestinal bacterial
overgrowth-SIBO-).
Diverse enterale bacteriën hebben de
eigenschap dat ze cobalamine kunnen
binden, zodat het niet geabsorbeerd kan
worden. Bovendien kunnen sommige
bacteriën folaat aanmaken waarna dit in
het jejunum geabsorbeerd wordt wat
resulteert in verhoogde bloedcontraties.

De normaalwaarden voor serum folaat
en cobalamine variëren met de methode
die gebruikt wordt; de normale range
voor de meest gebruikte radio-isotoop-
kit is 3.5-8.5 jug/L voor folaat en 215-
5(X) ng/L voor cobalamine. Normale
serumconcentraties voor deze enzymen
sluiten echter niet uit dat er een bacte-
riële overgroei of enteropathie aanwezig
kunnen zijn, aangezien dit afhangt van
de aard, ernst en duur van de mucosale
veranderingen en van het type en aantal
bacteriën dat aanwezig is. EPI vaak
gepaard met een secundaire bacteriële
overgroei en moet eerst uitgesloten wor-
den.

Vervolgens kan men overgaan tot het
nemen van darmbiopsieën, of men kan
eerst de respons op modificatie van het
dieet afwachten; zo wordt een lage
folaatconcentratie in jongere honden
vaak gezien in het kader van een voedsel-
intolerantie of -allergie, en men kan dan
eerst een proef nemen met een hypoal-
lergeen dieet.

Darmbiopsieen kunnen endoscopisch of
operatief genomen worden. Endoscopie
heeft het voordeel dat het niet-trauma-
tisch is en dat het inwendige maagdarm-
kanaal bezichtigd kan worden; de beno-
digde apparatuur is echter duur en het
vereist enige expertise, terwijl men bo-
vendien alleen maag en duodenum inves-
tigeren kan. In de praktijk zal men
daarom vaker biopsieën via laparotomie
nemen; het is dan belangrijk altijd biop-
ten van minimaal 3 plaatsen - zoals b.v.
duodenum, jejunum en ileum - te ne-
men. Tegelijkertijd kan enig duodenaal
darmsap voor bacteriële kweek verkre-
gen worden.

Mededelingen
VD

Besmettelijke dierziekten
In Nederland kwamen in de periode van
19 oktober t/m 6 december 1992 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte verplicht
is, voor:

Rotkreupeb

Totaal 2 gevallen in 2 gemeenten.
Groningen 1 geval

Noord-Holland 1 geval

Schurft

Totaal 1 geval in Noord-Holland.
Pseudo-vogelpest

Totaal 3 gevallen in 3 gemeenten in
Noord-Brabant.

SVD

Totaal 10 gevallen in 2 gemeenten in
Gelderland.

-ocr page 41-

Enthousiaste dierenarts met ruime ervaring zoekt werk in een

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

of gemengde groepspraktijk met nadruk op kleine huisdieren.

Voorkeur: midden of zuidoosten van Nederland. Reacties telefonisch: 071 -128293.

Ter overname gevraagd een

GEMENGDE PRAKTIJK

in het noorden van het land

Uw reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht onder nummer 80/92.

Dix voor een
deskundige diagnose

Vindt u verzekeringen en financieringen
ondoorzichtig? Da\'s jammer. Maar nog spij-
tiger wordt \'t als u zich daarbij neerlegt.
Want dan mist u — bijvoorbeeld — de
deskundige diagnose van Dix & Co. Een
diagnose, die uitmondt in haarscherpe ad-
viezen.

Maak geen brokken en kies tijdig één advi-
seur, niet meer. Eén adviseur, die onafhan-
kelijk is en uw héle financiële bescherming
verzorgt. En die daardoor uw persoonlijke
situatie op spannende momenten helder en
snel in beeld kan brengen. Omdat hij het
totale overzicht heeft.

^ Laat Dix uw éne adviseur zijn ^

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Tel 030 - 51 15 20 Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

ENGAGIERTER
DEUTSCHER
NACHWUCHS-
PRAKTIKER

Tierarzt, 32 Jahre alt, verheiratat,
Diplom, bald promoviert, ein halbes
Jahr Grosstierpraxis, solide arbei-
tend, lernwillig, korrektes Auftre-
ten, sucht Position als praktischer
Tierarzt (Grosstiere).
Langfristige Zusammenarbeit wird
angestrebt.

Bereitschaft zum Umzug und zum
erlernen der holländischen Sprache
vorhanden. Zuschriften erbeten un-
ter 81/92,

Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht.

-ocr page 42-

Op woensdag 27 mei waren we getuige van een
indrukwekkende uitvaartdienst van collega A.J.
Bruin en van zijn echtgenote Gerritje Bruin-
Smeenk in de Nederlandse Hervormde Kerk te
GorsseL Beiden waren al enkele maanden ernstig
ziek en stierven bijna tegelijkertijd in het zieken-
huis in Deventer, waar ze al een aantal weken
waren opgenomen.

Anton Bruin werd op
22 december 1919 in
Haarlem geboren, al-
waar hij ook zijn
schoolopleiding volg-
de. Het liefst was hij.
evenab zijn vader, de
zeevaart ingegaan,
maar hiervoor werd
hij afgekeurd. Hij
ging in Utrecht stude-
ren en behaalde in
1947 het dierenarts-
diploma. Na eerst in
enkele praktijken te
hebben waargeno-
men werd hij al spoe-
dig benoemd tot keu-
ringsdierenarts aan
het Openbaar Slacht-
huis in Utrecht Ook
hier heeft hij vrij snel problemen met zijn
gezondheid gekregen en moest in het begin zelfs
een jaar gaan kuren In 1952 trad hij in het
huwelijk met iVilhelmina Casemire Laarman.
Uit dit huwelijk werden een zoon en twee
dochters geboren.

Gezondheidsproblemen hebben een grote rol in
zijn leven gespeeld en hebben zijn ontplooiings-
mogelijkheden sterk beperkt. Zelf was hij een
ernstige diabetespatiënt, maar ook overleed zijn
vrouw in 1975 na een ernstige ziekte. In 1984
hertrouwde hij met Gerritje Smeenk. die hij op
een reis van de Nederlandse Diabetes Vereniging
had ontmoet. Na zijn pensionering zijn zij samen
in Gorssel gaan wonen, waar zij vandaan kwam
Collega Bruin heeft ruim 37 jaar aan het
slachthuisin Utrecht gewerkt, waarvan de laatste
14 jaar als adjunct-directeur Hij heeft hierbij
ook al die tijd als wetenschappelijk medewerker
van de Rijksuniversiteit, de co-assistenten in hun
opleiding begeleid Hij deed dit met veel plezier en
met een grote plichtsbetrachting, maar wel geheel
op zijn eigen wijze. Vele aanstaande dierenartsen
hebben van zijn kennis kunnen profiteren. Hij
voelde zich bij dit onderwijs en bij de studenten
betrokken en heeft hierdoor de ontwikkelingen
in de organisatie van de vleeskeuring en van het
slachthuiswezen dan ook maar moeilijk kunnen
accepteren.

In memoriam

A. J. Bruin

Bruin had alleen een ruime belangstelling, maar
was ook sterk algemeen ontwikkeld De belang-
stelling voor de zeevaart heeft hij altijd behouden,
maar ook was zijn kennis van de paleografie en
van het Bargoens erg groot Eveneens was zijn
kennis van de streektalen in Nederland goed
ontwikkeld Zo probeerde hij bij de uitspraak van
iedere student altijd vast te stellen, uit welke
streek van Nederland hij (of zij) afkomstig was.

Met zijn tweede vrouw heeft hij aanvankelijk in
Gorssel nog een goede tijd gehad, alhoewel hun
beider kwaal op den duur steeds grotere proble-
men ging geven Zo zelfs, dat ook zijn gezichts-
vermogen erg achteruit ging. Mede doordat
beiden aan dezelfde ziekte leden en de secundaire
verschijnselen wel heel erg zwaar werden waren
zij ook emotioneel sterk aan elkaar gebonden.
Uiteindelijk heeft dit alles tot hun overlijden
geleid Met het verscheiden van collega Bruin,
hebben we van een markante figuur uit Dierge-
neeskundig Nederland afscheid genomen. Velen
zullen hem niet makkelijk vergeten.

G.M. Vogely

In de laatst gehouden vergadering van het
Algemeen Bestuur op 2 december 1992 is de
profielschets voor de nieuwe voorzitter van de
KNMvD besproken. De huidige voorzitter,
prof.dr. E.H. Kampelmacher, is op de aan-
staande Algemene Ledenvergadering van okto-
ber 1993 reglementair aftredend en niet herkies-
baar.

Uit de leden van het Algemeen Bestuur is een
Vertrouwenscommissie gevormd, die bestaat uit
de collegae J. Minderhoud (Tilburg), mevrouw
dr. G.J. Binkhorst (De Bilt), R. Back (Lochem),
W.J.R Coops (Capelle aan de IJssel) en prof.dr.

Van het Algemeen Bestuur

E.H. Kampelmacher, Bilthoven.
De Vertrouwenscommissie fungeert enerzijds als
aanspreekpunt voor het vertrouwelijk doorge-
ven van namen van mogelijke kandidaten en zal
anderzijds gesprekken kunnen voeren met kan-
didaten.

De leden van het Algemeen Bestuur zullen met
hun achterban de invulling van het voorzitter-
schap bespreken en uitzien naar mogelijke kan-
didaten.

Leden van de KNMvD kunnen uiteraard ook
namen van kandidaten doorgeven aan de Ver-
trouwenscommissie.

De profielschets is voor leden van de KNMvD
beschikbaar op het secretariaat, tel. 030 - 510
111 (vraag naar Karin Nutters).

-ocr page 43-

Zoals u weet is op 1 januari 1992 de Pensioen-
regeling voor Dierenarts-assistenten van start
gegaan. Deze pensioenregeling is tot stand
gekomen na uitvoerig overleg tussen de
KNMvD en de Vedias, de Vereniging van
Dierenarts-assistenten.

Er bleek zowel van de kant van de prakticus-
werkgever als van de dierenarts-assistent be-
hoefte te bestaan aan een pensioenregeling voor
dierenarts-assistenten. Daarin zou naast een
ouderdomspensioen vanaf de 60-jarige leeftijd
ook een invaliditeitspensioen moeten worden
opgenomen, plus een tijdelijk ouderdomspensi-
oen om de jaren tussen het 60ste en 65ste
levensjaar te overbruggen. Uiteraard mocht een
nabestaandenpensioen ook niet ontbreken.
Nadat met verschillende verzekeraars overleg
was gevoerd en advies was uitgebracht door de
actuaris-adviseur van de KNMvD, is er uiteinde-
lijk voor gekozen om de Pensioenregeling voor
Dierenarts-assistenten onder te brengen bij
Avéro Pensioenverzekering N.V. te Leeuwarden,
een verzekeraar die in de agrarische sector tot de
grootste pensioenverzekeraar kan worden gere-
kend.

De Pensioenregeling die tot stand is gekomen is
een vrijwillige regeling; de werkgever is niet
wettelijk verplicht pensioen aan zijn/haar die-
renarts-assistent toe te kennen. Maar bij goede
arbeidsvoorwaarden behoort echter ook een
goede pensioenvoorziening. Het Hoofdbestuur
van de KNMvD en Vedias adviseren dan ook de
Pensioenregeling op zo groot mogelijke schaal in
te voeren. Ook de Groepen Geneeskunde Gezel-
schapsdieren en Practici Grote Huisdieren van de

KNMvD

Pensioenregeling voor

dierenarts-assistenten

KNMvD staan achter deze Pensioenregeling.
De kosten van de Pensioenregeling worden voor
2/3e deel betaald door de werkgever en voor 1 /
3e deel door de dierenarts-assistent.

Inmiddels is de Pensioenregeling nu bijna een
jaar van kracht en hebben ruim 30 dierenartsen-
praktijken voor hun dierenarts-assistenten van
de Pensioenregeling gebruik gemaakt. Het gaat
dan in totaal om zo\'n 40 werknemers. De
dierenartsenpraktijk in Lichtenvoorde geeft
daarbij het goede voorbeeld en heeft voor alle
vijf dierenarts-assistenten een pensioenvoorzie-
ning getroffen. Reden genoeg voor de KNMvD,
Vedias en Avéro om hieraan aandacht te beste-
den door middel van persoonlijke gelukwensen
en presentjes. Eén van de dierenartsen, H.W. van
Ruitenbeek, vertelde dat de praktijk het vanzelf-
sprekend vindt dat, nu er een pensioenvoorzie-
ning is gekomen voor de dierenarts-assistenten,
hiervan ook gebruik wordt gemaakt. De dieren-
artsen en de assistenten van de praktijk hebben er
niet veel woorden aan vuil gemaakt, maar de
daad bij het woord gevoegd en de vijf inschrijvin-
gen waren een feit.

De KNMvD en Vedias hopen dat dierenartsen
en hun dierenarts-assistenten dit voorbeeld vol-
gen en zich aanmelden voor de Pensioenregeling.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen
met mevrouw M. C. van Oostrum-Schuurman
Hess van de KNMvD, tel. 030-510111.

■^ir

^ ff . i

De dierenartsenprakti|k in Lichtenvoorde maakt voor alle
vi|f dierenartsassistenten gebruik van de pensioenregeling
(foto\'s: Fotostudio Vreeman-Kolkman)

-ocr page 44-

Onder de titel \'Hoe bij de tijd te blijven\' werd
op 17 september jl., in het Hoofdgebouw van
de Faculteit Diergeneeskunde, een bijeen-
komst georganiseerd door de KNMvD, de
redactie van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
en de Bibliotheek van de Faculteit,
mede op instigatie van dr. Th.A.M. Eising-
horst van Euroscience.
De bedoeling was om vanuit verschillende
invalshoeken de moderne literatuurinforma-
tiesystemen te belichten. De opzet was vooral
om de betekenis ervan voor de praktische
uitoefening van de diergeneeskunde te be-
spreken.

□e voordrachten

Dr. Tj. Jorna, Algemeen secretaris van de
KNMvD, wees er in zijn welkomstwoord op dat
de Maatschappij grote waarde hecht aan de
kennisvernieuwing van de dierenarts ten einde
zijn beroep optimaal te kunnen uitoefenen.

\'Waarvoor heb je welke informatie eigenlijk
nodig is de basisvraag die men moet stellen bij
het nadenken over het verzamelen van docu-
mentaire informatie voor eigen gebruik\', stelde
drs. A.H.H.M. Mathijsen, bibliothecaris van de
Faculteit.

In de medische beroepen worden, naar uit
onderzoek is gebleken, tot nog toe de traditionele
bronnen (boek en tijdschrift), maar daarnaast
vooral de informele kanalen (collegiaal overleg,
vakbijeenkomsten) gebruikt om zich van infor-
matie te voorzien. Zowel de practicus als de
specialist laten de mogelijkheden, die de compu-
ter kan bieden bij het opslaan en terugvindbaar
maken van literatuur, vaak onbenut. Maar juist
de mogelijkheid om informatie-opslag en -selec-
tie te automatiseren geeft een toegevoegde
waarde aan de informatie, terwijl de waarde van
de informatie zelf alleen een potentiële is. Pas
achteraf kan men de eigenlijke waarde ervan
vaststellen. Voor het inrichten van een beroeps-
praktijk is het wezenlijk de toegangen tot de
meest geëigende informatiekanalen te organise-
ren. Men dient ervoor te zorgen in een \'informa-
tion rich environment\' te werken.
De Bibliotheek van de Faculteit vervult voor
diergeneeskundig Nederland, naast de traditi-
onele rol van documentleverancier op basis van
een up-to-date boeken- en tijdschriftencollectie,
ook de rol van informatiemakelaar.

Twee practici die beiden gebruik maken van
literatuurzoeksystemen, nl. drs. M. Bethlehem
(Dierenartsassociatie Coevorden) en drs. A.J.
van Toor (Praktijk voor Gezelschapsdieren, Den
Haag), vertelden over de manier waarop zij ten
behoeve van hun praktijk omgaan met het

Hoe bij (de tijd] te blijven?

aanbod van wetenschappelijke informatie. Nu
een groot percentage van de praktijken ten
behoeve van de administratie en/of de bedrijfs-
begeleiding over PC\'s beschikt, kunnen deze ook
voor literatuurinformatie worden ingezet. Door
zich te abonneren op een attenderingsdienst in
machine-leesbare vorm (bijvoorbeeld Current
Contents on Diskette) kunnen wekelijks de van
belang geachte artikelen worden geselecteerd en
in het computergeheugen worden vastgelegd.
Tevens kan een \'bibliotheek\' worden opge-
bouwd door van de meest belovende titels
overdrukken of fotokopieën aan te vragen. In
een gemengde groepspraktijk is het zinnig om
één persoon te belasten met de informatievoor-
ziening. Zowel voor iedere dierenarts afzonder-
lijk, overeenkomstig belangstelling en werkter-
rein, als voor collectief gebruik kunnen
bestanden (personal files) worden opgebouwd
en bijgehouden. Aldus is actuele informatie
permanent beschikbaar.

Het bijblijven is nodig om nieuwe ontwikkelin-
gen tijdig te kunnen inpassen in de eigen praktijk-
voering zodat men èn kwaliteit aflevert èn
tegelijkertijd plezier houdt in het werk.
De clou is echter om te weten welke tijdschriften
de artikelen publiceren die het beste overeen-
stemmen met het eigen interessegebied, en tevens
welke secundaire systemen de meeste van deze
tijdschriften in hun verzameling hebben opgeno-
men.

Dr. J.D. Kuiper (Proefdierkundig Expertisecen-
trum, PREX), mede namens prof.dr. L.F.M. van
Zutphen (Vakgroep Proefdierkunde), wees op de
mogelijkheid om nog op een andere manier
gebruik te maken van de PC, namelijk door deze
te voorzien van een communicatieprogramma
en vervolgens via een modem aan te sluiten op
een \'host computer\', waarop een of meer litera-
tuurbestanden zijn geladen. Naar behoefte kun-
nen dan de literatuurgegevens worden afgetapt.
Het voordeel is dat men niet zelf voor de
bestandsopbouw hoeft te zorgen en dat van meet
af aan over een langere in de tijd teruggaande
periode gezocht kan worden.
PREX kan naast proefdierkundige bestanden en
naast bestanden op CD-ROM, ook een op de
veterinaire praktijk gericht literatuurbestand
aanbieden. De heer Kuiper demonstreerde het
on line-zoeken in een dergelijk bestand en liet
zien hoe de geselecteerde literatuurreferenties
vanuit de facultaire host computer naar de eigen
PC kunnen worden overgebracht en bewerkt.

Dr. Th.A.M. Elsinghorst maakte in zijn inleiding
duidelijk dat men er na aanschaf van een eigen
computer nog niet is. Er dienen nog heel wat
keuzes gemaakt te worden. Allereerst de keuze

-ocr page 45-

van het uitgangsbestand; dit kan een on line-
bestand zijn, een CD ROM-bestand of een
bestand op diskette. Voor de eerste twee dient de
hardware te worden uitgebreid met respectieve-
lijk een modem of een CD ROM-reader. Wil
men kunnen zoeken in de geïmporteerde litera-
tuurreferenties dan is een database management-
programma nodig. Via een conversieprogramma
kunnen de gegevens die vanuit het uitgangsbe-
stand op schijf zijn gezet zodanig gestructureerd
worden dat zij in het database managementpro-
gramma kunnen worden ingelezen. Bij sommige
van deze programma\'s kan men de literatuurge-
gevens naar eigen keuze indelen.

Gedurende de pauze werd een aantal program-
ma\'s op zes PC\'s door de heer Elsinghorst en
mevrouw drs. M.H.F. van Niel gedemonstreerd.

Discussie

Het liet zich raden dat er tijdens de discussietijd
veel vragen waren welke aanpak nu voor de
eerstelijns dierenarts de beste is. De discussielei-
der, dr. W. Sybesma, kondigde aan dat de
initiatiefnemers van deze middag het voornemen
hebben om een gevarieerd aanbod uit te werken.
Hierbij willen zij zich echter mede laten leiden
door de wensen die in het veld leven.
Een op specifieke vragen van een bepaalde
beroepsgroep toegesneden informatiebron in de
vorm van een \'host computer\' biedt natuurlijk
veel voordelen gezien de flexibiliteit in het
zoekproces, maar de kosten dienen dan wel
concurrerend te zijn met eigen abonnementen.
Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zou op dit
gebied ook een rol kunnen vervullen door
diskettes te leveren met de cumulatieve inhouds-
opgaven (met samenvattingen der artikelen) van
een aantal jaargangen. Bij de Veterinary Quar-
terly wordt dit voornemen volgend jaar al
uitgevoerd. Dit kan men als een variant beschou-
wen op de methode geïntroduceerd door de
JAVM A en die nu ook wordt toegepast door een
aantal andere Amerikaanse veterinaire tijdschrif-
ten waarbij in elke aflevering strips zitten die in
gecodeerde machine-leesbare vorm de bibliogra-
fische informatie bevatten.
Opgemerkt werd dat het lezen van wetenschap-
pelijke artikelen vaak geen oplossing biedt voor
de problemen uit de dagelijkse praktijk. Ook zal
veel meer voorlichting en instructie nodig zijn
om de dierenarts in de gelegenheid te stellen de
juiste keuzes uit het grote aanbod aan hulpmid-
delen en systemen te doen maken. Volgens dr.
RH.A. Poll, directeur PAO-D, staat of valt de
ontwikkeling van de diergeneeskunde in belang-
rijke mate met de toegankelijkheid van de
literatuur. De presentaties van deze middag
gehoord hebbend en beseffend dat op dit gebied
inderdaad meer voorlichting en instructie nodig
is, stelde hij voor een PAO-programma te
organiseren, waarin de elementen die nu voorge-
dragen zijn, aan de orde zullen komen.

Toekomstige activiteiten

In een nabespreking door de inleiders werd
geanalyseerd welke zaken verdere aandacht ver-
dienen en met welke toekomstige activiteiten de
dierenarts gebaat is.

Zeer belangrijk is dat er een brug geslagen wordt
naar de gebruikers en dat betaalbare en gebrui-
kersvriendelijke systemen worden aangeboden.
Een inventarisatie van de reeds aanwezige en nog
te ontwikkelen diensten leverde het volgende
beeld op:

1. De Bibliotheek Diergeneeskunde functioneert
nu al als intermediair voor gebruikers die zich tot
haar wenden en die bereid zijn te betalen voor de
verleende diensten. Via de afdeling Biomedische
Informatie kan literatuur over een breed veld van
biomedische en klinische vraagstellingen worden
opgespoord. Tevens kunnen via de bibliotheek
de documenten ook worden geleverd.

2. PREX is een zogenaamde host-organisatie in
ontwikkeling die on line algemene en proefdier-
kundige literatuurbestanden aan geregistreerde
gebruikers ter beschikking zal stellen. In de
toekomst zullen ook dierenartsen via PREX de
beschikking kunnen krijgen over specifiek dier-
geneeskundige bestanden. Deze bestanden kun-
nen via een modemaansluiting aan het openbare
telefoonnet geraadpleegd worden. Aan gebrui-
kers zal hiertoe gebruikersvriendelijke program-
matuur ter beschikking worden gesteld. Wat de
kosten betreft wordt gedacht aan een abonne-
mentsprijs van enkele honderden guldens op
jaarbasis.

3. Euroscience zal, in samenwerking met de
Bibliotheek Diergeneeskunde, een Literatuur
Service Programma opzetten. Dit houdt in de
uitgave van een maandelijks bulletin waarin de
inhouden van zo\'n honderd veterinaire tijdschrif-

-ocr page 46-

ten worden ontsloten. De prijs zal ongeveer 175
gulden bedragen. De hierin opgenomen gege-
vens zullen ook in een diskette-editie verkrijg-
baar zijn. Aangezien de samenstelling van bulle-
tin en diskette gebaseerd wordt op door de
bibliotheek ontvangen materiaal, is een snelle
verkrijgbaarheid van fotokopieën gegarandeerd.
4. Het Institute for Scientific Information (Phila-
delphia) heeft aangekondigd in maart 1993 met
een product op de markt te komen dat geheel aan
de diergeneeskunde gewijd zal zijn. De titel is
Focus on: Veterinary ^ience & Medicine.
Maandelijks zullen ongeveer 12(X) abstracts (uit-
eraard tezamen met de bijbehorende bibliografi-
sche gegevens) op diskette worden uitgebracht.
De geannonceerde prijs bedraagt $ 215 $ 45
(porto).

5. Op 29 januari 1993 zal een PA O-cursus
worden georganiseerd, die gewijd zal zijn aan het
gebruik van de PC bij de verwerking van
literatuurinformatie. De geconstateerde knel-
punten die de toepassing van geautomatiseerde
hulpmiddelen in de weg staan, zullen speciale
aandacht krijgen.

Het programma en de aanmeldingsvoorwaarden
zijn elder afgedrukt in deze aflevering.

Wat is de waarde van de zoeksystemen voor

de dierenarts?

Inleiding tijdens een voorlichtingsbijeenkomst
voor dierenartsen o.d.t. \'Hoe bij (de tijd) te
blijven\' op 17 september 1992 door
A.H.H.M.
Mathijsen.

Als iemand er zijn levenswerk van maakt om de
informatiebronnen op veterinair gebied te verza-
melen en zodanig te organiseren dat hiervan door
zoveel mogelijk gegadigden gebruik kan worden
gemaakt, is die persoon dan ook de meest
aangewezene om de waarde ervan aan te geven?
Hij kan een uiteenzetting geven over de verschei-
denheid van de hulpmiddelen om informatie te
verkrijgen, van de eigenschappen en de kosten
van elk systeem; hij kan ook een advies geven
welk systeem het beste lijkt te passen in een
bepaalde situatie, maar wat hij niet kan, en wat u
dus ook niet mag verwachten, is dat hij uitspra-
ken kan doen over de waarde van de informatie
zelf die u aan het aan te schaffen systeem gaat
ontlenen.

Net zo min als de kok kan garanderen dat de
door hem bereide maaltijd bij alle gasten goed
valt - het is niet voor niets dat hij er altijd naar
komt vragen - kan de bibliothecaris uitspraken
doen over de waarde van de documenten die hij
ter beschikking stelt. De uiteindelijke gebruiks-
waarde kan alleen door de afnemer worden
bepaald en deze gebruikswaarde zal van geval tot
geval kunnen verschillen. De verstrekker zal
hooguit uit de terugkeer van zijn klanten kunnen
afleiden dat zijn diensten nuttig gevonden wor-
den. Expliciete uitspraken over het gebruik, het
nut, de waarde van afeonderlijke publikaties
hoort de bibliothecaris zelden. Deze horen trou-
wens ook thuis in de dialoog tussen de auteurs en
de lezers. Als de lezer vervolgens auteur wordt,
zal in zijn citatielijst een evidente maatstaf
gevonden kunnen worden in hoeverre hij de
aangereikte bronnen ook gebruikt heeft, en
alleen door lezing van de tekst kan blijken wat de
kwaliteit, dus de waarde, van deze bronnen was.
Op het verschil in de mogelijkheid om de waarde

vast te stellen van de ontleende informatie zelf en
van het systeem met behulp waarvan de informa-
tie gevonden kan worden, zal onderstaand (sub
8) nog worden terugkomen.

Eerst lijkt het goed om de literatuurinformatie,
de informatie vastgelegd in documenten, af te
zetten tegen andere informatiebronnen waarmee
de clinicus werkt, om zodoende aan te geven dat
de documentaire informatie, hoe belangrijk ook,
geen monopoliepositie heeft. Aansluitend zal het
relatieve belang van de verschillende informatie-
bronnen worden besproken zoals gebleken uit
een recent onderzoek onder Amerikaanse die-
renartsen. Vervolgens zullen we ons beperken tot
de documentaire informatie en nagaan in welke
organisatievormen deze benaderbaar is en welke
benaderingswijzen open staan.

De eis \'weten waar het staat\' kan niet meer
volgehouden worden nu de vragen die gesteld
kunnen worden steeds gedetailleerder en com-
plexer geworden zijn en het aantal plaatsen waar
het antwoord kan staan, onoverzichtelijk groot
geworden is.

Des te dwingender is echter, ook voor de
practicus, de eis geworden \'de weg tot de

Figuur 1

EXTERNE INFORMATIEBRONNEN

I. INFORMATIE UIT DE LITERATUUR

II. FEITELIJKE INFORMATIE:

" patiëntgebonden inl.

• bedrljlslnl.

• farmaceutische Inl.

• toxicologische Int.

• besmettelijke ziekteninf.

• stamboeklnf.

III. INFORMELE KENNISOVERDRACHT

-ocr page 47-

KNMvD

wetenschap\' te vinden. Hij zal zich de kennis
\'waar te zoeken\' en \'hoe te zoeken\' eigen moeten
maken. Deze dient permanent in het RAM-
geheugen van zijn brein beschikbaar te zijn!

Informatiebronnen

De informatie die uit de Uteratuur gewonnen kan
worden, vormt slechts een deel van de totale
informatie waarmee de clinicus werkt (Figuur
1). De documentaire informatie is algemeen
toegankelijk; het is publiek beschikbare informa-
tie. Daarnaast zijn er enige categoriën van
informatie die in het algemeen niet publiek
toegankelijk zijn\'. Het betreft speciale informa-
tie, die bestaat uit feitelijke informatie: patiënt-
gebonden informatie (afkomstig van onder meer
gezonheidsdiensten of vakgroepen van de facul-
teit), bedrijfsinformatie van veehouders, farma-
ceutische informatie over in ontwikkeling zijnde
geneesmiddelen, toxicologische informatie, nati-
onale en internationale gegevens over besmette-
lijke ziekten en gegevens van de stamboeken. Via
jaarverslagen en statistieken komt een deel van

JOURNALS

1 r

\'BOOKS

I

CONTINUING EDUCATION

PRIVATE PRACTITIONERS

I I

UNlVERSnV CLINICIANS

OTHER

20 40 60 80 100 120 140 180 180 200 220 240 280 280
NUMBER OF RESPONSES
(A faw ratpondant* tuppllad mora than one resource)

deze informatie periodiek beschikbaar en wordt
dan weer gedekt door literatuurinformatiesyste-
men.

Een bepaald type informatiebron heeft, zover ik
weet, in Nederland nog geen ingang gevonden in
de veterinaire sector, maar speelt in onder meer
de V.S. en Australië een rol van betekenis; ik
bedoel de systemen voor Computer Assisted
Diagnosis.

Deze representeren een mengvorm van feitelijke
gegevens (symptomen en differentieel diagnosti-
sche criteria) en literatuurgegevens, die de bron
vormen waaruit de feitelijke gegevens zijn afge-
leid.

Een derde, zeer belangrijke categorie om infor-
matie te verkrijgen, wordt gevormd door het
informele circuit waarin iedere beroepsbeoefe-
naar zich beweegt. Componenten hiervan zijn:
correspondentie en gesprekken met collegae en
deskundigen, vergaderingen, congressen en an-
dere vormen van mondelinge kennisoverdracht
zoals PAO.

De eigenschappen van mondelinge informatie-
uitwisseling maakt dat deze vorm complemen-
tair is aan kennisverwerving uit gedrukte bron-
nen: de uit deze bronnen verkrijgbare \'know-
how\' is vaak niet in de literatuur te vinden.

Naast de speciale en informele bronnen, die alle
extern zijn, mogen in de opsomming de kern-
bronnen niet vergeten worden die als intern
aangemerkt kunnen worden: de eigen waarne-
mingen, metingen en experimenten, die de pri-
maire gegevens leveren, die geverifieerd en aan-
gevuld moeten worden met de gegevens van
anderen, te leveren door personen of instituten,
dan wel te destilleren uit de literatuur.

Het gebruik van informatiebronnen door
Amerikaanse practici

In 1989 werd een gebruikersonderzoek gedaan
onder dierenartsen die praktizeerden in die staten
waarin de \'veterinary college libraries\' ook aan
externe gebruikers diensten verlenen 17 Van de
27 blijken zulks te doen. Hoewel de steekproef
klein was (270 respondenten) bevestigt dit on-
derzoek de uitkomst van soortgelijke onderzoe-
kingen onder medici, namelijk dat beide be-
roepsgroepen uiterst traditioneel zijn in het
gebruik van informatiehulpmiddelen. Noch de
PC, noch databases^ noch bibliotheken spelen
een rol van betekenis. Slechts 45% bleek over een
PC te beschikken en slechts 7% hiervan (d.i. 9
van de 287 respondenten) bleek deze voor
literatuurdoeleinden te gebruiken.
Figuur 2 toont de verdeling van de informatie-
bronnen, die gebruikt werden bij klinische pro-
bleemgevallen. Het aantal keren dat informele

Voor een meer uivoerige beschrijving van feitelijke veterinaire informa-
tiebronnen, zie: D.C. Blood and P. Brighlling.
Velerinaiy information

manegemeni. London etc.: Bailliire Tindall, 1988. p. 3-7.

Nancy L. Pelier and Joan M. Leysen. Use of information resources by

veterinary practitioners. Bulletin of the Medical Library Association,

79(1), 10-16, 1991.

Voor een omschrijving van het begrip \'database\', zie sub 6.

-ocr page 48-

bronnen genoemd werden (collegae en diagnos-
tische laboratoria) was 480, tegenover 350 keren
dat boeken, tijdschriften, bibliotheken en andere
bronnen werden gebruikt.
Als het gaat om bij te blijven (Fig. 3) zien we een
ander beeld; dan overwegen de formele bronnen:
215 keer worden tijdschriften, boeken en andere
hulpmiddelen (databases) genoemd tegenover
180 keer bijscholing en collegae.
Ondanks de \'computer revolution\' en de be-
schikbaarheid van goed geoutilleerde bibliothe-
ken blijkt het moeilijk om de practici te doen
profiteren van deze kennisreservoirs.
Er is weinig aanleiding te veronderstellen dat in
Nederland gebruikersonderzoek onder dieren-
artsen andersoortige uitkomsten zou geven. Wel
gaf een vorig jaar gehouden steekproef aan dat
er, bij groepspraktijken althans, belangstelling is
om gebruik te maken van literatuurinformatie in
geautomatiseerde vorm.
De verwachting is dat herstructurering van het
curriculum een gedragswijziging in de omgang
met informatie zal kunnen bewerkstelligen.
Maar betere voorlichting, al of niet door middel
van PAO, kan zeker ook een bijdrage ten goede
leveren.

Bronnen van literatuurinfonnatie

Langs de volgende vijf wegen kan de practicus
zich van literatuurinformatie voorzien:

1. De praktijkbibliotheek

- eigen aanschaf: -tijdschriften

-handboeken
-naslagwerken
- tijdschriftenportefeuille

2. Gespecialiseerde boekhandel met voorraad
aan veterinaire literatuur

3. Bibliotheken van Faculteit en/of Instituten

4. Literatuurinformatiediensten (al of niet via 3)

- eigen aanschaf: abonnement op Index Veterina-

rius. Veterinary Bulletin, Cur-
rent Contents (on Diskette)
Buil.

- on line-database-raadpleging (bij \'hosts\' via een
in- termediaire instantie, bv. de Afdeling Bio-
mededische Informatie bij de Bibliotheek Dier-
geneeskunde*)

- retrospectieve vragen

- attendering

- CD-ROM-databases

* zie: Diergeneeskundig jaarboek 1992, p. ISI.

\'Personal files\', opgebouwd via \'downloa-
ding\' uit data-bases, al of niet aangevuld met
eigen inbreng.

Elke van de vijf wegen heeft zijn voordelen en
beperkingen; elke stelt eigen eisen aan het
zoekgedrag, dat weer bepaald wordt door de
specifieke informatiebehoeften van de gebruiker
of door de eisen van het moment.

De verschillende benaderingswijzen van in-
formatiebronnen

De verschillen in doelstelling leiden tot verschil-
len in benadering en daaraan gekoppeld tot
verschillen in systeemkeuze of publikatietype. Er
zijn vijf mogelijke benaderingen te onderschei-
den\'.

Gericht op een specifiek antwoord op een vraag
die voortkomt uit het dagelijks werk.
Eerst in aanmerking komende bron: naslagwerk
in eigen bibliotheek of specifiek artikel, gevon-
den in \'personal file\' of via een van de literatuur-
informatiediensten of via een tip van een collega.

2. Bij de tijd blijven
Methodes:

a. eigen tijdschriftabonnementen

b. attenderingsdienst:

- abonnement op in aanmerking komende
abstract- of attenderingstijdschriften (b.v.
Current Contents)

- \'Selective Dissemination of Information\'
(d.i. een computerattendering volgens een
eigen profiel)

c. overzichtsartikelen (\'reviews\')

3. Oriëntatie op kwesties buiten het eigen domein
Via overzichtsartikelen of monografieën

4. Gericht op een compleet overzicht

Via manueel of geautomatiseerd retrospectief
literatuuronderzoek, aangevuld door de
\'sneeuwbalmethode\'

5. Grasduinen (\'browsen\') in boekhandel of
bibliotheek om ongezochte vondsten te doen.

6. De zoeksystemen

Dit zijn de systemen die informeren over het al of
niet bestaan van literatuur over welk onderwerp
dan ook. Deze literatuur moet dan nog verkre-
gen, gelezen en geïnterpreteerd worden, voordat
de eigenlijke informatie vrij komt en deel kan
gaan uitmaken van het eigen kennisreservoir.
Het is strikt genomen onjuist te zeggen dat
literatuurinformatiesystemen, en dus ook bibli-
otheken, informatie leveren. Zij leveren die
noodzakelijkerwijs steeds in verpakte vorm, als
nootjes waarvan de schil moet worden afgepeld
voordat ze geconsumeerd kunnen worden. Pas
na consumptie blijkt of vertering plaats vindt en
een bijdrage geleverd wordt aan het kennismeta-
bolisme.

De ervaring van het dagelijks leven leert dat
slechts zeer weinig wordt opgenomen uit het
grote informatie-aanbod, waarmee wij door de
media en het maatschappelijk verkeer over-
stroomd worden. Iedereen heeft zijn eigen filter-
systeem om alleen dat toe te laten wat op het
moment van aanbieding van belang geacht

\' Naar D. Grogan. Science and technology. An introduction to the
literature.
London: Bingley. 1970. p. 16-18.

-ocr page 49-

wordt. Zonder dat afweersysteem zou krankzin-
nigheid dreigen!

Toevoer van informatie gebeurt altijd op selec-
tieve basis. Ook bij het opsporen van informatie
maken we gebruik van selectiemiddelen^. Tele-
foonboeken, kookboeken, reisgidsen zijn voor-
beelden van selectiemiddelen uit het dagelijks
leven.

Het is de kunst voor elke opkomende vraag het
juiste selectiemiddel te kiezen. De kwaliteit van
het gekozen selectiemiddel (S) in combinatie met
de juiste vraagstelling (V) bepaalt de kwaliteit
van de uitkomst (U): S x V = U.

Alle wetenschaps- en onderzoeksgebieden be-
schikken over eigen selectiemiddelen in de vorm
van indexen, referaatbladen of bibliografieën,
tezamen \'secundaire publikaties\' genoemd om-
dat zij de \'primaire publikaties\' ontsluiten. Met
behulp hiervan kan het bestaan van publikaties
worden vastgesteld, hetzij van een bepaalde
auteur, hetzij over een bepaald onderwerp.
De primaire publikaties zijn in een secundair
bestand gerepresenteerd door een formele be-
schrijving aangevuld met descriptoren, ontleend
aan een standaard en vaak met de samenvatting.
De ordening van deze substituut-documenten
vormen een bibliografisch bestand. Is dit laatste
in electronische vorm, dan spreken we van een
database.

Voor de diergeneeskunde zijn allereerst die
secundaire bronnen van belang, waarin de pri-
maire veterinaire tijdschriften worden ontsloten
(Index Veterinarius/Veterinary Bulletin; Biblio-
graphy of Agriculture; Index Medicus; Current
Contents/ Agriculture, Biology & Environmental
sciences),
en daarnaast die waarin de publikaties
van voor de diergeneeskunde belangrijke onder-
zoeksgebieden worden vastgelegd (bv.
Food
Science and technology abstracts. Animal breed-
ing abstracts. Nutrition abstracts and reviews.
Virology abstracts. Toxicology abstracts enz.).
De productie van secundaire publikaties moet
gelijke tred houden met de uitbreiding van het
aantal primaire publikaties; het op de markt
brengen van deze informatiehulpmiddelen is
uitgegroeid tot een eigen tak van industrie,
waarin twee technologieën een overwegende rol
spelen: de electronische informatieverwerking en
de telecommunicatie.

Deze toepassingen hebben onder meer ertoe
geleid dat een en hetzelfde literatuurbestand in
meer dan een vorm beschikbaar kan zijn:

- in gedrukte vorm

- als online te raadplegen database, die onderge-
bracht is bij een \'host-computer\'

- als CD-ROM

- als diskette.

Het gelijktijdig beschikbaar zijn van meer dan

De term selectiemiddel wordt hier In brede zin gebruikt, omvattend
zowel hel ontsluitingssysteem zelf als de elementen ervan waarop de
selectie aangrijpt (zoektermen, codes).

een raadplegingsvorm wordt behalve door tech-
nologische vooral ook door economische facto-
ren bepaald\'.

Welke mogelijkheden staan voor de practicus
open om databases te raadplegen?

Te onderscheiden:

(1) incidentele raadpleging n.a.v. actuele vragen;

(2) regelmatige attendering over nieuwe litera-
tuur op het eigen interessegebied.

Voor (1) staan de volgende wegen open:

a. Zoeken in eigen verzameling van gedrukte
bronnen.

Alleen goed toepasbaar als deze verzameling
adaequaat is, d.w.z. gevarieerd, recent en
geordend

b. Zoeken in eigen computerbestand (\'personal
file\')

Hiervoor gelden dezelfde restricties. Boven-
dien zal het eigen bestand verwijzingen bevat-
ten naar literatuur die niet in huis is en dus nog
opgevraagd zal moeten worden

c. Zelfstandig zoeken m.b.v. CD-ROM
-in eigen of buurpraktijk

-in bibliotheek
-online (PREX/Faculteit)

d. Het zoeken uitbesteden aan een intermediair
(bv. van de Afd. Biomedische Informatie van
de Faculteit), die behalve tot de bestanden op
CD-ROM toegang heeft tot veel meer bestan-
den bij \'host-computers\' (o.a. van DIMDI)®.

Voor (2) kan men kiezen uit de volgende
mogelijkheden:

a. Abonnementen op een selectie van primaire
tijdschriften, aangevuld met een abonnement
op een of meer secundaire tijdschriften (b.v.
Veterinary Bulletin, Veterinary Update of Cur-
rent contents/Agriculture, Biology & Environ-
mental Sciences).
Terugzoeken van specifieke
informatie is arbeidsintensief; het succes is
mede afhankelijk van eigen geheugen

b. Attenderingsdienst, waarbij de output op fi-
ches wordt aangeleverd. Terugvindbaarheid
wordt verhoogd, mits de fiches maandelijks
worden ingevoegd

c. Inschakeling van PC, voorzien van een \'data-
base management program\' (b.v. CARDBOX
of PRO-CITE), waarin een of meer eigen
bestanden worden aangemaakt. Deze bestan-
den kunnen verkregen worden door:

- externe attenderingsdienst, waarbij de output
op diskette wordt aangeleverd. De output
vanuit de laatste maand toevoeging aan een
van de databases, volgens een profiel naar

Voor meer uitgebreide gegevens over voor de diergeneeskunde van
belang zijnde bestanden, zie: A. Mathijsen.
Op zoek naar een boek.
Inleiding lol hel bibliotheek- en lileraluurgebruik ten behoeve van de
bezoekers van de Bibliotheek Diergeneeskunde.
Utrecht 1992. p. 34-
59.

Deze dienstverlening is reeds sinds 1974 bij de Bibliotheek Diergenees-
kunde beschikbaar. Zie: A. Mathijsen Nieuwe ontwikkelingen op het
gebied van de literatuurinformatie ten behoeve van de diergenees-
kunde. Tijdschr Diergeneeskd 1974; 99; 527.

-ocr page 50-

eigen keuze (b.v. gebaseerd op diersoorten,
ziek tenamen, tijdschrifttitels, maar met uit-
sluiting van bepaalde talen) wordt na ont-
vangst ingelezen, waarna onbruikbaar geachte
referenties worden verwijderd.
PUDOC-attenderingen kunnen rechtstreeks
in CARDBOX worden ingelezen.

- eigen abonnement op een van de diskette-
versies van
Current Contents (CCOD) waarin
ook de samenvattingen van de tijdschriftarti-
kelen worden geleverd. De selectie hieruit
gebeurt ook m.b.v. een van tevoren opgesteld
profiel. D.m.v. een conversieprogramma wor-
den de referenties geschikt gemaakt om ingele-
zen te worden.

Deze dienst is wekelijks, dus zeer up-to-date.

- \'downloading\' vanuit een CD-ROM-be-
stand, waarna conversie.

- eigen input.

Waarde van informatie en informatiesyste-
men

Informatie heeft waarde in culturele zin: een
goed geïnformeerde burger kan erdoor beter
functioneren in de maatschappij. Hij is erdoor in
staat zich in de complexe samenleving te bewe-
gen en er zijn burgerplichten te vervullen. De
overheden trachten dan ook onder meer door het
in stand houden van een stelsel bibliotheken de
toegang tot informatie te bevorderen.
Informatie heeft tevens waarde in economische
zin. In een op competitie berustende samenleving
is het bedrijf dat over de juiste informatie
beschikt, duidelijk in het voordeel in vergelijking
met de concurrent die op een bepaald moment
de vitale informatie mist. In de Westerse en
Japanse economieën nemen de informatiepro-
duktie en het informatiegebruik nog steeds in
betekenis toe. Onder de produktiemiddelen heeft
informatie eigenschappen die afwijken van die
van andere grondstoffen. Men spreekt wel van
\'de anomalie van informatie\'\'.
Zo blijft informatie anders dan andere grondstof-
fen na gebruik onveranderd. De waarde ervan
vermindert niet door gebruik; in tegendeel, de
waarde neemt toe naarmate ervan door meer
mensen gebruik gemaakt wordt. De waarde kan
niet vooraf bepaald worden. Pas na gebruik kan
vastgesteld worden of de informatie waardevol
was. Een directe relatie tussen kosten en ge-
bruikswaarde van informatie is niet te leggen, net
zo min als dit bij wetenschappelijk onderzoek
mogelijk is.

Informatie bezit geen intrinsieke waarde. Infor-
matie krijgt slechts waarde binnen de context
waarin er gebruik van gemaakt wordt. De
waarde van informatie is een potentiële
waarde\'®.

< A G. Kouwenhoven. De anomalie van inforniatie. Problemen rond hei
selecteren en bewaren van documenuire informatie. Afescheidscollege
Universiteit van Amsterdam. Vakgroep Boek-, Bibliotheek- en Infor-
matiewetenschap. 1992.

J.S. Mackenzie Owen. Waarde-aspecten van informatieverzorging.
Den Haag; RABIN, 1992. p.73-74.

Een gevolg is dat een optimale omvang van de
informatievoorziening niet is aan te geven. Te-
genover de dreiging van een teveel (\'information
overload\') staat die van verschraling, als alleen
informatie naar aanleiding van concrete vragen
(informatie op maat) zou worden verstrekt\'\'. Het
beste is te zorgen voor een \'information rich
environment\'.

Anders staat het met de waardebepaling van
informatiesystemen. Deze maken het mogelijk
om de potentiële informatie te benutten. Het zijn
deze technische hulpmiddelen die een toege-
voegde waarde aan de informatie geven die
gemeten kan worden in kwantitatieve en kwali-
tatieve zin, b.v. naar de snelheid waarmee
specifieke informatie gevonden kan worden, dus
in termen van tijd- en kostenbesparing; naar het
bedieningsgemak (de gebruikersvriendelijk-
heid); naar de geboden faciliteiten om relevante
en irrelevante informatie te scheiden.

Tenslotte

De revolutionaire vernieuwingen die zich in de
laatste kwarteeuw hebben voorgedaan in de
informatieverwerking maken het nu voor iedere
beroepsbeoefenaar mogelijk om zich te voorzien
van de aan eigen behoeften aangepaste middelen.
Men hoeft zich niet meer gehinderd te weten
door een te grote afstand tot centrale voorzienin-
gen. Ook de openingstijden van een bibliotheek
spelen een ondergeschikte rol, want \'electronic
mailbox\' en fax kennen het verschil tussen dag en
nacht niet.

Omdat de informatieverwerkende apparatuur,
behalve opslaan en bewaren, selecteren mogelijk
maakt, hoeft de angst om te verdrinken in de
massaliteit van de bronnen geen rol meer te
spelen.

Iedereen kan, zonder zijn eigen geheugen geweld
aan te doen, beschikken over achtergrondgeheu-
gens met een zeer grote capaciteit. Iedereen kan
deze geheugens aftappen en de selecties naar zich
toe halen om die te gebruiken op de tijdstippen
dat er behoefte aan is.

Het grote excuus om de literatuur terzijde te laten
vanwege de omvang, de onoverzichtelijkheid of
de ontoegankelijkheid, doet niet langer opgeld!

" l.a.p..p.47.

De medewerk(st)ers
van het Bureau van de
KNMvD wensen u een
goed 1993!

-ocr page 51-

Jaarcongres 1992

De Afdeling Utrecht van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
had
ons dit jaar uitgenodigd om, mogelijk met enige
nostalgie, naar Utrecht terug te komen. Onder
het motto Back to the Roots gaven hier vele
collegae gehoor aan. Het was spijtig dat de eerste
vrouwelijke collega als voorzitter van de Jaar-
congrescommissie Utrecht, Margriet Bos, van-
wege ziekte moest afhaken. Ze werd echter op
voortreffelijke wijze vervangen door collega Jan
Vernooij. Wij denken dat een woord van waar-
dering zeker op zijn plaats is. Het Vechthuis bij de
Rode Brug, deze laatste bij velen uit de studen-
tentijd niet onbekend, bleek een uitstekende
locatie. Al bij de ontvangst, onder het genot van
een kop koffie, ontstond de sfeer van een reünie.
Het officiële programma begon met een wel-
komstwoord van de voorzitter van de Afdeling
Utrecht, collega Bart Rutgers.
Als bijzonderheid had Rutgers de CD \'Overste-
kend Wild\' meegebracht, die hij uitreikte als
Jaarcongrescadeau aan mevrouw E. Lindenho-

vius-Zijderveld als waardering voor haar als
scheidend Hoofdbestuurslid.
De officiële opening werd verricht door Wethou-
der Van Willigenburg. In zijn toespraak wees hij
op de bijzondere relatie die veterinair Nederland
heeft gehad en nog steeds heeft met de stad
Utrecht.

Daarna sprak onze voorzitter, prof.dr. E.H.
Kampelmacher, zijn Jaarrede uit, die in het teken
stond van de interne zaken waarmee de KNMvD
zich het afgelopen verenigingsjaar heeft bezigge-
houden. U kunt de rede lezen in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 oktober 1992.
Voorzitter dr. W. Sybesma van de Hoodredaktie
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wees
in zijn jaarrede op de omvangrijke \'facelift\' die
het Tijschrift heeft ondergaan. De plannen zijn
voor een groot deel gerealiseerd, maar inhoude-
lijk is de redactie nog niet klaar. Om het

Prof. dr. J A R A M. van Hooff hield een aanstekelijk
betoog over \'het leerproces bi| dieren\'

Tijdschrift een optimale informatiebron voor de
leden te laten worden en de leesbaarheid te
verhogen is meer nodig. Met de nieuw aange-
stelde bureauredacteur en Stafmedewerker Pu-
bliciteit hoopte de redactie dit te bereiken.
Daarna reikte collega Sybesma de jaarprijs van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde uit aan
collega Jhr. A.W. van Foreest voor zijn artikel
\'Inleiding tot en overzicht van de tandheelkunde
bij Gezelschapsdieren\' (TvD dl 116, afl. 11, juni
1991, 551-7). Het was een eerste artikel in een
lange reeks, van belang voor de algemeen
prakticus. Collega Van Foreest sprak een dank-
woord uit, waarin hij vermeldde dat hij verheugd
was dat de tandheelkunde in de diergeneeskunde
de aandacht krijgt die het verdient.
Vervolgens had de uitreiking plaats van de
Certificaten van Registratie aan de volgende
specialisten: dr. E. Schrauwen, dr. K. Weijer,
C.RL.J. Verschueren, B.E. Sjollema, H. van
Herpen, mevrouw dr. A. Appeldoorn en Th.R.F.
Ottenschot.

De specialisten vormen binnen de diergenees-
kunde een groep waarvoor op deze manier
aandacht wordt gevraagd. De profilering van het
specialisme aan de beroepsgroep komt zo tot zijn
recht.

-ocr page 52-

KNMvD

Na deze uitreiking kwam de voorzitter van de
KNMvD naar voren met een niet in liet pro-
gramma vermeld gebeuren. Hij kon het besluit
van het Algemeen Bestuur bekend maken
waarin collega dr. P.H. Bool werd benoemd tot
erelid van de KNMvD en overhandigde aan het
ontroerde kersverse erelid de oorkonde. Collega
Bool sprak een dankwoord uit en wilde als
tegenprestatie de KNMvD de muzikale uitvoe-
ring van het Absyrtus aanbieden.
De uitreiking van het Geschenk ter Onderschei-
ding kon door ziekte van collega G.Th.A.
Menges niet aan hem worden uitgereikt (dit heeft
inmiddels plaatsgevonden op de bijeenkomst
tijdens het lustrum van de Groep Veterinaire
Homoeopathie).

Na de onderbreking werden de congresgangers
door prof.dr. S.G. van den Bergh, decaan aan de
Faculteit der Diergeneeskunde, ingeleid in \'Stu-
deren voor dierenarts: beestachtig\', al werd
gesuggereerd dat hij de titel niet zelf had bedacht.

De lezing die in het Tijdschrift zal worden
gepubliceerd riep bij verschillende dierenartsen
de nodige vraagtekens op. De visie van de
decaan zal na lezing nog wel tot discussie leiden.
Daarna werd \'Het leerproces bij dieren\' gebracht
door prof.dr. J.A.R.A.M. van Hooff. Veel leer-
processen en gedragsuitingen bij het dier zijn een
spiegel voor ons. Op een zeer geestige manier
waren wij even als mens en dier bijeen.
Het middagprogramma bestond uit het bezoeken
van de vakgroepen op de Faculteit der Dierge-
neeskunde en aan het Academisch Ziekenhuis
Utrecht (AZU). Het AZU verwelkomde de
gasten met een inleidende videopresentatie, die
een zeer duidelijk overzicht gaf over structuur,
aanpak, werkwijze en organisatie. Na een \'rond-
leiding\' aan de hand van de videopresentatie
volgde een echte rondleiding door het zieken-
huis, waarbij een beeld verkregen werd hoe een
modern ziekenhuis kan worden gebouwd, om
daarna optimaal te functioneren met behulp van
de vele medewerkers en artsen.
Het avondprogramma was zeer geanimeerd. Het
diner werd opgesierd door de muzikale en vocale
uitvoering van \'Overstekend wild\' met collega
Frans Smulders. Aansprekende Nederlandse
liedjes, inhoudelijk zeer gevarieerd.
Tot in het begin van de volgende dag duurde een
gezellig feest. Deze volgende dag, de zaterdag,
stond in het teken van de Algemene Vergadering,
terwijl de partners Utrecht introkken per boot.
De Algemene Vergadering stond in het teken van
een motie op de begroting 1993 van collega S.J.
Kleinjan of de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren, de automatisering, statutaire wanorde,
stemmingen en het verwerpen van het voorstel.
Veel zaken in de agenda kwamen door tijdge-
brek niet aan de orde. Tijdens de lunch kon op de
tonen van een pierementje, bespeeld door tand-
arts Van Halem weer tot rust worden gekomen.
Het was een goed georganiseerd Jaarcongres,
vandaar.........Afdeling Utrecht, bedankt!!

Tijdens de lunch ter afsluiting van het Jaar-
congres op 3 oktober 1992 is er door de
dochter van tandarts Van Halem ƒ 427,05
opgehaald voor het Wereld Natuur Fonds.
Dit bedrag is overgemaakt op de project-
girorekening ten bate van het project \'zwarte
neushoorns\'. Dit project beoogt de zwarte
neushoorns voor uitsterven te behoeden door
ze te laten \'onthoomen\' door dierenartsen.

Met de cursus \'toegang tot de veterinaire litera-
tuur met behulp van computers\' biedt PAO-
Diergeneeskunde belangstellenden de mogelijk-
heid om daadwerkelijk \'bij de tijd te blijven\'.
De cursus (93/40) is op 29 januari in Conferen-
tiecentrum Woudschoten, Woudenbergseweg
54 in Zeist (telefoon 03439-1344).
De doelgroep zijn de praktici, die met behulp van
een Personal Computer praktisch en eenvoudig
toegang tot de literatuur willen krijgen.
De onderwerpen spitsen zich toe op het kennis-
maken en leren werken met systemen en pro-
gramma\'s, die op eenvoudige wijze tijdschriftar-
tikelen selecteren, die juist voor de cursist
interessant zijn.

Auteurs, titels, onderwerpen en abstracts ver-
schijnen op het beeldscherm! Originele artikelen
zijn eenvoudig op te vragen. Men blijft vanuit de
praktijk \'up to date\' met kennis van de dierge-
neeskundige literatuur.

De cursusleiders zijn dr. Th. A. M. Elsinghorst
(Euroscience) en dr. J.D. Kuiper (FD, Prex).
De kosten (inclusief lunch) bedragen 800 gul-
den. Belangstellenden dienen zich zo spoedig
mogelijk aan te melden via PAO-Diergenees-
kunde, telefoon 030-517374.

Cursus PAÜ-Diergeneeskunde

-ocr page 53-

Tijdens de extra Algemene Ledenvergadering op
23 september jl. is de NOVAD-Coöperatie
Ideëel formeel onafhankelijk geworden. De aan-
delen in de NOVAD B.V., die nog in het bezit van
de Coöperatie waren, zijn overgedragen aan de
AUV en het bestuur is uitgebreid met vertegen-
woordigers van het Algemeen Bestuur van de
KNMvD, van de Groep Praktici Grote Huisdie-
ren en van de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren. Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd
door de collegae J. Floor, H. Wessels en A.
Pijpers.

NOVAD-Coöperatie Ideëel richt zich met haar
werk op de gehele beroepsgroep en op alle
firma\'s die op automatiseringsgebied actief zijn in
de veterinaire wereld.

Het is de bedoeling dat begrippen als standaardi-
satie en uniformering bij het vastleggen van
gegevens nader worden ingevuld door allen die
betrokken zijn bij de vastlegging en uitwisseling
van die gegevens. Juist de wensen vanuit de
beroepsgroep bepalen datgene wat de takorgani-
satie tracht te realiseren.

Projecten

De eerste projecten die inmiddels op gang
gebracht zijn, zijn het EDI-dap varkenshouderij,
de gegevensuitwisseling tussen de varkenshouder
en zijn dierenartsenpraktijk, en het Tauruspro-
ject, de gegevensuitwisseling in de rundveesector.
Met de Gezondheidsdienst wordt gewerkt aan
een project van uitwisseling van gegevens in de
pluimvee-gezondheidszorg.
Hoog op de prioriteitenlijst staat het formuleren
van een informatieplan apotheekbeheer, waar-
mee niet bedoeld is het voorraadbeheer in de
apotheek, maar wel het vastleggen van gegevens
en relaties tussen dieren, diergroepen, diagnoses
en therapeutisch handelen, zoals dat in de
diergeneesmiddelenwet is aangegeven. Dit on-
derdeel is ook voor de gezelschapsdierensector
van groot belang.

Het overleg betreffende deze punten en nog
zovele andere, gaat alle dierenartsen aan, door
welke commerciële firma\'s dan ook van appara-
tuur en programmatuur voorzien, reden voor de
takorganisatie om een zo breed mogelijk draag-
vlak na te streven.

Waarom lid van NOVAD-Coöperatie Ideëel?

Het (onafhankelijke) kader, waarbinnen dit
overleg kan plaatsvinden is thans geschapen en,
naar het oordeel van het Bestuur van de NO-
VAD-Coöperatie Ideëel, zijn er geen belemme-
ringen meer die het lidmaatschap in de weg
staan. Het lidmaatschap bedraagt f 300,-- per
jaar. Er is geen entreegeld verschuldigd. Men
ondersteunt het ideële werk, stimuleert de ont-
wikkeling op automatiseringsgebied, men kan

NÜVAD-Cügperatie ideeel van start

door het lidmaatschap de activiteiten van de
takorganisatie controleren en men versterkt het
werk van de dierenarts in de (nabije) toekomst.
Belangstellenden kunnen zich aanmelden bij de
veterinair directeur van de NOVAD-Coöperatie
Ideëel, de heer J.J. de Veer (kantoor KNMvD,
tel.: 030 - 545749, of bij het Bestuur van de
Coöperatie (A.J. Plaisier, tel.: 05784 - 1492).

Bestuur NOVAD-Coöperatie Ideëel

DeKNMvD is

verontrust....

In september jl. werd op verzoek van de secreta-
rissen-generaal van de ministeries van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij en Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur een advies opge-
steld door de heren J.P.M. Hendriks (oud-
staatssecretaris WVC) en A. de Zeeuw (oud-
directeur-generaal LNV) met betrekking tot een
evenwichtige taakverdeling tussen beide ge-
noemde departementen op het terrein van de
levensmiddelenwetgeving en -controle.
Zeer in het kort komt dit advies erop neer dat er
een Nederlands Controlebureau Levensmidde-
len (NCL) dient te worden ingesteld, een \'para-
plu\', waaronder alle betrokken diensten en
publieks- alsmede privaatrechtelijke organisaties
worden gebundeld. Een en ander zou betekenen
dat de herkenbaarheid van veterinaire diensten
zo goed als geheel verloren gaat. Welke conse-
quenties dit in de contacten met veterinaire
diensten in andere landen zal hebben laat zich
raden, zeker wat betreft de EG-landen waarvoor
onder meer Nederland in juli 1992 buitengrens
voor de invoer is geworden. Bovendien zal in de
toekomst, bij welke opzet op het gebied van
levensmiddelen-produktie en -controle dan ook,
in het kader van de IKB de medewerking van
Gezondheidsdiensten voor Dieren, veterinaire
onderzoeksinstellingen en niet in de laatste plaats
van de prakticus, zeer belangrijk zijn.
In dit samenspel zal een veterinaire leidingge-
vende instantie onmisbaar zijn.
Het Hoofdbestuur heeft met verontrusting kennis
genomen van de voorstellen van de adviescom-
missie Hendriks/De Zeeuw. Deze verontrusting
werd op 3 december 1992 bij het ministerie van
LNV door voorzitter en algemeen secretaris aan
betrokken ambtenaren ter kennis gebracht. Bo-
vendien werden onze bezwaren samengevat in
een brief aan de b)eide secretarissen-generaal, die
als volgt luidt:

-ocr page 54-

\'Hoogedelgestrenge heren.
Enkele weken geleden heeft het Hoofdbestuur
van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde
kennis genomen van het
advies \'Op weg naar een gezonde kwaliteit\', in uw
opdracht samengesteld door de heren Hendriks
en De Zeeuw. Aangezien in de voorstellen om te
komen tot een nieuwe opzet betreffende de
levensmiddelenwetgeving en -controle, dieren-
artsen zowel in ambtelijke posities als ook bij de
praktijk-uitoefening (IKB) een niet onbelang-
rijke rol spelen, voelen wij ons genoodzaakt als
beroepsorganisatie, die de Nederlandse dieren-
arts vertegenwoordigt, een aantal kanttekenin-
gen te maken.

In het advies, waarbij de verantwoordelijkheid
van uitvoering en controle bij het Nederlands
Controlebureau Levensmiddelen (NCL) wordt
geconcentreerd verliezen ons inziens de veteri-
naire instanties zo goed als geheel hun herken-
baarheid Dit laatste lijkt ons in verband met de
Nederlandse exportbelangen en daarmede de
contacten met veterinaire instanties in andere
landen geen goede zaak. Bovendien zijn wij in het
kader van EG-regelingen inmiddels buitengrens
geworden (invoerhavens, vliegvelden) voor de
invoer van levensmiddelen, voornamelijk vlees,
hetgeen een specifieke verantwoordelijkheid legt
op de veterinaire controle-organisaties In het
kader van de Federation VeterinaireEuropeen
(FVE) ontmoeten vertegenwoordigers van de
veterinaire instanties van zowel de EG als ook de
EFTA-landen elkaar regelmatig in Brussel ten-
einde aan de verantwoordelijke EG-commissie
gemeenschappelijk opgestelde adviezen voor te
leggen.

Het laat zich aanzien, dat bij een opzet, zoals
voorgesteld in het rapport Hendriks/De Zeeuw
de Nederlandse delegatie niet meer met een eigen
en herkenbare veterirmire stem zal kunnen spre-
ken. Men zal voortdurend gedwongen zijn eerst
overleg te plegen met het bestuur van het NCL.
Dit laatste wordt nog onderstreept door het advies
om de huidige taken van de adviesorganen
Warenwet en Vleeskeuringswet door het NCL te
laten overnemen (Pag. 26, rapport Commissie
Hendriks/De Zeeuw).

De KNMvD heeft hierover zorg en spreekt uit
dat, wat ook de structuur zal worden, de herken-
baarheid van de veterinaire instanties gewaar-
borgd zal blijven.

Behalve op de internationale participatie willen
wij ook wijzen op de rol die de veterinaire
overlegstructuur binnen Nederland, zoals deze
wordt uitgeoefend door de veterinaire instanties
te weten de Veterinaire Inspectie, de Veterinaire
Dienst, de Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees, de Gezondheidsdiensten voor Dieren,
de veterinaire onderzoekingsinstellingen en ze-
ker niet in de laatste plaats de praktizerende
dierenartsen, kan worden toebedeeld in het beleid
en de aanpak van de dierziektenbestrijding en in
een nieuwe, integrale opzet van toezicht en
controle bij de gehele levensmiddelenproduktie.
In de opzet, zoals weergegeven in het rapport
Hendriks/De Zeeuw, is de benodigde noodzake-
lijke samenwerking op veterinair terrein niet
duidelijk weergegeven. Deze zou ons inziens
onder elke overkoepelende organisatie bevor-
derd moeten worden

Overigens zijn wij gaarne bereid een en ander
nader toe te lichten\'.

Personalia

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Barczyk, Z.A.; 1992; 3515 XK Utrecht; B.F.
Suermanstraat 3.

Bodet, R.J.F.G.; 1992; 5345 KS Oss; Weegbree 7.
Bussel, P.L. van; 1992; 6521 MV Nijmegen; Jozef
Israëlsstraat 51.

Cleef, Mevr. K.J.W. van; 1992; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 118.

Deleu, Mevr. S.A.M.; 1992; 5094 EA Uge
Mierde; Kloosterstraat 41 A.
Dijk, B. van; 1992; 6701 AX Wageningen; Junus-
straat I A.

Kessel, S.A.A. van; 1992; 7345 ED Wenum-
Wiesel; EIburgerweg 19.
Mulder, J.M.; 1992; 1251 RJ Uren (NH); \'t
Paadje 36.

Ree, G. van der; 1992; 3511 VG Utrecht; Zwaan-
steeg 27.

Spek, A.N. van der; 1992; 3151 AH Hoek van
Holland; Prins Hendrikstraat 205 A.
Tange, J.P.; 1992; 6814 MP Arnhem; Bakenberg-
seweg 140.

Vandehoek, Mevr. J.E.D.; 1992; 3512 PB Utrecht;
Lange Nieuwstraat 25 bis.

Vries, C.J. de; 1992; 2665 XK Bleiswijk; Mesdag-
straat 2.

Wijden, M.V. van der; 1992; 3911 WJ Rhenen;
Petuniastraat 30.

Zijm, Mevr. J.P.; 1992; 3524 AM Utrecht; Ame-
land 101.

□verleden
Op 8 december 1992 Drs. G.J. Stegehuis te Neede.

Jubilea

G.F Meijer te Delft, afwezig, 35 jaar, 15 jan. 1993
Dr. S.W.J. van Dieten te Eindhoven, aanwezig, 50
jaar, 22 jan. 1993

Geslaagd voor hel dierenartsenexamen van 30
november 1992:

Bos, A.

Marcus, Mevr. S.E.

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 4
december 1992:

Bodet, R.J.FG.
Bommer, Mevr. M.
Haringsma, P.C.
lokhorst. Mevr. M.
Rosmalen, K.A.J. van
Schat, Mevr. B.

Mutaties

204 Alphen, M M. van; Gent-1988; 6883 JH

Velp (Gld); Biljoen 3; tel. 085-616372 privé,
647260 prakt.; p., medew. bij H.A. Luten.
208 Beek-Wagemakers, Mevr. H.G.J.M. van der;
1988; 5045 AL Tilburg; Harmelenstraat 5;
tel. 013-711542; wnd.d.
211 Bijlsma, J.G.; 1984; naar het buitenland.
348 Bijlsma, J.G.; 1984; Riyadh 11693 (D.Q.)
(Siaudi Arabia); Diplomatic Quarter,
P.O.Box 94307; tel. 09-966-1-4881590
privé, 4020902 bur.; fax 09-966-1-4020902;
vet. adv. S.A.D.P-project.

211 »Bijlsma-van der Pasch, Mevr. M.H.W.;
1988; naar het buitenland.

348 \'Bijlsma-van der Pasch. Mevr. M.H.W.;
1988; Riyadh 11693 (D.Q.) (Saudi Arabia);
Diplomatic Quarter, RO.Box 94307; tel. 09-
966-1-4881590; d.

212 Blommaart, R.A.M.; 1988; 1315 LB Almere;
Bankierbaan 52; tel. 036-5345306 privé,
02290-15461 prakt.; p., medew. bij K. Bijle-
veld en Mevr. E.M. Bijleveld-Huussen.

213 »Bodet, R.J.F.G.; 1992; 5345 KS Oss; Weeg-
bree 7; tel. 04120-36346; wnd.d.

214 »Bommer, Mevr. M.; 1992; 3582 SM
Utrecht; l^pelaarstraat 53 bis; tel. 030-
514171; wnd.d.

215 *Bos, A.; 1992; 8265 HV Kampen; Veenmos
135; tel. 05202-31227; wnd.d.

217 Braam, K.J.; 1981; 9641 GH Veendam;
Buitenwoelkade 2; tel. 05987-25924 privé,
12074 prakL; fax 05987-13844; p., geass.

-ocr page 55-

met Mevr. M. Geijzendorffer-Veldman.
Dijk, Mevr. R.E.; 1991; 3262 LP Oud-
Beijerland; Plaatseweg 2; tel. 01860-21026
privé, 12066 prakt.; p., medew. bij A. Fen-
nema.

Dobbelaere, Mevr. F.M.F.C. de; Gent-1987;
4515 SO IJzendijke; Isabellaweg 11; tel.
01176-1370 privé, 010-4470744 bur.; k.d.
R.VV. kring Rotterdam.
Douw, B.C.; 1992; 7156 MC Beltrum; Mees-
ter Nelissenstraat 14 A; tel. 05448-2323/
2295 privé, 1366 prakt.; p., medew. bij H.B.
van Lom en J. Neleman.
Engel, J.M.J.; 1978; 5235 BG \'s-Hertogen-
bosch; Emmaus 12; tel. 073-418192 privé,
416578 prakt.; p., geass. met H.J. Wezelen-
burg.

Grommers, Prof.Dr. F.J.; 1959; U-1967;
3723 GP Bilthoven; Van Goyenlaan 22; tel.
030-283879 privé, 030-531248 bur.; fax
030-521887; bijz. hlr. Relatie Mens-Dier,
R.U. (FD.).

Haarsma, Mevr. J.; 1983; 2221 MS Katwijk
(ZH); Regulus 18; tel. 01718-31926 privé,
12930 prakt.; p., gezelschapsd.
•Haringsma, P.C.; 1992; 3522 JM Utrecht;
Merwedekade 222; tel. 030-893826; d.
Heijmans, J.W.P.; Gent-1985; 5571 LN
Bergeyk; Weebosserweg 60; tel. 04975-4517
privé, 1275 prakt.; fax 04975-4765; p., geass.
met A.J.A. Hartman. A.A.P. van Montfort en
PG M. Morssinkhof.

Hornstra, FH.; 1991; 3241 GL Middelhar-
nis; Juliana van Stolberglaan 36; tel. 01870-
87680 privé, 82897 prakt.; p., medew. bij
W.J. Vink.

Karelse, W.H.; 1951; 7909 EB Hoogeveen;
Jennerstraat 54; tel. 05280-79198; r.d.; oud-
i.V.G.

Linden, Mevr. J.C.M. van der; 1977; naar het
buitenland.

Linden, Mevr. J.C.M. van der; 1977; Aus-
spannplatz, Windhoek 9000 (Namibia); Pri-
vate Bag 12027; d.

•Lockhorït, Mevr. M.; 1992; 3581 AM
Utrecht; Nachtegaalstraat 76; tel. 030-
316602; wnd.d.

•Marcus, Mevr. S.E.; 1992; 3581 KG
Utrecht; J.M. Kemperstraat 7; tel. 030-
513102; d.

Maus, Mevr. M.E.; 1989; 3572 ZR Utrecht;
Buys Ballotstraat 13; tel. 030-721846; wnd.d.
Meer, Mevr. M.C. van der; 1977; 3056 JV
Rotterdam; Terbregseweg 95; tel. 010-
4567239; fax 010-4569325; p., gezelschapsd.
Nahuijsen, H.; 1988; 3524 KV Utrecht;
Lombardije 35; tel. 030-882658 privé, 076-
415030 prakt.; p., medew. bij J.E.G. Lutz.
Nauta, T.; 1961; 3931 VK Woudenberg; De
Steen 29; tel. 03498-1746; r.d.
Nauu-Koot, Mevr. S.B.W.; 1961; 3931 VK
Woudenberg; De Steen 29; tel. 03498-1746;
r.d.

Nijhuis, J. van; 1989; 2611 KZ Delft; Vla-
mingstraat 66; tel. 070-3106708 privé, 015-
120740 prakt.; p., gezelschapsd.
Oude Hengel, Mevr. G.A.H.M.; 1974; 7971
AK Havelte; Wandelbosweg 8, huis 41-42;
tel. 05214-2891; d.

Pranger. J.F.; 1991; 6942 LB Didam; Bunder
18; tel. 08362-21231 prakt.; p., medew. bij P
Strooker en C.J.M. Vissink.
*Quax, M.V; 1992; 6132 SE Siturd; Bloe-
mendalerhof 2; tel. 046-528939; wnd.d.
Reekers, S.A.L.; 1986; 3882 RZ Putten;
Kromme Koesteeg 1; tel. 03494-53500
privé. 08858-1711 prakt.; p., medew. bij
H.M.J. Bekkers. A.J. Derks, K.K. Kadijk.

229

230
234
243

245

246
248

255

263

111
354

277

280

281
281

287

287
287

289

293

298

299

300

Mevr. E.M.M. Romijnders en M.H.J.M.
Rutten.

355 Reither, N.P; 1990; 0872 Oslo (Noorwe-
gen); Maridalsveien 264; tel. 09-47-2-
230670; d.

302 Rietjens, J.J.M.; 1978; 6017 AN Thorn;
Trippaardstraat 18; tel. 04709-98888 bur.;
docent IPC-D Praktijkschool Horst.
304 \'Rosmalen, K.A.J. van; 1992; 6525 DR
Nijmegen; Gerrit van Durenstraat 1; tel. 080-
232261; wnd.d.
304 Rossem, H. van; 1987; 5404 LZ Uden; Ploeg
40; tel. 04132-60449 privé, 51159 prakt.;
p.,geass. met P Goedendorp en A.G. Peters.

306 Schaeffer, F; 1984; 6862 DP Oosterbeek;
Weverstraat 30; tel. 085-340756 privé,
333730 prakt.; p.

307 \'Schat, Mevr. B.; 1992; 6702 CM Wagenin-
gen; Groen van Prinstererstraat 27; tel.
08370-10345; wnd.d.

308 Schmidt, Mevr. M.L.; 1988; 6866 BX Heel-
sum; Pr. Bernhardlaan 2; tel. 08373-19032
privé, 05270-13500 prakt.; p.; specialist bij
Diergeneesk. Centrum Noord-Nederland;
specialist Veterinaire Radiologie.

308 Scholten, E.C.; 1980; 3141 EG Maassluis;
Korte Buurt 20; tel. 01899-12011 privé,
14470 prakt.; p., geass. met H.J. van de
Kamp, A. Slikkerveer en H.W. Wagenaar.
312 Slingeriand, J.; 1956; 3329 LC Dordrecht;
Zeedijk 11; tel. 078-162121 privé, 165330
prakt.; p., medew. bij G. van den Brink,
J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der Linden.
321 Tiemessen, Mevr. 1.; 1986; 3581 LP Utrecht;
Bankstraat 52; tel. 030-520973 privé, 070-
3651970 prakt.; p., radiologie; specialist Ve-
terinaire Radiologie.
324 Valks, M.M.H.; 1989; 1075 TE Amsterdam;
Sluisstraat 18 hs; tel. 020-6712257 privé,
08855-87658 bur.; fax 08855-78062; wet.
medew. Intervet Nederland.
328 Verhoeven, Mevr. S.A.M.; 1989; 4423 PD
Schore; Molenweg 22; tel. 01102-44622
privé, 01131-2756 prakt.; p., medew. bij
Mevr. L. Huiskes-Cornelisse.
330 Vink, K.D.; 1962; 8601 XE Sneek; Grutto-
laan 2; tel. 05150-13655; r.d.
335 Wagemakers, Mevr. H.G.J.M.; 1988; zie:
Beek-Wagemakers. Mevr. H.G.J.M. van der

340 Wieten, Mevr. W., 1992; 8017 BV Zwolle;
Schellerdijk 10; tel. 038-658433 privé,
05231-3333 prakt.; p., medew. bij J.M.M.
Graafmans en G.J. Streefland.

341 Wijnen, PJ.M.; 1989; 7261 LE Ruurlo;
Haarweg 14; tel. 05736-1473 privé, 05735-
1168 prakt.; p.

346 Zwart, Prof.Dr. D.; 1954; U-1962; 3723 EM
Bilthoven; Vermeerlaan 23; tel. 030-286924
privé, 08370-83959 bur.; fax 08370-85006;
hlr. Trop. Veeteelt (L.U. Wageningen).

Jubilea

25 jaar (1968), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

H.H. Stigter. Gorssel, 01-02-1993, afwezig

G. van Dommelen, Katwijk-Cuijk , 02-02-1993.
aanwezig

Mevr. W. van Ree-Boersma, Vollenhove, 02-02-
1993, afwezig

PR. de Vries, Onstwedde, 01-03-1993, afwezig
PM.A. van den Berg. Krimpen a/d Lek. 04-03-
1993, afwezig

H.H. Poppinga. WommeU, 15-03-1993, afwezig
L. Belonje, Wychen. 08-04-1993. afwezig

G. van der Horst, Voorst (GId). 08-04-1993.
afwezig

K.FG. Moll. Clearbrook (Canada) 08-04-1993.

aanwezig

C. van der Hem, Harskamp, 26-04-1993, afwezig
J. Elving, Coevorden, 10-05-1993, afwezig
J.A.G. Geurts, Blerick, 10-05-1993, aanwezig
H.PA.M. de Greef, Eindhoven, 10-05-1993, af-
wezig

J.L.A.M. Remmen, Helvoirt, 10-05-1993, aanwe-
zig

Dr. AA. Stokhof, Nieuwegein, 10-05-1993, afwe-
zig

D.A.M. Franssen, Wernhout, 24-05-1993, afwe-
zig

PC. van der Hooft, Klarenbeek, 31-05-1993,
afwezig

Dr. B W. Knol, Leersum, 05-07-1993, afwezig
J.J.G.M. Oomen, Ulvenhout, 05-07-1993, aan-
wezig

Dr. K. Weijer, Amsterdam, 05-07-1993, afwezig
J. Egter van Wissekerke, Haarlem, 01-10-1993,
aanwezig

TH. Hofstra, Bennekom, 01-10-1993, afwezig
G.J. Schouten, \'s-Gravenhage, 01-10-1993, afwe-
zig

Dr. J.H. Westerhuis, Beusichem, 01-10-1993,
afwezig

S.D. Blanksma, Heerhugowaard, 25-10-1993,
aanwezig

J.J. Pekelder, Oud-Sabbinge, 25-10-1993, afwe-
zig

M.Th. Voets, Sint-Oedenrode, 25-10-1993, afwe-
zig

T.J. de Vries, Luttenberg, 25-10-1993, afwezig
W.PJ.A. Brooijmans, Margraten, 22-11-1993, af-
wezig

B. Bruins Jzn, Zuidhorn (Gr), 22-11-1993, afwe-
zig

Mevr. M. Keusters-Klasens, Beugen, 22-11-1993,
afwezig

PD. Verhulst, Sint-Oedenrode, 22-11 -1993, afwe-
zig

Mevr. E.M. Bijleveld-Huussen Hoorn, 20-12-
1993, afwezig

Mr. H.J. Rouwé. Ferwerd, 20-12-1993, afwezig

E. van Veldhuizen. Nijkerk, 20-12-1993. aanwe-
zig

PA.M. Verhoeven, Sittard, 20-12-1993, afwezig
ProfDr. H.W. de Vries, Nieuwegein. 20-12-1993,
afwezig

J.Ph. Vente, Mook, 22-12-1993, afwezig

30 jaar (1963), WoonplaaU, Datum, aanwezig/
afwezig

Dr. H.P Hoebe, Bentelo, 12-02-1993, afwezig
J.C.M. Huijg, Ouderkerk a/d. Amstel, 12-02-
1993, aanwezig

Mevr. A.E. Wagenaar-Schaafsma Arnhem, 12-
02-1993, afwezig

R Lycklama a Nyeholt, Bakei, 01-03-1993, aan-
wezig

Dr. A.L. van Zuyien, Enschede, 01-03-1993,
afwezig

J. Bootsma. Blesse (F), 13-03-1993, afwezig
J. Abma. Vriezenveen, 21-03-1993, afwezig
Th.G.J.H. Hendrickx. Echt, 21-03-1993, afwezig
A.J. Derks, Overioon, 22-03-1993, afwezig
M.M.FH. van Kuijk. Someren, 24-03-1993, af-
wezig

N.P Kas, Heemstede, 02-04-1993, afwezig
Mevr. T. van Kekem-Pauw, Bruchkobel. (Duits-
land), 16-05-1993, aanwezig
J.R. van der Lee, Losser, 16-05-1993. afwezig
E.J.J.C. van Oostveen, Warmenhuizen. 16-05-
1993, afwezig

Mevr. M. J. van der Wal-Zoon: De Wijk. 16-05-
1993, afwezig

G. Porte, Apeldoorn, 08-07-1993, afwezig
A. Snijders, Ruurlo, 08-07-1993, afwezig
Mevr. l.C. Verhaar-Loeber, Emmeloord. 08-07-

-ocr page 56-

1993, afwezig

H.G.A. Olde Riekerink, Beuningen (O), 27-09-
1993, afwezig

H.W.F. Picard, Wierden, 27-09-1993, afwezig
J.W. Lesschen, Dalfsen, 28-10-1993, afwezig
A.J.1. le Maarssen, Groenlo, 28-10-1993, afwezig

A.E. Schuring, Oldeberkoop, 28-10-1993, afwe-
zig

Dr. H.J.G. Grooten, Heythuysen, 27-11-1993,
afwezig

P. de Heer, Dedemsvaart, 27-11-1993, afwezig
Dr. W. Band, Amstelveen, 20-12-1993, afwezig
L. Harms, Spakenburg, 20-12-1993, aanwezig

35 jaar (1958), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

G.F. Meijer, Delft, 15-01-1993, afwezig

Mevr. I. Ooms-Siebenga, Breskens, 06-02-1993,

afwezig

E.T.B. Dinkla, Haren (Gr), 08-02-1993, afwezig
PL. van Paassen, Schalkwijk, 20-02-1993, afwe-
zig

J.J.M. Pijnappel, Nijmegen, 07-04-1993, aanwe-
zig

G.B. de Voogd, Wassenaar, 09-05-1993, afwezig
J.G.J. Wulffraal, Eethen, 09-05-1993, afwezig
K. van Horssen, Heerde, 16-05-1993, aanwezig

H.J.J. Luijerink, Ba vel, 07-06-1993, afwezig
J.W. Laveaux, Kessel (L), 07-07-1993, aanwezig
O.K. Sandvik, Randaberg, (Noorwegen), 08-07-
1993, aanwezig

Mevr. D.M. Grootenhuis-Wölling, Naarden, II-
07-1993, aanwezig

W.H.M. van lersel, Sint-Oedenrode, 11-07-1993,
afwezig

Dr. M.M. Krasselt, De Bilt, 30-09-1993, afwezig
J. Jacobs, Antwerpen (België) 10-10-1993, afwe-
zig

Dr. J.B. Litjens, Heythuysen, 11-10-1993, afwezig
Dr. J. Dorresteijn, Zaltbommel, 05-11-1993, af-
wezig

J. de Bie, Hollandscheveld, 08-11-1993, afwezig
H.L.M. Houben, Veghel, 08-11-1993, afwezig

G. Rijpkema, Heerenveen, 08-11-1993, afwezig

B.G. Schoonman, Winterswijk, 08-11-1993, af-
wezig

Mevr. E.G. van Boven-Toebes \'s-Gravenhage, 12-
11-1993, afwezig

J. Janssen, Grez-Doiceau, (België), 04-12-1993,
aanwezig

H. Lempke, Amsterdam, 04-12-1993, afwezig

C.J.J. Meeuwissen, Mouijou, Calvinet
, (Frankrijk), 08-12-1993, afwezig

A. Klimp, Slochteren, 19-12-1993, afwezig
A.J.M. Vermeulen, Sint-Oedenrode, 19-12-1993,
afwezig

40 jaar (1953), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

A.M.F de Bok, Vught, 03-02-1993, afwezig
J. Kramer, Wolvega, 03-02-1993, afwezig
Mevr. A.C. Bander, Wassenaar, 20-02-1993, af-
wezig

G.H.G. Lindenhovius, Assen, 01-04-1993, afwe-
zig

Dr. h.c. PH. Bool, Rhoon, 27-04-1993, afwezig
L. Zegers, Bloemendaal, 13-05-1993, aanwezig
Mevr. J.H.C. Brooymans-Schallenberg, \'s-Gra-
venhage, 13-05-1993, afwezig

G. Jensma, Balk, 15-05-1993, afwezig

Dr. PJ. BerteU, Zevenaar, 05-06-1993, aanwezig
Dr. H.A. Brouwer, Hoofddorp, 13-06-1993, aan-
wezig

D.B. Streefkerk, Heenvliet, 16-06-1993, afwezig

H. Heinrich, Hoofddorp, 30-06-1993, afwezig

J. Driessen, Voorburg (ZH), 04-07-1993, afwezig
A. Langevoort, Enschede, 05-07-1993, afwezig
K.P Postma, Aerdenhout, 07-08-1993, afwezig

Mevr. PJ. Straver, Lelystad, 22-09-1993, afwezig
Prof.Dr. J. Bouw, Wageningen, 13-10-1993, af-
wezig

J. Dersjant, Buren (GId), 13-10-1993, afwezig
S. van Harten, Ottoland (ZH), 13-10-1993, afwe-
zig

J. Kruize, Aalten, 13-10-1993, afwezig

G.H.A. Overgoor, Velp (Gld), 13-10-1993, afwe-
zig

S. Bakker, Leersum, 30-10-1993, afwezig
Dr. O.L. Beiboer, Ureterp, 30-10-1993, afwezig
Prof.Dr. G. Bijlenga, U Tour, (Frankrijk), 30-10-
1993, aanwezig

FPG. Schwering, Bergen (L), 30-10-1993, afwe-
zig

J.E. Smit, Maria Alm, (Oostenrijk), 03-11-1993,
aanwezig

W. J. van de Weg, Oosterwolde (Gld), 30-10-
1993, aanwezig

J.PH. Vermeij, Leerdam, 23-11-1993, afwezig
B.C. Koeslag, Dalfsen, 24-11-1993, afwezig

B.H. Spijker, Apeldoorn, 26-11-1993, afwezig

C.M.J. Blok, Oud-Beijerland, dec. 1993, afwezig
Prof.Dr. C C. Oosterlee, Heteren, 05-12-1993,
afwezig

D. van der Zee, Uffelte, 12-12-1993, afwezig

45 jaar (1948), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

H.J. van der Hammen, Steenbergen, 27-02-1993,
afwezig

C.J. Vermeulen, \'s-Gravenhage, 03-03-1993, af-
wezig

J.P Coppoolse, Voorthuizen, 07-05-1993, afwezig
S. de Haan, Dalfsen, 26-05-1993, afwezig
H.A. van den Berg, Didam, 19-06-1993, afwezig
W.T. Koopmans, Joure, 19-06-1993, afwezig
N.J. Bouwman, Glimmen, 03-07-1993, afwezig

B.R. de Vries, Zuidwolde, 09-07-1993, afwezig
J.J. den Hertog, Alphen a/d Rijn, 20-10-1993,
afwezig

W. Velema, Damwoude, 17-11-1993, afwezig
Prof.Dr. I. Titus, Bogor (Indonesië) 18-12-1993,
afwezig

50 jaar (1943), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

Dr. S.W.J. van Dieten. Eindhoven, 22-01-1993,
aanwezig

H. Sorgdrager, Haren (Gr), 23-02-1993, afwezig
W. Hiddema, Lelystad, 24-03-1993, afwezig
PJ. Bruins, Oss, 10-04-1993, afwezig

55 jaar (1938), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

C. van Beusekom, Bergen (NH), 08-04-1993,
afwezig

W H. van Hulzen, Amsterdam, 04-06-1993, afwe-
zig

C.H. Herweijer, Alkmaar, 07-10-1993, afwezig

60 jaar (1933), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

A.W. Groenwoud, Assen, 18-06-1993, afwezig
H.A.M. van de Vijver, Biervliet, 03-10-1993,
afwezig

70 jaar (1923), Woonplaats, Datum, aanwezig/
afwezig

J. Nip. Meppel. 03-07-1993, afwezig

Cursussen

voorjaar 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/•965,-)

2 aaneengesloten dagen op a&praak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(/■ 4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische echografie gezelschapsdieren

(/■390,-)

9 januari 1993 (93/08)

13 maart 1993 (93/09)

Digestie apparaat pluimvee (/■ 750,-)
12
en 13 januari 1993(93/01)

Echografie pezen paard

C^550.-)

14 januari en 20 januari 1993 (93/04)
14 januari en 21 januari 1993 (93/05)
14 januari en 22 januari 1993 (93/06)
14 januari en 9 februari 1993 (93/60)
14 januari en 10 februari 1993 (93/61)

14 januari en II februari 1993 (93/62)

Endocrinologie gezelschapsdieren

(ƒ875,-)

15 en 16 januari 1993(93/02)
Kwaliteitsbewaking varken

(/■500,-)

19 januari 1993(93/03)

Praktische röntgenologie gezelschapsdieren

{f525-)

23 januari 1993(93/10)

5 juni 1993(93/21)

Gynaecologie paard

(/■710,-)

26 en 27 januari 1993 (93/27)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

(f235r)

Thorax 27 januari 1993 (93/11)
Thorax 16 februari 1993 (93/14)
Abdomen 3 februari 1993 (93/12)
Abdomen 2 maart 1993 (93/15)
Skelet 10 februari 1993(93/13)
Skelet 9 maart 1993 (93/16)

Praktische Echografie Gynaecologie Rund
(/■895,-)

28 januari 1993 Te Utrecht (93/43)
30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)

7 april 1993 Te Utrecht (93/45)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)

6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

Toegang tot de Veterinaire Literatuur met
behulp van computers

(ƒ800,-)

-ocr page 57-

29 januari 1993(93/40)
Basale tandheelkunde hond

(/■400,-)

30 januari 1993(93/25)
Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

(/■ 2.875,-)

4,5 en 6 februari 1993 (93/22)

Veterinaire apotheek I gemengde praktijk

(ƒ■ 1.100,-)

10,11 en 12 februari 1993 (93/46)
2, 3 en 4 juni 1993(93/47)

Coli Mastitis

(/•375,-)

15 februari 1993 (93/28)

Voortgezette praktische tandheelkunde hond

C/-950,-)

20 februari 1993 (93/26)

Deelname is slechts mogelijk voor hen die de

Basale cursus Tandheelkunde gevolgd hebben.

Selectiebeelden bij de kat

(/•240,-)

23 februari 1993 (93/19)
Schrijven van een artikel

(f 1050,-)

1 maart en 5 april 1993 Te Utrecht (93/07)
Struisvogels

(/■195,-)

2 maart 1993 (93/23)
Deze cursus is Engelstalig.

Veterinair handelen bij hippische wedstrijden

(/■390,-)

4 maart 1993 (93/24)
Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/•375,-)

5 maart 1993 (93/17)
14 mei 1993 (93/18)

Klinische les gezelschapsdieren hartgeruisen

(/■lOO,-)

9 maart 1993 (93/54)
Bloedonderzoek gezelschapsdieren

(/■325,-)

10 maart 1993 (93/39)
Capita Selecta vleestechnologie

(/" 1.425,-)

16 en 23 maart 1993 (93/36)
Vampp

(/■600,-)

17 maart 1993(93/55)
Ademhalingsziekten rund

(/•725,-)

22 en 23 maart 1993 (93/29)
Praktische anaesthesie paard
(ƒ965,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)
Praktische anaesthesie paard
(/• 1.375,-)

5, 6 en 7 april 1993 (93/51)

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-
patiënten

(/•355,-)

3 april 1993(93/30)
Diarree rund
(/200,-)

5 april 1993 (93/32)

inleiding in de diergeneeskunde begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)
Veterinaire wetgeving
(/■450,-)

22 en 29 april 1993 (93/37)

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

(/■lOO,-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/■800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)
De benauwde patiënt

(/^325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren
(/■650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/■435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, £ax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

Rectificatie

De cursusduur en -prijs van de cursus
Ziekten en Chirurgie bij Knaagdie-
ren (93/42) is foutief opgenomen in
onze cursusbrochure. Dte juiste gege-
vens zijn:

Ziekten en Chirurgie bij Knaagdie-
ren (93/42)

Woensdag 26 mei 1993, 13.00 -
17.00 uur.

De cursusprijs is ƒ 415,-.

Doorlopende

agenda

1993

Januari

7 Archaeopteryx lezing: \'De cavia, van voe-
ding tot therapie\'. Info en aanmelding: Jaap
Jan van Dijk, tel. 03404-51083 na 18.00
uur.

9 PAO-D cursus: 93/08 Praktische Echogra-
fie GD.

12—13 PAO-D cursus: 93/01 Digestie Appa-
raat Pluimvee.

14 en 20 PAO-D cursus: 93/04 Echografie Pe-
zen Paard

14 en 21 PAO-D cursus: 93/05 Echografie Pe-
zen Paard

14 en 22 PAO-D cursus; 93/06 Echografie Pe-
zen Paard

15-- 16 PAO-D cursus: 93/02 Endocrinologie
Gezelschapsdieren

19 PAO-D cursus: 93/03 Kwaliteitsbewaking
Varkens

19 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei, aanvang 20.15 uur in de Molen te

Otlerlo.

20 Vaccinaties bij varkens door prof. dr. J. TT.
Oirschot, Gezondheidsdienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

21 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

21 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Schaap/Geit, avond
Boxtel.

23 PAO-D cursus: 93/10 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

26— 27 PAO-D cursus: 93/27 Gynaecologie
Paard

27 PAO-D cursus: 93/11 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

28 PAO-D cursus: 93/43 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

28 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

29 PAO-D cursus: 93/40 Toegang tot de Vete-
rinaire Literatuur met behulp van Compu-
ters.

30 PAO-D cursus: 93/25 Basale Tandheel-
kunde Hond

Februari

3 PAO-D cursus: 93/12 InterpreUtie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

4— 6 PAO-D cursus: 93/22 Samenwerken
en Leidinggeven in de Praktijk

9 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Paard, avond Boxtel.

9 PAO-D cursus: 93/60 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/61 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/62 Echografie Pezen
Paard

10 PAO-D cursus: 93/13 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

10—12 PAO-D cursus; 93/46 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

11 Ontwikkelingen rondom PEARS door dr.
G. Wensvoort. Het vrijmaken van een regio
van de Ziekte van Aujesky door drs. J. H.
Lambers, Gezondheic^ienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur, Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

15 PAO-D cursus: 93/28 Coli Mastitis

16 PAO-D cursus: 93/14 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

20 PAO-D cursus: 93/26 Voortgezette Prakti-
sche Tandheelkunde Hond

23 PAO-D cursus: 93/19 Sectiebeelden bij de
Kat

Maart

1 (enlSapril) PAO-D cursus: 93/07 Schrij-
ven van een Artikel

2 PAO-D cursus; 93/23 StruisvogeU

2 PAO-D cursus: 93/15 InterpreUtie Röntge-

-ocr page 58-

nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

3— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

4 PAO-D cursus: 93/24 Veterinair Handelen
bij Hippische Wedstrijden

5 PAO-D cursus: 93/17 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

9 PAO-D cursus: 93/16 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 PAaD cursus: 93/54 Klinische Les

10 PAO-D cursus: 93/39 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

11 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Varken, avond Boxtel.

13 PAO-D cursus: 93/09 Praktische Echogra-
fie GD

16 en 23 PAO-D cursus: 93/36 Capita Selecu

Vleestechnologie

17 PAO-D cursus: 93/55 VAMPP

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

22— 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-
ziekten Rund

23— 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

26— 28 \'Vooijaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

April

3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt

5 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund

5— 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische Ana-
esthesie Paard

7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19— 21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding in de
Diergeneeskundige Begeleiding van Melk-
veebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 en 29 PAO-D cursus: 93/37 Veterinaire
Wetgeving

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

29 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6— 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor
Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur, Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

22— 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

Juni

2— 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire Apo-
theek I Gemengde Praktijk
5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Animal Production,
Edmonton, Canada.

September

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur, Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

I—2 Jaarcongres KNMvD.
6— 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
24— 29 I Ith. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

December

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

In onze gemengde praktijk, ca. 70% landbouwhuisdieren (voornamelijk runderen en schapen) en 30%
gezelschapsdieren, is per 1 februari \'93 plaats voor een

DIERENARTS M/V

Na gebleken geschiktheid en goed functioneren is het de bedoeling tot associatie over te gaan.

Sollicitaties met c.v. gaarne binnen 14 dagen richten aan dierenartsenpraktijk Oosthuizen/Edam,
p/a Seevanckweg 19A, 1474 HD Oosthuizen.

-ocr page 59-

Dé oplossing tegen
vlooien, luizen en teken

Speciaal voor de hond:
Pulvex spot-on.

Pulvex spot-on is een nieuw,
niet-systemisch insekticide
tegen vlooien, luizen en teken
bij honden. Het werkt zeer
effectief en is door het eenmalig
opbrengen op de rug van het dier
zowel voor de hond als het baasje
uiterst gebruiksvriendelijk.

Doodt vlooien, luizen en
teken onmiddellijk.

Na eenvoudig openknippen en
opbrengen verspreidt Pulvex
spot-on zich binnen 24 uur over het
gehele lichaam van de hond en
doodt alle vlooien,
teken en luizen
waarmee het in
contact komt.
Eenmaal behan-

schuilt in een
klein hoekje.

deld is de hond tenminste 4
weken verlost van deze verve-
lende parasieten.

Veilig en gemakkelijk
toe te dienen.

Door de ingenieuze
verpakkingswijze is
Pulvex spot-on heel
veilig en gemakkelijk

toe te passen.
In tegenstelling tot bij
andere insekticiden komen
problemen met het opbren-
gen (morsen etc.) bij Pulvex spot-on
praktisch niet voor en behandeling
geschiedt in een handomdraai.
Pulvex spot-on is niet voor niets de
ideale keuze voor de behandeling
van vlooien, luizen en teken bij de
hond.

Pulvex spot-on

Het \'knippen-knijpen-klaar\' insekticide tegen vlooien luizen en teken.

(ï*^ Pitman-Mooie

Pitman-Moore Nederland BV, Emrikweg 11, 2031 BT Haarlem. Tel. 023-319536.

-ocr page 60-

LEVEN
in HARMONIE

Pijn en ontstekingen aan het bewegingsapparaat kunnen het levensgeluk
van kleine huisdieren danig verstoren.

Met Ketofen heeft u nu de beschikking over een geregistreerd krachtig NSAID dat een goede tolerantie
koppelt aan een uitgesproken analgetische, anti-iriflammatoire en antipyretische werking.

De 1X daagse dosering en de 3 beschikbare breuktabletten (5 mg, 10 mg en 20 mg)* garanderen een
optimale en gebruiksvriendelijke therapie voor elke hond of kat.

KETOFEN

beter resultaat, zonder bijwerkingen

RHONE MÉRIEUX

Voor nadere informatie:

RHONE MERIEUX b.v. Postbus 338 -1180 AH Amstelveen -Tel.: 020-5473933

Voor volledige produktinformatie zie de bijslultertekst

-ocr page 61-

voor

Diergeneeskunde

Een intra-uteriene en prenatale
leverbotinfectie op een rundveebedrijf in
Zuid-IMederland

Een veldonderzoek naar de effectiviteit van
ivermectine in propyleenglycol bij de
behandeling van schurft bij cavia\'s

Kunnen mycotoxinen in de Nederlandse
varkenshouderij bepaalde
bedrijfsproblemen verklaren

Huisdier heeft heilzaam effect op de mens

Tandheelkunde bij dieren Europees
Verenigd

Veeteelt in ontwikkelingslanden

\'IM schat van een kat

Onderzoek verbetering bevruchting bij
rund en varken

Code voor goede veterinaire
praktijkuitoefening (GVP)

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke
dierenartsen -

15 JANUARI 1993
DEEL 118, AFLEVERING 2
ISSN 0040-7453

fc Tijdschrift

-ocr page 62-

B

Verbetering van de gezondheid van alles wat leeft

Dat is het uitgangspunt van geneesmiddelenfabrikant
Merck Sharp & Dohme. Zelden werd dit beginsel zo duidelijk
in een middel gerealiseerd als bij Ivermectine.

Ivermectine is afgeleid van de avermectines

die ziekteverwekkende parasieten bestrijden bij mens,

dieren gewas.

Ivermectine is een van oorsprong natuurlijk product
met een grote effectiviteit.

Ivermectine, een product van wereld-formaat

van Nederlands grootste exporteur van farmaceutische

producten.

Divisie van Merck Sharp & Dohme B.V.
postbus 581,2003 HAARLEM tel. 023-153153

-ocr page 63-

inhoudsopgave

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 11 b. aflevering 2.15 januari 1993

nhoud

WETENSCHAP Voor de praktijk

Een intra-uteriene en prenatale leverbotinfectie op een rundveebedrijf in Zuid-Nederland;
J.A.M. termeer, C. Augustijn, J. Berger, F. Berndsen, G. Charpentier, J. Eshuis.
M. v.d. Linden. B. Mourits, A. de l^ries en H. van Wijk

Een veldonderzoek naar de effectiviteit van ivermectine in propyleenglycol bij de
behandeling van schurft bij cavia\'s;
P.J.J.Mandigers. M.H. van der Hage, /. Wesierhof en
G.M. Dorreslein

Overige artikelen

Kunnen mycotoxinen in de Nederlandse varkenshouderij bepaalde
bedrijfsproblemen verklaren;
P.J.M.M. van Gulick

Boekbespreking

41

42

46
53

ACTUA Berichten en verslagen

Huisdier heeft heilzaam effect op de mens
Tandheelkunde bij dieren Europees Verenigd
Veeteelt in ontwikkelingslanden
Wettelijke bescherming LAB-terroristen
\'N schat van een kat
Prehistorische medische adviezen

Advertisement of the European society of veterinary neurology EVSN
Onderzoek verbetering bevruchting bij rund en varken
Integratie gezondheidsdienst voor pluimvee
Doorbraak in bestrijding koeiegriep

Cursussen en congressen
Ingezonden

Nieuw(S) van de industrie
Referaten
Studentenrefaten
Boekbesprekingen

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

54

54

55

55

56
56

56

57
57

57

58

59

60
61
62
64

Orale rehydratie bij kalveren :

het enige rehydratiepreparaat met Lactoserunf
voor een natuurlijk, snel herstel.
• iso toon

• uitgebalanceerde natrium / substraatverhouding
• bevat kalium en bevat bicarbonaat precursors

®

virbac

Diergeneesmiddelen

-ocr page 64-

COLOFON

Hoofdredactie

Dr. W. Sybesma (voorTitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof. dr. J. E. van Dijk
Prof. dr. G. H. Wenünk
Mw. drs. üsette M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

Wetenschappelijke redactie

Dis. A. e. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorreslein (Utrecht)

Drs. W. F G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (kraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Ulystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Federsen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. R F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

Secretariaat

Hoofdbestuur

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te GiCfel, secretaris

Desiree Raasing
Roelof-Jan de Haan
S. L. Oostindiën

Stafmedewerkers Mw. drs. M. c. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond

Chef de bureau

Vacaturebank

Administrateur

66
66
66
67

Vraag en antwoord

Chlamydia psillaci; H.F. Egberink
Injectie met medroxy-progesteron acetaat; A. de Kruif
Hoestenden volwassen runderen; G. M. Zimmer
Opheffen van krampen bij de hond; L M. Overduin

Bureau-redacteur

R. G. J. M. Haring

nhqud

Cvervolg omslag)

KNMvD

Redactie Adviesraad

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

Bureau

Julianalaan g-10. Postbus 14031, 3508 SB Uuecht (tel.
030-5101 11/^(030-51 17 87).

Algemeen

Code voor goede veterinaire praktijkuitoefening (GVP)
Een gewaarschuwd mens telt voor twee!
Van de Ereraad: Taktic

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke dierenartsen

PAÜ-diergeneeskunde
Doorlopende agenda

68
72
72
74

76

76

Abonnementsprijs

Het Tydschrift voor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
hel Hoofdbestuur.

Postgiro/Bank

Postgirorek. SI 1606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Uuecht.

Algemene Bank Nederland N V, Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crcdiet en Effectenbank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Contents

Clinical referrals

An intra-uterine and prenatal infection with Fasciola hepetica on a dairy farm in

the South of the Netherlands; J.A.M. Vermeer, C. Augustijn, J. Berger, E Berndsen,

G. Charpenlier, J. Eshuis, M. v. d Linden, B. Mourils. A. de Vries and H. van Wijk 41

A fieldstudy for the effectiveness of ivermectin in propyleneglycol in the treatment of mange
in guinea pigs;
P.J.J. Mandigers. M. H. van der Hage, I, Westerhof en G.M. Dorreslein 42

Could mycotoxins in Dutch pigfarming declare certain managementproblems;

P.J.M.M. van Gulick 46

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304.
hx 03462-64565).

Advertenties

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, tax
05987-13827)

All rights reserved

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar

Adverteniies kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaaki. d m v. druk. microfilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur.

-ocr page 65-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

i/anaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
/Vij zijn trots u te kunnen informeren over onze
lieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Dp basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
=\'lus-i- ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
Deschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

forcovac Plus

^\'orcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
/oudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 66-

VüüR DE PRAKTIJK

Een intra-uteriene en prenatale

leverbütinfectie üp een rundveebedrijf in

zuid-nederland

An intra - uterine and prenatal infection with fasciola hepetica on a dairy farm in the south of

the nederlands

Vermeer, C. Augustijn, J. Berger, F. Berndsen, G. Charpentier, J. Eshuis, M. v.d. Linden, B. Mounts, A. de

Vries en H. van Wijk.i

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 41-2

samenvatting
Op een rundveebedrijf in Zuid-Nederland werd bij één drie-
jarige vaars een intra-uteriene leverbotinfectie aangetoond
Twee kalveren bleken een prenatale infectie te hebben. Uit het
verdere bedrijfsonderzoek bleek leverbot algemeen voor te
komen bij het overige vee.

summary

A intra-uterine infection with Fasciola hepatica in a three years
old cow is proved on a milking cow herd in the South of the
Netherlands. Two calves showed to have a prenatal infection.
Futher investigations on the farm revealed a general presence of
this parasite.

geschiedenis
Fasciola hepatica komt in Nederland algemeen voor, vooral in
de laaggelegen weidegebieden van West- en Noord-Nederland.
Ook in de zandgebieden in het Zuiden en Oosten dient men
langs kanalen, beken en vennen rekening te houden met
infecties. Op een melkveebedrijf met 40 melkkoeien werd in
1989 een ongewoon geval van onvruchtbaarheid geconstateerd.
De weilanden grenzen aan het Wilhelminakanaal te Diessen.
Koeien en jongvee werden op deze percelen geweid. De
veehouder voerde geen preventieve, cq. therapeutische maatre-
gelen tegen leverbot uit. Een driejarige vaars, werd ter onder-
zoek aangeboden, omdat zij meer dan 100 dagen geleden
gekalfd had en ondanks herhaald insemineren niet drachtig
werd. De intervallen tussen de tochtigheden waren normaal.
Ten opzichte van het bedrijfsgemiddelde produceerde de vaars
goed en had een redelijke conditie. Bij het rectale onderoek
werden geen afwijkingen aan het geslachtsapparaat gevonden.
Vaginoscopisch onderzoek leverde een verrassing op: een
leverbot in de portio uteri, zwemmend in groenbruin tochtslijm.
De koe werd behandeld met bromofenofos (Acedist®) in een
dosering van 12 mg. per kilogram lichaamsgewicht. Zes weken
later (24 juli 1989) bood de veehouder de koe opnieuw voor
onderzoek aan. Weer werden volwassen leverbotten aangetrof-
fen. Samen met de Faculteit Diergeneeskunde en het Centraal
Diergeneeskundig Instituut (C.D.I.) werd het bedrijf parasitolo-
gisch onderzocht. De koe is op 8 augustus 1989 naar het C.D.I.
overgebracht.

I Drs. J. Vermeer, drs. C. Augustijn, drs. J. Berger, drs. F. Berndsen, drs. G.
Charpentier, drs. J. Eshuis, drs. M. van der Linden, drs. B. Mourits, drs.
A. de Vries en drs. H. van Wijk, Groepspraktijk Dierenartsen Diessen,
Beekseweg 1 la, 5087 KA Diessen. Correspondentieadres: Drs. J. A. M.
Vermeer, Uge Haghorst 11, 5087 TX Diessen.

41

methoden

Op het C.D.I. werd een e.p.g. (8) uitgevoerd van de afgenomen
feecesmonsters. Van de bloedmonsters werd een ELISA (9)
bepaald, een Indirecte Hemagglutinatie Test (IHA), een
gamma-GT en een bloedcellendifferentiatie.

resultaten

Het bedrijf

Wat betreft het voorkomen van de slak Lymnaea truncatula
werden binnen het biotoop (vlotgras, geknikte vossestaart)
enkele lege huisjes van deze slak aangetroffen. Vanwege de
droge zomer werden geen slakken op de weide gevonden, maar
slechts enige kleine exemplaren onder in een droge sloot.

De patiënt

Voor aankomst op het C.D.I. was de laatste tochtigheid
geconstateerd op 24-07-89, na aankomst aldaar op 08-08-89,

28-08-89 en 21-09-89. Bij de tochtigheid van 08-08-89 en 28-
08-89 bevatte het tochtslijm enkele witte vlokjes. Tijdens de
laatste tochtigheid was het tochtslijm volkomen helder. Portio
en vagina vertoonden geen afwijking. Er konden geen leverbot-
eieren in worden aangetoond. Faecesonderzoek gaf een lichte ei-
uitscheiding te zien vanaf het moment van aankomst en
gedurende de weken erna (gemiddeld 5 e.p.g.). De differentiatie
van de bloedcellen liet een perifere eosinofilie (11-23 %) zien. Bij
serologisch onderzoek bleek de koe een IHA-titer ten opzichte
van leverbot te hebben van 1:200 (normaalwaarde < 25). Op

29-09-89 is de koe geseceerd. De lever was matig aangetast.
Lokaal waren verklevingen in de buik aanwezig. De uterus was
normaal van omvang en consistentie. Inwendig waren geen
tekenen van ontsteking zichtbaar.

De veestapel

Van 21 dieren werd een faeces- en bloedmonster genomen op 13
oktober 1989. De dieren varieerden in leeftijd van 6 maanden
tot 3 jaar en waren deels uitgeschaard. Acht dieren hadden een
positief e.p.g. variërend van 1-30 eieren per 3 gram faeces, 13
een positieve ELISA, geen enkel dier een gamma-GT groter dan
of gelijk aan 25. Het aantal eosinofielen varieerde van 2-24
Op 30 november 1989 werd van 26 dieren (waarvan 3 voor de
tweede maal onderzocht werden) een bloed- en mestmonster
genomen. Veertien dieren hadden weidegang genoten. Van deze
groep hadden 5 een positief e.p.g., 12 een positieve ELISA, allen
een gamma-GT kleiner dan 25 en het percentage eosinofielen
varieerde van 2-18%.

Bij de 26 dieren, die op 30 november werden onderzocht.

T I J [) s C H R I K T VOOR D I E R ü F. N E F S K U N D F. . D E E I, 118. A F L F V F R I N ü 2 I 9 <)

-ocr page 67-

bevonden zich 12 kalveren die geen weidegang hadden gehad en
niet waren gevoerd met vers gras. Eén kalf (nr. 9025) had een
positief e.p.g. (17 eieren/3 gram), 8 een positieve ELISA, 2
twijfelachtig, 7 een gamma-GT lager dan 25, 5 hoger (50-75).
Een tweede onderzoek van deze 12 kalveren op 16 maart 1990
leverde het volgende resultaat. Twee hadden een positief
e.p.g.(nr. 9025: 2 eieren /3 gram), 1 een positieve ELISA, 4
twijfelachtig en allen een gamma-GT lager dan 25.

conclusie

Bij één koe werd een intra-uteriene leverbotinfectie gevonden.
Het is bekend, dat na een herhaalde infectie
Fasciola hepatica
kan doordringen in de uterus. Als de koe op dat moment
drachtig is, kan de lever van het kalf geïnfecteerd worden
(5,6,7). De koe was herhaald geïnsemineerd. Bedrijven met een
leverbotinfectie hebben naast een verminderde melkproduktie
ook een afnemende vruchtbaarheid, die tot uiting komt in een
verlaagd non-retumpercentage (1), een te hoog inseminatie-
getal (2) en het ontstaan van endometritiden (1,3). Over de
vruchtbaarheid van het betreffende bedrijf was op het moment
van onderzoek weinig bekend. Binnen de groep jongvee en de
koeien werd via mest- en bloedonderzoek een leverbotinfectie
aangetoond.

Daarna is getracht een verticale transmissie aan te tonen bij de
jongste kalveren.

Kalf 9025 is geboren op 26-09-89. Dit kalf en de overige kregen
tijdens de opfok alleen (kunst)melk met als ruwvoer, hooi en
maïs.

Kalf 9025 heeft bij herhaald faecesonderzoek een positief e.p.g.
Bij het onderzoek van 16 maart 1990 werd bij een jonger kalf
een positief e.p.g. gevonden.

Bij de kalveren zonder weidegang zijn de ELISA-titers gemeten
op 13 oktober 1989 hoger dan op 16 maart 1990. Dit kan
verklaard worden door de dalende maternale immuniteit. Gelet
op de leeftijd van de kalveren op het moment van bloed tappen,
en gelet op de positieve e.p.g\'s., gevonden bij twee kalveren die
géén patente infectie kunnen hebben verkregen door de opname
van metacercariën na hun geboorte, is hier sprake van een intra-
uteriene infectie van het ongeboren kalf.

WETENSCHAP

dankbetuiging

De auteurs zeggen Dr. M. Eysker (R.U.U.), Dr. H.J. Over, Drs. W A. de Leeuw
en de Hr. C.RH. Gaasenbeek (allen C.D.L) hartelijk dank voor hun bijdragen
aan het onderzoek. Dr. Eysker en Dr. H.J. Over waren betrokken bij het
veldwerk. Drs. W.A. de Leeuw heeft de serologische en immunologische
bepalingen uitgevoerd en de Hr. C.RH. Gaasenbeek het faecesonderzoek.

literatuurlijst

L Mage C Leisel J, and Bonnand R Fasciola hepatica infection and fertility
problems in dairy herds. Revue de Médécine Vétérinaire 1989; 140:929-31.

2. Romaniuk K. Relationship between chronic fascioliasis in cattle or the
experimental disease in rats, and fertility. Zeszyty Naukowe Akademii
Rolniezo - Technieznej. W Olsztnie, Weterynaria, 1977; 8 : 3-49.

3. Thom KL. Fasciola hepatica als Ursache einer Endometritis des Rindes.
Deutsche Tierärzüiche Wochenschrift 1956; 37/38: 389-90.

4. Enigk K und Düwel D. Zur Häufigkeit der pränalen Infektion mit Fasciola
hepatica
beim Rinde. Beriiner und Münchener Tierärztliche Wochenschrift
1959; 18: 362-3.

5. Enigk K. De praenatale en galaktogene helminteninfectie bij de huisdieren.
Vlaams Diergeneesk Tijdschr 1970 39; 1-10.

6. Rees JB, Sykes WE, and Rickard MD. Prenatal infection with Fasciola
hepatica
in calves. Australian Veterinary Journal 1975; 51: 497-9.

7. Pecheur M. Prenatal infection of calves with Fasciola hepatica. Annales de
Médécine Vétérinaire 1984; 128: 567-8.

8. Dorsman W. A new technique for counting eggs of Fasciola hepatica in
cattle faeces. J of Helminthol 1965; 30:165.

9. Tiggele U van en Over HJ. Serological diagnosis of Fascioliasis. Veterinary
Parasitology 1976; 1: 239-48.

Aanvaard op 16 december 1992.

Een veldonderzoek naar de effectiviteit van

ivermectine in propyleenglycol bij de
behandeling van schurft bij cavia\'s

A fielüsrudy for the effectiveness of ivermectin in propyleneglycol in the treatment of mange in guinea pigs

P. J. J. Mandigers\\ M. H. van der Hage^, I. Westerhof^ en G. M. Dorrestein^

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:42-46

samenvatting
Bij een populatie cavia\'s in Utrecht werd de diagnose schurft
vastgesteld Ingegaan wordt op de etiologie en op de behandeling
door middel van twee subcutane injecties met ivermectine 0.2
mg/kg in een interval van tien dagen. In totaal werden 37cavia\'s
met aanvankelijk beelden van schurft en 36 cavia\'s zonder
beelden van schurft behandeld Op dag 21 waren alle cavia\'s met

\' Destijds co-assistent diergeneeskunde. Thans Vakgroep Geneeskunde Gezelschapsdie-
ren, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 8, 3584 CL Utrecht.
^ Vakgroep Pathologie, afdeling Laboratorium en Bijzondere Dieren, Faculteit Dierge-
neeskunde, Yalelaan I, 3584 CL Utrecht
\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, afdeling vogels en bijzondere dieren.
Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 8, 3584 CL Utrecht

Voor correspondentie : P.J.J. Mandigers, Goedestraat 14c 3572 RT Uttecht

42

beelden van schurft, vrij van symptomen Bij 11 van de 73 dieren
trad een bijwerking op in de vorm van een ontsteking leidend tot
een (sub-)dermale necrose bij de jongere dieren en bij de oudere
dieren tot een ontsteking van de subcutis. De optredende
bijwerkingen van de behandeling werden waarschijnlijk veroor-
zaakt door het gebruikte verdunningsmiddel propyleenglycol

summaray

The clinical manifestation of mange in a guinea-pig population
in Utrecht is discussed The etiology and the treatment with two
subcutaneous injections of ivermectin 0.2 mg/kg with a ten days
interval, is described A total of 37 guinea-pigs with symptoms
and 36 guinea-pigs without signs of mange were treated On the

TIIOSCHRIIT VOOR DiERCiENEESKUNDE. DEEL 118. AFLEVERING 2 1993

-ocr page 68-

21st day all previously infestated guinea-pigs were free of
symptoms. During this study side-effects occurred in 11 of the 73
animab. The most prominent side-effects were a (sub-)dermal
necrosis in the younger animals arid an itis of the cutis in the
older animab. The side-effects were probably caused by
propyleneglycol which was used as a diluent

inleiding

Onder 73 fokcavia\'s verdeeld over de stad Utrecht trad in de
jaren \'90-\'91 herhaaldelijk een beeld van schurft op. Het
klinische beeld varieerde van een miliaire dermatitis tot nage-
noeg kale cavia\'s. Schilfervorming, alopecia en uitgebreide
(secundaire) laesies van de huid waren in veel gevallen
aanwezig. Door de eigenaren, werden de dieren met wisselend
succes, met diverse anti-ectoparasitica (dichloorvos en trichloor-
vos), behandeld. Als oorzaak voor de terugkeer van de
symptomen werd gedacht aan (her-) besmetting vanuit roule-
rende dekberen. Besloten werd een veldonderzoek uit te voeren
naar de verwekkers en de gehele populatie (lijders en niet-
lijders) in een tijdbestek van 10 dagen tweemaal parenteraal te
behandelen met een verdunning van ivermectine in propyleen-
glycol. Propyleenglycol wordt veel gebruikt als een oplos- en
verdunningsmiddel voor lipofiele stoffen.

Etiologie

Schurft bij cavia\'s wordt veroorzaakt door de mijten Sarcoptes
scabiei
en Trixacarus caviae (5,6,7). De tot de familie van
sarcoptidae behorende
Trixacarus caviae is een in, en rond de
haarfollikels levende mijt. De infectie manifesteert zich, ook bij
geringe infectie, als een met heftige jeuk gepaard gaande
huidaandoening. In het verloop van de infectie treedt alopecia
en secundair door krabeffecten uitgebreide huiddefecten op.
Hyperkeratose en
Seborrhoe kunnen het klinisch beeld kom-
pleet maken (5,7). De mijt
Sarcoptes scabiei zou in Nederland
niet voorkomen (5,6). Strikt genomen spreekt men, bij cavia\'s,
alleen van schurft wanneer als etiologische factoren de mijten
Sarcoptes scabiei en Trixacarus caviae een rol spelen. Ook de
mijt
Chirodbcoides caviae (6,7) en de bijtende luizen zoals
Gliricola porcelli, Gyropus ovalb (5,6,7) kunnen een klinisch
beeld veroorzaken dat overeenkomt met dat van schurft.
Chirodbcoides caviae-inieciies worden door Hamel (7) be-
schreven als veel voorkomend. De infecties verlopen meestal
symptoomloos. Ernstige infecties gaan gepaard met jeuk,
alopecia en krablaesies. De eveneens veel voorkomende luizen
Gliricola porcelli en Gyropus ovalb leven onder meer van
huidschilfers. Geringe infecties zijn symptoomloos. Zwaardere
infecties veroorzaken jeuk. De gevonden huidbeschadiging,
laesies aan oorranden, nek, rug en alopecia zijn waarschijnlijk
het gevolg van krabben (6,7).

Tot de predisponerende factoren, leidend tot een verzwakking
van het afweerstelsel en een klinische manifestatie van schurft-
beelden moeten gerekend worden: te hoge omgevingstempera-
tuur, slechte ventilatie, overbevolking en voedingsdeficiënties
(onder meer vitamine C) (5,7). Uit eigen waarnemingen is
gebleken dat de incidentie van schurft bij zeugen toeneemt rond
de partus. Dorrestein (5) beschrijft daarnaast enkele gevallen
waarin een latente infectie met
T. caviae pas na 2 jaar tot
klinische beelden leidde.

materiaal en methode
In een periode van tien dagen werd de gehele populatie
onderzocht en behandeld. De onderzochte groep bestond uit 27
beren en 46 zeugen. Zes zeugen waren ongeveer twee weken
drachtig. De gemiddelde leeftijd was 1,2 ± 1 jaar en het aantal
cavia-biggen beneden de leeftijd van twee-en-een-halve-maand
bedroeg 25. Van alle cavia\'s met het beeld van schurft (38 van de
73) werden zo mogelijk drie monsters verzameld voor diagnos-
tiek. Het vinden van de weinige aanwezige mijten is een moeilijk
en tijdrovend karwei. Bij klinisch niet aangetaste dieren is de
kans op het vinden van mijten nog kleiner (5). Derhalve zijn de
op het oog niet aangetaste cavia\'s niet bemonsterd maar wel
behandeld. De huid werd verdoofd met een subcutane injectie
van O.I ml lidocaine 2% cum adrenaline\'. Bij afkrabben van een
niet geanestheseerde huid kan het dier in een coma raken door
hyperaesthesie (7). De monsters werden verzameld aan de
randen van de laesies. Verzameld werden haren, korsten en met
een scherpe lepel werd tot bloedens toe, een huidafkrabsel
gemaakt. De monsters werden onder lichte verwarming opge-
helderd met chloriactophenol. Elk monster werd microscopisch
onderzocht op parasieten, microsporie en/of trichofytie. Van
elke bemonsterde cavia werd een schimmelkweek ingezet op
een DTM-medium (Dermatofyten Test Medium). In totaal
werden 113 monsters bij 38 cavia\'s verzameld en onderzocht.
Ivermectine is een lipofiele, instabiele en in wateronoplosbare
stof (12,13). Als oplosmiddelen wordt standaard in IVOMEC®
gebruik gemaakt van 60% v/v propyleenglycol en 40% v/v
glycerolformal (waarin 5% polyvinylpyrrolidone). Ter stabilise-
ring worden verder lidocaine en benzylalcohol toegevoegd^.
Propyleenglycol is een veel gebruikt oplosmiddel voor farmaca
die of slecht in water oplosbaar zijn of instabiel zijn in waterig
milieu. Toediening kan intraveneus, intramusculair, subcutaan
en dermaal plaats vinden. Van organische oplosmiddelen is
propyleenglycol, evenals glycerolformal betrekkelijk weinig
toxisch en zij worden daarom frequent gebruikt. In dit geval is
gekozen als verdunningsmiddel propyleenglycol. De verdun-
ning was nodig in verband met het geringe lichaamsgewicht van
de dieren.

Alle dieren werden tweemaal subcutaan ingespoten, na desin-
fectie met 70% alcohol, met een steriele verdunning van 0.2 mg/
ml ivermectine^ in polypropyleenglycol. De gehanteerde dosis
was 0.2 mg ivermectine per kilogram lichaamsgewicht. De
dieren werden
lege artb met insulinespuitjes van 1 ml en 26G\'/2
naaldjes gespoten op dag 1 en dag 11. Toediening vond plaats
onder de intacte huid van de ribwand. Op dag 11 en 21 werden
de dieren uitgebreid onderzocht. Telefonisch werd een laatste
controle ongeveer 50 dagen na de eerste injectie uitgevoerd.
Biopten voor histologie werden genomen onder algehele anes-
thesie met medetomidine*, Medetomidine in Domitor®, Smith-
Kline Beecham, Zoetermeer Ketamine in Aescoket®, Aescu-
laap b.v. Boxtel en ketamine\' gefixeerd in 4% gebufferde
formaline en gekleurd met hematoxyline en eosine. Voor de
statistische evaluatie is gebruik gemaakt van de chi-kwadraat
toestingsmethodiek en tabellen van Fisher and Yates (statistical
tables published by Oliver & Boyd, Ltd Edingburgh and
London).

resultaten

Bij één cavia werd met behulp van kweek en microscopie een
trichofytie-infectie gediagnostiseerd. Bij 4 van de 38 bemon-
sterde cavia\'s werd een menginfectie van
Glirocola caviae en
Chirodbcoides caviae gevonden (Groep A). Bij 13 van de 38

Lidocaine 2% cum adrenaline p.i. 100 ml, Apharmo, Arnhem.
Europees Patent. Trichloorvol in Tugon®, AUV Cuyk.
Ivermectine als werkzame stof in IVOMEC®, MSD Agvet, Haarlem.
Medetomidine in Domitor®, Smithkline Beecham, Zoetermeer.
Ketamine in Aescoket®, Aesculaap b.v. Boxtel.

-ocr page 69-

WETENSChiAP

bemonsterde cavia\'s werd de mijt Trixacarus caviae gevonden
(Groep B). Bij de 20 overige cavia\'s werden geen mijten
gevonden (Groep C). Er was geen geslachtspredispositie en
leeftijdspredispositie aanwezig (P>0.05). De localisatie van de
laesies in groep A beperkte zich tot de voorpoten, de ribwand,
flank en de onderzijde van de buik. Bij twee cavia\'s was meer
dan 30% van de totale huidoppervlakte aangetast. Bij de dertien
cavia\'s uit groep B waren negen cavia\'s nagenoeg kaal. De
laesies bevonden zich op het gehele lichaam. Meest aangedaan
waren de kop en de hals, de voorpoten, de gehele rug en rib- en
buikwand (Figuur 1). Schilfer-, korsvorming en alopecia waren
zeer evident. Bij twaalf dieren viel ernstige jeuk op. Bij vijf dieren
viel een hyperaesthesie van de huid op. Bij de twintig cavia\'s uit
groep C werd nagenoeg dezelfde localisatie van de laesies
aangetroffen als bij groep B. Elf cavia\'s waren voor meer dan
30% van hun totale huidoppervlak kaal. Drie dieren vertoonden
hyperaesthesie en jeuk viel op bij 12 dieren. In het algemeen
bestonden de korsten uit haren, huidschilfers en een sereus-
hemorragisch exsudaat. In totaal waren 22 cavia\'s voor meer
dan 30% van de totale huid aangetast (Figuur 1). In tabel 1 en 2 is
voor de 37 cavia\'s een overzicht weergegeven naar localisatie en
het karakter van de huidlaesies.

De cavia geïnfecteerd met T. mentagrophytes is behandeld met
drie eniconazol® (2 mg/ml) wassingen. Alle 37 op het oog
aangetaste cavia\'s waren op dag 21 na behandeling, vrij van
symptomen van schurft. Gedurende de uitvoering van het
onderzoek trad bij 11 van de 73 cavia\'s op de plaats van injectie
een zichtbare reactie op. Zeven cavia-biggen vertoonden een
huidlaesie in de vorm van een (sub-)dermale necrose; vier
volwassen cavia\'s, hadden een harde omschreven zwelling in de
subcutis. Van een cavia-big en een volwassen beer is op
respectievelijk dag 15 en dag 18 na de eerste injectie, de gehele
injectieplaats histologisch onderzocht (figuur 2). Op dag 50
waren de vermelde verschijnselen niet meer aanwezig. De
histologie van het huidbiopt van de cavia-big liet een necrose
zien van de subcutis tot en met de huid-spierlaag, met een
rondkernige reactie en meerkernige reuscellen, trombosering
van de vaatjes en zeer weinig purulente reactie. Bij de volwassen
beer lag de nadruk van de reactie op een hyalien-schollige
degeneratie van de huidspier met vooral polymorfkernige
granulocyten-infiltratie.

Geen van de 73 cavia\'s heeft verder tekenen getoond van
algemeen ziek zijn. Er is een cavia gestorven ten gevolge van een

\' Enicoiuzol in Imaverol*. Janssen pharmaceutica. Tilburg.

44

DISCUSSIE

Cavia\'s met beelden van schurft worden met een zekere
regelmaat aangeboden voor behandeling. Differentieeldiagnos-
tisch kan o.m. gedacht worden aan een schimmelinfectie,
meestal betreft het
Trichophyton mentagrophytes (7). Voor het
stellen van de diagnose luizen kan een goede vachtinspectie
reeds genoeg zijn (7). Een stofmonster kan onderzocht worden
{Gliricola porcelli, Gyropus ovalis en de mijt Chirodiscoides
caviae).
Voor het stellen van de diagnose schurft veroorzaakt
door
Trixacarus caviae is een huidafkrabsel noodzakelijk (5).
Vier cavia\'s uit deze populatie waren licht besmet met C.
caviae
en G. porcelli (groep A). De mijt T. caviae werd bij deze cavia\'s
niet gevonden. De gevonden krablaesies bij nagenoeg alle 37
cavia\'s duiden echter op een door
T. caviae gecompliceerde
aandoening (5,6,7). De verschillen in klinisch beeld tussen de
groepen A,B en C waren niet significant afwijkend (P>0.05).
Dorrestein
et aL, (5) beschrijven een effectieve behandeling met
twee tot meerdere wassingen met een week tussentijd met
lindaan\' of een 0.15% oplossing met trichloorvos^. Nadelen van
deze behandeling zijn o.m. de toxiciteit van de oplossing en het
onderdompelen van de stress-gevoelige cavia (8).
Ivermectine is werkzaam tegen de bijtende en zuigende luizen,
teken en mijten (17). Er bestaat nagenoeg geen literatuur over de
toediening van ivermectine aan cavia\'s. Harvey (8) beschrijft
een behandeling met ivermectine in een dosis van 0.2 mg/kg in
drie sessies met zeven dagen tussentijd. McKellar
et aL, (14)
beschreven onlangs een behandeling bij cavia\'s in een dosis van
0.5 mg/kg in twee sessies met zeven dagen tussentijd. Wilkins
et
aL,
(19) echter beschrijven een effectieve behandeling van de
teken
Rhipicephalus sanguineus en Amblyomma americanum
met slechts een eenmalige dosis van 2 mg/kg ivermectine. Op
basis van gegevens ontleend aan behandelingsvoorschriften
voor andere knaagdieren is gekozen voor slechts tweemaal
behandelen met een interval van tien dagen en een dosis van 0.2
mg/kg (17). Ivermectine is na opname bij muizen 14 dagen
werkzaam Ó)- McKellar
et aL, (14) vonden in hun onderzoek
bij cavia\'s echter al naar 72 uur zeer lage waarden. Zij baseerden
hun uitspraak echter op een klein aantal dieren en één enkele

1 Inmiddels voor dil doel niel meer verkrijgbaar.

2 Trichloorvos in Tugon AUV. Cuyk.

a F l. E V E R I N CJ 2 19 9 3

t I .1 1) s l\' H R I I T VOOR d I E R (i F N E F S K U N l> E . d F F I I

-ocr page 70-

bloedafname op 72 uur na toediening (14).
Lankas en Cordon (11) melden dat bij chronische toxiciteit
onderzoek bij de rat geen effect gezien werd op het paren, de
fertiliteit, dracht en de draagtijd bij een dosis van 3,6 mg/kg per
dag. Wel zagen zij bij een dosis van meer dan 1,2 mg/kg per dag
een toename van postnatale sterfte bij de zeugen, meer
pupsterfte en een afname van het lichaamsgewicht. In het
algemeen wordt geadviseerd bij de toediening van ivermectine
aan drachtige en jonge dieren de nodige voorzichtigheid te
betrachten. De gegevens over drachtige zeugen verkregen uit dit
onderzoek zijn te summier om een statistisch verantwoorde
uitspraak te kunnen doen.

De in dit veldonderzoek gevonden subcutane zwellingen bij de
oudere dieren, en de subdermale en dermale necrolysis bij de
jonge dieren werd voor caviae nog nergens beschreven. De bij
paarden optredende bijwerkingen na intramusculaire-injectie
van een waterhoudende formulering op basis van micellen met
ivermectine (2% w/v) betroffen complicaties in de vorm van
Clostridium spp-infecties (3). Demey et aL (4) meldden een
propyleenglycol-intoxicatie bij humane patiënten in The Lancet
na een intraveneuse toediening. Zij dienden een nitroglycerine-
oplossing in propyleenglycol toe in combinatie met 50% bloed.
Hemolyse van de rode bloedcellen trad op ten gevolge van de
propyleenglycol-toediening. Daarnaast vonden zij een hypero-
smolariteit, lactaatacidose en stoornissen van het centraal
zenuwstelsel (4). Bij de dermale applicatie van propyleenglycol
op verbrande huid trad bij mensen een toegenomen hyperosmo-
lariteit op (10).

Propyleenglycol wordt gemetaboliseerd in de lever tot lactaat en
pyruvaat. Een deel wordt door de nieren uitgescheiden (4). De
door ons gevonden ontstekingsreacties ter plaatse van de injectie
bestaan dan waarschijnlijk ook uit een door propyleenglycol
geïnduceerde aseptische ontstekingsreactie (16). De injectie
heeft lokaal een intravasale stollingsreactie met trombosering
geïnduceerd, waarbij de necrosehaard is gaan fungeren als een
ontstekingsprikkel. Infiltratie van macrofagen, monocyten en-
granulocyten met vorming van meerkernige reuscellen is het
gevolg. De vermelde laesie was op 50 dagen, na injectie, niet
meer voel- en zichtbaar. De laesie moet dan ook als een
opruimreactie worden beschouwd. Bij de jonge cavia\'s traden
naast reacties in de subcutis, ernstige huiddefecten op. Bij de
oudere dieren werden deze niet gevonden. Een verklaring
hiervoor kan zijn de relatief en absoluut dunnere huid bij de
cavia-biggen. De bestaande formulering van IVOMEC® bevat
zowel propyleenglycol als glycerolformal. Van glycerolformal
en propyleenglycol is bekend dat het aanleiding geeft tot acute
locale reacties na intramusculaire toediening (16). Uit nader
onderzoek is inmiddels gebleken dat toediening van de onver-
dunde oplossing (in 1 /20 van het door ons gebruikte volume) de
bovengenoemde bijwerkingen niet laat zien. Het is echter
onwaarschijnlijk dat zij niet aanwezig zullen zijn. Daarnaast is
nauwkeurige dosering dan moeilijk. Voor dieren met een laag
lichaamsgewicht kan men zogenaamde insulinespuitjes gebrui-
ken. Intramusculaire injecties zijn in verband met de omvang
van de spieren in de poten af te raden. Een formulering van
ivermectine op basis van het verdunningsmiddel polyvinylpyr-
rolidon geeft waarschijnlijk minder nevenwerkingen. Alterna-
tieve behandelingsmethoden worden beschreven door Baumans
et aL, (2) en Hasslinger et aL, (9). Met een 0.01 % spray
ivermectine in water werden de mijten
Myobia musculi en
Myocoptes spp effectief bij muizen bestreden (2). Voor de
gravende
Sarcoptidae kan een toevoeging van DMSO (dimet-
hylsulfoxide) aan deze spray gebruikt worden om de opname
van ivermectine door de huid te bevorderen. Een andere
effectieve bestrijdingsmethode wordt beschreven door Hasslin-
ger
et aL, (9). Orale toediening van ivermectine gedurende 24
uur via het drinkwater (totale dosis 1.0 mg/kg) bleek effectief te
zijn bij de muis. Rajasekariah
et aL, (15) beschrijven een gelijke
behandeling bij muizen met een dosis van 0.3 mg/kg. McKellar
et aL, (14) beschrijven zowel een topicale, orale als een
subcutane toediening van 0.5 mg/kg ivermectine met zeven
dagen tussentijd bij cavia\'s. In alle drie de experimenten
verbeterden de door
T. caviae geïnfecteerde cavia\'s. De tweede
behandeling voerden zij echter subcutaan uit zodat gefundeerde
uitspraken toch moeilijk blijven.

Een cavia drinkt ongeveer 60-120 cc per kilogram lichaamsge-
wicht per dag (afhankelijk van de groenvoeropname). Een
nadeel van medicatie via het drinkwater is dan ook de relatieve
onnauwkeurigheid in opname van ivermectine. De orale
opname verloopt in vergelijking met subcutane toediening snel
(\'/2 dag ten opzichte van 2-3 dagen). De piekwaarde is echter
lager en tevens is de t\'/2 kleiner (18). Een laatste alternatief is de
met steriel water verdunde suspensie. Deze moet dan, in
verband met de instabiliteit, direct gebruikt worden. Deze
mogelijkheid is -voor zover bekend- bij de cavia nog niet
onderzocht.

Tabel 1: Localisatie van de laesies bij de in totaal 37 aangetaste dieren. In groep A was een infectie met Glirocola caviae en Cfiirodiscoides caviae gevonden, in
groep B een Trixacarus caviae en in groep C geen enkele mijt Weergegeven zijn de aantallen dieren en de localisatie op het dier

Groep

n

hoofd en hals

voorpoten

achterpoten

rug

kruis

rib- en
flank

buik

A

4

1

1

-

-

-

2

2

B

13

5

13

6

13

12

11

5

C

20

3

5

4

11

6

9

5

Tabel 2: Aard van de schurftlaesies bij de 37 dieren Aangegeven is hoeveel procent van de totale huidoppervlakte was aangetast. Tevens is aangegeven bij
hoeveel dieren oppervlakkige danwel diepere huidlaesies zichtbaar waren De geconstateerde jeukklachten bij de dieren betrof het antwoord op een
anamnesevraag

Groep

n

< 30 % van de
huid aangetast

> 30% van de
huid aangetast

Opper-
vlakkige
leasies

Diepe
leasies

Schilfers en
korstvorming

alopecia

jeuk

A

4

2

2

4

2

4

1

1

B

13

6

9

8

8

13

13

12

C

20

9

11

12

12

16

14

12

-ocr page 71-

conclusie

Een tweemalige toediening subcutaan van ivermectine in een
dosering van 0.2 mg/kg met een interval van 10 dagen bleek in
dit onderzoek, effectief bij het bestrijden van schurft van cavia\'s.
Bijwerkingen traden op bij 15% van de dieren in de vorm van
lokaal weefselnecrose met een ontstekingsreactie ter plaatse van
de injectie. Het is het meest waarschijnlijk dat deze bijwerkingen
optraden ten gevolge van het gebruikte oplos- en verdunnings-
middel propyleenglycol. 2^wel de gekozen formulering in
IVOMEC® en verdunning in dit onderzoek kunnen dus
aanleiding geven tot entreacties en daarom dient het volume van
de injectie maximaal te worden beperkt. Een formulering op
basis van polyvinylpyrrolidon geeft waarschijnlijk minder
nevenwerkingen.

dankbetuiging

Dank aan dr. A.G. Vulto, hoofd apotheek diergeneeskunde, voor zijn adviezen
bij het tot stand komen van dit artikel en dank aan alle eigenaren die aan dit
onderzoek mee hebben gewerkt.

naschrift

De divisie MSD Agvet van de firma Merck Sharp & Dohme liet schriftelijk
weten dat de formuleringen van ivermectine (IVOMEC® en EQVALAN®) niet
zijn geregistreerd voor toepassing bij cavia\'s en andere rodentia. Toediening en
advisering zijn derhalve voor eigen risico.

literatuur

1. Proceedings of the MSD Agvet Symposium. Recent developments in the
control of animal parasites, (eds) Leaning WHD, Siegmund OM, and
Eraser CM. 1983 XXII World Veterinary Congres, Perth, Australia

2. Baumans V, Havenaar R, Van Herck H, and Rooymans TP. The
effectiveness of Ivomec and Neguvon in the control of murine mites. Lab
Anim 1988;22:243-5

3. Campbell WC, Leaning WHD, and Seward RL. Use of Ivermectin in
Horses. In: Ivermectin and Abamectin, Campbell WC (ed) Springer-Verlag
New Vork Ine, 1 th ed. 1989; 234-44

4. Demey H, Daeleman R, De Bruin ME, and Bossaen L. Propyleneglycol
intoxication due to intravenenous nitroglycerin. Lancet 1984:( 1 )8390:1360

5. Dorreslein GM and Bronswijk JEHM. Trixacants caviae Fain, Howell &
Hyatt 1972 (acariscarcoptidae) as a cause of mange in guinea-pigs and
papular urticaria in man. Vet Parasitology 1979;5:389-98

6. Dorrestein GM. Huidparasieten bij de cavia. Biotechniek 1978;17:86

7. Hamel I. Das Meerschweinchen -Heimtier und patient- VEB Gustav
Fischer Vertag Jena Uipzig, I990;223-6

8. Harvey RG. Use of ivermectin for guinea pig mange. Vet Ree 1987; 120:351

9. Hasslinger MA, Wiethe T. Oxyurids of small laboratory animals and their
control with ivermectin. Tierärztl Praxis 1987;15:93-7

10 Kulick MI, Lewis NS, Bansal V, and Warphea R. Hyperosmolarity in the
bum patient: Analysis of an osmolal discrepancy. J Trauma 1980;20:223-
8

11 Lankas GR and Gordon LR. Toxicology. In: Ivermectin and abamectin,
Campbell WC (ed) Springer-Vertag New York Inc 1989;89-112

12 Lo P-KA, Fink DW, Williams JB, and Blodinger J. Pharmokinetic studies
of ivermectin: effects of formulation. Vet Res Commun 1985;9:251-68

13 Lo P-KA and Williams JB. Solubilization of ivermectin in water. US Patent
1983;4:389-97

14 McKellar QA, Midgley DM, Galbraith EA, Scott EW, and Bradley A.
Clinical and pharmacological properties of ivermectin in rabbits and
guinea-pigs. Vet Ree 1992;130:71-3

15 Rajasekariah GR, Deb BN, Dhagï KR, and Bose S. Response of laboratory-
adapted human hookworm and other nematodes to ivermectin. Ann Trop
Med Parasit 1986;80:615-21

16 Rasmussen F. Tissue damage at the injection site after intramuscular
injection of drugs in food-producing animals In: Trends in Veterinary
Pharmacology and Toxicology, (eds) van Miert ASJPAM, Frens J, and
van der Kreek FW. Elsevier Sei Publ. Ainsterdam, 1980;27-33

17 Soil MD. Use of Ivermectin in laboratory and exotic mammals and in birds,
fish an reptiles. In: Ivermectin and Abamectin, Campbell WC (ed) Springer-
Verlag New York Inc 1989;260-86

18 Tolan JW, Eskola P, Fink DW, Mrozik H, and Zimmerman LA.
Determination of avermectins in plasma at nanogram levels using high-
performance liquid chromatography with fluorescence detection. J Chro-
matogr 1980;190:367-76

19 Wilkins CA, Conroy J, Ho P, O\'Shanny WJ, and Capizzi T. The effect
of ivermectin on the live mass, period of attachment and percent control
of ticks. In: Tick biology and control, (eds) Whitehead GB and Gibson
JD, Rhodes University, Grahamstown, SA 1981;I37-42

Aanvaard op 13 juli 1992

Overige artikelen

Kunnen mycotoxinen in de nederlandse

varkenshouderij bepaalde
bedrijfsproblemen verklaren?

Could mycotoxins in the Dutch pigfarming declare certain management problems

P. J. M. M. van Gulicki

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:46-51

samenvatting
De auteur vermeldt een aantal praktijkgevallen, die sterk doen
vermoeden dat schimmels en schimmeltoxinen een grote rol
spelen in de Nederlandse varkenshouderij. Daarom lijkt het hem
wenselijk een werkgroep te formeren die na onderzoek adviezen
geeft om problemen met mycotoxinen bij landbouwhuisdieren in
de toekomst te beperken.

summary

The author reports a number of practical cases, indicating that
moulds and mycotoxins may play an important role in Dutch
pigfarming. Therefore it seems desirable to him to form a study

I Dr P.J.M.M van Gulick, dierenartsenpraktijk Gemen.

group that after investigation advises how problems with
mycotoxins in farmanimals can be restricted in the future.

inleiding

In de Nederlandse varkenshouderij worden praktizerende
dierenartsen als bedrijfsbegeleiders regelmatig geconfronteerd
met problemen waarvoor niet altijd een goede verklaring kan
worden gegeven.

Het grote aantal infectieziekten dat de varkensstapel bedreigt, de
kennis hiervan, alsmede de mogelijkheden om via sectiemateri-
aal en serologisch onderzoek een verbeterde diagnose te stellen,
zijn er de oorzaak van dat vele problemen op varkenshouderij-
bedrijven worden toegeschreven aan bacteriële of virale aandoe-

-ocr page 72-

ningen.

In een aantal gevallen heeft dit zoeken naar bekende infecties
geen oplossing geboden.

Gebrek aan kennis bij dierenartsen, voederfabrikanten en
varkenshouders over schimmels en de produktie van schimmel-
toxinen in grondstoffen en voeders is dan ook de reden dat
hierover in Nederland te weinig wordt gediscussieerd. Aan de
hand van enkele praktijkgevallen wordt bij de differentiële
diagnose gewezen op mycotoxinen als mogelijke oorzaak van de
beschreven problemen.

literatuur

Reeds in de prehistorie was bekend dat niet alle paddestoelen
zondermeer gegeten konden worden (14). In de Middeleeuwen
stierven er al mensen na het eten van roggebrood, besmet met
ergot-alkaloïden of moederkoren-alkaloïden. Deze groep toxi-
nen wordt geproduceerd door de schimmel
Claviceps purpurea
(7, 14).

Patiënten, die besmet waren met een van deze toxinen kregen
een tintelend gevoel, voordat door necrose hun vingers of tenen
gevoelloos werden. De aandoening is bekend als Sint Anthoni-
usvuur. De ergot-alkaloïden worden ook als oorzaak genoemd
van de hysterie rond de heksenjacht in Salem, beter bekend als
de \'Salem witch trials\' (5). Ofschoon in de literatuur melding
gemaakt wordt van mycotoxicose-uitbraken aan het einde van
de vorige en het begin van deze eeuw in Oost-Europa en Azië
(14) en na de Tweede Wereldoorlog in Japan, de Balkanlanden
en Rusland (22), heeft het toch tot 1960 geduurd voordat er pas
serieus naar gekeken werd.Toen er in Engeland plotseling een
massale sterfte onder kalkoenen optrad na het eten van
aardnotenmeel, geïmporteerd uit Brazilië, bleek dat aflatoxinen
hiervoor verantwoordelijk waren (7, 22).
Deze zogenaamde Turkey-x-disease was de aanleiding tot het
naarstig gaan zoeken naar aflatoxinen in voedingsmiddelen
(14).

Dit heeft geleid tot het opstellen van EG-bepalingen omtrent
toegestane hoeveelheden aflatoxinen in grondstoffen en in
voeders.

Intussen zijn er wel 100.000 toxine-producerende schimmels
geïsoleerd en zijn er meer dan 300 mycotoxinen aangetoond
(12).

De groei van schimmels en de vorming van toxinen worden
bepaald door temperatuur, vochtgehalte, pH en de voedingsbo-
dem.

Bovendien is er zuurstof nodig (3, 18). In tabel 1 zijn de
belangrijkste schimmelspecies weergegeven met de toxinen die
ze kunnen produceren, waarmee we in de varkenshouderij
problemen kunnen krijgen. Tevens is aangegeven binnen welk
temperatuurstraject de schimmels kunnen groeien en wat de
temperaturen zijn voor optimale groei.

Tabel 1. Voor de varkens belangrijke schinnmelspecies met de toxinen die
gevormd kunnen worden en de temperatuur waarbi] deze schimmelsoorten
kunnen groeien met hun optimum.

Species

Groeitraject in °C

Toxinen

Optimale tempera-
tuur in °C

Aspergillus spp Aflatoxinen 3-45 25 - 35

Ochratoxinen

Pénicillium spp OchMoxinen -2-37 10-30

Fusarium spp Vomitoxinen -4-30 4- 16

Zearalenon
T2-toxine
Diacetoxyscipenol

Over het algemeen groeien schimmels het beste in een vochtig
milieu, bij een lage pH en op koolhydraten. De grondstoffen
voor varkensvoer, inclusief bijprodukten zijn hoofdzakelijk
plantaardig.

Schimmelinfecties kunnen reeds optreden voor de oogst. Deze
pre-harvest infecties zien we bij
Fusarium-species.
Penicillium-
en Aspergillus-s^cies, treden vaak pas op na de
oogst, tijdens opslag.
Aspergillus-^\\>Gc\\es, geven vaak problemen
in de tropen, terwijl de andere twee over de hele wereld
problemen veroorzaken. Toxine-vorming vindt plaats aanslui-
tend aan de exponentiële groeifase (22).Dit houdt in dat de
aanwezigheid van schimmels niets zegt over de hoeveelheid
toxinen in een bepaald monster (10).

Bovendien blijkt dat het nemen van meerdere monsters van een
partij grondstof of van een charge mengvoeder noodzakelijk is
om een indruk te krijgen van de besmettingsgraad van het
produkt, want schimmels en toxinen zijn niet homogeen
verdeeld over het te bemonsteren materiaal (3). Zo is in
Nederland het droge stofgehalte van het mengvoer bepaald op
minimaal 88%. Dit houdt in dat een silo met 10 ton voer
maximaal 1.200 liter vrij en gebonden water mag bevatten.
Door wisselende temperaturen overdag en \'s nachts zal een deel
van dit water verdampen, weer condenseren en zich door het
voer bewegen. Op diverse momenten kunnen er schimmels
groeien en toxinen geproduceerd worden. In veel gevallen zullen
combinaties van schimmels en hun toxinen voorkomen (1, 7).
Deze kunnen synergistisch werken, waardoor de symptomen
verergeren (13).

Aflatoxinen

Aflatoxinen wordt gevormd door Aspergilius-species. Afhan-
kelijk van de hoeveelheid aflatoxinen en de lengte van de
periode waarin voer met aflatoxinen wordt verstrekt, worden er
verschillende ziektebeelden bij varkens waargenomen. Dit geldt
zowel voor gezuiverde aflatoxine wanneer dat aan het voer
wordt toegevoegd als voor gecontamineerd voer.
Gennge hoeveelheden aflatoxinen (50-200 ppb) leiden tot
gebrek aan eetlust, groeivertraging, achterblijvers en verminde-
ren de weerstand tegen infectieziekten. Grote hoeveelheden
aflatoxinen (500 ppb of meer) kunnen leiden tot acute sterfte,
sterk verminderde voedselopname, bloederige diarree en bij
zeugen tevens tot agalactie, verwerpen en doodgeboren biggen.
Door de angst dat aflatoxinen uit diervoeders in voedingsmidde-
len van dierlijke oorsprong worden teruggevonden, is er voor de
EG-landen bepaald dat varkensvoeders niet meer dan 20 ppb
aflatoxinen mogen bevatten. De EG-bepalingen ten aanzien van
het voorkomen van aflatoxinen in diervoeders worden in
Nederland door het Produktschap voor Veevoeder uitgevoerd.
Kritische grondstoffen worden, voordat ze het land binnenko-
men bemonsterd en de monsters worden onderzocht door het
laboratorium van het comité voor graanhandelaren. Grondstof-
fen, die meer dan 200 ppb aflatoxinen bevatten, mogen niet
worden ingevoerd. Voederfabrikanten kopen alleen grondstof-
fen als er tevens een garantieverklaring wordt afgegeven ten
aanzien van de hoeveelheid aflatoxinen. De Algemene Inspectie
Dienst controleert steekproefsgewijs zowel grondstoffen als
eindprodukten bij de voederfabrikant.
Ten aanzien van de produktie van melkveevoeders zijn er tussen
het Produktschap voor Veevoeder en de zuivelindustrie conve-
nanten gesloten, waarbij de veevoederfabrikant een zekerheids-
stelling geeft, dat het door hem geproduceerde voer, voor
melkvee maximaal 5 ppb aflatoxine BI kan bevatten, herleid tot
een vochtgehalte van 12%. De melk wordt regelmatig onder-
zocht op aflatoxine Ml door de zuivelindustrie.

-ocr page 73-

Aflatoxine BI, door een melkkoe opgenomen wordt voor een
gedeelte als aflatoxine Ml in de melk teruggevonden.
Van interacties tussen aflatoxinen en andere mycotoxinen
blijken de interacties tussen aflatoxine met ochratoxine A en van
aflatoxine met T2-toxine de meest toxische bij pluimvee en
varkens (13). Vier groepen biggen van ± 15 kg kregen
gedurende 6 weken voer verstrekt dat resp. geen toxinen, 2 ppm
aflatoxine, 2 ppm ochratoxine A en de combinatie van 2 ppm
aflatoxine en 2 ppm ochratoxine A bevatte. De gewichtstoe-
name van de biggen in de vier groepen was gemiddeld 18,2;
13,5; 13,8 en 8,8 kg. Deze cijfers wijzen op een cummulatieve
werking als aflatoxine en ochratoxine in eenzelfde voer verstrekt
worden.

Residuen van aflatoxinen worden bij varkens zelden gevonden
omdat de biologische halfwaardetijd kort is (90% wordt binnen
48 uur via melk en urine uitgescheiden). De hoogste carry-over-
rate bij dierlijke produkten vindt bij melkkoeien plaats. Afhan-
kelijk van het gecontamineerde voer bedraagt dit 1,50 - 1,96%
(10).

In West-Europa bracht onderzoek van voedingsmiddelen aan
het licht, dat contaminatie met aflatoxine BI weinig wordt
aangetroffen, wat duidelijk aantoont dat de EG-richtlijn, met
betrekking tot toegestane hoeveelheden aflatoxine BI (ook voor
aflatoxine M1 in melk) effectief is (12). De maximale toegestane
hoeveelheid in melk bedraagt 10 ng/kg.

Zearalenon (F2)

Zearalenon wordt gevormd door Fusarium-species.
Zearalenon heeft een oestrogene werking en afhankelijk van de
hoeveelheid en de tijdsduur dat het verstrekt wordt via het voer
treden de volgende verschijnselen op: bij 3 ppm of meer
gedurende 10 dagen in het voer zien we bij mannelijke dieren,
ongeacht hun leeftijd, een geringe ontwikkeling van de testikels,
vroegtijdige ontwikkeling van tepels, oedeem rond de tepels en
er kan rectum prolaps optreden. Bij jonge beren kan de
Spermatogenese verminderen. Bij vrouwelijke dieren zien we
geschrompelde ovaria, vroegtijdige ontwikkeling van het uier en
de tepels, oedeem van de tepels, gezwollen en veel te grote vulva
in verhouding tot de leeftijd van de dieren, prolaps van de vulva
en of van de vagina, rectum prolaps. Bij zeugen kunnen zich
daarnaast de volgende verschijnselen voordoen: vergrote en
gezwollen uterus, onvruchtbaarheid en schijnzwangerschap,
verminderde toomgrootte, fris doodgeboren of slappe biggen,
het voorkomen van mummies en van biggen met spreidzit (4,6,
7, 8, 9, 10, 15, 19,21 en 22).

Voer dat meer dan 0,5 ppm zearalenon bevat, wordt niet
geschikt geacht voor dieren bestemd voor de fokkerij (2). Er zijn
proeven genomen (6) waarbij 256 biggen tussen 9 en 25 kg
gedurende 28 dagen gevoerd werden met een mengvoeder
waarin met zearalenon gecontamineerde maïs was verwerkt.
Andere schimmeltoxinen kwamen in dit voer niet voor. Er
werden 5 monsters getrokken uit de partij maïs. De hoeveelhe-
den zearalenon die gemeten werden, waren 0,8-1,2-1,4-1,5
en 5 ppm. Reeds na een week voeren, traden oestrogeenachtige
verschijnselen op. Gebrek aan eetlust noch groeiverhoging
werden waargenomen. De gemiddelde daggroei bij de proef- en
de controle dieren was resp. 562 en 568 gram. Puur zearalenon
geeft groeibevordering, vanwege de oestrogeenachtige werking.
Normaal leidt het voeren van met zearalenon besmet graan wel
degelijk tot groeivertraging en verminderde voeropname, waar-
uit dan ook wordt geconcludeerd (1, 7) dat er meer toxinen j
geproduceerd worden dan alleen zearalenon. De hoeveelheid en
de lengte van de periode waarin dit voer verstrekt wordt, zijn [
weer bepalend voor de ernst van de symptomen. Ook de leeftijd 1

van de varkens speelt hierbij een rol: hoe jonger, hoe gevoeliger.
In andere proeven (21) werd aan telkens 2 of 3 gelten gedurende
4 - 8 dagen 1 - 5 - 10 - 25 en 50 mg kristallijn F2-toxine oraal
verstrekt. Daarnaast werden 3 gelten gedurende 4 dagen met 0,5
mg ECP (Oestradiol 17 Cyclopentyl proprionaat) intramuscu-
lair behandeld. Ook kregen 3 gelten gedurende 6 dagen een voer
verstrekt, waarin 80 gram maïs, die 600 ppm F2-toxine bevatte.
Bij sectie werden de gewichten van ovaria en uterushoomen
bepaald. De gelten, waaraan 25 - 50 mg kristallijn F2-toxine
was verstrekt, vertoonden een verdubbeling van het gewicht van
de ovaria en een viervoudig gewicht van de uterushoomen.
Daarnaast waren de ovaria van de gelten uit de ECP-groep
slechts weinig toegenomen. De uterushoomen waren drie keer
zo zwaar als bij de controledieren. Bij gelten, die de besmette
maïs in hun voer hadden gekregen, waren de ovaria geschrom-
peld terwijl de uterushoomen ook drievoudig in gewicht waren
toegenomen.

Bij andere proeven (8) werden gelten vanaf 3 dagen na de
dekking gevoerd met voer dat kristallijn F2-toxine bevatte in de
volgende hoeveelheden: O - 5 -15 - 30 - 60 - 90 ppm, terwijl aan
andere groepen gelten voer werd toegediend met natuuriijk F 2-
toxine in concentraties van: O - 7 - 38 en 64 ppm. Bij slachten na
33 dagen bleek dat het aantal \'levende\' foeten omgekeerd
evenredig was met de concentratie zearalenon in het voer.
Bij 60 ppm in de eerste groep en bij 64 ppm in de tweede groep
werden geen \'levende\' foeten meer waargenomen. Zo werd aan
64 gelten vanaf hun eerste bronst tot aan het dekken (in principe
3 weken later, bij de tweede bronst) voer verstrekt met O - 3 - 6 -
9 ppm zuiver zearalenon. 88% van de gelten, die 6 of 9 ppm
kregen toegediend vertoonden schijnzwangerschap (23). In
vergelijkbare proeven (9) werd met lagere concentraties zeara-
lenon, (3,61 en 4,33 ppm) via natuuriijke besmetting in de
grondstoffen van het voer gekomen, 45% schijnzwangerschap-
pen gemeten.

Deze pseudodracht-werd bevestigd door het meten van het
progesterongehalte in het bloed en door een uitgebreid onder-
zoek van de voortplantingsorganen. Corpora lutea, ontstaan bij
de eerste bronst, waren bij het slachten 50 dagen later nog steeds
aanwezig (9, 23).

In Duitsland mag zeugenvoer maximaal 50 ppb zearalenon
bevatten.

Deoxynivalenol, DON, Vomitoxine

Deoxynivalenol wordt gevormd door Fuserium-species en
wordt op basis van zijn structuurformule gerangschikt bij de B-
groep van de trichothecenen (14). Het veroorzaakt braken en
wordt daarom ook wel vomitoxine genoemd. Hoeveelheden
van 1,3 ppm in het voer verminderen de eetlust en veroorzaken
daardoor groeivertraging bij gespeende biggen. Ernstig vermin-
derde voedselopname en zelfs gewichtsveriies treden op bij 10
ppm, terwijl bij 12 ppm geen voedsel meer wordt opgenomen.
Mochten hongerige biggen voedsel opnemen dat nog zwaarder
besmet is dan volgt braken. Afhankelijk van de besmettings-
graad en de lengte van de periode waarin besmet voer verstrekt
wordt, treden gastro-intestinale bloedingen en darmontstekin-
gen op (12). Combinaties van mycotoxinen, door dezelfde
schimmelsoort gevormd, geven een vertekend beeld. Zo wordt
zearalenon vaak naast DON aangetroffen. Uit proeven met
gemeten hoeveelheden zearalenon en DON bleek, dat zeara-
lenon verantwoordelijk is voor vroeg-embryonale sterfte en niet
DON.

In Nederland werd bij monsters onderzochte granen een gelijk
percentage besmetting met DON vastgesteld als door de
wereldvoedselorganisatie gerapporteerd is over graanmonsters

-ocr page 74-

afkomstig uit 21 landen, nl. 47%. De in de Nederlandse monsters
gemeten hoeveelheden DON varieerden van 0,1-1,9 ppm. Het
moet niet uitgesloten worden dat combinaties van mycotoxinen
een verminderde voedselopname kunnen veroorzaken, die
resulteert in slechte technische resultaten (24).
In Nederland is (nog) geen regelgeving ten aanzien van de
hoeveelheden DON in varkensvoer.

Ochratoxine-A (OjA)

Ochratoxine-A (OjA) wordt gevormd door species van Asper-
gillus
en Penicillium.

Langdurige opname van voer met 200 ppb OjA veroorzaakt
groeivertraging, polydipsie en polyurie en kan nierafwijkingen
veroorzaken (12, 17). Deze nefropathieën worden in verband
gebracht met nierafwijkingen, veroorzaakt door OjA-infecties
bij mensen (Balkan - Nefropathie) (12). Bij 1000 ppb in het voer
is de groeivertraging al 5% en bij 4000 ppb wel 20%. Na het
stoppen van voeren van besmet voer blijft de polydipsie
voortduren.

OjA heeft, zelfs als het in hoge doseringen in het voer aanwezig
is, geen gevolgen voor de ontwikkeling van de biggen in de
baarmoeder. Het wordt ook niet via de zeugenmelk aan de
biggen overgedragen (20). Wel blijkt het toxine aantoonbaar in
vlees en organen van slachtdieren die besmet voer hebben
gegeten. Dit komt door een lange halfwaardetijd (11). Slacht-
varkens, die gedurende hun groei van 20 - 90 kg voer kregen
toegediend met O, 200, 1000 en 4000 ppb OjA, hadden bij het
slachten resp. O, 5, 14 en 51 ppb OjA in hun nieren als residu.
1000 ppb kristallijn
OtA in het voer, toegediend tijdens de
mestperiode van 20 - 90 kg, resulteerde in residuen in nieren,
lever, vlees en vet van resp. 27, 11, 10 en 3 ppb. OjA is
carcinogeen en de angst dat vlees en organen van slachtvarkens,
gecontamineerd met OjA voor de consumptie worden vrijgege-
ven, heeft de Denen al in 1978 doen besluiten dat als in de nieren
van slachtvarkens meer dan 10 ppb OjA wordt aangetroffen het
hele dier voor (menselijke) consumptie moet worden afgekeurd.
OjA komt veelvuldig voor in gerst. In Duitsland en Denemar-
ken blijken 25% van de onderzochte monsters gerst OjA te
bevatten.

Biggenvoeders bevatten over het algemeen veel gerst (30-50%).
Omdat OyA reeds bij lage concentratie (200 ppb) immuno-
depressief werkt kan door besmet voer de gezondheidstoestand
van varkens worden aangetast.

Naast bovengenoemde mycotoxinen kunnen er nog veel andere,
zoals T2-toxine en deacetoxyscirpenoi, de gezondheid van de
varkensstapel bedreigen.

Zo zijn er intussen wel 30 tremor verwekkende mycotoxinen
aantoond. Over een relatie tussen deze groep mycotoxinen en de
etiologie van myoclonia congenita
suis (epidemie tremor) bij
jonge biggen is in de door mij geraadpleegde literatuur niets
vermeld. Ik acht zo\'n relatie niet uitgesloten.
Enkele auteurs wijzen erop dat door de aanwezigheid van
mycotoxinen in varkensvoer de weerstand tegen infectieziekten
vermindert (12, 16,21,24).

Dit werd als volgt aangetoond (16). 24 SPF biggen van 4 - 6
weken oud werden verdeeld in 3 groepen. Groep 1 en 2
ontvingen gedurende 21 dagen voer met 0,07 ppm aflatoxine
BI. Groep 3 ontving voer zonder mycotoxinen. Na 4 dagen
werden alle dieren van groep 2 en 3 oraal besmet met
Treponema hyodysenteriae.

Biggen uit groep 2 vertoonden na een kortere incubatietijd een
meer acuut en heftiger klinisch beeld dan de dieren uit de groep
3. In groep 2 stierven vier biggen, in groep 3 slechts één.

praktijkwaarnemingen
Bij het begeleiden van bedrijven met slachtvarkens valt het op
dat 10-80% van de vrouwelijke dieren reeds lang voordat ze
geslachtsrijp zijn een forse zwelling van de kling laten zien en dat
een even groot percentage zowel mannelijke als vrouwelijke
dieren een ontwikkeling van de tepels vertoont die niet past bij
dieren van zo\'n jonge leeftijd.

Deze waarnemingen zijn gedaan bij varkens die gevoerd werden
met mengvoeders van 13 fabrikanten die binnen ons praktijkge-
bied voeders leveren. Soms worden deze oestrogeenachtige
verschijnselen reeds gezien bij dieren die startvoer verstrekt
krijgen.

Het meest opvallend zijn de verschijnselen waar te nemen 5 tot
10 dagen nadat varkens zijn overgeschakeld op afmestvoer
(gewichten: 35-40 kg). Afmestvoer bevat minder verschillende
grondstoffen dan startvoer. Wel zijn deze in grotere hoeveelhe-
den aanwezig. Hierbij valt op, dat niet alle dieren in een afdeling
dezelfde verschijnselen in dezelfde mate vertonen. Mogelijk
wordt dit veroorzaakt, doordat mycotoxinen niet homogeen
verdeeld zijn door het voer en door verschillen in individuele
gevoeligheid veroorzaakt door eerder opgenomen mycotoxi-
nen. Zelfs binnen een hokje van 10 varkens zie je grote
verschillen. Het optreden van prolapsus recti bij biggen, de
eerste weken nadat ze in de mesterij worden ingezet, varieert van
bedrijf tot bedrijf De biggen krijgen vaak voer van een andere
firma, of worden met een andere voersoort van dezelfde firma
opgevangen.

Op onregelmatige tijden worden dergelijke biggen voor een
veterinaire behandeling aangeboden; vaak door dezelfde eigena-
ren. Met 20 eigenaren van varkenshouderijbedrijven heb ik
uitgebreid gesproken over het optreden van prolapsus recti op
hun bedrijven. Hieruit bleek dat prolapsus recti ook bij oudere
varkens voorkomt: meestal bij enkele dieren in een korte
tijdspanne (duplicité des cas rares). Procentueel komt men erg
laag uit (< 1%). De economische schade en het extra werk
blijven aanwezig.

Oudere varkens worden dan apart gezet of snel afgevoerd met
de ophaaldienst voor wrakke dieren of gewoon met een lading
slachtvarkens meegegeven. Dierenartsen worden alleen bij
behandelbare biggen geconsulteerd en heus niet op elk bedrijf.
In een mestbedrijf van 600 varkensplaatsen ontstond in één
weekend in december 1991 bij 7 varkens een rectum-prolaps.
De gewichten van de varkens varieerden van 45 -100 kg. In mei
van dat jaar was dit in 2 dagen tijd ook bij 5 dieren opgetreden.
In beide gevallen was er ongeveer 5 dagen eerder nieuw voer
aangevoerd.

Op een fokbedrijf waar regelmatig gelten vanuit Engeland
worden aangevoerd, werden we geconfronteerd met het feit dat
binnen een periode van een maand bij 5 primipari Large White
zeugen ongeveer 3 weken na het werpen een rectum-prolaps
optrad. Bij F1-zeugen en oudere Large White zeugen werd dit
niet waargenomen. Enkele maanden later herhaalde dit ver-
schijnsel zich weer bij 2 jonge Large White zeugen.
F1 zeugen zijn door het heterosiseffect over het algemeen sterker
en hebben daardoor ook een betere weerstand tegen infecties
dan zuiver rasdieren. Dat deze rectum-prolaps uitsluitend
voorkwam bij jongere zeugen die na hun eerste worp in een
negatieve energie-balans verkeerden en dat dit bij oudere
raszuivere dieren niet voorkwam, pleit tegen de gedachte van
rasgebondenheid (erfelijke factor). Bovendien krijgen zeugen
enkele weken na het biggen een maximale hoeveelheid voer en
is de kans op een rectum prolaps als gevolg van mycotoxinen in
het voer groter.

-ocr page 75-

Ademhaling en groei hebben met elkaar
te maken. Dat geldt voor ballonnen maar
ook voor varkens. Immers een goede
ademhaling komt de groei van de varkens
ten goede. Terwijl aandoeningen aan
longen en de bovenste luchtwegen resul-
teren in groeivertraging, mogelijke sterfte en een
verhoogd medicijngebruik.

Ademhalingsproblemen dienen zoveel
mogelijk voorkomen te worden door een goed
stalklimaat, bedrijfshygiëne en een goed vacci-
natieprogramma tegen Aujeszky en Influenza.

Bij met suvaxyn Flu-3 gevaccineerde
varkens zien we na een Influenza infectie

Duphar Nederland B.V.

Animal Health
Postbus 7133
1007 JC Amsterdam
Tel. 020-5490832/830

QÜiAMV Ammal Mpaith

reductie van virusvermeerdering, minder
klinische verschijnselen en een beperking
van groeiverliezen in vergelijking met
ongevaccineerde varkens.

Suvaxyn Flu-3 (wat geadjuveerd is
met suvaxyn O/W-emulsie) kan met
Duphar\'s Aujeszky vaccins gecombineerd geënt
worden. Met deze combinatie-
enting wordt door de speciale
eigenschappen van de suvaxyn

O/W-emulsie tevens ______j

de immuniteitsopbouw
tegen Aujeszky verbe-
terd en de Aujeszky iwxyn\'
fiu 3 n«.-)
veldvirusexcretie ver-
minderd. _^^ _____

Suvaxyn Flu-3 is een essentiële schakel
om ademhalingsproblemen te voorkomen.

suvaxyr Flu-3 sowi

•oummvctcwmmm mow« ..

ademhaling laten

, wij graag

. ballonnetje

-ocr page 76-

Suvaxyn® Aujeszky NIA3-783

is zeer veilig voor pasgeboren biggen, drachtige
zeugen, mestbiggen, runderen en schapen.

blijft niet latent achter in het dier (Tk").

is zeer effectief, zowel in klinisch opzicht als in de
nnate van onderdrukking van het veldvirus.

is gl\'.

wordt als enig vaccin gebruikt in de "Diessen/
Aujeszky-eradicatieproef".

Handelsvorm (incl. diluent)

10 flacons à 10 doses

10 flacons à 50 doses

-ocr page 77-

Bij bedrijfsbezoeken in landen in het Verre Oosten heb ik dit
verschijnsel waargenomen bij zeugen van allerlei kruisingsty-
pen, ook in verschillende stadia van de zeugencyclus.
Als practicus word je bij de begeleiding van zeugenhouderijbe-
drijven met een goed management en met goede technische
resultaten vaak geconfronteerd met plotseling optredende
bronstproblemen bij zeugen van verschillende pariteiten.
Soms wordt een groep gelten plotseling niet meer bronstig en
kan de koppel niet worden ingepast in het produktieschema.
Een andere keer worden alle of bijna alle gespeende zeugen niet
bronstig op het verwachte tijdstip. Allerlei ingrepen zoals
veranderen van hok, verlichting, hokgenoten, het geven van
uitloop, extra vitaminen en hormooninjecties hebben vaak geen
resultaat. Na verloop van enkele weken is het probleem over.
Ondanks of dankzij de ingrepen? Het enige wezenlijke dat in
zo\'n periode verandert is een nieuwe hoeveelheid zeugenvoer
die wekelijks of elke 14 dagen wordt aangevoerd en die
wisselende hoeveelheden mycotoxinen zou kunnen bevatten.
Dit zou ook kunnen verklaren waarom we moeten constateren
dat op \'goede\' bedrijven van een groep zeugen die in een korte
periode bigt, plotseling alle of bijna alle dieren een te klein aantal
levend geboren biggen werpen. Voor en na zo\'n periode zie je
uitsluitend grote tomen. Bij onderzoek kun je geen aanwijsbare
oorzaak vinden. Bij virale of bacteriële infecties zou zo\'n periode
langer duren.

Door de vermeerderaars worden steeds grotere koppels biggen
van een zelfde gewicht geproduceerd. De afdelingen in de
mesterijen zijn in de loop der jaren kleiner geworden. Het all-in
all-out systeem blijkt echter steeds moeilijker te hanteren voor
wat betreft het laatste deel. Dit wordt veroorzaakt door de
enorme groeiverschillen tussen de individuele dieren. Het
ad
libitum
-verstrekken van voer heeft hierin zeker geen verbetering
gebracht.

Aangezien mycotoxinen als ze in het varkensvoer aanwezig zijn
nooit homogeen verdeeld zijn, kunnen individuele varkens als
gevolg van eerder opgenomen mycotoxinen een verminderde
eetlust vertonen die zich uit in verminderde groei.
Onlangs werd op een vermeerderingsbedrijf een brijvoederin-
stallatie in gebruik genomen. Na enkele maaltijden weigerden
steeds meer zeugen in de kraamstal het voer. In de stal met
drachtige zeugen was het aantal voerweigeraars veel minder. De
hoeveelheid opgenomen voer per zeug is hier veel lager dan in de
kraamstal.

Bij het samenstellen van het brijvoer was een nieuwe partij
wortelstoomschillen aangebroken. Toen deze wortelstoomschil-
len uit het voer werden weggelaten, herstelde de eetlust meteen.
Alle ingrediënten van het voer werden onderzocht. In de
wortelstoomschillen werden zeer veel schimmels aangetoond
(meer dan 1000 per gram). De schimmels zijn niet gedetermi-
neerd en er is niet naar toxinen gezocht. Als het probleem
voorbij is en er een schaderegeling getroffen wordt, is niemand
bereid een voortgezet onderzoek te financieren. Op de vraag in
hoeverre deze partij wortelstoomschillen een andere smaak zou
hebben dan voorgaande partijen blijf ik het antwoord schuldig.

discussie en conclusie
Praktijkvoorvallen, gecombineerd met aanwijzingen in de
literatuur doen vermoeden dat technische resultaten op varkens-
houderijbedrijven mogelijk negatief beïnvloed kunnen worden
door mycotoxinen in het varkensvoer. Het optreden van
prolapsus recti bij biggen wordt door veel collegae toegeschre-
ven aan de combinatie van twee symptomen, nl. hoesten en
diarree. Hierover heb ik grote twijfels.
Schimmels en schimmeltoxinen blijken niet homogeen verdeeld
in grondstoffen en voeders zodat men door onderzoek van
monsters alleen maar een indruk krijgt over de aanwezigheid
van deze agentia. Het is bovendien een momentopname. Door
zowel schimmelgroeiremmende middelen, zoals Myco-curb\' als
door toxinebinders zoals Toxi-curb^ met het zeugenvoer te
mengen, proberen we op het bedrijf waar de jonge zeugen
vanwege rectum-prolaps uit de produktie werden genomen het
probleem op te lossen.

Het grote aantal oestrogeenachtige verschijnselen bij mestvar-
kens en de grote individuele gewichtsverschillen aan het einde
van de mestperiode doen vermoeden dat ook hier combinaties
van mycotoxinen groei en voederconversiecijfers mede zouden
kunnen bepalen.

Voor zeugenvoer en mestvarkensvoer worden veelal dezelfde
grondstoffen gebruikt. Reproduktieproblemen als gevolg van
mycotoxinen zijn dan ook zeer wel denkbaar op bedrijven waar
zeugen worden gehouden.

Het voeren van bijprodukten, die vaak in grote hoeveelheden
geleverd worden en daardoor langer in voorraad worden
gehouden, werkt de vorming van mycotoxinen mogelijk in de
hand. De reclame die mengvoederfabrikanten maken om steeds
grotere hoeveelheden mengvoer per keer te bestellen, bevordert
dat schimmels en mycotoxinen zich ontwikkelen in de voersilo\'s
op de bedrijven. De buikkortingen moeten nogal groot zijn,
willen deze het verlies aan voedingswaarde, smakelijkheid en
verandering in fysische eigenschappen van het voer door
schimmelgroei en toxineproduktie compenseren.
Het is zeker niet mijn bedoeling om alle problemen in de
varkenshouderij toe te schrijven aan schimmels en toxinen maar
de voorbeelden uit de praktijk rechtvaardigen een oriënterend
onderzoek om meer aandacht aan mycotoxinen te besteden.
Het lijkt mij wenselijk een werkgroep te formeren met als doel
de mycotoxinen in onze varkenshouderij te onderzoeken en
richtlijnen op te stellen, zodat we ook deze problemen in de
toekomst kunnen voorkomen. In zo\'n werkgroep zouden
vertegenwoordigers van de mengvoederindustrie. Gezondheids-
diensten, Faculteit der Diergeneeskunde, CDI, RIVM en
RIKILT moeten zitten, zonodig aangevuld met EG-specialisten.

dankbetuiging

Met dank aan dr. ClilTord Adams, Technical Department Kemin Europe NV,
Industriezone Wolfstee, 2410 Herentals, België, voor het ter beschikking stellen
van zijn bibliotheek en voor zijn waardevolle adviezen.

literatuur

1. Adams CA. Persoonlijke mededelingen. 1991.

2. Betina V. Mycotoxins, production, isolation, seperation and purification.
1984; Elsevier Amsterdam.

3. Betina V. Mycotoxins chemical, biological and environmental aspects.
1989; Elsevier Amsterdam.

4. Blancy BJ, Bloomfield RC, and Moore CJ. Zearalenone intoxication of
pigs. Austr Vet Journal 1984; 61: (1) 24-7.

5. Caporael LR. Ergotism: The Satan loosed in Salem? Science 1976; 192:21-
6.

6. Castaing J. Fekete J, and Leuillet M. Effect of a high content of Zearalenone
in a batch of maize on the performances of piglets. Proc. 34 Congress of the
European Association of Animal Production 1983.

7. Cornelisse JL. Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen bij dieren.
1988; 233-9. Utrecht, wetenschappelijke uitgeverij Bunge.

8. Dickman MA, and Long GG. Mycotoxins and reproduction in swine.
Animal Nutrition and Health 1984; July - August 22-8.

9. Etienne M, and Jemmali M. Effects of Zearalenone (F2) on estrous activity
and reproduction in gilts. J Anim Sei 1982; 55: 1-11.

(vervolg lileraluurlijsl pag. 53)

\' Myco-curb is een schimmelgroeiremmend middel op basis van propionzuur geprodu-
ceerd door Kemin Europe NV.
\' Toxi-curb is een schimmeltoxine-binder waarin o.a. kleimineralen geproduceerd door
Kemin Europe NV.

T VOOR D I E R (i F. N E F. s K U N I) E . D E E t. 118. A F 1. E V E R I N O 2 1993

50

T I .1 t) s c

-ocr page 78-

NU OOK

HilM

PRESCRIPTIO

DIET.

3

UB

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET.

à

FEUNE

FELINE

_Hiir.^

emïmïîssi

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

é

FELINE

Er bestaan 8 verschillende Hill\'s Prescription Diets voor katten :

-ocr page 79-

KG !

LN

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET.

é

FEUNE

FELINE
k/ü

• Voor inlichtingen en bestellingen, bel Aesculaap,
Boxtel, tel. 04116-75915.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

Committed to nutritional
excellence en innovation.™

-ocr page 80-

10. Fink-Gemmels J. Bedeutung der Mykotoxinaufnahme für das Schlachttier.
Dtsch Tierarzt Wschr 1989; %: 360-3.

11. Fink-Gemmels J. Möglichkeiten und Risiken einer Lebensmittel Kontami-
nation durch Mykotoxinen, int. l.FF Symp. 1990; 61-86.

12. Fink-Gemmels J. Mycotoxicose bij landbouwhuisdieren. Lezing Groep
Geneeskunde van het Varken maart 1991.

13. Huff WE, Kubena LF, Harvey RB, and Doer JA. Mycotoxin interactions in
Poultry and Swine. J Anim Sd 1988; 66: 2351-5.

14. Jarvis BB. Mycotoxins - an overview. Proceedings of the 9\'h World
Congress on Animal, Plant and Mycrobial Toxins. Stillwater, Oklahoma,
August 1988; 17-29.

15. Jensen V. Rectal prolapse in fattened pigs. Dansk veterinaer tidsskrift 1989,
72: (10), 557-65.

16. Joens LA, Pier AC, and Cutlip RC. Effects of Aflatoxin Consumption on
the Chnical Course of Swine Dysentery. Am J Vet Res 1981; 42: (7) 1170-
2.

17. Josefsson BGE, and Möller TE. Heat stability of Ochratoxin-A in pig
products. J Sei Food Agric 1980; 31: 1313-5.

18. Lacey J. Pré- and postharvest ecology of fungi causing spoilage of food and

Boekbespreking

Einführung in die

lebensmittelhygiene

Prof. dr Hans-Jürgen Sinell
Verlag Paul Parey, Berlin en Hamburg
3e druk 1992

Twaalf jaar geleden al, verscheen de eerste druk van dit in onze
sector zo gewaardeerde handboek. Collega Sinell heeft de moed
gehad en veel tijd kunnen vrijmaken om dit naslagwerk weer
up-to-date te brengen. Het boek bevat vijf hoofdstukken. Na een
algemene inleiding geeft hoofdstuk 2 een uitvoerig overzicht van
de (zeer vele) risico\'s die de consument via levensmiddelen
bedreigen. Die risico\'s zijn vooral van microbiële aard. Er wordt
een kort doch helder overzicht gegeven van de verschillende
micro-organismen die als zodanig of via gevormde toxinen de
gezondheid bedreigen. De risico\'s via residuen van milieuconta-
minanten, farmaca en andere chemische stoffen worden behan-
deld, zoals groeibevorderaars, tranquillizers, zware metalen en
radionucliden.

In hoofdstuk 3 wordt het bederf van allerlei levensmiddelen
behandeld en de in- en extrinsieke factoren die dat bederf
beïnvloeden.

Hoofdstuk 4 gaat over allerlei methoden die worden toegepast
om levensmiddelen te conserveren of anderszins geschikt te
maken voor consumptie: fysische en chemische methoden en
verpakking en dergelijke.

Hoofdstuk 5 behandelt de mogelijkheden om de consument te
vrijwaren van alle eerder genoemde narigheid. Wat jammer,
maar begrijpelijk is dat de in Nederland zo sterk in de aandacht
gekomen integrale beheersing van de kwaliteit in de voedings-
middelenketen weinig of geen aandacht krijgt: de nadruk ligt
nog wat te zeer op controle door overheidsinstanties. En hier in
Nederland is gelukkig de overtuiging gegroeid dat maatregelen
en vergaande afspraken en samenwerking door de hele keten
heen, noodzakelijk zijn om aan het eind van de keten aan de
consument redelijkerwijs gegarandeerd veilige levensmiddelen
te kunnen aanbieden.

Overigens heb ik veel waardering voor dit boek. Ik kan het allen
die meer of minder direct betrokken zijn bij de levensmiddelen-
hygiëne, van harte aanbevelen. Het boek is de prijs van slechts
36 Duitse marken meer dan waard. Een vertaling in het Engels
zou de toegankelijkheid, zeker ook voor onze studenten, zeer

J.G. van Logtestijn

other stored products. J Applied Bacteriology Symp. supp. 1989; 67: 1 Is-
25s.

19. Mirocha CJ, Pathre SV, Christensen CM. Zearalenone. Scientific Journal
Series, Paper no 9964, Minnesote Agr. Exp. Station. Mycotoxins in Human
and Animal Health 1977; Pathotox Publisheis, inc.

20. Mortensen HP, Hald B, Larsen AE, and Madsen A. Ochratoxin A
Contaminated Barley for Sows and Piglets. Acta Agriculturae Scandinavica
1983; 33: 349-53.

21. Nelson GH. Biological effects of mycotoxins (others than aflatoxin) on
swine. National Academy of Sciences USA 1979; 77-86.

22. Osborne BG. Mycotoxins and the cereals industry - a review. J Food
Technol 1982; 17: 1-9.

23. Young LG, and King GJ. Low concentrations of Zearalenone in diets of
mature gilts. J Amin Sci 1986; 63: 1191-6.

24. Veldman A, and Borggreve GJ. Een inventarisatie van het gehalte aan
mycotoxinen Doxynivalenol, Ochratoxine A en Zearalenon in veevoeder-
grondstoffen. Praktijkverslag 314, CLO-lnstituut voor veevoeding. Okt. 1991.

Aanvaard op 15 september 1992.

Laboratory animal

handbooks no. 12

Parasites of Laboratory Animals. D.G. Owen
Royal Society of Medicine Services Ltd, 1992
ISBN 1-85315-159-9

De auteur van dit boek beoogt de lezer een overzicht te
verschaffen van de belangrijkste parasieten van laboratorium-
dieren. Als uitgangspunt is gekozen voor een zeer praktische
aanpak: de praktijkervaring van de auteur. De door de auteur
uitgevoerde selectie is redelijk en betekent dat de endo- en
ectoparasieten van muis, rat, hamster, cavia, konijn en zes
primatensoorten behandeld worden.

De indeling van het boekwerk is pragmatisch en bestaat uit acht
onderdelen. Het eerste hoofdstuk beschrijft kort en bondig een
aantal algemene technieken, inclusief die voor serodiagnostiek,
die in gebruik zijn in de parasitaire diagnos-tiek. De beschrijving
voorzien van fotografische illustraties en/of tekeningen van de
ecto- en endoparasieten volgen in respectievelijk, het tweede en
derde hoofdstuk. Het boek vervolgt met twee aanhangsels,
waaronder uitvoerige lijsten van parasiet- gastheercombinaties
van knaagdieren, haasachtigen en primaten (appendix A) en
gedetailleerde receptuur voor concentratietechnieken en histo-
logie in appendix B. Het boek eindigt tenslotte met een
literatuurlijst, een verklarende woordenlijst en een uitvoerige
index.

In het boek wordt er van uit gegaan dat algemene parasitologi-
sche kennis bij de lezer voorhanden is. Met dit uitgangspunt
voor ogen, kan geconcludeerd worden dat de auteur er
inderdaad in is geslaagd om een bruikbaar overzicht te geven
van de voornaamste parasitaire infecties bij de meest gebruikte
laboratoriumdieren. Het boek kan dan ook dienen als hulpmid-
del en beknopt naslagwerk bij de diagnostiek van deze infecties.
Zoals bij bijna elk naslagwerk het geval is, vertoont ook dit boek
een aantal kleine omissies. Het heeft weinig zin om deze hier aan
te geven, aangezien deze tekortkomingen beperkt zijn en de
bruikbaarheid van het boek nauwelijks aantasten.

Het boek kan dan ook worden aangeraden aan dierenartsen en
wetenschappers die betrokken zijn bij de produktie en het
gebruik van laboratoriumdieren.

A.IV.C.A. Cornelissen

-ocr page 81-

Voor u gelezen in een \'dierendag-
speciaP van het Goois Weekblad
door collega A. van Keulen, erelid
van de KNMvD, r.d. te Blaricum

Het houden van dieren als huisvriend
heeft op mensen tal van heilzame effec-
ten. Uit Amerikaans onderzoek is geble-
ken dat mensen met huisdieren sneller
en beter herstellen van bijvoorbeeld een
hartinfarct. En het is niet moeilijk te
bedenken dat een hondebezitter meer
lichaamsbeweging zal krijgen. De ge-
middelde hond wordt zo\'n acht uur per
week uitgelaten; de helft van de honde-
bezitters is zelfs tot twintig uur per week
op pad. Die extra uren lichaamsbewe-
ging hebben natuurlijk een positief effect
op de gezondheid.

Het effect van huisdieren op het emo-
tionele welbevinden van de mens is een
stuk moeilijker te meten. Uit buiten-
lands onderzoek was al gebleken dat
huisdierbezitters zich beter, gezonder en
tevredener voelen dan mensen zonder
huisdieren.

Dat resultaat is door recent onderzoek in
Nederland bevestigd. Uit veertig inter-
views met willekeurig geselecteerde
mensen bleek dat de huisdierbezitters
emotionele steun van hun dier ondervin-
den. Mensen hebben allemaal behoefte
aan liefde, warmte en aandacht en aan
een mogelijkheid zich te uiten.
Dieren kunnen op een bepaalde manier
in die essentiële behoeftes voorzien. Een
huisdier oordeelt niet. Het stelt zijn bazin
of baas niet bloot aan kritiek, maar geeft
een grote loyaliteit. Ook zijn dieren
vrijwel altijd constant in hun reacties.
De relatie met een hond of kat hoeft niet
alsmaar te worden bijgesteld. Het dier
garandeert de voortdurende aanwezig-
heid van iets vertrouwds in onze omge-
ving.

Dieren in de winter
Door (plotselinge) extreme weersom-
standigheden kunnen dieren in grote
problemen komen. Soms is het zo, dat
dieren in de open lucht meer kunnen
verdragen dan wij denken. Maar dan
moet er wel extra aandacht worden
besteed aan een aantal zaken. Een goede
lichamelijke conditie, bijvoeren, vol-
doende drinkwater en beschutting ma-
ken het voor sommige dieren mogelijk
ook bij strenge vorst buiten te blijven.
Vooral vers drinkwater is voor dieren
onontbeerlijk!

In tegenstelling tot wat vaak wordt
beweerd, zijn bijvoorbeeld landbouw-
huisdieren niet in staat om uit sneeuw
voldoende drinkwater te halen. Een
paard drinkt op een zeer koude dag
gemiddeld 25 liter water. Uit vijf liter
sneeuw kan één liter water worden
gesmolten. Het paard zou dus meer dan
honderd liter sneeuw moeten eten om
aan zijn vochtbehoefte te voldoen!
Schapen, pony\'s en ruigbehaarde paar-
den kunnen goed tegen de kou. Wel
moeten ze een plek in de luwte kunnen
opzoeken, bij een gebouw of bebossing.
Ijtx de dieren dus niet vast! Geiten zijn
slecht bestand tegen kou, regen, harde
wind en vorst. Rondom de eigen woning
gaat het om dieren als voliérevogels,ko-
nijnen en kippen. Voor deze dieren geldt
\'s winters dat ze; beschut moeten zijn
tegen extreme weersinvloeden; extra
(kracht) voer moeten krijgen; voldoende
drinkwater hebben; (extra) stro krijgen.

Gedragscode
(misschien een idee voor in de
wachtkamer)

- Leer uw hond de elementaire ge-
hoorzaamheidsregels, zodat u hem
altijd onder controle heeft.

- Voer uw hond of kat regelmatig en
geef geen lekkere hapjes tussendoor.

- Voer uw hond of kat uit zijn eigen
bak, houd die gescheiden van de
borden waar u zelf van eet en was ze
ook apart af

- Houd uw hond aan een riem bij
wegen en in de buurt van vee.

- Sta uw hond niet toe om gebouwen,
trottoirs, grasvelden, tuinen of speel-
plaatsen voor kinderen te bevuilen.

- Laat uw hond geen lawaai maken als
de buren daar last van kunnen heb-
ben.

- Zorg voor een goede slaapplaats
voor uw hond of kat. Laat ze nooit in
uw eigen bed slapen.

Berichten en verslagen
Huisdier heeft heilzaam

effect op de mens

- Neem uw hond nooit mee een le-
vensmiddelenzaak in.

- Houdt uw hond schoon en borstel
hem regelmatig. Ook uw kat moet
geborsteld worden, vooral de lang-
harige soorten.

- Als u niet wilt dat uw hond of kat
jongen krijgt, raadpleeg dan tijdig uw
dierenarts.

- Zorg voor een goede regeling voor
uw huisdier als u op vakantie gaat.

- Registreer uw huisdier als patiënt en
uzelf als cliënt bij de dierenarts van
uw keuze.

Mensen met een huisdier voelen zich beter,

gezonder en tevredener dan mensen zonder

huisdier.

Tandheelkunde bij

dieren europees
verenigd

In september van dit jaar werd in Rome
een Europese vereniging voor tandheel-
kunde bij dieren opgericht: The Euro-
pean Veterinary Dental Society
(EVDS). De vereniging is in het leven
geroepen om dierenartsen te scholen in
tandheelkunde bij dieren en om onder-
zoek hiernaar te ontwikkelen. Ieder jaar
zal de EVDS een congres houden in één
van de Europese landen, in september
jongstleden werd het eerste congres in
Rome gehouden.

Volgend jaar, op 6 oktober, is het
congres bij te wonen in Berlijn. Aanslui-
tend hierop organiseert de World Small
Animal Veterinary Association van 7 tot
9 oktober haar congres eveneens in
Beriijn. Voor 1994 denkt de EVDS aan
Amsterdam.

Behalve dierenartsen zijn ook tandartsen
welkom als lid van de EVDS. leder lid
ontvangt automatisch het kwartaalblad
\'The Journal of Veterinary Dentistry\'
van The American Veterinary Dental
Society en is tevens buitengewoon lid
van deze vereniging.
De voorzitter van de EVDS is Karl
Zetner (Oostenrijk); vice-voorzitter is
Peter Fahrenkrug (Duitsland) en secre-
taris is Franz Schütz (Oostenrijk). Toe-
gevoegde leden zijn: Guy Camy (Frank-
rijk), Norman Johnston (Engeland),
Fidel San Roman (Spanje) en Peter
Remeeus (Nederland).
Voor verdere inlichtingen over de
EVDS kan contact worden opgenomen
met drs. A.W. van Foreest te Door-
werth, tel.: 085-342012 (Uit: Neder-
lands Tandartsenblad).

-ocr page 82-

In het vooijaar van 1991 werd door het
bureau Studium Generale van de Uni-
versiteit van Utrecht, in samenwerking
met de stichting Diergeneeskunde In
Ontwikkelingslanden (DIO), een lezin-
gencyclus georganiseerd met als onder-
werp: Veeteelt in ontwikkelingslanden.

Van deze cyclus is inmiddels een bundel
verschenen met de lezingen van de
verschillende sprekers.

De westerse wereld schenkt veel aan-
dacht aan de plattelandsontwikkeling
van de ontwikkelingslanden, in een po-
ging deze landen te helpen om vooruit te
komen. De veeteelt speelt hierbij ook
een belangrijke rol. Het vee vervult
immers vele functies voor de platte-
landsbevolking. Niet alleen is het een
leverancier van melk, vlees, eieren, wol,
mest en huiden, maar tevens wordt het
vee gebruikt voor trekkracht om bij-
voorbeeld het land te bewerken of water
te putten en fungeert het als investering.

Het succesvol houden van vee vereist
bepaalde inzichten en technieken. Bij
het overdragen van dergelijke kennis
stuit de westerling vaak op problemen.

Onbekendheid met de plaatselijke hië-
rarchische structuren, met de b^taande
infrastructuur en met de beperkingen die
het milieu met zich meebrengt zijn
daarvan voorbeelden.

Dit alles rechtvaardigt de vraag naar de
rol van kennis- en technologie-over-
dracht.

De verschillende aspecten van de vee-
teeltontwikkeling en de bijkomende
problemen zijn door de sprekers belicht.

De heer Kuyvenhoven, sprak over
\'Structurele aanpassing en landbouw-
ontwikkeling\', mevrouw Vijfhuizen
over \'Boerenkennis en voorlichting\', en
de heren de Jong en Zwart spraken over
\'Duurzame veeteelt in ontwikkelings-
landen\' gedurende de twee inleidende
avonden.

Gedurende de vier thema-avonden
sprak de heer de Haan over \'Structurele
hervormingen in de veeteeltsector in
ontwikkelingslanden\', mevrouw
Broerse over \'Biotechnologie voor
kleine (vee-)boeren in ontwikkelings-
landen\', de heer van de Sande over
\'Technologie-overdracht in relatie met
lokale mogelijkheden in ontwikkelings-
landen\' en de heren De la Rive Box, Van
de Ploeg en mevrouw Bunders bediscus-
sieerden uiteindelijk de perspectieven.

De bundel \'Veeteelt in ontwikkelings-
landen\', nr. 9110 van de Studium Gene-
rale reeks, ISBN 90-72145-26-7, is voor
fl 10,- te verkrijgen bij: Bureau Studium
Generale, Heidelberglaan 8, 3584 CS
Utrecht, tel. 030-532436.

Wettelijke

bescherming
lab-terrüristen

In de Verenigde Staten bestaat de onder-
grondse organisatie ALF (Animal Libe-
ration Front) die er haar werk van
maakt laboratoria waar proeven met
dieren worden gedaan behoorlijk te
beschadigen tot zelfs plat te branden.

In \'87 werd een Veterinair diagnostisch
laboratorium in Califomië verwoest. De
schade beliep zo\'n 4.6 miljoen dollar.

In East Lansing in Michigan gebeurde
hetzelfde met een toxicologisch labora-
torium, waarbij tevens alle gegevens
verforen gingen. In Texas werd een
slaapritme-onderzoeklaboratorium
(met katten als proefdieren) verwoest in
\'89.

In \'89 werd in Arizona een bacteriolo-
gisch lab volledig in de as gelegd. Er
werd in drie ruimtes door gemaskerde
personen ingebroken; computers wer-
den vernield, de muren werden beklad
en tenslotte werd het microbiologische
lab platgebrand.

Veeteelt in

ontwikkelingslanden

Sinds \'82 is het ALF al actief, maar tot
nog toe is nog geen enkele dader gevon-
den.

De nieuwe wet met de naam Animal
Enterprise Protection Act of \'92 brengt
\'animal enterprise terrorism\' als straf-
baar feit onder in de federale wetten. Tot
op heden waren deze overtredingen of
misdaden alleen maar strafbaar in de
staat waar ze begaan, respectievelijk
gepleegd waren.

PETA (People for the Ethical Treatment
of Animals), de spreekbuis voor de
ondergrondse ALF, ziet weinig heil in de
nieuwe wet.

Deze organisatie telt 400.000 leden en
heeft een budget van 8 miljoen gulden.

Er gaan vanuit de universitaire wereld
stemmen op om PETA verantwoorde-
lijk te stellen voor de aanslagen die nog
steeds worden gepleegd, vooral in de
vorm van inbraak en vernielingen.

De veterinair Elliot M. Katz is president
en oprichter van de In Defense of
Animals. Hij is al 25 keer gearresteerd,
omdat hij op vreedzame wijze de toe-
gang tot onderzoeksaccommodaties re-
gelmatig verspert. Katz verdenkt de
biomedische gemeenschap ervan de wet
te willen gebruiken om alle dierenbe-
schermers als terroristen te brandmer-
ken.

Andere groepen, zoals landbouworgani-
saties, biomedische wetenschappelijke
en industriële organisaties, alsmede de
Americans for Medical Progress steun-
den het tot stand komen van deze wet
van harte.

Afhankelijk van de ernst van de begane
daad kan men boetes krijgen vanaf 5000
dollar en gevangenisstraffen variërend
van één jaar tot levenslang (als er doden
vallen).

Ron Kaufman, The Scientist, vol 6, no
21, ocL 26,\'92.

Geciteerde literatuur over ALF: Ingrid
Newkirk auteur van het boek \'Free The
Animals\', The NobelPress,Chicago \'92.

W. Sybesma

-ocr page 83-

\'N schat van
\'n kat

De video \'n Schat van \'n Kat is een meer
dan zestig minuten durende videoband
over de verzorging en opvoeding van
katten. De kattenliefhebber kan aan de
hand van deze video leren hoe de kat
gezond, speels en huiselijk te houden.
Het programma is van oorsprong Ame-
rikaans en aangepast aan de Neder-
landse markt. Ter ondersteuning van de
populariteit is Martin Gaus gevraagd het
Nederlands commentaar in te spreken.
De video geeft veel informatie; door de
presentatie en de afwisseling met soms
vertederende beelden is het een band die
uitnodigt om vele malen bekeken te
worden.

De presentatie wordt verzorgd door
Ann Childers, een in Amerika bekende
biologe en dierenarts.

Na een korte introductie over onder
meer de geschiedenis van de kat wordt
het gedrag van een poes met haar kittens
getoond. Er wordt verteld waar op gelet
moet worden bij de aanschaf van een
kitten. Ook de voorbereiding voor de
thuiskomst van het nieuwe huisdier is
van belang: wat het betekent om een kat
te nemen, wat er allemaal nodig is en
normaal en abnormaal gedrag bij jonge
katjes.

In het hoofdstuk \'Gezondheid\' wordt
het bezoek aan de dierenarts behandeld.
Niet alleen het eerste bezoek maar ook
het inentingsprogramma, de voordelen
van castratie en sterilisatie, een aantal
veel voorkomende ziekten en een paar
ernstige ziekten. Ook de dikke en de
oudere kat komen aan bod.
Vervolgens wordt getoond welke zorg
men zelf thuis aan de kat kan geven, niet
alleen de verzorging, maar ook het
vroegtijdig onderkennen van mogelijke
ziekten. Medicijngebruik, zelfs EHBO
komt ter sprake.

Natuurlijk wordt ook de voeding be-
sproken: wat goed is en wat niet.

Een kat heeft dagelijks beweging nodig,
spelen met een kat is plezier voor twee.
Maar ook als de eigenaar niet thuis is
hoeft de kat zich niet te vervelen. Er
wordt getoond hoe de kat speels wordt
gehouden.

Aan het slot van het hoofdstuk \'Gezond-
heid\' wordt nog ingegaan op het verlies
van een kat door overlijden of euthana-
sie.

In het hoofdstuk \'Opvoeding\' wordt
gesproken over aanleren en afleren, on-
der meer door beloning en corrigeren
van de kat.

Het verhelpen van veel voorkomende
gedragsproblemen, zoals \'vlaggetjes zet-
ten\', onzindelijkheid, aanvallen, klau-
wen aan meubels en klimmen in gordij-
nen wordt ook in dit hoofdstuk getoond.

Aansluitend worden specifieke gevallen
behandeld zoals wat te doen bij verhui-
zing, gezinsuitbreiding en allergie.
De band wordt afgesloten met de kat als
gezelschapsdier.

Deze video is beslist geschikt om in
wachtkamers vertoond te worden. Bij
deze wordt dan ook toestemming gege-
ven voor publieke vertoning van het

Advertisement of

the european
society of
veterinary
neurology ESVN

The ESVN has new guidelines for the
application procedure to submit creden-
tials for recognition
as a de facto mem-
ber of the ESVN.
De facto members
shall be the foundation diplomates of the
ESVN (to become the ECVN following
approval by the Registration Committee
of the Board of Specialisation in
Europe). These foundation diplomates
will become members of the following
ESVN Committees:

- training and residency programme
approval committee

- credentials approval committee

- examination committee

If you are interested to become a de facto

member of the ESVN please write for

further information to the secretary of

the ESVN:

Dr. Andrea Tipold

Institute for Animal Neurology

Bremgartenstr. 109a

CH-3001 Berne, Switzerland, FAX:

031/274538.

programma door dierenartsen.
De video kan ook door dierenartsen
worden verkocht. De aanbevolen con-
sumentenprijs is f 29,95. Voor dieren-
artsen geldt een korting van dertig pro-
centen (plus verzendkosten). Bij
bestelling van tien exemplaren geldt een
korting van veertig procent en worden
geen verzendkosten berekend.Voor de
dierenartspraktijk die de video verkoopt
èn deze in de wachtkamer vertoont
wordt bij de eerste bestelling een gratis
extra video geleverd.

De video \'n Schat van \'n Kat krijgt
aandacht in diverse media. Naast be-
spreking in de gedrukte pers is ook een
deel van het beeldmateriaal ter beschik-
king gesteld aan de TV-omroepen.

Prehistorische

medische adviezen

Professor Holt Parker van de Univer-
siteit van Cincinnati heeft een bijna
1500 jaar oude tekst gevonden in
waarschijnlijk het oudste medische
boek.

Het is geschreven door een Griekse
genaamd Metrodora en bevat 40
pagina\'s met beschrijvingen van ge-
neesmiddelen.

Deze worden onder meer aanbevo-
len voor aambeien, baarmoederkan-
ker, allerlei infecties, voor zwanger
worden, het herstellen van de maag-
delijkheid, het beperken van de
grootte van de borsten. Voorts bevat
het recepten om impotentie op te
heffen.

Volgens Parker zijn sommige van de
aanbevolen geneesmiddelen nog
steeds goed maar andere zijn poten-
tieel gevaarlijk.

(Uit de rubriek Notebook, The Scien-
tist, 1992; 23 (6): p4)

-ocr page 84-

Onderzoek

verbetering

bevruchting bij

rund en varken

Het DLO-Instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek (IVO-DLO) in Zeist doet
onderzoek naar processen die een rol
spelen bij de bevruchting bij het rund en
het varken. De resultaten van deze
projecten kunnen van groot belang zijn
voor de verdere verbetering van de
kunstmatige inseminatie (KI) en de ont-
wikkeling van nieuwe voortplantings-
technieken, zoals de
in vitro bevruchting
van eicellen. Twee promovendi, ir
Einko T. Topper en ir Wiepk Harkema,
hopen over vier jaar op deze projecten te
promoveren.

Het onderzoek naar de processen die een
rol spelen bij de bevruchting bij het rund
wordt verricht in samenwerking met de
Erasmus Universiteit te Rotterdam en
wordt voor een belangrijk deel tevens
gefinancierd door Holland Genetics BV.
Het onderzoek naar de bevruchting bij
het varken wordt verricht in samenwer-
king met de Rijksuniversiteit Utrecht en
financieel ondersteund door de \'Maat-
schap Onderzoek Varkens-KI\' waarin
de Bond van Varkens Kl-verenigingen
en een aantal fokkerij-instellingen parti-
ciperen.

Bij het rund zal onderzocht worden
welke eiwitten in de \'eischaal\' (zona
pellucida) betrokken zijn bij de binding
van de zaadcel aan de eicel. Het vermo-
gen van de zaadcellen om te binden aan
de zona pellucida wordt hierna in kaart
gebracht. De ontwikkeling van dit ken-
merk gedurende het verblijf van de
zaadcellen in de baarmoeder en eileiders
van de koe zal dan worden onderzocht.
Bij het varken richt het onderzoek zich
op de kwaliteit en de kwantiteit van
zaadcellen na inseminatie in de baar-
moeder en de eileiders. Er zal onder-
zocht worden hoe en waarom die zaad-
celpolulaties veranderen afhankelijk van
de grootte van de inseminatie-dosis en
gebruik van dubbele inseminaties.
In beide gevallen wordt geïnvesteerd in
fundamenteel onderzoek, dat uiteinde-
lijk antwoord moet geven op vragen en
problemen in de praktijk. Het runder- en
het varkensonderzoek moet elkaar daar-
bij onderiing versterken en ondersteu-
nen.

Integratie

gezondheids

dienst voor

pluimvee

Geachte dames en/of heren.
Zoals u wellicht uit eerdere berichtge-
ving hebt vernomen worden de taken
van de Gezondheidsdienst voor Pluim-
vee per 1 januari 1993 geïntegreerd in
het takenpakket van de Gezondheids-
dienst voor Dieren West- en Midden
Nederland.

Per genoemde datum eindigt derhalve
het bestaan van de rechtspersoon Ge-
zondheidsdienst voor Pluimvee en con-
tinueert de Gezondheidsdienst voor
Dieren West- en Midden Nederland
haar activiteiten op de lokaties Gouda
en Doorn, tot het moment waarop de
nieuwbouw gereed is in De Uithof te
Utrecht en de activiteiten van beide
lokaties vanuit één nieuw gebouw kun-
nen worden uitgevoerd. Er wordt naar
gestreefd de nieuwbouw gereed te heb-
ben tegen het eind van 1994.

De nieuwe dienst staat vanaf 1 januari
1993 onder directie van ondergete-
kende. Aangezien de directie kantoor
houdt op de lokatie Gouda wordt u
verzocht alle correspondentie te richten
aan; Gezondheidsdienst West- en Mid-
den Nederland, Postbus 87, 2800 AB
Gouda (bezoekadres: Ronsseweg
553, tel. 01820-14588).
Op de lokatie te Gouda zijn vanaf heden
eveneens de financiële en personele ad-
ministraties geconcentreerd voor beide
lokaties. Voor financieel-administra-
tieve zaken of personele aangelegenhe-
den dient u zich dus eveneens te richten
tot de lokatie Gouda. De sector admini-
stratie en personeelszaken staat onder
leiding van de heer J.R van der Bas.

Aangezien de centrale pluimveetaken
vooralsnog uitgevoerd blijven vanuit de
lokatie Doorn kunt u zich met techni-
sche vragen en bescheiden op het terrein
van:

- de tweedelijns pluimveegezond-
heidszorg voor de fok-, reproduktie-
sector en kuikenbroederijen;

- de georganiseerde ziektebestrijdings-
programma\'s (NCD-entingen, on-
derzoek CRD, 5.
pullorum. S. enteri-
tidis,
begeleiding Marek-entingen,
broederij hygiëne programma);

- uitslagen serologisch en overig labo-
ratoriumonderzoek;

- technische aspecten van het praktijk-

onderzoek;
- importcontroles en exportbegelei-
ding

blijven wenden tot Gezondheidsdienst
West- en Midden Nederland, Postbus
43, 3940 AA Doorn (bezoekadres:
Oude Rijksstraatweg 43, te Doorn, tel.
03430-13641).

De leiding van de pluimvee-activiteiten
berust bij drs. T.S. de Vries. Laatstge-
noemde blijft zijn werkzaamheden dus
vooralsnog verrichten vanuit de lokatie
in Doorn.

Praktizerende dierenartsen en pluimvee-
houders, werkzaam in de provincies,
Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland
en Utrecht kunnen zich met onderzoek-
materiaal en vragen, voorzover het de
eindsector ei en vlees betreft, blijven
richten tot de lokatie Gouda. Aan-
spreekpunt voor de pluimvee-activitei-
ten in genoemde regio blijft drs. J.
Heijmans, die dus vooralsnog blijft func-
tioneren vanuit Gouda. Naast eerderge-
noemde heren J.R van der Bas en drs.
T.S. de Vries functioneren als sector-
hoofden en leden van het management-
team: dr. H. Verhoef (sector herkau-
wers), dr. R. de Koning (sector varkens),
dr. F. Westenbrink (sector laboratorium)
en ing. J. Steenbergen (sector organisatie
en informatisering).

Met het bovenstaande hoop ik u vol-
doende te hebben geïnformeerd, waarbij
u -in het belang van een vlotte behande-
ling van uw facturen- nadrukkelijk
wordt verzocht goede nota te nemen van
de aangegeven adresseringen.

Hoogachtend,

drs H.A.M. Elsinghorst,
waarnemend directeur Stichting
Gezondheidsdienst voor Pluimvee te

Doorn.

Doorbraak in

bestrijding
koeiegriep

Het DLO-Centraal Diergenees-
kundig Instituut (CDI-DLO) te Le-
lystad heeft een unieke, nieuwe
combinatie van vaccin en diagnos-
tische test ontwikkeld waarmee
het mogelijk is koeiegriep uit te
roeien.

Koeiegriep is een virusziekte bij runde-
ren. De ziekte wordt veroorzaakt door
een herpesvirus en komt wereldwijd

t i .11) S C H R I ( T VOOR d i E R Ci h N K K S K U N i) K . d E F i i 1 K . a

57

1 F V F R i N Ci 2 I 9 9 .1

-ocr page 85-

MYCOFARM DOET

MEER.....

IN EEN REEKS ARTIKELEN BESPREEKT MYCOFARM
EEN AANTAL ONDERWERPEN TOEGESPITST OP KLEINE HUISDIEREN.

I ...»„«kw " ï».\'.\' •

-ocr page 86-

Oogaandoeningen bij het kleine huisdier

Klein maar fijn! (1)

In het Mycofarm-pakket bevinden zich een aantal
preparaten die gezien hun beperkte indicatiegebied vaak
worden vergeten .

Derhalve nu eens aandacht voor deze in onze ogen
"kleine" preparaten die ieder voor zich zeer waardevol
kunnen zijn voor de praktijk.

In twee nummers van het Diergeneeskundig
Memorandum* worden de belangrijkste oogaandoenin-
gen bij de kat beschreven. Uiteraard zijn de meeste
zaken ook van toepassing op de hond. Onder de kop
\'thera-peutische mogelijkheden\' wordt ingegaan op een
aantal belangrijke aspecten van therapieën, waaronder
de verschillen tussen oogdruppels (gemakkelijker toe te
dienen, minder invloed op visus, beperkte inwerkings-
duur) en oogzalven (langere inwerktijd, beter glad-
makend effect, beïnvloeding van visus, ontstaan van
afscheiding).

Bij de antibacteriële middelen wordt chlooramfenicol
(als druppel of als zalf) als eerste keuze aangegeven.

Andere antimicrobiële middelen worden bij voorkeur pas
toegepast na een uitstrijkje, bij nadrukkelijke verdenking
van een specifiek infectieus agens of na een
antibiogram.

Chlooramfenicol is een breedspectrum, bacteriostatisch
antibioticum dat een groot doordringend vermogen in de
oogbol heeft.

Het is werkzaam tegen gevoelige micro-organismen
zoals staphylococcen, Streptococcen, Corynebacterium
spp, Aotinobacillus spp, Rickettsiae spp, Mycoplasma
spp en Chlamydiae. Als bijwerkingen worden overge-
voeligheid (zeer zeldzaam) en bij kat en hond reversibele
veranderingen in het bloedbeeld aangegeven. De a-
plastische anemie zoals beschreven na langdurig
gebruik bij de mens zijn bij de kat en de hond onbekend.
Als indicaties voor chlooramfenicol bevattende oogzalf
(z) resp. oogdruppels (d) worden de volgende
oogaandoeningen aangegeven:

-ocr page 87-

Luxatio buibi
Trauma

Cornea-defecten

Ankyoblepharon

Distichiasis

Entropion

Cysten

Eversio/lnversio membranae nictitantis
Hypertrophia(-piasia) glandulae membranae
nictitantis

Puruiente conjunctivitis
Conjunctivitis neonatorum
Operaties aan membrana nictitans en
conjunctiva

Cornea sequester, mummificatie, Cornea
nigrum of Cornea necrose
(z) In de meeste gevallen adviseren de beide auteurs de

(z/d) chlooramfenicoldruppels of -zalf 4 maal per dag toe te

(d) dienen.

(z) Uit bovenstaande blijkt dat chlooramfenicol voor veel

(z) oogaandoeningen het aangewezen therapeuticum is.

(z) Mycofarm heeft 2 preparaten in haar pakket met als

(z) werkzame stof chlooramfenicol:

(z)

* Gloveticol® oogzalf:

(z/d) een tube met 5 gram watervrije zalf a 10 mg

(z/d) chlooramfenicol per gram
(z/d) *
Optlcure":

een isotone oplossing van 5 mg chlooramfenicol

(z) per ml in een handige druppel-flacon van 5 ml.

(z) Dat is nou wat je noemt:

"Oog voor de praktijk".

Oogafwijkingen bij de kat

door F.C. Stades en M.H. Boeve:

36e jaargang no. 2 (juni 1989) en no.4 (november 1989).

Server\' 10"

J^^uoolii»\'»\'\' .1,,

-ocr page 88-

MYCOFARM DOET DUS MEER!

WIJ LEVEREN EEN UITGEBREID PAKKET VOOR KLEINE HUISDIEREN:
NOBr- VAC: VACCINS VOOR HOND EN KAT
HORMONEN
ANTIBIOTICA
OVERIGE PRODUKTEN

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt. telefoon 030-212800

rjMrMycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 89-

voor. De mens is ongevoelig voor hel
virus.

De infectie veroorzaakt bij koeien afwij-
kingen aan de ademhalings- en ge-
slachtsorganen, abortus en hersenontste-
king. Als bijverschijnsel wordt ook de
werking van het immuunsysteem onder-
drukt, hierdoor kunnen andere ziekten
makkelijker optreden. In Nederland is
ongeveer de helft van de rundveestapel
besmet; de schade wordt geschat op 40
miljoen gulden per jaar.

In een samenwerkingsproject met het
Duitse concern Bayer AG, zijn onder-
zoekers van het CDI-DLO, onder lei-
ding van prof.dr. J.T. van Oirschot, er in
geslaagd een nieuw \'deletie\'-vaccin te
maken. In combinatie hiermee is een
bloedtest ontwikkeld, die heel speciale
antistoffen tegen het virus kan aantonen.
Na inenting met het nieuwe vaccin kan
met behulp van deze test onderscheid
worden gemaakt tussen gevaccineerde
runderen en runderen die met het veld-
virus zijn besmet. Met alle bestaande
vaccins is dit onmogelijk.

Toepassing van de vaccin-test combina-
tie van het CDI-DLO kan leiden tot
volledige uitroeiing van het virus. Door
een intensieve vaccinatie campagne
wordt de verspreiding van het veldvirus
sterk onderdrukt, terwijl tegelijkertijd de
besmette runderen kunnen worden op-
gespoord. Deze runderen kunnen dan
vervroegd worden afgevoerd, waardoor
uiteindelijk het bedrijf vrij van koeie-
griep-virus zal zijn.

Congressen/

CURSUSSEN
Slachtbijprüduk-

ten: verwerken
aan de bron

op 11 maart 1993 organiseert de Vak-
groep Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong (VVDO) van de Faculteit
der Diergeneeskunde te Utrecht een
bijeenkomst met als thema \'Slachtbij-
produkten: verwerken aan de bron\'. Het
doel van deze bijeenkomst is een over-
zicht te geven omtrent de mogelijkheden
en problemen bij het verwerken van
slachtbijproduken. Resultaten van on-
derzoek, milieu-aspecten, wetgeving en
logistiek zullen tijdens deze dag aan de
orde komen. Deze bijeenkomst is een
onderdeel van de viering van het 75-
jarig jubileum van VVDO in 1993.

58

Programma:

Verwerken van
slachtbijprodukten

09.30 uur - Ontvangst

- Inleiding. Verwerken
aan de bron: relatie met
economie, milieu en ge-
zondheid van mens en
dier. J.G. van Logtestijn.

- Eetbare slachtbijpro-
dukten: winning, logistiek
en consumenten accepta-
tie. RG.H. Bijker.

- Slachtbijprodukten voor
diervoedsel: veiligheid en
verwerkingsmogelijkhe-
den. H.A.R Urlings.

- Wetgeving: (on-) moge-
lijkheden en ontwikkelin-
gen. W.F.G.L. Droppers
(VVP/WVC).

12.30 uur - Lunch

Middag: Milieu-aspecten van
slachtbijprodukten

13.45 uur - Hygiëne-aspecten van
slachterij-afval waterslib.
N.G. Fransen.

- Milieu-aspecten van op-
slag, transport en verwer-
king van slachtbijproduk-
ten. H.A.R Urlings.

- Integrale milieuzorgsys-
temen voor slachterijen. H.
Rang (PVV).

16.00 uur - Sluiting.

Deelname aan deze dag kan plaatsvin-
den door middel van overschrijving van
de deelnamekosten a f 100,- (inclusief
lunch en koffie) op bankrekeningnum-
mer 39.45.60.078 ten name van VVDO
Utrecht, onder vermelding van slachtbij-
produkten. Gaarne overschrijven voor
25 februari. Deze dag vindt plaats in het
Hoofdgebouw Diergeneeskunde, eerste
etage, Yalelaan 1, Uithof, Utrecht.

Symposium oio

De stichting DIO, Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamenwerking, organi-
seert op 27 januari 1993 haar jaarlijkse
symposium.

Ochtend:

t I .1 1) s ( H R I 1 T VOOR d I F. R Ci K N I [ S K U N 1) h . d F. E I I 1 K . a I I E V E R I N (i 2 199.*

Het onderwerp zal dit keer zijn:
Veeteelt en ecologie in ontwikkelings-
landen.

Er komen verschillende aspecten aan de
orde, zoals:

- natuurbescherming;

- de rol van de overheid;

- hoe werkt het in de praktijk;

- de ecologische verantwoording.

Het sympsoium vindt plaats in de colle-
gezaal van de kliniek gezelschapsdieren
van de Faculteit Diergeneeskunde, op
de Uithof, in Utrecht, Aanvang 20.00
uur, entree fl. 2,50.

Voor meer informatie kan men zich
wenden tot:

Stichting DIO, Yalelaan 17, Postbus
80156, 3508 TD Utrecht, tel.: 030 -
532032.

International

veterinary congress
The Netherlands Association for Com-
panion Animals Medicine, March 26-
28, 1993, R.A.I.-Congress Centre, Am-
sterdam, The Netherlands.
International Veterinary Congress.
Main congress language is English. For
further details or registration please con-
tact: KNMvD, for the attention of
\'Voorjaarsdagen\', RO. Box 14031,3508
SB Utrecht, The Netherlands.

Workshop

recombinant-dna
technologie

In Utrecht wordt van 7 tot en met
18 juni dit jaar een workshop
gehouden van onderzoekers die de
recombinant-DNA technologie
willen toepassen. Er is geen voor-
afgaande kennis in de moleculaire
biologie vereist. De nadruk ligt op
laboratoriumwerk, waar zo\'n zes
uur per dag aan wordt besteed.
Verder zijn er elke dag lezingen en
werkcolleges, waarin de theoreti-
sche achtergronden en de biotech-
nologie of medische toepassingen
worden besproken. Inlichtingen
zijn verkrijgbaar bij dr. J.A. Len-
stra en prof. dr. B.A.M. van der
Zeijst, Faculteit der Diergenees-
kunde, telefoon 030-534888.

-ocr page 90-

Achtste ISAH-

cüngres in USA

De ISAH (International Society for
Animal Hygiene) organiseert van 12 tot
16 september 1994 haar achtste congres
in St. Paul, Minnesota (Verenigde Sta-
ten), met als thema; \'Environmental and
Management Systems for Total Animal
Health Care in Agriculture\'. De ISAH is
een internationale vereniging voor op de
eerste plaats dierenartsen en verder voor
academici op het gebied van dierhygiëne
in de ruimste zin van het woord. Dit
blijkt ook uit de voor het congres
gekozen onderwerpen.

Deze onderwerpen zijn onder meer de
huisvesting (vervuiling, stank, infec-
tieuze agentia en hun effecten op de
diergezondheid); onderzoek naar ge-
zondheid en produktie (in welke mate is
gezondheid, produktie en economische
efficiëntie afhankelijk van de hygiëne in
de directe omgeving van het dier); in-
vloeden van het milieu (water- en voed-
selkwaliteit, management, kadaverver-
werking en milieuvervuiling); praktijk-
studies; dierwelzijn en tot slot desinfec-
tie.

Vijf hoofdgroepen komen aan de orde te
weten; herkauwers (vlees- en melkvee
en kleine herkauwers), pluimvee, var-
kens, waterdieren, en algemeen.

De exacte titels en samenvattingen kun-
nen vanaf januari 1993 aangevraagd
worden.

Geschatte kosten: inschrijfgeld congres -
350 dollar (inschrijving geeft toegang tot
alle studiebijeenkomsten, demonstraties
en recepties. Inbegrepen zijn verder zes
onderbrekingen met drankjes, drie lun-
ches en een speciaal opgeluisterd diner).
Hotelkosten variëren van 80 tot 100
dollar per nacht; voor studenten is er een
gereduceerd tarief

Voor meer informatie: VII Congress
Secretariat, 225 Veterinary Teaching
Hospitals, College of Veterinary Medi-
cine

1365 Gortner Avenue S.E., St. Paul,
Minnesota 55108, U.S.A.
Fax 612-625-6241.

Ingezünden

Oppassen met
Trimethoprim

bij dragende
zeugen

In november vorig jaar kreeg ik in het
kader van bedrijfsbegeleiding op een
varkensfokbedrijf (vermeerderaar) de
klacht te horen dat meerdere zeugen
witvuilden en dat er vlokjes en pus op de
roosters lagen. Daarnaast hadden enkele
zeugen bloederige urine gehad. De
meesten hiervan waren al geruimd. Van-
wege de vermoedelijke oorzaak (baar-
moeder- en/of urineweginfecties) en het
vrij veel voorkomen van de klachten
door de zeugenstapel heen, besloot ik
een chemotherapeuticum in te zetten.

Vanwege de goede doordringing in on-
der meer de urinewegen meende ik voor
Trimethoprim® te moeten kiezen. De
varkenshouder zou zelf elke zeug apart
over het voer het medicijn toedienen,
vanwege de grote verschillen in kilo-
grammen voer per zeug in het gehan-
teerde voerschema. Het combinatiepre-
paraat Trimethoprimsulfe® leek mij niet
praktisch, omdat elke zeug dan twee
maal daags 40 gram per 200 kilogram
lichaamsgewicht nodig heeft.
Gekozen werd voor de pure stof Trime-
thoprim® die gedurende 10 dagen twee-
maal per dag over het voer werd ver-
strekt. De dosering was tweemaal daags
3 gram voor gelten en tweemaal daags 4
gram voor zeugen. Dit komt ongeveer
overeen met 20 milligram per kilogram
lichaamsgewicht tweemaal daags.
De algemeen geadviseerde dosering is
tweemaal daags 10 milligram per kilo-
gram lichaamsgewicht. Er werd dus
tweemaal zo hoog gedoseerd.

In maart van dit jaar werden op dit
bedrijf zes tomen geboren met afwij-
kende biggen. Bijna de helft van de toom
was afwijkend. De dieren hadden gede-
formeerde onder en/of bovenkaken, zes
tenen aan de achterpoten, of achterpo-
ten die te ver naar voren 180 graden

Tnmethosulfmix» A.U.V.
Trimethoprim® 500 gr. A.U.V

gedraaid waren ingeplant. De andere,
niet duidelijk afwijkende toomgenoten
waren wel licht en zwak. De zeugen die
afwijkende tomen voortbrachten waren
in de eerste twee weken van de dracht
ten tijde van de Trimethoprim®-kuur.

Gezien dit niet alledaagse beeld en dat
het strikt bij deze zeugen voorkomt
besloot ik na te gaan of de medicatie er
iets mee te maken kon hebben.
Uit literatuuronderzoek blijkt dat Tri-
methoprim® een zeer veilig medicijn is,
alleen kan het dosisafhankelijk bij ratten
en konijnen teratogene effecten geven.
Dit wordt verklaard door het ingrijpen
van Trimethoprim® op de folinezuur-
synthese.

Gezien de hoge (dubbele) dosering en de
(onnauwkeurige) wijze van toedienen
denk ik dat de afwijkingen bij de biggen
best een gevolg kunnen zijn van de
medicatie, in relatie met de dosering. Bij
dragende dieren is het mijns inziens
veiliger om Trimethoprim alleen gecom-
bineerd met sulfa te gebruiken. Men kan
dan volstaan met toediening van een
derde of de helft van de pure stof-
dosering.

De problemen ten aanzien van witvui-
len op het genoemde bedrijf waren na de
kuur wel voorbij.

Literatuur

1 Der praktische Tierarzt 9/1980, E. Heisier.
Präkiinisch und klinische Untersuchungen ei-
nes Antibiotikums für verschiedene Tierarten.

2 Repertorium diergeneesmiddelen, 5e editie
1990, Fidin Amsterdam.

M. Martens
destijds D.A.P Uden,
thans V.O.C. Nieuw-Dalland te Merselo

-ocr page 91-

Faber brengt
Vesys

Na een ontwikkelingsperiode van ruim
anderhalf jaar, waarbij tevens alle facet-
ten van het programma in de praktijk
zijn uitgetest, brengt ingenieursbureau
FABER te Hilversum thans haar soft-
warepakket voor dierenartsen VESYS
op de markt.

VESYS kan zo\'n 32.000 NAW-(eigena-
ren) kaarten bevatten, met per eigenaar
99 dieren. Per eigenaar en per dier
kunnen verschillende vaste (codetabel-
len) en variabele gegevens worden opge-
nomen. Per dier kan een (medisch)
journaal met een full-screen editor (inge-
bouwd in de software) worden aange-
maakt. Hierop kunnen via de verrichtin-
gen- (ongeveer 1000 rubrieken) en
medicijnen-codetabel (2000 rubrieken)
naast gewone tekst ook rekeningregels
worden gegenereerd. Naar believen
worden deze regels op een contantbon,
een kasbetaalde rekening of een verza-
melrekening, die al of niet -in de wacht-
gezet kan worden afgedrukt, waarbij
tevens het debiteurenbewakingsbestand
wordt bijgewerkt. In het journaal wor-
den deze regels daarna bijgewerkt, zodat
alleen hun medische relevantie blijft
behouden. Van de debiteurenbewaking
kunnen allerlei overzichten worden ge-
produceerd. Ook de BTW-aangifte
wordt in VESYS voorbereid. Allerlei
soorten aanmaningen kunnen worden
afgedrukt.

Alle dieren kunnen onder meer worden
voorzien van maximaal acht oproepco-
des per dier. Automatisch wordt een
oproepdatum berekend, waarna op pas-
sende momenten oproepbrieven en
overzichtslijsten worden uitgedraaid.

VESYS houdt van alle handelingen
automatisch een logboek bij, zodat men
na lange tijd nog steeds kan terugvinden
voor welke eigenaren en welke dieren
welke categorie van handelingen is ge-
pleegd.

Het programma bevat op een groot
aantal plaatsen on line-hulpschermen.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Ir. Bur. Faber, telefoon:
035-851726.

een nieuw nsaid

voor hond en kat

Rhône Mérieux introduceert voor vete-
rinair gebruik een nieuw NSAID: KE-
TOFEN.

Ketofen is een NSAID met een goede
effectiviteit en veiligheid. Het geeft
dankzij het unieke viervoudige wer-
kingsmechanisme betere analgetische,
anti-inflammatoire en anti-pyretische
resultaten. Ketofen wordt mede daarom
humaan veel toegepast. Ook in buiten-
landse veterinaire praktijken wordt Ke-
tofen al veelvuldig gebruikt.
Ketofen is een NSAID met een sterke
alBniteit voor gewrichten. Het leidt hier
echter niet, in tegenstelling tot vele
andere NSAlD\'s, tot aantasting van het
gewrichtskraakbeen.
Ketofen-tabletten zijn zeer handig in
gebruik: ze hoeven slechts 1 x per dag
toegediend te worden, zijn verkrijgbaar
in makkelijk deelbare tabletten, voor 5,
10 en 20 kilogram lichaamsgewicht en
zijn zowel voor honden als katten te
gebruiken.

Verpakking: doos met 10 blisters à 10
tabletten

Reg NL: 7327 (5mg), 7328 (lOmg),
7329 (20mg)

In de nabije toekomst zal Ketofen 1%
(=injectievloeistof voor parenterale toe-
passing) beschikbaar zijn.

Püedermelk voor

puppies en kittens

Vetam B.V. brengt een poedermelk voor
puppies en kittens op de markt. Het is
onder meer samengesteld uit melk en
melkprodukten en bevat alle noodzake-
lijke bestanddelen, zoals proteïnen, vet-
stoffen, vitaminen en mineralen, die no-
dig zijn voor de optimale groei van
puppies en kittens.

Milkodog wordt zeer goed verdragen en
kan zonder bezwaar toegediend worden
vanaf de geboorte.

Het is verkrijgbaar in verpakkingen van
200 g en 1 kg met een duidelijk doseer-
schema. Bij de grootverpakking wordt
tevens een zuigflesje meegeleverd. De
houdbaarheid bedraagt twee jaar.

Nieuw(s) van de Industrie

Nieuws over
Finadyne®

Recent werden de Finadyne tabletten
voor de hond door de autoriteiten in
Nederiand geregistreerd. Daarna is door
Myco&rm alles op alles gezet om de
tabletten zo snel mogelijk te introduce-
ren.

Finadyne-tabletten bevatten als werk-
zame stof flunixine-m^lumine dat tot
de groep niet-steroïde ontstekingsrem-
mers (NSAID\'s) behoort. Flunixine is
een potente ontstekingsremmer en ver-
oorzaakt geen immunosuppressie.
Voor de volgende indicaties werd een
registratie verkregen:

— Aandoeningen van het bewegingsap-
paraat gepaard gaande met pijn en
ontsteking (reuma, arthrosis, arthritis,
gevolgen van trauma, hernia nuclei pul-
posi).

— Vermindering van postoperatieve
reaktie (bij orthopedische ingrepen).

De dosering is 1 mg/kg per etmaal,
gedurende drie tot vijf dagen. Finadyne-
tabletten zijn beschikbaar in presentaties
van vijf en twintig mg. E)e deelbare
tabletten zijn verpakt in een kartonnen
doosje dat een doordrukstrip è tien
tabletten bevat.

Finadyne-tabletten zijn verkrijgbaar bij
Mycofarm Nederland b.v.

Een nieuwe generatie

varkensvaccins

Hoechst Holland N.V., afdeling Animal
Health zet met de introductie van Porco-
vac Plus en Colisorb weer een stap
voorwaarts in de varkensgezondheids-
zorg.

Porcovac Plus is een geheel nieuw ont-
wikkeld
E. co//-vaccin. Het bevat alle
belangrijke aanhechtingsfactoren: K88,
K99,987P en F4I. Porcovac Plus bevat
een via genetische manipulatie verkre-
gen LT-B fractie en de meest voorko-
mende £.
coli-O\' en \'K\'-serotypen, die
veroorzakers zijn van diarree en andere
ziektesyndromen.

Colisorb is een combinatievaccin dat
niet alleen tijd en werk bespaart, maar
ook de stress voor het dier vermindert.
Eén enkele vaccinatie biedt bescher-
ming tegen zowel vlekziekte als
E. coli
Colisorb geeft de meeste uitgebreide
bescherming die met vaccineren moge-
lijk is tegen deze twee ziekten.

-ocr page 92-

Referaten

Varken

Deense ervaringen met het slach-
ten van mannelijke varkens
Dänische Erfahrungen mit der Schlach-
tung männlicher Schweine. Svend Vah-
lun. Dänisches Forschungsinstitut für
Fleischwirtschafi

Fleischwirtschaft 72 (7) 1992 pagina
987

De eis die aan detectie en selectie van
geslachtsgeur gesteld dient te worden
moet zijn: te voorkomen dat onwelrie-
kend vlees bij de consument terecht
komt omdat dit de goede naam van
varkensvlees in het geheel zal schaden.
De onaangename reuk die bij een klein
deel van de niet gecastreerde varkens bij
verhitting vrijkomt wordt veroorzaakt
door meerdere chemisch verschillende
reukstoffen. Bij selectie op reuk dient
men gebruik te maken van een compo-
nent met het grootst mogelijke verband
met reuk- en smaakbeoordeling, en een
selectiedrempel vast te stellen die de
garantie biedt dat alle kwalijk riekende
vlees wordt uitgesorteerd.
Als voorbeelden worden in de vaklitera-
tuur vooral skatol en androstenon ge-
noemd.

Onderzoeken in Denemarken hebben
aangetoond dat skatol een zekere com-
ponent is voor de typische mannelijke
geslachtsgeur. De selectiedrempel is
0.25 ppm skatol. De correlatie tussen
analyse en reukbeoordeling is 0.7, de
reproduceerbaarheid is 0.8.
Vastgesteld wordt dat de goedgekeurde
mannelijke dieren niet verschillen van
vrouwelijke dieren en borgen.
Ondenoeken waarbij androstenon ge-
bruikt wordt geven een kleinere correla-
tie.

Het is natuurlijk niet uit te sluiten dat in
andere landen andere resultaten geboekt
worden. Factoren als ras, voeding en
slachtgewicht hebben invloed op de
resultaten.

In Denemarken worden varkens op zo\'n
laag slachtgewicht geslacht, dat bijna
alle dieren minder dan 80 kg wegen.
Desondanks worden alle niet gecas-
treerde beren in exportslachthuizen ge-
analyseerd. Uitgesorteerde dieren wor-
den uitgesloten van de handel in vers
vlees.

De voordelen van het niet castreren - als
lager voerverbruik, magerder vlees en
een hoger welzijn voor de dieren -
komen zowel varkensmester, vleesver-
werkende industrie als consument ten
goede.

Doordat beren agressiever zijn dan gel-
ten en borgen neigen zij eerder tot
vechtpartijen, hierdoor zou bij beren
meer DFD-vlees voorkomen, hetgeen
minder geschikt is voor rauwe ham en
droge produkten.

W.J. Bruckwilder

Hond

Borrelia burgdorferi bij de

hond: voorspellende waarde van
circulerende antilichamen voor
het optreden van klinische symp-
tomen

Levy SA, Magnarelli LA. Relationship
between development of antibodies to
Borrelia burgdorferi in dogs and the
subsequent development of limb/joint
borreliosis. J Am Vet Med 1991;
200: 344-7

Auteurs onderzochten de relatie tussen
de aanwezigheid van antilichamen tegen
Borrelia burgdorferi en het vervolgens
voorkomen van klinische borreliosis, in
het bijzonder het optreden van locomo-
tiestoornissen.

Hiertoe onderzochten zij 234, overigens
gezonde, honden.

De klinische toestand van deze honden
werd gedurende 20 maanden vervolgd.
Tevens werden de sera van de honden in
deze periode tweemaal, met een tussen-
ruimte van een jaar, getest op het voor-
komen van antilichamen tegen
B. burg-
dorferi
Dit serologisch onderzoek werd
uitgevoerd door middel van een en-
zyme-linked immunoabsorbent assay
(ELISA).

Van de 125 aanvankelijk seropositieve
dieren ontwikkelden er 6 (4,8%) het
ziektebeeld. Bij de 109 aanvankelijk
seronegatieve dieren waren dit er 5
(4,6%). Van de honden die in het serolo-
gisch onderzoek tweemaal seropositief
(pos,pos) waren, werd tussentijds 25%
bo/80) met antibiotica behandeld.
Voor de andere serologisch te onder-
scheiden groepen honden lagen deze
percentages als volgt: pos,neg: 24% (6/
25); neg,pos: 22% (2/9); neg,neg: 18%
(16/88). Tweeëndertig dieren werden
slechts éénmaal serologisch onderzocht.
Geconcludeerd wordt dat de aan- res-
pectievelijk afwezigheid van antilicha-
men tegen
B. burgdorferi niet voorspel-
lend is voor het optreden van klinische
borreliosis.

J. Vaarten

Hond

Waarde urine cdrtisol-creatinine

ratid voor diagnostiek van hyper-

adrenocorticisme bij de hond
Feldman EC, Mack RE. Urine Cortisol
creatinine ratio as screening test for
hyperadrenocorticism in dogs. J Am Vet
Med Ass 1992; 200: 1637-41.

Bij 83 honden, 20 gezonde honden, 40
honden waarbij hyperadrenocorticisme
(HAC) was vastgesteld en 23 honden
met polydipsie/polyurie (PU/PD) ten
gevolge van een andere oorzaak werd in
een monster, \'s morgens, spontaan ge-
produceerde urine de
Cortisol : creati-
nine ratio bepaald. De c:c ratio\'s van de
gezonde honden (5,7 x W ± 0,9) en de
c:c ratio\'s van de HAC honden (337,7 x
W ± 72,0) vertoonden geen overlap-
ping. Wel werden er samenvallende
resultaten gevonden bij de HAC-groep
en de PU/PD-groep. Wanneer de ge-
middelde urine c:c ratio van de gezonde
honden (± 2 SD) als normaalwaarde
wordt gekozen dan vallen 100% van de
HAC dieren en 77% van de PU/PD
dieren hier buiten. Alle dieren lijdend
aan HAC hebben een positieve testuit-
slag maar lang niet alle dieren met een
positieve uitslag lijden aan HAC. De test
kan wel dienen voor een eerste screening
van de patiënten maar voor een defini-
tieve diagnose is verder onderzoek ver-
eist.

J. Vaarten

Vleestechnglügie

Effecten van warm ontbenen en
calciumchldride-injectie op mals-
heid in rundvlees

Wheeler TL. Koohmaraie M. Crouse
JD. J of Animals Science 1991; 694871-
5

Uit eerder onderzoek van deze onder-
zoeksgroep bleek rundvlees malser te
worden door CaCl2 te injecteren. De
verklaring daarvoor wordt gezocht in de
rol die Ca2 speelt bij het vrijkomen van
proteolytische enzymen. De toevoeging
van extra Ca2 aan het spierweefsel
veroorzaakt geen sterke spiercontractie
waardoor het vlees weer minder mals
wordt als de spieren aan het karkas
worden gelaten. Dit onderzoek gaat om
de combinatie van warm ontbenen en
CaCl2 binnen dertig minuten na ont-
bloeden. Warm ontbenen heeft in dit
onderzoek geen negatief effect op de

-ocr page 93-

malsheid (gemeten met de shearforce-
meting). Injectie van CaCl2 reduceert de
rijpingstijd voor een normale malsheid
tot één dag p.m. geïnjecteerde spieren
vertonen een groter kookverlies en heb-
ben een langere kooktijd nodig dan de
controle. De auteurs beogen CaCl2-
injectie te gebruiken om warm ontbenen
in de praktijk beter toepasbaar te maken
doordat de negatieve effecten van warm
ontbenen, door te snel koelen (coldshort-
ening) worden gecompenseerd. De toe-
pasbaarheid zal nog meer worden ver-
groot als de injectie pas 24 uur p.m.
behoeft te worden toegepast. In dat
geval kan de CaClj-bewerking in plaats
van het gebruik van een vermalser
worden gesteld. Een sensorische evalu-
atie door een panel gebeurde in dit
onderzoek niet. Over de praktische toe-
pasbaarheid van deze methode heeft uw
referent zo haar twijfels. Meer kookver-
liezen en langere kooktijd, hygiënische
aspecten van water in vlees en hoe
verkoopt men een consument met water
opgeblazen vlees? Het middel zou hier
wel eens erger kunnen zijn dan de
kwaal.

E van Rossem

Studenten

referaten

Ewes\' milk in Northwest Spain: quality
and hygiene; H. Swam en J. v.d. Weele:
SR/164/92: 48 pp

Vleesvarkens vrij van dysenterie; reële
kans of utopie?; F.H.J. van Hagen en
K.A.J. van Rosmalen: SR/165/92: 27
PP

De invloed van een acute coliforme
mastitis op de fertiliteitsstatus van het
rund onder praktijkomstandigheden;
R.J. Kramer: SR/166/92: 43pp

Hoe kiest men een hond?; K. Schoen-
makers en R.M. Tijhuis: SR/167/92:
39 pp

Vluchtige vetzuren en biggen met
speendiarree: wat moeten we ermee?
L. Pouwels en A. van der Wielen: SR/
168/92: 44 pp

Mond- en klauwzeerenting: risico van
stopzetten? J.R. Vollema: SR/169/92:
20 pp

Ureaplasma, mycoplasma en achole-
plasma infecties van de rundergenitalia;
G.E. Kooyman *)

Veulenziekten. Een retrospectief onder-
zoek; S. van Kessel: SR/170/92: 33 pp

Pathogenen in het maagdarmkanaal
van reptielen; PL. van Bussel: SR/171/
92: 24 pp

Musearinereceptoren en COPD, een
literatuuroverzicht; D. van Houten en
M. Lockhorst; SR/172/92: 23 pp

Virale hepatitis bij haasachtigen: het
european brown hare syndrome. R.C.A.
van de Water: SR/173/92: 32 pp

Oral vaccination against newcastle
disease in Indonesia an experiment; W.J.
van der Linden: SR/174/92: 26 pp

Enige aspecten van de biokinetische
analyse van de locomotie van het paard;
T.A. van Dijk: SR/175/92: 30 pp

Preventie van anthelminticum-resisten-
tie van
Haemonchus contortus bij scha-
pen; H.J. Benard: SR/176/92: 51 pp

Virale, bacteriële en mycotische huid-
aandoeningen bij het schaap; E.W.D.
Eshuis: SR/177/92: 50 pp

De urine corticoïd/creatinine-ratio:
nieuw diagnosticum voor de ziekte van
Cushing bij de kat. Literatuurstudie en
eigen onderzoek; M. Goossens: SR/
178/92:51 pp

Effects from melengestrole-acetate and
bovine antireproductive vaccine on re-
production in the whiptail wallaby, ma-
cropus parrayi; C. SteenmeU: SR/179/
92: 29 pp

De mogelijkheden van een intrader-
male test als diagnosticum voor voedse-
lallergie bij vleeskalveren; R. Bodet en
M. Bommen SR/180/92: 49 pp

De boer als dorpsveterinair; B. Schat:
SR/181/92: 41 pp

Het celgetal van de melk op biologisch-
dynamische bedrijven; I.J. Buitink: SR/
182/92: 54 pp

"Zijn niet (of nog niet) door ons lever-
baar

hqe kiest men een
hond?

K. Schoenmakers en R.M. Tijhuis

In Nederland zijn 1,35 miljoen honden
(15). De eigenaren van deze honden
hebben allen een keuze moeten maken.
In dit referaat is onderzocht hoe mensen
tot de keuze van een hond komen, en of
deze keuze weloverwogen gemaakt is.
Uit literatuuronderzoek blijkt dat men
op grond van gegevens over rassen en
rasgroepen veel eigenschappen van een
hond kan voorspellen (3, 9, 10, 11, 12,
18). De in de literatuur beschreven
cognitieve benaderingstheorie van Az-
jen en Fishbein (2) gaat er van uit dat
alle gedragshandelingen van de mens te
herleiden zijn tot een basaal viertal
elementen.

Uit dit onderzoek blijkt dat deze theorie
niet opgaat bij de keuze van een hond.
De aanschaf van een bond blijkt vaak
een impulsieve actie te zijn.
In dit referaat is de hypothese: \'veel
hondeneigenaren gaan niet weloverwo-
gen over tot de aanschaf van hun hond,
en dit kan een bron zijn van veel
problemen\', geaccepteerd.
SR 167/92 39pp

Het celgetal van de
melk op biologisch-
dynamische
bedrijven
I. J. Buitink

Voortkomend uit een vraag van de
melkfabriek te Limmen waar melk
wordt verwerkt uit de biologisch-dyna-
mische landbouw is een onderzoek ge-
daan naar de factoren die van invloed
zijn op het celgetal op biologisch-dyna-
mische bedrijven.

In een literatuuronderzoek is in het
algemeen gekeken naar de factoren die
van invloed zijn op het celgetal. Daar-
naast is er nagegaan of er bedrijfsfacto-
ren zijn die specifiek zijn voor de biolo-
gisch-dynamische landbouw.
In een eigen onderzoek werden twee
groepen Indrijven bezocht. Groep één
bestond uit tien bedrijven die alle een
gemiddeld celgetal hadden van meer
dan 350.000 cellen/ml over de periodes
12 van 1989 tot en met 10 van 1991.
Groep twee bestond uit vier bedrijven
die over dezelfde periode een gemiddeld
celgetal hadden van minder dan
250.000 cellen/ml. Tijdens het bezoek
werd een vragenlijst met de veehouder
doorgenomen. Tevens werd het avond-
melken biigewoond.

Uit het onderzoek werd duidelijk dat de
biologisch-dynamische rundveehoude-
rij verschillende bedrijfsfactoren kent
die een hoger gemiddeld celgetal in de

-ocr page 94-

hand werken. Hiertoe moeten worden
gerekend: een lagere gemiddelde pro-
duktie, het veel voorkomen van uiersto-
ten door het gehoornd zijn van de koeien
en een grote terughoudendheid tegen-
over het gebruik van antibiotica. De
invloed van een hogere gemiddelde leef-
tijd waarvan sprake is op een gedeelte
van de bedrijven kon in het eigen
onderzoek niet worden teruggevonden.
Verder bleek uit het eigen onderzoek dat
het, ondanks deze factoren, toch moge-
lijk is om melk te produceren met een
lage hoeveelheid cellen. Opvallend was
wel, dat in beide groepen bedrijven
werden aangetroffen met meerdere
knelpunten. Hoe in dit verband de
relatie is tussen weerstand en infectie-
druk, zal verder moeten worden onder-
zocht.

SR/182/92 41 pp

Veulenziekten.
Een retrospectief

onderzoek
S. van Kessel

Een retrospectief onderzoek werd uitge-
voerd met betrekking tot de aangeboden
veulens op de kliniek voor Inwendige
Ziekten over het jaar 1990. Daartoe zijn
de veulens ingedeeld naar leeftijd, klacht
en het ziekteverloop (levend - dood).
Verder is gekeken naar de uitslagen van
bacteriologisch onderzoek en het bijbe-
horend antibiogram. Ook is geprobeerd
een verband te leggen tussen totaal eiwit
gehalte en de gamma-globulinen fractie
van het bloed enerzijds en de prognose
voor het veulen anderzijds. In 1990 zijn
in totaal 136 veulens aangeboden waar-
van er 79 na behandeling levend naar
huis zijn gegaan en 57 zijn gestorven en
vervolgens ter sectie aangeboden. Van
37 veulens is bacteriologisch onderzoek
gedaan en van 12 veulens eveneens een
antibiogram. Er bleek een significant
verschil te bestaan tussen het totaal eiwit
gehalte en de gamma-globuline fractie
bij levende en gestorven veulens. Met
betrekking tot enkele vaak voorko-
mende problemen zoals immuniteit van
het pasgeboren veulen, neonatale isoery-
throlysis en het vervoer van het neona-
tale veulen is een beperkte literatuur-
studie gedaan.

SR 170/92 33pp

de urine corticoïd/
creatine-ratio: nieuw
diagnosticum voor
de ziekte van
cushing bij de kat?
literatuurstudie en
eigen onderzoek
M. Goossens

In het algemeen is met betrekking tot de
fysiologie, pathofysiologie en ziektes
over de kat minder bekend dan over de
hond. Dit geldt onder andere voor het
cortisolmetabolisme en de ziekte van
Cushing bij de kat. In deze scriptie
worden verschillende aspecten van deze
twee onderwerpen besproken. In deel
één zijn de bevindingen van het litera-
tuuronderzoek weergegeven. Als eerste
worden de beschreven gevallen van de
ziekte van Cushing bij de kat aange-
haald. Hierbij is gekeken naar de klini-
sche verschijnselen, de laboratoriumge-
gevens en het stellen van de diagnose.
Vervolgens wordt het corticoïdmetabo-
lisme bij verschillende diersoorten en
tenslotte het gebruik van de corticoïd/
creatinine (C/C-ratio) in de urine bij de
hond besproken.

Conclusie uit het literatuuronderzoek
kan zijn dat hoewel de ziekte van
Cushing bekend staat als een zelden
optredend ziektebeeld bij de kat, er de
laatste jaren toch meer gevallen gediag-
nostiseerd lijken te worden. Er is voor
het stellen van de diagnose echter geen
betrouwbare diagnostische test voor-
handen. Onderzoek naar een betrouw-
bare test is daarom nodig.
Met betrekking tot het corticoïdmetabo-
lisme bij de kat is uit het literatuuronder-
zoek gebleken dat er weinig corticoïdex-
cretie in de urine plaatsvindt. Een
verminderd vermogen tot vorming van
glucuroniden zou hieraan ten grondslag
liggen. In deel twee worden de bevindin-
gen van het eigen onderzoek besproken.
Er is onderzocht of er corticoïdexcretie
in de urine van de kat optreedt, bepaald
met een radio-imuunassay. Aangezien
er wel excretie vastgesteld werd, zijn de
referentiewaarden voor de C/C-ratio bij
de kat vastgesteld. Hierbij is ook geke-
ken naar leeftijds- en geslachtsinvloed
op de C/C-ratio en naar de dag tot dag
variatie in de corticoïdexcretie. Als laat-
ste worden vier gevallen van de ziekte
van Cushing bij de kat besproken waar-
bij ook de C/C-ratio in de urine is
bepaald.

De in dit onderzoek vastgestelde refe-
rentiewaarden voor de C/C-ratio in de
urine van de kat variëren van 2-36 x 10^
met een mediaan van 13 x 10^. De
katten in dit onderzoek vertonen een
aanzienlijke dag-tot-dag-variatie in de
excretie van corticoïden in de urine. Er
lijkt een tendens aanwezig te zijn tot een
toename van de corticoïdexcretie met
toenemende leeftijd, wat ook bij de
hond bekend is. De vier katten met de
ziekte van Cushing hadden waarden van
de C/C-ratio die boven de vastgestelde
referentiewaarden lagen. De bepaling
van de C/C-ratio in de urine lijkt dan
ook een waardevolle methode te wor-
den om te screenen op de aanwezigheid
van de ziekte van Cushing bij de kat.
Voor verdere validering van deze me-
thode, met name bepaling van de gevoe-
ligheid en specificiteit, is verder onder-
zoek nodig Het kunnen bepalen van
deze parameters zal echter nog enige
jaren op zich laten wachten, omdat de
diagnose \'ziekte van Cushing\' nog maar
incidenteel gesteld wordt.

SR 178/92 51 pp

Vluchtige vetzuren

en biggen met
speendiarree: wat
moeten we ermee?
L. Pouwels en A. van der Wielen

Speendiarree is één van de meest ge-
bruikte namen voor een aandoening van
de digestietractus, gepaard gaande met
te dunne faeces, die voor kan komen na
het spenen van biggen op een leeftijd van
drie tot vier weken (Nabuurs 1991).
Nabuurs (1991) stelt dat een deel van
het toekomstig onderzoek met betrek-
king tot speendiarree gericht dient te
zijn op de effecten van VVZ op de
resorptie van vocht en electrolyten in de
dikke darm.

Uit het onderzoek blijkt dat er een
positieve correlatie tussen het VVZ-
gehalte in de faeces en het optreden van
speendiarree aanwezig is. Ook is er een
correlatie aanwezig tussen het VVZ-
gehalte in de faeces en die in het plasma,
deze is echter laag tot zeer laag.

SR 168/92 44 pp

-ocr page 95-

Boekbespreking

Automatic

electronic

identification
systems for farm
animals

E. Lambooij (Office for official publica-
tions of the european communities L
2985 Luxemburg, 131 pagina\'s).

Dit boekje geeft de stand weer van
zaken betreffende de injecteerbare chips
in de diverse landbouwhuisdieren. We
zijn inmiddels weer ruim een jaar ver-
der, wat zoveel wil zeggen dat er onge-
twijfeld meer kennis is bijgekomen op
dit terrein. Dit neemt niet weg dat men
een goed en compleet beeld krijgt van de
gehele problematiek.
De verschillende diersoorten vragen een
verschillende aanpak. Bij paarden gaat
het om een identificatie die van duurza-
mer aard moet zijn dan van bijvoorbeeld
mest varkens.

De electronische benadering van het
vaststellen van de identiteit van elk
individueel dier lijkt op het eerste ge-
zicht vele voordelen te hebben boven de
traditionele wijzen van merken. Het is
van buitenaf onzichtbaar, het is gemak-
kelijk om het diernummer snel en duide-
lijk met afleesapparatuur te registreren.
Met name voor de dierziekten-bestrij-
ding is een dergelijk uniform systeem
van deze aard van zeer groot belang.
Het was dan ook geen wonder dat de
Veterinaire en Zoötechnische Afdeling
van de Commissie van de EG deze
bijeenkomst bij elkaar geroepen had.
Maar ook voor de handel en de voedsel-
ketenbewaking heeft het systeem in
potentie vele mogelijkheden.
Uit de meeste Europese landen hebben
onderzoekers van wetenschappelijke in-
stellingen van overheid en bedrijfleven
hun ervaringen op papier gezet. Daaruit
komen niet alleen, zoals te verwachten
was voordelen naar voren maar ook vele
knelpunten.

Het verliespercentage kan al gauw vijf
tot tien procent bedragen. Fraudegevoe-
ligheid is ook een niet geheel uit te
sluiten mogelijkheid. Na het slachten
moet het
corpus alienum wel terug te
vinden zijn.

Er bestaan reeds diverse fabrikaten met
verschillende systemen en verschillende
soft- en hardware. Hoe breng je die

64

onder één noemer? Een ook niet onbe-
langrijk detail is de prijs die zo\'n electro-
nisch oomummer mag hebben. Op dit
moment is die zeker te hoog. Er worden
aanbevelingen gedaan met betrekking
tot de koers die de EG in dezen zou
moeten varen. Initiatieven dienen van
die kant te worden genomen om de
harmonisatie en standaardisatie zo snel
mogelijk van de grond te krijgen.

Dit informatieve boekje kost 11.25
ECU, ongeveer dertig gulden en is te
bestellen bij de SDU Overheidsinforma-
tie, Postbus 20014 in Den Haag-2500
EA.

W. Sybesma

t I .1 15 S C- H R I F T VOOR d I E R (i E N E E S K U N [3 E , d F. E L 118. a F l E V E R I N G 3 1 9 9 .1

Farm animal
practice

(self-assesment picture tests in veteri-
nary medicine)

R.W. Biowey, D. Taylor, A.C. Winter,
M.J. Clarkson, S. Lister and J.C. Stuart
Wolfe Publishing Ltd, 2-16 Torrington
Place, London WCIE 7LT, England

Dit is het vijfde boek in deze serie.
Eerder kwamen titels uit over de diagnos-
tiek bij hond en kat, de paardenpraktijk,
de exotische diersoorten en over de
gezelschapsdierenpraktijk.
De inhoud van dit boek is opgebouwd
uit genummerde foto\'s met daarbij één
of meer vragen. Bij enkele vragen staat
geen foto. Achterin staan, onder het-
zelfde nummer, de antwoorden.
De foto\'s zijn erg duidelijk en geven
klinische beelden weer (bijv. spastische
parese) of beelden van de pathologische
anatomie (bijv. schapenlever met
Fas-
ciola hepatica).
Het gaat om het herken-
nen van de beelden op de foto\'s en om de
achtergronden daarvan. De antwoorden
zijn gemakkelijk achter in het boek te
vinden en geven relevante informatie.
De antwoorden zijn praktijkgericht,
minder wetenschappelijk.
Enkele vragen betreffen de huisvesting,
voeding of het bedrijfsmanagement.
Er staan 76 foto\'s met vragen en ant-
woorden in over koeien, kalveren, 75
over varkens, 60 over schapen en geiten
en 63 over pluimvee.
Helemaal achterin is een goede index
opgenomen van alle onderwerpen die in
het boek aan de orde komen.
Het boek is zeer praktijkgericht, duide-
lijk en overzichtelijk met goede kleuren-
foto\'s. Het kijken en lezen in dit boek
geeft een zekere spanning omdat je
benieuwd bent of je de antwoorden
(nog) weet.

Farm Animal Practice is zeer aan te
bevelen voor de grote huisdierenpracti-
cus en de veterinaire student die de
praktijk in wil.

J.L. Eikelenboom

Turbellarian

biology

ed S. Tyler

Kluwer Academic Press, 1991
ISBN 0-7923-1373-9

Van het Phylum Plathelminthes zijn
twee van de drie klassen zonder uitzon-
dering parasitair. De platwormen die tot
deze twee klassen behoren, de Trema-
toda (zuigwormen) en de Cestoda (lint-
wormen), zijn dan ook van belang voor
diergeneeskundigen. De derde klasse
omvat de vrijlevende Turbellaria. Deze
platwormen worden gezien als de voor-
ouders van de parasitaire wormen. Hier-
mee is eigenlijk het belang van dit, op
zich interessante, boek als veterinaire
informatiebron reeds aangegeven.
Het boekwerk omvat 55 artikelen, ge-
spreid over een breed terrein van de
Turbellaria biologie en is duidelijk ge-
richt op gespecialiseerde onderzoekers.
In het kader van deze bespreking is het
niet zinvol om gedetailleerd op de in-
houdelijke kant van de verschillende
artikelen in te gaan. Voor de geïnteres-
seerde (veterinaire) lezer is de toeganke-
lijkheid van het boek, ondanks de the-
matische rangschikking van de
artikelen, door het ontbreken van een
index beperkt. De vraag blijft of deze
laatste groep niet voldoende heeft aan
het tijdschrift Hydrobiologia (volume
227), waarin het boek in 1991 integraal
gepubliceerd is.

A. W.C.A. Cornelissen

-ocr page 96-

Veterinär-
medizinische

lebensmittelhygiene

Fehlhaber K, Janetschke R
Guslav Fischer Verlag: Jena en
Stutlgart

De schrijvers, die beiden hoogleraar zijn
aan de veterinaire faculteit in Leipzig,
hebben een redelijk compleet en dege-
lijk boek samengesteld met de medewer-
king van een aantal voornamelijk Oost-
duitse wetenschappers. In 584 pagina\'s
wordt uitvoerig ingegaan op verschil-
lende aspecten van de levensmiddelen-
hygiëne.

In het eerste algemene gedeelte worden
de verschillende oorzaken van door
voedingsmiddelen overgebrachte ziek-
ten besproken. De auteurs besteden in
het algemene gedeelte ook aandacht aan
de residuen die in voedingsmiddelen om
verschillende redenen aanwezig zijn. De
behandeling van de residuproblematiek
is wat minder degelijk dan de overige
capita van het boek.

In het tweede gedeelte worden de ver-
schillende voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong en hun produkten meer
speciaal besproken: vlees, pluimvee-
vlees, vis (inclusief schaal- en schelpdie-
ren), wild, melk en eieren.
Daarnaast is er extra aandacht voor het
verwerken van dierlijke vetten en con-
serven. Bij vlees en vleeswaren wordt
vooral ingegaan op de hygiëne van de
verschillende bewerkingsfasen, voe-
dingswaarde en postmortale veranderin-
gen.

In het hoofdstuk over pluimveevlees
wordt vooral het slachten en de keuring
met veel aandacht voor de pathologie
aan de orde gesteld.
Bij vis, schaal- en schelpdieren gaat de
meeste aandacht uit naar de vis.
Naast de verschillende visziekten en de
bewerking van vis is er ruim aandacht
voor het beschrijven van de verschil-
lende soorten zoetwater- en zeevissen.
In het hoofdstuk over wild en gevogelte
worden de verschillende wildsoorten
gedefinieerd, het ontweiden en onthui-
den behandeld en aandacht geschonken
aan volksgezondheidsapsecten.
Het onderwerp melk wordt op klassieke
wijze besproken.

In het hoofdstuk over vetten wordt de
samenstelling en de verwerking van

vetten van land- en zeedieren beschre-
ven.

Het tweede gedeelte wordt besloten met
een aantal pagina\'s over conserven.
Naast volconserven, halfconserven en
conserven voor de tropen wordt een
vierde categorie, namelijk driekwart-
conserven opgevoerd. Verder is de be-
spreking van de conserven traditioneel.

Het plezierige van dit boek is dat er
duidelijke tabellen, schema\'s en tekenin-
gen in staan. Op een aantal plaatsen
wordt de tekst met goede foto\'s geïllu-
streerd. Per hoofdstuk zijn er actuele
literatuurlijsten toegevoegd. Op enkele
plaatsen wordt er in de tekst naar wetten
verwezen. Uiteraard zijn dit Duitse wet-
ten. De schrijvers hebben zich in deze
nog niet echt Europees georiënteerd.
Het boek is voor de levensmiddelenhy-
giënist een interessant naslagwerk en
mag een aanwinst genoemd worden
voor het vakgebied.

J. M. de Kruijf

Equine practice

edited by S.J. Dyson
Wolfe Publishing Ltd. 1992

Dit boek op formaat 13x19 bevat de
ziektegeschiedenissen van 335 paarden,
pony\'s en veulens van allerlei leeftijden.
Het geheel is vervat in een \'vraag en
antwoord\'-vorm waarbij in het eerste
deel de ziektegeschiedenis wordt weer-
gegeven, deels aan de hand van een
kleurenfoto of andere illustraties, zoals
röntgenfoto, bloedbeeld, echografisch
beeld, E.C.G., histologisch beeld en
andere.

Het tweede deel van het boek bevat de
antwoorden op de vragen en bestaat uit
een diagnose, een eventuele differentiële
diagnose en een beschrijving van de
nadere diagnostiek, of van de gevraagde
behandeling.

Bij de antwoorden wordt bij diverse
patiënten, als daartoe aanleiding is, vrij
uitgebreid ingegaan op de etiologie en de
Pathogenese van de betreffende aandoe-
ning.

Het boekje is gedrukt op kwaliteitspa-
pier, zodat met name de kleurenfoto\'s
heel goed uitkomen. De foto\'s zelf zijn
eveneens van goede kwaliteit en vaak
zeer instructief. De röntgenfoto\'s zijn
wat klein afgedrukt, hetgeen enig kwali-
teitsverlies oplevert.

Onder de 335 besproken gevallen is er
een groot aantal dat in de dagelijkse
praktijk van een paardenpracticus kan
voorkomen. Er is uiteraard een aantal
gevallen bij die vrij zelden voorkomt
maar deze zijn zodanig gepresenteerd
dat ze niet als overbodige informatie
overkomen.

De hier gekozen vorm van self-asses-
ment, het vraag- en antwoordspel,
wordt op een manier gepresenteerd die
behalve een interessante test ook een
waardevol naslagwerk oplevert. De on-
derwerpen zijn zeer veelzijdig en bestrij-
ken alle aspecten van de diergenees-
kunde van het paard.

De samensteller Sue Dyson, van de
Equine Clinical Section van de Animal
Health Trust - New Market, Engeland,
heeft samen met zo\'n twintig vooraan-
staande clinici een kwalitatief hoog-
waardig boek geproduceerd, dat door
paardenartsen zeker zal worden gewaar-
deerd.

H.J. Breukink

-ocr page 97-

NEDERLAND

VAN
SZKY

Suvaxyn 0/W-emulsie is een bijzonder adjuvans. Combinaties van
dit adjuvans met Duphar\'s Aujeszky vaccins geven een sterke
vermindering van veldvirusexcretie. Bij strikt en consequent uit-
gevoerde vaccinatieprogramma\'s wordt het aantal infecties van de
ziekte van Aujeszky sterk gereduceerd.

Dat blijkt ook uit de Diessenproef, waar een dergelijke combinatie
werd toegepast.

Bij eradicatieprogramma\'s zal suvaxyn O/W-emulsie dus een
belangrijke rol vervullen.

Suvaxyn O/W-emulsie draagt bij aan eradicatie.

-ocr page 98-

Nieuw van Duphar
amoxycilline voor hond en kal

(en een sticker voor de baas) ^

duphamox Tabletten

40 mg en 200 mg

• 500-tabletten verpakking.

• Patiëntenbijsluiter op zelfklevend
etiket. Gratis nneegeleverd.

Duphar Nederland B.V.
Animal Health
Piislbus7133
1007 JCAmsieriJam
Tel. 020 6490832/830

geen

kwaliteit in preventieve en
curatieve zorg

Duphar Animal Health

-ocr page 99-

Chlamydia

psittaci

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heren Dr.
D.J. Houwers en Dr. H.F. Egberink
(Vakgroep Infectieziekten en Immu-
nologie) bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

Vraag

Heeft het toevoegen van Chlamydia
psittaci
aan het katteniesziekte-vaccin
zin?

Antwoord
Onder \'niesziekte\' bij de kat wordt
verstaan een complex van symptomen
waarbij naast rhinitis in variërende mate
ook nog conjunctivitis, stomatitis,
koorts en anorexie worden waargeno-
men. De aandoening kent een veelal
chronisch verloop. Calicivirus en her-
pesvirussen zijn belangrijk in de etiolo-
gie. Of (en hoe)
Chlamydia psittaci een
rol speelt staat nog niet vast. C.
psittaci
wordt aangetoond bij niesziekte, maar
niet in alle gevallen.
Anders ligt de zaak ten aanzien van
ongecompliceerde conjunctivitis. Hier-
bij is tenminste aangetoond dat C.
psit-
taci
de aandoening kan veroorzaken
(soms tevens een milde rhinitis). In
conjunctivaal swabs van patiënten is het
agens vaak aantoonbaar. In hoeverre C.
psittaci bij klinisch gezonde katten voor-
komt is echter onbekend. Voorts is
onduidelijk of er eventueel verschillende
Chlamydiastammen bij de kat voorko-
men. Meerdere stammen bemoeilijken
het ontwikkelen van een effectief vaccin.
Grotere effectiviteit van niesziektevac-
cins met C.
psittaci zou een indirect
bewijs kunnen vormen voor een etiolo-
gische rol van dit agens. Voor de onge-
compliceerde conjunctivitis bestaat een
dergelijk bewijs wel: gevaccineerde kat-
ten vertoonden na challenge een milder
ziektebeeld.

Voor toevoeging van C. psittaci aan
niesziekte-vaccins ter verbetering van
hun effectiviteit bestaat geen weten-
schappelijke argumentatie. Echter, de
verwachting van enig effect ten aanzien
van \'chlamydia-conjunctivitis\' lijkt wel
gegrond. In dat verband kan toevoeging
van Chlamydia als zinvol worden be-
schouwd; in principe geldt dit voor elk
kattevaccin.

Daarmee is de kous niet af, want er zijn
ook bezwaren. Een \'levend verzwakt\'
vaccin brengt altijd, ondanks uitge-
breide tests, het risico van \'terugmutatie\'
mee. Dit geldt zeker voor de bacterie
Chlamydia, waarvan feitelijk nog maar
heel weinig bekend is. Men zal dus wat
dat betreft volledig moeten vertrouwen
op het onderzoek in deze van de fabri-
kant.

Samenvattend stellen wij dat het incor-
pereren van levend-geattenueerd C.
psit-
taci
in (niesziekte-) vaccins slechts een
geringe meerwaarde biedt en tevens een
risico. Zowel de meerwaarde als het
risico zijn vermoedelijk het grootst in
catteries. De wetenschappelijke basis is
(te) smal en evaluatie van de werking
van dergelijke vaccins onder praktijk-
omstandigheden ontbreekt.

Injectie met

medroxy-

progesteron

acetaat

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer prof
dr. A. de Kruif (Faculteit van de
Diergeneeskunde te Gent) bereid om
voor de lezers een antwoord te formu-
leren.

Vraag

Tot welk tijdstip van de echte oestrus
mag je bij de hond nog een injectie met
medroxy-progesteronacetaat geven? En
hoe zit het met proligeston? Hoe groot is
het risico op een endometritis?

Antwoord
Medroxy-progesteronacetaat en ook de
meeste andere progestagenen kunnen
het beste parenteraal worden toegediend
in de diepe anoestrus, 1-2 maanden vóór
de te verwachten loopsheid. Als me-
droxy-progesteronacetaat te vroeg in de
anoestrus wordt toegediend, is het effect
tekort, maar als het te laat, dus al te dicht
voor de volgende loopsheid wordt gege-
ven, is er meer kans op het ontstaan van
cysteuze endometrium hyperplasie
(C.E.H.) - endometritis. De uterus is
namelijk gevoeliger voor het ontwikke-
len van C.E.H. als een progesteronderi-
vaat wordt toegediend ten tijde van een
verhoogd oestrogeen niveau.
Proligeston mag eventueel nog in de
pro-oestrus, dus bij de start van de
ioopsheidsymptomen worden toege-
diend. Het heeft een zwak progestageen
effect en is daardoor minder riskant
i.v.m. de ontwikkeling van C.E.H. -
endometritis. Het effect van proligeston
toegediend in de pro-oestrus, is daaren-
tegen vaak zo minimaal, - de hond blijft
nog dagen loops en kan drachtig worden
als ze in deze dagen wordt gedekt - dat
het ook voor proligeston niet aan te
raden is het toe te dienen in de pro-
oestrus.

Vraag en antwoord

Progesteronderivaten veroorzaken bij
de teef een toestand, die vergelijkbaar is
met de metoestrus maar dan met een
metoestrusfase, die meestal langer duurt
dan normaal. De predispositie tot het
ontwikkelen van C.E.H. - endometritis
is daardoor ingebouwd. De kans op het
ontstaan ervan is dus echter afhankelijk
tagene effect van het gebruikte middel,
van een reeks factoren, zoals het proges-
de dosis etc.

Hoestende

volwassen

runderen

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer drs.
G.M. Zimmer (Gezondheidsdienst
voor Dieren in Zuid-Nederland) be-
reid om voor de lezers een antwoord
te formuleren.

Vraag

De laatste jaren kom je steeds meer
rundveebedrijven tegen waar de koeien
hoesten ten gevolge van een longworm-
infectie. De koeien hoesten zo erg dat de
melkstellen er tijdens het melken onder-
uit vallen. Deze diagnose is steeds door
bloedonderzoek bevestigd en een inge-
stelde anti-longwormtherapie heeft ook

-ocr page 100-

steeds goed resultaat. Op deze bedrijven
wordt het jongvee, in het eerste jaar dat
zij naar buiten gaat voorbehoedend of
therapeutisch tegen maagdarmwormen
en longwormen behandeld door middel
van boli- of ivomec-injecties.
Is dit probleem van de hoestende melk-
koeien het gevolg van een onvoldoende
opgebouwde immuniteit?
Welke preventieve of therapeutische
maatregelen bij het jongvee werken deze
onvoldoende immuniteit in de hand?
Wat is ter voorkoming van gesteld
probleem uw ontwormadvies bij het
jongvee?

Antwoord
Het verschijnsel hoestende koeien gedu-
rende de weideperiode (nazomer en
herfst) wordt op steeds meer rundveebe-
drijven waargenomen.
De literatuurgegevens over dit onder-
werp zijn schaars en het stellen van de
juiste diagnose verloopt vaak onbevredi-
gend.

Virale of andere agentia en metabolisch-
toxische oorzaken komen voor een diag-
nose niet in aanmerking vanwege het
klinische (langdurige) verloop.
Serologisch en hematologisch onder-
zoek duiden vaak op een longworm-
(her)infectie als etiologie van de hoes-
tende koe.

In de praktijk worden verschillende
preventieve beweidingsmaatregelen en
ontwormingsschema\'s toegepast. Het
doel hiervan is de voorkoming van
klinische long- en maagdarmwormin-
fecties. De opname van infectieuze long-
wormlarven bepaalt in hoge mate de
opbouw van de immuniteit. Deze zal
groter zijn naarmate de dieren vaker in
aanraking komen met infectieuze lar-
ven.

Het optimum tussen preventie en de
opbouw van immuniteit zal sterk afhan-
kelijk zijn van de bedrijfsvoering. Een
jaarlijkse booster met een veldinfectie is
voor een goede immuniteitsopbouw een
noodzakelijke voorwaarde. Nauwelijks
of niet is in de praktijk uit te maken of
grasland wel of niet en in welke mate
besmet is met longwormlarven. In ver-
band hiermee kan het advies voor pre-
ventief behandelde dieren niet gedege-
ner zijn dan ze te laten weiden op door
koeien of pinken besmette percelen.
Mogelijke longwormpreventie in com-
binatie met (na)weiden op besmette
percelen kan geschieden door middel
van:

1. Tweemalige longwormvaccinatie al
dan niet in combinatie met Paretect
Flex®-bolus voor maag-darmwor-
men preventie.

2. Toedienen van oxfendazole bolus
(Multidose®, Repidose®).

3. Toedienen van Levamisole-bolus
(Chronomintic®).

4. Toedienen van Ivomec® op 3, op 8
en op 13 weken na het naar buiten
gaan.

5. Toedienen van Fenbendazole, Ox-
fendazole, Albendazole of Netobi-
min op 3, op 6 en op 9 weken na het
naar buiten gaan.

Longwormvaccinatie niet toepassen in
combinatie met schema 2, 3, 4 en 5.

Te allen tijde dient men bedacht te zijn
op longwormuitbraken laat in het wei-
deseizoen. Indien zich een uitbraak
voordoet is behandeling met Ivermec-
tine de eerste keus.

Bij dieren die in het eerste weideseizoen
binnen worden gehouden dient het-
zelfde preventiesysteem te worden ge-
volgd als zou zijn toegepast bij kalveren
in het eerste weideseizoen.

De opmerking van de vragensteller dat
een ingestelde anti-longwormtherapie
steeds goede resultaten heeft kan niet
zonder meer onderschreven worden,
wel in combinatie met het opstellen van
de aangetaste koppel.

Opheffen van
krampen bij de

hond

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie mevrouw drs.
LM. Overduin (Veterinaire Specia-
listen Oisterwijk) bereid om voor de
lezers een antwoord te formuleren.

Vraag

Welk middel (ingespoten) heeft mo-
menteel de voorkeur om Strychnine-
krampen op te heffen bij de hond:
Nembutal, Euthesate,...?

Antwoord
De te gebruiken stof hangt onder meer
af van de ernst van de klinische ver-
schijnselen. Gebruikt kunnen worden:

- diazepam intraveneus of rectaal,
eventueel aangevuld met een lang-
werkend benzodiazepine subcutaan

(clonazepam)

- thiopental intraveneus, op effect toe
te dienen; bij ademdepressie dient de
patiënt geïntubeerd en beademd te
worden.

- fenobarbital intraveneus of subcut-
aan.

Bij ernstige strychninevergiftigingen kan
het noodzakelijk zijn regelmatig thi-
opental toe te dienen. Ook worden
inhalatie-anesthesie wel als een mogelijk-
heid beschreven. Dit heeft echter het
nadeel dat de apparatuur geheel geblok-
keerd is voor gebruik bij andere patiën-
ten.

Nembutal is moeilijk te \'sturen\' en
overdosering is een potentieel gevaar.

-ocr page 101-

Code voor goede veterinaire

praktijkuitoefening (GVP)

Inleiding

Het Hoofdbestuur van de KNMvD is ver-
heugd u in dit nummer de Code voor Goede
Veterinaire Praktijkuitoefening (G VP- Code),
met aanvullend de GVP-Code voor de IKB-
varkenshouderij te kunnen presenteren
Maanden van discussies en overleg waren
nodig om te komen tot een Code die voor alle
betrokken partijen aanvaardbaar was. De
Code voor GVP is aan de orde geweest op de
vergadering van het Algemeen Bestuur van 2
december jL Met inachtneming van enkele
kleine wijzigingsvoorstellen heeft het Alge-
meen Bestuur zijn goedkeuring gegeven.

Het schriftelijk vastleggen van de regelen waar-
aan de veterinaire praktijkuitoefening en -bege-
leiding moeten voldoen, is één van de eisen van
de IKB-varkensvlees ketenbegeleider. Ook zijn
eisen vastgelegd voor de varkenshouder, de
ketenbegeleider, etc. Alleen op deze wijze kan de
ketenbegeleider garanties geven ten aanzien van
de kwaliteit van het varkensvlees.
De regelen, verwoord in de Code, moeten
worden gezien als algemene gedragsregelen. De
voor u liggende Code verwoordt de gedragsrege-
len van nu. Omdat gedragingen aan veranderin-
gen onderhevig zijn, zal de Code in de loop der
tijd worden bijgesteld.

De GVP-Code IKB-varkenshouderij bestaat uit
twee gedeelten: een algemene GVP-Code en een
GVP-Code speciaal geschreven voor de IKB-
varkenshouderij. De algemene GVP-Code geldt
voor alle disciplines binnen de diergeneeskun-
dige praktijk, zowel voor de (IKB-) varkenshou-
derij, de gezelschapsdierensector, de pluimvee-
houderij, etc. In dit gedeelte zijn dan ook
algemene regelen gesteld, zoals: wie is bevoegd
tot het uitoefenen van de diergeneeskunde, wat
zijn de algemeen aanvaarde gedragsregels van de
beroepsgroep, wanneer vindt toetsing plaats, wat
is GVP Omdat het hier gaat om regelen die van
toepassing zijn binnen alle diersectoren, is de
algemene GVP-Code tot stand gekomen in
overleg met de Groepen Praktici Grote Huisdie-
ren en Geneeskunde van Gezelschapsdieren, het
Hoofdbestuur en vertegenwoordigers van enkele
andere Groepen.

Het tweede gedeelte is een aanvullende Code,
specifiek gericht op de IKB-varkenshouderij. In
de GVP-Code IKB-varkenshouderij worden de
algemene gedragsregelen verwoord over begelei-
ding van een IKB-varkenshouderijbedrijf, ge-
bruik en administratie van diergeneesmiddelen
en naleving van de GVP-Code IKB-varkenshou-
derij. Ter illustratie worden in de bijlage voor-
beelden gegeven van standaardprotocollen voor
bedrijfsbegeleiding, het bedrijfsjournaal en de
verklaring van levering.

Aan de GVP-Code IKB-varkenshouderij is door
velen medewerking verleend, genoemd moeten
worden: Groep Geneeskunde van het Varken,
Groep Praktici Grote Huisdieren, PVV, Hoofd-
bestuur, TNO. Tevens hebben wij vanuit veteri-
nair Nederland van vele praktici een reactie
mogen ontvangen. Ook enkele ketenbegeleiders
hebben suggesties aangedragen.

Verwacht wordt dat in de toekomst ook voor
enkele andere diersectoren een aanvullende
Code zal worden geëist.

Met instemming van het Algemeen Bestuur stelt
het Hoofdbestuur voor de GVP-Code met de
aanvullende GVP-Code IKB-varkenshouderij in
de praktijk te introduceren en als maatstaf te
gaan gebruiken.

Indien u het niet eens bent met dit voorstel van
het Hoofdbestuur, of suggesties (tot wijziging)
wilt aandragen, stellen wij het zeer op prijs uw
reactie schriftelijk te vernemen. Uw schrijven
kunt u richten aan Dr. Tj. Jorna, algemeen
secretaris van de KNMvD.

Art 1. Dierenarts.

Onder dierenarts wordt verstaan: de persoon die
op grond van de Wet op het wetenschappelijk
onderwijs, de hoedanigheid van dierenarts heeft
verkregen en volgens de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde 1990 (WUD 1990) is
toegelaten de diergeneeskunde in de volle om-
vang uit te oefenen.

Art 2. Gedragscode

De normen en richtlijnen voor elke dierenarts
zijn vastgelegd in de Code voor de Dierenarts,

publikatie periodiek 1992-....., uitgegeven door

de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde te Utrecht. De algemene uit-
gangspunten geven aan dat de Code voor de
Dierenarts representatief is voor de gehele be-
roepsgroep, ongeacht of men lid is van de
KNMvD en ongeacht zijn functie of plaats in de
samenleving.

Art. 3. Toetsing

In het kader van de GVP moet benadrukt
worden dat op grond van de WUD 1990 op een
dierenarts één of meerdere tuchtmaatregelen
kunnen worden toegepast, indien:

a. de dierenarts door enig handelen of nalaten te
kort schiet in de zorg die hij in zijn hoedanig-
heid behoort te betrachten ten opzichte van
een of meer dieren met betrekking tot welke
zijn hulp is ingeroepen, wordt verleend of in
geval van nood behoort te worden verleend
(art. 14 sub a WUD 1990);

-ocr page 102-

b. de dierenarts op andere wijze in zodanige
mate te icort schiet in hetgeen van hem als
beoefenaar van de diergeneeskunde mag
worden verwacht, dat daardoor voor de
gezondheidszorg voor dieren ernstige schade
kan ontstaan (art. 14 sub b WUD 1990).

Art. 4. Goede Veterinaire Praktijkuitoefening
In het kader van bedrijfsbegeleiding en/of pa-
tiëntenbehandeling wordt onder Goede Veteri-
naire Praktijkuitoefening (GVP) verstaan:
het afnemen van een anamnese, het doen van
onderzoek, het stellen van de (waarschijnlijk-
heids-)diagnose, het instellen van een eventuele
behandeling, hel selectief toepassen van dierge-
neesmiddelen met inachtneming van de te ver-
wachten werkzaamheid en mogelijke schade-
lijke neveneffecten en het geven van advies.
Tevens dient de GVP-code voor de specifieke
diercategorie in acht genomen te worden.

Dagje uit

1887, 1990, 1993...Goede tradities
dienen in stand gehouden te worden.
Daarom organiseert de Nederlandse
Vereniging van Dierenartsvrouwen
dit vooijaar een dagje uit voor leden
van de KNMvD van 65 jaar en ouder
en hun partners en voor weduwen
van leden.

Indien u eerder zo\'n bijeenkomst heeft
meegemaakt, noteer dan alvast de
datum in uw agenda. Dit geldt uiter-
aard ook voor potentiële debutanten.
Het dagje uit heeft plaats op donder-
dag 6 mei.

art. 2

De dierenarts neemt bij zijn bezoek aan het
varkenshouderijbedrijf de wettelijk voorge-
schreven hygiënische voorzorgsmaatregelen in
acht.

art. 3

De dierenarts begeleidt een varkensfok- en
vermeerderingsbedrijf minimaal één keer per
maand. Begeleiding op een vleesvarkenshoude-
rijbedrijf vindt tenminste driemaal per mestperi-
ode plaats.

arL 4

De dierenarts dient de door hem te overleggen
administratieve gegevens (o.a. laboratoriumuit-
slagen, uitslagen managementprogramma) te le-
veren aan het varkenshouderijbedrijf

(bijlage 2)

art.
a.

De dierenarts legt zijn klinische bevindingen
en adviezen in het bedrijfsjournaal vast,
waaronder de voorgeschreven dierbehande-
ling naar stal, afdeling en hok (bijlage 2\')-
De dierenarts dient bij elk bezoek aan het
bedrijf het bedrijfsjournaal te controleren en
te paraferen.

VOORBEELD BEDKUFSJOUKNAM.

Adres: ----

woonplaats:

rsi li I ■iiiioBii

Datai

maAB/ (uBeti*
b«*e«kar

doal b«ie«k/

b«*iii4lB9«B/ ifipr«k«A

P«-
r«af

In het bedrijfsjournaal wordt aantekening gehouden door iedereen die
vanwege zijn professie hel bedrijf betreedt (bv. Veevoedingsadviseur,
adviseurs van landbouworganisaties etc.). Hel bedrijfsjournaal dienl
tevens als logboek voor de varkenshouder.

Code voor goede veterinaire
PRAKTIJKuitoefening (GVP) in de
ikb-varkenshouderij

Bedrijfsbegeleiding

art. 1

De dierenarts dient GVP, in het kader van de
bedrijfsbegeleiding uit te voeren volgens stan-
daardprotocollen m.b.t. bedrijfsbezoek, gege-
vensverwerking en evaluatie (bijlage 1\').
De dierenarts heeft een bijzondere verantwoor-
delijkheid op het punt van begeleiding en advise-
ring van de varkenshouder als het gaat om het
instellen van een eventuele behandeling, het
selectief toepassen van diergeneesmiddelen met
inachtneming van de te verwachten werkzaam-
heid en mogelijke schadelijke neveneffecten.

•). Voor een juiste uilvoering, zie bijlage 1: siandiardprotocollen. Voor
gedetailleerde toelichting op de standaardprotocollen verwijzen wij
naar de Map Begeleiding Varkensbedrijven van de KNMvD.

art. 6

De dierenarts dient een van de GVP-code
afwijkend onderzoek of een van de GVP-code
afwijkende behandeling slechts in overleg met de
varkenshouder, en met nadrukkelijke toestem-
ming van de varkenshouder, uit te voeren. De
dierenarts dient hiervan een aantekening te
maken in het bedrijfsjournaal.

Gebruik en administratie diergeneesmiddelen

art 7

De dierenarts zal de varkens die vallen onder de
PVV-IKB regeling uitsluitend behandelen met
diergeneesmiddelen die zijn toegelaten voor ge-
bruik bij varkens. Er dient rekening gehouden te
worden met een eventueel aangepaste wachtter-
mijn in verband met weefsel-irritatie of residu-
vorming op de injectieplaats wanneer devarkens-
vleesproduktiekolom, zulks in contract heeft
vastgelegd.

art. 8

De dierenarts voert een adequaat vaccinatie-

-ocr page 103-

schema uit en noteert het toegepaste schema in
het bedrijfsjournaai, met inbegrip van merk en
chargenummer van het vaccin. Op een varkens-
fok-/ vermeerderingsbedrijf dient tenminste ge-
vaccineerd te worden tegen: Ziekte van Aujeszky
en Vlekziekte. Op een vleesvarkenshouderijbe-
drijf wordt geadviseerd minimaal tweemaal te-
gen de Ziekte van Aujeszky te enten.

art. 9

De dierenarts dient iedere door hem verrichtte
behandeling van de varkens met diergeneesmid-
delen te registreren in het logboek diergenees-
middelen. De volgende gegevens dienen daarbij
tenminste vermeld te worden:

- datum, tijdstip

- behandelde (koppel) varkens (aantal)

- vermelding van reden

- toegepast middel (naam)

- wijze van toediening

- dosering

- duur behandeling

- wachttermijn

art. 10

De dierenarts dient, met inachtneming van de
Diergeneesmiddelenwet, alle aan het bedrijf
afgeleverde diergeneesmiddelen en gemedici-
neerde diervoeders te voorzien van een verkla-
ring van levering (bijlage 3).

Nian dIvboiMkr:

Mim-.................

WooopUU: .........

UBN M.: ............

VOORBEELD VERKLARING VAN LEVERING (BIJLAGE 3)

DIERENARTSENPRAKTUK
HET WITTE SCHAAP

WaMto >, W»> AA PMtMiMI. W.: 0H7*44U

Ohnmrtii: f. Sc/Mjpffr* wi J.C. Ttttlti

DATUM: BON NR.:
Ptrmaf afleveraar: ..............

DMnoorf: ptard / nad ! variua / «cbup / phiiiBvM !.

VERKLAWNO VAN LSVBWNO/VOOR TOEP AMINO (

DBUMAIin
VUHOUP»

UC NL 1 taKk
•Mar«**!

•MUI

••nil
4am

.MUI

•MW.

•^tOt
tm

.............

Opcncrkingcn

art. 11

De dierenarts draagt zorg voor een juiste etikette-
ring van de afgeleverde diergeneesmiddelen. Op
het etiket dienen de volgende gegevens duidelijk
te zijn aangegeven:

T.a.v. produkt T.a.v. toediening

- naam produkt

- naam / adres
reg. houder

- Reg NL/batch
nr.

- aantal eenheden

- vervaldatum

- bewaarcondities

- naam veehouder

- naam dierenartspraktijk

- datum van afleveren

- diersoort/categorie, aantal

- reden van toepassing

- toedieningswijze

- toedieningduur

- dosering

- veiligheids - wachttermijn

- voorschriften

- samenstelling
werkzame

- bestanddelen

Naleving GVP-code IKB-varkenshouderij

art. 12

De dierenarts dient vertegenwoordigers van de
IKB-varkensvleesproduktiekolom en van de
controlerende instelling desgevraagd inzage te
verschaffen in de werkwijze en de gegevens
m.b.t. IKB-varkenshouderijbedrijven.

art 13

De dierenarts die de GVP-code voor de IKB-
varkenshouderij niet naleeft, kan door de IKB-
varkensvleesproduktiekolom worden geschorst
of worden uitgesloten van de veterinaire begelei-
ding van de aangesloten bedrijven, waarbij de,
indien overeengekomen, contractuele geschillen-
regeling in acht genomen dient te worden.

Standaardprotocollen

bedrijfsbezoek, gegevens-
verwerking. evaluatie
(BIJLAGE 1)

De hieromschreven bedrijfsprotocollen be-
treffen slechts een globale algemene bedrijfs-
analyse. De dierenarts zal aan de hand van
zijn anamnese een specifiek op het bedrijf
gerichte begeleiding uitvoeren.

Protocol bedrijfbezoek

- voorbereiding

- prioriteitsstelling

- klinische beoordeling

- verrichtingen

- evaluatie en planning

- rapportage

Voorbereiding, prioriteitsstelling

- plattegrond van het bedrijf en de afdelingen.
Het nummeren van de hokken en zeugen-
plaatsen.

- technische kengetallen volgens SIVA-nor-
men (periode overzichten)

- sectie en laboratoriumgegevens

- logboek met ziektegevallen en behandelingen

- attentielijst van de te vaccineren zeugen en
beren

- IKB-gegevens van de slachterij (classificatie,
vleeskwaliteit, slachtafwijkingen)

- bevindingen vorig(e) bedrijfsbezoek(en)

- technische resultaten, kengetallen (voercon-
versie, groei, uitval, enz.)

- knelpunten op het bedrijf

Klinische beoordeling (rondgang over het
bedrijO

Checklist diergebonden factoren
Kraamafdeling, zeugen

- conditie bij werpen en spenen

-ocr page 104-

- huidaandoeningen

- icreupelheden

- ademhalingsstoomissen

- maagdarmstoornissen

- uieronsteking, baarmoederontsteking

- reproduktiestoomissen

- voer- en drinkwateropname

- klinisch onderzoek van zieke varkens

- bespreking op te ruimen zeugen

Kraamafdeling, biggen

- toomgrootte

- uitval

- groei

- uniformiteit

- geboortegewicht

- leeftijdsspreiding

- diarree

- kreupelheden

- ademhalingsstoomissen

- hersenverschijnselen

- huidafwijkingen

- andere gezondheidsstoornissen

Afdeling gespeende biggen

- voer- en drinkwateropname

- groei

- uniformiteit

- conditie

- leeftijdsspreiding

- diarree

- ademhalingsstoomissen

- hersenverschijnselen

- huidafwijkingen

- kreupelheden

- overige gezondheidsstoornissen

Afdeling opfokdieren

- voer- en drinkwateropname

- bezettingsgraad -l- leeftijdsverdeling

- contact met andere dieren en de beer

- locomotiestoornissen

- overige gezondheidsstoornissen

Afdeling dekstal

- voer- en drinkwateropname

- conditie

- uier

- beenwerk

- ectoparasieten

- te lang guste zeugen

- gezondheidstoestand zeugen en beren

- onderzoek en/of bespreking van eventueel
op te ruimen varkens

Afdeling dragende zeugen

- voer- en drinkwateropname

- conditie

- ectoparasieten

- beenwerk

- uitvloeiing

- overige gezondheidsstoornissen

- drachtigheidsdiagnostiek

Vlees varkensbedrijf

- bezettingsgraad

- uniformiteit van de koppel

- huidaandoeningen

- kreupelheden

- ademhalingsstoomissen

- maagdarmaandoeningen

- staart- en oorbijten

- hokbevuiling

- voerschema

- regime

- systeem

- huisvesting, klimaat, hygiëne

- klinisch onderzoek van zieke varkens

- Checklist niet-diergebonden factoren

- afscherming van het bedrijf t.o.v. de omge-
ving. Wijze van aan/afvoer van mestbiggen,
slachtvarkens, slacht-zeugen en fokmateriaal,
andere bedrijfscontacten.

- hygiëne, desinfectie, ongediertebestrijding

- huisvesting, stalklimaat, ventilatie

- voeding, voerregime, voersilo\'s, voersamens-
telling, watervoorziening

- fokkerijbeleid, erfelijke gebreken

- vaccinatiebeleid

- stalbouw, renovatie

- quarantainestal

- begeleiding van de veterinaire handelingen
die de varkenshouder zelf verricht (zie Rege-
ling toegelaten handehngen, WUD 1990):
onvruchtbaar maken van mannelijke biggen
tot een leeftijd van ten hoogste vijf weken, het
aanbrengen van neusringen, het verwijderen
van staartjes tot een leeftijd van vier dagen,
aanbrengen van oormerken, knippen van
hoektanden bij biggen tot een leeftijd van
zeven dagen, subcutaan of intramusculair
aanbrengen van micro-electronica, tatou-
eren, ijzerinjectie, naveldesinfecteren, toedie-
nen van medicijnen bij bepaalde infectieziek-
ten.

- begeleiding bij te gebruiken materialen voor
bovengenoemde handelingen: castratieme-
sjes, tandenkniptang, staartcoupeertang, in-
jectiespuit met naalden, desinfectievloeistof

- controle van de opgeslagen hoeveelheid me-
dicijnen en de manier waarop deze medicij-
nen bewaard worden. Aangebroken flakons
dienen maximaal één maand na het openen
verwijderd te worden.

- container/koeling voor kadavers

- bedrijfskleding en -schoeisel

Evaluatie, planning en rapportage (in samenwer-
king met de varkenshouder)

- technische kengetallen

- bespreking van de inspectieronde

- vastleggen van de bevindingen in het logboek
of bezoeksrapport

- vastleggen en afspreken van aan te vragen
onderzoek en in te sturen materiaal naar de
Gezondheidsdienst of te consulteren specia-
listen.

- vastleggen van behandelingsstrategie, wacht-
termijnen en andere adviezen m.b.t. manage-
ment, klimaat, hygiëne in het logboek of
bezoeksrapport.

-ocr page 105-

Een gewaarschuwd mens telt

voor twee!

Met deze zinspreuk willen wij uw aandacht
vestigen op het volgende.

Nederland wordt overspoeld door publikatie- en
adverientiebureaus
die werven voor allerlei tele-
foon- of faxgidsen. Een aantal van deze bureaus
benadert zijn potentiële cliënten schriftelijk,
terwijl ook een persoonlijk bezoek door een
vertegenwoordiger gebruikelijk is. Vaak wordt
de indruk gewekt dat de betreffende gidsen een
uitgave van de PTT zijn, wat echter niet het geval
is. Vrij snel wordt de cliënt verzocht \'iets\' te
ondertekenen waarna het bureau stelt dat er een
overeenkomst tot plaatsing van een advertentie
tot stand gekomen is. De bewuste cliënt, den-
kende dat het een PTT-uitgave betreft, ziet zich
gebonden aan een niet gewenste overeenkomst.

Hoe kunt u dit voorkomen?

Allereerst is het van belang dat u alvorens u \'iets\'
(veelal een abonnementsopdracht) ondertekent

de inhoud ervan zorgvuldig leest. In de kleine
lettertjes van de u aangeboden overeenkomst
staat meestal dat het
geen PTT-uitgave betreft.
Lees derhalve de tekst goed en vertrouw niet
alleen op de mondelinge informatie!
Heeft u reeds ondertekend en ontvangt u een
factuur of bevestiging dan dient u direct schrifte-
lijk te
reclameren indien u geen advertentie
wenst. Bewaar een copie van deze brief en
verstuur hem aangetekend.
Heeft u reeds betaald en is er al een advertentie
geplaatst dan is het zaak, indien u geen verdere
advertenties wenst, de overeenkomst goed te
lezen. Vele overeenkomsten bevatten namelijk
een stilzwijgende verienging en stellen eisen aan
een
opzegging. Let er op dat u tijdig per
aangetekend schrijven opzegt!
Het is raadzaam om uw medewerkers van het
bovenstaande op de hoogte te stellen.
Conclusie

Onderzoek en lees goed de door publikatie- en
advertentiebureaus aangeboden overeenkoms-
ten. Let goed op of het een PTT-uitgave betreft.
Adequaat reageren is van het grootste belang.

Van de ereraad

Taktic

In het kader van bekendheid geven aan overwe-
gingen van de Ereraad omtrent problemen
waarop ook andere collegae kunnen stuiten,
volgt hier een deel van de uitspraak inzake het
gebruik van Taktic bij de hond.

Evenals dat het geval was in de klachtzaak
omtrent het gebruik van een geboortekrik, wette-
lijk niet toegestaan, heeft de Raad geoordeeld
dat, op zich genomen, tuchtrechtelijk het gebruik
van Taktic bij de hond geen aanleiding mag
geven om een tuchtmaatregel op te leggen.

Het vertrouwen bestaat dat de Wetgever op dit
punt de (goede) veterinaire praktijk zal volgen.

\'Met betrekking tot de bij de Ereraad ingediende
klacht dient deze, alvorens na te gaan of ver-
weerster een verwijt treft omtrent door (niet)
vermelde gegevens inzake naam en gebruik van
het voorgeschreven middel, te worden onder-
zocht of op zich beschouwd het middel, te weten
Taktic, ter bestrijding van demodicose zowel
wettelijk als veterinair-praktisch gezien voor
verweerster het aangewezen middel was.

Taktic, met als werkzaam bestanddeel amitraz in
een verhouding van 12,5 gram per liter, is
weliswaar als diergeneesmiddel opgenomen in
het Repertorium diergeneesmiddelen als anti-
ecto-parasiticum voor gebruik bij grote huisdie-
ren, terwijl in de toelichting op de werkzame stof
amitraz ook het gebruik bij de hond wordt
vermeld, maar anderzijds conflicteert het
voorschrijven ervan als diergeneesmiddel met
het bepaalde in de Diergeneesmiddelenwet. Im-
mers, deze wet is niet van toepassing op substan-
ties voor zover daaromtrent regelen zijn gesteld
bij of krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet.
Krachtens laatste wet zijn omtrent Taktic regelen
gesteld: als bestrijdingsmiddel is het geregistreerd
voor gebruik bij landbouwhuisdieren en - uit-
drukkelijk - niet bij het paard. Het gebruik tegen
demodicose bij de hond is evenmin toegestaan:
een desbetreffend verzoek tot registratie heeft,
naar de Raad bij onderzoek is gebleken, de
betrokken ministers niet bereikt.

Moet op grond van vorenstaande vaststelling
geconcludeerd worden, dat formeel het voor-
schrijven van Taktic bij de hond wettelijk niet is
toegestaan, het gebruik daarvan acht de Raad, bij
de beoordeling van de vraag of verweerster
tuchtrechtelijk in dit opzicht een verwijt treft,
alleszins toelaatbaar. Daarbij heeft de Raad in
zijn overwegingen mede betrokken, dat ten tijde
van het omstreden handelen van verweerster er
noch als diergeneesmiddel noch als bestrijding-
middel een doeltreffend middel ter bestrijding
van demodex bij de hond was geregistreerd.
Bovendien zal, naar het Hoofd Hoofdafdeling
Diergeneesmiddelen van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de
Raad heeft medegedeeld, in 1993 een middel
tegen demodex bij de hond geregistreerd wor-
den, dat als werkzaam bestanddeel 7 gram per
liter amitraz heeft. Gelet op de in de praktijk en

-ocr page 106-

bij verweerster kennelijk gebruikelijke voor-
schriften tot verdunning acht de Raad het ver-
schil in concentratie niet van doorslaggevende
betekenis.

Na aldus te hebben vastgesteld, dat het niet te
allen tijde en in alle opzichten handelen in
overeenstemming met de formele regelen van
geldend publiek recht in deze zaak, gelet op de
eisen van goede veterinaire praktijk, niet op die
grond kan leiden tot het opleggen van een
tuchtmaatregel, dient te worden bezien of overi-
gens de klacht van klaagster gegrond is.

Vaststaat, dat verweerster op het aan klaagster
afgegeven flesje Taktic slechts vermeld heeft, dat
het om een vergif ging en dat het middel was
\'niet-om-in-te-nemen\', terwijl voorts een verdun-
ningsvoorschrift werd aangegeven, de frequentie
van toepassing en de wijze van gebruik (hond
met spons afsoppen en handschoenen gebrui-
ken). Niet vermeld werd evenwel de naam van
het middel (Taktic) en eveneens niet die van de
werkzame stof. Ook het N-nummer (8049) van
het bestrijdingsmiddel werd achterwege gelaten.

Het een en ander heeft tot gevolg gehad, dat
klaagster in het ongewisse bleef omtrent de aard
van het middel, toen haar zoontje in diens gezicht
uitslag kreeg en zij tegenover haar huisarts de
mogelijkheid van causaal verband te berde
bracht. Evenmin kon zij bij gebreke van gege-
vens telefonisch uitsluitsel krijgen via haar arts
van de zogenaamde giflijn.

Het nalaten van de vermelding van essentiële
gegevens inzake de veiligheid bij gebruik zoals
vermeld in de \'Beschikking samenstelling, inde-
ling, verpakking en etikettering bestrijdingsmid-
delen\' van 22 februari 1980, laatstelijk gewijzigd
12 maart 1992 (Staatscourant 54), is naar het
oordeel van de Raad een handelen in strijd met
de eisen van zorgvuldigheid, waaraan een goed
dierenarts in zijn praktijk behoort te voldoen.
In het bijzonder het niet vermelden van (han-
dels) naam, werkzame stof en gehalte alsmede
toelatingsnummer (i.c. voor landbouwhuisdie-
ren) ziet de Raad als verwijtbaar. Van belang
toch is, dat ook derden in geval van bijvoorbeeld
vergiftiging de mogelijkheid wordt gegeven snel
doeltreffend op te treden.

Tijdens het onderzoek in deze zaak is de Raad
gebleken, dat mede in afwachting van unificatie
van de Europese regelgeving op dit gebied en van
integratie van de wetgeving inzake diergenees-
middelen en bestrijdingsmiddelen, ook collegae
van verweerder het belang van de bestaande
wettelijke voorschriften - en zo nodig van het
analoog toepassen daarvan - onderschatten. Of-
schoon er in deze klachtzaak niet sprake is van
slechts een vrij onschuldige, nauwelijks laakbare
tekortkoming, die zeker geen bestraffmg maar
slechts een terechtwijzing wettigt, vindt de Raad
in het vorenstaande redenen aanwezig om ver-
weerder niet een berisping op te leggen, maar te
volstaan met de volgende beslissing.\'

(Volgt als beslissing: waarschuwing).

1993, Nu ZONDER

PASPOORT BEREIKBAAR:

ALMELO

Jaarcongres 1993, almelo

30 september,
1 en 2 oktober 1993

-ocr page 107-

commissie

vrouwelijke

tx

dierenartsen

Landelijke bijeenkomst van vrouwelijke dierenartsen 1992

Op zaterdag 28 november werd in
Utrecht de jaarlijkse landelijke dag ge-
organiseerd door de Commissie voor
Advies voor de Beroepsuitoefening van
de Vrouwelijke Dierenarts (Cle VDA).
De opkomst was, met een kleine 100
aanwezigen, zeer goed te noemen.

□verzicht activiteiten

Nadat voorzitter Kik alle aanwezigen hartelijk
welkom had geheten, volgde, zoals te doen
gebruikelijk, een jaaroverzicht.
In 1992 hebben 3 leden, te weten Tineke Deden,
Josien Haarsma en Corrie Struijk-Meijer, de
commissie verlaten. Zij werden opgevolgd door
Ruth Zadoks (student), Liesbeth Auwerda en
Ilse Tiemessen.

I. Tiemessen

Dit jaar is een succesvol begin gemaakt met de
zogenaamde regionale kadercursussen. Deze
cursussen, die geïnitieerd zijn door de Cie VDA,
worden georganiseerd en gesponsord door de
KNMvD en hebben gezien de goede opkomst
hun doel bereikt, nl. het verzorgen van postaca-
demische cursussen, die een lage drempel hebben
voor vrouwen. De onderwerpen, die ter sprake
kwamen, waren injectie anesthesie bij gezel-
schapsdieren en zoönosen in de praktijk. De
reacties op deze cursussen waren in het algemeen
zeer enthousiast. De voorbereidingen voor een
volgende cursus, die in april/mei 1993 moet
plaatsvinden, zijn al in volle gang.
Er zijn dit jaar door de Cie VDA contacten
gelegd met zusterorganisaties (vrouwelijke art-
sen, tandartsen en landbouwingenieurs) om tot
een gezamenlijke aanpak van problemen te
komen. De Cie VDA heeft een bijeenkomst
georganiseerd, die gebruikt is voor wederzijdse
kennismaking en inventarisatie van gemeen-
schappelijke problemen. Het is de bedoeling 2
keer per jaar dergelijke bijeenkomsten te houden
aan de hand van een bepaald thema.
Met betrekking tot de discussie, die vorig jaar
gevoerd is op de landelijke dag, over de vraag of
de Cie VDA een groep moet worden of een
commissie moet blijven, merkte Kik op, dat de
Cie VDA volgens de statuten van de KNMvD
geen groep kan worden, waarmee deze discussie
voorlopig gesloten kan worden. Het blijft dus
belangrijk, dat vrouwen zich meer laten zien op
afdelingsbijeenkomsten, om zo invloed uit te
kunnen oefenen binnen de KNMvD.
De werkgroep beroepsuitoefening diergenees-
kunde heeft inmiddels de diverse knelpunten
geïnventariseerd en is in afwachting van een
reactie van het Hoofdbestuur van de KNMvD.
De dierenarts-medewerkers in de praktijk
(DMP) hebben inmiddels zitting in de Commis-
sie Dierenartsen in Dienstverband van de
KNMvD.

Met de regio contacten van de VDA blijft het
helaas tobben. In twee regio\'s zijn wel regelmatig
bijeenkomsten gehouden, met een wisselend
aantal bezoekers. Kik benadrukte nogmaals het
belang van vooral de netwerkfunctie. Bovendien
zijn voor de organisatie van de regionale kader-
cursussen actieve Vrouwen in de regio\'s nodig.
Als laatste punt kondigde Kik de voltooiing aan
van de nota \'Ongebruikt kapitaal. De beroeps-
(on)mogelijkheden van de vrouwelijke dieren-
arts: een inventarisatie\'. Deze nota zal later op de
middag aan prof dr. E.H.Kampelmacher worden
aangeboden.

Verbetering beroepspositie

vrouwelijke (dieren)ahtsen

Mettiena Leemeyer, sinds 2 jaar stafmedewerk-
ster emancipatiezaken bij de KNMG, hield een
voordracht over de verbetering van de beroeps-
positie van vrouwelijk dierenartsen, aan de hand
van een beschrijving van de knelpunten, die
vrouwelijke artsen tegenkomen en de activitei-
ten, die de KNMG hierbij ontwikkeld heeft.
Binnen de KNMG heeft de Commissie Vrouwe-
lijke Artsen er voor gezorgd, dat een project
emancipatiezaken van start is gegaan. Dit project
wordt betaald door het ministerie van WVC, het
ministerie van Sociale zaken en Werkgelegen-
heid en de KNMG.

Inmiddels zijn de knelpunten geïnventariseerd en
zijn diverse successen geboekt m.b.t. het oplossen
van deze knelpunten. Zo geeft de KNMG
voorrang aan vrouwen bij kadercursussen, om
vrouwen te stimuleren bestuurlijke functies op
zich te nemen, en is de werkweek van arts-
assistenten in opleiding teruggebracht tot maxi-
maal 48 uur per week.

Een belangrijke taak binnen dit project is het
informeren, adviseren en coördineren binnen de
beroepsorganisatie.

In principe verschillen de knelpunten, die bij
geneeskunde zijn gesignaleerd, niet veel van die
in de nota \'Ongebruikt kapitaal\' zijn beschreven.
Leemeyer sprak de hoop uit, dat haar voordracht

-ocr page 108-

er toe zal bijdragen, dat de KNMvD soortgelijke
activiteiten zal ontwikkelen als de KNMG, zodat
ook binnen de diergeneeskunde, zij het op
termijn, de knelpunten weggewerkt kunnen wor-
den.

Dierenartsen met dubbele belasting:

preventie van vitale uitputting

Drs. H. Wemekamp, huisarts te Amsterdam,
schetste, n.a.v. een door haar gepubliceerd artikel
in het Tijdschrift voor Geneeskunde, een spre-
kend beeld van de carrièrevrouw met dubbele
belasting (praktijk en huishouding) en de uitput-
ting, die daardoor kan ontstaan. De problemen
ontstaan vooral bij mensen met een hoog ont-
wikkeld verantwoordelijkheidsgevoel.
Nadat ze de verschijnselen, zoals lusteloosheid,
concentratiezwakte en nervositeit, de revue had
laten passeren, kwam ze tot enige praktische tips
om vitale uitputting te voorkomen. Overigens is
gebleken, dat het burn-outsyndroom bij mannen
even veel voorkomt als bij vrouwen.

Uitreiking nota

Na de voordrachten was het tijd voor de
uitreiking van de nota aan prof.dr.
E.H.Kampelmacher.

Kik bedankte met name Kati Strobl, die met
ondersteuning van het bureau van de KNMvD,
een groot deel van het werk op zich genomen
had.

In de nota wordt na een historisch overzicht van
de rol van de VDA binnen de diergeneeskunde,
de problematiek van de werkende VDA van alle
kanten belicht.

Prof.dr. E.H.Kampelmacher feliciteerde de Cie
VDA met het verschijnen van de nota. Hij
benadrukte, dat het belangrijk is, dat zo veel
mogelijk collega\'s deze nota lezen en ter harte
nemen.

Rondvraag

Tijdens de rondvraag ontstond een discussie over
het functioneren van de vacaturebank. Er blijken
nog steeds praktijken te zijn, die om mannelijke
collega\'s vragen. Bovendien lijkt er sprake te zijn
van \'verborgen discriminatie\', m.a.w. vrouwen
kunnen wel solliciteren, maar worden vervol-
gens niet serieus genomen als kandidaat, zonder
dat dit overigens openlijk ter sprake komt.
De bijeenkomst werd daarna besloten met een
geanimeerde borrel.

De organisatie van de middag werd mede

mogelijk gemaakt door:

Alfasan

Animed/Virbac
AUV

Duphar Nederland
KNMvD

Leo Pharmaceutical Products B.V.
het maandblad \'Opzij\'
Rhône Mérieux B.V.

De Landelijke Bijeenkomst van vrouwelijke
dierenartsen zal in 1993 gehouden worden op
zaterdag 13 november. Noteert u deze datum
alvast in uw agenda.

ENTHOUSIASTE DIERENARTS

met 3V2 jaar ervaring in de gemengde praktijk en de bedrijfsbegeleiding rund en varken, zoekt
vaste baan met uitzicht op mogelijkheid tot associatie, in de regio zuid.
Reacties s v p. aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 01/93.

Ter overname aangeboden:

REFLOCTRON

Inclusief bijbehorend instrumentarium en documentatie. Inlichtingen: 072-117505.

-ocr page 109-

Cursussen

voorjaar 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/■965,-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(ƒ4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische echografie gezelschapsdieren

(/"390,-)

13 maart 1993 (93/09)

Endocrinologie gezelschapsdieren

(/■875,-)

15 en 16 januari 1993 (93/02)
Kwaliteitsbewaking varken

(/■500,-)

19januari 1993(93/03)

Praktische röntgenologie gezelschapsdieren

{f525,-)

23 januari 1993(93/10)

5 juni 1993 (93/21)

Gynaecologie paard

(/•710,-)

26 en 27 januari 1993 (93/27)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

(/•235,-)

Thorax 27 januari 1993 (93/11)
Thorax 16 februari 1993 (93/14)
Abdomen 3 februari 1993 (93/12)
Abdomen 2 maart 1993 (93/15)
Skelet 10 februari 1993 (93/13)
Skelet 9 maart 1993 (93/16)
Praktische Echografie Gynaecologie Rund
(/■895,-)

28 januari 1993 Te Utrecht (93/43)
30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)

7 april 1993 Te Utrecht (93/45)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)

28 april 1993 Te Drachten (93/57)

6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

Toegang tol de Veterinaire Literatuur met
behulp van computers

(/■800,-)

29 januari 1993 (93/40)

Basale tandheelkunde hond

(/■400,-)

30 januari 1993(93/25)

Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

(/■ 2.875,-)

4.5 en 6 februari 1993 (93/22)

Veterinaire apotheek 1 gemengde praktijk
(/" 1.100,-)

10,11 en 12 februari 1993 (93/46)
2, 3 en 4 juni 1993(93/47)

Coli Mastitis

(/■375,-)

15 februari 1993 (93/28)

Voortgezette praktische tandheelkunde hond

(/"950,-)

20 februari 1993 (93/26)

Deelname is slechts mogelijk voor hen die de

Basale cursus Tandheelkunde gevolgd hebben.

Selectiebeelden bij de kat

(/■240,-)

23 februari 1993 (93/19)
Schrijven van een artikel

(f 1050,-)

1 maart en 5 april 1993 Te Utrecht (93/07)

Struisvogels

(ƒ195,-)

2 maart 1993 (93/23)
Deze cursus is Engelstalig.

Veterinair handelen bij hippische wedstrijden

(/"390,-)

4 maart 1993 (93/24)
Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/•375,-)

5 maart 1993 (93/17)
14 mei 1993(93/18)

Klinische les gezelschapsdieren hartgeruisen

(f 100,-)

9 maart 1993 (93/54)

Bloedonderzoek gezelschapsdieren

(f325,-)

10 maart 1993(93/39)

Capita Selecta vleestechnologie

(/■ 1.425,-)

16 en 23 maart 1993(93/36)
Vampp

(/"600,-)

17 maart 1993(93/55)
Ademhalingsziekten rund

(f125,-)

22 en 23 maan 1993(93/29)
Praktische anaesthesie paard

(/•%5,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)

Praktische anaesthesie paard

(ƒ 1.375,-)

5,6 en 7 april 1993 (93/51)

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-

patiënten

(ƒ355,-)

3 april 1993 (93/30)

Diarree rund

(/■200,-)

5 april 1993(93/32)

Inleiding in de diergeneeskunde begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)
Veterinaire wetgeving
(ƒ450.-)

22 en 29 april 1993 (93/37)

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

(ƒ100.-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(ƒ800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)

De benauwde patiënt

(ƒ325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren

(/•650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/■435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
voorjaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

Doorlopende

agenda

1993

Januari

19 PAO-D cursus: 93/03 Kwaliteitsbewaking
Varkens

19 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei, aanvang 20.15 uur in de Molen te
Otterlo.

20 Vaccinaties bij varkens door prof. dr. J. TT.
Oirschot, Gezondheidsdienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

21 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

21 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Schaap/Geit. avond
Boxtel.

23 PAO-D cursus: 93/10 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

26- 27 PAO-D cursus: 93/27 Gynaecologie
Paard

27 PAO-D cursus: 93/11 1 nterpretatie Röntge-
nologi.sch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

28 PAO-D cursus: 93/43 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

28 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

29 PAO-D cursus: 93/40 Toegang tot de Vete-
rinaire Literatuur met behulp van Compu-
ters.

30 PAO-D cursus: 93/25 Basale Tandheel-
kunde Hond

Februari

3 PAO-Dcursus:93/121 nterpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren
4- 6 PAO-D cursus: 93/22 Samenwerken

en Leidinggeven in de Praktijk
6 Symposium Archaeoptrys Anesthesie bij
exotische dieren. Faculteit Diergenees-
kunde. hoofdgebouw, vanaf 9.30 uur. Voor

-ocr page 110-

informatie en aanmelding: Roland Bronne-
berg, tel. 030-322447 (na 19.00 uur).

9 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Paard, avond Boxtel.

9 PAO-D cursus: 93/60 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/61 Echografie Pezen
Paard

9 PAO-D cursus: 93/62 Echografie Pezen
Paard

10 PAO-D cursus: 93/13 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

10— 12 PAO-D cursus: 93/46 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

11 Ontwikkelingen rondom PEARS door dr.
G. Wensvoort. Het vrijmaken van een regio
van de Ziekte van Aujesky door drs. J. H.
Lambers, Gezondheidsdienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

15 PAO-D cursus: 93/28 Coli Mastitis

16 PAO-D cursus: 93/14 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

20 PAO-D cursus: 93/26 Voortgezette Prakti-
sche Tandheelkunde Hond

23 PAO-D cursus: 93/19 Sectiebeelden bij de
Kat

Maart

1 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

2 PAO-D cursus: 93/23 Struisvogels

2 PAO-D cursus: 93/15 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

3— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

4 PAO-D cursus: 93/24 Veterinair Handelen
bij Hippische Wedstrijden

5 PAO-D cursus: 93/17 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

9 PAO-D cursus: 93/16 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 PAO-D cursus: 93/54 Klinische Les

10 PAO-D cursus: 93/39 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

11 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Varken, avond Boxtel.

13 PAO-D cursus: 93/09 Praktische Echogra-
fie GD

16 en 23 PAO-D cursus: 93/36 Capita Selecta

Vleestechnologie

17 PAO-D cursus: 93/55 VAMPP

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

22— 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-
ziekten Rund

23— 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

26— 28 \'Vooijaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

April

3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt
5 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund
5— 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische Ana-
esthesie Paard
7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19—21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding in de
Diergeneeskundige Begeleiding van Melk-
veebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 en 29 PAO-D cursus: 93/37 Veterinaire

Wetgeving

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

29 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6— 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor
Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

22— 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

Juni

2— 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire Apo-
theek 1 Gemengde Praktijk

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Anima! Production,
Edmonton, Canada.

September

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

1—2 Jaarcongres KNMvD.
6- 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
24 29 llth. Internat Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

December

15

Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

-ocr page 111- -ocr page 112-

UIT HET GOEDE HOUT GESriEDER

Medicijnen van Boehringer Ingelheim.
Helpen de dierenarts zorgen dat paarden
snel weer hun draai vinden.

BOEHRINGER
INGELHEIM
SPECIALIST IN
PAARDE
GEZONDHEID

Alle produkten van
Boehringer ligelheim
zijn uitsluitend verkrijgbaar
via de diererarts.

Ventipulmin*

Granulaat of siroop tegen
hardnekkige hoest of
chronische bronchitis.
De opluchting voor
paarden

Sputolysin*

Voor genezing van
verkoudheid in een vroeg
stadium.

Geeft paarden weer
lucht en voorkomt erger

Finalgon^

Veterinair warmteliniment
voor pees-
en spierblessures
Genezende warmte met
krachtig diepte-effect

HylartirVet.

Bestrijdt kreupelheid als
het gewricht de oorzaak is.

Brengt paarde-
gewrichten in beweging

\\ Boehringer
7 Ingelheim

Postbus 8037
1802 KA Alkmaar

BOEHRINGER INGELHEIM. UW PAARD IS HET WAARD!

-ocr page 113-

ock t?ZLj

1 februari 1993
deel 118, aflevering 3
issn (x)4ü-7453

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

Voorjaarsdagen 1993
Wat hebben we te bieden?
Partnerprogramma

jprjrrrm

-ocr page 114-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

Eén dosis Terramycin®/LA
geeft hetere resultaten dan een
dubbele dosis (20 mg/kg) gewone
oxytetracycline 10% injectie. Dit
is (Ie uitkomst van een onderzoek.

In dit onderzoek hebben we
kalveren eerst met oxytetracycline
geïnjecteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytica. En dan hlijkt zon-
neklaar dat Terramycin®/LA de

Animal Health

klinische symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan tle duh-
hele dosis oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de bestrijding
van Pasteurella haemolytica hij
kalveren. Maar het is ook op
dezelfde manier aangetoond hij de
bestrijding van pleuropneumonie
hij varkens.

Eén dosis Terramycin*/LA ver-
mindert de klinische symptomen
aanzienlijk. En dat konden we na
toediening van een duhhele dosis

zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 8145, 3009 AC Kotterdam, tel. 010-4215122.

oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen het
eerder gedane farmacokinetische
onderzoek: hetere serumconcen-
traties na 36 uur, hetere halfwaar-
detijd en hetere biologische be-
schikbaarheid.

Wilt u dus de beste resultaten
kies dan voor Terramycin®/LA.

Terramycin/LA

Klinische proeven

-ocr page 115-

_ TS ÓT

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 11 a. aflevering 3, i februari 1993

Inhoud

inhoudsopgave

Verzoekartikelen

Noodzaak en toedieningswijzen van mineralen in de rundveevoeding; A. Maleslein

Voor de praktijk

Een uitbraak van kerato-conjunctivitis op een melkveebedrijf; H. J. van Weering en
M. J. M. Koch

Overzichtsartikelen

Salmonella Dublin op melkveebedrijven in Noord-Nederland; I. J. R. Visser, M. Veen,
J. W. B. van der Glessen, D. J. Peterse en W. Wouda

Voor de praktijk extra

Bastaard bouvier met otitis externa; W. Koster

WETENSCHAP

79

82

84
87

Berichten en verslagen

Rol van praktizerende dierenartsen in pitbullverbod

Marker vaccins en diagnostische test voor de bestrijding van bovine herpesvirus type I

Verslag PAO-D cursus veterinaire apotheek I: A. G. G. Kok

Organisatie, keuring en toezicht, heden en toekomst; F. van Rossem

Insturen foto\'s ten behoeve van heupdysplasie onderzoek

MRIJ-koe ideaal voor kaas

Stuurgroep erkenningen varkenssector ingesteld

Benoeming bijzonder hoogleraar

Ingezonden
Mededelingen VD
Nieuw(S) van de industrie
Boekbesprekingen
Vraag en antwoord

Huismiddel tegen braken; L M. Overduin

Behandeling van witvuilen; A. de Kruif

Hoe lang mag een schapespons blijven zitten; M. C. Pieterse

Te kort afgebroken navelstreng

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

ACTUA

88

89

90

91

93

94

94

95

95

96

96

97

100
100
100
101

Orale rehydratie bij kalveren :

het enige rehydratiepreparaat met Lactoserum"
voor een natuurlijk, snel herstel.
• isotoon

• uitgebalanceerde natrium / substraatverhouding
• bevat kalium en bevat bicarbonaat precursors

®

yitbac

Diergeneesmiddelen

-ocr page 116-

COLOFON

Hoofdredactie

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof. dr. W. Misdorp
Prof. dr. G. H. Wentink
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

Wetenschappelijke redactie

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israel)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. s. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. R A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (LelysUd)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

Bureau-redacteur

R. G. J. M. Haring

Redactie Adviesraad

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus I403I, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 Il/fax030-51 17 87).

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

Postgiro/Bank

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V, Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

□ruk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304,
fax 03462-64565).

Advertenties

Bureau Weijer B.V, Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

Hoofdbestuur

Prof. dr. E. H. Kampeltnacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Gitfel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond

Desiree Raasing

Jacqueline Duerinck

S. L. Oostindiën

StUDENTENREFATEN 102

Referaten 103

Cursussen 105

nhqud (vervolg omslag)
KNMvD
Algemeen

Tien mille voor onderzoek diergeneeskunde 108

Voorjaarsdagen 1993 108

Het partnerprogramma voorjaarsdagen 1993 108

Artikelen met BTW belast 109

Personalia i09

PAD-diergeneeskunde 111

Doorlopende agenda 112

Contents

Other papers

Necessity and ways of administration of minerals in cattle nutrition; A. Malestein 79

Veterinary scene

An outbreak of kerato-conjunctivitis in a dairy herd; H. J. van Weering and M. J. M. Koch 84

Review papers

Salmonella Dublin in dairy farms in the North of the Netherlands; 1. J. R. yisser, M. Veen,

J. W. B. van der Giessen, D. J. Peterse and W. Wouda 84

All rights reserved

(Papers appearing in thisjournal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmaniai Science I Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt, d m v. druk, microfilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur.

Secretariaat

Stafmedewerkers

Chef de bureau

Vacaturebank

Administrateur

-ocr page 117-

Bovenstaande situatie geeft misschien aanleiding tot een
moment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als een Ms
in het leven. Het afsluiten van een arbeidsongeschiktheids-
verzekering valt derhalve een beetje in de categorie nood-
zakelijk kwaad. Het moet. En als het dan toch moet,
dan maar goed.

MOVIR-DTO is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, met

een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke risico
van de door haar verzekerde beroepsgroepen. Wat dat in uw
situatie betekent, rekent uw vertrouwde assurantie-adviseur
u graag voor.

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is een
reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende om de
voorlichtingsbrochure te ontvangen.

9

mmm^&TQ

JVIO VIR-D TO arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Een premium product voor een onderlinge prijs.

Postbus 2160,3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

-ocr page 118-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

E.coIi

Vlekz

De vaccins die u nodig heeft
om ze te bestrijden

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Op basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine
B fragmenten. Hj
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hie
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd «
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ve
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt ei
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte a
E.Coli

Hoechst 1

-ocr page 119-

Verzoekartikelen

Noodzaak en toedieningswijzen van

mineralen in de rundveevoeding

Necessity and ways of administration of minerals in cattle nutrition

A. Malestein 1
Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 70-82

SAMENVATTING
Op de rundveebedrijven kunnen de bodemomstandigheden sterk
variëren, waardoor de mineraienvoorziening niet steeds gewaar-
borgd is. Op zand-, veen- en ijzerrijke kleigrond zijn het eerst
tekorten te verwachten. Ook rantsoenen kunnen sterk van
elkaar verschillen. Daarmee verschilt ook de noodzaak van
bijvoeding van mineralen. Vooral naarmate er minder kracht-
voer wordt gegeven, of er meer enkelvoudige produkten worden
gegeven, zal een aanvulling eerder nodig zijn. Binnen een bedrijf
zijn vaak verschillende samenstellingen gewenst al naar gelang
het rantsoen en de behoefte van de dieren. In het algemeen wordt
er in de praktijk te weinig aandacht geschonken aan de
voorziening van de dieren die geen krachtvoer krijgen. Er zijn
verschillende manieren om aanvullend in de behoefte van de
diverse groepen te voorzien. Op basis van een grondige
beoordeling van de bedrijfsomstandigheden en het rantsoen kan
bepaald worden of een aanvulling noodzakelijk is en indien dat
het geval lijkt te zijn, op welke wijze dit het goedkoopst en het
meest doeltreffend kan worden uitgevoerd.

SUMMARY

The soil of cattle farms can differ markedly, thus making it
impossible to guarantee that animals receive an adequate supply
of minerals. Mineral deficits are expectedfirst in animals grazing
pastures on sand, peat and iron-rich clay soils The quality of the
rations can also differ, which underlies the necessity of mineral
supplementation.

Supplementation is especially necessary when fewer concentra-
tes are given or when more single products are given. Different
formulations are often needed on one farm, depending on the
feed available and the needs of the animals. In general, too little
attention is paid in practice to animals that are not given
concentrates There are different ways of meeting the require-
ments of the different groups. On the basis of a thorough
investigation offarm practices and rations, it can be determined
whether supplementation is necessary, and if necessary, how this
can be best achieved cheaply and effectively.

INLEIDING

In de praktijk is een toenemende belangstelling te bespeuren
voor de mineraienvoorziening van rundvee. Die belangstelling
is terecht wanneer we de veranderde omstandigheden op veel
rund veebedrijven in ogenschouw nemen. Zo wordt er in
toenemende mate gestreefd naar verlaging van de kostprijs van
de melk. Om dat te bereiken wordt er op veel bedrijven meer
zorg besteed aan de ruwvoerwinning dan voorheen. Bovendien
is er op veel bedrijven steeds meer ruwvoer beschikbaar,

I Inj!. .A- MaIcMcin. V.o.l\'. VecvcK-dinp .AdMcsbureau v\'A.b.

vanwege de krimpende veestapel. Het gevolg is dat er de
afgelopen jaren een duidelijke verschuiving is ontstaan van
melkproduktie uit krachtvoer naar produktie uit ruwvoer. Het
krachtvoerverbruik per kg geproduceerde melk is duidelijk
afgenomen. Daarmee worden tevens minder mineralen in het
rantsoen opgenomen.

Daar komt nog bij dat op veel bedrijven de mineralensamenstel-
ling van de bodem teveel afwijkt om een goede mineralensa-
menstelling van het gewas en vervolgens om een goede
mineraienvoorziening van de dieren te waarborgen. Waar-
schijnlijk wordt dit nog versterkt door de toegenomen groeisnel-
heid van het gras en de veelal gewijzigde manier van drijfmest-
toediening. Bij een hoge groeisnelheid van het gras mag in het
algemeen een vermindering in de gehalten worden verwacht
van die mineralen die niet in eerste instantie nodig zijn voor de
grasgroei. Hiertoe behoren onder andere calcium, magnesium,
natrium en de spoorelementen.

MINERALEN EN RUWVQER
Gras heeft in vergelijking met bijvoorbeeld maïs meestal een
gunstig gehalte aan diverse mineralen. Echter van bedrijf tot
bedrijf of van perceel tot perceel binnen een bedrijf kan de
samenstelling behoorlijk variëren. Naast de gehalten aan de
diverse mineralen in de bodem, hebben ook diverse andere
factoren tijdens de groeiperiode invloed op de mineralensa-
menstelling van het gras. Het is duidelijk dat bij een tekort in de
bodem van bijvoorbeeld magnesium of van natrium de opname
van deze elementen door het gras wordt verminderd. Daarmee
neemt de kans op een onvoldoende voorziening van die
elementen bij de dieren toe. Ook fosfor zou in dit verband
genoemd kunnen worden. Echter de behoefte aan fosfor voor de
grasgroei is haast nog hoger dan de behoefte voor het dier. Een
fosfortekort in de grond veroorzaakt direct een fosfortekort in
het gras. Er is dan te weinig fosfor in de plant beschikbaar voor
een snelle eiwitvorming en daardoor wordt de grasgroei
vertraagd. Het fosforgehalte in het gras is dan weliswaar laag,
maar meestal nog niet zo laag dat er bij het dier een fosfortekort
ontstaat. Het eiwitgehalte van het gras is dan ook laag en veelal
zal dan ook eiwitrijk krachtvoer nodig zijn. Met de verstrekking
van eiwitrijker krachtvoer wordt tevens meer fosfor gegeven.
Het gaat echter niet alleen om de goede gehalten van mineraal-
stoffen in de bodem, maar ook om de onderlinge verhoudingen
van die stoffen. Zo is reeds lang bekend dat een hoog kali-gehalte
in de bodem nadelig is voor de opname van magnesium en van
natrium door het gras. Op veel bedrijven is de kali-toestand van
de grond hoog en heeft vaak nog de neiging tot stijgen.
Daarnaast kan als gevolg van het aanwenden van een grote
hoeveelheid drijfmest ineens, dat is meer dan 10 ä 15 m\' per

-ocr page 120-

hectare per gift, tijdeliji< een overaanbod aan kali voor het gras
aanwezig zijn.

Een ander voorbeeld is ijzer. Een hoog gehalte aan dit element in
de bodem is nadelig voor de opname van fosfor en van koper en
waarschijnlijk ook van selenium door het gras. Ook de pH van
de grond heeft daar invloed op. Zowel een hoge als een lage pH
van de grond zijn nadelig voor de opname van selenium door het
gras. Een hoge pH in de grond is ook nadelig voor de opname
van onder ander cobalt, jodium, koper, zink en mangaan. Het
kan daarom best voorkomen dat er volgens het grondonderzoek
voldoende van een element in de bodem aanwezig is, maar dat
de gehalten in het gras toch laag zijn.

NOODZAAK VAN AANVULLING
Onderzoek van gras(kuil) op het gehalte aan mineralen geeft al
een beter inzicht in de opname van de elementen door het gras.
Uit het onderzoek van de afgelopen jaren is een duidelijke
tendens tot toename van het kali- en fosforgehalte in het gras
geconstateerd en een afname van onder andere het calciumge-
halte.

Bij de interpretatie van het kali- en fosforgehalte van gras moet
ook rekening worden gehouden met het groeistadium of het ruw
eiwitgehalte van het gras.

Zowel kali als fosfor zijn belangrijk voor de grasgroei. In figuur 1
is het gewenste kaligehalte in relatie tot het ruw eiwitgehalte
gegeven en in figuur 2 dezelfde relatie met betrekking tot het
gewenste fosforgehalte. Wanneer het gehalte aan kali of fosfor
hoger ligt dan de getoonde lijn, is er sprake geweest van een
overmatig aanbod van kali of van fosfor aan het gras. Wal kali
betreft, veroorzaakt dat dus een verhoogde kans op een
magnesiumtekort bij de dieren.

Wat het praktijkonderzoek van mineralen in ruwvoer betreft,
zou het scala best uitgebreid mogen worden met de bepaling van
de diverse spoorelementen. Blijkt uit dit onderzoek een tekort
aan één of meer elementen, dan kan een passend mengsel ter
aanvulling worden gegeven. Dit is vaak goedkoper en doeltref-
fender dan te proberen via bemesting de gehalten op een
gewenst niveau te brengen.

Figuur 1: De gewenste relatie tussen het ruw eiwitgehalte en het kali-gehalte
in gras(kuil)

50 -,

Relatie Re en K in gras

g K/kg ds

Snijmaïs is arm aan de meeste elementen, met name aan
calcium, natrium en spoorelementen. Meer snijmais in het
rantsoen betekent doorgaans een verhoogde noodzaak tot
aanvulling van het rantsoen met mineralen. Enkelvoudige
krachtvoeders zijn meestal ook niet rijk voorzien van mineralen,
maar ze bevatten vaak wel een hoog gehalte aan een bepaald
element. Zo is bietenpulp rijk aan calcium en zijn bierbostel en
maïsglutenvoer rijk aan fosfor. Daarentegen bevat bietenpulp
zeer weinig fosfor en bevatten bierbostel en maïsglutenvoer zeer
weinig calcium.

Een rantsoen waarin snijmaïs is opgenomen of maïsglutenvoer
behoeft al gauw een aanvulling met bijvoorbeeld calcium,
natrium en spoorelementen, terwijl een aanvulling met fosfor
niet nodig is.

Bij veel voederbieten zijn naast calcium en fosfor ook spoorele-
menten nodig, maar het is meestal niet nodig natrium aan te
vullen.

De noodzaak van aanvulling bij een grasrantsoen is moeilijker
aan te geven. Dat komt vooral door de grote invloed van de
bodem- en groeiomstandigheden op de mineralensamenstelling
van gras, zoals voorgaand reeds is aangegeven.

DOELGERICHT ONDERZOEK
Door doelgericht onderzoek van gewas of voer, of van bloed of
van urine, kan bepaald worden of er een aanvulling nodig is.
Wanneer dat gedaan wordt, zal blijken dat op veel grasbedrijven
een tekort aan magnesium aanwezig is bij de droogstaande
koeien en de drachtige pinken. Een magnesiumtekort kan
voorspeld worden uit het gehalte aan magnesium en kalium in
de grond, of uit het kalium-, magnesium- en ruw eiwitgehalte
van het gras of de graskuil. Onderzoek van het magnesiumge-
halte in de urine van de dieren geeft de meeste duidelijkheid.
Bloedonderzoek is in dit verband ook minder geschikt. Bloedon-
derzoek op het Mg-gehalte is alleen zinvol om de diagnose
kopziekte te bevestigen.

Bepaling van het gehalte aan calcium, fosfor en natrium in het
voer, gevolgd door een rantsoenberekening, kan aanduiden of
een aanvulling aan deze elementen nodig is. De behoefte aan
deze mineralen is bij hoogproduktieve koeien en bij het jongere

Figuur 2:De gewenste relatie tussen het ruw eiwitgehalte en het fosforge-
halte in gras(kuil)

Relatie RE en P in gras
5.0-] g P/kg ds

4.0-

40 -

30 -

3.0-

2.0-

20 -

10 -

1.0^

—I-1-

50 100

g RE/kg ds

—I—

50

i

250

i

300

100
g RE/kg ds

150

200

300

150

200

250

-ocr page 121-

jongvee het grootst. Het totale rantsoen voor deze dieren moet
minimaal 5 gram calcium, 3,5 gram fosfor en 1,5 gram natrium
per kg droge stof bevatten.

De noodzaak van aanvulling van koper en selenium kan goed
worden bepaald door bloedonderzoek en dan bij voorkeur bij
de oudere hoogdrachtige pinken in de nazomer-herfst. Blijkt
hieruit geen tekort aantoonbaar te zijn, dan is de kans op een
tekort bij andere diergroepen of in een ander seizoen uiterst
klein, tenzij er een ander ruwvoer van een totaal andere
herkomst wordt gegeven. Blijkt er wel een groot tekort
aantoonbaar te zijn, dan is aanvullend onderzoek bij de andere
diergroepen en herhaling in een ander seizoen zinvol.
Op zand-, veen- en ijzerrijke kleigrond zijn het eerst tekorten aan
deze elementen te verwachten.

De noodzaak van aanvulling van cobalt kan worden afgeleid
van grondonderzoek. Als echter de pH van de grond hoog is, of
als de vochtvoorziening van het grasland niet in orde is, geeft
grondonderzoek minder zekerheid. Dat kan wel worden verkre-
gen door onderzoek van het cobaltgehaite in de lever, of van het
gehalte aan vitamine 8,2 in het bloed. De kans op cobalttekort is
het grootst op zandgrond. Bij produktieve dieren is de cobaltbe-
hoefte het hoogst. De jodiumvoorziening kan worden bepaald
aan de hand van het jodiumgehalte in de melk of door bepaling
van bepaalde hormonen in het bloed. De kans op een tekort is
hel grootst bij produktieve dieren. Op zandgrond is het eerst
jodiumtekort te verwachten, vooral als tevens de pH van de
grond hoog is.

Bepaling van het gehalte aan zink en mangaan in het voer kan
aantonen of er een tekort is te verwachten. Omtrent de
Nederlandse situatie zijn hierover nauwelijks gegevens beschik-
baar. Oude gegevens toonden aan dat een tekort nauwelijks was
te verwachten. Of dat in de huidige situatie nog zo is, is onzeker.
Mangaantekort zou het eerst te verwachten zijn als de pH van de
grond hoog is en de gehalten aan ijzer en fosfor hoog zijn.
Een tekort aan mineralen kan de gezondheid, de produktie en de
vruchtbaarheid van de dieren nadelig beïnvloeden. Voorkomen
is daarom ook nu beter dan genezen.

WIJZE VAN AANVULLING
De meest bekende aanvulling van mineralen heeft plaats via het
mengvoer. Nu er echter steeds minder mengvoer gebruikt en
vaak een deel van het mengvoer wordt vervangen door een
enkelvoudig produkt, is de aanvulling via deze methode niet
altijd toereikend. Door verhoging van de gehalten in het
mengvoer kan aan dit bezwaar soms worden tegemoet geko-
men. Er zijn echter binnen de veestapel vrijwel altijd diergroe-
pen die geen krachtvoer in de vorm van mengvoer krijgen en dus
krijgen deze dieren ondanks verhoging van de gehalten in het
mengvoer nog niets extra. De gehalten aan diverse mineralen
worden meestal niet op de label of de afleveringsbon vermeld,
zodat in voorkomende gevallen de gehalten bij de leverancier
opgevraagd moeten worden. Per fabrikant en per samenstelling
kan de toevoeging nogal verschillen. Een andere mogelijkheid is
de verstrekking in de vorm van een speciaal mineraalbrokje.
Mineraalbrok is er reeds lang, waarbij het gehalte aan toege-
voegde mineralen meestal circa ïO^c bedraagt. Het beval
meestal een standaard mineralenmengsel. Van zo\'n mineralen-
brok moei bijvoorbeeld 1 kg per koe of 0,5 kg per pink per dag
worden verstrekt om in de behoefte le voorzien. Met 1 kg van dil
krachtvoer wordt evenveel mineralen gegeven mei 4 of 5 kg van
een normale brok. Hel is evenwel de vraag of de gegeven
samenstelling wel voldoende passend is ten opzichte van de
behoefte van de dieren. Een speciaal voorbeeld is ook de anli-
kopziektebrok. Hierin is alleen extra magnesium opgenomen, in
een hoeveelheid van 2,5 a 5% MgO. Meestal is verstrekking van
1 kg (bij 5%) of van 2 kg (bij 2,5%) voldoende om in de Mg-
behoefle van melkkoeien te voorzien. Voor een goede opname
door de dieren is het belangrijk dal de grondstoffen die in deze
anti-kopziektebrok worden gebruikt goed smakelijk zijn. Verder
is hel belangrijk dal de gebruikte Mg-bron (meestal Mg-oxyde)
een goede oplosbaarheid heeft.

Een nieuwe ontwikkeling is een hoog geconcentreerd minera-
lenbrokje. Het is mogelijk een brokje le persen van een mengsel
dal circa 70% mineralen beval. Met een hoeveelheid van circa
150 gram per dier per dag wordt daarmee vaak al een voldoende
aanvulling gegeven. Voordeel van een brokje is dat het niel stuift
en er geen ontmenging kan optreden. Door een smakelijke
drager le gebruiken wordt levens de opname bevorderd. Hel kan
daardoor ook gemakkelijk gedoseerd aan de dieren worden
verstrekt, zonder dal daar nog weer andere produklen of
installaties voor nodig zijn. De samenstelling kan aan de bodem-
of bedrijfsomstandigheden worden aangepast. De meest gebrui-
kelijke verstrekking van extra mineralen heeft plaats via een
droog mineralenmengsel in poedervorm. Er zijn diverse slan-
daardmengsels beschikbaar, bijvoorbeeld als aanvulling op
snijmaïs of tijdens de droogsland. Per leverancier kunnen die
samenstellingen nogal verschillen. In label 1 is van enkele
leveranciers de samenstelling van snijmaïsmineralen gegeven en
in tabel 2 die van droogslandmineralen.

Tabel 1: De samenstelling van sniimaismineralen bi| 4 verschillende leveran-
ciers

A

B

C

D

Calcium, g/kg

140

150

130

180

Fosfor, g/kg

110

50

80

50

Magnesium, g/kg

40

120

50

100

Natrium g/kg

60

100

70

100

Selenium, mg/kg

10

20

5

20

Jodium, mg/kg

20

40

30

100

Tabel 2: De samenstelling van droogstandsmineralen bi| 4 verschillende

leveranciers

A

B

C

D

Calcium, g/kg

30

20

5

50

Fosfor, g/kg

80

50

80

50

Magnesium, g/kg

150

200

150

200

Natrium g/kg

70

120

60

50

Selenium, mg/kg

15

20

10

20

Jodium, mg/kg

50

20

50

100

De opname door de dieren wil nog wel eens een probleem zijn.
Een voldoende opname door de dieren is daarom niel altijd
gewaarborgd. Dat geldl speciaal voor Mg-oxyde of voor Mg-
rijke mengsels. De opname lukt meestal beter als de mineralen
samen met een vochtig smakelijk produkt worden gegeven.
Afhankelijk van de concentratie zijn doseringen tol circa 100 a
150 gram per koe per dag nodig.

Tamelijk nieuw is ook de verstrekking van mineralen in
vloeibare vorm. In deze vorm kunnen de mineralen via een
doseerinrichling aan hel drinkwater worden toegevoegd. Één-
maal ingesteld behoeft dil systeem geen dagelijkse zorg. De
vraag is overigens wel of alle dieren in voldoende male worden
voorzien. De opname aan drinkwater wordt namelijk naast de
vochtbehoefte sterk beïnvloed door bijvoorbeeld de vochtigheid
van het voer. Als een deel van de veestapel een natte graskuil
krijgt, bijvoorbeeld het jongvee, en een ander deel een droge
graskuil, zal het jongvee relatief erg weinig water opnemen en

-ocr page 122-

daarmee mogelijk te weinig mineralen opnemen. Ook moet
bedacht worden dat tijdens de weideperiode ook bij het jongvee
een aanvulling gewenst kan zijn en dat de wateropname dan
sterk afhankelijk is van het weer. Daarnaast is het zo dat niet alle
mineralen in voldoende mate oplossen. Dat geldt duidelijk voor
calcium en ook wel voor magnesiumverbindingen.
Vetoplosbare vitamines als vitamine A, D en E lossen ook niet in
water op. Een vloeibaar mengsel kan dus niet onder alle
omstandigheden als enige aanvulling worden toegepast. Eén
garantie is bij vloeibare mineralen duidelijk te geven, namelijk
dat de in de vloeistof aanwezige stoffen oplosbaar zijn. Tenslotte
kan worden aangegeven dat er nog enkele speciale mogelijkhe-
den zijn van mineralentoediening. Zo is er de bekende liksteen.
Daarmee is op een gemakkelijke manier zout te verstrekken, of
eventueel zout plus bepaalde spoorelementen. Er zijn ook
likstenen waarin calcium of magnesium aanwezig is, maar de
opname van calcium of magnesium via een liksteen is meestal
niet toereikend als er daadwerkelijk een aanvulling van deze
mineralen gewenst is. Zo\'n liksteen bevat bijvoorbeeld 100 gram
Mg per kilogram. Bij een opname per dag van 35 gram van de
liksteen wordt slechts 3 gram Mg opgenomen, terwijl in veel
gevallen een aanvulling van bijvoorbeeld 20 gram Mg per koe
per dag gewenst is. Verder zijn er nog likrollen of likemmers. Het
hoofdbestanddeel is bijvoorbeeld melasse, waardoor mineralen
als mengsel of enkelvoudig zoals bijvoorbeeld magnesium-
oxyde zijn gemengd. Door de smakelijkheid van de melasse
wordt het magnesium goed opgenomen.
Voor sommige elementen is een toediening per injectie mogelijk.
Dit kan bijvoorbeeld voor elementen als koper, seleen of
jodium. Toediening per injectie kan zinvol zijn als er bijvoor-
beeld reeds een duidelijk tekort aanwezig is en een snel herstel
wordt beoogd.

Toediening kan tenslotte ook plaatshebben in de vorm van een
bolus. Deze ingegeven bolus komt in de pens-netmaag terecht en
geeft, afhankelijk van de samenstelling, langzaam één of
meerdere elementen, bijvoorbeeld koper af. Een bolus is
geschikt als aanvulling van spoorelementen. Zo\'n bolus kan 2 ä
3 maanden werkzaam zijn. Deze toedieningsvorm kan toege-
past worden om een tekort te voorkomen, bijvoorbeeld een Cu-
tekort bij pinken tijdens de weideperiode, nadat in een
voorgaand jaar tijdens de weideperiode bij het jongvee hiervan
een tekort is vastgesteld. Zijn meerdere tekorten, waaronder
magnesium, mogelijk, dan kan beter een mineralenmengsel,
bijvoorbeeld in brokvorm, worden gegeven gedurende het
weideseizoen.

CONCLUSIES

De afgelopen jaren is het krachtvoerverbruik per liter geprodu-
ceerde melk op veel rundveebedrijven sterk afgenomen. Er
wordt nu dus meer melk uit ruwvoer geproduceerd. Het
ruwvoer bestaat veelal uil een groter aandeel snijmaïs, dat altijd
arm is aan mineralen. Op veel bedrijven zijn de bodemomstan-
digheden zodanig, dat een voldoende mineralenopname door
het gras niet steeds gewaarborgd is. Bovendien is de groeisnel-
heid van het gras toegenomen.

Hierdoor is het te verwachten dat de opname van elementen, die
niet in eerste instantie nodig zijn voor de grasgroei, achter blijft.
Hiertoe behoren calcium, natrium, magnesium en de spoorele-
menten.

Door deze veranderde omstandigheden is het nodig meer
aandacht aan de mineralenvoorziening te schenken. In de
praktijk wordt te weinig aandacht geschonken aan de minera-
lenvoorziening van de dieren die geen krachtvoer krijgen.

LITERATUUR

Handleiding mincralenonderzoek bij rundvee in de praktijk. Vierde druk. 1990.
NRIjO. Commissie Onderzoek Minerale Voeding. "s-Gravenhage.

Aanvaard op 7 oktober 1992

VüüR DE PRAKTIJK

Een uitbraak van kerato-conjunctivitis op

een melkveebedrijf

An outbreak of kerato-conjunctivitis in a dairy herd
H.J. van Weeringi, M.J.M. Koch2

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 82-4

SAMENVATTING
Er wordt een uitbraak beschreven van infectieuze kerato-
conjunctivitis bij koeien op een melkveebedrijf tijdens de
stalperiode. Bij drie dieren werd uit het oogvocht
MoraxeUa
geïsoleerd Het optreden van de infectie is wellicht geïnitieerd
door vaccinatie met geattenueerde virusstammen van IBR-virus,
adenovirus type 3 en para-influenza 3-virus. Vermoedelijk
spelen stalklimatologische omstandigheden een belangrijke rol
bij het klinisch manifest worden van de infectie.

1 Gezondheidsdienst in West- en Midden-Nederland, Postbus 87, 2800 AB
Gouda

2 DAP Koch, Klaverpad 7, 2971 BL Bleskensgraaf

SUMMARY

An outbreak of infectious kerato-conjunctivitis is described in a
dairy herd during the (winter)stable period
MoraxeUa was
isolatedfrom lacrimation fluid from three animals. The develop-
ment of the infection was possibly precipated bij a vaccination
with modified live IBR virus, adenovirus type 3 and para-
influenza virus type 3. Presumably, climatological-stable condi-
tions play an important role in the clinical manifestation of the
infection.

INLEIDING

Op 6 mei 1992 werd de Gezondheidsdienst \'West- en Midden-
Nederland\' geconsulteerd in verband met het veelvuldig optre-

-ocr page 123-

den van kerato-conjunctivitis op een melkveebedrijf.
Op het bedrijf zijn 135 runderen gehuisvest in een noord-zuid
richting gelegen ligboxenstal. Aan de oostzijde bevindt zich een
éénrijig ligbox-gedeelte, waar ongeveer 45 stuks jongvee vanaf
een leeftijd van 6 maanden en een 10-tal droge koeien zijn
gehuisvest. Aan de westzijde bevindt zich een drierijig ligboxge-
deelte, waar gemiddeld 80 melkkoeien ondergebracht zijn. In de
ligboxen wordt wit houtzaagsel gestrooid. Aan de westzijde
bevinden zich lange inlaatkleppen, die recentelijk zijn aange-
bracht, waardoor de binnenkomende koude lucht niet meteen
neervalt op de dieren die in de boxen tegen de muur liggen.
Op 24 december 1991 zijn alle dieren in deze stal geënt met
combinatievaccin tegen IBR, adenovirus-type 3 en para-influ-
enza-3 virus. Dit vaccin werd intranasaal 2 ml per dier in één
neusgat toegediend. De reden hiervoor was, dat er af en toe
individuele gevallen van ademhalingsaandoeningen optraden.
Deze dieren hadden sereuze tot muco-purulente neusuitvloei-
ing, maar vertoonden geen algemene ziekteverschijnselen of
produktiedaling. Men is begonnen met het enten van de
melkkoeien aan de westelijke zijde en vervolgens zijn het
jongvee en de droogstaande koeien gevaccineerd aan de
oostzijde van de stal.

Half januari, ongeveer twee weken na de vaccinatie, werden er
verschillende dieren onder de melkkoeien gezien met ernstige
ooguitvloeiing. Eén a twee dagen na aanvang van de uitvloeiing
was er veel muco-purulent materiaal op de oogbol aanwezig,
waarvan de veehouder opmerkte dat het opvallend wit van
kleur was. Deze oogontstekingen kwamen zowel eenzijdig als
beiderzijds voor. Al naar gelang de ernst van de ontsteking en
het al dan niet beiderzijds voorkomen was de visus van de
aangetaste dieren in meer of mindere mate gestoord. Er werden
geen algemene ziekteverschijnselen waargenomen. Over de
melkproduktie van de dieren waren geen klachten, behalve bij
die dieren waar de visus gestoord was, trad melkproduktiedaling
op. In verloop van de tijd kregen steeds meer dieren deze
oogontstekingen. Opvallend hierbij was dat deze oogontstekin-
gen alleen voorkwamen bij de dieren, die aan de westzijde van
de stal waren gehuisvest. Bij het jongvee en de droogstaande
koeien werden geen oogontstekingen gezien. In een bepaalde
periode waren er wel twaalf dieren tegelijk met matige tot
ernstige purulente ooguitvloeiing. Bij de meeste dieren trad in
een week tijd spontaan herstel op. Bij enkele dieren leek de
aandoening te recidiveren, maar over het algemeen trad het
maar éénmaal op. Bij enkele dieren duurde het proces langer,
doordat het hoornvlies in ernstige mate in het ontstekingsproces
betrokken was. Bij deze dieren was op moment van het
bedrijfsbezoek nog een litteken in het hoornvlies zichtbaar, maar
was de buitenzijde weer geheel hersteld, behalve bij één dier
waar nog een actief ulcus corneae aanwezig was.

Bedrijfsbezoek

Bij het bedrijfsbezoek van de Gezondheidsdienst waren de
problemen volgens de veehouder al aanzienlijk verminderd.
Toch waren er bij een tiental dieren nog duidelijke traanstrepen
zichtbaar soms eenzijdig soms aan beide zijden. De conjunctivae
van de aangetaste ogen waren te rood van kleur terwijl er
purulent materiaal aanwezig was in de mediale ooghoek. Bij één
dier was een ulcus corneae te zien. De visus van dit oog was
duidelijk verminderd. Bij de overige dieren werden geen
defecten van de cornea geconstateerd. Er werd geen fluorescine-
kleurstof gebruikt, omdat dat niet voorhanden was.

Aanvullend onderzoek

Van vijf dieren (A t/m E) met de duidelijkste ontstekingsver-
schijnselen werden met behulp van droge swabs monsters
genomen voor bacteriologisch, virologisch en microscopisch
onderzoek (voor het aantonen van
Chlamydia spp). De swabs
voor bacteriologisch en virologisch onderzoek werden direct na
monstername in een transportmedium bewaard tot het moment
van onderzoek.

Voor microscopisch onderzoek werd met een droge swab een
monster genomen, dat ter plaatse op een voorwerpglaasje werd
uitgestreken. Bij de dieren D en E werden ook neusswabs
genomen voor onderzoek op IBR-virus, omdat deze dieren een
sereuze tot muco-purulente neusuitvloeiing hadden. De resulta-
ten staan vermeld in tabel 1.

Tabel 1: De resultaten van het aanvullend onderzoek bij vijf melkkoeien.

Diernr.

Aard

Bacteriologisch

Onderzoek op

Micrologisch

materiaal

onderzoek

I.B.R.-virus

onderzoek op

Chlamydia

A

ooguitvl.

Moraxella

negatief

negatief

B

ooguitvl.

Moraxella

negatief

negatief

C

ooguitvl.

Moraxella

negatief

negatief

D

ooguitvl.

P. mullocida

negatief

negatief

D

neusuitvl.

-

negatief

-

E

ooguitvl.

negatief

negatief

negatief

E

neusuitvl.

-

negatief

-

resultaten

Opgemerkt dient te worden, dat de gekweekte Moraxella niet
verder is getypeerd. Het betreft zeer waarschijnlijk
Moraxella
bovis. De uitstrijkjes voor microscopisch onderzoek waren
dermate dun uitgestreken, dat er zeer weinig cellen aanwezig
waren om
Chlamydia te kunnen aantonen.

discussie

Met inachtneming van de gegevens van de anamnese en de
resultaten van het bacteriologisch onderzoek moet de oorzaak
van de oogaandoening gezocht worden in een infectie met
Moraxella bovis.

Moraxella bovis veroorzaakt bij het rund een infectieuze kerato-
conjunctivitis, welke zowel eenzijdig als beiderzijds kan optre-
den. In Nederland komt de infectie vooral voor in warme
zomermaanden bij koppels jongvee, waarbij stof, ultraviolet
licht en de aanwezigheid van vliegen rond de ogen als
predisponerende factoren worden beschouwd. De aandoening
is goed te behandelen met een antibioticum-bevattende oogzalf.
Moraxella bovis is onder andere gevoelig voor tetracyclinen.

-ocr page 124-

penicilline, erytromycine en Sulfonamiden.
Als differentiële diagnose komen in aanmerking IBR, BVD-
Mucosal disease, BCK, Chlamydia
conjunctivae-\'mïtcXie., Pas-
teurellose en fysische of chemische prikkelingen van conjuncti-
vae en cornea.

Het bijzondere van het bovengeschreven geval is, dat de
aandoening uitsluitend optrad bij de melkkoeien en juist niet
gezien werd bij het jongvee en dat de aandoening in de winter
optrad.

Op grond van de verzamelde gegevens lijkt het waarschijnlijk
dat de infectie subklinisch bij een aantal dieren aanwezig was en
dat deze door de vaccinatie manifest is geworden, waarna
verspreiding heeft plaatsgevonden. Dat alleen de melkkoeien
gehuisvest aan de westelijke zijde van de stal aangetast werden,
moet waarschijnlijk toegeschreven worden aan het feit dat
alleen aan die zijde specifieke predisponerende factoren aanwe-
zig waren. Hierbij kan gedacht worden aan een slechter
stalklimaat door een grotere concentratie vrijkomende gassen
uit de drijfmest-kelder (twee roosterpaden in plaats van één aan
de oostelijke zijde) en mogelijk een verminderde ventilatie door
de aangepaste inlaatkleppen. Op het moment van het bedrijfsbe-
zoek gingen de koeien overdag naar buiten, zodat geen zinvolle
klimaatsmeting uitgevoerd kon worden, die representatief
genoeg kon zijn om de situatie in de stalperiode te beoordelen.
Het is ook mogelijk, dat de infectie zich heeft kunnen
verspreiden door de wijze van fixatie tijdens de vaccinatie.
Hierbij kan de kleding van degene, die de koeien aan de kop
vasthield, besmet zijn geraakt waardoor de infectie op de nadien
geënte dieren overgebracht kan worden. Alleen is het dan niet
verklaarbaar, waarom het jongvee en de droge koeien niet
besmet zijn geraakt, omdat die als laatsten zijn gevaccineerd.
Een ander verschil tussen de dieren aan de oost- en westzijde van
de stal is, dat tijdens de stalperiode om de drie weken gedurende
3 dagen een voetbad aan de melkkoeien wordt gegeven.
Hiervoor wordt meestal een 3%-formaline oplossing gebruikt en
een enkele keer een lincomycine-oplossing. Het is de veehouder
echter niet opgevallen, dat na het installeren van het voetbad de
problemen toenamen, zodat er geen verband lijkt te bestaan
tussen het voetbad en de gesignaleerde problemen.

Geadviseerd werd het dier met de ulcus corneae en de dieren
met muco-purulente ooguitvloeiing te behandelen met een
Oxytetracycline bevattende oogzalf. Tevens werd aanbevolen bij
aanvang van de komende stalperiode een stal-klimatologisch
onderzoek te laten uitvoeren en aan de hand daarvan advies in te
winnen over mogelijke verbeteringen. De met de oogzalf
behandelde dieren herstelden voorspoedig.

LITERATUUR

1. Cornelisse JL. Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen bij
dieren. Bunge, Utrecht, 1988: 48-9.

2. Bisping W and Amtsberg G. Colour atlas for the diagnosis of
bacterial pathogens in animals. Paul Parey Scientific Publishers,
Berlin and Hamburg, 1988: 158-9.

3. Blood DC, Henderson JA and Radostits OM. Veterinary Medicine
Baillière Tindall. London, 1979: 516-8.

Aanvaard op 28 augustus 1992

Overzichtsartikelen

Salmonella Dublin op melkveebedrijven in

Noord-Nederland

Salmonella Dublin in dairy farms in the north of the Netherlands
I. J. R. Visserl, m. Veen^, J. W. B. van den Giessens, D. J. Peterse^ en W. Wouda^

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 84-7

SAMENVATTING
Salmonella énhMn-infecties bij kalveren en koeien worden al
sinds het begin van deze eeuw in Nederland beschreven, vooral
in de provincie Friesland De symptomen die hierbij kunnen
optreden zijn ernstig acuut zieke dieren, diarrhee en abortus. In
dit artikel zijn retrospectief paratyfus-infecties vermeld vanaf
1919 tot heden, zoals deze werden gediagnostiseerd op de
Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland en de Gezondheids-
dienst voor Dieren Noord-Nederland Hieruit blijkt dat er een
dalende lijn is waar te nemen voor het percentage
S. dublin-
infecties, echter af en toe vindt een opleving plaats. Na 1988
neemt het aantal melkveebedrijven met
S. dublin problemen
weer toe, met hoge kalversterfte, abortus en ernstig zieke koeien.

\' Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland, postbus 361,9200 AJ Drachten.
2 Studente Diergeneeskunde, Simplonbaan 565, 3524 GK Utrecht.
\' Vakgroep Infectieziekten en Immunologie. Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 1,3508
TD Utrecht.

SUMMARY

During the last century many calves and cows with Salmonella
dublin infections are diagnosed in the North of the Netherlands,
especially in the province of Friesland In this paper are
retrospectively traced the problems by paratyphus infections in
cattle, from 1919 till now, the diagnosis of which was made at the
Animal Health Service in Friesland and North-Netherlands.
Over the decennia a decrease is noticed for the percentage of
necropsies of calves with
S. dublin infections, although some
irregular peaks appear. However since 1988 an increase is
observed in dairy farms with
S. dublin problems, revealing high
mortality in calves, abortions and sick cows.

INLEIDING

Bij melkvee worden bedrijfsproblemen ten gevolge van sal-
monellose vrijwel uitsluitend veroorzaakt door
Salmonella
dublin
en Salmonella typhimurium (2,3,4). De schade veroor-
zaakt door onder meer sterfte, atortus, groeivertraging en

-ocr page 125-

behandelingskosten is aanzienlijk, hoewel exacte cijfers ontbre-
ken. In het werkgebied van de Gezondheidsdienst voor Dieren
Noord-Nederland werd vanaf 1988 een toename geconstateerd
van uitbraken veroorzaakt door
S. dublin (15). Tijdens bezoe-
ken aan de besmette melkveebedrijven bleek dat behalve
kalveren ook een aantal koeien ernstige klinische verschijnselen
vertoonde: hoge koorts, uit de melk en soms diarrhee. Deze
zieke dieren waren meestal zonder nader laboratoriumonder-
zoek naar het slachthuis afgevoerd of bij sterfte gedestrueerd. Bij
slechts een beperkt aantal koeien werd de klinische diagnose
bevestigd door middel van bacteriologisch onderzoek. Dat de
kalverziekten reeds in de vorige eeuw in Friesland aanleiding
gaven tot grote bezorgdheid blijkt uit het feit dat dierenarts Poels
in 1897 de opdracht kreeg van de minister van Binnenlandse
Zaken om hiernaar onderzoek te doen (10,14). Poels (10)
constateerde dat de door hem genoemde \'pseudo-coli\' bacil een
belangrijk aandeel had in de kalversterfte in Friesland. Hij
differentieerde infecties tussen \'coli\' bacillen en \'pseudo-coli\'
bacillen op grond van verschillen in de klinische verschijnselen
met de pathologisch-anatomische bevindingen van de dieren en
de morfologische en biochemische eigenschappen van de
geïsoleerde bacillen. Poels toonde de \'pseudo-coli\' bacillen ook
aan in de faeces en het vestibulum vaginae van runderen en op
de bodem van de stallen. Ter preventie voor de kalversterfte
adviseerde hij hygiënische maatregelen rond de geboorte. De
veehouder diende het vestibulum vaginae van de in partu zijnde
koe nauwgezet schoon te maken en te desinfecteren met een
sublimaatoplossing of een creolineoplossing met behulp van een
ballonspuit. Faecale verontreiniging van het kalf tijdens en na de
geboorte diende te worden voorkomen. De navel van het kalf
moest worden gedesinfecteeerd en het kalf diende op een nieuw
schoon strooisel in een aparte ruimte te worden opgestald. Een
rieten muilkorQe werd omgebonden zodat het dier geen vuil op
kon nemen. Zieke dieren moesten worden geïsoleerd. Deze
adviezen stonden lange tijd bekend als de \'methode Poels\'. Het
werd echter niet consequent toegepast omdat velen, zowel
veehouders als dierenartsen het te omslachtig vonden. In de loop
van enkele generatie\'s raakte de \'methode Poels\' in de vergetel-
heid.

In de vijftiger jaren wijst Sjollema (12) op de aspecten van de
Salmonellose bij runderen en vermeldt Dijkstra (2) gunstige
resultaten in de bestrijding van
Salmonellose door het opsporen
en afvoeren van drager-koeien op de bedrijven.

WETENSCHAP

In dit artikel zal worden ingegaan op het voorkomen van
salomonella-infecties in Noord-Nederland gedurende de afgelo-
pen decennia.

MATERIAAL EN METHODEN

1. De jaarverslagen (5) van de Gezondheidsdienst voor Vee in
Friesland (1919-1982) en de Gezondheidsdienst voor Die-
ren Noord-Nederland (1982- heden) werd bestudeerd op het
voorkomen van paratyfus infecties bij melkvee.

2. De van melkveebedrijven afkomstige Salmonella serotypen
werden vanaf 1985 per jaar nader gerubriceerd.

3. Het aantal melkveebedrijven met S. dublin werd per jaar
(1985 t/m 1991) uitgesplitst naar de aard van het primair
ingezonden materiaal: i -geaborteerde vrucht, ii - gestorven
dier en iii - faeces, waaruit deze besmetting werd geconsta-
teerd..

4. De gevoeligheid van S. dublin voor antibacteriële middelen
werd procentueel berekend voor isolaten afkomstig van
sectie\'s in 1990 en 1991.

RESULTATEN

Uit de jaarverslagen blijkt dat paratyfus al vanaf de begin jaren
van de Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland als de meest
voorkomende ziekte onder de kalveren staat vermeld. Bij ter
sectie aangeboden kalveren overheerst de diagnose paratyfus.
Vanaf 1925 worden in de jaarverslagen de aantallen ingezonden
dieren en diagnoses gerubriceerd. Het percentage van de dieren
gestorven aan paratyfus ten opzichte van het totaal aantal
uitgevoerde secties schommelt jaariijks rond de 20 - 30 procent,
met hogere pieken in 1933 en 1939. Na 1955 dalen deze sterfte
percentages door salmonella-infecties tot onder de 20 procent en
begin zeventiger jaren tot onder de 10 procent. Als klinische
symptomen van de kalveren worden in 1925 genoemd: septica-
emie met acute sterfte, diarrhee en hoesten, met als pathologi-
sche bevindingen \'bloedrijke longkwabjes, bloedingen in maag
en darmen, met darmontsteking\'. \'Tevens worden gezwollen en
bleke schijlklieren gevonden, terwijl de lever typische okergele
vlekken vertoondde. Vaak waren een sterk gezwollen milt en
nieren met gele vlekken, als ook infarcten aanwezig. Uit alle
organen konden paratyfus bacillen worden gekweekt\'. De
bacteriën werden gedetermineerd op grond van suikervergisting
en agglutinatie-reacties. Welke suikers in die tijd gebruikelijk
waren, wordt niet vermeld. Evenmin wordt aangegeven met

Tabel 1. Salmonella-isolaties bij melkvee In de laren 1985 t/m 1991. Gezondheidsdienst voor Dieren Noord-Nederland,

1985

1986

1987

1988

1989

1990

1991

S. dublin

20

24

12

38

127

249

255

S. typhimurium

37

43

36

28

16

70

45

S. virchow

1

1

2

1

S. morbificidis
S. hadar
S. enteritidis
S. monlevido
S. 19,121 VM
S. agona
S. mastoides
S. livingslone
S. meleagrides
S.IG6,7,15
S. rissen
S. 145,12
S. 9,12mn

totaal

327

31!

146

58

68

50

66

-ocr page 126-

welke antisera men de agglutinatietesten uitvoerde. In de
praktijk werd medicamenteus een seruminjectie aan de kalveren
gegeven, die echter niet altijd aan de verwachtingen voldeed. Ter
preventie wordt de \'methode Poels\' geadviseerd.
Vanaf 1929 spreekt men over de
Bacillus enleritidis Gaertner,
die niet alleen bij kalveren slachtoffers maakt, maar ook onder
koeien ernstige ziekte en sterfte geeft. In 1929 maakt men
preventief gebruik van een oraal vaccin van gedode bacillen. De
stammen voor dit vaccin werden speciaal naar de Rijksserumin-
richting te Rotterdam opgestuurd.

Dit vaccin werkte op de aldus gevaccineerde bedrijven naar
tevredenheid. In 1930 wordt opgemerkt dat de paratyfus
uitsluitend op bedrijven voorkomt, die zijn aangesloten bij een
bepaalde melkfabriek. Een epidemiologisch verband via kruis-
contaminatie van de teruggeleverde ondermelk wordt onder-
kend. In 1931 spreekt men voor het eerst van smetstofdragers.
Naast de gediagnostiseerde infecties op de Gezondheidsdienst
zelf wordt melding gemaakt van het uitgebreide voorkomen van
paratyfus in de provincie, vastgesteld aan de hand van klinische
diagnoses door de lokale veeartsen. In 1933 wordt de Bacil van
Gärtner, zoals de bacterie nu wordt aangeduid uit 50% van de
ingezonden kalveren geïsoleerd. Aangegeven wordt dat voedsel-
wijzigingen predisponerend zouden werken. Geadviseerd wordt
om géén rauwe ondermelk te voeren, maar de melk eerst te
verzuren of te pasteuriseren. Behalve de sepsis en diarrhee
worden in 1934 ook verlammingen, gewrichtsontstekingen en
chronische aandoeningen in relatie met paratyfus gebracht. In
het jaarverslag van 1943 wordt voor het eerst over
Salmonella
dublin
gesproken. Na de Tweede wereldoorlog worden antibio-
tica: penicilline, streptomycine en sulfepreparaten als behande-
ling toegepast met matig resultaat. In het jaarverslag van 1951
wordt gemeld dat chlooramphenicol daarentegen veel succes
geeft na intraveneuze toediening. Als besmette regio\'s voor
S.
dublin-infecties
worden de kleiweidestreek en het laagveenge-
bied in Friesland genoemd. Van abortus wordt in 1952 melding
gemaakt. Na 1960 worden
S. dublin en S. typhimurium separaat
gerubriceerd.
S. typhimurium komt in minder dan één procent
van de gestorven dieren voor terwijl S.
dublin blijft overheersen.
Bij de Gezondheidsdienst voor Dieren Noord-Nederland is in
het begin van de jaren tachtig het aantal salmonellae-isolaten
laag.

In tabel 1 zijn de Salmonella-isolaties afkomstig van melkvee
vanaf 1985 tot en met 1991 weergegeven. Na 1989 komen
meerdere serotypen voor, zoals
S. enteritidis. Vanaf 1989 neemt
ook het aantal abortusgevallen door
S. dublin toe (tabel 2). In
1990 is het aantal bij de Gezondheidsdienst bekende melkvee-
bedrijven met
S. dublin problemen sterk toegenomen, 144 ten
opzichte van 69 in 1989. Tevens werd in 1990 éénmaal uit een
melkmonster van een koe met een acute mastitis
S. dublin
gekweekt. Van 22 bedrijven werden in twee, al of niet
opeenvolgende jaren materiaal opgestuurd waaruit
S. dublin

Tabel 2. Aantal melkveebedrijven met Salmonella dublin in 1985 t/m 1991,
naar de aard van het primair onderzochte materiaal.

jaar

vrucht1

sectie2

faeces

melk

totaal

1985

0

13

3

16

1986

0

14

4

18

1987

1

7

2

10

1988

0

20

9

29

1989

17

35

13

65

1990

39

72

32

1

144

1991

34

75

49

158

* geaborteerde vrucht,
gestorven dier.

werd gekweekt. Negen bedrijven waren op deze wijze gedu-
rende drie jaren positief bevonden. De 5. t/wM/i-isolaten in 1990
en 1991 waren
in vitro goed gevoelig voor de geteste antibiotica
(tabel 3).

Tabel 3. Resultaten van het antibiogram van S. dublin afkomstig van
gestorven kalveren in 1990 en 1991.

1990 1991

91 129

aantal stammen

chlooramphenicol

tetracycline

ampicilline

trimethoprim/sulfonamide

Colistine

Qumequine

neomycine

furazolidon

36
85

91
96
95
89

92
95

39»
78
88

89

90

90
100

91

= 60 Mg
= 80 Mg

= 33 Mg

= 5.2 IE 240 Mg
= 150 Mg
= 30 Mg

= 120 Mg

= 50 Mg

1  = percentage gevoelige stammen.

chlooramphenicol

tetracycline

ampicilline

trimethoprim/sulfonamide

Colistine

flumequine

neomycine

furazolidon

DISCUSSIE

2 Het woord paratyfus werd reeds in het begin van deze eeuw
gebruikt. De naam Salmonella voor de geïsoleerde bacteriën
werd door Lignières in 19(X) geïntroduceerd (6). Het belang van
de salmonellae voor mens en dier heeft er toe geleid dat een
subtypering werd uitgewerkt op basis van verschillen in de
antegeensamenstelling van de bacteriewand en flagellen (6). In
1934 verscheen het eerste Kauffmann-White schema en hierna
volgden vele supplementen met nieuwe serotypen.
S. dublin
werd in 1939 als een zelfstandig type onderkend. Tot die tijd
werden meerdere synoniemen gebruikt, zoals
Paracoli bacilli
(Jensen), Bacterium enteritidis (Gärtner), S. dublin (Warren en
Scott) en
S. enteritidis var. dublin (Kauffmann). Jensen iso-
leerde in 1891 dit serotype als eerste uit een kalf met diarrhee.
S.
typhimurium
werd voor de eerste maal in 1889 geïsoleerd uit een
zieke witte muis door LöÉQer. Gangbare synoniemen voor
S.
typhimurium
waren, zoals Bacillus typhi murium (Löffler),
Bacillus psittacosis (Nocard) en Bacterium enteritidis Breslau
(Lehman) (6).

De bacteriën die in het begin van deze eeuw werden gekweekt
op de Gezondheidsdienst voor Vee te Leeuwarden werden al
snel aangeduid met synoniemen voor
S. dublin. De beschreven
klinische verschijnselen en sectiebeelden vooral bij de kalveren
pasten hier ook bij, echter infecties met
S. typhimurium kunnen
niet geheel uitgesloten worden. Vanaf het moment dat de
nomenclatuur vast ligt blijven voornamelijk de
S. dublin-
infecties domineren en vallen mede op door het pieksgewijs
optredende verloop door de jaren heen.
Momenteel zijn de
S. d«Z>//n-infecties voor het melkvee we-
derom van grote betekenis. Een combinatie met het optreden
van andere infecties, zoals leverbot of BVD werd op de besmette
bedrijven niet waargenomen. De geïsoleerde stammen vertonen
evenmin een specifiek multiresistent patroon ten opzichte van
antibiotica, maar zijn daarentegen
in vitro erg goed gevoelig.
Onderzoek naar het plasmidepatroon leverde bij recent geïso-
leerde
S. </wé/w-stammen drie plasmidenpatronen op (H Ku-

-ocr page 127-

sters, Fac. Diergeneeskunde mondelinge mededeling). Deze
weken in epidemiologisch opzicht niet af van de reeds bekende
plasmiden-profielen van
S. dublin. De reden voor de toename
van de infecties is vooralsnog niet duidelijk. In hoeverre de
veranderde mestwetgeving in epidemiologisch opzicht invloed
heeft op de toenemende incidenüe is de vraag. Mogelijk zou een
hogere infectiedruk en besmetting van 5.
dublin op de weilan-
den tot stand kunnen komen door de piekbelasting die het
uitrijden van de mest met zich mee brengt. De kiemen kunnen
lang overleven, zich zelfs vermeerderen alvorens problemen te
veroorzaken (9). Beijers gaf in 1948 al aan dat besmette mest
niet op het weiland gebracht diende te worden zonder een
voorafgaande desinfectie met bijvoorbeeld kalkmelk (I).
Schindler (11) constateerde in 1989 een verhoogd aantal water
monsters positief op
S. dublin. Een weiland was nog besmet met
S. dublin terwijl daar al twee jaar geen runderen meer hadden
gelopen. Vooral na regenbuien werd
S. dublin door hem in
rivierwater aangetoond (11).

Het optreden van abortus door S. dublin treedt vooral in het
najaar op. Dit is in overeenstemming met de bevindingen van
Frik (3) en Sjollema (12). In 1951 wordt in het jaarverslag van
de Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland voor het eerst
gewezen op de zoönodsche aspecten van een
S. dublin-inkcüe.
Men adviseert zieke dieren niet te slachten, in verband met een
mogelijke contaminatie van het vlees als risico voor de
consument (5). Een soortgelijk advies wordt heden ook in de
Verenigde Saten gehanteerd (8). Humaan ontstaan voedselver-
giftigingen door
S. dublin voornamelijk via consumptie van
rauwe melk (7,13,17). Recentelijk werd één boerenfamilie in de
regio Noord- Nederland ziek vermoedelijk door het drinken van
rauwe melk die via kruiscontaminatie was besmet met
S. dublin.
Threlfall et al (13) namen humaan een toename van S. dublin-
infecties waar, vooral door het invasieve karakter van de
bacterie bleek dit een extra gevaar voor de patienten. Door de
toenemende tendens tot consumptie van rauwe melk en
verwerking van rauwe melk in kaas is alertheid geboden.
Een ander aspect van een zoönotische infectie is de contactder-
matitis die via kruisbesmetting tijdens verlossingen op kan
treden. Bij één dierenarts werd een pustulaire dermatitis van de
armen geconstateerd na een zware verlossing van een emfyse-
mateuze vrucht. Behalve de dermatitis traden ook algemeen
klinische verschijnselen op, zoals hoofdpijn en een vermoeid en
grieperig gevoel met lichte koorts. De veehouder van het
betreffende bedrijf kreeg dezelfde symptomen (16). Williams
(18) geeft aan dat dierenartsen aldus onbewust als vector voor
S.
dublin
kunnen optreden. Uit hygiënisch oogpunt dienen dieren-
artsen of veeverloskundigen met een pustulaire dermatitis geen

verlossingen te verrichten.

Geconcludeerd kan worden dat paratyfus en vooral S. dublin
reeds lange tijd problemen veroorzaakt bij het rundvee in
Friesland. Deze problemen lijken na een rustige periode, de
laatste jaren weer in ernst en uitgebreidheid toe te nemen. Door
middel van voornamelijk hygiënische en bedrijfstechnische
maatregelen moet geprobeerd worden de infectiedruk op de
bedrijven laag te houden. De zoönotische aspecten van
S.
dublin-iniecües
dienen niet uit het oog verloren te worden.

DANKBETUIGING

Technische assistentie werd verleend door NW van Dijk, E Oord, J Terpstra, A
van Solkema, C Zalsman en M Tjeerda.

LITERATUUR

1. Beijers JA. Klinische verschijnselen bij paratyfus of salmonella. Tijdschr
Diergeneeskd 1948; 73: 85-98.

2. Dijkstra RG. Enige aspecten van de bestrijding van Salmonellose onder
kalveren. Tijdschr Diergeneeskd 1961; 86: 1278-86.

3. Frik JF. Salmonella duWm-infecties bij runderen in Nederland. Proef-
schrift, RU Utrecht 1969.

4. Guinee PAM en Valkenburg J. Salmonella isolaties in Nederland 1966-
1973. Tijdschr Diergeneeskd 1974; 99: 996-1003.

5. Jaarverslagen van de Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland en de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren Noord-Nederland, resp. te Leeuwarden
(1919-1981) en te Drachten (1982 - heden).

6. Kelterborn F Salmonella species. W Junk. NV Den Haag. 1967; blz: 11-
21, 129-131 en 377-380.

7. MacCall AM. An explosive outbreak of food-poisoning caused by Sal-
monella dublin.
Lancet 1953; 264: 1302-4.

8. Pelzer KD. Salmonellosis. In: Zoonosis Updates, Am. Vet. Med Assoc.
Schaumburg, Illinois 1990; pp 100-8.

9. Pienig C und Wermersen H. Die Salmonellosebekämpfung des Rindes in
Schleswig-Holstein. Deutsche Tierärztl Wochenschr 1972; 79: 6-10.

10. Poels J. Rapport over de kalverziekten in Nederland. Nijhoff, \'s Graven-
hage. 1899.

11. Schindler PRG, Gerson D, Vogt H, MeU H. Uber das Vorkommen von
Salmonellen in Seen und Flüssen und im Trinkwasser aus Südbayern.
OffGesundh Wes 1991; 53: 333-337.

12. Sjollema R Salmonellose bij het rund. Tijdschr Diergeneeskd 1959; 84:
1047-56.

13. Threltall EJ, Hall MLM, and Rowe B. Salmonella bacteremia in England
and Wales, 1981-1990. J Clin Pathol 1992; 45: 34-6.

14. Veenstra H, Veenbaas AH, Zweers J. Jubileum-Uitgave. Maatschappij
voor Diergeneeskunde, Afdeling Friesland. 1886 - 1926.

15. Visser IJR, Wouda W en Zimmer G. Toenemende incidentie van Salmo-
nella
i/i/Ww-infecties op melkveebedrijven. Tijdschr Diergeneeskd 1990;
115: 738-9.

16. Visser IJR. Cutaneous Salmonellosis in Veterinarians. Vet Ree 1991;
129: 364.

17. Werner SB, Morrison FR, Humphrey GL, and Murray PH. Salmonella
dublin
and raw milk consumption. J Am Med Assoc 1984; 251: 2195-9.

18. Williams E. Veterinary surgeons as vectors of Salmonella dublin. Br Med
J 1980;280:815-8.

Aanvaard op 11 november 1992

Bastaard bouvier met otitis externa

vogr de praktijk

In juni 1992 werd ons een bastaard bouvierteef van drie jaar
aangeboden met otitis externa van het linker oor, dat al enkele
maanden door buurtcollegae werd behandeld zonder merkbaar
resultaat.

Na klinisch onderzoek bleek het uitsluitend om een otitis
externa te gaan met een extreem pijnlijke gehoorgang met vrij
veel pusvorming.

De standaardbehandeling met oorcleaner en Fucidin (Leo) gaf
slechts tijdelijk resultaat.

B.O. leverde een Cbt. Pyogenes op, gevoelig voor onder meer
Baytril (Bayer).

Spoelen met fysiologische en daarna applicatie van een Baytril-
oplossing gaf na enkele dagen vrijwel genezing, maar na veertien
dagen recidief.

Daarop is mede doordat er nog steeds extreme pusvorming
optrad besloten de gehoorgang eenmaal per dag te spoelen met
10 ml van 1 op 10 verdunde oplossing van acetylcysteine 200
mg/ml (Ruimucil van Inpharzam) zonder verdere therapie.
Binnen een week waren alle ontstekingsverschijnselen van de
uitwendige gehoorgang geheel verdwenen. Na vier maanden is
nog geen recidief opgetreden.

Door uitsluitend een symptoom, de extreme pusvorming, te
bestrijden is snel resultaat geboekt, wellicht reden om deze
\'therapie\' nader te onderzoeken.

W. Koster

-ocr page 128-

Met ingang van 1 februari 1993
treden artikel 73 van de Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren
en de ministeriële regeling inzake
honden van het Pit-bull-Terriër-
type in werking. Vanaf die datum is
het in Nederiand verboden honden
van dit type te houden, te fokken of
te verhandelen.

Om de openbare veiligheid zo
goed mogelijk te bewaken, zonder
alle bestaande Pitbulls af te maken,
is een overgangsregeling getroffen.
De praktizerend dierenartsen spe-
len een belangrijke rol bij de uit-
voering.

Op dit moment zijn er nog enkele
duizenden Pit-Bull Terriers in Neder-
land. In principe mogen deze niet meer
gehouden worden.

Voor deze dieren is een overgangsmaat-
regel ontworpen.

Alle Pitbulls moeten geïdentificeerd,
geregistreerd en blijvend onvrucht-
baar
gemaakt worden.

Registratie en identificatie
Registratie en identificatie geschieden
via een registratieformulier. Pitbull-hou-
ders worden via advertenties in dagbla-
den en programmabladen van radio- en
televisie gewezen op de wettelijke ver-
plichting hun dier te laten registreren én
op het feit dat ze het registratieformulier
bij de praktizerend dierenartsen moeten
ophalen.

De registratieformulieren worden aan
alle praktizerende dierenartsen toege-
zonden in de week vóór 1 februari 1993.
Het registratieformulier moet ingevuld
en voorzien worden van een verklaring
van de dierenarts. De Pitbull-houder
moet het vervolgens vóór vrijdag 9 april
(d.i. 10 weken na 1 februari) toezenden
aan de Stichting Registratie Gezel-
schapsdieren te Apeldoorn. Eén en an-
der betekent dat zich vanaf 1 februari
1993 eigenaren van Pit-bull-Terriers
bij dierenartsen zullen melden, met het
verzoek om

- hun hond onvruchtbaar te maken

- een verklaring van drachtigheid af te
geven plus de te verwachten geboorte-
datum van de pups- een verklaring af te
geven over de datum waarop een pup 6
maanden oud is.

Het registratieformulier is in feite een
aanvraagformulier voor een dierenpas-
poort, voorzien van een toelichting voor
Pitbull-houders. Omdat de term aan-
vraagformulier een zekere vrijblijvend-
heid zou kunnen suggereren, is het
formulier Registratieformulier genoemd
en wordt deze term ook in alle voorlich-
tingsuitingen gebruikt.
Uiterlijk 10 weken na de sluitingsdatum
van de aanmeldingstermijn wordt het
dierenpaspoort aan de houder toegezon-
den. Deze moet dat altijd bij zich dragen
om te kunnen aantonen dat hij/zij niet

in strijd met de wet handelt. Als hij dit
niet kan, dan kan de hond in beslag
genomen worden en worden afgemaakt.
De maximum straf voor de houder is
twee jaar gevangenis of een geldboete.

Blijvend onvruchtbaar maken
De wet schrijft voor dat alle Pitbulls
blijvend onvruchtbaar gemaakt worden.
De wijze waarop dit geschiedt (castratie
of sterilisatie) wordt niet voorge-
schreven. Als de eigenaar van een Pit-
bull-Terrier geen castratie wenst, kunt u
dus ook steriliseren. De minimum leef-
tijd waarop castratie of sterilisatie dient
te gebeuren is 6 maanden.

Berichten en verslagen

Pitbulls vanaf 1 februari 1993 verboden

Rol van praktizerend
dierenartsen in pitbullverbüd

Drachtige teven
Houders van drachtige Pit-bull-Terriërs
en pups zullen de dierenarts tweemaal
moeten bezoeken, waarvan de eerste
maal in de periode tussen 1 februari en
de eerste week van april. Drachtige
teven moeten eerst een verklaring van
drachtigheid hebben en, nadat de pups
geboren zijn, terugkomen om onvrucht-
baar gemaakt te worden.
Pups beneden de zes maanden komen
eenmaal voor registratie en een tweede
maal voor castratie of sterilisatie als ze
zes maanden zijn. De dierenarts hoeft
daar zelf niet op toe te zien.

Aanlijnen en muilkorven
Vanaf 1 februari 1993 is elke Pit-bull-
Terriërhouder ook wettelijk verplicht de
hond op de openbare weg of op ander-
mans terrein aangelijnd en gemuilkorfd
te houden. Voorheen was dat een ge-
meentelijke verordening, nu is dat een
wettelijke regeling die voor heel Neder-
land geldt. Wel of geen Pit-bull-Terriër
In de advertenties waarin houders van
Pit-bull-Terriërs gewezen wordt op de
wettelijke verplichting hun dier te laten

registreren, worden ook mensen aange-
sproken die niet zeker weten of hun
hond al of niet tot het Pit-bull-Terriër
type behoort.

Van de dierenarts wordt echter niet
verwacht dat hij een rol speelt bij de
herkenning van een Pit-bull-Terrier.
Deze verantwoordelijkheid ligt bij de
eigenaar van de hond.

Gevaar van pitt-bull-terriers
Elke hond is agressief te krijgen, maar er
is altijd een oorzaak voor agressie en

-ocr page 129-

bovendien verloopt het agressieve ge-
drag \'getrapt\', via een hele keten van
elkaar opvolgende gedragingen: een
dreigende houding, haren overeind, tan-
den ontbloot en grommen. Pas in laatste
instantie valt hij aan.
Door het fokken op agressie en vasthou-
dendheid (voor hondengevechten) is bij
honden van het Pit-bull-Terriër type het
mechanisme, waarbij daadwerkelijke
agressie pas optreedt aan het eind van
een reeks opeenvolgende gedragingen,
verstoord. Agressie bij deze honden is
daarom onvoorspelbaar, niet alleen bij
de individuele hond, maar ook voor het
moment.

Alle honden van het Pit-bull-Terriër
type dragen dus het risico in zich slacht-
offers te maken.

Als hij eenmaal beet heeft laat hij niet
meer los. Hierdoor en door de hoekige
kaakvorm veroorzaakt hij ernstige won-
den.

Kinderen en pitt-bull-terriërs
Pit-bull-Terriërs worden verboden om-
dat ze een gevaar voor de mens (en voor
andere dieren) opleveren. De ervaring
heeft geleerd dat je met vrijwel elke
Pitbull risico\'s loopt.
De Pit-bull-Terriërs die in de afgelopen
jaren kinderen hebben doodgebeten of
ernstig verwond, waren bijna alle ge-
waardeerde huisdieren die daarvóór
geen vlieg hadden kwaad gedaan.
Kinderen moet men dus nooit alleen
laten met een Pit-bull-Terriër, hoe ver-
trouwd ze ook met elkaar zijn.
De belangrijkste kenmerken van het Pit-
bull-Terriertype zijn :

ACTUA

Voorsnuit

- geen spitse snuit

Oren

- hoog aan het hoofd geplaatst

- tippend of gecoupeerd

- geen rimpels

Ogen

- rond, diepliggend en betrekkelijk klein

- breed uit elkaar geplaatst

Hals

- korte

- gespierd tot aan de schedel

Borst

- diep

- ruim gebogen ribben, naar onderen
taps toelopend

- breed

Rug

- gespierd

- kort

Benen

- de voorbenen zijn recht en maken een
zware en solide indruk

- de heupen zijn breed en lang en lopen
af in betrekkelijk lange achterbenen

I laiai IUI IB I

Vacht

- kortharig

Staart

- laag aangezet

- dun

- vrij kort in relatie tot het lichaam

- taps toelopend tot een fijne punt

- of gecoupeerd

Marker vaccins en diagnostische test
vüqr de bestrijding van bovine
herpesvirus type 1

Rectificatie

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 15 december 1992 werden op
pagina 745 nieuwe prijzen voor medicij-
nen aangegeven in standaard gemedici-
neerd voer.

Dit betreffen de prijzen van Cehave N.V.
te Veghel. De brief gericht aan de
praktizerende dierenarsten die hun
diensten verlenen aan afnemers van
CHV-voeders had niet gepubliceerd
moeten worden.

De veevoederindustrie stelt zelf de die-
renartsen van de prijzen op de hoogte.

Algemene omschrijving

- gespierde gladharige hond

- straalt kracht uit

- atletisch, maar niet zeer slank

- een zwaar front (borst en schouders)
met in vergelijking een lichte achter-
hand

- van opzij gezien maakt de hond een
vierkante indruk

- schofthoogte (= hoogte van de rug): 35

- 50 cm.

Hoofd

- geblokt, doosvormig, zwaar in verhou-
ding tot het lichaam

- brede kaaktakken

- brede schedel

- sterk ontwikkelde neusbrug

- het gebied onder de ogen is opmerke-
lijk breed

- sterk ontwikkelde kauwspieren

Van Oirschot JT, Kaashoek MJ. Rijse-
wijk FAM. Centraal Diergeneeskundig
Instituut, Open Afdeling Virologie, Lely-
stad

Onderzoekers van het Centraal Dierge-
neeskundig Instituut te Lelystad hebben,
samen met de Duitse firma Bayer AG,
langs conventionele weg een levend en
een geïnactiveerd vaccin ontwikkeld te-
gen infectieuze bovine rhinotracheitis
(IBR). Deze vaccins zijn gebaseerd op
een deletiemutant van het bovine her-
pesvirus type 1 (BHVl), dat het gen
voor het glycoproteïne E (gE) mist.
Tevens is een ELISA opgezet om antili-
chamen tegen gE aan te tonen. Gebruik
van deze vaccins in combinatie met
bijbehorende gE-ELISA opent perspec-
tieven voor uitroeiing van BHVl.
De deletiemutant is verkregen door een
veldvirus een aantal malen over celcul-
turen te passeren en daarbij te selecteren
voor virusdeeltjes die kleine plaques
induceren. Moleculair-biologisch on-
derzoek toonde aan dat een virusdeeltje
dat een kleine plaque induceerde het gen
miste dat codeert voor gE. Het BH V1 gE
gen is de homoloog van het gl gen van
het Aujeszky\'s disease virus en is nog
niet eerder beschreven. Alle nu op de
markt zijnde BHV1 vaccins brengen het
gE gen wel tot expressie.
Het gE-negatieve deletiemutant virus
diende als uitgangsmateriaal voor het
ontwikkelen van een levend en een
geïnactiveerd BHVl vaccin. Deze expe-
rimentele vaccins zijn getest op werk-
zaamheid en veiligheid. Intranasale toe-
diening van het levende vaccin leidde
niet tot temperatuurverhoging of andere
ziekteverschijnselen. Een tweevoudige
subcutane vaccinatie met het geïnacti-
veerde vaccin had eveneens geen nade-
lige gevolgen. Na een challenge-infectie,
een maand na de (laatste) vaccinatie.

-ocr page 130-

werden de gevaccineerde kalveren niet
ziek, terwijl de niet-gevaccineerde con-
trole-kalveren wel de typische verschijn-
selen van IBR vertoonden. Het aantal
dagen challenge-virusuitscheiding uit de
neus werd met de helft verminderd,
terwijl de hoeveelheid virus die in neus-
slijmmonsters werd aangetroffen met
meer dan een 100-voud werd geredu-
ceerd. De tweemalige vaccinatie met
dood vaccin was in dit laatste opzicht
werkzamer dan de éénmalige vaccinatie
met levend vaccin.

Na corticosteroïdbehandeling werd het
levende gE-negatieve vaccin bij geen
enkel kalf in neusslijm aangetroffen,
terwijl in hetzelfde experiment een com-
mercieel levend vaccin wel kon worden
gereactiveerd. Vaccinatie met gE-nega-
tief levend vaccin reduceerde ook de
hoeveelheid challenge-virus die na corti-
costeroïdbehandeling werd uitgeschei-
den.

Afgelopen september woonden 45
collega\'s voor de zevende keer deze
bijna hersenspoeling bij over een stu-
dieonderdeel waar vooral de ouderen
onder ons nog maar vage herinnerin-
gen aan hebben.

Medicijnen zijn per slot van rekening
maar een verlengstuk van ons vak,
waarvan de financiële kant een prettige
bijkomstigheid is. Nou, dit simpele beeld
is bij 45 individuen stevig onderuit
geschoffeld. Met de komst van de Dier-
geneesmiddelenwet en het van kracht
worden van de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde zijn de zaken er
duidelijk anders voor komen te staan.
Apotheek houden is een recht waar veel
plichten tegenover staan; het winstoog-
merk is daarmee verschoven naar het
tweede plan. De KNMvD heeft zich,
gesteund door de AUV en Intervet op
deze problematiek gestort. Op basis van
een helder actieplan hebben zij een
contract gesloten met de Faculteit Dier-
geneeskunde om de kwaliteit van de
veterinaire apotheek binnen vijf jaar op
het gewenste peil te brengen. Onderdeel
van dat actieplan is dat 50% van de

Met behulp van monoclonale antilicha-
men is een ELISA opgezet die antilicha-
men tegen gE aantoont. Al elf dagen na
experimentele infectie met veldvirus
konden deze antilichamen in het bloed
van kalveren worden aangetroffen.
Deze antilichamen persisteerden gedu-
rende tenminste 2,5 jaar op een stabiel
niveau. Er zijn ongeveer 160 verschil-
lende BHVl-stammen geanalyseerd op
hun vermogen gE tot expressie te bren-
gen en alle onderzochte stammen produ-
ceerden dit eiwit in celculturen. De
bovenbeschreven vaccins en test geven
de mogelijkheid om te onderzoeken of
door middel van intensief vaccineren de
circulatie van BHVl in het veld kan
worden teruggedrongen. Het is de be-
doeling om op korte termijn in samen-
werking met de Gezondheidsdiensten
voor Dieren en/of de Faculteit der
Diergeneeskunde te dien einde een veld-
proef te beginnen.

Verslag van de pag-d cursus

veterinaire apotheek 1

praktizerende dierenartsen deze cursus
Apotheek
I zal volgen, waarvan vervol-
gens 20% door moet gaan naar de
verdiepingscursus Apotheek
II.

A.G.G. Kok

In 25 zittingen (het zijn drie lange en
intensieve dagen) werd een gevarieerd
programma gepresenteerd. Het wettelijk
kader waarbinnen diergeneesmiddelen-
gebruik mag plaatsvinden werd vanuit
verschillende invalshoeken (dierenarts,
consument, overheid) uit de doeken
gedaan. De consument staat wantrou-
wend tegenover diergeneesmiddelenge-
bruik. Om het vertrouwen van het grote
publiek in dierlijke voedselproduktie te
herwinnen dienen wij terughoudend om
te gaan met diergeneesmiddelen. De
Diergeneesmiddelenwet heeft als oog-
merk veiligstelling van de volksgezond-
heid en dierziektenbestijding en het be-
vorderen van het welzijn der dieren.
Onze apotheek maakt hiervan onder-
deel uit en moet daarom aan bepaalde
normen voldoen. Deze cursus maakt
duidelijk dat bij velen nog orde op zaken
moet worden gesteld; gelukkig biedt
deze cursus een groot aantal handvatten
om deze bezem (en eventueel meer)
door de apotheek te halen. De handvat-
ten kunnen onderscheiden worden in
\'hardware\' (de inrichting van de apo-
theek) en \'software\' (de organisatie).
Wat dit laatste betreft zal het de nodige
inspanning gaan kosten om het voor-
schrijfbeleid van geneesmiddelen beter
doorzichtig te maken met de daarvoor
wettelijk vereiste administratie. De vor-
deringen bij de registratie van dierge-
neesmiddelen geven ons een eerste hou-
vast.

Het was wel verbazingwekkend om te
horen dat fabrikanten twee jaar de tijd
krijgen om hun etiketten en bijsluiters in
overeenstemming te brengen met de
definitieve registratie. Voor deze voor
ons dierenartsen onzekere situatie werd
een concrete kapstok geboden: bij twij-
fel gewoon de registratiebeschikking
vragen aan de fabrikant.

Veterinaire zorg
De dierenarts moet als verlener van
complete veterinaire zorg goed op z\'n
apotheek passen. Volgens een kenner is
de netto bijdrage in de bedrijfswinst
weliswaar beperkt tot ca. 10 a 20%
(afhankelijk van het type praktijk), als
onderdeel van complete zorg is de apo-
theek natuurlijk slecht misbaar. Die
apotheek zal zich wat betreft de gele-
verde kwaliteit moeten kunnen meten
met de humane apotheek. Humane apo-
thekers hebben ter bewaking van de
kwaliteit van hun zorg een goed systeem
van intercollegiale toetsing: collega\'s
helpen elkaar om de zaak op orde te
houden en te verbeteren. Zelfs apo-
theekhoudende huisartsen (nog zo\'n 700
in Nederland) laten zich gericht contro-
leren en helpen door een eigen organisa-
tie. Ook wij zullen onze praktijk en auto
op orde moeten brengen. We moeten
onderscheid maken tussen de apotheek
(met alleen diergeneesmiddelen) en ove-
rige ruimtes in onze praktijk; we zullen
werkinstructies moeten maken voor ie-
dereen die in onze praktijk werkt. In vier
woorden samengevat zal ons hele han-
delen met diergeneesmiddelen, proto-
collair, transparant, controleerbaar en
borghaar moeten worden. Bij het begin
van de cursus zakt de moed je wel in de
schoenen bij het horen van zo\'n bood-
schap maar gaandeweg wordt er con-
structief gewerkt naar een hecht kwali-
teitsraam waarbinnen ook onze
apotheek op een adequaat kwaliteitsni-
veau kan bestaan.

Daarnaast dient onze kennis over de

-ocr page 131-

voorgeschreven medicijnen opgevijzeld
te worden. Dat er verschillen zijn tussen
hoe die middelen hun weg vinden door
het gezonde en het zieke dier. Over de
milieutechnische consequenties van
diergeneesmiddelengebruik.

Wij dienen zorgvuldiger en selectiever
om te gaan met antibiotica, alhoewel in
Nederland het preventief gebruik als
veevoederadditief wel 10 keer hoger
schijnt te zijn dan het curatieve dierge-
neeskundige gebruik. Om ons bij dit
alles te ondersteunen zullen er genees-
middelen-formularia komen waarin ad-
viezen zijn opgenomen voor de farma-
cotherapie.

Spiegel

Tijdens de cursus werd ons geregeld een
spiegel voorgehouden, met sprekende
voorbeelden uit onze eigen dagelijkse
praktijk. Dan blijkt dat we met veel
zaken wel bekend zijn, maar er nog te
weinig van af weten. Ook maakten we
kennis met een techniek om geneesmid-
delen te kiezen. Dankzij het initiatief van
de cursusleiders waren er ook voorbeel-
den van hoogwaardige geneesmiddelen-
informatie beschikbaar, noodzakelijk
om goed onderbouwde keuzes te ma-
ken. Theorie en praktijk wisselden el-
kaar in hoog tempo af, gepresenteerd
door grotendeels enthousiaste en kun-
dige personen.

Vanuit de samenleving klinkt momen-
teel geregeld kritiek richting dierenarts,
vooral waar het diergeneesmiddelen be-
treffen. Door meer kennis en kunde,
gekoppeld aan een correcte toepassing
door de gehele beroepsgroep kunnen we
die kritiek uitstekend pareren. Tijdens
deze cursus wordt niet alleen die bood-

Op zaterdag 21 november 1992 werd in
Reusel in de serie ontmoetingen met de
buren een bijeenkomst gehouden met de
Belgische en Nederlandse keuringsdie-
renartsen. Ruim honderd aanwezigen,
iets meer Nederlanders dan Belgen, lui-
sterden de eerste helft van de dag naar
een aantal voordrachten, waarin de ver-
schillende overeenkomsten tussen de
vleeskeuring in beide landen werden
belicht. Eerder werden in dit kader
bijeenkomsten georganiseerd met

schap verkondigd maar wordt ook het
gereedschap ervoor aangedragen. Het is
verbazingwekkend te ervaren welke cul-
tuurshock je ondergaat in drie dagen en
ik kan dan ook maar één conclusie
trekken: een cursus waar iedere dieren-
arts die z\'n apotheek serieus neemt naar
toe zou MOETEN. Ik hoop dat dit
verslag een aansporing is om zich in te
tekenen voor degenen die nog twijfelen
of een cursus Veterinair Apotheek echt
nuttig is. Mijn complimenten gaan uit
naar Arnold Vulto en Stijn Verhaegh die
deze kar vooralsnog bezielend en met
groot enthousiasme trekken.

Nüüt van de
stichting PAÜ-D

In het kader van het project Ver-
sterking Farmaceutische Scholing
van de Dierenarts wordt er in 1993
vijfmaal een cursus Veterinair
Apotheek I georganiseerd, waar-
van eenmaal (in het najaar) voor
Gezelschapsdierenpraktici. De
cursus Apotheek II zal najaar 1993
van start gaan als de benodigde
personele versterking is aange-
trokken. In het kader van dit pro-
ject komen er in de toekomst als
vervolg op Apotheek I ook nog
andere cursussen, zoals Veterinair
Antibioticumbeleid, Vaccins en
Apotheek als Bedrijf. Ter onder-
steuning van collegae die Apo-
theek I reeds hebben gevolgd be-
staat er ook de mogelijkheid om
assistenten op apotheekgebied te
laten (bij)scholen.

Organisatie keuring en

toezicht, heden en toekomst

Duitse keuringsdierenartsen in Lievelde
en in Kleve.

Professor dr. E. H. Kampelmacher,
voorzitter van de
Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde,
opende de dag.

F. van Rossem

België

Dr. Lie. E. van Assche, voormalig hoofd

van het Instituut voor Veterinaire Keu-
ring (IVK), begon zijn voordracht met
de mededeling dat België ook voor
Belgen een ingewikkeld land is. Het land
is op vele manieren verdeeld naar taal: er
zijn ééntalige gebieden, Vlaanderen-Ne-
derlands, Wallonië-Frans en het Duits-
talige gebied Eupen-Malmedy, en er
bestaan tweetalige gebieden, zoals de
agglomeratie Brussel. Daarnaast zijn er
ook nog ééntalige gebieden met taaifaci-
liteiten voor anderstaligen. Naast de
indeling naar taal, is er ook een admini-
stratief bestuurlijke indeling in provin-
cies en gemeenten, en een indeling naar
rechtbank arrondissementen en kan-
tons. De nieuwste verdeling is de verde-
ling in de federale staat, waarbij gemeen-
schapsregeringen elk weer aparte
bevoegdheden hebben op regionaal ge-
bied. Wat betreft de vleeskeuring is
inmiddels helderheid geschapen, de na-
tionale, federale regering voert het be-
leid met betrekking tot de keuring. In
België werd in 1790 de eerste wet met
betrekking tot vleeskeuring aangeno-
men die vooral sanitaire eisen stelde. In
1895 werd vastgesteld dat de keuring
een aangelegenheid was van de dieren-
arts, in 1948 werden de eerste structuren
voor vleeskeuring bij het ministerie van
Volksgezondheid opgericht. Daarvoor
vond de vleeskeuring plaats op verant-
woording van het ministerie van Land-
bouw.

In 1952 werd de keuring voor en na het
slachten geregeld, in door al deze histori-
sche opeenstapeling van wetten, was een
geweldige disuniformiteit ontstaan zo-
wel in beloning als in voorwaarden. De
wet van 1981 stelde orde op zaken en
richtte het Instituut voor Veterinaire
Keuring op, oftewel IVK. De IVK is een
parastatale organisatie die onafhankelijk
zijn werk uitvoert, doch in innig verband
met het ministerie van Volksgezondheid.
Zo is de adjunct-directeur van het IVK
altijd afkomstig van het departement.
De middelen waarover de IVK - krach-
tens zijn statuten - mag beschikken zijn
keurlonen, keurrechten, schenklugen en
legaten. Het laatste zal wel een vrome
wens blijven.

Het IVK is georganiseerd in een centrale
dienst en een buitendienst. De centrale
dienst is opgebouwd uit een administra-
tieve dienst met 81 personen, die de
logistieke ondersteuning van de rest van
het IVK verzorgt en een regionale in-
spectiedienst, waarbij 278 volambtelijke
dierenartsen werken, met daarnaast 850
\'dierenartsen met opdracht\'. Naast al
deze dierenartsen kent men nog 33
controleurs, die half administratieve.

-ocr page 132-

half technische taken vervullen. Het
grote verschil tussen de Belgische vlees-
keuring en de Nederlandse vleeskeuring,
is, dat de Belgen niet met keurmeesters
en pluimvee keuringsassistenten wer-
ken, maar alleen met dierenartsen. Een
ander fenomeen dat de Nederlandse
keuring niet kent, is de \'dierenarts met
opdracht\'. Dit zijn praktizerende dieren-
artsen die parttime in de vleeskeuring
werken. Het IVK kent 20 keuringskrin-
gen; 14 Nederiandse en 6 Franse. Aan
Brussel worden waarschijnlijk twee keu-
ringskringen toegewezen, één Neder-
landse en één Franse. De kosten van het
IVK zijn, ondanks het relatief dure
personeel, goedkoper dan de Neder-
landse keuringskosten (9 miljoen versus
150 miljoen). Dit komt mede doordat
de dierenartsen met opdracht slechts
zeer gericht, gedurende zeer korte tijd
aan het werk kunnen zijn. Soms twee
uur per dag, soms zes uur per dag, soms
tien uur per dag. Hierdoor beschikt het
IVK over een vrij grote arbeidsreserve
die direct oproepbaar is. Dierenartsen
met opdracht mogen een oproep voor
keuring niet weigeren.

Dierenartsen met opdracht

Dr. K. Quintens, voorzitter van de
dierenartsen met opdracht, in het Neder-
lands taalgebied, gaf een uitputtende
opsomming van alle taken die deze part-
time keuringsdierenartsen vervullen. Uit
deze opsomming bleek dat deze
D.M.O.\'s alle werkzaamheden uitvoe-
ren die in Nederland keurmeesters uit-
voeren, waaronder keuren aan de band.
Ook de slagersdetailhandel valt onder
hun toezicht. In de instructies voor hun
uitvoering kwam onder meer de vol-
gende interessante zin voor: Men is
verantwoordelijk voor de keuring van
de kerntemperatuur van het vlees,
vooral met bestemming Frankrijk. Op
een vraag uit de zaal hoe gewaarborgd
wordt dat D.M.O.\'s hun keuringswerk-
zaamheden kunnen scheiden van hun
praktijk, werd geantwoord dat
D.M.O.\'s formeel niet gerechtigd zijn
dieren afkomstig uit hun eigen praktijk
te keuren. Op welke wijze dit gegaran-
deerd of gecontroleerd werd niet toege-
licht.

Keurmeesters

De heer F. Schilder, hoofd keurmeester
in Oss van de R.V.V., lichtte voor de
Belgische aanwezigen opleiding en taak
van de keurmeester in Nederland toe. Er
is in Nederland een behoefte van 40 a 50
keurmeesters per jaar. Deze aspirant-
keurmeesters zijn afkomstig uit twee
achtergronden:

A: Vanuit het vlees: de middelbare
slagersvakopleiding;
B: Vanuit de landbouw: de middelbare
agrarische school.

Er vindt selectie plaats van de aspirant-
keurmeesters, onder andere op goede
contactuele eigenschappen; men moet
overal flexibel inzetbaar zijn in heel
Nederland. Vier personeelsconsulenten
van de R.V.V., alsmede de werkvloer via
een mentorensysteem selecteren mee
tijdens de opleiding. Direct tijdens de
opleiding vindt al een contractuele ver-
bintenis plaats, zodat men meteen een
baan heeft als men slaagt voor het
examen.

De eerste zes weken van de opleiding
omvatten het bijscholen: zo worden de
slagers bijgeschoold op het gebied van
de landbouw, en de landbouwers op het
gebied van vlees. Opleiding is integraal
voor rood en wit vlees. Duur van de
opleiding is tien maanden waarin twee-
maal vier dagen introductie-stage zijn
opgenomen en drie langere stages in
respectievelijk een runder-, varkens-, en
pluimveeslachterij van drie weken. Dit
wordt afgesloten door twee weken exa-
mens, onder verantwoordelijkheid van
het Veterinair Staatstoezicht op de
Volksgezondheid.

De heer Schilder vermeldde de verschil-
lende vakken die tijdens de opleiding
worden gegeven. En welke voldoen aan
de basiseisen van de E.G. terzake met
extra Nederlandse eisen.
De nadruk ligt in de opleiding bij het feit
dat verantwoordelijkheid bij de keu-
ringsdierenarts berust, en dat deze door
een goede rapportage op de hoogte moet
worden gehouden van de voorberei-
dende werkzaamheden door de keur-
meester.

De keurmeester doet voorbereidend
werk voor de keuring, in opdracht. Dit
betekent voorselectie, monsteropname,
toezicht op kanalisatie, documentcon-
trole, lokale inspecties en activiteiten bij
uitbreken van besmettelijke dierziekten.
De Nederlandse opleiding biedt meer
dan de E.G. eist. Zo wordt aandacht

besteed aan zootechniek en aan de
anatomie en de pathologie van het
levende dier. Door deze extra kennis is
de keurmeester ook inzetbaar bij de
levende keuring. Er zijn 1200 keurmees-
ters en ongeveer 160 keuringsdierenart-
sen. Dit betekent dat in Nederland
gewerkt wordt in een verhouding van
één keuringsdierenarts op acht keur-
meesters.

De keurmeester werkt onder directe
verantwoordelijkheid van de keurings-
dierenarts, ook wordt wel gezegd dat hij
de verlengde arm van de dierenarts is.
De keurmeester heeft een voorbeeld-
functie naar de mensen in de bedrijven;
hij is in overheidsdienst en onafhanke-
lijk. Er mag geen sprake zijn van moge-
lijke belangenverstrengeling door het
uitvoeren van andere taken of werk-
zaamheden in vee en/of vlees, handel in
vee en/of vlees, etc.

Forumdiscussie

Onder leiding van Sjoerd Dijkstra,
Hoofd RR./Voorlichting Produktschap
voor Vee en Vlees, discussieerden na de
lunch, prof. dr. J. van Hoof (hoogleraar
en directeur van het laboratorium voor
Hygiëne en Technologie van Eetwaren
van Dierlijke Oorsprong, Gent), dr. Lic.
E. van Assche, dr P. Vanthemsche (in-
specteur-hoofd van Dienst, ministerie
van Landbouw, Diergeneeskundige In-
spectie), drs. R.J. Terbijhe, ir. A. Mijs
(directeur Sectie Vlees van het Produkt-
schap voor Pluimvee en Eieren) en drs.
H. Verburg (veterinair hoofdinspecteur
Volksgezondheid).
Sjoerd Dijkstra:

\'IKB betekent afwisselend. Ik Kan Be-
ter, Intensieve Klanten Benadering, of
Integrale Keten Beheersing. Waarom is
IKB zo laat gekomen?\' Professor van
Hoof: \'Dat komt omdat levensmiddelen
van oudsher al onder controle van de
overheid stonden. Dit heeft geleid tot
betutteling, waardoor het bedrijfsleven
gaande weg het idee kreeg dat het niet de
verantwoordelijkheid van het bedrijf is,
wat er met het produkt gebeurt, maar
van de keuring. Nu de consument en de
maatschappij kwaliteit en gezondheid
bovenaan stellen, groeit geleidelijk aan
het besef dat de verantwoordelijkheid
voor kwaliteit ook het bedrijfsbelang is.\'

Sjoerd Dijkstra:

\'Is IKB geen bedreiging voor de dieren-
artsen in IVK en RVV?\'
Professor van Hoof: \'Nee, gezondheid
blijft altijd de verantwoordelijkheid van
de dierenarts. Het is onacceptabel als het
bedrijf alleen verantwoordelijk is, er
moet altijd iemand bij zijn namens de
consument en de overheid.\'

De discussie over de verantwoordelijk-
heid is indirect meestal een discussie
over geld. Bij het verschuiven van ver-
antwoordelijkheden van overheid naar
bedrijfsleven, verschuiven ook kosten.

De heer Verburg waarschuwt dat het
verschuiven van verantwoordelijkheden
en daarmee ook taken en bevoegdheden

-ocr page 133-

van overheid naar bedrijfsleven, niet
altijd goedkoper hoeft te zijn voor het
t)edrijfsleven netto. Er komen voor het
Ijedrijf ook kosten bij. Criterium is dat
activiteiten van beide partijen zinvol
moeten zijn en elkaar niet moeten over-
lappen. IKB is volgens de heer Verburg
een middel. \'Het gaat om garanties en
producenten zijn de enigen die garanties
kunnen geven. De keuring kan dat niet,
want de wet formuleert geen garanties.\'

De heer Verburg pleit ervoor dat als
garanties gegeven kunnen worden, dat
dan ook daadwerkelijk gebeuren moet.
Pas dan kan sprake zijn van het afnemen
van de verantwoordelijkheid van de
overheid.

Die garanties moeten dan betrekking
hebben op het vrij zijn van ziektever-
wekkers en schadelijke residuen. Garan-
ties op een aantal punten kunnen wor-
den gegeven, maar worden door het
bedrijfsleven niet hard gemaakt.
De heer Terbijhe: \'Een onafhankelijk
oordeel blijft altijd behouden aan de
overheid.\' Hij wijst erop dat individuele
keuring aan de band in 80 tot 90 procent
van de gevallen niet nodig is, omdat de
dieren niks mankeert.
De heer Vanthemsche: \'Europese keu-
ring wordt een keuring van keuren op
het punt van vertrek. Dit heeft ook al
verschuiving van kosten ten gevolge.\'

Deze kosten komen dan meer te druk-
ken op de producent die het produkt
verzendt naar een klant, ook degene die
het geld verdient. Volgens de heer van
Hoof blijft de overheid ook om een
andere reden nodig, IKB is niet op
calamiteiten ingericht.

De heer van Assche: \'Beheersing is niet
hetzelfde als bewaking. Beheersing is
een commercieel doel, op dit moment in
de mode gezien de vele zelfzorgsystemen
in bedrijven, bewaken is een taak van de
overheid in het kader van de volksge-
zondheid.\'

Garantie geven heeft alleen zin als het
ook iets oplevert. Het is mogelijk om
Salmonella-wiie produkten aan te bie-
den, maar dit kost bijzonder veel geld.
Alles kan als het ook geld oplevert. De
heer Mijs: \'Allerlei extra voorzieningen
zijn alleen maar mogelijk, als er geld
mee verdiend wordt.\'
\'We kunnen wel
Salmonella-\\r\'\\]t kip-
pen leveren, maar als dat betekent dat
alle bedrijven het loodje leggen omdat
dit niet commercieel haalbaar is, is dat
een onzinnige actie. Wel belangrijk is
dat tussen bedrijfsleven en R.V.V. een
dialoog op gang komt, over kosten en
baten, zodat men gefundeerd kan beslis-
sen of iets niet goedkoper door het
bedrijf kan gebeuren dan door de R.V.V.
De prijs-kwaliteit verhouding van de
R.VV is slecht.\'

De heer van Hoof zegt dat Albert Heijn
belangrijker is voor kwaliteit dan de
R.VV. of het I.K.V. De consument
beslist uiteindelijk wat kwaliteit is. Tus-
sen de landen zijn hierin ook grote
verschillen, omdat in het ene land het
milieu vrijwel
Salmonella-vxi] is, bij-
voorbeeld Zweden, terwijl in de landen
met intensieve veehouderij dit bepaald
niet het geval is. Binnen Europa geeft het
ook grote verschillen in mogelijkheden
tot garanties en in concurrentiepositie.

De heer Terbijhe wijst erop dat één van
de grootste dilemma\'s van de toekomst
zal zijn of Nederland wel het geschiktste
land in Europa is voor de produktie van
levende dieren.

In één Europese markt kan het ook
weieens zijn dat er één Europese pro-
duktiemarkt bestaat die daar plaats
vindt waar dat het meest efiSciënt kan.
Dat hoeft niet altijd Nederiand te zijn.
De heer Verburg pleit ervoor om bij het
streven naar garanties prioriteiten te
stellen. Niet domweg verklaren vrij van
Salmonella\'s maar aangeven welke Sal-
monella
en waarom die als prioriteit
genomen is.
Salmonella\'s nauwelijks
een rol spelen in voedselvergiftigingen
hoeven niet hoog op het prioriteitenlijs-
tje te staan.

De heer Vanthemsche: \'IKB kan wel
degelijk bedreigend zijn voor de werkge-
legenheid van de keuringsdierenarts.
Het IKV of de R.V.V. moeten mee-
groeien met de bedrijven in deze syste-
men en naadloos aansluiten. Nadeel is
dat IKB geen zaak is van volksgezond-
heid. De heer Verburg bestrijdt dit,
zodra garanties met betrekking tot
volksgezondheid moeten worden gege-
ven, heeft IKB wel degelijk iets te maken
met volksgezondheid. IKB is een rand-
voorwaarde en start, hij vraagt om
verdere invulling met volksgezondheids-
garanties.

IKB is in het klein begonnen en moet nu
verder uitgroeien. Volgens de heer van
Hoof is het zo dat je slimme jongens
nooit uitbant: IKB kan alleen op basis
van vertrouwen. De overheid is repres-
sief bezig. Overheid en bedrijfsleven
moeten gezamenlijk overleggen, waar
de repressieve keuring zal moeten blij-
ven en waar niet.

De heer Verburg wijst erop, dat het
zeker vijf jaar duurt voordat de E.G.
deze IKB-trend c.q. garantietrend heeft
opgepikt en verwerkt in haar wetgeving.
De heer Vanthemsche zegt dat het nog
zeker meer dan vijf jaar duurt voordat
iedereen het doet. Frankrijk en België
komen na Nederland.

De heer van Assche zegt dat inspraak
van het bedrijfsleven in de toekomst niet
uitgesloten is, maar dat de onafhanke-
lijkheid van de overheid bewaard moet
blijven. De heer Mijs zegt dat het hem
niets kan schelen door wie en waar de
keuring wordt uitgevoerd, als hij maar
goed werkt. Door privatisering kan het
mogelijk worden om mee te sturen in de
uitvoering van de keuring. De heer
Verburg stelt dat de overheid altijd
belangrijk zal blijven, desnoods als onaf-
hankelijke controle op IKB. De onaf-
hankelijke onderzoeksinstellingen bin-
nen de IKB brengen advies uit aan het
produktschapbestuur dat uiteindelijk
beslist. Dat is geen werkelijke onafhan-
kelijkheid.

Na de forumdiscussie werd in kleine
groepen verder gediscussieerd over de
informatie van de dag.

Professor van Hoof sloot met een korte
toespraak deze vruchtbare discussiedag
af.

Insturen van

foto\'s ten behoeve
van heupdysplasie
onderzoek

Mededeling van W.K. Hirschfeld
Stichting

Door de Wetenschappelijke Commissie
van de F.C.I. (Federation Cynologique
Internationale) is m 1991 naar aanlei-
ding van een \'FCI-workshop Hipdyspla-
sia\' vastgelegd dat:

\'Radiographs should be read by the
person/panel approved by the (kennel-)
club in which the dog is registered.\'

-ocr page 134-

Dit betekent voor de Nederlandse situa-
tie, dat honden met een NHSB-nummer
beoordeeld moeten worden door de
Nederlandse Heupdysplasie-Commis-
sie. Het betekent ook, dat buitenlandse
H.D.-beoordelingscommissies of -Zen-
tralen, werkend in een F.C.I.-aangeslo-
ten land, alleen foto\'s zullen accepteren
van aldaar geregistreerde honden.
En voorts, dat een importhond die in
Nederland wordt geröntgend, eerst moet
worden opgenomen in het N.H.S.B.,
voordat er foto\'s kunnen worden inge-
stuurd naar de Nederlandse H.D.-Com-
missie.

Wordt een hond geïmporteerd en daar-
bij de stamboom overgeschreven naar
het N.H.S.B., dan wordt een bestaande
H.D.-uitslag (die op F.C.I.-wijze is ge-
classificeerd en afgegeven werd door een
bij de F.C.I.aangesloten organisatie) er-
kend door de Nederlandse Raad van
Beheer en overgenomen op de stambo-
men van nakomelingen.

Foto\'s van honden uit landen, welke niet
bij de F.C.I. zijn aangesloten, en die
bijvoorbeeld in Nederland zouden moe-
ten worden geröntgend ten behoeve van
een dekking, kunnen alleen na vooraf-
gaand overleg bij de W.K. Hirschfeld
Stichting worden aangeboden ter beoor-
deling.

Het zal duidelijk zijn, dat bovenstaande
F.C.I. maatregel bedoeld is om een einde
te maken aan het (ook in ons land
voorkomende) verschijnsel, dat foto\'s
naar het buitenland worden gestuurd
voor een beoordeling.

In bovengemelde \'Workshop\' is tevens
de minimum leeftijd voor onderzoek
opnieuw vastgesteld op 1 jaar, met
uitzondering van een aantal grote rassen,
waardoor een minimumleeftijd van
1 \'/2 jaar aangehouden dient te worden.

Lijst van grote rassen

Leeftijd voor HD-onderzoek minimaal
l\'jijaar

Berghond van de Maremmen, Bordeaux
Dog, Buil Mastiff, Duitse Dog, Landseer
E.C.T., Leonberger, Mastiff, Mastino
Napoletano, New Foundlander, Pyre-
nese Berghond, Sint Bernard.

De W.K. Hirschfeld Stichting adviseert
ook de volgende rassen niet eerder dan
op een leeftijd van minimaal 1.5 jaar te
röntgenen:

Appenzeller Sennenhond, Berner Sen-
nenhond, Entlebucher, Grote Zwitserse
Sennenhond, Kuvacs, Puli, Pumi.

Stuurgroep

erkenningen
varkens-
sector
ingesteld

Op initiatief van het Produktschap Vee
en Vlees (PVV) is de Stuurgroep Erken-
ningen Varkenssector, in het leven ge-
roepen. Vertegenwoordigers van be-
drijfsleven, overheid en de Stichting
Gezondheidszorg voor Dieren werken
daarin samen. De stuurgroep is ingesteld
om de bestaande regelgeving in de
varkenssector tegen het licht te houden
en waar nodig nieuwe voorschriften
voor te bereiden en in te voeren.
Dit moet uiteindelijk leiden tot een
erkenningsregeling voor alle betrokke-
nen bij de produktie van varkens en
varkensvlees. Een sluitend sanctie-stelsel
moet naleving van de regels garanderen.
Met deze aanpak laat de Nederlandse
varkenssector zien grote waarde te hech-
ten aan het zorgvuldig omgaan met
dieren en vlees.

Risico\'s

Aanleiding tot het instellen van de
Stuurgroep Erkenningen Varkenssector
is de actuele dierziektesituatie. Zo heeft
de recente uitbraak van blaasjesziekte
aangetoond, dat de risico\'s in de var-
kenssector groot zijn. Dat blijkt ook uit
de vergaande maatregelen die in dit
geval werden getroffen. De export van
levende dieren werd verboden en de
uitvoer van vlees kon alleen plaatsvin-
den onder bepaalde voorwaarden.

Inventarisatie

In de eerste vergadering van de stuur-
groep is een inventarisatie gemaakt van
de bestaande regelgeving, de voorschrif-
ten die in voorbereiding zijn en de nog
ontbrekende regels. Alle schakels in de
produktieketen zijn daarbij onder de
loep genomen.

De actiepunten die daaruit zijn voortge-
komen, worden nader uitgewerkt door
vijf specifieke werkgroepen.

Samenstelling

De Stuurgroep Erkenningen Varkens-
sector is als volgt samengesteld: Stich-
ting Gezondheidszorg voor Dieren (J.
de Veer); Landbouwschap (Chr. W.C.
van Gisbergen); Bedrijfschap voor de

Handel in Vee (J.W. Diepeveen); Cen-
trale Organistie voor de Vleesgroothan-
del (J. Ramekers); Veterinaire Dienst
(C.C.J.M. van der Meijs); Stuurgroep
I&R varkens (J.P. van Zutphen).
De stuurgroep staat onder leiding van
PVV-voorzitter R.J. Tazelaar, vice-
voorzitter is J. de Veer en secretaris B.J.
Odink.

De vijf ingestelde werkgroepen richten
zich op afronding Veewetwijzigingen,
regelgeving varkenshouderijbedrijven,
regelgeving levende handel, varkens-
slachterijen en controle en sancties.

Voor informatie: R.J. Tazelaar, voorzit-
ter PVV. Telefoon: 070 - 3 409 277 of
Sjoerd Dijkstra, hoofd PR/Voorlichting
Telefoon: 070 - 3 409 272. Privé: 01892
- 19892

MRIJ-koe ideaal

voor kaas

Roodbonte koeien van het MRIJ-ras
komen het meest in aanmerking voor de
kwalificatie kaaskoe. Bij deze koeien
komt namelijk de B-variant van het
melkeiwit k-caseïne aanzienlijk vaker
voor dan bij zwartbonte koeien. Hier-
door heeft de melk betere stremeigen-
schappen.

Voor de Nederlandse zuivelindustrie is
de produktie van kaas van toenemend
belang. In 1950 werd ongeveer 21% van
de melk gebruikt voor de kaasmakerij,
terwijl dat in 1990 al was gestegen tot
47%. Er bestaat in Nederland een tradi-
tie om melkkoeien te selecteren op de
produktie van melkeiwit dat voor het
maken van kaas onontbeerlijk is. Mede
door het toegenomen belang van de
kaasproduktie wordt de prijs die de
boeren voor de melk krijgen voor een
belangrijk deel bepaald door het eiwit-
gehalte. Het blijkt nu dat twee van de
vele in de melk aanwezige eiwitten
invloed hebben op de verwerkingseigen-
schappen van de melk; het k-caseïne en
/3-lactoglobuline. Beide eitwitten komen
nog weer in een A en B vorm voor. Van
beide eiwitten blijkt de B-vorm gunstig;
k-caseïne-B is gunstig voor de strem-
ming van de melk en )3-lactoglobuline-B
is gunstig voor de hoeveelheid kaas die
er uit melk gemaakt kan worden.
Op dit moment wordt er niet gelet op
welke eiwitten koeien in de melk produ-

-ocr page 135-

Dit zal u
bekend

voorkomen!

-ocr page 136-

Intervet...

Al die
bekende
Injektors!

NEOMASTl

droogzhter dry

intramammairesl
intramammary in.
4injektors/4 syr

Intervet springt er direkt uit. In vele opzichten.
Vooral dankzij de effektiviteit en betrouwbaarheid van
haar produkten. De mastitis Injektors zijn daar een
goed voorbeeld van.

/

De samenstelling van de injektors is zorgvuldig
gekozen. Uitgebreid onderzoek in de laboratoria en in
de praktijk ondersteunen deze samenstelling.
Dierenartsen en veehouders vertrouwen al jaren op
deze injektors. In Nederland en in vele andere landen
over de hele wereld.

SUPER MASTIDOl

INTRAMAMMAIRE SUSPENSIE VOOR
INTRAMAMMARY INJEQION AGAIN
4 INJEKTORS/4 SYRINGES

(Inten^

Intervet

-ocr page 137-

MASTIJETFORT*

intramammaire suspensie voor de
behandeling van mastitis bij koeien.
intramammaryinjeqion por the
treatment op mastitis in
lactatingcows

droog;

lastitis i

SyPELMASnKORT-72

intramammaire suspensie voor de
behandeling van mastitis bij koeien.
intramammary injeqion por the

CEPA-SAFE\'

droogzetter drvmw treatment

intramammaire suspensie voor het droogzetten van koeien
intramammary injeqion against mastitis during the dry cow period

<;yringes

-ocr page 138-

Dit zijn de effektieve injektors van Intervet:

MASTIJET FORT -

200 mg.
250 mg.
2.000 IE.
10 mg.

Indikaties: curatieve behandeling van mastitis tijdens lactatie.

SUPER MASTIKORT 72 - Samenstelling per injektor:

Procaine penicilline : 500.000 IE.

Neomycine : 300 mg.

Indikaties: curatieve behandeling van mastitis tijdens lactatie.

CEFA-SAFE - Samenstelling per injektor: cefapirine 300 mg als cefapirine
benthazine.

Indikaties: therapeutische en preventieve behandeling van mastitis
tijdens droogstand.

NEO MASTIDOL - Samenstelling per injektor:

Procaine penicilline : 500.000 IE.

Neomycinebase (als sulfaat): 300 mg.

Indikaties: therapeutische en preventieve behandeling van mastitis
tijdens droogstand.

Samenstelling per injektor:

Tetracycline

Neomycine

Bacitracine

Prednisolon

SUPER MASTIDOL - Samenstelling per injektor:

Kalium penicilline
Procaine penicilline
Neomycinebase (als sulfaat)

500.000 IE.
1.000.000 IE.
500 mg.

Indikaties: therapeutische en preventieve behandeling van mastitis
tijdens de droogstand.

Intervet

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

INTERVET NEDERLAND B V.
Boxmeer.

-ocr page 139-

ceren. De verschillen zijn echter wel
genetisch bepaald. Selectie op zowel k-
caseïne als op 6-lactoglobuline kan
voordeel opleveren. Uit simulaties van
een fokprogramma blijkt dat selectie op
k-caseïne genotypen uiteindelijk kan
resulteren in een opbrengst van 22
gulden per koe per jaar. Voor B-lactoglo-

Benoeming van

bijzonder
hoogleraar

De Dienst Landbouwkundig Onder-
zoek heeft aan de Universiteit Utrecht
dr. R.H. Meloen benoemd tot bijzon-
der hoogleraar in de Biomoleculaire
herkenning aan de Faculteit voor
Diergeneeskunde.

Dr. Meloen is in 1944 te Den Haag
geboren. Aan de Universiteit Utrecht
promoveerde hij in 1981 op het
proefschrift \'Foot and mouth disease
and the antibodies they induce\'.
Zijn leeropdracht bestaat uit het bestu-
deren van de selectieve herkenning van
eiwitten op moleculair niveau. Deze
herkenning speelt een hoofdrol bij veel
biologische processen. Gedetailleerde
kennis hierover is onontbeerlijk voor het
ontwikkelen van nieuwe vaccins, diag-
nostica en farmaca.

De stormachtige ontwikkeling op het
gebied van de moleculaire herkenning is
mede te danken aan pionierswerk van
buline is die meeropbrengst 16 gulden
per koe.

Een en ander blijkt uit het proefschrift
\'The relevance of milk protein polymor-
phisms for dairy cattle breeding\' waarop
ir. Henk Bovenhuis op 28 september aan
de Landbouwuniversiteit Wageningen
promoveerde.

dr. Meloen. Hij ontwikkelde onder meer
geheel nieuwe methoden om deze inte-
racties in kaart te brengen. Dit maakt het
mogelijk om de bouwstenen, betrokken
bij deze interacties, zeer nauwkeurig te
definiëren. Toegepast op het Mond- en
Klauwzeervirus heeft dit belangrijke
nieuwe inzichten opgeleverd met be-
trekking tot het ontwerpen van syntheti-
sche vaccins. In samenwerking met der-
den zijn vergelijkbare resultaten

verkregen onder meer met coronavirus-
sen, HIV, parvovirussen en malaria. Bij
Hl V is vijf jaar geleden de belangrijkste
antigene site ontdekt die waarschijnlijk
een integraal bestanddeel zal gaan vor-
men van toekomstige HIV vaccins. Bij
malaria, waartegen tot op heden geen
bevredigend vaccin is ontworpen, werd
een veelbelovende mogelijkheid gecreë-
erd om tot een werkzaam vaccin te
komen.

De heer Meloen blijft daarnaast werk-
zaam als hoofd van het Laboratorium
Moleculaire Immunologie van het
DLO-Centraal Diergeneeskundig Insti-
tuut te Lelystad.

Ingezonden

Laten we

welzijn

Dagelijks gaan miljoenen spermatozoï-
den op pad, terwijl er per eicel toch maar
één nodig is om te bevruchten.
De \'natuur\' is er kennelijk niet zo
benauwd voor om met een overdaad
aan levend materiaal haar doel te berei-
ken.

In de landbouw is bekend dat men om
aan het noodzakelijk aantal bieten per
hectare te komen, een overdaad aan
zaad werd gebruikt, waarna na opkomst
het overtollige werd verwijderd.
Niemand die er ooit aan gedacht heeft
om hier morele bezwaren tegen te ma-
ken, wel praktische.
Vandaar dat later het zogenaamde preci-
siezaad in gebruik is genomen.
Het feit dat die bezwaren bij de overtol-
lige haantjes wel worden gemaakt heeft
dus kennelijk te maken met het gegeven
dat het hier haantjes betreffen en geen
bieten of ruimer gesteld: dieren en geen
planten. Dieren hebben gevoel en plan-
ten niet.

Wanneer men er in zou slagen het
bevruchte ei te sexen en vervolgens
buiten het broedproces te houden is het
morele probleem niet opgelost. In wezen
is dit hetzelfde als abortus.
Toch denk ik dat velen dit een gezonde
oplossing zouden vinden.
De Commissie Ethiek heeft getracht
zich in de positie van de Adviescommis-
sie te verplaatsen. Wanneer het om het
welzijn van de haantjes gaat lijkt het mij
beter zich in de gevoelens van die
haantjes te verplaatsen.
Wanneer zo\'n haantje de keus zou heb-
ben direct pijnloos te worden gedood
tegenover tien weken het mesthok in
met daarna via verladen en vervoer
zeker geen pijnloos einde dan lijkt mij de
keus voorspelbaar.

Het plan om te trachten deze dieren
alsnog tot slachtprodukt te maken zal
averechts werken. Immers mensen die
om hen moverende redenen geen \'nor-
male\' kuikens consumeren zullen dit nu
wel gaan doen.

Of daar de haantjes mee geholpen zijn?
Het lijkt mij van niet.
De tegenstelling tussen mensen, die elke
vorm van consumptie van dieren afwij-
zen en degenen die daar anders over
denken lijkt mij onoverbrugbaar.

-ocr page 140-

Met dieren uit morele overwegingen te
laten leven zonder dat daarmee andere
belangen gediend zijn, lijkt mij niet in

Stand van zaken

PSEUDÜVQGELPEST
IN NEDERLAND

Zoals reeds in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 1 november 1992
werd vermeld, zijn er uitbraken van
pseudovogelpest voorgekomen in
Noord-Limburg en het oosten van
Noord-Brabant.

Tot 11 januari jongstleden is op 38
bedrijven in het gebied de ziekte vastge-
steld.

het belang van het welzijn van het dier.
En daar ging het toch om ?

L Tholhuizen

Mededelingen VD

Sinds begin december \'92 worden bij elk
nieuw geval een beschermingsgebied
met een straal van tenminste drie kilo-
meter en een toezichtsgebied met een
straal van tenminste tien kilometer in-
gesteld. Dit is tot nu toe voor vijf
gevallen gebeurd. In de beschermingsge-
bieden zijn de regels ten aanzien van het
verlenen van onthefiBngen van de inge-
stelde vervoersverboden strenger dan in
de toezichtsgebieden. Beschermingsge-
bieden blijven 21 dagen, na de officiële
reiniging en ontsmetting op het besmette
bedrijf van kracht en toezichtsgebieden
dertig dagen.

Na 18 december hebben zich in het
gebied geen nieuwe gevallen voorge-
daan. Wel is er op 9 januari een uitbraak
gemeld bij een hobby-vogelhouder in de
Hoekse Waard. Hoe de ziekte daar
terecht is gekomen is nog niet geheel
bekend. Waarschijnlijk heeft hier de
aankoop van een pauw begin december
1992 een rol gespeeld.
Er wordt nog gezocht naar de herkomst
van dit dier. Ook in dit geval is er zowel
een beschermings- als een toezichtsge-
bied ingesteld.

In het kader van de preventie en de
bestrijding zijn de vaccinatieregels tegen
pseudovogelpest aangescherpt. De Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Zuid-
Nederland is ook begonnen met een
verscherpt toezicht op de uitvoering van
de entingen. Het belang van een correcte
uitvoering van de pseudovogelpestvac-
cinatie kan onder de gegeven omstan-
digheden niet sterk genoeg worden be-
nadrukt.

Nieuw(s) van de Industrie

Opbergsysteem

voor de
praktijkwagen

Er is een nieuw systeem voor de autoin-
richting van dierenartsen op de markt.
Speciaal voor dierenartsen is een inge-

nieus opbergsysteem ontwikkeld dat
eenvoudig door één persoon met behulp
van een verrijdbaar onderstel uit de auto
is te rijden. Het systeem kan geplaatst
worden in vrijwel elk type stationcar en
terreinwagen. In de auto zijn rails aange-
bracht waarop de geïsoleerde metalen
ladenkast naar binnen kan worden ge-
schoven.

Het opbergsysteem kan naar keuze wor-
den samengesteld. Lades kunnen wor-
den voorzien van kunststof flessenhou-
ders waarmee 120 flesjes per lade
overzichtelijk en economisch worden
opgeborgen. De flessenhouder voor-
komt gerammel van de flesjes tijdens het
rijden en beschermt ze tegen breuk. Op
het systeem is een compressor koelbox
te plaatsen (inhoud 10, 15 of 30 liter)
voor het koel bewaren van (vaccinatie)-
vloeistoffen.

Met het opbergsysteem:

- zijn alle dierenartsenmaterialen over-
zichtelijk en veilig opgeborgen;

- is de auto gemakkelijk leeg en schoon
te maken;

- kan de auto ook voor andere doelein-
den worden gebruikt (gezin, vakantie).

Het ladensysteem wordt geleverd door
Veba Meditemp te Uden.

Nieuwe lijn

verzürgings-

prüdukten

voor hond en kat

Nederma introduceert een nieuwe lijn
effectieve en veilige verzorgingsproduk-

-ocr page 141-

ten voor kat en hond onder de naam
E.P.C. - Essential Pet Care. De E.RC.-
lijn bestaat uit: Taurine, Bodyguard,
Feel-Free en Relax.

- Taurine voorkomt deficiëntiever-
schijnselen en kan ook therapeutisch
worden aangewend. Voor katten is
taurine een essentieel aminozuur dat
via het voedsel in voldoende mate
moet worden opgenomen. Taurine is
nu verkrijgbaar in tabletvorm. Eén
taurinetablet bevat 250 mg taurine.

Bodyguard is een uniek, natuurlijk
produkt dat hond en kat vrij houdt van
vlooien. Bovendien vermindert Body-
guard de onaangename honde- en
kattegeur en zorgt het voor een goede
conditie van de vacht. Bodyguard is
een poeder en is eenvoudig door het
voer te mengen. De effectieve werking
van Bodyguard is onder meer te dan-
ken aan biergist en knoflook.

Boekbespreking

Trüpentierhygiëne

H.S.H.Seifert

G. Fischer Verlag, Jena, Stuttgart; ISBN
3-334-60379-2, 1992, 479paginas, 73
aßeeldingen, 41 tabellen

Feel-Free is een veilige, natuurlijke
haarbalpasta die maagklachten bij de
kat oplost en voorkomt. Feel-Free
heeft een zeer hoge acceptatie en is ook
uitstekend geschikt voor kittens vanaf
vijf weken.

Relax is een veilig kalmeringsmiddel
voor nerveuze katten en honden. De
effectieve werking van Relax berust
onder meer op het aminozuur L-Tryp-
tofaan en selenium. Relax helpt boven-
dien tegen wagenziekte en bij angst

voor vuurwerk.

Alle verpakkingen bevatten een bijslui-
ter met produktinformatie. Tevens zijn
gratis cliëntfolders over het E.P.C.-assor-
timent verkrijgbaar.
De E.P.C.-produkten: Bodyguard, Tau-
rine, Feel-Free en Relax zijn te bestellen
bij Aesculaap B.V.

Voor inlichtingen Nederma B.V, tel.
02940 - 30983.

In dit leerboek over de gezondheidsleer
van dieren in de tropen worden de
problemen en risico\'s voor de gezond-
heid van grote huisdieren in de tropen
systematisch weergegeven en gepresen-
teerd in samenhang met de huidige
produktiesystemen. Het boek is onder-
verdeeld in drie delen. Deel 1, de veteri-
naire gezondheidszorg in de tropen, is
een bewerking van een in 1983 in de
\'Göttinger Beiträgen zur Land- und
Forstwirtschaft in den Tropen und Sub-
tropen\' versehenen werk getiteld: \'The-
oretische Grundlagen der tropentierhy-
giene\'. De afweermechanismen worden
beschreven, evenals de bijzondere relatie
die er in de tropen bestaat tussen gast-
heer, vector en ziekteverwekker, een
relatie die in de gematigde zone geen
equivalent kent. De resistentie van de
inheemse rassen tegenover de gevoelig-
heid van de exotische rassen in de
tropische zone staat hierbij op de voor-
grond. Er worden aanwijzingen gegeven
hoe immuun- en chemoprofylaxis aan-
gepast moeten worden aan sociaal-eco-
nomische en ecologische omstandighe-
den in ontwikkelingslanden. De
beschrijving van de immunologie gaat
slechts zover als nodig is voor een goed
begrip van de epidemiologie van de
tropische dierziekten en de uitvoering
van preventieve maatregelen. In aparte
hoofdstukken worden de biologie en de
bestrijding van de vectoren van de tropi-
sche ziekten uitgebreid behandeld. Een
integrale bespreking zou de lezer echter
meer duidelijkheid verschaft hebben.
In deel 11 worden de etiologie en ver-
spreiding,
Pathogenese, klinische en pat-
hologisch anatomische verschijnselen,
en de diagnose, therapie en preventie
beschreven van de ziekten bij de econo-
misch belangrijke huisdieren in de tro-
pen. Hierbij wordt de nadruk gelegd op
ziekten die een rol spelen in de exten-
sieve veehouderij van de herkauwers.
Infectieziekten bij varkens en pluimvee
in intensieve veehouderij-systemen wor-
den niet behandeld. Helaas worden ook
de endoparasieten niet behandeld. Ten
onrechte voert de auteur hiervoor aan
dat de door deze parasieten veroorzaak-
ten aandoeningen niet wezenlijk ver-
schillen van identieke aandoeningen in
de gematigde zone. Voor de inhoud van
deel II werd het standaardwerk \'Tropi-
sche Tierseuchen und ihre Bekämpfung\'
van Mitscherlich en Wagener (1970)
bewerkt en zeer verdienstelijk aange-
vuld met de aandoeningen veroorzaakt
door pathogenen uit bodem en vergifti-
gingen door planten.
Op te merken valt dat de auteur bij deze
bewerking niet altijd de meest de recente
literatuurgegevens heeft verwerkt. Zo
wordt bijvoorbeeld bij de beschrijving
van de trypanotolerantie van het West
Afrikaanse rundveeras, de N\'dama, be-
weerd dat de resistentie van dit ras
gebaseerd is op een verkregen resistentie
tegen lokale trypanosomenstammen en

-ocr page 142-

dus plaatsgebonden is. Ruim 10 jaar
geleden werd reeds aangetoond dat de
resistentie in belangrijke mate berust op
andere genetisch bepaalde mechanis-
men en dus niet plaatsgebonden is. Dit
gegeven vormde de basis voor aanzien-
lijk export van N\'Dama runderen naar
ander delen van Afrika.
In deel III (30 pagina\'s) worden de
belangrijkste veeteeltproduktiesystemen
in de tropen namelijk de nomadische
veeteelt, de kleinschalige veehouderij,
\'ranching\', de melkveehouderij en de
\'feed-lot\' behandeld. Er wordt aandacht
geschonken aan de invloed van ecologi-
sche, produktietechnische en sociaal-
economische factoren. Op basis van
deze beschouwingen worden strategieën
voor de veterinaire gezondheidszorg
binnen de betreffende produktiesys-
temen in de tropen beschreven.
Van dit boek, dat als leerboek gepresen-
teerd wordt, kan gezegd worden dat het
een dusdanige hoeveelheid feitenmateri-
aal bevat dat het voor de student, die
zich niet op een verblijf in de tropen
voorbereid, te uitgebreid is. Voor de
dierenarts die daadwerkelijk een werk-
kring in de tropen heeft of gaat vervul-
len, verschaft het boek ruimschoots de
noodzakelijke kennis en zal zeker als
naslagwerk zijn diensten bewijzen. On-
vermijdelijk komt de vraag naar voren
waarom een dergelijk boek, dat bedoeld
is om de basiskennis te verschaffen voor
de veterinaire gezondheidszorg in de
tropen, in het Duits geschreven is. He-
laas is hierdoor het boek ontoegankelijk
voor de overgrote meerderheid van po-
tentiële belangstellenden in de ontwik-
kelingslanden, waar het Engels de meest
gangbare voertaal is in het universitaire
onderwijs en de internationale en weten-
schappelijke communicatie.

R.W. Paling

Voeding van

jonge biggen

In de 17 pagina\'s tellende publikatie
\'voeding van jonge biggen\' is op over-
zichtelijke wijze de kennis over de voe-
ding van jonge biggen in de verschil-
lende levensfasen samengevat.
De publikatie is geschreven op verzoek
van de werkgroep Voeding Varkens van
het Centraal Veevoedingsbureau. De
auteur is de heer G.F.V. van der Peet,
werkzaam bij het IKC Veehouderij,
Afdeling Varkenshouderij te Rosmalen.
Veel aandacht wordt besteed aan
theoretische kennis over de verteringsca-
paciteit van jonge biggen. In het eerste
hoofdstuk wordt op schoolse wijze de
vertering van koolhydraten, vetten en
eiwitten besproken.

Het tweede hoofdstuk gaat over de
factorenziekte slingerziekte/speendiar-
ree. Vooral de relatie met de voeding
wordt gelegd. Dit hoofdstuk begint met
een theoretische benadering van de pro-
blematiek en wordt afgesloten met prak-
tische voedertips om de stoornis te
minimaliseren.

In het derde en tevens laatste hoofdstuk
wordt ingegaan op de bestaande soorten
biggen voeders, voerschema\'s en voer-
methoden. Dit laatste hoofdstuk biedt
een praktisch handvat voor de keuze van
het juiste soort voer.
De publikatie wordt afgesloten met een
uitgebreide literatuurlijst.
\'Voeding van jonge biggen\' kan worden
gebruikt als naslagwerk om de kennis
over de voeding van jonge biggen en de
optredende voedingsstoornissen nog
eens op te frissen. Door het beknopte
karakter van de publikatie is het eenvou-
dig snel de informatie te vinden.
De publikatie is uitgegeven door het
Centraal Veevoederbureau te Lelystad.
De publikatie is te bestellen door
ƒ 10,00 over te maken op postbankreke-
ning 973017 t.n.v. Centraal Veevoeder-
bureau, Lelystad, onder vermelding van
\'CVB-documentatierapport nr. 5\'.

Atlas und

lehrbuch der
ultraschall-
diagnostik

Gynäkologische Untersuchung und re-
produktion. Pferd, Rind Schaf Ziege,
Schwein, Hund Katze.
Wolf gang Kähn

Schlütersche Verlag, Hannover, 1991

In het begin van de jaren \'80 werd
echografisch onderzoek voor het eerst
toegepast in de drachtigheidsdiagnostiek
bij de merrie. Sindsdien is het belang van
echografie bij gynecologisch onderzoek
beduidend toegenomen en wordt echo-
grafie ook bij tal van andere diersoorten
toegepast bij onderzoek van de genitaal-
tractus. Behalve voor vroege drachtig-
heidsdiagnostiek, kan echografie infor-
matie geven over de morfologie van
uterus en ovaria en over leven van de
vrucht.

Deze atlas speelt in op deze ontwikkelin-
gen en geeft de mogelijkheden en gren-
zen aan van echografie bij het onderzoek
van het reproduktie-apparaat van di-
verse diersoorten. Het boek is ingedeeld
naar diersoort, namelijk: paard, rund,
schaap en geit, varken, hond en kat.
Van elke diersoort wordt eerst de tech-
niek van het echografisch onderzoek
besproken en duidelijk geïllustreerd met
tekeningen of foto\'s.
Bij paard en rund wordt de transrectale
methode aanbevolen. Bij de kleine her-
kauwers en het varken kunnen zowel de
transcutane als de transrectale methode
gebruikt worden. Bij hond en kat wordt
alleen de transcutane manier toegepast.
Vervolgens wordt het echografisch l^eld
van normale en abnormale ovaria bij
elke diersoort besproken. Vooral bij
paard en rund wordt uitgebreid inge-
gaan op de normale echografische
aspecten van follikelgroei en corpus
luteum-ontwikkeling gedurende de ova-
riële cyclus of tijdens de dracht. Bij de
kleine herkauwers zijn de normale ova-
ria niet herkenbaar omdat de follikels te
klein zijn. Alleen na een superovulatie
behandeling zijn kort voor de ovulatie
de ovaria via de transrectale methode te
vinden. Bij het varken zijn de ovaria
meestal wel via de transrectale manier te
onderscheiden. Bij kleine huisdieren zijn
normale ovaria niet zichtbaar. Het echo-
grafische beeld van ovariumcysten en
ovariumtumoren wordt bij de verschil-
lende diersoorten besproken en geïllu-
streerd.

De echografie van de uterus wordt
ingedeeld naar niet-gravide uterus, gra-
vide uterus, echografie van de foetus
(met name bij paard en rund) en patho-
logische uterusbevindingen. De niet-
gravide normale uterus is bij paard, rund
en kleine herkauwers wel echografisch
te vinden, bij het varken erg moeilijk en
bij kleine huisdieren niet. Graviditeit is
bij alle besproken diersoorten goed vast
te stellen, waarbij door middel van
foetometrie een indruk verkregen kan
worden omtrent de drachtigheidsduur.
Bovendien geeft echografie informatie
over het leven van de vrucht.
De foto\'s die gebruikt worden zijn van
goede kwaliteit en de uitleg bij de foto\'s
en illustraties is duidelijk. Door de
overzichtelijke opbouw van het boek en
de fraaie foto\'s is het een boeiende en
leerzame atlas, die voor de prakticus die
zich veel bezighoudt met de reproduktie
van onze huisdieren en daarbij echogra-
fisch onderzoek gebruikt, zeker aan te
raden is.

M.L. Schmidt en I. Tiemessen

-ocr page 143-

H. van toveren en J. G. Vos

(Uitg. Pudoc Wageningen: 1991 ISBN
90-220-1035-x, 55 pagina\'s)

Dit boek is deel zeven uit de serie
\'Toxicologische Reeks\' waarin onder
meer zijn verschenen \'Klinische Toxico-
logie\', \'Neurotoxische stoffen\' en \'Che-
mische carcinogenese\'. De reeks staat
onder redactie van prof. Koeman, prof
van Genderen, dr. de Groot, prof Her-
derson, dr. Vos en de heer Aalpol.
Alle delen hebben tot doel de lezer via
een - beperkt - overzicht op de hoogte te
brengen van de huidige stand van zaken
op het betreffende vakgebied.

Toxicologie van het Immuunsysteem is
als het ware opgezet rondom vier studies
betreffende de immuuntoxicologie van
a) organotinverbindingen, b) gechlo-
reerde bifenylen, dibenzofuronen en di-
benzo-p-dioxinen, c) hexachloorben-
zeen en d) oxiderende gassen. Het
boekje start met een overzicht van speci-
fieke en niet-specifieke afweermechanis-
men en gaat daarna in op de wijze van
onderzoek, zoals dat (inter)nationaal
wordt/zou moeten worden uitgevoerd
ten behoeve van het vaststellen van
immunotoxiciteit. Hiema volgen de eer-
der genoemde vier studies als voorbeel-
den voor immunotoxicologisch onder-
zoek.

De referent geeft onmiddelijk toe, dat de
auteurs er in zijn geslaagd hem via dit
boekwerk op de hoogte te hebben ge-
bracht van de stand van zaken met
betrekking tot immunotoxicologisch
onderzoek. Nadeel van een toch betrek-
kelijk beperkte studie is echter, dat de
auteurs vrijwel geheel uit eigen werk
putten: de bibliografie verwijst naar acht
artikelen van buitenlandse auteurs en
naar tien van de auteurs zelf Dit hangt
natuuriijk samen met de keus van de vier
voorbeelden op welk gebied de auteurs
van dit boekje internationaal erkende
specialisten zijn.

Terugkomend op de titel: het woord
\'Immuno-toxicologie\' geeft als het ware
al aan dat op twee disciplines wordt
gesteund. De auteurs waren dus ver-
plicht de lezer zowel in te voeren in de
immunologie als ook in de toxicologie.
Naar de mening van de referent zijn ze in
het laatste beter geslaagd dan in het
eerste. Vijf pagina\'s is te weinig voor een
goede belichting van het immuunsy-
steem, waarbij mogelijk te veel aandacht
wordt besteed aan het afweerapparaat
van de rat en aan de levenscyclus van
Trich spiralis.

Het hoofdstuk \'vaststellen van immuno-
toxiciteit\' is echter bijzonder informatief
geschreven; het geeft de lezer een goed
ovezicht van immunotoxicologisch on-
derzoek, zoals dat op het RIVM ge-
schiedt. Onvoldoende duidelijk komt
naar voren of dit onderzoek (met name
met betrekking tot de technieken) ook
internationaal via het International Pro-
gramma on Chemical Safety zo wordt
uitgevoerd.

Het laatste overzicht betreft de vier
voorbeelden van immunotoxicologisch
onderzoek. Dit staat wetenschappelijk
op een hoog peil, zoals verwacht mag
worden van deze auteurs, die juist op dit
gebied hun immuuntoxicologische \'spo-
ren\' hebben verdiend.
Conclusie: geen \'authorative review\' van
het onderwerp, zoals ook niet door de
auteurs wordt gepretendeerd. Wel een
lezenswaardig overzicht van immuunto-
xicologisch onderzoek voor allen, die in
dit onderwerp geïnteresseerd zijn.

Dr. J. Goudswaard

Lehrbuch der

veterinär-
anatomie, band 1:
bewegungsapparat

T. Koch en R. Berg

Gustav Fisher Verlag, Jena en Stuttgart,
1992

Toxicologie van het immuunsysteem:

immuunsuppressieve en
immuunstimulerende werking van
toxische verbindingen

5\'druk, ISBN 3-334-60373-3

In de serie Lehrbuch der Veterinär-
Anatomie van T. Koch is van het eerste
deel, Bewegungsapparat, nu de geheel
nieuwe bewerkte 5« druk verschenen.
Het 422 pagina\'s tellende boek geeft een
vergelijkende beschrijving van het ske-
let, de gewrichten en de spieren van het
paard, het rund, het varken, de kleine
herkauwers en de hond. Nieuw in deze
uitgave is de beschrijving van het skelet
(24 pagina\'s), de gewrichten (2 pagina\'s)
en de spieren (12 pagina\'s) van het
konijn.

Het boek kent slechts twee hoofdstuk-
ken. In het eerste hoofdstuk \'Inleiding\'
(29 pagina\'s) worden de indeling van
het dierenrijk, de afstamming van de
huiszoogdieren, de ontwikkelingsge-
schiedenis van het bewegingsstelsel en
de anatomische nomenclatuur kort be-
handeld. In het tweede hoofdstuk (de
rest van het boek) worden het kraak-
been, de osteogenese en de bouw van
botten behandeld. Daarna volgt een
bespreking van het skelet, de gewrichten
en de spieren. Deze structuren worden
eerst in het algemeen beschreven, ge-
volgd door een bespreking per diersoort.
Helaas is voor de afzonderlijke diersoor-
ten en voor de verschillende structuren
hetzelfde lettertype gebruikt, wat het
zoeken naar specifieke structuren per
diersoort bemoeilijkt.

De figuren, die duidelijk en van goede
kwaliteit zijn, werden grotendeels onge-
wijzigd overgenomen uit voorgaande
edities. Ook het aantal figuren (232,
inclusief 11 illustraties van het konijn)
werd nauwelijks uitgebreid ten opzichte
van de 2» druk uit 1970 (204).
Vooral de hond is ondervertegenwoor-
digd in het aantal figuren. Lang niet alle
behandelde structuren van deze dier-
soort zijn in de beschikbare figuren te
vinden.

Zeer verhelderend zijn de vergelijkende
overzichten van het skelet van de onder-
voeten en de schedel. In deze figuren zijn
duidelijk de verschillen en overeen-
komsten in bouw bij de verschillende
diersoorten weergegeven.
Ook de gekleurde afbeeldingen van de
vergelijkende anatomie van de spieren
in het voor- en achterbeen, die reeds
waren opgenomen in de
2\' druk, zijn
zeer instructief Van de belangrijkste
spieren zijn de oorsprong, insertie, inner-
vatie en functie per regio opgenomen in
29 overzichtelijke tabellen.

Gelet op het gegeven dat dit boek alleen
het bewegingsstelsel behandelt, is het
zeer omvangrijk en gedetailleerd voor
een studieboek. Ondanks de genoemde
tekortkomingen is het boek een uitste-
kend naslagwerk voor studenten en
dierenartsen die geïnteresseerd zijn in de
het bewegingsstelsel van de huisdieren.

W Hartman

-ocr page 144-

Huismiddel

tegen braken

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie mevrouw drs.
L.M. Overduin (Veterinaire Specia-
listen Oisterwijk) bereid om voor de
lezers een antwoord te formuleren.

Vraag

Kunt u mij een eÉFectief huismiddel
aangeven dat braken bij de hond en/of
kat geeft? Dit om reden dat niet iedere
eigenaar meteen naar de dierenarts kan
komen, nadat het huisdier iets vreemds
heeft gegeten. Het inspuiten van apo-
morfine/Rompun is bekend, maar niet
door de eigenaar direct toepasbaar. Het
ingeven van sterk zout water gaf bij een
hond die tulpen had gegeten spuitdiarree
in plaats van braken. Wat en hoeveel
kan ik veilig adviseren (mosterd,
zout,...)?

Antwoord
Het is van het grootste belang dat er
zekerheid bestaat omtrent de stof die is
ingeslikt. Bij twijfel is het verstandiger
om wat langer te wachten met handelen
en dit door een dierenarts te laten doen,
dan de eigenaar telefonisch advies te
geven. Braken mag nooit opgewekt
worden wanneer er reeds ernstige klini-
sche symptomen te zien zijn (bijvoor-
beeld bij strychnine-intoxicatie).
Wanneer duidelijk is wat is ingeslikt en
braken geïndiceerd is, zijn de volgende
huismiddelen beschreven:

- zout: 1 theelepel zout ingeven, liefst
achterop de tong;

- waterstofperoxyde: 5 ml ingeven, ie-
dere 5 minuten, totdat braken op-
treedt;

- siripus ipecacuanhae (10%-ige oplos-
sing), in een dosering van 5 tot 10 ml.
Dit is echter een middel dat de meeste
eigenaren ook niet voorhanden heb-
ben (eventueel wel als hoestdrank,
bijvoorbeeld Buckley\'s, hiervan wel de
concentratie controleren);

- mosterdoplossing: hierbij zijn ernstige
bijwerkingen opgetreden, waardoor
het humaan in ieder geval niet meer
gebruikt wordt;

- \'vinger achterin de bek\': hiervoor moet
gewaarschuwd worden, omdat bij
deze methode nogal wat ongelukken
gebeurd zijn.

Samenvattend verdient het nog steeds
aanbeveling om er liever voor te zorgen
dat de patiënt zo snel mogelijk bij een
dierenarts komt, die adequaat kan han-
delen.

Behandeling van

witvuilen

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer prof
dr. A. de Kruif (Faculteit Dierge-
neeskunde te Gent) bereid om voor
de lezers een antwoord te formuleren.

Vraag

Bij de behandeling van \'witvuilen\'
(endometritis) bij het rund wordt er
vaak, naast lokale (intra-uteriene) toe-
diening van antibiotica, een injectie met
Prostaglandine gegeven. Het doel van
deze injectie is niet alleen een luteoly-
tisch effect te bereiken, maar tevens een
direct effect op het uteriene myome-
trium, waardoor de uterusmotiliteit ge-
stimuleerd wordt, de intra-uteriene druk
stijgt en de beweging van uterusinhoud
in de richting van de cervix wordt
bevorderd.

In hoeverre is dit effect bekend bij het
rund?

In hoeverre is er verschil in deze activi-
teit tussen de
Prostaglandinen die ver-
krijgbaar zijn in Nederland, zoals lupro-
stiol (Prosolvin), cloprostenol (Estru-
mate), tiaprost (Iliren) en dinoprost
(Dinolytic)?

Antwoord
Wat de behandeling van witvuilen bij
het rund betreft, kan verwezen worden
naar een artikel dat verschenen is in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1990 (vol 115 blz. 51-60). Hieronder
volgen nog enkele aanvullende opmer-
kingen.

Naar mijn mening haalt de vraagsteller
twee zaken door elkaar: de \'gewone\'
endometritis waarbij zich geen inhoud
in de uterus bevindt en de pyometra,
waarbij zich wel inhoud in de uterus
bevindt en waarbij op één van de ovaria
een persisterend corpus luteum (c.1.)
aanwezig is. De eerstgenoemde \'soort\'
behoeft of géén therapie of eventueel een
intra-uteriene (i.ut.) therapie met hetzij
antibiotica, hetzij desinfectantia. Prosta-
glandinen hebben meestal geen nut.

Vraag en antwoord

omdat er zich op het ovarium vaak geen
c.1. bevindt. Bij een pyometra is een i.ut.
therapie zinloos: de uterus bevat immers
inhoud. De therapie van een pyometra is
een injectie met PG waardoor het c.1. in
regressie gaat en de uterus zich vervol-
gens ledigt. Het directe effect van be-
paalde PG\'s op de uterusmotiliteit is bij
het rund zeker wel aanwezig, maar
duurt kort, waardoor er geen lediging
van de uterus optreedt. Een volledige
lediging (\'genezing\') is slechts mogelijk
als het c.1. in regressie is gegaan. Door de
oestrogeen invloed van zich ontwikke-
lende follikels ontstaan er langdurige
uteruscontracties en wordt de aanwezige
infectie, vrijwel steeds veroorzaakt door
Actinomyces pyogens hopelijk zodanig
onderdrukt, dat er zich niet opnieuw een
pyometra ontwikkelt.
De conclusie is dus dat het directe effect
van sommige PG\'s op de uterusmuscula-
tuur wel degelijk aanwezig is, maar dat
dit effect voor de genezing van de uterus
van ondergeschikt belang is. De PG\'s die
dit directe effect het sterkst vertonen zijn
de natuurlijke PG\'s zoals dinoprost. De
anderen hebben dit effect of niet of in
geringe mate.

Hoe lang mag

een schapespons
blijven zitten?

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer Dr
M.C. Pieterse (Vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting)
bereid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

Vraag

Hoe lang mag een schapespons, langer
dan voorgeschreven, blijven zitten zon-
der nadelige invloed op de resultaten?

Antwoord
Het sponzen van schapen en geiten
gebeurt in het algemeen met dezelfde
intravaginale sponzen. Sommige firma\'s
maken onderscheid tussen maagden-
sponzen en sponzen voor oudere dieren.
Hierbij gaat men ervan uit, dat het
materiaal van de maagdenspons minder
prikkelt in de vagina van het jonge dier.
In het algemeen gesproken kan men er
vanuit gaan, dat de meeste intravaginale
sponzen, mits redelijk bewaard en niet te
oud, naar behoren voldoen.

-ocr page 145-

Het sponzen van schapen/geiten wordt
gedaan om de bronst te synchroniseren
(oestrusseizoen) of te induceren (anoe-
strusseizoen).

Oestrussynchronisatie is het zoveel mo-
gelijk op dezelfde dag in oestrus laten
komen van schapen/geiten in een, met
betrekking tot het stadium van de cy-
clus, willekeurig samengestelde kudde.
Redenen hiervoor zijn onder meer het
verkrijgen van uniforme groepen lam-
meren, arbeidsbesparing ten tijde van
het aflammen en indien KI wordt toege-
past, een arbeidsbesparing wat betreft
oestrusdetectie en inseminaties.

Oestrusinductie daarentegen is het op-
wekken van bronst en ovulatie in het
anoestrusseizoen. De hoofdreden hier-
voor is het verkrijgen van lammeren/
melk, wanneer beide produkten schaars
zijn en de prijzen gunstig.

De tijdsduur, dat een spons in de schede
moet zitten, is afhankelijk van de dier-
soort (schaap/geit) en het seizoen.
In het oestrusseizoen is het sponzen
namelijk afhankelijk van de levensduur
van het corpus luteum i.c. de cyclusduur.
Bij het schaap is de levensduur van het
corpus luteum circa 14 dagen (cyclus-
duur 17 dagen), bij de geit is de levens-
duur van het corpus luteum circa 17
dagen (cyclusduur 20 dagen).
De tijd, dat men het sponsje in de schede
laat moet dusdanig zijn, dat de levens-
duur van het \'eigen\' corpus luteum
wordt overbrugd, anders zal er geen
synchronisatie optreden.

Bij schapen moet men de spons in het
oestrusseizoen (synchronisatie) 14 da-
gen laten zitten. Natuurlijk kan men de
sponzen al na 12 dagen verwijderen,
maar men loopt dan bij enkele dieren
het risico, dat de bronst pas optreedt als
het \'eigen\' corpus luteum in regressie
gaat, dus na dag 14 van de cyclus.
Bij schapen in het anoestrusseizoen (in-
ductie) kan men volstaan met kort
sponzen (7 tot 13 dagen).

Veel discussies zijn er gaande wat betreft
het gebruik van PMSG (FolligonanR)
bij het verwijderen van de spons.
Het gebruik van PMSG (500 IE) in het
oestrusseizoen is niet nodig, alhoewel de
PMSG een duidelijk positief effect blijkt
te hebben op de synchronisatie en de
oestrusexpressie. De laatste tijd wordt er
echter regelmatig vernomen, dat 500 IE
PMSG in het oestrusseizoen vaak leidt
tot drie-, vier- en vijflingen. Redenen
kunnen zijn, dat men niet juist heeft
gedoseerd, of dat de hedendaagse
PMSG potenter/zuiverder/minder va-
riabel is dan enkele jaren geleden. Een
dosering van 300 IE per schaap in het
oestrusseizoen lijkt beter te voldoen.
Het gebruik van PMSG in het anoestrus-
seizoen is wel noodzakelijk. De PMSG
induceert dan een voldoende follikel-
groei, hierdoor voldoende oestrogenen,
die tenslotte de \'trigger\' vormen voor
een LH-piek en ovulatie.
Praktisch gezien moet de PMSG op de
dag van verwijderen van de spons wor-
den toegediend. Er bestaan echter the-
orieën, dat één of twee dagen eerder i.m.
toegediende PMSG (in verband met de
halfwaarde tijd) betere resultaten geeft.
Het langer laten zitten van de spons, dan
de voorgeschreven 14 dagen in het
oestrusseizoen en de 7-13 dagen in het
anoestrusseizoen bevorderen de uit-
eindelijke resultaten in het geheel niet.
Eén van de filosofieën is, dat bij te lang
sponzen de genitaaltractus te lang onder
progesteron-invloed staat. Hierdoor zou
de follikelgroei met de daarmee gepaard
gaande oestrogeenproduktie nadelig
beïnvloed kunnen worden.
Het gevolg is, dat (na lang sponzen) de
genitaaltractus niet optimaal is voorbe-
reid voor een conceptie en, dat het
gemeten transport verslechterd. Al deze
factoren leiden dan tot een lagere fertili-
teit. Verder moet men beseffen, dat de
vaginitis, die altijd optreedt ten gevolge
van de intravaginale spons, ernstiger
wordt na langer sponzen. Het langer dan
14 dagen sponzen bij het schaap zal
zeker wel tot graviditeit kunnen leiden,
de resultaten zullen in het algemeen
echter slechter zijn.

Tot slot moet nog worden vermeld, dat
bij geiten veel onderzoek is gedaan naar
het lang (21 dagen) en het kort (11
dagen) sponzen van de dieren. Zowel in
het oestrusseizoen als in het anoestrus-
seizoen leidde het kortdurende sponzen
tot significant betere resultaten. Men
moet echter wel bedenken, dat het kort
sponzen (11 dagen) van geiten in het
oestrusseizoen altijd gepaard moet gaan
met een Prostaglandine behandeling
(niet drachtig dier!), liefst 2 dagen voor
het verwijderen van de spons. Verder is,
net zoals bij het schaap, in het oestrussei-
zoen PMSG (300-500 IE) niet nodig. In
het anoestrusseizoen echter, is PMSG
(500-700 IE) wel nodig, de Prosta-
glandine behndeling overbodig.
We kunnen concluderen, dat langer
sponzen dan de bovenvermelde tijden,
van zowel schapen als geiten, niet tot
betere resultaten leidt.

Te kort
afgebroken

navelstreng

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer Prof.
dr. A. de Kruif (Faculteit Dierge-
neeskunde te Gent) bereid om voor
de lezers een antwoord te formuleren

Vraag

Het is bij een keizersnede vaak zo, dat de
navelstreng erg kort afbreekt.
Er zijn collega\'s die deze navels altijd
dicht hechten, ook als er van een navel-
breuk geen sprake is. Vraag: Is het
hechten van een (te) kort afgebroken
navelstreng, een kunstfout?

Antwoord
Het hechten van een tekort afgescheurde
navelstreng is niet nodig, mits er geen
bloeding optreedt.

Bij een keizersnede scheurt de navel-
streng vaak erg kort af omdat het kalf
\'verkeerd om\' wordt geboren. Hetzelfde
komt vaak voor bij een stuitligging die
via de normale weg wordt geboren.

Een tekort afgescheurde navelstreng
geeft niet meer risico op navelinfecties
dan een normaal afgescheurde navel-
streng. Hetzelfde kan gesteld worden
met betrekking tot het optreden van een
navelbreuk. Of het hechten van een
ongecompliceerde te kort afgescheurde
navel een kunstfout is, hangt van de
omstandigheden af. Als de boer en/of
dierenarts bevreesd is voor een bloeding
of darmprolaps kan tot het plaatsen van
enkele hechtingen met resorbeerbaar
materiaal worden overgegaan. Dit is
mits het hygiënisch en deskundig ge-
beurt, geen kunstfout. Als zomaar ieder
kalf met een tekorte navel wordt \'ge-
hecht\' is dit overbodig maar naar mijn
mening geen kunstfout.
Als het echter op een onhygiënische of
ondeskundige wijze plaats vindt, is er
sprake van een kunstfout, niet zozeer
vanwege het plaatsen van enkele hech-
tingen, maar meer vanwege het toegeno-
men risico op complicaties (infecties
etc.).

-ocr page 146-

Vleesvarkens vrij

van dysenterie; reele

kans of utopia?

F.H.J. van Hagen en K.A.J. van Rosma-
len

Varkensdysenterie is een aandoening die
veroorzaakt wordt door
Serpulina hy-
odysenteriae
(voorheen Treponema hy-
odysenteriae).
De bacteriën infecteren
het colonslijmvlies, waar ze in de mu-
cuscuslaag en in de crypten gaan zitten.
Bij het aanslaan van de infectie spelen
verschillende stressfactoren een belang-
rijke rol. De infectie kan op zowel
vermeerderings- als vleesvarkensbedrij-
ven voorkomen en veroorzaakt diarree.
De diagnostiek geschiedt aan de hand
van de anamnese, op grond van het
klinische beeld en eventueel laboratori-
umdiagnostiek.

Laboratoriumdiagnostiek kan uit de
volgende onderdelen bestaan: aantonen
van de kiem door middel van kweek.
Immuun Fluorescentie Test (IFT) of een
(in dit onderzoek gebruikte) Enzyme
Linked Immuno Sorbent Assay
(ELISA). Een tweede methode bestaat
uit het aantonen van antilichamen in
sera tegen
Serpulina hyodysenleriae. Dit
kan met verschillende tests, onder an-
dere met de plaatagglutinatietest, de
Microtitratie Agglutinatie Test (MAT)
en de in dit onderzoek gebruikte ELISA.
De antigeen-ELISA voor de detectie
van
Serpulina hyodysenteriae-hacienèn
in rectaal genomen mestmonsters is een
betrouwbare methode voor de detectie
van dieren die
Serpulina hyodysenleriae
uitscheiden in de mest. Deze ELISA
wordt uitgevoerd met als coating een
antiserum tegen
Serpulina hyodysenle-
riae.
Het voordeel is dat deze ELISA
gedaan kan worden op monsters die
ingevroren zijn geweest, iets wat bij de
kweekmethode niet mogelijk is. Het is
een erg gevoelige methode, aangezien
102 CFU van de bacterie per gram nat
gewicht al aangetoond kunnen worden.
Serologisch aantoonbare immuniteit te-
gen
Serpulina hyodysenleriae treedt pas
op indien er klinische symptomen zijn
en er tot dan niet gemedicineerd is.
Dieren echter die in een heel vroeg
stadium van de aandoening behandeld
worden, vormen geen antilichamen in
het bloed, maar zouden eventueel drager
kunnen worden.

De antilichaam-ELISA is zowel op kop-
pelbasis als op individuele basis gebruikt
om de diagnose varkensdysenterie te
bevestigen. Volgens de meeste onderzoe-
kers is deze ELISA een geschikte me-
thode om op koppelbasis de diagnose
varkensdysenterie te stellen, mits de
infectie maximaal 19 ä 20 weken gele-
den is begonnen en er niet (op tijd)
behandeld is. Een aantal onderzoekers
vindt zelfs dat de test ook een diagnose
op individuele basis mogelijk maakt.
Voor de bescherming tegen hernieuwde
infectie zijn met name de lokaal in de
darmwand geproduceerde antilichamen
van belang. Deze IgA-antilichamen
worden pas geproduceerd na wat
langere blootstelling aan de bacterie en
zullen dus bij herstelde dieren, laat
behandelde dieren en bij dragers voor-
komen.

Dieren die tijdig behandeld zijn krijgen
niet de kans om immuniteit op te bou-
wen en zijn dus na behandeling weer
\'normaal\' vatbaar. Bij de preventie ligt
dus de nadruk zeer sterk op hygiëne-
maatregelen en in de toekomst is het
misschien mogelijk om te vaccineren.
In dit onderzoek werd op een vleesvar-
kensbedrijf op het moment dat de big-
gen aangeleverd werden van de biggen
rectaal een mestmonster genomen.
Enige tijd later is bij de aanleverende
vermeerderingsbedrijven van 10 zeugen
per bedrijf een bloedmonster genomen
voor serologisch onderzoek. Uit het
faecesonderzoek van de biggen blijkt dat
minimaal 3 van de 4 bedrijven biggen
hebben geleverd die
Serpulina hyody-
senleriae
uitscheiden in de mest.
Uit het serologisch onderzoek van de
zeugen van de vermeerderaars blijkt dat
geen van de bemonsterde zeugen anti-
lichamen in het bloed had.
Hieruit volgt dat een vleesvarkenshou-
der door middel van serologische gege-
vens van zeugen op een vermeerderings-
bedrijf niet kan en mag concluderen dat
de geleverde biggen vrij zijn van
Serpu-
lina hyodysenleriae.

Een betere methode zou zijn om biggen
rectaal te bemonsteren, waarbij dan met
een ELISA getest kan worden of de
biggen vrij zijn van de betreffende kiem.
De moeilijkheid hierbij is dat biggen die
drager zijn, de kiem niet permanent
uitscheiden. Daardoor is een negatief
resultaat nog geen garantie dat de betref-
fende biggen vrij zijn van
Serpulina
hyodysenleriae.
Een positief resultaat,
waarbij rekening gehouden dient te
worden met vals positieve resultaten,
zou een vleesvarkenshouder kunnen
doen besluiten van die vermeerderaar
geen biggen meer te betrekken.
Een andere mogelijkheid die hier niet
onderzocht is, bestaat uit het nemen van
faecesmonsters van de zeugen. Daarmee
zou een vermeerderingsbedrijf ge-
screend kunnen worden op dragerdieren
onder de zeugen. Ook hiervoor geldt dat
dragerdieren niet permanent uitschei-
den.

Studentenreferaten

SR/165/92 27 pp

de mogelijkheden
van een

intradermale test
als diagnosticum
voor

voedselallergie bij
vleeskalveren
R. Bodet en M. Bommer

In de moderne kalverhouderij gebeurt
het regelmatig dat vleeskalveren in de
tweede helft van de mestperiode achter-
blijven in groei ten opzichte van koppel-
genoten. Bij deze kalveren worden ook
vaak de volgende verschijnselen gevon-
den: vuile, met mest besmeurde oren,
halsdelen en achterhand, achterblijven
in groei, conditieverlies en te lange
haren. Een mogelijk oorzaak van deze
verschijnselen zou een allergische reactie
op bepaalde bestanddelen in de melk-
vervangende poeders kunnen zijn.
In deze pilotstudie is een aanzet gegeven
om via een intra-dermale allergietest
gecombineerd met huidbioptonderzoek
en
Serologie deze vermoedelijk optre-
dende allergie te diagnostiseren en even-
tueel te bevestigen.

Hiervoor werden op diverse kalverhou-
derijbedrijven kalveren getest die duide-
lijk in groei achterbleven, een afwijkend
mestbeeld vertoonden en \'vuile nekken\'
hadden (proefgroep); en kalveren die
normaal waren gegroeid en waar kli-
nisch geen afwijkingen aan zijn gevon-
den (controlegroep). Op vaste tijdstip-
pen (20, 40, 60, 120 min. en na 24 uur)
werden de eventueel optredende huid-
zwellingen ten gevolge van de intra-
dermale toediening van de uit de melk-
vervangende poeders gemaakte teststof-

-ocr page 147-

fen gemeten. Opvallend daarbij bleek
dat op 40 minuten na injectie voor de
lOOx verdunning van de teststoffen (42
en 43) een mogelijk allergische reactie
ten opzichte van soja-eiwit en/of aard-
appeleiwit optrad.

Huidbiopten werden microscopisch on-
derzocht waarbü speciale aandacht
werd gegeven aan: voorkomen van cel-
infiltratie, celtypen, hyperemie en op-
treden van oedemen. Uit de resultaten
werd niet voldoende duidelijk of er een
zwelling (celinfiltratie) optrad ten ge-
volge van een allergie of ten gevolge van
het optreden van een algemene weefsel-
reactie op het toedienen van lichaams-
vreemde stoffen. Een verschil tussen de
proefgroep en de controlegroep werd
niet gevonden.

Uit het serologisch onderzoek bleek dat
vrijwel alle kalveren antistoffen tegen
soja-eiwitten bezaten, ook hier werden
er geen verschillen gevonden tussen
proefgroep en controlegroep.

De resultaten van dit onderzoek tonen
niet aan dat de genoemde problemen die
in de tweede fase van de mestperiode bij
vleeskalveren worden gevonden, het ge-
volg van een allergische reactie zouden
zijn. Een vervolgstudie is wenselijk.
SR 180/92 49 pp

Enkele aspecten van

infekties met
leptospira
interrogans bij dier
en mens

Literatuurstudie naar risico\'s voor de
volksgezondheid. Mieke Rodenburg,
vakgroep VVDO Utrecht, maart 1992.

Uit dit literatuuronderzoek is gebleken,
dat de bezorgheid omtrent het veelvul-
dig vóórkomen van Leptospira bij dier
en mens volkomen op zijn plaats is.
Voor de algemene volksgezondheid
speelt
L icterohaemorrhagiae een be-
langrijke rol gezien het regelmatig optre-
den van de ziekte van Weil bij mens en
dier en het vaak ernstige verloop. Het
onder controle houden van de rattenpo-
pulatie is van groot belang, getuige de
toename van het aantal infecties met
L
grippothyphosa
bij de mens.
Het belang van
L hardjo-iniectit ligt
vooral bij bepaalde risico-groepen: on-
der veehouders, met name in Noord-

Nederland, is een hoge prevalentie van
melkerskoorts vastgesteld.
Verspreiding van de infeaie vindt vooral
plaats via direct of indirect contact met
besmette urine. In deze spelen vooral
contact van de mens met de muskusrat
(/,. icterohaemorrhagiae) of met het
rund (L.
hardjo) een rol van betekenis.
Contactinfecties door andere dieren
worden verwaarloosbaar geacht.
Besmetting van de mens door het nutti-
gen van vlees lijkt, zeker na grondig
verhitten, verwaarloosbaar. Met betrek-
king tot de in Nederland veel voorko-
mende serotypen is daarover geen litera-
tuur bekend.

Preventie omvat vooral hygiënsche
maatregelen, naast enkele specifiek ad-
viezen ten aanzien van
L. hardjo . Zo
moet het drinken van rauwe melk wor-
den afgeraden, daar verse rauwe melk
Leptospiren kan bevatten.
Nader onderzoek naar het vóórkomen
van de verschillende serotypen van
L.
intertogans
bji mens en dier is van groot
belang om tijdig op de steeds verande-
rende prevalentie van Leptospiren in de
populatie te kunnen inspringen.

Referaten
Hond

Effect van

castratie üp
chronische
bacteriële
prostatitis bij de
hond

Cowan LA, Barsanti JA, Crowell W,
Brown J.

JAVMA 199L 199; no 3; 346-350

In 20 tot 74% van de gevallen van
prostaataandoeningen spelen bacteriële
infecties hetzij de hoofdrol, hetzij vor-
men ze een complicerende factor. Het
prostaatepitheel schijnt bij mens en dier
een belangrijke barrière te zijn voor een
effectieve behandeling met antimicro-
biële middelen. Tegenwoordig wordt
dan ook vaak aanbevolen om naast de
antibacteriële behandeling castratie toe
te passen.

Tot nog toe is evenwel nooit onderzoek
gedaan naar het nut van deze tenslotte
toch verminkende operatie.
Er zijn daarentegen zelfs twee onderzoe-
ken geweest die suggereren dat castratie
de hond gevoeliger zou maken voor
urineweginfecties.

Het doel van de onderhavige studie was
na te gaan of castratie enige invloed
heeft op de behandeling van experimen-
teel opgewekte chronische bacteriële
prostatitis bij de hond.
Het artikel beschrijft de nauwgezet toe-
gepaste methodes voor het verkrijgen
van urine, prostaatvloeistof en biopten
en het op cultuur zetten van het verkre-
gen materiaal. De infectie werd verkre-
gen door het direct in de prostaat spuiten
van een Eco/Z-cultuur.
De opzet van het experiment, waarbij
22 honden waren betrokken, wordt
duidelijk uiteengezet. Na afloop werden
alle honden geëuthanaseerd en (uiter-
aard) onderworpen aan nauwgezet on-
derzoek van prostaat, blaas en nieren.
Uit de beschrijving van het experiment
blijkt dat de onderzoekers bepaald niet
over één nacht ijs zijn gegaan. Tenslotte
komen ze tot de conclusie dat in elk
geval in deze experimentele opzet is
aangetoond dat castratie een gunstige
invloed heeft bij het bestrijden van
chronische bacteriële prostatitis.

G. M. Smits

Kalkoen

Spondylitis bij kalkoenen door
experimentele Pasteurella anati-
pestifer infectie

Cooper GL and Charlton BR. Avian
Diseases 1992, 36; 2: 290.

Spondylitis bij kalkoenen wordt steeds
vaker onderkend als één van de oorza-
ken van verlammingen en kreupelheid
bij kalkoenen.

Hoewel meerdere (wel- en niet-infec-
tieuze) oorzaken van deze aandoening
bekend zijn, bestaan er aanwijzingen dat
Pasteurela anatipestifer (PAF) een be-
langrijke rol bij deze aandoening kan
spelen. Bij deze aandoening vinden de-
generatieve en reactieve processen
plaats; met als voorkeurslokatie de tho-
racale werven no 6 (T6). Dit kan leiden
tot ernstige afwijkingen aan T6, met
locomotiestoomissen tot gevolg. De epi-
zootiologie en pathogenese van
PAF \\s
nog grotendeels onbekend, maar de
affiniteit van
PAF tot erythrocyten en
het seizoensgebonden karakter van de

-ocr page 148-

uitbraken, maken ariitropoda als vector
van
PAF aannemelijk.
Negen stuks vier weken oude kalkoenen
werden na immunisatie (anders overie-
ven ze dit experiment niet) intraveneus
besmet met
PAF. Bloedmonsters voor
BO werden afgenomen op 24 uur, zeven
dagen en dertig dagen post infectionem
(p.i.).

Zieke en verlamde dieren werden geëu-
thanaseerd voor post mortem onder-
zoek. Na 37 dagen p.i. werden de
overblijvende dieren intramusculair be-
handeld met dexamethason. Deze die-
ren werden ook via bloed en post
mortem onderzoek onderzocht op aan-
wezigheid van
PAF.
Uit de resultaten blijkt dat PAF onder
experimentele omstandigheden kan
worden geïsoleerd uit het bloed en
afwijkende wervel T6. Histologisch was
sprake van
Spondylitis. Een enkele keer
kon PAF ook uit het hakgewricht wor-
den geïsoleerd. Dieren die met dexame-
thason waren behandeld ontwikkelden
ataxie en daarbij kon
PAF uit het bloed
en uit T6 worden geïsoleerd. Bij sectie
aanvullende histologische onderzoeken
bleek dat alle drie de dieren Spondylitis
vertoonden. In Nederland zijn recente-
lijk vergelijkbare afwijkingen vastge-
steld bij kalkoenen; waarbij diverse bac-
teriën zijn geïsoleerd, maar nooit
PAF
(ref.).

F V. Beek

Pluimvee

Economische gevolgen van een
vaccinatie tegen de ziekte van
Marek op een slachtkuiken-
bedrijf

Voigtländer B u.a. Mh Vet Med 1991;
46: 213-5

Op een mestkuikenbedrijf in het oosten
van Duitsland zijn in de loop van 1988
bij de mestkuikens verschijnselen van de
Ziekte van Marek geconstateerd. Dit
toonde zich vanaf vier weken in de vorm
van verhoogde uitval, verminderde
groei, tumoren in de viscerale organen
en huidafwijkingen. Het betrof een be-
drijf met drie dicht bij elkaar staande
stallen van elk 11.500 dieren (19 dieren
per m2 staloppervlak). De dieren wer-
den met een tussentijd van veertien
dagen opgezet, na een leegstandperiode
per stal van twee weken.
Gezien de slechte hygiënische omstan-
digheden, de aanwezigheid van meer-
dere leeftijden en de korte afstand van de
hokken ten opzichte van elkaar ver-
wachten de auteurs dat een hoge virus-
druk leidt tot verhoogde viruspassages,
waarbij door de genetische variatie de
pathogeniteit van het virus kan toene-
men.

Gedurende drie opeenvolgende koppels
werden de op te zetten ééndagskuikens
preventief tegen de Ziekte van Marek
gevaccineerd met een HVT vaccin. De
resultaten van deze koppels; uitval vanaf
dertig dagen leeftijd, totaal aantal afkeu-
ringen op de slachterij en de afkeuringen
ten gevolge van de Ziekte van Marek en
kwaliteitsbeoordeling tijdens het slach-
ten, werden vergeleken met de voor-
gaande drie koppels en de opvolgende
twee koppels waarin niet gevaccineerd
werd.

Door de vaccinatie daalde de uitval na
dertig dagen leeftijd van 4,9 naar 1,6
procent, de uitval van de twee opvol-
gende ongevaccineerde koppels steeg
weer naar gemiddeld 2,9 procent. Het
aantal afkeuringen tengevolge van af-
wijkingen door de Ziekte van Marek
daalde in de gevaccineerde koppels van
0,99 naar slechts 0,07 procent. Het
aandeel van de afkeuringen ten gevolge
van de ziekte van Marek op de totale
hoeveelheid afkeuringen daalde van
ruim 42 procent tot nog geen 15 pro-
cent. Na beëindiging van de vaccinatie
steeg het percentage afkeuringen ten
gevolge van de Ziekte van Marek weer
naar het voorafgaande niveau.
Omgerekend kon door de vaccinatie het
economische verlies ten gevolge van de
Ziekte van Marek teruggebracht wor-
den van ƒ 0,67 tot ƒ0,29 per kuiken.

T.K F Fabri

VüEDINGSMIDDELEN-
HYGIENE

Neemt het optreden van PSE
vlees af door warm uitsnijden?

Van Laack RUM, Smulders FJM en
Eikelenboom G.

Fleischwirtschaft 72 (2) pag 126-30
(1992)

Bij warm uitsnijden worden de dieren
verdeeld c.q. uitgebeend bij relatief hoge
temperaturen, de koeling van delen ver-
loopt sneller en vergt minder energie en
ruimte dan de koeling van de hele
karkassen.

De post-mortale pH-daling leidt tot
denaturering van eiwit, waardoor het
waterbindend vermogen van vlees ver-
mindert en de kleur lichter wordt. Even
snelle glycolyse samen met hoge vlees-
temperatuur binnen 45 tot 60 minuten
na het slachten geven aanleiding tot
PSE-vlees. Een langzame glycolyse en
lagere temperaturen kunnen de eiwitde-
naturering en het waterbindend vermo-
gen verbeteren.

Een langzame pH-daling en snelle tem-
peratuurdaling kan leiden tot verkorting
van sarcomeren, deze heeft bij varkens-
vlees echter weinig invloed op de mals-
heid, wel echter op het waterbindend-
vermogen. In principe kan men de pH-
daling en daarmede het optreden van
PSE-vlees beïnvloeden langs genetische
weg en door maatr^elen en na het
slachten. Bijvoorbeeld door zeer snelle
koeling in de postmortale fase. Een
snellere koeling van karkassen lijkt wel-
haast onmogelijk, daarom werd de op-
lossing gezocht in de koeling van klei-
nere delen.

Aan het eind van de slachtlijn werden
tien karkassen uitgezocht waarbij de
glycolyse langzaam verliep, pH>6.2
FOPwaarde<50 en tien potentiële PSE-
dieren, pH<6,0 FOPwaarde>50, van
deze dieren werden de linkerkarkashelf-
ten gekoeld bij 2 2°
C tot de volgende
dag en daarna uitgesneden. De rechter-
karkashelften werden direct uitgesne-
den. Alle uitgesneden vlees werd va-
cuüm verpakt en opgeslagen bij 1 1 °
C.
Na twaalf dagen werd het vlees uitge-
pakt en onderzocht. In beide groepen
van tien karkassen konden slechts zes
stuks als specifiek tot de groep behorend
herkend worden.

De transmissie-waarde toont aan dat de
graad van eiwitdenaturering niet signifi-
cant beïnvloed wordt door warm uitsnij-
den.

Onder de huidige omstandigheden lijkt
het onwaarschijnlijk dat het optreden
van PSE-vlees door warm uitsnijden
aanmerkelijk beïnvloed kan worden.

W. J. Bruckwilder

Demyelinisatie bij het
schaap en de speurtocht
naar de tiolqgie van
multiple sclerose bij de
mens: een literatuur-
onderzoek

E. den Hertog

Multiple sclerose is een ernstige neurolo-

-ocr page 149-

gische aandoening bij de mens, waarvan
de etiologie onbekend is. De verschil-
lende, bestaande theorieën over de eti-
ologie van MS worden overzichtelijk
gerangschikt. Het is niet onwaarschijn-
lijk dat het gaat om meerdere ziektebeel-
den en dat meerdere factoren een rol
spelen in de etiologie. Toch zal in de
meeste gevallen de meest gangbare hy-
pothese wel van toepassing zijn: een
virus of virus-achtig deeltje zou samen
met een erfelijk bepaalde, afwijkende T-
celfunctie verantwoordelijk zijn voor
het verdwijnen van de myelineschedes
rond axonen.

Het proces van primaire demyelinisatie,
dat verantwoordelijk is voor de bescha-
digingen in het centraal zenuwstelsel bij
MS, treedt ook op bij enkele schapeziek-
ten. Er wordt een overzicht gegeven van
demyeliniserende aandoeningen bij het
schaap. De nadere bespreking van drie
ziekten, namelijk swayback, scrapie en
Visna brengt aan het licht dat MS
wellicht in enkele gevallen door een
verstoring in de koperhuishouding ver-
oorzaakt wordt, en dat een lentevirus
mogelijk de milieufactor is in de etiolo-
gie van de meeste MS-gevallen.

Retrospectief onderzoek
therapie exocriene pancreas
insufficientie

EJ Hall, PM Bond, C McLean, RM Batt
and L McLean.

J of Small Animal Practice 1991; 32:
613-9.

Bij 301 honden, waarbij de diagnose
exocriene pancreas insufficiëntie (EPI)
door middel van Trypsine-like Immuno-
reactivity (TLI) gesteld is, werd retro-
spectief de therapie en het succes onder-
zocht. Dit gebeurde aan de hand van een
vragenlijst, opgestuurd aan de 197 die-
renartsen die de TLI van deze honden
hadden aangevraagd.
Tweederde van de honden was Duitse
Herder. De overige waren verdeeld over
33 rassen, waarbij cdlie-spaniel en
kleine terriers rassen opvielen. Bij 72%
werd de diagnose gesteld voor de leeftijd
van vijf jaren. De therapie bestond uit
het toedienen van enzympreparaten.
Uncoated poeder/tabletten of verse
pancreas gaven het beste resultaat, ente-
ric coated enzymen het slechtste.
Het effect van de therapie werd in 64%
als goed beoordeeld, in 19% als redelijk
en in 17% als slecht. Verhoging van de
dosering gaf in de laatste twee categoriën
in 10% verbetering. Toevoeging van
antibiotica in verband met bacteriële
overgroei gaf vaak verbetering. Dieet-
verandering (laag, vet , goed verteer-
baar) samen met enzymen gaf verbete-
ring doch had geen invloed op het aantal
geëuthanaseerde dieren. Zes tot vieren-
twintig maanden na diagnosestelling
bleek 28% te zijn geëuthanaseerd we-
gens afzien van de eigenaar van verdere
therapie/onvoldoende respons/te hoge
kosten/combinatie.

WMIItl iliril

In de discussie erkennen de auteurs dat
retrospectief onderzoek gebaseerd op
een vragenlijst geen harde bewijzen op-
levert maar wel een idee geeft. Ook
geven zij aan dat het absolute bewijs van
EPI, directe visualisatie van de atrofi-
sche pancreas, zelden verricht is. Zij
stellen echter dat de specificiteit en
sensitiviteit van de TLI hun uitspraken
rechtvaardigen.

(de auteurs geven aan dat in plaats van
commerciële enzympreparaten ook
verse varkenspancreas gebruikt kan
worden. Dit lijkt mij niet wenselijk,
gezien de kans op onder meer Aujeszky.
Verse runderpancreas is een prima alter-
natief, ref.).

R. van Noort

C ursussen
Pao en nüvad

organiseren
vampp rund-
cursus

PAO-diergeneeskunde organiseert in sa-
menwerking met de NOVAD Coöpera-
tie Ideëel op 17 maart een VAMPP
Rund-cursus.

Bedrijfsdiergeneeskunde wordt een
steeds belangrijker onderdeel van de
praktijkwerkzaamheden. Het analyse-
ren van kengetallen, om zo gerichtere
bedrijfsadviezen te kunnen geven, neemt
daarbij vrij veel tijd in beslag. Door dit
proces te automatiseren spaart men tijd
en krijgt men veel extra informatie.
Een aantal praktijken gebruikt hiervoor
het VAMP-Programma.
Uit de praktijk is echter gebleken dat
veel mensen het omgaan met VAMPP
toch nog omslachtig vinden en dat een
aantal mensen het nog steeds moeilijk
vindt alle, voor de begeleiding belang-
rijke informatie, uit het pakket te halen.
De bedoeling van de VAMPP Rund-
cursus is te trachten deze problematiek
op te lossen door bedrijfsproblematiek
te benaderen via zogenaamde flow
charts(=doorstroomschema).
Basis van de signalering van bedrijfspro-
blemen is het standaardkengetallenover-
zicht, dat ontwikkeld is bij TAURUS en
momenteel in alle commerciële mana-
gement-programma\'s en in VAMPP
wordt ingebouwd. In het TAURUS pc-
project wordt de veehouders geleerd
hun signalering met dit overzicht te
doen.

In de naaste toekomst zal uitwisseling
van gegevens uit het boerenmanage-
mentsysteem met VAMPP tot de moge-
lijkheden behoren. Dit zal de vraag naar
interpretatie van deze gegevens vergro-
ten.

NOVAD coöperatie ideëel stelt zich ten
doel om de informatisering naar de
veehouder te stimuleren. Daarom ook
het belang van deze cursus. Het gebruik
van VAMPP als hulpmiddel bij bedrijfs-
diergeneeskunde zal hierdoor gemakke-
lijker en dus toegankelijker worden.
Aanmelding en inlichtingen bij PAO-
diergeneeskunde tel. 030-517374

Klinische avond
De Wagenrenk

Dierenkliniek De Wagenrenk organi-
seert donderdag 25 februari een klini-
sche avond in Motel Westend bij Arn-
hem. Het programma voor deze avond
luidt als volgt:

20.00 - 20.30 uur: ontvangst
20.30 - 21.00 uur: dr. A.A.M.E. Lubbe-
rink; schildkliertumoren
21.00 - 21.30 uur: drs. A. Heijn; het
gebruik van cyclosporine in de oogheel-
kunde

21.30-22.00 uur: pauze

22.00 - 22.30 uur: drs. M.H.Th. Covers

en drs. J.W. Garretsen; het cauda equina

syndroom

22.30 -23.00 uur: drs. M.W. Vroom; het
pemfigus complex.

Voor meer informatie kan men bellen
naar Dierenkliniek De Wagenrenk, tele-
foon 08370- 19120.

-ocr page 150-

FARMACOLOGIE

C H I F

Farmacologie en chirurgie zijn de essentiële pilaren in
de diergeneeskunde. Jarenlang werden ze gezien als
de peilers in de behandeling van de zieke, gewonde,
maar ook van de gezonde patiënten. Voedingsleer is in
het medisch denken zeker zo belangrijk als de andere
disciplines; ze draagt bij tot een kwalitatief hoog dier-
geneeskundig handelen in de praktijk. Samen met de
farmacologie en de chirurgie, kan een juist aangepast
gebruik van dieetbehandeling leiden tot een verhoogd
succes in uw preventief of curatief handelen.

Een goi

Kan

Hill\'s biedt 20 Prescription Diets
8 Science Diets om in de spécifié
behoeften van zowel zieke als gezon
honden en katten te voorzien. Om u ver<

-ocr page 151-

DIEETBEHANDELING

G I E

• • ^

praktijk
og beter worden.

ondersteunen in de praktijk biedt Hill\'s u
:hnisch advies, persoonlijk en telefonisch,
tingen voor u en uw assistenten en infor-
atief zowel als promotioneel materiaal.

-ocr page 152-

KNMvD

Tien mille voor

onderzoek

diergeneeskunde

De Commissie Bevordering Diergenees-
icundig en Vergelijkend Ziektekundig
Onderzoek (BDVZO) deelt hierdoor
mede dat tienduizend gulden beschik-
baar gesteld kan worden ter ondersteu-
ning van onderzoek dat dient te liggen
op de gebieden van Diergeneeskunde
dan wel van de Vergelijkende Ziekte-
kunde.

Overeenkomstig de doelstellingen wor-
den de gelden uitsluitend ter beschikking
gesteld van het onderzoek zelf en niet
van publikatie van resultaten, reiskosten
of andere bijkomende kosten.
Belangstellenden die hiervoor in aan-
merking willen komen, kunnen dit vóór
1 maart van dit jaar schriftelijk kenbaar
maken aan de secretaris van de Com-
missie BDVZO, prof.dr. P. Zwart, Bur-
gemeester van de Weijerstraat 16, 3981
EK in Bunnik.

Hierbij dient opgave gedaan te worden
van de aard van het te verrichten onder-
zoek of de op de aanvraag betrekking
hebbende onderdelen daarvan en tevens
dienen een beknopt werkschema en een
begroting te worden voorgelegd.

Commissie BDVZO
prof.dr. E.H. Kampelmacher
(voorzitter) en
Prof.dr. P Zwart
(secretaris)

Voorjaarsdagen.

26-28 maart 1993

Wat hebben

we te bieden?

De Vooijaarsdagen 1993 (RAI Con-
gres Centrum te Amsterdam,
26-28
maart) bieden de in Nederland unieke
gelegenheid van een wetenschappelijk
programma voor dierenartsen, een
uitgebreide tentoonstelling en een
aantrekkelijk niet-wetenschappelijk
programma. Als vanouds is er voor
het wetenschappelijk programma een
aantal \'state of the art\' lezingen van
zeer gerenommeerde sprekers uit bin-
nen- en buitenland. Ook zullen er
weer seminars worden georganiseerd
waarin meerdere sprekers participe-
ren. Om u alvast warm te maken
volgen hier enkele voorbeelden.

Francis Barr (UK), de schrijfster van een
zeer helder boek over echografie bij
gezelschapsdieren, zal in twee lezingen
een uiteenzetting geven over de toepas-
singsmogelijkheden, additionele diag-
nostische waarde èn beperkingen van de
echografie bij gezelschapsdieren. Tij-
dens de lezingen geeft zij handige tips en
toont onder meer vele echobeelden van
aandoeningen aan thorax en abdomen.
Ook gaat zij in op nieuwe technieken die
dankzij de echo mogelijk zijn geworden,
zoals het onder echogeleide biopteren
van inwendige organen.
Hoewel wij veel analgetica en antiflogis-
tica voorschrijven, is pijnbestrijding lang
een ondergeschoven kind geweest in de
diergeneeskunde. Gelukkig is daarin
verandering aan het komen. Tijdens het
seminar Pain and pain relief maakt men
kennis met moderne inzichten in: wat is
pijn nu eigenlijk en hoe ontstaat het
(mevr. A.P.E. Vielvoye-Kerkmeer,
humaan anaesthesioloog-pijn specia-
list); hoe bestrijden wij acute pijn (Ludo
Hellebrekers), wat is het belang van
oudere en nieuwere NSAID\'s bij de
bestrijding van chronische pijn (Richard
Nap) en wat is de rol van acupunctuur
bij pijnbestrijding (Luc Janssens, B).
De patiënt met huidproblemen neemt in
de dagelijkse praktijk een belangrijke
plaats in. Een deel ervan is een grote
diagnostische en therapeutische opgaaf.
Om deze nood te lenigen gaat de be-
kende Amerikaanse dermatoloog
Stephen White in drie lezingen op huid-
ziekten met een immunologische achter-
grond (waaronder allergieën en pemphi-
gus), huidtumoren en congenitale
(erfelijke) huidaandoeningen. Er zal met
name aan de te bewandelen diag-
nostische weg en therapeutische aspec-
ten veel aandacht worden besteed.
Door de zeer brede interesse in rashon-
den & -katten, waarbij lijnenteelt ge-
bruikelijk is, wordt de dierenarts in
toenemende mate geconfronteerd met
ziekten met een (mogelijk) genetische
achtergrond. Donald Patterson (USA),
een vermaard veterinair geneticus, geeft
eerst een opfrisser over wat genen nu
precies zijn en hoe ze moleculair-biolo-
gisch werken, waarna hij zal ingaan op
de manier van vererven van een aantal
bekende ziekten bij hond en kat. In zijn
derde lezing wordt ingegaan op de
manieren waarop wij in kunnen grijpen
in deze ziekten.

Het practicum is heel speciaal voor de
Voorjaarsdagen: dat er daadwerkelijk
geoefend kan worden is uniek in veteri-
nair congresland. Het staat dit jaar in het
licht van de oogheelkunde en wordt
verzorgd door oogartsen van eigen bo-
dem, te weten F.C. Stades, M.H. Boevé
en A. Heijn. Na een inleiding op de
vrijdagochtend (ook toegankelijk voor
degenen die \'s middags niet aan het
practicum deelnemen), waarbij u uw
kennis van ziektekundige en chirurgi-
sche aspecten van de cornea,membrana
nictitans en oogleden zal kunnen verfris-
sen, zal dezelfde middag voor een geli-
miteerd aantal deelnemers een practi-
cum zijn georganiseerd, waarin datgene
dat die ochtend is verteld, direct intensief
in praktijk kan worden gebracht.
Behalve de lectures en seminars is er een
aantal nieuwigheden. Zo zijn er bijvoor-
beeld in 1992 voor het eerst de \'meet the
specialist\'-sessies gelanceerd. Tijdens
zo\'n sessie (met een maximum aantal
deelnemers van 15) kan de deelnemer
allerlei vragen stellen aan de specialist in
een deelgebied. Het is vorig jaar geble-
ken dat tijdens deze informele ontmoe-
tingen zeer levendige en waardevolle
discussies ontstaan, waarbij men niet
wordt gehinderd door een grote zaal of
microfoons. Kortom de ervaring is dat
deze sessies zeer leerzaam en praktisch
zijn. Daarom organiseren wij dit jaar
wederom zulke sessies in de deelgebie-
den: weke delen-chirurgie (Marijke
Peeters), dermatologie (Stephen White,
USA), gedragsleer (Victoria Voith,
USA), urologie (Rafael Nickel) en or-
thopedie (Björn Meij).
Natuurlijk bieden wij u in de RAI vanaf
vrijdag 26 tot en met zondag 28 maart
nog veel meer interessante zaken en
nieuwigheden. Daarover en over het
niet-wetenschappelijk programma leest
u meer in een volgend nummer van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Maar
in elk geval: Tot ziens op de voorjaarsda-
gen.

Het partnerprü-

gramma

voorjaarsdagen
1993

Evenals vorige jaren biedt het partner-
programma van de Vooijaarsdagen een
verscheidenheid aan evenementen op
zowel toeristisch als cultureel gebied.
Vrijdag 26 maart wordt een bezoek
gebracht aan het dorp \'de Zaanse
Schans\', waar onder meer een molen uit

-ocr page 153-

1607 bekeken kan worden. Tevens is er
een expositie over schaatsen en klompen
ingericht. Er wordt onder meer een
demonstratie klompen maken gegeven.
De lunch is in Volendam en per boot
wordt de reis voortgezet naar Marken.
De dag wordt besloten met een bezoek
aan het Rijksmuseum.
Zaterdag 27 maart begint het pro-
gramma met een bezoek aan het
Utrechtse museum \'Van Speelklok tot
Pierement\' waar, behalve de reguliere
collectie, een speciale expositie samen-
gesteld is voor veterinairen en hun naas-
ten. Daarna wordt \'Huis Doorn\' be-
zocht; een prachtig, recentelijk
gerestaureerd kasteel, eens bewoond
door de Duitse Keizer Wilhelm II.
Het laatste kasteel dat op zaterdag be-
zocht wordt is \'Kasteel de Haar\' waar de
bezoekers kunnen genieten van de
prachtige Franse tuinen, voor zover de
weergoden gunstig gezind zijn.
De avond wordt stijlvol besloten met
een groots feest in de wintertuin van het
Krasnapolsky op de Dam te Amster-
dam. Traditiegetrouw worden de gasten
daar met rondvaartboten vanaf de RAI
naar toe gebracht.

De laatste dag van het partnerpro-
gramma, zondag 28 maart, is tevens een
kinderprogramma. De dag wordt door-
gebracht in Artis, waar tevens geluncht
wordt en per boot zullen ouders en
kinderen teruggebracht worden naar de
RAI, waar tijdens het \'afzakkertje\' onge-
twijfeld weer teruggekeken zal worden
op een zeer geslaagd Voorjaarsdagen
Congres 1993.

Artikelen met

BTW belast

Met ingang van 1 januari 1993 zijn ook
de door de Maatschappij te leveren
artikelen (formulieren, certificaten,
bloes, etc.) met BTW belast.
Hierdoor ontstaan de volgende kostprij-
zen:

Certificaten voor het mengen van an-
tibiotica door het voer

De prijs van deze certificaten bedraagt
ƒ 16,50 (inclusief/2,46 BTW) per bloc
van 25 stuks.

Keuringsrapporten paard

De prijs van deze rapporten bedraagt ƒ
47,- (inclusief/7,- BTW) per bloc van
50 stuks (Nederlandse tekst) en/47,-
(inclusief/7,- BTW) per bloc van 25
stuks (Engelse tekst).

Entformulier paramyxovirus duiven

De prijs van deze formulieren bedraagt
/ 15,50 (inclusief/ 2,31 BTW) per bloc
van 25 stuks.

Declaratieblocs voor werkzaamhe-
den in asiels

De prijs van deze bloes bedraagt/ 35,50
(inclusief / 5,29 BTW) voor een heel
jaar.

Banden Tijdschrift voor Diergenees-
kunde

De prijs van de banden per stuk is/ 30,-
(inclusief/4,47 BTW).

Betalingsvoorwaarden

De prijs van een bloc van 100 stuks is
/11,75 (inclusief
/1,75 BTW).

Jaarboek (gewoon exemplaar)

De prijs van een gewoon Jaarboek is
/ 84,80 (inclusief/4,80 BTW).

Jaarboek (doorschoten exemplaar)

De prijs van een doorschoten Jaarboek
is/ 119,25 (inclusief/6,75 BTW).

Vlag Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde

De prijs van een KNMvD-vlag is
/ 58,75 (inclusief 8,75 BTW).

Verder worden met BTW belast:

— CD \'Onze Jongens\' van Overstekend
Wild / 17,63 (inclusief/2,63 BTW);

— KNMvD-stropdas/20,- (inclusief
/3,- BTW);

— KNMvD-sjaal /20,- (inclusief/3,-
BTW);

— Per stel (stropdas -l- sjaal)/35,25
(inclusief 5,25 BTW).

Voornoemde zaken zijn te verkrijgen bij
het bureau van de KNMvD tegen voor-
uitbetaling per giro op no. 511606.

Over de salarisberekeningen dient te-
vens BTW te worden berekend.

Kosten van een salarisberekening door
de KNMVD / 58,75 (inclusief /8,75
BTW).

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Andel, Mevr. J.M. van; 1992; 5913 HJ Venio;
Brialmontstraat 10.

Balhuizen, Mevr. A.D.; 1992; 3583 BR Utrecht;
Frans Halsstraat 28.

Bos, A.; 1992; 8265 HV Kampen; Veenmos 135.
Bruijn, Mevr. J.M. de; 1989; 6043 AS Roermond;
Ds. Hoogendijkstraat 7.

Haringsma, P.C.; 1992; 3522 JM Utrecht; Mer-
wedekade 222.

Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 3581 AM Utrecht;
Nachtegaalstraat 76.

Merkens, Dr. H.W.; 1971; 3708 BN Zeist; Regen-
tesselaan 4.

Rosmalen, K.A.J. van; 1992; 3581 JE Utrecht;
Van Alphenplein 1.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdliestuur aangenomen:

Beer, Mevr. L.C.M. de; 1992; 3581 TP Utrecht;
Renstraat 20.

Fink Gremmels-Gehrmann, Mevr. Prof.Dr. J.;
Hannover-1974; Hannover-1974; 3721 JT Biltho-
ven; Kometenlaan 40.

Hanje, Mevr. A.W.; 1992; 3581 VC Utrecht; Van
Limburg Stirumstraat 24 bis.
Hermans, RG.; 1992; 2132 BB Hoofddorp; p/a
Polderplein 32.

Hessels, Mevr. A.L.D.; 1992; 3572 XP Utrecht;
Van Brakelstraat 17 bis.

Jong, Mevr. N. de; 1992; 3981 ZL Bunnik;
Vletweide 16.

Keune, Mevr. N.M.; 1992; 3514 TK Utrecht;
Valkstraat 46 F.

Kooij, Mevr. F.C.; 1992; 3514 XH Utrecht; Van
Musschenbroekstraat 23.
Meulenberg, J.; 1991; 9751 GH Haren (Gr.);
Nieuwlandsweg I.

Nicolai, J.A.R; 1992; 6224 GX Maastricht; Ko-
ning Clovisstraat 22 C.

Nikkeis, Mevr. A.A.; 1991; 7221 NA Steenderen;
J.F. Oltmansstraat 3 A.

Piek, Mevr. C.J.; 1991; 8225 MK Ulystad; Horst
25-23.

Rosmalen, Mevr. M.S.H. van; 1992; 3581 BN
Utrecht; Maliesingel 49.

Rulkens, P.H.A.; Gent-1991; 5554 JR Valkens-
waard; Molenstraat 72.

Sibbes, Mevr. J.C.; Gent-1992; B-2920 Kalmt-
hout (België); Heidestatiestraat 57.
Sinke, Mevr. J.D.; 1992; 3582 KL Utrecht;
Marktstraat 2 B.

Smaling. Mevr. A.J.; 1992; 3581 AC Utrecht;
Nachtegaalstraat 33 bis.

Surstedt, H.I.; 1992; 2821 TA Stolwijk; Koren-
bloemstraat IA.

Vos, P de; 1982; 4531 HJ Terneuzen; Van
Steenbergenlaan 7.

Wieten, Mevr. W.; 1992; 8017 BV Zwolle; Schel-
lerdijk 10.

Ais kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdliestuur aangenomen:
Bogtstra. Mevr. A.J.; 3581 XM Utrecht; Eikstraat
38.

Ledeboer, Mevr. E.M.; 3511 HE Utrecht; N.
Beetsstraat 8 bis.

Luiten, Mevr. E.J.; 3512 KB Utrecht; Herenstraat
25 G.

-ocr page 154-

Meesen, Mevr. M.C.; 3581 VJ Utrecht; Nicolaas-
weg 22.

Pijs, A.M.; 3522 BB Utrecht; Rijnlaan 31 bis.
Pol, E.J.A. van de; 3583 RN Utrecht; Vossegatse-
laan 23 bis.

Windt, J.K.; 3981 HE Bunnik; Marsdijk 3 A.

Als buitengewoon lid van dt Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Verstegen, Prof.Dr.Ir. M.W.A.; 6706 EE Wage-
ningen; Geertjesweg 92.

□verleden
Op 27 december 1992 overleed Prof.Dr. PW.M.
van Adrichem te Wageningen.

Jubilea

H.H. Stigter te Gorssel, afwezig, 25 jaar, 1 februari
1993

Mevr. W. van Ree-Boersma te Vollenhove afwe-
zig, 25 jaar, 2 februari 1993

G. van Dommelen te Katwijk-Cuijk, aanwezig, 25
jaar, 2 februari 1993

M. de Jonge te Andel, afwezig, 25 jaar, 2 februari
1993

A.M.F. de Bok te Vught, aanwezig, 40 jaar, 3
februari 1993

J. Kramer te Wolvega, afwezig, 40 jaar, 3 februari
1993

Mevr. 1. Ooms-Siebenga te Breskens, afwezig, 35
jaar, 6 februari 1993

E.T.B. Dinkla te Haren (Gr), afwezig, 35 jaar, 8
februari 1993

J.C.M. Huijg te Ouderkerk a/d Amstel, aanwezig,
30 jaar, 12 februari 1993
Mevr. A.E. Wagenaar-Schaafsma te Arnhem af-
wezig, 30 jaar, 12 februari 1993
Dr. H.P Hoebe te Bentelo, afwezig, 30 jaar, 12
februari 1993

Mevr. A.C. Bander te Wassenaar, afwezig, 40 jaar,
20 februari 1993

RL. van Paassen te Schalkwijk, afwezig, 35 jaar,
20 februari 1993

H. Sorgedrager te Haren (Gr), afwezig, 50 jaar, 23
februari 1993

H.J. van der Hammen te Steenbergen, afwezig, 45
jaar, 27 februari 1993

Mutaties
205 Baas, J.J.M.; 1983; 6041 JB Roermond;
Kapellerlaan 65; tel. 04750-15825 privé,
33317 prakt.; p., medew. bij M.C.A. Rasen-
berg.

208 Beer, Mevr. L.C.M. de; 1992; 3581 TP
Utrecht; Renstraat 20; tel. 030-518983;
wnd.d. (toev. als lid).
213 Boer, R. de; 1987; 8521 NH Sint-Nicolaasga;
De Rylst 2 C; tel. 05134-2484 privé, 1527
prakt.; p., geass. met P Dirksen.
213 Boer-Waarsenburg, Mevr. M.M. de; 1987;
8521 NH Sint-Nicolaasga; De Rylst 2 C; tel.
05134-2484 privé, 1527 prakL; p., medew.
bij R. de Boer en P Dirksen.
224 Cornelissen, PM.; 1990; 7731 BM Ommen;
De Schammelte 22; tel. 05291-56754 privé,
05231-2929 prakt.; p., geass. met R W.
Liezenga en R.J. Plantema.
236 Fink Gremmels-Gehrmann, Mevr. Prof.Dr.
J.; Hannover-1974; Hannover-1974; 3721
JT Bitlhoven; Kometenlaan 40; tel. 030-
200375 privé, 535453 bur.; fax 030-535077;
hlr. R.U. (FD., vkgr. Alg. Farmacologie en
ToxicologieXtoev. als lid).
236 Foreest, Jhr. A.W. van; 1967; 6865 HM
Doorwerth; Dillenburg 94; tel. 085-342012
privé, 08376-19110 en 030-531698 bur.; fax

08376-13727 (dierenpark); p., uitsl. vet.
tandheelkunde; d. Ouwehands Dierenpark;
wel. medew. R.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van
Gezelschapsd.Xuitsl. do. v.m., tel. spreekuur
do 8.45-9.00 uur).

350 Forster-van Hijfte, Mevr. M.A.; Genl-1986;
London, N5 2UT (Engeland); 115 Sotheby
Road; lel. 09-44-71-7040984; p., gezel-
schapsd.

239 Gehrmann, Mevr. ProfDr. J.; Hannover-
1974; Hannover-1974; zie: Fink Gremmels-
Gehrmann, Mevr. Prof.Dr. J.

240 Gigase, G.J.E.; 1992; 3292 LA Slrijensas;
Buitendijk 13; lel. 01854-3208 privé, 1272
prakt.; p., medew. bij A. Rodenburg.

241 Goes, Mevr. G.J.C. van der; 1990; 2012 TK
Haarlem; Crayenesterlaan 4; tel. 023-
280639; wnd.d.

315 »Govers, Mevr. M.H.Th.; 1984; naar Neder-
land.

242 *Govers, Mevr. M.H.Th.; 1984; 4871 AR
Etten-Leur; Markenland 139; tel. 01608-
19359 privé, 08370-19120 prakt.; fex
08370-20480; p., Dierenziekenhuis "De Wa-
genrenk".

246 Hanje, Mevr. A.W.; 1992; 3581 VC Utrecht;
Van Limburg Slirumslraat 24 bis; tel. 030-
520758; wnd.d. (toev. als lid).

246 Haringsma, PC.; 1992; 3522 JM Utrecht;
Merwedekade 222; tel. 030-893826 privé,
01859-30055prakL; p., medew. bij Ph.K.H.
Juch.

352 Hermans, PG.; 1992; 2132 BB Hoofddorp;
p/a Polderplein 32; d. verblijft in Costa Rica
(studie stageXtoev. als lid).

251 Hessels, Mevr. A.L.D.; 1992; 3572 XP
Utrecht; Van Brakelstraat 17 bis; lel. 030-
721219; wnd.d. (toev. als lid).

251 Hijfte, Mevr. M.A. van; Gent-1986; naar het
buitenland; zie: Forster-van Hijfte, Mevr.
MA.

252 Hoeve, Mevr. A.E. van; 1985; 2514 JE \'s-
Gravenhage; Parkstraat 71; tel. 070-3652941
privé, 01718-12930 prakt; p., medew. bij
Mevr. J. Haarsma.

256 Hoyer, M.J.; 1985; 1616 RP Hoogkarspel;
De nuler 11; tel. 02286-4567 privé, 3375
prakt.; p., geass. met J.C. Anema.

257 d-Huy, Mevr. N.H.E.; Gent-1987; 5492 HD
Sint-Oedenrode; Nijnselseweg 19 A; tel.
04138-79023 privé, 72650 prakt.; p., me-
dew. bij J.T.J. ten Hove, W.H.M. van lersel,
P.J.G. Kühne, G.J. Toxopeus, J.C. Valk en
PD. Verhuist.

261 Jong, Mevr. N. de; 1992; 3981 ZL Bunnik;
Vlelweide 16; tel. 03405-70612; wnd.d.
(toev. als lid).

264 Keune, Mevr. N.M.; 1992; 3514 TK Utrecht;
Valkstraat 46 F; tel. 030-710395; wnd.d.
(toev. als lid).

266 Klein, M.H.; 1990; 6333 AV Schimmert;
Groot Haasdal 3; tel. 04404-1503 privé, 045-
245155 prakL; p., geass. met L.A.I. Philip-
pen.

266 Klinkers, J.H.; 1975; 1791 DA Den Burg
(Texel); Keesomlaan 9; tel. 02220-13698
privé, 08850-94321 bur.; d. bij A.U.V.-
Advies.

267 KnoU, FPC.M.; 1973; 5401 CH Uden;
Margrietstraat 11; tel. 04132-66011; p., ge-
zelschapsd.

267 Knoop, G.E.; 1982; 1774 NJ Slooldorp;
Wierweg 47; tel. 02278-1759 privé, 1234
prakt.; fax 02278-1229; p., geass. met J.A.
Schoonhoven en E. Vorderman.

268 Kooij, Mevr. FC.; 1992; 3514 XH Utrecht;
Van Musschenbroekstraat 23; tel. 030-
719731; wnd.d. (toev. als lid).

268 Koopman, FRA.M.; 1991; 5665 CV Gel-
drop; Adelaartlaan 31; tel. 040-860478
privé, 04139-2929 prakt.; p., medew. bij
M.C.M. Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C.
Kuijpers, E.W.H.M. van der Velden en
A.H.H.M. Winters.

273 Laan, H.T. van der; 1986; 2941 RH Ukker-
kerk; Reigerlaan 18; lel. 01805-2091 privé,
010-4470744 tsL 104 bur.; k.d. R.V.V kring
Rotterdam.

273 Laane-de Fremery, Mevr. C.S.; 1988; 7577
AX Oldenzaal; Andoorn 53; tel. 05410-
19892; wnd.d.

274 Langerhuizen-Cuppen, Mevr. M.J.; 1988;
3621 RA Breukelen; Akelei 17; tel. 03462-
66627; wnd.d.

277 Linden, B. van der; 1982; 3232 AT Brielle;
Welleweg 29; tel. 01810-16001 privé,
01819-14045 prakt.; p., geass. met H. We-
slerveld.

277 »Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 3581 AM
Utrecht; Nachtegaalstraat 76; tel. 030-
317705; wnd.d.

354 Loopstra, J.A.; 1988; 5860 Vik i Sogn
(Noorwegen); Prestvegen 21; tel. 09-47-
56.95.838 privé, 830 prakt.; p.

278 Los, Mevr. R.M.; 1992; 3523 PA Utrecht;
Kariboestraat 49; tel. 030-523140; wnd.d.

279 Luien, H.A.; Genl-1985; 6881 HN Velp
(Gld); Boulevard 1; tel. 085-619631 privé,
647260 prakt.; p.; d. bij Burgers Zoo, Safari,
Bush.

280 Marei, G.M. van der; 1980; 6096 NR Gra-
them; Grathemerweg 6; tel. 04954-1825; fax
04954-2321; d. bij Simicur InL B.V

282 Meijerink, Mevr. J.E.M.; 1989; zie: Stoop-
Meijerink, Mevr. J.E.M.

283 Menkveld, A.; 1975; 3231 CL Brielle; Maar-
land ZZ 93; lel. 01810-13203 privé; k.d.
R.V.V., kring Rotterdam.

283 «Metzlar, J.W.H.; 1962; 8251 PR Dronten;
Ketelweg 2; tel. 03210-18590; d.

283 Meulenberg, J.; 1991; 9751 GH Haren (Gr);
Nieuwlandsweg I; tel. 050-342173 privé,
342174 prakL; p. (toev. als lid).

284 Mirck, Dr. M.H.; 1972; U-1980; 6902 BA
Zevenaar; Lammerenhof 32; lel. 08360-
31050 privé, 05700-60330 bur.; fax 05700-
34104; d. G.v.D. Oost-Nederland, h. Virolo-
gie en Immuundiagnosliek.

284 Moerman, A.; 1955; 8251 AD Dronten; De
Terminator 6; tel. 03210-13365; r.d.

288 Nicolai, J.A.P; 1992; 6224 GX Maastricht;
Koning Clovisstraat 22 C; tel. 043-623788;
wnd.d. (toev. als lid).

289 Nikkeis, Mevr. A.A.; 1991; 7221 NA Steen-
deren; J.F Oltmansslraal 3 A; tel. 05755-
1266; medew. bij H. Eggens, A.J.G. den
Hartog en S. Tichelman (toev. als lid).

291 Oosse, W.L.J.; 1983; 6081 HA Haelen;
Slrikkenhof 8; tel. 04759-3928 privé, 04762-
1373 prakt.; p.

291 ♦Oosterhout, M.A.B, van; 1960; naar het
buitenland.

366 \'Oosterhout, M.A.B, van; 1960; 2322 Hoog-
straten (België); Uge Weg 17; tel. 09-32-3-
3148818 privé; plv.i. R.VV., kring Breda.

295 Piek, Mevr. C.J.; 1991; 8225 MK Ulystad;
Horst 25-23; tel. 03200-34419/030-735691;
wnd.d. (toev. als lid).

297 Pluimers, A.; 1966; 7131 SZ Lichtenvoorde;
Klaasbos 24; tel. 05443-79065 privé, 71879
bur.; fax 05443-76911; k.d. R.VV. kring
Doetinchem.

297 Polanen, H.C.G.; 1991; 1107 WZ Amster-
dam; Speuldestraat 30; tel. 020-6996959
prakt.; p.

298 »Postma, G.; 1992; 6374 CR Landgraaf;

-ocr page 155-

Grensstraat 127; tel. 045-323932 privé,
721666 prakt.; fax 045-726947; p., medew.
bij G.F.Th. Cremers, W.J.H.D. Kremer,
H.H.M. Steinbusch en J.M.G. Stokkermans.

299 »Quax, M.V.; 1992; 6132 SE Sittard; Bloem-
dalerhof 2; tel. 046-528939 privé, 512417
prakt.; p., medew. bij M.M.J.L. Benders en
C.J.H.M. Maass.

304 Roppe, L.J.J.A.; 1952; 5831 HG Boxmeer;\'t
Zand 21; tel. 08855-7I0I5; r.d.

304 Rosmalen. Mevr. M.S.H. van; 1992; 3581
BN Utrecht; Maliesingel 49; tel. 030-313480;
wnd.d. (toev. als lid).

305 Kuikens, P.H.A.; Gent-1991; 5554 JR Val-
kenswaard; Molenstraat 72; tel. 04902-
14281; wnd.d. (toev. als lid).

308 Scholten, B.J.; Gent-1990; 3441 XH Woer-
den; Prins Bernhardlaan 8; tel. 03480-19997
privé, 13157 prakt.; p., geass. met S. Somers.

309 Schreurs, J.M.; 1956; 6269 AA Margraten;
Rijksweg 15 A; tel. 04458-1331; r.d.; plv.i.
R.V.V. kring Weert; O.O.N.

357 Sibbes, Mevr. J.C.; Gent-1992; B-2920
Kalmthout (België); Heidestatiestraat 57; tel.
09-32-3-6669321; wnd.d. (toev. aU lid).

312 Sinke, Mevr. J.D.; 1992; 3582 KL Utrecht;
Marktstraat 2 B; tel. 030-516752 privé,
539411 bur.; wet. medew. R U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Gezelschapsd.Xtoev. als
lid).

312 Slaats, B.J.H.M.; 1978; 5711 BB Someren;
Avennelaan 7; tel. 04937-93133 privé,
94335 prakt.; p., geass. met G.H.H. Bergs,
M.T.J. Hekerman en J.F.M. Smeets; Pluim-
veepraktijk Zuid-Nederland.

313 »Sluijs, Prof.Dr. F.J. van; 1974; U-1987;
3572 JP Utrecht; Cornelis Evertsenstraat 13;
tel. 030-731644 privé, 531591 bur.; fax 030-
518126; hlr. R U. (FD., vkgr. Geneesk. van
Gezelschapsd.); specialist Chirurgie der Ge-
zelschapsd.

313 Smahng, Mevr. A.J.; 1992; 3581 AC
Utrecht; Nachtegaalstraat 33 bis; tel. 030-
318886/281273; wnd.d. (toev. als lid).

318 Stokvis, A.T.J.M.; 1991; 6591 XN Gennep;
Hoek weg 34; tel. 08851 -15567 privé, 08854-
3000 prakt.; p., medew. bij C.G.J.M. van
Aaken, A.A. Hesen, M.H.J. Kerstens en
Th.A.M. Witjes.

318 Stolwijk, W.R.M.; 1969; 7482 SP Haaksber-
gen; Maatweg 11; tel. 05427-22269 privé,
05490-27085 bur.; p.; k.d. R.V.V., kring
Almelo.

318 »Stoop, P.A.J.M.; 1990; 7742 EB Coevor-
den; E.E.G.-laan 43; tel. 05240-12414 privé,
13694 prakt.; p., medew. bij M. Bethlehem,
H.F.J. Bulthuis, H. Detmers, J. Hilvering,
W.B.J. Oosting, A.H.G. Piebes en U.R. de
Vries.

318 Stoop-Meijerink. Mevr. J.E.M.; 1989; 7742
EB Coevorden; E.E.G.-laan 43; tel. 05240-
12414; wnd.d.

319 Stroomer, P.J.M.; 1974; 7041 AL\'s-Heeren-
berg; Kellenstraat 18; tel. 08346-64817
privé, 63000 prakt.; p., geass. met RN.
Beenen, N.S.J. Hoogland, J. de Jong, A.J.M.
Metz, H.RA. van der Meulen en H.W.F
Swart.

319 Surstedt, H.I.; 1992; 2821 TA Stolwijk;
Korenbloemstraat 1 A; tel. 01824-1867
privé, 01825-1695 prakt.; p., medew. bij G.
van den Berg, R. de Haas en A.C. de Zeeuw
(toev. als lid).

320 Terbijhe, R.J.; 1972; 7211 GM Eefde; Nach-
tegaalstraat 37; tel. 05750-40507 privé,
08340-24555 bur.; k.d. R.V.V., kring 7 loc. 1.

323 »Tol, S.; 1969; 7021 CJ Zelhem; Stations-
straat 11; tel. 08342-1570 privé, 1272 prakt.;

fax08342-1776; p., geass. met PE. Roders.
327 Venema, J.; 1956; 3881 EJ Putten (Gld);
Harderwijkerstraat 68; tel. 03418-51790; Ir.
M.L.S.; plv.i.
361 Verstegen, Prof.Dr.Ir. M.W.A.; 6706 EE
Wageningen; Geertjesweg 92; tel. 08370-
12367 privé, 84082 bur.; hlr. L.U.W., vkgr.
Veevoeding (toev. als buitengewoon lid).
330 Vink-Wouters, Mevr. G.L.; Gent-1988; 8433
LX Haulerwijk; Scheidingsreed 10; tel.
05161-1672 privé, 05160-12742 prakt.; p.,
medew. bij Th.T. Adamse, H.J.J. Boerrigter,
S.D. Feitsma, H. Jorritsma, J.W.E. Peters en
D.R. Vink.

333 Vos, P de; 1982; 4531 HJ Terneuzen; Van
Steenbergenlaan 7; tel. 01150-96425; p.
(toev. als lid).
333 »Vries, A.D. de; 1992; 8584 VH Hemelum; \'t
Leantsje 22; tel. 05148-1469 privé, 1380
prakt.; p., geass. met PA. Glastra van lxx)n
en M.L Limburg.
333 »Vries, Ir. C.J. de; 1992; 2665 XK Bleiswijk;
Mesdagstraat 2; tel. 01892-19322 privé,
01736-92545 prakt.; p., medew. bij M.P
Hogendoorn.

339 Westerveld, H.; 1979; 3227 AR Ouden-
hoorn; Molenweg 6; tel. 01882-2094 privé,
1990 prakt.; p., geass. met B. van der Linden.

340 Wieten, Mevr. W.; 1992; 8017 BV Zwolle;
Schellerdijk 10; tel. 038-658433 privé,
05231-3333 prakt.; p., medew. bij J.M.M.
Graafmans en G.J. Streefland (toev. als lid).

343 Witteveen, J.S.; 1959; 2611 KZ Delft; Vla-
mingstraat 64; tel. 015-131828; r.d.

Cursussen

voorjaar 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(f965,-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(ƒ4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische echografie gezelschapsdieren

(/■390,-)

13 maart 1993 (93/09)

Deze cursus is volgeboekt.

Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Endocrinologie gezelschapsdieren

(/•875,-)

15 en 16 januari 1993 (93/02)

Kwaliteitsbewaking varken

(ƒ500,-)

19 januari 1993 (93/03)

Praktische röntgenologie gezelschapsdieren

(f525,-)

5 juni 1993 (93/21)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

(ƒ235,-)

Thorax 16 februari 1993 (93/14)
Abdomen 3 februari 1993 (93/12)
Abdomen 2 maart 1993 (93/15)
Skelet 10 februari 1993 (93/13)
Skelet 9 maart 1993 (93/16)

De cursussen 93/12, 93/14 en 93/15 zijn volge-
boekt.

Praktische Echografie Gynaecologie Rund

(/■895,-)

30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)
7 april 1993 Te Utrecht (93/45)
21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)

6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

De cursussen 93/44 en 93/57 zijn volgeboekt.
Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

Deze cursus is verplaatst naar het najaar, opgave
voor de wachtlijst is mogelijk.

Veterinaire apotheek 1 gemengde praktijk

(/■ 1.100,-)

10,11 en 12 februari 1993 (93/46)
2, 3 en 4 juni 1993 (93/47)

Cursus 93/46 is volgeboekt.

Coli Mastitis

(ƒ375,-)

15 februari 1993 (93/28)

Voortgezette praktische tandheelkunde hond

(/■950,-)

20 februari 1993 (93/26)

Deelname is slechts mogelijk voor hen die de
Basale cursus Tandheelkunde gevolgd hebben.

Selectiebeelden bij de kat

(/"240,-)

23 februari 1993 (93/19)
Schrijven van een artikel

(/■I050,-)

1 maart en 5 april 1993 (93/07)
Struisvogels

(ƒ195,-)

2 maart 1993 (93/23)

Deze cursus is Engelstalig.
De cursus is volgeboekt

Veterinair handelen bij hippische wedstrijden

(ƒ390,-)

4 maart 1993 (93/24)
Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(ƒ375,-)

5 maart 1993 (93/17)
14 mei 1993 (93/18)

Klinische les gezelschapsdieren hartgeniisen

(ƒ 100,-)

9 maart 1993 (93/54)
Bloedonderzoek gezelschapsdieren

(ƒ325,-)

10 maart 1993 (93/39)

Capita Selecta vleestechnologie

(ƒ1.425,-)

16 en 23 maart 1993 (93/36)
Vampp

(ƒ600,-)

17 maart 1993(93/55)

-ocr page 156-

Ademhalingsziekten rund

(/"725,-)

22 en 23 maart 1993 (93/29)
Praktische anaesthesie paard

(/■965,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)

Deze cursus is volgeboelct.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Praktische anaesthesie paard

(/• 1.375,-)

5, 6 en 7 april 1993 (93/51)
Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-
patiënten

C^355,-)

3 april 1993 (93/30)

Deze cursus is volgeboekt.

Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Diarree rund

(/\'200,-)

5 april 1993 (93/32)

Inleiding in de diergeneeskunde begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)

Veterinaire wetgeving

(/\'450,-)

22 en 29 april 1993 (93/37)

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

(f 100,-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/"800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

De benauwde patiënt

(/•325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/^530.-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren

(/■650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/•435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde.
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

4—

10

10-

II

y

PAO-D cursus: 93/12 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur
6 PAO-D cursus: 93/22 Samenwerken
en Leidinggeven in de Praktijk
Symposium Archaeoptrys Anesthesie bij
exotische dieren, Faculteit Diergenees-
kunde, hoofdgebouw, vanaf 9.30 uur. Voor
informatie en aanmelding: Roland Bronne-
berg, tel. 030-322447 (na 19.00 uur).
Lezing van de werkgroep Veterinaire Kyno-
logie over angstgedrag bij honden in hel
Hoofdgebouw van de Faculteit voor Dier-
geneeskunde, aanvang 19.30 uur.
Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Paard, avond Boxtel.
PAO-D cursus: 93/13 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderaoek Skelet Gezelschaps-
dieren

12 PAO-D cursus: 93/46 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk
Ontwikkelingen rondom PEARS door dr.
G. Wensvoort. Het vrijmaken van een regio
van de Ziekte van Aujesky door drs. J. H.
Lambers, Gezondheidsdienst Gouda, aan-
vang 13.45 uur.

Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur, Paviljoen
Molenwijk

Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

Doorlopende agenda

Februari

15

16

18

18

18

20

23

25

3—

Dix voor een
deskundige diagnose

Vindt u verzekeringen en financieringen ondoorzichtig? Da\'s
jammer. Maar nog spijtiger wordt \'t als u zich daarbij neerlegt.
Want dan mist u - bijvoorbeeld - de deskudige diagnose van
Dix & Co. Een diagnose, die uitmondt in haarscherpe advie-
zen.

Maak geen brokken en kies tijdig één adviseur, niet meer. Eén
adviseur, die onafhankelijk is en uw héle financiële bescher-
ming verzorgt. En die daardoor uw persoonlijke situatie op
spannende momenten helder en snel in beeld kan brengen.
Omdat hij het totale overzicht heeft.

Tel 030 - 51 15 20

PAO-D cursus: 93/28 Coli Mastitis
PAO-D cursus: 93/14 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel,
Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

PAO-D cursus: 93/26 Voortgezette Prakti-
sche Tandheelkunde Hond
PAO-D cursus: 93/19 Sectiebeelden bij de
Kat

Klinische avond dierenkliniek De Wagen-
renk in motel Westend bij Arnhem. Er
komen verschillende sprekers aan het
woord. Aanvang 20.00 uur.

Maart

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

Ledenvergadering afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant De Waever in He-
ijthuijsen. Aanvang 20.15 uur.
PAO-D cursus: 93/23 Struisvogels
PAO-D cursus: 93/15 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

-ocr page 157-

3—6 The 1993 European Conference on
Avian Medicine & Surgery Utrecht. Inlich-
tingen bij dr. G. M. Dorrestein, telefoon
030-534357 (zie ook Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1993; 118 (I): p20).

4 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur

4 PAO-D cursus: 93/24 Veterinair Handelen
bij Hippische Wedstrijden

5 PAO-D cursus: 93/17 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

9 PAO-D cursus: 93/16 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 PAO-D cursus: 93/54 Klinische Les

10 PAO-D cursus: 93/39 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

11 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Varken, avond Boxtel.

12 en 13 X.Tagung über Prfedekrankheiten an-

lässlig der Equitana in Essen, Gruga-Hallen,
Kongress-Saal, eigener Eingang hinter Halle
3. Telefon: 0201-7244^1 oder 7244-342.

13 PAO-D cursus: 93/09 Praktische Echogra-
fie GD

16 en 23 PAO-D cursus: 93/36 Capita Selecta

Vleestechnologie

17 PAO-D cursus: 93/55 VAMPP

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

22— 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-
ziekten Rund

23— 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

26— 28 \'Vooijaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

April

1 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur
3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt
5 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund
5— 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische Ana-
esthesie Paard
7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

13 De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting PA.O.-
Diergeneeskunde op 13 april 1993 in de
Reehorst te Ede een symposium met betrek-
king tot informatie over electronische be-
richtgeving. Dit symposium is getiteld: \'Hoe
en met wie communiceert straks de dieren-
artsenpraktijk\'.

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19—21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding in de
Diergeneeskundige Begeleiding van Melk-
veebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

22 en 29 PAO-D cursus: 93/37 Veterinaire
Wetgeving

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.
28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren
28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.
28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6— 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor
Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

22— 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California. Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven
Schieten voor dierenartsen te Biddinghui-
zen. De organisatie is in handen van Boeh-
ringer Ingelheim.

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

Juni

2— 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire Apo-
theek I Gemengde Praktijk
3 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.
5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Animal Production.
Edmonton, Canada.

September

15 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

I—2 Jaarcongres KNMvD.
6- 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
24— 29 1 Ith. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

November

27 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, De Reehorst te Ede.

December

14 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren. Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking mei de Stkhting P.A.O.-Dierge-
neeskunde op 13 april 1993 in de Reehorst
Ie
Ede een symposium mei betrekking lot infor-
matie over electronische berichtgeving. Dit
symposium is getiteld: \'Hoe en mei wie commu-
niceert straks de dierenarlsenpraklijk\'.

-ocr page 158-

DR. FREDERIK JAN GROMMERS

VANWEGE HET HOOFDBESTUUR VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE
BENOEMD TOT BIJZONDER HOOGLERAAR AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
IN DE FACULTEIT DER DIERGENEESKUNDE
OM WERKZAAM TE ZIJN OP HET VAKGEBIED VAN DE RELATIE MENS-DIER

IS VOORNEMENS

OP DINSDAG 16 FEBRUARI 1993
TE 16.15 UUR

IN DE AULA VAN HET ACADEMIEGEBOUW, DOMPLEIN 29 TE UTRECHT,
ZIJN AMBT TE AANVAARDEN MET HET HOUDEN VAN EEN ORATIE, GETITELD:

OVERVRAGEN:
MET DE BEIDE BENEN OP DE GROND BLIJVEN
EN EEN STAP VOORUIT DOEN

DE RECTOR MAGNIFICUS VAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT NODIGT HIERBIJ ALLE
BELANGSTELLENDEN UIT TOT HET BIJWONEN VAN DEZE PLECHTIGHEID.
NA AFLOOP WORDT EEN RECEPTIE GEHOUDEN IN DE SENAATSZAAL.

-ocr page 159-

Gevraagd per 1/3/\'93

DIERENARTS (m/v)

Gemengde tweemanspraktijk in het noord-oosten van het land zoekt een enthousiaste dierenarts,
met belangstelling met name voor runderen en paarden.

Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de mogelijkheden. Schriftelijke sollicitaties binnen
14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift richten aan de redactie van Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 04/93.

Gevraagd in een goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk in Zuid-Holland

EEN ENTHOUSIASTE DIERENARTS (m/v)

Er zal gewerkt worden in een team van drie dierenartsen die met veel werklust en gevoel voor humor
hun taak uitoefenen. Wij vragen een collega met ervaring, ook op het chirurgische vlak, die zich in
het bovenstaande kan vinden en zijn aandeel hierin kan bijdragen. Er is een goede regeling voor de
diverse diensten. Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de mogelijkheden.
Uw schriftelijke reactie binnen 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift richten aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 02/93.

Gemengde praktijk in Friesland (3-mansassociatie) zoekt z.s.m.

DIERENARTS (m/v)

voor algemene werkzaamheden met het accent op de landbouwhuisdierensector.
Kennis van en interesse voor de kleine huisdieren is gewenst. Salariëring volgens KNMvD-normen.
Sollicitaties inclusief c.v. en eventuele referenties binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad aan
de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder
nummer 03/93.

Dierenarts met ervaring

ZOEKT WERK

in goede sfeer in gezelschapsdierenpraktijk.

Graag telefonische reacties: M. Jansen tel. 05665-1436.

Dierenarts met 2 jaar ervaring in vnl. de gemengde praktijk is

GEÏNTERESSEERD IN OVERNAME

van het avondspreekuur, enkele vaste dagen per week en eventueel weekenddiensten.
Regio: maximaal 1 uur rijden vanaf Utrecht of in overleg.
U kunt mij telefonisch bereiken onder de nummers:

Overdag: tel. 030-742364, vragen naar Inge Wijnberg. Avond: tel. 030-514365/884832.

-ocr page 160-

Dat is het uitgangspunt van geneesmiddelenfabrikant
Merck Sharp & Dohme. Zelden werd dit beginsel zo duidelijk
in een middel gerealiseerd als bij Ivermectine.

Ivermectine is afgeleid van de avermectines

die ziekteverwekkende parasieten bestrijden bij mens,

dieren gewas.

Ivermectine is een van oorsprong natuurlijk product
met een grote effectiviteit.

Ivermectine, een product van wereld-formaat

van Nederlands grootste exporteur van farmaceutische

De natuur weerspiegeld
in een uniek product

ï"\';
>
t

mm<m

producten.

Divisie van Merck Sharp & Dohme B.V
postbus 581, 2003 HAARLEM tel 023-153153

-ocr page 161-

15 FEBRUARI 1993
DEEL 118, AFLEVERING 4
ISSN GÜ4Ü-7453

bibliotheek s>e«
ruksuniversiteit
UTRtCHT

Tijdschrift

voor

-ocr page 162-

Sonja Debruyne

(dierenarts)

heeft vandaag
advies gevraagd
over praktijk-
overname, een
financiering voor haar
auto geregeld en hulp
gekregen bij het invullen
van haar aangiftebiljet

VVAA

En dat deed ze allemaal op één
vertrouwd adres:
Bij de VVAA

▼ praktijkadvisering ▼ financieringen ▼ contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering ▼ congresreizen ▼ sociaal-culturele evenementen

▼ belastingadviezen en accountancy ▼ aangifte en T-biljetten t jaarrekeningen

▼ loonadministraties ▼ advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

▼ seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen
Atoomweg 100 ▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing
3S42AB Utrecht
Tel. 030 47 49 11

De ondernemende vereniging

-ocr page 163-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE RGYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 118, AFLEVERING 4, 15 FEBRUARI

INHOUD

□GRSPRGNKELIJKE ARTIKELEN

Torsio mesenterialis bij de hond; Marja J. L. Kik en Jantine S. van der Linde-Sipman 115

VGGR DE PRAKTIJK

Dermatitis digitalis? Overwegingen bij de evaluatie van een intensieve therapie;

H. R.Suichies, H. W. Merkens, £ N. Noordhuizen-Slassen en T. J. G. M. Lam 116

GVERZICHTSARTIKELEN

De \'Versehe koe\' geslacht, een inleiding over de regeling met betrekking tot verborgen
gebreken bij dieren in het nieuwe burgerlijk wetboek;
J. E. Bosch-Boesjes 120

ACTUA

BERICHTEN EN VERSLAGEN

De kunst is een onderscheid te maken tussen onwil en onmacht; W. Sybesma 128

Veterinaire certificering 130
Tafelrede van de voorzitter van de Fidin, ing. S. Sietsma, tijdens General Managers Meeting

op 25 november 1992 131

Positie en verantwoordelijkheid produktschappen 132

Eisen voor antibiotica in melk verscherpt; J. Verhoeff, A. Emmerzaal en S. Loeffler 133

Jaarverslag 1992 PR en ROC\'s; W. Sybesnui 134

Taxusvergiftiging versus aansprakelijkheid 134

Zieke koe 135

Aanvulling op een schat van een kat 135

VVDO bestaat 75 jaar; J. G. van Logtestijn \\ 35

CGNGRESSEN/CURSUSSEN 135

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE i36

INGEZGNDEN BRIEVEN 138

BGEKBESPREKINGEN 138

REFERATEN 139

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

WETENSCHAP

VTIACIL OOGDRUPPELS BIJ OOGINFEKTIES

®

yirbac

Diergeneesmiddelen

-ocr page 164-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof. dr. W. Misdorp
Prof. dr. G. H. Wentink
Mw. drs. Lisctte M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Dis. A. e. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)
Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. M. Del»ckere (Gent, België)
Dr. G. M. Dorreslein (Utrecht)
Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)
Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)
Prof. dr.
e. c. Firth (New Zealand)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)
Prof. dr.
e. D. Heller (Israël)
Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)
Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens. Georgia, U.S.A.)
Dr. M. F. de Jong (Zwolle)
Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Dr. R. de Koning (Gouda)
Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)
Prof. dr. J. G. van Lc^estijn (Utrecht)
Prof. dr. A. S. J. P A. M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)
Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)
Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)
Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Lelysud)
Dr. J. Oosterom (Delft)
Prof. dr. A. D. M.
e. Oslerhaus (Bilthoven)
Prof. dr. N.
c. Pedersen (Davis, California, U S A.)
Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)
Prof. dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)
Prof. dr.
e. J. Ruitenlxrg (Amsterdam/Utrecht)
Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)
Prof dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)
Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)
Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)
Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof. dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)
Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)
Prof dr. P F. G. M. van Waes (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)
Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)
Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3S0g SB Uuecht (tel.
030-5101 11/&X030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hel verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V., Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304,
fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

SECRETARIAAT

STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond

Desiree Raasing

Roelof-Jan de Haan

S. L. Oostindiën

142

143

143

144

144

145

145

146

146

147

148

115

INHOUD (vervolg omslag)

KNMVD

ALGEMEEN

In Memoriam

Heeft u zich al aangemeld als dierenarts?
Voorjaarsdagen 1993: Wat hebben we te bieden?
Bestuurswisseling Commissie Voorjaarsdagen
Code voor de dierenarts
Keuringsrapport voor paarden herzien
Vacatures in besturen en commissies KNMvD
Mededeling

PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

ORIGINAL PAPERS

Mesenteric torsion in the dog; Marja J. L Kik en S. van der Linde-Sipman

THE VETERINARY SCENE

120

Digital Dermatitis? Considerations with an evaluation of an intensive therapie; H. R. Suichies, H. iV
Merkens, E. N. Noordhuizen-Stassen en T. J. G. M. Lam 116

OTHER PAPERS

The New Cow Case revised. An introduction to regulations of the New Civil Code
concerning hidden flaws in animals;
J. E. Bosch-Boesjes

All rights reserved

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-4).
De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke — direct of indirect — het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de
inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of up welke

andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redaaie.

-ocr page 165-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

vT

Vlekziekte

m k

De vaccins die u nodig heeft
om ze te Bestrijden

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

lOp basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus-i- ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
igenomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
\'voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 166-

Anti-infectivum
voor honden en katten

Werkzame stof: Enrofloxacin. Indicaties : infecties met voor Baytnl gevoelige micro-organismen bij honden en katten, met name infecties van het maag-
darmkanaal, de luchtwegen, de unnewegen, de geslachtsorganen, de huid. het mkJdenoor en wonden Contra-indicaties : Baytnl mag met worden toe-
gepast bij honden jonger dan 1 laar Bij grote honderassen is het vanwege de langere groeitase raadzaam tot een leeftijd van 1.5 laar geen Baytnl te
gebruiken Dosering : de gebruikelijke dosehng is 5 mg/kg lichaamsgewichl/dag verdeeld over één of twee dosenngen, Dosenngsduur vijf tot tien
dagen Verpakkingen : iniecfievloeistof met 2.5% enrofloxacin (toelatingsnummer REG NL 3144), tabletten met 15, 50 en 150 mg enrofloxacin (toela-
tingsnummers REG NL 3904, REG NL 3864 en REG NL 3860) Voor meer produktinformatie zie verpakkingstekst Bayer BV, Division VT,
Energieweg 1, 3641 RT l^ijdrechl Telefoon 02979-80666.

Bayer B.V.
Division VT
Energieweg 1
3641 RT Mijdrecht

-ocr page 167-

TORSIO MESENTERIALIS BIJ DE HOND

Tijdschr Diergeneeskd 1993: IIS: 115-6

Marja J.L. Kik en Jantine S. van der Linde-Sipman\'\'

SAMENVATTING

In de periode 1984 tot 1991 werd bij 10 ter sectie aangebo-
den honden een torsio mesenterialis vastgesteld. Alle hon-
den behoorden tot de grote hondenrassen. De leeftijd
varieerde van 1 tot 5 jaar. Klinisch werd slechts bij 1 hond de
torsio mesenterialis als waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld.

INLEIDING

Een torsio mesenterialis is een draaiing van het darmconvoluut
om de mesenteriale as (5). Bij een torsio mesenterialis treedt
naast een afsluiting van het darmlumen in eerste instantie vooral
een belemmering op van de bloedafvoer, waardoor stuwing
ontstaat. Afhankelijk van de mate van torsie zal ook de arteriële
bloedvoorziening stagneren, resulterend in ischemische necrose
van de darmwand. De pathofysiologische gevolgen van de
darmafsluiting en de gestoorde bloedcirculatie leiden tot een
peracuut ziektebeeld en de dood (3,5).
De torsio mesenterialis is voornamelijk beschreven bij niet
gespeende herkauwers en varkens, terwijl het bij paarden niet
frequent zou voorkomen (4). Bij de hond zijn gedurende de
laatste jaren enkele gevallen b>eschreven (1-3,5,6). De torsio
mesenterialis zou met name voorkomen bij mannelijke indivi-
duen van de middel- tot grote hondenrassen, met de hoogste
frequentie bij de Duitse herder (1). Harvey
el aL (3) beschrijven
zes gevallen waarbij de klinische verschijnselen van de torsio
mesenterialis peracuut optraden en de algemene toestand van de
dieren snel verslechterde. Klinisch het meest opvallend was het
acute begin van de verschijnselen. Een aantal dieren vertoonde
bloederige ontlasting in combinatie met of gevolgd door zwakte
en collaps. Soms waren een toegenomen omvang van het
abdomen en algehele zwakte de enige symptomen. Een aantal
malen werd de hond zonder voorafgaand waargenomen ver-
schijnselen dood gevonden. Hoewel de torsio mesenterialis voor
afsluiting van de darm zorgt wordt in de literatuur maar bij één
hond braken in de klinische gegevens vermeld.
Gedurende de periode 1984 en 1991 werden 10 honden voor
postmortaal onderzoek aangeboden aan de vakgroep pathologie
van de faculteit der diergeneeskunde, waarbij de diagnose torsio
mesenterialis werd gesteld.

Het waren allen honden behorend tot de grote hondenrassen.
De leeftijd van de dieren varieerde van 1 tot 5 jaar, terwijl het
evenveel vrouwelijke als mannelijke dieren betrof (Tabel 1).

KLINISCHE GEGEVENS

Vijf van de 10 honden hadden een anamnese van plotseling
(bloed) braken, terwijl drie honden tevens bloederige diarree
vertoonden. Van de overige vijf honden was er één plotseling
gestorven, differentieel diagnostisch werd aan een torsio mesen-
terialis gedacht. Een hond was een maand ante mortem aan een

\' Vakgroep pathologie, haculteit diergeneeskunde. Rijksuniversiteit Utrecht, Yalelaan I,
3508 TD Utrecht,
pneumothorax geopereerd. Een ander dier vermagerde en had
de laatste week diarree gehad\'. Bij één hond was drie maanden
geleden een corpus alienum chirurgisch uit de darm verwijderd,
en éen hond was de dag ervoor geopereerd aan een invaginatie
van het jejunum (Tabel 1).

SECTIE BEVINDINGEN

Bij 4 dieren was zowel de gehele dunne als een deel van de dikke
darm getordeerd, terwijl bij de overige 6 dieren alleen een torsio
van de gehele dunne darm aanwezig was. De graad van torsie
varieerde van 180° tot 360°. Het abdomen was gevuld met veel
hemorrhagisch vocht. De wand van het getordeerde darmge-
deelte was hyperemisch en oedemateus, terwijl het lumen met
bloederige inhoud was gevuld. (Figuur 1, tabel I).

DISCUSSIE

De in de literatuur beschreven gevallen van torsio mesenterialis
bij de hond kwamen voor bij honden van de middel- tot grote
hondenrassen, hetgeen overeenkomt met onze bevindingen. In
tegenstelling tot de ervaring van andere auteurs, vermeldde de
anamnese van 5 van de door ons onderzochte dieren (bloed)-
braakklachten. Het aantal dieren met (bloed)diarree komt
overeen met de bevindingen in de literatuur.
In ons overzicht komt naar voren dat honden met een torsio
mesenterialis meestal geen ziektevoorgeschiedenis, wijzend op
het bestaan van een torsio mesenterialis hebben. Slechts bij één
hond werd een torsio mesenterialis in de differentiële diagnose
opgenomen en was chirurgisch ingegrepen. Twee honden
hadden om andere redenen een laparotomie ondergaan, terwijl
een hond voor een pneumothorax was behandeld. De variatie
aan voorafgaande ziekteverschijnselen bij de onderzochte hon-
den, maken het aangeven van de pathogenese van het ontstaan
van een torsio mesenterialis niet mogelijk.
Ook in de literatuur is de pathogenese van de torsio mesenteri-
alis bij de hond niet bekend. Bij andere diersoorten worden een
aantal predisponerende factoren aangegeven zoals infarct van
het ileum, worminfecties, dieetfactoren bij het paard, chronische
diarree bij de kat en het varken (4). Castellano
el aL (2)
suggereren dat een door hen beschreven geval van een torsio

-ocr page 168-

Tabel 1. Klinische en pathologische data van 10 honden met een torsio mesenterialis.

Case

Ras

Leeftijd (jaar)

Geslacht

Klinische gegevens

Sectie

1.

St. Bemard

1

M

Acute anaemie, acuut dood

360 re

2.

Bouvier

V

Verminderd uithoudingsvermogen, hematochezia, braken

torsio

3.

Duitse Herder

5

M

(bloed)braken, sloom, diarree

270 re

4.

Duitse herder

2

V

doodgevonden

torsio

5.

Duitse herder

4

V

In shock, stervend aangeboden, hemorr. vocht bek -1- urine

torsio

6.

Riezenschnauzer

M

torio mesent. operatie

torsio

7.

Bobtail

1

V

braken, soporeus hematochezia

torsio

8.

Ierse wolfsch

5

M

volle buik, braken shock

torsio li

9.

Bastaard

3

M

bloed braken, ontlasting

torsio

10.

Bouvier

1

V

eerder invaginatie chirurgie

torsio

SUMMARY

Mesenteric torsion in the dog

In the period 1984-1991, mesenteric torsion was diagnosed in ten dogs at

necroscopy. The dogs were all of large breeds and were aged between 1 and 5

years. Mesenteric torsion was considered as clinical diagnosis in only one dog.

LITERATUUR

1. Carberry CA, Harvey HJ, and Blackburn HB. Small intestinal volvulus in a
dog. Comp Con Ed Pract Vet 1989;2:1322-4.

2. Castellano C, Idiart J, and Ibargoyen G. Mesenteric torsion in a dog. Vet
Med Small Anim Clin 1983;78:1360-2.

3. Harvey HJ, and Rendano VT. Small bowel volvulus is dogs: clinical
observations. Vet Surg 1984;13:91-4.

4. Jubb KV, Kennedy PC, and Palmer N. In: Pathology of domestic animals.
Acad Press Inc 3rd ed. I985;64.

5. Kruiningen HJ van. In: Comparative pathology. Springfield, II, Charles C
Thomas 1982:90-5.

mesenterialis bij een puppy veroorzaakt zou kunnen zijn door
een abnormaal lang darmkanaal en/of lang mesenterium.

Slechts bij één dier werd een torsio mesenterialis opgenomen in
de klinische differentieel diagnose. Dit suggereert dat de
diagnose klinisch moeilijk te stellen is met als gevolg dat
adequate behandeling moeilijk tot onmogelijk is.

Differentieel diagnostisch moet men bij acute bloederige diarree
denken aan een hemorragische gastro-enteritis. Het röntgenolo-
gische beeld bij een torsio mesenterialis zou kunnen passen bij
obstructie en overvulling van het maagdarmkanaal door een
corpus alienum of een a-dynamische ileus. De maagdilatatie en -
torsie past niet in de rij van differentieel diagnoses gezien het
frequent kokhalzen (loos braken), de meer craniale uitzetting
van het abdomen en het zelden voorkomen van bloederige
diarree bij deze afwijking (3).

6. Odendaal JSJ. Volvulus of the small intestine in a dog. J South Afr Vet
Assoc 1984;5:123-4.

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 188: 116-9

DERMATITIS DIGITALIS ?
OVERWEGINGEN BIJ DE EVALUATIE VAN EEN
INTENSIEVE THERAPIE

H.R. Suichies\\ H.W. Menkens^, E.N. Noordhuizen-Stassen3 en T.J.G.M. Lam^.

SAMENVATTING

Om het genezingsverloop van dermatitis digitalis op een
chronisch besmet bedrijf in beeld te brengen is een praktijk-
onderzoek verricht. Het effect van een intensieve individuele
behandeling in combinatie met een antibioticum-voetbad
wordt vervolgd.Naast het klassieke beeld van dermatitis
digitalis, dat bekend is als \'de ziekte van Mortellaro\' is een

I waarnemend dierenarts te Utrecht.

^ Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren.
> Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting.

Correspondentieadres: Dr H. tV. Merkens. ASTA Medica BV. Verrijn Stuartweg 60.
Postbus 171. n 10 BC Diemen
aspecifieke vorm van dermatitis digitalis aangetroffen welke
niet afdoende reageert op de tot nu toe bekende therapieën.

INLEIDING

Het klinisch beeld van dermatitis digitalis (ziekte van Mortel-
laro) blijkt in de praktijk nog wel eens voor onduidelijkheden te
zorgen. Niet zelden leidt dit tot een onjuiste diagnose, hetgeen
consequenties heeft voor het effect van de therapie.Dermatitis
digitalis is een meer of minder uitgebreide, omschreven opper-
vlakkige ontsteking van de huid juist proximaal van de
kroonrand. De lokalisatie is veelal plantaar en/of dorsaal, in een
enkel geval tot in de tussenklauwspleet uitlopend. Ook kan
dermatitis digitalis op een tyloom worden aangetroffen. Evenals
bij dermatitis interdigitalis (stinkpoot) kunnen we bij de
dermatitis digitalis een weeïge, penetrante geur waarnemen.
Kenmerkend is, naast de grote drukgevoeligheid (zeer pijnlijk
bij aanraking), het rode (aardbei-achtige) aspect van de laesie

-ocr page 169-

welke omgeven is door een wit-achtig epitheelrandje. Dit vormt
het klassieke beeld van dermatitis digitalis zoals beschreven door
Cheli en Mortellaro in 1974 (2).De etiologie van dermatitis
digitalis is tot dusver onbekend. Er zijn aanwijzingen dat
microbiologische agentia een rol spelen. In dit verband wordt
melding gemaakt van
Campylobacter spp., Bacteroides spp.,
Spirochaeten
en Fusobacterium necrophorum (1,4,12). De
indruk bestaat dat het klinisch beeld van de dermatitis digitalis
verandert. Uit de praktijk komen onder andere berichten dat
dermattitis digitalis zich meer en meer in een \'chronische\' vorm
presenteert, welke overeenkomst lijkt te vertonen met het beeld
van dermatitis interdigitalis. In dit onderzoek is getracht het
klinische verloop van dermatitis digitalis op een bedrijf met een
jarenlange \'Mortellaro-geschiedenis\' in beeld te brengen. Tege-
lijkertijd is een efTectiviteitsstudie uitgevoerd van de door de
bedrijfsverzorging en de dierenarts ingestelde therapie.

MATERIAAL EN METHODEN

Het onderzoek betreft een rundveebedrijf, waar al gedurende
jaren een dermatitis digitalis-probleem bestaat. Het is een bedrijf
met 65 melkkoeien in een ligboxenstal met roostervloer en
uitloop op deels standweide. Twee keer per jaar wordt door de
bedrijfcverzorging de gehele koppel bekapt en bij verschijnselen
van dermatitis digitalis wordt de betreffende klauw behandeld
met één van de beschikbare chloortetracycline-gentiaanviolet-
sprays. Daarnaast is op dit biedrijf gebruik gemaakt van
tetracycline-HCL voetbaden en na de laatste koppelbekapping,
medio februari 1991 (drie maanden voor de aanvang van dit
onderzoek), is een formaline-voetbad gebruikt.

Bij het onderzoek is onderstaand werkschema gehanteerd;
Dag 0: Na functioneel pedicuren door een bedrijfsverzorger is de
prevalentie van dermatitis digitalis in de koppel bepaald.
Iedere klauw met verschijnselen van dermatitis digitalis
wordt gereinigd, gedroogd met papier, gefotografeerd en
twee keer kort na elkaar met chloortetracycline-gentiaanvi-
olet-sprayi behandeld.
Dag 10: Dieren waarbij op dag O een dermatitis digitalis werd
geconstateerd worden gecontroleerd. De klauwen worden
schoon geborsteld, gedroogd met papier en vervolgens
wederom gefotografeerd. Steeds volgt dan een dubbele
behandeling met chloortetracycline-gentiaanviolet-spray.
Dag 16 t/m 18: Tetracycline-HCL doorloopbad, (2,00 x 1,20 x

0,15 meter, 1 gram/liter) 2 dd. na het melken.
Dag 24: Als dag 10.
Dag 35: Als dag 10.

Op dag O, dag 10, dag 24 en dag 35 werd het aspect, de omvang
en de drukgevoeligheid van de laesie en de mate van kreupelheid
beoordeeld. Vervolgens werd een dia van de aangetaste klauw
gemaakt. Achteraf werden de dia\'s door drie personen onafhan-
kelijk van elkaar bekeken, waarbij het genezingsverloop van de
laesies Ijeoordeeld werd. De op de dia zichtbare verbetering en/
of verslechtering werd in 3 gradaties weergegeven: genezing,
verbetering en geen verbetering. Aan de hand van deze \'dia-
score\' en de klinische bevindingen is getracht een objectief
oordeel over het genezingsverloop van de aangetaste klauwen te
geven.

RESULTATEN

Een overzicht van het aantal kreupele koeien, de aangetaste
klauwen en de resultaten van de behandeling is in tabel 1

\' Aureomycine^; American Cyanamidc.

If > M

Tabel 1. Voorkonden van dermatitis digitalis en het genezingsverloop van de
klauwen van de aangetaste dieren.

Bevindingen

Dag O Dag 10 Dag 24 Dag 35

Aantal kreupele
koeien/vaarzen

22

1

2

3

Aantal aangetaste
klauwen

32

32

282

27

Geen verbetering

-

14

12

5

Verbetering

-

18

16

22

Genezing

-

0

3

5

\' Een dia niet bruikbaar.

weergegeven.

Op dag O hadden 22 (33,8 %) van de 65 dieren een aantasting
van (voornamelijk) de plantare digitale huid juist proximaal van
het balhoorn van één of beide achterklauwen (32 aangetaste
klauwen). Al deze dieren stonden te trippelen en waren in meer
of mindere mate kreupel. Twee klauwen gaven het klassieke
beeld van dermatitis digitalis ( ziekte van Mortellaro, 2) te zien:
een concave, rode, omschreven laesie met granulatieweefsel en
een witachtig epitheelrandje, pijnlijk bij aanraking (Foto 1). Bij
de overige 30 klauwen had de aantasting van de huid een meer
aspecifiek beeld; een onregelmatige, omwalde laesie (lokale
zwelling) met opstaande haren en korstvorming met een
proliferatief aspect (Foto 3). De laesie was uitermate pijnlijk bij
aanraking. Op dag O was er incidenteel een zeer lichte vorm van
dermatitis interdigitalis aanwezig.

Op dag 10 (na de eerste spray-behandeling) was het aantal
kreupelheden sterk afgenomen, ondanks het grote aantal
persisterende laesies. De laesies waren bij aanraking veelal nog
zeer gevoelig.

Op dag 24 (na de tweede spray-behandeling en zes dagen na het
tetracycline-voetbad) waren 3 klauwen volledig genezen. Bij 12
klauwen kon na de ingestelde therapie geen verbetering worden
vastgesteld. Na een drievoudige spray-behandeling (dag 0,10 en
24) in combinatie met een driedaags doorloopvoetbad (2 dd)
was in deze chronisch besmette koppel het genezingspercentage
op dag 35 niet hoger dan 15,6 %. De twee geregistreerde
klassieke gevallen reageerden goed op de ingestelde behandelin-
gen (Foto 2); de aspecifieke gevallen vertoonden vaak nog
laesies (Foto 4).

DISCUSSIE

De behandeling van dermatitis digitalis is empirisch (11) en
bestaat uit: functioneel pedicuren (waarbij de laesie zo goed
mogelijk wordt vrijgelegd), goed reinigen (vuil, aangetaste huid,
hoorn en korsten verwijderen) en drogen met éénmalig te
gebruiken papier (geen doek), gevolgd door een individuele
behandeling met een chloortetracycline-gentiaanviolet-spray.
Men dient de laesie twee maal kort na elkaar met een
chloortetracycline-gentiaanviolet-spray te behandelen, waarbij
voldoende droogtijd (ca. 30 seconden) in acht dient te worden
genomen. Hierna wordt het dier op een schoon en droog
oppervlak gebracht, waar het gedurende minimaal 30 minuten
verblijft. Na ongeveer 10 dagen wordt gebaad met een
formaline-oplossing (4-5%) gedurende 4 dagen; dit zou een
preventief effect hebben (9,11).

Individuele behandeling van dermatitis digitalis wordt massaal
op melkveebedrijven toegepast tijdens het (half-) jaarlijkse
koppelbekappen. Deze behandelingen worden hoofdzakelijk
verricht door (geschoolde) klauwverzorgers; er wordt na, al dan
niet oppervlakkige, reiniging vaak éénmalig gesprayd, waarbij

T I .1 n S C H K I I T VOOR D I t R U E N F- E S K U N l) E . D E E I. 118, A h l. E V E R I N ü 4 1 9 9

117

-ocr page 170-

Foto 1: Klassieke
dermatitis-digitalis
laesie (dag O); een
concave, rode,
onnschreven laesie
met granulatieweefsel
en een witachtig
epitheelrandje, pi|nli|k
bij aanraking.

Foto 2: Volledig
herstel van de
klassieke laesie na
therapie volgens
werkschema (dag 351.

w

17691
226

Foto 4: Geen volledige
genezing van het
aspecifieke beeld na
uitgebreide
behandeling. In dit
geval is de kreupelheid
wel verminderd, doch
met verdwenen (dag
351.

gebruiken papier (geen doek), gevolgd door een individuele
behandeling met een chloortetracycline-gentiaanviolet-spray.
Men dient de laesie twee maal kort na elkaar met een
chloortetracycline-gentiaanviolet-spray te behandelen, waarbij
voldoende droogtijd (ca. 30 seconden) in acht dient te worden
genomen. Hierna wordt het dier op een schoon en droog
oppervlak gebracht, waar het gedurende minimaal 30 minuten
verblijft. Na ongeveer 10 dagen wordt gebaad met een
formaline-oplossing (4-5%) gedurende 4 dagen; dit zou een
preventief effect hebben (9,11).

Individuele behandeling van dermatitis digitalis wordt massaal
op melkveebedrijven toegepast tijdens het (half-) jaarlijkse
koppelbekappen. Deze behandelingen worden hoofdzakelijk
verricht door (geschoolde) klauwverzorgers; er wordt na, al dan
niet oppervlakkige, reiniging vaak éénmalig gesprayd, waarbij
de kleur vaak de belangrijkste maatstaf lijkt. Een correct
uitgevoerde individuele therapie leidt tot een hoog genezings-
percentage (10). Het behandelen van alleen de kreupele dieren
blijkt onvoldoende om de ziekte van een bedrijf te elimineren.

Mogelijk subklinisch geïnfecteerde klauwen worden daarbij
namelijk niet behandeld.

De individuele behandeling wordt op grond van praktische
haalbaarheid (tijdsdruk) zelden optimaal uitgevoerd, waardoor
de vraag ontstaat naar een minder arbeidsintensieve behande-
ling. Een koppelbehandeling kan bestaan uit een doorloop-
voetbad met óf (oxy-tetracycline (1 gram/liter) óf lincomycine
(0,15 gram/liter), gedurende 3 dagen, 2 dd. Tien dagen na dit
antibioticum-doorloopvoetbad volgt een formaline-doorloop-
voetbad (4%) gedurende 4 dagen. Geadviseerd wordt dit
maandelijks te herhalen (11).

In uiterste gevallen kan operatieve verwijdering (3) of cryochi-
rurgie (5) worden overwogen. Echter, deze chirurgische ingreep
is als koppelbehandeling geen voor de hand liggende keuze.
De op het bovenbeschreven bedrijf ingestelde therapie is
onvoldoende effectief gebleken om de gevonden aspecifieke
vorm van dermatitis digitalis te bestrijden. De kreupelheid
verdwijnt bij de meeste dieren, maar de laesies persisteren en
blijven sterk drukgevoelig. Een vraagteken bij deze, in de

-ocr page 171-

praktijk op chronisch geïnfecteerde bedrijven vaak ingestelde,
therapie lijkt gezien de behaalde povere resultaten op z\'n plaats.
De regelmatige formaline-behandeling in deze koppel dieren
verklaart de lage prevalentie van dermatitis interdigitalis ten
tijde van het onderzoek.

De twee klassieke gevallen van de ziekte van Mortellaro
genezen bij de ingestelde therapie. Echter de aspecifieke beelden
vertonen een variabel reactiepatroon. Er wordt zowel genezing
als een duidelijke toename van de dermatitis digitalis gezien. De
aandacht gaat daarom vooral uit naar het aangetroffen aspeci-
fieke beeld.

Dit aspecifieke beeld toont overeenkomst met, zowel de eerder
door Vis en Boosman (13) beschreven mildere vorm van
dermatitis digitalis, als met een wat ouder beeld van dermatitis
interdigitalis (persoonlijke mededeling Toussaint Raven).

Het probleem waarmee we in de praktijk worden geconfron-
teerd spitst zich toe op de vraag of het daadwerkelijk \'de ziekte
van Mortellaro\' betreft. Het is duidelijk dat het hier een
ontsteking betreft van hoofdzakelijk de plantare digitale huid,
c.q. een dermatitis digitalis, waarbij soms uitbreiding tot tussen
de klauwhelften te zien is. De ons bekende maatregelen ter
genezing en preventie van de stinkpoot-infectie (functioneel
pedicuren en formaline-baden) hebben op dit bedrijf in de 7
maanden voorafgaand aan de onderzoeksperiode geen afdoende
effect te zien gegeven op de beschreven aspecifieke laesies, in
tegenstelling tot het gunstige effect op de dermatitis interdigita-
lis-status op dit bedrijf Dit, gevoegd bij de locatie, het klinische
beeld en het klinisch herstel van de aspecifieke laesies lijkt de
conclusie te rechtvaardigen dat we hier te maken hebben met
een aspecifieke vorm van dermatitis digitalis. De klinische
verschijnselen van deze meer aspecifieke vorm van dermatitis
digitalis (trippelen, extreem pijnlijk) zijn vergelijkbaar met
hetgeen bij de klassieke dermatitis digitalis wordt gezien. Een
definitieve diagnose is, vanwege de beperkte beschikbare kennis
van dermatitis digitalis en dermatitis interdigitalis, niet mogelijk.
Op grond van Good Veterinary Practice en milieu-overwegin-
gen kan men bij de antibioticum-therapie bij dermatitis digitalis
een vraagteken zetten. De verwekker van dermatitis digitalis is
onbekend, er is alleen een empirisch effect bekend van de
gebruikte antibiotica en bovendien kunnen minimale rem-
mende concentraties slechts worden geschat (7). Daarnaast is bij
het in het milieu brengen van grote hoeveelheden antibiotica het
gevaar voor resistentie-ontwikkeling niet ondenkbaar.
Mogelijk dat een meer zoötechnische aanpak gerechtvaardigd
is, getuige de uitkomsten van een dwarsdoorsnede onderzoek
van Frankena
elaL (6). Op 59 bedrijven in de provincie Utrecht
blijkt dat ca. 8% van het melkvee in het weideseizoen en ca. 14%
in het stalseizoen (sub-)klinische dermatitis digitalis vertoont,
wat een idee kan geven over de omvang van het probleem in

Nederland. Uit retrospectief onderzoek blijkt dat de diagnose
\'Mortellaro\' bij ca. 10% van de kreupele koeien wordt gesteld
(8). De uitkomsten van de epidemiologische studie van Fran-
kena
et aL (6) geven aan dat naast een aantal dierfactoren
meerdere bedrijfs- en huisvestingsfactoren in relatie staan met
het voorkomen van dermatitis digitalis. Nader onderzoek,
gericht op de etiologie en de epidemiologie is noodzakelijk om
meer inzicht te krijgen in dit ziektebeeld en zo te komen tot een
veterinair verantwoorde behandeling, c.q. bestrijding van der-
matitis digitalis.

Digitalis dermatitis? Considerations with an evaluation of an
intensive therapie.

SUMMARY

A piece of clinical research mas performed to illustrate the recovery process of
Digital Dermatitis on a chronically contaminated cattle farm. The combined
effect of intensive individual treatment and an antibiotic foot-bath was examined
In addition to the classical condition recognized as Mortellaro\'s disease we found
an aspecific form of Digital Dermatitis which failed to respond adequately to the
currently recommended therapy.

UTERATUUR

1. Blowey RW, and Sharp M.W. Digital dermatitis in dairy cattle. Vet Rec
1988; 122: 505-8.

2. Cheli R, and Mortellaro CM. La dermitite digiule del bovino. 8th Internat.
Conf. on Diseases of Cattle, Milano, Italy 1974: 208-13.

3. Cheli R, and Mortellaro CM. Digital Dermatitis today and tomorrow. 5th
International Symposium on Disorders of the Ruminant Digit, Aug. 24-25
1986, Dublin, Ireland.

4. Cornelisse JL, Peterse DJ en Toussaint-Raven E. Een nieuwe aandoening
aan de ondervoet van het rund. Dermatitis digitalis? Tijdsch Diergeneeskd
1981; 106: 452-5.

5. Del Bue M, and Mazzocchi G. Cryosurgery as therapy of hoofdisease in
cattle. 4th Internat. Symposium on Disorders of the ruminant digit. Paris,
France 1982.

6. Frankena et aL Prevalence of lameness and risk indicators for digital
dermatitis (Mortellaro disease) during pasturing and housing of dairy cattle.
Society for Veterinary Epidemiology and Preventive Medicine, Proceed-
ings, London, Great Briuin 1991; 107-18.

7. Keulen van KAS, and Spaans J. The Antimicrobial Activity of Two
Tetracycline and Lincomycine in Walk-through Footbath for Dairy Cattle;
A Longitudinal Study, 1992 (In Press).

8. Noordhuizen-Stassen EN. Post Academisch Onderwijs Locomotie Rund
1991

9. Nutter WT, and Moffitt JA. Digital dermatitis control. Vet Rec 1990; 126:
200-1.

10. Peterse DJ. Oxytetracycline-voetbaden.Tijdschr Diergeneeskd 1986; III:
28.

11. Peterse DJ. Kreupelheden bij het rund. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116:
742.

12. Read DH et aL An invasive spirochaete associated with interdigital
papillomatosis of dairy cattle. Vet Rec 1992; 130: 59-60.

13. Vis HRJ en Boosman R. Dermatitis digiulis bij het rund; een literatuurover-
zicht. Dier en Arts 1990; 5: 167-70.

Aanvaard op 16 december 1992.

-ocr page 172-

SAMENVATTING

In het in 1992 in werking getreden nieuwe Burgerlijk
Wetboek komt de verplichting in te staan voor de afwezig-
heid van geborgen gebreken niet meer voor; zij is opgegaan
in een verplichting tot nakoming. In het nieuwe BW staat het
begrip conformiteit centraal: de afgeleverde zaak moet aan
de overeenkomst beantwoorden. Als de zaak niet beant-
woordt aan de overeenkomst is er sprake van wanprestatie.
De koper hoeft niet meer binnen zes weken de verkoper te
dagvaarden, maar dient op korte termijn bij de verkoper te
reclameren en kenbaar te maken op welke van de hem
toekomende rechten hij een beroep wenst te doen. Ook met
betrekking tot de mogelijkheden om aanvullende schadever-
goeding te vorderen en andere met de koop in verband
staande zaken, zoals de overgang van het risico, zijn in het
nieuwe BW wijzigingen aangebracht. Nieuw is de speciale
plaats die de consumentenkoop inneemt. Eén en ander leidt
tot de conclusie dat de nieuwe regeling in de praktijk voor de
practicus niet tot echt grote veranderingen zal leiden. Wel
zal de slotzin van de gebruikelijke verklaring aan de nieuwe
wettekst aangepast moeten worden.

INLEIDING

De veehouder die ruim vijftig jaar geleden een verse koe had
gekocht, welke na korte tijd bleek achter te blijven in de
verwachte melkproduktie ten gevolge van een bij de koop
verborgen baarmoederontsteking, beschikte slechts over be-
perkte mogelijkheden om zijn schade vergoed te krijgen. In het
bij juristen zeer bekende \'versehe koe arrest\'\' bepaalde de Hoge
Raad namelijk dat ingeval van een verborgen gebrek de koper
uitsluitend een beroep kon doen op de speciale regeling van art.
1540 e
.V. BW oud en niet de keuze had tussen de algemene
regeling betreffende wanprestatie en de speciale verborgen-
gebreken-regeling.

in het op 1 januari 1992 ingevoerd nieuw Burgerlijk Wetboek is
deze speciale regeling niet meer opgenomen. De invoering van
grote delen van een nieuw vermogensrecht zal ook aan

\' Universitair docent, werkzaam bij de vakgroep Privaatrecht van de Juridische faculteit

van de Rijksuniversiteit Groningen.
Correspondentieadres: Mevr Mr J.E.Bosch-Boesjes. Juridische faculteit, vakgroep Privaat-
recht Oude Kijk in \'t Jatstraat 26. 9712 EK Groningen
\' HR 27 juni 1941, NJ 1941. 781.

\' I januari 1992 zijnBoek 3, 5, 6, en 7 (gedeeltelijk) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in
werking getreden.

praktizerende dierenartsen in Nederland niet ongemerkt voorbij
gaan^ Niet alleen als burger kunnen zij met de gevolgen van de
nieuwe wettelijke regeling in aanraking komen, maar ook, en
met name, in hun beroepsuitoefening zullen zij ermee gecon-
fronteerd worden. Immers, de wettelijke regeling inzake de
verborgen gebreken bij koop en verkoop, zoals deze sinds 1838
in Nederland gold en waarmee vele generaties dierenartsen
vertrouwd zijn geraakt, is in het nieuwe Burgerlijk Wetboek
drastisch gewijzigd.

Echter, met de wijziging van de wettelijke regeling zijn de
feitelijke verborgen gebreken niet verdwenen. Dus ook onder
het nieuwe Burgerlijk Wetboek zal een eigenaar/koper, wan-
neer het gekochte dier niet aan de verwachtingen voldoet, zijn
dierenarts consulteren en hem de vraag stellen of er wellicht een
verborgen gebrek bij het dier aanwezig is, en zo ja, wat hem dan
te doen staat. Dierenartsen dienen derhalve op de hoogte te zijn
van de belangrijkste wettelijke bepalingen op dit terrein en de
wijzigingen die met de invoering van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek hebben plaats gevonden, teneinde een juist advies te
kunnen geven.

In het hiernavolgende wil ik in grote lijnen aangeven welke
regels sedert 1 januari 1992 van toepassing zijn indien er sprake
is van een zgn. verborgen gebrek bij de koop/verkoop van een
dier. Daarbij zal ik ook kort aangeven in welke opzicht de
regeling afwijkt van de oude regeling.
In het korte bestek van dit artikel is het niet mogelijk uitgebreid
in te gaan op de vele andere juridische problemen die zich rond
de koop/verkoop van dieren kunnen voordoen, zoals vragen
met betrekking tot de relatie veehouder/veehandelaar, de
schadevergoeding of de veilingkoop.

Waarom is de regeling gewijzigd

Problemen rond verborgen gebreken bestaan sinds mensen met
elkaar handel drijven. Zo bevatte het Romeinse Recht een
uitgebreide regeling op dit terrein. Deze regels, die voornamelijk
de bedoeling hadden de koper te beschermen, zijn nagenoeg
ongewijzigd in het Nederlands Burgerlijk Wetboek van 1838
terecht gekomen en zijn tot voor kort onveranderd gebleven. In
de loop der jaren nam echter de kritiek op deze regeling toe. Men
was van oordeel dat de bepalingen verouderd waren en zelfs
contraproductief. In plaats van, overeenkomstig de strekking, in
de eerste plaats de koper te beschermen was in de praktijk deze
regeling hoofdzakelijk tot een beschermende regeling voor de
verkoper geworden en leidde toepassing ervan vaak tot onbil-
lijke resultaten. In de rechtspraak kon men de laatste decennia
dan ook de tendens waarnemen de toepasselijkheid van de
bedoelde wettelijke regeling zoveel mogelijk terug te dringen.

Tijdschr Diergeneeskd 1993: IIS: 120-6

DE \'VERSCHE KOE\' GESLACHT, EEN INLEIDING
OVER DE REGELING MET BETREKKING TOT
VERBORGEN GEBREKEN BIJ DIEREN IN HET
NIEUWE BURGERLIJK WETBOEK

J. E. Bosch-Boesjes\'\'

-ocr page 173-

De wetgever heeft tenslotte in het nieuwe Burgerlijk Wetboek
de regeling afgeschaft en daarvoor in de plaats een andere, meer
algemene regeling opgenomen.

Zowel in de oude regeling van de verborgen gebreken bij de
koop en verkoop als in de nieuwe regeling staan twee vragen
centraal. Ten eerste de vraag wanneer er sprake is van een
verborgen gebrek en ten tweede de vraag welke actie men kan
ondernemen indien er sprake is van een verborgen gebrek.

Wanneer is er sprake van een verborgen gebrek bij de koop?

Oud BW

Koop is te omschrijven als een overeenkomst tussen partijen
waarbij zij over en weer diverse verplichtingen en rechten
overeenkomen. Naast de verplichting de gekochte zaak te
leveren was in het oude recht één van de verplichtingen van de
verkoper de koper te vrijwaren

... wegens verborgen gebreken van het verkochte goed die het goed ongeschikt maken tot het
gebruik waartoe het bestemd is of die gebruik in dier voege verminderen dat, als de koper het
gebrek zou hebben gekend, hij het goed in hel geheel niet of voor een lagere prijs gekocht zou
hebben (an. 1540 BW oud).

Uit deze bepaling volgt dat in het oude Burgerlijk Wetboek
onder een gebrek werd verstaan: de aanwezigheid of afwezig-
heid van eigenschappen die de koper op grond van de door hem
beoogde en aan de verkoper bekende bestemming van het dier
mag verwachten, dan wel die als stilzwijgend of uitdrukkelijk
gegarandeerd aanwezig moeten zijn. Het begrip verborgen
gebrek onder het oude recht bevatte dus drie elementen:

- het moest gaan om een verwachting van eigenschappen,

- die gegrond was op het beoogde en aan de verkoper bekende
gebruik van het dier door de koper,

- welke eigenschappen bij de koop aanwezig en verborgen
waren.

Wanneer een partij één van de verplichtingen voortvloeiende uit
de door hem gesloten overeenkomst niet nakomt, dan spreekt
men juridisch van wanprestatie of tekortkomen. Bij de aanwe-
zigheid van een verborgen gebrek was er dus sprake van
wanprestatie, waarvoor de wet nadere wettelijke regels gaf (art.
1279 e.V. BW oud). Betrof de koopovereenkomst de koop van
een zgn. species z.aak (een bepaalde individueel aanwijsbare
zaak, zoals een koe, paard of hond) dan was echter niet de
algemene wanprestatieregeling van toepassing, maar een bijzon-
dere regeling: de art. 1540-1547 BW oud. In tegenstelling tot de
algemene wanprestatieregeling werd hierin onder meer bepaald
dat de verkoper niet schadeplichtig was indien hij het gebrek niet
kende (art. 1545 BW oud). Betrof het echter de afwezigheid van
gegarandeerde eigenschappen, dan was weer wel de algemene
wanprestatieregeling van toepassing en daarmee de mogelijk-
heid van aanspraak op schadevergoeding. Daar koop van dieren
over het algemeen een individueel bepaalbare zaak betreft, was
in de meeste gevallen de speciale verborgen-gebrekenregeling
van art. 1540 van toepassing.

Een tweede verschil die de bijzondere verborgen-gebrekenrege-
ling had vergeleken met de algemene bepalingen inzake
wanprestatie was de termijn waarbinnen de koper na het
ontdekken van het gebrek een vordering bij de rechtbank diende
in te stellen. De wet zelf stelde niet expliciet een termijn, maar
sprak van een korte termijn. In de rechtspraak werd deze termijn
gewoonlijk op zes weken gesteld en aan deze termijn werd
streng de hand gehouden. Met name deze laatste regeling werd
als zeer onredelijk ervaren, te meer daar de koper van een
specieszaak, zoals een dier, uitsluitend op deze regeling een
beroep kon doen en zijn vordering niet op andere gronden kon
baseren, zoals dwaling of wanprestatie".

* Vgl hel reeds eerder genoemde \'versehe koe\'-arrest.

1« f I

•Mll

kl ■ «« ni

mék»

121

Nieuw BW

In het nieuwe BW keert, zoals al eerder is gesteld, de oude
verborgen-gebrekenregeling niet terug. Het nieuwe centrale
artikel betreffende deze materie is te vinden in art. 17 van Boek
7, maar ook in andere delen van het nieuwe BW zijn bepalingen
te vinden die van toepassing zijn. Het nieuwe Burgerlijk
Wetboek kent namelijk een zgn. gelaagde structuur, waarin van
algemene regels afgedaald moet worden naar bijzondere regels.
Dat betekent voor wat betreft het vermogensrecht, dat het derde
boek algemene bepalingen bevat die een heel breed terrein van
het vermogensrecht bestrijken. In de daarop volgende boeken
worden de bepalingen steeds verder verbijzonderd naar speci-
fieke terreinen. Zo zijn in Boek 6 een aantal bepalingen
opgenomen die alleen betrekking hebben op het verbintenissen-
recht (\'overeenkomstenrecht\'). In Boek 7 zijn tenslotte bepalin-
gen opgenomen die betrekking hebben op een aantal bijzondere
overeenkomsten zoals koop en ruil. De systematiek van het
wetboek brengt met zich mee dat voor één geval op drie plaatsen
tegelijk gekeken moet worden. Voor wat betreft een koopover-
eenkomst van dieren zijn de bepalingen te vinden in Boek 3
(algemene bepalingen), Boek 6 (overeenkomst) en Boek 7 (de
koop).

Evenals dat onder het oude recht het geval was, moet in het
nieuwe BW de verkoper zijn verplichtingen nakomen. Eén van
deze verplichtingen is blijkens art. 7:17 de levering van een zaak
die aan de overeenkomst beantwoordt. Art. 7:17 BW luidt als
volgt:

Lid 1: De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beant-
woorden.

lid 2: Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien
zij niet de eigenschappen bezit die de koper
opgrond van
de overeenkomst
mocht verwachten. De koper mag
verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor
een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij
de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede
de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder
gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien,
lid 3: Ook een andere zaak dan is overeengekomen of een
zaak van een andere soort beantwoordt niet aan de
overeenkomst.

Kern van de nieuwe regeling is het begrip conformiteit: de
afgeleverde zaak moet beantwoorden aan de overeenkomst. Of
dat het geval is moet worden beoordeeld op het moment van de
aflevering. Dit is een wijziging ten opzichte van het oud BW,
waar het moment van toetsing voor het al dan niet bestaan van
het gebrek het moment van het sluiten van de koopovereen-
komst was. In de praktijk zal in veel gevallen op dit punt geen
verandering optreden, daar het moment van aflevering vaak zal
samenvallen met het sluiten van de koopovereenkomst. In de
juridische betekenis houdt aflevering de feitelijke machtsver-
schaffing over de zaak aan de koper in. Dat wil zeggen dat de
aflevering plaats vindt op het moment dat het dier feitelijk in de
macht van de koper komt en dat deze dus die macht over het
dier kan uitoefenen die de verkoper voorheen uitoefende.
Aangezien op grond van art. 6:41 sub a aflevering van een
specieszaak dient te geschieden ter plaatse waar zij zich bij het
ontstaan van de verbintenis (i.c. de koop) bevond - tenzij anders
is afgesproken of er een andere gewoonte bestaat - zal in de
praktijk veelal het moment van de koop en de aflevering
samenvallen.

Aflevering van een zaak die niet aan de overeenkomst beant-
woordt levert dus een tekortschieten of wanprestatie op,
waarvoor in principe de algemene regels ter zake van niet

T 1 .1 I) s C H R I 1 T VOOR D I F. R (i F. N E E s K U N I) F. . D E E I II«. A I- 1 I V I R I N Ci 4 I 9 9 .1

-ocr page 174-

nakoming van verbintenissen uit Boek 6 gelden (afd. 6.1.8). Het
onderscheid tussen specieszaken of genus- (naar de soort
bepaalde) zaken, zoals dat onder het oude BW van belang was,
is daarmee verdwenen. In alle gevallen is er sprake van
wanprestatie.

In Boek 7 (titel 3) wordt voor de koop nog een aantal bijzondere
rechtsgevolgen van niet-nakoming geregeld, die echter niet
voorgaan boven de algemene regels, maar naast deze regels
gelding kunnen hebben.

Wijzigingen ten opzichte van het oud BW

Wat betreft de vraag wanneer er sprake is van een verborgen
gebrek is de regeling in het nieuwe BW op een aantal punten
gewijzigd.

De tekst van art. 7:17 vervangt het oude begrip verborgen
gebrek door een ruimer begrip. Er is geen beperking meer tot
eigenschappen die het feitelijk gebruik verhinderen, zoals
vroeger wel het geval was (het zgn. \'ongeschikt maken voor het
gebruik waartoe het bestemd is\'). De nieuwe regeling is van
toepassing op ieder verschil tussen de zaak die het onderwerp
van de overeenkomst uitmaakt en de afgeleverde zaak. Basis is
nu de overeenkomst - datgene wat hebben partijen met elkaar
afgesproken - en daaraan dient de zaak te beantwoorden.
Daarmee wordt in beginsel ook het verschil uitgeschakeld
tussen een zichtbaar en een verborgen gebrek. In de praktijk
echter blijft het verschil tussen zichtbare en verborgen gebreken
wel van belang, namelijk om uit te maken of de zaak aan de
overeenkomst beantwoordt, met name om uit te maken of de
zaak eigenschappen heeft of juist mist die de koper mocht en kon
verwachten. De koper mag slechts de aanwezigheid (of afwezig-
heid) van die eigenschappen verwachten die voor een normaal
gebruik nodig zijn en waarvan hij de aan- of afwezigheid niet
behoefde te betwijfelen. De aanwezigheid van andere, bijzon-
dere eigenschappen voor een afwijkend doel mag hij slechts
verwachten als hij van te voren (bij de koop) de verkoper
duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij met het dier die
bepaalde bedoeling had. De koper mag echter geen eigenschap-
pen verwachten waarvan bij een eenvoudig onderzoek bij de
koop gebleken zou zijn dat ze ontbraken.

Tevens heeft in de nieuwe regeling het begrip aflevering een
meer centrale plaats ingenomen. Niet alleen met betrekking tot
het moment waarop beoordeeld moet worden of de zaak
beantwoordt aan de overeenkomst, ook met betrekking tot het
moment waarop het risico overgaat op de koper. In het oud BW
was het gekochte goed vanaf de koop voor rekening (d.w.z. voor
risico) van de koper. Dat had tot gevolg dat wanneer het dier iets
overkwam na het sluiten van de koopovereenkomst dat voor
rekening van de koper kwam. In het nieuwe BW is bepaald dat
het risico op de koper overgaat vanaf het moment van aflevering
(art. 7:10).

Het belangrijkste element van de nieuwe regeling is dus dat de
gekochte zaak moet beantwoorden aan de overeenkomst. In lid
2 en 3 van art. 7:17 is nader uitgewerkt wat daaronder kan
worden verstaan: de zaak dient die eigenschappen te bezitten die
de koper op grond van de overeenkomst mag verwachten.

De te verwachten eigenschappen

Welke eigenschappen de koper mag verwachten is nader
uitgewerkt in lid 2 van art. 7:17. De eigenschappen die de zaak
moet hebben en die de koper mag verwachten betreffen
materiële eigenschappen. Het gaat om eigenschappen die voor
normaal gebruik van de zaak nodig zijn én waarvan de koper de
aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen". Daarnaast betreft
het ook eigenschappen die nodig zijn voor een bijzónder gebruik
dat bij de overeenkomst is voorzien. Uit lid 3 blijkt dat het ook
om andere dan gebruiksbepalende eigenschappen kan gaan.
Hierin zit dus een verruiming ten opzichte van de oude regeling.
Welke eigenschappen de koper mag verwachten en wat onder
normaal gebruik verstaan kan worden zal mede afhangen van de
omstandigheden van het geval. De aard van de zaak, de hoogte
van de prijs of de mededelingen die bij de koop zijn gedaan,
kunnen maken dat, mede gelet op de hoogte van de prijs,
enerzijds het verwachtingspatroon van de koper is beïnvloed,
anderzijds de koper een groter risico heeft aanvaard dan
normaal. Dit alles bepaalt mede de vraag of er sprake is van
tekortkomen door de verkoper. Het artikel verzet zich er dus niet
tegen dat de verkoper van kwalitatief minder goede waar in
bepaalde gevallen verminderd aansprakelijk is of zelfs in het
geheel geen aansprakelijkheid draagt; het verzet zich slechts
tegen het verkopen van ondeugdelijk waar die als deugdelijk
wordt aangeprezen of waarvan de koper anderszins een hogere
dunk heeft (en ook mocht hebben) dan met de kwaliteit ervan in
overeenstemming is, zonder een daarmee corresponderende
aansprakelijkheid van de verkoper. Deze laatste kan immers
door mededelingen en omstandigheden waaronder is verkocht
het verwachtingspatroon van de koper hebben beïnvloed en
daarmee de vraag of er sprake is van een tekortkoming.

i i fli

Mededelings- en onderzoeksplicht

Uit de tekst van de wet en de bijbehorende parlementaire
stukken volgt dat zowel voor de koper als voor de verkoper bij
de koop een mededelings- en onderzoeksplicht geldt.
De verkoper heeft, rekening houdend met het normale gebruik
van de zaak en verder met wat hij weet over het bijzondere
gebruik van de zaak dat de koper voor ogen staat, de plicht de
koper mee te delen dat een dier niet geschikt voor het normale of
het beoogde bijzondere gebruik is, indien hij weet of had moeten
weten dat het dier niet daarvoor geschikt is. Doet hij dat niet,
dan verzaakt hij een mededelingsplicht en daarmee verspeelt hij
de mogelijkheid zich te verweren, indien hij wordt aangespro-
ken op grond van art. 7:17 tot bij voorbeeld herstel of
vervanging van de zaak indien de afleverde zaak niet overeen-
stemt met hetgeen is overeengekomen. Het is echter niet zo dat
van de verkoper wordt verwacht dat hij zijn koopwaar gaat
afbreken; het artikel verzet zich alleen tegen ongegronde
aanprijzing, waardoor de verwachtingen van de koper onge-
rechtvaardigd worden vergroot. Anderzijds heeft ook de koper
een mededelings- en onderzoeksplicht. Met de zinsnede \'en
waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen\' wordt
gerefereerd aan een onderzoeksplicht die, afhankelijk van de
omstandigheden van het geval, op de koper kan rusten, bij
voorbeeld bij de koop van gebruikte zaken. De koper mag alleen
die eigenschappen verwachten waarvan hij de aanwezigheid
niet behoeft te betwijfelen. Bij twijfel of wanneer hij had
behoren te twijfelen dient hij de verkoper vragen te stellen of zelf
een onderzoek te verrichten. Hier komt dan toch weer het
verschil om de hoek kijken tussen bij de koop zichtbare en
verborgen gebreken. Zichtbaar zijn gebreken die de koper had
behoren te zien of waarvan hij de aan- of afwezigheid had
behoren te betwijfelen. Hoe ver deze onderzoeksplicht gaat in
verhouding tot de mededelingsplicht van de verkoper hangt af
van de omstandigheden. Op een professionele koper (veehande-
laar, veehouder, fokker) rust een zwaardere onderzoeksplicht
dan op een particuliere koper die bij voorbeeld een hondje

\' Hetgeen in het artikel is bepaald ten aanzien van de afwezigheid van gewenste
eigenschappen geldt eveneens voor de aanwezigheid van ongewenste eigenschappen.

-ocr page 175-

koopt. Ook in de relatie tussen particuliere verkoper en
professionele koper rust op deze laatste een zwaardere onder-
zoeksplicht. Het niet of onvoldoende voldoen aan deze onder-
zoeksplicht heeft tot gevolg dat de koper geen beroep toekomt
op art. 7:17 en bij voorbeeld geen ontbinding of vermindering
van koopprijs kan vorderen als blijkt dat het dier lijdt aan een
verborgen gebrek.

Concluderend kan gesteld worden dat in het nieuwe BW het
begrip conformiteit centraal staat: de afgeleverde zaak moet
aande overeenkomst beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet
aan de overeenkomst indien zij niet de eigenschappen bezit die
de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
Daarbij heeft enerzijds de koper de plicht de verkoper over een
eventueel apart gebruiksdoel te informeren en zelf een onder-
zoek naar de aan- of afwezigheid van die eigenschap een
onderzoek in te stellen. Anderzijds heeft de verkoper de plicht de
koper over de geschiktheid van het dier voor dit gebruik te
informeren.

Komt op grond van bovenstaande de koper tot de conclusie dat
er sprake is van een tekortkomen door de verkoper dan staan
hem verschillende mogelijkheden ten dienste om zijn rechten te
verkrijgen, zoals het vorderen van vervanging of herstel van het
dier, het ontbinden van de overeenkomst, een beroep op
dwaling en het vorderen van schadevergoeding. In het hierna
volgende zal nader op deze mogelijkheden worden ingegaan.

Wat te doen als er sprake is van non-conformiteit?

Oud BW

Onder oude recht had de koper die geconfronteerd werd met
een dier dat lijdende was aan een verborgen gebrek, de keuze
tussen twee acties (art. 1545 BW oud).

1. actio redhibitoria (ontbinding van de koopovereenkomst),
waarbij de koper het goed terug geeft en de koopprijs terug
ontvangt.

2. actio quanti minoris (gedeeltelijke ontbinding), waarbij de
koper de zaak behoudt en een gedeelte van de koopprijs
terugvordert.

De mogelijkheid daarnaast schadevergoeding te vorderen was
gering. De koper kon slechts de kosten van de koop en de
levering vorderen van de verkoper (art. 1545 BW oud) en had
niet de mogelijkheid daarnaast een aanvullende schadevergoe-
ding, zoals vergoeding van bedrijfsschade of gederfde winst, te
vorderen. Dergelijke aanvullende schadevergoeding kon slechts
gevorderd worden indien het de koop van soort- of genuszaken
betrof Aangezien het bij de koop van dieren doorgaans om
specieszaken gaat, was deze mogelijkheid in de meeste gevallen
uitgesloten, tenzij de verkoper een garantie had gegeven en er
dus sprake was van kwade trouw bij de verkoper (art. 1544 BW
oud).

De acties dienden binnen korte tijd, in de praktijk zes weken na
de ontdekking van het gebrek, ingesteld te worden. Met name
deze korte tijd werd als zeer hinderlijk ervaren.

Overigens betrof deze hele regeling aanvullend recht; partijen
konden in het contract of bij het sluiten van de overeenkomst
een andere regeling beti effende de aansprakelijkheid maken of
zelfs elke aansprakelijkheid uitsluiten.

Nieuw BW

Indien de koper zich onder het nieuwe BW wenst te beroepen
op het feit dat de afgeleverde zaak niet overeenkomt met hetgeen
is afgesproken, dan staan hem verschillende mogelijkheden ten
dienste om zijn rechten te verkrijgen. Daarnaast rust echterop
hem ook een aantal plichten: een waarschuwings- en onder-
zoeksplicht en een keuzeplicht.

mri

\'MiC^l^l I fl

riMülÉittiiiiÉ

123

Ten eerste staan hem ten dienste acties uit het algemeen deel
betreffende overeenkomsten, Boek 6 BW, zoals ontbinding (art.
6:265), gedeeltelijk ontbinding (art. 6:270) en dwaling (art.
6:228). Daarnaast staat een aantal bijzondere rechten opgesomd
in art. 21 Boek 7 BW. Tot slot bestaat de mogelijkheid
schadevergoeding te vorderen op grond van art. 6:74 BW e
.V.,
welke mogelijkheid bij de consumentenkoop echter beperkt is
(art. 7:24).

Het onderscheid tussen soort- (of genus-)zaken en individueel
bepaalbare (of species-)zaken is in het nieuwe BW verdwenen.
Dat brengt in zoverre een belangrijke verandering mee dat nu
zowel de koper van een genuszaak als die van een specieszaak
(dieren b.v.) de mogelijkheid hebben schadevergoeding te
vorderen.

Ook nieuw is dat de koper niet meer verplicht is van de
wettelijke regeling voor verborgen gebreken gebruik te maken,
maar de keuze heeft uit de mogelijkheden die hem ten dienste
staan.

Wat moet de koper doen als hij een gebrek ontdekt?

Waarschuwingsplicht en onderzoeksplicht
Blijkens art. 7:23 lid I e.v. (en ook art. 6:89) dient de koper om
te beginnen binnen bekwame tijd, dat wil zeggen binnen een
korte termijn te rekenen vanaf het ogenblik dat de koper de
afwijking kende of behoorde te kennen, bij de verkoper te
protesteren. De sanctie op verzuim van deze plicht is zwaar; de
koper verliest alle rechten ter zake van de tekortkoming en kan
bij voorbeeld niet meer ontbinding, schadevergoeding of een
vermindering van de koopprijs vorderen. Dit betekent dat de
koper, mocht hij gaan procederen, door de rechter niet-
ontvankelijk zal worden verklaard.

De gedachte achter deze bepaling is dat door het achterwege
laten van aanmerkingen binnen een zekere tijd de koper het
vertrouwen heeft gewekt dat de zaak deugdelijk is. De verkoper
wordt zodoende beschermd tegen late en daardoor moeiUjk
betwistbare klachten (en eventueel verlies van de mogelijkheid
tot verhaal op eerdere verkopers); daarmee wordt de rechtsze-
kerheid gediend.

Voorafgaand en samenhangend met deze klachtplicht bestaat
een tweede plicht voor de koper. Uit lid 1 van art. 23 volgt dat
hij een tijdig en een behoorlijk onderzoek dient in te stellen
teneinde te voorkomen dat hij te laat bij de verkoper protesteert
en daarmee zijn rechten verspeelt. Heeft de verkoper verklaard
dat de zaak een bepaalde hoedanigheid bezit, dan mag de koper
op deze verklaring vertrouwen en is hij niet meer tot een
onderzoek naar het bestaan van deze hoedanigheid gehouden en
kan het nalaten van het onderzoek hem niet worden aangere-
kend. Ook wanneer het gaat om eigenschappen die de verkoper
kende of hem niet konden ontgaan en die hij niet heeft
meegedeeld, is de koper ontslagen van zijn onderzoeksplicht.

Termijnen

In het nieuwe Burgerlijk Wetboek is de verfoeilijk korte termijn
van zes weken om in actie te komen vervangen door de term
\'bekwame tijd\'. Bekwame tijd duidt op een redelijk ruime
termijn. Volgens de memorie van toelichting op het wetsvoorstel
dient de koper zijn klachten kenbaar te maken binnen een zo
korte tijd als in de gegeven omstandigheden in verband met zijn
onderzoeksplicht van hem kan worden gevergd. Dit moet mede
worden beoordeeld naar de aard van de overeenkomst en de

T I J 15 S C H R I I T VOOR D I E R Ci E n E F. S K U n [) F. . D E E I. 118. A F 1 E V E R I n U 4 I 9 9 .T

-ocr page 176-

gebruiken, waarbij daarnaast ook nog de aard van het gekochte
goed, de deskundigheid van partijen, de onderlinge verhouding
tussen partijen en de juridische kennis van de betrokkenen een
rol kan spelen.

De koper die een onderzoek door een derde laat instellen naar
de deugdelijkheid van het afgeleverde (b.v. een dierenarts of de
Gezondhei^dienst voor dieren) alvorens de verkoper in kennis
te stellen, voldoet in beginsel aan zijn klachtplicht indien hij de
verkoper met bekwame spoed laat weten dat een onderzoek
plaats vindt en dat hij zich alle rechten voorbehoudt in
afwachting van de resultaten van het onderzoek. Vervolgens
dient hij de verkoper zo spoedig mogelijk de uitslag van het
onderzoek mede te delen. Uiteraard mag de mogelijkheid tot
onderzoek van het dier niet gebruikt worden om de zaak te
traineren.

De termijn gaat dus lopen op het moment van het ontdekken
van het gebrek. Wanneer dat is hangt af van de aard van de
afwijking en de aard van de zaak. Of er een nader onderzoek
ingesteld zal moeten worden zal afhangen van de mate van
waarneembaarheid van de afwijking of het gebrek. Soms zal al
bij aflevering het gebrek waarneembaar zijn (een kapotte huid,
ziek zijn, aanwezigheid van vlooien of luizen). Andere afwijkin-
gen blijken pas tijdens het gebruik (minder melk, endometritis,
paratuberculose).

De koper zal dus zo spoedig mogelijk een onderzoek moeten
instellen zodra hij een gebrek heeft ontdekt, op straffe van verlies
van recht. De duur van de klachttermijn zal van de omstandig-
heden afhangen, met name van de mate van waarneembaarheid
van de afwijking.

Is de verkoper eenmaal binnen de juiste termijn van de afwijking
op de hoogte gebracht, dan heeft hij echter nog geen zekerheid
omtrent de vraag wat de koper naar aanleiding van deze
afwijking verder zal gaan doen of wil. Dit leidt tot een andere
plicht van de koper, de keuzeplicht.

Keuzeplicht

Indien de koper geconfronteerd wordt met een non-conformiteit
van de zaak en de verkoper daarvan op de hoogte heeft gesteld,
heeft hij de keuze uit verschillende acties: hij kan een beroep op
art. 7:21 BW, blijkens welk artikel hij vervanging of herstel van
de zaak kan vorderen, of hij kan een beroep doen op één van de
algemene acties uit Boek 6 BW zoals ontbinding, gedeeltelijk
ontbinding van de koop (art. 6:265 en 270) en dwaling (art.
6:228).

Art. 7:21 BW

Op grond van art. 7:21 BW kan de koper, indien het hem
afgeleverde dier niet beantwoordt aan de overeenkomst, van de
verkoper eisen

- aflevering van het ontbrekende (niet voor de hand liggend bij
dieren);

- herstel van het dier, mits daar redelijkerwijs aan is te
voldoen;

- vervanging van het dier.

Aangezien het voor de verkoper van belang is te weten of hij het
dier zal moeten terugnemen, herstellen of vervangen, dient de
koper de verkoper niet langer dan nodig is omtrent zijn wensen
in het onzekere te laten. De koper zal ook nu weer binnen een
redelijke termijn zijn keuze aan de verkoper kenbaar moeten
maken. Dat betekent niet dat hij nu al een rechtsvordering moet
instellen en de verkoper voor de rechtbank zal moeten
dagvaarden, hij zal slechts aan de verkoper moeten meedelen
dat hij bij voorbeeld herstel van het dier wil.

1 n m

Laat de koper ook nu weer niet tijdig aan de verkoper weten
welke maatregel hij wil (eventueel na door de verkoper te zijn
aangemaand zijn keuze te maken\'), dan verspeelt hij daarmee
zijn recht op keuze en behoudt hij alleen nog zijn recht op
schadevergoeding. Ook deze bepaling strekt mede ertoe de
verkoper te behoeden voor late en daardoor moeilijk meer
betwistbare klachten.

De wijze waarop de koper de verkoper in kennis moet
stellenvan de non-conformiteit en zijn wensen is vormvrij, het
kan mondeling, per brief of per aangetekende brief geschieden.
Om later eventuele bewijsproblemen te voorkomen is een
schriftelijke kennisgeving (aangetekende brief, deurwaardersex-
ploit, bericht met ontvangstbevestiging) aan te bevelen. De
kennisgeving dient uiteraard een duidelijke omschrijving van
het gebrek te bevatten.

Ontbinding van de koopovereenkomst
De koper kan niet alleen kiezen uit de acties op grond van art.
7:21, waarbij eigenlijk een herstel van het dier voorop staat met
instandhouding van de koop, maar ook kan de koper, evenals
als onder het oude recht, \'van de koop af door de koopovereen-
komst te ontbinden. Art. 265 van Boek 6 Bw bepaalt dat iedere
tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar
verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de
overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de
tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis,
deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit
laatste kan het geval zijn als het gebrek eenvoudig is te herstellen.
Indien de koper kiest voor ontbinding dienen partijen het dier en
het geld aan elkaar terug te geven (art. 6:271). De koper kan ook
kiezen voor gedeeltelijke ontbinding van de koop. In dat geval
zal hij van de verkoper een deel van de koopprijs terugkrijgen
(art. 6:271).

De ontbinding kan sinds de inwerkingtreding van het nieuwe
BW niet alleen geschieden door een uitspraak van de rechter
maar ook heel eenvoudig door middel van een zgn. buitenge-
rechtelijke verklaring (art. 6:267). Dit is een verklaring van de
koper gericht aan de verkoper, waarin de koper aangeeft dat hij
zich van zijn gebondenheid aan de koopovereenkomst wil
bevrijden, en op grond waarvan hij meent daartoe gerechtigd te
zijn (art. 3:49 en 50 BW). Deze bij voorkeur schriftelijke
verklaring kan geschieden in de vorm van een (aangetekende)
brief of een deurwaardersexploit waarin de koper de verkoper
meedeelt dat hij de koop wenst te ontbinden.

Vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling
De koper kan ook kiezen voor een vernietiging van de
koopovereenkomst op grond van dwaling, mits hij aan de
vereisten die de wet daarvoor stelt voldoet (art. 6:228 BW).
Evenals ontbinding kan de vernietiging geschieden zowel door
een rechterlijke uitspraak in het algemeen als door een
buitengerechtelijke verklaring.

Veijaring

Behoudens het feit dat de koper de verkoper tijdig in kennis
moet stellen van het feit dat het afgeleverde niet aan de
overeenkomst beantwoordt, hangt er nog een tijdklok boven het
hoofd van de koper. Binnen twee jaar nadat hij de kennisgeving
van het gebrek heeft gedaan aan de verkoper moet een eventuele
vordering bij de rechter zijn ingesteld. Vorderingen terzakevan
deze tekortkoming verjaren in beginsel door verloop van twee
jaar nadat de koper de verkoper van de nonconformiteit door

\' Zie art. 6:88 en arl. 3:55 lid 2 BW.

-ocr page 177-

middel van de kennisgeving in kennis heeft gesteld (art. 7:23 lid
2).

De bevoegdheid de overeenkomst door middel van een
buitengerechtelijke verklaring te ontbinden vervalt eveneens na
voltooiing van de verjaring.

Schadevergoeding

In tegenstelling tot het oude recht is de verkoper onder het
nieuwe BW in alle gevallen schadeplichtig indien hij een dier
verkocht heeft dat niet beantwoordt aan de overeenkomst. De
verborgen-gebrekenregeling wordt immers nu gebaseerd op
wanprestatie, de wet eist een aflevering van een zaak in
overeenstemming met de overeenkomst en het niei voldoen aan
deze prestatie is een wanprestatie. Daarop zijn de artt. 74 e.v.
Boek 6 BW van toepassing. Daarin wordt bepaald dat indien
een tekortkoming aan de verkoper toerekenbaar is en er dus
geen sprake is van overmacht, de verkoper schadeplichtig is en
derhalve de koper recht op schadevergoeding heeft. Een beroep
op overmacht zal in het geval van een verborgen gebrek niet snel
succes hebben. Art. 6:75 geeft o.a. aan dat de verkoper ook
buiten zijn schuld ontstane tekortkomingen voor zijn rekening
zal moeten nemen indien deze krachtens verkeersopvattingen
voor zijn rekening komen. Dat wil zeggen dat de verkoper de ten
gevolge van de tekortkoming en buiten zijn schuld ontstane
schade ook zal moeten vergoeden indien uit de in de praktijk
levende opvattingen omtrent de verdeling van risico\'s blijkt dat
op hem het risico rust.

De verkoper die een contractuele hoofdverplichting niet vervult,
is dus in beginsel verplicht de schade te vergoeden die de
wederpartij als gevolg van de wanprestatie geleden heeft of nog
zal lijden, op voorwaarde dat de tekortkoming aan de verkoper
kan worden toegerekend en de schade ook binnen de grenzen
van afdeling 6.1.9. valt. Het oordeel daarover is voorbehouden
aan de rechter. Welke omstandigheden kunnen leiden tot een
beroep op niet-aansprakelijkheid is niet eenvoudig aan te geven.
Wellicht kan de hoogte van de schade een rol spelen.
Dit recht op schadevergoeding kan behoudens bij consumenten-
koop contractueel worden uitgesloten.

Risico-overgang bij koop

Een van de belangrijkste vragen betreffende de koop is de vraag
voor wiens rekening of risico het verlies is als de zaak al dan niet
ten gevolge van het gebrek tenietgaat of achteruitgaat. Daar
nauw mee verbonden is de vraag op welke moment dat risico
overgaat van de koper op de verkoper.
In het oude BW (art. 1496-1498 en art. 1546) was de koop het
bepalende tijdstip waarop het risico overging van de verkoper
op de koper. Ging echter het dier na de koop teniet ten gevolge
van het verborgen gebrek, dan kwam het verlies alsnog voor
rekening van de verkoper. Ging het dier na de koop door toeval
teniet dan was dat voor rekening van de koper. In het nieuwe
BW wordt in art. 7:10 bepaalt dat voortaan de zaak voor risico
van de koper is vanaf het moment van aflevering. Derhalve blijft
hij de koopprijs verschuldigd, ongeacht het tenietgaan of
achteruitgang van de zaak door een oorzaak die niet aan de
verkoper kan worden toegerekend. Het tenietgaan of de
achteruitgang heeft zowel betrekking op waardevermindering
door stoffelijke oorzaken, zoals beschadiging, ziekte, als door
onstoffelijke oorzaken zoals verlies, diefstal of vordering door de
overheid.

De risico-overgang wordt geblokkeerd en het risico blijft dus bij
de verkoper indien de koper op goede gronden het recht op
ontbinding of vervanging van de zaak inroept (lid 3 van art.
7:10). Dat betekent dat zodra de koper de koop ontbindt of om
vervanging van de zaak vraagt - omdat de door hem gekochte
zaak niet beantwoordt aan de overeenkomst - het achteruitgaan
van het dier of het tenietgaan voor rekening van de verkoper
blijft. Voorwaarde is wel dat de tekortkoming van de verkoper
van zo ernstige aard is dat dit de ontbinding of vervanging
rechtvaardigt. Dit betreft zowel het tenietgaan of achteruitgaan
van het dier dat voor de verklaring van de koper is ingetreden als
dat wat na die verklaring is ontstaan. De koper moet uiteraard
zijn verklaring wel binnen de hem in art. 7:21 toegestane
redelijke termijn hebben gedaan.

1 ■ ri

iiLjnm

Het feit dat bij het inroepen van ontbinding of vervanging van de
zaak het risico bij de verkoper blijft, houdt in dat er voor de
koper op dat moment een zorgverplichting ontstaat in die zin dat
hij vanaf het moment dat hij er redelijkerwijs rekening mee moet
houden dat hij het dier zal moeten teruggeven, als een zorgvuldig
schuldenaar voor het behoud van het dier zal moeten zorgen.

Regelend/Dwingend recht

Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat de gehele verborgen-
gebrekenregeling regelend recht is. Dat wil zeggen dat partijen in
hun overeenkomst anders kunnen afspreken en daarbij kunnen
afwijken van de wettelijke regeling. Zo kunnen termijnen
verkort worden, het recht op schadevergoeding (\'aansprakelijk-
heid\') e.d. uitgesloten worden. Uitzondering daarop vormt de
consumentenkoop, waarvoor ter bescherming van de consu-
ment een aantal wettelijke bepalingen dwingend is voorge-
schreven.

Consumentenkoop

Nieuw in de nieuwe regeling rond de verborgen gebreken is de
aparte plaats die de consumentenkoop daarin inneemt.
In het nieuwe Burgerlijk Wetboek is het begrip consumenten-
koop geïntroduceerd. Daaronder wordt verstaan de koopover-
eenkomst betreffende een roerende zaak waarbij kort gezegd de
koper een particulier, niet zijnde een rechtspersoon, is, die niet
bedrijfsmatig iets koopt, en de verkoper iemand is die wel
handelt in de uitoefening van het beroep of bedrijf, bij voorbeeld
een veehandelaar, een veehouder of de eigenaar van een
dierenwinkel (art. 7:5 BW). Daartegenover kent men de zgn.
handelskoop, waarbij beide partijen handelen in de uitoefening-
van hun beroep of bedrijf.

Het kenmerkende rechtsgevolg van de consumentenkoop is
gelegen in het feit dat bij dit type koop niet mag worden
afgeweken van de afdelingen 1-7 van de kooptitel (titel 1 van
Boek 7) en dat de rechten en vorderingen die de wet aan de
koper ter zake van een tekortkoming door de verkoper toekomt,
niet mogen worden beperkt of uitgesloten (art. 7:6 BW).
Vaak zal op het eerste gezicht duidelijk zijn of er sprake is van
een consumentenkoop. Echter niet altijd zal de vraag eenvoudig
zijn te beantwoorden wanneer de koper handelt in de uitoefe-
ning van zijn beroep of bedrijf (bijv. een hobbyboer). Richting-
gevend daarbij zou het criterium kunnen zijn dat de belasting-
dienst hanteert: verwerft iemand een beduidend aandeel van zijn
inkomen uit de veehouderij. Ook zal de verkoper niet altijd
weten in welke hoedanigheid de koper handelt (bijv. een
hobbyboer, een veehouder die een hond koopt met de bedoeling
deze als waakhond op zijn bedrijf te gebruiken). Van belang
daarbij zal zijn hoe de koper zich heeft opgesteld en wat de
verkoper van hem wist of behoorde te weten.

Slotbeschouwing

De veehouder die na de inwerkingtreding van het nieuwe
Burgerlijk Wetboek een verse koe koopt die na korte tijd blijkt

T 1 J o S C H K I ( T VOOR D I E R O K N h F S K U N I)

125

D K

I- l E V I R I N O 4 I 9 9 .1

-ocr page 178-

tl I «1

• a tl

•Mil

minder melk te produceren dan verwacht werd ten gevolge van
een bij de koop niet zichtbare endometritis, heeft meer en betere
mogelijkheden dan zijn collega in het \'versehe koe\' arrest uit
1941. Mits hij kan aantonen dat de koe niet beantwoordt aan
hetgeen partijen zijn overeengekomen, is hij niet meer aangewe-
zen op alleen de speciale regeling voor de verborgen gebreken
met een zeer korte vervaltermijn, maar staan hem diverse
mogelijkheden ten dienste zijn recht te verkrijgen, naast de
mogelijkheid om aanvullende schadevergoeding te vorderen.
Voor de prakticus betekent de nieuwe regeling dat hij, zodra hij
geconfronteerd wordt met de mededeling dat er sprake is van
een verborgen gebrek, hij zijn cliënt zal moeten adviseren de
wederpartij zo snel mogelijk in te lichten over het feit dat het dier
naar het oordeel van de koper niet beantwoordt aan hetgeen
partijen zijn overeengekomen. Daarbij is het aan te bevelen de
wederpartij tevens te laten weten dat de koper zich hangende het
onderzoek alle rechten voorbehoud. Wanneer de onderzoeksge-
gevens bekend zijn zal de koper wederom contact met zijn
wederpartij moeten opnemen en hem kenbaar moeten maken
wat hij van de wederpartij partij verlangt: herstel of vervanging
van het dier, ongedaanmaking van de koop of teruggave van een
deel van de koopprijs. De cliënt zal moeten aangeven waarom
hij van oordeel is dat het dier niet beantwoordt aan de
overeenkomst en kan daarbij gesteund worden door een
verklaring van zijn dierenarts.

Ook zal de dierenarts zijn cliënt kunnen wijzen op de
mogelijkheid aanvullende schadevergoeding te vorderen, mits
er voldoende causaal verband bestaat met de wanprestatie van
de wederpartij.

Het is echter wel van belang de cliënt er op te wijzen dat er
wellicht op de door hem met de verkoper gesloten koopovereen-
komst anders luidende voorwaarden van toepassing zijn op
grond van algemene voorwaarden of gebruiken en gewoontes.
Tenslotte zal de tekst van de verklaring die de prakticus
gewoonlijk opstelt na geconsulteerd te zijn in verband met een
mogelijke verborgen gebrek, in overeenstemming gebracht
moeten worden met de tekst van de nieuwe wettelijke regeling.
De bekende laatste alinea van deze verklaring zou als volgt
kunnen luiden:

Bovenstaand ernstig gebrel( was aanwezig en verborgen bij de aflevering van het dier
Daarmee bezit het dier niel die eigenschappen die voor een normaal gebruik van het dier
nodig zijn noch voor het aan de verkoper bekende bijzondere gebruik van hel dier. en
beantwoordt het zodoende niet aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst.

Hoewel met de invoering van het nieuwe BW de \'versehe koe\' is
geslacht zal wellicht in de praktijk minder veranderen dan op
grond van de wettelijke regeling zou worden verwacht. De
veehandel heeft immers de mogelijkheid via haar algemene
voorwaarden haar eigen regels te stellen en daarin de reeds jaren
bestaande praktijk te handhaven. Voor de koop van dieren door
particulieren zal er wel één en ander kunnen veranderen, daar
voor deze categorie vele wettelijke regels dwingend zijn
voorgeschreven ter bescherming van de consument.
Ongetwijfeld zal de nieuwe wettelijke regeling nieuwe vragen
oproepen, waarover dan een uitspraak van de rechter zal
worden gevraagd. De geboorte van een nieuw en ander \'verse
koe arrest\' moet dan ook niet uitgesloten worden.

SUMMARY

The New Cow Case revised

An introduction to regulations of the New Civil Code
concerning hidden flaws in animals

The Obligation la guarantee the absence of hidden flaws has been omitted from
the New Civil Code, which became law in 1992. It has been incorporated in the
obligation to fulfil alle aspects of the sales agreement Conformity is the central
theme of the new Civil Code: the delivered goods must fulfil the expectations of
the purchaser If ihis is not the case, then one can speak of default. The purchaser
no longer has to take out a summons against the vendor within six weeks: instead,
under the therems of the new Civil Code, the purchaser should inform the vendor
at short notice on which of his/her entitled rights he/she will btise an appeal In
the new civil Code, the possibility of demanding extra compensation ans other
aspects of the sale, such as the transfer of risk, have been changed The special
emphasis on consumer purchase is new. However, all things considered, the
veterinarian willfind that the new regulations will not lead to substantial changes
in practice. The closing sentence of the customary declaration will have to be
changed to satisfy the new regulations.

LITERATUUR

1. Asser C, Bijzondere overeenkomsten, deel 1 Koop en ruil, bewerkt door mr.
G.H.A Schut, 4e druk, Zwolle 1981.

2. Hijma Jac, Consumentenkoop of gewone koop?. Weekblad voor privaat-
recht, notariaat en registratie, 30 mei 1992, nr. 6051, biz. 387-388.

3. Jongeneel RHC, Koop en consumentenkoop. Zwolle 1990.

4. Nieuwenhuis JH. Stolker CJJM, Valk WL, ed. Nieuw Burgerlijk Wetboek:
tekst & commentaar de tekst van de Boeken 3,5 en 6, en de titels 1,7,9 en 14
van Boek 7, voorzien van commentaar, Deventer 1990.

5. Reehuis WHM, Slob EE, Parlementaire geschiedenis van het nieuwe
Burgerlijk Wetboek. Boek 7, Bijzondere overeenkomsten, titels 1,7,9 en 14,
Deventer 1991.

6. Reehuis WHM, Slob EE, Parlementaire geschiedenis van het nieuwe
Burgerlijk Wetboek. Boek 6, Algemeen gedeelte van het verbintenissen-
recht, Deventer 1990.

7. Tjittes RPJL, Rechtsverwerking, Monografiën Nieuw BW nr. A6b.
Deventer 1991.

8. Wagenaar G, Verborgen gebreken bij dieren. Utrecht, 1973

9. Van Zeben CJ et al.. Compendium bijzondere overeenkomsten. 6e druk.
Deventer 1989.

DIRECTIE VAN DE
VETERINAIRE DIENST

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN
In Nederland kwamen in de periode van 7 december t/m 4
januari 1993 de volgende gevallen van besmettelijke dierziek-
ten, waarvan aangifte verplicht is, voor:

Pseudo-vogelpesi (NCD)

Totaal 2 gevallen in 2 gemeenten in Noord-Brabant.

-ocr page 179-

B ^ Universiteit Utrecht

De Unwersiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
iiitj^egroeid tot de meesl complete nniversiteil
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal j^eoriënteerde instelling van weten-
schappelijk onderjvijs en onderzoek. De
14 faculteiten, tS onderzoeksinstitiiten
en S3 studierichtingen bieden studenten
en medewerkers boeiende mogelijkheden
zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwali-
teit bepalen de aantrekkingskracht van
Utrecht. Wetenschappelijke traditie,
moderne technieken en op de toekomst
gerichte programma\'s dragen daaraan
verder bij. Met bijna 2^.000 studenten,
ruim y.000 personeelsleden en een jaar-
omzet van
700 miljoen gulden vormt de
universiteit de spil van het Kenniscentrum
Utrecht, lénuit deze positie in .Midden-
Nederland onderhoudt zij een geva-
rieerd cotttactenpatroon met universitei-
ten en gespecialiseerde onderzoeksinsti-
tuten over dc gehele wereld.

\'Jw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders
vermeld, richten aan de genoemde personeels-
dienst. Vergeet u niet het vacaturenummer te ver-
melden. De universiteit streeft ernaar dat vrouwen
op alle niveaus even vanzelfsprekend vertegen-
woordigd zijn als mannen. Bij voltijdse functie is
invulling in deeltijd bespreekbaar Er is een regeling
voor flexibel zwangerKhaps- en ouderschapsverlof en
een beperkte mogelijkheid tot kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde
De faculteit Diergeneeskunde is de enige In
Nederland. De faculteit neemt In Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccredi-
teerd door de American Veterinary Medical
Association.

Bij de faculteit Is plaats voor een

Universitair hoofd-
docent chirurgie

U gaat werken bij de vakgroep Algemene
Heelkunde & Heelkunde der Grote Huisdieren.
Deze vakgroep verzorgt een essentieel deel van
de laatste fase van het onderwijs aan toekomsti-
ge dierenartsen. Dit vooral praktijkgerichte
onderwijs vindt met name plaats in de voor
Nederland unieke Kliniek voor Heelkunde.
Jaarlijks worden meer dan 4.000 patiënten (74%
paarden, 24% koeien en 2% andere diersoorten)
onderzocht en poliklinisch behandeld of opge-
nomen in de kliniek. De in totaal ongeveer 50
medewerk(st)ers van de vakgroep zijn, ieder op
hun eigen werkterrein, direct of indirect, nauw
betrokken bij de belangrijkste taak van de vak-
groep: onderwijs door middel van patiënten-
zorg. Daarnaast verzorgen deze medewerk-
(st)ers belangrijke andere taken op het gebied
van de maatschappelijke dienstverlening en het
onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek van
de vakgroep staat nationaal en internationaal
op een zeer hoog peil en heeft zowel een fun-
damenteel als een toegepast karakter
Samenwerkingsverbanden binnen en buiten de
Utrechtse universiteit leveren hieraan een
belangrijke bijdrage.
Uw taken bestaan uit: het verzorgen
van onderwijs betreffende de Algemene
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren,
met zwaartepunten in het 3e en 5e studiejaar en
de co-assistentschappen; het uitvoeren van
patiëntenzorg, met name gespecialiseerde chi-
rurgie; het mede leiding geven aan de operatie-
afdeling en het begeleiden van chirurgen in
opleiding; het aantrekken van, participeren in
en leiding geven aan onderzoek in voorwaarde-
lijke financieringsprojecten; het publiceren over
eigen onderzoek en over onderzoek van de vak-
groep.

Wij vragen kandidaten met (een): afgelegd
dierenartsexamen en promotie op aanverwant
gebied; onderwijservaring en/of gebleken didac-
tische kwaliteiten; gebleken bekwaamheid op
het gebied van de Chirurgie van de Grote
Huisdieren; wetenschappelijke creativiteit op het
vakgebied en belangstelling of kennis en vaar-
digheid op het gebied van de Algemene
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren;
coördinerende en leidinggevende kwaliteiten.
WIJ bieden een aanstelling in tijdelijke dienst,
voor de duur van 2 jaar met uitzicht op een vast
dienstverband. De omvang van de functie is
100%. Uw salaris bedraagt maximaal
f 9376,- (schaal 14 BBRA) bruto per maand.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor meer
inlichtingen contact opnemen met prof. dr
A. Barneveld, telefoon (030) 531350 of 531323.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de
afdeling Personeel & Organisatie van de facul-
teit Diergeneeskunde, t.a.v. de heer W.G. van
Hooft, Yalelaan 1, de Uithof, 3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70303.

Ruime éénmanspraktijk in Gelders Rivierengebied met voornamelijk Grote Huisdie-
ren zoekt vanwege zwangerschap van de part-time werkende collega, zo spoedig
mogelijk een

ERVAREN DIERENARTS (m/v)

voorlopig 3 dagen per week, zo mogelijk uitbreiding naar full-time.

Uw reacties aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus

14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 10/93.

-ocr page 180-

PROF. DR. F.J. GROMMERS:

DE KUNST IS EEN
ONDERSCHEID TE
MAKEN TUSSEN
ONWIL EN ONMACHT

Op de dag dat het standpunt van de KNMvD over het doden van eendagskuikens,
verwoord door de algemeen secretaris dr. Tj. Joma, nieuws was op de radio
sprak de redactie met prof. dr. F. J. Grommers.

Op 1 november jl. is hij namelijk benoemd tot bijzonder hoogleraar op de
leerstoel Relatie Mens-Dier, welke destijds is ingesteld door de KNMvD ter
gelegenheid van het 150 jarig bestaan.

Zijn voorganger was prof. dr. Rozemond die twee jaar geleden vrij plotseling
overleed.

Op dinsdag 16 februari zal hij in de aula van de RU zijn ambt aanvaarden met een
oratie getiteld: \'Overvragen: met de beide benen op de grond blijven en een stap
vooruit doen\'.

De eerste vraag was: Waar slaat die titel
op? \'Dat wil ik pas verklappen op de 16e
februari!\'

Kunt u dan misschien iets zeggen over
hoe u tegen het gebied van de \'Relatie

W. Sybesma

Mens-Dier\' aankijkt?
\'Die reactie op het doden van eendags-
kuikens, zoals dat nu in pers en radio aan
de orde wordt gesteld, geeft aan hoe de
maatschappij vervreemd is van de reali-
teit in de praktijk.

De dierenarts in functie kan iets aan het
verminderen van die vervreemding
doen door hoe hij zich opstelt. Duidelijk

ingenomen collectieve standpunten hel-
pen daarbij.

Met het afstuderen verkrijgt de dieren-
arts van de maatschappij het recht om
dieren te behandelen wat tegelijkertijd
inhoudt dat deze academicus een verant-
woordelijkheid ten opzichte van het
dier, maar zeker ook ten opzichte van de
maatschappij op zich neemt, die hij met
goed fatsoen niet kan ontlopen. Om
deze verantwoordelijkheid te kunnen
dragen is er grote behoefte aan onder-
steuning door de eigen beroepsorganisa-
tie. In de statuten van de Maatschappij
staat immers dat we de diergeneeskunde
zullen bevorderen alsmede waken voor
de eer van de diergeneeskundige stand.
De opdracht van die leerstoel luidt
globaal \'onderwijs geven in de verande-
rende rol die het dier speelt in de
ontwikkeling van de diergeneeskunde
en de veeteelt met daarbij de verande-
rende rol van de dierenarts in dezen\'.
Of anders gezegd hoe dient de dierenarts
zich als advocaat van het dier op te
stellen nu en in de toekomst?\'

Grommers legt uit hoe de leerstoel
verweven is met andere activiteiten die
de Universiteit op dit gebied heeft.
Zo is er in de RU het Centrum Bio-
ethiek en Gezondheidsrecht onder lei-
ding van prof. dr. E.Schroten, waarin
zeven faculteiten participeren waaron-
der die van rechten, sociale wetenschap-
pen, geneeskunde maar ook de FD met
de onderhavige leerstoelvertegenwoor-
diger.

\'Mijn voorganger Rozemond heeft een
belangrijk aandeel gehad in het van de
grond tillen van de Wet op de Proefdie-
ren alsmede, de daarmee verbonden
organisatorische structuren rond die
Wet, zoals de Dierexperimenteercom-
missie\'s (DEC) bij instellingen en de
opleidingen van mensen, die in het
kader van die wet gerechtigd zijn om
dierproeven uit te voeren, het zoge-
naamde artikel 14 en artikel 18 functi-
onarissen.

Ik krijg te maken met de Gezondheids-
en Welzijnswet voor Dieren die pas
door de Kamer is gekomen.
Een voorproeve hebben we al gehad
met het oordeel over de genetisch gemo-
dificeerde stier Herman\'.

Het is volgens de nieuwe hoogleraar
onjuist om te stemmen als het gaat om
het nemen van principiële beslissingen,
zoals dat gebeurde in de Commissie
Schroten (II) over het wel of niet toe-
staan van het gebruik van deze eerderge-
noemde stier Herman. Het advies aan de

-ocr page 181-

•fl ■

minister, met vijf stemmen voor en drie
tegen, luidde dat gebruik van de stier
voor het verkrijgen van nakomelingen
die in de melk lactoferrine uitscheiden
alleen voor medische doeleinden is toe-
gestaan.

\'Juist in zo\'n situatie waar het gaat om
het principe van het wel of niet toelaten
van genetische manipulatie bij productie
dieren moetje koste wat het kost streven
naar consensus\', aldus Grommers.

De Commissie Ethiek van de KNMvD,
onder voorzitterschap van Wijsmuller,
moet l)eschouwd worden als de denk-
tank van de Maatschappij op dat gebied.

Hoe is de verbinding geregeld met deze
leerstoel?

\'Het algemeen bestuur heeft gevraagd of
ik daar opnieuw lid van zou kunnen
worden, wat ik heb toegezegd\'.
Op de vraag of dat niet in zekere mate de
onafhankelijke wetenschappelijke posi-
tie zou aantasten antwoordde Grom-
mers ontkennend.

Wie is nu eigenlijk de onderzoeker en
onderwijsman Grommers?
De meeste dierenartsen, tenminste die
de laatste vijfentwintig jaar afstudeer-
den, kennen hem van de colleges en
practica die hij gaf.

De nieuwe hoogleraar zag op 28 maart
1931 het levenslicht op de ouderlijke
boerderij in Winsum (Gr).
Hij studeerde als dierenarts af in \'59 en
promoveerde in \'67 op het proefschrift:
\'Veterinaire aspecten van de huisvesting
van melkvee\'.

33 Jaar geleden begon hij aan de Facul-
teit als wetenschappelijk medewerker
aan de Vakgroep Zootechniek met als
opdracht:

\'Onderwijs te geven en onderzoek te
doen ten aanzien van de veterinaire
aspecten van het aanpassingsvermogen
aan de kunstmatige omstandigheden
waaronder ze gehouden worden\'.
Vanaf dit beginpunt wordt de lijn, ge-
markeerd door zijn proefschrift, nu ver-
der doorgetrokken in die zin dat hij
aandacht geeft aan de verdere \'vooruit-
gang\' in de kunstmatige omstandighe-
den. Deze roept vragen op met betrek-
king tot de rol van de dierenarts in deze
ontwikkelingen.

De volgende vraag is hierop gericht.
De ontwikkeling van de loopstal is,
zoals de uitkomsten in uw proefschrift
aangeven een vooruitgang voor de
meeste omstandigheden waaronder de
koeien gehouden worden ten opzichte
van die in de grupstal. Naast de proble-
men die vaak breed worden uitgemeten,
spreekt men in de moderne veeteelt toch
ook nog wel over andere verbeteringen?

VOORUITGANG

\'De vooruitgang wordt inderdaad aan-
geduid met de betiteling "verbetering"\',
maar wat te zeggen van de verbeterde
roodbonten als er steeds meer sectio\'s
het resultaat zijn? Waar zijn we aanbe-
land als doodgroeiers bij de vleeskuikens
gezien worden als een positief teken van
de kwaliteit van de dieren?
Ik zou nog wel meer van deze voorbeel-
den kunnen geven.

Mogen we eigenlijk nog wel van de
dierenartsen eisen dat ze aan een derge-
lijke veehouderij meewerken, kunnen ze
de verantwoordelijkheid daarbij wel
dragen? Die vraag moeten we ons dan
bij dit soort "verljeteringen" stellen.
Neem bijvoorbeeld het gebruik van
BST, dat door de meeste dierenartsen
wordt afgewezen, getuige een enquête
onder de leden van de Groep Rund.
Als je het bij de ene boer zou toestaan
onder veterinaire begeleiding, bijvoor-
beeld als het gaat om het weer op de
melk brengen van de veestapel onder
verantwoorde voedingsomstandighe-
den, hoe kun je het dan weigeren bij een
cliënt waarbij het wat minder verant-
woord is? Dat vraagt om moeilijkheden
voor de persoon van de begeleider.
Je kunt onder dergelijke omstandighe-
den die verantwoordelijkheid nooit
waar maken!

Van Riessen, de vroegere voorzitter van
de Maatschappij, heeft jaren geleden al
gesteld dat de intensieve veehouderij
vragen oproepen die dringend antwoor-
den behoeven.

Hoe dringend en dwingend zijn de
omstandigheden die die vragen oproe-
pen?

Tegenover de eerder gememoreerde ver-
vreemding staat bij diegenen die dicht
bij het productieproces staan de gewen-
ning.

Daarbij speelt onmacht om aan be-
paalde ingeslepen gewoontes iets te
doen een belangrijke rol, maar daar-
naast is de invloed van onwil zeker niet
minder belangrijk.

Het is nu de kunst om onderscheid te
maken tussen onmacht en onwil.
Er is gewoon moed voor nodig om aan
de bel te trekken en het helpt daar enorm
bij als je dat met kennis van zaken doet.
Daarbij kan een grondige analyse van
het probleem je ontzettend helpen\', al-
dus het betoog van Grommers.

Al in 1978 verscheen er in het Tijdschrift
(103, afl.3, 184-6), van de hand van
Grommers (in samenwerking met L.
Elving, D.J.Peterse en P. Hoekstra) een
aantal toetsingscriteria voor het (in)ne-
men van een besluit en standpunt ten
aanzien van bepaalde ingrepen bij die-
ren.

De vraag is nu, in hoeverre is de
methode van analyse en beoordeling
gewijzigd?

\'Het toetsingsmodel dat toen beschreven
is en werd toegepast onder meer bij de
beoordeling van de operatieve ingreep
bij een zoekstier om de penis zijwaarts af
te leiden, is nog zij het met enige
modificaties volledig bruikbaar\'.
(Daarbij gaat het om elementen als de
omschrijving, de doelstelling, de impli-
caties voor het welzijn, samenlevingsas-
pecten, het afwegen van alternatieven en
tenslotte de bepaling van de positie van
de dierenarts met als besluit de conclusie
over het wel of niet aanvaardbaar zijn
van het beoordeelde).

Dit gemakkelijk toegankelijke systeem
van analyse en beoordeling, maakt vol-
gens Grommers dat nieuwe ontwikke-
lingen goed afgewogen kunnen worden
met als achtergrond het welzijn van het
dier alsmede de \'eer en waardigheid\' of
anders gezegd: de verantwoordelijkheid
van de dierenarts.

Voorbeelden van eerdere negatieve be-
oordelingen van handelingen uit te voe-
ren door of onder begeleiding van die-
renartsen zijn de staartamputatie van
koeien in loopstallen, het ontnagelen
van katten, het zonder zorg, gezien de
keizersnede problematiek, fokken met
dikbillen en het houden van rodeo\'s en

-ocr page 182-

overwegend de praktijk is, te letten op
het individuele dier wordt te laat ont-
dekt dat de populatie in gevaar komt.
Men krijgt zo langzamerhand door dat
de grens bereikt is of als men het anders
wil zeggen: dat de afgrond in zicht
komt\'.

\'We moeten op tijd over de ontstane

problemen met alle belanghebbenden
praten, zodat er een consensus komt
over de manier waarop je deze, door
iedereen als erkende problemen aan-
pakt. Op die manier komen er oplossin-
gen die niet als eenzijdige ingrepen
worden beschouwd. In elk geval moeten
het oplossingen zijn die het de dierenarts
mogelijk maken zijn beroep met plezier
uit te voeren als een echte advocaat voor
de dieren.

Als hoogleraar wil ik me daar graag
voor blijven inzetten en wel zo, dat en
het dier en de dierenarts er baat bij zullen
hebben.\'

VOORBEELDEN

Wat voor voorbeelden kan de nieuwe
door de KNMvD zogezegd \'gespon-
serde\' docent geven aan richtingen en
wijzen van aanpak die er toe kunnen
bijdragen het opnieuw in balans brengen
van de (intensieve) veeteelt?

\'De fokkerij in Nederland met name die
van runderen dient zich minder op de
lage voerprijzen te baseren, zoals kenne-
lijk nu gebeurt, maar veel meer op ziekte
frequentie, fertiliteit en levensduur bij-
voorbeeld.

varkensraces. Eén en ander geschiedde
in nauwe samenwerking met anderen
zoals de Commissie Ethiek en de Stich-
ting Welzijn Gezelschapsdieren.
De zogenaamde WUBse Werkgroep
Diergeneeskunde, waar Grommers nu
nog voorzitter van is, speelde hierbij een
sleutelrol.

Door alleen maar, hetgeen thans nog

VETERINAIRE CERTIFICERING

Met het wegvallen van de controles aan de binnengrenzen van de EG kunnen
veterinaire controles alleen nog plaatsvinden op de bedrijven van herkomst
wanneer dieren intracommunautair worden verhandeld. De certificering is
gebaseerd op deze controles.

heidscertificaten en dienen de principes
van certificering binnen de EG uniform
te zijn.

De Europese federatie van dierenartsen
(FVE) heeft een lijst samengesteld met
negen principes (stelregels) voor certifi-
cering. Deze principes die in Engeland
door de beroepsgroep The Royal Col-
lege of Veterinary Surgeons in hun Code
voor de Dierenarts zijn opgenomen,
worden hieronder weergeven. Mogelijk
kan de Code Commissie van de
KNMvD deze bespreken.

Negen stelregels voor certificering:

1. Alle certificaten dienen te worden
geschreven in eenvoudige en begrij-
pelijke termen.

2. Certificaten dienen geen woorden of
zinnen te bevatten die voor tweeërlei
uitleg vatbaar zijn.

3. Een dierenarts moet worden ge-
vraagd alleen die zaken te certifice-
ren die hij weet of die hij persoonlijk
kan vaststellen.

4. Zaken die een dierenarts niet weet,
maar die bij andere personen, bij-
voorbeeld de veehouder, fokker of
vee-expediteur bekend zijn, dienen
door deze personen te worden gecer-
tificeerd.

5. Noch van een dierenarts, noch van
andere personen weergegeven onder
punt 4, kan worden geëist iets te
ondertekenen dat niet kan worden
vastgesteld. Niet vast te stellen zaken
dienen niet op certificaten voor te
komen.

6. Certificaten dienen geen identificatie
van de dieren te vereisen wanneer de
identificatie niet praktisch is, bijvoor-
beeld eendagskuikens.

7. Certificaten dienen van dierenartsen
geen certificering te eisen van inwilli-
ging of nakoming van de bepalingen
in de wet van andere landen, tenzij de
bepalingen in de wet op het certifi-
caat vermeld staan.

8. Wanneer de te tekenen certificaten in
een voor de dierenarts vreemde taal
zijn opgesteld, dienen deze vergezeld
te gaan van een ofiBciële vertaling in
de eigen taal van de dierenarts.

9. Wanneer passende begeleidings-
voorschriften aan het certificaat zijn
gehecht, die de dierenarts aangeven
wat de omvang van het onderzoek
behelst, wordt verwacht dat de die-
renarts het vereiste onderzoek uit-
voert.

De lidstaten zijn voor de insleep van
ziekten afhankelijk van de kwaliteit en
accuratesse van de veterinaire certifice-
ring. Daarom dienen alle dierenartsen
zich bewust te zijn van hun verantwoor-
delijkheid bij het tekenen van gezond-

-ocr page 183-

mycofarm doet

meer.....

IN EEN REEKS ARTIKELEN BESPREEKT MYCOFARM
EEN AANTAL ONDERWERPEN TOEGESPITST OP KLEINE HUISDIEREN.

-ocr page 184-

Oorpreparaten voor het kleine huisdier

Klein maar fijn! (2)

Dit keer worden onder deze kop als preparaten met een
beperkt indicatiegebied de oorpreparaten van Mycofarm
onder de loupe genomen.
Otitis externa komt regelmatig voor bij de hond.
Als hieraan ten grondslag liggende factoren worden
genoemd: de lange, relatief nauwe gehoorgang;
de afhangende (zware) oorschelp bij bepaalde rassen;
(overvloedige) haargroei in de gehoorgang; huidaandoe-
ningen als atopie en
Seborrhoe, die ook de uitwendige
gehoorgang betreffen; en de aanwezigheid van
(potentieel) pathogene (micro)organismen.
Voor diagnose èn therapie van een otitis externa moet
de uitwendige gehoorgang gereinigd worden en dient
vervolgens otoscopisch onderzoek plaats te vinden. (Is
het trommelvlies nog intact?).

Bij de behandeling dient rekening te worden gehouden

met diverse agentia:

- bacteriën: naast coccen waaronder Staphylococcus
aureus worden als Gram-negatieve verwekkers vooral
E.coli, Proteus en Pseudomonas aangetroffen. Een
bacteriologisch onderzoek en het uitvoeren van een
gevoeligheidsonderzoek zijn dus (zeker bij een
recidief) geen overbodige luxe.

- de mijt Otodectes cynotis is vooral van belang in de
beginstadia van een otitis externa. Bij aantonen van
deze parasiet is het verstandig ook de andere
honden (en katten!) in het gezin te controleren en zo
nodig te behandelen.

- schimmels (microsporie bij de kat) en gisten
(Pityrosporum canis bij de hond) kunnen, zij het
minder vaak dan bacteriën, worden aangetroffen bij
otitis externa.

-ocr page 185-

De optredende ontstekingsreactie, de jeuk en de pijn
vereisen vaak een behandeling met corticosteroïden.
De combinatie breedspectrum antibioticum met corticos-
teroïden kan in bepaalde gevallen zelfs noodzakelijk zijn
om de vernauwde gehoorgang toegangelijk te maken
voor onderzoek.

Vaak zal het er in de praktijk op neerkomen dat men in
eerste instantie kiest voor een breedwerkend preparaat
waarin tevens corticosteroïden aanwezig zijn en later (na
bekend worden van de onderzoeksresultaten) besluit tot
een meer gerichte therapie.

Mycofarm heeft twee oorpreparaten in haar pakket:

* Pimavecort\' lotio:

van oorsprong een humaan produkt (Pimafucort) op
basis van hydrocortison (corticosteroid), het
breedspectrum antibioticum neomycine (staphyio-,
strepto-, entero-coccen, Klebsiella, Proteus, E.coli) en
natamycine (gisten en schimmels).
Pimavecort is een waterige suspensie die ook op de
huid kan worden toegepast. Een flacon bevat 20 ml.

* Oticure®:

een suspensie op oliebasis met als werkzame
componenten: dexamethason (corticosteroid),
bacitracine (Gram-positieve bacteriën), polymixine
(Gram-negatieve bacteriën) èn monosulfiram
(fungicide en miticide). Een flacon bevat 15 ml.

IflOl

Beide oorpreparaten zijn vloeibaar, hetgeen vooral bij
natte otitiden gewenst is. Bovendien penetreren
vloeibare preparaten beter de diepere delen van de
gehoorgang.

etten

^rlm taf
Imaw««« 1°"°"

itlnn \' SS^ïï^; Smgpefunw

iiion ^ «t-\'rrKris:^;- -ie n - 4» «

piïïL i^anjver\' lO"

--------

\'er

-ocr page 186-

MYCOFARM DOET DUS MEER!

WIJ LEVEREN EEN UITGEBREID PAKKET VOOR KLEINE HUISDIEREN!
NOBI^- VAC: VACCINS VOOR HOND EN KAT
HORMONEN
ANTIBIOTICA
OVERIGE PRODUKTEN

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt. telefoon 030-212800

MMrMycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 187-

Evenals vorig jaar, toen wij als Fidin
voor de eerste keer in deze samenstelling
bijeenkwamen, noem ik deze bijeen-
komst bijzonder. Immers opnieuw zijn
hier in Nijkerk alle General Managers
van de 24 aangesloten bedrijven aanwe-
zig om met elkaar te praten en besluiten
te nemen over zaken die betrekking
hebben op onze branche.

Deze gesprekken zijn noodzakelijk want
diergeneesmiddelen \'doen het niet best\'
bij het publiek en wij als branche-
organisatie moeten ons dan ook wape-
nen tegen ongenuanceerde uitspraken
die via de media steeds weer op ons
afkomen en die daarmee bewust of
onbewust onze sector in een kwaad
daglicht plaatsen.

Dat diergeneesmiddelen \'toevallig\' ook
nog tot welzijn van het dier worden
aangewend en een bijdrage leveren aan
de produktie van gezond voedsel van
dierlijke oorsprong, wordt helaas niet
altijd onderkend en wordt zelfs wel eens
vergeten.

Voor u, mijnheer Tazelaar als voorzitter
van de Produktschappen voor Vee en
Vlees en voor Pluimvee en Eieren, heb
ik een aantal vragen waarop wij van u
een reactie hopen te ontvangen.

Bij wet is geregeld dat de Produktschap-
pen de mogelijkheid hebben om veror-
deningen uit te vaardigen in het belang
van de onder het Produktschap ressorte-
rende beroepsgroepen. Het PVV heeft,
voor zover het diergeneesmiddelen be-
treft, tot tweemaal toe van deze be-
voegdheid gebruik gemaakt, te weten;

1. het verbod op het gebruik van chlo-
ramfenicol bij varkens, omdat de
Verenigde Staten vonden dat wij,
Nederland dus, niet over een goede
detectie-methode beschikken;

2. het beperken van legaal clenbuterol
gebruik omdat de controle-mogelijk-
heden op illegaal gebruik te kort
schoten.

Hoewel wij uiteraard begrip kunnen

opbrengen voor zulke maatregelen, ma-
ken wij als Fidin echter wel bezwaar
tegen de manier waarop zulke beslissin-
gen tot stand komen.
Immers verordeningen als deze stellen
uw belangen veilig doch kunnen onze
belangen schaden en ik kan mij niet
voorstellen dat dat uw bedoeling kan
zijn. Daarom zullen wij het op prijs
stellen als in de toekomst, wanneer
opnieuw verordeningen op het gebied
van diergeneesmiddelen ter discussie
staan, de Fidin als gesprekspartner
wordt uitgenodigd.

Een tweede punt waarvoor ik uw aan-
dacht vraag, is het Plan van Aanpak ter
bestrijding van de ziekte van Aujeszky.
Het zal u niet zijn ontgaan dat de Fidin
direct na het verschijnen van dit Plan
bezwaar heeft aangetekend tegen het
idee om één vaccin aan te wijzen bij de
eradicatie van deze ziekte. Zowel met de
Projectgroep als met vertegenwoordi-
gers van de Stuurgroep heeft de Fidin,
sinds de aanbieding van dit Plan, diverse
malen gesproken, niet alleen om dit
bezwaar toe te lichten maar vooral om
een positieve bijdrage te leveren aan de
oplossing van dit probleem.

Verrast waren wij dan ook toen wij in
september jl. onverwacht werden ge-
confronteerd met een tweede Plan van
Aanpak, waarin ten aanzien van de
vaccinkeuze ten dele tegemoet wordt
gekomen aan de wensen van de Fidin,
namelijk die vaccins toelaten die vol-
doen aan een aantal wetenschappelijke
criteria, maar waarbij men dan toch nog
vasthoudt aan het idee om met één
vaccin aan de slag te gaan en dit vaccin
aan te wijzen via een tendersysteem,
omdat men van mening is dat alleen op
deze manier een juiste distributie en
controle mogelijk is.
De Fidin is een andere mening toege-
daan en heeft dit eind september - wij
zijn dan inmiddels een jaar verder na het
verschijnen van het eerste Plan - via een
brief aan de voorzitter van de Stuur-
groep laten weten.

Wij zijn nu eind november en nog steeds
wachten wij op een reactie.
Ernstiger is echter te moeten constateren
dat er aan de voorgenomen bestrijding
nog niets is gedaan en wij vragen ons af
of het niet verstandiger is - en ook dat
hebben wij in voornoemde brief ver-
woord - om nu maar te beginnen met de
nu op de markt zijnde vaccins om
zodoende te voorkomen dat de varkens-
sector in de toekomst nog meer schade
zal oplopen en want dan zult u als
belangenbehartiger van de vee- en vlees-
sector ongetwijfeld niet wensen.

TAFELREDE VAIM DE VOORZITTER
VAN DE FIDIN, ING. S. SIETSMA.
TIJDENS GENERAL MANAGERS
MEETING OP 25 NOVEMBER 1992

Een andere zaak, die ons de laatste tijd
bezighoudt, is de IKB-regeling voor de
varkens- en pluimveesector. Een rege-
ling die ontworpen is om kwaliteit van
het eindprodukt naar de consument toe
te garanderen. Reeds in een vroeg sta-
dium is de Fidin betrokken geweest bij
de discussies over dit onderwerp, name-
lijk door deel uit te maken van de DAC.
Deze DAC heeft haar bevindingen met
de zogenaamde \'positieve lijst dierge-
neesmiddelen\' gerapporteerd aan het
hoofdbestuur van de Maatschappij voor
Diergeneeskunde, waarna haar taak was
volbracht en DAC werd ontbonden.
Wij hebben vernomen dat de Produkt-
schappen het eerste deel van deze posi-
tieve lijst, waarin de antibiotica en de
chemotherapeutica worden genoemd,
ingaande september jl. zijn gaan gebrui-
ken als basis voor hun eigen 1KB-
regeling, zowel ten behoeve van var-
kens- als pluimveevlees.
Het tweede deel van deze lijst, waarin de
anthelmintica, de vaccins en de vitami-
nepreparaten zijn genoemd, is voorlopig
nog niet opgenomen.

Nu de DAC is opgehouden te bestaan,
heeft de Fidin geen officiële stem meer
bij de verdere discussies over dit onder-
werp. Wij vinden dit geen goede zaak,
omdat het diergeneesmiddel juist een
wezenlijk deel uitmaakt van de IKB-
regelingen.

Daarom wil ik ervoor pleiten om de
Fidin als deskundige organisatie te be-
trekken bij verdere ontwikkelingen op
dit gebied.

Tot slot, mijnheer Tazelaar, een vraag
die betrekking heeft op de pluimvee-
gezondheidszorg.

Wat is uw invloed op de adviezen die
door de Gezondheidsdienst voor Pluim-
vee in Doorn worden gegeven ten aan-
zien van entschema\'s voor vaccins, die
na verplichte toediening voor een ver-
goeding door de overheid in aanmerking
komen?

-ocr page 188-

Ik doel hier onder andere op de NCD
verordening waarbij de overheid na de
vaccinatie van slachtkuikens slechts één-
vierde dosis vergoedt, terwijl de vaccin-
producent van mening is dat een hogere
dosering gewenst is. De overheid plaatst
zich hiermee op de stoel van de fabri-
kant, maar is niet thuis als er problemen
ontstaan als mogelijk gevolg van deze

Met zeer veel genoegen heb ik de
uitnodiging aanvaard, om hier van-
avond bij u als diner-speaker te gast te
zijn. Ik vind zelfs dat het zo langzamer-
hand tijd werd om met u te discussiëren
over de positie en de verantwoordelijk-
heid van de produktschappen en uw
vereniging als het gaat om het dierge-
neesmiddel gebruik in de gehele veehou-
derij. Ik heb het dan over antibiotica of
chemotherapeutica, hormonen en vac-
cins. Het was niet mijn bedoeling om
veel over hormonen en andere groeibe-
vorderaars te zeggen vanavond, simpel-
weg omdat de EG als sinds 1988 regels
stelt met betrekking tot het gebruik van
hormonen met oestrogene, androgene,
gestagene of thyreostatische werking.

Het Produktschap Vee en Vlees heeft
zelfs al sinds 1961 via een verordening
een dergelijk verbod ingesteld. Met be-
trekking tot het gebruik van andere
groeibevorderaars, met name de beta-
agonisten, kent het PVV sinds 1991 de
verordening stoffen met sympathicomi-
metische werking. In deze verordening
is ook opgenomen de beperking van het
gebruik van clenbuterol, daarover straks
meer.

Ik wil nu ingaan op de zojuist door u aan
mij gestelde vragen. Als u mij toestaat
niet in dezelfde volgorde waarin u ze aan
mij gesteld heeft.

Ik wil beginnen met de kwaliteitszorg,
een zeer belangrijk onderwerp voor de
vee- en vleessector.

politiek.

Dan heeft namelijk de industrie het
gedaan of wordt de wijze waarop wordt
geënt, bekritiseerd.

Wij zijn van mening dat hier sprake is
van een verkeerde zuinigheid, waarmee
de bedrijfstak waarvoor u staat, geen
dienst wordt bewezen.

POSITIE EN

VERANTWOORDELIJKHEID
PRODUKTSCHAPPEN

Basistekst ir R.J. Tazelaar, voorzitter Produktschap Vee en Vlees en Pluimvee en
Eieren ten behoeve van lezing op de algemene ledenvergadering van de
Vereniging van Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen in Neder-
land op 25 november 1992

IKB

De consument wil weten waar en hoe
het produkt tot stand is gekomen. Dit
betekent dat naast de kwaliteitsaspecten,
zoals smaak, kleur, geur en consistentie
van het vlees voor de consument vooral
aspecten als de wijze van produceren en
de veiligheid van het produkt een rol
spelen. Met de veiligheid bedoel ik
eigenlijk de chemische (residuen) en
microbiologische kwaliteit. De rood-
vlees- en pluimveevleessector hebben de
wens van de consument opgepakt en
hebben in de afgelopen jaren hun pro-
duktiewijze meer en meer in het teken
van integrale ketenbeheersing (1KB) ge-
bracht. Op verzoek van de sectoren
hebben de produktschappen PVV en
PPE voor de varkens- en pluimveesector
een IKB-regeling ontworpen. Het doel
van deze regeling is om een (uniform)
basisniveau ten aanzien van IKB vast te
stellen. IKB is overigens in eerste instan-
tie vooral een defensieve aanpak. Laten
zien dat je de zaken goed voor elkaar
hebt. Het gaat erom het produkt vlees uit
de anonimiteit te halen.

U weet inmiddels dat een aantal slachte-
rijen het PVV-IKB-vignet uitgereikt
heeft gekregen en daarmee formeel ook
gerechtigd is IKB-varkensvlees te pro-
duceren. Op dezelfde dag hebben ook
verschillende bedrijven in de pluimvee-
sector hun IKB-erkenning ontvangen.
Binnen de IKB-regelingen moeten alle
schakels in die keten aan bepaalde
voorwaarden voldoen. Het varkens- of
pluimveebedrijf natuuriijk zelf in de
eerste plaats, maar ook de slachterij, de
mengvoederfabrikant en \'last but not
least\' de dierenarts. De mengvoederin-
dustrie heeft, weliswaar wat later dan
wij hadden gewenst, kort geleden ook de
eerste bedrijven erkend in het kader van
zijn kwaliteitszorgsysteem. Het wachten
is jammer genoeg, nu nog op de GVP-
code (code voor Goede Veterinaire
Praktijkuitoefening) van de dieren-
artsen. Wij praten daar al enkele jaren
over en ik vind het dan ook een grote
teleurstelling dat dit nog niet tot een
code heeft geleid. De KNMvD heeft nu
gelukkig toegezegd voor het eind van het
jaar echt met een GVP-code te komen.
U kunt ervan op aan dat ik ze daar aan
zal houden.

Dan nu even iets over de positieve lijst
diergeneesmiddelen die al is toegevoegd
aan de PVV-IKB regeling. Het PVV
heeft de
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde
ge-
vraagd of zij één landelijke positieve lijst
wilde samenstellen. Men heeft hier posi-
tief op gereageerd en de diergeneesmid-
delen-advies-commissie, kortweg DAC,
ingesteld. Zoals u reeds heeft aangege-
ven was ook de Fidin hierin vertegen-
woordigd. Binnen de PVV/IKB-rege-
ling wordt vooralsnog volstaan met één
onderdeel van de door de DAC opge-
stelde lijst, namelijk de antibiotica en
chemotherapeutica. De andere onderde-
len zullen, wederom in overleg met de
KNMvD en met u, te zijner tijd worden
toegevoegd.

Overigens is de positieve lijst niet voor
de eeuwigheid vastgesteld. De lijst zal
steeds op basis van nieuwe ontwikkelin-
gen en gegevens aangepast worden. Dat
geldt niet alleen voor de wachttermij-
nen, maar ook voor de middelen zelf.
Ons eerste aanspreekpunt op dit terrein
blijft de KNMvD. Echter, het PVV en
het PPE zijn te allen tijde bereid ook in
de toekomst met de Fidin over met
name de positieve lijst te praten.

GEZONDHEIDSZORG
Dan wil ik nu graag met u gaan naar de
preventieve vaccinaties, met name naar
het bestrijdingsplan van de ziekte van
Aujeszky. Ik heb, mijnheer de voorzit-
ter, uit uw woorden begrepen dat u de
gang van zaken rondom het opstellen
van het bestrijdingsplan en de late ge-
dachtenwisseling met uw organisatie,
zacht uitgedrukt, weinig elegant vond. U
doelt dan natuurlijk vooral op de para-
graaf in het bestrijdingsplan, waar ge-
sproken wordt over het aanwijzen van
één vaccin, terwijl er veel meer geregi-

-ocr page 189-

streerd zijn voor het gebruilc bij varkens.
Wij hebben bij het opstellen van het
plan van aanpak natuurlijk gekeken hoe
wij dat eerder bij Mond- en Klauwzeer
en NCD georganiseerd hebben. Het
meest simpele is dan, om uit te gaan van
één, goed werkzaam vaccin. Tot op de
dag van vandaag is het nog steeds niet
duidelijk of de overheid het besluit
entstoffen hiervoor al gaan aanpassen. Ik
kan mij uw bezwaren en ongeduld goed
voorstellen. Voor ons geldt op dit mo-
ment dat wij zo snel mogelijk willen
starten met de bestrijding van de ziekte
van Aujeszky.

Wij hebben de afgelopen tijd al links en
rechts te kennen gegeven, dat het bestrij-
dingsplan met de beste drie, vier, nou
vooruit hooguit vijf vaccins van start zou
kunnen gaan. Hierbij moet ik wel aante-
kenen dat wij met betrekking tot de
kwaliteit van de vaccins en de controle
hierop garanties vragen bij uw aangeslo-
ten leden. Daarnaast willen wij ook
prijsafspraken met u maken.
Dan nog iets over de pluimveegezond-
heidszorg. U vindt dat de overheid niet
op de stoel van de fabrikant moet gaan
zitten. Hier ben ik het mee eens. Echter,
u koppelt deze bewering aan de hoogte
van de vergoedingen van de vaccinatie.
Dat is natuurlijk niet juist. In de varkens-
houderij zal men straks verplicht tegen
de ziekte van Aujeszky moeten enten.
De overheidsbijdrage zal niet meer zijn
dan morele steun. Wij proberen natuur-
lijk daar meer uit te halen, maar erg
hoopvol ben ik niet. Terug naar de
verplichte NCD-enting voor slachtkui-
kens. Ik heb van dierenartsen van de
Gezondheidsdiensten begrepen dat en-
kele vaccinfabrikanten aangeven dat een
kwart dosis volstaat voor een goede
bescherming van deze dieren. Bij oudere
dieren zou dit uiteraard niet voldoende
zijn. Mijn mening is dat de dierenarts
samen met de pluimveehouder uit moet
maken welk vaccin men kiest en welke
dosering daarbij past. Uitgangspunt
hierbij is dat er een optimale bescher-
ming wordt gecreëerd. Als de bijsluiter
aangeeft dat een volledige dosis gebruikt
moet worden, dan dient dat dus ook te
geschieden. Dit onafhankelijk van de
vergoeding die gegeven wordt. Helaas is
onze ervaring bij de bestrijding van de
recente NCD-uitbraak, dat een scherpe
controle op de handelswijze van dieren-
artsen en pluimveehouders ten aanzien
van het enten noodzakelijk is.

VERORDENINGEN PVV
Mijnheer de voorzitter, u bent vanavond
begonnen door enkele kritische opmer-
kingen te maken over de verordeningen
van het PVV, gericht op het verbod of de
beperking van het gebruik van geregi-
streerde diergeneesmiddelen. Uw kritiek
richtte zich daarbij vooral op de naar uw
mening te geringe betrokkenheid van
uw sector.

•I I M

133

Ik wil op deze plaats dan ook wat
uitvoeriger bij deze problematiek stil-
staan.

Diergeneesmiddelen worden krachtens
de Diergeneesmiddelenwet geregi-
streerd als het middel de gestelde wer-
king l)ezit en er geen gevaar is voor de
gezondheid van mens en dier. Met
andere woorden, de Diergeneesmidde-
lenwet ziet met name toe op de effectivi-
teit en de veterinaire en humane gezond-
heid. De wet op de Bedrijfsorganisatie
ziet toe op het reguleren van economi-
sche belangen in een bepaalde sector.
Deze wet sluit het reguleren van gezond-
heidsbelangen uit, tenzij dit in de instel-
lingswet expliciet aan een produktschap
is opgedragen. De instellingswet PVV
bevat die opdracht niet.
De situatie kan ontstaan dat een produkt
vanuit gezondheidsoogpunt toelaatbaar
is, maar dat dit produkt vanuit afzetbe-
lang leidt tot ernstige problemen in
economische zin in een sector. Het
Produktschap heeft dan in beginsel de
bevoegdheid om maatregelen te nemen
tegen dergelijke produkten. Het gebruik
van diergeneesmiddelen valt daar ook
onder. Het produktschap dient hierbij
uiteraard wel een zeer zorgvuldige afwe-
ging van alle betrokken belangen te
maken, overeenkomstig de algemene
beginselen van behoorlijke wetgeving,
voordat in redelijkheid een (gedeelte-
lijke) verbodsregeling opgesteld kan
worden. Juist de goede afweging is van
groot belang, omdat door een verbod
van bepaalde stoffen de economische
belangen van de farmaceutische indus-
trie kunnen worden geschaad. Ik heb
begrepen dat staatssecretaris Gabor vo-
rig jaar bij deze gelegenheid eenzelfde
standpunt heeft verwoord.
Zo heeft het PVV enkele jaren geleden
het gebruik van chlooramfenicol bij
varkens verboden om mogelijke han-
delsbelemmeringen met de Verenigde
Staten te voorkomen. En is in 1991 het
verbod op het gebruik van clenbuterol
bij mestrunderen ouder dan 14 weken
afgekondigd in verband met het belang
van het \'schone\' imago van de kal versec-
tor.

Maar dat het PVV niet \'rüchsichtslos\'
overgaat tot het verbieden van dierge-
neesmiddelen, toont de exportregeling
voor varkensvlees naar Japan. Japan
stelt namelijk de tolerantiegrens van
sulfa\'s in vlees nogal wat lager dan die
wij in Nederland op dit moment hante-
ren. De meest simpele oplossing hier-
voor zou zijn een verbod op het gebruik
van sulfa\'s. Het PVV heeft echter in
samenwerking met de VD besloten om
dit niet te doen en voor export naar
Japan twee sulfa-trimethoprim prepara-
ten toe te laten. Immers, sulfa\'s, zeker in
combinatie met trimethoprim worden
veelvuldig in de varkensgeneeskunde
gebruikt, er zijn geen goede alternatie-
ven voorhanden en de wachttermijnen,
zeker bij oraal gebruik zijn zeer kort.

A. \'.

T I J I) S C H R I I T VOOR D I E R Ci F N F. F S K U N [) K . D E E I 1 I X . A F l. F V E R 1 N Ci 4 I 9 9 .1

EISEN VOOR
ANTIBIOTICA
IN MELK
VERSCHERPT

Met ingang van 11 april zullen de
eisen voor antibiotica in melk ver-
scherpt worden, terwijl de opgelegde
korting bij overschrijding verhoogd
wordt.

In het verleden kreeg men vier punten
voor de aanwezigheid van sulfa\'s en vier
of acht punten voor de aanwezigheid
van penicilline of andere groeirem-
mende stoffen, afhankelijk van de con-
centratie boven de 0.(X)6 lE/ml.
Vanaf 11 april wordt elke leverantie
getest op de aanwezigheid van groeirem-
mende stoffen en geldt elke aantoonbare
groeiremming als aanwezigheid van an-
tibiotica (mits bevestigd met een tweede
test). De korting wordt bij constatering
dertig cent per liter leverantie. Door een
aanpassing van de oude proef op groei-
remmende stoffen en het inzetten van
een nieuwe methode, zijn antibiotica die
voorheen moeilijk op te sporen waren
(zoals aminoglycosiden en macroliden)
veel beter aantoonbaar. Dus, als men
voorheen gewend was om een k-reupele
koe een injectie te geven een \'door te
melken\', is vanaf heden de kans groot
dat dit problemen geeft. De dierenarts
moet aan de veehouder melden hoelang
de wachttijd voor een bepaald antibioti-
cum is. Veelal is op dit moment echter
nog niet bekend hoelang antibiotica met
de nieuwe test aantoonbaar zijn in de
melk. Het is dus aan te bevelen om de
wachttermijnen ruim te nemen. Vanaf
februari wordt er in het gebied Zuidwest
Nederland getest volgens de oude en de
nieuwe methode. De veehouder die

-ocr page 190-

binnen de oude norm valt, maar volgens
de nieuwe regeling gekort zou worden,
krijgt hiervan bericht. Er wordt pas
gekort volgens de nieuwe normen vanaf
11 april.

J. Verhoeff
(GD West en Midden Nederiand)
A. Emmerzaal (GD Zuid Nederland)
S. Loeffler

■■IM

(GD West en Midden Nederland)

JAARVERSLAG
1992 PR EN
RÜC\'S

plotselinge en te rigoreuze aanpak. Deze
activiteiten worden naar Lelystad over-
geheveld.

Daar wordt op de Waiboerhoeve onder-
zoek gedaan in de verschillende afdelin-
gen, zoals die van Synthese, Weide-
bouw, Melkwinning en Veehouderij,
waarvan de namen al aangeven welke
onderwerpen aangepakt worden. De
afdeling Melkwinning houdt zich inten-
sief bezig met de kwaliteit van de melk
en melkwinning alsmede met het testen
onder praktijkomstandigheden van de
melkrobot van twee verschillende mer-
ken.

In de afdeling Veehouderij is een Sectie
Management en Gezondheid opgericht.

Het is de bedoeling dat men kengetallen
ontwikkelt om te komen tot een betere
bedrijfsvoering, terwül men zich even-
eens met epidemiologisch onderzoek zal
bezighouden.

Voorts wordt er verslag gedaan van het
buitenlandse project op het gebied van
de melkveehouderij in Kenya.

In 1993 zullen de kosten van het prak-
tijkonderzoek 24 miljoen bedragen. Er
is dan een personeelsbestand van in
totaal 75 medewerkers.

Er wordt een exploitatietekort voorzien
van 12,6 miljoen, waarvan overheid en
bedrijfsleven ieder de helft zullen beta-
len.

Het overzichtelijke handzame boekje is
te verkrijgen bij de afdeling Voorlich-
ting, Runderweg 6, 8219 PK Lelystad,
telefoon 03200-93211.

W. Sybesma

Reeds in de eerste dagen van januari
verscheen met de beste wensen voor \'93
van bestuur, directie en medewerkers,
het jaarverslag van het Proefstation van
de Rundveehouderij in Lelystad en van
de Regionale Onderzoekcentra die ver-
spreid liggen in ons land.

Er is een aantal belangrijke organisatori-
sche veranderingen aangekondigd, zoals
het samenvoegen van alle instellingen in
een stichting. Voorts zal de weg naar
verzelfstandiging worden ingeslagen.

Tot dusver betaalt de overheid de helft,
terwijl het bedrijfsleven de andere helft
voor z\'n rekening neemt.

Er is een nieuw, 50 hectare groot Proef-
bedrijf voor Melkveehouderij en Milieu
geopend in Hengelo met 31 koeien dat
vooral bedoeld is om proeven te doen
gericht op milieu-verantwoord boeren.

Het Regionaal Onderzoekcentrum \'De
Vlierd\' wordt gesloten, evenals het
Proefbedrijf Paardenhouderij in Bruns-
sum dat 150 paarden telt op 50 hectare
grasland. Men houdt zich daar onder
meer bezig met trainingsonderzoek,
vruchtbaarheid (onderzoek i.s.m. de FD
naar het gebruik van diepvriessperma),
blessurepreventie, (röntgenologisch en
klinisch onderzoek na verschillende trai-
ningsregimes) en met luchtwegeninfec-
ties (verloop van virusziekten als influ-
enza en rhinopneumonie).
Osteochondrose bij jonge paarden kan
met 60 procent worden teruggedrongen
als de belasting van de benen langzaam
wordt verhoogd in plaats van een te

In november 1991 maakte collega
J.H. Neuteboom uit Sittard ons op-
merkzaam op een op veterinaire gron-
den \'vreemde\' rechtsuiting.
Na een vergiftiging met
Taxus bac-
cata
bij dieren lijkt het vanzelfspre-
kend de \'schuldige\' verstrekker van
het tuinafval aansprakelijk te stellen
voor de geleden schade.

Echter, bij een bepaalde verzekerings-
maatschappij loopt een aansprakelijk-
heidskwestie inzake een vergiftiging met
Taxus. De \'veroorzaker\' van de vergifti-
ging wist echter niet dat
Taxus baccala
giftig is, een reden voor de betrokken
verzekeringsmaatschappij om de scha-
declaim af te wijzen. Deze beroept zich
namelijk op twee vonnissen en een
uitspraak van de Raad van Toezicht op
het Schadeverzekeringsbedrijf

In het eerste geval betreft het een tuin-
man van een gemeente die niet weet dat
Taxus giftig is voor koeien en snoeihout
daarop derhalve niet controleert. De
Kantonrechter oordeelt dat geen zorg-
vuldigheidsnormen geschonden zijn en
stelt noch de gemeente, noch de tuinman
aansprakelijk.

In het tweede geval betreft het de dood
van twee paarden door Taxusvergifti-
ging uit tuinafval vanaf een aanhangwa-
gen, waarbij de vervoerder niet wist dat
het tuinafval de giftige Taxus bevatte,
terwijl de eigenaar van de aanhangwa-
gen er wel van wist, maar niet had
gewaarschuwd. Ook hier wordt beslo-
ten dat de vervoerder van het tuinafval
niet aansprakelijk is.

Ook in de uitspraak van de Raad van
Toezicht blijkt dat in het geval van het
doodgaan van vier koeien ten gevolge
van het eten van tuinafval met Taxus
geen aansprakelijkheid wordt erkend,
omdat de afvoerders van het tuinafval
niet wisten dat taxus giftig is.

Conclusie uit deze uitspraken is dat,
alhoewel veterinair de zaak duidelijk
lijkt, de aansprakelijkheidsstelling juri-
disch niet wordt erkend. In uw advies
kunt u van deze lezing gebruik maken.

TAXUSVERGIFTIGING VERSUS
AANSPRAKELIJKHEID

-ocr page 191-

ZIEKE KOE

UitNRC, 16 januari 1993

\'Je kunt in Nederland anno 1992 beter
een zieke koe dan een zieke veehou-
der zijn, wanneer buiten de praktijku-
ren (lees kantooruren) hulp aan huis
van een dierenarts, respectievelijk
huisarts gewenst is\'.

Manken ter Keurs
Vrije Universiteit Amsterdam

Maar pas in het laatste deel van de
vorige eeuw rijpte de overtuiging dat
ook aan de beoordeling daarvan, met
name ten aanzien van de volksgezond-
heid, meer aandacht moest worden ge-
geven. Op voorstel van het College van
Curatoren werd in 1918 door de rege-
ring besloten om een afzonderlijke leer-
stoel voor de \'kennis der menschelijke
voedingsmiddelen van dierlijken oor-
sprong\' in te richten. De eerste hoogle-
raar was prof.dr. H. Schornagel.
Deze aanvaardde op II oktober 1918
zijn ambt. Zijn leeropdracht werd overi-
gens reeds in november 1919 overgeno-
men door de hoogleraar prof. C.F. van
Oyen en vervolgens in 1955 door de
hoogleraar prof.dr. J.H.J. van Gils.
Rond 1970 werd de vakgroep onderver-
deeld in afdelingen met de hoogleraren
Krol, Van Logtestijn, Mol, Mossel, Rui-
ter en Vogely. De hoogleraar Mossel
werd opgevolgd door prof.dr. J.H.J.
Huis in \'t Veld.

In feite bestaat de VVDO (het eerste
Nederlandse instituut voor universitair
onderwijs en voor onderzoek specifiek
op het gebied van voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong) dus op II
oktober 75 jaar. Op verschillende ma-
nieren zal aan dit heuglijke feit aandacht
worden gegeven.

Er wordt gewerkt aan een boek, dat een
overzicht zal geven van 75 jaar VVDO.
Zo mogelijk komt er een expositie.
Op donderdag 11 maart 1993 is er een
oriëntatiedag, gewijd aan \'Slachtbijpro-
dukten: verwerken aan de bron\'.
Er wordt in april 1993 een internatio-
nale workshop georganiseerd over uni-
versitaire kennisoverdracht inzake dier-
lijke produktie en volksgezondheid.

M

AANVULLING OP
EEN SCHAT VAN
\'N KAT

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 15 januari jongstleden stond een
artikel over de videofilm \'Een schat van
\'n kat\'. Er stond echter niet bij vermeld
waar deze video te bestellen is. Voor de
volledigheid de naam van de uitgever:
Baartmans MGMT, telefoon 08363-
2191.

WDO BETAAT 75 JAAR

Al veie tientallen jaren werd door docenten van de toenmalige Veeartsenijkun-
dige Hoogeschool ruim aandacht geschonken aan het opsporen en determineren
van afwijkingen aan slachtdieren.

Op 8 oktober 1993 vindt de officiële
viering plaats, \'s Morgens is er een
voordrachtencyclus, \'s middags een offi-
ciële bijeenkomst in de aula van de
universiteit en een receptie.
Van 11 tot 15 oktober zal een internatio-
nale workshop gehouden worden over
veterinaire aspecten van dierlijke pro-
duktie en volksgezondheid.
Van 8 tot 10 december is er een interna-
tionale workshop gepland over het
doorbreken van bacteriële kringlopen in
de dierlijke produktie.

J.G. van Logtestijn

NIEUWE
ALGEMEEN
DIRECTEUR BIJ
GENE PHARMING
EUROPE

Het Amerikaanse biotechnologiebe-
drijf GenPharm international heeft ir.
George J.M. Hersbach Eur.lng. (40)
benoemd tot Algemeen Directeur
(President and Chief Operating Offi-
cer) van de Europese dochteronder-
neming Gene Pharming Europe B
.V.
in Leiden.

De heer Hersbach heeft vanaf 1987 voor
het biotechnologiebedrijf EuroCetus ge-
werkt, waar hij Vice President Opera-
tions was. EuroCetus is de Europese
dochteronderneming van Chiron Cor-
poration. Voordat hij bij EuroCetus in
dienst trad, werkte hij tien jaar voor
Gist-brocades. Daar had hij diverse
managementfuncties op het gebied van
R & D en produktie, zowel in Neder-
land als de Verenigde Staten.

\'Het doet ons veel genoegen om de heer
Hersbach in het managementteam op te
nemen\', aldus dr. Jonathan MacQuitty,
president-directeur van GenPharm In-
ternational. \'Hij heeft een uitgebreide
managementservaring op het gebied van
het ontwikkelen en uitvoeren van bio-
processen op grote schaal. Wij verwach-
ten veel profijt te hebben van zijn
zakelijke en managementkwaliteiten nu
wij ons voorbereiden op grootschalige
produktie van biomedische eiwitten in
de melk van transgene runderen\'.

GenPharm International, Inc. heeft een
leidende positie op het gebied van on-
derzoek en ontwikkeling van transgene
dieren voor de produktie van biomedi-
sche eiwitten. De Europese vestiging in
Leiden richt zich op produktie van zulke
eiwitten in de melk van transgene runde-
ren. De Amerikaanse vestiging in
Mountain View, Californië, houdt zich
ondermeer bezig met ontwikkeling en
produktie van humane monoclonale an-
tilichamen.

Aan Gene Pharma Europe zijn 49 men-
sen verbonden. Op 17 december jongst-
leden gaf de Tweede Kamer het groene
licht voor het fokken met Herman, een
transgene stier waarvan verwacht wordt
dat diens vrouwelijke nakomelingen het
biomedische eiwit lactoferrine in hun
melk zullen produceren.

STUOIEOAG
WERKGROEP
VETERINAIRE
AOUACULTUUR

Congressen en cursussen

De werkgroep Veterinaire Aquacultuur
van dierenartsen/studenten diergenees-
kunde houdt zich bezig met eerstelijns
gezondheidszorg op aquacultuurbedrij-
ven. Zaterdag 24 april wordt een studie-

TiJOSCHRIhT VOOR DiERüF. NEE SKUNDK . DEEI. 118. AELEVERINU 4 199,1

135

-ocr page 192-

dag gehouden, die om half tien \'s mor-
gens begint in het Agrarisch Onderwijs
Centrum aan de Hoofdstraat 93 in
Helmond (wijk \'t Hout).
Het verdere programma luidt als volgt:
na de ontvangst worden bezoeken ge-
bracht aan een groot en minder groot

FIRST AMSTERDAM MANAGEMENT
COURSE

In het weekend van 5 tot en met 7 november 1993 wordt onder auspiciën van de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren een
engebtalige cursus Practice Management
gegeven in het Golden Tulip Barbizon Hotel bij Schiphol. De cursusleiding is in
handen van prof.dr. J.E. Gajentaan en drs. S. Roos van Waltham Worldwide.
Laatstgenoemd bedrijf is de sponsor van dit evenement; de organisatie berust bij het
PAO-Diergeneeskunde.

Het doel van de cursus is practici (in het bijzonder zij die gezelschapsdieren
behandelen) informatie en ideeën te geven over hedendaags management, cliënten-
binding, motivatie van personeel, praktijkinrichting en leiderschap in het beroep. Het
programma ziet er als volgt uit:

palingmestbedrijf. Daarna volgt een
lunch (voor eigen rekening), \'s Middags
wordt een bezoek gebracht aan een
meervalvermeerderingsbedrijf en een
meervalmestbedrijf. Aanmelden voor
kosteloze deelname vóór 15 april bij
A.J.F. Bogaerts, telefoon 04920-23882.

20-21

Gajentaan(NL): First Impressions

9-10

Hollander(NL): Psychology of the Client

10.30- 11.30

Opperman{USA):
Marketing

Brovida(l): Design

Hollander(NL):
Client Psychology

11.30-12.30

Lubberink(NL): Design

14- 15

Christianson(USA): Leadership

15.30- 16.30

Opperman(USA):
Marketing

Watson(UK):
Client Relations

Vedder(NL):
Personnel Recruitment

16.30- 17.30

9- 10

10-11

Scharitzer(A):
Advertising

Desnoyers(F): Design
...............: Design

Christianson(USA):
Team Building

11.30-12.30

Sheridan(UK): Business Plan

wie? Hoe zult u straks communiceren?
En welke organisaties zijn daarbij voor
mij van belang?\' komen aan de orde.
Tijdens deze infodag wordt getracht de
informatiestroom overzichtelijker te
maken. Bij het uitzoeken van de sprekers
is met name gelet op de praktische
toepassing en het gebruik van de elektro-
nische postbus.

De gastsprekers zijn J. Doeksen (direc-
teur Taurus, hij praat over het onder-
werp Veenet, elektronische postbus voor
agrarisch Nederland), J. Dommerholt
(directeur automatisering NRS, hij be-
handelt het onderwerp NRS, een ex-
terne databank voor de dierenartsen-
praktijk), H. Veltkamp (veehouder van
een varkensvermeerderingsbedrijf, praat
over het thema \'Hoe wissel ik uit met
mijn fokkerij- en k.i.-organisaties\'),
F.W.M. Egging (adviseur binnenlands
betalingsverkeer RABO Nederiand. Hij
laat zien wat telebankieren voor dieren-
artsen betekent), H. van Seeters (pro-
jectmanager N TEX, een organisatie die
een grote externe databank voor ge-
zondheidsorganisaties beheert, praat
over de rol van een databank in een
huisartsenpraktijk), K. de Haas-Klink
(EDI-ofificier van NOVAD c.i., zij be-
richt over de stand van zaken in de
veterinaire omgeving).
Aanmelden voor deze instructiedag kan
via PAO-Diergeneeskunde, telefoon
030-517374. De kosten bedragen voor
leden van NOVAD 75 gulden (niet-
leden betalen 125 gulden).
Na afloop is er gelegenheid om na te
praten onder het genot van een hapje en
een drankje.

De cursus is door de FECAVA (Federation of European Companion Animal
Veterinary Associations) als een European Meeting of Continuing Education erkend.
De cursusprijs bedraagt f. 1.475.--, inclusief twee overnachtingen en alle maaltijden.
Nadere informatie en aanmelding bij: PAO-Diergeneeskunde, tel: 030-51.73.74 en
fax: 030-51.64.90.

NOVAD EN PAO ORGANISEREN
INFODAG OVER ELEKTRONISCHE
BERICHTGEVING

COOLTAINER VOOR
KADAVERS EN
ANATOMISCH
AFVAL

Onder het motto \'Hoe en met wie
communiceert straks een dierenarts-
praktijk?\' organiseren NOVAD Coöp-
eratie Ideëel en PAO-Diergeneeskunde
op 13 april in de Reehorst te Ede een
informatiedag over elektronische be-
richtgeving. Belangstellenden zijn om
half twee \'s middags welkom.
Deze dag wordt georganiseerd voor alle
dierenartsen die te maken krijgen met
het elektronische \'berichtenverkeer\'.
Vragen, zoals \'Wie communiceert met

Coolworks in Maarheze is producent
van de met succes geteste cooltainer ten
behoeve van het koelen van kadavers en
anatomisch afval.

T r J O s < H R I ( T VOOR D I E R O F. N E E s K U N O F. . D E E l

136

A F K E V E R I N Ci 4 I 9 9 .1

I 8

-ocr page 193-

M « • ■ I I «t

Hierdoor speelt Coolworks in op de
nieuwe richtlijnen, die de overheid ont-
wikkelt met betrekking tot de preventie-
gezondheidszorg en de destructiewetge-
ving.

Ook het Landbouwschap heeft een aan-
tal minimumeisen geformuleerd voor de
kadaververwerking. Daarin wordt be-
paald dat op elk bedrijf een deugdelijke
afsluitbare ruimte moet zijn voor kada-
veropslag en dat hoog-risicomaterialen
goed afgesloten moeten worden be-
waard en worden aangeboden aan het
destructiebedrijf.

Daarom is Coolworks in samenwerking
met Cebeson, verscheidene vereni-
gingen ten behoeve van de agrarische
sector en enkele landelijke coöperaties
een actie gestart om deze cooltainer
tegen een aantrekkelijk prijs aan te
bieden.

Normaal kost de cooltainer 2700 gulden
(exclusief BTW). Tijdens de actie, die
tot en met 28 februari duurt, worden de
cooltainers voor 2300 gulden (thuis)
geleverd.

Voor meer inlichtingen kan men contact
opnemen met Ton Thomasse van Cool-
works BV, telefoon 04959-3845.

AQUA COW RISE
SYSTEM

Inmiddels heeft Hora-Import te Oldeb-
oorn het aqua cow rise system ruim een
halfjaar in gebruik. Het koebad-systeem
is bedoeld om een koe, die bijvoorbeeld
na zwaar afkalven niet meer kan staan,
zonder beschadigingen weer op de been

te brengen. Volgens ir. T.B. Holtrop van
Hora-Import \'een zeer diervriendelijke
methode, zonder gebruik van een takel
met klemmen, kettingen of riemen. De
koe komt weer in de benen en geneest
door haar te laten drijven in alleen warm
water\'.

In Denemarken zijn volgens Holtrop de
ervaringen met het systeem zeer positief:
\'Daar bereikte men het afgelopen jaar
een score van 86 procent. Dat wil
zeggen dat 86 procent van de koeien
weer stond na één of meer keren gebruik
te hebben gemaakt van het bad\'.

Aseptische artritiden en chronische ar-
thropathiën zijn belangrijke hoofdoor-
zaken van kreupelheid bij het paard. De
farmaca die tot op heden voor de behan-
deling van deze aandoeningen werden
gebruikt (bijvoorbeeld corticosteroïden
en de niet-steroïde antiflogistica) zijn
voornamelijk symptomatische thera-
peutica.

Adequan\' daarentegen is een basisthera-
peuticum. Adequan bestrijdt niet alleen
de ontsteking, maar het stimuleert ook
de regeneratie van het kraakbeen. Het
herstelt beschadigd kraakbeen en be-
schermt gezond kraakbeen tegen ver-
dere afbraak. Door de intra-articulaire
toedieningswijze wordt de werkzame
stof glycosaminoglycaan-polysulfaat di-
rect op de plaats van de pathologische
veranderingen gebracht.

De kraakbeenbeschermende werking
van Adequan is terug te voeren op de
volgende mechanismen:
inbouw van de actieve stof in de matrix
van het kraakbeen;

stimulatie van de proteoglycaansynthese
van de chondrocyten;
remming van katabole enzymen;
toename van de hyaluronzuurproduktie
door de synoviale cellen;
toename van de viscositeit van de syno-
via;

remming van de PGEj-synthese.
Adequan onderbreekt degeneratieve

Hora is importeur voor Nederland en is
van plan een netwerk van verhuurders
van het systeem op poten te zetten
Holtrop zegt dat het belangrijk is dat
dierenartsen weten dat het systeem be-
staat, zodat ze het gebruik ervan kunnen
adviseren: \'Er zijn zelfs veehouders die
het systeem gebruikt hebben, die hun
dierenarts adviseren het aqua cow rise
system aan te schaffen\'.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met ir. T.B. Holtrop, telefoon
05663-1206.

BASISTHERAPIE VOOR ASEPTISCHE
POSTTRAUMATISCHE EN
OEGENERATIEVE

GEWRICHTSAANDOENINGEN BIJ
PAARDEN

processen en bevordert de regeneratie
van het kraakbeen. De klinische werk-
zaamheid van Adequan wordt in een
groot aantal onafhankelijke studies en
publikaties onderbouwd. De therapie
met Adequan leidt niet alleen tot ver-
mindering van de pijn en de ontsteking,
maar ook tot een snellere afname van de
gewrichtsovervulling en tot normalise-
ring van het totaaleiwitgehalte van de
synovia. Hierdoor neemt tegelijkertijd
de viscositeit van de synovia toe. Het
geheel doet de kreupelheid snel verdwij-
nen.

Adequan wordt reeds in vele landen met
prima resultaat toegepast, niet alleen bij
renpaarden, springpaarden, dravers en
dressuurpaarden maar ook bij recre-
atiepaarden.

Een verpakking bestaat uit een blister
met vijf ampullen van elk één ml injec-
tievloeistof voor intra-articulair gebruik.
De dosering bedraagt 250 mg (=1 ml)
per gewricht, éénmaal per week gedu-
rende vijf opeenvolgende weken.
Adequan is vanaf heden verkrijgbaar bij
Janssen Pharmaceutica B.V, Postbus
90240, 5000 LT TILBURG, tel.: 013
370275 en via de veterinaire groothan-
del.

Merknaam Luitpold Pharma München.

-ocr page 194-

Naar aanleiding van het verzoek van het
Hoofdbestuur van de KNMvD om com-
mentaar op de publikatie in het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
1992;
117: 758-60 over Ethische aspecten van
het doden van eendagskuikens, het vol-
gende.

Wanneer in een brief aan de overheid
geconcludeerd wordt dat het doden van
eendagskuikens op morele gronden ver-
werpelijk is, houdt dit een negatief
oordeel in.

Het is een volledige desavouering van
mensen die er anders over denken en
deze zaten vermoedelijk ook binnen de
Commissie Ethiek.

Onder morele gronden moet worden
verstaan: gronden betrekking hebbende
op normen en opvattingen over goed en
slecht.

Persoonlijk ben ik van mening dat dit
wel kan en ik voel mij hierdoor aange-
sproken. Het woord verwerpelijk hante-

W. Richter. E. Werner, H. Bühr en H.
van den Weghe

3e druk, 1992, Gustav Fischer Verlag
Jena en Stuttgart
le druk 1969; 2e druk 1986
ISBN 3-334-60384-9
ISBN 0940-6042

Dit boekje (3« druk), dat een zakboekje
probeert te zijn (de afmetingen zijn
hiervoor echter net te groot), van 375
pagina\'s begint met 15 pagina\'s opsom-
ming van aandachtspunten van alle mo-
ren in een brief naar de overheid gaat mij
te ver.

EENDAGS-
KUIKENS

■I I M

Ook de overwegingen die genoemd
worden; indruisen tegen levensprinci-
pes, zuiver instrumentele waarden van
het dier en verspilling van grondstoffen
lijken voor discussie vatbaar. Voorts zou
men zich kunnen afvragen of een snelle
dood direct na het uitkomen niet te
verkiezen is boven een leven van enkele
maanden, waarbij de dieren gehuisvest
zijn in te nauwe kooien, onnatuurlijk
voedsel moeten eten vol met antibiotica
en de natuurlijke levensbehoeften niet
kunnen bevredigen.

De Nederlandse wetgever staat het do-
den onder bepaalde voorwaarden toe
onder meer ook om economische rede-
nen. Er bestaan voorschriften ten aan-
zien van de plaats en de methode.
Een verschil in leeftijd doet echter wei-
nig ter zake.

De wetgever verbiedt wel het nodeloos
doden; moet men economische redenen
als nodeloos beschouwen?

Wel ben ik van mening dat het doden
van eendagshaantjes, omdat deze dieren
niet rendabel zijn (nog niet rendabel
zijn) voor velen weerzinwekkend is. Het
geeft ons de plicht te zoeken naar
alternatieve mogelijkheden, zoals die in
de brief genoemd worden.

J.P.W.M. Akkermans

GRUNDWERTE DER TIERGESUNDHEIT
UND TIERHALTUNG

gelijke aspecten van een (voornamelijk
klinisch) onderzoek voor alle (huis)-
diersoorten.

Daarna volgt een opsomming van in
totaal ruim 200 pagina\'s, grotendeels in
tabellen en ruim 60 afbeeldingen, van
allerlei fysiologische kengetallen van
achtereenvolgens de landbouwhuisdie-
ren (rund, varken, schaap, geit en
paard), honden, katten, konijnen,
pluimvee, cavia, goudhamster en wild.
Per soort wordt eerst een opsomming
gegeven van een selectie van rassen met
kenmerken als lichaamsgewicht, schoft-
hoogte en enkele specialiteiten van het
ras.

Voor de landbouwhuisdierensoorten
wordt een specifiek schema gegeven
voor een notatie van de bevindingen (die
overigens niet worden gedefinieerd) van
de exterieurbeoordeling.
Daarna komen achtereenvolgens aan de
orde: benoeming van verschillende leef-
tijdsgroepen, de leeftijdschatting aan het
gebit, groei- en groeitrajecten en levens-
duuraspecten.

Pols-, ademhaling- en lichaamstempera-
tuurkarakteristieken, uitvoerige tabellen
over bloed- en melksamenstelling en
spijsverteringskenmerken worden ver-
volgens per soort bijna zonder enige
toelichtende tekst gepresenteerd.
Dat bijvoorbeeld voor de melkproduk-
tie van de verschillende runderrassen in
Duitsland als meest recente cijfers die
van 1982 worden gegeven is jammer (in
de periode van 1982 tot 1990 is de
melkhoeveelheid in Nederland bij de
gecontroleerde veestapel 20-25% geste-
gen).

Voor de wildsoorten worden enkele
benamingen gegeven, de Duitse regelge-
ving met betrekking tot jachtperioden,
een karakterisering van het voortplan-
tingsseizoen en regelingen met betrek-
king tot het vlees.

Vervolgens wordt in ruim 100 pagina\'s
allerlei informatie gegeven over de huis-
vesting van de soorten. Na informatie
over (Duitse) regelingen over omge-
vingsrelaties, worden uitvoerige tabellen
over diverse aspecten van de klimaatbe-
heersing in stallen tot en met de bouw-
kundige consequenties hiervan gegeven.
Op enkele specifieke aspecten van huis-
vesting van de verschillende soorten
wordt ingegaan en tot en met bouwteke-
ningen van inrichtingsdetails van stallen
of benodigdheden.

De selectie van informatie, zoals gege-
ven in dit boekje, lijkt ten aanzien van de
diersoorten en per diersoort de aard van
de informatie arbitrair. Enerzijds is de
informatie voor dierenartsen onvol-
doende (onder andere waar het gaat om
bijvoorbeeld de verschillende aspecten
van het klinisch onderzoek en bloedsa-
menstelling) anderzijds te gedetailleerd
(waar bijvoorbeeld allerlei aspecten van
materiaalkenmerken bij stalbouw aan
de orde komen). Bovendien is door het
grote aantal diersoorten gestreefd naar
een volledigheid die men niet kan waar-
maken. De informatie over (wettelijke)
regelingen is Duits gericht en er is ook
een over meer dan 10 pagina\'s lange
opsomming van de regelgeving afge-
drukt.

Het boek bevat veel informatie over een
groot aantal diersoorten, maar voor de
Nederlandse geïnteresseerden bestaan

-ocr page 195-

handboeken voor respectievelijk run-
der- en varkenshouderij die meer en
betere informatie bevatten dan dit boek.
Dit neemt overigens niet weg dat in een
enkel geval bijvoorbeeld de verlichting
van stallen, in dit boekje meer informa-
tie kan vinden dan in het genoemde
handboek. Dus als naslagwerk zal het in
diverse gevallen uitkomst bieden bij
specifieke vraagstelling.

Mijn conclusie is dat er voor de praktize-
rende dierenartsen, één van de doelgroe-
pen, voor dit boekje betere alternatieven
in de vorm van specifieke handboeken
voor de disciplines en diersoorten zijn.

L Elving

VOEDINGS-
MIDDELEN-
HYGIENE

Heasebrouck F, Haagsma J, Devriese L,
Berteb G en D\'Hollander L Een uil-
braak van botulisme bij paarden met
atypische symptomen. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 1990; 59: 234-6.

Botulisme bij paarden wordt vooral
veroorzaakt door
Clostridium botulinum
typen C en D. In dit artikel wordt een
uitbraak van botulisme door type B
beschreven onder 20 paarden en pony\'s
in een Belgische manege. Negen dieren
vertoonden klinische verschijnselen,
voornamelijk bestaande uit koliek, slik-
bezwaren, (soms) verlamming van de
tong en in het finale stadium ademnood.
Daarentegen worden bij klassieke typen
C en D gevallen -naast algemene spier-
zwakte- vooral paralyse van het bewe-
gingsapparaat en de halsspieren waarge-
nomen. Als bron voor de onderhavige
intoxicatie fungeerde een luzernekuil
van slechte kwaliteit. Vier van de negen
aangetaste dieren stierven, vier dieren
herstelden en één paard werd ter nood-
slachting afgevoerd.

•IIA

C. botulinum type B werd geïsoleerd uit
de ileum-inhoud van de ene, aldus
onderzochte pony en uit 5 van 6 onder-
zochte monsters luzernekuil. Het toxine
werd aangetoond in het serum van 2 van
de 6 onderzochte dieren en in 2 van de 6
monsters luzernekuil.
In België worden van ter noodslachting
aangeboden dieren, die aan botulisme
lijden, de kop en de organen afgekeurd.
In organen, zoals lever, kan het toxine
voorkomen. Gevallen van botulisme bij
de mens, na consumptie van (spier) vlees
afkomstig van dieren die stierven aan
botulisme, werden echter volgens de
auteurs nooit beschreven. Zij wijzen
erop, dat het gehalte aan toxine, dat
gefixeerd is ter hoogte van de cholinerge
zenuwvezels van de motorische eindpla-
ten, bijzonder laag is en allicht geen
gevaar voor de mens oplevert. Boven-
dien wordt het hittelabiele toxine vernie-
tigd na 10 minuten verwarmen bij 80°
C.

m P. Smit

PAARD

Acute fase eiwitten en grass

sickness

Milne EM. Doxey DL, Kent JE and
Pemberton A.

Acute phase proteins in grass sickness
(equine dysautonomia) Res Vet Sei
1991; 50: 273-8.

Grass sickness is een aandoening bij het
paard, waarbij degeneratie van de sym-
pathische ganglia optreedt. De diagnose
grass sickness is vooralsnog alleen post-
mortaal te stellen door middel van
histologisch onderzoek, hetgeen een
overweging was van de auteurs om bij
paarden met grass sickness de serum-
concentraties van vier acute fase eiwit-
ten te bepalen. Het betrof haptoglobu-
line, x2-macroglobuline, ceruloplas-
mine en orosomucoïd. Acute fase
eiwitten worden door de lever gemaakt
en spelen een rol in de aspecifieke
afweer.

Er werden in het onderzoek 41 paarden
gebruikt, waarbij de diagnose grass sick-
ness later histologisch kon worden ge-
steld.

Tevens werden 19 normale paarden in
het onderzoek betrokken, 16 paarden
met koliek en 15 paarden met een
ontsteking. Paarden met grass sickness
of een ontsteking hadden significant
(P<0,05) hogere serumconcentraties
haptoglobuline en orosomucoïd. Dit
gold voor drie vormen van grass sick-
ness, te weten de acute vorm met een
duur van maximaal 2 dagen (n=17), de
subacute (3-7 dagen; n=16) en de chro-
nische vorm (meer dan 7 dagen; n=9).

De serumconcentraties ceruloplasmine
en x-2-macroblobuline waren signifi-
cant verhoogd (P<0,01) bij paarden
met acute grass sickness met als moge-
lijke verklaring dat deze paarden gede-
hydreerd waren. De twee laatst ge-
noemde eiwitten waren echter niet
significant verhoogd in de groep paar-
den met een ontsteking ten opzichte van
de normale paarden. De paarden met
een degeneratieve aandoening als chro-
nische grass sickness hadden significant
hogere (P<0,05) serumconcentraties
haptoglobuline en orosomucoï dan nor-
male paarden of paarden met koliek.

Zowel orosumocoïd als x-2-macroglo-
buline werden voor het eerst gekwantifi-
ceerd bij het paard.

Bij het onderscheid tussen grass sickness
en andere vormen van koliek zouden
bepalingen van orosomucoïd en hapto-
globuline van belang kunnen zijn. Het
mechanisme van de inductie van acute
fase eiwitten bij grass sickness is onbe-
kend, maar mogelijk speelt
Cortisol
daarbij een rol.

J.H van der Kolk

-ocr page 196-

FARIVIACOLOGIE

C H I

Farmacologie en chirurgie zijn de essentiële pilaren in
de diergeneeskunde. Jarenlang werden ze gezien als
de peilers in de behandeling van de zieke, gewonde,
maar ook van de gezonde patiënten. Voedingsleer is in
het medisch denken zeker zo belangrijk als de andere
disciplines; ze draagt bij tot een kwalitatief hoog dier-
geneeskundig handelen in de praktijk. Samen met de
farmacologie en de chirurgie, kan een juist aangepast
gebruik van dieetbehandeling leiden tot een verhoogd
succes in uw preventief of curatief handelen.

Een go(

on

Hill\'s biedt 20 Prescription Diets ê
8 Science Diets om in de spécifié!
behoeften van zowel zieke als gezonc
honden en katten te voorzien. Om u verdi

-ocr page 197-

DIEETBEHANDELING

• • ^

praktijk
og beter worden.

\\ ondersteunen in de praktijk biedt Hill\'s u

i

ichnisch advies, persoonlijk en telefonisch,
dingen voor u en uw assistenten en infor-
atief zowel als promotioneel materiaal.

R G I E

-ocr page 198-

I iTi« ■ M m

GEERT SIEMON EVERHARDUS
VEGTER

memonan

Op 8 oktober 1992 overleed Geert
Vegter na een zeer actief leven in Hol-
ten, waar hij meer dan 60 jaar heeft
gewoond en gewerkt Geboren op 10
mei 1903 te Sappemeer in een onder-
wijzersgezin, waar hem sociale vaar-
digheden zijn geleerd en hard werken
een huisregel was. Na zijn gymnasium-
opleiding in Den Haag heeft hij Vee-
artsenijkunde gestudeerd en in 1920
zijn studie voltooid
In hetzelfde jaar trad hij in het huwe-
lijk met Chien Wicherts en vestigde
zich in Holten, waar hij tevens tot keu-
ringsdierenarts werd benoemd Uit dit
huwelijk werd hun enige dochter Han-
neke geboren. Haar keuze om later
kunstgeschiedenis te studeren sloot aan
bij de belangstelling die haar vader
steeds voor de schilderkunst aan de
dag had gelegd

HOMINUM
AN/MAllUMQUl
5ALUT\\

Geert Vegter was een zeer gewaar-
deerd prakticus, die al voor de oorlog
een grote praktijk in de wijde omtrek
van Holten had opgebouwd ondanks
de slechte wegen in die tijd
Daarnaast was Geert vanaf het begin
betrokken bij het functioneren van de
toenmalige NMvD Reeds in 1938 werd
hij ondervoorzitter van de afdeling

Overijssel en in 1940 was hij afgevaar-
digde in het toenmalige Hoofdbestuur.
Gedurende de oorlog »var hij lid van de
studiecommissie: \'De toekomstige uit-
oefening van de diergeneeskunde, on-
derdeel vleeskeuring\'. Later was hij be-
trokken bij de liquidatie van de NMvD,
door stukken uit handen van de bezet-
ter te houden

Hij was in 1945 lid van de Zuiverings-
raad als plaatselijk deskundige van de
afdeling Overijssel, van 1946 t/m 1950
lid van de redactie van het Tijdschrift,
van 1949 t/m 1953 lid van het Hoofd-
bestuur, van 1955 t/m 1960 lid van de
Ereraad

Het vignet, zoals hiernaast is afge-
beeld, is door Geert Vegter ontworpen
en heeft van 1959 t/m 1972 de front-
pagina van het Tijdschrift gesierd
Aan de oprit naar de Holterberg is in
opdracht van het echtpaar Vegter een
markant huis gebouwd onder architec-
tuur van zijn broer, de latere Rijks-
bouwmeester Geert is ook na het over-
lijden van Chien in dit huis blijven
wonen, omdat hij er bijzonder aan ge-
hecht was.

De praktijk had na de oorlog een zo-
danige omvang aangenomen, dat Geert
regelmatig assistentie nodig had en vele
aanstaande collegae hebben daardoor
kennis kunnen maken met het echt-
paar Vegter. Allen werden zeer gastvrij
ontvangen en naast veterinair prakti-
sche ervaring werd bovendien kennis
gemaakt met de bijzondere levensstijl
van de familie Vegter Eén van de ken-
merkende eigenschappen van Geert
was dat hij altijd voor je klaarstond,
wanneer er problemen waren en steeds
bereid was om verstoorde verhoudin-
gen recht te zetten.

Het echtpaar Vegter was een eenheid
Zij steunden elkaar onder alle omstan-
digheden, hetgeen wel eens tot proble-
men heeft geleid Tijdens de laatste le-
vensjaren van Chien heeft Geert haar
zeer behulpzaam verzorgd en het laat-
ste jaar haalde hij haar dagelijks van
het verzorgingshuis naar hun eigen
home in Holten.

In 1958 is Geert een associatie aan-
gegaan met collega TkA. Oostenbrug
die in 1963, toen Geert zich volambte-
lijk aan de vleeskeuring ging wijden,
zijn praktijk heeft overgenomen
Tot 1968 heeft hij zich intensief bezig-
gehouden met de bouw van een nieuw
slachthuis, dat later in 1973 is gepriva-
tiseerd

Daarna heeft hij nog vele jaren als
voorzitter van de Vleeskeuringsdienst
Olst leiding gegeven aan deze dienst.

In Holten was Geert actief betrokken
bij alle hippische evenementen Een an-
dere activiteit betrof de ondersteuning
van Nederlandse kunstschilders en
beeldhouwers door middel van op-
drachten via een jaarlijkse verkoop van
loten Samen met de Holtense huisarts

f

Nagelhout was hij één van de oprich-
ters van dit systeem dat nog steeds goed
functioneert.

In Rotary-verband heeft hij in 1955 de
regionale Rotaryclub Rijssen mede op-
gericht, waarvan hij tevens voorzitter is
geweest; later werd hij Gouverneur van
het District. Hierbij kwam zijn dienend
karakter uitstekend naar voren.
De crematie heeft in intieme kring
plaatsgevonden Wij verliezen in hem
een scherpzinnig en geestig collega met
stijl en allure, die bij de opbouw van de
KNMvD een fundamentele inbreng
heeft gehad

JJ. Aukema
A.J. van Doorn

L.H. Wouda

-ocr page 199-

\\

gegenera^seer^

»» P\'jnst,;;
spreekuur^v^

ER IS MAAR ÉÉIM WEG:
DE KREIMTENWEG

Jaarcongres 1993, Almelo
30 september,
1 en 2 oktober 1993

HEEFT U ZICH AL AANGEMELD
ALS DIERENARTS?

Sinds 1 augustus 1992 geldt de nieuwe
Wet op de Uitoefening van de Dierge-
neeskunde 1990. Op grond van deze
wet zijn dierenartsen, alvorens werk-
zaam te zijn op het gebied van de

diergeneeskunde, verplicht zich aan te
melden bij de kringdirecteur RVV van
de regio waar ze wonen.
Deze regeling geldt zeker voor dieren-
artsen die daadwerkelijk praktizeren.
Ook zij die op grond van de oude wet
reeds hun diploma hebben laten viseren
dienen zich aan te melden. De wet
bepaalt immers dat dierenartsen die
sinds 1 augustus 1992 reeds werkzaam
zijn op het diergeneeskundig gebied zich
onverwijld, dus zonder uitstel, aan moe-
ten melden.

Na aanmelding is men verplicht om
wijzigingen in de opgegeven gegevens te
melden. Indien een praktizerende die-
renarts niet aan deze administratieve
verplichtingen voldoet is hij/zij niet
alleen strafbaar, maar kan hij/zij ook
geen diergeneesmiddelen meer betrek-
ken. De farmaceutische industrie mag
alleen aan geregistreerde dierenartsen
diergeneesmiddelen leveren.
Mogelijk heeft u reeds een aanmeldings-
formulier ontvangen. Is dit niet het geval
dan kan men het benodigde formulier
aanvragen bij de RVV. Met name de op
1 augustus 1992 reeds praktizerende
dierenartsen worden geadviseerd zich
met enige spoed aan te melden.

VOORJAARSDAGEN
26-28 MAART 1993

WAT HEBBEN
WE TE BIEDEN?
(DEEL II)

In een vorig Tijdschrift heeft al een
stukje gestaan over de activiteiten op
wetenschappelijk en niet-weten-
schappelijk gebied tijdens de Voor-
jaarsdagen 1993 (RAI Congres Cen-
trum te Amsterdam, 26-28 maart). In
dit nummer van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde nog meer informa-
tie over de rest van het wetenschappe-
lijk programma.

Dit jaar de introductie van een geheel
nieuw concept: het in kleine groepjes
(van maximaal 6 personen) casus- en
probleemgericht leren werken: werkend
in kleine groepjes wordt de toeschouwer
een patiënt aangeboden (op video dan
wel op papier). Men definieert eerst de
problemen bij het dier en dan discusieert
men uitgebreid over de wegen waarop
deze problemen diagnostisch en zo mo-
gelijk therapeutisch opgelost kunnen
worden. De gevallen worden daarna in
de hele groep besproken. Deze manier
van werken garandeert een zeer intensief
en effectief contact met de leerstof. Jan
van Nes is bereid gevonden zo\'n sessie

-ocr page 200-

.J

over neurologische patiënten te organi-
seren. Philip Roudebush (VS) organi-
seert twee sessies over zeer uiteenlo-
pende patiënten. Hij houdt tevens een
lezing over de nieuwste ideeën omtrent
de ontstaanswijze, diagnose en behande-
ling van voedselallergie en -intolerantie.
Mede gezien de laatste jaarprijs van het
Tijdschrift neemt de tandheelkunde bin-
nen de diergeneeskundige praktijk een
steeds belangrijker plaats in. Daarom is
de lezing van Andries van Foreest,
waarin hij de diagnostiek en therapie
van zichtbare veranderingen van gebits-
elementen behandelt zeer interessant.
De bekende Franse orthopeed Dr. J.
Drapé zal alle orthopedisch-geïnteres-
seerden prikkelen met zijn originele visie
op verschillende problemen, zoals de
behandeling van fracturen in groeiende
honden en van heuptrauma. Bovendien
behandelt hij de ethiologie, classificatie
en chirurgische benadering van de dis-
tale humerus fractuur.
In het verleden werd de routinematige
behandeling van bijvoorbeeld een her-
nia perinealis als een waagstuk gezien. In
het seminar Colonic and perineal sur-
gery, gegeven door de chirurgen Freek
van Sluijs, Bart Sjollema en Franc
Viehoff, wordt men uitgebreid geïnfor-
meerd over de behandelingsmogelijkhe-
den in dit chirurgisch zo delicate gebied.
Hierbij wordt aandacht besteed aan de
hernia, het megacolon bij de kat en de
behandeling van de perineale fistels.
Dieren met vage kreupelheid en koorts
van onbegrepen oorsprong zijn vaak
zeer moeilijke patiënten. Polyarthritiden
blijken vaak ten grondslag te liggen aan
deze symptomen. David Bennett (GB)
wordt beschouwd als de \'goeroe\' op dit
gebied. De organisatie van de Voorjaars-
dagen is dan ook zeer verheugd dat hij
tijdens twee lezingen de ontstaanswijze,
herkenning en behandeling van polyar-
thritiden bij gezelschapsdieren zal be-
handelen.

De kat heeft zich van oudsher wat
minder van de domesticatie aangetrok-
ken dan de hond. Dat dit regelmatig tot
gedragsproblemen leidt, wordt op zeer
bijzondere wijze besproken door de
Amerikaanse gedragsdeskundige Victoria
Voith, die behalve over gedragsproble-
men bij de kat, ook nog ingaat op de
relatie tussen de omgeving (waaronder
het gedrag van de mens) en gedragspro-
blemen bij dieren en op de mogelijkheid
van het gebruik van verschillende medi-
catie hierbij.

Men kan nog zulke goede diergenees-
kunde bedrijven, maar zonder goed
ingedeeld en uitgerust pand is men
nergens. Dr. P. Desnoyers (Fr.), die over
dit onderwerp al verschillende rijk geïl-
lustreerde lezingen heeft gegeven, zal
verschillende goede architectonische
ideeën geven om het praktijkgebouw te
optimaliseren.

Behalve deze lezingen zijn er ook nog de
zogeheten Free Communications, waar
acht collegae een zeer divers programma
verzorgen, de New Developments,
waarbij wetenschappers het nieuwste op
het terrein van de inwendige ziekten,
radiologie en chirurgie presenteren. Te-
vens is er een postersessie op zondag-
middag.

De organisatie hoopt belangstellenden
van 26 tot 28 maart weer in groten

getale in de RAI te mogen begroeten
tijdens de Voorjaarsdagen 1993.

In 1992 heeft de Vooijaarsdagen
Commissie haar vijfentwintigste con-
gres georganiseerd. In 1967 werd het
eerste congres voor dierenartsen met
speciale belangstelling voor de ge-
neeskunde van kleine huisdieren ge-
organiseerd in Utrecht (Hotel Rays
Bas) onder leiding van de huidige
Hoogleraar Jan Gajentaan.

BESTUURSWISSELING
COMMISSIE VOORJAARSDAGEN

Gajentaan (met zijn Coby) en zijn com-
missieleden van het eerste uur hebben
zich vele jaren ingespannen om de Voor-
jaarsdagen te maken tot een internatio-
naal hooggewaardeerd congres voor
dierenartsen.

Thans wordt dit congres elk voorjaar
gehouden in het congrescentrum van de
RAI in Amsterdam. Dankzij de belang-

CODE VOOR DE
DIERENARTS

Inmiddels hebben alle dierenartsen
de vijfde uitgave van de Code voor
de Dierenarts ontvangen. In deze
uitgave zijn de wijzigingen van
1988, 1989 en 1991 verwerkt. In-
dien men onverhoopt de Code
voor de Dierenarts niet heeft ont-
vangen dan kan men deze aanvra-
gen bij het bureau van de Maat-
schappij.

-ocr page 201-

ItMtü

Stelling van de farmaceutische industrie
is de tentoonstellingsruimte drie dagen
gevuld en biedt de deelnemers (in 1992
meer dan 600) veel afwisseling tijdens
het volgen van de wetenschappelijke
lezingen.

Het nascholingsprogramma voor de die-
renartsassistenten - DANS - speelt zich
af op de zaterdag en zondag, eveneens in
de RAI. Het aantal deelnemers is inmid-
dels de 800 gepasseerd.

De commissie uit 1967 is langzamer-
hand vervangen door andere enthousi-
aste dierenartsen die organisatiebloed in
de aderen hebben. Zo\'n vervanging gaat
inderdaad langzaam: commissielid is
een functie die eigenlijk voor jaren is.
Tien jaar voorjaarsdagencommissielid
ben je zomaar. Tijdens dit jubileumjaar
is er aan de vele jaren commissielid- en
voorzitterschapfuncties van Frans ter
Beek en Pieter Goedhart een einde
gekomen. Beide collegae hebben zich
meer dan die tien jaar ingezet voor de
Voorjaarsdagen op een manier die res-
pect afdwingt en met een enthousiasme
en inzet die grote bewondering oproe-
pen. De nieuwe voorzitter is er één die
zijn inzet en zijn enthousiasme al meer
dan tien jaar getoond heeft: Herman
Hazewinkel. Tot aan 1991 /1992 was hij
verantwoordelijk voor het wetenschap-
pelijk programma.

Aan de collegae Goedhart en Ter Beek is
de Nederlandse dierenarts veel dank
verschuldigd voor hun jarenlange in-
breng.

Collega Hazewinkel zal ongetwijfeld de
Voorjaarsdagen met zijn voorzitterschap
adequaat leiden.

De voorwaarde luidt nu:
\'De keuringsdierenarts kan niet aanspra-
kelijk worden gesteld voor schade
voortvloeiend uit onvolledigheden of
onjuistheden in dit keuringsrapport ten-
zij vaststaat dat deze schade te wijten is
aan een ernstig tekortschieten in de
zorgvuldigheid die van de keuringsdie-
renarts tijdens het onderzoek mag wor-
den verwacht\'.

Gewezen moet worden op het gegeven
dat, gezien het huidige recht, op de
keuringsdierenarts een informatieplicht
rust. Dit wil zeggen dat de wederpartij
(de opdrachtgever) een redelijke moge-
lijkheid geboden moet worden om van
de inhoud van deze voorwaarde kennis
te nemen. Vuistregel hierbij is dat de
gebruiker van de voorwaarde voor of bij
het sluiten van de overeenkomst de tekst
van de voorwaarde ter hand stelt aan
zijn wederpartij.

Gebruikers van de oude voorwaarde
worden geadviseerd om de oude voor-
waarde op het rapport door te halen en
bovenstaande voorwaarde door middel
van een los vel toe te voegen en aan de
opdrachtgever ter hand te stellen. Indien
gewenst kan de keuringsdierenarts de
opdrachtgever voor akkoord laten teke-
nen waardoor hij/zij bevestigt dat hij/
zij van de exoneratieclausule heeft ken-
nis genomen en deze aanvaardt.

Vanzelfsprekend kan men ook een
nieuw blok bestellen door ƒ 47,- (incl.
BTW) over te maken op gironummer

Hoofdbestuur

Prof.dr. E.H. Kampelmacher, voorzitter
W.J. Schoorlemmer, Regio Zuid

Algemeen Bestuur

Dr. L. Vellenga, Afdehng Friesland
J.F. Heijmans,

Groep Pluimveewetenschappen
F. Deinum, Afdeling Noord-Holland
W.J.R Coops, Afdeling Zuid-Holland
E.M. Ruymbeek, Afdeling Limburg
J. Minderhoud,

Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
51 16 06 onder vermelding van het
aantal bloks van 50 sets keuringsrapport
paard.

KEURINGSRAPPORT VOOR
PAARDEN HERZIEN

Het keuringsrapport voor paarden is herzien. Behalve een vernieuwde opzet van
het rapport is een aantal praktische wijzigingen doorgevoerd. Verder is de
voorwaarde ter beperking van de aansprakelijkheid van de keuringsdierenarts
(de exoneratieclausule) aan het huidige recht aangepast.

VACATURES IN BESTUREN EN
COMMISSIES VERBAND HOUDENDE
MET DE 140e ALGEMENE
VERGADERING VAN DE KNMVD

Indien men meer dan vijftig bloks wil
bestellen is er de mogelijkheid om het
logo van de eigen praktijk op het rapport
te laten drukken. Hieraan zijn wel extra
kosten verbonden.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met het bureau van de
KNMvD, telefoon 030 - 510111.

1993 aftredend en niet herkiesbaar
1993 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig respectievelijk artikel 26 en 28 van de Statuten worden de betrokken
Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van
hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

1993 aftredend en herkiesbaar

1993 aftredend en herkiesbaar
1993 aftredend en niet herkiesbaar
1993 aftredend en niet herkiesbaar
1993 aftredend en niet herkiesbaar

1993 aftredend en niet herkiesbaar

-ocr page 202-

C.H.L. Süssens,

Groep Geneeskunde van het Varken

Ereraad

C. Hennis, Regio Noord
C.J.M. Manders, Regio Noord

Tarievencommissie

G.J. Bosma, Afdeling Groningen/Drenthe
G. Heynen, Afdeling Gelderland
K. Schipper, Afdeling Utrecht
R.H. Ruppert, Afdeling Zuid-Holland
J. Borsje, Afdeling Noord-Holland

MEDEDELING

De groep Veterinaire Homeopa-
thie van de KNMvD deelt u hierbij
mee dat op haar verzoek collega
I.A.T. Rigter zijn contacten met de
firma Bionagro te Weert per 22
januari 1993 heeft verbroken.

1993 aftredend en herkiesbaar
1993 aftredend en niet herkiesbaar

1993 aftredend en niet herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 30 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen/
Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig
voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Overeenkomstig artikel 42 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig
voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Overeenkomstig artikel 78 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig
voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Paritaire Tarievencommissie Georganiseerde Dierziektebestrijding

G. Heynen 1993 aftredend en herkiesbaar

P.J. van der Werf 1993 aftredend en herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 77 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van
hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdl)estuur mede te delen.

Paritaire Tarievencommissie Georganiseerde Pluimveeziektebestrijding

J.L. Eikelenboom 1993 aftredend en herkiesbaar

K.G.P Pouwels 1993 tussentijds aftredend

Overeenkomstig artikel 77 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van
hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde/Veterinary Quarterly

Dr. W. Sybesma 1993 aftredend en herbenoembaar

Prof.dr. G.H. Wentink 1993 aftredend en herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 70 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van
hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

1993 aftredend en herbenoembaar
1993 aftredend en herbenoembaar
1993 aftredend en herbenoembaar
1993 aftredend en herbenoembaar
1993 aftredend en niet herbenoembaar

Dijk, E.P. van; 1992; 3524 XD Utrecht; Himalaya
20.

Hammink. F.; 1992; 3526 GT Utrecht; Marco
Pololaan 432.

Pistorius, Mevr. H.E.; 1992; 6901 ML Zevenaar;
Vondellaan 118.

Quax. M.V; 1992; 6132 SE Sittard; Bloemenda-
lerhof 2.

Schat. Mevr. B.; 1992; 6702 CM Wageningen;

Groen van Prinstererstraat 27.

Tijhuis, R.M.; 1992; 1261 MP Blaricum; "t Schaar

43.

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdl^stuur aangenomen:

Goor, A.E.T. van; 1992; 3581 EC Utrecht; Mgr.
van de Weteringstraat 49.
Hebeda, Mevr. S.E.; 1992; 3512 NV Utrecht;
Dorstige Hartsteeg 5.

Los, Mevr. R.M.; 1992; 3523 PA Utrecht; Kari-
boestraat 49.

Verlinden. Mevr. M.C.J.; 1992; 6071 KE Swal-
men; Kerkpad 29.

Weijtens, M.J.B.M.; 1992; 3582 BS Utrecht;
Abstederdijk 94.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft hel Hoofdbestuur aangenomen:

Blikmans, Mevr. J.W.M.; 3705 ZC Zeist; Wa-
rande 34.

Nieuwkoop, Mevr. S. van; 2172 JW Sassenheim;
Lijsterlaan 8.

Tijssen, D.C.U.; 3572 JE Utrecht; FC. Donder-
straat 59 bis.

□VERLEDEN

Op 11 januari 1993 Prof. S. van den Akker te
Heerhugowaard.

JUBILEA

Mevr. A.C. Bander te Wassenaar; afwezig; 40 jaar;
20 februari 1993

P. L. van Paas.sen te Schalkwijk; afwezig; 35 jaar;
20 februari 1993

H. Sorgedrager te Haren (Gr); afwezig; 50 jaar; 23
februari 1993

H.J. van der Hammen te Steenbergen; afwezig; 45
jaar; 27 februari 1993

P. Lycklama a Nijeholt te Bakel; aanwezig; 30jaar;
1 maart 1993

Dr. A.L. van Zuyien te Enschede; afwezig; 30jaar;
1 maart 1993

PR. de Vries te Onstwedde; afwezig; 25 jaar; 1
maart 1993

C.J. Vermeulen te \'s-Gravenhage; afwezig; 45 jaar;
3 maart 1993

PM.A. van den Berg te Krimpen a/d Lek afwezig;
25 jaar; 4 maart 1993

J. Bootsma te De Blesse (F); afwezig; 30 jaar; 13
maart 1993

H.H. Poppinga te Wommels; afwezig; 25 jaar; 15
maart 1993

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 30
december 1992:

Kieboom, R B.
Szoboszlai. Z.A.

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 8
januari 1993:

Brand. A.M. van den
Dijkshoorn, Mevr. J.W.
Manschol, Mevr. M.J.
Richtman, E.S.
Sprang. Mevr. E.W.M. van
Wel. Mevr. T. J. van der

-ocr page 203-

MUTATIES

206 \'Balhuizen, Mevr. A.D.; 1992; 3583 BR
Utrecht; Frans Halsstraat 28; tel. 030-540909
privé. 070-3255907 prakt.; p., medew. bij
A.J. van Toor.

206 ♦Barczyk. Z.A.; 1992; 3515 XK Utrecht; B.F.
Suermanstraat 3; tel. 030-721020 privé.
516683 prakt.; p., medew. bij T.R.F Otten-
schot.

213 *Bodet, R.J.FG.; 1992; 5345 KS Oss; Weeg-
bree 7; tel. 04120-36346 privé, 04138-72650
prakt.; p., medew. bij W.H.M. van lersel,
J.T.J. ten Hove, P.J.G. Kühne, G.J. Toxo-
peus, J.C. Valk en P.D. Verhuist.

215 Boosman. Dr. R.; 1986; U-1990; 9642 BK
Veendam; Straat Malakka 1; tel. 05987-
25530 privé, 22234 prakt.; p., geass. met
R.M.G. Keereweer en B. Prins.

217 » Brand, A M. van den; 1993; 3511 LZ
Utrecht; Boterstraat 13; tel. 030-321457;
wnd.d.

217 Brande-van der Bom, Mevr. H.J. van den;
1988; 7482 HB Haaksbergen; De Volmer
138; tel. 05427-29384 privé, 21500 prakt.;
p., geass. met H.J.G. Baltink en J.E van
Embden.

220 Bruggen Cate, B A. ten; 1990; 4722 SK
Schijf; Oude Zoek 2; tel. 01654-2867 privé,
01650-65800 prakt.; p., geass. met A.J.C.
Bakx, B.J.A.M. Boschker, RH.M.M. Jacobs,
A.J.M. Meesters, J.F.J. Segers en J.M. Ver-
bocht.

228 »Dijkshoorn. Mevr. J.W.; 1993; 3653 LE
Woerdense Verlaat; Grechtkade 9; tel.
01724-9331; d.

229 Dobbenburgh, O.A. van; 1990; 5081 PS
Hilvarenbeek; Gildelaan 105; tel. 04255-
3693 privé, 04254-2402 prakt.; fax 04254-
2302; p., geass. met C.W.M. Augustijn. J.
Berger, FW. Berndsen, G.C. Charpentier,
J.W. Eshuis. M.J.J. van der Linden, G.W.Th.
Mourits, J.A.M. Vermeer, A.R.L. de Vries en
H.J.H. van Wijk.

232 Eelderink, R.J.; 1981; 5864 AA Meerio;
Moleneind 13; tel. 04789-2838 privé, 2820
prakt.; fax 04780-11855; p., geass. met G.W.
Gelling, WH. Kremer en W.G.A.M. van
Loonen.

237 »Frik, Prof.Dr. J.F; 1956; U-1969; 8191 JD
Wapenveld (Gld); Hendrik Cramerlaan 15;
tel. 05206-78289; r.d.; oud-hir. R U. (FD.).

241 Goor, A.E.T. van; 1992; 3581 EC Utrecht;
Mgr. van de Weteringstraat 49; tel. 030-
311585; wnd.d. (toev. als lid).

243 Groeneveld, A.G.H.M.; 1988; 7665 AZ Al-
bergen; Calligrafiestraat 5; tel. 05494-42202
privé, 05419-92537 prakt.; p., geass. met
K.C.H.M. Meijers.

248 Hazelaar, B.; 1989; 2481 XM Woubrugge;
Van Woudeweg 23; tel. 01729-8241 privé,
8860 prakt ; fax 01713-12540; p., geass. met
R.R.M.M. Visser.

248 Hebeda. Mevr. S.E.; 1992; 3512 NV Utrecht;
Dorstige Hartsteeg 5; tel. 030-311664;
wnd.d. (toev. als lid).

253 Holtkamp, B..M.; 1989; 7475 DB Markelo;
Burg. Korthals Alteslaan 34; tel. 05476-3574
privé, 1764 prakt.; fax 05476-3125; p., geass.
met D.J.A. de Groot. T. Feenstra en PJ.M.
Franssen.

257 Hulsbosch. R.; 1990; 3781 NC Voorthuizen;
Overhorsterweg 31; tel. 03429-6163 privé,
1316 prakt.; p., medew. bij A.E.E. Bunte,
H.W. Hamster, W. Kamphuis en R. Ykema.

264 »Kerckhoffs, L.M.J.; 1972; 6336 VL Huls-
berg; Raadhuisstraat 4; tel. 04405-2189; d.

264 Keune, Mevr. N.M.; 1992; 7981 BL Diever;

Tusschendarp 12; tel. 05219-3963; wnd.d.

265 »Kieboom, R.B.; 1992; 3512 KR Utrecht;
Schalkwijkstraat 55; tel. 03-313329; wnd.d.

269 Koot, Mevr. V.C.; 1990; 1791 AZ Den Burg;
Wezenland 7 B; tel. 02220-22054 privé,
12527 prakt.; p., medew. bij A.B.F. Domhof,
L.A.M. van Vliet en PH. van de Werken.

278 Los, Mevr. R.M.; 1992; 3523 PA Utrecht;
Kariboestraat 49; tel. 030-523140; wnd.d.
(toev. als lid).

279 Lupgens, J.P.R.; 1990; 3811 ZP Rotterdam;
Haringvliet 567; tel. 010-4131163 privé,
4526695 prakt.; fax 010-2141518; p., me-
dew. bij G. Meursing.

354 Lycklama à Nijeholt, P.; 1963; 5761 EH
Bakel; Auerschootseweg 8; p/a LMC-Hol-
land B.V,D.A.P; tel. 04924-3080 bur.; fax
04924-3808; dir. LMC-Holland B.V

280 »Manschot, Mevr. M.J.; 1993; 2941 AP
Lekkerkerk; Opperduit 302; tel. 01805-
1555; wnd.d.

281 Meer, R.A.J.M. van; 1971; 4725 SZ
Wouwse Plantage; Westelaarsestraat 18; tel.
01657-9461 privé, 03480-16945 bur.; fax
03480-23577; dir. ALFASAN Diergenees-
middelen B.V

281 Meiden, C.J. van der; 1988; 7442 XG
Nijverdal; Bergleidingweg 16 A; tel. 05486-
19519 privé, 15222 prakt; fax 05486-20002;
p., geass. met A. Mostert, R.J.M. Segers, S.
Volp en B.H.J. Vulink.

282 Meijers, K.C.H.M.; 1979; 7631 BH Gotmar-
sum; Nieuwe Almelosestraat I; tel. 05419-
92937 privé, 92537 prakt.; p., geass. met
A.G.H.M. Groeneveld.

282 »Melissen, A.FM.; 1986; 3512 AH Utrecht;
Voorstraat 3 B; tel. 030-311810 privé, 020-
6207476 bur.; wet. medew. Stichting
Nationaal Onderzoek Dierentuinen.

284 Mirck, Ur. M.H.; 1972; U-1980; 6902 BA
Zevenaar; Lammerenhof 32; tel. 08360-
31050 privé, 05700-60330 bur.; fax 05700-
34104; d. G.v.D. Oost-Nederland, h. Virolo-
gie en Immuundiagnostiek; specialist Veteri-
naire Pathologie.

289 Nijman, Mevr. C.J.C.; 1990; 3572 TC
Utrecht; Palmstraat 8; tel. 030-722156 privé,
03210-17017 prakt.; fax 03210-12392; p.,
medew. bij F.J. Lok en E.D. Schutte.

301 »Richtman. E.S.; 1993; 3514 TK Utrecht;
Valkstraat 46 C; tel. 030-710284; d.

315 »Sprang. Mevr. E.W.M. van; 1993; 3524 VC
Utrecht; Ardennen 17; tel. 030-870658;
wnd.d.

316 »Szoboszlai, Z.A.; 1992; 1398 CX Muiden;
De Lange Gangh 20; tel. 02942-61279; d.

328 Veriinden, Mevr. M.C.J.; 1992; 6071 KE
Swalmen; . Kerkpad 29; tel. 04740-5394
privé, 1883 prakt.; p.. medew. bij F.J.M. van
Deutekom en J.H.J. Marsman (toev. als lid).

331 Visser, R.R.M.M.; 1975; 2377 VA Oude
Wetering; Meerkreuk 9-11; tel. 01713-
16662 privé, 12540 prakt.; p., geass. met B.
Hazelaar.

331 Vliex, E.L.H.M.; 1992; 3815 HC Amers-
foort; Vogelweide 56; tel. 033-721284 privé.
030-531111 bur.; wet. medew. R.U. (FD.,
vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding der
Grote Huisd ).

332 Vogel. J.W.A. de; 1990; 3562 JZ Utrecht;
Zamenhofdreef 60; tel. 030-618448 privé.
615192 prakt.; p.

332 Voorthuysen-Dijkhuis, Mevr. H.M. van;
1979; 2202 AX Noordwijk (ZH); Rem-
brandtweg 18; tel. 0I7I9-I8506; vet. adv./
politiedierenarts \'s-Gravenhage.

337 Weijtens, M.J.B.M.; 1992; 3582 BS Utrecht;
Abstederdijk 94; tel. 030-522667 privé.

535367 bur.; wet. medew. R.U. (FD., vkgr.
Vv.D.O.Ktoev. als lid).
337 »Wel, Mevr. TJ. van der; 1993; 3705 ZL
Zeist; Warande 144; tel. 03404-51295;
wnd.d.

341 »Willemen, M.A.; 1991; 3731 GC De Bilt;
Utrechtseweg 407; tel. 030-200060 privé,
531323 bur.; wet. medew. R.U. (FD., vkgr.
Alg. Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisd).

344 »Wuestenenk, J B.; 1992; 7981 BL Diever;
Tusschendarp 12; tel. 05219-3%3 privé,
1378 prakt.; p., medew. bij J.A. Glas.

CURSUSSEN
VOORJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/■965,-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(/" 4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische echografie gezelschapsdieren

(/"390,-)

13 maart 1993(93/09)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

C^235,-)

Thorax 16 februari 1993(93/14)
Abdomen 2 maart 1993 (93/15)
Skelet 9 maart 1993(93/16)

De cursussen zijn volgeboekt. Opgave voor dc
wachtlijst is mogelijk.

Praktische Echografie Gynaecologie Rund

(/"895,-)

30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)
7 april 1993 Te Utrecht (93/45)
21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)
6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

De cursussen 93/44. 93/45 en 93/57 zijn volge-
boekt.

-ocr page 204-

Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

(/• 2.875,-)

Deze cursus is verplaatst naar het najaar, opgave
voor de wachtlijst is mogelijk.

Coli Mastitis

(/•375,-)

15 februari 1993 (93/28)

Voortgezette praktische tandheelkunde hond

(/•950,-)

20 februari 1993 (93/26)

Deelname is slechts mogelijk voor hen die de

Basale cursus Tandheelkunde gevolgd hebben.

Selectiebeelden bij de kat

(/•240,-)

23 februari 1993 (93/19)
Schrijven van een artikel

(ƒ1050,-)

1 maart en 5 april 1993(93/07)

Struisvogels

(/•I95,-)

2 maart 1993 (93/23)
Deze cursus is Engelstalig.

Veterinair handelen bij hippische wedstrijden

(/"390,-)

4 maart 1993 (93/24)

Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/•375,-)

5 maart 1993 (93/17)
14 mei 1993 (93/18)

Klinische les gezelschapsdieren hartgeruisen

{f 100.-)

9 maart 1993 (93/54)

Bloedonderzoek gezelschapsdieren

(/•325,-)

10 maart 1993 (93/39)

Capita Selecta vleestechnologie

(/■ 1.425,-)

16 en 23 maart 1993 (93/36)
Vampp

(/■600,-)

17 maart 1993(93/55)
Ademhalingsziekten rund

(/"725,-)

22 en 23 maart 1993 (93/29)
Praktische anaesthesie paard

(/•965,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Praktische anaesthesie paard

(ƒ1.375,-)

5,6 en 7 april 1993(93/51)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-
patiënten

(/■355,-)

3 april 1993 (93/30)
Deze cursus is volgeboekt.

Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.
Diarree rund
(/•200,-)

5 april 1993 (93/32)

Inleiding in de diergeneeskundige begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)

Veterinaire wetgeving
(/•450,-)

22 en 29 april 1993 (93/37)

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

(/■lOO,-)

28 april 1993(93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/■800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

De benauwde patiënt

(/•325,-)

7 mei 1993(93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(ƒ530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren

(/■650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/■435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon; 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

1993

Februari

15 PAO-D cursus; 93/28 Coli Mastitis

16 PAO-D cursus; 93/14 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Thorax Gezelschaps-
dieren

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

18 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek.
aanvang 20.00 uur.

20 PAO-D cursus: 93/26 Voortgezette Prakti-
sche Tandheelkunde Hond

23 PAO-D cursus: 93/19 Sectiebeelden bij de
Kat

25 Klinische avond dierenkliniek De Wagen-
renk in motel Westend bij Arnhem. Er
komen verschillende sprekers aan het
woord. Aanvang 20.00 uur.

Maart

1 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

2 Ledenvergadering afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant De Waever in He-
ijthuijsen. Aanvang 20.15 uur.

2 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

2 PAO-D cursus: 93/23 Struisvogels

2 PAO-D cursus; 93/15 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek AMomen Gezel-
schapsdieren

3— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

3—6 The 1993 European Conference on
Avian Medicine & Surgery Utrecht. Inlich-
tingen bij dr. G. M. Dorrestein, telefoon
030-534357 (zie ook Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1993; 118 (I): p20).

4 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur

4 PAO-D cursus; 93/24 Veterinair Handelen
bij Hippische Wedstrijden

5 PAO-D cursus: 93/17 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

9 PAO-D cursus: 93/16 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 PAO-D cursus; 93/54 Klinische Les

10 PAO-D cursus: 93/39 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

11 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Varken, avond Boxtel.

12 en 13 X.Tagung über Prfedekrankheiten an-

lässlig der Equitana in Essen, Gruga-Hallen,
Kongress-Saal, eigener Eingang hinter Halle
3. Telefon: 0201-7244-401 oder 7244-342.

13 PAO-D cursus: 93/09 Praktische Echogra-
fie GD

16 en 23 PAO-D cursus: 93/36 Capita Selecta

Vleestechnologie

17 PAO-D cursus; 93/55 VAMPP

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

22 en 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-

ziekten Rund

23 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Aanvang 10.00 uur.

23 en 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

25 Jaarvergadering Groep Veterinaire homoe-
opathie van de KNMvD

26— 28 \'Vooijaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

April

I Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur

3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt

5 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund

5, 6 en 7 PAO-D cursus; 93/51 Praktische
Anaesthesie Paard

7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

13 De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.O.-
Diergeneeskunde op 13 april 1993 in de
Reehorst te Ede een symposium met betrek-
king tot informatie over electronische be-
richtgeving. Dit symposium is getiteld: \'Hoe
en met wie communiceert straks de dieren-
artsenpraktijk\'.

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19, 20 en 21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding
in de Diergeneeskundige Begeleiding van

-ocr page 205-

Melkveebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind. door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

22 en 29 PAO-D cursus: 93/37 Veterinaire
Wetgeving

24 Studiedag Werkgroep Veterinaire Aquacul-
tuur in Helmond. Bezoek aan paling- en
meervalbedrijven. Aanmelding en informa-
tie: A. Bogaerts. telefoon 04920-23882.

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6 en 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor

Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken. Dorpsstraat 62. Marken-Binnen).

22 en 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.

of California, Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

27 Nederiands Kampioenschap Kleiduiven
Schieten voor dierenartsen te Biddinghui-
zen. De organisatie is in handen van Boeh-
ringer Ingelheim.

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

27 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

31— 4-6 Congres Veterinair Historisch Ge-
nootschap (VHG).

Juni

2, 3 en 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire

Apotheek I Gemengde Praktijk
3 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.
5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

10 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Animal Production,
Edmonton, Canada.

September

15

Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De

Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.
Oktober

1—2 Jaarcongres KNMvD.

6— 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
14 Najaarsdag Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD
24— 29 llth. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

November

5— 7 The First Amsterdam Management
Course. Groep Geneekunde van Gezels-
cahpsdieren i.s.m. PAO-D cursus 93/100.
Zie artikel in dit tijdschrift.

13 Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen.

26 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

27 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, De Reehorst te Ede.

December

14 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

14 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek.
aanvang 20.00 uur.

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken. Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.O.-Dierge-
neeskunde op 13 april 1993 in de Reehorst te
Ede een symposium met betrekking tol infor-
matie over electronische berichtgeving. Dit
symposium is getiteld: \'Hoe en met wie commu-
niceert straks de dierenartsenpraktijk\'.

ENTHOUSIASTE
JONGE DIERENARTS

6 jaar ervaring met name in de paarden- en gezelschapsdierensector, tevens goede
basiskennis en belangstelling voor andere deelgebieden, zoekt associatieplaats of praktijk
ter overname. Uw reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 09/93.

-ocr page 206-

Groepspraktijk in Zuid-Holland zoekt op korte termijn een

ENTHOUSIASTE DIERENARTS

(m/v)

voor runderen, paarden en kleine huisdieren

Schriftelijke sollicitaties gaarne binnen 14 dagen richten aan de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 05/93.

Gevraagd een goedlopende

GEZELSCHAPS-
DIERENPRAKTIJK

Regio Apeldoorn - Zwolle

Eventueel aan te bieden een goedlopende gezelschapsdierenpraktijk in het hart van de
Randstad. Uw reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 07/93.

Gevraagd door dierenarts met ervaring:

FULL-TIME BAAN

In een paarden en kleine-huisdlerenpraktijk/kliniek.

Uw reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 06/93.

Gevraagd op korte termijn:

ERVAREN DIERENARTS

(m/v)

met grote interesse in de gynaecologie in een gemengde praktijk (paarden en kleine
huisdieren) in het Westen van het land. Reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 08/93.

-ocr page 207-

Footvax
geeft rotkreupel
geen kans.

Footvax bestrijdt rotkreupel effectiever
dan ooit. Tot voor kort kon nnen deze pijn-
lijke infectie alleen trachten te voor-
komen door de kudde te immuniseren
met vaccins die 1 of 2 stammen van de
rotkreupel-bacterie bevatten. Footvax
bevat maar liefst 10 bekende stammen
van deze bacterie, waardoor de kans op
rotkreupel wel erg klein wordt. Het be-
wijs werd geleverd in Australië en Nieuw
Zeeland, waar meer dan 7 miljoen behan-
delingen werden verricht: Footvax wérkt
en houdt rotkreupel onder controle.
Footvax. uitsluitend via uw dierenarts.

Footvax;
het 10-stammen vaccin.

Pitman-Moore

Pitman-Moore Nederland B.v. Emrikweg 11 2031 BT Haarlem Tel. 023-319536

-ocr page 208-

Een merkwaardige
vogelsoort^ hagelbuien,
clubs om te meppen,
een vrolijk samenzijn en
een gedenkwaardige
feestdis...

Kortom, de 14e Nederlandse Kampioen-
schappen Kleiduivenschieten voor
Dierenartsen staan weer voor de deur.
Met voor de golfl lefhebbers wederom
de Golf Try-out Trofee. Dat mag u
natuurlijk niet missen. Noteer dus maar
vast de dag der dagen:

Donderdag 27 mei a.s.

U ontvangt binnenkort
uitgebreid bericht.

Boehringer Ingelheim, postbus 8037, 1802 KA Alkmaar

-ocr page 209-

od

1 maart 1993

deel 118, aflevering 5

issn □g4ü-7453

Tijdschrift

BiaLlOTHEEK DEK \\

rijksuniversiteit
UTRECHT

Diergeneeskunde

1993: WEER 175 EERSTEJAARS
INSCHRIJVINGEN!
HET VIRUS HEET IRIS.

Jaarcongres 1993. Almelo

30 september,
1 en 2 oktober 1993.

voor

-ocr page 210-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

P^én dosis Terramyrin*/LA
geeft Ix\'tere resultaten dan een
dul)hele tiosis (20 mg/kg) gewone
oxytetracyrline 10% injectie. Dit
is (le uitkomst van een oiiilerzoek.

In dit onderzoek hebben we
kalveren eerst niet oxytetracyeline
geïnjeeteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytiea. En <lan hlijkt zon-
neklaar (lat Terramyein*/LA de

Animal Health

klinische symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan <le (hih-
hele dosis
Oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de bestrijding
van Pasteurella haemolytica hij
kalveren. Maar liet is ook op
dezelfde manier aangetoond hij de
bestrijding van pleuropneuinonie
l)ij varkens.

Eén dosis Terramycin®/LA ver-
mindert (Ie klinische symptomen
aanzienlijk. En dat konden we na
toediening van een dubbele dosis

zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 814.5, 3009 AC Rotterdam, tel. 010-421 51 22.

Oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen het
eerder gedane farmacokinetische
onderzoek: hetere serumconcen-
traties na 36 uur, hetere halfwaar-
detijd en hetere biologische he-
schikhaarheid.

Wilt u dus de beste resultaten
kies dan voor Terraniycin®/LA.

Terramycin/lA

Klinische proeven

-ocr page 211-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

□EEL 118, AFLEVERING 5, 1 MAART 1993

VOOR DE PRAKTIJK

Keizersnede bij het rund: denkt aldoende; J. Sol, G. M. Lambers en J. J. Snoep 151

OVERIGE ARTIKELEN

Nieuwe inzichten in mechanismen van botlengtegroei; Gert J. Breur 152

Evaluatie van histologisch onderzoek van hersenen bij varkens; J.P.W.M. Akkermans 156

OP VERWIJZING

Huidproblemen, oedemen en diarree bij een jaarlinghengst, symptomen van een
coecum-in-colon invaginatie?;
Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan 161

VRAAG EN ANTWOORD

Desinfecteren van klauwen van koeien; D. J. Peterse 163

WETENSCHAP

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Oudste diergeneeskundig gezelschap in Nederland viert 150-jarig jublieum;
TK J. D. Straatman
Themamiddag orde of chaos
Activiteiten van UEVH

Belangenbehartiging dierenartsen in overheidsdienst; J. Minderhoud

PR Publikatie

Fysiotherapie voor dieren

Vacature projectdirecteur VTSC Peshawar

Kampelmacher opent groothandelsmagazijn

Computersysteem tegen verspreiding van mond- en klauwzeer

Bacteriën veroorzaken maagdelijke voortplanting bij parasitaire wespen

Voorraadopgave opiumwet middelen

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE
CONGRESSEN/CURSUSSEN
MEDEDELINGEN VHI
BOEKBESPREKINGEN
REFERATEN

STUDENTENREFERATEN

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

ACTUA

165

166
166
167
167
167

167

168
168

169

170

170

171

172

173

173

174

TIACIL OOGDRUPPELS BIJ OOGINFEKTIES

yirbac

Diergeneesmiddelen

-ocr page 212-

COLOFON

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof. dr. J. E. van Dijk
Prof. dr. G. H. Wenünk
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE FIEDACTIE

Dre. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Rorida. U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut. U.S.A.)

Prof dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia. U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California. U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (llhaca. New York. U.S.A.)

Prof dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (lel.
030-5101 ll/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Hel Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hel verenigings-
lijdschrifl van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niel-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10. Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V., Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 03462-61304.
fax 03462-64565)

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

SECRETARIAAT

STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorziner

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P S. van Egmond

Desiree Raasing

Roelof-Jan de Haan

S. L. Oostindiën

175
175

177

178
178

178

179
179
179

179

181

182

INHOUD

(vervolg omslag)
VRAAG EN ANTWOORD

Aansprakelijkheid dierenarts; G. C. van der Weijden

DOORLOPENDE AGENDA

(vervolg pag. 182)

KNMVD

ALGEMEEN

De gemengde practicus en de Voorjaarsdagen
Even voorstellen..
Dagje uit

De algemene betalingsvoorwaarden herzien
Modelcontract voor kortdurende waarnemingen
Sollicitatietraining, koers bepalen bij werk zoeken
Veterinaire specialisten

PERSONALIA

PAO-DIERGENEESKUNDE

DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

THE VETERINARY SCENE

Ceasarian section in the Bovine: act always consiously; J. Sol, G. M. Lambers, and J. J. Snoep 151

152
156

OTHER PAPERS

Mechanisms of bone length growth; Gert J. Breur

Evaluation of the need for histological examination of pig brains; J. P. W. M. Akkermans

CLINICAL REFERRALS

Skin lesions, oedema and diarrhoea in a yearling stallion, symptoms of coecocolic
intussusception;
Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

161

All rights reserved

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biologv and En vironmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaaki. d m v. druk. microfilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur

-ocr page 213-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

E.coli

vv

Vlekziekte

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
-nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

iOp basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
:Plus ontwikkeld. Door de toevoeging van de
! bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
,genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
jvoudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 214-

\'Ho^ OuvR^r o^r ^I^bnl^K ^VEH^N^

:zo\'N M/otiFE CRI^I\'S ? "

Bovenstaande situatie geeft misschien aanleiding tot een
moment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als een als

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is een
reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende om de
voorlichtingsbrochure te ontvangen.

een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke risico
van de door haar verzekerde beroepsgroepen. Wat dat in uw

in het leven. Het afsluiten van een arbeidsongeschiktheids- situatie betekent, rekent uw vertrouwde assurantie-adviseur
verzekering valt derhalve een beetje in de categorie nood- u graag voor.

zakelijk kwaad. Het moet. En als het dan toch moet,
dan maar goed.

MOVIR-DTO is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, met

BBOVlii-DTO

MOVIR-DTO arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. ^^

. j " 11- •• Postbus 2160,3430 CV Nieuweeein.

Een premium product voor een onderlinge prijs. Telefoon 03402 47420

-ocr page 215-

Goed beschouwd heeft u
een fantastisch vak in een
bloeiende praktijk met prima
collega\'s. Vol tevredenheid
kijkt u terug op uw loopbaan
tot dusver.

Het beklemmende gevoel
van routine dat u soms

U wacht een afwisselende,
mobiele en zeer zelfstandige
baan met flinke verantwoor-
delijkheden en bevoegdhe-
den op een breed terrein.
Binnen een klein team van
beroepsgenoten concen-
treert u zich vanuit veteri-
naire invalshoek op onze
totale bedrijfsvoering, waar-
bi] u zich hoofdzakelijk richt
op de varkenssector. Zo
heeft u een belangrijke taak
in de bescherming van het
fokmateriaal tegen besmet-
telijke dierziekten en advi-
seert u het management
over gezondheids- en kwali-
teitsbeleid. Ook (inter-)natio-
nale serviceverlening en
troubleshooting behoort tot
uw taak. Dit brengt met zich
mee dat u met regelmaat
buitenlandse reizen maakt
om onze salesforce te onder-
bekruipt, heeft u altijd van u
af kunnen zetten. Totdat zich
een kans voordoet dat u de
overstap kunt maken. Naar
het bedrijfsleven bijvoor-
beeld.

Wellicht is nu de tijd rijp om
er eens uit te breken.

VETERINAIR
TECHNISCH
STAFMEDEWERKER M/V

steunen of om lezingen te
houden.

Deze boeiende functie ver-
eist dat u de ontwikkelingen
op uw vakgebied nauwgezet
volgt, door goede contacten
te onderhouden met o.a.
(overheids)-instellingen in
binnen- en buitenland.
Wij gaan er vanuit dat u
graag reist, dat u affiniteit
heeft met varkens en dat u
de Engelse taal prima
beheerst. Als u de persoon-
lijkheid bent met uitstraling,
durf en daadkracht die graag
bij de bron zit van de nieuw-
ste ontwikkelingen op veteri-
nair gebied, dan bent u wel-
kom bij Euribrid. Wij bieden u
vele mogelijkheden in uw
vakgebied, maar ook op het
commerciële of technische
vlak. Overigens rekenen wij
erop dat u niet verder dan

Bent u de dierenarts
die er eens
uit wil breicen?

Euribrid B.V., onderdeel van BP Nutri-
tion, Is een toonaangevende organisa-
tie op het gebied van hybride fokkerij
van pluimvee, kalkoenen en varkens.
Het hoofdkantoor staat in Boxmeer en
de activiteiten vinden plaats in ca. 80
landen. Internationaal werken er 600
mensen, van wie bijna de helft in
Nederland. Het succes van Euribrid
B.V. is onder meer gebaseerd op uit-
gebreide research en een geavanceerd
kwaliteitsbeleid. Werken bij Euribrid
betekent werken in een open en colle-
giale sfeer, waar iedereen zich voor de
volle 100% inzet en zich volledig
betrokken voelt bij de organisatie.

één uur rij-afstand van
Boxmeer woont, of bereid
bent zich daar te vestigen.

U breekt eruit?

Stuur uw schriftelijke reactie
naar Euribrid, t.a.v. de heer
J. Tims, human resources
manager, postbus 30,
5830 AA Boxmeer.
Voor meer informatie kunt u
contact opnemen met de
heer drs. Ph. te Winkel, hoofd
Veterinaire Dienst, telefoon
08855-89238 (privé 08855-
77376) of de heer dr. W. Cöp,
directeur Hypor (varkens-
sector), telefoon 08855-
89251 (privé 04132-64875).

Euribrid

-ocr page 216-

Een goede conditie begint met de juiste
voeding. Een evenwichtige, licht verteerbare,
energierijke voeding zoals Eukanuba.

Eukanuba is een op vlees gebaseerde
kwaliteltsvoeding met hoogwaardige dierlijke
eiwitten. Zoals verse kip en ei, rijk aan essen-
tiële aminozuren, met een eitwitwaarde van
tweemaal dat van plantaardige eiwitbronnen
zoals tarwe en soja.

The lams Company verwerkt uitsluitend
dierlijke vetten, zoals kippevet met een uitste-
kend vetzuurprofiel. Daarom hebben honden
gevoed met Eukanuba niet alleen een mooie,
irritatievrije huid met een dikke, glanzende

vacht maar ook een optimaal energie-niveau.

Koolhydraten van maïs cn rijst leveren niet
alleen energie. Zij verbeteren ook de kwaliteit
van de ontlasting door regulatie van het
watergehalte. Door middel van extrusie wordt
tevens hun verteerbaarheid verbeterd.

Vanzelfsprekend bevat Eukanuba geen

kunstmatige smaakstoffen, kleurstoffen of con-
serveringsmiddelen. Noch produkten waarvan
op grond van wetenschappelijk onderzoek kan
worden aangenomen dat zij aan de basis liggen
van de meeste huidallergieën, zoals tarwe, soja,
rundvlees of zuivelprodukten.

Zes weken na overschakeling op Eukanuba
zullen uw klanten al verbetering zien in de
conditie van hun hond.

Tevens kan men door de hoge metabole
energiewaarde van Eukanuba met minder
voeding in de energie-behoefte van de hond
voorzien. Dat maakt Eukanuba bovendien
economisch in gebruik.

THE lAMS«* COMPANY

Even betrokken bij het welzijn van dieren als u.

Wij zijn van mening dat onze voeding slechts verkocht mag worden door kwaliteitsbnvuste adviseurs. Eukanuba is dan ook uitsluitend te koop bij de betere dierenspeciaalzaken, dierenklinieken,
kennels en andere gespecialiseerde verkooppunten. Voor meer informatie en details over uw dichtsbijzijnde verkoopadres kunt u bellen naar: Holland Diervoeders B. V., tel.: 030 - 479611.

-ocr page 217-

KEIZERSNEDE BIJ HET RUND:
DENKT AL DOENDE

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:151 - 2

J. Son. G.M. Lambers^ en J.J. Snoept

SAMENVATTING

De sectiebevindingen van 11 koeien, gestorven na het
uitvoeren van een keizersnede, worden beschreven. In een
aantal gevallen is er onzorgvuldig gewerkt. De mening,
verkregen via een anonieme schriftelijk enquête, van 54
praktizerende dierenartsen over deze sectiebevindingen is
tevens weergegeven.

INLEIDING

Keizersneden worden steeds meer uitgevoerd in de rundveehou-
derij, onder meer door de toenemende interesse voor vleesrassen
(1). De vruchtbaarheid is na een keizersnede ofwel sectio
meestal wat verminderd (4, 6). Ook zijn er (toegenomen)
risico\'s voor het moederdier als de omstandigheden waaronder
gewerkt moet worden niet optimaal zijn en/of als de operatie
niet voldoende zorgvuldig wordt uitgevoerd (2). In dit artikel
worden elf gevallen van een sectio met dodelijke afloop
beschreven. De geconstateerde bevindingen zijn, via een schrif-
telijke anonieme enquête, voorgelegd aan de praktizerende
dierenartsen in Overijssel en Revoland.

SECTIEBEVINDINGEN

Op de Gezondheidsdienst voor Dieren in Overijssel en Revo-
land wordt jaarlijks op ongeveer 175 gestorven koeien sectie
verricht. Hierna zijn de sectiebevindingen weergegeven van 11
koeien, die na het uitvoeren van een keizersnede, in de maanden
januari, februari en maart 1991 ter sectie werden aangeboden.

Sectie 1: Na een sectio was een tweede kalf niet opgemerkt. De
vrucht werd emphysemateus. Hieraan is de koe gestorven.

Sectie 2: De knoop van de hechting op de uterus was
losgeschoten. Het gevolg was een peritonitis waaraan de koe
gestorven is.

Sectie 3, 4 en 5: In deze drie sterfgevallen door een peritonitis
was de hechtdraad van de uterus gebroken. De hechtdraad
wordt dan altijd op het punt van de breuk microscopisch
bekeken. Als het gehele breukvlak rafelig is, wordt aangenomen
dat de draad geknapt is. Dit is mogelijk als het hechtmateriaal te
dun is maar ook bij hechtmateriaal van gewenste dikte kan dit
gebeuren. Dit laatste werd éénmaal gezien (sectie 3). Een geheel
andere situatie is de draad die voor een deel scherp is ingesneden
(waarschijnlijk door het oog van de hechtnaald) en voor de rest
rafelig is als teken van een verscheuring. Deze laatste situatie
deed zich voor bij één koe in het verloop van de hechtdraad
(sectie 4) en bij één koe (sectie 5) in de knoop van de hechting.

Dierenartsen bij de Gezondheidsdienst voor Dieren in Overijssel/Flevoland. Postbus 13.
8000 AA Zwolle

Sectie 6: Tijdens het uitvoeren van de sectio bleken de darmen
met de uterus verkleefd te zijn. De veehouder wenste de koe te
laten slachten. De prakticus oordeelde dat het scheiden van
darmen en baarmoeder goed mogelijk was. Hierbij is niet
opgemerkt dat een darmdeel geperforeerd was waarna de koe
enkele dagen later stierf aan een peritonitis.

Sectie 7: De keizersnede werd door één prakticus, in verband
met een voorgaande keizersnede, in de rechter flank gedaan.
Daarbij kwamen de darmen uit de operatiewond en stierf de koe
ten gevolge van een peritonitis.

Sectie 8: De koe was verbloed in de uterus omdat een
ingesneden karunkel niet was gehecht.

Sectie 9 en 10: In deze twee gevallen was het ligamentum uteri
gescheurd. In één geval stierf de koe aan een peritonitis omdat
door het afbinden van de bloedvaten een deel van de uterus niet
meer van bloed werd voorzien en er een anemisch sequester
ontstond. In het tweede geval kon de bloeding niet gestelpt
worden, maar werd toch besloten om de buik te sluiten. Deze
koe verbloedde in de buikholte.

Sectie 11: Deze koe stierf aan een peritonitis als gevolg van een
flegmoneuze ontsteking in de spieren. Dit betrof in korte tijd het
vierde geval bij één veehouder.

ENQUETE

In een anonieme, schriftelijk enquête, waarin de hierboven
vermelde secties beschreven werden is aan de praktizerende
dierenartsen in Overijssel en Flevoland hun mening betreffende
deze secties gevraagd (tabel 1). Ook konden opmerkingen in
meer algemene zin worden gemaakt. Daarnaast werd hun
mening gevraagd over het standpunt van de Gezondheidsdienst.
De Gezondheidsdienst stelt zich op het standpunt dat de
doodsoorzaak correct weergegeven moet worden. Zij zal niet.

Tabel 1: Mening van 54 collegae over 11 secties op koeien na een
keizersnede (in °/o).

kunstfout

dubieus

normaal
risico
sectio

geen
mening

Sectie 1

98,0

1,8

Sectie 2

70,3

16,6

12,9

-

Sectie 3

5,5

5,5

81,5

7,4

Sectie 4

74,0

20,3

5,5

Sectie 5

70,3

25,9

3,7

Sectie 6

88,8

7,3

1,8

1,8

Sectie 7

3,7

14,8

72,2

9,2

Sectie 8

66,6

20,3

11,1

1,8

Sectie 9

16,6

42,5

35,1

5,5

Sectie 10

72,2

11,1

11,1

5,5

Sectie 11

3,7

27,7

48,1

20,3

-ocr page 218-

als daarom gevraagd wordt, de mogelijkheid van foutief
handelen, verzwijgen. Wel zal dan benadrukt worden dat de
omstandigheden, waaronder de keizersnede heeft plaatsgevon-
den niet bekend zijn en dat die ook van (grote) invloed kunnen
zijn. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk dat tijdens de ingreep een
koe is gevallen of weggesprongen.

Tevens is de praktici gevraagd of zij een publikatie van deze
gegevens in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde raadzaam
achten.

Tot slot zijn in Overijssel 21 grote huisdierenpraktici geënquê-
teerd over het aantal uitgevoerde keizersneden en over daaruit
voortvloeiende complicaties.

RESULTATEN EN DISCUSSIE

Het aantal keizersneden in Nederland lag in de zeventigerjaren
(5) op de melkveebedrijven gemiddeld op 1% van het aantal
afgekalfde dieren. In de tachtiger jaren bleef dit percentage
aanvankelijk vrijwel hetzelfde (1,5). Na 1988 is dit, door een
toenemende interesse voor het gebruik van sperma van vleesras-
sen (1), gestegen naar ongeveer
2%. In Nederland waren in 1990
1,9 miljoen melk- en kalfkoeien (3) en zijn er dus rond de
38.000 keizersneden uitgevoerd. Iedere grote huisdierenprakti-
cus in Overijssel verrichtte in 1991 ongeveer 80 keizersneden. In
1990 lag dat aantal op 70. Bijna
1% van de dieren, waar een
keizersnede op verricht werd, stierf binnen 4 weken volgend op
de operatie of werd wegens complicaties afgevoerd. Dit is
gunstiger dan in Engeland, waar uit een onderzoek bleek dat dit
percentage op 4,5% lag (2). Het - tijdelijk - wat ziek zijn na de
keizersnede werd gemiddeld op 10% geschat, hetgeen aanzien-
lijk gunstiger is dan de 30% die in Engeland gevonden werd (3).
Het aantal complicaties na een keizersnede is dus gering en dat is
waarschijnlijk de reden dat veehouders en dierenartsen snel
besluiten om tot een keizersnede over te gaan. Toch blijft een
grote zorgvuldigheid bij deze operatie geboden, zoals uit de
bovenstaande voorbeelden mag blijken.
Uit de resultaten van de enquête (tabel 1) blijkt dat de meningen
per geval nogal verschillen over het al dan niet lege artis
uitgevoerd hebben van de keizersnede. Er wordt echter steeds op
gewezen dat, voor een goede beoordeling, de situatie ter plekke
ook bekend moet zijn. De omstandigheden kunnen soms zeer
ongunstig zijn, ook al omdat veehouders nogal eens lichtvaardig
over een keizersnede denken. Veel praktici merkten op dat ze
geschrokken zijn van deze bevindingen. Zij oordelen dat er ook
bij routine-operaties steeds zorgvuldig gewerkt moet worden
om dergelijk (kunst)fouten en complicaties te voorkomen of tot
een minimum te beperken. Eventueel beknibbelen op materiaal
wordt sterk veroordeeld.

■ M

De geënquêteerde dierenartsen vinden het standpunt van de
Gezondheidsdienst unaniem correct. De doodsoorzaak moet
duidelijk weergegeven worden, maar over eventuele schuldvra-
gen dient een terughoudend standpunt ingenomen te worden.
Een weergave van deze sectiebevindingen in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde achtte 98% nuttig.

SUMMARY

Ceasarian section in the Bovine: act always consciously

The autopsies of 11 cows, that died after a caesarian section, are described In a
number of cases the operation had performed without the requisite professional
skill and care. The opinions of 54 practising veterirmriatts who responded to an
anonymous questionnaire about the operations are described

LITERATUUR

1. Barkema HW, Schukken YH, Guard CL, Brand A, and Van der Weyden
GC. Caesarian section in dairy cattle: a study of risk factors, Theriogenology
1992; 37: 489-506.

2. Cattell JH, and Dobson H. A survey of caesarian operations on cattle in
general veterinary practice. Vet Rec 1992; 127: 395-9.

3. Landbouwcijfers, Landbouw-Economisch Instituut, Centraal Bureau voor
deSutistiek, 1991.

4. Remmen JWA. Een onderzoek naar mogelijkheden om perinatale sterfte
bij het rund te beperken. Thesis, Utrecht, 1976.

5. Remmen, JWA. Verslagen begeleiding melkveebedrijven, Gezondheids-
dienst voor Dieren in Noord-Brabant, Boxtel, 1976-1986.

6. Vandeplassche M. Vruchtbaarheid van runderen na keizersnede. Pro
Veterinario, uitgave van UpJohn, 2, 1985.

Aanvaard op 13 november 1992.

NIEUWE INZICHTEN IN MECHANISMEN VAN
BGTLENGTEGRÜEI

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 152 ■ 6

Gert J. Breun i

SAMENVATTING

Er wordt een overzicht gegeve n van recente ontwikkelingen
op het gebied van botlengtegroei op het niveau van de

\' Department of Veterinary Clinical Sciences, Purdue University, West-Lafayette, IN
47907-I24S
groeischijf. Eerst wordt een overzicht gegeven van de
normale groeischijfmorfologie en theorieën die betrekking
hebben op botlengtegroei. Tenslotte volgt een kritische
beschouwing van de vigerende theorieën en wordt een
aanzet tot een nieuwe benadering van de analyse van
botlengtegroei gegeven.

INLEIDING

Lengtegroei van lange beenderen is voor het grootste gedeelte
het resultaat van kraakbeenformatie in groeischijven en epify-

-ocr page 219-

saire ossificatiecentra. Het nieuw gevormde groeischijf- en
epifysairkraakbeen duwt de botuiteinden weg van het metafy-
sair en diafysair bot, hetgeen resulteert in een toename van de
totale lengte van het bot (botlengtegroei)( 17,18). Tegelijkertijd -
en in de groeischijf met ongeveer dezelfde gemiddelde snelheid -
wordt nieuw gevormd epifysair en groeischijfkraakbeen omge-
zet in respectievelijk epifysair en metafysair bot (endochondrale
ossificatie)(17,18). Dit proces is verantwoordelijk voor de
ossificatie van het kraakbeen-botmodel, maar draagt
niet bij aan
de totale lengtegroei van het bot.

Ondanks het feit dat a) een gereduceerde botlengte kenmerkend
is voor vele afwijkingen van het immature skelet (ongeveer 70
vormen van dwerggroei( 1,32), groeideformiteiten(32,46), Sal-
ter V fracturen(32,34,46) en wellicht sommige vormen van
osteochondrose(32,40,46X b) een toename van de totale bot-
lengte het doel is van orthopedische ingrepen zoals periosteal
stripping(32,46), en c) tengevolge van abnormale skeletvorming
grote financiële verliezen worden geleden in de mestdierenindu-
strie( 19), zijn mechanismen die het proces van botlengtegroei
reguleren slechts gedeeltelijk ontsluierd.
Deze voordracht geeft een overzicht van recente ontwikkelingen
op het gebied van botlengtegroei op het niveau van de
groeischijf Eerst wordt een overzicht gegeven van de normale
groeischijfmorfologie en theorieën die betrekking hebben op
botlengtegroei. De voordracht wordt besloten met een kritische
beschouwing van de vigerende theorieën en een aanzet tot een
nieuwe benadering van de analyse van botlengtegroei.

GROEISCHIJFMORFOLGGIE

Groeischijven hebben een polaire, geordende morfologie, die
gekenmerkt wordt door chondrocyten gestapeld in kolommen
(17,18,20,21,38) (Fig. 1). In de proliferatiezone, aan de
epifysaire zijde van de kolommen, zijn de chondrocyten klein,
supersferoïdaal en afgeplat aan de polen (oblaat) (2,9,14,22,38).
Celdeling (proliferatie) vindt voornamelijk plaats aan de proxi-
male (epifysaire) zijde van de proliferatiezone (2,24,26,27). De
geringe cel-volumetoename aan de distale (metafysaire) zijde
van de proliferatiezone is voornamelijk het gevolg van een
toename van cel-organellen (2,5,7,9,22). Aan de metafysaire
zijde van de kolom (de hypertrofische zone) zijn de cellen veel
groter, supersferoïdaal en vaak uitgerekt aan de polen (prolaat)
(2,9,13,14,21,22). Tussen de proliferatie- en hypertrofische zone
ligt de maturatie- of rijpingszone(2,9,14,22,38). Het proces
waarbij chondrocyten hun volume vergroten en hun uiteinde-
lijke vorm aannemen wordt hypertrofie genoemd (6,9,22,38).
Verschillende onderzoekers hebben echter aangetoond dat de
chondrocytaire volumetoename in de rijpings- en hypertrofische
zone voornamelijk het resultaat is van celzwelling door absorp-
tie van water en
niet van een toename van celorganellen
(hypertrofie) (2,5,7,9,22). Derhalve wordt de zogenaamde
chondrocytaire hypertrofie tegenwoordig vaak chondrocytaire
zwelling of celzwelling genoemd (2,4,8,9,15,16,22,23,30).
Juxta-metafysaire chondrocyten ondergaan een geprogram-
meerde celdood (apoptosis) tijdens het proces van endochon-
drale ossificatie (5,6,15,16,27,36). De proximo-distale opeen-
volging van chondrocyten met een veranderde morfologie in
een kolom toont de chronologische veranderingen in celmorfo-
logie (22,23,38).

SCHATTING VAN DE SNELHEIG VAN
BOTLENGTEGROEI GEBASEERD OP DE
GEMIDDELDE HOOGTE VAN JUXTA-
METAFYSAIRE CHONDROCYTEN

De botlengtegroei per tijdseenheid is een functie van chondrocy-
taire proliferatie, chondrocytaire hypertrofie en matrixvorming
(synthese en zwelling)(9,l 1,12,14,39) en kan worden geschat
met de formule(24,25-27,41):

153

GR = n X H

In deze formule is GR de geschatte botlengtegroei per dag (mm/
dag), n het gemiddelde aantal nieuw gevormde cellen per kolom
per dag, en H de gemiddelde hoogte (diameter parallel aan de
lange as van het bot) van juxta-metafysaire hypertrofische
chondrocyten.

De onderliggende gedachte van deze formule is de veronderstel-
ling dat de
complete kolom de functionele eenheid van
botlengtegroei is. De kolom wordt gezien als een gesloten
systeem met celproductie aan de epifysaire zijde en celverlies
aan de metafysaire zijde van de kolom. Verder wordt veronder-
steld dat over de periode van een aantal dagen het aantal cellen
per kolom constant is en dat de snelheid van celproliferatie gelijk
is aan de snelheid van celverlies (23,25,27,41).
Vanwege de formule voor de schatting van de snelheid van
botlengtegroei is aangenomen dat botlengtegroei een functie is
van het aantal nieuw gevormde cellen per kolom per dag en de
gemiddelde hoogte van juxta-metafysaire hypertrofische chon-
drocyten (4,23,24-27,29,41-43). Opgrond van de grote variatie
in het aantal nieuw geproduceerde chondrocyten in groeischij-

f . ^ ^ i = .
s \' - \' - «

\' PZ

• 9 ^

f ^ >3\'i ^ r : ^Z

. - • \' * .. •
: . : • ••.•• • ■• : :

• •,: •■-•••

• •

• t

.: H2!

• •

»

T I J O s C H R I K T VOOR D 1 E R Ci F. N F. E S K U N I) F . D E E I. 11«. A F 1. E V E R 1 N ü 5 I 9 y .1

\' ■ ■ . . 1,1\' ^

MP.

Figuur 1 Groeischi|f van de proxinnale radius van een 17 weken oude Scottish
Deerhound. EP = epifyse. RZ = rustzone, PZ = proliferatiezone, MZ =
maturatiezone. HZ - hypertrofische zone, en MP =metafyse. PAS kleuring.
Vergroting lOOx.

-ocr page 220-

ven groeiend met verschillende snelheden en de relatief geringe
veranderingen in de hoogte van juxta-metafysaire chondrocy-
ten, is gesuggereerd dat celdeling de voornaamste parameter
voor de bepaling van de snelheid van botlengtegroei is
(25,26,30,42,43).

De hypothese van de \'matrix directed cell swelling\'( 11) wordt
wel gezien als een indirecte ondersteuning van het idee dat
botlengtegroei een functie is van het aantal nieuw gevormde
cellen per kolom per dag en de gemiddelde hoogte van juxta-
metafysaire hypertrofische chondrocyten. De \'matrix directed
cell swelling\' hypothese veronderstelt, dat niet alleen de
zuilvorming van chondrocyten, maar ook de chondrocytaire
vormveranderingen tijdens het proces van celzwelling worden
gestuurd door transfysaire collageenfibrillen in de longitudinale
septa. De relatief stijve transfysaire collageenbundels dirigeren
het proces van chondrocytaire volumetoename zodanig, dat
celvolumetoename hoofdzakelijk resulteert in een toename van
celhoogte (H) met slechts een minimale toename van celbreedte
(11).

De theorie dat botlengtegroei een functie is van het aantal nieuw
gevormde cellen per kolom per dag en de gemiddelde hoogte
van juxta-metafysaire hypertrofische chondrocyten was voor
het eerst voorgesteld in 1955(41) en is voor meer dan 30 jaar
onaangetast gebleven. Gedurende de laatste 5 jaren zijn echter
een aantal studies gepubliceerd die betrekking hebben op de
regulatie van de chondrocytaire organisatie (kolommen) en het
chondrocytaire volume, die het gezag van deze theorie onder-
mijnen.

SCHATTING VAN DE SNELHEID VAN
BOTLENGTEGROEI GEBASEERD OP HET
GEMIDDELDE VOLUME VAN JUXTA-
METAFYSAIRE HYPERTROFISCHE
CHONDROCYTEN

Recente onderzoeken, waarin gebruik werd gemaakt van nieuw
ontwikkelde stereologische technieken, hebben aangetoond dat
de rol van hypertrofische chondrocyten in botlengtegroei
wellicht meer actief is dan voorheen werd verondersteld.
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat het
volume
van hypertrofische chondrocyten tot 10 x groter is dan het
volume van proliferatieve chondrocyten. De
hoogte van chon-
drocyten wordt 4 - 5 maal groter tussen de proliferatie en
hypertrofische zone (2,9,10,13,23).

Verschillende onderzoeken hebben een mogelijke relatie tussen
het volume van hypertrofische chondrocyten en de groeisnel-
heid van groeischijven gesuggereerd (10,23). In een recent
uitgebreid onderzoek van 16 verschillende groeischijven - 4
verschillende groeischijflocaties, 2 diersoorten en 2 leeftijden -
werd een sterke correlatie (rat r=0.98; varken r=0.83) en een
positief lineaire relatie aangetoond tussen het gemiddelde
volume van juxta-metafysaire chondrocyten en de groeisnelheid
van een groeischijf. Deze relatie was onafhankelijk van de
lokatie van de groeischijf en de leeftijd van het dier, maar was
specifiek voor de diersoort (3).

De sterke correlatie en de positief lineaire relatie tussen het
volume van hypertrofische chondrocyten en de groeisnelheid
van een groeischijf suggereert dat mechanismen, die het
uiteindelijke volume van hypertrofische chondrocyten regule-
ren, bestaan en dat toename van chondrocytair volume (en dus
ook toename van de hoogte van juxta-metafysaire chondrocy-
ten) wellicht een belangrijke rol speelt in de bepaling van de
groeisnelheid van groeischijven. Deze bevindingen contrasteren
sterk met het voorheen geopperde idee dat celdeling de
voornaamste parameter voor de bepaling van de snelheid van
botlengtegroei is, en dat celzwelling slechts een geringe rol speelt
(25,26,30,42,43).

1« «I

Ii ■ «1

VERVANGING VAN CHONDROCYTAIRE
KOLOMMEN

In twee onderzoeken, waarin verschillende histologische en
stereologische technieken en verschillende diersoorten (konijn
en rat) waren gebruikt, werden naast complete chondrocytaire
kolommen (beginnend in het proximale gedeelte van de
proliferatiezone en eindigend in het juxta-metafysaire gebied)
ook incomplete chondrocytaire kolommen aangetoond (2,30).
Incomplete kolommen waren incompleet in de distale kolom
(epifysaire kolom), of incompleet in de proximale kolom
(metafysaire kolom). Deze gegevens werden gezien als onder-
steuning van de vergeten hypothese van vervanging van
chondrocytaire kolommen(33); epifysaire kolommen vertegen-
woordigen jonge, net ontstane kolommen, en metafysaire
kolommen de laatste chondrocyten van oude, uitgeputte kolom-
men(30). Computersimulaties hebben aangetoond dat groei-
schijfgedrag goed kan worden voorspeld als gebruik gemaakt
wordt van vervanging van chondrocytaire kolommen(31).
Acceptatie van de hypothese van vervanging van chondrocy-
taire kolommen impliceert erkenning van een voorheen niet
onderkend regulatoir niveau, namelijk de regulatie van de
tijdelijke kolom (isogene groep). Bovendien trekt deze hypo-
these de juistheid van het traditionele, 1-dimensionale kinetische
model, waarin botlengtegroei een functie is van het aantal nieuw
gevormde cellen per kolom per dag en de gemiddelde hoogte
van juxta-metafysaire hypertrofische chondrocyten, en dat is
gebaseerd op de complete kolom als functionele eenheid van
botlengtegroei, in twijfel.

DISCUSSIE

Naast de recente experimentele gegevens die de juistheid van het
1 -dimensionale kinetische model in twijfel trekken, zijn er ook
meer practische en intuïtieve beperkingen aan het gebruik van
dit model voor de schatting van botlengtegroei. Vele groeischij-

FT VOOR D I E R Ci F N F F S K U N D F. . D E E

Aflevering f> 1993

154

J D S C H R

-ocr page 221-

Ill«»

ven hebben bijvoorbeeld een zeer onvolledige zuilvorming,
waardoor dit model niet toegepast kan v/orden (28). De wellicht
belangrijkste beperking is de impliciete ontkenning dat matrix-
vorming (synthese en zwelling) tijdens het proces van chondro-
cytaire hypertrofie een rol speelt bij botlengtegroei.
Verschillende onderzoekers hebben gesuggereerd dat niet de 1-
dimensionale parameter hoogte van juxta-metafysaire hypertro-
fische chondrocyten, maar de 3-dimensionale parameter vo-
lume van de juxta-metafysaire chondrocyten en de door deze
gevormde matrix - het zogenaamde chondrocytaire domein
(Fig. 2) - bepalend is voor de groeisnelheid van een groeischijf
(2,22,23). Het gemiddelde volume van het chondrocytaire
domein kan worden geschat met behulp van recent ontwikkelde
stereologische technieken (2,9,13,22).
Een overzicht van gegevens van onze onderzoeken(2,4,30) en
onderzoeken van anderen(9-l 1,22,23) geeft, naast een grote
variatie in het volume van hypertrofische chondrocyten (2800 -
20000 um^), ook een grote variatie te zien in het domeinvolume
van hypertrofische chondrocyten (6000 - 27000 um^) van
groeischijven van verschillende diersoorten, locaties, en leeftij-
den. Deze voorlopige gegevens suggereren dat het domeinvo-
lume van juxta-metafysaire hypertrofische chondrocyten toe-
neemt met een toename van de groeisnelheid van een
groeischijf Niet alleen het domein volume van juxta-metafysaire
hypertrofische chondrocyten is erg variabel, maar ook het
gemiddelde matrixvolume per cel (2200 - 13000 um^) en de
verhouding celvolume : celdomein (0.44 - 0.69). Dit overzicht
suggereert grote verschillen in cel-, matrix- en domeinvolume
van hypertrofische chondrocyten, maar het is onduidelijk
of en
hoe deze verschillen worden gereguleerd.
In bovengenoemde onderzoeken(2,4,9,11,22,23,30) werd ook
het gemiddelde volume van proliferatieve chondrocyten geschat
(700 - 2100 um3). Onmiddelijk na de celdeling in de proliferatie-
zone, maar voordat matrixsynthese begint, is het celvolume
gelijk aan het domeinvolume. Door celhypertrofie, celzwelling,
matrixsynthese en matrixzwelling neemt het chondrocytaire
domein zijn uiteindelijke, juxta-metafysaire volume aan. In de
geanalyseerde groeischijven van deze survey vergrootte het
celdomein volume zich meer dan 9 X (9 - 21 X). Deze
voorlopige gegevens suggereren dat de rol van celproliferatie
voornamelijk ligt op het gebied van celvernieuwing, en dat
botlengtegroei tengevolge van kraakbeenvolumetoename in
groeischijven voornamelijk het gevolg is van celhypertrofie,
celzwelling, matrixsynthese en matrixzwelling, en in slechts heel
geringe mate van celproliferatie.

Acceptatie van de hypothese dat het volume van het juxta-
metafysaire chondrocytaire domein en
niet ét hoogte van juxta-
metafysaire chondrocyten bepalend is voor de groeisnelheid van
een groeischijf kan tot verrassende resultaten leiden. Een recent
onderzoek naar de oorzaak van de verminderde botlengtegroei
van de groeischijf van de proximale radius bij 17 weken oude
Scottish Deerhound puppies lijdende aan pseudoachondropla-
sie, laat dit zien(2,4). Bij de pseudoachondroplastische puppies
was de normale groeischijfarchitectuur met transfysaire colla-
geenbundels bijna geheel afwezig, en proliferatieve en hypertro-
fische chondrocyten hadden een meer sferoïde vorm dan
normale proliferatieve en hypertrofische chondrocyten. Boven-
dien was - ondanks een zelfde celvolume - de gemiddelde hoogte
van juxta-metafysaire hypertrofische chondrocyten significant
kleiner bij de dwergpuppies dan bij de normale puppies. Deze
bevindingen suggereren wellicht een defect in de \'matrix
directed cell swelling\'.

Een geconstateerde verminderde gemiddelde hoogte van juxta-
metafysaire chondrocyten bij andere vormen van dwerggroei
was voorheen gezien als bewijs dat de verminderde botlengte-
groei het gevolg was van een onvoldoende uitrekking aan de
polen van juxta-metafysaire hypertrofische chondrocyten, dus
een abnormale chondrocytaire zwelling(35,44,45). Verder on-
derzoek bij de pseudoachondroplastische Scottish Deerhound
puppies toonde echter aan dat het gemiddelde domeinvolume
van juxta-metafysaire hypertrofische chondrocyten bij de
dwergpuppies gelijk was aan het domeinvolume bij normale
puppies.

Als we aannemen dat het volume van groeischijfkraakbeen dat
per dag wordt omgezet in metafysair bot een veelvoud is van het
gemiddelde volume van het domein van juxta-metafysaire
hypertrofische chondrocyten, dan is een alternatieve uitleg voor
de gereduceerde botlengtegroei mogelijk. Een verminderde
snelheid van botlengtegroei (een geringer volume van groei-
schijfkraakbeen omgezet in metafysair bot per tijdseenheid) met
een gelijk domeinvolume zou kunnen impliceren dat bij de
dwergpuppies per tijdseenheid minder domeinen werden omge-
zet in metafysair bot dan bij de normale puppies. Omdat de
groeischijf een gesloten systeem is, waar de snelheid van
celproductie in de proliferatiezone gelijk is aan de snelheid van
celverlies in de hypertrofische zone(23,25,27,41), suggereert het
verondersteld verminderde verlies van domeinen per tijdseen-
heid in de hypertrofische zone van dwergpuppies ook een
verminderde celproductie per tijdseenheid in de proliferatie-
zone. Dus een alternatieve interpretatie van de gegevens zou
kunnen zijn dat, hoewel duidelijke afwijkingen in het hypertrofi-
sche proces werden waargenomen, de dwerggroei voornamelijk
werd veroorzaakt door een verminderde celproductie in de
proliferatiezone. Helaas was celdeling in de proliferatiezone niet
geanalyseerd en kan deze alternatieve hypothese niet getest
worden. Niettemin leidde de toepassing van deze alternatieve 3-
dimensionale kinetische analyse gebaseerd op cel- en matrixvo-
lume, tot een andere - tegenovergestelde - conclusie dan die van
de traditionele 1 -dimensionale kinetische analyse gebaseerd op
celhoogte.

De hypothese van de vervanging van chondrocytaire kolom-
men, de sterke correlatie en de positief lineaire relatie tussen het
volume van hypertrofische chondrocyten en de groeisnelheid
van een groeischijf, en wellicht het dwerggroei-onderzoek zetten
vraagtekens bij de geldigheid van de 1-dimensionale kinetische
analyse van groeischijfgedrag en de rol van \'matrix directed cell
swelling\' in botlengtegroei. Derhalve lijkt verdere toetsing van
de wellicht meer realistische 3-dimensionale kinetische analyse
van groeischijfgedrag zeer wenselijk. Gebruik van deze techniek
zou kunnen resulteren in een betere, meer accurate beschrijving
van het groeischijfgedrag. Dit zou niet alleen kunnen leiden tot
een beter begrip van de fysiologie en pathofysiologie van de
groeischijf, maar wellicht ook tot een betere behandeling van
pathologische processen van de groeischijf, die resulteren in
abnormale botlengtegroei en abnormale endochondral ossifi-
catie.

SUMMARY

Mechanisms of bone length growth

Pertinent morphology and physiology of the growth plate is discussed and
theories related to mechanisms of bone length growth are reviewed

LITERATUUR

1. Anonymus. International nomenclature of constitutional diseases of bone.
Ann Radiol 1983; 26:457-62.

2. Breur GJ. Chondrocytic volume and shape changes during the hypertrophic
process. PhD Thesis, University of Wisconsin-Madison, 1990.

3. Breur GJ, VanEnkevort BA, Farnum CE, and Wilsman NJ. Linear

-ocr page 222-

relationship between the volume of hypertrophic chondrocytes and the rate
of longitudinal bone growth in growth plates. J Orthop Res 1991; 9: 348-
59.

4. Breur GJ, Wilsman NJ, Farnum CE, and Padgett GA. Cellular basis of
decreased rate of longitudinal bone growth in pseudoachondroplastic dogs.
J Bone Joint Surg. 1992; 74-A;516-28.

5. Brighton DT, Sugioka Y, and Hunt RM. Cytoplasmic structure of
epiphyseal plate chondrocytes. J Bone Joint Surg 1973; 55-A; 771-84.

6. Brighton CT. Structure and function of the growth plate. Clin Orthop Rel
Res 1978; 136; 22-32.

7. Brighton CT, Sugioka Y, and Hunt RM. Quantitative zonal analysis of
cytoplasmic structures of growth plate chondrocytes
in vivo and in vitro. J
Bone Joint Surg 1982; 64-A; 1336-49.

8. Buckwalter JA, Mower D, Schäfer J, Ungar R, Ginsberg B, and Moore K.
Growth-plate-chondrocyte profiles and their orientation. J Bone Joint Surg
1985; 67-A: 942-55.

9. Buckwalter JA, Mower D, Ungar R, Schäfer J, and Ginsberg B.
Morphometrical analysis of chondrocyte hypertrophy. J Bone Joint Surg
1986; 68-A; 243-55.

10. Buckwalter JA, and Mower D. Alterations of growth plate associated with
slowing of bone growth. Proc 33rd Orthop Res Soc, San Francisco, CA
1987; 490.

11. Buckwalter JA, and Sjolund RD. Growth of cornstalks and longbones.
Iowa Orthop J 1989; 9; 25-31.

12. Campo RD. Effects of cations on cartilage structure; Swelling of growth
plate degradation of proteoglycans induced by chelators of divalent cations.
Calif Tiss Int 1988; 43; 108-21.

13. Cruz-Orive, L-M, and Hunziker EB. Stereology for anisotropic cells;
Application to growth plate cartilage. J Microscopy 1986; 143; 47-80.

14. Engfeldt B. Studies in the epiphyseal growth zone III. Electron microscopic
studies in the normal epiphyseal growth zone. Acta Path Microbiol
Scandinav 1969a; 75; 201-19.

15. Farnum CE, and Wilsman NJ. Morphologic stages of the terminal
hypertrophic chondrocyte of growth plate cartilage. Anat Record 1987;
219; 221-32.

16. Farnum CE, and Wilsman NJ. Condensation of hypertrophic chondrocytes
at the chondro-osseous Junction of growth plate cartilage in Yucatan swine;
Relationship to long bone growth. Am J Anat 1989; 186; 346-58.

17. Ham AW. Some histophysiological problems peculiar to calcified tissues. J
Bone Joint Surg 1952; 34-A: 701-28.

18. Ham AW, and Cormack DH. Histology. Lippincott, Philadelphia, 1984;
422-62.

19. Hill MA. Economic relevance, diagnosis, and countermeasures for degene-
rative joint disease (osteoarthrosis) and dyschondroplasia (osteochondrosis)
in pigs. J Am Vet Med Assoc 1990; 197; 254-9.

20. Holtrop ME. The ultrastructure of the epiphyseal growth plate I. The
flattened chondrocyte. Calc Tiss Int 1972a; 9; 131-8.

21. Holtrop ME. The ultrastructure of the epiphyseal growth plate II. The
hypertrophic chondrocyte. Calc Tiss Int 1972b; 9; 140-51.

22. Hunziker EB, Schenk RK, and Cruz-Orive L-M. Quanliution of chondro-
cyte performance in growth-plate cartilage during longitudinal bone
growth. J Bone Joint Surg 1987; 69-A; 162-73.

23. Hunziker EB, and Schenk RK. Physiological mechanisms adopted by
chondrocytes in regulating longitudinal bone growth in rats. J Phys 1989;
414: 55-71.

24. Kember NF. Cell division in endochondral ossification; A study of cell
proliferation in rat bone by the method of tritiated thymidine autoradiogra-
phy. J Bone Joint Surg I960; 42-B; 824-39.

1 ■ ri

>1 I f«

25. Kember NF, and Walker KVR. Control of bone growth. Nature 1971; 229:
428-9.

26. Kember NF. Cell kinetics and the control of growth in long bones. Cell
Tissue Kinet 1978; 11:477-85.

27. Kember NF. Cell kinetics in cartilage. In: Cartilage. Hall BK (ed). Academic
Press, New York; 1983; 149-80.

28. Kember NF, Kirkwood JK, Duignan PJ, Godfrey D, and Spratt DJ.
Comparative cell kinetics of avian growth plates. Res Vet Sei 1990; 49:283-
8.

29. Moss-Salentijn L. Studies of long bone growth I: Determination of
differential elongation in paired growth plates of the rat. Acta Anat 1974;
90; 145-60.

30. Moss-Salentijn L, Moss ML, Shinozuka M, and Skalak R. Morphological
analysis and computer-aided three dimensional reconstruction of chondro-
cytic columns in rabbit growth plates. J Anat 1987; 151; 157-67.

31. Moss-Salentijn L, Kember NF, Shinozuka M, Wu WF, and Bose A.
Computer simulations of chondrocytic behaviour in rabbit growth plates. J
Anat 1991; 175; 7-17.

32. Newton CD, and Nunamaker DM. Textbook of small animal orthopedics.
Philadelphia, Lippincott, 1985.

33. Rigal WM. The use of tritiated thymidine in studies of chondrogenesis. In:
Radioisotopes and Bone. McClean F, LaCroix P, and Budy AM (Eds).
Blackwell, Oxford: 1962; 197-225.

34. Salter RS, and Harrison WR. Injuries involving the epiphyseal plate. J Bone
Joint Surg 1963; 45-A; 587-622.

35. Sannasgala SSMMK, and Johnson DR. Kinetic parameters in the growth
plate of normal and achondroplastic (cn/cn) mice. J Anat 1990; 172: 245-
58.

36. Schenk RK, Spiro D, and Wiener J. Cartilage resorption in the tibial
epiphyseal plate of growing rats. J Cell Biol 1967; 34; 275-91.

37. Schenk RK, Wiener J, and Spiro D. Fine structural aspects of vascular
invasion of the tibial epiphyseal plate of growing rats. Acta Anat (Basel)
1968; 69: 1-17.

38. Schenk R. Basic histomorphology and physiology of skeletal growth. In:
Treatment of fractures in children and adolescents. Weber BG, Brunner CH,
and Freuler F (Eds). Springer, New York: 1980; 3-19.

39. Seinsheimer F, and Sledge CB. Parameters of longitudinal growth rate in
rabbit epiphyseal growth plates. J Bone Joint Surg 1981; 63-A: 627-30.

40. Siffert RS. Classification of osteochondroses. Clin Orthop Rel Res 1981;
158; 10-5.

41. Sissons HA. Experimental study on the effect of local irradiation on bone
growth. In: Progress in radiobiology. Mitchell JS, Holmes BE, and Smith
CL (eds). Oliver and Boyd, Ediburgh. 1955; 436-48.

42. Thorngren K-G, and Hansson LI. Cell kinetics and morphology of the
growth plate in normal and hypophysectomized rats. Calc Tissue Res
1973a; 13: 113-29.

43. Thorngren K-G, and Hansson LI. Cell kinetics of the growth plate in
hypophysectomized rats treated with GH and thyroxine. Z Zellforschung
1973b; 142; 431-42.

44. Thurston MN, Johnson DR, Kember NF, and Moore WJ. Cell kinetics of
growth plate cartilage in stumpy : A new chondrodystrophic mutant in the
mouse. J Anat 1983; 136: 407-15.

45. Thurston MN, Johnson DR, and Kember NF. Cell Kinetics of growth
cartilage of achondroplastic (cn) mice. J Anat 1985; 140; 425-34.

46. White NA, and Moore JN. Current practice in equine surgery. Lippincott.
Philadelphia, 1990.
 Aanvaard op 4 december 1992.

EVALUATIE VAN HISTOLOGISCH ONDERZOEK VAN
HERSENEN BIJ VARKENS

J.P.W.M. Akkermans^

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 156 - 60

SAMENVATTING

Getracht is op basis van anamnese, leeftijd van ter sectie
aangeboden varkens alsmede op basis van sectiebevindin-
gen richtlijnen op te stellen voor het verrichten van histolo-

\' Slichting Gezondheidsdienst voor Dieren in West- en Midden-Nederland. Postbus H7,
2800 AB Gouda.

gisch onderzoek van de hersenen om tot een verantwoorde
diagnose te komen.

Dit werd nagegaan bij dieren die in de periode 1 augustus
1988 - 1 augustus 1990 op het laboratorium van de
Gezondheidsdienst voor Dieren te Gouda werden onder-
zocht. Het betrof in totaal 3.159 dieren.

T I J D S C H R I f- T VOOR D I E R C; F N F. F. S K U N D F. . D F E 1. 1

156

EVE RING 5 199.1

-ocr page 223-

Tractonorm^LAX

DE VERLICHTENDE OPLOSSING
voor hond en kat

\'factonorm®LAX

^"•»vanen/contiennent/4

|[^actonorm®LAXioomi

B.!\' \' contiennent / einhaliw

Samenstelling

Per ml: lactulose 667 mg.

Omschrijving

Heldere siroop voor orale toediening.

Indicaties

Clebniik bij hond en kat:

- Bij obstipatie t.g.v. darniatonie (na operatie), haarballen, massieve
(lamiinhoud. hypoactiviteit, gedeeltelijke obstructies (als gevolg van
bijvoorbeeld fracturen of tumoren), rectaal divenikel, proctitis,
intoxicaties etc. rractonorm Lax reguleen het fysiologische ritme van de
(iikkc darm en bevordert cie vorming van normale ontlasting op
natuurlijke wijze.

- Bij hepatische encefalopathic (HE), omdat Tractonorm l.ax de
ammoniakconcentratie in het lichaam verlaap.

- Als aativTjllende therapie bij bacteriële enteritis, zoals bij salmonellosis
en bij colibacillosis, omdat Tractornom Lax de zuurgraad in de dikke
dann verlaagt.

Dosering

Bij obstipaue:

hond en kat: 3 ml (1 theelepel) per 5 kg lichaamsgewicht per dag.

Bij HE (hepatische encefalopathie):

hond en kat: 2,5 - 5 ml per 5 kg lichaamsgeu-icht, driemaal daags.

Bij salmonellosis/colibacillosis:

hond en kat: 3 ml (1 theelepel) per 5 kg lichaamsgewicht, driemaal daags.

Duphar Nederland B.V.

Animal Health
Postbus 7133
1007 JC Amsterdam
Tel. 020-5490832/830
Fax 020-6610960

SOLVAY Animal Health

Contra-indicaties

Geen.

Waarschuwingen

Indien na enkele dagen geen verbetering optreedt of de klachten zich
herhalen, dient de dierenarts opnieuw geraadpleegd te worden.

Bijwerkingen

In sommige gevallen kan diarree ontstaan. Aanbevolen wordt dan de
do.sering te verminderen.

Veiligheidsmaatregelen voor de gebruiker

Buiten bereik van ónderen houden.

Presentatie

Flacon ä 100 ml.

Wijze van aflevering

Uitsluitend aflevering door de dierenarts.

Registratiehouder
Duphar Nederiand B.V.
Drentestraat 11,1083 HK Amsterdam

Registratienuinmer

NL .3.592

-ocr page 224-

Ademhaling en groei hebben met elkaar
te maken. Dat geldt voor ballonnen maar
ook voor varkens. Immers een goede
ademhaling komt de groei van de varkens
ten goede. Terwijl aandoeningen aan
longen en de bovenste luchtwegen resul-
teren in groeivertraging, mogelijke sterfte en een
verhoogd medicijngebruik.

Ademhalingsproblemen dienen zoveel
mogelijk voorkomen te worden door een goed
stalklimaat, bedrijfshygiëne en een goed vacci-
natieprogramma tegen Aujeszky en Influenza.

Bij met suvaxyn Flu-3 gevaccineerde
varkens zien we na een Influenza infectie
reductie van virusvermeerdering, minder
klinische verschijnselen en een beperking
van groeiverliezen in vergelijking met
ongevaccineerde varkens.

Duphar Nederland B.V.

Anima! Health
Postbus 7133
1007 JC Amsterdam
Tel. 020-5490832/830

Suvaxyn Flu-3 (wat geadjuveerd is
met suvaxyn O/W-emulsie) kan met
Duphar\'s Aujeszky vaccins gecombineerd geënt
worden. Met deze combinatie-
enting wordt door de speciale
eigenschappen van de suvaxyn
O/W-emulsie tevens
de immuniteitsopbouw
tegen Aujeszky verbe-
terd en de Aujeszky iwxyn^Fiu3_.i<
veldvirusexcretie ver-
minderd.

suvaxyr Flu-3 smtwr

XKlMlMMeafaacaMWWMl»»* ^

Suvaxyn Flu-3 is een essentiële schakel
om ademhalingsproblemen te voorkomen.

-ocr page 225-

Geadviseerd wordt histologisch onderzoek uit te voeren bij
varkens, aangeboden met het gegeven zenuwverschijnselen,
locomotiestoomissen en slecht eten zonder duidelijke
doodsoorzaak en bij mestvarkens waarbij de sectie onvol-
doende afwijkingen laat zien om het sterven te verklaren.
Voorts wordt het aanbevolen bij een sterk gevulde maag en/
of harde inhoud in het colon.

Het onderzoek kan worden nagelaten bij biggen met
darmstoomissen. Het onderzoek behoeft eveneens niet te
worden uitgevoerd bij dieren met een endocarditis, poly-
serositis en zichtbare afwijkingen in de hersenen. Een
meningitis en/of encephalitis voegt weinig toe t.a.v. de
diagnostiek.

INLEIDING

De diagnostische mogelijkheden van de laboratoria van de
Gezondheidsdiensten zijn in het laatste decennium verruimd.
Iedere dienst beschikt over faciliteiten om als vervolg op macro-
morfologisch onderzoek niet alleen bacteriologisch-, parasitolo-
gisch- en klinisch/chemisch maar ook histologisch-, virolo-
gisch- en immunologisch onderzoek toe te passen.
Een betrouwbare en snelle berichtgeving tegen een lage kostprijs
moeten de oogmerken zijn die mede in overweging genomen
moeten worden bij vervolgonderzoeken na het verrichten van
secties bij landbouwhuisdieren.

Het doel van het hier beschreven onderzoek was richtlijnen aan
te geven om op basis van anamnese, leeftijd en afwijkingen
gevonden bij de sectie, al dan niet tot histologisch onderzoek van
de hersenen van varkens over te gaan.

MATERIAAL EN METHODE

In de periode 1 augustus 1988 - 31 juli 1990 werden 3.159
varkens ingezonden voor diagnostisch onderzoek.

Deze werden naar leeftijd ingedeeld in zeven groepen, te weten:
< 1 week (neonatale periode), 1-5 weken (zoogperiode), 6-8
weken (speenperiode), 9-12 weken (opfokperiode), 13-16
weken (vroege mestperiode), 17-26 weken (afmestperiode) en
meer dan 26 weken (fokdieren).

Op grond van de anamnese konden de dieren worden onderge-
bracht in de volgende ziektekundige rubrieken: darmstoornissen
(darm.st.), luchtwegaandoeningen (luchtw. aand.), zenuwver-
schijnselen (zenuwversch.), locomotiestoomissen (loc. stoom.),
plots dood (pl.dood), slecht eten (sl. eten) en een restgroep (rest).

In deze restgroep werden cadavers ondergebracht ontvangen
met de vermelding koorts, onvoldoende groei, slechte produc-
tieresultaten, te veel uitval of met een suggestieve vraagstelling
zoals: is dit slingerziekte, \'Aujeszky\' e.d.? Indien het dier
ingedeeld zou kunnen worden in meerdere anamnestische
rubrieken volgde plaatsing aan de hand van de waargenomen
afwijkingen bij sectie. Elk dier komt dus slechts in een rubriek
voor (behalve in tabel 5).

De sectie bestond uit het verwijderen van de linker borst- en
buikwand, het maken van een dwarsdoorsnede door de neus ter
hoogte van de tweede praemolaar en het in de lengte-as
doorzagen van de kop. Voorts werden minstens vier gewrichten
geopend.

Geënt werd op 5% bloed-2% agarplaten. Dit geschiedde steeds
uit de lever, de milt de nieren en de hersenen en bij het bestaan
van een enteritis uit het duodenum, het jejunum en het ileum en
bij het voorkomen van een pneumonie uit het aange-taste
longweefsel en uit de bronchiën. In het laatste geval werd in de
mediaanlijn loodrecht op de enting één entstreep aangebracht
van een
Slapylococcus albus cultuur om de mogelijke aanwezig-
heid van
Actinobacillus pleuropneumoniae en van Haemophy-
lus parasuis
te kunnen detecteren. Bebroed werd maximaal 48
uur onder aërobe omstandigheden. Bij het bestaan van een
colitis werd tevens een onderzoek ingesteld naar het voorkomen
van salmonella-bacteriën door het enten van de inhoud op
brilliantgroen-phenolroodagarplaten en naar
Treponema hyody-
senteriae
met behulp van immunofluorescentie.

Virologisch onderzoek op het voorkomen van het virus van de
ziekte van Aujeszky, van enterovirussen e.a. had plaats bij die
dieren, die ter sectie werden aangeboden met de anamnese
zenuwverschijnselen, plotseling dood en slecht eten en voorts bij
al die dieren waarbij afwijkingen werden gevonden die zouden
kunnen wijzen op een virusinfectie. Men ging hierbij uit van
hersenen, tonsillen en longen.

Suspensies van deze organen werden gesepareerd geënt op een
embryonale-rundertrachea-cellijn (EBTr). De cultures werden
minstens een week lang ingezet en beoordeeld op cytopathogene
veranderingen.

Histologisch onderzoek van de hersenen geschiedde door
haematoxyline/eosine kleuringen toe te passen op coupes,
gesneden ter dikte van 5 micron van medulla oblongata,
cerebellum, corpus quadrigeminum en cerebrum die in 10%
gebufferde formaline waren gefixeerd.
Het voorkomen van granulocytaire Infiltraten in de meningen en
perivasculair in het hersenweefsel alsmede de aanwezigheid van
abcessen en micro-abcessen werden toegeschreven aan een
bacteriële infectie. Mononucleaire celinfiltraten in de meningen,
de grijze en de witte substantie van de hersenen werden
beschouwd als een reactie op een virusinfectie.
Infiltraten van eosinophyle granulocythen in hersenvliezen en
hersenweefsel werden gezien als pathognomonisch voor een
natriumvergiftiging (keukenzout). Een arteriïtis werd in ver-
band gebracht met vaso-toxine producerende E.coli bac-
terin.

RESULTATEN

Een analyse van de anamnese en van de gevonden afwijkingen
bij de sectie wijst uit dat er 79 maal sprake was van zodanige
discrepantie dat de verkregen informatie als onbetrouwbaar
moet worden beschouwd. Deze discrepantie had meestal
betrekking op de anamnese darmstoornissen terwijl er sprake
was van een acute luchtwegaandoening of omgekeerd. Ook de
vermelding slecht eten, terwijl de conditie van het dier goed was
en de maag goed gevuld, werd als misleidend beoordeeld. In 93
andere gevallen was de anamnese discutabel gezien de bevindin-
gen bij sectie.

De gegevens van deze 172 dieren werden niet verwerkt in de
tabellen 1 t/m 4 echter wel in de tabellen 5 t/m 7.
De opgegeven leeftijden leken steeds correct.

In tabel 1 worden de in de anamnes vermelde ziekteverschijnse-
len weergegeven t.o.v. de leeftijd van de ingezonden dieren. De
procentuele verdelingervan staat in tabel 2.

Hieruit blijkt dat de meeste dieren die ter onderzoek worden
aangeboden 1-5 weken oud zijn. Bij de jongere biggen domi-
neert in de anamnese het gegeven \'darmstoornissen\' en bij de
mestvarkens is dit \'luchtwegaandoeningen\'.
Zenuwverschijnselen ziet met vaker bij biggen jonger dan 1
week en bij biggen van 6-8 weken. De frequentie van \'plotseling

-ocr page 226-

tl I M

« • VI

•Mll

Tabel 1.: In de anamnese vermelde ziekteverschijnselen en de leeftijd van de dieren

leeftijd

darm luchtw.

zenuw

loc

pl.

sl.

rest

totaal

st. aand.

versch.

stoom.

dood

eten

> 1 week

118 14

54

4

10

2

5

207

1-5 weken

213 37

82

19

237

73

266

927

6-8 weken

136 28

99

3

129

24

75

494

9-12 weken

98 76

54

4

172

31

90

525

13-16 weken

44 135

66

2

137

38

64

486

17-26 weken

22 99

38

3

97

28

36

333

> 26 weken

4

1

9

9

2

25

totaal

631 389

397

36

791

205

538

2.987

Tabel 2 : Procentuele verdeling van de in de anamnese vermelde ziekteverschijnselen en de leeftijd van de ingezonden dieren

ziekteverschijnselen

leeftijd

darm

luchtw.

zenuw

loc

pl.

sl.

rest

st.

aand.

versch.

stoom.

dood eten

> 1 week

57

7

26

2

5

1

2

1-5 weken

23

4

9

2

26

8

28

6-8 weken

27

6

20

1

26

5

15

9-12 weken

19

14

10

1

33

6

17

13-16 weken

9

27

14

1

28

8

13

17-26 weken

7

30

12

1

30

9

11

> 26 weken

16

4

36

36

8

Tabel 3.; In de anamnese vermelde ziekteverschijnselen en de leeftijd van 655 varkens met een hersenafwijking

hersenafwijking

leeftijd

darm

luchtw.

zenuw

loc

pl.

sl.

rest

totaal

st.

aand.

versch.

stoom.

dood

eten

> 1 week

4

39

4

2

3

52

1-5 weken

9

8

59

7

19

9

31

142

6-8 weken

10

7

47

3

21

5

14

107

9-12 weken

12

15

34

2

28

9

14

114

13-16 weken

8

50

37

1

28

15

15

154

17-26 weken

2

16

21

18

16

8

81

> 26 weken

1

3

1

5

totaal

45

97

237

13

118

59

86

655

Tabel 4.Procentuele verdeling van de in de anamnese vermelde ziekteverschijnselen en de leeftijd van 655 varkens met een hersenaandoening

leeftijd

darm

luchtw

zenuw

loc

pl.

sl.

rest

gem.

st.

aand.

versch.

stoorn.

dood

eten

positief

> 1 week

3

72

40

100

60

25

1-5 weken

4

22

72

37

8

12

12

15

6-8 weken

7

29

47

100

16

21

19

22

9-12 weken

12

20

63

50

16

29

16

27

13-16 weken

18

40

56

59

20

39

23

32

17-26 weken

6

16

55

19

57

22

24

> 26 weken

25

33

50

20

totaal

7

25

60

37

15

29

16

-ocr page 227-

II I ft

1 ■ ri

dood\' is laag bij de jongste dieren en hoog bij de fokvarkens
(>26 weken) en min of meer gelijk bij de volgende leeftijdsklas-
sen. Hetzelfde kan gesteld worden t.a.v. \'slecht eten\'.
De \'restgroep\' is opvallend groot bij de dieren van 1-5 weken
oud.

Tabel 3 toont een overzicht van de in de anamnese vermelde
ziekteverschijnselen en de leeftijd van 655 dieren met een
hersenafwijking terwijl de procentuele verdeling hiervan wordt
weergegeven in tabel 4.

Uit deze tabellen blijkt dat bij dieren aangeboden met de
anamnese darmstoornissen zelden laesies in hersenen worden
gevonden en dit in tegenstelling tot dieren, die verschijnselen
hebben vertoond wijzende op een aandoening van het centrale
zenuwstelsel of van het locomotie-apparaat.
Bij de groepen jonge- (13-16 weken) en oude (17-26 weken)
mestvarkens neemt het percentage dieren met lesies in de
hersenen in alle anamnestische categorieën weer toe, vooral in
de rubriek \'slecht eten\'.

De frequentie van voorkomen van hersenlesies in combinatie
met sectiebevindingen is weergegeven in tabel 5.

Sommige dieren zijn meer dan eens vermeld omdat deze bij
meerdere patholoog-anatomische afwijkingen konden worden
ondergebracht.

In tabel 6 is een overzicht gegeven van de agentia, die werden
geïsoleerd bij het voorkomen van laesies in de hersenen. Tevens
werd in zes gevallen de aard van de hersenafwijkingen
vastgesteld op grond van het voorkomen van pathognomoni-
sche veranderingen.

Tabel 6 laat zien dat de aetiologie in 59% van de 694 gevallen
met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan wor-
den aangegeven (186 virusinfecties -1-214 bacteriële infecties -I-
6 pathognomonische afwijkingen).

In tabel 7 worden per leeftijdsgroep die gevallen vermeld,
waarbij histologisch een meningitis, encephalitis of meningo/
encephalitis werd vastgesteld zonder dat de sectie of het
bacteriologisch- of virologisch onderzoek hiervoor een aanwij-
zing gaf

Varkens met een endocarditis of een Polyserositis zijn hierbij niet
inbegrepen omdat bij deze dieren zeer vaak microscopisch
waarneembare hersenlaesies voorkomen (zie tabel 5).

Hieruit blijkt dat van de 3169 onderzochte varkens bij 182
(=6%) dieren zonder histologisch onderzoek van de hersenen
geen diagnose gesteld had kunnen worden.

DISCUSSIE

De vraag wanneer histologisch onderzoek van de hersenen moet
worden verricht is niet éénduidend te beantwoorden. Een en
ander wordt bepaald door de verkregen anamnestische informa-
tie, de aard van de sectiebevindingen en door de uitslag van een
verricht bacteriologisch- en virologisch onderzoek.
De wenselijkheid om histologisch onderzoek te verrichten
neemt voorts toe wanneer virologisch onderzoek om technische
of financiële redenen moetworden nagelaten.
Sterke indicaties om histologisch onderzoek van de hersenen te
verrichten zijn anamnestische gegevens als zenuwverschijnselen
(60% positief), locomotiestoornissen (37% positieO en slecht
eten (29% positief). Zie hierbij tabel 4.
Ook de leeftijd is een aanwijzing. Van de varkens van 13-16
weken oud had 32% een meningitis en/of encephalitis.
Bij het voorkomen van een sterk gevulde maag en/of harde
inhoud in het colon verdient het aanbeveling histologisch

onderzoek te verrichten.

Bij deze abnormaliteit bleek 46-51% laesies in de hersenen te
hebben.

Voorts kan gesteld worden, dat door middel van histologisch
onderzoek van de hersenen een betere evaluatie mogelijk is. Zo
werd het virus van de ziekte van Aujeszky 35 maal (1%)
geïsoleerd uit varkens waarbij geen meningo/encephalitis werd
vastgesteld. Vermoed wordt dat er sprake is geweest van dragers.

Histologisch onderzoek is dan een aanvulling om te stellen dat
het dier aan deze virusinfectie gestorven is. Ditzelfde geldt voor
enterovirussen.

Tot histologisch onderzoek van de hersenen behoeft in het
algemeen niet te worden overgegaan bij varkens met zichtbare
afwijkingen in het centrale zenuwstelsel zoals abcessen en een
meningitis. Er is steeds sprake van een bacteriële infectie of
mogelijk ook van mycoplasma\'s.

Voorts lijkt histologisch onderzoek van dieren lijdende aan een
enteritis veroorzaakt door toxinen producerende E.coli stam-
men of door salmonellae of Treponema hyodysenteriae of van
varkens met een fibrineuze pneumonie of met liggingsverande-
ringen van het maagdarmkanaal weinig zinvol. De veranderin-
gen in de hersenen zijn hier mogelijk het gevolg van een eerder
opgelopen infectie en hebben met de excitus laetalis weinig van
doen.

Ook bij dieren met een endocarditis of een polyserositis
(polyarthritis, pleuritis, peritonitis, pericarditis) kan histologisch
onderzoek worden nagelaten.

Laesies in de hersenen die bij deze abnormaliteiten voorkomen,
zijn meestal het gevolg van een sepsis die eveneens ontstekingen
heeft veroorzaakt in het hersenweefsel (zie tabel 5) en die korter
of langer geleden heeft plaats gehad.

Tabel 5.; Aantallen en percentages van hersenafwi|klngen in connbinatie met
sectiebevindingen

sectiebevindingen

aandoeningen

aanul

aantal

percentages

laesies

ieasies

hersenen

hersenen

endocarditis

84

44

52

volle maag en harde

inhoud colon

151

76

50

harde inhoud colon

278

129

46

polyserosytis

204

94

46

sterk overvulde maag

586

243

41

catarrhale pneumonie

451

105

24

ulcera maag/darm

51

10

20

fibrineuze pneumonie

348

45

13

enteritis non speci-

ficans

1507

174

12

liggingsveranderingen

maag/darm

91

11

12

enteritis (salmonella)

23

2

9

enteritis (dysenterie)

78

8

10

enteritis (entero-

pathogene E.coli)

667

19

3

Bij endocarditiden worden in de hersenen vaak micro-abcessen
waargenomen. Deze zijn vermoedelijk het gevolg van het
\'vastlopen\' van emboli afkomstig van de ontstoken hartklep-
pen (thrombo-endocarditis).

-ocr page 228-

Tabel 6.: Overzicht van de vermoedelijke oorzaken van de hersenafwijkingen

virusinfecties

virus van de ziekte van Aujeszky

182

enterovirus

3

Bovine virus diarrhee virus

1

totaal virusinfectie

186

Aetiologie niet opgehelderd vermoedelijk virus

50

bacteriële infecties

Streptococcus suis 1

28

Streptococcus suis 2

84

Streptococcus non specificans

31

Actinobacillus pyogenes

19

£ coli

38

Overige bacteriële infecties

14

totaal bacteriële infecties

214

Aetiologie niet opgehelderd vermoedelijk

bacterieel

226

overige aandoeningen

cerebrospinale angiopathie

4

natriumvergiftiging

2

totaal overige aandoeningen

6

Aetiologie niet duidelijk

12

CONCLUSIE

Histologisch onderzoek van de hersenen dient te worden
verricht wanneer:

a. in de anamnese vermeld wordt zenuwverschijnselen, loco-
motiestoornissen en slecht eten (vooral oudere mestvarkens);

b. bij sectie onvoldoende afwijkingen worden gevonden om het
sterven te verklaren;

Tabel 7 Totaal aantal hersenatwi|kingen en aantal hersenatwiikingen zonder
aanwijzingen op grond van sectie, bacteriologisch of virologisch onderzoek
per leeftijdsgroep

leeftijd

totaal

laesies

percentage

aantal

hersenen

laesies

zonder

hersenen

aanwijzingen

> 1 week

56

6

11

1-5 weken

153

42

27

6-8 weken

III

25

23

9-12 weken

121

33

27

12-16 weken

164

52

32

17-26 weken

84

23

27

> 26 weken

5

1

20

totaal

694

182

26

c. de maag sterk gevuld is of het colon veel harde ingedroogde
inhoud bevat.

Histologisch onderzoek kan worden nagelaten bij dieren met
darmstoornissen, endocarditiden, polyarthritiden en zichtbare
afwijkingen van de hersenen.

SUMMARY

Evaluation of the need for histological examination of pig
brains

The aim of this study was to formulate guidelines lo determine whether, on the
basis of the anamnesis, the age of the animal at slaughter, and the post-mortem
findings, histological examination of the brain is necessary to arrive at a relaible
diagnosis. In total 3159 animals were examined at the laboratory of the Animal
Health Service in Gouda over the period from I August 1988 to 1 August 1990.
Histological examination is recommended for pigs that show nervous signs,
motor disturbances, and poor appetite without a clear cause of death, and for
fattening pigs in which the post-mortem examination fails to detect abnormalities
severe enough to cause death. Histological examination is also recommended
when the animal has an overfilled stomach and/or a hard colon content The
examination is not necessary for pigs with intestinal disturbances or for pigs with
endocarditis, polyserositis, or visible abnormalities of the brain. The occurrance
of meningnitis and encephalitis add little to the dignosis

Aanvaard op 1 augustus 1992.

-ocr page 229-

samenvatting

Een KWPN jaarlinghengst werd aangeboden met uitge-
breide huidlesies, diarree en oedemen. Bij rectaal onderzoek
werd een mogelijk al minstens een week bestaande coecum-
in-colon invaginatie gevonden. De literatuurgegevens over
coecum-in-colon invaginaties worden beknopt besproken.

introductie

Het stellen van een diagnose bij een ziek dier is als het oplossen
van een puzzel; hoe meer gegevens men ter beschikking heeft
hoe sneller de oplossing wordt gevonden. Van fundamenteel
belang is het afnemen van een uitgebreide anamnese en het
uitvoeren van een volledig klinisch onderzoek. Voor het stellen
van de diagnose dienen alle verkregen gegevens in ogenschouw
te worden genomen. Hierbij moet men er rekening mee houden
dat een onjuiste anamnese of meerdere tegelijk optredende
ziekteprocessen het beeld kunnen vertroebelen. Bij het paard
vormt het rectaal exploreren in de meeste gevallen een wezenlijk
onderdeel van een volledig klinisch onderzoek. Ook voor de
prakticus is het doorgaans mogelijk bij rectaal onderzoek
duidelijke afwijkingen te onderkennen. Voor een verdere
interpretatie van de gevonden afwijking kan het nodig zijn
specialistische hulp in te roepen.

casuïstiek

Een anderhalfjaar oude KWPN hengst werd aan een prakticus
aangeboden met de klachten huidproblemen, vermagering en
diarree. Bij klinisch onderzoek bleek dat het paard ook een
slappe indruk maakte en oedemen onder de buik had. De
temperatuur was iets verhoogd (38.7°C). Het dier werd
behandeld met een spasmolyticum (Buscopan compositum®)
intraveneus, een wormkuur (Eqvalan®) en electrolytenmix
oraal, en uiercrème locaal op de aangetaste huid. Gedurende de
volgende dagen verbeterde het paard niet. Na drie dagen bleek
bij herhaald consult dat het paard slomer was geworden, niet
meer at, uitgebreidere huidlesies vertoonde en nog steeds diarree
had. Het paard werd nog dezelfde dag doorverwezen naar de
Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren.
Bij aankomst op de Kliniek was de hengst zeer sloom, liep
wankelend met laaghangend hoofd en verkeerde in een matige
voedingstoestand. Ook vertoonde het dier grote huidlesies op
hoofd, hals, voorborst, heupen en benen. De penis was
voortdurend uitgeschacht en er was matig veel oedeem in het
preputium aanwezig. De ademhalingsfrequentie was 12 per
minuut. De pols was niet erg krachtig en had een frequentie van

I Dr M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan. Vakgroep Inwendige Ziekten en

Voeding der Grote Huisdieren

Yalelaan 16. 3584 CM Utrecht. 030-531112. fax. 030-531817

48 slagen/minuut. De temperatuur was 38.5°C. De slijmvliezen
waren rose met een CRT < 1 seconde en de turgor was matig.
Bij longauscultatie werden beiderzijds vooral ventraal vochtige
ronchi gehoord. Bij onderzoek van het circulatie-apparaat
werden oedemen onder de buik en aan de achterbenen gezien.
De venae jugulares waren niet gestuwd en er was geen
verhoogde venepols aanwezig. Bij auscultatie van het hart werd
een systolische souffle gevonden met het punctum maximum op
de rechter atrioventriculaire kleppen.

De huidafwijkingen waren gelokaliseerd op de predilectieplaat-
sen voor beschadigingen ten gevolge van decubitus. De lesies
bestonden voornamelijk uit perkamentachtige korsten met
daaronder op veel plaatsen een dunne nog onbehaarde rose
huid. De lesies leken op genezende decubitusplekken zoals die
bijvoorbeeld ongeveer een week na een heftige koliekaanval
worden gezien.

Onderzoek van het digestie-apparaat leverde op dat het paard
een stinkende foetor
ex ore had met een wittig beslag op het
slijmvlies van de mond, zoals vaker aangetroffen bij paarden die
enkele dagen niet hebben gegeten. Zowel links als rechts waren
borborygmi te horen, die wat \'waterig\' leken. Bij rectaal
onderzoek werd een zeer pijnlijke oedemateuze knoedelachtige
dikte rechts in de buik gevonden, ongeveer ter grootte van een
forse grapefruit. Op de dikte werden kleine knobbeltjes,
waarschijnlijk lymfeknoopjes, gevoeld. De mest was te slap en
hemorrhagisch. \'Direct\' bacteriologisch onderzoek van de faeces
was negatief, maar uit de ophoping werd een voor alle geteste
antibiotica goed gevoelige Salmonella groep B gekweekt.

Bij bloedonderzoek werden een verlaagde hematocriet (0.30 1/
1) en een iets te laag aantal leucocyten (5.9 G/1) gevonden.
Differentiatie van het witte bloedbeeld gaf een duidelijke
rechtsverschuiving te zien (87% segmentkernige leucocyten en
13% lymfocyten). De pH was normaal (7.345) met een normale
PCO2 (5,4 kPa) en een vrijwel normale standaard bicarbonaat-
concentratie (21.7 mmol/1). Het ureumgehalte was duidelijk
verhoogd (15.8 mmol/1). De plasma electrolyt-concentraties
waren duidelijk verlaagd (natrium 116 mmol/1, kalium 2.9
mmol/1 en chloor 88 mmol/1). Ook het totaal eiwit was
duidelijk te laag (42 g/1; normaal 60-70 g/1). Activiteiten van
sommige enzymen waren duidelijk verhoogd (LDH 1431 U/1,
AF 1179 U/1, AST 739 U/1), terwijl de activiteit van de 7GT
normaal was (9 U/1).

De waarschijnlijkheidsdiagnose was een coecum-in-coecum of
een coecum-in-colon invaginatie. Gezien de totale toestand van
het paard was de prognose van een chirurgische behandeling
zeer gereserveerd. In overleg met de eigenaar werd besloten tot
euthanasie, omdat het dier gezien de ernstige vermagering en de
slechte toestand geen slachtwaarde meer had.

Bij postmortaal onderzoek bleek het coecum voor tweederde

HUIDPROBLEMEN, OEDEMEN EN DIARREE BIJ
EEN JAARLINGHENGST

SYMPTOMEN VAN EEN COECUM-IN-COLON INVAGINATIE?

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\' Tijdschr Diergeneeskd 1993; iiS: I6i - 3

-ocr page 230-

deel geïnvagineerd te zijn, waarbij de punt van hetcoecum in het
colon aanwezig was. Het coecumligament stond strak gespan-
nen met ter plaatse een preperforatieve peritonitis. Het getnvagi-
neerde deel van het coecum was gestuwd en vertoonde locaal
necrose. Verder bleek de inhoud van colon en rectum waterdun
te zijn. De parenchymateuze organen waren gedegenereerd en
er was duidelijk longoedeem aanwezig. Aan het hart werden
geen afwijkingen gevonden.

DISCUSSIE

Invaginaties van coecum-in-coecum of van coeciim-in-colon
vormen een incidenteel optredende oorzaak voor koliek bij het
paard (6, 7). De invaginatie begint waarschijnlijk aan de punt
van het coecum en deze invagineert dan in eerste instantie in
zichzelf (coecum-in-coecum invaginatie) en kan dan vervolgens
verder in het rechter ventrale colon schuiven (coecum-in-colon
invaginatie)(2, 6). Chirurgisch ingrijpen, waarbij afhankelijk
van de situatie een partiële resectie van het coecum dan wel een
jejunocolostomie wordt verricht, is mogelijk, maar heeft een
zeer gereserveerde prognose (2, 3, 6, 7).
Het symptomenbeeld van een coecum-in-colon invaginatie kan
zeer wisselend zijn. Het verloop kan acuut zijn of juist zeer
chronisch (3). Ross (6) onderscheidt drie vormen: een acute
vorm die gepaard gaat met heftige koliek, een subacute vorm
waarbij het paard intermitterend koliek vertoont en een
chronische vorm waarbij de symptomen bestaan uit lichte
koliek, vermagering en een verhoogde temperatuur. Milne
et
al
(4) beschrijven een pony die na een eerste heftige koliekaanval
gedurende twee-en-een-halve week licht koliekerig bleef Deze
pony overleed tijdens chirurgisch ingrijpen en bij sectie bleek het
gehele coecum geïnvagineerd in het rechter ventrale colon. Ook
Edwards (2) beschrijft een paard dat pas na 10 dagen werd
doorverwezen en tijdens de operatie overleed. Gaughan en
Hackett (3) beschrijven een paard dat 22 dagen is behandeld in
verband met een peritonitis die waarschijnlijk veroorzaakt werd
door een al die tijd al aanwezige coecum-in-colon invaginatie.
In veel gevallen is het mogelijk het geïnvagineerde coecum als
een minstens grapefruit grote dikte te voelen (figuur 1) (2, 3).
Deze dikte voelt vlezig aan, heeft een onregelmatig aspect en is
nauwelijks indrukbaar. In andere gevallen valt alleen op dat het
coecum helemaal niet kan worden gepalpeerd (2, 3, 4).
Coecum-in-colon invaginaties zouden vooral optreden bij
paarden jonger dan drie jaar (3). Een infectie met lintwormen
{Anoplocephala perfoliata) wordt wel als mogelijke oorzaak
voor het ontstaan van een invaginatie genoemd (1,5). Lintwor-
men worden echter niet in alle gevallen aangetroffen (1, 3) en
komen in het algemeen vaker voor bij jonge dan bij oudere
paarden (3).

Evaluatie van de beschreven casuïstiek doet vermoeden dat de
coecum-in-colon invaginatie het begin is geweest van alle
problemen. Mogelijk heeft het paard één tot anderhalve week
vóór het opmerken van de huidproblemen en de diarree een
heftige koliekaanval gehad ten gevolge van de acuut optredende
coecum-in-colon invaginatie. Tijdens die aanval heeft het dier
waarschijnlijk nogal gerold waardoor decubitus lesies zijn
ontstaan. Deze lesies werden pas opgemerkt toen de eigenaar het
paard beter bekeek omdat het sloom werd en minder at. Op dat
moment was de eerder afgestorven huid al perkamentachtig en
aan het loslaten. Dergelijke lesies worden eigenlijk altijd door
trauma veroorzaakt.

Na het ontstaan van de invaginatie van het coecum in het colon
was passage van darminhoud nog mogelijk, zoals vrijwel altijd
het geval is. Er ontstaan levensbedreigende problemen wanneer
de passage gestoord wordt doordat de ileocoecale klep in de

1 ■ VI

IV « M

invaginatie wordt betrokken of wanneer er vanuit de bescha-
digde darmdelen een peritonitis optreedt.
De verminderde eetlust werd waarschijnlijk veroorzaakt door
het feit dat het paard voortdurend lichte abdominale pijn had.
Door de verminderde voedselopname en de diarree kunnen de
vermagering en het sterk veriaagde serum totaal eiwitgehalte
worden verklaard. In hoeverre het niet functioneren van het
coecum (in het coecum worden vooral vluchtige vetzuren
geresorbeerd) en een verlies van eiwit via de gealtereerde
coecumwand hebben bijgedragen aan de vermagering en het
eiwitverlies is niet vast te stellen.

De oedemen zullen bij dit paard het gevolg van het sterk
verlaagde totaal eiwitgehalte geweest zijn. Gezien het feit dat er
bij sectie geen pathomorfologische veranderingen aan het hart te
zien waren, was de soufflé waarschijnlijk het gevolg van de
anemie. De diarree kan op basis van het sterk verlaagde totaal
eiwitgehalte worden verklaard, maar zou ook kunnen berusten
op een verminderde resorptie door het beschadigde slijmvlies
van het geïnvagineerde coecum of op een toegenomen propulsie
op basis van de prikkeling van het ontstoken coecum.
In hoeverre de bij bacteriologisch onderzoek in de ophoping
gevonden Salmonella kiemen een rol hebben gespeeld bij de
diarree is niet met zekerheid vast te stellen. De verhoogde
activiteiten van de weinig orgaanspecifieke enzymen AF, LDH

-ocr page 231-

en AST komen overeen met de bij sectie gevonden degeneratie
van de parenchymateuze organen. Deze degeneratie is waar-
schijnlijk veroorzaakt door een geleidelijke toxineresorptie uit
de necrotiserende coecumwand.

Het uitvoeren van een rectaal onderzoek leidde bij dit paard,
waar het geïnvagineerde coecum duidelijk te voelen was, direct
tot een diagnose. Helaas wordt door veel dierenartsen het nut
van een rectaal onderzoek ten onrechte onderschat bij paarden
die slijten en/of diarree hebben. Het is ook voor de algemene
practicus doorgaans mogelijk een rectaal onderzoek uit te
voeren en te onderkennen dat er een duidelijke afwijking is. Het
nader interpreteren van de gevonden afwijking vereist soms de
kennis, vaardigheid en outillage (noodstal, laboratorium, erva-
ren helpers) aanwezig in een tweedelijns kliniek.

DANKBETUIGING

Dank gaal uit naar Mevr. drs. A.H.M. Cornelissen en dr. H.C. Kalsbeek
(Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren) en dr. M.A.
van der Velden (Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren) voor hun adviezen bij de evaluatie van de patient en het
vervaardigen van dit artikel en naar dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Vakgroep
Pathologie) voor het verrichten van het pathologisch onderzoek.

SUMMARY

Skin lesions, oedema and diarrhoea in a yearling stallion,
symptoms of coecocolic intussusception?

A Dutch Warmblood yearling stallion was referred for skin lesions, oedema and

DESINFECTEREIM VAN
KLAUWEN VAN KOEIEN

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling, vond de redactie de heer dr. D.J. Peterse
(Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland) bereid
om voor de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Is het desinfectant IC 222 (=dodecyl-bis-(hydroxyethyl)-ben-
zyl-ammoniumchloride geschikt voor het gebruik als voetbad
ter preventie/bestrijding van stinkpoten bij rundvee?
Werkt het ook tegen de ziekte van Mortellaro?
Is het minder toxisch dan het nog veel gebruikte formaline?

ANTWOORD

Mij is geen studie bekend over het effect van het genoemde of
soortgelijke desinfectantia ten aanzien van het voorkomen of
genezen van stinkpoten of de ziekte van Mortellaro. Het middel
behoort tot de quartinaire ammoniumbasen. Deze groep desin-
fectantia wordt vaak toegepast in een schoon milieu en wordt
diarrhoea. At rectal palpation a coecocolic intussusception was diagnosed, that

O-. t\' ^" \' ««K ■\'r^\'^ieiiMitle\'Ät-

might have been present for at least one week. A short literature review of

coecocolic intussusception is given.

LITERATUUR

1. Barclay WP, Phillips TN, and Foemer JJ. Intussusception associated with
Anoplocephalape^oliata infection in five horses. JAVMA, 1982; 180; 752-
3.

2. Edwards GB. Surgical management of intussusception in the horse. Equine
Vet. J., 1986; 18:313-21.

3. Gaughan EM and Hackett RP Caecocolic intussusception in horses: 11
cases (1979-1989). JAVMA, 1990; 197: 1373-5.

4. Milne EM, Pogson DM, Else RW and Rowland AC. Caecal intussuscep-
tion in two ponies. Vet Ree, 1989; 125: 148-50.

5. Owen Rh ap Rh, Jagger DW and Quan-Taylor R. Caecal intussusceptions
in horses and the significance of
Anoplocephala perfoliata. Vet. Record,
1989; 124: 34-7.

6. Ross MW. Surgical diseases of the equine cecum. In: Advances in equine
abdominal surgery. Eds Snyder JR and Markel MD. Vet. Clinics North Am.
Equine Pract. WB Saunders Co, Philadelphia USA, 1990: 363-75.

7. White NA and Lessard P. Risk factors and clinical signs associated with
cases of equine colic. Proc. AAEP Ann. Conv., 1986: 637-44.

Aanvaard op 2 februari 1993.

Op verwijzing ^^^^
Groep Veterinaire Specialisten

coördinatie R.C. Nap, spec chir gezelschapsdieren

namens de

door mest in zijn activiteit gehinderd. Ze dringen wel goed in de
huid door, maar vooral Gram-positieve bacteriën zijn gevoelig.
Ik bezit geen informatie over de werking tegen
Bacteroides
nodosus,
de verwekker van de stinkpootinfectie en Spirocha-
eten.

Spirochaeten worden recent opnieuw genoemd als mogelijke
verwekker van de ziekte van Mortellaro (Read
et al. Vet. Ree.
1992, 130, 60; Blowey
et al. Vet. Ree. 1992 131, 39), en hun
waarnemingen kan ik met behulp van histologisch onderzoek
van Nederlandse patiënten bevestigen.

Ten aanzien van het derde deel van de vraag zijn de volgende
opmerkingen te maken: formalinedamp is in hoge concentraties
irriterend en sommige mensen zijn ook gevoelig voor lage
concentraties, maar carcinogene effecten van formaline op de
mens zijn niet vastgesteld. Het middel dodecyl-bis-(hydroxyet-
hyObenzyl ammoniumchloride is niet irriterend.

Mijn conclusie is dat voor de preventie van klauwinfecties
formaline nog steeds het eerste middel van keuze is, waarbij
mijns inziens ook het etsend effect op de klauwhuid een
belangrijke rol speelt. Een tweede keuze zou kunnen zijn kresol
(stank) dan wel koper- of zinksulfaat (milieu). Over het effect
van zinksulfaat op de preventie van rotkreupel bestaat uitge-
breide documentatie.

Ten overvloede: voetbaden met antibiotica hebben geen enkele
preventieve waarde. Alleen bij een uitgebreide infectie met
Mortellaro is een dergelijk bad als behandeling te overwegen.

-ocr page 232-

De perfecte
therapie

a

Doeltreffend

Snelwerkend

Betrouwbaar

Anti-infectivum
voor honden en katten

Bayer B.V.
Division VT
Energieweg 1
3641 RT Mijdrecht

Baytril is een anti-infectivum met een uniel<
werkingsmechanisme. Dit resulteert in een
betrouwbaar bactericide effect. Baytril heeft
een breed anti-bacterieel spectrum. Het
werkt snel, is eenvoudig toe te dienen
en wordt door de dieren probleemloos
Z^) verdragen.

m

Weteame stol: Enrofloxacin Indicaties : infecties met voot Baytnl gevoelige micro-organismen bij honden en katten, met name infecties van het maag-
darmkanaal. de luchtwegen, de unnewegen. de geslachtsorganen, de huid. het middenoor en wonden. Contra-indicaties Baytnl mag niet worden toe-
gepast bij honden jonger dan 1 jaar Bij grote honderassen is het vanwege de langere groeifase raadzaam tot een leeftijd van 1,5 jaar geen Baytnl te
gebruiken. Dosenng : de gebruikelijke dosenng is 5 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over één of twee dosenngen. Doseringsduur ; vijf tot tien
dagen. Verpakkingen injectievloeistof met 2,5% enrofloxacin (toelatingsnummer REG NL 3144), tabletten met 15. 50 en 150 mg enrofloxacin (loela-
tingsnummers REG f^L 3904, REG NL 3864 en REG NL 3860), Voor meer produktinformatie : zie verpakkingstekst Bayer B,V,, Division VT.
Energieweg 1. 3641 RT Mijdrecht, Telefoon 02979-80666

-ocr page 233-

OUDSTE DIERGENEESKUNDIG GEZELSCHAP
IN NEDERLAND VIERT 150-JARIG JUBILEUM

\'In de december-vergadering ten
huize van mejuffrouw de Weduwe
Bontekoe te Groningen werd het be-
staan van het Groninger Veeartsenij-
kundig Gezelschap erkend, dat
plaats had op dinsdag 20 december
1842 des voormiddags.\'
Aldus werd
het opgeschreven in het eerste notu-
lenboek van het Gezelschap door de
allereerste secretaris Johann Chris-
toffer Billroth, veearts Ie klasse te
Zuidhorn. Op 16 juli 1878 sloot het
gezelschap zich aan bij de Maatschap-
pij ter Bevordering van de Veeartse-
nijkunde in Nederland. Dit in de ge-
daante van \'afdeling Groningen\', een
naam die op verzoek van de in aantal
toegenomen Drentse leden, in 1894
werd veranderd in afdeling Gronin-
gen-Drenthe.

Th. J. D. Straatman

Als gevolg van dit alles bestond de
Afdeling op 20 december jongstleden
150 jaar. Een gepaste viering waard,
maar hoe? In het verleden waren dit
steevast diners in gerenommeerde gele-
genheden. Samen met de echtgenotes
werd genoten van een feestdish en lange
toespraken. Bij het 125-jarig bestaan in
1967 werd de hele KNMvD uitgeno-
digd. Althans toen werd in afwijking
van de traditie de Jaarvergadering niet
in Utrecht gehouden maar in Gronin-
gen. (Dit beviel zo goed, dat sindsdien de
vergadering elk jaar in een andere pro-
vincie wordt gehouden.)
Besloten werd de cliënten mee te laten
doen met het feest in de vorm van een
symposion dat \'Vruchtbare Samenwer-
king\' werd gedoopt. Ieder lid kreeg de
gelegenheid tien of meer van zijn cliën-
ten uit te nodigen om op zijn kosten het
symposion bij te wonen. Met hulp van
Animed Virbac, AUV, Boehringer, Du-
phar, Intervet, Leo, Mycofarm, Pfizer en
SmithKline Beecham werd de afdeling
staat gesteld het Martinihal-congrescen-
trum af te huren en een aantal pro-
minente sprekers uit te nodigen. Met
verschillende secties zoals rundvee,
paard, gezelschapsdieren, varken en
pluimvee, kon het hele spectrum be-
diend worden.

De belangstelling was overweldigend,
zodat de organisatie op woensdag 18
november in de volledige gevulde Mar-
tinihal zo\'n 1200 gasten mocht ontvan-
gen.

Afdelingsvoorzitter Jan van Calker gaf
na een welkomstwoord Commissaris
der Koningin Vonhoff de gelegenheid
het symposion te openen. Deze ging
uitgebreid in op de oprichtingslokatie
van het Gezelschap ten huize van mejuf-
frouw de weduwe Bontekoe. De achter-
naam was wel zeer toepasselijk en het
\'mejuffrouw\', gaf in die tijd niet zozeer de
huwelijkse staat aan, maar de trap op de
sociale ladder. Collega Kampelmacher
zou gesproken hebben ware het niet dat
zijn trein definitief tot stilstand kwam
door een stroomstoring. Langs andere
elektrische wegen kwam zijn toespraak
toch nog tot ons: via de fax en de mond
van collega Jorna. Hij wees ons op het
biologisch moeilijk te verklaren ver-
schijnsel, dat de dochter 20 jaar ouder is
dan de moeder. Dit gezien het feit, dat de
voorganger van de KNMvD zoveel later
werd opgericht. Een duidelijk teken van
de vooruitstrevendheid in deze gewes-
ten, die al vroeg tot uiting kwam in
onder meer de in 1796 gegeven lessen
van Petrus Camper over
\'de thans
zweevende veesterfte\'.

fPTnn.imiKiv.

«if p.

(.1 \'iHlLMI \'.»K
,1 NlMKl.MStlMMll NHKKI >MI

,.,,^,.„,.1 ..............l)r,™.lK, ..S.,!

.Al.lL.f 1.« , .l«l..,li

„.„..u™ ..Hl hrt q-.to, rrr.1

• bl .1.<>1. Iir.1.1. J<)I)i.,„H.H

.1.1 U-,1. .t Unll /.) Junt \'I\' -Xiwt.iv.t.i
» -tr nm. «M do. I4.H-. n, .Ir ^ttn,. .1 ^vti.^ ^

l.llTll

■O,/

M„ 11—r

De van de afdeling Utrectit ontvangen oorkonde
ter gelegenfieid van het 50-|arig jubileum in
1895.

Na deze opwekkende woorden kon het
beginnen: een simultaanprogramma in
vijf secties. Elk symposion bestond uit
drie voordrachten, onderbroken door
een lunch. Bij de sectie Rundvee spraken
prof.dr. G.H. Wentink over IBR , dr.

Th.A.M. Kruip over voortplantings-
technieken bij het rund en mevrouw drs.
I.J.R. visser over 5.
Dublin op melkvee-
bedrijven in Noordnederland. Bij het
Paard kwamen \'revolutionaire en revo-
lutionaire aspecten van de voortplan-
tingsbegeleiding van het paard\' via drs.
W. van der Holst aan de orde, waarna de
heer J. Werners de \'Warmbloedfokkerij
in de jaren negentig\' behandelde. Er
volgde een echodemonstratie op dracht
bij een merrie. Mevrouw dr. A.C.
Schaefers-Okkens sprak over het fokken
met honden bij de sectie Gezelschaps-
dieren. Dit onder meer aan de hand van

een videopresentatie. Prof. drs. F.J.
Meutstege behandelde de groeistoornis-
sen bij de hond gevolgd door mevrouw
dr. A.A.M.E. Lubberink met een voor-
dracht over buikpijn.
De sectie Varken werd gevuld door dr.ir.
B. Kemp, die het had over \'Manage-
mentfactoren van invloed op embry-
onale sterfte bij het varken\'. Daarna
kwamen achtereenvolgens \'de Varkens-
houderij in Noordnederland van nu en
de toekomst\' en \'Klimaatproblemen in
varkensstallen\' aan de beurt. Dr. L.
Vellenga en dr. C.J.M. Scheepens spra-
ken hierover. Tenslotte de sectie Pluim-
vee waar drs. E. Kamps sprak over
\'Pluimveegezondheidszorg met als doel
een gezond eindprodukt\', dr. H A. Vahl
over \'De voeding van het slachtkuiken:
het afwegen van verschillende belangen\'
en drs. H. Hemminga met \'Kwaliteits-
aspecten van slachtkuikens\'.
Na elke voordracht was er tien minuten
tijd voor discussie.

TIJDSCHRIFT VOOR Diergeneeskunde. DEEI

165

Aflevering

1 8

5 1 9 9 .1

-ocr page 234-

HOOG GEHALTE
Zoals men ziet: geen gering programma.
Het was allemaal van hoog gehalte en
dat wisten de cliënten naar waarde te
schatten. De reacties tijdens en ook na
het symposion, waren veelvuldig en
vrijwel unaniem positief.
Na de eerste lezing was er een goed
verzorgde en smakelijke lunch. Het sym-
posion werd om half vier afgesloten met
thee en koffie.

Op de Afdelingsvergadering, die plaats-
vond op 15 december gaf collega J.S.
van der Kamp een terugblik op de 150-
jarige geschiedenis. De eerste twee notu-
lenboeken zijn goed bewaard gebleven
en in bruikleen gegeven aan het Univer-
siteitsmuseum in Utrecht. Ze bevatten
een schat aan informatie en bieden een
interessant beeld van die tijd. Hij bracht
ons in kennis met de oprichters en de
ereleden. Met name de laatsten - H.A.
Kroes (1858-1948, secretaris van de
Afdeling van 1905 tot 1937; hij is de
initiator van het diergeneeskundig mu-
seum), W. ten Hoopen, districtsveearts
te Groningen en Drenthe (1879-1970)
en C. Eenhoorn (1990-1975, vanaf
1937 secretaris van de afdeling; aan hem
zijn de landelijke ruiters en WPN grote
dank verschuldigd) - mensen van grote
verdienste door hun daadkracht, weten-
schappelijke instelling en tomeloze ener-
gie. Hij leidde \'de afdeling\' langs feest-
banketten, discussies over de
kwakzalverij en liet de schitterende oor-
konde zien, die de zusterafdeling Utrecht
de Afdeling schonk bij het 50-jarig
jubileum. Iedereen genoot van deze met
zorg voorbereide en boeiende voor-
dracht en het was werkelijk spijtig dat de
wederhelften van de leden er niet bij
waren.

Maar dat kwam goed op 23 januari, de
dag waarop de Afdeling haar traditi-
onele nieuwjaarsbijeenkomst heeft ge-
houden. Deze keer extra feestelijk met
een uitgebreide en zeer bourgondische
maaltijd, zang en dans.
De Afdeling Groningen-Drenthe kan
met veel genoegen terugkijken op een
geslaagde viering van haar 150-jarig
jubileum.

THEMA-
MIDDAG ORDE
OF CHAOS

De vereniging van Fabrikanten en
Importeurs van Diergeneesmiddelen
in Nederland, de Fidin, is vanaf haai
oprichting in 1964 een voorstander
geweest van een goede regeling ten
opzichte van de toelating en het ge-
bruik van diergeneesmiddelen in Ne-
derland.

Vanaf het begin is zij betrokken geweest
bij de totstandkoming van de Dierge-
neesmiddelenwet, die op 27 juni 1985
van kracht werd. Deze wet regelt de
registratie en het gebruik van dierge-
neesmiddelen in Nederland.

Op 1 mei 1987 hadden alle op dat
moment in Nederland op de markt
zijnde diergeneesmiddelen een voorio-
pige registratie verkregen. Op deze da-
tum diende te worden begonnen met de
beoordeling van dossiers van deze voor-
lopig geregistreerde middelen. Deze be-
oordeling had in november 1991 afge-
rond moeten zijn.

\'Wij zijn inmiddels bijna zes jaar na de
aanvang van het beoordelingsproces en
nog steeds is dit niet afgerond. Hierdoor
is onduidelijkheid ontstaan in de be-
schikbaarheid van diergeneesmiddelen
in de toekomst. Deze ontwikkeling
baart de Fidin grote zorgen\', aldus R.
Norg, Algemeen secretaris van de Fidin.

Omdat de beschikbaarheid van een juist
pakket van geregistreerde diergenees-
middelen een noodzaak is voor de ge-
zondheid van mens en dier heeft de
Fidin besloten de bezorgdheid die er is
ten aanzien van de registratie van dierge-
neesmiddelen aan de orde te stellen in de
jaarlijkse themamiddag die ter gelegen-
heid van haar Jaarvergadering wordt
gehouden.

De titel van de themamiddag is: \'Dierge-
neesmiddelenregistratie: orde of chaos?\'
en wordt op woensdag 31 maart 1993
namiddag te Nijkerk gehouden.

Vier sprekers geven vanuit hun achter-
grond een visie op deze ontwikkelingen
te weten de Nederlandse overheid, de
industrie, de prakticus en de Europese
Gemeenschap.

Voor deze middag zijn uitgenodigd: de
leden van de Vaste Commissie van
Landbouw van de Tweede Kamer, ver-
tegenwoordigers van de departementen
van LNV en WVC, Landbouwschap,
Produktschappen, CDI, RIKILT,
RIGO, RIVM, KNMvD, Gezondheids-
diensten voor Dieren, de pers.
Landbouworganisaties en andere be-
trokken organisaties. Voor meer infor-
matie: 03417-51703.

ACTIVITEITEN
VAN UEVH

De UEVH (Union Européenne des
Vétérinaires Hygiénistes) is in 1966
ontstaan als een vereniging van direc-
teuren van openbare slachthuizen in
Europa, niet gebonden aan de toen-
malige EEG-grenzen.
Later werd de vereniging ook openge-
steld voor directeuren van vleeskeu-
ringsdiensten.

Vervolgens werden de statuten weer
zodanig gewijzigd dat ook keuringsdie-
renartsen lid konden worden.
Zo\'n tien jaar geleden werd de UEVH
een onderdeel van de FVE, werkend
binnen het kader van de FVE-statuten.
Elke lidstaat van de EG kan via zijn
nationale vereniging (in Nederiand de
GKZ) de vergaderingen van de UEVH
door twee afgevaardigden laten bijwo-
nen.

De UEVH is een vereniging van dieren-
artsen werkzaam op het gebied van de
keuring van voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong en de controle op andere
waren en behartigt de belangen van deze
groepering. De vereniging heeft werk-
groepen die bepaalde onderwerpen uit-
diepen en hierover rapporteren.
Inmiddels zijn rapporten uitgebracht
over de modernisering van de vleeskeu-
ring en over de kwaliteitsbewaking van
produktieprocessen en de certificering
ervan.

De afgelopen jaren is tijdens de vergade-
ringen veel tijd besteed aan het bestude-
ren en van commentaar voorzien van
EG-richtlijnen.

Steeds was daarbij het uitgangspunt dat
de keuringsdierenarts de meest aange-
wezen persoon is om de verantwoorde-
lijkheid voor de keuring van voedings-
middelen en produkten van dierlijke
oorsprong, alsmede de controle/keuring
van produkten voor diervoeding op zich
te nemen.

De keuringsdierenarts is tot nu toe
vrijwel uitsluitend betrokken bij pro-
duktcertificering en niet of nauwelijks
bij de certificering van procescontrole.
De UEVH heeft de opleiding en de
postuniversitaire vorming van de keu-
ringsdierenarts als belangrijk onderwerp
aan de orde gesteld.
De keuringsdierenarts zal adequaat op
de op aanstaande ontwikkelingen moe-
ten kunnen inspelen.

J. ThJ. van Loon
(fax 010-4046064)

-ocr page 235-

De EASVO (European Associaton of
State Veterinary Officers) is in 1980,
opgericht als een specialistengroep
van de FVE (Federation of Veterinari-
ans of Europe). Elke EG-lidstaat
(sinds november 1992 ieder Europees
land) kan door zijn dierenartsvereni-
ging een afgevaardigde de vergade-
ringen laten bijwonen. De vertegen-
woordiging vanuit Nederland wordt
verzorgd door de KNMvD. De afge-
vaardigde wordt voorgedragen door
de Groep GKZ (Gezondheids- en
Kwaliteits-Zorg).

De EASVO is een groep van dieren-
artsen in overheidsdienst. Gezien de
veterinaire structuur in de meeste Euro-
pese landen zijn dit dierenartsen die
werkzaam zijn bij de Veterinaire
Dienst/Veterinaire Inspectie. In enkele
landen, zoals in Nederland, zijn ook de
vleeskeuringsdierenartsen in overheids-
dienst werkzaam. Deze groepering
wordt echter vertegenwoordigd in de
UEVH.

Het doel van de EASVO is belangenbe-
hartiging van dierenartsen in overheids-
dienst in de ruimste zin en het bevorde-
ren van onderlinge contacten tussen hen.

Tijdens de vergaderingen in de laatste
jaren is de bestudering en het becom-
mentariëren van nieuwe EG-regelge-
ving op het gebied van dierziektenpre-
ventie en -bestrijding en volksgezond-
heid het belangrijkste onderwerp
geweest. Dit is steeds gedaan met het
oog op de kwaliteit van het veterinaire
werk en de positie van de dierenarts. Dit
geldt zowel voor de ambtelijk werkende
dierenarts als voor de prakticus, iets wat
niet altijd voor iedere prakticus duidelijk
is. 1KB, onderzoek van levende dieren
bij export, GVP, dierziektenbestrijding;
allemaal onderwerpen waar beide groe-
peringen grote belangen bij hebben en
de ambtelijke dierenarts een centrale
functie in vervuld.

Een ander onderwerp is certificering.
Het blijkt dat in sommige landen dieren-
artsen nog steeds verplicht worden tot
het ondertekenen van certificaten,
waarin zaken worden vermeld die de
dierenarts niet vastgesteld kan hebben.
De door de FVE opgestelde \'Principles
on Certification\' zijn enkele malen onder
de aandacht van de betreffende ministe-
ries in de diverse landen gebracht.

Onderwerpen, waar de EASVO onder
meer ook aandacht besteed heeft,
zijn opleidingen, na- en bijscholing,
arbeidsomstandigheden, salariëring, po-
sitie en taken van hulpkrachten, uitwis-
seling van dierenartsen en vaktechnische
onderwerpen.

Naar aanleiding hiervan zijn meerdere
malen door de EASVO resoluties opge-
steld, die via de FVE aan de EG-
Commissie zijn aangeboden.

J. Minderhoud

PR PUBLIKATIE

De publikatie \'Voederwaarde
gras- en luzemebrok\' van het
Proefstation voor de Rundveehou-
derij, de Schapenhouderij en de
Paardenhouderij is te bestellen
door fl2,50 over te maken op
Postbanknummer 2307421 onder
vermelding van \'publikatie 79\'.
Ditzelfde geldt voor de publikatie
\'Nieuwe DVE(Darm Verteerbaar
Eiwit)-normen voor melkvee\',
maar dan onder vermelding van
\'publikatie 78\'.

FYSIOTHERAPIE
VOOR DIEREN

In Amsterdam is op 1 februari een
centrum voor fysiotherapie en revali-
datie geopend. Het centrum wordt
begeleid door drs. D.C. Aharon. Alle
dierenartsen in Nederland kunnen een
beroep doen op het centrum.

Een team, gevormd door een dierenarts,
een fysiotherapeut voor dieren en een
sport-manueeltherapeut (gericht op het
houdings- en bewegingsapparaat van
dieren) staat de dierenarts ten dienste.

BELANGENBEHARTIGING

DIERENARTSEN

IN OVERHEIDSDIENST

Het centrum verleent specifieke hulp en
geeft een verbreding van het diensten-
pakket aan de cliëntèle van de dieren-
arts.

Voor meer informatie kan men dinsdag,
woensdag en vrijdag tussen twaalf en
vijf uur \'s middags bellen via nummer
020-6920936. Het centrum is te vinden
aan de Weesperzijde 147.

VACATURE
PROJECT
DIRECTEUR
VTSC

PESHAWAR

De stichting Afghanistan Comité Ne-
derland zoekt kandidaten voor de
functie van Project Directeur ten be-
hoeve van het veterinair project Vete-
rinary Training and Support Centre
(VTSC) in Peshawar in Pakistan.

Dit project, dat onder verantwoordelijk-
heid van het bestuur van de stichting
sinds 1988 wordt uitgevoerd, heeft als
hoofddoelstelling het verschaffen van
basale veterinaire voorzieningen aan
veehouders in Afghanistan. De midde-
len om dit te bereiken spitsen zich toe op
opleiding aan para-veterinairen en de
oprichting en ondersteuning van veteri-
nary field units, waarbinnen deze para-
veterinairen geplaatst worden onder toe-
zicht van een Afghaanse dierenarts.
Het project telt inmiddels zo\'n 150
medewerkers. Zodra de omstandighe-
den daartoe geschikt zijn worden de
projectactiviteiten verplaatst naar Af-
ghanistan.

De Project Directeur geeft onder meer
leiding aan de verder uitbouw van het
project, is verantwoordelijk voor de
recrutering en de training van paravets,
zorgt voor materiële en professionele
ondersteuning, onderhoudt contacten
met de Afghaanse overheid en is belast
met de voorbereiding en uitwerking van
voorstellen ten behoeve van aanvragen
bij subsidieverstrekkers.
Voor meer informatie, zoals functie-
eisen, kan men terecht bij veterinair-
adviseur B.E.C. Schreuder van de stich-
ting. Hij is te bereiken via telefoon
03200-73911/73359.

-ocr page 236-

\'Geacht bestuur van de dierenartsen-
coöperatie AUV, geachte directie, ge-
achte genodigden en collegae, dames en
heren.

KAMPELMACHER OPENT
GROOTHANDELSMAGAZIJN

\'»mm

Het is mij een groot genoegen heden-
middag de ofiBciële opening te mogen
verrichten van het nieuwe AUV groot-
handelsmagazijn. Dat u voor deze han-
deling de voorzitter van onze beroeps-
vereniging heeft uitgenodigd onder-
streept mijns inziens de betekenis van
uw coöperatie voor diergeneeskundig
Nederland. Niet alleen uw 1600 leden,
die direct betrokken zijn bij uw activitei-
ten, maar ook de overige 1800 leden van
de KNMvD zijn er trots op wat uw
coöperatie in de laatste decennia tot
stand heeft gebracht.
Hierop is ook in de laatstgehouden
Jaarrede de aandacht gevestigd.

Is onze gehele beroepsgroep aan de ene
kant trots op wat de AUV tot stand heeft
gebracht, aan de andere kant bent u
werkzaam in een sector die de laatste
jaren door de overheid en andere dierge-
neesmiddelen betrokkenen met \'arguso-
gen\' wordt bekeken. Diergeneesmidde-
lenproduktie, -distributie, en
-toediening staan bij overheid en consu-
ment sterk in de belangstelling, gezien de
volksgezondheidsaspecten die met deze
toedieningen gepaard gaan. De taak en
de verantwoordelijkheid van de dieren-
artsen, niet alleen voor de prakticus,
maar op het gehele traject van de 1KB,
zijn in de laatste jaren steeds weer
opnieuw belicht, waarbij wij als beroeps-
organisatie duidelijk hebben onder-
streept dat geen professie beter geschikt
is voor de omvang met het diergenees-
middel dan de dierenarts. Dit te kunnen
is één, het waar te maken is het belang-
rijkste. Door versterking van het curri-
culum, door post-academisch onder-
wijs, door voorlichting over apotheek-
beheer en geneesmiddeltoediening,
maar bovenal door correct en deskundig
handelen dient deze claim te worden
waargemaakt.

Dit betekent dat de prakticus zich per-
manent bewust moet zijn dat zijn wijze
van handelen overeen dient te komen
met onze wetgeving en Code. Hoe beter
de prakticus aan deze eisen voldoet des
te minder zal de apotheekfunctie van de
dierenarts ter discussie staan.

COMPUTERSYSTEEM
TEGEN VERSPREIDING VAN
MOND- EN KLAUWZEER

De vakgroep agrarische bedrijfseco-
nomie van de Landbouwuniversiteit
Wageningen zal, samen met universitei-
ten in Engeland, Denemarken en Italië,
een computersysteem opzetten waar-
door bij het uitbreken van besmettelijke
veeziekten als mond- en klauwzeer snel
en adequaat gereageerd kan worden.
Het Nederlandse onderzoeksteam staat
onder leiding van prof. dr. ir. A.A.
Dijkhuizen, bijzonder hoogleraar in de
economie van dierziekten en dierziek-
tenbestrijding aan de Landbouwuniver-
siteit.

Mond- en klauwzeer geldt als één van de
meest besmettelijke dierziekten. Voor

Bij de opening van het nieuwe groothandelsmagazijn van de AUV op 15 januari
1993 heeft de voorzitter van de KNMvD, prof.dr. E.H. Kampelmacher de
volgende rede uitgesproken.

Door de AUV-Coöperatie is steeds weer
onderstreept dat deze niet alleen ver-
koop van diergeneesmiddelen nastreeft,
maar ook geïnteresseerd is in alle facet-
ten van het diergeneesmiddelengebruik.
Zowel door financiële ondersteuning
van de bijzondere leerstoel \'veterinaire
apotheek\' als ook door voorlichting over
apotheekbeheer en afvalverwerking aan
uw leden te geven heeft u een en ander
duidelijk gemaakt. U heeft zich daarbij
op het pad van de immateriële hulpver-
lening begeven; een terrein waarop de
KNMvD als beroepsvereniging veel ac-
tiviteiten ontwikkelt, ingebed in haar
doelstellingen: bevordering van de dier-
geneeskunde en belangenbehartiging
van de leden. Kort geleden heeft een
afvaardiging van ons Hoofdbestuur met
uw bestuur en directie duidelijke afspra-
ken gemaakt dat de KNMvD zich inzet
voor de sociaal-maatschappelijke belan-
gen van haar leden en de AUV voor alle
aspecten die te maken hebben met het
gebruik van diergeneesmiddelen. Wij
zijn er van overtuigd dat wij op grond
van deze afspraken zowel als AUV als
ook als KNMvD aan onze doelstellin-
gen nog beter inhoud kunnen geven.

Gaarne wens ik het bestuur van de AUV
en de directie van harte geluk met deze
nieuwe sprong voorwaarts. Het is mij
een genoegen en een eer hiermede uw
nieuwe groothandelsmagazijn voor ge-
opend te verklaren\'.

veel landen, waaronder Nederland, was
dit aanleiding jaarlijks alle runderen
preventief tegen deze ziekte in te enten.
Sinds 1 januari vorig jaar is deze enting
in de EG echter - om handelspolitieke
redenen - afgeschaft. Een dergelijke
stopzetting was vereist om vee en vlees
af te mogen zetten op een aantal belang-
rijke markten buiten de EG, zoals Ja-
pan, Korea en de Verenigde Staten.

Onderzoek heeft uitgewezen dat dit
besluit economisch gezien ook voor
Nederland aantrekkelijk is, mits bij een
uitbraak snel en adequaat wordt gere-
ageerd.

-ocr page 237-

Richtlijnen omtrent hoe en wat te doen
in geval van een uitbraak zijn door de
overheid (de Veterinaire Dienst) vastge-
legd in een zogenaamd draaiboek. In de
huidige vorm is dit draaiboek weinig
flexibel en biedt nauwelijks of geen
mogelijkheden om in te spelen op de
actualiteit van het moment. Onlangs
heeft de Landbouwuniversiteit de con-
tracten ondertekend van een door de EG
gefinancierd onderzoek om hier veran-
dering in aan te brengen. Doel is te
komen tot een computergestuurd beslis-
singsondersteunend systeem, met
daarin:

In de biologische bestrijding doen vrou-
welijke sluipwespen het vuile werk. Zij
voorkomen menig insektenplaag in ge-
wassen door hun eitjes te leggen in de
eieren of larven van plaaginsekten. Deze
worden vervolgens gebruikt als voedsel
door de wespelarven, zodat er na ver-
loop van tijd nieuwe sluipwespen ver-
schijnen in plaats van plaaginsekten.
Mannelijke sluipwespen zijn voor het
toepassen van deze biologische bestrij-
dingswijze vaak alleen een noodzakelijk
kwaad: ze bevruchten de vrouwtjes,
maar leveren verder geen bijdrage aan
de bestrijding van de plaaginsekten. De
ontdekking van bacteriën, die er voor
zorgen dat sluipwespen zonder met
mannetjes te paren dochters kunnen
krijgen, biedt daarom belangrijke per-
spectieven in de biologische bestrijding
van plaaginsekten. In het wetenschappe-
lijk tijdschrift Nature van 7 januari 1993
beschrijft de Wageningse onderzoeker
dr.ir. Richard Stouthamer, in samen-
werking met onderzoekers van de Ame-
rikaanse universiteiten van Rochester en
California, de bacteriën die de voort-
planting van twintig insektensoorten in-
grijpend kunnen veranderen. Stoutha-
mer is verbonden aan de vakgroep
Entomologie van de Landbouwuniver-
siteit Wageningen.

ASEKSUEEL

In de biologische bestrijding wordt veel
gebruik gemaakt van parasitaire wes-

■■ ■ M

- een geografisch informatiesysteem
met alle gegevens over wegen, water-
lopen en bedrijven;

- een kennissysteem met relevante gege-
vens om het verloop van de ziekte te
kunnen voorspellen;

- een simulatiemodel, om maatregelen
mee door te kunnen rekenen op hun
technisch en economisch effect.

WEG GEOPEND VOOR BIOLOGISCHE
BESTRIJDING ZONDER MANNEN

BACTERIEN VEROORZAKEN
MAAGDELIJKE VOORTPLANTING
BIJ PARASITAIRE WESPEN

Binnen drie jaar moet het systeem ope-
rationeel zijn. Het Nededandse onder-
zoeksteam bestaat verder uit ir. A.W.
Jalvingh en dr.i.r R.B.M. Huirne.

pen. Zeer succesvol is bijvoorbeeld de
sluipwesp
Encasia formosa, die in Ne-
derlandse kassen op grote schaal en met
veel succes wordt toegepast voor de
bestrijding van witte vlieg. Deze soort
bestaat alleen uit vrouwtjes, die zich
ongeslachtelijk kunnen voortplanten.
Deze vorm van maagdelijke voortplan-
ting is bij nog ongeveer 200 andere
soorten parasitaire wespen bekend. Bij
een deel van deze soorten is deze wijze
van voortplanting erfelijk bepaald, maar
bij een aantal soorten zijn het bacteriën,
die zich hebben verschanst in de eitjes,
verantwoordelijk voor de aseksuele,
zoonlose voortplanting.

ANTIBIOTICA

In eerdere experimenten toonde Stout-
hamer aan dat deze - met een bacteriële
infectie geassocieerde - aseksuele voort-
planting kan worden beïnvloed door de
vrouwtjes antibiotica te voeren. De bac-
teriën gaan dan dood en de wespen
produceren weer mannelijke nakome-
lingen. Dit is mogelijk omdat bij deze
soorten mannetjes en vrouwtjes, net als
bij bijen, slechts verschillen in het aantal
chromosomen: mannetjes hebben van
elk chromosoom slechts één exemplaar
(zijn haploïd), terwijl vrouwtjes er twee
hebben (diploïd zijn). Zo kunnen uit
onbevruchte vrouwtjes weer mannetjes
ontstaan.

Vrouwtjes ontstaan in een normale si-
tuatie juist uit bevruchte eicellen. De
bacteriën echter hebben zich gespeciali-
seerd in het produceren van uitsluitend
vrouwelijke nakomelingen. Hiertoe
wordt het gedrag van de gastvrouwchro-
mosomen tijdens de delingen in de
onbevruchte eieren veranderd, die daar-
door uitgroeien tot vrouwtjes. Hiermee
bevorderen de symbiotische bacteriën
hun eigen overleving. Zij zijn gezien hun
leefomgeving (in de eitjes van de wes-
pen) immers alleen geïnteresseerd in
vrouwelijke nakomelingen. Tn het cel-
vocht van spermacellen is geen ruimte
voor bacteriën en in een eitje dat een
man wordt zouden zij zich dan ook op
een doodlopend spoor bevinden\', aldus
Stouthamer.

IDENTIFICATIE

Samen met twee Amerikaanse onder-
zoeksgroepen is Stouthamer er in ge-
slaagd de bacteriën te identificeren, die
verantwoordelijk zijn voor de aseksuele
voortplanting van vier sluipwespsoorten
van het geslacht Trichogramma en één
soort van het geslacht Muscidifurax. Zij
deden dit door de volgorde van het
zogenaamde 16S-ribosomale DNA te
bepalen van de bacteriën afkomstig uit
geïnfecteerde wespen. Een groep van
micro-organismen van het geslacht
Wolbachia blijkt de veroorzaker. Door
deze identificatie is de weg geopend om
de bacteriën te gebruiken voor het ont-
wikkelen van goedkopere en betere
biologische bestrijdingsmethoden.

TOEPASSING

Stouthamer wil namelijk proberen de
bacteriën over te brengen naar seksuele
wespen, die tot nu toe minder geschikt
werden geacht voor biologische bestrij-
ding omdat zij relatief duur zijn. De prijs
die een tuinder voor wespen betaalt
wordt voor een groot deel bepaald door
de kosten van het kweken van die
insekten. De mannetjes die bij de seksu-
ele wespen ontstaan zijn daarmee een
belangrijke onkostenpost. Daarnaast
hebben aseksuele wespen voor de biolo-
gische bestrijding nog een aantal voor-
delen. Zo kunnen zij, eenmaal vrijgela-
ten in een kas met plaaginsekten, sneller
in aantal toenemen doordat alle nako-
melingen dochters zijn die ook weer
dochters produceren.

Hel anikel Molecular idenliflcalion of parthenogenesis
associated microorganisms\' van R. Stouthamer. J.A.J.
Breeuwer (Univ. of Rochester), R.F. Luck (Univ. of
California) en J.H. fVerren (Univ of Rochester) staat in
Nature van 7 januari 1993. Kopieën van het artikel kunt u
aanvragen bij Gen van Maanen. afd Voorlichting, tel:
0S370-S5(XI3.

-ocr page 238-

VDÜRRAADDPGAVE
QPIUMWETMIDDELEN

HOECHST HEEFT
TAKTIC IN
ASSORTIMENT

Mededeling van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de geneesmiddelen

Binnenkort zal in het Staatsblad een
wijziging van het Besluit aflevering
Opiumwetmiddelen op recept wor-
den gepubliceerd. De wijziging gaat in
op de dag na datum van publikatie van
dat Staatsblad. Het betreft een ver-
vanging van de verplichte 1 april-
voorraadopgave van Opiumwetmid-
delen.

Gevestigde apothekers, apotheekhou-
dende geneeskundigen en gevestigde
dierenartsen zijn jaarlijks verplicht op-
gave te doen van de per 1 april bij hen
aanwezige voorraden Opiumwetmidde-
len.

Het doel van de opgave is met name om
in geval van diefstal of andere calamitei-
ten na te kunnen gaan om welke hoe-
veelheden middelen het gaat. In de
praktijk wordt deze opgave echter als
sterk belastend ervaren. Bovendien is
uitvoering van een controle moeilijker
naarmate het tijdstip daarvan verder
verwijderd is van de datum van 1 april-
opgave.

Deze nadelige aspecten in combinatie
met het voordeel van steeds bredere
toepassing van computers in het voeren
van de praktijk zijn aanleiding geweest
de 1 april-voorraadopgave te vervangen
door een systeem van doorlopende ad-
ministratie. Dit zogenaamd rekening-
courant-systeem van in- en uitslag per
Opiumwetmiddel maakt een inzichte-
lijke en een eenvoudige controle moge-
lijk van de aanwezige voorraden midde-
len. Een voorbeeld van hoe een
dergelijke administratie in te richten
wordt belangstellenden tezamen met de
formulieren voor de I april-voorraadop-
gave toegezonden.

Dit jaar zal de 1 april-voorraadopgave
voor het laatst noodzakelijk zijn. Indien
op dat moment de bovenvermelde wijzi-
ging nog niet is gepubliceerd in het
Staatsblad, wordt men door de Inspectie
voor de geneesmiddelen toch geadvi-
seerd op grond van de verzamelde voor-
raadgegevens direct een aanvang te ma-
ken met het rekening-courant systeem.

Dat zal voorkomen, dat men korte tijd
later opnieuw voorraden moet opnemen
om alsnog op de doorlopende admini-
stratie over te kunnen gaan.

Formulier voor de voorraadopgave van opium-
wetmiddelen.

O.U. -alildtl

Naaa van de apotheek

Volgnr
kaart
(per O.tf.)

D«cua

ontv«ngit/
Itvcrlng

NaM en «4r«t l«v«rancl«r
Na«a en adrea patient

Ontvangst

Levering

Voorraad

Kaas en adrea arca

ftijzonderheden

Datua

concroie

Paraaf

Tranaport

Tr«n»porc

Hoechst Holland NV, afdeling Animal
Health heeft sinds januari het produkt
Taktic in haar assortiment.

Taktic is een middel ter bestrijding van
schurft en luizen bij varkens, schapen en
runderen. Het produkt is tevens geschikt
voor behandeling van hokken en stallen.

De werkzame stof in Taktic is Amitraz.

Het produkt wordt met water vermengd
en met een rugspuit als spray toegepast.

Voor meer informatie: 020-5908324.

VOORSTELLING
ENDEX

In \'De Boerderij\' aan de Heuvensweg 6
in Rheden toont Ciba Animal Health
vrijdag 26 maart haar nieuwe produkt
Endex.

Endex is een breedspectrum wormmid-
del voor schapen, dat zowel tegen maag-
darm-, lint- en longwormen als tegen
alle stadia van de leverbot werkzaam is.
Belangstellenden zijn vanaf drie uur \'s
middags welkom.

BANDEN 1992
TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE

Bestelling:

De banden voor het inbinden van
het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1992 (nieuw formaat)
kunt u bestellen door ƒ25,- per
set over te maken op postbank-
nummer 51 16 06. Wih u bij uw
bestelling vermelden \'Banden
1992\'?

Banden tot en met 1986 zijn niet
meer voorradig. Vanaf 1987, met
uitzondering van 1989, zijn de
banden wel leverbaar.

-ocr page 239-

INTERNATIONAAL
CONGRES
VETERINAIRE
GESCHIEDENIS

Leden van het VHG krijgen een korting
van/115,-.

Inschrijving dient schriftehjk vóór 1 mei
te geschieden bij het Secretariaat \'26th
Intern. Congress on the History of Vete-
rinary Medicine\', p/a Bibliotheek Dier-
geneeskunde. Postbus 80.159,3508 TD
Utrecht, onder gelijktijdige overmaking
van de congresbijdrage op banknummer
46.02.14.799 van de ABN/AMRO te
Leidschendam ten name van de pen-
ningmeester van het VHG.

Congressen en cursussen

De \'World-Association for the His-
tory of Veterinary Medicine\' zal dit
jaar voor het eerst in Nederland con-
gresseren. Het Veterinair Historisch
Genootschap (VHG) treedt - in sa-
menwerking met de KNMvD - op als
de organisator van dit congres.

Het congres wordt gehouden van 31 mei
tot en met 4 juni in EurOase Hotel en
Congrescentrum te Amersfoort, terwijl
de laatste congresdag op de faculteit
plaatsvindt.

Programma

Na de inschrijving en een informeel
avondprogramma op 2e Pinksterdag is
de eerste congresdag (1 juni) gewijd aan
de stand van zaken met betrekking tot de
beoefening van de veterinaire geschiede-
nis in de afzonderlijke landen en aan de
algemene vergadering van de World-
Association. Op de tweede congresdag
worden voordrachten gehouden over de
geschiedenis van de veterinaire genees-
middelen en vaccins en op de derde dag
in de ochtend over veterinaire biografie
en bibliografie, \'s Middags wordt een
bezoek gebracht aan het Museum Boer-
haave te Leiden, gevolgd door het con-
gresdiner in het Kurhaus te Schevenin-
gen. Op vrijdagochtend zullen de
buitenlandse gasten in de gelegenheid
zijn een rondgang te maken op de
faculteit. De middagsessie is tevens de
voorjaarsbijeenkomst van de leden van
het VHG. Op zaterdag wordt een post-
congres-tour georganiseerd naar Flevo-
land met een bezoek aan het Centraal
Diergeneeskundig Instituut in Lelystad.

Kosten

De deelnamekosten, inclusief logies (4
nachten) en half pension, de excursies en
het congresdiner bedragen ƒ 775,- (met
een toeslag van ƒ 140,- voor éénper-
soonskamers). De deelnamekosten zon-
der logies bedragen ƒ 500,- (voor stu-
denten, op vertoon van collegekaart,
ƒ 100,-). De kosten voor partners zijn
ƒ 700,- mét en ƒ 425,- zonder logies.

Van 24 tot en met 29 oktober dit jaar
wordt in Bangkok het elfde internatio-
nale symposium van de World Associ-
ation of Veterinary Food Hygienists
(WAVFH) georganiseerd. Elke vier jaar
heeft zo\'n symposium plaats, telkens in
een ander land, telkens over een actueel
thema.

Dit jaar is gekozen voor het thema
\'Gezonde dieren, gezond voedsel, ge-
zonde mensen\'; zo oud als de weg naar
Rome, maar nog steeds hoogst actueel.
Dat geldt voor de wereldsituatie, zeker
ook voor de Westeuropese situatie. Te
denken valt hierbij aan de aandacht
voor integrale kwaliteitszorgsystemen.
De organisatoren nodigen alle veteri-
naire volksgezondsheidsdeskundigen,
wetenschappers en beleidsmensen op
het gebied van voedsel en voedselvoor-
ziening, milieuhygiëne en andere be-
langstellenden uit om aan het sympo-
sium deel te nemen. Voor alle

STUDIEMIDDAG

SYSTEMEN

DIEPSTROOISEL

Het Proefstation voor de Varkens-
houderij organiseert in het Postiljon
Motel te Rosmalen dinsdag 2 maart
een studiemiddag over diepstrooisel-
systemen.

Tijdens deze middag, die om kwart over
één begint, worden de onderzoeksresul-
taten en praktijkervaringen van diep-
strooiselsystemen gepresenteerd. Vele
aspecten van dit houderijsysteem zijn
verpakt in een gevarieerd programma,
waarin verschillende sprekers het woord
voeren.

De kosten, inclusief de gebundelde inlei-
dingen, bedragen 75 gulden per persoon.
Deelnemers kunnen dit bedrag overma-
ken op Postbanknummer 51.73.462 ten
duidelijkheid: het symposium is niet
louter voorbehouden aan dierenartsen;
het staat open voor alle disciplines en
geïnteresseerden.

Deelnemers die een paper, een poster of
een videofilm willen presenteren, wordt
verzocht dat vóór 1 april kenbaar te
maken door het opsturen van een ab-
stract en een ingevuld registratieformu-
lier.

De VVAA bereidt in samenwerking met
Thai Airways een reisarrangement voor.
Zodra een voorstel gereed is, zal dit in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
worden gepubliceerd.

Belangstellenden kunnen een informa-
tieset en aanmeldingsformulieren aan-
vragen bij prof.dr. J.G. van Logtestijn,
Vakgroep Voedingsmiddelen van Dier-
lijke Oorsprong, Postbus 80175, 3508
TB Utrecht, telefoon 030-535371/
535367.

name van Proefstation voor de Varkens-
houderij onder vermelding van \'diep-
strooiselsystemen\' en de naam en het
adres van de deelnemer.

Telefonisch aanmelden is ook mogelijk
en wel via nummer 04192-86555; ing.
A. van de Sande-Schellekens en me-
vrouw A. van der Linden zijn via dit
nummer bereid meer informatie te ge-
ven over de studiemiddag.

GEZONDE DIEREN, GEZOND
VOEDSEL. GEZONDE MENSEN

-ocr page 240-

Dit advies, dat voorstellen bevatte ten
aanzien van het verbieden en/of regi-
streren onder stringente voorwaarden
bij gebruik van antibiotica vanwege de
volksgezondheid, was onderwerp van
bespreking in de workshop. Voor deze
workshop waren vertegenwoordigers
uit alle geledingen van de diergenees-
kundige sector uitgenodigd.

De conclusie van de bijeenkomst en de
discussie was dat de dierenartsen als
beroepsgroep zo snel mogelijk concrete
maatregelen dienden te nemen met be-
trekking tot:

Het invoeren van Goede Veterinaire
Praktijk op het gebied van het voor-
schrijven en toepassen van antibiotica
bij dieren;

Het opstellen van antibioticaformularia;
Het opzetten van een resistentie surveil-
lance.

De overheid op haar beurt diende te
bezien in hoeverre gemaakte afspraken
ten aanzien van een restrictief en selec-
tief gebruik van antibiotica, indien no-
dig, konden worden afgedwongen.

De Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde
heeft
haar verantwoordelijkheid genomen
met de instelling van de werkgroep
\'Veterinair Antibioticumbeleid\', met als
taak het ontwikkelen van prioriteiten bij
het selectieve en restrictieve gebruik van
antibiotica in de diergeneeskunde met
inachtneming van zowel diergeneeskun-
dige, als volksgezondheidsaspecten.

TUSSENTIJDSE EVALUATIE VAN DE
FOLLOW-UP VAN DE WORKSHOP

VETERINAIR

ANTIBIOTICAGEBRUIK EN
VOLKSGEZONDHEID

iin(lr

De werkgroep kwam voor het eerst
bijeen op 8 juni 1990 en heeft voortva-
rend gewerkt onder haar voorzitter
Vaarkamp. Helaas is het rapport nog
niet voor een ieder te verkrijgen, omdat
nog steeds wordt gewacht op bewerkte
omzetcijfers van de farmaceutische in-
dustrie. Het zal nog enkele weken duren
voordat het rapport met de gebruikcij-
fers per diersoort en toedieningswijze
(massamedicatie en individuele behan-
deling) kan worden gedrukt.

Het rapport geeft aan welke criteria
moeten worden gehanteerd om tot een
rationeel gebruik van antibiotica in de
diergeneeskunde te komen. Dit gefor-
muleerde beleid leidt tot een toegelichte
aanpak in de vorm van formularia.

Eveneens worden aanbevelingen ge-
daan om het effect van het antibioticum-
beleid te kunnen evalueren (resistentie-
peilstations en registratie veterinair anti-
bioticumgebruik).

Het belang van een goede \'post marke-
ting surveillance\' van geregistreerde
diergeneesmiddelen wordt onderstreept.

De werkgroep heeft het geformuleerde
beleid uitgewerkt in formularia per dier-
groep. Formularia zijn beargumen-
teerde voorkeurslijsten van toe te passen
middelen bij bepaalde indicaties en be-
paalde diersoorten.

(Veterinaire Hoofdinspectie Volksgezondheid)

Op 22 maart 1990 werd de workshop \'Veterinair antibioticagebruik en
Volksgezondheid\' door de Veterinaire inspectie in samenwerking met het RIVM
en het ministerie van LNV georganiseerd naar aanleiding van het rapport van het
RIVM (1989) \'Advies inzake inperking van het arsenaal van antimicrobiële
diergeneesmiddelen voor veterinaire toepassing\'.

De meeste formularia (vleesvee, melk-
vee, varkens, paarden, kleine herkau-
wers) zijn klaar en worden aan de
beroepsgroep voorgelegd voor com-
mentaar. Dit zal gebeuren door publika-
tie in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, bespreking in diverse groepen
van de Maatschappij en mogelijk ook in
regionaal overleg onder leiding van de
Gezondheidsdiensten voor Dieren.

De overige formularia gezelschapsdie-
ren, sierpluimvee en pluimvee zijn zo
goed als afgerond.

Er zal nog overleg met de voorzitter van
de KNMvD plaatsvinden over de te
volgen procedure ten aanzien van de
acceptatie en effectuering van het gefor-
muleerde beleid.

De verwerking van de reacties op de
formularia zal zo snel mogelijk plaats-
vinden, opdat deze dan ter beschikking
van iedere dierenarts komen.

H. Vaarkamp (voorzitter)
A.EJ.M. v.d Bogaard
AJ. Breeuwsma
Mw. C.H.M. Julicher
A. Mostert
(secretaris)
J.H.M. Nieuwenhuijs
J. Verhoef
A. Vulto

-ocr page 241-

Suvaxyn® Aujeszky NIA3-783

is zeer veilig voor pasgeboren biggen, drachtige
zeugen, mestbiggen, runderen en schapen.

blijft niet latent achter in het dier (Tk").

is zeer effectief, zowel in klinisch opzicht als in de
mate van onderdrukking van het veldvirus.

is gl\'.

wordt als enig vaccin gebruikt in de "Diessen/
Aujeszky-eradicatieproef".

Handelsvorm (incl. diluent)

10 flacons à 10 doses

10 flacons à 50 doses

-ocr page 242-

NEDERLAND

VAN
SZKY

Suvaxyn O/W-emulsie is een bijzonder adjuvans. Combinaties van
dit adjuvans met Duphar\'s Aujeszl<y vaccins geven een sterl<e
vermindering van veldvirusexcretie. Bij strikt en consequent uit-
gevoerde vaccinatieprogramma\'s wordt het aantal infecties van de
ziekte van Aujeszky sterk gereduceerd.

Dat blijkt ook uit de Diessenproef, waar een dergelijke combinatie
werd toegepast.

Bij eradicatieprogramma\'s zal suvaxyn O/W-emulsie dus een
belangrijke rol vervullen.

Suvaxyn O/W-emulsie draagt bij aan eradicatie.

-ocr page 243-

■■ ■ M

REVUE

SCIENTIFIQUE
ET TECHNIQUE-
VETERINARY
PUBLIC HEALTH

Partl-II. VoLI0.Nr4.dec. \'91,336pp en
VOLIl.NR I,moan \'92, 328 pp.
ISBN 92-9044-298-0 en ISBN 92-9044-
299-0

Office International des Epizooties-
75017 Parijs.

In de loop van \'91 en \'92 zijn door het
OIE (Office International des Epizoo-
tics) in Parijs, twee interessante deeltjes
verschenen over de geschiedenis en de
huidige situatie in de verschillende we-
relddelen van de Veterinaire Openbare
Gezondheidszorg.

Het OIE is opgezet in \'24 om vooral
aandacht te geven aan de controle van
uitbraken van veeziekten die de wereld-
handel bedreigen.

Tegelijkertijd ging men er van uit dat
zoönosen minstens zo\'n belangrijk facet
van de activiteiten zouden kunnen wor-
den.

Al in \'28 werd de controle van deze
interspecies ziekten als een belangrijke
taak gezien. Eén van de eerste ziekten
die speciale aandacht kreeg was rabies.

In 1951 besloot men in een internatio-
nale conferentie tot een wereldwijde
aanpak van deze virusziekte.

Sinds \'30 hield de OIE-organisatie zich
ook bezig met de levensmiddelenhy-
giëne.

Uiteraard wordt er nauw samengewerkt
met organisaties als de WHO en de
FAO.

In het eerste deeltje (Vol 10, nr 4,
december \'91) wordt uitvoerig ingegaan
op de historie en de ontwikkeling van de
Veterinaire Openbare Gezondheids-
zorg, de organisatie van sommige cam-
pagnes, alsmede de verschillende doel-
stellingen in de diverse delen van de
wereld.

In de loop der tijd is dankbaar gebruik
gemaakt van de diverse wetenschappe-
lijke ontwikkelingen. De epidemiologie
met de biometrie is de laatste decennia
een belangrijk instrument geworden.

De Amerikaanse epidemioloog C. W.
Schwabe beschrijft de evolutie van het
beroep van de veearts tot dat van de
dierenarts.

Was er eerst de magie van het genezen in
de oudheid, via de militaire paardenart-
sen (200 voor Christus tot 1762) kwa-
men daarna de veterinaire politie-maat-
regelen (1762 tot 1883) gevolgd door
massacampagnes met inentingen (1883
tot 1966). Vandaag de dag is het het
permanente overzicht over de dier-
ziekte-situatie met de daarbij horende
selectieve acties. Hij maakt daarbij dui-
delijk dat het de eisen van de maatschap-
pij zijn, gezien nieuwe (ook wetenschap-
pelijke) ontwikkelingen, die dit
bewerkstelligen.

In het tweede deeltje (Vol. 11, nr.1,
maart \'92) wordt de huidige stand van
zaken van de organisaties op dit gebied
in de wereld uitvoerig beschreven.

Daarnaast is er een aantal interessante
bijdragen over toekomstige ontwikke-
lingen.

De veterinair is de verbindende schakel
tussen de veeteelt en de gezondheid van
de bevolking. De rol daarvan wordt
steeds belangrijker gezien het ontstaan
van nieuwe probleemgebieden.

Nieuwe methoden in de veeteelt in de
voeding en bij de voortplanting zouden
nieuwe pathologische problemen ople-
veren.

De toename van de wereldbevolking
maakt dat de dierpopulatie zich ook zal
uitbreiden wat extra zorg voor versprei-
ding van zoönosen met zich meebrengt,
omdat de wereldhandel zich dienover-
eenkomstig zal uitbreiden en intensiever
wordt.

Daarnaast worden nog genoemd de
grotere invloed van de informatiemedia
en de verdere ontwikkeling van de
biotechnologie.

\'De grotere eisen die de huidige maat-
schappij stelt aan het te nuttigen voedsel
maakt\', aldus J.Blancou, directeur van
de OIE \'dat aanpassing nodig is van
Veterinaire Openbare Gezondheidsor-
ganisaties, de opleiding moet verder
worden verbeterd vooral ten aanzien
van nieuwe technologieën\'.

Mede door de bijdragen van leidende
autoriteiten van de FAO en de WHO,
alsmede van de PanAmerikaanse Ge-
zondheidsorganisatie geven deze deel-
tjes een uitstekend overzicht over de
bestaande toestand in de wereld van de
Veterinaire Openbare Gezondheids-
zorg, waarbij tevens de toekomstige
ontwikkelingen niet zijn vergeten. Deze
literatuur is zonder meer de moeite
waard om aan te schaffen door degenen,
die in de vaak moeilijke discussie over
ons smakelijk voedsel van dierlijke oor-
sprong helderheid willen hebben over de
talloze nationale en internationale
aspecten.

De prijzen liggen in de orde van grootte van 60 gulden per
deeltje inclusief de verzendkosten per luchtpost, (VoL 10-
4: FF 175 en VoL U-1: FF 175). Een copie met de inhoud
en de bestelstrook kan men bij de redactie krijgen.

W. Sybesma

VOEDINGS-
MIDDELEN-
HYGIENE

Effecten van electro-stimulatie
op de varkensvleeskwaliteit

Taylor AA en Tantikov MZ
Meat Science, 1992: 31: 381-95.

Electro-Stimulatie (ES) wordt voorna-
melijk bij runder- en lammerkarkassen
toegepast om cold-shortening (verkor-
ting van spiervezels ten gevolge van
koeling) en taai worden van het vlees te

-ocr page 244-

voorkomen. In het eerste deel van on-
derhavig onderzoek is gekeken naar de
effecten van verschillende ES-regiems
op pH-daling, drip-verlies en malsheid,
gemeten in de Musc.longissimus dorsi
(LD) en de Musc.semimembranosus
(SM) van varkens van verschillende
gewichten na snelkoeling of na conven-
tionele koeling. Het bleek dat ES met
een stroom van 7(X) V, 12,5 Hz gedu-
rende 90 sec., 20 min. post mortem per
karkashelft toegediend, resulteerde in
het laagste drip-verlies en de grootste
malsheid (vleeskwaliteit). In het tweede
deel van het onderzoek werd alleen dit
ES-regiem toegepast. De pH-verande-
ringen, het drip-verlies en de malsheid in
de LD en SM werden vergeleken bij vijf
groepen varkenskarkassen van verschil-
lende gewichtsklassen, onderworpen
aan verschillende koel-regiems op op-
eenvolgende tijdstippen na het slachten.

De pH-daling mét ES was zowel na 40
min. als na 3 uur koeling significant
groter. Ook de malsheid bleek met ES
beter te zijn, terwijl het effect van ES op
het drip-verlies voor de LD en de SM
verschillend bleek. Echter in zijn geheel
resulteerde Es in een duidelijk lager
drip-verlies. Ten gevolge van ES kwam
niet meer of minder PSE- of DFD-vlees
voor. De grootste drip-verliezen bleken
geassocieerd met de kleinste pH-dalin-
gen. Wanneer de vleesmonsters in mals-
heidklassen werden ingedeeld, bleken
significant meer met ES behandelde
monsters in de betere klassen terecht te
komen.

Snelkoeling resulteerde in lagere drip-
verliezen. ES gaf een ongeveer 17%
betere vleeskwaliteit in de LD, minder
in de SM (6%); de grootste verbeteringen
in combinatie met snelkoeling.

Concluderend werd gesteld dat ES
(700V, 12,5 Hz ged. 90 sec.) toegediend
20 min. na het doden, significant de
malsheid van de LD (minder de SM)
van geforceerd gekoelde varkenskarkas-
sen verbeterde. Hierbij traden geen PSE-
kenmerken op in het vlees en nam het
drip-verlies niet toe.

fV J. Bruck wilder

itffHti

VOEDINGS-
MIDDELEN-
HYGIENE

Maagulcera bij paarden
Murray MJ.

Gastric ulceration in horses: 91 cases
(1987-1990). JAVMA 1992; 201: 117-
20.

In een retrospectieve studie werden de
gegevens gepresenteerd van endoscopic
van de maag bij 111 paarden met koliek.
De paarden varieerden in leeftijd van 1 -
22 jaar en hadden tenminste 12 uur
gevast voor het onderzoek met de 2
meter lange endoscoop. Van de onder-
zochte paarden had 82% maagulcera,
waarvan 87% zich bevond in het klier-
loze maagslijmvlies. Aan 7% van de
paarden bleek fenylbutazon te zijn toe-
gediend. Bij 28% van de paarden werd
de aanwezigheid van maagulcera be-
schouwd als de oorzaak van de koliek.
Als criteria daarvoor werden gebruikt 1)
het aantonen van maagulcera door mid-
del van endoscopic 2) de afwezigheid
van andere afwijkingen aan de digestie-
tractus 3) de klinische respons op toedie-
ning van antacida en 4) het vervolgens
aantonen van reductie of verdwijnen
van de maagulcera.

32 Paarden werden behandeld met een
H2-antagonist. De meeste paarden (16)
werden behandeld met een H2-antagon-
ist (ranitidine) oraal in een dosis van 6,6
mg/kg lichaamsgewicht 3dd. gedurende
21 dagen. Vervolgens trad bij de helft
van de paarden volledige genezing op.

J.H. van der Kolk

RUND

Meningitis bij kalveren

Green SL and Smith LL.
Meningitis in neonatal calves: 32 cases
(1983-1990). JAVMA 1992; 201: 125-
8.

In een retrospectieve studie werden de
gegevens gepresenteerd van 32 kalveren
jonger dan 3 maanden met een meningi-
tis. De gemiddelde leeftijd van de kalve-
ren was 6 dagen (minimum leeftijd 11
uur). De opname van biest bleek bij alle
kalveren onvoldoende te zijn. In combi-
natie met meningitis bleek diarree het
meest voor te komen (bij 50% van de
kalveren). Bij 75% van de kalveren was
er sprake van leucocytose in het perifere
bloed (gemiddeld 30 G/L met een
spreiding van 13-50 G/L). In 7 bloed-
kweken werd
E. coli driemaal vastge-
steld en een
Pasteurella sp. eenmaal. In
22 monsters van de liquor cerebrospina-
lis bedroeg het gemiddeld aantal witte
bloedcellen 4004/uL (spreiding 130-
23.700), terwijl in 45% van deze mons-
ters microscopisch bacteriën werden
aangetoond. Uit 58% van de liquormon-
sters werden bacteriën gekweekt, waar-
van in 82% £.
coli. Binnen 2,4 dagen na
opname stierf 84% van de kalveren of
moest worden geëuthanaseerd. Na 20
dagen waren alle kalveren gestorven of
geëuthanaseerd, oftewel een mortaliteit
van 100%! Pathologisch onderzoek le-
verde bij 82% van de kalveren aanwij-
zingen op voor sepsis.
E. coli werd
daarbij in 69% van de gevallen uit het
centraal zenuwstelsel geïsoleerd.

J.H. van der Kolk

MOND- EN
KLAUWZEER-
ENTING:
RISICO VAN
STOPZETTEN?

ß

J.R. Vollema

Mond- en klauwzeer is een zeer besmet-
telijke virusziekte van evenhoevigen.
Het MKZ-virus bezit een aantal eigen-
schappen dat een zeer snelle versprei-
ding van de ziekte mogelijk maakt. Zo is
de incubatietijd kort en de snelheid van
virusvermeerdering in geïnfecteerde die-
ren groot. Bovendien is naast overdracht
van het virus via (in)direct contact met
geïnfecteerde dieren of besmet materiaal
ook aërogene verspreiding mogelijk.
In West-Europa is MKZ gedurende de
laatste decennia, waarin de bestrijdir<g
ervan gecoördineerd plaatsvond, steeds
verder teruggedrongen. Vooral de ont-

-ocr page 245-

wikkeling van effectieve vaccins, waar-
door preventieve vaccinatie op grote
schaal mogelijk werd, heeft het aantal
MKZ-uitbraken sterk doen afnemen.
Omdat in West-Europa de landsgrenzen
straks verdwijnen, hebben de lidstaten
van de EG ook wat betreft de MKZ-
bestrijding één strategie voor de hele EG
moeten bepalen. Men heeft gekozen

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer Prof.
dr G. C. van der Weijden (Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting) bereid om voor de lezers
een antwoord te formuleren

VRAAG

Is een dierenarts aansprakelijk als hij
ondanks de (al of niet uitdrukkelijke)
wens van de veehouder tot het doen van
een keizersnede, het kalf langs de na-
tuurlijke weg geboren laat worden,
waarbij het kalf dood gaat?

ANTWOORD

Deze vraag is niet eenvoudig met ja of
nee te beantwoorden. Het zal duidelijk
zijn dat voor het bepalen van aansprake-
lijkheid iedere casus afzonderlijk dient te
worden beoordeeld. Vele factoren kun-
nen immers een rol spelen. Bovendien is
lang niet altijd aantoonbaar dat het kalf
ten gevolge van de extractie is gestorven.
Het resultaat van het pathologisch on-
derzoek van het kalf kan hierbij van
grote waarde zijn.

Het behoeft geen betoog dat het zonder
voorafgaand onderzoek of zonder me-
dische indicatie uitvoeren van een kei-
zersnede volstrekt onjuist is. Van een
dierenarts mag worden verwacht dat hij
of zij bij het verrichten van een verlos-
sing deskundig en zorgvuldig te werk
gaat. Dit betekent minimaal een goed
afgenomen anamnese en een zorgvuldig
uitgevoerd lichamelijk (obstetrisch) on-
derzoek. Deskundige interpretatie van
de verzamelde gegevens is de basis voor
voor een niet-vaccinatiebeleid, met
name op grond van kosten/baten-analy-
ses en uit handelsoverwegingen. Het is
de vraag of de aannames die bij het
maken van deze keus gebruikt zijn
overeen komen met de toekomstige
werkelijkheid.

sr 169/92 20pp

AANSPRAKELIJKHEID
DIERENARTS

de beslissing of het verrichten van een
extractie verantwoord is, of dat het kalf
beter door middel van een sectio caesa-
rea ter wereld kan komen. Voorop staat
een optimale uitkomst voor zowel koe
als kalf Bij het nemen van de beslissing
zullen zeker ook de gegevens uit de
anamnese en de wens van de eigenaar
een rol spelen.

Bij ernstige twijfel of een extractie wel
verantwoord is, zal, indien de eigenaar
daar de voorkeur voor uitspreekt, het
uitvoeren van een keizersnede de aan te
bevelen therapie zijn, tenzij er medische
argumenten zijn die pleiten tegen de
sectio caesarea.

Indien de dierenarts in bovengenoemde
situatie toch besluit een extractie te
verrichten en dit wordt een te zware
extractie ten gevolge waarvan het kalf
sterft, zal naar mijn mening de dierenarts
bij afwezigheid van goede tegenargu-
menten aansprakelijk zijn.
Is een dierenarts echter op grond van een
\'lege artis\' obstetrisch onderzoek van
mening dat een normale extractie moge-
lijk is en het kalf gaat toch dood ondanks
een niet zware verlossing, dan is er mijns
inziens meestal geen grond voor een
schadeclaim. Een dierenarts kan er im-
mers niet voor instaan dat een kalf blijft
leven (uiteraard ook niet rondom het
uitvoeren van een sectio caesarea). Dit
geldt ook voor een niet altijd te voor-
ziene \'kruis op kruis\' situatie.
Ter voorkoming van problemen is het
altijd van groot belang de resultaten van
het obstetrisch onderzoek en de moge-
lijke behandelwijze(n) met voor- en
nadelen voor koe en kalf duidelijk met
de eigenaar te bespreken.

Maart

1 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

2 Ledenvergadering afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant De Waever in He-
ijthuijsen. Aanvang 20.15 uur.

2 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

2 PAO-D cursus: 93/23 Struisvogels

2 PAO-D cursus: 93/15 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

3— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

3—6 The 1993 European Conference on
Avian Medicine & Surgery Utrecht. Inlich-
tingen bij dr. G. M. Dorrestein, telefoon
030-534357 (zie ook Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1993; 118(1): p20).

4 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur

4 PAO-D cursus: 93/24 Veterinair Handelen
bij Hippische Wedstrijden

5 PAO-D cursus: 93/17 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

9 PAO-D cursus: 93/16 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 PAO-D cursus: 93/54 Klinische Les

10 PAO-D cursus: 93/39 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

11 Werk vergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Varken, avond Boxtel.

12 en 13 X.Tagung über Prfedekrankheiten an-

lasslig der Equitana in Essen, Gruga-Hallen,
Kongress-Saal, eigener Eingang hinter Halle
3. Telefon: 0201-7244-401 oder 7244-342.

13 PAO-D cursus: 93/09 Praktische Echogra-
fie GD

16en23 PAO-D cursus: 93/36 Capita Selecta
Vleestechnologie

17 PAO-D cursus: 93/55 VAMPP

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

18 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei te Hanskamp, aanvang 20.15 uur.
Gastspreker: mr. T. W. Mertens, voorz.
Ereraad.

22 en 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-

ziekten Rund

23 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Aanvang 10.00 uur.

23 en 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

25 Jaarvergadering Groep Veterinaire homoe-
opathie van de KNMvD

26— 28 \'Voorjaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

(vervolg pag. 182)

-ocr page 246-

Dierenarts/bioloog

als assistent projectleider voor de ontwikkeling
van veterinaire antibiotica preparaten

Akzo is één van de grootste chemisclje
concerns ter wereld met de hoofdzetel
in Arnhem, met 350 vestigingen
in 50 landen en ruim 63.000 mede-
werkers. Werken bij Akzo t>etekent een
loopbaan bij een technologisch
hoogontwikkelde onderneming met
activiteiten in chemie en chemische
vezels, verven en lakken en produkten
voor de gezondheidszorg.

AKZO

CREATING THE RICHT CHEMISTRY.

Intervet International bv een dynamische, snel-
groeiende onderneming, onderdeel van de Pharma
Divisie van Akzo - ontwikkelt, produceert en ver-
koopt diergeneeskundige preparaten. De Intervet
groep heeft een twintigtal vestigingen verspreid
over de wereld met in totaal 1.500 medewerkers.
De hoofdvestiging Boxmeer heeft 550 mede-
werkers, waarvan meer dan 180 in R&D.
De produkten worden wereldwijd geëxporteerd.

Uw functie binnen de afdeling Antibiotica R&D

Deze afdeling verricht onderzoek naar de inter-
acties tussen antibiotica, micro-organismen en
afweersystemen van landbouwhuisdieren.
Uiteindelijk doel is de ontwikkeling van moderne
veterinaire preparaten.

U zult met name meewerken aan de ontwikkeling
van preparaten ter preventie en therapie van
mastitis bij herkauwers.

Enkele taken in dat kader zijn het verrichten van
onderzoek naar de pathofysiologische processen
gedurende mastitis en het ontwerpen, (laten)
uitvoeren van en rapporteren over in-vitro experi-
menten. Verdere werkzaamheden zijn het uit-
voeren van farmacokinetiek- en residu-studies en
de ontwikkeling van in-vivo mastitismodellen.
U werkt nauw samen met academici en analisten
binnen de afdeling en met andere R&D-afdelingen.

U rapporteert aan het afdelingshoofd Antibiotica.
Uw profiel

U heeft een academische opleiding diergeneeskun-
de of biologie en goede kennis van fysiologie en
pathofysiologie in dieren (met name herkauwers).
Specifieke ervaring deed u op met de pathogenese
van bacteriële ziekten, immunologie en/of
medische/veterinaire microbiologie. U heeft
ervaring danwel affiniteit met toegepast onderzoek.
Uw mondelinge en schriftelijke uitdrukkings-
vaardigheid - ook in het Engels - is uitstekend en
uw leeftijd ligt tussen de 25 en 30 jaar.

Ons aanbod

Over de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
kunnen we kort zijn; die zijn sterk concurrerend.
Daarnaast kunt u rekenen op goede doorgroeimo-
gelijkheden, binnen Inten^/et of breder Akzo-verband.

Uw reactie

Voor meer informatie over deze functie kunt u
contact opnemen met de heer dr. J. Lohuis,
Projectleider, telefoon 08855-87600.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u (m/v) binnen
14 dagen richten aan de de heer H. Verbeek,
hoofd Personeelszaken, Intervet International bv,
Postbus 31, 5830 AA Boxmeer.

-ocr page 247-

DE GEMENGD PRACTICUS EN
DE VOORJAARSDAGEN

Het is een misvatting dat dit grote
driedaagse congres alleen voor de gezel-
schapsdieren-dierenartsen waarde zou
hebben. Het programma wordt zodanig
samengesteld dat ook de dierenarts uit
de gemengde praktijk de aanwezige
kennis van de \'gezelschapsdierengenees-
kunde\' kan opvijzelen. Degene die
denkt dat dit congres er alleen zou zijn
voor de \'specialist kleine huisdieren\'
heeft het helemaal mis. Zeker, er zijn
programma onderdelen die duidelijk
geavanceerd zijn, die meer vragen dan
de algemene praktijk. Voor \'ieder wat
wils\' blijft het credo: zo zijn de Voor-
jaarsdagen begonnen en zo is het nog
steeds.

WAAROM MOET DE DIEREN-
ARTS UIT DE GEMENGDE
PRAKTIJK JUIST NAAR DIE
VOORJAARSDAGEN 1993
TOE?

Het volgende programmavoorbeeld kan
een leidraad zijn om juist dit jaar naar de
RAI te gaan, één dag - twee dagen of
drie dagen; het kan allemaal. En vergele-
ken met een buitenlands congres of
andere vormen van nascholing: goed-
koop is het!

Vrijdagochtend: An update in ophthal-
mology. De voor velen bekende Boevé,
Heijn en Stades nemen de toehoorders
mee in het land vóór de blindheid. Men
kan \'s middags de \'s ochtends onderwe-
zen kennis beproeven in de kliniek in
Utrecht. Maar men kan ook in Amster-
dam blijven en \'s middap luisteren naar
dr. Voith die voorlichting geeft hoe de
vele vragen in de praktijk over plassende
katten, agressiviteit of eetproblemen bij
de kat op te lossen! Is dit toch nog te ver
van menig bed - \'t is misschien niet
klinisch genoeg? - een alternatief ligt
voor de hand: de artritis bij de hond.
Fantastisch om dat weer eens goed uit de
doeken gedaan te krijgen.
De koffiepauzes en de lunchtijd geven
voldoende tijd om de tentoonstelling te
bezoeken om de kijker op de hoogte te
stellen van de nieuwe middelen, instru-
menten, boeken etc. Bovendien is de
vrijdagavond speciaal gereserveerd om
na het middagprogramma nog een ge-
zellige babbel te maken met bekenden
op de tentoonstelling. Voor een broodje
wordt gezorgd!

ZATERDAG

Misschien wordt er hier en daar gezegd:
\'Daar is niets voor mij bij\'. In dat geval is
een bezoek aan de DANS aan te beve-
len: het programma voor de dierenarts-
assistentes. Dat programma zit goed in
elkaar en reeds vele dierenartsen zijn
reeds voorgegaan als het dierenartsen
programma te zwaar was of ze gingen
gewoon met de assistentes mee. Dat kan
natuurlijk ook \'s middags en net als
vorig jaar is er ook een DANS-pro-
gramma op de zondag.
Maar toch, die zaterdagochtend: een
uitstekende keus is natuurlijk dr. Roude-
bush die met groepen van zes collega\'s
een praktijkgeval aan de orde stelt en
uiteindelijk probeert een oplossing te
vinden. Is dat niet iets wat wij graag
zouden doen? En als men meer wil
weten over echografie, ook al omdat de
cliënt erom kan vragen, dan is het
bijwonen van de rijk geïllustreerde le-
zing van mrs. Barr aan te bevelen.
De zaterdagmiddag is niet moeilijk in te
vullen. De huidtumoren gepresenteerd
door dr. White: iedere practicus ziet
deze aandoeningen regelmatig en heeft
er misschien niet altijd een duidelijk
antwoord op. In deze voordracht zal de
nadruk gelegd worden op het stellen van
de diagnose en de behandeling. In de
Proceedings staat de tekst maar voor de
beelden moet men naar zijn lezing.

Het Vooijaarsdagen-congres op 26,27 en 28 maart in de RAI in Amsterdam is er
voor iedere dierenarts die regelmatig diergeneeskundige handelingen verricht bij
honden en katten. Voor iedere dierenarts die de uitdrukking \'Good Veterinary
Practice\' begrijpt, is het een noodzaak om \'diergeneeskundig bij te blijven\' en te
zorgen dat hij of zij de patiënten, waarvoor hij of zij verantwoordelijk is, een
optimale behandeling kan geven en onderkent welke patiënten verwezen moeten
worden.

ZONDAG

Wat biedt de zondag voor de gemengd
practicus die wat mee naar huis wil
nemen en direct kan toepassen? Uit de
programma-onderdelen is het niet zo
eenvoudig te kiezen, \'s Ochtends over
pijn en de verschillende bestrijdingsme-
thodieken tot aan acupunctuur toe. En \'s
middags een keuze uit hoe de toekom-
stige praktijkruimte in te richten, een
vervolg op de huidziekten van dr. White
of eerste hulp aan tandheelkundige pa-
tiënten. Trouwens, de assistente kan
zondag meerijden naar het DANS-con-
gres en de rest van het gezin kan onder
leiding naar Artis en na de lunch met de
rondvaartboot terug naar de RAI.
De dierenarts in de algemene gemengde
praktijk, hoort minstens één dag per jaar
de Voorjaarsdagen te bezoeken. Als men
het programma goed leest, zijn er meer
onderwerpen die men zou moeten bij-
wonen om de kennis bij te spijkeren en
leemten op te vullen teneinde de cliënten
optimaal te adviseren over de dierge-
neeskundige mogelijkheden, die elk jaar
weer toenemen. Grijp de kansen die dit
congres biedt met beide handen aan. Het
is zeker de moeite waard.

*

Voorjaarsdagen 1993

-ocr page 248-

EVEN VOORSTELLEN...

programma, genaamd \'DANS\', waar-
aan vorig jaar meer dan 800 personen
deelnamen.

In 1993 wordt het congres gehouden
van 26 tot en met 28 maart wederom in
de RAI te Amsterdam.

De Commissie Vooijaarsdagen is thans
als volgt samengesteld (zie foto: Van
links naar rechts: G.J.H. van Ameron-
gen (vice voorzitter), G.J. Suurd (ten-
toonstelling), K.L. How (penningmees-
ter), mevrouw M.W. Vroom (DANS),
dr. H.A.W. Hazewinkel (voorzitterX
H.P. Meyer (wetenschappelijk pro-
gramma), Jhr. A.W. van Foreest (public
relations) en mevrouw M.S. Kruip (RAI
en public relations).

DAGJE UIT

In het Tijdschrift van 15 januari
stond op pagina 69 de eerste, sum-
miere aankondiging van het \'Dagje
Uit\' 1993. De datum weet u nu:
donderdag 6 mei. En deze keer
zullen we elkaar ontmoeten in De-
venter. Volgende maand verdere
informatie.

Namens het comité \'Dagje Uit\'
Heieen Borsje-Hillebrand

De Commissie Voorjaarsdagen heeft als
opdracht een jaarlijks internationaal
congres op het terrein van de diergenees-
kunde voor gezelschapsdieren, genaamd
\'Voorjaarsdagen\' te organiseren. Jaar-
lijks wordt er een breed scala van
onderwerpen behandeld door sprekers
uit binnen- en buitenland. In 1992 werd
het congres voor de 25e maal in de RAI
te Amsterdam gehouden. Meer dan 600
deelnemers gaven acte de présence. Te-
vens organiseert de Commissie voor de
dierenartsassistenten een nascholings-

DE ALGEMENE
BETALINGS-
VOORWAARDEN
HERZIEN

De algemene betalingsvoorwaarden
dierenartsen, leden van de
Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde
zijn herzien. De herziening
houdt in dat een aantal voorwaarden
aan de bestaande praktijk en het huidige
recht is aangepast.

De nieuwe voorwaarden zijn op 28
januari 1993 gedeponeerd ter griffie van
de Arrondissements-Rechtbank te
Utrecht.

Een ieder die betalingsvoorwaarden
hanteert wordt geadviseerd om voor-
taan in plaats van de algemene voor-
waarden van 1984 de nieuwe voorwaar-
den te gebruiken. Indien op het
(factuur)papier en dergelijke, expliciet
wordt verwezen naar de oude voor-
waarden (1984) is het wel noodzakelijk
dat men dit aanpast aan het gebruik van
de nieuwe voorwaarden.
Op deze plaats wil de KNMvD nog-
maals wijzen op het feit dat op de
gebruiker van de algemene betalings-
voorwaarden een informatieplicht rust.
Deze informatieplicht houdt in dat men
een exemplaar van de voorwaarden in
de wachtkamer ophangt en bovendien
houdt dit in dat de gebruiker de cliënt de
voorwaarden ter hand moet stellen en/
of met de factuur meestuurt c.q. op de
achterkant ervan afdrukt. De cliënt
moet immers een redelijke mogelijkheid
hebben om van de inhoud van de
betalingsvoorwaarden kennis te kunnen
nemen. Enkel een verwijzing op de
facturen naar de betalingsvoorwaarden
is daarvoor absoluut onvoldoende. In dit
kader is het van belang dat, indien men
de nieuwe voorwaarden gebruikt, deze
voorwaarden met een gewijzigde in-
houd, ook (weer) de vaste cliënten ter
hand stelt.

Bloks van 100 exemplaren algemene
betalingsvoowaarden zijn te bestellen
door overmaking van ƒ 11,75 inclusief
BTW per blok op gironummer 51 1606
onder vermelding van \'algemene beta-
lingsvoorwaarden\'. Indien men gezien
de verwijzing op het (factuur)papier de
oude voorwaarden van 1984 wenst te
ontvangen dient men dit bij de overma-
king expliciet te vermelden.
Voor verdere informatie kan men con-
tact opnemen met het bureau van de
KNMvD tel. 030-510111, mevrouw
Mr. P.S. van Egmond.

-ocr page 249-

Modelcontract I, Arbeidsovereenkomst,
wordt gebruikt bij het aangaan van een
arbeidsovereenkomst tussen prakticus-
werkgever en prakticus-werknemer. In
dit contract worden de afspraken tussen
werkgever en werknemer vastgelegd;
het contract is bruikbaar voor zowel
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde
tijd als voor arbeidsovereenkomsten die
voor onbepaalde tijd worden aange-
gaan. Het contract bevat tevens een
toelichting, waarin nadere informatie
wordt gegeven over een aantal artikelen
uit het contract.

Modelcontract II, Overeenkomst tot het
verrichten van enkele diensten, wordt
gebruikt bij het vastleggen van afspra-
ken met betrekking tot dienstbetrekkin-
gen, die niet gekenmerkt kunnen wor-
den als een arbeidsovereenkomst.
Belangrijkste verschil met Modelcon-
tract I is dat de dierenarts-medewerker -
als aan bepaalde voorwaarden wordt
voldaan - niet in loondienst wordt geno-
men. Dit is het geval wanneer er in de
arbeidsverhouding geen sprake is van
een gezagsverhouding tussen de prakti-
cus en de dierenarts-medewerker, de
arbeidsverhouding niet langer duurt dan
één maand of minder dan twee dagen
per week beslaat en de vergoeding voor
het werk tenminste het minimumloon
bedraagt. Ook Modelcontract II bevat
een uitgebreide toelichting.
De ervaring leert dat prakticus en waar-
nemer voor een korte periode, vooral bij
vakantiewaarnemingen, nogal eens te
weinig aandacht besteden aan het ma-
ken van afspraken omtrent werktijden,
honorarium en eventuele kostenvergoe-
dingen. In het algemeen wordt er geen
contract opgesteld. Achteraf ontstaan
dan vaak problemen over bijvoorbeeld
de betaling.

Als aanvulling op het bestaande, uitge-
breide Modelcontract II is daarom een
beknopt modelcontract \'Overeenkomst
tot het verrichten van enkele diensten\'
ontwikkeld. In dit contract, Modelcon-
tract III genoemd, komen op beknopte
wijze de belangrijkste afspraken aan de
orde, die bij een korte waarneming
(korter dan 1 maand) tussen prakticus
en waarnemer moeten worden vastge-
legd.

173

Modelcontract III is dus alleen bedoeld
voor kortdurende waarnemingen. Wan-
neer men gebruik maakt van het Model-
contract III kan men er zeker van zijn
dat alle belangrijke afspraken aan bod
zijn gekomen.

De Modelcontracten I, II en III zijn
verkrijgbaar op het bureau van de
KNMvD (tel. 030 - 510 111). Voor
meer informatie kan men contact opne-
men met mevrouw Van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker
KNMvD.

SOLLICITATIETRAINING:
KOERS BEPALEN BIJ
WERK ZOEKEN

Het Netwerk NILI (Nederlands Insti-
tuut van Landbouwkundig Ingenieurs)
Vrouwen organiseert dinsdag 23 maart
1993 een sollicitatietraining voor herin-
tredende vrouwelijke ingenieurs. Op
deze dag zullen twee herintredende
vrouwen vertellen over hun ervaringen
met het zoeken naar en vinden van
werk. Het programma bestaat verder uit
een workshop netwerken, een work-
shop sollicitatiegesprek en er wordt in-
formatie gegeven over sollcitatieclubs.
Deze dag is ook toegankelijk voor herin-
tredende vrouwelijke dierenartsen. De
kosten zijn ƒ 75,- (incl. lunch). Inschrijf-
formulieren zijn te verkrijgen bij Lon-
neke de Rijk, Netwerk NILI Vrouwen,
Postbus 79, 6700 AB Wageningen, tel.
08370-83134.

K O N 1 N K 1. I J K E N E t) E R 1 A N 15 s E MAATSCHAPPIJ VOOR D 1 E R (i E N E E S K U N t) E

VETERINAIRE
SPECIALISTEN

Het bestuur van de Groep Veterinaire
Specialisten kent een nieuwe samenstel-
ling. Sinds de jaarvergadering, die on-
langs gehouden werd, is het bestuur als
volgt samengesteld.

Dr. M.H. Boevé, voorzitter, mevrouw
drs. P.J. Roosje, secretaris, mevrouw drs.
C.J. van Hoorn, penningmeester, drs.
G.H.A. Borst, lid en mevrouw drs. L.M.
Overduin, lid.

MODELCONTRACT VOOR

KORTDURENDE

WAARNEMINGEN

Het Bureau van dc KNMvD verstrekt de bekende Modelcontracten I en H aan
praktizerende dierenartsen en dierenartsen-medewerkers in de praktijk.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:
Burger, Mevr. C.R.; 1992; 3583 JD Utrecht;
Stadhouderslaan 51.

Downer, J.W.G.; 1992; 3522 RR Utrecht; Alblas-
straat 18.

Ripsen, F.M.J.M.; 1992; 3582 SE Utrecht; Peli-
kaanstraat 30 bis.

Haan, J.R de; 1992; 3515 XT Utrecht; Adriaan
Beijerkade 16.

Hagen, FH.J. van; 1992; 7064 LM Silvolde;
Bontebrug 92.

Kramer, R.J.; 1992; 3572 GN Utrecht; Griftstraat
29.

Kraneburg, H.J.M.; 1992; 5343 CL Oss; Wage-
naaistraat 50.

Mandigers, RJ.J.; 1992; 3572 RT Utrecht; Goede-
straat 14 C.

Oort, FB.; 1992; 5751 TS Deume; Niers 20.
Prins, B.; 1980; 9651 AC Meeden; Hereweg 83.
Römer, Mevr. D.A.M.; 1992; 3581 JX Utrecht;
Van der Duynstraat 4.

Swam, Mevr. H.; 1992; 3583 VS Utrecht; Fred.
Hendrikstraat 132.

Weele, Mevr. J.S. van der; 1992; 1778 KK
Westerland; Westerlanderweg 21.
Wuestenenk, J.B.; 1992; 7981 BL Diever; Tus-
schendarp 12.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Bol, Mevr. C.J.; 3581 TR Utrecht; Beekstraat 15.
Bracke, M.B.M.; 3582 XD Utrecht;
I.B.Bakkerlaan 89.

Dingemanse, Mevr. J.; 3981 AP Bunnik; Provinci-
aleweg 22.

Duijnhoven, E.A.J. van; 6582 BB Heumen; Looi-
straat 63.

Pool, Mevr. RN.J.; 3981 HG Bunnik; Parallelweg
9.

Wierda, T; 3524 BD Utrecht; Oldambt 73.

□VERLEDEN

Op 17 januari 1993 Mevr Dr. A. Rath te
Hamburg (Duitsland).

Op 4 februari 1993 Drs. G.J.M. Kortman te
Eindhoven.

Op 4 feburari 1993 Drs. J. Poulussen te Deurne.

JUBILEA

P Lycklama ä Nijeholt te Bakel, aanwezig, 30 jaar,
I maart 1993

Dr. A.L. van Zuylen te Enschede, afwezig, 30 jaar,
I maart 1993

PR. de Vries te Onstwedde, afwezig, 25 jaar, I
maart 1993

-ocr page 250-

C.J. Vermeulen te \'s-Gravenhage, afwezig, 45 jaar,
3 maart 1993

P.M.A. van den Berg te Krimpen a/d Lek, afwezig,
25 jaar, 4 maart 1993

J. Bootsma te De Blesse (F), afwezig, 30 jaar, 13
maart 1993

H.H. Poppinga te Wommels, afwezig, 25 jaar, 15
maart 1993

J. Abma te Vriezenveen, afwezig, 30 jaar, 21 maart
1993

Th.G.J.H. Hendrickx te Echt, afwezig, 30 jaar, 21
maart 1993

A.J. Derks te Overicx)n, afwezig, 30 jaar, 22 maart
1993

W. Hiddema te Lelystad, afwezig, 50 jaar, 24
maart 1993

M.M.FH. van Kuijk te Someren, afwezig, 30 jaar,
24 maart 1993

MUTATIES

348 Baayen, M.Th.; 1977; 3000, Heredia (Costa
Rica); Apdo 304, Herd Health Project; tel.
09-506-377833; fax 09-506-602155; wet.
medew. R.U., universitair samenwerkings-
project.

209 *Belt, A.J.M. van den; 1982; 3512 NP
Utrecht; Hamburgerstraat 27 bis; tel. 030-
317683 privé, 531323/533743 bur.; wet.
medew. R.U. (F.D., vkgr. Algemene Heel-
kunde en Heelkunde der Grote Huisd.).

211 Beunis, S.; 1990; 1076 VE Amsterdam;
Tumerstraat 24 III; tel. 020-6620851 privé,
6944766 prakt.; p., medew. bij Spoedkliniek
voor dieren Amsterdam.

214 Bogaard, C.A.; 1992; naar het buitenland.

349 Bogaard, C.A.; 1992; 18200 U Celle
(Frankrijk); Ruette è Bacchus, "Les Tilliar-
des"; tel. 09-33-48610362 privé, 48960823
prakt.; p., medew. bij X. Auperin.

218 Breeje, E.H. den; 1952; 3816 TW Amers-
foort; Otelloplaats 92; tel. 033-723205; r.d.

218 Brink, R.T van den; 1989; I3I2 WT Al-
mere; Tubastraat 49; tel. 036-5368148 privé;
p., medew. bij A. Slikkerveer.

221 Burger, Mevr. C.R.; 1992; 3583 JD Utrecht;
Stadhouderslaan 51; tel. 030-544714; p.,
medew. bij H.A. de Jong, J.J. Koot en H.J.
Schrama (toev. als lid).

227 \'Dijk, B. van; 1992; 6701 AX Wageningen;
Junusstraat 15; tel. 08370-17928 privé,
12432 prakt.; p., medew. bij H.A.M. van
Eist, S.W. Schukking en A.H. Westerhuis.

288 Dirkzwager, Mevr. A.; 1989; 3881 ER Put-
ten; Esdoornlaan 39; tel. 03418-60925 privé,
03200-52294 bur.; wet. medew. bij C.L.O.-
instituut, "De Schothorst".

230 Doom, Mevr. E.A.M. van; 1991; 5751 VP
Deume; Maassingel 84; tel. 04930-23079;
wnd.d.

230 Downer, J.W.G.; 1992; 3522 RR Utrecht;
Alblasstraat 18; tel. 030-870989; wnd.d.
(toev. als lid).

233 Eikelboom, A.J.; 1932; 8051 AC Hattem;
Apeldoomseweg 22; tel. 05206-41693; r.d.

236 Ripsen, FM.J.M.; 1992; 3582 SE Utrecht;
Pelikaanstraat 30 bis; tel. 030-516319;
wnd.d. (toev. als lid).

240 Geudeke, Dr. M.J.; 1987; U-1992; 4062 PP
Zenne wijnen; Hermoesestraat 12; tel. 03445-
2469 privé, 04116-73951 tst. 419 bur.;
wet.medew. G.v.D. Zuid-Nederiand.

242 Graafmans, R.H.J.M.; 1987; 5843 AK We-
sterbeek; Beekstraat 28; tel. 08858-4577
privé, 1711 prakt.; p., geass. met H.M.J.
Bekkers, A.J. Derks, K.K. Kadijk, Mevr.
E.M.M. Romijnders en M.H.J.M. Rutten.

245 Haan, J.P de; 1992; 3515 XT Utrecht;
Adriaan Beijerkade 16; tel. 030-717480;
wnd.d. (toev. als lid).

245 Hagen, FH.J. van; 1992; 7064 LM Silvolde;
Bontebrug 92; tel. 08356-81651; wnd.d.
(toev. als lid).

246 *Haken, A.D.J. ten; 1962; 8071 JJ Nun-
speet; Laan 85; tel. 03412-61017 privé,

05250-1406 prakt.; p., geass. met J.PD.
Boonstra.

247 Hartog, Mevr. LR. den; Gent-1987; 4564
DG Sint-Jansteen; Tempelier 34; tel. 01140-
12701; p., medew. bij A.E. de Bruijn.

248 Heijmans, M.W.G.H.; 1991; 6013 RT Hun-
sel; Varenstraat 14; tel. 04955-1327 privé,
1225 prakt.; fax 04955-1615; p., geass. met
A.Th.E. Kooien, M.I.M. Linthorst, K.G.P
Pouwels, FG.M. Scheijmans, J.W.H. Sche-
res en G.PM.M. Tacken.

250 Hendriks, TR.; 1991; 3512 PH Utrecht;
Unge Nieuwstraat 32; tel. 030-340450;
wnd.d.

250 Hermans, Dr. K.H.; 1951; U-1968; 6825 AV
Arnhem; Muiderslotstraat 16; tel. 085-
614727; r.d.

252 \'Hoekstra, R.M.M.; 1974; 5561 TG Rietho-
ven (NB); Walikerplein 2; tel. 04970-12858;
fax 04970-17996; p.

253 Hofland, G.P; Gent-1986; 9481 BN Vries;
Asserstraat 18; tel. 05921-43242 privé,
41216 prakt.; p., geass. met Joh. Nijhoff.

254 Hommes,S.E.; 1990; 9402 SK Assen; Zwart-
watersweg 23; tel. 05920-74840 privé,
73025 prakt.;p.

254 Hoog, Mevr. C.E. van der; 1992; 6616 AZ
Hemen; Sluisstraat 4; tel. 08873-1381 privé,
08850-18405 prakt.; p., medew. bij J. Breen,
D. van der Meij, C. Willenborg en P.H.E. van
Zweeden.

259 Jansen, W.C.G.J.; 1987; 5737 PT Lieshout;
Vogelenzang 28; tel. 04992-3389 privé,
08859-51267 bur.; d. bij Smits B.V Wanroy.

264 Keurs, A. ter; 1990; 7103 XV Winterswijk; J.
v.d. Vondelstraat 185; tel. 05430-23390
privé, 12385 prakt.; fax 05430-20625; p.,
geass. met J. Broeze, PR. van Hoeve, J.A.
Huisinga, R.W.M. Ikink, PM. van Lith, D J.
UbbeU, A.W.A.J. Vermeulen en F de Wit.

267 Knops,C.J.; 1960;6I32 BW Sittard; Hoefer-
laan 4; tel. 046-515583 privé, 512417 prakt.;
p., medew. bij M.M.J.L. Benders en
C.J.H.M. Maass.

270 Kramer, R.J.; 1992; 3572 GN Utrecht; Grift-
straat 29; tel. 030-714169; wnd.d. (toev. als
lid).

270 Kraneburg, H.J.M.; 1992; 5343 CL Oss;
Wagenaarstraat 50; tel. 04120-35279 privé,
41755 prakt.; p., medew. bij W.G. van den
Ekker, H.W. Martin, P.C. Nelis, H. Ooster-
veen en M.H.J.J. Westerhof (toev. als lid).

276 \'Liem, B.H.; 1976; 1271 NA Huizen (NH);
Dahliastraat 2; tel. 02152-51512 prakt.; p.,
gezelschapsd.

277 \'Linden, W.J. van der; 1992; 3581 PH
Utrecht; Parkstraat 2; tel. 030-367591;
wnd.d.

277 Lindenhovius, G.H.G.; 1953; 9401 RD As-
sen; Cypreslaan 7; tel. 05920-18660; d.; oud-
dir. Slachth.; oud-h. vl.k.dnst.; oud-r.k.; dra-
ger Verzetsherdenkingskruis.

277 Lindenhovius-Zijderveld, Mevr. E.; 1955;
9401 RD Assen; Cypreslaan 7; tel. 05920-
18660; d.

278 »Lok, FJ.; 1982; 8252 EH Dronten; De
Telgang 6; tel. 03210-17275 privé, 12392
prakt.; fax 03210-12392; p., geass. met E.D.
Schutte; E.T.-specialist.

279 Luijk-Grevelink, Mevr. A.W. van; 1976;
2172 HT Sassenheim; Kagerweide 16; tel.
02522-18392 privé, 32219 prakt.; p., gezel-
schapsd.

280 Mandigers, PJ.J.; 1992; 3572 RT Utrecht;
Goedestraat 14 C; tel. 030-734719 privé,
539411 bur.; fax 030-518126; wet. medew.
R.U. (FD., vkgr. Geneesk. van Gezel-
schapsd.Xtoev. als lid).

280 \'Marcus, Mevr. S.E.; 1992; naar het buiten-
land.

354 \'Marcus, Mevr. S.E.; 1992; 34373 Haifa
(Israël); 34 Hatzalbanim Str.; tel. 09-972-4-
333837; d.

282 Meijs, CC.J.M. van der; 1964; 3735 LK
Bosch en Duin; Mesdaglaan 1 C; tel. 03404-
33869 privé, 070-3793088 bur.; dir. VD.,
Min. van L.N.V; O.O.N.

283 \'Merkens, Dr. H.W.; 1971; U-1987; 3708
BN Zeist; Regentesselaan 4; tel. 03404-
21782 privé, 020-6903121 bur.; fàx 020-
6906435; Business Unit Manager Vet. Pro-
ducts Asta Medica B.V.; vet. adv. Bereden
Rijkspolitie.

284 \'Mol-Siegenbeek van Heukelom, Mevr.
O.C.D.; 1%5; naar het buitenland.

354 \'Mol-Siegenbeek van Heukelom, Mevr.
O.C.D.; 1965; Giza (Egypte); PO.Box 443,
Dokki; tel. 09-20-2-3609669 privé, fax 09-
20-2-704270; d.

285 Moorman, G.H.; 1986; 5704 KX Helmond;
Elbeplantsoen 81; tel. 04920-14890 privé,
15977 prakt.; p.

285 \'Moorman-Roest, Mevr. J.; 1986; 5704 KX
Helmond; Elbeplantsoen 81; tel. 04920-
14890 privé, 15977 prakt.; p., gezelschapsd.

286 \'Mulder, Jr. D.; 1946; 7399 AA EMPE;
Voorsterweg 165; tel. 05758-2276; p.

286 \'Muurling, Dr. F; 1964; U-1971; 2315 KC
Uiden; ZijUingel 15; tel. 071-213684 privé,
01760-67959 bur.; vet. adv. Bond van de
Diens thond.

291 Oort, FB.; 1992; 5751 TS Deurne; Niers 20;
tel. 04930-21740 privé, 12230 prakt.; p.,
medew. bij G.J. de Groot, J.H.S.H.M. van
Gulick, J.C.H. van Noort, PP Slotboom en
A. van der Steen (toev. als lid).

294 Patemotte, PB.; 1991 ; 8391 BH Noordwolde
(F); Hoefslag 7; tel. 05613-3556 privé,
05946-12014 prakt.; p., medew. bij J.D.
Bokma en H. Wijma.

296 \'Pistorius, Mevr. H.E.; 1992; 6901 ML
Zevenaar; Vondellaan 118; tel. 08360-30591
privé, 08365-43643 prakt.; p., medew. bij
G.B.M. van den Elzen.

298 Prins, B.; 1980; %5I AC Meeden; Hereweg
83; tel. 05987-12289 privé, 22234 prakt.; p.,
geass. met Dr. R. Boosman en R.M.G.
Keereweer (toev. als lid).

299 Put, J.H.M.; 1984; 7481 EW Haaksbergen;
Zeedijk 1; tel. 05427-26617 privé, 05473-
33448 prakt.; p., geass. met Dr. H.P Hoebe,
A.J.H.M. Roelofs, C.B. van der Sluijs en A.
Timmerman.

301 Riel-Roozen, Mevr. J.M.J.C. van; 1988;
2202 TL Noordwijk (ZH); Oranje Nassau-
straat 36; tel. 01719-13972 prakt.; p.

303 Römer, Mevr. D.A.M.; 1992; 3581 JX
Utrecht; Van der Duynstraat 4; tel. 030-
514981; wnd.d. (toev. als lid).

304 Ros, A.; 1985; 3632 WD Loenen a/d Vecht;
Hoefyzer 110; tel. 02943-2739; wnd.d.

305 Ruijter, Mevr. K. de; 1985; 7339 ES Ugche-
len; Mettaweg 36; tel. 055-338602 privé,
03423-3197 bur.; fax 03423-3028; d. bij
Hengstenhouderij en K.l.-station Variabel.

306 \'Sas, J.J.A.M.; 1972; 9963 PC Warfhuizen;

-ocr page 251-

Baron van Asbeckweg 22; tel. 05957-2913;
fax 05957-2914; vet. fotograaf.

307 Scheepens, Dr. C.J.M.; 1986; U-1991; 5681
GZ Best; Ketelbraken 16; tel. 04998-71846
privé, 97547 bur.; fax 04998-71846; dir.
Cotswold Nederland B.V.

307 Scheepens-van Lipzig, Mevr. F.M.; 1987;
5681 GZ Best; Ketelbraken 16; tel. 04998-
71846, 97547; fex 04998-71846; d.

307 Schellens, C.J.M.M.; 1990; 5554 GB Val-
kenswaard; Hoge Akkers 55; tel. 04902-
44295 privé, 12475 prakt.; fax 04902-45745;
p., geass. met J.J.J.M. Settels en H. Wessels.

314 Snoek, M.J.; 1989; 8051 SH Hattem; Hoen-
waardseweg 15 A; tel. 05206-42512 prakt.;
p., medew. bij D.H. Bronsink, J. Kuipers, W.
Mulder en G.J. van Selm.

317 »Stelling, J.A.; 1985; 1251 LR Laren (NH);
Molenweg 3; tel. 020-6738798 prakt.; p.,
geass. met Mevr. C.J. Battjes-Schievink.

319 Swam, Mevr. H.; 1992; 3583 VS Utrecht;
Fred. Hendrikstraat 132; tel. 030-514528;
wnd.d. (toev. als lid).

320 Talmon, FP.; 1954; 8212 AR Ulystad;
Oostrandpark 46; tel. 03200-21965; r.d.;
oud-wet. medew. C.D.I.

320 \'Tange, J.P.; 1992; 5913 RG Venio; H.
Meyerstraat 109; tel. 077-517400 privé,
516231 prakt.; p., medew. bij P.FS. Stassen
en Mevr. G.H.M. Stassen-Pouwels.

■323 Top, RD.J.; 1979; 1566 PN Assendelft;
Vaartdijk 24; tel. 02987-3476; p., gezel-
schapsd.

332 Vorstenbosch, Mevr. M.F van de; 1990;
5751 AT Deurne; Haag 6; lel. 04930-13881
privé, 14881 prakt.; p.

336 Wal, Mevr. M. van der; 1984; 2042 PC
Zandvoort; Kostverlorenstraat 67; tel.
02507-16984 privé, 023-289319 prakt.; p.,
medew. bij J.A. Jongebreur.

336 Weele, Mevr. J.S. van der; 1992; 1778 KK
Westerland; Westerlanderweg 21; tel. 02279-
2444; p., medew. bij G.E. Knoop, J.A.
Schoonhoven en E. Vorderman (toev. als
lid).

336 Wees, J.C.M. van; 1986; 1723 HP Noord
Scharwoude; Voorburggracht 297; tel.
02260-21185 privé, 20765 prakt.; p., geass.
met R. Wilmink.

339 Widlak, J.A.J.M.; 1991; 5521 LR Eersel;
Haam 16; tel. 04970-14470 privé. 12100
prakl.; p., medew. bij M A.P.M. Kappen en
M M. Volwerk.

342 Wisse, Mevr. M.J.; 1989; 3262 PM Oud-
Beijerland; Nobelstraat 66; tel. 01860-21454
privé, 12066 prakt.; p., medew. bij A. Fen-
nema.

344 Wuestenenk. J.B.; 1992; 7981 BL Diever;
Tusschendarp 12; tel. 05219-3963 privé,
1378 prakt.; p., medew. bij J.A. Glas (toev.
als lid).

346 Zweers, A.D.; 1985; 9302 AL Roden; Ere-
prijs 18; tel. 05908-15400 privé, 19475
prakt.; p.. geass. met E.P Dijk.

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/•965,-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(/• 4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische echografie gezelschapsdieren

(/■390,-)

13 maart 1993 (93/09)

Deze cursus is volgeboekt.

Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

t/-235,-)

Abdomen 2 maart 1993 (93/15)
Skelet 9 maart 1993 (93/16)

De cursussen zijn volgeboekt. Opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Praktische Echografie Gynaecologie Rund

C/"895.-)

30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)

7 april 1993 Te Utrecht (93/45)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)
6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

De cursussen 93/44, 93/45 en 93/57 zijn volge-
boekt.

Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

(/■ 2.875,-)

Deze cursus is verplaatst naar het najaar, opgave
voor de wachtlijst is mogelijk.

Schrijven van een artikel

(/•1050,-)

1 maart en 5 april 1993 (93/07)
Struisvogels

(/■195,-)

2 maart 1993 (93/23)
Deze cursus is Engelstalig.

Veterinair handelen bij hippische wedstrijden

(/■390,-)

4 maart 1993 (93/24)

Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/•375,-)

5 maart 1993 (93/17)
14 mei 1993 (93/18)

Klinische les gezelschapsdieren hartgeruisen

{f 100,-)

9 maart 1993 (93/54)

Bloedonderzoek gezelschapsdieren

(^325,-)

10 maart 1993 (93/39)

Capita Selecta vleestechnologie
(/■ 1.425,-)

16 en 23 maart 1993 (93/36)
Vampp

(/■600,-)

17 maart 1993 (93/55)

Ademhalingsziekten rund

(ƒ725,-)

22 en 23 maart 1993 (93/29)
Praktische anaesthesie paard
(/•965,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Dix voor een
deskundige diagnose

Vindt u verzekeringen en financieringen ondoorzichtig? Da\'s
jammer. Maar nog spijtiger wordt \'t als u zich daarbij neerlegt.
Want dan mist u - bijvoorbeeld - de deskundige diagnose van
Dix & Co. Een diagnose, die uitmondt in haarscherpe adviezen.
Maak geen brokken en kies tijdig één adviseur, niet meer. Eén
adviseur, die onafhankelijk is en uw héle financiële bescher-
ming verzorgt. En die daarvoor uw persoonlijke situatie op
spannende momenten helder en snel in beeld kan brengen.
Omdat hij het totale overzicht heeft.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Tel 030 - 51 15 20 Mauntsstraat 100, 3583 HW Utrecht

-ocr page 252-

Praktische anaesthesie paard

(/• 1.375.-)

5, 6 en 7 april 1993 (93/51)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-
patiënten

C/-355,-)

3 april 1993 (93/30)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Diarree rund

(ƒ200,-)

5 april 1993(93/32)

Symposium Electronische berichtgeving

(fl5,- voor leden NOVAD, niet-leden ƒ 125,-)
13 april 1993(93/59)

Inleiding in de diergeneeskundige begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)

Veterinaire wetgeving
(/■450,-)

22 en 29 april 1993 (93/37)
Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren
(/■ 100,-)

28 april 1993(93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/■800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

De benauwde patiënt

(/•325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

tr530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren
(/■650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

cr435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205. 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

April

1 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur

3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt

5 PAO-D cursus: 93/07 Schrijven van een
Artikel

5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund

5, 6 en 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische
Anaesthesie Paard

7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

13 De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.O.-
Diergeneeskunde op 13 april 1993 in de
Reehorst te Ede een symposium met betrek-
king tot informatie over electronische be-
richtgeving. Dit symposium is getiteld: \'Hoe
en met wie communiceert straks de dieren-
artsenpraktijk\' (cursus: 93/59).

14 Kring Dierenartsen Gelderse Vallei, namid-
dag bezoek Fa. Aesculaap B.V. te Boxtel.

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19 UAV-regiovergadering, West, Afrit De
Meern, 20.00 uur.

19, 20 en 21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding
in de Diergeneeskundige Begeleiding van
Melkveebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
6e Gynaecologie Rund te Drachten

22 UAV-regiovergadering, Oost, Cantharel te
Ugchelen, 20.00 uur.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

22 en 29 PAO-D cursus: 93/37 Veterinaire
Wetgeving

24 Studiedag Werkgroep Veterinaire Aquacul-
tuur in Helmond, ^zoek aan paling- en
meervalbedrijven. Aanmelding en informa-
tie: A. Bogaerts, telefoon 04920-23882.

26 UAV-regiovergadering. Zuid, Novotel Eind-
hoven, 20.00 uur.

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

29 UAV-regiovergadering, Noord, Postiljon
Heerenveen, 20.00 uur.

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6 en 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor

Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant

van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De

Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

18 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

22 en 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefulness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

26 Algemene ledenvergadering AUV, congres-
centrum Papendal. Arnhem.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven
Schieten voor dierenartsen te Biddinghui-
zen. De organisatie is in handen van Boeh-
ringer Ingelheim.

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

27 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

31— 4-6 Congres Veterinair Historisch Ge-
nootschap (VHG).

Juni

I Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

2, 3 en 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren
10 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-

athie van de KNMvD
17 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Animal Production.
Edmonton, Canada.

September

15 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.(X) uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

-ocr page 253-

UTRECHT UNIVERSITY

Faculty of Veterinary Medicine (FVM)
The Faculty of Veterinary Medicine (FVM) is the only veterinary faculty in the Netherlands. The faculty has a top position in Europe in the
areas of education, research and patient care and is accredited by the American Veterinary Medical Association. The FVM has an active
programme for international cooperation which is coordinated by its Office for International Cooperation. This programme includes
several projects at faculties in developing countries. From 1985 the FVM executes a project on \'Improvement of animal production by
optimization of herd health and management in Costa Rica\' at the Escuela de Medicina Veterinaria (EMV) of the Universidad Nacional in

Heredia, Costa Rica.

The FVM has a vacancy for a:

Herd Health Teaching Specialist

Duty station: Heredia, Costa Rica
Duration: 2 years
General information

You will be employed by the Office for International Cooperation of the FVM under the responsibility of the Utrecht project director of the
Department of Herd Health and Reproduction. The FVM of Utrecht University (UU) is cooperating with the EMV in the executing the third
phase of the \'Herd health project Costa Rica\', which is financially supported by DGIS and has a duration of 3 years (1992-1995).
The project has a vacancy at the EMV in Heredia, Costa Rica. There you will be a member of the EMV Herd Health team which is led by the
Costa-Rican teamleader and supervised by the director of the EMV who is also the Costa-Rican project director. The project team is
composed of several Costa-Rican staff members of the EMV, the herd health teaching specialist and the following Dutch experts,
employed by the Dutch Ministry of Foreign Affairs: a research manager, a veterinary clinician, a systems analyst and an associate expert

(grassland and nutrition).

The project activities of the third phase are of a consolidating nature and can be summarized as follows:
• Upgrading of the post and undergraduate teaching in clinical veterinary medicine and herd health.
• Supportive research for the teaching and extension programmes.
• On-farm activities including herd health, ambulatory clinic and hospital services. These will be concentrated
in the 3 existing pilot projects for dairy cattle, dual purpose and beef cattle and pigs.
• To follow-up on commitments made in Phase II, assistance will be given to the organization and support of users of herd health and
production management techniques (using the VAMPP programme) at national and regional (= international) level.

Duties

The herd health teaching specialist will assist the Costa-Rican Herd Health teamleader at the EMV by

• Organizing herd health teaching programmes and teaching herd health in the Spanish language to veterinary students,

veterinarians and others.

• Supporting herd health and production management programmes in the above mentioned pilot projects.
• Assisting the project team with herd health matters.
• Making the results of the project available to persons and organizations in Costa Rica and other Central-American countries.

Qualifications and experience

We require:
• University degree in veterinary medicine.

• At least three years practical veterinary experience in the livestock production sector, preferably in a tropical country.

• Practical knowledge of and experience with herd health and information systems.
• Teaching experience preferably in relation to herd health,
• Proven ability to communicate effectively with members of the livestock sector at all levels,
• Ability to function in a multidisciplinary team,
• Willingness to make field trips and travel to the countries in the region,
• Willingness to acquire fluency in written and spoken Spanish.

Languages:

Fluency in written and spoken Spanish and English is required.
Conditions

We offer a fixed term contract with a duration of 2 years with a possibility for an option for an extension with 10 months. The gross salary
amounts to a maximum of Dfl, 5,854,- (salary scale 10 BBRA) per month; depending on additional relevant experiences and/or
qualifications a salary within scale 11 (BBRA) is negotiable. In addition the University provides a set of allowances.

Information and application

For more information you can contact Prof, Dr, A. Brand (tel,: 31.30.531248, telefax: -(-31.30-621887) or Dr. R.W, Paling
(tel,: 31.30.532116, telefax: 31.30.531815). Your written application, in English, addressed to Mr, R, Bouwmeester, Department
of Personnel and Organization, Faculty of Veterinary Medicine, Yalelaan 1, De Uithof, 3584 CL Utrecht, The Netherlands,

Closing date: 15 March. 1993

-ocr page 254-

De enige DRAADLOZE Low Level Laser
(uit Denemarken)

De belangrijkste kenmerken:

- 30 mW output. De behandeltijd wordt
teruggebracht tot maximaal 120 seconden.

- Gebundelde lichtstraal < 9°.

Toepassingsmogelijkheden bij:

- wondpijn, gewrichts- en zenuwpijn, hernia:
pijnstillend c.q. pijnpreventief

- (pees-) ontstekingen, arthrose:
ontstekingsremmend en -opheffend

- wondheling, zenuwgeneratie:
weefselherstellend

Het genezingsproces wordt in het algemeen
versneld, hetgeen de herstelperiode
aanzienlijk bekort!

Inlichtingen/documentatie:

Keur & Sneltjes Dental B.V. te Haarlem

Tel. : 023-32 68 40 - Fax: 023-32 68 42

Medio Fiscaal B.V.

Belastingadviesbureau voor Medici

* Alle belastingzaken

* Adm. dienstverlening/salaris administratie/jaarstukken

* Adviezen vermogensbeheer / vererving

* Praktijkoverdrachten

Beukenlaan 26, 6862 HV Oosterbeek, Tel. 085-338251

Met spoed gevraagd;

ENTHOUSIASTE DIERENARTS (m/v)

Gemengde praktijk (voornamelijk rundvee) in het zuiden van het land zoekt een enthousiast
initiatiefnemende dierenarts. Sollicitaties binnen 14 dagen na verschijning van dit tijdschrift richten
aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder
nummer 11 /93.

Tweemanspraktijk zoekt een

DIERENARTS (m/v)

Wij bieden een part-time baan (60%), later mogelijk uitgroeiend, in een gemengde praktijk, waarin
de varkensgezondheidszorg een belangrijke plaats inneemt.

Handgeschreven sollicitaties met c.v. binnen 14 dagen richten aan D. A. P. \'de Meemortel\', Meemortel
54, 6021 AG Budel.

-ocr page 255-

DICTOL

de boosdoener de baas

Longworm, boosdoener in de rund-
veehouderij.

Veel rundveebedrijven in Nederland
kampen met de schadelijke gevolgen van
longworminfecties bij kalveren. Infectie
heeft hoesten, groeivertraging en soms
sterfte van het kalf tot gevolg.

Preventieve maatregelen zijn dan ook
onmisbaar.

Geen probleem voor Dictol.

Dictol, het longwormvaccin van Pitman-
Moore, pakt de boosdoener effectief aan.
Navaccinatiestimuleert Dictol deaanmaak
van antistoffen en wordt er een gedegen
immuniteit opgebouwd. Omdat het kalf
zichzelf continu "boostert" in de wei door
het opnemen van longwormlarven via het
gras, blijft die immuniteit ook optimaal.

DICTON

baas boven baas bij longworminfecties

Pitman-Mbore

Pitman-Moore Nederland BV, Emrikweg 11, 2031 BT Haarlem. Telefoon 023 - 319536.

-ocr page 256-

IIGGEN
DIEETVOEDERS U
ZWAAR OP DE MAAG?

Van professionele dieetvoeders mag u toch op z\'n minst verwachten dat de samenstelling
wetenschappelijk goed gedocumenteerd, de acceptatie goed, het assortiment compleet en de
verpakking praktisch is. Rhône Mérieux vindt dat u daarnaast ook mag rekenen op een acceptabele
prijs, uitstekende marges, een reële minimum ordergrootte én een snelle levering.

En dan noemen we nog niet eens de gratis monsterzakjes.

GOED VOOR HOND EN KAT, AANTREKKELIJK VOOR U

CANISTAR & FEIISTAR

PROFESSIONELE DIEETVOEDERS

Voor nadere informatie:

RHONE MERieUX b.v. Postbus 338 -1180 AH Amstelveen -Tel.: 020-5473933

-ocr page 257-

1 5 MAART 1 993
DEEL 118, AFLEVERING 6
ISSN □040-7453

BIBLIOTHEEK DER
RUKSUNIVERSITEIT
.UTRECHT

r Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

-ocr page 258-

Dat is het uitgangspunt van geneesmiddelenfabrikant
Merck Sharp & Dohme. Zelden werd dit beginsel zo duidelijk
in een middel gerealiseerd als bij Ivermectine.

Ivermectine is afgeleid van de avermectines

die ziekteverwekkende parasieten bestrijden bij mens,

dieren gewas.

Ivermectine is een van oorsprong natuurlijk product
meteen grote effectiviteit.

Ivermectine, een product van wereld-formaat

van Nederlands grootste exporteur van farmaceutische

producten.

ïm^AC^/eï

Divisie van Merck Sharp & Dohme B V.
postbus 581, 2003 HAARLEIVI tel. 023-153153

-ocr page 259-

TIJDSCHRIFT
VÜÜR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 118, AFLEVERING 6, 15 MAART 1993

WETENSCHAP

ACTUA

Bij de voorplaat

Nauwelijks herkenbaar, maar loch zo nadruk-
kelijk aanwezig: F.J. Grommers houdt zijn
inaugurele rede (zie elders in dit tijdschrift) Het
fraaie («eldmateriaal werd verzorgd door foto-
bureau \'t Slicht.

OVERZICHTSARTI KELEN

Blad: Bovine Leucocyte adhesion deficiency; K. Müller, W. E Bemadina, H. C. Kalsbeek,

Th. Wensing, L Elving, B. Verbeek en G. H. Wentink 183

KLINISCHE LESSEN

SLE (Systemische Lupus Erythematodes) gerelateerde ziektebeelden bij de hond;

J. Goudswaard. W. E. R. SchelL A. J. van Toor en K. Crama 185

BERICHTEN EN VERSLAGEN

In zeven stoppen door studiedag HACCP; J. M. de Kruif 192

Tentoonstelling dieren demonen |92
Antibioticumgevoelighied van bacteriën geïsoleerd door de gezondheidsdiensten

in Nederland in 1991 193

Speciaal nummer verbetert bereikbaarheid aanzienlijk; T. Willemse 195

Ook alle burgerkippen beschermen tegen pseudovogelpest 195

Amsterdam heeft fysiotherapeutisch-revalidatiecentrum 196

Getting NO for an answer; W. Sybesma 196

Veterinair kampioenschap golf 1993 197

Stichting gezelschapsdieren bestuurscommissie begeleiding onderzoek 197

De Solleysel bestaat bijna zestig jaar; Paul Mandigers 198

Smakelijk bestek 198

Benoemd 199

INGEZONDEN BRIEVEN 199

MEDEDELINGEN VHI 200

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 201

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE 201

VRAAG EN ANTWOORD

Tuberculose bij runderen; A. Emmerzaal 202

REFERATEN 203

BOEKBESPREKINGEN 205

STUDENTENREFERATEN 206

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

yirbac

Diergeneesmiddelen

®

/

i vtiacil oogdruppels bij ooginfekties

\'C-OCi

-ocr page 260-

CGLOFON

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (vooraitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof dr. J. E. van Dijk
Prof dr. G. H. Wentink
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Rorida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth {New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U S A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Lc^testijn (UUecht)

Prof dr. A. S. J. R A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California. U S A.)

Prof dr. M. Pensaen (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. LFM. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll/fa* 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hel verenigings-
tijdschrifl van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V., Postbus 30, 3.500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediel en Effectenbank
N.V., Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B. V., Breukelen (tel. 03462-61304.
fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT

STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

(vervolg omslag)

INHOUD

CONTENTS

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr P S. van Egmond

Desiree Raasing

Roelof-Jan de Haan

S. L. Oostindiën

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 II. Fax. 030-511787

KNMVD

ALGEMEEN

Overvragen: met de beide benen op de grond blijven staan en een stap vooruit doen;

F. J. Grommers

Keuringsrapport

Pit-bull-terrier-regeling

Overwerkvergoeding voor dierenartsen, werkzaam bij de RVV
Dagje Uit komt nader

PERSONALIA

PAO-DIERGENEESKUNDE

DOORLOPENDE AGENDA

207
212
213

213

214

214
216
216

REVIEW PAPERS

Blad: Bovine Leucocyte adhesion deficiency: K. Müller, iV. £ Bemadina, H. C. Kalsbeek,
Th. fVensing, L Elving. B. Verbeek, and G. H. Wentink

CLINICAL PAPERS

SLE (Systemic Lupus Erythematosus)-related clinical features in the dog; J. Goudswaard
W. £. R. SchelL A. J. van Toor. and K. Crama

183

185

All rights reserved

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / A gricultural Biologv and En vironmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-4).
De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke — direct of indirect — hel gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of In de
inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op welke

andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

-ocr page 261-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Op basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus-t- ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 262-

DE EERSTE ENZYMATISCHE GEBITSREINIGER IN KAUWTABLET

DOGGYFRICE is een nieuw produkt voor de totale gebitsverzorging bij de hond.

Eigenschappen: de tabletten bevatten als werkzanne stof onder nneer Dentazium,
een van origine enzymatisch complex.

Dentazium helpt bij de afbraak van tandplak en beperkt zo het ontstaan van tandsteen
en de hinderlijke gevolgen daarvan, met name slechte adem.

Samenstelling: een tablet van 4 gram bevat

- Dentazium

- Fluorine-bevattende aminen

- Filmvormend agens

Voor een goed resultaat behoeft een gedeelte van de kauwtablet slechts drie
seconden met het speeksel in aanraking te zijn.

Doggyfrice is uitsluitend via uw dierenarts verkrijgbaar.

^ VETOQUINOL INTERNATIONAL

ir\\

Distributeur:

-ocr page 263-

f m

BLAD:

BOVINE LEUCOCYTE ADHESION DEFICIENCY

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 183-4

K. Müllerl. W.E. Bernadina^, H.C. Kalsbeekl Th. Wensingi,
L. Elving3. B. Verbeek\'\'. G.H. Wentinki

BLAD is een recessief erfelijke aandoening bij Holstein Friesian
kalveren, die sedert 1990 onderkend wordt (3). De getroffen
dieren hebben een verminderde weerstand tegen infectieziekten
en een extreme verhoging van het aantal perifere leukocyten.
Reeds in 1983 en 1987 was melding gemaakt van Holstein
Friesian kalveren met een extreme verhoging van het aantal
leukocyten in het perifere bloed. Een oorzaak voor deze
aandoening kon toen nog niet worden aangetoond (2, 7).

Bij een onderzoek naar het functioneren van de leukocyten op
het National Animal Disease Center in Ames, Iowa, in de
Verenigde Staten, werd van alle pasgeboren kalveren in het
Instituut een leukocytentelling gedaan binnen 24 uur na de
geboorte. Bij een van de kalveren werd een hoog aantal
leukocyten gevonden. Op de leeftijd van een week bedroeg het
aantal leukocyten bijna 35 G/1. Na verloop van tijd nam het
aantal leukocyten nog verder toe en bereikte waardes van 150
G/l. De leukocyten bleken voor meer dan 85% te bestaan uit
rijpe segmentkernige neutrofïelen; jeugdvormen ontbraken in de
differentiatie (3).

Het betreffende kalf dronk slecht: dit werd in verband gebracht
met een gingivitis en peridontitis. Verder werd alleen een geringe
verhoging van de lichaamstemperatuur vastgesteld, die gedu-
rende de hele onderzoeksperiode bleef bestaan. Vanaf ongeveer
de vierde levensweek kreeg het kalf diarree. Deze kon niet
worden gestopt met behandelingen met antibiotica, en het kalf
stierf op een leeftijd van 48 dagen.

Postmortaal werd een ernstige enteritis vastgesteld. De lympho-
nodi waren vergroot, vooral de regionale lymphonodi van het
maagdarmkanaal. Histologisch onderzoek van ontstekingshaar-
den in het maagdarmkanaal en Peyerse plaques toonde aan, dat
in de lamina propria segmentkernige neutrofiele cellen ontbra-
ken, ondanks de aanwezigheid van grote aantallen bacteriën in
het necrotisch materiaal.

Aangrenzend aan de necrosehaarden waren wel plasmacellen,
lymfocyten en macrofagen aanwezig. In de bloedvaten waren
daarentegen neutrofïelen in grote aantallen aanwezig. Deze
afwijkingen vertoonden een opvallende overeenkomst met de
afwijkingen bij mensen met de aandoening Leucocyte Adhesion
Deficiency (LAD) (3). Deze erfelijk bepaalde ziekte is geken-
merkt door het ontbreken of een verlaagde expressie van het
adhesiemolecuulcomplex, gevormd door de glycoproteïnen
CD 11 en CD 18 op de leukocyten.

Cellen, die een functie hebben in de verdediging van het
lichaam, zijn voor de uitvoering van hun functie afhankelijk van

\' Vakgroep Inwendige Ziehen en Voeding der Grole Huisdieren. Yalelaan 16. 3508 TD
Uirechi.

■\' Vakgroep In/ecliezieklen en Immunologie. Afdeling Immunologie en Hybridomalabora-

lorium. Yalelaan I, 3508 TD Uirechl.
> Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. Yalelaan
7, 3508 TD Utrecht
\' Holland Genetics. Postbus 454. 6800 AL Arnhem.

bepaalde moleculen op hun oppervlak (5). Als regel migreren
\'verdedigingscellen\' door de bloedbaan naar alle delen van het
lichaam en treden uit de bloedvaten wanneer specifieke signalen
worden gegeven, zoals in geval van ontstekingen. Dan kunnen
onder andere leukocyten door hun speciale adhesiemoleculen
ter plaatse aanhechten aan het endotheel, dit passeren en door de
weefsels naar de ontstekingshaard migreren.

De voor deze taak belangrijke moleculen van segmentkernige
neutrofiele cellen zijn CD 11 en CD 18, twee glycoproteïnen op
de celwand, die altijd in combinatie met elkaar worden
gevonden (5). Neutrofiele cellen beschikken over alleen de
adhesiemoleculen CDU en CD 18, terwijl andere witte bloed-
cellen meerdere adhesiemoleculen hebben. Wanneer CD 11 en
CD 18 ontbreken zullen de neutrofielen dus niet in staat zijn aan
te hechten aan de endotheelcellen, een vereiste om uit de
bloedvaten te treden ter plaatse van ontstekingen (5).

Het onderzoek bij bovengenoemd kalf spitste zich toe op deze
adhesiemoleculen op het oppervlak van de neutrofiele cellen.
Bij de leukocyten van dit kalf kon worden aangetoond, dat de
glycoproteïnen CDU en CD 18 ontbraken, zoals dat ook het
geval is bij menselijke patiënten met de aandoening LAD.
Aangezien de aandoening LAD bij de mens erfelijk is, hebben
de auteurs uit Ames (3) ook onderzoek gedaan naar de
afstamming van dit kalf en de reeds eerder in de literatuur
gemelde gevallen van kalveren met extreem hoge aantallen
leukocyten, die in de Verenigde Staten en Japan waren
gevonden (2, 7). Al deze kalveren bleken een gemeenschappe-
lijke voorvader te hebben.

Daarnaast hebben de auteurs uit Ames (3) een 30-tal afstamme-
lingen van zowel de vader als de moeder van het bewuste kalf
onderzocht op het voorkomen van de combinatie CD 11 /CD 18
op het oppervlak van de neutrofiele cellen. Vijftien van deze
kalveren hadden een verminderde expressie van de combinatie
CDl 1/CD18 op het oppervlak van de neutrofiele leukocyten.
De auteurs trokken daaruit de conclusie, dat deze aandoening
bij het rund evenals bij de mens recessief erfelijk overgedragen
wordt.

De volgende stap in het onderzoek van de Amerikanen was te
zoeken naar een afwijking in het DNA van de patiënt (4). In een
deel van het DNA dat codeert voor CD 18 werd inderdaad een
puntmutatie gevonden (een molecule adenine was vervangen
door een molecule guanine), waardoor in het CD 18 glycopro-
teïne een glycine in plaats van een asparagine werd ingebouwd.
Deze verandering van het CD 18 molecule maakte het glycopro-
teïne ongeschikt om samen met CDl 1 op het oppervlak van de
segmentkernige neutrofielen tot expressie te komen.
In 1991 is door de Amerikaanse onderzoekers een methode (een
polymerase chain reactie: PCR) ontwikkeld om in het DNA van
runderen het bovengenoemde defect aan te tonen (4).

In Nederland is in 1991 het eerste geval van BLAD gediagnosti-

-ocr page 264-

seerd. Het betrof een kalf van dezelfde afstamming als de in
Amerika gevonden patiënt (1). Dit kalf werd aangeboden aan
de Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdie-
ren met de anamnese van recidiverende ontstekingen en slechte
resultaten na antibiotische behandelingen. De veehouder had
zelf het idee gekregen dat het dier op grond van de afstamming
lijdende kon zijn aan deze nieuwe erfelijk bepaalde aandoening
BLAD. Aangezien in Nederland diagnostische mogelijkheden
in dit opzicht beperkt waren, heeft bevestiging van de diagnose
enige tijd op zich laten wachten. Sedertdien zijn in Nederland
een 10-tal kalveren gevonden waarbij deze diagnose eenduidig
kon worden gesteld. Ook in Duitsland zijn meerdere BLAD-
patiënten gevonden (6).

Het ziektebeeld waaraan de dieren lijden heeft geen specifieke
kenmerken. De patiënten lijden als regel aan rediciverende
ontstekingen van velerlei aard, die na een behandeling met
antibiotica tijdelijk verbeteren. Ze blijven achter in groei ten
opzichte van leeftijdsgenoten, hebben vaak ontstekingen van de
tandkassen, een pneumonie, keelonstekingen of diarree.
Altijd hebben de dieren extreem hoge aantallen leukocyten in
het perifere bloed (aantallen > 30 G/L), die voor 85% of meer
uit polymorfkernigen bestaan, en waarin jeugdvormen ontbre-
ken (1,3, 6).

De diagnostiek met behulp van een DNA-polymerase chain
reactie (DNA-PCR) maakt het mogelijk om uitgaande van
bewaard sectiemateriaal waarin DNA aanwezig is (ook op in
formaline gefixeerd materiaal), de diagnose achteraf te stellen.
Zowel in de Verenigde Staten als ook in Duitsland kon de
diagnose bij kalveren die in de voorgaande jaren waren
gestorven met verschijnselen die in de huidige tijd in verband
gebracht worden met BLAD, achteraf worden gesteld. In de
Verenigde Staten zijn op deze manier meer dan 20 gevallen van
BLAD gediagnostiseerd; het eerste geval dateert van 1977! (4).
Ook in Duitsland zijn achteraf diverse gevallen van BLAD
gevonden (Stöber, persoonlijke mededeling).
Hoewel pas recentelijk onderkend als een erfelijk bepaalde
aandoening, blijkt uit deze gegevens dat de aandoening BLAD
al enige tijd in de Holstein-populatie aanwezig was. De ziekte
komt alleen tot uiting wanneer van zowel vaderszijde als van
moederskant het defecte gen wordt doorgegeven. De kans om in
de grote populatie Holsteins deze combinatie in een bepaald kalf
te krijgen was dan ook erg klein. Echter, de laatste jaren is sterk
geselecteerd in stieren die als eiwitverhogers bekend staan. En
juist in deze lijn kwam het defect voor, zodat deze aandoening
pas recent aan het licht is gekomen.

In de lichting jonge stieren die in 1991 in opfok waren om als
proefstier te worden ingezet, was een groot aantal nakomelingen
van de bewuste stierlijn aanwezig.

Begin 1992 kwam de bovengenoemde PCR test in Nederland
ter beschikking, zodat alle stieren konden worden onderzocht
op dragerschap van BLAD. Vanaf 1 april 1992 zijn geen BLAD-
dragers meer als proefstier ingezet. Slechts enkele fokstieren
bleken BLAD-drager te zijn: deze worden sindsdien gekenmerkt
door de toevoeging BL achter hun naam in catalogi, een systeem
dat in vele landen wordt toegepast. Wanneer niet ingegrepen
had kunnen worden in dit stadium, dan zou de ongewenste
eigenschap ruim verspreid zijn in de rundveepopulatie, met als
gevolg dat kalversterfte ondanks hygiënische maatregelen in de
komende decennia gestegen zou zijn. De verwachting voor
Nederland is, dat in de komende twee jaar nog slechts
incidentele gevallen van BLAD gediagnostiseerd zullen worden,
maar dat de ziekte door een adequate bewaking door middel
van de bovengenoemde DNA-PCR over een gering aantal jaren
al tot de curiositeiten kan worden gerekend.

In ieder individu van welke species dan ook zijn zeer waar-
schijnlijk een of meer defecten in de erfelijke informatie
aanwezig. Zolang paringen willekeurig plaats vinden is de kans,
dat nakomelingen van beide ouders een defect meekrijgen,
uitermate klein. Echter, wanneer in fokkerijprogramma\'s enkele
eigenschappen een hoge prioriteit krijgen, en men daarvoor
gebruik maakt van paring van verwante dieren, zoals dat in het
geval van BLAD overduidelijk het geval is geweest, dan is het
risico aanzienlijk groter dat ongewenste eigenschappen daad-
werkelijk tot uiting komen.

Wanneer echter het defect bijtijds wordt onderkend en de
mogelijkheid bestaat een gen dat codeert voor een ongewenst
kenmerk bij de dieren die voor de fokkerij zullen worden ingezet
aan te tonen, dan kunnen nadelige effecten tot een minimum
worden beperkt.

Het is aannemelijk dat in de rundveepopulatie meer erfelijke
aandoeningen voorkomen, waarvan nog geen melding is
gemaakt of die nog helemaal niet opgemerkt zijn. Fokprogram-
ma\'s waarbij gebruik wordt gemaakt van familieparingen doen
de kans op het tot uiting komen van nieuwe, erfelijk bepaalde
ongewenste eigenschappen sterk toenemen. Tijdige registratie
van dergelijke aandoeningen, en de mogelijkheid om deze op te
sporen in het erfelijk materiaal van de dieren waarmee in de
toekomst zal worden gefokt schept de mogelijkheid dergelijke
ongewenste eigenschappen onmiddellijk uit de populatie te
elimineren. BLAD is hiervan een goed voorbeeld.

LITERATUUR

1. Bernadina WE, Duits A, Kalsbeek HC, Uibold W. Wensing Th, Eiving L.
and Wentink GH. leukocyte adhesion deficiency in a Dutch Holstein calf: a
case with a clear-cut family history. Vet Immunol Immunopathol \'in press\'.

2. Hagemoser A, Roth JA, Lofstedt J, and Fagerland JA. Granulocythopathy
in a Holstein heifer. J Amer Vet Med Ass 1983; 183: 1093-4.

3. Kehrii ME, Schmalstieg FC, Anderson DC, Van der Maaten MJ. Hughes
BJ, Ackermann MR, Wilhelmsen CL, Brown GB. Stevens MG, and
Whetstone CA. Molecular definition of the bovine granulocytopathy
syndrome: Identification of deficiency of the Mac-1 (CD 11/CD 18)
glycoprotein. Am J Vet Res 1990; 51: 1826-36.

4. Kehrii ME, Shuster DE, and Ackermann MR. Leukocyte Adhesion
deficiency among Holstein cattle Cornell Vet 1992; 82: 103-9.

5. Springer TA. Adhesion receptors of the immune system. Nature 1990; 346:

425-34.

6. Stöber M, Kuczka A und Pohlenz J. Bovine Leukozyten-Adhesions-
Defizienz (BLAD=Hagemoser-Takahashi Syndrom): Klinische, patholo-
gisch-anatomische und -histologische Befunde. Dtsch tierärztl Wschr 1992;
98: 443-8.

7. Takahashi K, Miyagawa K, Abe S, Kurosawa T, Sonoda M, Nakade T,
Nagahata H, Nöda H, Chihaya Y, and Isogai E. Bovine granulocytopathy
syndrome of Holstein-Friesian calves and heifers. Jap J Vet Sei 1987; 49:
733-6.

-ocr page 265-

SAMENVATTING

Er worden drie honden gepresenteerd met kreupelheid en/
of vage klinische verschijnselen. Het immunologisch labora-
toriumonderzoek suggereert een SLE gerelateerd ziekte-
beeld. De ANA (antinucleaire antistoffen) titers waren zeer
hoog; van één patiënt zelfs 1:40960 en er worden antistoffen
tegen enkel- strengs DNA aangetoond. Bij twee patiënten
was het complement sterk verlaagd.
Bij één hond werden zowel in het serum als in de synovia
antistoffen tegen histonen aangetoond. In het serum van een
andere hond werden aanwijzingen gevonden voor aanwe-
zigheid van hoge concentraties PCNA antistoffen, die bij de
mens specifiek zijn voor SLE. Geconcludeerd wordt, dat bij
alle drie patiënten aan een mogelijk aan SLE gerelateerd
ziektebeeld gedacht kan worden. De beschrijving van de
ziektebeelden en de laboratoriumdiagnostiek geschiedt in de
vorm van een klinische les om collega\'s op dit vergelijkend
ziektekundig interessante ziektebeeld te attenderen en bij
verdenking gericht immunologisch laboratoriumonderzoek
aan te vragen.

INLEIDING

Systemische lupus erythematodes (SLE) is een gegeneraliseerde
auto-immuunziekte bij de mens en gaat ondere andere ook bij
de hond gepaard met een zeer gevarieerde symptomatologie.
Vrijwel ieder orgaansysteem kan bij deze aandoening betrokken
zijn. Bij de hond treden gewrichtsklachten het meest op de
voorgrond. Karakteristiek is het beloop met remissies en
exacerbaties (4).

Immunologisch kenmerkt SLE zich onder meer door de
aanwezigheid van auto-antistofifen, onder andere anti-nucleaire
antistoffen, en verlaagde serumcomplementwaarden tijdens
actieve fasen van de ziekte. Bij het ontstaan van de ziektever-
schijnselen spelen complement-bindende immuuncomplexen
een belangrijke pathofysiologische rol.
SLE bij de hond werd het eerst door Lewis
elaL (5) beschreven
en blijkt niet zeldzaam te zijn, met name niet bij Duitse
herdershonden (6) met het histocompatibiliteitsantigen DLA-
A7.

Symmetrische huidafwijkingen (alopecia, ulceraties), koorts,
anemie, trombocytopenie en glomerulonefritis komen volgens
de literatuur in 25-50% van alle gevallen met SLE voor (4).
De hierna volgende casuïstiek geeft aan, dat SLE en SLE

\' Medisch immunoloog. Stichting Streeklaboratorium voor de Volksgezond-
heid, Valckeslotlaan 149, Goes
^ Diererutrts gezelschapsdieren te Spijkenisse
^ Dierenarts gezelschapsdieren te Den Haag
* Dierenarts gezelschapsdieren te Rotterdam

gerelateerde ziektebeelden zich niet altijd duidelijk als zodanig
presenteren. In overeenkomstige gevallen lijkt het zinvol SLE in
de differentiële diagnostiek op te nemen en de patiënt - na
adequaat klinisch en laboratoriumonderzoek - ook als zodanig
te behandelen.

Casus 1

Een Hollandse herder, teef, vijf jaar, werd aangeboden voor
onderzoek nadat ze gedurende twee maanden elders onder
behandeling was geweest in verband met anorexie, sloomheid
en pijn in de bek, opgezette mandibulaire lymfklieren en koorts.
Behandeld werd met antibiotica en prednison. De symptomen
verdwenen snel. Een maand later kreeg de hond kreupelheids-
problemen linksvoor en rechtsachter. Er werd eenzelfde behan-
deling ingesteld, doch de patiënt bleef linksvoor kreupel.
De linker carpus bleek bij onderzoek verdikt en vertoonde
röntgenologisch erosieve veranderingen (fig. 1) de lichaamstem-
peratuur was 38,9°C. De hond werd gedurende vijf dagen

behandeld met dexazone C\' (3 dd 160 mg fenylbutazon
calcium, 186 mg ascorbinezuur en 0,4 mg dexamethazon). Bij
bloedonderzoek bleek de test op antinucleaire antistoffen (fig. 2)
en op enkelstrengs DNA (fig. 3) sterk positief.

\' Rhone Menense (France): fenylbutazon calcium 80 mg. ascorbinezuurr 85 mg en
dexamethazon 0,2 mg.

• • f I

SLE (SYSTEMISCHE LUPUS ERYTHEMATODES)
GERELATEERDE ZIEKTEBEELDEN BIJ DE HOND

J. Goudswaard W.E.R. Schell ^ A.J. van Toon 3 en K. Crama

-ocr page 266-

De LE eel test was positief.

De AST (antistreptolysine) was < 200 en de ASTal (antistafylo-
lysine) < 1, hetgeen infecties door hemolytische streptococcen
of
Sl aureus vrijwel uitsloot. De tests op reumafactoren^ waren
zwak positief Complement (CH50) bleek niet afwijkend te
zijn.

Bij herhaald algemeen onderzoek werden geen huid- en/of
slijmvliesafwijkingen gevonden. Na bekend worden van de
uitslag werd de hond behandeld met prednisolone in de
volgende dosering: 1 week 6 tabletten per dag, 1 week 6
tabletten om de dag, 1 week 3 tabletten om de dag, 1 week 2
tabletten om de dag, daarna 1 tablet om de dag.
Bij controle na twee maanden vertoonde de hond alleen bij
rennen nog een geringe afwijking. De carpus was normaal van
omvang. Bij buigen viel op, dat het carpaal gewricht links wat
strammer was dan rechts. Verbetering trad volgens de eigenaar
al op na één week behandeling.

Bij navraag gaf de eigenaar aan, dat de hond al een halfjaar vage
klachten had vertoond, zoals verminderde eetlust, minder graag
naar buiten willen, etc. Bij nestgenoten hadden soortgelijke
klachten zich niet voorgedaan.

Casus 2.

Een vijf jaar oude Bassetteef werd drie weken na de loopsheid
aangeboden voor onderzoek met klachten van sloomheid,
braken en diarree sinds twee dagen. De hond was enkele jaren
tevoren in Frankrijk geweest. Bij lichamelijk onderzoek bleek
een aantal gebitselementen afwijkend. Er werd geen kreupel-
heid gezien en huid- en slijmvlieslaesies werden niet waargeno-
men. De lichaamstemperatuur was normaal. De urine had een
SG. van 1032, een pH van 7-8; er bleken geen afwijkingen
aanwezig (Multistix\'*).

Gelet op de anamnese en de symptomatologie werd - onder
verdenking van endometritis - het dier behandeld met synulox\'
per injectie. De volgende dag leek de hond iets verbeterd, at en
dronk, maar was nog sloom. De mandibulaire lymfklieren
waren vergroot. Bloedsuikerspiegel, ureum en hematocriet
lagen binnen de normale grenzen.

Bij buikpalpatie was de baarmoeder vergroot gebleken. Daarom
werd besloten tot ovariohysterectomie. Er bleek geen sprake
van endometritis, maar wel was een tweetal wandverdikkingen
aanwezig met een doorsnede van ongeveer 1,5 cm, die door de
patholoog geclassificeerd werden als mogelijk oude placentatie-
plaatsen met een maternale en foetale component.
Matig postoperatief herstel bracht de eigenaar bij een weekeind-
dierenarts, die de hond behandelde met Catosal^, Clamoxyl\',
Tolfedine^ en Ringerse lactaatoplossing. Tien dagen na de
behandeling was de hond levendig, doch leken eerder waarge-
nomen dikten op kop en dorsum in omvang toe te nemen. Uit
aspiratiebiopsiën bleek op de kop sprake te zijn van ontsteking
en op de rug van dermoidcysten.

Activiteit en eetlust bleven zeer wisselend tot dat het dier zes
weken na het eerste onderzoek moeite leek te hebben met de
wateropname. Er was sprake van algemene spieratrofie en
beiderzijds oedeem van de cornea. Milt en enige lymfeknopen
waren duidelijk vergroot. Met de eigenaar werd een plan
besproken voor nader onderzoek. Na drie weken keerde hij

\' Gebruikte reuma/aclonesis: Rose-Waaler, IgG reumafaclonesi mei ami-hond IgG/

FITC en APF(anti-perinucleaire faclor).

1 A.U.V.. 5 mg per tablet

\' Mullislix 10 SG. Ames Division, Bayer Diagnostics UK. Slaugk Great Britain

\' Synulox, Smiih Kline Beecham, Zoetermeer

« Catosal, Bayer Nederiand ft V Mijdrecht

\' ClamoxyL Smith Kline Beecham. Zoetermeer

\' Tolfedine 4%, VetoquinoL Lure Cedex, France
daarvoor terug. Er bleek toen sprake van een ernstig cornea-
oedeem met diepe vaatinjectie; de toestand zou die dag
plotseling
zijn verslechterd. Er werd bloed afgenomen voor
onderzoek op Leishmania - Toxoplasma - en Ehrlichia-antistof-
fen (alle negatief) en antinucleaire antistoffen (sterk positief; titer
> 1:100). De
fluorescentie was homogeen in de levercoupe als
ook op Hep 2 cellen. Antistoffen tegen single stranded DNA
waren aantoonbaar; de test op dsDNA
(Crithidia lucilliae)
bleek negatief. De APF was positief; reumafactoren: negatief.
AST en ASTal waren negatief, hetgeen infecties door Gram-
positieven
onwaarschijnlijk maakte. Complement (CH50)
bleek sterk (13% ten opzichte van het gemiddelde van serum van
10 normale honden) verlaagd,
voornamelijk door verlaging van
het C4 (25% ten opzichte van normale C4 waarden).
Een therapie werd gestart met
Prednisolon 50 mg per injectie.
De dag na de instelling van de behandeling was het corneaoe-
deem duidelijk verminderd en was de patiënt veel levendiger.
Toen beide corneae waren opgehelderd, na 3 weken behande-
ling met Decadron\' en 30 mg
Prednisolon per dag werden
rafelige irisranden zichtbaar. De dosering werd verlaagd naar 30
mg om de dag. Bij verdere verlaging naar 15 mg om de dag
recidiveerde het cornea-oedeem en werd kortdurend behandeld
met 30 mg per dag om daarna weer af te dalen naar 20 mg om de
dag. De hond is actief, levendig en heeft thans een goede eetlust.
Het cornea-oedeem is niet meer gerecidiveerd. Bij hercontrole
van het bloed bleek de ANA titer niet gedaald (zoals ook niet te
verwachten was) doch de CH50 titer was gestegen tot 57% van
de normaal waarde.

1 a I M IM

186

Via de fokker is nog contact geweest met eigenaars van
nestgenoten. Er werd geen melding gemaakt van SLE gerela-
teerde symptomatologie bij deze dieren.

Casus 3,

Een Golden retriever, reu, zes jaar oud vertoonde sinds een jaar
kreupelheidsproblematiek. Bij het lopen naast de fiets zakte de
hond onder ernstig gejank soms acuut door het rechterachter-
poot. Lange wandelingen kon de hond niet volhouden; de hond
vertoonde \'eindpijn\'. In versnelde gang vertoonde de hond een
hippende gang met de achterpoten. Voorts had de hond moeite
met het opstappen. Ook bij opstaan was de hond duidelijk meer
kreupel; de \'startpijn\' leek wel te verminderen, doch verdween
niet helemaal. Bij stilstaan vertoonde de hond \'tiptoe\' (onUasten)
met de betreffende poot.

De hond was door een collega behandeld met analgetica, echter
zonder duidelijk resultaat.

Het kreupelheidsonderzoek van alle ledematen en het rugonder-
zoek leverde slechts geringe afwijkingen op. De linker knie
vertoonde een geringe gevoeligheid bij druk mediaal van de
kniepees op het gewricht. Wel viel op, dat de hond zowel links
als rechts afwisselend \'tiptoede\'. Aan beide knieën werd nu een
geringe mediale drukpijn vertoond. De hond bleek voorts aan
de achterpoten een verkorte pees te vertonen. Een tweede
onderzoek na \'forceren\' (flink laten lopen en spelen) met direct
daaropvolgend een half uur rust in de wachtkamer leverde
weinig meer gegevens op, behalve dat de andere knie dezelfde
symptomen vertoonde (mediale drukpijn en tiptoe). Het klini-
sche onderzoek gaf een incompleet beeld, dat op een meniscus-
laesie of een partiële ruptuur van de voorste kruisband kon
wijzen.

Röntgenonderzoek van de heupen, het lumbosacrale gebied en
de tarsus leverde geen afwijkingen op. Wel gaf de röntgenfoto
van de linker- en de rechterknie een identiek beeld, zoals in de

» Decadron, Chibret, Merck, Sharp en Dome ft V, Haarlem

T I J O S C H R I T VOOR D I E R ü E N E E S K U N O F. . D E E L 118. A F l F V E R I N (i 6 I 9 9 .1

-ocr page 267-

Figuur 2. Casus 2. Levercoupe rat. Homogene kernfluorescentie: antinuclé-
aire antistoffen positief tot in een verdunning van 1:40.960 (10x16).

Figuur 3A Alle casussen. Immuunfluorescentie op Mep II (Human epitfielioid
cells) cellen.

Pi|len: fluorescentie van de cfiromosomenregio van de metafasische celle
(10x40).

Figuur 36, immuunfluorescentie op Nep II cellen: gezonde fiond. Er is geen
kernfluorescentie aanwezig en er is geen fluorescentie van de metafasische
cellen.

legenda bij fig. 4 a, b is weergegeven. Onderzoek onder sedatie
op een schuiffenomeen verliep negatief. Er vond klinisch
chemisch en hematologisch bloedonderzoek plaats, waarbij
geen afwijkingen werden gevonden. De reumafactortesten
waren alle sterk positief De ANA was sterk positief (titer >
1:1(X)). De fluorescentie was homogeen, zowel op de levercoupe
als op Hep 2 cellen. De patiënt bleek antistoffen tegen

1 ■ «I

Figuur 4A. en Figuur 4B. Casus 3 A/B. De zijdelingse opnamen van de knie- en
gewrichten tonen een \'droge\' knie. Het kniegewricht rechts vertoont
overvulling, geringe artntische veranderingen aan de distale zijde van de
patella en minimale veranderingen aan de trochlea femons. (3p de AP
opnamen zijn lichte artritische veranderingen zichtbaar aan de randen van
het tibia-plateau en aan de distale femurcondylen.

u "

8

«

t

5

- • -

--

--97,4 kO

■ ■

tï:

_

*

- -51 kD

-

—kD

— .

mi

—26,8 kD

S

la

—18,6 kO

—Dye Front

Jo-1 H64

HS9

H60 H69 A

H69 B

SS-A

Negt

SS-B

Figuur 5. Immunoblotting, uitgevoerd met 2 humane controlesera (Jol en SS-
A/SS-B) en een serum van een gezonde hond. Daarnaast werden sera van de
3 casussen (h59 - h60 en h69) getest als ook de synovia van casus 3.
Bi| deze techniek worden kernantigenen (thymus, milt kalf) op moleculair
gewricht gescheiden in een electnsch veld in Polyacrylamide. Daarna vindt
overdracht (blotting) plaats van de eiwitten van de acrylamide gel op een
nitrocellulose- of polyvinylidine difluoride membraan.

Op deze membraan kan het serum van de patiënt worden geincubeerd
gevolgd door incubatie met peroxidase gelabeld anti-humaan of anti-hond
immuunglobuline.

De molecuulgewichtmerkers zijn in bruin aangegeven. De Jol band wordt als
een scherpe band juist boven de 51 KD merker gezien. De SS-A banden PI en
P2 ziet men \'boven\' en \'onder\' de 51 KD merker, de SS-B banden (triplet en
doublet) \'boven\' en \'onder\' de 36,6 KD merker.

enkelstrengs DNA te hebben; de test op dubbelstrengs DNA
(Crithidia lucilliae) bleek negatief. Urine uitslag: pH: 7,5, SG:
1044, glucose: negatief, eiwit: sterk positief. Complement
(CH50) bleek sterk verlaagd: 14% van de normaalwaarde
(gemiddelde van 10 normale honden).
Na de sterk positieve ANA uitslag werd besloten tot onderzoek
van de synovialis van het rechter kniegewricht. De patholoog
concludeerde tot een lymfoplasmacellulaire synovitis, zoals die
weliswaar bij SLE kan worden gevonden doch ook bij talrijke
andere oorzaken. Voor het onderzoek van de synovia zij

-ocr page 268-

verwezen naar de \'bespreking\'. De knie reageerde na de excisie
van het stukje synoviahs met een zeer heftige lokale reactie van
het kniegewricht, zich uitende in een sterke zwelling. Een
huidstans leverde geen histologisch beeld voor SLE op.
Besloten werd tot een initiële behandeling met acidum acetosali-
cilicum (aspirine) 3 dd 25 mg/kg, daar de eigenares geen
behandeling met prednison wenste. Deze behandeling bracht
geen verbetering, waarop besloten werd over te gaan op 2 dd 10
mg/kg Ibuprofen\'" per dag. Hierop verbeterde de hond klinisch,
hoewel het dier volgens de eigenares toch moeite had om
bijvoorbeeld de trap op te gaan. In een later stadium werd nog
behandeld met azathioprine (Imuran" 1,5 mg/kg/dag) overi-
gens zonder een duidelijke verbetering. Met de eigenares is nu
uiteindelijk toch overeengekomen te starten met prednison.

BESPREKING

Er wordt een aantal casussen beschreven uit verschillende
dierenartsenpraktijken waarbij de sera elk een sterke positiviteit
vertoonden in zowel de test op antinucleaire antistoffen als in die
op enkelstrengs DNA op Hep 2 cellen. Deze laatste test wordt
niet in de veterinaire literatuur beschreven (1,4), doch humaan
blijkt deze fluorescentie vooral bij SLE voor te komen. Humaan
worden bij SLE ook antistoffen aangetoond tegen dubbelstrengs
DNA (FARR assay,
Crithidia lucilliae), doch bekend is (3) dat
dit bij honden en katten met SLE vrijwel niet wordt gezien. In
één geval (casus 1) bleek voorts de LE cel test positief te zijn.
Naast meer algemene klachten als algehele malaise, slechte
eetlust, lymfadenopathie en koorts (bij één dier duidelijk
vastgesteld) blijkt bij twee van de drie hier besproken patiënten
artritis het meest op de voorgrond te treden. Dit komt overeen
met zowel humane als veterinaire gegevens. Artritis aan één of
meer gewrichten is dan ook een van de belangrijkste criteria van
de American Rheumatism Association (2).
Bij de mens is het beloop gekenmerkt door perioden van
activiteit, afgewisseld met remissies, doch het ziektebeeld begint
vaak met artralgieën of polyartritis en tenosynovitis, gelijkend
op reumatoïde artritis. Huidafwijkingen - het bekende vlinder-
vormig erytheem - komen frequent (± 80%) voor. Koorts,
vermoeidheid, malaise en vermagering worden bij 70% van alle
humane patiënten waargenomen.

Bij oogonderzoek toont 25% van de patiënten afwijkingen aan
de cornea en retina (wattenachtige exsudaten: \'cytoid bodies\').
De \'major\' diagnostische criteria voor SLE bij de hond zijn:
polyartritis, symmetrische huidafwijkingen voorzover niet ver-
oorzaakt door een andere etiologie, een Coombs\' positieve
anemie, trombocytopenie, glomerulonefritis
Proteinurie,
neutropenic, polymyositis en een sterk positieve test voor
antinucleaire antistoffen. Pleuritis, myositis en afwijkingen aan
het centraal zenuwstelsel zijn bij de hond uiterst zeldzaam.
Oogafwijkingen worden door Halliwell en Gorman (4) niet
genoemd. Van definitieve SLE mag men spreken als het
ziektebeeld aan twee \'major\' klinische criteria voldoet in
combinatie met twee minder voorkomende symptomen. Daar-
naast moet de ANA sterk positief zijn. Van mogelijke SLE mag
men spreken als de ANA positief is in combinatie met één
\'major\' criterium (4).

In één van de hier gepresenteerde casussen had de patiënt naast
een aantal algemene malaise symptomen - die niet op een
endometritis waren terug te voeren - mogelijk voor SLE
karakteristieke \'cytoid bodies\'. De ANA was sterk positief,
hetgeen SLE inderdaad niet uitsluit. Het is mogelijk, dat in een
later stadium nog andere bij SLE passende klinische verschijnse-

\'0 Ibuprofen, Kombivet, Nederland
II Imuran. Wellcome. Greal Britain

« a »I

Ii ■ ••

len tot uiting komen. Bij een humane patiënte zagen wij
bijvoorbeeld eerst een geïsoleerde trombocytopenie in combina-
tie met een positieve ANA uitslag. Pas jaren later vertoonde deze
patiënte andere voor SLE kenmerkende symptomen. De
Golden Retriever (casus 3) had naast de kreupelheidsproblema-
tiek veel eiwit in de urine, hetgeen mogelijk in verband zou
kunnen staan met een immuuncomplex-nefritis. Bij alle patiën-
ten was sprake van verminderde eetlust en malaise. Op grond
van zowel de klinische verschijnselen als de resultaten van het
laboratoriumonderzoek lijkt het juist van mogelijk SLE gerela-
teerde symptomatologie te spreken, ondanks het feit dat een
aantal criteria ontbreken. Men realisere zich echter, dat het hier
in de praktijk aangeboden en onderzochte gevallen betreft: een
volledig protocollair onderzoek zou mogelijk nog tot vervulling
van andere criteria hebben geleid.

De therapie van SLE gerelateerde ziektebeelden bij de hond
verschilt niet essentieel van die bij de mens. Bij matig actieve
artritis zal men bij de mens in eerste instantie antiflogistica
geven, eventueel gecombineerd met een chloroquinepreparaat.
Corticosteroïden (prednison 40-60 mg/dag) worden bij ernsti-
ger symptomatologie gegeven; bij nefritis meestal gepaard met
azathioprine en/of cyclofosfamide. Bij de hond zal men na het
stellen van een diagnose meestal overgaan op corticosteroïden
(2-4 mg/kg prednison) en na enige tijd de dosering reduceren.
Bij ernstige SLE geassocieerde klachten kan deze therapie om de
andere dag worden gegeven, terwijl op de andere dagen dan
azathioprine wordt voorgeschreven. Bij acute AIHA of trombo-
cytopenie wordt cyclofosfamide geadviseerd. In één geval is een
succesvolle behandeling door middel van plasmaferese gerap-
porteerd (4).

Bij de mens bestaan zeer veel overlapsyndromen met SLE; men
denke aan polymyositis, sclerodermic, syndroom van Sjogren,
reumatoïde artritis en mixed connective tissue disease. De
diagnose SLE staat alleen vast indien de tests (FARR assay,
Crithidia lucilliae fluorescentie van de kinetoplast) op antistof-
fen tegen dubbelstrengs (ds)DNA positief zijn. Dit criterium
geldt niet bij de hond (I) waarbij dsDNA antistoffen uiterst
zeldzaam zijn.

Humaan wordt SLE van een aantal overlapsyndromen gediffe-
rentieerd door fluorescentie op Hep 2 cellen, onderzoek op EN A
(extractable nuclear antigens) en immunoblotting. Deze laatste
techniek werd door Brinet
et aL (1) toegepast voor onderzoek
van sera van honden met SLE, voornamelijk om na te gaan of
deze patiënten anti-histon antistoffen vormden.
Door ons werden de drie patiëntensera (h. 59,60,69A) alsmede
synovia (69B) met deze techniek onderzocht (fig. 5), tezamen
met een serum van een gezonde hond (h64) en twee humane
controles (Jol-positief bij polymyositis en SS-A/SS-B - onder
andere positief bij Syndroom van Sjogren -).
Opvallend is, dat bij deze zeer gevoelige techniek blijkt, dat ook
gezonde honden (h64) waarschijnlijk fysiologisch lage titers
antistoffen tegen kernantigenen vertonen. Ook bij mensen is
bekend, dat met het ouder worden het percentage ANA-
positieven stijgt. De eerste patiënt (h59) vertoont een zeer sterke
band op de 36,6 KD merker. Het is waarschijnlijk, dat hier
sprake is van PCNA antistoffen (een DNA polymerase eiwit),
die humaan typisch bij SLE worden gevonden. Het serum van
hond 60 (patiënt 2) bleek in deze test weinig specifieke gegevens
op te leveren (ook bij humane patiënten met SLE en een
positieve ANA test kan immunoblotting soms teleurstellen).
Wel zien we hier een specifieke band, die ook wordt gezien in
het serum en de synovia van de derde patiënt. Bij deze patiënt
vallen de sterke banden tussen 26,8 KD en 18,6 KD op. Bij

FT VOOR D I F. R Ci E N E E S K U N I) E . D E E I I

188

A F 1. E V E R I N Ci 6 I 9 9 .1

J O S C II R

-ocr page 269-

« ■ VI

\'Mil

■ n

vergelijking met de resultaten van Brinet et al. (1) is hier zeker
sprake van anti-histon antilichamen. Brinet
et al. (1) stellen ook
voor het ARA-criterium \'aanwezigheid van anti-dsDNA anti-
stoffen\' bij de hond te vervangen door het criterium \'aanwezig-
heid van anti-histon antistoffen\'.

Opvallend, tenslotte, is de sterke band, die met synovia werd
aangetoond in de Anablotting. In de synovia komt dus een extra
antistof voor tegen een histon (?) met een molecuulgewicht, iets
kleiner dan 18,6 KD. Om aan te tonen, dat het hier mogelijk om
een specifieke antistof zou gaan tegen een bepaalde histontype,
werden de sera - ook van gezonde honden - en de synovia van
casus 3 met een ELISA getest tegen de histon typen IIS, V S, VI
S, VII S en VIII S\'^ In fig. 6 zijn de extinctiewaarden

3000

.2
I ,

aangegeven als resultaten van de ELISA met histon H-V S als
antigeen. Hieruit blijkt duidelijk, dat in de synovia van casus 3
(h.69B) een antistof voorkomt tegen dit bepaalde histontype (de
lysine rijke subgroep F).

Dit histontype werd door Brinet en medewerkers (I) niet
genoemd. Het zou interessant zijn om na te gaan of ook in de
synovia van honden met bijvoorbeeld reumatoïde artritis
antistoffen voorkomen tegen dit bepaalde histontype.
Bij 2 van de drie patiënten werd door middel van immunoblot-
ting de waarschijnlijkheidsdiagnose SLE bevestigd. Juist omdat

" Sigma Chemical Company. Sl Louis. USA
n Waarvoor de eerste auteur zich gaarne beschikbaar stelt

er bij een gegeneraliseerde auto-immuunziekte zoveel overlap-
syndromen kunnen voorkomen, lijkt het echter beter om in alle
drie gepresenteerde casussen te spreken van mogelijk \'SLE
gerelateerde ziektebeelden\'.

Het lijkt verstandig om bij patiënten, die zich slechts met een
enkel criterium voor SLE presenteren toch aan dit ziektebeeld in
de differentiaal diagnose te denken en dienovereenkomstig
immunologisch bloedonderzoek aan te vragen Ook uit
vergelijkend ziektekundig oogpunt bezien is het van groot
belang de diagnostiek van gegeneraliseerde auto-immuunziek-
ten bij onze huisdieren te optimaliseren.

DANKBETUIGING

De auteurs danken de heren A.M.G. de Bruin en A.M. Roovers voor hun inzet
om de gebruikte methoden geschikt te maken voor onderzoek en hondesera.

SUMMARY

SLE (Systemic Lupus Erythematosus) - related clinical
features in the dog

Three dogs presented with lameness and/or vague clinical signs. The results of
immunological tests were suggestive of a SLE-related syndrome. ANA (antinu-
clear antibodies) litres were very high, 1:40960 in one of the dogs, and antibodies
against single-stranded DNA were detected Complement levels were very low in
two dogs. Antibodies against histories were detected in both the serum and the
synovial fluid of one dog. In another dog there was evidence of high
concentrations ofPCNA antibodies, which in humans are specific for SLE. It is
concluded that the three dogs showed signs of a syndrome possibly related to
SLE. The description of the clinical signs and of the laboratory diagnostics serve
as a clinical demonstration to draw colleagues\' attention to this nosologically
interesting clinical syndrome and to the need to request specific immunological
tests when this syndrome is suspected

LITERATUUR

1. Brinet A, Foumel C, Faure JR, Venet C, and Monier JC. Anti-histone
antibodies (ELISA and immunoblot) in canine lupus erythematosus. Clin
Exp Immunol 1988; 74: 105-9.

2. Cohen AS, el aL Preliminary criteria for the classification of systemic lupus
erythematosus. Bull Rheum Dis 1971; 21: 643-52.

3. Costa O, Foumel C, Lotchouang E, Monier JC, and Fontaine M.
Specificities of antinuclear antibodies detected in dogs with systemic lupus
erythematosus. Vet Imm Immunopath 1984; 7: 369-82.

4. Halliwell REW, and Gorman Nl. Veterinary Clinical Immunology. W.B.
Sounders Co, Philadelphia, 1989.

5. Lewis RW, Schwarz RS, and Henry WB. Canine systemic lupus erythema-
tosus. Blood, 1%5; 25: 143-60.

6. Teichner M. Krumbacher K, Doxiadis I, Doxiadis G, Foumel C, Rigal D,
Monier JC. and Grosse-Wilde H. Systemic lupus erythematosus in dogs:
association to the major histocompatibility complex Class I antigen DLA-
A7. Clin Imm Immunopath 1990; 55: 255-62.

T I J I) S C H R I r T v o O R D I E R c; F. N E E S K U N O F . D E E 1. 118. A F L E V E R I N Ci

189

9 9 .1

-ocr page 270-

NU OOK

mr

PRESCRIPTION

DIET.

-ocr page 271-

KG !

[N

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET.

FELINE
k/d

• Voor inlichtingen en be.stellingen, bel Aesculaap,
Boxtel, tel. 04116-75915.

Hill\'s

PRESCRIPTION

DIET

Committed to nutritional
excellence en innovation.\'^\'

-ocr page 272-

M I

In 92/5/EEG zijn echter nog enkele
belangrijke zaken geregeld. Er zijn voor-
schriften opgenomen voor bedrijven die
andere produkten van dierlijke oor-
sprong (apdo) be- en verwerken: darm-
verwerkingsbedrijven, vetsmelterijen en
bloedverwerkingsbedrijven. Daarnaast
is opgenomen dat vleesproduktenbedrij-
ven en apdobedrijven hun produktie-
proces zelf moeten controleren. Deze
controles dienen gebaseerd te zijn op:
identificatie van kritieke punten aan de
hand van de gebruikte procedees en;
bekende methodes voor de toetsing van
de kritieke punten.

De zeven stappen zijn:
het uitvoeren van een risico-analyse
voor de verschillende produkten;
het vaststellen van normen voor de
kritische controlepunten;
het opstellen van controleprocedures;
het bepalen van de acties die onderno-
men moeten worden als afwijkingen van
het produktieproces worden opgemerkt
(o.a. recallprocedure);
het registreren van alle controleresulta-
ten (inclusief de repressieve controles);
het opzetten van een klachtenprocedure;
nagaan of het H ACCP-programma vol-
doende kwaliteit behoudt.

In maart 1992 werd richtlijn 92/5/EEG gepubliceerd. Deze richtlijn omvat de
wijziging van de vleesproduktenrichtlijn die sinds 1977 van kracht is. De
belangrijkste reden voor de wijziging is het tot stand brengen van één
binnenmarkt, waarbij dezelfde voorschriften gelden voor exporterende bedrij-
ven en voor bedrijven die voor de nationale markt produceren.

Voor de wetgever is er alleen HACCP
nodig ten aanzien van de volksgezond-
heidsaspecten. Tijdens de studiedag
werd HACCP in een breder kader
geplaatst, zodat ook kwaliteitsaspecten
meegenomen werden. Door deze ver-
breding is de stap naar een certificatie op
basis van ISO-normen eenvoudig te
noemen. Het opzetten van HACCP
heeft voor de ondernemers voordelen,
omdat het HACCP een systeem van
produceren en controleren is dat een
constant en veilig produkt kan garande-

Na 1900 leek de rol van het vee en de
huisdieren in de schilderkunst uitge-
speeld. Dieren als tekens van nationale
en landelijke overvloed leken onvere-
nigbaar met de regels van de moderni-
teit. Het is opmerkelijk hoe aan het eind
van de jaren twintig een hernieuwde
belangstelling is waar te nemen voor het
ren. Deze vorm van kwaliteitszorg be-
perkt tevens het risico van boetes en/of
claims op grond van de sinds vorig jaar
november van kracht zijnde produkt-
aansprakelijkheid. Voor ondernemers
die deze voordelen zien zal het niet zo\'n
grote stap zijn om aan de HACCP-
verplichtingen van artikel zeven van de
vleesproduktenrichtlijn te voldoen.
Kleine en middelgrote ondernemers zien
beslist wel problemen bij het invoeren
van HACCP. Bij deze bedrijven zijn
zowel het ontbreken van voldoende
menskracht als het kostenaspect rem-
mende factoren. Voor deze kleine(re)
bedrijven ligt het voor de hand dat
overkoepelende organisaties een basis-
plan voor HACCP opstellen en dat de
individuele ondernemer er zelf dan
maatwerk van maakt. Het maken van de
flowsheet, het beschrijven van de pro-
duktieprocedees en de kritische punten
en het adviseren over controle-appara-
tuur en methoden is zeker in een samen-
werkingsverband realiseerbaar. Deze
aspecten zijn voorbeelden van discussie-
punten die \'s middags in discussiegroe-
pen aan de orde kwamen. In één van de
groepen werd ook nadrukkelijk aan de
orde gesteld dat het ongewenst is dat er
twee keuringsdiensten (RVV en Keu-
ringsdienst voor Waren) op één bedrijf
komen en dat het feit dat deze beide
keuringsdiensten met de uitvoering van
de vleesproduktenlijn zijn belast, grote
risico\'s inhoudt met betrekking tot een
uniforme uitvoering van de richtlijn.
De studiedag werd door circa tachtig
mensen bezocht en werd bekwaam ge-
leid door de heer Paardekoper.

vee, maar nu ontdaan van hun mense-
lijke invloedsfeer.

Onafhankelijk van elkaar richtten de
Nederiandse kunstenaars Herman
Kruyder (1881-1935), Henk Chaboy
(1894-1949), Jaap Wagemaker (1906-
1972), de Vlaming Permeke (1886-
1952) en Chaim Soutine (1893-1943)

TENTOONSTELLING
DIEREN DEMONEN

Van 13 maart tot 2 mei 1993 organiseert de Hannema-de Stuers Fundatie op
kasteel Het Nijenhuis een tentoonstelling over het monumentale dierfiguur in het
werk van Kruyder, Permeke, Soutine, Chabot en Wagemaker.

IN ZEVEN STAPPEN DOOR
STUDIEDAG HACCP

-ocr page 273-

VOORJAARSDAGEN 1993

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ
VOOR DIERGENEESKUNDE
Royal Netherlands Veterinary Association

GROEP GENEESKUNDE GEZELSCHAPSDIEREN
Netherlands Association for Companion Animal Medicine

KNMvD

P.O. Box 14031

NL 3508 SB Utrecht

The Netherlands

Phone 31-{0)30-510 111

U als congresdeelnemer heeft

GRATIS TOEGANG

tot de commerciële tentoonstelling die getiouden wordt tijdens hiet Voorjaarsdagencongres
op 26, 27 en 28 maart in fiat RAI-congrescentrum te Amsterdam.

Tijdens deze expositie waaraan meer dan 40 toonaangevende firma\'s hun medewerking verlenen,
is het mogelijk om in ongedwongen sfeer nader kennis te maken met uw leveranciers die u graag
informeren over de
NIEUWSTE ONTWIKKELINGEN op veterinair gebied.

De tentoonstelling zal dit jaar op vrijdag, zaterdag en zondag gehouden worden.
Gedurende deze dagen zullen o.a. de volgende exposanten aanwezig zijn om u te ontvangen:

Aacofarma

Aesculaap

Animed

AUV

Bayer

Biomedic

Broese Kemink

Cardiovet

Cyanamid

Denkavit

Duphar

Effem

Floris

Grofarm Nederland
Hill\'s

Hope Farms

lAMS Pet Food

Indulab AG

Instruvet

J.F. Lehmanns

Janssen Pharmaceutica

Karl Storz Endoscopie

Leo Pharmaceutica Prod.

Margery Import

MB&VS

Mycofarm

Nemas B.V.

Novad

Pie Medical

Rhône Mérieux
Robouw Med. Techn.
Royal Canine
Sanofi

SmithKIine Beecham

Trouw

Trovet

Upjohn

Veterinaer Spiegel

Virbac

VLB

VSM

VVAA

Welzo Media Prod.

-ocr page 274-

Faculteit der
Diergeneeskunde

m

ocsoatYSt»-

Veterinaire
Studenten
Rijvereniging
"De Solleysel"

Veterinair Nederland
steunt de
Gehandicapten Mensport

Geachte collegae,

In samenwerking met de Faculteit der Diergeneeskunde en de Veterinaire Studenten Rijvereniging "De Solleysel"
organiseren wij op 15 mei 1993 voor de vierde maal de "Dag van het Aangespannen Paard", op de terreinen van de
faculteit. Deze dag is uitgegroeid tot een groot landelijk evenement en laat zoveel mogelijk facetten van het aangespan-
nen rijden zien.

De dag zal er als volgt uitzien:

- Concoursen voor Tuigpaarden, Hackney\'s, Friezen en Shetlanders;

- Marathon-oefendag voor de samengestelde menwedstrijdrijders;

- Koetsentocht in de omgeving van Utrecht en Zeist, waarna de verschillende authentieke rijtuigen op het hoofdterrein
worden gepresenteerd;

- Verschillende demonstraties, met o.a. de Shires van Heineken, Nederlandse Trekpaarden met authentieke landbouw-
werktuigen en Shetlanders;

- Rassendefilé;

- Gezellig strodorp.

Dit jaar staat de dag in het teken van een goed doel, namelijk: de Mensport voor Gehandicapten. Deze sport wordt
reeds op kleine schaal beoefend, maar door gebrek aan bekendheid en materiaal zijn de mogelijkheden nog beperl<t. Na
overleg met de "Federatie Paardrijden voor Gehandicapten" is besloten om op de Dag van het Aangespannen Paard het
mennen voor gehandicapten te promoten. Dit zal gebeuren in samenwerking met het Rode Kruis, afdeling Utrecht, dat
dit jaar haar 125-jarig jubileum op deze dag zal vieren.
De promotieaktiviteiten zullen bestaan uit:

- publiciteit, o.a. posters, folders, dagbladen;

- demonstraties door gehandicapten;

- inzameling voor het schenken van materiaal (bijv. aangepaste menwagen, tuigage);

Om dit laatste punt te verwezenlijken is veel geld nodig. Daarom willen wij u een persoonlijke bijdrage vragen, om deze
aktie tot een groot succes te kunnen maken. Het zou toch geweldig zijn als Veterinair Nederland deze tak van de
mensport voor meer mensen toegankelijk zou maken.

Wilt u onze aktie steunen, dan kunt u uw donatie over maken op bankrekeningnummer: 446980919,
gironummer ABN/AMRO: 1412 t.n.v. Stichting Dag van het Aangespannen Paard, Utrecht,
o.v.v. Gehandicapten Mensport.

Hopende op Uw bereidwilligheid,

stichting DvhAP

Postbus 85314
Yalelaan 12
3508 AH Utrecht
Telefax: 030-535562

met vriendelijke groet,
namens de organisatie van de
"Dag van het Aangespannen Paard"

Margriet Bosch

-ocr page 275-

« V

in Parijs, hun aandacht op de beesten in
hun onmiddellijke omgeving, paarden,
koeien en varkens. Maar zij beeldden

hun dieren af als soevereine wezens,
monumentaal en beeldvullend. Het fe-
nomeen, dat in de jaren dertig een con-
centratie kende, is een verrassend accent
binnen de internationale kunst uit het
interbellum en sluit in die zin goed aan
op de collectie van de Hannema-de
Stuers Fundatie.

Het onderzoek voor de tentoonstelling is
in handen van de kunsthistoricus Kees
Vollemans. Ook bij de samenstelling
van de tentoonstelling en de begelei-
dende publikatie is hij nauw betrokken.
De tentoonstelling is geconcentreerd
rond zo\'n dertig veelal monumentale
schilderijen van de genoemde kunste-
naars uit openbare en particuliere collec-
ties in Nederland, Frankrijk en België.
Ter ondersteuning van het project wordt
in samenwerking met Bureau Bremmer
voor de genoemde periode een cursus
ontwikkeld die het dier in de kunst in
ruimere zin onder de loep neemt en het
verschijnsel plaatst binnen een breder
historisch kader. Voor het basis- en
voortgezet onderwijs zal een speciaal
informatiepakket worden samengesteld.

Ter gelegenheid van de tentoonstelling
DIEREN DEMONEN zal een gelijkna-
mige publikatie (eng./ned.) verschijnen
met teksten van Kees Vollemans.

ANTIBIOTICUMGEVOELIGHEID VAN BACTERIËN
GEÏSOLEERD DOOR DE GEZONDHEIDSDIENSTEN
IN NEDERLAND IN 1991

De laboratoria van de Gezondheids-
dienst voor Dieren in Nederland voe-
ren jaarlijks grote aantallen antibioti-
cumgevoeligheidsbepaJingen uit van
pathogene bacteriën en kunnen daar-
door een belangrijke functie vervullen
als peilstations voor eventuele resi-
stentie-ontwikkeling (2, 6).

De methodiek, die gebruikt wordt is de
agardiflfusie-methode, die uitgevoerd
wordt volgens de richtlijnen van de
werkgroep antibiotica van de NRLO
naar analogie van de werkgroep Richt-
lijnen Gevoeligheidsbepalingen van de
Vereniging voor Infectieziekten.
De kwaliteit van de bepaling bij de
verschillende Gezondheidsdiensten
wordt bewaakt door middel van rond-
zendmonsters verzorgt door het CDI.
Sinds 1991 maken alle gezondheids-
diensten gebruik van antibioticumta-
bletten van Rosco\'. Het basismedium is
Isosensitest-agar (Oxoid-CM471).
De resultaten (landelijk gemiddelde en
de spreiding) over 1991 van de gevoelig-
heidsbepalingen van voornamelijk uit
sectiemateriaal van landbouwhuisdie-
ren geïsoleerde pathogene kiemen zijn
weergegeven in een tabel. De resultaten
zijn weergegeven als het percentage
gevoelige stammen. Bij de beoordeling
van remzone is alleen de kwalificatie
gevoelig of resistent gehanteerd; kiemen
die in het intermediaire gebied scoorden
zijn als resistent beoordeeld.

Salmonella typhimurium
(fok- en vleeskalf)

Het resistentieniveau verschilt in het
algemeen niet wezenlijk van de trend die
in de voorgaande jaren werd waargeno-
men (I, 2). Toename van de resistentie
ten opzichte van fluméquine en ook
enrofloxacine bij met name vleeskalve-
ren is echter verontrustend.
In Gelderiand werd in 1991 bij 25% van
de uit vleeskalveren geïsoleerde
Styphimurium-siBimmtn resistentie ten
aanzien van enrofloxacine vastgesteld.
Van zes stammen afkomstig van ver-
schillende uitbraken werd de minimale
remmingsconcentratie bepaald (RIVM),
deze was in alle gevallen 64/ig/ml
(breekpunt
\\fxg/m\\).

Salmonella dubliniioV- en vleeskalf)

Het beeld is over het geheel genomen
vergelijkbaar met de afgelopen jaren (1).

\' Neo sensUabs

International Medical Zutphen

-ocr page 276-

ü f^f ■ I f*

Antibioticumgevoeligheid (% gevoelige stammen) van bacteriën geïsoleerd door de Gezondheidsdiensten in Nederland 1991

1 Bactem Anübiolioim
1 (Dicnoort) Uitul unul

Pnl

Chio

T«trm

Anapiy
Amon

N»„

Col

Fon

Fhn

TMP;S

Sgir»

S typhunurium

(WO

126

33

11

23

85

98

97

57

28

S.äublm
(k»lf)

220

35

76

91

95

91

87

94

Salmonella
(virken)

18«

39

88

99

100

100

100

87

R haemolyaca
(viccskiin

122-

16

49

21

28

88

56

79

P. haemolytica 88*

(fokkiin

35

65

43

52

89

72

97

P. multocida
(vlecslalf)

33

91

30

39

97

55

50

100

P multocida
(fokkall)

48

90

70

73

96

83

76

100

E coli KW

(WO

W

33

8

20

65

86

95

89

53

-

(varken)

30S4

-

21

42

97

98

99

98

56

P multocida
(varken)

1487

97

91

99

100

91

Ä bronchiseptica
(varken)

592

0

97

0

96

84

A. pleumpneumonuie
(varken)

1207

10

95

97

99

97

Strcptococccn
(viikcn)

2052

98

38

97

0

97

BMcrit
(Dicnoort)

Anliliiodaim
UKul unul

Feni

Ampi/

UlKO

CiT

Spin

N<OD

TMP/S

Cepli

suir»

Staph, aureus
(rund, mastitis)

5705

65

65

93

95

n

99

100

100

Sltcptococccn
(varken)

2052

98

n

39

0

n

70

peni

= penicilline G.

fura

=

furazolidon

chic

= chlooramfenicol

f lum

s=

fluméquine

tetra

= tetracyclinen

TMP/S

=

trimethoprim/sulfa

ampi/

linco

=

lincomycine

amoxi

= ampicilline/amoxicilline

ery

=

erythromcyine

neom

= neomycine

spira

=

spiramycine

coli

= Colistine

ceph

=

cephalotine

Echter de gevoeligheid voor chloor-
amfenicol is ook bij fokkalveren aan-
zienlijk afgenomen. Ook bij
S.dublin
werd ontwikkeling van resistentie ten
opzichte van fluméquine waargenomen.
Gegevens over enrofloxacine zijn nog
niet beschikbaar.

Salmonella bij het varken
(voornamelijk
S. typhimurium)

Hierbij speelt als vanouds alleen de
resistentie ten opzichte van tetracyclinen
een rol.

Pasteurella haemolytica bij fok- en
vleeskalf

Het door Kremer en Overgoor (2) en
Hartman (I) vermelde resistentiepro-
bleem bij het vleeskalf wordt hier beves-
tigd, waarbij de gevoeligheid ten op-
zichte van fluméquine en enrofloxacine
in Gelderland verontrustende vormen
aanneemt. Fluméquine scoorde in 1986
en 1987 nog
100% gevoelig, in 1988
99%, in 1989 92%, in 1990 was er een
plotselinge daling van de gevoeligheid
tot 55% bij het vleeskalf(l). In 1991 was
ook 55% van de stammen (totaal 65)
van vleeskalveren gevoelig voor flumé-
quine. In 1990 was 68% van de
P.haemolytica-slammen gevoelig voor
enrofloxacine en in 1991 61%. Geen van
de stammen bleek ongevoelig voor cefti-
ofur.

Bij het fokkalf is het totale beeld iets
gunstiger, hetgeen overeenkomt met de
door Visser
et al. (5) gepubliceerde
gegevens.

Rcoli K99 bij kalf

Hierbij werd ten opzichte van Colistine,
furazolidon en fluméquine een hoog
percentage gevoelige stammen ge-
scoord. Dit beeld werd ook door Kre-
mer en Overgoor (2) waargenomen.

Enteropathogene E. coli bij het var-
ken

Het betreft hier een samenvoeging van
alle enteropathogene serotypen van £
coli met uitzondering van E. coli K99 .
In vrijwel alle gevallen waren deze E.
coli-stammen gevoelig voor neomycine,
Colistine, furazolidon en fluméquine, ter-
wijl 56% van de stammen gevoelig was
voor trimethoprim/sulfa.

Pateurella multocida bij het varken
(inclusief DNT )

Hierbij wordt in principe alleen ten
opzichte van tetracyclinen en sulfonami-
den enige reductie van de gevoeligheid
waargenomen.

T I J 15 S C- H R I h T VOOR D 1 F. R Ci F. N E E S K U N D E , D E E l 118, A F 1 F V E R I N Ci 6 1 9 9 .1

194

-ocr page 277-

NEDERLAND

VAN
SZKY

Suvaxyn O/W-emulsie is een bijzonder adjuvans. Combinaties van
dit adjuvans met Duphar\'s Aujeszky vaccins geven een sterke
vermindering van veldvirusexcretie. Bij strikt en consequent uit-
gevoerde vaccinatieprogramma\'s wordt het aantal Infecties van de
ziekte van Aujeszky sterk gereduceerd.

Dat blijkt ook uit de Diessenproef, waar een dergelijke combinatie
werd toegepast.

Bij eradicatieprogramma\'s zal suvaxyn O/W-emulsie dus een
belangrijke rol vervullen.

Suvaxyn O/W-emulsie draagt bij aan eradicatie.

-ocr page 278-

Nieuw van Duphar
amoxycilline voor hond en kat

(en een sticker voor de baas)_.,

duphamox Tabletten

fbyiny

Smm

f>erstef

40 mg en 200 mg

• 500-tabletten verpakking.

• Patiëntenbijsluiter op zelfklevend
etiket. Gratis nneegeleverd.

Duphar Nederland B.V.
Animal Health
Posibus7133
1007 JCAmsiefdam
Tel 020 6490832/830

icegeycegen

Duphar Animal Health

kwaliteit in preventieve en Anima/Hea/tfi

curatieve zorg

-ocr page 279-

Bordetella bronchiseptica

Dit micro-organisme is van nature onge-
voelig voor penicilline en ampi-/amoxi-
cilline.

A ctinobacillus pleuropneumoniae.

De overgrote meerderheid van de stam-
men is gevoelig voor tetracyclinen en
trimethoprim/sulfa, de meest toegepaste
therapeutica in dezen (3, 4).

Streptococcen bij het varken

Streptococcen zijn goed gevoelig voor
Penicillinen. Ook ten opzichte van tri-
methoprim/sulfa werd een hoog per-
centage gevoelig gescoord. Bij
Strepto-
coccen moet rekening worden
gehouden met een aanzienlijk percen-
tage voor lincomycine ongevoelige
stammen (1).

Staphylococcus aureus bij het rund
(mastitis)

Een belangrijk probleem bij stafulococ-
cen is de vorming van penicillinase,
resulterend in resistentie ten opzichte
van
Penicillinen. Ook bij mastitis stafu-
lococcen is dat het geval. Methicilline-
resistentie speelt tot nu toe geen rol bij
het rund. Tot de methicilline-groep be-
horen ook nafcilline en cloxacilline.

BESCHOUWING
Bij het beschouwen van de resultaten
van de antibioticumgevoeligheidstesten
moet rekening worden gehouden met
het feit dat de meerderheid van de
bacteriën afkomstig is van sectiemateri-
aal, hetgeen zeer waarschijnlijk een ne-
gatieve selectie ten aanzien van de ge-
voeligheid voor antibiotica tot gevolg
gehad zal hebben.

In het algemeen blijken de oudere anti-
bacteriële middelen nog goed bruikbaar
bij de meeste infecties.
De resistentie-ontwikkeling ten aanzien
van enrofloxacine bij
P.haemolytica en
Styphimurium is alarmerend en noopt
tot heroverweging van het gebruik van
dit geneesmiddel in de vleeskalversector.

LITERATUUR

1. Hartman EG. De antibioticumgevoeligheids-
bepaling in de klinische Bacteriologie. PAO-D
Antibiotica. Utrecht, 1990.

2. Kremer WDJ en Overgoor GH A. Resistentie-
patronen van enkele uit vlees- en fokkalveren
geïsoleerde bacteriën. Tijdschr Diergeneeskd
1998; 113: 1298-1302.

3. Mengelers MJB. The prophylaxis of pleurop-
neumonia in pigs with sulfonamide/trimetho-
prim combinations. Thesis Utrecht, 1991.

4. Pijpers A. Feed medication with tetracyclines
in pigs. Thesis. Utrecht, 1990.

5. Visser IJR, Zaisman C en Wouda W. Pasteu-

rella haemolytica serotypen bij runderen.
Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117: 35-7.
6. Vulto AG en Janknegt R. Ontwikkelingen in
het veterinaire gebruik van antibiotica.
Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116: 1133-8.

Namens de Werkgroep Bacteriologische
Diagnostiek,

E.G. Hartman

SPECIAAL
NUMMER
VERBETERT
BEREIKBAARHEID
AANZIENLIJK

De invoering in 1991 van een spe-
ciaal telefoonnummer voor de
dienstdoende spoedarts van de Uni-
versiteit voor Gezelschapsdieren
(UKG) heeft de bereikbaarheid aan-
zienlijk verbeterd. Toch komt het
regelmatig voor, dat de verbinding
voortijdig wordt verbroken. Om
deze reden nogmaals de procedure:
Op het moment dat de practicus het
spoednummer 030 - 531561 draait,
gaat de pieper van de dienstdoende
UKG arts. Deze kan door middel
van een code direct verbinding krij-
gen via elk in de buurt zijnde tele-
foontoestel. De schakeling blijft één
minuut bestaan. Men moet dus niet
binnen één minuut de telefoon neer-
leggen in de veronderstelling dat niet
wordt opgenomen.
Als de spoedarts niet binnen deze
minuut kan reageren (bijvoorbeeld
door niet te onderbreken werkzaam-
heden), wordt de verbinding auto-
matisch na deze tijd verbroken. Wij
verwachten dat men voor deze be-
perking begrip heeft en verzoeken
vriendelijk het telefoonnummer
hierna nogmaals te draaien.
Tussen 16.45 en 08.00 uur (avond-
en nachtdienst) zal hetzelfde systeem
functioneel zijn. Men krijgt dan ech-
ter in eerste instantie de dienstdoende
dierverpleger aan de lijn. Ik hoop dat
door deze toelichting de bereikbaar-
heid van de spoedarts van de UKG
nog verder zal verbeteren.

T. Willemse.
hoofd divisie
patiëntenzorg

OOK ALLE
BURGERKIPPEN
BESCHERMEN
TEGEN PSEUDO-
VOGELPEST

Een ieder die sier- of hobbypluimvee
bezit, wordt door de gezamenlijke
Gezondheidsdiensten voor Dieren in
Nederland dringend aangeraden alle
pluimvee zo snel mogelijk te laten
enten tegen pseudovogelpest om on-
nodig dierenleed te voorkomen.

Dit geldt uiteraard in zeer sterke mate
ook voor pluimvee op kinderboerde-
rijen en in speeltuinen en dergelijke, waar
grotere aantallen sierpluimvee zijn.

Sinds vorig jaar veroorzaakt een kwaad-
aardige vorm van pseudovogelpest
enorme schade op pluimveehouderijbe-
drijven in West-Europa. Ook in Neder-
land zijn sinds augustus 1992 uitbraken
aan de orde. De laatste weken neemt het
aantal uitbraken in de bedrijfssfeer sterk
af. Echter in de sier- en hobbypluim-
veesfeer (\'burgerkippen\') zijn er recent
verschillende uitbraken voorgekomen.

Deze kwaadaardige vorm van pseudo-
vogelpest veroorzaakt veel sterfte bij het
aangetaste pluimvee. De volgende ziek-
teverschijnselen gaan daaraan vooraf:
sufheid, in elkaar/bol zitten, ademha-
lingsproblemen door ontsteking van de
luchtwegen en vaak dunne groenachtige
mest. In een later stadium kunnen
\'draainekken\' voorkomen. Vooral hoen-
derachtigen (kip, pauw, patrijs, parel-
hoen en kalkoen) zijn gevoelig voor het
virus. Met name kippen zijn zeer gevoe-
lig.

Of de dieren werkelijk pseudovogelpest
hebben kan door onderzoek van zieke of
dode dieren worden vastgesteld. Dit
onderzoek vindt plaats bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in de regio en
moet in overieg met de dierenarts gebeu-
ren.

Laat het niet zover komen dat het
pluimvee pseudovogelpest krijgt. Er kan
zeer goed en effectief tegen pseudovogel-
pest worden gevaccineerd. Deze vacci-

-ocr page 280-

natie moet door/in overleg met de
dierenarts gebeuren. De entstof kan in
het oog of de neusgaten worden gedrup-
peld, of via het drinkwater worden
toegediend. Daarnaast bestaat de moge-
lijkheid om entstof per injectie toe te

AMSTERDAM HEEFT

FYSIOTHERAPEUTISCH-

REVALIDATIECENTRUM

■■ ■ M

W. Sybesma

Door de verschillende uitkomsten van
molecuul-onderzoek als puzzle-stukjes
aan elkaar te leggen lijkt een panacee
voor heel veel kwalen gevonden te zijn.
Niet alleen is het een luchtvervuiler van
de eerste orde. Daar tegenover staat dat
het een gunstige werking heeft bij een
groot aantal fysiologische processen, zo-
als het regelen van de bloeddruk, het
zorgen voor het lange-termijngeheugen,
het helpen bij het bestrijden van infecties
dienen. Raadpleeg daarom de dierenarts
hierover.

De gezamenlijke
regionale
Gezondheidsdiensten

In Amsterdam is onlangs een Fysiotherapeutisch-revalidatiecentrum voor kleine
huisdieren gevestigd. Dit houdt in dat behandeling geschiedt door zowel dierenarts als
fysiotherapeut. Tijdens de behandeling kan de dierenarts direct specifiek onderzoek en
behandeling verrichten, zoals röntgenologisch onderzoek en nader onderzoek onder
sedatie en dergelijke.

De fysiotherapeut kan op elk moment overleg plegen met de behandelend dierenarts.
Er zijn behandelingsmogelijkheden vanuit sport- en manueel-therapeutische achter-
grond.

Dit centrum is opgezet ten behoeve van kleine huisdieren en is uitermate geschikt voor
honden die een speciale training eisen.

De veel voorkomende problemen die voor behandeling in aanmerking komen zijn
onder meer kreupelheden, pijn, rugklachten zoals hernia, heupdysplasie, open
wonden, spierkneuzingen en scheuringen, revalidatie na een operatie en preventieve
conditietraining.

het

Voor meer informatie over het centrum kan men contact opnemen met
Fysiotherapeutisch-revalidatiecenttrum via telefoonnummer (020) 6 920 936.

GETTING NO FOR AN ANSWER

Het wetenschappelijke tijdschrift SCIENCE heeft de gewoonte om in plaats van
personen bepa^de onderwerpen van onderzoek te onderscheiden. Zo is de
verbinding NO, stikstof monoxyde, uitgeroepen tot de molecuul van het jaar
(•92).

Deze stof heeft tot verbazing van veel wetenschappers plotseling een betekenis
gekregen die tot voor kort ondenkbaar was.

en het tegengaan van kanker.
Een simpel molecuul verbindt de neuro-
wetenschap, fysiologie en immunologie
en verandert de visie van onderzoekers
op de wijze waarop cellen communice-
ren en zichzelf verdedigen.
Omdat NO een gas is, was het moeilijk
de hand te leggen op de fysiologische rol
die het wellicht speelde. Weinigen ver-
wachtten dat een dergelijk bizar mole-
cuul een belangrijke fysiologische rol
zou vervullen.

In bloedvaten, de hersenen, het im-
muunsysteem, de lever, de pancreas, de
uterus, de longen en het perifere zenuw-
stelsel zijn door diverse wetenschappers
die rol van het NO onderzocht.
De reviewers Culotta en Koshland stel-
len dat vorig jaar het zachte NO-briesje
aanwakkerde tot een stormwind het-
geen aanleiding gaf tot een sterke ont-
wikkeling van potentiële geneesmidde-
len. Honderden, tot nog toe voor elkaar
vreemde, onderzoekers zoeken elkaar
op in een geheel nieuw wetenschappe-
lijk gebied.

Het enzyme NO synthase (NOS) is in de
weefselcellen verantwoordelijk voor de
aanmaak van de stof.

NO grijpt bijvoorbeeld gevoelige ijzer-
groepen in bepaalde enzymen aan en
wel die, welke DNA synthetiseren,
waardoor de celdeling gestopt kan wor-
den. Dit verklaart de antitumor-werking
van NO.

Verder kan NO een verbinding aangaan
met de hydroxyl radicaal, OH, en stik-
stofdioxyde. Dit zou de conserverende
werking verklaren van de toevoeging
van nitriet bij vleesprodukten.

In de hersenen heeft het NO een dubbele
werking. Het kan als messenger optre-
den maar ook als vernietiger (killer).
Als gas kan het snel diffunderen via het
zenuwweefsel wat haar transmitterfunc-
tie zo onalledaags maakt. Bij het lange-
termijngeheugen is er sprake van een
retrograde messenger; een rol die NO
zeker zou passen.

Is er echter een teveel aangemaakt in de
zogenaamde NOS-neuronen dan kan
dat aanleiding geven tot een beschadi-
ging van andere neuronen, waardoor er
een beroerte kan optreden.

Het is overigens een uitgemaakte zaak
dat NO een belangrijk ingrediënt is bij
het gehele proces van de erectie van de
penis.

NO vertaalt de sexuele opwinding in een
erectie, doordat de bekkenzenuwen dit
signaal doorkrijgen via de hersenen.
Er wordt dan door die zenuwen NO
aangemaakt, waardoor de lokale bloed-
vaten zich openen met het reeds eerder
aangeduide gevolg.

Niet de psychiater maar NO zou best
weieens de oplossing kunnen zijn in veel
gevallen van impotentie.

De auteurs van dit boeiende overzicht
stellen dat dit Assepoester-verhaal van
NO - van een vaag en giftig gas tot een
machtige koningin van communicatie
en afweer - een klassiek voorbeeld is van
de wijze waarop de natuur steeds weer

T I .1 O S C H R I F T VOOR DIERGENEESKUNDE. D E E I- 118. A F l. E V E R I N Ci 6 I 9 9 .1

196

-ocr page 281-

•I ■ M

. -vi^irw:. i > -^■\'im.-i\'.

opnieuw verrassingen in petto heeft. Het
zou helemaal niet verwonderlijk zijn dat
CO, koolmonoxyde, eveneens veel
meer kan en doet dan men nu aanneemt.

NO News Is Good News Indeed!

CuloaaE, and KoshlandJr DE SCIENCE The molecule
of the year. NO News is Good News 1992:258: 186I-4.

VETERINAIR KAMPIOENSCHAP
GOLF 1993

Voor de vijfde maal worden woensdag
19 mei de veterinaire golfkampioen-
schappen van Nederland gehouden.
Iedere Nederlandse dierenarts, met mi-
nimaal een golfvaardigheidsbewijs op
zak, kan deelnemen aan deze kampioen-
schappen.

Het strijdtoneel is de Golf- en Country-
club Herkenbosch, gelegen in een geac-
cideerd, mooi Limburgs landschap in de
omgeving van Roermond, dat volgens
de organisatie, mede dankzij de sponso-
ring door het veterinair farmaceutisch
bedrijf Alfiasan, de gelegenheid biedt het
eerste lustrum te vieren van deze kampi-
oenschappen.

Golfspelende dierenartsen kunnen hier-
aan deelnemen door 25 gulden over te
maken op bankrekening 3257.48.160
ten name van Veterinair Golfcomité,
Eikenlaan 3 in Hattem onder vermel-
ding van handicap.

Informatie omtrent eventuele overnach-
tingen is te verkrijgen bij het organise-
rende comité, dat verwacht dit jaar vele
collegae te mogen begroeten.

Voor meer inlichtingen kan men bellen
naar:

G.Th. Kaal (033-611671),
J. Kuipers (05206-42716) of
L.M. Otto (02907- 4340^

In deze stichting nemen de belangrijkste
disciplines met betrekking tot gezel-
schapsdieren deel, namelijk de dierge-
neeskunde
(Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde),
de dierenbescherming (Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van Dieren,
Bond tot bescherming van Honden/
Inspectiediensten), de overheid (mini-
sterie van LNV en ministerie van
WVC), de industrie (VKH en DIBEVO,
respectievelijk voor samengesteld huis-
diervoeders en onder meer dierenbeno-
digdheden), het onderwijs (Faculteit der
Diergeneeskunde van de R.U. Utrecht
en de IPCD Barneveld), de overkoepe-
lende organisaties voor de verenigingen
voor het fokken en het houden van de
onderscheiden groepen gezelschapsdie-
ren.

Door de Stichting is een Bestuurscom-
missie ingesteld voor het begeleiden van
onderzoek. Deze commissie heeft tot
taak het initiëren en waar nodig coördi-
neren van onderzoek met betrekking tot
gezondheidsstoornissen, welzijn, gedrag
en fokkerij van gezelschapsdieren en
met betrekking tot de relatie tussen mens
en zijn huisdier. De Bestuurscommissie
Begeleiding Onderzoek kent de vol-
gende samenstelling:

STICHTING VOOR
GEZELSCHAPSDIEREN
BESTUURSCOMMISSIE
BEGELEIDING ONDERZOEK

De Stichting voor Gezelschapsdieren is een in 1992 ingestelde organisatie, die
zich ten doel stelt zorg te dragen voor de bewaking van de gezondheid en het
welzijn van dieren die als gezelschapsdier worden gehouden.

- een voorzitter, tevens bestuurslid van
de stichting;

- een lid aangewezen door de Faculteit
der Diergeneeskunde;

- een lid aangewezen door de Dierenbe-
scherming;

- een lid aangewezen door de Veterinaire
Dienst;

- een lid aangewezen door de directie
Openluchtrecreatie van het ministerie
van LNV;

- een lid aangewezen door de organisa-
ties voor liefhebbers van gezelschapsdie-
ren;

- een secretaris, tevens secretaris van de
stichting.

-ocr page 282-

De commissie heeft het voornemen haar
taaie in de aanloopperiode te beperken
tot het initiëren van kortlopend inventa-
riserend onderzoek, waarbij de kosten
per project een bedrag van f 25.000,-
niet mogen overschrijden.
Op basis van de ontwikkelingen en van
de mogelijkheden op dit gebied zal
worden bezien of en op welke wijze
meer uitgebreid en meer diepgaand on-
derzoek op het gebied van de bewaking
van de gezondheid en het welzijn van
gezelschapsdieren gefinancierd en ge-
structureerd kan worden.
Voorlopig heeft de Stichting met het
ministerie van LNV de overeenkomst
dat het ministerie van LNV 50% in de
kosten bijdraagt mits het ministerie
eveneens de noodzaak van het onder-
zoek onderschrijft en mits de Stichting
medefinancierders voor de overige 50%
heeft aangetrokken.

Voorstellen voor onderzoek kunnen
worden ingediend op daartoe ontwor-
pen formulieren, die bij het secretariaat
van de Stichting zijn te verkrijgen. Voor
vraagstukken waarbij wel sprake is van
een behoefte aan onderzoek, maar waar-
bij het voor de aanvrager niet mogelijk is
zelf een onderzoeksvoorstel te formule-
ren kan aan de Bestuurscommissie om
bemiddeling daarin worden verzocht.
Het postadres van de Stichting voor
Gezelschapsdieren is:
Postbus 10271, 7301 GG Apeldoorn,
ambtelijk secretaris: drs. R.J.A.M. Wes-
sels, telefoon: 055 - 661266.

SMAKELIJK
BESTEK

Jay-Lin Jane, een onderzoeker
van de Universiteit van lowa heeft
eetbaar bestek ontwikkeld van zet-
meel, mais en soyabonen. Wel is
het wat te hard om zo maar op te
kauwen. \'Vanuit voedingsoogpunt
is het uitstekend eten alleen je moet
wel een zeer goed gebit hebben\',
stelde ze vast.

Door ze te verkleinen in pellets kan
dit nieuwe product zeer goed in
veevoer worden verwerkt. Aange-
zien de oplosbaarheid in water
goed is heeft de Amerikaanse Ma-
rine ai belangstelling getoond.

Uü Notebook, p4. The Scientist, febr. 22. \'93

De afgelopen zestig jaar is er veel
gebeurd. Zo worden met een zekere
regelmaat anekdotes verteld over de
tijden van weleer. Vaak zijn dit verhalen
die waarschijnlijk nog wel een kern van
waarheid bevatten. Helaas raken ook
veel van deze verhalen in de vergetel-
heid. Met dit als achterliggende gedachte
zijn uit de vereniging geluiden naar
voren gekomen om de historie van de
vereniging te achterhalen, op te tekenen
en te bewaren.

Reeds enige tijd is een werkgroep van
De Solleysel actief bezig met het verza-
melen en bundelen van materiaal om zo
de geschiedenis van de Veterinaire Stu-
denten Rijvereniging vast te leggen. De
structuur van deze werkgroep is vrij
eenvoudig. Zij bestaat uit een groep van
afgestudeerde collega\'s en studenten
diergeneeskunde, allen oud-bestuurs-
leden van De Solleysel.
De werkzaamheden worden hierbij zo-
veel mogelijk ondersteund door een
comité van aanbeveling. In dit comité
hebben behalve de huidige instructrice
van De Solleysel plaats genomen colle-
ga\'s afkomstig uit diverse bestuursjaren
van de vereniging.

De Veterinaire Studenten Rijvereniging \'de Solleysel\' bestaat binnenkort zestig
jaar. In de loop van deze periode is er veel gebeurd. Van een kleine groep van
paardenliefhebbers is de vereniging uitgegroeid tot de grootste studentenrijvere-
niging van Nederland. Nog steeds is het paardrijden één van de belangrijkste
activiteiten van de vereniging. Menig afgestudeerd collega zal zich nog de uurtjes
herinneren die hij/zij door heeft gebracht op de rug van een Solleysel-paard.

Om de uitgebreide werkzaamheden
enigszins te kunnen overzien werkt de
werkgroep steeds een bepaalde periode
af. Het komende jaar is dat uitsluitend de
eerste periode van De Solleysel. Het
betreft hier de periode vanaf het oprich-
tingsjaar 1934 tot en met 1945.
Het achterhalen van de historie van De
Solleysel wordt onder meer aan de hand
van archief-onderzoek en het benaderen
van oud(bestuurs-)leden van De Solley-
sel gedaan. Op 15 mei van dit jaar wordt
op de Faculteit Diergeneeskunde (Uni-
versiteitsterrein de UithoO een reünie
met een gelijk doel georganiseerd. Alle
de werkgroep bekende (bestuurs-)leden
uit de periode 1934-1945 zijn inmiddels
voor deze reünie uitgenodigd. Doordat
echter in de Tweede Wereldoorlog een
groot deel van de archieven verdwenen
is, zijn er waarschijnlijk collega\'s uit
deze periode niet aangeschreven. Helaas
zijn ook niet alle besturen uit deze
periode bij de werkgroep bekend.
Vandaar de oproep aan iedereen die in
de periode 1934-1945 actief betrokken
was bij de V.S.R. De Solleysel om te
reflecteren. Alle informatie (zoals foto\'s,
ornamenten en verhalen) over deze pe-
riode en haar leden is van harte welkom.
Het uiteindelijk streven is duidelijk. De
werkgroep wil op deze wijze voldoende
materiaal, foto\'s en verhalen vergaren
om de geschiedenis van de vereniging zo
mogelijk in een uitgave, vast te leggen.

DE SOLLEYSEL BESTAAT
BIJNA ZESTIG JAAR

Het correspondentieadres van de werk-
groep is:

Werkgroep Het Historisch Gezelschap
der V.S.R. De Solleysel, t.a.v. RJ.J.
Mandigers, Goedestraat 14c, 3572 RT
Utrecht. Tevens is het mogelijk telefoni-
sche informatie in te winnen bij Paul
Mandigers (030-734719) en Noud Ver-
weij (03494-62347).

De samenstelling van het Comité van
Aanbeveling van de Werkgroep is als
volgt:

Mevr. J. Janknegt, instructrice, mevr.
drs. A.H.P Syatauw-van Oosterwijk
Bruyn, drs. W.A. Hermans, mevr. drs.
E.M. Meijer-Schallenberg, mevr. dr.
A.A.M.E. Lubberink, mevr. drs. H.E.
Hartman-Niermeyer, drs. J.A. Ypen-
burg, prof.dr. G.H. Wentink en drs.
A.J.M. van der Belt.

Paul Mandigers

-ocr page 283-

BENOEMD

Prof.dr. G.H. Wentink heeft op 11 maart
bij besluit van het college van bestuur,
dat hem per 1 januari 1991 heeft be-
noemd tot hoogleraar aan de Faculteit
der Diergeneeskunde, om werkzaam te
zijn op het vakgebied van de inwendige
ziekten der grote huisdieren, zijn ambt
aanvaard.

Wentink deed dat met het houden van
de oratie \'Over koetjes en kalQes gespro-
ken\' in de aula van het academiegebouw
aan het Domplein in Utrecht.

■i « M

Dr. D.G.E. Newell is voornemens om
op 24 maart de \'FC. Donders-leerstoel\'
te aanvaarden met het uitspreken van
een rede die als titel heeft \'Infection
control new approaches to old pro-
blems\', die om 16.30 uur wordt gehou-
den in de aula van het academiegebouw.
Zij is bij besluit van het college van
bestuur per 1 januari 1993 benoemd tot
gasthoogleraar om onderwijs te geven
op het vakgebied van infectie en immu-
niteit.

BANDEN 1992
TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE

Bestelling:

De banden voor het inbinden van
het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1992 (nieuw formaat)
kunt u bestellen door ƒ 25,- (excl.
BTW) per set over te maken op
postbanknummer 51 16 06. Wilt
u bij uw bestelling vermelden
\'Banden 1992\'?

Banden tot en met 1986 zijn niet
meer voorradig. Vanaf 1987, met
uitzondering van 1989, zijn de
banden wel leverbaar.

Geachte redactie.

Mag ik u in verband met uw rubriek:
Vraag en antwoord in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, deel 118, afleve-
ring 3, 1 februari 1993, onderwerp:
\'Tekort afgebroken navelstreng\' de vol-
gende randbemerking maken.

Zowel in het antwoord als in de vraag
lees ik dat de navelstreng \'vaak\' tekort
afbreekt omdat het kalf \'verkeerd om\'
geboren wordt.

Om dit te voorkomen bestaat de kunst
erin om, tijdens de extractie van het kalf
uit de baarmoeder en de buikholte van
de koe, en wel juist op het moment dat
de achterhand van de kalf uit de buik-
holte is, de helper(s) \'even\' te doen
wachten met verdere extractie, zodat de
verloskundige tijd heeft, om de op dat
ogenblik nog intacte navelstreng met
beide handen vast te nemen en het vlies
rond de navelarteries en -venen te doen
breken op de voorbestemde plaats door
met de rechterhand de ganse navelstreng
\'lichtjes\' op te spannen naar de buik van
het kalf toe (de linkerhand houdt de
navelstreng gewoon vast) en dan pas,
nadat het vlies gescheurd is, verder te
laten trekken door de helper(s).

Op die manier zal de navelstreng niet te
kort afbreken en verder ook geen com-
plicaties meer veroorzaken, dus beter
voorkomen dan genezen.

NAVELSTRENG (1)

Marcel van Aert

NAVELSTRENG (2)

Reactie op \'Een te kort afgebroken
navelstreng\' in de rubriek Vraag en
Antwoord Tijdschr Diergeneeskd 1993;
118 (3): 101.

Tot mijn verwondering stelt de vraag-
steller dat \'bij een keizersnede de navel-
streng vaak erg kort afljreekt\'.

In het antwoord wordt daarenboven
voorbijgegaan aan de ware aard van het
probleem. Waar bij stuitligging de navel
geplet wordt tussen stemum van het kalf
en bekkenwand en waarschijnlijk daar-
door te kort afbreekt, is het mijns inziens
een schoonheidsfout, wanneer bij S.C.
(kop- en stuitligging) de navel te kort
afbreekt.

Men heeft voldoende tijd en mogelijk-
heid om het natuuriijk \'breekproces\' van
de navel te imiteren.

Bij een voldoende grote operatiewond
haalt men de achterhand van het kalf
naar buiten. Op dat ogenblik onder-
breekt men de extractie, zoekt de navel-
streng van het kalf in de buikholte van
de koe, omvat de navelstreng circa 20
tot 30 centimeter van de buikwand
stevig met de linkerhand en schuift met
de rechterhand de buitenste huls van de
navelstreng naar de buik van het kalf
De huls breekt altijd op de door de
natuur voorbeschikte plaats. Men
schuift de huls op naar de buik toe,
omvat stevig met de rechterhand de
resterende streng tegen de buikwand van
het kalf en vervolledigt vervolgens de
extractie. Men voelt de strengen in de
holte van de hand afspringen. Het aan-
drukken van de rechterhand voorkomt
meteen een te sterke tractie op de navel,
wat bij eventuele navelbreuk of darm-
prolaps van belang kan zijn.
Ook bij stuitligging kan zonder proble-
men dezelfde techniek toegepast wor-
den.

De tijd die deze handeling vergt kan
onmogelijk levensbedreigend zijn. Te
kort afbreken van de navel is op deze
wijze eerder een uitzondering. De nade-
len vanuit steriliteitsoogpunt (manipula-
tie van het kalO zijn te verwaarlozen.
Verder is het toch logisch dat een te kort
afgescheurde navelstreng een groter ri-
sico inhoudt voor navelinfectie, in ver-
gelijking met een afsluitende opdro-
gende navelstreng, risico dat nog
toeneemt bij het appliceren van een te
sterke lodiumoplossing op de open
wonde. Behalve bij risico voor een te
sterke Jodiumoplossing op de open
wonde. Behalve bij risico voor darmpro-
laps of bloeding is het mijns inziens niet
nodig de navel te hechten.
Misschien is 3 a 4 dagen preventief
antibiotica zonder hechten van de navel
te verkiezen boven hechten zonder anti-
biotica.

Raf Deconinck
Kerkstraat 74
9170 Sint-Gillis-Waas

-ocr page 284-

Diergeneesmiddelen worden slechts ge-
registreerd, indien zij voldoen aan vier
criteria:

ze moeten de gestelde werking bezitten;
ze moeten ongevaarlijk zijn voor de
gezondheid van de mens;
ze mogen niet schadelijk zijn voor de
gezondheid van de dieren en;
ze moeten kwalitatief en kwantitatief
bepaald kunnen worden met de door de
aanvrager opgegeven analysetechniek.

Het doel hiervan is dat alleen middelen
mogen worden toegepast die zijn geregi-
streerd.

Om fabrikanten het testen van nieuw-
ontwikkelde middelen in de praktijk
mogelijk te maken, biedt de Diergenees-
middelenwet aan hen echter de moge-
lijkheid - door middel van een beschik-
king, de zogenaamde proefontheffing -
onder specifieke voorwaarden proeven
te doen met niet-geregistreerde midde-
len.

In deze ontheffing zijn voor het niet-
geregistreerde middel onder meer bepa-
lingen opgenomen, betreffende:
de tijdsduur van toepassing;
het soort en aantal dieren, waarop het
middel wordt toegepast;
de eventueel in acht te nemen wachtter-
mijn;

de verplichting om de Rijksdienst voor
de keuring van Vee en Vlees (RVV),
ministerie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij (LNV) in te lichten bij
noodslachting;

regelmatige melding aan de Veterinaire
Dienst (VD), minister van LNV, betref-
fende de vorderingen van de proef en;
bij slachting tijdens de proef of tijdens de
wachttermijn moet het vlees ter destruc-
tie worden bestemd.

De proeven worden uitgevoerd onder
verantwoordelijkheid van een dierenarts
(de deskundige).

CONTROLE VAN
PROEFONTHEFFINGEN VOOR
DIERGENEESMIDDELEN

Met ingang van 1 mei 1986 is de Diergeneesmiddelenwet in werking getreden.
Deze wet verbiedt om een diergeneesmiddel dat niet is geregistreerd, te bereiden,
voorhanden of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen.

Gelet op eventuele volksgezondheids-
problemen bij het niet naleven van
bovenstaande bepalingen, heeft de Vete-
rinaire Inspectie van de volksgezond-
heid in 1992, 63 proefonthefiBngen ge-
controleerd. Hierbij is enerzijds gelet op
de melding aan RVV bij noodslachtin-
gen en het naleven van eventuele wacht-
termijnen, anderzijds op de overige be-
palingen van de proefontheffing.

De controle van de proefontheffingen

In de periode van december 1991 tot en
met heden zijn 63 proefontheffingen
gecontroleerd. De geconstateerde te-
kortkomingen zijn in het kort:

Administratie van de gebruikte middelen
In een aantal gevallen bleek dat er een
deel van de niet-gebruikte diergenees-
middelen door de firma niet werd terug
ontvangen. De firma\'s konden niet ver-
klaren wat er met deze middelen was
gebeurd. Bij vaccins werd tevens vastge-
steld dat niet-gebruikte vaccins met le-
vende entstof in de vuilnisbak werden
gedeponeerd.

De administratie van de verstrekte mid-
delen die door dierenarts werd gevoerd,
schoot regelmatig tekort.

Informatie aan de veehouder
De veehouders zijn meestal niet op de
hoogte van een aantal voorwaarden, dat
ter bescherming van de volksgezondheid
in de ontheffing is opgenomen zoals:
dieren en hun produkten mogen niet
voor humane consumptie worden ge-
bruikt gedurende de proef en de wacht-
termijn;

er dient melding plaats te vinden aan de
RVV, indien slachtdieren tijdens de
proef en/of wachttermijn moeten wor-
den geslacht.

Tevens worden de niet-gebruikte midde-
len niet altijd aan de dierenarts terugge-
geven.

Verantwoordelijkheid deskundige
Hierbij is een aantal problemen gecon-
stateerd:

de dierenarts is soms alleen op papier
deskundige, terwijl het diergeneesmid-
del door de firma rechtstreeks aan de
veehouder wordt geleverd.

Wijzigingen in voorwaarden
Wijzigingen die door de firma worden
doorgevoerd ten opzichte van hetgeen
vermeld is bij de voorwaarden van de
vergunning, worden niet altijd aan de
VD gemeld.

Identificatie

In veel gevallen bleken de dieren niet
geïdentificeerd, wat de controle erg be-
moeilijkt.

Bovenvermelde tekortkomingen zijn ge-
meld aan de Veterinaire Dienst, de
dienst die belast is met de uitgifte van de
ontheffingen en aan de FIDIN, de over-
koepelende organisatie van de dierge-
neesmiddelenfabrikanten.
In de loop van het jaar is duidelijk een
aantal verbeteringen geconstateerd,
mede door direct commentaar dan wel
advies van de controlerende regionale
veterinaire inspecteurs van de volksge-
zondheid.

De conclusie van de controles in 1992 is,
dat er bij geen enkele controle van de
proefontheffingen geen tekortkoming
werd geconstateerd. Door de fabrikan-
ten zal bij de uitvoering van deze proe-
ven meer zorgvuldigheid betracht moe-
ten worden.

Tevens dient de fabrikant ervoor te
zorgen dat, zowel de (deskundige) die-
renarts als de veehouder, goed op de
hoogte zijn van de vergunningsvoor-
waarden.

Toekomstige controles van de Veteri-
naire Inspectie

Gelet op de bevindingen in 1992 blijven
de controles op de proefontheffingen in
1993 gehandhaafd, waarbij de controle
op de naleving van de volk^ezondheids-
aspecten primair zal zijn. Tevens wordt
in 1993 een start gemaakt met de
controle op de aanwezigheid c.q. het
gebruik van niet-geregistreerde dierge-
neesmiddelen (verboden middelen, hier-
onder vallen ook middelen waarvan de
uitverkooptermijn is verstreken) in de
veterinaire praktijken.

Tijdschrift voor Dier of. nee skundf. Deei. iis. Af ie verin ci 6 i9>).i

2ÜG

-ocr page 285-

■I ■ M

^.ooauuuu*.

INAUGURELE BIJEENKOMST OVER
GASTROINTESTINALE AANDOENINGEN

Gastrointestinale aandoeningen zijn één
van de meest voorkomende redenen
waarvoor honde- en katte-eigenaren
hun dierenarts raadplegen. Veel van
deze gevallen zijn niet zo eenvoudig te
diagnostiseren, waardoor de respons op
de ingestelde behandeling nogal eens
teleurstellend kan zijn. Recente ontwik-
kelingen in diagnostische technieken en
alternatieve behandelingsstrategieën
voor een aantal van deze aandoeningen
zullen de voornaamste discussiepunten
vormen van de inaugurele bijeenkomst
van de European Society of Compara-
tive Gastroenterology/Waltham Sym-
posium. Beide worden gehouden op 1
april 1993, de dag vóór het BS AVA
Congres, in het International Confe-
rence Centre in Birmingham, Engeland.
Tijdens het symposium zullen lezingen
worden gegeven door vooraanstaande
specialisten in de gastroenterologie.

1

Het programma luidt als volgt:

08.30 - 09.00 Registratie, ontvangst
met koffie

09.00 - 09.45 Diagnostic endoscopy
in the dog & cat;
Dr. M. Gualtieri

09.45 - 10.30 Interpretation of gas-
trointestinal biopsies;
Dr. I. van der Gaag

10.30-11.15 Intestinal disease - Is
endoscopic biopsy the
answer?;
Dr. E. Hall

11.15-11.30 Koffie

11.30-12.15 Dietary management
of intestinal disease in
small animals;
Dr. D. Grandjean

12.15-13.00

Elemental diets and the
management of inflam-
matory bowel disease
in man;

Dr. I. Bjamason

13.00-14.00 Lunch

14.00 - 15.00 Pathogenesis and the-
rapy of feline idio-
pathic megacolon;
Dr. R. Washabau

15.00 - 15.30 Business Meeting

Deelname aan het symposium is kos-
teloos. Lunch en koCBe worden aan-
geboden door Waltham. Voor meer
informatie en registratie ken men con-
tact opnemen met Waltham Veteri-
naire Service, Margriet Bos/Joset
Janssen, Postbus 81, 5460 AB VEG-
HEL, telefoon 04130 - 49555.

INFECTIEZIEKTEN
BIJ HOND EN
KAT

Eerste FECAVA Meeting of Conti-
nuing Education, 22-ste SCIVAC
Congres.

De SCIVAC (Societa Culturale Italiana
Veterinari per Animale da Compagnia)
organiseert van 24 tot en met 27 juni van
dit jaar in het Italiaanse Riccione een
vier dagen durend internationaal con-
gres voor praktizerende dierenartsen.

Het doel van het congres is om dieren-
artsen te informeren over de nieuwste
ontwikkelingen op het gebied van infec-
tieziekten bij hond en kat. De informatie
is toegespitst op de dagelijkse praktijksi-
tuatie. Daarnaast heeft de bijeenkomst
tot doel contacten te bevorderen tussen
de verschillende deelnemers en hun
families. De voertalen zijn Engels en
Italiaans met simultane vertaling.

De onderwerpen die onder meer aan de
orde komen zijn:

Acute en chronische infecties van de
voorste luchtwegen bij de kat;
Coronavirus bij de kat;
Ehrlichiosis bij de kat;
FeLV/FIV-infectie;

Laatste ontwikkelingen op het gebied
van vaccinaties bij hond en kat;
Brucella caniï-infectie: klinische symp-
tomen, diagnose en therapie;
Schimmelinfecties bij hond en kat:
symptomen, diagnose en therapie;
Borreliosis bij de hond.

Het congresgeld bedraagt 150.000 lire
(ongeveer 200 gulden).
Belangstellenden kunnen een uitgebreid

programma-overzicht aanvragen bij
SCIVAC, Via Pallavicino, 26, 26100
Cremona, Italië. Telefoon 09-39-372-
23501 (fax: 45091).

VIRBAC

INTRODUCEERT
TIACIL

OOGDRUPPELS

Virbac Nederland introduceert Tiacil
oogdruppels. Tiacil is een steriele, iso-

-ocr page 286-

■s ■

tonische en visceuze oplossing op basis
van hydrogel met antimicrobiële en
antiflogistische eigenschappen door de
aanwezigheid van het antibioticum gen-
tamycine en het corticosteroïd dexamet-
hason. Tiacil is volgens Virbac daarom
geïndiceerd voor de behandeling van
allergische en specifieke bacteriële aan-
doeningen van het oog.
Tiacil bevat behalve de twee genoemde
werkzame bestanddelen, tevens Na-
EDTA, dat edetinezuur vormt en dat
samen met trometamol (Tris) een syner-
gistische anti-collagenase activiteit heeft.
Collagenase is een enzym dat endogeen
wordt geproduceerd door (beschadigd)
cornea-epitheel en exogeen door onder
meer
Pseudomonas aeruginosa-bsLCte-
riën. Het is proteolytisch (peptidehydro-
lyse) werkzaam tegen het cornea-epi-
theel en -stroma. De oogdruppels
voorkomen verdere beschadiging van de
Cornea en eventuele remming van de
epithelisatie door corticosteroïden
wordt gecompenseerd.
Tevens wordt door chelaatvorming
EDTA met calcium en magnesium de
gevoeligheid van de Pseudomonas-bac-
teriën voor gentamycine verhoogd.
Tiacil is beschikbaar in een 5 ml. presen-
tatie in de vorm van een speciale oog-
druppelflacon, die toediening, ook door
de eigenaar, makkelijk maakt.
Voor meer informatie kan men bellen
naar Virbac Nederland: 03420-93008
(fax: 03420-90164).

TUBERCULOSE
BIJ RUNDEREN

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drs A.
Emmerzaal (Gezondheidsdienst voor
Dieren in Zuid-Nederland) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren

VRAAG

In Nederland zijn onlangs verschillende
gevallen van tuberculose bij runderen

(en varkens) geconstateerd. Om welke
vorm van tbc ging het en is de bron
achterhaald?

ANTWOORD

Sinds mijn aanstelling bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Zuid-Neder-
land hebben zich in ons werkgebied
twee gevallen van tuberculose voorge-
daan bij runderen en varkens.

Casus I

Enkele maanden geleden werd de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Zuid-
Nederland door een VVB-medewerker
geattendeerd op het feit dat twee vee-
houders (gebroeders, samenwerkende
op één bedrijO in het ziekenhuis waren
opgenomen vanwege tuberculose. Eén
van de twee heren had open tbc.
Bij onderzoek van de rundveestapel met
de VZ-(Vogels Zoogdieren-) tuberculi-
natiemethode bleken 10 van de 21
runderen positief te zijn ten opzichte van
de bovine tbc. Op dat moment was nog
niet bekend welk type tuberculose in het
spel was: het humane type
(Mycobacte-
rium tuberculosis)
of het bovine type
(Mycobacterium bovis).
Aangezien het onmogelijk is om deze
twee typen door middel van tuberculi-
natie van elkaar te onderscheiden, werd
besloten om de runderen te slachten. Bij
een zeer nauwkeurig post mortem on-
derzoek, werden wel verdachte haarden
aangetroffen in met name longen en
lever, echter met Ziehl Neelsen-kleuring
en met histologisch onderzoek was geen
tbc aan te tonen. Het kweken van
tuberculosebacteriën kan maanden du-
ren; tot op heden is er nog geen groei
waargenomen.

Het is bekend dat humane tbc voor
runderen weinig pathogeen is; wel is dit
type pathogeen voor varkens.
Van de 12 op het bedrijf aanwezige

-ocr page 287-

Ademhaling en groei hebben nnet elkaar
te maken. Dat geldt voor ballonnen maar
ook voor varkens. Immers een goede
ademhaling komt de groei van de varkens
ten goede. Terwijl aandoeningen aan
longen en de bovenste luchtwegen resul-
teren in groeivertraging, mogelijke sterfte en een
verhoogd medicijngebruik.

Ademhalingsproblemen dienen zoveel
mogelijk voorkomen te worden door een goed
stalklimaat, bedrijfshygiëne en een goed vacci-
natieprogramma tegen Aujeszky en Influenza.

Bij met suvaxyn Flu-3 gevaccineerde
varkens zien we na een Influenza infectie
reductie van virusvermeerdering, minder
klinische verschijnselen en een beperking
van groeiverliezen in vergelijking met
ongevaccineerde varkens.

Duphar Nederland B.V.

Animal Health
Postbus 7133
1007 JC Amsterdam
Tel, 020-5490832/830

Suvaxyn Flu-3 (wat geadjuveerd is
met suvaxyn O/W-emulsie) kan met
Duphar\'s Aujeszky vaccins gecombineerd geënt
worden. Met deze combinatie-
enting wordt door de speciale
eigenschappen van de suvaxyn
O/W-emulsie tevens „

suvaxyn* Flu-3 soiW";

•WWiW weww wer* nA*" • ^
WUaUWVETtNMWMJH MOK»

I L

de immuniteitsopbouw
tegen Aujeszky verbe-
terd en de Aujeszky «nxyn\'^^
fiu 3 .i«-
veldvirusexcretie ver-
minderd.

Suvaxyn Flu-3 is een essentiële schakel
om ademhalingsproblemen te voorkomen.

-ocr page 288-

Suvaxyn* Aujeszky NIA3-783

• is zeer veilig voor pasgeboren biggen, drachtige
zeugen, mestbiggen, runderen en schapen.

• blijft niet latent achter in het dier (Tk\').

• is zeer effectief, zowel in klinisch opzicht als in de
mate van onderdrukking van het veldvirus.

• is gl".

• wordt als enig vaccin gebruikt in de "Diessen/
Aujeszky-eradicatieproef".

Handelsvorm (incl. diluent)

10 flacons à 10 doses

10 flacons à 50 doses

-ocr page 289-

varkens, bleken ook diverse dieren posi-
tief te reageren op de VZ-methode; bij
slachting zijn hier met name in lymfe-
klieren verdachte processen gevonden.
Hiervan gaf in enkele gevallen zowel
Ziehl Neelsen-kleuring als histologisch
onderzoek een tbc positieve uitslag.
Ook bij bacteriologisch onderzoek is
inmiddels groei opgetreden, de typering
laat nog even op zich wachten. Verder
waren op het bedrijf nog vijftig schapen,
enkele pony\'s en dwerggeiten alsook een
aantal konijnen aanwezig.
Bij de schapen waren bijna alleen maar
aviaire reacties waar te nemen; hiervan
hadden twee dieren naast de aviaire ook
een geringe bovine reactie. Bij proef-
slachting is niets aangetroffen. De ove-
rige schapen werden na een heronder-
zoek vrijgegeven. De pony\'s hadden
alleen maar forse aviaire reacties, de
dwerggeiten waren helemaal negatief.
Konijnen zijn zeer gevoelig voor bovine
tbc en niet gevoelig voor humane tbc.
Na negatieve sectie op een aantal van
deze dieren werd steeds duidelijker dat
we op dit bedrijf waarschijnlijk met het
humane type van tbc te doen hadden,
hetgeen inmiddels met 90% zekerheid
ook is bevestigd door het RIVM bij
typering van de kweek uit het sputum
van één van de humane patiënten.
Rondom het bedrijf is voor alle zeker-
heid nog een buurtonderzoek uitge-
voerd, hetgeen slechts geringe reacties
heeft opgeleverd die bij heronderzoek
negatief bleken. Met tracering van de
verkoop van het bedrijf is één positief
rund gevonden. Bij slachting zijn geen
tuberculeuze processen aangetroffen. Bij
het speurwerk naar de besmettingsbron
van deze humane tbc heeft men op een
röntgenfoto uit 1973 bij één van de
heren een klein litteken in één long
kunnen waarnemen. De hypothese is nu
dat deze man de infectie al in zijn jeugd
heeft opgedaan (er was toen tbc in de
buurt) en vervolgens deze infectie heeft
overwonnen. Bij het klimmen van de
leeftijd neemt de algehele weerstand
enigszins af en enkele latent aanwezige
kiemen blijken dan toch nog in staat
tuberculeuze processen te veroorzaken.
Inmiddels zijn de beide broers uit het
ziekenhuis ontslagen en maken het goed.
Bij een onderzoek onder huisgenoten en
buurtbewoners zijn enkele personen
aangewezen voor een medicamenteuze
therapie.

Casus II

Eind oktober werd op een slachthuis in
Haarlem door de RVV kring Alkmaar
in een koppel van 14 slachtstieren, bij
vijf dieren, uitgebreide tuberculose
waargenomen. De Ziehl Neelsen-kleu-
ring gaf direct zuurvaste staaQes te zien
en de diagnose tbc is door het CDI op
ingezonden materiaal bevestigd.
De I&R-nummers van de dieren wezen
een herkomstbedrijf in Zuid-Nederland
aan en dit bedrijf is toen onmiddellijk
door de Gezondheidsdienst geblokkeerd
en in onderzoek genomen.
Het betrof een bedrijf dat half 1991 was
gestopt met melken en al het eigen
jongvee, mannelijk en vrouwelijk, had
aangehouden. De ligboxenstal was in
gebruik genomen voor het afmesten van
koeien, allemaal Nederlandse afgemol-
ken koeien die enkele maanden werden
gevoerd en vervolgens geslacht. Op het
moment van onderzoek was er dus een
\'permanente\' groep van 80 stuks jong-
vee en een groep van 70 koeien die
maximaal enkele maanden op het be-
drijf aanwezig waren. Een tuberculinatie
met bovine tuberculine gaf in de jong-
veegroep 51 positieve en in de koeien-
groep 4 positieve dieren.
Na enkele proefslachtingen, waarbij tbc-
haarden werden aangetroffen en beves-
tigd met laboratoriumonderzoek, is be-
sloten om het bedrijf in zijn geheel te
ruimen.

Er is intensief overleg geweest met de
RVV kring Oss en de slachthuisdirectie
van de EnCeBe te \'s-Hertogenbosch om
onder meer de slachtlijn zo langzaam
mogelijk te laten lopen, het slachtper-
soneel handschoenen te laten gebruiken
en de dieren in volgorde van risico aan te
voeren. Ook zijn er extra keurmeesters
ingezet om ook werkelijk alle lymfeklie-
ren in te snijden. Dit heeft geresulteerd
in 44 afgekeurde dieren. De vleeskeu-
ringswet schrijft namelijk Voor dat als er
een tuberculeus proces wordt aangetrof-
fen, hoe klein ook, het gehele rund
afgekeurd dient te worden. De afge-
keurde runderen hadden over het alge-
meen tbc-haardjes in de mesenteriale
en/of mediastinale lymfeklieren. Er wa-
ren slechts enkele dieren met uitgebreide
longtuberculose.

Gezien het beeld moest er in dit geval
rekening worden gehouden met het
bovine type, dus
Mycobacterium bovis,
hetgeen inmiddels ook is bevestigd.
De GGD heeft na onderzoek verklaard
dat de beide mensen die op het bedrijf
werken niet lijden aan tuberculose. Het
jongvee was gedurende afgelopen zomer
in drie gescheiden groepen gehouden:
twee weidegroepen en één stalgroep.
Omdat in alle groepen tbc is aangetrof-
fen, moet aangenomen worden dat de
besmetting op z\'n laatst in de stalperiode
1991/1992 het bedrijf is binnengeko-
men. In de eerste plaats zijn in de buurt
de (weide)contactbedrijven onderzocht;
hierbij is geen tbc gevonden. Vervolgens
bleek via de I&R-computer dat in de
periode tussen 1 januari 1991 en 1 april
1992 van 57 verschillende bedrijven in
Zuid-Nederland één of meer runderen
waren aangevoerd. Omdat deze runde-
ren meestal ook al weer ter slachting
waren afgevoerd is besloten om voorals-
nog eerst deze 57 bedrijven te laten
tuberculineren, alsmede zo\'n tien bedrij-
ven in het werkgebied van andere regio-
nale Gezondheidsdiensten. Dit onder-
zoek is momenteel nagenoeg afgerond
en heeft nog geen besmette bedrijven
opgeleverd.

Het bedrijf had slecht weinig dieren
\'voor het leven\' verkocht. Bij het trace-
ren hiervan is nu in ieder geval één
positief rund aangetroffen. Bij slachting
werden inderdaad tbc-haarden in lymfe-
klieren gevonden. Het dier is gelukkig
nog niet besmettelijk geweest voor zijn
omgeving. Alle van het bedrijf afkoms-
tige runderen worden enkele keren her-
onderzocht.

Evaluerend is vast te stellen dat de tbc-
bewaking aan de slachtlijn, zoals nu
vastgesteld na het in werking treden van
de nieuwe I&R-regeling, goed kan wer-
ken.

Wel moet hierbij opgemerkt worden dat
de keuring aan de slachtlijn minutieus
dient te geschieden om de, soms kleine,
tbc-haardjes te onderkennen.
Bij het schrijven van dit stuk is de
herkomst van de infectie nog niet vastge-
steld.

KAT

Virginia T. Rento en Susan M. Cotter
Veterinary medicine 1990; vol 85 (no 6);
605-12.

Bij ernstige anemie vaak bloedtransfusie
nodig. Ht onder 10% altijd, daarboven
afhankelijk van toestand van de kat.

-ocr page 290-

Donorkatten

- Ht vanaf 35%

- Vanaf 4 kg

- Goed gezond (ook geen bloedinfec-
ties)

- Rustig

- Nooit bloedtransfusies gehad

- Jaarlijks vaccineren.

- Jaarlijks testen op FeLV, FIV; con-
trole van bloed, faeces en urine

Sedatie bij bloedafname aanbevolen
(géén acepromazine).
Bloedafname voor direct gebruik in 50
cc spuit met 7 ml citraat. Heparine alleen
wanneer thrombocyten niet van belang
zijn. Bloedafname voor opslag in geslo-
ten systeem opvangen. Goed mengen.
Bij 4°C één maand houdbaar.
Volume-aanvulling bij donorkat door
IV toediening van lOOcc fysiologische.
Toediening bloed langs IV route (in \'/2
uur) of bij kittens langs intrameddullaire
route. Toediening door 140 micron fil-
ter. Volume benodigd bloed:
gewenste toename Ht (%) x lich.gew.
(Ib) = volume totaal bloed (ml).
\'Crossmatching\' via gewassen ery\'s van
donor en plasma van ontvanger is aan te
bevelen.

Negatieve reacties na transfusie zijn
zeldzaam. Langzame toediening is ge-
wenst (anders braken en evt. volume
overload).

Specifieke therapieën

- Hemobartonella

tetracycline 25 mg/kg 3dd 10 dagen

- (A)IHA

prednison 2 mg/kg, afdalend

- NierinsufiBciëntie
anabole steroiden wekelijks

- Secundaire anemie

primaire aandoening behandelen.

C.P.J. Smit

VÜEDINGSMID-
DELENHYGIËNE

Profile of selected bacterial

counts and salmonella preva-
lence on raw poultry in a poul-
try slaughter establishment

James WO, Williams WO, Prucha JC,
Johnston R, Christensen W JAVMA
1992: 200: 57-9.

In een moderne broilerslachterij in
Puerto Rico werden vijf plaatsen in het

•I I fl

produktieproces geselecteerd voor bac-
teriologisch onderzoek van gehele kar-
kassen (vóór de evisceratie; vóór en na
de \'spinchiller\'), delen van karkassen (na
de automatische snijmachine) en pakjes
bijprodukten (hals, hart, lever, spier-
maag; na de \'organenkoeler\'). Van 800
monsters werden de aerobe-,
Enterobac-
teriaceae-
en E. co//-koloniegetallen
(kve per ml spoelvloeistof bij 35°C),
alsmede de aan- of afwezigheid van
Salmonella, bepaald. (De door USDA
Food Safety and Inspection Service
aanbevolen onderzoekingsmethoden
wijken af van elders gebruikte destruc-
tieve technieken en incubatie van voe-
dingsbodems bij 30°C; ref).
Tijdens evisceratie en koeling daalde de
bacteriële besmetting van de karkassen
significant, maar dit positieve effect ging
weer verloren tijdens de automatische
verdeling van de karkassen, zoals bleek
uit een vergelijking van de verkregen
gemiddelde koloniegetallen. De signifi-
cante stijging van de gemiddelde ko-
loniegetallen tijdens de automatische
verdeling van de karkassen worden ver-
klaard uit kruisbesmetting. De gemid-
delde koloniegetallen op de (verpakte)
bijprodukten waren hoger dan die op de
gebruiksklare karkassen, waarin ze wer-
den teruggeplaatst. (Ook op pluimvee-
karkassen in Nederlandse slachterijen
worden veelal hoge aerobe- en
Entero-
bacteriaceae-V.o\\onKgtXaA\\tn
gevonden;
ref.)

Het percentage met Salmonella be-
smette monsters daalde significant tij-
dens de evisceratie, steeg significant tij-
dens de koeling en steeg niet-significant
tijdens het uitsnijden van de karkassen.
De in dit artikel vermelde basisgegevens
zullen door de auteurs worden vergele-
ken met de resultaten van interventies in
het normale slachtproces.

M P Smit

VGEDINGSMID-
DELENHYGIËNE

Effects of chldrination of chill

water on the bacteriologic pro-
file of raw chicken carcasses
and giblets

James WO, Brewer RL, Prucha JC,
Williams WO, Parham DR. JAVMA
1992: 200: 60-3.

De effecten van het chloreren van koel-
water op de microbiologische kwaliteit
van broilerkarkassen en bijprodukten
worden in dit artikel vergeleken met de
in een voorafgaande publikatie
(JAVMA 1992; 200: 57-9) verstrekte
basisgegevens uit hetzelfde slachtbedrijf
Ten behoeve van het hier beschreven
onderzoek werd regelmatig chloor in
een bepaalde concentratie toegevoegd
aan het water in zowel de \'spinchiller\' als
de \'organenkoeler\'. Monstername en
bacteriologisch onderzoek van gehele
karkassen en verpakte bijprodukten
werden op dezelfde wijze uitgevoerd als
bij het basisonderzoek.
Zowel bij het onderzoek mét als zónder
gechloreerd koelwater daalden de ge-
middelde koloniegetallen op de karkas-
sen significant tijdens de koeling. Deze
reducties waren bij het onderzoek met
gechloreerd koelwater significant groter
dan bij het basisonderzoek (zonder
chloor). Een soortgelijk gunstig effect
van het chloreren van koelwater werd
gevonden bij het overeenkomstige on-
derzoek van bijprodukten.
Het percentage met Salmonella be-
smette karkassen steeg de \'spinchiller\'
significant bij het basisonderzoek (zon-
der chloor), maar bleef vrijwel gelijk bij
het onderzoek met gechloreerd koelwa-
ter. Daarentegen was het percentage met
Salmonella besmette bijprodukten (na
de koeler) bij het onderzoek met gechlo-
reerd koelwater aanmerkelijk lager dan
bij het basisonderzoek (met chloor).
De auteurs concluderen, dat toevoeging
van chloor aan het koelwater bijdraagt
tot beheersing van kruiscontaminatie
van karkassen en bijprodukten.

M.P Smit

VOEDINGSMID-
DELENHYGIËNE

Listeria in diepvriesprodukten

Mangolds, Weise E und Hildebrandt G.
Zum Vorkommen von Listerien in Tief-
kühlkosL Arch Lebensmittelhyg 1991:
42:121-4.

Diepvriesprodukten (bereid uit vlees,
pluimveevlees, vis en schaaldieren, als-
mede soepen, sauzen en gebak) uit
detailhandelszaken in Berlijn werden
kwalitatief en kwantitatief (MPN-me-

-ocr page 291-

thode) onderzocht op de aanwezigheid
van Listeria. Uit 53 (43%) van de 122
onderzochte monsters werden Listeria-
species geïsoleerd.
Listeria monocytoge-
nes
werd in 27 (22%) en Listeria inno-
cua
in 45 (37%) monsters aangetoond.

Andere species werden niet geïsoleerd.

Ophoping bij 4°C leverde 19% meer
positieve bevindingen op dan ophoping
bij 30°C.

De hoogste percentages met L monocy-
togenes
besmette monsters werden aan-
getroffen bij rauwe vis- en vleesproduk-
ten, soepen en sauzen. Voorverwarmde
produkten waren duidelijk minder vaak
besmet. Slechts in één monster vissoep
en in vier monsters visprodukten kwam
L. monocytogenes voor met een MPN
van meer dan 10 kiemen per gram (de
hoogste score was lO^/g).

PATHOLOGIE DER
HAUSTERIE

Deel ƒ.■ Organveränderungen
deei IL Krankheiten und Syndrome
U editie, Leo-Clemens Schulz
Uitgever: Gustav Fischer Verlag, Jena,
1991

ISBN 3-334-00319-1 (deel I) 945 pagi-
na\'s

ISBN 3-334-00320-5 (deel II) 332 pagi-
na\'s

Dit nieuwste handboek over de speciële
pathologie van huisdieren is een her-
uitgave van het bekende standaard werk
\'Zehrbuch der speziellen pathologischen
Anatomie der Haustiere\' van K. Nie-
berle en F. Cohrs. Het is bewerkt door
Leo-Clemens Schulz (Hannover), de
reeds geëmeriteerde opvolger van Paul
Cohrs, in samenwerking met Klaus
Dämmrich (Berlijn), Wolfgang Drom-
mer (Hannover), Harro Köhler (We-
nen), Claus Messow (Hannover), Jo-
achim Pohlenz (Hannover) en Gerhard
Trautwein (Hannover).

Op grond van de verkregen onderzoeks-
resultaten concluderen de auteurs, dat
diepvriesprodukten - met uitzondering
van rauwe visprodukten - niet direct op
de voorgrond van de Listeria-problema-
tiek staan. Teneinde het gevaar voor
risicogroepen te verminderen wordt
aanbevolen, de produkten direct vóór
consumptie te verhitten. Het risico van
een onvoldoende verhitting blijft echter
alleszins bestaan. Daarom worden hy-
giënische maatregelen op verschillende
niveaus van de voedingsmiddelenpro-
duktie wenselijk geacht, teneinde
L.
monocytogenes
zoveel mogelijk uit voe-
dingsmiddelen te weren. Het is echter
niet reëel om een volledige afwezigheid
van
L monocytogenes in alle voedings-
middelen te verlangen, omdat een Liste-
ria-vrije winning van grondstoffen niet
kan worden gegarandeerd.

M.P. Smit

Het doel van het boek, dat uit twee
aparte elkaar aanvullende delen bestaat,
is een bijdrage te leveren aan de post-
mortale diagnostiek bij huisdieren. Dit
wordt nagestreefd door middel van een
overzicht van orgaanveranderingen in
deel 1 en een etiologisch-diagnostische
benadering in deel II.
De speciële orgaanpathologie is ge-
rangschikt volgens de klassieke indeling
van organen en orgaansystemen. De
macro- en microscopische pathologie
van elk orgaan wordt voorafgegaan
door korte samenvattingen van de em-
bryologie, structuur, functie en pathofy-
siologie van het betreffende orgaan. De
bondige pathomorfologische beschrij-
ving wordt toegelicht met behulp van
607 macro- en microscopische zwart-
wit afbeeldingen van in het algemeen
hoge kwaliteit en 37 tabellen. Per onder-
deel binnen een orgaan wordt verwezen
naar relevante literatuur.
In deel II worden de ziekten en syndro-
men behandeld per diersoort of groep
van diersoorten, i.c.: paard, grote en
kleine herkauwers, varken, hond, kat,
pelsdieren, konijn en vogels. De ziekten
en syndromen betreffen door virussen,
bacteriën, gisten, schimmels en parasie-
ten veroorzaakte aandoeningen, vergifti-
gingen, deficiëntie-ziekten, stofwisse-
lingsziekten, genetisch en
immunologisch bepaalde aandoeningen
en overige aandoeningen zonder be-
kende etiologie. Per ziekte of syndroom
wordt waar mogelijk een korte samen-
vatting gegeven van de oorzaak, patho-
genese, klinische anamnese, macro- en
microscopische veranderingen, differen-
tiaal diagnose en aanvullend laboratori-
umonderzoek. Tevens wordt verwezen
naar relevante literatuur. Bovendien
worden voor het varken, hond en kat bij
z.g. \'Leitsymptonen\' passende differen-
tiaal diagnostische overzichten gegeven,
terwijl bij pelsdieren een aparte passage
wordt gewijd aan reproduktie stoornis-
sen. In het laatste hoofdstuk wordt de
methode van postmortale diagnostiek
aan de orde gesteld. Het boek wordt
tenslotte afgesloten met een lijst van 48
in verband met de speciële pathologie
belangrijkste overige leer- en handboe-
ken.

Het handboek \'Schulz\' kan beschouwd
worden als een waardige opvolger van
het handboek \'Nieberle/Cohrs\'
Het boek is geschikt als naslagwerk voor
studenten, hoewel het voor hen van-
wege de duitse taal minder toegankelijk
zal zijn. Voorts behoort het een plaats te
krijgen op de boekenplank van elk (vete-
rinair) pathologisch laboratorium.

J. M. V. M. Mouwen

LEHRBUCH DER
ANATOMIE DER
HAUSTIERE

Band V: Anatomie der VögeL R. Nickel,
A. Schummer, E. Seiferle
Verlag Paul Parey, Berlifn en Hamburg,
1992, 2e druk
ISBN 3-489-57616-0

De tweede druk van deel V, Anatomie
van de vogel, is sterk uitgebreid en veel
gedetailleerder dan de eerste druk. Door
deze bewerking is dit deel nu even
omvangrijk en gedetailleerd als de an-
dere delen van de serie anatomische
handboeken van Nickel, Schummer en
Seiferie. Deze uitgave is geheel opnieuw
bewerkt door Vollmerhaus, Sinowatz,
Frewein en Waibl. Door deze bewer-
king is de omvang uitgebreid van 160 tot
bijna 400 pagina\'s terwijl het aantal
afbeeldingen is toegenomen van 141 tot
295.

In deze uitgave is naast de kip veel
aandacht besteed aan de anatomie van

-ocr page 292-

andere vogelsoorten zoals eend, gans,
kalkoen, kwartel, papegaai en roofvo-
gels. Ook is nu in de meeste hoofdstuk-
ken de microscopische anatomie van de
orgaanstelsels opgenomen. Voor de No-
menclatuur is de Nomina Anatomica
Avium (NAA) gevolgd, waardoor de
namen van diverse stukturen drastisch
zijn gewijzigd vergeleken met oudere
tekstboeken, hetgeen tot verwarring
aanleiding kan geven.
In een inleidend hoofdstuk wordt de
afstamming van de belangrijkste, ge-
domesticeerde vogelsoorten behandeld.
Vervolgens worden de huid- en huidderi-
vaten in ruim 30 pagina\'s beschreven. In
dit hoofdstuk is ruime aandacht gegeven
aan de bouw van het verenkleed, de
kopversierselen en aan het ontstaan van
de kleur van de veren, de poten en de
snavel.

In de eerste druk werden het skelet en
het spierstelsel afzonderiijk behandeld.

In de nieuwe uitgave worden de onder-
delen van de locomotiestelsel geïnte-
greerd en vergelijkend besproken. Ook
de bespreking van de gewrichten in deze
druk is nieuw. Hoewel de opzet in deze
vorm sterk is verbeterd, gaat de mate
van detaillering in dit hoofdstuk erg ver.

In de volgende drie hoofdstukken wor-
den de ademhalingsorganen, de spijsver-
teringsorganen en de urogenitaalorga-
nen vergelijkend en overzichtelijk
besproken. Ook aan de functionele- en
microscopische aspecten wordt ruime
aandacht besteed. De endocriene orga-
nen worden uitvoeriger besproken dan
in de eerste druk. t
De microscopische anatomie levert ook
aan dit hoofdstuk een nuttige bijdrage.
Het lymfoïde systeem wordt overzichte-
lijk besproken in het hoofdstuk Circula-
tie apparaat en lymfoïde systeem. De
bloedvaten zijn prachtig geïllustreerd
maar de beschrijving van deze structu-
ren is erg gedetailleerd. De beschrijving
van het zenuwstelsel neemt ongeveer 50
pagina\'s in beslag. Vooral de hersenen en
het oog worden uitvoerig beschreven.
Het boek eindigt met een literatuurlijst
van 40 pagina\'s die heel overzichtelijk
naar onderwerp is gerangschikt.
Door de grote mate van detaillering is
het boek echter zijn doel als leerboek
voorbij geschoten. Voor studenten is het
alleen geschikt als naslagwerk. Het is
echter een uitstekend boek voor onder-
zoekers en practici die regelmatig met
vogels worden geconfronteerd.

206

PV. Hartman

DE PRAAM: DE ROL
VAN DE

N. INFRAÜRBITALIS

P. Schulz

T I I [) S ( H K I f T VOOR D I E R (; F N E F. S K U N I)

Na een korte inleiding, waarin de moge-
lijke eflfecten van de praam en de acu-
punctuur worden besproken, wordt in
hoofdstuk 1 dieper ingegaan op de
sensorische innervatie van de bovenlip
van het paard, de rol die de perifere
zenuwvezels hierin spelen, welke huid-
receptoren worden onderscheiden en de
verschillende zenuwvezels, die deze re-
ceptoren innerveren.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de
fysiologie van de prikkelgeleiding;
welke weg volgen de sensibele stimuli
naar centraal en welke zijn de belang-
rijkste humorale factoren.

G.J. Theel

Als eerste wordt een overzicht gegeven
van buikwanddefecten in het algemeen.
Daarnaast worden behandelingsmoge-
lijkheden en indicaties voor het toepas-
sen van alloplastieken besproken.

Aan de hand van een literatuuroverzicht
wordt duidelijk, dat het gebruik van
resorbeerbaar materiaal bij deze defec-
ten zo goed als altijd recidief geeft.

Van de niet resorbeerbare materialen is
polypropyleen het meest geschikte en
meest beschreven materiaal. Polyamide
en roestvrij staal zijn de volgende alter-
natieven.

Vooral de prijs en elasticiteit van poly-
propyleen werden als nadelig ervaren.
De vermindering in treksterkte over een
langere periode bij polyamide en het
breken van roestvrij stalen netten door
metaalmoeheid waren de nadelen bij
deze twee materialen.
Alle drie zijn makkelijk hanteerbaar en

Wat er gebeurd, als een acupunctuur-
naald op een specifiek acupunctuurpunt
wordt ingebracht en welke zenuwen
hierbij betrokken zijn, wordt beschreven
in hoofdstuk 3.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de
relatie tussen het pramen en de acupunc-
tuur besproken; bij beiden stijgt het
endorfinengehalte in het bloed, daalt de
hartslagfrequentie en heeft de behande-
ling een sedatieve werking.
Hierna wordt in hoofdstuk 5 de proef
beschreven, waarbij onderzocht is, of
pramen van een pony nog effect had,
nadat er aan b)eide zijden een deel van de
n.infraorbitalis was verwijderd. De in-
druk bestaat, dat dit niet zo is.
In hoofdstuk 6 wordt het tweede onder-
zoek beschreven, waarin is nagegaan, of
het effect van de praam de parasympa-
thicolitische werking van atropine kan
opheffen.

De hartfrequentie-stijging, door atro-
pine veroorzaakt, wordt verminderd.
In de discussies van de hoofdstukken 5
en 6 worden de gevonden resultaten
besproken.
(SR 194/92: 20 pp)

ALLOPLASTIEK BIJ DE BEHANDELING VAN
GROTE BUIKWANDEFFECTEN BIJ GROTE
HUISDIEREN

DEEI. IIK. A F I E V E R I N (J <, i 9 9

manipuleerbaar, na autoclaveren goed
opnieuw te gebruiken en inert ten op-
zichte van infecties en weefsels.
Kort worden de ontwikkelingen ge-
schetst waarbij blijkt dat op dit moment
weinig te verwachten is met betrekking
tot nieuwe materialen.
Via een patiëntenevaluatie, 21 paarden
en 2 runderen in een periode van 4 jaar
aangeboden bij de kliniek, wordt een
alternatieve operatietechniek aangedra-
gen.

Het polypropyleen-net wordt, in plaats
van aan de binnenzijde, aan de buiten-
kant van de breukpoort gehecht, waar-
mee veel tijd en moeite bespaard wor-
den.

Met behulp van een telefonisch vervolg-
onderzoek zijn de lange termijn resulta-
ten verzameld en hierbij blijken de
eigenschappen van polypropyleen be-
vestigd te worden. Bij grote defecten
waarop veel spanning rust, neigt het net
tot uitzakken.
(SR/196/92: 21 pp)

-ocr page 293-

Kivr

SAMENVATTING
De plaats en de waarde die in de
samenleving aan dieren wordt toege-
kend is van invloed op de beroepsuit-
oefening. De rol-verantwoordelijk-
heid van de dierenarts staat onder
druk van praktische omstandigheden,
bepaalde wensen van eigenaren en
systeemdwang in fokkerij- en houde-
rij methoden. Een bezinning op de
behoeften van de mens in relatie tot
het respect voor de intrinsieke waarde
en het welzijn van dieren is, binnen en
buiten de beroepsgroep, gewenst. Het
is van levensbelang bij het denken en
handelen uit te gaan van een totaal-
beeld van het levende geheel.

Een uitbreiding van de training in
kritische oordeelsvorming tijdens de
studie is nodig als voorbereiding op de
beroepsuitoefening. De veronder-
stelde waardevrijheid van onderzoek
en de \'derde geldstroom\' zijn belem-
meringen voor onderzoek gericht op
de duurzaamheid van levensgemeen-
schappen. Geconcludeerd wordt dat
er behoefte is aan een filosofie over de
doelstellingen in de diergeneeskunde.

TEKST VAN DE ORATIE
Leden van het College van Bestuur en
leden van de Universiteitesraad,
Mijnheer de Rector Magnificus en leden
van de universitaire gemeenschap.
Mijnheer de voorzitter en leden van het
Hoofdbestuur van de
Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde
en voorts gij allen die door
uw aanwezigheid blijk geeft van uw
belangstelling.

\' Tekst van de oratie uilgesproken bij de aan vaarding van
hei ambt van bijzonder hoogleraar in de Relatie Mens-
Dier aan de Universiteit Utrecht op dinsdag 16 februari
1993.

\' Prof. dr F.J. Grommers. Van Govenlaan 22. 3723 GP
Bilthoven.

Geachte toehoorders.
Er is nauwelijks een plaats die beter dan
deze aula geschikt is om over de relatie
mens-dier te spreken en te denken.
Immers, de bouw van deze ruimte
maakt reeds duidelijk dat zij oorspron-
kelijk bestemd was voor verheven doel-
einden. Bij het streven naar vooruitgang
zal ten minste één been opgeheven
moeten worden om een schrede op de
gekozen weg te kunnen zetten.
Dat dit de voormalige kapittelzaal is, is
illustratief voor het feit dat iedereen nu
een stem in het kapittel heeft.

Memorabel is ook dat hier ruim vier-
honderd jaar geleden de Unie van
Utrecht is gesloten. Deze Unie had tot
doel een aantal gewesten te verenigen
tegen ongewenste overheersing. Rele-
vant is te vermelden, dat men zich
weliswaar verenigde, dus tot een gehéél
kwam, maar dat de ondertekenaars hun
eigen rechten en privileges behielden,
waaronder vrijheid van levensovertui-
ging. Het doet mij persoonlijk deugd dat
de Unie van Utrecht, behalve door de
centraal- en westnederlandse gewesten
ook werd ondertekend door de Gronin-
ger Ommelanden.

Voor zover nodig, zou ik nog willen
wijzen op het wandtapijt Diergenees-
kunde in deze aula dat symboliseert hoe
kunst en kunde, meestal op hoogtijda-
gen, samengaan. Met de versregels van
Boutens op dit wandtapijt:

OVERVRAGEN: MET DE BEIDE BENEN OP DE
GROND BLIJVEN EN EEN STAP VOORUIT DOEN\'

F. J. Grommers^

Wij dienen met een nooit volbracht
vergelden

de Dieren die zich tot den Mensch
gezelden\'

leidt dit ons naar het onderwerp dat voor
de
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde
(KNMvD) aanleiding was voor de in-
stelling van de Bijzondere Leerstoel Re-
latie Mens-Dier.

Aanleiding en doelstelling

In de nota van de KNMvD ter vestiging
van de leerstoel in 1986 zijn de aanlei-
ding en doelstelling vastgelegd. Deze
zijn ongewijzigd gebleven bij de her-
overweging in 1991. In de nota zijn de
dieren, naar het doel waarvoor ze wor-
den gehouden, ingedeeld in landbouw-
huisdieren, gezelschapsdieren en proef-
dieren met de volgende
gemeenschappelijke vraagstellingen:

\'Welke plaats en waarde in de samenle-
ving kennen mensen toe aan dieren?\'
\'Welke rol speelt deze waarde bij de
afweging van de belangen tussen mens
en dier?\'

Geconcludeerd wordt, dat de mogelijke
antwoorden op deze vragen rechtstreeks
te maken hebben met het functioneren
van de dierenarts in zijn beroepsuitoefe-
ning en dat onderzoek en onderwijs op
het gebied van de relatie mens-dier meer
aandacht behoeven.
Het bestuur en de raad van de faculteit
Diergeneeskunde hebben de vestiging
van de leerstoel van harte ondersteund
en hebben samenwerking met de facul-
taire Werkgroep Diergeneeskunde en
Samenleving gestimuleerd.
Deze werkgroep is in aansluiting op de
Wetenschap en Samenlevings initiatie-
ven reeds in 1977 ingesteld met als taak:
\'het stimuleren van de vorming van
weloverwogen standpunten ten aanzien
van het verantwoord handelen in de
beroepsuitoefening.\' Nadat de eerste ja-
ren lezingen cycli zijn georganiseerd, is
de werkgroep nu bijna tien jaar verant-
woordelijk voor curriculair onderwijs in
de wetenschapsfilosofie en de (beroeps)-
ethiek. Ik bek;houw het als een voor-
recht vanaf 1977 tot op heden voorzitter

-ocr page 294-

van deze werkgroep te hebben mogen
zijn. De eerstbenoemde bijzonder hoog-
leraar Rozemond was als vertegenwoor-
diger van de KNMvD reeds lid van de
werkgroep, zodat een basis voor samen-
werking niet alleen door een persoon-
lijke relatie, maar ook structureel ge-
stalte kreeg.

Mede door de uitzonderlijke steun van
het faculteitsbestuur was het in dit sa-
menwerkingsverband mogelijk een pro-
motieonderzoek uit te voeren met de
titel
Beroepsverantwoordelijkheden en
besluitvormingsvraagstukken
Het pro-
ject is in de eindfase, zodat de rapportage
nog dit jaar tegemoet gezien kan wor-
den.

Het moge duidelijk zijn dat zowel de
faculteit Diergeneeskunde als de
KNMvD zich bewust zijn van de maat-
schappelijke verantwoordelijkheid van
de dierenarts. In algemene bewoordin-
gen is dit ook vastgelegd in respectieve-
lijk de Wet op het Wetenschappelijk
Onderwijs en de Code voor de Dieren-
arts van de KNMvD.
Wanneer wij accepteren dat de mens de
cultuur maakt, maar dat tegelijkertijd de
mens geconditioneerd wordt door de
hem omringende cultuur, dan is het
nuttig hieraan aandacht te schenken in
het licht van de relatie mens-dier. Wan-
neer er in de samenleving onvoldoende
afstemming plaatsvindt tussen normen,
waarden en doelstellingen dan leidt dit
onvermijdelijk tot ernstige dilemma\'s
voor de dierenarts.

De huidige dilemma\'s in de beroepsui-
toefening

In het uitmuntende gedenkboek Van
Gildestein naar Uithof (I) is een schat
aan informatie over de diergeneeskunde
bijeen gebracht. Uit het voorwoord van
de redactiecommissie de volgende zin-
snede: \'Uit de praktijk geboren, op de
praktijk gericht, is haar ontwikkeling
niet los te denken van de economische
en affectieve rol, die het dier in de
menselijke samenleving speelt, ergo niet
los te denken van die menselijke samen-
leving zelf\' Deze samenhang heeft de
laatste decennia aanleiding gegeven tot
zorg binnen de beroepsgroep, omdat er
vragen rezen over de aanvaardbaarheid
van bepaalde diergeneeskundige hande-
lingen. In 1974 werd daarom een sym-
posium georganiseerd onder de titel
\'Ethiek in de Diergeneeskunde\'. Het jaar
daarna luidde het thema van het jaar-
congres van de KNMvD: \'De relatie
dierenarts/dier en hun rechten en plich-
ten.\' Bij die gelegenheid sprak de toen-
malige voorzitter Van Harten (2), onder
meer, de volgende woorden uit die ik u
niet wil onthouden omdat zij aan duide-
lijkheid weinig te wensen overlaten:

\'Verschillende aspecten van de samenle-
ving dringen naar bepaalde oplossingen
en handelwijzen, waarbij voorzover het
nutsdieren betreft, economische overwe-
gingen maar al te vaak de doorslag
geven Daar waar het gezelschapsdieren
betreft, berust het omgaan met het dier
dikwijls op persoonlijke wensen en ei-
sen, met voorbijgaan aan de belangen
van het dier zelf. Sommige ingewortelde
gebruiken zijn langzamerhand niet meer
verenigbaar met de bewustwording om-
trent de levende natuur, terwijl zelfs
nieuwe gebruiken dreigen te ontstaan
die ethisch volstrekt ontoelaatbaar zijn\'
(einde citaat)

Hoezeer dierenartsen destijds nog in
verwarring waren over de positie waarin
zij langzaamaan gekomen waren, blijkt
bijvoorbeeld uit het feit dat in dezelfde
aflevering (13,1975) van het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
waarin de inlei-
dingen van het eerder genoemde sympo-
sium
Ethiek in de diergeneeskunde wa-
ren afgedrukt, zonder commentaar een
artikel werd gepubliceerd over het am-
puteren van de halve tongpunt bij het
rund om ongewenst melkzuigen te voor-
komen. Een ingreep die in de toekomst,
op basis van de Gezondheids- en Wel-
zijnswet voor Dieren, zeker niet meer
toegestaan zal worden. Drie jaar later
werd ons om advies gevraagd over de
operatieve zijwaartse penisafleiding bij
een zoekstier. Dit verzoek heeft geleid
tot de eerste systematisch opgezette toet-
singsprocedure voor ethische vragen
met betrekking tot het menselijk gebruik
van dieren (3). Nog eens drie jaar later,
in 1981, werd de Commissie Ethiek van
de KNMvD geïnstalleerd.
Een van de eerste activiteiten van deze
commissie was een rondvraag onder
groeperingen van de KNMvD naar de
knelpunten in de beroepsuitoefening
(4). De antwoorden zijn gerubriceerd in
drie categorieën:

1. Vraagstukken rond onzorgvuldig of
onvolkomen veterinair technisch
handelen in de praktijk, met betrek-
king tot diverse ingrepen bij dieren

2. Vraagstukken ontstaan door wensen
van bepaalde eigenaren ten aanzien
van afzonderiijke dieren zoals ontna-
geling, staartamputatie, zenuwsnede
en euthanasie

3. Vraagstukken die voortvloeien uit
beslissingen die buiten het beroep
genomen zijn en waarvan de uitvoe-
ring (mede) aan dierenartsen is toe-
vertrouwd, zoals intensieve veehou-
derij en fokkerijmethoden en -tech-
nieken bij gezelschaps- en land-
bouwhuisdieren.

De laatste twee categorieën komen ook
aan de orde in de Besluiten en Aanbeve-
lingen van de Federatie van Veterinairen
in de E.G. (5). Hier wederom niet mis te
verstane bewoordingen van een oud-
voorzitter, Van Riessen, van de
KNMvD wanneer deze in 1979 schrijft:
\'Men moet wel ziende blind en horende
doof zijn om nog te ontkennen dat de
intensieve veehouderij ernstige ethische
vragen oproept, die beantwoord moeten
worden. ... Dierenartsen kunnen deze
vragen niet ontlopen, omdat hun mede-
werking aan deze intensieve veehouderij

-ocr page 295-

systemen gevraagd wordt.... Hen wordt
ook gevraagd ingrepen of verminkingen
uit te voeren om dieren bruikbaar te
maken voor deze systemen.\' (einde ci-
taat)

Eén van de opmerkelijke stellingen was:
\'In het onderzoek naar nieuwe metho-
den voor de veehouderij moet niet de
eerste plaats gegeven worden aan econo-
mische factoren.\' De evidente juistheid
van deze stelling blijkt uit zowel dierge-
neeskundige als milieuproblemen
(6,7,8). De realisatie van een nieuwe
manier van prioriteiten stellen wordt
geremd door marktgericht technisch
denken.

Ik hoop met betrekking tot de relatie
mens-dier duidelijk gemaakt te hebben
dat de oude beroepswaarden van dienst-
baarheid en betrouwbaarheid een
nieuwe dimensie hebben verworven. De
professie heeft lang geworsteld met de
integratie van deze individuele beroeps-
waarden met de collectieve verantwoor-
delijkheid voor de gezondheid en het
welzijn van de dieren. Uit een, recent in
het kader van ons eerder genoemde
onderzoek, uitgevoerde enquête is ge-
bleken dat 70% van de practici voorstan-
der is van het naar buiten brengen van
collectieve standpunten.

Het gebruik en de waarde van dieren

De relatie mens-dier wordt grotendeels
bepaald door de waarde die aan dieren
wordt toegekend en de kwaliteit van de
behoeften van de mens.
In vele maatschappelijke discussies
wordt gesproken van \'belangen\' van
betrokkenen. Het zou zuiverder zijn om
niet te spreken van Tielangen\' maar van
\'behoeften\'. Vervolgens zou gewogen
moeten worden hoe essentieel die be-
hoeften zijn.

Wanneer wij ons beperken tot de dieren
die op enigerlei wijze worden gehouden,
dan kunnen we een onderscheid maken
naar drie categorieën van behoeftenver-
vulling, namelijk:

1. Materiële behoeften van de mens.

Dit betreft niet alleen producten
zoals melk, eieren en wol, maar ook
vlees en leer en voorts kan het
gebruik van proefdieren bij de ont-
wikkeling van farmaca hier toe gere-
kend worden

2. Diensten ten behoeve van de mens
zijn bijvoorbeeld trek-, last-, en rij-
diensten, maar ook opsporing, bewa-
king en verdediging

3. Immateriële behoeften van de
mens
worden door dieren vervuld
met betrekking tot onder andere:
educatie (dierentuinen, kinderboer-
derijen), ontspanning (bv. circus,
sport), en gezelschap

In het algemeen is het gebruik van
dieren voor deze behoeftenvervulling
van de mens maatschappelijk geaccep-
teerd. Dat betekent echter niet dat dit
onbeperkt voldoende rechtvaardiging
biedt. Enerzijds kan vastgesteld worden
dat in de meeste gevallen een probleem-
loze en weldadige symbiose gerealiseerd
kan worden, maar dat anderzijds som-
mig diergebruik tot situaties heeft geleid
die ernstige kritiek niet kunnen weer-
staan.

De bezinning heeft een breed draagvlak,
van dierenbeschermingsorganisaties en
actiegroepen tot volksvertegenwoordi-
ging en overheden zoals nationale rege-
ring, Europese Gemeenschap en Raad
van Europa (9). Er is in het algemeen
consensus over de voorkeur om verbete-
ringen middels voorlichting, eventueel
na gericht nader onderzoek, tot stand te
brengen. Wetgeving kan noodzakelijk
zijn om onwenselijke situaties, die onder
economische of andere systeemdwang
staan, te wijzigen.

De Gezondheids- en Welzijnswet voor
dieren is eind 1992 door de Eerste
Kamer aanvaard en zal in de komende
twee jaar worden ingevuld. De kern van
deze wet berust op de afweging van de
redelijkheid van de doelstellingen, de
gebruikte middelen en de gevolgen voor
de dieren (art. 36). Aangezien deze wet
uitgaat van het \'nee, tenzij\' principe,
wordt een goede gelegenheid geboden
voor fundamentele afwegingen aan-
gaande het gebruik van dieren door de
mens.

In de aanhef van de wet wordt aangege-
ven dat de regelgeving, onder andere,
wenselijk is \'uit een oogpunt van ge-
zondheid en welzijn van dieren en uit
ethische overwegingen.\' Opmerkelijk is
dat de ethische overwegingen afzonder-
lijk genoemd worden. Dit sluit aan bij de
stellingname in de
Nota Rijksoverheid
en Dierenbescherming van 1981
waarin
het standpunt is ingenomen dat \'Het
dierenbeschermingsbeleid zal moeten
worden ontwikkeld vanuit de erkenning
van de intrinsieke waarde van het dier.\'

Deze uitgangspunten overziende, kan
geconcludeerd worden dat enkele be-
grippen een centrale rol vervullen. Dit
zijn vanuit de mens gezien: de redelijk-
heid van het doel en de aangewende
middelen, en aangaande het dier: de
gezondheid, het welzijn en de intrinsieke
waarde.

Mm

mÊÊmÉu

Bij de afweging van de redelijkheid van
het doel en de gebruikte middelen staan
de eerder genoemde behoeften van de
mens ter discussie. Het is duidelijk dat, in
het geval hier werkelijk een diepgaande
bezinning plaatsvindt, het een algemeen
maatschappelijke aangelegenheid is, die
een verreikende evolutie teweeg kan
brengen. Deze ethische afweging is in
wezen een vraag naar de nastrevens-
waardigheid van onze doelstellingen.
Geconditioneerd door meetbaarheids-
normen van het denken in onze huidige
cultuur, zijn de afwegingen tot voor kort
gedomineerd door het utilistisch den-
ken, dat wil zeggen in termen van
nuttigheid van de doelstelling. Het is niet
minder duidelijk dat een veranderings-
proces noodzakelijk is dat geruime tijd
zal vergen. Er zijn wel aanzetten in deze
richting. Zo is reeds in 1975 het
Rapport
Veehouderij- Welzijn dieren
verschenen
(6) en wordt dit jaar de World Confe-
rence on Animal Production gewijd aan
duurzame landbouw. Met betrekking
tot de gezelschapsdieren is in 1988 een
rapport verschenen over de schadelijke
raskenmerken van honden en in 1992
over katten (10,11).
Wanneer dieren voorzien in de behoef-
tenbevrediging van mensen, dan worden
dieren gebruikt als middel en hebben zij
in dat verband een instrumentele
waarde. Deze waarde is in geld uit te
drukken. Dat wil niet zeggen dat een
dier daarmee gelijkgeschakeld kan wor-
den met welk willekeurig object dan
ook. Dieren onderscheiden zich van de
minerale wereld doordat zij leven en zij
onderscheiden zich van planten onder
andere door het bezit van gevoel en het
feit dat zij kunnen lijden. Op grond
daarvan is het een inmiddels algemeen
aanvaard, ethisch principe dat het be-
rokkenen van pijn of letsel en het
benadelen van de gezondheid en het
welzijn niet acceptabel is, danwel dat dit
onderworpen moet worden aan een
ethische afweging.

Als we in de relatie mens-dier morele
verantwoordelijkheid aanvaarden voor
hetgeen wij met dieren doen, dan gaat
het niet alleen om het welzijn inclusief
de gezondheid van dieren maar ook om
de erkenning van de intrinsieke, dat wil
zeggen de eigen waarde van dieren.
In het recente denken over de hiervoor
genoemde uitgangspunten en begrippen
dreigt verwarring te ontstaan. Dit is niet
alleen een belemmering in discussies
maar het heeft ook principiële aspecten
die leiden tot normvervaging. Het is van
groot praktisch belang naar opheldering
te streven.

-ocr page 296-

In de overwegingen van de Gezond-
heids- en Welzijnswet voor dieren wor-
den naast, let wel naast, elkaar genoemd:
gezondheid, welzijn en ethische overwe-
gingen.

Er zijn praktische redenen geweest om
gezondheid en welzijn apart te stellen,
maar het is vrij gemakkelijk in te zien dat
gezondheid in feite deel is van het
concept welzijn. Dit komt ook tot uiting
in de definitie van welzijn zoals die
gegeven is in het
Rapport Veehouderij -
Welzijn dieren.
Deze definitie luidt: \'het
leven in redelijke harmonie met de
omgeving in fysiologisch en ethologisch
opzicht.\'

Gezien het naast elkaar stellen van
gezondheid, welzijn en ethische overwe-
gingen is het duidelijk dat met ethische
overwegingen iets anders bedoeld is dan
gezondheid en welzijn. Het ligt voor de
hand dat dan gedacht moet worden aan
de intrinsieke waarde. In dit licht is het
onjuist intrinsieke waarde te omschrij-
ven in termen van gezondheid en welzijn
zoals het advies was van de Commissie
Ethiek en Biotechnologie bij dieren
(12). Daarmee zou het begrip intrinsieke
waarde zijn weggedefinieerd alsook de
zin van het afzonderlijk in de wet
opnemen van de ethische overwegingen.
Mogelijk is deze verwarring ontstaan
door interpretatieproblemen met het be-
grip intrinsieke waarde. Het begrip in-
trinsiek staat voor: eigen of werkelijk. In
feite gaat het om de inherente of intrin-
sieke waardigheid (13) of integriteit
(14). De nadruk ligt daarbij op de
heelheid van het soortspecifieke wezen
en de potentie van handhaving in een
voor de soort geëigend leefmilieu. Met
deze omschrijving kan, naar ik hoop,
intrinsieke waarde van gezondheid en
welzijn worden onderscheiden. Dan
kunnen ook ingrepen zonder medische
indicatie in het functioneren of uiteriijk
van het \'hele\' dier of de soort onder-
scheiden worden van incidentele ingre-
pen in het kader van de gezondheids-
zorg. Wanneer incidentele ingrepen,
zoals bijvoorbeeld de keizersnede bij
runder- en honderassen, echter structu-
reel worden, dan is de intrinsieke waar-
digheid van de soort aangetast. De mate
waarin gedragsstoornissen optreden en
preventief diergeneeskundige maatrege-
len zoals medicaties en vaccinaties in de
veehouderij worden toegepast, zeggen
vooral iets over de geschiktheid van het
leefmilieu van het gedomesticeerde dier
en laten het potentiële vermogen om
zich in een geëigend milieu te handha-
ven onverlet.

Het onderscheid tussen enerzijds intrin-
sieke waarde en anderzijds gezondheid
en welzijn heeft een principiële en een
praktische betekenis. Dit blijkt wanneer
wij ons realiseren dat respect voor de
intrinsieke waarde van dieren kan voor-
kómen dat wij dieren reduceren tot een
manipuleerbare biologische eenheid op
plantaardig niveau. Terwijl de zorg voor
gezondheid en welzijn kan voorkómen
dat onnodig lijden van dieren wordt
teweeggebracht.

De universitaire vorming

Het universitair onderwijs is van grote
invloed op de kwaliteit van de beroeps-
uitoefening. Hoewel er geen twijfel is
over de vraag of universiteiten tot ons
cultuurgoed behoren, wordt er de laatste
tijd weer stevig gediscussieerd over de
vraag of zij een goede cultuur hebben.
Het gaat daarbij in wezen over het
onderscheid tussen vorming en scholing,
een discussie die al eeuwenoud is en in
feite is begonnen nadat de studies in de
\'zeven vrije kunsten\' werden aangevuld
met de toegepaste wetenschappen (15).
De toegepaste wetenschappen en hun
invloed op de cultuur hebben vooral de
laatste eeuw een grote vlucht genomen.
Binnen de wetenschappen is een sterke
specialisatie opgetreden die een belem-
mering is voor de integratie tot een meer
holistisch denken op het niveau van
totale organismen in hun leefmilieu. Het
tegenwicht hiervoor wordt gezocht in
een interdisciplinaire samenwerking.
Toch blijft de vraag of de sterk toegeno-
men gesegmenteerde \'know how\' daar-
mee leidt naar een \'know whither\'. Dit
lijkt voorshands niet vanzelfsprekend,
want deze vraag \'waartoe\' is een vraag
die nauw verbonden is aan normen en
waarden.

Van grondleggende betekenis voor het
denken van de mens en de waardering
van het dier is de methodologie van
wetenschapsbeoefening. De onder-
zoeksmethoden van het fundamentele
onderzoek zijn analytisch. Door hun
gedétailleerdheid suggereren zij diep-
gaande kennis, terwijl het juist détails
zijn die losgemaakt zijn uit het levende
geheel. Bij de interpretatie en eventuele
toepassing van deze kennis blijkt vaak
dat er op korte of lange termijn onvoor-
ziene complicaties optreden. Maddox,
de hoofdredacteur van Nature, zei on-
langs in een interview met de Volkskrant
(14 oktober 1992), dat wetenschap
evenzeer een daad van verbeeldings-
kracht is als literatuur of architectuur. Er
moet volgens hem een conceptie zijn
van de wereld en daarbij hoort een
aantal feiten. Het komt mij voor dat deze
volgorde van denken zeer wezenlijk is
voor de wijze waarop de mens met
dieren omgaat. Om dit in een beeld uit te
drukken, kan gezegd worden dat wij
met een verkleinglas eerst een beeld van
het geheel en de samenhangen moeten
verwerven. Daarna kan met een ver-
grootglas naar détails worden gekeken.
Wat betreft de levende wereld bestaat
het grote risico dat als die conceptie niet
steeds voor ogen gehouden wordt, er
geen eerbiedskrachten worden opgeroe-
pen of dat ze in het ergste geval worden
gedood. Een voorbeeld van het laatste is
een uitspraak zoals: het leven is DNA.
Dergelijke naïeve opvattingen over de
complexiteit van organismen en levens-
gemeenschappen leiden tot een blokke-
ring van het vermogen in morele zin
over de relatie mens-dier te denken. Zij
leiden ook tot moeizame discussies over
bijvoorbeeld patentering en genetische
manipulatie doordat dieren worden ge-
reduceerd tot biochemische complexen.
Hoe verward de feitelijke gang van
zaken soms ook moge zijn, de taakstel-
ling van de universiteiten in artikel 2 van
de Wet op het Wetenschappelijk Onder-
wijs geeft in ieder geval uiting aan een
intentie. Dit artikel luidt:

\'De universiteiten beogen in ieder geval,
naast het geven van onderwijs, de beoe-
fening van de wetenschap; zij schenken
mede aandacht aan de bevordering van
het maatschappelijk verantwoordelijk-
heidsbesef \'

De faculteit Diergeneeskunde in Utrecht
slaat zeker geen slecht figuur. De werk-
groep Diergeneeskunde en Samenle-
ving, bestaande uit medewerkers van
verschillende vakgroepen, heeft twee
herkenbare onderwijselementen in de
doctorale fase van de studie en een eigen
onderzoeksprogramma.

-ocr page 297-

Er zijn echter enkele knelpunten die de
realisatie van de taakstelling ten aanzien
van het maatschappelijk verantwcxjrde-
lijkheidsbesef belemmeren. Een vrij al-
gemeen probleem is het overiaden stu-
dieprogramma, dat meer leidt tot
scholing dan tot vorming doordat de
studeerstrategie gericht wordt op het
met een beperkte tijdsbesteding scoren
van een voldoende bij de tentamens.
Doordat de diergeneeskunde een toege-
paste wetenschap is, zijn, bij de formule-
ring van onderwijsdoelen en eindter-
men, \'kennis\' en \'vaardigheid\'
sleutelwoorden. Studenten, met een va-
riabele neiging tot kritische reflectie,
kiezen voor deze studie, maar zij worden
wat betreft hun morele verantwoorde-
lijkheid onvoldoende aangesproken. De
expliciet op reflectie gerichte onderwijs-
elementen: wetenschapsfilosofie en (be-
roeps)ethiek omvatten tezamen slechts
1 % van het totale aantal studie-uren en
komen min of meer geïsoleerd in het
curriculum voor. Een vervolg op deze
basisvorming in zelfstandige kritische
reflectie is zeer gewenst. Het is logisch
daarbij te denken aan de postdoctorale
fase die immers tot doel heeft voor te
bereiden op de beroepsuitoefening. Het
zou nuttig zijn hier in kleine discussie-
groepen praktische keuzevraagstukken
te bespreken (16).

In een recent opinieonderzoek onder pas
afgestudeerden werd door enkele geën-
quêteerden de opmerking gemaakt dat
ethiek in het curriculum van twijfelach-
tig nut zou zijn omdat je \'het hebt\' of
\'niet hebt\'. Als dit zo zou zijn, zou
tenminste één doelstelling van een selec-
tieve propaedeuse duidelijk zijn! Mijn
conclusie uit zo\'n opmerking is, dat het
nog onvoldoende is doorgedrongen dat
er in het ethisch en het klinisch redene-
ren een overeenkomst bestaat, namelijk:
symptomen leiden tot een diagnose,
waarbij de primaire oorzaken moeten
worden vastgesteld en tenslotte kan een
causale therapie, gevolgd door preven-
tieve maatregelen, worden ingesteld.

De ver strekkende betekenis van het
onderzoek

Naast onderwijs is onderzoek één van de
kerntaken van de universiteit. Voor
beide kerntaken wordt het \'probleemop-
lossend vermogen\' van grote betekenis
geacht. Maar voor een zinvolle invulling
hiervan is het wel noodzakelijk de pro-
blemen eerst op een rationele wijze te
definiëren. Aangezien het begrip ratio-
neel aan erosie onderhevig is, sluit ik mij
graag aan bij de definitie van Tinbergen
die onder rationeel denken verstaat:
afwegend komen tot een lange termijn-
visie. Irrationaliteit, dat wil zeggen in
deelaspecten op korte termijn denken,
leidt tot de noodzaak om \'vandaag\' de
morele en vaktechnische problemen op
te lossen die \'gisteren\' door onszelf
opgeroepen zijn.

De denk- en belevingswereld van de
onderzoeker, en daarmee de onder-
zoeksstrategiën, zijn om meerdere rede-
nen van invloed op de relatie mens-dier.
Onderzoeksresultaten zijn bepalend
voor de overdraagbare kennis en daar-
mee van invloed op de beroepsuitoefe-
ning. Aangezien onderzoeksprogram-
ma\'s meestal een looptijd hebben van
meerdere jaren en het meestal ook
meerdere jaren duurt voor de werkelijke
relevantie van onderzoeksresultaten dui-
delijk wordt, is de keuze van onder-
zoeksvraagstellingen van groot belang.
Het is zeer juist dat in projectvoorstellen
vereist wordt dat het wetenschappelijk
en het maatschappelijk belang duidelijk
worden aangegeven. Maar het is de
vraag of men zich voldoende bewust is
dat het, door de onderzoekers te formu-
leren, wetenschappelijk en maatschap-
pelijk belang onlosmakelijk verbonden
zijn met de wetenschappelijke paradig-
ma\'s en het mens- en dierl^eld van die
onderzoeker(s). Daarmee is het onder-
zoek noch objectief noch waardevrij.
Het is daarom niet verwonderlijk dat
zowel de minister van Onderwijs en
Wetenschappen als de minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in
uitvoerige brieven aan de Tweede Ka-
mer van respectievelijk 17 mei 1991 en
28 november 1991 nadrukkelijk wijzen
op de ethische, dus normatieve, toetsing
van onderzoek. Op grond van de traditi-
onele, maar door de ontwikkelingen
achterhaalde, claim van waardevrijheid
van onderzoek ontstaat er in het morele
vacuüm een chaotische wedloop. Deze
wedloop is onlangs zeer raak gekarakte-
riseerd met het beeld waarbij men in het
stimuleringscircuit reeds over de streep
is, terwijl degenen in het bezinningscir-
cuit nog naar hun schoenen zoeken. Een
concreet voorbeeld hiervan is de subsi-
die van het Ministerie van Economische
Zaken aan een biotechnologie project,
terwijl een door het Ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
ingestelde commissie nog werkt aan de
ethische toetsing van hetzelfde onder-
werp.

In dit verband is het goed er aan te
denken dat zich voor de poort van
onderzoeksinstellingen een \'Paard van
Troje\' bevindt. Juist omdat de onher-
kenbaarheid er wezenlijk aan is, wordt
deze aangeduid als \'Derde Geldstroom\'.
Afhankelijkheid hiervan versterkt de
verwarring van universiteit en onderne-
ming en het heeft een sturend effect op
het onderzoek. Wat bedreigd wordt zijn
de fundamentele principes van open-
baarheid en onafhankelijkheid van on-
derwijs en onderzoek en de op grond
daarvan aan de universiteit toegekende
kritische functie. Dit laatste is niet alleen
van belang in de menswetenschappen,
maar waarschijnlijk nog meer in de
toegepaste wetenschappen zoals de dier-
geneeskunde. Juist de toepassing is in
hoge mate bepalend voor de kwaliteit en
duurzaamheid van levensgemeenschap-
pen. De conclusie hieruit kan zijn, dat
bezinning op de vraag \'waartoe\' of
\'waarheen\' noodzakelijk is.

Wanneer wij ons een ogenblik afvragen
waarom er zo weinig neiging lijkt te
bestaan deze vraag te beantwoorden,
dan is het welhaast onontkoombaar de
oorzaak te zoeken in het karakter van
het onderzoek en de veiligheid die gebo-
den wordt door de claim van waarde-
vrijheid. Het zou een \'helend\' effect
kunnen hebben wanneer wij ons realise-
ren dat \'weten\' en \'geweten\' niet ontkop-
peld kunnen worden en dat \'science\'
(wetenschap) niet los staat van \'con-
science\' (bewustzijn). Een imposant
beeld rijst voor ons op wanneer wij ons
er van bewust worden dat wij blijkens
ons taalgebruik geneigd zijn vooral \'na\'
te denken. De uit de Griekse mythologie
bekende na-denker Epimetheus, die on-
danks de waarschuwingen van de vóór-
denker Prometheus, de door Zeus ge-
zonden doos van Pandora aanvaardde
en liet openen, zou ons kunnen leren niet
of niet alleen te vertrouwen op ons na-
denken, maar ook voor te denken. In
concreto betekent dit de vraag naar een
filosofie over de toekomstperspectieven
in de diergeneeskunde. Als voorbeeld
kunnen de volgende strategische vragen
dienen:

- Hoe kan in houderijsystemen struc-
turele afhankelijkheid van dierge-
neesmiddelen worden vermeden of
opgeheven?

- Wat zijn de lange termijn effecten
van vaccinatieprogramma\'s?

- In welke gevallen heeft curatieve
behandeling van afzonderlijke dieren
op de lange termijn een negatief
effect op de populatie?

- Wat zijn de consequenties van af-
name van genetische variatie en een-
zijdige selectie op uiterlijk of ge-

-ocr page 298-

bruikseigenschappen?

- Welke huisdierrassen zijn opzettelijk
met zo ernstige afwijkingen gefokt,
dat de diergeneeskunde gecompro-
mitteerd wordt als zij uit nood^k
mee werkt aan de instandhouding
van die rassen?

- Welk niveau van ziekten of gedrags-
stoornissen is aanvaardbaar?

De hoge kwaliteit van het diergenees-
kundig onderzoek is een gegeven, dat
van groot belang is bij het zoeken naar
antwoorden op deze vragen. Een stimu-
lans in deze richting gaat uit van de
onlangs door de Veterinaire Dienst uit-
gebrachte conceptnota
Gezondheid en
welzijn in perspectief (17).

Geachte toehoorders

Ik heb getracht een indruk te geven van
de problematiek en de positieve ontwik-
kelingsmogelijkheden in de relatie
mens-dier. Door de sterke toename van
de kennis en de vaardigheden in de
natuurwetenschappen is nu een situatie
ontstaan waarbij het meer dan ooit
noodzakelijk is na- en voor te denken
om keuzen te kunnen maken. De keuzen
zijn van invloed op de onderzoeksvra-
gen en de inhoud van het onderwijs.
Voor de veterinaire beroepsuitoefening
zal het hopelijk leiden tot een verminde-
ring van de morele dilemma\'s.

Zoals u weet bleef in de doos van
Pandora de hoop achter. Ook hier kan
op twee manieren mee worden omge-
gaan. De epidetheïsche manier is dulden
en hopen dat we het overleven. De
prometheïsche manier is actief worden
in de hoop er iets goeds van te kunnen
maken.

Hier is, mijns inziens, maar één keus
mogelijk: laten we op weg gaan.

Mijnheer de Rector Magnificus en
leden van de universitaire gemeen-
schap

Ik beschouw het als een eer deze leer-
stoel aan deze universiteit te moeen
bezetten en ik hoop een bijdrage te
kunnen leveren aan het gedachtengoed
van de \'universitas\'.

Mijnheer de voorzitter, leden van het
Hoofdbestuur van de
Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde
en leden van het Curato-
rium van de Bijzondere Leerstoel
Voor het vertrouwen dat u met de
benoeming in mij hebt gesteld, ben ik
zeer erkentelijk. Ik hoop oprecht dat de
wijze waarop ik mijn taak zal vervullen.

beantwoordt aan uw verwachtingen.

Leden van de Commissie Ethiek van
de
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde

In het voorgaande zijn twee jaarcongres-
thema\'s genoemd die rechtstreeks te
maken hebben met uw werkterrein.
Daarna is nog een aantal jaarcongres-
sen gewijd aan de rol van de dierenarts
in de samenleving. Dit toont het belang
van uw taak binnen en buiten de be-
roepsgroep. Na een aantal jaren lid van
uw commissie te zijn geweest, verheugt
het mij wederom tot de commissie toe te
treden en hoop ik een constructieve
bijdrage te kunnen leveren.

Leden van de werkgroep Diergenees-
kunde en Samenleving

Met de twee onderwijselementen we-
tenschapsfilosofie en (beroeps)ethiek be-
vinden wij ons in het bezinningscircuit.
Dit blijkt ook uit onderwijs evaluaties
waarin studenten opmerken dat hier-
voor een ander denken is vereist. Het
betekent ook dat er een ander studeren
nodig is. Dit over te brengen vraagt een
goede motivatie en flexibiliteit. Graag
zeg ik u dank voor de goede sfeer en
samenwerking.

Dames en Heren Studenten

U hebt ons hier vanmiddag heen ge-
bracht in de beste traditie van de relatie
mens-dier. Hartelijk dank.
Vaak wordt er op aangedrongen in het
onderwijs hoofd- en bijzaken aan te
geven. Ik hoop dat ik daar enigszins in
ben geslaagd. Om het nog eens kort
samen te vatten, de hoofdzaak is: \'Bezint
eer gij begint,\' dan is de rest bijzaak.

Geachte aanwezigen

Een onderwerp zoals de relatie mens-
dier raakt heel de mens. Het zal u dan
ook niet verbazen dat mijn gezinsleven
de afgelopen jaren is beïnvloed door mijn
bezigheden buitenshuis. Van deze gele-
genheid wil ik graag gebruikmaken door
uiting te geven aan mijn gevoelens van
dankbaarheid, in het bijzonder voor de
niet aflatende steun en inspiratie door
mijn echtgenote.

Ik dank u allen voor uw aandacht.
SUMMARY^

\'Overcharge\': keep both feet on the
ground and make a step forward

The intrinsic value of animals and their place in
human society influence veterinary practice. The

I Address presented at the inauguration as professor in
Man-Animal Relationship at the Utrecht University on
Tuesday February 16. 1993.

role-responsibility of the veterinarian is under
pressure of practical circumstances, client requests
and constraints of breeding and management
systems. A reflection on human needs as related to
the intrinsic value and welfare of animals, is
required inside and outside the profession. It is in
the interest of life to think and act out of total
ecological concepts. In order to be better prepared
to deal with ethical problems in practice, students
should receive adequate training. The assumed
value-free research and the need for outside
financial support are a hindrace for research
projects that aim at sustainability of human and
animal life. It is concluded that the profession
needs a philosophy about her objectives.

LITERATUUR

1. Offringa C. Van Gildestein naar Uithof. Rijks-
universiteit Utrecht, Faculteit Diergenees-
kunde 1:1971, II: 1981.

2. Harten S van. Jaarrede 1975. Tijdschr Dierge-
neeskd 1976; 101:9-19.

3. Grommers FJ, Elving L, Peterse DJ en
Hoekstra P. Toetsingscriteria voor methoden-
systemen-ingrepen, waaraan dieren worden
onderworpen cq. die op dieren worden toege-
past. Tijdschr Diergeneeskd 1978; 103:184-7.

4. Rozemond H. Pijn aan het geweten. Tijdschr
Diergeneeskd 1985; 110:21-30.

5. Riessen HA van. Besluiten en aanbevelingen
van de Federatie van Veterinairen in de EG
inzake het welzijn van dieren. Tijdschr Dier-
geneeskd 1979; 104:877-85.

6. Commissie Veehouderij-Welzijn dieren.
NRLjO rapport. Den Haag, 1975.

7. Zorgen voor morgen. RIVM, Bilthoven, 1988.

8. Frankenhuis MT, Nabuurs MJA en Bool PH.
Veterinaire zorg(en) en de intensieve veehou-
derij. Tijdschr Diergeneeskd 1989; 114:1237-
49.

9. Grommers FJ. The animal welfare move-
ment-European perspective. Animal Human
Health 1988; 1:5-10.

10. Mooi, mooier, mooist? Schadelijke rasken-
merken bij honden. Min. LNV, Den Haag,
1988.

11. Wie mooi moet zijn... Schadelijke raskenmer-
ken bij katten. Min. LNV, Den Haag, 1992.

12. Commissie van Advies Ethiek en Biotechno-
logie bij dieren. NRLX), Wageningen, 1990.

13. Heeger FR. Eigenwert und Verantwortung.
Zur normativen Argumentation in der Tieret-
hik. Marburger Theol Studien 1992; 32: 251-
67.

14. Rutgers UE. Operatieve ingrepen bij dieren:
een veterinair ethische beschouwing. Tijdschr
Diergeneeskd 1991; 116: 331-44.

15. Lievegoed BCJ. De Vrije Hogeschool. Bro-
chure, 1979.

16. Leeuwen F van. Klinisch ethisch onderwijs.
Een curriculum opzet. Tijdschr Geneeskd
Ethiek 1991; 1:34-8.

17. Gezondheid en welzijn in perspectief. Min.
LNV-VD, conceptnota, 1992.

KEURINGSRAPPORT

In het artikel \'Keuringsrapport
voor paarden herzien\' in aflevering
4 (15 februari), pagina 145 is een
foutje geslopen. In de zin \'Indien....
drukken\' (voorlaatste alinea) moet
\'vijftig\' vervangen worden door
\'vijr.

-ocr page 299-

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 februari jongstleden heeft men
kunnen lezen wat de rol van de praktize-
rende dierenarts binnen deze regeling is.
In de praktijk blijkt er toch een aantal
vragen c.q. problemen te bestaan. Reden
waarom de
Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
in
overleg met de Veterinaire Dienst van
bovengenoemd ministerie, de praktize-
rende dierenartsen nader heeft geïnfor-
meerd. In het hiernavolgende wordt de
inhoud van deze informatie weergege-
ven.

Nogmaals de regeling in het kort.

Per 1 februari geldt in Nederland op
grond van de regeling agressieve dieren
een fok- en houdverbod voor het Pit-
bull-Terriër-type. Vanaf deze datum die-
nen deze honden op de openbare weg
kort aangelijnd en gemuilkorfd te wor-
den. Voor bestaande dieren is een over-
gangsregeling getroffen. Deze regeling
houdt in dat alle honden van het Pit-
bull-Terriër-type geregistreerd, geïdenti-
ficeerd en onvruchtbaar gemaakt moe-
ten worden. Voor de registratie (deze
dient voor 9 april 1993 te geschieden) is
een door een dierenarts afgegeven en
gedagtekende verklaring vereist waaruit
blijkt dat:

- het dier onvruchtbaar is/is ge-
maakt;

of - het dierjonger is dan zes maanden;
of - het dier drachtig is (na 1 februari
mag een Pit-bull-Terriër niet meer
gedekt worden!).

Wel of geen Pit-bull-Terriër?

In de regeling is een beschrijving gege-
ven van de kenmerken van het Pit-bull-
Terriër-type. Indien een hond in belang-
rijke mate aan deze beschrijving vol-
doet, behoort het dier tot het Pit-bull-
Terriër-type en is de regeling van toepas-
sing. Veel mensen weten niet zeker of zij
nu wel of niet een Pit-bull-Terriër heb-
ben en vragen aan de dierenarts om hier
een uitspraak over te doen. In dit kader
moet gewezen worden op het feit dat de
verantwoordelijkheid van de herken-
ning van een hond als zijnde een Pit-
bull-Terriër geheel bij de eigenaar van de
hond ligt. De dierenarts heeft derhalve
geen rol bij de herkenning van de hond.

■ n m

Vanzelfsprekend kan een dierenarts wel
adviserend optreden in deze, maar hij
dient het afgeven van een verklaring
(tenzij het zeer evident is), dat hij van
mening is dat een bepaalde hond geen
Pit-bull-Terriër is, te vermijden. Een
door de dierenarts afgegeven verklaring
omtrent de identificatie van de hond
heeft geen rechtskracht.

Blijvend onvruchtbaar maken (me-
thode).

De regeling vereist dat alle Pit-bull-
Terriërs blijvend onvruchtbaar gemaakt
worden. De wijze waarop de hond
onvruchtbaar gemaakt moet worden
wordt niet voorgeschreven, derhalve
zijn alle methoden toegestaan met uit-
zondering van het zogenoemde che-
misch onvruchtbaar maken; zowel cas-
tratie, ovariëctomie, ovariohysterec-
tomie en vasectomie behoren tot de mo-
gelijkheden. Omdat vasectomie zowel
bij reuen als bij teven een onvoldoende
verrichte en onderzochte methode is,
wordt de dierenarts geadviseerd deze
methode niet toe te passen. Er is te
weinig bekend over de risico\'s op korte
en langere termijn (bijvoorbeeld het
cysteus worden van de achtergebleven
ovaria).

Loopsheid.

PIT-BULL-TERRIER-REGELING

Alle praktizerende dierenartsen in Nederland zijn begin februari door het
ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij geïnformeerd over het per 1
februari 1993 geldende fok- en houd verbod voor het Pit-bull-Terriër-type en de
daarbij geldende overgangsregeling.

Alleen als de hond loops is kan niet tot
het onvruchtbaar maken worden over-
gegaan; er geldt dan een wachttijd tot

De instelling van de 24-uurs bemanning
voor een aantal inspectieposten van de
RVV (havens en Schiphol), betekent
voor de betrokken dierenartsen structu-
reel overwerk en onregelmatige diens-
ten. Het bestuur van de Groep GKZ,
mevrouw M.C. van Oostrum-Schuur-
man Hess, stafmedewerker KNMvD, en
J.C.M. Huige, dienstcommissielid van
de RVV, hebben onlangs overleg ge-
vier weken na het begin van de loops-
heid. De dierenarts wordt geadviseerd
indien de eigenaar denkt dat de hond
binnenkort loops wordt, deze loopsheid
niet af te wachten.

Jonge dieren.

Voor jonge Pit-bull-Terriërs is binnen
zeven maanden na de geboorte van het
dier een tweede verklaring vereist dat
het dier onvruchtbaar is gemaakt. Dit
houdt in dat deze honden op jonge
leeftijd onvruchtbaar moeten worden
gemaakt. Gezien het gevaar van drachtig
worden (verboden na I februari), het
algemeen belang en het feit dat incon-
tinentie wat de urine betreft na ovariëcto-
mie bij de Pit-bull-Terriër niet vaak voor
lijkt te komen, wordt de dierenarts
geadviseerd bij jonge honden niet de
eerste loopsheid af te wachten, alvorens
het dier onvruchtbaar te maken.

Drachtige dieren.

Dat een Pit-bull-Terriër drachtig is, is
voor een dracht van 28 dagen niet altijd
even makkelijk te diagnostiseren. Ge-
zien het feit dat ook voor de verklaring
van dracht de einddatum van 9 april
aanstaande geldt, is het aan te bevelen
om bij twijfel de betreffende teef na
bijvoorbeeld één week nogmaals te on-
derzoeken. Na de geboorte van de
pup(s) dient de teef binnen zeven weken
onvruchtbaar gemaakt te worden,
waarna de tweede verklaring moet wor-
den afgegeven. Overigens kan een teef,
zonder extra grote risico\'s, onvruchtbaar
worden gemaakt tot een dracht van zes
weken.

Voor eventuele vragen en verdere infor-
matie kan men contact opnemen met
het bureau van de Maatschappij.

OVERWERKVERGOEDING VOOR
DIERENARTSEN WERKZAAM BIJ DE
RW

voerd met de vakorganisatie CMHF
over de vergoedingen die het ambtena-
renreglement (BBRA) hiervoor kent.

Volgens de CMHF voorziet het BBRA
in drie vergoedingstrajecten.

1. Allereerst is er de toelage onregelma-
tige dienst (TOD). Deze toelage
wordt verstrekt als er binnen de

-ocr page 300-

normale werkweek op onregelma-
tige tijden gewerkt moet worden. De
percentages van de toelage variëren
van 20 tot 70% en worden berekend
over het bruto uurloon van de amb-
tenaar (maximaal ƒ 24,12 per uur).

2. Ten tweede is geregeld de consigna-
tietoelage. Onder consignatie wordt
verstaan het regelmatig buiten de
normale werktijden beschikbaar en
bereikbaar zijn. Er kan onderschei-
den worden tussen lichte gebonden-
heid en strenge gebondenheid. In het
eerste geval dient de dierenarts be-
reikbaar te zijn en te gaan werken als
hij/zij wordt opgeroepen. In het
tweede geval dient de dierenarts aan-
wezig te zijn op de inspectiepost.
Voor al deze uren wordt, ongeacht de
vraag of men wordt opgeroepen of
daadwerkelijk arbeid moet verrich-
ten, een vergoeding verleend. Ook
hier wordt een toelage verieend die
varieert tussen 5 en 10%. Bij strenge
gebondenheid wordt de berekende
toelage met 100% verhoogd.

3. Tot slot bestaat er de overwerkver-
goeding. Op grond van artikel 23
BBRA wordt geen overwerkvergoe-
ding toegekend aan personeel in
schaal 11 en hoger. Als argumenten
voor deze scheiding worden ge-
noemd het feit dat overwerk voor
deze schalen voortvloeit uit de aard
van de werkzaamheden en geacht
wordt te zijn verdisconteerd in het
salaris. Aanvullend argument is dat
overwerk door mensen in schaal 11
en hoger in eigen hand valt te hou-
den.

Ook in de RVV notitie Inspectiepos-
ten wordt ervan uitgegaan dat over-
werk tijdens de wachtdienst (consig-
natie) door dierenartsen in schaal 11
en hoger niet voor vergoeding in
aanmerking komt. Over dit punt
wordt in de dienstcommissie overleg
gepleegd.

liTI

Met nadruk wordt gewezen op de con-
signatietoelage, die voor alle dieren-
artsen - ongeacht hun salarisschaal -
geldt. Voor nadere informatie over per-
centages van de toelagen kan men con-
tact opnemen met mevrou^ Van Oost-
rum van het bureau van ae KNMvD
(tel. 030-510 111).

T.G. van de Vuurst,
secretaris Groep Gezondheids-
en Kwaliteitszorg.

DAGJE UIT
KOMT NADER

De maand mei komt nader en daar-
mee ook het \'Dagje Uit\' voor dieren-
artsen van 65 jaar en ouder en hun
partners en voor weduwen van die-
renartsen. Het Dagje Uit wordt geor-
ganiseerd door de Nederlandse Ver-
eniging van Dierenartsvrouwen. U
heeft vast in januari al de datum in
uw agenda genoteerd (donderdag 6
mei) en daar later de naam van de
plaats (Deventer) aan toegevoegd.
We bezoeken daar het gloednieuwe
gebouw van de Gezondheidsdienst
voor Dieren Oost-Nederland. Deze
Gezondheidsdienst is ontstaan door
een fusie van de gezondheidsdiensten
Overijssel/Flevoland en Gelderland.
In de week van 21 maart ontvangt u
een brief met daarin alle gegevens
over het programma van het Dagje
Uit en over de wijze waarop u zich
voor deze dag kunt aanmelden.
Mocht u onverhoopt geen uitnodi-
ging ontvangen, wilt u zich dan
wenden tot het bureau van de
KNMvD (telefoon 030- 510111) en
dit melden bij Betty Koekoek of
Marjoleine de Mol.

Namens het comité
Dagje Uit
Heieen Borsje-Hillebrand

Brand, A.M. van den; 1993; 3511 LZ Utrecht;
Boterstraat 13.

Feberwee, Mevr. A.; 1992; 7548 PV Boekelo;
Beckumerstraat 450.

Quant, Mevr. D.M.H.; 1993; 3583 ES Utrecht; G.
Metsustraat 65.

Richtman, E.S.; 1993; 34645 Haïfa (Israël); Shde-
rot Hanassi 17.

Sprang, Mevr. E.W.M. van; 1993; 3524 VC
Utrecht; Ardennen 17.

Wulms, Mevr. RM.J.; 1984; 5345 LR Oss; Jupi-
terweg 19.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft hel
Hoofdbestuur aangenomen:

Barczijk, Z.A.; 1992; 3515 XK Utrecht; B.F
Suermanstraat 3.

Benard. Mevr. H.J.; 1992; 3981 ER Bunnik;
Eendrachtstraat 13.

Bodet, R.J.FG.; 1992; 5345 KS Oss; Weegbree 7.
Bussel, PL. van; 1992; 6521 MV Nijmegen; Jozef
Israëlsstraat 51.

Cleef, Mevr. K.J.W. van; 1992; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 118.

Deleu, Mevr. S.A.M.; 1992; 5094 EA Uge
Mierde; Kloosterstraat 41 A.
Dijk, B. van; 1992; 6701 AX Wageningen; Junus-
straat 15.

Dongen, Mevr. A.M. van; 1992; 3572 RT Utrecht;
Goedestraat 4 bis.

Hendriks, H.A.M.; 1992; 5025 ND Tilburg; Ru-
bensplein 27.

Houwer, G.; 1977; 9104 GP Damwoude; Donia-
weg 86.

Kessel, S.A.A. van; 1992; 7345 ED Wenum-
Wiesel; Elburgerweg 19

Linden, W.J. van der; 1992; 3581 PH Utrecht;
Parkstraat 2.

Mulder, J.M.; 1992; 1251 RJ Uren (NH); \'t
Paadje 36.

Nielen, Mevr. A.L.J.; 1992; 3511 RW Utrecht;
Nieuwekade 97.

Ree, G. van der; 1992; 3511 LB Utrecht; Willems-
plantsoen 7 A.

Salomons, H.G.; 1992; 7255 PT Hengelo (Gld);
Zelhemseweg 28.

Spek, A.N. van der; 1992; 3151 AH Hoek van
Holland; Prins Hendrikstraat 205 A.
Tange, J.R; 1992; 5913 RG Venlo; H. Meyerstraat
109.

Vandehoek, Mevr. J.E.D.; 1992; 3512 PB Utrecht;
Unge Nieuwstraat 25 bis.
Vries, A.D. de; 1992; 8584 VH Hemelum; \'t
Leantsje 22.

Vries, Ir. C.J. de; 1992; 2665 XK Bleiswijk;
Mesdagstraat 2.

Wijden, M.V van der; 1992; 3911 WJ Rhenen;
Petuniastraat 30.

Zijm, Mevr. J.P.; 1992; 3524 AM Utrecht; Ame-
land 101.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heefl hel Hoofdbestuur aangenomen:

Bloemen, Mevr. IJ.H.P; 3582 XM Utrecht;
I.B.Bakkerlaan 109 I/K828.
Brugge, S.PJ. van; 3572 KT Utrecht; A. Numan-
kade 63 A.

Duvekot, I.R.V.; 3522 RM Utrecht; Nieuwraven-
straat 10 bis.

Elbertse, Mevr. Y.M.M.; 3524 ZA Utrecht; Fur-
kabaan 79.

Elk. Mevr. C.E. van; 3581 BN Utrecht; Maliesin-
gel 49.

Geervliet, J.; 3571 AL Utrecht; G. Bromlaan 58.
Hurk, RB. van den; 3471 CD Kamerik; Gouden-
regenlaan 21.

Leeuw, G.J.J. de; 3566 MK Utrecht; Kapelweg 1.
Lieshout, Mevr. J.G.T. van; 3582 XW Utrecht;
I.B.Bakkerlaan 143 I.

Post, Mevr. E.; 3524 BZ Utrecht; Hondsrug 611.
Smaal, Mevr. S.; 3981 CM Bunnik; Groeneweg
78.

Wijlhuizen, Mevr. A.; 3981 ZP Bunnik; Vletweide
168.

□VERLEDEN

Op 18 september 1992 Drs. A.D. Leemans te Velp
(NB).

-ocr page 301-

JUBILEA

H.H. Poppinga te Wommels, afwezig, 25 jaar, 15
maart 1993

J. Abitia te Vriezenveen, afwezig, 30 jaar, 21 maart
1993

Th.GJ.H. Hendrickx te Echt, afwezig, 30 jaar, 21
maart 1993

A.J. Derks te Overloon, afwezig, 30 jaar, 22 maart
1993

W. Hiddema te Lelystad, afwezig, 50 jaar, 24
maart 1993

M.M.F.H. van Kuijk te Someren, afwezig, 30 jaar,

24 maart 1993

G.H.G. Lindenhovius te Assen, afwezig, 40 jaar, 1
april 1993

N.P. Kas te Heemstede, afwezig, 30 jaar, 2 april
1993

J.J.M. Pijnappel te Nijmegen, aanwezig, 35 jaar, 7
april 1993

C. van Beusekom te Bergen (NH), afwezig, 55 jaar,
8 april 1993

L. Belonje te Wijchen, afwezig, 25 jaar, 8 april
1993

G. van der Horst te Voorst (Gld), afwezig, 25 jaar,
8 april 1993

K.F.G. Moll te Clearbrook (Canada), aanwezig,

25 jaar, 8 april 1993

PJ. Bruins te Oss, afwezig, 50 jaar, 10 april 1993

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 29

januari 1993:

Damen, E.A.

Fitters, Mevr. I.A.M.A.

Ramand, L.J.

Grasdijk, T.

Schaik, Mevr. M.G.T.H. van
Silberbusch, Mevr. S.

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 5

februari 1993:

Eshuis, E.W.D.

Hart, mevr. J. S. \'t

Hermens, E.L.G.

Quant, Mevr. D.M.H.

Theel, G.J.

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van I
december 1992 is in het overzicht van de
jubilerende dierenartsen per abuis de naam
van collega S. Loman (U.S.A.) weggevallen.
Op 14 december 1992 was collega Loman 60
jaar dierenarts. Alsnog hartelijk gefeliciteerd!

MUTATIES

200 Assche, J.S.J.E. van; Gent-1987; 3434 BP
Nieuwegein; Wiersdijk 2 - 4; tel. 03402-
67165; specialist in opleiding (R.U.), vkgr.
Geneeskunde van Gezelschapsdieren.

202 Barczijk, Z.A.; 1992; 3515 XK Utrecht; B.F
Suermanstraat 3; tel. 030-721020 privé,
516683 prakt.; p., medew. bij TR.F Otten-
schot (toev. als lid).

202 Bartels, C.J.M.; 1988; naar het buitenland.

347 Bartels, C.J.M.; 1988; Bangkok 10501 (Thai-
land); PO.Box 2420, p/a C.W.S. Cambodia;
d. werkzaam in Cambodja.

203 Beer, E.C.M. de; 1989; 6093 DC Heythuy-
sen; Roreshof 49; tel. 04749-6506 privé, 06-
52960624 prakt.; fax 04749-6206; p., me-
dew. bij J.P.J.M. van den Broek, A.C.G.M.
de Groot, M.G. de Jong, J.H. Kraak en
J.G.A. Slaats.

204 Benard, Mevr. H.J.; 1992; 3981 ER Bunnik;
Eendrachtstraat 13; tel. 03405-61974;
wnd.d. (toev. als lid).

t^mtmm.

lÉtM

208 Bodet, R.J.FG.; 1992; 5345 KS Oss; Weeg-
bree 7; tel. 04120-36346 privé, 04138-72650
prakt.; p., medew. bij W.H.M. van lersel,
J.T.J. ten Hove, P.J.G. Kühne, G.J. Toxo-
peus, J.C. Valk en PD. Verhulst (toev. als
lid).

217 Bussel, PL. van; 1992; 6521 MV Nijmegen;
Jozef Israëlsstraat 51; tel. 080-602346;
wnd.d.(toev. als lid).

218 Cleef, Mevr. K.J.W. van; 1992; 3981 ZN
Bunnik; Vletweide 118; tel. 03405-64812;
wnd.d. (toev. als lid).

220 Cupéry, Mevr. R.M.; 1986; 9244 GB Beet-
sterzwaag; Commissieweg 29; tel. 05126-
1557 privé, 074-426946/771097 prakt.; p.,
medew. bij Mevr. G.H.A. Oud-de Waal.

359 Dam, Dr. R.H. van; 1560 Hoeilaart (België);
Europalaan 13; tel. 09-32-2-6575994 privé,
5096110 bur.;
bx 09-32-2-5096509; Inter-
national Research Director, Solvay S.A.,
Animal Health Division.

220 *Damen, E.A.; 1993; 3584 ZB Utrecht; Enny
Vredelaan 63; tel. 030-541721; wnd.d.

221 Deleu, Mevr. S.A.M.; 1992; 5094 EA Uge
Mierde; Kloosterstraat 41 A; tel. 04259-2590
privé, 04254-2402 prakt.; p., medew. bij
C.W.M. Augustijn, J.M. Berger, FW. Bernd-
sen, G.C. Charpentier, J.W. Eshuis, M.J.J,
van der Linden, G.W.Th. Mourits, J.A.M.
Vermeer, A.R.L. de Vries en H.J.H. van Wijk
(toev. als lid).

222 Dijk, B. van; 1992; 6701 AX Wageningen;
Junusstraal 15; tel. 08370-17928 privé,
12432 prakt.; p., medew. bij H.A.M. van
Eist, S.W. Schukking en A H. Westerhuis
(toev. als lid).

224 Dongen, Mevr. A.M. van; 1992; 3572 RT
Utrecht; Goedestraat 4 bis; tel. 030-713127;
wnd.d. (toev. als lid).

226 Druijff. Mevr. M.E.; 1992; 3984 AG Odijk;
Elkelaar 53; tel. 03405-70176 privé, 075-
281406 prakt.; p., medew. bij J.A.A.M. van
Erp en B. Meijer.

230 Erp, A.A.J.M.; Gent-1987; 5042 ZH Til-
burg; Europalaan 421; tel. 013-630547 privé,
04977-86267 prakt.; fax 04977-86206; p.,
geass. met F. Meulders.

230 «Eshuis, E.W.D.; 1993; 8055 PT Laag Zu-
them; Kolkweg 39; d.

232 »Fitters, Mevr. I.A.M.A.; 1993; 3511 MR
Utrecht; A. Verweijstraat 5; tel. 030-368351;
wnd.d.

232 \'Ramand, L.J.; 1993; 3521 AH Utrecht; Van
Sypesteinkade 11; tel. 030-931064; wnd.d.

232 Ripsen. FM.J.M.; 1992; 3582 SE Utrecht;
Pelikaanstraat 30 bis; tel. 030-516319;
wnd.d.

238 \'Grasdijk, T; 1993; 3993 TA Houten;
Voornsloot 17; tel. 03403-51908; wnd.d.

350 Hanssen, Mevr. A.M.W.M.; 1983; 1049
Brussel (België); 200 Wetstraat, E.E.C. dele-
gation Sofia, Bulgaria; d.

242 \'Hart, Mevr. J.S. \'t; 1993; 3524 ZA Utrecht;
Furkabaan 69; tel. 030-896213; wnd.d.

245 Hekerman, TW.M.; 1991; 5342 HK Oss;
Acacialaan 2; tel. 04120-24682; d.

245 Helder, Mevr. J.; 1986; 7514 ZN Enschede;
Rozenstraat 89; tel. 053-355369 privé,
05407-65155 prakt.; p.

246 Hendriks, H.A.M.; 1992; 5025 ND Tilburg;
Rubensplein 27; tel. 013-676961 privé,
331648 prakt.; p., medew. bij W.R.J. Rasen-
berg en W.S.J. Rasenberg (toev. als lid).

246 \'Hermens, E.L.G.; 1993; 3581 LC Utrecht;
Oudwijkerdwarsstraat 115; tel. 030-521533;
wnd.d.

251 Houwer, G.; 1977; 9104 GP Damwoude;
Doniaweg 86; tel. 05111-3683 privé, 2631
prakt.; p. (toev. als lid).
256 Jellesma, J.J.; 1991; 8711 GL Workum;
Jonkersfinne 9; tel. 05151-43076 privé,
41229 prakt.; p., geass. met J. Stoel en Th.
van der Veer.
256 Jong, M.G. de; 1989; 6093 BZ Heythuysen;
Meerkamp 3; tel. 04749-6453 privé, 4242
prakt.; p., geass. met J.P.J.M. van den Broek,
A.C.G.M. de Groot, J.H. Kraak en J.G.A.
Slaats.

tgtÉmÊÉÊÊÈÊlM

259 Kampert, Mevr. M.C.B.; 1982; 4701 CD
Roosendaal; Vrouwemadestraat 73; tel.
0I650-60%7 privé, 36786 prakt.; p.

260 Kessel, S.A.A. van; 1992; 7345 ED Wenum-
Wiesel; EIburgerweg 19; tel. 05762-1955; p.,
medew. bij RE. Roders en S. Tol (toev. als
lid).

271 Leeuwen, E.J.M. van; 1422 BV Uithoorn;
Zijdelrij 10; tel. 02975-30920 privé, 60627
prakt.; fax 02975-65422; p., geass. met A.
Eshel en P.J.J. van Overbruggen.

273 Linden, W.J. van der; 1992; 3581 PH
Utrecht; Parkstraat 2; tel. 030-367591;
wnd.d. (toev. als lid).

274 Loth, L.H.; Gent-1988; naar het buitenland.

353 Loth, L.H.; Gent-1988; Happy Valley (Hong
Kong); 21-23 Wongneichong Road; Ground
Roor; tel. 09-852-5752389 prakt.; fax 09-
852-8935093; p., medew. bij Dr. J.A. Auch-
nie.

281 \'Moens, M.N.J.; 1986; 2311 KG Uiden;

Plantsoen 23; tel. 071-144750; wnd.d.
283 Mulder, J.M.; 1992; 1251 RJ Laren (NH); \'1
Paadje 36; tel. 02153-15930 privé, 030-
531323 bur.; wet. medew. R.U. (FD., vkgr.
Algemene Heelkunde en Heelkunde der Gr.
Huisd.Ktoev. als lid).
285 Nielen, Mevr. A.L.J.; 1992; 3511 RW
Utrecht; Nieuwekade 97; tel. 030-367740;
wnd.d. (toev. als lid).
288 Ooijen. C.J.PG.; 1980; 3317 TR Dordrecht;

Van den Tempelstraat 14; tel. 078-172948; d.
293 Piek, Mevr. C.J.; 1991; 8225 MK Ulystad;
Horst 25-23; tel. 03200-34419; p., medew.
bij Spoedkliniek voor dieren Amsterdam.
293 Pieke, E.J.; 1990; 1018 JX Amsterdam;
Leeuwenwerf 33; tel. 020-6251578 privé,
023-153198 bur.; fax 023-153675; Technical
Services Specialist MSD-AGVET.
2% \'Quant. Mevr. D.M.H.; 1993; 3583 ES
Utrecht; G. Metsustraat 65; tel. 030-543151;
wnd.d.

297 Ree, G. van der; 1992; 3511 LB Utrecht;
Willemsplantsoen 7 A; tel. 030-342098; p.,
medew. bij J. Schep (toev. als lid).

298 Relou, Mevr. H.M.; 1991; 3512 EZ Utrecht;
Korte Jutferstraat 78; tel. 030-369302 privé,
516683 prakt.; p., medew. bij TR.F Otten-
schot.

298 \'Richtman, E.S.; 1993; naar het buitenland.

354 \'Richtman, E.S.; 1993; 34645 Haifa (Israël);
Shderot Hanassi 17; tel. 09-972-4-330522; d.

299 Rigter, I.A.T.; 1959; 6051 HE Maasbracht;
Sint Joosterweg 18; tel. 04746-4747 privé,
05448-1366 prakt.; r.d.; r.k.; adviseur bij
D.A.P Beltrum.

300 Roelvink, Mevr. M.E.J.; 1986; 1862 KD
Bergen (NH); Oesterweg 30; tel. 02208-
95667; d.

300 Romijn, Mevr. A.D.; 1991; 3584 AZ
Utrecht; Erasmuslaan 1 A; tel. 030-518950;
d.

303 Salomons, H.G.; 1992; 7255 PT Hengelo
(Gld); Zelhemseweg 28; tel. 05753-4289
privé, 1420 prakt.; p., medew. bij A.R.J. van
Ingen en H.J. Ormel (toev. als lid).
303 Schaaf, A. van der; 1978; 8633 KA IJsbrech-
tum; Burmaniastraat 15; tel. 05150-30221

-ocr page 302-

privé, 12714 prakt.; p., geass. met A.J.A.
Lobsteyn, B. Reitsma, R.D. Terwisscha van
Scheltinga en M. van der Velde.

304 *Schaik, Mevr. M.G.T.H. van; 1993; 3401
BR IJsselstein; Schapenstraat 9; tel. 03408-
88372; wnd.d.

356 Sibbes, Mevr. J.C.; Gent-1992; Peterlee, Co
Durham SR8 IBX (Engeland); 9 Bumside;
tel. 09^91-5862209; p., medew. bij Mevr.
J. Lowrie.

309 \'Silberbusch, Mevr. S.; 1993; 3512 PZ
Utrecht; Vrouwjuttenhof 53; tel. 030-
315662; wnd.d.

313 Spek, A.N. van der; 1992; 3151 AH Hoek
van Holland; Prins Hendrikstraat 205 A; tel.
01747-84838 privé, 86443 prakt.; p., me-
dew. bij R.J. Opmeer (toev. als lid).

316 Sundert, A.J.PM, van; 1975; 5801 DC
Venray; Alaertslaan 8; tel. 04780-86409
privé, 41741 prakt.; p., geass. met L.N.M.
Bollen, Y. Greydanus, C.J. Pel en N.J.
Zegers.

317 Tange, J.P.; 1992; 5913 RG Venio; H.
Meyerstraat 109; tel. 077-517400 privé,
516231 prakt.; p., medew. bij PF.S. Stassen
en Mevr. G.H.M. Stassen-Pouwels (toev. als
lid).

318 \'Theel, G.J.; 1993; 3514 TW Utrecht; 2e
Spechtstraat 7 bis; tel. 030-711729; wnd.d.

319 Til, M. van; 1956; 7002 CH Doetinchem;
Elzenhage 10; tel. 08340-26667; r.d.; oud-
lok. h. R VV

323 Vandehoek, Mevr. J.E.D.; 1992; 3512 PB
Utrecht; Lange Nieuwstraat 25 bis; tel. 030-
321113; wet. medew. R.U. (FD., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.Xtoev. als lid).

327 Verkaik, Mevr. M.E.; 1990; 4061 RM Ophe-
mert; Elsevierstraat 4; tel. 03456-9857 privé,
04189-1302 prakt.; fax 04189-1669; p., me-
dew. bij A.L. Blok, J.S. Kalisvaart, J.G. van
Schaik, J.G. Snijders en L. van Zandwijk.

331 Vries, A.D. de; 1992; 8584 VH Hemelum; \'t
Leantsje 22; tel. 05148-1469 privé, 1380
prakt.; p., geass. met P.A. Glastra van Loon
en M.L. Limburg (toev. als lid).

332 Vries, Ir. C.J. de; 1992; 2665 XK Bleiswijk;
Mesdagstraat 2; tel. 01892-19322 privé,
01736-92545 prakt.; p., medew. bij M.P
Hogendoom (toev. als lid).

339 Wiersma, S.H.; 1983; 1619 ZH Andijk;
Postbus 68; tel. 02289-7390; d. (Proefpolder
4; 1619 EH Andijk).

339 Wijden, M.W. van der; 1992; 3911 WJ
Rhenen; Petuniastraat 30; tel. 08376-17506
privé, 08886-2900 prakt.; p., medew. bij
W.M. Mestebeld, J.J. Pouwer, D.N. Tap en
P Wiemer (toev. als lid).

345 Zijm, Mevr. J.P.; 1992; 3524 AM Utrecht;
Ameland 101; tel. 030-880466; d. G.v.D.
Zuid-Nederland (toev. als lid).

CURSUSSEN
VOORJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.

jll^MIIIM.

Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(f965-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)
Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(/• 4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische Echografie Gynaecologie Rund

(/■895,-)

30 maart 1993 Te Utrecht (93/44)

7 april 1993 Te Utrecht (93/45)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)
6 mei 1993 Te Drachten (93/58)

De cursussen 93/44, 93/45 en 93/57 zijn volge-
boekt.

Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/^375,-)

14 mei 1993 (93/18)
Ademhalingsziekten rund

(/•725,-)

22 en 23 maart 1993 (93/29)
Praktische anaesthesie paard
(/■965,-)

23 en 24 maart 1993 (93/50)
Deze cursus is volgeboekt.

Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Praktische anaesthesie paard

(/• 1.375,-)

5, 6 en 7 april 1993(93/51)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.
Assistentie voorbereiding en nazorg operatie-
patiënten
(/•355,-)

3 april 1993(93/30)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

Diarree rund

(/•200,-)

5 april 1993 (93/32)

Inleiding in de diergeneeskundige begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993(93/53)
Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

(f 100,-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/■800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

De benauwde patiënt

(/•325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren

(/■650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/■435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Symposium Electronische berichtgeving

(ƒ75,- voor leden NOVAD, niet-leden ƒ 125,-)
13 april 1993(93/59)

Veterinaire Apotheek I Gemengde Praktijk
(ƒ1.100,-)

2, 3 en 4 juni 1993 (93/47)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Praktische Röntgenologie Gezelschapsdieren

(f525,-)

5 juni 1993 (93/21)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde.
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

1993

Maart

18 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Gezelschapsdieren,
avond Boxtel.

18 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei te Harskamp, aanvang 20.15 uur.
Gastspreker: mr. T. W. Mertens, voorz.
Ereraad.

22 en 23 PAO-D cursus: 93/29 Ademhalings-

ziekten Rund

23 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Aanvang 10.00 uur.

23 en 24 PAO-D cursus: 93/50 Praktische
Anaesthesie Paard

25 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Pluimvee, middag
Boxtel.

25 Jaarvergadering Groep Veterinaire homoe-
opathie van de KNMvD

26— 28 \'Voorjaarsdagen 1993\', Amsterdam.

30 PAO-D cursus: 93/44 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

April

I Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer, 14.00 uur
3 PAO-D cursus: 93/30 Assistentie Voorbe-
reiding en Nazorg Operatie Patiënt
5 PAO-D cursus: 93/32 Diarree Rund
5, 6 en 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische

Anaesthesie Paard
7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

13 De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.O.-
Diergeneeskunde op 13 april 1993 in de
Reehorst te Ede een symposium met betrek-
king tot informatie over electronische be-
richtgeving. Dit symposium is getiteld: \'Hoe
en met wie communiceert straks de dieren-
artsenpraktijk\' (cursus: 93/59).

14 Kring Dierenartsen Gelderse Vallei, namid-
dag bezoek Fa. Aesculaap B.V. te Boxtel.

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19 UAV-regiovergadering, West, Afrit De
Meern, 20.00 uur.

-ocr page 303-

19, 20 en 21 PAO-D cureus: 93/53 Inleiding
in de Diergeneeskundige Begeleiding van
Melkveebedrijven

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 UAV-regiovergadering, Oost, Cantharel te
Ugchelen, 20.00 uur.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

24 Studiedag Werkgroep Veterinaire Aquacul-
tuur in Helmond. Bezoek aan paling- en
meervalbedrijven. Aanmelding en informa-
tie: A. Bogaerts, telefoon 04920-23882.

24 Refresher Course Medische Begeleiding
Wedstrijdduiven van 9.00 tot 13.00 uur.
Info en aanmelding: EVA Training Centre,
telefoon 03434-56566. fax 03434-57122.

26 UAV-regiovergadering, Zuid. Novotel Eind-
hoven, 20.00 uur.

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
6e Gynaecologie Rund te Drachten.

Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

UAV-regiovergadering, Noord, Postiljon
Heerenveen, 20.00 uur.

6 PAO-D cursus; 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6 en 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor

Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

II Afdelingsvergadering afd. Zeeland, 15.00
uur. Hotel Ameville, Middelburg.

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

28
29
Mei

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).
18 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,

Hellendoorn, 20.00 uur.
22 en 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat", Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis), interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Lalx>ratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

25 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

26 PAO-D cuisus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

26 Algemene ledenvergadering AUV, congres-
centrum Papendal, Arnhem.
De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.O.-Dierge-
neeskunde op 13 april 1993 in de Reehorst te
Ede een symposium met betrekking tot infor-
matie over electronische berichtgeving. Dit
symposium is getiteld: \'Hoe en met wie commu-
niceert straks de dierenartsenpraktijk\'.

DIERENARTS

(34 jaar) met ervaring zoekt werk, liefst in kleine-huisdierenpraktijk.

Reacties onder nummer 14/93 aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht.

Ter overname gevraagd

ASSOCIATIEPLAATS OF ÉÉNMANSPRAKTIJK

in de regio Zuid of Oost, door een enthousiaste dierenarts met 9 jaar ervaring in voornamelijk de
landbouwhuisdierenpraktijk en bedrijfsbegeleiding rund en varken.

Uw reactie zie ik gaarne tegemoet onder nummer 15/93, gericht aan de redactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht.

Gevraagd:

ERVAREN DIERENARTS (m/v)

voor 3-4 dagen per week in een gezelschapsdierenkliniek in het Westen van het land buiten de
Randstad. Het is de bedoeling om met drie dierenartsen part-time te gaan werken, ieder met een
eigen aandachtsveld. Indien deze constructie u aanspreekt, u niet alleen een zeer goed clinicus bent,
maar ook goede communicatieve eigenschappen bezit en gevoel voor humor hebt, is associatie op
korte termijn mogelijk.

Brieven richten aan de redactie van Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer 16/93.

Gezocht

EEN DIERENARTS (m/v)

met enige ervaring voor kleine-huisdierenpraktijk met gering paardenaandeel in Zuid-Limburg. Na
gebleken geschiktheid mogelijkheid tot associatie. Bellen na 20.00 uur: tel. 045-231430.

-ocr page 304-

In gemengde praktijk in het midden van het
land is per onmiddellijk een vacature ont-
staan voor een

ASSISTENT-
DIERENARTS

(m/v)

Het betreft een full-time functie die in prin-
cipe tenminste op jaarbasis wordt aange-
gaan. Ervaring en de mogelijkheid om zelf
telefonische achterwacht te verzorgen voor
weekenddiensten en vakanties strekt tot aan-
beveling. Voor sollicitaties en inlichtingen:
tel. 03408-81281.

/

DIERENARTS,

reeds zes jaar werkzaam in moderne
gemengde praktijk en met speciale
interesse en deskundigheid in paar-
den, in het bijzonder de gynaecologie,
zoekt een nieuwe werkkring.
Brieven richten aan de redactie van
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht,
onder nummer 12/93.

OILUVAC FORTE

tolvaw tov

Gevraagd

DIERENARTS

(m/v)

Moderne gemengde praktijk (3-mansassoci-
atie) in het oosten van het land zoekt een pas
afgestudeerde collega. Een brede belangstel-
ling, speciaal voor de varkenshouderij is ver-
eist. Daarnaast hechten wij veel waarde aan
werklust en enthousiasme in een goede
sfeer. Uw reactie met c v. zien wij gaarne
tegemoet binnen 14 dagen na het verschij-
nen van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht,
onder nummer 13/93.

(l^erve^

783 en Diluvac Forte? Jazeker,
een ontwikkeling van Intervet!

Waar sommige aanbieders stil blijven staan bij een
eerste succes, ontwikkelt Intervet verder.
Zo ook de nieuwe combinatie van Nobi-Porvac
Aujeszky live 783 en Diluvac Forte. De voordelen van
deze combinatie zijn in de praktijk bewezen.

Natuurlijk kunt u ook met
Nobi-Porvac Aujeszky live Begonia
en Diluvac Forte de ziekte van
Aujeszky effektief blijven bestrijden!

(Tnterv^

Intervet nederland BV Boxmeer

Met Intervet bestrijdt u Aujeszky effektief!

-ocr page 305-

De perfecte
therapie.

Doeltreffend,
Snelwerkend,
Betrouwbaar

Infecties met bacteriën
en Mycoplasmata zijn een
bekend probleem in de
pluimveehouderij.

Bij de behandeling er-
van is uw expertise onmis-
baar. Snel en doelgericht
ingrijpen is noodzakelijk.
Baytril is daarbij uw ideale
partner. Baytril kan ge-
makkelijk door het drink-
water worden toegediend.
Voor het snelle resultaat
zijn niet alleen de kuikens
u dankbaar!

Baytril voor een be-
trouwbare therapie.

Ook bij pluimvee.

Bayer

Baytril.

ANTI-INFECTIVUM

B.WTRII. 10% ORAAI. V(K)R PLLIMVKK .Samenstelling: 100 mg enrtjUoxacin per ml. Fj^enschappen: Bactcricidc werking legen de mecbie Gram-negadeve en Gram-positieve bacicritfn en Mycoplasma"» bij pluimvee, rundvee,
varkens en kleine huisdieren. Werkt op de bacteriële celkern; het remt gyrase. een enzym dat nodig is voor dc duplicatie van DNA. Indicaties: Infecties met voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen bij pluimvee. Bijvoorbeeld infec-
ties veroorzaakt door : M.gallisepticum. M.synoviae. M.meleagndis, M.iowae. E.coli (septicaemie). Haemophilus paragallinarum (Cory/.a). Salmonellose, Pa.steurellose. Staphylococcen infectie.s. Slrepiixoccen infecties, bacterieIc meng-
Infectics en secundaire bacteriéle infecties. Wachltijdadvies: Kip: 7 dagen, Kalkoen: 10 dagen. Bieren: 7 dagen. Toedwningswijze/doscring: Oraal; door het drinkwater, De dosering is 10 mg enrofloxacin per kg lichaamsgcv>>i>.hi per dag.
gedurende 3 dagen. Bij Salmonellose dient men
5 dagen te behandelen. Als vuistregel voor de dagdosering geldt een volume van 50 ml Baytril 10^ per 100 liter drinkwater (50 ppm). Houdbaarheid: 2 jaar. Verpakking: Flacon van
lOtX) ml Registratienummer: NL 2929

-ocr page 306-

Kalverlongen zijn gevoelig. Bij problemen
met de luchtwegen denkt u al snel aan Anti-
biotica. Denk dan ook meteen aan Bisolvon.
Want Bisolvon vormt met Antibiotica een
ideaal team om infecties aan te pakken.

Betere voeropname

[^■SDTC Bisolvon

1,0

OTC

1,5

X

v

T3
C


E

cfl
C
O.

o

i>
■O

a>

O
>

Bl-produkten
voor rundvee:

Benfital
Bisolvon

Bisolvomycin
Bisovolmycin Sulfa
Buscopan
Buscopan Comp.

Effortil
Finalgon
LactaStop
Mederantil
Planipart
Praxavet
Ubrocelan
Ventipulmin
Voreen

WIE A ZEGT,
MOET O0K B ZEGGEN

Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de ,
weerstand vart het kalf direct toeneemt^
en het taaie bronchiaal-slijm goed opge^
lost wordt, zodat het kalf vrijer kan
ademhalen.

Bovendien bevestigt onderzoek
(Davidson, 1990):

Bisolvon verhoogt de Antibioticum-
spiegel in het longweefsel significant.
De temperatuur zakt sneller naar nor-
maal en de voeropname is veel beter.
Binnen
9 dagen blijkt de gewichts-
toename meetbaar groter.

Gewichts toename

lOTC Bisolvon

OTC

£ 62
u

J

<D

SP 61

E
rt

1 60

2,0\'-

Kortom: als u niést Antibiotica ook
Bisolvon zegt, herstelt het kalf sneller en
wordt de ontwikkeling duidelijk sneller
hervat. Waarmee ook de veehouder beter
af is. Cijfers staven de feiten. De grafieken
spreken voor zich.T^-,.-

Boehringer
Ingelheim

-ocr page 307-

1 APRIL 1993

DEEL 118. AFLEVERING 7

ISSN CXD40-7453

Tijdschrift

voor

bibliotheek: der

RUKSUNIVERSITEIT
UTRtCHT

Diergeneeskunde

-ocr page 308-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

Eén dosis Terraniyt\'in*/LA
geeft Ix\'tere resultaten dan een
duhhele dosis (20 mg/kg) gewone
oxytetracycline 10% injectie. Dit
is de uitkomst van een onderzoek.

In dit onderzoek hehheii we
kalveren eerst met oxytetracycline
geïnjecteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytica. En dan hlijkt zon-
neklaar (lat Terramycin*/LA de

Animal Health

klinische symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan de duh-
hele dosis
Oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de bestrijding
van Pasteurella haemolytica hij
kalveren. Maar het is ook op
dezelfde manier aangetoond hij de
bestrijding van pleuropneumonie
hij varkens.

Kén dosis Terraniycin*/LA ver-
mindert de klinische symptomen
aanzienlijk. Kn dat konden we na
toediening van een duhhele dosis

oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen het
eerder gedane farmacokinetische
onderzoek: betere serumconcen-
traties na 36 uur, hetere halfwaar-
detijd en hetere biologische be-
schikbaarheid.

Wilt u dus de beste resultaten
kies dan voor Terramycin®/LA.

Terramycin/lA

Klinische proeven
zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d IJssel, tel. 010 - 406 42 00

-ocr page 309-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 118, AFLEVERING 7. 1 APRIL 1993

WETENSCHAP

ACTUA

Bij de voorplaat

Prof. dr. G. H. Weniink spreekl over koetjes en
kalfles. maar weet de toehoorders toch te boeien
(zie elders in dit tijdschrift).
(Foto \'s: folobureau \'l Sticht)

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Ethische aspecten van het houden van gezelschapsdieren, een empirische en normatieve

analyse; N. Endenburg en J. M. G. Vorstenbosch 219

OVERZICHTSARTIKELEN

Equine GranuUxytaire Ehrlichiosis (EGE), een overzicht; J. H. van der Kolk,

M. W. van der Wijden en F. Jongejan 227

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Koetjes en kalQes 232

Over koetjes en kalfjes gesproken; G. H. Wentink 232

Dierenartsen geven gehoor aan oproep; J. Heida 238

Gezocht: konijnen met syfilis 238

Mythallenl8 238

Stilte rond museum diergeneeskunde verdwenen 239

Zo doende 1991; »ff Sybesma 239

Nederlands Veterinair Squashkampioenschap 240
Enkele aspecten met ervaringen met betrekking tot de huidige NCD-bestrijding;

J. C van den Wijngaard 241

Verbod op uitladen van vleeskuikens per 1 mei 1993 242

INGEZONDEN BRIEVEN 242

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE 243

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 244

VRAAG EN ANTWOORD

Effectiviteit \'kennelhoest\'vaccins; H. E Egberink 244

BOEKBESPREKINGEN 245

REFERATEN 246

STUDENTENREFERATEN 247

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

Europa ontdekt de^oordelen
van de Bolus

chronomintk ®

slow-release bolus
beschermt jongvee
kuratiefen
preventief tegen
maagdarm- èn
longwormen

yirbac

met het gat C ^.rmovvvvriw

Uitgebreide dokumentatie
verkrijgbaar bij uw dierenarts.

KONINKI. IJKE NptlERt. ANDSF, MAATSCHAPPIJ VOOR DlF. RÜENF. ESKUNOE

-ocr page 310-

COLOFON

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid van der Gaag
Prof. dr. J. E. van Dijk
Prof. dr. G. H. Wentink
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Drs. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Rorida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Uuecht)

Prof. dr. A. S. J. R A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. P. F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 ll/lax030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur,

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V., Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediel en Effectenbank
N.V., Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-61304.
fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (lel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

(vervolg omslag)

INHOUD

CONTENTS

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schooriemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Roelof-Jan de Haan

S. L. Oostindiën

KNMVD

MAATSCHAPPIJ NIEUWS

Publikatie van uitspraak Ereraad

Alsnog toepassing complementaire schalenmaatregel voor dierenartsen RVV

Inhoud aprilnummer Veehouder en Dierenarts

Bestuur Groep Geneeskunde Rund; J. Verhoeff

Kadervorming voor vrouwelijke dierenartsen

Arbeid(s) geschikt?

Tarieven voor asieldierenartsen

PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

249
251
251
251

251

252
252

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 II. Fax. 030-511787

252
254
254

ORGINAL PAPERS

Ethical issues in the ownership of companion animals, emperical and normative
analysis;
N. Endenburg, and J. M. G. Vorstenbosch

REVIEW PAPERS

Equine Granulocytic Ehrlichiosis (EGE), a review; J. H. van der Kolk. M. IV van der Wijden,
and F. Jongejan 111

All rights reserved

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and En vironmantal Science / Index-
M&licus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -4).
De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke — direct of indirect — het gevolg mochi zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de
inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of Ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op welke

andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

219

-ocr page 311-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

E.coli

vV

Vlekziekte

De vaccins die u nodig heeft
om ze te bestrijden

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Op basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 312-

GEEN STUKJE

BLUFT
ONBEHANDELD!

Coopertix houdt rundvee vliegenvrij.

(^oopertix pour-on (2% cyhalothriii) biedt nmcl-
vee een uitstekende hesrheriniiig tegen vliegen.
Een (loopertix-behaiuleling verniiiuiert liet aantal
irriterende iiisekten op cle huid van het dier met

meer dan 9.5%.

CAx/pertix komt overal
door de
speciale
olie-
oplossing.

Beliaiicleleii
niet (loopertix
is dankzij de
p( nu-on
iiietliode erg
eenvoudig. Een kleine hoeveel-
heid C.oopertix (10 nil) op de rug
van de koe uitgieten tiis.seii de schouderbladen is
alles wat ii hoeft te doen.

Dankzij cle unieke olie-oplossiiig verdeelt
C.oopertix zich snel en grondig over cle gehele
huid van cle koe, zonder te irriteren. Geen stukje
wordt hierbij cnergeslageii, zodat (loopertlx over-
al zijn werk kan doen.

Zonder
vliegen de
zomer door.

(ledut eiide het
weideseizoeti
iK-schermt
C.oopei tix \\ Ier
tot zes weken
lang optimaal
tegen vliegen.
Afliankelijk van

Ih \'^.miMiSi^ devliegench-nk

\' \\\\\\\\\\U\\\\vm\\4 zijn twee of drie

behandelingen per koe dus voldoende voor een

zomer zonder v liegen.

de vliegenbestrijder die «heer bereikt.

^^ Pltman-Moore

PitinanMoon- Nt derland B\\\'. Emrikweg 11. 2031 B r 1 l.iarlt ni. Tfk-loo.i ()2:W 1

-ocr page 313-

ETHISCHE ASPECTEN VAN HET HOUDEN VAN
GEZELSCHAPSDIEREN, EEN EMPIRISCHE EN
NORMATIEVE ANALYSE

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118:219-7

N. Endenburg\'\' en J. M. G. Vorstenbosch^

SAMENVATTING

Dit artikel betreft de ethische aspecten van het houden van
gezelschapsdieren. Onderzoek is gedaan door middel van
interviews (n=40) en vragenlijsten (n=871). Respondenten
werden at random uit Nederlandse telefoonboeken geprikt.
Euthanasie, het couperen van oren en staarten en het
castreren en steriliseren worden besproken op basis van de
antwoorden van de respondenten.

Eigenaren van gezelschapsdieren hebben vaak onvoldoende
kennis over het gedrag van gezelschapsdieren. Eigenaren als
geheel verschillen sterk in hun morele opinies betreffende de
aanvaardbaarheid van bepaalde handelingen ten opzichte
van dieren. Op het individuele niveau blijkt dat mensen niet
altijd consequent zijn in hun redeneringen. Dit werd duide-
lijk geïllustreerd door de meningen die mensen hebben
betreffende het couperen van oren en staarten. Responden-
ten leven in een gemeenschap met dieren en hanteren
meestal binnen dit kader een utilistisch afwegingsmodel. De
verschillende uitkomsten van dit wegingsmodel geven aan
inhoeverre de respondenten bereid zijn om hun leven aan
hun dier aan te passen; met andere woorden: zij geven aan
inhoeverre de intrinsieke waarde en de integriteit in be-
schouwing wordt genomen als het gaat om het proces van
(re)creatie van het samenleven met dieren.

INTRODUCTIE

Gezelschapsdieren spelen een belangrijke rol in het leven van
vele mensen. Uit eerdere empirische studies betreffende de
meningen van mensen over gezelschapsdieren, bleek dat de
interactie tussen mensen en hun gezelschapsdieren vele overeen-
komsten vertonen met de interacties van mensen onderling(l).
Mensen antropomorfiseren hun dieren vaak, en kennen dieren
menselijke disposities, gevoelens en reacties, zoals loyaliteit,
liefde, egoïsme en teleurstelling toe. Niet te min behandelen
sommige van deze mensen hun dieren op een manier die voor
dieren pijnlijk en onomkeerbaar is: zij couperen oren en staarten
van honden, ontnagelen katten en castreren en steriliseren ze(2).
Dit roept vragen op over de waarde die deze dieren voor hun
eigenaar hebben en hoe we deze drastische interventies in het
leven van een dier kunnen begrijpen. Zijn dieren dan niets
anders dan instrumenten voor hun eigenaren om bijvoorbeeld,
de eenzaamheid te bestrijden? Of is deze \'instrumentalistische\'
interpretatie een incorrecte of tenminste een onvolledige manier
om de relatie tussen mens en dier te beschrijven?

\' I niwniieil Uirechl. Taculleil Diergeneeskunde. Vakgroep (ieneeskundc mn Gezel

schapsdwren Yalelaan H. J.WH TD Uirechl.
: Uninrsiieil Uirechl. Vakgrmp Theologie. Cvnirum loor Bio-elhiek en Gezondheids
rn hl. HciJelherglaan 2. 35H4 CS Ulnrhi.

219

Er is veel geschreven over de, vaak ernstige, situatie van dieren
in de intensieve veehouderij (legbatterijen, kistkalveren) en over
proefdieren voor wetenschappelijk onderzoek (3, 4, 5, 6). Tot
voor kort werd er weinig aandacht besteed aan de behandeling
van gezelschapsdieren. Dit artikel is een bescheiden poging om
aan de ethische discussie betreffende de behandeling van
gezelschapsdieren een meer systematische basis te geven. Bij het
interpreteren en evalueren van de data die verzameld zijn uit het
empirische onderzoek over wat mensen denken over hun
gezelschapsdieren, hebben we geprobeerd het licht te laten
schijnen op de vraag welke waarde gezelschapsdieren hebben.
Voor deze interpretatie hebben we het concept van intrinsieke
waarde gebruikt. Ondanks het feit dat het concept intrinsieke
waarde door vele mensen is en wordt gebruikt, zelfs in officiële
documenten, is de betekenis niet eenduidig. De betekenis is
afhankelijk van het gebruik in consequentialistische morele
redeneringen (gebaseerd op de consequenties van het handelen)
dan wel in deontologische morele redeneringen (gebaseerd op
bepaalde karakteristieken van de handeling die het op zich
onaanvaardbaar maken). In het tweede gedeelte zullen we deze
typen van moraal redeneren uitgebreider behandelen.
In het laatste deel van dit artikel zullen we de overeenkomsten
tussen deze manieren van redeneren enerzijds en de antwoorden
van de respondenten anderzijds nader onderzoeken.

DE INTRINSIEKE WAARDE VAN DIEREN
De stelling dat dieren intrinsieke waarde hebben, heeft enerzijds
de aandacht gevestigd op de manier waarop wij met dieren
omgaan, anderzijds heeft zij veel verwarring gewekt. In deze
paragraaf zullen we het begrip \'intrinsieke waarde\' nader
onderzoeken. Een interpretatie die we bekritiseren is dat
intrinsieke waarde scherp tegenover instrumentele waarde van
dieren staat. Dit raakt weliswaar duidelijk bepaalde morele
intuïties, zoals de intuïtie dat dieren geen instrumenten zijn,
machines of objecten, welke hun waarde alleen ontlenen aan
hun gebruik. Maar volgens ons is de tegenstelling van intrinsieke
en instrumentele waarde niet erg verhelderend in de context
ethisch verantwoorde beslissingen met betrekking tot gezel-
schapsdieren te nemen. Onderzoek heeft de hypothese onder-
steund dat de belangrijkste reden om gezelschapsdieren aan te
schaffen, gezelschap is (1). We denken dat het noch adequaat
noch theoretisch waardevol is om deze dieren als een soort van
gezelschapsinstrumenten voor hun eigenaren te beschrijven.
Gezelschap is niet een doel dat op een bepaalde manier op een
gegeven moment bereikt is. Het is meer een manier van leven,
een levenssituatie die mensen creëren, waarbij mensen relaties
opbouwen die verschillende symbolische en affectieve beteke-
nissen hebben. Functionele of instrumentele betekenissen zijn
vaak een deel van deze relatie, bijvoorbeeld in het geval van de
waakhond, maar dit sluit andere betekenissen en attributies van
intrinsieke waarde niet uit. Vaker versterkt de instrumentele
betekenis deze andere symbolische en affectieve betekenissen

T I .1 I) S ( M R M I VOOR D I I R (. I N I i S K U N I) 1 . D I I I 118. All I V I R I N (i 7

-ocr page 314-

juist. Volgens ons zijn andere elementen dan instrumentele
waarde belangrijker in het beslissingsproces betreffende gezel-
schapsdieren. We stellen een alternatieve interpretatie van het
concept intrinsieke waarde voor die deze elementen naar voren
brengt door het concept te verbinden met bepaalde typen van
moreel redeneren en ethische theorievorming.

Om te beginnen kunnen we stellen dat de attributie van
intrinsieke waarde betekent dat dieren worden beschouwd als
wezens die in beschouwing moeten worden genomen wanneer
we moreel juiste oordelen willen vellen. Dieren zijn objecten
van morele beschouwingen en daardoor anders gecategoriseerd
dan dingen zoals hamers en auto\'s. Wat maakt dieren anders dan
auto\'s en hamers? Er moet iets zijn dat ze een basis geeft voor de
toeschrijving van intrinsieke waarde. Er zijn twee mogelijkhe-
den. Ten eerste kan deze waarde betrekking hebben op \'de stand
van zaken\' van dieren, mentale staat, activiteiten of ervaringen
die deze entiteiten kunnen ervaren. Deze kunnen intrinsieke
waarde hebben. Ze worden gewaardeerd \'om zich zelfs wille\'.
Ten tweede kunnen activiteiten betreffende dieren worden
beschouwd als intrinsiek juist of onjuist omdat dieren een
bepaalde morele status hebben. Dus de uitdrukking \'de intrin-
sieke waarde van een dier\' kan op twee manieren worden
geïnterpreteerd. Dit wordt gerepresenteerd in de volgende twee
modellen:

Model 1. Het is intrinsiek waardevol of goed dat een bepaalde
stand van zaken, activiteiten of een ervaring met betrekking tot
het dier zal plaats vinden of zo zal zijn. Dat is de reden waarom
we actie Y moeten uitvoeren, omdat actie Y een bepaalde stand
van zaken zal veroorzaken, of (mede-)mogelijk zal maken.
Model 2. Dieren hebben bepaalde rechten vanwege hun morele
status. Dit is waarom het doen van Y, bijvoorbeeld het schaden
van de gezondheid van een dier, intrinsiek fout is.
Model 1 is het redeneer- en beslis-model van de zgn. ethische
consequentialisten. Zij hebben het uitgangspunt dat alle morele
beslissingen over handelingen gebaseerd moeten zijn op de
wenselijkheid van de stand van zaken die door deze handelingen
teweeg wordt gebracht, en niet op de aard van de handelingen
zelf. I)e meest invloedrijke consequentialistische theorie is het
utilitarisme, welke er vanuit gaat dat de stand van zaken die
waardevol of wenselijk is in zichzelf welzijn is, d.w.z. ervaringen
van plezier en satisfactie. De intrinsieke waarde van dieren kan,
volgens deze theorie, worden gereduceerd tot de intrinsieke
waarde van de ervaringen van dieren, bijvoorbeeld dat van
plezier-beleving. De intrinsieke waarde komt naar voren in het
feit dat het geen zin heeft om te vragen waarom (met welk doel)
we plezier of vreugde willen ervaren. Omdat het onze algemene
morele taak is om welzijn te maximaliseren, door wie het dan
ook ervaren wordt, mensen of dieren, moeten we het welzijn
van dieren in onze morele beslissingen in beschouwing nemen.
Dus de utilistische interpretatie van de intrinsieke waarde van
dieren is gebaseerd op het feit dat dieren dragers van de ultieme
intrinsiek waardevolle ervaringen plezier en pijn zijn.
Dit impliceert dat vanuit het utilistische gezichtspunt intrinsieke
waarde berust op het bezit van zekere capaciteiten om plezier en
pijn te ervaren. Dit leidt tot een zekere differentiatie in de
attributie van intrinsieke waarde. Sommige dieren, bijvoorbeeld
apen, hebben meer intrinsieke waarde dan andere, bijvoorbeeld
stekelbaarsjes, omdat apen een groter vermogen tot het ervaren
van plezier en pijn hebben. Dit lijkt een pluspunt van deze
theorie te zijn omdat het verklaart waarom we wel spreken van
de intrinsieke waarde van honden en paarden, maar niet van een
mier of een mug. Dit is, volgens de utilist, een gevolg van de
constatering dat de fysiologische structuur van muggen hen niet
of nauwelijks voor pijn en plezier-gevoelens ontvankelijk
maakt. De utilistische normatieve theorie staat open voor
wetenschappelijke informatie betreffende de capaciteiten en
ervaringen van dieren.

■ M

Het tweede model wordt als startpunt genomen door aanhan-
gers van de niet-consequentialistische of deontologisch ethische
theorie. Volgens dit type theorie, moeten sommige essentiële
karakteristieken van handelingen (bijvoorbeeld met betrekking
tot dieren), en niet alleen de consequenties van die handelingen,
onze morele oordelen bepalen over het al dan niet acceptabel
zijn van bepaalde handelingen ten opzichte van dieren. Een
deontoloog gaat er vanuit dat het mogelijk is dat een handeling
of een manier van handelen moreel gerechtvaardigd of verplicht
is, zelfs wanneer deze handeling niet de grootst mogelijke
welzijnsmaximalisatie geeft. Een handeling kan goed of ver-
plicht zijn vanwege de handeling zelf. Het wezen van de
handeling en zijn morele kwaliteit kan alleen begrepen worden
in relatie tot die entiteit waar het betrekking op heeft (de
\'ontvanger\'), en de morele status van de ontvanger als de bezitter
van rechten. Het tegen een bal aanslaan is geheel verschillend
van het tegen een dier aanslaan. In de deontologische theorie, is
de intrinsieke waarde van dieren gerelateerd aan hun morele
status als onafhankelijke individuen, als wezens \'met hun eigen
rechten\'. Wanneer een dier wordt gecategoriseerd als recht-
hebbende op deze morele status, bijvoorbeeld vanwege hun
bewustzijn, dan kan een hele range van handelingen worden
beschreven als moreel verboden, bijvoorbeeld de handelingen
die het dier schaden, pijn doen, doden, mutileren of stressen. Een
uitwerking hiervan geeft Regan (4) die meent dat dieren
rechten hebben waaraan niet getornd mag worden, tenzij er een
conflict optreedt met (sterke) rechten van mensen. Het utilisme
is veel \'liberaler\' in zijn redeneren. Beslissingen worden geno-
men op de basis van de consequenties van handelingen op het
welzijn. Rechten worden niet herkend als onafhankelijke
constructies voor de plicht het welzijn te maximeren.
In de volgende paragraaf worden de methoden van dit
onderzoek beschreven en de resultaten gegeven. De resultaten
zullen vervolgens worden gerelateerd aan de utilistische en
deontologische modellen van ethisch redeneren.

MATERIAAL EN METHODEN

Veertig diepte-interviews werden afgenomen op at-random
geprikte adressen uit telefoonboeken van Nederiand. Een brief
werd naar het adres gestuurd om het doel van het onderzoek uit
te leggen en om personen in het huishouden te informeren dat
met hun toestemming er binnen een week telefonisch een
afspraak gemaakt zou worden voor een interview bij hen thuis.
Van de 40 respondenten die aan het onderzoek mee deden
hadden er 30 één of meerdere gezelschapsdieren. Tien respon-
denten hadden geen dier. De gezelschapsdieren die bij de
respondenten thuis aanwezig waren, varieerden van honden,
katten en vogels tot konijnen, knaagdieren en vissen. Een ruw
schema werd opgesteld van de te stellen vragen. Alle vragen
waren open. Het gemiddelde interview duurde twee uur. De
interviews werden op een cassetteband opgenomen en later
verbatim uitgewerkt.

Deze kwalitatieve studie werd gevolg door een kwantitatieve
studie. Er werd een at-random steekproef getrokken uit Neder-
landse telefoonboeken. Volgens de empirische studies van
Nederhof (7) is het trekken van een steekproef uit een
telefoonboek een valide manier van steekproef trekken uit de
Nederlandse populatie. Een vragenlijst werd ontworpen en
opgestuurd naar de adressen uit de steekproef. Omdat van te
voren niet bekend was of de geadresseerden wel of geen

-ocr page 315-

gezelschapsdier bezaten, werden twee vragenlijsten opgestuurd
nl. één voor gezelschapsdierenbezitters en één voor mensen
zonder dier. In totaal werden 1478 vragenlijsten verstuurd; 113
personen waren niet in staat om de vragenlijst te beantwoorden
omdat ze verhuisd waren, ziek waren, overleden of buitenlan-
ders waren die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig
waren. Het response-percentage lag op 63%. Van de responden-
ten hadden er 471 (54%) één of meerdere gezelschapsdieren en
400 (46%) hadden geen dier. Om te zien of deze steekproef
representatief voor de Nederlandse populatie was op belangrijke
variabelen, werd een vergelijking gemaakt tussen de verdelingen
van de variabelen leeftijd, inkomen, grootte van de huishouding
en graad van urbanisatie en de corresponderende verdeling in de
gehele Nederlandse populatie. Deze steekproef was representa-
tief voor de Nederlandse populatie met uitzondering van de
éénpersoonhuishoudens, welke ondervertegenwoordigd waren.
Dit is gebruikelijk wanneer er een steekproef uit huishoudens
wordt genomen. De steekproef werd gewogen om dit te
corrigeren volgens de methode van Bakker en Koopman (8).
De vragen betreffende de ethische aspecten die in het interview
en in de vragenlijst werden gesteld kunnen als volgt worden
geordend:

A. Vragen betreffende de legitimiteit van redenen om bij een dier
euthanasie te plegen. De redenen waren:

1. Het dier is ongeneeslijk ziek en heeft pijn;

2. Het dier heeft gedragsproblemen (zoals bijvoorbeeld bijten);

3. Het dier verblijft al meer dan 6 maanden in het dierenasiel;

4. Een ongewenst nestje;

5. Een eigenaar die in zijn/haar testament heeft opgenomen dat
als hij/zij overlijdt zijn/haar gezelschapsdieren geëuthana-
seerd moeten worden;

B. Vragen betreffende interventies in en aan het lichaam van een
dier. De volgende voorbeelden werden gegeven:

1. Castratie en sterilisatie van honden en katten;

2. Het couperen van oren en staarten;

3. Het ontnagelen van katten;

Er werd niet doorgevraagd hoe de antwoorden van de verschil-
lende vragen in verhouding tot elkaar stonden. Klaarblijkelijke
tegenstellingen werden niet verder uitgediept.

221

RESULTATEN
Euthanasie

Als eerste onderwerp zullen we het euthanaseren van dieren die
ongeneeslijk ziek zijn en pijn hebben bespreken (zie A). De
meeste respondenten (99%) vonden dit een legitieme reden om
een dier te euthanaseren. Wie de situatie van het dier beoor-
deelde werd in de vragen open gelaten. Sommige respondenten
gaven spontaan aan dat de beslissing om het dier te euthanaseren
in overleg met de dierenarts genomen zou moeten worden,
terwijl anderen aangaven dat zij zelf de beslissing zouden nemen.
Een aanvullende opmerking die in een van de interviews werd
gemaakt was: \'Dieren hoeven niet te lijden, zij kunnen
afgemaakt worden. Dit is een recht dat dieren op mensen voor
hebben. Het is egoïstisch om dan het dier nog langer bij je te
houden\'. De meeste respondenten vonden het euthanaseren van
dieren niet gerechtvaardigd in het geval van gedragsproblemen,
of omdat het dier al meer dan 6 maanden in het dierenasiel
verblijft, of in het geval van een ongewenst nestje. Twintig
procent van de respondenten van de vragenlijst waren voor het
in laten slapen van het dier in het geval van gedragsproblemen
zoals bijvoorbeeld bijten, 43% zou het dier willen heropvoeden
en met de eigenaar hierover willen spreken, en 4% vond dat het
de schuld van de eigenaar was en dat de hond er niets aan kon
doen. Deze laatste respondenten vonden het het beste als alles zo
gelaten werd als het was; 14% vond dat mensen een andere
oplossing zouden moeten vinden. Twintig procent van de
respondenten gaf geen antwoord op deze vraag. Opvallend
genoeg waren het vooral de hondeneigenaren die zeiden hun
hond onmiddellijk te zullen laten afmaken als hij of zij zou gaan
bijten.

m

Over euthanasie van een dier dat al meer dan 6 maanden in het
asiel zit werden de volgende opmerkingen gemaakt: \'Eigenlijk is
euthanasie het beste, want het dier zit maar in zijn hok te kijken.
Misschien is hij wel erg lelijk zodat niemand hem wil en dan kun
je hem beter laten inslapen\'. \'Euthanasie na 6 maanden asiel is
fout want het is net een ultimatum: tot 6 maanden kun je hier
blijven en daarna moet je dood\'. Dertien procent van de
respondenten die de vragenlijst beantwoorden vond dat het dier
na 6 maanden geëuthanaseerd moest worden, 71% vond dat dit
niet moest gebeuren.

Redenen die naar voren gebracht werden bij het al dan niet
euthanaseren van een ongewenst nestje met jonge dieren waren:
\'Er zijn al teveel katten en het is moeilijk om een nieuw huis voor
ze te vinden en wat moetje er dan mee? Dan is het beter om ze in
te laten slapen. Als niemand ze wil worden ze op straat gezet en
worden het zwervers, niemand zorgt dan voor ze. Deze dieren
zullen een ellendig leven leiden en het is beter om ze in te laten
slapen als ze jong zijn\'.

Redenen tegen euthanasie in dit geval waren: \'De eigenaar moet
beter opletten. De dieren hoeven niet het slachtoffer te worden
van een onvoorzichtige eigenaar. Je kunt de diertjes opvoeden
en dan kun je ze weggeven aan kennissen, aan een dierenwinkel
of naar het dierenasiel brengen. Je hoeft ze niet in te laten
slapen\'. De meerderheid (60%) van de respondenten was van
mening dat een ongewenst nestje met jonge dieren niet
afgemaakt hoefde te worden, terwijl 24% vond dat dit toege-
staan was. Met andere woorden, de eigenaar werd verantwoor-
delijk gehouden voor de gedragsproblemen en voor het onge-
wenste nestje, en euthanasie van het dier werd niet toelaatbaar
geacht.

De laatste vraag betreffende euthanasie was: \'Wat vind u van een
eigenaar die in zijn/haar testament heeft laten opnemen dat als
hij/zij overlijdt zijn/haar dieren geëuthanaseerd moeten wor-
den?\' De volgende citaten geven de mening van voor en
tegenstanders van euthanasie het meest duidelijke weer. \'Als dat
is wat de eigenaar wil, dan moet het gebeuren. Het is tenslotte
zijn/haar laatste wens\'. \'De eigenaar zal wel een reden voor
euthanasie hebben en dat moetje respecteren\'. \'Ik zou wel eens
een hartig woordje met die eigenaar willen spreken. Hoe durft
hij zijn dieren op deze manier te behandelen! Zij hebben ook het
recht te leven\'. \'Dat is absurd; zo\'n dier kan bij een andere
eigenaar ook erg gelukkig zijn. Je kunt er afspraken over maken.
Dat is wat wij ook hebben gedaan\'. Er waren ook respondenten
die een midden-positie innamen en de omstandigheden in
beschouwing namen. \'Het ligt eraan hoe oud het dier is. Als hij al
erg oud is en erg aan zijn eigenaar gehecht, dan zou ik hem laten
inslapen. Maar als het een jong dier is, dan denk ik dat ik hem
aan iemand anders zou geven\'.

Sterilisatie en castratie van honden en katten

Het tweede onderwerp betrof sterilisatie en castratie (zie B). Met
betrekking tot sterilisatie en castratie was er een duidelijk
verschil tussen honden en katten. In de meeste gevallen vonden
respondenten dat sterilisatie en castratie voor honden niet nodig
was omdat ze niet zwerven en daarom geen ongewenste nestjes
met jonge dieren krijgen. \'Als de teef loops is dan moet je haar
aangelijnd houden. Maar verder is het geen probleem. Hier in

T I J O S C H R I K T VOOR D I F. R ü F. N F. F. S K U N O E . D E E l. 118. A F 1. E V E R I N Ci 7 I 9 9 .1

-ocr page 316-

Nederland is het met noodzakelijk, je moet haar gewoon
aangelijnd houden. Alleen als je problemen met je hond hebt,
bijvoorbeeld als hij agressief is en de dierenarts zegt datje hem
moet castreren, dan moet je dat doen\'.
Met betrekking tot katten waren de meningen totaal anders. De
antwoorden geven aan dat mensen vonden dat (manlijke)
katten niet binnen konden worden gehouden en daardoor
ongewenste nakomelingen kunnen produceren. Castratie en
sterilisatie waren de manieren om dit te voorkomen. \'Katten
komen en gaan wanneer dat hen uitkomt; je kunt ze niet aan de
lijn uitlaten\'. Verder vonden katteneigenaren in het bijzonder
dat castratie een manier was om het urine sproeien van katers
tegen te gaan. Dit geeft namelijk een ondraaglijke stank.
Redenen voor en tegen sterilisatie of castratie van katten werden
in de vragenlijst gegeven. Respondenten konden aangeven of ze
het er mee eens of mee oneens waren. De resultaten worden in
tabel 1 weergegeven.

Wat opvalt is dat er weinig verschil tussen de antwoorden
betreffende katers en poezen was (tabel 2).

222

Het couperen van oren en staarten en het ontnagelen van
katten.

Verschillende meningen werden gegeven over het couperen van
oren en staarten, maar de meeste respondenten waren hier tegen.
De redenen die gegeven werden tegen het couperen van oren
waren variaties op het thema dat een dier met een bepaald
uiterlijk geboren is en dat mensen dat zo moeten laten. \'Als het
zo gelwren is, moetje het zo laten\'. Andere respondenten waren
niet tegen het couperen van oren of staarten. \'Als je het doet als
ze nog niet zo oud zijn, dan voelen ze er niets van en dan kun je
de staart couperen. Het couperen van de oren, aan de andere
kant, is waarschijnlijk erg pijnlijk\'. \'De staart couperen is erg
pijnlijk, maar de oren couperen niet en verder ziet het er ook veel
mooier uit als de oren gecoupeerd zijn. Het moet er zo uit zien\'.
Sommige respondenten vonden dat het couperen van oren en
staarten in het algemeen toegestaan was omdat \'een boxer met
oren en een staart een afschuwelijk gezicht is. Het is dan geen
boxer meer\'.

fl ft

Table 1. Opinions of owners about the sterilization of male cats

agree

disagree

total

N-

Very good, because there are already enough cats

85%

15%

100%

425

Very good, because otherwise they will go after cats in heat

50%

50%

100%

388

Very good, because tomcats smell

42%

58%

100%

377

The animal it will not be a real male anymore

31%

69%

100%

393

If the animal cannot indulge its natural needs it will be frustrated

17%

83%

100%

387

If the animal is kept inside, no problems will occur

27%

73%

100%

384

The differences in respondents in this and the following tables is due to changes in missing values

Table 2. Opinion of o»/ners about the sterilization of fennale cats

agree

disagree

total

N

Very good, because there are already enough cats

85%

15%

100%

403

Very good, because a cat in heat is difTicult

57%

43%

100%

373

You do not have the right to do this

15%

85%

100%

381

If the animal cannot indulge its natural needs it will be frustrated

16%

85%

100%

383

1 would give the cat the anti-conception pill

37%

63%

100%

376

Ten aanzien van het ontnagelen van katten, was het opvallend
dat vele mensen niet wisten wat het was of er nog nooit van
gehoord hadden. \'Doen mensen dat echt? Nou ik moet er niet
aandenken. Stel je eens voor dat ze mijn nagels eruit halen\'. De
meerderheid van respondenten vond het ontnagelen van katten
wel toegestaan, er vanuit gaande dat het niet mogelijk was om
het dier zo te trainen dat het stopte met krabben en het meubilair
bleef beschadigen en het dier er geen schade van ondervond
(tabel 3). Het bleek echter dat mensen die ervaring met
ontnagelen hadden er significant vaker tegen waren (Chi2=
67.472, df=4, p<.0001).

Significant afwijkende meningen van eigenaren van be-
paalde diersoorten

Ongewenste nestjes en langer dan 6 maanden in het dierenasiel
verblijven

Voor de antwoorden was het significantieniveau .05 en had de
Chi2 één vrijheidsgraad. Vogel- en visseneigenaren hadden soms
een significant andere mening in vergelijking met andere
eigenaren. Bijvoorbeeld bij de vraag of euthanasie bij een
ongewenst nestje met jonge dieren was toegestaan of niet. Vogel-
en visseneigenaren waren het er significant vaker mee oneens in
vergelijking met de mening van andere eigenaren. Met betrek-
king tot euthanasie van dieren die al langer dan 6 maanden in het
dierenasiel verblijven vonden de vogeleigenaren het in vergelij-
king met andere diereneigenaren het vaker onterecht om zo\'n
dier te euthanaseren.

Katers

Vogeleigenaren vonden de castratie van katers vaker niet nodig
dan de andere diereneigenaren. Vogeleigenaren beweerden
significant minder vaak dat er al genoeg katten waren, en dat
katers achter krolse poezen aan gaan en daarom gecastreerd
zouden moeten worden. Vogel- en visseneigenaren waren het er
significant vaker mee oneens dan andere diereneigenaren dat
(mannelijke) katten een verschrikkelijke stank verspreiden bij
het sproeien en daarom gecastreerd moeten worden, terwijl
katteneigenaren het hier significant vaker mee eens waren dan

T I M) S C M R I I T VOOR D I E R (i F N F F S K U N I) F . D F F I IIK. A F I F V F R I N <i 7 I 9 >)

-ocr page 317-

Een goed vac-
cinatieprogramma tegen
de Ziekte van Aujeszky

wordt niet alleen door het entschema bepaald. Ook de
keuze van de vaccinstam en het al of niet toevoegen van
een adjuvans is van essentieel belang.

Naast klinische bescherming is de reductie van
veldvirusexcretie een belangrijk criterium bij een Aujeszky-
eradicatieprogramma. In dit opzicht is de combinatie van

Suvaxyn Aujeszky NIA3-783
en Suvaxyn O/W emulsie een
optimale keuze. Onafhankelijke
vergelijkende proefresultaten bevestigen dit (Vannier e.a.).
De NIA3-783 stam opgelost in de O/W emulsie blijkt de
sterkste vermindering van veldvirusexcretie te geven.

Dc uitstekende resultaten van de "Diessen
eradicatieproef" bewijzen de kracht van deze combinatie
in de praktijk.

NIA3 0/W KWAM,
ZAG EN OVERWON

Straks kunnen we het Aujeszky-virus in Nederland wel vergeten.

-ocr page 318-

DIARREE-PREVENTIE

DOOR DIK EN DUN
MET SUVAXYN E-COLIP4

zonder lokale zwellingen of residuen

Neonatale diarree door£ co// kan behoorlijke schade
veroorzaken. Suvaxyn E-coli P4 is Duphar\'s antwoord
op dat probleem: Een nnodern, geïnactiveerd vaccin, dat
uitsluitend is gebaseerd op de pili-fracties K88, K99,
P987 en F41, in plaats van op de gehele bacteriecel.
Een vaccin nnet een krachtig adjuvans,
zonder <d\\\\Q.
Een vaccin dat géén lokale zwellingen geeft en géén
residu op de injectieplaats.
Handelsvornnen: 10 en 50 doses è 2 nnl.

suvaxyn^ E-coli P4

Preventie van neonatale diarree. Werking zonder bijwerking.

-ocr page 319-

Table 3. Opinions of owners about the declawing of cats

Declawing

Declawing only if the animal does not experience lasting inconvenience

No dedawing, but give the cat away

No declawing. I will accept the ruined furniture

Some different solution

No answer

5%
42%
7%
11%
15%
20%

N = 369

Total

100%

Table 4. Significantly differing opinions of owners of certain species of animals compared with the general opinions of companion animal owners

Disagree more often Agree more often

Question

\'an unwanted litter\'

\'animal staying longer than 6 months in animal shelter\'
\'The level of significance is .05

Bird and fish owners
Bird owners

Cat owners

Table 5. Significantly ^ diffenng opinions of owners of certain species of animals compared with the general opinions of companion animal owners

Owners of different species of animals

Disagree more often Agree more often

Statement:

\'already enough cats\'
\'male cats go after cats in heat\'
\'because of spraying urine\'

\'after sterilization the animal is not a real male and will become frustrated\'
\'Cats should be kept inside so that sterilization is not necessary\'
\'1 would uke a castrated male cat\'

\'The level of significance is .05

Bird owners

Bird owners

Bird and fish owners

Cat owners

Cat owners

Dog and bird owners

Cat owners

Dog owners
Cat owners

Table 6. Significantly \' differing opinions of owners of certain species of animals compared with the general opinions of companion animal owners

Disagree more often Agree more often

Statement:

\'already enough cats\'

\'cats in heat are unpleasant to live with\'

\'after sterilization animals cannot indulge their natural needs\'

\'anti-conception pill is an accepuble alternative\'

\'I would take a castrated female cat\'

\'The level of significance is .05

Bird owners
Bird owners
Cat owners
Cat owners
Dog owners

Cat owners

andere gezelschapsdiereneigenaren. Katteneigenaren waren het
ook vaker oneens met de uitspraak dat vanwege de castratie een
kater niet langer meer een echte man is en dat hij hierdoor
gefrustreerd zal raken omdat hij zijn instincten niet langer kan
bevredigen. Er is een verschil tussen honden- en katteneigenaren
over de vraag of katers al dan niet binnenshuis gehouden kunnen
worden zodat castratie niet nodig is. Hondeneigenaren waren
het hier vaker mee eens terwijl katteneigenaren het hier vaker
mee oneens waren. Honden- en vogeleigenaren waren minder
geneigd om een gecastreerde kater te nemen dan andere
gezelschapsdiereneigenaren (Tabel 4 en 5).

Poezen

Vogeleigenaren waren het er significant vaker mee oneens dat er
al genoeg katten op de wereld zijn en dat poezen onplezierig zijn
om mee te leven als ze krols zijn. Katteneigenaren waren het er
vaker mee oneens dan andere diereneigenaren dat een gesterili-
seerde poes haar natuurlijke driften niet meer kan uitleven.
Katteneigenaren vonden, in tegenstelling tot andere diereneige-
naren, dat de anticonceptiepil voor poezen geen redelijk
alternatief voor sterilisatie is.

223

Hondeneigenaren waren minder geneigd om een gesteriliseerde
poes te nemen, terwijl katteneigenaren hiertoe meer geneigd
waren. Vergeleken met andere diereneigenaren waren kattenei-
genaren het minste voor het ontnagelen (tabel 6).

DISCUSSIE BETREFFENDE DE RESULTATEN
Euthanasie van dieren wordt algemeen beschouwd als gerecht-
vaardigd als er twee factoren aanwezig zijn nl. het hebben van
pijn en het ongeneeslijk ziek zijn. Respondenten gaven soms

T r .1 [) S C H R I ( T VOOR D I E R c; K N F. F. S K U N I) F . D E F 1. I 1 K . A E t E V E R I N ü 7 I 9 9 .1

-ocr page 320-

spontaan aan dat de beslissing om een dier te euthanaseren in
samenspraak met de dierenarts genomen moet worden. Uit
andere antwoorden kon worden afgeleid dat respondenten de
mening waren toegedaan dat dieren een recht op leven hebben,
en in het bijzonder het recht op een leven zonder pijn.
Als een hond begint met bijten, is het welzijn van mensen in
gevaar. Maar de meerderheid van de respondenten vond dat de
hond onschuldig aan deze gedragsproblemen is en dat de
eigenaar voor heropvoeding van de hond moest zorgen. Het
leven van een hond werd boven het risico voor mensen geplaatst
op voorwaarde dat de hond heropgevoed wordt. In het geval dat
een hond al langer dan 6 maanden in het asiel verblijft, geven de
respondenten twee onderwerpen aan. Ten eerste het recht van
een dier op leven en ten tweede het welzijn van het dier. En
opnieuw weegt het recht op leven het zwaarste.
Tenslotte was er de vraag over de eigenaar die in zijn/haar
testament laat opnemen dat als hij/zij overlijdt zijn/haar dieren
geëuthanaseerd moeten worden. Drie moreel relevante factoren
werden genoemd: 1 )het recht dat de eigenaar heeft dat zijn/haar
laatste wensen worden gerespecteerd, 2) het recht van het dier
op leven, en 3) het welzijn van het dier. Deze drie factoren spelen
een centrale rol in de beslissing of het dier mag of zelfs
geëuthanaseerd moet worden: het belang en de rechten van de
eigenaar (zijn/haar welzijn^ gezelschap, gehechtheid, rechten
van de eigenaar, financiële uitgaven), het welzijn van het dier
(kwaliteit van leven) en het recht van het dier op leven.
Het argument dat honden gecastreerd en gesteriliseerd moeten
worden in verband met de preventie van ongewenste nestjes met
jonge dieren werd niet als juist gezien. Een hond kan aan de lijn
worden uitgelaten en er kan voorkomen worden dat het dier
gaat zwerven. Castratie werd alleen als toelaatbaar gezien in het
geval van agressie en op advies van de dierenarts. Op dit
moment is er echter nog geen wetenschappelijk bewijs dat
castratie van honden de agressie ten opzichte van mensen
reduceert (9). Geen van de respondenten noemde de schending
van de lichamelijke integriteit van het dier als een bezwaar. In
hun redenering namen de respondenten aan dat de dierenarts de
afweging zou maken tussen de agressie ten opzichte van mensen
en andere dieren aan de ene kant en de schending van de
lichamelijke integriteit aan de andere kant. De dierenarts zou
dus een afweging moeten maken tussen de veiligheid van
mensen en andere dieren tegen de integriteit van dat bewuste
dier. Het is mogelijk dat mensen zelf deze afweging maken, maar
hiervan werd door geen van de respondenten expliciet melding
gemaakt.

De castratie van katers werd als noodzakelijk gezien om
ongewenst nakomelingschap te voorkomen. Mensen gaan er
vanuit dat katten niet aan de lijn uitgelaten kunnen worden.
Verder werd er wat betreft castratie en sterilisatie aangegeven
dat toekomstige katjes waarschijnlijk niet zo\'n plezierig leven
zouden krijgen. \'Voorkomen is beter dan euthanasie\' was een
vaak gemaakte opmerking. Alternatieven voor deze \'preventie\',
zoals de anti-conceptiepil, werden niet als oplossing door
katteneigenaren gezien. Verder bleek dat katteneigenaren in het
bijzonder castratie een geëigende manier vonden om het
sproeien van katers tegen te gaan. Urine van katers heeft
namelijk een zeer onplezierige geur. In dit geval werd er dus de
nadruk op het belang van de eigenaar gelegd, omdat mensen het
onplezierig vinden om met een sproeiende kater te leven.
Samenvattend kan gesteld worden dat castratie en sterilisatie
van katten voornamelijk gedaan wordt om ongewenst nakome-
lingschap te voorkomen, vanwege het toekomstige welzijn van
de jonge katjes. Castratie en sterilisatie van honden wordt alleen
geoorloofd gevonden als de omgeving in gevaar wordt gebracht
door een agressieve hond.

lari

■mi

kl ■ M

Verschillende gezichtspunten werden geuit betreffende het
couperen van oren en staarten van honden, maar over het
algemeen waren de meeste mensen hier niet voor. Een van de
redenen die gegeven werd is dat een hond met een bepaald
uiterlijk ter wereld komt en dat dat zo moet blijven (integriteits-
criterium). Een andere reden was dat het couperen een pijnlijke
interventie is. Andere respondenten maakten een vreemd
verschil tussen het couperen van oren en het couperen van
staarten. Het couperen van oren was toegestaan, terwijl het
couperen van staarten dat niet was, of vice versa. Het lijkt erop
dat mensen aan een bepaald uiterlijk van een hond gewend zijn,
zoals honden met gecoupeerde oren en/of staarten, en dat ze
proberen hun hond er zo uit te laten zien als zij het mooist
vinden.

Ondanks het feit dat vele mensen niet van het ontnagelen van
katten hadden gehoord, vond 47% van de respondenten dat
ontnagelen geoorloofd was, maar meestal wel onder de voor-
waarde dat het niet mogelijk was om het dier zo te trainen dat
hel de meubels niet meer zou beschadigen en dat het dier er geen
blijvende last van zou ondervinden. Mensen die ervaring met het
ontnagelen van katten hadden wezen het echter af Deze mensen
hadden kennelijk de indruk dat het ontnagelen het dier wel
degelijk schaadde. Katten kunnen niet langer in bomen klim-
men om aan vijanden te ontsnappen, kunnen zich moeilijker
verdedigen, en hebben pijnlijke voorpoten gedurende zo\'n 8 a
10 dagen.

Samenvattend kan gesteld worden dat de meeste respondenten
tegen het couperen van oren en staarten zijn vanwege de pijn die
het het dier brengt en het schaden van de integriteit van het dier,
maar bijna 50% vond het ontnagelen van katten wel toegestaan
als het dier er geen blijvende schade van zou ondervinden.

Respondenten kozen voor het belang van de eigenaar (en dat
van zijn/haar meubilair) boven de integriteit van het dier en zijn
vermogen om zichzelf te verdedigen. Het is mogelijk dat vele
respondenten zich niet bewust waren van de mogelijke conse-
quenties van het ontnagelen.

Tenslotte waren er eigenaren van bepaalde diersoorten die een
significant andere mening hadden over bepaalde onderwerpen
dan andere eigenaren. Het feit dat mensen worden beïnvloed
door hun ervaringen, vergelijkingen en eerste indrukken met
hun eigen dieren schijnt een plausibele verklaring voor deze
verschillen. We vonden bijvoorbeeld dat de meningen van
vogel- en visseneigenaren significant vaak verschilden met die
van de andere diereneigenaren. Dit werd bijvoorbeeld gevonden
bij de antwoorden betreffende het ongewenste nestje met jonge
dieren. Vogel- en visseneigenaren waren significant vaker tegen
sterilisatie op deze grond, terwijl katteneigenaren significant
vaker vonden dat sterilisatie en castratie was toegestaan.

Eigenaren van vogels en vissen, die gewoonlijk niet met deze
problemen te maken hebben, zullen het moeilijker vinden zich
deze problemen in te denken en vinden dat de katten in hun
oorspronkelijke staat moeten blijven. Katteneigenaren worden
geconfronteerd met deze problemen en reageren duidelijk
anders. Op de vraag of euthanasie toegestaan is als een dier al 6
maanden lang in het dierenasiel zit, waren de antwoorden van
de vogeleigenaren negatiever dan antwoorden van mensen
zonder vogels. Het is mogelijk dat vogeleigenaren het welzijn
van een hond in het asiel vergelijken met de omstandigheden
waaronder hun vogels worden gehouden, omstandigheden die
kennelijk door hen als acceptabel worden gezien.

-ocr page 321-

DISCUSSIE VAN DE RESULTATEN IN HET PERS-
PECTIEF VAN DE REDENEERMETHODEN
Instrumentalisatie van dieren of het wegen van belangen van
mens en dier?

Onze resultaten geven aan dat de meeste eigenaren van
gezelschapsdieren hun dieren zien als leden van het gezin. Dit is
ook in de V.S. gevonden (10). De implicatie van dit gegeven is
dat aan dieren bepaalde morele rechten worden toegekend,
zoals het recht om te worden gevoed, op onderdak etc.
Het is tegen de achtergrond van deze ethische dimensie van het
houden van dieren dat we een interpretatie moeten geven van
het feit dat mensen ingrepen bij dieren (laten) verrichten die op
het eerste gezicht niet overeenkomen met hun morele status en
dieren lijken te reduceren tot een \'ding\' dat kan worden
behandeld zoals het mensen uitkomt. Hoe moeten we de
redenen van deze beslissing begrijpen en zijn die te rechtvaardi-
gen? Laten we als voorbeeld de castratie van een kater nemen
omdat hij urine sproeit. De consequenties van de castratie zijn
dat hij zich niet langer kan voortplanten, en enkele gedragsver-
anderingen zal ondergaan. Zonder twijfel is dit een schending
van het recht op integriteit van het dier, alhoewel de ingreep op
zichzelf maar een paar dagen pijn en ongemak zal veroorzaken.
Na dit ongemak zal het dier zich niet langer \'bewust\' zijn van de
castratie. Als eerste moeten we opmerken dat de castratie een
vniddel is om een doel te bereiken namelijk het voorkomen van
stank, en van het nageslacht dat het dier op termijn wellicht zal
produceren. We denken echter niet dat de handeling op zichzelf
betekent dat het dier als een instrument wordt gezien. Als in de
handeling immers het dier puur als een instrument wordt
beschouwd, dan moet ook een antwoord kunnen worden
gegeven op de vraag waarvoor het dier een instrument is. Op
deze vraag kan geen goed antwoord gegeven worden. Een
tweede punt is dat het voorkomen van de stank van de urine in
zichzelf gerelateerd is aan het doel van de eigenaar, namelijk het
houden van het dier in zijn huis en in de gemeenschap. Het lijkt
ons dat de interventie niet gezien moet worden als zuiver
instrumenteel, maar als \'t resultaat van een afweging van
belangen. De eigenaar zal het ongemak van de stank van de
urine (een ongemak dat niet onderschat moet worden) en het
risico van nageslacht moeten afwegen tegen de pijn en het
ongemak dat de kater zal ervaren vanwege de ingreep. Een
belangrijk punt in dit wegingsproces is dat deze afweging wordt
gemaakt omdat de eigenaar het dier wil houden. Deze wens
vormt het kader van de afweging.

Over het algemeen vonden we dat de meeste respondenten
utilistisch redeneerden met betrekking tot de behandeling van
dieren binnen het deontologische framewerk van bepaalde
rechten die dieren hebben als \'geïndividualiseerde\' leden van het
huishouden. Natuuriijk vinden het toekennen van rechten aan
dieren en de verplichtingen die eigenaren voelen ten opzichte
van hen, hun oorsprong bij de eigenaar. Er kan worden gesteld
dat deze recht-plicht-attributies kunnen variëren en onderwerp
kunnen zijn van ethische kritiek. Meestal, met uitzondering van
euthanasie bij ongeneeslijke zieke dieren, nemen mensen aan dat
zij een dier in huis mogen of zelfs moeten houden. Tegen deze
achtergrond nemen zij beslissingen, bijvoorbeeld voor castratie
van een kater. Hun beweegredenen zijn utilistisch met dien
verstande dat welzijnsmaximalisatie wordt gerealiseerd binnen
het kader van de \'huiselijke\' gemeenschap. Door het castreren
en steriliseren voorkomen eigenaren ongewilde nestjes met
jonge dieren en de stank van urine. Eigenaren beweren dat ze op
deze manier het welzijn van de individuen, zowel van mensen
als dieren, meer bevorderen dan wanneer geen stappen worden
ondernomen om het risico van ongewenst nakomelingschap in
te perken. Daarom moeten jonge dieren gedood worden. Een
stank-vrij huis is een belang van de eigenaar, maar gegeven het
feit dat het dier niet gehouden kan worden als hij niet
gecastreerd is, is het ook een manier om het welzijn van de kat te
vergroten. Het dier kan in huis blijven en zal door zijn eigenaar
verzorgd worden. Deze optie wordt door sommigen als ethisch
niet voldoende gerechtvaardigd beschouwd, maar het is het wel
verdedigbaar. Belangrijke vragen die blijven zijn:l) Zijn de
argumenten die de eigenaren gebruiken gebaseerd op juiste
empirische informatie, bijvoorbeeld de invloed van castratie op
een dier? Andere empirische informatie kan immers de uitkomst
van een utilistische redenering die gebaseerd is op welzijnsmaxi-
malisatie sterk beïnvloeden. 2) Zijn er andere ethisch beter te
verdedigen oplossingen dan castratie en sterilisatie met het oog
op welzijn? 3) Zouden we niet moeten vasthouden aan een veel
stringentere deontologische redenering wat betreft de behande-
ling van gezelschapsdieren? Heeft een kat niet het recht dat zijn
lichamelijke integriteit niet wordt aangetast? Het zou te ver gaan
om deze ethische discussie hier te voeren, maar dit zijn zeker
belangrijke ethische vragen met het oog op het hebben en
houden van gezelschapsdieren.

1 JU I

oioii t Oa

Als onze vooronderstelling correct is, namelijk dat daden zoals
sterilisatie, castratie en euthanasie niet beschreven moeten
worden als het \'instrumentele\' gebruik van dieren door men.sen
maar dat ze gezien zouden moeten worden als de uitkomst van
een wegingsproces van belangen - en we denken dat deze
vooronderstelling wordt bevestigd door de uitspraken van onze
respondenten - dan kunnen we in elk geval concluderen dat
dieren waarde voor de meeste gezelschapsdiereneigenaren
hebben. Hun belangen en welzijn spelen een onafhankelijk rol in
de argumentatie. Intrinsieke waarde wordt voornamelijk geba-
seerd op de erkenning dat dieren een eigen welzijn hebben, een
welzijn dat niet alleen beïnvloed wordt door lichamelijk
ingrijpen, maar ook door de omstandigheden waarin ze
gehouden worden. Met betrekking tot dit laatste punt is het goed
te beseffen dat een ongecastreerde kater binnen gehouden zou
moeten worden om ongewenst nakomelingschap te voorko-
men. We zien deze interventies als stappen in de realisatie van
een aantal basale condities die als noodzakelijk worden be-
schouwd door eigenaren van gezelschapsdieren, om deze dieren
überhaupt te kunnen houden.

Ethische beschouwingen over de situatie van gezelschaps-
dieren

We hebben beweerd dat de antwoorden die eigenaren van
gezelschapsdieren gegeven hebben betreffende de behandeling
van dieren bevestigen dat er een belangenafweging aan hun
beslissing ten grondslag ligt al is die belangenafweging vaak
impliciet. We willen niet suggereren dat de afwegingen gemaakt
door de eigenaar een systematisch karakter hebben, en evenmin
dat zij de test van logische, feitelijke of morele kritiek kunnen
doorstaan. In tegendeel, de volgende zaken kwamen uit de
antwoorden naar voren waarbij overigens in beschouwing moet
worden genomen dat de redenering achter een gegeven ant-
woord niet expliciet in het interview werd gevraagd.

1) Er lijkt vaak onvoldoende kennis over gezelschapsdieren en
hun gedrag bij de respondenten aanwezig te zijn. Vaak worden
eigenschappen van mensen als basis genomen om diergedrag uit
te leggen of te plaatsen. Hiermee willen we overigens niet zeggen
dat dit \'antropomorf redeneren\' altijd onjuiste conclusies zou
opleveren. Want omtrent diergedrag en hoe dit geïnterpreteerd
moet worden is nog weinig bekend.

2) Een gegeven set van antwoorden vertoonde vaak weinig

-ocr page 322-

samenhang, of bevatte zelfs schijnbare tegenstrijdigheden. Zo is
men tegen het couperen van oren en staarten, maar 50% vond
het ontnagelen van katten toegestaan als het krabben aan het
meubilair niet valt af te leren en het dier er geen last van heeft.
Het couperen van staarten zou kunnen worden verdedigd op
grond van het welzijn van het dier zowel als het huishouden
veilig maken voor een zwiepende staart. Er zou verder
onderzoek gedaan moeten worden naar de structuur van de
morele overtuigingen en argumenten betreffende de integriteit
van dieren en het afwegen van de dierlijke integriteit ten
opzichte van menselijke belangen.

3) Respondenten lijken vaak zonder veel nadenken aspecten
van de leefwijze van hun eigen gezelschapsdieren naar andere
diersoorten te extrapoleren. Bovendien blijkt dat als het echt
moeilijk wordt, de eigenaren ertoe geneigd zijn om de beslissin-
gen aan de dierenarts over te laten. Dit hoeft niet altijd een blijk
van onttrekking aan de verantwoordelijkheid te zijn. Het is
veelal een adequate reactie op het besef dat men zelf onvol-
doende kennis heeft. Het betekent wel dat de dierenarts een
belangrijke verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van de
afweging tussen de belangen van mens en dier. Hij/zij heeft veel
invloed. Als dierenartsen morgen tegen alle katteneigenaren
zouden zeggen dat het ontnagelen van katten, iets wat in Noord-
Amerika op grote schaal gebeurt, de kat geen schade toebrengt,
dan zou waarschijnlijk een groot deel van de Nederlandse katten
binnenkort ontnageld zijn.

De bandbreedte waarop toelaatbaar resp. ontoelaatbaar geachte
handelingen kunnen worden uitgezet, is vanzelfsprekend afhan-
kelijk van het soort gezelschapsdieren. Nemen we als voorbeeld
de ruimte die het dier krijgt om zich te bewegen. Met een hond
dient daarbij anders te worden omgegaan dan met een vis. Dit is
niet alleen een kwestie van praktische overwegingen, maar
hangt ook samen met de perceptie die men heeft ten aanzien van
het welbevinden van het dier. Het is zeer waarschijnlijk dat de
omgeving (familie, kennissen, de massamedia) en de gewoonten
bij deze perceptievorming een belangrijke rol spelen. Voor-
waarde voor een ethische analyse en evaluatie van de omgang
met gezelschapsdieren is dat deze perceptie nader wordt
bestudeerd. In het kader van dit artikel willen we daarvoor twee
lijnen aangeven. De eerste lijn sluit aan bij de utilistische
denkwijze en concentreert zich op de perceptie van het welzijn
en de belangen, in de zin van gegeneraliseerde voorwaarden
voor welzijn, van het dier. Dit lijkt de theoretische basis voor de
meeste opvattingen en redeneringen die we hebben aangetrof-
fen. De tweede lijn opent een veel bredere teleologische kijk op
gezelschapsdieren en concentreert zich rond het beeld van wat
\'eigen\' is aan het dier, wat de \'bestemming\' van het dier is en wat
de daarbij passende leefomstandigheden zijn.

CONCLUSIE

De belangrijkste karakteristieken van morele oordeelsvorming
betreffende gezelschapsdieren wijzen op een utilistische manier
van denken binnen het deontologische framewerk, waarin
eigenaren specifieke rechten van individuele dieren erkennen.
Natuurlijk komen de rechten van de eigenaren om dieren te
houden en andere menselijke belangen op de eerste plaats, maar
bepaalde beperkingen van deze rechten worden her- en erkend.
Beperken we ons daarbij tot de meest gehouden gezelschapsdie-
ren, katten en honden, dan is er klaarblijkelijk een sterke
gerichtheid op het belang in de engere zin van het woord, nl. de
pijn- en plezierbeleving. Daarbij gebruikt men vaak het analo-
gieprincipe, d.w.z. mensen zien gevoelens zoals pijn bij het
couperen van oren als analoog bij mens en dier. Met behulp van
dit principe geven mensen aan wat volgens hen wel en niet
toegestaan is. Wat pijn en lijden betreft lijkt dit over het
algemeen een uitgangspunt dat moreel weinig kwaad kan (als
men dwaalt, dan is dat meestal ten goede), maar dat geldt niet
voor alle gedragingen. Dieren zijn geen mensen in dierlijke
omhulsels. Rollin (11) zegt hierover: \'Perhaps this sort of
anthromorphism is in some cases psychologically necessary as a
stage in developing moral consciousness, for it provides us with
a fulcrum for our gestaltshifts\' (p45).

226

Als respondenten hun belangenafweging expliciet maken, dan
wordt nog duidelijker dat het welzijn en de kwaliteit van het
leven van het dier een hoge prioriteit hebben en veelal als
criterium fungeren. Als dit ten opzichte van het welzijn van
mensen wordt geplaatst, dan blijkt dat als de kwaliteit van het
bestaan van het dier langer dan een relatief korte periode is
aangetast (bijvoorbeeld bij een ongeneeslijk ziek dier dat hevige
pijn lijdt) euthanasie zonder meer geoorloofd en zelfs geboden
wordt geacht. Is het welzijn slechts tijdelijk aangetast door een
ingreep (bijvoorbeeld castratie), dan prevaleert het welzijn van
de mens. De integriteit van het dier speelt een ondergeschikte
rol. Dat is niet het geval bij het couperen van hondenoren, waar
de meerderheid tegen is.

Het beeld dat voortkomt uit deze bevindingen laat twee basale
motieven in de morele redenering zien: het welzijn van dieren en
de op cultuur gebaseerde perceptie van dieren in de menselijke
wereld. De plaats waar deze twee motieven (intrinsiek, op de
natuur gebaseerd welzijn en op cultuur gebaseerde percepties)
elkaar raken, ligt daar waar uitspraken gedaan worden over de
beleving die het betreffende dier heeft van zijn leefsituatie.
Daarbij stuiten we op empirische en normatieve problemen die
we in het bestek van dit artikel alleen kunnen definiëren en niet
kunnen behandelen. Het centrale probleem is of en zo ja, hoe we
ons een betrouwbaar oordeel kunnen vormen van de welzijns-
beleving van bijvoorbeeld een parkiet in een kooi van 30 bij 30
centimeter. Is het voor een dergelijke beleving noodzakelijk dat
de parkiet zijn actuele situatie afzet tegen het idee van een ideale
situatie en is toeschrijven van dit laatste aan de parkiet niet een
evident voorbeeld van menselijke projectie. Bovendien zijn
gedomesticeerde dieren gefokt voor bepaalde gedragskenmer-
ken en dit kan hun emotionele en gedragspatroon veranderd
hebben en hun welzijn kan veranderd zijn door het leren (of niet
leren) van bepaalde situaties met verschillende mensen. M.a.w.
de vergelijking van gedomesticeerde dieren met hun \'natuur-
lijke\' soortgenoten hoeft niet altijd een goede basis op te leveren
voor welzijnsvraaptukken. Het is twijfelachtig of onder deze
omstandigheden wetenschappelijk onderzoek het uiteindelijke
antwoord kan geven op de morele vragen betreffende het
welzijn van dieren. De historie van mensen en dieren is
onafscheidelijk met elkaar verbonden en dat maakt alles
omvattende antwoorden onmogelijk. Dit verkleint de morele
verantwoordelijkheid van mensen niet. In tegendeel, het maakt
de verantwoordelijkheid groter, en vraagt om een constante
inspanning om de beeldvorming met betrekking tot dieren te
toetsen. Het belangrijkste theoretische probleem in de dierethiek
is hoe goed de ideeën gefundeerd zijn die naar voren worden
gebracht in de deontologische verklaringen die mensen over
dieren maken, en niet minder belangrijk is of we een fundering
voor zulke ideeën kunnen vinden. Hoe ver moeten we terug
gaan voor we de \'natuurlijke\' situatie van de hond voor ogen
hebben: welke beelden bestaan er daaromtrent bij mensen en
hoe \'informeren\' deze beelden de opvattingen die mensen
hebben over wat er wel en niet met deze dieren mag of moet?
Alleen in multidisciplinair verband met behulp van veterinaire
wetenschappen, ethologie, sociologie en psychologie, en door

Tl.II) SCHRIKT VOOR DIERGENEESKUNDE. DeEI. 118. AfL E VERING 7 199 3

-ocr page 323-

een normatieve en kritische evaluatie van hun ethische stellin-
gen, zullen onze ethische vragen over wat wenselijk, toelaatbaar
of verboden is in de omgang met dieren scherper en met meer
kans op succesvolle beantwoording gesteld kunnen worden.

DANKBETUIGING

Dit onderzoek werd financieel mogelijk gemaakt door het Waltham Centre for
Pet Nutrition en het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht.

LITERATUUR

1. Endenburg N, \'t Hart H en Bouw J. Motives for acquiring companion
animals. Thesis University of Utrecht, Chapter 3, 1991.

2. Borchelt PL, and Voith VL. Classification of the animal behavior problems.
The Veterinary Clinics of North America, Small Animal Practice,
1982;12(4):571-87.

3. Grommers FJ. Toetsingscriteria voor methoden-systemen-ingrepen, waar-
aan dieren worden onderworpen c.q. die op dieren worden toegepast.

* a #1

t« « ««

Tijdschr Diergeneesk 1978; 103(3):184-9.

4. Regan T. All that dwell therein: Animal rights and environmental ethics.
Berkely, Linden: University of California Press, 1982.

5. Singer P. In defense of animals. Basil Blackwell, Oxford 1985.

6. Rozemond H. Pijn aan het geweten. Tijdschr Diergeneeskd 1985;
110(l):21-30.

7. Nederhof AJ. Beter onderzoek. Den Haag:VUGA, 1981.

8. Bakker ThPV en Koopman MJ. De weging van het kontinu-onderzoek.
Mededelingen, Amsterdam:Universiteit van Amsterdam, 1980;11:27-50.

9. Knol BW, Schut A en Helder J. Wie is er de baas? Diergeneeskundig
Memorandum, 1988; 35(2): 106-43.

10. Catanzaro TE. A survey on the question of how well veterinarians are
prepared to predict their client\'s human-animal bond. J Am Vet Med Assoc
1988; 192:182-4.

11. Rollin BE. Animal rights and human morality. Promethus Books, New
York, 1981.

Aanvaard op 2 december 1992

EQUINE GRANULOCYTAIRE EHRLICHIOSIS (EGE),
EEN OVERZICHT

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 227-9

J.H. van der Kolk\\ M. W. van der Wijden^ en F. Jongejan^

SAMENVATTING

Equine granulocytaire ehrlichiosis (EGE) is vastgesteld in de
V.S., Brazilië, Duitsland, Zweden, Zwitserland en mogelijk
in Groot-Brittannië. Als verwekker geldt de rickettsia
Ehrlichia equi, die in 1969 voor het eerst in de V.S. is
geïdentificeerd. Klinisch wordt de ziekte vooral gekenmerkt
door anorexie, koorts, depressie, oedeem (aan de benen),
icterus, ataxie, petechiën en orchitis. Hematologische veran-
deringen zijn leucopenie, thrombocytopenie, anemie en
cytoplasmatische insluitlichaampjes in eosinofiele en neutro-
fiele granulocyten. Vasculitis is de voornaamste pathologi-
sche bevinding. Als na hematologisch onderzoek (Giemsa
gekleurd bloed-uitstrijkje) de diagnose EGE is gesteld kan
een behandeling met oxytetracycline worden gestart.

INLEIDING

In deze literatuurstudie wordt een overzicht gegeven van de
relevante literatuur met betrekking tot equine granulocytaire
ehrlichiosis, een ziekte die sinds 1969 bij het paard wordt
onderkend (10,28). Het belang van een dergelijk overzicht blijkt
uit de aanwezigheid van de ziekte in Duitsland (9). Dit belang is
alleen maar toegenomen door de veronderstelling in een recente
publikatie op basis van sequentie-analyse van 16S rRNA (1),
dat de verwekker van equine granulocytaire ehrlichiosis iden-
tiek is aan die van tick-borne fever bij het rund en kleine
herkauwers, die in Nederland voorkomL

\' Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grole Huisdieren. Faculteit Diergenees-
kunde. Postbus 80152. 3508 TD Utrecht
■ Dierenartsenpraktijk Kesteren. Hoofdstraat 66. 4041 AE Kesteren.
1 Vakgroep Infectieziekten en Immunologie. Faculteit Diergeneeskunde. Postbus 80165.
3508 TD Utrecht

227

VOORKOMEN

De ziekte werd voor het eerst gerapporteerd in 1969 in Cali-
fornië. Verenigde Staten, waar de meeste gevallen zich voorde-
den in het noorden (10,28). Equine granulocytaire ehrlichiosis is
nu vastgesteld in Californië, Colorado, Illinois, Florida, New
Jersey, Washington (19), Brazilië (22), Duitsland (6), Zweden
(4), Zwitserland (12) en mogelijk in Groot-Brittannië (21).

ETIOLOGIE

De verwekker bevindt zich in het cytoplasma van eosinofiele en
neutrofiele granulocyten (10,28) en werd ingedeeld bij de
familie van de Rickettsiaceae in het genus Ehrlichia en heet
(vooralsnog)
Ehrlichia equi (25). Recent is verondersteld dat £
equi identiek is aan de verwekker van tick-bome fever bij het
rund en kleine herkauwers.
Ehrlichia phagocytophila (1).
£ equi
maakt in eosinofiele en neutrofiele granulocyten drie
groeistadia door. Het eerste stadium betreft de zogenaamde
elementairlichaampjes, welke zouden fuseren tot initiële li-
chaampjes. Het laatste stadium wordt gevormd door volwassen
insluitlichaampjes, de morulae. Hierna volgt het uiteenvallen
van de geïnfecteerde granulocyten en het vrijkomen van de
ehrlichiae (=elementairiichaampjes) (10). De diameter van de
groeistadia varieert van 0,18 tot 5 micron (10, 27,28).
De insluitlichaampjes bevinden zich in een vacuole in het
cytoplasma en zijn voorzien van een dubbele membraan (27).
Continue
in vitro kweek van zowel £ equi ils £ phagocytophila
is tot op heden niet mogelijk, omdat granulocyten (en hun
precursors) slechts enkele dagen in cultuur kunnen worden
gehouden (24). Echter, kortlevende kweken van granulocyten
geïnfecteerd met £
phagocytophila kunnen leiden tot aanzien-
lijke vermeerdering van de parasiet (15). Dit kan wellicht ook
worden gebruikt voor £
equi.

PATHOGENESE

Door inoculatie met geïnfecteerd bloed kon de ziekte worden

T I J I) S C H R I I T VOOR D 1 F R Ci E N E E S K U N i:) F. . D E E 1. I I K . A K t. E V F R t N C 7 I 9 9 .1

-ocr page 324-

opgewekt. De incubatietijd daarbij bedroeg 1-5 dagen bij
paarden (10,28). De insluidichaampjes in het cytoplasma van
eosinofiele en neutrofiele granulocyten werden gezien 1-18
dagen na inoculatie (5,6,9,10,12,17,28). Een periode van één
dag lijkt onwaarschijnlijk kort. Gemiddeld duurde de parasite-
mie 9,4 dagen, waarbij gemiddeld 36 % van de neutrofiele
granulocyten geïnfekteerd raakte. De infectie-graad van de
neutrofiele granulocyten bereikte een maximum van 73 % 3-5
dagen na inoculatie, terwijl minimaal 0,5 % van de neutrofiele
granulocyten geïnfecteerd was (10). De infectie-graad van de
eosinofiele granulocyten was veel geringer en bedroeg maximaal
3 % (9).

De immuunrespons tegen £. equi is zowel humoraal als cellulair
gebonden en beide konden 21 dagen na inoculatie voor het eerst
worden aangetoond. De cellulaire immuunrespons verdween
200 dagen na inoculatie, terwijl deze periode voor de humorale
immuunrespons minimaal 300 dagen was. De antilichaamtiter
tegen
E. equi bedroeg maximaal 1:1280 (23).

KLINISCHE SYMPTOMEN

Klinische EGE bleek bij paarden en pony\'s op te treden
onafhankelijk van het geslacht en de leeftijd (20). Zo werd de
ziekte gemeld bij een 2 \'/2 maand oud veulen (30). De klinische
symptomen zijn milder bij paarden jonger dan 4 jaar (10,19).
Al één dag na intraveneuze inoculatie kan er een stijging van de
rectale temperatuur optreden, welke 1-12 dagen duurde met een
gemiddelde van 5-6 dagen (n=40). De rectale temperatuur
bereikte meestal op de tweede dag het maximum (range 39,2-
42,7°C) met een gemiddelde van 41,8°C. Depressie trad meestal
op op de tweede of derde dag van een verhoogde lichaamstem-
peratuur en duurde 1-10 dagen. In combinatie hiermee verloopt
de anorexie. Oedeemvorming trad op na 2-6 dagen tempera-
tuursverhoging en duurde 1-15 dagen. Meestal beperkte het
oedeem zich tot de benen, maar soms was het ook gelokaliseerd
in het preputium en onder de buik. De achterbenen waren in de
regel oedemateuzer dan de voorbenen (10). Tevens worden
gemeld ataxie (12,19,23,28), icterus (5,6,19), petechiën
(5,10,19) en testikelzwelling (10).

Na natuurlijke infectie met E. equi worden als klinische
symptomen gemeld (n=49) bij het eerste consult: ataxie (in 65 %
van de gevallen), depressie (92 %), anorexie (84 %), icterus (63
%), oedeem aan de benen (51 %) en petechiën ^7 %). De
lichaamstemperatuur bedroeg gemiddeld 40,1°C met een sprei-
ding van 37,8-41,6°C (19). Het optreden van hoefbevangenheid
wordt niet gemeld.

Na inoculatie van zes drachtige merries in diverse stadia van de
dracht trad geen abortus op (10).

Uit serologisch onderzoek blijkt, dat natuurlijke infectie met E.
equi
vaak subklinisch verloopt (20).

Veulens van een immune merrie bleken na experimentele
inoculatie EGE te kunnen ontwikkelen (10).

LABÜRATÜRIUMÜNDERZGEK
Het bloedonderzoek na een
E. e^«/-infectie leverde in de regel
een leucopenie, een thrombocytopenic, een daling van de
hematocriet en de aanwezigheid van insluitlichaampjes in het
cytoplasma van eosinofiele en neutrofiele granulocyten op
(6,9,10,12,19,28). De laagste aantallen neutrofiele granulocyten
werden 4-6 dagen na inoculatie aangetroffen met in de regel
minder dan 2,5 G.L \' neutrofiele granulocyten. Tevens ging de
neutropenic gepaard met een lymfopenie. Soms ging aan de
neutropenic een neutrofilie vooraf De thrombocytopenic trad
meestal 4-12 dagen na inoculatie op. Aan de oedeem vorming
ging een dag eerder de thrombocytopenic vooraf (10). Na
natuurlijke infectie bedroeg bij het eerste consult het totaal
aantal witte bloedcellen gemiddeld 5,3 G.L > (range 2,3-13
G.L \') en de hematocriet gemiddeld 28 % (range 19-36 %) (19).

1 • f r^

DIAGNGSTIEK

Met behulp van een Giemsa-kleuring kunnen (met name tijdens
een verhoogde lichaamstemperatuur) insluitlichaampjes van
E.
equi
in het cytoplasma van eosinofiele en neutrofiele granulocy-
ten lichtmicroscopisch (olie-immersie) zichtbaar gemaakt wor-
den (10,23). Het verdient aanbeveling een dun uitstrijkje te
maken van met name de buffy-coat.

Voor serologisch onderzoek is een indirecte immuno-fluorescen-
tietest (IFT) ontwikkeld, specifiek voor
E. equi (25). Er blijkt in
het geheel geen kruisreactiviteit in de IET te zijn tussen
E. equi
en £ ristidi. Wel kon antigene verwantschap worden aange-
toond tussen
E. ristidi, E. canis en £ sennetsu met behulp van
de IET (14,26). De onderlinge verwantschap van enkele
Rickettsiaceae is onlangs onderzocht (8,29).
Antilichamen tegen £
equi kunnen 21 dagen na inoculatie voor
het eerst worden aangetoond (23).

PATHOLOGIE

Bij secties van met besmet bloed geïnoculeerde paarden werden
de ernstigste macroscopische afwijkingen aangetroffen in de
vorm van oedeem en bloedingen. De bloedingen waren
aanwezig in de vorm van petechiën en ecchymoses in de
subcutis, fascies en het epimysium in de benen. Bij een derde deel
van de paarden was er een overmaat exsudaat in de buik- en
pericardiale holte. De kadavers vertoonden icterus en bij
mannelijke dieren was er steeds een
Orchitis.
Histologisch was er sprake van een vasculitis in met name de
subcutis, fascies en zenuwen in de benen, de ovaria, de testes en
de plexus pampiniformis. Tevens werd een vasculitis aangetrof-
fen in de nieren, het hart, de hersenen en longen (10,28).

EPIDEMIOLOGIE

Serologisch onderzoek in endemische gebieden in Califomië bij
paarden leverde bij 10,4 % van de paarden een antilichaamtiter
tegen £
equiop (van ^1:10-1:80) met behulp van de indirecte
IFT. Er werd gebruik gemaakt van geïnfecteerde neutrofiele
granulocyten, aflcomstig van experimenteel geïnfecteerde paar-
den. Op twee bedrijven met jaarlijks klinische EGE had 50 %
van de gezonde paarden een titer van ^1:10-1:80 (20). Hoewel
de ziekte een infectieus karakter heeft, lijkt ze niet erg
besmettelijk (10,19). Een arthropode vector (waarschijnlijk een
teek) wordt waarschijnlijk geacht, mede gezien het optreden van
de ziekte in de zomermaanden in Europa (4,9). In Califomië
echter, werden de meeste gevallen in de late herfst, winter en de
lente gezien, met het grootste aantal (18 %) in de maand maart
(19). Het is echter nog niet mogelijk gebleken een specifieke
vector te identificeren.

Waarschijnlijk wordt de ziekte alleen overgedragen in het
stadium van de parasitemie en er lijkt sprake van steriele
immuniteit (23). De immuniteit duurt minimaal 2 jaar na
experimentele infectie (11). In hoeverre een chronische £
equi-
infectie al (13) dan niet (19) kan optreden is onduidelijk.
Parasitemie na experimentele infectie werd aangetoond bij
geiten, lammeren (28), honden met immuunsuppressie (17),
katten, makaken, bavianen, normale honden (16) en ezels (10).
Gezien de geopperde overeenkomst tussen £
equi en £
phagocytophila is het opmerkelijk dat parasitemie achterwege
bleef na de inoculatie van kalveren en volwassen schapen (28).
Tot op heden ontbreken echter adequate infectie-proeven.
Experimentele infectie door £
phagocytophila kon met besmet

-ocr page 325-

bloed wel in een geit maar niet in een pony worden geïnduceerd
(F. Jongejan, ongepubliceerde waarneming). Vooralsnog ont-
breekt een stam van
E. equi om het reciproke experiment te
doen.

Humane ehrlichiosis kan veroorzaakt worden door E. sennetsu
en E. chaffeensis (1). E. equi wordt niet beschouwd als een
zoönose.

DIFFERENTIËLE DIAGNOSE

In de differentiële diagnose van equine granulocytaire ehrlichi-
osis worden genoemd: (virale) encefalitis, primaire leveraandoe-
ningen, infectieuze anemie, morbus maculosus en virusarteritis
(19).

THERAPIE EN PROGNOSE

Tetracyclines staan bekend als \'rickettsiostatisch\'. Het gebruik
van tetracyclines bij het paard wordt gecompliceerd door het feit
dat zij bij sommige paarden diarree kunnen induceren (2,3,7).
Vooralsnog zijn tetracyclines in geval van klinische EGE de
antibiotica van eerste keuze (18). Penicilline en streptomycine
zijn niet werkzaam tegen
Ehrlichia spp, terwijl sulfamethazine
minder effectief is dan oxytetracycline (II). Klinische gevallen
van EGE kunnen (na hematologische diagnose!) worden
behandeld met oxytetracycline (7 mg/kg lichaamsgewicht i.v.
Idd gedurende 3-7 dagen) (4,12,19,30).
Na de diagnose klinische EGE werden 46 paarden behandeld
met oxytetracycline IV, waarna de rectale temperatuur binnen
12-24 uur normaliseerde. Drie paarden, die met penicilline
werden behandeld bleven nog gedurende 14-20 dagen ziek. Van
de 49 paarden trad er bij 47 herstel op en hoefbevangenheid
bleef in alle gevallen achterwege. Bij slechts 2 paarden deden
zich complicaties met dodelijke afloop voor: een bekkenfractuur
en een bacteriële pneumonie (19). Het oedeem aan de benen
verdwijnt in de regel binnen een aantal dagen nadat een therapie
is ingezet.

In geval van een expectatieve therapie kan klinische EGE zelf-
limiterend zijn na 2-3 weken (19).

Waarschijnlijk is wegens de goede curatieve optie en het
gewoonlijk goedaardige verloop er geen vaccin tegen
E. equi
ontwikkeld.

SUMMARY

Equine granulocytic ehrlichiosis (EGE), a review.

Equine granulocytic ehrlichiosis (EGE) has been observed in the U.S.A., BraziL
Germany, Sweden, Switzerland and possibly in Great Britain. The causative
agent is rickettsia Ehrlichia equi, identified for the first time in 1969. The clinical
features of the disease are anorexia, fever, depression, (limb) oedema, icterus,
ataxia, petechialion and orchitis. Hematologic changes are leukopenia, throm-
bocytopenia. anemia and cytoplasmic inclusion bodies in the neutrophils and
eosinophils. Vasculitis may be observed at autopsy. Following a positive
hematological diagnosis (Giemsa stained blood smear) of EGE, treatment with
oxytetracycline can be initiated

LITERATUUR

1. Anderson BE, Dawson JE, Jones DC, and Wilson K.H.: Ehrlichia
chaffeensis,
a new species associated with human ehrlichiosis. J Clin
Microbiol 1991; 29: 2838-42.

2. Andersson 0, Ekman L. Mansson I, Persson S, Rubarth S, and Tufvesson 0.
L.ethal complications following administration of oxytetracycline in the
horse. Nord Vet Med 1971; 23: 9-22.

3. Baker JR, and L.egland A. Diarrhoea in the horse associated with stress and

*

tetracycline therapy. Vet Ree 1973; 93: 583-4.

4. Bjöersdorff A, Johnsson A, Sjöström AC, and Madigan JE. Ehrlichia equi-
infektion diagnostiserat hos hast. Svensk Vet Tidn 1990; 42: 357-60.

5. Brewer BD. Harvey JW, Mayhew IG, and Simpson CF. Ehrlichiosis in a
Florida horse. J Am Vet Med Assoc 1984; 185: 446-7.

6. Büscher G, Gandras R, Apel G, und Friedhoff KT. Der erste Fall von
Ehrlichiosis beim Pferd in Deutschland. Dtsch Tierärztl Wschr 1984; 91:
385-436.

7. Cook WR. Diarrhoea in the horse associated with stress and tetracycline
therapy. Vet Ree 1973; 93: 15-6.

8. Dame JB, Mahan SH, and Yowell CA. Phylogenetic relationship of
Cowdria ruminantium, agent of heartwater, to Anaplasma marginale and
other members of the order Rickettsiales determined on the basis of 16
rRNA sequence Int J Syst Bacteriol 1992; 42: 270-4.

9. Gerhards H, Offeney F, and Friedhoff KT. £/ir/icAja-Infektion beim Pferd.
Pferdeheilkd 1987; 3: 283-91.

10. Gribble DH. Equine ehrlichiosis. J Am Vet Med Assoc 1969; 155: 462-9.

11. Gribble DH. ^uine ehrlichiosis. PhD-thesis. University of California,
Davis, California 1970.

12. Hermann M, Baumann D, Lutz H, und Wild P. Erster diagnostizierter Fall
von equiner Ehrlichiose in der Schweiz. Pferdeheilkunde 1985; 1: 247-50.

13. Holland CJ, Zachary J, and Ristic M. Characterization of an Illinois isolant
of
Ehrlichia equi. Conf Res Work Anim Dis Abstract 290, Chicago 1979.

14. Holland CJ, Ristic M, Cole AI, Johnson P, Baker G, and GoeU TE.
Isolation, experimental transmission, and characterization of causative
agent of Potomac horse fever. Science 1985; 227: 522-4.

15. Jongejan F, Wassink LA, Thielemans MJC, Perie NM, and Uilenberg G.
Serotypes in
Cowdria ruminantium and their relationship with Ehrlichia
phagocytophila
determined by immunofluorescence. Vet Microbiol 1989;
21:31-40.

16. Lewis GE, Huxsoll DL, Ristic M, and Johnson AJ. Experimentally induced
infection of dogs, cats, and nonhu- man primates with
Ehrlichia equi,
etiologie agent of equine ehrlichiosis. Am J Vet Res 1975; 36: 85-8.

17. Madewell BR, and Gribble DH. Infection in two dogs with an agent
resembling
Ehrlichia equL J Am Vet Med Assoc 1982; 180: 512-4.

18. Madigan JE, and Gribble DH. Equine Ehrlichiosis: diagnosis and treat-
ment. A report of 46 clinical cases. Proc. Ann. Conv. AAEP New Orleans,
Louisiana 1981; 305-12.

19. Madigan JE, and Gribble DH. Equine ehrlichiosis in northern California:
49cases(l%8-198I).J Am Vet Med Assoc 1987; 190: 445-8.

20. Madigan JE, Hietala S, Chalmers S, and DeRock E. Seroepidemiologic
survey ofantibodies to in horses of northern California. J Am
Vet Med Assoc 1990; 196: 1962-4.

21. McNamee PT, Cule AP, and Donnelly J. Suspected ehrlichiosis in a gelding
in Wales. Vet Ree 1989; 124: 634-5.

22. Mesquita Neto FD de, Araujo T, Vieira RM, and Gouveia AMG. Ehrlichia
equi
in horses from the municipality of Betim (Brazil). Arq Bras Med Vet
Zoot 1984; 36: 203-7.

23. Nyindo MBA, Ristic M, Lewis GE, Huxsoll DL, and Stephenson EH.
Immune response of ponies to experimental infection with
Ehrlichia equL
Am J Vet Res 1978; 39:15-8.

24. Nyindo MBA, Holland CJ, and Kakoma I. Current status of the in-vitro
cultivation of ehrlichiae. In: Ehriichiosis. Williams JC, and Kakoma I.
editors. Kluwer Academic Publishers, Dordrecht 1990: 9-21.

25. Ristic M, Huxsoll DL, Weisiger RM, and L.ewis GE. Indirect fluorescent
antibody test for detection of infec- tions with
Ehrlichia equi in horses,
monkeys, dogs and cats. Conf Res Work Anim Dis Alstract 47, Chicago
1973.

26. Ristic M, Holland CJ, Dawson JE, Sessions JE, and Palmer JE. Diagnosis
of equine monocytic ehrlichiosis (Potomac horse fever) by indirect
immunofluorescence. J Am Vet Med Assoc 1986; 189: 39-46.

27. Sells DM, Hildebrandt PK, Uwis GE, Nyindo MBA, and Ristic M.
Ultrastructural observations on
Ehrlichia e^ui organisms in equine granulo-
cytes. Inf Imm 1976; 13: 273-80.

28. Stannard AA, Gribble DH, and Smith RS. Equine ehriichiosis: a disease
with similarities to tick-bome fever and bovine petechial fever. Vet Ree
1969; 84: 149- 50.

29. Vliet AHM van, Jongejan F, and Zeyst BAM van der. Phylogenetic position
of
Cowdria rummanrium (Rickettsiales) determined by analysis of amplified
16S ribosomal DNA sequences. Int Syst Bacteriol 1992; 42: 494-8.

30. Ziemer EL, Keenan D, and Madigan JE. Ehrlichia equi infection in a foal. J
Am Vet Med Assoc 1987; 190: 199-200.

-ocr page 326-

Grijp in voordat er door anorexie complicaties
optreden tijdens de lierstelperiode.

Hills Pet Products Benelux NV
Customer Service Otiice
Amstellandlann. 84
1382 CH WEESP

tel: 02940 - 30989 fax:02940- 19226

©1993 Hill! Pel Nulntion.lnc

\'Trademarks ol Colgale-Palmolive Company and used under licence by Hill\'s Pel Nulrltion. Inc.

-ocr page 327-

Over het algemeen wordt het als normaal beschouwd dat een herstelperiode gepaard gaat met
anorexie. Deze stressreactie van het lichaam op medische of chirurgische stress kan echter
vermeden worden. Omdat trauma bijvoorbeeld kan lelden tot hypermetabolisme, weefselafbraak en
anorexie (met een kans op verdere stofwlssellngsstoornlssen), Is het van cruciaal belang om tijdig In
te grijpen met de toediening van voedsel. Zo wordt de vicieuze cirkel doorbroken en de
weefselafbraak tot staan gebracht en omgezet in weefselopbouw.

Voor dit doel heeft Hill s\' een voer met een speciale samenstelling ontwikkeld: het nieuwe Hill\'s
Prescription Diet a/d! Door de hoge energlewaarde en de hoge gehalten aan Omega 3-vetzuren,
vertakte aminozuren en glutamlne betekent dit uiterst smakelijke Hill\'s Prescription Diet a/d\' een
ware doorbraak op het gebied van de enterale voeding. Door zijn unieke halfvloelbare vorm kan
Hlll\'s\' Prescription Dief a/d in de kliniek of thuis eenvoudig met een spuit worden Ingegeven.

(iebrulk het nieuwe Hlll\'s\' Prescription Dief a/d" voordat de herstelperiode van uw patiënt
nadelig wordt be\'i\'nvloed door een anorexie.

Tijdig voedsel toedienen om de
herstelperiode te ondersteunen.

-ocr page 328-

eo verslagen

Mijnheer de Rector Magnificus,
dames en heren.

Toen de hooggeleerde heren Wage-
naar en Kroneman, inmiddels zo\'n 25
jaar geleden, mij na het examen klini-
sche diagnostiek der grote huisdieren
dwongen me nog eens drie maanden
nader te specialiseren, hadden zij
noch ik kunnen bevroeden dat ik
vandaag een rede zou houden over
koetjes en kalfjes. Het werd mij toen
na drie maanden nadere bestudering
duidelijk, dat ik wel de noten, maar
niet de melodie kende. Deze extra
oefening, heeft mij ertoe gebracht
altijd eerst de grote lijn te zoeken, pas
daarna de details in te vullen. Ik dank
daarvoor beide hooggeleerde heren
pas nu.

G. H. Wentink

Onder de titel \'Over koetjes en kalQes
gesproken\' zal ik een voordracht houden
over, inderdaad, koeien en hun kalve-
ren. De titel is dus gekozen omdat de
vlag de lading dekt.

232

Er is echter nog een reden om deze titel
te kiezen. Het klinkt achteraf veel vrien-
delijker wanneer u zult zeggen: \'Hij heeft
over koetjes en kalQes gesproken\', dan
dat u achteraf zegt: \'Er heeft een vak-
idioot over runderen staan leuteren\'.

In de lange gezamenlijke geschiedenis
van mens en rund, heeft de omschrijving
melkkoe zich ontwikkeld tot een aan-
duiding van een onuitputtelijke bron.
\'Hij heeft een melkkoe\' kan duiden op
een persoon die een koe bezit die melk
produceert, of op een persoon die een
gulle geldschieter heeft, die altijd klaar
staat geld te fourneren.

De eerste gebruiker van de overdrachte-
lijke betekenis van het woord melkkoe
moet hetzij een gedegen kennis van de
fysiologie van het rund hebben gehad, of
moet een boer met nuchter verstand zijn
geweest, die opmerkte hoeveel voor de
mens oneetbare voedermiddelen de koe
at, en hoeveel voor de mens optimale
voedingsmiddelen zij daarvoor teruggaf
Ik houd het, totdat het tegendeel is
bewezen, op een boer met nuchter
verstand.

KOETJES EN KALFJES

De oratie van prof.dr. G.H. Wentink gaat in op belangrijke hedendaagse
aspecten van zowel de rundveehouderij als de maatschappelijke consequen-
ties daarvan voor de dierenarts-kiinicus.

In klare taal, er is haast geen woord frans bij, wordt aandacht geschonken aan
zijn vakgebied - de inwendige ziekten van de herkauwers- om van daaruit aan
te geven waar de dierenarts staat in rundveehoudend Nederland.
Om zijn eigen woorden te citeren: \'de huidige dierenarts is een wegwijzer voor
de veehouder te vergelijken met een stadsgids, die weet waar de meest
belangrijke centra en gebouwen staan. De specialist weet dan daar aan de
bezoeker, die deze informatie nodig heeft, de bijzonderheden ervan uit te
leggen\'.

De Hoofdredactie verwelkomt tevens van harte deze opiniërende mening,
komende vanuit ons aller Alma Mater.

Een mening, onderbouwd met veterinair goeddoordachte argumenten, zowel
over ons vak als over de EG-politiek op het gebied van de dierziektebestrij-
ding, te beschouwen als waardevol voor de eigen oriëntatie van de lezer van
dit Tijdschrift.

De Hoofdredactie

OVER KOETJES EN KALFJES
GESPROKEN

T I I n S C H K I K T VOOR D I F. R (i F N E F S K U N D F. . D E E L II«. A F I F V E R I N CJ 7 I 9 <1 .1

In deze voordracht wil ik u wijzen op de
kwaliteiten en de prestaties van het rund,
van de melkkoe in het bijzonder. Tevens
zal ik aandacht geven aan enkele aspec-
ten van de rundveehouderij. Vervolgens
hoop ik u duidelijk te maken welke rol
dierenartsen in de rundveehouderij spe-
len.

Aan het eind van het betoog wil ik nog
ingaan op een tweetal infectieziekten,
waarvoor momenteel veel belangstel-
ling bestaat, namelijk IBR en paratuber-
culose.

DE KOE

In de eerste plaats wil ik de koe centraal
stellen.

Zoals iedereen bekend zal zijn, zijn
koeien herkauwers.

Herkauwers zijn door de natuur toege-
rust met het vermogen in korte tijd grote
hoeveelheden voedsel op te nemen. Bij
de opname van voedsel leggen zij geen
grote kieskeurigheid aan de dag. Later
wordt het voer voor verdere vertering
nogmaals gekauwd, het herkauwen.

De voedermiddelen die aselect worden
opgenomen bestaan uit planten, die in
het algemeen een hoog aandeel celwan-
den bevatten. Deze celwanden zijn op-
gebouwd uit onder meer cellulose, een
voor de mens onverteerbare stof
Herkauwers zijn echter zoogdieren, die
in staat zijn deze slecht verteerbare
plantedelen, zoals cellulose te gebruiken
als voedingsbron.

Zij danken dit vermogen aan een sym-
biose (een samenlevingsvorm) met mi-
cro-organismen in hun voormagen, te
weten pens en netmaag. De lebmaag
van een herkauwer is te vergelijken met

-ocr page 329-

de maag van hond, varken en kat, in de
volksmond omschreven als éénmagige
dieren.

Pens en netmaag fungeren als fermenta-
tievat. Fermentatie is door Pasteur gede-
finieerd als leven zonder zuurstof. In dit
grote vat met een inhoud van zeker 100
liter wordt het snel opgenomen voer
opgeslagen en gemengd met zeer grote
hoeveelheden speeksel. In dat pensmi-
lieu leven miljarden ééncellige organis-
men, bacteriën, protozoën.
Deze organismen worden de pensflora
genoemd. Deze pensflora breekt een
groot deel van de slecht verteerbare
voedingsstoffen af en zet ze om in
produkten, die voor de stofwisseling van
de koe geschikt zijn. Uitgaande van voor
de mens niet benutbare voedingsbron-
nen kunnen runderen veel voor de mens
geschikte voedingsmiddelen produce-
ren.

Het in het voer aanwezige eiwit wordt
bij de fermentatie in de pens afgebroken,
en wordt omgezet in ammoniak, dat
door de pensflora wordt gebruikt om
eiwit voor hun eigen lichaamswanden te
produceren. Een deel van de ammoniak
gaat echter verloren en wordt via de
urine afgevoerd.

In feite neemt een herkauwer dus voer
op ten behoeve van de eigen pensflora,
die zij huisvesting en onderdak verleent.
Als huurprijs voor deze huisvesting wor-
den de gasten op den duur in de lebmaag
van de koe verteerd ten behoeve van
energie- en eiwitvoorziening van de koe
zelf. Dit wordt dus symbiose, samenle-
vingsverband genoemd.
Herkauwers gaan door de eiwitafbraak
in de pens minder zorgvuldig om met
eiwit dan bijvoorbeeld een varken of de
kip.

Deze vergelijking is echter oneerlijk!
Wanneer we uitgaan van voor de mens
eetbaar eiwit, pas dan komt de kwaliteit
van de koe naar voren.
De koe is wat betreft haar voedselvoor-
ziening absoluut geen concurrent van de
mens, wat niet kan worden gezegd van
varken of kip.

De koe neemt genoegen met een kwali-
teiteiwit die voor de mens onaanvaard-
baar is; slechts een zeer gering deel van
het door de koe opgenomen eiwit zou
theoretisch voor de mens eetbaar zijn.
Uitgaande van deze geringe hoeveelheid
voor de mens bruikbaar eiwit, is het
rund in staat de elf voudige hoeveelheid
voor de mens verteerbaar eiwit terug te
geven in de vorm van melk. Voeg
daarbij ook nog eens dat rundveevoer,
wordt gewonnen van land dat eigenlijk
ongeschikt is om er voedingsmiddelen
voor de menselijke consumptie van te
winnen, dan is duidelijk dat de gezamen-
lijke historie van mens en rund erg
voordelig voor de mens is geweest, en
dat ook zal blijven.Verder dient u zich te
realiseren, dat een gemiddelde melkkoe
die 35 liter melk per dag geeft, dagelijks
ongeveer vier keer zoveel energie omzet
als nodig is voor haar onderhoudsbe-
hoefte. Onder onderhoudsbehoefte
wordt verstaan de energie die nodig is
voor het in stand houden van de alle-
daagse lichaamsfuncties en voor het
uitvoeren van lichte werkzaamheden.
De onderhoudsbehoefte voor een mens
is de hoeveelheid energie die nodig is
voor het uitvoeren van rustig zittend
werk, bijvoorbeeld een kantoorbaan.
De onderhoudsbehoefte van een koe is
de energie die nodig is om op stal het
voer op te nemen en te herkauwen, een
rustig leventje dus.

233

Een wielrenner die een bergetappe in de
Tour de France rijdt heeft een energie-
hoeveelheid nodig die vier keer zo groot
is als de onderhoudsbehoefte. Deze uit-
stekend getrainde mensen zijn slechts
enkele dagen per jaar in staat deze
inspanning te leveren.
Een koe zet dagelijks 3 a 4 keer haar
onderhoudsbehoefte aan energie om,
toppers halen wel vijf keer de onder-
houdsbehoefte en dat gedurende zeker
200 dagen per jaar. Een wedstrijdpaard
brengt het nooit verder dan ongeveer
drie keer de onderhoudsbehoefte.
Deze vergelijking brengt u hopelijk
enige eerbied bij voor de prestaties die
een koe levert. Ik hoop dan ook wan-
neer u later langs een weiland met
herkauwende koeien rijdt, u zich zult
realiseren dat ondanks de ogenschijn-
lijke rust daar harde arbeid wordt ver-
richt.

Ondanks deze straffe arbeid klaagt een
koe nooit. Ze ligt alleen met een lang
gezicht ernstig te kijken en slaakt bij het
herkauwen af en toe een diepe zucht.

ZIEKTES

Bij het afkalven ondergaat de koe grote
veranderingen. In een enkele dag moet
zij overschakelen van een betrekkelijk
rustig leven, waarin een energievoorzie-
ning van ongeveer 1,2 keer de onder-
houdsbehoefte voldoende is, naar de
melkproduktie, die in enkele dagen tijd
een energievoorziening vraagt van ten-
minste drie keer de onderhoudsbe-
hoefte. Op het toppunt van de lactatie is
een energievoorziening van vier tot soms
vijf keer de onderhoudsbehoefte nodig,
maar dat niveau wordt pas bereikt
ongeveer zes weken na de geboorte van
het kalf.

T I .1 li S C H R I F T VOOR D I E R (i E N E E S K U N 15 F. . D E E I. 118. A E 1 E V F R I N Ci 7 I 9 9 .1

De aangelegde energiereserves in de
vorm van lichaamsvet worden in deze
periode aangesproken, de koe gaat ver-
mageren. De door de mens bedachte
maatregel om de koe tijdens de droog-
stand dan maar wat extra reserve te laten
opbouwen door haar royaal te voeren,
werkt averechts. Koeien die tijdens de
droogstand overmatig gevoerd zijn ne-
men na de geboorte van het kalf veel
minder voer op en krijgen dus een groter
energietekort dan koeien die tijdens de
droogstand schraler, minder energierijk
werden gevoerd.

Er treedt bij vette koeien een snelle
afbraak van de reserve-vetten op. Dit
leidt tot een zeer groot aanbod van
vetten uit de vetdepóts aan de lever.
Deze raakt daardoor overstuur.
Er treedt vervetting van de lever op,
hetgeen Mark van den Top van onze
Vakgroep recentelijk heeft kunnen op-
wekken onder omstandigheden die ver-
gelijkbaar zijn met wat in de praktijk
van het boerenbedrijf gebeurt.
De koe met leververvetting heeft een
verhoogde kans op allerlei ziektes, zoals
door diverse onderzoekers uit de Vere-
nigde Staten, Engeland en ook ons land
is gemeld. Een door diverse onderzoe-
kers geuite hypothese is, dat bij koeien
met leververvetting het afweersysteem
niet optimaal functioneert.
De proefkoeien met leververvetting van
Mark van den Top laten een daling zien
van het aantal witte bloedcellen. Dit zijn
cellen die betrokken zijn bij de afweer
tegen infecties. Eén van de dieren is
gestorven als gevolg van een septi-
caemie, een bloedvergiftiging. Het dier
was kennelijk niet in staat ongewenste
indringers, bacteriën buiten haar li-
chaam te houden.

Daarnaast is meer dan de helft van deze
proefkoeien aan de nageboorte blijven
staan.

Verder blijkt een koe met leververvet-
ting minder vruchtbaar dan een koe
waarbij het levervetgehalte in de eerste
dagen na de partus niet extreem ver-
hoogd was. Deze aspecten, een vermin-
dering van de afweer en een veriaagde
vruchtbaarheid van de koe met leverver-
vetting vormen een belangrijk deel van
het onderzoek van de vakgroep. In dit
onderzoek komen voeding, immunolo-
gie, voortplanting en kliniek samen.

Een kort uitstapje naar de afweer:
Recentelijk is in onze kliniek onder
leiding van Henk Kalsbeek bij kalveren
het ziektebeeld BLAD (Bovine Leuco-
cyte Adhesion Deficiency) gevonden.

-ocr page 330-

Deze kalveren hebben een aangeboren
afwijking van het immuunsysteem op
grond waarvan zij niet in staat zijn
alledaagse infecties te overwinnen. Het
is thans mogelijk dragers van deze afwij-
king op te sporen door middel van
geavanceerde laboratoriummethoden.

Dragers worden niet meer gebruikt voor
de fokkerij, zodat deze afwijking veteri-
nair nauwelijks nog van belang is. Het
ziektebeeld is echter een buitengewoon
interessant model voor de bestudering
van het immuunapparaat. Dit onder-
zoek wordt uitgevoerd door Kerstin
Müller en gebeurt in intensieve samen-
werking met Viktor Rutten en Wilbert
Bernadina van de Veterinaire Immuno-
logie en met prof Karl Figdor van het
Nederlands Kanker Instituut. Gegevens
uit dit onderzoek openen mogelijkheden
voor de bestudering van de functie van
het afweersysteem bij koeien kort na het
aflcalven.

Terug naar de melkkoe:
Het op gang komen van de melkproduk-
tie vraagt een aanpassing van de rantsoe-
nen. In het begin van de lactatie moet de
energievoorziening zo groot mogelijk
zijn. Dit kan worden bereikt door
krachtvoer te verstrekken. Krachtvoe-
ders bevatten veel energie per kilogram
voer. De pensflora gedijt op deze voe-
dermiddelen erg gunstig. Echter, de sa-
menstelling van de pensflora verandert
en gaat een andere verhouding van
omzettingsprodukten produceren. Hoe-
wel in eerste aanzet de toevoeging van
krachtvoeders de melkproduktie stimu-
leert, en in bepaalde verhoudingen ook
de vet- en eiwitpercentages in de melk
gunstig kan beïnvloeden, kan overmaat
aan krachtvoer schaden. De koe is en
blijft een herkauwer, die voor de nor-
male functie van het pens-netmaag-
complex ruwvoer nodig heeft. Kracht-
voer bevat onvoldoende plantedelen die
een prikkelend effect op de penswand
hebben.

De koeien die in overmaat krachtvoer
eten, krijgen te kampen met spijsverte-
ringsstoornissen, indigesties en, in extre-
mer gevallen, zelfs met ontstekingen van
de penswand, met liggingsveranderin-
gen van de lebmaag en zelfs met afwij-
kingen van de klauwen.
De rundveedierenarts is in zijn dage-
lijkse praktijk sterk betrokken bij deze
processen, zowel bij het voorkómen van
digestiestoornissen, bij het voorkómen
van levervetting als bij stoornissen van
de vruchtbaarheid.

234

NUTSDIERHOUDERIJ
Nu wil ik enige aandacht besteden aan
de nutsdierhouderij in Nederland. Er
worden in deze sector hoofdzakelijk
pluimvee, varkens en runderen gehou-
den.

De veehouders zijn sterk diersoortge-
bonden georganiseerd. De diverse secto-
ren hebben hun eigen belangen, hun
eigen moeilijkheden en hun eigen bena-
dering.

Pluimvee wordt gehouden op grote ge-
specialiseerde bedrijven waar 10.000
dieren of meer een plaats vinden.
Pluimvee heeft de potentie om in een
tijdsbestek van een jaar zo\'n 250 nako-
melingen te produceren. Sterke selectie
en gericht fokbeleid hebben ertoe geleid
dat de genetische variatie binnen be-
paalde groepen dieren slechts zeer be-
perkt of zelfs nihil is. In een dergelijke
situatie is niet belangrijk welk individu
uitvalt, zolang het uitvalspercentage

T I .1 I) S C H R I F T VOOR D I F. R G F N F F. S K U N I) K . D F E 1 118. A F L E V E R I N CJ 7 1 9 9 .1

maar binnen de perken blijft.
De praktijk bewijst dat op dergelijke
bedrijven de gemiddelde dierenarts niet
welkom is: alleen erkende pluimveedes-
kundigen (specialisten zo u wilt) worden
in consult geroepen. De gewone all-
round dierenarts mag alleen een beetje
over koetjes en kalQes komen praten.

De varkenshouderij gaat meer en meer
dezelfde kant op als is geschetst voor de
pluimveehouderij. Ook hier neemt de
genetische variatie binnen bepaalde be-
standen af, zodat een individu kan wor-
den vervangen door een gelijkwaardig
varken met bijna dezelfde genetische
aanleg. In geval van ziekte onder de
biggen, is het in toenemende mate ge-
bruikelijk een big in de acute fase van de
ziekte te offeren voor een pathologisch
anatomisch onderzoek. Op grond daar-
van wordt een diagnose geverifieerd en
kan een adequate therapie worden inge-
steld voor de koppel. Ook op varkensge-
bied worden in geval van ziektes uitslui-
tend deskundige dierenartsen
geconsulteerd. Allround dierenartsen
mogen alleen vaccinaties, de zoge-
naamde routine-klussen komen uitvoe-
ren.

Beide typen bedrijven zijn strikt gesloten
om insleep van ziekte te voorkómen. De
hokken mogen slechts na uitgebreide
hygiënische maatregelen worden betre-
den door een zo gering mogelijk aantal
bezoekers. De dieren verlaten het bedrijf
alleen voor een tocht naar het slachthuis.
De diergeneeskundige zorg in beide
soorten bedrijven geldt in hoofdzaak de
koppel, niet het individu.

%

Anderzijds, paarden worden in ons land
gehouden uit liefhebberij of voor de
sport; in beide gevallen wordt het paard
gewaardeerd om zijn individuele eigen-
schappen. Zowel in de sport als ook in
de liefhebberij is het noodzakelijk dat
paarden van diverse herkomst en van
verschillende eigenaren met elkaar in
contact komen op shows of wedstrijden.
Strikte isolatie uit oogpunt van het
voorkómen van ziektes is bij deze dier-
soort ondenkbaar.

De diergeneeskundige zorg is voor paar-
den alleen maar of in hoofdzaak indivi-
dueel gericht.

De rundveehouderij kan omschreven

-ocr page 331-

worden als een bedrijfstak met een
enigszins dualistisch karakter: enerzijds
de zorg en aandacht voor het waarde-
volle individu, anderzijds de groepsge-
bonden problematiek.
Slechts één nakomeling per jaar, een
opfokduur van twee jaar, een relatief
grote individuele genetische variatie en
een relatief lange levensduur van onge-
veer zes jaar maken het rund tot een
individu, dat ook als zodanig wordt
behandeld. Al deze individuen staan
echter bij elkaar op een bedrijf waarvan
de eigenaar alleen gebaat is bij een
optimale gezondheid van al zijn indivi-
duen, van zijn koppel als geheel. Des-
kundige veehouders verwachten dat
alleen bedrijven die op jaarbasis mini-
maal vier ton melk produceren, renda-
bel zullen blijven. Dit zijn koppels met
een omvang van 50 of meer melkkoeien.
Wanneer in geval van ziekte van één
individu de prognose voor dat rund
slecht is, met name met betrekking tot de
toekomstige melkproduktie, dan is de
eigenaar redelijk snel geneigd afstand
van het dier te doen. Hij laat het bewuste
dier slachten, ook al is geen direct
levensgevaar meer aanwezig en ook al
was het dier een heel goede melkkoe.
In Brabant zegt men wel: Hij heeft ze
met plezier maar houdt ze niet voor z\'n
plezier.

Ook de moderne rundveehouder houdt
zijn bedrijf steeds meer gesloten; een
éénmaal van het bedrijf vertrokken dier
mag daarop niet meer terugkeren omdat
de kans bestaat dat nieuwe ziektekiemen
in de koppel worden geïntroduceerd.
Maar daarover straks meer.

De omschrijving van het vakgebied dat
aan mij is toevertrouwd luidt: de inwen-
dige ziekten der herkauwers. U hoort
het, het is slechts een deel van het
traditionele vakgebied van de Inwen-
dige Ziekten der Grote Huisdieren. De
Vakgroep heeft bewust en doelgericht
voor diersoortgerichte benadering geko-
zen bij het opstellen van een profiel-
schets. Mijn taak bestaat uit het opleiden
van klinici, van rundveedierenartsen.
Deze rundveedierenartsen moeten in
staat zijn in de eerste plaats een klinische
inspectie en een klinisch onderzoek aan
koeien te verrichten. Op grond van de
bevindingen moeten zij zonodig andere
deskundigen, bijvoorbeeld virulogen,
microbiologen, chemici of toxicologen
inschakelen voor nader aanvullend on-
derzoek.

Ongeacht of fertiliteitsproblemen, huis-
vesting, ziekten, of voeding een rol
spelen, als rundveedierenarts wordt je
geacht adequaat te kunnen optreden, de
weg te kennen naar specialisten op het
gebied van de virulogie, bacteriologie,
toxicologie of nog andere specialismen.
Buiten de faculteit wordt rundveedierge-
neeskunde in al haar facetten bedreven.
Binnen de faculteit bestaat een opdeling
in deelgebieden, die uit de humane
geneeskunde overgenomen lijkt te zijn:
gynaecologie, verloskunde, heelkunde
en inwendige ziekten. Helaas moet ik
constateren, dat de diergeneeskunde in
het veld zich wat betreft specialisatie niet
houdt aan deze traditionele indeling van
vakgebieden binnen de faculteit. Colle-
gae/praktici willen zich vaak breder in
de diergeneeskunde ontplooien, door
aan meerdere diersoorten aandacht te
geven. Maar cliënten die voor hun
t)estaan afhankelijk zijn van de op-
brengst van de produkten van één dier-
soort, vragen in toenemende mate om
diersoortgericht georiënteerde dieren-
artsen en niet meer naar de traditionele
alleskunner.

■"WW

235

Ik herhaal nog eens, het duidelijkst komt
dit tot uiting in de pluimveehouderij, in
iets mindere mate in de varkenshouderij,
ook al duidelijk in de paardehouderij en
de gezelschapsdieren.

DIERENARTS

Er staan de rundveehouders veel advi-
seurs ten dienste.

Eén van die adviseurs is de dierenarts.
Hij neemt een zeer belangrijke plaats in.
Immers, het vaststellen en genezen van
ziekten en het verhelpen van aandoenin-
gen wordt altijd en overal in hoge mate
op prijs gesteld.

De belangrijkste eigenschap van de die-
renarts is kennis van het normale dier en
kennis aangaande afwijkingen, van ziek-
ten.

Een belangrijk vermogen dat moet wor-
den ontwikkeld bij dierenartsen die in de
nutsdierhouderij werkzaam willen zijn,
is dat hij/zij bij het constateren van
afwijkingen in de eerste plaats zijn/haar
gedachten laat gaan over het ontstaan
van deze afwijking. Belangrijker nog
dan het instellen van een therapie die de
individuele patiënt ten goede komt, is
het onderkennen van gevaar voor de
gezondheid van de andere dieren in de
koppel. De individuele patiënt wordt
dus een indicator van koppelproblemen.
Daarnaast is de diagnose van belang
voor het instellen van een behandeling,
want een koe was toch een waardevol
individu.

Het constateren van bijvoorbeeld een
endocarditis, een hartklepontsteking.

T I .1 [) S C H R I K T VOOR D I F. R (i F. N F F. S K U N O F. . D E E 1. 118. A F I E V E R I N O 7 I 9 9 .1

leidt ertoe dat het individuele rund
waarschijnlijk wordt afgevoerd naar het
slachthuis zonder dat aan kans op ziekte
voor de andere dieren in de koppel
wordt gedacht. Een endocarditis komt
meestal voort uit ontstekingen elders in
het lichaam die via de bloedvaten uit-
zaaien naar het hart. Het zou hoogst
merkwaardig zijn wanneer tegelijkertijd
meerdere dieren van de koppel hieraan
zouden lijden. De veehouder raakt die
bewuste koe kwijt en mist alleen de
melkproduktie van die koe.
De koppel als geheel ondervindt geen
moeilijkheden.

Anderzijds leidt de constatering van een
simpele indigestie tot alarm, hoewel het
individuele rund deze aandoening wel
zal overleven. Maar de dreiging dat ook
de andere dieren van de koppel bloot
staan aan de oorzaak van de indigestie,
en dus allemaal een melkproduktieda-
ling kunnen ondergaan, moet tot maat-
regelen leiden waardoor de koppelgeno-
ten de aandoening niet of in veel minder
ernstige mate ondergaan.

Na het stellen van een diagnose gaat de
dierenarts bij wijze van spreken met zijn
rug naar de patiënt toe staan om de
consequenties van de diagnose te evalu-
eren. Hij wordt meer denker dan doener.
De behandeling wordt in toenemende
mate en met succes door de veehouders
zelf verricht in goed overleg met de
dierenarts. De veehouders nemen meer
en meer de rol van verpleger op zich.

De rundveedierenarts zal moeten varen
op wat hij bij klinische inspectie en bij
klinisch onderzoek waarneemt en uiter-
aard op zijn vermogen om deze bevin-
dingen te interpreteren, dus op zijn
nuchter verstand.

Op rundveebedrijven is de eigenaar
gebaat bij een zo vroeg mogelijke in-
greep in geval van dreigende problemen.
Zorgvuldige en kundige klinische in-
spectie van een veestapel is voor een
dierenarts in deze omstandigheden een
onmisbare vaardigheid, zonder welke
het beroep nooit de waardering bij de
cliënten houdt.

In de huidige tijd worden vele gegevens
vastgelegd in databanken die kunnen
worden geraadpleegd voor de bewaking
van de gezondheid van een koppel vee.
Maar, gebruikmaking van kengetallen
uit geautomatiseerde bestanden heeft de
beperking, dat gebeurtenissen eerst moe-
ten hebben plaats gevonden voor ze
kunnen worden geregistreerd en worden
gebruikt voor de gezondheidsbewaking.

-ocr page 332-

Deze gegevens zijn mijns inziens dan
ooi( met name geschikt voor gezond-
heidsbewaking op populatieniveau.
Moderne bewakingstechnieken, waarbij
geautomatiseerd de activiteit van koeien
wordt vastgelegd, of de lichaamstempe-
ratuur van het dier, of welk ander
gegeven dan ook, zijn niets meer dan een
waarschuwing dat met het betreffende
dier iets aan de hand is. De computer zal
nooit of te nimmer in staat zijn te
vertellen wat er aan de hand is. Klinisch
onderzoek door de dierenarts blijft het
kernpunt. En het kenmerk van een
dierenarts blijft zijn vermogen afwijkin-
gen van het normale op te merken en te
interpreteren. Aan het vermogen om een
diagnose te stellen zullen in de toekomst
dan ook hoge eisen worden gesteld.

De rundveedierenarts kan zich ten be-
hoeve van de diagnostiek niet laten
assisteren door het uitvoeren van routi-
nematige secties, zoals bij pluimvee ge-
bruikelijk is. Evenmin kan hij een paar
zieke dieren laten doden voor een sectie,
zoals in de varkenshouderij gewoonte
wordt. Nee, de rundveedierenarts zal
moeten varen op het kompas van het
klinisch onderzoek.

Naast de klinische inspectie en het kli-
nisch onderzoek zou iedere dierenarts
willen beschikken over methodes waar-
door klinische verdenkingen kunnen
worden gesteund. Helaas is een aanvul-
lend onderzoek in het laboratorium
kostbaar en kan op grond daarvan niet
zonder meer in een routinecontrole wor-
den meegenomen.

Het is onvoldoende uitgekristalliseerd
welke laboratoriumbepalingen in welke
bedrijfsomstandigheden kunnen of moet
worden gekozen. Op dit gebied liggen
voor de Vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding nog grote vragen.
Inmiddels heeft gezamenlijk onderzoek
van Gidi Smolders van het Proefstation
voor de Rundveehouderij en Theo
Wensing van onze Vakgroep de bruik-
baarheid van de bepaling van BHBZ
voor het vaststellen van energietekorten
en Ureum voor het beta-hydroxy-boter-
zuur vaststellen van een eiwittekort nog-
maals onderstreept.

INFECTIEZIEKTEN
En dan nu aandacht voor enkele infec-
tieziekten en vooral voor de wijze
waarop deze infectieziekten door de EG
worden benaderd.

In het Permanent Veterinair Committee
van de EG hebben deskundigen uit de
verschillende landen zitting.

236

Het Permanent Veterinair Committee
heeft lijsten samengesteld waarop ziek-
ten worden genoemd die moeten wor-
den uitgebannen uit de rundveepopula-
tie. Zij noemt op de lijst van te bestrijden
ziekten onder andere Brucellose, Tuber-
culose en Mond- en Klauwzeer, ziekten
die bijna zijn uitgeroeid door slachting
van alle geïnfecteerde dieren.

De algemene tendens in de EG is, dat
men streeft naar een veestapel die vrij is
van ziektekiemen. Verhoging van de
weerstand van gevoelige dieren door
middel van een vaccinatie wordt zoveel
mogelijk vermeden.

Denemarken is er in geslaagd vrij te
worden van IBR, Infectieuze Bovine
Rhinotracheïtis, door slachting van alle
IBR-positieve runderen. Denemarken
had een besmettingspercentage van on-
geveer 10% van de runderen toen ze met
de bestrijding begon. In ons land ligt dat
percentage in de buurt van 60% van de
runderen en ongeveer 90% van de be-
drijven. Nederland zal dus een aanzien-
lijk grotere inspanning moeten leveren
om deze ziekte te elimineren.
Regio\'s die vrij zijn van bepaalde ziek-
ten, zoals Denemarken vrij is van IBR,
kunnen eisen stellen aan verplaatsingen
van vee en produkten afkomstig van
vee. Op grond van deze eisen heeft de
EG IBR op de lijst van te bestrijden
ziektes geplaatst, een gegeven waarmee
de Nederlandse rundveehouder terdege
rekening zal moeten houden.

Een te verwachten gevolg van de bestrij-
ding van IBR is dat Nederlandse rund-
veehouders meer en meer de sanitaire
maatregelen die in de pluimveehouderij
en varkenshouderij gebruikelijk zijn ge-
worden, ook zelf zullen gaan toepassen.
De bedrijven zullen in toenemende mate
gesloten worden: ik herhaal, dieren die
het erf hebben verlaten keren niet meer
terug op het bedrijf.
Deze ontwikkeling zal dan ook zonder
enige twijfel invloed hebben op de
stroom rundveepatiënten naar de facul-
teit.

Maar wat is eigenlijk IBR, Infectieuze
Bovine Rhinotracheïtis?

De ziekte gaat gepaard met hoge koorts,
met neusvloeiing en met een sterke
melkproduktiedaling. Tot een maand of
drie na de infecties kunnen dieren ver-
werpen.

Nadat een rund de infectie heeft doorge-
maakt wordt het dier immuun. Een
groot deel van de geïnfecteerde runderen
wordt drager van het virus. Het virus
trekt zich terug en blijft latent, slapend,
aanwezig. Het slapende virus kan weer
actief worden en weer worden uitge-
scheiden, zonder dat de drager daarvan
zelf last heeft. Dit opnieuw actief wor-
den van het virus, een reactivatie, kan
gebeuren onder meer door afkalven,
stress of behandelingen door de dieren-
arts. Nieuwe dieren zullen dan de infec-
tie ondergaan.

Tl.in SCHRIFT VOOR DiF. Rü ENE ESKUNDE, DeEL II«, Af LEVERING 7 199.1

IBR is voor de mens absoluut onge-
vaarlijk.

Een bij de mens voorkomend virus met
een identiek of vergelijkbaar gedrag is
het Herpes Simplex virus. Veel mensen
zijn drager van dit virus en na een
periode van stress komt het virus tot
reactivatie en veroorzaakt dan een
koortsblaar op de lippen van de drager.
Morgen of overmorgen kunt u een
koortsblaar op mijn mond aanschou-
wen.

IBR is dus een ziekte waarvoor iedere
veehouder beducht is en passende maat-
regelen vraagt om nadelige gevolgen te
voorkomen. En gelukkig zijn er vaccins
voorhanden, waardoor de nadelige ge-
volgen van een infectie kunnen worden
voorkómen.

Wij kunnen stellen dat de gevolgen van
IBR voor koppels runderen zeer beperkt
zijn, mits afdoende preventieve maatre-
gelen worden getroffen. En die preven-
tieve maatregelen zijn voorhanden en
niet kostbaar. Dus IBR hoeft geen pro-
bleem te zijn. Het hoge melkproduktie-
niveau van Nederiandse en Ameri-
kaanse bedrijven waarop het IBR-virus
aanwezig is bewijst dit.

Desondanks heeft de EG IBR toch
geplaatst op de lijst van te bestrijden
rundveeziektes.

Bestrijding van IBR moet mijns inziens
dan ook worden beschouwd als een
politieke maatregel, IBR gerubriceerd
als een politieke ziekte. Een veterinair
technische kan ik niet bedenken. Ik
vrees alleen dat de besluitvorming niet
omkeerbaar zal zijn. Verzet tegen de
maatregelen van de EG heeft het meest
weg van vechten tegen windmolens.
Ik zal dan ook over zin en onzin van IBR
bestrijding verder mijn mond houden.
Gelukkig zijn inmiddels discriminatie-
vaccins ontwikkeld door het CDI op
grond waarvan met een gematigd opti-
misme mag worden aangekeken tegen
de eliminatie van IBR uit Nederland.

De benadering van IBR door de EG

-ocr page 333-

staat in schril contrast met de bienadering
van paratuberculose, een ziekte waaraan
ik nu enige aandacht wil wijden.
Paratuberculose werd voor het eerst
beschreven door Johne en Frothing-
ham. Het betrof een koe die ernstig
diarrhee had en sterk vermagerde. Bij
postmortaal onderzoek werd een sterk
verdikte dunne darm gevonden met
duidelijke zwelling van de darmlymfe-
knopen.

De waargenomen bacteriën werden la-
ter onderkend als een nieuw soort tuber-
kelbacterie, als
Mycobacterium paratu-
berculosis.

Infectie met deze bacterie vindt plaats op
heel jonge leeftijd, voor de 6e levens-
maand van het kalf, terwijl de klinische
verschijnselen bestaande uit vermage-
ring en waterdunne diarree als regel pas
op een leeftijd tussen vier en zes jaar
optreden. Voordat het geïnfecteerde dier
klinische verschijnselen gaat vertonen,
scheidt het al paratuberculose bacteriën
uit en vormt de bron waardoor de
volgende generatie kalQes geïnfecteerd
wordt.

In 1913 publiceerde de humaan chirurg
Dalziel zes patiënten die sterk vermager-
den en ernstige diarree hadden. Bij
onderzoek van de darmdelen werd een
verdikking van de dunne darm vastge-
steld. Dalziel was een soort hobbyboer
en hield een koppel koeien. Mede
daarom was hij op de hoogte van het
rapport van de dierenartsen Johne en
Frothingham. Hij merkte de grote gelij-
kenis op tussen de bevindingen bij run-
deren met paratuberculose en de ver-
schijnselen bij zijn eigen patiënten.
Het ziektebeeld werd in 1932 uitgebreid
beschreven door Crohn, die ook zijn
naam gaf aan deze ziekte. Hoewel
Crohn en zijn medewerkers wel veron-
derstelden dat de ziekte zou kunnen
worden veroorzaakt door mycobacte-
riën, merkten zij de gelijkenis met para-
tuberculose en de suggesties van Dalziel
niet op. De reden daarvoor is eenvoudig:
zij hadden beide publikaties niet gelezen
maar had vertrouwd op enige literatuur-
overzichten. U kunt hieruit concluderen
dat het niet noodzakelijk is de eerste
beschrijving van een ziektebeeld te ge-
ven om je naam aan de ziekte te
verbinden. Over het hoofd zien van de
eerste beschrijving lijkt ook voldoende.
Het duurde tot 1978 voor er opnieuw
enige aandacht werd geschonken aan de
gelijkenis tussen de ziekte van Crohn
van de mens en paratuberculose van het
rund.

237

Incidentele isolaties van M. paratuber-
culosis
uit mensen met de ziekte van
Crohn, onder andere door Jan Haagsma
van het CDI, versterkten de aandacht
voor onderzoek naar het voorkomen
van paratuberculosebacteriën bij men-
sen met deze ziekte.
In een onderzoek met moderne technie-
ken door de Engelse onderzoekers Her-
mon Taylor en zijn groep werd bij 65%
van de patiënten met de ziekte van
Crohn de aanwezigheid van
M. paratu-
berculosis
vastgesteld, terwijl slechts bij
12% van de normale individuen en bij
slechts 4% van de individuen die leden
aan een andere darmaandoening de
aanwezigheid van deze bacterie kon
worden aangetoond. Deze onderzoekers
veronderstellen een oorzakelijk verband
tussen
M. paratuberculosis en de ziekte
van Crohn.

Er zijn echter heel weinig mensen die
deze ziekte krijgen, met name weinig
veehouders. Er is dan ook geen reden tot
paniek. Het ontstaan van de ziekte van
Crohn is nog niet begrepen.
Een immuunpathologische reactie op

T I J I) S < II R I h T VOOR D I F R (i F N F. F. S K U N D F . D F F I I I K , A F I F V F R I N ü 7 I 9 9 .1

eiwitten afkomstig van M. paratubercu-
losis
wordt geopperd als mogelijke oor-
zaak. Deze reactie treedt alleen op bij
enkele mensen met een bepaalde erfe-
lijke aanleg van het immuunsysteem.
Bestudering van de rol van deze eiwitten
in het ontstaan van paratuberculose bij
het rund lijkt erg zinvol.

Paratuberculose komt voor in alle lan-
den van de EG. Het heeft er veel van
weg dat de frequentie van voorkomen in
de diverse landen van de EG omgekeerd
evenredig is met de aandacht die wordt
gegeven aan de bestrijding. Mogelijke,
zij het minimale gevolgen voor de ge-
zondheid van de mens spelen bij het tot
stand komen van bestrijdingsplannen
kennelijk geen rol.

Aan het eind van mijn betoog wil ik het

College van Bestuur bedanken voor het
vertrouwen dat heeft geresulteerd in
mijn benoeming. Ik ben ervan overtuigd
dat de drie maanden gedwongen specia-
lisatie opgelegd door de hooggeleerde
heren Wagenaar en Kroneman daartoe
heeft bijgedragen. Ook de vrijheid om
onderzoek te doen op de GDvD in
Boxtel zal aan deze benoeming hebben
bijgedragen, waarvoor ik het bestuur en
de toenmalige directeur Brus dank.
Dames en heren collegae, ik ben u
erkentelijk voor de wijze waarop u mij
in uw midden heeft opgenomen, en voor
de wijze waarop samenwerking met
velen van u tot stand is gekomen. Ik zal
mij inzetten deze samenwerkingsver-
banden te cultiveren.
Hooggeachte collega\'s en medewerkers
van de Vakgroep. De overstap van de
Gezondheidsdienst voor Dieren naar het
Universitaire milieu was een grote. U
hebt mij geholpen deze drempel te
nemen door uw coöperatieve instelling.
Ik hoop dat wij deze vorm van samen-
werking, of beter samenleven, zullen
voortzetten.

Dames en heren studenten: althans de-
genen van u die hier aanwezig zijn,
wanneer u mijn colleges waardeert, als u
ze tenminste volgt, denk dan met dank-
baarheid aan mijn ouders, die mijn
studie hebben mogelijk gemaakt. Ver-
geet echter niet mijn kinderen en mijn
vrouw te bedanken, die het geven van
colleges ook noodzakelijk maken.

Verder moet ik in het openbaar erken-
nen dat ik thuis, als ik weer eens probeer
mijn gedachten te concentreren op rund-
veeziektes, niet de ideale huisgenoot ben
om over koetjes en kalfjes te praten.
Ineke, Esther, Robbert en Michel, laten
dat vanavond in elk geval wel doen.
Tot slot, Ineke, voor mij ben je het einde.

Ik dank uw voor uw aandacht.

-ocr page 334-

DIERENARTSEN
GEVEN GEHOOR
AAN OPROEP

Aan het slot van mijn bericht over de
vleeskeuringsdienst in Kisumu in Ke-
nya in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1 november 1992 heb
ik een oproep gedaan voor het be-
schikbaar stellen van overcomplete
microscopen voor vleeskeurings-
diensten en andere instellingen in Ke-
nya.

Deze oproep heeft een goede respons
gehad. In totaal hebben acht dieren-
artsen de microscoop uit hun studenten-
tijd aan mij toegezonden. Bovendien
heb ik nog een metalurgische micro-
scoop ontvangen van een relatie van een
collega.

Een deskundige van de firma Leitz in
Rijswijk heeft de microscopen gecontro-
leerd en zonodig gereinigd en kleine
reparaties verricht.

Een plaatselijk transportbedrijf heeft de
acht voor bacteriologisch onderzoek te
gebruiken instrumenten voor verzen-
ding naar Kenya gereed gemaakt en
naar Schiphol gebracht. Van de Ambas-
sade in Nairobi heb ik bericht ontvan-
gen, gedateerd 15 februari 1993, dat ze
daar in goede orde zijn aangekomen.
Van de Ambassade uit is een begin
gemaakt met de distributie ter plaatse.
De microscopen zijn of worden ge-
schonken aan de volgende instanties:

1. De Veterinaire Dienst in Kisumu,
voor gebruik in het nieuwe slacht-
huis.

2. Mevrouw Grace Ohayo, die in sa-
menwerking met de Landbouwuni-
versiteit Wagenmgen, Rijkswater-
worden gesteld. De slachtinge

238

dan voortaan in het nieuwe

plaatsvinden.

Dit betekent een ingrijp

ring voor de slauah»

-•>1 nog -

T I J 1) S ( M R I I T VOOR D I K R Ci K N E F, S K U N I) [• . D F F 1 I 1 K . A F I 1 V F R I N Ci 7 I 9 9

staat en het Delta Instituut onder-
zoek doet naar kustwaterverontreini-
ging rond de havenstad Mombasa.

3. De heer David Obura, die in Wa-
tumu onderzoek doet naar de gevol-
gen van de afzetting van slib uit de
Sabakirivier op het koraal in het
Malindi Marine Park.

4. De \'Wildlifeclubs of Kenya\', jeugd-
herberg/educatiecentrum in Nakuru
National Park.

5. Het World Wildlife Fund project in
Nakura, dat probeert te voorkomen
dat verontreinigd water rechtstreeks
op het meer wordt geloosd.

6. 7 en 8.

Het trainingsinstituut van de Kenya
Wildlife Service te Naivasha, waar
parkpersoneel en managers van an-
dere Natural Resources worden op-
geleid.

De metalurgische microscoop gaat naar
een ander ontwikkelingsland, namelijk
Mongolië. De universiteit van Darchan
in Mongolië heeft te kennen gegeven dat
zij dringend verlegen zit om een derge-
lijk instrument.

Binnenkort zal dit apparaat daarheen
worden meegenomen.
Mede dankzij de intermediaire functie
die het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
hierbij heeft vervuld, kon deze
actie succesvol worden. Dit resultaat
kan wellicht als een signaal worden
beschouwd. Zonder twijfel staat er hier
in onze westerse landen veel overcom-
plete, goed functionerende apparatuur
op vele zolders. Het ware te overwegen
deze instrumenten in groter, georgani-
seerd verband te verzamelen en deze te
distribueren naar die ontwikkelingslan-
den waar grote behoefte aan deze appa-
raten bestaat.

J. Heida

Berichten en verslagen
Vleeskeuringsdienst

microsco

In het kader van een saneringsplan voor
het Lake Basin-district in Kenya is met
Nederlandse ontwikkelingshulp een
slachthuis gebouwd in Kisumu; een stad
v«nr«"~ \' -"^naap

Uit: Ti|dschrift voor Diergeneeskunde van 1 november 1992.

GEZOCHT:
KONIJNEN
MET SYFILUS

Onlangs werd door ons bij Neder-
landse hazen een infectie vastge-
steld met spirocheten. De ziekte
werd een hazesyfilis genoemd. De
lesies zijn vergelijkbaar met die
van de konijnesyfilis bij konijnen:
ulcera en korstjes in het anogeni-
tale gebied en soms rond de lippen.
De uit hazen geïsoleerde spiro-
cheet is voorlopig geclassificeerd
als
Treponema paraluisleporis.
Om vast te kunnen stellen of dit
inderdaad een aparte soort is be-
staat het voornemen om
T. para-
luisleporis
te vergelijken met T.
paraluiscuniculi (Treponema cu-
niculi),
de verwekker van syfilis bij
konijnen en
T. pallidum, de ver-
wekker van syfilis bij de mens.
Om
T. paraluiscuniculi in handen
te krijgen wordt een dringend be-
roep gedaan om konijnen die ver-
dacht worden van syfilis na telefo-
nisch overieg (030-534443)
onbehandeld door te verwijzen
naar de Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren in Utrecht, ter
attentie van ondergetekende. De
doorverwezen konijnen zullen, na-
dat de bacterie is verzameld en
bloed door serologisch onderzoek
is afgenomen, direct worden be-
handeld tegen deze ziekte.

J.T. Lumeij

MYTHA 11 EN 18

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1993; 118(1): 16-7 stond onder
\'Definitief danwel voorlopig geregi-
streerde diergeneesmiddelen voor ver-
werking in gemedicineerde voeders\' dat
de produkten Mytha 11 en 18 tot de
groep van middelen voor verwerking in
gemedicineerde voeders behoorden.

Dat is niet het geval. Deze produkten
zijn kruiden voor paarden. Het zijn
diergeneesmiddelen en geen gemedici-
neerde dierenvoeders.

-ocr page 335-

Er wordt hard gewerkt aan het updaten
van de documentatie, de administratie
en het onderhoud van het Museum. Dit
gebeurt in samenwerking met onder
meer het Universiteitsmuseum, de Fa-
cuheit der Diergeneeskunde, de DSK,
de Museumcommissie, de KNMvD en
de Numanstichting.

Van de veie activiteiten volgen er hier
enkele.

- Twee stagiaires van de Reinwardt-
Academie in Amsterdam hebben
zich gebogen over de registratie.
Door middel van een eigen compu-
ter en printer kon de gehele admini-
stratie worden geautomatiseerd.
Via het Deltaplan (een subsidiërings-
regeling van de Gemeenten) is de
heer drs. S.J. de Geus voorlopig voor
een jaar aangesteld als assistent-con-
servator.

- Er wordt gewerkt aan de registratie
en documentatie van de grote collec-
tie foto\'s. Het museum beschikt over
foto\'s en tevens is een deel in beheer
bij de bibliotheek van de Faculteit
der Diergeneeskunde. Prof.dr. J.
Frik heeft zich bereid verklaard me-
dewerking te verlenen aan deze tijd-
rovende bezigheid; de Numan Stich-
ting heeft een financiële ondersteu-
ning toegezegd van ƒ 10.(XX),~.

- De collectie vaandels van het Mu-
seum Diergeneeskunde, zoals het be-
kende Absyrtus-vaandel, een appliek
van Absyrtus, de toga van de pedel,
baretten en ander textiel is dringend
aan restauratie toe. De volgende
fondsen leveren een bijdrage in de
kosten (± ƒ 13.000,-):
Anjerfonds Utrecht, Stichting Fonds
A.H. Martens van Sevenhoven Arn-
hem, Stichting K.F Heinfonds
Utrecht, Stichting Carel Nenger-
mann Fonds Utrecht, Provinciaal
Utrechts Genootschap van Kunsten
en Wetenschappen, Stichting Alge-
meen Fonds der SHV, Fentener van
Vlissingenfonds Utrecht.

- Ten behoeve van de grote collectie
oude, vaak kostbare instrumenten is
in het kader van het Deltaplan een
aanvraag ingediend om de achter-
stand in het onderhoud weg te wer-
ken. Een financiële ondersteuning
hiervoor is in principe toegezegd.
Er bestaat dringend behoefte aan een
stofvrije opslagplaats voor een deel
van de collectie van het museum. In
het kader van het Deltaplan is hier-
voor een subsidie toegezegd.
Regelmatig worden in de expositie
veranderingen aangebracht, bijvoor-
beeld ten behoeve van het zesde
congres van de European Asso-
ciation of Museums for the History
of Medical Science (EAMHMS) in
september 1992, en het recente lu-
strum van de DSK.
Het Museum Diergeneeskunde ont-
vangt nog steeds schenkingen, vaak
oude instrumenten, boeken en docu-
menten. Ook een veeartsen-diploma,
dat dateert van juli 1835 en op naam

■ Ii

ZO DOENDE
1991

Het jaaroverzicht 1991 van de Sectie
dierproeven van de Veterinaire
Hoofdinspectie Volksgezondheid is
pas van de pers gerold.
Genoemde sectie is sinds 1978 bezig
met beleidsadvisering en beleidsadvi-
sering in het kader van de Wet op de
dierproeven. Behalve de staf in Den
Haag zijn er in de regio toegevoegde
inspecteurs (allen dierenarts), die be-
trokken zijn bij het naleven van de
genoemde wet.

Zoals gezegd: het gaat om de naleving
van de Wet op de Dierproeven.
Deze wet regelt tevens de eisen waaraan
de proefnemers van dieren moeten vol-
doen met gevolg dat tevens het onder-
wijs daarop moet zijn toegesneden.
Een belangrijke rol hierin vervult, zoals
bekend, de leerstoel proefdierkunde van
prof.dr. L.F.M. van Zutphen aan de
Faculteit voor Diergeneeskunde.

STILTE ROND MUSEUM

DIERGENEESKUNDE

VERDWENEN

Geruime tijd is het stil geweest rond het Museum Diergeneeskunde. Sinds de
aanstelling van de nieuwe conservator in juli 1991, de heer drs. A.P.
Wijgergangs (oud algemeen secretaris van de KNMvD) is hierin gelukkig
verandering gekomen.

staat van Johannes Comelis Rutgers
te Arnhem, werd geschonken en is
momenteel het oudste veeartsen-di-
ploma waarover het museum be-
schikt. Voorts schonk de Vakgroep
Inwendige Ziektes en Voeding der
Grote Huisdieren een tonneau aan
het museum. De tonneau is een
tweewielig rijtuig, in gebruik bij de
buitenpraktijk in het begin van deze
eeuw, vóórdat tot de aanschaf van
een auto werd overgegaan. De ton-
neau staat gestald bij de Vakgroep,
die hem volledig heeft laten restaure-
ren en ook het onderhoud zal verzor-
gen. Op de Dag van het Paard, 16
mei 1992, is de formele overdracht
van de tonneau geweest, waarna
deze als een authentiek historisch
rijtuig werd geregistreerd bij het Do-
cumentatiecentrum \'Het Historisch
Gerei\' van de Vereniging \'De
Stichtse Aanspanning\' te Doorn.
Voor meer informatie over het Museum
Diergeneeskunde kan men contact op-
nemen met de conservator, drs. A.P.
Wijgergangs (030 - 534675, b.g.g.
534851). Voor informatie betreffende de
Numan Stichting kan men contact op-
nemen met TW. te Giffel, secretaris-
penningmeester (030-5101 11, KNMvD).

De basis daarvan vormt het streven naar
vervanging, vermindering en verfijning
van het proefdiergebruik.
Men vindt in dit verslag diverse bijzon-
derheden over de werkzaamheden van
deze vakgroep. Overigens is er verder
nog in Nijmegen een bijzondere leerstoel
proefdierkunde en in Lxiden een leer-
stoel voor dierproefvraagstukken.
Waarom deze zaken speciaal in het
jaarverslag van de sectie staan is niet erg
duidelijk.

ACTIVITEITEN

Wat heeft de sectie zoal in 1991 uitge-
voerd?

De rapportage van de inspectie vermeldt
diverse discutabele zaken wat de wet op
de Dierproeven betreft, zonder namen
van instellingen te noemen. Dit is begrij-
pelijk maar verhoogt het informatiege-
halte en de leesbaarheid niet.
Men houdt zich tevens bezig met het
controleren van paspoorten van honden
en katten volgens artikel 4 van het
Honden- en Kattenbesluit. Deze bleken
overigens niet altijd te kloppen.
Het is de plicht van de instellingen (nog

T I .1 O s ( M K I I I VOOR D I t R (, 1 N h F s K U N I) l . D F F 1

239

A 1

VFRIN(i 7 199.1

-ocr page 336-

altijd zo\'n 97 in \'90) om elk jaar opgave
te doen van het aantal gebruikte proef-
dieren. Dit is interessant cijfermateriaal
om op verschillende manieren uit te
pluizen.

Uit de cijfers blijkt een duidelijke terug-
gang in de loop der jaren. Met 1978 als
referentiejaar is het gebruik teruggelo-
pen tot 55,7 % in 1991 (van 1,57 miljoen
tot 0,87 miljoen).

De dieren worden gebruikt voor ont-
wikkeling en controle van vaccins en
geneesmiddelen (40,4%) en weten-
schappelijk onderzoek (47,5%).
Gezien deze cijfers is het toekennen van
de Prijs voor Alternatieven, van het
ministerie van WVC, voor het jaar \'91
(5000 gulden) voor het geheel vervan-
gen van een dierproef erg zinnig.
(R. van der Kammen van het Neder-
lands Kanker Instituut ontwikkelde een
methode om het uitzaaivermogen van
tumorcellen in het laboratorium te voor-
spellen in plaats van het gebruiken van
de muis als medium). Van de Universi-
teiten zijn Nijmegen en Utrecht de
grootste gebruikers wat aantallen be-
treft; 69.727 respectievelijk 69.591,
waarbij opvalt dat in Nijmegen dat in
\'87 nog (maar) 46.902 waren, terwijl in
Utrecht juist een omgekeerde trend te
zien is; 83.100 proefdieren in \'87.
Nijmegen gebruikt meer muizen dan
ratten, terwijl dat in Utrecht omgekeerd
is. In Utrecht zien we, waarschijnlijk
vanwege de aanwezigheid van de facul-
teit, veel hogere aantallen honden, paar-
den, runderen, schapen en vogels.
Er is eveneens een tabel met de gegevens
van het proefdiergebruik bij Defensie. In
totaal waren dat er in \'91 2.089 waarbij
10 muizen het slachtoffer werden van
mosterdgas. Een jaar daarvoor waren
dat er nog 12.

ANDERE ACTIVITEITEN EN
ORGANISATIES

De sectie is ook nog op onderzoekge-
bied actief

Zo is ze in de personen van de inspecteur
en één van zijn medewerkers penvoer-
der van het Platform Alternatieven voor
Dierproeven. Dit is een samenwerkings-
verband bestaande uit de overheid, in-
dustriële ondernemingen en dierenbe-
schermingsorganisaties, dat zich tot doel
heeft gesteld de ontwikkelingen en toe-
passingen van alternatieven te coördine-
ren. Hiervan is het verslag van \'91
bijgevoegd.

Aan middelen voor die activiteiten was
in dat jaar Q. 1,7 miljoen beschikbaar
bijeengebracht door WVC en LNV nl fl.

240

1,3 miljoen en door andere instellingen
zoals Solvay Duphar B.V., Intervet en
Organon, maar ook de Stichting
Schoonheid zonder Wreedheid die de
rest deponeerden.

Van de in \'91 toegekende 1,3 miljoen is
10% ten goede gekomen aan projecten
van commissieleden, die de voorstellen
moesten beoordelen.
De financiële toekomst van het Platform
ziet er overigens niet zo erg zonnig uit.
Een aparte stichting genaamd Stichting
Fondsenwerving Alternatieven voor
Dierproeven moet voor betere tijden
zorgen, de sectie beheert hier eveneens
het secretariaat.

In 1992 is een Nationaal Centrum Alter-
natieven voor Dierproeven opgericht
dat \'onder auspiciën\' van het Platform
moet functioneren. Een stuurgroep,
waarin ook een vertegenwoordiger van

T I J I) s < H K I K T VOOR D I F. R Ci E N F. E S K U N D K , D E F 1. 11«. A F I E V E R I N (i 7 I 9 9 .1

Op 18 februari jongstleden werd door
Royal Canin Nederland BV uit Veghel
in sportcentrum De Harder in Har-
derwijk voor de eerste maal het
squashkampioenschap voor dieren-
artsen en veterinaire studenten geor-
ganiseerd.

De uitslagen bij de dierenartsen luiden
als volgt:

Bij de Heren A werd P Wijnen Neder-
lands kampioen, vóór respectievelijk B.
Scholten en B. Carrière. Bij de Heren B
werd het ereschavot bezet door respec-
tievelijk F. van Aals, V. Schellekens en
de Faculteit zit, beraadt zich overigens
nog over de taakstelling van dit centrum.
Een belangrijk element zal zijn het
coördineren van vergelijkbare werk-
zaamheden in Nederland.
De Universiteit stelde fl. 100.000,- be-
schikbaar voor de aanloopkosten.
Ér staat uiteraard nog veel meer in het
Jaarverslag, zoals de samenwerking met
de Verenigingen werkzaam op het
proefdiergebied, de ontwikkelingen die
zich op dit gebied voordoen in de EG,
alsmede de noodzaak om in het kader
van de Gezondheid- en Welzijnswet
voor Dieren begeleidend en als toezicht-
houdende instantie op te treden.
Het rapport is te verkrijgen bij de
Veterinaire Hoofdinspectie, Sectie dier-
proeven, drs. P. de Greeve, Postbus 5406
2280 HK, Rijswijk, tel. 070- 3407032)

W Sybesma

NEDERLANDS VETERINAIR
SQUASH KAMPIOENSCHAP

C. de Vries. I. Oosterhout greep bij de
Heren C naar de hoofdprijs, vóór V.
Bruinessen. Bij de dames ging de eerste
prijs naar J. Gooskens. De tweede plaats
werd bezet door B. Nauta.
De uitslagen bij de studenten luiden als
volgt:

M. Luyten eindigde bij Heren B op de
eerste plaats, gevolgd door T. Wierda.
H. de Vries ging bij de Heren C met de
hoofdprijs aan de haal en bij de dames
eindigde G. Stamps op de eerste plaats.
Volgens de organisatie zal vanwege het
succes de titelstrijd volgend jaar ook
plaatsvinden.

-ocr page 337-

J. C. van den Wijngaard\'

Vleeskuikens

- In verband met de tweede NCD-
vaccinatie bij vleeskuikens verdient
het aanbeveling om de pluimveehou-
ders zodanig te instrueren dat zij voor
de enting de kuikens bijeen drijven
langs de lange zijden van het hok, het
licht uit doen, de temperatuur enkele
graden verlagen en gedurende de
enting minder ventileren. Hierdoor is
het veel eenvoudiger de enting zo
goed mogelijk uit te voeren.

- In goede samenwerking tussen de
afdeling Pluimveebedrijfsdiergenees-
kunde (van de vakgroep Bedrijfsdier-
geneeskunde en Voortplanting van
de Faculteit voor Diergeneeskunde),
Intervet International B.V. en de GD
Zuid-Nederland zijn zeer recent en-
kele vaccinatie- (en besmettings-)
experimenten uitgevoerd met vlees-
kuikens.

Op grond van het feit dat in twee
vergelijkbare experimenten de beste
bescherming tegen NCD werd vast-
gesteld na vaccinatie op één dag en
21 dagen leeftijd, is het beter om het
tijdstip van de tweede NCD-vaccina-
tie te verschuiven naar drie weken

\' Hoofd a/deling Pluimveegezondheidszorg van de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in Zuid-Nederland

leeftijd. Men dient er dan wel vanuit
te kunnen gaan dat de enting op de
eerste levensdag perfect is uitge-
voerd! Er wordt hierbij met klem op
gewezen dat voor de kwaliteit van de
eendagsentingen op kuiken-broede-
rijen die dierenartsen verantwoorde-
lijk zijn die de entstof leveren.
Ook onder de huidige praktijkom-
standigheden blijkt het in ons land
niet mogelijk te zijn één uniform
schema aan te houden met betrek-
king tot het enten van vleeskuikens.
Dit impliceert dat op een aantal
kuikenbroederijen op de eerste le-
vensdag tegen NCD én IB wordt
geënt, terwijl op de overige broede-
rijen alleen tegen NCD wordt geënt.
Voor de combinatie-enting IB/NCD
op de eerste levensdag is een geregi-
streerde combinatie beschikbaar.
Het is uitermate ongewenst om op de
eerste levensdag af te wijken van 1
dosis NCD-vaccin -l- 1 dosis IB-
vaccin.

Als blijkt dat vleeskuikens niet op de
eerste dag tegen IB zijn geënt, dan
hangt de verdere invulling van het
vaccinatieschema met betrekking tot
IB en NCD sterk af van de te
gebruiken entstoffen. Bij gebruik van
een IB H120 vaccin wordt aanbevo-
len om de IB-vaccinatie separaat uit
te voeren, dus niet samen met de

ENKELE ASPECTEN EN
ERVARINGEN MET
BETREKKING TOT DE
HUIDIGE NCD-BESTRIJDING

INLEIDING

Van 25 augustus 1992 tot en met 24 februari zijn er bij de Gezondheidsdiensten
voor Dieren en/of RVV 54 meldingen binnengekomen met betrekking tot een
verdenking ten aanzien van NCD bij pluimvee. Tot dusver zijn 45 meldingen
bevestigd door middel van diagnostisch onderzoek op de Gezondheidsdiensten
en aanvullend virologisch onderzoek door het CDl. In de ons omringende landen
zijn ook al langere tijd NCD-uitbraken aan de orde bij zowel sierpluimvee als
bedrijfspluimvee. Met andere woorden NCD kan momenteel worden beschouwd
als een Westeuropees probleem. Uit formele meldingen blijkt dat een grote reeks
van uitbraken in België voorafging aan de reeks van uitbraken in Nederland.
Vanuit Duitsland zijn er relatief weinig meldingen binnengekomen. Begin
december \'92 werd er vanuit Frankrijk melding gemaakt van een aantal
uitbraken. Hierbij werd met name sierpluimvee genoemd. De feiten benadrukken
dat er nu en in de toekomst erg veel aandacht gegeven moet blijven worden aan
het voorkómen van NCD-uitbraken.

In verband met het voorgaande is het nuttig om enkele punten betreffende het
vaccineren van pluimvee onder de loep te nemen.

NCD-enting. De IB-vaccinatie kan
in dat geval het beste uitgevoerd
worden op twee weken leeftijd en de
tweede NCD-vaccinatie op drie we-
ken leeftijd.

Uit de gegevens van Intervet Interna-
tional B.V. blijkt dat voor de tweede
NCD-vaccinatie gebruik gemaakt
kan worden van het combinatievac-
cin clone 30/IB-Ma5. Echter in de
praktijk gebruikt men vaak de ge-
noemde entstoffen in (een) andere
verhouding(en). Dit laatste wordt
sterk afgeraden! De enting tegen IB
(op twee weken leeftijd) kan door
middel van drinkwaterapplicatie of
door middel van spray worden uitge-
voerd. Maak voor deze IB-vaccinatie
geen gebruik van drinkwaterapplica-
tie als de kuikens drinken uit een
nippelsysteem.

Leghennen

- Voor de verplichte aanvullende vac-
cinaties van leghennen tegen NCD
was er op meerdere legbedrijven
sprake van een deplorabele situatie
wat betreft de hoogte van de 2 log
HAR NCD-titers. De respons op de
aanvullende NCD-vaccinaties is in
het algemeen (in Zuid-Nederland)
buitengewoon goed gebleken. He-
laas, hoewel dit zeer ongeloofwaar-
dig klinkt, blijken er nog steeds
legpluimveehouders te zijn die zich
niet melden voor de verplichte (aan-
vullende) vaccinaties. Er wordt zelfs
af en toe melding gemaakt van leg-
pluimveehouders die tot dusver nog
helemaal niet aanvullend gevacci-
neerd zouden hebben. Uiteraard ma-
ken wij graag mede gebruik van de
activiteiten van de pluimveepraktici
om dergelijke lieden op te sporen en
\'om te turnen\'.

Sierpluimvee

- Op 8 februari jongstleden hebben de
gezamenlijke Gezondheidsdiensten
voor Dieren een persbericht doen
uitgaan via de Stichting Gezond-
heidszorg voor Dieren aan eenieder
die sier- of hobby-pluimvee bezit.
Alle houders van deze categorieën
pluimvee worden zeer dringend aan-
geraden om hun dieren zo snel moge-
lijk te laten enten tegen pseudovogel-
pest.

Uit geldt uiteraard in zeer sterke
mate ook voor pluimvee in kinder-
boerderijen, speeltuinen en derge-
lijke, waar grotere aantallen pluim-
vee aanwezig zijn. De entstof kan in

-ocr page 338-

het oog of de neusgaten worden
gedruppeld of via het drinkwater
worden toegediend. Daarnaast be-
staat uiteraard de mogelijkheid om
entstof per injectie toe te dienen. De
meest pragmatische en tevens tame-
lijk solide aanpak met betrekking tot
deze categorie pluimvee is de vol-
gende: al het sier- en hobby-pluim-
vee zo snel mogelijk enten tegen
pseudovogelpest door middel van
een oog- en/of neusdruppel met
levend vaccin en aansluitend een

VERBOD OP
UITLADEN VAN
VLEESKUIKENS
PER 1 MEI 1993

Het Produktschap voor Pluimvee en
Eieren (PPE) wil met ingang van 1 mei
1993 het uitladen van vleeskuikens in
Zuid-Nederland verbieden.

De maatregel wordt voorgesteld in het
kader van de NCD-bestrijding. Eerder
adviseerde het PPE het uitladen in en
rond besmette gebieden tot het uiterste
te beperken. Dit advies lijkt niet vol-
doende te zijn. Daarom wordt een

In de rubriek Vraag en Antwoord van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
118 (2), 1993 wordt naar aanleiding van
de vraag naar de zin van het toevoegen
van
Chlamydia psittaci door de collegae
Houwers en Egberink gesteld dat de
wetenschappelijke basis hiervoor (te)
smal is en de evaluatie van dergelijke
vaccins onder praktijkomstandigheden
ontbreekt.

Hoewel de heren Egberink en Houwers
zeker niet stellen dat het vaccineren van

•Ell«

intramusculaire of subcutane injectie
met geïnactiveerd vaccin. Deze han-
deling elk jaar herhalen. Het is ver-
standig om de houders van deze
dieren te voorzien van een entverkla-
ring. Een voorbeeld hiervan is bij uw
regionale Gezondheidsdienst voor
Dieren verkrijgbaar.
Hopelijk zijn we gezamenlijk in staat om
met behulp van optimale hygiëne een
perfecte vaccinaties zo spoedig mogelijk
de huidige NCD-epidemie onder con-
trole te krijgen.

verbod overwogen in de provincies Zee-
land, Brabant en Limburg. Voor de rest
van Nederland geldt een dringend ad-
vies niet uit te laden.
Onder uitladen wordt verstaan het op
verschillende tijdstippen afleveren aan
slachterijen van gedeelten van een kop-
pel vleeskuikens, waarbij een totaalter-
mijn van vier dagen wordt overschre-
den.

Voor meer informatie kunt u terecht bij:
Ir. A. Mijs

kantoor: 034(M - 67203
privé: 03404 - 11552

Ir. H. J. Andela
kantoor: 03404 - 67207
privé: 010-4269182

KATTENIESZIEKTE VACCINS MET
CHLAMYDIA PSITTACI

katten tegen Chlamydia psiltaci a priori
nutteloos is, menen wij dat de teneur van
hun uitleg wellicht ook anders opgevat
kan worden. Daarom willen wij graag
bij deze toelichten waarom wij vinden
dat de vaccinatie tegen katten iesziekte
volledig gemaakt wordt door de toevoe-
ging van een
Chlamydia /7j/Hac/-fractie.
Feline chlamydiosis wordt veroorzaakt
door de kat-specifieke stam van het
species
Chlamydia psittaci. De eerste
bekende verwekker van luchtweginfec-
tie bij de kat was namelijk
Chlamydia
psittaci
var. felis, welke door Baker al in
1942 uit de longen van aan pneumonie
gestorven katten gekweekt werd. Het
belang van
Chlamydia psittaci als agens
voor luchtweginfectie raakte op de ach-
tergrond door de ontdekking van het
feline calicivirus en het feline herpes
virus. Door onvoldoende bescherming
van goed tegen \'catflu\' gevaccineerde
katten kwam in de Verenigde Staten
Chlamydia psittaci toch weer in de
belangstelling als veroorzaker van lucht-
wegaandoeningen.

In de ons omringende landen wordt
Chlamydia psittaci bij 10 tot 30% van de
katten met \'catflu\' geïsoleerd. In Neder-
land werd bij een pilot study een preva-
lentie van meer dan 10% gevonden en
het is goed mogelijk dat deze schatting
nog aan de lage kant is. De laboratorium
diagnostiek van Chlamydia-infectie is
moeilijk en vele organismen overleven
het transport niet. Bij het kweken van
McCoy-cellen kan een aantal monsters
makkelijk vals negatieve resultaten op-
leveren.

De familie van de Chlamydia heeft
betrekkelijk veel gemeenschappelijke
groepsantigenen. Binnen de species
Chlamydia psittaci bestaan er relatief
weinig serotypen. De
Chlamydia psittaci
variant van de kat is echter een aparte
stam en is ook niet pathogeen voor
andere dieren en de mens. Dit in tegen-
stelling tot de aviaire, ovine en bovine
stammen van
Chlamydia psittaci, die
echter zoönosen zijn.
Door de sterke graad van attenuatie,
meer dan 250 passages, zien wij geen
groter gevaar voor terugmutatie naar
virulentie dan voor andere agentia, die
veelal in mindere mate geattenueerd
zijn. Overigens, de kansen voor terug-
mutatie naar virulentie zijn theoretisch
gelijk aan die voor verdere mutatie naar
een compleet avirulente variant. Een
voorwaarde voor een succesvolle muta-
tieketen is dat het agens uitgescheiden
wordt door de gastheer en in de vol-
gende gastheer zijn replicatie-cyclus ver-
der kan vervolmaken. Het blijkt dat de
vaccinstam niet uitgescheiden wordt
door het gavaccineerde dier. Gedurende
de laatste 10 jaar zijn in de USA en
Europa tenminste 120 miljoen doses
van een gecombineerd calici-herpes-
panleukopenia-chlamydia-vaccin ver-
kocht zonder ook maar enige aanwijzing
voor terugmutatie naar virulentie.
Bij infectie van immuun voor naïeve
dieren met de vaccinstam werden noch
ziekteverschijnselen noch uitscheiding
waargenomen.

Voor registratie in Europa is de effectivi-
teit van het vaccin getest volgens de
registratie eisen en één jaar na de basis-

T I M) S ( H R I I- T V O O K D li: R (i I N I ( S K U N 1) F . D 1

242

A I

I y <) 1

F V I R I N (.

-ocr page 339-

■* « M

enting werd nog klinische bescherming
gezien tegen de infectie van Chlamydia.

Feline chlamydiosis is een hardnekkige
ziekte van onder meer de conjuctica en
cornea, die een langdurige behandeling
behoeft met bijvoorbeeld tetracycline
preparaten oraal en lokaal. In catteries
vormt de behandeling een grote perso-
nele en financiële belasting.

Het toepassen van CHP Chlam-combi-
naties in kattenpensions ging gepaard
met een duidelijke afname van de mor-
taliteit en medicijngebruik.

Het bovenstaande in overweging geno-
men, zijn wij van mening dat de proble-
matiek rondom feline chlamydiosis on-
derschat wordt en daarom adviseren wij
om katten routinematig tegen de drie
potentiële verwekkers van kattenies-
ziekte te enten. De entstof is immers
veilig en effectief gebleken.

R. van den Hoven,
Solvay Duphar BV,
Weesp.

EJ. Jedema,
Duphar Animal Health
Benelux, Amsterdam.

OPEN BRIEF

Geacht bestuur,

In het blad \'Dier en Arts\' las ik over het
samengaan van een dierenspeciaalzaak
met een dierenartspraktijk. In dat betref-
fende artikel wordt verwezen naar de
code voor de dierenarts.

Ik meen dat ik niet uitvoerig behoef uit
te leggen dat naar mijn mening de code
geen rechtskracht heeft en wel om twee
redenen:

1. Qua inhoud bevat het bepalingen die
tegenstrijdig zijn met dat wat er in de
praktijk als gewoonte leeft.

2. De manier waarop de code tot stand
gekomen is voldoet niet aan de
normen die men in een democrati-
sche vereniging daaraan mag stellen.

In mijn brief van 2 september 1991, heb
ik u erop gewezen dat de manier waarop
u in een tussenzin drie verschillende
beslissingen vroeg van de leden, waarop
ze dan slechts met een \'ja\' of \'nee\'
konden antwoorden, niet juist.

Om die reden verzocht ik u dit voorstel
op de vergadering in te trekken.

Dit is niet gebeurd, waardoor de leden
zich hierover niet konden uitspreken.

Voor alle duidelijkheid wil ik stellen dat
ik vooralsnog geen voorstander ben van
een praktijkuitoefening, zoals in Zwolle
gepland, zoals ik ook geen voorstander
ben van een praktijkuitoefening, zoals
door secretaris-generaal Van Dinter tij-
dens het symposion in Apeldoorn ge-
propageerd.

Wel vind ik dat de leden alle informatie
dienen te krijgen en de gelegenheid
moeten hebben met elkaar te discussië-
ren om op die manier tot een code te
komen, waarin inderdaad vastgelegd is
wat onder de beroepsgroep van prakti-
zerende dierenartsen leeft.

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
zou hiertoe kunnen dienen. Reden
waarom ik u verzoek dit schrijven als
een \'open brief in het tijdschrift te willen
plaatsen.

L J. Th. Tholhuysen

PFIZER VERHUISD

Pfizer BV is verhuisd van Rotterdam
naar een nieuw bedrijfspand in het
Capelle Office Park te Capelle aan de
IJssel.

In het nieuwe bedrijfspand is een mo-
dern geoutilleerd auditorium, waarin
voor ruim honderd personen presenta-
ties en symposia gehouden kunnen wor-
den.

Er kunnen satellietverbindingen tot
stand worden gebracht, zodat symposia
en congressen in het buitenland direct
gevolgd kunnen worden.
Pfizer vestigde zich in 1954 in Neder-
land.

De omzet van Pfizer Inc., gevestigd in de
Verenigde Staten, bedroeg in 1992 we-
reldwijd ruim zevenmiljard dollar. Het
jaarbudget voor onderzoek en ontwik-
keling bedraagt dit jaar éénmiljard dol-
lar.

1

1

1

1

1

_ g 1

1 1

1 ÉM

T I J I) S ( H K I t r V O O K D M R (,

243

S K U N I) ( . D F K r II

All F v F. R I N (i

7 19 9 1

-ocr page 340-

NIEUW PRODUKT
ENDEX

Rond deze tijd verschijnt het nieuwe
produkt Endex 8,75% van Ciba Animal
Health op de markt. Endex 8,75% is een
breedspectrum wormmiddel voor scha-
pen. Het produkt werkt zowel tegen
maagdarm-, lint- en longwormen, als
tegen alle stadia van de leverbot. Het is
een suspensie voor orale toediening met
een drenchapparaat.
Behandeling met Endex 8,75% verwij-
dert gelijktijdig de bestaande wormin-

INFECTIEZIEKTEN
BIJ HOND EN KAT

§ Conussen en cyrsossen

Eerste FECAVA Meeting of Conti-
nuing Education, 22-ste SCIVAC
Congres.

De SCIVAC (Societa Culturale Italiana
Veterinari per Animale da Compagnia)
organiseert van 24 tot en met 27 juni van
dit jaar in het Italiaanse Riccione een
vier dagen durend internationaal con-
gres voor praktizerende dierenartsen.

Het doel van het congres is om dieren-
artsen te informeren over de nieuwste
ontwikkelingen op het gebied van infec-
tieziekten bij hond en kat. De informatie
is toegespitst op de dagelijkse praktijksi-
tuatie. Daarnaast heeft de bijeenkomst
tot doel contacten te bevorderen tussen
de verschillende deelnemers en hun
families. De voertalen zijn Engels en
Italiaans met simultane vertaling.

De onderwerpen die onder meer aan de
orde komen zijn:

Acute en chronische infecties van de
voorste luchtwegen bij de kat;
Coronavirus bij de kat;
Ehrlichiosis bij de kat;
FeLV/FIV-infectie;

Laatste ontwikkelingen op het gebied
van vaccinaties bij hond en kat;
Brucella caniy-infectie: klinische symp-
fecties en alle stadia van de leverbot. Dit
geeft ooien een betere conditie en fertili-
teit. Een behandeling in het voorjaar
bestrijdt weidebesmetting met zowel le-
verbot als maagdarm-, lint- en longwor-
men. Zo worden ziektesymptomen later
in het seizoen vermeden. Door de scha-
pen en lammeren in de zomer te behan-
delen, wordt leverbotbesmetting later in
het jaar tegengegaan. Het middel heeft
geen nadelige invloed op schapen. Een
orale dosering van 1 ml/5kg lichaams-
gewicht wordt aangeraden.

244

Voor meer informatie: Ciba Animal
Health, telefoon 01650-97305.

tomen, diagnose en therapie;
Schimmelinfecties bij hond en kat: symp-
tomen, diagnose en therapie;
Borreliosis bij de hond.

Het congresgeld bedraagt 150.000 lire
(ongeveer 200 gulden).

Belangstellenden kunnen een uitgebreid
programma-overzicht aanvragen bij
SCIVAC, Via Pallavicino, 26, 26100
Cremona, Italië. Telefoon 09-39-372-
23501 (fax: 45091).

REPTIELEN OP
HET SPREEKUUR

Archaeopteryx (de veterinaire vereni-
ging voor vogels en bijzondere dieren)
organiseert donderdag 13 mei een lezing
met als titel \'reptielen op het spreekuur;
veel voorkomende ziekten bij reptielen
en amfibieën vanuit de praktijk belicht\'.

De lezing wordt gehouden op de Facul-
teit voor Diergeneeskunde en begint om
half acht \'s avonds.

T I .1 I) S C\' H K I (■ T VOOR D I K R Cl F N F E s K U N I) h . D F E I I 1 K . A F l. E V F R I N <i 7 1 9 9 .1

JUISTE NAAM

Onder het referaat \'Effecten van Elek-
tro-stimulatie op de varkensvleeskwali-
teit\' in het Tijdschrift van Diergenees-
kunde van 1 maart jongstleden, is
abusievelijk de verkeerde naam ge-
plaatst. De juiste referent is R. F. J. M.
Meekes.

EFFECTIVITEIT

\'KENNELHOEST

VACCINS

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer dr H. F.
Egberink (vakgroep Infectieziekten
en Immunologie) bereid om voor de
lezers een antwoord te formulieren.

VRAAG

Bestaat er tegenwoordig een vaccin dat
afdoende werkt tegen het kennel-cough-
syndroom?

Is het veterinair-ethisch verantwoord
dat een fabrikant een dergelijk vaccin
direct schriftelijk aanprijst bij eigenaren
van hondenpensions? (zoals Duphar dit
deed).

En mag daarbij het advies gegeven
worden enkel honden toe te laten die
met het betreffende vaccin gevaccineerd
zijn? (zoals is gebeurd).

ANTWOORD

De naam \'kennelhoest\' wordt in de
praktijk gebruikt voor acute, zeer conta-
gieuze respiratoire aandoeningen bij de
hond, waarbij larynx, trachea, bron-
chiën en soms het neusslijmvlies betrok-
ken zijn. Kennelhoest kan gepaard gaan
met een droge harde hoest die 1-3
weken kan aanhouden. Deze vorm is
vaak seizoensgebonden (herfst). Men
onderscheidt een andere vorm waarbij
naast een droge soms produktieve hoest,
oog- en neusuitvloeiing kan optreden.
Tonsillitis komt algemeen voor. Dit
beeld wordt vooral gezien bij honden in
kennels, asiels, dierenwinkels en bij die-
ren met een onzekere vaccinatiegeschie-
denis. De mortaliteit is laag; meestal
herstellen de dieren binnen een paar
dagen tot weken. Zoals de \'verkoudheid\'
bij de mens is de naam \'kennelhoest\' niet
meer dan de beschrijving van een kli-
nisch beeld. Etiologisch wordt een rol
toegekend aan verschillende virussen en
bacteriën. Infecties met canine adenovi-
rus (CAV) type 1 en met name type 2
kunnen symptomen van kennelhoest
veroorzaken, evenals het canine distem-
per virus (CDV, hondeziektevirus). Ook
canine herpesvirussen en reovirussen
type 1, 2 en 3 zijn geïsoleerd uit honden

-ocr page 341-

met kennelhoest. Genoemde virussen
speien echter geen belangrijke rol in de
etiologie. Ook CAV-2, dat alleen respi-
ratoire verschijnselen geeft, veroorzaakt
meestal milde tot inapparente infecties.
Met name het canine para-influenzavi-
rus (CPIV),
Bordetella bronchiseptica
en mycoplasma\'s worden het meest
geassocieerd met kennelhoest. Het
CPIV veroorzaakt na experimentele in-
fectie slechts milde symptomen. De
bacterie
Bordetella bronchiseptica zou
vaak de primair belangrijke verwekker
zijn; met reincultures van deze bacterie
kan men ook het ziektebeeld reproduce-
ren. Ernstiger symptomen treden op bij
gecombineerde infecties van virussen,
Bordetella bronchiseptica en mycoplas-
ma\'s.

De vaccins die als kennelhoest vaccin
worden betiteld bevatten meestal CAV-
2, CPIV en soms Bordetella.
Voor een goede bescherming tegen deze
respiratoire infecties is het induceren van
een lokale secretoire antilichaamsres-
pons (IgA) en lokale cellulaire immuni-
teit van belang. Een parenterale vaccina-
tie induceert een goede systemische
(IgG) immuunrespons doch een slech-
tere of geringere lokale respons. Parent-
erale vaccinatie tegen CPIV (en ook
Bordetella bronchiseptica) geeft onder
experimentele omstandigheden bescher-
ming tegen ziekte echter onvoldoende
tegen infectie. Hierdoor kan het virus
blijven circuleren in een gevoelige popu-

245

FARBATLAS DER
ENDOSKOPIE

M.J. Brearley, J.E. Cooper, M. Sullivan,
Hannover, Schlutersche 1992,128pagi-
na\'s, 310 (merendeels) kleurenfoto\'s,
ISBN 3-87706-366-7

In dit boek worden de belangrijkste
endoscopische technieken beschreven,
die toegepast kunnen worden bij gezel-
schapsdieren. In hun voorwoord verkla-
ren de auteurs een compromis gezocht te
hebben tussen de uitgebreide tekstboe-
ken en de vele artikelen die afwijkingen
beschrijven. Naast de introductie en een
hoofdstuk over keuze en gebruik van de
latie, waardoor de infectiedruk toe-
neemt. De mate en duur van immuniteit
van deze vaccins onder veldomstandig-
heden is onvoldoende bekend.
Er zijn ook intranasale vaccins met
Bordetella bronchiseptica en CPIV ont-
wikkeld. Een voordeel van intranasale
vaccinatie is de betere en snellere ont-
wikkeling van een lokale immuunres-
pons en het minder gevoelig zijn voor
interferentie door maternale antilicha-
men. Dit laatste kan van belang zijn
voor vaccinatie van jonge pups in ken-
nels met endemische infecties. Van intra-
nasale
Bordetella bronchiseptica vaccins
is aangetoond dat ze beschermen tegen
klinische symptomen en ook de uitschei-
ding na challenge reduceren.
De vraag of afdoende effectieve kennel-
hoest-vaccins bestaan dient beantwoord
te worden in het licht van bovenstaande
kennis. De vele doorbraken die in de
praktijk worden gezien suggereren dat
deze vaccins onvoldoende effectief zijn.
Toch kunnen kennelhoest-vaccins een
bijdrage leveren aan de bescherming
tegen ziekte. Daarbij dienen de volgende
punten in acht genomen te worden.
Gezien het belang van Bordetella in de
etiologie lijkt vaccinatie hiertegen in elk
geval deel te moeten uitmaken van de
kennelhoest vaccinatie. Bij het opstellen
van een entschema dient rekening ge-
houden te worden met de o.h.a. gerin-
gere duur van bescherming tegen respi-
ratoire infecties: frequente boostervacci-

■I ■ M

T I J O s (• H R I F T VOOR D I F R (i F N F. F S K U N O F . D F F I. 118. A F I F V F R 1 N ti 7 1 9 9 .1

endoscoop worden achtereenvolgens
besproken: rhinoscopie, tracheobron-
choscopie, endoscopie maagdarmka-
naal, vaginoscopie, laparoscopie, ar-
throscopie, endoscopie bij de vogel en
endoscopie bij exotische species. Bij
bespreking van zoveel onderwerpen en
zoveel foto\'s blijft er weinig ruimte over
voor tekst in 128 pagina\'s. De tekst
bestaat per hoofdstuk uit een introductie
(met indicaties), de keuze van de endo-
scoop en de techniek. Vervolgens wor-
den enkele normaal beelden en enkele
afwijkingen getoond. Er wordt weinig
aandacht besteed aan het verkrijgen van
materiaal voor cytologisch/patholo-
gisch/bacteriologisch onderzoek. Ter-
loops worden bioptietangetjes genoemd,
maar de verschillende typen en brush-
en aspiratietechnieken worden niet ge-
noemd. Zeker bij endoscopie van het
maagdarmkanaal en de lagere luchtwe-
gen wordt de diagnose in de meeste
gevallen niet op de macroscopie maar
op het microscopisch beeld gesteld. Dit
naties en vaccinatie enkele weken voor
een mogeljk groter infectierisico (bijv.
opname in pension, asiel) zijn van be-
lang.

Ook vaccinatie van alle honden in een
groep is essentieel om de infectiedruk en
daarmee de kans op infectie te verlagen.
De vraag of het verantwoord is vaccins
aan te prijzen bij eigenaren van pen-
sions, is een ethisch vraagstuk. Het
antwoord op deze vraag is dan ook mijn
persoonlijke opvatting. De dierenarts is
de aangewezen persoon om te beoorde-
len of vaccinatie noodzakelijk is en zo ja
wanneer en met elk vaccin. In de prak-
tijk zal hij zijn oordeel moeten baseren
op informatie van de industrie en resul-
taten van experimentele studies. Ook
resultaten van onafhankelijke veldstu-
dies gepubliceerd in wetenschappelijke
tijdschriften zijn soms beschikbaar (he-
laas te weinig). Bovendien zou de prakti-
cus zelf de werkzaamheid van verschil-
lende vaccins onder veldomstandig-
heden kunnen vergelijken. De dierenarts
met zijn kennis van infectieziekten, im-
munologie en vaccinologie kan de
waarde van al deze gegevens kritisch
evalueren; de pensioneigenaar is hiertoe
meestal niet in staat. Het is in principe
geen probleem dat ook de pensioneige-
naar op de hoogte gebracht wordt van
nieuwe ontwikkelingen, tenzij hierdoor
de rol van de practicus in de beslissing
over de vaccinatiestrategie wordt onder-
mijnd.

gegeven is niet duidelijk terug te vinden
in dit boek waarbij de nadruk op de
macropscopie ligt. Wel wordt vermeld
dat bij endoscopie van het maagdarm-
kanaal over het algemeen slechte muco-
saveranderingen gediagnosticeerd kun-
nen worden. Indien de veranderingen in
de diepere lagen van het weefsel zetelen,
dienen diepere of \'full thickness\' biopten
genomen te worden. In het hoofdstuk
betreffende vaginoscopie wordt met vele
foto\'s een duidelijk overzicht gegeven
van het aspect van de mucosa in de
verschillende stadia van de oestrische
cyclus (voor het bepalen van het juiste
tijdstip van dekking is progesteron bepa-
ling nauwkeuriger). Het hoofdstuk be-
treffende arthroscopic beperkt zich tot
de knie. Er worden geen insertie plaat-
sen genoemd van knie of andere ge-
wrichten.

Het boek geeft een aardig idee wat er
mogelijk is op het gebied van de endo-
scopie. Het kan echter niet gezien wor-
den als een boek waarmee \'de endosco-

-ocr page 342-

pie geleerd kan worden\', daarvoor is het
veel te oppervlakkig en summier. Als
plaatjesboek om het enthousiasme van
de (mogelijk) beginnend endoscopist te
vergroten is het goed geschikt. Een
ervaren endoscopist kan het eventueel
gebruiken om eigenaren van patiënten
plaatjes te laten zien.

R. mn Noort

SMALL ANIMAL
PRACTICE

Edited by R.D. Long, Vet Med Ophtal,
MRC Stone Lion Veterinary Hospi-
tal London, England Wolfe Publishing
Ltd 1992, ISBN 0-7234-1745-8

De doelgroep van dit zeer op de praktijk
gerichte boek is de gezelschapsdieren-
practicus en student, die hun diagnosti-
sche vaardigheden en kennis willen uit-
breiden en of toetsen. Dit geschiedt door
middel van een kleine driehonderd vra-
gen over de meest uiteenlopende onder-
werpen en diersoorten, zoals die aan u
voorgelegd worden in de praktijk. De
antwoorden leveren een verrassend
diepgaande bespreking van (differen-
tieel-) diagnose en therapeutische moge-
lijkheden. Beide worden geïllustreerd
met foto\'s van de aandoening, röntgen-
foto\'s, echo\'s, ECG\'s, bloeduitslagen en
alles wat klinisch relevant is. Het beeld-
materiaal is van uitstekende kwaliteit.
De bijdragen zijn geleverd door erkende
specialisten, die de lezer op deze gemak-
kelijk toegankelijke wijze deelgenoot
maken van hun ervaring en zo pogen bij
te dragen tot het oplossen van de inge-
wikkelde gevallen, die tenslotte allemaal
bij de eerstelijn binnenkomen. Ook val-
kuilen komen aan de orde. Het feit dat
het onderwerp van de eerste vraag een
cowpox infectie betreft, is niet represen-
tatief voor de keuze van de overige
onderwerpen.

Het gemis van de levende of dode
patiënt en de door u zelf afgenomen
anamnese blijft, maar de werkelijkheid
wordt heel dicht benaderd. Een over-
zichtelijke index maakt het terugzoeken
eenvoudig. Dit boek stelt u in staat om
vanuit uw stoel, desnoods tussen de
bedrijven door, een groot aantal interes-
sante casus de revue te laten passeren.
Kortom een heel leuk en leerzaam boek
voor een aangename prijs (f 61,75).

H.R. de Vries-Chalmers Hoynck van
Papendreeht

Suzanne M. Moenter, Stephen K. Webel
and Philip J. Dziuk.
Animal Reproduction Science 1992; 27:
161-7.

De schrijvers onderzochten of er een
correlatie aanwezig is tussen de oestron-
sulfaat (ES)-concentratie in het serum
en de worpgrootte. Hiertoe werd van
148 zeugen bloed genomen tussen de
20e en 26e dag na de dekking. De ES-
concentratie werd bepaald met een RIA.

HOND/KAT

Metrovetsan zur behandlung
der pyometra und endometritis
bei hundinen und katzen

Z. GafewskL Tierärztliche Umschau
1991; 2: 98-102.

Bij 120 teven en 36 poezen van verschil-
lende rassen in de leeftijd van twee tot
twaalf jaar werd een pyometra of endo-
metritis gediagnostiseerd. De diagnose
werd zowel op de anamnese als op
algemene en specifieke bevindingen ge-
steld door middel van bloed-, gynecolo-
gisch en röntgenonderzoek.

PAARD

Relationship of age to uterine

function and reproductive effi-
ciency in mares

Carnevale EM, and Ginther OJ.
Theriogenology 1992; 37: 1101-15

De schrijvers onderzochten de invloed
van de leeftijd op de uteriene functie bij

VARKEN

Zeugen waarbij de ES-concentratie op
de 25e dag groter was dan 400 pg per ml
werden beschouwd als drachtig. Lag de
ES-concentratie tussen 400 en 1000 pg
dan werd voorspeld dat de zeug drachtig
was van minder dan acht biggen en was
de ES-concentratie groter dan 1000 pg
dan werd voorspeld dat de zeug drachtig
was van acht biggen of meer.

De test bleek als drachtigheidstest tegen
te vallen (85% correct). Wat het voor-
spellen van de worpgrootte betreft (res-
pectievelijk minder en meer dan acht
biggen) was de test in 73% van de
gevallen correct.

Geconcludeerd wordt dat met behulp
van deze test sommige zeugen al in een
vroeg stadium kunnen worden geselec-
teerd om te worden opgeruimd. (Deze
conclusie is veel te voorbarig gezien de
hierboven vermelde 85 en 73%. (Ref.)).

A. de Kruif

De behandeling vond plaats met Metro-
vetsan-injecties (bevat Sepia D4 en
Pulsatilla D 2) met een tussentijd van 5 -
7 dagen. Ernstig zieke dieren kregen
tevens een korte antibioticakuur. Als
verslechtering van de symptomen kon
alleen een lichte apathie op de eerste
behandelingsdag worden waargeno-
men. Tijdens de behandeling kon kli-
nisch een verhoging van de uterustonus
vastgesteld worden. Een klinische gene-
zing werd bereikt bij 80% van de teven
en 58% van de poezen. Het terugkeren
van de voortplantingsfunctie en met
name de geboorte van levende en ge-
zonde nakomelingen bij 15 teven en 6
poezen werd gezien als een bevestiging
van de therapeutische werkzaamheid
van Metrovetsan.

A.G.G. Kok

negen jonge pony\'s (5-7) jaar en bij 15
oudere pony\'s (> 15 jaar).

Het bleek dat bij de oudere dieren de

- contractiliteit van de uterus minder
was;

- de fixatie van het embryo later plaats-
vond;

- de uterustonus lager was;

- endometriumbiopsieën ernstiger ver-
anderingen vertoonden;

- de hoeveelheid vloeistof in de uterus

T I .1 I) s C H R I F- T VOOR D I F R Ci 1 N F E S K II N I) I . D E E I I I K . A I- I E V E R I N Ci 7 I •) >) .1

246

-ocr page 343-

■I I fli

. yM

groter was;

- het drachtigheidspercentage op dag 12
lager was en

- het percentage embryonale sterfte ver-
hoogd was (resp. 62 en 11%) in vergelij-
king met de groep jonge dieren.

Uit deze resultaten blijkt duidelijk dat de
uterus van oude(re) pony\'s minder goed
functioneert dan van jonge pony\'s.

Waarschijnlijk is dit ook de reden dat
oudere dieren gevoeliger zijn voor endo-
metritis en minder goed reageren op een
therapie.

A. de Kruif

HET IBD-VIRUS,
VACCINATIE EN
EPIDEMIOLOGIE

E.L.G. Hermens

Het Infectious Bursal Disease Virus
(IBDV) is erg resistent en kan in onge-
bruikte hokken eventueel langer dan een
jaar persisteren. Ook is het erg besmette-
lijk. Niet alleen door direct contact maar
ook door kleding, materiaal en verzor-
gers kan de infectie worden overge-
bracht. Ook is er een aantal diersoorten
beschreven die de infectie, als mechani-
sche of biologische vector, kan over-
brengen. Het virus kan klinisch ziekte
veroorzaken met uitval, bursalesies en
ook andere orgaansystemen kunnen
aangetast zijn. Een subklinische infectie
kan optreden als de dieren op jonge
leeftijd geïnfecteerd worden. Hierbij kan
immuunsuppressie optreden doordat de
cellen die mediëren in de differentiatie
van B-lymfocyten door het IBD-virus
aangetast worden. Het gevolg hiervan
kan een grotere gevoeligheid voor an-
dere bacteriële of virale infecties zijn of
een verminderde immunologische res-
pons op vaccinaties. Een behandeling
tegen Infectious Bursal Disease (IBD) is
er eigenlijk niet en als preventie komt
alleen vaccinatie in aanmerking. Voor
de vaccinatie kan gebruik worden ge-
maakt van levend of geïnactiveerd vac-
cin-virus. De laatste jaren zijn in Neder-
land en andere Europese landen
uitbraken waargenomen van IBD die
veroorzaakt werden door een virus met
hoge virulentie, waartegen conventi-
onele vaccinatie programma\'s onvol-
doende effect sorteerden. Deze proble-
men werden opgelost door het gebruik
van zogenaamde \'hot\' vaccins. Als nade-
len van deze vaccins kunnen de toegeno-
men virulentie en de hogere vaccin-
druk, die eventueel leidt tot uit-selectie
van weer virulenter veld-virus stammen,
genoemd worden. Een alternatief voor
het gebruik van \'hot\' vaccins zou de
verdere ontwikkeling van recombinant
vaccins, embryovaccinatie en vaccinatie
van jonge dieren met geïnactiveerd vac-
cin- virus kunnen zijn. Onderzoek naar
oorsprong en verspreiding van de
nieuwe \'hoogvirulente stammen\' door
middel van monoclonale antilichamen
lijkt wenselijk.

(SR/187/92: 24 pp)

EPIDEMIOLOGIE VAN
HET HUMAAN
RESPIRATOIR
SYNCYTIEEL VIRUS

J.W. Dijkshoorn

Het respiratoir syncytieel virus is een
enkelstrengs RNA virus met een nega-
tieve polariteit. Samen met het bovine
RS virus en het pneumonie virus van de
muis vormen ze het genus pneumonivi-
ridae van de familie der paramyxoviri-
dae.

Het genoom codeert voor 10 eiwitten
waarvan het F en G glycoproteïne de
belangrijkste membraaneiwitten zijn.

Het G eiwit is waarschijnlijk het aan-
hechtingseiwit het F eiwit is het fusie-
eiwit.

Op basis van de reactie van monoclo-
nale antilichamen met structurele virus-
eiwitten worden twee subgroepen (A en
B) onderscheiden.

Epidemieën met HRSV treden op in
herfst en winter. Bij kinderen jonger dan
zes maanden zijn de symptomen het
ernstigst en ziekenhuisopname is vaak
noodzakelijk. Pneumonie en bronchi-
tis/bronchiolitis worden op deze leeftijd
het meest gezien. Herinfecties treden
regelmatig op, ook bij volwassenen
maar verlopen in het algemeen mild.
Een uitzondering hierop vormen bejaar-
den en personen met een immuunsup-
pressie, waarbij een infectie een fataal
verloop kan hebben. Het virus wordt
overgedragen door direct of indirect
contact.

De structuur en epidemiologie van
HRSV en BRSV lijken sterk op elkaar.
BRSV veroorzaakt in herfst en winter
(ernstige) luchtwegaandoeningen bij
kalveren van 3-18 maanden. De
antigene verwantschap tussen de virus-
sen is kleiner dan tussen de HRSV
subtypen onderling. Verschillen zijn
vooral te vinden in het G Glycoproteïne:
de samenstelling van het G glycopro-
teïne toont slechts 30% overeenkomst.
Dit wordt als argument gebruikt om het
verschil in gastheerspecificiteit tussen
HRSV en BRSV te verklaren. Tot nu toe
is men er twee keer in geslaagd om
kalveren met HRSV te infecteren.
Virusvermeerdering en -uitscheiding
konden worden aangetoond, evenals
een serologische reactie, maar de dieren
werden klinisch niet ziek. Dit is mogelijk
te verklaren doordat de gebruikte virus-
isolaten eerst een aantal cellijnen gepas-
seerd waren voordat de kalveren ermee
geïnfecteerd werden. Tot nu toe is niet
bekend of runderen met HRSV geïnfec-
teerd raken en zo als reservoir voor de
mens fungeren.

(SR/188/92: 20 pp)

BANDEN 1992
TIJDSCHRIFT VGGR
DIERGENEESKUNDE
Bestelling:

De banden voor het inbinden van
het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1992 (nieuw formaat)
kunt u bestellen door ƒ 25,- (excl.
BTW) per set over te maken op
postbanknummer 51 16 06. Wilt
u bij uw bestelling vermelden
\'Banden 1992\'?

Banden tot en met 1986 zijn niet
meer voorradig. Vanaf 1987, met
uitzondering van 1989, zijn de
banden wel leverbaar.

TIJDSCHRIFT VOOR DiERCiENEESKUNDF. DEEI. IIR. AF IE VERING 7 1993

247

-ocr page 344-

Debantic

®

• Nu ook een officiële toelating voor bevestiging aan het
I en R Oormerk.

• Bestrijdt vliegen gedurende het hele seizoen.

• Bedrijfszeker: geen "halsbreuk".

• Economisch verantwoorde bescherming.

• Met de leR Strip gemakkelijk aan het I en R merk te
bevestigen.

• Slechts één behandeling voor het hele seizoen.

(D

cr
&)

O

®

<D

S

cr

CD

(D

S
»

• Zie gebruiksaanwijzing.

CYANAMiD

ANIMAL HEALTH

Lid van de Fidin

Debantic® : Geregistreerd Handelsmerk Fermenta Animal Health

CD
PT

Etten-Leur-Telefoon 01608-87805

-ocr page 345-

■ ^■»■M m

Op de door het bestuur van de Facul-
teit Diergeneeskunde van de Rijksuni-
versiteit te Utrecht, bij schrijven van
ir.drs. G. A. van Strien en prof.dr. S.G.
van den Bergh, hierna te noemen
klager, op 3 juni 1992 door de Ereraad
ontvangen klacht tegen X. te A.,
hierna te noemen verweerder, heeft
de Ereraad in zijn zitting van 18
februari 1993 als volgt beslist.

De Ereraad, in deze zitting op één zijner
leden na voltallig aanwezig, heeft daar-
bij rekening gehouden met het ver-
weerschrift van verweerder, de repliek
van klager en het nader verweer van
verweerder.

Mede is in het oordeel betrokken het
verhandelde ter zitting van een commis-
sie uit de Raad als bedoeld in artikel 7 lid
2 sub b van zijn Reglement van Orde,
gehouden op 26 november 1992 waar
klager werd vertegenwoordigd door
ir.drs. G.A. van Strien, drs. A. Pijpers en
prof.dr. G.C. van der Weyden. Verweer-
der werd bijgestaan door mr. Y. te B.

De klacht houdt, zakelijk samengevat,
in dat verweerder:

- zich zonder enig collegiaal overleg in
het praktijkgebied* van de Buiten-
praktijk van de Faculteit Diergenees-
kunde van de Rijksuniversiteit te
Utrecht heef\' gevestigd;

- in een gesprek met dr. A. Pijpers,
hoofd van de Buitenpraktijk, heeft
aangegeven alle veehouders, en mits-
dien ook diegenen die binnen het
verzorgingsgebied* van de Buiten-
praktijk wonen, tot zijn clientèle te
rekenen;

- zonder enig collegiaal overleg een
cliënt van de Buitenpraktijk, Z., heeft
overgenomen (in strijd met artikel 23
van de Code voor de Dierenarts);

* Klager en verweerder hebben in deze zaak hel woord
\'gebied\' gebruik! De Raad heefi dal in dil geval
overgenomen. Ter vermijding van misverstand zij er
echter op gewezen, dal in de nieuwe redactie van de
Code voor de Dierenarts - waarvan alle dierenartsen
inmiddels een exemplaar hebben ontvangen ■ sprake is
van \'praklijkbereik \'en \'praktijkbesiand\'(zieartikel37
van de Code).

PUBLIKATIE VAN

UITSPRAAK

ERERAAD

- door zich niet voorafgaande aan zijn
vestiging bij de Provinciale
Begeleidingscommissie Praktijkuitoe-
fening te melden, artikel 21 van de
Code voor de Dierenarts heeft over-
treden.

De Raad heeft zich een oordeel over de
klacht gevormd, lettende op hetgeen
door klager en door en namens verweer-
der is gesteld en naar het oordeel van de
Raad niet of onvoldoende is weerspro-
ken.

Samengevat zijn dat de volgende fei-
ten.

De vestiging van verweerder op of
omstreeks 15 februari 1992 te A. is niet
voorafgegaan door een aanmelding bij
de bevoegde Provinciale Begeleidings-
commissie Praktijkuitoefening.

Na publicatie in de plaatselijke pers
omtrent zijn vestiging is verweerder bij
een aantal veehouders op bezoek gegaan
om een indruk te krijgen in hoeverre hij
geslaagd was bekendheid aan zijn vesti-
ging te geven. Daarbij heeft hij aan hen
zijn diensten aangeboden.

Verweerder heett zonder overleg met de
Buitenpraktijk van de Faculteit Dierge-
neeskunde - waarvan het praktijkgebied
met ruime straal rond de stad Utrecht
ligt - bij een cliënt van de Buitenpraktijk
voor een aantal dieren de voor export
noodzakelijke handelingen en veteri-
naire documenten verzorgd en dit onder
de voorwaarde, dat bedoelde cliënt in
den vervolge alleen van de diensten van
verweerder gebruik zou maken. Op
tenminste zes andere bedrijven binnen
het territoir van de Buitenpraktijk ver-
richt verweerder eveneens veterinaire
diensten. Hoofdzakelijk gaat het daarbij
om verloskundige handelingen, welke
voordien door veeverloskundigen wer-
den verricht.

Verweerders inkomsten - behandeling
van paarden buiten beschouwing gela-
ten - komen voort voor ongeveer 20%
uit handelingen met betrekking tot
\'grote huisdieren\' en voor ongeveer 80%
uit behandeling van gezelschapsdieren.

De Ereraad heeft het volgende over-
wogen:

Het in beginsel bestaande recht van vrije
vestiging voor een dierenarts kent beper-
kingen, welke in de Code voor de
Dierenarts zijn vastgelegd.
In de eerste plaats dient een dierenarts,
die te eniger plekke een praktijk wil
gaan uitoefenen, zijn voornemen daar-
toe tijdig schriftelijk ter kennis te bren-
gen van de bevoegde Provinciale Bege-
leidingscommissie Praktijkuitoefening.
In de tweede plaats volgt uit het in de
Code bepaalde, dat er zich situaties
kunnen voordoen waarin een vrije vesti-
ging ontoelaatbaar moet worden geacht.
Zo zal een dierenarts de diergeneeskun-
dige praktijk niet dienen uit te oefenen
op enige locatie, indien hij redelijkerwijs
geacht kan worden te kunnen voorzien
dat onevenredig nadeel voor een andere
praktijk het gevolg zal kunnen zijn.

Omtrent het eerste punt stelt verweer-
der, dat hij een melding bij de bevoegde
Provinciale Begeleidingscommissie
Praktijkuitoefening niet nodig achtte,
omdat dat melden slechts noodzakelijk
zou zijn om een advies te krijgen en hij
aan een advies omtrent zijn voorgeno-
men vestiging geen behoefte had. De
Code, waarvan verweerder naar zijn
zeggen geen exemplaar in bezit heeft,
noemt evenwel geen uitzonderingen op
vorenbedoelde meldingsplicht.
Omtrent bedoelde meldingsplicht bin-
nen de diergeneeskundige beroepsgroep
dient in dit kader niet buiten beschou-
wing te worden gelaten, dat het zich
melden bij een Provinciale Begeleidings-
commissie Praktijkuitoefening een die-
renarts niet slechts het recht geeft kennis
te nemen van bij die commissie aanwe-
zige relevante informatie omtrent de
beoogde praktijk, maar anderzijds voor
de commissie het verkrijgen van gege-
vens omtrent beoogde vestigingen tot
gevolg heeft, welke van nut kunnen zijn
ten behoeve van derden, die wel aan hun
meldingsplicht voldoen. Het voldoen
aan de meldingsplicht beperkt voorts de
mogelijkheid, dat een dierenarts bij ves-
tiging door onwetendheid onevenredig
nadeel voor een bestaande praktijk zou
kunnen veroorzaken.

Nadat verweerder zich als prakticus te
A. had gevestigd, heeft hij geen contact
gezocht met de in dit kader mede als
buurtcollega te beschouwen Faculteit
Diergeneeskunde van de Rijksuniversi-
teit te Utrecht c.q. haar Buitenpraktijk.
Tot presentatie bij haar was verweerder
evenwel ter bevordering van goede ver-
houdingen, naar met zoveel woorden in
artikel 9 sub 2 van de Code is vastgelegd,
gehouden. Daaraan doet niet af, dat
verweerder nadien contact heeft gehad
met dr. A. Pijpers, hoofd van de Buiten-
praktijk, nu toch dat contact niet op
initiatief van verweerder tot stand
kwam. Tijdens dat contact heeft buiten-

-ocr page 346-

dien verweerder geenszins doen blijken
van een streven naar goede collegiale
verhoudingen, doch te kennen gegeven,
naar als onweersproken vaststaat, de
cliënten van de Buitenpraktijk tevens
potentieel als de zijne te beschouwen.
Ook als de Buitenpraktijk van de Facul-
teit Diergeneeskunde van de Rijksuni-
versiteit te Utrecht in dit kader niet als
\'collega\' van verweerder zou worden
beschouwd, maar met name de mede-
werkers van de Faculteit worden gezien
als ambtenaar van een overheidsinstel-
ling - een standpunt, dat in eerdere aan
de Ereraad ter Noordeling voorgelegde
zaken door de Faculteit is ingenomen -
heeft verweerder niet gehandeld in over-
eenstemming met het in de Code be-
paalde. Immers, ter zake van de verhou-
ding tussen een dierenarts en de
Faculteit is in de Code vastgelegd, dat de
dierenarts zich ten opzichte van haar
evenals ten opzichte van overheids- en
semi-overheidsinstanties met een taak
op veterinair gebied loyaal dient op te
stellen. Ook op die grond is het verwijt-
baar te achten, dat verweerder alvorens
zich te vestigen geen contact met de
Faculteit c.q. de Buitenpraktijk heeft
gezocht.

Het hiervoor reeds overwogene klemt
temeer, nu verweerder heeft erkend, dat
hij zonder enig overleg met klager, gelijk
door deze in de klacht gesteld, ook
feitelijk een cliënt van klager, te weten
Z., als cliënt heeft overgenomen.

Voor de Raad blijft in deze zaak ten-
slotte te beoordelen of van verweerder
bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en omstandigheden
in redelijkheid kan worden gevergd, dat
hij niet van het bepaalde in de Code, in
het bijzonder van het gestelde in de
hoofdstukken III tot en met VII, afwijkt.

Bij deze afweging, bedoeld in artikel 109
van de Code, dient naar opvatting van
de Ereraad als punt van uitgang te
worden genomen het in artikel 1 van de
Code neergelegde grondbeginsel, dat de
dierenarts zich bij zijn handelwijze laat
leiden door het algemeen belang en het
algemeen veterinair belang. Dit belang
dient mitsdien te worden afgewogen
tegen het in beginsel aanwezige recht
van vrije vestiging voor verweerder.

Verweerder is geboren en getogen in A.,
waar zijn vader eveneens een vrij beroep
uitoefende. Reeds op die grond is het
aannemelijk, dat hij in genoemde plaats
een goede mogelijkheid voor de vesti-
ging van een veterinaire praktijk aanwe-
zig mocht achten. Bovendien behoort A.
tot een gemeente, die als groeikern is
aangewezen en zal door toenemende
woningbouw en bevolkingsaanwas het
aantal gezelschaps-dieren aldaar groter
worden. Verweerder beoogt zijn prak-
tijk in het bijzonder tot de behandeling
van gezelschapsdieren te richten. Noch-
tans bestaat zijn huidige praktijk voor
niet minder dan 20% uit landbouwhuis-
dieren.

Pogingen van verweerder om elders in
de omgeving van Utrecht een plaats in
een praktijk te verwerven hebben vol-
gens zijn verklaring geen resultaat opge-
leverd. Evenmin heeft hij een plaats
gevonden in de Buitenpraktijk: de daar-
binnen werkzame dierenarts dient zich
tevens met een onderwijstaak te belasten
en daartegen heeft verweerder overwe-
gend bezwaar. Het één en ander heeft
geleid tot de zelfstandige vestiging van
verweerder te A. Een vestiging buiten
het gebied van de Buitenpraktijk heeft
verweerder naar zijn verklaring niet
overwogen.

De Buitenpraktijk verzorgt van oudsher
de eerstelijns diergeneeskundige hulp
aan landbouwhuisdieren in en rond de
gemeente Utrecht, zoals onder meer in
het gebied van de gemeenten A. en C.
In het 6e jaar van de studie komt de
veterinair student op deze wijze als co-
assistent in contact met de alledaagse
paktijkproblemen in het diergeneeskun-
dig handelen en kan hij zich onder
feitelijke omstandigheden gedurende
een viertal weken in de veterinaire
praktijk bekwamen. Van verweerder
moet in redelijkheid worden aangeno-
men, nu hij ook zelf zijn opleiding tot
dierenarts te Utrecht heeft genoten en
met de Buitenpraktijk toen heeft kennis
gemaakt, dat hij het algemeen veterinair
belang daarvan onderkent. Eveneens
moet hij geacht worden te (kunnen)
weten, dat tussen de Buitenpraktijk en
rond Utrecht gevestigde praktici afspra-
ken bestaan om de wederzijdse belangen
te respecteren.

Bij de afweging van de in aanmerking
komende belangen dient naar het oor-
deel van de Raad evenmin buiten be-
schouwing te worden gelaten, dat eer-
dergenoemde uitbreiding van de
woningbouw rond Utrecht in gebieden
met thans nog agrarische bestemming
tot gevolg zal hebben, dat het huidig
werkgebied van de Buitenpraktijk in
omvang zal afnemen.

Mede gelet op de in beginsel voor
verweerder aanwezige mogelijkheid om
zich als zelfstandig prakticus of als me-
dewerker elders, dat wil zeggen buiten
het gebied van de Buitenpraktijk, te
vestigen moet het er voor worden ge-
houden, dat - ondanks sociale verbon-
denheid van verweerder met A. - het
algemeen veterinair belang van de Fa-
culteit Diergeneeskunde c.q. de Buiten-
praktijk in deze prevaleert. Mitsdien is er
geen grond om verweerder ontheven te
achten van zijn verplichting om aan de
hierboven omschreven uit de Code
voortvloeiende eisen omtrent vestiging
en praktijkuitoefening te voldoen.

Nu de Buitenpraktijk zich naar verkla-
ring van klager beperkt tot de behande-
ling van landbouwhuisdieren, waaron-
der in deze mede begrepen de dieren
welke als zogenaamde hobby-dieren
worden gehouden, dient verweerder
zich binnen het gebied van de Buiten-
praktijk van zodanige behandeling te
onthouden en zich te beperken tot het
behandelen van gezelschapsdieren als-
mede van paarden, voorzover deze niet
worden gehouden door reeds bestaande
cliënten van de Buitenpraktijk.

De vorenstaande overwegingen leiden
tot de conclusie, dat de klacht van klager
in alle onderdelen gegrond is. Rekening
houdende met de ernst van de vastge-
stelde feiten heeft de Ereraad als volgt
beslist.

Beslissing:

Gelet op het bepaalde in artikel 49 van
de Statuten van de
Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde
legt de Ereraad aan verweerder
op:

- een berisping, alsmede

- een voorwaardelijke boete ten bedrage
van f 5.000,-- (vijfduizend gulden), met
dien verstande dat deze boete niet zal
worden geëffectueerd, indien verweer-
der zich gedurende een tijdvak van twee
jaren, te rekenen van de dag van deze
beslissing af, onthoudt van handelingen
in strijd met de eer en waardigheid van
de diergenees-kundige stand en de be-
langen van haar leden, waaronder in
deze mede te verstaan klager en gelast
als bijkomende maatregel, rekening
houdende met het algemeen veterinair
belang van de beslissing, publicatie daar-
van zonder vermelding van de naam en
woonplaats van verweerder in het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 347-

Voorkom paramyxobesmetting

in de nestschaal

Ent daarom alle oude duiven, zodat zij de jongen
niet kunnen besmetten.

Colombovac PMV

een kampioen in paramyxobescherming

• géén entreactie

• behoud van prestatie

• een jaar beschernning

Colombovac PMV kunt u het hele
jaar door enten. Het vaccin is
gebruiksklaar en kan zonder
voor te verwarmen worden toe-
gediend.

Bel voor meer informatie (020) 54 90 830.

-ocr page 348-

Parvo komt onverwacht. De besmettings-
kans valt niet te voorspellen, de mate van
immuniteit bij de zeug is altijd onzeker.
Het risico van een plotseling toeslaande
doorbraak is er dan ook altijd en overal.
Uw wapens tegen parvo zijn twee door-en-
door beproefde vaccins van Duphar.

suvaxyn Parvo

Een geïnactiveerd vloeibaar adjuvansvaccin
voor optimale bescherming tegen parvo.
Handelsvormen: 10
en nu ook 50 doses.

suvaxyn Parvo O/W

Een geïnactiveerd vloeibaar vaccin met
Duphar\'s 0/W-emulsie als adjuvans.
Eén enting geeft 7
jaar (=2 drachtigheids-
perioden)
hechte bescherming. Ook "voor de
voet weg" te gebruiken.
Handelsvorm: 10 doses.

-ocr page 349-

Per 1 januari 1989 is door de Overheid
voor ambtenaren een complementaire
schalenmaatregel getroffen. Deze maat-
regel voorzag in een verlenging van de
salarisschalen 12 tot en met 18 BBRA
met één of meer regelnummers. Bij de
invoering van deze complementaire
schalenmaatregel is door het ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visse-
rij (LNV) deze extra regel (\'periodiek\')
volledig in mindering gebracht op de zoge-
naamde garantietoelage, die een aantal
dierenartsen ontving als gevolg van de
overgang van gemeentelijke naar de
rijkskeuringsdienst.

Deze korting heeft geleid tot protesten
van de betrokken dierenartsen; de vraag
was of de minister van LNV wel tot een
dergelijke korting mocht besluiten. Een
groot aanuil leden heeft zich toen tot de
KNMvD en de vakorganisatie CMHF
gewend. Aangezien de dierenartsen en
het ministerie verdeeld bleven over deze
kwestie, is besloten door middel van een
proefproces de Ambtenarenrechter naar
een oordeel te vragen. Op 4 maart 1992
heeft de Ambtenarenrechter geoordeeld
dat het korten op de garantietoelage niet
correct was. In eerste instantie werd
door het ministerie hoger beroep aange-
tekend tegen deze uitspraak.

INHOUD VAN HET APRILNUMMER VAN
VEEHOUDER EN DIERENARTS
(7E JAARGANG NR. 2)

- Vaccinatie van jonge runderen: drs. C.H.L. Klaassen

- Diarree bij kalveren (2): dr. J.J. Geene

- Uitwendige parasieten bij schapen: drs. P. Vellema

- Verwekker Abortus Blauw voorlopig een blijvertje op varkensbedrijven: dr. C.
Terpstra

- Hoestende varkenshouders en de zieke longen van hun varkens: drs. P.J. Blaauw

- Snelgroeiend slachtkuiken gevoelig voor pootgebreken: dr. W. iV. Braunius

- Utrechtse Veulenbrigade: Mw. dr. G.J. Binkhorst

- De rubriek \'Veterinaire bedrijfsadviezen\'.

Dierenartsenpraktijken die geïnteresseerd zijn in abonnementen op Veehouder en
Dierenarts
kunnen terecht bij het redactiesecretariaat: tel. 030 - 510111 (Bureau van
de KNMvD).

Nadat echter bekend was geworden dat
het ministerie het beroep had ingetrok-
ken, heeft nader overleg plaatsgevonden
tussen de CMHF en het ministerie. Het
uiteindelijke resultaat hiervan is dat
onlangs definitief is afgesproken dat de
complementaire schalen maatregel
vanaf 1 januari 1989 alsnog volledig
wordt toegepast bij alle dierenartsen met
een garantietoelage, die verkregen is bij
de overgang van de gemeentelijke naar
rijkskeuringsdienst. Het door middel
van de KNMvD en CMHF gevoerde
proefproces heeft derhalve tot een resul-
taat geleid dat tot volle tevredenheid
moet stemmen. De betrokken dieren-
artsen zijn inmiddels door de KNMvD
op de hoogte gesteld en zullen binnen-
kort formeel bericht ontvangen van de
RVV

ALSNOG TOEPASSING VAN DE
COMPLEMENTAIRE
SCHALENMAATREGEL VOOR
DIERENARTSEN RW

BESTUUR GROEP

GENEESKUNDE

RUND

Sinds de jaarvergadering van de Groep
Geneeskunde van het Rund bestaat het
bestuur van de groep uit de volgende
personen:

drs. H. Jorritsma, Oosterwolde (voorzit-
ter);

drs. A.M. Verhaegh, Maarheeze (secre-
taris);

drs. L. Elving, Vleuten (penningmees-
ter);

drs. R.C. van Giessen, Deventer;

drs. J.J. Snoep, Heino;

drs. F. Th.C. de Wit, Someren.

Het adres van de secretaris is: drs. A.M.

Verhaegh, Vogelsberg 29, 6026 EC,

Maarheeze (telefoon 04959-1831).

J Verhoeff

KADERVORMING
VOOR

VROUWELIJKE
DIERENARTSEN

Sinds vorig jaar worden door het
Bureau van de KNMvD regionale en
kleinschalige nascholingsbijeenkoms-
ten georganiseerd voor vrouwelijke
dierenartsen, waarbij de netwerk-
functie een belangrijke plaats in-
neemt.

In het verleden heeft de Commissie voor
Advies voor de Beroepsuitoefening van
de Vrouwelijke Dierenarts hiertoe het
initiatief genomen. In overleg met het
Hoofdbestuur heeft de Commissie er-
voor gepleit dat deze bijeenkomsten
vanuit het Bureau worden georgani-
seerd. Het Hoofdbestuur heeft daarop
besloten deze activiteit voor de vrouwe-
lijke dierenartsen te ondersteunen, zodat
deze bijeenkomsten nu door het Bureau
van de KNMvD worden georganiseerd.
In de maanden mei en juni 1993 zal
derhalve weer een reeks bijeenkomsten
plaatsvinden. Op het programma staan
een lezing \'Antibioticumgebruik\' door
drs. W.D.J. Kremer, werkzaam bij de
Faculteit der Diergeneeskunde, Vak-
groep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting, en een lezing over rege-
lingen rond zwangerschap en bevalling
(wettelijke regelingen, verzekeringsmo-
gelijkheden), voor vrouwen in loon-
dienst of zelfstandige beroepsbeoefena-

-ocr page 350-

ren, door mevrouw drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess, werkzaam
als stafmedewerker bij de KNMvD.
De bijeenkomsten worden van 13.30
uur tot 17.30 uur gehouden:
op zaterdagmiddag 8 mei 1993 ten
kantore van de KNMvD te Utrecht;
op zaterdagmiddag 15 mei 1993 bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren Noord-
Nederland te Drachten;
op zaterdagmiddag 5 juni 1993 bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren Oost-

Jaarcongres 1993, Almelo
30 september,
1 en 2 oktober 1993.

ARBEID(S) GESCHIKT?

TARIEVEN VOOR
ASIELDIERENARTSEN

In overleg met de Centrale Asiel Raad
van de Nederlandse Vereniging tot Be-
scherming van Dieren zijn de tarieven
voor de asieldierenartsen voor 1993 met
vier procent verhoogd. De tarieven
staan vermeld op de declaratieblocs
voor werkzaamheden in asiels, verkrijg-
baar bij het secretariaat van de
KNMvD, te bestellen door f35,50 (incl.
f 5,29 BTW) over te maken op giroreke-
ning 511606. ■

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

[)eblitz, J.R.; Hannover-1992; 1141 SH Monnic-

p ^m m m m

Nederland te Deventer;
op zaterdagmiddag 12 juni 1993 in
zalencentrum \'De Adelaar\' te Boxtel.
De kosten voor deze bijeenkomsten
bedragen ƒ 37,50 voor leden van de
KNMvD en ƒ 67,50 voor niet-leden. De
vrouwelijke dierenartsen hebben hier-
over inmiddels bericht ontvangen; voor
nadere informatie en aanmelding kan
men zich wenden tot het Bureau van de
KNMvD (tel. 030-510 111).

Hieronder volgen de overeengekomen
tarieven voor de castratie-acties 1993:
bij acht of meer katers tegelijk f 24,25
f4,24 (17,5 % BTW) per castratie
bij acht of meer poezen tegelijk f 72,--
f 12,60 (17,5 % BTW) per castratie
bij minder dan acht katers f 27,25
f4,77 (17,5 % BTW) per castratie
bij minder dan acht poezen f 78,--
f 13,65) 17,5% BTW) per castratie.

kendam; \'t Spil 57.

Fortune, D.G.; 1984; Greystones, Co Wicklow
(Ierland); 2 Triton House, The Harbour.
Frijug Drabbe Künzel, W.J.E. von; 1992; 7711
HV Nieuwleusen; Burg. Van Dedemstraat 8.
Gielink, J.C.I.; 1993; 3706 AA Zeist; L^n van
Vollenhove 584 bis.

Stelling, J.A.; 1985; 1251 LR Uren(NH); Molen-
weg 3.

Water, R.C.A. van de; 1992; 3571 PJ Utrecht;
Kernkampplantsoen 7.

fVaarom dit jaar wét

1) Perfecte sportaccommodaties in Twente

2) Na afloop Sportdag buffet en feest in Delden

3) Overruichting en congres op één unieke lokatie

4) Expositie \'Gezonder Werken\'

5) Vele primeurs en minder kosten

VOOR U GESCHIKT (EN OOK VOOR DE JONGERE)

Zwart, J.W.P.F.; 1992; 3512 CM Utrecht; Ridder-
schapstraat 13.

PROMOTIES R.U. TE UTRECHT

Op 25 maart 1993 Drs. B.PM. Janszen te Utrecht.
Op 1 april 1993 Drs. F.H. Jonker te Woerden.

OVERLEDEN

Op 26 februari 1993 Drs. RJ.N. Koomen te
Kerkrade.

Drs. J.H.G. van Wijhe te Gouda.

JUBILEA

G.H.G. Lindenhovius te Assen, afwezig, 40 jaar, I
april 1993

N.P Kas te Heemstede, afwezig, 30 jaar, 2 april
1993

J.J.M. Pijnappel te Nijmegen, aanwezig, 35 jaar, 7
april 1993

C. van Beusekom te Bergen (NH), afwezig, 55 jaar,
8 april 1993

L. Belonje te Wijchen, afwezig, 25 jaar, 8 april
1993

G. van der Horst te Voorst (GId), afwezig, 25 jaar,
8 april 1993

K.F.G. Moll te Clearbrook (Canada), aanwezig,
25 jaar, 8 april 1993

RJ. Bruins te Oss, afwezig, 50 jaar, 10 april 1993
C. van der Hem te Harskamp, afwezig, 25 jaar, 26
april 1993

Dr. h.c. RH. Bool te Rhoon, afwezig, 40 jaar, 27
april 1993

A.H.R van der Put te Uden, afwezig, 65 jaar, 28
april 1993.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van 26
februari 1993:

Beersma, Mevr. J.J.
Coesant, R. van
Cornelisse, C.J.
Deugd, J. de
Elings, Mevr. M.
Gielink, J.C.L
Goossens, Mevr. M.M.C.
Hoogendoorn, Mevr. I.
Peters. Mevr. A M.
Savelbergh, Mevr. H B S.
Sliedrecht, Mevr. M.H.
Sterk, T

MUTATIES

198 Aa, H.J.; 1984; 6966 DT Drempt; Zomer-
weg 58; tel. 08334-74333 privé, 71007
prakt.; p., geass. met J.H. de Groot, E. van
Leeuwen, D.J. Megchelenbrink, B.H. van
der Pol, J. Pons en A.J. Verheul.

199 Aharon, Mevr. D.C.; 1986; 3522 PB Utrecht;
Zijpestraat 2; tel. 030-802177 privé, 020-
6920936 prakt.; p., voor fysiotherapie en
Revalidatie bij dieren.

199 Alberda, G.; 1954; 8862 RA Harlingen;

Marnehiem 3; tel. 05178-17757; r.d.
347 Baat, Mevr. C.J. de; 1990; Borough Green,
Kent KN15 8AG (Engeland); 38 Western
Road; d.

202 Barbier, Mevr. G.P; Gent-1986; 2718 AK
Zoetermeer; 3e Stationsstraat 322; tel. 079-
610887 privé, 030-531258, 531250 bur.;
wel. medew. R.U. (F.D., vkgr. Radiologie).
204 * Beersma, Mevr. J. J.; 1993; 6137 R J Sittard;

Mozartstraat 21; tel. 046-583341; wnd.d.
204 Beiboer, M.L.; 1990; 9247 BT Urelerp; De
Skeauwen 37; tel. 05125-3459 privé, 1444
prakt.; p., geass. met W. ten Brinke.

-ocr page 351-

204 »Belt, A.J.M. van den; 1982; 3512 NP
Utrecht; p/a Hamburgerstraat 27 bis; tel.
030-317683 privé, 531323/531324 bur.;
wet. medew. bij R.U. (F.D., vkgr. Alg.
Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisd.).

205 Bergman, J.G.H.E.; 1990; 3572 XT Utrecht;
M.H. Trompstraat 15 bis; tel. 030-713576;
wnd.d.

348 Bosch, J.C.; 1980; naar Nederland.

211 Bosch, J.C.; 1980; 7431 GA Diepenveen;
Melchior van Brielstraat 37; tel. 05709-3235
privé, 05700-60297 bur.; fàx 05700-34104;
d. G.v.D. Oost-Nederland, afd. Rundvee.

215 Brommersma, Mevr. N.W.; 1986; 5741 GB
Beek en Donk; Koppelstraat 61; tel. 04929-
63819privé, 04923-61402 prakt.; p., medew.
bij J.G.RM. Donkers, J.L. Eikelenboom, Dr.
PJ.M.M. van Gulick, FL.M. Konings,
M.J.A. Nuyens, G.B.M. Verschuuren,
N.J.G.J. van der Wielen en J.W. Zwolschen.

218 *Coesant, R. van; 1993; 3514 EB Utrecht;
Nieuwe Koekoekstraat 49; tel. 030-730680;
wnd.d.

219 \'Cornelisse, C.J.; 1993; 3512 EZ Utrecht;
Kloksteeg 49; tel. 030-313976; wnd.d.

221 \'Deugd, J. de; 1993; 3551 TA Utrecht;
Bremstraat 17; tel. 030-438023; d.

349 Dongen, RL. van; 1990; Borough Green,
Kent KN15 8AG (Engeland); 38 Western
Road; tel. 09-44-732-452344 prakt.; p., me-
dew. bij Pennard Vet. Group.

225 Doorn, Mevr. E.A.M. van; 1991; 5751 VP
Deurne; Maassingel 84; tel. 04930-23079
privé, 12230 prakt.; p.. medew. bij G.J. de
Groot, J.H.S.H.M. van Gulick, J.C.H. van
Noort, P.P Slotboom en A. van der Steen.

227 Eijden, G.A. van; 3882 RP Pulten (Gld);
Voordijk I A; tel. 03418-60478 privé, 51235
prakt.; p., geass. met J. Brons, A.A. Kranen-
donk en Th. Twerda.

229 «Elings, Mevr. M.; 1993; 1231 AN Loos-
drecht; Vermeerlaan 31; tel. 02158-27148;
wnd.d.

231 Fennema, A.; 1987; 3261 AL Oud-Beijer-
land; Graaf van Egmondstraat 44; tel. 01860-
10918 privé, 12066 prakt.; p.

233 Fransen, J.J.; 1971; 5611 RB Eindhoven;
Pastoor Dijkmansstraat 44; lel. 040-122807
privé, 112450 prakt.; p., gezelschapsd.

234 Frowijn, Mevr. C.J.; 1986; 7544 DV En-
schede; Zunabrink 204-206; tel. 053-764030
prakt.; p., gezelschapsd.; geass. mei J.A.
Vermeulen.

235 \'Gielink, J.C.I.; 1993; 3706 AA Zeist; Uan
van Vollenhove 584 bis; tel. 03404-50476;
wnd.d.

237 »Goossens, Mevr. M.M.C.; 1993; 3981 ZC
Bunnik; Lokhorstlaan 57; tel. 03405-63416;
d.

237 Gouda Quint, G.H.P.J.; 1949; 6865 BV
Doorwerth; Ridder Van Rappardlaan 1; tel.
08373-12432; r.d.; R.O.N.

239 Groot, J.H. de; 1972; 6981 BV Doesburg;
Contre Escarpe 12; tel. 08334-72626 privé,
72982 prakt.; p., geass. met H.J. Aa, E. van
Leeuwen, D.J. Megchelenbrink, BH. van
der Pol, J. Pons en A.J. Verheul.

242 Harrewijn, W.; 1990; 7905 AJ Hoogeveen;
De Lijster 9; tel. 05280-79625 privé, 62530
prakt.; fax 05280-68222; p., geass. met G.J.
Bisperink, L.J.H.M. Hilderink, H. van Rhee
en H.J. de With.

243 Hartveld, C.J.; 1975; 7111 XE Meddo; D 39;
tel. 05430-15660 privé, 05440-61313 prakt.;
p., geass. met PC.J. Hopmans, G.A.1. Kamp
en A.J.1. te Maarssen.

245 Heins, PM.M.; 1990; 3232 GM Brielle;
Gootepad 2; tel. 01810-12442 privé, 12004

prakt.; p., medew. bij B. van der Linden en H.
Westerveld.

246 Hermens, E.L.G.; 1993; 8375 AA Olde-
markt; Koningin Julianaweg 3; tel. 05615-
2077 privé, 1262 prakt.; p., medew. bij J.
Timmerman.

249 Hogen Esch, Dr. H.; 1984; Illinois-1989;
naar het buitenland.

350 Hogen Esch, Dr. H.; 1984; Illinois-1989;
West-U£ayette, IN 47907 (U.S.A.); Purdue
Univ., Dept. of Vet. Pathobiology; wet.
medew. Dept. of Vet. Pathobiology, Purdue
University.

250 Homan, Mevr. M.; 1980; 4241 XC Arkel;
Kerkeind 26; tel. 01831-2117 privé, 01830-
31100 bur.; k.d. R.VV

250 »Hoogendoorn, Mevr. I.; 1993; 3561 HR
Utrecht; Tannhauserdreef 270; tel. 030-
612869; wnd.d.
252 Hoynck van Papendrecht, M.H.C.M.; 1991;
3031 SB Rotterdam; B. Gewinstraat 13 B; tel.
010-4332747 privé, 01804-25253 prakt.; p.,
medew. bij W. van Erk, PJ.H.M. Meeus, R.
de Rooij en Mevr. C.P.M. Valstar.

255 »Janszen, Dr. B.PM.; 1985; U-1993; 3524
TE Utrecht; Betuwe 127; tel. 030-897102
privé, 531040 tst. 1212 bur.; wet. medew.
R.U. (FD., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

256 Jong, I.F de; 1986; 7635 NJ Uttrop; Berg-
vennenweg 19; tel. 05412-29526 privé,
05413-52268 prakt.; p., geass. met G.H.M.
Aarnink en B.J.F. Löwik.

257 Jonker, Dr. FH.; 1981; U-1993; 3448 CR
Woerden; De Berkel 2; tel. 03480-20524
privé, 030-531040 bur.; wet. medew. R.U.
(F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

260 Kempeneers, RA.; 1987; 3581 LV Utrecht;
Aurorastraat 8; tel. 030-510629; wnd.d.

265 Koopmans, K.J.; 1965; 8521 KS Sint Nico-
laasga; Kempenaerlaan 20; tel. 05134-
31242; d.

266 Kramer, R.J.; 1992; 3572 GN Utrecht; Grift-
straat 29; tel. 030-714169 privé, 04168-1400
prakt.; p., medew. bij M.Th. Zijlmans.

268 Kuilenburg, Mevr. L.F van; 1991; 5301 HA
Zaltbommel; Marten van Rossemsingel 37;
tel. 04180-12095 privé, 01740-24401 prakt.;
p., medew. bij H.L.R.M. Crouwers en J.
Rierink.

270 Unge, Ing. D. de; 1988; 5066 CT Moerge-
stel; Beekersberg 5; tel. 04243-2784 privé,
04116-73951 bur.; d. G.v.D. Zuid-Neder-
land, afd. Rundvee.

270 Uns, J.VH.; 1985; 2465 AE Rijnsater-
woude; Herenweg 125; tel. 01721-9744
privé, 01720-20200 prakt.; p., geass. met

A.C.M. Kuilboer, J.H. Rootert en A. Soede.

271 Leeuwen, E. van; 1990; 6955 AK Ellecom;
Zutphensestraatweg 68; tel. 08330-14576
privé, 08334-71007 prakt.; p., geass. met H.J.
Aa, J.H. de Groot, D.J. Megchelenbrink,

B.H. van der Pol, J. Pons en A.J. Verheul.

272 Lende, R. van der; 1967; 8388 ND Ooster-
streek; Oosterstreek 38; tel. 05613-1764; d.

272 Lijphart, Mevr. H.A.; 1991 ; 3981 ZP Bunnik;
Vletweide 148; tel. 03405-63165; wnd.d.

273 Linden, W.J. van der; 1992; 3581 PH
Utrecht; Parkstraat 2; tel. 030-367591 privé,
08878-1800 prakt.; p., medew. bij H.J.M.
Schutte.

278 Megchelenbrink, D.J.; 1976; 6971 CD
Brummen; Burg. de Wijslaan 24; tel. 05756-
1750; p., gezelschapsd., geass. met H.J. Aa,
J.H. de Groot, E. van Leeuwen, B.H. van der
Pol, J. Pons en A.J. Verheul.
283 Mur, W.T.; 1974; 1171 VH Badhoevedorp;
Sloterweg 294; tel. 020-6597449 privé,
6592615 prakt.; p., geass. met L.M. Otto.

286 Nijhuis, J. van; 1989; 2611 KZ Delft; Vla-
mingstraat 66; tel. 015-140515 privé,
120740prakt.; p., gezelschapsd.

286 Nodelijk, Mevr. H.A.; 1989; 3731 EM De
Bilt; Kerkdwarslaan 4; tel. 030-210905 privé,
531040 bur.; wet. medew. bij R.U. (FD.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

289 Ormel, H.J.; 1983; 7255 DJ Hengelo (Gld);
Ruurloseweg 26; tel. 05753-4119 privé,
1420 prakt.; fax 05753-4008; p., geass. met
A.R.J. van Ingen.

289 Os, F.G.H.A. van; 1991; 6416 CK Heerlen;
Kerkraderweg 64; tel. 045-428381 privé,
721666 prakt.; p., geass. met G.FTh. Cre-
mers, W.J.H.D. Kremer, H.H.M. Steinbusch
en J.M.G. Stokkermans.

291 Paternotte, PB.; 1991; 8391 BH Noordwolde
(F); Hoefslag 7; tel. 05613-3556 privé, 1999
prakt.; p., medew. bij E.J. Hamburger, G.
Nijhof en A.E. Schuring.

292 »Peters, Mevr. A.M.; 1993; 6641 KW Beu-
ningen (Gld); Kloosterstraat 19; tel. 08897-
71447; wnd.d.

294 Pol, B.H. van der; 1978; 6955 AK Ellecom;
Zutphensestraatweg 58; tel. 08330-22162
privé, 27269 prakt.; p., geass. met H.J. Aa,
J.H. de Groot, E. van Leeuwen, D.J. Meg-
chelenbrink, J. Pons en A.J. Verheul.

294 Pons, J.; 1984; 6986 AN Angerio; Dorps-
straat 48; lel. 08334-71594 privé, 71007
prakt.; p., geass. met H.J. Aa, J.H. de Groot,
E. van Leeuwen, D.J. Megchelenbrink, B.H.
van der Pol en A.J. Verheul.

298 Riedstra, W.J.; 1976; 3203 AP Spijkenisse;
Kastanjestraat 6; tel. 01880-20050; p., gezel-
schapsd.

300 Römer, Mevr. D.A.M.; 1992; naar de Ned.
Antillen.

346 Römer, Mevr. D.A.M.; 1992; 3581 JX
Utrecht; p/a Van der Duynstraat 4; p.,
medew. bij O.B. de Haseth (Curaçao).

302 Rosmalen, Mevr. M.S.H. van; 1992; 6921
PM Duiven; Pioenstraat 9; tel. 08367-80085;
wnd.d.

303 Salet, J.PA.; 1986; 8926 NH Leeuwarden;
Martena-state 16; tel. 058-667024 privé,
672244 prakt.; p., medew. bij D. Hazenberg
en J.J. Meinen.

303 »Savelbergh, Mevr. H.B.S.; 1993; 3431 BJ
Nieuwegein; Sluyterslaan 383; tel. 03402-
42662; d.

310 »Sliedrecht, Mevr. M.H.; 1993; 3512 TN
Utrecht; Predikherenstraat 6; tel. 030-
314045; wnd.d.

346 Smit, FL; 1990; naar Nederiand.

311 Smit, FL; 1990; 5091 SL Middelbeers; We-
stelbeersedijk 93; d.

312 Snoek, M.J.; 1989; 8051 SH Hattem; Hoen-
waardseweg 15 A; tel. 05206-46965 privé,
42512 prakt.; p., medew. bij D.H. Bronsink,
J. Kuipers, W. Mulder en G.J. van Selm.

315 »Sterk, T; 1993; 3572 EJ Utrecht; Gildstraat
25; tel. 030-732066; wnd.d.

317 Tankink, A.Th.L.; 1978; 7481 GT Haaksber-
gen; De Voskamp 18; tel. 05427-28463

privé, 26449 prakt.; p.

318 Tersmette, B.M.; 1989; 3572 BW Utrecht;
Hoefijzerstraat 12; tel. 030-719641 privé,
03423-1848/1849 bur.; medew. bij W. van
der Holst; Hokstad B.V

318 Theeuwes,J.J.A.; Gent-1986; 4841 EJ Prin-
senbeek; Velsgoed 13; tel. 076-426423 privé,
415030 prakt.; fax 076-424141; p., medew.
bij J.E.G. Luu.

323 Vandenbergh, Mevr. A.G.G.D.; 1990; 3437
RZ Nieuwegein; Klingeburg 9; tel. 03402-
42842; wnd.d.

-ocr page 352-

325 •Verberne, Mevr. M.M.; 1987; naar het
buitenland.

357 \'Verberne, Mevr. M.M.; 1987; New York,
NY 10017 (U.S.A.); 711, 3rd Avenue, 9th
Floor; tel. 09-1-212-6975547 bur.; fax 09-1-
212-3701954; rijksambtenaar, Netherlands\'
permanent mission to the U.N.

326 Verheul, A.J.; 1969; 6999 AW Hummelo;
Groeneweg 7 A; tel. 08348-1432; p., geass.
met H.J. Aa. J.H. de Groot, E. van Leeuwen,
D.J. Megchelenbrink, B.H. van der Pol en J.
Pons.

327 Vermeulen, J.A.; 1985; 7544 DV Enschede;
Zunabrink 204-206; tel. 053-764030 prakt.;
p., gezelschapsd.; geass. met Mevr. C.J. Fro-
wijn.

334 \'Water, R.C.A. van de; 1992; 3571 PJ
Utrecht; Kernkampplantsoen 7; tel. 030-
718570; d. in mil. dnst.
336 Werf, J.T. van der; 1984; 9035 AR Dronrijp;
Brêgebuorren 4; tel. 05172-31584 privé,
32150 prakt.; p., geass. met J.H. Sytema.
340 Willemsen, A.; 1990; 3615 AB Westbroek;
Kooydijk 24; tel. 03469-2260 privé, 05253-
1312 prakt.; p., medew. bij M. Smit, E.
Statema en A.J.J. van Vliet.

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

CURSUSSEN
VOORJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/■965,-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

{/■ 4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische Echografie Gynaecologie Rund

(/"895.-)

7 april 1993 Te Utrecht (93/45)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)
6 mei 1993 Te Drachten (93/58)
De cursussen 93/45, 93/57 en 93/58 zijn volge-
boekt.

Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(fV5r)

14 mei 1993(93/18)
Praktische anaesthesie paard

(ƒ1.375.-)

i^Min Mi

5. 6 en 7 april 1993 (93/51)
Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.
Diarree rund
(/"200,-)

5 april 1993 (93/32)

Symposium Elektronische gegevens uitwisse-
ling

(ƒ75.- voor NOVAD-leden en ƒ 125,- voor niet-
leden)

13 april 1993 (93/59)

Inleiding in de diergeneeskundige begeleiding
van melkveet>edrijven

(/■ 1.650,-)

19.20 en 21 april 1993 (93/53)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren
C/"IOO,-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(ƒ800.-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)

Deze cursus is volgeboekt.
Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

De benauwde patiënt

(/•325.-)

7 mei 1993(93/20)

As.sistenlie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530.-)

12 mei 1993(93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren
t/"650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(ƒ435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Veterinaire Apotheek I Gemengde Praktijk

(/" 1.100,-)

2, 3 en 4 juni 1993 (93/47)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor dc

wachtlijst is mogelijk.

Praktische Röntgenologie Gezelschapsdieren

{f525.-)

5 juni 1993 (93/21)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde.
Postbus 85205. 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

1993

April

1 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Gezond-
heidsdienst Deventer. 14.00 uur

5 PAO-D cursus; 93/32 Diarree Rund

5, 6 en 7 PAO-D cursus: 93/51 Praktische
Anaesthesie Paard

7 PAO-D cursus: 93/45 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Utrecht

8 Jaarvergadering Groep Paardenpractici te
Bunnik.

13 De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting RA.O.-
Diergeneeskunde op 13 april 1993 in de
Reehorst te Ede een symposium met betrek-
king tot informatie over electronische be-
richtgeving. Dit symposium is getiteld: \'Hoe
en met wie communiceert straks de dieren-
artsenpraktijk\' (cursus: 93/59).

14 Kring Dierenartsen Gelderse Vallei, namid-
dag bezoek Fa. Aesculaap B.V. te Boxtel.

15 Werkvergadering afdeling Limburg en afde-
ling Noord-Brabant: Rund, avond Boxtel.

19 UAV-regiovergadering. West. Afrit De
Meern. 20.00 uur.

19. 20 en 21 PAO-D cursus: 93/53 Inleiding
in de Diergeneeskundige Begeleiding van
Melkveebedrijven

20 Klinische Avond Dierenkliniek Emmel-
oord, hotel \'t Voorhuys, De Deel te Emmel-
oord. Aanvang 20.30 uur.

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 UAV-regiovergadering. Oost. Cantharel te
Ugchelen. 20.00 uur.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind. door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning. Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

24 Studiedag Werkgroep Veterinaire Aquacul-
tuur in Helmond. Bezoek aan paling- en
meervalbedrijven. Aanmelding en informa-
tie: A. Bogaerts, telefoon 04920-23882.

24 Refresher Course Medische Begeleiding
Wedstrijdduiven van 9.00 tot 13.00 uur.
Info en aanmelding: EVA Training Centre,
telefoon 03434-56566. fax 03434-57122.

26 UAV-regiovergadering. Zuid, Novotel Eind-
hoven, 20.00 uur.

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93). East
Midlands Conference Centre. Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

29 UAV-regiovergadering. Noord. Postiljon
Heerenveen, 20.00 uur.

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6 en 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor

Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

-ocr page 353-

8 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: kantoor KNMvD te Utrecht, aan-
vang 13.30 uur. Zie p. 251.

11 Afdelingsvergadering afd. Zeeland, 15.00
uur. Hotel Arneville, Middelburg.

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

11 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Noord-Nederland te Drachten, aanvang
13.30 uur. Zie p. 251.

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken. Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

18 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

22 en 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat", Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California. Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

25 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

25 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

26 Algemene ledenvergadering AUV, congres-
centrum Papendal. Arnhem.

26— 28 25. Jahresversammlung der SVK in
Interlaken. Hauptthema: Onkologie.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven
Schieten voor dierenartsen te Biddinghui-
zen. De organisatie is in handen van Boeh-
ringer Ingelheim BV.

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

27 Ledenvergadering afdeling Gelderiand
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor dierenartsen in Biddinghui-
zen. Organisator: Boehringer Ingelheim BV.

27— 29 24. Jahresversammlung der Schweize-
rischen Vereinigung für Kleintiermedizin in
Interlaken. Anmeldungen sind erbeten bis
zum 12. april an dr. Peter Bieri, Polieregasse
2, CH-3400 Burjgdorf/Schweiz, tel. 034-
226633.
(Meer informatie: redactie Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde).

31— 4-6 Congres Veterinair Historisch Ge-
nootschap (VHG).

Juni

1 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

2, 3 en 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire

Apotheek I Gemengde Praktijk
5 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.

Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Oost-Nederland te Deventer, aanvang
13.30 uur. Zie p. 251.

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

10 Klinische avond De Wagenrek (4 sprekers).
Motel Westend, aanvang 20.00 uur.

10 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athic van de KNMvD

12 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Zalencentrum \'De Adelaar\' te Box-
tel, aanvang 13.30 uur. Zie p.

17 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28— 2-7 World Congress Animal Production,
Edmonton, Canada.

Juli

2—4 Second Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
(ECVS) at the Robinson College in Cam-
bridge, Great Britain. For more information:
Dr. Brigitte von Rechenberg, Secretary
ECVS, Winterthurstrasse 260,8057 Zürich,
Switzerland, tel. 41-1-2651456 (fax:
3130384).

Augustus

mÊÊÊÊÊÊÊÊÊ

Sixth International Congress European As-
sociation for Veterinary Pharmacology and
Toxicology at the University of Edinburgh.
Information: Hamish Macandrew, UnivEd
Technologies Ltd 16 Buccleuch Place, Edin-
burgh, Scotland UK EH8 9LN, tel. 031-
6503476 (fax: 6532) fmeer
informatie: re-
dactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde).

Tel 030 51 15 20

>

September

7 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

7 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor co-assistenten (de zgn. Coass-
Cup) in Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim BV.

14 Ledenvergadering Afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant \'De Waever\' te
Heythuysen.

14 Afdelingsvergadering van de afdeling Zee-
land, 15.00 uur, Hotel Arneville, Middel-
burg.

14 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

15 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

22 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.

Dix & Co helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu — of straks — praktisch aan de slag?
Doe een beroep op Dix & Co, want als — onafhankelijk —
adviesbureau onderzoekt Dix & Co uw kansen. Beoordeelt
contracten. Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbehoefte en
regelt met u de gewenste financiering en verzekeringen.
Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht — bij asso-
ciatie en assistentie.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX&CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU

MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Maunisstraal 100. 3583 HW Utrecht

<

-ocr page 354-

JU

Oktober

1—2 Jaarcongres KNMvD.

6— 9 Second International Congress of Or-
thopaedics in Ungulates in Vienna, clinic of
Orthopaedics in Ungulates, Veterinary Uni-
versity Vienna, Linke Bahngasse 11, A-
1030 Vienna. Tel. 0222-71155-371 DW
(fax: 549 DW)
(Meer informatie: redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde).

6- 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
Congress-office: CPO Hanser GmbH,
Schaumburgalle 12, D-1000 Berlin 19. Tel.
(0)30-3053131 (fax: 3057391.

14 Najaarsdag Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

24— 29 llth. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

November

7 The First Amsterdam Management
Course. Groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren i.s.m. PAO-D cursus 93/100.
Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen.
19 Nascholingscursus voor dierenartsen
op Curasao, georganiseerd door de Stich-
ting Cura^oa Tropical.
Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD
Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, De Reehorst te Ede.

December

14 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Groningen-Drenhe te
Zeegse

14 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

14 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.O.-Dierge-
neeskunde op 13 april 1993 in de Reehorst te
Ede een symposium met betrekking tot infor-
matie over electronische berichtgeving. Dit
symposium is getiteld: \'Hoe en met wie commu-
niceert straks de dierenartsenpraktijk\'.

5-

13
15-

26

27

V
t

(jntervèT)

(^erv^

783 en Diluvac Forte? Jazeker,
een ontwikkeling van Intervet!

DILUVAC FORTE

Waar sommige aanbieders stil blijven staan bij een
eerste succes, ontwikkelt Intervet verder.
Zo ook de nieuwe combinatie van Nobi-Porvac
Aujeszky live 783 en Diluvac Forte. De voordelen van
deze combinatie zijn in de praktijk bewezen.

Natuurlijk kunt u ook met
Nobi-Porvac Aujeszky live Begonia
en Diluvac Forte de ziekte van
Aujeszky effektief blijven bestrijden!

(jnterv^

Intervet NEDERL^ND B V Boxmeer

256

Met Intervet bestrijdt u Aujeszky effektief!

T I I O S ( II R I I I VOOR D I t: R (i 1 N 1 I S K tl N I) F . D E F l I 1 K . A F I F V F R I N (i 7 1 9 9 .1

-ocr page 355-

HD-Ex

500
ERENARTSEN

SCHRIJVEN HD-Ex® REEDS VOOR

®

V

Droblemen. Zoals heup-,
jchouder-, elleboogdysplasie en
kreupelheden. HD-Ex® is inmid-
dels uitgebreid getest door een
\'root aantal dierenartsen.

resultaat dat HD-Ex" de bewegings-
vrijheid van de hond weer
vergroot.

HD-Ex is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.
Voor meer infoniiarie: zie bijsluiter.

HD-Ex®-een uitgekiend produkt ter onder- In de praktijk blijkt dat HD-Ex® de vitaliteit
»teuning van de behandeling van g
ewrichts- activeert, de stijflieid vermindert en de spieren

versterkt. Met als uiteindelijk

HD-Ex® BRENGT HONDEN WEER VOLOP IN BEWEGING

-ocr page 356-

EEIM DIERENARTS (m/v)

voor een 80% baan in de kleine huisdieren. Ervaringen vereist. Reacties richten aan Dierenartsen-
praktijk, Brinkstraat 234, 7541 AV Enschede.

ACHTERSTALLIGE BETALINGEN

Naarnnate de tijd verstrijkt worden ze oninbaar en een bron van ergernis,
nog afgezien van de financiële nadelen.

Tijdige aanpak is geboden!

Wij werken betrouwbaar en efficiënt.
Vrijblijvend verstrekken wij u uitvoerige informatie.

Bemiddelings- en Adviesbureau Valynco BV

Mr. G. J. Teerink
Albrechtlaan 3 - 1404 AH Bussum - Tel. 021 59 - 42018

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

organiseert een algemeen vergelijkend onderzoek aan de hand van schriftelijke
bewijsstukken en een examen voor de vorming van een reserve voor de aanwerving

van (m/v)

ADMINISTRATEURS A7 / A6

De kandidaat moet: □ onderdaan zijn van één van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen;
□ een grondige kennis bezitten van één van de officiële talen van de Gemeenschappen en een
behoorlijke kennis van een andere van deze talen; □ geboren zijn na 28.04.57; □ een volledige uni-
versitaire opleiding hebben genoten (academische graad); □ na het behalen van een academische
graad over minstens 2 jaar beroepservaring op universitair niveau beschikken, welke verband houdt
met ten minste een van de volgende werkgebieden: • de gezondheid en de bescherming van het
dier of de sanitaire toestand en de geschiktheid voor consumptie van produkten van dierlijke oor-
sprong en visserijprodukten; • de sanitaire of fytosanitaire toestand en de kwaliteit van plantaardige
produkten en gewassen alsmede de voorwaarden waaronder deze worden geproduceerd, gecon-
troleerd en in de handel worden gebracht; • de diervoeding en het gebruik In de veehouderij van
produkten en technieken ter verbetering van de sanitaire toestand, de kwaliteit en het rendement
van de diervoeders; • het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen, de eva-
luatie van het effect ervan op de landbouwproduktie, de gezondheid en het milieu.

De commissie voert een beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en moedigt
sollicitaties van vrouwen sterk aan.

De aankondiging van het vergelijkend onderzoek en het verplichte sollicitatieformulier dat zich in
het Publikatieblad nr. C 60 A van 03.03.93 bevindt, kunnen UITSLUITEND schriftelijk aangevraagd
worden door middel van een briefkaart, met de vermelding VERGELIJKEND ONDERZOEK COM / A/ 762
op één van de volgende adressen:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN.

Eenheid Aanwerving - SC41 - COM / A / 762, wetstraat 200, B-1049 Brussel
Bureau in Nederland, Korte Vijverberg 5,2513 AB Den Haag.
Uiterste datum voor indiening van de sollicitaties: 28.04.93.

-ocr page 357-

Endex: een nieuwe visie op de
aanpak van wormen en leverbot

Het ideale breedspektrum wormmiddel
voor schapen. Werkt tegen volwassen
en onvolwassen maag-, darm-, lintwormen
en ails
Stadia van de leverbot. Is ook aktief
tegen benzimidazole resistente wormen.
Standaarddosering 1 ml per 5 kg schaap.
Endex is verkrijgbaar in 1 liter verpakking
en 2,5liter rugcontainer.
Ciba Animal Health Division:
na gezondheid de beste oplossing.

\'VI

Endex

Fïl

Animal Health Division

Ciba-Geigy Agro BV
Stepvelden 10, Postbus 1048
4700 BA Roosendaal
Telefoon 01650-97305
Fax 01650-59605

Endex bevat per ml 50 mg triclabendazole en 37.5 mg levamisole hydrochloride. Raadpleeg bijsluiter voor gebruik. Wachttermijn vlees 42 dagen, melk 28 dagen. Reg NL 7252,

-ocr page 358-

De perfecte
therapie.

Doeltreffend,
Snelwerkend,
Betrouwbaar

Infecties met bacteriën
en Mycoplasmata hebben
in de varkenshouderij al
snel een negatieve invloed
op de technische resultaten.

Bij de behandeling
ervan is uw expertise on-
misbaar. Door snel en doel-
gericht ingrijpen kunt u de
schade beperken. Baytril is
daarbij uw ideale partner.
Goede weefsel-distributie
en een uitstekende werk-
zaamheid leiden snel tot re-
sultaat. En daarvoor zijn
niet alleen de varkens u
dankbaar!.

Baytril voor een
betrouwbare therapie.

Ook bij varkens.

Bayer

A N T I - I N F E \'^ a a - H V U M

BAVTRII, 5% INJECTIEVLOEISTOF Samenstelling: 30 mg cnronoxaciti per ml. Eigenschappen: Baclericidc werking legen de meesle Gram-negalieve en Gram-posilieve bacleriiin en Mycoplasma s bij pluimvee, rundvee. yi
en kleine huisdieren. Werkt op de bacleriële celkern; het remt gyrase. een enzym dal nodig is voor de duplicatie van DNA. Indicaties: Infecties met voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen bij varkens en nindvec. Uit^
Klinische studies hebben aangetoond dat Baytril werkzaam is bij de volgende infecties. Varken: neonatale diarree, slingerziekte, enzoötische pneumonie (Mycoplasma hyopneumoniae). eenzijdige longziekte (Actinobacillus pleurop^
niae). Salmonellose en het MMA-syndroom. Rund: coli diaree. coli sepsis, acute mastitis (E.coli), bronchopneumonie (P haemolytica. P. multocida en Mycoplasma bovis). Salmonellose en secundaire bacteriële infecties. Wachttijdi
Varken: Weefsels; 7 dagen; Injectieplaats: 10 dagen Rund: Weefsels en injeclieplaats: 7 dagen; Melk: 3 dagen (na intra veneuze toediening).
9 dagen (na subcutane toediening). ToedieningswiJ»/<<«icrine: Varken: subcutaan ol
musculair 0.5 ml per 10 kg lichaamsgewicht per dag (2.5 mg/kg) geduirnde 3 dagen; bij MMA-syndroom gedurende 2 dagen; bij ernstige luchtweginfecties of Salmonellose 1 ml per 10 kg lichaamsgewicht per dag (5 mg/kg) ged
5 dagen. Rund: subcutaan. inlra-musculair of intra veneus 0.5 ml per 10 kg lichaamsgewicht per dag (2.5 mg/kg) gedurende 3 dagen; bij ernstige luchtweginfecties of Salmonellose 1 ml per 10 kg per dag (5 mg/kg) gedurende 5 i
Houdbaarheid; 2 jaar Verpakking: fles van
lOQmI. Registratienummer: NL 2054

-ocr page 359-

15 APRIL 1993

DEEL 118, AFLEVERING 8

ISSN 0040-7453

bibliotheek der
ruksuniversiteit
UTRECHT

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

-ocr page 360-

De perfecte
therapie.

Doeltreffend,
Snelwerkend,
Betrouwbaar

Luchtweg-aandoeningen
veroorzaakt door bacteriën
en Mycoplasmata zijn een
bekend probleem in de kal-
verhouderij.

Bij de behandeling ervan
is uw expertise onmisbaar.
Snel en doelgericht ingrij-
pen is noodzakelijk. Baytril
is daarbij uw ideale partner.
Met twee formuleringen.
Naast Baytril 5% injectie-
vloeistof is er Baytril
2,5% oraal voor kalve-
ren. Deze laatste formule-
ring kan direct in de bek,
via de melk, melkprepara-
ten of electrolytenmix wor-
den toegediend. Voor het
snelle resultaat zijn niet al-
leen de kalveren u dank-
baar.

Baytril voor een be-
trouwbare therapie.

Ook bij kalveren.

Bayer

Baytril.

«te»

ANTI-INFECTIVUM

Baytnl 2,5% oraal voor kalveren. Samenstelling: 25 tng enit)floxacin per ml. Eigenschappen: Bactcncide werking tegen de meeste Gram-negatieve en Gram-positieve bactenën en Mycoplasma\'s bij pluimvee, rundvee, varkens en kleine hui
dieren. Werkt op de bacteriële celkern; het remt gyrase. een enzym dat nodig is voor de duplicatie van DNA. Indicaties: Infecties met voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen bij niet-rumincrend rundvee. Bijvoort)eeld: E. coli diarre^^
E. coli sepsis. Luchtweginfecties veroorzaakt door Pasteurella haemolytica, Pasteurella multocida en Mycoplasma bovis. Infecties met Salmonella spp Wachttijdadvies: 10 dagen. ToedieningsHijze/dosering: Oraal. Baytril Oraal voor kalv«
kan direct in de bek of via de melk. melkpreparaten of elektrolytenmix worden toegediend. Dosering: 5 ml per 50 kg lichaamsgewicht per dag (2.5 mg enrofloxacin per kg) gedurende 3-5 dagen. Bij enrstige luchtweginfecties of Salmonellose^!
ml per 50 kg lichaamsgewicht per dag (5 mg enrofloxacin per kg) gedurende 5 dagen. WaarschuHing: Kalveren die uitsluitend ruwvoer krijgen dienen niet oraal, maar met injectievloeistof te worden behandeld. Houdbaarheid: 3 jai
Verpakking: Macon van 100 ml. Flacon van 5 liter. Registratienummer: REG NL 2912.

-ocr page 361-

"\'M

TIJDSCHRIFT
VGÜR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 118, AFLEVERING 8, 15 APRIL 1993

OVERZICHTSARTiKELEN

Kan de fertiliteit van het rund verbeterd worden door toediening van gonadotroop releasing
hormoon (GnRH);
P. Mijten en A. de Kruijf 257

KLINISCHE LESSEN

Een lymfosarcoom bij een paard; J. H. van der Kolk en T. S. G. A. M. van den Ingh 264

OVERIGE ARTIKELEN

Nadelige effecten van calcium-chloride bevattende produkten na orale applicatie bij runderen;
G. H. Wentink en T. S. G. A. M. van den Ingh

263
268

266

VRAAG EN ANTWOORD

Onthoomen kalveren en wegnemen spenen; M. A. van der Velden
Dikke darm-diarree; B. £. Belshaw

WETENSCHAP

Bij de voorplaat

Peerdcpietendag 1993 belooft wederom een
waar spektakel te worden ( zie pagina 276 ).

ACTUA

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Euroregistratie van diergeneesmiddelen; P. J. M. Reijnders
Weekenddienstregeling orthopedische spoedgevallen Zuidwest-Nederland
VVDO pakt verkwisting van slachtdieren bij de bron aan;
W. Sybesma
Animo groot voor Peerdepietendag

Waltham Award 1993 voor diagnosestelling ziekte van Cushing bij katten

BOEKBESPREKINGEN
REFERATEN

STUDENTENREFERATEN
CONGRESSEN EN CURSUSSEN

271

274

275

276

277

278

279

280

280

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

Europa ontdekt de voordelen
van de Bolus

chronotnintk ®

slow-release bolus
beschermt jongvee
kuratief en
preventief tegen
maagdarm- èn
longwormen

yirbac

met het gat ^ e^^SSSS^

Uitgebreide dokumentatie
verkrijgbaar bij uw dierenarts.

-ocr page 362-

COLOFON

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)
Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)
Mw. dr. Ingrid vvi der Gaag
Prof. dr. J. E. van E)ijk
Prof. dr. G. H. Wenünk
Mw. drs. Lisette M. Overduin
Dts. N. J. G. J. van der Wielen
Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Dis. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof dr. E. D. Heller (kraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Kloostór (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Uuecht)

Prof dr. A. S. J. P A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oostórom (EJelh)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, aiifomia, U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenhierg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M. Hanng

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 11/fex 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Uuecht.

Algemene Bank Nederland N.V., Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304,
fiix 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V, Veendam (tól. 05987-23065, lax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

(vervolg omslag)

INHOUD

KNMVD

MAATSCHAPPIJ NIEUWS

In Memoriam: F den Hariog en G. Moolhuizen
Mededeling GHD
Van het bureau

PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

Prof dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

S. L. Oostindiën

284

285
287

CONTENTS

REVIEW PAPERS

Does gonadotrophin-releasing hormone (GnRH) improve fertility in cattle?;
P. Mijlen, and A. de Kruijf

CLINICAL REFERRALS

Lymphosarcoma in a horse; J. H. van der Kok, and T. S. G. A. M. van den Ingh
OTHER PAPERS

Adverse ellects of orally administered products containing calcium chloride in cattle;
C.
H. Wentink. and T. S. G. A. M. van den Ingh

All rights reserved

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and En vironmantal Science / Index-
Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Verklaring:

Richdijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -4).
De RÓlactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke — direct of indirect — het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de
inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Adverteniies kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op welke

andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

288
289
289

257

264

266

-ocr page 363-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

V

\\

E.coli

De vaccins die u nodig heeft
om ze te bestrijden

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
vooHA/aarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Op basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 364-

Goofy heeft geen
wormen meer

Lopatol bestrijdt spoelwormen, lintwormen en haakwormen.
Het is een breedwerkend anthelminticum met gemicro-
niseerde nitroscanaat als werkzame stof. Een éénmalige
toediening is voldoende om alle wormen te bestrijden.
De gemicroniseerde 100 en 500 mg Lopatol tabletten zijn
verkrijgbaar in kleinverpakking

en in voordelige kliniek-
verpakking. Lopatol kan bij
jonge en volwassen honden
worden toegepast.
Ciba Animal Health:
na gezondheid de beste
oplossing.

I

J

uvnN

-"••■Top

<«•53 Sr-.,.,,

SU"\'« •«.t.,

NiivanTop®

Vlooien kunnen lint-
wormen overbrengen.
Nuvan Top is een krachtig
middel tegen vlooien,
luizen en teken bij honden
en katten. Nuvan Top
werkt uiterst snel en
langdurig tegen deze
ectoparasieten en gaat
herinfektie met lintwormen
door vlooien tegen.
Nuvan Top is CFK vrij.

Lopafol bevat per tablet 100 of 500 mg nitroscanaat. Reg NL 7383
(100 mg tab). Reg NL 7384 (500 mg tab). Raadpleeg de bijsluiter voor
gebruik, Nuvan Top B bevat fenitrothion (0,8%) en dichloorvos (0.2%)
Raadpleeg gebruiksaanwijzing voor gebruik. 1025 N.

Animal Health Division

Postbus 1048, 4700 BA Roosendaal.
Tel. 01650 - 97305, Fax 01650 - 59605.

-ocr page 365-

O ■

R Mijten en A. de Kruif ^

KAN DE FERTILITEIT VAN HET RUND WORDEN
VERBETERD DOOR TOEDIENING VAN
GONADOTROOP RELEASING HORMOON (GnRH)?

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 257-63

SAMENVATTING

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de mogelijk-
heden die gonadotroop releasing hormoon (GnRH) biedt bij
de behandeling van koeien met een verminderde fertiliteit,
bij embryotransplantatie en bij koeien in het puerperium.
Geconcludeerd wordt, dat GnRH bij de behandeling van
subfertiele koeien sterk wisselende resultaten geeft. Het is in
elk geval zeker dat als er al sprake is van een positief effect,
dit effect zo gering is dat het economisch gezien niet
verantwoord is GnRH aan repeat breeders toe te dienen.
Ook over het nut van GnRH bij embryotransplantatie is men
het lang niet eens. De resultaten vallen bij zowel donoren als
receptoren tegen, reden waarom voorzichtigheid geboden
is.

Het gebruik van GnRH in het puerperium is niet zinvol.
Gezien de negatieve effecten die mogelijk op kunnen treden
is er dan ook geen enkele aanleiding deze \'therapie\' toe te
passen.

INLEIDING

In de veterinaire praktijk bestaat veel belangstelling voor
hormonen die de fertiliteit kunnen verhogen.
Een betrekkelijk nieuw hormoon is het gonadotroop releasing
hormoon (GnRH). Het vindt zijn toepassingsmogelijkheden
vooral bij het vrouwelijk rund. GnRH werd oorspronkelijk
alleen gebruikt voor de behandeling van cysteuze ovariële
follikels. De laatste jaren is echter ook veel onderzoek verricht
naar het gebruik van GnRH teneinde de fertiliteit te verbeteren.
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de stand van
zaken ten aanzien van deze problematiek. Maar eerst zullen
summier enkele farmacologische eigenschappen van GnRH
worden besproken.

FARMOCOLÜGISCHE EIGENSCHAPPEN
Het GnRH, ook wel gonadoliberine, LH-RH of LH-FSH-RH
genoemd is een decapeptide uit de hypothalamus.
In de zeventigerjaren slaagde men erin het peptide synthetisch te
bereiden. Dit synthetisch produkt wordt volgens de internatio-
nale nomenclatuur gonadoreline (Fertagyl ®; Intervet) ge-
noemd (26).

Substitutie van bepaalde aminozuren en het weglaten van
andere gaf aanleiding tot de synthese van allerlei agonisten en
antagonisten. Bekende agonisten zijn het nonapeptide Busere-
line (Receptal ®; Hoechst) en het decapeptide Fertirelin-acetaat
(Ovalyse®; Upjohn). Dit laatste produkt is 10 maal aktiever
dan gonadoreline, Busereline is 10 maal aktiever dan Fertirelin-

\' Kliniek Voortplaming, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde, FacuUteil Dierge-
neeskunde, Vniversiieit Gem, Casinoplein 24, 9000 Gent

acetaat (15, 36).

Het verschil in aktiviteit van de hierboven genoemde produkten
kan verklaard worden door het feit dat de agonisten in grote
mate resistent zijn tegen enzymatische afbraak door endopepti-
dasen, al is die resistentie niet evenredig met de biologische
aktiviteit (58). Waarschijnlijk hebben de agonisten ook een
grotere afiSniteit voor de hypofysereceptoren en binden zij zich
er steviger aan (22, 57, 58).

De biologische aktiviteit van GnRH berust op het vrijstellen van
LH en FSH uit de hypofyse. De LH-vrijstelling is tot een dosis
van 1,5 mg gonadoreline dosis-afhankelijk, die van FSH stijgt
slechts tot een dosis van een 0,5 mg. Hogere doseringen hebben
dus slechts weinig effect (60). Wat het nonapeptide Busereline
betreft, blijkt dat de LH- en FSH-vrijstelling dosisafhankelijk
zijn tot 15 è 20 /ug.

Over het algemeen kan men stellen dat de toe te dienen dosis
afhankelijk is van de indikatie. Voor gonadoreline worden
waarden aangegeven tussen 250 /xg en 1000 ßg, voor Busereline
tussen 10 en 20 /xg (26).

GnRH wordt voornamelijk intramusculair toegediend. Intrave-
neuze toediening geeft wel een snellere stijging van de gonado-
tropineconcentratie in het bloed, maar de bereikte piekwaarden
zijn dezelfde als na intramusculaire toediening (60).

HET GEBRUIK VAN GnRH BIJ EEN INSEMINATIE
Zeer snel nadat de fysiologische eigenschap van GnRH om LH
vrij te stellen bekend was, hebben talrijke onderzoekers het
effekt van een éénmalige toediening ten tijde van de inseminatie
onderzocht. Soortgelijk onderzoek was vooraf reeds gebeurd
met HCG. De resultaten van deze proeven waren nogal
uiteenlopend (14, 63, 71).

Ook voor GnRH blijken de meningen over de efficiëntie sterk
uiteen te lopen. Omdat niet alle proeven even doorzichtig zijn
opgezet, is het moeilijk om de waarde van deze therapie exact in
te schatten. Vooreerst dient een onderscheid gemaakt te worden
tussen die experimenten waarbij GnRH werd toegediend bij een
eerste inseminatie en die waarbij GnRH werd toegediend aan
\'repeat breeders\'.

Toepassing bij een eerste inseminatie laat ofwel geen verbetering
ofwel een geringe verbetering van de bevruchtingsresultaten
zien (I, 3, 4, 15, 25, 28, 30, 37, 40, 48, 62).
Waarom de resultaten uiteenlopen is niet duidelijk maar
wanneer de proeven met een positief resultaat nauwkeurig
worden geanalyseerd valt op dat er slechts enkele een significant
verschil laten zien tussen de proefgroep en de controlegroep.
Bovendien wordt dat verschil vaak alleen in een bepaalde
deelgroep gevonden.

Na een uitgebreide studie besluit Chenault (15) dat noch de
dosis, noch de chemische structuur, noch de behandeling van de
controlegroep verantwoordelijk kan gesteld worden voor de
verschillen in de behaalde resultaten.

Ook het tijdstip van GnRH-toediening ten opzichte van de
inseminatie, blijkt geen verschil op te leveren (45). Onder welke

T I .1 I) S ( H R I I T VOOR D 1 I R ti E N E F. S K U N I) F . D E

257

A 1 1 E V F R I N (i

I 9 9 .1

-ocr page 366-

•Mil

■ «i

omstandigheden er bij een eerste inseminatie met GnRH een
positief resultaat te behalen is, valt dus niet te voorspellen.
Toevallige factoren spelen een allesoverheersende rol.
Ook over het gebruik van GnRH bij repeat breeders zijn de
meningen verdeeld. In de literatuur worden positieve (6, 37,52,
56,64,66,67) en negatieve waarnemingen (1,40,61) vermeld
(Tabel 1). Wanneer de studies onderling vergeleken worden dan
blijkt dat niet overal wordt aangegeven welke criteria precies
gebruikt zijn bij het selecteren van de repeat breeders. Dat er
verschillende normen worden gehanteerd is ook te zien aan de
sterk uiteenlopende bevruchtingsresultaten van de verschillende
controlegroepen.

Tabel 1. Drachtigheidsresultaat van Repeat Breeders na behandeling met
GnRH bi| de inseminatie.

Drachtigheidsresultaten: aantallen en (%)

Referentie

controle

met GnRH
behandeld

significantie

52

177/469 (38)

231/492 (47)

p< 0,01

56

38/96 (40)

158/283 (56)

p< 0,01

37

77/161 (48)

135/185 (73)

p< 0,005

66

108/344(31)

74/169 (44)

p<0,05

6

45/102 (44,1)

56/98 (57,1)

ns

64

75/157 (48)

84/144(58)

ns

1

160/302 (53)

26/59 (44,1)

ns

40

13/29 (45)

11/32(34)

ns

Over het exacte werkingsmechanisme van GnRH toegediend
bij een inseminatie bestaat al evenmin eensgezindheid. Aanvan-
kelijk werd gesteld dat de verhoogde vruchtbaarheid die
sommige auteurs vaststelden te danken was aan een betere
synchronisatie tussen de inseminatie en de ovulatie. GnRH zou
dan beschouwd kunnen worden als een therapeuticum voor een
verlate ovulatie die volgens sommige onderzoekers (3, 8), als
een belangrijke oorzaak van opbreken kan worden beschouwd.
Het hormoon induceert immers een LH-vrijstelling die gevolgd
wordt door ovulatie.

Lucy en Stevenson (41) constateerden echter dat de vruchtbaar-
heid juist verminderd was, wanneer de LH-vrijzetting werd
geïnduceerd door GnRH. In een proef met 18 dieren waarbij de
oestrus was gesynchroniseerd met prostaglandines, vonden deze
onderzoekers dat een GnRH-injectie 72 uur na de prostaglandi-
netoediening bij zes dieren een LH-piek induceerde. Bij 10
andere dieren had de spontane LH-vrijstelling op dat ogenblik al
plaats gevonden en bij de overige twee dieren was de LH
vrijstelling net begonnen toen de injectie werd toegediend. Van
de zes eerstgenoemde dieren werd er slechts één drachtig. Bij de
overige dieren was de fertiliteit goed. De onderzoekers conclu-
deerden dat de geïnduceerde LH-vrijstelling niet verantwoorde-
lijk is voor een eventueel positief effekt. Dezelfde onderzoekers
vonden dat bij de dieren die GnRH hadden toegediend gekregen
de progesteronconcentratie in het bloed langzamer en minder
hoog steeg tijdens de eerste 7 dagen na inseminatie vergeleken
met de controlegroep.

Dit is dan weer in tegenspraak met de resultaten van een eerder
verricht onderzoek van Lee
et aL (38), waarbij de progesteron-
concentratie juist verhoogd was na GnRH-toediening en met het
onderzoek van Lewis
et al. (40), waarbij geen verschil in
progesteronconcentratie werd gevonden. Over het endocrinolo-
gisch effekt van GnRH-toediening bij een inseminatie bestaat
dus al evenmin eensgezindheid als over het effekt op het drachtig
worden.

258

Concluderend kan worden gesteld dat er ten aanzien van GnRH
bij een inseminatie een grote terughoudendheid aan de dag
gelegd moet worden. Het is vrijwel zeker dat GnRH bij een
eerste of tweede inseminatie het drachtig worden niet positief
beïnvloedt. In hoeverre GnRH bij repeat breeders gunstig werkt
staat nog te bezien. Het is in elk geval zeker dat als er al sprake is
van een positief effect, dit effect zo gering is dat het economisch
gezien niet verantwoord is, GnRH aan repeat breeders toe te
dienen.

HET GEBRUIK VAN GnRH TIJDENS DE LUTEALE
FASE

Embryonale sterfte wordt bij de huisdieren nogal eens in
verband gebracht met een te geringe aktiviteit van het corpus
luteum. Er zijn echter weinig gegevens voorhanden die dit
onomstotelijk bewijzen.

Toch zijn er veel experimenten verricht om door beïnvloeding
van de progesteron-produktie van het jonge corpus luteum het
drachtigheidspercentage te verhogen. Het spreekt vanzelf dat
ook GnRH hiervoor in aanmerking komt.
Over het endocrinologisch gevolg van een GnRH-injectie in de
luteale fase zijn de meningen verdeeld; sommigen zagen na een
GnRH-injectie wel een stijging van de progesteronconcentratie
optreden, anderen hebben dit niet waargenomen. Tal van
variabelen blijken hierop van invloed te zijn, zoals de frequentie
van toediening, het cyclusstadium en het type GnRH. Zo
vonden Milvae
et aL (46) dat herhaalde injecties van 10 ng
Busereline van dag 9 tot dag 12 van de cyclus het progesteronge-
halte in het bloed deden stijgen en de cyclus verlengden, terwijl
dit niet gebeurde wanneer 100 ^g van het decapeptide op
dezelfde manier werd toegediend.

Macmillan et al. (44) stelden vast dat een eenmalige injectie van
10 /Hg Busereline, gegeven voor de tiende dag van de cyclus, een
positieve invloed had op het progesterongehalte in het bloed
gedurende de tweede helft van dezelfde cyclus. De cycluslengte
werd niet beïnvloed. Dit bleek wel te gebeuren wanneer de
koeien na de 12e dag van de cyclus werden behandeld. Dit effect
bleek niet te wijten te zijn aan de vorming van een nieuw corpus
luteum, maar aan stimulatie van het bestaande (42, 43, 44).
Rodger
et al. (55) stelden daarentegen vast dat een injectie met
100 lig van het decapeptide gegeven zowel op de 2e als op de
10e dag van de cyclus, de progesteronproduktie van het corpus
luteum in de tweede helft van de cyclus onderdrukte. Dit werd
door hen toegeschreven aan een reduktie van het aantal
onbezette LH receptoren in het corpus luteum hetgeen door hen
ook werkelijk bewezen kon worden respectievelijk 8 en 14
dagen na de GnRH-injectie.

De veldproeven die met GnRH-toediening in de luteale fase
werden verricht vallen in twee groepen uiteen.
De eerste groep betreft GnRH-toediening in een zeer vroeg
stadium van de cyclus. Withmore
et aL (74) en Bosu et aL (12)
dienden 4 dagen na de eerste inseminatie GnRH toe. Tussen de
behandelde en de onbehandelde groep bestond geen verschil in
drachtigheidspercentage. De eerstgenoemde auteurs zagen wel
een positieve tendens bij hoogproduktieve dieren. Zij veronder-
stelden dat een hoge poduktie mogelijk als een stressfactor kan
fungeren waardoor de hormonale balans negatief wordt beïn-
vloed.

GnRH-toediening zou dan mogelijk het verstoorde evenwicht
kunnen herstellen. Dit vermoeden heeft men tot op heden niet

T I .1 I) S C H K I I T VOOR D I F R Ci F N F. F. S K U N O F . D F E L 118. A F I F V E R I N (i

-ocr page 367-

kunnen bevestigen. Macmillan et aL (44) vonden zelfs een
daling van het drachtigheidspercentage wanneer GnRH werd
toegediend tussen dag 1 en dag 6 na de inseminatie.
De tweede groep veldproeven heeft betrekking op het effekt van
een GnRH-injectie op de fertiliteit als deze gegeven wordt in een
later stadium van de luteale cyclus. Zowel de fertiliteit van de
lopende cyclus als die van de volgende cyclus zou dan kunnen
worden beïnvloed.

De fertiliteit van de lopende cyclus (Tabel 2).
Macmillan etaL (44) vonden als eersten een significant verschil.
Wanneer koeien 11 tot 13 dagen na hun eerste inseminatie
werden ingespoten met 10 Busereline, bleek het drachtig-
heidspercentage met maar liefst 11,5 % te stijgen. Daarentegen
kon in twee Duitse studies, waarbij men opgebroken koeien in
de luteale fase behandelde geen significante stijging van de
vruchtbaarheid worden gevonden (5, 50). Bij beide experimen-
ten werd 20
y.g Busereline gebruikt. Bostedt en Okyere (11)
stelden bovendien vast dat bij dieren die niet drachtig waren na
een GnRH-injectie meer verlengde cycli voorkwamen. In een
zeer uitgebreide Australische veldstudie, waarbij 10 /ng Busere-
line werd gebruikt, kon eveneens geen verschil in bevruchtings-
resultaten worden aangetoond (32). Net als Macmillan
et aL
(44) zagen deze onderzoekers na een GnRH-injectie wel een
vermindering van het aantal verkorte cycli.

259

Tabel 2. Invloed van een iniektie met GnRH tijdens de luteale fase op de
fertiliteit van de lopende cyclus.

Drachtigheidsresultaten: aantallen en (%)

Ref.

proefgroep

controle

met GnRH
behandeld

significantie

44

nar KI

168/276 (61)

163/225 (72)

p< 0,01

5

na3°K]

29/74 (39)

32/75 (43)

ns

na 2°KI

42/74 (57)

37/74 (50)

ns

50
32

na 2° of

3°KI
nal°KI

39m (53)
56(yi022(55)

33/59 (58)
56/1028 (55)

ns
ns

De fertiliteit van de volgende cyclus

Humblot en Thibier (31) zagen bij behandeling van repeat
breeders een stijging van het drachtigheidspercentage optreden
van de inseminatie verricht tijdens de oestrus volgend op de
cyclus waarin de GnRH behandeling had plaatsgevonden. Ook
Deletang
et aL (16) namen dit fenomeen waar. De waargeno-
men verschillen bleken echter niet significant te zijn. Dit was dan
weer wel het geval in de reeds eerder genoemde studie van
Macmillan
et aL (44) waarbij koeien 11 tot 13 dagen na de
eerste inseminatie met 10 /ng Busereline, werden ingespoten. Het
drachtigheidspercentage van de tweede inseminatie bleek met
maar liefst 15,6 % verhoogd te zijn. In de reeds vermelde groot
opgezette Australische veldstudie kon men dan weer totaal geen
verschil vinden tussen de met GnRH en de met een placebo
behandelde dieren (32). Hetzelfde resultaat was reeds eerder
bekomen door Bentele en Humke (5).
De reeds eerder genoemde Franse onderzoekers schrijven hun
positieve resultaten toe aan de gunstige invloed die GnRH zou
uitoefenen op de follikelontwikkeling. Zij vonden in een
embryotransplantatie-experiment met repeat breeders dat zowel
het aantal embryo\'s als de kwaliteit van de embryo\'s hoger was
als de donoren op dag 12 van de cyclus voorafgaande aan de
spoeling een injectie hadden gekregen met GnRH (70).
Waarom ook wat al deze experimenten betreft de met GnRH-
toediening verkregen resultaten weer zo sterk uiteenlopen is niet
duidelijk. Waarschijnlijk kunnen alle verschillen worden toe-
geschreven aan de toevalsfactor. De conclusie moet in elk geval
luiden dat het gebruik van GnRH in de luteale fase niet zinvol is.

ki ■ ft

HET GEBRUIK VAN GNRH BIJ EMBRYÜTRANS-
PLANTATIE

Behandeling bif superovulatie.

Het succes van embryotransplantatie is in grote mate afhankelijk
van het welslagen van de superovulatie van de donorkoe. Eén
van de problemen waarmee superovulatie gepaard gaat is de
grote spreiding in tijd van de ovulaties. De laatste jaren zijn er
enkele experimenten geweest om na te gaan of GnRH een
positief eff^ect zou kunnen hebben op het aantal transplanteer-
bare embryo\'s. Meestal dient men GnRH dan toe tijdens de
bronst (53) of op een vast tijdstip na de prostaglandine-injectie
(27, 59, 72, 73, 75, 76).

De resultaten van al deze onderzoeken zijn niet gelijklopend,
hetgeen ongetwijfeld te wijten is aan de grote verschillen die er
tussen de werkschema\'s bestaan.

Guay en Bedoya (27) bekwamen meer ovulaties en meer
transplanteerbare embryo\'s bij met PMSG gesuperovuleerde
koeien na een dubbele injectie van 250 ng GnRH gegeven met 2
uur tussentijd. Relatief gezien veranderde het aantal goede
embryo\'s ten opzichte van het aantal ovulaties niet. Met hun
dubbele GnRH-injectie induceerden zij een 7 uur aanhoudende
secundaire LH-vrijstelling. Deze langdurige secundaire piek zou
volgens de auteurs instaan voor de ovulatie van follikels die nog
niet geruptureerd waren op het ogenblik van de injectie en zou
zo het aantal embryo\'s verhogen. In hoeverre dit juist is, is
onzeker.

Prado Delgado et aL (53) vonden geen verschil wat het aantal
corpora lutea, het aantal eicellen en het aantal embryo\'s betreft
tussen met 200 /ig GnRH tijdens de bronst behandelde dieren en
de controle groep. In deze studie werden de dieren met FSH
gesuperovuleerd. In tegenstelling tot de hiervoor genoemde
studie zagen zij bij de behandelde dieren zelfs een afname van
het aantal palpeerbare corpora lutea. Dit effect trad dan weer
niet op bij vaarzen. GnRH scheen ook het aantal ovulaties bij
dieren die nog nooit eerder gesuperovuleerd waren negatief te
beïnvloeden.

Wubishet et aL (75) maakten in hun experimenten gebruik van
250 Hg GnRH opgelost in carboxymetylcellulose om een
slowrelease effect te verkrijgen. Zij dienden de injectie subcu-
taan toe 54 uur na de prostaglandine-injectie. Alhoewel in dit
experiment geen verschil kon worden vastgesteld in het aantal
palpeerbare corpora lutea en het absoluut aantal uitgespoelde
eicellen en embryo\'s, vonden deze onderzoekers toch een hoger
bevruchtingspercentage bij de met GnRH behandelde koeien. In
een recente meer fundamentele studie die op dezelfde wijze
werd uitgevoerd, konden dezelfde auteurs na behandeling met
GnRH bij meer koeien een LH-vrijstelling waarnemen vergele-
ken met de controlegroep. De karakteristieken van de LH-piek
waren echter dezelfde, ongeacht of er GnRH werd toegediend of
enkel FSH (76).

Walton etaL (73) dienden 48 uur na de prostaglandine-injectie,
250 txg gonadoliberine bij met FSH gesuperovuleerde koeien
toe. Op het ogenblik van de injectie was bij 43 % van de koeien
de LH-vrijstelling al begonnen. Na de GnRH-injectie werd bij
32 % van de koeien een LH-stijging waargenomen. Aangezien
ook in de controle groep op datzelfde tijdstip bij 12 % van de

T I .1 I) S C H R I h T VOOR D 1 F. R (i K N F. F. s K U N IJ F. . D E E L I 1 K . A I l E V E R I N Ci K I 9 9 .1

-ocr page 368-

dieren nog een spontane LH-stijging werd gemeten, concludeer-
den deze auteurs dat slechts bij 1 op de 5 koeien de LH-stijgingen
konden worden toegeschreven aan GnRH. Het waren vooral de
oudere koeien waarbij dit fenomeen voorkwam. De GnRH-
behandeling bleek geen invloed te hebben op het aantal
ovulaties en op het aantal weergevonden eicellen en embryo\'s.
Het aantal leefbare embryo\'s was daarentegen significant
verminderd (1,6 embryo\'s per koe) hetgeen veroorzaakt werd
door een toename van het aantal onbevruchte eicellen.
Savage
et aL (59) volgden dezelfde procedure als Walton. Het
gebruik van GnRH leverde in dit experiment een groter aantal
eicellen en embryo\'s op, vergeleken met de controlegroep. Het
bevruchtingspercentage en het percentage overplantbare em-
bryo\'s waren echter licht gedaald. Dit had tot gevolg dat het
absolute aantal bevruchte eicellen en overplantbare embryo\'s
tussen de proef- en controlegroep niet significant verschilde.
Voss
et al. (72) hebben in hun experimenten getracht na te gaan
wat de invloed is van de tijdspanne die verloopt tussen de
Prostaglandine- en de GnRH-injectie. Busereline produceerde
een abrupte LH-vrijstelling wanneer het 36 uur na de Prostag-
landine injectie werd toegediend. Deze erg vroege toediening
had tot gevolg dat bij verschillende koeien de LH-vrijstelling
reeds voor de uitwendige bronst werd waargenomen. Als
Busereline op een later tijdstip werd toegediend dan was het
effect op de LH-vrijstelling veel minder duidelijk. Het resultaat
was een grotere of kleinere LH-piek al naargelang de spontane
LH-vrijstelling al dan niet had plaatsgevonden. Deze auteurs
besloten dat er met betrekking tot het optreden van de spontane
LH-piek een te grote variatie tussen de koeien bestaat om met
GnRH resultaat te kunnen boeken.

In een bijkomend onderzoek naar het effect van 8 /xg Busereline
op verschillende tijdstippen na de prostaglandine-injectie toege-
diend, op het aantal ovulaties en op het aantal embryo\'s werd
geen significant verschil gevonden tussen de behandelde en de
controle dieren. Het bevruchtingspercentage van de geovuleerde
eicellen werd in deze studie wel enigszins positief bein vloed door
GnRH (21).

Over het nut van GnRH bij superovulatie is men het dus lang
niet eens. Illustratief hiervoor zijn de experimenten waarbij men
een GnRH-antagonist toedient om de endogene LH-release uit
te stellen. Het endogene LH wordt dan vervangen door een
injectie met HCG 72 uur na de prostaglandine-injectie. Zo
vonden Rieger
et al. (54) significant meer transplanteerbare
embryo\'s per donor als zowel op 30 als op 48 uur na de
prostaglandine-injectie een GnRH-antagonist werd toegediend.
Volgens deze auteurs zouden de hoge oestradiolspiegel, het
vroege begin van de bronst, en de vroege LH-release bij donoren
verantwoordelijk zijn voor de ovulatie van onrijpe eicellen. Dit
zou dan een verklaring kunnen zijn voor het hoge aantal
onbevruchte en abnormale embryo\'s die soms bij een spoeling
worden gevonden.

Behandeling van de receptoren.

Ook bij de receptoren is met GnRH geëxperimenteerd om het
drachtigheidspercentage te verhogen. Een eenmalige injectie
met 8 jug Busereline gegeven op de dag van het overplanten,
verbeterde het drachtigheidspercentage niet.
In andere experimenten vond de GnRH-toediening 4 tot 7
dagen na het overplanten plaats (18). Er werden geen verschil-
len tussen de proef- en controlegroep gevonden.
Recent werden ook experimenten uitgevoerd waarbij werd
nagegaan of herhaalde GnRH-injecties asynchrone embry-
otransfer mogelijk zouden kunnen maken. Hiertoe werden 7
dagen oude embryo\'s overgeplant in receptoren die 2 tot 7 dagen
voor de donorkoeien in bronst waren geweest. Deze asynchrone
receptoren kregen vanaf de twaalfde dag van hun cyclus om de 3
dagen 8 Mg Busereline toegediend tot 12 dagen na de transfer.
Receptoren die op dag 13 tot 15 een embryo ingeplant hadden
gekregen werden dus al vooraf behandeld, terwijl bij minder
asynchrone receptoren, waarbij op cyclusdag 9 tot 11 een
embryo was ingeplant de behandeling pas na de overplanting
begon. Van de 8 dieren waarbij een blastocyst was ingeplant
werden er 5 drachtig. Met morula\'s werd minder succes
verkregen: slechts 2 van de 10 dieren werden drachtig. Niet
drachtige dieren werden 17 tot 20 dagen na de laatste
Busereline-injectie weer tochtig (17). Deze experimenten zijn
natuurlijk nog veel te beperkt om het synchroniseren van
receptoren al achterwege te laten maar bieden misschien wel
interessante perspectieven voor de toekomst.

26G

HET GEBRUIK VAN GnRH IN DE VROEGE POST
PARTUM FASE

Talrijke onderzoekers hebben trachten na te gaan wat het effect
is van een injectie met GnRH in de vroege post partum fase op
de latere fertiliteit. De reden om GnRH 10 tot 20 dagen post
partum toe te dienen is gebaseerd op de waarneming dat de
vruchtbaarheid na de partus positief gecorreleerd is met het
aantal cycli die er geweest zijn voordat de koe opnieuw wordt
geïnsemineerd (69). Men rekent er dan op dat GnRH de
normale ovariële aktiviteit bespoedigt en het aantal cyclusstoor-
nissen vermindert.

Naast vele veldproeven waarin de effectiviteit werd nagegaan, is
er gelukkig ook uitgebreid fundamenteel onderzoek naar het
endocrinologisch effekt van een GnRH-injectie verricht. Zo
vonden Kesler
et al. (33) dat de LH-vrijstelling na een GnRH-
injectie gedurende de eerste 8 dagen na de partus onderdrukt is.
Het herstel van de reactiviteit van de hypofyse staat in nauw
verband met de ontwikkeling van nieuwe follikels en de
hierdoor geproduceerde oestrogenen (20, 34). Ook de ovariële
reaktie op het vrijgestelde LH is hiervan afhankelijk (77).
Ovulatie kan alleen optreden wanneer er al een relatief grote
follikel (> 1 cm diameter) aanwezig is en als er reeds een stijging
van de oestradiolconcentratie is opgetreden.
Deze toestand is in feite te vergelijken met een normale
preovulatoire situatie. De vraag dient dan meteen gesteld te
worden of GnRH een wezenlijke stijging van het aantal
ovulaties bewerkstelligt. Küpfer en Stämpfli (35) stelden vast
dat gedurende de eerste 10 dagen na een behandeling met
GnRH significant meer ovulaties optraden dan na een placebo-
injectie. Er bleek echter geen significant verschil tussen beide
groepen te bestaan wat het interval partus-eerste ovulatie betreft.
Dit bedroeg gemiddeld 24,1 dagen in de GnRH-groep (injectie
tussen 7 en 21 dagen post partum) en 25,9 dagen voor de
controlegroep. Op 50 dagen post partum waren er in beide
groepen evenveel cyclerende dieren aanwezig.
Boiti
et ai (7) constateerden dat koeien die op de 15de dag post
partum GnRH hadden gekregen gedurende de eerste 85 dagen
post partum gemiddeld 3,6 maal cycleerden terwijl dit bij de
controle groep slechts 2,1 maal was. Het aantal dieren in deze
studie was echter beperkt. De lengte van de door GnRH-
toediening geïnduceerde cyclus bleek korter te zijn dan normaal.
Bovendien lag de progesteronproduktie van een door GnRH
geïnduceerd CL lager dan dat van een spontaan gevormd CL
(23, 7).

Op de vraag of GnRH-toediening in het puerperium de
vruchtbaarheid werkelijk verbetert, heeft men getracht een
antwoord te vinden met behulp van talrijke veldproeven.
Een goede vergelijking van de verschillende experimenten is

T I I I> S C H R I I T V O t) K D 1 K R Ci h N h F S K U N I) [ . D F F. I. II». A F 1. E V F. R I N (i K I 9 9 .1

-ocr page 369-

slechts inogelijk wanneer de gebruikte methoden dezelfde zijn.
Dat is lang niet altijd het geval. Ook de karakteristieken van de
controlegroep zijn bij de interpretatie en de extrapolatie van de
resultaten belangrijk. Voor het weergeven van de resultaten
worden soms vruchtbaarheidsparameters gebruikt, die moeilijk
te definiëren zijn, zoals het interval partus-eerste oestrus, het
voorkomen van cysteuze ovariële follikels en het aantal wegens
onvruchtbaarheid opgeruimde koeien.
Zo wordt in de beschrijving van de eerste grote veldproef die
over dit toepassingsgebied van GnRH plaats vond melding
gemaakt van een significante verbetering van de twee laatstge-
noemde fertiliteitsparameters. Het GnRH werd éénmalig tussen
8 en 23 dagen post partum toegediend (13).
Een eerste opmerking die al meteen gemaakt moet worden is dat
de periode waarin GnRH werd gegeven veel te lang was. Zo zal
een aantal dieren geïnjecteerd zijn in de preovulatoire fase
terwijl andere dieren al geovuleerd zullen hebben, zeker op 23
dagen na de partus. Verder valt in deze studie ook het abnormaal
grote aantal dieren op dat in de controle-groep wegens
fertiliteitsstoornissen moest worden opgeruimd, namelijk 57%.
De onderzoekers konden geen verschil aantonen met betrekking
tot het gemiddelde interval partus-eerste inseminatie, het gemid-
delde interval partus-conceptie en het aantal inseminaties per
conceptie. Hierbij moet worden opgemerkt dat het interval
partus-eerste inseminatie in beide groepen meer dan 85 dagen
bedroeg, hetgeen misschien te lang is om een effect van de
GnRH-behandeling op te merken. Dat dit het geval zou kunnen
zijn wordt gesteund door de waarnemingen van Nash
et aL (49).
Zij dienden op 2 rundveebedrijven met in totaal 335 koeien 250
ixg Gonadoreline toe aan de helft van de koeien op de 13de,
14de of 15de dag post partum. Op één bedrijf zagen zij geen
verbetering van de vruchtbaarheid. Op het andere bedrijf was in
de proefgroep het interval partus-conceptie korter, het bevruch-
tingspercentage hoger en het aantal inseminaties per conceptie
lager dan in de controlegroep. Op dit bedrijf, dat voordat de
proeven van start gingen al een merkbaar betere fertiliteit
vertoonde dan het andere proefbedrijf werd reeds op 50 dagen
na de partus begonnen met insemineren.
Het al of niet optreden van puerperale stoornissen blijkt ook van
invloed te zijn op het effect van een GnRH-injectie. Bostedt en
Maurer (10) zagen geen effect van GnRH op de vruchtbaarheid
bij koeien zonder retentio secundinarum, maar vonden wel een
significant korter interval partus-conceptie en significant minder
inseminaties per conceptie bij dieren die aan de nageboorte
hadden gestaan (9). Ook Mori
etaL (47) vonden zulke positieve
resultaten.

In een goed opgezet Canadees onderzoek vond men alleen een
positief resultaat van GnRH op bedrijven waar men koeien die
aan de nageboorte hadden gestaan gemiddeld voor de tachtigste
dag post partum weer liet insemineren (39).
In een recent Duits onderzoek kwam men zelfs tot de conclusie
dat de nadelige effekten van puerperale stoornissen op de
fertiliteit door een GnRH-injectie konden worden vermeden
(2).

Nochtans blijkt uit onderzoek dat de morfologische, histologi-
sche of bacteriologische involutie van de uterus niet beïnvloed
wordt door een eenmalige GnRH-injectie (29). Het gunstige
effect van GnRH zou zich dus enkel op ovarieel niveau afspelen.
Deze stelling wordt gesteund door het feit dat bij koeien met
puerperale stoornissen de eerste ovulatie post partum meestal
later optreedt dan bij koeien met een ongestoorde involutie.
Bij koeien met puerperale stoornissen zou GnRH deze verlengde
periode van ovariële inactiviteit dus kunnen verkorten en zo de
vruchtbaarheid gunstig kunnen beïnvloeden. Deze hypothese
wordt echter niet bevestigd door ander onderzoek. Zo stelden
Stull en Phatak (68) vast dat bij de door hen onderzochte
nageboorte-koeien GnRH de periode van acyclie niet beïn-
vloedt. Ook Peter en Bosu (51) slaagden er met GnRH niet in
een ovulatie te induceren bij koeien lijdende aan puerperale
infecties. Zij stelden vast dat puerperale infecties de follikelgroei
zodanig remmen dat zelfs GnRH er niet in slaagt een ovulatie te
induceren. Deze bevindingen van goed fundamenteel onder-
zoek staan dus haaks op de resultaten van de hierboven
beschreven veldproeven waarbij men juist bij koeien met een
gestoord puerperium een gunstig effect van GnRH vaststelde. Er
zijn echter ook talrijke veldproeven beschreven waarbij GnRH-
toediening niet succesvol was.

\'Itll

l«fl

261

Zo vonden Etherington et ai (19) en Stevenson et aL (65) zelfs
een verlaagde fertiliteit na GnRH gebruik in het puerperium, en
wel onafhankelijk van de aan- of afwezigheid van puerperale
stoornissen. De eerstgenoemde auteurs vonden zelfs meer
pyometra\'s, meer cysteuze ovariële follikels en meer anoestri-
sche koeien in de proefgroep, waardoor het interval partus-
conceptie vanzelfsprekend werd verlengd. De laatstgenoemde
experimenten vonden op één groot melkveebedrijf plaats,
hetgeen bij de interpretatie van de resultaten als een zeer groot
voordeel moet worden beschouwd.

Toch wijzen de auteurs er op dat op één bedrijf misschien
specifieke omstandigheden aanwezig kunnen zijn waardoor het
resultaat beïnvloed zou kunnen worden. Het bewijst nog maar
eens hoe moeilijk het is conclusies te trekken uit veldproeven.
Als besluit kan toch wel gesteld worden dat het ongecontroleerd
gebruik van GnRH als \'strategisch\' hormoon in het puerperium
op zijn minst dubieus mag genoemd worden. Gezien de
negatieve effecten die mogelijk kunnen optreden is er momen-
teel dan ook geen enkele aanleiding om deze \'therapie\' te
adviseren.

SUMMARY

Does gonadotrophin-releasing hormone (GnRH) improve
fertility in cattle?

In this article a review is given of the results obtained with gonadotrophin
releasing hormone (GnRH) in the treatment of repeat breeder cows, cows used
for embryo transfer and of cows in the early post partum period
It is concluded that the results of GnRh administration to repeal breeders is very
variable. It is quite sure that the positive effect of GnRH, if any is so low that from
an economic point of view, treatment, can not be advised The usefullness of
administration of GnRH to embryotransfer cows is very doubtful! There are as
many publications with positive as with negative results.
The administration of GnRH in the early post partum period can not be
recommended With this \'therapy\' conflicting results have been obtained and
occasionally negative side effects have emerged

LITERATUUR

1. Anderson GA, and Malmo J. Pregnancy rate of cows given synthetic
gonadotrophin-releasing hormone at the time of service. Australian Vet
1985; 62: 222-4.

2. Barth T, Kiessling J, und Walther A. Untersuchungsergebnisse zum Einsatz
von GnRH in Puerperium des Rindes. Mh Vet Med 1990; 45: 407-9.

3. Bentele W. und Humke R. Versuch zum Behandlung des Verzögerten
Follikel-sprungs beim Rind mit dem synthetischen LH-FSH-Releasing
Hormon. Tierärztliche Umschau 1976; 5: 218-24.

4. Bentele W. und Humke R. Beitrag zur Behandlung der Ovarial Zyste des
Rindes mit dem LH-FSH-Releasing Hormon. Tierärztliche Umschau 1976;
8: 352-8.

5. Bentele W, und Humke R. Über die Anwendung von Buserelin in der
Lutealphase bei Kühen nach Zweit - oder Dritt - Besamung. Tierärztliche
Umschau 1987; 5: 388-94.

6. Berger G. Zum Einflu^j einer HCG- bzw. GnRH-Applikation auf die
Konzeptions-ergebnisse bei Kühen anlä^ilich der Drittbraamung. Mh. Vet
Med 1988; 43: 221-3.

7. Boiti C, Beghelli V, Simontacchi C. Olivieri O, Caggioni C, and Micale R.
Postpartum progesterone profiles and reproductive performance of dairy

T I .1 I) s C H R I r T VOOR D I F. R (1 F N F F S K t\' N t) F . D E F 1 II«. A F I E V F R I N (J 8 I 9 9 .1

-ocr page 370-

COWS treated with GnRH or progestrone. In : Factors influencing fertility in
the postpartum cow. Current topics in Vet Med and Anim Sei. Martinus
Nijhoff Publishers 1982; 20: 544-7.

8. Bostedt H. Delayed Ovulation as a cause of sterility in the A.I. of cattle.
Proceedings of the VIII th International Congres on Animal Reproduction
and Artificial Insemination 1976; vol IV: 552-5.

9. Bostedt H, Pecke E und Strobl K. Zur Auswirkung frühzeitig postpartum
verabrechter GnRH-Gaben auf Puerperalverlauf und Konzeptionsergebnis
bei Kühen nach Retentio secundinarum. Berl Münch Tierärztl Wsch 1980;
93: 184-188.

10. Bostedt H, and Maurer G. The reproductive performance of cows after an
injection of a GnRH-analoque in the early puerperium. A field study. In :
Factors influencing fertility in the postpartum cow. Current topics in Vet
Med and Anim Sei. Martinus Nijhoff Publishers 1982; 20: 1562-6.

11. Bostedt H, and Okyrere K. Auswirkung einer singulären GnRH - injection
am 12. - Tag post inseminationem auf die periphere LH- und Progesteron-
konzentration bei wiederholt besamten Kühen. Tierärztl Umschau 1988; 7:
421-9.

12. Bosu WTK, and Leslie KE. The effect of GnRH administration four days
after insemination on first-service conception rates and corpus luteum
function in dairy cows. Proceedings of the Xth International Congres on
Animal Reproduction and Artificial Insemination.1984; vol III: 309-11.

13. Britt JH, Harrison DS, and Morrow DA. Frequency of ovarian follicular
cysts, reason for culling, and fertility in Holstein Friesian cows given
Gonadotrophin-Releasing Hormone at two weeks after parturition. Am J
Vet Res 1977; 58: 749-51.

14. Brown H, Wagner JA, Rathmacker RR Mc Askill JW, Elleston NG, and
Bing RJ. Effect of Human Chorionic Gonadotropin on pregnancy rate of
heifers, when used under field conditions. J Am Vet Med Assoc 1983; 162:
456-7.

15. Chenault JJ, Kratzer DD, Rzepkowski RA, and Goodwin MC. LH and
FSH response of Holstein Heifers to Fertirelin Acetate, Gonadorelin and
Buserelin. Theriogenology 1990; 34: 81-98.

16. Deletang F, Langueux J, et Chafiaux S. Applications thérapeutiques de la
gonadoliberine (GnRH ou LH-RH) chez les vaches laitières infertiles à
chaleurs normales. Réc Méd Vét 1983; 159: 453-60.

17. Drost M, Tan HS, Mac Millan KL, and Thatcher WW. Successful
asynchronous embryotransfer in cattle. Theriogenology 1989; 31: 186.

18. Ellington J, Foote R, Webb J, Hasler J, and Mc Grath A. The use of a
GnRH analogue in an embryo transfer field trial. Theriogenology 1990; 33:
225.

19. Etherington WG, Bosu WTK, Martin SW, Cote JF, Doig PA, and Leslie
KE. Reproduction Performance in dairy cows following postpartum
treatment with Gonadotrophin Releasing Hormone and/or Prostaglandin:
A field trial. Can J Comp Med 1984; 48: 245-50.

20. Fernandes LC, Thatcher WW, Wilcox CJ, and Call EP LH release in
response to GnRH during the postpartum period of dairy cows. J Anim Sei
1978; 46 (2): 443-8.

21. Foote RH, Allen SE, and Hinderson B. Buserelin in a superovulatory
regimen for Holstein cows. II. Yield and quality of embryos in commercial
herds. Theriogenology 1989; 31: 385-92.

22. Fraser HM. Releasing hormones. In: Reproduction in mammals. 7
Mechanisms of Hormone Action. Austin CR, Short RV. Uitgeverij:
Cambridge University Press 1979; 1-52.

23. Garverick HA, Elmore RG, Vallaincourt BH, and Sharp AJ. Ovarian
response to gonadotrophin releasing hormone in postpartum dairy cows.
Am J Vet Res 1980; 41: 1582-6.

24. Grunert E, and Schwarz R. Induction of ovulation with synthetic
Gonadotrophin Releasing Hormone in disturbances of ovarian function in
cattle. Proceedings of the Vlllth Int.Congress on Anim Reprod and AI
1976; vol IV: 575-7.

25. Grunert E, Tholen J, und Goldbeck U. Untersuchungen über die
Beeinflussung der Besamungsergebnis beim Rind durch ein synthetisches
Gonadotropin- Releasing Hormon. Die Blauen Hefte 1976; 56: 241-5.

26. Grunert E. In: Fertilitätsstörungen beim weiblichen Rind. Grunert E,
Berchtold M. Uitgeverij Paul Parey- Berlin-Hamburg 1982; 225-6.

27. Guay P, and Bedoya M. Effects of GnRH on bloodserum hormone
concentrations, ovulation rates and embryo production in lactating cows
treated with PMSG. Can J Comp Med 1981; 45: 351-6.

28. Günzler O, Krieger H, und Jordan E. Zum Verbesserung des Konzeptions-
ergebnisses in der Rinderbesamung durch Gonadotropin-releasing Hor-
mone (GnRH). Beriiner Munch Tierärztl Wochenschrift 1976; 89: 451.

29. Holt LC, Whittier WD, Gwazdauskas FC, Vision WE, and Sponenberg PS.
Involution, Pathology and Histology of the Uterus in dairy cattle with
Retained Placenta and uterine discharge following GnRH. Anim Reprod
Sei 1989; 21: 11-23.

30. Holtemöhler B. Untersuchungen über die Anwendung van Buserelin beim
Rind zum Zeitpunkt der Erstbesamung. Tierärztl Umschau 1981; 36: 51.

31. Humblot P, and Thibier M. Effect of Gonadotropin Releasing Hormone

la

262

(GnRH) treatment during the midluteal phase in repeat Breeder Cows. A
preliminary report. Theriogenology 1981; 16: 375-8.

32. Jubb TF, Abhayaratne D, Malmo J, and Anderson GA. Failure of an
intramuscular injection of an analogue of gonadotropin-releasing hormone
11 to 13 days after insemination to increase pregnancy rates in dairy cattle.
Australian Vet J 1990; 67: 359-61.

33. Kesler DJ, Garverick HA, Youngquist RS, Elmore RG, and Bierschwal CJ.
Effect of days post partum and endogenous reproductive hormones on
GnRH induced LH release in dairy cows. J Anim Sei 1977; 46: 797-803.

34. Kesler DJ, Garverick HA, Youngquist RS, Elmore RG, and Bierschwal CJ.
Ovarian and endocrine responses and reproductive perfomanee following
GnRH treatment in early postpartum cows. Theriogenology 1978; 9:363-9.

35. Küpfer U, und Stämpfli H. Einfluss eines im Puerperium verabreichten
GnRH-analoges(Hoe 766) auf die Fruchtbarkeit von Milchkühen. Schweiz
Arch Tierheilk 1981; 123: 355-362.

36. Lecomte P Les analogues du GnRH. Aspects théoriques. Applications
pratiques. J Gynecol Obstet Biol Reprod 1984; 13: 363-73.

37. Lee C.N., Maurice E, Ax RL, Pennington JA, Hoffmann WF, and Brown
MD. EfBcacy of gonadotropin releasing hormone administered at the time
of artificial insemination of heifers and post partum and repeat breeder
cows. Am J Vet Res 1983; 44: 2160-3.

38. Lee CN, Kritser JK, and Ax RL. Changes of Luteinising Hormone and
Progesterone for dairy cows after gonadotropin-releasing hormone at first
post-partum breeding. J Dairy Sei 1985; 68: 1463-70.

39. Leslie KE, Doig PA, Bosu WTK, Curtis RA, and Martin SW. Effects of
gonadotrophin releasing hormone on Reproductive Performance of dairy
cows with retained placenta. Can J Comp Med 1984; 48: 354-9.

40. Lewis GS, Caldwell DW, Rexroad CE, Dowlen HH, and Owen JR. Efi^ects
of Gonadotropin-Releasing Hormone and Human Chorionic Gonadotro-
pin on pregnacy rate in dairy cattle. J Dairy Sei 1990; 73: 66-72.

41. Lucy MC, and Stevenson JS. Gonadotropin-Releasing Hormone at Estrus
Luteinizing Hormone, Estradiol, and Progesterone during the periestrual
and postinsemination Periods in Dairy cattle. Biol of Reprod 1986; 35: 300-
II.

42. Mac Millan KL, Day AM, Taufa VK, Gebb M, and Pearce MG. Effects of
an agonist of Gonadotrophin Releasing Hormone in cattle. I. Hormone
concentrations and oestrus cycle length. Anim Reprod Sei 1985; 8: 209-12.

43. Mac Millan KL, Day AM, Taufa VK, Peterson AJ, and Pearce MG. Effects
of an agonist of Gonadotrophin Releasing Hormone in cattle II. lnteraction.s
with injected prostaglandin F2a and unilateral ovariectomy. Anim Reprod
Sei 1985; 8:213-23.

44. Mac Millan KL, Taufa VK, and Day AM. Effects of an agonist of
Gonadotrophin Releasing Hormone (Busereline) in cattle. III. Pregnancy
rates after a post-insemination injection during metoestrus or dioestrus.
Anim Reprod Sei 1986; II: I-IO.

45. Mee OM. Stevenson JS, Scoby RK, and Folman Y Influence of
Gonadotrophin Releasing Hormone and timing of insemination relative to
estrus on pregnancy rates of dairy cattle at first service. J Dairy Sei 1990; 73;
1500-7.

46. Milvae RA, Murphy BD, and Hansel W. Prolongation of the bovine estrous
cycle with a gonadotropin-releasing hormone analogue. Biol of Reprod
1984;31:664-70.

47. Mori J, Ouchi K. Kawate N, and Inaba T. GnRH analogue leads to
improved breeding efficiency in cows with retained fetal membranes. Vet
Ree 1988; 123: 352.

48. Nakao T, Nawita S, Tanako H, Shirakawa NJ, Nashiro H, Sorga N,
Tsunada N, and Kawata K. Improvement of first-service pregnancy rate in
cows with gonadotrophin-releasing hormone analog. Theriogenology 1983;
20: 111.

49. Nash JG, Ball L, and Olson JD. Effects on reproductive performance of
administration of GnRH to early postpartum dairy cows. J Anim Sei 1980;
50: 1017-21.

50. Okyere K., Über die Wirkung einer einmaligen GnRH-applikation am 12-
Tag post Inseminationem bei mehrfach besamten Kühen. Inaugural-
Dissertation, Justus-Liebig-Universität, Gierten. 1986.

51. Peter AT, and Bosu WTK. Influence of intrauterine infections and follicular
development on the response to GnRH administration in post partum dairy
cows. Theriogenology 1988; 29: 1163-75.

52. Phatak AP, Withmore HL, and Brown MD. Effekt of Gonadotrophin
Releasing Hormone on conception rate in repeat breeder dairy cows.
Theriogenology 1986; 26: 605-8.

53. Prado Delgado AR, Elsden RP, and Seidel GR. Effects of GnRH on
Response to superovulation in cattle. Theriogenology 1984; 21: 254
(Abstract).

54. Rieger D, Walton JS, Johnson WH, and Cay DH. The effect of treatment
with an LHRH anugonist on the quality of day 7 - embryos collected from
superovulated Holstein Heifers. Theriogenology 1990; 33: 307 (Abstract).

55. Rodger LD, and Stormshak F. Gonadotropin-Releasing Hormone-induced
alteration of bovine corpus luteum function. Biology of Reproduction 1986;

T I .1 [) s C H R I F T VOOR D I E R G F N F F, S K U N [) F. . D E E I. 1 I K . A F L E V E R f N (i 8 I 9 9 .1

-ocr page 371-

35: 149-56.

56. Roussel JD, Beatty JF, and Koonce K. Gonadotrophin Releasing Hormone
therapy in functional infertility of dairy cattle. Theriogenology 1988; 30:
1115-9.

57. Sandow J, and Köning W. Studies with fragments of a highly active
analogue of luteinizing hormone releasing hormone. J Endocr 1979; 81:
175-82.

58. Sandow J, Kuhl H, and Krauss B. Studies on enzyme stability of luteinizing
hormone releasing hormone analogues. J Endocr 1979; 81: 157-8.

59. Savage NC, Howell W, and Mapletoft RJ. Superovulation in the cow using
Estradiol 17^ or GnRH in conjunction with FSH-P Theriogenology 1987;
27: 383-94.

60. Schams D, Höfer F, Schallenberger E, HartI M, and Karg H. Pattern of
Luteinizmg Hormone (LH) and Follicle Stimulating Hormone (FSH) in
bovine blood plasma after injection of a synthetic Gonadotropin Releasing
Hormone (GnRH). Theriogenology 1974; I: 137-51.

61. Schlegel F, und Huhold K. Erfahrungen bei der Behandlung wiederholt
umrindernder Kühe in besamungsnahren Zeitraum. Mh Vet Med 1989; 44:
90-2.

62. Schels HF, and Mostafawi D. The effect of GnRH on the pregnancy rate of
artificially inseminated cows. Vet Ree 1978; 103: 31-2.

63. Simon K. Graviditätszyklus nach HCG-lnjection zum Zeitpunkt der
Besamung bei wiederholt umrindernden Kühen. Tierärztl Umschau 1977;
22: 18-21.

64. Stevenson JS, Schmidt MK, and Call EP. Gonadotropin-Releasing Hor-
mone and Conception of Holsteins, J Dairy Sci 1984; 67: 140-5.

65. Stevenson JS, and Call EP Fertility of Post partum dairy Cows after
administration of Gonadotrophin-Releasing Hormone and prostaglandin
F2a: A field trial. J. Dairy Sci. 1988; 71: 1926-33.

66. Stevenson JS, Frantz KD, and Call EP. Conception rates in Repeat Breeders
and dairy cattle with unobserved oestrus after prostaglandin F2a and
Gonadotropin Releasing Hormone. Theriogenology 1988; 29: 451-60.

67. Stevenson JS, Call JP, Scoby RK, and Phatak AP Double Insemination and
Gonadotropin-Releasing Hormone Treatment of Repeat-Breeding Dairy

• ■ VI

»■in

cattle. J Dairy Sci 1990; 73: 1766-72.

68. Stull CL, and Phatak AP Effect of GnRH injection to ovarian activity of
cows with retained placentas. Proceedings of the Xlth Internatinonal
Congres on Anim Reprod and AI 1988; vol IV: 454-6.

69. Thatcher WW, and Wilcox CJ. Postpartum estrus as an indicator of
reproductive status in the dairy cow. J Dairy Sci 1973; 56: 608-10.

70. Thibier M, Goutfe D, Jean D, Valognes J, Daunizeau A, and Humblot P
Enhancing the rate of recovery and quality of the embryos in repeat
breeding cows by using a GnRH analogue injection at mid-luteal phase
prior to breeding. Theriogenology 1985; 24: 725-36.

71. Van der Wielen NJGJ, de Kruif A. Een orienterend onderzoek naar de
behandeling van runderen op de dag van inseminatie met Human Chorionic
Gonadotrophin (HCG). Tijdschr Diergeneesk 1984; 109: 689-95.

72. Voss HJ, Allen SE, Foote RH, lm P, Kim CK, and Aquadro P Buserelin in a
superovulatory regimen for Holstein cows. 1. Pituitary and ovarian
Hormone response in an experimental herd. Theriogenology 1989; 31:371 -
84.

73. Walton JS, and Stublings RB. Factors affecting the yield of viable embryos
by superovulated Holstein-Friesian cows. Theriogenology 1986; 26: 167-
79.

74. Whithmore HL, and Vahat F. The effect of Gonadotrophin-Releasing
Hormone on pregnancy rate and milk progesterone concentration. Proceed-
ings of the IXth International Congres on Animal Reproduction and
Artificial Insemination. 1980; vol IV : 317-9.

75. Wubishet A, Graves CN, Spachi SL, Kesler DJ, and Favero RJ. Effects of
GnRH treatment on superovulatory responses of dairy cows. Theriogeno-
logy 1986; 25: 423-6.

76. Wubishet A, Kesler DJ, Graves CN, Spawri SL, and Favero RJ.
Preovulatory LH profiles of superovulated cows and progesterone concen-
trations at embryo recovery. Theriogenology 1991; 35: 451-9.

77. Zaied AA, Garverick HA, Bierschwal CJ, Elmore RG, Youngquist RS, and
Sharp AJ. Effect of ovarian activity and endogenous reproductive hor-
mones on GnRH induced ovarian cycles in post partum dairy cows. J Anim
Sci 1980, 50 508-13.

ONTHGORNEN KALVEREN
EN WEGNEMEN SPENEN

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling, vond de redactie de heer dr. M. A. van der
Velden (vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisdieren) bereid om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

Vraag en antwoord

VRAAG

1. Bij het onthoomen van kalveren worden tevens vaak
bijspenen of een teveel aan spenen weggenomen. Als dan
ongeveer twee jaar later blijkt dat van de vier spenen er slechts
drie melk geven (omdat er kennelijk een goed speen is
weggenomen) is dan de dierenarts aansprakelijk?

2. Welke criteria moet men aanleggen bij het wegnemen van
extra spenen?

ANTWOORD

Bijspenen komen bij runderen regelmatig voor, zowel bij melk-
als ook bij vleesrassen. Soms heeft een bijspeen een eigen
melkklierpakket (bijkwartier), in andere gevallen is een bijspeen
aangesloten door één der hoofdkwartieren.
Meestal bevinden de bijspenen zich achter de normaal ge-
plaatste achterspenen, maar soms komen ze ook op andere
plaatsen voor, bijvoorbeeld tussen een normale voor- en
achterspeen.

Bijspenen worden verwijderd vanwege kosmetische redenen.

a

omdat ze het melken van hoofdspenen kunnen belemmeren en
vanwege de kans op mastitis van een aangesloten bijkwartier.
Bijspenen worden bij voorkeur verwijderd bij het kalf, bijvoor-
beeld gelijktijdig met het onthoomen. De ingreep is dan zeer
eenvoudig uit te voeren en geeft vrijwel nooit complicaties. Een
aangesloten bijkwartier zal voor de eerste partus wel mee
opuieren, doch daarna atrofiëren. Wanneer de amputatie plaats
vindt bij een hoogdrachtige vaars of bij een lacterend dier is niet
alleen de operatie moeilijker (de wond moet in drie lagen
gehecht worden), maar is ook de kans op complicaties
aanzienlijk groter: gestoorde wondgenezing met infectie, masti-
tis, fisteling.

Alvorens bij het kalf tot amputatie van bijspenen wordt
overgegaan, moet men zich er eerst terdege van vergewissen
welke de hoofdspenen en welke de bijspenen zijn. Men moet
daartoe de anatomische verhoudingen betreffende de (symme-
trische) plaatsing en de grootte van de aanwezige spenen
zorgvuldig bekijken. De vier hoofdspenen behoren symmetrisch
geplaatst te zijn, en ze zijn meestal groter dan de bijspenen.
Wanneer na zorgvuldige inspectie dierenarts en eigenaar er
\'zeker\' van zijn welke de bijspenen zijn, kunnen deze verwijderd
worden. Als dan onverhoopt later blijkt dat er ondanks
zorgvuldig handelen toch een hoofdspeen is geamputeerd, is de
dierenarts niet aansprakelijk.

Indien er maar enige mate van twijfel bestaat bij de identificatie
van de diverse spenen moet men niet tot amputatie overgaan.
Het verschil tussen bijspenen en hoofdspenen kan al duidelijk
worden zodra de vaars gaat opuieren en anders zeker bij
aanvang van de eerste lactatie. De amputatie kan dan worden
verricht tijdens het opuieren, doch wel geruime tijd vóór de
partus, of anders bij voorkeur in de droogstand na de eerste
iactatieperiode.

Tenslotte dient te worden opgemerkt dat Polythelie erfelijk is.
Derhalve moet men zich afvragen of men dergelijke dieren wel
voor de fokkerij moet handhaven.

T I .1 O S C H R I I T VOOR D I F. R ti F. N F. F S K U N I) K . D E F. t II«. A F I. F

263

V E R I N (i 8 I 9 <> .1

-ocr page 372-

lati

•Mil

I m»

EEN LYMFOSARCOOM BIJ EEN PAARD

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 264-5

J.H. van der Kolk^ en T.S.G.A.M. van den Ingh^

Klinische Lessen

SAMENVATTING

Een 16 jaar oude drachtige KWPN-merrie werd vanwege
sloomheid sinds 8 dagen naar de Faculteit Diergeneeskunde
doorgestuurd. De belangrijkste klinische bevindingen wa-
ren sloomheid, bleke slijmvliezen met petechiën, oedeem
onder de borst en de buik en koorts. Hematologisch
onderzoek leverde een ernstige anemie (hematocriet 0,15
L.L.-\') en leucopenie (2,3 G.L \' met 96% lymfocyten) op. Er
was geen terombocytopenie. Zes dagen na opname stierf het
paard. Bij sectie werd een (multicentrisch) iymfosarcoom
vastgesteld in het beenmerg met neoplastische infiltraten in
de nieren.

INLEIDING

Het Iymfosarcoom is de belangrijkste neoplasie van het he-
mopoëtisch systeem van het paard. Bij paarden waarvan de
doodsoorzaak aan het hemopoëtisch systeem was gerelateerd
kwam het Iymfosarcoom in 55% van de gevallen voor (1). Uit
onderzoek in Nederlandse slachthuizen bleek 18% van de
neoplasieën bij paarden een Iymfosarcoom te zijn (6). De
gemiddelde leeftijd bedraagt 9-10 jaar met een spreiding van 1-
30 jaar (3,5). Het Iymfosarcoom wordt bij het paard in 4
vormen onderverdeeld: de alimentaire, de mediastinale, de
gegeneraliseerde (of multicentrische) en de huidvorm (8).
Hiervan zijn de alimentaire en de gegeneraliseerde vorm het
belangrijkst (3,5). Leucemie in geval van een Iymfosarcoom
treedt bij 3,9-58,3% van de paarden op (5,7).

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een acht maanden drachtige KWPN-merrie van 16 jaar oud
werd aangeboden aan de Kliniek voor Inwendige Ziekten der
Grote Huisdieren met als klacht dat zij sinds 8 dagen te sloom
was. De merrie at en dronk nog wel en er kwam nog voldoende
mest af Het paard werd elke 2-3 maanden ontwormd.
Twee dagen voor het aanbieden bedroeg de lichaamstempera-
tuur 39,5°C en werd een behandeling ingesteld met procaïne-
penicilline-G en dihydrostreptomycine.

KLINISCH ONDERZOEK

Bij aankomst in de Kliniek was de merrie in een goede
verzorgings- en voedingstoestand, maar maakte een erg slome
indruk. Bij algemeen onderzoek werd een regelmatige, costo-
abdominale ademhaling gevonden met een frequentie van 40
per minuut. De pols had een frequentie van 48 en was
regelmatig, equaal en krachtig. De lichaamstemperatuur be-
droeg bij aankomst 37,8°C. De extremiteiten waren wat koud.
De slijmvliezen waren vochtig en zeer bleek, maar vertoonden
geen laesies. In het mondslijmvlies waren petechiën zichtbaar.

Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren. Faculteit Diergenees-
kunde. Postbus 80.152 3508 TD Utrecht.

Vakgroep Pathologie, Faculteit Diergeneeskunde. Postbus 80.158. 3508 TD Utrecht.

De sclerae waren licht-geel van kleur. De turgor was matig en
op diverse plaatsen zweette de merrie. De lymfeknopen waren
niet vergroot en niet pijnlijk. Bij onderzoek van de respiratietrac-
tus werd bij auscultatie verscherpt ademen gehoord op beide
longvelden in combinatie met ronchi. De longpercussie leverde
beiderzijds normale begrenzingen op.
Bij onderzoek van het circulatieapparaat werd een systolische
souffle ter plaatse van de aorta-kleppen vastgesteld. Tevens was
er oedeem aanwezig onder de borst en de buik.
Onderzoek van de digestietractus leverde geen bijzonderheden
op. Bij rectale exploratie werd de dracht bevestigd.

LABORATORIUMONDERZOEK
Het routine-bloedonderzoek leverde een leucopenie op (2,3
G.L \' leucocyten met 4% segmentkernigen en 96% lymfocyten)
en een hematocriet van 0,15 L.L. \' (normale hematocriet 0.36-
0.42 L.L.-\'). Het totale eiwitgehalte bedroeg 66 g.L\' met de
volgende electroforese: 42,5% albumine, 15,1% a-globulines,
23,8% B-globulines en 18,5% gamma-globulines. De alkalische
fosfatase (131 lU.L\'), de totale bilirubine-concentratie (<40
/xmol.L-\'), de ureumconcentratie (5,4 mmol.L\') en het aantal
trombocyten (270 G.L \') waren niet afwijkend.
Eén dag na opname daalde de hematocriet naar 0,10 L.L \'. De
ermee corresponderende hemoglobine-concentratie bedroeg 2,0
mmol.L\'. Twee dagen na opname was het totaal aantal
leucocyten 1,3 G.L\' met 2% segmentkernigen en 98% lymfocy-
ten.

Bacteriologisch onderzoek van tijdens een temperatuurspiek
(40,7°C) afgenomen bloed verliep negatief, evenals de Coombs-
en de Coggins-test.

Door middel van catheterisatie verkregen urine was iets troebel
en geel van kleur met een soortelijk gewicht van 1.010. De geur
was niet afwijkend. De pH van de urine was 8. De kookproef
volgens Bang verliep negatief Met behulp van een stick^
kon geen bloedkleurstof worden aangetoond.
Parasitologisch onderzoek van bloeduitstrijkjes tijdens een
temperatuurspiek en van een faecesmonster verliep negatief
Daar een beenmergpunctie mislukte was helaas geen beenmerg
voor onderzoek beschikbaar ante-mortem.

DIFFERENTIËLE DIAGNOSE

In de belangrijkste differentiële diagnose van anemie ten gevolge
van een gestoorde aanmaak bij het paard worden genoemd: een
chronische ontsteking, een voedingsdeficiëntie (eiwit, ijzer,
cobalt, koper, vitamine B|2 en foliumzuur), myelophthisis (i.c.
een Iymfosarcoom), en door farmaca of toxische stoffen (8).

KLINISCH VERLOOP

De dag na opname werd gezien de lage hematocriet een
transfusie uitgevoerd met 5 liter bloed, waarna de hematocriet
een waarde bereikte van 0,21 L.L\'. \'s Avonds was de
lichaamstemperatuur weer gestegen naar 40,7°C en werd een
intraveneuze behandeling ingesteld met de combinatie 10 mg
natrium-ampicilline\'» plus 5 mg gentamycine-sulfaat5/kg li-

J Combur-test Boehringer Mannheim
•< A mpicillinum. Centrafarm Etten-Leur
\' Gentamicine-5%. A UV Cuijk

-ocr page 373-

MYCOFARM DOET DUS MEER!

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt, telefoon 030 - 212800

y^Mycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 374-

Is er aan de gegevens over een ziekte die al
in de twintigste eeuw voor Christus in
Mesopotamië werd beschreven nu nog iets
toe te voegen? Voor rabiës is dat in Neder-

land zeker het geval, mede gezien het aantal
vragen dat ons vanuit de praktijk wordt
gesteld over "vleermuisrabiës".

Systematiek

Rabiës(achtige) virussen behoren tot de
familie der rhabdovirussen. Het meest be-
kend en berucht is het traditionele veldvirus,
ook wel Pasteur-type of type 1 genoemd.
Daarnaast is in Nederland sinds enkele jaren
de "vleermuisvariant", of Duvenhage-type
virus van belang, dat tot het type 4 wordt
gerekend.

Met behulp van monoclonale antistoffen is
aangetoond dat er tussen Pasteur- en Duven-
hage-type rabiësvirus vrij grote verschillen
bestaan in kapselantigenen, met name waar
het het glycoproteïne G betreft. Wel is er een
grote mate van overeenkomst in kerneiwitten
tussen beide type rabiësvirussen.

Pathogeniteit

Van het Pasteur-type virus is bekend dat een
infectie bij warmbloedige dieren in de regel
een letaal verloop kent. Hoewel ook van het
Duvenhage-type virus bekend is dat een
infectie bij de mens dodelijk kan verlopen, is
uit besmettingsproeven bij dieren duidelijk
geworden dat er verschillen bestaan in
vergelijking met het Pasteur-type virus.
Zo leidden besmettingsproeven bij muizen
(intracerebraal, voetzool en oraal) met
Deense vleermulslsolaten tot de dood van
deze proefdieren. Honden daarentegen
gingen wel dood na intracerebrale challenge
maar niet na Intramusculaire of intraveneuze
besmetting. Bij de kat leidden zowel Intra-
cerebrale als intramusculaire besmetting tot
de dood.

Katten zijn dus gemakkelijker te besmetten
dan honden.

-ocr page 375-

Nederiand

In Nederiand zijn het met name vleermuizen
van de soort "laatvlieger" die met Duvenhage-
ttype virussen zijn geïnfecteerd. De laatvlieger
ts een insekteneter die vooral tijdens de
avond en de nachtelijke uren actief is. Een
directe confrontatie met mens en hond is dus
minder waarschijnlijk, tenzij het zieke of ver-
lamde exemplaren betreft die op de grond
worden aangetroffen. Door de leefwijze van
de kat (nachtelijke jager) zal deze diersoort
meer kans op contact hebben. Tot op heden
zijn echter nog geen gevallen van rabiës bij
huisdieren beschreven die konden worden
toegeschreven aan een beet van een laat-
vlieger. Overigens zal een rabide kat meestal
wegkruipen en slechts bij uitzondering andere
dieren of mensen bijten.

Vaccinatie

Omdat er tussen het Pasteur- en Duvenhage-
type virus antigene verschillen bestaan is
onderzocht of het vaccin
Nobi® -vac Rabiës

Rabiës, nog steeds actueel?

ook bescherming opwekt tegen Duvenhage-
type virussen.

In een beschermingstest bij muizen werden
daartoe een aantal vaccincharges, waaronder
het combinatievaccin rabiës-lepto (Nobi-Vac
RL), onderzocht op beschermend vermogen
tegen het Pasteur- en Duvenhage-type virus.
Uit dit onderzoek bleek dat de Nobi-vac
rabiëscomponent een goede bescherming
veroorzaakt tegen Pasteur- en Duvenhage-
type virussen. Verder bleek dat voor een
goede bescherming tegen Duvenhage een
hoog antigeengehalte, zoals aanwezig in de
Nobi-vac rabiëscomponent*, noodzakelijk is.

-ocr page 376-

MYCOFARM DOET MEER

IN EEN REEKS ARTIKELEN BESPREEKT MYCOFARM

EEN AANTAL ONDERWERPEN TOEGESPITST OP KLEINE HUISDIEREN

Entschema voor de hond

-ocr page 377-

la VI

■Mil

chaamsgewicht 2dd. De avond daarop bedroeg de lichaamstem-
peratuur 37,0°C. De dag daarop begon de lichaamstemperatuur
weer te stijgen en verslechterde de toestand van de merrie
zienderogen. Zes dagen na opname stierf het paard.

PATHOLOGISCH ONDERZOEK
De merrie verkeerde in een redelijke voedingstoestand en was
drachtig van een hengstveulen. Het dier vertoonde lichtgele
slijmvliezen; het subcutane vet en het vet in de lichaamsholten
was sterk geel verkleurd. De lymfeknopen waren niet duidelijk
afwijkend. Subcutaan op de thoraxwand, in de pleura parietalis,
het mediast, de longen en het epicard werden uitgebreid
bloedinkjes aangetroffen variërend van petechiën tot suggula-
ties. De borstholte en het pericard bevatten een geringe
hoeveelheid heldere vloeistof. In de hoofdkwabben en de
rechter topkwab van de longen bevonden zich een aantal
hemorragische malaciehaarden tot 10 cm doorsnede; ter plaatse
van deze haarden was een fibrineuze pleuritis aanwezig. Het hart
vertoonde een ernstige myocarddegeneratie. Ook lever en
nieren waren duidelijk gedegenereerd; in de nieren waren tevens
multipele prominerende haardjes tot 4 mm doorsnede aanwe-
zig. In het laatste derde deel van de dunne darm en het caecum
was de inhoud te dun en bloederig; het slijmvlies vertoonde geen
afwijkingen. Voor de beoordeling van het beenmerg werden
sternum en ribben onderzocht; op beide lokaties werd een bleek
aspect van het beenmerg waargenomen; in het sternum bevond
zich tevens necrose. De overige organen vertoonden geen
bijzonderheden.

Bij microscopisch onderzoek vertoonden de longhaarden het
beeld van een acute, hemorragisch-necrotiserende pneumonie
met zeer grote aantallen bacteriën. De lever vertoonde een
duidelijke reactielever met zonale (zone 3) degeneratie en
necrose. In het sternum werd een groot gebied met necrose,
hemorragie en lokaal fibrosering waargenomen. In de vitale
gebieden bleek het beenmerg vrijwel volledig verdrongen door
een grootcellig maligne lymfoom. Er werd slechts weinig erytro-
en myelopoiese aangetroffen, evenals weinig megakaryocyten.
De prominerende haardjes in de nieren vertoonden eveneens het
beeld van een grootcellig maligne lymfoom.
Bij bacteriologisch onderzoek werden uit de long grote aantallen
Pseudomonas aeruginosa geïsoleerd; lever en nieren vertoonden
geen bacteriegroei.

DISCUSSIE

Anemie wordt gedefinieerd als een daling van het aantal
erytrocyten, een vermindering van de concentratie hemoglobine
(normaal 7,5-9,0 mmol L \') of beide in het perifere bloed (2). Bij
de onderzochte merrie was anemie een belangrijke afwijking.
Ernstige anemie bij het paard kan leiden tot het ontstaan van
turbulenties in de aorta resulterend in een systolische soufflé (8).
Als oorzaken van anemie gelden in het algemeen: 1. bloedver-
lies, 2. verhoogde afbraak van erytrocyten en 3. verminderde
aanmaak van erytrocyten.

Met behulp van de anamnese en het klinisch onderzoek werden
bij het onderzochte paard geen aanwijzingen verkregen voor
excessief bloedverlies. De normale concentratie totaal-biliru-
bine in het bloed duidde niet op een verhoogde afbraak van
erytrocyten. (De gele tint van de sclerae (en het kadaver) werd
daarom waarschijnlijk veroorzaakt door plantekleurstoffen.)
Evenmin waren er aanwijzingen voor infectieuze oorzaken van
hemolyse (negatief bloeduitstrijkje en negatieve Coggins-test ter
vaststelling van antilichamen tegen het Infectieuze Anemie

265

Virus) of auto-immune hemolyse (negatieve Coombs-test). De
afwezigheid van Heinz bodies (gedenatureerd eiwit in erytrocy-
ten) maakte een intoxicatie (door fenothiazine of uien) nog iets
minder waarschijnlijk (2). Als meest voor de hand liggende
oorzaak van de anemie bleef dan ook een verminderde aanmaak
van erytrocyten over. Deze aanmaak vindt in het beenmerg
plaats. (Erytrocyten van het paard hebben een gemiddelde
levensduur van 140-150 dagen. Het voorstadium van de
erytrocyt, de reticulocyt, verschijnt zelfs in geval van ernstige
anemie bij het paard niet in het perifere bloed (2). Helaas was
ante-mortem geen beenmerg voor onderzoek beschikbaar.
De hoge rectale temperatuur in geval van een lymfosarcoom
wordt toegeschreven aan necrose van neoplastisch weefsel (8).
Een maligne lymfoom kan door verdringing leiden tot secun-
daire anemie en leucopenie (8). Ten gevolge van de anemie kan
necrose optreden in de lever (peri-acinair) (4). De leucopenie
kan leiden tot een verhoogde infectie-kans voor voorwaardelijk
pathogenen (zoals
Pseudomonas aeruginosa), hetgeen een
mogelijke verklaring kan zijn voor de geconstateerde acute
hemorragisch-necrotiserende pneumonie. Niet uitgesloten kan
worden dat het een verslikpneumonie betrof als complicatie van
de algehele malaise. De necrotiserende pneumonie heeft via
toxinemie mogelijk geleid tot de degeneratie van de parenchy-
mateuze organen. Tevens draagt toxinemie bij aan het optreden
van diffuse intravasale stolling (8) geassocieerd met bloedingen
en necrose van weefsels.

De klinische symptomen in geval van een lymfosarcoom bij het
paard zijn vrij aspecifiek zoals vermagering, verminderde
eetlust, sloomheid, koorts en oedeem onder de borst en de buik
(5). De diagnose is ante-mortem alleen te stellen na cytologisch
en/of histologisch onderzoek van neoplastisch weefsel (been-
merg, huid, lymfeknoop) of door het aantonen van afwijkende
lymfocyten (in buik- of thoraxpunctaat of perifeer bloed).

SUMMARY

Lymphosarcoma in a horse

A sixteen-year old pregnant Dutch Warmblood mare woj referred to the Faculty
of Veterinary Medicine because of sluggishness since eight days. The main
clinical features were depression, pale mucous membranes with petechiation,
ventral oedema and fever.

Haematological evaluation revealed severe anaemia (haematocrit 0.15 LL \')
and leukopenia (2.30.1\' with 96% lymphocytes). There was no thrombocytope-
nia. The horse died following a hospitalisation period of six days. At necropsy a
(multicentric) lymphosarcoma was found in the hone marrow with neoplastic
infiltration of the kidneys

LITERATUUR

1. Baker JR, and Ellis CE A survey of post mortem findings in 480 horses 1958
to I980:(I) Causes of death. Equine Vet J 1981; 13:43-6.

2. Coles EH. Veterinary Clinical Pathology. Philadelphia. W.B. Sauders
Company. 4\'" edition 1986; 30.

3. Hoven van den R, and Franken P. Clinical aspects of lymphosarcoma in the
horse: A clinical report of 16 cases. Equine Vet J 1983; 15:49-53.

4. Jubb KVF, Kennedy PC, and Palmer N. Pathology of domestic animals.
Orlando, Academic Press 3"" edition 1985..

5. Mair TS, and Hillyer MH. Clinical features of lymphosarcoma in the horse:
77 cases. Equine Vet Educ 1991; 4: 108-13.

6. Misdorp W. Leucose bij het paard. Vlaams Diergeneesk Tijdschr 1966; 35:
380-87.

7. Neufeld JL. Lymphosarcoma in a mare and review of cases at the Ontario
Veterinary College. Can Vet J 1973; 14: 129-53.

8. Robinson NE. Current therapy in equine medicine. Philadelphia, W.B.
Sauders Company, 2"\' edition 1987.

A I I E V E R I N G » I 9 9 .1

Till) SCHRIKT VOOR DIERGENEESKUNDE. DeEI, II

-ocr page 378-

SAMENVATTING

Twee produkten, die CaCL 2 bevatten, zijn getoetst op hun
caustisch effekt op het slijmvlies van de maag. De produkten,
een gel en een olie-emulsie, worden gebruikt ter preventie
van melkziekte. De gel bleek erg caustisch voor het slijmvlies
van de slokdarmsleuf, de boekmaag en de lebmaag, terwijl
bij de olie-emulsie zeer weinig of geen nadelig effekt werd
vastgesteld.

G. H. Wentink^ en T. S. G. A. M. van den Ingh^

■ M

NADELIGE EFFEKTEN VAN CALCIUM - CHLORIDE
BEVATTENDE PRODUKTEN NA ORALE
APPLIKATIE BIJ RUNDEREN

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 266-8

INLEIDING

Melkziekte komt nog frequent voor en blijft in therapeutisch
opzicht een probleem voor de dierenarts. Preventieve maatrege-
len in de vorm van calcium-arme rantsoenen en het voorkomen
van een te overmatige conditie tijdens de droogstand zijn
bekende maatregelen. Daarnaast werden calcium-fosfaat poe-
ders verstrekt ca. één uur na het kalven en op de eerste dag na het
kalven (1,4).

De laatste jaren is een orale behandeling met calcium-chloride
(CaCl2) bevattende dranken in de belangstelling gekomen,
zowel ter preventie van melkziekte als ook ter aanvulling van
een intraveneuze behandeling om recidieven te voorkomen.
Aangezien waterige
CaCl2-oplossingen in een concentratie
hoger dan 10% een sterk caustisch effekt op de slijmvliezen van
het maagdarmkanaal hebben(3), wordt CaCl2 als gel toege-
diend.

Behalve een Deens experiment (2) zijn geen gegevens gepubli-
ceerd over aspekten van veiligheid van commercieel verkrijg-

Figuur 4 Geringe hyperemie van de mucosa in de lebmaag van een koe
behandeld met de CaClg-olie emulsie

266

T I I I) S < M R I I I VOOR D I 1 R <; I N I I S K IJ N I) l . D T F 1 118. A I I F V Ei R 1 N (i X 1 9 <) .1

-ocr page 379-

■ -»

Figuur 6 Ernstige hemorragische necrose van de lebmaag bi| een koe
behandeld met de CaCI?-gel (HE)

bare CaCl2 bevattende gels, die worden gebruikt ter preventie
van melkziekte. Het Deense onderzoek leverde onverwachte
resultaten op in de vorm van necrose van het slijmvlies van de
penszak na orale toediening van een CaCl2 bevattende gel.
Deze studie is ondernomen om te onderzoeken in hoeverre twee
in Nederland commercieel verkrijgbare produkten die CaCl2
bevatten en die worden gebruikt ter preventie van melkziekte
veilig zijn voor het slijmvlies van de voormagen.

MATERIAAL EN METHODEN

Twee CaCl2-bevattende produkten voor orale applicatie ter
preventie van melkziekte zijn getest op eventuele caustische
effekten op het slijmvlies van de voormagen en de lebmaag. Een
produkt was een waterige oplossing in de vorm van een gel
(produkt A)i, het tweede produkt was een olie-emulsie (produkt
B)2. De concentratie CaCU bedroeg in beide produkten
respektievelijk 3.97 mol/1 en 3.42 mol/1.
Voor dit onderzoek zijn 6 koeien geselekteerd met trage
pensbewegingen om de situatie bij melkziekte zoveel mogelijk te
benaderen. De proefdieren waren in een matige conditie.
Produkt A is toegediend aan 3 koeien, en produkt B is
toegediend aan de 3 andere koeien.

Alle koeien kregen in een periode van bijna een dag 4
doseringen per os toegediend (om resp. 10, 15, 19 uur en de
volgende morgen om 7 uur), en werden 5 uur na de toediening

\' Colmag Eurove! Heieren
Calol Kruuse Denemarken. Velin Bo.xlel

267

-f-

J \' V; -■ ti - .

Figuur 7, Oppervlakkige necrose van het epitheel van de slokdarmsleuf met
een secundaire ontstekingsreaktie bij een koe behandeld met de CaCb-olie
emulsie (HE).

van de laatste dosering geslacht, ongeveer 26 uur na de
toediening van de eerste dosis (5).

In het slachthuis zijn de slijmvliezen van mondholte en
oesofagus beoordeeld, en zijn de voormagen en de lebmagen
verzameld voor nader onderzoek (5).

RESULTATEN

De toediening van beide produkten verliep probleemloos. De
dieren die de gel (produkt A) toegediend hadden gekregen
ontwikkelden waterige diarree binnen 18 uur na de eerste dosis,
terwijl de faeces van de dieren die de olie-emulsie (produkt B)
ontvingen normaal bleef

Aan het slijmvlies van de mondholte en de oesofagus werden
macroscopisch geen afwijkingen vastgesteld. De bevindingen
aan de voormagen zijn weergegeven in de foto\'s 1 t/m 7. Bij alle
dieren, die de gel toegediend gekregen hadden, werd oedeem,
hyperemie en uitgebreide necrose van de slokdarmsleuf, de
boekmaag en de lebmaag vastgesteld. Het oedeem was ook aan
de buitenkant van de voormagen in de omenta duidelijk
aanwezig, (tabel 1).

Necrosis

T I .11) S < H R I I T VOOR D I I R (1 I N I f s K tl N 1) r . D K F t IIK. A 1 I F V F R I N (i K I 9 9 .1

Taole 1 Gross pathological findings in the reticular groove, omasum and
abomaGum in two groups of three animals treated orally with a CaClj-
containing gel or a CaClj-containing emulsion.

CaCl2-gel

CaCI:-€muUion

Animal no.

1

2

3

4

5

6

Reticular groove

hyperaemia

-I-

-

necrosis

-

-

Omasum

hyperaemia

-I- -I-

-

-1-

necrosis

-I-

-

-

Abomasum

hyperaemia

-I-4--I-

-

-

necrosis

-I-

-

-

-

Hyperaemia

severe  -I-
moderaie

sligfil 
none

great extension -----r

moderate extension —
minor (focal)

extension 
none

-ocr page 380-

De drie dieren die waren behandeld met de olie-emulsie
(produkt B) vertoonden slechts geringe afwijkingen. Bij één dier
werd geringe hyperemie en locaal superficiële necrose gezien in
de slokdarmsleuf, de pens en de boekmaag. De twee andere met
de olie-emulsie behandelde dieren vertoonden macroscopisch
geen veranderingen. Histologisch werd bij deze dieren aantas-
ting van de buitenste laag van het epitheel waargenomen.

DISCUSSIE

De dieren die waren behandeld met het produkt A vertoonden
allen ernstige necrose, hyperemie en oedeem van het slijmvlies
van de voormagen en de lebmaag. De koeien die waren
behandeld met produkt B hadden nauwelijks aandoeningen van
deze aard. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd, dat
CaCl2 bevattende produkten caustisch kunnen zijn voor het
slijmvlies van de voormagen en de lebmaag.Uit deze bevinding
moet dan ook worden geconcludeerd dat CaCl2 toegediend in
de onderzochte gelvorm zeer nadelige effekten op het slijmvlies
van de maag heeft. Echter, bij toediening van CaCl2 als een in dit
onderzoek geteste olie-emulsie blijkt het caustisch effekt slechts
zeer gering of zelfs afwezig te zijn.

I «t

SUMMARY

Adverse effects of orally administered products containing
calcium chloride in cattle

Two products containing calcium cloride were assessed for their caustic effects
on the mucous membranes of the stomach. The products, one a gel and the other
an oil emulsion, were used lo prevent milk fever. The gel »voj very caustic to the
mucous membranes of the oesophageal groove, omasum, and abomasum In
contrast, very few or no adverse effects were observed with the od emulsion.

LITERATUUR

1. Blood DC, and Radostits OM. Veterinary Medicine, 7th ed. Balliere-
Tindall, London, 1989:1110.

2. Jorgensen RJ, Basse A, and Aslam V. Sequellae to oral calcium chloride gel
dosing of cows. XVI World Buiatrics Congress, Salvador Brazil 1990: 511.

3. Rosenberger G. Krankheiten des Rindes, 2nd ed. Paul Parey, Berlin, 1978:
1150.

4. Van Meurs GK. Meikziekte bij het rund. Thesis, Utrecht, 1974.

5. Wentink GH en van den Ingh TSGAM. Oral administration of calcium
Chloride- containing products: testing for deleterious side-effects.
Vet Quart
1992; 14: 77.

DIKKE DARM-DIARREE

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling, vond de redactie de heer dr B, E. Belshaw
(Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren) bereid om
voor de lezers een antwoord te formuleren

Vraag en antwoord

VRAAG

Wat zijn de symptomen van een dikke darm-diarree bij de hond
en wat is de therapie?

(What are the symptoms of diarrhoea of the large intestine in
dogs and which therapy is indicated?)

ANTWOGRD

Large intestinal disorders usually cause frequent defecation of
small amounts of soft to thin feces with excessive mucus and
sometimes fresh blood. Defecation can be increased to 10 or
more times per day and may occur at night or in the house.
There is often tenesmus. There is seldom weight loss. Borbo-
rygmi and flatulence are infrequent. Vomiting and grass eating
can occur.

The most frequent cause of large intestinal diarrhoea in dogs is
colitis but the same clinical signs can be caused by heavy
infection with
Trichuris vulpis, by malignant lymphoma, or by
diffuse carcinoma of the colon.

Large intestinal diarrhoea can appear in young dogs shortly after
starting on commercially manufactured dog food. In some it is
relieved within 3 weeks by feeding
exclusively a home-prepared
diet, for which we use a recipe based on lamb with rice or
macaroni. If effective, it must usually be continued for life; a
satisfactory substitute is seldom found. Lifelong medication is
sometimes necessary as well as strict adherence to the diet. In
most dogs with adult onset colitis, lifelong medication is
required and diet has no influence on the response.
Canine histiocytic ulcerative colitis (CHUC) occurs almost
exclusively in the boxer, often begins in the first few months of
life, and is relentless in its progression and resistance to
treatment. Biopsy diagnosis is important, for CHUC is not the
only cause of large bowel diarrhoea in boxers.
Bloixi on the feces without abnormal feces, although often with
tenesmus, is usually caused by a small tumor in the rectum or
colon, less often by inversion of the cecum into the colon. If a
tumor is not discovered by rectal palpation, co-lonoscopy is
advisable. Tumors should always be submitted for pathological
examination.

a

Medical treatment of colitis is started with sulfasalazine (previ-
ously salazosulfapyridine) in a dose of 20 mg/kg 3 times daily
(60 mg/kg/day). If there is no improvement within two weeks,
treatment should be stopped and colonoscopy should be
performed. If there is improvement, however, the treatment is
continued for at least two months before the dose is reduced to
twice daily. If stopping treatment leads to recurrence, continu-
ous medication is preferable to repeated short treatments.
Sulfasalazine delivers 5-aminosalicylic acid to the colon to act
locally in the colon mucosa as a prostaglandin inhibitor. It is not
useful in small bowel disorders in dogs, has no significant
antibacterial effect, and is not a treatment for \'diarrhoea\', but
rather for colitis. The sulfa is only the carrier but it is the cause of
most of the side reactions to the drug, which are the same as for
any sulfa: keratitis sicca, exfoliative dermatitis, polyarthritis, and
less frequently cholangitis, hemolytic anemia, anaplastic ane-
mia, and agranulocytosis. These side effects should be explained
to the owner when sulfasalazine is started and the drug should be
stopped promptly if any disturbing signs appear. If due to the
sulfa, they usually disappear in a few days. If sulfasalazine has
been effective but must be stopped, olsalazine can be tried at
one-half of dosage of sulfasalazine, but it is only available in
capsules of 250 mg and is considerably more expensive. In some
cases, prednisolone is the only alternative, beginning at 1-2 mg/
kg and decreasing to 0.5 mg/kg on alternate days. If it proves to
be an unsatisfactory alternative at this maintenance dose,
colonoscopy should be performed. Antibiotics are not indicated
in the treatment of colitis. Loperamide (Imodium) is occasion-
ally useful temporarily at the beginning of treatment, but also
can make the clinical signs worse.

When sulfasalazine is ineffective and colonoscopy and biopsy
reveal mucosal atrophy and fibrosis with little inflammation,
other anti-inflammatory drugs will not be helpful and a quite
different approach to treatment is required.

T I .1 1) S C H R I [ T VOOR D I E R Ci F N F. F S K U N I) F. . D E E 1. 118. A F L F V E R I N G 8 I 9 9 .1

268

-ocr page 381-

Haije Mensonides

(dierenarts)

heeft vandaag zijn
associatiecontract
besproken, fiscaal
advies gevraagd
over de besteding van de
ontvangen goodwillsom
en zich opgegeven voor
de 55^(reis-)club

VVAA

Atoomweg 100
3542 AB Utrecht
Tel. 030 -47 49 11

En dat deed hij allemaal op één

vertrouwd adres:
Bij de VVAA

▼ praktijkadvisering ▼ financieringen ▼ contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering ▼ congresreizen t sociaal-culturele evenementen

▼ belastingadviezen en accountancy t aangifte en T-biljetten t jaarrekeningen

▼ loonadministraties ▼ advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

▼ seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen

▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing

De ondernemende vereniging

-ocr page 382-

VACHT je NOU Meur pat 0{T G^I^^NQ W^/^sÏ\'

Bovenstaande situatie geeft misschien aanleiding tot een
moment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als een als

zakelijk kwaad. Het moet. En als het dan toch moet,
dan maar goed.

MOVIR-DTO is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, met
een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke risico
van de door haar verzekerde beroepsgroepen. Wat dat in uw

AfOV7/?-Z>710 arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. ,

«..1 Jl- •• Postbus 2160,3430 cv Nieuwegein.

Exclusieve zekerheid voor een onderhnge prijs. Telefoon 03402-47420

in het leven. Het afsluiten van een arbeidsongeschiktheids- situatie betekent, rekent uw vertrouwde assurantie-adviseur
verzekering valt derhalve een beetje in de categorie nood- u graag voor.

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is een
reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende om de
voorlichtingsbrochure te ontvangen.

-ocr page 383-

SAMENVATTING
Er wordt een overzicht gegeven van
de weg naar de harmonisatie bij de
toelating van diergeneesmiddelen in
de EG. Nagegaan wordt wat de in-
vloed is van de hierdoor ontstane her-
registratie op het huidige bestand van
diergeneesmiddelen. Naast de rol van
het Comité voor Diergeneesmiddelen
(CVMP = Committee of Veterinary
Medicinal Products) in het verloop
van de registratie volgens de meer-
statenprocedure en de centrale regi-
stratie-procedure, worden de werk-
zaamheden van de diverse werkgroe-
pen van de CVMP besproken. De
consequenties van de recent inge-
voerde residuwetgeving, op basis van
de maximum residu-levels (MRL\'s,)
komen zowel voor de bestaande als de
nieuwe produkten aan de orde. Re-
cent is eveneens de verplichting inge-
gaan om bijwerkingen van diergenees-
middelen te rapporteren en te
evalueren. De vraag is of alle lidstaten
er al klaar voor zijn.
Met het oog op de toekomst wordt
een overzicht gegeven van de taak en
werkwijze van het op te zetten Euro-
pean Agency for the Evaluation of
Medicines en de toekomstige registra-
tieprocedure.

INLEIDING

Voor de twaalf landen van de Europese
Gemeenschap (EG) is 1993 een belang-
rijk jaar, per 31 december 1992 is de
interne markt tot stand gebracht. De
interne markt omvat een gebied zonder
binnengrenzen, waarin het vrije verkeer
van goederen, personen, diensten en
kapitaal is gewaarborgd. Om het vrije
verkeer van diergeneesmiddelen binnen
de EG mogelijk te maken zal er een
uniform toelatingsbeleid van genees-
middelen moeten komen. Daarvoor is

\' Dr. ir P. J. M. Reijnders. Hoofd afdeling registratie en
wetenschappelijke documentatie Janssen Pharmaceu-
tica B. K Tilburg.

Een uitvoeriger versie van dit artikel heeft gestaan in hel
Pharmaceutisch Weekblad van 26 februari

onder meer harmonisatie nodig op het
terrein van:

- de criteria voor kwaliteit, veiligheid
en werkzaamheid van geneesmidde-
len;

- de erkenning van onderzoeksresulta-
ten die in verschillende lidstaten tot
stand zijn gekomen;

- de uit te voeren controles als een
produkt een landsgrens overschrijdt;

- de etikettering en verpakking van
geneesmiddelen.

In het najaar van 1990 heeft de Euro-
pese Commissie na intensief overleg met
alle betrokkenen een voorstel gedaan
voor een toekomstige regeling voor het
vrije verkeer van geneesmiddelen bin-
nen de Europese Gemeenschap. Dit
voorstel moet nog worden goedgekeurd
door de Raad van Ministers en zal naar
de meest optimistische verwachting in
1995 in werking treden.
Dit artikel geeft een overzicht van de
ontwikkelingen gedurende de afgelopen
jaren en van de mogelijke varianten
voor de toekomstige registratie van dier-
geneesmiddelen in de EG.

OP WEG NAAR
HARMONISATIE
De harmonisatie van de diergeneesmid-
delen begon in 1970 met de richtlijn 70/
524/EEG, een Europese procedure
voor veevoederadditieven. Daarna was
het een lange tijd stil. In 1981 werden
twee Europese richtlijnen( 1) op het
gebied van diergeneesmiddelen gepubli-
ceerd.

Uit de eerste richtlijn (81/851/EEG)
stammen de definitie van een dierge-
neesmiddel en de bepaling dat een mid-
del zonder vergunning niet in de handel
mag worden gebracht. Die vergunning
kunnen de autoriteiten in de lidstaten
uitsluitend verlenen op basis van de
criteria veiligheid, effectiviteit en kwali-
teit. Verder zijn daarin de eisen voor de
verpakking en de bijsluiter geregeld.
Belangrijk in deze richtlijn is de instel-
ling van het Comité voor Diergenees-
middelen (Committee for Veterinary
Medicinal Products; CVMP). In de
tweede richtlijn (81/852/EEG) uit
1981 wordt vrij gedetailleerd aangege-
ven aan welke punten in een registratie-
dossier aandacht moet worden besteed
aan analytisch, farmacotoxicologisch en
klinisch aspecten (daarom ook wel de
richtlijn van de standaarden en protocol-
len genoemd). Hiermee is een belang-
rijke stap genomen om de toelatingsei-
sen voor diergeneesmiddelen in de
Europese Gemeenschap te harmonise-
ren. Deze tweede richtlijn werd onlangs
geamendeerd door richtlijn (92/18/
EEG) om rekening te houden met de
wetenschappelijke en technologische
vooruitgang. Zo wordt onder meer
voorgesteld de eisen die betrekking heb-
ben op de veiligheid voor het milieu, uit
te breiden. Het Comité voor Diergenees-
middelen (CVMP)

EUROREGISTRATIE VAN
DIERGENEESMIDDELEN

Een van de uitvloeisels van de richtlijnen
uit 1981 was het oprichten van het
Comité voor Diergeneesmiddelen
(CVMP)(2). Zo kon men de lidstaten
behulpzaam zijn bij de harmonisatie van
de goedkeuringen van diergeneesmidde-
len en er voor zorgen dat er een vrij
verkeer van goederen binnen de Euro-
pese Gemeenschap zou komen.
Het CVMP adviseert de Europese Com-
missie; de leden zijn afgevaardigden van
de twaalflidstaten. Dit kunnen ambtena-
ren van nationale registratie-autoriteiten
en/of wetenschappelijke experts zijn die
betrokken zijn bij de nationale beoorde-
ling van diergeneesmiddelen. Er is één
afgevaardigde per lidstaat en één verte-
genwoordiger van de Europese Com-
missie. Het CVMP vergadert ongeveer
vijf maal per jaar.

De hoofdtaak van het Comité was om
ervoor te zorgen dat de meer-statenpro-
cedure goed zou draaien en om advies
aan de Commissie te geven over vragen
van de Commissie of een lidstaat die te
maken hebben met de toelating van
diergeneesmiddelen. In de loop van de
tijd zijn er diverse taken bijgekomen:

- Het actualiseren van bestaande richt-
lijnen op het gebied van veiligheid,
effectiviteit en kwaliteit. Hieruit zijn
bijvoorbeeld richtlijnen gekomen
over hoe efifectiviteitsonderzoek uit-
gevoerd moet worden met onder
meer antimicrobiële middelen, an-
thelmintica en vaste combinaties van
werkzame stoffen. Deze richtlijnen
leveren een belangrijke bijdrage aan
de EG-harmonisatie voor het vast-
stellen van de werkzaamheid van
diergeneesmiddelen.

- Het geven van een advies over \'bio-
tech/high-tech\'-produkten de zoge-
naamde \'concertationprocedure\'
volgens richtlijn 87/22/EEG.

- Het maken van een positieve lijst van
diergeneesmiddelen die hormonale
stoffen bevatten. Uitgaande van de

T I .) I) S ( H R I ( T VOOR D I F R (i I N F E S K U N o F . D E E l. 118. A F I. E V E R I N O 8 I 9 9 .1

271

-ocr page 384-

I lit

ly^

ê1

mÊÊÊÈi

bestaande nationale produkten stelt
het CVMP een lijst met diergenees-
middelen voor. Deze kunnen dan in
de lidstaten toegepast worden voor
de therapeutische behandeling van
vruchtbaarheidsproblemen bij indi-
viduele dieren en zootechnische
doeleinden (onder meer: synchroni-
satie van oestrus, onderbreking van
ongewenste zwangerschap en fertili-
teitsverhoging).

- De implementatie van de verorde-
ning van de Raad 2377/90, die
verband houdt met maximale residu-
waarden van diergeneesmiddelen
voor te consumeren dieren.

Om al deze taken aan te kunnen, zijn er
diverse werkgroepen opgericht op de
volgende terreinen:

- veiligheid van residuen;

- werkzaamheid;

- immunologie en biotechnologie;

- farmacovigilantie, het volgen van
bijwerkingen bij het dier;

- hormonen;

- operationele procedures.

HUIDIGE REGISTRATIE-
PROCEDURES IN DE EG
In de huidige EG-regelgeving voor dier-
geneesmiddelen kan men via drie proce-
dures registratie verkrijgen. Op de eerste
plaats is er de \'nationale procedure\',
waarbij uiteraard de Europese normen
in acht genomen moeten worden. Ver-
der zijn er,sinds de richtlijnen van 1981,
de \'meer-staten-procedure\' en sinds
1987, de \'biotech/high-tech-procedure\'
bijgekomen.

Nationale procedure
Op dit moment lopen in de hele EG nog
registratieprocedures als gevolg van de
richtlijnen uit 1981. Deze procedures
hebben een zeer grote invloed op het
aanwezige arsenaal aan produkten. In
Nederland wordt aangenomen dat circa
een derde van de 5700 aanvragen die in
1986-1987 zijn ingediend, de eindstreep
zal halen. In het Verenigd Koninkrijk
zijn bij de (her)beoordeling al 1600 van
de 2600 produkten van de markt ge-
haald, 460 zijn definitief geregistreerd en
500 zijn nog in behandeling. Het niet
halen van de eindstreep ligt niet altijd
aan afwijzingen van de overheid. Ook
fabrikanten gaan steeds meer overwegen
of het nog wel rendabel is om dermate
hoge inspanningen voor een bepaald
produkt te doen.

Meer-statenprocedure

Indien een fabrikant een produkt in één

van de lidstaten heeft geregistreerd en hij
voor dat produkt ook een registratie wil
in ten minste twee andere lidstaten van
de EEG, kan hij deze registratie via de
meer-staten-procedure aanvragen. Het
eerste land treedt dan op als rapporteur.
De andere landen worden geacht de
beslissing van het rapporteurland te
volgen, aangezien er op basis van Euro-
pese normen en regels een vergunning is
afgegeven. Deze procedure houdt dus
een wederzijdse erkenning van registra-
tie in. Als een betrokken land toch
bezwaren heeft tegen de toelating, dan
wordt de zaak voorgelegd aan het
CVMP. De fabrikant krijgt de gelegen-
heid om te reageren op de bezwaren;
daarna neemt het CVMP een beslissing
en stelt een advies (\'opinion\') op. Het
advies is echter niet bindend en een
lidstaat kan het naast zich neerleggen.
Dit kan leiden tot uiteenlopende beslis-
singen in diverse lidstaten.
Pas in 1988 begon de veterinaire indus-
trie gebruik te maken van deze proce-
dure. Sinds die tijd zijn er slechts zeven
nationale registraties voorgedragen voor
de meer-statenprocedure (zes ervan
sinds 1990). In praktisch alle gevallen
betrof het (generieke) middelen voor
kleine huisdieren. In alle gevallen wier-
pen de lidstaten problemen op. Van een
wederzijdse erkenning is dus geen
sprake.

Voor vier van de zeven aanvragen werd
uiteindelijk een opinie afgegeven. De
andere drie zijn nog steeds in behande-
ling. Bij nationale implementatie traden
er echter nog aanzienlijke verwikkelin-
gen op, vooral ook omdat de tijdsche-
ma\'s (inschrijving binnen 30 dagen) niet
gerespecteerd werden. De voorlopige
conclusie is dat de automatische weder-
zijdse erkenning nog niet werkt, maar
dat het CVMP er wel in is geslaagd tot
een consensus te komen.

Biotech/high-tech-procedure
Deze procedure is vanaf 1987 van
kracht. Voor biotechnologische produk-
ten is deze procedure verplicht, voor
\'high-tech\'-geneesmiddelen facultatief
High-tech-geneesmiddelen zijn innova-
tieve geneesmiddelen qua produktie-
wijze of qua aard en toepassing van de
werkzame verbindingen. Door deze
procedure moet een produkt centraal
voor de hele EG beoordeeld worden,
vergelijkbaar met de CVMP-fase van de
meer statenprocedure. Er is dus geen
nationale beoordeling. In essentie is het
een procedure om zowel de industrie als
de autoriteiten te helpen, met als eind-
doel een vlotte registratie die in de hele
EG geldig is. Op deze manier wordt de
expertise gebundeld, zodat belangrijke
produkten snel in de gehele EG ter
beschikking kunnen komen. Het CVMP
neemt dus een deel van de verantwoor-
delijkheid van de lidstaten over. Sinds de
implementatie van de richtlijn in 1987 is
er sprake van een langzaam verloop. Tot
nu toe zijn er acht aanvragen ingediend.
Voor zes produkten kwam er in vijf
gevallen een unaniem positief advies,
één dossier werd door de aanvrager
ingetrokken. De twee aanvragen die in
behandeling zijn hebben betrekking op
bovine somatotroop hormoon (BST).
Eén ervan is al sinds 1988 in behande-
ling. Het is het eerste produkt dat via
deze richtlijn werd ingediend. De erva-
ringen zijn dan weliswaar positief, maar
naar mening van de industrie kan het
hier en daar best iets gestroomlijnder
verlopen. Dat geldt zowel voor het
CVMP als voor de industrie.

Europese Gemeenschap en het residu
Op 1 januari 1992 trad er in de EG een
nieuwe verordening van de Raad van
Europa in werking (2377/90), die een
grote invloed heeft op het registratiedos-
sier. Ter bescherming van de volksge-
zondheid moet er een maximale residu-
limiet (MRL) worden vastgesteld voor
elke actieve stof die gebruikt zal worden
bij dieren die bestemd zijn voor voedsel-
produktie. De MRL is het maximaal
toegestane residugehalte in levensmid-
delen als gevolg van het gebruik van een
diergeneesmiddel. Op dit moment kun-
nen de verschillende lidstaten nog ver-
schillende maximumwaarden voor resi-
duen hanteren. Het vrije verkeer van
voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong ondervindt hier soms hinder van.
Bij het vaststellen van de residulimieten
wordt uiteraard rekening gehouden met
reeds bestaande adviezen, zoals van de
Codex Alimentarius Commissie (een
commissie die is ingesteld door de We-
reldgezondheids- en de Wereldvoedsel-
organisatie). De vraag is echter wie bij
afwijkende waarden actie zal onderne-
men om dit te corrigeren, zodat er
wereldwijd toch een harmonisatie komt.
Afwijkingen kunnen onder meer ont-
staan als men, in het belang van de mens,
kiest voor een andere veiligheidsfactor.
Deze verordening is niet van toepassing
op diergeneesmiddelen van biologische
oorsprong (vaccins).
Een nieuwe actieve stof voor gebruik bij
voedselproducerende dieren mag dus
niet meer in de handel worden gebracht
voordat het CVMP er een MRL voor
heeft vastgesteld. Bij de beoordeling
hebben nieuwe stoffen voorrang en op

T I .1 I) s C H R I r T VOOR D I E R Ci F N E E s K U N [) F. . D E E 1 118, A F L E V E R I N Ci 8 1993

272

-ocr page 385-

Waar
doet u dit
aan denken ?

-ocr page 386-

Intervet...

-#111«

Het komplete
pakket
hormoon-
preparaten

Intervet herken je direkt. Door de hoge mate van
effektiviteit en betrouwbaarheid zijn de
diergeneesmiddelen van Intervet onmisbaar voor
dierenartsen en veehouders over de hele wereld.
De komplete reeks hormoonpreparaten is daar een
goed voorbeeld van. De unieke produkten zijn het
resultaat van jarenlang onderzoek in de eigen
researchlaboratoria. Wereldwijd wordt er graag op
vertrouwd.

10

ûestradi"\'\'\' ,

10 ml

UURABOll\'

DURATES\'

Wotoi wu\'»*\'\'

»«rgÊS"\'\'\';

"TOBIHiU»««\',

-------

iX
«10

Intervet

-ocr page 387-
-ocr page 388-

Dit is het volledige programma hormoonpreparaten van Intervet:*

CHORULON - Choriongonadotroop hormoon.

CRESTAR - Implant met norgestomet en injektievloeistof met norgestomet plus
oestradiol valeraat.

CHRONOGEST - Met cronolone geïmpregneerde spons.

DEXADRESON - Snel en kortwerkend parenteraal corticosteroïd.

DEXAFORT - Snel en langwerkend parenteraal corticosteroïd.

DEXAMEDIUM - Middellang werkend parenteraal corticosteroïd.

DURATESTON - Krachtige en langwerkende kombinatie van testosteron-esters.

FERTAGYL - Synthetisch GnRH.

FOLLIGONAN - Drooggevroren serumgonadotroop hormoon (PMSG).

LAURABOLIN - Langwerkend anabolicum.

NEUTRA PMSG - In vitro geproduceerde monoklonale antilichamen tegen PMSG.

NYMFALON - Kombinatie van choriongonadotrofine en progesteron.

OESTRADIOL BENZOAAT - Oestrogeen preparaat.

OXYTOCINE-S - Synthetisch oxytocine preparaat.

PG 600 - Kombinatie van serumgonadotroop hormoon en choriongonadotroop
hormoon.

PROSOLVIN - Synthetisch Prostaglandine F2 alpha-analoog.

* voor uitgebreide informatie verwijzen we naar de bijsluiters.

INTERVET NEDERLAND B.V.
Boxmeer.

Intervet

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

-ocr page 389-

■UM

I n II ti\'Éniinii

aiMilÉÉÉjii

dit moment zijn de dossiers voor circa
twintig nieuwe actieve stoffen al inge-
diend. Naar verwachting zal de proce-
dure voor de MRL-vaststelling parallel
lopen met de registratieprocedure. Een
bedrijf kan de gegevens echter ook
indienen vóór de registratie-aanvraag,
bijvoorbeeld als de veldproeven nog niet
zijn afgerond.

Voor de reeds bestaande actieve sub-
stanties (ca. 3(X)) is er een overgangsrege-
ling waarin voorlopige maximumwaar-
den voor residuen worden gehanteerd,
mits de betrokken stof geen gevaar
oplevert voor de volksgezondheid. In
overleg met het CVMP maakt de Euro-
pese Commissie een tijdschema voor het
onderzoek naar deze stoffen, waarbij
wordt aangegeven binnenwelke termijn
de betrokken fabrikant (of degene die
het middel in de handel brengt) de
gevraagde informatie beschikbaar moet
stellen. De gehele beoordeling verloopt
via de werkgroep Residu van het
CVMP, die het werk weer over de
verschillende lidstaten verdeeld. Voor
een aantal produkten zijn al voorlopige
MRL\'s vastgesteld voor een periode van
ten hoogste vijf jaar. Deze periode mag
bij uitzondering éénmaal worden ver-
lengd met maximaal twee jaar.
Indien blijkt dat er voor een stof geen
MRL kan worden vastgesteld, omdat
deze in elke hoeveelheid gevaar oplevert
voor de gezondheid van de verbruiker,
dan is het in de hele EG verboden die
stof toe te dienen aan dieren die bestemd
zijn voor voedselproduktie. Ook is er
een lijst met stoffen waarvan het niet
nodig is dat er een MRL voor wordt
vastgesteld.

Een lidstaat kan de toepassing van een
produkt in het eigen land verbieden als
nieuwe gegevens of herbeoordeling van
de bestaande gegevens aantoont dat de
normen voor een produkt herzien moe-
ten worden om de gezondheid van mens
en dier te beschermen. Natuurlijk wor-
den de andere lidstaten daarvan onmid-
dellijk in kennis gesteld en volgt er
bespreking in het CVMP en de Europese
Commissie.

Binnen vijf jaar moet dit hele proces
achter de rug zijn en met ingang van 1
januari 1997 is het in de Gemeenschap
verboden om diergeneesmiddelen waar-
voor geen MRL is vastgesteld, toe te
dienen aan dieren die bestemd zijn voor
voedselproduktie. Een uitzondering
hierop zijn de middelen die in klinisch
onderzoek zijn, mits de levensmiddelen
die worden verkregen van dieren die bij
dat onderzoek worden gebruikt, geen
residuen bevatten die gevaar opleveren
voor de gezondheid van de mens. Om
dit te bereiken, wordt er voor middelen
in klinisch onderzoek een extra lange
wachttijd gehanteerd.

273

EUROPESE REGISTRATIE NA
1992

In een verenigde markt is een goede
coördinatie van de beoordeling van
geneesmiddelen essentieel voor een efiS-
ciënte registratie. Daarom heeft de
Europese Commissie een systeem voor-
gesteld voor de toekomst. In het nieuwe
systeem blijven dezelfde drie bestaande
procedures bestaan. Maar nationale in-
diening is dan beperkt tot één lidstaat.
Bij parallelle indiening wordt het beoor-
delingsproces alleen in het eerste land
voortgezet, dat dan als rapporteurland
dient in een meer-statenprocedure. Een
belangrijke wijziging is ook dat de ad-
viezen van het CVMP meer een bindend
karakter zullen krijgen, doordat de
Europese Commissie een \'mediatorrol\'
krijgt. Op basis van het advies van het
CVMP doet de Europese Commissie
een beslissingsvoorstel dat door de lid-
staten eenduidig geïmplementeerd moet
worden. Bij een meer-statenprocedure
kan dat inhouden dat als een produkt al
in één lidstaat is toegelaten, het daar
teruggetrokken zou moeten worden na
een negatief oordeel van het CVMP.
De gecentraliseerde procedure blijft ver-
plicht voor diergeneesmiddelen die met
behulp van biotechnologie zijn vervaar-
digd, en voor groeibevorderaars. De
procedure wordt facultatief voor andere
innovatieve geneesmiddelen en voor elk
geneesmiddel met nieuwe werkzame
bestanddelen. De registratie-aanvraag
moet gericht worden aan een nieuw op
te richten Europees Geneesmiddelena-
gentschap. Het CVMP wikkelt de proce-
dure vervolgens af met behulp van een
nationale registratie-autoriteit (de rap-
porteur) en diverse deskundigen. Bij een
positieve beslissing wordt een handels-
vergunning afgegeven die bij een cen-
trale procedure geldig is voor de hele EG
en bij de decentrale procedure voor de
betrokken lidstaten.

Voor alle andere aanvragen zal de gede-
centraliseerde procedure van toepassing
zijn. Deze is gebaseerd op het nu al
geldende (maar nog slecht functione-
rende) principe van wederzijdse erken-
ning en komt overeen met de meer-
statenprocedure. Het enige verschil is
dat, op basis van de eerdergenoemde
voorgestelde \'mediatorrol\' van de Euro-
pese Commissie, uiteenlopende beslis-
singen door verschillende lidstaten niet
meer mogelijk zullen zijn.

T I M) ^ C M R I F T VOOR D I F R G F N F F S K U N 15 F . D F E l 118. A F 1 F V E R 1 N G 8 199?

European Agency for the Evaluation of
Medicines

Om beter te kunnen functioneren, zal
het CVMP worden ondergebracht in
een administratief kader: de European
Agency for the Evaluation of Medicines
(EAEM). De EAEM zal enige gelijkenis
vertonen met de Amerikaanse Food and
Drug Administration (FDA), maar
moet flexibeler, kleiner en minder ge-
centraliseerd worden. Het permanente
EAEM-secretariaat zal ongeveer 150
medewerkers tellen. Voor het opstellen
van rapporten wordt de hulp ingeroepen
van deskundigen in de lidstaten. Alles bij
elkaar zou dus het aantal mensen dat bij
het beoordelingsproces betrokken zal
zijn, groter zijn dan bij de FDA. Ze zijn
echter niet, zoals bij de FDA, geconcen-
treerd in een instituut; de EAEM coördi-
neert slechts. Over de vestigingsplaats
van de EAEM is nog geen beslissing
genomen. De Agency zal er voor moe-
ten zorgdragen dat de tijdstermijnen
gerespecteerd worden. Belangrijk is dat
er naast kwaliteit, werkzaamheid en
veiligheid geen formele vierde (econo-
mische) horde komt. Wel kunnen lidsta-
ten en Commissie rekening houden met
\'ethische\' criteria. Zo is er op dit moment
al een groep gevormd om zich te buigen
over de ethische aspecten van het ge-
bruik van biotechnologische groeibe-
vorderaars bij voedselproducerende die-
ren.

Behalve de wetenschappelijke beoorde-
ling krijgt de Agency een taak op het
terrein van de \'postmarketing survei-
lance\', vaststelling van de residulimie-
ten, management van de dossiers, en
administratieve en technische onder-
steuning. Ook wordt de Agency belast
met de coördinatie van de laboratorium-
controles en de inspecties (GMP, GLP).
Verder moet de Agency zorgen dat er
een farmaceutische databank wordt op-
gezet. De inhoud zal primair de produk-
tinformatie zijn. Verder kan er nog
economische informatie in komen, zoals
prijs en vergoeding van het geneesmid-
del.

Alle geneesmiddelen geharmoniseerd?
In 1990 is een richtlijn tot stand geko-
men (90/677/EEG)(3) die de wer-
kingssfeer van de bestaande richtlijnen
voor diergeneesmiddelen uitbreidde met
immunologische geneesmiddelen. Per 1
april 1993 treedt deze in werking. Ook
homeopathische diergeneesmiddelen
zijn volgens de begripsomschrijving
diergeneesmiddelen en zouden dus op
werkzaamheid en kwaliteit beoordeeld
moeten worden. Recent is er een richt-

-ocr page 390-

lijn van kracht geworden (92/74/EEG)
waardoor deze middelen ook binnen de
richtlijn van de diergeneesmiddelenko-
men (4). De lidstaten moeten vanaf 31
december 1993 aan deze regeling vol-
doen. Omdat de werkzaamheid bij ho-
meopathische middelen moeilijk te be-
oordelen is, is de procedure voor deze
middelen iets afwijkend. Het ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visse-
rij houdt op dit moment een lijst van
homeopathische diergeneesmiddelen
bij.

Farmaco vigilantie

Farmacovigilantie - het volgen van bij-
werkingen bij het dier - is een van de
prioriteiten van het CVMP en is ook een
belangrijk onderdeel van het toekom-
stige registratiesysteem. Er is dan ook
een werkgroep van het CVMP opgericht,
die al een netwerk van aanspreekpunten
heeft gemaakt dat alle lidstaten dekt.
Niet om de reeds bestaande nationale
centra te vervangen, maar om op die

manier een uitwisseling van informatie
te vergemakkelijken. Voor produkten
die onder de centrale procedure zijn
toegelaten, zullen de bijwerkingen aan
de Agency moeten worden gemeld. De
afzonderlijke lidstaten blijven verant-
woordelijk voor nationale en decentrale
indieningen. Uiteraard moet er voor de
harmonisatie nog veel gebeuren op het
vlak van:

- het vergaren van correcte gegevens
zodat een goede causaliteitsbeoorde-
ling mogelijk is;

- de uniforme melding van bijwerkin-
gen;

- de computerverwerking van de data;

- de uitwisseling van de bijwerkingen
tussen de verschillende landen.

Op dit moment is er in de EG slechts in
vier landen (UK, leriand, Duitsland en
Frankrijk;» een bijwerkingensysteem
operationeel. Ook Nederiand zal een
systeem ontwikkelen. Denemarken, Ita-
lië en Spanje zijn geïnteresseerd maar
hebben nog geen concrete plannen. De
lidstaten zijn echter verplicht om een
farmacovigilantie-systeem op te zetten,
niet alleen om informatie te verzamelen
over bijwerkingen van het diergenees-
middel maar ook voor de wetenschap-
pelijke evaluatie van de informatie.
Volgens de nieuwe richtlijnen moeten de
farmaceutische bedrijven een eigen
dienst ter beschikking te hebben met een
verantwoordelijke persoon. De bedrij-
ven dienen de autoriteiten regelmatig te
voorzien van de meldingen van bijwer-
kingen. Gedurende de eerste twee jaar
na toekenning van de registratie zelfs om
het halve jaar. De volgende drie jaar
jaariijks, en daarna om de vijf jaar.
Ernstige bijwerkingen moet het bedrijf
binnen vijftien dagen melden.
Farmacovigilantie verschilt van bedrijf
tot bedrijf De meeste bedrijven nemen
de meldingen van bijwerkingen serieus
en enkele hebben al een eigen farmaco-
vigilantie-dienst.

BESLUIT

Harmonisatie van de technische richtlij-
nen voor het beoordelen van kwaliteit,
veiligheid en effectiviteit van diergenees-
middelen is van groot belang. De Euro-
pese Commissie heeft - na intensief
overieg met alle belanghebbenden - in
het najaar van 1990 een voorstel gedaan
voor een toekomstige regeling voor het
vrije verkeer van diergeneesmiddelen
binnen de Europese Gemeenschap. Dit
voorstel zou, al dan niet gewijzigd,
goedgekeurd moeten worden door de
Raad van Ministers en in werking moe-
ten treden in 1995. In het systeem is
gewaarborgd dat een land niet over-
spoeld wordt door geneesmiddelen die
in andere landen al beschikbaar zijn.
Elke lidstaat houdt controle over de
dier- en volksgezondheid op zijn eigen
grondgebied.

Voor Nederland, en ook voor de andere
lidstaten, is de totstandkoming van een
Europees systeem voor registratie een
positieve zaak. Nieuwe produkten zul-

1/2 mei: H. Crouwers en J. Rierink,
Naaldwijk (tel. 01740-24401);
8/9 mei: N. Fernhout, Den Haag (tel.
070-3524221);

15/16 mei: J. vd Broek, Rotterdam (tel.
010-4191491);

20 mei : J. Lutz, Prinsenbeek (tel. 076-
415030);

22/23 mei: K. Crama, Rotterdam (tel.
010-4200002);

29/30/31 mei: Th. Ottenscchot,

Utrecht (tel. 030-516683);

5/6 juni: J. vd Vijver, Voorburg (tel.

070-3862210);

12/13 juni: J. vd Broek, Rotterdam (tel.
010-4191491);

19/20 juni: J. Lutz, Prinsenbeek (tel.
076-415030);

26/27 juni: J. vd Broek, Rotterdam (tel.
010-4191491);

3/4 juli: J. vd Broek, Rotterdam (tel.
010-4191491);

len sneller worden geregistreerd als de
voorwaarden voor de gehele EG de-
zelfde zijn.

SUMMARY

Euroregistration of veterinary medi-
cines

An overview is given for the harmonization of
veterinary medicines in the EC. What is the
influence of the review caused by this process on
the existing veterinary medicines? Besides the role
of the Committee of Veterinary Medicinal Products
(CVMP) in the registration process of mutual
recognition and central registration, the role of its
workingparties are dealt with. Also the consequen-
ces of the recent residuelegislation on the basis of
Maximum Residue Levels (MRL\'s) are discussed
for as well the existing as the new products.
Recently adverse events have to be reported too and
evaluated by the authorities. Are all the members-
tates ready for this task?
The tasks and procedures of the future European
Agency for the Evaluation of Medicines and the
future registrationprocedures are also discussed

UTERATUUR

1. Anoniem. The rules governing medicinal pro-
ducts in the European Community. Volume
V: The rules governing medicinal products for
veterinary use in the European Community.
Luxembourg: Office for Official Publications
of the European Communities 1989.

2. Boisseau J. The CVMP today and post-1992.
RegAflàirsJ 1992; 3: 704-8.

3. Anoniem. Guideline 90/677. Official Journal
of the European Communities 1990; No L
373 (31 dec): 26.

4. Anoniem. Council directive 92/74/EEG. Of-
ficial Journal of the European Communities
1992; NoL297(!3okt): 12-5.

WEEKENDDIENSTREGELING ORTHOPEDISCHE
SPOEDGEVALLEN ZUIDWEST-NEDERLAND

10/11 juli: H. Crouwers en J. Rierink,
Naaldwijk (tel. 01740-24401);
17/18 juli: N. Femhout, Den Haag (tel.
070-3524221);

24/25 juli: K. Crama, Rotterdam
(tel.010-4200002);

31 juli/1 augustus: I. Palgi, Honselers-
dijk (tel. 01740-24544);
7/8/ augustus: J. Lutz, Prinsenbeek (tel.
076-415030);

14/15 augustus: H. Crouwers en J.
Rierink, Naaldwijk (tel. 01740-24401);
21/22 augustus: N. Fernhout, Den
Haag (tel. 070-3524221).

MEDEDELING

De Redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde verzoekt u geen
/jr/Vé-telefoonnumers van collegae
door te geven aan cliënten.

-ocr page 391-

Over deze problematiek organiseerde de
VVDO in het kader van het 75 jarig
jubileum op 11 maart jl. een open dag
onder de titel \'Slachtbijprodukten ver-
werken aan de bron\'.
Deze dag was bedoeld voor belangstel-
lenden uit kringen van het bedrijfsleven,
de praktijk en het beleid van de Vlees-
keuring respectievelijk de RVV en het
onderzoek. Honderdvijftig belangstel-
lenden woonden de lezingen en de
discussies bij.

Dit onderwerp kan gezien worden als
een economisch en een milieuprobleem,
dat alle aandacht verdient van de weten-
schap.

De verschillende onderzoekers op dit
terrein van de VVDO gaven acte de
présence om verslag te doen van hun
onderzoek, daarbij tevens aangevend
welke oplossingen in zicht komen.

Vmil iiiiiiiBSliiÉfÉilliitaahéMBi^^

Van PVV-zijde werd geconstateerd dat
hierdoor een wezenlijke bijdrage wordt
geleverd aan de prestaties van de vlees-
industrie.

ONDERZOEK BIJPRODUKTEN
Reeds twintig jaar geleden was de on-
derzoeker dr. Bijker al actief op dit
terrein. Hierbij ging het vooral om deze
toentertijd als afval betitelde produkten
op te waarderen naar voor de mens
eetbare produkten, zoals frikadellen, ui-
erboord en dergelijke.
Thans gaat het onderzoek vooral in de
richting van het diervoeder.
Dr. Urlings wees erop dat per jaar zo\'n
600 duizend tot 800 duizend ton slacht-
bijprodukten wordt bestemd voor dier-
voedsel. Het is daarbij van groot belang
om de onschadelijkheid in pathologisch
opzicht te waarborgen. Middelen als
verhitten, bestralen en fermenteren, die
alle hun voor en nadelen hebben, staan
tot onze beschikking. Erg belangrijk is
dat de behandeling zo snel mogelijk
moet kunnen plaatsvinden, het liefst bij
de bron tijdens het slachten. Helaas
maakt de EG-wetgeving daar bezwaar
tegen.

WDO PAKT
VERKWISTING VAN
SLACHTDIEREN BIJ DE
BRÜN AAN

Er is een belangrijke trend om van slachtdieren steeds minder onderdelen als
hoofdprodukt te gebruiken.

Dit houdt in dat er dan uiteraard steeds meer bijprodukten komen die een andere
bestemming krijgen dan die van de directe primaire consumptie.
Zo verwacht men bijvoorbeeld dat in de naaste toekomst bij pluimvee van het
geslachte dier zelfs 50%, de helft dus, bijprodukt wordt.

W. Sybesma

aütt

EG-WETGEVING
Hoe dat met de richtlijnen in de EG zit
maakte drs. Droppers (directie Voeding
en Veiligheid van Produkten) van het
ministerie van WVC op een zeer heldere
manier duidelijk.

Momenteel vallen, nationaal, de eisen
waar vlees en vleesprodukten aan moe-
ten voldoen onder de Vleeskeuringswet.
De samenstelling van de vleesprodukten
wordt in de Warenwet geregeld.
Exportprodukten vallen onder de Vee-
wet, terwijl pluimveeprodukten ressor-
teren onder de Landbouwwet. De De-
structiewet zorgt er tenslotte voor dat bij
het tekortschieten ten aanzien van de
eisen de produkten onschadelijk moeten
worden gemaakt voor mens en dier.

De EG zal door haar richtlijnen in dezen
meer uniformiteit aanbrengen. Daarbij
wordt onderscheid gemaakt in bijpro-
dukten met het predicaat wel geschikt
respectievelijk niet-geschikt voor men-
selijke consumptie. De laatste categorie
kan nog onderverdeeld worden in laag-
risico materiaal en hoog-risico materi-
aal. Deze kan nooit en te nimmer een
andere dan een destructiebestemming
krijgen.

MILIEUBEZWAREN
Het is zonder meer duidelijk dat het
vrijwaren van het milieu voor deze
bijprodukten-stromen van grote impor-
tantie is.

Ir. Fransen en dr. Urlings lieten hun licht
hierop schijnen, waarbij voedings- en
hygiënische aspecten van het afvalwa-
terslib, alsmede de milieuproblemen tij-
dens de bewerking, zoals het vrijkomen
van stikstof bevattende gassen (ammo-
niak) besproken werden.
(Overigens spreekt men niet meer van
afvalwater maar van proceswater in
navolging van de opwaardering van
afvalprodukten in bijprodukten. What \'s
in a name?)

Een en ander past in de aanpak van de
integrale milieuzorgproblemen die het
bedrijfsleven voorstaat. \'De produkt-
schappen geven daaraan erg veel aan-
dacht naast aan die van de integrale
kwaliteitszorg\', aldus ir. H.Rang van het
PVV.

-ocr page 392-

PERSPECTIEF

Wat voor perspectief voor een beter
gebruik van de bijprodukten mag men
nu verwachten van dit onderzoek?
Prof dr. van Logtestijn, voorzitter van
de Vakgroep, gaf het al aan in zijn
inleiding van deze dag. Het is niet goed
uit oogpunt van economie, veiligheid en
kwaliteit, de milieubelasting, maar ook
gezien vanuit de ethiek van het produce-
ren van dierlijke produkten dat er zoveel
verloren of eigenlijk verkwist wordt.
Wat voor middelen ter verbeteringen
kunnen voorgesteld worden? Betere
conservering door verhitting of koeling
is economisch op dit moment niet zin-
nig. Doorstralen is eveneens onhaalbaar,
terwijl het gebruik van conserverings-
middelen moet worden afgeraden. De
meeste vooruitzichten biedt op dit mo-
ment nog de bacteriële fermentatie.
Büstelling van wetteliike eisen om een
(snelle) behandeling aan de bron, lees
slachtlijn, mogelijk te maken is daarbij
wenselijk. \'Het onderzoek moet de wet
de weg wijzen en niet omgekeerd\', aldus
Van Logtestijn.

Blijft over om te proberen de steeds
voortgaande trend om bij wijze van
spreken alleen maar biefstuk te consu-
meren (waardoor steeds meer bijpro-
dukten ontstaan), om te buigen.
Dit is een kwestie van het beïnvloeden
van de mentaliteit van het publiek, dat
volgens dr. Bijker de hoogste prioriteit
van onderzoek zou moeten hebben. De
aanstelling van een socioloog bij de 75-
jarige Vakgroep kan dan ook wellicht
binnenkort tegemoet worden gezien om
het probleem bij de werkelijke bron aan
te pakken.

De tekst van de lezingen zijn integraal afgedrukt in hel
blad Vlees ert Vlees van maan VS, uitgegeven door Misset
In april oktober en december staan in hel kader van het
75-jarig bestaan verdere wetenschappelijke bijeenkoms-
ten op hel programma.(zie Tijdschr Diergeneeskd, 1993:
3: 135.)

ANIMO GROOT VOOR PEERDEPIETENDAG

Voor hen betekent dit elk jaar dat zij zich
een dag lang kunnen vermaken op de
drafbaan in Hilversum gedurende de
viering van de dies van de overkoepe-
lende studentenvereniging: de Dierge-
neeskundige Studenten Kring, in de
volksmond ook wel de DSK genoemd.

Peerdepieten is in de veterinaire wereld
uitgegroeid tot een begrip voor studen-
ten en praktizerende dierenartsen. De
sfeer die er op die dag heerst wordt
onder meer beïnvloed door de stijl
waarin de bezoekers gekleed zijn. Het is
al sinds jaar en dag traditie, dat vrouwe-
lijke publiek gekleed gaat in de Ascot-
stijl jurken met grote hoeden die bijna
bezwijken onder grote bloemen- en
fruitprachten. De heren verschijnen spe-
ciaal voor deze dag in jacquet.
Het dagprogramma begint \'s ochtends
om 09.00 uur met de receptie ter ere van
de dies. Als om ongeveer twaalf uur dit
gedeelte is afgesloten, vertrekken alle
aanwezigen in een lange optocht vanuit
Utrecht naar de drafbaan in Hilversum.
Het vervoer zal dit jaar plaatshebben in
een stoet van 2 CV\'s. Enkele honderden
meters voor de drafbaan stapt een deel
van de deelnemers over in koetsen en
wordt voor het oog van honderden
toeschouwers de drafbaan op gereden.
Ondertussen zijn op de drafbaan de
koersen van die dag al van start gegaan.
De toeschouwers worden tussen de
koersen door vermaakt met demonstra-
ties van velerlei aard. Dit jaar bestaan de
demonstraties onder meer uit een \'jacht
met de meute\', een span van zes trek-
paarden en een drijfhondenshow met
loopeenden.

276

Het hoogtepunt is de koers waaraan de
dag zijn naam te danken heeft: de
Peerdepietenkoers. Deze koers wordt
verreden door veterinaire studenten, die
er maanden voor getraind hebben. Deze
twaalf uitverkorenen, waaronder twee
reserves, zijn in december geloot uit een
groep van 150 liefhebbers.
De winnaar van de Peerdepietenkoers,
mag zich het hele volgende jaar Peerde-
piet of Peerdepetra noemen en wordt
overladen met eer en roem en vele
prijzen.

Vrijdag 30 april 1993 zal voor veel mensen \'gewoon\' een dag zijn die getypeerd
wordt door een veelheid aan evenementen en festiviteiten. Voor veterinair
Nederland houdt deze dag echter veel meer in. Al 36 jaar wordt er op deze dag
namelijk de Peerdepieten-dag gehouden.

T I J I) S C\' H R I 1 T VOOR D I F, R (i r N F F. S K U N I) F . D E E 1. 1 I X , A F l. F V E R I N C; K I 9 9 .1

Behalve de Peerdepietenkoers, die voor
de studenten het belangrijkste is op die
dag, wordt er ook een reünistenkoers
gereden door oud-Peerdepieten en -
Petra\'s die al afgestudeerd zijn en ooit
Peerdepieten op hun naam hebben ge-
schreven. Voor de reguliere bezoeker
van de drafbaan is de interessante \'Grote
Prijs voor de Jaarlingen-prijs\' in het
programma opgenomen, zodat iedereen
op die dag aan zijn sportieve trekken
komt.

Voor de mensen die het feestelijke ge-
voel van de dag nog niet zo makkelijk op
kunnen geven, wordt er \'s nachts door
de feestcommissie van de DSK een

-ocr page 393-

galabal georganiseerd in hotel Engels te
Rotterdam. Genietend van het uitzicht
over een Rotterdam bij nacht, kan
iedereen op gepaste wijze Peerdepieten-
dag afsluiten.

De drafbaan in Hilversum is op Konin-
ginnedag voor iedereen gewoon ge-

De Waltham Award 1993 Is toegekend aan drs. Mariëlle Goossens voor haar
afstudeerscriptie \'De urine corticoïd/creatinine-ratio: nieuw diagnosticum voor
de ziekte van Cushing bij de kat?\' Het onderzoeksverslag beschrijft op een
uitgebreide en heldere manier de beschikbare literatuurgegevens over de ziekte
van Cushing bij de kat.

Daarnaast heeft drs. Goossens geheel zelfstandig onderzoek uitgevoerd, dat de
eerste bruikbare test heeft opgeleverd om deze ziekte bij de kat aan te tonen.

277

De laatste tijd is er een toename te
constateren van het aantal gediagnosti-
seerde Cushing-gevallen bij de kat. Tot
nu toe was het lastig katten te screenen
op deze ziekte. Bij honden wordt de
ziekte van Cushing vastgesteld door de
uitslag van de corticoïd/creatinine-ratio
(C/C-ratio). Tot op heden werd deze
methode bij katten niet toegepast, om-
dat katten volgens de literatuur nauwe-
lijks corticoïden via de urine zouden
uitscheiden. Het onderzoek van Mariëlle
Goossens toont echter aan dat met de
radio-immuno-assay voor cortisol in
opend. Men kan aan het hek entreebewij-
zen kopen voor negen gulden per stuk.
den per stuk.

Leden van de DSK betalen f3,50 entree.
Men kan kaarten bestellen door te bellen
naar 030-534678. Indien kaartjes moe-
ten worden toegestuurd dan wordt een
toeslag berekend van f 1,50 per kaartje.

WALTHAM AWARD 1993
VOOR DIAGNOSESTELLING
ZIEKTE VAN CUSHING
BIJ KATTEN

T I .11) S C H R I K T VOOR D I F K (i F N F F S K U N O F . D F E I II

katte-urine wèl corticoïden zijn aan te
tonen. De praktische conclusie van het
onderzoek is dat de bepaling van de C/
C-ratio in de urine ook bij katten een
waardevolle test lijkt om de ziekte van
Cushing op te sporen.

Gezien het aantal onderzochte katten en
het feit dat de diagnose nog maar inci-
denteel gesteld wordt, is vervolgonder-
zoek nodig om de onderzoeksmethode
verder te valideren. De jury was echter
unaniem van mening dat het onderzoek
van Mariëlle Goossens, gezien de prakti-
sche toepasbaarheid van haar bevindin-
gen en het goed opgezette eigen onder-
zoek, in aanmerking kwam voor de
eerste prijs.

De tweede prijs is toegekend aan drs.
Karen van Cleef en drs. Edwin Grevelt
voor hun scriptie met de titel \'Pseudo-
graviditeit en de behandeling met meter-
goline\'. Naast literatuuronderzoek heb-
ben zij eigen indicatief klinisch en
veldonderzoek verricht. Uit hun bevin-
dingen komt naar voren dat metergoline
een goed alternatief lijkt om schijnzwan-
gerschap bij honden te behandelen, aan-
gezien dit middel werkzaam is en weinig
bijwerkingen met zich meebrengt. De
resultaten van het onderzoek zijn be-
moedigend en geven voldoende richting
aan voor vervolgonderzoek.

Drs. Aflce Hanje won de derde prijs voor
haar inzending \'Arthrodosis van de hak
bij de hond\'. Haar onderzoek bestond
uit literatuuronderzoek en een retro-
spectief patiëntenonderzoek van honden
met een haktrauma, die tussen 1980 en
1990 zijn behandeld aan de Utrechtse
Kliniek voor Gezelschapsdieren (UKG)
van de Universiteit Utrecht. De onder-
zoekster heeft verschillende operatie-
technieken geanalyseerd en aanbevelin-
gen gedaan deze technieken te
verbeteren. De UKG heeft haar aanbe-
velingen inmiddels ingepast in het be-
handelingsprotocol voor honden met
een haktrauma.

F I F V F R I N (i S I 9 9 .1

WALTHAM AWARD
De Waltham Award is een initiatief van
Effem (de diervoedingsdivisie van Mars
B.V.), in samenwerking met de vakgroep
Geneeskunde Gezelschapsdieren van de
faculteit Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht. Effem is producent van onder
meer Pedigree Pal, Whiskas en de vete-
rinaire dieetprodukten onder dezelfde
namen. De Waltham Award wordt jaar-
lijks toegekend aan de student dierge-
neeskunde met de beste afstudeerscrip-
tie. Het onderzoeksverslag moet
betrekking hebben op het gezelschaps-
dier en de resultaten ervan dienen prak-
tisch toepasbaar te zijn. De Waltham
Award wordt in vijftien landen uitgereikt
en deskundige jury\'s beoordelen de inzen-
dingen. De Nederlandse jury bestaat uit
prof.dr. J.E. Gajentaan, prof.dr. A.Th.
van \'t Klooster en dr. H.A.W. Hazewin-
kel, allen verbonden aan de Universiteit
Utrecht faculteit Diergeneeskunde; en
drs. M. Bos, dierenarts en werkzaam bij
Effem.

-ocr page 394-

Behalve een bedrag van f 1.500,- krijgt
de winnaar van de Waltham Award een
uitnodiging voor een tweedaags bezoek
aan het Waltham Centre for Pet Nutri-
tion in Engeland. Alle winnaars uit de
participerende landen komen daar bij-
een om hun inzendingen te presenteren.
De winnaars van de tweede en de derde

VETERINARY

DENTAL

TECHNIQUES

FOR THE SMALL

ANIMAL

PRACTITIONER

Steven E. Holmstrom, Patricia Frost and

Ronald L. Gammon

IV.B. Saunders Company, Philadelphia

1992.

De toenemende belangstelling binnen
de diergeneeskunde voor tandheelkunde
uit zich onder meer door het verschijnen
van meerdere handboeken (zie boekbe-
prijs ontvangen een bedrag van respec-
tievelijk f 1.000,- en f 500,-.
Het Waltham Centre for Pet Nutrition is
het internationale onderzoekscentrum
van Effem en haar zusterbedrijven. Het
instituut doet onderzoek naar voeding,
gedrag en verzorging van gezelschaps-
dieren.

spreking in Tijdschr Diergeneeskd on-
der meer 1992, deel 117, afl. 9 blz 277
en 1991, deel 116, afl. 15/16, blz. 776).

Het voor mij liggende handboek - Vete-
rinary Dental Techniques - is misschien
wel de meest complete uitgave op dit
gebied (1992).

Niet alleen de 352 bladzijden tekst maar
vooral de 406 illustraties maken het
boek tot een uitermate plezierig leesbaar
geheel.

De tekst is onderverdeeld in tien hoofd-
stukken:

1. Dental records:

Hoe leg ik het een en ander vast;
gebitsstatus; nomenclatuur.

2. Dental equipment and care:

Liefst 70 pagina\'s met voortreffelijke
illustraties helpen de dierenarts en
zijn personeel inzicht te krijgen in het
tandheelkundig instrumentarium.
Van groot belang zijn zorg en onder-
houd van dit instrumentarium: nogal
eens het stiefkind in de praktijk.

3. Dental radiology:

Een wat matig hoofdstuk. De in-
structie zou gebaat zijn met een
aantal röntgenbeelden.

4. Dental prophylaxis:

Diverse mogelijkheden van gebits-
reiniging worden besproken. Home
care komt aan de orde met onder
meer een beschouwing over een aan-
tal produkten. Voor de dierenarts en
zijn assistenten een belangrijk hoofd-
stuk met duidelijke tekeningen.

De hoofdstukken \'Periodontal Therapy\'
(5) en \'Exodontics\' (6) zijn voor de
dierenarts zeer leerzaam. Natuuriijk veel
\'o-ja-zo-moet-dat\'-beschrijvingen maar
er wordt tevens een aantal minder be-
kende chirurgische methoden bespro-
ken en geïllustreerd.

EERSTELIJNS

Deze eerste zes hoofdstukken en ook
hoofdstuk tien \'Dental Orthopedics\' -
waarin in het kort enkele technieken
worden aangegeven om fracturen van
de onder- en bovenkaak te stabiliseren -
is literatuur voor iedere dierenarts die de
eerstelijns tandheelkundige behandelin-
gen optimaal wil en kan uitvoeren.

De andere drie hoofdstukken, \'Endo-
dontics\' (7), \'Restorative dentistry\' (8) en
\'Dental Orthodontics\' (9) zijn voor die
dierenarts, die tandheelkundige investe-
ringen wil doen. Hij heeft daartoe naast
de geboden meerkennis uit deze hoofd-
stukken vergaard, een up-to-date instru-
mentarium nodig en .... de tandheelkun-
dige patiënt.

De problemen worden systematisch be-
schouwd: general comments, indica-
tions, contra-indications, objectives, ma-
terials, techniques, after care and
complications. Naast de vele illustraties
is deze systematische aanpak een bijzon-
der plezierige ervaring tijdens het lezen
van een hoofdstuk of alleen maar een
bepaald onderdeel ervan.

Veterinary Dental Techniques kan aan
iedere dierenarts die gezelschapsdieren
behandelt of die tandheelkundige pro-
blemen wil verwijzen van harte worden
aanbevolen. Uitbreiding van tandheel-
kundige kennis en handelen is via deze
uitgave mogelijk voor die dierenarts,
maar ook voor de diergeneeskundige
student en de gevorderde dierenartsassi-
stente.

Andries van Foreest

T I I I) s ( M R I I I VOOR Dl i: R (i I

278

A I I I V ( R I N (i K I 9 9 .1

D F

I s K U N I) I

-ocr page 395-

miliarns JM, White Ras, JSm An Pract
1991: 32: 598-602

Het gebruik van een urethracatheter
levert, zoals bekend, vaak nogal wat
complicaties op bij herhaald gebruik en
zeker bij continue toepassing. Meestal
treedt stase van urine op tussen catheter
en urethramucosa wanneer men de ca-
theter langdurig ter plaatse laat zitten.
Het is duidelijk dat bacteriegroei dan
voor de hand ligt. Intermitterend ge-
bruik mist deze consequentie, maar be-
schadiging van de urethra, met als ge-
volg fibrosevorming en vorming van
lidtekenweefsel kan dan weer makkelijk
optreden.

Bij de mens wordt cystostomie met
gebruik van een catheter al zeker 30 jaar
toegepast, wanneer men de normale
afvloei van urine om wat voor reden ook
wil vermijden.

Beschadigd epitheel van de urethra ge-
neest doorgaans heel snel, wanneer het
niet voortdurend geprikkeld wordt door
een catheter.

In het onderhavig onderzoek vond dit
gemiddeld tussen 7 en 14 dagen plaats,
waarna de catheter verwijderd kon wor-
den. Althans wanneer de mictie dan ook
weer langs normale weg kon plaatsvin-
den.

Er werd gebruik gemaakt van een Fo-
leycatheter, die een opblaasbare cuff
heeft en die na laparotomie in de blaas
wordt gebracht. De cuff zit dan in de
blaas.

Complicaties waren er nauwelijks bij de
tien honden en één kat die bij het
onderzoek waren betrokken. De stoma\'s
lekten wel iets urine na het verwijderen
van de catheter, maar dit was steeds
binnen vier dagen afgelopen, wanneer
granulatie van de huidwond was vol-
tooid. Van intraperitoneale lekkage van
de urine was kennelijk nooit sprake.
Vermoedelijk als gevolg van de geno-
men voorzorgen, zoals vasthechten van
omentum op de blaaswand en de blaas
met behulp van de Foleycatheter tegen
de buikwand aantrekken. Verder traden
bij alle patiënten ter plekke opgelopen
infecties op. De daarbij optredende bac-
teriën waren steeds
E. coli of K. pneu-
Moniae,
die echter gemiddeld binnen één
week met breedspectrumantibiotica be-
streden konden worden.
In voorkomende gevallen lijkt deze vrij
eenvoudig toe te passen methode een
waardevol alternatief voor continue of
herhaalde catheterisatie. Het is dan wel
verstandig voor de gebruikte techniek
eerst het oorspronkelijke artikel te raad-
plegen.

GEZELSCHAPSDIEREN

G.M. Smits

RUND

Grov\\/th of the pre-ovulatory
follicle, circadian distribution of

pregnancy rate after post-

ovulatory inseminations in hei-
fers

W. Kahn. Animal Reproduction Science
1992: 27: 113-21.

De schrijver onderzocht met behulp van
ultrasound de groei van de pre-ovula-

279

PAARD

Clostridium type b-intoxicatie
bij paarden

Haesebrouck F, Haagsma J, Devriese L,
Bertels G en DHollander L.
Een uitbraak van botulisme bij paarden
met atypische symptomen. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 1990; 59: 234-6.

Botulisme bij paarden wordt vooral
veroorzaakt door
Clostridium botuli-
num
typen C en D. In dit artikel wordt
een uitbraak van botulisme door type B
beschreven onder 20 paarden en pony\'s
in een Belgische manege. Negen dieren
vertoonden klinische verschijnselen,
voornamelijk bestaande uit koliek, slik-
bezwaren, (soms) verlamming van de
toire follikel vanaf % uur voor de
ovulatie tot de ovulatie bij 41 oestrische
cycli van 18 vaarzen. De diameter van
de pre-ovulatoire follikel nam toe van
12 ± 2 tot 15 ± 2 mm tussen 96 en 36
uur voor de ovulatie. De laatste 36 uur
voor de ovulatie trad geen groei van de
follikel meer op. De ovulaties vonden
over de gehele dag en nacht verspreid
plaats (18 overdag en 23 \'s nachts).
In het tweede deel van het onderzoek
werden de vaarzen geïnsemineerd en
wel tussen O en 34 uur post ovulationem

tong en in het finale stadium ademnood.
Daarentegen worden bij klassieke typen
C en D gevallen - naast algemene
spierzwakte - vooral paralyse van het
bewegingsapparaat en de halsspieren
waargenomen. Als bron voor de onder-
havige intoxicatie fungeerde een luzer-
nekuil van slechte kwaliteit. Vier van de
negen aangetaste dieren stierven, vier
dieren herstelden en één paard werd ter
noodslachting afgevoerd.

C. botulinum type B werd geïsoleerd uit
de ileum-inhoud van de ene aldus on-
derzochte pony en uit vijf van zes
onderzochte monsters luzernekuil. Het
toxine werd aangetoond in het serum
van twee van de zes onderzochte dieren
en in twee van zes monsters luzernekuil.
In België worden van ter noodslachting
(p.o.). Het drachtigheidspercentage be-
droeg 69% bij de dieren de geïnsemi-
neerd werden tussen O en 9 p.o., 25% bij
de dieren die geïnsemineerd werden
tussen 9 en 18 uur p.o. en 0% bij de nog
later geïnsemineerde dieren.

T I .J I) s C- H R I F T VOOR D I E R G F N E E S K U N I) F . D E E 1. II

De conclusie is dat inseminatie verricht
kort na de ovulatie nog tot goede drach-
tigheidspercentages aanleiding geven.

A. de Kruif

F 1 E V E R I N Ci K 19 9 3

aangeboden dieren, die aan botulisme
lijden, de kop en de organen afgekeurd.

In organen, zoals de lever, kan het toxine
voorkomen. Gevallen van botulisme bij
de mens, na consumptie van (spier) vlees
afkomstig van dieren die stierven aan
botulisme, werden echter volgens de
auteurs nooit beschreven. Zij wijzen
erop, dat het gehalte aan toxine, dat
gefixeerd is ter hoogte van de cholinerge
zenuwvezels van de motorische eindpla-
ten, bijzonder laag is en allicht geen
gevaar voor de mens oplevert. Boven-
dien wordt het hittelabiele toxine vernie-
tigd na tien minuten verwarmen bij
80°C.

M.R Smit

-ocr page 396-

M.H. Sliedrecht en J.W. Borgers (SR/
193/92: 48 pp)

In deze scriptie is geprobeerd een verge-
lijking te maken tussen hoog en laag
produktieve koeien, met betrekking tot
hun gevoeligheid voor één van de vol-
gende aandoeningen: endometritis, lo-
chiometra, retentio secundinarum
(ret.sec.), cysteuze ovaria (C.O.F.), mas-
titis, melkziekte, acetonemie, kreupel-
heid en lebmaagdislokatie. In het eerste
deel is gezocht naar wat hierover reeds
in de literatuur verschenen is, het tweede
deel bestaat uit een inventarisatie ge-
maakt op dertien melkveebedrijven.
Uit de door ons onderzochte literatuur
kan geen éénduidige conclusie getrok-
ken worden met betrekking tot het
verband tussen hoge produktie en res-
pectievelijk C.O.F., ret.sec., vrucht-
baarheidsproblemen, (endo)metritis en
lochiometra. Over deze laatste twee
wordt zelfs nauwelijks iets vermeld. Wat
mastitis, kreupelheid en melkziekte be-
treft, kan geconcludeerd worden, dat de
meeste auteurs van mening zijn dat
hoogproduktieve koeien gevoeliger zijn
voor het optreden ervan dan de laagpro-
duktieven. Of er enig verband bestaat
tussen (klinische) ketose en melkpro-
duktiehoogte wordt uit de onderzochte
literatuur niet duidelijk.
Verschillende andere factoren (de zoge-
naamde confounders), behalve melk-
produktiehoogte, zijn van invloed op het
optreden van de door ons onderzochte
ziekten, te weten leeftijd, pariteit, ras,
bedrijf (management, voer e.d.), seizoen
van afkalven en het optreden van de
ziekte in de vorige lactatie. In hoeverre
hiermee in de literatuur rekening is
gehouden, is niet altijd geheel duidelijk.
In het eigen onderzoek werden, om de
potentie voor melkproduktie te bepalen,
gegevens gebruikt van de lactatie voor-
afgaand aan degene van onderzoek.
Totaal werden 1757 lactaties onder-
zocht. Bij koeien die een bepaalde ziekte
wel en bij koeien die deze ziekte niet
hadden werd de cumulatieve 100, 270
en 305 dagen produktie uit de vorige
lactatie met elkaar vergeleken. Ook is
gekeken in hoeverre deze ziekte al in
deze vorige lactatie optrad, welke pari-
teit deze dieren hadden, tot welk ras de
dieren behoorden en op welke bedrijven
welke ziekten het meest voorkwamen.
Van endometritis en retentio secunda-
rium is geen relatie met produktiehoogte
aangetoond. Van cysteuze ovariële folli-
kels, mastitis, melkziekte en kreupelheid
is een duidelijk verband gevonden met
een produktiehoogte. Van al deze aan-

ik

y Coojressenencursusseo

The European Embryo Transfer Associ-
ation (AETE) organizes a competition
for students on the following topic: The
Biotechnology of reproduction in domes-
tic animals.

Four oral communications will be selec-
ted and an award of 5.000 ff wil be given
to the author of the best communication.
For more details and information: Se-
crétariat AETE, Students competition,
dr. J. Saumande, INRA-PRMD- 37380
Nouzilly (France), tél. (33) 47427918
(fax. (33) 47427743).

Het Veterinair Laboratorium Nederland
(VLN) aan de Visdonkseweg 2a in
Roosendaal, organiseert op 27 april haar
jaarlijkse thema-avond voor praktize-
rende dierenartsen.

Dit keer is als thema gekozen \'Diagnos-
tisch Bloedonderzoek\'.
Het programma, dat om acht uur \'s
avonds begint, luidt als volgt:
Om 20.00 uur ontvangst, waarna me-
vrouw dr. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan om 20.30 uur een lezing
houdt over \'Hoe de sportpaard-conditie-
test optimaal te gebruiken bij de begelei-
doeningen is echter ook een verband
met bedrijf, pariteit en het optreden
ervan in de voorgaande lactatie aange-
toond. Van acetonemie is alleen een
relatie met het bedrijf en dus voeding en
management aangetoond en met geen
van de andere onderzochte parameters.
De incidentie van lebmaagdislokaties
was dusdanig laag dat een conclusie
hierover niet getrokken kan worden.
Over het algemeen kan gesteld worden,
dat voor het aantonen van een specifiek
verband tussen één der onderzochte
aandoeningen en produktiehoogte een
logistische regressiemodel zou moeten
worden toegepast, om zo te kunnen
corrigeren voor verstorende factoren die
invloed hebben op deze relatie.

DE HOOGPRÜDUKTIEVE KOE, MEER
DOOR AANDOENINGEN GEVELD?

The 9th meeting of the AETE will be
held in France on September 10th (all
the day) and 11 th (unitil 1.00 pm) at the
Ecole Nationale Supérieure (ENS) in
the Grand Amphitheatre 46, Allée d\'lta-
lie, 69364 Lyon Cedex 07, in special
dedication to honour the career of prof
Joachim Hahn.

To be registred as a member of AETE or
to attend the next meeting, please con-
tact the Secretary Office: madame M.J.
Savaton, secrétariat AETE, INRA Phy-
sio Repro, 37380 Nouzilly, France (tel.
(33) 47427918, fax. 7743) or drs.
J.A.H. van Lieshout, K.I. Zuid-Neder-
land, St. Janstraat 24, 5507 Veldhoven,
Nederland, tel. 04905-2444 (fax.
04905-2768).

THEMA-AVOND DIAGNOSTISCH
BLOEDONDERZOEK

ding van sportpaarden\'.
Een half uur later praat mevrouw drs. E.
van den Heuvel over \'vruchtbaarheids-
begeleiding bij de teer. om 21.30 uur
gevolgd door dr. P. Alsemgeest, die het
onderwerp\'Acute-fase eiwitten als para-
meter bij gezondheid en ziekte van
dieren\' behandelt.

Om 22.00 uur is er ruimte voor discus-
sie, een kwartier later volgt voor belang-
stellenden een rondleiding.
Voor meer informatie kan men bellen
naar het Veterinair Laboratorium Ne-
derland: 01650-67636.

ASSOCIATION EUROPEENE DE
TRANSFERT EMBRYONNAIRE

-ocr page 397-

auriplak

20

stuks

M ATTACHATAG

Zomerwrangpreventie in
kombinatie met l&R-oormerk

Door toevoeging van een specia-
le bevestigingspijl aan het l&R -
oormerk kan heel eenvoudig een
Auriplak vliegenplaatje aan het
l&R oormerk worden bevestigd.
Indien niet reeds een vaste pijl
werd aangebracht kan er later
altijd nog gekozen worden voor
een pijl die ook achterafkan wor-
den bevestigd ("cUp-on" pijl).

Het bevestigingssysteem werd in
de zomer van 1991 in een uitge-
breid veldonderzoek* getest, op
grond waarvan een toelating
voor deze toepassing werd ver-
leend door de Commissie Toela-
ting Bestrijdingsmiddelen (CTB).

m

r =

Het Auriplak "attachatag" bevesti-
gingssysteem heeft voor de vee-
houder duidelijke
voordelen: in
de eerste plaats is het
diervrien-
delijk:
door het lage gewicht
(slechts 13 gram) nauwelijks be-
lastend voor het dier, de speciale
vorm geeft vrijwel geen risiko
van aanhaken aan (voer)hek of
draad. Auriplak "attachatag" kan
heel eenvoudig worden bevestigd:
voor het aanbrengen is geen tang
nodig. Het verliesrisiko voor zowel
l&R oormerken als vliegenplaatjes
bleek verwaarloosbaar klein te zijn.

En last but not least: Auriplak oor-
plaatjes met als werkzame stof het
pyrethroïde cypermethrin staan
reeds jarenlang bekend om hun
effektiviteit tegen vliegen op rund-
vee. Toepassing van deze oorplaat-
jes (2 per dier) helpt zomerwrang te
voorkomen!

Auriplak insecticide
oorplaatjes ter
voorkoming van
zomerwrang kunnen
aan het l&R-oormerk
worden bevestigd.

Door aan het l&R-oormerk een pijl aan te brengen
kunnen Auriplak insecticide oorplaatjes eenvoudig
worden bevestigd.

Virbac Nederland, Postbus 313,
3770 AH Barneveld,
tel. 03420-93008

♦ Onderzoek
uitgevoerd door de
Gezondheidsdiensten
voor Dieren.

yÏKbac

sMESr.-^ï!«*?-

.\'iaar

Ut:

\'tr-

M

-ocr page 398-

Grijp in voordat er door anorexie complicaties
optreden tijdens de herstelperiode.

Hiirs

PRESCRIPTION

IIIF.I.

Hill\'s Pet Products Benelux NV
Customer Service Office
Amstellandlann. 84
1382 CH WEESP

tel: 02940 - 30989 fax: 02940 - 19226

e 1993 Hill\'s PtlNutrilion. Inc.

•Tfademarks ol Colgale-Palmolive Company and usBd und«f licence by Hill\'s Pet Nutrition. Inc.

-ocr page 399-

Over het algemeen wordt het als normaal beschouwd dat een herstelperiode gepaard gaat met
anorexie. Deze stressreactie van het lichaam op medische of chirurgische stress kan echter
vermeden worden. Omdat trauma bijvoorbeeld kan leiden tot hypermetabolisme, weefselafbraak en
anorexie (met een kans op verdere stofwisselingsstoornissen), is het van cruciaal belang om tijdig in
te grijpen met de toediening van voedsel. Zo wordt de vicieuze cirkel doorbroken en de
weefselafbraak tot staan gebracht en omgezet in weefselopbouw.

Voor dit doel heeft Hill\'s een voer met een speciale samenstelling ontwikkeld: het nieuwe Hill\'s
Prescription Diet a/d: Door de hoge energiewaarde en de hoge gehalten aan Omega 3-vetzuren,
vertakte aminozuren en glutamine betekent dit uiterst smakelijke Hill\'s Prescription Diet a/d een
ware doorbraak op het gebied van de enterale voeding. Door zijn unieke halfvloeibare vorm kan
Hill\'s Prescription Dief a/d\' in de kliniek of thuis eenvoudig met een spuit worden ingegeven.

(iebruik het nieuwe Hill\'s Prescription Dief a/d\' voordat de herstelperiode van uw patiënt
nadelig wordt beïnvloed door een anorexie.

Tijdig voedsel toedienen om de
herstelperiode te ondersteunen.

-ocr page 400-

wm■n N

Op 8 december 1992 overleed collega
G.J. Stegehuis.

Jan werd op 19 november 1925 in
Almelo geboren Na de lagere school, de
MULO en de HBS te Almelo te hebben
doorlopen, wilde hij - daartoe aange-
moedigd door de directeur van de HBS -
diergeneeskunde studeren Daar het
in 1944 niet meer mogelijk was de
studie te beginnen, werd eerst de Middel-
bare Landbouwschool met goed gevolg
doorlopen Toen de oorlog in 1945
voorbij was, fietste hij naar Utrecht en
liet zich aldaar inschrijven als student
aan de Faculteit der Diergeneeskunde.
Begiftigd met een zeer helder verstand en
een ijzeren wil studeerde hij binnen zes
jaar af.

Tijdens zijn studie was hij werkzaam als
student-inseminator bij de rundvee-KI,
onder supervisie van de afdeling Verlos-
kunde.

Na een periode van zes maanden assi-
stentschap bij de legendarische collega
Van Soest te Borculo trouwde hij met
Mien van der Meij; dit huwelijk werd
gezegend met zes kinderen: drie zonen
en drie dochters

Op 1 januari 1952 nam hij de praktijk
van collega Heilersig te Neede over Al
spoedig ging hij een weekendregeling
aan met de collegae C.A. de Groot te
Geesteren (Gld) en P. den Hartog te
Borculo. In deze periode ontstond tussen
deze drie collegae een goede samenwer-
king, die uitmondde in het gezamenlijk
introduceren van de keizersnede bij rund
en varken, scherp-operaties enzovoorts.

n memoriam

Jan was afkomstig uit een veefokkersfa-
milie en door zijn adviseurschap bij de
Kl-vereniging te Eibergen bleef hij zeer
belangstellend op het gebied van de
fokkerij Toen er dan ook - mede door
zijn inzet - door fusie van drie vereni-
gingen een steeds groter geheel ontstond,
is hij gevraagd voor het directeurschap
van de nieuwe vereniging, vooral van-
wege zijn fenomenale kennis van de
fokkerij. Zowel de vereniging als het
personeel bleken een goede keuze ge-
maakt te hebben: hij zag er niet tegenop
de zondagsdienst van de inseminatoren
te verlichten door mee te helpen met het
insemineren

Toen na een periode van tien jaar bleek
dat zijn gaven meer op het praktische
dan op het bestuurlijke gebied lagen,
besloot hij terug te keren in de praktijk;
hij paste zich zeer snel aan bij de
inmiddels gevormde maatschap Neede-
Borculo.

De fokkerij bleef hem bezig houden Dit
resulteerde onder meer in het feit dat in
1975 op het bedrijf van de familie
Saaltink te Borculo Roosje 97 werd
geboren, een rood-bont vaarskalf; dit
was het eerste stamboekkalf dat - in de
praktijk - via embryotransplantatie werd
geboren, een enorme voldoening voor
collega Stegehuis, die de transplantatie
in nauwe samenwerking met de Kliniek
voor Verloskunde had verricht.
Maar ook de rest van het praktijk-doen
had zijn volle aandacht; tot aan zijn
pensionering op 65-jarige leeftijd bleef
hij zeer bedreven in de embryotomie; met
de hem eigen volharding bleef hij vol-
houden tot het laatste stukje van het kalf
geëxtraheerd was. In december 1990
ging hij met pensioen; er waren een
middag- en een avondreceptie in het
plaatselijk restaurant nodig om alle be-
langstellenden gelegenheid te geven af-
scheid van Jan te nemen. Over zijn
slotrede van die avond wordt door onze
cliënten nog regelmatig gesproken; met
zijn zeer aparte gevoel voor humor
(komt Herman Finkers ook niet uit
Almelo?) wist hij de aanwezigen een
schets van zijn leven te geven.
Na zijn pensionering moest hij eerst
wennen aan zijn vrije tijd maar al snel
verzoende hij zich er mee \'R.D.\' achter
zijn naam in het Jaarboekje te hebben
staan. Hij en Mien bezochten nu vaker
hun kinderen en elf kleinkinderen, die
over het hele land verspreid wonen; hij
ging - zoals hij voordien ook al deed - op
bezoek bij zieken en bejaarden en bij
mensen waarvan hij meende dat ze zijn
bezoek nodig hadden. Éénmaal per
week ging hij biljarten
Na op 8 december jL nog enkele mensen
te hebben bezocht, is hij \'s avonds tijdens
het biljarten plotseling overleden. On-
voorstelbaar voor zijn vrouw en kinde-
ren; onvoorstelbaar voor ons, z\'n colle-
ga\'s, die hem hebben leren kennen als
een zeer trouwe, toegewijde vriend en
collega.

IN MEMORIAM GERRIT JAN STEGEHUIS

Op 11 december hebben we Jan onder
zeer grote belangstelling ter ruste gelegd
op de Algemene begraafplaats te Neede.
In de aan de begrafenis voorafgaande
kerkdienst werd het woord gevoerd door
onder andere één van zijn dochters,
waarin zij op indrukwekkende wijze
haar, maar ook onze gevoelens ver-
tolkte

Wij wensen Mien en de kinderen en
familie veel sterkte dit plotselinge verlies
te kunnen verwerken
Namens de Maatschap Dierenartsen
Neede-Borculo,

P. den Hartog
G. Moolhuizen

-ocr page 401-

I I Groep hlomoeopattsche Dierenartsen

INLEIDING

Op 9 januari 1992 was er voor het
bestuur van de Groep en voor een aantal
actieve leden in het Jaarbeurscongres-
centrum een avond belegd met als
thema \'strategie veterinaire homoeo-
pathic\'. Mevrouw drs. A.J. Schuur-
mans, marketing manager van de AUV
besprak aan de hand van sheets de
toekomst van de homoeopathic in zijn
algemeenheid. Dierenartsen in de land-
bouwhuisdierenpraktijk tonen steeds
meer belangstelling voor hun homoeo-
pathische collegae in de gezelschapsdie-
rensector. Door de aanscherping van de
wetgeving op het gebied van het milieu
toont ook de industrie belangstelling
voor de homoeopathic. De kennis van
homoeopathic voor landbouwhuisdie-
ren is echter onvoldoende. Wat de ho-
moeopathic betreft is, op grond van het
gebrek aan die kennis, de keus nog
beperkt. De keuze gaat daarom uit naar
die gebieden, waarop de reguliere dier-
geneeskunde geen of bijna geen oplos-
sing kan geven. Te denken valt aan
residu- en resistentieproblemen. Daar
waar reeds goede reguliere therapieën
bestaan, moet niet homoeopathisch
worden geëxperimenteerd. Niet alleen
de industrie maar ook leken zien een
werkterrein voor homoeopathic bij die-
ren, zoals blijkt uit de oprichting van de
Veterinaire Homeopathen Vereniging
Nederland (VHVN). Naar aanleiding
van deze thema-avond werd besloten tot
de formering van twee werkgroepen, de
Werkgroep Landbouwhuisdieren en de
Werkgroep Gezelschapsdieren. Deze
werkgroepen hebben tot doel de moge-
lijkheden van de homoeopathic te in-
ventariseren en eventuele nieuwe gebie-
den te onderzoeken. Op die avond werd
ook geconstateerd, dat een goede PR
naar buiten toe erg belangrijk is. Deze
PR geschiedt reeds in de vorm van de
het verspreiden van de lijst van de te
consulteren homoeopathisch werkende
dierenartsen. Er zal een commissie be-
last worden met het samenstellen van
kant en klare lezingen, die door collegae
in den lande gebruikt kunnen worden.

De bovengenoemde avond van 9 janu-
ari heeft een belangrijk stempel gedrukt
op het beleid van het bestuur voor het
jaar 1992.

BESTUUR

Het Bestuur van de Groep is als volgt
samengesteld:

Voorzitter : M.E. Lutz-Vogelenzang
(Marijke)

Vice-voorzitter: J.H.W.M. Miltenburg
(Hans)

Secretaris : RC. Kroft (Pieter)
Penningmeester : K.M. Rienks (Klaas)
Lid : PC.J. Quartel (Piet)
Het bestuur wordt administratief onder-
steund door G.Th. A.Menges (Ardo), die
tijdens het verslagjaar ook verantwoor-
delijk was voor de samenstelling van de
agenda en stukken voor de vergaderin-
gen.

Tijdens het verslagjaar vonden geen
wijzigingen plaats in de samenstelling
van het bestuur.

STUDIE-AVONDEN
De eerste studie-avond op 30 januari
1992 werd verzorgd door collega
C.D.B. Sijpkens, dierenarts te Malden.
Uit zijn lezing bleek, dat koliek bij het
paard niet alleen met Novalgin of Bus-
copan, maar ook met homoeopathie is
te behandelen. Ook het consulting hour
voor de behandeling en bespreking van
probleemgevallen uit de praktijk kwam
op deze avond aan de orde. Twintig
leden bezochten deze avond.
De studievergadering van 26 maart
1992 was tevens de Jaarvergadering.
Namens de KNMvD was de algemeen
secretaris dr.Tj. Jorna aanwezig, die het
standpunt toelichtte van de KNMvD
met betrekking tot de veterinaire ho-
moeopathen. Duidelijk is, dat in het
kader van de WUD de (homoeopathi-
sche) behandeling van dieren des dieren-
arts is en zal blijven! Tijdens deze avond
voerde mevrouw R. Vilé voor de 30
aanwezige leden het woord over de
bloesemtherapie van Bach. De bloesem-
therapie is in wezen een soort fytothera-
pie. Het consulting hour kwam die
avond door tijdgebrek te vervallen.
Op 21 mei 1992 vond de derde studie-
vergadering van dat jaar plaats. Collega
mevrouw D. Bultman-Auras verzorgde
die avond het wetenschappelijke ge-
deelte. Zij behandelde aan de hand van
symptomen de repertorisatie van een
aantal van haar patiënten. Collega Bult-
man vertelde daarbij, dat zij veel profijt
had van het boek \'The Spirit of Homoe-
opathy\' van Rayan Sankaran. De heer
R.C.M. Wiering van de VSM hield
hierna een interessante lezing over het
aankoopgedrag van huisdierenbezitters.
Uit de door hem getoonde grafieken en
tabellen bleek, dat er voor de dierenarts
een markt open ligt. Ook kwam uit zijn
lezing naar voren, dat vooral de kat het
dier is, waarvoor vooral tweeverdieners
veel geld willen en kunnen besteden. De
gegevens voor deze lezing ontleende de
heer Wiering aan het DIBEVO-onder-
zoek van 1991 \'Aankoopgedrag van
huisdierbezitters\'. Op deze vergadering
waren 22 leden aanwezig.
De studievergadering van 17 september
1992 werd verzorgd door de heer R.L.
van der Reijden, homoeopathisch arts
en één van de docenten van de SHO. De
door hem gehouden lezing over de
homoeopathische anamnese was zo in-

JAARVERSLAG 1992 GROEP
VETERINAIRE HOMQEOPATHIE

drukwekkend en nam zo\'n tijd in beslag,
dat het consulting hour kwam te verval-
len. De heer Van der Reijden gaf aan, dat
voor het goed bedrijven van de homoe-
opathie nodig zijn: een gezond verstand,
geen vooroordeel en accurate notering.
Verder moeten de vijf W\'s in gedachten
worden gehouden: Wat, Waar, Waar-
door, Wanneer en Waarheen. Duidelijk
maakte hij een aantal termen, die in
Kent worden gehanteerd. Bedacht moet
worden, dat \'angst\' bij Kent \'fear\' en
\'anxiety\' kan zijn. Zestien leden teken-
den de presentielijst.
De laatste studievergadering vond plaats
op 19 november 1992. Het wetenschap-
pelijke gedeelte werd venorgd door

-ocr page 402-

collega P.C.J. Quartel, dierenarts te Rot-
terdam. Ongeveer tien casuïstieken pas-
seerden de revue. Het Homoeopathische
Successen Journaal van de hand van
collega Quartel wordt onder meer met
deze casuïstieken van de \'lijstdierenart-
sen\' voorzien. Op deze avond waren 19
leden aanwezig.

LUSTRUM

De belangrijkste gebeurtenis van 1992
was ongetwijfeld het derde lustrum van
de Groep, dat op 31 oktober 1992 plaats
vond. Als locatie voor de viering van het
lustrum was \'Nol in \'t Bosch\' te Wage-
ningen, een bekende plaats voor homoe-
opathen, gekozen. Was het toeval of was
er sprake van een vooropgezet doel, dat
de ingang van dit hotel getooid was met
twee bekende in de homoeopathie ge-
bruikte planten namelijk Phytolacca\'s?
Het thema voor dit lustrum luidde:
Kreupelheden bij gezelschaps- en land-
bouwhuisdieren. Om 10.00 uur opende
de voorzitter van de Groep deze dag met
een speciaal woord van welkom voor de
voorzitter van de KNMvD profdr. E.H.
Kampelmacher, die naar later bleek,
speciaal naar Wageningen was afgereisd
om collega Menges, oud-penningmees-
ter van de Groep en als administrateur
nog steeds betrokken bij de Groep, te
onderscheiden met het \'geschenk ter
onderscheiding van de KNMvD\' voor
zijn verdiensten op maatschappelijk
diergeneeskundig gebied. De organisatie
van deze dag lag in de handen van de
leden van de lustrumcommissie, waar-
van vooral de collegae Rienks en Rigter
gedurende deze dag veel werk hebben
verricht. Op een voortreffelijke wijze
kondigde de eerstgenoemde collega de
sprekers aan, terwijl collega Rigter op de
zijn bekende ludieke wijze het avond-
programma wist te verlevendigen.
De eerste spreker van het wetenschap-
pelijke gedeelte was de homoeopathi-
sche huisarts en voorzitter van de Ver-
eniging van Homoeopathische Artsen in
Nederland G.R.H.J. Jansen. Hij besprak
de problematiek van de non-weten-
schappelijk status van de homoeopathie.
De volgende spreker was collega J.J.
van Amerongen, die de reguliere bena-
dering van de klauwkreupele koe be-
sprak. Uit zijn betoog bleek, dat een
stinkpoot-infectie en de ziekte van Mor-
tellaro klinisch soms moeilijk van elkaar
zijn te onderscheiden. Het wordt in de
toekomst nog moeilijker deze kreupel-
heden te cureren vanwege het residupro-
bleem in de melk en in het milieu.
De Duitse collega dr. J. Boers besprak
de homoeopathische benadering van de
klauwkreupele koe. Hij gaf aan, dat
Apis het middel kan zijn voor een
tussenklauw-panaritium, terwijl Lache-
sis bij een te laat aangeboden panaritium
van belang kan zijn.
Met betrekking tot de gezelschapsdieren
besprak collega A.H. Westerhuis een
typisch geval van Rhus toxicodendron
bij heupdysplasie. Geadviseerd werd om
bij zo\'n patiënt de D30-potentie te
gebruiken, aangezien Dysplavetsem de
Dó-potentie bevat! Bij artrose blijkt
Calcium fluoratum, naast Bryonia goede
resultaten te geven. Bij knie-operaties
zou het volgens Westerhuis zinvol zijn
standaard deze combinaties toe te pas-
sen. Verder gaf hij aan ook bij een
halshernia te denken aan het complex-
middel Bryo-rhus. Kalmia is aangewe-
zen bij een pijn in de nek, die uitstraalt
naar de voorpoot. Het slotwoord van
zijn betoog was heel treffend: Er is
vijftien jaar in de proeftuin van de
homoeopathie gewerkt; nu wordt het de
hoogste tijd om te oogsten.

GEWIJZIGD

In de jaarvergadering van 25
maart jongstleden van de Groep
Veterinaire Homoeopathie, is be-
sloten de naam van de groep te
wijzigen in Groep Homoeop-
athisch-werkende Dierenartsen
van de
Koninklijke Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

Collega K. Crama demonstreerde de
handgreep van Ortolani: een test om de
stabiliteit van de heupgewrichten te
controleren. Zijn advies was om iedere
hond bij zijn vaccinaties hierop te chec-
ken.

Collega J.H.W.M. Miltenburg besprak
de homoeopathische benadering van
artrose en heupdysplasie. Wanneer een
reguliere dierenarts dieren onderzoekt is
voor hem alleen de klinische diagnose
van belang; voor de homoeopathisch
werkende dierenarts zijn daarnaast (be-
paalde) symptomen en modaliteiten van
belang.

De dag werd besloten door lezingen
over kreupelheden van het onderbeen
van het paard. Collega P Keg illu-
streerde het belang van kreupelheden
van het paard. Zestig procent van de
door de verzekering overgenomen paar-
den waren op basis van chronische
kreupelheid overgenomen! Podotroch-
leose en sesamoïdose zijn veel voorko-
mende (slijtage-)processen aan de on-
derbenen van het paard.

Dr. M. Rakow uit Duitsland meldde
resultaten met Calcium fluoratum en
Silicea bij de bovengenoemde aandoe-
ningen. Bij de keuze van het middel
dient het type van de patiënt\'in acht
genomen te worden. Rakow noemde
Symphytum het \'Arnica der Knochen\';
Hekla lava gebruikte hij voor exostosen
aan alle botten.

Het bestuur van de Groep en de ruim 50
deelnemers aan dit lustrum konden te-
rugzien op een zeer geslaagd lustrum.
Een woord van dank is hier op zijn
plaats voor de sponsoren van dit lu-
strum. Het bestuur hoopt, dat met het
wetenschappelijke deel een brug gesla-
gen is tussen de reguliere en homoepa-
thische diergeneeskunde.

ANDERE ACTIVITEITEN
Bestuursleden en ook andere leden van
de Groep hebben zich naast de studie-
avonden ook met andere activiteiten
beziggehouden. Zo had de Groep zitting
in de Redactie Advies Raad (RAR) van
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde in
de persoon van K.M. Rienks en in het
Algemeen Bestuur in de persoon van
mevrouw M.E. Lutz-Vogelenzang. Ver-
der was het bestuur aanwezig bij het
jaarlijkse overleg met het Hoofdbestuur
van de KNMvD op 21 mei 1992,
waarbij onder meer de naamswijziging
van de Groep in Groep Homoeop-
athisch-werkende (of Homoeopathi-
sche) Dierenartsen aan de orde kwam,
op de Besturendag en als gast van het
Hoofdbestuur op het Jaarcongres te
Utrecht.

In het verslagjaar werd op 12 september
1992 een ééndaagse B-cursus georgani-
seerd. Vijftien personen volgden deze
cursus.

Tot slot kan gemeld worden, dat tijdens
het verslagjaar het Homoeopathische
Successen Journaal (o.l.v. de initiator
van dit journaal collega P.C.J. Quartel)
goed van de grond kwam.
Niet alleen binnen de KNMvD was het
bestuur actief, maar ook daarbuiten
werd acte de présence gegeven. Zo was
een delegatie van het bestuur op 11 april
1992 aanwezig bij het afscheid van de
voorzitter en secretaris van de Stichting
Homeopathische Opleidingen, respec-
tievelijk de heren Kisjes en Soejoko. De
heer R. W.J. Meijer is de nieuwe voorzit-
ter en de heer C.A.J. Baas de nieuwe
secretaris geworden van het bestuur van
de SHO. Tijdens het informele deel van
dit afscheid is de basis gelegd voor een
gesprek tussen het bestuur van de SHO
en het bestuur van de Groep. Dit ge-
sprek vond plaats op 17 juni 1992.

-ocr page 403-

Gesproken werd over een inpassing van
de veterinaire homoeopathische cursus-
sen van de Groep in het SHO-gebeuren.
Collega Miltenburg onderhoudt hier-
over contact met de SHO.

□VERLIJDEN ERELID ARIJ
VRIJLAND!

Op 21 december 1992 overleed te Ede
het erelid van de Groep de arts Arij
Vrijlandt op de leeftijd van 82 jaar.
(In memorian Arij Vrijlandt: zie elders
in dit tijdschrift-red.)

LEDENTAL

In het verslagjaar bedankten veertien
leden voor het lidmaatschap van de
Groep per 31 december 1992. Ondanks
de installatie van tien leden en één
kandidaat-lid in 1992 daalde het leden-
tal tot 212 leden.

TOT SLOT

Een woord van dank is op zijn plaats
voor de firma VSM te Alkmaar in de
persoon van Robert Wiering voor de
verwerking en verzending van de agen-
da\'s met bijlagen voor de studievergade-

Krof,
secretaris.

IN MEMORIAM

op de dag voor Kerst, hebben wij
voorgoed afscheid genomen van onze
vriend en, mentor en Erelid van de
Groep Homoeopathische Dierenartsen
van de KNMvD, Arij Vrijlandt. Een
indrukwekkend mens!
Na een 25-jarig druk bestaan als huisarts
in Utrecht en jaren van warme inzet in
de zwakzinnigenzorg, heeft Arij tot ver
over zijn tachtigjarige leeftijd de hoofd-
rol gespeeld in de ontwikkeling van de
humane en de veterinaire homeopathie
in Nederland. Dankzij hem is er thans
een grote schare van artsen, tandartsen
en dierenartsen, die zich op een serieuze
wijze bezighoudt met de homeopathie.
De inzet, zijn oprechte en nuchtere
christelijke levensvisie, met de nadruk
om niet te roepen over naastenliefde,
maar met letterlijk dag en nacht, in
praktijk te brengen, dwongen bewonde-
ring af. Wie Arij Vrijlandt gekend heeft
en de talloze blijde mensen heeft gezien,
die genezing vonden bij zijn homeopa-
thie, zwijgt bescheiden, als het gaat over
twijfel aan de effectiviteit van deze
geneeswijze.

Hij ruste in vrede; zijn werk gaat ge-
woon door!

Atjo H. Westerhuis
Wageningen

ARBEIDSONGESCHIKT ÜF ONGESCHIKTE ARBEID?
OOK VOOR U GESCHIKT!

ARBEID(S)GESCHIKT

1-2 OKTOBER 1993
JAARCONGRES KNMvD, ALMELO

VAN HET BUREAU

Op de hieronderstaande dagen is
het Bureau van de KNMvD
gesloten:

Vrijdag 30 april 1993 l.v.m.
Koninginnedag.
Woensdag 5 mei 1993 i.v.m.

Bevrijdingsdag.

Vrijdag 7 mei 1993 i.v.m. het

jaarlijkse personeelsuitstapje.

Donderdag 20 mei 1993 i.v.m.

Hemelvaartsdag.

Maandag 31 mei 1993 i.v.m.

Tweede Pinksterdag.

-ocr page 404-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Elings, Mevr. M.; 1993; 1231 AN Loosdrecht;
Vermeerlaan 31.

Fitters, Mevr. I.A.M.A.; 1993; 6093 GW Heyt-
huysen; Bevelandselaan 24.
namand. L.J.; 1993; 3521 AH Utrecht; Van
Sypesteynkade 11.

Hart. Mevr. J.S. t\'; 1993; 3524 ZA Utrecht;
Furkabaan 69.

Hoogendoorn. Mevr. 1.; 1993; 3561 HR Utrecht;
Tannhäuserdreef 270.

Peters, Mevr. A.M.; 1993; 6641 KW Beuningen
(Gld); Kloosterstraat 19.

Savelbergh, Mevr. H.B.S.; 1993; 3431 BJ Nieuwe-
gein; Sluyterslaan 383.

Sliedrecht, Mevr. M.H.; 1993; 3512 TN Utrecht;
Predikherenstraat 6.

Vogel. Mevr. B.D.H.; 1992; 5731 CM Mierlo;
Dickbierweg 6.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:
Andel. Mevr. J.M. van; 1992; 5913 HJ Venlo;
Brialmontstraat 10.

Balhuizen, Mevr. A.D.; 1992; 3583 BR Utrecht;
Frans Halsstraat 28.

Bos, A.; 1992; 8265 HV Kampen; Veenmos 135.
Bruijn. Mevr. J.M. de; 1989; 6043 AS Roermond;
Ds. Hoogendijkstraat 7.

Haringsma. PC.; 1992; 3522 JM Utrecht; Mer-
wedekade 22.

Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 3581 AM Utrecht:
Nachtegaalstraat 76.

Merkens, Dr. H.W.; 1971; 3708 BN Zeist; Regen-
tesselaan 4.

Rosmalen, K.A.J. van; 1992; 3581 JE Utrecht;
Van Alphenplein I.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft hel Hoofdbestuur aangenomen:

Arts, Mevr. M.E.C.A.; 3571 AD Utrecht; Van
Lieflandlaan 56.

Dujardin. C.L.L.; 3991 U Houten; Houtensewe-
tering 29.

Haytema. W.A.; 3732 GR De Bilt; Kloosterlaan 3.
Morgen. A.J. von; 1231 SW Loosdrecht; Schakel
4.

JUBILEA

C. van der Hem te Harskamp, afwezig. 25 jaar, 26
april 1993

Dr. h.c. PH. Bool te Rhoon, afwezig. 40 jaar, 27
april 1993

A.H.R van der Put te Uden, afwezig, 65 jaar, 28
april 1993

J.P. Coppoolse te Voorthuizen, afwezig, 45 jaar, 7
mei 1993

J.G.J. Wulffraat te Eethen. afwezig. 35 jaar, 9 mei
1993

G.B. de Voogd te Wassenaar, afwezig, 35 jaar, 9
mei 1993

J. Eiving te Coevorden, afwezig. 25 jaar. 10 mei
1993

J.A.G. Geuns te Blerick. aanwezig. 25 jaar, IO mei
1993

H.P.A.M. de Greef te Eindhoven, afwezig, 25 jaar.

10 mei 1993

Dr. A.A. Stokhof te Nieuwegein, afwezig, 25 jaar,
10 mei 1993

J.L.A.M. Remmen te Helvoirt, aanwezig, 25 jaar,
10 mei 1993

L. Zegers te Bloemendaal. aanwezig. 40 jaar, 13
mei 1993

Mevr. J.H.C. Brooymans-Schallenberg
te \'s-Gravenhage. afwezig. 40 jaar, 13 mei 1993
G. Jensma te Balk. afwezig. 40 jaar, 15 mei 1993

MUTATIES

199 Akkermans, Mevr. H.A.M.; 1985; 1723 HP
Noord Scharwoude; Voorburggracht 297;
tel. 02260-21185 privé, 20765 prakt.; p.
199 Andel, Mevr. J.M. van; 1992; 5913 HJ
Venlo; Brialmontstraat 10; tel. 077-519102;
wnd.d. (toev. als lid).
201 Back. R.; 1967; 7241 JR Lochem; Paasch-
berg 1; tel. 05730-52570 privé, 54027 prakt.;
fax 05730-57622; p., geass. met S. Dooper en
M.Ph.J. Hovius.
201 Balhuizen, Mevr. A.D.; 1992; 3583 BR
Utrecht; Frans Halsstraat 28; tel. 030-
540909; wnd.d. (toev. als lid).
211 Bos, A.; 1992; 8265 HV Kampen; Veenmos
135; tel. 05202-31227 b.g.g. 27782; wnd.d.
(toev. als lid).
215 Broeze, J.; 1987; 7101 JS Winterswijk;
Kottenseweg 79 B; tel. 05430-24092 privé,
12124/12385 prakt.; p., geass. met PR. van
Hoeve, J.A. Huisinga, R.W.M. Ikink, A. ter
Keurs. PM. van Lith. D J. Ubbels. A.W.A.J.

Geef dan de voorkeur aan CALOL!

CALOL bevat als werkzame stof het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dit geeft reeds in de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ga-ionen, waardoor er een snelle opname In
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeft tevens invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuit het bot en er meer vrij. aktief calcium in
het bloed komt.

Doordat het Calclumchloride van CALOL is in-
gekapseld in Soyaboonolie heeft het geen
prikkelende invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk in Kontakt met het maagslijmvlies.

ê

Vermeulen en F. de Wit.

215 Brouwer, A.J.; 1988; 8076 PT Vierhouten;
Waskolkweg 13; tel. 05771-1711 privé.
03412-54442 prakt.; fax 03412-54385; p.,
geass. met J.M.J. Frijlink. H.A.R. Kok en
J.D. van der Werff.

216 Bruijn. Mevr. J.M. de; 1989; 6043 AS
Roermond; Ds. Hoogendijkstraat 7; tel.
04750-32643; d. (toev. als lid).

225 Douw van der Krap, E.J.F.; Gent-1989;
6999 AR Hummelo; Keppelseweg 38; tel.
08348-1503; wnd.d.

230 Erp. A.A.J.M. van; Gent-1987; 5042 ZH
Tilburg; Europalaan 421; tel. 013-630547/
06-52961066 privé, 04977-86267 prakt.; fax
04977-86206; p., geass. met F Meulders.

231 Evenhuis, Mevr. J.R.J.; 1991; 7587 LL De
Lutte; Hanhofweg 18; tel. 05415-51608
privé, 05427-21234 prakt.; p., medew. bij
J.W. Greve.

349 »Evers, FJ.H.M.; 1986; W-4230 Wesel
(Duitsland); Friedrich-Geselschap-Strasse 9;
tel. 09-49-281-962920; p.

232 «Flamand. L.J.; 1993; 3521 AH Utrecht; Van
Sypesteynkade 11; tel. 030-931064 privé; p.,
medew. bij J.F.M. Spoorenberg.

237 «Goossens, Mevr. M.M.C.; 1993; 3981 ZC
Bunnik; Lokhorstlaan 57; tel. 03405-63416;
specialist in opleiding R.U. (F.D.).
242 Haringsma, PC.; 1992; 3522 JM Utrecht;
Merwedekade 222; tel. 030-893826; wnd.d.
(toev. als lid).
259 Karstanje. L.H.; 1991; 8101 CW Raalte;

Calol

Gebrek aan Calcium?

®

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in te
geven. De koe vindt het zelfs lekker

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van melkziekte aanzienlijk.
Tevens kan het preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon à 450 gram:
Calciumchloride 2H2O
Magnesiumchloride
Soyaboonolie
Gedemineraliseerd water

180,0 g
3,6 g
126,0 g
140,4 g

Toepassing en dosering
CALOL is een voedingssupplement dat bij cal-
cium- en/of magnesiumtekon kan worden toe-
gediend.

1 ste flacon - zodra de koe weer overeind staat,

meestal na een Ca/Mg infuus
2de flacon - 12 uur later

Ter preventie:

1ste flacon ■ 24 uur vóór het afkalven
2de flacon - direkt na het afkalven
3de flacon -12 uur na het afkalven
4de flacon - 24 uur na het afkalven

Vetin Nederland BV

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

w

-ocr page 405-

Kruizemunt 23; tel. 05720-57283 privé,
53334 prakt.; p., medew. bij H.P. Quist, S.
Reindersma, M. Verhoef en J.W. Zuurhout.
261 Kieboom. Mevr. N.C. van den; 1987; zie;

Kreft-van den Kieboom, Mevr. N.C.
266 Kreft-van den Kieboom. Mevr. N.C.; 1987;
4822 WC Breda; Pieternel Koomansstraat I;
tel. 076-420375 privé, 417477 prakt.; p.,
gezelschapsd.

268 Kuijk. H.A.; 1985; 7131 CL Lichtenvoorde;
Raadhuisstraat 19; tel. 05443-73785 privé,
71600prakt.; fax 05443-72255; p., medew.
bij G.T. ter Heijden, W.W.A.M. Kruysen,
J.B.A. Loomans, H.W. van Ruitenbeek, W.
Schuurman en A.J.W.G. Vos.

269 \'Uarakker, E.G.A.; 1992; 3572 SM Utrecht;
Bekkerstraal 158; tel. 030-722363 privé,
08370-12432 prakt.; p., vet. acupunct.; werk-
zaam bij D.A.P Kortenoord te Wageningen.

273 Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 3581 AM
Utrecht; Nachtegaalstraat 76; tel. 030-
317705; wnd.d. (toev. als lid).

280 Merkens, Dr. H.W.; 1971; U-1987; 3708 BN
Zeist; Regentesselaan 4; tel. 03404-21782
privé, 020-6903121 bur.; fax 020-6906435;
Business Unit Manager Vet. Products ASTA
Medica B.V.; vet. adv. Bereden Rijkspolitie
(toev. als lid).

281 Meyer, H.P.; 1983; 3436 ZA Nieuwegein;
Sterregaarde 1; tel. 03402-49617 privé, 030-
531692 bur.; fax 03402-53962; wet. medew.
R.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde van Gezel-
schapsd.).

289 »Orban, Mevr. T.H.E.; 1986; 5043 MX
Tilburg; Giekerkstraat 71; tel. 013-703477;
P

Post Academisch Ondenwijs Diergeneeskunde

CURSUSSEIM
VOORJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij vcxjrrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/"965,-)

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(ƒ4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische Echografie Gynaecologie Rund

(/"895,-)

21 april 1993 Te Drachten (93/56)
28 april 1993 Te Drachten (93/57)
6 mei 1993 Te Drachten (93/58)
De cursussen zijn volgeboekt. Opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Hartafwijkingen bij de hond en de kat

tr375,-)

14 mei 1993 (93/18)

291 Pasmooij, Mevr. N.C.; 1988; 1078 HR Am-
sterdam; Deurloostraat 7 II; tel. 020-
6648524; k.d. R.V.V., kring De Meern.

291 Peelers, S.J.C.M.; 1979; 1013 SW Amster-
dam; Spaarndammerstraat 26; tel. 02502-
45655 privé, 020-6826819 prakt.; fax 020-
6844239; p.. geass. met H.H.J. Wijlens.

297 Ravenhorst, Mevr. M.M.; 1988; 3732 HA
De Bilt; Utrechtseweg 92; tel. 030-211695
privé, 531040 bur.; wet. medew. R.U. (F.D.,
vkgr. Bedrijfsdierg. en Voortplanting).

354 *Rijk, J.M. de; 1969; 95210 Filpus (Fin-
land); tel. 09-358-698-876507 privé, I7I7I
prakt.; p.

299 Rijst-van Lenthe, Mevr. M. van der; 1987;
2042 PM Zandvoort; Burgemeester Nawijn-
laan 2; tel. 02507-15073; p., gezelschapsd.,
medew. bij H.B. Hoorweg (part-time);
wnd.d.

300 Roelofs-van Emden, Mevr. M.E.; l%5;
5258 CG Berlicum; Berlingenweg 4; tel.
04103-1898 privé, 08866-9154 bur.; wet.
medew. Organon.

301 Rongen, J.F; 1979; 5831 CD Boxmeer; J.
Bosboomstraat 11; tel. 08855-78317; k.d.
R.V.V Helmond.

301 Rook, P.J.; 1983; 4706 KD Roosendaal;
Koraaldijk 75; tel. 01650-60610 privé,
01804-25253 prakt.; p., medew. bij W. van
Erk, P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij en Mevr.
C.PM. Valstar.

302 Rosmalen. K.A.J. van; 1992; 3581 JE
Utrecht; Van Alphenplein 1; tel. 030-521088;
wnd.d. (toev. als lid).

304 Schaap, Mevr. J.J.; 1990; 2905 TW Capelle
a/d IJssel; Schermerhoek 504; tel. 010-

Inleiding in de diergeneeskundige begeleiding
van melkveebedrijven

(/■ 1.650,-)

19,20 en 21 april 1993 (93/53)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Patiëntendemonstralie gezelschapsdieren

(/■IOC.-)

28 april 1993 (93/35)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/•800,-)

6 en 7 mei 1993 (93/48)
Deze cursus is volgeboekt.

Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

De benauwde patiënt

(/•325,-)

7 mei 1993 (93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530.-)

12 mei 1993(93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren

C/\'650,-)

15 mei 1993 (93/34)

Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(ƒ435,-)

26 mei 1993(93/42)

Veterinaire Apotheek I Gemengde Praktijk
(ƒ1.100,-)

2, 3 en 4 juni 1993 (93/47)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Praktische Röntgenologie Gezelschapsdieren

(f525-)

5 juni 1993 (93/21)

4508035 privé, 020-5908327 bur.; Registra-
tion Officer Animal Health, Hoechst Holland
N.V.

355 Schurer, Mevr. A.S.; 1988; Wigan, Unes
WN5 9JN (Engeland); 76 Billinge Road,
Pemberton; tel. 09-44-942-621147 privé,
716640 prakt.; p., medew. bij S.A. & L.R.
Jones.

317 \'Szoboszlai, Z.A.; 1992; 1398 CX Muiden;
De Lange Gangh 20; tel. 02942-61279;
wnd.d.

318 Terbijhe, R.J.; 1972; 7206 HN Zutphen;
Braamkamp 289; tel. 05750-29823 privé,
08360-26576 bur.; k.d. R.VV

330 \'Vollaers, H.M.M.R.; 1989; 3142 LK Maas-
sluis; Sparrendal 252; tel. 01899-28988
privé, 20696prakt.; p.

331 Vorderman, E.; 1985; 1774 AA Slootdorp;
Kon. Wilhelminaweg 25; tel. 02278-1692/
1757 privé, 1234 prakt.; p., geass. met G.E.
Knoop en J.A. Schoonhoven.

332 Vries, Ir. C.J. de; 1992; 8600 CA Sneek;
Postbus 2005; tel. 01892-19322 privé,
01736-92545 prakt.; p., medew. bij M.P
Hogendoorn.

336 Werff, Y.D. van der; 1972; 8071 TJ Nun-
speet; Molenweg 59; tel. 03412-51628 privé,
52353 prakt.; fax 03412-54385; p., geass.
met A.J. Brouwer, J.M.J. Frijlink en H.A.R.
Kok.

341 Wilmink, Mevr. J.M.; 1991; 7242 BC Lo-
chem; Dillenburg 76; tel. 05730-53315
privé, 030-531323 bur.; wet. medew. R.U.
(FD., vkgr. Algemene Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisd.).

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
voorjaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

1993

April

19 AUV-regiovergadering, West, Afrit De
Meern, 20.00 uur.

19, 20 en 21 PAO-D cursus: 93/53 inleiding
in de Diergeneeskundige Begeleiding van
Melkveebedrijven

20 Klinische Avond Dierenkliniek Emmel-
oord, hotel \'t Voorhuys, De Deel te Emmel-
oord. Aanvang 20.30 uur.

21 PAO-D cursus: 93/56 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

22 AUV-regiovergadering, Oost, Cantharel te
Ugchelen, 20.00 uur.

22 Ventileren... het gaat niet altijd voor de
wind, door dr. W. Kalkman. Dekmanage-
ment door dr. R. de Koning, Gezondheids-
dienst Gouda, aanvang 13.45 uur.

-ocr page 406-

24 Studiedag Werkgroep Veterinaire Aquacul-
tuur in Helmond. Bezoek aan paling- en
meervalbedrijven. Aanmelding en informa-
tie: A. Bogaerts, telefoon 04920-23882.

24 Refresher Course Medische Begeleiding
Wedstrijdduiven van 9.00 tot 13.00 uur.
Info en aanmelding: EVA Training Centre,
telefoon 03434-56566, bx 03434-57122.

26 AUV-regiovergadering, Zuid. Novotel
Eindhoven, 20.00 uur.

27 Thema-avond diagnostisch bloedonderzoek
veterinair laboratorium Nederland, Vis-
donkseweg 2a, Roosendaal. Aanvang 20.00
uur.

27— 30 First European Comparative Clinical
Pathology Conference (ECCP, 93), East
Midlands Conference Centre, Nottingham.

28 PAO-D cursus: 93/35 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

28 PAO-D cursus: 93/57 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten.

28 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

29 AUV-regiovergadering, Noord, Postiljon
Heerenveen, 20.00 uur.

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6 en 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor

Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

8 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: kantoor KNMvD te Utrecht, aan-
vang 13.30 uur. Zie p.

II Afdelingsvergadering afd. Zeeland, 15.00
uur. Hotel Ameville, Middelburg.

11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

13 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Noord-Nederland te Drachten, aanvang
13.30 uur. Zie p.

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

18 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

21 Symposium on Veterinary Specialization in
Europe (A meeting of specialists, European
specialist organizations and others interested
in Veterinary Specialization in Europe),
Luxembourg, Centre Europeen. Informa-
tion: European Association for Veterinary
Specialization, Am Kirchplatz 2, D-6588
Birkenfeld, Germany, phone (49)-6782-
2329.
(Meer informatie bij redactie Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde).

22 en 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-

nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis), interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

25 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

25 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

26 Algemene ledenvergadering AUV, congres-
centrum Papendal, Arnhem.

26— 28 25. Jahresversammlung der SVK in
Interlaken. Hauptthema: Onkologie.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven
Schieten voor dierenartsen te Biddinghui-
zen. De organisatie is in handen van Boeh-
ringer Ingelheim BV.

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

27 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor dierenartsen in Biddinghui-
zen. Organisator: Boehringer Ingelheim BV.

27— 29 24. Jahresversammlung der Schweize-
rischen Vereinigung ftir Kleintiermedizin in
Interlaken. Anmeldungen sind erbeten bis
zum 12. april an dr. Peter Bieri, Polieregasse
2, CH-3400 Burgdorf/Schweiz, tel. 034-
226633.
(Meer informatie: redactie Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde).

31-4-6 Congres Veterinair Historisch Ge-
nootschap (VHG).

Juni

I Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

2, 3 en 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

5 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Oost-Nederland te Deventer, aanvang
13.30 uur. Zie p.

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

10 Klinische avond De Wagenrek (4 sprekers),
Motel Westend, aanvang 20.00 uur.

10 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

12 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Zalencentrum \'De Adelaar\' te Box-
tel, aanvang 13.30 uur. Zie p.

17 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28 7th World Conference on Animal Produc-
tion, Edmonton, USA. Information: Uni-
versity of Alberta, Edmonton, Alberta T6G
2P5, phone (403) 492-3232.
(Meer informa-
tie bij redactie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde)

28— 2-7 World Congress Animal Production,
Edmonton, Canada.

Juli

2— 4 Second Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
(ECVS) at the Robinson College in Cam-
bridge, Great Britain. For more information:
Dr. Brigitte von Rechenberg, Secretary

ECVS, Winterthurstrasse 260,8057 Zürich,
Switzerland, tel. 41-1-2651456 (fax:
3130384).

Augustus

7- 11 Sixth International Congress Euro-
pean Association for Veterinary Pharmaco-
logy and Toxicology at the University of
Edinburgh. Information: Hamish Macan-
drew, UnivEd Technologies Ltd 16 Buc-
cleuch Place, Edinburgh, Scotland UK EH8
9LN, tel. 031-6503476 (fax: 6532)
(meer
informatie: redactie Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde).

27- 29 lOth Annual congress European So-
ciety of Veterinary Dermathology, Aalborg,
Denmark (ESVD 1993). Program chair-
man: dr. Kristian Pedersen, Aalborg Ani-
mal; Hospital, Frederikdstadvej 10, DK-
9200 Aalborg SV, Denmark
(Meer informa-
tie bij redactie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde).

September

7 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

7 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor co-assistenten (de zgn. Coass-
Cup) in Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim BV.

10- II 9th Scientific Meeting of the European
Embryo Transfer Association (AETE),
Lyon (inf J. A. H. van Lieshout, tel. 04905-
2444).

14 Ledenvergadering Afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant \'De Waever\' te
Heythuysen.

14 Afdelingsvergadering van de afdeling Zee-
land, 15.00 uur. Hotel Arneville, Middel-
burg.

14 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

15 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

22 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

1— 2 Jaarcongres KNMvD.
6— 9 Second International Congress of Or-
thopaedics in Ungulates in Vienna, clinic of
Orthopaedics in Ungulates, Veterinary Uni-
versity Vienna, Linke Bahngasse 11, A-

-ocr page 407-

1030 Vienna. Tel. 0222-71155-371 DW
(fax: 549 DW)
(Meer informatie: redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde).
9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
Congress-office: CPO Hanser GmbH,
Schaumburgalle 12, D-1000 Berlin 19. Tel.
(0)30-3053131 (fax: 3057391.
14 Najaarsdag Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD
24— 29 llth. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

November

13

15—

26

27

14

5-

7 The First Amsterdam Management
Course. Groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren i.s.m. PAO-D cursus 93/100.
Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen.
19 Nascholingscursus voor dierenartsen
op Curasao, georganiseerd door de Stich-
ting Curapoa Tropical.
Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD
Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, De Reehorst te Ede.

December

Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Groningen-Drenhe te
Zeegse.

14 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

14 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken. Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

1994

maart

2- 5 9th DVG Congress on Avian Diseases,
Auditorium of the Medizinische Tierklinik
of the Veterinary Faculty, Ludwig-Maximi-
lians-Universitaet, Muenchen, Koningin-
strasse 16, D-80539. Information: phone
(89)-31561970.

De Novad Coöperatie IdeM organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.G.-Dierge-
neeskunde op 13 april 1993 in de Reehorst te

Ede een symposium met betrekking tot infor-
matie over electronische berichtgeving. Dit
symposium is getiteM: \'Hoe en met wie commu-
niceert straks de dierenartsenpraktijk\'.

Dierenartsenpraktijk Ell, een gemengde praktijk in Midden-Limburg, zoekt op korte termijn een

DIERENARTS (m/v)

De werkzaamheden zullen liggen op het gebied van de algemene landbouwhuisdieren-praktijk. Enige
ervaring strekt tot aanbeveling. Schriftelijke sollicitaties gaarne binnen 14 dagen na verschijnen van
dit tijdschrift richten aan D.A.P. Ell, Hoogstraat 7, 6011 RX te Ell.

TE KOOP:

ALLE AANDELEN VAN EEN FINANCIEEL GEZOND HANDELSBEDRIJF
MET VEEL GROEIMOGELIJKHEDEN

Het handelsbedrijf is uitermate geschikt voor een jonge dynamische dierenarts of voor een maatschap
waarin een vader en een zoon participeren.

De overname van de aandelen zal in contanten plaats moeten vinden.

Geïnteresseerden kunnen schriftelijk contact opnemen met de heer R. Borghuis van BORDAN
CONSULTING B.V. te Rijssen.

ADRES: Borden Consulting B.V., Postbus 93. 7460 AB Rijssen

EVA REFRESHER COURSE

MEDISCHE BEGELEIDING
WEDSTRIJDDUIVEN

Y

begeleiding/ziekten/geneesmiddelen

ZATERDAG
24 april

9.00-13.00 uur

Plaats: Gezondheidsdienst
voor Pluimvee te Doorn

Maximaal 125 dierenartsen
Kosten: ƒ 150,- (excl. BTW)

Informatie en opgaven:

EVA Training Centre
Postbus 110, 3956 ZT Leersum
Tel. 03434-56566; fax 03434-57122

-ocr page 408-

B ^ Universiteit Utrecht

Dr Universiteit Utrecht is in drieailiali\'e eemv
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiénteerdr instelling ran uvlen-
schappelijk ondenvijs en onderzoek. De
14 faciliteiten, i S onderzofksinstitiiteu
«T 53 studierichtingen bieden sliidenteu
en medewerkers boeiende mogelijkheden
zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwali-
teit bepalen de aantrekkingskracht van
Utrecht. Wetenschappelijke traditie,
moderne technieken en op dc toekomst
gerichte programma \'s dragen daaraan
verder hij. Met hijna jyoeo sliidenten,
ruim 2-000 personeelsleden en een jaar-
omzet van yoo miljiten gulden vormt dr
universiteit de spil van het Keimisceiitnim
Utrecht. Ifiniiii deze positie in .Midden-
Nederland onderhoudt zij een gei\'iiriend
contactenpiilriHm met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoeksinstituten over
de gehele urreld.

Uw sollKitatie binnen 14 dagen, tenzig anders ver-
meld. TKhten aan de genoemde personeelsdienst
Vergeet u niet hel vacaturenummer te vermelden
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd
zijn als mannen Bij voltijdse functie is invulling ïn
deeltijd bespreekbaar. Er is een regeling voor fleicibel
zwangerschaps- en ouderschapsverlof en een tieperk-
te mogelijkheid tot kinderopvang

Faculteit Diergeneeskunde

De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt in
Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiën-
tenzorg en is geaccrediteerd door de American Veterinary Medical
Association

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts-assistent

U gaat werken bij de vakgroep Radiologie.

Uw taken bestaan uit onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg betreffende
de diagnostische beeldvorming (röntgenologie, echografie) bij grote huisdie-
ren en gezelschapsdieren. In dit verband zult u worden opgeleid tot specialist
veterinaire radiologie conform het door de Koninklijke Nederlandst
Maatschappij voor Diergeneeskunde erkende opleidingsprofiel.
Wij vragen iemand met een voltooide dierenartsopleiding en speciale
belangstelling voor diagnostische beeldvorming U bent bereid en in staat te
functioneren in teamverband en samen te werken met ancJere vakgebieden.
Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor de duur van maximaal
4 jaar De omvang van de functie is 100% Indiensttreding vindt zo spoedig
mogelijk plaats Afhankelijk van aanleg, inzet en specifieke belangstelling
t a V radi0di.iq\'\'0stisch en/of echografisch onderzoek bij grote huisdieren of
gezelschapsdieren .jestaat de mogelijkheid tot doorstroming naar een op ter-
mijn vrijkomende functie van universitair docent Uw salaris bedraagt maxi
maal f 58S4, (schaal 10 BBRA) bruto per maand

Heeft u belangstelling? Dan kunt u vcxjr meer inlichtingen contact opne-
men met prof dr K J Dik, telefoon (030) 53 1258 of 53 1264
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de afdeling Personeel &

Organisatie van de faculteit Diergeneeskunde. ____

t a V de heer R Bouwmeester. Yalelaan 1.
de Uithof. 3584 CL Utrecht
Vacaturenummer 70317

Medico Fiscaal B.V.

Belastingadviesbureau voor Medici

* Alle belastingzaken

* A(dm. (dienstverlening/salaris acdministratie/jaarstukken

* Acdviezen vermogensbeheer/ vererving

* Praktijkover(drachten

Beukenlaan 26, 6862 HV Oosterbeek, Tel. 085-338251

-ocr page 409-

Debantic

• Nu ook een officiële toelating voor bevestiging aan het
I en R Oormerk.

• Bestrijdt vliegen gedurende het hele seizoen.

• Bedrijfszeker: geen "halsbreuk".

• Economisch verantwoorde bescherming.

• Met de leR Strip gemakkelijk aan het I en R merk te
bevestigen.

• Slechts één behandeling voor het hele seizoen.

• Zie gebruiksaanwijzing.

CYANAMID

<7:

(D
PT

Etten-Leur-Telefoon 01608-87805

ANIMAL HEALTH

Lid van de Fidin

Debantic® : Geregistreerd Handelsmerk Fermenta Animal Health

O
&)

O

@

O
p

(D

(D

ts
»

-ocr page 410-

Bl-produkten
voor paarden:

Buscopan
Buscopan Comp.
Equitop forte
Finalgon
Hylartil vet.
Praxavei

Sputolysin
Ventipulmin
Ventipulmin TMPS
Voreen
Voreen depot
Ventigraph

Ki

SEDIVET

STANDBEELD VOOR EEN
STANDVASTIG SEDATIVUM?

Bij de meeste Sedativa wordt de knop
net iets te ver ingedrukt Gevolg: hangend
hoofd, aanleunen en mogelijk door de
benen zakken. En dan kan het gemak
van een sedatiemiddel behoorlijk onge-
makkelijk worden...

Vandaar SEDIVET. Nieuw
van Boehringer Ingelheim.
Uitgebreid getest, ook in
Nederiand. De resultaten
spreken boekdelen. Met
SEDIVET blijven paarden
veel standvastiger, terwijl
de ataxie beduidend gerin-
ger is. Het hoofd blijft
beter geheven en de
bijwerkingen zijn gering.

SEDIVET. Bij allerhande karweitjes,
maar ook bij algehele anaesthesie.

Sedivet kan zonder bezwaar toegepast
worden bij diverse behandelingen, waar-
bij sedatie gewenst is. Maar ook als pre-
medicatie bij algehele narcose is Sedivet
ideaal, omdat het excitatie ook bij de
recovery voorkomt. Het paard staat dus\'
meestal rustig in één keer op.

SEDIVET geeft het beste stand-beeld.
Maar een standbeeld is overdreven...

Van alle Sedativa geeft SEDIVET de
grootste standvastigheid en meer veilig-
heid. Met de geringe bijwerkingen zijn
de voordelen beduidend. Maar een
wondermiddel is ook SEDIVET niet:
Gevoeligheid bij aanraking van de achter-
hand en onverM/achte alerte fases kunnen
óók bij SEDIVET voorkomen. Maar
SEDIVET verdient uw voorkeur vanwege
de extra voordelen. En is bovendien
voordeliger.

SEDIVET.®Standvastig Sedativum voor paarden.

Werkzame stof: Romifidine, behorend
tot de alpha-2-sympathicomimetica.

SEDIVET is 3 jaar houdbaar en
geregistreerd onder nr. REG NL 7237.

Boehringer
^^ Ingelheim

SEDIVET

-ocr page 411-

oc /

1 MEI 1993

DEEL 118, AFLEVERING 9
ISSN 0040-7453

"bibuowl-I^ UER

RIJKSUNIVERSIÏEIT
UTRECHT

Milieu

/

Levenscyclus Toxocara canis

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

-ocr page 412-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

Kén dosis Terramycin*/LA
geeft hetere resuhaten dan een
(hii)bele dosis (20 nip;/kg) gewone
oxytetracycline 10% injectie. Dit
is tle uitkomst van een onderzoek.

In dit onderzoek hehhen we
kalveren eerst met oxytetracycline
geïnjecteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytica. Kn dan blijkt zon-
neklaar dat Terramycin*/LA de

(J^

Animal Health

klinische symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan de dub-
bele dosis oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de l»estrij<ling
van Pasteurella haemolytica hij
kalveren. Maar het is ook op
(lezelf<le manier aangetoond hij de
bestrijding van pleiiropneumonie
bij varkens.

Eén dosis Terramyciii*/LA ver-
mindert (Ie klinische symptomen
aanzienlijk. En dat konden we na
toediening van een dul)l>ele dosis

oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen hel
eerder gedane farinacokinetische
onderzoek: hetere seruniconcen-
traties na 36 uur, betere halfwaar-
detijd en hetere biologische be-
schikbaarheid.

Wilt u dus ile beste resultaten
kies dan voor Terramycin*/LA.

TeriamycinyiA

Klinische proeven
zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 37, 2900 .U Capelle a/d IJssel, tel. 010 - 406 42 00

-ocr page 413-

Oe

■4

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

□EEL 118, AFLEVERING 9. 1 MEI 1993

JJJUIIH

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Snelle aantoning van antimicrobiële residuen in slachtdieren door middel van ATP-bepaling;
F. K. Slekelenburg 293

KLINISCHE LESSEN

Anorexie bij een pony met de ziekte van Cushing; J. H. van der Kolk. C. J. van Hoorn,
£ van Garderen en A. J. M. van den Belt

VOOR DE PRAKTIJK

Een infectie met Salmonella typhimurium op een vleeskalverbedrijf met gevolgen;
J. C. Bosch en £. G. Hartman

301

300
302

VRAAG EN ANTWOORD

Vaccin tegen IBR; C Terpstra
Vlees met strychnine; L M. Overduin

WETENSCHAP

298

Toxocare species, ongenode gasten
(zie pagina 304)

Bij de voorplaat

MEDEDELINGEN VHI

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Registratie diergeneesmiddelen: orde of chaos; IV Sybesma
Museum beschikt over apotheekbestand
25-Jarig jubileum BRR-TUP

Amerikaanse vleeskeuring wetenschappelijk opgekrikt
18 Miljoen voor biotechnologie
AAHA Award voor professor Gajentaan
Intervet stelt studentenprijs in

Blaasjesziekte aangepakt door diergeneeskundig Nederland
Aandacht voor ontwikkelings-samenwerking
Benoemingen

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

VRAAG EN ANTWOORD

Nederland IBR-vrij; G. M. Zimmer

Castreren van katers; L J. Hellebrekers en N. Reens

ACTUA

304

308

309
309

309

310
310

310

311

311

312

312

314
314

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

Wetenschappelijke lezing

\'Beademing- en Anesthesiebewaking bij gezelschapsdieren\'

\'Beademing «Capnografie »Saturatiemeting »E.G-G. registratie en andere bewakingsmogelijkheden

Donderdag 13 mei 1993

Plaats: AnimedA/irbac, Hermesweg 15, Barneveld. Aanvang: 20.00 uur.

Alleen voor dierenartsen. Inschrijven noodzakelijk i.v.m. zaalcapaciteit: 03420-92544

animed

instrumentarium

7

-ocr page 414-

COLOFON

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Mw. dr. I. van der Gaag

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Rorida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Stons. Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia. U.S.A.)

Dr. M. F de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van I^testijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P A. M. van Mien (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Ulysud)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Pedersen (Davis. California. U S A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent. België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof. dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schat (Ithaca, New York. U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. R F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus I403I, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 II/fkx030-5l 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenaitsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V, Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304.
fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V, Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

(vervolg omslag)

KNMVD

IN MEMORIAM
MAATSCHAPPIJNIEUWS

Kadervorming vrouwelijke dierenartsen

Stafmedewerker publiciteit

Greep uit programma Jaarcongres 1993

Standpunt met betrekking tot dierenartsenpraktijk gecombineerd met dierenwinkel
Nota draagt bij tot beeldvorming

PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

ORIGINAL PAPERS

Rapid detection of antimicrobial residues in slaughter animals by ATP assay;

F. K. Stekelenburg 293

CLINICAL PAPERS

Anorexia in a pony with Cushing\'s disease; J. H. van der Kolk, C. J. van Hoom,

E. van Garderen. and A.J. M. van Belt 298

THE VETERINARY SCENE

The consequences of an outbreak of Salmonella typhimurium on a veal calf;

J. C. Bosch, and E. G. Hartman 301

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dil tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt, d m v. druk. microfilm of zonder schriftelijk

toestemming van de Redacteur

INHOUD

VRAAG EN ANTWOORD

Voedselallergie bij de Westie; M. W. Vroom
Zeer zwaar afgekalfde vaars; G. Schuijt

REFERATEN
BOEKBESPREKINGEN
NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE

Prof dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Gififel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

315

316

317
319
321

322

322

323
323

323

324

324

325
325

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

-ocr page 415-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

\' r

De vaccins die u nodig heeft
om ze te bestrijden

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Op basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 416-

GEEN STUKJE

BLUFT
ONBEHANDELD!

Coopertix houdt rundvee vliegenvrij.

Cloopcrtix pour-on (2% cyhalothrin) biedt rund-
vee een uitstekende bescherming tegen vliegen.
Een (\'oopertix-behandeling vermindert het aantal
irriterende insekten «p de huid van het dier met

meer dan 95%.

Coopertix komt overal
door de
speciale
olie-
oplossing.

Bfhatidelen
met (loopcrtix
is dank/.ij de
pour-on
methode erg
eenvoudig. Een kleine hoeveel- \'V/^

heid C\'-oopertix (10 ml) op de rug
van de koe uitgieten tussen de schouderbladen is
alles wat u hoeft te doen.

Dankzij de unieke olie-oplossing verdeelt
C\'oopertix zich snel en grondig over de gehele
huid van de koe, zonder te irriteren. Cieen stukje
wordt hierbij overgeslagen, zodat Coopertix over-
al zijn werk kan doen.

Zonder
vliegen de
zomer door.

Ciedurende het
weideseizoen
beschermt
C.oopertix vier
tot zes weken
lang optimaal
tegen vliegen.
Afliankelijk van
de vliegendruk
zijn twee of drie
behandelingen per koe dus voldoende voor een
zomer zonder vliegen.

de vliegenbestrijder di^meer bereikt.

(Ï^pitincm-Mbore Pitman-Moore Nederland BV, Emrikweg 11, 2031 B I Haarlem. Telefoon 02.S-319536.

-ocr page 417-

« a VI

■UK

SNELLE AANTONING VAN ANTIMICROBIËLE
RESIDUEN IN SLACHTDIEREN DOOR MIDDEL
VAN ATP-BEPALING

Tijdschr Diergeneeskd 118; 9: 293-7

F.K. Stekelenburg

SAMENVATTING

Vanwege de wenselijkheid slachtdieren verdacht van antimi-
crobiële residuen in een zo vroeg mogelijk stadium te
selecteren werd een snelle antibiotica- test op basis van
ATP/bioluminescentie ontwikkeld. Verschillende aspecten
die van invloed zijn op de bepaling werden bestudeerd. Voor
een groot aantal praktijkmonsters kwamen de resultaten van
de ontwikkelde test goed overeen met de op basis van de
nieuwe Nederlandse niertest (NNNT) gevonden remzones.
De ATP/antibiotica-test biedt de mogelijkheid om de aan-
wezigheid van een breed scala aan antibiotica in nierbekken-
vloeistof aan te tonen binnen 3,5 tot 4 uur na ontvangst van
de nier. Het detectieniveau is vergelijkbaar met dat van de
NNNT.

INLEIDING

Voor het aantonen van antimicrobieel werkzame stoffen bij de
keuring van slachtdieren wordt algemeen gebruik gemaakt van
agardiffusiemethoden. Een standaard voor deze techniek is de
zogenaamde EG 4-platentest (1). In Nederland werd aanvanke-
lijk echter de eenvoudigere Nederlandse niertest (NNT) toege-
past (12). Per 1 april 1988 is de nieuwe Nederlandse niertest
(NNNT) wettelijk van kracht geworden (7). Deze variant op de
NNT is even gevoelig of zelfs gevoeliger dan de EG 4-platentest.
Momenteel wordt ingevolge de Vleeskeuringswet inzake het
onderzoek van dieren en vlees op aanwezigheid van residuen 0,5 %
van de klinisch gezonde slachtdieren steekproefsgewijs onder-
zocht op aanwezigheid van antimicrobieel werkzame stoffen.
Dit betekent dat jaarlijks circa 100.000 klinisch gezonde
slachtdieren worden onderzocht. Daarnaast worden circa
200.000 antibioticabepalingen uitgevoerd bij slachtdieren die
bacteriologisch worden onderzocht, alsmede bij verdachte
slachtdieren.

De resultaten van agardiffusiemethoden kunnen over het
algemeen pas na 13 tot 18 uur worden afgelezen. Om verdachte
slachtdieren sneller te kunnen selecteren dient de uitslag van het
onderzoek binnen kortere tijd beschikbaar te zijn. Tevens vragen
de op dit moment in de belangstelling staande \'kwaliteitsvlees-
programma\'s\' om een snelle intensievere controle op de
afwezigheid van antibiotica.

In de literatuur zijn inmiddels verschillende snelle testsystemen
beschreven, zoals de BR AS-test en de Urotest AB (2). Hoewel
met deze methoden in urine goede resultaten worden verkregen,
zijn ze minder geschikt voor toepassing op nieren en vlees. Ook
de snelle Delvotest SP, Lacarte-test en Cite-test bieden op dit
moment niet voor alle antibiotica een betrouwbaar alternatief

\' TfJO Voeding. Afdeling Nederlands Centrum mor Vleesiechnologie. Postbus 360. 3700
AJ Zeist

TtJ OSCH RIFT VOOR DiERCiF. NEESKUNDF. . DeEI. 118. A F IE VERING 9 199.1

(8,13). Een andere mogelijkheid is het aantonen van antibiotica
met behulp van impedantiemetingen (11). Met deze methodiek
is het mogelijk om grote aantallen monsters binnen 4 ä 5 uur te
screenen op de aan- of afwezigheid van bacterieremmende
stoffen. De methodiek vergt echter een nogal hoge investering.
In een aantal publikaties wordt als zeer snelle methode voor het
bepalen van antibiotica de ATP/bioluminescentietechniek naar
voren gebracht (3,4,5,6,15,17). Meestal gaat het om medische
toepassingen, maar ook is gepubliceerd over antibioticabepaling
in melk (10,16).

Het intracellulaire ATP-gehalte geeft een betrouwbare indicatie
voor de ontwikkelingfase waarin een bacteriecultuur zich
bevindt. Het principe van de test berust op het feit dat het ATP-
gehalte van een testcultuur in aanwezigheid van antimicrobieel
werkzame stoffen na verloop van tijd meetbaar zal achterblijven
ten opzichte van het ATP-gehalte in een controle-testcultuur.
Door middel van de bioluminescentie-reactie kan het uit de
bacteriecellen geëxtraheerde ATP op een eenvoudige en snelle
manier worden bepaald. De geringe hoeveelheid licht die
vrijkomt bij de reactie tussen ATP en luciferine/luciferase is
onder gelijkblijvende testomstandigheden proportioneel voor
het ATP-gehalte van de bacteriecultuur (14). Uit een verken-
nend onderzoek, met enkele voor veterinaire doeleinden gebrui-
kelijke antibiotica-standaardoplossingen, bleek dat het met
behulp van de ATP-methode in principe mogelijk is antibiotica
binnen 2 è 3 uur aan te tonen. Op basis van deze resultaten werd
een (door het Produktschap voor Vee en Vlees gefinancierd)
onderzoek gestart naar de ontwikkeling van een snelle antibioti-
catest op basis van ATP/bioluminescentie voor onderzoek van
nierbekkenvloeistof.

MATERIAAL EN METHODEN
Testorganisme

Analoog aan de NNNT werd gebruik gemaakt van een
commercieel verkrijgbare
Bacillus subtilis BGA sporensuspen-
sie (Merck, art. 10649) bevattende circa 10\' sporen per ml.
Media

Bij het onderzoek werd gebruik gemaakt van verschillende
bouillons, waaronder Nutrient Bouillon nr. 2 (NB, Oxoid
CM67), Standard II Nutrient Bouillon (SNB, Merck art. 7884),
Brain Heart Infusion bouillon (BHI, Oxoid CM375) en Iso-
Sensitest Bouillon (ISB, Oxoid CM473). Voor de ATP/
antibiotica-test werd evenals voor de NNNT gebruik gemaakt
van Standard II Nutrient Agar (SNA, Merck art. 7883)
aangevuld met glucose, NaCl en een fosfaatbuffer zoals beschre-
ven door Nouws
et al. (7).

Trimethoprim (TMP, Sigma), een stof die de werking van vooral
sulfonamiden versterkt, werd toegevoegd in een concentratie
van 0,20 of 0,12
ng/m\\ agarmedium bij respectievelijk de ATP/
antibiotica-test en de NNNT. Bij de NNNT is het gebruikelijk
achteraf nog 25 n\\ van een TMP-oplossing, bevattende 2 Hg
TMP per ml 10 % NaCl-oplossing, op de te onderzoeken
papierschijQes te brengen.

293

-ocr page 418-

In vcx)rkomende gevallen werden de sporen voorgekiemd in
SNB aangevuld met glucose, NaCl en de fosfaatbuflfer zoals bij
de SNA, maar zonder toevoeging van TMP.

A ntibiotica-standaards

De werking van het testsysteem werd per experiment beoor-
deeld met behulp van een drietal standaardcontroleschijQes
(RIKILT, Wageningen) bevattende respectievelijk 2 fxg tylosine,
0,5 txg sulfadimidine en 2 fxg oxytetracycline. De gevoeligheid
van de ATP/antibiotica-test werd bepaald met behulp van
verdunningsreeksen van penicilline, ampicilline, chlooramfeni-
col, oxytetracycline, doxycycline, neomycine, kanamycine,
dihydrostreptomycine, gentamycine, spiramycine, tylosine, ery-
thromycine, sulfadiazine, sulfadimethoxine, sulfadoxine, sulfa-
dimidine,
Sulfamethoxazol en dapson. Van elke verdunning
werd telkens 80 op een papierschijQe gebracht.

Nierbekken vloeistof

Nierbekkenvloeistofschijfjes afkomstig van zowel antibiotica-
positieve als antibiotica-negatieve slachtdieren werden ter be-
schikking gesteld door een RVV-kringlaboratorium.
De invloed van nierbekkenvloeistof op de bepaling van
Sulfonamiden werd onderzocht door telkens 20 /ui van verdun-
ningen van verschillende
Sulfonamiden op als antibiotica-
negatief beoordeelde nierbekkenvloeistofschijQes te brengen.

ATP-bepaling

De ATP-bepalingen werden uitgevoerd met een Biocounter
M2500 van Lumac B.V., Landgraaf. Intracellulair ATP werd
geëxtraheerd met behulp van NRB-reagens (Lumac). Na
toevoeging van luciferine/luciferase-reagens (Lumit-PM, Lu-
mac) werd de vrijkomende hoeveelheid licht bepaald in
relatieve lichteenheden (RLU), als maat voor de aanwezige
hoeveelheid ATP.

Werkwijze

Na vaststelling van de testomstandigheden in bouillon werd
overgeschakeld op een agar-overlaysysteem. De te onderzoeken
schijfjes met nierbekkenvloeistof, schijfjes met antibioticaver-
dunningen, standaardcontroleschijQes of blanco papierschijQes
werden in cuvetten van 24-cuvets weefselkweekplaten (Falcon,
art. 003047) gebracht. Vervolgens werden de schijfjes bedekt
met 350 jul SNA, waarbij een correct ingestelde pH van het
medium op 7,0 uitermate belangrijk is in verband met de
gevoeligheid. Na stolling werd op de agar 150 /il 1:10 in water
verdunde testcultuur gepipetteerd. In geval van voorgekiemde
sporen werd verdund in SNB tot een initiële waarde van circa
1000 RLU. Na bebroeding werd in 50 nl testcultuur uit elke
cuvet het ATP-gehalte bepaald.

RESULTATEN EN BESPREKING

Media, initieel sporenaantal en bebroedingstemperatuur
Ter optimalisering van de testomstandigheden werd het ATP-v
erloop tijdens incubatie van
B. jMZ>//to-sporen in bouillon onder
verschillende omstandigheden gevolgd. De maximale lichtop-
brengst bleek merkbaar te worden beïnvloed door het toegepa-
ste medium. Dit is enerzijds een gevolg van een verschil in
ontkiemingssnelheid van de sporen en anderzijds van lichtab-
sorptie (\'quenching\') door kleurverschillen tussen de media.
Vooral Iso-Sensitest Bouillon was minder geschikt vanwege de
geringe toename van de RLU-waarden tijdens bebroeding van
de sporen. Brain Heart Infusion bouillon was niet acceptabel
vanwege de relatief hoge achtergrondwaarde, dat wil zeggen de
RLU-waarde van het medium zelf. De grootste lichtopbrengst

l«fl

■Mil

II I M

bebroedingstijd (h)

Figuur 2 Invloed van de bebroedingstemperatuur van B. subtilis sporen(10/
ml) in NB op de ATP toename in log RLU

werd verkregen bij gebruik van respectievelijk Nutriënt Bouil-
lon en Standard II Nutriënt Bouillon.
Uit figuur 1 blijkt dat voor een 100-voudige toename van het
ATP-gehalte binnen 3 uur ten minste een initieel sporenaantal
van 10 6 per ml bouillon noodzakelijk is. Kolonietellingen
wezen uit dat de ATP-toename in deze fase voor een belangrijk
deel het gevolg is van ontkieming en niet van deling c.q.
ontwikkeling van het testorganisme.

De ontkiemingssnelheid van B. 5Mftttfc-sporen is het grootst
tussen 40 ° en 46 °C, zoals blijkt uit de resultaten weergegeven in
figuur 2. Het verschil ten opzichte van bebroeding bij 37°C is
echter gering. Een duidelijke vertraging van de ontkieming
treedt op bij lagere bebroedingstemperaturen. Ten slotte kunnen
nog kleine verschillen optreden als gevolg van het meetvolume.
Experimenten waarin het meetvolume werd gevarieerd van 25
jul tot 200 toonden aan dat de grootste lichtopbrengst werd
verkregen bij een meetvolume van 50 jul.
Nierbekken vloeistof

De invloed van nierbekkenvloeistof op de ATP-toename van B.

bebroedingstijd (h) bij 37

D
_l
CC

O)
O

-ocr page 419-

subtilis werd bepaald door middel van experimenten met
papierschijfjes met nierbekkenvloeistof afkomstig van nieren
waarin de NNNT geen aanwezigheid van antibiotica aangaf. De
in nierbekkenvloeistof aanwezige bestanddelen, zoals bloed- en
andere somatische cellen, verstoorden echter de ATP- bepaling.
Troebeling, kleurverschillen en verhoogd somatisch ATP-
gehalte veroorzaakten een dermate grote spreiding in lichtop-
brengst dat een eventuele remming als gevolg van antibiotica
niet meer betrouwbaar zou zijn vast te stellen. Teneinde
genoemde storingen te elimineren werd overgeschakeld op een
agar- overlaysysteem. De achterliggende gedachte was dat met
behulp van agar de storende bestanddelen voor een belangrijk
deel in het medium worden gefixeerd. De 1:10 in water
verdunde sporensuspensie, waarin de ATP- bepalingen werden

controle

nierbekken-
vloeistof

somatisch
atp

0 12 3

Figuur 3 Somatisch ATP-gehalte en ATP-toename in log RLU van B. subtills-
sporen in aanwezigheid van nierbekkenvloeistof bij toepassing van het agar-
overlaysysteem tijdens bebroeding bij 40 "C

verricht, werd in dit geval aangebracht op het gestolde agarme-
dium. Mede om een snellere diffusie van antibiotica door de agar
te bewerkstelligen werd de bebroeding uitgevoerd bij 40 °C.
In figuur 3 is de invloed van nierbekkenvloeistof op de ATP-
toename van
B. subtilis bij gebruikmaking van het agar-
overlaysysteem weergegeven. De aangegeven waarden zijn
gemiddelden van een reeks experimenten (afhankelijk van het
tijdstip 20 tot 44 bepalingen). In aanwezigheid van nierbekken-
vloeistof werden consequent enigszins hogere RLU-waarden
gevonden dan bij de controlebepaling. De spreiding was echter
gering. Na 2,5 en 3 uur bebroeding bedroeg de standaardafwij-
king maximaal 0,1 log RLU. Het somatisch ATP-gehalte
afkomstig uit de nierbekkenvloeistof lag op het relatief lage
niveau van 2,5 log RLU met een standaardafwijking van 0,5 log
RLU. De in de bouillon optredende storende invloeden van
nierbekkenvloeistof werden derhalve door toepassing van het
agar- overlaysysteem in voldoende mate beperkt.

A ntibioticastandaards

De ontkieming van B. subtilis-sporen verloopt in meerdere

oc

lAffl

D

CC

O)
O

2
bij

O 1

bebroedingstijd

(h)

40 °C

Figuur 4 Invloed van enkele antibioticastandaards op de ATP-toename in log
RLU van B subtilis-sporen tijdens bebroeding bij 40 "O

fasen, zoals blijkt uit figuur 4. Na een aanvankelijke snelle ATP-
toename treedt tussen 1 en 2 uur enige stabilisatie op gevolgd
door weer een snellere toename van het ATP-gehalte. De
remming als gevolg van de aanwezigheid van tylosine en
oxytetracycline wordt pas na de stabilisatiefase waarneembaar.
Na 2,5 tot 3 uur zijn genoemde antibiotica met voldoende
zekerheid aantoonbaar. Sulfadimidine geeft echter binnen dit
tijdsbestek nagenoeg geen remming te zien. De remming van het
microbiële metabolisme, waarop het werkingsmechanisme van
sulfonamiden en TMP is gebaseerd (9), treedt blijkbaar pas op
nadat de ontkieming volledig heeft plaatsgevonden.
Nagegaan werd of de gevoeligheid van de ATP/antibiotica-test
kon worden verbeterd door het voorkiemen van de
B. subtilis-
sporen.
Om te kunnen beschikken over een gedurende enkele
uren stabiele testcultuur van voorgekiemde sporen werd onder-
zoek verricht naar een geschikte ontkiemingsprocedure. Na 20
uur voorkiemen bij 4 of 10°C werden microscopisch nog geen
vegetatieve cellen waargenomen. Bij 15 en 20°C was na 20 uur
de logaritmische fase bereikt, terwijl bij 37°C opnieuw sporule-
ring optrad. Tabel 1 laat zien dat in het ATP-testsysteem de
remming als gevolg van de aanwezigheid van sulfadimidine
afhankelijk is van de gevolgde voorkiemingsprocedure. Na
voorkieming gedurende 20 uur bij 15 of 20°C werd voldoende
remming ten opzichte van de controle verkregen. In het vervolg
werd een ontkiemingsprocedure toegepast van minimaal 20 tot
maximaal 24 uur bij 15°C.

Gevoeligheid van de ATP/antibiotica-test
De gevoeligheid van de ATP/antibiotica-test ten opzichte van
de NNNT werd bepaald voor een breed scala aan antibiotica
(tabel 2). Als detectielimiet voor de NNNT werd een remzone
rond het papierschijfje aangehouden van 1 mm of groter (dus
totaal ^ 15 mm). De ATP/antibiotica-test werd als positief
beschouwd wanneer de remming in RLU ten opzichte van de

Tabel 1 Invloed van voorkiemen van B. subW/s-sporen op de remming door sulfadimidine in het ATP-testsysteem na 3 uur bebroeden bi| 40°C.

Voorkieming bij:

ATP-gehalte controle
(log RLU)

Remming door 6.25 Mg/ml sulfadimidine (log RLU)

16 uur

20 uur

16 uur

20 uur

15 °C

4.9

5,1

0,5

0,7

20 °C

5.2

5,2

0.7

0,7

25 °C

4,8

5,0

0,2

0,3

37 °C

3.8

n.b.

0,0

n.b.

n.h. - niel bepaald

TiJDSCHRIIT voor DlERCiKNE ESKUN[5F. , DeEL

Aflevering

295

i 8

-ocr page 420-

kl I ft

1 ■ fl

Tabel 2. Gevoeligheid van de ATP/antibiotica-test ten opzichte van de NNNT

Antibioticum

Detectielimiet in /ig of lU/ml water

NNNT

ATP/antibiotica-test

Penicilline

0,06

0,06

Ampicilline

0,16

0,08

Chlooramfenicol

32

4

Oxytetracycline

1,2

0,3

Doxycycline

0,6

0,15

Neomycine

10

10

Kanamycine

25

12,5

Dihydrostreptomycine

50

25

Gentamycine

5

5

Spiramycine

50

12,5

Tylosine

2

1

Erythromycine

2

1

Sulfadiazine

0,6

0,15

Sulfadimethoxine

0,15

0,15

Sulfadoxine

1,2

0,6

Sulfadimidine

1,6

1,6

Sulfamethoxazol

0,3

0,15

Dapson

0,6

0,3

controle groter was dan een factor 2 (0,3 log RLU). Ingeval van
sulfonamiden werd gebruik gemaakt van bij 15 °C voorge-
kiemde sporen. Voor de meeste antibiotica was de gevoeligheid
van de ATP/antibiotica-test vergelijkbaar met of beter dan die
van de NNNT. Overigens werden bij deze experimenten de door
Nouws
el al. (7) voor de NNNT opgegeven detectielimieten in
een aantal gevallen niet gehaald. Dit heeft mogelijk te maken
met batchverschillen tussen media of sporensuspensies.

Toepassing voor praktijkmonsters

De ATP/antibiotica-test werd vervolgens met behulp van een
groot aantal praktijkmonsters getoetst aan de NNNT. De ATP/
antibiotica-test werd uitgevoerd met de B. ™Z>//7«-testcultuur
zowel in gesporuleerde als in voorgekiemde vorm. Vanwege het
geringe aantal positieve monsters dat dagelijks bij de RVV ter
beschikking komt, werden over een langere periode verzamelde,
ingevroren bewaarde nierbekkenvloeistofschijfjes gebruikt. De
resultaten werden vergeleken met de door de RVV volgens de
NNNT bepaalde remzones. Een overzicht van de resultaten
wordt gegeven in tabel 3. De NNNT wordt in de praktijk als
positief beschouwd wanneer een remzone ontstaat van 23 mm
of groter en als negatief bij remzones kleiner dan 15 mm.
Hoewel remzones tussen 15 en 23 mm eveneens duiden op de
aanwezigheid van antimicrobiële residuen worden deze door de
RVV, in verband met de onzekerheid van bevestiging bij
heronderzoek, ook als negatief gekwalificeerd. Wel wordt in
deze gevallen altijd een chlooramfenicoltest uitgevoerd. De
ATP/antibiotica-test werd als positief ( ) beschouwd als de
remming ten opzichte van de controle ten minste een factor 3
(0,5 log RLU) bedroeg. De resultaten van de ATP/antibiotica-
test komen, zoals blijkt uit tabel 3, goed overeen met de op basis
van de NNNT gevonden remzones. Bij remzones kleiner dan 15
mm werd met de ATP/antibiotica-test slechts in een enkel geval
een positieve uitkomst gevonden. Bij één monster, waarbij dit
zowel met de sporen als met de voorgekiemde sporen het geval
was, kan de vraag gesteld worden of het resultaat van de NNNT
wel juist was. Bij remzones groter dan 23 mm was met de ATP/
antibiotica-test in praktisch alle gevallen antimicrobiële werking
aantoonbaar. Heronderzoek van de 3 bij deze test gevonden
\'vals-negatieve monsters\' met behulp van de NNNT leverde
slechts in één geval een positief resultaat op. Bij nader onderzoek
met behulp van HPLC kon in de betreffende nier sulfadoxine
worden aangetoond. Voor monsters waarbij remzones tussen 15
en 23 mm waren gevonden, werden met de ATP-techniek
wisselende resultaten gevonden. Ook met de NNNT kunnen

Tabel 3. Vergeliiking van de resultaten van de NNNT en de ATP/antibiotica-test voor 210 nierbekkenvloeistofschi|f|es afkomstig van een RVV
kringlaboratorium

NNNT

ATP/antibiotica-test

Remzones

Sporen

Voorgekiemde sporen

in mm

Aantal

-1-

_

Aantal

-1-

-

monsters

monsters

< 15

106

1

105

106

2

104

15-23

3

2

1

26

15

11

>23

84

81

3

84

81

3

Tabel 4. Invloed van nierbekkenvloeistof op de detecteerbaarheid van Sulfonamiden

Nierbekkenvloeistof-

Aantal

ATP/antibiotica-test

schijfjes waaraan

monsters

toegevoegd:

Sporen

Voorgekiemde sporen

.

-1-

.

Sulfadimidine

0,125 /jg/schijfje

5

2

3

1

4

0,25 Aig/schijQe

23

17

6

19

4

0,5 /ig/schijQe

23

17

6

17

6

Sulfadimethoxine

0,1 Mg/schijfje

5

3

2

5

0

0,2 /ig/schijQe

23

18

5

22

1

0,4 >xg/schijfje

23

18

5

18

5

-ocr page 421-

monsters met remzones kleiner dan 23 mm bij heronderzoek
niet altijd bevestigd worden. Opvallend is dat er vrijwel geen
verschil werd waargenomen tussen de uitkomsten verkregen
met sporen en die met voorgekiemde sporen.

Sulfonamiden en nierbekkenvloeistof
Aanvullende experimenten werden uitgevoerd om de invloed
van de nierbekkenvloeistof op de aantoonbaarheid van sulfona-
miden vast te stellen. In tabel 4 zijn de resultaten vermeld van
enkele experimenten waarbij sulfonamide-verdunningen in
aantoonbare concentraties waren toegevoegd aan als negatief
beoordeelde nierbekkenvloeistofschijQes. In aanwezigheid van
nierbekkenvloeistof werden de toegevoegde sulfonamiden vaak
wel, maar soms ook niet met de ATP/antibiotica-test aange-
toond. Omdat dit verschijnsel zich voordoet ongeacht de
aanwezige concentratie lijkt de samenstelling van de nierbek-
kenvloeistof van grote invloed op de detecteerbaarheid van
sulfonamiden. Gezien de geringe verschillen tussen de resultaten
van de ATP/antibiotica-test met sporen en die met voorge-
kiemde sporen kan de aanwezigheid van nierbekkenvloeistof
ook een positieve invloed hebben. Mogelijk gaat er van
nierbekkenvloeistof een stimulerende werking uit op de ontkie-
ming van de sporen, waardoor bij de ATP/antibiotica-test
remming als gevolg van sulfonamiden eerder waarneembaar is
dan zonder nierbekkenvloeistof. Dit zou tevens een verklaring
kunnen zijn voor de bij de praktijkmonsters gevonden geringe
verschillen tussen de testen met sporen en de testen met
voorgekiemde sporen. Experimenten toonden aan dat een
concentratie van 0,25 /ngs ulfadimidine in 65% van de onder-
zochte nierbekkenvloeistof schijQes (n= 78) met de ATP/
antibiotica-test zonder voorkiemen van sporen wordt aange-
toond. Bij een concentratie van 0,5 /ug sulfadimidine per schijfje
was dit zelfs bij 91% van de schijfjes (n= 78) het geval. De
gemiddelde diameters van de met de NNNT gevonden remzo-
nes waren bij deze sulfadimidine-hoeveelheden respectievelijk
20 en 22 mm tegenover 24 en 26 mm wanneer geen
nierbekkenvloeistof aanwezig was. Op basis van deze resultaten
ziet het ernaar uit dat de gevoeligheid van de ATP/antibiotica-
test voor sulfonamiden in de praktijk ook zonder voorkiemen
van de sporen vergelijkbaar zal zijn met die van de NNNT. Dit
zal echter door aanvullend praktijkonderzoek moeten worden
bevestigd.

PRAKTISCHE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN
Met behulp van de ontwikkelde ATP/antibiotica-test is het
mogelijk om de aanwezigheid van een breed scala aan antibio-
tica in nierbekkenvloeistof aan te tonen binnen 3,5 tot 4 uur na
ontvangst van de nier. Het detectieniveau is vergelijkbaar met
dat van de nieuwe Nederlandse niertest (NNNT).
De ATP/antibiotica-test biedt mogelijkheden om grote aantal-
len slachtdieren op een eenvoudige wijze instrumenteel te
screenen op de aanwezigheid van antimicrobiële residuen en
zou bij de RVV kunnen worden ingezet ter vervanging van de
NNNT. Daarnaast is de ATP/antibiotica-test, vanwege de snelle
beschikbaarheid van resultaten, in het bijzonder geschikt voor
toepassing in slachterijen. Door de screening op antibiotica in
een zo vroeg mogelijk stadium van het slachtproces uit te
voeren, kan bijsturing nog in de slachterij plaatsvinden. De
praktische toepasbaarheid van de ATP/antibiotica-test zal,
mede vanuit kostenoverwegingen, afhankelijk zijn van de
mogelijkheden voor automatisering. Onderzoek naar dit aspect
is momenteel gaande.

SUMMARY

Rapid detection of antimicrobial residues in slaughter
animals by ATP assay

A rapid antibiotic test iviis developed, based on ATP/bioluminescence, to detect
antimicrobial residues in slaughter animals as early as possible. Several aspects
that influence the assay were studied For many samples of renal fluid the results
of the test agreed very well with the inhibition zones obtained with the new Dutch
agar diffusion test The ATP/antibiotic test offers the possibility of detecting a
wide range of antibiotics in renal fluid within 3.5 to 4 hours after receipt of the
kidney samples. The detection level is comparable to that of existing agar
diffusion tests.

LITERATUUR

1. Bogaerts R, and Wolf F. A standardized method for the detection of residues
of anti-bacterial substances in fresh meat. Reischwirtschaft 1980; 60:672-5

2. Ellinghaus U. Improved Quick-test-systems for detecting drug residues in
the urine of fattening pigs. In: Proc. Euro Residue Conference, 1990; 166-70

3. Harber MJ, and Asscher AW. Bioluminescence assay for antibiotics and
vitamins. In: Proc Intern Symp on Anal Applic Biolum and Chemilum,
(Brussels, 1978), Eds. E. Schram and P.E. Stanley, State Print, and Publish.
Inc., Westlake Village, USA, 1979; 531-42

4. Höjer H. Nilsson LE, Anséhn S, and Thore A. Possible application of
luciferase assay of ATP to antibiotic susceptibility testing. In: Proc Intern
Symp on Anal Applic Biolum and Chemilum (Brussels, 1978), Eds. E.
Schram and PE. Stanley, State Print, and Publish. Inc., Westlake Village.
USA, 1979; 523-30

5. Limb Dl, Wheat PF, Hastings JGM, and Spencer RC. Antimicrobial
susceptibility testing
ot Mycoplasma hominis by ATP bioluminescence. In:
ATP Luminescence, rapid methods in microbiology, S.A.B. Technical series
26, Eds. RE. Stanley, B.J. McCarthy and R. Smither, Blackwell Scientific
Publications, Oxford, 1989; 221-7

6. Nilsson LE, and Anséhn S. Bioluminescent assay for studies of effects of
antimicrobial agents on bacteria and fungi. In: Bioluminescence and
chemiluminescence; new perspectives; Proc. IV Int. Biolum. and chemilum.
symp. (Freiburg, 1986), Eds. J. Scholmerich, R. Andreesen, A. Kapp, M.
Ernst and W.G. Woods, John Wiley & sons, Chichester, 1987; 491-4

7. Nouws, JFM, Broex NJG, Hartog JMP den, and Driessens F The new
Dutch kidney test. Arch. Lebensmittelhyg. 1988; 39: 133-56

8. Os JL van, Lameris SA, Doodewaard J, and Oostendorp JG. Diffusion test
for determination of antibiotic residues in milk. Neth Milk Dairy J 1975; 24:
16-34

9. Quesnel LB, and Russell AD. Introduction. In: Antibiotics: assessment of
antimicrobial activity and resistance, S.A.B.Tecnical series 18, Eds, L B.
Quesnel and A.D. Russell, Academic Press, London, 1983; 1-18

10. Quesneau R, Bigret M, and Luquet FM. Bioluminescence assay to detect
antibiotics and antiseptics in milk. In: Challenges to contemporary dairy
analytiacal techniques; Special Publication no 49 of The Royal Society of
Chemistry. London. 1984

11. Schoenmakers MJG, Blaauw LH, Engel HWB en Leusden FM van. Het
aantonen van antibiotica- en/of chemotherapeutica in slachtvarkens door
middel van capacitieve impedantiemeting met een Bactometer Ml20.
Tijdschr Diergeneeskd 1984; 113: 693-6

12. Schothorst M van en Peelen-Knol G. Detection and identification of some
antbiotics in slaughtered animals. Neth J Vet Sci 1970; 3: 85-93

13. Senyk GF, Davidson JH. Brown JM, Hallstead ER, and Sherbon JW.
Comparison of rapid tests used to detect antibiotic residues in milk. J Food
Prot 1990; 53: 158-64

14. Stanley PE. A review of bioluminescent ATP techniques in rapid
microbiology. J Biolum and Chemilum. 1989; 4: 375-80

15. Weiss R und Kraus H. Resistenzprüfung von Bakterien mittels der Firefly-
Biolumineszenz; Ein Schnelltest. Zbl Vet Med 1982; 29: 359-71

16. Westhoff DC, and Engler T. Detection of penicillin in milk by biolumines-
cence. J Milk Food Technol 1975; 38: 537-9

17. Wheat PF, Oxiey KM, Spencer RC, and Hastings JGM. Rapid antibiotic
susceptibility testing by ATP bioluminescence assayed with a new
luminometer. In: Bioluminescence and chemiluminescence; new perspecti-
ves; Proc. IV Int. Biolum. and chemilum. symp. (Freiburg, 1986), Eds. J.
Scholmerich. R. Andreesen, A. Kapp. M. Ernst and W.G. Woods, John
Wiley & sons, Chichester. 1987; 499-506

-ocr page 422-

SAMENVATTING

Een 18 jaar oude pony ruin werd vanwege koliek t.g.v.
meteorismus caeci doorgestuurd naar de Faculteit Dierge-
neeskunde. Het baarkleed was lang en krullend. Na medica-
menteuze behandeling kon de pony 3 dagen later weer naar
huis. De i.v.m. hirsutisme bepaalde ochtend plasmaglucose-
concentratie bedroeg 10,2 mmol.l-i. Naast een hoge basale
plasmacortisol-concentratie (180 nmol.l-i) was er een sterk
gestegen basale plasma ACTH-concentratie (> 960 pg.mll).
Een ACTH-stimulatie-test (0,25 mg ACTH,.24 IV) toonde
hyperreactiviteit van de bijnierschors aan, daar de plasma-
cortisolconcentratie steeg naar 771 nmol.l-\'. De ruin werd
365 dagen later opnieuw aangeboden wegens een sinds 2
dagen bestaande anorexie t.g.v. een mandibula-fractuur. De
ochtend plasmaglucose-concentratie bedroeg toen 11,9
mmol.l-i. Na euthanasie werd een mandibulafractuur vastge-
steld in combinatie met een pars intermedia adenoom van de
hypofyse.

INLEIOING

De ziekte van Cushing oftewel hyperadrenocorticisme komt bij
het paard voor, maar de herkenning ervan wordt soms
bemoeilijkt omdat opgetreden complicaties het beeld vertroebe-
len. De aandoening treedt vooral op bij oudere paarden.
Klinisch worden deze dieren vooral gekenmerkt door lang,
krullend haar en/of het onvermogen in het voorjaar de
wintervacht vlot en totaal te verliezen. De minimumleeftijd
bedraagt volgens de literatuur 7 jaar (10). Als prevalentie in een
paardenpraktijk in de Verenigde Staten van Amerika wordt een
percentage genoemd van 0,075 tot 0,15 (10). Eén der verschijn-
selen bij paarden met de ziekte van Cushing is overmatige eetlust
(15). In dit artikel wordt een pony beschreven met de ziekte van
Cushing in combinatie met anorexie.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Het betrof een 18 jaar oude gecastreerde Shetland pony, die
vanwege koliek werd aangeboden aan de Kliniek voor Inwen-
dige Ziekten der Grote Huisdieren. De koliek was een aantal
uren daarvoor voor het eerst opgemerkt.

KLINISCH ONOERZOEK

De ruin was bij aankomst in een goede voedingstoestand. Bij
algemeen onderzoek werd een regelmatige, costo-abdominale

\' Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren. Faculteit Diergenees-
kunde. Postbus 80152, 3S0S TD Utrecht
1 Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren, Faculteit
Diergeneeskunde. Postbus 80153. 3508 TD Utrecht

> Vakgroep Pathologie. Faculteit Diergeneeskunde. Postbus 80158, 3508 TD Utrecht

> Vakgroep Radiologie. Faculteit Diergeneeskunde. Postbus 80164, 3508 TD Utrecht

> Cortrosyn Organon Oss

\' Finddyne Mycofarm De Bilt
ademhaling gevonden met een frequentie van 52 per minuut. De
pols had een frequentie van 76 per minuut en was regelmatig,
krachtig en equaal. De rectale temperatuur bedroeg 36,8°C. De
extremiteiten waren wat koud. De turgor was goed, terwijl de
huid niet verdikt was. Opvallend was de overmatige beharing
(zie foto 1). De slijmvliezen waren niet afwijkend, evenals de
lymfeknopen. Bij onderzoek van de respiratie-tractus werden,
naast de hoge ademfrequentie, geen afwijkingen gevonden.
Onderzoek van het circulatie-apparaat leverde, naast de hoge
polsfrequentie, evenmin afwijkingen op.
Onderzoek van de digestie-tractus leverde beiderzijds te weinig
en te hoogtonige, borborygmi op, terwijl in beide flanken een
steelbandgeluid was op te wekken. Een défense musculaire
ontbrak. Sonderen van de maag verliep negatief. Bij rectale
exploratie werd een meteorismus van het caecum gevoeld. Er
werden geen aanwijzingen gevonden die duidden op blindheid.

BLOEDONDERZOEK

Het routine-onderzoek leverde 8,5 G.l-i leucocyten op (met 71%
segmentkernigen, 28% lymfocyten en 1% monocyten) en een
hematocriet van 0,431.1\'. Het toule eiwitgehalte bedroeg 62 g.l \'
met de volgende electroforese: 46,9% albumine, 19,8% a-
globulines, 24,1% B-globulines en 9,2% gamma-globulines. De
alkalische fosfatase (139 lU.l \') en de totale bilirubine-concen-
tratie (< 40 ^mol.l \') waren niet verhoogd.
Pas nadat de ruin een drietal dagen vrij van koliekverschijnselen
bleef werd aanvullend bloedonderzoek gedaan. De plasmaglu-
cose-concentratie was toen sterk verhoogd \'s ochtends (10,2
mmol.1\'; normaal 3,9-5,6 mmol.l \').

De basale plasmacortisolconcentratie om 9.00 uur bedroeg 180
nmol.L \' en de overeenkomstige basale corticotrofine (ACTH)-
concentratie >960 pg.ml \' (normaal 10-50 pg.ml i). Direkt na
afname van EDTA-plasma voor bepaling van de basale cortisol-
en ACTH-concentratie werd een ACTH-stimulatie-test uitge-
voerd door toediening van 0,25 mg ACTH\' intraveneus. Twee
uur na de ACTH-toediening was de plasmacortisolconcentratie
gestegen naar 771 nmol.l \' (bij 7 controlepaarden steeg de

ANOREXIE BIJ EEN PONY MET DE ZIEKTE
VAN CUSHING

J. H. van der Kolk\\ C.J. van Hoorn^, E. van Garderen^ en A.J.M. van den Belt" Tijdschr Diergeneeskd iiS: 9:298-300

-ocr page 423-

plasmacx)rtisolconcentratie van 168 47 naar 302 ± 60 nmol.1\'
(X ± sd)).

De Cortisol- en ACTH-bepalingen werden uitgevoerd met een
radio-immuno-assay (RIA).

KLINISCH VERLOOP

Na de toediening van 1 liter paraffine via een neussonde, 5 cc
flunixine-meglumine^ intraveneus en gedurende 24 uur vasten
herstelde de pony voorspoedig van de meteorismus caeci.
Gemiddeld over 2 dagen dronk de pony 13 liter water per dag.
Vier dagen na opname ging de pony weer naar huis terug.
Precies een jaar later werd de pony aangeboden aan de Kliniek
voor Heelkunde der Grote Huisdieren, omdat hij sinds 2 dagen
niet meer at. Bij het tweede consult 365 dagen later bedroeg de
plasmaglucose-concentratie 11,9 mmol.l-i \'s ochtends.
Na een heelkundig en radiologisch onderzoek werd een
kaakfractuur (zie foto 2) vastgesteld. De ruin had bij andere
pony\'s in de wei gelopen, maar de oorzaak van de fractuur was
onbekend. Daarna werd in overleg met de eigenaresse de pony
geëuthanaseerd en volgde aansluitend patholoog-anatomisch
onderzoek.

Foto 2: Fractuur van de linker onderkaak ter hoogte van de Incisura vasorunn
facialum.

RÜNTGENÜLÜGISCH ONDERZOEK
De zijdelingse schedelopname (foto 2), toonde een fractuur van
de onderkaak ter hoogte van de incisura vasorum facialium.
Blijkens de uitprojecties betrof het hier de linker mandibula.
Ventraal van de fractuur was een vage periostale botnieuwvor-
ming zichtbaar omringd door een weke-delen-zwelling en gas.
Opvallend was voorts de onregelmatige kauwvlakte van zowel
de molaren als de premolaren en de ondiepe alveoli. Een fraai
voorbeeld van een \'seniel\' gebit.

PATHOLOOG-ANATOMISCH ONDERZOEK
Bij sectie bleken in de langbehaarde huid geen laesies aanwezig
te zijn. De linker mandibula werd gekenmerkt door een dwarse
fractuur met oedemateuze zwelling van de kaakspieren ter
plaatse. Aan alle benen werden aanwijzingen gevonden voor
chronische hoefbevangenheid. De hypofyse was macroscopisch
fors (0 3\'/2 cm). Beiderzijds werden geen aanwijzingen
gevonden voor bijnierschorshyperplasie. Bij microscopisch on-
derzoek van de hypofyse werd een neoplasie gevonden uit-
gaande van de basofiele cellen in het pars intermedia met locale
maligniteitskenmerken. De bijniercortices waren niet afwijkend
en er werden met name geen aanwijzingen gevonden voor
progressieve transformatie van de cortex.

DISCUSSIE

In de regel ligt aan het syndroom van Cushing bij het paard een
pars intermedia-neoplasie van de hypofyse ten grondslag (4). In
de literatuur zijn bij het paard slechts twee gevallen beschreven
van een neoplasie in de schors van één der bijnieren (11, 19).
De herkenning van de ziekte van Cushing bij het paard wordt
bemoeilijkt door de grote variatie van ermee geassocieerde
verschijnselen: hirsutisme (overmatige beharing bij in principe
vrouwelijke individuen), polyfagie, spieratrofie en vermagering,
hyperhidrosis (overmatige zweetsecretie), depressie, hoefbevan-
genheid, diabetes insipidus (en daarmee gepaard gaande poly-
dipsie/polyurie), diabetes mellitus, blindheid, verschijnselen
van het centrale zenuwstelsel (ataxie, flauwtes), secundaire
infecties (sinusitis, pneumonie, etc.), vertraagde wondgenezing,
hyperpigmentatie, vergroting extra-orbitaal vetkussen en hyper-
trofische osteoartropathie (3,4,6, 8,13,15,21). De röntgenop-
namen leverden geen aanwijzingen voor osteoporose van de
schedel, hoewel bij oude paarden en dieren lijdend aan de ziekte
van Cushing nogal eens een osteoporotisch skelet wordt
aangetroffen (22).

1 a »1

II I M

In de praktijk echter wordt herkenning van de ziekte van
Cushing bij het paard vergemakkelijkt door de aanwezigheid
van een consistente en opmerkelijke afwijking, namelijk de
overmatige beharing. Het baarkleed bestaat uit lang haar,
waarbij in de regel de vorming van krullen optreedt. De
vorming van lang haar en krullen kan heel lokaal beginnen,
zoals aan de extremiteiten, de hals of de voorborst. Suggestief is
ook het moeilijk of in het geheel niet verharen in het voorjaar.
De hier beschreven ruin hield ook in de zomer de overmatige
beharing. De polyfagie werd fysiek onmogelijk gemaakt door de
aanwezige kaakfractuur.

De (ochtend) plasmacortisolconcentratie bij paarden met hypo-
fyse-afhankelijke Cushing varieert van 64-182 nmol.11
(2, 12, 13, 14, 16,17, 18, 20,21). De hier beschreven ruin had
ook een hoge basale plasmacortisolconcentratie. Opgemerkt
dient te worden dat basale plasmacortisolconcentraties bij de
diagnostiek van de ziekte van Cushing bij het paard niet van
betekenis zijn (9). In het kader van de diagnostiek van de ziekte
van Cushing bij het paard kan gebruik worden gemaakt van de
ACTH-stimulatie-test, de TRH-stimulatie-test, de dexame-
thason-suppressie-test, de insuline/glucose-tolerantie-test en de
CT-scan (1,9). Ook een basale plasma-ACTH-bepaling biedt
perspectieven bij het paard (2). Gezien de mogelijke inductie
van hoefbevangenheid lijkt een dexamethason-suppressie-test
niet geïndiceerd (9). Bij de onderzochte ruin werd met behulp
van een ACTH-stimulatie-test hyperreactiviteit van de bijnier-
schors aangetoond. De neoplasie van de basofiele cellen van de
hypofyse in combinatie met hyperadrenocorticisme bij de hier
beschreven ruin is analoog aan het syndroom, zoals dat in 1932
bij de mens door de Amerikaanse chirurg Harvey Cushing
(1869 -1939) werd beschreven (7).

De effecten van een hypofyse-adenoom in het pars intermedia
worden verklaard door druk op aangrenzende structuren
(chiasma opticum, hypothalamus, etc) (15) en door productie
van hormonen zoals ACTH (23).

Het onvermogen te verharen in het voorjaar of de aanwezigheid
van overmatige beharing bij oudere paarden is erg suggestief
voor een pars intermedia adenoom (9). Omgekeerd geldt dat
een pars intermedia adenoom bij het paard de enig bekende
oorzaak is van overmatige beharing (5). Het mechanisme ervan
is niet bekend.

SUMMARY

Anorexia in a pony with Cushing\'s disease.

An eighteen-year-old pony gelding was referred to the Faculty of Veterinary
Medicine because of colic, due to cecal tympany. His haircoat was dull with long
wavy hair After medical treatment of the colic it was sent home three days later
Just before it had been dismissed the morning plasma glucose concentration

-ocr page 424-

measured 10,2 mmoLt\'. The basal plasma Cortisol concentration was high (180
nmoLll) and basal plasma ACTH concentration was highly elevated (> 960
pg.mll).AnA CTH-stimulation test was performed by intra venous administering
of 0,25 mg synthetic ACTH i 24 at 9,00 hours showing adrenocoriical
hyperfunction by an increase of plasma coriisol to 771 nmoLH, After 365 days
the gelding was readmitted because of anorexia since two days, due to a
mandibula fracture without obvious signs of osteoporosis. This time the morning
plasma glucose concentration measured 11,9 mmoLl \'. Euthanasia was carried
out and at necropsy both a mandibula fracture and a pituitary pars intermedia
adenoma were found

LITERATUUR

1. Allen JR, Barbee DD, and Crisman, M.V.: Diagnosis of equine pituitary
tumors by computed tomography - part I. Compend Contin Educ Pract Vet
1988; 10: 1103-6.

2. Auer DE, Wilson RG, Groenendijk S, and Filippich U. Glucose
metabolism in a pony mare with a tumor of the pituitary gland pars
intermedia. Aust Vet J 1987; 64: 379-82.

3. Bäckström G. Nägot on hirsutism i samband med hypofystumörer hos hast.
Nord Vet Med 1963; 15: 778.

4. Beech J and Garcia M. Diseases of the endocrine sy- stem. In: Colahan PT,
Mayhew IG, Merritt AM and Moore JN Equine Medicine and Surgery.
Goleta: American Veterinary Publications, Inc. 1991; 1737-51. Vol 2,4th.
edition.

5. Bevier DE. Haircoat abnormalities. In: Colahan PT, Mayhew IG, Merritt
AM and Moore JN. Equine Medicine and Surgery. Goleta: American
Veterinary Publications, Inc. 1991; 23-4. Vol 1, 4th. edition.

6. Brandt AJ. Üljer Hypophysenadenome bei Hund und Pferd. Skand Vet
Tidskrift 1940; 30: 875-917.

7. Cushing H. The basophil adenomas of the pituitary body and their clinical
manifestations. Bull Johns Hopkins Hosp 1932; 50: 137-95.

8. Eriksson K, Dyrendahl S, and Grimfelt D. A case of hirsutism in connection
with hypophyseal tumor in a horse. Nord. Vet Med 1956; 8: 807-14.

9. Eustace R. Equine pituitary neoplasia. In Practice 1991; 13: 147-8.

10. Evans DR. The recognition and diagnosis of a pituitary tumor in the horse.
Proc 18th Annu Conv AAEP 1972; 417-9.

\'Mil

«an

11. Evans LH, Siegel ET, and Hubben K. Clinico-pathologic conference. J Am
Vet Med Assoc 1968; 152: 1778-86.

12. Field JR and Wolf C. Cushing\'s syndrome in a horse. Equine Vet J 1988;
20: 301-4.

13. Green EM and Hunt EL. Hypophyseal neoplasia in a pony. Compend
Contin Educ Pract Vet 1985; 7: S 249 -57.

14. Horvath CJ, Ames TR, Metz AL, and Larson VL. Adrenocorticotropin-
containing neoplastic cells in a pars intermedia adenoma in a horse. J Am
Vet Med Assoc 1988; 192: 367-71.

15. Loeb WF, Capien CC, and Johnson LE. Adenomas of the pars intermedia
associated with hyperglycemia and glycosuria in two horses. Cornell Vet
1966; 56: 623-6.

16. Moore JN, Steiss J, Nicholson WE, and Orth DN. A case of pituitary
adrenocorticotropin-dependent Cushing\'s syndrome in the horse. Endocri-
nol 1979; 104: 576-82.

17. Orth DN, Holscher MA, Wilson MG, Nicholson WE, Plue RE, and Mount
CD. Equine Cushing\'s Disease: plasma immunoreactive pro-opiolipomela-
nocortin peptide and
Cortisol levels basally and in response to diagnostic
tests. Endocrinol 1982; 110: 1430-41.

18. Pauli BU, Rossi GL, and Straub R.: Zwischenzelladenom der Hypophyse
mit Cushing-ähnlicher Symptomatologie beim Pferd Vet Path 1974; 11:
417-29.

19. Raker CW, and Fegley H. Clinico-pathologic conference. J Am Vet Med
Assoc 1965; 147: 848-60.

20. Staempfli HR, Eigenmann EJ, and Clarke LM. Insuline treatment and
development of anti-insulin antibodies in a horse with diabetes mellitus
associated with a functional pituitary adenoma. Can Vet J 1988; 29:934-6.

21. Sweeny CR, Stebbins KE, Schelling CG, Beech J, and Schilling DA.
Hypertrophic osteopathy in a pony with a pituitary adenoma. J Am Vet
Med Assoc 1989; 195: 103-5.

22. Whitwell KE, and Dyson S. Interpreting radiographs 8: Equine cervical
vertebrae. Equine Vet. J. 1987; 19 : 8-14.

23. Wilson MG, Nicholson WE, Holscher MA, Sherrell BJ, Mount CD, and
Orth DN. Proopiolipomelanocortin peptides in normal pituitary, pituitary
tumor, and plasma of normal and Cushing\'s horses. Endocrinol 1982; 110:
941-54.

VACCIN TEGEN IBR

Vraay en Antwoord

w

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling vond de redactie de heer dr. C. Terpstra (DLO-
Centraal Diergeneeskundig Instituut (DLO-CDI)) bereid om
voor de lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Op welke termijn komt het nieuwe vaccin tegen IBR beschik-
baar? Wat voor een vaccin is dit en welke voordelen biedt dit
vaccin ten opzichte van de huidige vaccins?

ANTWOORD

De vraag is kennelijk een reactie op een onlangs verschenen
persbericht waarin werd meegedeeld dat het CDI een nieuw
vaccin tegen IBR heeft ontwikkeld. IBR-virus behoort evenals
het Aujeszky virus tot de familie van de Herpesviridae. De bouw
en de structuur van het genoom van de verschillende herpesvi-
russen komen verregaand met elkaar overeen. Het nieuwe
vaccin is op hetzelfde principe gebaseerd als de gl-negatieve
Aujeszky vaccins. In het genoom van het nieuwe IBR-
vaccinvirus ontbreekt de codering voor één van de ongeveer
dertig eiwitten, namelijk het glycoproteïne gE dat vergelijkbaar
is met gl van Aujeszky virus. Runderen die met dat vaccin
worden geënt zullen geen antilichamen tegen dit eiwit vormen.
Daarentegen zullen runderen die met \'wild\' IBR-virus worden
besmet wel antistoffen tegen gE ontwikkelen, omdat gE in alle in
het veld voorkomende virusstammen aanwezig is. Dit zoge-
naamde \'deletie vaccin\', in combinatie met een nieuw ontwik-
kelde ELISA-test, die specifiek is gericht op het aantonen van
gE-antilichamen, biedt de volgende voordelen:
De mogelijkheid om via bloedonderzoek de epidemiologie van
IBR in gevaccineerde runderpopulaties te bestuderen;
gE negatieve runderen die na vaccinatie toch nog met veldvirus
worden geïnfecteerd, ontwikkelen alsnog gE-antistoffen. De
werkzaamheid van een gE-negatief vaccin is dus serologisch te
volgen en daarmee beter te evalueren dan de werkzaamheid van
een conventioneel vaccin;

a

Gebruik van het nieuwe gE-negatieve vaccin vormt geen
belemmering voor de serologische diagnostiek van veldvirus
infecties bij individuele dieren of in een koppel;
De mogelijkheid van een gecombineerd vaccinatie- en uitroei-
ingsprogramma voor IBR, op dezelfde wijze als thans voor
Aujeszky in voorbereiding is;

Tenslotte biedt een serologisch herkenbaar vaccin in principe de
mogelijkheid om bij een uitbraak in een IBR-vrije populatie een
noodenting toe te passen zonder nadelige gevolgen voor de
export.

De registratie van het nieuwe produkt zal nog veel tijd in beslag
nemen. Verwacht wordt dat het gE-negatieve vaccin in de loop
van 1994 op de markt kan worden gebracht.

-ocr page 425-

DIARREE-PREVENTIE

DOOR DIK EN DUN
MET SUVAXYN E-COLIP4

zonder lokale zwellingen of residuen

Neonatale diarree door£ co// kan behoorlijke schade
veroorzaken. Suvaxyn E-coli P4 is Duphar\'s antwoord
op dat probleenn: Een nnodern, geïnactiveerd vaccin, dat
uitsluitend is gebaseerd op de pili-fracties K88, K99,
P987 en F41, in plaats van op de gehele bacteriecel.
Een vaccin nnet een krachtig adjuvans,
zonder o\\\\e.
Een vaccin dat géén lokale zwellingen geeft en géén
residu op de injectieplaats.
Handelsvornnen: 10 en 50 doses è 2 ml.

suvaxyn® E-coli P4

Preventie van neonatale diarree. Werking zonder bijwerking.

-ocr page 426-

NIA3 0/W KWAM.
ZAG EN OVERWON.

Een goed vac-
cinatieprogramma tegen
de Ziekte van Aujeszky

wordt niet alleen door het entschema bepaald. Ook de
keuze van de vaccinstam en het al of niet toevoegen van
een adjuvans is van essentieel belang.

Naast klinische bescherming is de reductie van
veldvirusexcretie een belangrijk criterium bij een Aujeszky-
eradicatieprogramma. In dit opzicht is de combinatie van
.Suvaxyn Aujeszky NIA3-78.3
en Suvaxyn O/W emulsie een
optimale keuze. Onafhankelijke
vergelijkende proefresultaten bevestigen dit (Vannier e.a.).
De NIA3-783 stam opgelost in de O/W emulsie blijkt de
sterkste vermindering van veldvirusexcretie te geven.

De uitstekende resultaten van de "Diessen
eradicatieproef" bewijzen de kracht van deze combinatie
in de praktijk.

Straks kunnen we het Aujeszky-virus in Nederland wel vergeten.

-ocr page 427-

a VI

Tijdschr Diergeneeskd 118; 9:301-2

EEN INFECTIE MET SALMONELLA
TYPHIMURIUM OP EEN VLEESKALVERBEDRIJF
MET GEVOLGEN

J.C. Bosch en E.G. Hartman\'\'

SAMENVATTING

Beschreven wordt een infectie met Salmonella typhimurium
bij vleeskalveren.

Het antibioticum-resistentiepatroon was op het moment van
de uitbraak nog uniek in Nederland.
Naast dit resistentiepatroon hebben ook andere factoren bij
deze infectie een rol gespeeld, waardoor de mortaliteit opliep
tot meer dan 90%.

INLEIDING

Salmonellose is een belangrijke endemische ziekte bij kalveren,
waarbij vooral
Salmonella typhimurium en Salmonella dublin
een belangrijke rol vervullen (7).

Er zijn meerdere momenten waarop een kalf geïnfecteerd kan
raken. Dit kan plaatsvinden op het bedrijf van herkomst, op de
markt, via de transportauto of op het vleeskalverbedrijf zelf. Bij
dit laatste speelt vooral het geïnfecteerde kalverhok een belang-
rijke rol (1,6).

Studies van uitbraken van salmonellose bij kalveren hebben
aangetoond, dat uitscheiders via de faeces vooral gevonden
worden op 1-3 weken na aankomst op het mestbedrijf (3,4). De
verspreiding van een infectie binnen een groep kalveren is onder
andere afhankelijk van: de manier van overdracht, de pathoge-
niteit van de stam en de gevoeligheid van de gastheer. De directe
transmissie vindt plaats via mond-mond of via mond-anus
contact. Andere mogelijkheden zijn: gecontamineerd strooisel,
emmers, lucht, veehouder, ongedierte en voer (3, 5). Door de
verschillende mogelijkheden van transmissie en infectiedosis
kan het ziektebeeld langzaam of (per-) acuut verlopen.

BEDRIJFSSITUATIE

In december 1991 werden op een vleeskalverbedrijf 300
kalveren opgezet, waarbij de laatste groep van ± 70 dieren over
meerdere stallen werd verspreid.

De kalveren werden in boxen gehuisvest. Per stal waren er 50
boxen. De stallen stonden geheel apart van elkaar. Melk werd
aangemaakt in een gemeenschappelijke keuken. De stallen
waren via leidingen verbonden met de keuken. De aanmaak-
tank was te klein om alle stallen in één keer van melk te
voorzien. De kalveren kregen vanaf de Ie dag een startkuur met
enrofloxacine^ oraal toegediend in een dosering van 250 mg. per
100 kg. levendgewicht.

Een dag na aankomst zag de veehouder zijn kalveren slechter-
worden. Naar zijn mening werden de kalveren uit de laatst

I SlichHng Gezondheidsdiens! mor Dieren in Oost-Nederland Postbus 9, 7400 AA

Deventer
\' Baytril

aangevoerde groep het eerste ziek.

De infectie had een sterk explosief karakter met een morbiditeit
van 90%. Op de 4e/5e dag was het grootste deel van de kalveren
ziek. De kalveren in de laatste twee stallen vormden hierop een
uitzondering. Zij waren op dat moment nog klinisch gezond.
Het sectiebeeld van de naar de Gezondheidsdienst voor Dieren
in Gelderland gestuurde kalveren was het beeld van salmonel-
lose: uitdroging met een ernstige pseudomembraneuze enteritis.
Ondanks het gebruik van
Colistine en later furazolidon kon niet
verhinderd worden, dat ook twee nog \'gezonde\' stallen geïnfec-
teerd raakten, en dat de mortaliteit opliep tot meer dan 90%.
Bij een bedrijfsonderzoek werden ratten in de stallen waargeno-
men. De ratten hadden onder andere toegang tot de bedrijfskeu-
ken. Van twee dode ratten werd de darminhoud onderzocht.

BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK
Van alle onderzochte kalveren werd een algemeen bacteriolo-
gisch onderzoek van de organen uitgevoerd op 5% schapebloed-
agarplaten en werd een specifiek onderzoek op salmonella van
de darminhoud verricht met behulp van briljantgroen agarpla-
ten met daarnaast als ophopingsmedia Seleniet en Mueller-
Kauffmann (resp. Oxoid CM263, CM395, CM343).
Zowel uit de organen als uit de darm van de kalveren en de
darmen van bovengenoemde ratten, werd een multiresistente
Styphimurium-sUm geïsoleerd. Het antibiogram, uitgevoerd
volgens de agar-diffusiemethode op Isosensitestagar (Oxoid
CM47I) met antibioticumtabletten (Neo-sensitabs, Rosco^)
leverde het volgende resultaat op: chlooramfenicol -, tetracy-
cline -, neomycine ampi-/amoxicilline -,
Colistine , furazo-
lidon
-I-, flumequine -, enrofloxacine trimethoprim/sulfa-
methoxazole (- = resistent, = gevoelig).
De 5.
typhimurium-stam had een M.I.C. van 64 ßg/ml ten
aanzien van enrofloxacine (Dr. B. van Klingeren, R.I.V.M.).
De stam was niet typeerbaar met het fagensysteem van het
R.l.VM. (O.R.S.).

Bij het hygiëne-onderzoek, uitgevoerd op het bedrijf werd alleen
in de faecesmonsters van de kalveren
S. typhimurium aangetrof-
fen; monsters van emmers, vloeren en wanden inclusief leidin-
gen waren negatief ten aanzien van
S. typhimurium. Bij
onderzoek van de darminhoud van twee dode ratten werd een
S.
typhimurium-stam
gevonden met hetzelfde antibioticum-resi-
stentiepatroon als bij de kalveren.

DISCUSSIE

De kalveren, met name de laatste groep die het langst onderweg
geweest was (± Wi dag) kunnen op de markt of vrachtwagen
geïnfecteerd geraakt zijn en deze infectie op het bedrijf gebracht
hebben (3, 5).

Echter dit feit alleen verklaart niet het explosieve verioop van de
infectie. Hoewel aërosole infecties bij salmonellose beschreven
zijn (3) is het onwaarschijnlijk, dat dit hier van grote betekenis is

J International Medical Zutphen.

-ocr page 428-

geweest. Dit zou dan gelijktijdig binnen meerdere van elkaar
gescheiden stallen hebben moeten plaatsvinden.
Een infectie zoals hier beschreven, vergelijkbaar met een
infectieproef zal naar alle waarschijnlijkheid alleen via het voer
plaatsgevonden kunnen hebben. Onderzoek van de kunstmelk
in de zakken en in de leidingen, uitgevoerd ca. 1 week na de
uitbraak, verliep negatief, waarbij opgemerkt dient te worden,
dat de leidingen twee dagen voor monstername gedesinfecteerd
waren. In de literatuur is vaker over ongedierte als verspreider
geschreven (5).

Het vermoeden is dan ook dat de infectie hier als volgt
plaatsgevonden heeft: Reeds besmette kalveren uit met name de
laatst aangevoerde groep hebben de infectie op het bedrijf
gebracht. Ratten hebben zich via de faeces van deze kalveren
(bloed op faeces) geïnfecteerd en hebben op hun beurt via hun
faeces en poten restmelk in de mixer besmet. Een paar uur later
wordt deze melk vermengd met nieuwe melk en gevoerd aan de
kalveren. Hiermede zou het explosieve karakter van de infectie
verklaard kunnen worden.

De twee stallen die het langst \'gezond\' gebleven zijn, kregen
nieuw aangemaakte melk, daar de mixer te klein was voor alle
kalveren. Door dit verdunningseffect bleven de kalveren nog
relatief lang zonder symptomen.

CONCLUSIES

In hoeverre de ratten daadwerkelijk een vector geweest zijn en
de besmetting verlopen is, zoals hierboven verondersteld is, is
niet met 100% zekerheid aan te geven, maar ligt wel voor de
hand.

In het maagdarmkanaal van twee van het bedrijf afkomstige
ratten, werd namelijk een
S. typhimurium-sXzxn met hetzelfde
resistentiepatroon aangetroffen als bij de
S. typhimurium uit de
kalveren.

In het kader van de IKB-gedachte zal er meer op de hygiëne op
kalvermesterijen gelet dienen te worden. Hierbij zal de bestrij-
ding van ongedierte een belangrijke rol dienen te spelen. Een
vroegtijdige behandeling z.g. startkuur met enrofloxacine heeft
op dit bedrijf het tot stand komen van een infectie met de multi-
resistente
S. typhimurium niet kunnen voorkomen, maar moge-
lijk bevorderd door selectie.

Het nut van algemene startkuren met antibiotica ter bestrijding
van diarree in de startperiode staat ter discussie daar antibiotica
de normale darmflora verstoren (dysbacteriose) waardoor
pathogenen de kans krijgen te koloniseren. De maagdarmstoor-
nissen in de startperiode zijn in het algemeen niet primair
bacterieel van aard. Naar aanleiding van boven beschreven
waarnemingen en het feit dat inmiddels diverse uitbraken van
infecties met enrofloxacine-resistente stammen van
S. typhimurium bij vleeskalveren zijn vastgesteld raden wij een
standaard-startkuur met enrofloxacine af

la VI

\'Mil

kl I f«

Post Scriptum

In België werd een soortgelijk geval reeds twee jaar geleden
gemeld (8).

Bij het ter redactie gaan van dit artikel is door de Gezondheids-
dienst voor Dieren te Gelderland 15 x een enrofloxacine-
resistente
S. typhimurium-stum gevonden.
Het R.I.V.M. heeft van 6 opgestuurde stammen, bij allen een
M.I.C. waarde gevonden voor enrofloxacine van 64 /ig/ml.

SUMMARY

The consequences of an outbreak of Salmonella typhimu-
rium
on a veal calf farm

A n outbreak o/Salmonella typhimurium in veal calves is described The pattern
of resisutnce to antibiottics unique in the Netherlands at the time of the
outbreak. Other factors besides antibiotic resistance also played a role in the
outbreak, resulting in a mortality exceeding 90%.

LITERATUUR

1. Zljderveld FG van. Frik JF, and Zijderveld van-van Bemmel AM. Some
epidemiological features of salonellosis in veal calves in the Netherlands.
Tijdschr Diergeneeskd 1982; 107.

2. Hinton M, Ali EA, Allen V, and Linton AH. The excretion of S.
typhimurium in the faeces of calves fed milksubstitutes J Hyg Camb 1983;
91:33-45.

3. Hinton M, Suleyman lO, Allen V and Linton AH. Further observations on
the excretion of salmonella in the faeces of calves fed milksubstitutes. J Hyg,
Camb. 1984; 92: 539-46.

4. Wray C, McLaren IM, Parkinson NM, and Beedell V. Differentiation of
Salmonella typhimurium DT 204c by plasmid profile and biotyping. Vet
Rec 1987; 121:514-6.

5. Hardman PM. Wathes CM. and Wray C. Transmission of salmonellae
among calves penned individually. Vet Rec 1991; 129: 327-9.

6. McLaren IM, and Wray C. Epidemiology of Salmonella typhimurium
infection in calves: persistence of salmonellae on calf units. Vet Rec 1991;
129:461-2.

7. Jaaroverzichten. Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren in Gelderland
1988, 1989 en 1990.

8. Bane P. Praktische aspecten van antibioticagebruik bij fok- en mestkalveren.
Leuven, 1990; Journée nationale de Buiatrie.

VLEES MET STRYCHNINE

Vraag en Antwoord

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling, vond de redactie mevrouw drs L M. Overduin
(Veterinaire Specialisten Oisterwijk) bereid om voor de
lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Hoe lang na het opnemen van bijvoorbeeld vlees met strychnine
- de krampen zijn reeds begonnen - heeft het zin om een dier te
laten braken? Moeten we een hond met krampen eerst laten
braken?

a

ANTWOORD

Beschreven wordt dat klinische symptomen, na het opnemen
van vlees met strychnine, zeer snel kunnen optreden, binnen tien
minuten tot drie uur. Het is te allen tijde verstandig om dieren
waarbij het braken reeds is begonnen
niet te laten braken om de
opgenomen strychnine uit de maag te verwijderen. Beter is het
om de hond zo snel mogelijk onder algehele anesthesie te
brengen, bijvoorbeeld met behulp van thiopental en bij de
geïntubeerde hond de maag direct te spoelen met water en
geactiveerde koolstof Op die manier wordt het vergif adequaat
verwijderd zonder gevaar voor complicaties, zoals een verslik-
pneu-monie.

-ocr page 429-

7

aunplak

20

stuks

K ATTACHATAG

Zomervurangpreventie in
kombinatie met l&R-oormerk

Door toevoeging van een specia-
le bevestigingspijl aan het l&R -
oormerk kan heel eenvoudig een
Auriplak vllegenplaatje aan het
l&R oormerk worden bevestigd.
Indien niet reeds een vaste pijl
werd aangebracht kan er later
altijd nog gekozen worden voor
een pijl die ook achteraf kan wor-
den bevestigd
l"clip-on" pijl).

Uitgebreid veldonderzoek in 1991
en 1992 heeft onomstotelijk
bewezen dat Auriplak in kombi-
natie met het bevestigingspijltje
het
meest veilige systeem is met
de minste risiko\'s voor het dier.

a

8512

lastend voor het dier, de speciale
vorm geeft vrijwel geen risiko
van aanhaken aan (voer)hek of

Tnll

Het Auriplak "attachatag" bevesti-
gingssysteem heeft voor de vee-
houder duidelijke
voordelen: in
de eerste plaats is het
diervrien-
delijk:
door het lage gewicht
(slechts 13 gram) nauwelijks be-

Door aan het l&R-oormerk een pijl aan te brengen
kunnen Auriplak insecticide oorplaatjes eenvoudig
worden bevestigd.

draad. Auriplak "attachatag" kan
heel eenvoudig worden bevestigd:
voor het aanbrengen is geen tang
nodig. Het verliesrisiko voor zowel
l&R oormerken als vliegenplaatjes
bleek verwaarloosbaar klein te zijn*.

En last but not least: Auriplak oor-
plaatjes met als werkzame stof het
pyrethroïde cypermethrin staan
reeds jarenlang bekend om hun
effektiviteit tegen vliegen op
rundvee. Toepassing van deze oor-
plaatjes (2 per dier) helpt
zomerwrang te voorkomen!

Virbac Nederland, Postbus 313,
3770 AH Barneveld,
tel. 03420-93008

Auriplak insecticide
oorplaatjes ter
voorkoming van
zomerwrang kunnen
aan het l&R-oormerk
worden bevestigd.

* Onderzoek
uitgevoerd door de
Gezondheidsdiensten
voor Dieren in Oost
Nederland, Drs. J. Sol.

....als u kiest voor veiligheid

yirbac

-ocr page 430-

•I ■ M

TOXOCARE SPECIES, ONGENODE
GASTEN

INLEIDING

Over de hele wereld worden mensen
besmet met wormen. Dit gebeurt niet
uitsluitend in ontwikkelingslanden of in
tropische gebieden, maar ook in Neder-
land. Toxocarose, een veel voorko-
mende worminfectie in Nederland
wordt als zodanig niet herkend door
patiënten en zelfs moeilijk door artsen.
Het betreft rondtrekkende larven door
het lichaam (\'larva migrans\') die nooit
een volwassen stadium zullen bereiken
en na enkele maanden tot jaren vanzelf
afsterven en verdwijnen. Op grond van
sero-epidemiologisch onderzoek blijkt
dat in westerse landen, ook in Nederland,
5-10% van de mensen ooit werd geïnfec-
teerd met larven van Toxocara species.

J.P.A.M. van den Bergh en F. van
Knapen

Dit veroorzaakt echter zelden klachten
maar vaak is nadrukkelijk sprake van
eosinofilie en een verhoogd IgE-gehalte
gedurende lange tijd (> 1 jaar). In
zeldzame gevallen is echt sprake van een
grote verscheidenheid van klinische
klachten (zie tabel). Een speciale vorm is
larva migrans van het oog, die aanlei-
ding kan zijn tot acuut gezichtsverlies en
mogelijk differentiaal diagnostisch ver-
warring kan geven met retinoblastoma.
Een zo veelvuldig voorkomende infectie
in Nederland met soms ernstige ziekte-
verschijnselen verdient nader aandacht
van artsen en dierenartsen. Deze laatsten
kunnen een belangrijke rol spelen bij de
preventie van de aandoening aangezien
de oorzaak, de volwassen worm Toxo-
cara, een gewone spoelworm is van
honden en katten in Nederland.

INFECTIEBRÜNNEN
Honden en katten hebben vaak spoel-
wormen. Deze darmbewoners zorgen
voor een enorme eiproduktie die met de
ontlasting naar buiten komt (zie figuur).
Een volwassen vrouwtje produceert al
gauw 200.000 eitjes per dag. De eitjes
zijn dan nog ongeëmbryoneerd en niet
infectieus. Pas veel later zullen in het
milieu onder invloed van zuurstof, tem-
peratuur en vochtigheid geëmbryo-
neerde infectieuze eitjes ontstaan (na
minimaal 3 weken) die overigens in dat
milieu langer dan een jaar infectieus
kunnen blijven. Niet de hond of de kat is
dus infectieus maar onze leefomgeving
waar deze dieren hun ontlasting depone-
ren. Op sommige plaatsen komt een
hoge besmettingsgraad voor, bijvoor-
beeld waar honden uitgelaten worden of
katten hun ontlasting begraven (zand-
bakken). Sommige beroepsgroepen lo-
pen een verhoogd risico bijvoorbeeld
honden- en kattenfokkers. De moeder-
melk is bovendien een belangrijke infec-
tiebron voor pups en kittens. Laat in de
dracht en tijdens het zogen migreren de
Toxocara-larven naar de mammae om
zo direct een infectie voor de pasgebo-
rene te veroorzaken. De complete le-
venscylcus van Toxocara is buitenge-
woon gecompliceerd, in het bijzonder
omdat ook sprake is van larvale migratie
bij teven en moederpoezen (zie verder).
Infectieuze eitjes in de grond, op trap-
veldjes, aan speelgoed, op groenten, aan
de vacht van de bemodderde hond, in
zandbakken, aan schoenen, op de deur-

TlJO schrift voor diergeneeskunde, deel 118. aflevering 9 1993

mat enzovoorts, zijn een potentiële bron
voor een larva migrans-infectie bij de
mens.

KLINISCH BEELD EN PATHO-
GENESE VAN LARVA MIGRANS
BIJ DE MENS

Wanneer de mens besmet is met Toxo-
cara reageert het immuunsysteem, zoals
bij veel wormbesmettingen met toe-
name van eosinofiele granulocyten en
verhoogde IgE spiegels. Vaak gaat de
aandoening onopgemerkt voorbij. Soms
worden weinig specifieke klachten ge-
zien als buikgriep, hoesten, benauwd-
heid, spierpijn, algemene malaise, fut-
loosheid (1). Ook worden wel
huidletsels, urticaria en jeukende plek-
ken gezien. Geïnfecteerde kinderen
groeien soms slecht. Hepato- en spleno-
megali komen bij massale infecties voor.
De klachten verdwijnen spontaan bin-
nen één tot twee jaar zonder behande-
ling. In zeldzame gevallen kunnen mi-
grerende larven op ongelukkige plaatsen
terecht komen en ernstige consequenties
hebben (hersenen, ogen, hart) (2). Men
onderscheidt op grond van de kliniek
een zogenaamde viscerale larva migrans
(V.L.M.) en een oculaire larva migrans
(O.L.M.). Bij O.L.M. zullen acute visus-
stoornissen optreden die dermate alar-
merend zijn door klinische gelijkenis
met het maligne retinoom dat vaak tot
enucleatie wordt besloten. Er bestaat
geen adequate medicamenteuze thera-
pie. Redelijke tot goede resultaten wer-
den gemeld van mebendazol in hoge
dosis en tiabendazol, hoewel nooit een
goed placebo gecontroleerd onderzoek
heeft plaatsgevonden (3, 4).

TOXOCARA BIJ DE HOND
De volwassen wormen van Toxocara
leven in de dunne darm van de hond. Er
komt ook nog een andere spoelworm
soort voor bij de hond (Toxascaris) die
hier verder niet besproken wordt. De
vrouwtjes Toxocara is 9-18 cm lang en
daarmee bijna tweemaal zo lang als het
mannetje. Bij het mannetje is het staart-
einde gekruld. Het volwassen vrouwtje
produceert 200.000 eitjes per dag. Deze
eitjes kunnen jaren overleven in de
buitenwereld. Onder gunstige omstan-
digheden, vanaf 20 dagen, zal zich hier-

304

-ocr page 431-

uit een larQe ontwikkelen.
Wanneer de hond geëmbryoneerde ei-
tjes van Toxocara opneemt start een
ingewikkelde migratie-route. In de darm
komen de larQes vrij en penetreren de
bloedvaten. Via het circulatie-apparaat
komen zij in de lever en migreren daar
actief naar de vena cava, waarna ze via
het hart en de arteria pulmonalis in de
longen terecht komen. Daar vindt weer
actieve migratie plaats naar het lucht-
houdend gedeelte van de longen tot in de
larynx waarna ze doorgeslikt worden en
in de darmen uitgroeien tot volwassen
wormen (de zogenaamde tracheale
route). Deze migratie route is zeer effi-
ciënt bij jonge honden (tot ± 6 maan-
den) terwijl bij volwassen honden een
groot deel van de larven via passieve en
actieve migratie in allerlei orgaansyste-
men terecht komen. In die weefsels gaan
de larven in inhibitie (diapauze) en
kunnen soms jaren achtereen daar aan-
wezig blijven (zogenaamde somatische
route). Op dit moment kennen we maar
één prikkel waardoor geïnhibeerde lar-
ven uit dit stadium komen en weer
opnieuw gaan migreren namelijk drach-
tigheid.

Bij drachtige teven kunnen in de weef-
sels geïnhibeerde larven door hormo-
nale veranderingen weer vrijkomen en
migreren naar de uterus en de melkklie-
ren. Mogelijk is dit ook het geval bij
loopsheid. Zo kunnen pups besmet wor-
den via transplacentaire overdracht.
Circa 90% van alle pups raakt zo besmet
(5). Een sterk vereenvoudigde levenscy-
clus van de hondespoelworm is aange-
geven in figuur 1.

TOXOCARA BIJ DE KAT
Toxocara van de kat komt als volwassen
worm voor in de dunne darm. De
levenscyclus is vergelijkbaar met die van
de hond. Ook bij de kat komt nog een
tweede spoelwormsoort voor die hier
niet verder wordt besproken. In tegen-
stelling tot de hond zien we bij katten
geen transplacentaire migratie; dus kit-
tens zijn niet geïnfecteerd bij de ge-
boorte. Wel zullen zij zich snel daarna
via de moedermelk infecteren. Het duurt
bij jonge katjes dus langer dan bij pups
(± 4 weken) voordat volwassen wor-
men aanwezig zijn en ei-uitscheiding
plaatsvindt.

VOORKOMEN VAN TOXOCARA
CANIS EIM CATI

Van de hondepups is vaak 90% besmet
met Toxocara. Tengevolge hiervan kun-
nen pups meer of minder ernstige ver-
schijnselen vertonen. Van de volwassen
honden scheidt 20-30% wormeieren uit
met de faeces en bij katten varieert de
besmettingsgraad van 10-60%. Volwas-
sen honden en katten hebben meestal
geen last van de infectie.
Door een overlast van volwassen wor-
men in het duodenum kunnen honden
of katten gaan braken. Wormen in
braaksel wijzen op een zware besmet-
ting.

■ M

In Nederland worden in de bebouwde
kom in meer dan de helft van de
grondmonsters (zandbak) Toxocara ei-
eren aangetroffen. Hieronder zijn veel
eieren geëmbryoneerd en dus infectieus
(7).

DIAGNOSE BIJ DE MENS
De diagnose \'larva migrans\' wordt vaak
niet gesteld. Indien een vermoeden be-
staat (kliniek plus eosinophilie) bij alge-
mene malaise of wanneer een snelle
bevestiging nodig is in verband met een
oculaire infectie is serologisch onder-
zoek op specifieke antistoffen tegen
Toxocara mogelijk. De gebruikte me-
thode (ELISA) is gevoelig en specifiek
genoeg om ook lichte infecties te kunnen
vaststellen. Weinig kan verwacht wor-
den van biopsiemateriaal, hoewel soms
bij verrassing migrerende larven worden
aangetroffen in onderzoeksmateriaal dat
niet voor dit onderzoek werd geprepa-
reerd. Het aantonen van spoelwormen
bij hond en kat geschiedt vaker door
spontaan afdrijven van volwassen wor-
men met de ontlasting (of in braaksel)
dan dat gericht onderzoek wordt uitge-
voerd zoals het aantonen van eieren in
feces via microscopisch onderzoek.

PREVENTIE

Geschat wordt dat een volwassen Toxo-
cara ongeveer één jaar in de darmen

Tabel 1. Kliniek- en laboratoriumstatistieken van
Toxocarose (viscerale larva migrans)

buikpijn

hepatomegalie

anorexia

misselijkheid

braken

lusteloosheid

slaap-/gedrachsstoornissen

longontsteking

hoesten

pharyngitis

lymphadenopathie (hals)

hoofdpijn

spierpijnen

koorts

eosinophilie

verhoogd totaal IgE

positieve toxocara serologie

N.B. Afwezigheid van Eosinophilie sluil Toxocarose niel uil!

overleeft. In die tijd kan een vrouwtje
dus zo\'n 70 miljoen eitjes produceren en
in de buitenwereld deponeren. Het ver-
mijden van plaatsen waar veel honden
en/of kattenfeces worden gedeponeerd
is een eerste vereiste. Hygiëne speelt
hierin een hoofdrol.

Adviezen ter preventie van Toxocara-
infecties bij de mens

- Handen wassen na het buiten spelen
blijft een belangrijke hygiënische
maatregel.

- Openbare zandbakken dienen ade-
quaat afgedekt te worden als er niet
in wordt gespeeld.

- Katten zoveel mogelijk in een katte-
bak laten defeceren.

- Honden niet laten defeceren op
plaatsen waar kinderen spelen.

- Zandbakken kunnen eventueel ge-
stoomd worden om de aanwezige
eieren te doden. Met de gebruikelijke
schoonmaakmiddelen en desinfec-
tantia zijn de eieren niet te doden.

- Honden en katten moeten adequaat
worden ontwormd. De aandacht
moet hierbij vooral gericht zijn op de
behandeling van het jonge dier.

Een algemeen behandelingsadvies voor
honden en katten luidt als volgt
Voor honden:

- Pups ontwormen op een leeftijd van
2, 4, 6 en 8 weken en tot ze een half
jaar oud zijn om de twee maanden.

- Lacterende teven op twee weken
post partum.

- Alle andere honden twee keer per
jaar ontwormen.

Voor katten:

De cyclus van T.cati bij de kat is
minder goed bekend.
Het volgende behandelingsadvies
lijkt verantwoord.

- Kittens ontwormen op een leeftijd
van 4,6 en 8 weken en tot ze een half
jaar oud zijn om de twee maanden.

- Lacterende poezen op 4 weken post
partum.

- Alle andere katten 2 keer per jaar.

NB. Altijd alle honden en katten in huis
gelijktijdig ontwormen.

VOORLICHTING
Voorlichting is een belangrijk aspect bij
het terugdringen van toxocarose bij
mens en dier. De overheid kan via
campagnes bevorderen dat honden- en
katten-ontlasting niet zomaar overal kan
worden gedeponeerd. De dierenarts kan

-ocr page 432-

bijdragen tot de bewustwording van de
verantwoordelijkheden bij honden- en
katten-eigenaars. Ook de huisarts kan
een positieve bijdrage leveren door
voorlichting over worminfecties bij
mensen op de juiste wijze te verrichten.
Door het geven van juiste informatie
kan elke vorm van verkeerde interpreta-
tie worden voorkomen en kunnen die-
renbezitters gewezen worden op de een-
voud van de preventieve bestrijding:
hygiëne en ontworming.

STAND VAN DE WETENSCHAP
Over een aantal aspecten van de levens-
cyclus van
T. canis en T. ca//bestaan nog
onduidelijkheden. Dat deze gecompli-
ceerd is blijkt al uit de verschillen tussen
hond en kat.

Vragen over het hoe en waarom van
inhibitie van de larven en waardoor
wordt bepaald of er een tracheale dan
wel een somatische migratie plaatsvindt
dienen zeker opgelost te worden om
een meer compleet beeld van deze para-
siet te krijgen.

•I I flI

Gezien de risico\'s voor de mens is het
beantwoorden van deze vragen belang-
rijk in verband met de bestrijding van de
geïnhibeerde larven en het mogelijk
voorkómen van de infectie. Andere
vragen die nog onopgelost zijn en som-
mige onderzoekers reeds bezighouden
zijn de mogelijk aanwezige verbanden
tussen het optreden van toxocarose en
het hebben van chronische luchtweg-
aandoenigen bij de mens.
Antwoorden op deze vragen kunnen
bijdragen aan een betere begeleiding van
de preventie voor zowel dier als mens.

DANKBETUIGING

De auteurs bedanken collega Boersema voor de
waardevolle op- en aanmerkingen.

LITERATUUR

1. Taylor MRH « al. The expanded spectrum of

toxocaral disease. Lancet 1988, in druk.

2. Woodruff AW. Toxocariasis. Brit Med J 1970;
3: 663-9.

3. Magnaval JF et Charlet JP. Efficasite compa-
rée du thiabendazole et du mebendazole dans
Ie traitement delat toxocarose. Therapie 1987;
42; 541-4.

4. Sobota K el al. Our experiences in the clinic
and treatment of larva toxocarasis. Helmint-
hol. 1988; 25: 61-7

5. Dorny P. Wormziekten bij carnivoren. In
Janssens P.G. e.a. eds. Wormen en wormziek-
ten bij mens en huisdier: Samson Stafleu,
Alphen a/d Rijn 1989: 290-300.

6. Brandt J, Janssens PG en Van Knapen F.
Wormziekten bij de mens. In Janssens PG.
e.a. eds. Wormen en wormziekten bij mens en
huisdier: Samson Stafleu, Alphen a/d Rijn
1989: 53-155.

7. Jansen J en Knapen F van. Onderzoek naar
de verontreiniging met eieren van honde- en
kattespoelwormen in parken en zandbakken
in de gemeente Utrecht. Rapport nr.
188801001; RIVM 1991.

HET AANTAL GEVALLEN VAN SALMONELLOSE
BIJ DE MENS PER JAAR IN NEDERLAND

Salmonellose bij de mens is al een zeer
oud probleem. Niet alleen bij de mens,
maar ook bij het dier (varken, kip, rund,
kalf en vele andere dieren) is het voorko-
men van Salmonella reeds lang bekend
en dateert vanuit de vorige eeuw. Sinds
de ontdekking van Salmonella zijn ont-
zettend veel onderzoekingen in de ge-
hele wereld uitgevoerd naar het voorko-
men van Salmonella en de Salmonella-
kringlopen.

In Nederland was de salmonellose-epi-
demie in 1959 bij de mens in een
bepaalde stad, veroorzaakt door var-
kensvlees (gehakt), voor de Veterinaire
Hoofdinspectie van de Volksgezondheid
(VHI) aanleiding tot het opdragen van
een grootscheeps Salmonella-onderzoek
bij slachtdieren (varken, rund, kalf en
kip) aan het Rijksinstituut voor de
Volksgezondheid, thans geheten Rijks-
instituut voor Volksgezondheid en Mi-
lieuhygiëne (RIVM).
Het is bekend dat de veelvuldig bij de
mens voorkomende infectieziekte sal-
monellose, bijna uitsluitend ontstaat als
gevolg van een voedselinfectie.
Bij dieren veroorzaakt een Salmonella-
besmetting in het algemeen geen ziekte.
De dieren zijn gedurende korte of lange
tijd symptoomloze uitscheiders van Sal-
monella-bacteriën. Via voedingsmidde-
len van dierlijke oorsprong kan Salmo-
nella van het dier op de mens overgaan.
Er bestaat dan ook een duidelijke relatie
tussen het voorkomen van Salmonella
bij slachtdieren en bij de mens. In dit
verband wordt de VHI veelvuldig ge-
confronteerd met de vraag: \'Hoe groot is
nu feitelijk het aantal gevallen van sal-
monellose bij de mens?\' In het hierna
volgende zal ondermeer deze vraag wor-
den beantwoord.

Salmonella-bacteriën zijn verantwoordelijk voor de veelvuldig bij de mens
voorkomende infectieziekte salmonellose, die gepaard gaat met maag-darm-
stoomissen.

De Salmonella-bacterie werd voor het eerst in 1881 door Gaffky geïsoleerd. De
geslachtsnaam \'Salmonella\' werd in 1900 aan het desbetreffende bacterie-genus
gegeven door Lignières, ter ere van de Amerikaanse dierenarts-bacterioloog
Salmon, die als eerste uit varkens, gestorven aan varkenspest, een bacterie
isoleerde, die later als een Salmonella kon worden aangeduid en thans 5.
cholerae suis wordt genoemd. Het genus Salmonella behoort tot de familie der
Enterobacteriaceae. De bacterie is Gram-negatief en op een paar uitzonderin-
gen na beweeglijk met behulp van flagellen.

Relatie tussen het voorkomen van
Salmonella bij slachtdieren en bij de
mens

Jaarlijks worden door de zestien streek-
laboratoria als project van de Genees-
kundige Hoofdinspectie van de Volksge-
zondheid, 3.000 tot 5.000 Salmonella-
stammen van patiënten ter sero- en
faagtypering gezonden naar het Natio-
naal Salmonella Centrum (NSC) van
het RIVM. Op grond hiervan kon het
NSC de frequentieverdeling van de Sal-
monella-typen vaststellen.

Naast materiaal van menselijke her-
komst worden bij het NSC jaarlijks
ongeveer 6.000 tot 8.000 dierlijke isola-
ten en ongeveer 800 tot 1.000 isolaten
uit andere bronnen getypeerd. Het dier-
lijk materiaal wordt nagenoeg altijd
ingezonden door de regionale Gezond-

-ocr page 433-

heidsdiensten voor Dieren en is afkom-
stig van zowel gezonde als zieke dieren.

Uit de (sero- en faag)typering van Sal-
monella-stammen blijkt dat er een dui-
delijke relatie bestaat tussen het voorko-
men van Salmonella bij slachtdieren
(varken, pluimvee) en de mens. Zo
wordt de mens via pluimvee voorname-
lijk geïnfecteerd met
S. enleritidis, S.
virchow, S. infantis, S. hadar en S.
Heidelberg
en via het varken met S.
brandenburg, S. panama, S. derby en S.
livingstone.
Bovendien dragen zowel
pluimvee als varkens bij aan de
S.
lyphimurium-infecües
bij de mens. Dif-
ferentiatie in faagtypen heeft aange-
toond dat de faagtypen 510, 20 en 61
varkenstypen zijn en faagtype 150 een
pluimveetype is.

Voor de verdeling van de serotypen kan
worden gesteld dat er in de loop der
jaren een verschuiving in de bij de mens
geïsoleerde serotypen heeft plaatsgevon-
den van de zogenaamde \'varkenstypen\'
naar de \'pluimveetypen\'.

Maatregelen ter vermindering van het
Salmonella-probleem

De Gezondheidsraad bracht tweemaal
een rapport uit over het \'salmonellose-
vraagstuk\' en wel in 1962 en 1978. Het
laatste rapport is mede aanleiding ge-
weest tot het instellen van de Stuurgroep
\'Salmonella-problematiek in de var-
kens- en rundveehouderij\' (1980); de
Stuurgroep \'Salmonella-problematiek
in de pluimveehouderij\', werd reeds in
1977 geformeerd. Het doel van de stuur-
groep was de besmettingsgraad bij
slachtdieren terug te dringen om daar-
mee het salmonellose-probleem bij de
mens te doen verminderen.
Men was reeds tot de conclusie geko-
men, dat een integrale aanpak van het
Salmonella-probleem, dat wil zeggen
gericht op alle stadia van de produktie-
keten, van veevoeders tot en met de
produktie van onder meer varkensvlees
en pluimveevlees, de enig juiste was.
Toch had dit tot 1989 nog niet geleid tot
het nemen van specifieke maatregelen
ter bewaking en bestrijding van Salmo-
nella. Dit geschiedde eerst in 1989 ten
aanzien van
S. enleritidis bij de pluim-
veeproduktiesector (produktie van
broedeieren). Voordien werden wel al-
gemene hygiënische maatregelen toege-
past, zoals implementatie van verbe-
terde slachttechnieken (varken),
verbeterde slachthuishygiëne, pellete-
ring van veevoeders, nuchter aanleveren
van slachtdieren (kip, varken) (minder
darmbreuken en dus minder bezoede-
ling met darminhoud met eventueel
Salmonella van de karkassen tijdens het
slachtproces), voorlichting aan slage-
rijen, voorlichting aan de consument
(door middel van onder meer folders:
\'Voorkom Voedselvergiftiging\' en \'Voe-
ding en Hygiëne\'.

•I ■ II

«• .-.Ob.^.^av\' -it

Ongetwijfeld hebben deze activiteiten
wel een relatieve vermindering in het
aantal gevallen van salmonellose bij de
mens teweeg gebracht. Immers er zijn
geen aanwijzingen, mede op grond van
het peilstationonderzoek (zie hierna),
dat het totale aantal Salmonella-voed-
selinfecties bij de mens in Nederland is
toegenomen, terwijl dit wel het geval is
in een aantal andere landen als gevolg
van de
S. enleritidis (S.e.)-infecties. Ook
in Nederland is sinds 1987 het aantal
S.e.-voedselinfecties sterk toegenomen,
echter dient hierbij te worden opge-
merkt dat de toename van S.e.-isolaties
ten koste is gegaan van andere Salmo-
nella-typen.

In het kader van een integrale aanpak
worden er via de Salmonella-stuurgroe-
pen Good Manufactoring Practice/
Good Hygienic Practice (GMP/GHP)-
codes ontwikkeld ten behoeve van de
pluimvee- en varkenssector, die in de
loop van dit jaar gereed zullen komen,
waarna implementatie van de codes kan
volgen. Eind 1992 kwam voor de vee-
voedersector een aantal GMP-codes ge-
reed, waarvan de implementatie reeds in
volle gang is.

Al deze maatregelen zijn er uiteindelijk
op gericht het salmonellose-probleem
bij de mens te doen verminderen.

Het aantal gevallen van salmonellose
bij de mens

Op grond van onderzoekingen van het
RIVM kan een betrouwbare schatting
worden gemaakt van het aantal gevallen
van salmonellose bij de mens per jaar in
Nederland. Het betreft het zogenaamd
peilstation-onderzoek en het populatie-
onderzoek van mevrouw drs.ir. A.M.M.
Hoogenboom-Verdegaal
et al. en is uit-
gebracht in respectievelijk de RIVM-
rapporten:

nr. 148612002, (augustus 1990), geti-
teld: Epidemiologisch en microbiolo-
gisch onderzoek met betrekking tot gas-
tro-enteritis bij de mens in de regio\'s
Amsterdam en Helmond, in 1987 en
1988;

nr. 149101001, O\'uni 1992), getiteld:
Een bevolkingsonderzoek naar maag/
darmklachten in vier regio\'s van Neder-
land uitgevoerd in 1991 Deel 1. Onder-
zoekmethodiek en incidentieberekening
gastro-enteritidis.

Geen enkel ander land ter wereld heeft
tot nu toe een dergelijk onderzoek uitge-
voerd en kan daarom niet komen tot een
betrouwbare schatting van het aantal
gevallen van salmonellose bij de mens,
ook al is de ziekte in dit land een
aangifteplichtige ziekte, omdat lang niet
altijd alle gevallen zullen worden aange-
geven.

Tot 1992 werd op basis van het peilsta-
tion-onderzoek, waaraan door ongeveer
veertig huisartsen medewerking wordt
verleend, aangenomen dat zich onge-
veer 4,5 miljoen gevallen van gastro-
enteritis (maagdarm-stoornis) per jaar in
Nederland voordoen. Dit getal was ge-
baseerd op de aanname dat één op de
twintig (dus 5%) patiënten met derge-
lijke klachten de huisarts bezoekt.

Uit het in 1991 verrichte populatie-
onderzoek, gedurende vier maanden uit-
gevoerd bij een aselecte groep van onge-
veer 2.250 personen is echter gebleken
dat niet 5%, zoals aanvankelijk werd
aangenomen, maar 10% van de patiën-
ten met gastro-enteritis de huisarts con-
sulteert. Op grond hiervan mag derhalve
worden gesteld dat zich per jaar in
Nederland ongeveer 2,25 miljoen geval-
len van gastro-enteritis voordoen. Uit
het peilstation-onderzoek was gebleken
dat van de onderzochte gevallen met
gastro-enteritis 5% het gevolg was van
Salmonella-voedselinfecties. Derhalve
bedraagt het aantal salmonellose geval-
len in Nederland 5% van 2,25 miljoen is
112.500 per jaar. Dit betekent een
incidentie van 750 gevallen per 100.000
inwoners.

dr W. Edel (VHI)

Mw. drs W. J. van Leeuwen (RIVM)
Mw. drs. ir A. M. M. Hoogenboom-
Verdegaal (RIVM)

Tl.ID schrift VOOR DIERGENEESKUNDE. DeEL 118. AfLEVER

307

n G 9 19 9 3

-ocr page 434-

! ! A

timmt

Bericliteneo verslagen

De centrale instantie bij de registratie is
de commissie Registratie Diergenees-
middelen van de Veterinaire Dienst.
Het hoofd daarvan, dr. C. Loesbergh
belichtte zeer duidelijk de problematiek
van de registratie van de kant van de
overheid.

Vervolgens kwam drs. E. Honig, lid van
de Werkgroep Registratie Aangelegen-
heden van de FIDIN aan het woord
over de ervaringen van de industrie,
waarna de vertegenwoordiger van de
praktici drs. D.L. Willink van de prak-
tijk Someren de dagelijkse problemen
beschreef

Dr. Chr. Verschueren, Technisch Direc-
teur van de FEDESA vergeleek de
ontwikkelingen in de EG op dit gebied
met die in Nederland.
Het Tweede Kamerlid mevrouw Ockels
sloot de middag af

RESULTATEN, PROCEDURES
EN PROBLEMEN
Nederland was het laatste land dat een
diergeneesmiddelenwet had (1986). De
registratie heeft dus eveneens een vrij
recente geschiedenis.
Het doel van deze wet is door de
uitgevoerde registratie er voor te zorgen
dal de gezondheid van mens en dier
beschermd is. Daarbij wordt gelet op de
veiligheid, de effectiviteit en de kwaliteit
van het te registreren middel.
De goedkeuring van de dossiers heeft
plaats door het inschakelen van deskun-
digen van de Faculteit en van de daar-
voor geschikte instituten: het zoge-
naamde Groot Denkraam Kader.
Het belangrijkste knelpunt, dat deze
middag aan de orde kwam, was de
openheid of, wat men ook kan zeggen,
de geslotenheid van de procedure.
Steeds opnieuw werd aangedrongen op
de mogelijkheid van dialoog als het gaat
om de beoordeling van een dossier door
de commissie. De firma die dat aangaat
verblijft in het onzekere wat slechts leidt
tot frustraties.

REGISTRATIE
DIERGENEESMIDDELEN:
ORDE OF CHAOS?

Was vorig jaar de jaarbijeenkomst van de FIDIN gewijd aan de invloed die
diergeneesmiddelen mogelijk hebben op het milieu, dit jaar stond de diergenees-
middelenregistratie centraal.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de Diergeneesmiddelen is er een
verplichting van registratie en kanalisatie. Aan de themamiddag \'Diergeneesmid-
delenregistratie: Orde of Chaos\', namen na een welkomstwoord van de
voorzitter ing. S. Sietsma van de FIDIN, vier sprekers deel.

W. Sybesma

Een Platform bestaande uit de organisa-
ties Dibevo, Fagrovet en FIDIN, is de
ofRciele gesprekspartner, maar de indi-
viduele firma kan tussentijds nog een
\'hearing\' aanvragen om speciale knel-
punten toe te lichten. Dat is evenwel nog
niet voldoende volgens diverse partici-
panten.

Van de 5000 aanvragen zijn er in \'93
1576 middelen op de markt toegelaten,
terwijl er 900 beroepen zijn aangete-
kend tegen de gemaakte beslissingen.
Dit betekent dat niet-toegelaten midde-
len vooriopig op de markt kunnen
blijven zolang dat beroep niet behandeld
is. Hiervan maken aanvragers die net als
erg bonafide kunnen worden be-
schouwd gretig gebruik van.
De naam FIDIN zou overigens volgens
dr. Loesberg gerust de afkorting kunnen
zijn van Fidele Dossiers In Nederland.

Wat de prakticus aangaat kan gesteld
worden dat hij of zij regelmatig wordt
opgezadeld met onlogische en merk-
waardige beslissingen. Waarom mag
men paarden geen Vitamine A oogdrup-
pels toedienen en hoe moet het met de
fysiologische zoutoplossing die als UDD
(uitsluitend voor dierenartsen) wordt
gekenschetst, zodat een niet-dierenarts
daar niet mee aan de slag kan?

Lidocaïne dreigt te worden afgewezen,
zodat keizersneden zonder verdoving
zullen moeten worden uitgevoerd.
Uitwijken naar voor humaan gebruik
toegestane middelen of niet-officiële,
niet toegestane of zelfs fantasie genees-
middelen is dan verieidelijk.
De Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde kan op deze manier
niet meer nageleefd worden.
Minder keus en het niet meer gebruiken
van middelen, die sinds jaar en dag
goede diensten hebben bewezen zijn dan
het resultaat waar èn de patiënt èn de
dierenarts niet bij gebaat zijn.
\'Heeft dat orde scheppen niet een gewel-
dige verarming van de diergeneeskunde
tot gevolg\', vroeg Wilmink zich af

EG-PERSPECTIEF
Het Comité voor Diergeneesmiddelen
in Brussel is de instantie die toeziet op de
implementatie van de uitgevaardigde
richtlijnen op het onderhavige gebied.

Men streeft ernaar om te komen tot een
Europees centrum voor de Evaluatie
van diergeneesmiddelen dat, zoals de
naam al aangeeft, de activiteiten van de
lidstaten toetst ten aanzien van de EG-
richtlijnen.

Nederland doet het volgens Verschueren
niet slecht; de openheid zou iets beter
kunnen, maar de inspanningen vooral
ten aanzien van milieu-aspecten en res-
pect voor de consument en het welzijn
van het dier zijn pluspunten.
De Fedesa heeft een voorstel gedaan aan
de Europese Commissie om een oplei-
dingsprogramma te bieden aan nieuwe
dossierbeoordelaars. Dit zou in Neder-
land ook kunnen worden opgezet.

DISCUSSIE

Eén van de problemen waar uitvoerig
bij werd stilgestaan was zoals gezegd het
gebrek aan openheid bij de overheid.

Daarnaast kreeg het zogenaamde paar-
dendilemma de nodige aandacht. Een
dossier is nooit volwaardig als er geen
residu farmacokinetiek bekend is van de
te registreren stof De vraag is tevens aan
de orde of het paard bij de gezelschaps-
dieren moet worden gerekend of niet.

Voor de Engelsen is een paard echter
niet een \'food producing animal\', al is
het Verenigd Koninkrijk de grootste
exporteur van paarden die uiteraard op
het continent omgezet worden in paar-
devlees. Splendid isolation!
De suggestie in de discussie was om voor
het residu-onderzoek Shetland pony\'s
als proefdieren in te zetten.

-ocr page 435-

Waar
herinnert
dit u aan ?

aujeszky

vlekziekte
vaccin

mUVAC

^\'JJESZKY-PARVC

PARVO

mm-im

"VEBEGONI» \'»IYIIVETBS

Noei-VAC AR

porcoli

-ocr page 436-

Intervet

Het komplete

programma

• 0 •

varfensvaccins

Op de produkten van Intervet kun je vertrouwen.
Daarmee heeft Intervet een goede reputatie
opgebouwd. Dierenartsen en varkenshouders weten
hoe effektief en veilig de diergeneesmiddelen van
Intervet zijn.

De varkensvaccins van Intervet zijn een goed
voorbeeld van de hoge kwaliteit die Intervet levert.
Er ligt dan ook een jarenlange research en produkt-
ontwikkeling aan ten grondslag. Dat geldt voor alle
Intervet produkten. Wereldwijd wordt er graag op
vertrouwd.

Intervet

-ocr page 437-

I

20 ml _ -

. NOBr-VACfl

VLEKZIEKTE
VACCIN

, Chemisch geïnakliv
geconcentreerde su
vlekjiekte bakieriên) ,
op een kuituur van 41

\'■n E. rhusiopalhiae-

^[llyAc ^

doses)

»»\'^PORVAC PARVO V

»«u nW\'""\'

0«ii)lHiv..ril VKCI"
ï\'oliKh. rticnilisM""
Douring. 2 „I i.tn.

"■^ac porcoli

\'\'\'"«»imaitbeatmeiitii«»

-ocr page 438-

Dit zijn de varkensvaccins van Intervet:*

NOBI®-PORVAC AUJESZKY-E.COLI - Een geïnaktiveerd vaccin tegen de Ziekte van Aujeszky en E.coli

enterotoxicose. Zie ook Nobi-Vac Porcoli.

N0B1®-P0RVAC AUJESZKY LIVE

BEGONIA - Een levend geattenueerd gevriesdroogd vaccin tegen de Ziekte van
Aujeszky.

Het vaccin bevat per dosis ^ 1TCID50 Aujeszky virus stam
Begonia.

Als oplosmiddel kan Unisolve of het waterig adjuvans Diluvac Forte
v/orden gebruikt.

NOBI®-PORVAC AUJESZKY LIVE 783 - Een levend geattenueerd gevriesdroogd vaccin tegen de Ziekte van

Aujeszky.

Het vaccin bevat per dosis ^ lO^ TCID50 Aujeszky virus stam 783.
Als oplosmiddel kan Unisolve of het waterig adjuvans Diluvac Forte
worden gebruikt.

NOBI®-PORVAC AUJESZKY PARVO - Een geïnaktiveerd vaccin tegen de Ziekte van Aujeszky en Porcine

parvovirus infektie.

NOBI®-PORVAC PARVO - Een geïnaktiveerd vaccin tegen Porcine parvovirus infektie.

Het vaccin bevat als adjuvans Diluvac Forte.

NOBI®-VAC AR-T - Een geïnaktiveerd vaccin voor immunisatie van varkens tegen
Atrofische Rhinitis (A.R.). Het bevat lO\'O kiemen van een
A.R.-pathogene Bordetella bronchiseptica en 45 Vero units van het
A.R.-toxine van Pasteurella multocida.

NOBI®-VAC AUJESZKY - Een geïnaktiveerd vaccin dat bestemd is voor aktieve immunisatie

van varkens tegen de Ziekte van Aujeszky.

NOBI®-VAC PORCOLI - Een geïnaktiveerd vaccin ter preventie van neonatale enterotoxicosis

en van speendiarree. Het bevat naast het LT-toxoïd de antigenen
K88ab, K88ac, K99 en 987P van Escherichia coli.

VLEKZIEKTE VACCIN - Een geïnaktiveerde gekoncentreerde suspensie van vlekziekte

bakteriën gebaseerd op een kuituur van 4 stammen E. rhusiopathiae.

* voor uitgebreide informatie verwijzen we naar de bijsluiters.

INTERVET NEDERLAND B.V.
Boxmeer.

Intervet

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

-ocr page 439-

De geschetste moeilijkheden, waar de
prakticus zich voor ziet gesteld, kwamen
nauwelijks aan de orde, terwijl die met
de uitkomsten van het gevoerde beleid
zich hoe dan ook zal moeten redden.
Eén van de redenen is wellicht dat het
aantal praktici in de overvolle zaal zeer
miniem was.

Mevrouw Ockels, Tweede Kamerlid
voor de PvdA, lid van de vaste Commis-
sie voor Landbouw sloot deze zeer
informatieve en uitstekend georgani-
seerde middag af met enkele opmerkin-
gen over hoe zij als Kamerlid aankijkt
tegen deze materie. De wijze waarop de
Diergeneesmiddelenwet wordt uitge-
voerd is zeer belangrijk voor onze ge-
zondheid. De ofRcieuse markt kan nu
effectief worden aangepakt. De open-
heid waar steeds over gesproken wordt
moet; daarbij tegelijkertijd de schijn van
bureaucratie vermijdend.

EINDINDRUK

Het geheel overziende kan geconsta-
teerd worden dat we te maken hebben
met groeistuipen van een proces dat te
zijner tijd voor alle partijen een gunstige
uitwerking zal hebben.
De overheid weet dat de gebruikte
stoffen voldoen aan de eisen die tege-
moet komen aan het garanderen van de
volksgezondheid.

De importeurs en fabrikanten zullen
alleen die geneesmiddelen produceren
en aanschaffen, die de maatschappelijke
toets van kritiek kunnen doorstaan en de
dierenarts zal zich instellen op datgene
wat voor handen is en daarenboven
gegarandeerd goed is.
Het is voor de industrie overigens niet te
hopen dat de geuite vrees van de voorzit-
ter van de Fedesa prof dr. R. Marsboom,
niet bewaarheid wordt. Namelijk dat

MUSEUM
BESCHIKT OVER
APOTHEEKOPSTAND

In aansluiting op de voorgaande
mededelingen over het Museum
Diergeneeskunde in dit tijdschrift
beschikt het museum volgens con-
servator A.P. Wijgergangs over
een gerestaureerde apotheek-op-
stand uit een dierenartsenpraktijk.
\'Onlangs zijn voorzieningen ge-
troffen om deze opstand in te kun-
nen richten\', aldus Wijgergangs.
Het museum beschikt reeds over
enig materiaal dat daarvoor ge-
bruikt kan worden. Toch kan nog
aanvullend materiaal uit oude apo-
theken gebruikt worden. \'Te den-
ken valt daarbij vooral aan aarde-
werk- of porseleinen flessen en
potten -al of niet met ingebrand
etiket-, maar ook ander materiaal,
zoals oude verpakte geneesmidde-
len en schaal^es, is welkom\'.
Voor eventuele schenkingen kan
men contact opnemen met de con-
servator van het Museum Dierge-
neeskunde, postbus 80.150, 3508
TD, Utrecht, telefoon 030-534675.

kosten die gemaakt moeten worden
voor het verkrijgen van de gegevens
voor een volwaardig dossier niet uitslui-
tend ten laste komen van de industrie.
Immers het zal dan onhaalbaar zijn nog
nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen.

Van de proceedings zijn nog enkele exemplaren le
verkrijgen bij hel Secrelariaal van de FIDIN. R.A.Norg,
Postbus 123. 3850 AC Ermelo tel 03417 - 51703, fax
034I7-5I88I.

25-JARIG

JUBILEUM

BRR-TUP

De Brr-Tup is het onafhankelijk veteri-
nair studentenblad van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht. In dit blad,
dat door en voor studenten diergenees-
kunde wordt gemaakt en wordt uitge-
bracht in samenwerking met het officiële
informatieblad van de faculteit, is elke
maand te vinden wat de veterinaire
student zoal bezig houdt.
De Brr-Tup bestaat in mei 1993 reeds 25
jaar en dit wil de redactie niet ongemerkt
voorbij laten gaan. Een thema voor de
feestelijke viering, op 13 mei in het
Hoofdgebouw Diergeneeskunde (16.00
uur), heeft men reeds gevonden: kunst in
de ruimste zin van het woord. De
bijbehorende titel is ARGENTAART
(een ZILVER jubileum, een feest met
TAART en blijft over de ART).

Behalve een receptie ter ere van dit
jubileum wordt er een expositie georga-
niseerd door de Brr-Tup-redactie. Op
deze expositie wordt kunst van veteri-
naire studenten en medewerkers van de
Faculteit der Diergeneeskunde tentoon-
gesteld. De expositie duurt van 13 tot en
met 25 mei en vindt plaats in het
hoofdgebouw van diergeneeskunde.
Tijdens de receptie, die plaatsvindt van
16.00 tot 19.00 uur, wordt de expositie
officieel geopend. De receptie wordt
opgeluisterd met muziek door veteri-
naire studenten.

Redactie Brr-Tup

De RVV in Amerika, de US-Food
Safety and Inspection Service (FSIS)
heeft jaarlijks een budget van 500 mil-
joen dollar.

Het feit dat deze winter drie kinderen
aan een
E. Coli voedselvergiftiging zijn
gestorven heeft er toe geleid dat de
nieuwe regering van Clinton de vlees-
keuring wil verbeteren. Er is een pro-
gramma in voorbereiding, waarbij de
medewerkers van de Amerikaanse RVV
bijscholing krijgen in de toepassing van
de laatste ontwikkelingen op het gebied
van de moleculaire biologie, de biolumi-
nescentie en de biosensing. Hierbij gaat
het om een wetenschappelijke aanpak
gericht op de knelpunten in de voedsel-
keten.

Er zal daarnaast een richtlijn komen
voor een minimale besmetting ten aan-
zien van micro-organismen voor ver-
schillende slachtdieren.
Het Huis van Afgevaardigen twijfelt nog
gezien het feit dat dit zou betekenen dat
het testen van 20% van de slachtdieren
58 miljard dollar per jaar zou moeten
kosten. Maar ook omdat men bang is
dat het FSIS het geld misschien wel gaat
gebruiken voor het verbeteren van het
bestaande visuele inspectie systeem dat
als volledig obsolete wordt gekenschetst.

AMERIKAANSE VLEESKEURING
WETENSCHAPPELIJK OPGEKRIKT

Er komt een bijeenkomst van de betrok-
ken organisatie met organisaties van
consumenten, wetenschappers alsmede
met federale instanties om te proberen
bindende afspraken te maken voor het
opzetten van een ander systeem.
Het nieuwe plan zal in de orde van
grootte van tien miljoen dollar per jaar
extra opleveren voor onderzoek.

Uit: Nature. 1993 Vol 362, March 25, Colon MaCilwain.

-ocr page 440-

Het ministerie bevordert het gebruik van
biotechnologie onder meer door het
verstrekken van subsidies ten behoeve
van onderzoeksprojecten door middel
van de Programmatische Bedrijfsge-
richte Technologie Stimulering (PBTS).
De PBTS Biotechnologie kent haalbaar-
heids- en onderzoeksprojecten. Voor de
eerste categorie is éénmiljoen gulden
beschikbaar en voor de tweede 17 mil-
joen. De PBTS ondersteunt innovatief
biotechnologisch onderzoek voor
nieuwe projecten, processen en diens-
ten, uitgevoerd door ondernemingen.
Met name in de farmaceutische industrie
en de plantenveredeling wordt veel ge-
bruik gemaakt van biotechnologie,
maar in andere sectoren is dat nog niet
het geval.

Evenals vorig jaar is er met name
aandacht voor bedrijven en sectoren, die
nog niet of nauwelijks biotechnologie
innovatief toepassen (doelstelling indus-
triële verbreding). Nieuw dit jaar is de
doelstelling gericht op de samenwerking
tussen bedrijven binnen de bedrijfs-
kolom (keten). Omdat de EG-program-
ma\'s als Bridge en Biotech vooral op
wetenschappelijke verdieping gericht
zijn, richt het Programma voor Biotech-
nologie van Economische Zaken (waar-
van de PBTS Biotechnologie deel uit-
maakt) zich vooral op de industriële
toepassing.

Het ministerie van Economische Zaken heeft in 1993 achttien miljoen gulden
beschikbaar gesteld voor bedrijven die een projectvoorstel op het gebied van de
biotechnologie willen uitvoeren. Op 14 juni 1993 sluit de inschrijving.

18 MILJOEN VOOR BIOTECHNOLOGIE

Senter als zelfstandig onderdeel van het
ministerie van Economische Zaken
voert een stimuleringsbeleid uit gericht
op het bedrijfsleven. Medewerkers van
Senter en met name die van de sectie
Biotechnologie, willen helpen bij het
aanvragen van een PBTS Biotechnolo-
gie subsidie. Zij bespreken of een project
binnen deze regeling valt en wijzen ook
op andere mogelijkheden,
oor meer informatie: mevrouw C.W.
van Sandick, afdeling Communicatie
tel. 070-3610377, of mevrouw C.
Bockstart, afdeling Biotechnologie tel.
0070-3610341.

INTERVET STELT STUDENTENPRIJS IN

AAHA AWARD
VOOR PROFESSOR
GAJENTAAN

Diergeneesmiddelenproducent Intervet heeft een studentenprijs ingesteld bij de
Faculteit voor Diergeneeskunde. De uitreiking vindt plaats op 25 mei 1993
tijdens een feestelijke bijeenkomst op de faculteit.

Professor Gajentaan ontving eind
maart de \'Waltham Award for
Public Service to the profession\'
uit handen van de President van de
American Animal Hospital Associ-
ation (AAHA), dr. Thomas Mad-
dux. De uitreiking vond plaats
tijdens de openingsceremonie van
de 60e Annual AAHA Convention,
dit jaar in Seattle, Washington.
De onderscheiding werd hem ge-
geven wegens zijn grote verdiens-
ten op het gebied van internatio-
nale samenwerking, met name
voor zijn bestuurslidmaatschap-
pen in de World Small Animal
Veterinary Association en de Fe-
deration of European Companion
Animal Veterinary Associations.
In zijn dankwoord zei professor
Gajentaan de onderscheiding
mede namens vele collegae die hem
bij deze werkzaamheden hebben
gesteund, te aanvaarden. Hij sprak
ook de hoop uit dat het vele jonge
collegae zou aanmoedigen soort-
gelijke activiteiten op te pakken in
de toekomst.

De prijs wordt jaariijks door Intervet
toegekend aan die student(e) in de
diergeneeskunde, die heeft bijgedragen
tot het intensiveren van de samenwer-
king van de faculteit met de veterinaire
gemeenschap.

De prijs bestaat uit een verblijf in één
van de landen waarin Intervet een eigen
vestiging heeft. De invulling wordt met
de winnaar besproken, maar mag gezien
worden als een wetenschappelijke stage-
periode.

De bekendmaking van de prijswinnaar
geschiedt door de voorzitter van de jury,
die uit faculteitsmedewerkers bestaat.
De prijs symboliseert het gemeenschap-
pelijk karakter dat de diergeneesmidde-
lenproducent Intervet en de Faculteit
hebben. De Faculteit voor Diergenees-
kunde is de enige m Nederland waar
men de opleiding tot dierenarts kan
volgen.

Intervet is de laatste internationaal ope-
rerende Nederlandse diergeneesmidde-
lenfabrikant die aan basisresearch en
ontwikkeling doet.

Intervet heeft al vele jaren een wereld-
naam op het gebied van entstoffen,
antibiotica en vruchtbaarheidsprepara-
ten voor onder meer pluimvee, var-
kens, runderen, paarden, schapen, hon-
den en katten.

Intervet maakt deel uit van Akzo\'s
Pharma groep. Akzo is een wereldwijd
opererende onderneming met vestigin-
gen in 50 landen. Haar produktenpakket
omvat chemicaliën, vezels, coatings en
produkten voor de gezondheidszorg.

BANDEN 1992
TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE
Bestelling:

De banden voor het inbinden van
het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1992 (nieuw formaat)
kunt u bestellen door ƒ 25,- (excl.
BTW) per set over te maken op
postbanknummer 51 16 06. Wilt
u bij uw bestelling vermelden
\'Banden 1992\'?

Banden tot en met 1986 zijn niet
meer voorradig. Vanaf 1987, met
uitzondering van 1989, zijn de
banden wel leverbaar.

-ocr page 441-

"P ? «

BLAASJESZIEKTE AANGEPAKT DOOR
DIERGENEESKUNDIG NEDERLAND

De Europese Gemeenschap heeft eisen gesteld aan de export van Nederlandse
varkens, nadat in Italië blaasjesziekte bij Nederlandse varkens was geconsta-
teerd. Een groot deel van de inkomsten van de Nederlandse varkenshouderij
komt voort uit export. Per jaar worden er twee en een half miljoen biggen en drie
miljoen slachtvarkens geëxporteerd.

Export van biggen is nu alleen toege-
staan vanuit gecertificeerde bedrijven.
Dit zijn bedrijven, waarvan uit testen
gebleken is dat de varkens vrij zijn van
antistoffen tegen het blaasjesziektevirus.
Slachtvarkens worden ook steekproefs-
gewijs bemonsterd.

De laboratoriumtests worden op het
CDI-DLO te Lelystad uitgevoerd.
Het CDI-DLO is het landelijk diagnos-
tisch centrum voor de screening van
veewetziekten. Normaal wordt dit on-
derzoek door het gespecialiseerde Labo-
ratorium voor Zoogdiervirologie uitge-
voerd. Dit laboratorium is echter niet
toegerust om een zeer groot aantal
monsters te testen. Daarom zijn er bin-
nen het CDI-DLO vorige week in hoog
tempo drie nieuwe laboratoria ingericht
en bevoorraad om dit werk te kunnen
doen. Een groot aantal gespecialiseerde
medewerkers is hiervoor vrij gemaakt.
Begin april konden er al vijfduizend
monsters per dag getest worden, op dit
moment bedraagt de volledige capaciteit
tien duizend monsters per dag.

De regionale Gezondheidsdiensten or-
ganiseren de activiteiten op de varkens-
bedrijven. Dit betekent in de eerste
plaats dat zij voorlichting geven aan de
varkenshouders via directe mailing of
via de dierenartsen. De aanmeldingen
worden verwerkt, de volgorde van de te
onderzoeken bedrijven wordt bepaald
en de dierenartsen en varkenshouders
worden voorzien van instructies en ma-
terialen.

Na het bloedtappen door de praktize-
rende dierenarts worden de monsters
verzonden naar de Regionale Gezond-
heidsdiensten, die zorgen voor de admi-
nistratieve afhandeling en de dagelijkse
verzending van de monsters naar het
CDI-DLO.

MÜNSTERS

De monsters worden op het CDI-DLO
met de ELISA-test onderzocht. Het gaat
bij de certificering om monsters van
ongeveer tweehonderd bedrijven per
dag. Bij deze test is altijd een klein
percentage van de uitkomsten vals-posi-

virologie.

De uitslagen van de ELISA-test zijn
uiterlijk vier dagen na ontvangst op het
CDI-DLO bekend, die van de ELISA en
de bevestigingstest uiterlijk 10 dagen na
ontvangst. De uitgifte en bewaking van
erkenningen kan op gang komen na
ontvangst van de uitslag op de Regio-
nale Gezondheidsdiensten.
Tot nu toe is er nog geen nieuw geval
van blaasjesziekte geconstateerd. Na en-
kele weken zijn er meer definitieve
gegevens over het hele land beschikbaar.
Voor meer informatie kan men bellen:
CDI-DLO Afdeling Public Relations &
Info, drs. P.W. van OLM, tel. 03200-
73911 of 03200-42881 (privé).

tief (bijvoorbeeld door verontreiniging
van het monster met antistoffen tegen
verwante onschuldige virussen). Deze
monsters worden nogmaals getest met
een meer specifieke test, de virus-neutra-
lisatietest. Deze test geeft voor 100%
zekerheid over de vraag of we met een
positief monster (een besmet dier), dan
wel een vals-positieve uitslag te maken
hebben. Deze test wordt wel uitgevoerd
door het Laboratorium voor Zoogdier-

AANDACHT VOOR
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

De stichting DIO tracht de diergenees-
kunde toegankelijker te maken voor
ontwikkelingsorganisaties en ontwikke-
lingssamenwerking tijdens de studie on-
der de aandacht te brengen. Het is een
vrijwilligersorganisatie die zes jaar gele-
den is opgericht door een aantal dierge-
neeskunde studenten.
DIO onderzoekt en lost zo mogelijk
diergeneeskundige vraagstukken op die
aangedragen worden door ontwikke-

lingsorganisaties of -landen, met behulp
van een backstopping-groep, bestaande
uit vrijwilligers.

Verder voert DIO daadwerkelijk pro-
jecten uit die passen binnen de doelstel-
ling en organiseert voorlichting met
behulp van folders, tentoonstellingen en
symposia.

Op dit moment heeft de stichting een
Projekt in beheer in
India. Om de lokale
bevolking mogelijkheden te geven om in

-ocr page 442-

hun levensonderhoud te voorzien,
wordt er een stal gebouwd voor 25
melkkoeien. De taak van DIO is het
werven van gelden hiervoor en de con-
trole op de besteding ervan.

Om op internationaal niveau te kunnen
werken is DIO aangesloten bij een
overkoepelende organisatie, te weten
Vétérinaires Sans Frontières Europe.

INTERNATIONAAL CONGRES
VETERINAIRE GESCHIEDENIS

In aflevering 5 van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1 maart jongstleden
werd op pagina 171 het programma van het \'26th international Congress on the
History of Veterinary Medicine\' globaal vermeld. Dit congres wordt van 1 tot en
met 4 juni gehouden in Amersfoort en Utrecht. Inmiddels zijn de sprekers bekend
en kan de inhoud van het congresprogramma meer gedetailleerd bekend gemaakt
worden.

Degenen die geïnteresseerd zijn in DIO
of donateur willen worden kunnen con-
tact opnemen met de stichting:
Stichting DIO, Yalelaan 17, Postbus
80156, 3508 TD Utrecht, tel. 030-
532032.

Coopsen en cursussen

I

DINSDAG 1 JUNI
Openingszitting met o.a. een voordracht
door prof.dr. E.-H. Lochmann, voorzit-
ter van de \'World Association for the
History of Veterinary Medicine\', geti-
teld: 25 symposia on the history of
veterinary medicine 1964-1992: themes
and trends.

Vervolgens zal gerapporteerd worden
over activiteiten en stand van zaken in
Duitsland, Hongarije, Japan, Neder-
land, Spanje, Zweden, Zwitserland, En-
geland en de VS.

WOENSDAG 2 JUNI

Thema 1: The history of veterinary

pharmacology and pharmacotherapy

Invited lecture: profdr. H. van Gende-
ren, A retrospective view of the begin-
nings of pharmacology and toxicology.
Communications:

Dr. M. Pumarola (Barcelona), Marti
Pumarola\'s notebook: a clinical and
pharmacological approach to 19th cen-
tury veterinary activity.

BENOEMINGEN

Bij het DLO-Instituut voor Vee-
teeltkundig Onderzoek (IVO-
DLO) te Zeist zijn twee afdelings-
hoofden \'onderzoek\' benoemd. Dr.
J.T Gielen is per 1 april in dienst
getreden als Hoofd afdeling Voort-
planting en volgt daarmee drs. A.
van der Schans op die verantwoor-
delijk blijft voor voortplantings-
technologie bij rundvee. Vanaf 1
juni 1993 wordt ir. A.G. de Vries
Hoofd afdeling Slachtkwaliteit.
Hij volgt dr. G.J. Garssen op, die
momenteel als ad interim Hoofd
werkzaam is.

Profdr. Liliane Bodson (Luik), Ancient
views on pests and parasites of livestock
Profdr. J. Schäffer (Hannover), Pig
medicine in the Middle Ages.
Profdr. Angela von den Driesch (Mün-
chen), Traditional Chinese pharmaco-
logy and its relevance for veterinary
medicine.

John D. Blaisdell M.A. (Ames, Iowa),
The rise and fall of Dr. Mead\'s powder
as a cure for rabies.

Drs. P.A. Koolmees en dr. Nel Haagsma
(Utrecht), Veterinary drug residues in
meat, a historical review.
Drs. Ingrid J.R. Visser (Drachten),
Fighting contagious diseases of animals
in The Netherlands by Dr. Jan Poels,
first director of the State Serum Institute
at Rotterdam.

Profdr. J. Kovats (Budapest), 80 years
PHYLAXIA, the first vaccine company
in Hungary.

Dr. R. Marsboom (Vosselaar), Janssen
Animal Health - growth and progress.
Dr. J.Y. Parisot (Lyon), Rhône Mé-
rieux: from man to animal.
Profdr. A.S.J.RA.M. van Miert
(Utrecht), The sulfonamide-diaminopy-
rimidine story.

Dr. Kerstin Müller (Utrecht), The use of
opium in veterinary medicine.

R. Schippers (Hannover), Veterinary
acupuncture and its variants in Europe
between 1825 and 1910.
Profdr. T. Frymus and dr. J. Tropilo
(Warchau), Profdr. Odon Bujwid
(1857-1942), the first Polish microbio-
logist.

D0NDERDAG3 JUNI

Thema 2: Veterinary biography and

bibliography

Dr. B. Cozzi and dr. A. Veggetti (Bo-
logna), Claude Bourgelat and the pro-
motion of veterinary studies in the Re-
public of Venice.

Dr. W. Sackmann (Basel), Mulomedi-
cina Chironis: new results obtained from
two different manuscripts.
Dr. O. Katsuyama (Tokyo), Some
Dutch books on the horse introduced
into Japan in the 18th century.
Drs.W.A. Hermans (Langbroek), Fre-
derick E. Zeuner ( 1905-1963); his signi-
ficance for and influence on the research
of animal domestication.
Dr. J. Berns (Amsterdam), Pieter van
Naaldwijck ( 1579 - after 1632): life and
work.

Thema 3: Free communications

Profdr. E. Adamczyk (Wroclaw), Nico-
las Copernicus, an astronomer, a doctor
and possibly a veterinarian.
Profdr. P. Knezevic(Wien), The Vienna
Veterinary School transfer to its third
location in 226 years.
Dr. C.-H. Klatt (Helsinki), The develop-
ment of the College of Veterinary Medi-
cine Helsinki.

Dr. Sabriye Doganay-Feldhaus (Lin-
dern), The German contribution to the
Agricultural and Veterinary Faculty at
the University of Ankara and the Ger-
man guest professorship from 1933 to
1942.

Drs. P. van Olm (Lelystad), The history
of the Central Veterinary Institute of the
Netherlands.

Profdr. I. Moussatché (Rio de Janeiro),
One century of veterinary science in
Brazil, 1891-1991.

Drs. J.S. van der Kamp (Haren, Gr.),
Some topics in the 150 years of existence
of the Section Groningen/Drenthe of
the
Royal Netherlands Veterinary Asso-
ciation.

VRIJDAG4 JUNI

Meeting on veterinary museums

Drs. A.P Wijgergangs (Veghel/
Utrecht), Veterinary history museums:
the situation in Utrecht and the prelimi-
nary results of a questionnaire sent out to
other museums.

-ocr page 443-

Contributions by curators of veterinary
history museums, followed by discus-
sion.

Slotsessie

Invited lecture: Prof.dr. M.J. van Lie-
burg (V.U./EUR), Amateurism and
professionalism in the study of the hi-
story of medicine.

Communications:

Prof.dr. R.H. Dunlop (St.Paul, Minne-
sota), The importance of a strong histo-
riographie perspective in the training of
veterinarians as well as for the evalu-
ation of the profession of veterinary
medicine.

Dr. F. Smulders en drs. P.A. Koolmees
(Utrecht), Meat quality in a historical
perspective.

Dr. R. Grimm (Traunstein), Domestic
animals on Roman imperial coins in
comparison with their present day appe-
arance.

Dr. M. Brumme (Berlijn), An approach
to the history of professional language
used in veterinary anatomy.
Dr. W. Skrzypek (Opole) and dr. J. Frik
(Wapenveld), Healingof a student suffe-
ring from glanders by Alexander Nu-
man, director of the Veterinary School
of Utrecht.

EXCURSIES

Voor de partners wordt dinsdagmiddag,
woensdag en vrijdagmiddag een spe-
ciaal programma geboden.
Voor alle deelnemers is er op dinsdag-
avond een ontvangst door het College
van Bestuur in het Academiegebouw
van de Utrechtse Universiteit, op woens-
dagavond een bezoek aan \'Huize
Doorn\', op donderdagmiddag een be-
zoek aan \'Museum Boerhaave\' te Lei-
den, gevolgd door het congresdiner in
het Kurhaus te Scheveningen en op
vrijdagochtend een rondleiding op de
faculteit.

■lin

Op zaterdag 5 juni wordt een post-
congres-tour georganiseerd naar Lely-
stad met bezoek aan het C.D.I. en enkele
bezienswaardigheden van Flevoland.

VOORWAARDEN DEELNAME
Voor hen die het gehele congres wensen
bij te wonen, gelden de deelnameprijzen
die vermeld zijn in afl. 5 van dit tijd-
schrift.

Voor hen die slechts een gedeelte kun-
nen bijwonen, gelden de volgende dag-
tarieven:

Dinsdag 1 juni: f. 75,-; Woensdag 2 juni:
f. 1(X),-; Donderdag 3 juni: f. 150,-;
Vrijdag 4 juni: f. 25,-; Zaterdag 5 juni:
f. 50,-.

Aanmelding schriftelijk aan het Secreta-
riaat van de Congrescommissie p/a
Bibliotheek Diergeneeskunde, Postbus
80159. 3508 TD Utrecht, onder gelijk-
tijdige overmaking van het verschul-
digde bedrag op postbank nr. 581045 of
bankrekening nr. 46.02.14.799 ten
name van de penningmeester van het
Veterinair Historisch genootschap, on-
der vermelding van \'congresdeelname\'.
Wanneer logies gewenst zijn, dient con-
tact opgenomen te worden met drs. E.P.
Oldenkamp (tel. 070-3276950).

CONGRESPLAATS
Dinsdag t/m donderdag: EurOase,
Stichtse Rotonde 11, Amersfoort (tel.
033-620054); vrijdag: Hoofdgebouw
Faculteit der Diergeneeskunde, Yale-
laan 1, Utrecht.

OPEN DAGEN
VARKENSPROEF-
BEDRIJF RAALTE

Het Varkensproefbedrijf \'Noord- en
Oost-Nederiand\' te Raalte van woens-
dag 12 tot en met 14 mei houdt open
huis. Woensdag 12 en donderdag 13 mei
kan men er van 10.00 uur tot 17.00 uur
terecht en op vrijdag 14 mei van 10.00
uur tot 21.00 uur.

Het bedrijf ligt aan de Drosteweg 8 in
Raalte. Dit is een zijweg van de N48, de
provinciale weg van Raalte naar Deven-
ter.

Het gehele bedrijf is te bezichtigen. Er is
een route uitgezet door de bezoekers-
gangen, die zich gedeeltelijk gelijkvloers
en gedeeltelijk in de nok van de stallen
bevinden.

Daarnaast is er een expositie van een
groot aantal bedrijven, die hun produk-
ten tonen.

Voor meer informatie kan men zich
wenden tot mevrouw A.E. W.M. van der
Linden, afdeling Publikatiezaken van
het Proefstation voor de Varkenshoude-
rij, tel. 04192-86555.

Op initiatief van Animed/Virbac houdt
dr. L.J. Hellebrekers, afdeling Anesthe-
siologie van de Kliniek voor Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, op don-
derdag 13 mei een lezing over
beademing en anesthesiebewaking bij
gezelschapsdieren.

Er komen onderwerpen aan de orde met
betrekking tot beademing, capnografie,
saturatiemeting, ECG-registratie en an-
dere mogelijkheden tot bewaking.

De lezing begint om 20.00 uur en wordt
gehouden bij Animed/Virbac, Hermes-
weg 15 te Barneveld. Er zijn geen kosten
aan verbonden en de complete lezing zal
met kleuren-illustraties aan de deelne-
mende •practicus worden uitgereikt.

Voor inlichtingen en aanmelding kan
men zich wenden tot: Animed/Virbac,
Postbus 313, 3770 AH Barneveld, tel.
03420-93008 of 03420-92544.

BEADEMING EN ANESTHESIEBEWAKING
BIJ GEZELSCHAPSDIEREN

BANDEN 1992
TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE
Bestelling:

De banden voor het inbinden van
het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1992 (nieuw formaat)
kunt u bestellen door ƒ 25,- (excl.
BTW) per set over te maken op
postbanknummer 51 16 06. Wilt
u bij uw bestelling vermelden
\'Banden 1992\'?

Banden tot en met 1986 zijn niet
meer voorradig. Vanaf 1987, met
uitzondering van 1989, zijn de
banden wel leverbaar.

-ocr page 444-

NEDERLAND
IBR-VRIJ?

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drs.
G.M. Zimmer (Gezondheidsdienst
voor Dieren in Zuid-Nederland) be-
reid om voor de lezers een antwoord
te formuleren.

VRAGEN

Waarom moet Nederland IBR-vrij wor-
den als daar ziektekundig geen reden
voor is?

Moet dit door middel van vaccinatie of
eradicatie?

Welke mogelijkheden zijn voor eradica-
tie voorhanden?
Is er een goed vaccin?
Is er een goede test?
Kun je door vaccinatie met een dood
vaccin, IBR uitroeien?

ANTWOORD

Heden kunnen we stellen dat in Neder-
land afdoende preventieve maatregelen
(vaccinaties) voorhanden zijn om de
klinische gevolgen van IBR-infecties te
voorkomen.

Recente discussies binnen de EG om op
langere termijn een IBR-vrije status van
de Gemeenschap na te streven vragen
dus om een andere benadering van dit
virus dan uitsluitend de ziektekundige.
Inmiddels zijn Denemarken, Zwitser-
land en Oostenrijk er al in geslaagd om
via \'stamping out\' de IBR-vrije status te
behalen. Ook in Duitsland, Frankrijk en
Engeland zijn al enige tijd IBR-bestrij-
dingsprogramma\'s operationeel. Grote
delen van Frankrijk zijn al IBR-vrij (In
Bretagne is nog slechts 3% van de bedrij-
ven besmet).

De Nederiandse KI- en ET-stations wor-
den nu al geconfronteerd met de EG-eis
dat deze stations over enige tijd IBR-vrij
moeten zijn (groep II EG-dierziekten).
Veehouders die stiertjes aan de KI willen
leveren worden dan ook geconfronteerd
met het IBR-vrij houden van hun aan-
fok.

De verwachting is derhalve dat Neder-
land als exporterend land op termijn vrij
zal willen/moeten worden van het IBR-
virus.

Eradicatie door middel van het oprui-
men van serologisch positieve dieren is
in Nederland niet mogelijk gezien de
hoge besmettingsgraad. Dit blijkt uit een
prevalentie-onderzoek op niet-gevacci-
neerde bedrijven, uitgevoerd in 1992
door de gezamenlijke Gezondheids-
diensten.

De resultaten spreken voor zich; name-
lijk 75% van de onderzochte tankmelk-
monsters zijn positief bevonden. In to-
taal heeft 40% van de melkgevende
runderen antistoffen.
Van de gehele populatie (melkgevende
plus jongvee) kunnen we stellen dat
ruim 30% besmet is.
Eradicatie is dus alleen mogelijk door
middel van vaccinatie.

Inmiddels is door het CDI een deletie-
vaccin met bijbehorende discrimine-
rende test ontwikkeld, die mogelijkhe-
den kan bieden voor een eradicatie
door middel van vaccinatie. De eerste
veldproef met dit nieuwe vaccin zal al in de
loop van dit jaar uitgevoerd worden. IBR-
bestrijding zou dan op dezelfde manier
plaats kunnen vinden als eradicatie van
de ziekte van Aujeszky. Punt van discus-
sie blijft of de EG deze methode van
bestrijden erkent in verband met export
van gevaccineerde runderen. De vraag is
ook of dit vaccin een levend of een dood
vaccin zal moeten zijn.

De meeste dierziektenbestrijdingspro-
gramma\'s gaan uit van het maken van
discriminerend onderscheid tussen be-
smette en onbesmette dieren om dan
vervolgens de opgespoorde besmette
dieren af te voeren.

Een alternatief hiervoor is het intensief
vaccineren van serologisch positieve
dieren of van de gehele koppel met een
niet discriminerend geïnactiveerd vaccin
met het doel het virus geen kans te geven
zich in de koppel te verspreiden. Hier-
door zou de koppel door natuuriijk
verioop op een gegeven moment vrij
worden. Dit duurt, zonder tegenvallers
minimaal één generatie en er kan geen
onderscheid gemaakt worden tussen ge-
vaccineerde en geïnfecteerde runderen.
Met name in Duitsland en Frankrijk
(vaccinatie van serologisch positieve
dieren) wordt dit systeem toegepast met
redelijk tot goed succes. Echter de klei-
nere bedrijfsgrootte, de lagere besmet-
tingsgraad en de lagere veebezetting
aldaar werken sterk in het voordeel van
deze aanpak.

mÊÊm

CASTREREN VAN
KATERS

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer dr L.J.
Hellebrekers en mevrouw drs N.
Reens bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

VRAGEN

- Het castreren van katers geeft veel
vaker problemen p.o. dan het castre-
ren van poezen bij dezelfde omstan-
digheden. We zien dan kortademig-
heid, al of niet met koorts, gedurende
enige dagen; meestal beginnend on-
geveer twee dagen na de operatie.
Hoe is dit te verklaren en hoe te
voorkomen?

- Helaas gebeurt het soms dat een
kater kort na castratie overlijdt. Wat
is hiervan de oorzaak? In hoeveel %
van de gevallen komt dit voor? Heeft
het gebruikte anesthesie-middel hier
invloed op? Waar gaat uw voorkeur
naar uit en in welke dosering?

- Gedurende enkele jaren hebben we
in onze praktijk, poezen gesterili-
seerd met behulp van zolethil. Het is
ons bekend dat zolethil nogal wat
teweeg brengt in het dierenlichaam.
Is dit de reden dat de poezen na een
sterilisatie met dit narcose-middel zo
slecht op gang komen? Vaak duurt
het dagen voor de dieren weer eten
en soms is dwangvoeding noodzake-
lijk.

ANTWOORD

De vragen betreffen onder meer het
verschijnsel dat katten na operatie ster-
ven, terwijl de ingreep zélf zonder com-
plicaties veriiep. De frequentie waarmee
dit in Nederland optreedt is niet bekend,
maar in Engeland (1) werd dit voor de
periode 1984-1986 geschat op 1:552
gezonde dieren en bij katten {3S/99)
met een verhoogd risico 1:30 dieren.
Veelal kon de oorzaak van de sterfte niet
worden achterhaald.
In een recent retrospectief onderzoek
(2), uitgevoerd aan de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht, werd deze
problematiek bestudeerd. In dit onder-
zoek is sectie verricht op 85 katten,
afkomstig uit heel Nederland, die tot zes
weken na het ondergaan van anesthesie
stierven. Alle dieren waren geanesthe-
seerd met inspuitbare anesthetica, het
merendeel (78/85) met ketamine-xyla-
zine (-atropine) of ketamine-aceproma-

-ocr page 445-

zine-atropine.

Bij sectie werden degeneratieve veran-
deringen in het myocard aangetoond.
Afhankehjk van de tijdsduur tussen het
moment van anesthesie en de dood, zag
men onder meer oedeem tussen en
zwelling van de hartspiervezels, infiltra-
tie van mononucleaire cellen en een
toename van collageen bindweefsel.
Alle katten vertoonden een verwijd
linker atrium, oedemateus gestuwde
longen en een gestuwde lever. Onge-
veer 50% van de dieren vertoonde endo-
en myocardiale bloedingen, een verwijd
linker ventrikel en/of een hydrothorax.
Als hypothese werd een causale rol voor
de, door anesthetica geïnduceerde my-
ocard-hypoxie besproken.
Het gebruik van ketamine (83/85) in-
duceert een toename van de perifere
weerstand en de hartfrequentie, resulte-
rend in een stijging van de arteriële
bloeddruk. De arbeid die het myocard
moet verrichten neemt hierdoor toe en
daarmee ook de 02-behoefte. Deze ke-
tamine-geïnduceerde veranderingen
kunnen worden versterkt door toevoe-
ging van xylazine/atropine. In geval van
een ernstige tachycardie kan de diastoli-
sche fase dusdanig worden verkort, dat
het slagvolume en de cardiac output
afnemen en daarmee ook de myocard-
perfusie.

Een daling van de arteriële bloeddruk is
onder meer beschreven voor de combi-
naties ketamine-acepromazine en tileta-
mide-zolazepam IM (Zoletil®). Hierbij
neemt de perfusie van het myocard af,
wat vervolgens kan resulteren in een
myocard-hypoxie.

Behalve de circulatie beïnvloeden anes-
thetica tevens de ventilatie, meestal re-
sulterend in een afname van de gasuit-
wisseling waardoor de 02-opname
daalt. Sterfte tijdens of na anesthesie kan
veroorzaakt worden door hypoxische
myocardveranderingen. Myocard-hy-
poxie hoeft echter niet (direct) tot de
dood te lijden. Postoperatief kunnen
zich decompensatie-verschijnselen, zoals
benauwdheid (ten gevolge van longoe-
deem en hydrothorax) en hartritme-
stoornissen manifesteren.
Om de kans op myocard-beschadigin-
gen als gevolg van hypoxic te verklei-
nen, verdient het aanbeveling de kat
minimaal 30% O2 te geven. Indien
geïndiceerd kan men naast ketamine
beter glycopyrrolaat 0,01 mg/kg (Robi-
nul®) als anticholinergicum gebruiken
dan atropine, aangezien dit minder ta-
chycardie induceert en de bronchus- en
speekselsecretie goed remt.
Een alternatief (3) voor de anesthesie bij
de kat is de combinatie van 80-100
ng/
kg medetomidine (Domitor®) IM of IV,
met 2-3 mg/kg ketamine IV of 4-6 mg/
kg ketamine IM, zónder atropine. Keta-
mine kan zo nodig worden nagedoseerd
met 25-40% van de uitgangsdosis. Deze
combinatie geeft een betere analgesie
dan de overige anesthesieën voor katten
(3).

«i ■ il

Door een aantal maatregelen kan een
vlot herstel van de kat na operatie
worden bevorderd. Zowel medetomi-
dine als xylazine kunnen worden ge-
antagoneerd met de specifieke alfa2-
antagonist atipamezole (Antisedan®).
Dit moet niet eerder gebeuren dan 11/4
uur na de laatste ketamine-toediening,
vanwege de ongewenste bijwerkingen
van ketamine.

Per- en postoperatieve hypothermic
dient te worden voorkomen omdat de
doorbraak en uitscheiding van anesthe-
tica hierdoor worden vertraagd. Vocht-
verlies dient te worden gecompenseerd
door intraveneuze toediening van NaCl
0,9% of Ringers\' lactaat.
Een goede postoperatieve pijnbestrij-
ding kan het herstel van de kat bespoedi-
gen. Hiertoe kan buprenorfine (Temge-
sic®), een partiële opiaat-agonist,
worden aangewend in een dosering van
6-10 Mg/kg (werkingsduur 6-8 uur).

LITERATUUR

1 Clarke KW, and Hall LW. A survey of
anaesthesia in small animal pratice. AVA/
BSAVA report. J Ass Vet Anaesth 1990; 17:4.

2 van der Linde-Sipman JS, Hellebrekers U,
and Lagerwey E. Myocardial damage in cats
that died after anaesthesia. Vet Quart 1992;
14:91.

3 Verstegen J, Fargetton X, Donnay I, and
Ectors F. An evaluation of medetomidine/
ketamine and other drug combinations for
anaesthesia in cats. Vet Ree 1991; 128: 32.

VOEDINGSALLERGIE
BIJ DE WESTIE

Naar aanleiaing van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie mevrouw drs.
M. W. Vroom (Veterinaire specialis-
ten Oisterwijk en dierenkliniek De
Wagenrenk) bereid om voorde lezers
een antwoord te formuleren.

VRAAG

Komt een voedselallergie veel voor bij
de Westie? Hoe is deze voedselallergie te
onderscheiden van atopie?

ANTWOORD

Komt een voedselallergie veel voor bij
de West Highland White Terrier?
Op deze vraag kan niet eenvoudig met
\'ja\' worden geantwoord. In Small Ani-
mal Dermatology, (Muller, Kirk en
Scott, 4 ed. 1989, WB Saunders) staat
dat voedselallergie een vrij zeldzame
aandoening is. Op bladzijde 99 van deze
\'dermatologie bijbel\', staat op de lijst
van raspredisposites bij de Westie voed-
selallergie niet genoemd. In the Veteri-
nary Clinics of North America (Small
Animal Practice, vol 20, WB Saunders)
van november 1990 staat op bladzijde
1565 dat Westies wel gepredisponeerd
zouden kunnen zijn voor een voedselal-
lergie.

De auteur Kevin Shanley is zeer voor-
zichtig in zijn bewoordingen.
Bij een retrospectief onderzoek van 45
Westies vond ik bij elf honden een
voedselallergie. Het lijkt erop dat voed-
selallergie bij de Westie in Nederland
wel veel voorkomt.

Hoe is deze voedselallergie te onder-
scheiden van een atopie? Atopieklach-
ten ontstaan meestal tussen de leeftijd
van 1 tot 3 jaar. Voedselallergie kan op
elke leeftijd voorkomen. Uit het onder-
zoek bij de 45 Westies bleek dat de
leeftijd van ontstaan van atopieklachten
varieerde tussen drie maanden en drie
jaar. Huidklachten bij de dieren met een
voedselallergie, ontstonden tussen vier
maanden en vijf jaar. De gemiddelde
leeftijd van ontstaan van de klachten bij
atopie respectievelijk voedselallergie
was 17,5 respectievelijk 18,5 maand.
De symptomen van een voedselallergie
kunnen de volgende zijn: pruritus, pa-
pels op de buik, otitis externa, dorre
vacht, gegeneraliseerde oppervlakkige
pyodermie, vette seborroe, foetor. Voed-
selallergie kan zich op zeer wisselende

-ocr page 446-

manieren uiten. Bij de 45 Westies was er
spraiie van pruritus bij alle elf voedselal-
lergie-patiënten met name aan de voor-
poten erytheem, vette seborroe op de
rug, otitis externa en een secundaire
oppervlakkige pyodermie.
De klinische symptomen van een hond
met atopic zijn pruritus, hyperhydrosis,
erytheem bij de flexorzijde van de elle-
bogen, oksel en liezen. Ook kan er
sprake zijn van een otitis externa. De
dieren wrijven met de snuit over de vloer
of poetsen met de voorpoten over de
snuit. In sommige gevallen niest de hond
meer.

Ook kan de hond een conjunctivitis
hebben.

Een secundaire seborroe of oppervlak-

ZEER ZWAAR
AFGEKALFDE
VAARS

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drs. G.
Schuijt (Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

VRAAG
Casus:

Zeer zwaar afgekalfde vaars met uitge-
breide perivaginal reactie, met moeite
vaginaal te toucheren en de urinelozing
gaat nog redelijk. Op welke wijze te
behandelen?

ANTV^OORD

De vraagstelling is wat onduidelijk om-
dat niet bekend is hoeveel dagen post-
partum de vaars inmiddels is en waaruit
de klachten bestaan. Perst de vaars veel
en krachtig? Zijn er toch wel duidelijk
waarneembare problemen bij het urine-
ren? Hoe staat het met de eetlust en
melkgift? Heeft het dier koorts? Is de
nageboorte normaal afgekomen? Zijn er
beschadigingen in de geboorteweg? Hier
kan dus slechts een algemeen antwoord
worden gegeven.

Wanneer een partus per vagina dermate
zwaar is verlopen, zodat grote kans bestaat
kige pyodermie kan worden aangetrof-
fen bij dieren met een atopie.
Uit bovenstaande blijkt dat er nauwe-
lijks onderscheid is tussen de sympto-
men van een voedselallerige en een
atopie. In de praktijk kan de anamnese
soms uitkomst bieden. Nader onderzoek
waaronder een hypo-allergeen dieet van
minimaal zes weken en een intrader-
male allergietest, is geïndiceerd. Hierbij
wordt ervan uitgegaan dat andere moge-
lijke huidaandoeningen, zoals parasi-
taire infecties, dermatomycosen, pulico-
sis, vlooienallergie en auto-immuun-
aandoeningen, zijn uitgesloten.
In sommige gevallen kan een combina-
tie van beide aandoeningen worden
gevonden.

op ernstige zwelling van de weke ge-
boorteweg en de organen en andere
weefsels in het perivaginal gebied, dan
is aan te bevelen om preventief parente-
raai depomycine toe te dienen gedu-
rende drie dagen. Dat is zeker geïndi-
ceerd wanneer beschadiging van de
geboorteweg is opgetreden, tenzij er
contra-indicaties zijn, zoals bij een bloe-
ding met onzekere afloop. Het gebruik
van ontstekingsremmende middelen om
in een vroeg stadium overmatige reactie
te voorkomen is te overwegen.

Soms wordt een vaars een paar dagen
postpartum aangeboden met een ern-
stige perivaginal onstekingsreactie ter-
wijl ze ernstig staat te persen, proble-
men heeft met het urineren, niet goed eet
en koorts heeft (zoals de vraagsteller
misschien bedoelt). In zo\'n geval is het
parenteraal toedienen van een breed-
spectrum antibacterieel middel gedu-
rende drie tot vijf dagen aan te raden om
een septicemic te voorkomen. Wanneer
rectaal onderzoek nog mogelijk is dan
kan men proberen vast te stellen in
hoeverre de urineblaas functioneert. Ca-
theterisatie van de blaas kan daarover
ook informatie geven. Zowel bij een
blaasverlamming als bij een normaal
functionerende urineblaas is het moge-
lijk dat de urine tijdens het persen in
kleine hoeveelheden afkomt. Bestaat
een blaasverlamming of een kennelijke
obstructie van de urethra dan kan een
dauerurinecatheter geïndiceerd zijn.
Symptomatische behandeling door her-
haalde toediening van een pijnstiller en/
of een epiduraalanesthesie kan verlich-
ting geven. De dieren zullen dan wat
beter blijven eten. Bij voornoemde
klachten is de kans op een ernstige
endometritis vrij groot. De altijd zeer
geïndiceerde intra-uteriene behandeling
met bijvoorbeeld engemycine 10%, door
middel van de pipet onder rectale bege-
leiding, is als gevolg van ernstige zwel-
ling soms moeilijk uitvoerbaar.
Zou het gaan om een vaars met een
perivaginale ontstekingsreactie op 2 ä 3
weken postpartum, maar zonder koorts,
dan is het twijfelachtig of behandeling
met antibiotica wel zinvol is. De zwel-
ling wordt dan geleidelijk minder en zal
na maanden vrijwel geheel verdwijnen.
Wel kunnen vanaf een maand postpar-
tum als extra complicatie soms abcessen
ontstaan, die dan vaak doorbreken naar
de vagina of in het perineale gebied.
Antibiotica zouden de rijping daarvan
zelfs kunnen vertragen. Een necrotise-
rende cervicitis, vaginitis of vulvitis kun-
nen al na tien dagen duidelijke teken van
afstoting en genezing vertonen. In alle
gevallen moet de urinelozing goed wor-
den gecontroleerd. Langdurige mictie-
problemen kunnen cystitis, peritonitis of
zelfs een blaasruptuur tot gevolg hebben.

Door algemeen onderzoek en lokaal
onderzoek kan de aard en uitgebreid-
heid van de aandoening worden vastge-
steld. Het rectaal onderzoek geeft wat dit
betreft de beste informatie. Bij een uitge-
breide perivaginale ontstekingsreactie
als gevolg van vermoedelijke beschadi-
gingen van de weke geboorteweg is
manueel vaginaal onderzoek gecon-
traïndiceerd. Vaginoscopisch onderzoek
is hierdoor de aangegeven methode,
hoewel soms ook moeilijk uitvoerbaar.
Hier geldt dus de uitdrukking: \'Voorkó-
men is beter dan genezen\'.

-ocr page 447-

Tractononn^LAX

DE VERLICHTENDE OPLOSSING
voor hond en kat

|\'aclonorm®LAX

Samenstelling

Per ml: latlulose titiV mg.

Omschrijving

11 Icldcrc siroop voor orale lot-dieiiiiig.

Indicaties

C.cliiiiik bij hond cn kal:

- Bij obstipatie t.S-v. darniatonie (na operatie), haarballen. massieve
(larniinhoud. hypoactiviteit, gedeeltelijke obstruclies (als gevolg van
bijvoorbeeld 1\'racl ureii of tumoren), rectaal divcrtikel, proc titis,
intoxicaties etc. rractonorin Lax reguleert het fysiologische ritme van de
dikke dann en bevordert dc vorming van iioniiale ontlasting op
naluurlijkf wij/e.

- Bij hepatische encefalopathie (HF,), omdat Tractonorm I.ax de
ammoniakconcentratie in het lichaam verlaagt.

Als aanvullende therapie bij bactcricle enteritis, zoals bij salnionello.sis
en bij colibacillosis, omdat Tractornom Uix de /uurgraad in dc dikke
darm verlaagt.

Dosering

Bij obstipatie:

lond en kat: 3 ml (1 theelepel) per kg lichaamsgewicht per dag.

ïij HK (hepatische encefalopathie):

loiul en kat: 2,5 - 5 ml per 5 kg lichaamsgewicht, driemaal daags,
ij salmonellosis/colibacillosis:

lond en kal: 3 ml (I theelepel) per .5 kg lichaamsgewicht, driemaal daags.

Contra-indicaties

Geen.

Waarschuwingen

Indien na enkele dagen geen verbetering optreedt of dc klachten zich
herhalen, dient dc dierenarts opnieuw geraadpleegd te worden.

Bijwerkingen

In sommige gevallen kan diairee omstaan. Aanbevolen wordt dan dc
dosering te verminderen.

elen voor de gebruiker

kinderen houden.

Presentatie

Flacon ä 100 ml.

Wijze van aflevering

Uitsluitend aflevering door de dierenarts.

Registratiehouder

Duphar Nederland B.V.
Drentestraat 11, lOH.*» HK Amsterdam

Registratienummer

NI. .3592

Duphar Nederland B.V.

Animal Health
Postbus 7133
1007 JC Amsterdam
Tel. 020-5490832/830
Fax 020-6610960

SOLVAY Animal Health

-ocr page 448-

Voorkom paramyxobesmetting

in de nestschaal

Ent daarom alle oude duiven, zodat zij de jongen
niet kunnen besmetten.

Colombovac PMV

een kampioen in paramyxobescherming

• géén entreactie

• behoud van prestatie

• een jaar bescherming

Colombovac PMV kunt u het hele
jaar door enten. Het vaccin is
gebruiksklaar en kan zonder
voor te verwarmen worden toe-
gediend.

Bel voor meer informatie (020) 54 90 830.

-ocr page 449-

•I I «t

■ita

PAARD

Renale tubulaire acidose bij het

paard

Renale tubulaire acidose is een spora-
disch bij het paard voorkomende aan-
doening, die bij deze diersoort in 1984
voor het eerst is vermeld (7). In de
literatuur zijn tot op heden slechts vier
paarden met renale tubulaire acidose
(RTA) beschreven. Het betrof twee
Quarter horses, een Appaloosa en een
Tennessee walking horse, die in leeftijd
varieerden van twee tot elf jaar. De
groep van vier paarden bestond uit drie
merries en één hengst (2, 4, 5 en 6).
Kruising van twee van deze paarden
leverde een ogenschijnlijk normaal veu-
len op (5).

Bij alle paarden met RTA werden ano-
rexie en sloomheid gemeld, terwijl bij
twee van de vier paarden chronische
vermagering werd vastgesteld. Urine-
onderzoek leverde bij twee van de vier
paarden een (voorbijgaande)
Proteinu-
rie op. Het soortelijk gewicht van de
urine varieerde van 1.016 tot 1.033.
Bloedonderzoek duidde in alle gevallen
op een ernstige metabole acidose in
combinatie met bij drie van de vier
hypokaliemie, waarbij de pH varieerde
van 6,99 tot 7,089 (2, 4, 5 en 6). Bij alle
vier in de literatuur beschreven paarden
met RTA kon geen oorzaak worden
vastgesteld, ondanks het nemen van een
nierbiopt en echografie bij twee paarden
(5).

Ten behoeve van het handhaven van de
zuur-base-balans zorgt de nier voor de
excretie van zuur en de reabsorptie van
bicarbonaat. De reabsorptie van bicar-
bonaat vindt plaats direct na de glome-
rulusfiltratie in de proximale niertubu-
lus. Ten gevolge van de bicarbonaat
reabsorptie vindt in de proximale niertu-
bulusexcretie plaats van HjO-l-, die
wordt uitgewisseld met Na . De proxi-
male niertubulus is echter niet in staat
een significante H30 -gradiënt te be-
werkstelligen, waardoor de vloeistof ter
plaatse niet duidelijk van pH verlaagt.
De pH-daling vindt met name plaats
door belangrijke H30 -excretie in de
distale niertubulus (1).
RTA betreft de aandoening, waarbij
sprake is van metabole acidose ten
gevolge van verminderde netto tubulaire
H30 -excretie. Er zijn 3 types RTA,
namelijk type 1 (distale tubulus), type 2
(proximale tubulus) en type 4. Wat
voorheen type 3 werd genoemd blijkt
een variant van type 1 te zijn. Type 4
RTA wordt veroorzaakt door aldos-
teron deficiëntie of resistentie en gaat
gepaard met hyperkaliemic (3). De hy-
pokaliemie bij type 1 RTA wordt waar-
schijnlijk veroorzaakt door de combina-
tie van milde volume-depletie en
toename van de aldosteron-concentratie
in het bloed. De oorzaak van de hypoka-
liemie bij type 2 RTA is onduidelijk (I).
Bij het paard zijn tot op heden alleen
types 1 en 2 beschreven en wel respectie-
velijk bij drie (2, 5, 6) en één paard(en)
(4). Type 1 RTA wordt gekenmerkt
door een afname van de netto
H3O -
excretie in de distale tubulus. Bij type 2
RTA is de reabsorptie van bicarbonaat
in de proximale tubulus verminderd,
maar kan opnieuw steady state worden
bereikt. Aldus betreft type 2 RTA een
zelf-limiterende aandoening (3). De drie
paarden met type 1 RTA hadden alle-
maal alkalische urine en het paard met
type 2 RTA had zure urine (pH = 5,5).
Zure urine in geval van RTA duidt erop
dat de functie van de distale niertubulus
intact is (4).

In geval van een ernstige metabole
acidose en de afwezigheid van andere
symptomen van renal failure (normale
creatinine- en ureumconcentraties) of
diarree wordt een afwijking van de
niertubulus waarschijnlijk. Bij verden-
king op RTA is van belang de urine pH
te meten en de serum kaliumconcentra-
tie (naast de pH, BE, pCOj en
HCO3 in
het bloed) (1). Types 1 en 2 kunnen bij
het paard worden onderscheiden in ge-
val van alkalische urine door de ver-
strekking van 0,1 g NH4Cl/kg lichaams-
gewicht via een neussonde (5). Het op
deze wijze niet kunnen induceren van
zure urine (pH = 6,0 - 6,5) is bewijzend
voor distale RTA (type 1) (2).
Bij RTA bestaat de therapie steeds uit de
substitutie van KCl en bicarbonaat op
geleide van het bloedonderzoek (2).
De prognose voor beide types RTA is
gunstig want na substitutie trad bij alle
patiënten herstel op met een follow-up
van 7 - 28 maanden (2, 4, 5, 6).

LITERATUUR

1. Davidman M, and Schmitz P. Renal tubulair
acidosis a pathophysiologic approach. Hosp
Pract 1988; 23: 77-96.

2. O\'Leary Hansen T. Renal tubular acidosis in a
mare. Compend Contin Educ Pract Vet 1986;
8: 864-6.

3. Rose BD. Clinical physiology of acid-base and
electrolyte disorders. McGraw-Hill, New
York. 1989; 3"\' edition: 527-39.

4. Trotter GW, and Miller D. Type II renal
tubular acidosis in a mare. JAVMA, 1986;
188: 1050-3.

5. Ziemer EL, Parker HR, Carlson GP, Smith BP,
and Ishizaki G. Renal tubulair acidosis in two
horses: diagnostic studies. JAVMA 1987; 190:
289-93.

6. Ziemer EL, Parker HR, Carlson GP, and
Smith BP. Clinical features and treatment of
renal tubular acidosis in two horses. JAVMA
1987; 190: 294-6.

7. Ziemer EL, Parker HR, and Carlson GP
Renal tubulair acidosis in two horses (ab-
stract). ACVIM Proc 2nd Annu Forum and
12th Annu Sei Progr 1984: 39.

J. H. van der Kolk

RUND

Neospora caninum en abortus

Congenital Neospora infection in calves
born from cows that had previously
aborted Neospora-infected fetuses: Four
cases (1990-1992).

B. Barr, P. Conrad R. Breitmeyer. K.
Serlow, M. Anderson. J. Reynolds, A.
Chauvet.

JAVMA, 1993; Vol 202, nr 1:113-7.

Sinds enkele jaren worden in Amerika
en ook in Europa bij geaborteerde kal-
veren veelvuldig infecties met
Neospora
caninum
vastgesteld. Neospora parasie-
ten lijken sterk op
T.gondii, omdat
beiden abortus en congenitale infecties
bij pasgeboren dieren kunnen veroor-
zaken. Over de epidemiologie van Neo-
spora is nog slechts weinig bekend.
Schrijvers onderzochten of geïnfec-
teerde koeien herhaald kunnen aborte-
ren of dat ze slechts één keer verwerpen
en daarna voldoende weerstand hebben
om transplacentaire infecties te voorko-
men. Daartoe werden HF runderen, die
hadden geaborteerd en waarbij Neo-
spora-organismen in de foetus waren
aangetroffen verder gevolgd. Alle vier
koeien hadden een normale graviditeit
en bij de partus waren alle kalveren (5)
levend. Twee kalveren bleken neurolo-
gische afwijkingen (ataxie) te vertonen,
terwijl bij een ander kalf sprake was van
een ernstige contractuur van de buigpe-
zen van de voorbenen. Bij immunolo-
gisch onderzoek bleken alle kalveren,
voordat ze biest hadden gekregen hoge
antilichaamtiters te bezitten tegenover
Neospora. Bij sectie vertoonden drie
kalveren een milde encefalomyelitis.
Neospora organismen konden bij al
deze dieren worden aangetoond.

-ocr page 450-

De conclusies zijn dat:

- transplacentaire infecties herhaaldelijk
voorkomen zelfs bij dieren die ten ge-
volge van een Neospora infectie al eens
verworpen hebben;

- congenitale Neospora-infecties fre-
quent voorkomen en aanleiding kunnen
geven tot neurologische afwijkingen
kort na de geboorte.

A. de Kruif

VROUW

Verminderde vruchtbaarheid

van vrouwen die zijn blootge-
steld aan hoge concentraties
lachgas

Rowland AS et al. Reduced fertility
among women employed as dental assi-
stants exposed to high levels of nitrous
oxide.

N Engl J Med 1992; 327: 993-7

In Europese landen wordt lachgas zowel
in de humane- als veterinaire praktijk
gebruikt. In de VS veterinair niet of
nauwelijks, terwijl daarentegen bij tand-
artsen (35-50% van de praktijken) en in
ziekenhuizen veelvuldig gebruik wordt
gemaakt van dit gasvormige narcose-
middel.

Door tandartsen worden patiënten niet
geïntubeerd, wat de kans vergroot op
vervuiling van de omgeving.
Ook in de diergeneeskundige praktijk
kan vervuiling door narcosegassen
plaatsvinden, indien onzorgvuldig met
inhalatie-anesthesie wordt gewerkt, zo-
als niet intuberen, geen effectieve afzui-
ging van de afgewerkte gassen, lek-
kende- en/of slecht onderhouden
apparatuur (Ref).

Bij ratten werd in het verleden al een
verminderde vruchtbaarheid aange-
toond na blootstelling aan lachgas in een
vergelijkbare concentratie als in (Ameri-
kaanse (ref.)) tandartsenpraktijken. Re-
sultaten uit epidemiologisch onderzoek
bevestigden de relatie tussen vermin-
derde fertiliteit bij vrouwen en contact
met gemengde anesthetische gassen.
(Overigens zijn er inmiddels aanwijzin-
gen dat er ook sprake is van een ver-
hoogde incidentie van geboorte-afwij-
kingen bij de nakomelingen van zowel
mannen als vrouwen die aan lachgas
waren blootgesteld. Ref).

im

ém

In The New England Journal of Medi-
cine beschrijven Rowland
et al (Nati-
onale Institute of Environmental Health
Sciences and University of North Caro-
lina) en retrospectief onderzoek naar de
invloed van N2O op de fertiliteit van
tandartsassistentes. Hiervoor werden uit
7000 vrouwen tussen de 18 en 39 jaar er
459 geselecteerd. Selectiecriteria waren
onder meer dat de vrouw zwanger
moest zijn geweest in de voorafgaande
vier jaar, minimaal 30 uur per week
werkte gedurende een periode van zes
maanden voor de onbeschermde coïtus
plaatsvond en gehuwd was op het mo-
ment van stoppen met anticonceptie.
Er werden specifieke gegevens van deze
groep vrouwen verkregen door middel
van uitgebreide telefonische interviews
naar fertiliteit (reproduktiviteit, omge-
vingsfactoren die dit eventueel beïn-
vloedden) en blootstelling aan N2O
(onder meer beschermende voorzienin-
gen).

Na correctie voor co-varianten, zoals
anticonceptie, roken en leeftijd, bleek
dat vrouwen die werden blootgesteld
aan hoge concentraties lachgas meer
menstruele cycli nodig hadden voordat
ze zwanger werden. Het effect van lach-
gas op de vruchtbaarheid was statistisch
significant bij vrouwen die meer dan vijf
uur per week blootgesteld werden aan
lachgas, zonder dat afvoervoorzieningen
van de afgewerkte gassen aanwezig wa-
ren. De kans om zwanger te worden per
menstruele cyclus was 41% van de kans
van de niet-blootgestelde tandartsassi-
stentes (controlegroep)!
Geconcludeerd werd dat regelmatig
contact van vrouwen in de vruchtbare
leeftijd met hoge concentraties lachgas,
de kans om zwanger te raken negatief
beïnvloedt.

Beschermende maatregelen om dit risico
te verkleinen zijn vanzelfsprekend nood-
zakelijk. Een afzuigsysteem van afge-
werkte gassen reduceert de blootstelling
al meer dan 90%!

P A. M. Overgaauw

VARKEN

Varkensstal bij natuurgebied

moet dicht van de rechter

Bruckwilder WJ. Gelezen in: Natuur en
Milieu januari 1992.

Een veehouder in Deume, pal naast het
natuurgebied de Deurnese Peel, moet
zijn nieuwe kapitale varkensstal sluiten,
omdat hij geen ontheffing volgens de
Natuurbeschermingswet heeft. Dat is de
uitspraak van het gerechtshof in Den
Bosch in het hoger beroep van een kort
geding dat de drie milieu-organisaties
tegen de boer hadden aangespannen. De
organisaties verloren het kort geding,
maar kregen in hoger beroep gelijk van
het gerechtshof.

ma i II iii, illiilïllÜÉil

Volgens de Natuurbeschermingswet
moeten alle activiteiten die de natuur
van een wettelijk beschermd gebied
schaden achterwege blijven.

Voor mogelijk schadelijke activiteiten
moet een ontheffing worden aange-
vraagd. De Stichting Natuur en Milieu,
De Werkgroep Behoud de Peel en de
Brabantse Milieufederatie zijn zeer ver-
heugd. De uitspraak is dan ook belang-
rijk. De veehouder beschikte namelijk
over geldige hinderwet- en bouwver-
gunningen. Het Hof in Den Bosch oor-
deelde echter dat van deze vergunningen
geen gebruik mag worden gemaakt als
een ontheffing volgens de Natuurbe-
schermingswet ontbreekt.

De varkensstal is in maart 1991 in
gebruik genomen en biedt plaats aan
circa duizend mestvarkens. Hij is gesitu-
eerd op tweehonderd meter afetand van
de Deurnese Peel, een beschermd hoog-
veengebied. Het is zeer onwaarschijnlijk
dat de veehouder alsnog een ontheffing
krijgt, wegens de verzurende en vermes-
tende ammoniakuitstoot van de stal,
die het natuurgebied ontoelaatbare
schade toebrengt. De boer moet zijn stal
nu sluiten. De milieu-organisaties zijn
overigens helemaal niet te spreken over
het ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij, dat de veehouder
vroegtijdig had moeten wijzen op de
verplichte ontheffing. Het ministerie
deed dat pas begin januari 1991 toen de
stal al klaar was.

De milieu-organisaties ontvingen een
financiële bijdrage van het fonds Natuur
en Milieu om dit proces te voeren.

W.J. Bruckwilder

-ocr page 451-

TUBERCULOSIS
IN ANIMALS
AND MAN

Tuberculosis in animals and man - with
attention to reciprocal transmission of
Mycobacterial infections and the suc-
cessful eradication of bovine tuberculo-
sis in cattle in the Netherlands.
H. Huitema. Royal Netherlands Tuber-
culosis Assocation (KNCV), Den Haag,
1992: 186 pp.

enversageo

De auteur van dit handboek is ongetwij-
feld één van de laatste veterinaire tuber-
culosespecialisten in ons land. Hij
werkte van 1934 tot en met 1938 aan
het Openbaar Slachthuis te Rotterdam
in welke periode tuberculose bij slacht-
dieren zeer veel voorkwam. In 1938
vertrok hij naar het toenmalige Neder-
lands-lndië waar hij, afgezien van een
kort recuperatieverlof in Nederland,
werkte tot in 1951. Daarna werd hij in
1952 aan het CDI benoemd tot hoofd
van de Afdeling Mycobacteriële Infec-
ties. Hij werd gepensioneerd in 1975.
Hij heeft zich met alle aspecten van de
TBC-bestrijding bezig gehouden, maar
zijn specialiteit was de ontwikkeling van
en het werken met de PPD-tuberculines.
De CDl-standaard voor de bovine PPD
tuberculine werd door zijn activiteiten in
1972 de EEG standaard. Ook heeft zijn
werk geleid tot de ontwikkeling en
vaststelling van de internationale
(WHO) standaard voor bovine PPD
tuberculine in 1986.

Doel van dit door de Centrale Vereni-
ging tot bestrijding der tuberculose
(KNCV) uitgegeven boekwerk is ener-
zijds een geschiedkundige vastlegging
van de in de titel genoemde ontwikke-
lingen en anderzijds aanwijzingen voor
tuberculose-bestrijding in die landen
waar deze ziekte nog algemeen voor-
komt.

Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken:
Tuberculose bij verscheidene diersoor-
ten en de mens (1), Bacteriologisch
onderzoek (2), Tuberculine (3), De
techniek van de tuberculinatie bij rund-
vee en andere diersoorten (4) en De
bestrijding van rundertuberculose in Ne-
derland (5).

■■ ■ M

Het eerste hoofdstuk geeft een uitgebreid
overzicht van het voorkomen van tuber-
culose bij diverse diersoorten en de
mens. Men kan zich bijna niet meer
voorstellen, dat voor de oorlog ongeveer
35% van alle in Rotterdam geslachte
runderen met tuberculose was besmet.
Met name bij melkvee is bovine TBC
een progressieve ziekte. Het zal bekend
zijn, dat
M. bovis bij de geit een ernstige
vorm van exsudatieve tuberculose ver-
oorzaakt. Toen rundertuberculose in ons
land nog veel voorkwam en bijproduk-
ten van de zuivelbereiding niet werden
gepasteuriseerd kwam bovine TBC ook
veel bij varkens voor. Vergelijkbare
situaties kunnen zich thans in ontwikke-
lingslanden nog steeds voordoen. In
1967 werd overigens ook
Myc. microti
(de veroorzaker van de woelmuizentu-
berculose) bij varkens aangetoond. Er
werden bij Qonge) slachtvarkens welis-
waar geen uitgebreide processen aange-
troffen maar de pathogeniteit van dit
species voor varkens staat wel vast.

Overige diersoorten waarbij tuberculose
door de auteur wordt genoemd zijn de
kat en de hond, het paard, roofdiersoor-
ten in dierentuinen, knaagdieren, buidel-
dieren, apen en vogels. Bij de mens
worden voornamelijk
Myc. bovis en
Myc. tuberculosis-mitches beschreven.
(Tegenwoordig zijn
Myc. éom-infecties
in ons land bij de mens zeldzaam, doch
Myc. tuberculosis-mitcX\\ti allerminst.
Op het laboratorium van de referent
wordt deze bacterie niet alleen regelma-
tig bij asielzoekers doch ook bij anderen
met verminderde weerstand geïsoleerd -
ref).

Hoofdstuk 2 geeft bijzonder duidelijke
richtlijnen voor het bacteriologisch on-
derzoek op tuberculose. Met name voor
laboratoriumwerkers in landen waar
TBC veel voorkomt, worden diverse
technieken (onder andere de galverdun-
ningsmethode ter verkrijging van aparte
kolonies - met foto\'s -) uitvoerig bespro-
ken.

Niet alleen het microscopisch onderzoek
van Ziehl-Neelsen gekleurde uitstrijkjes
wordt genoemd maar ook de kweekme-
thoden op de precies beschreven voe-
dingsbodems en additionele technieken
als chemische tests ter typering, serolo-
gisch en dierexperimenteel onderzoek.
Hij wijst er op dat het gebruik van
cavia\'s voor de primaire isolatie alleen
zin heeft als deze dieren ook met tuber-
culines worden getest.
(Het gebruik van caviae voor diagnosti-
sche doeleinden zal sterk kunnen afne-
men in landen waar nieuwe methoden -
DNA probes, PCR - beschikbaar ko-
men en bijvoorbeeld voor het jaar 2000
in Nederland tot nul zijn gereduceerd,
ref).

HUÉÜNiMMl

Hoofdstuk 3 geeft uitvoerige beschrij-
vingen van de tuberculine-produktie.
Dit hoofdstuk bevat 11 appendices,
waar alle te gebruiken media en technie-
ken zeer nauwkeurig worden bespro-
ken: een handboek voor laboratoria in
ontwikkelingslanden en geschiedkundig
van waarde voor hen die de ontwikke-
ling van de tuberculineproduktie willen
nagaan. Er zijn, ter verduidelijking en-
kele fraaie kleurenfoto\'s bijgevoegd.
Zeer belangrijk (ook door collega Haags-
ma in het voorwoord met name ge-
noemd) was de vondst, dat toevoegen
van bepaalde spore-elementen aan het
medium als zink, mangaan en kobalt de
opbrengst van actief materiaal sterk
verhoogt. De houdbaarheid van tuber-
culine werd verbeterd door aan de
geconcentreerde bulktuberculine voor
het vriesdrogen glucose toe te voegen als
ook aan de verdunningsvloeistof Tuber-
culine moet uiteraard chemisch neutraal
zijn en isotonisch met de lichaamsvloei-
stof

Hoofdstuk 4 gaat uitgebreid in op het
gebruik en het aflezen van de tuberculi-
natie, niet alleen bij in ons land voorko-
mende dieren, maar ook bij bijvoor-
beeld camelidae en apen. Dit hoofdstuk
is fraai geïllustreerd met een groot aantal
tekeningen, die door de auteur zelf zijn
vervaardigd.

Hoofdstuk 5 is mogelijk het belang-
rijkste hoofdstuk, niet alleen geschied-
kundig doch ook als leidraad voor die
landen, waarin men een veestapel tuber-
culose vrij wil maken. Het is immers
gelukt om ons zwaar besmette land in
ongeveer vijf jaar bijna geheel vrij te
maken van rundertuberculose. De sa-
menwerking tussen overheid (via de
schadeloosstelling voor overname van
positieve reageerders), CDI, Gezond-
heidsdiensten voor Dieren en practici
was hierbij essentieel. Belangrijk hierbij
was de b^hikbaarheid van goede tu-
berculines en de V-Z tuberculinatie voor
het onderkennen van de zogenaamde
aspecifieke reacties, zoals die veroor-
zaakt kunnen worden door \'skin le-
sions\', infecties met
Myc. avium en Myc.
johnei.
Een grote verbetering was hierbij
het vervangen bij de V-Z tuberculinatie
van ongelijke concentraties voor aviaire
en bovine tuberculine door gelijke con-
centraties van deze sensitines. Dit was

-ocr page 452-

mogelijk door optimaal gebruik te ma-
ken van de voordelen die de produktie
van PPD biedt.

Het hoofdstuk sluit af met de interes-
sante sectie over herinfecties bij kuddes
die al officieel vrij waren van bovine
tuberculose: een waarschuwing voor
voldoende voorzichtigheid, ook in de
toekomst.

■I I n

Samenvattend kan gesteld worden, dat
het hier besproken boek een welkome
aanvulling is van de internationale lite-
ratuur over de bestrijding van één der
belangrijkste zoönosen, tuberculose bij
mens en dier. Uw referent beveelt dit
boek graag bij u aan.

J. Goudswaard

PROCEEDINGS OF THE FAD
EXPERT CONSULTATION ON
GENETIC ASPECTS OF
TRYPANOTOLERANCE

FAO Animal Production and Health
Paper no. 94. Food and Agriculture
Organization of the United Nations,
Rome 1992, 138 pagina\'s.

Dit rapport van een bijeenkomst van
deskundigen op 3 en 4 september \'91 in
Rome omvat een samenvatting van de
conclusies, aanbevelingen en vier weten-
schappelijke presentaties, evenals besch-
rijvingen van de activiteiten van vier
internationale onderzoekscentra in
Afrika. \'FAO expert consultations\' heb-
ben tot doel het beleid van de Voedsel en
Landbouw Organisatie van de Vere-
nigde Naties (FAO) en de aangesloten
landen te sturen. Deze tweede \'FAO
expert consultation\' over de genetische
aspecten van trypanotolerantie vond
plaats in 1991, vijftien jaar na de eerste,
en had tot doel adviezen te formuleren
betreffende de onderzoeksprioriteiten en
het fokken van trypanotolerant vee.
De deskundigen concludeerden dat een
verantwoord gebruik van de genetische
resistentie voor parasitaire ziekten bij
inheemse runder-, schapen- en geiten-
rassen, de meest realistische, economi-
sche, milieuvriendelijke en duurzame
benadering is, tot ver in de 21« eeuw,
voor de controle van parasitaire ziekten.
Uit de presentaties bleek onder meer dat
tot nu toe slechts indicaties voor het
niveau van de trypanotolerantie te bere-
kenen zijn op basis van het meten van
fenotypische kenmerken van met trypa-
nosomen geïnfecteerde dieren. Alle tot
nu toe bekende kenmerken die hiervoor
in aanmerking komen, worden beschre-
ven. Een belangrijk onderzoeksresultaat
was de positieve correlatie tussen het
vermogen om de ontwikkeling van ane-
mie na infectie met trypanosomen te
beperken en een aantal produktieken-
merken. Met andere woorden: Op basis
genen die verantwoordelijk zijn voor
trypanotolerantie, werd gepresenteerd.
De realisatie van het in 1991 geformu-
leerde \'Bovine genome project\' hangt af
van een internationale onderzoeksin-
spanning, waarvoor reeds een aantal
belangrijke voorbereidende stappen is
genomen. De deskundigen verwachtten
dat in de komende tien jaar een ver-
snelde genetische verbetering verkregen
zal worden door het toepassen van
genetische \'markers\' bij selectie van
dieren voor fokprogramma\'s en het
transplanteren van \'trypanotolerantie
genen\' naar dieren van andere rassen.
Op deze manier zal een bijdrage gele-
verd kunnen worden aan de duurzaam-
heid van de veehouderij in Afrika. De
inhoud van dit boek is met name interes-
sant voor hen die betrokken zijn bij de
veehouderij-ontwikkeling in West- en
Centraal-Afrika en bij de ontwikkeling
van de biotechnologie ten behoeve van
de dierlijke produktie sector in de Derde
Wereld.

van de resultaten van hematocriet bepa-
lingen, tijdens gecontroleerde infecties,
kan een selectie- en fokprogramma op-
gezet worden. Veldonderzoek heeft ge-
schatte waarden opgeleverd voor de
herhaalbaarheid, erifelijkheidsgraad en
correlatie tussen trypanotolerantie- en
produktiekenmerken van het N\'Dama
runderras. Een model werd gepresen-
teerd waaruit bleek dat het mogelijk is
een economisch haalbaar selectie- en
fokprogramma op te zetten voor West-
Afrika, waarbij 30% van de N\'Dama
populatie betrokken zou kunnen wor-
den.

De moleculair-genetische methodologie
voor het in kaart brengen van (delen
van) het genoom van het rund en de

>

R. W. Paling

DIx & Co helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu — of straks — praktisch aan de slag?
Doe een beroep op Dix & Co, want als — onafhankelijk —
adviesbureau onderzoekt Dix & Co uw kansen. Beoordeelt
contracten. Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbehoefte en
regelt met u de gewenste financiering en verzekeringen.
Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht — bij asso-
ciatie en assistentie.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX&CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Maunissiraai 100. 3583 HW Utrechi

<

-ocr page 453-

LADENSYSTEEM
VOOR SEDAN

Als specialist op het gebied van laden-
systeinen voor praktijkwagens heeft Veba
Meditemp bv te Uden een systeem

ontwikkeld voor praktijkwagens in se-
dan-uitvoering.

Het systeem bestaat uit twee tot en met
vijf laden, naar keuze samen te stellen en
inclusief flessenhouders.
De dierenarts kan zijn benodigdheden
overzichtelijk opbergen.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Veba Meditemp, Loop-
kantstraat 16, Uden, telefoon 04132-
69300.

UIERMINT

HEMRIK Engineering brengt het dier-
geneesmiddel Uiermint op de markt.

Uiermint stimuleert de bloedsomloop en
is daardoor effectief bij de behandeling
van mastitis, zucht en hoge celgetallen
bij koeien.

Een van de werkzame stoffen in Uier-
mint is Japanse pepermuntolie (33%).

Uit onderzoek is gebleken dat in acht
van de tien gevallen van een opkomende
uieronsteking het gebruik van antibio-
tica achterwege kan blijven bij toepas-
sing van Uiermint.

Met de nieuwe verscherpte regels voor
kortingen op geleverde melk, waarin
men antibiotica aantreft, kan het ge-
bruik van Uiermint nuttig zijn.

Bij koeien met een hoog celgetal kan
Uiermint goede diensten bewijzen, als
men de besmette kwartieren behandelt.

Men loopt niet het risico van korting als
gevolg van antibioticumgebruik.
Uiermint is verkrijgbaar bij de AUV.
Voor meer informatie: HEMRIK Eng.
te Vrouwenparochie, tel. 05180-1514.

VET-KEM®, een vertrouwde naam
voor vlooienbestrijding bij hond en kat,
wordt vanaf 1 april 1993 door Janssen
Pharmaceutica B.V. gedistribueerd. De
vlooienbestrijding zelf blijft ongewij-
zigd.

Een verstandige vlooienbestrijding be-
gint bij de leefomgeving van onze huis-
dieren. VET-KEM® Siphotrol® mand-
en interieurspray is de moderne oplos-
sing voor dit probleem. Het bevat het
insekten-groeiremmende middel metho-
preen. Dit voorkomt dat de eieren en
larven van de vlo uitgroeien tot volwas-
sen vlooien. Naast methopreen bevat
Siphotrol® spray permethrin dat een
direct effect hebben op de volwassen
vlo.

De combinatie van beide produkten
zorgt voor een totaalaanpak van het
vlooienprobleem en voorkomt elke ver-
dere ontwikkeling van de vlooiencyclus
gedurende 120 dagen. Door de consu-
mentenbond is Siphotrol® spray als
eerste keus vlooienbestrijdingsmiddel
beoordeeld.

De beste resultaten worden verkregen
door behandeling van de omgeving met
Siphotrol® spray te combineren met een
bestrijding van volwassen vlooien op het
dier. De VET-KEM® vlooienbanden
voor kat en hond bevatten propoxur
(carbamaat) en zorgen voor een snelle
eliminatie van volwassen vlooien. Ze
geven een bescherming van vier maan-
den.

VET-KEM® produkten blijven exclu-
sief verkrijgbaar bij de dierenarts en
worden geleverd door Janssen Pharma-
ceutica B.V. en de diergeneeskundige
groothandel.

^merknaam Sandoz A.G. Bazel.

VET-KEM® SIPHOTROL®
MAND EN INTERIEURSPRAY

NEPOREX

In mei verschijnt het produkt Neporex
van Ciba Animal Health op de Neder-
landse markt. Neporex bestrijdt zeer
selectief vliegenmaden en zo de vliegen-
aanwas in mest. De natuurlijke vijanden
van deze maden worden niet meer
vernietigd.

Neporex pakt het vliegenprobleem in
stallen bij de oorsprong aan, te weten bij
de larven. Alfacron en Snip zijn wer-
zaam tegen de volwassen vlieg. Het
gecombineerd gebruik van Neporex met
Alfacron en Snip houdt de stallen vlie-
genvrij. De Neporex-korrels kunnen op
vochtige plaatsen gestrooid worden of
men kan ze in lauw water oplossen om
ze over kweekplaatsen van de vliegen te
gieten of te spuiten.

Meer informatie: Ciba Animal Health,
postbus 1048, 4700 BA Roosendaal.

-ocr page 454-

JOHAN POULUSSEN

ken van een ernstige infectieziekte,
kostte het afronden van de laatste twee
jaren hem echter onevenredig veel
moeite. Maar hij hield vol en haalde het.
Het stond voor Johan vast dat hij als
practicus zijn idealen het best gestalte
zou kunnen geven Om zich op die
loopbaan verder voor te bereiden, ging
hij her en der waarnemen Onder andere

nemonam

Op 4 februari 1993 overleed Johan
Poulussen, moegestreden Johan\'s leven
eindigde in Oosterhout, dezelfde plaats
in het Brabantse land waar hij op 17 juli
1957 het levenslicht zag. Hij groeide er
op tot een weliswaar ernstige maar toch
opgewekte, enthousiaste jongeman die
vele vrienden onder zijn klasgenoten
telde. Reeds in die jeugdjaren obser-
veerde Johan de wereld om hem heen en
dacht na. Dit bewust verwerken van
waarnemingen heeft zijn besluit om dier-
geneeskunde te gaan studeren zeker
beïnvloed Hij meende oprecht als die-
renarts een optimale bijdrage te kunnen
leveren aan de samenleving, waarin hij
voor plant en dier naast de mens nadruk-
kelijk een plaats inruimde.
De eigenschappen waarover Johan be-
schikte maakten een voorspoedig ver-
loop van zijn studie diergeneeskunde
mogelijk. Aanvankelijk maakte hij dan
ook snelle vorderingen. Na het doorma-
in de praktijk van ondergetekende, waar
hij zich ontpopte als een handige, be-
trouwbare, plichtsgetrouwe dierenarts
met kennis van zaken Na enige jaren
ervaring te hebben opgedaan als waar-
nemer, vestigde hij zich als zelfstandig
practicus in Oosterhout. Aanvankelijk
werd de praktijk gevoerd in een ver-
bouwd woonhuis, later in een nieuw
gebouwde kliniek. Niet groot, maar wel
volgens de eisen van de tijd en met grote
zorg ingericht, zodat er professioneel en
efficiënt gewerkt kon worden
Johan heeft echter slechts kort onder de
door hem gewenste omstandigheden
kunnen werken Hij kreeg er meer en
meer moeite mee om door mensen opge-
worpen zwarigheid te relativeren en te
verwerken, ook als het hem niet per-
soonlijk trof De ondraaglijke lichtheid
van het bestaan werd hem tot een loden
last, die hij ook met medische hulp niet
kon torsen Wij hebben in Johan een
intelligente, integere, gevoelige collega
verloren, die de zinspreuk hominum
animaliumque saluti tot zijn absolute
credo had gemaakt. Ons medeleven gaat
uit naar allen die hem na stonden, vooral
zijn ouders. Moge hen de gedachte
troosten dat Johan ginds de vrede vond
die hij hier ontbeerde.

B W. Knol

KADERVORMING VROUWELIJKE DIERENARTSEN

Ook dit jaar worden door het Bureau
van de KNMvD nascholingsbijeen-
komsten voor vrouwelijke dieren-
artsen georganiseerd. Het initiatief
hiertoe is in het verleden genomen
door de Commissie voor advies voor
de beroepsuitoefening van de Vrou-
welijke Dierenarts.

Het Hoofdbestuur heeft na overleg met
de Commissie besloten deze kadervor-
ming voor vrouwelijke dierenartsen als
Maatschappij-activiteit voort te zetten
en zowel organisatorisch als financieel te
ondersteunen. De opzet van de kader-
vorming is kleinschalig en regionaal; de
netwerkfunctie van de bijeenkomsten is
een belangrijk kenmerk.
In de maanden mei en juni 1993 zal
derhalve weer een reeks bijeenkomsten
plaatsvinden. Op het programma staan
twee lezingen:

\'Antibioticumgebruik\', door drs. W.D.J.
Kremer, werkzaam bij de Faculteit der
Diergeneeskunde, Vakgroep Bedrijfs-
diergeneeskunde en Voortplanting. Aan
de orde zullen komen het antibioticum-
beleid in de diergeneeskunde en de
plaats van formularia hierin, het belang
van formularia, de vraag hoe een formu-
larium tot stand komt, verschillende
vormen van antibioticumbeleid/formu-
laria en antibioticumgebruik in de prak-
tijk, met voorbeelden uit de rundvee-
praktijk.

\'Regelingen rond zwangerschap en be-
valling voor vrouwen in loondienst en
zelfstandige beroepsbeoefenaren\' door
mevrouw drs. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker bij de
KNMvD. Aan de orde komen de wette-
lijk vastgelegde regelingen, zoals de be-
palingen van de Ziektewet, de bepalin-
gen rond het ouderschapsverlof,
verzekeringsmogelijkheden voor zelf-
standige dierenartsen en de vrijwillige
verzekering via de Bedrijfsvereniging.

De bijeenkomsten worden van 13.30
uur tot 17.30 uur gehouden:
op zaterdagmiddag 8 mei 1993 ten
kantore van de KNMvD te Utrecht;
op zaterdagmiddag 15 mei 1993 op de
Gezondheidsdienst voor Dieren Noord-
Nederland te Drachten;
op zaterdagmiddag 5 juni 1993 op de
Gezondheidsdienst voor Dieren Oost-
Nederland te Deventer;
op zaterdagmiddag 12 juni 1993 in
zalencentrum \'De Adelaar\' te Boxtel.

Meer informatie treft men aan in de brief
die alle vrouwelijke dierenartsen, leden
en niet-leden van de KNMvD, hierover
hebben ontvangen. Voor aanmelding
kan men gebruik maken van het toege-
stuurde inschrijfformulier; men kan zich
ook rechtstreeks tot het Bureau van de
KNMvD wenden (030-510111, vragen
naar mevrouw Zouteriks of mevrouw
Van Oostrum-Schuurman Hess).

-ocr page 455-

STAFMEDEWERKER
PUBLICITEIT

GREEP UIT PROGRAMMA
JAARCONGRES 1993

Met ingang van 1 april is Sophie
Deleu als stafmedewerker Publici-
teit bij de
Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde
werk^m. Haar
functie houdt onder meer in dat ze
in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde verslag doet van veterinair
relevante gebeurtenissen, dat wil
zeggen van congressen, lezingen
bijeenkomsten en wat dies meer
zij. Daarnaast versterkt ze de re-
dactie van Veehouder en Dieren-
arts en verzorgt de publiciteit van
de KNMvD. Ze is dierenarts, in
1992 afgestudeerd en een jaar
werkzaam geweest in de praktijk,
met name in de sector landbouw-
huisdieren.

Donderdag 30 september 1993: Sportdag

Tennis, voetbal en bridge: Aparthotel Delden
Hockey: E.H.V. te Enschede
Golf: 18-holes baan te Altstatte (D.)

Gezamenhjk buffet en feest: Aparthotel Delden

Vrijdag 1 oktober 1993: Jaarcongres

(Theaterhotel Almelo)

Opening: Drs. J. D. Gabor, staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Lezing door:

spiegoloog W. de Ridder.

Voorts inleidingen met betrekking tot:

- fysieke problemen ten gevolge van praktijkuitoefening

- gevolgen van reorganisaties en fusies

- werkhouding

- conflictbeheersing.

Avondprogramma:

- borrel, hapje en muziek van salonorkest \'Claqueur\'

- Twents half-uurtje met \'Dika\' (Wierdense Revue)

- buffet

- theater met Hans Visser (voormalig lid van \'Flairck\') and Friends

- vervolg buffet

- feest met medewerking van de \'Frans Krassenburg Group\' (voormalig zanger van
de \'Golden Earring(s)\')

- casino (roulette/blackjack).

Zaterdag 2 oktober 1993: Jaarvergadering

De 140e Algemene Vergadering wordt afgesloten met een warme Italiaanse lunch.
De Jaarcongrescommissie verwacht u allen!

STANDPUNT MET BETREKKING
TOT DIERENARTSENPRAKTIJK
GECOMBINEERD MET EEN
DIERENWINKEL

Uit de Code voor de Dierenarts (onder meer de artikelen 1, 10a, 17 en 18) is de
conclusie te trekken dat de prakticus te allen tijde zo vrij en onafhankelijk
mogelijk moet zijn, opdat hij zijn praktijk geheel zelfstandig voor eigen rekening,
risico en verantwoording, alleen of in enig samenwerkingsverband met andere
praktici, kan uitoefenen.

Onder \'dierenwinkel\' wordt in het hier-
navolgende verstaan elke handelsonder-
neming gericht op de verkoop van onder
meer dieren, diervoeders, niet-gekanali-
seerde diergeneesmiddelen en dierbeno-
digdheden.

Op grond van de Code voor de Dieren-
arts kan gesteld worden dat een dieren-
artsenpraktijk gecombineerd met een

\'dierenwinkel\' niet mogelijk is tenzij:

een dierenarts, gevestigd volgens de
regelen, de praktijk als zelfstandig prak-
ticus verzorgt;

de dierenarts geen rechtstreeks belang
heeft bij de \'dierenwinkel\'.

TOELICHTING

De zelfstandigheid van de dierenarts is

een eerste vereiste. Onder zelfstandig-
heid wordt gedacht aan een volledig los
van de handelsonderneming staande
dierenartsenpraktijk. Een niet dieren-
arts, bijvoorbeeld de eigenaar van de
dierenwinkel, dient geen enkele bemoei-
enis met de dierenartsenpraktijk te heb-
ben. Indien dit wel zo zou zijn, bijvoor-
beeld op grond van een contractuele
basis, is er het gevaar van het verschuil-
effect en bestaat er een verstrengeling
van veterinaire belangen en belangen
van derden (omzet dierenwinkel). Eén
en ander kan tevens een negatief effect
hebben op het imago van de dierenarts
naar de cliënt. Met andere woorden de
vrijheid en de onafhankelijkheid van de
dierenarts bij zijn diergeneeskundig han-
delen en het verstrekken van diergenees-
middelen kunnen zeer wel in het geding
komen. Derhalve dient een dierenarts
als zelfstandig dierensarts, eigenaar van
de praktijk en de apotheek te zijn.

-ocr page 456-

Overigens moet gewezen worden op het
feit dat een dierenartsenpraktijk naast
een dierenwinkel een drempelverlagend
effect kan hebben met betrekking tot de
diergezondheidszorg. In die zin tast een
niet verplichte doorverwijzing de zelf-
standigheid niet aan.
Wellicht ten overvloede dient gewezen
te worden op het belang van het correct
naleven van de veterinaire wetgeving en
de Code voor de Dierenarts (denk hier-
bij onder meer aan het verstrekken van
diergeneesmiddelen, het handelen van
paraveterinairen, de vestigingsregels, de
tarieven en de 24-uurs bereikbaarheid).
In dit kader betekent dit ook dat noch de
dierenarts als reclame voor de dieren-
winkel noch de dierenwinkel als re-
clame voor de dierenarts mag worden
gebruikt.

Gesteld kan worden dat indien een
dierenarts een zelfstandige praktijk
wenst uit te oefenen in of nabij een
dierenwinkel hij/zij, mede gezien de
plaats, de functie en de eer en waardig-
heid van de diergeneeskundige stand,
het bovenstaande goed in acht dient te
nemen.

NOTA DRAAGT
BIJ TOT

BEELDVORMING

Op het bureau van de KNMvD kunnen
belangstellenden de nota \'Ongebruikt
kapitaal. De beroeps(on)mogelijkheden
van de vrouwelijke dierenarts: een in-
ventarisatie\' verkrijgen. De nota is ge-
schreven door de Commissie voor Ad-
vies voor de Beroepsuitoefening van de
Vrouwelijke Dierenarts en is verschenen
als publikatie van de KNMvD. De
Commissie VDA hoopt met het uitbren-
gen van deze nota bij te dragen tot de
beeldvorming betreffende de omvang en
uitwerking van knelpunten en obstakels.

Het is de Commissie VDA gebleken dat
veel collega\'s, mannelijke en vrouwe-
lijke, zich niet of onvoldoende bewust
zijn van de veelal diepgewortelde tradi-
ties en rolpatronen in de Nederlandse
cultuur en de specifieke veterinaire be-
roepscultuur, die belemmerend kunnen
werken op de beroepsuitoefening van de
vrouwelijke dierenarts.

De nota is voor leden van de KNMvD
zonder kosten te bestellen bij het bureau
van de KNMvD (tel. 030 - 510111,
vragen naar Marjoleine de Mol).

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Deckers, E.R.; 1991; 2717 HA Zoetermeer; P.
Scholtenrode 7.

Dijkshoorn. Mevr. J.W.; 1993; 3653 LE Woer-
dense Verlaat; Grechtkade 9.
Wel. Mevr. T.J. van der; 1993; 3705 ZL Zeist;
Warande 144.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
HooMbestuur aangenomen:

Bommer, Mevr. M.; 1992; 3582 SM Utrecht;
Lepelaarstraat 53 bis.

Dijk. E.P van; 1992; 3524 XD Utrecht; Himalaya
20.

Hammink, R; 1992; 3526 GT Utrecht; Marco
Pololaan 432.

Pistorius, Mevr. H.E.; 1992; 6901 ML Zevenaar;
Vondellaan 118.

Quax. M.V; 1992; 6132 SE SIttard; Bloemenda-
lerhof 2.

Schal, Mevr. B.; 1992; 6702 CM Wageningen;

Groen van Prinstererstraat 27.

Tijhuis, R.M.; 1992; 1261 MP Blaricum;\'t Schaar

43.

Als buitengewoon lid van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Loesberg, Mevr. Dr. C.; 2273 XH Voorburg;
Spinozalaan 195.

Mesu, Mevr. S.J.; 3621 VB Breukelen; Scheendijk
1 A.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdb^tuur aangenomen:

Bosje. J.T.; 3572 KE Utrecht; Blauwkapelseweg
141.

Engmann, Mevr. S.M.; 3562 KG Utrecht; Roe-
lantdreef 131.

Erdmann. Mevr. C.; 3037 VJ Rotterdam; Ackers-
dijkstraat 40.

Keurs, H.G. ter; 3514 AR Utrecht; Bemuurde
Weerd OZ 43 bis.

JUBILEA

J.P. Coppoolse te Voorthuizen, afwezig, 45 jaar, 7
mei 1993

J.G.J. Wulffraat te Eethen. afwezig, 35 jaar, 9 mei
1993

G.B. de Voogd te Wassenaar, afwezig, 35 jaar, 9
mei 1993

J. Elving te Coevorden, afwezig, 25 jaar, 10 mei
1993

J.A.G. Geurts te Blerick, aanwezig, 25 jaar. 10 mei
1993

H.PA.M. de Greef te Eindhoven, afwezig, 25 jaar,
10 mei 1993

Dr. A.A. Stokhof te Nieuwegein, afwezig. 25 jaar,
10 mei 1993

J.L.A M. Remmen te Helvoirt. aanwezig. 25 jaar,
10 mei 1993

L. Zegers te Bloemendaal. aanwezig, 40 jaar. 13
mei 1993

Mevr. J.H.C. Brooymans-Schallenberg te "s-Gra-
venhage. afwezig, 40 jaar, 13 mei 1993
G. Jensma te Balk. afwezig. 40 jaar, 15 mei 1993

K. van Horssen te Heerde, aanwezig, 35 jaar, 16
mei 1993

E.J.J.C. van Oostveen te Warmenhuizen afwezig,
30 jaar. 16 mei 1993

J.R. van der l^e te l^osser. afwezig. 30 jaar, 16 mei
1993

Mevr. T. van Kekem-Pauw

te Bruchköbel (Duitsland), aanwezig, 30 jaar, 16

mei 1993

Mevr. M.J. van der Wal-Zoon te De Wijk afwezig,

30 jaar, 16 mei 1993

D.A.M. Franssen te Wernhout, afwezig, 25 jaar,
24 mei 1993

S. de Haan te Dalfsen, afwezig, 45 jaar, 26 mei
1993

P.C. van der Hooft te Klarenbeek, afwezig, 25 jaar,

31 mei 1993

MUTATIES

200 Auwerda, Mevr. E.J.M.; 1988; 2561 EC \'s-
Gravenhage; Fahrenheitstraat 52 I; tel. 070-
3623089 privé, 3667763 prakt.; p., medew.
bij P. Kraayenhagen en A.E. Makker.
204 Bekhoven, Mevr. H.C.M. van; 1986; zie:
Boorn-van Bekhoven, Mevr. H.C.M. van de
210 Bommer, Mevr. M.; 1992; 3582 SM Utrecht;
Lepelaarstraat 53 bis; tel. 030-514171;
wnd.d. (toev. als lid).
210 Boorn-van Bekhoven, Mevr. H.C.M. van de;
1986; 3401 TR IJsselstein; Pelgrimsweg 10;
tel. 03408-87279; wnd.d.
219 Crama, K.; 1974; 3068 SB Rotterdam; Bar-
barakruid 2; tel. 010-4200002/4200036
prakt.; fax 010-2201919; p., geass. met
H.J.A.J. Heuthorst, J.H.W.M. Miltenburg,
N.G. Simoncelli, Mevr. C.P.J. Smit, A.S.
Spruit en Dj.P. Teenstra.
222 Dijk, E.P van; 1992; 3524 XD Utrecht;
Himalaya 20; tel. 030-898362; wnd.d. (toev.
alslid).

242 Hammink, P.; 1992; 3526 GT Utrecht; M.
Pololaan 432; tel. 030-311086; wnd.d. (toev.
als lid).

246 »Hermens, J.TM.; 1988; 7693 TC Sibculo;
Paterswal 6; tel. 05234-2346 privé, 2303
prakt.; fax 05499-61760; p., geass. met W.J.
Mulder.

251 «Hordijk, Mevr. S.; 1991; 7693 TC Sibculo;
Paterswal 6; tel. 05234-2346 privé, 05240-
13694 prakt.; p., medew. bij M. Bethlehem,
H.FJ. Bulthuis, H. Detmers, J. Hilvering,
W.B.J. Oosting, A.H.G. Piebes en U.R. de
Vries.

252 Hul-Peletier, Mevr. R. van den; 1991; zie:
Peletier, Mevr. R.

270 Unge, Ing. D. de; 1988; 5066 CT Moerges-
tel; Beekersberg 5 (Zwa 14); tel. 04243-2784
privé, 04116-73951 bur.; fax 04116-78680;
d. G.v.D. Zuid-Nederiand, afd. Rundveege-
zondheidszorg.
359 Loesberg, Mevr. Dr. C.; 2273 XH Voorburg;
Spinozalaan 195; tel. 070-3864481 privé,
3793429 bur.; h. Hoofdafd. Diergeneesmid-
delen V.D., Min. van L.N.V. (toev. als buiten-
gewoon lid).
274 Loon, J.Th.G. van; I960; 3329 AC Dor-
drecht; Abeelstraat lil; lel. 078-160090
privé, 010-4470744 bur.; h. vet. keuring
R.VV. Rotterdam.
359 Mesu, Mevr. S.J.; 3621 VB Breukelen;
Scheendijk 1 A;tel. 03462-61642 privé, 030-
537785 bur.; apotheker R.U.U., Apotheek
Diergeneeskunde (toev. als buitengewoon
lid).

291 Peletier, Mevr. R.; 1991; 3037 GK Rotter-
dam; Bergsingel 104 B; lel. 010-4651440
privé, 01804-25253 prakt.; p.. medew. bij W.
van Erk. PJ.H.M. Meeus. R. de Rooij en

-ocr page 457-

Mevr, C.P.M. Valstar.

293 Pieters, R.; 1990; 6093 GW Heythuysen;
Bevelandselaan 24; tel. 04749-3607 privé,
4242 prakt.; p., medew. bij J.RJ.M. van den
Broek, A.C.G.M. de Groot. M.G. de Jong,
J.H. Kraak en J.G.A. Slaats.

293 Pistorius. Mevr. H.E.; 1992; 6901 ML Zeve-
naar; Vondellaan 118; tel. 08360-30591
privé. 08365-43643 prakt.; p., medew. bij
G.B.M. van den Elzen (toev. als lid).

296 Quax. M.V; 1992; 6132 SE Sittard; Bloe-
mendalerhof 2; tel. 046-528939 privé,
512417 prakt.; p., medew. bij M.M.J.L.
Benders en C.J.H.M. Maass (toev. als lid).

304 Schat, Mevr. B.; 1992; 6702 CM Wagenin-
gen; Groen van Prinstererstraat 27; tel.

CURSUSSEN
VOORJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

CA 965,-)

2 dagen op afspraak (93/33)
Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(/■ 4.420,-)

Mei

6 PAO-D cursus: 93/58 Praktische Echogra-
fie Gynaecologie Rund te Drachten

6 en 7 PAO-D cursus: 93/48 Apotheek voor

Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

7 PAO-D cursus: 93/20 De Benauwde Pa-
tiënt

8 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: kantoor KNMvD te Utrecht, aan-
vang 13.30 uur. Zie p.

11 Afdelingsvergadering afd. Zeeland, 15.00

uur. Hotel Arneville, Middelburg.
11 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
banl van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

11 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland.

12 PAO-D cursus: 93/41 Assistentie bij Ge-
bitsreiniging van Gezelschapsdieren

■ J^MIIi M.

08370-10345; wnd.d. (toev. als lid).

310 Smaling, Mevr. A.J.; 1992; 8531 PX Lem-
mer; Straatweg 42; tel. 05146-4433 prakt.;
p., medew. bij H. Vrieselaar.

316 Surstedt, H.I,; 1992; 2821 SP Stolwijk; Riet-
gors 37; tel. 01824-3104 privé, 01825-1695
prakt.; p., medew. bij G. van den Berg, R. de
Haas en A.C. de Zeeuw.

319 Tijhuis, R.M.; 1992; 1261 MP Blaricum; \'t
Schaar 43; tel. 02152-59365 privé, 03430-
13641 tst. 52 bur.; wet. medew. R.U. (F.D.,
vkgr. BedrijfspluimveeziektenXtoev. als lid).

327 Verschuuren-Tjoeng, Mevr. M.U.M.Y.;
1987; 5741 JJ Beek en Donk; Heuvelplein
37; tel. 04929-65425 privé, 62899 prakt.; fax
04929-65314; p., medew. bij J.G.RM. Don-
kers, J.L.Eikelenboom, Dr. P.J.M.M. van

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische Echografie Gynaecologie Rund

(/■895,-)

6 mei 1993 Te Drachten (93/58)
De cursus is volgeboekt. Opgave voor de wacht-
lijst is mogelijk.

Hartafwijkingen bij de hond en de kat

(/•375,-)

14 mei 1993 (93/18)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(/■800,-)

6 en 7 mei 1993(93/48)
Deze cursus is volgeboekt.

Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.

De benauwde patiënt

(/•325,-)

7 mei 1993(93/20)

Assistentie bij gebitsreiniging van gezelschaps-
dieren

(/•530,-)

12 mei 1993 (93/41)

Verbanden en spalken bij gezelschapsdieren

(/•650,-)

13 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

14 PAO-D cursus: 93/18 Hartafwijkingen bij
de Hond en Kat

15 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Noord-Nederland te Drachten, aanvang
13.30 uur. Zie p.

15 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en Spal-
ken bij Gezelschapsdieren

17—19 PAO-D cursus: 93/140 Practische
Anesthesie Paard.

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken. Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

18 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

21 Symposium on Veterinary Specialization in
Europe (A meeting of specialists. European
specialist organizations and others interested
in Veterinary Specialization in Europe),
Luxembourg, Centre Europeen. Informa-
tion: European Association for Veterinary
Specialization. Am Kirchplatz 2, D-6588
Birkenfeld, Germany, phone (49)-6782-
2329.
{Meer informatie bij redactie Tijd-

Gulick, F.L.M. Konings, M.J.A. Nuyens,
G.B.M. Verschuuren, N.J.G.J. van der Wie-
len en J.W. Zwolschen.

328 \'Vijge, A.; 1992; 3701 TD Zeist; Krullelaan
34; tel. 03404-25835; wnd.d.

357 Vries, J. de; 1991; Wanchai (Hong Kong);
29/F, Causeway Centre, flat B8,28 Harbour
Road; tel. 09-852-5072197 privé, 8652269
prakt.; p., medew. bij M.L. Vos.

341 Willigenburg, Mevr. J.H.H.S.; 1991; 7423
EN Deventer; Eekhoorn 1; tel. 05700-56428
privé, 50050 prakt.; p., gezelschapsd.

342 Wolters, H.B.M.M.; 1979; 1902 PS Castri-
cum; Laan van Albertshoeve 138; tel. 02518-
54345; p., gezelschapsd.; bestuurslid MO-
VIR DTO.

15 mei 1993 (93/34)
Praktische Anaesthesie paard

(ƒ1.375,-)

17, 18 en 19 mei 1993 (93/140)
Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

(/•435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Veterinaire Apotheek I Gemengde Praktijk

(/■I.IOO,-)

2, 3 en 4 juni 1993 (93/47)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Praktische Röntgenok)gie Gezelschapsdieren

(f52S-)

5 juni 1993 (93/21)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
voorjaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, £ax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

schrift voor Diergeneeskunde).

22 en 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-
nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat", Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California. Davis). \'Interpretation of La-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

25 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

25 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

26 Algemene ledenvergadering AUV, congres-
centrum Papendal, Arnhem.

26— 28 25. Jahresversammlung der SVK in
Interlaken. Hauptthema: Onkologie.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven
Schieten voor dierenartsen te Biddinghui-
zen. De organisatie is in handen van Boeh-
ringer Ingelheim BV.

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

-ocr page 458-

27 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor dierenartsen in Biddinghui-
zen. Organisator: Boehringer Ingelheim BV.

27— 29 24. Jahresversammlung der Schweize-
rischen Vereinigung für Kleintiermedizin in
Interlaken. Anmeldungen sind erbeten bis
zum 12. april an dr. Peter Bieri, Polieregasse
2, CH-3400 Burgdorf/Schweiz, tel. 034-
226633.
(Meer in/ormalie: redactie Tijd-
schrift yoor Diergeneeskunde).

31— 4-6 Congres Veterinair Historisch Ge-
nootschap (VHG).

Juni

I Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

2, 3 en 4 PAO-D cursus; 93/47 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

5 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Oost-Nederland te Deventer, aanvang
13.30 uur. Zie p.

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

IO Klinische avond cie Wagenrek (4 sprekers).
Motel Westend, aanvang 20.00 uur.

10 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeo-
pathie van de KNMvD.

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

12 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Zalencentrum \'De Adelaar\' te Box-
tel, aanvang 13.30 uur. Zie p.

17 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28 7th World Conference on Animal Produc-
tion, Edmonton, USA. Information: Uni-
versity of Alberta, Edmonton, Alberta T6G
2P5, phone (403) 492-3232. (Meer infor-
matie bij redactie Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde).

28— 2-7 World Congress Animal Production,
Edmonton, Canada.

Juli

2— 4 Second Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
(ECVS) at the Robinson College in Cam-
bridge, Great Britain. For more information:
Dr. Brigitte von Rechenberg, Secretary
ECVS, Winterthurstrasse 260,8057 Zürich,
Switzerland, tel. 41-1-2651456 (fax:
3130384).

Augustus

7- 11 Sixth International Congress Euro-
pean Association for Veterinary Pharmaco-
logy and Toxicology at the University of
Edinburgh. Information: Hamish Macan-
drew, UnivEd Technologies Ltd 16 Buc-
cleuch Place, Edinburgh, Scotland UK EH8
9LN, tel. 031-6503476 (fax: 6532)
(meer
informatie: redactie Ttjdschrifl voorDierge-
neeskunde).

27- 29 10th Annual congress European So-
ciety of Veterinary Dermathology. Aalborg,
Denmark (ESVD 1993). Program chair-
man: dr. Kristian Pedersen, Aalborg Ani-
mal; Hospital, Frederikdstadvej 10, DK-
9200 Aalborg SV, Denmark
(Meer informa-
tie bij redactie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde).

m..

September

7 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

7 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor co-assistenten (de zgn. Coass-
Cup) in Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim BV.

10- II 9th Scientific Meeting of the European
Embryo Transfer Association (AETE),
Lyon (inf J. A. H. van Lieshout, tel. 04905-
2444).

14 Ledenvergadering Afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant \'De Waever\' te
Heythuysen.

14 Afdelingsvergadering van de afdeling Zee-
land, 15.00 uur. Hotel Arneville, Middel-
burg.

14 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

15 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur, Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen.
Hellendoorn, 20.00 uur.

22 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

23 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

1—2 Jaarcongres KNMvD.

6— 9 Second International Congress of Or-
thopaedics in Ungulates in Vienna, clinic of
Orthopaedics in Ungulates, Veterinary Uni-
versity Vienna, Linke Bahngasse 11, A-
1030 Vienna. Tel. 0222-71155-371 DW
(fax: 549 DW)
(Meer informatie: redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde).

6— 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleinticrkrankheiten.
Congress-office: CPO Hanser GmbH.
Schaumburgalle 12, D-1000 Berlin 19. Tel.
(0)30-3053131 (fax: 3057391.
14 Najaarsdag Groep Veterinaire Homoeop-
athic van de KNMvD
24— 29 llth. Internat. Symposium "of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

November

5— 7 The First Amsterdam Management
Course. Groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren i.s.m. PAO-D cursus 93/100.

13 Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen.

15— 19 Nascholingscursus voor dierenartsen
op Curagao, georganiseerd door de Stich-
ting CuraQoa Tropical.

26 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

27 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, De Reehorst te Ede.

December

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

14 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Groningen-Drenhe te
Zeegse.

14 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

14 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

1994
maart

2- 5 9th DVG Congress on Avian Diseases,
Auditorium of the Medizinische Tierklinik
of the Veterinary Faculty, Ludwig-Maximi-
lians-Universitaet, Muenchen, Koningin-
strasse 16, D-80539. Information: phone
(89)-3l561970.

De Novad Coöperatie Ideëel organiseert in
samenwerking met de Stichting P.A.O.-Dierge-
neeskunde op 13 april 1993 in de Reehorst te
Ede een symposium met betrekking tot infor-
matie over electronische berichtgeving. Dit
symposium is getiteld: \'Hoe en met wie commu-
niceert straks de dierenartsenpraktijk\'.

-ocr page 459-

Gevraagd met spoed

DIERENARTS (m/v)

in gemengde 2-manspraktijk in het oosten van het land. Achterwacht wordt zeer op prijs
gesteld evenals enige ervaring. Na gebleken geschiktheid is associatie mogelijk. Uw reacties
gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 17/93.

Calci

®

DIERENARTS,

zoekt ter overname 1 V2-
mans gezelschaps-
dierenpraktijk in het
westen van het land, dan
wel een assistentschap
vooruitlopend op
overname binnen 2 jaar.

Uw reacties, die
vertrouwelijk worden
behandeld, kunt u sturen
naar de redactie van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer
18/93.

Geef dan de voorkeur aan CALOL!

CALOL bevat als werkzame stof het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dit geeft reeds in de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ga-Ionen, waardoor er een snelle opname In
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeft tevens invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuit het bot en er meer vrij, aktlef calcium in
het bloed komt.

Doordat het Galciumchloride van CALOL is in-
gekapseld in Soyaboonolie heeft het geen
prikkelende invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk In kontakt met het maagslijmvlies.

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in te
geven. De koe vindt het zelfs lekker

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van meikziekte aanzienlijk.
Tevens kan het preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon è 450 gram:
Galciumchloride 2H2O
Magnesiumchloride
Soyaboonolie
Gedemineraliseerd water

180,0 g
3,6 g
126,0 g
140,4 g

Toepassing en dosering

GALOL is een voedingssupplement dat bij cal-
cium- en/of magnesiumtekort kan worden toe-
gediend.

1 ste flacon - zodra de koe weer overeind staat,

meestal na een Ga/Mg infuus
2de flacon - 12 uur later

Ter preventie:

Gebrek aan Calcium?

1ste flacon - 24 uur vóór het afkalven
2de flacon ■ direkt na het afkalven
3de flacon - 12 uur na het afkalven
4de flacon - 24 uur na het afkalven

Vetin Nederland BV

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

w

ENTHOUSIASTE DIERENARTS

met 11/2 jaar ervaring in de kleine huisdierensector zoekt naast huidige part-time baan
werk voor twee of drie dagen in de week. Bij voorkeur in het westen of midden in het land.

Heeft u interesse neemt u dan contact op met Antoinette Romijn, bereikbaar onder
telefoonnnummer: 030-518950.

-ocr page 460-

Debantic

®

Nu ook een officiële toelating voor bevestiging aan het
I en R Oormerk.

• Bestrijdt vliegen gedurende het hele seizoen.

• Bedrijfszeker: geen "halsbreuk".

• Economisch verantwoorde bescherming.
Met de leR Strip gemakkelijk aan het I en R merk te
bevestigen.

• Slechts één behandeling voor het hele seizoen.

• Zie gebruiksaanwijzing.

CYAISÊAMiD

<D
fi)

O

@

CD

cr

(D

(D
»

ANIMAL HEALTH

Lid van de Fidin

Debantic® : Geregistreerd Handelsmerk Fermenta Animal Health

(D
PT

Etten-Leur-Telefoon 01608-87805

-ocr page 461-

Dé oplossing tegen
vlooien, luizen en teken

Speciaal voor de hond:
Pulvex spot-on.

Pulvex spot-on is een nieuw,
niet-systemisch insekticide
tegen vlooien, luizen en teken
bij honden. Het werkt zeer
effectief en is door het eenmalig
opbrengen op de rug van het dier
zowel voor de hond als het baasje
uiterst gebruiksvriendelijk.

Doodt vlooien, luizen en
teken onmiddellijk.

Na eenvoudig openknippen en
opbrengen verspreidt Pulvex
spot-on zich binnen 24 uur over het
gehele lichaam van de hond en
doodt alle vlooien,
teken en luizen
waarmee het in
contact komt.
Eenmaal behan-

schuilt in een
klein hoekje.

deld is de hond tenminste 4
weken verlost van deze verve-
lende parasieten.

Veilig en gemakkelijk
^ toe te dienen.

toe te passen.
In tegenstelling tot bij
andere insekticiden komen
problemen met het opbren-
gen (morsen etc.) bij Pulvex spot-on
praktisch niet voor en behandeling
geschiedt in een handomdraai.
Pulvex spot-on is niet voor niets de
ideale keuze voor de behandeling
van vlooien, luizen en teken bij de
hond.

Pulvex spot-on

Het \'knippen-knijpen-klaar\' insekticide tegen vlooien luizen en teken.

^•^Pitman-Moore

Pitman-Moore Nederland BV, Emrikweg 11, 2031 BT Haariem, Tel. 023-319536.

-ocr page 462-

Ii

4

tS >1

i

\'t Kan ook.
Maar tegen vlooien heeft Bayer
wel véél doeltreffendere middelen!

Vlooien, een hardnekkige plaag!

Een paar vlooien betekent al gauw een ware explosie.
Met andere woorden, een paar vlooien zorgen binnen de
kortst mogelijke tijd voor duizenden nakomelingen. Alleen
een zeer grondige en volledige bestrijding maakt definitief
een einde aan deze plaag.

Succesvol (effectief) bestrijden is systematisch
bestrijden.

Het is van essentieel belang om zowel dier als omgeving te
behandelen. De behandeling regelmatig herhalen en
daarvoor produkten gebruiken, die bewezen hebben effectief
te werken.

Uw advies is doorslaggevend.

Bayer heeft voor uw praktijk een aantal uiterst doeltreffende
middelen ontwikkeld. Met Tiguvon druppels (uitsluitend
verkrijgbaar bij de dierenarts) kunt u effectief vlooien bij
huisdieren bestrijden. Bovendien is het middel gemakkelijk
toepasbaar. Indien u Tiguvon adviseert in combinatie met de
speciale mand- en tapijtspray van Bayer blijven dier en
omgeving beslist vrij van vlooien.

Bayer

De Anti-

Parasitaire Kracht.

Bayer B.V.

Verkoopgroep Veterinair
Nijverheidsweg 26, PB 80
NL-3641 AB Mijdrecht

-ocr page 463-

1 5 MEM 993

j • -

DEEL 118, AFLEVERING 10
ISSN ÜÜ40 -7453

BIBLIOTHEEK DE6
RUKSUI^IVERSITEIT
UTRIGHT

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

F

; \'i

^ 1

r-

N

4

t

1

tSii

-ocr page 464-

m

Verbetering van de gezondheid van alles wat leejt

Dat is het uitgangspunt van geneesmiddelenfabrikant
Merck Sharp & Dohme. Zelden werd dit beginsel zo duidelijk
in een middel gerealiseerd als bij Ivermectine.

Ivermectine is afgeleid van de avermectines

die ziekteverwekkende parasieten bestrijden bij mens,

dieren gewas.

Ivermectine is een van oorsprong natuurlijk product
met een grote effectiviteit.

Ivermectine, een product van wereld-formaat

van Nederlands grootste exporteur van farmaceutische

producten.

[im^AGver

Divisie van Merck Sharp & Dohme B.V.
poslbus 581,2003 HAARLEM tel. 023 -153153

-ocr page 465-

K

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 118, AFLEVERING 10, 15 MEI 1993

KLINISCHE LESSEN

Occipitale dysplasie bij een Dwergkeeshond; H. van Herpen en G. Voorhout 327

VOOR DE PRAKTIJK

Veldevaluatie van de Deosan-RMTK, een diagnostische test ter detectie van koeien met een
hoog celgetal;
J. P. T. M. Noordhuizen. £ N. Stassen en l. Klerx 329

Uierinfecties met Coagulase negatieve stafylococcen (CNS) bij nieuwmelkte vaarzen;

C. van der Meer. J. Tigchelaar, C. Zalsman. P Meyers en D. J. Peterse 332

OP VERWIJZING

De rol van echografie bij de diagnose van leveraandoeningen bij de hond; I. Tiemessen 335

BOEKBESPREKINGEN 328

VRAAG EN ANTWOORD

IBR; J. A. H. van Lieshout 331

ACTUA

BIJ DE VOORPLAAT

Ban Rulgers neemt afscheid van Veehouder en
Drerenarli\' (zie pagina 355).

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Hoe en met wie communiceert straks de dierenartsenpraktijk?; Sophie Deleu 337
Verslag Waltham Symposium, Birmingham, 1 april 1993;
R. van Noort en

P A. M. Overgaauw 339

Illegale groeibevorderaars 340

Leiden kandidaat voor vestiging EMA 340

Boer pas op je kippen als technoloog zegt welzijn te brengen; W. Sybesma 341

Culrurele rondgang 341

Ethologie als middel ter verbetering van de gezondheid van mens en dier; W. Sybesma 342

Internationale erkenning opleiding dierenarts 343

Stikstofstromen in melkvee 344

Deelneming met overlijden kat of hond 344

Jaarverslag 1992 RIVM 344

Herhaalde oproep vacature 344

Belangstelling voor kwaliteitskeurmerk in diervoedersector boven verwachting 345

Tarieven UKG 345

Toekomstvisie erkend en gegarandeerd 345

Onduidelijkheid over uitlaadverbod vleeskuikens 346

Verwisseld 346

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

WETENSCHAP

Wetenschappelijke lezing

\'Beademing- en Anesthesiebewaking bij gezelschapsdieren\'

•Beatdeming «Capnografie •Saturatiemeting • E.C.G. registratie en andere bewakingsmogelijkheden
Donderdag 13 mei 1993

Plaats: AnimedA/irbac, Hermesweg 15, Barneveld. Aanvang: 20.00 uur.

Alleen voor dierenartsen. Inschrijven noodzakelijk l.v.m. zaalcapaciteit: 03420-92544

animed

instrumentarium

/

-ocr page 466-

COLOFON

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Mw. dr. I. van der Gaag

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. w. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Lcgtestijn (Uuecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof. dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. R F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus I403I, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het verenigings-
tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
hel Hoofdbestuur

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V, Postbus 30. 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effectenbank
N.V., Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304.
fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V, Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax. 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Prof dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. FeiUma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

346
346

348

349

349

350

351

354

355

355

356

356

357

358
358

INGEZONDEN BRIEVEN
CONGRESSEN EN CURSUSSEN
NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE
MEDEDELINGEN VD

VRAAG EN ANTWOORD

Test kwaliteitsnormen van melk; J. Stadhouders

REFERATEN

STUDENTENREFERATEN

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Verboden groeibevorderaars; Sophie Deleu
Afscheid Bart Rutgers
Presentatie? Uw eigen creatie!

Inventarisatie softwarepakketten gezelschapsdierenpraktijk; H. A. Beijer
Banden 1993

PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

CLINICAL PAPERS

Occipital dysplasia in a Pomerian dog; H. van Herpen, and G, Voorhout 321

THE VETERINARY SCENE

Field evaluation of the Deosan-RMTK. a diagnostic test for the detection of diary cows with
high somatic cell count;
J. P. T, M. Noordhuizen. E. N, Stassen, and I, Klerx 329

Intramammary coagulase negative staphylococcal infections in fresh calved heifers;

C. van der Meer, J. Tigchelaar, C. Zalsman, P Meyers, and D. J. Peterse 332

CLINICAL REFERRALS

The role of ultrasonography in the diagnosis of liver disease in the dog; I. Tiemessen 335

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uit dit tijdschrift mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt, d m v. druk, microfilm of zonder schriftelijk

toeslemming van de Redacteur.

-ocr page 467-

Voor vlekziekte en E.Coli
had u tot nu toe 2 vaccins nodig

De vaccins die u nodig heeft
om ze te bestrijden

Vanaf nu alleen nog Colisorb

Hoechst Animal Health heeft een belangrijke stap
voorwaarts gezet in de varkensgezondheidszorg.
Wij zijn trots u te kunnen informeren over onze
nieuwe generatie varkensvaccins.

Erysorb Plus

Op basis van het gerenommeerde Erysorb is Erysorb
Plus-i- ontwikkeld. Door de toevoeging van de
bescherming tegen serotype 1 naast serotype 2 is de
beschermende waarde tegen vlekziekte sterk toe-
genomen.

Porcovac Plus

Porcovac Plus is een geheel nieuw ontwikkeld
E.Coli-vaccin. De werking is gebaseerd op een drie-
voudige bescherming: E.Coli cellen, E.Coli aanhech-
tingsfactoren en Labiel Toxine B fragmenten. Het
meest geavanceerde vaccin tegen colidiarree is hier-
mee tot uw beschikking gekomen.

Colisorb

Een uniek combinatievaccin dat niet alleen tijd en
werk bespaart, maar ook de stress voor het dier ver-
mindert. Immers, één enkele vaccinatie biedt een
optimale bescherming tegen zowel vlekziekte als
E.Coli

Hoechst

-ocr page 468-

Bovenstaande situatie eeeft misschien aanleiding tot een
moment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als een
k\\s
in het leven. Het afsluiten van een arbeidsongeschiktheids-
verzekering valt derhalve een beetje in de categorie nood-
zakelijk kwaad. Het moet. En als het dan toch moet,
dan maar goed.

MOVIR-DTO\'is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, met

MO VIR-D TO arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Exclusieve zekerheid voor een onderlinge prijs.

een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke risico
van de door haar verzekerde beroepsgroepen. Wat dat in uw
situatie betekent, rekent uw vertrouwde assurantie-adviseur
u graag voor.

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is een
reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende om de
voorlichtingsbrochure te ontvangen.

Postbus 2160,3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

\' Nou^COUEaA^ n< f^oEF u K

Hoe lAMG pir g-^^ai- nè .

-ocr page 469-

Program^: de pil voor de vlo

/

stopt het vlooienprobleem op radikale wijze:
Program voorkomt dat de vlo zich voortplant
beschermt honden en katten kontinu (zonder
afname in werkzaamheid tussen behandelingen in)
IS gemakkelijk in gebruik en handig gedoseerd in
tabletten (voor honden) of ampullen (voor katten)
IS ongevaarlijk voor mens en huisdier, wordt oraal
toegediend en vermijdt het gebruik van
konventionele insekticiden in de huiselijke kring,
voorkomt het ontstaan van vlooienplagen in huis
mits toegepast volgens de gebruiksaanwijzing.

PROGRAM
PROGRAM
PROGRAM
PROGRAM

PROGRAM

PROGRA\'A

omdat voorkomen beter is dan genezen

PROGRAM tabletten bevatten
30% w/w Lufenuron.
PROGRAM suspensie bevat
7% w/w Lufenuron.
Indikatle: voor maandelijkse
orale toediening ter bestrijding
van vlooien door reduktle van
het aantal vloolenlarven.
Contra-Indikatles: geen.

Animal Health
Division

Postbus 1048
4700 BA Roosendaal
Telefoon 01650 - 97305
Fax 01650-59605

-ocr page 470-

(Interv^

7S3 en Dijuvac Forte?
Jazeker, een
ontwikkeling van Intervet!

Waar sommige aanbieders stil blijven staan bij een eerste succes,
ontwikkelt Intervet verder. Zo ook de nieuwe combinatie van

/ V

DILUVACFORTE

Nobi-Porvac Aujeszky live 785 en Diluvac Forte.
De voordelen van deze combinatie zijn in de praktijk bewezen.

Natuurlijk kunt u ook met Nobi-Porvac Aujeszky live Begonia
en Diluvac Forte de ziekte van Aujeszky effektief blijven bestrijden!

Alef Intervet bestrijdt u Aujeszky effektief!

Cjnterv^

INTERVET NEDERLAND B V. Boxmeer

Complete financiële
dienstverlening waar de dierenarts
beter van wordt.

Uw medi.sch vrije beroep is met weinig andere
beroepen te vergelijken. Niet alleen v
(X)r wat betreft Je
inhoud van uw professie, maar vooral ook de financiële
structuur en de specifieke risico\'s.

CenE Bank is van oudsher specialist op het
gebied van financiële dienstverlening aan dieren-
artsen.

Wij denken dan ook dat u niet gebaat bent
bij versnipperde deeloplossingen die kunnen leiden
tot hiaten in uw financiële huishouding. U kunt van ons
een geïntegreerde aanpak van al uw financiële problema-
tieken verwachten.

Zo stellen wij met u persoonlijke lange termijn-
planningen op. Wij zorgen voor invulling op maat en
begeleiding over de jaren. Het gaat er tenslotte om, zowel
nu als straks zonder financiële zorgen te leven. Tijdige
bijstellingen kunnen pijnlijke ingrepen vcxirkomen.

Het ligt voor de hand, dat liquiditeitsbeheer en
vermogensvorming vast deel uitmaken van het plan.

Evenzeer maakt het afdekken van mogelijke risico\'s on-
derdeel uit van dit samenhangende en financiële plan.
Daartoe beschikt CenE via haar dt)chter CenE Verzeke-
ringen c)ver afdoende kennis.

Fiovendien kunt u uw pensioenproblematiek
met een gerust hart aan Je deskunJigheiJ van ons
Pensioenadviesbureaii overlaten. Zij be.schikt over
een aantal gespecialiseerde adviseurs die voor u
een adequate voorziening kunnen realiseren. Een
vooniening die nu betaalbaar is en die straks voldix^nde
zekerheid en inkomen garanJeert.

Belt u voor meer informatie of voor een af-
spraak Je heer A.R. van Jer Wurff, telefoon 030-560 357.
Ons adres: CenE Bank, Hercule.splein 5, 3584 AA
Utrecht.

ENC

Crediet en Effecten Bank

-ocr page 471-

OCCIPITALE DYSPLASIE BIJ EEN
DWERGKEESHOND

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 327-8

H. van Herpen i en G. Voorhout^

SAMENVATTING

Occipitale dysplasie, een aangeboren afwijking van het
foramen magnum, werd gediagnostiseerd bij een Dwerg-
keeshond, teef, van vier jaar oud. De diagnose werd gesteld
aan de hand van klinische en röntgenologische bevindingen.
Bij postmortaal röntgencontrastonderzoek van de suba-
rach-noïdale ruimte werden een uitpuiling van het cerebel-
lum door het foramen magnum en hydrocephalus vastge-
steld.

INLEIDING

Occipitale dysplasie is een ontwikkelingsstoornis van het os
occipitale, waarbij een abnormale, dorsale uitbochting van het
foramen magnum ontstaat (6).

Al naar gelang de grootte van het (afwijkende) foramen
magnum, worden drie categorieën onderscheiden (5) (fig. 1):
Categorie 1, waarbij een dorsale uitbochting aanwezig is kleiner
dan de normale dorso-ventrale afstand van het foramen
magnum.

Categorie 2, waarbij een dorsale uitbochting aanwezig is gelijk
aan de normale dorso-ventrale afstand van het foramen
magnum, en

Categorie 3, waarbij een dorsale uitbochting aanwezig is groter
dan de normale dorso-ventrale afstand van het foramen
magnum.

Occipitale dysplasie is beschreven in combinatie met hydro-
cephalus en/of een te korte eerste halswervel (2,4). De afwijking
hoeft niet noodzakelijkerwijs klinische klachten te veroorzaken
(5). Treden er echter klachten op, dan worden die voornamelijk
gevonden bij dieren met een afwijkend foramen uit categorie 3.
Occipitale dysplasie is beschreven bij de Chihuahua, Yorkshire
Terrier, Maltezer, Dwergkeeshond, Toy Poedel, Lhasa Apso,
Shih Tsu, Beagle, Engelse Cocker Spaniel, Sky Terrier, en
Dwerg- pinscher (1,5). Klinische verschijnselen kunnen bestaan
uit halspijnlijkheid, cerebellaire ataxie, toevallen en karakter-
veranderingen. Elk der verschijnselen kan in ernst variëren
(2,5,6).

CASUÏSTIEK

Een Dwergkeeshond, teef, van vier jaar oud werd aangeboden
met twee maanden durende klachten van intermitterende
ataxie, paresis anterior en posterior en epileptiforme aanvallen
met opistotonus twee- tot driemaal per week. De behandeling
had bestaan uit het toedienen van corticosteroïden en analgetica,
hetgeen de ernst van de klachten tijdelijk had doen vermin-
deren. De hond was in goede conditie, vertoonde tetraparese,

I Drs. //. ra/I Herpen. Velerinaire Specialisten Oisterwijk. tijdens het tot stand komen van

dit manuscript verhonden aan de Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, en
■ Dr G. Voorhout. Vakgroep Radiologie. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht.

scoliose en een gebogen hals naar links. Bij algemeen lichamelijk
onderzoek werden geen andere afwijkingen geconstateerd.
Bij neurologisch onderzoek bleek dat de correctiereflexen
afwezig waren aan voor- en achterpoten. De kopzenuwreflexen
en de spinale reflexen waren normaal. Zowel oppervlakkige als
diepe pijn bleken bij alle ledematen aanwezig.
Röntgenologisch onderzoek, dat werd verricht onder algehele
anesthesie, bestond uit laterale opnamen van de halswervels bij
gestrekte en gebogen hals, een ventrodorsale opname van de
halswervels, en laterale, dorsoventrale en craniocaudale opna-
men van de schedel. Op de röntgenopnamen van de halswervels
werden geen afwijkingen waargenomen. Aan de hand van de
laterale opname van de gebogen hals kon worden vastgesteld
dat het atlanto-axiale ligament intact was. Opnamen van de
schedel toonden een vrij bolle schedelvorm, een dun neurocra-
nium en een slecht ontwikkelde sinus frontalis, hetgeen voor dit
ras als normaal beschouwd mag worden. Op de craniocaudale
opname van de schedel was een abnormaal groot foramen
magnum te zien (fig. 2). Op grond van deze bevinding werd de
diagnose occipitale dysplasie, categorie 3, gesteld.

-ocr page 472-

Gezien de ernst van de klinische klachten, het ontbreken van een
therapie en de slechte prognose, werd de hond op verzoek van
de eigenaar geëuthanaseerd. Er werd geen toestemming voor
sectie verleend.

Postmortaal werd via suboccipitale punctie röntgencontrast-
middel in de cisterna magna gebracht. Op een laterale röntgen-
opname van de schedel werden de contouren van het cerebel-
lum en de uitpuiling door het foramen magnum zichtbaar.
Vulling van een sterk verwijde laterale ventrikel met contrast-
middel toonde het bestaan van hydrocephalus aan (fig. 3).

DISCUSSIE

Op grond van de bevindingen van het neurologisch onderzoek,
upper motor neuron signs, kan worden geconcludeerd dat de
klinische verschijnselen wijzen op een aandoening van het
centrale zenuwstelsel (hersenen c.q. ruggemerg), gelocaliseerd
craniaal van het vijfde cervicale ruggemergsegment. Differen-

WEL EN WEE
VAN EEN ASSOCIÉ

R. Boone-Gielen

Uitgever Roularta Books, Zellik

ISBN 90 5486 031 7

Collega Guido Boone vestigde zich in 1976 in Kasterlee in het
Belgische Kempen als prakticus grote huisdieren. Zijn vrouw
Rita verzorgde de achterwacht en hield de boekhouding bij.
De praktijk groeide stormachtig onder meer vanwege de
deskundigheid op het gebied van de kalverhouderij en vanwege
de deskundigheid op het gebied van de kalverhouderij en
vanwege het organisatievermogen van mevrouw Boone. Inmid-
dels is de praktijk uitgegroeid tot een praktijk waar circa zeven
collega\'s werk hebben.

Vanuit haar betrokkenheid bij de praktijk schreef mevrouw Rita
Boone-Gielen het boek \'Wel en wee van een associé\'. Zij
beschrijft het eigen ervaren van vestiging en associatie, waarbij
tieel diagnostisch, moet hierbij gedacht worden aan een hernia
nuclei pulposi, atlanto-axiale instabiliteit, congenitale malfor-
matie van het foramen magnum en/of hydrocephalus (3).
Met behulp van een craniocaudale röntgenfoto van de schedel
kan de diagnose occipitale dysplasie gesteld worden (5), maar
deze verschaft geen informatie over de positie van het cere-
bellum. Contrastonderzoek van de cisterna magna kan deze
informatie wel verschaffen. In verband met mogelijke be-
schadiging van het cerebellum bij een suboccipitale punctie kan
beter voor lumbale punctie van de subarachnoïdeale ruimte
gekozen worden.

Het is onduidelijk of de klinische verschijnselen het gevolg
waren van de occipitale dysplasie of dat deze mede op grond van
de begeleidende hydrocephalus bestonden. Het gecombineerd
voorkomen van occipitale dysplasie en hydrocephalus, met
klachten van pijn en ataxie op latere leeftijd, is eerder
beschreven (1,2). Mogelijk is in deze gevallen de hydrocephalus
secundair. Door verplaatsing van het cerebellum kunnen de
laterale aperturen van de vierde ventrikel worden dichtgedrukt.
Afvoer van cerebrospinal vloeistof wordt dan ernstig belem-
merd, waarmee de hydrocephalus verklaard kan worden.

SUMMARY

Occipital dysplasia in a Pomeranian dog

Occipital dysplasia, a congenital malformation of the foramen magnum, was diagnosed in a
4year-old Pomeranian dog. The diagnosis was made by clinical and radiographic findings.
Caudal displacement of the cerebellum and hydrocephalus were diagnosed postmortem,
using a radiographic contrast study of the subarachnoid space.

LITERATUUR

1. Bardens JW. Congenital malformation of the foramen magnum in dogs.
Southwestern Veterinarian 1965; 4: 295-8.

2. Kelly JH. Occipital dysplasia and hydrocephalus in a toy poodle. V. M./
S.A.C. 1975; 70: 940-1.

3. de Lahunta A. Veterinary Neuroanatomy and Clinical Neurology. Philadel-
phia: W.B. Saunders 1983: pag 182.

4. Morgan JP. Radiology in Veterinary Orthopedics. Philadephia: Lea &
Febiger, 1972: 330-3.

5. Parker AJ, and Park RD. Occipital dysplasia in the dog. J Am Animal Hosp
Ass 1974; 10: 520-5.

6. Wright J A. A study of the radiographic anatomy of the foramen magnum in
dogs. J Small Anim Pract 1979;20: 501-8.

tevens wordt beschreven hoe mensen met elkaar omgaan.
Overzichten worden gegeven van de individuele variatie in
prestaties, met toelichtingen. Met de ontwikkelingen in de eigen
praktijk als voorbeeld wordt beargumenteerd welke keuzes er te
maken zijn voor de organisatie bij een groeiend werkaanbod. Er
wordt openhartig ingegaan op de financiële aspecten van een
associatie, maar ook op de rol van de partners.
De laatste hoofdstukken vormen een beknopt naslagwerk voor
vestiging en associatie. Het boek is niet alleen geschikt voor
dierenartsen, ook voor andere vrije beroepsbeoefenaars staan er
lezenswaardige zaken in. Een deel van de bestellers van het boek
blijkt zelfstandig werkend jurist te zijn.

Het is een goed en plezierig leesbaar boek geworden met de
beschrijving van herkenbare situaties. Het incidenteel gebruik
van typische Vlaamse woorden en uitdrukkingen voegt er een
extra dimensie aan toe.

Hage Postema

-ocr page 473-

SAMENVATTING

De Deosan-Rapid Mastitis Test Kit (RMTK) werd bij 226
lacterende koeien op 6 bedrijven geëvalueerd met als
referentie de door middel van de Fossomatic-methode via
het NRS bepaalde koemelk-eelgetallen.
Het principe van de RMTK-test berust op een reactie van
het uit de cellen van de melk vrijkomende enzym katalase
met het waterstofperoxide uit het RMTK-reagens.
Voor de celgetal-niveau\'s 250.000, 400.000 en 800.000
cellen/ml tesamen werden de volgende 95% betrouwbaar-
heidsintervallen gevonden: sensitiviteit 0.60-0.99, specifici-
teit 0.42-0.83, voorspellende waarde positief 0.22-0.46,
voorspellende waarde negatief 0.84-0.99 en kappa-waarde
0.14-0.52.

Aangezien deze test alleen dan zinvol is wanneer de
voorspellende waarde positief groot is, moet geconcludeerd
worden, dat de RMTK-test in deze studiepopulatie onge-
schikt was ter detectie van koeien met een celgetal hoger dan
250.000/ml in de melk.

INLEIDING

In het kader van de mastitisbestrijding bij melkvee en bij de
veterinaire uiergezondheidsbewaking speelt de bepaling van het
somatisch celgetal in de melk een belangrijke rol (1,2,3). Zeker
nu de EG-richtlijn een toelaatbare gemiddelde grenswaarde
voor het tankmelkcelgetal van 400.000 cellen/ml aanduidt. In
deze situatie zouden veehouders gebaat zijn bij een snelle en
betrouwbare uitslag van celgetallen van als verdacht aan te
merken koeien. Tevens zouden zulke \'cow-side\' testen gebruikt
kunnen worden ter controle op herstel na een uieronsteking.
Deze \'cow-side\' testen moeten aan een aantal criteria voldoen
voor gebruik in de praktijk. Hiertoe behoren: (1) ze moeten
betrouwbaar zijn, ofwel ze moeten meten wat ze verondersteld
worden te meten (validiteit), zoals uitgedrukt in de parameters
sensitiviteit en specificiteit; (2) voor toepassing in de praktijk
moeten ze een voldoende voorspellende waarde hebben voor
hetgeen men wil meten; (3) ze moeten veilig zijn in het gebruik,
dat wil zeggen geen nadelige effecten teweegbrengen bij de
gebruiker door het soort of de aard van het reagens; (4) ze
moeten snel en gemakkelijk uitvoerbaar zijn, snel uitslag geyen,
eenvoudig en eenduidig te interpreteren en goedkoop zijn.
Doel van deze studie was, om onder veldcondities de waarde

I Ijindhouw Universiteit Wageningen. Vakgroep Veehouderij Sectie Gezondheidsleer &

reproductie. Postbus 338, 6700 AH Wageningen.
\' Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde & Voortplanting, Faculteit der Diergeneeskunde,

Rijksuniversiteit Utrecht
\' Deosan-Rapid Mastitis Test Kit, Deosan Ltd, Weston Favell Centre, Northampton, NN3
4PD, U.K.

van de Deosan-RMTK te bepalen voor het vaststellen van hoge
celgetallen in melk van lacterende koeien.

MATERIAAL EN METHODE
Bedrijven, koeien en monstemame

Op 6 bedrijven met overwegend zwartbont vee in de regio Oost-
Utrecht werden bij een avondmelking (november I99I) alle
lacterende melkkoeien (n = 226) bemonsterd ten tijde van de
monstemame voor de melkproductiecontrole. Op dat moment
werden door de monsternemer monsters genomen voor de
bepaling van het celgetal in de avondmelk in het kader van het
NRS-celgetal-abonnement en voor bepaling van het celgetal
met de Deosan-RMTK. De bedrijven hadden tussen de 31 en 57
lacterende koeien, de Bedrijfs Standaard Koeproductie (BSK)
varieerde tussen 32 en 41 en de gemiddelde bedrijfscelgetallen
lagen tussen de 162.000 en 493.000/ml. De pariteitsverdeling in
de studiepopulatie was als volgt: 30% pariteit 1,25% pariteit 2 en
45% een hogere pariteit.

De Deosan-RMTK

Een testkit bestaat uit een koffer met 50 testbuisjes met
callibratie, capillairen, plasticine, reagens en indicatorkaarten
met daarop plakstroken en celgetal-niveau\'s (zie fig. 1).
Het principe van de test berust op een katalase-reactie (4). Het
reagens bevat waterstofperoxide dat reageert met het enzym
katalase in de cellen in de melk. Het door afbraak ontstane

1. gecallibreerde melkbuisies (50 stuks)

2. plasticine om de capillairen aan een zijde te dichten

3. reagens

4 capillairen

5. Indicatorkaart met enkele capillairen vertikale lijnen geven de celgetal-
niveaus aan.

Tijdschrift Diergeneeskunde 1993: US: 329-31

VELDEVALUATIE VAN DE DEOSAN-RMTK1,
EEN DIAGNOSTISCHE TEST TER DETECTIE
VAN KOEIEN MET EEN HOOG CELGETAL

J. PT. M. Noordhuizen\\ E. N. Stassen^ en I. Klerx ^

-ocr page 474-

celgeul/ml

\'■»■I

laffi

sensitiviteit
specificiteit
VW positief ♦
VW negatief •
gemeten prevalentie
Kappa-waarde

middel, zou moeten zijn om de voorspellende waarde positief op
een hoog niveau te krijgen (de proportie werkelijk hoogcelgetal
koeien die door de test worden aangewezen). Daartoe moet de
specificiteit hoog zijn en dat is niet het geval. Vandaar dat het
aantal koeien dat volgens de test een hoger celgetal heeft dan de
betrelfende categorie en dat volgens de NRS-bepaling ook echt
heeft, gering is (Tabel 1, waarden in cel
A). Eén van de
mogelijke oorzaken van deze lage specificiteit zou de in de
handleiding aangegeven afleeswachttijd van 10 min kunnen
zijn. Daarom is ook getest of er belangrijke verschillen optraden
bij een afleestijd van 5 min. Het aantal vals-positieve miswijzin-
gen bleek op een iets, maar niet significant, lager niveau te liggen.
Een andere mogelijkheid zou de omgevingstemperatuur kunnen
zijn, die, indien te hoog de katalase-reactie zou versnellen. In de
huidige test is echter bij kamertemperatuur gewerkt. De relatief
hoge sensitiviteit en voorspellende waarde negatief zoals hier
gevonden spelen voor het onderhavige diagnostische doel geen
rol. Celgetal-niveau beïnvloedende factoren zoals ras, pariteit,
lactatiestadium, productieniveau en seizoen (2) speelden in deze
studie evenmin een rol. De kappa-waarde zegt iets over de
overeenkomst tussen de RMTK en de NRS-bepaling, maar laat
geen uitspraak toe over de waarde van de afzonderlijke testen
zelf Een kappa-waarde in de range van 0.6-0.8 wordt accepta-
bel genoemd (5) en duidt dus op een redelijke mate van
overeenkomst tussen beide testuitslagen. De Kappa-waarden
zoals in deze studie gevonden, variërend van 0.24 tot 0.39, halen
deze waarde niet. Er is nauwelijks niet-toevals-overeenkomst
tussen de uitslag van RMTK en NRS.
De conclusie van deze testevaluatie moet zijn, dat de RMTK op
grond van de gevonden parameters, maar vooral vanwege de
lage specificiteit, in deze studiepopulatie niet geschikt is voor de
detectie van koeien met een hoog celgetal.

DANKBETUIGING

De auteurs zeggen de heren De Geer, Van Rijn, Griffioen, Van Dijk, Spinhoven
en Woudenberg dank voor hun medewerking bij het uitvoeren van de evaluatie,
en de VVB\'s Maarsbergen, West Veluwe te Ede en Mid-West/West Utrecht te
Wilnis voor hun medewerking bij de monstername. De firma AVETHO heeft
welwillend de testkits ter beschikking gesteld.

SUMMARY

Field evaluation of the deosan-RMTK, a diagnostic test for
the detection of dairy cows with high somatic cell count.

The Deosan-Rapid Mastitis Test Kit (RMTK) ivos evaluated in 226 lactating
dairy cows on 6 farms. The Fossomatic method was used as reference standard
for somatic cell counts in cowsmilk. The RMTK test-principle regards the
reaction of the enzyme catalase released from cells in milk with the H2O2 in the
RMTK-reagent

For the threshold cellcount values of 250.000, 400.000 and 800.00/ml the
following 95% confidence intervals were found-

sensitivity 0.60-0.99, specificity 0.42-0.83, predictive value positive 0.22-0.46,
predictive value negative 0.84-0.99 and kappa-value 0.14-0.52. Because this test
will be most useful when the positive predictive value would be high, it is
concluded that the RMTK in Ihis study population was not an adequate tool for
the detection of cows with somatic cell counts over 250.000/ml milk.

Tabel 1. Verdeling van de 226 testmonsters (koemengmelk) over de 3 celgetal-niveau\'s volgens de NRS- en de RMTK-bepaling.
celgeulniveau\'s (x 1000/ml) volgens NRS

celgeul

>250

<250

>400

<400

>800

<800

- niveau

volgens

>250

50

82

>400

28

63

>800

24

45

RMTK

(xlOOO/ml)

<250

11

83

<400

10

125

<800

4

153

Tabel 2. Waarde van de evaluatie-parameters (met 95°/o
betrouwbaarheidsinterval) voor elk van de drie celgetal-niveau\'s.

800.000

250.000

400.000

0.86 (0.13)
0.77 (0.06)
0.35 (0.11)
0.97 (0.02)
0.31 (0.06)
0.387 (0.13)

0.82 (0.10)
0.50 (0.08)
0.38 (0.08)
0.88 (0.04)
0.58 (0.06)
0.24 (0.10)

0.74 (0.14)
0.66 (0.07)
0.31 (0.09)
0.93 (0.04)
0.40 (0.06)
0.26 (0.11)

-ocr page 475-

LITERATUUR

1. Lee CS, Wooding FPB, and Kemp P, Identification, properties and
differential counts of cell populations using EM of dry cow secretions,
colostrum and milk from normal cows. J Dairy Res. 1980; 47: 39.

2. Dohoo IR, and Meek AH. 1982; Somatic cell counts in bovine milk. Can
Vet J 1982; 23: 119-25.

3. Klastrup NO. Bovine Mastitis Definition and Guidelines for Diagnoses.

« m

Proc. IDF Seminar: Progress in the control of mastitis, Kiel (BRD). Kieler
Milch wirtschaftliche Forschungsbericht 1985; 37 (3): 254-60.
Nageswararao G, Blobel H, and Derbyshire JB. Catalase-test for abnormal
milk. I. Techniques and factors affecting the test. J.Dairy Sei. 1965; 48:
1290-4.

Martin SW, Meek AH, and Willeberg P. Veterinary Epidemiology,
principles and methods. Iowa State University Press, Ames Iowa, USA,
1987.

Vraag en Antwoord

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvangen
vraagstelling vond de redactie de heer drs. J.A.H. van
Lieshout (K.I. Zuid-Nederland) bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

VRAAG

Wat is het beleid van de Kl-verenigingen ten aanzien van IBR,
voor jonge kalveren en oudere dieren, die aangevoerd worden
op een Kl-station. Heeft het zin een kalf IBR-vrije biest te geven,
als het kalf zelfs van kunstmelk, seropositief kan worden?\'

ANTWOORD

In de EG-spermarichtlijn (88/407 EEG) is geregeld aan welke
eisen het rundersperma moet voldoen om intracommunautair
vermarkt te kunnen worden.

Omdat sperma afkomstig van serologisch positieve stieren IBR-
virus kan bevatten, is de richtlijn zo ingericht dat op termijn alle
stieren serologisch negatief moeten zijn.
Uiteraard is het beleid van de Kl-verenigingen er op gericht om
hieraan te voldoen.

Dit betekent dat alleen serologisch negatieve dieren in erkende
Kl-stations mogen worden toegelaten.

Aanvoerbeleid van stieren

Niet alle Kl-verenigingen hebben exact hetzelfde aanvoerbeleid,
maar in het algemeen zijn er twee methodieken om stieren op
een leeftijd van ongeveer twaalf maanden IBR-negatief toe te
voegen aan het erkende spermacentrum.

Aanvoer van stiertjes < 1 mnd leeftijd

Aanvoer van serologische IBR-negatieve stiertjes
A. Aankoop van stierkalfjes geboren uit IBR-vrije moeders.
Deze worden rechtstreeks toegelaten tot de opfokfaciliteiten
van een KI-vereniging.

IBR

a

B. Aankoop van stiertjes geboren uit IBR-positieve moeders of
moeders met onbekende IBR-status. Deze dieren mogen dan
geen biestmelk van de eigen moeder krijgen, maar biestmelk
afkomstig van een IBR-negatieve moeder. Sommige Kl-
verenigingen verstrekken aan de veehouders, waar een
potentieel Kl-kalfje verwacht wordt, deze IBR-negatieve
biestmelk.

Aanvoer van serologisch IBR-positieve stiertjes
Deze stiertjes worden niet rechtstreeks toegelaten tot de IBR-
vrije opfok van een Kl-vereniging. Ze worden aangevoerd op
een \'sluisbedrijf.

De dieren worden maandelijks serologisch gevolgd, waarbij de
IBR-titerhoogte wordt vastgesteld. Bij een normaal aflopende
titerreeks tot nul kan het stiertje worden geaccepteerd.
Sommige Kl-verenigingen hanteren een aanzienlijk verschil in
aankoopprijs tussen kalfjes die serologisch negatief of positief
zijn bij aanvoer.

De serologische status van de dieren wordt vastgesteld door
middel van een zeer gevoelige Elisa-test (Deense methode).

Aanvoer van oudere stieren

De meeste Kl-verenigingen accepteren geen oudere stieren om
elk risico van IBR-virus insleep via latent geïnfecteerde dieren te
vermijden. Indien om welke reden dan ook het toch noodzake-
lijk is om oudere stieren aan te kopen, dan wordt door Kl-Zuid
de volgende procedure gevolgd:

De stieren moeten op het bedrijf van herkomst tweemaal
serologisch negatief zijn (± 14 dagen).
Bij aanvoer worden ze in quarantaine gezet en aan stress
blootgesteld door ze vijf dagen met Dexamethason in te
spuiten. Gedurende twee maanden wordt bloedonderzoek
gedaan naar mogelijke IBR-titers. Indien antistoffen worden
aangetoond, kan het dier niet aan het erkende spermacen-
trum worden toegevoegd.

Kunstmelk

Het is bekend dat kunstmelk IBR-antistoffen kan bevatten. Op
theoretische gronden kan men 48 uur na de geboorte deze
kunstmelk rustig aan de kalveren geven, omdat dan de
gammaglobulinen de darmwand niet meer kunnen passeren.

-ocr page 476-

■ fll

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 332-4

UIERINFECTIES MET COAGULASE NEGATIEVE
STAFYLOCOCCEN (CNS) BIJ NIEUWMELKTE
VAARZEN

C. van der Meer\'\'. J. Tigchelaar\'\', C. Zalsman P. Meyers ^
en D.J. Peterse ^

SAMENVATTING

Om meer Inzicht te krijgen in de prevalentie van uierinfecties
bij nieuwmelkte vaarzen werden op elf commerciële melk-
veebedrijven bij 98 vaarzen wekelijks alle kwartieren bem-
onsterd, gedurende de eerste acht weken van hun lactatie.
De monsters uit de eerste vier weken werden bacteriolo-
gisch onderzocht, terwijl het celgetal in alle monsters werd
bepaald.

De prevalentie van S. aureus in deze groep vaarzen in de
eerste week na kalven was 12,5%. De coagulase-negatieve
stafylococcen (CNS) kwamen bij de helft van de vaarzen
voor. De meest voorkomende soorten waren de
S. xylosis
en de S. hyicus. Met uitzondering van de S. hyicus was het
effect van de aanwezigheid van CNS op het kwartiercelgetal
niet groot.

INLEIDING

Volgens de Landelijke Mastitis Steekproef 1986 is de uierge-
zondheid van vaarzen beter dan die van oudere melkkoeien.
Er zijn echter twee redenen om de uiergezondheid bij nieuw-
melkte vaarzen nader te bezien. Ten eerste bereikt de Gezond-
heidsdienst Noord-Nederland veelvuldig de klacht dat een groot
gedeelte van de vaarzen op een bedrijf (30 tot 50%) rond het
kalven uierontsteking heeft. Bovendien blijkt dat uit melkmons-
ters van mastitisgevallen bij vaarzen vaker coagulase negatieve
stafylococcen (CNS) worden geïsoleerd dan uit monsters van
oudere koeien (3).

Ten tweede wijzen een aantal recente Amerikaanse artikelen (6,
7, 11) op een frequente besmetting met vooral CNS in de uier
van nieuwmelkte vaarzen. De betreffende bacteriën konden ook
al voor het kalven uit de uier worden geïsoleerd.
De doelstelling van het onderzoek was om inzicht te krijgen in
de prevalentie van uierinfecties met pathogenen en apathogenen
bij nieuwmelkte vaarzen. Hierbij is speciaal aandacht besteed
aan de CNS. Tevens is de reactie van de uier op de aanwezigheid
van de bacterie afgemeten aan de hoogte van het celgetal.

MATERIAAL EN METHODE

Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van vaarzen op elf
melkveebedrijven in de provincie Friesland. In totaal werden 98
vaarzen gevolgd gedurende de eerste acht weken van hun
lactatie. De bedrijven zijn uitgezocht op grond van bereidheid
tot deelname aan het onderzoek en bereikbaarheid. Het waren
bedrijven zonder mastitisproblemen. De bemonstering vond
plaats in het stalseizoen 1990 -1991 en werd uitgevoerd door de
twee eerst genoemde auteurs.

I Stagiaires Agrarische Hogeschool Friesland
J Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland
\' Practicus .\'itiens
* Bio Mérieux

Alleen bij de klinisch zichtbare uierontstekingen is een antibioti-
cumbehandeling toegepast.

Van de vaarzen werden \'s middags maximaal drie uur voor het
avondmelken na schoonmaken met een droge doek en desinfec-
tie met alcohol van de spenen kwartiermonsters genomen. Deze
monsters werden na afloop in twee monsters gescheiden waarbij
het ene deel voor bacteriologisch onderzoek werd ingevroren en
het tweede deel met formaline werd vermengd. Vervolgens
werd naar IDF-voorschriften met een Coulter Counter het
celgetal bepaald (2).

Ten behoeve van het bacteriologisch onderzoek werd uit het
melkmonster op een bij de Gezondheidsdienst in Noord-
Nederland gebruikelijke runder-bloedagarplaat geënt. Na 24
uur werden de kolonies op grond van kleur, morfologie en
hemolyse onderscheiden en werd een coagulase- en waterstof-
perioxidereactie en zonodig een gramkleuring uitgevoerd. De
CNS werden verder opnieuw op een bloedplaat geënt en na 24
uur gedetermineerd met behulp van een API-strip ® "t.
De
Staphylococcus sciuri, intermedius, warneri, saprofyticus,
simulans, haemolyticus, cohni, auriculans, capitis
en lentis zijn
in de resultaten samengevoegd tot een groep overigen, omdat zij
slechts weinig of op een enkel bedrijf voorkwamen.

RESULTATEN

In tabel 1 is de prevalentie van de verschillende bacteriesoorten
gegroepeerd naar major en minor pathogenen per lactatieweek
vermeld. De CNS nemen het grootste deel van de isolaties voor
hun rekening en dit schommelt tussen de 20 en 25% van de
kwartieren. De herhaalbaarheid van de bacteriologische uitslag
van niet-behandelde kwartieren is gering. Slechts in een beperkt
aantal van de bacteriologisch positieve kwartieren wordt
dezelfde bacteriesoort twee of meer malen gevonden. Viermaal
dezelfde bacteriesoort is een uitzondering (zie tabel 2).
Als de uitslag van het bacteriologisch onderzoek wordt weerge-
geven in het percentage geïnfecteerde vaarzen dan blijkt de helft
van de vaarzen de CNS met zich mee te dragen (tabel 3). De
meest voorkomende stafylococcenstammen bleken op vrijwel
alle bedrijven aanwezig. In 20 kwartieren (14 vaarzen) werd een
klinische mastitis vastgesteld in de eerste vier weken van de
lactatie. Meestal (10 vaarzen) was dit maar van korte duur. Bij
vier vaarzen duurde het langer dan één week. Doordat in veel
gevallen monstername pas plaatsvond na behandeling was het
bacteriologisch onderzoek vaak negatief. Uit vier van de zeven
positieve mastitismonsters werd een CNS geïsoleerd, eenmaal in
combinatie met een 5.
aureus. Uit de overige drie werd Str.
dysgalactiae
(tweemaal) en een A. pyogenes (éénmaal) geïso-
leerd.

In tabel 4 wordt de relatie tussen het bacteriologisch onderzoek
en het celgetal van de monsters weergegeven. Het gemiddelde
celgetal is gedurende de eerste acht weken van de lactatie met
uitzondering in de eerste week opmerkelijk gelijkmatig met ook
een gelijke verdeling over de klassen groter dan 500.000 en

-ocr page 477-

Voorkom paramyxobesmetting

in de nestsciiaal

Ent daarom alle oude duiven, zodat zij de jongen
niet kunnen besmetten.

Colombovac PMV

een kampioen in paramyxobescherming

• géén entreactie

• behoud van prestatie

• een jaar bescherming

Colombovac PMV kunt u het hele
jaar door enten. Het vaccin is
gebruiksklaar en kan zonder
voor te verwarmen worden toe-
gediend.

Bel voor meer informatie (020) 54 90 830.

-ocr page 478-

DIARREE - PREVENTIE

Duphar Nederland B.V.
Animal Health
Postbus 7133
1007 JCAmsletdam
Tel, 020 5490832/830

DOOR DIK EN DUN
MET SUVAXYN E-COLIP4

zonder lokale zwellingen of residuen

Neonatale diarree door E. coli kan behoorlijke schade
veroorzaken. Suvaxyn E-coli P4 is Duphar\'s antwoord
op dat probleenn: Een nnodern, geïnactiveerd vaccin, dat
uitsluitend is gebaseerd op de pili-fracties K88, K99,
P987 en F41, in plaats van op de gehele bacteriecel.
Een vaccin nnet een krachtig adjuvans,
zonder o\\\\e.
Een vaccin dat géén lokale zwellingen geeft en géén
residu op de injectieplaats.
Handelsvormen: 10 en 50 doses a 2 nnl.

suvaxyn® E-coli P4

Preventie van neonatale diarree. Werking zonder bijwerking.

SOLVAY Animal Heallh

-ocr page 479-

kl ■ M

1 a VI

groter dan 250.000 cellen per ml. De hoge grenswaarde is
gebaseerd op de IDF-norm (1967). De lage grens is een
aanpassing aan de normaal veel lagere celgetallen die bij vaarzen
worden gevonden.

Als men per monstering de kwartieren binnen de koe vergelijkt,
waardoor alle koegebonden, niet infectie-invloeden op het
celgetal worden buitengesloten, dan blijken kwartieren die zijn
geïnfecteerd met minor-pathogenen niet een duidelijk verhoogd
celgetal te hebben. Echter binnen deze groep bestaat wel enige
variatie zoals de significant hogere percentages kwartieren met
een verhoogd celgetal bij de
Staphylococcus hyicus laten zien.
Het beeld bij de major-pathogenen is wisselend (zie bijvoor-
beeld week 4). Dit is terug te voeren op het geringe aantal
isolaties (zie tabel 1).

met CNS 41
kwartieren
met

S. hyicus 57 • 52 1» 39 " 58
kwartieren met major-
pathogenen 74 * 30 45 ♦♦ O

31

26"

li

Tabel 1. Resultaten van het bacteriologisch onderzoek van kwartier-melk-
monsters afkomstig van 98 vaarzen gedurende de eerste vier weken van de
lactatie (percentage van het aantal onderzochte kwartieren)

week 1

week 2

week 3

week 4

major palhogenen

S. aureus

3,8

4,0

5,8

2,5

Sir dysgalactiae

1.0

-

-

-

Sir uberis

-

-

0,3

-

A. pyogenes

-

1,0

-

-

minor pathogenen

CNS

S. epidermis

1.4

1,3

3,9

4,5

S. xylosis

9,7

8,2

8,5

7,9

S. hominis

1,7

2,3

1,8

2,3

S. hyicus

9,4

7,6

5,8

3,4

overige

3,8

3,9

2,7

7,4

C. bovis

2,4

3,9

4,2

4,2

Str. groep D

2,4

1,3

1,2

1,1

micrococcen

1,0

0,3

0,3

0,8

Tabel 3. Het percentage vaarzen met een positief bacteriologisch onderzoek
op S. aureus en CNS

week 1

week 2

week 3

week 4

5. aureus CNS
12,5 51

S. aureus CNS
13 51

S. aureus CNS
15 53

S. aureus CNS
7 56

Tabel 4. Het verloop van het celgetal in kwartiermonsters en de relatie met
het bacteriologisch onderzoek bi| pas-gekalfde vaarzen

week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 week 7 week 8

gemiddeld
celgetal 1722

302 402

305 296

173 238 268

percentage
kwartieren
>500 55

10 12

10 II

7 9 11

percentage
kwartieren
> 250 67

23 16

15 16

12 15 16

percentage k wartieren dal > 140.000 cellen verschilde mei hel laagste kwartier van dezelfde
vaars bij dezelfde bemonstering

kwartieren bacteriologisch
negatief 41 19 16
kwartieren

16

Tabel 2. Herhaalbaarheid van de bacteriologische uitslag gedurende vier
kwartieronderzoeken in vier opeenvolgende weken

Totaal aantal bacteriologisch positieve kwartieren 202

aantal malen 2 x

BO positief

65

32%

dezelfde bacleriesoort

50

25%

aantal malen 3 x

BO positief

39

m,

dezelfde bacteriesoort

9

4%

aantal malen 4 x

BO positief

6

3%

dezelfde bacteriesoort

2

1%

DISCUSSIE

De aanwezigheid van de CNS in de uier van vers gekalfde
vaarzen is in een aantal onderzoekingen aangetoond. De range
in de prevalenties van deze bacteriesoorten die in de literatuur
worden aangegeven is groot (6, 7, 11). De resultaten zijn
afhankelijk van de werkelijke prevalentie maar ook van de
gehanteerde bemonsteringswijze en de laboratoriumtechniek.
Het invriezen van monsters, zoals in dit onderzoek is gedaan,
geeft bijvoorbeeld een hogere kans op isolatie van coagulase-
negatieve stafylococcen doordat intracellulair verblijvende sta-
fylococcen voor een deel vrijkomen (9,15). Er werd bij circa de
helft van de vaarzen de CNS-soorten aangetroffen, zowel in de
eerste als tweede, derde en vierde week van lactatie.
In een beperkt percentage van de bacteriologisch positieve
kwartieren werd dezelfde bacteriesoort twee of meermalen
gevonden (30%). Dit resultaat kan wijzen op lichte besmettingen
met geringe en intermitterende uitscheiding van stafylococcen
zoals beschreven in het onderzoek van Sears
et al, (10) of op
kortdurende tepelkanaalinfecties.

De geringe ernst van de - niet klinische en dus niet behandelde -
infectie kan ook de reden zijn dat de verdeling van de celgetallen
van kwartieren waaruit CNS waren geïsoleerd niet in grote mate
verschilde van de celgetallen van bacteriologisch negatieve
kwartieren. Volgens onderzoek van Timms
etaL (12) mag men
bij CNS-infecties zeker verhoging van het celgetal verwachten.
Wellicht moet een onderscheid in CNS-soorten worden ge-
maakt. In dit onderzoek was duidelijk dat de
S, hyicus wel
degelijk een reactie in de vorm van een hoog celgetal gaf. Door
Honkanen-Buzalsky (I) werden sommige 5. A/Zcwj-stammen
als pathogeen beschouwd.

Uit de inventarisaties komen ook verschillen naar voren in de
meest frequent geïsoleerde CNS. In dit onderzoek kwam op alle
elf bedrijven de
S. xylosisen op tien van de elf de S, hyicus voor
en kon niet één, voor een bedrijf specifieke flora, worden
aangegeven. White
et (17) konden uit het tepelkanaal van
vaarzen vooral de
S, chromogenes en de S, xylosis isoleren. Deze
bacterie vonden zij ook in veel gevallen, en ook ver voor kalven,
op de tepelhuid, in de vagina, de neusgaten en op de flanken van
de dieren. De huisvesting heeft invloed op deze bevindingen. Bij
onderzoek van melkmonsters van klinisch niet-afwijkende
kwartieren op CNS worden grote verschillen gevonden. Mat-
thews
et aL (5) vinden verreweg in de meeste gevallen S,
chromogenes,
terwijl Watts en Owens (16) deze in het geheel
niet noemen maar voornamelijk de
S. hyicus isoleren.

1  P < 0,1 2 P < 0,05 (toetsing ten opzichte van BO-negatieve kwartieren,

2 Pearson\'s X-

-ocr page 480-

Uit resultaten van dit onderzoek kan niet worden afgeleid of de
CNS na het kalven de kwartieren hebben geïnfecteerd of dat ze
al op moment van afkalven aanwezig waren. Voor de laatste
opvatting pleiten literatuurgegevens die melding maken van
veelvuldige isolaties van CNS uit uiers van niet drachtige
vaarzen (13) en van nog niet gekalfde vaarzen (6). Ook eigen
niet-gepubliceerde waarnemingen wijzen op aanwezigheid van
CNS in juveniele uiers en tepels.

Zouden de infecties na het kalven ontstaan dan zou men in de
loop van de eerste weken van de lactatie een toename in
bacteriologisch positieve kwartieren verwachten. Door Olivier
el al. (6) wordt aangegeven dat de CNS voorkomen voor en
rond het kalven en dat daarna de prevalentie beduidend daalt.
Harmon
etaL zien deze daling intreden na de vijfde week van de
lactatie. Later in de lactatie mag men wel weer een toename
verwachten (12). Bovendien vonden Robertson
et aL (8) erg
weinig verschil tussen het percentage vaarzen dat bij kalven met
S. aureus was besmet, op bedrijven met een hoge prevalentie
van
S. aureus-infecües bij de melkkoeien vergeleken met
bedrijven met een lage prevalentie. Zij waren overigens niet in
staat het voorkomen van
S. aurewj-infecties bij kalvende
vaarzen te relateren aan het al of niet voeren van mastitismelk
aan de kalveren.

De betekenis van de CNS voor de uiergezondheid van de
vaarzen in de periode van het kalven en de eerste weken van de
lactatie is nog niet erg duidelijk. In vier van de zeven
bacteriologisch positieve monsters, afkomstig van klinische
mastitisgevallen uit de onderzochte groep vaarzen, werden CNS
geïsoleerd. Jarp (4) vindt geen verschil in de verdeling van de
verschillende CNS-stammen in monsters afkomstig van klini-
sche mastitis en monsters van subklinische gevallen en acht ook
de verschillen in pathogeniteit tussen de CNS-soorten niet van
belang. De voorlopige conclusie is dat op grond van de literatuur
en deze inventarisatie de aanwezigheid van CNS in de uier, ook
onder de bedrijfsomstandigheden in Noord-Nederland, als
normaal moet worden beschouwd. In hoeverre deze aanwezig-
heid leidt tot klinische mastitis bij het kalven moet worden
geanalyseerd uit gegevens van de patiënten. Als dit zo is zal de
vraag moeten worden beantwoord of er omstandigheden zijn
rond het kalven, zoals overmatige oedeemvorming of een Se-
deficiëntie, die verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor
een minder goed functioneren van het afweermechanisme zodat
apathogene bacteriesoorten een mastitis kunnen veroorzaken.

kiln

bovine clinical and subclinical mastitis. Vet Microbiol 1991; 27: 151-8.

5. Matthews NR. Harmon RJ. and Langlois BE. Effect of naturally occuring
coagulase-negative staphylococci-infections on new infections by mastitis-
pathogens in the bovine. J Dairy Sei, 1991; 74: 1855-9.

6. Oliver SP, and Mitchell BA. Intramammary infections in primigravid
heifers near parturition. J Dairy Sei, 1983; 66: 1180-3.

7. Pankey JW. Prevalence of mastitis in first lactation cows. Mastitis
Conference, Indianapolis. Am Ass Bov Pract, 1990; 108-11.

8. Robertson JR, Fox, LK. and Hancock DH. Staphylococcus aureus
intramammary infection prevalence, sources and modes of transmission in
dairy heifers. Mastitis Conference, Indianapolis. Am Ass Bov Pract, 1990;
112-7.

9. Schukken YH, Smit JAM, Grommers FJ. van de Geer D. and Brand A.
Effects of freezing on bacteriological culturing of mastitis milk samples. J
Dairy Sei, 1989; 72: 1900-6.

10. Sears PM, Smith BS, English PB, Herer PS, and Gonzales RM. Shedding
pattern
of Staphylococcus aureus from bovine intramammary infections. J
Dairy Sei. 1990; 73: 2785-9.

11. Soboray A, Ostertag HU, Peip D, Bostedt G, and Kielwein.Clinical and
bacteriological findings on the frequency of mastitis in first lactation heifers
during and shortly after parturition. Tierärtzl Prax, 1989; 16: 243-9.

12. Timms LL, and Schultz. Dynamics significance of coagulase-negative
staphylococcal intramammary infections. J Dairy Sei. 1987; 70: 2648-57.

13. Trinidad P, Nickerson SC, and Alley TK. Prevalence of intramammary
infections and teat canal colonisation in unbred primigraved dairy heifers. J
Dairy Sei. 1990; 73: 107-14.

14. Vecht U, Wisselink HJ en Defize PR. Verslag landelijke steekproef mastitis
1985-1986. Centraal Diergeneeskundig Instituut, Lelystad, 1987.

15. Villanueva MR, Tyler JW, and Thurmond MC. Recovery of Streptococcus
agalactiae
and Staphylococcus aureus from fresh and frozen bovine milk. J
Am Vet Med Assoc, volume 198.

16. Watts JL, and Owens WE. Prevalence of staphylococcal species in four
dairy herds. Res Vet Sei 1989; 46: 1-4.

17. White DG, Harmon RJ. Matos JES, and Langlois BE. Isolation and
identification of coagulase-negative staphylococcus species from bovine
body sites and streak canals of nulliparous heifers. J Dairy Sei. 1989; 72:
1886-92.

SUMMARY

Intramammary coagulase negative staphylococcal infec-
tions in fresh calved heifers

To determine the prevalence of udder infections in fresh calved heifers all
quarters of 98 heifers on eleven commercial farms were sampled weekly during
the first eight weeks of lactation. The samples during the first four weeks of this
period were used for bacteriological examination and in all samples a somatic
cellcount was made.

The prevalence ofS. aureus after calving in these heifers wets 12.5%. Coagulase-
negative staphylococci (CNS) were isolated from half of ihe heifers The
predominant coagulase-negative staphylococcus species were
S. xylosis and S.
hyicus.
The CNS, with exception of S. hyicus, had a very small effect on the
cellcount.

LITERATUUR

1. Honkanen-Buzalsky. The role of coagulase-negative staphylococcus species
In bovine mastitis. Mastitis Conference, Indianapolis. Am Ass Bov Pract
1990; 98-101.

2. Laboratory methods for use in mastitis work. IDF Bulletin 132, 1981.

3. Jaarverslag Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland. 1988.

4. Jarp J. Classification of coagulase-negative staphylococcus isolated from

-ocr page 481-

DE ROL VAN ECHOGRAFIE BIJ DE DIAGNOSE VAN
LEVERAANDOENINGEN BIJ DE HOND

/. Tiemessen\'\'
SAMENVATTING

Echografie is een niet-invasieve beeldvormende techniek, die
waardevol kan zijn bij de diagnostiek van leveraandoenin-
gen bij de hond. Aan de hand van enkele casuïstieken
worden de mogelijkheden en beperkingen van deze techniek
geschetst.

INLEIDING

Echografie is de aangewezen vorm van diagnostische beeldvor-
ming bij honden die worden verdacht van aandoeningen van de
lever of de galwegen. Met behulp van echografie kan op een
veilige en niet-invasieve manier informatie verkregen worden
omtrent de grootte, belijning en structuur van de lever en
omtrent de omvang en inhoud van de galblaas. Het verdient
aanbeveling honden voor het echografisch onderzoek te laten
vasten. Andere voorbereidingsmaatregelen zijn niet nodig.
Honden behoeven voor echografisch onderzoek slechts zelden te
worden gesedeerd.

Na het scheren van de ventrale buikwand en de rechter en linker
flank vanaf het uiteinde van het xiphoid tot aan de navel, wordt
een akoestische gel aangebracht. Met de patiënt in rugligging
wordt de lever via de ventrale buikwand onderzocht in
longitudinale en transversale richting. Omdat via de ventrale
buikwand door de aanwezigheid van gas in het maagdarmka-
naal meestal niet de gehele lever in beeld komt wordt
vervolgens, met de hond in zijligging de lever onderzocht via de
beide flanken. Met name het dorsale gedeelte van de rechter
zijde (lobus caudatus) en de grote vaten (aorta, vena cava
caudalis en vena porta) komen op deze wijze duidelijker in
beeld. Gezien het feit, dat meestal ook tussen de ribben door
gescand moet worden, is het gebruik van een sector scanner
noodzakelijk. De beoordeling van de grootte van de lever
geschiedt subjectief, met name door vast te stellen of, en hoever
de lever achter de ribboog uit komt. De structuur van de
normale lever (figuur 1) is granulair en de echodichtheidmoet
worden vergeleken met die van milt en nierschors. De normale
lever is echo-armer dan de milt en echorijker dan de nierschors.
Hoewel leveraandoeningen in vele gevallen gediagnostiseerd
kunnnen worden met behulp van echografie, zijn de echografi-
sche bevindingen niet altijd specifiek en kan een percutane
leverbiopsie nodig zijn om tot een definitieve diagnose te komen.
Bij diffuse leverafwijkingen kan met een blinde percutane
biopsie volstaan worden. Bij lokale leverafwijkingen dient
onder geleide van echografie een gericht biopt genomen te
worden (1).

Aan de hand van drie patiënten die door de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren op verwijzing werden aangeboden bij
de vakgroep Radiologie van de Faculteit der Diergeneeskunde

\' Specialisl veterinaire radiologie. Vakgroep Radiologie. Faculteit Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht.

Huidige adres: Beta Beelddiagnostiek, tweedelijns polikliniek. Zoutmansiraat 72. 2518
GT \'s-Gravenhage

Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118: 335-6

voor echografisch onderzoek van de lever, worden de mogelijk-
heden en beperkingen van echografie bij leverpatiënten ge-
schetst.

CASUISTIEKEIM
Patiënt 1

Een 9 jaar oude, gecastreerde Bedlington Terriër teef werd
aangeboden met als klacht, dat ze sinds vier weken lusteloos
was, slecht at en vermagerde. De buikomvang was toegenomen.
Bij algemeen lichamelijk onderzoek werd een positieve undula-

tie vastgesteld. Bloedonderzoek liet een verhoging van de
galzuren, het alkalische fosfatase en het alanine aminotransfe-
rase zien.

Echografisch onderzoek bevestigde de aanwezigheid van vrij-
vocht in de buikholte, dat echoloos was. De lever lag ver binnen
de ribboog en had een onregelmatige, vlekkerige structuur. De
totale echogeniciteit was niet afwijkend. Het oppervlak van de
lever was onregelmatig (figuur 2). Aan de hand van deze
echografische bevindingen werd de diagnose cirrhose gesteld.
Een blind percutaan leverbiopt bevestigde de diagnose cirrhose.
Als oorzaak voor de cirrhotische veranderingen werd kopersta-

-ocr page 482-

peling met een actieve hepatitis vastgesteld.
Patiënt 2

Een 10 jaar oude Chow-chow teef (gecastreerd) met een
lichaamsgewicht van 30 kg werd aangeboden vanwege een
slechte eetlust en vermagering. Bovendien was er sprake van
polyurie /polydipsie en een toenemende buikomvang sinds 14
dagen. De hond braakte en had een verminderd uithoudingsver-
mogen.

Bij lichamelijk onderzoek werd een positieve undulatie vastge-
steld en bij buikpalpatie werd een vergroting van de lever
waargenomen.

Bij echografisch onderzoek van de buik werd de aanwezigheid
van vrijvocht in de buikholte bevestigd. Dit vocht was echoloos.

De lever kwam met name aan de linker zijde ver achter de
ribboog uit. Het oppervlak van de lever was onregelmatig. In de
lever waren vele echo-arme haarden zichtbaar (figuur 3).
Haarden met hetzelfde echografische aspect waren zichtbaar in
de milt. De conclusie was, dat er sprake was van maligne
ontaarding van zowel de lever als de milt. Gezien de echografi-
sche bevindingen werd in overleg met de eigenaar besloten de
hond te euthanaseren. Bij histologisch onderzoek werd een
sarcoom in de lever en milt vastgesteld.

Patiënt J

Een 7 jaar oude Chow-chow reu met een lichaamsgewicht van
18,9 icg werd aangeboden met braak- en diarreeklachten.
Tevens was er sprake van polyurie en polydipsie. Bij algemeen
lichamelijk onderzoek werden, met uitzondering van bleke
slijmvliezen, geen afwijkingen gevonden. Ook onderzoek van
de digestrietractus leverde geen abnormale bevindingen op. Bij
röntgenologisch onderzoek van het abdomen bleek de milt fors
te zijn. Voor het overige werden geen afwijkingen waargeno-
men. De bij bloedonderzoek gevonden afwijkingen, icterisch
plasma, verhoogde galzuren en een verhoogde alkalische
fosfatase spiegel, waren aanleiding tot echografisch onderzoek
van de lever.

Bij echografisch onderzoek werden geen afwijkingen waargeno-
men. Er waren geen aanwijzingen voor een toe- of afname van
het levervolume. De structuur van de lever was regelmatig en
vergeleken met de structuur van de milt en de rechter nier niet
echo-rijker of echo-armer dan normaal. Naar aanleiding van de
bevindingen van het echografisch onderzoek werd een blind
percutaan leverbiopt genomen, aan de hand waarvan de
diagnose maligne lymfoom werd gesteld.

DISCUSSIE

Bij normale honden ligt de lever volledig in het epigastrium,
binnen de ribboog. De grootte van de lever kan bij normale
honden sterk variëren (2) en het is niet mogelijk geringe
afwijkingen in de grootte te herkennen. Het belangrijkste
criterium voor de echografische beoordeling van de grootte van
de lever is de positie van de lever ten op ziehte van het laatste
ribbenpaar. De structuur van de lever is granulair en regelmatig.
Diffuse structuurafwijkingen zijn echografisch slechts herken-
baar, wanneer de echodichtheid van de lever duidelijk is
veranderd ten opzichte van die van de milt en/of nierschors.
Lokale leverafwijkingen zijn echografisch veel eenvoudiger vast
te stellen. Echografie is dan ook een goede methode om de lever
te controleren op de aanwezigheid van tumormetastasen. Het is
echter niet altijd mogelijk om op grond van de echografische
bevindingen een onderscheid te maken tussen benigne en
maligne processen. In twijfelgevallen kan cytologisch of histolo-
gisch onderzoek van een gericht, onder geleide van echografie
genomen, biopt uitkomst brengen.

De waarde van echografie bij honden met ascites is aan de hand
van de patiënten geschetst. Röntgenologisch onderzoek bij
dergelijke patiënten is zinloos. Met behulp van echografie is de
aanwezigheid van vrijvocht in de buikholte te bevestigen.
Bovendien is het mogelijk een uitspraak te doen over de aard
van het vocht. Stuwingsvocht zal zich als echoloos vocht
presenteren. Bloed of ontstekingsvocht is echorijker.
Met behulp van echografisch onderzoek bleek het mogelijk een
diagnose te stellen bij twee van de drie hier beschreven
patiënten. In het derde geval werden echografisch geen afwijkin-
gen gevonden. Bij deze patiënt konden lokale afwijkingen echter
op grond van echografisch onderzoek uitgesloten worden, zodat
een blind percutaan leverbiopt genomen kon worden.
Echografisch onderzoek van de lever bij honden is een
waardevolle onderzoeksmethode die, gezien het feit dat er
sprake is van een niet invasieve techniek, voorafgaand aan een
leverbiopsie uitgevoerd dient te worden.
Echografie is en blijft echter een diagnostisch hulpmiddel voor
het gebruik waarvan een goede indicatie nodig is en mag nooit
gebruikt worden als vervanging voor lichamelijk onderzoek en
laboratoriumbepalingen.

DANKBETUIGING

fvlet dank aan de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren voor het
verschaffen van de patiëntengegevens. Legends.

SUMMARY

The role of ultrasonography in the diagnosis of liver disease
in the dog

Ultrasonography is a non-invasive technique, which can be useful in the
diagnosis of liver diseases. Three cases are presented and the possibilities and
limitations of the technique are discussed

LITERATUUR

1. Hager DA, Nyland TG. and Fisher P. Ultrasound guided biopsy of the
canine liver, kidney and prostate. Vet Radiol 1985; 26: 22-8.

2. Schummer A und Nickel R. Lehrbuch der Anatomie der Haustiere. Band II.
Paul Parey. Berlin, 1960:113.

Op verwijzing namens de

Groep Veterinaire Specialisten

coördinatie R.C. Nap, spec chir gezelschapsdieren

-ocr page 483-

MYCOFARM DOET DUS MEER!

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt, telefoon 030 - 212800

y^Mycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 484-

Waarom is stam 154 uniek?

Stam 154 werd oorspronkelijk geïsoleerd uit een
hond met haemorrhagische enteritis. Het virus-
isolaat werd na zuivering gepasseerd over cellen

van feline en canine oorsprong. Tijdens deze
passages werd het virus enkele malen gedo-
neerd *. Tot zover niets bijzonders.
Naar later bleek zijn er tijdens het attenuatie-
proces veranderingen in het virus opgetreden
die het mogelijk maken stam 154 met behulp
van restrictie-enzymanalyse te onderscheiden
van veldisolaten en andere vaccinstammen.
Een unieke vaccinstam dus en een mogelijkheid
deze te patenteren.

l\\/laar wat kun je daar dan mee?

- Onder praktijkomstandigheden komt het voor
dat honden op het moment dat ze gevaccineerd
worden reeds besmet zijn met parvovirus.
Berucht in deze zijn de hondjes van de
"vogeltjesmarkten" en van de "handelskennels".
Omdat virulent virus nu eenmaal in staat is zich
snel en effectief te vermenigvuldigen in deze
honden, die vaak tevens in een (stress)situatie
verkeren, komt de immuniteitsopbouw ten
gevolge van de vaccinatie te laat. Zelfs bestaat
de mogelijkheid dat de nieuwe eigenaar een
relatie tussen vaccinatie en opgetreden sterfte
legt.

Met de restrictie enzymanalyse waren wij in
staat in alle onderzochte gevallen, waarbij
honden kort na vaccinatie met parvoverschijn-
selen doodgingen, veldvirus aan te tonen.
- Aangezien stam 154 gedurende korte tijd via
de faeces wordt uitgescheiden, zou deze stam
zelf endemisch kunnen gaan voorkomen. In
Engeland, waar stam 154 ook op grote schaal
wordt toegepast, is dit met behulp van restric-
tie-enzymanalyse nagegaan. Daaruit bleek dat
stam 154 niet tot spreiding binnen de honden-
populatie heeft geleid. Dit was ook niet te ver-
wachten omdat tijdens passageproeven in
jonge seronegatieve pups het virus na enkele
passages al doodliep.

De effectiviteit

Over de effectiviteit van stam 154 in een titer van
minimaal 10^ is eerder al uitgebreid ingegaan.
Interessanter is het stil te staan bij het gegeven
dat men in Amerika verschillen aantoonde tussen

-ocr page 485-

parvo-isolaten van vóór 1980 en van na 1980.
Ook dit is in Engeland onderzocht en daaruit
bleek dat er sprake is van twee typen parvovirus
die vanaf 1986 voor problemen zorgen. Er bleek
geen verschil te bestaan tussen het geografisch
voorkomen van beide typen en evenmin bleek er
een verschil te bestaan in gevoeligheid tussen
hondenrassen. Wel waren de verschillen tussen
de beide parvovirustypen aanleiding om de
bescherming van stam 154 tegen belde virussen
te onderzoeken.

Daartoe werden Beagle pups tweemaal
gevaccineerd met de combinatie Nobi®-vac
DHPPi L, een vaccin waarin stam 154 is
opgenomen, en vervolgens gechallenged met
een mengsel van de beide parvovirustypen.

De resultaten:

- Geen van de gevaccineerde honden vertoon-
de een serorespons na challenge hetgeen be-
tekent dat deze honden uitstekend waren be-

Canine Parvostam 154: uniek en effectief

schermd tegen de challenge met beide
virussen. (Uiteraard waren de controledieren
seronegatief voor de challenge).

- De gevaccineerde honden vertoonden, in te-
genstelling tot de controledieren, geen kli-
nische verschijnselen van parvo.

- Uit gevaccineerde honden kon geen chal-
lengevirus worden gereïsoleerd. Alle controle-
honden daarentegen scheidden parvovirus uit
vanaf 1 dag na challenge, met een maximum
op 5-6 dagen na challenge.

Conclusie: De Nobi-vac parvocomponent is

- herkenbaar

- gepatenteerd

- breed in bescherming

-ocr page 486-

MYCOFARM DOET MEER

IN EEN REEKS ARTIKELEN BESPREEKT MYCOFARM

EEN AANTAL ONDERWERPEN TOEGESPITST OP KLEINE HUISDIEREN

Entschema voor de hond

-ocr page 487-

HOE EN MET WIE COMMUNICEERT STRAKS DE
DIERENARTSENPRAKTIJK?

door Sophie Deleu

NCl, de Nederlandse tak-organisatie
voor automatisering van dierenartsen-
praktijken, wil door ondersteuning en
begeleiding van dierenartsen, de data die
zij dagelijks ontvangen en vastleggen,
toegankelijk maken en analysemogelijk-
heden creëren. Automatische gegevens-
vastlegging moet leiden tot een betere
informatisering van de prakticus.
Het gebruik van deze gegevens voor de
begeleiding van bedrijfsvoering is nog
zeer beperkt, omdat er nog veel knel-
punten bestaan. Momenteel wordt er in
de vorm van projekten aan de volgende
problemen gewerkt:

- vastlegging van de gezondheidsgege-
vens is niet eenduidig;

- gegevens worden nog niet uitgewis-
seld;

- niet veel dierenartsen gebruiken ge-
analyseerde gegevens voor hun be-
drijfsbegeleiding;

- er zijn nog te weinig analysemoge-
lijkheden om de complexe gegevens-
stroom tot informatie te maken.

Er worden op dit moment ideeën ont-
wikkeld hoe elektronisch berichtenver-
keer voor dierenartsen in Nederland
gestalte zou kunnen krijgen. NCl, die in
dit traject een voortrekkersrol vervult, is
betrokken bij een aantal projecten. Op
de inhoud van deze projecten wordt
nader ingegaan in dit verslag.

AGRINET

Mevrouw E.C. Kesting, werkzaam bij
TAURUS, beet het spits af met een
lezing over AgriNET. AgriNET is een
videotex-informatie voor de agrarische
sector en een voorbeeld van een elektro-
nische brievenbus: in de dierlijke sector
kunnen veehouder via AgriNET infor-
matie betrekken, geleverd door bedrij-
ven en (voorlichtings)organisaties. De in-
formatie is onderverdeeld in rubrieken,
zoals gezondheid, graslandgebruik, mel-
kwinning en klimaat.

Een melkveehouder kan bijvoorbeeld
via AgriNET elektronisch gegevens be-
trekken van het NRS (veeNET) en deze
als een bestand wegschrijven naar zijn
managementsysteem.

In congrescentrum \'De Reehorst\' te Eden vond het symposium elektronische
gegevensuitwisseling plaats op dinsdag 13 april. Het symposium werd georga-
niseerd door NOVAD Coöperatie Ideëel (NCI) en PAO-diergeneeskunde.

\'Voor deelname aan deze elektronische
postbus heeft men een IBM-compatible
Personal Computer met harde schijf, een
Hayes-compatible modem en het com-
municatieprogramma Supertel nodig.
Als men eenmaal in het bezit is van een
modem kan men als bijkomend voor-
deel diensten raadplegen zoals Telegids
(alle telefoonboeken van Nederland),
Telefax (faxnummers) en Sterlab (infor-
matie en adressen van sterlaboratoria)
via Videotex Nederland\', aldus me-
vrouw Resting.

GEGEVENS VAN HET NRS
Dr. ir. J. Dommerholt sprak namens het
NRS, de landelijke vereniging voor
rundveeverbetering. Het NRS verzamelt
en verwerkt gegevens met betrekking tot
registratie (afstamming en inseminatie),
melkproduktie, exterieur en andere ge-
bruikseigenschappen (geboorteverloop,
melkbaarheid, celgetal). De gegevens
van de rundveebedrijven en de koeien
worden vastgelegd in de NRS-databank.
\'Speciale producten van het NRS, die
een ondersteuning zouden kunnen bete-
kenen in de begeleiding van melkveebe-
drijven, zijn het Voortplantingsplan en
het Quotumplan. Voor de dierenarts zou
met name het Voortplantingsplan een
hulp kunnen zijn.

Het gaat hierbij om een actueel bedrijfs-
overzicht, waarop enkele belangrijke
kengetallen zijn weergegeven en een
dieroverzicht, waarin dieren zijn opge-
nomen die aandacht behoeven met be-
trekking tot vruchtbaarheid.
Een veehouder kan zich hierop abonne-
ren en desgewenst een kopie van deze
overzichten laten zenden naar de dieren-
arts, zodat hij of zij een bedrijfsbezoek
kan voorbereiden\', sprak Dommerholt.
Hij is van mening dat NRS-gegevens
gebruikt kunnen worden voor analyse
door de dierenarts. De veehouder ge-
bruikt deze gegevens immers ook bij het
nemen van beslissingen inzake bedrijfs-
voering. Momenteel loopt er dan ook
een projekt, \'dierenarts en vruchtbaar-
heid\', waarbij de NOVAD en enkele
dierenartsenpraktijken betrokken zijn.
Het projekt moet aangeven of gegevens-
uitwisseling tussen NRS en de dierenart-
senpraktijk zinvol en mogelijk is. De
programma\'s FERTAN, INSEMAN,
VAMMP en dat van het NRS worden
hierbij vergeleken. De gegevens blijven
overigens eigendom van de veehouder.
Dommerholt pleitte tenslotte voor het
maken van goede afspraken met de
betrokken partijen en legde nadruk op
het belang van uniformering van kenge-
tallen.

UIT DE PRAKTIJK
H. Veltkamp, veehouder te Markelo,
werkt al geruime tijd met elektronische
gegevensuitwisseling.
Tweeënhalf jaar geleden besloot hij
mee te doen aan een verbredingsproef
van gegevensuitwisseling in de varkens-
houderij, EDl-Pigs geheten. Het ging
hierbij om uitwisseling van gegevens
met zijn fokkerijorganisatie en met de
varkens-Kl. Natuurlijk waren er in het
begin wat problemen, maar dankzij een
goede begeleiding loopt dit systeem nu
op rolletjes.

Binnenkort bestaat er de mogelijkheid
om met de slachterij elektronisch te
communiceren. Dit project heet EDI-
Slacht.

-ocr page 488-

\'De varkenshouders zien al jaren het
belang in van automatisering van de
gegevensverwerking en hebben zich
verenigd in de organisatie SIVA (Stich-
ting Informatieverwerking VArkens-
houderij). SIVA ontwikkelt kengetallen
voor de varkenshouderij en draagt zorg
voor landelijke uniformering daarvan.
De organisatie werkt nauw samen met
bedrijven die commerciële manage-
mentsystemen leveren\', zei Veltkamp.
SIVA is ook betrokken bij de EDI-
projecten en werkt sinds I99I samen
met NCI om een standaard te ontwikke-
len voor gegevensuitwisseling tussen
zeugenhouders en dierenartsen. Dit pro-
ject heet EDI-DAP varken.
De mogelijkheid om CBK-gegevens te
converteren naar VAMPP bestond al,
dankzij een tussenprogramma (CON-
VAMPP) van SIVAprodukten en NO-
VAD BV EDI-DAP maakt het mogelijk
dat dit ook met andere systemen kan.

VETERINAIRE STAND VAN ZA-
KEN

Mevrouw drs. K.H. De Haas-Klink van
NCI schetste de huidige stand van zaken
in de veterinaire omgeving. Ze gaf aan
dat er weliswaar veel dierenartsen ge-
wend zijn aan het analyse programma
VAMPP, maar dat het omgaan met
kengetallen, het vlot analyseren van een
bedrijf nog steeds moeilijk gevonden
wordt.

Om een efficiënte wijze van analyseren
aan te leren zijn er door NCI en de
faculteit stroomschema\'s ontwikkeld.
Deze leiden tot een vlottere analyse,
maar voor een goed begrip blijft het
belangrijk om te weten hoe de kengetal-
len zich onderling verhouden.
\'Ondertussen is NCI op zoek naar moge-
lijkheden om de prakticus op effectieve
wijze van informatie te voorzien.
VAMPP heeft een veterinaire achter-
grond en is voor de dierenarts prettig om
mee te werken. Op het bedrijf zijn de
gegevens die nodig zijn voor een analyse
aanwezig in het managementsysteem.
Een uitwisseling tussen deze systemen is
dan ook essentieel.

In het geval van elektronische gegevens-
uitwisseling worden de gegevens door
de veehouder bijgehouden in zijn sys-
teem, dat de gegevens, die voor de
dierenarts bestemd zijn in een bestand
zet. Dit bestand wordt in een postbus
gedaan, die automatisch geleegd wordt
door het systeem van de dierenarts.
VAMPP leest deze gegevens vervolgens
in\', aldus mevrouw De Haas.

De projecten, waarbij elektronisch be-
richtenverkeer plaatsvindt tussen vee-
houder en dierenartsenpraktijk, heten
EDI(Electronic Data Interchange)-
DAP(DierenArtsenPraktijk). Er zijn in-
middels twee EDI-DAP projecten ge-
start, te weten EDI-DAP varken en
EDI-DAP melkvee.
Het definiëren van gegevens, het unifor-
meren van codelijsten en het afstemmen
van rekenregels gebeurt in samenspraak
met diverse tak-organisaties en leveran-
ciers van managementsystemen.
EDI-DAP varken wordt momenteel
uitgetest op vier dierenartsenpraktijken
en tien zeugenbedrijven. Men verwacht
de resultaten hiervan op korte termijn te
kunnen evalueren.

338

EDI-DAP melkvee bevindt zich in een
priller stadium, daarover worden nog
afspraken gemaakt. De afspraken be-
treffen onder meer uniformering van
kengetallen en van diagnosestelling.

Een ander project is EDI-PLUIM. Dit
project moet leiden tot elektronische
communicatie tussen de Gezondheids-
dienst West- en Midden-Nederland, af-
deling pluimvee en pluimvee-dierenart-
senpraktijken. Ook hierbij is het van het
grootste belang om de diagnosestelling
te uniformeren, voordat van elektroni-
sche gegevensuitwisseling sprake kan
zijn.

Met paardenpraktici en praktici gezel-
schapsdieren lopen projecten die moe-
ten leiden tot afspraken over standaardi-
sering en uniformering. Mogelijk kan
ook hier gegevensuitwisseling gereali-
seerd worden.

SCHEMA GEGEVENSSTROMEN

TELEBANKIEREN
Een andere mogelijkheid die de dieren-
arts door middel van een modem gebo-
den wordt is telebankieren. De heer
F.W.M. Egging, adviseur binnenlands
betalingsverkeer RABO Nederland,
deed uit de doeken wat de voordelen
van deze methode van betalen en incas-
seren kunne zijn. \'Het \'papieren\' beta-
lingsverkeer wordt steeds duurder en de
banken stimuleren derhalve hun klanten
om minder gebruik te maken van ac-
ceptgiro\'s. Met behulp van elektronische
berichtgeving schrijft men over zonder
tijdverlies.

Natuurlijk moet er ook voor deze ser-
vice door de gebruiker betaald worden,
maar telebankieren kan een aanzienlijke
kostenbesparing betekenen voor de
praktijk. Daarnaast is het praktisch om
dit gedeelte van de administratie te
automatiseren\'.

Tl.ii) SCHRIFT VOOR DiERÜENEESKUNDF. DeEL 118. A F LEVERING 10 1993

Bij de ene bank zijn de geboden moge-
lijkheden overigens groter dan bij de
andere en er bestaan grote prijsverschil-
len, een goede voorlichting is dus be-
langrijk.

LIFE LINE

De laatste spreker was de heer Dobbe-
laar, sales-manager van LaserNet. Hij
beschreef het gebruik van een netwerk,
Life Line, in de humane gezondheids-
zorg.

Life Line is ontwikkeld door MediMa-
tica BV, sinds negen jaar exploitant van
elektronische diensten ten behoeve van
de gezondheidszorg. Via dit netwerk
kunnen ook EDI-berichten getranspor-
teerd worden.

De abonnee heeft via Life Line perma-
nent de mogelijkheid om een reeks
databanken te raadplegen. De informa-
tie die geboden wordt betreft bijvoor-
beeld de meest recente literatuur, vacci-
natievoorschriften per land, het landelijk
influenza-o verzicht. Daarnaast biedt
men cursussen, wedstrijden en een prik-
bordfunctie.

ENKELE
BEGRIPPEN

Electronic mail: een bericht dat met behulp
van een PC wordt ingevoerd, of automatisch
wordt gegenereerd door het computersysteem
van de afzender. De geadresseerde kan hel
bericht op het beeldscherm oproepen, raad-
plegen en verwerken.

Netwerk: een transport- en opslagmedium, dat
de gebruiker de mogelijkheid biedt informatie
naar zijn PC toe te halen. Het kan ervoor
zorgen dat de databanken van verschillende
organisaties bereikbaar zijn via één toegangs-
nummer.

Videotex: lerminal-systeem-verkeer. waarbij
wordt \'aangelogd\' aan het systeem van een
ander bedrijf Er worden met behulp van
voorgeprogrammeerde vragen en antwoor-
den, uit databanken geselecteerde gegevens
uitgewisseld. De gegevens, vragen en ant-
woorden worden via een telecommunicatie
verbinding verzonden. De over le zenden
gegevens moeten met de hand worden inge-
voerd, ze kunnen echter wel automatisch door
het systeem van de ontvanger worden ver-
werkt.

Elektronische postbusfunctie: kan een bericht
opslaan, zender en ontvanger bepalen zelf
wanneer ze hun computer aanzetten en van de
functie gebruik maken.
EDI: De geautomatiseerde, elektronische uit-
wisseling van gestructureerde en genormeerde
berichten tussen de computers van verschil-
lende organisaties.

EDI-bericht: een zodanig gestandaardiseerd
bericht dat het zonder menselijke interventie
door computers onderling verzonden en ver-
werkt kan worden.

-ocr page 489-

Uit het verhaal kwam naar voren dat de
hoeveelheid informatie die via een net-
werk betrokken kan worden, naar belie-
ven door de beheerder wordt uitgebreid.
Men kan er immers telkens nieuwe
databanken \'aan hangen\'.
\'Daarnaast is de visuele Compact Disk
een recente toepassing van informatie-
opslag. Indien men een \'CDI-lezer\' aan
de computer koppelt, leest men de
informatie op het scherm af. De CD
heeft ongeveer de mogelijkheden van
een video, met die uitbreiding dat men er
via paden doorheen loopt en dus snelle
keuzemogelijkheden heeft. Het is dan
ook een interessant medium voor cur-
sussen\', betoogde Dobbelaar.
Tot slot demonstreerde hij hoe Life Line

Zo gaf mevrouw Dr. I. van der Gaag
(Utrecht) een indrukwekkend overzicht
van de pathologische bevindingen bij
maagdarmbiopten van 1694 honden en
85 katten. Niet voor niets werd zij
geïntroduceerd als één van de grootste
deskundigen op het gebied van de maag-
darmpathologie!

Naast het belang van een goede vermel-
ding van de anamnese gaf zij aan dat ook
de lokatie waarvan een biopt wordt
genomen goed moet worden beschreven
ten behoeve van de patholoog.

Dr. Gaultieri (Milaan) vertoonde door
middel van een duidelijke videorepor-
tage de mogelijke afwijking die met
behulp van Gastro-intestinale endos-
copie kunnen worden aangetroffen in de
oesofagus, maag, duodenum, ileum,
caecum, colon, rectum.

Dr. E. Hall (Liverpool) besprak de
technieken die de dierenarts ter beschik-
king staan, of zullen staan, bij het
onderzoek van het maag-darm-kanaal.

werkt en liet de werking van een CD
zien die voor medisch onderwijs is
ontwikkeld.

ACHTERAF

Na het symposium was er gelegenheid
tot een evaluatie. Over het algemeen
was men tevreden over de inhoud en de
organisatie van deze EDI-bijeenkomst.
Het was jammer dat er weinig tijd
overbleef voor vragen en discussie. Daar
staat tegenover dat de bezoeker heel
breed geïnformeerd werd over de stand
van zaken met betrekking tot EDI.
Uit de gehouden enquête bleek dat de
meeste bezoekers NCI een initiërende
rol toedichten in de EDI-ontwikkeling
en de KNMvD een regulerende.

VERSLAG WALTHAM
SYMPOSIUM,
BIRMINGHAM
1 APRIL 1993

Als \'pre-congress meeting\' van het B.S.A.V.A. congress, werd op 1 april 1993 in
Birmingham door Waltham een symposium georganiseerd betreffende de gastro-
enterologie bij gezelschapsdieren.

In dit verslag worden met name de relatief nieuwe ontwikkelingen kort
besproken, wat niet wil zeggen dat de overige lezingen niet waardevol waren!

Naast anamnese en lichamelijk onder-
zoek zijn dat o.a.:

- Fecesonderzoek (parasieten, verte-
ring, enzymen)

- Bloedonderzoek (o.a. lever- en nier-
funktie, totaal eiwit. Na, K)

- Trypsine-like Immunoreactivity test bij
verdenking van EPI (Exocriene
Pancreas Insufficiëntie)

- Röntgenonderzoek (vooral zinvol bij
verdenking van ileus, ruimte-
innemende processen, maagdilatatie/
torsie)

- Orale suiker tolerantie test (xylose,
glucose, lactose etc.)

- Orale vettolerantie en/of fecaal vet
bepaling

- Kweek duodenumvloeistof bij verden-
king van bacteriële overgroei

- Serum foliumzuur- en cobalamine
bepaling

- Onderzoek biopten: makro- en
microscopisch

immunochemisch
scanning elektromicroscopisch

biochemisch met subcellulaire fracti-
onering

- Fecale \'iCr-albumine exkretie in 24
hr-urine als maat voor intestinale per-
mebiliteit.

- Fecale alpha-1-antiprotease als indica-
tor voor enteraal eiwitverlies

- H2-breath test als indicator van bacte-
riële overgroei

Vanzelfsprekend neemt de endoscopie
door middel van het verzamelen van
biopten een belangrijke plaats in het
onderzoek in.

Benadrukt werd dat allereerst EPI dient
te worden uitgesloten, indien de sympto-
men hiervoor aanleiding geven, alvorens
een biopt wordt genomen!
Er zijn diverse aandoeningen waarbij
niet-afwijkende biopten worden aange-
troffen (vooropgesteld dat op de juiste
plaatsen -wijze wordt gebiopteerd, ref.).
Te denken valt aan oorzaken als bacte-
riële overgroei, afwijkende biochemi-
sche processen in de darm (EPI), gal-
zuurdeficcciëntie, afwijkende brush-
borderenzymen) en motiliteitsstoornis-
sen.

Dr. J. Simpson (Edinburg) hield een
lezing over dieetmaatregelen bij intesti-
nale afwijkingen. In het algemeen kan
gesteld worden dat het dieet smakelijk
en goed verteerbaar moet zijn, een laag
vetgehalte moet hebben (vooral belang-
rijk bij bacteriële overgroei) en eiwit
bevat van hoge biologische waarde. Het
lage vetgehalte betreft voornamelijk de
\'Long- Chain Triglycerides\' (LCTs).
Voor de hond kan het energiegehalte
eventueel worden verhoogd met behulp
van Medium-Chain Triglycerides
(MTCs) (Het voordeel hiervan is dat
het minder afhankelijk is van de intra-
luminale vertering en dat de opgenomen
triglyceriden niet in de chylomicronen
moeten worden vervoerd, maar direct
aan de poortader worden afgegeven,
ref.). Teveel MCT-olie kan echter osmo-
tische diarree en verminderde voedsel-
opname veroorzaken en levert géén
essentiële vetzuren. Bij de kat kan teveel
vet weer lipidose veroorzaken. Vanzelf-
sprekend heeft de kat relatief wel een
hoger (dierlijk) vetgehalte nodig dan de
hond, omdat arachidonzuur bij de kat
een essentieel vetzuur is. Ook daarom is
een beperking van vet in de voeding van
katten met diarree, minder stringent dan
bij de hond. De kat kan minder makke-
lijk dan de hond grote hoeveelheden
koolhydraten verteren.
Hypo-allergene diëten kunnen van be-
lang zijn als onderdeel van de therapie
van lymfo-plasmacytaire enteritis, eosi-

-ocr page 490-

nofiele enteritis en chronische colitis.
Het idee van vasten als start van de
therapie bij diarree begint steeds meer
terrein te verliezen omdat dit tot intesti-
nale atrofie kan leiden. (Zie hiervoor
ook Crowe, Proceedings XVII WSAVA
World Congress, ref.).
De belangrijkste voedingsbron van ente-
rocyten is het aminozuur glutamine, wat
uit het voedsel of plasma wordt opgeno-
men. Aangezien de plasmavoorraad snel
uitgeput is wordt glutamine ook wel een
\'conditionally essential amino acid\' ge-
noemd. Glutamine deficiëntie kan lei-
den tot bloederige diarree. Daarnaast
wordt het risico van systemische infectie
verhoogd en kan het leiden tot atrofie en
zelfs necrose van de darmvilli! Het dient
daarom in een makkelijk verteerbaar
dieet te worden aangeboden.
Ook over ruwvezel in de therapie veran-
deren de inzichten. In de humane ge-
neeskunde zijn er bij de behandeling van
colitis twee stromingen. De één schrijft
een makkelijk verteerbaar, laag residu,
dieet voor; de ander juist extra ruwvezel.
Het blijkt namelijk dat ruwvezel op twee
wijzen effect kan sorteren in het colon.
Fermenteerbaar ruwvezel, zoals pectine,
wordt in het colon afgebroken door de
microflora, waarbij vrije kortketen vet-
zuren geproduceerd worden. Dit zou de
belangrijkste voedingsbron zijn voor de
colon-enterocyten, terwijl het beschermt
tegen het ontstaan van neoplasieën. De-
ficiëntie kan leiden tot ontsteking!
Niet-verteerbaar ruwvezel daarentegen
stimuleert en herstelt de motiliteit van
het colon. Het is dus niet eenvoudig om
één dieet voor te schrijven bij dikke
darmproblemen. Dit is afhankelijk van
het type colonaandoening
Tenslotte presenteerde dr. R.J. Washa-
bau (Pennsylvania) een lezing over het
Feline Ideopathic Megacolon. Oorza-
ken hiervan kunnen zijn:- Dieet en
omgevingsinvloeden (te druk, vuile kat-
tebak)

- Pijnlijke defecatie

- Mechanische obstructie

- Neuro-musculaire afwijking

- Metabole oorzaken

- Drug induced

De vraag is of dit nu een glad-spierweef-
sel- of een neurogeen probleem betreft.
Aan de hand van uitgebreide experi-
menten (o.a. het meten van isometrische
contractie van stukjes normaal colon- en
megacolon- spierweefsel) kwam Was-
habau tot de conclusie dat er sprake
moet zijn van een post-receptor defect
met zowel een probleem van de mem-
braan- depolarisatie als onvoldoende
fosforylering van de myosine.

Het grote vraagteken blijft echter be-
staan: is het primair een aandoening van
het gladde spierweefsel met constipatie
als gevolg of is dit een gevolg van een
ontstane constipatie? Als therapie advi-
seert hij laxantia en waterklisma\'s. Me-
taclopramide (Primperid®) heeft weinig
invloed. Hij had geen ervaring met
Cisapride (Prepulsid®). Wel waren er
bemoedigende resultaten met (experi-
mentele) therapie met 5-HT (seroto-
nine). Bij \'non-responders\' zal chirurgie
uitkomst moeten bieden.
Na afloop van dit zeer geslaagde Walt-
ham Symposium vond de inaugurele
bijeenkomst plaats van de European
Society of Comparative Gastroentero-
logy (ESCG). Deze groep beoogt men-
sen uit meerdere disciplines (veterinaire-
en humane gastroenterologen, patholo-
gen etc.) bijeen te krijgen met als doel
het uitwisselen van kennis en ideeën. De
ESCG maakt deel uit van de ESVIM
(European Society of Veterinary Inter-
nal Medicine).

R. van Noort*
P.A.M. Overgaauw**

* Specialist Interne Geneeskunde der Gezelschapsdie-
ren. Diergeneeskundig Specialisten Centrum Amster-
dam

Dierenarts-Technical Manager. Virbac Nederland BV.

Barneveld

LEIDEN

KANDIDAAT VOOR
VESTIGING EMA

Het PVV (Produktschap Vee en
Vlees) acht het zeer kwalijk dat er
kennelijk nog steeds mensen zijn die
hun vee behandelen met verboden
groeibevorderende middelen. Onder-
zoek van de Rijksdienst voor de keu-
ring van Vee en Vlees, de Algemene
Inspectie Dienst en de Veterinaire
Hoofdinspectie van het ministerie van
WVC toont dat namelijk aan. Recente
steekproeven op slachtrunderen en
vleesstieren leverden 7.2% tot 12%
positieve uitslagen op.

Deze uitkomsten zijn naar het oordeel
van het PVV diep treurig: \'Degenen
die zich met deze illegale praktijken
bezighouden, lappen de wet aan hun
laars en duperen de hele bedrijfstak\'.

Het gebruik van groeibevorderaars is
wettelijk verboden. In Nederland
geldt het verbod sinds 1961 en in
Europees verband sinds 1988.
Het PVV neemt het standpunt in dat
overtreders hard gestraft dienen te
worden. Al geruime tijd wordt er
aangedrongen op zwaardere sancties.

Ook langs een andere weg wordt het
gebruik van verboden groeibevorde-
raars in de rundveehouderij aange-
pakt. In de kalversector bestaat sinds
anderhalfjaar de Stichting Kwaliteits-
garantie Vleeskalversector. Bij deze
organisatie is ongeveer 90% van de
kalfsvleesproducenten in Nederland
aangesloten. Deelnemers onderwer-
pen zich aan strenge controles en in
geval van overtreding gelden zware
strafmaatregelen.

In de rundersector zijn de voorberei-
dingen voor een soortgelijk systeem
onlangs gestart.

\'Bij de verdeling van de grote Europese
instellingen onder de lidstaten van de
Europese Gemeenschap is Nederland
een goede kandidaat voor het EMA
(European Medicines Agency). Het
EMA is het agency dat wordt opgericht
voor de centrale registratie van nieuwe
humane en veterinaire geneesmiddelen
in de EG. De gemeente Leiden is het
meest geschikt als vestigingsplaats\', zo
staat in een rapport, gebaseerd op een
onderzoek dat organisatie-adviesbureau
McKinsey in opdracht van de ministe-
ries van WVC en Landbouw en visserij
heeft uitgevoerd.

De vestiging van het agency in Neder-
land is zowel in wetenschappelijke als in
economische opzicht van belang. Door-
dat bij het agency een groot aantal
farmaceutische wetenschappers werk-
zaam zal zijn, vindt een versterking van
de medische en biotechnologische clus-
ters plaats.

-ocr page 491-

Daarnaast levert vestiging van het EMA
een aanzienlijk aantal arbeidsplaatsen
op, aanvankelijk voor ongeveer hon-
derd hoog gekwalificeerde personen en
na verloop van tijd voor vijfhonderd.

De vestiging van het agency heeft ook
een gunstige invloed op de vestiging van
andere farmaceutische bedrijven. De
Amerikaanse tegenhanger FDA (Food
and Drug Administration) in Washing-
ton DC heeft aldaar geleid tot de vesti-
ging van 150 tot 200 ondernemingen uit

341

door W. Sybesma

KORTEBAAN WERK

In zijn college bracht hij verschillende

zaken naar voren.

Zonder rekening te houden met de
dieren kan alleen maar van kortebaan
werk worden gesproken. Dit is zonder
meer een obstakel voor een duurzame
landbouw.

Kwaliteit van het uiteindelijke produkt
houdt tegelijkertijd in dat tegemoet ge-
komen is aan de basisbehoeften van het
levende dier. De fokkerij heeft hier een
grote opgave te vervullen door minder te
letten op de economische produktiefac-
toren, zoals de hoeveelheid melk en
hoeveelheid vlees per dier, maar ook aan
andere vitale eigenschappen, zoals le-
vensduur en gezondheid.
Alle vertebraten hebben een geheugen,
zowel emotioneel, immunologisch en
fysiologisch, dat tot uiting komt in een
juist reageren op ziekte en andere scha-
delijke prikkels.

Stress, die daar het gevolg van is bedreigt
de gezondheid direct.

de farmaceutische sector in de omge-
ving.

Leiden kwam als beste uit de bus, met
name door de aanwezigheid van biofar-
maceutische en biotechnologische ken-
nisclusters: de aanwezigheid van de
Rijksuniversiteit, met daarbinnen het
Centrum voor Bio-Farmaceutische We-
tenschappen, het Academisch Zieken-
huis, het Bio Science Park en het Medi-
Park.

Ook heeft de bereikbaarheid een rol
gespeeld in de keuze.

BOER PAS OP JE KIPPEN ALS DE
TECHNOLOOG ZEGT WELZIJN TE
BRENGEN

Het afscheidscollege van prof.dr. P. Wiepkema met als titel \'Gedrag, welzijn en
duurzaamheid\', markeert een periode waarin de bijdrage van de ethologie of
gedragskunde aan een verantwoorde veehouderij steeds groter is geworden.
De voortschrijdende technologie van de veeteelt noopte tot een kritische
beoordeling waarin de ethologie een uiterst belangrijke rol vervult.
Vanaf \'79 heeft Wiepkema zich als wetenschapper aan de Wageningse Universi-
teit ingezet om duidelijk te maken dat niet permanent doorgegaan kan worden
met de verdere intensivering van de veeteelt zonder funeste gevolgen voor de
gehouden dieren.

T I .1 I) S C H R I F T VOOR D I F. R Ci F N E F S K U N I) E . D F E 1. I 1 K . A F I E V E R I N (i

GEDRAGSLITTEKENS
Aangebonden zeugen bijvoorbeeld
waaraan Wiepkema veel onderzoek
heeft gewijd (zie verslag afscheidssym-
posium) ondervinden veel stress, die
overgaat in chronische stress, die gedrag-
slittekens in de vorm van stereotypieën
veroorzaakt. Op deze wijze gehouden
dieren horen onder geen beding thuis in
een kwaliteitsketen, zoals het IKB-sys-
teem.

Momenteel staat de melkrobot er aan te
komen, die de koeien en de veehouder
van dienst zal zijn. Dat is althans de
argumentatie van de technologen, ter-
wijl er vanuit de gedragskunde zeer wel
gefundeerde bezwaren ertegen kunnen
worden geformuleerd.
Onderzoek in dezen zal weer achter de
feiten aan moeten hobbelen. \'Boer pas
op je kippen als de technoloog zonder
onderzoek beweert dat het welzijn van
de dieren in dezen er beter op wordt\',
aldus Wiepkema.

GELIJK VAN DE ANDER

Erg belangrijk is overigens dat men

zoveel mogelijk het gelijk van de ander

CULTURELE
RONDGANG

De Groep Dierenartsen werkzaam in
het bedrijfsleven (DIB) organiseert op 9
juni voor belangstellenden een culturele
rondgang door \'s-Hertogenbosch.

De kosten bedragen ongeveer veertig
gulden per persoon. Er kunnen maxi-
maal veertig personen deelnemen, die
gesplitst worden in twee groepen. De
rondgang bestaat uit een rondleiding in
de Sint Jan (en een beklimming van de
toren) en een rondvaart over de Binnen-
dieze. De rondvaart is om twee uur \'s
middags, de beklimming van de toren
van Sint Jan en een rondleiding door de
kerk zijn om kwart over drie en half vijf
\'s middags. De culturele rondgang
wordt om zes uur \'s avonds afgesloten
met een buffet in restaurant De Orange-
rie.

Voor meer informatie F. Hogerhuis,
telefoon 03480-15462.

9 9 3

wil zien. Dan pas kom je met elkaar tot
een geïntegreerde veeteelt.
Met \'Het is heerlijk om te beseffen datje
het bij het juiste eind hebt, vooral als
blijkt dat er bij dezelfde zaak meer
rechte einden zijn\', besloot de hoogle-
raar zijn afscheidscollege.

DIER(GENEES)KUNDIGE
VERDIENSTE

Men kan rustig stellen dat professor
Wiepkema in veertien jaar van zijn
onderwijs- en onderzoekperiode er in
geslaagd is de gedragskunde een onmis-
baar onderdeel van het dier(genees)kun-
dig onderzoek te maken.
Zijn onderzoek(school) heeft aange-
toond dat abnormaal gedrag directe
gevolgen heeft voor de gezondheid van
de gehouden dieren en dat de ethologie
deze gedragingen kan opsporen.
Het is zijn verdienste, ook diergenees-
kundig gezien, dat hij het werk van
Ballieux uit Utrecht, waaruit blijkt
vooral chronische stress de immunologi-
sche respons aantast, direct aan de etho-
logie heeft gekoppeld.
Daarmee is tegelijkertijd de mogelijk-
heid geschapen om het houderijsysteem
te verbeteren, wat de kwaliteit van het
eindprodukt en daarmee de economi-
sche efficiëntie van de veeteelt ten goede
komt.

-ocr page 492-

Dat deze sterfte gunstig beïnvloed wordt
als de zeug in staat wordt gesteld om zijn
eigen partus voor te bereiden met be-
schikbaar nestmateriaal, staat buiten
kijf.

Dit blijkt namelijk uit Australisch on-
derzoek, waarbij gekeken werd naar
zeugen die wel en zeugen die zich niet
konden voorbereiden. De duur van de
geboorte werd daardoor geoptimali-
seerd met gevolg dat er 2 tot 5 % minder
zogenaamde intra-parturatie sterfte op-
trad.

Deze onderzoeker, dr. C. Cronin uit
Australië, was de eerste spreker op dit
internationale symposium dat ter ere
van de afscheidnemende hoogleraar was
georganiseerd.

Hij is één van de vele promovendi van
deze hoogleraar, die in \'79 met het geven
van onderwijs en het verrichten van
onderzoek begon in Wageningen, ko-
mende uit Groningen waar hij lector
was.

UITSTRALING TOEGEPASTE
ETHOLOGIE

Twee andere promovendi uit de school
Wiepkema, dr. B. Olivier en dr. T.
Schuurman, thans werkzaam in de far-
maceutische industrie, legden het ver-
band tussen het gedragsonderzoek bij
dieren en het ontwikkelen van genees-
middelen voor specifieke gedragsproble-
men bij de mens.

Deze uitstralingen van het vakgebied
van de toegepaste ethologie naar dat van
de diergeneeskunde en dat van de psy-
chiatrie verlenen tevens glans aan de
fundamentele ethologie.
\'De toegepaste ethologie bij onder meer
landbouwhuisdieren heeft daar nieuw
leven in geblazen\', aldus prof.dr. F.M.
Toates (Groot Brittannië), die diverse
gedragsreactie-modellen de revue liet
passeren.

CHRONISCHE STRESS
Uitgebreid werd stilgestaan bij de pro-
blematiek van de aangebonden zeugen
die na verloop van tijd dwanggedrag in
de vorm van de zogenaamde stereoty-
pieën vertonen, met name stangbijten.
Cronin maakte aannemelijk (onder
meer door naloxone toediening, een
endorfïne-blokkerende stoO dat het
hierbij gaat om door endorfine, neuro-
hormonen, die in verhoogde mate wor-
den uitgescheiden in de hersenen, ge-
stuurde processen.

Dit fenomeen werd verder uitgediept
door prof.dr. V.M. Wiegand, die op
basis van bepalingen van bijnierschors-
hormonen in het bloed van zeugen na
injecties met ACTH en na de zoge-
naamde snuitlusproef (waarbij het zich
heftig verzettende varken probeert zich
los te rukken) vaststelde dat het bijnier-
hypofyse complex gevoeliger is gewor-
den. Er is zonder meer sprake van
chronische stress.

Via het sympathische zenuwstelsel
wordt echter tevens de hartslag beïn-
vloed. Met andere woorden de hartfre-
quentie geeft aan in welke opwindings-
toestand het dier zich bevindt.
Dr. W.G.P. Schouten, eveneens een
\'leerling\' uit de genoemde school
maakte duidelijk dat de hartslag bij het
bestaan van stereotypieën direct daalt;
daarvoor is de hartfrequentie te hoog,
voor hem het bewijs dat het dier op deze
wijze in staat is de stress te weerstaan. Of
met vaktermen gezegd: dwangmanieren
uitvoeren is \'coping\'.

Internationaal symposium gedragskunde ter gelegenheid van het af-
scheid van prof.dr. P. Wiepkema, op 16 april in het lAC.

GEDRAG EN BIGGENSTERFTE

De colostrummelk van een zeug, gehouden volgens de eisen van een juist
welzijnsregime, is immunologisch gesproken, kwalitatief beter waardoor minder
sterfte optreedt onder nieuw geboren biggen.

Dat zou volgens professor Wiepkema, hoogleraar Ethologie bij Landbouwhuis-
dieren aan de Agrarische Universiteit te Wageningen, zeer goed voorstelbaar
zijn.

door W. Sybesma

■■ ■ M

ETHOLOGIE ALS MIDDEL TER
VERBETERING VAN DE GEZONDHEID
VAN MENS EN DIER

AGRESSIE EN EENZAAMHEID
BIJ DE MENS

De bijdragen van de kant van de farma-
ceutische industrie waren eveneens inte-
ressant, niet alleen vanwege het feit dat
hiermee de bevruchtende werking van
een niet-farmaceutische discipline werd
gedemonstreerd, maar ook omdat je
-grofweg gezegd- kunt constateren dat
de problematiek van de intensieve vee-
houderij diverse raakvlakken vertoont
met de moderne (intensieve) maat-
schappij en ons dagelijks bestaan.
Daar zien we vergelijkbare problemen,
zoals stereotypieën, agressie, onlustge-
voelens en eenzaamheid (social withdra-
wal).

Zo vertelde Olivier hoe Solvay Duphar
bezig is mede op basis van gedragson-
derzoek bij ratten een medicijn te vinden
tegen vormen van meestal pathologische
agressie bijvoorbeeld in de psychiatrie.
Men richt zich daarbij op de seretonergi-
sche stoffen, omdat gebleken is seroto-
nine, ook een neurohormoon, een be-
langrijke indicator respectievelijk factor
is in het geheel van de agressie bij de
mens, alsmede bij de aap. Alhoewel een
geschikt middel lijkt te zijn gevonden
bleek bij de klinische proefnemingen dat
op een placebo reeds 50% van de proef-
personen goed reageert!
Dr. Schuurman van de Troponwerke,
Keulen, rapporteerde over de ontwikke-
lingen van middelen tegen onlustgevoe-
lens, interne agressie een symptoom van
pre-suïciden, en gevoelens van eenzaam-
heid of wel social withdrawal symp-
toms.

Ook hierbij speelde het ethologisch on-
derzoek (bij proefdieren) een sleutelrol.

EVENWICHT BEWAREN
De farmaceutische industrie ontwikkelt
geneesmiddelen, terwijl in de veeteelt op
basis van dezelfde wetenschappelijke

-ocr page 493-

discipline een wat men zou kunnen
noemen, vertebraatvriendelijke omge-
ving wordt nagestreefd.
Uit het gepresenteerde onderzoek van
prof.dr. J.M. Koolhaas uit Groningen,
bleek hoe belangrijk het is althans bij
ratten dat het dier niet geheel verloren
raakt in zijn eigen bestaan.
Ratten die het onderspit moesten delven
in een gevecht, raakten geheel van slag
ten aanzien van heel veel vitale functies,
die bestuurd worden vanuit de tussen-
hersenen, terwijl deze zich ook niet
herstelden. Homeostasis of de kunst om
het evenwicht te bewaren als organisme
werd hiermee kapot gemaakt. Het fight
of flight-principe is overigens niet een
kwestie van \'of/of maar van \'en/of, dat
wil zeggen de grootste vechter kan zich
tevens het snelst uit de voeten maken.

EINDOPMERKING
Deze bijeenkomst, die voorgezeten
werd door de nestor van de ethologie
voor landbouwhuisdieren in Nederland,
dr. G. van Putten, gaf wetenschappelijk
gezien een zeer goed overzicht van de
ontwikkeling van het vak ethologie en
het belang daarvan voor andere discipli-
nes, waaronder de preventieve dierge-
neeskunde.

Het was een waardig tribuut aan de
scheidende hoogleraar die prof.dr. E.
Brascamp, hoogleraar Fokkerij Weten-
schappen in zijn welkomstwoord kern-
achtig gekarakteriseerde als een onaf-
hankelijke en zuivere denker waar de
Universiteit trots op is.
Het is de bedoeling dat de inleidingen
binnenkort gebundeld worden uitgege-
ven (in de engelse taal).

INTERNATIONALE ERKENNING
OPLEIDING DIERENARTS

Het Nederlandse dierenartsdiploma is
daarmee, als enige buiten Noord-Ame-
rika gelijkwaardig aan dat van de Vere-
nigde Staten en Canada. De accreditatie
is door de betrokkenheid van de Euro-
pese Gemeenschap bij de erkennings-
procedure tevens een erkenning door de
EEG van de kwaliteit van de opleiding.
Het oordeel bevestigt de uitstekende
internationale positie van de Neder-
landse opleiding en onderstreept haar
leidende rol in het Europese onderwijs
in de diergeneeskunde.

Het evaluatieteam van de AVMA/
CVMA heeft in oktober 1992 de facul-
teit vier dagen bezocht. Daarbij waren
ook drie deskundigen van het Advisory
Committee on Veterinary Training
(AVTC) van de Europese Gemeenschap
aanwezig.

Ter voorbereiding van het bezoek heeft
de faculteit een gedetailleerde zelf-evalu-
atie opgesteld, waarin de faculteit onder
meer haar onderwijs en onderzoek, de
patiëntenzorg in de klinieken, de finan-
ciering en de kwaliteitszorg beschrijft.
Tijdens het bezoek heeft het team uit-
voerig gesproken met bestuurders, on-
derzoekers, docenten, studenten en ove-
rig personeel en heeft de faciliteiten van
de faculteit geïnspecteerd.
Het evaluatieteam is in haar oordeel
ongemeen lovend over de motivatie van
staf en studenten, de kwaliteit van de
faciliteiten voor onderwijs en onder-
zoek, het niveau van de patiëntenzorg,
het niveau van onderzoek (met name op
het gebied van toxicologie en proefdier-
kunde), de internationale positie en de
samenwerkingsprogramma\'s van de fa-
culteit. Een speciale positieve vermel-
ding kreeg ook het post-academisch
onderwijs in de diergeneeskunde, dat de
faculteit en de KNMvD gezamenlijk
organiseren.

343

Het team ziet als mogelijke bedreigingen
de intensivering van gebruik van het
universiteitscentrum De Uithof en daar-
mee een mogelijke druk op de facultaire
terreinen en een achterstand in appara-
tuur ten behoeve van de basisvakken.

Het is voor de vierde maal in twintig jaar
dat de Nederlandse opleiding deze er-
kenning krijgt. Daarmee wordt de con-
stante hoge kwaliteit van de opleiding
bevestigd. Eerdere evaluaties vonden
plaats in 1973, 1978 en 1985.

De Europese Gemeenschap heeft in
1990 besloten alle Europese dierenarts-
opleidingen eens in de zeven tot tien jaar
te evalueren. Uit oogpunt van efficiëntie
is de Europese evaluatie gecombineerd
met de Noord-Amerikaanse. De erken-
ning door de AVMA/CVMA betekent
daarom automatisch een erkenning
door de Europese Gemeenschap.
Het internationale bezoek is bovendien
door de Vereniging van Samenwer-
kende Nederlandse Universiteiten
(VSNU) erkend als plaatsvervangend
voor de nationale onderwijsvisitatie die
de VSNU periodiek uitvoert voor het
universitair onderwijs.

Voor de vierde maal in twintig jaar is de kwaliteit van de Nederlandse
dierenartsopleiding internationaal erkend. The American Veterinary Medical
Association (AVMA) en de Canadian Veterinary Medical Association (CVMA)
hebben de nationale opleiding diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht het
predikaat \'fully approved\' gegeven, opnieuw voor een periode van zeven jaar.

T I J I) S C H R I K T VOOR D I E R Ci K N E F. S K U N O F . D E E L 118. A F l E V E R 1 .N G

ENKELE
KENGETALLEN

Totaal aantal studenten: 1392
Totaal wetenschappelijk personeel
(personen): 368, waaronder 44
hoogleraren

Totaal ondersteunend personeel
(personen): 518
Aantal promoties (1991): 33
Budget (1991): f90 miljoen
De faculteit werkt in Nederland
nauw samen met onder meer de
faculteiten in het bèta-medische
cluster van de Universiteit Utrecht,
met het RIVM, de hoofdgroep
voeding van TNO en de Land-
bouwuniversiteit Wageningen.

10 19 9 3

-ocr page 494-

De resultaten van het onderzoek dat
uitgevoerd is in het kader van \'project
429\' worden op de IVO-DLO thema-
middag op woensdag 23 juni 1993
gepresenteerd. De doelstelling van het
onderzoek was \'het met behulp van
een simulatiemodel beschrijven van
stikstofstromen in melkkoeien om on-
nodige stikstofverliezen in mest en
urine te beperken\'.

Met het ontworpen model is het moge-
lijk om bij verschillende rantsoenen de
N-uitscheiding in melk, urine en mest te
schatten.

Een belangrijk resultaat van dit onder-
zoek is het nieuwe eiwitwaarderingssys-
teem voor herkauwers (het DVE-sys-
teem) dat in de loop van 1991 in

DEELNEMING MET
OVERLIJDEN
KAT OF HOND

Verschillende landelijke dagbladen
besteedden er reeds aandacht aan en
ook Dibevo, het vakblad voor de
dierenspeciaalzaken publiceerde een
kort berichtje.

Hoewel je wellicht niet kunt spreken
van een gat in de markt, heeft Paula
van Haeht uit Ouderkerk aan de
Amstel met het introduceren van deel-
nemingskaarten na het overlijden van
kat of hond toch een leegte opgevuld.
Het idee om dergelijke kaarten op de
markt te brengen werd geboren toen

STIKSTOFSTROMEN IN MELKVEE

Ff* -xesvikz-E^ -

Nederland is ingevoerd. Ervaringen en
beperkingen van dit systeem in de prak-
tijk krijgen op deze middag eveneens
aandacht.

Het onderzoek is uitgevoerd op het
IVO-DLO met een financiële bijdrage
van het FOMA. Er is vooral aan ge-
werkt door W.M. van Straalen, die als
AIO van de vakgroep Veevoeding van
de Landbouwuniversiteit Wageningen
(promotor S. Tamminga) bij het IVO-
DLO was gedetacheerd.

Geïnteresseerden die de themadag wil-
len bijwonen kunnen zich vóór 1 juni
aanmelden bij het DLO-instituut voor
Veevoedingsonderzoek, postbus 160,
8200 AD Lelystad.

de hond van een goede vriend over-
leed. Paula wilde haar medeleven
betuigen en ging op zoek naar een
passende kaart. Tot haar teleurstelling
bleek een kaart met wuivende korena-
ren nog het dichtst haar gevoelens van
medeleven te benaderen. Aanleiding
om zelf deelnemeningskaarten te ont-
werpen en te laten uitgeven en niet
zonder succes: \'De kaarten zijn met
name in de branche van dierenspeci-
aalzaken goed ontvangen\', zegt ze
\'Nadat het Algemeen Dagblad op 6
april jongstleden aandacht hieraan
schonk, werd ik ook benaderd door
dierenartsen in groepspraktijken, die
de kaarten willen sturen aan hun
cliënten van wie de kat of hond is
overleden\'.

HERHAALDE

OPROEP
VACATURE

De Stichting Afghanistan Comité
Nederland zoekt kandidaten voor
de functie van Project Directeur
ten behoeve van het Veterinair
project Veterinary Training and
Support Centre (VTSC) in Pesha-
war in Pakistan.

Meer gegevens in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1993; (118)
5: 167. Voor informatie kan men
contact opnemen met veterinair
adviseur B.E.C. Schreuder via te-
lefoon 03200-73911/73359.

JAARVERSLAG
1992 RIVM

Het jaarverslag \'92 van het Rijksinsti-
tuut voor Volksgezondheid en Milieuhy-
giëne, het RIVM is kort en overzichte-
lijk.

Het telt 113 pagina\'s, niet erg veel om de
wetenswaardigheden van één van de
grootste Nederlandse onderzoeksinstitu-
ten van een heel jaar te verslaan.
Met een budget van 221,5 miljoen en
een personeelsbestand van meer dan
13(X) personen zou natuurlijk gemakke-
lijk een dikker boekwerk kunnen wor-
den gemaakt.

Het onderzoek in dienst van mens en
milieu richt zich in eerste instantie op het
ondersteunen van beleid en toezicht van
de overheid. Hierdoor worden de publi-
katies, rapporten, meetgegevens, vaccins
en adviezen in eerste instantie ter be-
schikking gesteld aan die overheid.
Het maakt in feite deel uit van het
ministerie van Welzijn, Volksgezond-
heid en Cultuur en wordt medegefinan-
cierd door het ministerie van Volkshuis-
vesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer.

De organisatie is onderverdeeld in zeven
sectoren met elk een eigen directeur
voor respectievelijk vaccinproduktie,
volksgezondheidsonderzoek, volksge-
zondheid mechanisme-onderzoek, toe-
komstverkenningen, analytisch-chemi-
sche laboratoria, stoffen en risico\'s en
tenslotte milieu-onderzoek.
Al met al werden er op de diverse
terreinen 290 rapporten uitgebracht met
in totaal meer dan 10.000 pagina\'s.
Daarnaast verschenen 652 (weten-
schappelijke en niet-wetenschappelijke)
artikelen, waarvan slechts vijf in veteri-
naire tijdschriften waaronder het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 495-

Ondanks de hoofddoelstelling dat men
werkt ten dienste van mens en milieu,
mag men aannemen dat er zeer veel
resultaten van het onderzoek eveneens
ten dienste staan van het dier en dienten-
gevolge de Nederlandse veterinair inte-
resseert.

Residu-onderzoek bij slachtdieren, wat
betreft chloramfenicol, tranquillizers.

TARIEVEN UKG

Met ingang van 7 april zijn de tarieven
voor een specialistisch consult in de
UKG (UniversiteitsKliniek voor Ge-
zelschapsdieren) gewijzigd. Als uit-
gangspunt voor de tariefswijziging
zijn de specialistische adviestarieven
van de KNMvD gehanteerd.
De UKG is ervan uitgegaan dat de
interactie tussen studenten en patiënten-
eigenaars en de hieruit voortvloeiende
langere consulttijd gecompenseerd moe-
ten worden met een korting. Om deze
reden komen de tarieven er als volgt uit
te zien: interne geneeskunde (inclusief
alle internistische disciplines, endocrino-
logie, ethologie, hepatologie, oncologie.

beta-agonisten, alsmede het voorkomen
van trichinella en toxoplasmose bij var-
kens, zijn hier voorbeelden van. De lijst
van de met titel en auteur genoemde
rapporten en publikaties geven de daar-
voor geïnteresseerde lezer die informa-
tie.

fV Sybesma

neurologie, hematologie, cardiologie,
pulmonologie) f59,-, dermatologie f59,-,
chirurgie (algemene chirurgie, kno,
tandheelkunde, voortplanting, urologie)
f56.50, orthopedie f56,50 en oogheel-
kunde f50,-. De genoemde tarieven zijn
inclusief administratiekosten en exclu-
sief BTW.

Volgens de UKG wordt hiermee de
eerste stap gezet naar tariefsynchronisa-
tie en wordt het verschil in tarief tussen
specialisten in den lande en de UKG
verduidelijkt in de richting van het
publiek.

Ton Willemse,
hoofd divisie patiëntenzorg UKG

TOEKGMSTIVISIE

ERKEND EN
GEGARANDEERD

Tijdens de Red Hoisteinshow in
het Land van Cuyk werd drs. Jan
Goossens het gouden Red Holstein
Nederland embleem opgespeld,
vanwege het feit dat hij door de
introductie van het Red Holstein-
ras in de MRY-fokkerij dit ras
tijdig sterk heeft doen verbeteren
wat betreft de melkgift.

Hierdoor profiteren de gebruikers
nog steeds van het daaruit voort-
vloeiende hogere melkquotum met
alle gunstige gevolgen voor het
inkomen vandien.

(uil Veeieell van I april 1993)

BELANGSTELLING VOOR
KWALITEITSKEURMERK IN
DIERVOEDINGSECTOR BOVEN
VERWACHTING

De belangstelling in de diervoedersector voor het GMP-kwaliteitskeurmerk voor
diervoeders is boven verwachting. Begin dit jaar, twee maanden na de
introductie van het GMP-systeem, ging bij het Produktschap voor Veevoeder
(VVR) de aankondiging van de 133e erkenning voor Good Manufacturing/
Managing Practice (GMP) de deur uit.

Met deze 133e erkenning heeft nu 75% van de Nederlandse veevoedermarkt
aangetoond aan de - van de internationale ISO-kwaliteitsnormen afgeleide -
GMP-eisen van het produktschap te voldoen.

De certificaten voor de 133 GMP-
erkende bedrijven (behorend tot in to-
taal 71 ondernemingen) werden ver-
leend aan 88 mengvoeder-bereiders, 11
voormengselbereiders en 34 bereiders
van enkelvoudige diervoeders en vocht-
rijke mengvoeders.

Secretaris J. den Hartog van het Pro-
duktschap voor Veevoeder, vergeleek de
ontwikkelingen na de introductie van

het kwaliteitsborgingssysteem met een
zich als een oliedruppel over het water
uitbreidende vlek. Den Hartog: \'Wij
waren ervan overtuigd dat er een vrucht-
bare bodem zou zijn voor de introductie
van dit kwaliteitssysteem, maar dat het
zo snel zou gaan had ik niet verwacht.
Het lijkt erop alsof elk bedrijf nu per sé
zo\'n keurmerk wil. Men werkt uit alle
macht om aan te tonen dat ze aan de
eisen voldoen.\' Hij vertelt verder: \'De
belangstelling breidt zich nu ook uit
buiten de industrie. Inmiddels hebben
meer bedrijven uit de fouragehan-
del een GMP-erkenning voor enkelvou-
dige diervoeders verworven. Dat zijn de
eerste in deze branche.\'

De Nederlandse GMP-erkenningsrege-
ling voor de diervoedersector is in juni
1992 door het bestuur van het produkt-
schap vastgesteld. De regeling is een
uitvloeisel van het in oktober 1991
vastgesteld Kwaliteitsplan Diervoeder-
sector. De GMP-erkenningsregeling met
het bijbehorende keurmerk past in het
streven van de vee- en vleessector en de
pluimveesector om de consument aan-
vullende waarborgen te geven voor de
kwaliteit en van het dierlijke eindpro-
dukt. En de zekerheid dat is geprodu-
ceerd met grote aandacht voor de veilig-
heid van mens, dier en milieu.
Toetsing voor erkenning van bedrijven
en controle worden uitgevoerd door de
Kwaliteitsdienst Diervoedersector.
Deze toetsing gebeurt onder verant-
woordelijkheid van het Instituut voor
Toegepast Natuurwetenschappelijk On-
derzoek (TNO). Op aandrang van het
betrokken bedrijfsleven wordt momen-

T I .1 1) S ( H R I K T VOOR D I E R (i t N E E S K U N D F . D F F 1 11«. A F I F V F R I N Ci 10 1993

345

-ocr page 496-

fl

iüfa

rih

teel gewerkt aan een verdere uitbouw
van de GMP-regeling. Er zijn nu ook
GMP-codes in de maak voor de berei-
ding van, op- en overslag van en handel
in grondstoffen.

ONDUIDELIJKHEID
OVER

UITLAADVERBOD
VLEESKUIKENS

Het Produktschap voor Pluimvee en
Eieren (PPE) heeft op 7 april 1993 aan
alle vleeskuikenhouders in Nederland
een brief geschreven, waarin informa-
tie wordt gegeven over het uitlaadver-
bod, dat op 1 juni van kracht wordt.
Met ingang van die datum moet de
levering aan slachterijen van koppels
vleeskuikens uit één hok, binnen een
termijn van vier dagen plaatsvinden.
De maatregel is afgekondigd door het
dagelijks bestuur van het PPE en is
gebaseerd op de verordening \'Produktie
en handel in broedeieren en levend
pluimvee\'.

De brief aan de vleeskuikenhouders is
bedoeld om bij hen mogelijke onduide-
lijkheden over de maatregel weg te
nemen.

Voor belangstellenden is een lijst van de
GMP-erkende bedrijven verkrijgbaar
bij ing. J. den Hartog, tel.: 070 -
3708390.

Het dagelijks bestuur van het PPE beseft
dat het verbod op tussentijds uitladen
voor veel sectorgenoten een inkomsten-
derving betekent. Toch is het besluit
genomen, met name op grond van
veterinaire argumenten.
Daarbij speelt een rol dat de Europese
Commissie in Brussel over de schouders
meekijkt, hoe in Nederland het NCD-
probleem wordt aangepakt. Deze in-
stantie kan Nederland een tijdelijk ex-
portverbod opleggen bij een negatieve
beoordeling van de aanpak. Dan zijn de
kosten hoger dan nu het geval is.
Het uitlaadverbod is gekoppeld aan de
NCD-situatie. Op het moment dat de
problematiek weer voldoende wordt
beheerst, zal de opheffing ervan meteen
ter sprake komen.

Voor meer mformatie kan men zich
wenden tot Sjoerd Dijkstra, hoofd PR/
Voorlichting PVV/PPE, tel. 070-
3409272 of privé 01892-19892; of tot
Hubert Andela, Sectordirecteur Pluim-
veevlees, tel. 03404-67207.

VERWISSELD

In het artikel \'Obstructie van de neus-
gang door een ballonsonde bij een kalf
van Astrid B. M. Rijkenhuizen 1993;
118 (1); 8-10 zijn twee zinnen direct
onder en boven figuur 1 ten onrechte
samengevoegd en verwisseld. De juiste
tekst is als volgt.

De opblaasbare ballon aan het uiteinde
van de sonde zorgt ervoor dat de punt
blijft drijven op de pensvloeistof in de
vrije gasbel. De twee eindstandige zij-
openingen kunnen dan de decompressie
verzorgen. De ballon wordt na het
inbrengen van de sonde opgeblazen met
100-120 ml lucht. Door een ventiel
wordt voorkomen dat de ballon leeg
loopt. De sonde wordt aan het halster
bevestigd en kan meerdere dagen (tot 5
dagen) op zijn plaats gelaten worden.

Dat het gebruik van deze sonde niet
zonder risico is zal aan de hand van de
volgende patiënt worden besproken.

Tijdens een symposium georganiseerd
door de FIDIN met als thema \'dierge-
neesmiddelenregistratie: orde of chaos?\'
werd onder meer een lezing gehouden
door collega drs. D.L. Willink, prakticus
bij het Veterinair Centrum Someren.
Ik zou graag als vertegenwoordiger van
het ministerie van WVC, dat vanaf het
begin bij de registratie van diergenees-
middelen is betrokken, enkele kantteke-
ningen bij bovengenoemde lezing willen
plaatsen.

De overheid heeft getracht om geba-
seerd op de bepalingen van de Dierge-
neesmiddelenwet orde te scheppen in de
grote hoeveelheid middelen die in Ne-
derland op de markt waren.

ORDE OF CHAOS?

Dat hierdoor een groot aantal middelen
verdwenen is, is niet de fout van de
overheid, maar van de producenten die
niet konden aantonen dat de middelen
voldeden aan de (ruime) wettelijke cri-
teria.

Voordat iemand aan de zijlijn opmer-
kingen maakt over het onbenul bij de
overheid als het gaat over bijvoorbeeld
het stellen van residu-eisen aan midde-
len die aan paarden en duiven worden
toegediend, zou diegene zich beter kun-
nen verdiepen in de cijfers die aangeven
hoeveel paardevlees en duif er door de
Nederlandse en buitenlandse consument
wordt gegeten.

Het verhaal dat door collega Willink
werd gehouden draagt er niet toe bij dat
de verhoudingen tussen prakticus en de
overheid ten aanzien van het diergenees-
middelenbeleid beter worden.

In plaats van te roepen dat men gedwon-
gen wordt tot het gebruik van niet-
geregistreerde middelen uit binnen- en
buitenland, zou het zinvoller zijn, dat de
prakticus eens op een rijtje zet waar nu
werkelijk de knelpunten liggen ten aan-
zien van de niet meer voor diergenees-
kundig gebruik ter beschikking staande
middelen. De overheid is steeds bereid
hiervoor indien mogelijk oplossingen te
zoeken.

Ik zou de prakticus er nogmaals op
willen wijzen dat hij bij de toediening
van geneesmiddelen een grote verant-
woordelijkheid draagt voor de gezond-
heid van de consument in binnen- en
buitenland. Deze opstelling siert een
beroepsuitoefenaar die \'Hominum ani-
malumque saluti\' in zijn vaandel heeft
staan meer, dan het roepen dat men
maar over moet gaan tot het gebruik van
niet geregistreerde middelen.

De Veterinair Hoofdinspecteur van de
Volksgezondheid, namens deze
De Inspecteur

J.H.G. Goebbels

-ocr page 497-

Congresseoeocursusséo

In het congrescentrum de Eenhoorn te
Amersfoort wordt op initiatief van het
Centrum voor Onderzoek Relatie
Mens-Dier op vrijdag 11 juni een studie-
dag gehouden over dier-ethische, cul-
tuur- en rechtsfilosofische aspecten van
het doden van dieren.

Deze aspecten zullen achtereenvolgens
door drie inleiders behandeld worden,
onder meer door het presenteren van
enkele casus die op het doden van dieren
betrekking hebben. Drie co-referenten
zullen commentaar leveren, waarbij ze
ingaan op de door de inleider gepresen-
teerde stellingen.

Het grootste deel van de middag is
bestemd voor discussies in kleinere groe-
pen.

Ochtendprogramma

- dier-ethische aspecten, inleider: Mare

STUDIEDAG RECHTSFILOSOFISCHE
ASPECTEN DODEN VAN DIEREN

Bracke (diergeneeskunde); co-refe-
rent: Henk Verhoog (biologie/ethiek).

- cultuur-filosofisch, inleider: Suzanne
Lijmbach (landbouwkunde); co-refe-
rent: Jan Grommers (diergenees-
kunde).

- rechts-filosofisch, inleider: Jan Vors-
tenbosch (filosofie-ethiek); co-referent:
open.

Deze studiedag heeft als doelstelling een
verkenning van het thema om tot een
interdisciplinair onderzoeksproject te
komen.

De kosten voor deze dag bedragen f40,-,
met inbegrip van lunch en borrel.

Voor meer informatie en/of aanmelding
kan men contact opnemen met dr.
M.B.H. Visser, telefoon 071-275001.

De RVB is een samenwerkingsverband
van ongeveer twintig organisaties van
vrije beroepsuitoefenaren, waarbij ook
de KNMvD aangesloten is.
De Raad bevordert de onderlinge infor-
matie-uitwisseling en behartigt de alge-
mene belangen van de vrije beroepen.
De RVB streeft naar een grotere bekend-
heid, zowel extern richting overheid,
politiek en de gewone burger, als intern,
bij de leden van de aangesloten organi-
saties.

De vrije beroepsgroepen krijgen steeds
meer te maken met concurrentie. Is het
niet van aanpalende beroepen, dan is het
wel van beroepsgenoten.
De overheid moedigt deze concurrentie
alleen maar aan, in de veronderstelling
dat de kosten voor dienstverlening, ge-
neesmiddelen en gezondheidszorg hier-
door verminderen. Ook wordt de cliënt
steeds kritischer.

\'Bovendien heeft de cliënt gewoon recht
op kwaliteit, of hij die nu kan beoorde-
len of niet\', aldus de heer mr. H.L. de
Haas, voorzitter van de RVB en Amster-
dams advocaat.

Om deze reden zijn alle vrije beroeps-
groepen bezig met de kwaliteit van hun
produkt en hun dienstverlening. Om een
voorbeeld te geven: De Nationale Raad
voor Volksgezondheid en de Genees-
kundige Hoofdinspectie laten vier keer
per jaar het blad \'Kwaliteit in Beeld\'
verschijnen. Het eerste nummer van dit
jaar bericht met name over de opkomst
van kwaliteitssystemen.
Het ligt dus voor de hand dat het thema
van het RVB-symposium daarop aan-
sluit.

Maar wat is kwaliteit eigenlijk? Vice-
voorzitter van de RVB en bestuurslid
van de Landelijke Huisartsen Vereni-
ging, W.L. Bogtstra hoeft er niet lang
over na te denken: \'Kwaliteit is het
voldoen aan normen die vooraf zijn
vastgesteld door de betrokken beroeps-
organisatie. Daarbij moet de beroeps-
groep niet alleen oog hebben voor de
technisch-inhoudelijke kanten van het
vak, maar ook voor de wensen van de
cliënten.

De vrije beroepsuitoefenaren moeten
beschikken over de juiste kennis, vaar-
digheden en beroepshouding. Hierbij is
de beoordeling van de kwaliteit niet
voorbehouden aan de vrije beroeps-
groep alleen, maar ook aan de cliënt.\'
Volgens Bogtstra zeggen verder de uit-
rusting van het praktijkpand en de
bereikbaarheid en de beschikbaarheid
van de dienstverlener iets over de gele-
verde kwaliteit.

SYMPOSIUM RAAD VOOR
HET VRIJE BEROEP

De Raad voor het Vrije Beroep (RVB) organiseert op 8 juni een symposium met
als thema: \'Kwaliteit, Concurrentie en Algemeen Belang\'.
Op dit Symposium geven sprekers hun visie over de spanning tussen de
begrippen kwaliteit en concurrentie.

\'Als je kwaliteitseisen stelt aan de uit-
oefening van je vak, dan is het vervol-
gens ondenkbaar dat je concurrentie
kunt aangaan op basis van de prijs. Aan
elke handeling hangt dan een prijskaar-
tje dat gebaseerd is op die kwaliteit.
Verlagen van de prijs betekent dan
automatisch ook een verlaging van de
kwaliteit van je beroepsuitoefening\',
meent Bogtstra.

Het algemeen belang is volgens Bogtstra
en De Haas niet gediend met \'een prijs-
concurrentieslag\', maar met de moge-
lijkheid voor cliënt en patiënt om de
dienstveriener te kiezen die hij wil. De
cliënt en patiënt moeten daarom worden
voorgelicht over de kwaliteit die zij
mogen verwachten van een dienst of
produkt en over de prijs die daarvoor
redelijk is.

Het symposium \'Kwaliteit, concurrentie
en algemeen belang\' is na aanmelding
gratis toegankelijk en wordt gehouden
in kasteel Oud-Wassenaar te Wassenaar.
Het officiële programma begint om
14.00 uur.

Sprekers zijn mr. L.A. Geelhoed, Secre-
taris-Generaal van het ministerie van
Economische Zaken, mevrouw drs.

-ocr page 498-

K.M.H. Peijs, lid van het Europese
Parlement, de heer J.W. Muis, RA, oud-
voorzitter van het NIVRA en een spre-
ker vanuit de medische professie.
Voor aanmelding en informatie: RVB,
mr. drs. N.J.J. Zethof, Postbus 96827,
2590 JE Den Haag, tel. 070-3307111,
fax 070-3453226.

BIJEENKOMST
GROEP GKZ

De Groep Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg (GKZ) houdt op 10 juni een
bijeenkomst. Er worden inleidingen ge-
houden over scrapie en BSE, de situatie
in Nederland.

De inleiders zijn drs. B.E.C. Schreuder,
wetenschappelijk medewerker van het
CDl en drs. J. Bergmeier, hoofd van de
afdeling keuring levend vee en dierziek-
tenbestrijding van de RVV.
Aansluitend vindt er een pathologie-
demonstratie plaats.

De bijeenkomst begint om 13.45 uur in
collegezaal Cl01, Yalelaan 1, de Uithof,
Utrecht.

NIEUW
SEDATIVUM
VOOR PAARDEN

KLINISCHE

AVOND

WAGENRENK

In Motel Westend bij Arnhem wordt op
donderdag 10 juni een khnische avond
gehouden door de Wagenrenk. Het pro-
gramma is als volgt:
20.00 uur Ontvangst.
20.30 uur Het Robert Jones verband,
mevrouw M.H.Th. Govers.
21.00 uur Pericardovervulling, me-
vrouw A.A.M.E. Lubberink en J.W.
Garritsen.
21.30 uur pauze.

22.00 uur Ongerechtigheden, F.C. Sta-
des.

22.30 uur Nieuws van de vlo, mevrouw
M.W. Vroom.

KLINISCHE
AVOND

Met Sedivet ® heeft Boehringer Ingel-
heim een nieuw
Sedativum voor
paarden op de Nederlandse
markt ge-
bracht.

Sedivet is een intraveneus toe te dienen
en bestaat uit een waterige oplossing met
één procent van de werkzame stof Ro-
mifidine.

Sedivet werkt snel, heeft betrouwbare
sedatie en een lange werkingsduur en
verder een grote standvastigheid, een
relatief hoge hoofdhouding tijdens de
sedatie en tijdens de sedatie kan risico-
loos met de patiënt worden gelopen.
Bovendien heeft het middel relatief ge-
ringe reversibele bijwerkingen.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Boehringer Ingelheim,
telefoon 072-662411.

Het Diergeneeskundig Specialisten Cen-
trum Amsterdam houdt op donderdag
27 mei een klinische avond in het
Pullman Hotel, Oude Haagseweg 20
(aan de A4). Het programma luidt als
volgt:

20.00 uur Ontvangst

20.30 uur Kreupelheid ten gevolge van

trauma bij de jonge hond, R. Janssen

21.15 uur Is Nederland rijp voor de

juiste driehoeksverhouding? P.J. v.d.

Werf, voorzitter tarievencommissie

KNMvD

21.45 uur \'Vraag en antwoordspel\' met
de zaal aan de hand van dia\'s
21.50 uur Pauze

22.15 uur Beantwoorduing van de vra-
gen en probleemstellingen, geponeerd
voor de pauze

22.25 uur Kanker, wat nu? R. van
Noort.

REGISTRATIE

Een belangrijk stadium in de bestrijding
van de ziekte van Aujeszky is bereikt.

De combinatie van Suvaxyn Aujeszky
NIA,-783 met O/W emulsie is defini-
tief geregistreerd.

Bij de eradicatie-proef te Diessen is
uitsluitend dit vaccin gebruikt. Door
middel van intensieve vaccinatie met

Nl A3 en O/W wordt de veldvirusexcre-
tie sterk gereduceerd. In vergelijking met
andere vaccins treedt een minimale vi-
rusuitscheiding op.

Uit de \'Diessen\'-proef blijkt dat het
percentage gl-positieve varkens sterk
teruggedrongen kan worden.

Voor informatie: Duphar Animal
health, Amsterdam, tel. 020-59832/
830.

-ocr page 499-

NIA3 0/W KWAM.
ZAG EN OVERWON

Een goed vac-
cinatieprogramma tegen
de Ziei<te van Aujeszky

wordt niet alleen door het entschema bepaald. Ook de
keuze van de vaccinstam en het al of niet toevoegen van
een adjuvans is van essentieel belang.

Naast klinische bescherming is de reductie van
veldvirusexcretie een belangrijk criterium bij een Aujeszky-
eradicatieprogramma. In dit opzicht is de combinatie van

Suvaxyn Aujeszky NIA3-783
en Suvaxyn O/W emulsie een
optimale keuze. Onafhankelijke
vergelijkende proefresultaten bevestigen dit (Vannier e.a.).
De NIA3-783 stam opgelost in de O/W emulsie blijkt de
sterkste vermindering van veldvirusexcretie te geven.

De uitstekende resultaten van de "Diessen
eradicatieproef" bewijzen de kracht van deze combinatie
in de praktijk.

Straks kunnen we het Aujeszky-virus in Nederland wel vergeten.

-ocr page 500-

HEEFT UW HOND REEDS
ZIJN MEDAILLE VERDIEND ?

Met DOHYRAB® steeds één zet voor.

BIJSLUITER

DOHYRAB

voor diergeneeskundig gebruik.

Geïnaktiveerd vloeibaar vaccin voor de preventie van hondsdolheid bij
hond en kot.

Onderworpen aon de wetgeving van de diergeneeskundige inspektle.
INDICATIES

DOHYRAB Is bestemd voor de oktieve immunisatie van honden en

kotten tegen hondsdolheid.

POSOLOGIE EN WIJZE VAN GEBRUIK

Het vocdn schudden voor gebruik.

De entdosis bedraagt I ml, onafhankelijk van leeftijd en gewicht.

Het vocdn wordt subcutaan toegediend.

CONTRA-INDICATIES

Zieke dieren of dieren In de incubatieperiode van hondsdolheid, slechte
olgemene toestond, ernstige parasitaire Infestaties.

Duphar &Cie V.O.F.

Emile Bockstaellaan 122
1020 Brussel
Tel.: (02) 422 27 11
Telefax: (02) 422 27 97

SOLVAY Animal Health

Duphar Nederland b.v.

Drentestraat 11

1083 HK Amsterdam

P.O. Box 7133 - 1007 JC Amsterdam

Tel.: (020) 54 90 909

Telefax: (020) 66 10 960

ONGEWENSn NEVENEFFEaEN

Na vaccinatie kan er op de injektieplaats een voorbijgaande zwelling

voorkomen, veroorzaakt door hel odjuvons. Normaal verdwijnt deze

zwelling binnen de 2-3 weken na de vocclnolie.

Gezien de hoge zuiverheidsgraad van hel vocdn Is de kans op een

onofyladisdie reoktle uiterst gering.

Een allergische of onafylodische reaktie op virusproteïnen ol

olumlniumhydroxide Is niet bekend.

HET GEBRUIK TIJDENS DE DRACHT

DOHYRAB kon op elk moment von de drodit toegediend worden.

Gezien elke vaccinatie wegens de monipulotie van de dieren een stress

betekent, moet dit bij vaccinatie gedurende de dracht in overweging

genomen worden.

-ocr page 501-

Sinds het bericht omtrent pseudovogel-
pest in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 februari 1993 zijn er in
totaal nog 12 uitbraken in Nederland
opgetreden. De meeste van deze uitbra-
ken betroffen hobbydieren, in tegenstel-
ling tot de situatie in het begin van de
epidemie in de tweede helft van vorig
jaar.

Eén van de laatste uitbraken betrof
echter een zeer groot legpluimveebe-
drijf, waarbij het vermoeden is gerezen
dat de vaccinatie niet volledig tot zijn
recht is gekomen.

Het is zaak er wederom op te wijzen dat
onder de huidige omstandigheden, waar
we te maken hebben met een nog steeds
actieve epidemie, correct uitgevoerde
vaccinatie volgens de vastgestelde sche-
ma\'s noodzakelijk is.

TEST

KWALITEITS-
NORMEN
VAN MELK

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drir J.
Stadhouders (Centraal Orgaan voor
Melkhygiëne) bereid om voor de
lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Wanneer en waarom komt er een
nieuwe test kwaliteitsnormen van de
melk? Wat houdt de test in en welke
concrete gevolgen heeft de test voor de

De laatste twee gevallen, één in westelijk
Noord-Brabant en één in Zeeuws-
Vlaanderen, beide bij zeer kleine bestan-
den van hobby-dierhouders, zijn terug te
voeren op in het buitenland aange-
kochte dieren.

Behalve uitbraken op Nederlands
grondgebied heeft zich ook een tweetal
uitbraken net over de grens in België
voorgedaan, die voor Nederland tot
gevolg hadden, dat toezichtsgebieden
moesten worden ingesteld Eén ervan, in de
buurt van Baarle-Nassau is inmiddels
weer ingetrokken, het andere recentelijk
ingestelde toezichtsgebied rondom
Stramproy in Limburg, zal waarschijn-
lijk nog 30 dagen van kracht blijven.
Overleg hierover vindt plaats met de
Belgische Veterinaire Inspectie. Het laat-
ste gebied rondom een uitbraak op
Nederlands grondgebied, in de omge-
ving van Best, zal naar het zich laat
aanzien op 6 mei worden ingetrokken.

in de praktijk gebruikte antibiotica en
chemotherapeutica?

ANTWOORD

Sedert 11 april jl. zijn er wat de kwali-
teitsnormen van de boerderijmelk be-
treft belangrijke veranderingen inge-
voerd. Dit geldt onder meer voor het
onderzoek op residuen van de gebruikte
antibiotica en sulfonamiden waarop in
het onderstaande zal worden ingegaan.
De redenen van de veranderingen van
het onderzoek zijn de verschuiving in het
gebruik van antibiotica, die in de loop
der jaren heeft plaats gehad en het
groeiende belang van een integrale kwa-
liteitsbewaking, waarbij het tolerantie-
niveau van de consument een rol speelt.
Een belangrijk aspect hiervan is de
toxicologische veiligheid van de pro-
dukten. Wat de residuen in melk betreft
zijn op basis van onderzoek zogenaamde
\'Maximum Residue Limits (MRL\'s)\'
vastgesteld. De bedoeling van de nieuwe
kwaliteitsnormen is te bereiken dat de
melk vrij is van residuen van sulfonami-
den en antibiotica en dat voorzover dit
bepalingstechnisch mogelijk is, slechts
gehalten in de afgeleverde boerderij-
melk worden getolereerd, die duidelijk
onder de MRL\'s zijn gelegen.
In het verleden werden de monsters
boerderijmelk allereerst onderzocht op
groeiremming van
Bacillus stearother-
mophilus
door de melk over te brengen
in een buis of cup met een agarvoedings-
medium met een pH van 7,0 waarin
naast nutriënten en sporen van ge-
noemde bacterie tevens een pH-indica-
tor aanwezig was (screeningsproeO-
Monsters melk die na de bebroeding een
groeiremming te zien gaven werden
verhit en er werd nagegaan of de rem-
ming in deze monsters kon worden
bevestigd (bevestigingsproeO- Alleen
positieve monsters werden verder on-
derzocht; allereerst door na te gaan of de
remming in aanwezigheid van para-
aminobenzoëzuur (PABA) kon worden
opgeheven. Was dit het geval dan waren
sulfonamiden aangetoond en werden
vier kortmgspunten toegekend. Was dit
niet het geval dan werd de melk verder
met behulp van de zogenaamde plaat-
methode onderzocht op aanwezigheid
van andere melkvreemde bacteriegroei-
remmende stoffen. Een papierschijQe
gedrenkt in de melk werd op de plaat
gebracht. Na bebroeding werd de afme-
ting van de remmingszone vastgesteld en
door dit eveneens te doen bij monsters
melk met bekende hoeveelheden ben-
zylpenicilline kon worden bepaald met
welke hoeveelheid benzylpenicilline de
remmingszone in het monster melk
overeenkwam. Was de remmingszone
gelijk aan of groter dan die van 0,007 IE
benzylpenicilline/ml dan werden vier
kortingspunten toegekend en acht pun-
ten wanneer de remming gelijk was aan
of meer was dan die van 0,01 IE. Van
alle boerderijemelk werd per veertien
dagen één monster op deze wijze onder-
zocht. Elk kortingspunt had een prijsver-
mindering ten gevolge van f 1,- per 100
kg melk geleverd in de betreffende
veertien dagen.

DE STAND VAN ZAKEN TEN
AANZIEN VAN DE
PSEUDOVOGELPEST (NCD) IN
NEDERLAND (27 APRIL 1993)

Wat houden de veranderingen in?

De screeningsproef en de bevestigings-
proef worden op dezelfde wijze uitge-
voerd als vroeger; het medium wordt
echter ingesteld op een pH van 8,0.
Zoals uit tabel I blijkt worden van
sulfonamiden, van de meeste aminogly-
cosiden en macroliden geringere con-
centraties detecteerbaar, terwijl de aan-
toonbare concentraties van penicillines
en cefalosporines niet of nauwelijks
worden verhoogd. Voor tetracyclines is
daarentegen de gevoeligheid bij pH 8,0
duidelijk wat minder. De in de tabel

-ocr page 502-

aangegeven waarden zijn \'ail positive\'-
waarden zodat in individuele gevallen
bij lagere (circa 20% lager) concentraties
reeds een positieve uitslag kan worden
gevonden.

De monsters die bij de bevestigingsproef
positief worden bevonden, worden ver-
der onderzocht om aan te tonen om
welke groep van chemotherapeutica of
antibiotica het gaat. Allereerst wordt
met het medium pH 8.0 nagegaan of de
groeiremming met PABA teniet kan
worden gedaan. Is dit het geval dan zijn
sulfonamiden aangetoond en wordt de
melkprijs gekort. Is dit niet het geval dan
wordt verder onderzocht op penicillines
(en cefalosporines). Er wordt namelijk
nagegaan of de melk na behandeling
met penicillinase (Leo-preparaat) bij de
plaatmethode pH 7,0 een remmingszone
vertoont die duidelijk kleiner is dan die
van de onbehandelde melk. Is dit het
geval dan is penicilline (of cefalospo-
rine) aangetoond en volgt korting. Melk
echter met een gehalte van alleen peni-
cilline dat significant lager is dan over-
eenkomt met 0,004 IE benzylpenicilline
per ml, wordt geacht geen penicilline(s)
te bevatten. Blijft bij de plaatmethode de
remmingszone onveranderd na behan-
deling van de melk met penicillinase,
dan wordt het monster verder onder-
zocht met de Charm-test. Van de mons-
ters (onbehandelde) melk die bij de
plaatmethode significant minder dan
0,004 lU penicilline bleken te bevatten,
wordt wederom nu na penicillinase be-
handeling, de bevestigingsproef uitge-
voerd. Blijft de remming dan worden
ook deze monsters verder met de Charm-
test onderzocht. Wordt bij deze test het
monster positief bevonden voor amino-
glycosiden, of voor macroliden, of voor
novobiocine of voor chlooramfenicol
dan volgt korting. De concentraties die
met de Charm-test kunnen worden aan-
getoond zijn lager dan die welke met de
screeningsproef worden opgespoord.
Wordt derhalve bij de bevestigingsproef
groeiremming gevonden en wordt een
van de genoemde (groepen van) antibio-
tica aangetoond dan volgt korting. Van
elke leverantie wordt een monster geno-
men dat op de zojuist beschreven wijze
wordt onderzocht. De korting is voorlo-
pig vastgesteld op 30 ct per kg van de
betrokken leverantie. Het puntenstelsel
geldt dus in zekere zin niet voor melk
waarin sulfonamiden of antibiotica zijn
aangetoond.

Tabel 1. Detecteerbare concentraties (jig/ml. benzylpenicilline lE/mll van Sulfonamiden en antibiotica

Verbinding

pH van het medium

7,0 (oud)

8,0 (nieuw)

Sulfonamiden

Dapson

0,02

0,002

Sulfamethazine

1,0

0,4

jj-Lactam verbindingen

BenzylpeniciUine

0,002

0,003

Ampicilline

0,001

0,002

Cloxacilline

0,02

0,02

Cefalosporine

1,0

1,0

Aminoglycosiden

Streptomycine

1,4

0,3

Neomycine

4,0

0,03

Macroliden

Spiramycine

2,2

0,5

Erythromycine

0,1

0,01

Tetracyclines

Oxytetracycline

0,2

0,4

Novobiocine

-

2,0

Chlooramfenicol

40,0

5,0

■Il II 11 ■

\'Pooling\' van genoemde kortingsgelden
vindt echter wel plaats en er is bepaald
dat de veehouder over het betreffende
poolingstijdvak geen toeslag wordt toe-
gekend.

Het zal duidelijk zijn dat bij de nieuwe
werkwijze melken met lagere concen-
tratie van sulfonamiden en antibiotica in
de korting vallen. Dit geldt niet voor
tetracyclines. Hiervoor is echter een
variant van de screenings(en bevesti-
gings)proef in ontwikkeling, waarmee
ook deze groep van antibiotica beneden
de daarvoor geldende MRL kan worden
gedetecteerd.

De dierenarts moet aan de veehouder
melden hoelang de wachttijd is bij ge-
bruik van een bepaald preparaat. Gezien
het zojuist vermelde is het duidelijk dat
het aan te bevelen is de wachttijden ruim
te nemen. Dit geldt temeer omdat vanaf
11 april alle leveranties worden onder-
zocht en de uitslag van de laatste leve-
rantie nog niet bekend is als de volgende
leverantie reeds is bemonsterd.

Voor meer gedelailleerde gegevens wordt verwezen naar
een artikel mn Vermunt AEM, Stadhouders J, Loeffen
GJM. and Bakker R. Neth Milk Diary J 1993:4
7; 31-40.

VRUCHTBAARHEID

O

Vruchtbaarheidsonoerzoek
naar de relatie tussen de toch-
tigheiüswaarneming, opgavetijd
aan ki en het tijdstip van insemi-
neren

Voor dit onderzoek zijn 170 bedrijven
bezocht en geënquêteerd. Vergeleken
zijn bedrijven met goede bevruchtings-
resultaten (efficiëntiegetal tussen 1,0 en
1,5) met bedrijven met slechte bevruch-
tingsresultaten (efficiëntiegetal groter
dan 2,0) en tevens zijn enkel die bedrij-
ven genomen met meer dan 50 eerste
inseminaties per jaar.
In tabel 1 zijn die tochtigheidskenmer-
ken opgenomen die vaker dan 50% zijn
genoemd.

De meeste tochtigheidsken merken wor-
den door de bedrijven met goede respec-
tievelijk slechte bevruchtingsresultaten
in dezelfde frequentie genoemd. Een
duidelijk verschil is dat de bedrijven met
slechte resultaten meer letten op de
schede-uitvloeiing. Bij de bedrijfsbege-
leiding^ dient dan ook te worden gelet of
dit een mogelijke oorzaak is van de lage
bevruchtingsresultaten (teveel herinse-
minaties binnen acht dagen, teveel onre-
gelmatige cycli).

De stareflex wordt slechts in 54% als
tochtigheidskenmerk genoemd. De sta-
reflex wordt dus niet gezien en/of
koeien tonen het niet. Bij zowel de
eenmans-, tweemans- en driemansbe-
drijven blijkt dat de grotere bedrijven
minder goede vruchtbaarheidsresultaten
hebben.

Van de bezochte bedrijven gebruikt 71%
een eigen stier. Hiervan gebruikt 57%
van de bedrijven de stier ook nog voor
de opbrekers. Voor een juiste interpreta-
tie van de kengetallen zullen deze dek-
kingen uiteraard wel moeten worden
meegenomen voor de berekening.
De slechte bedrijven hebben meer vaste
tijdstippen voor de tochtigheidscontrole,
maken meer gebruik van de diensten
van de dierenarts en leggen meer gege-
vens vast met betrekking tot de tochtig-
heid en inseminatie. De meeste tochtige
koeien worden tussen 05.00 en 06.00
uur en tussen 21.00 en 23.00 uur gezien.
Vlak voor de middag tussen 11.00 en
12.00 uur is ook nog een lichte piek te

Beferaten

-ocr page 503-

zien. De meeste veehouders wachten
met het opgeven van de icoeien aan de
KI tot vlak voor sluiting van de aangifte-
tijd. De piek van het interval tussen
tochtigheidswaarneming en het tijdstip

Residuen bij wilde hazen

Rückstände bei Hasen wild Vorkommen
von Organochlorverbindungen und po-
lychlorierten Biphenylen im Fettgewebe
von Feldhasen aus Mittelböhmen.
K. Bukovjan, V. Hoffmann en E. Bukov-
janovä.

LJ i_n CT^ ^00

•I I It

Fleischwirtsch 1992; 72 (3): 339-41.

Het aanwezig zijn van gechloreerde
koolwaterstoffen en PCB in het vet van
hazen is onderzocht door onder andere
het Onderzoeksinstituut voor het Bos-
en Jachtwezen in (het toenmalige) Tsje-
cho-Slowakije. Deze hazen werden in
de jaren 1987 tot I99I geveld in be-
paalde agrarische gebieden in Midden-
Bohemen. De gegevens worden ge-
van insemineren ligt voor de tweede
ronde tussen zes a zeven uur. Voor de
eerste ronde is er een piek tussen de 14 a
15 uur (zie tabel 2).

bruikt als bio-indicator ter vaststelling
van het belastingsniveau in het ecosys-
teem in verbinding met de voedselketen.
Het niervet afkomstig van hazen uit
gebieden met aardappelen, graan, bieten
of groenten werd onderzocht op HCB,
HCH, DDT, Aldrin, Endrin en PCB.
PCB (polychloorbifenyl) is zeer resistent
en kan cumulatiegevaar geven. De
hoogste concentratie werd gemeten in
een gebied bij een fabriek voor kunst-
stofverpakkingen; de laagste kwam uit
het gebied van de drinkwatervoorzie-
ning van Praag (geen chemische indus-
trie of hoogovens).

Gechloreerde koolwaterstoffen (HCH,
HCB, DDT) stapelen voornamelijk in
organen met weinig vet. Het immuunsys-
teem wordt onderdrukt en het kan een
verstoring van de mineralenbalans ge-
ven.

Tabel 1, Tochtigheidskenmerken die vaker dan 50% zijn genoemd.

tochtigheidskenmerk

% bedrijven dat het tochtigheidskenmerk noemt

goede bedrijven

slechte bedrijven

onrust en orenspel

79

78

bespringen andere dieren

73

70

besprongen worden

54

53

(stareflex)

schede-uitvloeiing

49

74

Tabel 2. Ti|dsinterval tussen waarneming en insemineren.

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

 miTiMm«

De cijfers tonen aan, dat het gehalte aan
HCB en DDT tussen 1978 en 1987 is
gedaald; daarna tot 1991 trad er weer
een stijging op (oorzaak niet beschreven,
ref.). Als indicator is in de winter het
lichaamsvet goed te gebruiken en in de
zomer: de lever.

De in het wild levende hazen in Midden-
Bohemen zijn \'besmet\' met gechloreerde
koolwaterstoffen en PCB. Aldrin en
Endrin zijn niet aangetoond, (voor Ne-
deriand zie: Zuiveringsslib, Tijdschr
Diergeneeskd 1987; 112 (17): 977-89
ref.).

A. E. E. Soethout

Katteziekte en niesziekte
Katteziekte- en Niesziekte-vaccinatie:
werkzaamheid en veiligheid; M. Elings:
SR/204/93: 40 pp.

Katteziekte

De voor katteziekte-vaccinaties ge-
bruikte parenteraal toe te dienen geatte-
nueerde en geïnactiveerde vaccins zijn
voldoende effectief om complete be-
scherming te bieden bij infectie. Een
geattenueerd vaccin geeft een snellere en
langduriger bescherming dan een ge-
ïnactiveerd doch ook dit laatste vaccin
kan voldoende bescherming tegen pan-
leucopenie garanderen, zeker als het
tweemaal met een tussenpose van 2-4
weken wordt toegediend.
Wordt een dier op 8-12 weken voor de
eerste maal en vier weken later nog-
maals geënt dan ontstaat een langdurige
bescherming, die door boostering met
veldvirus levenslang in stand gehouden
zou kunnen worden. Omdat deze boos-
tering met veldvirus niet altijd een ze-
kere factor is wordt een jaarlijkse her-
vaccinatie geadviseerd.
Na een katteziekte-enting worden post-
vaccinale problemen niet gemeld.
De algemene bezwaren die aan levende
vaccins kleven met betrekking tot de
veiligheid gelden natuuriijk ook voor
het levende katteziektevaccin. Bewijzen

-ocr page 504-

dat deze gevaren ook daadwerkelijk een
probleem vormen zijn echter niet gele-
verd.

Bij vaccinatie van drachtige en zeer
jonge dieren met levend vaccin bestaat
het risico van het ontstaan van cerebel-
laire ataxie bij de kittens, zodat men hier
als vaccinatie noodzakelijk is altijd voor
een geonactiveerd vaccin moet kiezen.

Niesziekte

De parenterale FVR-FCV-niesziekte
vaccinatie geeft wel bescherming maar
deze is niet compleet. Gevaccineerde
dieren kunnen na infectie toch nog
symptomen vertonen, maar deze zijn
minder ernstig dan bij niet gevacci-
neerde dieren. Het intranasale FCV-
FVR-vaccin geeft een betere en snellere
bescherming dan het parenterale maar
ook hier is de bescherming niet altijd
compleet.

Na parenterale vaccinatie met levend
vaccin bestaat bij kittens het risico dat
het \'limping syndrome\' ontstaat. Wordt
er met dit parenterale vaccin zodanig
gemorst, dat vaccinvirus in de luchtwe-

Groepshuisvesting versus solitaire
huisvesting: effecten op gedrag en fysio-
logie bij muis en rat; T. Grasdijk *)
Vrij Cortisol bij honden met chronische
leveraandoeningen; S. Silberbusch: SR/
201/93: 45 pp.

Literatuuronderzoek naar het poten-
tieel gebruik van foetaal kalfserum in
industrie en onderzoeksinstituten; R.D.
Sumter: SR/202/93: 36 pp.
Verschillende soorten heupprothesen
bij de hond; een vergelijkend literatuur-
onderzoek; J. Beersma: SR/203/93: 26
pp.

Katteziekte en niesziekte vaccinatie:
werkzaamheid en veiligheid; M. Elings:
SR/204/93: 40 pp.
Cryptosporidiose bij het veulen; L.S.
Göhring: SR/205/93: 38 pp.
Hypogammaglobulinemie bij het ne-
onatale veulen; A.M. Peters: SR/206/
93: 49 pp.

Hyperthermie als behandelingsme-
thode van spontane tumoren bij de hond
en de kat; J. de Deugd: SR/207/93: 32
pp.

■I lit

riyiÉ

gen terecht komt dan kan het beeld van
niesziekte ontstaan.

Het intranasale vaccin veroorzaakt na
toediening vaak niesziekte-achtige
symptomen, hetgeen door vele praktici
als een probleem wordt gezien.
Het feit dat de niesziekte-vaccinatie
postvaccinale problemen kan doen ont-
staan en een incomplete bescherming
geeft maakt deze enting tot een omstre-
den enting. Dit komt volgens mij voor-
namelijk omdat de klant niet krijgt wat
hij verwacht. Om deze teleurstelling te
voorkomen denk ik dat het belangrijk is,
de eigenaar van tevoren te vertellen wat
hij kan verwachten.

Ik denk namelijk dat een heleboel eige-
naren bij goede voorlichting de tekort-
komingen en risico\'s van een vaccinatie
of elke andere behandeling zullen accep-
teren als ze maar weten waar ze aan toe
zijn en hun geen wonderen beloofd
worden die er niet zijn. Als men weet dat
de vaccinatie niet onfeilbaar is, maar
zeker ook niet nutteloos, dan kan men
zelf kiezen voor wel of geen vaccinatie.

OVERZICHT

STUDENTENREFERATEN
(9 APRIL 1993)

Intensive care bij equine neonaten.
Onderdeel A: Algemene inleiding; A.H.
Werners SR/208/93/A: 54 pp
Intensive care bij equine neonaten.
Onderdeel B: Hematologie en vloeistof-
therapie; A.A. Nolte: SR/208/93/B: 75
PP

Intensive care bij equine neonaten.
Onderdeel C: Respiratieproblemen bij
het neonatale veulen; E.T. Steerenberg:
SR/208/93/C: 68 pp.
Intensive care bij equine neonaten.
Onderdeel D: Failure of passive transfer:
de diagnosestelling en de therapeutische
mogelijkheden; M.H.J. Kreutzelman:
SR/208/93/D: 31 pp.
Intensive care bij equine neonaten.
Onderdeel E: Sepsis bij het neonatale
veulen; C.J. Cornelisse: SR/208/93/E:
101 pp.

Intensive care bij equine neonaten.
Onderdeel F: Meconium obstipatie;
J.M. Kelholt: SR/208/93/F: 23 pp.
Hyaluronzuur en zijn toepassingsmo-
gelijkheden bij gewrichtsaandoeningen
bij het paard; M.G. Schuttert en T. Sterk:

mm

SR/209/93: 38 pp.
Chronische proliferatieve tepeltop-
aandoeningen bij het rund; R. van Coe-
sant: SR/210/93: 52 pp.
Diabetes Mellitus bij het paard; Y.A.J.
Stultiens: SR/211/93: 17 pp.
De Bemer Sennenhond. Een case-
control study naar de belangrijkste ras-
problemen; E.B. Visser en M. van der
Vlis: SR/212/93: 30 pp.
Voeding van het rendier (Rangifer
tarandus): de situatie in het natuurpark
Lelystad vergeleken met de situatie in de
natuurlijke biotoop; J. van \'t Hof: SR/
213/93: 24 pp

Listeria bij slachtpluimvee. Literatuur-
onderzoek en eigen onderzoek in Au-
stralië; B. Veerkamp: SR/214/93:27 pp
De bedwelming van slachtvarkens;
elektrisch versus C02-gas; J.L.J. Koe-
brugge: SR/215/93: 42 pp.
(Maximale) Spanning en rek in de
voorbeenpezen van het paard; C.E.J.
van Bork, B.E.J. Kersten: SR/216/93:
35 pp.

Retrospectief onderzoek van de behan-
deling van (verse) verwondingen ter
hoogte van de (meta)tarsus van het
paard; I. Akkerdaas, M. de Jong-Krom-
wijk: SR/217/93: 26 pp.
Bloedkweken bij landteuwhuisdieren.
Een literatuuronderzoek naar het nut en
de praktische toepassing van bloedkwe-
ken bij landbouwhuisdieren; W.
Poelma: SR/218/93: 24 pp.
Ovariumtumoren bij een aantal kleine
en grote huisdieren; A. Deuling: SR/
219/93: 29 pp.

Het belang van een goede mens-dier-
relatie in de intensieve varkenshouderij;
E. van der Waa: SR/220/93: 43 pp.
Chinchilla\'s; een handreiking aan de
dierenarts; W.Th. Bakker: SR/221/93:
95 pp.

Erasmus project april - july 1992;
J.J.M. Driessen: SR/222/93: 22 pp.
Virol haemorrhagic disease; J. Berin-
geer en S. Mannes *)
Fertiliteit bij de Shetlandpony; E.
Kral *)

Plantenintoxicaties bij passeriformen
en psittaciformen; Y.M.M. Elbertse *)
Identificatie van proefdieren; S.A.B,
van Rooij *)

• Zijn niet (of nog niel) door ons leverbaar

-ocr page 505-

a ««

\'\' I
i >1.:

/ ^

Endex: een nieuwe visie op de
aanpak van wormen en leverbot

Het ideale breedspektrum wormmiddel
voor schapen. Werkt tegen volwassen
en onvolwassen maag-, darmwormen en
alle stadia van de leverbot. Is ook aktief
tegen benzimidazole resistente wormen.
Standaarddosering 1 ml per 5 kg schaap.
Endex is verkrijgbaar in 1 liter verpakking
en 2,5liter rugcontainer.
Ciba Animal Health Division:
na gezondheid de beste oplossing.

l

Animal Health Division

Ciba-Geigy Agro BV
Stepvelden 10, Postbus 1048
4700 BA Roosendaal
Telefoon 01650-97305
Fax 01650-59605

JSt

S Sa- !

Endex bevat per ml 50 mg triclabendazole en 37.5 mg levamisole hydrochloride. Raadpleeg bijsluiter voor gebruik. Wachttermijn vlees 42 dagen, melk 28 dagen. Reg NL 7252.

-ocr page 506-

VERBODEN GROEIBEVORDERAARS

livlh

In 1988 heeft de KNMvD zich naar
aanleiding van het toenmalige gebruik
van groeibevorderaars (te weten clenbu-
terol) uitgesproken voor een algeheel
verbod van clenbuterol in de vleeskal-
versector.

door Sophie Deleu

Het PVV heeft op 12 juli 1991 een
verordening uit doen gaan waarin het
gebruik van sympaticomimetische
groeibevorderende stoffen bij mestrun-
deren werd verboden. Hierin werd ech-
ter een uitzondering gemaakt voor clen-
buterol bevattende diergeneesmiddelen:
het gebruik ervan werd toegestaan bij
vleeskalveren gedurende de eerste 14
levensweken.

Inmiddels ontstond de Stichting Kwali-
teit Vleeskalveren die een vergaand con-
trolesysteem hanteert. Aangesloten
kalfsvleesproducenten gebruiken geen
groeibevorderaars.

Op 6 september 1991 werd duidelijk dat
Dopharma op grote schaal clenbuterol
produceerde en distribueerde. Op het
jaarcongres van de KNMvD 1991
leidde dit tot heftige discussies. De
KNMvD was er juist voorzichtig toe
over gegaan Dopharma te laten adverte-
ren in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. Naar aanleiding van deze discus-
sie besloot men Dopharma uit het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde te we-
ren. Dierenartsen stelden bovendien
voor niet meer bij Dopharma te kopen.

Na verloop van tijd bleek dat er acht
dierenartsen actief betrokken waren ge-
weest bij de distributie van clenbuterol.
Van deze groep waren er zeven geen lid
van de KNMvD, de achtste is dat
inmiddels ook niet meer.
Er waren nog 44 andere dierenartsen
verdacht. Het Hoofdbestuur heeft toen
gesteld dat zij zich voor de Ereraad
dienden te verantwoorden, indien het
om leden ging. De namen van deze
dierenartsen zijn de KNMvD nog niet
bekend.

De KNMvD is de afgelopen tijd regelmatig door de media benaderd om
uitspraken te doen over het gebruik van verboden groeibevorderaars en de
mate waarin de dierenarts daarbij betrokken is.

Om de lezer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het
gebruik en de distributie van deze middelen, met name van clenbuterol, volgen
hieronder een beknopt overzicht en een kort vraaggesprek met dr. Tj. Joma,
Algemeen Secretaris van de KNMvD en belast met deze materie.

Toen in het najaar van 1992 de eerste
processen werden gevoerd, is de affaire
weer opgerakeld. Vandaar dat het ge-
bruik van clenbuterol en andere groeibe-
vorderaars op dit moment weer volop in
de publiciteit is.

Bij het te woord staan van de media is
het de bedoeling van de KNMvD duide-
lijkheid te scheppen over de rol van de
dierenarts in deze kwestie. De KNMvD
is nadrukkelijk tegen het gebruik van
verboden groeibevorderaars en is van
mening dat het geen zin heeft geconsta-
teerde feiten in de doofpot te stoppen.
Bovendien keert de vereniging zich
daadwerkelijk tegen de in deze kwestie
kwaadwillende dierenarts. De gevolgen
van de handelingen van één dierenarts
zijn verstrekkend voor de beroepsgroep.

De KNMvD neemt wat dat betreft dus
een duidelijk standpunt in, dat verklaard
en toegelicht wordt door Algemeen
Secretaris, dr Tj. Jorna.

Hoeveel dierenartsen zijn betrokken bij
de distributie van clenbuterol?
Jorna: \'Er hielden zich 52 dierenartsen
mee bezig, toen op 6 september 1991 de
zaak aan het licht kwam. Deze dieren-
artsen verstrekten willens en wetens
clenbuterol.

Voor de duidelijkheid: Het gaat niet om
dierenartsen, die eerder clenbuterol ver-
strekten, maar daarmee opgehouden
zijn toen het werkelijk strafbaar werd.\'

Sommige dierenartsen voelden zich ge-
dwongen tot het verstrekken van clenbu-
terol. Hoe ging dat in zijn werk?
Jorna: \'Een aantal dierenartsen werd
door veehouders, veevoederfabrikanten
of veehandelaren onder druk gezet door
middel van chantage. Het kwam voor
dat veehouders bij de praktijk aanbelden
en clenbuterol eisten. Ze dreigden een
andere dierenarts te zoeken indien ze het
niet kregen. Dit betekende voor som-
mige praktijken een fatale inkomsten-
derving.\'

Hoe kan men deze dierenartsen aanpak-
ken en wat voor sancties worden hen
opgelegd?

Jorna: \'Indien het om leden van de
KNMvD gaat, kan men ze voor de
Ereraad ter verantwoording roepen. De
Ereraad kan de dierenarts in kwestie
berispen, een boete opleggen of royeren.
Helaas betekent royeren geen schorsing
van beroepsuitoefening. De gestrafte is
eenvoudig geen lid meer. Als sanctie is
dit niet effectief.

\'Sinds 1 oktober 1991 kan het veterinair
handelen van alle dierenartsen door het
Veterinair Tuchtcollege getoetst wor-
den. Het Tuchtcollege kan een waar-
schuwing geven, berispen of een boete
opleggen, maar kan de dierenarts ook
schorsen voor ten hoogste een jaar, of de
beroepsuitoefening totaal ontzeggen.
Dit is het belangrijkste verschil tussen
Tuchtcollege en Ereraad.
In deze clenbuterol-affaire kan het Vete-
rinair Tuchtcollege echter geen uit-
spraak doen, aangezien de affaire vóór 1
oktober 1991 gedateerd is.
Deze dierenartsen worden wel strafrech-
telijk vervolgd op basis van strafbare
feiten. De straffen bestaan in dit geval uit
berispingen, geldboetes of gevangenis-
straf\'

-ocr page 507-

Tijdens de redactievergadering van
\'Veehouder en Dierenarts\' op donder-
dag 8 april werd afscheid genomen
van drs. Bart Rutgers, die sinds sep-
tember 1986 eindredacteur was van
dit blad.

Prof. E.H. Kampelmacher was namens
de KNMvD voor deze gelegenheid ook
aanwezig, aangezien de Maatschappij
uitgever is van \'Veehouder en Dieren-
arts\'. \'Met hart en ziel was Bart vanaf de
oprichting van dit blad eindredacteur.
Hij heeft op elke uitgave zijn persoonlijk
stempel gedrukt\', aldus Kampelmacher.
De doelstelling van het tijdschrift is
voorlichting aan veehouders te geven op
het gebied van veterinaire geneeskunde.
Veel lof was er voor de manier waarop

• iTPk ■ n m

Bart er telkens in slaagde om moeilijke
materie zo te formuleren dat het voor
iedereen begrijpelijk werd.
Van de gelegenheid gebruik makend,
heette de voorzitter van de redactie de
nieuwe eindredacteur, drs. Sophie De-
leu welkom. Hij zei dat Barts inzet en
accuratesse niet zomaar overtroefd zou-
den worden.

Bart Rutgers zal zijn tijd weer voor
honderd procent invullen bij de Facul-
teit voor Diergeneeskunde bij de Werk-
groep Diergeneeskunde en Samenle-
ving. De redactie wenst hem veel succes
met het voltooien van zijn proefschrift
over ethische vraagstukken in de dierge-
neeskunde.

AFSCHEID BART RUTGERS

PRESENTATIE?
UW EIGEN
CREATIE!

Voor de cursus \'Presentatie? uw eigen
creatie!\' zijn nog enkele plaatsen be-
schikbaar.

Een dierenarts wordt in zijn of haar
werk regelmatig geconfronteerd met
presentatietechnieken, zowel in de
persoonlijke als in de zakelijke sfeer.
Iedere dierenarts dient daarom deze
presentatietechnieken te beheersen en
zichzelf te trainen in de vaardigheid
ervan.

Een uitstekende mogelijkheid om aan
deze training te werken biedt de cursus
\'Presentatie? Uw eigen creatie!\' die de
KNMvD voor haar leden ook in 1993
organiseert en wel op 10, 11 en 12 juni.
De aanvang is op de donderdagmiddag
en de afsluiting op de zaterdagmiddag.
Deze cursus wordt intern gehouden in
het Aparthotel te Delden en is bestemd
voor dierenartsen, leden van de
KNMvD, die werkzaam zijn in de prak-
tijk, het bedrijfsleven of bij de overheid.
De cursus heeft als doel de bevordering
van de persoonlijke en zakelijke presen-
tatie, waarbij onder meer aandacht
wordt besteed aan:

a) persoonlijke presentatie: het vergro-
ten van de vaardigheid in het houden
van inleidingen (opbouw van een
inleiding, gebruik hulpmiddelen,
persoonlijke presentatie);

b) zakelijke presentatie: het ontwikke-
len van ideeën en plannen voor een
goede presentatie van de eigen prak-
tijk, dienst of bedrijf waarvoor men
werkt.

De werkwijze is als volgt: leren door
doen; analyseren van geleerde activitei-
ten, het eigen functioneren daarin en
inzicht vergroten met behulp van the-
oretische modellen.

Om de deelnemers zoveel mogelijk aan
hun trekken te laten komen, is het
deelnemersaantal beperkt tot vijftien
personen.

Indien men interesse heeft in deelname
aan deze cursus, kan men voor informa-
tie en/of aanmelding contact opnemen
met Bertie Koekkoek of Marjoleine de
Mol, tel. 030 - 51 01 11 (bureau
KNMvD).

-ocr page 508-

inventarisatie
softwarepakketten

gezelschaps-
dierenpraktijk

Almelo

SPORTDAG, MET
AANSLUITEND BUFFET
EN

De Adviesraad Automatisering van de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
analyseert in opdracht van het GGG-
bestuur de situatie op het gebied van de
veterinaire automatisering met betrek-
king tot de gezelschapsdierenpraktijk.

Zojuist zijn de testrapporten gereedge-
komen van het VIP-pakket voor dieren-
artsen van MBVS en het VAMS-pakket
van de Novad BV.

Hiermee heeft de Adviesraad Automati-
sering de meest verkochte softwarepak-
ketten getest, namelijk: Test en Opinion
BV, Deltabron BV, Fysicom BV, Novad
BV en MBVS.

Belangstellenden kunnen één of meer-
dere testrapporten aanvragen bij de se-
cretaris van de GGG, drs. S.J. Kleinjan,
Biltstraat 455-457, 3572 AX Utrecht,
telefoon 030-523386 (praktijk) of 030-
310986 (privé).

H.A. Beijer
secretaris
Adviesraad
Automatisering

JAARCONGRES, MET ALS THEMA
ARBEID(S) GESCHIKT?
AANSLUITEND EEN VEELZIJDIG
AVONDPROGRAMMA

JAARVERGADERING KNMvD

1-2 oktober 1993,
Jaarcongres K.N.M.v.D., Almelo

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1993 voor de af-
leveringen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, kunnen vanaf
heden worden besteld.
De prijs van de banden bedraagt
dertig gulden (inclusief 17,5 %
BTW).

De banden zijn te bestellen door dit
bedrag over te maken op gironum-
mer 511606, ten name van de
KNMvD Utrecht, onder vermel-
ding van \'banden 1993\'.
Tevens zijn nog verkrijgbaar de
banden voor de jaargangen 1989
tot en met 1992.

-ocr page 509-

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Beersma, Mevr. J.J.; 1993; 6137 RJ Sittard;
Mozartstraat 21.

Brink, G.J. van den; 1993; 5171 EA Kaatsheuvel;
Juliana van Stolbergstraat 16.
Dijk, TA. van; 1992; 3527 XH Utrecht; Van
Bijnkershoeklaan 259.

Goossens, Mevr. M.M.C.; 1993; 3981 ZC Bunnik;
Lokhorstlaan 57.

Veerkamp, B.G.; 1993; 3512 CV Utrecht; Witte-
vrouwenstraat 36 bis.

□VERLEDEN

Op 11 april 1993 Drs. J. de Vries te Ueuwarden.

JUBILEA

K. van Horssen te Heerde, aanwezig, 35 jaar, 16
mei 1993

E.J.J.C. van Oostveen te Warmenhuizen afwezig,
30 jaar, 16 mei 1993

J.R. van der Lee te Losser, afwezig, 30 jaar, 16 mei
1993

Mevr. T. van Kekem-Pauw te Bruchköbel (Duits-
land), aanwezig, 30 jaar, 16 mei 1993
Mevr. M.J. van der Wal-Zoon te De Wijk afwezig,

30 jaar, 16 mei 1993

D.A.M. Franssen te Wernhout, afwezig, 25 jaar,
24 mei 1993

S. de Haan te Dalfsen, afwezig, 45 jaar, 26 mei
1993

P.C. van der Hooft te Klarenbeek, afwezig, 25 jaar,

31 mei 1993

W.H. van Hulzen te Amsterdam, afwezig, 55 jaar,
4 juni 1993

Dr. RJ. Bertels te Zevenaar, aanwezig, 40 jaar, 5
juni 1993

H.J.J. Luijerink te Bavel, afwezig, 35 jaar, 7 juni
1993

Dr. H.A. Brouwer te Hoofddorp, aanwezig, 40
jaar, 13 juni 1993

Geslaagd voor hel dierenartsen-examen van 31

maart 1993:

G.J. van den Brink

Mevr. C.P. Buitenhuis

Mevr. Y.M.M. EIbertse

Mevr. M.A.T Giesen

J. van \'t Hof

Mevr. E.G. Meijs

Mevr. A. Moene

B.C. Veerkamp

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van 2
april 1993:

Mevr. E.C.G.M. Kral

MUTATIES

201 Balhuizen, Mevr. A.D.; 1992; 3039 LW
Rotterdam; Statensingel 148 A; tel. 010-
4674595; wnd.d.

202 Bartels, J.W.A.M.; 1983; 7627 NZ Borner-
broek; Tusveld 2; tel. 05408-41923 privé,
41220 prakt.; p., geass. met J.H.A. ter Keurs.

202 Bartels-Hubert, Mevr. E.M.; 1983; 7627 NZ
Bornerbroek; Tusveld 2; tel. 05408-41923
privé, 05490-14510 prakt.; p., geass. met
Mevr. A.H.F. van Tilburg.
207 Bil, A.P.J.; 1975; 4371 SB Koudekerke;

Breeweg II; tel. 01185-3358 privé, 01180-
33803 prakt.; p., geass. met L.A. van Dijk;
plv.i. R.VV kring II.

348 Bogaard, C.A.; 1992; 18200 U Celle
(Frankrijk); "Les Jilliardes" Ruette a Bac-
chus; tel. 09-33-48610630 privé; p., medew.
bij X. Auperin.

210 Bommer, Mevr. M.; 1992; 9104 DN Dam-
woude; Ds. Germsweg 91; tel. 05111-2631
prakt.; p., medew. bij G. Houwer (part-time).

212 «Bottelier, H.C.; 1939; 6861 AJ Oosterbeek;
Valkenburglaan 35 - B61; tel. 085-341053;
r.d.

214 »Brink, G.J. van den; 1993; 5171 EA Kaats-
heuvel; Juliana van Stolbergstraat 16; tel.
04167-75891; p.

216 »Buitenhuis, Mevr. C.P.; 1993; 3572 RZ
Utrecht; Goedestraat 122 bis; tel. 030-
711805; wnd.d.

218 Claus, H.; 1986; 7064 HZ Silvolde; De
Holtplaats 20; tel. 08350-26261 privé,
08340-23212 tst. 3 bur.; fax 08340-60494;
plv. dir./hfd. lok. 1 - R.VV kring Doetin-
chem.

219 Cornelissen, Mevr. B.P.M.; 1990; 8212 DE
Lelystad; Rozengaard 13-12; tel. 03200-
32718 privé, 030-531323 bur.; wet. medew.
R.U. (FD., vkgr. Alg. Heelkunde en Heel-
kunde der Grote Huisd.).

224 Dobbenburgh, O.A. van; 1990; 5091 SL
Middelbeers; Westelbeersedijk 93; tel.
04244-3529 privé, 04254-2402 prakt.; fax
04254-2302; p., geass. met C.W.M. Augu-
stijn, J.M. Berger, FW. Berndsen, G.C. Char-
pentier, J.W. Eshuis, M.J.J. van der Linden,
G.W.Th. Mourits, J.A.M. Vermeer, A.R.L.
de Vries en H.J.H. van Wijk.

229 \'EIbertse, Mevr. Y.M.M.; 1993; 3524 ZA
Utrecht; Furkabaan 79; tel. 030-896213;
wnd.d.

231 Feenstra, Mevr. C.I.; 1981; 8607 DJ Sneek;
Penningkruid 48; tel. 05150-20825 privé,
12112 prakt.; p., medew. bij Mevr. J.J.
Bakker en J. Gutteling.

235 \'Gent, R.J.M. van; 1991; 8212 DE Lelystad;
Rozengaard 13-12; tel. 03200-32718 privé,
21201 prakt.; p., geass. met A. Binksma en
J.R. Jansen.

236 «Giesen, Mevr. M.A.T; 1993; 3512 EB
Utrecht; Keizerstraat 146; tel. 030-342018;
wnd.d.

242 Hanje, Mevr. A.W.; 1992; 9626 AP Schil-
dwolde; Schildwolderdijk 45; tel. 05982-
1558; wnd.d.

244 Hebeda, Mevr. S.E.; 1992; naar het buiten-
land.

350 Hebeda, Mevr. S.E.; 1992; St. Columb Ma-
jor, Cornwall TR9 6AX (Engeland); c/o
Penmellyn Vet. Centre; d.

245 Hendriks, A.F; 1990; 6825 DM Arnhem;
Hamerdenstraat 8; tel. 085-610100 privé;
wet. medew. R.U. (F.D., vkgr. Alg. Heel-
kunde en Heelkunde der Grote Huisd.).

246 Hendriks, Mevr. S.D.; 1991; 3572 GM
Utrecht; Griftstraat 3 bis; tel. 030-710775;
wnd.d.

249 \'Hof, J. van \'t; 1993; 3551 EG Utrecht; 2e
Daalsedijk 169; tel. 030-420157; d.

252 Huisinga-de Groot, Mevr. J.B.M.; 1979;
7101 PE Winterswijk; Lageweg 4; tel.
05430-18950; wnd.d.

254 Jacobs, H.J.A.; 1985; 7511 LL Enschede;
Stinsburg 36; tel. 053-329403 privé, 324292
prakt.; p., medew. bij Dr. A. Zikken.

254 Jacobs, RH.M.M.; 1987; 4735 SP Zegge;
Leemstraat 23; tel. 01650-59368 privé,
65800 prakt.; p., geass. met A.J.C. Bakx,
B.J.A.M. Boschker, B.A. ten Bruggen Cate,

A.J.M. Meesters, J.F.J. Segers en J.M. Ver-
bocht.

258 Kaaij, Mevr. M. van der; 1991; 3512 ES
Utrecht; Ambachtstraat 8; tel. 030-340419
privé, 537563 bur.; specialist in opleiding bij
R.U. (FD., vkgr. Geneesk. van Gezel-
schapsd.).

258 Kalfsbeek, Mevr. E.A.; 1991; 8491 DG
Akkrum; F. Kuipersstraat 20; tel. 05665-
1436 privé, 2255 prakt.; p., medew. bij J. van
der Heide, G.A. Hooijer en M. Sevinga.

259 Kar, P.J.C.M. van de; 1959; 4818 PB Breda;
Baronielaan 39; tel. 076-149824; d.

260 Keune, Mevr. N.M.; 1992; 7981 BL Diever;
Tusschendarp 12; tel. 05219-3963 privé,
1378 prakt.; p., medew. bij J.A. Glas (part-
time).

266 »Kral, Mevr. E.C.G.M.; 1993; 3583 RV
Utrecht; Vossegatselaan 66; tel. 030-512860;
wnd.d.

272 Lijphart, Mevr. H.A.; 1991; 1722 GV Zuid-
Scharwoude; Voorburggracht 214; tel.
02260-13330; wnd.d.

279 «Meijs, Mevr. E.G.; 1993; 3524 BD Utrecht;
Oldambt 71; tel. 030-884732; wnd.d.

281 «Moene, Mevr. A.; 1993; 3512 BV Utrecht;
Boothstraat 17 H; tel. 030-367182; wnd.d.

282 Moorman, G.H.; 1986; 5704 KX Helmond;
EIbeplantsoen 81; tel. 04920-14890 privé,
15977 prakt.; p., geass. met Mevr. J. Moor-
man-Roest.

282 «Moorman-Roest, Mevr. J.; 1986; 5704 KX
Helmond; EIbeplantsoen 81; tel. 04920-
14890 privé, 15977 prakt.; p., geass. met
G.H. Moorman.

359 Pellicaan, C.H.P; 4247 EG Kedichem; Lin-
gedijk 75; tel. 01831-1336 privé, 030-
532066 bur.;apotheker. Apotheek R.U.
(F.D.).

296 Putten, H. van; 1973; 8731 BC Wommels;
Van Sminialaan 1; tel. 05159-31587 privé,
31387 prakt.; bx 05159-32454; p., geass.
met P.D. Dankert en H.H. Poppinga.

297 Raamsteeboers, G.H.M.; 1988; 4921 VK
Made; Meeuwenlaan 23; tel. 01626-86763
privé, 83650 prakt.; p., geass. met K. Hesse-
ling, E. van Koesveld en S.Tj. Westendorp.

299 Ritsema van Eek, Mevr. C.; 1992; 3572 HE
Utrecht; Poortstraat 75 bis; tel. 030-710719
privé, 03408-88777 prakt.; p., medew. bij R.
Blanken.

302 «Rulkens, R.J.; 1978; 4902 AG Oosterhout
(NB); Bouwhngstraat 27; tel. 01620-60443
privé, 36910 bur,; fax 01620-60827; dir. R &
W Bioresearch, Farmaceutisch Lab.

303 Sar, J.C. van der; 1967; 7241 JG Lochem;
Barchemseweg 98; tel. 05457-71270 prakt.;
p., geass. met M.J.W. Bussink, L. de Haan, P.
den Hartog, G. Moolhuizen, J. Prins en L.F.
van de Velde.

306 Schrage, A.H.; 1981; 3235 RC Rockanje;
Vroon weerde 7; tel. 01814-1818 privé,
01815-4906 prakt.; p.

311 «Smit, W.; 1982; 2021 VP Haarlem; Kloos-
terstraat 48 H; tel. 023-256543 privé; p.,
medew. bij A.J.M. van Vliet.

324 «Veerkamp, B.G.; 1993; 3512 CV Utrecht;
Wittevrouwenstraat 36 bis; tel. 030-331952;
d.

324 Velden, O.R.M.W. van der; 1992; 3572 KV
Utrecht; A. Numankade 67 bis; tel. 030-
732543; wnd.d.

330 Voncken, L.M.P.; 1986; 5712 SR Someren;
Kanaaldijk Zuid 63; tel. 04953-542 privé,
04951-32957 prakt.; p., geass. met L.O.
Scholma en M. Sinke.

332 Vries, W. de; 1973; 9281 NR Harkema; De
Bosk 6; tel. 05124-4161 privé, 05121-2650,

-ocr page 510-

05124-1344 prakt.; p., geass. met T.F. Roest.
332 Vrieselaar, H.; 1979; 8531 PX Ummer;
Straatweg 19; tel. 05146-5851 privé, 4433
prakt.; fax 05146-6303; p.
337 Westerhout, A.C.C.; 1991; 9902 LK Appin-
gedam; S^r. Holscherlaan 77; tel. 05960-
27228 privé, 05902-1662 prakt.; p., geass.
met E. Havinga, P.W. Pastoor en A.M.
Weitenberg.

339 Wiessenhaan, Mevr. S.N.; 1992; 3512 CV
Utrecht; Wittevrouwenstraat 36 bis; tel. 030-
331952 privé, 01820-14588 tst. 334 bur.; d.
G.v.D. West- en Midden-Nederland; wet.
medew. R.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en
Voortpl.).

341 Winkel, G.Ph. te; 1972; 5441 XV Oefifelt;
Scheerdersstraat 2; tel. 08856-2908 privé,
08855-89922 tst. 238 bur.; d. Euribrid B.V
346 \'Wools, T.J.M.; 1981; Paradera (Aruba);
Sero Preto 19; tel. 09-297-8-31753 privé,
21720 prakt.; fax 09-297-8-26436; h. VD.
Aruba; p., geass. met P Barendsen.
344 Zomer-Mateboer, Mevr. R.W.; 1987; 4614
AL Bergen op Zoom; Mozartlaan 33; tel.
01640-52332 privé, 65487 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. M.C.B. Kampen.

CURSUSSEN
VOORJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Praktische anaesthesie gezelschapsdieren

(/■965,-)

2 dagen op afspraak (93/33)

Heroriëntatie op gezelschapsdierenpraktijk

(/■ 4.420,-)

6 aaneengesloten weken van vijf dagen op af-
spraak (93/31)

Praktische Anaesthesie paard

(/• 1.375,-)

17, 18 en 19 mei 1993 (93/140)
Ziekten en chirurgie bij knaagdieren

t^435,-)

26 mei 1993 (93/42)

Veterinaire Apotheek I Gemengde Praktijk

(ƒ1.100,-)

2, 3 en 4 juni 1993 (93/47)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Praktische Röntgenologie Gezelschapsdieren

(ƒ525,-)

5 juni 1993 (93/21)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
vooijaar 1993.

Mei

17—19 PAO-D cursus: 93/34 Verbanden en
Spalken bij Gezelschapsdieren.

18 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

18 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

21 Symposium on Veterinary Specialization in
Europe (A meeting of specialists, European
specialist organizations and others interested
in Veterinary Specialization in Europe),
Luxembourg, Centre Europeen. Informa-
tion: European Association for Veterinary
Specialization, Am Kirchplatz 2, D-6588
Birkenfeld, Germany, phone (49)-6782-
2329.
(Meer informatie bij redactie Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde).

22 en 23 Antwerpen, provinciehuis. \'Endocri-

nological and Reproductive Problems in
Dog and Cat\', Porf. dr. Ed Feldman (Univ.
of California, Davis). \'Interpretation of la-
boratory Results and Usefullness of the
different Laboratory Tests in specific case
histories\'. Dr. Peter Bloxham (Bloxham
Veterinary Laboratories, Devon UK). Infor-
mation: dr. R. Lippens, tel. 32.3.658.25.35
or 32.3.658.88.27.

25 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

25 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

26 PAO-D cursus: 93/42 Ziekten en Chirurgie
bij Knaagdieren

26 Algemene ledenvergadering AUV, congres-
centrum Papendal, Arnhem.

26— 28 25. Jahresversammlung der SVK in
Interlaken. Hauptthema: Onkologie.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven
Schieten voor dierenartsen te Biddinghui-
zen. De organisatie is in handen van Boeh-
ringer Ingelheim BV.

27 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

27 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

27 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor dierenartsen in Biddinghui-
zen. Organisator: Boehringer Ingelheim BV.

27— 29 24. Jahresversammlung der Schweize-
rischen Vereinigung für Kleintiermedizin in
Interlaken. Anmeldungen sind erbeten bis
zum 12. april an dr. Peter Bieri, Polieregasse
2, CH-3400 Burgdorf/Schweiz, tel. 034-
226633.
(Meer informatie: redactie Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde).

31— 4-6 Congres Veterinair Historisch Ge-
nwuschap (VHG).

31 — 5 26th international congress on the Hi-
stiiry of Veterinary Medicine, Amersfoort/

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde,
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, fax. 030-516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100;
Gironummer van de ABN 1412.

Utrecht. Congress secretariat; 030-534638
(fax: 531407).
(meer informatie: redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde)

Juni

1 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

2, 3 en 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

5 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Oost-Nederland te Deventer, aanvang
13.30 uur. Zie p.

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

9 Bijeenkomst voor vrouwelijke dierenartsen
in de regio Utrecht. Plaats: KNMvD-kan-
toor. Aanvang: 19.30 uur (Regionale con-
tactvrouw: Angelie Braakman, tel. 030-
871419).

10 Bijeenkomst Groep Gezondheids- en Kwa-
liteitszorg, collegezaal C101, Yalelaan 1, De
Uithof, Utrecht. Aanvang: 13.45 uur. Di-
verse sprekers houden inleidingen over
Scrapie en BSE.

10 Klinische avond De Wagenrek (4 sprekers).
Motel Westend, aanvang 20.00 uur.

10 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

12 Open dag InstruVet B.V., Amerongen, ka
steel Amerongen, Industrieweg Noord 6c
Aanvang: 13.30 uur.

12 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen
Plaats: 2^lencentrum \'De Adelaar\' te Box
tel, aanvang 13.30 uur. Zie p.

17 Algemene ledenvergadering Groep genees
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek
aanvang 20.00 uur.

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28 7th Worid Conference on Animal Produc-
tion, Edmonton, USA. Information: Uni-
versity of Alberta, Edmonton, Alberta T6G
2P5, phone (403) 492-3232.
(Meerinforma
tie bij redactie Tijdschrift voor Dieregenees-
kunde)

28— 2-7 Worid Congress Animal Production,
Edmonton, Canada.

Juli

2— 4 Second Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
(ECVS) at the Robinson College in Cam-
bridge, Great Britain. For more information:
Dr. Brigitte von Rechenberg, Secretary
ECVS, Winterthurstrasse 260,8057 Zürich,
Switzerland, tel. 41-1-2651456 (fax:
3130384).

Augustus

7- 11 Sixth International Congress Euro-
pean Association for Veterinary Pharmaco-
logy and Toxicology at the University of
Edinburgh. Information: Hamish Macan-
drew, UnivEd Technologies Ltd 16 Buc-
cleuch Place, Edinburgh, Scotland UK EH8
9LN, tel. 031-6503476 (fax: 6532)
(meer
informatie: redactie Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde).

27- 29 lOth Annual congress European So-

-ocr page 511-

ciety of Veterinary Dermathologv. Aalborg,
Denmark (ESVD 1993). Program chair-
man: dr. Kristian Pedersen, Aalborg Ani-
mal; Hospital, Frederikdstadvej 10, DK-
9200 Aalborg SV, Denmark
(Meer informa-
tie bij redactie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde).

September

7 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

7 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor co-assistenten (de zgn. Coass-
Cup) in Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim BV.

10- 11 9th Scientific Meeting of the European
Embryo Transfer Association (AETE),
Lyon (inf. J. A. H. van Lieshout, tel. 04905-
2444).

14 Ledenvergadering Afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant \'De Waever\' te
Heythuysen.

14 Afdelingsvergadering van de afdeling Zee-
land, 15.00 uur. Hotel Arneville, Middel-
burg.

14 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

15 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren. Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

21 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

21 Afdeling Overijssel KNMvD. hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

22 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

23 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

1— 2 Jaarcongres KNMvD.
6— 9 Second International Congress of Or-
thopaedics in Ungulates in Vienna, clinic of
Orthopaedics in Ungulates. Veterinary Uni-
versity Vienna, Linke Bahngasse 11, A-
1030 Vienna. Tel. 0222-71155-371 DW
(fax: 549 DW)
(Meer informatie: redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde),
b- 9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
Congress-office: CPO Hanser GmbH,
Schaumburgalle 12, D-1000 Berlin 19. Tel.
(0)30-3053131 (fax: 3057391.

14 Najaarsdag Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

24— 29 llth. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).

November

njrmzsisz.

5— 7 The First Amsterdam Management
Course. Groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren i.s.m. PAO-D cursus 93/100.

13 Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen.

15— 19 Curagao Tropical, International Trade
Center Willemsstad, Curasao. Inschrijving
en algemene informatie: Trait d\'Union, Ant-
woordnummer 11560, 1000 RA Amster-
dam. (meer
informatie: redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde).

26 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

27 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, De Reehorst te Ede.

December

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

14 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD

14 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Groningen-Drenhe te
Zeegse.

14 Ledenvergadering afdeling Gelderland
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

14 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek.
aanvang 20.(X) uur.

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-

Geef dan de voorkeur aan CALOL I

CALOL bevat als werkzame stof het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dit geeft reeds In de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ca-ionen. waardoor er een snelle opname In
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeft tevens Invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuit het bot en er meer vrij, aktief calcium In
het bloed komt.

Doordat het Calciumchlorlde van CALOL Is In-
gekapseld in Soyaboonolle heeft het geen
prikkelende Invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk in kontakt met het maagslijmvlies.

Éüi

Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken. Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).
21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

1994
maart

Calol

(!)

Gebrek aan Calcium?

2- 5 9th DVG Congress on Avian Diseases,
Auditorium of the Medizinische Tierklinik
of the Veterinary Faculty, Ludwig-Maximi-
lians-Universitaet, Muenchen, Koningin-
strasse 16, D-80539. Information: phone
(89)-3156l970.

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in te
geven. De koe vindt het zelfs lekker.

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van melkziekte aanzienlijk.
Tevens kan het preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon è 450 gram:

Calciumchlorlde 2H2O 180,0 g

Magnesiumchloride 3,6 g

Soyaboonolle 126,0 g

Gedemineraliseerd water 140,4 g

Toepassing en dosering

CALOL is een voedingssupplement dat bij cal-
cium- en/of magnesiumtekort kan worden toe-
gediend.

1ste flacon - zodra de koe weer overeind staat,

meestal na een Ca/Mg infuus
2de flacon ■ 12 uur later

Ter preventie:

1 ste flacon - 24 uur vóór het afkalven
2de flacon - direkt na het afkalven
3de flacon - 12 uur na het afkalven
4de flacon ■ 24 uur na het afkalven

Vetin Nederland BV

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

w

-ocr page 512-

Gevraagd m.i.v. 1 juni 1993 een

DIERENARTS m/v

De taak van de te benoemen assistent zal bestaan uit algemene werkzaamheden,
met name in de rundveehouderij. Kandidaten, die over een achterwacht beschikken,
verdienen de voorkeur. Bij gebleken geschiktheid bestaat de mogelijkheid tot
associatie. Sollicitaties binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad richten aan
Dierenkliniek Marum, Hoornweg 60, Postbus 16, 9363 ZG Marum.

Dierenartsenpraktijk IJsselsteyn, een gemengde praktijk in Noord Limburg, zoekt op
korte termijn een

DIERENARTS m/v

De nadruk zal liggen bij de pluimvee. Enige ervaring strekt tot aanbeveling.
Schriftelijke sollicitaties gaarne binnen veertien dagen na verschijnen van dit
tijdschrift richten aan: D.A.P. IJsselsteyn,

Pottevenweg 6, 5813 BJ IJsselsteyn.

Zo spoedig mogelijk gevraagd

DIERENARTS
m/v

in grote gezelschapsdierenpraktijk.
(Oosten van het land.) Specialisatie
of ervaring strekt tot aanbeveling.
Mogelijkheid tot overname op korte
termijn aanwezig.

Brieven met C.V. richten aan de Re-
dactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht onder nummer 19/93.

HBO-opleiding ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N A.A S.) organiseert In samenwerking met de
Stichting N.V.V.F. wederom haar succesvolle
Acupunctuurcursus voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi, fysiothera-
peuten, mensendlek(st)ers en cesarlsten.

De opleiding begint op 9 oktober 1993 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent Is Drs. G A, van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Hand-
boek voor Acupunctuur.

Voor Informatie en toezending van de brochure
kunnen belangstellenden schrijven naar:
Administratie cursus N A.A S./N.V.V.F., post-
bus 177, 1200 AD Hilversum of bellen met
035-834456 (na 19.00 uur).

Ziekenfondsen en Ziektekosten-verzekeraars
accepteren het C-dIploma van de N.A.A.S. bij
vergoedingen van acupunctuurbehandelingen.

-ocr page 513-

auripÊak

20

stuks

m ATTACHATAG

Zomerwrangpreventie in
kombinatie met l&R-oormerk

Door toevoeging van een specia-
le bevestigingspijl aan het l&R -
oormerk kan heel eenvoudig een
Auriplak vliegenplaatje aan het
l&R oormerk worden bevestigd.
Indien niet reeds een vaste pijl
werd aangebracht kan er later
altijd nog gekozen worden voor
een pijl die ook achterafkan wor-
den bevestigd ("clip-on"pijl).

Uitgebreid veldonderzoek in 1991
en 1992 heeft onomstotelijk
bewezen dat Auriplak in kombi-
natie met het bevestigingspijltje
het
meest veilige systeem is met
de minste risiko\'s voor het dier.

lastend voor het dier, de speciale
vorm geeft vrijwel geen risiko
van aanhaken aan (voer)hek of

Het Auriplak "attachatag" bevesti-
gingssysteem heeft voor de vee-
houder duidelijke
voordelen: in
de eerste plaats is het
diervrien-
delijk:
door het lage gewicht
(slechts 13 gram) nauwelijks be-

Door aan het l&R-oormerk een pijl aan te brengen
kunnen Auriplak insecticide oorplaatjes eenvoudig
worden bevestigd.

draad. Auriplak "attachatag" kan
heel eenvoudig worden bevestigd:
voor het aanbrengen Is geen tang
nodig. Het verliesrisiko voor zowel
l&R oormerken als vliegenplaatjes
bleek verwaarloosbaar klein te zijn*.

En last but not least: Auriplak oor-
plaatjes met als werkzame stof het
pyrethroïde cypermethrin staan
reeds jarenlang bekend om hun
effektivltelt tegen vliegen op
rundvee. Toepassing van deze oor-
plaatjes (2 per dier) helpt
zomerwrang te voorkomen!

Virbac Nederland, Postbus 313,
3770 AH Barneveld,
tel. 03420-93008

Auriplak insecticide
oorplaatjes ter
voorkoming van
zomerwrang kunnen
aan het l&R-oormerk
worden bevestigd.

* Onderzoek
uitgevoerd door de
Gezondheidsdiensten
voor Dieren in Oost
Nederland, Drs. J. Sol

....als u kiest voor veiligheid

yirbac

-ocr page 514-

WELK BEDRIJF WAS HET
EERST AUJESZKY-VRIJ?

Bl-produkten
voor varkens:

Bisolvomycin
Bisolvon
Effortil
Finalgon
Ingelvac
Aujeszky MLV
Praxavet
Vereen

A: In Winterswijk

B: In Diessen

C: In Alkmaar

Heel juist. In Winterswijk begon
de Victorie. Met het Gl-negatieve
Ingelvac Aujeszky MLV, ontwik-
keld door Boehringer Ingelheim.
Een wapenfeit, dat best even
onder de aandacht mag.

Waarmee we niets af willen doen
aan het goede werk dat in
Diessen geschiedt. Met zorgvul-
dig enten volgens intensieve
schema\'s, het enten van echt ^lle
dieren en afbakening van het
gebied, worden ook daar resul-
taten geboekt.

Maar ook Ingelvac Aujeszky MLV
heeft zich volledig bewezen als

BOEHRINGER
INGELHEIM
INNOVATOR
IN VARKENS-
GEZONDHEID

effectief produkt. Dat bovendien
aantrekkelijke pluspunten biedt:
goedkoop en uiterst praktisch in
gebruik. Dat laatste dankzij de
handige overloopnaald, waarmee
het oplosmiddel razendsnel kan
worden toegevoegd.
Bovendien blijft Ingelvac Aujeszky
MLV langer "levend" in het spe-
ciale lichtwerende flesje en is het
verkrijgbaar in verpakkingen van
10, 25 en 50 doses.
Vlug, veilig en voordelig, derhalve.
Niet voor niets zijn alleen in
Nederland al meer dan 30 miljoen
doseringen gebruikt!

...En mocht u tóch hokje nr. C aan-
gekruist hebben: dat is inderdaad de
plaats waar u ons kunt bereiken, als
u meer informatie wilt Een belletje
volstaat

Boehringer
Ingelheim

INGELVAC

-ocr page 515-

n JUNI 1993
DEEL 118 AFLEVERING 11
ISSN ÜÜ4Ü - 7453

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

f r C L ■

Waarnemingen bij ter sectie
aangeboden geiten

Een paard met Grass sickness

Ethiek en nieuwe technologische
toepassingen bij dieren

Oorzaken van de ontstane
pseudovogelpestproblematiek

Peerdepieten 1993: weer zoals
het hoort

Gezondheid van de varkenshouder

Stichting Dienstverlening
dierenartsen van de KNMvD

Kadercursus voor beginners

Jaarcongres en Sportdag 1993

-ocr page 516-

Hier kan
geen dubbele dosis

tegenop.

Eén dosis Terra mycin*/LA
geeft betere rt\'sidtaten dan een
diilthele dosis (20 mg/kg) gewone
oxytetracycline 10% injectie. Dit
is de uitkomst van een onderzoek.

In dit onderzoek liehben we
kalveren eerst niet oxytetracycline
geïnjecteerd en vervolgens, na 48
uur, kunstmatig met Pasteurella
haemolytica. En dan blijkt zon-
neklaar (lat Terramyein®/LA de

Animal Health

klinisrhe symptomen vele malen
effectiever bestrijdt dan de dub-
bele dosis oxytetracycline 10%.

Dat geldt voor de bestrijding
van Pasteurella haemolytica bij
kalveren. Maar bet is ook op
dezelfde manier aangetoond bij de
bestrijding van pleuropneumonie
hij varkens.

Eén dosis Terramyein®/LA ver-
mindert de klinische symptomen
aanzienlijk. En dat konden we na
toediening van een <lul>l)ele dosis

oxytetracycline niet zeggen.

Deze uitkomsten bevestigen liet
eerder gedane farinacokinetische
onderzoek: hetere seruniconeen-
traties na 36 uur, betere halfwaar-
detijd en betere biologische be-
scliikbaarheid.

Wilt u dus de beste resultaten
kies dan voor Terraniycin®/LA.

Teriamycin/LA

Klinische proeven
zijn het levend bewijs.

Pfizer B.V., Animal Health Division, Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d IJssel, tel. 010 - 406 42 00

-ocr page 517-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

journal of the royal netherlands veterinary association

DEEL 118, AFLEVERING 11,1 JUNI 1993

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Waarnemingen bij ter sectie aangeboden geiten; J. P. W. M. Akkermans en J. J. Pekelder 361

KLINISCHE LESSEN

Een paard met Grass sickness; I. P Leenderlse 365
OVERIGE ARTIKELEN

Ethiek en nieuwe technologische toepassingen bij dieren; M. Linskens 367

BOEKBESPREKING 369

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Oorzaken van de ontstane pseudovogelpestproblematiek; J. C. van den Wijngaard 370

Geneesmiddeleninnovatie, Europa en politiek 373

Promoties 373

Peerdepieten 1993; weer zoals het hoort 374

Italiaans vergaderen 375

UKG en dierenarts hebben gemeenschappelijk belang; T. Willemse 376

Gezondheid varkenshouder 377

Open Dag 377

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE 377

MEDEDELINGEN VHI 378

MEDEDELINGEN VD 380

INGEZONDEN 381
VRAAG EN ANTWOORD

Tekenkoorts; H. P Meyer 381

Zeer zwaar afgekalfde vaars; G. Schuijt 382

REFERATEN 383

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 384

Vervolg op volgende pagina / for contents see next page

WETENSCHAP

ACTUA

®

©

Dit nieuwe type anti-parasitaire band bevat Amitraz (9 %).
Preventie helpt besmetting met door teken overgebrachte
ziekten te voorkomen.

ANTI-TEKEN BAND VOOR DE HOND

4 maanden
werkzaam
Voorkomt
aanhechting
en doodt teken

virbac

-ocr page 518-

COLOFON

hoofdredactie

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Mw. dr. I. van der Gaag

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

wetenschappelijke redactie

Dts. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricfit)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Don-estein (Uuecht)

Drs. w. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof. dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. s. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M.W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kniif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van U^tijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Lelysud)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Uirecht)

Prof. dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schal (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof. dr. J. De Schepper (Gent, België)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. P. F G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F M. van Zutphen (Utrecht)

bureau-redacteur

R. G. J. M. Haring
redactie adviesraad

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll/£ax 030-51 1787).

abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is hel verenigings-
üjdschrift van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.

De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde en voor niet-dierenartsen wordt vastgesteld door
het Hoofdbestuur.

postgiro/bank

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD, Juliana-
laan 10, Utrecht.

Algemene Bank Nederland N.V, Postbus 30, 3500 AA
Utrecht, nr. 55 50 48 861 en Crediet en Effertenbank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

druk

Dnikkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 03462-61304,
fax 03462-64565).

advertenties

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 II. Fax. 030-511787

secretariaat
stafmedewerkers

chef de bureau

vacaturebank

administrateur

hoofdbestuur

Prof. dr. E. H. Kampelmacher, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Gitfel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

385
385

390

390

391

391

392

392

393

394

boekbespreking
studentenreferaten

KNMVD

maatschappijnieuws

Verslag cursus intrede in de praktijk
Stichting dienstverlening dierenartsen van de KNMvD
Arbeidsongeschikt of ongeschikte arbeid?
Kadercursus voor beginners

Sportdag 30 september 1993: voetbal in Delden; J. Hagendijk
personalia
pao-diergeneeskunde
doorlopende agenda

361

365
367

CONTENTS

original papers

Results of post-mortem examinations of goats; J.P.W.M. Akkermans and J.J. Pekelder

clinical papers

A horse with Grass sickness; /. P. Leendertse

other papers

Ethics and new technological applications in animals; M. Linskens

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-4).
De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke — direct of indirect — het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de
inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op welke

andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmantal Science / Index-
Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 519-

Onze opdrachtgever is een succesvol, internationaal opererend
concern met een sterke positie binnen de farmaceutische, biotechnologische en
veterinaire markt. Het concern voert wereldwijd een breed scala aan bekende veterinaire
geneesmiddelen waarmee men via vertegenwoordigingen ook een goede positie binnen de
Nederlandse markt heeft verworven. Een sterk opererende Research & Development Afde-
ling maakt het mogelijk om op korte termijn een aantal innoverende specialités te introdu-
ceren. Mede gezien het belang van deze introducties heeft men besloten een zelfstandige
Animal Health Division binnen de Benelux te vestigen.

Om van deze vestiging een succes te maken zoeken wij twee ervaren

DIERENARTSENBEZOEKERS

die de ambitie hebben om over enkele jaren door te groeien naar

sales en/of product manager

Het werkterrein

Binnen het rayon is de Dierenartsen-
bezoeker verantwoordelijk voor het realise-
ren van de marketingdoelstellingen. Doel-
stellingen die mede door jou, als ervaren
rayonmanager, geformuleerd en geconcre-
tiseerd zullen worden. Meer dan ooit be-
paal je in deze belangrijke introductiefase
het gezicht van de firma. Het spreekt dan
ook voor zich dat kennis van de markt,
stevige banden met en interesse in de doel-
groep, alsmede bewezen commercieel re-
sultaat een absolute must zijn.

Wie zoeken wij?

Onze kandidaat werkt tussen de 3 en 5 jaar
als Dierenartsenbezoeker en heeft com-
merciële ervaring opgebouwd in met name
anti-bacteriële en anti-inflammatoire
producten voor landbouw-huisdieren en
gezelschapsdieren. Ervaring in de promo-
tie van een endoparasiticide is een pre.
Beheersing van de Engelse taal, zowel mon-
deling als schriftelijk, is noodzakelijk.
De ambitie om met de firma mee te groeien
dient aanwezig te zijn.

Wat kun je verwachten?

Een uitdagende en zelfstandige functie bin-
nen een professioneel opererend concern
dat zich kenmerkt door een informele sfeer
en een plezierig werkklimaat. Als onder-
steuning van jouw dagelijkse taak kun je
gebruik maken van een team van profes-
sionals.

Het spreekt voor zich dat een uitstekend
pakket primaire en secundaire arbeids-
voorwaarden wordt geboden. Ook de vol-
gende stappen in je carrière worden be-
sproken.

Heb je belangstelling voor deze veelzijdige
baan en/of wil je meer informatie, neem
dan zo snel mogelijk telefonisch contact
met ons op of stuur een korte bondige brief
met c.v. aan:

SMC, Postbus 486, 3720 AL Bilthoven.
Telefoon: 030-250640 - Fax: 030-292404

Uiteraard worden persoonlijke gegevens
strikt vertrouwelijk behandeld en niet zon-
der toestemming aan de opdrachtgever
verstrekt.

SMC is specialist in werving en selectie binnen de farmaceutische industrie,
voor functies op alle niveaus.

SMELT MANAGEMENT CONSULTANCY —^^—^

Werving en Selectie Executive Search

Postbus 486 - 3720 AL Bilthoven

VOOR MENSEN MET TOEKOMSTVISIE

-ocr page 520-

GEEN STUKJE

BLUFT
ONBEHANDELD!

Coopertix houdt rundvee vliegenvrij.

C;oopertix poiir-on (2% cyhalothrin) biedt rund-
vee een uitstekende bescherming tegen vliegen.
Een (x)<)pertix-behandeling vermindert het aantal
irriterende insekten op de huid van het dier met

meer dan 9.5%.

Coopertix komt overal
door de
speciale
olie-
oplossing.

Behandelen
met C-oopertix
is dankzij de
pour-on
methode erg
eenvoudig. Een kleine hoeveel-
heid Coopertix (10 ml) op de rug
van de koe uitgieten tu.ssen de schouderbladen is
alles wat u hoeft te doen.

Dankzij de unieke olie-oplossing verdeelt
Coopertix zich snel en grondig over de geliele
huid van de koe, zonder te irriteren, (ieen stukje
wordt hierbij overgeslagen, zodat Cloopertix over-
al zijn werk kan doen.

Zonder
vliegen de
zomer door.

(k\'durcnde het
weideseizoen
bescliermt
Cx)operlix viei
tot zes weken
lang optimaal
tegen vliegen.
Afhankeiyk van
de vliegendruk
zijn twee of drie
behandelingen per koe dus voldoende voor een
zomer zonder vliegen.

de vliegenbestrijder diéVheer bereikt.

^^Pitman-Moore Pitman-.Moore Nederland B\\\', Emrikweg 11, 2031 BT Haarlem. Telefoon 023-319.5.S6.

-ocr page 521-

« ■ «I

I m

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:361-4

WAARNEMINGEN BIJ TER SECTIE AANGEBODEN
GEITEN

J.P.W.M. Akkermans^ en J.J. Pekelden^

SAMENVATTING

Er wordt een overzicht gegeven van de uitslagen van het
diagnostisch onderzoek van 463 inzendingen van geiten
ontvangen in de periode 1 januari 1986 tot 31 december 1991
op het laboratorium van de Gezondheidsdienst voor Dieren
in West- en Midden Nederland te Gouda.
De resultaten worden besproken en geanalyseerd aan de
hand van leeftijd, anamnese, afwijkingen gevonden bij sectie
en de resultaten van vervolgonderzoeken op het gebied van
de parasitologie, bacteriologie en virologie.
In 9% van de gevallen was er sprake van een (epsilon toxine
positieO
Clostridium perfringens enterotoxemie en in 15%
van de gevallen was een fibrineuze pneumonie met pasteu-
rellae aanwezig. Bij de ziekte van Aujeszky ontbrak het
jeuksymptoom. Parasitaire infecties kwamen weinig voor.

INLEIDING

Tot voor enkele jaren stelde de geitenhouderij in Nederland
weinig voor.

Per bedrijf hield men hoogstens enkele exemplaren hetzij voor
de sport, hetzij voor de kinderen en een enkele maal voor de
melk. Ook werd wel een geit gehouden om bijgelovige redenen:
het zou kalversterfte tegengaan. De laatste jaren is één en ander
veranderd. De beperkingen in de melkvee- en varkenshouderij
hebben ertoe bijgedragen dat grote gespecialiseerde geitenbe-
drijven zijn ontstaan, die melk produceren hoofdzakelijk voor
de produktie van kaas.

Ook het aantal zogenaamde kinderboederijen en natuurparken
met grote aantallen geiten neemt toe.
Als gevolg van deze concentratie en van veranderde bedrijfs-
omstandigheden onstaan ziekteproblemen waarmede men
voorheen nauwelijks geconfronteerd werd.
In twee afleveringen van het Diergeneeskundig Memorandum
(13) gaf Vendrig een overzicht van de diergeneeskundige
problemen die zich kunnen voordoen bij het houden van geiten.
In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zijn de laatste jaren een
aantal artikelen verschenen over specifieke onderwerpen zoals
de ziekte van Aujeszky (5), caseous lymfadenitis (7,11), caprine
artritis encefalitis (6), enterotoxemie (9) en vergiftigingen (14).
Een overzichtsartikel van datgene wat er op de bedrijven onder
de huidige omstandigheden voor kan komen, is tot dusverre niet
verschenen. De bedoeling van deze publicatie is om enigermate
in deze leemte te voorzien. Aan de hand van leeftijd, anamnesti-
sche gegevens, waargenomen afwijkingen bij sectie en het
resultaat van vervolgonderzoeken zal worden aangegeven
welke doodsoorzaken het meest voorkomen.

Gezondheidsdienst mor Dieren in IVest- en midden-Nederland. Postbus 87, 2800 AB
Gouda.

MATERIAAL EN METHODE

De onderzoeksperiode beslaat het tijdvak 1 januari 1986 - 31
december 1991.

De volgende leeftijdscategorieën werden gehanteerd: O - 2
weken, 2 weken - 2 maanden, 2 - 6 maanden, 6 maanden - I
jaar, 1 - 5 jaar en ouder dan 5 jaar.

Het verslag van het onderzoek van te vroeg geboren lammeren
wordt apart vermeld.

De anamnestische informatie werd ingedeeld in de volgende
rubrieken: darmstoornissen, tympanie, luchtwegaandoeningen,
plotselinge dood, slecht eten, zenuwverschijnselen en een
restgroep. Indien het dier kon worden ondergebracht in
meerdere rubrieken volgde indeling bij die groep, die met de
waargenomen afwijkingen bij sectie het meest overeenkwam.
Een inzending kan bestaan uit I tot 7 dieren. Dieren van
dezelfde leeftijd en met hetzelfde sectiebeeld worden beschouwd
als één geval bij de resultaten en bij de bespreking.

Sectie:

Na beoordeling van de conditie werden de linker borst- en
buikwand verwijderd en de organen losgesneden. Bij een
darmonsteking werd de inhoud van ileum en van coecum en
colon apart verzameld. Geopend werden minstens vier gewrich-
ten, terwijl de kop in de lengte-as werd doorgezaagd. Urine werd
gecontroleerd op glucose met behulp van strips (Boeringher).

Bacterioscopisch onderzoek:

Bij een enteritis werd van de inhoud van het ileum een Gram-
preparaat gemaakt ter beoordeling op
Clostridium perfringens;
bij geiten ouder dan 6 maanden tevens een Ziehl-Neelsen
preparaat voor onderzoek op paratuberculose.

Bacteriologisch onderzoek:

Cultures werden aangelegd uit lever, milt, nier en ontstekings-
weefsel op 5% schapebloed-2% agarplaten. Bij een pneumonie
werd geënt uit de aangetaste longdelen en uit de bronchiën; bij
een mastitis gebeurde dit uit het veranderde weefsel.
Uit de hersenen werd gekweekt bij dieren aangeboden met de
anamnese zenuwverschijnselen en tympanie.
De platen werden 2 x 24 uur bebroed onder normale
atmosferische condities bij 37°C (bij flegmonen tevens ook
anaëroob). Bij darmontstekingen volgde onderzoek op salmo-
nella bacteriën door zowel een directe kweek in te zetten op
briljantgroen fenolrood-agarplaten als een indirecte na vooraf-
gaande ophoping in Müller Kaufman selectief medium. Platen
en buizen werden 24 uur l)ebroed.

Bij het bestaan van een enteritis of bij het voorkomen van veel
vocht in de darmen al dan niet gepaard gaande met een positieve
glucosetest van de urine werd de inhoud van het ileum
verzameld en geconserveerd met chloroform of thimerosal voor
onderzoek op toxinen van
Clostridium perfringens. Dit ge-
beurde aanvankelijk op het Centraal Diergeneeskundig Insti-
tuut te Lelystad met behulp van de muis-protectietest en later op
de Gezondheidsdienst voor Dieren in Overijssel te Zwolle met

-ocr page 522-

1 « VV-\'W" M 11

kl I fi

Tabel 1. De meest voorkomende aandoeningen geprojecteerd tegen de leeftijd:

Leeftijd

Postmortale diagnose

0 - 2 wkn.

2 wkn

catarr.ent.

20

11

geen melk

9

3

£ coli sepsis

4

aangeb.afw.

3

fibrin.pneum.

3

8

catarr.pneum.

3

pensovervulling

5

coccidiosis

Cl.perfrin.ent.t.

paras.inf.

pensacidosis

acetonemie

overige

20

15

totaal

59

45

Aangeboden zonder vermelding van leeftijd: 61

1-5 jr.
6

5 jr.

6 - 12 mnd
4

2 - 6 tnnd
6

13

34
10

11

60
134

14
4
4

20
50

2
14
19

13
52

Tabel 2. De meest voorkomende aandoeningen geprojecteerd tegen de anamnese

Tabel 3. Venworpen vruchten en etiologie

Anamnese

Postmortale diagnose

darm

tymp.

long

plotselinge

slecht

zenuw

rest

aandoeningen

aandoeningen

dood

eten

verschijnselen

catarr.ent.

27

3

11

5

4

CLperfr.enLL

31

2

29

8

para.tub.

7

coccidiosis

3

paras.inf.

3

14

5

4

sepsis

3

4

5

acidosis

3

Bbrin.pneum.

3

16

8

4

4

pleuritis

2

8

\'Aujeszky\'

acetonaemie

8

3

catarr.pneum.

4

ecthyma

3

Cor.pseuitub.

4

Abn.voeding

2

Overige

21

3

42

18

26

13

aantal

92

12

27

112

34

56

30

Aangeboden zonder anamnese: 57

Tabel 4. Bacteriële infecties c.q. toxemie.

Aantal gevallen
ongeschikt voor onderzoek
£ coli
Slapkalbus

Listeria monocytogenes

Klebsiella pneumoniae

Campylobacter jejuni

Pasteurella haemolytica

Bacillus n.sp.

Border disease virus

"Stamp\' positieve miao-organismen

EnceÜitis -I- placentitis

geen micro-org. geïsoleerd

Geen agens gekweekt

of geen afwijking gevonden

43
6
2
4

2
6
17

Aantal gevallen

Clostridium perfringens enterotoxaemie
Fibrineuze pneumonie met
Past haemolytica
Fibrineuze pneumonie met Past multocida

Catarrhale pneumonie met Past haemolytica
Septicaemieën van Listeria monocytogenes
Encephalitis van Listeria monocytogenes
Enteritis. Mycobacterium paratuberculosis
Enteritis. Salmonella typhimurium
Enteritis. Salmonella dublin
Ecoli
sepsis

Bacteriële infectie non specificans

Infectie Corynebacterium pseudotuberculosis

Botulisme

Flegmoon: Clostridium perfringens

83
29

2
4
8
2

3
10

6

4
1
1
1

-ocr page 523-

liÜÉiHÉtaH

ik

behulp van een agar-gel-immunodiffusie-test.

Laatst genoemd instituut verrichtte alleen onderzoek op het

epsilon-toxine.

Parasüologisch onderzoek:

Dit bestond uit het maken van natief preparaten van de inhoud
van dunne- en dikke darm. Indien meerdere coccidiën-oöcysten
en/of wormeieren werden gevonden, had een semi-kwantita-
tieve ophoping plaats uitgaande van rectum- en coloninhoud
met behulp van de McMaster methode.

Virologisch onderzoek:

Dit geschiedde van de hersenen bij dieren met zenuwverschijn-
selen óf met tympanie óf die plotseling waren gestorven. Er werd
een 10% suspensie gemaakt in Hanks BSS.
Na toevoeging van antibiotica werden embryonale rundertra-
cheacellen (EBTr) geënt. Beoordeling van de kweken ge-
schiedde tot een week.

Histologisch onderzoek:

Hier werd uitgegaan van hersenen van de geiten, die met
dezelfde anamnese werden aangeboden als vermeld bij virolo-
gisch onderzoek. Uitgaande van in 10% gebufferde formaline
gefixeerd materiaal van cerebellum, medulla oblongata, corpus
quadrigemina en cerebrum werden coupes gesneden ter dikte
van 5 micron die daarna gekleurd werden met hematoxyline-
eosine (HE). Bij verdenking van paratuberculose werd ook
histologisch onderzoek verricht van ileum en mesenteriale
lymfeklieren (kleuring volgens Ziehl-Neelsen) en bij verdenking
van CAE van gewrichten en van uierweefsel (kleuring met HE).
In het volgende overzicht wordt de doodsoorzaak van de geiten,
abortusgevallen uitgezonderd, gerelateerd t.o.v. de aangegeven
bacteriële infecties.

Geaborteerde vruchten:

Het onderzoek bestond uit een bacterioscopisch onderzoek van
de inhoud van de lebmaag en indien aanwezig ook van de
placenta. Gekleurd werd volgens Gram, Stamp en Hansen.
Voorts werd bacteriologisch onderzoek verricht van lebmaagin-
houd, lever en nier. Geënt werd op 5% schapebloed -
2%
agarplaten. Deze werden maximaal 3 x 24 uur bebroed bij 37°C
onder normale condities.

Alle geaborteerde lammeren werden ook virologisch onder-
zocht. Van hersenen en longen werd een 10% weefselsuspensie
gemaakt in Hanks BSS (zie verder bij virologisch onderzoek).

RESULTATEN

In totaal werden 420 inzendingen van geiten en 43 abortusge-
vallen onderzocht.

In de tabellen 1 en 2 worden telkens de vijf meest voorkomende
aandoeningen vermeld.

Een opsomming van alle waargenomen afwijkingen geprojec-
teerd tegen de leeftijd en tegen de anamnese geeft een grote
diversiteit.

Tabel 3 geeft een overzicht van de oorzaken van verwerpen.
Tabel 4 geeft aan bacteriële infecties die tot de dood het de ter
onderzoek aangeboden dier(en) hebben geleid (abortusgevallen
uiteezonderd).

In vier gevallen werd een bacteriële infectie vermoed, gezien het
voorkomen van een leucocytaire meningo-encefalitis. Het
oorzakelijke agens werd echter niet gekweekt.

De diagnose gestorven aan de gevolgen van een parasitaire
infectie werd 35 maal gesteld: 4 maal
Fasciola hepatica, 4 maal

Heamonchus contortus, 11 maal coccidioses, 15 maal darmne-
matoden en I maal ectoparasieten. Dit geschiedde alleen
wanneer de dieren mager waren, leden aan bloedarmoede en/of
een catarrale enteritis terwijl coccidiën-oöcysten en/of maag-
darmwormeneieren in grote aantallen voorkwamen.

Een virusinfectie werd 13 maal gediagnostiseerd t.w. 8 maal het
virus van de Ziekte van Aujeszky, 3 maal het caprine arthro-
encefalitis (CAE) virus en 1 maal het Border disease virus.

Tevens werd bij histologisch onderzoek van de hersenen bij 6
andere geiten een encefalitis gevonden gekenmerkt door gliosis,
pseudoneuronofagie en infiltraten van mononucleaire ontste-
kingscellen in de Virchow-Robinse ruimten van meerdere
hersendelen. Hoewel geen agens werd gekweekt, kan worden
gesteld dat hier sprake is geweest van een virusinfectie.
Bij 20 dieren waren pensafwijkingen de doodsoorzaak: 16 maal
acidosis, 3 maal pensovervulling en I maal pensdrinken.
Een meningo-encefalitis werd 30 maal gediagnostiseerd: 4 maal
een infectie van het virus van de ziekte van Aujeszky, 3 maal het
CAE virus, 6 maal een onbekend virus, 5 maal
Listeria
monocytogenes,
8 maal een bacteriële sepsis, 1 maal trauma,
terwijl 3 maal de oorzaak niet duidelijk was.
Van de doodsoorzaken die te maken hadden met graviditeit,
partus en melkgift kunnen bij de moederdieren de volgende
genoemd worden: 14 maal acetonemic, 6 maal endometritis, 4
maal trauma geboortewegen en 1 maal mastitis. Bij zeer jonge
dieren werd de diagnose onvoldoende melkopname 12 maal
gesteld.

Aangeboren afwijkingen werden 4 maal gevonden: 2 maal een
strictuur van de dunne darm, 1 maal een strictuur van de dikke
darm en 1 maal een foramen ovale persistens.
Sterfte door opname van vreemde stoffen werd 13 maal gezien:
6 maal plastic, 3 maal
Taxus baccata, 2 maal Andromeda
japonica,
1 maal een Prunus sp. en 1 maal lood.
Inwendige en/of uitwendige traumata en ontstekingen werden
II maal gediagnostiseerd: 3 maal ulcus abomasi, 3 maal
verbloeding uit de lever, 1 maal keelbeschadiging door het
toedienen van een antiparasiticum, 2 maal flegmoneuze ontste-
kingen subcutis, 1 maal bloeding hals en 1 maal trauma
schedeldak.

In totaal werd 9 maal de diagnose verwaarlozing en of
verregaande onkunde gesteld op basis van slechte conditie,
slechte of abnormale vulling van het maagdarmkanaal, slechte
klauwverzorging, beschadigingen huid e.d.

DISCUSSIE

Uit de resultaten komt het volgende naar voren. Het aantal
oudere dieren, dat werd onderzocht is hoog. De oudste geit was
17 jaar. In de anamnese nemen de rubrieken plotselinge dood en
darmstoornissen de eerste plaatsen in. Catarrale enteritiden
worden in alle leeftijdsklassen vastgesteld evenals fibrineuze
pneumonieën. Er bestond een duidelijk verband tussen een
catarrale enteritis en
Clostridium perfringens enterotoxemie.
Deze enterotoxemieën komen in tegenstelling tot het schaap
zeer veel bij oudere dieren voor. De meeste geiten waren ouder
dan 6 maanden (Tabel 1). Bij sectie wordt een sterk overvulde
dunne darm waargenomen, waterig van consistentie soms met
bloed gemengd. Het darmslijmvlies vertoont daarbij grotere of
kleinere bloedingen.

Necrose van het darmslijmvlies alsmede een proliferatieve
enteritis komen slechts incidenteel voor. Het sectiebeeld is
duidelijk anders dan van het schaap, waarop reeds door anderen
is gewezen (9, 10).

-ocr page 524-

Vermoed wordt dat in een aantal gevallen van catarrale enteritis
er sprake is geweest van enterotoxemie, gezien het feit dat in het
ileum zeer veel op Clostridia gelijkende bacteriën voorkwamen.
Het toxine kan door post-mortale veranderingen verloren zijn
gegaan, of er kan sprake geweest zijn van een ander toxine,
bijvoorbeeld het bêta-toxine.

Bij de anamnese longaandoeningen is er in meer dan 50% van de
gevallen sprake van een fibrineuze pneumonie. Uit de aangetaste
longdelen worden meestal pasteurellae gekweekt. Hoewel
wordt aangenomen dat er bij longaandoeningen sprake is van
Éactorenziekten (mede gezien onderzoekingen bij andere dier-
soorten (12) als rund en varken) waarbij naast virussen ook
mycoplasma\'s een rol spelen, blijkt uit recente waarnemingen
dat bepaalde Pasteurella serotypen meer pathogeen zijn (15).
Bij zenuwverschijnselen moet in de eerste plaats gedacht worden
aan een
Clostridium perfringens enterotoxemie of aan de ziekte
van Aujeszky.

Geen enkele maal werd bij laatstgenoemde virusinfectie ver-
meld dat er bij het leven jeuk was waargenomen, zoals ook door
Herwijer
et aL (5) werd opgemerkt. Bij de ziekte van Aujeszky
werd medegedeeld: plotselinge dood, verlammingen, excitatie,
tympanie, kreupelheid en diarree. De sectie was weinig typisch.
Soms was alleen de inhoud van coecum en colon te hard of
waren de longen oedemateus. Een parasitaire infectie of een
chronische catarrale bronchopneumonie was vaak de diagnose
bij de anamnese slecht eten.

Een parasitaire infectie als doodsoorzaak werd 35 maal gesteld.
Dit is laag gezien vroegere ervaringen. Vermoed wordt dat dit
een gevolg is van veranderingen in de bedrijfsvoering (perma-
nent opgestald), van betere antiparasitica en van programma-
tisch ontwormen. In 20 van de 43 gevallen van verwerpen kon
een microbiële infectie als oorzaak worden beschouwd. Te
vermelden valt het éénmaal isoleren van het Border disease virus
en het tweemaal aantonen van Stamp positieve organismen in
lebmaaginhoud en placenta.

In het laatste geval is er mogelijk sprake geweest van een infectie
met
Coxiella burnetii of van Chlamydia psittaci Verder werden
uit verworpen vruchten micro-organismen geïsoleerd die bij
geiten ook elders in het lichaam voorkomen, een waarneming
die ook bij andere diersoorten als rund, varken en schaap
bekend is. (1, 2 en 4).Zesmaal werd de diagnose \'microbiële
infectie\' gesteld op basis van het voorkomen van ontstekingspro-
cessen in hersenen en placenta.

Er kon geen onderzoek worden ingesteld naar besmettingen met
Toxoplasma gondii Hiervoor moeten muizen worden gebruikt.
Dit was organisatorisch niet mogelijk. Gezien het frequent
isoleren van deze parasiet bij schapen (4) en mededelingen uit
andere landen (8) kan worden aangenomen dat deze infectie
ook in Nederland bij geiten voorkomt.
Paratuberculose werd alleen vastgesteld bij dwerggeiten. Bij
deze aandoening is hypertrofie van het ileum afwezig. Men ziet
een catarrale enteritis soms met bloed. Eenmaal was necrose
aanwezig. De mesenteriale lymfeklieren waren steeds sterk
gezwollen.

Het sectiebeeld wijkt derhalve duidelijk af van dat bij runderen.
Een infectie van
Corynebacterium pseudotuberculosis kwam
viermaal voor. Al deze dieren kwamen van hetzelfde bedrijf.
Deze ziekte was tot 1984 in ons land niet vastgesteld.
Het geheel overziende kan worden gesteld dat fibrineuze
pneumonieën 40 maal en
Clostridium perfringens enterotoxe-
mieën 73 maal gediagnostiseerd werden. Dit vormt ongeveer
een kwart van de doodsoorzaken bij geiten.

n nin rüii

Vergelijkingen met ziekteproblemen bij en sterfte van geiten met
waarnemingen in andere landen zijn discutabel gezien de
verschillen in bedrijfsgrootte, bedrijfsvoering, voeding en klima-
tologische omstandigheden. De resultaten van het onderzoek
dat door Melby werd verricht op 27 bedrijven met melkgeiten in
Noorwegen (8) laten een gering aantal longaandoeningen en
enterotoxemieën zien en een hoog aantal Listeria monocytoge-
nes-infecties.

Enterotoxemie kwam uitsluitend in het winterseizoen voor
terwijl in Nederland deze aandoening in alle maanden bekend is.
Buddle
et a/(in Nieuw Zeeland) merkt op dat microbiële
infecties zoals pneumonieën veroorzaakt door pasteurellae en
darmaandoeningen veroorzaakt door yersinia\'s vaak voorko-
men bij dieren gehouden in grote groepen.
Ook zagen zij op deze bedrijven dat de moederdieren hun
jongen vaak verwaarloosden. Op kleine bedrijven kwamen
meer parasitaire infecties voor. Enterotoxemie wordt in Nieuw
Zeeland nauwelijks gezien.

SUMMARY

Results of post-mortem examinations of goats

An overview is given of the results of diagnostic investigations into the cause of
death of463 goats peiformed by the A nimal Health Service of IVest and Middle
Netherlands during the period I January 1986 to 31 December 1991. The results
are discussed and analysed with regard to the age of the animab, the anamnesis,
and the abnormalities found at post-mortem examiruuion and with regard tot the
results of further parasitological, bacteriological, and virological investigations.
Enterotoxaemia caused by (epsilon-toxin-positive)
Clostridium perfringens was
present in 9% of the animals andfirbrinous pneumonia with pasteurella in 15% of
the animals. A nimals with Aujeszky\'s disease did not show the \'itching\'symptom.
There were few parasitic infections.

LITERATUURLIJST

1. Akkermans JPWM. Solitary cases of abortion and stillbirth in sows.
Proceedings IPVS Barcelona 1986; 108.

2. Akkermans JPWM en Kreeft HJ. De resultaten van onderzoek van
geaborteerde rundervruchten. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117: 375.

3. Buddle BM, Hercy M, Ralston JM, Pulford HD, and Millar Krand Elliot
DC. A goat mortality study in the southern North Island. New Zealand Vet
J 1988; 36:167.

4. C.D.I. Verslag onderzoek 250 te vroeg g^ren lammeren 1977.

5. Herweijer CH en Jonge de WK. De ziekte van Aujeszky bij de geit. Tijdschr
Diergeneeskd 1977; 102:425.

6. Houwers DJ en Molen van der EJ. Eerste gevallen van Caprine Arthritis-
Encefalitis in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112:1054.

7. Ter Laak EA, Bosch J en König CDW. Caseous Lymphadenitis (CL) bij
geiten in Gelderland: perspectieven voor een bestrijding. Tijdschr Dierge-
neeskd 1988; 113:1362.

8. Melby HP Diseases in 27 Norwegian dairy goat farms. Nord Vet Med 1986;
38:403.

9. Pekelder JJ. Enterotoxemie bij geiten. Tijdschr Diergeneeskd 1978;
103:1290.

10. Von Rotz A, Corboz L und Waldvogel A. Clostridium perfringens Type D
Enterotoxaemie der Ziege in der Schweiz: Pathologisch anatomische und
bacteriologische Untersuchungen. Schw Arch Tierheilk 1984; 126:359.

11. Schreuder BEC, Ter Laak EA, and Griesen HW. An outbreak of caseous
lymphadenitis in dairy goats: first report of the disease in the Netherlands.
Tijdschr Diergeneeskd 1986; 111:483.

12. Straub OC. Infectiöse Factorenkrankheiten bei kleinen Wiederkäuer.
Tierärtzliche Umschau 1989; 44:695.

13. Vendrig AA. Diergeneeskundige aspecten van de geit en de geitenhouderij.
Diergeneeskundig Memorandum 1983; 30:253-312 en 1983; 30:313-372.

14. Visser IJR, Hoven van der R, Vos JH en Ingh van den TSGAM. Pieris
japonica
(pieris-intoxicatie bij twee geiten). Tijdschr Diergeneeskd 1988;
113:185.

15. Visser IJR, Zalsman C en Wouda W. Pasteurella haemolytica serotypen bij
runderen. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:35.

-ocr page 525-

SAMENVATTING

Een patiënt, een drie jaar oude warmbloed-ruin welke
wegens een ernstige koliek naar een kliniek werd doorge-
stuurd wordt besproken.

Het paard was, in de vroege ochtend, liggend in de wei
aangetroffen en vertoonde koliek. Het dier, dat volkomen
nat was van het zweet, had bij klinisch onderzoek een
polsfrequentie van 92/min., een ademfrequentie van 24/
min., een hematocriet van 0,50 L.L.-\', een T. van 38,0°C. Er
was op dat moment geen sprake van een maagoverlading,
door de practicus was echter drie uur daarvoor 15 liter
maaginhoud afgeheveld.

Het rectale onderzoek had als resultaat: een zeer droog
rectumslijmvlies, de inhoud van het naar craniaal verplaatste
colon ascendens was sterk ingedroogd. Bij diagnostische
laparotomie bleek dat zowel het colon ascendens als het
colon descendens gevuld waren met een sterk ingedroogde
inhoud. Er werd geconcludeerd dat er waarschijnlijk sprake
was van Grass sickness.

Gezien de prognose van deze aandoening werd het paard
geëuthanaseerd.

Bij sectie werd het ganglion coeliacum verwijderd en daarin
werden de typische veranderingen gevonden die bij het
beeld van Grass sickness horen.

INLEIDING

Koliek is een vaak optredend probleem bij paarden. De oorzaak
van de koliek is meestal een verstopping in, of een liggings veran-
dering, een strangulatie of inklemming van een bepaald gedeelte
van het maagdarmkanaal. Daarnaast zijn er een klein aantal, vrij
zelden voorkomende oorzaken van koliek. Eén van die oorza-
ken, namelijk Grass sickness wordt in deze klinische les
besproken.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Het betrof een drie jaar oude warmbloed-ruin die met de
anamnese: \'heftige, niet op een spasmolyticum reagerende
koliek\'. Het paard was in april 1990 \'s morgens liggend in de wei
aangetroffen. De avond tevoren was het paard nog volkomen in
orde geweest.

I.P. Leendertsei

Bij een eerste algemeen onderzoek ter plaatse werd een
regelmatige costo-abdominale ademhaling gevonden, met een
frequentie van 36 per minuut. De polsfrequentie was 88 per
minuut. Met de maagsonde werd 15 liter maaginhoud afgehe-
veld. De slijmvliezen waren zeer rood en de hematocriet was
0,45 L.L.-\'. Bij rectaal onderzoek waren overvulde dunne
darmen en een met gas gevuld caecum te voelen. Het paard werd
vervolgens behandeld met 50 ml N-Butyl-O-tropoyl-scopinium

Diplomale A merican College of Theriogenologisls, Tierärztliche Klinik Münster- Telgte,
Kiebitzpohl 35, 4404 Telgte, Duitsland

Metamizol (Buscopan Compositum^), een spasmoliticum en
ter observatie overgebracht naar een naburige stal. Twee uur
later was het paard nog steeds erg onrustig en zweette over het
gehele lichaam. Hierop werd besloten het dier onmiddellijk
door te sturen.

KLINISCH ONDERZOEK

Bij aankomst was de ruin nat van het zweten. De polsfrequentie
was 92 per minuut, de ademhalingsfrequentie was 24 per
minuut, de huidturgor was slecht en het dier had rode
slijmvliezen. De rectale temperatuur bedroeg 38°C. Na het
inbrengen van de maagsonde kon geen maaginhoud meer
worden afgeheveld. Bij het rectale onderzoek werd als belang-
rijkste afwijking een zeer sterk ingedroogde inhoud in het colon
ascendens en een liggingsverandering van deze darm naar
craniaal gevonden. Een gedeelte van het colon ascendens, was
door de ingedroogde inhoud goed palpeerbaar en op zijn
normale plaats te vinden; de flexura pelvina was achter een niet
te bereiken. Er werd buikpunctie gedaan, maar de verkregen
buikholtevloeistof bleek normaal van samenstelling. De vloei-
stof was helder en lichtgeel van kleur, bevatte minder dan 500
witte bloedcellen per cel en had een totaal eiwitgehalte (met de
refractometer bepaald) van 1,0 g/dl(7). De hematocriet was 0,50
L.L.-I. Gebaseerd op bovengenoemd klinische- en laboratori-
umonderzoek werd differentieel diagnostisch in de eerste plaats
aan Grass sickness en in de tweede plaats aan een gastroduode-
nitis gedacht, waarbij de liggingsverandering van het colon
ascendens naar craniaal als secundair beoordeeld werd.

THERAPIE

De therapie richtte zich in de eerste plaats op het herstellen van
de normale cardiovasculaire functie. Daartoe werd gedurende
24 uur via een permanente venecatheter intraveneus Dextran
10% (1 L), Ringeroplossing (5 L), natriumbicarbonaat 5% (1 L)
en fysiologische NaCl-oplossing (30 L) toegediend.
Daarnaast werd iedere drie uur per neussonde gecontroleerd of
er een maagoverlading bestond, en, indien dat het geval was,
werd zoveel mogelijk inhoud afgeheveld.
De lichaamsfuncties herstelden zich in de loop van de avond
enigszins (de polsfrequentie daalde naar 68 per minuut, de
hematocriet naar 39 L.L.-\', het totaal serum-eiwit daalde van 7.2
g/dl naar 6,7 g/dl), en bleven ook de volgende dag stabiel. Dit
was ongetwijfeld het resultaat van de massieve toediening van
de eerder genoemde vloeistoffen.

Regelmatig kon maaginhoud worden afgeheveld: in totaal werd
gedurende de eerste 24 uur 55 liter maaginhoud verwijderd! Bij
herhaald rectaal onderzoek werd een zeer kleverig rectumslijm-
vlies aangetroffen. De inhoud van het colon ascendens leek nog
sterker in te drogen, waarbij de liggingsverandering ongewijzigd
aanwezig bleef

In overleg met de eigenaar werd besloten tot een diagnostische
laparotomie. Bij deze laparotomie werden de bevindingen bij
rectaal onderzoek bevestigd. Het colon ascendens en het colon
descendens bevatten een sterk ingedroogde inhoud en daarnaast
bestond er een retroflexico coli.

Gebaseerd op de gegevens van het klinische, het laboratorium-
onderzoek en die van de laparotomie werd geconcludeerd dat

1 ««v-w-Miff^mi I ü r

■M4-.\'r.. V« r- ■ r\'Yiniai iéi\'^ ■• •

EEN PAARD MET GRASS SICKNESS

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:365-6

-ocr page 526-

het paard leed aan Grass sickness. De eigenaar gaf, nadat hem de
sombere vooruitzichten bij de diagnose duidelijk waren ge-
maakt, toestemming tot euthanasie.

Na de dood van het dier werd het ganglion coeliacum
verwijderd voor het histologisch onderzoek, ter bevestiging van
de diagnose.

PATHOLOGISCH ONDERZOEK1

Het histologisch onderzoek van het ganglion coeliacum gaf het

volgende beeld:

- Als een honingraat gestapelde, losliggende gangliencellen
waarvan de kernen vervaagd zijn.

- Met de kleuring met Cresylecht-Violett: werd chromatolyse
in de gangliencellen vastgesteld.

DISCUSSIE

In de literatuur wordt beschreven dat Grass sickness meestal
voorkomt bij paarden die in de wei lopen (1,4), voornamelijk in
de zomer en herfst. De getroffen paarden zijn meestal drie tot
acht jaar oud. Ook de hier beschreven patiënt liep in de wei en
was drie jaar oud. De ziekte trad echter op in het vroege
vooijaar. Grass sickness schijnt niet besmettelijk te zijn (2),
alhoewel de ziekte in bepaalde gebieden veel meer voorkomt
dan in andere. Het bij de ruin gevonden klinische beeld kwam
slechts gedeeltelijk overeen met hetgeen in de literatuur wordt
beschreven. Paarden met Grass sickness hebben slikproblemen
en speekselen sterk. Daarnaast zijn er nauwelijks borborygmi te
horen en is de buikomvang toegenomen. De dieren zweten sterk
en men ziet ze soms heel erg beven. Onze patiënt had in het
geheel geen slikproblemen, was heel goed in staat water te
drinken en at zelfs wat hooi.

Een deSnitieve diagnose is tijdens het leven niet te stellen. De
diagnostische laparotomie geeft wel een typisch beeld: een sterk
ingedroogde inhoud in het colon ascendens en in het colon
descendens, terwijl er daarnaast geen andere pathologische
afwijkingen in de buikholte worden gevonden die een verkla-
ring geven voor de symptomen. Een belangrijke bevinding bij
klinisch onderzoek is de door Greet (5) beschreven oesophagus-
dilatatie.

De ineffectieve peristaltiek kan men demonstreren met behulp
van contrastvloeistof en radiologisch onderzoek. Hodson (6)
geeft aan dat bij paarden met de acute vorm van Grass sickness
tijdens een laparotomie in het bloed zeer hoge concentraties
histamine kunnen worden gevonden. In hoeverre een hoge
plasma-histamineconcentratie verantwoordelijk is voor de hoge
polsfrequentie, die bij deze patiënt karakteristiek is, is niet
bekend.

In de literatuur (8) worden drie uitingsvormen van Grass
Sickness beschreven namelijk een acute vorm met een ziekte-
duur van 1-2 dagen, een subacute vorm met een ziekteduur tot
één week en een chronische vorm die meer dan vier weken zou
kunnen bestaan.

Chronische Grass sickness wordt gekenmerkt door gewichts-
verlies en niet defaeceren. De meeste, zoniet alle, paarden
sterven of moeten geëuthanaseerd worden wegens chronische
cachexie.

Bij onze patiënt betrof het met zekerheid een geval van acute
Grass sickness.

De resultaten van het histologisch onderzoek bevestigden de
diagnose Grass sickness, omdat de voor deze ziekte typische
dystrofie en chromatolysis (3) werden aangetroffen in het
ganglion coeliacum.

SUMMARY

A horse with \'Grass sickness\'

A three year old warmbloed gelding with severe colic tvoj referred to a veterinary
clinic. The history revealed that the horse was found early in the morning with
severe colic, and laying in the pasture. On arrival the clinical examination
showed a complete wet horse with a pulse rate of 92/mitu, a respiratory rate of
24/min, a pcv of 0,50 LL \', aT.of 38, VC, and no gastric reflux.
Recml examination revealed a sticky rectal mucous membrane and a colonic
impaction together with displacement of the large colon. A diagnostic laparotomy
showed an impaction as is seen in horses with Grass sickness. After euthanasia
the coeliac ganglion was removed and histology showed dystrofy and chromato-
lysis, degenerative changes found in horses with Grass sickness.

LITERATUUR

1. Ashton DG, Jones DM, and Gilmour JS. Grass Sickness in two non-
domestic equines. Vet Rec 1977; 100: 406.

2. Gilmour JS, and Mould DL. Experimental studies of neurotoxic activity in
blood fractions from acute cases of grass sickness. Res Vet Sci 1977; 22:1 -4.

3. Gilmour JS. Chromatolysis and axonal dystrophy in the autonomic nervous
system in grass sickness of equidae. Neuropathol Appl Neurobiol 1975; 1:
39^7.

4. Gilmour JS, and Jolly GM. Some aspects of the epidemiology of equine
grass sickness. Vet Rec 1974; 95: 77.

5. Greet TRC, and Whitwell KE. Barium swallow as an aid to the diagnosis of
grass sickness. Equine Vet J 1986; 18: 294-7.

6. Hodson N, Hunt J, and Canson RC. Plasma histamine levels during
laparotomies in suspected equine grass sickness cases. Equine Vet J 1990;
22, (5): 362-3.

7. Orsini J. Large bowel obstruction in Current Therapy in equine medicine. I.
Saunders, Philadelphia, 1983: 233.

8. Sojka JE, and Adams Diseases of the Alimentary System, Equine Med. and
Surg: 4 Edit Am Vet Putl Goleta, 1991: 540-1.

1  Hel hisiologisch onderzoek werd uilgevoerd op de afdeling Pathologie van de
Tierözlliche Hochschule Ie Giesen.

-ocr page 527-

SAMENVATTING

Kloneren en genetische manipulatie bij dieren staan sterk in
de belangstelling. In de ethische discussie over beide techno-
logieën wordt vaak gesproken over intrinsieke waarde. Dit
begrip is in de jaren zeventig geïntroduceerd als tegenhanger
van de steeds verder gaande instrumentalisering van het
dier. De introductie van twee nieuwe begrippen, zelfstandig-
heid en natuurlijkheid, verschaffen meer duidelijkheid over
de invulling van intrinsieke waarde. De consequenties van
de erkenning van de intrinsieke waarde worden besproken
aan de hand van kloneren en genetische manipulatie.
Geconstateerd wordt dat beide technologieën de erkenning
van intrinsieke waarde geweld aandoen. De ethische toet-
sing over verdere experimenten met de transgene stier
Herman is de eerste praktijkervaring geweest.

INLEIDING

Sinds een aantal jaren worden steeds meer moderne technolo-
gieën toegepast om landbouwhuisdieren te fokken. Met name
kloneren en genetische manipulatie staan sterk in de belangstel-
ling. Dat komt niet alleen door de mogelijk positieve effecten,
maar ook doordat deze technologieën raken aan onze ethische
grenzen. De meningen over het toepassen van deze technieken
zijn ernstig verdeeld. Enerzijds menen onderzoekers en indu-
striëlen dat het zeer handige en nuttige hulpmiddelen zijn in het
fokproces. De Nederlandse Vereniging tot Bescherming van
Dieren daarentegen vindt dat dergelijke technieken het dier nog
meer tot \'ding\' of \'machine\' maken. De ene groep wil het
technologieproces stimuleren, de andere wil een verbod op
genetische manipulatie en kloneren.

Dieren worden steeds vaker beschouwd als wezens waar we
terdege rekening mee moeten houden, dat we zorg moeten
dragen voor hun welzijn en gezondheid. We spreken wel van
een erkenning van de intrinsieke waarde van dieren. In de
discussie gaat het naast het belang van het dier ook om wat
\'goed\' is en wat \'slecht\', wat we wel en wat we niet met dieren
mogen doen. Daarmee zijn we op het terrein van de ethiek
beland. De discussie spitst zich nu toe op genetische manipulatie
en kloneren, maar het is niet uitgesloten dat de resultaten van de
discussie gevolgen hebben voor andere vormen van diergebruik,
zoals in de intensieve veehouderij.

Achtereenvolgens bespreek ik de functie van ethiek in de
discussie, de rol van het begrip intrinsieke waarde en tot slot een
aantal voorwaarden waaraan de discussie zou moeten voldoen.

\' Gebaseerd op een voordracht in februari 1990 tijdens een themamiddag van de groep
GKZ gehouden.

! Bioloog en beleidsmedewerker biotechnologie bij de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel Mei dank aan dr
H. Verhoog voor zijn commentaar

1 a r

M. Linskens2

De bedoeling van dit artikel is om de lezers inzicht te geven in de
ethiek en in de betekenis van h^t begrip intrinsieke waarde.

DE FUNCTIE VAN ETHIEK

Ethische vragen komen op in alle situaties, waarin menselijk
handelen het leven en welzijn van andere wezens in positieve of
negatieve zin beïnvloedt. Leven en welzijn hebben een zelfstan-
dige morele betekenis. Dat wil zeggen dat ze een betekenis
hebben voor die wezens zelf en niet omdat ze een instrumentele
betekenis hebben voor andere (menselijke) betrokkenen. De
betreffende wezens kennen we een morele status toe. In de
Nederlandse samenleving is nog geen overeenstemming bereikt
over de vraag wélke wezens, andere dan mensen, een morele
status hebben. In 1981 wordt door de Nederlandse overheid al
wel aangegeven dat dieren een intrinsieke waarde hebben (zie
ook volgende paragraaO-

De ethiek kan een bijdrage leveren aan besluitvorming. Ethici
kunnen middelen aanreiken om afwegingen helder te maken en
de besluitvorming ethisch verantwoord te laten veriopen. Het is
niet zo dat ethici de antwoorden zullen geven op lastige vragen,
zoals \'Mogen we dieren genetisch manipuleren?\'. Het nemen
van besluiten kan niet worden overgelaten aan ethici.
In de praktijk van de besluitvorming moet men met alleriei
aspecten rekening houden. In de discussie over genetische
manipulatie en kloneren van dieren bijvoorbeeld worden dan
ook \'ethische\' aspecten genoemd, waarmee geduid wordt op het
welzijn van de dieren of op de aantasting van de integriteit. De
ethiek beperkt zich echter niet tot deze aspecten. Wil men
moreel relevant handelen vanuit het perspectief van de ethiek
analyseren en beoordelen dan gaat het om het totale handelen.
Dat betekent dus dat men in de analyse niet alleen dierenwelzijn,
maar ook economische, sociale en maatschappelijke aspecten
betrekt. Niet iedereen heeft begrepen wat ethiek is en wat deze
tak van wetenschap te bieden heeft. Zo betoogt dr. T. Kruip (in
die tijd verbonden aan de faculteit Diergeneeskunde van de
Rijksuniversiteit Utrecht) dat \'het zwakke punt van de ethiek is,
dat je niet alleen met logische argumenten te maken hebt.
Emoties en religieuze vooronderstellingen spelen steeds een
belangrijke rol\'.

INTRINSIEKE WAARDE

Intrinsieke waarde van het dier is geen nieuw begrip. In de jaren
zeventig is dit begrip door ethici geïntroduceerd als een reactie
op de steeds verdergaande instrumentalisering van het land-
bouwhuisdier. De erkenning van intrinsieke waarde houdt in
dat we dieren een goed of welzijn van zichzelf toekennen. De
consequentie hiervan is dat we ook aan dieren een morele status
toekennen. Het is niet zo dat dieren dan zomaar een gelijke
behandeling als mensen verdienen. Het houdt wel in dat we met
die dieren om morele redenen rekening moeten houden.
In de nota Rijksoverheid en Dierenbescherming van I98I
wordt helder geformuleerd welke gevolgen de erkenning van
intrinsieke waarde van dieren voor ons handelen zou moeten

kH j ft

ETHIEK EN NIEUWE TECHNOLOGISCHE
TOEPASSINGEN BIJ DIEREN\'

Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:367 - 9

-ocr page 528-

hebben: \'Het beleid zal erop gericht moeten zijn het dier zoveel
mogelijk te beschermen tegen menselijke handelingen die zijn
(fysieke en ethologische) welzijn aantasten. In de praktijk
betekent dit dat mensen zich bij voortduring rekenschap zullen
moeten geven van hun handelingen met betrekking tot dieren.
Het belang van het dier zal in een bewust afwegingsproces
moeten worden ingebracht\'. Op zich is dit een duidelijke
verklaring, maar bij het hanteren van dit begrip bij een aantal
toepassingen, zoals kloneren en genetische manipulatie van
dieren, zitten nog veel haken en ogen. Op dat terrein staat nog
nergens nauwkeurig omschreven welke handelingen met dieren
toelaatbaar zijn en welke niet. Ook staat nergens vast welke
consequenties voor het dier aanleiding moeten geven tot een
verbod op een handeling. Kortom, er zijn nog weinig handvat-
ten voor boer, dierenarts of dierenbeschermer om dat bewuste
afwegingsproces op een goede manier uit te voeren.
De Gezondheid- en Welzijnswet voor Dieren, die in september
1992 is aangenomen door de Eerste Kamer, gaat ook uit van het
begrip intrinsieke waarde^ Mede op grond van de erkenning
van de intrinsieke waarde van het dier gaat de wet uit van een
nee, tenzij beleid. Dat betekent onder andere dat genetische
manipulatie en kloneren verboden zijn, tenzij er een noodzake-
lijke reden voor is en er geen reële alternatieven voorhanden
zijn. Het duidt erop dat de overheid het belang van het dier
serieus wil nemen.

ZELFSTANDIGHEID EN NATUURLIJKHEID
Juist bij genetische manipulatie van dieren, en ook bij kloneren,
speelt het begrip intrinsieke waarde een rol van betekenis. In de
discussie wordt herhaaldelijk gewezen op het argument dat de
intrinsieke waarde van het dier geweld wordt aangedaan. Om
meer duidelijkheid in de discussie te verschaffen hebben we twee
nieuwe begrippen geïntroduceerd, te weten \'natuuriijkheid\' en
\'zelfstandig kunnen functioneren\'.

De natuurlijkheid (zelfstandigheid van oorsprong) van in het
wild levende dieren is in principe nog onaangetast. Bij een
gedomesticeerd dier daarentegen is deze door het toepassen van
moderne voortplantingstechnieken (zoals kunstmatige insemi-
natie,
in vitro fertilisatie en embryotransplantatie) sterk afgeno-
men.

Zelfstandig kunnen functioneren houdt in dat het gedomesti-
ceerde dier (ook) kan overieven in een omgeving waarvoor het
van nature is aangepast. Een voorbeeld daarvan is de kat, die in
verwilderde vorm in de vrije natuur in staat is om te overieven.
Zoiets gaat in veel mindere mate op voor (gedomesticeerde)
landbouwhuisdieren. Hoe minder een dier zichzelf kan handha-
ven in een voor het dier natuuriijke omgeving, hoe minder
zelfstandig het dier wordt.

mffi

ÊÊm

Ook het kunnen vertonen van soortspecifieke kenmerken valt
onder de mate van zelfstandig kunnen functioneren. Het hebben
van soortspecifieke eigenschappen heeft te maken met de
mogelijkheid voor het dier om zich in een \'natuuriijke\'
omgeving te handhaven. Bij gedomesticeerde dieren is een
aantal soortspecifieke kenmerken weggeselecteerd of zijn be-
paalde kenmerken van andere rassen bewust ingekruist ten
behoeve van de produktie. Het dier wordt steeds meer aangepast
aan de in economisch opzicht meest rendabele omgeving,
onafhankelijk van de omgeving waarin het van nature thuis-
hoort (overigens is in verschillende sectoren een tendens
waarneembaar, waarbij juist weer wel gelet wordt op de voor
het dier natuuriijke omgeving, zoals scharrelvarkens). De kans

J Dit begrip is niel letterlijk in de welsleksl zelf opgenomen, maar wordt wel genoemd in de
toelichting op de wei

dat een dier in een voor dat dier natuurlijke omgeving kan
overieven wordt hierdoor sterk verkleind.
Om inzicht te krijgen in welke consequenties de introductie van
beide begrippen kunnen hebben voor de beoordeling van
genetische manipulatie en kloneren van landbouwhuisdieren
gaan we uit van twee uitersten. Enerzijds een dier in de vrije
natuur, een dier dat wij beschouwen als een ideaaltype van een
dier met intrinsieke waarde. Aan de andere kant een kunstmatig
dier, waarbij we in een heel extreem geval bijvoorbeeld kunnen
denken aan een koe op wieltjes. Zullen kloneren en genetische
manipulatie bij dieren ten opzichte van gedomesticeerde dieren
leiden tot een meer natuuriijk of een meer kunstmatig dier? Deze
vraag is van belang omdat de erkenning van intrinsieke waarde
inhoudt dat de situatie voor het dier ten opzichte van de huidige
situatie minstens dezelfde moet blijven en in een aantal gevallen
moet verbeteren, tenzij fundamentele belangen van de mens in
het geding zijn.

CONSEQUENTIES

Bij genetische manipulatie wordt in een pas bevruchte eicel (het
pre-embryo) een aantal DNA-moleculen met een specifieke,
nieuwe eigenschap geïnjecteerd. De natuuriijkheid van een
genetisch gemanipuleerd (transgeen) dier neemt gezien deze
ingrijpende techniek op embryonaal niveau in alle gevallen af
Op grond van dit criterium zouden alle transgene dieren dan
meer het karakter van een artefact krijgen. Hetzelfde geldt voor
kloneren. Kloneren houdt in dat het erfelijk materiaal van een
embryo van een superieur dier wordt ingebracht in gewone
eicellen^, waaruit het erfelijk materiaal is verwijderd. In de
toekomst zou dit ertoe kunnen leiden dat uit één embryo vele
genetisch identieke nakomelingen (klonen) ontstaan. Ook hier
gaat het om een onnatuurlijk proces dat zuiver is gericht op het
verhogen van de efficiëntie van de fokkerij.
Kijken we vervolgens naar zelfstandigheid dan zou genetische
manipulatie theoretisch kunnen leiden tot een toename van
zelfstandig kunnen functioneren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen
gebeuren door genen afkomstig van wilde soortgenoten in te
bouwen in gedomesticeerde soorten. Aan de andere kant zou het
misschien ook kunnen leiden tot een afname van zelfstandig
kunnen functioneren. Gezien de gezondheidsproblemen van de
varkens met ingebouwde groeihormoongenen kunnen we
stellen dat in dit specifieke voorbeeld de mogelijkheid om in een
natuuriijke omgeving te kunnen functioneren sterk vermindert.
Mogelijkerwijs geldt dat ook voor mastitis-resistente koeien (of
dieren die via genetische manipulatie medicijnen in de melk
produceren) als deze alleen onder speciale omstandigheden
kunnen leven of gehouden zullen worden. Bij kloneren zijn tot
nu toe tegenvallende resultaten geboekt\'. De meeste kalQes
worden te zwaar geboren en moeten vaak via de keizersnede
worden gehaald. Hoogstwaarschijnlijk is het zeer precieze
mechanisme van deling en groei van de embryo\'s ernstig
verstoord door de grove ingreep. Deze techniek lijkt niet gericht
op een verbetering van het zelfstandig functioneren van het dier,
integendeel. Een \'zelfstandige\' geboorte lijkt bijvoorbeeld nau-
welijks meer mogelijk. Verder leidt kloneren tot een verdere
versmalling van de genetische variatie in de veestapel. Er zullen
maatregelen getroffen moeten worden door boer en dierenarts
om ongewenste neveneffecten op grote schaal (bijvoorbeeld een
onverwachte relatie tussen een produktiekenmerk en de weer-

4 Het winnen van eicellen roept overigens ook de nodige vraagtekens op met betrekking lol
natuurlijkheid Bij koeien worden eicellen gewonnen uil ovaria van geslachte dieren of uil
levende dieren. Deze laatste methode wordt momenteel geperfectioneerd aan de
Universileit van Utrecht.

5 Deze tegenvallende resultaten hebben er hoogstwaarschijnlijk mede toe geleid dal het
bedrijf Embrytec in oktober 1992 haar poorten moest sluiten.

-ocr page 529-

HEEFT UW HOND REEDS
ZIJN MEDAILLE VERDIEND ?

Met DOHYRAB® steeds één zet voor.

BIJSLUITER

DOHYRAB

voor diergeneeskundig gebruik.

Geïnoktiveerd vloeibaar vaccin voor de preventie van hondsdolheid bij
hond en kat.

Onderworpen oon de wetgeving van de diergeneeskundige inspektie.
INDICATIES

DOHYRAB is bestemd voor de oktieve immunisatie van honden en
katten tegen hondsdolheid.
POSOLOGIE EN WIJZE VAN GEBRUIK

Het voccin schudden voor gebruik.

De enidosis bedraagt 1 ml, onofhonkelijk von leeftijd en gewicht.

Hel voccin wordt subcutaan toegediend.

CONTRA-INDICATIES

Zieke dieren of dieren in de Incubatieperiode van hondsdolheid, sleihie
algemene toestond, ernstige parasitaire inlestaties.

Duphar & Cie V.O.F.

Emile Bockstaellaan 122
1020 Brussel
Tel.: (02) 422 27 11
Telefax: (02) 422 27 97

SOLVAY Animal Health

Duphar Nederland b.v.

Drentestraat 11

1083 HK Amsterdam

P.O. Box 7133 - 1007 JC Amsterdam

Tel.: (020) 54 90 909

Telefax: (020) 66 10 960

ONGEWENSTE NEVENEFFECTEN

Na vaccinatie kon er op de injektieplaots een voorbijgoonde zwelling

voorkomen, veroorzookt door het odjuvons. Normoal verdwijnt deze

zwelling binnen de 2-3 weken na de voccinotie.

Gezien de hoge zuiverheidsgraad van het vaccin is de kons op een

onafylactische reaktie uiterst gering.

Een allergische of onofyloctische reaktie op virusproteïnen of

aluminiumhydroxide is niet bekend.

HET GEBRUIK TIJDENS DE DRACHT

DOHYRAB kan op elk moment van de drocht toegediend worden.
Gezien elke vaccinatie wegens de manipulatie von de dieren een stress
betekent, moet dit bij vaccinatie gedurende de drocht In overweging
genomen worden.

-ocr page 530-

Het wordt
hoog tijd
dat de koe
minder gaat
snuiven.

Voorkomen is beter dan genezen. Dat geldt zeer beslist ook voor griep bij koeien.
Als u voor duphavac IBR/PI-3 kiest, kiest u niet alleen voor preventie, maar ook
voor toedieningsgemak. Immers, intranasale toediening kan vaak voor verhitte
taferelen in de stal zorgen.

Koortsachtig optreden dat u had kunnen voorkomen met één preventieve
behandeling met duphavac IBR/PI-3 gesuspendeerd in Duphar\'s geoctrooieerde olic-
in-water-emulsie. Het vaccin wordt intramusculair toegediend.
Vaccinatie voor het stalseizoen geeft, ongeacht leeftijd of stadium van dracht, een
vol jaar immuniteit en heeft geen schadelijke neveneffecten. Bovendien voorkomt
u met duphavac IBR/PI-3 een heleboel stress bij het dier en uiteindelijk ook bij uzelf.
Duphavac® IBR/PI-3. De makkelijkste manier om koeiengriep te voorkomen.

-ocr page 531-

« a «r-<vv-MI r« 11M n

stand tegen een bepaalde ziekte) te voorkomen. Er moet sterk
aan worden getwijfeld of dit het zelfstandig functioneren ten
goede zal komen.

CONCLUSIE

Volgens bovenstaande redenering wordt in ieder geval de
natuurlijkheid van gekloneerde en transgene dieren aangetast en
in een aantal gevallen ook het zelfstandig kunnen functioneren.
We kunnen met enige zekerheid vaststellen dat kloneren en
genetische manipulatie het besef of de erkenning van de
intrinsieke waarde van het dier ondermijnt. Als we het in de vrije
natuur levende dier als voorbeeld voor een intrinsiekwaardevol
dier beschouwen, dan moeten we het moreel gezien betreuren
dat door ons handelen de elementen van zelfstandigheid wat
oorsprong en functioneren betreft (verder) worden teruggedron-
gen (vooral als dat opzettelijk gel^urt).

Wordt inbreuk gemaakt op de intrinsieke waarde van het dier,
zoals het geval is bij genetische manipulatie en kloneren, dan zal
er een zeer goede reden moeten zijn om de noodzaak daarvan te
rechtvaardigen. Een antwoord op die noodzakelijkheid kan
worden verkregen aan de hand van de volgende vragen:

(1) Vormt het doel van de ingreep voldoende rechtvaardiging ?

(2) Is de kans groot dat het doel wordt bereikt ?

(3) Zijn alternatieve middelen beschikbaar ?

Pas na een bevredigend antwoord op deze vragen kan worden
overgegaan tot een belangenafweging, waarin de kosten, baten
en risico\'s voor onder andere de boer, het dier en de consument
tegen elkaar worden afgezet.

In de praktijk blijkt het beantwoorden van de drie vragen geen
gemakkelijke opgave. De eerste keer dat dit formeel gebeurde
was de ethische toetsing van een experiment van GenePharming
met de transgene stier Herman door de voorlopige commissie
ethische toetsing genetische modificatie bij dieren. Op grond van
een positief advies van deze commissie (september 1992), die
overigens erkent dat genetische manipulatie de intrinsieke
waarde van dieren geweld aandoet, is toestemming gegeven om
verder te fokken met het zaad van Herman. De Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van Dieren heeft felle kritiek
uitgeoefend op het besluitvormingsproces, omdat volgens haar
mening onvoldoende was aangetoond dat het experiment
noodzakelijk was en dat geen alternatieve methoden voorhan-
den waren.

Genetische manipulatie en kloneren hebben in feite de discussie
over diergebruik in de veehouderij geactualiseerd. Dat houdt in
dat de conclusies, die naar aanleiding van deze ontwikkelingen
worden getrokken, ook consequenties kunnen hebben voor
andere vormen van diergebruik. Ook zonder genetische mani-
pulatie en kloneren van dieren laat het diergebruik in een aantal
gevallen ernstig te wensen over.

SUMMARY

Ethics and new technological applications in animals.

Cloning and genetic engineering of animals are in the picture of public debate.
The intrinsic value is an important issue in the ethical debate about both new
technologies. The intrinsic value is introduced during the seventies as counter-
pariof the instrumental use of animals. The introduction of two new aspects, \'the
ability to function independently\' and \'naturalness\', gives more insight in the
meaning of intrinsic value. In two cases the consequences of the recognition of
intrinsic value is discussed The author concludes that cloning and genetic
engineering are an infringement of the intrinsic value. The ethical debate about
the transgenic bull Herman is the first experience in practice.

LITERATUUR

1. OOGST, 20 januari 1989

2. Linskens M, Verhoog H en Achterberg W. \'Het maakbare Dier\', SDU, Den
Haag, 1990

3. Advies van de Voorlopige commissie ethische toetsing genetische modifica-
tie bij dieren, Den Haag, 30 september 1992

Rinderkrankheiten, 3, überarbeitete Auflage,

J, Gruner, met medewerking van G, Berger en W. Beuche,

Gustav Fischer Verlag Jena - Stuttgart - 1992.

In dit fraai uitgevoerde boek in een handzaam formaat beschrijft
de auteur de bij het rund voorkomende ziekten en ziektebeelden.
Het is de derde uitgave van een oorspronkelijk Oostduits boek in
zakformaat. De auteurs hebben in deze uitgave nieuwe ervarin-
gen opgenomen. Enige verwijzing naar literatuur ontbreekt
echter.

Het boek beschrijft achtereenvolgens de diagnostiek, therapieën,
ziekten van organen, ziekten van de nier, stofwisselingsstoornis-
sen, infectieziekten en vergiftigingen. In het laatste deel van het
boek worden de verloskunde en gynecologie kort beschreven.
Aan dit laatste hoofdstuk hebben O. Dietz en D. Schrank
medewerking verleend.

RUNDVEEZIEKTEN

Het boek bevat een aantal foto\'s, waarvan enkele in kleur.
Al met al is dit boek een handzame, beknopte uitgave van
beschrijvingen van rundveeziekten. Vele practici zouden waar-
schijnlijk een dergelijke beknopte uitgave op prijs stellen.
Echter, de auteurs zijn in hun beschrijvingen niet modem.
Helaas maken de auteurs geen onderscheid in infecties met
Salmonella typhimurium en dublin. Ziektes veroorzaakt door L
hardjo
komen in het boek niet voor. De diagnostiek van
paratuberculose met de CBR en aviaire tuberculine worden als
redelijk zeker genoemd.

Vaccinatie tegen paratuberculose bestaat nog niet in dit boek.
Infectie met het BVD-virus hebben hetzij mucosaldisease of
bovine virusdiarree tot gevolg. De inmiddels al in 1984
geponeerde ontstaanswijze van mucosaldisease bij persistent
geïnfecteerde dieren heeft in dit boek geen plaats gekregen en
wordt dus niet eens genoemd. Dit zijn slechts enkele voorbeel-
den waarop ernstige kritiek kan worden geleverd.
Het is geen boek dat aanbeveling tot aanschaf verdient. Het
formaat en de kwaliteit van de uitgave hadden een betere inhoud
verdiend.

G,H, Wentink

-ocr page 532-

OORZAKEN VAN DE ONTSTANE
PSEUDOVOGELPESTPROBLEMATIEK^

J.C. van den Wijngaard^

en vers ajen

INLEIDING

In december 1991 werd NCD vastge-
steld bij sierpluimvee in Afferden, ten
westen van Nijmegen. De eerstvolgende
uitbraak deed zich voor in augustus

1992 bij legpluimvee in Limburg te
Swartbroek. Vervolgens hebben zich
vanaf augustus 1992 tot en met maart

1993 nog eens 49 uitbraken voorge-
daan, waarvan 6 bij sierpluimvee en 43
bij bedrijfspluimvee. Het brandalarm
van december 1991 is blijkbaar niet op
de juiste wijze door een ieder geïnterpre-
teerd.

Al langere tijd circuleert kwaadaardig
NCD-virus in Europa. Er hebben zich in
diverse landen uitbraken voorgedaan. In
Nederland is NCD vastgesteld in vrijwel
alle pluimveecategorieën: sierpluimvee,
reproduktiepluimvee (inclusief opfok),
vleeskuikens en leghennen (inclusief op-
fok). De mate waarin NCD is uitgebro-
ken, in elk van de categorieën is zeer
uiteenlopend. De meeste uitbraken heb-
ben zich voorgedaan in de leg- (inclusief
opfok) en vleeskuikensector. In de re-
produktiesector hebben zich hoege-
naamd geen problemen voorgedaan.

De risico\'s om in ons land, waar veel
pluimvee aanwezig is, NCD-uitbraken
te krijgen is de afgelopen jaren door een
aantal oorzaken toegenomen:

- Toenemend internationaal transport
van eieren, kuikens, pluimveepro-
dukten en (sier)vogels.

- Toenemend wereldwijd reizen van
mensen.

- Toenemende grootte van bedrijven.

- \'Geklets\' over entreacties in plaats
van serieuze aanpak in verband met
noodzakelijke immuniteit.

- Een \'loopje\' nemen met de broodno-
dige hygiëne.

1 Naar aanleiding van de Voorjaarsvergadering van de
afdeling Nederland van de fVPSA op donderdag 29
april 1993 lAC, tVageningen.
1 Gezondheidsdienst voor Dieren in Zuid-Nederland

Ten gevolge van de hierboven aange-
duide risico\'s kon er een situatie ont-
staan waarin:

- voor NCD-gevoelig pluimvee aan-
wezig is,

- NCD-veldvirus aanwezig is,

- NCD-veldvirus verspreid wordt van
bedrijf naar bedrijf.

Vanaf 1988 tot en met september 1992
kon worden vastgesteld dat de immuni-
teit tegen NCD bij reproduktiemateriaal
op een hoog peil stond (ook in de jaren
daarvoor), maar bij koppels jonge leg-
hennen (en ook oudere leghennen) re-
gelmatig benauwend laag was. Het me-
ten van de immuniteit tegen NCD bij
vleeskuikens is een minder gemakke-
lijke zaak. Een lage NCD-titer hoeft
zeker niet te betekenen dat er geen
sprake is van bescherming (vooral als er
ééndagsentingen zijn uitgevoerd). Ech-
ter, er was sprake van tientallen entsche-
ma\'s voor vleeskuikens (in deze variaties
liggen ook de IB- en Gumboro-entingen
besloten). Met betrekking tot vleeskui-
kens is er jarenlang buitengewoon veel
onzin uitgekraamd over de oorzaken
van entreacties en de mogelijkheden om
daarvan gevrijwaard te blijven.

Het is vandaag niet zozeer de vraag wie
als schuldigen zijn aan te wijzen met
betrekking tot de ontstane problema-
tiek. Veel meer moet de aandacht gericht
zijn op de prangende vraag hoe een
dergelijk probleem in de toekomst te
voorkomen is. Eigenlijk is het bescha-
mend om te moeten vaststellen dat we
de kennis en de gereedschappen bezitten
om een dergelijke calamiteit te voorko-
men en dat desondanks de pluimveesec-
tor toch tegen een enorme strop is
aangelopen. Daarom kan de centrale
vraag wellicht zijn:

\'Hoe krijgen we gedaan dat die maatre-
gelen worden genomen waarvan we
zeker weten dat ze noodzakelijk zijn!\'

In de verdere beschouwing zal worden
geprobeerd om per aandachtspunt ver-
gelijkend te kijken naar de reproduktie-
sector, de legsector en de vleeskuiken-
sector. Deze aandachtspunten zijn:

- hygiëne,

- vaccinaties,

- monitoring/bedrijfsbegeleiding,

- onderzoek.

HYGIENE

Van boven naar beneden gaand in de
pluimveeproduktiekolom zijn er belang-
rijke verschillen waarneembaar in het
hygiënisch management. Gemiddeld ge-
nomen wordt er op reproduktiebedrij-
ven een strakker beleid gevoerd dan op
de eindbedrijven. Uiteraard zijn er ge-
lukkig óók in de eindsector (zowel leg
als slacht) vele goede voorbeelden te
vinden. Een optimaal hygiënisch mana-
gement heeft bij te veel pluimveehou-
ders absoluut niet de prioriteit die het
zou moeten hebben. Dit gaat overigens
niet alleen op voor pluimveehouders.
Het verzet tegen het stopzetten van
tussentijds uitladen bij vleeskuikens is
ook van andere schakels in de vleespro-
duktieketen afkomstig.
Belangrijke aandachtspunten met be-
trekking tot hygiënisch management op
pluimveebedrijven zijn onder meer:

- Het gedrag van los-, laad- en entploe-
gen.

- De faciliteiten voor bovenbedoelde
ploegen.

- Het gebruik van eiertrays.

- Het aanwezig zijn van sierpluimvee
op pluimveebedrijven.

Uiteraard is het gevaar aanwezig dat er
te veel wordt gegeneraliseerd. Maar hoe
men het ook wendt of keert, als we op
grote schaal eieren en vlees willen blij-
ven produceren, dan zal er een gedrags-
verandering ten aanzien van hygiëne
nagestreefd moeten worden.

VACCINATIES

Ten aanzien van preventie van NCD is
een centrale rol toebedeeld aan de prak-
tizerend dierenarts op basis van de
NCD-verordening 1976. Echter de
pluimveeprakticus kan deze centrale rol
alleen met succes vervullen als hem dat
door zijn klanten mogelijk wordt ge-
maakt. Voor beide partijen dient duide-
lijk te zijn dat:

- Bij het enten van pluimvee moet

-ocr page 533-

worden gestreefd naar een zo goed
mogelijke immuniteit.

- Dat zo min mogelijk tijd moet wor-
den besteed aan het zogenaamd
voorkomen van entreacties.

Het kan in dit kader geen kwaad om nog
eens te benadrukken dat elk entschema
en elke entstof uitstekend voldoen in
afwezigheid van het veldvirus waarte-
gen men immuniteit probeert op te
roepen.

Met betrekking tot de reproduktiesector
werd in de herfst van 1992 opnieuw
vastgesteld (voor er sprake was geweest
van aanvullende vaccinaties) dat het met
de immuniteit tegen NCD tamelijk goed
gesteld was. Helaas kon datzelfde niet
gezegd worden van de legsector. Vele
legkoppels, van jong tot oud, hadden
een abominabel lage immuniteit tegen
NCD. In de inleiding is al gememoreerd
dat het vaststellen van immuniteit tegen
NCD bij slachtkuikens niet zo\'n eenvou-
dige zaak is. Echter op basis van een te
grote diversiteit aan entschema\'s binnen
ons kleine landje, de nog parate kennis
uit vroeger jaren, ervaringen met NCD
bij slachtkuikens in het buitenland was
duidelijk dat ook bij vleeskuikens een en
ander bijgesteld moest worden.

Met betrekking tot het vaccineren van
pluimvee tegen NCD moet echter niet
de indruk worden gewekt dat het vol-
gens de regelen der kunst enten van
pluimvee altijd leidt tot een goede im-
muniteit. Oorzaken van tegenvallende
immuniteit kunnen zijn:

- Een vaccingebrek

- Verkeerde opslagfaciliteiten (met be-
trekking tot de temperatuur en/of de
bewaarperiode)

- Onjuiste toepassing met betrekking
tot applicatiewijze en/of tijd

- Zeer hoge matemale immuniteit

- Veldinfecties (ook andere ziektekie-
men kunnen hierbij een rol spelen)

- Entingen tegen andere ziekten (bij-
voorbeeld IB)

- Immunosuppressie (door mycotoxi-
nen of andere virussen)

Tenslotte is het goed om pratend over
vaccinaties de karakteristieken van le-
vende en geïnactiveerde NCD-vaccins
de revue te laten passeren.

Levend NCD-vaccin:

- goedkoop

- massatoediening

- snelle bescherming

- complexe bescherming

•I I M

- geen provocatie veldinfectie

- geen overgevoeligheidsreacties

- vaccinatiereacties mogelijk

- circulerend entvirus mogelijk

Geïnactiveerd NCD-vaccin:

- relatief duur

- individuele toediening

- bescherming langzaam op gang

- humorale bescherming

- provocatie veldinfectie mogelijk

- overgevoeligheidsreacties mogelijk

- geen vaccintiereacties

- geen circulerend entvirus

Vanwege het gebleken succes in de
reproduktiesector en de geconstateerde
zwakke plekken in de eindsector, bleek
het (herhaald) noodzakelijk om de ent-
schema\'s bij te stellen. Vanuit de Ge-
zondheidsdiensten voor Dieren is veel
aandacht besteed aan onderzoek naar
het effect van de aangepaste entsche-
ma\'s. Een deel van de resultaten hiervan
zal worden besproken in het volgende
hoofdstuk.

MÜNITORING/BEDRIJFSBEGE-
LEIDING

Mijns inziens zou in het op stapel
staande Nationaal Programma Pluim-
veegezondheidszorg (NPPG) voor elke
individuele pluimveehouder de ver-
plichting ingebouwd moeten worden
om in zijn bedrijfscategorie deel te ne-
men aan een basismonitoring. Enerzijds
met betrekking tot ziekten die belang-
rijke economische schade op zijn bedrijf
kunnen veroorzaken. Anderzijds met
betrekking tot ziekten die economische
schade aan de gehele sector kunnen
berokkenen. De bedrijfseconomie kan
danig onder druk komen te staan ten
gevolge van specifieke pluimveepatho-
genen (bijvoorbeeld Gumboroziekte,
Mycoplasma gallicepticum) Het rende-
ren van de totale sector kan fors onder
druk komen te staan ten gevolge van
zoönosen, maar ook specifieke pluim-
veepathogenen, zoals NCD.

Het NCD-virus is één van de ziektever-
wekkers die enorme (individuele) be-
drijfsschade kunnen veroorzaken, maar
ook een onvoorstelbare schade aan de
sector kunnen toebrengen. Voor elke
bedrijfscategorie zou in het NPPG
omschreven kunnen worden waaruit
een basismonitoring-programma moet
bestaan.

Met betrekking tot NCD is er al sinds
jaar en dag een basismonitoring in de
reproduktiesector. Dit programma,
voortvloeiend uit de NCD-verordening
1976 heeft overtuigend zijn nut bewe-
zen. Een dergelijke structurele aanpak
ontbreekt tot dusver in de eindsector.
Weliswaar bestaat er hier en daar wel
een programma (bijvoorbeeld begeleide
opfok in de leg, of vleeskuikenbegelei-
ding op kleine schaal) waarbinnen geke-
ken werd en wordt naar de immuniteit
tegen NCD, echter er vloeiden geen
verplichtingen noch sancties uit voort.
Sinds jaar en dag ontbreekt ook vrijwel
elk zicht op datgene wat aan ziektekie-
men omgaat in de sierpluimveesector.
Hoe belangrijk dat kan zijn wordt geïllu-
streerd door de huidige NCD-epidemie.
Sinds september 1992 wordt regelmatig
onderzoek verricht naar de immuniteits-
status van opfok en producerende hen-
nen in reproduktie- en legsector. Daar-
naast wordt ook onderzoek gedaan in de
vleeskuiken- en kalkoensector. Er kan
worden geconstateerd dat:

m

üMÉi

mÊÊÊÊh

- In de reproduktiesector de immuni-
teit tegen NCD behooriijk op niveau
was en blijft.

- In de opfok/legsector de immuniteit
tegen NCD enorm is verbeterd.

- Het niet eenvoudig is om uitsluitend
door middel van HAR NCD-titers
juiste conclusies te trekken over de
mate van immuniteit tegen NCD van
vleeskuikens.

- Het percentage uitval van vleeskui-
kens in de eerste week na vaccinatie
met Clone 30 enerzijds of Clone 30
IB MAS anderzij^ nauwelijks of
niet verschilt. Dit geldt feitelijk voor
de gehele mestperiode. Het is spijtig
dat er tot dusver in dit kader slechts
81 respectievelijk 30 koppels met
elkaar vergeleken kunnen worden.
Als veel meer vleeskuikenhouders
deel zouden nemen aan slachtkui-
kenbegeleiding zouden veel meer fei-
telijkheden uitgewisseld kunnen
worden.

ONDERZOEK

Vanwege de alarmerende situatie in de
legsector en vleeskuikensector werden
sinds september 1992 vanuit de sector
veel vragen gesteld met betrekking tot de
mogelijkheden om de immuniteit tegen
NCD snel te verhogen. De hamvraag
was en is nog steeds: \'Welke schema\'s
zijn zowel praktisch, financieel, als vete-
rinair-technisch aanvaardbaar?\'
Vanuit deze invalshoek is met name
praktijkonderzoek verricht met betrek-
king tot vleeskuikens en opfoklegkui-
kens.

Met betrekking tot vleeskuikens is door
middel van experimenten aangetoond

-ocr page 534-

dat bescherming tegen NCD kan wor-
den verkregen na vaccinatie op één dag
en twee weken, respectievelijk op één
dag en drie weken. Binnenkort wordt
hier uitgebreid over gerapporteerd.

Met betrekking tot opfoklegkuikens is
aangetoond dat:

- De simultaanvaccinatie (geïnacti-
veerd en levend vaccin op de eerste
levensdag) een goede immuniteit op-
roept. Dit blijkt zowel uit kleinscha-
lige laboratoriumexperimenten als
grootschalig gebruik in het veld.

- In het veld ook minder goede resulta-
ten waarneembaar waren na toepas-
sing van de simultaanvaccinatie.

Vanwege de bewerkelijkheid en de kos-
ten van de simultaanenting enerzijds en
het kunnen voorkomen van minder
goede resultaten anderzijds (ongetwij-
feld in verband met de schaalvergroting)
is er vanuit de legsector nogal wat
aandrang uitgeoefend op het vinden van
een aanvaardbaar alternatief Dit is wel-
licht gevonden in het laten vervallen van
het geïnactiveerd vaccin op de eerste dag
en het toevoegen van een vaccinatie met
levend NCD-vaccin op 24 tot 27 dagen
leeftijd. Bij deze aanpak blijft het uiter-
mate belangrijk dat alle vaccinaties met
levend NCD-vaccin, vooral ook de een-
dagsenting op de broederij, perfect wor-
den uitgevoerd. De nood^k voor het
blijven streven naar perfectionering van
de eendagsenting van kuikens op de
eerste levensdag wordt geïllustreerd
door het volgende. Op diverse vleeskui-
kenbedrijven zijn recent steekproefsge-
wijs vlak voor de tweede NCD-enting
kuikens verzameld. Na besmetting met
NCD-virus bleken diverse inzendingen
niet voldoende beschermd tegen viru-
lent NCD-virus. Als op dergelijke be-
drijven ongelukkigerwijze virulent veld-
virus terecht komt dan hebben we er
toch weer één of meer uitbraken bij!
Ditzelfde kan (weer) gebeuren in de
opfokleg.

CONCLUSIES

In de reproduktiesector heeft een tame-
lijk consistent beleid ten aanzien van
NCD-preventie, op basis van de NCD-
verordening 1976, geresulteerd in zeer
weinig NCD-uitbraken (van overigens
geringe ernst).

- Te veel opfok/legkoppels bleken
(zeer) onvoldoende beschermd tegen
NCD.

- Een aanvullend vaccinatiebeleid
heeft in de opfok/legsector geleid tot
een sterk verbeterde immuniteit te-
gen NCD.

- Het is opnieuw uitermate lastig ge-
bleken een uniform entbeleid ten
aanzien van NCD door te voeren
voor de vleeskuikensector.

- In ons met pluimvee dichtbevolkte
land kan met het huidige importbe-
leid ten aanzien van vogels geen
garantie worden gegeven dat het
NCD-virus niet wordt geïmporteerd
en dientengevolge op de bedrijven
kan binnenkomen.

- Zolang het importeren van (tropi-
sche) vogels op grote schaal blijft
plaatsvinden is de pluimveesector
verplicht een zo goed mogelijk
NCD-vaccinatieschema te volgen.

- Onophoudelijk dient gehamerd te
worden op de noodzaak tot optimale
hygiëne als vast onderdeel van het
management op het individuele be-
drijf en in de gehele produktieketen.

- In hygiënisch opzicht is bijzondere
aandacht nodig voor los-/laad-/kap-
/entploegen, tussentijds uitladen en
eiertrays.

- Er is weinig of geen inzicht in het
voorkomen van pluimveepathoge-
nen binnen het sierpluimveebestand
in Nederiand.

- We weten eigenlijk wel hoe we NCD
moeten voorkomen, maar deze ken-
nis is niet consistent toegepast in de
eindsector.

AANBEVELINGEN

- In het Nationaal Programma Pluim-
veegezondheidszorg de verplichting
inbouwen voor elke individuele
pluimveehouder om in zijn bedrijfs-
categorie deel te nemen aan een
basismonitoring (tenminste met be-
trekking tot NCD). Voor elke be-
drijfscategorie dient in het NPPG
omschreven te worden waaruit dit
basismonitoring-programma bestaat.

- De NCD-bestrijding in ons land
moet gebaseerd blijven op het zoveel
mogelijk voorkomen van insleep van
(kwaadaardig) NCD-virus, optimale
hygiëne en accuraat uitgevoerde en-
tingen met geregistreerde entstoffen.

- Het nastreven van de optimale hy-
giëne dient een vast onderdeel te zijn
van het management op het indivi-
duele bedrijf en in de gehele betref-
fende produktiekolom.

- In principe een verbod afkondigen
op de import van pluimvee en andere
vogels, tenzij wordt voldaan aan nog
nader te stellen voorwaarden (ont-
hefiBngsmogelijkheden).

- Het vaccinatiedraaiboek ten aanzien
van NCD bijstellen. Hieraan hoort
onlosmakelijk een aantal controle-
en sanctiemogelijkheden verbonden
te zijn (indien mogelijk voor zowel
bedrijfs- en sierpluimvee als postdui-
ven).

- Er dient een hygiënedraaiboek be-
schikbaar te komen ten aanzien van
NCD, inclusief aanwijzingen voor
mestbehandeling en afvoer en be-
handeling van destructiemateriaal.
Ook hierbij dient gedacht te worden
aan controle- en sanctiemogelijkhe-
den.

- Speciale aandacht is nodig voor het
feit dat vrij gemakkelijk ziektekie-
men vanuit buurlanden geïmpor-
teerd kunnen worden via kratten van
slachterijen (Nederlands pluimvee
dat in België wordt geslacht wordt
vaak opgehaald met behulp van Bel-
gisch materieel, inclusief kratten).

- Diagnostiek van sierpluimvee/hob-
bypluimvee bevorderen.

- Voor een adequate bestrijding van
een calamiteit zoals de huidige
NCD-epidemie dient het dagelijks
beleid gemaakt te worden door een
zo klein mogelijk aantal vertegen-
woordigers van een zeer beperkt
aantal instanties. Dit team dient
landelijk te opereren en moet ver-
plichtingen kunnen opleggen.

SAMENVATTING VAN DE OOR-
ZAKEN DIE HEBBEN GELEID
TOT DE RECENTE NCD-PRO-

BLEMATIEK:

- Onvoldoende controle op import
van pluimvee en (tropische) vogels.

- Inadequaat uitgevoerde vaccinaties
in de eindsector.

- Ontoereikend hygiënisch manage-
ment, met name in de eindsector.

- Ontbrekende structurele monitoring
in de eindsector, met daaraan gekop-
peld dringende verplichtingen.

- Slecht luisteren naar waarschuwin-
gen die feitelijk al gegeven werden
voor december 1991.

- Te veel instanties die zich met de
problematiek bemoeien.

-ocr page 535-

Een onderzoeksschool tracht hier een
gestandaardiseerde (tweede fase-)oplei-
ding op een bepaald gebied aan toe te
voegen. Het produkt van een onder-
zoeksschool is niet alleen grootschalig en
geïntegreerd onderzoek, maar het zijn
ook goed onderlegde onderzoekers op
dat gebied. Aan het onderwijs worden
specifieke eisen gesteld.
Het idee bestaat om een \'Onderzoeksschool
voor Ueneesmiddelinnovatie\' op te rich-
ten. In deze bijdrage wordt dit idee
vanuit een bestuurlijke, Europese en
economische invalshoek bekeken.
Research blijft de drijfveer achter onze
economie, zeker doordat Europa de
komende decennia met scherpe concur-
rentie geconfronteerd wordt. In de
meeste Europese landen komt momen-
teel meer dan 50% van de economische
groei uit nieuwe diensten en produkten.
Daarom dient Europa in onderzoeks-
scholen te investeren.
Research leidt overigens niet automa-
tisch tot economische groei. Daartoe
moet basale research zo snel mogelijk in
toegepaste research omgezet worden.
De produkten, die hieruit voortkomen,
moeten ontwikkeld worden tot ver-
koopbare produkten. Winst is een abso-
lute voorwaarde om de continuïteit van
research te waarborgen.
Het lijkt aantrekkelijk om een \'Onder-
zoeksschool voor Geneesmiddelinnova-
tie\' op te zetten. Er is echter een aantal
voorwaarden aan verbonden, wil men
continuïteit garanderen. Ten eerste zou
bij investering in onderzoeksscholen
economische groei van het investerende
land voorop moeten staan. Ten tweede
zou -naar voorbeeld van de VS en
Japan- voor elke miljoen ECU, dat in
basale research wordt gestoken, twee
miljoen ECU in toegepaste research en
vijf miljoen ECU in ontwikkelingsre-
search geïnvesteerd moeten worden.
Voorwaarde voor succes van een \'On-
derzoeksschool voor Geneesmiddelin-

\' broiL- Mediator, april 1993, jaargang 4. nr 2.

novatie\' is integratie in de samenleving.
Is een instituut voor hoogwaardige re-
search, met een intensieve samenwer-
king met het bedrijfsleven, met een
nauwe band met de beleidmakers en
met een krachtige ondersteuning vanuit
de politiek echter wel realiseerbaar?
In Nederiand is de Landbouwuniversi-
teit Wageningen een prachtig voorbeeld.
Wageningen is uitstekend toegerust om
de landbouw, tuinbouw en veeteelt te
ondersteunen. Deze universiteit valt on-
der het ministerie van Landbouw, Na-
tuurbeheer en visserij en niet onder het
ministerie van O&W. De banden met
het bedrijfsleven zijn altijd zeer sterk
geweest. Omdat Nederland altijd een
agrarisch land is geweest, vormen boe-
ren een krachtig front van kiezers. Be-
paalde politieke partijen zijn van ouds-
her voorvechters van boerenbelangen.
In het \'Wageningen-model\' zijn dus vier
sociale elementen geïntegreerd, te weten
wetenschap, bedrijfsleven, beleid en po-
litiek.

Zeer recent heeft de minister van Onderwijs en Wetenschappen (O&W)
negentien onderzoeksscholen goedgekeurd. Een onderzoeksschool is een in
1990 geïntroduceerd fenomeen en is eigenlijk ontstaan uit een onderzoeksinsti-
tuut. Onderzoeksinstituten zijn bundelingen van bestaande onderzoekspro-
gramma\'s binnen één universiteit of tussen verschillende universiteiten. Ze
bestaan al langer en zijn opgericht om onderzoek een hogere kwaliteit te geven
en samenwerking tussen bijvoorbeeld universiteiten te bevorderen.

GENEESMIDDELENINNOVATIE,
EUROPA EN POLITIEK^

Deze tekst is een samenvatting van
een bewerking van een voordracht,
gehouden door C. van Winzum tij-
dens de openingsbijeenkomst van de
First European Congress of Pharma-
ceutical Sciences op 7 oktober 1992
in Amsterdam.

C. van Winzum sprak namens de
Stichting ter Bevordering van Medi-
sche en Farmaceutische Research
(MFR).

Steun vanuit de politiek is onontbeeriijk.
Helaas laat deze steun op het gebied van
export van geneesmiddelen nog te wen-
sen over. De sector \'levende varkens\'
vertegenwoordigde in I99I een export-
waarde van zeven honderd miljoen gul-
den, terwijl er voor drie miljard aan
geneesmiddelen werd geëxporteerd. De
Nederlandse geneesmiddelenexport is
twee keer zo groot als de export van
bloembollen. Als er iets mis gaat met de
export van varkens of bloembollen,
krijgt dit onmiddellijk uitgebreid aan-
dacht in het parlement en de media.
Maar in deze kringen komt de export
van geneesmiddelen nauwelijks ter
sprake.

De farmaceutische industrie is echter
een typische high tech-industrie. Haar
bijdrage aan de werkgelegenheid is der-
halve beperkt. In Nederland genereert
de farmaceutische industrie slechts
0,24% van de werkgelegenheid. Dat
vertegenwoordigt een kwart zetel in het
pariement. Daar staat tegenover, dat de
landbouw, tuinbouw en veeteelt een
directe en indirecte werkgelegenheid
van 10% verschaft. Verklaart dit het
verschil in politieke steun?

Onze samenleving moet leren inzien, dat
geneesmiddelen een uitstekend export-
produkt zijn. De wereldmarkt voor ge-
neesmiddelen groeit nog steeds jaarlijks
met 7%. Binnen deze groei zou Neder-
land de export van geneesmiddelen kun-
nen vervijfvoudigen. Nederiand kan
zich niet permitteren deze groeikansen te
laten liggen. Ons land is sterk in petro-
chemische produkten, maar uit oogpunt
van het milieu is die industrie controver-
sieel. In de communicatie-, computer-
en ruimtevaartindustrie is Nederiand
zwak en verder aan het verzwakken. De
winst van de chemische industrie (bulk)
staat onder zware druk, waarbij steeds
grotere investeringen in het milieu geëist
worden. Wat er over blijft in termen van
strategische keuzes voor de toekomst, is
de farmaceutische industrie. Daarom
zou de oprichting van een Onderzoeks-
school voor Geneesmiddelinnovatie een
goed idee zijn.

PROMOTIES

Op 16 juni promoveert drs. R.C.
Nap. De titel van zijn proefschrift
is \'Nutritional influence on growth
and skeletal development in the
dog\'. De promotores zijn prof. dr.
A. Rijnberk en prof. dr. A.Th. van
\'t Klooster, co-promotor is dr.
H.A.W. Hazewinkel. De promotie
vindt plaats in het Academiege-
bouw, Domplein 29 te Utrecht om
14.30 uur.

-ocr page 536-

PEERDEPIETEN 1993:
WEER ZOALS HET HOORT

Op een zonovergoten drafbaan te
Hilversum heeft ook dit jaar een ge-
slaagd Peerdepieten plaatsgevonden.
Waren het de Lelijke Eenden die de
intocht opluisterden, waren het de
Border Collies, die een stel Chinese
Loopeenden voorzichtig in een be-
paalde richting dreven of waren het
de uitzonderlijk goede weersomstan-
digheden die 1993 tot een uitstekend
Peerdepieten-jaar maakten?

De heren in jacquet hadden het dit jaar
zwaarder te verduren dan de dames, die
in luchtige bloemetjesjurken over de
boulevard flaneerden. Gaandeweg be-
landden steeds meer zwarte jassen op
stoelen en banken. Het weer was in elk
geval geen spelbreker op Koninginne-
dag.

Er werd een mooie Peerdepietenkoers
gereden. Sandrine Vroeijenstijn achter
paard nummer vier reed vanaf het begin
vooraan in de race.
Ze dreigde nog
ingehaald te worden, maar wist haar
paard toch voldoende op te zwepen om
als eerste over de meet te gaan. Het was
een fotofinish, dus de spanning was te
snijden.

De Reünistenkoers werd professioneel
gereden. Een prachtig front van drie
dravers tekende zich af in de laatste
bocht, waaruit Rob Back zich wist los te
maken: een mooie overwinning voor de
organisator van de Reünistenkoers.
Tot grote hilariteit van het publiek werd
er tussendoor ook een trekpaardenrace
gehouden. De deelnemers moesten deze
paarden zonder zadel rijden, hetgeen
niet eenvoudig was. Er hapten dan ook
enkele ruiters zand.

Een dergelijk feest kan nog steeds als een
hoogtepunt beschouwd worden in het
veterinair studentenleven. Peerdepieten
krijgt extra allure door de stijl, waarin
één en ander plaatsvindt. De aankleding
van de dames en heren getuigt daarvan.
De redactie van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
heeft daarop in willen
spelen in het nummer van 1 april, door
een foto van twee studenten op de
voorpagina te plaatsen. De studenten
waren gekleed in de typische Peerdepie-
ten-dracht.

Verscheidene lezers hebben mondeling
en schriftelijk te kennen gegeven, daar
niet van gediend te zijn.
De foto\'s, die bij dit verslag van Peerde-
pieten 1993 gepubliceerd zijn, hadden

-ocr page 537-

■« « n

De sprekers waren het bijvoorbeeld
totaal oneens over het aantal gevallen
van mond- en klauwzeer, dat er nu in
Italië geconstateerd zou zijn. De situatie
in Noord-Italië had men redelijk in kaart
gebracht. Over wat er zich in het Zuiden
afspeelt, bleek echter niet veel bekend te
zijn. De ziekte is bijna alleen op rund-
veebedrijven geconstateerd, slechts één
varkensbedrijf was besmet. De ziekte
zou door middel van import uit Kroatië
in Italië geïntroduceerd zijn.
Toen na deze uiteenzetting de vergade-
ring zou beginnen, stond de Italiaanse
afgevaardigde op, heette de deelnemers
hartelijk welkom en gaf een half uur
durend overzicht van de organisatie van
de veterinaire diensten in Italië.
Na de koCBepauze, de voorzitter wilde
juist het eerste agendapunt aan de orde
stellen, betrad een montere grijsaard de
vergaderruimte, die zich gedurende
twintig minuten in vloeiend Italiaans tot
de aanwezigen richtte, waarna hij vro-
lijk wuivend weer verdween. Het bleek
het Erelid van één der Italiaanse dieren-
artsenverenigingen geweest te zijn, die
de deelnemers nog eens namens alle
Italiaanse collegae welkom heette en en
passant nog wat vertelde over de inge-
wikkelde organisatie van de veterinaire
overheidsstructuren in zijn land.

VETERINAIRE CONTROLES
Veterinaire controles zijn in verband
met de dierziektensituatie in zowel de
EG, als in \'derde landen\' na het wegval-
len van de binnengrenzen van groot
belang. In EG-lidstaten heersen onder
meer mond- en klauwzeer, blaasjes-
ziekte, New Castle disease, varkenspest,
tuberculose, brucellose en rabiës. In
Oost-Europa zijn nog meer besmette-
lijke ziekten aanwezig.
Het is duidelijk dat er veel bedreigingen
voor de diergezondheid zijn. Wanneer er
niet strikt de hand gehouden wordt aan
vervoersverboden en voorgeschreven
controles bij import, is de ramp niet te
overzien, juist omdat tegen een aantal
ziekten niet meer gevaccineerd wordt.
De situatie wordt volgens een Duitse
collega bemoeilijkt, doordat veel ge-
zondheidscertificaten uit Oost-Europa
niet te vertrouwen zijn.
Maar niet alleen de import van levende
dieren baart zorgen, de import van
veterinaire produkten is net zo riskant,
hier is bovendien ook de volksgezond-
heid in het geding.

Het is zeer te betreuren, dat de geaut-
omatiseerde systemen ANIMO en
SHIFT, waarmee de EG-lidstaten elkaar
moeten informeren omtrent problemen
bij import, nog steeds niet operationeel
zijn. Er wordt op het moment wel met
faxen gewerkt, maar de berichten ko-
men vaak niet verder dan de regionale
diensten en bereiken de regio\'s waar de
controles plaatsvinden niet.
De EASVO heeft dan ook een resolutie
opgesteld, die door de Federation of
Veterinarians of Europe (FVE) is aange-
nomen en onder de aandacht van de
EG-commissie wordt gebracht.

Resolution from EASVO to the
FVE.1

\'The FVE is aware that the SHIFT-
and ANIMO-systems proposed for
July the 1st 1992 will not work for
some time. The situation is a threat to
animals health arui welfare and to
veterinary public health in the EC.
We urge the commission to expedite
the installation of the systems and to
find solutions to present problems.\'

WAARDERING VAN DE NATI-
ONALE VETERINAIRE DIENS-
TEN IN DE EG

In opdracht van de EG-commissie heeft
er een onderzoek plaatsgevonden naar
de structuren en het functioneren van de
veterinaire overheidsdiensten in de EG-
lidstaten. Het Deense onderzoeksbureau
COWI-consult heeft dit uitgevoerd. Bij
dit onderzoek waren twee dierenartsen
betrokken; één van hen was dr. H.J.
Bendixen, die vroeger bij de EG-com-
missie werkzaam was.
Er werd veel kritiek geleverd op het feit
dat de onderzoekers zich, behalve in
Frankrijk, alleen hebben laten informe-
ren door de ministeries en niet door de
dierenartsenverenigingen. Hierdoor is in
de meeste lidstaten een rooskleurig
beeld ontstaan. In de EASVO heerst de
mening dat er een tekort bestaat aan
dierenartsen in overheidsdienst. Dit is
op het moment bijzonder zorgelijk met
het oog op de dierziektensituatie. In het
rapport is hier weinig van terug te
vinden.

ITALIAANS VERGADEREN

De \'European Association of State Veterinary Officers\' (EAS VO) vergaderde op
1 april 1993 in Rome. Tot grote vreugde van de EASVO wordt het aantal
deelnemende EG-landen steeds groter.

Om negen uur zou de vergadering beginnen. De gastheren hadden echter anders
bepaald. Voor de aanvang van de vergadering traden vier Italiaanse collegae,
werkzaam bij verschillende ministeries, naar voren en gaven uitleg over de
organisatie van de Italiaanse veterinaire overheidsdiensten. Na anderhalf uur was
het de vergadering duidelijk dat de organisatie gecompliceerd is en niet goed
functioneert.

Door J. Minderhoud

In veel EG-landen worden ambtelijke
taken verricht door praktici, vaak zon-
der aanstelling door de overheid. In
Portugal worden dierenartsen, werk-
zaam in de vleeskeuring, nog in veel
gevallen betaald door de slachthuizen.
De EASVO is bezorgd over deze situa-
tie. OfiBciële certificering moet in alle
gevallen plaatsvinden door ofiBcieel aan-
gestelde dierenartsen, die zich ten op-
zichte van de bedrijven onafhankelijk
moeten kunnen opstellen.
Over dit onderwerp is een resolutie
opgesteld door de EASVO, die door de
FVE is overgenomen.

Resolution from EASVO to the
FVE.2

\'The FVE endorse the general conclu-
sions and recommandations of the
COWI Consult Report, but can not
agree with some of the assumptions in
the National Reports.
Two fundamentals require the urgent
attention of the Commission, namely
(1) a detailed defenition of the title,
mandate and function of the Official
Veterinarian referred to in all directi-
ves aruL(2) seek to ensure the efficient
functioning of the respective compe-
tent authorities in each Member State.
In countries with an autonomous regi-
onal structure there are additional
problems with vertical transmission of
instructions and information from the
competent authority to the official
veterinarian in the field
The FVE wishes to bring these mat-
ters to the attention of the Commission
for action \'

-ocr page 538-

fk

WWv^.jtwgwitfum.ii\'ii\'i.\' iiinwAÜfcilimiiilii

Vanaf nu

a//e geregistreerde
diergeneesmiddelen

in één oogopslag

Het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (BRD) van
het Ministerie heeft de kerngegevens uit alle registratie-
beschikkingen verzameld in dit tweedelige losbladige
handboek. Eindelijk is het veel geraadpleegde
Diergeneesmiddelenregister toegankelijk gemaakt voor
praktiserende dierenartsen, registratiehouders en
controlerende instanties.

Inhoud:

- Uniforme overzichten van diergeneesmiddelen, op
registratienummer

- Vier verschillende indexen die de inhoud optimaal
ontsluiten

Aanvullingen en wijzigingen worden direct bij
verschijnen automatisch aan de kopers toegezonden.

Prijs compleet f 125, - Aanvullingspagina \'s f 0,50 (prijs 1993)

UKG EN
DIERENARTS
HEBBEN GEMEEN-
SCHAPPELIJK
BELANG

Incidenteel blijken bij eigenaars van
verwijspatiënten vooraf verwachtingen
te bestaan ten aanzien van het uit te
voeren onderzoek en de behandeling.
Deze kunnen anders zijn dan hetgeen in
de Universiteitskliniek voor Gezel-
schapsdieren (UKG) wenselijk wordt
geacht voor de betreffende patiënt en zo
leiden tot onvrede bij de eigenaar.
De oorzaak hiervoor is veelal te herlei-
den tot een subjectief verwachtingspa-
troon dat de eigenaar zelfheeft gecreëerd.
Anderzijds is het de taak van de behan-
delend dierenarts in de UKG om in een
vroeg stadium uitleg te geven over het
wat en waarom van een onderzoek of
behandeling. Ook de verwijzend dieren-
arts kan echter hierbij een rol vervullen.
Hij heeft de mogelijkheid om de eige-
naar te informeren over de gang van
zaken in de UKG via de gratis verkrijg-
bare publieksfolder. Bovendien zou hij
de eigenaar van een patiënt erop moeten
wijzen, dat het inzicht van de UKG arts
niet persé hetzelfde behoeft te zijn als
zijn eigen idee over het nader onderzoek
of de behandeling. Zo kan ook een
verwijsbrief met een gericht verzoek om
test X of behandeling Y leiden tot
onvrede bij een eigenaar. Omdat verwij-
zend dierenartsen en de UKG een ge-
meenschappelijk belang hebben, name-
lijk een tevreden eigenaar, is het zinvol
wederzijds nog nauwkeuriger met deze
materie om te gaan.

T. Willemse,

hoofd divisie
patiëntenzorg

BestetbonXe zenden aan Sdu Uitgeverij Plantijnstraat, Antwoordnr. 125,
2501 XD Den Haag, of fax (070) 381 77 71

Stuur mij rechtstreeks/via boekhandel: .........................................................

.....ex. Diergeneesmiddelen (2 banden) / 125,- (excl. verzendkosten)

.....ex. Folder van deze uitgave (gratis)

Naam en adres afzender:

-ocr page 539-

GEZONDHEID VARKENSHOUDER

Het eindrapport \'Gezondheid varkenshouder aan risico\'s blootgesteld\' werd op
16 april aan de Stuurgroep en de varkenshouders, die deelnamen aan het
project, gepresenteerd.

OMZETSTIJGING
BIJ UPJOHN

Het onderzoek, dat drie jaar duurde,
richtte zich op luchtwegklachten en
blootstellingen aan bedrijfsomstandig-
heden.

Het blijkt dat luchtwegklachten bij var-
kenshouders veel voorkomen. Er is ook
werkelijk sprake van een slechtere long-
functie en meer overgevoeligheid van de
longen bij varkenshouders dan bij an-
dere beroepsgroepen.
De relatie tussen blootstelling aan stof en
het optreden van longklachten kwam
veel voor bij varkenshouders op bedrij-
ven met een hoog endotoxinegehalte
en een totaal hoog stofgehalte. Op deze
bedrijven werden ook hoge luchtsnelhe-
den gemeten en was er een groot tempe-
ratuurverschil tussen stal en buiten. Ont-
smetten heeft een slechte invloed op de
luchtwegen, evenals roken.
Op bedrijven met één stal, met kunstma-
tige, indirecte ventilatie, zonder stro en
met een automatisch brijvoedersysteem
kwamen minder klachten voor en wa-
ren de longfuncties beter.
Het onderzoek werd uitgevoerd in op-
dracht van de Vereniging van Varkens-
houders van de Nederiandse Christelijke
Boerenbond (NCB) door de Gezond-

WINST BIJ PFIZER

Het Amerikaanse farmaceutisch con-
cern Pfizer Inc. heeft in 1992 een met
vier procent gestegen omzet behaald van
7,23 miljard dollar. De windt steeg met
twaalf procent tot 810,9 miljoen dollar.
In 1992 werd 863,2 miljoen dollar, dat
is veertien procent meer, uitgegeven aan
\'Research & Development\'. In de laatste
vijf jaar werd totaal 3,26 miljard aan
R&D uitgegeven. De helft van de omzet
werd overigens behaald met produkten
die de laatste vijf jaar geïntroduceerd
werden.

Pfizer Inc. richt zich met name op
humane en veterinaire geneesmiddelen.

heidsdienst voor Dieren in Zuid-Neder-
land, de Landbouwuniversiteit Wage-
ningen, de Katholieke Universiteit
Nijmegen en de Bedrijfsgezondheids-
dienst te Boxmeer. Het werd financieel
mogelijk gemaakt door het Praeventie-
fonds, de Rabobank, Interpolis, de Ver-
eniging van Varkenshouders van de
NCB en de LLTB.

OPEN DAG

De gebouwen op het complex De
Dreijen, Dreijenlaan 1-4, te Wageningen
staan op zaterdag 15 mei open voor
publiek. Er worden rondleidingen ge-
houden langs vakgroepen en sectorale
diensten. Daarnaast zijn er videopresen-
taties, onderzoeksdemonstraties en le-
zingen. Op de Dreijen zijn vakgroepen
geconcentreerd, die zich bezighouden
met basiswetenschappen en technologi-
sche wetenschappen, zoals milieu- en
biotechnologie, levensmiddelentechno-
logie en voeding. De deuren zijn open
van 10.00 uur tot 16.00 uur.

maar verkoopt ook ingrediënten voor
met name laag-calorische levensmidde-
len. Veterinaire geneesmiddelen, die Pfi-
zer met succes op de markt brengt zijn:
Paratect® Flex Bolus, Strongid ® P-
pasta en Terramycin ®/LA.

TGV® FORTE

Tesink Veterinaire Produkten BV te
Oudewater komt op de markt met een
produkt voor duiven, genaamd TGV ®
Forte. Het bevat een samenstelling van
fysiologisch actieve stoffen, die de pres-
taties en het herstel na prestaties of ziekte
van duiven positief beïnvloeden. TGV ®
Forte vertoont geen schadelijke bijwer-
kingen en is onschadelijk voor het orga-
nisme en voor het milieu. Het middel is
uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

De omzet van de agrarische divisie
(diergeneesmiddelen en zaden) van de
Upjohn Company is in 1992 met zes
procent gestegen tot $ 700 miljoen. De
geconsolideerde omzet van The Upjohn
Company bedroeg in 1992 $ 3,6 mil-
jard, dit is zeven procent meer dan in
1991. De grootste omzetgroei werd
buiten de USA geboekt (8%).

Aan de zes procent omzetgroei van de
agrarische divisie hebben alle agrarische
bedrijfsonderdelen bijgedragen. In het
vierde kwartaal werd er zelfs negentien
procent meer omgezet.

Het vruchtbaarheidspreparaat Dinoly-
tic® en het antibioticum Excenel®
leverden in 1992 de belangrijkste bij-
drage aan de omzet van de Animal
Health Division.

The Upjohn Company heeft in 1992
wereldwijd een omzet behaald van $ 3,6
miljard, dit is een toename van zeven
procent ten opzichte van 1991. De winst
steeg met vier procent tot $ 562 (16%
van de omzet). De winst per aandeel
bedroeg $ 3,12 wat een stijging van vijf
procent betekent ten opzichte van 1991.

De omzet buiten de Verenigde Staten
groeide met acht procent tot een bedrag
van $ 1,4 miljard (38% van de totale
omzet).

De winst in het laatste kwartaal van
1992 bedroeg $ 154 miljoen bij een
omzet van $ 989 miljoen. Dit is dertien
procent meer dan in 1991.

The Upjohn Company heeft het afgelo-
pen jaar maar liefst vijftien procent van
de omzet ($ 540 miljoen) geïnvesteerd
in onderzoek en ontwikkeling. In 1991
was dit nog veertien procent.

The Upjohn Company is een internatio-
nale, op onderzoek gerichte, producent
van humane geneesmiddelen, dierge-
neesmiddelen, land- en tuinbouwzaden
en chemische specialiteiten. Vanuit het
hoofdkantoor in Kalamazoo, Michigan
(VS), houdt het bedrijf zich al meer dan
een eeuw bezig met verbetering van de
gezondheid en voeding van mens en
dier. In Nederiand heeft Upjohn vesti-
gingen in Ede (humane en diergenees-
middelen) en Honselersdijk (Bruinsma
Seeds B.V).

-ocr page 540-

INLEIDING

Worminfecties komen bij de hond en de
kat, ondanks alle zorg die men aan ze
besteedt, nog steeds vaak voor. Een veel
voorkomende wormsoort in de darm
van honden en katten is de spoelworm
(Toxocara).

infecties met spoelwormen hebben niet
alleen consequenties voor de gezond-
heid van het dier. Ze vormen ook een
risico voor de gezondheid van de mens.

SPOELWORMEN BIJ DE HOND
EN DE KAT

Spoelwormen zijn tot 18 centimeter
lang, bleekgeel tot roodachtig van kleur
en duidelijk herkenbaar als worm.
Spoelwormen zijn darmbewoners die
men soms kan waarnemen in braaksel of
de ontlasting van het dier. Volwassen
vrouwtjes kunnen per dag ca. 200.000
microscopisch kleine eitjes produceren.
De eitjes worden met de ontlasting
afgevoerd en komen zo in het milieu. Ze
zijn besmettelijk nadat er zich in de eitjes
larQes hebben ontwikkeld. Dat rijpings-
proces is vooral afhankelijk van de
temperatuur. Eitjes die in de winter in
het milieu zijn gedeponeerd kunnen
alsnog rijpen bij het oplopen van de
temperatuur. In de zomer neemt het
rijpingsproces ongeveer drie weken in
beslag. Spoelwormeieren kunnen jaren
overieven en zijn bestand tegen extreme
omstandigheden zoals strenge vorst en
ontsmettingsmiddelen. Bij opname via
de bek (likken, eten, drinken) kunnen
gerijpte eitjes weer infecties bij het dier
veroorzaken. Uit de eitjes komen in de
darmen larQes tevoorschijn.

De larfjes dringen de darmwand binnen
en maken via bloedvaten omzwervingen
door het lichaam, waarbij ze ook in de
longen terecht komen. Van daaruit wor-
den ze opgehoest en doorgeslikt. Een-
maal teruggekomen in de darm ontwik-
kelen de larQes zich tot volwassen
wormen. Dan begint opnieuw de pro-
ductie van eitjes.

Jonge honden worden in de baarmoeder
al met larfjes besmet. Daarnaast lopen
bijna alle jonge honden via de moeder-
melk infecties met lar^es op. Ook nage-
noeg alle jonge katten worden via de
moedermelk geïnfecteerd. Dit heeft tot
gevolg dat bij pups en kittens van enkele
weken oud al volwassen spoelwormen
kunnen worden aangetoond. Als ze niet
of niet vaak genoeg worden ontwormd,
blijven de jonge dieren lange tijd besmet.
Van de volwassen honden en katten
heeft respectievelijk
20% en 30% spoel-
wormen in de darmen.

HET BELANG VAN SPOEL-
WORMINFECTIES VOOR DE
HOND EN DE KAT
De infecties verlopen bij honden en
katten vaak zonder duidelijke ziektever-
schijnselen. Als gevolg van deze niet
opgemerkte infecties kunnen echter wel
groeivertragingen bij jonge dieren optre-
den. Soms kunnen de infecties ernstiger
gevolgen hebben.

Als er sprake is van grote aantallen
spoelwormen kunnen de darmen van de
dieren verstopt raken en mogelijk zelfs
scheuren. Bij pasgeboren honden en
katten kunnen ook longbeschadigingen
optreden als gevolg van grote aantallen
daar aanwezige larven.

SPOELWORM-INFECTIES BIJ
DE MENS

Ook bij de mens kunnen door het
opnemen van eitjes infecties optreden.
Spoelwormeieren worden vooral aange-
troffen op plaatsen waar honden en
katten hun behoefte doen, zoals in plant-
soenen, groenstroken, tuinen en zand-
bakken. Bij een recent onderzoek in een
grote stad werden in 25% van de grond-
monsters uit parken en in 59% van de
monsters uit openbare zandbakken
spoelwormeieren aangetoond.
Hoewel infecties bij volwassenen waar-
schijnlijk net zo gemakkelijk optreden
als bij kinderen, lopen kinderen door
hun speelgedrag en minder goede hy-
giëne een grotere kans geïnfecteerd te
worden.

DE GEVOLGEN VAN SPOEL-
WORM-INFECTIES BIJ DE
MENS

Net zoals bij de huisdieren komen na de
besmetting met eitjes in het darmkanaal

ONTWORMINGSCAMPAGNE HONDEN
EN KATTEN

larfles vrij, die op zwerftocht gaan door
het lichaam. Daarbij ontstaan in het
lichaam kleine ontstekingshaarden. Uit-
eindelijk gaan de rondtrekkende larQes
dood.

Gelukkig veriopen de meeste infecties
ook bij de mens zonder ziekteverschijn-
selen. Als er verschijnselen optreden
lijken deze veel op griep, daar zich dan
klachten voordoen zoals buikpijn, spier-
pijn en moeheid. Soms treden echter
infecties op met gevolgen zoals longaan-
doeningen en leveraandoeningen. In
zeldzame gevallen kunnen oogaandoe-
ningen optreden. Uit onderzoek is geble-
ken dat besmettingen met eitjes en de
daaruit volgende infecties voorkomen
bij 8% van de Nederiandse bevolking.

diV^fM
wggntn

DOELSTELLING EN AANPAK
VAN DE CAMPAGNE
In verband met de noodzakelijk geachte
vermindering van het aantal infecties bij
de mens, werd maart 1992 een Werk-
groep \'Vooriichtingsprojekt Ontwor-
men Honden en Katten\' ingesteld, met
het doel voornoemde problematiek zo-
wel bij het publiek als bij huisartsen en
dierenartsen onder de aandacht te bren-
gen en verbeteringen te bewerkstelligen
ten aanzien van:

- de ontwormingsfrequentie van hon-
den en katten:

- het inzicht in de hygiënische omgang
van mensen met honden en katten.

-ocr page 541-

In de werkgroep hebben vertegenwoor-
digers zitting van de Stichting voor
Gezelschapsdieren,
de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde,
de Faculteit voor Dierge-
neeskunde (Rijksuniversiteit Utrecht),
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieuhygiëne, de Veterinaire Dienst
(ministerie van LNV) en de Veterinaire
Hoofdinspectie van de Volksgezondheid
(ministerie van WVC).

Door de werkgroep werd in de periode
augustus 1992 - februari 1993 informa-
tiemateriaal opgesteld, bestaande uit:

- een folder;

- een sticker;

- diverse artikelen, bedoeld als kopij
voor het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde (TvD), kynologenbladen, po-
pulaire \'honden- en kattenbladen\',
huis-aan-huis bladen en het Bulletin
Infectieziekten.

Medio april is tijdens de campagne
gestart met de verzending van een map
bestaande uit de artikelen, een exem-
plaar van de folder en twee stickers naar
alle praktizerende huis- en dierenartsen.
Gelijktijdig werden in verband met de
distributie naar dierenspeciaalzaken,
exemplaren van de folder en de sticker
verzonden naar de DIBEVO. Tevens
werden de artikelen aangeleverd aan het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, de
kynologenbladen en diverse andere
\'honden- en katten\'-bladen.

H

■■IM

Begin mei wordt een eerste artikel, met
als onderwerp \'spoelwormen en het
gezondheidsrisico voor mens en dier\' in
de huis-aan-huis bladen gepubliceerd.
In de maanden mei en juni zal via
postbus 51-spotjes op radio 1,2,3 en 5
aandacht aan de ontworming van hon-
den en katten worden besteed.
Eind mei zal de campagne aan de orde
worden gesteld in het TV-programma
\'Alle dieren tellen mee\'. In die periode
zal voorts een tweede artikel, met als
onderwerp \'Zandbak en gezondheid\' in
de huis-aan-huis bladen worden opge-
nomen.

Via de informatiebronnen is/wordt het
publiek onder meer gewezen op de
genoemde folder \'Spoelwormen, onge-
node gasten van mens en dier\', die naast
alle huis- en dierenartsen en de dieren-
speciaalzaken eveneens verkrijgbaar is
bij de afdeling Publieksvooriichting van
het ministerie van WVC.

Voorafgaand aan de campagne is door
een aantal studenten van de Hogeschool
voor Economie en Management in het
kader van een projektopdracht, via een
steekproefsgewijze enquête onder hon-
de- en kattebezitters en niet-huisdier-
eigenaren, onderzoek verricht naar de
kennis over spoelworminfecties, het in-
fectierisico van dier naar mens en de
ontwormingsfrequentie van honden en
katten. De steekproefopzet was dusda-
nig van aard dat de resultaten zullen
kunnen worden gegeneraliseerd naar de
gehele Nederiandse bevolking.
Een vergelijkbare enquête is onlangs bij
huisartsen en dierenartsen uitgevoerd in
het kader van een promotie-onderzoek.
In een volgend VHI-bericht zal nader op
de resultaten van de enquêtes worden
ingegaan.

rfWiâiÉiiiliÉÉi

Eind 1993 zal wederom door een aantal
studenten van genoemde hogeschool
worden nagegaan of de campagne heeft
geresulteerd in een hoger kennisniveau
van het publiek en een veranderde
attitude van honde- en kattebezitters
met betrekking tot de ontworming van
hun dieren. Tevens zal worden nagegaan
welke wijze van informatie-overdracht
het meeste effect heeft gesorteerd. De
daarbij vrijkomende gegevens kunnen
van nut zijn bij de opzet van toekomstige
vooriichtingsactiviteiten.

Namens de Werkgroep
\'Voorlichtingsprojekt
Ontwormen Honden en Katten\':

J.P.A.M. van den Bergh (Janssen
Pharmaceutica)
J.H. Boersema (Faculteit
Diergeneeskunde)
F. van Knapen (RIVM)
G. Fisi^r (VHI).

CONTROLE PROGRAMMA OP ß-AGONISTEI\\l EN
HORMONEN BIJ MESTSTIEREN EN AFGEMOLKEN
KOEIEN

De Veterinaire Inspectie van WVC
heeft in het laatste kwartaal van 1992
en de eerste maand van 1993 een
onderzoek uitgevoerd naar het voor-
komen van residuen van verboden
groeihormonen en van B-agonisten bij
meststieren en afgemolken koeien.

Deze actie werd uitgevoerd, omdat er
signalen uit het veld kwamen waaruit
bleek dat het gebruik van groeibevorde-
raars zou zijn verschoven van mestkal-
veren naar stieren en afgemolken
koeien.

In totaal werden 72 (zogenaamde ver-
dachte) geslachte dieren bemonsterd.

Het onderzoek vond plaats bij een groot
aantal slachterijen waarbij voor het on-
derzoek op 6-agonisten de lever als
onderzoek-substraat werd genomen.

Negen dieren (12%) waren positief op
Clenbuterol.

(positief = norm van I ppb in de lever
overschreden)

Eén dier positief op Chloortestosterona-
cetaat (verboden stoO
De gevonden hoeveelheden van Clen-
buterol lagen tussen de 1,1 en 26 ppb.

De resultaten van het onderzoek waren
van dien aard dat er in nader overleg met
de Rijksdienst voor de keuring van Vee
en Vlees (RVV) en de Algemene Inspec-
tie Dienst (AID) een actie is georgani-
seerd door de RVV waarbij er een
at
random
bemonstering heeft plaatsge-
vonden. Hierbij werden 93 slachtrunde-
ren onderzocht; 7 dieren werden positief
bevonden (6 positief op Clenbuterol en
1 positief op Mabuterol - een verboden
stof Al deze dieren zijn door de RVV
afgekeurd, waarbij de AID is ingescha-
keld om een onderzoek te doen op het
herkomstbedrijf

De resultaten van beide acties tonen aan
dat er een groot probleem bestaat ten

-ocr page 542-

aanzien van het gebruik van Clenbuterol
als groeibevorderaar bij meststieren en
afgemolken koeien.

Indien men bedenkt dat Clenbuterol vrij
snel uit het lichaam is verdwenen, moet
men concluderen dat het werkelijk aan-
tal behandelde dieren nog groter zal zijn.
Voor de Veterinaire Inspectie zijn deze
bevindingen nogmaals het bewijs dat er
op dit punt hardere maatregelen nodig
zijn zoals:
richte acties moet komen die onaan-
gekondigd moeten worden
uitgevoerd. Tevens moeten er meer
\'verdachte\' dieren worden bemon-
sterd.

Het bedrijfsleven zou er aan moeten
werken om een eigen controle uit te
voeren overeenkomstig de Stichting
Kwaliteitsgarantie Vleeskalveren
(SKV), omdat het bedrijfsleven uit-
eindelijk verantwoordelijk is voor
het produkt dat wordt geproduceerd.

KONINKLIJKE
ONDERSCHEIDINGEN

Aanscherpen van regelgeving waar-
bij het mogelijk zou moeten zijn om
een geheel koppel op de boerderij af
te laten maken en te laten destrueren
indien er een aantal positieve dieren
worden gevonden in een koppel. Het
is namelijk bekend dat bij koppelsge-
wijs gehouden dieren (meststieren)
de behandeling bijna altijd plaats-
vindt bij de gehele koppel en niet bij
individuele dieren uit die koppel.
De controles moeten worden geïn-
tensiveerd waarbij de RVV tot ge-

Bij koninklijk besluit is drs. A.H.H.M.
Matthijsen benoemd tot ridder in de
Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij is
bibliotecaris van de Faculteit Dierge-
neeskunde van de Universiteit Utrecht
en woont in Bilthoven.
Ir. R.J. Tazelaar, voorzitter van het
Produktschap voor Vee en Vlees en het
Produktschap voor Pluimvee en eieren
is benoemd tot ofBcier in de Orde van
Oranje-Nassau. Hij woont in Renkum.
Ook dr. A.Th.M. Verdijk is tot ofBcier in
de Orde van Oranje-Nassau benoemd.

Hij is dierenarts en directeur van de
kring Nijmegen/Oss van de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees van
het ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij. Hij woont in de
gemeente Cuijk en Sint Agatha.

Tot slot is dr. G. van Putten, werkzaam
bij het Instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek \'Schoonoord\' (IVO-DLO)
als wetenschappelijk onderzoeker toege-
paste ethologie, benoemd tot ofBcier in
de Orde van Oranje-Nassau.

SWINE VESICULAR DISEASE (SVD)

Stand van zaken per 10 mei 1993

Naar aanleiding van meldingen van
positieve varkens geëxporteerd vanuit
Nederiand in met name Italië, heeft in
Nederiand de afgelopen maanden een
zeer uitgebreid onderzoek plaatsgevon-
den inzake SVD.

Nadat in eerste instantie de export van
levende varkens volledig stil was gelegd,
kon een en ander eind maart weer
langzaam op gang komen.
Voorwaarde hierbij was dat fok- en
gebruiksdieren afkomstig waren van be-
drijven met een SVD-vrije status, op
basis van serologisch onderzoek. Bij
slachtvarkens diende een percentage van
de te exporteren dieren serologisch te
worden onderzocht.
Tevens werd een bloedonderzoek uitge-
voerd bij een bepaald aantal slachtzeu-
gen en -beren bij aanvoer op het slacht-
huis.

Dit laatste onderzoek vindt overigens
plaats in alle EG-lidstaten.

Inmiddels zijn op deze wijze bijna een
kwart miljoen monsters genomen en
bijna 4000 bedrijven hebben de SVD-
vrije status.

Een klein aantal monsters bleek positief.
Het betrof hier echter singleton reactors,
zodat geen bedrijven als verdacht of
besmet zijn ingesloten.
Het laatste SVD-geval dateert derhalve
van oktober 1992.

Ook werd actie ondernomen richting
(export)verzamelplaatsen in het kader
van reiniging en ontsmetting. Na een
eerste inspectieronde bleek minder dan
eenderde te voldoen aan de eisen.
De overige verzamelplaatsen werden
geïnformeerd over de individuele tekort-
komingen en het verzamelen van var-
kens aldaar werd verboden totdat deze
tekortkomingen waren verholpen. Dit is
inmiddels op het merendeel van de
verzamelplaatsen gebeurd.

Naar aanleiding van de positieve rap-
portage van een missie van de Europese
Commissie is in het Permanent Veteri-
naire Comité besloten per 6 mei de
maatregelen tegen Nederland te versoe-
pelen.

Zo werd het serologisch onderzoek van
slachtvarkens voor export niet langer
vereist.

Na overieg met de diverse bedrijfsorga-
nisaties is echter besloten, dat de huidige
onderzoeksstructuur blijft gehandhaafd,
inclusief het onderzoek van te exporte-
ren slachtvarkens, zij het onder een
lichter regiem.

De reden hiervoor is te komen tot een
nationaal gezondheidsstatussysteem in
de varkenshouderij. Dit om met name
snel eventuele problemen te kunnen
signaleren en een betere basis te hebben
bij garantieverschafiBng met betrekking
tot te exporteren dieren. Tevens kan
deze structuur worden gebruikt bij de
aanpak van bijvoorbeeld de ziekte van
Aujeszky.

De komende maanden zal dit systeem

-ocr page 543-

nader worden ingevuld.
Dankzij de inzet van veel menskracht is
het gelukt om de varkenssector weer zijn
plaats te geven van vóór de SVD-afiEaire.
Wat er in positieve zin van overblijft is
dat Nederland in staat zal zijn betere
garanties te kunnen verstrekken, dan
voorheen het geval was.

Besmettelijke dierziekten

In Nederland kwamen in de periode van
5 januari tot en met 26 april jongstleden
de volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte verplicht
is, voor:

CALCIUM
CHLORIDE

Geachte heren.

Ter aanvulling van het artikel \'Nadelige
effecten van calcium-chloride\' Tijdschr
Diergeneeskd 1993; 118 (8); 266-8 voe-
len wij ons verplicht volgende onder-
zoeksresultaten mede te delen.
Calcium-chloride werkt etsend, maar in
tegenstelling tot wat het artikel sugge-
reert, blijft deze werking niet beperkt tot
de slokdarmsleuf, voormagen en leb-
maag, maar kan blijkens onze onderzoe-
kingen ook tot uiting komen in het
proximale gedeelte van de dunne darm.
In onze proefstal werden door ons drie
tolerantieproeven uitgevoerd met cal-
cium/magnesium bevattende produk-
ten.

In de eerste proef werden aan drie
klinische gezonde koeien binnen de 24
uur, vier flessen van 500 ml CaMg-
oplossing, bevattende 300 mg calcium-
chloride en 30 mg magnesium-chloride,
toegediend. Dit is tweemaal de door ons
geadviseerde dosis. 24 Uur na de laatste
toediening hadden de dieren een gemid-
deld 1° hogere lichaamstemperatuur en
aten nagenoeg niet meer. Bij slachting
van de dieren, 48 uur na de laatste
toediening, werden een ernstige hypere-
mie en uitgebreide necrose van de voor-
magen en de lebmaag vastgesteld.
In de tweede proef werden aan drie
klinisch gezonde koeien binnen de 24

Pseudo-vogelpest (NCD)
Totaal drie gevallen in drie gemeenten
Zuid-Holland: twee gevallen
Noord-Brabant: één geval

Schurft

Totaal zes gevallen in vijf gemeenten

Groningen: één geval

Utrecht: drie gevallen

Drenthe: twee gevallen in één gemeente

Rotkreupel

Totaal elf gevallen in elf gemeenten
Friesland: twee gevallen
Drenthe twee gevallen
Utrecht: twee gevallen
Noord-Holland: één geval
Zuid-Holland: vier gevallen

uur, vier flessen van 500 ml CaMg-
oplossing, nu echter bevattende 300 mg
calcium-chloride en 30 mg magnesium-
chloride in een olie in water-emulsie,
toegediend. 24 Uur na de laatste toedie-
ning was de gemiddelde lichaamstempe-
ratuur nauwelijks veranderd, maar de
dieren weigerden, net als in de eerste
proef, te eten.

Bij slachting 48 uur na de laatste toedie-
ning, werden in de voormagen en leb-
maag geen afwijkingen gevonden, maar
bleken de problemen zich verplaatst te
hebben naar de dunne darm, die duide-
lijk hyperemisch was. De oorzaak lijkt
te moeten worden gezocht in het daar
alsnog door lipase-werking vrijgekomen
chloride.

In een derde proef werden aan drie
klinisch gezonde koeien binnen de 24
uur vier flessen van 500 ml Calcium-
magnesium Tonicum toegediend. In te-
genstelling tot de in bovenstaande proe-
ven vermelde produkten met calcium-
chloride wordt hierin calcium-acetaat
gebruikt.

Alle dieren hadden 24 uur na de laatste
toediening een normale lichaamstempe-
ratuur en een normaal eetpatroon. Ook
de lichte diarree, waarvan in de vorige
twee proeven sprake was, trad niet op.
48 Uur na de laatste toediening werden
de dieren geslacht. Onderzocht werden
slokdarm, voormagen, lebmaag en
dunne darm. Nergens werden na ge-
bruik van Calciummagnesium Tonicum
afwijkingen geconstateerd.
Hopende met deze informatie de discus-
sie in een meer volledig kader te hebben
geplaatst.

W.T.deJong
dierenarts

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer drs. H.
P. Meyer (vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren) bereid om
voor de lezers een antwoord te formu-
leren.

VRAAG

Tegenstrijdige adviezen door practici
leiden tot onzekerheid bij eigenaren van
honden, die gaan naar de zogenaamde
\'tekenkoorts\' gevaarlijke vakantiebe-
stemmingen. Om te komen tot een eens-
luidend advies wat betreft preventieve
entingen en/of medicamenten.

ANTWOORD

Tegen de zomer komen veel eigenaren
van huisdieren bij de dierenarts met de
mededeling dat zij de hond (soms kat)
graag mee willen nemen naar hun
(meestal (sub)tropische) vakantiebe-
stemming. Om een gefundeerd advies
uit te brengen aangaande risicofactoren
en de mogelijkheid van te nemen maat-
regelen ter minisering van deze factoren
is het belangrijk om te weten welke
ziekteverwekkers er in (sub)tropische
gebieden zoal rondwaren. De belang-
rijkste, meest door insekten overge-
brachte, micro-organismen zullen kort
worden besproken.

Babesia. De verschillende protozoën
van het genus Babesia worden overge-
bracht door de tekensoorten Dermacen-
tor en Rhipicephalus. Na een incubatie-
tijd van twee tot drie weken ontstaan
ziekteverschijnselen (koorts, depressie,
anemie, hemoglobinurie). Laat men de
hond onbehandeld, dan sterven vele
dieren in deze acute fase; overlevende
honden kunnen drager blijven, waarbij
het ziektebeeld kan opflikkeren. De
diagnose wordt het best gesteld middels
een immunofluorescentie-test (IFT, I ml
serum opsturen naar de Faculteit Dier-
geneeskunde, afd. Parasitologie). Een
behandeling met Imidocarb 12% (1 ml/
40 kg lichaamsgewicht s.c.), eventueel
na twee weken te herhalen, geeft meestal
een restloos herstel. Ook de effectiviteit
van Imidocarb bij de preventie van
Babesiose bestaat geen consensus in de
literatuur: de berichten variëren van

TEKENKOORTS

-ocr page 544-

■ IM

«mÊÈÊiÊÊ

ilÉ

tibmm,

tèÊamt

geen effect tot zes weken bescherming.
Er is een geïnactiveerd vaccin met
Babe-
sia
ca«iï-antigeen op de markt. Het
vaccin voorkomt de ziekteverschijnse-
len niet, doch kan de ziekte milder doen
verlopen. Er is geen kruisimmuniteit
tegen andere Babesia-soorten dan
B.
canis canis.

Ehrlichia. E. canis (Fam. Ricket-
tsiaceae) wordt overgebracht door Rhi-
piceÉalus. Na een incubatietijd van vijf
tot twintig dagen worden koorts, anore-
xie, depressie, anemie en tekenen van
verhoogde bloedingsneiging waargeno-
men. Net zoals bij Babesiose sterven vele
honden in het acute stadium, tenzij ze
snel en adequaat worden behandeld.
Overleven de dieren dan kan de ziekte
een chronische vorm aannemen, die een
veel minder goede prognose heeft dan
het acute beeld, in verband met de dan
veel voorkomende beenmergdepressie.
De diagnose wordt weer het beste ge-
steld door middel van een IFT (1 ml serum
opsturen naar de Faculteit Diergenees-
kunde, afd. Parasitologie). Een lang-
durige behandeling met een tetracycline
(bijv. oxytetracycline 3 d.d. 22 mg/kg of
doxycycline 1 d.d. mg/kg gedurende
minimaal 3 weken) geeft in acute geval-
len vaak een goed herstel, doch met
name gevoelige rassen, zoals de Duitse
Herder kunnen toch recidives vertonen.
Er bestaat geen effectieve preventie te-
gen een Ehrlichia-infectie.
Leishmania. De verschillende
Leish-
mania spp.
worden overgebracht door
Phlebotomen (zandvliegjes). Na een
zeer wisselende incubatietijd (1 maand -
6 jaar) zijn de meest opvallende sympto-
men dermatitis, vermagering, lymfaden-
opathie en hepatos-plenomegalie. On-
behandeld is de prognose zeer slecht. De
diagnose wordt gesteld met een directe
agglutinatietest (1 ml serum opsturen
naar Faculteit Diergeneeskunde, Ge-
neeskunde van Gezelschapsdieren). Be-
handeling met meglumine-antimonaat
(100 mg/kg s.c. gedurende I maand)
geeft een zeer duidelijke verienging van
de levensduur, maar er treedt zelden
restloos herstel op. Er is geen goede
preventie tegen Leishmania-infectie.
Dirofilaria. De nematode Dirofilaria
immitis wordt overgebracht door ver-
schillende muggesoorten. De prevalen-
tie van Dirofilariase in het Middellandse
Zeegebied is laag, maar er zijn gevallen
beschreven. Na een prepatentperiode
van zes maanden kunnen ziektever-
schijnselen ontstaan (hoesten, vermin-
derd uithoudingsvermogen, vermage-
ren), doch 50% van de infecties verioopt
symptoomkxK. De diagnose door middd van
een ELISA (1 ml serum opsturen naar
de Faculteit Diergeneeskunde, Vak-
groep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren) heeft een zeer hoge diagnostische
accuratesse. Een behandeling met thi-
acetarsamide-Na, gevolgd door een na-
behandeling met een larvicide (bijv.
ivermectine), geeft meestal een restloos
herstel. Een preventie met ivermectine
(ÓMg/kg I keer per maand) is zeer
effectief.

Duidelijk is dat het risico dat een hond
loopt bij een verblijf in de (sub)tropen
verschilt per micro-organisme, afhanke-
lijk van de virulentie, mogelijkheden
voor therapie en effectiviteit van de
bestaande preventie. Eigenlijk is alleen
de preventie van Dirofilariase sluitend.
Preventie van Babesiose en Ehrlichiose
bestaat met de huidige kennis slechts uit
tekenbestrijding (bijvoorbeeld door een
amitraz-bevattende halsband en een
dagelijkse tekenverwijdering). De vacci-
natie tegen Babesiose heeft eventueel
een additioneel gunstig effect. Duidelijk
is dat deze maatregelen geen volledige
bescherming bieden. Wellicht zal de
ontwikkeling van nieuwe vaccins deze
toestand verbeteren.

ZEER ZWAAR
AFGEKALFDE
VAARS

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drs G.
Schuijt (Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

VRAAG
Casus:

Zeer zwaar afgekalfde vaars met uitge-
breide perivaginal reactie, met moeite
vaginaal te toucheren en de urinelozing
gaat nog redelijk. Op welke wijze te
behandelen?

ANTWOORD

De vraagstelling is wat onduidelijk om-
dat niet bekend is hoeveel dagen post-
partum de vaars inmiddels is en waaruit
de klachten bestaan. Perst de vaars veel
en krachtig? Zijn er toch wel duidelijk

Echter met een gerichte therapie zijn
zowel Babesiose als Ehrlichiose goed
behandelbaar. Essentieel hierbij is wel
dat de diagnose snel gesteld wordt. De
preventie, noch de therapie van Leish-
maniase zijn afdoende.
Indien een eigenaar bij u komt voor een
rabiësenting in verband met een reis
naar een warme vakantiebestemming
dan wel indien een eigenaar te kennen
geeft met haar/zijn hond naar de (sub-)
tropen te willen reizen is een goede
vooriichting over de risicofactoren van
groot belang. Indien de eigenaar, on-
danks de risicofactoren toch besluit het
dier mee te nemen, dan zijn de meest
zinvolle maatregelen: het dragen van een
amitraz-bevattende halsband, het dage-
lijks verwijderen van teken en (eventu-
eel) het maandelijks toedienen van iver-
mectine.

LITERATUUR

Meyer HP. Some arthropod-borne hematozoan
infections of veterinary importance in a moderate
climate. Tijdschr Diergeneeskd SuppI 1990: 115:
S54-6.

Slappendel RJ. Canine leishmaniasis. A review
based on 95 cases in the Netherlands. Vet Q 1988;
10: 1-16.

waarneembare problemen bij het urine-
ren? Hoe staat het met de eetlust en
melkgift? Heeft het dier koorts? Is de
nageboorte normaal afgekomen? Zijn er
beschadigingen in de geboorteweg? Hier
kan dus slechts een algemeen antwoord
worden gegeven.

Wanneer een partus per vagina dermate
zwaar is verlopen dat grote kans bestaat
op ernstige zwelling van de weke ge-
boorteweg en de organen en andere
weefsels in het perivaginale gebied, dan
is aan te bevelen om preventief parente-
raai depomycine toe te dienen gedu-
rende drie dagen. Dat is zeker geïndi-
ceerd wanneer beschadiging van de
geboorteweg is opgetreden, tenzij er
contra-indicaties zijn, zoals bij een bloe-
ding met onzekere afloop. Het gebruik
van ontstekingsremmende middelen om
in een vroeg stadium overmatige reactie
te voorkomen is te overwegen.

Soms wordt een vaars een paar dagen
postpartum aangeboden met een erns-
tige perivaginale onstekingsreactie ter-
wijl ze ernstig staat te persen, problemen
heeft met het urineren, niet goed eet en
koorts heeft (zoals de vraagsteller mis-
schien bedoelt). In zo\'n geval is het

-ocr page 545-

parenteraal toedienen van een breed-
spectrum antibacterieel middel gedu-
rende drie tot vijf dagen aan te raden om
een septicamie te voorkomen. Wan-
neer rectaal ondenoek nog mogelijk is
dan kan men proberen vast te stellen in
hoeverre de urineblaas functioneert. Ca-
theterisatie van de blaas kan daarover
ook informatie geven. Zowel bij een
blaasverlamming als bij een normaal
functionerende urineblaas is het moge-
lijk dat de urine tijdens het persen in
kleine hoeveelheden afkomt. Bestaat
een blaasverlamming of een kennelijke
obstructie van de urethra dan kan een
dauerurinecatheter geïndiceerd zijn.
Symptomatische behandeling door her-
haalde toediening van een pijnstiller en/
of een epiduraalanesthesie kan veriich-
ting geven. De dieren zullen dan wat
beter blijven eten. Bij voornoemde
klachten is de kans op een ernstige
endometritis vrij groot. De altijd zeer
geïndiceerde intra-uteriene behandeling
met bijvoorbeeld engemycine 10%, door
middel van de pipet onder rectale bege-
leiding, is als gevolg van ernstige zwel-
ling soms moeilijk uitvoerbaar.
Zou het gaan om een vaars met een
perivaginal ontstekingsreactie op 2 a 3
weken postpartum, maar zonder koorts,
dan is het twijfelachtig of behandeling
met antibiotica wel zinvol is. De zwel-
ling wordt dan geleidelijk minder en zal
na maanden vrijwel geheel verdwijnen.
Wel kunnen vanaf een maand postpar-
tum als extra complicatie soms abce^en
ontstaan die dan vaak doorbreken naar
de vagina of in het perineale gebied.
Antibiotica zouden de rijping daarvan
zelfs kunnen vertragen. Een necrotise-
rende cervicitis, vaginitis of vulvitis kun-
nen al na tien dagen duidelijke teken van
afstoting en genezing vertonen. In alle
gevallen moet de urinelozing goed wor-
den gecontroleerd. Langdurige mictie-
problemen kunnen cystitis, peritonitis of
zelfs een blaasruptuur tot gevolg hebben.

mimÊÊtm

Door algemeen ondenoek en lokaal
onderzoek kan de aard en uitgebreid-
heid van de aandoening worden vastge-
steld. Het rectaal onderzoek geeft wat dit
betreft de beste informatie. Bij een uitge-
breide perivaginale ontstekingsreactie
als gevolg van vermoedelijke beschadi-
gingen van de weke geboorteweg is
manueel vaginaal onderzoek gecon-
traïndiceerd. Vaginoscopisch onderzoek
is hierdoor de aangegeven methode,
hoewel soms ook moeilijk uitvoerbaar.
Hier geldt dus de uitdrukking: \'Voorkó-
men is beter dan genezen\'.

•VI IM

PAARD

B

Renale tubulaire acidose bij het

paard

J.H. van der Kolk

Renale tubulaire acidose is een spora-
disch bij het paard voorkomende aan-
doening, die bij deze diersoort in 1984
voor het eerst is vermeld (7). In de
literatuur zijn tot op heden slechts vier
paarden met renale tubulaire acidose
(RTA) beschreven. Het betrof twee Quarter
horses, een Appaloosa en een Tennessee
walking horse, die in leeftijd varieerden
van twee tot elf jaar. De groep van vier
paarden bestond uit drie merries en één
hengst (2, 4, 5 en 6). Kruising van een
tweetal van deze paarden leverende een
ogenschijnlijk normaal veulen op (5).

Bij alle paarden met RTA werden ano-
rexie en sloomheid gemeld, terwijl bij
twee van de vier paarden chronische
vermagering werd vastgesteld. Urine-
onderzoek leverde bij twee van de vier
paarden een (voorbijgaande)
Proteinu-
rie op. Het soortelijk gewicht van de
urine varieerde van 1.016 tot 1.033.
Bloedonderzoek duidde in alle gevallen
op een ernstige metabole acidose in
combinatie met bij drie van de vier
hypokalemie, waarbij de pH varieerde
van 6,99 tot 7,089 (2,4,5 en 6). Bij alle
vier in de literatuur beschreven paarden
met RTA kon geen oorzaak worden
vastgesteld, ondanks het nemen van een
nierbiopt en echografie bij twee paarden
(5).

I

im

te

Ten behoeve van het handhaven van de
zuur-base-balans zorgt de nier voor de
excretie van zuur en de reabsorptie van
bicarbonaat. De reabsorptie van bicar-
bonaat vindt plaats direct na de glome-
rulusfiltratie in de proximale niertubu-
lus. Ten gevolge van de bicarbonaat
reabsorptie vindt in de proximale niertu-
bulusexcretie plaats van
H3O , welke
wordt uitgewisseld met Na De proxi-
male niertubulus is echter niet in staat
een significante H30 -gradiënt te be-
werkstelligen, waardoor de vloeistof
daar ter plaatse niet duidelijk van pH
verlaagt. De pH-daling vindt met name
plaats door belangrijke H30 -excretie
in de distale niertubulus (1).
RTA betreft de aandoening, waarbij
sprake is van metabole acidose ten
gevolge van verminderde netto tubulaire
H30 -excretie. Er zijn drie types RTA,
namelijk type 1 (distale tubulus), type 2
(proximale tubulus) en type 4. Wat
voorheen type 3 werd genoemd blijkt
een variant van type 1 te zijn. Type 4
RTA wordt veroorzaakt door aldos-
teron deficiëntie of resistentie en gaat
gepaard met hyperkaliemie (3). De hy-
pokaliemie bij type 1 RTA wordt waar-
schijnlijk veroorzaakt door de combina-
tie van milde volume-depletie en
toename van de aldosteron-concentratie
in het bloed. De oorzaak van de hypoka-
liemie bij type 2 RTA is onduidelijk
(1). Bij het paard zijn tot op heden alleen
types 1 en 2 beschreven en wel respectie-
velijk bij drie (2, 5, 6) en één paard(en)
(4). Type 1 RTA wordt gekenmerkt
door een afname van de netto
H3O -
excretie in de distale tubulus. Bij type 2
RTA is de reabsorptie van bicarbonaat
in de proximale tubulus verminderd,
maar kan opnieuw steady state worden
bereikt. Aldus betreft type 2 RTA een
zelf-limiterende aandoening (3). De drie
paarden met type 1 RTA hadden alle-
maal alkalische urine en het paard met
type 2 RTA had zure urine (pH = 5,5).
Zure urine in geval van RTA duidt erop
dat de functie van de distale niertubulus
intact is (4).

In geval van een ernstige metabole
acidose en de afwezigheid van andere
symptomen van renal failure (normale
Creatinine- en ureumconcentraties) of
diarree wordt een afwijking van de
niertubulus waarschijnlijk. Bij verden-
king op RTA is van belang de urine pH
te meten en de serum kaliumconcentra-
tie (naast de pH, BE, pCOj en
HCO3 in
het bloed) (I). Types I en 2 kunnen bij
het paard worden onderscheiden in ge-
val van alkalische urine door de ver-
strekking van 0,1 g NH4Cl/kg lichaams-
gewicht via een neussonde (5). Het op
deze wijze niet kunnen induceren van
zure urine (pH = 6,0 - 6,5) is bewijzend
voor distale RTA (type 1) (2).

Bij RTA bestaat de therapie steeds uit de
substitutie van KCl en bicarbonaat op
geleide van het bloedonderzoek (2).
De prognose voor beide types RTA is
gunstig want na substitutie trad bij alle

-ocr page 546-

patiënten herstel op met een follow-up
van 7 - 28 maanden (2, 4, 5, 6).

LITERATUUR

1. Davidman M, and Schmitz P. Renal tubulair
acidosis a pathophysiologic approach. Hosp
Pract 1988; 23: 77-96.

2. O\'Leary Hansen T Renal tubular acidosis in a
mare. Compend Contin Educ Pract Vet 1986;
8: 864-6.

3. Rose BD. Clinical physiology of acid-base and
electrolyte disorders. McGraw-Hill, New
York. 1989;
3"> edition: 527-39.

4. Trotter GW, and Miller D. Type II renal

RUND

Haemophilus somnus

Orr JP. Haemophilus somnus infection-
a retrospective analysis of cattle necrop-
sied at the Western College of Veterinary
Medicine from 1970-1990. Can Vet J
1992: 33: 719-22

De resultaten worden weergegeven van
297 secties uitgevoerd in de periode
1970-1990, waarbij
H. somnus werd
geïsoleerd en/of thrombo-embolische
meningo-encefalitis werd vastgesteld. In
het onderzoek werd uitsluitend gebruik
gemaakt van secties uitgevoerd op kada-
vers en er was steeds sprake van een
natuurlijke infectie. Afwijkingen wer-
den na pathologisch onderzoek vooral

PAARD

Abortion of a mummified fetus

associated with short uterine
body in a mare

Meyers PJ, and Varner DD. JAVMA
1991: 198: 1768-70

In dit artikel wordt een zeven jaar oude
merrie beschreven die in een vroeg
stadium van de graviditeit herhaaldelijk
aborteerde vanwege een congenitale af-
wijking. Het betrof een ernstige abnor-
maliteit van het corpus uteri: dit was
slechts één cm lang.
De diagnose kon zowel met rectaal
onderzoek als met echografisch onder-
zoek worden gesteld. Toch had de mer-
rie voordien al enkele diergeneeskun-
dige ingrepen ondergaan, zoals een

tubular acidosis In a mare. JAVMA, 1986;
188: 1050-3.

5. Ziemer EL, Parker HR, Carlson GP, Smith BP,
and Ishizaki G. Renal tubulair acidosis in two
horses: diagnostic studies. JAVMA 1987; 190:
289-93.

6. Ziemer EL, Parker HR, Carlson GP, and
Smith BP Clinical features and treatment of
renal tubular acidosis in two horses. JAVMA
1987; 190: 294-6.

7. Ziemer EL, Parker HR, and Carlson GP
Renal tubulair acidosis in two horses (ab-
stract). ACVIM Proc 2nd Annu Forum and
12th Annu Sci Progr 1984: 39.

aangetroffen in de hersenen (in 82% van
de gevallen), de longen (64%), het hart,
de gewrichten, de larynx en het rugge-
merg. In 11% van de gevallen werden
uitsluitend longveranderingen aange-
troffen. De leeftijd van de dieren vari-
eerde van één week tot tien jaar met een
gemiddelde van 38 weken. De aandoe-
ning werd het meest vastgesteld in de
maanden november, december en janu-
ari, alhoewel er in alle maanden van het
jaar positieve secties waren. In het on-
derzoek werden de onderlinge verhou-
dingen van encefalitis, myocarditis en
pneumonie per vijQaarlijkse periode
vastgesteld. De encefalitis leek daarbij in
belang af te nemen ten gunste van de
myocarditis en de pneumonie.

J.H. van der Kolk

Caslick operatie.

Niettegenstaande het aanwezig zijn van
bovengaande ernstige anatomische af-
wijking werd toch getracht de volgende
dracht te behouden. Hiertoe werd de
merrie vanaf dag 40 tot dag 272 van de
graviditeit oraal met progesteron behan-
deld. Het resultaat van deze \'therapie\'
was dat ze op de 284e dag een gemum-
mificeerde vrucht aborteerde.
De conclusie is dat een gedegen klinisch
en echografisch onderzoek van pro-
bleemmerries zeker noodzakelijk is en
dat het geen zin heeft dergelijke dieren
met de progesteron suppletietherapie te
behandelen, omdat de intra-uterine
ruimte te klein is om de dracht te
behouden.

A. de Kruif

STUDIEMIDDAGEN
PLUIMVEE, KONIJ-
NEN EN PELS-
DIEREN

Congresseoencürsyssen

De studiemiddagen van de Stichting
Praktijkonderzoek voor de Pluimvee-
houderij zijn in 1992 een groot succes
geweest. De Stichting organiseert
daarom ook dit jaar een serie studiebij-
eenkomsten. In juni worden middagen
gehouden voor de eendenhouderij
(woensdag 2 juni), de vermeerdering en
broederij (donderdag 3 juni) en de
konijnenhouderij (vrijdag 4 juni). In
september komen de vleeskuikenhoude-
rij, de kalkoenhouderij, de pelsdieren-
houderij en de leghennenhouderij aan
bod.

Per studiemiddag wordt aandacht ge-
schonken aan één bepaalde sector van
de pluimvee-, konijnen- of pelsdieren-
houderij. Medewerkers van het Prak-
tijkonderzoek voor de Pluimveehoude-
rij lichten hun onderzoek toe en er
worden inleidingen gehouden door me-
dewerkers van het IKC voor de veehou-
derij (Afdeling Pluimveehouderij), de
DLV-pluimveehouderij en mensen uit
de periferie van de pluimvee-, konijnen-
of pelsdierenhouderij.

Vanwege aanhoudende onzekerheid
over de NCD-problematiek staan er
tijdens de studiemiddagen in juni geen
bezoeken aan de proefeccommodaties
op het programma (alleen tijdens de
studiemiddag konijnenhouderij is een
bezoek aan de proefaccommodatie mo-
gelijk).

De studiemiddagen worden gehouden
in de kantine van \'Het Spelderholt\' en
beginnen om 13.30 uur. Aan deelname
zijn geen kosten verbonden, wel moet
men zich aanmelden.

Voor informatie: mevrouw C. van der
Hoorn, tel. 05766-6319 of mevrouw G.
Hengeveld,tel. 05766-6212.

-ocr page 547-

DIARREE-PREVENTIE

DOOR DIK EN DUN
MET SUVAXYN E-COLIP4

zonder lokale zwellingen of residuen

Neonatale diarree door£ co// kan behoorlijke schade
veroorzaken. Suvaxyn E-coli P4 is Duphar\'s antwoord
op dat probleem: Een nnodern. geïnactiveerd vaccin, dat
uitsluitend is gebaseerd op de pili-fracties K88, K99,
P987 en F41, in plaats van op de gehele bacteriecel.
Een vaccin nnet een krachtig adjuvans,
zonder o\\\\e.
Een vaccin dat géén lokale zwellingen geeft en géén
residu op de injectieplaats.
Handelsvornnen: 10 en 50 doses a 2 ml.

suvaxyn^ E-coli P4

Preventie van neonatale diarree. Werking zonder bijwerking.

-ocr page 548-

Wanneer

VACCINATIE

uw

STRATEGIE

wordt I

DOHYVAC • DOHYCAT,

UW meesterzet.

Duphar Nederland b.v.

Drentestraat 11

1083 HK Amsterdam

P.O. Box 7133 - 1007 JC Amsterdam

Tel.: (020) 54 90 909

Telefax: (020) 66 10 960

-ocr page 549-

3 A

PRACTITIONER\'S GUIDE TO VETERINARY DENTISTRY

Anthony D. Shipp and Peter Fahren-
krug

Published by Dr. Shipp\'s Laboratories,
1992.

Opnieuw een handboek voor die gezel-
schapsdierenarts die geïnteresseerd is in
het uitvoeren van tandheelkundige be-
handelingen bij zijn patiënten. Een
uiterst plezierige grote letter, 199 duide-
lijke tekeningen en 96 voortreffelijke
foto\'s maken dit boek tot een uitmun-
tend handboek, niet alleen voor de
dierenarts maar ook voor de veterinaire
student en de dierenarts-assistenten. Pe-
ter Fahrenkrug is een in ons land niet
onbekende dierenarts (tevens tandarts)
die in 1987 tijdens het Vooijaarsdagen-
congres één van de geïnviteerde sprekers
was en het \'Wetlab tandheelkunde\' ver-
zorgde. In 1984 verscheen van zijn hand
de eerste uitgave \'Handbuch der Zahn-
behandlung in der Kleintierpraxis\'. De
thans voor ons liggende uitgave is een in
tekst verdubbelde en bijgewerkte, in de
Engelse taal verschenen uitgave daar-
van. De huidige meest gangbare behan-
delingswijzen, technieken en materialen
zijn erin verwerkt.

Opvallend en uiterst bruikbaar is de
index. De woorden in de index verwij-
zen naar de in de diverse hoofdstukken
vetgedrukte sleutelwoorden. Het zijn
dikwijls woorden die voor een dieren-
arts in eerste instantie niet altijd even
herkenbaar zijn en in de tekst verklaard
worden. Ook dit maakt het boek zeer
prettig bruikbaar.

In dit 288 pagina\'s tellende boek bevin-
den zich dertien hoofdstukken:

1. Anatomy of the tooth and the
supporting structures

2. Eruption and dentition

3. Dental instruments and equipment

4. Periodontics

5. Exodontics

6. Restoration of damaged teeth

7. Endodontics

8. Prosthodontics

9. Orthodontics

10. Oral surgery

11. Radiology

12. Dental materials

13. Marketing

De mij bekende tandheelkundige hand-
boeken hebben allen hun eigen speci-
fieke functie. Er zijn steeds weer nieuwe
materialen die toepassingen wijzigen in
de zich snel ontwikkelende tandheel-
kunde. Om up to date te blijven is het
investeren in nieuw verschenen litera-
tuur een uiterst nuttig middel om dieren
optimaal tandheelkundig te kunnen be-
handelen of de verzorger deskundig te
adviseren omtrent de mogelijkheden die

Ovariumtumoren bij een aantal kleine
en grote huisdieren; A. Deuling: SR/
219/93: 29 pp.

Ovariumtumoren worden niet vaak
aangetroffen. Het meest vindt men ze bij
de hond, het paard en het rund.
Bij de hond zijn de meningen verdeeld
over het meest voorkomende type: Vol-
gens sommige auteurs zijn het de ge-
slachtsstreng-stroma-tumoren, volgens
andere de epitheliale tumoren. Bij het
sectiemateriaal van de Vakgroep Patho-
logie was de frequentie van geslachts-
streng-stroma-tumoren het hoogst. Ova-
riumtumoren bij paarden en runderen
zijn doorgaans van hetgranulosaceltype.
Terriërs zijn mogelijk gepredisponeerd
voor dysgerminomen, terwijl ovarium-
tumoren bij het rund met name zijn
beschreven bij Guernsey\'s en Holstei-
ners.

Ovariële nieuwvormingen komen bij de
hond, met uitzondering van het tera-
toom, voornamelijk op oudere leeftijd
voor. Op alle leeftijden vindt men ovari-
umtumoren bij het paard en rund, er is
geen leeftijdsvoorkeur.
Met allerlei verschijnselen worden de
dieren bij de dierenarts aangeboden.
Bij het paard en rund kan rectaal onder-
zoek een duidelijke aanwijzing geven.
Meestal is een exploratieve laparatomie
nodig om er achter te komen wat er aan
de hand is. Bij varkens zijn ovariumtu-
moren tot nu toe uitsluitend aangetrof-
fen op het slachthuis.
Met name de afgelopen jaren is hormo-
de diergeneeskunde biedt op het tand-
heelkundig vlak.

Dit bijzonder plezierig leesbare boek is
niet duur ($ 89.00) en kan ik u van harte
aanbevelen.

(Bestellen: Fax. 1-310-550-1664, Dr.
Shipp\'s Laboratories, 351 N. Foothill
Rd., Beveriy Hills, CA 90210, USA).

A. W. van Foreest

naal onderzoek verricht. Afwijkende
concentraties oestrogenen en proge-
steron zijn aangetoond bij honden met
granulosaceltumoren. Bij het paard,
rund en geit was dit tevens het geval met
testosteron.

Omtrent de etiologie/pathogenese is
weinig of niets bekend. Er wordt van een
familiair voorkomen bij het rund ge-
sproken. DES zou papillifere tumoren
uitgaande van het oppervlakte epitheel
kunnen opwekken. Inductie van granu-
losaceltumoren bij muizen kan door
middel van röntgenstraling, gonadotro-
fines, hormonaal actieve steroïden en na
bepaalde transplantaties. De relatie tus-
sen granulosaceltumoren en COF is
onduidelijk.

Chirurgische verwijdering is bij een
aantal diersoorten met succes uitge-
voerd. Niet in alle gevallen treedt daarna
dracht op.

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1993 voor de af-
leveringen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, kunnen vanaf
heden gorden besteld.
De prijs van de banden bedraagt
dertig gulden (inclusaef 17,5 %
BTW).

De banden zijn te bestellen door dit
bedrag over te maken op gironum-
mer 511606, ten name van de
KNMvD Utrecht, onder vermel-
ding van \'banden 1993\'.
Tevens zgn nog verkrijgbaar de
banden voor de jaargangen 1989
tot en met 1992.

-ocr page 550-

A In deze functie
gaat u heel nauw
samenwerken met
de Veterinary Advisor
Benelux en met het
team van Pitman-Moore.

U wordt mede verantwoor-
delijk voor de wetenschap-
pelijke ondersteuning van de
Pitman-Moore produkten. Een
tijdige registratie en een goed
wetenschappelijk beeld is een
noodzaak en draagt bij aan het
uitstekende imago van Pitman-
Moore. Dit betekent dat u heel
goed op de hoogte moet zijn van
de gebeurtenissen in de wereld
van de diergeneeskunde. U zorgt
voor informatie-overdracht, trai-
ning aan en begeleiding van
eigen collega\'s en relaties! Daar-
naast kunnen klinische proeven in
de Benelux ten behoeve van on-
der andere ondersteunende we-
tenschappelijke activiteiten ook
deel uitmaken van uw werkzaam-
heden. De snelle ontwikkelingen
op Europees niveau vragen een
enorme dynamiek en flexibiliteit.
Daar moet u succesvol en resul-
taatgericht op kunnen inspelen.
Dit vereist een grote mate van
zelfstandigheid, initiatief en ver-
antwoordelijkheidsgevoel. Onder
het motto "samen zullen we sla-
gen" is het ook uw doelstelling
om daar in synergie aan bij te
dragen.

Pitman-Moore

^^INTERSELECT

A Wij denken aan kandidaten
van circa 30 jaar met een afge-
ronde
Nederlandse studie voor
dierenarts. Voor deze functie is
het noodzakelijk dat u zich binnen
een straal van 35 km rond Aalst
(België) gaat vestigen. Vanwege
het internationale karakter van de
onderneming en de wetenschap-
pelijke activiteiten is kennis van
de Engelse taal een noodzaak
en van de Franse taal plezierig. U
moet op verschillende niveaus
kunnen communiceren. U onder-
scheidt zich derhalve door charis-
ma en u staat open voor de
behoefte van de wereld om u
heen. Uw enthousiasme en resul-
taatgerichtheid hebben een gun-
stige uitwerking binnen alle taken
van uw functie en daarbuiten.

A Onze relatie, Pitman-Moore, maakt deel uit van Pitman-Moore
Europe waarvan het hoofdkantoor in Harefield, Engeland, is gevestigd.
Pitman-Moore is een dochtermaatschappij van IMCERA Group Incorpo-
rated, Chicago, USA: één van de grootste ondernemingen ter wereld op het
gebied van de
verzorging, produktiviteit en voeding van dieren. De maat-
schappij is actief in meer dan 120 landen. Het produktaanbod heeft betrekking op
de meeste aspecten van de verzorging, produktiviteit en voeding van dieren. Ter
ondersteuning van de activiteiten van de technische afdeling Benelux zoekt
Pitman-Moore contact met kandidaten voor de functie van

DIERENARTS Assistant Veterinary Advisor Benelux*

A Pitman-Moore biedt u een in-
teressante baan met goede pri-
maire en secundaire voorwaar-
den. U krijgt een Belgisch con-
tract vanwege de woonsituatie.
De cultuur van Pitman-Moore
kenmerkt zich door het nastreven
van topresultaat en topkwaliteit
binnen een optimale samenwer-
king.

A Heeft u interesse, stuur dan
binnen 14 dagen een brief
onder ref.nr. 0064 naar P.W.H.
Groeneveld van Interselect Wer-
ving en Selectie, Oeverkruid 13,
Postbus 250, 4940 AG Raams-
donksveer. Vermeld daarin uw
motivatie en sluit een beknopt
curriculum vitae bij. Voor meer
informatie kunt u hem ook bellen,
tel.nr. 01621-21500.

*Wij rekenen op reacties van
mannen en vrouwen.

-ocr page 551-

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederiand: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk onderwijs en onderzoek. De 14
faculteiten, tS onderzoeksinstituten eit i 3
studierichtingen biedeit studenten en mede-
werkers boeiende mogelijkheden zich verder
te ontplooien. De rijkdom aan disciplines
en de nadruk op kwaliteit bepalen de aan-
trekkingskracht van Utrecht. Wetenschap-
pelijke traditie, moderne technieken en op
de toekomst gerichte programma\'s dragen
daaraan verder bij. Met bijna 2^.000 stu-
denten, ruim 7.000 personeelsleden en
een jaaromzet van
700 miljoen gulden
vormt de universiteit de spil van het
Kenniscentrum Utrecht, lénuit deze posi-
tie in Midden-Nederland onderhoudt zij
een gevarieerd contactenpatroon met uni-
versiteiten en gespecialiseerde onder-
zoeksinstituten over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er zijn 95 plaatsen voor
kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde
De faculteit Diergeneeskunde Is de enige In
Nederland. De faculteit neemt In Europa een top-
positie In op het gebied van onderwijs, onder-
zoek en patiëntenzorg en Is geaccrediteerd door
de American Veterinary Medical Association.

Bij de faculteit Is plaats voor een

Assistent in opleiding/
dierenarts

(voor genetisch epidemiologisch
onderzoelc bij de hond)

U gaat werken bij de vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren. De vakgroep verzorgt
ondermeer onderwijs aan studenten in de dier-
geneeskunde en medische biologie, verricht toe-
passingsgericht en meer basaal onderzoek op
het gebied van de vergelijkende ziektekunde.
De vakgroep functioneert tevens als academisch
dierenziekenhuis. Binnen het wetenschappelijk
onderzoekprogramma wordt nu een onderzoek
gestart op het terrein van de genetische epide-
miologie. Het is het eerste genetisch-epidemio-
logisch onderzoek dat bij de hond wordt ver-
richt. U zult dit onderzoek uitvoeren op basis
van een gereedliggend plan.
Uw taken bestaan uit het verrichten van onder-
zoek naar de relatie tussen teeltmethoden en
erfelijke ziekten bij de Nederlandse
Boxerpopulatie. Het betreft een epidemiolo-
gisch onderzoek waarbij een cohort boxerpups
gedurende drie jaar zal worden gevolgd.
Gedurende die tijd zullen alle gezondheids-
stoornissen worden geïnventariseerd en risico-
factoren worden geëvalueerd. U volgt een AIO-
programma met ondermeer cursussen in epide-
miologie, moleculaire, klinische en populatie-
genetica, dataverwerking, presentatie-
en onderwijstechnieken, en het participeren In
internationale congressen.
U neemt voor maximaal 15% deel in onderwijs
aan studenten diergeneeskunde op het gebied
van de zootechniek der gezelschapsdieren. Het
onderzoek dient te worden afgesloten met een
promotie

B ^ Universiteit Utrecht

Wij vragen iemand met een voltooide oplei-
ding tot dierenarts. U bent accuraat en bezit een
groot verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte
van de dieren, hun eigenaren en de uit te voe-
ren werkzaamheden. U bent niet alleen In staat
om eigenaren van patiënten en dierenartsen tot
medewerking te bewegen, maar kunt ook goed
in een team functioneren. U denkt en formu-
leert helder, zowel schriftelijk als mondeling,
ook in het Engels. Enige praktijkervaring en
kennis van genetica en epidemiologie strekken
tot aanbeveling.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
als assistent in opleiding voor de duur van 4 jaar
Een opleldings- en begeleidingsplan zal worden
vastgesteld. De omvang van de functie is 100%.
Uw salaris bedraagt In het eerste jaar f 1 962,-
bruto per maand en loopt op tot f 3499,- bruto
per maand In het vierde jaar
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor meer
Inlichtingen contact opnemen met dr B.W. Knol,
telefoon (030) 532103 (werk) of (03434) 56741
(privé) of met dr. Y.H. Schukken, telefoon (030)
531092. Een projectbeschrijving Is op aanvraag
beschikbaar. Uw schriftelijke sollicitatie kunt u
richten aan de afdeling Personeel & Organisatie
van de faculteit Diergeneeskunde, t.a.v. de heer
A.H. Bloemers, Yalelaan 1, de Uithof,
3584 CL Utrecht. Vacature-
nummer 70322.

Dierenarts zoekt ter overname een

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

in de provincie Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht. Reacties gaarne aan de
redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
onder nummer 20/93.

-ocr page 552-

Christelijk Agrarisch
Opleidingscentrum

GROENHORST COLLEGE

Het Groenhorst College is een agrarisch opleidingscentrum met vestigingen In Barneveld, Maartensdijk, Ede
en Velp. De lokatie Barneveld van het Groenhorst College kent een tweetal middelbaar agrarische opleidingen
voor leerlingen van 16 jaar en ouder.

a. een opleiding Landbouw (Rundveehouderij en Intensieve Veehouderij);

b. een opleiding Dierverzorging en Veterinaire ondersteuning (ondernemers dierenspeciaalzaken, dierenarts-
assistenten, beroepen In dierenparken, kinderboerderijen, kennels, etc.) Deze opleiding Is -op middelbaar niveau-
uniek In Nederland.

Ter voorziening in een vacature kan met ingang van het schooljaar 1993-1994 benoemd worden

EEN DIERENARTS (m/v)

In een volledige betrekking.
Taak:

Lessen opleiding Dierverzorging:

- gezondheidsleer, pathologie, microbiologie, laboratoriumtechnieken (theorrie en praktijk), anatomie.
Lessen opleiding Landbouw:

- gezondheidsleer rundvee en varkens

Vervolgcursussen, m.n. voor dierenarts-assistenten
Lesstofontwikkeling

Van gegadigden wordt verwacht dat zij bewust kiezen voor christelijk onderwijs.

Voor Inlichtingen kunt u contact opnemen met de heer E. Meerman, directeur van de lokatie Barneveld: tel. 03420-
90585 (school), of 03420-12849 (privé), dan wel met Mevr. M.M. van der Gaag-Wolhoff, hoofd van de afdeling
DIveto, op school of privé (030-203613).

Schriftelijke sollicitaties binnen 10 dagen richten aan de voorzitter van de centrale directie van het Groenhorst
College, de heer H. van Dijk, Postbus 245, 6710 BE Ede.

JONGE ENTHOUSIASTE DIERENARTS

nnet zeer ruime ervaring, zoekt gemengde praktijk ter overname. Een praktijk met
een goede dienstenregeling is een pré. U reactie wordt met belangstelling tegemoet
gezien onder nummer 21/93 van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB in Utrecht.

Overwegend landbouwhuisdierenpraktijk, driemansassociatie zoekt

DIERENARTS m/v

i.v.m. uittreden een der maatschapsleden. Belangstelling voor paarden en runderen
of varkens vereist. Bij gebleken geschiktheid associatie gewenst. Sollicitaties s.v.p.
binnen 14 dagen aan D.A.P. Houten-Schalkwijk, Provincialeweg 42a, 3998 JH
Schalkwijk.

-ocr page 553-

Gene Pharming Europe B.V.

Wij zijn een biotechnologisch bedrijf dat zich richt op de produktie van biomedische eiwitten In de melk transgene
dieren. In vier jaar zijn wij uitgegroeid tot een omvang van 40 mensen, die zich bezighouden met de ontwikkeling
van nieuwe moleculalr-biologische, embryologische en eiwitchemische technieken.

Wegens uitbreiding van onze werkzaamheden zoeken wij op korte termijn een

DIERENARTS (m/v)

De werkzaamheden, die op onze boerderij zullen worden verricht, bestaan ondermeer uit embryo-transplantatie,
fertlliteltsbegeleiding en participatie in onderzoek met betrekking tot ovum pick-up en amnlocentese. De Ideale
kandidaat heeft, behalve een voltooide dierenarts opleiding, enige ervaring in rundergynaecologie. Dit Is echter
geen vereiste: ook pas afgestudeerden komen in aanmerking. Een flexibele opstelling, uitstekende sociale
vaardigheden en een goede beheersing van de Engelse taal in woord en geschrift zijn een vereiste.

Onze werkweek omvat 40 uur. Wij bieden een aantrekkelijk pakket arbeidsvoorwaarden, waaronder een
aandelenplan.

Als u denkt aan onze eisen te voldoen, zendt u dan, binnen twee weken na verschijning van deze advertentie,
een curriculum vitae In de Engelse taal naar Mw. W. M. Gerritsen, Gene Pharming Europe B.V., Niels Bohrweg
11-13, 2333 CA Leiden. Zet u op de envelop het woord \'Application\'.
Uw sollicitatie zal strikt vertrouwelijk worden behandeld.

Inlichtingen kunt u telefonisch verkrijgen bij Drs. W. Tegelaers (tel. 01822-9922)

Complete financiële
dienstverlening waar de dierenarts
beter van wordt.

Uw medisch vrije beroep is inet weinig andere
beroepen te vergelijken. Niet alleen voor wat betreft de
inhoud van uw professie, maar vooral ixik de financiële
structuur en de specifieke risico\'s.

CenE Bank is van oudsher specialist op het
gebied van financiële dienstverlening aan dieren-
artsen.

Wij denken dan ixik dat u niet gebaat bent
bij versnipperde deeloplossingen die kunnen leiden
tot hiaten in uw financiële huishouding. U kunt van ons
een geïntegreerde aanpak van al uw financiële problema-
tieken verwachten.

Zo stellen wij met u persoonlijke lange termijn-
planningen op. Wij zorgen voor invulling op maat en
begeleiding over de jaren. Het gaat er tenslotte om, zowel
nu als straks zonder financiële zorgen te leven. Tijdige
bijstellingen kunnen pijnlijke ingrepen voorkomen.

Het ligt voor de hand, dat liquiditeitsbeheer en
vermogensvorming vast deel uitmaken van het plan.

Evenzeer maakt het afdekken van mogelijke risico\'s on-
derdeel uit van dit samenhangende en financiële plan.
Daartoe beschikt CenE via haar dochter CenE Verzeke-
ringen over afdoende kennis.

B<wendien kunt u uw pensioenproblematiek
met een gerust hart aan de deskundigheid van ons
Pensioenadviesbureau overlaten. Zij beschikt over
een aantal gespecialiseerde adviseurs die vcxir u
een adequate voorziening kunnen realiseren. Een
vcxjrziening die nu betaalbaar is en die straks voldoende
zekerheid en inkomen garandeert.

Belt u vtxir meer informatie of vtx)r een af-
spraak de heer A.R. van der Wurff, telefoon 030-560 357.
Ons adres: CenE Bank, Herculesplein 5, 3584 AA
Utrecht.

ENÜ

Crediet en Effecten Bank

-ocr page 554-

In het Aparthotel te Delden werd op 3,4
en 5 maart jongstleden de eerste
KNMvD-cursus \'Intrede in de praktijk\'
gegeven. Deze cursus was bedoeld voor
dierenartsen afgestudeerd in 1989,1990
en 1991. Er hadden zich achttien deelne-
mers aangemeld.

De cursus begon op woensdagavond
met een kennismakingsronde, waarbij
op creatieve wijze iedere deelnemer zijn
of haar werksituatie en toekomstper-
spectieven belichtte.
De volgende dagen werd ondermeer
aandacht besteed aan de volgende on-
derwerpen: wat is een maatschap?; hoe
lees ik een accountantsrapport?; finan-
cieringen; verzekeringen; pensioenfonds
en arbeidsrecht.

VERSLAG CURSUS
INTREDE IN DE PRAKTIJK

Deze onderwerpen werden toegelicht
door diverse deskundigen en vervolgens
in kleine groepen aan de hand van
voorbeelden uitgewerkt.

Daarnaast was er plaats voor onderwer-
pen, zoals onderhandelingstechnieken
en conflictbeheersing. Het samenwerken
met collega\'s binnen de praktijk werd
toegelicht door een associé uit een meer-
manspraktijk.

De cursus werd afgesloten met een
evaluatie. Hieruit bleek dat ieder de
cursus als zeer leerzaam en informatief
ervaren had.

Er bleken veel gemeenschappelijke her-
kenningspunten te zijn. Wij vonden de
cursus een groot succes en voor herha-
ling vatbaar.

Naast het cursusprogramma waren er
voldoende mogelijkheden voor ont-
spanning, door beoefening van verschil-
lende sporten en door te borrelen aan de
bar.

Hoe deze cursus in de praktijk zijn
waarde zal bewijzen, evalueren wij op
een reünie in april 1994.

Namens de cursisten:
Alfons Geerts
Jac. Jenniskens
Sonja Potters

(Bent u ook geïnteresseerd? De cursus \'Intrede in de
praktijk\' wordt dit jaar nogmaab gehouden en wel op 17.
18 en 19 november voor dierenartsen afgestudeerd in
1990, 1991 en 1992. Voor opgave en/of informatie over
deze cursus kunt u contact opnemen met Bertie Koekkoek
of Marjoleine de Mol van het secretariaat (030 - 51 01
lij).

STICHTING DIENSTVERLENING
DIERENARTSEN VAN DE KNMVD

In 1987 is de KNMvD overgegaan tot
de oprichting van de Stichting Dienst-
verlening Dierenartsen, kortweg SDD.
Het doel van de Stichting is materiële
dienstverlening ten behoeve van de le-
den van de KNMvD. Dit doel wordt
onder meer bereikt door het afsluiten
van, bemiddelen bij en adviseren over
verzekeringen, die voor dierenartsen,
leden van de KNMvD, van belang zijn.
De SDD heeft de bevoegdheid om voor
de leden van de KNMvD bijvoorbeeld
collectieve verzekeringen af te sluiten.
Het voordeel van een collectieve verze-
kering ligt in de mogelijkheid gunstiger
voorwaarden te bedingen.
Eén van de bekendste activiteiten van de
SDD is de ziektekostenverzekering; die-
renartsen die lid zijn van de KNMvD
kunnen hiervan gebruik maken. Deze
ziektekostenverzekering, de Zeker-Be-
ter-Polis voor Dierenartsen, kent een
lage premie en non-selectie bij aanmel-
ding tot 60 jaar, dat wil zeggen dat de
dierenarts wordt toegelaten zonder
enige vorm van medische keuring of
gezondheidsverklaring.
De SDD houdt zich momenteel bezig
met de arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ringen voor dierenartsen.
Het bestuur van de SDD wordt ge-
vormd door vertegenwoordigers van de

KNMvD, te weten D. van der Meij,
voorzitter, mevrouw E. Lindenhovius-
Zijderveld, penningmeester, T. W. te Gif-
fel, secretaris, dr. J. Bosma, lid, en J.
Kuipers, lid. De heer Rutten die als
freelance-adviseur aan de KNMvD ver-
bonden is, maakt tevens deel uit van het
bestuur van de SDD. Het secretariaat
van de SDD wordt gevoerd door me-
vrouw M.C. van Oostrum-Schuurman
Hess. De heer Melinga is verantwoorde^
lijk voor de uitvoering van de ziektekos-
tenverzekering.

-ocr page 555-

i^mnM. .m

ttlMHÜI

ARBEIDSONGESCHIKT
ÜF ONGESCHIKTE ARBEID?

KADERCURSUS
VOOR BEGINNERS

De kadercursus voor beginners heeft in
april 1993 voor de elfde keer plaatsge-
vonden. Zeventien \'groene\' bestuurs-
leden van Afdelingen en Groepen van
de KNMvD werden de beginselen van
\'besturen\' bijgebracht. Aan de hand van
oefeningen leerden ze samenwerken,
vergaderen en een beleid formuleren.
De deelnemende dierenartsen waren
deze basistechnieken aanvankelijk niet
in dezelfde mate eigen. Het spreekt voor
de cursusleiders, dat alle deelnemers aan
het eind van deze tweedaagse cursus
even enthousiast huiswaarts keerden,
vol voornemens het roer eens grondig
om te gooien. Ondanks een vol pro-
gramma -\'er moet wel gewerkt worden\',
aldus de leiding- was er tijd om opge-
dane kennis nog eens aan de bar te
behandelen. Het bleek niet nodig te
studeren, zoals de dierenarts dat gewend
is, om te leren samenwerken.
Sommige deelnemers leken geboren te
zijn voor bestuurlijke aktiviteiten. Niet
iedereen leidt echter uit de losse pols een
groep mensen. De meeste mensen -en
niet in het minst dierenartsen- moet
verteld worden, waar ze bij het aanvoe-
len van een groep op moeten letten. En
als ze het verteld is, dan moeten ze het
doen, want horen en voelen is niet
hetzelfde in een leerproces.
De kadercursussen voor bestuursleden
van de KNMvD zijn inmiddels niet
meer weg te denken. Ze vormen een
stevige basis voor de beleidsvorming.
Daarom is elke kadercursus weer een
nuttige investering.

\\ i

O -vt

OOK VOOR U GESCHIKT!

DE WIJZEN KWAMEN DIT KEER
NAAR HET OOSTEN:

Almelo

1-2 oktober 1993,
Jaarcongres K.N.M.v.D., Almelo

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1993 voor de af-
leveringen van het Tijdschrifi voor
Diergeneeskunde, kunnen vanaf
heden worden besteld.
De prijs van de banden bedraagt
dertig gulden (inclusief 17,5 %
BTW).

De banden zyn te bestellen door dit
bedrag over te maken op gironum-
mer 511606, ten name van de
KNMvD Utrecht, onder vermel-
ding van \'banden 1993\'.
Tevens zijn nog verkrijgbaar de
banden voor de jaargangen 1989
tot en met 1992.

-ocr page 556-

■ %.««■«« a tflMi»

1-2 oktober 1993,
Jaarcongres K.N.M.v.D., Almelo

SPORTDAG 30 SEPTEMBER 1993:
VOETBAL IN DELDEN

lijk op 30 september in Delden.

Het voetbaltoernooi is voor u een gewel-
dige ontspanning en het gezellige samen-
zijn en het diner na afloop zijn altijd
weer anders, maar wel heel gezellig.
U bent van harte welkom! U kunt zich
aanmelden bij ondergetekende of bij de
bij u bekende leider van uw Afdeling.
Tot op de grasmat!

J. Hagendijk

Dit jaar zal het traditionele voetbaltoer-
nooi, als onderdeel van de jaarlijkse
Sportdag, gehouden worden in het Oos-
ten van het land.

Een ieder onder u, die bekend is met de
grote gastvrijheid van onze Oosterlin-
gen, kan daarvan getuige zijn, als hij
deelneemt aan dit toernooi.

Als u de netten nog eens wilt laten trillen
of uw tegenstander op correcte wijze
wilt \'onderuithalen\', is dit alles moge-

Upjohn

RHONE MERIEUX

JL

TTAJ

enJd

Bayer

WAA

solvay

duphar animal health benelux

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bleijenberg-Moraal, Mevr. H.H.; 1977; 2902 LG
Capelle a/d IJssel; \'s-Gravenweg 201.
Buitenhuis, Mevr. C.P.; 1993; 3572 RZ Utrecht;
Goedestraat 122 bis.

Jager, Mevr. W.M.; 1992; 3562 KG Utrecht;
Roelantdreef 200.

Postma, G.; 1992; 6374 CS Landgraaf; Grens-
straat 34.

Schaik, Mevr. M.G.TH, van; 1993; 4845 PK
Wagenberg; Wildestraat 7.

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:
Brand, A.M. van den; 1993; 3511 LZ Utrecht;
Boterstraat 13.

Feberwee, Mevr. A.; 1992; 7548 PV Boekelo;
Beckumerstraat 450.

Govers, Mevr. M.H.Th.; 1984; 4871 AR Etten-
I^ur; Markenland 139.

Kieboom, R.B.; 1992; 3512 KR Utrecht; Schalk-
wijkstraat 55.

Laarakker, E.G.A.; 1992; 3572 SM Utrecht;
Bekkerstraat 158.

Manschot, Mevr. M.J.; 1993; 2941 AP Lekker-
kerk; Opperdult 302.

Quant, Mevr. D.M.H.; 1993; 6049 EB Herten;
Hoofdstraat 12 A.

Richtman, E.S.; 1993; 34645 Haifa (Israël); Shde-
rot Hanassi 17.

Rijn, IJ. van; 1992; 2151 AS Nieuw-Vennep; Dr.
Van Haeringenplantsoen 9.
Sprang, Mevr. E.W.M. van; 1993; 3524 VC
Utrecht; Ardennen 17.

Wulms, Mevr. P.M.J.; 1984; 5345 LR Oss; Jupi-
terweg 19.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Horstink, Mevr. M.A.; 3571 AG Utrecht; Van
Lieflandlaan 112.

Moonen, M.H.W.; 3524 AZ Utrecht; Terschelling
196.

□VERLEDEN

Op 24 april 1993 Drs. A. Stevens te Goor.
Op 1 mei 1993 Drs. A.M. Nadorn te Velp.

JUBILEA

W.H. van Hulzen te Amsterdam, afwezig, 55 jaar,
4 juni 1993

Dr. P.J. Bertels te Zevenaar, aanwezig, 40 jaar, 5
juni 1993

H.J.J. Luijerink te Bavel, afwezig, 35 jaar, 7 juni
1993

Dr. H.A. Brouwer te Hoofddorp, aanwezig, 40
jaar, 13 juni 1993

D.B. Streefkerk te Heenvliet, afwezig, 40 jaar, 16
juni 1993

A.W. Groenwoud te Assen, afwezig, 60 jaar, 18
juni 1993

H.A. van den Berg te Didam, afwezig, 45 jaar, 19
juni 1993

WT. Koopmans te Joure, afwezig, 45 jaar, 19juni
1993

J.E.G.J. Hartgers te Den Ham (O), afwezig, 45
jaar, 19 juni 1993

-ocr page 557-

tiigiéÊÊiiÊÊiiÉÊÈÊÊÊÊÊik

m

H. Heinrich te Hoofddorp, afwezig, 40 jaar, 30

juni 1993

Dr. A. Osinga te Goutum, afwezig, 40 jaar, 30juni

1993

Koninklijke Onderscheiding:

Dr. A.Th.M. Verdijk te Cuijk benoemd tot OflBcier

in de Orde van Oranje Nassau.

MUTATIES

205 Berendsen, Mevr. J.H.M.J.; 1990; 9247 BT
Ureterp; De Skeauwen 37; tel. 05125-3459;
wnd.d.

205 Berg, Mevr. J.M.D. van den; 1992; 3311 JS
Dordrecht; Prinsenstraat 36; tel. 078-131985
privé, 138444 prakt.; fax 078-350163; p.,
medew. bij G. van den Brink, J.L.H. Hop-
mans en H.T.M. van der Linden.

213 Brand, A.M. van den; 1993; 3511 LZ
Utrecht; Boterstraat 13; tel. 030-321457;
wnd.d. (toev. als lid).

214 Brink, G. van den; 1973; 3311 PA Dor-
drecht; Berckepad 5; tel. 078-146706 privé,
138444 prakt.; fax 078-350163; p., geass.
met J.L.H. Hopmans en H.T.M. van der
Linden.

214 Broeders, Mevr. J.M.D.; 1991; 7443 GN
Nijverdal; Kruidenlaan 58; tel. 05486-18795
privé, 05490-14510 prakt.; p., medew. bij
Mevr. E.M. Bartels-Hubert en Mevr. A.H.F.
van Tilburg.

222 Dijk, R.R; 1991; 4264 SL Veen; W. de
Zwijgerstraat 8; tel. 04164-1116; d.

229 Ekris, J.L. van; 1981; 5062 CT Oisterwijk;
le Sage ten Broekstraat 12; tel. 04242-17560
privé, 82078 prakt.; £ax 04242-85336; p.,
geass. met W.J.J. Goesten, E.PC.M. van Riel
en R.A.J.A. Steffens.

231 Feberwee, Mevr. A.; 1992; 7548 PV Boe-
kelo; Beckumerstraat 450; tel. 053-282264;
p., medew. bij Dr. H.P Hoebe, A.J.H.M.
Roelofs, G.B. van der Sluijs en A. Timmer-
man (toev. als lid).

237 Covers, Mevr. M.H.Th.; 1984; 4871 AR
Etten-Leur; Markenland 139; tel. 01608-
19359 privé,08370-19120 prakt.; fax 08370-
20480; p., Dierenziekenhuis "De Wagen-
renk" (toev. als lid).

351 »Holland-van der Eerden, Mevr. B.J.M.;
1992; 2500 EB \'s-Gravenhage; p/a Postbus
20061, Koeriersdienst Min. v. Buitenl. Za-
ken; d. werkzaam bij F.A.O. project URT/
91/006 (Zanzibar (Tanzania); P.O.Box 159).

250 Hopmans, J.L.H.; 1975; 3312 AT Dor-
drecht; Vijverweg 21; tel. 078-137050 privé,
138444 prakt.; fax 078-350163; p., geass.
met G. van den Brink en H.T.M. van der
Linden.

261 Kieboom, R.B.; 1992; 3512 KR Utrecht;
Schalkwijkstraat 55; tel. 030-313329; wnd.d.
(toev. als lid).

265 Kraan, Mevr. W.T.J.; 1991; 8096 PG Olde-
broek; Bovenstraatweg 62 A; tel. 05253-
3337; wnd.d.

269 Laarakker, E.G.A.; 1992; 3572 SM Utrecht;
Bekkerstraat 158; tel. 030-722363 privé,
08370-12432 prakt.; p., vet. acupunct., werk-
zaam bij Dierenkliniek Kortenoord te Wage-
ningen (toev. als lid).

273 Linden, H.T.M. van der; 1984; 3328 NA
Dordrecht; Indus 2; tel. 078-179148 privé,
170708/138444 prakt.; fax 078-350163; p.,
geass. met G. van den Brink en J.L.H.
Hopmans.

280 Manschot, Mevr. M.J.; 1993; 2941 AP
Lekkerkerk; Opperduit 302; tel. 01805-
1555; wnd.d. (toev. als lid).

353 Molendijk, Mevr. Z.S.; 1987; 1106 DL
Amsterdam Z.O.; p/a Wamelstraat 20; tel.
020-6%l 144; d./veeteeltvoorlichting S.N.V
- Nicaragua - Esteli (Apdo 68, Esteli, Nicara-
gua).

289 Oosterwoud, R.A.; 1956; 7951 AA Sup-
horst; E. Wubbenlaan 19; tel. 05225-1644;
r.d.

296 Quant, Mevr. D.M.H.; 1993; 6049 EB Her-
ten; Hoofdstraat 12 A; tel, 04750-37199
privé, 29977 prakt.; p., medew. bij R.l.H.
Rieter (toev. als lid).

355 Richtman, E.S.; 1993; 34645 Haifa (Israël);
Shderot Hanassi 17; tel. 09-972-4-330522; d.
(toev. als lid).

299 Rijn, IJ. van; 1992; 2151 AS Nieuw-Vennep;
Dr. Van Haeringenplantsoen 9; tel. 02526-
74023; wnd.d. (toev. als lid).

304 *Schaik, Mevr. M.G.T.H. van; 1993; 4845
PK Wagenberg; Wildestraat 7; tel. 01693-
3279 privé, 01626-83650 prakt.; p., medew.
bij K. Hesseling, E. van Koesveld, G.H.M.
Raamsteeboers en S.Tj. Westendorp.

306 Scholten, F.A.W.J.; 1989; 5249 PB Rosma-
len; Kruisstraat 37; tel. 04192-20157 privé,
04123-3218 prakt.; p., medew. bij J.A. van
Oorschot.

310 Slingerland, J.; 1956; 3329 LC Dordrecht;
Zeedijk 11; tel. 078-165330 privé, 138444
prakt.; fax 078-350163; p., medew. bij G. van
den Brink, J.L.H. Hopmans en H.T.M. van
der Linden.

313 Sprang, Mevr. E.W.M. van; 1993; 3524 VC
Utrecht; Ardennen 17; tel. 030-870658;
wnd.d. (toev. als lid).

331 Vos, Dr. J.G.; 1967; U-1972; 3722 GM
Bilthoven; Julianalaan 255; tel. 030-287813
privé, 749111 bur.; h. lab. R.l.VM.

360 Westenbrink, F.; 3511 ZJ Utrecht; Twijn-
straat 79; tel. 030-343342 privé, 01820-
14588 tst.240 bur.; h. Ub. G.v.D. West- en
Midden Nederland.

340 Willemsen, A.; 1990; 8096 PG Oldebroek;
Bovenstraatweg 62 A; tel. 05253-3337 privé,
1312 prakt.; p., medew. bij M. Smit, E.
Statema en A.J.J. van Vliet.

343 Wulms, Mevr. PM.J.; 1984; 5345 LR Oss;
Jupiterweg 19; tel. 04120-42544 privé,
47951 prakt.; p., geass. met Mevr. M.S.
Kruip (toev. als lid).

Onderstaande collegae zijn in 1993 dertig jaar dierenans.

Zij vieren dit-aanwezig-op zaterdag I2junivan 17.00tot

19.00 uur met een zangborrel-receptie in en om het

Theehuis van Rijksmuseum Paleis \'t txx) te Apeldoorn

(De route naar Paleis \'t tx» is aangegeven):

Vriezenveen

Emmen

Tilligte

De Blesse (Fr)

Voorschoten

Overloon

Spakenburg

Oosterhout

Echt

Maasbracht

Gennep

Bentelo

Nijmegen

Groesbeek

Heemstede

Scherpenzeel

Someren

Canada

Bakel

Groenlo

Negev (Israël)

Breukelen

Nuenen

Beuningen

Warmenhuizen

J. Abma
W. van Arkel
A.J.W. Bolscher
J. Bootsma
F.X.M.M. Cremers
A.J. Derks
L. Harms

M.N.J. den Hartog
th.G.J.H. Hendrickx
W.E.H. van Herten

A.A. Hesen
H.P. Hoebe

W.G. Jaartsveld-Otten
L. Janssen-Fast
N.P Kas

B. Kouwenhove
M.M.FH. van Kuyk

C.B. de Lint

R Lycklama è Nijeholt

A.J.I. te Maarssen

B. Machnai
J.W.H. Metzlar
H.C.N. Oerlemans
H.G.A. Oldc Riekerink
E.J.J.C. van Oostveen

G. Porte

Apeldoorn

A.M.J. Rutten

Fleringen

H.H.L Sasse

Giessen (D)

H.C.J. Schoenmaker

Zaandam

R.H. ScholU

Baam

J.J.A. Schreinemachers

Roermond

A.E. Schuring

Oldeberkoop

A. Snijders

Ruurlo

I.e. Verhaar-Loeber

Emmeloord

M.J. van der Wal-Zoon

De Wijk

C.J.G. Wensing

Lelystad

A.L. van Zuylen

Enschede

CURSUSSEN
NAJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk. Sterk over-
boekte cursussen worden zo spoedig mogelijk
herhaald. Degenen die op de wachtlijst staan
krijgen daarbij voorrang.

Basale tandheelkunde hond

(f450,-)

10 september 1993 (93/87)

Introductie practische toepassing van echogra-
fie bij gezelschapsdieren
(f445,-)

11 september 1993 (93/67)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij ge-
zelschapsdieren

(f235,-)

Thorax 14 september 1993 (93/68)
Abdomen 28 september 1993 (93/69)
Skelet 12 oktober 1993 (93/70)
Thorax 25 november 1993 (93/72)
Skelet 9 december 1993 (93/73)

Chirurgie urinewegen gezelschapsdieren

(f 1.465,-)

22,23 en 24 september 1993 (93/75)

Statistiek

(f3.250,-)

4 t/m 7 oktober 1993 (93/96)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

(f800,-)

7 en 8 oktober 1993 (93/76)

Fertiliteit varken

(f990,-)

13 en 14 oktober 1993 (93/101)

Vanuit uw werkplek omgaan met de veterinaire
literatuur

(f975,-)

15 oktober 1993(93/118)

Veterinaire apotheek I gemengde praktijk

(f 1.300,-)

20, 21 en 22 oktober 1993 (93/77)
6, 7 en 8 december 1993 (93/78)

-ocr page 558-

Diarree bij het paard

(f235,-)

21 oktober 1993 (93/77)

Case studies interne geneeskunde gezelschaps-
dieren

(f825,-)

28 oktober 1993 (93/102)

Hartafwijkingen bij de hond en kat

(f375,-)

29 oktober 1993 (93/66)

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie
patiënt

{f355,-)

30 oktober 1993 (93/94)
18 december 1993 (93/95)
cursus 93/94 is volgeboekt.

Symposium 25 jaar heelkunde in de Uithof

(f50,-)

4 november 1993(93/115)

Algemene Vleestechnologie

(f 1.900,-)

4,11 en 18 november 1993 (93/80)

First Amsterdam management course
(f 1.475,-)

5,6 en 7 november 1993 (93/100)

Deze cursus is internationaal van opzet. De

congrestaai is derhalve engels.

Röntgenlogisch contrastonderzoek gezel-
schapsdieren

(f265,-)

12 november 1993 (93/97)

Assistentie bij gebitsreiniging gezelschapsdie-
ren

(f400,-)

17 november 1993(93/110)

Basale tandheelkunde paard

(f 1.200,-)

25 november 1993 (93/111)

Dierziekten en europese regelgeving

(f360,-)

30 november 1993 (93/114)

Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

(f2.500,-)

25, 26 en 27 november 1993 (93/86)

Behandeling van kruisbandletsels

(f685,-)

3 december 1993 (93/116)

Voortgezette epidemiologie

(f3.250,-)

13 t/m 17 december 1993 (93/81)

Workshop probleemgerichte neurologie

(f500,-)

15 december 1993 (93/109)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
najaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van de
ABN 1412.

JUFHUKM-

Juni

2, 3 en 4 PAO-D cursus: 93/47 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk

5 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Gezondheidsdienst voor Dieren
Oost-Nederland te Deventer, aanvang
13.30 uur. Zie p.

5 PAO-D cursus: 93/21 Praktische Röntge-
nologie Gezelschapsdieren

9 Bijeenkomst voor vrouwelijke dierenartsen
in de regio Utrecht. Plaats: KNMvD-kan-
toor. Aanvang: 19.30 uur (Regionale con-
tactvrouw: Angelie Braakman, tel. 030-
871419).

10 Bijeenkomst Groep Gezondheids- en Kwa-
liteitszorg, collegezaal ClOl, Yalelaan 1, De
Uithof, Utrecht. Aanvang: 13.45 uur. Di-
verse sprekers houden inleidingen over
Scrapie en BSF

10 Klinische avond De Wagenrek (4 sprekers).
Motel Westend, aanvang 20.00 uur.

10 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

10 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

12 Open dag InstruVet B.V., Amerongen, kas-
teel Amerongen, Industrieweg Noord 6c.
Aanvang: 13.30 uur.

12 Open Dag InstruVet B.V. Amerongen.
Plaats: Kasteel Amerongen, aansluitend In-
struVet, Industrieweg Noord 6c te Ameron-
gen. Aanvang: 13.30 uur.

12 Kadervorming vrouwelijke dierenartsen.
Plaats: Zalencentrum \'De Adelaar\' te Box-
tel, aanvang 13.30 uur. Zie p.

15 Vergadering Groep Rund. Collegezaal Be-
drijfsdiergeneeskunde en Voortplanting,
aanvang 14.00 uur.

17 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

27— Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund:

28 7th World Conference on Animal Produc-
tion, Edmonton, USA. Information: Uni-
versity of Alberta, Edmonton, Alberta T6G
2P5. phone (403) 492-3232.
(Meer infor-
matie bij redactie Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde).

28— 2-7 Worid Congress Animal Produaion,
Edmonton, Canada.

Juli

2— 4 Second Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons
(ECVS) at the Robinson CoUege in Cam-
bridge, Great Britain. For more information:
Dr. Brigitte von Rechenberg, Secretary
ECVS, Winterthurstrasse 260.8057 Zürich.
Switzerland, tel. 41-1-2651456 (fax:
3130384).

Augustus

7- 11 Sixth International Congress Euro-
pean Association for Veterinary Pharmaco-
logy and Toxicology at the University of
Edinburgh. Information: Hamish Macan-
drew, UnivEd Technologies Ltd 16 Buc-
cleuch Place, Edinburgh, Scotland UK EH8
9LN, tel. 031-6503476 (&x: 6532)
(meer
informatie: redactie Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde).

27- 29 10th Annual congress European So-
ciety of Veterinary Dermathology, Aalborg,
Denmark (ESVD 1993). Program chair-
man: dr. Kristian Pedersen, Aalborg Ani-
mal; Hospital, Frederikdstadvej 10, DK-
9200 Aalborg S V, Denmark
(Meer informa-
tie bij redactie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde).

September

7 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

7 Nederlands Kampioenschap Kleiduiven-
schieten voor co-assistenten (de zgn. Coass-
Cup) in Biddinghuizen. Organisator: Boeh-
ringer Ingelheim BV.

9 en 14 PAO-D cursus: 93/106 Echografie
Pezen Paard

9 en 15 PAO-D cursus: 93/107 Echografie
Pezen Paard

9 en 16 PAO-D cursus: 93/108 Echografie Pe-
zen Paard

9 en 11 januari \'94 PAO-D cursus: 93/124
Echografie Pezen Paard

9 en 12 januari \'94 PAO-D cursus: 93/125
Echografie Pezen Paard

9 en 13 januari \'94 PAO-D cursus: 93/126
Echografie Pezen Paard

10 PAO-D cursus: 93/87 Basale Tandheel-
kunde Hond

11 PAO-D cursus: 93/67 Introductie Practi-
sche Toepassing van Echografie bij Gezel-
schapsdieren

10- 11 9th Scientific Meeting of the European
Embryo Transfer Association (AETE),
Lyon (inf J. A. H. van Lieshout, tel. 04905-
2444).

14 PAO-D cursus: 93/68 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderaoek Thorax Gezelschaps-
dieren

14 Ledenvergadering Afdeling Limburg van de
KNMvD in restaurant \'De Waever\' te
Heythuysen.

14 Afdelingsvergadering van de afdeling Zee-
land, 15.00 uur. Hotel Arneville, Middel-
burg.

14 Ledenvergadering afdeling Groningen-
Drenthe te Zeegse.

15 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 Bestuursvergadering Afdeling Noord-Bra-
bant van de KNMvD 14.30 uur. Paviljoen
Molenwijk

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant
van de KNMvD 20.15 uur. Paviljoen Mo-
lenwijk

16 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

17 PAO-D cursus: 93/103 Chirurgie Urinewe-
gen Gezelschapsdieren

21 Ledenvergadering afdeling Gelderiand
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

22— 24 PAO-D cursus: 93/75 Veterinaire
Apotheek I Gezelschapsdieren

-ocr page 559-

22 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund

22 Vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund.

23 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

28 PAO-D cursus: 93/69 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek AMomen Gezel-
schapsdieren

30 Sportdag KNMvD.

Oktober

1— 2 Jaarcongres KNMvD.

4— 7 PAO-D cursus: 93/96 Statistiek.

6 PAO-D cursus: 93/104 Enkele Veterinaire
Zoötechnische Aspecten van Pluimveeziek-
ten.

6— 9 Second International Congress of Or-
thopaedics in Ungulates in Vienna, clinic of
Orthopaedics in Ungulates, Veterinary Uni-
versity Vienna, Linke Bahngasse 11, A-
1030 Vienna. Tel. 0222-71155-371 DW
(fax: 549 DW)
(Meer informatie: redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde).
9 Weltcongress WSAVA u. 39. Jahres-
gang der DVG-FG Kleintierkrankheiten.
Congress-office: CPO Hanser GmbH,
Schaumburgalle 12, D-1000 Berlin 19. Tel.

Nortb
Wtitsbire
District
Councï/

—I-^—---

striving tor Equality ^

(0)30-3053131 (&x: 3057391.

7— 8 PAO-D cursus: 93/76 Apotheek voor
Assistenten in de Dierenartsenpraktijk

12 PAO-D cursus: 93/70 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

13 PAO-D cursus: 93/90 Patiëntendemonstra-
tie Gezelschapsdieren

13- 14 PAO-D cursus: 93/101 Fertiliteit Var-
ken

PAO-D cursus: 93/112 Uryngoskopie
Paard

PAO-D cursus: 93/113 Laryngoskopie
Paard

Najaarsdag Groep Veterinaire Homoeo-
pathie van de KNMvD.
PAO-D cursus: 93/118 Vanuit uw werk-
plek omgaan met de veterinaire literatuur

20— 22 PAO-D cursus: 93/77 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk
PAO-D cursus: 93/98 Diarree bij het Paard
29 1 Ith. Internat. Symposium of
WAVFH), Bangkok (pag. 1148).
AUV-regiovergadering Oost, Postiljon, De-
venter. Aanvang: 20.00 uur.

25— 29 PAO-D cursus: 93/82 Zeisterdagen
Week L

AUV-regiovergadering West, Afrit De
Meem. Aanvang: 20.00 uur.
PAO-D cursus: 93/102 Case Studies In-
terne Geneeskunde Gezelschapsdieren

14

14

14

15

21
24-

25

28

28

Wiltshire is niet alleen een welvarende maar ook schitterende provincie, gelegen in het midden van Zuid-Engeland. De mengeling van kleine
dorpjes, stadjes met druk bezochte markten en de zich steeds uitbreidende winkelcentra maakt Wiltshire tot een bijzonder aantrekkelijk
gebied, waarbij de uitstekende weg- en treinverbindingen ervoor zorgen dat Londen binnen 90 minuten bereikbaar is.

earts in Overheidsdienst

Afdeling Inspectie Rood Vlees

£25,000 Lease auto Voorzieningen

De plaatselijke overheidsdienst van Noord-Wiltshire is verantwoordelijk voor het nakomen van alle Voorwaarden en Bepalingen voor
Vers Vlees (Hygiëne en Inspectie), vastgelegd voor het Verenigd Koninkrijk in 1992. Daarom zoeken wij naar een volledig bevoegde veearts,
eventueel zojuist afgestudeerd, die zich bij onze Afdeling Inspectie Rood Vlees zou willen aansluiten.

Mocht u daar iets voor voelen, dan werkt u - met het oog op de juiste supervisie over alles wat in ons district met rood vlees te maken heeft
- in direct verband met het Hoofd van de Dienst Welzijn & Volksgezondheid. Samenwerking met de reeds aanwezige veearts (Inspectie
Pluimvee) is eventueel ook mogelijk.

Onze voorwaarden zijn dat u volledig afgestudeerd bent op een niveau dat toelating geeft tot lidmaatschap van het Engelse Koninklijk
College voor Veeartsenijkunde, alsmede tot officiële erkenning als veearts door het Britse Ministerie van Landbouw & Visserij. Wij helpen
u bij deze procedure.

Voor deze taak dient U de Engelse taal uitstekend te beheersen en over het vermogen te beschikken om de wettelijke voorwaarden en
bepalingen op juiste wijze te Interpreteren en uit te voeren.

Daartegenover staat een uitstekend salaris, lening voor het aanschaffen van een auto, alsmede financiële vergoeding van kosten
overeenkomstig de bepalingen voor noodzakelijk autogebruik in werkverband (een geldig rijbewijs is vereist), particuliere medische
verzekering en een royale tegemoetkoming in de verhuiskosten.

De contractuele overeenkomst geldt voor een periode van 18 maanden. Uw werktijden zijn aangepast aan de normale bedrijfsuren
die gelden voor het hanteren van lokaal vlees.

Voor nadere inlichtingen kunt direct bellen met nummer 09 44 249 443322 en vragen naar Dennis Litherland, Assistant
Chief Environmental Officer (toestel 422) of naar Bob Barrett, Principal Environmental Health Officer (toestel 410).

Schriftelijke sollicitaties dienen in het Engels geschreven te worden, met toevoeging van uw c.v. (en opgave van twee
referenties) te adresseren aan Mr R. Gwllliam, Personnel Manager, North Wiltshire District Council, Monkton Park,
Chippenham, Wiltshire, SN15 IER, Engeland.

Uiterste datum: 18 juni 1993.

mfl^mÊÊÊÊÊÊÊâ

29 PAO-D cursus: 93/66 Hartafwijkingen bij
de hond en kat

30 PAO-D cursus: 93/94 Assistentie voorbe-
reieding en nazorg operatiepatiënt

November

Wiltshire, Engeland

1 AUV-regiovergadering Zuid, Novotel,

Eindhoven. Aanvang: 20.00 uur
1— 5 PAO-D cursus: 93/83 Zeisterdagen
Week II

4 AUV-regiovergadering Noord, Postiljon,

Heerenveen. Aanvang: 20.00 uur.
4 PAO-D cursus: 93/91 Klinische les Gezel-
schapsdieren
4 PAO-D cursus: 93/115 Vakgroep Heel-
kunde der Grote Huisdieren i.s.m. Sympo-
sium 25 jaar heelkunde in de Uithof
4, 11 en 18 PAO-D cursus: 93/80 Alge-
mene Vleestechnologie
5— 7 PAO-D cursus: 93/100 Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren i.s.m. The First
Amsterdam Management Course
5— 7 The First Amsterdam Management
Course. Groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren i.s.m. PAO-D cursus 93/100.
8— 12 PAO-D cursus: 93/84 Zeisterdagen
Week III

10 PAO-D cursus: 93/92 Bloedonderzoek Ge-
zelschapsdieren

-ocr page 560-

Ik

12 PAO-D cursus: 93/97 Röntgenologisch
Contrastonderzoek Gezelschapsdieren
Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen.
19 Curagoa Tropical, International Trade
Center, Willemsstad, Curagao. Inschrijving
en algemene informatie: Trait d\'Union, Ant-
woordnummer 11560, 1000 RA Amster-
dam.
(meer informatie: redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde).
19 PAO-D cursus: 93/85 Zeisterdagen
Week IV

17 PAO-D cursus: 93/110 Assistentie bij ge-
bitsreiniging Gezelschapsdieren

18 PAO-D cursus: 93/121 Aandoeningen
wervelkolom Hond

24— 26 PAO-D cursus: 93/122 Applicatiecur-
sus Rundveevoeding I

25 PAO-D cursus: 93/111 Basale Tandheel-
kunde Paard

25 PAO-D cursus: 93/71 Interpretatie Rönteg-
onologisch Onderzoek Thorax Gezel-
schapsdieren

25— 27 PAO-D cursus: 93/86 Samenwerken
en Leidinggeven in de Praktijk

26 Bijeenkomst Groep Veterinaire Homoeop-
athie van de KNMvD

27 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, De Reehorst te Ede.

30 PAO-D cursus: 93/114 Dierziekten en
Europese Regelgeving

December

2 PAO-D cursus: 93/72 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Abdomen Gezel-
schapsdieren

3 PAO-D cursus: 93/116 Behandeling van
kruisbandletsels

6— 8 PAO-D cursus: 93/78 Veterinaire Apo-
theek I Gemengde Praktijk

9 PAO-D cursus: 93/73 Interpretatie Röntge-
nologisch Onderzoek Skelet Gezelschaps-
dieren

9 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen

13—17 PAO-D cursus: 93/81 Voortgezette
Epidemiologie

14 Vergadering afdeling Utrecht van de
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Zuid-Holland
KNMvD.

14 Vergadering afdeling Groningen-Drenhe te
Zeegse.

14 Ledenvergadering afdeling Gelderiand
KNMvD in restaurant De Waag, Koepoort-
straat 2 te Doesburg, aanvang 20.15 uur.

14 Algemene ledenvergadering Groep genees-
kunde gezelschapsdieren, Biltsche Hoek,
aanvang 20.00 uur.

15 PAO-D cursus: 93/109 Workshop pro-
bleemgerichte neurologie

15 Ledenvergadering van de Afdeling Noord-
Holland KNMvD (nieuw adres: café De
Marken, Dorpsstraat 62, Marken-Binnen).

18 PAO-D cursus; 93/95 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt

20— 22 en 13—14 januari 1994 PAO-D cur-
sus: 93/79 Veterinaire Apotheek II Ge-
mengde Praktijk

21 Afdeling Overijssel KNMvD, hotel Hugen,
Hellendoorn, 20.00 uur.

1994

januari

5— 6 PAO-D cursus: 93/93 Kunstmatige In-
seminatie bij Paarden

13

15-

15-

>

Eind goed,
al goed

Pd Stuur mij nadere informatie over uw aanpak

□ Stuur mij uw Brochure Venekeringsplan

□ Neem contact met mij op

□ Mijn bijzondere interesse gaat uit naar:

Alexander Robin Verzekeringsplan
voor de veterinaire wereld

Alexander Robin

VERZEKERINGEN

AlexarKder Rob^ Verzekeringen
Amsterdamseweg 41B, Amersfoort
Postbus 1403, 3800 BK Amersfoort
Tel.: (033) 65 35 66 Fax; (033) 63 30 50

bonI

J

Bedrijf:.

T.a.v. Dhr/Mw:.
Adres:_

Postcode/Plaats:.
Tel.:_

.Fax:.

Bon opsturen in ongefrankeerde envelop aan: \'
I_Alexander Robin Verzekeringen. Antwoordnummer 62, 3800 VB Amersfoort_|

Dix & Co helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu — of straks — praktisch aan de slag?
Doe een beroep op Dix & Co, want als — onafhankelijk —
adviesbureau onderzoekt Dix & Co uw kansen. Beoordeelt
contracten. Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbehoefte en
regelt met u de gewenste financiering en verzekeringen.
Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht — bij asso-
ciatie en assistentie.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Tel 030 - 51 15 20 Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

-ocr page 561-

auriplalt

20

stuks

m ATTACHATAG

Zomerwrangpreventie in
Ifombinatie met l&R-oormerlt

Door toevoeging van een specia-
le bevestigingspijl aan het l&R -
oormerk kan heel eenvoudig een
Auriplak vliegenplaatje aan het
l&R oormerk worden bevestigd.
Indien niet reeds een vaste pijl
werd aangebracht kan er later
altijd nog gekózen worden voor
een pijl die ook achterafkan wor-
den bevestigd ("clip-on"pijl).

Uitgebreid veldonderzoek in 1991
en 1992 heeft onomstotelijk
bewezen dat Auriplak in kombi-
natie met het bevestigingspijltje
het
meest veilige systeem is met
de minste risiko\'s voor het dier.

A -

lastend voor het dier, de speciale
vorm geeft vrijwel geen risiko
van aanhaken aan (voer)hek of

.ÉÈ

Het Auriplak "attachatag" bevesti-
gingssysteem heeft voor de vee-
houder duidelijke
voordelen: in
de eerste plaats is het
diervrien-
delijk:
door het lage gewicht
(slechts 13 gram) nauwelijks be-

Door aan het l&R-oormerk een pijl aan te brengen
kunnen Auriplak insecticide oorplaatjes eenvoudig
worden bevestigd.

draad. Auriplak "attachatag" kan
heel eenvoudig worden bevestigd:
voor het aanbrengen is geen tang
nodig. Het verliesrisiko voor zowel
l&R oormerken als vliegenplaatjes
bleek verwaarloosbaar klein te zijn*.

En last but not least: Auriplak oor-
plaatjes met als werkzame stof het
pyrethroïde cypermethrin staan
reeds jarenlang bekend om hun
effektivltelt tegen vliegen op
rundvee. Toepassing van deze oor-
plaatjes (2 per dier) helpt
zomerwrang te voorkomen!

Virbac Nederland, Postbus 313,
3770 AH Barneveld,
tel. 03420-93008

Auriplak insecticide
oorplaatjes ter
voorkoming van
zomerwrang kunnen
aan het l&R-oormerk
worden bevestigd.

* Onderzoek
uitgevoerd door de
Gezondheidsdiensten
voor Dieren in Oost
Nederland, Drs. J. Sol

....als u kiest voor veiligheid

yvbac

-ocr page 562-

Vlooienbestrijding door de huid.

Tiguvon Spot-on is een zeer doeltreffend
en eenvoudig middel tegen vlooien bij
katten en honden. Eén pipet is voldoen-
de om het huisdier 4 weken vrij te
houden van vlooien.

Tiguvon Spot-on dient u heel eenvoudig
toe; door de handige pipet kost het u
niet meer dan enkele seconden om de
druppels aan te brengen op de huid.
Dankzij de systemische werking Is elk

plekje op het dier beschermd en dat blijft
zo, ook na zwemmen of wassen. Het
produkt kan niet van de huid van het dier
afgewassen worden. Geen enkele vlo

ontsnapt eraan. En dat is een prettig
gevoel.

Tiguvon Spot-on is er In 3 verschillende
verpakkingen voor de hond en in een
speciale verpakking voor de kat. De
combinatie met Mand- en Tapijtspray
extra is aan te bevelen als u ook voor de
omgeving van het huisdier het maximale
wilt doen.

Bayer

De Anti-

Parasitaire Kracht.

Bayer B.V.
Division VT
Veterinair
Energieweg 1
3641 RT Mijdrecht

Tiguvon

Uitsluitend bij de dierenarts.

-ocr page 563-

\' 15 JUNI 1993
DEEL 118, AFLEVERING 12
ISSN ÜÜ4G - 7453

Tijdschrift

voor

Diergeneeskunde

SiSUOYMEEÜC

msummmi

yil^^.CHï

/O

-ocr page 564-

Sonja Debruyne

(dierenarts)

heeft vandaag
advies gevraagd
over praktijk-
overname, een
financiering voor haar
auto geregeld en hulp
gekregen bij het invullen
van haar aangiftebiljet

VVAA

Atoomweg 100
3542 AB Utrecht
Tel. 030 47 49 11

En dat deed ze allemaal op één
vertrouwd adres:
Bij de VVAA

▼ praktijkadvisering t financieringen ▼ contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering ▼ congresreizen ▼ sociaal-culturele evenementen

▼ belastingadvlezen en accountancy ▼ aangifte en T-biljetten ▼ jaarrekeningen
t loonadministraties t advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

▼ seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen

▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing

De ondernemende vereniging

-ocr page 565-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

journal üf the rqyal netherlands veterinary association

deel 118, aflevering 12,15 juni 1993

oorspronkelijke artikelen

Neospora caninum als oorzaak van verlammingsverschijnselen bij jonge honden;

tv. WouJa. J.K. de Jong. F. van Knapen en H.C. Walvoori 397

Spontane ademhaling versus IPPV bij de duif; R. Sap. R.M. van Wandelen en

l. J. Hellehrekers 402

overige artikelen

Signalcrings- en bewakingssystemen voor de gezondheidszorg in de varkenshouderij:

zin en onzin; J.P. T.M. Noordhuizen 405

boekbesprekingen 404
berichten en verslagen

Uitreiking Sterlab Predikaat; Sophie Deleu 410

Symposium on Veterinary specialization in Europe; E. Teske en M.H. Boevé 411

Diergezondheid moet beter 412

Collageen uit koemelk 413

l&R schaap 413

Kwaliteit varkensvlees beter 414

Vleeskeuring doelmatiger 414

Wiskunde en de pens 415

Prijzen 415

IKB-erkenning Het Spelderholt 415

Telefonische conferentie: diarree bij kalveren 415

Gezocht: honden met een insulinoom; J.//. Robben 416

Eiwitvertering biggen 416

Bas Kolpa naar Australië; Sophie Deleu 417

mededelingen vd 418

ingezonden brieven 418

nieuw(s) van de industrie 4i9
vraag en antwoord

Conjunctivitis sicca (KCS); A. Heijn 420

boekbesprekingen 420

WETENSCHAP

ACTUA

BIJ DE VOORPLAAT

Uitreiking Sterlab Predikaal (zie pagina 410)
(foto: Ellen Kok)

Huidprobleem

Géén probleem

veterinaire handelsmaatschappij b.v

4286 BA Almkprk - Kprk<;traAt 7.Q - hoi 1 AND .

Hydrocortiderm

Dermatologische crème

Teleloon 01834-1782

-ocr page 566-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Mw. dr. I. van der Gaag

Prof.dr. J.E. van Dijk

Prof.dr. G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent. België)

Dr. G. M. Dorreslein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville. Florida. U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut. U.S.A.)

Prof dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia. U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'I Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California. U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent. België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen. Genmany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York. U.S.A.)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G.J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn \\ ciicucinvooRiigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postgirorek. 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 10, Utrecht. Algemene Bank Nederland
N.V.. Postbus 30.3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en
Crediet en Effectenbank N.V., Postbus 85100. 3508
AC Utrecht, nr. 69 93 61 443.

DRUK

Drtikkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8 -10. Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utfecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

Prof. dr. E. H. Kampelmacher. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J.J. van Zutven. penningmeester

Drs. A. Mostert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra. lid

Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

422

423

424

425
429

429

430

428

430

431

432

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

ACTUA

studentenreferaten
referaten

KNMvD

in memoriam
maatschappij-nieuws

Animalium Hominumque Saluti; Sophie Deleu
Sportdag Delden
Wist u dat...

Zonovergoten Dagje Uil; Heieen Borsje-HUlehrand

van de ereraad
personalia
pao-diergeneeskunde
doorlopende agenda

CONTENTS

original papers

Neospora caninum as a cause of neuromuscular deficit in puppies;

W. Wouda. J.K. deJong. F. van Knapen, and H.C. Wahoort 397

Spontanous respiration versus intermediate positive pressure ventilation in pigeons;

R. Sap. R.M. van Wandelen, and L.J. Hellehrekers 402

other papers

Monitoring and surveillance systems for pigs health care: sens and nonsense;

J.P.TM. Noordhuizen 405

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinär}\' Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 567-

DOKO SCHOLARSHIP

1993

Voor de opleiding tot specialist
bij de Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren
Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Paragon Petcare Nederland BV te Putten stelt per 1 september 1993 een
beurs (voorheen het Trouw Petfoods Scholarship) voor een jaar beschikbaar voor
een jonge Nederlandse dierenarts die bij de Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren een opleiding in één van de erkende diergeneeskundige

specialisaties op het gebied van geneeskunde van gezelschapsdieren wil volgen.

De opleiding bestaat uit een eerste deel van Vh jaar, waarin een scholing in den
brede plaatsvindt op het vakgebied van geneeskunde van gezelschapsdieren en
een tweede deel van Tji of 3 jaar, waarin specialistische kennis wordt verworven
op het gebied van één van de erkende specialismen binnen de geneeskunde van
gezelschapsdieren (momenteel Oogheelkunde, Dermatologie, Interne
Geneeskunde en Chirurgie). De opleiding is verweven in de patiëntenzorg en

onderwijstaak van de Vakgroep.

Selectie van de kandidaten vindt plaats door een commissie vanuit de Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren aan de hand van gebleken motivatie,
studie-resultaten en curriculum vitae.

Aanmelding tot 1 juli 1993 en inlichtingen bij prof. dr. J.E. Gajentaan,
Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Yalelaan 8, De Uithof,
Postbus 80.154, 3508 TD Utrecht, tel. 030-531705.

-ocr page 568-

Goofy heeft geen
wormen meer

Lopatol bestrijdt spoelwormen, lintwormen en haakwormen.
Het is een breedwerkend anthelminticum met gemicro-
niseerde nitroscanaat als werkzame stof. Een éénmalige
toediening is voldoende om alle wormen te bestrijden.
De gemicroniseerde 100 en 500 mg Lopatol tabletten zijn
verkrijgbaar in kleinverpakking

en in voordelige kliniek-
verpakking. Lopatol kan bij
jonge en volwassen honden
worden toegepast.
Ciba Animal Health: ■
na gezondheid de beste — i

oplossing,

Nuvan Top®

Vlooien kunnen lint-
wormen overbrengen.
Nuvan Top is een krachtig
middel tegen vlooien,
luizen en teken bij honden
en katten. Nuvan Top
werkt uiterst snel en
langdurig tegen deze
ectoparasieten en gaat
herinfektie met lintwormen
door vlooien tegen.
Nuvan Top is CFK vrij.

Lopatol bevat per tablet 100 of 500 mg nitroscanaat. Reg NL 7383
(100 mg tab), Reg NL 7384 (500 mg tab). Raadpleeg de bijsluiter voor
gebruik. Nuvan Top B bevat fenitrothion (0,8%) en dichloorvos (0,2%),

Animal Health Division

Postbus 1048, 4700 BA Roosendaal.
TeL 01650 - 97305, Fax 01650 - 59605.

-ocr page 569-

1 m fwuFw^nwi

tl ■ ft

Tijdschr Diergeneeskd 1993:1 IH: 397-401

NEOSPORA CANINUM ALS OORZAAK VAN VERLAMMINGS-
VERSCHIJNSELEN BIJ JONGE HONOEN

W. Wouda\\ J.K. de Jong F. van Knapen^ en H.C. Walvoort^

SAMENVATTING

Twee Labrador retriever pups uit een nest van negen
kregen op een leeftijd van drie weken diarree en verlam-
mingsverschijnselen. De ene pup stierf na twee dagen. De
andere werd afgemaakt nadat zich een tetraparalyse had
ontwikkeld. Twee weken later moest een derde pup wor-
den afgemaakt wegens een paretisch achterpootje. Op
een leeftijd van vijf maanden werd een vierde hondje uit
hetzelfde nest geëuthanaseerd wegens progressieve
ataxie van de achterpoten.

Bij pathomorfologisch onderzoek werd polyradiculo-
neuritis, multifocale encefalomyelitis en polymyositis ge-
vonden. In de laesies, vooral in de zenuwwortels, werden
vrije en in pseudocysten gegroepeerde protozoaire tachy-
zoïeten aangetroffen. In het centrale zenuwstelsel wer-
den ook cysten gevonden. Met immuunhistochemisch on-
derzoek werd aangetoond dat er sprake was van een
infectie met
Neospora caninum, een onlangs bij de hond
ontdekte protozo. Vers runderhart, dat de pups was ver-
strekt, wordt als de mogelijke bron van infectie be-
schouwd.

INLEIDING

Sinds lange tijd is Toxoplasma gondii bij de hond bekend als
oorzaak van neuromusculaire verschijnselen door aantasting
van het centrale en perifere zenuwstelsel en de spieren (2,
14).

De diagnostiek van toxoplasmose bij het levende dier kan
worden ondersteund door serologisch onderzoek, maar be-
rust uiteindelijk op het aantonen van de parasiet in lichaams-
vloeistoffen of spierbiopten (21). Veelal wordt de diagnose
pas bij postmortaal onderzoek gesteld. Het vinden van pro-
liferatieve stadia van de parasiet (tachyzoïeten) in de laesies
is hierbij doorslaggevend.

Daarnaast kunnen rustende stadia ( weefselcysten met brady-
zoïeten) worden aangetroffen. Tot voor kort was herkenning
van deze stadia alleen mogelijk op grond van de morfologie.
Sinds de intrede van de immuunhistochemie is identificatie
door middel van specifieke antilichamen mogelijk geworden
(6). Nadien zijn er diverse publikaties verschenen, waarin
sterk op Toxoplasma gelijkende protozoa bij honden worden
beschreven, die echter niet reageren met
Toxoplasma gondii-
antiserum (4, 8, 9, 15). Ook op elektronenmicroscopisch ni-
veau zijn verschillen met
Toxoplasma gondii aangetoond (5,
8). Voor deze onbekende protozo werd de naam
Neospora
caninum-
geïntroduceerd (9). Nadat het was gelukt deze pro-
tozo in weefselcultuur te isoleren en bij konijnen specifieke
antistoffen op te wekken werd de immuunhistochemische
identificatie mogelijk (10, 18). Inmiddels zijn in diverse

\' Gezondheidsdienst voor Dieren Noord-Nederland, Postbus 361. 9200 AJ Drachten
^ Praktizerend dierenarts te Beetsterzwaag

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Bilthoven

landen publikaties verschenen over Neospora caninum in-
fecties bij de hond (11,23,24,25).

In dit artikel worden de klinische en pathologische bevindin-
gen beschreven van een retrospectief vastgestelde
Neospora
caninum
infectie bij drie Labrador retriever pups uit een nest
van negen.

ANAMNESE EN KLINISCHE AFWIJKINGEN
Een zeven jaar oude Labrador retriever teef bracht op 8 okto-
ber 1985 na een normale dracht tien pups ter wereld, waar-
van er één bij de geboorte dood was. Het was het tweede
nestje van deze teef Twee jaar eerder had ze een nest zonder
problemen grootgebracht. De huisvesting bestond uit een
binnenhok met vrije toegang tot een betegelde buitenkennel
en bevond zich in een landelijke omgeving. De teef werd ge-
voerd met een commercieel droogvoer aangevuld met pens
en runderhart, dat de ene keer uit de diepvries kwam en de
andere keer vers werd gegeven.

Toen de pups 23 dagen oud waren kregen ze voor de eerste
keer fijngesneden runderhart. Van hetzelfde hart, dat niet in-
gevroren was geweest, kreeg ook de teef te eten.
Twee dagen later verscheen de eigenaar met twee zieke pups
op het avondspreekuur. Beide pups hadden diarree. De ene
(pup 1) was soporeus en opvallend slap en had een tempera-
tuur van 38"C. Volgens de eigenaar was dit hondje de vorige
dag al niet goed geweest. Het was hem toen opgevallen dat
de pup een slap achterpootje had. Het andere hondje (pup 2)
was alert en had een normale temperatuur.
De behandeling bestond uit een subcutane injectie van 10 ml.
glucose 5% en 50 mg. ampicilline. Pup 1 stierf echter enkele
uren later. Er werd geen sectie verricht. Pup 2 herstelde van
de diarree, maar kreeg vier dagen later plotseling een slap
achterpootje. Als therapie werd nu een subcutane injectie
met 1 mg. dexamethason, 50 mg. oxytetracycline en vita-
mine B complex gegeven. De verlammingsverschijnselen
verliepen echter progressief Ook het andere achterpootje
werd slap en na vijf dagen was er sprake van een volledige
tetraparalyse. De spinale reflexen waren niet op te wekken
en de pijnperceptie leek verminderd. Overigens was het
hondje alert, droeg de kop normaal en kwispelde spontaan.
Na de afname van een bloedmonster werd de pup op een
leeftijd van 34 dagen geëuthanaseerd en aangeboden voor
postmortaal onderzoek.

De andere pups en de teef vertoonden vanaf dag 26 enkele
dagen diarree, die spontaan weer overging.
Op dag 38 kreeg een andere pup (pup 3) plotseling parese
van het linker achterpootje. Bij onderzoek bleek dat dit
pootje permanent gestrekt naar voren werd gehouden (Fig.
1). Er waren geen spinale reflexen op te wekken in het afwij-
kende pootje. De pijnperceptie was wel aanwezig. De hou-
dingsreakties van het rechter achterpootje leken wat ver-
traagd. De functie van de voorpootjes leek niet aangetast.
Het hondje kreeg dezelfde therapie als pup 2. De situatie ver-
beterde niet. Op dag 47 werd de pup geëuthanaseerd, waarna
postmortaal onderzoek volgde.

Gezien de verschijnselen werd rekening gehouden met een
toxoplasma-infectie. Om dit vermoeden door middel van

-ocr page 570-

serologisch onderzoek te bevestigen werden op dag 39
bloedmonsters genomen van alle toen aanwezige pups en de
teef.

De resterende zes pups bleven gezond, kregen op dag 50 de
gebruikelijke vaccinaties tegen hondeziekte, para-influenza
en canine parvovirus, waarna ze naar een nieuwe baas gin-
gen.

De hondjes groeiden zonder problemen op, met uitzondering
van een teefje (pup 4). Op een leeftijd van vijf maanden werd
dit teefje aangeboden wegens een abnormale stand van de
achterpoten, die gedurende de voorafgaande drie weken dui-
delijk verergerd was. Bij opname was deze jonge teef alert en
in goede conditie. Pols, ademhaling en temperatuur waren
niet afwijkend. Ook het hematologisch onderzoek leverde
normale waarden op. Opmerkelijk was een overdreven wijd-
beense stand van de achterpoten, die zich op geen enkele
wijze liet corrigeren. De hond vertoonde een duidelijk atacti-
sche gang van de achterhand. De nagels waren heel kort af-
gesleten en het dubbel zetten van de tenen werd niet gecorri-
geerd. De pijnperceptie was aanwezig evenals de patella- en
anusreflex. Het hondje kon de urine gedurende enkele uren
ophouden, maar verloor bij opstaan of opbeuren opvallend
gemakkelijk wat urine. Ook deze hond werd geëuthanaseerd
en pathomorfologisch onderzocht.

VOORTGEZET ONDERZOEK
Materiaal en methoden

Weefsels voor histologisch onderzoek werden gefixeerd in 4
% formaline en ingebed in paraffine, waarna 4 micrometer
dikke coupes werden gesneden en gekleurd met hacmatoxy-
line-eosinc. Daarnaast werd de PAS-kleuring toegepast.
Geselecteerde coupes werden behandeld met een immuun-
peroxidase methode, met antisera tegen
Toxoplasma gondii,
Sarcocystis, Encephalilozoon curiiculi
en Neospora cani-
num
(6, 18). Van pup 3 werden ongefixeerde weefselmon-
sters gehomogeniseerd en met een directe immuunfluores-
ccntietest (16) en een ELISA (17) gecontroleerd op de
aanwezigheid van toxoplasma-parasieten c.q. antigecn.
Sera van alle honden werden onderzocht op de aanwezigheid
van antistoffen tegen
Toxoplasma gondii. Sarcocystis en
Encephalitozoon cuniculi.

PATHOLOGIE
Macroscopisch onderzoek

Bij sectie van pup 2 viel op dat de spieren van alle extremitei-
ten atrofisch waren. Bij pup 3 waren de spieren van de linker
achterpoot duidelijk atrofisch en bleek. De zenuwwortels
van de bijbehorende plexus lumbosacralis vertoonden een
afwijkend glazig aspekt. Aan de organen van beide hondjes
werden geen afwijkingen waargenomen. Bij dc sectic van
pup 4 werden geen macroscopische afwijkingen gevonden.

Histologisch onderzoek

De histopathologische bevindingen waren voor de pups 2 en
3 vergelijkbaar, behoudens graduele verschillen.
In de skeletspieren werden verspreid liggende mononucle-
aire Infiltraten gevonden. Deze polymyositis ging gepaard
met verval van spiervezels (Figuur 2). Ook waren enkele fo-
cale infiltraatjes aanwezig in myocard, lever en nieren.
Verder was er sprake van een multifocale mononucleaire en-
cefalomyelitis. Het meest opvallend waren echter de veran-
deringen in het perifere zenuwstelsel, met name in de spi-
nale wortels. Er was sprake van een uitgebreide
polyradiculoneuritis, waarbij zowel dorsale als ventrale wor

Figuur 4

ZenuwvKortel pup 2 [lengtedoorsnede). Sigaarvormige opfioping van ta-
chyzoïeten (pseudocyste). HE 56Qx.

tels betrokken waren. De ventrale wortds van de lumbale
ruggemergsegmenten waren het ernstigst aangetast, vooral

-ocr page 571-

Figuur 5

Zenuwwortel pup 2. Groepje vrije tachyzoïeten (pijlen). HE 1400x,
bij pup 3.

Er was duidelijk verval van axonen en myelinescheden met
infiltratie van mononucleaire en polymorfkemige ontste-
kingscellen en fagocytose (Figuur 3). In de perifere zenuwen
werd naast een geringe infiltratie van mononucleaire ontste-
kingscellen vooral Wallerse degeneratie waargenomen. Ook
in de opstijgende dorsale banen van het ruggemerg was
Wallerse degeneratie te zien, terwijl veel motorische neuro-
nen ter hoogte van aangetaste wortels centrale chromatolyse
vertoonden. In de aangetaste zenuwwortels bevonden zich
talrijke ophopingen van protozoaire organismen in de vorm
van pseudocysten.

Deze kleurden niet met de PAS-kleuring. Ze waren rond of
halvemaanvormig in dwarsdoorsneden van zenuwwortels en
sigaarvonnig in lengtedoorsneden (Figuur 4). Ze leken zich
te bevinen in het cytoplasma van Schwann-cellen. Deze
pseudocysten bevatten tientallen tachyzoïeten. Daarnaast
werden ook vrije tachyzoïeten gevonden (Figuur 5).
Sporadisch werden dergelijke pseudocysten ook aangetrof-
fen in dc spieren, l^ij pup 3 werden enkele op toxoplasma ge-
lijkende PAS-positieve cysten (Figuur 6) aangetroffen in de
nabijheid van een ontstekingshaardje in het ruggemerg.
Bij pup 4 werd een multifocale encefalomyelitis vastgesteld.
Vooral in de witte stof van het ruggemerg werden degenera-
tieve veranderingen gevonden. In de hersenen werden en-
kele weefselcysten gevonden. Verder was er sprake van een
multifocale polymyositis. Aantasting van perifere zenuw-
wortels werd bij deze hond niet gevonden.

Immunodiagnostiek

Bij het serologisch onderzoek werd bij pup 2 en pup 4 een
antistoftiter (resp. l:16en 1:128) tegen
Toxoplasma gondii
gevonden. Bij twee gezonde nestgenoten werd eveneens een
titer aangetoond (resp. 1:128 en 1:256). De andere pups (in-
clusief pup 3) en de teef, waren serologisch negatief voor
Toxoplasma gondii. Bij geen van de honden werden antistof-
fen tegen
Sarcocystis of Encephalitozoon cimiculi gevon-
den.

In weefsclhomogenaten van pup 3 kon geen Toxoplasma
gondii antigeen worden aangetoond door middel van een di-
recte immunofluorescentietest of ELISA.
In met de immuunperoxidase methode behandelde coupes
reageerden de protozoaire organismen niet met antisera te-
gen
Toxoplasma gondii, Sarcocystis en Encephalitozoon cii-
niculi.
Wel kleurden de organismen duidelijk bruin na be-
handeling met antiserum tegen
Neospora caninum. Dit gold
zowel voor de vrije en de in pseudocysten gegroepeerde ta-
chyzoïeten (Figuur 7a,b), als voor de weefselcysten (Figuur
7c) bij alle drie onderzochte pups. Bij pup 3 werden met deze
methode ook in hersenen en ruggemerg groepjes vrije tachy-
zoïeten aangetoond (Figuur 7d).

m •■»iF-wi

DISCUSSIE

De neurologische afwijkingen bij de pups 2 en 3 kunnen
vooral goed worden verklaard uit de gevonden polyradiculo-
neuritis. De hypo- tot areflexie duidt op een functiestoornis
van het perifere zenuwstelsel. Dit werd bevestigd door het
pathomorfologisch onderzoek. Verval van axonen en myeli-
nescheden in zowel dorsale als ventrale zenuwwortels werd
op grote schaal aangetoond. De ataxie en parese in de achter-
hand met behoud van spinale reflexen bij pup 4 duidt op een
spinale functiestoornis. De gevonden encefalomyelitis in af-
wezigheid van radiculoneuritis komt daarmee overeen.
Het verband tussen de pathomorfologische veranderingen en
de protozoaire infectie is zeer aannemelijk, gezien de aanwe-
zigheid van proliferatieve stadia in de laesies. Voor de ver-
schillen in ziekteverloop bij de verschillende pups is geen
verklaring te geven. Verschillen in infectiedosis zullen wel-
licht een rol hebben gespeeld.

De protozoaire infectie werd aanvankelijk gehouden voor
toxoplasmose, gezien de morfologie van de parasieten en
mede op grond van vergelijkbare beschrijvingen van toxo-
plasma-polyradiculoneuritis in de literatuur (2,7, 13,20). De
aanwezigheid van een toxoplasmatiter bij vier pups uit het
nest leek dit te bevestigen. De verder toegepaste immuundia-
gnostische methoden, gericht op het bevestigen van de dia-
gnose toxoplasmose bleven echter zonder resultaat. Ook de
mogelijkheid van een infectie met
Sarcocystis of
Encephalitozoon werd uitgesloten.

Na het verschijnen van publikaties over een tot nog toe onbe-
kende sterk op
Toxoplasma gondii lijkende protozo bij de
hond (8, 9), waarvoor de naam
Neospora caninum werd
geïntroduceerd (9) kwamen wij tot het sterke vermoeden met
dezelfde infectie te maken te hebben. Met behulp van uit de
Verenigde Staten verkregen antiserum kon bij de door ons
beschreven pups immuunhistochemisch een
Neospora cani-
num -
infectie worden bevestigd.

De door ons beschreven klinische en pathomorfologische af-
wijkingen komen overeen met de beschrijvingen in de litera-
tuur. Dc ziekte wordt vooral beschreven bij jonge hondjes,
vaak bij enkele pups uit hetzelfde nest (8, 10, 24, 25). Een
polyradiculoneuritis, die klinisch tot uiting komt in een
progressief verlopende, meestal in één achterpoot begin-
nende parese/paralyse, is het meest kenmerkende ziekte-
beeld (8, 25). De veelal tevens aanwezige polymyositis gaat
gepaard met een verhoogde kreatinefosfokinase - activiteit
in het bloed (9, 10, 25). Verder worden encefalomyelitis,
myocarditis en pneumonie vermeld (9, 10). Het verloop van
de ziekte en de ernst van de klinische afwijkingen kunnen
sterk variëren. Naast meldingen van een acuut fataal verloop,
komen beschrijvingen voor van een mild verloop met stabili-
satie van de neuromusculaire functiestoornissen (9, 10). De
waarschijnlijkheidsdiagnose berust op de typische klinische
afwijkingen, eventueel ondersteund door een verhoogde kre-
atinefosfokinase-activiteit in het serum (9,25). Een serologi-
sche bevestiging door middel van een indirekte fluorescen-
tie-methode is mogelijk (10), maar deze test is in Nederland
nog niet voorhanden.

Enkele malen wordt melding gemaakt van een klinisch ma-

-ocr page 572-

W ■

#

-t »_

-

- ✓ \'

-4

/

e

• > •

• >

Figuur 7

Identificatie van Neospora caninum-stadia in weefselcoupes door middel
van immuunperoxidase - reactie. Pup 3. 560x.
a.Pseudocyste in zenuwwortel (dwarsdoorsnede).

Figuur 7b.Vrije tachyzoïeten in zenuwwortel (lengtedoorsnede).

«

« J-iJk * •

Ê?

Figuur 7d.Groepje vrije tachyzoïeten in hersenen.

\\

Figuur 7c.Weefselcysten in ruggemerg.

nifeste infectie met Neospora caninum bij een volwassen
hond. Deze honden vertoonden centraal nerveuze afwijkin-
gen ten gevolge van een encefalomyélitis (9,23).
Van een aantal coccidiostatica is de werkzaamheid tegen
Neospora caninum in vitro aangetoond (19), maar therapeu-
tische successen bij patiënten zijn niet beschreven.
De bron van de infectie met
Neospora caninum is niet duide-
lijk. In de literatuur is een transplacentaire overdracht van
Neospora caninum bij de hond beschreven (12).
Waarschijnlijker lijkt het ons dat het verse runderhart de in-
fectiebron is geweest. Bij het rund is een
Neospora - infectie
beschreven als oorzaak van abortus (1, 22, 26) en neonatale
encefalomyelitis (3). Het is echter niet duidelijk of de bij het
rund gevonden
Neospora identiek is aan Neospora caninum
van de hond. Wel is er een nauwe antigene verwantschap (3).
De levenscyclus van
Neospora caninum is nog onbekend.

-ocr page 573-

DANKBETUIGING

Onze dank gaat uit naar dr. J.P. Dubey, Zoonotic Diseases Laboratory.
Ucltsville. Maryland, USA, voor het beschikbaar stellen van het
Neospora
can/«wm-antiserum.

SUMMARY

Neospora caninum as a cause of neuromuscular deflcit in
puppies

At the age of three weeks, nx\'o Labrador retriever puppies, out of a Utter of
nine, suffered from diarrhoea and muscular weakness. One puppy died with-
in two days. The other was killed after a tetraparalysis had developed. Two
weeks later a third puppy was killed because of a paretic hind leg. A t the age
of five months another dog had to he euthanized hecau.ie ofprogressive hind
limb ata.xia. Pathological examination revealed polyradiculoneuritis, mul-
tifocal encephalomyelitis and polymyositis. In the lesions, particularly in
the nerve roots, free and clustered protozoal tachyzoites were found. In the
central nen\'ous system tissue cysts were seen. By use of immunohistoche-
mistry the protozoal organi.sms were identified as
Neospora caninum. a
newly recognized protozoan in the dog. Fresh bovine heart, that had been
fed to the puppies, is regarded as the possible source of infection.

LITERATUUR

1. Anderson ML. Blanchard PC. Barr BC, Dubey JP. Hoffman RL, and
Conrad PA. Neospora-like protozoan infections as a major cause of
abortioninCalifomiadairycattle. J Am Vet Med Assoc 1991; 198:241-
4

2. Averill DR, and Lahunta A de. Toxoplasmosis of the canine nervous
system: Clinico-pathologic findings in four cases. J Am Vet Assoc 1971;
159: 1134-41.

3. Barr BC, Conrad PA. Dubey JP. and Anderson ML. Neospora-like en-
cephalomyelitis in a calf: pathology, ultrastructure. and immunoreacti-
vity. J Vet Diagn Invest 1991; 3: 39-46.

4. Bjerkas 1, Mohn SF, and Presthus J. Unidentified cyst-forming
Sporozoan causing encephalomyelitis and myositis in dogs. Z
Parasitenkd 1984; 70: 271-4.

5. Bjerkas 1, and Presthus J. Immuno-histochemical and ultrastructural
characteristics of a cyst-forming sporozoan associated with encephalo-
myelitis and myositis in dogs. Acta Pathol Microbiol Immunol Scand
1988;96:445-54.

6. Conley FK. Jenkins KA. and Remington JS, Toxoplasma gondii infec-
tion of the central nervous system. Use of the peroxidase-antiperoxidase
method to demonstrate Toxoplasma in formalin fixed, paraffin embed-
ded tissue sections. Human Pathology 1981; 12: 690-8.

7. Core DM. Hoff EJ. and Milton JL. Hindlimb hyperextension as a result
of
Toxoplasma gondii polyradiculitis. J Am Animal Hosp Assoc 1982;
19:713-6.

8. Cummings JF, Lahunta A de, Suter MM, and Jacobson RH. Canine pro-
tozoan polyradiculoneuritis. Acta Neuropathol 1988; 76: 46-54.

I

1 • VIP-"V>IF>MII

9. Dubey JP, Carpenter JL, Speer CA, Topper MJ, and Uggla A. Newly re-
cognized fatal protozoan disease of dogs. J Vet Med Assoc 1988; 192:
1269-85.

10. Dubey JP, Hattel AL, Lindsay DS, and Topper MJ. Neonatal Neospora
caninum
infection in dogs: Isolation of the causative agent and experi-
mental transmission. J Am Vet Assoc 1988; 193: 1259-63.

11. Dubey JP, Higgins RJ. Smith JH, and O\'Toole TD. Neospora caninum
encephalomyelitis in a British dog. Vet Ree 1990; 126: 193-4.

12. Dubey JP, Koestner A, and Piper RC. Repeated transplacental transmis-
sion of
Neo.spora caninum in dogs. J. Am. Vet. Med. Assoc. 1990; 197:
857-60.

13. Ehrensperger F, und Suter M. Radiculitis toxoplasmica beim Hund.
Kleintier-Praxis 1977;22:59-62.

14. Fankhauser R. Polymyositis und encephalomyelitis granulomatosa
toxoplasmica beim Hund. Schweiz Arch Tierheilk 1963; 105: 688-99.

15. Hilali M, Lindberg R, Walker T, and Wallin B. Enigmatic cyst-forming
protozoan in the spinal cord of a dog. Acta Vet Scand 1986; 27: 623-5.

16. Knapen F van. en Panggabean SO. Het aantonen van toxplasma-infec-
ties bij mens en dier met behulp van een directe immunofluorescentie-
methode. Medicon 1976; 10:33-5.

17. Knapen F van, and Panggabean SO. Detection of toxoplasma antigen in
tissues by means of enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA). Am
J Clin Pathol 1982; 77:755-7.

18. Lindsay DS. and Dubey JP. Immunohistochemical diagnosis of
Neospora caninum in tissue sections. Am J Vet Res 1989; 50: 1981-3.

19. Lindsay DS, and Dubey JP. Evaluation of anti-coccidial drugs\' inhibi-
tion of
Neospora caninum development in cell cultures. J Parasitol 1989;
75: 990-2.

20. Nesbit JW, Lourens DC, and Williams MC. Spastic paresis in two litter-
mate pups caused by
To.xoplasma gondii. J S Afr Vet Assoc 1981; 52:
243-6.

21. Suter MM. Hauser B, Palmer DG. and Oettii P. Polymyositis-polyradi-
culitis due to Toxoplasmosis in the dog: serology and tissue biopsy as
diagnostic aids. Zentralbl Veterinärmed (A) 1984; 31: 792-8.

22. Thilsted JP. and Dubey JP. Neosporosis-like abortions in a herd of dairy
cattle. J Vet Diagn Invest 1989; 1: 205-9.

23. Uggla A, Dubey JP, Funquist B, and Segall T. Fatal Neospora canimtm-
infection hos riesenschnauzer. Svensk Veterinärtidning 1989; 41, 5:
271-4.

24. Uggla A. Dubey JP. Lundmark G, and Olson P. Encephalomyelitis and
myositis in a Boxer puppy due to a Neospora-like infection. Vet
Parasitol 1989;32:255-60.

25. Wolf M, Cachin M. Van de Velde M, Tipold A, und Dubey JP. Zur
Klinischen Diagnostik des protozoären Myositissyndroms
(Neoi:pora
caninum) des,
Welpen. Tierärztl Praxis 1991; 19: 302-6.

26. Wouda W. Ingh TSGAM van den. Knapen F van. Sluijter FJH, Koeman
JP en Dubey JP. Neospora-abortus bij het rund in Nederland. Tijdschr
Dicrgenee.skd 1992; 117: 599-602.

-ocr page 574-

I iilF«

mffi

[iNlTnfcWihlUS\'iil^ir »jüll in T"

SPONTANE ADEMHALING VERSUS IPPV BIJ DE
DUIF

R. Sap\\ R.M. van Wandelen^ en L.J. Hellebrekers^
SAMENVATTING

In de veterinaire anesthesiehandboeken wordt aangege-
ven dat bij vogels onder inhalatie-anesthesie, tijdens
spontane ventilatie, volatiele anesthetiea kunnen cumu-
leren in het luchtzaksysteem.

Om de mate van deze cumulatie te kwantiflceren werden
bij 10 duiven, onder anesthesie met 02, N20 en isoflur-
aan, simultaan ademgasmonsters afgenomen aan de en-
dotracheale tube en uit de linker abdominale luchtzak,
om zodoende op twee plaatsen continue 02-, C02- en
isofluraanconcentraties te kunnen registreren. Metingen
werden zowel verricht tijdens spontane ademhaling en
gedurende positieve druk beademing.
Tijdens spontane ademhaling waren de C02-waarden
gemeten in de luchtzak bij 60% van de dieren hoger dan
de C02-waarden, gelijktijdig gemeten aan de endotra-
cheale tube. Het gemiddelde verschil voor de gehele
groep bedroeg 0,8 volumeprocent, echter individuele
verschillen liepen op tot 2,9 volumeprocent.
Tevens gaven de resultaten aan dat bij spontane ventila-
tie de isofluraanconcentratie in de abdominale luchtzak
gemiddeld 1,1 volumeprocent lager was dan gemeten aan
de endotracheale tube.

Bij de mechanisch geventileerde vogels was het C02% in
de abdominale luchtzak in alle gevallen lager dan het
C02% gemeten aan de endotracheale tube. Gelijktijdig
namen de verschillen in isofluraanconcentraties tussen
endotracheale tube en luchtzak af.
De algemene veronderstelling dat volatiele anesthetiea
cumuleren in de luchtzakken van de spontaan ademende
vogel gedurende inhalatie-anesthesie hebben wij in ons
onderzoek bij, met isofluraan geanestheseerde, duiven
niet kunnen bevestigen.

Tevens kan uit dit onderzoek worden geconcludeerd dat
bij vogels onder inhalatie-anesthesie betrouwbare C02
waarden, gemeten aan de endotracheale tube, alléén
worden verkregen tijdens positieve drukbeademing.

INLEIDING

In de veterinaire anesthesiehandboeken (2,4,5) wordt aange-
geven dat bij vogels onder inhalatieanesthesie tijdens spon-
tane ventilatie, volatiele anesthetiea kunnen cumuleren in
het luchtzaksysteem.

Ten gevolge van de specifieke anatomie van het luchtweg-
systeem bij vogels, zal het ademgas dat via het bronchiale
systeem in de abdominale luchtzakken geraakt, vervolgens
de longen passeren alwaar gasuitwisseling plaatsvindt, om
daarna voor het grootste deel te worden uitgeademd.
Ten gevolge van recirculatie van anesthesiegassen zouden er
verhoogde gasconcentraties in de abdominale luchtzakken
kunnen optreden, waardoor vervolgens de partiële druk van
het gasvormige anestheticum in het plasma zal stijgen. Dit
kan leiden tot een hypotensie en een hypoventilatie, waarbij

\' Afdeling Anesthesiologie. Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren.
Faculteit der Diergeneeskunde, postbus 81)154. 3508 TD Utrecht

Tijdschr Diergeneeskd 1993: UH: 402-4

de hier uit voortkomende (weefsel)hypoxie kan leiden tot
een verhoogde incidentie van hartritmestoomissen.
De literatuur geeft aan dat dit risico vermeden kan worden
door het regelmatig spoelen van het luchtzakkensysteem met
vers gas, teneinde eerder genoemde verhoogde gasconcen-
traties te voorkomen (2,4,5).

Dit onderzoek werd uitgevoerd om de hypothese, aangaande
cumulatie van anesthesiegassen in het luchtwegsysteem, te
toetsen.

Aan de hand van een simultane analyse van O:-, CO;- en
isofluraanconcentraties van zowel het gasmengsel uit de
luchtzak als het gasmengsel uit de endotracheale tube, wer-
den de verschillen in gasconcentraties tussen de twee loka-
ties gedocumenteerd.

Metingen werden zowel tijdens spontane ademhaling als tij-
dens intermitterende positieve drukbeademing (IPPV) ver-
richt bij hetzelfde dier.

Er werd gekozen voor de duif als proefdier, aangezien dit
dier regelmatig voor vergelijkbare onderzoeksdoeleinden
wordt benut (3, 6) en daarbij tevens een gemakkelijk te han-
teren vogel is.

MATERIAAL EN METHODEN

Alle vogels (n=10) werden onder anesthesie gebracht met
isofluraan (2,5-3,0%) in een mengsel van O^/N.-O (1:1), toe-
gediend via een masker.

Zodra mogelijk, werd geïntubeerd met een tube 2,5 mm
outside diameter (O.D.). Direct na de inductie werd de iso-
fluraan-concentratie verlaagd. Gedurende het onderzoek
vond er continue ECG-bewaking plaats. Hartfrcquenties zijn
in dit onderzoek niet geëvalueerd, het ECG werd uitsluitend
ter bewaking aangesloten.

Om gelijktijdig twee verschillende gasmonstcrs te kunnen
analyseren, werden er twee gasanalyse-apparaten gebruikt
(Respiratory Gas Monitor 5250, Ohmeda. Leusden). Beide
waren aangesloten op een 6-kanaals recorder waardoor cr
een continue cn pulsatiele registratie mogelijk was van de
concentraties O:, CO2 en isofluraan, gemeten aan de endotra-
cheale tube en in de abdominale luchtzak.
Na desinfectie van de huid werden twee kleine incisies ge-
maakt waardoor steriele tubes (2,5 mm O.D.) ingebracht
werden in de linker abdominale luchtzak. Via één van de tu-
bes werd het gasmonster voor analyse aangezogen terwijl via
de andere tube het gasmonster weer terug werd gevoerd
waardoor er een \'closed loop system\' gecreëerd werd. Om
het nemen van een gasmonster uit de luchtzak mogelijk te
maken, zonder de luchtzak te doen collaberen of een unidi-
rectionele gasflow te veroorzaken (6), is het terugvoeren van
het gasmonster noodzakelijk.

Bij goed functioneren van het closed loop systeem werd de
duif definitiefin rechter zijligging gepositioneerd en werden
beide tubes in de luchtzak gefixeerd met incisiefolie.
Aansluitend werd er, om een stabiele uitgangssituatie te ver-
krijgen, minimaal 15 minuten gewacht. Pilot onderzoek gaf
aan dat een adequate anesthesie werd bewerkstelligd bij een
concentratie van minimaal 1,3% isofluraan, gemeten in de

-ocr page 575-

luchtzak. Na de stabilisatieperiode werden er, volgens het
protocol, drie registratieperioden doorlopen. De initiële, 15
minuten durende, periode van spontane ademhaling werd
gevolgd door twee perioden van IPPV (Amsterdam Infant
Ventilator mk 3, Hoek Loos, Schiedam).
Gedurende de eerste periode van IPPV werd de ventilator zo
ingesteld dat het end-tidal C0:% gelijk bleef aan het end-ti-
dal C02% gemeten tijdens spontane ademhaling. Tijdens de
tweede periode van IPPV werd het ademminuutvolume op-
gevoerd totdat het end-tidal €0:% zich stabiliseerde op 5%.
Vooronderzoek had aangegeven dat er, na instelling van de
beademing, verhoogde isofluraanconcentraties in de lucht-
zak gemeten werden, welke vervolgens leidden tot hartrit-
mestoomissen. Daarom werd tijdens de fase van IPPV de
verdamper zodanig ingesteld dat in de luchtzak een concen-
tratie van 1,5% gemeten werd (1).

Data worden gepresenteerd als gemiddelde ± S.E.M.. Een
Student\'s T-test werd gebruikt voor statische vergelijking,
waarbij P < 0,05 beschouwd werd als statistisch significant.

RESULTATEN

Gedurende het gehele onderzoek werden er, zowel in de
luchtzak als aan de endotracheale tube, Oz-waarden gemeten
tussen 44 en 48%.

Tijdens spontane ademhaling was het CO:%, gemeten aan de
endotracheale tube 6,4 ± a,3% terwijl het €0:% in de lucht-
zak (7,2 ± 0,4%) significant hoger was, echter individuele
verschillen liepen op tot 2,9 volumeprocent.
Gedurende de eerste periode van IPPV was het €0:% geme-
ten aan de endotracheale tube 6,6 ± 0,2% terwijl het C02%
gemeten in de luchtzak daalde tot 5,0 ± 0,3%.
Tijdens de tweede periode van IPPV, waarbij de ventilatie
resulteerde in een, aan de endotracheale tube gemeten, CO2
van 5,0 ± 0%, werd in de luchtzak gemiddeld 3,8 ± 0,2% CO2
gemeten. Tijdens beide perioden van IPPV was er een signi-
ficant verschil tussen het CO:% gemeten aan de endotrache-
ale tube en het C02% gemeten in de luchtzak (Figuur 1).

Figuur 1. COs % tube/luchtzak

De gemiddelde isofluraanconcentratie tijdens spontane
ademhaling, gemeten aan de endotracheale tube, was 2,4 ±
0,2% terwijl de concentratie gemeten in de luchtzak 1,3 ±
0,2% was. Dit verschil was statistisch significant.
Gedurende de eerste periode van IPPV werd er aan de en-
dotracheale tube 1,8 ± 0,1% isofluraan gemeten en in de
luchtzak slechts 1,5 ± 0,1%. Tijdens de tweede periode van

I n

DISCUSSIE

De resultaten van dit onderzoek geven aan dat een FiO: van
50% gedurendeinhalatie anesthesie bij vogels, onder alle
omstandigheden een adequate partiële O.-druk in de longen
waarborgt.

Gedurende spontane ademhaling kwam het in de luchtzak
gemeten C0:% bij 60% van de proefdieren hoger uit dan het
€0:% gemeten aan de endotracheale tube.
Alhoewel het CO;% in de luchtzak gemiddeld over de gehele
groep slechts 0,8 volume procent hoger was dan gemeten aan
de endotracheale tube, liepen de individuele verschillen op
tot 2,9 volumeprocent.

Hierdoor kan, op basis van de stapeling van CO:, worden ge-
concludeerd dat er bij een aantal van de spontaan ademende,
met isofluraan geancstheseerde, vogels sprake is van een
toegenomen anesthesierisico op basis van een hypoventila-
tie.

Ook de gegevens van de perioden van IPPV ondersteunen
deze opvatting, aangezien onder deze omstandigheden het
C02% in de luchtzak altijd lager was dan gemeten aan de en-
dotracheale tube, hetgeen duidt op een verbeterde ventilatie.
Bovengenoemde stapeling van CO2 in de luchtzak bij de
spontaan ademende vogel onder isofluraananesthesie geeft
tevens aan dat alléén tijdens positieve drukbeademing, het
C02%, gemeten aan de endotracheale tube, representatief is
voor het €0:% in de luchtwegen.

De gegevens aangaande de CO:-concentraties tijdens spon-
tane ademhaling én IPPV tonen de noodzaak van beademing
duidelijk aan. Tijdens IPPV wordt er dus een kwalitatief
meer effectieve ventilatie van de^uchtzakken bewerkstelligd
dan tijdens spontane ademhaling.

Tijdens spontane ademhaling was de isofluraanconcentratie,
gemeten in de luchtzak, gemiddeld 1,1 volumeprocent lager
dan die gemeten aan de endotracheale tube.
In combinatie met de COi-data, wordt hiermee duidelijk aan-
getoond dat er, tijdens spontane ademhaling onder isofluraan-
anesthesie, sprake is van een slecht gastransport van, en naar,
de luchtzakken.

Tijdens IPPV werden de verschillen tussen de isofluraan-
concentraties, gemeten aan de endotracheale tube en in de
abdominale luchtzak, geringer.

IPPV waren de concentraties isofluraan, gemeten aan de en-
dotracheale tube, 1,8 ± 0,2% en in de luchtzak 1,6 ± 0,2%.
Deze verschillen in isofluraanconcentraties waren statistisch
niet significant (Figuur 2).

-ocr page 576-

Ook dit geeft aan dat door IPPV de ventilatie van de luchtzak
in positieve zin beïnvloed wordt en dat daarmee de veilig-
heid gedurende inhalatie-anesthesie zal toe nemen.
De belangrijkste conclusie van ons onderzoek is dat, bij vo-
gels onder isofluraananesthesie, stapeling van volatiele
anesthetica in het luchtzaksysteem niet kon worden aange-
toond.

Tevens geeft dit onderzoek aan dat het gebruik van positieve
drukbeademing (IPPV) bij vogels onder inhalatie-anesthesie
noodzakelijk is teneinde een ongewenste, en vaak niet opge-
merkte, toename van CO2 in het luchtzaksysteem te voorko-
men.

DANKBETUIGING

In de persoon van de heer H. Waardenburg wordt de firma OHMEDA
Nederland bedankt voor het beschikbaar stellen van één van de gasanalyse-
monitoren.

SUMMARY

Spontaneous respiration versus intermediate positive
pressure ventilation in pigeons

Veterinary textbook on anaesthesia in birds that volatile anaesthetics can
accumulate in the air sac system during spontaneous respiration of birds
anaesthetized with inhulational anaesthetics. In order to quantijy the extent
of accumulation, air samples were collected from the endotracheal tube and
from the left abdominal air sac often pigeons anaesthetized with O2, NO 2.
and isoflurane. In this way, O2. COj, and isoflurane concentrations were
measured continuously at two places, during both spontaneous respiration
and positive pressure ventilation.

During spontaneous respiration, CO2-concentralions were higher in the air
sac than in the endotracheal tube in 60% of the animals. The average diffe-
rence for the whole group was 0.8 volume per cent: individual differences
were as high as 2.9 volume per cent. The concentration of i.iofhirance was
on average 1.1 volume per cent lower in the abdominal air sac than in the
endotracheal tube.

During mechanical ventilation, the percentage ofCOi was lower in the ab-
dominal air .sac than in the endotracheal tube in all pigeons. At the same
time, the differences between isoflurane concentrations in the endotracheal
tube and air sac decreased.

Thus the results of our study with isqflurane-anaesthetized pigeons do not
support the suggestion that volatile anaesthetics accumulate in the air sacs
of spontaneously breathing birds anaesthetized with inhalation anaesthe-
tics. The results also show that, under these conditions, CO2 concentrations
in the endotracheal tube can only he measured reliably during positive pres-
sure ventilation.

LITERATUUR

1. Fitzgerald G. and Blais D. The effect of Nitrous Oxide on the minimal
anaesthetic dose of isoflurane in pigeons and red tails hawks. Pro 4th
Intern Congress Vet Anaesthesia. Ed. LW Hall. 1991; 1II -3

2. Green CJ. Animal Anaesthesia. Ed. Green CJ. Laboratory Animals Ltd.
London, 1979; 121

3. Sap R en Wandelen RM van. Inhalatieanesthesie bij vogels. Ned
Tijdschr Anesthesiemedewerkers. 1991; 3: 13-6

4. Sawyer DC. Practice of small animal anaesthesia. Ed. D. Piermattei.
Philadelphia: WB Saunders. 1982; 205

5. Westhues M. and Fritsch R. Animal Anaesthesia Vol II. Parey Publ.
1965;369

6. Wijnberg ID. Lagerweij E. and Zwart P. Inhalation anaesthesia in birds
through the abdominal air sac, using an unidirectional continuous flow.
Proc 4th Intern Congress Vet Anaesthesia. Fd. LW Hall, 1991; 249-253

PROGRAMME FOR THE CONTROL OF AFRICAN ANIMAL
TRYPANOSOMIASIS AND RELATED DEVELOPMENT

FAO Animal Production and Heallh Paper no. 100. Food
and Agriculture Organization of the United Nations, Rome.
1992, 204pagina\'s.

Dit rapport dat de ecologische en technische aspecten om-
schrijft, omvat dertien achtergrondartikelen geschreven door
vooraanstaande onderzoekers op het gebied van de tsetse- en
trypanosomiasisbestrijding. Het \'FAO Panel of Experts on
Ecological and Technical Aspects of the Programme for the
Control of African Animal Trypanosomiasis and Related
Development\' voerde op basis van deze gegevens discussies
in juni 1991 in de Zimbabwaanse hoofdstad Harare,
Centraal in de meeste artikelen staan de activiteiten van het
\'Regional Tsetse and Trypanosomiasis Control Programme\'
(RTTCP) dat met aanzienlijke financiële ondersteuning van
de Europese Gemeenschap sinds 1986 wordt uitgevoerd in
Malawi, Mozambique, Zambia en Zimbabwe,
Het rapport opent met een artikel dat aandacht besteed aan de
methoden voor diagnostiek, behandeling en preventie van
trypanosomiasis, die op het moment ter beschikking staan
van veldwerkers, In drie artikelen worden de huidige stand
van zaken en de toekomstige behoefte aan onderwijs en trai-
ning weergegeven. De betreffende auteurs zijn unaniem in
hun conclusie dat opleidingen en trainingsprogramma\'s in de
betrokken landen moeten plaatsvinden en dat veldwerk en
onderzoek in het veld ruime mate deel moeten uitmaken van
het curriculum. Opmerkelijk is, gezien het thema \'Ecological
and technical aspects\' van de bijeenkomst, dat er slecht in
één artikel op de milieu- en ecologische aspecten van tsetse-
bestrijding wordt ingegaan. Daarentegen wordt er uitgebreid
aandacht besteed aan de economische planning en evaluatie
van de kosten van tsetse- en trypanosomiasisbestrijding.
Omdat het op grote schaal toepassen van t.setse-controle
door middel van het vemevelen van insecticiden, al dan niet
voldoende beargumenteerd, meer en meer op weerstand
stuit, werd er de laatste jaren een aanzienlijke onderzoeksin-
spanning geleverd om alternatieve bestrijdingsmethoden te
verbeteren en te ontwikkelen. In drie artikelen wordt hieraan
aandacht besteed. Dit betreft onder meer de verbetering van
tsetse-vallen door het gebruik van geurstoffen en speciale
kleuren en vormen, het ontwikkelen van biologische bestrij-
dingsmethoden en het gebruik van pyrethoïden als insecti-
cide tegen tsetse-vliegen. Het rapport wordt besloten met
twee algemene artikelen. Het eerst bepleit het belang van
een regionale aanpak van de tsetse-bestrijding, in het tweede
komt de vraag aan de orde of en onder welke omstandighe-
den er naar een totale uitroeiing gestreefd moet/kan worden
en wanneer het terugdringen van de vliegenpopulatie vol-
doende is.

Het rapport bevat geen conclusies en aanbevelingen van het
\'Panel of Experts\', waardoor de waarde ervan als beleidson-
dersteunend document voor betrokken overheden en organi-
saties gering is. Echter de huidige stand van zaken voor wat
betreft de diverse onderdelen van de tsetse- en trypanoso-
miasisbestrijding wordt op afdoende wijze weergegeven,
zodat de diverse artikelen een bron van informatie kunnen
zijn voor veldwerkers en onderzoekers.

R. W, Paling

-ocr page 577-

J.P.T.M. Noordhuizen\'
SAMENVATTING

Centraal in dit artikel staat de vraag in hoeverre signale-
rings- en bevvakingssystemen (SIBS) een bijdrage kun-
nen leveren aan het besluitvormingsproces in de var-
kensgezondheidszorg. Achtereenvolgens wordt ingegaan
op de principes van zo\'n systeem en op de toepassingsni-
veau\'s van overheid, volksgezondheid en primaire pro-
ductiebedrijf met een aanduiding van mogelijkheden en
onmogelijkheden. Deze verschillende toepassingsni-
veau\'s houden verband met de respectievelijke doelstel-
lingen en met de verschillende typen ziekten. De conclu-
sie wordt getrokken dat SIBS kunnen bijdragen aan de
varkensgezondheid maar niet in alle gevallen, noch zon-
der specifieke voorwaarden.

INLEIDING

Vanaf 1993 zijn de binnengrenzen in de EG open voor een
vrij vervoer van dieren en produkten van dierlijke oorsprong
tussen lidstaten. De vraag rijst of deze situatie bedreigend is
voor de gczondheidsstatus van de nationale veestapel. En
ook, hoe groot het risico is van ziekte-insleep binnen deze
nationale veestapel. De grenzen rondom de nationale veesta-
pel van lidstaten zijn aldus teruggebracht tot grenzen rondom
het primaire produktiebedrijf

Het primaire produktiebedrijf is nu niet langer het individu-
ele bedrijf van vroeger. Het is een schakel geworden in een
keten van produktieprocessen en kwaliteitsborgingen, kort-
weg samen te vatten onder Integrale KetenBeheersing. De
principes van IKB, zeker in de varkenshouderij, mogen be-
kend verondersteld worden (7, 8).

Behalve aan economische aspecten van ziekten voor de pri-
maire produktiebedrijven, wordt ook steeds meer aandacht
geschonken aan de mogelijkheid om door onderzoek van
(monsters van) dieren, tomen, karkassen of bedrijven vroeg-
tijdig parameters of kiemen op te sporen die in het kader van
de volksgezondheid van groot belang zijn. Voorbeelden van
zulke kiemen zijn Salmonella en Campylobacter.
De voorgaande drie toepassingsniveau\'s (overheid, bedrijf,
volksgezondheid) vormen de basis voor het onderhavige ar-
tikel over de zin en onzin van meetnetten in de varkenshou-
derij^ Allereerst wordt ingegaan op de principes van een sig-
nalerings- en bewakingssysteem (SIBS). Vervolgens wordt
nagegaan hoe zo\'n systeem al dan niet toepasbaar kan zijn
voor elk van de drie toepassingsniveau\'s.

\' Landbouwuniversiteit Wageningen, Vakgroep Veehouderij, sectie
Gezondheidsleer en Reproduktie. Postbus 338. 6700 AH Wageningen
Dit artikel is een gedeeltelijke weergave van een lezing gehouden op 30
oktober 1992 te Rosmalen t.g.v. de studiedag \'Varkenshouderij en
Gezondheid\'

Tijdschr Diergeneeskd 1993:1IH:41)5-8

EEN SIGNALERINGS- EN BEWAKINGSSYSTEEM
(SIBS)

Een SIBS is een verzameling van een (groot) aantal peilloca-
ties (bijv. bedrijven) die volgens een verantwoorde methode
(steekproefprocedures) zijn gekozen en die liggen in een be-
paald gebied volgens een ordening die op verantwoorde
wijze is bepaald (1). Een ideaal SIBS is representatief voor
bijvoorbeeld een regio of land. Op de peillocaties worden
van (een steekproef van) de aanwezige dieren of eenheden
volgens een standaardprocedure gegevens verzameld over
gezondheids/ziektestatus en produktiviteit en eventueel over
bedrijfs- en omgevingsfactoren. Deze gegevens worden vol-
gens epidemiologische en statistische analyses verwerkt om
een bepaalde situatie met een zekere betrouwbaarheid
(range 80 tot 99%) in beeld te brengen. Op grond van de in-
terpretatie van resultaten wordt besloten tot een bepaalde ac-
tie op het gebied van de bestrijding of preventie van gezond-
heidsstoornissen.

Echter, niet voor alle beslissingen is de informatie uit een
SIBS noodzakelijk.

Algemene doelstellingen van een SIBS zijn:

(a) op methodisch en wetenschappelijk verantwoorde wijze
inzicht krijgen in het optreden en de verspreiding van
ziekten in een doorgaans grote dierpopulatie (en eventu-
eel mensenpopulatie) op een bepaald moment en in de
tijd (=signaleren, monitoring). Nevendoel is, voorspel-
lingen te doen over dit
patroon en zodoende de primaire
producenten/sector adequaat te doen reageren (=bewa-
ken, surveillance);

(b) op methodisch en wetenschappelijk verantwoorde wijze
inzicht te krijgen in de meest belangrijke factoren die het
optreden en verspreiden van ziekten beïnvloeden (=sig-
naleren, monitoring). Nevendoel is het effect van deze
factoren te kwantificeren om zodoende prioriteiten te
kunnen stellen in bcstrijdings- en preventieprogramma\'s
(=bewaken, surveillance). Een economische evaluatie
maakt hier deel van uit: kosten - baten/effect analyse.

Deze doelstellingen worden vertaald in een aantal activitei-
ten die door bepaalde instanties kunnen worden genomen (fi-
guur 1).

Voordat tot het opzetten van een meetnet en gegevensverza-
meling wordt overgegaan dienL£en aantal elementaire stap-
pen te worden gezet. Deze stappen zijn in tabel 1 weergege-
ven. Behalve de daar genoemde stappen spelen nog een
aantal andere aspecten een rol. Hiertoe behoren de geschatte
prevalentie van gekozen ziekte(n), diagnostische mogelijk-
heden en betrouwbaarheid, technische mogelijkheden voor
monstername, routinematig monsteren en niet alleen bij ver-
dacht zijn, kostenaspecten. De minimale steekproef-omvang
wordt onder meer bepaald door sensitiviteit en specificiteit
van de diagnostische test, door prevalentie van de ziekte,
door geaccepteerd foutenniveau en gewenste betrouwbaar-
heid.

SIGNALERINGS- EN BEWAKINGSSYSTEMEN VOOR DE
GEZONDHEIDSZORG IN DE VARKENSHOUDERIJ: ZIN
EN ONZIN

-ocr page 578-

1 Affl

Kenmerken

Door wie?

En waar?

metingen
&

observaties

T

gegevensverwerking

Observeren

Analyseren

- ziekte/gezondheid

- dierfactoren

- omgevingsfactoren

- invoer

- patronen/tendenzen

- risiko-analyse

- expertise

extra (reeds

beschikbare)

informatie

varkenshouder

dierenarts

Gezondheidsdienst

bedrijf

laboratorium

slachthuis

Gezondheidsdienst

Gezondheidsdienst

dierenarts

slachthuis

Interpreteren

signalen naar varkenshouder

I

maatregelen?

t

ja

Aciie

varkenshouder
dierenarts
Gezondheidsdienst
integratie

Resultaat
evalueren

evaluatie &
rendement

Gezondheidsdienst

Figuur 1. Overzicht van de hoofdkenmerken van een SIBS voor de varkensgezondheid, de elementaire activiteiten in een SIBS en betrokken instanties.

Tabel 1. Elementaire stappen ter inschatting van verwachte effectiviteit
en efficiëntie van een SIBS (naar Morris, 2)

1. scherp omschreven doelstellingen vooraf definiëren

2. (analyse-)procedures en interpretatie-methoden vooraf vastleggen

3. kwaliteitscontrolegegevens vooraf te bepalen

4. retour-informatie aan gegevensverstrekkers garanderen

5. meetperiode en evaluatie vastleggen

MOGELIJKE TOEPASSINGSGEBIEDEN EN -
NIVEAU\'S

Figuur 2 geeft een overzicht van de mogelijke toepassings-
gebieden voor een SIBS in de varkenshouderij.

SIBS

op sectomivieau

vccwet-
zieklen

doelgerichte
advisering over
bestrijding en
preventie op
bedrijfsniveau

intensief

op nivieau van
volksgezondheid

andere zoönosen voedsel-

ziekten beschemiing

Figuur 2. Toepassingsgebieden voor een SIBS in de varkenshouderij.

Beleidsontwikkeling op sectorniveau en voor volksge-
zondheid

De EG onderscheidt een vijf ziekte-categorieën, waarvoor
bepaalde strategieën gelden. De eerste categorieën betreffen
ziekten die het hele EG-territorium dan wel grote regio\'s
kunnen bedreigen (bijv. varkenspest, Afrikaanse varkens-
pest, Vesiculaire varkensziekte. Mond- en Klauwzeer). De
derde categorie betreft (endemische) ziekten als Aujeszky
die bijvoorbeeld exportbedreigend kunnen zijn en die door
verplichte of vrijwillige bestrijding op nationaal niveau (cer-
tificering) kunnen worden aangepakt. De eisen aan diagnos-
tiek zijn anders (sensitiviteit versus specificiteit) maar ook
die aan steekproefprocedure. Er worden hogere eisen gesteld
in geval van categorie 1 en 2 ziekten (bijvoorbeeld aan dia-
gnostiek en steekproef) omdat ook het laatst mogelijk be-
smette bedrijf moet worden gevonden.
Het eenvoudigste voorbeeld van een operationeel SIBS op
nationaal/sectorniveau is het systeem voor
aangifteplichtige
ziekten.
Op grond van de informatie wordt eradicatie onder-
nomen en navolgende controle uitgevoerd. Dit is surveil-
lance. Aan dit systeem hoeft niets te worden toegevoegd dan
die zaken welke de diagnostiek en tracering vergemakkelij-
ken (zoals I&R regeling; 3) of de organisatie verbeteren.
Een ander voorbeeld is een (in Nederland niet operationeel)
SIBS dat periodiek de
produktiviteit en overall gezondheids-
status
van de nationale varkensstapel meet. Dit kan ook door
middel van statistieken van Veterinaire Dienst, Gezondheids-
diensten, Centraal Bureau voor de Statistiek en Landbouw
Economisch Instituut worden benaderd. Maar voor zover
deze statistieken er al zijn, betreffen ze gewoonlijk selec-
tieve deelgroepen en zijn dus niet representatief voor de sec-
tor. De waarde en betrouwbaarheid zijn daardoor betrekke-
lijk gering. De informatie dient om prioriteiten in de
bestrijding, voorlichting en in onderzoek te plaatsen. Een
voorbeeld in Amerika is NAHMS (National Animal Health
Monitoring System), in Canada APHIN (Animal Producti-
vity & Health Information Network). Het voordeel wordt
met name behaald uit een spectrum van ziekten, anders wor-
den ze onbetaalbaar. Zulke systemen werken op basis van
grote steekproeven. De verkregen informatie is niet alleen
ziektekundig maar ook bedrijfseconomisch van aard.
Doelstellingen richten zich op de vraag: welke ziekten ko-
men voor, waar, in welke mate en onder welke verliezen?
Een derde voorbeeld betreft een SIBS om als
basis te dienen
voor
scenario \'s hij plotselinge grootschalige ziekte-uitbra-
ken.
Dit is een aspect dat al langere tijd zeer is ondergewaar-

-ocr page 579-

deerd. Als ziekte-uitbraken goed, volledig en uniform in
kaart worden gebracht kan de informatie worden benut voor
scenariostudies en simulatiemodellen, die vooral voorspel-
lend van aard zijn. Het zal duidelijk zijn dat in dit geval een
SIBS slechts operationeel is voor de duur van de ziekte. Eén
van de functies van de gezondheidszorg op nationaal niveau
is, om zo snel mogelijk een ernstige ziekte te identificeren en
te karakteriseren. Daar zijn draaiboeken voor nodig, die de
noodzakelijke organisatiestructuur en standaardprotocollen
voor de bestrijding van de betreffende ziekte bevatten.
Voorbeelden van peilactiviteiten inzake volksgezondheid in
algemene zin zijn keuringen op het
slachthuis: trichinen
onderzoek bij slachtvarkens, controle op residuen van anti-
biotica en hormoonstoffen. in sommige gevallen zijn deze
controles repressief (afkeuring van karkassen), in andere ge-
vallen indicatief (trichinenonderzoek).
In het onderhavige kader beperken we ons tot zoönosen en
voedselbescherming.

Zoönosen

Zoönosen zijn divers van aard: bacterieel, viraal, mycotisch
of op toxinebasis. De ziekte wordt direct of via een vector
overgebracht (Brucella, Leptospirose en
Streptococcus suis
11 bij varkens, lintworm en Trichinella) of middels een me-
dium als grond (Tetanus). In nirale omgeving kan sprake zijn
van beroepsziekten bij varkenshouders, inseminatoren, die-
renartsen. Het is voor Nederland dat binnen de EG de hoog-
ste inwonerdichtheid per km- heeft uitermate belangrijk de
graad van infectie van ondermeer varkens met de belangrijk-
ste zoönotische kiemen te kennen om een adequaat volksge-
zondheidsprogramma te kunnen ontwerpen. Een voorbeeld
in dezen is bijvoorbeeld de vraag in hoeverre de varkenshou-
derij bijdraagt aan de trichinenproblematiek bij de mens.
Door systematisch onderzoek aan de slachtlijn (en van ratten
en wilde zwijnen) is gebleken dat het besmettingsniveau erg
laag is.

Tegelijkertijd dient aandacht te worden besteed aan de ri-
sico\'s van insleep van zoönotische kiemen in de primaire
produktiebedrijven, hetzij via het voer, hetzij via aankoop
van dieren, hetzij via omgevingsfactoren.
Ook voor deze activiteiten geldt, dat er een SIBS kan worden
ontwikkeld. De opzet en uitvoering is afhankelijk van de
doelstellingen. De eerder beschreven eisen en condities zijn
ook nu van toepassing. Steeds blijft de vraag of de kosten op-
wegen tegen de baten. Zo kunnen technisch noch financieel
gezien alle varkens op het slachthuis worden onderzocht op
alle potentieel voorkomende zoönotische kiemen, en moet
met steekproeven worden gewerkt.

Koedselhescherming

Dit terrein is de laatste jaren minstens zo belangrijk gewor-
den als de zoönosen vanwege consumentenbelangen en kwa-
liteitseisen.

Het aantal en de ernst van de voedingsgerelateerde ziekten is
sterk toegenomen en groter dan het aantal gerapporteerde
ziekten van dieren terzake (Salmonellose: 750 gerappor-
teerde gevallen in Nederland bij de mens per miljoen inwo-
ners per jaar en het aantal verdachte, niet aangemelde geval-
len 5.000 per miljoen inwoners per jaar).
Deze salmonella-problematiek kan vanuit de varkenspro-
duktiebedrijven door transport en mengen van dieren nog
vergroot worden. Een SIBS zou kunnen worden opgezet om
te \'monitoren\' waar precies in de keten de contaminatie op-
treedt. Op de slachthuizen zou in dat geval volgens de juiste
steekproefprocedures met voldoende hoge betrouwbaarheid
van uitspraken de microbiologische kwaliteit moeten kun-
nen worden gewaarborgd. Deze kwaliteitsgarantie kan ook
worden gevraagd van de primaire produktiebedrijven, die
verantwoordelijk zijn voor de door hen geleverde dieren.
Overigens berekende Vermunt (9) de totale kosten van een
SIBS voor salmonellose op varkensfok- en vermeerderings-
bedrijven in 1990 op 6 miljoen gulden per jaar.

HÉM

Primaire productiebedrijven

Behalve aan de ziekten uit categorie 1 en 2 van de EG wordt
er in EG-verband geen rechtstreekse aandacht besteed aan
endemische ziekten op bedrijfsniveau. Dit houdt in, dat mul-
tifactoriële stoornissen (zoals Atrofische Rhinitis, diarree na
het spenen, App, TGE, kokken- en coli-infecties, reproduk-
tieproblemen) door de bedrijven c.q. de sector zelf moeten
worden bestreden. Hetzij in groepsverband (zoals fokkerij-
groeperingen) via certificering, hetzij op meer individuele
basis zoals bij bedrijfsbegeleiding. Behalve een manage-
ment-invloed kunnen ook diverse andere zoötechnische fac-
toren (huisvesting, klimaat, voeding) van invloed zijn bij het
optreden van deze stoornissen. Deze stoornissen hebben,
naast een welzijnseffect, een nadelig effect op de produktivi-
teit, dus op het economisch bedrijfsresultaat. En dus spreken
ze de varkenshouder op directe wijze aan. Praktijk gerela-
teerd onderzoek omtrent de relaties tussen ziekte-determi-
nanten uit gebieden als huisvesting, klimaat, hygiëne, voe-
ding en management, en de betreffende stoornis zou niet
alleen leiden tot de identificatie van de meest belangrijke
factoren, maar ook tot een kwantificering van hun bijdrage
aan het ziekte-optreden. Op grond daarvan kunnen op be-
drijfsniveau zogenaamde \'hoog risico-groepen\' aangewezen
worden en/of prioriteitsgebieden voor de bestrijding en pre-
ventie van de stoornis vastgesteld worden.
Kan nu de hier bedoelde netwerkbenadering gebouwd wor-
den met of op bestaande managementinformatiesystemen?
Ja, mits men dan een aantal zaken in overweging houdt. Ten
eerste spreken we dan niet meer over een representatief
SIBS. De varkenshouders met een PC-faciliteit vormen een
selectie; en wanneer zij aan een SIBS meedoen nog een ver-
dere selectie. De aldus gevormde studiepopulatie streeft an-
dere doelen na dan de doelpopulatie. Verbindingen met eer-
der genoemde voorbeelden kunnen steeds worden gelegd
(bijvoorbeeld in aanvulling op de al verzamelde gegevens
vindt gedurende een bepaald tijdvak serologisch onderzoek
met betrekking tot een ziekte X plaats).
De varkenshouders in deze vorm van een SIBS bepalen pri-
mair zelf welke stoornissen voor hen de hoogste prioriteit
hebben en daarmee komt de opzet met name hen direct ten
goede.

Voor de analyse en rapportage moeten zij in dit SIBS aan-
sluiting kunnen vinden bij een lokatie waar de gegevens op
de juiste wijze en met de juiste technieken kunnen worden
geanalyseerd. Een voorbeeld vaii dit laatste is .de risikofac-
tor-analyse op PRRS-(Abortus blauw) gegevens die deels
via CBK zijn toegeleverd (4). Bij ontbreken van een dia-
gnostische laboratoriumtest kon de klinische diagnose statis-
tisch worden \'zeker\' gesteld door de beschikbaarheid van
een groot aantal gegevens van VAMPP-varkensbedrijven
(5).

Behalve op het niveau van de bedrijven zelf kunnen in dit
verband SIBS operationeel gemaakt worden op het niveau
van integraties en van regio (6). Een voorbeeld hiervan be-
treft het
longlever-onderzoek aan de slachtlijn en het terug-

-ocr page 580-

koppelen van informatie ten behoeve van bestrijding op be-
drijfsniveau. Ook de //CÄ-modellen komen dan in beeld.
Behalve diverse mogelijkheden voor toepassingen zijn er
ook diverse beperkingen aan te geven voor SIBS binnen een
integratie of gekoppeld aan 1KB. Eibers (1991,7) en
Geudeke (1992,8) hebben hier reeds in beperkte mate op ge-
wezen. Het betreft hier aspecten als noodzaak tot identifica-
tie (sluitende 1 & R regeling van belang), technische (on-)uit-
voerbaarheid van monstemame of observatie aan de
slachtlijn (o.a. asynchronie tussen karkaslijn en orgaan-
band), en uiteraard prevalentie van de ziekten. Bij lage pre-
valenties van stoomissen dienen de verschillen tussen bedrij-
ven erg groot te zijn om nog betrouwbare analyses uit te
voeren. Ook het kostenaspect is dan van belang. Bij erg lage
prevalenties is het zelfs de vraag of een SIBS wel interessant
genoeg is voor de bedrijven en of de kosten opwegen tegen
eventuele baten. Het bepalen van sero-prevalenties, zoals
voor de Ziekte van Aujeszky en App, biedt dan weer wel mo-
gelijkheden afhankelijk van de doelstellingen van dit SIBS.
Overigens moet ook dan nog aan de criteria voor diagnosti-
sche testeigenschappen, steekproefprocedures en prevalen-
tieschattingen worden beantwoord.

DISCUSSIE EN CONCLUSIES

Meetnetten in de totale varkenshouderij sector dienen alleen
te worden opgezet als ze een antwoord geven op een speci-
fieke vraagstelling, dat anderszins niet of met veel moeite is
te verkrijgen. Zo\'n vraagstelling kan liggen op het natio-
nale/internationale (wettelijke) niveau, op het niveau van
volksgezondheid, of op het lokale bedrijfsniveau (figuur 2).
Uit het voorgaande moge blijken, dat de specifieke vraag-
stellingen op nationaal en op bedrijfsniveau nog wel eens te-
genstelde directe belangen lijken te dienen, terwijl het
volksgezondheidsniveau dicht tegen de IKB-principes aan-
liggen. Op grond van wettelijke regelingen en EG-richtlijnen
kan een SIBS voor een bepaald doel ook dwingend worden
opgelegd.

De varkenshouders zullen geen in.spanningen leveren als niet
hun belang rechtstreeks wordt aangesproken, met andere
woorden als zij daartoe niet (moreel) verplicht worden. Dit
betekent, dat de eerste stap vanuit de overheid dient te wor-
den gezet voor een SIBS op dat niveau. Zowel voor volksge-
zondheidsbelangen (zoönosen en voedselveiligheid) als
voor veewetziekten kan een SlBS levensvatbaar zijn en ef-
fectief, zij het niet budgettair neutraal op alle terreinen. Voor
zeldzame ziekten is het voor de sector nagenoeg ondoenlijk
een kostendekkend SlBS op te zetten.
Voor de varkensbedrijven in engere zin geldt iets anders dan
voor de sector. Het verdient aanbeveling om de mogelijkhe-
den na te gaan een
goede gezondheidsmodule toe te voegen
aan
management-informatiesystemen. In zo\'n module moe-
ten niet alleen de ziektesyndromen gesignaleerd kunnen
worden. Het moet dan ook mogelijk zijn de diverse omstan-
digheden te identificeren en relaties tussen ziekten en om-
standigheden te kwantificeren. Dan is er ook een goede basis
voor bestrijding en preventie van de multifactoriële stoomis-
sen op de varkenshouderijbedrijven. Dierenartsenpraktijken
met een bedrijfsbegeleiding gesteund door computerpro-
gramma\'s kunnen op lokaal niveau een eerste coördinerende
rol spelen zeker bij deze standaardisatie van registraties en
diagnoses, maar ook bij de opzet van een meetnet bij hun
varkenshouders. Voor de gegevensanalyse lijken vooral de
Gezondheidsdiensten het meest aangewezen, mits daar de
analysemethoden epidemiologisch verantwoord worden ge-
hanteerd en uniformiteit de boventoon voert. Deze taakstel-
ling past, getuige het Nationaal Programma Varkens-
gezondheidszorg.

Concluderend kan worden gesteld, dat

- meetnetten geen wondemiiddel zijn om in te zetten bij al-
lerlei ziekten, maar dat gedifferentieerd moet worden ge-
keken naar volksgezondheid en/of economisch belangen,
ziekteprevalentie, uitvoerbaarheid, kosten;

- er dus ook niet één meetnet voor alle ziekten kan worden
opgezet;

- een landelijk SlBS voor de varkenshouderij vooralsnog
niet zinvol is voor vraagstellingen vanuit de overheid die
andere dan veewetziekten betreffen;

- een landelijk SIBS in de varkenshouderij zinvol is ten aan-
zien van criteria en eisen die vanuit volksgezondheid
(gaan) worden gesteld;

- een regionaal SIBS zinvol kan zijn wanneer aan de voor-
vereisten voor de opzet en uitvoering wordt voldaan en
wanneer het nut van het SIBS in financiële zin positief
wordt bewezen.

SUMMARY

Monitoring and surveillance systems for pig health care:
sense and nonsense

This paper deals with the question which contribution to the pig health care
decision-making process might he provided by monitoring and surveillance
systems (MOSS). The principles of .such .systems and potential applications
at the administrative level, public health level and primary producers\' level
are pre.sented together with indications about possibilities and limitations.
The different application levels are determined by the respective objectives
and the different types of diseases. It is concluded that MOSS can positively
contribute to the pig health care hut under strict conditions and not in all ca-
ses.

LITERATUUR

1. Martin SW. Meek AH. and Willeberg P. Veterinary epidemiology: pri-
ciples and methods. Iowa State University Press. Ames Iowa USA.
1987.

2. Morris RS. Information systems for animal health: objectives and com-
ponents. Rev Sei techn Office Intematl Epizoot. Paris. F, 1992; (10)1:
13-22.

3. Muiskes JH. Het gebruik van dierherkenning bij gezondheidsbewaking
in de varkenshouderij. Proc Symposium Varkenshouderij en Gezond-
heid. IKC & PV Rosmalen. 1992.

4. Brouwer J, Frankena K. de Jong MF. Voets R. Verheijden JHM en
Komijn RE. PEARS: effect on herd performance and risk analysis. Proc
12-th IPVS. Den Maag/The Vet Rec (submitted) 1992.

5. Schukken YH et ai De diagnoses PEARS-verdacht en PEARS-onver-
dacht op fok- en vermeerderingsbedrijven in Nederland inet behulp van
statistische methoden. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117(9): 259-65.

6. Willeberg P. Gerbola MA. Petersen BK and Andersen JB. The Danish
pig health scheme: Nationwide computer-based abattoir surveillance
and follow-up at the herd level. Prev Vet Med 1984; 3: 79-91.

7. Elbers ARW. The use of slaughterhouse information in monitoring sys-
tems for herd health control in pigs. Proefschrift RU Utrecht, 1992.

8. Geudeke Th. De bruikbaarheid van slachthuisinformatie van zeugen
voor de veterinair-zoötechnische bedrijfsbegeleiding. Proefschrift RU
Utrecht. 1992.

9. Vermunt EMC. Een monitoring systeem voor salmonella bij pluimvee
en varkens: mogelijkheden m.b.t. monstemame en detectiemethoden.
COVP \'HetSpelderholf. Beekbergen. 1990.

10. Curtin L. Economic study of salmonella poisoning and control measures
in Canada. Marketing and Economics Branch Work, paper 11/84.
Agriculture Canada. Ottawa, 1984.

11. Krug W und Rehm N. Nutzen-kosten-analyse der Salmonellose-
bekämpfung. Schriftenreihe des Bundesministers für Jugend, Familie
und Gesundheid. Stuttgart. D. 1983.

12. Roberts T. Human illness costs of foodbom bacteria. Am J Agr Econ
1989;7:468-74.

-ocr page 581-

Gevraagd met spoed een

JONGE ZELFSTANDIGE DIERENARTS (m/v)

In voornamelijk grote- huisdierenpraktijk in het oosten van het land.

Ervaring en eventueel achterwacht genieten de voorkeur. Bij goed functioneren behoort associatie
tot de mogelijkheid. Uw reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus U031, 2508 SB Utrecht onder nummer 23/93.

Praktijk Centrum Dierenartsen te Helden zoekt op korte termijn een

DIERENARTS

(m/v)

We verwachten van de kandidaat dat de interesse met name uitgaat naar de varkenshouderij.
Ervaring is niet vereist. U kunt uw schriftelijke sollicitaties richten aan:

Praktijk Centrum Dierenartsen
Industrieterrein 41
5981 NK Panningen

Als de diagnose gesteld is past de Dexa-range bij iedere gewenste
behandeling. Zorg daarom dat u de gehele Dexa-range op de plank hebt!

DEXADRESON: snel werkend met een werkzaamheid van 48 uur.
DEXAMEDIUM: ideaal bij acetonaemie; therapeutisch effect 4 dagen.
DEXAFORT: snelle en lang aanhoudende werkzaamheid,van ca. 8 dagen.

Intervet voor een Nederlands kwaliteitsprodukt!

(^terve^

INTERVET NEDERLAND B.V. Boxmeer

-ocr page 582-

UITREIKING STERLAB PREDIKAAT

Het was een ontroerend moment voor de Gezondheidsdienst West- en
Midden-Nederland (GD WMN), waarop de voorzitter H. Davelaar het predi-
kaat Sterlaboratorium in ontvangst nam. Dat deze in zijn bestaan bedreigde
Gezondheidsdienst kwaliteit blijft leveren, blijkt uit deze welverdiende ac-
creditatie. De heer Deckers, secretaris van de Stichting Erkenning
Laboratoria, reikte het predikaat op 19 mei uit op de Gezondheidsdienst te
Gouda.

door Sophie Deleu

Het bestuur van de GD WMN nam in
1989 na zorgvuldige afweging het be-
sluit, dat moest leiden tot het verkrij-

gen van het predikaat Sterlaborato-
rium. De reden om dit project op te
starten was duidelijk. Het werk, dat
door het laboratorium van de GD
WMN geleverd wordt, moet zonder
meer leiden tot de juiste uitslag, door-
dat het onderzoek is uitgevoerd vol-
gens de vastgestelde en juiste proce-
dure.

Veel meer dan vroeger is een gewaar-
borgde uitslag nodig, door het wegval-
len van de binnengrenzen van de
Europese Gemeenschap (EG) en een
vergaande professionalisering van be-
drijven. Waar vroeger een importerend
land de produkten controleerde, moet
nu een exporterend land de kwaliteit
van het produkt kunnen garanderen en
de insleep van dierziekten voorkomen.
\'Het is derhalve een dwingende voor-
waarde onze handelswijze en onze on-
derzoeken steeds kritisch te volgen
door onafhankelijken. De Stichting
Sterlab is er één van\', aldus H.
Davelaar, voorzitter van de GD WMN.
De bedreiging van export door milieu-
en hinderwetperikelen worden niet als
het grootste gevaar gezien.
Handelsbeperkingen ingeval van ziek-
ten of dreiging daarvan, kunnen op
korte termijn fataal zijn. Davelaar
hoopte dat ook deze aspecten in de her-
overweging van de taken in de dierge-
zondheidszorg opgeld zouden doen.
\'Een efficiënt toegesneden organisa-
tie, aanspreekbaar en herkenbaar voor
de sector is een must\', vond hij met
vele bedrijfsgenoten.
Hij bedankte de directeur en zijn per-
soneel voor de inzet voor het behalen
van het predikaat, want die was enorm.

Deckers ging in op het behaalde resul-
taat van de Gczondheid.sdienst: ac-
creditatie voor bacteriologisch, immu-
nologisch, virologisch en klinisch
chemisch onderzoek (het grootste ge-
deelte van de totale werkomvang, re-
presentatief voor de kwaliteit van de
verleende diensten).
\'Laboratorium accreditatie betekent,
in tegenstelling tot certificatie, behalve
een beoordeling van het kwaliteitssys-
teem ook een vergaande technische
beoordeling door vakdeskundigen.
Ook de technische competentie van
het laboratorium wordt getoetst\',
maakte hij de aanwezigen duidelijk.
Het systeem is internationaal afge-
sproken en is de basis voor een brede
acceptatie. Door intensieve beoorde-
ling van eikaars accreditatie-systeem
(van internationale zusterorganisaties)
wordt tot een gelijkwaardigheidsver-
klaring overgegaan.
De laboratoriumresultaten van de GD
WMN zijn nu erkend in Engeland,
Frankrijk, Denemarken, Zweden,
Spanje en binnenkort in Australië,

-ocr page 583-

Nieuw Zeeland, Hong Kong en de VS.
Door de erkenning is voor externen de
technische competentie van het labo-
ratorium duidelijk. De competentie is
samengevat in de specificatie: een lijst
met een gedetailleerde omschrijving
van de verrichtingen op de reeds eer-
der genoemde werkgebieden.
Voor mensen van de dienst zelf brengt
het \'accrediteringsproces\' ook het één
en ander teweeg. \'Ik hoef de meesten
van u niet uit te leggen wat voor in-
spanningen verricht moet worden voor
het moment van beoordeling door
STERLAB daar is\', zei Deckers. Er is
sprake van een soort zelf-bezinning
over eigen capaciteiten en essenties
van opleiding, training en ervaring.
Verder moet men zich afvragen waar
in de organisatie, de zwaartepunten
van het borgen van de kwaliteit liggen.
Deckers reikte het predikaat tenslotte
uit aan Davelaar. \'Maar\', zei hij \'ei-
genlijk moet ik aan iedere labmede-
werker persoonlijk een predikaat uit-
reiken, omdat zij hét gedaan hebben,
maar dat is om logistieke redenen niet
goed mogelijk\'.

H.A.M. Elsinghorst, direkteur van de
GD WMN, bedankte Deckers en zei
het predikaat als een erkenning van het
laboratoriumwerk van zijn dienst te
beschouwen: \'Maar niet alleen van het
laboratorium, onze hele dienst is op de
proef gesteld, omdat diverse procedu-
res, zoals inkoop en magazijnbeheer,
schriftelijk zijn vastgelegd en ook
dwars door de dienst heen uitgevoerd
worden\'.

Het is van belang dat alle stappen in
een produktieproces gecontroleerd
worden en op elkaar aansluiten.
Daarvoor moeten alle stappen be-
schreven en vervolgens ook daadwer-
kelijk uitgevoerd worden. Dit is exact
wat er in de procedures van STERLAB
gebeurt. Het resultaat is in dit geval
een volledig geborgde uitslag.
De veehouderij in West- en Midden-
Nederland heeft nu zijn laboratorium
dat gerechtigd is uitslagen te presente-
ren onder het Sterlab-predikaat. Dit
kan voor veel aanvragers van belang
zijn: voor de veehouder, die zelf een
onderzoek aanvraagt of dat door zijn
dierenarts laat doen; voor de dieren-
arts, die de hulp van de GD inroept bij
het oplossen van een probleem; voor
de RVV, omdat zij de export moet cer-
tificeren en dus een juist onderzoek
moet garanderen; voor de overheid,
die de veewet-ziekten moet bestrijden
en voor de Kl-stations, die door de GD
erkend worden in opdracht van de
overheid.

\'U allen bent op de hoogte van de be-
slissing van de Stichting Gezondheids-
zorg voor Dieren (SGD), de taken en
de organistie van de GD te heroverwe-
gen. Ik wil er nog eens op wijzen dat
juist in deze tijd zonder grenzen een
nadrukkelijk beroep wordt gedaan op
de organistie om besmettelijk dier-
ziekten ver van ons te houden. De vee-
houderij moet op een GD kunnen reke-
nen om deze taak uit te voeren\', aldus
Elsinghorst.

Gouda

Doom

afd. bacteriologie

96 600

83 000

afd. parasitologie

6 500

1 400

afd. klinische chemie

148 500

10 000

afd. immunologie

218000

1 825 000

afd. virologie

5 500

7 500

afd. histologie

2 600

9 500

sectiezaal pluimvee*

4 100

13 000

sectiezaal zoogdieren*

5 300

-

aantal lab. bepalingen

487 400

1 949 000

aantal lab. medewerkers

ca 65

* aantal dieren.

De overheid zegt zo vaak, dat de steun
aan gezondheidsdiensten in het buiten-
land veel lager is. Elsinghorst vindt dit
logisch, omdat de GD in het buiten-
land veel minder taken uitvoert.
\'Juist in deze tijd, waarin de overheid
minder wil besteden is het wel aan ons
om over onze taken na te denken. Of
het er minder moeten worden, lijkt mij
discutabel\', betoogde hij.

De vraag deed zich voor of de GD
WMN zelf niet de kennis en mogelijk-
heden heeft of moet opbouwen om
zich in de erkenningen-sector te bege-
ven, om daarmee de organisatie kwali-
tatief uit te bouwen, maar ook om an-
deren te certificeren.

Om een inzicht te verkrijgen in het
aantal onderzoeken op beide laborato-
ria, die onder de GD WMN vallen,
volgt hier een schema van het aantal
bepalingen over 1992:

SYMPOSIUM ON VETERINARY
SPECIALIZATION IN EUROPE

Op 21 mei jongstleden werd in Luxemburg een symposium over specialisatie
in de diergeneeskunde in Europa gehouden. Dit symposium werd georgani-
seerd door de European Association for Veterinary Specialization (EAVS),
een organisatie werkzaam als een \'University Enterprise Training
Partnership (UETP)\', een COMETT project van de EG. De doelstellingen
van dit symposium waren:

het onder de aandacht brengen van dierenartsen, en nationale- en internatio-
nale organisaties van de recente ontwikkelingen op het gebied van de speciali-
satie in Europa en; ervaringen uit te wisselen.

Het symposium werd door 74 dieren- well (Edinburgh) een uitgebreid over-
artsen uit negentien Europese landen zicht van de organisatiestructuren voor
bijgewoond. specialisatie in de Verenigde Staten en

Allereerst gaf profdr. R.E.W. Halli- in Engeland. Hij waarschuwde voor

een te diepgaande vorm van speciali-
satie. De specialismen die in Amerika
het meest hebben bijgedragen tot ver-
hoging van het niveau van de dierge-
neeskunde, zijn de breed georiën-
teerde specialismen (bv. veterinaire
pathologie, inwendige ziekten, chirur-
gie).

Vervolgens werden door profdr. A.
Rijnberk (Utrecht) de recente ontwik-
kelingen geschetst op het gebied van
de structuur waarbinnen de Europese
specialismen zich kunnen ontwikke-
len. Deze structuur vertoont veel over-
eenkomsten met de structuur, zoals
die in Nederland is opgezet. Zo is er
een Coordinating Committee for
Veterinary Specialization (overeen-

-ocr page 584-

komend met onze Raad voor
Specialisatie), een Board of Veterinary
Specialization (overeenkomend met
de Registratie Commissie) en diverse
Supervisory Committees, die vanuit de
diverse Colleges gevormd zullen wor-
den (vergelijkbaar met de Specialisatie
Commissies).

Profdr. B. Torna (Parijs) zette de rol
van de Advisory Committee on
Veterinary Training (ACVT) van de
EG uiteen. Nadat de FVE zich enkele
jaren geleden min of meer had terug-
getrokken uit het overleg over
Europese specialisatie, is deze rol
overgenomen door de ACVT. Dit
heeft tenslotte geresulteerd in een
\'Verslag en Aanbevelingen over de
Transnationale Organisatie van
Specialisaties op het Gebied van de
Diergeneeskunde\' in februari 1992. In
1993 zijn door de ACVT wijzigingen
in de Europese Richtlijn 78/0026/EC
aangenomen, waaronder begrepen een
globale structuur voor specialisatie in
de diergeneeskunde. Hiermee is de ba-
sis gelegd voor Europese wetgeving,
doch overname van dit voorstel door
de Europese Commissie zal nog wel
even op zich laten wachten. Bovendien
is de laatste maanden (in de post-
Maastricht depressie) nog eens duide-
lijk geworden dat de ACVT zich niet
zal inlaten met uitvoerende taken.
Opzet en uitvoering van de organisatie
van de diergeneeskundige specialisatie
dienen dan ook door het beroep zelf ter
hand te worden genomen. Echter ge-
beurt dit conform de aanbevelingen
van de ACVT dan kan Europese wet-
geving in het verschiet liggen.
Aan het einde van de ochtend hebben
vijf Europese Colleges zichzelf gepre-
senteerd en duidelijk gemaakt hoe men
in de komende tijd verder denkt te
gaan met de erkenning en registratie
van Europese specialisten. Dit waren
namens het ECVIM-CA (Intemal
Medicine-Companion Animals) prof
dr. H.W. de Vries, het ECVS (Surgery)
prof dr. J. Auer, het ECVD (Derma-
tology) dr. D.L. Lloyd, het ECVO
(Ophthalmology) dr. F.C. Stades en de
EAVDI (Diagnostic Imaging) prof dr.
P.F. Lord.

In de middag was er een voordracht
van mr. S.T. Allman (Brussel) over de
pogingen bij andere beroepen om op
Europees niveau tot specialisatie te ko-
men. Uit deze voordracht bleek dat dit
tot nu toe nog niet is gelukt. Allman
heeft binnen de ACVT jarenlang mee-
gewerkt aan de veterinaire specialisa-
tie. Hij benadrukte dat binnen het di-
rectoraat, waaronder de ACVT nu valt,
niet zozeer kwaliteit van een professie
van belang is, dan wel de mogelijkheid
van vrije uitwisseling binnen de EG.
Om toch tot erkenning met een
Europese Richtlijn te komen voor de
diergeneeskunde zag hij als mogelijk-
heid de uitoefening van politieke druk
via een ander directoraat. Ook lobby
vanuit consumenten-bonden en die-
renbeschermingsorganisaties zou
eventueel de druk kunnen verhogen.
Hij was echter niet zonder meer opti-
mistisch over de kans op succes.
Als laatste spreker benadrukte profdr.
M. Vandevelde (Bern) het probleem
van een tekort aan opleidingsplaatsen
in Europa. In de Verenigde Staten zijn
momenteel ongeveer 4000 veterinaire
specialisten. Omgerekend naar
Europese omstandigheden zouden er
in Europa 5000 veterinaire specialis-
ten kunnen komen. Na een eerste
ronde van
de-facto erkenning zullen er
de komende tien tot twintig jaar 4000
specialisten in Europa opgeleid moe-
ten worden. Dit is minimaal 200 per
jaar. Een voorlopige inschatting leert
dat er momenteel hooguit 75 oplei-
dingsplaatsen zijn. Hij gaf in zijn voor-
dracht mogelijkheden aan om deels
ook buiten de universiteiten om spe-
cialisten op te leiden.
Als inleiding op de discussie-ronde
presenteerde dr. M. Herrtagc (Cam-
bridge) als oplossing voor de zich nu
wat terugtrekkende ACVT de instel-

Nederland is uiterst kwetsbaar als het
gaat om dierziekten. Dat is vooral het
gevolg van de intensieve veehouderij
en de grote handelsstromen.
Tweemaal hebben we te maken gehad
met grenssluitingen. \'Dat mag zich
niet herhalen\', hield Van der Meijs de
veehandelaren voor.
Volgens Van der Meijs heeft
Nederland tot nu toe niet genoeg basis-
regels, die de risico\'s voldoende be-
perken: \'Daardoor hollen we van het
ene incident naar het andere\'.
De directeur van de VD is van mening
dat de diergezondheidsstatus van ons
land ongunstig afsteekt bij die van bij-
ling van de \'Interim Board of
Veterinary Specialization\' (IBVS). De
ACVT gaat voorlopig niet over tot de
instelling van een Coordinating
Committe for Veterinary Specializa-
tion en een Board of Veterinary
Specialization (BVS). De IBVS kan de
taken van de BVS uitvoeren. De IBVS
is samengesteld uit twee vertegen-
woordigers van elk van de deelne-
mende Colleges, die ook gezamenlijk
de financiering van de organisatie op
zich moeten nemen. Bestuurs-leden
van de IBVS zijn dr. M. Herrtage
(voorzitter), prof dr. F.J. van Sluys
(secretaris) en dr. D.L. Lloyd (pen-
ningmeester). De IBVS zal onafhanke-
lijk opereren en zal de ACVT rappor-
teren over de ontwikkelingen. De rol
van de EAVS blijft beperkt tot hulp bij
de ontwikkeling van nieuwe deelge-
bieden tot Europese Colleges. Na het
beantwoorden van enkele vragen uit
het publiek werd door dr. Vandevelde
het symposium afgesloten met dank-
zegging aan de organisatie vanuit de
EAVS.

E. Teske, namens de KNMvD

deelnemer aan het symposium

M. H. Boevé, voorzitter Groep
Veterinaire Specialisten

DIERGEZONDHEID MOET BETER

De diergezondheidssituatie moet sterk worden verbeterd. Niet het bestrijden
van ziekten, maar de preventie ervan moet voorop staan. Ook de veehandel
dient daarbij zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dit was kort de boodschap
die directeur Stan van der Meijs van de Veterinaire Dienst (VD) van het mi-
nisterie van Landbouw op het jaarlijkse congres van de Nederlandse Bond
van Handelaren in Vee (NBHV).

voorbeeld Denemarken, Engeland en
Ierland. Hij wees op de ziekte van
Aujeszky, die in Nederland nog niet is
uitgeroeid. Daarmee lopen wij duide-
lijk achter in plaats van voor.
Ook wees hij op het belang van slui-
tende identificatie- en registratierege-
lingen, het beperken van het aantal
aanleveradressen van biggen en op de
noodzaak om stallen en transportmid-
delen grondig te reinigen.

De veehandel zal eveneens een be-
langrijke bijdrage moeten leveren aan
het verbeteren van de diergezond-
heidssituatie. Van der Meijs riep deze

-ocr page 585-

Wat
kan dit
betekenen?

m

AU ^

-ocr page 586-

Intervet

Het komplete
programma
pluimvee -
vaccins

Geen misverstand mogelijk. Intervet heeft met haar
pluimveevaccins een uitstekende naam opgebouwd bij
dierenartsen en pluimveehouders. Zelfs zó dat de
produktnamen, net als de naam Intervet, stuk voor
stuk synoniem geworden zijn voor kwaliteit. Er ligt dan
ook een jarenlange research ten grondslag aan de
pluimveevaccins. Net zoals bij alle andere produkten
van Intervet. Wereldwijd wordt er graag op vertrouwd.

Intervet

-ocr page 587-
-ocr page 588-

Dit zijn de pluimveevaccins van Intervet:

Levende vaccins - AE VACCIN NOBILIS

- AE-PD VACCIN NOBILIS

- GUMBORO VACCIN NOBILIS D78

- IB VACCIN NOBILIS D 274

- IB VACCIN NOBILIS D 1466

- IB VACCIN NOBILIS H 52

- IB VACCIN NOBILIS H 120

- IB VACCIN NOBILIS MA 5

- IB ND VACCIN NOBILIS MA 5 CLONE 30

- LARYNGO-VAC

- MAREK VACCIN NOBILIS

- ND VACCIN NOBILIS CLONE 30

- ND VACCIN NOBILIS LASOTA

- OVO-DIPHTHERIN FORTE

- REO VACCIN NOBILIS

- RISMAVAC

Geïnaktiveerde vaccins - NEWCAVAC NOBILIS

- NEWCAVAC EDS \'76

- NOBI-VAC FC (kalkoen)

- NOBI-VAC GUMBORO

- NOBI-VAC GUMBORO -h ND

- NOBI-VAC IB 3 -h G -t- ND

- NOBI-VAC IB 3 -I- ND

- NOBI-VAC MG

- NOBI-VAC REO

- NOBI-VAC REO IB -H G -H ND

voor uitgebreide informatie verwijzen we naar de bijsluiters.

Intervet

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

INTERVET NEDERLAND B.V,
Boxmeer.

-ocr page 589-

beroepsgroep op om in de komende pe-
riode ernst te maken met produkt ver-
antwoordelijkheid. Hij raadde de han-
delaren aan geen transacties meer te
doen waar risico\'s aan vast zitten.
De VD-directeur verwacht op dit punt
initiatieven van de bedrijfstak zelf. Zo
niet, dan doen anderen het. Daarbij
haalde Van der Meijs de gedachte aan,
die commissaris Steichen heeft gelan-
ceerd. Hij wil slachterijen sluiten, als
er dieren zijn geslacht die behandeld
zijn met groeibevorderende middelen.

Een hogere gezondheidsstatus van de
dieren in Nederland is ook een belang-
rijke doelstelling van het Produktschap
voor Vee en Vlees (PW). Dat is één
van de redenen, dat er gewerkt wordt
aan een systeem van erkenningen voor
bedrijven in de hele produktieketen
van boerderij tot detailhandel.
Maar ook Integrale Keten Beheersing
(1KB) in de varkenssector helpt mee
om de situatie te verbeteren. Hoewel
sommige handelaren bezwaren hebben
tegen deze aanpak, meent PVV-voor-
zitter Rob Tazelaar, dat we zonder 1KB
de Nederlandse positie internationaal
niet veilig kunnen stellen. \'Als we de
1KB niet tot stand brengen, kunnen we
het schudden. Zonder extra gezond-
heidszorg en aandacht voor kwaliteit

COLLAGEEN UIT
KOEMELK

Het Amerikaanse farmaceutische be-
drijf Collagen Corporation heeft voor
twee miljoen dollar preferente aande-
len gekocht in GenPharm
International, het Amerikaanse moe-
derbedrijf van het in Leiden gevestigde
onderzoeksgerichte biotechnologiebe-
drijf Gene Pharming Europe.
Gene Pharming Europe kreeg onlangs
toestemming van de overheid om te
fokken met de transgene stier Herman.
Ongeveer de helft van zijn vrouwelijke
nakomelingen zal in staat zijn in de
melk het biomedisch eiwit lactoferrine
te produceren. Lactoferrine vormt de
basis van medicijnen, waarmee naar
verwachting infecties ten gevolge van
bijvoorbeeld chemotherapie, AIDS of
sepsis kunnen worden bestreden.
Collagen Corporation maakt medische
produkten op basis van collageen. Het
bedrijf zal met Gene Pharming Europe
samenwerken bij de ontwikkeling van
collageen in de melk van transgene
koeien. Collageen kan onder meer
wordt de Nederlandse varkenssector
het ondereind van de markt\', aldus de
PVV-voorman in zijn betoog op het
congres van veehandelaren.

Naar het oordeel van Tazelaar biedt de
1KB handelaren de mogelijkheid om
zich verder te profileren als vertrou-
wenspersoon van de boer. Namens een
groep varkenshouders kan een
PVV/IKB-erkenning worden aange-
vraagd worden bij één of meer slachte-
rijen. Veel handelaren hebben zich
sinds vorig jaar september, toen de re-
geling officieel ten doop werd gehou-
den, aangemeld als deelnemer.

Tazelaar maakte van de gelegenheid
gebruik om het Bureau Nederlandse
Vee-export (BNV-e) te feliciteren met
het vijQarig bestaan. Als cadeau stelde
hij het Bureau een hogere jaarlijkse bij-
drage uit PVV-gelden in het vooruit-
zicht. Deze verhoging werd voorge-
steld , omdat de activiteiten van het
BNV-e zijn uitgebreid. Naast export-
promotie voor levende slacht- en
vleesdieren is er nu ook aandacht voor
import.

bron: PVV-Weekmfo nr. 55". IVmei/VVj.

worden toegepast op de behandeling
van brandwonden, botbreuken en in-
continentie. Volgens Collagen Corpo-
ration vormt de samenwerking met
Gene Pharming Europe een aanvulling
op de reeds bestaande relatie met het
Franse Institut Merieux, dat collageen
uit menselijke placenta\'s wint.
Naarmate de samenwerking vordert,
zal Collagen aan Gene Pharming
Europe verdere betalingen verrichten.
Gene Pharming Europe stelt zich op
het standpunt dat het belang van (trans-
gene) dieren niet onevenredig mag
worden geschaad ten behoeve van de
menselijke gezondheid. Algemeen
Directeur ir. George Hersbach en
Wetenschappelijk Directeur prof
Herman de Boer verwachten dat ook
het collageen-onderzoek aan deze
voorwaarde zal voldoen.
Het bedrijf is in principe bereid het
nieuwe onderzoek, dat overigens op
dezelfde techniek berust als het lacto-
ferrine-onderzoek, vrijwillig voor te
leggen aan de ethische commissie
Schroten. Voorts is Gene Pharming
Europe verheugd over het besluit van
de Dierenbescherming een uitnodiging
tot een dialoog met het bedrijf te aan-
vaarden. De dialoog tussen de beide
besturen vindt plaats in juni 1993 op de
experimentele boerderij van Gene
Pharming Europe in Polsbroek.

l&R SCHAAP

In de tweede helft van dit jaar komt er
een identificatie- en registratieregeling
voor schapen en geiten. het
Produktschap voor Vee en Vlees
(PVV), het Landbouwschap en het
Bedrijfschap voor de Handel in Vee
werken aan een eenvoudige oplossing,
die voldoet aan de eisen van de
Europese Gemeenschap. Men stuurt
aan op het merken van dieren met een
bedrijfsnummer, indien ze het bedrijf
verlaten. Dit is dus een systeem van
koppelidentificatie. Fokschapen blij-
ven individueel geïdentificeerd. Deze
aanpak werd voorgesteld in en nota
van woensdag 12 mei.
Op basis van EG-richtlijnen zijn de
lidstaten verplicht vanaf 1 januari dit
jaar voor schapen en geiten een rege-
ling te hebben, die het mogelijk maakt
de herkomst van dieren na te gaan die
worden geëxporteerd. Bovendien
moet aan een aantal gezondheidseisen
worden voldaan.

Met ingang van 1 januari 1995 gelden
nog strengere eisen. Dan moeten scha-
pen en geiten gemerkt zijn, zodra ze
het bedrijf van geboorte verlaten.
Daarnaast dienen vanaf 1995 alle
schapen- en geitenbedrijven geregi-
streerd te zijn.

Het ministerie van Landbouw is er in
1992 niet in geslaagd de EG-richtlijn
inzake eisen bij export om te zetten in
nationale wetgeving. Begin dit jaar
heeft het bedrijfsleven zich bereid ver-
klaard om op korte termijn een aan-
vaardbare, goedkope identificatie- en
registratieregeling voor schapen en
geiten uit te werken.
Bij het registreren van de bedrijven
wordt gedacht aan het toekennen van
Unieke BedrijfsNummers (UBN), zo-
als die ook worden gebruikt in de rund-
veehouderij. Een andere mogelijkheid
is het combineren van de postcode en
het huisnummer.

Het overleg over de l&R-regeling is
ondertussen in volle gang.
Desondanks zal het niet lukken het
systeem al vanaf 1 juni te laten wer-
ken. Naar verwachting is de l&R-rege-
ling in het najaar klaar voor gebruik.

-ocr page 590-

Hoe is het gesteld met de kwaliteit van
het Nederlandse varkensvlees? Deze
vraag stond centraal tijdens een bijeen-
komst, die op 18 mei op het Instituut
voor Veeteeltkundig Onderzoek-
Dienst Landbouw Onderzoek (IVO-
DLO) in Zeist werd gehouden. Daar
ontmoetten topkoks, varkensvleespro-
ducenten en onderzoekers elkaar om
van gedachten te wisselen over een
produkt, dat ten onrechte lijdt aan een
vet imago. De bijeenkomst werd geor-
ganiseerd door het Voorlichtingsbu-
reau Vlees in samenwerking met IVO-
DLO en is de tweede in een nieuwe
reeks, waarbij topkoks van de
Europese Koksorganisatie Euro-
Toques vertegenwoordigers uit de
vleessector ontmoeten.
Het IVO-DLO verricht al veertig jaar
onderzoek naar kwaliteitsverbetering
van vlees, waaronder varkensvlees.
Aandachtspunten zijn onder meer:
Welke factoren zijn van invloed op de
kwaliteit van varkensvlees en hoe is
kwaliteitsbeheersing mogelijk?

Een belangrijke factor die van invloed
is op de kwaliteit van varkensvlees is
de vlees/vet-verhouding. Terwijl me-
nig consument nog steeds denkt dat
varkensvlees een vet produkt is, laten
metingen het tegenovergestelde zien.
Om de slachtkwaliteit van varkens
goed in beeld te krijgen, wordt tegen-
woordig een uniforme varkensclassifi-
catie gehanteerd, die de dieren indeelt
naar klassen van vleespercentage.
\'Als gevolg hiervan worden steeds vle-
ziger varkens gefokt\', zei dr. ir. P.
Walstra, onderzoeker bij het IVO-
DLO. \'Het valt de laatste jaren duide-
lijk op, dat het vlees magerder wordt.
Het bevat dus steeds minder vet\'.
Dr. G. Eikelenboom, ook onderzoeker
bij het IVO-DLO, onderstreepte dit:
\'Door middel van steeds verfijndere
produktiemethoden, met name van be-
tere selectiemethoden in de fokkerij, is
de kwaliteit van het vlees verbeterd en
dat proeft de consument\'.

\'» * w

Naast onderzoeken naar malsheid,
kleur en samenstelling van varkens-
vlees worden in samenwerking met
een zusterinstituut van het IVO-DLO
diverse smaaktests gedaan met panels
van \'beroepsproevers\' en gewone con-
sumenten.

Sensorisch onderzoeker dr. A.W. de
Vries laat weten, dat er veel factoren
van invloed zijn op het wel of niet lek-
ker vinden van vlees. \'Zo spelen kleur
en aroma een belangrijke rol. Maar ook
psychologische factoren zijn essentieel
bij de kwaliteitsperceptie van de con-
sument, die wij volgens een vaste me-
thodiek meten en in kaart brengen\', al-
dus Dc Vries.

Deze informatie over kwaliteitsverbe-
tering is niet allen voor vleesproducen-
ten van belang, maar ook voor de ho-
reca, die nu nog in beperkte mate met
het produkt varkensvlees werkt. Hoe
beter de kwaliteit van het vlees en hoe
groter de kennis over de herkomst en
de produktiemethoden, hoe eerder var-
kensvlees door (top)restaurants op de
menukaart wordt gezet. Meer samen-
werking tussen varkensvleesprodu-
centen, onderzoekers en afnemers is
derhalve gewenst om het imago van
varkensvlees te verbeteren.

KWALITEIT VARKENSVLEES BETER

VLEESKEURING
DOELMATIGER

De bestaande vleeskeuring zou doel-
matiger plaats moeten vinden. Om dit
te bereiken, werken de overheid en het
Produktschap voor Vee en Vlees
(PVV) samen aan voorstellen om het
systeem te moderniseren. Het keu-
ringsstelsel, dat nu in gebruik is, stamt
uit het begin van deze eeuw.
\'In de afgelopen maanden is op dit ge-
bied duidelijke vooruitgang geboekt\',
zo meldt een nota aan het bestuur van
het PVV.

Er bestaan verschillende redenen om
te streven naar vernieuwing. Zo biedt
de EG-richtlijn Vers Vlees de moge-
lijkheid om nieuwe keuringseisen in te
dienen, die beter aansluiten bij de op-
vatting, dat de zorg voor produktkwa-
liteit een eerste verantwoordelijkheid
dient te zijn van het bedrijfsleven. Dit
uiteraard onder toezicht van de over-
heid, voor zover het aspecten van de
volksgezondheid betreft.
In de nu geldende regeling wordt elk
dier in het slachthuis afzonderlijk ge-
keurd. Daarbij wordt geen gebruik ge-
maakt van informatie uit de voor-
gaande schakels in de produktieketcn
over de gczondheidsstatus van het
dier. Met de opkomst van gecontro-
leerde produktiesystemen (Integrale
Keten Beheersing) is die mogelijkheid
wel ontstaan. Onderzoek toont aan, dat
bij deze dieren in de slachterij kan
worden volstaan met een eenvoudiger
keuring, die dezelfde garanties biedt,
als de traditionele controle.
Ook zou bij onderzoek meer gebruik
gemaakt moeten worden van moderne
analysetechnieken.

Een ander belangrijk motief om de
vleeskeuring te moderniseren, is een
betere bescherming van de volksge-

-ocr page 591-

zondheid.

De huidige systematiek is vooral ge-
richt op het opsporen van patholo-
gisch-anatomische afwijkingen, die
worden veroorzaakt door bijvoorbeeld
Tuberculose en Brucellose. Deze ziek-
ten zijn weliswaar gevaarlijk voor de
mens, maar komen in Europa niet veel
voor.

WISKUNDE EN DE
PENS

\'Mathematical modelling and integra-
tion of rumen fermentation processes\'
was de titel van het proefschrift van ir.
J. Dijkstra, die op 7 juni aan de
Landbouwuniversiteit Wageningen
promoveerde.

Bij herkauwers is er een aanzienlijk
verschil tussen de voedingsstoffen die
in het voer worden aangeboden en de
stoffen die ook werkelijk verteerd
worden. De fermentatie is bij de verte-
ring een belangrijke factor. Kennis van
de fermentatieprocesen kan dan ook
bijdragen aan de verteringsefficiëntie,
van belang voor het uiteindelijke pro-
dukt en de vermindering van de uit-
stoot van milieubelastende componen-
ten. Dijkstra ontwikkelde een
wiskundig model van de pensfermen-
tatie, waarmee de processen gekwanti-
ficeerd en in onderlinge samenhang
bestudeerd kunnen worden. Het ge-
bruikte model blijkt de uitstroom van
nutriënten naar de darmen voor een
breed scala aan voeders goed te voor-
spellen.

Tegenwoordig gelden andere gezond-
heidsrisico\'s, zoals de besmetting met
Salmonella, Campylobacter of
Listeria, ook de aanwezigheid van res-
ten van geneesmiddelen en verontrei-
nigingen door milieufactoren zijn van
belang voor de volksgezondheid. Deze
risico\'s worden door de bestaande con-
trolemethoden niet voldoende beperkt.

IKB-ERKENNING
HET SPELDERHOLT

Ir. R. Tazelaar, voorzitter van het
Produktschap voor Pluimvee en ei-
eren, heeft op 25 mei de bij de IKB-er-
kenningen horende oorkonde uitge-
reikt aan het Centrum voor Onderzoek
en Voorlichting voor de Pluimvee-
houderij \'Het Spelderholt\'.
Voor het deel dat valt onder de dienst
Landbouwkundig Onderzoek van het
ministerie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij nam directeur dr.ir. W.
de Wit de oorkonde in ontvangst en
voor het deel dat valt onder
Praktijkonderzoek voor de Pluimvee-
houderij de heer K. Boonen, voorzitter
van de Stichting Praktijkonderzoek
Pluimveehouderij.

Diarree bij kalveren was het onderwerp van de meest recente internationale
telefonische conferentie, georganiseerd door de European School of
Advanced Veterinary Studies. De telefoonverbinding kwam met behulp van
een satelliet tot stand. Dierenartsen in Engeland, Ierland, Duitsland,
Scandinavië en andere landen waren op 4 maart 1993 gedurende negentig mi-
nuten met elkaar verbonden.

De Integrale Keten Beheersing (1KB)
wordt toegepast in de hele pluimvee-
produktieketen, door zowel pluimvee-
houders als de toeleverende en verwer-
kende industrie. Daardoor wordt de
veiligheid van de produkten gegaran-
deerd en de kwaliteit geoptimaliseerd.
De IKB is gebaseerd op registratie, te-
rugkoppeling en uitwisseling van ge-
gevens tussen de verschillende scha-
kels in de produktieketen.

Om een IKB-erkenning te krijgen
moet een bedrijf voldoen aan een aan-
tal voorwaarden, zoals faciliteiten
voor ontsmetting en hygiëne, maatre-
gelen ter beperking van insleep van
ziekten en vastlegging van informatie.
Uit beoordeling door het Controlebu-
reau voor Pluimvee, Eieren en
Eiprodukten is gebleken, dat de facili-
teiten en administratie van Het
Spelderholt voldoen aan deze eisen.
Met de uitreiking van de IKB-erken-
ning komt dit tot uiting. Het
Spelderholt zal binnenkort voorzien
worden van de IKB-erkenningsschil-
den.

TELEFONISCHE CONFERENTIE:
DIARREE BIJ KALVEREN

PRIJZEN

De World Rabbit Science
Association, afdeling Neder-
land, looft jaarlijks enkele aan-
moedigingsprijzen uit ter hoogte
van vierhonderd gulden elk, voor
werkstukken die betrekking
hebben op konijnen.
Dit jaar werd een prijs uitgereikt
aan Jaqueline Beringer en Sigrid
Mannes voor het referaat: Viral
Haemorrhagic Disease, bewerkt
bij de afdeling Bijzondere Dieren
van de Vakgroep Pathologie,
Faculteit der Diergeneeskunde,
Univer-siteit Utrecht.

Zes sprekers, waarvan vier in een tele-
visiestudio van de Universiteit van
Londen en de anderen sprekend vanuit
hun eigen land gaven korte inleidin-
gen. Deze werden gevolgd door vragen
en antwoorden via de telefoonverbin-
dingen.

Dr. G.R. Pearson van de Universiteit
Bristol begon met een discussie over
de pathologie van neonatale diarree,
met de nadruk op de twee belangrijkste
oorzaken: onvoldoende biest-opname
en de aanwezigheid van ziekteverwek-
kers, zoals bacteriën en virussen.
Prof A. Pospischil (Universiteit van
Zürich) schetste de drie mechanismen
van de Pathogenese van diarree:
Maldigestie, hypersecretie en hypo- of
hypermotiliteit. Deze mechanismen
zijn van toepassing op de dunne darm.

Alleen in een enkel geval van infecti-
euze diarree is bekend of er sprake is
van hypo- dan wel hypermotiliteit.
De derde spreker was prof J. Pohlenz
uit Hannover, die melding maakte van
een tot dan toe vrij onbekend virus, een
potentiële verwekker van diarree. Het
ging om het Breda-virus (een
Torovirus, genoemd naar Breda te
lowa) dat in 1979 was ontdekt, toen
van een hele koppel melkvee de kalve-
ren diarree vertoonden. Het Breda-vi-
rus is nu wijd verspreid over Europa,
zo vermelden rapporten uit Nederland.
België, Frankrijk en Duitsland.
De vierde spreker, dr. P. Lintermans
van het Nationaal Veterinair Research
Instituut te België, wees op nieuwe
mogelijkheden, zoals de isolatie van
Rotavirus-dubbelstrengs-RNA uit fe-

-ocr page 592-

ces met behulp van electroforese type-
ringstechnieken. Dit soort technieken
zou nuttig zijn bij het onderscheiden
van een bacteriële, virale dan wel pro-
tozoaire oorzaak van diarree.
Dr. E.F. Logan, van de Milk
Marketing Board in Belfast, sprak over
immuniteit. Veel kalveren zonder im-
muniteit zouden snel na de geboorte
sterven als gevolg van een colisepsis.
Kalveren, die in geringe mate immuni-
teit bezitten, sterven niet aan een sep-
sis, maar lijden aan artritis, navelont-
steking, meningitis, pleuritis of
pericarditis.

De kalveren, die niet immuundeficiënt
zijn, maar onvoldoende colostrum op-
genomen hebben, krijgen meestal in de
tweede levensweek diarree. Logan
pleitte dan ook voor een effectieve
biestverstrekking na de geboorte tot
enkele dagen erna.

De laatste spreker was dr. R.J.

Perioden van hypoglycemie kunnen
soms ontstaan door overmatige insu-
line-produktie door een insulinoom,
een tumor uitgaande van de B-cellen in
de pancreas. Door de hypoglycemi-
sche toestand treden er gedragsveran-
deringen, spiertrillingen, zwakte en
ataxie, parese posterior en aanvalsge-
wijze flauwtes en convulsies op. Deze
aanvallen zijn vaak de aanleiding tot
een bezoek aan u als dierenarts. De
verschijnselen treden vooral op na pe-
rioden van vasten, na inspanningen, na
perioden van stress of, paradoxaal ge-
noeg, na het eten. Verder vermeldt de
eigenaar vaak dat er sprake is van een
toegenomen eetlust die geleid heeft tot
gewichtstoename.

Bij honden komen fi-celcarcinomen
voomamelijk voor in de leeftijd van 6
tot 14 jaar. Er is geen sprake van ge-
slachts- of raspredilectie.
De (waarschijnlijkheids)diagnose
wordt gesteld door middel van drie on-
afhankelijke bepalingen van het bloed-
glucose. Hierbij is het van belang dat
het bloedmonster opgevangen wordt
in natriumfluoride, waardoor de glu-
cose-stofwisseling stil komt te liggen.
Eventueel kan bepaling van het insu-
line plaatsvinden.

De insulinomen bij honden zijn voor
70-95% carcinomen. Pogingen om
met echografie en computertomogra-

" i A

Bywater, werkzaam bij SmithKline
Beecham Animal Health. Hij besprak
de mogelijkheden van vloeistofthera-
pie. Er is de laatste tien jaar een ver-
schuiving opgetreden van antibioti-
cumgebruik naar aanvulling van het
vochttekort in de therapie van diarree
bij kalveren. \'Wat de oorzaak ook is,
het resultaat is dehydratie en dehydra-
tie is de grootste doodsoorzaak bij
diarree\', zei hij.

Klinische symptomen van dehydratie
worden pas gezien bij een vochtverlies
van 5% van het lichaamsgewicht.
Voor slappe kalveren is intraveneuze
rehydratie dan ook essentieel, gevolgd
door orale rehydratie. Bywater voor-
zag wel dat antibiotica altijd geïndi-
ceerd zouden blijven bij diarree.

Het hele programma is opgenomen. Een videohand is
te bestellen op het Royal Veterinary College. Royal
College Streel. London NWl OTU, lel. 44-71-387
2H9H fext 35l).Jaxnr 44-7I-3S3-06I5.

GEZOCHT: HONDEN MET EEN
INSULINOOM

fie de tumor en eventuele metastasen
in beeld te brengen zijn tot nog toe
weinig succesvol.

Gezien het optreden van metastasen en
de behandeling door middel van even-
tuele chirurgie is er grote behoefte aan
goed beeldvormend voor-onderzoek.
Voor de mens is recent een methode
ontwikkeld om met behulp van scinti-
grafie de locatie van deze tumoren
vast te stellen.

Op dit moment is een onderzoek ge-
start om de bruikbaarheid van deze
beeldvormingstechniek bij honden te
toetsen. Er worden jaarlijks ongeveer
drie honden met een insulinoom bij de
Vakgroep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren aangeboden. Via deze
oproep zouden wij practici willen vra-
gen om bij het vermoeden van een in-
sulinoom contact op te nemen met
Joris Robben (030-539411). Verdere
diagnostiek en eventueel in te stellen
therapieën kunnen met hem besproken
worden. Als de eigenaar interesse
heeft voor het onderzoek kan hierover
verdere informatie verschaft worden.

J.H. Robben

EIWITVERTERING
BIGGEN

Mevrouw ir. C.A. Makkink promo-
veerde op 3 juni aan de Landbouw-
universiteit Wageningen. De titel van
haar proefschrift luidde: \'Of piglets,
dietary proteins and pancreatic protea-
ses\'.

De speenleeftijd van biggen is de laat-
ste decennia teruggebracht van enkele
maanden tot drie a vier weken.
Hierdoor zijn verteringsproblemen bij
pas-gespeende biggen duidelijker naar
voren gekomen. Vooral jonge biggen
zijn minder goed in staat om plantaar-
dige eiwitten te verteren.
Mevrouw Makkink onderzocht de ei-
witvertering van verschillende voeders
(ondermelkpoeder, soja en vismeel)
bij jonge biggen. Er blijkt vooral
sprake van schijnbare verschillen in ei-
witvertering tussen de onderzochte
voeders, omdat er sprake is van een
ruim twee keer zo hoog endogeen stik-
stofverlies (in de vorm van afgeschei-
den enzymen) bij voeders met soja of
vismeel.

De eerste drie dagen zijn het moeilijkst
voor de jonge big. De voeropname lijkt
belangrijk; Vooral de niet-eters had-
den lagere enzym-activiteiten. Na tien
dagen zijn de verschillen in enzym-ac-
tiviteit verdwenen en overwinnen de
biggen de voedingsproblemen.

BANDEIM 1993

Verzamelbanden 1993 voor de
afleveringen van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, kunnen
vanaf heden worden besteld.
De prijs van de banden bedraagt
dertig gulden (inclusief 17,5 %
BTW).

De banden zijn te bestellen door
dit bedrag over te maken op giro-
nummer 511606, ten name van
de KNMvD Utrecht, onder ver-
melding van \'banden 1993\'.
Tevens zijn nog verkrijgbaar de
banden voor de jaargangen 1989
toten met 1992.

-ocr page 593-

\'De prijs is nou eens niet voor de knap-
ste van de klas\', zei A.Th.M.
Wilderbeek, directeur van Intervet
Internationaal en zelf dierenarts. Hij
maakte de aanwezigen duidelijk
waarom en waarvoor de prijs werd uit-
gereikt.

\'Intervet en de faculteit hebben eigen-
lijk een gemeenschappelijk karakter.
Intervet is de enige Nederlandse vete-
rinair-farmaceutische firma, waar ac-
tief en intensief onderzoek plaatsvindt,
net als op de faculteit. Bovendien is
Intervet een grote werkgever voor de
dierenarts\', motiveerde Wilderbeek
het instellen van de jaarlijkse prijs.
De dierenarts is volgens Intervet te
vaak een individualist. Dat past eigen-
lijk niet meer zo in deze tijd. Zeker
voor onderzoek is tegenwoordig team-
geest onontbeerlijk. \'Wat we nodig
hebben, zijn dierenartsen met sociale
vaardigheden, die open en eerlijk over
hun werk praten en openstaan voor kri-
tiek van derden; geen navelstaarders
dus. Ook willen we originaliteit en cre-
ativiteit stimuleren\', aldus
Wilderbeek.

De prijs is daarom voor de student die
zich gedurende het afgelopen jaar het
meest heeft ingezet voor de integratie
van de Faculteit Diergeneeskunde.
Daarbij gaat het om integratie van do-
centen en studenten of van studenten
onderling. Ook degene die bijdraagt
aan de integratie van de faculteit in de
veterinaire gemeenschap zou de prijs
kunnen ontvangen. De inzet kan dus
bestaan uit het ontwikkelen van stu-
dieprogramma\'s, het vertegenwoordi-
gen van de faculteit naar buiten, het
ondernemen van bestuurlijke activitei-
ten en dergelijke.

■I I ft

Wilderbeek gaf met genoegen het
woord aan de decaan van de Faculteit,
professor Van den Bergh, die de prijs
uitreikte.

Van den Bergh zei zeer verheugd te
zijn de prijs te mogen uitreiken. Hij
vond de doelstelling origineel. Ook hij
is van het belang van integratie door-
drongen: \'Prijzen met een weten-
schappelijk karakter zijn er genoeg.
Het is belangrijk, dat het \'wij-gevoel\'
onder de veterinairen wordt gestimu-
leerd. De studenten worden dan ook al
de eerste dag dat ze op de faculteit arri-
veren aangesproken met geachte colle-
gae\'. De zaal barstte in lachen uit bij de
herinnering aan het welkomstwoord
van Van den Bergh zelf

BAS KOLPA NAAR AUSTRALIË

De uitreiking van de eerste jaarlijkse studentenprijs van Intervet vond op 25
mei plaats op de Faculteit Diergeneeskunde. Bas Kolpa, de gelukkige win-
naar, mag een maand naar één van de vestigingslanden van Intervet. Bas wist
meteen welk land het zou worden: \'Australië\'.

door Sophie Deleu

De jury bestond voornamelijk uit men-
sen van de faculteit. Er is lang over na-
gedacht of er een student zitting moest
nemen in deze jury, deze zou immers
zelf geen kans meer maken op de prijs.
Tenslotte is besloten hiervoor de prae-
ses van de Diergeneeskundige
Studenten Kring (DSK) te vragen;
deze moest het bekleden van deze
hoge functie maar als beloning van
zijn werk zien.

Omdat de prijs voor de eerste maal
werd uitgereikt, moesten de criteria
nog vastgesteld worden, waar de be-
treffende student aan moest voldoen.
\'Ten eerste\', vond de jury \'moet de
student nog student zijn, als de prijs
wordt uitgereikt\'. De prijs zou ook niet
worden toegekend aan een groep stu-
denten of aan een lid van het faculteits-
bestuur.

De jury had besloten bekend te maken
wie er genomineerd waren voor deze
prijs om de spanning tot op de laatste
dag vast te houden. Bovendien was een
nominatie op zichzelf al een eerbewijs.
\'Het was een vreselijk moeilijke be-
slissing, iedere genomineerde was ei-
genlijk geschikt\', verzekerde Van den
Bergh de aanwezigen \'maar uit de ge-
nomineerden hebben wij tenslotte Bas
Kolpa gekozen\'.

Bas heeft niet alleen de afgelopen ja-
ren zitting gehad in diverse jaarkemen,
de onderwijscommissie, het faculteits-
bestuur, hij was ook voorzitter van de
studentenraad en hielp actief mee met
het opzetten van de computerleerzaal.
Het laatste jaar (want daar gaat het om
bij deze prijs) maakte hij deel uit van
de facultaire kiescommissie en zette
zich in voor de Stichting Computers In
het Onderwijs (SCIO). Een indruk-
wekkende lijst activiteiten.

Bas Kolpa reageerde blij verrast. Hij
vond dat studenten en docenten van el-
kaar afhankelijk waren: \'Docenten
moeten de studenten helder en kwali-
tatief goed onderwijs verschaffen.
Studenten hebben op hun beurt de ver-
antwoordelijkheid hun docenten te
motiveren, anders blijft er na enkele ja-
ren niets van hun onderwijs over.\'
Over de klacht, dat studenten niet seri-
eus genomen zouden worden in dis-
cussies, was hij ook zeer duidelijk: \'Je
mening gaat pas meetellen, als je weet
waar je over praat. Ook als student
moet je een vergadering dus goed
voorbereiden. Mijn ervaring is, dat dan
juist iedereen naar je luistert.\'
Hij bedankte de jury voor hun keuze en
Intervet voorde prijs.

-ocr page 594-

Km

ÉÊÈ

VS VERKLAREN
NEDERLAND VRIJ
VAN MOND- EN
KLAUWZEER

MededelinaenVI

Zoals bekend, beschouwen de
Verenigde Staten een land dat vacci-
neert tegen ziekten, zoals mond- en
klauwzeer, als zijnde besmet met deze
ziekten en zo\'n land kan daardoor ook
niet op de \'white list\' worden ge-
plaatst.

Dit betekent dat invoer van met name
runderen en varkens, alsook de pro-
dukten afkomstig van deze dieren in
feite niet mogelijk is.
Op 1 april \'91 heeft Nederland het vac-
cineren tegen mond- en klauwzeer
beëindigd. Als gevolg hiervan is een
verzoek , vergezeld van een zeer gede-
tailleerd ingevulde vragenlijst, inge-
diend bij de Verenigde Staten om vrij
verklaard te worden van mond- en
klauwzeer, runderpest, klassieke vo-
gelpest en vesiculaire varkensziekte
(blaasjeziekte).

Inmiddels is de te volgen procedure
geheel afgerond en op 15 meijl. is van
de Landbouwattaché\'s in Den Haag en
Washington het volgende gunstige be-
richt ontvangen:

\'In het Federal Register van 13 meijl.
is gepubliceerd dat Nederland officieel
vrijverklaard is van mond- en klauw-
zeer en runderpest. Met ingang van 14
juni 1993 is de inwerkingtreding effec-
tief De mogelijkheid om herkauwers
en produkten van deze dieren naar de
Verenigde Staten te exporteren is hier-
mee geopend\'.

Door uitbraken van klassieke vogel-
pest en vesiculaire varkensziekte in
ons land, die in de aanvraagperiode
hebben plaatsgevonden, is vrijverkla-
ring voor deze twee ziekte vooralsnog
niet mogelijk.

De meeste landen in Midden- en Zuid-
Amerika volgen in deze het beleid van
de verenigde Staten. Ook bij Mexico is
onzerzijds een verzoek om vrijverkla-
ring van mond- en klauwzeer inge-
diend. Een Mexicaanse delegatie zal
voor nader overleg begin juni een be-
zoek brengen aan Nederland.

TBC BIJ RUNDEREN

Reactie op het verslag van de heer drs. A. Emmer/.aal over twee gevallen van
tbc bij runderen, uit het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 118; afl. 6 van 15
maart 1993.

in een groot aantal bijzondere slacht-
plaatsen te slachten (het ging in to-
taal om ongeveer 150 dieren).
- de ervaringen opgedaan tijdens ca-
sus 1 gaven aan dat, met goede af-
spraken tussen leverancier, slacht-
huis en RVV heel verantwoord
gekeurd kon worden.
Tegen de verwachting in vertoonde
een groot aantal dieren tuberculeuze
haardjes, vooral in de mesenteriale
lymfknopen, maar soms ook in andere
lymfknopen en de longen.
De relatie tussen de mate van reactie
op de tuberculinatie en de ernst van de
slachtbevindingen was niet geheel dui-
delijk, waarschijnlijk mede veroor-
zaakt door fouten bij het aflezen van de
oomummers.

Op grond van art. 16 KR van de
Vleeskeuringswet zijn alle aangetaste
dieren afgekeurd.

Uit preventief oogpunt zijn de slach-
ters en de RVV-medewerkers die mo-
gelijk in contact waren geweest met
het besmette vlees onderzocht met be-
hulp van een Mantoux-reactie en/of
een thoraxfoto. Daarbij zijn geen be-
smettingen vastgesteld.
Kijkend naar de toekomst wil ik toch
enkele vraagtekens plaatsen bij de be-
trouwbaarheid van de tbc-bewaking
aan de slachtlijn. Het is twijfelachtig of
met name de jongere keurmeesters en
keuringsdierenartsen het pathologisch
beeld van tbc als zodanig zullen her-
kennen, vooral wanneer de dieren in
geringe mate zijn aangetast. Wanneer,
zoals hierboven beschreven, enkele
mesenteriale lymfknopen zijn aange-
tast dan zullen deze dieren zeker wor-
den gemist, aangezien deze lymfkno-
pen in de praktijk niet routinematig
(hoeven te) worden ingesneden.
Het is de vraag of dit uit oogpunt van
volksgezondheid zoveel gevaar ople-
vert, als tenminste de maagdarmpaket-
ten de bestemming destructie krijgen.
Voorzover bekend wordt de mens
voornamelijk besmet door indirect
contact met open processen waarbij
aërosolvorming een grote rol speelt
(denk aan het aanhoesten door een be-
smette persoon of dier met open tbc),
daarnaast speelt het drinken van rauwe
melk een mogelijk in toenemende
mate belangrijke rol.
In elk geval heeft de signalering met

In mijn functie als keuringsdierenarts
te \'s Hertogenbosch ben ik betrokken
geweest bij de slachting van de van tbc
verdachte runderen afkomstig van de
bedrijven genoemd in casus 1 en II.
Ter informatie wil ik hierbij graag en-
kele kanttekeningen plaatsen, met
name vanuit keuringstechnisch oog-
punt.

Casus I:

Hoewel formeel de dieren ingedeeld
dienden te worden in categorie 4 (van
ziekte verdacht) is besloten deze die-
ren tóch op de EG-lijn te slachten op
grond van de volgende overwegingen:

- de verdenking was reeds aanwezig
dat het hier ging om humane tbc, de
kans op het vinden van pathologische
afwijkingen werd daarom uiterst klein
geacht.

- de dieren waren klinisch volkomen
gezond.

- indien bij de keuring na het slachten
geen afwijkingen zouden worden aan-
getroffen die op tbc wijzen, konden de
dieren in principe worden goedge-
keurd.

Bij de keuring na het slachten werden
echter verdachte haardjes aangetroffen
in met name de longen en de lever. In
afwachting van het onderzoek bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren in
Zuid-Nederland zijn alle dieren aange-
houden. Toen na enkele dagen geen
tbc bevestigd kon worden zijn de die-
ren goedgekeurd. De uitslag van de
kweek is niet afgewacht.
Mogelijk zijn de haardjes veroorzaakt
door een aspecifieke weefselreactie op
het contact met humane tuberkelbacte-
riën.

Casus II:

Ook hier dienden de dieren ingedeeld
te worden in categorie 4. Overwegin-
gen om ook deze dieren op de EG-lijn
te slachten waren:

- de capaciteit van een bijzondere
slachtplaats: Het was niet wenselijk
om kleine aantallen dieren over een
lange periode verdeeld van het be-
drijf af te voeren, noch om de dieren

-ocr page 595-

betrekking tot besmetting van de vee-
stapel dan gefaald. Het optimisme van
collega Emmerzaal over de tbc-bewa-
king aan de slachtlijn deel ik dan ook
niet.

Biedt de geslachte keuring in de hui-
dige votrn reeds onvoldoende garan-
ties voor de onderkenning van een tbc-
besmetting, in de (nabije) toekomst
ziet het er naar uit dat deze garanties
nog minder afgegeven kunnen worden
als het systeem van geslachte keuring
meer en meer een groepsgewijze zicht-
keuring wordt, zoals in de bedoeling

ORDE OF CHAOS?

Namens de Veterinaire Hoofdinspec-
tie van WVC reageerde de heer J. H. G.
Goebbels in aflevering 10 van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde op
ons FlDlN-symposium, met als thema
\'diergeneesmiddelenregistratie: orde
of chaos\'. Graag wil ik, namens de
FIDIN- PR-commissie kanttekeningen
plaatseb bij zijn betoog.
Na lezing van zijn reaktie blijkt, dat hij
weinig begrepen heeft van de kern
boodschap die de heer Willink uit
droeg. Willink heeft, overigens nie
vanaf de zijlijn maar vanuit de schoe
nen van een practicus, die met beide
benen op de grond staat, zeker niet ge-
sproken over onbenul bij de overheid.
Neen, Willink constateert terecht dat
de Diergeneesmiddelenwetgeving be-
halve een aantal voordelen ook nade-
len kent. Hij signaleert dat de wetge-
ving een verarming teweeg kan
brengen in de therapiekeuzen voor de
dierenarts. Verder roept hij niet, zoals
wordt beweerd, op tot gebruik van
\'fantasie-geneesmiddelen\' of off-label
use, maar constateert slechts gaten in
de therapiekeuzen die genoemde \'ge-
ligt vanuit onder meer het IKB-gebeu-
ren.

Ik pleit dan ook voor een heroverwe-
ging met betrekking tot het afschaffen
van de tuberculinatie of voor het ont-
wikkelen van een ander systeem om de
tbc-besmetting onder controle te hou-
den.

met dank aan:

drs A. Emmerzaal, GDvD-ZN
dr.J. Haagsma, CDI.

T.M.A.C. vanGisteren,
lokatie dierenarts
\'s Hertogenbosch

bruiken\' niet ondenkbeeldig maken.
Het is juist die mooie volzin
\'Hominum animaliumque saluti\', die
de practicus typeert die primair de be-
langen van het dier in al z\'n facetten
behartigt. Daarnaast is de practicus te-
vens een \'waker\' over de volksgezond-
heid.

Wij denken dat een brief als geschre-
ven namens de Veterinaire Hoofdin-
spectie, de verhouding tussen practicus
en overheid ten aanzien van het dierge-
neesmiddelenbeleid niet zal verbete-
ren.

Gelukkig vindt op dit moment regel-
matig overleg, zowel formeel als infor-
meel, plaats tus.sen overheid, practici
en bedrijfsleven.

Met elkaar zullen wij de nog bestaande
leemten en kinderziekten in de betrek-
kelijk nieuwe wetgeving voor dierge-
neesmiddelen op moeten lossen.
Ons inziens kan dit gerealiseerd wor-
den door niet slechts te schoppen tegen
zaken, maar daadwerkelijk een posi-
tieve bijdrage te hebben aan de discus-
sies.

Namens de PR-Commissie
van de FIDIN
de voorzitter,
F. P. W. de Vries

ADVITRONICS
MAAKT BEREIK-
BAARHEID GRO-
TER

Advitronics Telecom uit Grave biedt
dierenartsen een grotere bereikbaar-
heid door een nieuw doorkiesapparaat
met ingebouwde tijdklok, de Multi-
dial. Met dit nieuwe type doorschakel-
apparaat kan men aangeven vanaf
welke tijdstippen naar welk nummer
moet worden doorgeschakeld. Tevens
is het mogelijk om een reservenum-
mer in te stellen, handig wanneer bij-
voorbeeld blijkt dat het eerstgedraaide
nummer een in-gesprekstoon geeft.
Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Advitronics Telecom
BV, Industriestraat 2, 5361 EA Grave,
telefoon 08860-76263.

PROGRAM

Ciba Animal Health heeft een nieuw
produkt ontwikkeld tegen vlooien bij
honden en katten. Het middel heet
Program en zorgt ervoor dat de eitjes
van de vlooien niet meer uitkomen.
De werkzame stof is Lufenuron.
Het duurt zes tot acht weken, voordat
Program werkelijk effectief wordt.
Ciba Animal Health heeft derhalve
besloten Program uitsluitend via de
dierenarts te verstrekken, zodat de
honde- en kattebezitters duidelijk
wordt verteld hoe het werkt en op
welke termijn. Program is vanaf 2
juni verkrijgbaar.

ANTI-TEKEN BAND VOOR DE HOND

4 maanden
werkzaam
Voorkomt
aanhechting
en doodt teken

-ocr page 596-

I i #t

fc im

CONJUNCTIVITIS
SICCA (K.C.S.)

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie de heer drs.
A. Heijn (Veterinaire Specialisten
Oisterwijk) bereid om voor de le-
zers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Keratoconjunctivitis sicca (KCS.).
Wellce rassen zijn gepredisponeerd?
Wat zijn de verschijnselen, acuut en
chronische? Hoe stel je de diagnose en
wat is de therapie?

ANTWOORD

Keratoconjunctivitis sicca (KCS) is
een te lage of afwezige traanproduktie.
De afwijking kan bij elk ras voorko-
men, maar er zijn duidelijke predispo-
sities. Engelse en Amerikaanse Cocker
Spaniels, de Bassethound en de Bloed-
hond, Lhasa Apso, Shih Tzu en de
West Highland White Terrier zijn en-
kele van de meer met KCS. geplaagde
rassen. In het acute stadium kan KCS
zich manifesteren als een rood, pijnlijk
oog. Een ulcus comea kan door erosie
ontstaan. In de chronische gevallen
staat mucopurulente uitvloeiing meer
op de voorgrond. Opval-lend is de taai-
heid van de uitvloeiing, dit in tegen-
stelling tot een \'gewone\' purulente
conjunctivitis. Na schoonspoelen van
het oog vormt zich binnen korte tijd
opnieuw taai secretum. De conjunctiva
is meest sterk geplooid. De comea kan
secundaire veranderingen vertonen in
de vorm van vaatingroei, oedeem en
pigmentatie. Al te dikwijls wordt deze
keratitis wel behandeld en de achter-
liggende oorzaak niet. Bij het ontstaan
van KCS. spelen erfelijke, hormonale
en immunologische fenomenen een
rol. Vooral moeten ook de iatrogene
invloeden genoemd worden: sulfapre-
paraten kunnen al bij kortdurende be-
handeling een duidelijke verlaging van
de traanproduktie geven. Ook anesthe-
tica en atropine hebben een merkbaar
negatief effect. De diagnose wordt ge-
steld door het uitvoeren van een
Schirmer Tear Test. Hiervan zijn
meerdere merken op de markt. Welke
u neemt is minder belangrijk, wel
steeds dezelfde nemen want tussen de
merken zijn verschillen in absorptie
waargenomen. Het teststrookje wordt
bij de inkeping omgevouwen met een
(waaier-)pincet. Niet met de vingers
aanraken, dit beïnvloedt de absorptie.
Het oog wordt van tevoren niet ver-
doofd. Op ca. één centimeter vanaf de
laterale ooghoek wordt het omgevou-
wen uiteinde van het stripje in de ven-
trale conjunctivaalzak gebracht. Na
exact één minuut wordt het stripje ver-
wijderd en wordt de waarde afgelezen
door het natte gedeelte op te meten
vanaf de inkeping. Normaalwaarden
(hond): 21 mm /- 6 mm; 11 mm is
verdacht; 9 mm is te droog. Verdere
diagnostiek kan onder meer bestaan uit
een Bengaals Rose kleuring. Hiervoor
is wel een sterke vergroting nodig
(spleetlampmicroscoop). Deze kleur-
stof hecht zich aan gedevitaliseerd
epitheel. De behandeling van KCS. is
onder te verdelen uit enerzijds het
schoonhouden van het oog en het on-
derdrukken van secundaire ontste-
kingsreacties, anderzijds het stimule-
ren van de traanproduktie. Dit laatste is
te proberen door het per os toedienen
van pilocarpine (afhankelijk van de
grootte van de hond 1 tot 2%, 3-4 dd 1 -
2 gtt.). Schoonhouden van het oog gaat
het beste door eerst de pus op te lossen
met acetylcysteine 10% (bijvoorbeeld
Fluimucil® inhalatievloeistoO en ver-
volgens met handwarme fysiologische
zoutoplossing te laten spoelen. Als het
oog schoon is, worden lokaal antibioti-
cumbevattende druppels of zalf toege-
diend en vitamine A oogdruppels.
Corticosteroid bevattende oogdrup-
pels of zalf kunnen heftige secundaire
ontstekingsreacties onderdrukken.
Niet geven bij ulceraties van de cor-
nea. Deze behandeling wordt 3 tot 4
maal daags gedaan. Tussendoor wor-
den nog kunsttranen toegediend. Na
ongeveer een maand wordt de traan-
produktie gecontroleerd. Bij goed re-
sultaat wordt doorgegaan met de pilo-
carpine per os en kan de intensiteit van
de overige behandeling afnemen. Bij
uitblijven van resultaat kan een Ductus
Parotis Transpo-site (DPT) overwo-
gen worden.

Hierna speekselt de hond in de con-
junctivaalzak. In de toekomst zal
waarschijnlijk Ciclosporine een grote
rol spelen in de behandeling van KCS.
Lokaal toegediend blijkt het in staat
zowel de traanproduktie te stimuleren
alsmede de ontstekingsreacties te on-
derdrukken. De eerste jaren is echter
nog geen registratie als oogdruppel te
verwachten.

Aus dem tierartztlichen Frauenalltag,
door Suzanne Ostendorf. 1991.
Schluetersche Verlagsanstalt und
druckerei, GmhH&Co, Georgswall 4.
3000Hannover l. 102pagina\'s.

Dit boekje is uitgegeven ter gelegen-
heid van het 30-jarig jubileum van de
vereniging van Duitse dierenartsen-
vrouwen en vrouwelijke dierenartsen
(Verband Deutscher Tierartztfrauen
und Tierärztinnen e. V, VDTT).

Bij de oprichting heeft deze vereniging
zich de volgende punten ten doel ge-
steld:

- hulp aan in nood verkerende dieren-
artsenvrouwen, weduwen en wezen,
alsook aan veterinaire studenten
(m/v).

- zorg voor buitenlandse studenten.

- onderhouden van contacten in de be-
roepsgroep ter gelegenheid van ma-
nifestaties van de dierenartsenver-
enigingen en de dierenartsenkamer.

- samenwerking met nationale en in-
ternationale organisaties.

In de loop van dertig jaar heeft de
vereniging haar activiteiten verder
ontwikkeld.
Impulsen naar, infomiatie uit en con-
tacten met belangrijke beroepsorgani-
saties, bedrijfs- en maatschappelijke
organisaties leiden tot het verkrijgen
van kennis, waarmee de vrouwelijke
dierenartsen hun weg binnen het be-
roep kunnen vinden.
Momenteel is één op de vier dierenart-
sen vrouw, het aantal vrouwelijke stu-
denten ligt boven de 60%.
In de nabije toekomst dient de vereni-
ging zich versterkt in te zetten voor be-
roepsmatige aangelegenheden van de
vrouwelijke dierenarts. Vrouwen moe-
ten meer dan voorheen deelnemen aan
beslissingsprocessen.
Overigens bestaat het boekje uit een
verzameling verhalen die de beleve-
nissen van alledag in de dierenartsen-
praktijk van vrouwelijke dierenartsen
en dierenartsenvrouwen gedurende de
periode van vlak na de tweede wereld-
oorlog tot heden weergeeft.

M.J.L. Kik

VON TIEREN UND
MENSCHEN

-ocr page 597-

VETERINAIRY
ANATOMICAL

M.J.L. Kik. Illustrated Veterinär}\'Ana-
tomical Nomenclature Edited by O.
Schalier, Ferdinand Enke Verlag,
Stuttgart, 1992.

Dit 614 pagina\'s tellende boek bevat
1316 figuren, gegroepeerd in 280 pla-
ten.

In het eerste deel van het boek (575 pa-
gina\'s) zijn de anatomische termen ge-
rangschikt onder de volgende onder-
werpen: Osteologia, Arthrologia,
Mycologia, Splanchnologie, Angio-lo-
gie, Systema nervosum, Organa sen-
sum, Integumentum commune.
In het tweede deel (40 pagina\'s) is een
uitgebreide, alfabetische index opge-
nomen die alle veterinair anatomische
termen van de huiszoogdieren bevat.
De index verwijst naar de pagina in het

ANATOMIE DER
KATZE

Anatomie der Katze, mit Hinweisen für
die tierärztliche Praxis, Horst E.
König

Gu.stav Fischer Verlag, Stuttgart.
Jena. New York, 1992

Met het verschijnen van dit boek is er
een anatomieboek beschikbaar, dat
zich geheel richt op de anatomie van de
kat en dat bedoeld is voor veterinaire
studenten en practici.
Het 222 pagina\'s tellende boek is sys-
tematisch ingedeeld en behandelt ach-
tereenvolgens het skelet, de gewrich-
ten, de spieren, de lichaamsholten, het
digestiestelsel, de urinevormende en -
afvoerende organen, de geslachtsorga-
nen, de bloedvaten, het immuunsys-
teem en lymfoïde organen, de huid, het
zenuwstelsel, de endocriene organen
en de zintuigen. Achter elk hoofdstuk
is een lijst met referenties opgenomen.
De tekst is geïllustreerd met 135 af-
beeldingen: zwart-wit foto\'s, kleuren-
platen en tekeningen. De foto\'s zijn
goed, maar een aantal tekeningen,
vooral die van de spieren is matig van
kwaliteit.

Voor de meeste structuren worden de
wetenschappelijke namen gebruikt,
voor enkele de Duitse namen, met de
wetenschappelijke namen tussen haak-
jes. Elk hoofdstuk is overzichtelijk on-
derverdeeld, wat het zoeken met be-
eerste deel waar de structuur kort is be-
schreven. Voor de beschrijving is
steeds de linker pagina gebruikt, voor
de illustraties de rechter.
Het volgnummer, behorend bij de be-
schrijving van de term, is tevens ge-
bruikt voor de aanduiding van de be-
treffende structuur in één der figuren
op de rechter pagina. Het terugzoeken
zou nog efficiënter kunnen als het
volgnummer ook in de index was op-
genomen.

•IIA«

Met deze geïllustreerde Anatomical
Nomenclature kan aan de hand van de
tekst en de kwalitatief uitstekende illu-
straties eenduidig worden vastgesteld
welke namen bij welke structuren be-
horen.

Het boek is specialistische literatuur
voor veterinair anatomen, maar kan
daarnaast als naslagwerk worden aan-
bevolen voor veterinaire bibliotheken.

W. Hartman

hulp van een uitvoerige index vereen-
voudigt.

In de tekst wordt regelmatig naar de
verkeerde figuren verwezen, of naar de
verkeerde structuren in de figuren.
Bovendien komen enkele hinderlijke
drukfouten voor, bijvoorbeeld M
man-
dibularis
in plaats van N. mandihularis
(pagina 45) en worden soms foutieve
namen gebruikt.

In sommige hoofdstukken zijn te wei-
nig illustraties opgenomen (bespreking
van de spieren van de kop en bespre-
king van de Pharynx).
De mate van detaillering gaat soms on-
nodig ver: wat is de betekenis van het
Cavum serosum mediastini? Op pa-
gina 47 wordt de \'Borodskyschen
Zwischensehne\' ten tonele gevoerd
zonder te verklaren wat hiermee wordt
bedoeld.

Door de kat in te delen bij de
Artiodactyla (evenhoevigen/tenigen)
zet de auteur de lezers op het verkeerde
been. Deze term wordt uitsluitend ge-
bruikt om de evenhoevige hoefdieren
aan te duiden.

Voor veterinaire studenten kan het
boek, ondanks de detaillering, zijn nut
hebben. Voor practici voldoet de syste-
matische indeling minder goed. Een
topografische indeling zou voor deze
doelgroep geschikter zijn geweest.
Bovendien geeft het boek minder kli-
nische aspecten dan de titel suggereert.

W. Hartman

CLINICAL DISSEC-
TION GUIDE FOR
LARGE ANIMALS

Clinical Dissection guide for Large
Animals, Gheorghe M. Constanti-
nescu: Moshy Year Book, St. Louis,
Baltimore. Boston, Chicago. London,
Philadelphia, Sydney, Toronto, 1991,

Deze zeer uitvoerige dissektiehandlei-
ding omvat 460 pagina\'s en ruim 500
door de auteur getekende illustraties.
De ontleding van het paard, het rund,
het schaap, de geit en het varken wordt
vergelijkend beschreven in de vol-
gende hoofdstukken: nek en borstin-
gang, borst en borstorganen, buik en
buikorganen, bekken en uitwendige
geslachtsorganen, het achterbeen, het
voorbeen, het hoofd en de overgang
van hoofd naar hals.
De auteur geeft in de inleiding aan dat
het boek bestemd is voor veterinaire
studenten en dat het alleen te gebrui-
ken is in de snijzaal, waarbij de richt-
lijnen van de beschrijvingen moeten
worden gevolgd. Hieruit volgt al dat
de mogelijkheden voor het gebruik
buiten de snijzaal zeer beperkt zijn.
De tekst geeft vrijwel geen algemene
beschrijving van de structuren en or-
gaan.stelsels, maar is beperkt tot snij-
instrueties.

Het laatste hoofdstuk geeft een over-
zicht van de ligging van structuren en
organen van het paard te opzichte van
de lichaamswand. De klinische aspec-
ten zijn vrijwel beperkt tot dit hoofd-
stuk.

Deze dissektiehandleiding kan niet de
plaats innemen van een veterinair-
anatomisch tekstboek, daarvoor zijn
de gebruiksmogelijkheden te beperkt.
Het voorgaande leidt tot de conclusie
dat het boek noch voor studenten,
noch voor practici is aan te bevelen.

W. Hartman

-ocr page 598-

Cryptosporidiose hij het veulen: L.S.
Göhring: SR/205/93: 38pp.

Cryptosporidiose bij ogenschijnlijk
normale veulens is in het verleden
slechts als uitzondering beschreven.
Met een toenemend aantal gevallen bij
andere diersoorten werd ook hier ge-
richt onderzoek uitgevoerd.
1984: Reinemeyer vond geen crypto-
sporidiën in gezonde veulens.
1988: Snodgrass noemt een besmet-
tingspercentage van 2%, in het vol-
gendejaar al een van 22%.
1990: Chermette
et al. vonden een be-
smettingspercentage van 60% bij veu-
lens.

1991: uit eigen onderzoek wordt een
percentage van 54% berekend.

Gezien de resistentie van de oöcysten
buiten de gastheer moet aan een opho-
ping in het milieu worden gedacht.
Ook omdat er geen therapie bestaat,
die leidt tot het afdoden van de para-
siet, blijft deze onaangetast na verlaten
van dc gastheer in het milieu achter.
Door de hoge veedichtheid in
Nederland zou men hier eigenlijk gro-
tere problemen voor wat betreft be-
smetting met cryptosporidiën ver-
wachten.

Waar komen cryptosporidiën van-
daan?

Algemeen wordt aangenomen, dat
cryptosporidiën afkomstig zijn van het
rund. Immers aldaar zijn infecties ver-
meld met uitscheiding van grote hoe-
veelheden infectieuze oöcysten. De
besmetting van de weilanden van stoe-
terijen vindt plaats door een gezamen-
lijk beweidingsregime of door de be-
mesting met rundermest.
In beschreven onderzoek was er op
drie stoeterijen sprake van gemeen-
schappelijk of na elkaar opvolgend be-
weiden van grasland (stoeterij A, B,
D).

Besmetting van veulens kon ook op
stoeterijen worden aangetoond welke
geen \'contact\' met runderen hebben.
Cryptosporidiën kunnen eventueel
ook afkomstig zijn van knaagdieren,
konijnen of herten. Ook zijn volgens

CRYPTOSPORIDIO-
SE BIJ VEULEN

•I ■ ft

Chermette et al. de merries rond de ge-
boorte uitscheider van oöcysten.

Immuunsysteem van de gastheer:
Cryptosporidiën worden zowel gevon-
den bij veulens met een lage alsook
met een hoge IgG-titer. Er is echter
niets bekend over de hoeveelheid op-
genomen infectieuze oöcysten.
Hierdoor kan geen uitspraak worden
gedaan of het lage aantal gevonden oö-
cysten in de fecesmonsters een gevolg
is van een \'goed werkend immuunsys-
teem\' (anders dan matemaal IgG) of
dat er sprake was van een lage infectie-
druk vanuit het milieu.
Monsters werden op acht verschillende
stoeterijen (acht verschillende milieus)
genomen, die wat betreft begeleiding
en management van veulen-opfok ver-
schillen. Eigenlijk alle veulens, op
twee na, vertonen hetzelfde uitschei-
dingspatroon.

Om dit nader uit te werken zijn infec-
tieproeven met een gestandaardiseerde
hoeveelheid oöcysten gewenst. Ook
lijkt dit gewenst, om vast te stellen, of
paarden minder gevoelig zijn dan run-
deren, schapen of geiten voor een in-
fectie met
Cryptosporidium parvum.
Met andere woorden of het immuun-
systeem van een kalf verschillend is in
effectiviteit ten opzichte van dat van
een veulen.

Conclusies

1. Cryptosporidium parvum komt voor

bij normale, gezonde veulens.
2.SCID-veulens en andere zwaar im-
muunverzwakte veulens blijven een
risicogroep.

DIABETES
MELLITUS

Diabetes Mellitus hij het paard: Y.A .J.
Stultiens: SR/211/93:17pp.

Diabetes mellitus bij het paard is een
stofwisselingsstoomis, die bijna altijd
secundair bij een andere aandoening
ontstaat.

Dit is meestal bij hyperadrenocorti-
cisme (syndroom van Cushing) door
een hypofyseneoplasie, maar er zijn
ook gevallen van pancreatitis bekend
die diabetes mellitus veroorzaakten.
Omdat het allemaal \'case-reports\' zijn
die beschreven worden, is het moeilijk
te beoordelen hoe vaak diabetes melli-
tus nu eigenlijk voorkomt.
Er zijn vier auteurs die diabetes melli-

3. Bij dit onderzoek komt niet duidelijk
naar voren of er sprake is van een be-
smetting of een infectie.

4. In geval van een infectie:

- verloopt deze subklinisch

- speelt de hoeveelheid circulerend
IgG een ondergeschikte rol bij de
afweer tegen cryptosporidiën

- een gezond veulen met FPT onder-
vindt waarschijnlijk geen ver-
hoogde kans op een infectie met
cryptosporidiën

Cryptosporidium parvum lijkt geen
routinematige verwekker van diarree
bij het veulen te zijn.
Worden bij een veulen met diarree
cryptosporidiën als oorzakelijk agens
gevonden, zou een controle van het im-
muunsysteem plaats moeten vinden:

- Om SCID uit te sluiten moet een
lymfocytentelling plaatsvinden, IgM
worden bepaald en een
Fytohycmagglutinin-test worden ge-
daan, voor het beoordelen van de T-
cel activiteit.

- Verder lijkt het noodzakelijk, om de
acute fase respons te beoordelen. Dit
secundair om de ontsteking te kwan-
tificeren, maar vooral primair als
weerspiegeling van dc immuunres-
pons ten opzichte van een ziektever-
wekker.

Immers is de acute fase respons een
gevolg van interleukine 1, 6 en 11,
die op zich weer een kaskade van an-
dere immuunmodulatoren met zich
mee brengen.

Voor de bepaling van de acute fase
respons lijkt bijvoorbeeld de SAA
(Serum Amyloid A) test een uitste-
kend diagnosticum.

tus beschrijven in aansluiting op chro-
nische pancreatitis, dus het is mogelijk
dat deze vorm van diabetes vaker voor-
komt dan men denkt.
Maar omdat er weinig over diabetes
mellitus gepubliceerd is en niemand
concrete aantallen noemt, is dit moei-
lijk te beoordelen.

Omdat het syndroom van Cushing bij
het paard steeds beter herkend en snel-
ler gediagnostiseerd wordt, is mijn ver-
wachting dat er ook minder gevallen
van diabetes mellitus gezien worden.
Diabetes mellitus is een diagnose die
gemakkelijk gemist kan worden, als
het de eigenaar niet opvalt dat het
paard veel drinkt en veel urineert.
Meestal valt de afgenomen lichaams-
conditie en vaak toegenomen eetlust
wel op.

Bij hyperadrenocorticisme is er

-ocr page 599-

meestal een lange, ruige en vaak ge-
krulde vacht. De diagnose diabetes
mellitus is gemakkelijk te stellen door
middel van een intraveneuze glucose-
tolerantietest(GTT).

Om uit te maken of er sprake is van in-
suline-resistentie kan de reactie van de
bloedglucosespiegel op toediening van
exogeen insuline gemeten worden (in-

DIERPSYCHOLOGIE

ontwerp van een christelijke dier-
psychologie

D.R. Röell: F.J.J.J. Buytendijk\'s
(1887-1974) ontwerp van een christe-
lijke dierpsychologie: Gewina 15
(1992), 34-50.

Het is interessant om na te gaan hoe
een bepaalde tak van wetenschap in
een bepaalde periode tot bloei is geko-
men. Daarbij spelen verschillende fac-
toren een rol: de persoon van de initia-
tor (de \'zaaier\'), de ideeën en
hypothesen (het \'zaad\'), de personen
en omstandigheden, die de uitwerking
van de ideeën beïnvloeden (de \'bo-
dem\') en natuurlijk de resultante van
het zaai-, kiem- en groeiproces (de
\'oogst\').

De zaaier, waarover dit verhaal gaat,
was Buytendijk, een bevlogen arts, fy-
sioloog en psycholoog, die in
Nederland een pionier is geweest op
het gebied van dier- en vergelijkende
psychologie. Hij was een man, die ze-
ker in het begin van zijn carrière als
docent en onderzoeker aan de Vrije
Universiteit (VU), zich baseerde op de
vooronderstelling van de prioriteiten
van Bijbelse waarheden (CThristelijke
Biologie). Hij zette zijn schreden op
het gebied van dierpsychologie om een
antwoord te vinden op principiële vra-
gen over het verschijnsel \'leven\'.
Opvallend was Buytendijk\'s afkeer
van materialisme en mechanisme en
zijn geloof in het fundamentele onder-
scheid tussen mens en dier. Door hem
werd afstand genomen van de natuur-
wetenschappelijke, op meetbaarheid
berustende benadering van gedrag, die
geen ruimte laat aan factoren, zoals in-
stinct, psyche en bewustzijn.
Buytendijk doceerde fysiologie, maar
suline-tolerantietest). Bij diabetes mel-
litus is eventueel een symptomatische
therapie met insuline mogelijk, verder
onderzoek is echter wenselijk. Ook
over de therapieën bij hyperadrenocor-
ticisme (syndroom van Cushing) is nog
onvoldoende bekend. Waar-schijnlijk
normaliseert de bloedglucoseconcen-
tratie bij behandeling.

ook \'natuurphylosophie\', waartoe hij
onderwerpen rekende, zoals individu-
aliteit, erfelijkheid, evolutie en vita-
lisme. Zijn colleges waren bedoeld om
theologen en wijsgeren kennis te laten
nemen van de ontwikkelingen in de
natuurwetenschap. Vanuit de vergelij-
kende psychologie was hij sterk geïn-
teresseerd in ervaring, gewoontevor-
ming. De Darwinisten zagen de
evolutie in relatie met het vermogen
om ervaring in het gedrag te incorpore-
ren. Buytendijk vroeg zich af of men
leervermogen moet opvatten als de
vorming van associaties of als een
vorm van abstract waarnemingsver-
mogen. Onder meer door het creëren
van meerkeuze-opstellingen pro-
beerde hij hierover meer aan de weet te
komen.

Tot zover het zaad, dat Buytendijk in
de voren van de Vrije Universiteit
strooide. Aanvankelijk vormde de VU
een vruchtbare bodem: men vond de
biologie voor de psychiatrie van groot
belang. Bovendien was het de opzet
om artsen naast hun eigenlijke klini-
sche werk ook experimenteel-wetcn-
schappelijk werk te laten doen. Ruimte
dus voor vergelijkend-experimenteel
onderzoek.

Een belangrijke bevinding vanuit het
experimentele werk was, dat het leer-
vermogen van dieren is aangepast aan
de vereisten van de natuurlijke omge-
ving en ook dat er geen opklimmend
leervermogen van lagere naar hogere
diersoorten is vast te stellen.
Een belangrijke these was dat gedrag
en waarneming op immateriële wijze,
namelijk vanuit de psyche, worden be-
stuurd. Gewoontevorming werd als het
meest voorkomende instinct be-
schouwd: van nature staat vast wat een
dier wel of niet kan leren. Er werd ge-
tracht een \'totaalvisie\' op het leven te
geven, gericht op het begrijpen van de
werkelijkheid, onder meer via een
kwalitatieve benadering van gedrag.
In zijn latere, Groningse periode werd
Buytendijk geïmponeerd door experi-
menten van Kuo, waaruit bleek dat

RECTIFICATIE

Onder het referaat \'vruchtbaarheid\'
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1993; 118: 351 is de naam van de
referent weggevallen. Het referaat
is geschreven door Th. Dijkstra.

katten zo kunnen worden opgevoed,
dat ze zich niet-agressief ten opzichte
van muizen gedragen. Daaruit werd de
conclusie getrokken dat omgevings-
factoren een minstens zo belangrijke
invloed op de vorming van gedrag
hebben als de aanleg. Buytendijk\'s
suggestie dat eigenlijk de mens het
meest geschikt zou zijn voor de studie
van instinct, vormde de inleiding tot
zijn overstap naar de menselijke psy-
chologie.

Wat zijn nu de resultaten? Er heeft zich
aanvankelijk een kring van leerlingen
gevormd. Er zijn enkele goede boeken
geschreven, onder meer Psychologie
der dieren en Psychologie van de hond.
Toch werd geconcludeerd (door
Roëll): hij heeft als bruggebouwer tus-
sen natuurwetenschap (biologie) en fi-
losofie (psychologie) aan beide zijden
van de kloof een solide bruggehoofd
ontbeerd. Bovendien werd zijn wijsge-
rige doelstelling niet aanvaard. Toch is
het goed, dat vanuit het Utrechtse
Instituut voor de Geschiedenis der
Natuurwetenschappen het hier gerefe-
reerde artikel is geschreven. Immers,
belangrijke vragen over aard en ont-
staan van leven en gedrag, vooronder-
stellingen in de wetenschap en de uni-
citeit van de mens zijn nog geldig (of
dienen het te zijn-ref)

IV. Misdorp

BANDEN1993

Verzamelbanden 1993 voor de af-
leveringen van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, kunnen
vanaf heden worden besteld.
De prijs van de banden bedraagt
dertig gulden (inclusief 17,5 %
BTW).

De banden zijn te bestellen door
dit bedrag over te maken op giro-
nummer 511606, ten name van de
KNMvD Utrecht, onder vermel-
ding van \'banden 1993\'.
Tevens zijn nog verkrijgbaar de
banden voor de jaargangen 1989
tot en met 1992.

-ocr page 600-

JAN DE VRIES

Op Eerste Paasdag, 11 april 1993, is
op de leeftijd van 66 jaar in zijn woon-
plaats Leeuwarden onze vriend en col-
lega Jan de Vries overleden.

Ofschoon zijn gezondheid al enige tijd
te wensen overliet en hij daarom een
week tevoren in het ziekenhuis was op-
genomen, kwam dit overlijden - tenge-
volge van complicaties na een onder-
gane galblaas-operatie - toch geheel
onverwacht.

Jan de Vries was in 1927 geboren in
een boerengezin in Beetsterzwaag. Na
de lagere school bezocht hij (in de oor-
logsjaren) de Rijks-HBS in Drachten,
waar hij vlot alle klassen doorliep. In
1945 behoorde hij tot de unieke groep
middelbare scholieren, die het di-
ploma kreeg uitgereikt zonder formeel
eindexamen te hebben gedaan.

Vervolgens ging Jan in Utrecht dier-
geneeskunde studeren.
Naast een voorspoedige studie werd
ook het \'gezelligheidsaspect\' van het
studentenleven niet verwaarloosd;
speciaal de Friese studentenvereni-
ging \'Redbad\' had in hem een gewaar-
deerd en actief lid. Door zijn open en
plezierig karakter maakte hij zich bij
dit alles veel vrienden.

Afgestudeerd in mei 1952, trad hij - in-
middels getrouwd met Wytske Bouma -
in juni daarop in dienst bij de

nnemoriam

Gezondheidsdienst voor Dieren in de
Provincie Groningen, waar hij met de
leiding van het laboratorium, alsmede
het verrichten van de secties (\'het sec-
tiologisch onderzoek\', zoals hij \'t zelf
noemde) werd belast. In een ver-
bluffend korte tijd wist hij zich volledig
in de veelomvattende materie van de
tweedelijns diagnostiek in te werken.
Ondanks zijn bescheiden opstelling en
ongedwongen manier van omgaan met
zijn medewerk(st)ers, genoot hij van
het begin af aan zowel bij de collegae-
practici als intern, groot \'gezag\'.
Toch zag hij in deze vorm van veteri-
naire gezondheidszorg niet zijn eind-
bestemming, maar gingen zijn ambi-
ties eerder de kant van de vleeskeuring
uit. Eind 1955 solliciteerde hij met
succes naar de functie van hoofd van
de Vleeskeuringsdienst \'Westerk\\i\'ar-
tier\' te Leek en in de nazomer van 1960
volgde zijn benoeming tot directeur
van de Gemeentelijke Markt- en
Havendienst, annex het Slachthuis,
van Leeuwarden.

In deze functie, die hij een kleine 22
jaar heeft bekleed, heeft Jan de Vries
zich ten volle kunnen ontplooien.
Tijdens zijn ambtsperiode was hij be-
trokken bij de realisatie van verschil-
lende grote projecten. Als belangrijk-
ste daarvan mag de verplaatsing van
de veemarkt en de houw van het
Frieslandhal gelden, maar ook werd
het slachthuis ingrijpend verbouwd en
kwamen in een later stadium in de
Frieslandhal een evenementen- en
sporthal, met kunstijsbaan tot stand. In
de ontwikkeling van al deze projecten
heeft Jan een belangrijk aandeel ge-
had. Weloverwogen en goed onder-
bouwd. leverde hij zijn beleidsadvie-
zen aan de betrokken gemeentelijke
bestuursorganen. In de dagelijkse lei-
ding van de dienst volgde hij rustig en
evenwichtig, met een open oog voor ie-
ders belangen en een groot gevoel
voor humor, maar niettemin conse-
quent. de door hem uitgezette lijnen.
In de velerlei maatschappelijke activi-
teiten die hij daarnevens ontplooide,
kwam hij naar voren als een inspire-
rende en stimulerende kracht.

Na de algehele reorganisatie van het
vleeskeuringswezen, maakte Jan in
1982 de overstap naar de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees
(RVV) alwaar hij speciaal betrokken
werd bij het opzetten van de zogeheten
Integrale Ketenbewaking (IKB). Per I
januari 1987 maakte hij gebruik van
de mogelijkheid tot vervroegd uittre-
den.

Ü

In de levensfase die nu volgde, heeft hij
zich, naast genelogisch speurvi\'erk, in-
tensief bezig gehouden met een studie
naar de ont\\\\\'ikkeling en de geschiede-
nis van de veeartsenijkunde, speciaal
in Friesland.

Uit het huwelijk van Jan en Wytske zijn
drie zoons geboren, die in Jan in alle
opzichten een vader \'uit duizenden\'
hebben gehad. Helaas zijn huiselijke
zorgen en verdriet het echtpaar De
Vries niet bespaard gebleven. Steun en
bemoediging vindend bij elkaar, heb-
ben zij na een bijzonder moeilijke pe-
riode het evenwicht herx\'onden om ver-
der te gaan.

Naar Wytske, de kinderen en kleinkin-
deren gaat nu vóór alles ons medele-
ven uit. In hun verdriet mogen zij zich
omringd weten door allen die de onuit-
wisbare herinneringen met hen delen
aan deze integere, aimabele man, die
nimmer zijn verantwoordelijkheden
schuwde en niettemin op een speelse
manier door het leven ging.

Joh. Kraai
R. Strikwerda

-ocr page 601-

Collega dr. J.L. van Os leidde de fo-
rumdiscussies. Van Os was werkzaam
bij Gist-Brocades. Hij sprak de aanwe-
zigen bij aanvang even toe: \'Vandaag
doen we aan BOB, beeldvorming, oor-
deelvorming en besluitvorming. Er be-
staat een balans tussen ethiek en eco-
nomie. ledereen moet natuurlijk
individuele standpunten innemen
(eventueel afhankelijk van collectieve
standpunten), maar die zijn vandaag
niet zo relevant\'. Hij zou graag zien,
dat men een aantal collectieve stand-
punten formuleerde. Duidelijkheid
van het collectief is de beste bevorde-
raar van een betere individuele opstel-
ling. De prakticus moet zo min moge-
lijk opgescheept worden met
individueel onoplosbare problemen.
Hij waarschuwde de deelnemers ook
voor het begrip cognitieve dissonantie.
Het blijkt dat de mens de neiging heeft
eerder zijn normen aan te passen aan
zijn gedrag, dan zijn gedrag aan zijn
normen. Als men hier niet op bedacht
is, worden niet uitgekristalliseerde
normen sneller ondergeschikt aan eco-
nomie.

GEVOLGEN EN WAARDEN
De eerste inleiding werd verzorgd
door prof.dr. F.J. Grommers, bijzonder
hoogleraar op het gebied van de relatie
mens-dier. In zijn betoog gaf hij zijn
publiek handgrepen om ethische pro-
blemen aan te pakken.
Professor Grommers gaf allereerst
aan, hoezeer ethiek leeft onder de die-
renartsen. Hij noemde als voorbeeld de
uitzending van NOVA, waarin dr. Tj.
Joma werd geïnterviewd over de den-
buterolaffaire. De affaire is een typisch
voorbeeld van een discussie \'hoever
mag de dierenarts gaan in zijn winstbe-
jag\'-

Het aardige was, dat interviewer
Groenhuizen in de uitzending vroeg:
\'Hominum animaliumque saluti, de
mens voorop?\' Joma antwoordde met
een volmondig \'Ja\'. (Van Midas
Dekkers is in dit verband de spreuk:
\'Dierenartsen zijn geen artsen, het dier
staat immers niet voorop.\')
Grommers: \'Waar vroeger het dier
vooraan stond \'Animalium hominum-
que saluti (1921)\', zijn sinds 1959
mens en dier van plaats verwisseld in
het embleem van de KNMvD.
Inmiddels is de spreuk \'Hominum ani-
maliumque saluti\' ook weer vervan-
gen door \'Absyrtus\'.\' Met het signale-
ren van deze verschuiving had
Grommers de nieuwsgierigheid van de
aanwezigen gewekt. Helaas kon ook
hij geen antwoord geven op de vraag
\'waarom ?\'.

Wel nam Grommers zijn toehoorders
mee naar de Grieks-Romeinse cultuur-
periode, waarin denken en verstande-
lijke ontwikkeling centraal stonden. In
die tijd werd onder meer hèt recht ont-
wikkeld. In de Anglo-Germaanse cul-
tuurperiode daarentegen was men met
bewustzijnsontwikkeling bezig, het-
geen zich uitte in individualisering en
de ontwikkeling van de natuurweten-
schappen. Er vondt een verschuiving
plaats van theocratie naar democratie
en daarmee was het begrip verant-
woordelijkheid geboren.
In de ethische discussie en besluitvor-
ming wordt de eigen verantwoorde-
lijkheid dan ook steeds meer bena-
dmkt. In het wetenschapsbeleid van de
jaren negentig worden groepen be-
roepsbeoefenaars, onderzoeksinstel-
lingen en burgers in het algemeen op
hun verantwoordelijkheid aangespro-
ken en bestaat er voorkeur voor zelfre-
gulatie. Wetten zijn slechts een laatste
redmiddel.

ANIMALIUM HOMINUM-
QUE SALUTI

In congrescentrum \'De Eenhoorn\' vond op 21 april de Besturendag 1993
plaats. Ongeveer 45 dierenartsen discussieerden over de relatie mens-dier en
over de ethische en economische aspecten van het beroep dierenarts. De deel-
nemers waren allen vertegenwoordigers van een bestuur van een Afdeling of
Groep van de KNMvD.

Aan de hand van inleidingen werden vragen geformuleerd. In kleine groepen
werd vervolgens getracht hierop antwoord te geven, waarna een forumdiscus-
sie werd gehouden. Een levendig onderwerp, de relatie mens-dier, zo bleek uit
de forumdiscussies.

door Sophie Deleu

ÈÊÊi

feUMÉi

\'In de ethische discussie moet men
trachten de gevolgen van handelingen
te overwegen en waarden na te streven.
Het is van belang onbevangen en on-
geconditioneerd te denken. Ethische
techniek komt eigenlijk neer op teleo-
logisch redeneren en er deontologi-
sche principes op na houden\', aldus
Grommers.

De waarden in de mens-dier-relatie
zijn natuurwaarden (zoals homeostase,
genetische variatie en integriteit van
het individu), de intrinsieke waarde
van het dier (gezondheid en welzijn),
gezondheid en welzijn van de mens,
bescherming van het milieu en levens-
beschouwelijke overwegingen (schep-
ping en evolutie). Bij een afweging
moet men zich eigenlijk afvragen; Zijn
er goede redenen? Daamaast moet
men absolute grenzen stellen, bijvoor-
beeld ethische bezwaren of onaan-
vaardbare gevolgen.
Grommers: \'Nu ons technisch kunnen
sterk is toegenomen, is ook onze ver-
antwoordelijkheid groter geworden.
Niet voor niets ontstonden woorden
zoals ge-weten en con-science.\'
Het gaat daarbij om de collectieve ver-
antwoordelijkheid voor de dierpopula-
tie en de samenleving.
Van de praktici is dan ook 71% voor
het innemen van collectieve standpun-
ten door de beroepsgroep in ethische
kwesties. Dit blijkt uit een enquête, ge-
houden door L.J.E. Rutgers ten be-
hoeve van zijn promotie-onderzoek.
De gevolgen van onze handelingen
kwamen ook aan bod in Grommers\'
inleiding. Hij wees zijn publiek erop,
dat produktie en gezondheid van die-
ren onlosmakelijk met elkaar verbon-
den zijn. Niettemin leidt een streven
naar hogere produktie soms tot nega-
tieve effecten op gezondheid.
\'Opvallend dat ecologische, dan wel
bio-dynamische melkveebedrijven
veel minder te kampen hebben met
vmchtbaarheidsproblemen\', was één
van zijn argumenten. Inderdaad liet hij
een grafiek zien, waamit bleek, dat bij
een hogere produktie per koe, de die-
renartsenkosten ook hoger waren. De
kritische toehoorder wilde er echter
niet aan, dat hogere dierenartsenkosten
een slechtere gezondheid betekenden.
De gevolgen van de bio-industrie zijn
daamaast tamelijk desastreus voor de
mens zelf, wijst een onderzoek onder
varkenshouders en dierenartsen uit.

-ocr page 602-

Veel van hen worden op den duur
CARA-patiënt. Ook de systematische
verzuring, vermesting en verspreiding
van bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen
slaan ongetwijfeld terug op de mens.
Het aanpakken van deze problemen is
van levensbelang, maar vereist enorme
offers. \'Het eerlijk onder ogen zien van
deze problematiek en het ontwikkelen
van een nieuwe strategie vergen totaal
andere uitgangspunten en doelstellin-
gen, dan we gewend zijn\', aldus
Grommers.

LANGE OREN EN KRULSTAAR-
TEN

Mevrouw .I.H.E. Snijders-Verheijen
schetste een aantal conflicten met be-
trekking tot de dier-mens relatie en
nam voor de duidelijkheid schadelijke
raskenmerken bij honden als voor-
beeld.

Al vele duizenden jaren geleden, zo
begon haar verhaal, domesticeerde de
mens de wolf tot huisdier. Eerst werd
er geselecteerd op eigenschappen, die
direct verband hielden met het goed
functioneren van het dier. Door selec-
tief fokken en mutaties is een heel
scala aan rasgroepen ontstaan.
Eind vorige eeuw echter, ontstond de
rashondenfokkerij als liefhebberij. Om
te mogen bestaan hoefde een dier niet
perse te presteren, het uiterlijk speelde
net zo\'n belangrijke rol.
Er werden rasstandaarden opgesteld,
waarin het te bereiken schoonheids-
ideaal omschreven stond. De om-
schrijving kon heel summier zijn, om-
dat de kynologie door een select
groepje bedreven werd. Iedereen wist,
wat er bedoeld werd.
Men heeft destijds niet voorzien, wat
er in honderd jaar gerealiseerd kan
worden op het gebied van lange oren
en krulstaarten.

\'In de afgelopen jaren zijn de karakte-
ristieken van diverse rassen buiten hun
proporties gegroeid\', gaf mevrouw
Snijders aan. \'Zo vindt men bijvoor-
beeld een brede kop mooi. De hond
met de breedste kop wordt kampioen,
als hij tenminste geboren kan wor-
den...\'

Wanneer het streven naar uiterlijke
kenmerken ten koste gaat van functio-
nele kenmerken, worden er grenzen
overschreden. Men spreekt van een
schadelijk raskenmerk, wanneer een
door de fokkerij gewenst kenmerk ge-
zondheid of welzijn in de weg staat.
De laatste decennia zijn er steeds meer
dieren met steeds meer aandoeningen
als gevolg van schadelijke raskenmer-
ken gesignaleerd.

Het tenigdraaien van extreme fokke-
rijrichtingen kost volgens mevrouw
Snijders veel moeite. Als kynologen
en veterinairen in dit opzicht niet sa-
menwerken, zal de overheid genood-
zaakt zijn tot het nemen van wettelijke
maatregelen, zoals het coupeerverbod
en de pitbullverordening.
Ze beschreef een paar aandoeningen
en de oorzakelijke raskenmerken. Veel
honden die moeilijk bevallen, worden
geselecteerd op een brede kop, liefst
gecombineerd met een smal bekken.
Benauwdheid kan soms rechtstreeks
teruggevoerd worden op een gefokte
korte voorsnuit. Ectropion ontstaat
door het streven naar een ruitvormige
oogspleet.

Er werd een aantal mogelijkheden
voor verbetering van de situatie ge-
noemd. Allereerst zou de rasstandaard
veranderd kunnen worden, in som-
mige gevallen zou echter verandering
van interpretatie al genoeg zijn.
Voorlichting van de betrokken partijen
is ook een belangrijke schakel in de be-
strijding van misstanden. Als laatste
noemde de spreekster wettelijke maat-
regelen. \'Deze zouden we zoveel mo-
gelijk moeten zien te voorkomen, door
zelf handelend op te treden\', vond ze.
Er mag overigens geen snel resultaat
verwacht worden van deze verbeterin-
gen. Het heeft immers decennia ge-
duurd, voor we deze extreem lange
oren en geplooide vachten gefokt had-
den. De kenmerken zijn erfelijk. Het
kost ook inspanning ze te corrigeren.
De dierenartsen kunnen volgens me-
vrouw Snijders invloed uitoefenen op
dit proces, door eigenaren zowel via
ras- en kynologenverenigingcn, als in
de spreekkamer te wijzen op deze mis-
standen. Veel rasverenigingen hebben
reeds een dierenarts als adviseur. De
KNMvD als organisatie van dierenart-
sen zou met de Raad van Beheer van
de internationale kynologenorganisa-
tie (FCI) om de tafel kunnen gaan zit-
ten.

Tot slot kaartte zij een probleem aan,
waar ze binnen haar werkkring, te we-
ten de RVV, mee te maken heeft. Ze
wordt regelmatig geconfronteerd met
dieren, die veel eerder opgeruimd had-
den moeten worden. \'Met name van
runderen zegt men, dat het erg lang
duurt voor de behandelend dierenarts
een brief schrijft voor het Veefonds.
Wachttijd in verband met residuen van
geneesmiddelen vormt hierbij een ex-
tra complicatie. Het resultaat van dit
getreuzel is onnodig lijden, een hoge
dierenartsenrekening en een stuk kapi-
taalvernietiging\', poneerde mevrouw
Snijders.

VRAGEN EERSTE DEEL
Naar aanleiding van deze inleidingen
was een aantal vragen gerezen, dat de
groepen ter beantwoording meekreeg.

- Wat zijn belangrijke, concrete en
praktische vraagstukken, met betrek-
king tot collectieve verantwoordelijk-
heid voor de dierpopulatie of de sa-
menleving?;

- Welke acties binnen of buiten de be-
roepsgroep zijn wenselijk?;

- Is het gewenst of noodzakelijk waar-
borgen of zekerheden te scheppen
voor de ethisch \'rekkenden\'? Zo ja,
welke en hoe?;

- Kunnen we individueel of in groeps-
verband (KNMvD) iets bereiken in het
oplossen van rasproblemen, of is dit al-
leen mogelijk via wettelijke maatrege-
len? en;

- Is het uitzitten van een wachttermijn
van door de dierenarts \'eindeloos\' be-
handelde dieren met als bestemming
een bijzondere slachtplaats of het toe-
passen van euthanasie (vers vlees
richtlijn) ethisch of economisch ver-
antwoord?

SLEUTELWOORD IS COMMUNI-
CATIE

De discussieleider liet de rapporteur
van elke groep zijn zegje doen. Op een
groot bord verschenen in telegramstijl
de antwoorden. Voor de duidelijkheid
wordt het aantal in dit verslag beperkt
tot enkele gemeenschappelijke onder-
werpen.

Als belangrijke problemen, waarvoor
veterinairen een collectieve verant-
woordelijkheid dragen, werden fokke-
rij (in ongewenste richting) en biotech-
nologie vaak genoemd. Ook de
uitvoering van nutsoperaties bleek te-
rug te keren als heet hangijzer. Een
apart vraagstuk vonnden \'afglijders\'.
Men vroeg zich af hoe dierenartsen,
die hun ethische normen steeds lager
stellen, weer bij de les geroepen kun-
nen worden.

Er was inderdaad duidelijk behoefte
aan collectieve meningsvorming. De
prakticus zou zich graag gesteund we-
ten door algemeen ingenomen stand-
punten. \'De KNMvD dient dan ook te
stimuleren, dat die standpunten niet al-
leen ingenomen, maar ook uitgedragen
worden\', aldus het leeuwedeel van de
aanwezigen.

Voorlichting, communicatie, public

-ocr page 603-

relations en (anonieme) enquêtes wa-
ren veel gehoorde mogelijkheden.
Vooral de beginnende prakticus zou
het moeilijk hebben bij het vormen van
een mening. Hij of zij is immers ge-
neigd de mening van de \'zittende prak-
tici\' over te nemen. Deze jonge prak-
tici zouden veel steun moeten
ondervinden, liefst al in de laatste fase
van de studie.

De normen zouden duidelijk beschre-
ven moeten worden en er zou geïnven-
tariseerd moeten worden in hoeverre
meningen daarvan afwijken, rekening
houdend met regionale verscheiden-
heid. \'De Maatschappij heeft in dit op-
zicht een ideale structuur; deze zaken
zouden in Afdelings- en Groepsver-
band aan de orde moeten komen.
Bovendien zouden lokale initiatieven
omtrent het innetrien van standpunten
beloond moeten worden\', merkte een
aanwezige op.

De ethisch \'rekkenden\' zouden zich
geconfronteerd inoeten zien met dui-
delijke grenzen. Het is dan ook belang-
rijk dat de KNMvD grenzen aangeeft,
in de vorm van betrekkelijk vrijblij-
vende adviezen. Niemand zat erop te
wachten om politieagent te spelen, al-
hoewel het imago van de wijkagent het
niet zo slecht deed in de zaal. Alle aan-
wezigen waren het erover eens, dat
wettelijke regelingen als een laatste
redmiddel moesten worden be-
schouwd.

Al deze suggesties zijn vanzelfspre-
kend ook van toepassing op het uitban-
nen van schadelijke raskenmerken bij
de hond. Ook in dit verband is voor-
lichting vaak genoemd. De KNMvD
zou zich als organisatie meer kunnen
profileren op rashonden-shows en an-
dere evenementen.

Het opgelegd krijgen van wettelijke
bepalingen ondergaan de meeste die-
renartsen als een motie van wantrou-
wen, dus de hand moet vaker in eigen
boezeiTi gestoken worden. Interne so-
ciale controle kan daarbij helpen. Ook
werd geopperd, dat belonen vaak net
zo effectief is, als straffen. Rapportage
van geslaagde projecten is dus net zo
belangrijk als het signaleren van mis-
standen om tot een ethisch normbesef
te komen.

De economische gebondenheid van de
dierenarts werd gezien als een pro-
bleem. Vaak zijn het aandringen van
de dierhouder en het beheren van de ei-
gen winkel redenen om zich een me-
ning op te laten dringen. De aanwezi-
gen waren van mening, dat de
vertrouwensrelatie tussen dierhouder
en dierenarts de basis is, voor het dur-
ven innemen van standpunten.
Grommers merkte hierover op: \'Het is
niet de vertrouwensrelatie die de basis
is, maar de grondhouding die je als
dierenarts aanneemt. Je moet werken
aan het beeld van de verwachting die
men vanje heeft.\' De vertrouwensrela-
tie zou dus gebaseerd zijn op de grond-
houding. \'Je houding moet natuurlijk
een intrinsieke waarde hebben. Bij ie-
mand die slecht wil, is de vertrouwens-
relatie niets waard\', zei iemand.
De vertrouwensrelatie is overigens
ook steeds meer gebaseerd op kennis
van zaken. Specialisatie en intercolle-
giale toetsing werden genoemd als
mogelijke versterking van die relatie.
\'Wat dat betreft moeten praktici wat
vaker de telefoon grijpen en een des-
kundige bellen\', zei één van de aanwe-
zigen. Het werken in een groepsprak-
tijk zou dan ook een voordeel zijn.
Ten aanzien van het \'eindeloos\' be-
handelen van dieren om ze maar te
kunnen laten slachten was men het
roerend eens: Het is uit den boze die-
ren langer te laten lijden dan strikt
noodzakelijk. Euthanasie in de land-
bouwhuisdieren-sector zou wel meer
aandacht mogen krijgen, zodat de be-
handelend dierenarts meer steun on-
dervindt bij zijn of haar beslissing.
Verder bestond de indruk dat de prak-
tizerende dierenarts weinig betrokken
is bij wat zich afspeelt in de vleeskeu-
ring. Ook dit is weer een kwestie van
communicatie.

m.

IN DE GEZELSCHAPSDIEREN-
PRAKTIJK

Na een verkwikkende lunch lichtte
E.C. Osinga de gang van zaken in de
gezelschapsdierenpraktijk toe. Hij ver-
telde, dat hij samen met twee anderen
een kliniek bestiert. Er is indertijd voor
een groepspraktijk gekozen, om tijd
vrij te kunnen maken voor het verwer-
ven van kennis en voor specialisatie.
De kliniek houdt zich echter niet alleen
met tweedelijnswerk bezig, maar juist
ook met eerstelijnswerk.
In zijn omgang met de eigenaar vindt
Osinga het belangrijk om de tijd te ne-
men voor het aanhoren van problemen.
Duidelijkheid is ook één van de dingen
waar hij aandacht aan besteedt. Zo
hangt er een lijst met prijzen van alle
handelingen in zijn praktijk. Hij zegt
bovendien altijd wat hij gaat doen bij
het dier, wat geruststellend werkt.
\'Door de tijd te neinen en duidelijk-
heid te scheppen, creëer ik de basis
voor het vertrouwen, dat de eigenaar in
de dierenarts heeft. Bij het nemen van
moeilijke beslissingen is dit vertrou-
wen essentieel\', vertelde Osinga. \'In
sommige gevallen van bijvoorbeeld
euthanasie is vertrouwen niet genoeg,
dan stel ik een extra onderzoek in om
mijn positie te versterken.\' Als een si-
tuatie beoordeeld moet worden, bij-
voorbeeld als de eigenaar zijn of haar
kat wil laten ontnagelen, dan kan voor
Osinga de huiselijke situatie doorslag-
gevend zijn. Voor het inschatten van
de positie van een huisdier in het gezin
of een ander samenlevingsverband is
alweer het vertrouwen van de eigenaar
van belang. Hij gaat bijvoorbeeld al-
leen tot ontnagelen over, als de eige-
naar onaanvaardbare stress ondervindt
van de kat, maar deze toch graag wil
behouden. Hij pleitte dan ook voor het
selectief toelaten van deze operaties.
Het beeld, dat de eigenaar van het be-
zoek aan de dierenarts heeft, kan zeer
dwingend zijn. Zo heeft hij of zij soms
thuis besloten, dat de hond of de kat
geëuthanaseerd moet worden. \'Het is
dan heel moeilijk, dat niet te doen.
Meestal doe ik dan toch iets anders\',
zei Osinga.

Een andere moeilijke kwestie vond hij
\'Hoever inoet je gaan met een behan-
deling?\' Hij bekijkt dat van geval tot
geval, helaas zijn hiervoor niet zomaar
richtlijnen te bedenken.

MET DE LANDBOUWHUISDIE-
RENPRAKTICUS OP PAD
J. Togtema nam de aanwezigen en in
het bijzonder professor Grotiimers
mee de praktijk in. Hij liet zien hoe de
prakticus redeneert, als hij voor alle-
daagse ethische problemen komt te
staan.

Hij maakte zijn publiek duidelijk, dat
de relatie veehouder-dier wel degelijk
bestaat, in tegenstelling tot wat som-
mige mensen beweren, zelfs in de in-
tensieve veehouderij.
Togtema liet zijn publiek meegenieten
van een nachtelijke keizersnede. \'Op
dat adres, professor Grommers, probe-
ren we niet of het kalf er gewoon af
kan, dat kan daar nooit. We snijden
meteen, zijn we het snelste weer thuis.
De boer weet het al en heeft keurig em-
mers wateren een tafel klaarstaan. Zijn
zoon is er net als altijd bij om te helpen
tillen. Het verloopt erg efficiënt en
boer en zoon zijn heel gek met het ge-
boren stierkalf\'

Het door Togtema geschetste beeld
maakte duidelijk dat de prakticus aan
de lopende band verzeild raakt in ethi-

-ocr page 604-

sehe knelpunten, zoals het meewerken
aan het fokken van dikbillen en het
zonder verdoving opereren van biggen
met een liesbreuk. Daarnaast wordt de
dierenarts ermee geconfronteerd, dat
sommige veehouders zonder verdo-
ving hun kalveren onthoomen of le-
vende lammeren doodtrekken.
Togtema keek ook eens naar de andere
zijde. Soms zien de zaken er heel an-
ders uit als je er midden in zit. Niet al-
tijd zijn veehouders en dierenartsen in
staat om het uitvoeren van ethisch on-
aanvaardbare handelingen te vermij-
den. Ondertussen probeert de dieren-
arts wel degelijk zijn klanten op te
voeden, maar dat is een langzaam pro-
ces.

Hij was tenslotte geïnteresseerd naar
de mening van de aanwezigen over het
gebruik van ventipulmin in therapeuti-
sche zin. Moest dit middel beschikbaar
blijven voor noodgevallen (bijvoor-
beeld voor een kalf met ernstige long-
ontsteking)?

VRAGEN TWEEDE DEEL

- Is in het kader van de jaarlijkse enting
en de algemene routine-controle van
gezelschapsdieren, waarbij tijd voor
dier en cliënt wordt uitgetrokken (ook
met betrekking tot de plaats van het
dier in relatie tot personen of gezin) het
voorstellen van een gebitsbehandeling
of een \'huidbehandeling\' op zijn
plaats?;

- Als alle collega\'s conflicterende be-
handelingen of operatieve ingrepen
(bijvoorbeeld een teenamputatie) wei-
geren, mag een dierenarts dan de vrije
keuze hebben deze toch uit te voeren?;

- Wat is de houding van de dierenarts
inzake de conflicten kostprijsverla-
ging, houderij, huisvesting, nutsopera-
ties en welzijn van dieren? Hoe los je
dit op? en;

- Kun je als dierenartsje werk enje be-
geleiding doen enje ogen sluiten voor
misstanden of dien je daarvan melding
te doen?

SNEL AAN DE BEL
Alle discussiegroepen vonden dat een
enting van gezelschapsdieren meer
moest inhouden dan alleen het prikje.
Een jaarlijkse controle van de gezond-
heid van het dier was op zijn plaats.
Als er tijdens de controle aandachts-
punten naar voren kwamen, dan mocht
de dierenarts als adviseur best een uit-
gebreide behandeling voorstellen.
Over het algemeen vond men, dat de
klant bepaalt wat er gebeurt en wat niet
(de ene klant is ook de andere niet).

i^niiiii.

Het opdringen van produkten, die niet
perse geïndiceerd zijn, werd verwor-
pen.

Er werd verschillend over gedacht, of
een dierenarts de vrije keuze moest
hebben om in principe afkeurenswaar-
dige behandelingen uit te voeren. Na
een korte discussie vonden de deelne-
mers, dat een \'nee-, tenzij-beleid\' hier
toch wel op zijn plaats was. Het \'ten-
zij\' zou onderbouwd moeten zijn met
intercollegiale toetsing (er is immers
altijd een \'tenzij\' te vinden). Binnen de
KNMvD zou men tot duidelijke stand-
punten moeten komen over wat wel en
niet kan, liefst in een vroeg stadium
van de politieke besluitvorming (snel
aan de bel trekken).
Dit gold ook voor de conflicten tussen
economie en welzijn van dieren.
Telkens weer bleek de behoefte aan
collectieve standpunten, waaraan het
individu zich kan spiegelen.
\'Bij bepaalde conflicten is een overleg
met de betrokken sectoren nuttig.
Spreek deze sectoren op hun verant-
woordelijkheid aan\', werd er gesugge-
reerd. Onderling overleg, overleg met
de Algemene Inspectie Dienst en over-
leg in Europees verband werden geop-
perd om tot de oplossing van grote pro-
blemen, zoals huisvesting en
kostprijsverlaging te komen.
\'Bij misstanden mogen de ogen niet
gesloten worden\', was iedereen van
mening. Tijdens de begeleiding zou de
dierenarts moeten proberen de cliënt te
beïnvloeden. Het zou ook nuttig zijn
om ook eens met voorlichtingsorgani-
saties van andere disciplines rond de
tafel te zitten. Vertrouwen is hier het
eerste instrument.

Men vond ook dat er een centraal mel-
dingspunt zou moeten komen.

Van de Ereraad

Een dierenarts, tegen wie door een
cliënte bij de Ereraad een klacht is in-
gediend, wordt bestolen en verdenkt
haar en/of familieleden van de in-
braak.

Nadat door de politie hier om gevraagd
is, geeft deze dierenarts aan de politie
de klachtbrief ter inzage en verstrekt
een afschrift van tenminste een deel
van deze klachtbrief, houdende de per-
soonlijke gegevens van klaagster.

In principe vonden de aanwezigen, dat
het gebruik van clenbuterol voor nood-
gevallen toegestaan zou moeten zijn.
Eén van de deelnemers was hier echter
fel op tegen. Hij vond, dat het gebmik
van clenbuterol totaal verboden moest
worden. \'Ten eerste wordt de controle
een zooitje als je gebruik met beper-
king toelaat en ten tweede kan men
zonder, kijk maar naar Frankrijk\', zei
hij met klem. Vanuit de vergadering
drong men aan op overleg met de sec-
tor om dit complexe probleem op te
lossen. Er moest gewerkt worden aan
een imago-verbetering van de dieren-
arts op dit gebied, zodat deze door de
overheid meer als gesprekspartner zou
worden gezien, vond men.

ETHIEK OP DE AGENDA
Om deze dag een vervolg te geven, be-
sloot Van Os een aantal algemene con-
clusies te formuleren. \'Zo\'n discussie-
dag is heel aardig, maar als je er niets
mee doet, houd je er niets aan over\',
betoogde hij.

Gezien het belang van communicatie
en collectieve meningsvorming zou-
den alle Groepen en Afdelingen ethiek
in hun agenda op moeten nemen en
verweven in hun beleid. Tenslotte
dient het initiatief tot het formuleren
van standpunten door de geledingen
van de KNMvD genomen te worden.
Vooral voor de Groepen is dit van be-
lang. Een commissie is hiervoor geen
goed medium, was het oordeel.
Er werd besloten een kleine kortdu-
rende werkgroep op te richten, die het
op gang brengen van de discussie in de
Groepen en Afdelingen op zich zou
nemen.

In de kantine van het prachtige nieuwe

DE BESTOLEN DIERENARTS..

Hij beroept zich hierbij op het - niet
meer bestaande - art. 11 tweede lid sub
b uit de Code. Volgens het vigerende
art. 11 is hij echter tot geheimhouding
verplicht.

Slechts volgens art. 109 van de hui-
dige Code kan hiervan afgeweken
worden. Bij twijfels hierover kan men
(art. 100) de Ereraad raadplegen,
waartoe de dierenarts in kwestie geen
aanleiding heeft gezien.
Dit afgeven van persoonlijke gege-
vens en het aan de politie ter inzage
geven van \'het dossier\' heeft geleid
tot een aanvullende klacht.

-ocr page 605-

iijÊÈ^.^t.
MjFmtmm. .1

^HifliidWh

«ÉÉ

éM

feÉ.

Dc Ereraad heeft deze aanvullende
klacht gegrond verklaard en acht het
onderwerp belangrijk genoeg om hier-
onder een deel van de overwegingen
uit de uitspraak woordelijk weer te ge-
ven:

\'Onderscheid dient te worden gezien
tussen, in onderlinge relatie, de dieren-
arts en zijn cliënt enerzijds en de door
vermogensmisdrijf benadeelde burger
en een mogelijke verdachte medebur-
ger anderzijds. Ook een dierenarts kan
als burger niet het recht worden ont-
zegd - zodat in het algemeen belang
niet zelfs zijn plicht is - om de politie
de namen te verstrekken van degenen,
die - om welke reden dan ook - in zijn
ogen verdachten zijn van een vermo-
gensdelict, waarbij hij zelf is bena-
deeld. Dat houdt echter niet in, dat de
geheimhoudingsplicht tussen dieren-
arts en cliënt daarvoor zover wijkt, dat
dossiers uit de praktijk ter inzage wor-
den gegeven of zelfs afschriften van
(gedeelten van) gevoerde correspon-
dentie worden afgegeven.
In dit verband wijst de Raad er volle-
digheidshalve nog op, dat er in deze
zaak sprake is van een commuun ver-
mogensmisdrijf en niet van bijvoor-
beeld een economisch delict, waarbij
de bevoegdheden van opsporingsamb-
tenaren ruimer zijn\'.

Nu al voor de zevende keer zullen, dit
jaar op 30 september, veterinaire
bridgers de strijd aangaan met lastige
tegenstanders en moeilijke zitsels. De
organisatie hoopt in de mooie bridge-
zaal van het Aparthotel Delden weer
veel oude bekenden te ontmoeten en
natuurlijk ook jong talent.
De deelnemers zijn ingedeeld in een
groep wedstrijdbridgers en een groep
beginners. Tussen tien uur en half vijf
zal de spanning meer en meer oplopen,
doordat steeds een tussenstand bekend
wordt gemaakt. Elke overslag kan tot
gevolg hebben dat men bij de prijsuit-
reiking als paar met het hoogste gemid-
delde de \'Drs. Moons\'-wisselbeker in
ontvangst kan nemen.

SPORTDAG DELDEN

CenE

/uJ.

RHONE Mcmeux

Wij verwachten een mooie en spor-
tieve bridgedag mee te maken. Zorg
dat u in topvonn bent, want de strijd
wordt zwaar. Tot ziens in Delden!

WAA

[sOtWV

De wedstrijdleider,
fV. T. Koopmans

Almelo

Dierenartsenpraktijk in het
Noorden van het het land
zoekt een

I

1-2 oktober 1993,
Jaarcongres K.N.M.v.D., Almelo

WIST U DAT........

* hij een grote verzekeringsmaatschappij met 1776 aangesloten dierenartsen, er
op dit moment 184 .schades lopen vanwege arheidsonge.schiktheid

* dit bijna 11% is

* van de 184 lopende schades er 136 zijn die langer dan een jaar lopen

* er jaarlijks 220 nieuwe meldingen zijn

* het Jaarcongres 1993 het thema \'arbeid (s) geschikt\' heeft

* de Sportdag gehouden wordt op 30 september 1993

* het Jaarcongres op 1 en 2 oktober 1993 plaatsvindt

* de lokatie in het Theater Hotel in Almelo is

* eigenlijk niemand op voornoemde data verstek mag laten gaan!

DIERENARTS

(m/v)

De werkzaamheden zullen
plaatsvinden in een ge-
mengde praktijk met groten-
deels verrichtingen in de
landbouwhuisdierenpraktijk.

Sollicitaties binnen veertien
dagen na het verschijnen van
dit tijdschrift richten aan de
redactie van het Tijdschrift
voor

Diergeneeskunde, Postbus
14031,3508 86 Utrecht, on-
der nummer 22/93.

-ocr page 606-

gebouw van de Gezondheidsdienst
voor Dieren Oost-Nederland was bij
de koffie de stemming al zeer geani-
meerd. De voorzitter van de Neder-
landse Vereniging van Dierenarts-
vrouwen, welke vereniging in 1987 het
initiatief nam om deze bijeenkomsten
te organiseren, mevrouw E.
Lindenhovius-Zijderveld, opende de
bijeenkomst met een welkomstwoord
aan de \'vrienden\', want dat is men in
de loop der jaren geworden. Zij was
blij dat zovelen aan de uitnodiging ge-
hoor hadden gegeven. Want inclusief
de dames van het organiserend comité
waren er 90 deelnemers aan deze dag.

De directeur van de Gezondheids-
dienst voor Dieren Oost-Nederland,
F. Pluimers, schetste in het kort de tot-
standkoming van de fusie van de
Gezondheidsdiensten Overijssel/
Flevoland en Gelderland tot deze
Gezondheidsdienst Oost-Nederland en
vertelde over de ontstaansgeschiedenis
van het nieuwe gebouw, gebruik van
materialen en kleuren. Een videopre-
sentatie gaf wat meer inzicht in het
werk van een gezondheidsdienst in het
algemeen. Een boeiend geheel, want
het was muisstil in de zaal.

Hierna werden de aanwezigen in vier
groepen ingedeeld en begon een rond-
leiding door het kantoorgebouw en
langs de laboratoria. Een rondwande-
ling met een eigen tempo, want telkens
als twee groepen elkaar passeerden,
ontdekte men weer bekenden en wer-
den er handen geschud. Gelukkig was
er even later onder de borrel weer ge-
noeg gelegenheid om bij te praten.

Voor de lunch verhuisde het gezel-
schap, na een dankwoord aan de heer
Pluimers voor de gastvrije ontvangst,
naar de sfeervolle zaal van de Sociëteit
in hartje Deventer. Rond vijf lange ta-
fels geschaard liet men zich de goed
verzorgde maaltijd prima smaken, om
daarna ruim een uur te luisteren naar de
vertellend acteur (of acterend vertel-
ler) Tob de Bordes, die via een aantal
dierenverhalen zijn toehoorders bin-
nenleidde in de wereld van Hans
Christiaan Andersen, waarbij hij zich-
zelf langzaam omtoverde in deze be-
kende sprookjesschrijver. Na de thee
met truffel was het echt weer tijd om
naar huis te gaan. Het was een in alle
opzichten geslaagde dag, om tevreden
op terug te kijken. En misschien over
driejaar weer.....?

ZONOVERGOTEN DAGJE UIT

Traditiegetrouw was het prachtig weer, de zesde mei, de dag van het \'Dagje
Uit\' in Deventer. Vanuit alle windstreken waren de deelnemers gekomen om
elkaar weer te zien en herinneringen op te halen.

Voor hel lidmaatschap van de Koninklijke
.Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Elbertse. Mevr. Y.M.M.; 1993; 2555 SC \'s-
Gravenhage: E. Brugsmaweg 1 -309.
Giesen, Mevr. M.A.T.; 1993; 3512 EB Utrecht;
Keizerstraat 146.

Kral. Mevr. E.C.G.M.; 1993; 3583 RV Utrecht;
Vossegatselaan 66.

Meijs. Mevr. E.G.; 1993; 3524 BD Utrecht;
OldambtVI.

Moene, Mevr. A.; 1993; 3512 BV Utrecht;
Boothstraat 17 H.

Theel. G.J.; 1993; 3514 TW Utrecht; 2e
Spechtstraat 7 bis.

Thys, Mevr. S.J.D.M.; Gent-1991; 3930 Achel

(België); Acacialaan 13.

Vijver, F.H.M. van de; Gent-1992; 4515 BC

IJzendijke; Minncpoortstraat 12.

Als lid van dc Koninklijke Nederlandse

.Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft

het Hoofdbestuur aangenomen:

Dehlitz, J.R.; Hannover-1992; 1141 Sil

Monnickendam; \'t Spil 57.

Fortune. D.G.; 1984; Greystones, Co Wicklow

(Ierland); 2 Triton House. The Harbour.

Frijtag Drabbe Künzel. W.J.E. von; 1992; 7711

HV Nieuwleuscn; Burg. van Dedemstraat 8.

üiclink. J.C.I.; 1993; 3706 AA Zeist; Laan van

Vollenhove 584 bis.

Stelling, J.A.; 1985; 1251 LR Laren (NH):
Molenweg 3.

Water. R.C.A. van de; 1992; 3571 PJ Utrecht;
Kemkampplantsoen 7.

Zwart, J.W.P.F.; 1992: 3512 CM Utrecht;
Ridderschiipstraat 13.

Als kandidaallid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbesluur aangenomen:

Aalten. Mevr. J.M.F. van; 3524 EE Utrecht;
Orkaden 1.

Bootsma. Mevr, A.M.: 3512 PT Utrecht;
Eligcnstraat37.

Driessen. J.J.M.: 3581 JL Utrecht;

Oudwijkerveldstraat 2 bis.

Krooshoop. Mevr. (i.E.H.: 3532 VB Utrecht:

Bilderdijkstraat27bis.

Lansbergen. Mevr. E.M.: 3981 ZL Bunnik;
Vletweide 32.

Lantinga. Mevr. E.; 3732 AM Dc Bilt; Abt

Ludolfweg 51.

Promoties R.L. te Ltrecht:

Op 16 juni 1993 Drs. R.C. Nap te De Bilt.

Geboren:

Op 1 april 1993 Lennart Martijn, zoon van
Familie Heijmans-Jacobs te Gouda.
Getrouwd:

Op 7 mei 1993 Drs. N.J. Zegers cn Mevr. Drs.

P.J.M.J. Wcnnekes te Vcnray.

Overleden:

Op 7 mei 1993 Drs. L.J. Kuijper te Sambeek.
Op 16 mei 1993 Drs. A. Elgersma te Kollum.
Jubilea:

D.B. Streefkerk te Heenvlict.afwezig. 40 jaar.
16juni1993

A.W. Groenwoud te Assen, afwezig. 60 jaar. 18
juni 1993

H. A. van den Berg te Didam. afwezig. 45 jaar.
19juni 1993

J.E.G.J. Hartgers te Den Ham (O), afwezig. 45
jaar. 19 juni 1993

-ocr page 607-

W.T. Koopmans te Joure, afwezig, 45 jaar, 19
juni 1993

H. Heinrich te Hoofddorp, afwezig, 40 jaar. 30
juni 1993

Dr. A. Osinga te Goutum, afwezig. 40 jaar. 30
juni 1993

N.J. Bouwman te Glimmen, afwezig, 45 jaar, 3
juli 1993

J. Nip te Meppel, afwezig, 70 jaar, 3 juli 1993
J. Driessen te Voorburg (ZH), afwezig, 40 jaar,
4juli 1993

Dr. B.W. Knol Ie Leersum, afwezig, 25 jaar, 5
juli 1993

A. Langevoort te Enschede, afwezig, 40 jaar, 5
juli 1993

J.J.G.M. Oomen te UIvenhout, aanwezig, 25
jaar, 5 juli 1993

Dr. K. Weijer te Amsterdam, afwezig, 25 jaar, 5
juli 1993

J.W. Laveaux te Kessel (L), aanwezig, 35 jaar, 7
juli 1993

G. Porte te Apeldoorn, afwezig, 30 jaar, 8 juli
1993

O.K. Sandvik te Randaberg (Noorwegen) aan-
wezig, 35 jaar, 8juli 1993
A. Snijders te Ruurlo, afwezig, 30 jaar, 8 juli
1993

Mevr. I.e. Verhaar-Loeber te Emmeloord afwe-
zig, 30 jaar, 8 juli 1993

B R. de Vries te Zuidwolde (D), aanwezig, 45
jaar, 9 juli 1993

W.H.M. van lersel te Sint Oedenrode, afwezig,
35 jaar, 11 juli 1993

Mevr. D.M. Grootenhuis-Wolting te Naarden,

aanwezig, 35 jaar, 11 juli 1993

Koninklijke Onderscheiding:

Dr. G. van Steenis te Eembrugge benoemd tot

Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van

29 april 1993:

E. Flores Patino

Mevr. H.T.M. Jorritsma

Mevr. A. Meerman

Mevr. A.E. Nieuwenkamp

W. Poelma

MUTATIES:

202 Barczyk, Z.A.; 1992; 3582 TS Utrecht;
Lodewijk Napoleonplantsoen 52 I; tel.
030-520152 privé, 516683 prakt.; p., me-
dew. bij T R.F. Ottenschot.
207 Blanksma, S.D.; 1968; 1701 DA
Hecrhugowaard; Beukenlaan 17; tel.
02207-10787 privé, 13132 prakt.; fax
02207-1 1889; p., geass. met J.M. Boersma,
H.B. Nienhuis en D L. van Os.
220 Dehlitz, J.R.; Hannover-1992; 1141 SH
Monnickendam; \'t Spil 57; tel. 02995-
1595; d. (toev. als lid).
346 Dwarkasing, A.J.S.; 1990; Curaçao (Ned.
Antillen); Mgr. Kieckcnsweg 36; tel. 09-
599-9-623941 privé, 55182/617476 bur.;
medew. V.D.; p., geass. met O.B. de
Haseth.

229* EIbertse, Mevr. Y.M.M.; 1993; 2555 SC
\'s-Gravenhage; E. Brugsmaweg 1-309; tel.
070-3238089 privé, 3255907 prakt.; p.,
medew. bij A.J. van Toor.
232* Flores Patino, E.; 1993; 6701 CR
Wageningen; Niemeyerstraat 14 II; tel.
08370-18198; d.

233 Fortune, D.G.; 1984; naar het buitenland.
349 Fortune, D.G.; 1984; Greystones, Co

Wicklow (Ierland); 2 Triton House, The
Harbour; tel. 09-353-1-2872099; p. (toev.
alslid).

234 Frijtag Drabbe Künzel, W.J.E. von; 1992;
7711 HV Nieuwleusen; Burg. Van

Dedemstraat 8; tel. 05296-4442 privé,
1439 prakt.; p., geass. met A.C.M. van de
Ven (toev. als lid).

235 Gielink, J.C.I.; 1993; 3706 AA Zeist; Laan
van Vollenhove 584 bis; tel. 0.3404-50476;
wnd.d. (toev. als lid).

242 Hammink, P.; 1992; 3526 GT Utrecht;
Marco Pololaan 432; tel. 030-886437;
wnd.d.

250 Hoog, Mevr. C.E. van der; 1992; 5431 HM
Cuijk; Hazeleger 78; tel. 08850-18882
privé, 18405 prakt.; p., medew. bij J.
Breen, D. van der Meij, C. Willenborg en
P.H.E. van Zweeden.

254 Jacobs, Mevr. M.S.H.M.; 1992; 3523 HD
Utrecht; Slotlaan 58; tel. 030-880097
privé, 020-6944766 prakt.; p., medew. bij
Spoedkliniek voor dieren Amsterdam.

257» Jorritsma, Mevr. H.T.M.; 1993; 3571 PM
Utrecht; Kemkampplantsoen 67; tel. 030-
732298; wnd.d.

265 Kraanen-Huizing, Mevr. A.M.; 1985; 4715
BH Rucphen; Jan Vermeerstraat 16; tel.
01654-3982; d.

266» Kral, Mevr. E.C.G.M.; 1993; 3583 RV
Utrecht; Vossegatselaan 66; tel. 030-
512860 privé, 05771-1296 prakt.; p., me-
dew. bij A. ter Horst.

278» Meerman, Mevr. A.; 1993; 3524 ZA
Utrecht; Furkabaan 67; tel. 030-896213;
wnd.d.

359 Moreau, Dr. D.F.G.; Berlijn-1979; Berlijn-
1981; W 40486 Düsseldorf (Duitsland);
Schimmelbuschstrasse 38; tel. 09-49-211-
419320 privé, 211-65808.01 tst. 23 bur.;
fax 09-49-211-65808.60; dir. vet. divisie,
SANOFI-CEVA GmbH.

284 Nap, Dr. R.C.; 1979; U-1993; 3731 CJ De
Bilt; Maurice Maeterlinckweg 12; tel. 030-
210409 privé, 531680 bur.; wet. medew.
R.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van
Gezelschapsd ); specialist Chirurgie der
Gezelschapsd.

285 Nienhuis, H.B.; 1979; 1842 EH Oterleek;
Polderweg 2; tel. 02207-42641 privé,
13132 prakt.; fax 02207-11889; p., gcas.s.
mei S.D. Blanksma, J.M. Boersma en D L.
van Os.

285» Nieuwenkamp, Mevr. A.E.; 1993; 3527
BN Utrecht; Trumanlaan 507; tel. 030-
932113; wnd.d.

291 Paauwe, R.E.; 1990; 5711 BM Someren;
Waalseweg II; tel. 04937-90728 privé,
91770 prakt.; fax 04937-96770; p., geass.
met H.A. Derkx, M.M.F.H. van Kuijk,
R.J.M.L. Raymakers, L.A.J. Smeenk,
A H A. Steentjes, J.A. Westerbeek, D L.
Willink en F.Th.C. de Wit.

294» Poelma, W.; 1993; 3511 PK Utrecht;
Oudegracht 310 bis; tel. 030-322679;
wnd.d.

302 Rosmalen, K.A.J. van; 1992; 9452 VB
Nijlande; Nijlande 20; tel. 05924-3027
privé, 1261 prakt.; p., medew. bij H.
Hatzmann en Mevr. P. Hatzmann-de
Koning.

304 Schaik, H.C. van; 1987; 2871 NG
Schoonhoven; Opweg 29; tel. 01823-
86988 privé, 82610 prakt.; p., geass. met
G.M. Straver.

306 Schorn, Mevr. H.H.; 1991; 5446 WX
Wanroy; Vlasakker 9; tel. 08859-51302
privé, 51593 prakt.; p., medew. bij Dr. J.J.
Geene, A.J.A.M. Mouwen, J.J. Pen en
T.J.M. Vercammen.

311 Smit, F.J.; 1992; 9626 AP Schildwolde;
Schildwolderdijk 45; tel. 05982-1558
privé, 05985-1356 prakt.; p., medew. bij

H.J. BuurmaenE.N.J. Hettinga.

314 Steenis, Dr. G. van; 1960; Cambridge-
1968; 3741 LB Eembrugge (gem. Baam);
Eemweg 102; tel. 02154-15210 privé, 030-
742185 bur.; wet. medew. R.I.V.M.;
O.O.N.

315 Stelling, J.A.; 1985; 1251 LR Laren (NH);
Molenweg 3; tel. 02153-87626 privé, 020-
6738798 prakt.; p., geass. met Mevr. C.J.
Battjes-Schievink (toev. als lid).

331»Voorthuysen, R.P. van; 1986; 1625 PN
Hoom (NH); \'t Grachtje Over 133; tel.
02290-1188 l;d.
331 Vos, Dr. J.H.; 1978; 3731 EA De Bilt;
Blauwkapelseweg 39; tel. 030-201964
privé, 04116-73951 bur.; fax 04116-
78680; d. G.v.D. Zuid-Nederiand; specia-
list Veterinarie Pathologie.

331 Vries, A.D. de; 1992; 8584 VH Hemelum;
\'t Leantsje 22; tel. 05148-1469 privé, 1380
prakt.; p., geass. met P.A. Glastra van Loon
en M.L. Limburg.

332 Vries, Ir. C.J. de; 1992; 1171 JS
Badhoevedorp; Egelantierstraat 106; tel.
020-6599677 privé, 02907-4340 prakt.; p.,
medew. bij W.T. Muren L.M. Otto.

334 Water, R.C.A. van de; 1992; 3571 PJ
Utrecht; Kemkampplantsoen 7; tel. 030-
718570; d. in mil. dnst. (toev. als lid).
336 Weijtens, M.J.B.M.; 1992; 3511 HK
Utrecht; J. van Effenstraat 2; tel. 030-
340916 privé, 535367 bur.; wet. medew.
R.U. (F.D., vkgr. V.v.D.O ).
339 Wijnberg, Mevr. I.D.; 1990; 3524 RA
Utrecht; Henegouwen 14; tel. 030-884832;
wet. medew. R.I.V.M., afd.
Immunobiologie; p., medew. bij W.J.H.
Oskam en P.C. Stapel.
345 Zwart, J.W.P.F.; 1992; 3512 CM Utrecht;
Ridderschapstraat 13; tel. 030-331064; p.,
medew. bij R.T.E.M. Scholten en J.M.L.
Verhaegh; wnd.d. (toev. als lid).

Post Academiscti Onderwijs Diergeneeskunde

CURSUSSEN
NAJAAR 1993

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk. Sterk over-
boekte cursussen worden zo spoedig mogelijk
herhaald. Degenen die op de wachtlijst staan
krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de Gezelschapsdieren-
praktijk

f4500,-

6 weken van 5 dagen op afspraak (93/88)
Practische anaesthesie Gezelschapsdieren

f990,-

2 aaneengesloten dagen op afspraak (93/89)

Echografie Pezen Paard

f550,-

9 en 14 september 1993 (93/106)
9 en 15 september 1993 (93/107)
9 en 16 september 1993 (93/108)

-ocr page 608-

9 september 1993 en 11 januari 1994(93/124)
9 september 1993 en 12 januari 1994(93/125)

9 september 1993 en 13 januari 1994(93/126)
Basale tandheelkunde hond

f450,-

10 september 1993 (93/87)

Introductie practische toepassing van echo-
grafle bij gezelschapsdieren

f445.-

11 september 1993 (93/67)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren

f235,-

Thorax 14 september 1993 (93/68)
Abdomen 28 september 1993 (93/69)
Skelet 12 oktober 1993 (93/70)
Thorax 25 november 1993 (93/71)
Abdomen 2 december 1993 (93/72)
Skelet 9 december 1993 (93/73)
Chirurgie urinewegen Gezelschapsdieren
f390,-

17 september 1993 (93/103)
Velcrinairc Apotheek I Gezelschapsdieren

f1465,-

22, 23 en 24 september 1993 (93/75)

Statistiek

f3.250,-

4 t/m 7 oktober 1993(93/96)

Enkele veterinaire en /.oötechnische aspecten

van pluimveeziekten

f525.-

6 oktober 1993(93/104)

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

f800,-

7 en 8 oktober 1993(93/76)
Patiëntendemonstratic Gezelschapsdieren

fl30,-

13 oktober 1993 (93/90)
Fertiliteit varken

f990,-

13 en l4oktober 1993 (93/101)
Larvngoscopie Paard
f5lÓ,-

14 oktober 1993,09.00-12.00 uur (93/112)

14 oktober 1993, 13.00-16.00 uur (93/113)
Vanuit uw werkplek omgaan met de veteri-
naire literatuur

f975,-

15 oktober 1993 (93/118)

X\'eterinaire apotheek I gemengde praktijk
f 1.300,-

20, 21 cn 22 oktober 1993 (93/77)
6, 7 cn 8 december 1993 (93/78)
Diarree bij het paard
f235.-

21 oktober 1993(93/98)
Zeisterdagen 1993
fl(K)0.-

25 t/m 29 oktober 1993. Week I (93/82)
1 t/m 5 november 1993. Week II (93/83)

8 t/m 12 november 1993. Week 111 (93/84)

15 t/m 19 november 1993, Week IV (93/85)
Case studies interne geneeskunde gezel-
schapsdieren
f825,-

28 oktober 1993 (93/102)
Hartafwijkingen bij de hond en kat

f375,-

29 oktober 1993(93/66)

Assistentie voorbereiding en nazorg operatie
patiënt

f355.-

30 oktober 1993 (93/94)

18 december 1993 (93/95)
cursus 93/94 is volgeboekt.
Klinische Les Gezelschapsdieren
f 130.-
{Aandoeningen van de neus. Kaakfracturen bij

gezelschapsdieren)

4 november 1993(93/91)

Symposium 25 jaar heelkunde in de L ithof

f50,-

4 november 1993 (93/115)
.\\lgemene Vleestechnologie
f 1.900.-

4. 11 en 18 november 1993 (93/80)
First .Amsterdam management course

f 1.475,-

5, 6 en 7 november 1993 (93/100)

Deze cursus is internationaal van opzet. De con-
grestaai is derhalve engels.
Bloedonderzoek Gezelschapsdieren
f375,-

10 november 1993 (93/92)
Röntgenologisch contrastonderzoek gezel-
schapsdieren

f370,-

12 november 1993 (93/97)
.Assistentie bij gebitsreiniging gezelschaps-
dieren
f400,-

17 november 1993(93/110)
.Aandoeningen wervelkolom Hond

f4()0,-

18 november 1993(93/121)
.Applicatiecursus Rundveevoeding I

f960,-

24 t/m 26 november 1993 (93/122)
Basale tandheelkunde paard

f 1.200,-

25 november 1993(93/111)
Dierziekten en europese regelgeving
f360,-

30 november 1993(93/114)
Samenwerken en leidinggeven in de praktijk

f2.500,-
25. 26 en 27 november 1993 (93/86)
Behandeling van kruisbandletsels
f685,-

3 december 1993(93/116)
Voortgezette epidemiologie

f3.250.-

13 t/m 17 december 1993 (93/81)
Workshop probleemgerichte neurologie

f500.-

15 december 1993(93/109)

Veterinaire Apotheek II Gemengde Praktijk

20. 21 en 22 december 1993, 13 en 14 januari
1994(93/79)

Momenteel is de prijs voor deze cursus nog on-
bekend. Zodra dit wel het geval is, kunt u deze in
een aankondiging in het TvD verwachten.
Opgave is derhalve geheel vrijblijvend.
Kunstmatige inseminatie Paard
f2900.-

5 en 6 januari 1994(93/93).

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure
najaar 1993.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergenecskunde
Postbus 85205,3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

RECTIFICATIE

In het overzicht van 1 juni stond een aantal sto-
rende fouten:

Chirurgie Urinewegen Gezelschapsdieren is op
17 september en kost f 390,-
Veterinaire Apotheek I Gezelschapsdieren op
22, 23 en 24 september kost f 1465,-.
Röntgenologisch Contrastonderzoek gezel-
schapsdieren kost f 370,- en niet f265,-.

IFIFIS HBO-opleiding ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert in samenwerking met de
Stichting N.V.V.F. wederom haar succesvolle
Acupunctuurcursus voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi, fysiothera-
peuten, mensendiek{st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 9 oktober 1993 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Hand-
boek voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
kunnen belangstellenden schrijven naar:
Administratie cursus N A.A S./N.V.V.F., post-
bus 177, 1200 AD Hilversum of bellen met
035-834456 (na 19.00 uur).

Ziekenfondsen en Ziektekosten-verzekeraars
accepteren het C-diploma van de N.A.A.S. bij
vergoedingen van acupunctuurbehandelingen.

-ocr page 609-

_ Now you\'re
sprayina
with

DEFENDOG is een effektieve, gebruiksklare
oplossing tegen vlooien en teken op
de hond, die rechtstreeks op de vacht
wordt gesproeid. DEFENDOG heeft
een unieke dubbele werkzaamheid:
het doodt direkt de aanwezige vlooi-
en en het heeft een lange nawerking (tot wel
acht weken na toepassing). DEFENDOG is
^ \\ effektief, eenvoudig toe te passen, veilig
(geen gevarensymbool) en ekonomisch
in het gebruik. DEFENDOG is uit-
sluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

\\

V

DEFENDOG

■v*6ac

DE ONZICHTBARE BESCHERIViENDE FILM TEGEN VLOOIEN EN TEKEN

ymbac

-ocr page 610-

Bl-produkten
voor paarden:

Buscopan
Buscopan Comp.
Equitop forte
Finalgon
Hylartil vet. :
Praxaveti

Sputolysin
Ventipulmin
Ventipulmin TMPS
Voreen
Voreen depot
Ventigraph

SEDIVET

STANDBEELD YOOR EEN
STANDVASTIG SEDATIVUM?

Bij de meeste Sedativa wordt de knop
net iets te ver ingedrukt Gevolg: hangend
hoofd, aanleunen en mogelijk door de
benen zakken. En dan kan het gemak
van een sedatiemiddel behoorlijk onge-
makkelijk worden...

Vandaar SEDIVET. Nieuw
van Boehringer Ingelheim.
Uitgebreid getest, ook in
Nederland. De resultaten
spreken boekdelen. Met
SEDIVET blijven paarden
veel standvastiger, terwijl
de ataxie beduidend gerin-
ger is. Het hoofd blijft
beter geheven en de
bijwerkingen zijn gering.

SEDIVET. Bij allerhande karweitjes,
maar ook bij algehele anaesthesie.

Sedivet kan zonder bezwaar toegepast
worden bij diverse behandelingen, waar-
bij sedatie gewenst is. Maar ook als pre-
medicatie bij algehele narcose is Sedivet
ideaal, onndat het excitatie ook bij de
recovery voorkomt. Het paard staat du^
meestal rustig in één keer op.

SEDIVET

SEDIVET geeft het beste stand-beeld.
Maar een standbeeld is overdreven...

Van alle Sedativa geeft SEDIVET de
grootste standvastigheid en meer veilig-
heid. Met de geringe bijwerkingen zijn
de voordelen beduidend. Maar een
wondermiddel is ook SEDIVET niet:
Gevoeligheid bij aanraking van de achter
hand en onven/vachte alerte fases kunner
óók bij SEDIVET voorkomen. Maar
SEDIVET verdient uw voorkeur vanwege
de extra voordelen. En is bovendien
voordeliger.

SEDiVET.®Standvastig Sedativum voor paarden.

i

Boehringer
Ingelheim

Werkzame stof: Romifidine, behorend
tot de alpha-2-sympathicomimetica.

SEDIVET is 3 jaar houdbaar en
geregistreerd onder nr. REG NL 7237.