DR.UKFOOTEN-
|
|||||||||||
BL 251 reg. 20 Jlaat Aleinous lees Aleinous.
------- 354 — I float verleider dei Ices verleidende.
«■
«——■ 159 -— 15 jlaat arnnietifche lies aromatilche.
» jlaat zal in lets zal ik.
•—■*- 370 — 7 jlaat deugd lees kraclit. « ■ 372 — 8 jlaat liun, lees hem. ik icecr biantienUe.
" -• : .....
,'■■': '"■'
*' ■"
1 • ' ■ " . ,r ■■ •
. Jl - '-•
■ ' ■ . ■•"
... . ■
|
|||||||||||
•>-
|
|||||||||||
I
|
|||||||||||
H E T
|
||||||||||
VERLO REN
|
||||||||||
P A
|
||||||||||
A D JJJ
|
||||||||||
Ktt EKCELSCH geyvlgd.
|
||||||||||
TB 2WTPWB*
IV A. VAN ELD IK, MDCCIXXX**! |
||||||||||
HEX
VERLOREN
1 A R. A B IJ S
VAN
M I JL T O N.
HET ENGELSCH gtvolgi
DOOR.
I
J, H. R. E I S I G,
|
|||||||
/. Stukje.
|
|||||||
TE ZUTPHEN
*t A. VAN E L D 1 K, MDCCLXXXX1> |
|||||||
DEN WELEERWAARDEN EN
Z E E R GELEERDEN HEER D. D E L P R. A T,
PREDIKJXT DER FRJNSCHE GEMEEXTE
IN *s G R A V E N II A G 6.
rdcnken bleef gettadig levcn,
Hoe gy voor dezen aan myn' gecst,, Het dierbaar middel zyt gcweest Om zyn* ontwerpen moed te geven. |
||||||
1
|
|||||
Ats d'avondftond ons TaiTicn riejv
Otn miltons Godlyk fchoon tc lioren, Die door zyn ParaAys verlorcn, Ons wsllust en bcwonct.ing fchicp..
Dit zoct herdenken aan die chgen, Heeft my den ftouten flap doen wagen, Die voor de vriendfc'iap open ftaac
Met haar durft myne zicl zich ftreelon, En dus myn milton u bevee'en, In NedcrduScch vernhmvd gewaad»
Ontfanj de vrucbten van myn pogen; Gecn' g'ovie heeft myn pen geleid,.
De bron van myn vermctclheid,
Was miltons Godlyk kuostvormogJJl. U, wteti zu'Ks niet onUundig is,
Die vaak myn pogjfljj my hielpt fchragenj, Zy milton billyk op^edragen; Uit vnendfehap en. erkcuitenis..
SCHOONHOVEN' REISIG.
BEN 14 JULY 179I.
|
|||||
8 t T
i, EoA r. ■')
V E R L O R E N
p a R. a d y a
■
• ' -■..-■' '. .; -. ■ :-c i ■ :
EBRSTE ZANG,
... tph :
/jing v*n des raenrchen eerfte ongehoorzaamheid en <U
vrugt van den verboden boom, welker dodelyke fmaakp den dood en alle onze ellende, met het verlies van Edea in de waereld biagt; tot dat een gioter mensch ons her* ftclde, en den zaligen zetel herwon, hemelfche zangftert die op den gewyden top van Horeb of van Sinai dien her* der aanblies, die dc allereerfte het uitverkoren zaad leerde, hoe in den beginne hemel en sarde uit den Chaos ont» fprongen; of indicn Sions heuvel en Siloahs beck u meet behaagen, dan fmeek ik van da.iv uwen byftand op myueo |
||||
CO
|
|||||
jewaagden zang, die met getie mMdelmatige vlugt, boven
den Aonischen berg gedenkt te flygen, war hy naar dingen ftreeft, nofcfc in rym noth inryrf ondernonicn. En gy in *t byzonder, 6 Gccst! die een oprecht en
laiver haiVboven alle tempelen waardeert, ondenvys riy, want gy weet het. Van den aanvang af waardt gy tegen- woordig, en met magtige vleugelen uitgefpreid, zat gy, ge- lyk eene duive , broedend op den onmcetbarcn afgrond, en bezwangerdet hem. Verliclit wat .diijfter in my is; wek op en onderfchraag, wat in my nedrgcflagcn is; op dat ik lot den hebgften.trap van da- groot ondenverp geftegen, de eeuwige voorzienighejd ,mag bctogcni, en de wogen Cods pnder bet mensclidom rechtvaardigcn. • 2eg eerst; want de hemel riodi de dicpc omvang det belle houdt iets voor.u verborgerc; zcg ccrst, welke- oor- aaak onze ftatnoiidera,be\yo(>g,;,oin in dicn gcluickigsn ftaat* door den hemel zo hoog begcfistigd, van hujinen S'chepper «f te vallen, en om een enkeld wrbod zyncn v>-il te over* tfeden, daar zy buren dat heren waren der waereld? Wje verleidde hen het eerst tot ztilk een onzinnig wedcrftreven ? V
|
|||||
V
•
it tielsehe tlang; iy- was het, wier fist door nyd «t
wrankzuclVt aangehits*,' dc moeder des menschdoms irtis* leidde, wanneer haar hooglnoed haar uic den hemel gewor- pch hadj met al he: heir van afvallige engelen; door wel« ken: byfland zy ftrccftle, om zich in heerlykheid beven haar* gelyken te verheffen, zich verzekerd houdende, den Aller* lioogten te kunnen evenaren, wanneer hy zicit verzettej en aangedreven door ecrzucht, tegens den troon en de a!. leenheeiTching van God',' eerien goddUozen kryg' en eeneli trotschen ftiyd , -met eehe ydele bedocling in den hemel wektei Dfc grimifchap Van den Almachtigen ftortte haar ecndags , gelyk een' blikfem, met eenen v&fchrikkelyketi ondergang en verwaning van het azuur gewelf in het gron>' del'Oos verderf ter neder, op dat zy daar wbohde in knek fende ke'teiien en ftraffend vuur, die den' Alvermogeriden haff durven uitdagen. " Negenmaal het tydperk, dat den fteirvelingen dag en nachii
afmeet, lag de afgevallene, met zyne gr^uwzame bende lis fchande gemaakt, hoewel onfterfclyk , in den vuurkiomp wentelehd, verwdhrien." fioch zyn VonniS betoaai'de hetaf A a |
||||
C4)
•
tot meerdert wraak; want nu marteten hem de gedachten van verloren geluk en eeuwigduurtmde pyn. Hy floeg zynt onzalige ogen in't ronde, die tot getuigen ftrekten der ysfc- lykfte ellende en uiterfte wanhoop, vermengt met hardnek- kige trotschheid en ecuwigen haat. Op eens overziet hy, w> verre het oog van eenen engel rekken kan, de treurige j^efteltcnis zo wild als woeft; een akelig hoi, rondom hem brandende als eenen vuurigen oven; geen licht brak doot »jit deze vlammen, maar veel eer zichtbare duisternis, alleen dier.ende ter ontdekking van toneelen vol yslykheid, gcwes- ttn van verdriet en treurige fchaduwen; waar vrede en rust trimmer kunnen wonen; de hoop, die overal lceft, nimmer Baden, maar eindeloze pyniging, gevocd door ceuwige wroe- fling, en eenen vuurigen vloed, van eeuwig brandende en on- vertcerbarc fulferitof. Zodanige plaats heeFt de eeuwigc gc- rechtigheid voor deze wederfpannigen bereid ; hier in de »}iterste duisternis hun gevangenis verordend, en hun deel zo ver van God en het licht des hemels gefteld, als dricwerf bet middclpunt van den uiterften pool. 6 Hoe ongelyk de plaats van waar zy vielen! daar ondeifcheidde hy w«l ha*st |
||||
de mcdegenoten van zynen \al, overflroomd met vloede'u
en wervelwinden van ftormend vuur; onder dezen herkent hy hem, die in volgende jyden in Palestina onder den naara van Bc-clzebub bekend, en hem aan magt gelyk was, wen- telcnd aan zyne zyde; tot wicn de aartsvyand, fints in den heinel Satan geheten, met vcrwjgen woorden de vreesfelyke (like ondcrbrekende, dus begon: Wanneer gy het zyt, 6 hoe zyt gy gevallcn I hoe verfchii-
lend van hem, die in de gelukkige ryken van het lkht, met Tchitterenden luister omkleed, boven Myriaden, hoe glansryk. ook, uitblonkt; ao gy het zyt, wien een onderling verbond, vereenigde gedachten en daden, enerleic hoop en kans in d» roemryke onderneming aan my vcrbonden; wien thans de el- lende in een gelyk verderf met my vcrccnigt; dan ziet gy in wclk eenen afgrond en van welk ccno hoogte wy zyn nederge- ftort; zo zeker bleek het, dat Hy met zynen donder de fterk- fte was, Doch wie kende weleer het vennogen van zyne gruwzame wapenen ? maar noch voor dezen, noch voor iets anders, waarmede de magtige verwinnaar my in zyne woede zoude luinnen vervolgen, zal ik, fchoon in uitwcndige* |
||||
CO
|
|||||
Inister veranderd, berouw hebben , noch myne ftandvastige
gedachten, en de hoge veraditing van het dcnkbecld ffly- ner gefchorcden verdienftcn verandercn , die my aandreveo cm den Almagtigen te bcftrydcn; en tot dezen mocdigen ftryd alom eene cntelbare magt van geesten te wapenen, die zich tegens 2yne heerfchapry verzettcn , my als bun opperhoofd verkiezen , en zyne hoogfle magt, eene magt dorften tegenftellcn, die in een twyffclachtlg gcvecht op de' \laktens des herneis zyn;n troon deed fchokken. Wat is het dan, fchoon het veld \ eiloren is ? alies is nog nict vcr- loren. Niet de bedwingeloze wil, het opfporcn naar wraak, de onfterflyke haat, de moed van nimmer te bukken of te buigen , en Wat kan men niet nog meer ondcrdrukken 1 dien roem zullen zyne grimmighcid en magt my nimmer ont- wringen. Te buigen en om genade te fmcken met oottnoe- dige knien, en zyne magt te vergoden, die door den i'chrik voor dczen arm nog onlangs vvaggelde op zynen troon; dot ware eerloos, dat ware in waarheid laag, en eene ver» Bederender fchande dan onzen diepen val. Sints het nood* lot bet vermogen der Goden en hunne Empyrc'ifche zelfr |
|||||
ftandigheid onwankelbaar maakte; fints wy door de onder-
vinding van deze grote gcbeurtenis, tot den flryd niet on- bekwamer wierden , meer in voorzichtigheid toegenomen lyn, tnogen wy met gelukkiser vooruitzicht befluiten, om eenen eeuwigen en nimmer verzoenbaren kryg te voeren met onzen groten vyand, welke nu zegepraelt, en in ovet" maat van vreugde, de teugels der tiranny in den heme) zonder mededinger in handen houdt. Dus fprak, oflchoon in het midden der kwalen, de afva!»
lige engcl, luid pralende, maar door diepe wanhoop gefol- terd; en raschantwoorddehcm zynonbefchaamdemedegenoott 6 Vorst! 6 hoofd van zo vole ten troon geftegene mag-
ten; die onder uw gelcide de ten ftryde toegeruste Serafs onverfehrokken te velde voerde, toen hunne geduchte Vielden- daden den eeuwigen Koning des hemels deden fiddcren, en beproefden of zyne oppermagt door ftcrkte, toeval of nood- lot wierd opgehouden; te.wel zic en ik gevoel den vrees- felyken uitflag, die met eene treurige nederlsag en fchande- lyke vlugt ons den hemel deed yediezen, en ons magtig leger zo diep ncder ftortte, als Goden en hemelfdie zelf- A 4 |
||||
fhndTgheden te fiorten vermogend zrn. Docli gemoed eri
geest blyven onvcrwinndyk, en onze vcrir.ogens kcrc«
rasch terug, hoe zccr onze luister uitgcbluscht, en onze
gchikkige flaat bier in eindeloze cllende verkectd is. Ma»r
wanncer Hy, onze verwinnaar, (van wien ik weet, dat zyne
inagt als almagtig vnoe: erkend vvorden, terwyl niets, dan
<cne zodanige, ecne magt aan de onze gelyk , konde
©venvcldijen,) onzen geest en fterkte ons behondcn liet,
cm dat wy flerk genoeg om de foheringen te verdragen,
«l!et mogten bezwyken onder zyne wraakgierige gramschap;
«f om fccm als zyne flaven , door bet regt des oorlog*
vcrkrcgen', den wreedflen dienst te doen; om ons bier in
liet bart dcr belle in bet vuur te doen arbeiden, en om
ceiiwig aan zyne bevelen in dezen duisteren aigrond
onderworpcn tc zyn; wat baat bet ons dan, dat wy on-
vcrm'nderd onze fterkte vielen, en eeuwig zyn, om ceuwige
pynen te lyden? bierop antwoordde hem de aartsvyand
met vlugtige woorden;
Gevallen Cherub; in doen en lyden is zwakheid altoos
tllendig, £yt verzekerd , dat gocddocn nimmer, en, |
||||
<0
i
fcwaaddoen eeuwig ons gencegM zal nitmaakcn , a!s jtnV
ftrydende siot den almagtigcn wi!, d!en wy wedcrflrcefdea. Wannesr nu zyne voorziniglieid nit ons kwaad bet goeds zotkt voorttcbrengen, moet onze arboid zyn dczc cog- Bierken on vcrre te werpen, en nit bet gocde no? kwaad txacbten op te fpore* ; dit fomtyds zal, wannecr ik niet dwaal ons gelukken, hem verdriccen, en zyne gebcimfte raadsbefluitcn vcrydelen. Maar ziel de toornige vcrwinnaar heeft de dienaars zyner wraak en vervolging, naar de poorten d;s liemels terug gero^pen; de zwavelliagel, die ftonnend op ens neder fchoot, is door de winicn verwaaid; de vuur- ftroom, die ons van de transfen des liemels in den afgrond ontfing, vloeic niet meer; dc donders gevleugeld met rood- fcliitterende blikfems en romcloze woede, hebben mogclyk hunnc pylen verfpild, en latcn af door den onoindigen cb ongemeten afgrond te loeien. I.aat ons dcz? gclegenlidd, ons door verachting of verzadigden toorn van onzen vyand vcrgund, niet verzuimen; ziet gy gintsch di* vreesfelysk woeste en ledige vlakte; den zctel der wanhoop, van licht twoofd, uitgenomen dat, hctwelk de flikkering dezcr z*vtvti «*5 |
||||
OO
|
|||||
verwige dampen, bias en vreesfelyk van zich afwerpen ? !a«c
ons uit het gebruisch dezer vuurige golven dervvaasds yl«n} daar rusten, wanneer dc rust daar wonen kan; en ons ver- flagen lerer ver..amalende, raad piegen , hoe wy voortaaa onzen vyaud allermeest kunnen befchadigen; hoe ons eig-u verlies herflell-n; hoe onze gruwzatne ellcnde overwinnenj welke verfterking wy vail de hoop mogen in;:amclen , za Diet, wclk etn beduit ds wanhoop ons zal iugeven. Dus fprak de Satan tot zynen naasten eedgenoot, met het
hoofd boven de gloei'ende golven uitgcftok.cn en vlammende ogen. Zyne overige leden lag n zwemmend op den vloed, en ftrekten zich in lengte s.n brcedte veele ftadien uit. Zy badden de gedrochtelyke grote van de Titans in de fabiilenr gemeld, van de kinderad der aarde, die met Jupiter oorlog voerden, van Briarcus en Typlion, die zich in het hoi by de oude ftad Tharfus ophielden; of van het zeedier den Leviathan, dat God van alle werken , die in den oceaan zwemmen, het grootlle fchiep; wanneer de piloot van een ktein fchip door den nacht overvallen, hem in de Noorweg- fche golven Quimorcnd aantreft, zict by hem vaak voor ce|i |
|||||
(n)
|
|||||
eiland aan, en werpt; gelyk de fchippers verhakn, het an-
ker in zyne gefchubde huid , hecht zich aan zyne zydr under den wind, zo lang de nacht de zee bedekt, en de gewenschte nwrgen vertoeft. Zo vrecsfelyk lag de aarts- vyand in lengte op den brandenden kolk geketend uitge. ftrekt, ware ook, nimmer daaruit opgerezen, noch had zyn hoofd weder opgeheven, zo de wil en het hoog verlof van den albeheerfchenden hcmel hem niet op nieuw aan zyne eigene helfche dcn'vbeelden badden ovcrgelaten, op dat hy door herhaalde euveldaden zyne cigene verdoemenis ver- zwaarde, terwyl hy andercn dacht te beledigen, en razcndt wogt ondervinden, hoe alle zyne boosheid alleen ftrekte, cm tneindige goedheid, genade en gunst aan den door hem verleiden mensch voort te brengen, maar op hcmzelvcn drie dubbelde fmaad, toorn en wraak uit te ftorten. Nu heft hy zich met zyn magtig licliaam opwaards uit
den poel; aan beide zyne zyden weken de vlammen terug, bogen hunne fpitfige zyden na boven, en tot golven opge- lold, vormden zy in het midden eene vreesfelvke vale!. Met uitgefpreide vleugelea richt hy zyne vlucht naar de |
|||||
CtO
|
|||||
hoogtc, en zweefde op de donkerbrulne lucht, die eenen onge-
wonen fast gevoelde; tot dat hy op het droge land nederftree!;,, wanneer hetland kongenoerad worden, dat eeuwig door eenon- vJoeibaar vutir, gelyk de poel doorvloeibarevlaminenbrandde, ea eene gefteldheid had, als wanne-r de woede van onderaard- fche winden, eenen berg verplaatren, van den Pelorus ge- fcheurd; of als de gefcheurde zyde van den donderenden Aetna, wiens zwavelvplle ingewanden, lange door vuur be* rwangerd, met een onderaardsch gcweld uitbarilen, en, door de winden geholpen, eenen verzengden bodem overig latcrr, met rook en flank bedekt. Eene zodanige rustplaets von- den de zohn der onzalige voetcn. Zyn naaste medepligtige volgde hem, beiden beroemden zich den Stygifchen vloed Biet door toelating der hoogfte migt, maar als Goden doot hunne cigene herhaalde krachten te zyn ontworstcld. Is dit het land, deze de grond, de luchtftreek, zegt de
verioren aartsengel, deze dc vcrblyfplaats, weike wy voor ien hemel , en deze de zwarte duisternis , die wy voor het hemelsch licht moeten verwisfelen ? het zy zo! daat Hy, die nu monarch is, beveelt eh gebiedt wat hem goetf- v
|
|||||
C»3>
«Sunkt; niets is beter, dan allerverst van Hem verwyderd te zytit
wien de natuur aan ons gtlyk getnaakt, maar de raagt bo- Ten zyns gelyken verheven heeft. Vaartwel, gelukkigt vclden, waar eeuwig da vreugde woont! Weest gegroct,
vcrfclirikkingen! Weest gesroet, onmeetbare afgrond! en jy diepfte hel, ontfang mven nieuwen bezitter; hem, die een gemoed met zich brengt, door tyd noch plaats te ver- mderen! hec gemoed h zich zelf eeiie plaats, en kan in zich zelven de hel tot eenca hemel , en eenen hemel tot eene helle maken! vrat gaat bet toy aan , waar ik ben, wanneer ik in alles dezelfde blyf die ik zyn tnoest, en al- leen geringer dan Hy, wicn de donder groter maakte! Wer ten minften zullen wy vry zyn; de haat van dcu Almagtigen zal ons deze gewelvtn niet betwistcn , hy zal ons van hier niet verjagen. Hier kunnen wy zeker legee- rcn, en naar inyn gevoelen is te regeeren aangenaam, hoa- , yel in d:n afgrond. Beter is het in de hel te gebieden, dan in den hemel te dicnen. Maar Waaroin once getrouw», vxicnden, de dcelgeiwten en medegezellen van ons verlien, in den po,el d« vergeteltaeid aan. de-wanhoop ten prooi ge- ■ *
|
||||
04)
•
laten? waarom roepen wy hen n-et, bin deze ongehikMg* woningen met ens te verdeeten, of om met vereenigde w«* penen nog eens te beproeven, wax 'er in den hetnel weder te veroveren, dan in de.hel nog te verliczcn zy? Dtis fprak Satan, en hem antwoorddc Be-elzebub: gelei»
der dezer Iuisterryke hdden, door niemand dan door den Abmagtigen te verflaan, wannccr zy ftcchts. e^mnaal uwe Item weder horcn, in vrees en gevareiv het Ievtndig'it pand hnttner hoop , zo dikwils in den uitcrfteri -nood gehoordj rt-aan de fpits van het gevaarlyk geVecht', wanncer het raasde ; in alle aanvallen, hun zekers* teken-5 dan zal huir Bdcd rasch terug kereh en herlcven,- jfchoon- zy zich than* iiunelbos eh zondcr gevoel, gelyk wy nog onlangs, in den vtmipoel rondwentelen; i-een wonder, na-van etne zo vcr« delgeii-de hoogte te zyn nefirgeftort, : ■'■' Naauwlyks had hy'gceind'rgd wanneer de vcrst der duis-
tends zieh naar de kusten des vutrpoefs w-ndde. Zyrf fchild, hard, gelyk dj aether, zwaar, louter, breed en rontf hing ohi zynen rug; d^ breede omtrdc lihig op zyne fchou- de» gelyk de maan, wclker gedaante de -Toscanfche knnstei' |
||||
C'5)
•
war des avonds door een optisch glas uit den gevel van het hoge Fefole of te Valderno befchouwt, om in haw gevlakte fchyf nieuwe iandcn, bergcn en ftromen te ont- dekken. De hoogste den, op de Noorwegfehe bergen tot den groten nnst van eenig admiraal-rchip gehouwen, wa» eene kleine roede tegcns zyne fpeer; daarmede wandcMe hy met mooilyke fchreden door de brandende moeras; hoe ongelyk de ftappen op de az'.mre gewelven des hemels; en de verzengende luchtftreek met vuur verwulft, wierp hare vtanmen rondsom hem heen. Doch trotsch haar weder- ftaande, naderde h'y den oever dezer brandendr zee , en, ricp de gevallen engelen, zyne lejocnen; die onbeweeglyk, <Jigt als de b!adcren van den hsrfst door elkanderen lagen^ wanneer de beken in Vallombroza daarmede opgevuld zyn, over welkcn de Ketrurische bosfehen, hooghangende piiee- ten welven; en als het losgerukta riet, aangefpoeld , toen Orion mit orkancn gewapend, de kusten van het rod* mei'r zwecpte, weiker golven Buz™ met zyne Mempbifcae juiitery verzwolgen, wannerr zy met eenen trouwlozen haar, de bewoners van Gozcn vervolgden, die aao den ve3$ea |
||||
a
*
oevcr hunne dryvcniie rompen en gebroken wagenradert
zagcn; Zo di;;c gsitrooid, neirgeworpcn en verloren lage» ay, den poel bcdekkende, en geliecl wezenloos door hunne trecsfelyke vcrandering. Hy riep zo luide, dat dc noli* (jielonken dcr helle weergalmdcn: Vorsten, monarchcn, heldcn, liet fieraad des hctnels, noj
tmlangs de uwe, maar thans verlorcn, in zo verre deze ont« letting eemvige geesten kan andoen; zocht gy deze plaat* nit, om na den arbeid des gevechts van uwe dappetheiS t» mstcn, en is dc rust u hier zo beminnclyk als in de vt« leiiin, des hem=ls ? of hebt gy in uwe vernedcring gezvvoren, den overvvinnaar aan te bidden, die nu den Cherub en Se» taph met weggeworpen wapenen en vanen in den vloed ziet wemelen? ftraks bemeiken de fnelte vervolgers des hcmels him voordcel, dalcn haastig neder, en vermorsfelen ons ter- wyl wy hier leggen ; of kluisteren ons met te zaam ge» flnecde donderkloten op den bodem van dezen afgrond. Ouu waakt, ftaat op, of weest voor eeuwig gevallen 1 Zy hoorden hem, fchaamden zich en hunne vleugelcn
»itr?reidcnd.e fpiongea zy op, gelyk menfehen, wier pligt |
||||
Or)
tiet is te waken , en flapend gevonden door ieraand welt*
zy vrezen, verfcbrikken en tuimclen, eer zy feeht orttwaakt 2yn. Naauwlyks wierden zy hunnen onzalfgen' toeftand ge- Waar, of zy gevoelden de woedinde pynen. Welhaast nog* thans gehoorzaamde die onnoetnlyk aantal de Item van hurt legerhoofd. Gelyk als toen de magtige fta"f des zoons Airf- rams over de zeekusten gezwaaid wicrd in de verfchrikke* lyke dagen die Egipte troffen; eene pekzwarte wolk van Jpringhanen op de vlengclcn van den ooften wind1 by elkan* deren joeg ; over net ryk van den godd'elozcn Pliarai hangende geiyk de nacht, en gelieel he: lied aan den Nyl vcrduisterend: Zo ontelbaar vele gevallen e-geleu zag mea jwevend op liunne vlcugelen onder de gewelven der heliej boven en onder en aan alle zyden met vuur omringd; tot dat de opgebeven fpeer van hunnen gebieder als een gegevert teken gezwaaid, hen op den brandenden zwavelgrond in orde deed legeren, waar zy de gehele vlakte vervitldcn; eene tnenigte, zodanig als nimmer, net volkryk Noorden oni Rhyn of Donau over te trekken, uit zyne konde lendeneii keeft uitgefchud , toen zyne barbaarl'che zoma gelyk een S |
||||
OS)
|
|||||
Itondvloed nit het zuiden kwamen, en zich van Gibraltar
tot aan de Libiefche zandwotftynen nitbreidden. Dus eilden de lioofden en aanvoerders van iedere flagorde
en van elke bende naar de plaats vwar hun grote gebieder ftond; goddelyke gcdaantens en beeldtenisfen wsren het, verre die der menfchen te bovcn ftrevende; . vorftclyke ♦vaatdigheden en marten, welcer in den hcmel op tronen gezeten, ofschoon door hunnen opftand hunne nainen in de tegifters der hemelen thans niet meer gedacht wierdcn, maar uit het boek des levens verdelgd en vemietigd zyn, Ook hadden zy de nieuwe nranen nog niet ontfangen, hun in later tyd onder de zonen van Eva gegeven, toen zy door de hoge toelating Gods tot proeving der menfchen het eardryk doorwandelden; door valscliheid en leugens het grootst gcdeelte der menfclien verleiddcn om God hun- ren Schepper te verzaken; dc onzichtbarc heerlykheid van licra die hen gcmaakt had te verandcrcn in de gedaante van een onvernuftig becst; in eenen wellustigen godsdienst met ydelc pracht en goud vcrsierd, en duivels voor Codhe- tlen aan te bidden; toen wiexden zy onder menigerlei par |
|||||
O0
•Knen en tnenigerlei Afgoden door de heidenfche wsereI<J
. kekcnd.
Noem hunne tocn bekcnde namen, zahgfter; wie rees de
eerfte, wie dc laatfte van dit vuurig leger uit den flaap, als op de ftem van hunncn groten beheerfchcr, iedereen naar zy- nen rang aan het dorre ftrand kwam waar hy ftond, terwyl de verwarde menigte van vcrre bleef. De hoofden waron dlegencn, welken langdaarna buitenden afgrond derhelle ftro- pende, hunne zetels naast den zctel Gods, hunne altarcn naast zyne altaren plaatsen dorsten, als Goden onder de vol- ken aangebeden wierden, ert Jehovah, tusfchen de Cheru- fciins ten troon geftegen, dorsten trotseeren; ja dikwils hun- ne gruwelen, hunne Afgoden in zyn heiligdom ftelden; met zondige gebruiken zyne heilige zeden en plegtige feestdagen cntheiligden, en zyn licht met hunne duisternis dorsten be- fmetten. De eerfte was Moloch, een gniwelyk koning met het bloed van menfchelyke offerhandcn en ouderlyke tnmen bevlekt, fchoon dezen, door het luid gefchal van trommels en pauken, het gefchrei hunner kinderen, die den giimmigeu Afgod door het vuur naderden niet konden horen. De Ajn* M a |
||||
'*hroniter VSreeYde htm in Rabba sen in zyne waterrybe
vlaktens , ook te Argon en Bazan tot aan de uiter-
fte "Soorden "van den Arnnn. Niet te VrtfHen met deze
H»erwngene gebuuren , vervocrde lry door list hct wy?c
Tiart van Salomo , om hem op eenen crgErlykrn hcuyel
«enen tetnpcl tcgens over den tetnpel Gods te bouwen,
r>en Tnaaktc dit Woud , de vermakelyke vallei Hinnoms,
■van daar Tophet of hot zwarte Gehenna genaamd, tot cone
ibeeldtcnts der helle. Na hem volgde Chemos, het dnktufche
-fchrikbecld der zonen van Moab; welke van Aroar tot r.m
Kebo, in de woestyncn van het zuidelykst Abavim, in H({-
4iA on en Hefoniam, in het ryk Sihons, tot beneden in ijc
■bebloemde dalcn van Sibn;n met wyngaardcn versicrd, en te
fleatc, tot aan den Aspaltifchen poel regecrde. Peor was
zyn andere naam, toen hy hct van den Nyl verhu'zende Ij.
-tael in Sittim aandreef hem onbefchaamde offeranden te bren-
igen, die den oorfprong hunnir rampen bewerfctcn. Van dair
breidde hy zyne wellustige fecsten uit tot aan den heuvel
'tier erger.is, langs de bosfchen van den moorddadigen Mo>-
-lech, waar wellust en bloeddorst naast clkanderen heerschtts,
|
||||||
c*o
|
|||||
tot dat de vrom? Joflas hen van daar ter hctle dreef. Met
hem kwaraen die gcnen, welken van den grensftroom de* ondcn Euphrates, tot aan den vlocd die Egipten van de- Sirifche tar dan fcheidt met a'gemene nainen, Baalim en Altiarotl] geflotmd witrden; d-zen van het vrouwelyk en- gencn van het mannclyk geflacht ; want geesten kunnert riaar hu:i gccd.inden een dcr beide gefiachien, of bciden, aann.men, zo teder en ongcmcngd is hun zuiver wezen;. niet met gewrichten of ledemneu gehech: of te famen ge- wecven, nocli op de broze fterkte van beendcren gebouwA gclyk het hindcrlyk vleescb; maar welke ecne gedaante zy, verkiczcn, ecncuitgebreide of te faamgcdrongene,eencb'inken- de of duistcrc, in alien kunncn zy hunne voorgcnomen ont- wtrptn uitvoeren, en vverken van liei'de of haat volbrengen. Oin hen. ver/.aaktc het volk Israels den Almagtigen; liet^ zyn heilig- altaar onbezoclit; boog zich vour dierlyke af«, goden tcr aarde, waar voor het hunnen hals even diep in. den kryg buigen , en door de fpiesftn van verachtclyke, vyand-n fneuvelen moest. Met deze menigte kwara oolfc Afthoretb, koningin des hcmcls, nut wasfends hcoiucn, en, |
|||||
door de Phcnicicrs Aftarte gcnocmd. Aan haar bceld, wan-
neer denrnnhctdesnachts bcftraaldc, betaalden dc Sidonifche tnaagdsn, zingend haarc gelcften; ook in Sion bleef zy niet onbezongcn, wsar haren tempel op den zondigen berg ftond, door den verwyfden koning gebouwd, wiens hart, andcrs zo edel, door de lonken van afgodifche vrouwen vcrlcid, tot den fchandelyken dienst der afgodon verviel. Thammuz volgde haar, wiens jaarlykfche verwondin* de Siriefche vrouwen op den Libanon vcrzameldc, om in verliel'de ge- zangen eenen gchelcn zomerdas; zyn noodlot te bewenen, terwyl de zagt-vlietende Adonis purpurverwig van zyne geboorteklip zeewaards vloeide, vermengd, gclyk zy waan- den, met het bloed van Thammuz, jaarlyks gewond. Deze liefdensfabel vervoerde de doclitercn Sions tot dezelfdchitte ; wier geile driftcn Ezccbiel in het lieilig voorhof zag, wan- neer hy door ccn gezicht geleid, de fnode afgodery van het afvallig Juda befchouwdc. Hem volgde een Afgod, die in crnst weende, toen de ovcrmeestcrde verbonds ark zyne dier- lyke gedaame fchond, hem in zynen eigentcmpel op het al< ttar hoofd en handen afhieuw, aan wclks voeten by neder* |
||||
C*3)
vicl, en zyne aanbidd:rs befchasmde. Dagon was zyn naara,
cen zeemonfter, van boven mensch en van onderen visch. Nogthans bad hy in de ftad Azoth eenen hoog gebouwden ccmpel, en wicrd langs de gehele knst van Palestina, te Gath, Ascalon en Akkaron, tot aan de grenspa!en van Gaza gevrecsd. Hem volgde Rimmon, die zynen bekoorlyken zetel in hct beval'ig Damascus, aan de vruchtbare oevers van twee beldcre becken, Abbana en Pharphar gep!aatst had; ook dezc trottierde bet huis des Ileeren, en voor eenen mehatfclien, dien by uit zynen dicnit verloor, hcrwon hy eenen koning, den zotten Achas, zynen overwinnaar; dezen ©verrcedde by om de altaren Gods te verdelgen, en een an- dec naar Siricsch gebruik daar voor op te richten, op het welk hy zyne gehate oflcrandm ontftak, en de Goden, door hem overwonnen, aanbad. Acluer dczen verfcheen eene fchaar, die onder d? oude bercetude namen Ofiris, lfis, Orus en hun gevolg, met gruwelyke ge.'aaiitens en tovereien het geestdryvend Egipten en zyncpriestersmisleidden,onideszelf» dwalende Goden veehneer in misvorrnd- dierlyke dan in wenschlyke gedaanten tc zoeken. Ouk Israel wicrd hicr- |
||||
C*4>
door aangeftokcn, toen het van gc-borgd goud liet kalf op
Jloreb zamenftelde, en de arVa'lige kon'.ng daarna dcze zon- de tc Bctliel en Dan verdubbclde , wanneer hy zynen 5chepper Jehovah in ecnen grazenden flier afbeeldde, die in eencn nacht, toen by over Eginte trok , alle eerstgeboorc- Ben des lands met hunne loeieiide Goden verdelgdc. Ten. laatflxn kwam Belial; e;n onzuiverder noch zinne-
lykcr geest, die- de zondo meer om der zonden wille be- rninde, viel niet nit den hcmel; gsen tempel was voor hem opgericht, en geen altaar brandde ter zynereere; maar wie wordt mecr dan hy in de tempclen en by het altaar gezicn, wanneer de priefters Geds-'.ochenaars worden, gelyk de zoncn van Eli, die het huis Gods met onreine lusten en ge.weWadigheden vervtilden? Ook aan de hoven, in pale:z';n en in wel'ustige fteden, waar het geraas der zwel- gery, wrevel en boo.;heid boven de hoogfte torens ftygt, gc- bied: hy; en wanner nu de nacht de ftraten verduistcrt, zwieren dezcnaiBelialsvan wyn en mocdwillighcid dvonken, rond; ge- tuigen zyn de ftraten van Sodom en de nacht teGibea, waar men eenevrouwindedeurik'lde, omeen ergcr kvvaad te. verhoeden, i- - |
||||
(=5)
|
|||||
• Deze waren de voornaamtten jn- rang en- inn gtj am de
ovcrigen te gcdenken zoude te wydlopig zyn, hoewcl zy. wyd en verse beroemd waren. De Jonifee Goden, wiea Javans nakomelingen- altaren bouwden, maar laug na dat xy hem;l en aarde, liunne doorluchtige voorouderen vergood liadden. Titan, de cerstgeboren des hemels met zyn rcuzen ge- Oacln, door Saturnus zyn.n jongeren broeder van zyn geboor- tereclit beroofd ; deze laatfte wierd van den magtigen Jupitcc zyncn eigenen en Rhea's zoon op zyne beurt verjaagd, en- dus bcraagtigde Jupiter do lieerfcWappy. Zy waren ccrst tq Creta en op den Ida bekend; daarna regeerden zy in de wolken op den kouden top van den befneeuwden Olim- pus liunncn hoogflcn heme!, of op de klip, van Dclfos, of in Dodona, en langs aile de grcnspalen van het Doriscln land; anderen vloden met den ouden Saturnus over Ariria iiaar de Hesperifche velden, en ftroopten over de Cqltifche tot aan de afgelegenfle eilanden. Deze alien en nog mcer dczen kwamen in fcliaren, maar met
nedergcilagene en duistere blikken; dpch hunnen gcleidoo iiiet geheel in wanhoop verzonken ziende, onfdekte men, B5 |
|||||
c»o
|
|||||
lelfj in hct midden van h*n verlics eene flaauwe flraat van
vreugde. Hen zo te zien, bcwolkte met ecne twecledigc ver- we zyn gelaat. Doch welhaast zyncn gewonen hoogmeed hervattende, richtte by hunnen zinkenden mord m=t pra- lende woorden, die d?n fchyn dor vcr'ievenlieid naavboot- ftcn, allengskens wcd:r op, en verjoeg de vr;es uit bun hart. Terilond beval hy ondcr hct krygsgefchal van kla- rocnen en trompetten zyne mag'ige ftandaarden op tc rech- ten, welk aanzienlyk ceranip; door Azazel, ecnen langcn Clierub bekleed wi'rd. Schielvk ontwikkclt dcze op hct gegeven teken de keizer'yke banier, die geplant, gelyk cene verhcveling flikkcrdi, en door den-adein der winden golfde. De wapenen eu zegevanen dcr Seraphynen fcliiacrden van edclgeftccntens en £oud, Waarmedc zy ryk omzct warcn. Intu;;fclien bliezen de gouden trompetten hunne Martiale tonen , waarop geheel het leger amwoorde door ecn alge- m:en veldgefchrei, dat de k'oven der belle deed drcunen, en daar buicen het ryk van den Chaos en den ouden nacht met fchrik vervu'de. Ogenblikiyk zag men ticnduizeml banieren een licht door do duistcmis verfpreiden; golvendw |
|||||
C»7}
net alle de kostetykheden van het ooften ; met dezelven
recs een verfchrikkelyk bosch van fperen op; san cen gc- drongen heiraen en fchilden vertqonden zich in digt geflo-* ten flagorde in onmcctbare reyeii. Nn beginnen zy in vo'maakte gelcdercn onder het aangenaam gcluid der fluiten volgcns de Doiifche toonkunst, en in de liefiykfte overeenftemming, hunnen optoclit. Deze kunst verhief de ten veldflag getoapende helden der oudheid ten top van bedaarden mocd; en in plaats van weeds wektc zy bedaarde dappcrheid, ftandvastighcid en onvcrfchrokkenheid, welkcn de Trees des doods en eencn fchandelyken aftocht verbandden. Ook bezat zy hct vermogen cm door hare verrukkclyke tonen, onrustige denkbeelden te verzachten en tc ftilien, en angst, en twyffeling, en fclirik, en vrees en pyn, uit den boczem van ftcrfelyken en onfterfelykcn te verbannen. Even zo ademden zy vcreenigde magt met gevestigde ge- dachten, en rukten onder het (Ireelend geiuid der fcliaU me'ien, dat hunne pynelyke fchreden langs den brandendcn bodem verzachtte, in flilzwygen voort. Dus voortgetrokken, vormdenzyeene vreesfelyke bende van-verfchrikkelykclengne, |
||||
0»>
|
||||||
€D gelyfc de helden der oudheid met bHnkcnde Vrapeurn,
fchildcn ea fpiesfon voOrzwn, wachtten zy de beveieu van bunnen mugtigengebiedcr. Deze waartinet zyne doordringcnde og«n. door de gewapcnde gelede'en; nut ee'iien dpflag over- set by bet geliele leger, (last limine orJe, de crckken van kun gelaat en hunne gedaante, gclyk aan dio der Godcn, gade, en eindeiyk tejc" by zyne magt by elkar.deren. Nu $wdt zyn hart van hooguwed, en vcrhard, draagt hct room •p zyne ftcrkte. Want fit ts der mcnfchcn fchepping was. «■ nimmer eene krygsmagt, welke zich by dsze vcrgelykea. Von, dan dat uitgcftrekt 1cg:r van riwergen, dat certyds door de kraanvogels beoorioogd wierd; al wierd bet ge- liele gcflacht der reuzen van. Phlegra, met alle de helden- die te Thebe en Ilium vochtcn, en op beide zyden met hulp- goden vermengd warcn, tot den leger by ccn verzame'.d; bc- nevens alle die Britfche en Annorifdie ridders, die vo!- gens de fabclen def (MMtfts den zoon Uthers omringden, met alle andercn, gcdoopteft en befnedenen, en alien (He zich. mdcrhand in Aspramont, Montalbai', Damascus, Mar.occc en; "Jrebizonda door hunne- wagenen beroemd maaktcn, en zelfs |
||||||
/
|
||||||
t»»)
|
|||||
met die gcnc'n, welken ilit Bizerta van de AFrikaarifche
iusten kwam.n, toen Karel de groote met zyne Hartogcn by Font - Arcbicn geflag.n wicrd. Dus verte overtrof ■ciit leger a!ie fterfelyke kryg'magten, dat zyne ogen allcen «p zynen vreesfelyken gebicder gevestigd had, die in gedaan- te en houding trotsch boven de zynen uftblinkende, daat ftond geiyk cen toren. Zyne gcdaante bad zynen oorfpron- gelyken htistcr met verloren, en vertoonde eenen ontzagclie- lyken aartscngel, in wien de bovenmatige glans fcenevel4 ■was; gelyk de opgaande zon door de benevelde lucht in den luisterryken glans zyner ftralen flaauw wedcrhouden "wordt; of van acliter de mdan in eene donkere verdi:iste- ting ecne ongeluksvolle I'chemering op de helft der yolkereii Vallcn Jaat, en de ontroerde monarchen cene ftaatsverande* Ting doet vrezen. Dus fcliitteft d» verduisterdc aartsengel nog verre boven de anderen.- RJaar" op zyn aangezicht wares *de lidtekens van diepe- donderflagcii ingegraven, en ongerust- *eid zat op' de blasfe kaken gemaald, maar in zyne wenW braauwen heerschte ongetemde wocde en hardnukkige trotsch* iwH,-*dle uiets dan wraak vtrlcondigden; zyn oog, toe |
|||||
C30
|
|||||
Sritmnig van opflag , gaf nogtlians blyken van knaglng e*
drocfgcestigheid , wanneer het zyne medepligtigen of lie* ver zyne navolgcrs in misdaad gade floeg, die engelcrf, weleer zo oneindig gehikkig, maar thans gedoemd tot ceu» wige pynen; millioenen van gecstcn, wegens zyne misdaaii nit den hetml verdreven, en om zynen opftand van den eeuwigen luister vcrftoten, en nogthans zo getrouw om hera ftaande in liunnen benevelendeii glans. Dus ftaan, wanneer bet vuur de eiken der wouden, en de dcnnen der berge* getroffen heeft, hunne ftatige leugte met verzengde toppcn, ontloverd op de vcrfchroeide lieide. -■ Nu bereidde hy zich tot fpreken; terftond zwenken zy
hunne gedubbelde gelederen van vleugel tot vleugel en fluiien met de ryksvorften eenen ha'.ven kring om hera hecn. De opmerkzaamheid verllomde lien. Driemaal wilde hy aanheflen, driemaal rolden de traanen, zodanig als enge- Jen die ftorten, in fpyt zyner trotschhcid uit zyne ogen; tindelyk vonden de woorden met zucliten onderbroken, Knen weg: , is Myraiaden van onfterfelyke gecsten I 6 magten, by gcq» |
|||||
Cst)
|
|||||
wczen dan by den Almagtigen te vergelyken, en zelfs met
Jiein was de ftryd niet zonder rocm, cfschoon dc uitkomst vcrfchrikkelyk was, gelyk deze plaats en deze verfchrikke- •lykc ver.mdering, met afsclmw getuigen; rrati welk eene kracbt van gcest, wclk eene voorziening of voorfpel'ing kon «it de diepte der kennis 20 van het voorlcdene als van Jiet tegensweordige beviezen, dat zodanig eene vcreenigde jnagt van Goden die zo onwrikbaar ftond als de onzc, ooit aoudc kunmn worden teruggeflagen ? En wie kan, ondanks den toeftand waarin wy ons bevinden, geloven, dat her allt ideze magtige legioenen, wiens verbanning den bemel ont« -volkt heeft, tnishikken zal om door liunne eigene krachten ■weder op te ftygen, en den zetel hunner geboorte op nieuflr tc hernemen ? Alle de hei'ren des hemels zyn my tot ge» tuige, dat noch verfchillende nad, noch gevaren, welken ik tad mocten vermyden, onze hoop hebben doen verl^rea gaan. Doch hy, die regeert, de Monarch des hemels, zat, opgehouden door eenen ouden luister, door tocftemming en iloor gewoonte, tot dns verre genist op zynen troon; de giaotheid zyner heerlykheid deed by ons blyken, docb hy |
|||||
•VWborg Vdor ofls zyne'fnagt; di't deed ons'deri aanflag be*
yrocven, en was oorzaak van onzcn val. Doch voortaaft leenrten wy zyne magt, kennen' ook de onze, en moeten 1icm nimmer ten ftryde oitdagen, noch vrezen , wanncer My ens tot denzelven uitdaagt. Ecn beter deel ons oven- ^ebleven, is door bedekte aanflagen, door list en bedrog dat geen te bewerken, wat der magt niet gelukt is; op dat ide Gcbiedcr des hemels eennral aan ons ondcrvinde, dat hy, die zynen vyand door geweld o'verwint, fiem flegts ten fcalven verwonnen hecft. De ruimte zal nieilwc waerelden Voortbrengen, en reeds verfpreidds zieh het gerucht in den kernel, dat hy voornemens ware eeae nie'uwe waereld te fcheppen, en daarin ecn geflacht teplanten, hetwelk zyne liefde flict minder dan de zorien des hemels' zoitde begunftigen* Deze waereld te zoeken op lefporcn, zal mogelvk onze eerfte On. dernemmg zyn; daar of elders moeten wy heen. Deze bran. dende poel zal immers onze hemelfche zelfllandigheid niel eeuwig klutstcren, noch den afgrond ons lang met zyn* duisternis bedekken. Doch eene voile vergadcring moet ^tze gedaehten doen rypen; het denkbeeld op vrede is |
||||
m
gerlorenjf vmt me. fern, aan^oxdfrweijiiflg gadenktn 1 Kjji
4$an\, Qp,erUyke of he;m.elyke„krygl ia«.ons hierover befluiten* %. -D.us Spuk..hs_i en om ^yne wftordcn te. ftaven , glinftcr- jjcn njjlliopn^ van zwanrden4 geujokken van, de,.zyde dee rnagtige ,C.her.ubyncn.; deze .plotfejyke., fchU.ering verlicbtte de hel inihet rqndc; hevig. raasden. zy tegens .den Alter*
- ' - ■• KW ' ' 7 ■ :.■-■■> id ■■ ' '■ -'• " ': . "/'.
hoogften, en floegen met tqmelpos krygsgefchal hunne wa-
Mneil tegenj de klinkende fchjlden, tcswyl hunne. uitdagen»
de.lastejingen naaf de. gcwelven des kernels vlosen.
SylStoi So x; :c\. 1: msbsd ^srl , «.rr ta'.x Niet verre van daaf ftond .een-berg, wiens vreesfelyks
• -/ ''iff.*!:1-. . :.■.'
top rpok.en vlammen fpuwde; zyne ovcrige deled fchenetl
eene blinkende fcliors,_ een^ont.wyij'elbaar tekert dat.in zyn^
ingcwanden de yrucht der zwayel, bet ertz verborgen lag,
£ene talryj^e, mpnigte fpocdde zicli haastig dcrwaards, gclylc
jvnrncgj fcharen van ondei-gravers met pieken en fradcn
cewapend^ uit een koningly.k legcf opbreken, otfl een veld
af te ftekcn of eene fchans op. te werpen. Mammon voerde
Ji«n aan-; .Mammon de Iaagfte geest die van deli hemel vielj
leant reeds daar waren zyne blikkcn en daden npderwaards
4ekj5ei'ds en bewonderde by n:eer den bodcm des hemels met
C
|
||||
goud gedefct, dan alles wat men heiligs en Goddelyks it
iet befchouwen der zaligheid genict; door hem en doof JSyne ingeving ieerdert de menfchen het tniddelpunt plunde* ten, en met eerlooze handen het ingewand hunner moedef •arde doorwroeten, om fchattcn, betcr eenwig verborgett. Zyn leger had rasch in den berg eene diepe wonde ge» iouwen, en ribben vangOuduit denzclven gegraven. Laatnie* Band zich verwonderen, van de rykdommen in de hel tft zien voortgebracht, baar bodem is best tot dlt kostelyk vergif bekwaam. Laten fy, die hunnen roem in vergange* lyke konften zoeken, en met verwondering van Babel, en het werk der Memfifche koningen fpreeken, laten zy hie* lezen, hoe de grootfte gedenkftukkpn van hunnen roenr, (lerkte en konst, zonder moeite overtroflfen worden door tfgevallen engelen die in £&n ogenblik verrichten, wat ontelbare handen met onophoudelyken arbeid in eene gcbels ceuw naauwclyks tot ftand brengen. De naby zynde vlakte had vele vervaardigde cellen, Ha
onder den bodem met aderen van gloe'iend vuur uit den p6cf »fgeflroomt, waren doorweven; in dezen fmok eene amlti: |
||||
Osl
|
|||||
-fnenigtemet wonderbare konst detuwe ktompen ertz,feheid<<#
lie vcrfchillende foorten, en fchuimde de zicdende flakken. Anderen hadden inmiddels veifcheidcn vormen in dan grond gegraven , en door wonderbare leidingon, alle de liollc buizen gevuld; gelyk in een orgel e^ne windlade den wind naar alle de pypen voerc. Snel gelyk eenert nevel, en onder bet aangenaam muzick van inftrumemen en ftrelcnda .fteramen rees een groot gcbouw in de gcdaante van eenen .tempel uit dc aarde, fteunende op pylaren en Dorifche zuilcn met goude kroonlyften overdckt; het prykte tnet kornisien eft friesen van pracbtige bciielkunsr, en bet dak was gcflagen goud. Noch Babilon, nocli het groot Alca'iro evenaarde in hunne grootfte pracht dezen onbefchryffelyken luisxer, toen zy Belus of Serapis hunncn Goden, tetnpels, hunncn koningcn paleizen bouwden, en toen Egipte en Asfyrien clkandcren in weelde .en rykdom beurtelings zochten te overtrefibn. Nil ftonden de zuilen, geiezeu tot eene ftatclyke hoogte, on- wrikbaar; fcbielyk openen de deuren hare ftalen vleugcls, en outdekkcn inwendig eene uitgeftrekte ruimte over eenen flakken en gepolysten vloer. Van het verwulfde dak hingea C a |
|||||
«#s>
|
|||||
-*e1e feeri WnTmeh'de kinipen efi fbhlttere'nfle 'Kronen; Hoar
•faagifche ktmst voortgcbraclrt, met tfaphta en Asphaltus g*-
'voed, eri ver'p'rei'dden ecri licnt, geiyk ('at deS hemeis. -Vol
verwnnderingei'de de rfl^nfgi'e daar binnen; eenigen prezcn
'he werk, andVfen den'bbrnvmecfkr; zyne hand was in deta
:hemel doo'r'ectf aantal hctigi'4M&i*$ geflcinirerl bekend,
diendende to paieizen vooT''dte eiigekii, do<r den opperfieh
koning tot dch rang'der vorften verheven, ora volgensbunrte
blinkende orde, icdeT in zyiie eigcne hleravchie te rSgefert.
Zyn naard Was ook niet' onbekrnd noch zondef' aanbiddetfs
in het oudb Grickenfand; in de Anzonifche veTden wis hy
fllulciber geheten;-'men verdich'tte Yah zyneii -vai, 3at; tsoeii
'de vertoortide :Jiipiter hetai''-"*aH "de1 cliristallen' tlnntfn (deb
•Tieirels hkd nederg'eworpetij■ hyi'V&Y den morgen; tbi"' «a%
'den avondi ee'nen.gebeleii 'rotherdag 'lahg,'gevaifteri,>'eri fli?t
■de ondergaaride zon-ais gfcc vAHende flxr >an feCt k'tmth
"tot op net eiland Lemnos,- in ;t!e Aege'fche zee* gelegefi
■ware neii^eftort. Dtis vcrhaleri- zy-.un :dwa!ingv -want zy»
'val gebeurde' met het oprocrig rc>t':lSng te vorin (' ,tiu Mehj»
%et lu.ro niets dai hy hoge torens in den heuieT gebotuWl
J. J
|
|||||
a?)*
|
|||||
bad; geen zynerkonstwsrken was vermogend hern « reddea;;
by wiei'd met zyne vindin,;ryk& bende-nit den hcm.'l gewor. pen om in den afgrond te bouwen. Inrusfclien wierd op bevel der opperfte magt door de
gewiekte hcrauien, met vreesCHyke plegtigheden en . onder bet gefchal der trompetten, eenen plegtigen ryksdag uitge- . reepen, die in bet Pandemonium, be: paleis vaB Saian en', van zyne groten zonder uitftel (bond te vvorden gehouden. : De waardigfte hoofJen vau iedere bende wierden fiierioe vol- gens rang, of vcrkiezing opgeroepen. Terftond kwamen zy i by honderden en by duizznden in groote menigte. Aan alle de toegangen was een algemeen gedrang, de poorten en wy- > de deurcn, maar boven al het ru:me voorbo^ warcn aan een veld gelyk, met tenten overdekt, waarin ftontmoedige kamp- ' vechters, met hunfle wapenen uitgedischt, voor den troon des Sultans, den besten der hciderfclie ridders tot den do- • delyken kamp, of tot bet ryden met lansfen ukdagtrt; alom ; was een weineiend gedrang, beiden op dsn bodein en hi de: lucht, welke door hct gefisch hunner kla, wiekende vleuge- ■. Iw^.WBdergalmie. Celyk de byen in de lente, wanne.er d£, |
|||||
•
|
|||||
(38)
ton zich in den ftier begeeft, hurme volkryke jeugd uit
haren korf, ten oogst zenden; heen en weder vliegen zy op den frisfchen dauw en de bloemen, of wandelen op den gladden bank, dc voorftad rmnner van ftro vepvaardigde ves- ting, nieuwlings met balzam overftreken, en beraadflagen daar hunne ftaatsaangelcgenheden. Zo digt wimmelden en drongen zich deze acthertfche fcharen. Doch een teken ge- geven zynde, zag men wonderen! zy, die nog korts den reu- zen der aarde in grote overtrofien, zyn tba-ns kleinder dan de allerkleinfte dwergen, en dc engfte ruimte bevat talloo- ze lcgioenen. Zy gelykcn het geilacht der Pygmeen en to-. verende Aelfen aan gene zyde der indifche gebergtens; wan- neer de vcrdoolde wandelaar om middernacht by het blast* fchemeilicht der iman, die thans haren loop nader ter aar- de buigt, in wouden of aan beken hen in hunne dansfca verdiept zict of droomt te zien, wordt zyn geboor door het aanganaamst muzick geftreelt, en zyn hait beeft heurtelings van blydfchap en vreze; Dus trokken deze onliehaamlvk© geesten hunne otigemeten gedaantens in de kleinfte zelfftan* (Kgheid te farnen, en hun onnoerolyk leger «t in overvlQe* |
|||||
(Ilge ruimte midden in de zaal van hct helsch pileis. Maaf
fn een afgezondcrd vertrek zaten de Cherubynen en Sen- phynen, hunne majestueuze grootheid behoudende, en hidden een geheim gerprek. Aldaar zaten een getal van duizend en duizend half goden op goudeu ftoelen. De raad was groot en voltallig. Eindelyk na een kort flilzwygen en afgclezen fcevel wicrd met de raadsvergadering een begin genual::. £in4c van hct eerjle Cizaitgi,
\ ■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
•.'■•;'■■■ K3 u» '' 'li u. ■ ■■■-..' ..v ■ -, -. I
I :>.'.;'.' ',:■."-. • go iitri .::.. .:j
I '. .-. ,:':. .: 1 '.. n . i: ■ ; ' '. -'ye (dioi- | i
TWEDE C E Z A N Q.
! ■:,/.'.. .". '...-.::.■■ 4
'■'■:.- .::.':.. . - i
|
||||||||
*V< '" ."v.'. V. . ..; ...V."*.
|
||||||||
o
|
||||||||
p eenen fclntterendcn troon, die alien rykdom en pracht
van Ortnus en Indien verre iF'-boven (Ireefdi , en waar het kostelyk Ooften met ryke hand;n aan zyne barbaarfclie ko* niigcn pacrlen en goud verkwist, zat Satan verheven; tot t'eze helfcbe waardigheid door verdienlten opgeklommen. Dus buiten alle vermocden door de wanhoop zo hoog ge- ftegen, ftreefc hy, nict verimeid van den ydelen l;ryg met den Almagtigen te vervolgen, nog lioger, en zonder aan he? fclirikkclyk voorledene te denken, ontdekt hy dus zym hoogmoedige vcrbeelding: *"5
|
||||||||
<4tJ
|
|||||
Troncn , en Heerfdiappyen r Godhedcn oeg 'liemcTsV
terwyl gene;diepte, onfterfclyUe kiachten hoe onderdfukt en gevallen in haren poel bchbudcri kan, befchouw ik dea hemel vooi1 dns nog niet verloren. De hemelfche krachten van hunne nederftorting verrczen, zullen luisterryker en vreesfelyker dan voor liunnen val verlchynen, en verzekerett zich zclven dat een diergelyk noodlot lien niet ten tweden male zai treffen. Het recht "en de gevestigde wetten des hemcls hebben my iirsz tot uwen geleid?r verkozen, daat- na uwe vrye keuze, met dat geen,- wat daarenboven tnyne. vcrdisnsten in raad en flagveld hebben uitgewerkt; en ons verlies dus verre thans herfteld, heeff my met algcmenew byval op eenen duurzam?n en oUbenydefi troon vaster gevestigd. De gelukkiger ftaat des hemcils met verhevett Waardigheden befchonken, mag den nyd van minderen op- wckken, rnaar wie za! hem bier' benyden, die door zynen hoogften rang zich asn dc fpits van . uw leger, ajb uwft borstwering tegens het doclvvit van den Donderaar ftelt, en sedoemd is tot het grootfte aandcel van eeuwige pynenl Paar dus, -waat geen goed voorhanden is orn oyer. te twi»». C5 |
|||||
O)
|
|||||
(en, daar kan gene verdceldheid onder partyen omftaan.
Immers zal in de hel niemand den voorrang begeren; niemand, wiens aandeel in de tegensvvoordige pynen z» klein is, zal uit eergierigheid naar zwaarderen reikbalzen. Dus met het voordeel der ecnsgezindlieid, ftandvastige trouw , en volmaakter overeenftemming dan in den heme| zyn kan, voeren wy tbans ons oud en rechtvaardig erfdeel terug, en zyn zekerder van den gelukkigen uitflag dan wy ons weleer te midden van het geluk dorsten beloven. Maar welk een weg flaan wy best in? zullen wy door opentlyken kryg of door bedekte listen werken? ieder een die raden kan, fprake: Hy eindigde, en naast zyne zyde verhief zich den gefcep-
lerden koning Moloch, de fterkfte en doldriftigfte geest, die op de vlaktens des hemels ftreed, en nu nog toraelozet door de wanhoop. Hem bezielde de trotschheid van zich met den Eeuwigen gelyk te ftellen, en vcelcer niets te zyn, dan zich voor hem te buigen. By deze tomelooze woede verloor hy alle vrees, God, hel, en zelfs het ysfclykst noodlot-veractatend, en fprak daarna deze woorden; |
|||||
i *■
Myn gevoelen is openlyke kryg; meer- onbcdrcven in list
raem ik daarop niets; zy, vvelke haar nodig hebbcn, mogen, wanneer het him te ftade komt daar op denken. Want zullen miliioenen gewapende engelen die reeds lang het teken des aanvals te gemoet zicn, als vluchtelingen del hemels ledig zitten, terwyl eenigen hier zitten peinzen, eft TOor hunne verblyfplaats dit duister en fchandelyk hoi ■anncmen, de gcvangenis van zyne dwingelandy die door ont dralen regecrt? Neen, laac ens veeleer vetkiezen om al te lamen met de woede en de vlammen dcr helle gewapend, eenen onwedeiftaanb.iron weg over de hoge torens des hemeU te breken; onze fbltcmiigen tcgen onzen Beul in verichrik- kelyke wapenen verkerende; dat hy te midden van het gekraak zyner almagtige werptuigen den donder des afgronds fcore, en voor zynen blikfem een fmokend vuur en verfchrikking, met gelyke woede tusfchen zyne engelen flingeren, ja zelfs zynen troon bedolven zie met helfche fwavel en verterende vlammen, zyne eigen uitgevondem geesfekuigen. Maar mogelyk fchynt eenigen de weg te bezwaar- ijfo te moeilyk om met uitgefpreide vleugelen tegeus ecnen |
||||
(44)
|
|||||
hogerin vyand op tieftygen? Djch laten dezen bedeiikee,
wanneer de zwymelende drank uic den poel der vcrgetelhcid-> lien niet beneveld, dac onze natuuilyke beweging ons weder' tot de plaats onzcr geboorte doet opftygenj ncdcrdaicn en.-, Vallen is ons oneigen. Wie voelde niet onlangs toen de grim-j lilige vyand ons geflagen leger zegepra'end tot in den afgrond' Vervolgde, met welk eene moeite en gedwongen vlugt wy io diep nedcrzonkcn ? op tc ftygen is dus gcmakkelyk. Mem vreest den uitflag? wanne.'r wy den ftcrkcre'n op nieuw te-i gens ons aanbitsen, zal mogclyk zyn toorn dimmer wegen' tot onze verwoesting vinden.----Ja, wanneer er erger ver J
woesting in den afgrond re vrezen ware! Wat kan vreesfely-;
Iter zyn dan hicr t'e wOnen, en vcrre van allc zalighcid ver-1 ftoten, in de afschuwelyfce diepte tot bet uiterst verderf gedocmd te zyn, waar zonder einde de pynen van een on. uitblusclibaar vuur, als bet werktuig van zynen toorn folte-' ren moet, zo dikwils de onverbiddelyke geesftl en bet uur der rmrteling ons ter tucbtiging. oproept? VreesfelykeH ftraffe dus, zoude ons geheel vcrdelgen en vernictigen. Wa? vrezen wy dun? wat dralen wy ont .zyiien toetn ten uitcy |
|||||
' <40
Jfcntt onftckeir, die, ten fop geftegen, ons gelied verttren
«n ditweren vernicjigen zal? een grotcrgeluk dan eeuwig al» etkndig voort re dimivn! Of wa-inccr onze namur waartchtfg toddelyk is en nieikanophoudentezyn, l-cbben wj voor deze fcrgere wraak niet te vr-'zen; En door ondorvinding gevoelerj svv, datonZeniagt vermogend is om zynsn bemelte onLrusten, enzynen trnon, ofschopn ongenaa'-baar, met gedmirige aanval-t ten te fchokken. Is dit genezegerraai,bet is ten minfhn wraak} ; Hy eindigde met dreigebde wonkbva,uvven; zyne blikken, Verkondigden eene" wanboopige wraak, en emicn kryg voo| geringeren dan. G den .-vol gcvaar. M-v de andere zyde vcrj ^licf zich Bilial in-behaagj^ker fii JiKnschelykcr houdingj .Bene feboondere perCoon vcrlo'or..de-;ncme'l tiiet; hy fchecij io.t hoge en u.knl(intei>de verFichiin.g.n geyojmd, m ar. ,a|t|f jvas valsch en ledig,-boew :i zyne tong Vim imnna-chuoftf fa de -ergfte zaken in.den fchyn «ter wifitfdy kon beniameJen, ■wn deiypfte taadfl gen te verwatrcH en- teveiydelen. Zy- •ne gedrcbien waren Jagg, vindijigiyk: in kw de daden, maac «bt ;bet edele. tra'ag en: bevreest; Nogthans ftreelde by iisfe *>or, en.i)egQn.jnet.ccnen imiemendiii. tocn,.aidusi .., ;:..'„ J |
||||
1 ft zoude ook a!s een dcr eerftc haters, tot den openly?
ken kryg ftcmmen, vergaderde vorsten t wanneer de voorv iiaamfte rede die ons ten kryg moest overhalen, my niet al« lenneest daar af ried, en op den gehelcn uitflag verderfelyka {roortekens verfprcidde; daar hy , die in oorlogsdadcn alien te boven ftreeft, in zynen voordrag zo wel als in zyne blinkenfte verdienften, vol van misvertrouwen zynen moed op wanhoop en vertwyffeling grondt, als het uitzicht van alle 2ync bemoeijingen, als eene gruwzame wraak. Vooreerst welko wraak? Dc torens des hemels zyn met bewapende wagters bezet, die alle toegangen onmogelyk maken. Niet zelden fcgercn zich hunne legioenen aan den oever des afgronds, jenden bonne befpied^rs wyd en verre tot diep in bet ryk isa den nacht, en vrezen gene overrompeling. Geftcld, \vy kraken met geweld door, en het gehele leger der belle volg- ie ons in het zwartfle op'roer, om het reinfte licht des he- mels te bezoedelen; dan nog zou onze grote vyand ongc- hinderd en onbefchadigd op zynen troon zitten; de actheri- fche zelfftandigheid die gene vlekken duldt, zou haast da {Jaklicn uitwerpen, en iic'u zegepralend van het onedel viust |
||||
suiveren. Dus ternggetlagen is de vertwyfFeling aHem, ort»
tenigfte hoop; dan tnoeten wy den almagtigen verwinnaaf tegcns ons aanhitsen, om alle zyne wraak aan ons te ver» fpillen, en deze nioet ons vernietigen; dus niet roeer te lyn i^ ons dan eene weldaad! Treurige weldaad! want wie doch , o'fschoon van pynen oinringd , wil gaarne dit denkend ivezen, deze gedachten verliezcn die de ecuwighcid doorwandelen ? wie wil liever vergaan , en verloren zyn in den wyden fchoot van den ongefchapennacht.aan gevoel tn beweging beroofd? Docb gefteld, dit ware het beste nitzicht; wie weet of onze grimtnige vyand dit immer geven wil of kan ? of hy kan is twyffelachtig, en zcker is het, dat hy nimmor wil. Zal hy, zo wys, zyne grimmigheid den fchyn van onmagt en onbedachtzaamheid geven, zynen vyanden hunnen wensch vergunnen, en lien in zynen toorn verdelgen, welken zyn toorn tot eindeloze ftraflc gefpaard heeft? — Wat dialen wy, zeggen zy, die tot den kryg raden, wy zyn tot ten eeuwig lyden beftemd, verordend en bewaard! laat ons ondememen wat wy willen, watknnnenwy mecr, wat kunnen wy ciger lydeu?----- Is dat dan het crgfte, dat wy du» |
||||
<4|*
fitten, 4us berasdflagen, dus onder de- wapeHcn ftaaa? Hod
«ian, toen wy vervolgd, en door.den vcrplettereiiden dondef des hemels. geflagen, den afgrqid fmeekten em. ons tc ver- ijergen? toen fcheen dehel ccne fchuilplaats. voor, onzu jvonden,' - en toen wy in.dcn t:randenden poelgeketend lagen, was toen onzen toeftand niet dimmer? wat ware het wanneef de ad.m, die dat grimmig vuw ontftak, opwakeud het met jeene zevenvouwdige woede weder aanblies, om ons ond-f fie vlaunnen te bcdelven ? of wannccr de tbans rustende Kraal; van boven, den blikfem wedcr in bare rcchte band grcep oin ons te plagcn? Hoc, wanneer alle bare voorraad- Jtainers geopend wierden; de gewelven der heile humie vuuiv fluizen lieten losfpringen; overbangende verfebrikkingen en ysfelykheden dreigden in eenen dag op ons Uoofd te zullen nederftortcn ? mogelyk, terwyl wy eenen roemzuchtigen veldtogt berameo-en ons bemoedigen, wordcq wy, door een vrceslyk OBjwador overvallcn, elk aan zyne eigen ro,ts gefpiost, tot een fpcl ear tydvcrdryf -van ylammende orkanen; of zinkeu jn ketenen gcflagen voor eeuwig in dczan ziedenden oeeaan, 8BJI eindelqze ecuwcn.met, eeuwige ziddering, zondcr tus- |
|||||
1
|
|||||
\
-fchetipozrng,"zonder mededogen * zotidef gehade daarin fa
Vorftelen. Dit zel;er zou flimmer zyn. Tot eencn opentty- kcn of heimelyken kryg kan ik dus tliyne Hem iliet geveri. Want vrat vermag geweld of list tegen hem, of wie bedriege zyne gedachten, wiens oog alles met eencii opflag doorzict? My ziet en belagcht uit den hemel alle deze onze ydele IiC- wcghigen; even zo wys oln alle onze ontwerpen en rankcti te vernietigen, als almagtig om onze rfragt te wederflaan. ——■ Znllen wy dan dus vernederd leven ? wy afftammelingen des hemels, dus vertrapt, dus verjaagd, ketenen en eeuwige py- nigingen verdragen ? ----- Lievtr deze dan ergere, naar my-
nen raad; doordicn een onvermydelyk noodlot en een al-
magtig raadsbefluit; de wil van eenen overwinnaar , 6ns verwonnen heeft. Onze vermogens kunnen werkzaam, eft ook lydelyk zyn, de wet die dit zo beve;lt is niet onrecht- vaardig. Waren wy wys geweest, wy hadden belloten ly- delyk te zyn, voor dat wy tegens eenen zo magtigen vyami de wapenen opnamen, waarvan de uitflag zo onzekcr was. Ik lagch, wannecr zy die zo (lout en trotsch op hunne fpeer zyn, krimpen zb dra het bun mislukt, en vrezen wat zy D |
||||
,doch wisten dat volgen moest, ballingfchap en fchande na-
nientlyk, en ketenen of pyn, naar de uitfpraak van den cverwinnaar. Dit nu is onze verdoemenis ; kunnen wy deze lyden en dragen, dan kan de toorn van onzen oppcr- ften vyand zich grotendeels vermindcrcn; en dus verre van hem vcrwyderd , zal hy mogelyk onze bclediging , mot de opgelegde ftraf voldaan, niet meer gedenken; dan, wanneer Zyn adern de vlammen niet weder aanblaast, zal dit vvoedend vuur bedaren; ons zuiverder wezen zal alsdan deszelfs fcha- .delyken damp overwinnen, of daaraan gewoon, niet gevoc- Jen,----- of door den tyd veranderd, en met den aart en de
natmir van deze plaats vereenigd , zullen wy de grimmige
hitte, en de aanvallen van pyn met minder bevieemding ontfangen; deze ysfelykheden zullen verzagt, deze duistcr- nisfen zullen licht worden. Boven dat geen, wat de hoop .ons by de vlugt van nimmer eindigende dagen kan aan- brengen , en wat verandering en toeval ons nog kunncrt doen verwachten; terwyl ons tegenswoordig noodlot niet gelukkig maar erg, doch niet het fiimfte is , wanneer wy ons zelven niet racer ysfelykheden op den hals halen. |
||||
<5«)
|
|||||
t)us waren Bilials woorden in het gewaad der rede g««
huld, tot fchandelyk gemak en vreedzame traagheid niet tot vrcde radcnde; en na hem fprak Mammon: Wannecr de kry« voordcligst is, moeten wy firyden om den
koning deshenlels van zynen troon te ftoten, en ons eigen verlQ- renrechtte herwinnen. Hem te onttronen mogen wy alsdanho. pen, wanncer het eeuwig noodlot voor het veranderlyk geval wy- ken, en de Chaos den ftryd beflisfen zal. Het eerfte tehopcnis ydel, en dus veivalt het laatfte. Want welk eene plaats kan ill den herael voor ons overig blyven, wanneer wy den op" perftert Heer des hemels niet overweldigen ? Gefteld, dat hy bevvogen vvierd, en eene algemene vergiffenis ondef voor- waarde van nieuwe ondenianigheid, ons aanbood, met welkS oogen konden wy in zyne tegenswoordigheid vernederd voor hcmfT:aan,endch;irdewettenonsopgetegdotitfangen, om zynen troonmet harmonifche lofgezangen tevereeren, en gedwongen Hallelujahs aan zyne Godheid te zingen; tetwyl hy* onze hatelyke behecrfcher, als koning Verhevett zat, en zyrt altaar van ambrozyne reuk en ambrozyne bloemen onze flaafsche offeand, rookte? Dit zoude in den hemel onze bezigheid, |
|||||
<3C5A>
oris gehoegen' nioetcn uicmakcn! 6 hoe yslyk zoude fene
"eeuwigheid zyn, die vvy toebrengen raocstcn met de aanbirf- ding van hem, dicn wy vervloeken! laat ons dan met naair den vorigen pritchtigen flavenftand (Ireven, die door geweld onmogelyk, en door' aangebodene gcnade, ofschoon in den "heme!, voor oris onaanneemlyk is; zocken wy veeleer oris gclnk in ons zelven, om, ofschoon in deze afschuwelyki verblyfplaats, alleen voor ons zelven te leven; vry en aah niemand rekenfehap fchuldig; eene haide vryheid verkiezerf- "de voor eeh ligter juk van flaafschen luifter. Onze grooc- heid zal dan alle'raieest uitblinken, wanneer wy uit kleine grote, niittige uit vreesfelyke,- voordelige uit onvoordelige dingen kunncn fcheppen; en aan welke plaats het ook zy, onder het kwaad op'groc'ien, en door werkzaamheid en ver- harding, gemak uit onze pyncn te we'eg brengen. Ziddercn ..wy voor dit diepe ryk der duiftcrnis? hoe menigmaal bdiaagt het den alles rcgcrenden koning in zwarte en dikke wolken neSr te klimmen; zonder verduiftering zyner heerlykheid, en met eene majeftueuzc duiftcrois zynen troon te omrir*. gen, waaruit de diepe donders loc'ien, hunne woede *jB|f""" |
||||
C53)
|
|||||
ipreiden, en den homel ecne hel doen gelyk worden? kun-
nen wy wanncer hct 0115 behaagt zyn iicht nict nabootfen. gelyk by onze duistemis? ook deze woeste bodem heeft zyne verborgen febatten, cdelgefteemens en goud, en noch bekwaarabeid noch kunst ontbrcken ons, oin alle kostelyk-" heden daaruic te vervaardigen ;• wat kan de bemel meeraantonen ? Ookkunnen wy ons door lengee van tyd aan de pynigingen, ala aan een wezemlyk dcel van ons beftaan gewenntn ; dit drukkend" vuur kan ons zo draaglyk worden, als' het tbans bevig is, en onze natuur kan zich in zyne natuur verajideren; die nioet noodxakelyk het gevocltge ©nzcr fmartert weghemen.' AlKs nodigt ons tot vwedzame raadflagen en'tot eeneti ge- yestigden ftaat van order, onr te zien hoedanig wy onze tegenswoordige ellende kunnen verzachten, deeds bet oog daarop houdende wat en waar wy zyn. Laat ons dus alle gedachten van oorlog verb.nnnen; zie daar mynen raad. (Naauwlyks bad hy gceindigd , als er in de-vergadering een gcdmis ontftond, gelyk na eenen ftorm, wanneer de bo- len dcr rotfen het gehuil der onftuiinige winden verzwelgen,. wplken geduurende den nacbt het meir hebben gezweept,- D 3 |
|||||
C54)
|
|||||
en denafgewaakten zeeman door hunnen heesfchcn toon'doelt
inflapen, tervvyl zyne bark of boo: na bet omveder op goed- geluk in eene fteenachtige baai bet anker lieett uitgeworpen. Zodanig was de goedkeuring die men ovcrai hoorde, tocn Mammon eindigde, en zo zeer behaagde zyne uitfpraak tot vrede radende; want zy vreesden vcclmecr eenen tweden flag, dan' de woningen der hclle; zo zecr wcrltte dc vrecs Voor den donder en het zwaard van Micbacl op hunne ge- moederen; en niet minder het verlangen om dit helfche ryk te vestigen, om het door ftaatkunde te doen bloeien , en eenmaal door wyze wetten en na verloop van eeuwen den hemel na te bootfen. Be - elzebub, die naast Satan de hoogfte plaats bekleedde, dit bemerkende , rces met eene emftige houding op, en opryzcnde geleek hy eenen pylaar des ftaats; diep in zyn voorhoofd waren ovcrleg en de zorg* des ryks gegraven , en in zyn aangezicht ondanks zynen val nog vol van majefteit , frond de onvertzaagdheid van eenen koning te leezen. Hy ftond gelyk een wyze, gevormd om met Atlantifche fchouderen, het gewigt van de mag- tigfte monarchijen te torsfchen; zyn opflag trok gehoot |
|||||
C55)
en opmerkzaamhcid , en de vergadering was ftil gelyk de
middernacht of de middaaglucht in den zoraer, terwyl hy dus fprak: Tronen en koninglyke magten, nakomelingen des hemels,
aetherifche vermogens! of moetcn wy dezen tytel afftaan, en ons met eenen veranderden toon vorften der helle noemen? de 11cm der meesten doch fchynt daarheen te hellen,om hier te bloeien en een bloeiend ryk te ftichten; zonder twyffel terwyl wy dromen en niet bedenken, dat de koning des hemels ons deze plaats tot eenen keiker heeft aangewezen; niet tot ecne zckere toevlucht voor zynen magtigen arm om van de hecrfchappy des hemels bevryd te zyn, en in nieuwe zatnen- zwetingen tegen zynen troon op te ftaan, maar om zyne gcvangene menigte, ofschoon dus verre van hem verwyderd, in de naauwfte (lavernij onder een onvermy'delyk juk te bcwaren. Dit is gewis, hy zal in de hoogte en diepte, de eerfte en de laatfte a!s koning regeren, en door ons oproer zal hy geen fpan van zyn koningryk verliezen; maar zyne hcerfchappy over de hel uitftrekken, en ons hier met eenen yzeren fceptcr, gelyk in den hemel met den goudcn rcgerca. D 4 ■
|
||||
C5«>
|
|||||
Wat zittcn -wy dan om vrede. of kryg te bcrsadflagen V
Kryg liccft over ops befiist; en misic ons met onheritelbaat, vcrlies; voorilagen van vrede heefc nog nienund: aangebo- den noch gezocht; want welk. een vrede wordt ■ ons, in flavernij geyocrd, en, tot eeno wrcde'bewaring, tot flagen, tot eigendunkelyke ftraf vcTOordecid, . gegeven? en well; een vrede kiiuncii wy terng geven, dan liaat en vyandfehap. uit al ons vcnnogeii, tomeloze tegenkanting en wraak.; of. fcuoon- langzaam, nochtans altoos famenfpannende hoe do, overwinnaar allerminst zyne overwinning genieten, en aller- njinst zicli in bedryven verheugen moge, die wy lydend ge- voelen. De gclegcnhcid zal ons niet outbroken, en het zal niet meer nodig zyn , den hcm;l , wiens hoge wallen, noch florin,, noch belcgering noch overrompeling des af. gronds vrezen, met eenen gcva-irlyken optocht te- overvallen. Hoe! wanneer wy ecne ligtere ondernevning uitvinden? Daar *$ ecne plaats, indicn een ond en voorzeggend gcrucht niet; dwaalt) ecne andere wacr.-ld, de gelukzalige ,zetel van een nicuw geflacht, mensch gehcten, dat om dcz.cn tyd ge-> fchapen zynde, liocwcl minder in magt en luister, ons gelyk, |
|||||
maar van hem, die den hemel regeews, meer hegrmstigd is!
Dus wierd zyn wil.onder de Godeu verklaard, en door eeJ ncn eed, die de jewelvcn dcs licmels deed zidderen, beves- tigd. Laten alle onze gedacliten gevestigd zyn era-te cmdekken welke -fchepfels, van. welke gcdaante, van welke1 natuur, met welke bcgaafdhedeii dssr wone-.i, wn.atin hming ftcrkte, waarin hunne zvvakbeid beilaat, en of gffweld daii list zal gevorderd worden, om hen te verleiden. Ofschoon de bemel gefloten is, en de hqge gcbieder des hemels dodt zyne cigen ftcrkte zcker zit, zalmogtlyk die plaats als de piterfte grenspaal van zyn koningryk, meer opcnleggen, en ter verdediging ovcrgelaten zyn van but) die haar rbewoncn, Daar mogelyk is door ecnen fchielyken.aanval voordeel.- «; behalen; of zync gcbele fchepping .door, bet ynur der hell? te verwoes.ten, om alles als ons^eigendom in bezit te ne.-. men, en de nieuwe bewooncrs te ycrdryven, gelyk wy yerdreven zyn ; . of indien niet te verdryven, lien tegens Jiunnen God op te hitscn, zo, dat hy hunnen vyand wotde, en met berouwende handen zyn eigen work vernietiget DU z,oude eene gewone wraak overtreffen, zyne blydfcliap 05 |
||||
C5«)
|
|||||
wegens onze verwavring verftorcn , en onze bljdfcliap
uit deze verwarring doen geboren worden ; dan zou- den zyne geliefde kinderen in den afgrond geworpen, om onze ellendc met ons te delen, liunnen bvozen oorfpiong, hun vervlogen geluk, zo ras vervlogen, vervloeken. Oor- deelt of dit waardiger zy om te beproeven, dan hier in de diiisternis te zitten, en ydele gedachten uit te broe'icn. Aldus droeg Beelzebub zynen duivelfchen raad voor,-.
door Satan eerst ontworpen, en hem afzondevlyk medege- deeld; want van wien, dan van den ooifprong alles kwaads kon zodanig eene diepe boosheid, ora bet msnfchelyk gc- flacht in zynen wortel te verdelgen, en de aarde, ten fmaad des groten Scbeppers, met de liel te famen te kneden en te vermengen, afftammen? Doch hunnc gruwelen ftrek4 ken alleen om zynen roem te vermcerdcren! -— Dit vet* wegen voorftel was der helfcbe magten ten boogften aan- genaam, by alien flikkerde de blydfcbap in de Ogen, en Vol gcnoegen ftemden zy in zynen voolflag ; waarop hy ayne aanfpraak dus vervolgde: . Met roem hebt gy geoord^eld, met roem uwe lange ver* }
|
|||||
C59)
|
|||||
fihillen geeindigd, vcrgnderde Goden! tn gelyk aan Alt
geen wat gy Zyt, gvote dingen befloten, die ons nogmaal* fen fpyt van het noodlot, uit deze ulterfte diepte , nader tot onzen oiiden zetel zuUen verheffen ; mogelyk in he* gezicht der ftralende grenzen, van Watt \vy met nabuurigfl wapenen en eenen gelukkigen uitval den hemel kunnen hcrwinnen, of ergens in eene racer gematigde luchtftreek, met enbezocht van het lieilyk licht des hemels, veilig woflen, om de duistere vlakken aan de fchitterende ftralen van, het Ooften af te wasfchen; daar zal de liefelyke lucht ha- ten balsem uitademeii , om de lidtekcnen van dit verte- tend vuur te helen! Maar wie zal de eerfle zyn, die wj afzcnden , om deze nieuwe w.iereld te ontdekken? wif zullen wy daartoe bekwaam vinden ? Wie zal met dwalende Happen den duisteren , grondelozen , oneindigen afgron4 fceproeven, en in het tastbaar donker den onbetreden weg vinden, of met uitgefpreide engelen vlugt en onvermoelde Wieken, het onmeetbaar ledig overtrekken, eer by aan liet gelukkig eiland nadert? welke fterkte, welke kunst, weffct fcetaelyke list zal dan vermogen hem gelukkjg door de |
|||||
C*°>
|
|||||
fterke wachters, door de fond en digt bezette posten' der
wakende cngelen been te . voeren ? Hier hccf't liy alle ora- zichrghcid nodig, en met- minder voorzichtigbeid vordere 6nze verkiezing; want op hem, dien \vy afzenden, berusc het wekyn* van" alien en onze katfte hoop. Dus fprak by en zat neder. De'vefwachting om te
vernemen wie "opryzen, en zync gcvaarlyke ondcrneming. onderfteuncn, tegenfprcken-of op zich nemeii zoude, wrocht 6prr,erkzaamheid in zyne b'lkkcn. Doch alien zateiv ver- ftomt, en overwogen het gevaar met diepzinnig? gedachten.' Een ieder las in de ogen des anderen zyn eigen onvermo-' gen. Niemand onder de dapperften , onder ;den b'oerrf van doze den hemel beftrydende hdden wicrd za onvert-, Zangd bevonden, van zich aan te bieden , om deze' vcr- fchrikkelyke reis aHeen te ondernemen.' Tot dat ciridelyk Satan, wien thans een uitmuntend nanzien boven alle zymi medegehoten deed uitblmken, met de trotschhetd Van ecnert Monarch, die alle" zyne hoge waardy1 gcvoelt, op zynew zetet'zittend'e, aldtis fprak: -■ 6 Gy' nakomelingea I des hemels , Empyreifchc froneni |
|||||
teo
|
|||||
«iet te onrecht heeft een diep rtilzvtfygen en verlegtnheid oris
*\erval!en, doch niet nedcrgeflagen; de weg die uit de 'fiel tot het iicht opwaards leidt, is lang en bezwaarlykfc «nze kerker is ondoordringbaar; dit hoog gewelf van ver> terend vuur geweldig in te verflinden, ommuurd ons "met ne- gend.ibbekiemuuren, en poorlenvan brandehd diamant,boven ons gegrendeld, betwisten ons den uitgang. Deze doorge* trokken, wannecr iemand hier door trekkcn kati, ontvangt -hem de' diepte van eenen onzelfftamiigen nacht met open I.muil, en dreigt hem, in dezen gedrochtelyken afgrond nfier-
gezonken met hct laatst verlies van zyn wezen. Indien -hy aan dit alles in eenige wsereld of onbekende ftrekert :ontkomt, wat blyft hem minder overig dan onbekende ge- varen, even bezwaarlyk te ontvlieden? Doch 6 vorften! •deze troon, deze kon'mglykc oppermagt, met luister ver- ;fiert, met magt gewapend, zou myner onwaardig zyn, wan- necr een ontwerp het algemeen welzyn bedoelende, my .'door den minften fchyn voor zv.-arigheid en gevaar, van deze onderneming zou djrven afschrikken. Waarom neem -ik deze blinkeude waardigheid aan? waarom weiger ik de» |
|||||
<<?*>
|
|||||
fcepter nfet, wanneer ik weiger een even groot gedeelta
Van gevaar als van ear aan te nemen? hy, die regeert, is tot beiden gerechtigd, en om zo veelmeer tot gevaar, als •hy in eer boven de overigen verre verhevea zit. Gaat dan heen ontzaggelyke kragten,alsnog, lioewel gcvallen,dc fcliiik des hemels. Owerweegt by u zelven, wyl onza woning doch hier zyn zal, wat de tegenswoordige ellende incest kan verligten, en de hel draaglyk maken, indien er gcne- »ing of verzachting is , die de pynen van deze ysfelyke woning ftillen, bedriegen of verminderen kan. Verzuimt niet de wagt te houden tegens eenen zo vvaakzamen vyand, tervvyl ik van buiten alle de kanten dezer duistere ver- woesting doorzweven, en voor ons alien verlosfing zoeken zal. Nietnand zal in deze omlerneming met my delen. Dit gezegd hebbende ftond de Monarch op , en kwara
voorzichtig alle antwoorden voor, uit vreze dat eenigen der hoofden door zyn befluit bemoedigd (in de verzeke- ring van te zullen worden afgewezen) zich nu tot dat geen mogten aanbieden, wat hun eerst had doen fchrikken, en afgewezen zynde zich als zyne'tnedcdingers mogten op« |
|||||
(<s»)
|
|||||
geven; gewinnende dus zonder bet allerminst te wagen
den roem, dien hy door het verfchrikkelykst gevaar moest oogften. Maar zy vreesden bet gevaar niet meer dan zyne gebiedende ftem, en ftonden alien met hem op. Het ge- diuis van dit algemeen opryzen vormde het geluid van eenen verren donder. Met de eerbiedigfte houding bogen zy zich voor hem; verhieven hem als eenen God, den Allerhoogften in den hemel gelyk, ook vergaten zy niet liem hunnen dank te betuigen, dat hy voor het algemeen wclzyn zich zelven offerde. Want ook by de helfcfie Gccstcn zyn niet alle deugden verloren, opdat goddeloz* menfehen zich hunner blinkende daden niet beroemen, die de zucbt tot eer doen ontwaken, ofeene heimelyke eergie- righeid met yver vernist. Dus einiligden hunne twyffel- volle zvvarte raadflagen, en zy verheugden zich in hun on« veigelykelyk hoofd. Gelyk wanneer duistcre wolken van de kruinen der bergen opgeftegen, tenvyl de noordewind flaapt, het lieflyk gelaat des hemels bedekken, en de grim- niige luclit fneeuw en plasregens op het donkere land uit* leliud; als nu uaarna de gouden zon bare avondftialen met |
|||||
ee» liefelyk vaarwd weder ten toori rpreidt, •herlceft her
veld, en de loei'emle kudden betonen hare vreugde dat feergen en dalen wedergalmen, 6 Schanc'e voor menfehen! gediemde duivels liauden met diiivcls ecne otiverbreekbare eendragt , en onder de vernuftige fdiepfelen twisten de menfehen alleen, hcewel vol verzekering van hetnelfclle ge- fladc- God verkondigt vrede , doch zy leven in haar, Vyandfchap en onderlingcn-twist, vneren gruwzame oorlo- gen, en om elkanderen te vcrdelgcn verwoesten zy de aarde, al's offdit moest ons tot'cendragt opleiden) de inensch, buiteh dien met genoeg heifche vyanden had , die dag ert nagt op zynen ondergang. loeren. ■ Dus eindigde de raad des afgronds, en de heifche Gro*
ten traten in orde af; hun magtig oppcilioofd trok in hun midden en ftheen alleen in ecne omiitfprcekelyke pracht en naargebootsten ftaat niet minder de tegenltrever des heme.ls dan de gevreesde vctrst dor hellc; een kogel van vlammende Seraphs omringde hem met blinkende .Wapeiiea en blikiemende fpiesfen; Nu beveelden zy om met het koninglyk gefchal der bazuinen het groot b;fluit af tc kon. |
||||
(<S5>
digen. Terftond bragten vier fnelle Serafs het klinkeni,
nietaal aan den mond tegens de vier winden, en de ftera, der herauten verhief zicli; de nolle afgronden hoorden het wyd en vcrre, en het gehele leger der helle antwoorddt itiet een bedweltnend gejtiich. Thans gingen dc gefchaarde magten, heter te moede, en
door eene valfche ligtzinm'ge hoop eenigermate gefterkt, Hit elkanderen; icder nr,m zynen byzonderen weg, waar neiging of treurige veikiezing , hert deed heondwalcn, om voor ongeruste gedachtcn ergeni eene rustplaats te vinden, waar zy de venlrietige uuren tot op de temgkonist van hunnen groten bevclhebber konden doorbrengen. Ee* nigen woiftclden in de vlakte of in de fyne lucht op hun* ne vleugelen, of oeffenden zich in het wedlopen, gelyk in de Olijmpifche fpelen of in de velden Pythons; anderen temden de vuurige paarden, of veimydden met huntie fnelle raderen het doelwit, of oeffenden zich in de wapenen. Ge, lyk wanneer in de betrokken lucht, ora hoogmoedige fte- den te waarfchuwen, zich eenen fchynbaren kryg vertoont, *n legers in de wolken ftrydend op elkanderen aanvallenj |
||||
(66)
|
|||||
de lucbtftoffige ridders treden voorwaards tot hunne vanen,
ch neigen de fperen; tot dat de digt gefloten legiocnen het veld des hemels.van de dappere daden doen branden. Nog anderen van grimmiger aart rtikkcn met de ongetemde woc- de der Typhons klippen en heuvelen uit, en gieren op or- kanen door de lucht; Naauwlyks is de hel vermogend, dit woedend oprocr door te ftaan; ge!yk Alcides, wannecr liy met zegepalmen van den Oechalia bekroond , het vergiftig kleed gevoelende, de Thesialifche dcnnen met (lain en wor- tcl uit hevige fmarten den grond ontrnkte, en Lichas van den gevel van den Oeta in de Eubeifche zee ftortte. Ee- rigen van zachteren aart, in eene ftille vallei ontweken, ftemden liunne harpen, zongen met cngelcn tonen den lof hunner heldendaden en door het verlios des ftryds ongc- lukkigen va', en beklaagden zich dat het noodlot vrye deug- dcn aan fterkte en toeval ondenvorpen had. Iiun gczang was partydig, maar de welluidendheid (hoe kon dit anders, daar onfterl'elyke geesten zongen?.) gat' in de hel eenen ftilftand, en werkte in de toegedrongen menigte eene be- wonderende verrukking. In nog liefiyker verhandtlingeni |
|||||
C«5?5
|
|||||
(Want het gezang betovert flegts de zinnen, maar welfpreJ
kenheid de ziel) zaten anderen ter zyde van eenen heuvelf en onderhielden zich omtrend de verlievenfte gedachten;' verdieptcn zich in dc befluiten der voorzienigheid; In da voorwctenlchap; in den wil; in het noodlot; in het be* ftemde noodtot; in den vryen wil; in de onbepaalde voor> befcliikking; en verJbren zich in dit doolhof, waarin zf gcnen uitgang vonden. Dan Iprafeen zy veel van het goedi en kwaad; van ge'ukzaligheid en eindigcndc ellende; vail dehartstochtcn en liunne overwinning; van de eereen fchandej ailes ydele Wysheid en valsche wysbegeerte, die fomtyds nogthans pyn en angst met zoete betovering verjagen ert bedriegelykc hoop opwekken, of het verhard gcmoed met liardnekkig gedutd als met driedubbeld flaal bewapenen kinj anderen op goed geluk deie treurige waere'd in finaldeleil en talryke benden wyd en verre rondftrykende, om ergeni eene lartdftrc-ek tc zocken die liun etne tckwaamere woning aanbood, nemen vliegend Inlnnen vaart langs vier wegen naar ide oevers der vicr helsche vloeden die hunne Vergiftige
wateren in den btandendeii poel ontlasteri; deze zyn, M E a |
|||||
(if?))
•fschuwelyke Styx, de vloed des dodelyken haats y de treu*
^ige Achaion, zwart en diep van fmarten; de Cocytus, dus genoemd naar hct luide gekcrm dat men aan zyne oevers h.Oort, en de wilde Plilegethon, wiens vuurftromcnde gol- yen de razernij ontvlammcn. In ket verfcliict van dcze wentelt de langzame en ftille Letlie, de vloed der vcrgetel- feeid, zyne kronkelende wellen; wie daar uit drinkt vergcet, terftond zynen vorigen ftaat en wezen, vergeet vrcugde en lyden, genoegen en fmarten. Aan gene zyde van dezetj vloed legt eene bevroren, donkcre en wilde landftrcek, door eenen eeuwigen ftorm van wervelwinden en hagelbuien ge- zweept, die nimmer op het vaste land ontdooi'en, maar op- eengeftapeld, de puinen van vervallen zuilen gelyk fchynen. AHes rondsom is diepe fneeuw en ys; een afgrond , zq diep als de Sorbonifche poel tusfchen Damiata, en den ou- den berg Cafius , waarin geliele legers gezonken zyn; de yerzengde luchtftreek brandt bier gevroren , en de koude jheefc de uitwerking des vuurs. De gedoemden door de de wraak-godinnen met de klaauwen der harpyen. voortge- fleept, worden derwaards gebragt, daar gcvoelen zy wederke? |
||||
(«9)
rig de bittere verandering van ten top geftegen ysfelyklicid,1
nog ysfelyker door den uitertten trap van fchielyke verwis- feling. Betirtelings uit een leger van woedend vuur geruktt om hunne zagt Actherifche warmte in ys te doen verftyven, en daar onbewecglyk , als op den bodem gegraveerd, en vast gevroren te fmachien, ftort men hen van daar in de vlammcn tcmg; Oin hunne ellende te vermeerderen zweven zy over dezen Lethe hcen en weder; zo naby zynen oevef wenfchen en pogen zy dalend den nodigenden ftroom te bereiken , en door eenen enkelcn druppel in iin ogenblik hunne pyn en fmarte in eene aangename vefgetelheid te verliezen. Doch het noocHot fteh zich daar tei gen ; Meduza bewaakt met hare Gorgonifche verfchrik- kingcn den toegang , en het water ontvlugt uit zich zelf voor alles war leeft, gelyk het weleer voor de Hppeh van Tantalus wegvlood. Dus zvveefden deze dwalends fcharen, bleck van afgrysfelyke verfchrikking met verwarde gangen, verloren rond, met ingevallen ogen zagen zy hun beklaagiyk lot, en vonden gene rust; zy zwierven door vele treuriga en duister dalen, door vele kommervolle land- £ t |
||||
(7°)
ftreken , over velc met ys bodckte en vlatnmendo Alpen,
klippen, holen, pqelcn, moerasien, draaikolken, graven en fchaduwen des doods; door een gehcelal des doods, dat God in zyncn vlocl; gefchapcn hecft, allten tot het kwadc goed> waar alles wat levcn hecft fbrft, de dood leeft, en de ver- giftigde nstuur, vcrbazende, vcrfchrikkelyke, sfschuwclyke en onnoeinbare dir.gen uitbroeit, veel dimmer dan de vreet poit voortgebragt of de i'abelen verdiclit bebben, Chkndres, Hydras en afschuwclykc Gorgonon. Intusfchen verheft zich de wcdcrpurty Gods en der men*
fchcn , Satan, met gedachten van hit hoogftc ontwerp onti Vlamd op fnejle vleugelen, en zoekt in zyne eenzame vlugt den weg naar de poorten der belle. Somtyds kruist hy liaar de kusten ter, rechte-dan naar.die ter linke; nu flrykt liy zweve,nd, lapgs de diepte, dan ftygt by torenshoogte tot de vuurige gewelven; gelyls wanneer verre in zee ecne om- dekte vloot in de wolkcn hangt, die met Equinoctiahvinden van Bengalen of de eilanden Ternate en Tidor in gezelfchap jseilt, van waar de handelaar zyne fpecereien haalt; zy fte- V?nt op de geploegde golven naar het voorgcbcrgte door de |
||||
wyde Ethiopifclie zee, en richt des nachts naar den noor4-
ftar haren loop. Dus fcheen de v'iegende aartsvyand van verre; eindelyk ontdekt hy de rauuren der helle, opgehaald tot aan Imr afscliuwelyk dak, en hare driemaal driedubbelde poorten; drie van koper, drie van yzer en drie van diamanten klippen, ondoordringbaar, rondsom met vuur omgeven, doch niet te vcrteren. Eene afschuwelyke gedaante zat. aan elke zyde der poortcr. De eene gcleek tot op het midden des lichaams eene fchone vrouw, docb Hoot zich van onderen eene flang gelyk in eencn ringswyze gefchubden en gekrulden ftaart, gewapend mot eenen dodelykcn angel; bruliende hel- honden blaftcn met open Cerberii'c'ue muilen onoplioudelyk en luidkeels uit hare middel en jankten met een ysfelyk gchuil. Doch door eenig gerucht vcrfchrikt, wcken zy naar welgevallen in haren buik terug, en daar verborgen, ver- volgd:n zy ongezien hun blaffend gclrail. Veel minder a£- fchuwelyk waren de lionden die Scylla plaagden toen zy zich in de zee baaddc, die Calabricn van den naren Trina^ crifchen ocver iUiydt; en min afscliuwelyken volgen in den nacht de tovcresfen , wanneet zy heiinelyk geroepen, |
||||
'ioor den dampkring ryden, en op den reuk van onfchuldig
Wnderbloed gelokt, met de Lapland'chc toverkollen dans. fen, terfryl de Wandelehde rtlaan by limine feesten verduis^ tert. De aridere gedaante, wanneer dat eene gndaante, war gene gedaante had, mag genoemd wordeii, en d(jor leden, gcwrichten noch dclen teondcrl'cheidcn; Of wanneer dat ecu wezen was, vvat eene fchaduw of beiden tevens fchecn, ftond daar, zwart gelyk de nacht, grinrmig gclyk tien rawnbico, verfchrikkelylt gelyk de hel; zy zwaaide eene vreesfelyke ■werpfpies , en liaar zonderlingc fthedel pronkte met eene {oort van koninglyke kroon. Satan was nu genaderd; terftond vcrliief hct monfter zicli
Van zynen zetel, en ging hem woedend met verfchrikkely- ke blikken tegen; de hel zidderde op zyne ftappen, Zon. der tc vrezen verwonderde zich de onvertzaagde duivei over deze ontmoeting. God en zyn Zoon uitgenomen, vef- pJogt geefi gefchapen wczen hem te dacn zidderen; met verachtelyke blikken was hy de cerfte die fprak: Van waar en wie zyt gy, verv'oekte gedaante, die ti zq
grinunig en afschuwelyk verftout my met uw gedroehtelyte |
||||
(73)
gelaat den weg riaSr deze poort te beletten* Zondef uwe
goedkeuring te vragen, meen ik dsar door te trekken^ hier van zyt verzekerd; terug, of fmaak uwe dtoaasheid, en de ondervinding, hellenfcind lere u, de geesten des hemels niffl- mer te wederftaan. Vol van vroede arltwoordde het fpook:
Zyt gy de vervloekte engel, zyt gy dien, die vrede en
trouw welecr in den hemel zo heilig het eerst gebroken, eh het derde deel der zonen des hemels, tegens den Allerhoog- ften faamgezworen, zo trotsch en oproerig met u de wape- ncn deed opvattcrt, waarom zy met u van God verftoten, veroordeeld zyn om hier eeuwige dagen in pyn en kwalen door te brengen? En gy helfche doemelingj gy telt U iri *t getal der hevnel geeften; gy ademt trotscliheld en woede, hier, waar ik als konirigin regeer, en om ii feller te doen rd- zen, nw koning en uw meefter ben! tcmg tot uwe ftra/- plaats valsche vluchteling; fpocd u met de gezwincifte wickeh V«n hier, of ik vervolg u, wanneer gy draalt met eene z#eep van fchorpioencn, en met iiaen (lag van dezen fpeer zullen 'zeUlzarac verfchiikkingcn en ongekende pynen u aangrypen! £5 |
||||
C74>
Dus fprak het ysfelyk monfter, en terwy] het dus fprak
en dreigde, groeide ticudubbeld de ysfelykheid en hatelyk- heid van zyne gcdaantc. Aan de andere zyde ftond Satan geheel onverfclirokken met verontwaardigjng vervuld, en fdieen eene braudende komeet die aan den noordelyken hetnel het uitgcftrekte Qphuicus in vlammen zet, en pest en oorlog irit hare verfchrikkelyke man en fchudt. Iedet mikt op iiet hoofd des anderen zynen dodclyken flag, met humie heirclic -handcn tot genen twedcn gczint, zodanig wierpen zy hunne dreigende blikkcn op elkandercn. Gelyk wannear twee zwarte wolken met het gefchut des hemcls beladea, ratelend over de Caspifcbe wellen komen aandryvcn, dan hoofd aan hoofd gekecrd, eene poos naast elkandercn zwcven, tot dat de winden het tekan blazdn, en het duister gevecht in de middelfte lucht zynen aanvang neemt. Van de droigerutc blikken der magtige ftryders wicrd de hel meer vcrdsusterd, en beiden hidden htins gelykcn voor zich , want nimnv*r dan nog eenmaal zouden zy zodanig eenen raagtigen-, vyarui weder aantretfen! Nu zouden er grote daden, waarvan. ge- heel de hel wedergalrad had gevolgd zyn, zo niet de Qavj. |
||||
C75)
|
|||||
genffaartige tovtres die .aan de poort des hemels gezeten,
den vreesf'eJyken fleutel bewaarde was opgefprongen, en met eenen afschuwclyken krect zich tusfclien beiden geftort had. 6 Vader! fchreeuwde zy, wat ondernecmt uwe hand te- gens uwen enigen zoon ? VVelke razernij 6 zoon! bezit u om dezen dodelyken pyl op lier hoofd van uwen vader te flin- gcren? en weet gy voor wien? voor hem die in de hoogte Zit en Iagcht, terwyl hy u als niets waardigen gebruikende; zynen toorn dien hy gerechtigheid noemt, beveelt uit te voeren; zynen toorn, die u bsiden aan generi dage nog zal verdelgen. Zo fpiak zy, en de lielfcbe pest bedaarde op d;zc woor-
«]en, haar antwoorddc de Satan : Cw gefclirei en ontzettende woorden houden fnynen arm
terug om u zyne krachtcn te doen gcvoelen. Zeg my wie gy zyt in dczs dubbelvormige gedaante; waarom daar wy ens in dit dal der hclle voor de ecrftemaal ontmoeten, noemt gy ray uwen vader? waarom dit monfter mynen zoon,? Ik ken u niet, en zag nimmer iets afschuwelykers dan u beiden. Pe bewaakfter der lielle antwoordde: |
|||||
(rO
|
|||||
Zyt gy dan inyner vergeten, en fchyn ik thans zo hatelyk
jn owe ogen? ik, weleer in den hetnel als fchoon door u gep'rczen, toen in de vergadering en het gezicht der Sera- phynen, met u in eene vervvegene zamenzwering tegen den koning des hemels verbonden, jammerlyke pynen u plotsling overvielen, toen uw hoofd, terwyl uwe bcnevelde ogen tuimelend in duifternis zwormnen, dikke en veelvuldige vlammen om zich been wierp, tot dat eene wyde opening aan zynfe Jinker zyde my als eene Godin gewapend, en n aan gedaante en aanzien volkomen gelykvormig, toemaals hcmelsch fchoon, *an het licht bragt. Verfchrikking overviel de bciren deS hemels; dp het eerfte gezicht beefden zy ziddcrend tcrug, noemden my zonde, en befchouwden my als een voortekea van kwaad; doch getn'eenzamer bekend geworden, geviel ik, en door aantrekkelyke bevalligheden won ik myne grootfte tcgenftrcvers; gy Boven andcren, in my zo dikwils uwe ei- gene volmaakte gedaante befchouwende, wierd veriitfd, dez'c drift trek u heimelyk tot my, en ik wierd bezwangerd. Intusfchen ontftond de kryg des hemels* en de veldflag, waarin de volkoraea zege [hoe km het anders?] ontui |
|||||
C77>
|
|||||
ilmagtigen vyand, en aan onze zyde verlies en verftrooingt
door alle de Empyreifche gewelven te beurt viel, ftortte ons van den top des hemels; ons legerviel in dezen afgrondneder en in dien algcmenen val viel ik mede. Toenmaals wierd my deze magtige fleutel in handen gegeven, en tevens be- volen om deze pooiten, waar niemand, ten zy ik die opt- fluit, kan doorkomen, voor eeuwig gegrendeld te hquden. Qeheel alleen zat ik hier in diepe gepeinzen, maar na weinig tyds gevoelde ik, door u bezwangerd, in myn lichaam thans ongemeen gezvvollen, onverdraaglyke knagingen en fmattelyke ween. Eindelyk brak dit hatelyk gedrocht dat gy voor uwe ogen ziet, yw eigen zaad, ecnen weg door myne ingevyanden; (en vol vrees en fma.rte wierd myne opderfte gedaante vet-
fcheurd en veranderd. Maar hy, de door my gebroeide vyand fprong te voorfchyn, en flingerde zynep onzaligen pyl, ge- vormd tot vewoefting. Ik vlnchtte , en gilde luidkeels: Dood! De hel zidderde op dezen fehrikkelyketi naam; zuchtte uit alle bare holen, en wcergalmde: Dood! Ik Ylood, maar hy, veel fneldcr [meer zo het fcheen van fnode .lust dan van woede ontvlamd] vervolgde en onder. |
|||||
6**
haalde, gcheel afgemat my zyne moeder. In gcwe!dad!ge
en fchandelyke omhelzingen met my zyne lusten voldoende, teelde ik nit deze verkrachting de hm'lende monfters , dift my gelyk gy gczicn hcbt door oiioplioudclyk geblaf omrin* gen! Op allc uuren ontvangen en gcborert, pynigen zy my met de bitterfte {marten; naar hunnc goedkcuring kercn zy in myn lidiMrrt tevug, dat hen baarde, en huilen en door» knagcn myne ingewanden , htinne fpyze; dan weder uit- brekcnde, ftormen zy roiidsom my met innerlyke verfclirik« king, en ontnemen my rust en verligting. Tegens my over 2it de grimmige dood, myn zoon en vyand , die lien aan- hitst, en my, zyne moeder reeds lang verflonden had, doch hy weet dat myn einde het zyne naar zich -fleept, en dat* ik, het zy dan wanneer het wil, eene bittere bete en cenen giftbeker voor hem zyn zal. Dit heeft het noodlot over ons bepaald. Maar laat ik u raden myn Vader, wacht u voor zynen dodelyken py!; koester gene ydele hoop van in deze glinftcrendc wapens ofschoon in den hemel verftaald, voor vervvonding zcker te zyn, want nicmand, dan alleenliy die in da heinelen regeert, kan deze dodelyke fpits wederftaan. |
||||
C79>
|
|||||
Zy eindigdc en de flimmc duivel leerde fchielyk Zyn voor«'
deel; hy wierd nu bedaarder en antwoordde zagtzinnig: Dicrbai-e docliter! want gy noemt my uwen vader en wyst
my liicr mynen fclionen zoon, liet waardfte pand van onzen vcrtrouwlyken omgang in den heme!, van een genoegen, toenmaals zo aangenaam, maar thans zo treurig herdacht, door de gruvvzame verwisfeling ons zo onvoorziens en bui- ten vermoeden overvallen. Ik kom niet als een vyand, maar om u en hem met bet gehele lager der hemelfche geesten, die tor verdediging onzer rcchten gewapend met ons van de hoogte vielen, uit dezen duifteren en treurigen afgrond te ver- losfen. Voor hen dwaal ik eenzaam door deze woeftynen, en vvaag my zelven, e'e'n voor alien in het gevaar, om met Enzame fchreden langs de grondeloze diepte te zweven, en
>or het onmeetbaar ledig met dwalend zoeken de vobr- ljjclde plaats op te fporen, die nu , naar de famenlopendc tpkenen als eene grote en ronde kogel reeds moet gefchapen zyn. Eene plaats, zalig door zegening, en door een geflacht van nieuw gefchapen weezens bewoond, om mogelyk onze ltdig gewordene plaats weder te vervullen, aan de grenzen- *
|
|||||
<8<>)
|
|||||
&s bemels, fchoon verder verwyderd, uit vreze' dat dezelve
met de magtige menigte overladen, voor nieuwe oproeretl lBogt bloot ftaan. Of nu dit, en meer dan dit nog ver- borgen, volcindigd zy, fpoede ik my om te weten, en bier van onderricht kom ik terug en breng u tot de plaats, waar gy en de dpod gemakkelyk wonen, en in eene aangename met welriekenden balzerrovervulde lucbt onzichtbaar en in ftil- te been en weder zweven kunt; daar zult gy onophoudelyk gefpyst warden, en alle dingen zulten u tot eenen roof zyn. Hy zweeg, beiden febenen zeer te vreden, en de dood, horende dat zyn bonger zoude geftilt worden, noemde, zich bier mede reeds vleiende, zynen muil gelukkig, en grinsile afscliuwelyk in eenen fpookachtigen grimlach; zyne boze mocder was even zeer verheugd en fprak tot haren vader: - Den fleutel dezer onderaardfche gewelven bewaar ik atnpts. wegen en op bevel van den almagtigen koning des hemels, die my verboden heeft van deze diamantcn pooiten te ope. nen; de dood ftaat tegens alle geweld met zynen fchicht ge. reed, onbevreesd van door eenige levendige magt te wor- den overweldigd. Maar waarom gehoorzaam ik de bevslett |
|||||
pi)
|
||||||
tan hem die in de hoogte woont, van hem die my haaft
en my, eene inwonereS en inboorlinge des hemels, in deA itiepcn Tartarus heeft nedergeworpen, en veroordeeld on! hier tot eene hatelyke amptsbediening, en eenert ten-wig*1 diiurenden ftry-1 van doodsafcgst en (marten te leven; mid* tlert ondef het |ebrul en dc' verfchrikkirfgen van myn eigert gebroed dat n>yn ingewand doerknaagt? Gy zyt mynVadci?, gy gaaft my het aanwczig zyn, vvien zoude ik gehoorzamen, Wien volgen dan u? Gy wilt my bimleil kort in de nieuw« Waere-ld vol licht en zaliglieid brengen, waar dc Goden ge» lukkig leven; vvaar ik aan BWe rechte hand met wellust tinddoos heerfchen zal , gelyk het uwe dochter en uw« eenige gelicfde betaufflt! ... Dus fprukende nam zy dert afsclmwelyken fleutel, het
ifeurig werktuig onzer kwalefl van hare zyde, en zich mef iareil misvonndcii flaart naar de poort rollendc:, trok zy ie yzcren valdeuren op , die buiten haaf nicuiand be- ■wegen konden. Nil draaide zy den fchrikkelyken flamel in de invvendige naven rond, en i'choof zonder moeite alle de -gteadelefl van yzcf en diamant* vaste klippcu wc^« Og |
||||||
i
|
||||||
(82)
|
||||||
poorten der helle vlogen met eenen geweldigen fprortg en
fnorrend gedrnis plotsling open, en een heesfchen donder die den diepften bodem van den Erebus deed zidderen, loeide uit hare yzeren krammen. Zy opende haar , maar die weder te iluiten overtrof haar vermogen. Zo wyd fton- den zy open dat een leger in voile orde , met beide vleugels, onder vliegende vanen met paarden en wagens in brede gelederen daar konden doortrekken. Zo wyd ftonden zy geopend, en wierpen gelyk de mond van eenen ontbranden berg, opftygenden rook uit en fulfer-rode vlammen. Plotsling ontdekken zich aan hun gezicht de geheime-
nisfen der afgrysfelyke diepte, eene duistcre, ongemetene, Oiibcgrensde, en grondeloze Oceaan, waar lengte en breedte, hoogte en tyd en plaats verloren zyn, waar nacht en Chaos nls de oudften , de voorvaders der natuur , midden in het gewoel van eenen geduurigen kryg de Anarchie voeren, door de verwamng ftaande gehouden. Want hette, koude, vochtigheid en droogte, vier ontembare kampvechters ftry- den hier om de heerfchappy, en brengen lmnne ongeboren Atomes te velde; iedereen zweeft volgens hunne byzondere |
||||||
f
|
||||||
Oil
|
|||||
hofrieti om de vanen van zyne paf ty; ligt of zwaar, fcbeq*
of ftomp, met fnelheid of traagheid in ontelbare hopen gewapendj gclyk het zand op den verzengden bodem van Barca of Cyrene, dat vnn de oorlogende winden vvordt op* gcvoert, om aan Ininne ligte vleugelen een gewigt te geven* Hy, wien zy in het grootfte aantal aanhnngen, regeert een ogenblil;. chaos zit onder hen als hun rechtcr, eh maakt door zyne beflisfmg de wetten waardoor hy heerscht, vet" ,-warder. De hoge fcheidsman, het geval, regeert alles naast hem. In dezen wildcn afgrond, de baarmoeder der natuur, -sn mogelyk haar graf, [noch zee noch oever nodi lucht noch vuur, maar die !de eerfte oorzaken in haren oorfpronge'yken vorm verwarrend vermengd, en dus eeuwig met zich zelven ftrydt, tot dat de alnragiigc bonwmeester, om nieuwe wae- relden te fchikken de ftoffe in orde fchikt]; In dezen wil- dcn afgrond, op den rand der helle, ftond de voorzichtige dmvel, zag- eenen geruimen tyd ncder, en overwoog zyne leize. Gene naauwe engte waariyk had hy door te trekken? Ook wierd zyn oor nice minder getrofTen door een loeiend, en verpletterend gedonder , gelyk wsmneer BelloiU itoraij F a |
|||||
tBfl
|
|||||
Com grote dingen met kleinen te veigetyken} en alle hart
ftorm gevaartens tcgens eene gvote hoofcifbd richt om liaar te ontmantelen; of niet minder dan .waniieer de gewelven des hemels invallsn, en de oprocrige elementen lice mld- •delpimt der aarde uit hare ay willen ontruttaen; Eindelyk
fpreidt hy zyne zeilenbrede vleugelen ter vicgt uit, en Wider den opftygenden rook zlcli omhoog hefFende', "drukt ■ liy den bodem onder zyne voeten weg. Dan fiygt liy, als
cp eenen zetel van wolken vele mylen verwegen opwaards, doch dieh wel haast verliezeiide, vitidt hy een omneetbaar ledig. Ogenblikkdyk vah hy met flodderende -yvieken tien- duizetid vademen loodrcgt riaar den afgrorid rieder, en, zou- de tot op dit uur ncg vallcn , wanneer r,ict de fterke te- •nigflag eener Itormvvolk met vuur en falpeter" gcvuld , hem
' door een ongelukkig toeval juist zo vcie. mylen had om-
hoog gedagen. Have woede bedaarde in<*ene moerasfige Syrtis, die uit zee nodi droog landi beftond.' Byna geftand, waart hy den woeften modderpoel half te voot, half vliegead door, waar riemen en vvieken hem beiden te:fhide komeh. . Gelyk wanneer een Griffioen uen Arimasp met eenen ge-
|
|||||
C35)
|
|||||
vleugelden loop over bergen en moerasfige dalen vervolgt;
wanneer dcze hct goud, zyner waakzame zorge bevolen/ hem oncroofd heeft; zo icverig vorvolgde over poelcn en klippeii, door ylsktens, woeftynen en ongebaande wegen,- met hoofd, handen, vlcugelen en voeten, de duivel zynen weg, en zwemt of zinkt, of waadt of kruipt of vliegt. Eindelyk bcftormt hem een algemeen en woest gedruis van venvarde tonen en ftemmen, die door elkanderen vermengd, de holle duisternis met den hevigften galm doorklonken. Hier, om te onderzocken welk eene kracht of welk een Ceest des diepften afgronds in die fchriklyke verwarring woont, en hem te vragen waar dc kurtcn der duifternis die aan hct licht grensden gelegcn waren, wendt hy zich on* vwfchrokken heen. Ecnsilags wordt hy den troon en de legcrplaats van Chaos gewaar, verre uitgebreid ovtr de woefte dicpte, Naast hem op den troon zat de nacht in zwart ge. waaH gehuld, de oudfte der din gen, de deelgenoot zyner regering. By dezen ftonden Orcns, Ades, cndevreesfelykeDemogorgon; daar rondsomhet geticr, hct geval, de verwamng, het oprocrin vellenftryd, en de twedrachtmetduizendverfchillendetongen. F 2 |
|||||
C-aO
|
|||||
Onvertfchrokken wendt de Satan zich tot hem met deze
Vroorden: Gy krachten en Geestcn van dczen ondcrflen afgrond,.Chaos
on oude naclit! denkt niet dat ik als een befpieder tot u kom, om de geheimen van uw ryk op te fpeuren of te fto- ren ; gedwongen wandel ik door de duistero woeflynen ter- wyl myn weg door uvv uitgeftrekt gebied tot het ryk des Jichts hsengelcid. AHoen, zonaer gcleider, en half verloreii, zoek ik het naaste pad waar uw donker ryk aan dc grcnzen. dcs hemels ftoot, of, wanneer cr nog eene andere plaats u afgewonnen en onlangs van den koning des hemels in be- zit genomen zyn inogt, dan gaat myne reis door deze dieptft derwaards; wyst my den w:*g; wanneer gy my dien aan" wyst, dan zal, zo ik den onrechtmatigen beheerfcher het verlorcn ryk weder afneem ; tot zyn oorfprongelyke duisternis en onder uw gebied terugbreng, (dit in het by- zonder is myn voornemen) en daar de ftandaarden des ou- den nachts wederom opricht, gene geringe vergelding u\ye beloning zyn. Alle de voordcelen laat ik u, my alle*n blyvS it •vyraakj , ' |
|||||
C87)
Dus fprsk Satan en de oude Anarch gaf met eene flame-
(ende tong en ontfteld gelaat hem tot anrwoord: Ik ken u vrcemdeling! gy zyt het magtig hoofd der enge-
!en die onlangs tegen den koning des hemels opgeftaan, overvvonnen en veritoten wierden. Ik zag en hoorde het; een zo talryk leger gelyk het uwe, vlood met val op val, verdelging op verdelging, en toenemcnde verwarring niet ongemerkt over den vreesfelyken afgrond; de poorten des .hemels lieten hunnc zegepralende fcharen by millioenen uit om u na te jagen. Hief op myne grenzen fticlitte ik mynen zetel, om ware het mogclyk, het weinige my overig geble- ven, dat door uwe inwendige oproeren aangegrepen, en den fcepter van den ouden nacht ontrukt is, te befchermen. Eerst wierd de hel, uw kerker, die zich wyd en verre in den afgiond uitftrekt, ons ontnomen; nu onlangs hemel en •arde, eene nieuwe waereld, die over myn ryk hangende en tegen die zyde des hemels van waar uwe legioenen zyn nedergeftort, aan eenen gouden keten is vast gelloten. Wanneer uwe reis der- waards gerichtis,zytgynictverre af; hetgevaarnadert; ga,en feoedt u; verdelging, verwoesting en rovery zyn myn gewia. |
||||
(88)
, H? zweeg, en Satan hield zich nict op met b"tn te ft«t»
>yoorden, :maar fprong, vo' Wydfchap van nu welhaast den" eindpaal zyner reis te vinden, met frisfchen moed en ver» nicmvde fterkte gclyk eene vuirige zuil, in het ledig uit- fpanfet apvtmids, en flaat zich door de ftrydende elemen-> ten, die hem: aan alle zyden omringden, h:en» Eitgcr was by befloten , en in groter gevaar dan de Argo , toen h?t tusfcben de verflindende klippen van den JJosphorus been, ftevende; of als Ulisfes, tosn by aan zyne linker band den Charibdis vermyddc, en naby de andere draaikolk hecn wend* de. Dus vervolgde by met zwar? moeite en arbeid zynen togt, wel is waar met moeite en arbeid , maar daar een- tnaal doorgedrongcn , zag men ras r» den val der men. fcben eene zeldzame verandering. Zonde en dood volg* den uit al bun vennogen, ingevolge den wil des hemeis op ayne biclen, en payeidcn door den donkeren afgrond acbtet liem eenen brcden weg. De ziedendc golf duldde gedwee Op bars fciiouderen eene brug van wonderbare tengte, in de iiel begonnen en tot aan dc ukerfie grenzen van dezc go* ferekkige waerel4 yeryolgd, Hierlangi wa«de-lett do bq» «• i |
||||
C89)
|
|||||
geesten zmliter moeite hreji en wetter, om'de ftcrveHinge*
te verzoeken en te ftraflfen; h^n uitgenoinen, die God ei de goede engelen uit byzondcrc genadc bewarert. ...-."• 7 Ku eindelyk verCcheen de heilige invloed des liclns, dat van dc tinnen des hemels tot vcrre in den boczem van ikn donkeren nacht -cenen fchemerenden dag v*rmde! Hier zy« de afgelegenSle grenzen tier natuur, hier begint de Chaos, gelyk een vyand uit zyne laatfte verfchanfingen geflagen* minder oproerig, minder tegen'iantcnd, te wyken. Tlians zwceft de Satan met minder aibeid gemaklyk en op ge- kalmder golven door de fchemertag, en fpoedt zich vrolyk tot de haven, gelyk een fcliip dat door het ohweder ver- b'yzeld, mast en toiiwen verloren hceft. Tlians laat hy zyne uitgefpreide vleugelcn in de ledige woestynen die de luclu gelyk fclienen in cvenwigt rusten; en befchouwt van yerre naar zy§ welgevallcn den Empyreifchen hemel, rond of hoekig dat zich niet bepalen laat, en met torens van Ophal, en tinnen van levendig Saphier, eenmaal zyne ge- boorteplaats , verre uitgebreid; daar naast hitig deze zwe- Ttllde waereltj aan eenen gouden Ueten, aan te zien gelyk |
|||||
CsO
|
||||||
•ene {far van de kleinfte groote, digt by de maan. Dasr-
heen neemt de vervloekte, in een vervloekt uur zynen weg» vervuld door eene boosaartige wraak! |
||||||
t'mde van hct twcfc Gezang.
|
||||||
DERDE C E Z A N «.
|
|||||
Zijt gegroet heilig licht! eerstgeboren adtnmmclinS
des Iiemcls I of mag ik ongeftraft my uitdrukken: hemelfche ftraal van den Eeuwigen? Terwyl God liet licht is, en van eeuwigheid in een nimmer genaakbaar licht woont, woont hy ook in u , luistenyk iiitvlooifcl van een ongefchapen wezen! Of hoort gy li'cver den naam van zuiveren Aethe- rifchen ftroom, wiens oorfprong nicmand verhalen kan? Eer de zon, eer de hemelen waren, waardt gy, en op de ftem van God omklecdde gy als met cenen mantel de wor- *e»de wacreld, door duiftere en diepe watcrcn, uit liet ledig |
|||||
van een vormebos oneindig, gcwonnen. U bezoek ik, den
ftygifchen poel met flo.itmoediger wieken ontvloden , thans wedcr, ofschoon lang in de duiftere vcrblyfplaats gevangen, daar ik in myne vlugt door de uiterfte en middelfte duis- ternis hoengeboord, op andere fnaareri dan die van Orpbeus lier, Cliaos en den eeuvvigen nacht zong, voorgelicht door de hemclfclie zangfter, die de duiftere nederdating zo zwaar en zonderling, my deed waagen, en daar uit wedcr opfly- gen. Gered bezoek ik u terug, en gevoel uwe r.ecrfchende levenslarap; maar gy bezoekt deze ogen met weder, die Vergeefscli rollen om eenen persfenden ftraal te vindcn en geen fehemerlicht gewaar worden; zo vrecslyk lieeft een lieldetc druppel hunnc appels uitgebluscht of cere duiftere iinking hen omtoogen. Maar ondanks dit, aangefpoord door liefde tot een beilig lied, houde ik niet op te wande- len, waar de zangfters Ware bronnen, fchaduvrryke wonden, ef door dc zon befchenen hjuvelen bezocken; voornaraent- ]yk u 6 Sion, en de b'.oemryke bekcn die in het dal de heilige voeten van uwen heuvel wasfen, en ruifchend voort- vloeicn, bezoek ik des nachts. Ook vergeet ik den blio* |
||||
C?3)
|
|||||
den Tnamjris en den blinden Moeonides niet, deze twe%
my andcrs in noodlot zo gelykende wannecr myn roem hun gelyk ware, ook gedenk ik aan de oude PrOfeten Thire- feas en Phineus. Dan voed ik gedachten die vryvvillig har« monifche toncn voortbrengen, gelyk de wakende naclitigal lien in het duifter zingt, en onder de fchaduwrykfte jewel- ven verborgen, zyne naclitelyke ftera doet golven. Diis keren jaaiiyks de jaargetyden wedcr, maar tot my keett dc dag, noch de zagte nadering van avond of morgen, nocb het gczicht van de bloemen der lente, nocli de rbos van den zomer, noeh driften, noch kudden, noch bet goddeh/k aangczicht der menfclien terng; in bunne plaats omringt my, van eene beminnelyke famenleving afgefneden, eehe wolk, ten altoos duiircnd duifter; flegts met ecn algcmeen 1>lad is het boek der btleveiule kennis my aangeboden; voor my zyn de wcrken der natuur uitgedooi'd, en dc poort der vvys- heid is geheel voor my gelloten. Gy dan hemelsch lichtl fchyn inwemiig zo veel te klaarder, en beftraal de zial in alle hate krachten; plaats daar ogen, en verdryf en ternietig van daar alle nevelen ; up dat ik tafeieleo |
|||||
t»0
|
|||||
lien en vethalen m»g , voor bet fterfelyk gezicht oni,
gichtbaar. - Nu had de almachtige vader uit de hoogte , uit den
fcuiveren Empyreifchcn hemel, waar hy op eenen lioogen troon boven alle hoogte verheven zit, zyn oog nederge- flagen oin zyn eigen werk en htinne werken met eenen- oogwenk te ovefzien ; rondsom hem ftonden alle de heiligen als ftarren in ecu gedrongen, en ontvingen van zyn oog ©nuitfpreekelyke gclukzaligheid; aan zyne rochte hand zr.t het l'tralend evenbeeld van zyncn luifter, zyn ecnigen zoon. Op de aarde befchouwde hy eerst onze twee eerste ouders, tot nog toe de twee ecnigste menfchen in den gelukkigea hof geplaatst, inzamelende onfterfelyke vruchten van ge- poegen en liefde , van onafgebroken genoegen en van on- bcnyde liefde in zalige cenzaamheid. Dan befchouwde hy de hel en de klove daar tusfchen; en daar Satan, zwevende aan deze zyde van den nacht, in de verfynde donkere lucht langs de wallen des hemcls, en nu gcreed met vermoeide vleugelen en gewillige voeten neder te ftryken, op de onvruchtbare buiten zyde van deze waereld, die een |
|||||
<95)
|
|||||
Taste landboezem zonder uitrpanfel fcheen, emzeker of in
den Oceaanof in de lucht dryvcnde. God hem ziende van zyne onmeetbare hoogte, waar hy het voorledene , het tegens* woordige en het toekomendc befchouwr, fprak naar zyne voorzienigheid dus tot zynen eenigen zoon: Eenig geboren zoon! ziet gy vvelke woede onzen tegen-
partyder ontfteekt! wien noch voorgefchreven grenzen, noch grendels der helle, noch alle de ketencn waaraan hy daar vast geklonken is, noch zelfs de wyde kloven van den diepften afgrond kunnen houden; zo fchynt hy van wanhopige wraak vervuld, die op zyn eigen hoofd zal terug flaan. En nu door alle hindernisfen heen gebroken, wendt hy zyne vlugt, niet verre van den hemel tot de grenzen van het Hcht, recht naar de nieuw gefchapen waereld,,met voornemen om den mensch daar geplaatst te beproeven. of hy door geweld hem verftoren, dan, dat nog flimmer is, door eenige valfche list verleiden kan; en hy zal hem ver- leiden; want de mensch Zal zyne vlciende leugens gehoor geven, en ligtzinnig bet eenig gebod, alleen het fteunfel van zyne ge • hoorzaamheid, o vertreden; dus zal hy en zyne fchuldige nakome- |
|||||
CsO
|
|||||
Jitigeu vaUen. D»or wietis fchuld? <ibor<wicns, dali dobr zyiw
tigefl ? Dc ondankbare I hy had aJles van my wat by hebbea konde ; ik maakte hem. heilig en rcchLvaardig; vermogcni #»n te blyven ftaan, dock vfy om te vallen. litis fchiep ik ■alle Aetherifche- krachten, beide die ftaande bleven en die vjelen; vfy ftoiulen zy die ftondenj en vry vielen zy die VJekaj. Welke proef van oprechte eil onwankelbare ge> frouwhcid, van fbndvastig geloof of liefde kondcn zy, niet yry zynde, geveu, wamieer allecn noodzakelykheid, niet vry- held van verkiezing, plaats vond ? wdk een loon konden ty ontvangen? wat genoegen ik van ecne zodanige gehoor. jaawbeid verwaclueii, wanneer wii en rede fjook de. rede js vetkiezing) zondcr gebniik en ydet,'beide van vryheid fcerooft, bcide lydend gcmaakt, de noodzakelykheid dtendcn, uiet my? te regt dart waren zy zodanig gefchaper en kimncfl. Jiiinnen Schepper, Uoch hunne fchepping, noch hun noodloti als of vooibcferiikking -Htmneti wil door een vrlftrekt reads'* b*fluit of voorwetenfchap beftierd, overwtldigt had, met grond befchuldigen. Zy zelf bcflotcn bannen eigen-afval, niet ik» Myne voorwetenfchap, die haar vooruit zag, had nogihan* |
|||||
(97)
genet! Invlofd op hutwen misflag, die eene zekere voof«
wetenfchap nimmer zoude verliinderd hebben. Dus vallett ty zonder de minfte noodzakelykheid of fchaduw van het noodlot of door iets anders, door my onveranderlyk voor- uitgezien. In alles zyn zy zelf de bewerkers van hunne overtreding, beiden in bun oordeel en in limine v.rkiezing; want dus fchiep ik hen vry, en vry moeten zy blyven, tot in zy zich zelf tot flaaven maken; anders mocst ik hunne natuur veranderen, en bet hoog onveiandevlyk ee, wig ra;>ds- befluit wederroepen dat hunne vrybeid bcfloot; zy zelf ba- floten hunnen val ; de eerftgefchapenen vielnn door hunne •igen verleiding, door zich zclven verzocht, door zich zelveil misleid; de tnensch vnlt door dezen eerst be 'rogen. D« mensch dierlialven zal genade vinden, maar de andcren niet. Dus zal myne glorie, beide in goedheid en rccht door hemel en aarde uitftralen, maar myne goedheid zal het eerfte ea laatfte aller luifterrykst fchynen. Terwyl God dus fprak vcrvulde een Iieflyke reuk van
ambrozyn den gelielen hemel , en verfpreidde in de zalige nitverkorcn geesten, een gevoel van rjeuwe en onuitfpreke- G i
|
||||
C98)
|
|||||
lyfce vrcugde. Allermeest verhcerlyfct zag men onder hen al-
ien den zoon God?, in hem was al de lieerlykheid des Va- dcrs zelfllandig uitgcdrukt; en in zyn gcjaat ftraalde god- gdyk medclyden,liefde zonder einde, en zondcr maat van genade door, en dit ten toon fprcidende fprak hydns tot zynen vader: 6 Vader I vol genade was hct woord waarmedc gy uw vonnis befloot, dat de mensch genade zou vinden; daarvoor zullun beiden , hemel en aarde uwen lof hoog verheffeu met hyinnen en geheiligde gezangen, die van uwen om- ringden troon den eeuwig gezegenden zullen worden tcegebragt. Want zou de mensch geheel verloren gaan ? zou de mensch, uw fchepfel nog korts zo bcinind, uw jong- ften zoon dus door list bedrogen, ofsclioon door zyne eigen dwaasUeid geholpen, vallen? dat zy vcrre van u, vcrre van n zy dit Vader, die de reenter van al het gefchapen zyt, en allcen naar gerechtiglieid oordeclt. Of zal de weerparty dus zyn doclwit bcreikcn en hct uwc verydelcn? zal hy zyne boosheid geheel volvocren en inve goedhcid vcrnietigen?zou by, hocwel tot zyne zwaardcrc verdoemenis met wraak ver- vuld hoogmoedig tcrug ktren, en het gehele geflacht der men. |
|||||
tn)
|
|||||
fetieh'Mef z'ch ter belle flepen? of wilt gy ze/F'uvtc fchep*
ping venrietigen* en dm hem vqjjdelgen vvat gy Voor' (rtfi gloric gcmaakt hebt? dart zouden beidcft mve goedheid eti inve grdotheid in tvvyfFel getrokkcn; en zonder verdedigin'g bt-lasterd worden* De grorc Schepper aritwoordde hetri diis* 6 Zoon! in welken myne ziel haar voornaamst genoegefl beeft; zooft vah myhen boczetn J zoon, diealleen myn woonf, myne wysheid en myhe uitvoerende fciagt zyt, gy htbt ge» fprokeri gelyk ik ddcht, gcjyk triyn ecthvig on twerp befldten heefti DC menscli zal niet gehcel Vciloren zyii, rriaar by die toil zal gered worfieil, doch riiet zyn wil, nlaar myne genade zal hetn dit vrywitlig vergunneh. Nog eeriffiaat wil ik zyne gevallen kractitcn, bfschoon dooi- etne dwaze tucht tot buitenfpofige begetfrteiis misdadig en in flavernij gcbfagf, weder hetnieliwen; door lily opgeholpeh zal hy nog ccnfnaal tegens zynen dodelykeft Vyand opftaan, opdat by opgcliol- pen door my, weten rnoge hoe gebrekklg zyn gevallen ftaat is, en aan nicmand dan alleen aan my zyne Verlosfing vet* fcbuldigd zy* Eenigen heb ik tot eene byzondere genad* G a |
|||||
Oooy
|
|||||
fcoven alle anderen uitverkoren; dit is myn wil: de ovcrigett
zullen my lioren rocpcn en in lninnen zondigen ftaat dikwils gewaaifchuwd worden, om in tyds de vcrtoornde Godheid, terwyl de aangebode genade hen nodigt, te doen bcdaren; want ik wil hurne duiftere zinnen opklaren, en hunne ver* fteende harten vermurwen, op dat zy vnogen bidden beiouw tonen en my gchuorzaan.heid bewyzen. Voor pebeden, be- rouw en bewezen gehoorzaamlieid, wanneer een heilig voor- nemen daarmede gepaard gaat, zalmyn oor niet langzaam zyn, noch myn oog gefloten blyven. En ik wil mynen fchcidsman, het geweten als eenen gids in hen plaatsen, dat, wanneer zy daarna Willen horen, licht achtcr licht in hen ontfteken zal, en tot aan het einde volflandig blyvende, hen zal zalig maken. Zy die deze myne langmoedigheid en den dag mynet genade verziiimen en verachten, zuUen deze genade ninimer fmaken; maar zy die vcrhard zynmeerverhard, en die verblind zyn meer verblind worden, zo dat zy nog meer ftruikel™ en dieper vallen; en niernand dan alleen de zodanigen fluit ik van myne genade uit. Maar alles is nog nict gcdaan. De ongclioorzame mensch feieckt onj;etr_ouw zync eeden, e» . !
|
|||||
o°o
|
|||||
zondig? tegfns de hoge oppermagc des licmcls, ftrevende
mar de Godheid? en dns alk-s verii"zende is hem niets ove- rig otn zyn verraad te herfte'len; maar hy is aan de verwoe- fting geheiligd en toegewyd; hy, met geheel zyn nakome- lingfehap inoet ftcirven; hy of de gerechtigheid moet fterven, ten zy dat een ander daartoe b-kwaam en vrywillig den ftrengen eisch, dood voor dood betale. Zt-g hem:lschc mig* ten, waar Ziillen wy zodanige liefde vinden? wie van u wil fterfelyk worden om de doodlchuld van den roensch te hcr- ftelbn, en door gerechtigheid den onrcchtvaardigen te redden? woont in alle hemelen eene zo iKcrbare mcnschlievenheiJ? Hy vrieg, maar alle de hemclsche choren ft.nden ftom, en (like was in den hemel; niemand verfclieen er als voor- fpi'aak en middelaar tot behulp dcr mcnfclien, veel m'.n di» op zyn eigen hoofd de dodelyke misdaad laden, en zich tor cen losgeld diirfde ftcllen. Jin nu zoude geheel hef menfche- lyk gcflaelit zyn verloren gegaan, door eene ftxengc verdoe- menis tot dood en hel veroo'rdeeld, had niet de zoonGods in wien de volheid der Goddelyke liefde woonr, zyne dioc- fcare bemiddeling aldus vernicuwd: |
|||||
(J??)
|
|||||
Vadcr! uw woord is gafproken, de menscli zal ganade vin*
den; en zal de genade geen niiddclcn vinden ? zy de gezwindi ftt van uive gevjeugelde boden, die den weg vindt om alia mve fchensekn ta bezoeken, en tot alien ongeroepen, onge- beden en ongezochc komt? gelukkig voor den mensch dat zy op deze wyze komt} by kan, eenroaal dood in zonden en yerlorcn, hare linlpe nimmer zoekon; voor zich zclven heeft by, verdicpt in i'clndden en bedorven, gene verzoe- ning noch voldoendc ofTcranden te brcngen. Zie dierlialven o,p ray, ik oiler ray voor hem op, levcn voor levcn j laat inven f oorn op my vallcn; rekeu my als eeneji menscli j ile wil voof zync zaak myen fclioot verlaten; deze heerlyk- hcid vrywillig a;\n nwe zyde afieggen, en eiudelyk met ge- noegen voqr hem ftcryen; laat de dood allc zyne woedc op itiy lsdcn; jk zaj ondcr zyne dyiftere magt niet lang verwon- nc-ii leggen; gy ljcbt my gegeven bet levcn ceuwig n my zclven ^e bezitten; doer u Icef ik ofschoon ik my in den dood begeef, en voor hem alles wat van ray kan fterven, ojfer; docn deze fchuld bttaald zynde, znlt gy my asm het Vfceslyk graf met ten prooi laten, noch dylden dat myne i ■ |
|||||
onbefmetK z!el, eeuwig daar by de verrotting wane; maar
ik zal zcgepralend verryzcn en mynen ovcrwinnaar vefflaan, liem van zynen buit, waarop by zo hoogmoedig was, bero- vcnde ; dan zal de dood zyne dodelyke vfonde ontvan- gen, en vcrachtelyk, van zynen prikkcl ontwapend, neder- ttorten. Ik zal door de ruime lucht in fpyt der belle, als overwinnaar de hel gevangen leggen, en de gekctende mag- ten der duhlernis ten toon ftellen; op dit gezicht zult gy u verblyden, uit uwen hcmel zult gy ncderzien en lachen; tcrwyl ik door a vcrrezen, allc myne vyanden, en eindclyk den dood, met wiens geraamce ik het graf zal aanvullcn, zal verdelgen. Dan, na ecne lange afwezenheid zal ik met de menigte door my veriest ten hcmel weder ingaan, en tcrug kercn'd Vader! om uw aangezicht te aanfdionwen, vaar- in gene wolk van too™, maar gevestigde vrede en verzoe- ning zal tcrug blyvcn; als dan zal de wraak niet mcer zyn maar in uwe tegenswoordigheid onuiclprekelyke vrcu^de. Hler eindigdc by zyne woorden, maar zyne zaclitc trek-
ken fpraken nog ftilzwygend en ademden onltcrfclykc licFde tot den fterfelyken mensch, boven welkc cene kindsrlyfee > G 3 |
||||
(104)
^ehoorzaamheid uitfcheen ; a!s ecne offerande verheugd om
geofferd te zullen wordcn, vcrvvaclit by den wil van zytien goddclyken vader, Alle de heuiclen onbewiist wat die be* duiden zou, .ovcrviel vernikking en verwondcring; maai de Abnacbtigc antwoordde fchielyk daar op: 6 Gy! in hemel en op aardc als de eenigc vrede voor de*
inensch onder den worn gcbukt, gevonden! 6 gy myneenigst welbehagen! gy weet hue dieibaar my alle myne werken Eyn, en de mensch in 't byzonder; zo dierbaar, dat ik u uit mynen fclioot en van myne. techte hand mis, oni. door dit kort verlies, het geheel vciiaren geflacht dcr menf'chca te redden. Gy dicrhalven, die hen allcen verlosfen kurm verecnig uwc natuur met de zyne, en wecst zelf ecn mensch ondcf de menfehan op aarde. Ncem door eene wonder- Vol'e geboorte uit jongvrouwelyk zaad, wanneer de tyd z»l vervnld zyn, het viccsch aan, Weest gy, of'schoon Adams zoon, in Adams plaats het hoofd van alle menfehen kinde. ten. Gelyk alle menfehen in hem verloren gaan, zullen in n als uit eenen tweden wortel zo velen herfteld worden *!s cr herfteld wordcn, *onder u niemand. Zjme &M4 |
|||||
>v
|
|||||
0°5)
|
|||||
waakt alle zyne zfmen fchuldig, uw toegerekend verdienst
zal hen vry fpr.kcn, die beiden hunne eigen gcrechte en on- gcrechte daden afleggen, in u verplanc leven, en door u een nieuw leven ontfangen. Dns zal de menscli gelyk zulks aller rechtvaardigst is voor den mensch voldoen, vevoordceld Worden en fterven, en geftorven zynde wedcr opllaan, en opgeftaan zynde broederen met hem opwekken, als met zya eigen dicrbaar leven gckocht. Zudanig zal dc helfche liaat door de hemell'clie liefdc vcrdclgd worden, gegeven om te fterven, en geftorven ora te verlosfen, zo dierbaar te ver- losfen wax de -helfche haat zo ligtzinnig vcrvvoest hecft, etl pog in hen vervvocst, die, terwyl zy kuhnen, de genade niet aannemen. Doch gy znlt door uwe nederdaling, by hot aannemen uwer menfche'yke natunr uwe eigen niet verliezeft jioch verminderen. Terwyl gy,*fchoon in de hoogfte zalig- heid ten troon gezeten, God gelyk en in gelyke bezitting van goddelyk genoegen, alles verlaten hebt om de Wacreld van het uiterst bederf te redden, en meer door verdlenlten dan door net geboorte^reclit voor den zoon van God bc- Tonden zyt geworden, dit allerwaardijst bevonden zyt, verce |
|||||
oo
|
|||||
Siecr door uwe goechcld, ran door grootheid of lioogheid,
en de liefdc in u de clorie vcrre ovcrtrof. Daarom zal owe vernedering op dczen troon ook uwe nicnschheid ver- hogen; bier zult gy in bet vlccsch zitten, liicr zult gy, beide als God en menscb, als zoon beide van Cod en mcnscll, als een gezalfdc koning over alles regeren; ik gecf u alle magt; regeer voor ecuwig en maak gebruik van uwe ver- dienften; onder u, als oppcrhoofd ftel ik tronen, vorftcndom- men, magten en lieerfchappyen; alle knien zullcn zich voor u bnigen , alien die in den liemel of op dc aarde, of onder de aarde in dc Iiel zyn. Wanneer gy met alle praclit emgeven van den hemel in de wolken verfcbynen, en de aardscngelen als uwe heramen om uwe vreesfetyke vierfeliaar aan te kondigen zult uit zenden, dan zullcn tcrftoiid van alle winden dc levendigen, en terftond de gedagvaarde do- den van alle vevlopwi ecuwen tot den gcregtsdag zich liaaften, zulk eene galm zal hunucn doodflaap ftoren. Dan met alle uwe heiligen vergaderd, zult gy de boze menfchen en de engelcn oordeelcn, en gcoordccld zullcn zy met bun vonnis noderzinken; dan zal de liel, wanneer zy Uaar getal |
|||||
0«»r)
|
|||||||
•ntvangen beeft, voor eeuwig worden toegefloten, Mid«
dlenvyl zal dc waereld uitbrandcn, en uit hare asch zal cen nieuwe hcrael en ccne nieuwe aarde ontftaan, waaiin de rcchtvaerdigen wonen, en na alle huime langduurige tegen- fpocden gouden dagen, vruclubaar van gouden daden met zegepralende vrengde en liefde, de wiarheid in haren vollcn luister zitn zullen. Dan zult gy uwen konluglyken fcepter. nederleggcn, want de koninglykc fcepter zal dan niet meet tuodig zyn, God zal zyn alleg in alien. Maar alle gy Goden bidt hem aan, die ora dit alles te volbrcngen ftcrl't, bidt den zoon aan, en ectbiedigt hem gelyk my! Nog naauwlyks had dc Almachtige geeindigd, of de menigte
der cngelen , eon talloos aamal, weergalmde in een luid gejuichlieflyhenmetsalige fteminen onuitCprckclyke vrc'usde; dehemclcnklonkenvan Jv.bile-, en luide Hotanna's vervukUm ds ecuwige velden; met diep ontzag bogon zy zich voor beide dc tronen, en wierpen met plegtige aanbidditig hnnrfe kro1 nen, met Amaranth en goud doorvlochtcn, op den groiid neder; met onfterfelyke Amaranth, ecne bloem die'ecus - in bet Paradys aan den boom des levens begon tc bloc'ieu, |
|||||||
Cio8)
|
|||||
(loch terftond wegens der menfchen zonde in Jen Tiemel
wierd rerug genomen waar zy allereerst gegroeid was, nog groeit, en bfoeiend: de fontein des levens lioog overfclia* duwt, en waar de bron van zaligheid haren Amberftroonr door het middei dcr hcmelcn over Elifeifcbe vlocren doe( heemoilen; met deze bloeraen die trimmer verwelken, ftren- gelcn de uiuerko-en gcestcn hunne gouden lokk-Ti met zonncftralen omgeven. Na dat nu de hei'ren des hemels hunne kronen op d^n fchitterenden bodern Iiadden neftrge- legd, gfi'eek by eene zee van fchitterenden Jaspis, met toelachendehemelfdie rozen bepurp'-rd; dan wed.r gckroond, namen zy hiiiine gouden barpen; eeuwig geftemde harpen die gelyk kokers glinfterend aan hunr.e zydc Iiingen; en met zaclite voorfpelen van welluidende Svmplioiiien leidden zy hunnc gezangen in, en ftemoen dezelven aan in hoge ver. mkkingen. Niet e'e'nc ftem zwceg , net e'dne ftem die in deze melodie niet deelde ; zodanige eendragt l.eerscht in den licmel! Eerst zongen zy u Vader, de almacluige, onvcranderlyke;
•nfterfclyke, oneindige koning; u oorfprong van alle we* |
|||||
0°9>
|
|||||
jens, bronader des lichts, te midden van uwen goddelykefl
hiisier, w.iar gy op uwen troon zit. zelfs voor de onziclit- baren ongenaakbaar; ttaxt waimeer gy het voile licht van uwe ftralen overfchaduwt, en in eene duistere wo'.k als in eene ftralende verblyfplaats n hult, dan nog is de luister van uwe uiterfte ftralen onverdraaglyk, dan nog warden de heinelen verblindt, de blinkends Serafs naderen niet, maar bedekken met beide wieken limine ogen. Daarra zongen zy u, eerfte. van al het gefchapene, geboren Zoon, goddelyk evenbeeld , in wiens hoge gedaante de almachtige vader zonder wolken fcliynt en zichtbaar gemaakt is, anders door geen fterveling te aanfehouwen; in u zyn de Ftralen van zyne heerlykheid uitgedrukt, in u woont, in u is uitgego. ten en rust zyn ryke gecst. Hy fcliiep de hemel der he- nielen en alle de daarin 2ynde magten door u, en door u floeg hy de oproerige lexers in den afarond neder; gy hebt op dien day d:n vreesfelyken donder uws vaders niet ge- fpaard , noch de vlammende wagenraders opgehouden die toen gy het gffla?en leger der vyindelyl.e engelen over den nek reedt, het ceuwigduurend gobouvv ie$ hemals beroerl |
|||||
C"°j
|
|||||
den. Van mve vervolging teragker'end, wicrd gy, zoon van
hws vaders inagt, van al!e mvc tnagten met luide gezan- gen vcrheven, om ftrengc wraakaande vyandender menfehen, lunar nictaan hem, tc oeftVnen; hem door limine boosheidgc- vallcn , hebt gy vlder van medclyden en gdlade niet zo ftreng gcvoiinisd, maar zyt tot medcdogen nicer genegen ge» weest. Niet zo ras vernam uw gelicfde en eenige zoon uw befluit van den zwakken menscb niet zo ftreng te oordec- len, maar dat gy nicer tot medcdogen genegen wasrdt, of by, om uwen toorn teverzacliten, en den ftryd tusfclieii ge- nadc en recht op uw gclaat geprent, te eindigen, boodt zon- der op de zaligheid waarin hy naast uwe zyde zat, te zien, zicli zelf aan om voor de fcliuld der menfehen te fterven. 6 Onvoorbeeldige licf'dc! liefde die niet minder dan godde- Iyk zyn kan! heil u zoon van God! Zaligmaker der menfclien! it'.v naam zal vooitaan de ryke ftof van myne gezangen zyn,- en nimmer zal myne harp u vergeten te pryzen, noch u van den lof uws vadcrs uitzondcren! • Dus bragten zy in den liemel, verre boven de fphaercn
der ftarren hunne gelukkige iniren in vreugde en lofgezangen |
|||||
C"0
floor. Intusfchen wandelde dc nedergcdaalde Satan op'rlen
vastcn ondoordringbarcn kogel dezer rondc waereld, welkerf eerste gewelf. de lichtende lagere fphaeren verdeeld, afgefloten' van den Chaos en dc invallen der oude duiftcrnis. In het vcrfchiet gcleekzy eencn kogel, nu cene onbegrensde, diiis-era wilde en woeste Iandftreek, ftarreloos, onder de fchrikkelyke diiifleniisfcn van den nacln en altoos drygende ftormen van den rondbruizcndcn Chaos ovcrgegcven; een onmMogcnde heme!, uitgenomen aan die zyde, die minder door loeiende ftormcn gezweept, van de wallen des hemels, hoevvel op eenen verren afftand eenc flaauwe wederkaatfing van fche- mevliclit ontvangt; hier wandelde de vyand vrymoedig langs het onbegrensde veld. Gelyk vvannecr een Gier op het 3maus uitgebroeid, aan welks befneemvden keten de ftropende Tavtaar grenst, een landCchnp zo fchaars aan aas, varlatendo om zich op heuvcls waar de kudden grazen met het vleesch van lammeren en zuigende geiten te melten, tot den oorfprong der Indiaanfche ftromen des Ganges en Hydafpes vliegt; doch op zynen weg ftrykt hy in de barre velden van Sericant waar de Chinezen door wind en zylen hunne ligte riete wa- l
|
||||
gens vbortdryven, nedcr. Zo wandelt de Satan in dez*
cnftuimigelandzecallecnheen en wedcr, op niets bedacln dan op zyne prooi; geen ander levendig noch leVrt.loos fchepfel wierd hier nog gcvondcn; do!.h toen daarna zotids en ydclheid de werken der menfchen vervuldeh , vlogen eene menigte gelyk luchtdampen van de aarde opwanrds, liierhecn. AUe ydele dingen, alien die hunne dwaze haop na?r eer, onfterfelyken roem of geluk in dit of in een ander leven, ep ydelheden bouwen; alien die hun loon hier op aarde hebben; de vruchten van angitvallig bygeloof en blinden yver, dwaaslyk niets anders zoekende dan den lof der men- fchen, vinden hier eene ge-evenredigde vergelding, zo ydel als hunne daden; alle de onvolkomen werken van de hand dematuur,onryp,wanitaltigofruw vermengd, vlicdcn wanneer zy aan de aarde ontbonden zyn, hierheen; en te vergeefs dwalen zy hier om hunne gehele vernietiging te wachten; niet in de nabuurige rnaan, gelyk fommigen droomden. Met tneer waarfchynelykheid zyn hare zilvere velden door over* jebragte heiligen of zuiverdcr geesten, door middclwezens, tttsfchen de natuur der engclen en die der menfclien bewoond. |
||||
<»33
|
|||||
' Doch in die wilde Iandftreken kwamen eerftelyk de reu»
zen dcr oude wacrcld, uit kwaad vcrcenigde zonen en dcch- teren geboren, met ecne menigte ydclc ondernemigen hoewel toei^tals berocmd; ook de opbouwers van Babel in de vel- den van Suleflr, en zouden wanneer zy bouwftoffen haddcn, nog eenen nieuvven toren bouwen; anderen kwamen aileen; Empedocfes, die om als God gee'erd te worden zich dwaas- Iyk in de vlammen van den Aetna ftortte, en Cleombrotus, die otn Platos Elyfium te bezitten, zich in den Oceaan wierp, en eene menigte anderen te lang om te verhalen; Embryonen «n Idioten, kluizenaars en monnikcn, witten, zwarten en gryzcn met alle hunne bedriegcreien. Hier zwerven on- zinnige Pilgrims, die op Golgatha hem onderdedodenzochtcn die in den hemel leeft, en zy die om verzekerd te wczeu van het Paradys, het gevvaad van Dominicus ftervend aatt- trekken, om vermomd gelyk een Franciscaan daar denken in te komen. Zy trekken de zcven plancten, de vaste flerren en de christallyne fphaeren voorby, wien gclykwigtige be- weging de tinteling vormt en de eerfte bevveging veroorzaaktc, Nu fchynt de lieilige Petrus hen aan de deur des hemels a
|
|||||
C"0
|
|||||
met zynen fleutcl te wagten, en aan den vcet van den hoog»
ften hemcl gckomen, zie daar een onfluimige dwarKvind van alle I;ustcn die hen in de opgeruidc lucht dwars van den \veg tienduisend mylen rond blaast. Dan kunt gy Apen, hoeden en klederen te famen met hunne dragers in ftukken gefcheurd, flodderen zien, dan zynieliquitn,i'ozenkransfen,af- laten, bticven van vryfpraak envcigiffenisjbullen,eenfpeekuig der winden; alle deze door den wind omlioog gedreven din- gen, vliegen verre achter de waereld in ecnen langen en breden Limbus, naderhand het paradys der dwazen genaamt en in vervolg van tyd aan weinigen onbekend gebleven, doch nu onbevolkt en onbetreden. Deze grote duiflere kogcl vond de vyand in zynen aantocht; en na lang; dwalends voerde eindelyk een glimp van fchemerlicht zyne afgematte Happen ylings derwaards. Op eenen verren afttand ont. dekte by een hoog gebouw, opgevoert met prachtige trappen tot aan de wallen des hemels, deszelfs top ofschoon oneindig ryker fcheen het werk van een koninglyk paleis, veriiert met eenen gevel van goud en diamant; de poort fchitterde van paerlen en morgenlandfche tdelgefteentens, op de aard* |
|||||
I
|
|||||
0*6)
dddr rtovolging na te bootsen, noch door de fchaddwetl vail
het penceel te ontwefpem De trappen waren die generi gelykj langs welkeri Jacob de erigeleri, dehemelfche wagters1, toen hy VOor E^ait riaaf Padani - Aran in de velden vail Lu;* vluchtende, by nacht orider het uitgefpreide ftarrchdak dromende zag opftygen en nederdalcri, en ontwaakt uitfiepS deZeis de poort dc-s hernels. teder drSrripel had eetie gelicim- fcinnlge beduidiiig, bleef niet altoos riaaii, maai- wierd fomtyds Onzichtbaar in den heniel opgetrokketl, dan vioeide ondet deze plaats eene flikkerende zee van Jafpis of van vioeibafe paericn, Wait langs de gelukkigetl Vaii achter de aarde door de engeien opgenonien heenzeiideti, of" door vuurige paurden daarover hcengetrokkeri wierden. Nit waren de tfappeti fledergelaten, het zy orri den vyand tot eerie gemaklyke opftyging « verzoekert, of orh zytte tfeurige uitiluiting ujt de poorten des heiiiels te verzvvarcn. Regt tegen deze, juist over den gelukltigen zctel Varl het Paradys, opendS 2ich een brede weg nederwaards naar de aatde, Veel breder dan die gcctl, welke in later tyd over den berg Sion en het fceloofde land aan God zo dierbaaf, zich uitftrekte, waar Hi |
|||||
«w
|
|||||
langs zyne engelen met hoge bevelen geduutig heen en
weder gingen, de gelukkige ftammen bczochten, en waar zyn oog van Pancas, de bron des Jordaans, tot aan Berfeba waar het heilig land aan Aegypien en den ocver van Ara. bien grenst, met genoegen nederzag. Zo wyd fcheen de opening daar de grenzen der duifternis gcplaatst waren, gclyk die gencn zyn, die de golven van den Oceaan beperken. Daar nu zag de Satan van den onderften drempcl, die tot aan de poort des hemels met tafelen van goud waren ingelegd, op het onverwagt gezigt waarmede hy deze geliele waereld op eenmaal overzag, verwonderd nederwaards. C.elyk wanneer cen verfpieder duisternis en wocstynen den gehelen riacht met gevaar doorwandeld heeft, cindelyk by het door- breken van den aangenamen morgen, den top van eenen hogen berg klimmend bereikt, die aan zyn oog het god- delyk vergezicht van eenige vreemde landftreek, of eene be- roemde hoofdftad met glinfterende pyramiden en tinnen vereierd, verguld door de ftralen dcr ryzende zon, plotsling ontdekt. Zodanige verwondering greep den bozen ge;st ■an, hoewel eertyds bewoner des hemels; doch veehneec ' |
|||||
X"7l
|
|||||
ontvlamde hem de nyd op het gezicht van deze zo heerlyke
waereld. Van dcze hoogte zo verre boven de ronde ge- welven van de fchaduwen des nachts verheven, befchouwt hy haar in 't ronde; by ziet van het Ooftelyk punt del \veegfchaal tot aan de ftarren des rams die Andromeda verre van de Atlantifche zeen boven den geziclit-einder weg- dragen; vervolgens ziet hy de breedte van pool tot pool over , zonder langer dralen fchiet hy met eene nederftortende vlugt in den ecrften gebiedkring der waereld neder; en ftuurr. zynen' kronkelenden vveg zonder moeite door de zui. Vef4 marmorcn lucht midden door de ontelbare ftarren, die hoewel op eenen affland ftarren, in de nabyheid andere waerelden fchencn; andere waerelden fchenen zy, of geluk- kige eilanden gelyk de Hespefifche velden van ouds zo be- roemd; gelukkige velden en vvouden, bloeiende vallc'fen en dricmaal gelukkige eilanden; doch welke gelukkigen daar woonden, hicld by zich niet op om te vragen. Maar aller- nleest trok de gouden zon, die aan glans den hemel aller- meest evcnaarde, zyne ogen tot zich. Daarheen, onbekend itf op dan nederwaards, naar ofvan het middelpunt, of nasr #3 |
|||||
00
|
|||||
het pollen ofweftcn, neemt hy door het ftille Firmament zynen
loop; waar de grote vcrlichtfter overal op l;et digt gezsaid, geringec geftarnte, dat zich voor haar gebiedend oogin eene gecvenredigde vcrwydering V.pudt, yan verre glaps en licht verfpreidt; dit, wanneer het z,ynen ftarrendans geregeld aan-, gaat, die dagen, inaanden en jaren berekent, wcndt fnel des* zelf's verfchillende bcweging tot.de alyerkwikkende lamp, of wordt door bare magnetilche ftralen rond gedrsaid , die dit gelicel-al zo aangenaam verwarmen, en tot iedcr inwendig gedeclte met een ftrelend voedfel, zelfs tot in de dieptens, hoewel ongez'en, onzichtbarckrachten fchieten; zp wpnderbaa? was haar luifterryke ftand gepb.atst, Ilier landt de vyand, als cene ylak, zp als de ftarrekundige in de vlammende zonnenfehyf door zynen optifqben kyker nog nimmer zag, peze plaats vond by onuitfpreeklyk aan glans, met uiets wat aardsch is, het zy niefaal of ftcen te yergelyken; niet in alio delen gelyk, maar alien gelyk doordrongen met eefl ftralcnd liphr, gelyk gloe'iend yzer met vuur, Was het ms* taal, dan was een gedeelfe goud, een gedeelte, zuiyer zilverj ^aren hef (lensn , dan waren zy mecftaal Karbenkel$ of |
|||||
CTirysoliten, Robynen oF Topazen, of van de twaalf die op
Aiirons borstplaat fchitcerden, en mogelyk aan dien gelyk, diedikwerf meeringebeeld dangezicn is,aandienfteen, welken de Wysgeren hier benedcn zo Iang vruchteloos gezocht tiebben, ofschoon zy door hunre vermogcnde kunst, den vlug- gen' Hermes binden, en den oudcn Prctheus in verfchillende gc'dasntens ontbonden, uit de zee oproepen en door de fmeltkroes tot zyne vorige gcdaante terugbrengen. Wat wonder dan, wanncer velden en landftreken hier een zuiver elixir uitwaasfemen, en rivjercn van vloeibare ftromcn, daar de grote fchelkunftenaares de zon, zo verre van ons verwy- derd, met aardfche ftoffen vennengd, door eene krachtdadige aandrift hier in het duister zulk eene menigte van onwaar. deerbare dingen voortbrengt, aan vera zo luisterryk en in wezen zo zeldzaam? Hier ontmoet de duivel nieuwe ftof ota op te ftaren; zyn oog heerscht onverbyfterd wyd en verre; zyn gezicht vond hier noch tegenftand noch fcha- duw, maar niets dan zonnenfchyn; gelyk wanneer hare ftra- len op den widdag van den Aequator loodrecht nedervallen, 4us fcheten zy hier loodrecht opwaards, daar nergens een» |
||||
(120)
|
|||||
frbaduw van eenjg duistcr lichanm kan nedervallcn; en d»,
Jucht ncrgens zo betder, fchcrptc zyne gezichtsftraien tot vcr verwyderde voonverpcn; hicrdoor ontdekte by in bet vcrfchiet ecucn glansrykcn cngel , denzelfden dicn ook Jo- hannes in de zon zag; zyn rug was naar hem toegekeerd, maar zyn glans niet vcrborgen. Een gouden Tiaras van vcrbchtende zonncftralcn oniringde zyn boofd, niet minder luisterryk golfden zyne lokken langs zyne feboudcren met vleugelen bevederd; hy fcheen tot eerie grote waardigbeid bcfiemd, of in diepe gedachten weggezonken. Blyde was dc onzuivere Gcest, als nu hopende iemand te zullen nan- trefTen, die zyne dwalende fdiredcn , als het einde zyner reize en het begin onzer ellende, den weg tot het Parady» zoude aanwyzen. Docb alvorens vennomde hy zyne ge- daantc, die hem gcvaar of vemaglng bad kunnen te weeg bre-'gen ;nu fcheen hy een jongen Cherubboewelniet van den cciften luiftcr, nochtans zodanig een in wien eene hemelfche jeigd Jacbte, en ieder lid verfprcidde zacbte vriendelykheid,: zo natuurlyk was hem de veinzcrtj. Zyn vliegend half fpeelde kvullend onder ecnen kvans op ieder zyner wangen» |
|||||
t
de pluiin:n zyner vviekcn van vclerlei venvon te famen ge-;
fteld, waren met goud befprenkeld; zyiie .klederen warcn om. zich te fpoeden, opgegord, en ecu zilveren ftaf vergezelde zyne deluge fehrcdcn. Hy naderde niec ongehoord; de Juisterryke engel wcnddc zyn ftralend gezicht hemwaards,, eer hy nader trad; door zyn gehoor gewaarfchuwd , was. terftond de Aartscngel Uriel hcrkend, een van de zeven die in Gods, tegenwoordighcid naast aan zynen troon tot, zyne bcrvelcn gerced ftaan, en zyne ogen die hemel en aarde, londwaren, brengen zyne opperfte geboden over zee en land, over nat en droog. Dus nadert hem Satan: * Uriel! want gy zyt van deze zeven geesten , die met
nitnemenden- luister in bet gezicht van Gods bogen troon; ftaan, de eeffte, gewoon om zyne hoge plechtige bevelen- als zencleling door den hooglten hemel te brengen , waar- alle zyne zonen op uw gezandfehap wachten; waarfchynlyk Zyt gy hier om eene gelyke eer door de hoogftc bevelen te verkrygen, en gelyk zyn oog, deze nieuwe febepping dik- wils te bezaeken; een onuitrprekelyk verlangen om alle Styne.wonderwerken maar voornamentlyk den mensch zynen1 |
||||
\
•
ftoogftbegunftigdcn lieveling te zien en te leren lcennen, hem voor wien hy alle deze werkcn zo wonderbaar ge-
fcbapen heeft, heeft my uit de clioren der Cherubims dus
attecii dwalend hier gebragt. Glansryke Seraph! veriiaal my
in welken van deze fchitterende bollen de menscb zyne
^oo'nplaats gevestigd heeft; of heeft hy gene gevestigde-
jilaats, of kan hy in dezen of genen fchitterenden bol zyne
wdning verkiezen, waar dan kan ik hem vindcn, otn met
geheimen aandacht of opentljke vcrwondering hem te aan-
fchouwen, aan wien de grote Schepper waerckten ten
gefchenk gegeven, en op wien hy alle zyne weldaden uitge-
gbten heeft, opdat wy in hem en in alle dingin gelyk
betaamlyk is, den algeraenen Schepper, die zo rcchtvacrdig
zyne wederfpannige vyanden in de diepste hel heeft uitge-
dreven, mogen pryzen, en die om <Ht verlies te herltcllen,
ih nieuw geflacht der menfehen otn hem beter te dienena
gefchapen heeft? wys zyn alle zyne wegen!
Dus fprak de onbekende valfche huichelaar;. want'noch.
jnensch noch engel kan de hiiiclielary on.lerkennen , bet
eenig kwaad dat, voor God allcen uitgenomen, door zyuct*
|
||||
^eelatenden wil hemel en aardc doorwandeld; en dikwils,
toe zeer de wysheid, waakt , flaapt de argwaan aan hare poort, en geeft, terwyl de goedheid.gccn kwaad vermoedt.i W'aar zich geen kwaad vertpont, zyn ampt aan de eenvpvi* wigheid over- Ook ditmaal wierd Uriel bedrogen ofschoon beftierJer der zonne, en'vpor den i'cjierpzigtigften gcest vaa alle Serafs in den hemel gehouden; deze gaf in zync op- lecluhcid den fnoden en fchandelykep bgdrieger.ditautwoord: Schone Engel! deze fchynbare misltap, dat verlangen,. 4a; de werken van God onderneemt te kennen en. daar* 4oor den groten werkmeefter te verheerlyken, verdient in plaats van ftrafbaar te zyn, om zo veel meet iof, hoe meer het een misftap fcliynt, die van de Empyreifche woning dus «]leen u hier geleidt, om oaggetuige te.zyn van dat geen, wat anderen in den hemel alleen door overbrenging te yrcden ftclt; want, inderdaad ajle zyne werken zyn won., derbaar, aajigenaatn on te kennen, en allerwaardigst om sich onopboudelyk met vennaak daaraan te herinneren, poch welk geCchapen wezen kan bun getal begrypea of lie oneindige wysfreid die hen yoortbragt, maar hunue oot* |
||||
C»4)
uken dicp verborgen heeft. Ik zag het toen de vormetoze1
Momp , de ruwe flof dezer waereid tot e'e'nen hoop by ceil kwam; de verwarring hoorde zyue ftem, ras ftond het wil- de oproer gebreideld, en het onbcpaalde kreeg zytie gren- zen; tot dat op zyn twede bevel de duiflernis vlood, bet ttcht opging en orde uit onorde verrees; fcMelyk eilden de vcrwarde'- elementen, aarde, water, lucht en vuu'r ieder tot 2.yn eigen vierde gedeelie, en deze Aetherische verfyndheid1 des hemels vloog opwa'ards, bczield me't veifchillende ge- diantens , die kogelttyze zich rolden en' tot talloze {barren vormden; gy ziet hoeda'nig zy zich bewegen; elke heefV hare voorfchreven ruimte, dice faaren loop, het overige wan- delt in eencn cirkel roudsom het gelieel-al. Zie nederwaards op den kogel, wiens liier been gekeerde zyde met cen licht prykt, van hier ontleeiit, doch wedcr wordt'tenig gekaatst; deze plaats is de aarde , dit licht haar dag, dat anders gelyk het onderft gedeelte van dit lialfrond door den nacht zoude overvallen worden; doch daar befteedt de nabuurige' maan (dis noemt men deze'fchone ftar, bier juist tegen" oterftaande) ter rechter'tyd'hare hulpe , en eimligt en ver-' |
||||
6*5
|
||||||
nieuwt diis door het midden des hemels haren maandelyk-
fchen kring; van hier vult en ledigt zy met geleenden Kris- ter hare drievouwdige gedaante om de aarde te veiiichten, en vcrhindert de nacht in zyne bleke hcerfchappy. De vlak, die ik met den vinger aanwys is het Paradys, de ver- blyfplaats van Adam ; deze verheven fchaduw zyn prieel; Iangs dczenweg kunt gy niet dwalen, my vordertden mynen, Dit gezegd hebbende keerde hy zich om, en de Satan diep nederbuigeTide, gelyk men aan hoge geesten in den hemel gewoon is, waar de eer gegeven en de eerbied nim- mer verzuimd wordr, nam afscheid, en fpoedde vol hoop van een gelukkig gevolg, van de Ecliptica nederwaards naar de kusten der aarde, doorkruist met zyne vliegende ftappen menigen dampkring , en rustte niet voor dat hy op den top van den Niphates nederftreek. Eittde van het derdt Gezatig.
|
||||||
©
|
||||||
H E T
VERLOREN
P A BL A D IJ S
)
VAN MILTON,
HET ENGELSCH geyolgd
DOOR J. H, R. E I .S I Gs
|
|||||||
II. Stukje.
|
|||||||
TB ZUTPHKK
sy A. van ELDIK, jidcclsxxsh.
|
|||||||
(fcO
|
||||||||
3 ,
|
||||||||
V I £ ft & £ GEZA NO*
|
||||||||
^
|
||||||||
aar is de waarfchuwende ftemifie i Wee deft InWooiM
tlcrcn der aarde! welkc liy, die de openbaring zag5 toenraaals hide in den Heracl hoorde roepen, toen de draak na eene twede nederlaag woedcnd nederkwam om wiaak te nemeft aan de incnfchen? waar is ?y; om onze ccrfte ouderen, ncig tydig van de nadering Iiuhnes geheimen vyands gewaarfchmvd, liem en zyne dodelyke ftrikkcn gelukkig to doen oMvhi°-» ten? want thans ftresk Satan vlammence van woede, nu nog als veijzoeker, maar weldfa als verfehuldiget neder* offl aart den onfchuldigen zwakken, inensch zyn Verlies van 4eii etfr. I |
||||||||
0*8)
|
|||||
ften veldflag en zyne vlucbt tot den afgrond, te wre^en.
Doch zonder zich te verheugen wegcns zyne komst, van hoe verre ook, hoe verwegen, en zonder vrcze; zonder oorzaak cm zich in zyne nadering te verblyden, bcgim hy zyne gruw- zame verzoeking; die thans naby hare gcboorte in zynen rus- telozen boezem kookt, en als een duivelsch wetv.tuig op hem zelven terug flaat. AfgryzeJ in twyfftlirg verfcheuren zyne ontroerde denkbcelden; overal is do grond voor hem een brnizende afgrond; en onvcrmogend om door verandcring van plaats zo min eenen voeiftap van dc hel, dan van zxh zel- ven te ontvluchtcn, draagt hy dczelve in zynen boezem, en Tondsom zich heen. Than? wekt het geweten de nuimerende wanhoop; wckt de bitt;re gcdaclite aan dat gecn wat hy was, ■wat hy is, en het ysfelyker toekomende dat hem verwacht; op vreesfelyker wanbedryven moet een vreesfelyker lyden volgen. Sdmtyds vestigt hy zyne gepynigde fombere blikken op Ed6n, hetvveik zo beVallig voor liem lag; fomtyds op den hemel en de glansryke zon, welke thans het toppunt van haren tniddagsioren befleeg; dan in diepe herinnering borst hy in de volgende woorden Uit: |
|||||
(«o
|
|||||
6 Gy, die met overtroffenden glans bekfoond, getyk it
Cod dezer nieuwe waereld van uwe atleeiiheeriching nedei*
tin ; op wiens gezicht alle de rtarren toe Meniere noofdea
Ombullen; tot u fpreck ik, do A met gene Vriendfchaplyke
(tern, en vocg mven Main daarby, 6 Zon! om u te betuigefl
hoe zeer ik uwe ftra'en haat, die my herinnereii nit wells
tencn ftaat ik violj hoe heerlyfe ik eenmaal boyen uwen ko-
gel verlieven was, tot dr-t hoo.imoed, en nog erger heerscli-
zucht, my, ftrydende tegens den onwcdeflteanbareri koning
des Iiemels, in den afgrond ftpttten. Ach ! waa:om beoor-
joogde ik hem? hy, die my tot de ftralende hoo<heid febieft
■Waarin ik gcplaatst was, verdiende deze behandeling nietj
Slimmer wicrp by my zyue weldaden voor, en zyn dienst wad
net zwaar. Wat kon gcringer zyn, dan hem te pryzen, ell
-Wat redclyker, dan met dank hem te betaien? Doch alle zynB
.goedhoid w:rkte boosheid en niets dan kwaadaartigheid in
iffiy. Zo boog verlieven, verfmade ik de onderwerping; een
4tap hoger, dacht ik, zoude my tot den hoogften verheflen,
en in e.en bgenblik r.an den onmcetbaren fchuld van eindeloza
•-Jaukbaarhcid, zo bezvvaarJyk depr eeuwij te betaien, dooc
la
|
|||||
Cl303
|
|||||
eeuwig fchuldig te blyven, ontheffcn; vergetende wat ik on-
ophoudelyk van hem ontfing, en met overwegende dat een dankbaar gemoed zyne fchuld erkennende n"ets fchuldig blyft, raaar altoos betalende op eenmaal in fchuld komt en zich uit dezelve ontflaat. ■—■ Waar was dan die drukkende lad? 6 had zyn slmagtig befiuit my tot eencn geringeren engel gefchapen, ik ware gelukkig ftaan geblevenj gene on- begrensde hoop had myne eerzucht dcen «ntvvaken. Doch •waarom niet? veclligt had eene andere hoge magt het oproer gezaaid, en ray, hoewel geringer, tot zyne zyde overgehaald. Waar andere magten my gelyk, zyn niet gevallen,. onbewceg- lyk ftonden zy, gewapend tegens allc inwcnd'.ge en uitwen- dige vctzoekingen. Hadt gy dezelfde vrye wil en niagt oro tc ftaan? Gy had dezelvcn! wien of w-t hebfgy dan aan te klagen dan de vrye liefde des hcmels aan alien in gelyke niaat uitgedeeld? dat dan zyne liefde vcrvloekt zy! zyne liefde of haat', my onverfchillig, verdoemde my tot eeuwige pynen. Neen, vcrvloekt zyt gy! doordicn uw wil tegens .den zynen vrywillig gekozen heeft,' wat gy zo billyk thans beklaagt. Ik cllendigel waar zal.ik den eeuwigen toom,wa«i |
|||||
OsO
|
|||||
de eindeloze wanltoop ontvlucliten ? waar ik "heenvlucht 1*
de helle; ik verflrek my zclven tot eene hello; in den dicp- ften afgrond opent zich eeri diepere, welke my geduurig drcigt te venlinden, en waartegen de hel die ik lyde een hemel to zyn fchynt, 6 Kecr dim eindclyk terug! is er nergen* cene plaats voor beroiiw , nergens eene voor vcrgiffenis open? Neen, gene dan door ondcrwerping. Aan dat woord tc denken veibiedt my myne trotschheid en de vreze voor Ifchandc by de geesten des afgronds, die ik met andere belof- ten, met anderc ydclheden vcrvoerde, en my beroemde den Almngtigen te Uunnen onderbrengen. Ik ellendigc! weinig wcten zy hoe yslyk deze ydele verwaandheid my doet lyden, ender welke pyncn ik inncrlyk verzncht: en terwyl zy my, in de hel ten troon gcftcgen, hoog verheven tot Diadecin en Scepter, aanbidden, Hg ik, alleen de hoogfte in magt, ook de dieplle in ellcnde gevallen. Eene zodanige vrcugde vindt de eerzuchtl Doch gefteld, dat ik berouw konde heb. ben; gefteld dat ik uit genade in mynen vorigen" fb.at zou kunnen lierfteld worden; hoe rasch zou de grootheid, de trotfglie gedachtcn terug roepen; hoc rasch dat geen terug /3 |
|||||
CI3S1)
|
|||||
roepcn, wat eene geveinsde dnderwerping had doen zwercnt
jvelvaart zou de gelolten in pyhcn afgelegd, ols afgedwon- gen en nict ge'.dend verklaren. Niniiner kr.n eene ware ver- zoening daar ftand grypen, \Vaaf de wonden van eenen dode- ;Iyken haat zo diep ?yn ingedrnkt ,• dit zou flechts oorznak Zyn van eene ergere vredeb'Cuk en ecnen zwaarderen val, Dus zoude ik de korte fli'ftand dun* en met dubbelde Imar. ten kopen, Dit wcet myn reenter! hy dicrhalven is Zo verre om den vrede to fchenken, als ik ben, om denzolven tc bid- den ; dus van allc hoop verfloken, (laat hy in fledc van cms bannelingen en vervvorpcnen, zyne ogen op het voorwerp van zyn genoegen, den mensch, en op de voor hem gefebg. pene waereld. Vaaiwel dan hoop I en met de hoop vaai wel vreze! vaarwel wracking 1 al wat goed is, is voor my ver- lorenl boosheid, ftrek gy my tot eenen God! door u mo* gelyk zal ik het ryk met den kbning des hemcls vedeelen, en mogelyk meer dan de helft daarvan regecren; hieivan zul* Jen de mensch en deze nieuwe waereld weldra getuigen. Terwyl hy dus fprak verdulstcrde elke gemoed beweging zyn gelaatj drienual doot bleekheid, toorn, nyd en waitheop |
|||||
C»33>
|
|||||
van verwe vennderd. Dit alles misvormde zyne geleende.
gedaante, tn verried zyne valschbeid byaldien eenig ooghem, gadedoeg. Want hemelfche gemoederen zyn aan zodanige pnreine driften nimnier ondcrworpen. Dus, als ecn konfte- naar van bedvo^, elke beroering met uitwcnd'ge kalmte t^ vernl,fen, nam by de vcrfle.ling te boat; by was de eerfte, die ondev den dekmantel van liei.li^heid de vatsehbeid te Werk ftelde, om gn:wzame euve'daden van weinvraak zwan- ger, te verbergen. Doch nog niet gcnoeg was hy in dezelve volleerd om Ur.e!, reeds achrevdochtig, te misleiden; het cog vm dezen volgde hem op zynen wc^ nederwaards, etj zag hem op den Asfyrifchcn berg in eene ontfteltenis, gro- ter dan die we'.ke een der zalige geesten kon overkowen. Al!een,niet befpied noggeziengelykhywaande.bemerkteUrie) echterzynetrotfebe gebaarden en zyne dolzinnige bewegingen* Dus vervolgt Satan zynen weg en nadert de grenzen van Eden, wasr het verrukkend pai'adys, thans in de nabyheid, met zyn ingedoten gr.:en als met ccne landfcbappclyke hei- ning, het vrugtbaar lioofd eener fteile wildernis bekrocndej ■Welks hairige zyde digt met doornen, ruw en wild begrosii *4 |
|||||
?*3*>
|
|||||
il!e nadering afweerden! Daar bovcn vcrhicven zich tot
ecne onzidnbarc hoogte de majestueufe fchaduwen der ce- deren, dennen, vygen, en der uitgefpreide palmbomen; een lommcr-ryk toneel! en doordicn de klimmcndc takken fcha- duw bovcn fchaduw vormden, ecne woudaehtige vertoning die bet prachtigst gezicht oplcverdc! Neg hoger dan limine toppcn vcrhicf zich de begroende wal van bet parndys; en opende onzen ftamheer een uitgeftrekt gezicht rondsom hem, hcen in 2yn nabuurig ryk hier bcneden. Nog boven dezea Wal vertoonde zich ecne ronde rey van uitgclezen bomcri, beladen met de fclioonfte vruchtcn, tevens met bloezelns en Vruchten van gouden kleuren, met fmeltende fchakcringen Vermengd en doonveven. De zon fchoot op dezelvcn hare ftralen vrolyker neder, dan op eene purpiire avondwolk of vogtige regenboog, wanneor Cod hct aardryk gcdrcnkt hcefe. Zo vclo bevallighcid vertoonde die landfcliap. Uit eene zuivere kwam men in ecne nog meer zuiverc lucht, zy deed tiet hart dc licflykheden en vieugde der lente inademen, en, Verdreef alle zielfmarten buitcn dc wanhoop. Nu ftrooijen, ftfbtg fcoeltjens, huiiuC welriekende pennert klappcnde, pa* ■. • |
|||||
0353
entloken gewen, en lispelen wasrvan zy dezen balzamenden
buit geroofd licbben. Gelyk de noordooftewind linn, wel- ken aan gene zyde van bet voorgebergtc der hoop gezcild\ en Mozambik thans voorby zyn, Saba's lieflyke geureri van de fpecerei-kusten van gclukltig Arabien te gcmoet waait} daarop vergast, vertragen zy lninne vaart, en de oude Oceaap door c'ezen reuk verkwikt, lacht vele mylen verre. Du* hie'id dczc a.ingcname renk den bozen vyand eenen tydlang cp, welkc naderde om hem te vergiften; veel aangenamer voor hem dan Asmodeus den visclirook, die ofschoon ver- liefd op de bruid van den jongen Tobias, door dcnzelven verdreven, en uit wraak in ketenon gelloten van Mcdie,n paar Egyptcn gezonden wierd. . I Satan was nu in gedacbten verdiept en langzaam tot aati
den voet van dezen fteilen en woeften hcuvel genadcrd^ rloch verder vond hy genen weg, zo dicp verward gclyk iinc voortlopende ftruik ftopten de laaggroeyende heefters en doomen den weg , welkc door de voetftappen van menfehen noch becsten konVorden bctreden. Slechts ccne poort was er5 en deze lag aan-de andere zyde naar he't |
||||
OjO
|
|||||
eostcn. Deaartsvyand zag haar,doclihyverrmaaddeden recli.
ten ingang, fprong met veracluing en zonder moeite over *lle de grenzen van heuvel en hogen wal, en laat zich in den lusthof op zyne voeten neder. Gelyk wanncer een roof- gierige wolf nieuwe ftreken zce'.u voor zyncn buit, loert waar de herders hunne kudden des avonds tc midden der lekere velden in eene fchaapskooy bycen dryven, en zonder moeite over de heggcn fpringt en zich in de kudde wc-pt. Of gelyk een dief gezind om eenen ryken tc befteelfcn, wicn» ftcrke deuren krnislings geflotcn en vast gegrendcld, geea geweld hebbcn te vrezen, over de dafcen of in de verifier* klim*. Pus klom de eerfte grote rover in de fchaapftal Gods, en dus drongen in latere tyden fchaamteloze huurlin- .gen in zyne kerk. Nu vloog hy o^waards en zat gelyk eena water rave op den boom des 'evens, de mUdelfte en hoogfta boom wtlke daar groeide; ec'.uer herwon hy da.-.rdoor het leven niet weder, m.iar zat daar om den dood uit te deelcn •an hun die leefden; ook daclit hy geenfints aan de dcugd van deze levenIchenkende plant; hy gebru'.kte haar a'leen voor zyne inzichteu, daar zy wcl gebntut het zegcl der on- |
|||||
CI37)
fterflykheid zoude gew:e(l zyn. %o weihig weet iefaiani
buiten God alken de rechte waarde van eenig goed het vvcik zich aanbiedt; de beste zaken worden tot grove niisbruiken\ of het edclst genot gebezigd. Nil ziet Satan in eene bei- perkte niimte op den gelulcn rykdom der natuur, op allt de jenoeg,:ns voor menfchelyke zinnen vaibaar, met nieuvw bewondcring neder; ja vvat mecr is, hy ziet eenen heme] op Tiarde; want het gclukzalig paradys was den hof Gods, door hem in het ooften van Eden geplaatst; ooftwaards ftrckte zich Eden van Auvan tot aan de koniglyke torens Van Seleucia door do Grkkfche koningen gebouwd, waar lang t* voren de zonen van Eden in Thelasfat gewoond hadden; in ,. dez? aangcname landftreek had God den nog veel aangen*. ro-r Iufthof aangelegd; hy gebood den alom vrochtbaren grond alles voort te brengen Wat gczicht, leuk en fmaak kon vergasten; te m'.dden van dezen hof ftond de boom das levens boven anderen zyne kruin hoog verheffende, waaraan ambrozyne vruchten van groeij;nd goud bloeiden; «n naast aan het leven groeide onze dood, de boom der kcnnis; die keimis van het gjede zo duur gekocht door de ksnnis van |
||||
C'38)
|
|||||
het kwsad/Een brcdc ftroom vloeide zuidwaards door Eden,
veranderde zyuen loop niet, maar verloor zicli onder den fchaduwryken voet van eenen digtbegroeiden heuvel. Want God had dezen berg, die den hoog flygenden hof zyne ga- daante gaf, over den fncllcn ftroom g<:worpen, wclke door ,Ae aderen der fponsachtige aarde met eeoen aangenamen dom opgezogen, eene frisfe fontcin deed ontfpringen, die den lusC- hof met velc beken bewaterde. Dan ftortte hy in eenen water- val van den fteilen heuvel nedcr, en ontinoctte den nabyzytS •den ftroom, die tbans uit zynen duisteren doortocht wi'dst verfchenen, zich daarin vier tlromende armen verdeclt; langs verfehillende wegen voortftroomt, en velc berocmde rykefl en landen, onnodigrhier aan te h:iien, doorkruist; nodiger ware bet te melden, waanccr de kunst zulks vermogt, hoe de kronkelende beken dezer Saphier-bronnen, voortroUcnde over oofterfche paarlen- en goudzand, onder necrhangencte fchaduwen en labyryntifehegangen van Neftar vloelden, elke •plant bezoekende, en bloemcn voedden het paradys waardig; bloemen, geenfiiits door kicsciihcid der kunst in bedden of vreemde opgefcUikte perkeii, nifar door de, algoede natuyr v - |
|||||
op bergen in dalen en vlaktens milddadig voortgezaah),
daar waar eetst de morgonzon de open velden koetlerend vcrwavmde e:i dc ondoorclringbare fchaduw der middag prieelen deed bruinen. Dus was deze plaats de- gelukkige landfchappelylc zetel van vcrfchillende gczichten; bier zag men wouden welters kostelyke bomen welriekende gomraen en balzam deden driiipcn; anderen welker vrucliten . gepo- ■lyst met eenen gouden fchors bevallig nederliingen, en vaft ecnen aangenamen fm.iak waren; bier Waren de Hisperifche velden waarheid, hier allcen, indien zy ooit waarheid geweeit zyn. Tusfclien dezelven lagen aangename velden, eflene wyden en kudden, grazende de tedere kruiden; ofpalmbeii- vcls, of dc bcbloemde boezem van eenige bevochtigde val- -lei ftrooiden bare fchatten uk over bloemen van allerleic ver- wen en over de roos zonder doornen; aan de andere zyde za» men fombere grotten en tot eene koele wykplaats ge- vormde bolcn, over welken de wynftok-als een tapyt been gefpreid met wcllustige ranken langzaam voonkruipt, en zyne purpurea druiven uiilegt. Iutusfch:ri rnisfchen murmelende •beken van de fteile bergen nederwaardSj verdeelen zicli of |
||||
Cuo)
|
||||||
.Wreenigen in ccne kom hare ftromen, tcnvyl de'met myrthe*
bezoomde oevers in dit cliristal zich fpisgelen. Aldaar itcmtnen de vogclen inchorenhur.ne gezangen aan; Zephyrs, fdartelende Zephyrs drinken den reuk in van velden en 4>osfchen, en ruisfchen in de ziddercnde bladcren, terwyl de nlgemeene Pan de Graticn en uiuen ten dans geleidt, en de jpeuwige lente met zich vocrt. Noch bet aangepaam veld i&nna, waar PrOfcrpina bloctnen plukkende, als de fchoonfte Jjloem zclve door den duisteren Dis geplukt wierd, lict welk Ceres alle die inoeilyUheden te weeg brflgt, om haar door
.gcheel de waereld te zoeken; noch de lieflyke heining van JDafnis aan den Orotites; noch de begeefterende bron van .Caftilien, vermogten met dtt paradys in Eden te ftryden ; ook jiiet met 1iet Nifetach eiland, het welk door den (trooni Tri- ton omcingeld is, en waar de oudc Cham, door de heidenen Amnion en door de Lyblers Jupiter geraamd, Ama'thea en
-fearen met bloeuten oinkransten zoon dcri jongen Bacchus,
r«an de ogen zyner ftiefmoeder Rhea verboigen had; nccji
t
At berg Amara waar de Abysfinifche vorften hunne zonen ■bewakeu, onder de fittopifche link aan den mond das
|
||||||
'.
|
||||||
-> •
04O
Kyts, met chriftnllen ftcenrotsen eene gehele dagreize onu
floten , en door fotnnigen voor het ware paradys gehou. den, ccbter van dozen Asfyrifchenhofzeerverreafgelegen,waar dc vyand zondor genoegen a!legenoegensenallefoortenvanle- ven dige fehepfelen zag. gehcel nieuw en vreemd aan het gczicht. Twee veel ede'er gcd.iantcn, het hoofd opwaards gekecrd, godiyk opwaards gekecrd en ryzig van geftalte, fchenen met een aangeboren gezag in nakcnde majefteit de heren van dit allcs. Waardig fchenen zy dezen luister; waarheid, wysheid, geftrenge en znivcre heiligheid, die hoe geftreng, echter in eene ware kinderiykc vryheid beftond, en door deze de Wa- re achtbaarheid des m;ms, ftrca'.den als het afb?cldfel van hunnen ahnagtigen Schcpper uit het goddelyk opflag hunner oger. In uitwendige gcdaante van elkanderen ondcrfcheiden, fcheen ook hun geflacht niet het zelfdc; hy fcheen tot diep. rinnige overpeinzing en dapperheid, zy tot zagtmoedigheid en alio aantrekkelyke bevalligheden; hy allecn voor God, zy Voor God en hem gevormd. Het fchoon brede voorhoofij en het verheven oog getuigden zyne opperheerfchappy; van "zynen gcdeelden fchcdelhingen rondsom zynen rug krullend |
||||
040
|
|||||
As zwart braine Iokkcn, doch niet beneden zync fchouderen ;
niaar zy drocg tot ami hare flankc lendenen nedcrwaards hare .onopgefierde gonden vlechten, achtcloos in kruHcn golvende .gc-lyk de tedcre fcheuten van den wynftok,. al het welk van • hart: onderdanighcid getuigde , doch die met cen zoet ver- .niogen gevorderd, door haar met kuifche ouderwerping, ze- :dige fierhcid, enliefkozend tcgenitreven gegeveii, en vol van Jiefde door hem wicrd ontfangen. Ook warcn de geheime .dclendes Jichaams toenmaals niet vcrborgen. Hier hecrschse ■gene fchuhlige, gene outecreiide fcliaamte over werken der jiatuur. Hoe hebt gy zonden-broed! in plaats van dit ge- ,luk geheel het menfchclyk geflacht door fchynfehoon, alleen >door ydcle vcrtoning van zuiveiheid verftoord, en uit hat leven dcr menfehen zyn gelukkigst leven, eenvouwdigheid .en vlekkeloze onfchuld verbannen! Dus wandeklen zy naakt, niet fchuwendc het aangezicht Gods noch dat der engclea, •want gene kwade gedachte bevkkte limine zitl, Zo wan« •'delde het bemiiinelykst paar, het welk zich irouier uit tedc- te liefde omarmde, hand in hand; Adam de beste der man. ncn pnder alle zyne zonen ria hem geboren, Eva.de fchoonfte |
|||||
<»43)
|
|||||
on der a!le hare docliteren. Onder een gmen belbhaduwd
pried zagt fchommelend bewogcn, by eene heldere fpring. bron zaten zy thans neder; en na gene meerdere moeite* dan genoegzaam was otn na hunnen geliefden arbeid zich aan de koele zephirs te bevelen, de rust zocter, en de hell- zame dorst en honger aangenatner te maken, namen zy hun- ne avondmaaltyd van vruchten; neftarfche vruchten hun door de gebogene takfcen dienstvaardig geboden, terwyl zy op de zachte grasbank met bloemen donvweven, leunend nederzaten. Het fappig \'leesch dezer vruchten was hunne fpyze; en zo vaak hun dorsfte, fihepten zy in de fchors uit de orazoomde bron. Gene aangename gefprekken, geert aanvallig laclien, geen jeugdig fcheitzen gclyk zulks het be- Biiniielyk pan- betaamde aan den gelukkigften huwelyks ke» len geklortken, ontbraken daar. Rondsom hen fpeelden dar- telend alle de dieien der aarde, daama wild geworden, en alles wat in bosfchcn en wildernisfen, iii velden of holen van den buitleeft. Vrolyk ftapte dc leeuw en wiegdehetlam in zyne Ulaauwen; de beer, de tyger, de lynx, de panther Ibrotigeu rondsom hen hcen, de logge. elephant bezigde om K |
|||||
CU*3
tiun te behagen alle zyne krachten, en vouwde zynen burg-
2amen fnuit; de listig vlyende flang weefdc liarcn gefcliub* den ftaart in Gordianfche knopen en gaf ongevoclig proe- ven van hare onzalige list; andcre diercn legcrdcn zich op het gras, befchouwden verzadigd al liggende de weidcty of gingen herkauwcnd tot hunne nistplaats; want de neder* gedaaWe .zon fpoedde thans in vollen loop tot de eilanden in den oeeaan, en de ftarren die den avi.ml aanbragten gin- gen in de ryzende weegfchaal des hemels op, wanncer Satan nog van dezelfde plaats waarop hy ftond rondsnm zich zren- «3c, van zyne verftomming weder bekwam, en aldus fpraks 6 Hel! wat zien mjne ogen met grieving! in onz'-n zo Jioog geklommen toeftand van zaliglicid, fchepsclen van ee» «e andcre gedaante veclligt uit aarde gevonnd, gene geeften, hoewel weinig minder volmaakt dan de bewoners des hetnels. Myp oog volgt hen met bewondering; de beeldtenis der Codlieid zo levendig in hun uitgedrukt, en de bevalli:heid door de hand die hen wrocht op hare geftalte tiitgelpreid, •xou myne liefde tot ben kunnen wekken. 6 Beminnelyfc jpaarl weinig denkt gy aan uwe naby zynde verandcring, in |
||||
Cms)
|
||||||
welke afle deze genoegcns verdwynen en u in deeilendezullen
nederfturten, die om zo veel te ysfelyker zyn zal, naar mate Jiet genot vanuwezaligh.'id thans groter is. Gelukkig zyt gy, maar tc weinig verzekerd, oin dit gcluk lange te kunncn fmaken ; deze hoge zetel, uw hemel wordt te flecht bewaakt, om cenea yyand gelyk daar is ingekomen, af te weren. Geenopzettelyke vyand cchter van u, want ofschoon ik geen mededogen vinde, kanik medelyden voeden met uvcilateneii. Metu zoekikeene verbindtenis, eene zo enge zo onverbreeklyke vriendfchap, dat voortaan ik by u, of gy by my zult moeten wonen. Ze- ker zal myne woonplaats niet zo aangenaam zyn aan uwe zinnen dan dit paradys; doch ontfang dezelve als ecn der werUftukken van uwen maker; by gaf my dezelve, en ik deel haar even gewillig aan u mede. Om u beiden te ont- fangen zal de belle hare wydfte poorten openen en alle ha« je koningen zullen u begroeten; daar zal meerdere niimt* zyn dan in deze beperkte landftreek om uwe talloze nako- melingen te ontfangen. Is die plaats niet betcr, verwyt zulks aan hem die my dwingt om deze wraak aan u wel- ken my niet misdeden te oeftencn uit weerwraak tegens K% |
||||||
o
|
||||||
■OaS)
|
||||||
liemdiemybeleedigde. En ofschoonik thans, gelyk ikwsarfyk
worde, by het aanfchouwen van uwe ongeftoorde onfVhr.ld tot in myn binnenfte bewogen xvierd, dw'.ngen my editor Techtvaardigeredcnen, et-r, gezag en wraak, vevbonden met de vcrovering dezer nieuwe wacrcld om dat geen te docn,waar- voor ik anders lioewcl gedoemd, een afschuw zou gcvoelen. Dus fp'rak de vyand, en verontrchukligde door de nood- Zakelykbeid zyne duivelfche daden, gemcenlyk bet voorwend- fel der tyrannen. Dairna daalt by uit zyne zitplaats van den hogen bom neder, mengt zich onder de fpelende kud- den der viervoetige dieren, zich ze^ven nu in deze, dan in eene andere gcdaante der dieren verwisfelende, als aller- meest met zyn oogmerk overeenftemde om zyne prcoi na- "der te bezichtigen, en ongemerkt te onderzoeken, wat Iiy door hunne woorden en daden riader van bunnen fta'at Von leren; nu trad by'ge'yk een leeuw met brandende ogen rondsom hen benen; dan als een tygcr, die in het veld rttfBft vrolyke rt>ee-kalveu fpelend befpied heeft,zich dan uirgeiekt op den buik nedeiiegt, dan weder opftaat en zyne loerende bouding menigmaal vcranden, en dus al bet voordeel op- |
||||||
p
|
||||||
•
|
|||||
C'47>
Jpoort om lien beiden zekerder te befcrlngen en in zyne
klaauwen te g ypcn; wanncer Adam de eerfte man, Eva de
eerfte vroiiw dus aanfprafe, en den Satan gehcel gchoor deed
zyn om zyne ni dr.kkingen te verncmen: ,
Eenigfte deelfter in alle deze genoeg'.ns, en gy zelve dat
gedeeke daar van, my waardiger dan alle de anderen! on-
gctwyffeld moet de oppermacht vvelke ons, en voor ons
de ruime waereld wroclit, oneindig goed, en door deze
goedlieid zo oncindig milddadig als vrymagtig zyn. Hy gaf
ons bet aanwezig zyn uit hot ftof, en plaatste ons hier in
alle gclukzalighcid , ofschoon wy van zyne hand niets vcr-
diend hadden, en nicts te doen vermogtcn wat hem nodig
was ----- Genen anderen dier.jt begeert hy van ons dan dit
eenig dit gemaklyk gehod na te komen, om van alle de bo-
men in dit Paradys beladcn met zo vele vcifchillende fma- kelyke vruchten, den boom der kennis naast den boom des levcns geplant alleen nitsenomen, te raogcn eten; zo na'jy aan het leven wast de dood, welke eene vrcesfelyke zaak de dood dan ook zyn mag. Immers gy weet, God lieeft den dood uitgefproken op het eten van dien boom; onder 20 |
|||||
<»43>
|
|||||
ve\e tckenen van magt en heerfchappy ons toevertrouwd,
en het gebied over alle andere fcliepfelen die de aarde, de lucht en de zee bewontn, zal deze de eenigc blyH zyn van onze gelioorzaainbcid. Dat dan een zo gering vooifchrift, het welk onze uitgcftrektc voorrechtcn omtrend alle andere dlngen niet vermindert, en eene onbegrensde verkiezing van. menigvuldige vermaken ons aanbiedt, ons niet hard diinke; pat ons in tegendecl hem altoos pryzen en zyne goedheidi Verheffen, terwyl wy onze aangenamc taak vervolgen om de groe'tende planten te fnoe'icn en onze bloemen te verzorgen; al het welk, ofsclioon het met moeilykheid ware verbonden, jan uwe zyde my aangenaam zyn zou, Daarop antwooiddc hem Eva: A Gy voor wien en van ik gcvormd werd , vleesch van
«iw vleesch, en buiten wien ik zonder oogmerk hier zyrf zou, myn geleider en hoofd, wat gy zrgt is rechtvaardig en toillyk. Waarlyk den Schepper zyn wy alien prys en dagelykfchen <3ank verfchuldigd. Ik voornamentlyk welke verre het geluk» Jtigst lot mag genieten, ziende u door zo vele voorrechten koven my verheven, want nergens kunt gy uws gelykcn |
|||||
widen. Menigmaal herdenk ik den dag in uHken ik voof
de eerste maal uit den (laap ontwaakte, my zelve ondcr de fcliadnweji der bloemcn vond ruften, en myne vcrwondering waar en wie, van waar en hoe ik derwaards gebvacht was, gene palen kende. Niet verve van dnai- verfpreidde zicli een murvncld geruisch van water uit cenen onderaardfchcn kelder ontfprongen, zich vergaderende in ecne vloeibare vlakre, waar bet onbeweeglyk flond, en heldtr gelyk het uitfpanfel des heraels. Derwaards brgaf ik my met onervaren gedach» ten, en lag my neder op eeiie rustplaats van groene zoden ter befchoivwing van deeze ftille en heldere: zee,, die my eenen anderen hemel te zyn fcheen. Nederbukkende om te zien, verfcheen in dit holder water eene beeltenis juist tepen my over, zich nederbukkcnd om my te hefchonwen. Ik deinsde terug, en de beeldtenis deed bet zelfde; doch weldra wendde ik my vergenoegd weder derwaards, als even vergenoegd da- zelfde beeltenis met antwoordende blibken van overeemtcm- niiiig en liefde, zich ook weder dtrwaard wendde. Tot op dit uur zou ik daarop geftaroogd, en met een ydel verlangea say hebben gepynigd, had eene Item my niet toegeroepewi |
||||
05°)
|
|||||
Wat gy zict, bevallig rdiopfel, wat gy daar ziet, zyt gy zel-
ve; met u kvvain en verdween dczc bceltenlsi maar votg try, ik zal u derwaards geleidcn waar gene fcliaduw uvve aan- komst noch tedere omarmingen te vervvaclnen is, tot henr, wclker beeltenis gy zyt. Hem zult gy onafscheidclyk als de uwe bezitten, aan hem zult gy eene menigte baren die u gely'.en, en deswegens , Moeder van bet menfchelyk geflacht - genoemd vvorden. Wat konde ik anders dan den genen vol- gen, welke zo onzichtbaar my geleidde? Welhaast wierd ik finder eenen ahomboom u gewaar; inderdaad fchoonhcid eii verhevenheid fpraken uit uw gelaat, doch gclyk my toefcheen gene zo fchoone, zo aanvallige zo innemend minnelyke ge- daante, gelyk die van het zacht-aartig waterbeeld! Ik keerde my om u te omwyken, gy volgdct, en riept luide: fta ftil fchone Eva, wien ontvlucht gy? Gy ontvlucht hem van wien gy zyi, zyn vleesch, zyn been; om u het aanwezig zyn te geven, leende ik u uit myne zyde, allernaast aan myn hart, wenschlyk leven, om voortaan een onaflcheidelyk dierbaar ge- •oegen in u aan myne zyde te zien. Als een gedeelte my ■er zicl zoek ik, en als myne andere helft eisch ik u. Toe« • • |
|||||
OsO
|
|||||
drukte uwe zagte hand de myne; ik gaf my over, en van
dien tyd ondervond ik hoc fclioonlieid, door mannelyke hou- ding eii wyslieid welken alleen de wezentlyke fchoonlieden zyn, overtroffen worden. Dus fprak onze aigemene moeder, en leunde met ogen
die eene ov.ftraf bare ecluclyke liefde en zachtmoedige onder-
gcfchiktlieid tc kennen gaven, onzen eerften Vader half om-
armend, aan zyne zyde,- haar nakend zwellende boezem rustte
aan den zynen, alleen bedekt door het. vlocyend goud harer
guide lokken ,• hy, verrukt door hare fchoonheid en verplig-
tende bevalligheden laclite met verhevencr liefde haar toe
dan Jupiter zyne Juno toelacht, waneer hy de wolken be-
xwangert, welken de lentebloemen op develdenflrooijen. Hy-
• drukte haarmoederlykelippen met zuiverekuflen. Uitnydkeer-
de dediiivcl zich om, loerde hen zydoliiigs aanmet eenoogza
kwaadaardig alsyverzuchtig, enjamraerde dus by zich zclven:
Hatelyk, pynigend gezicht! zullen dus dcze twee gcluk-
«iligen zich in elkandcrs armen ftrcngeltn, en zal dit ge-
jukkig Eden de volheid van zegeningen op zegeningen hen
glen genietcn; tervvyl ik ter helle vcrilotcn, waar genoegens
|
|||||
1
|
|||||
C»5*5
rfoch lie'de, maaf toirieloze bfgecrten geensints de gcrings*
ten ondcr onze eeuwig onvervulde {traiFen en eene opftape- Mng van f narien op fmarten, om ons te martelen, wonen* Doch laat ik met vcrgeten hoe ved ik nit hunnen ei^ert ihond heb gewonnen; alles, gelyk my toefcbynt, is geenlints bet hunne. Gintsch ftaat een dodelyke boom, genaamd do boom der kennis, en van deezen te eten is hun verboden* De kennis hun verboden? dit venvekt agterdoctit en heeft gene zweem van rede. Waarom zou hunnen Hcer hun deze misgumien? Uan kennis te bebben zonde zyn? lean zy den dood veroorz:kcn ? ftaan zy flechts door lmnne onwetenheid ? Is dit hun gelukkige ftaat; dat de proef hunner gehoor* aaamheid en trouvve? 6 gelukkig grondbeginsel gelegd oni bun verderf daar op te bouwen! Daardoor wil ik hun gemoed t tot begeerte naar meerdere kennis aanlporen, hun de riylige bevelen doen verwerpen, nit gronden om de nederigheid tc bewaren, by hen welkcn door dc kennis Cod ge'yk zouden geftegen zyn; wanneer zy daar naar ftreven, zullen zy eten en fterven. Wat kan natuurlyker vo'gen?- alvorens nogthans moet ik dezen hof naauwkeurig navorfdieiide dooiwaren, en |
|||||
CI53)
|
|||||
genenhoekin denzelven ondoorzoclitlater. Hetgeval mogclyk
voert my dcrwaards, waar ik aan den voet eener fprhifbron. of in de digte fchaduwen eenen wandelenden afgezant des he- mels aantref, om van hem tevernemen, het geen my verder te weten nodig is. Leeft intusfchen zo lang gy tnoogt nog ge- lnkkig rmar! geniet tot dat ik teri'g keer uwekortezaligheden,' want langduurige ctlenden (laan daarop te volgen. ■ Dit zeggende wendde hy zyne trotfche fchreden met ver- acliting van hun af, tevvvyl zyn oog met loosheid omwaart, etv ving aan woud en wildcrnis, berg en dalen te doorkruisfen. Intusfchen daalde de ondergaande zon in het verst verfchiet waar de hemel, de aarde en de oceaan aan elkanderen grenzen, langzaam in hot westen neder, en fchoot hare rechtftreekfche avondftralcn tegens de ooftelykepoortenvanhetparadys. Deze Was eene albaste ftcenrots, opgehaald to't in de wolken, wyd en verre te zien, en langs dezelve wentelde zich een enkeld voet- pad opwaards van de aarde. Al het overige was eene afgefcheurde klip, overhangend op een geftapeld, en omnogclyk te beftygen. Tusfchcn de pylers dezcr fteenrots zat het opperhoofd det hemclfchc wachterf, Gabriel,enverwachctedcnnacht. Ronds-1
)
|
|||||
C'54>
|
|||||
oin hem oefenrfe de jcugd des hemels ongewapend hunne hel-
denfpelen, en niet verre van daar hingen hunne hemetfche wapenen, hunne fthilden, hclreen en fperen, vlammend van edclgeaeentens en gouc'. Aldaar kwam Uriel gegleden lan<*» de baan eener zonneftraal tot huii neder, met de fnelheid van eene fchietende ftar in den herfst by het aannadercn van den nacht, vvanneer branribare dampen de luclit verJikken en den zecman vcrkondigen vanwelkeen punt van hetkompasdeftor- mende winden zullen bulderen; haaftig fprak by dezewoorden: Aan u Gabriel is door het lot den last en de naauwkeurige wagt opgedragen tcrverhoeding dat nietsnadeeligsdeze plaats zou mogen naderen of overvallen. Opdenhoogftenmiddagvart heden naderde ecn grest myne kogel, yverig gelyk hy fcheen om mccr van de werken des Almacbtigen te vernemcn, en in, het byzonder van denmensch, bet jongst evenbeeld Gods. Ik volg'le hem op zynen weg, zeer fpocdig voortgezct, met myne ogen, en lloeg zyne lucluige voetfiappen gade; doch op bet gebergtc ncordwaards van Eden gelegen waar hyallereerst aan land (leeg, befpeurde ik wcldra blikken in zyn gelaat door hately- ke gcmocdsbewcgingen verduistcrd, en onbckend in den ltcinel. |
|||||
C'S5"5
|
|||||
Gcduurigvolgdehernmynoog, dochondcr det'cViaduwenverloc*
ik licra uit het gezicht; ik vrces dat ten dcr gebannen fcharen hetgewaagdheefttjicdenafitrondopteftygen om nieuwe onlus- ten teftichten. Wendalleuwezorgenaanomhemteontdekken. De gcvleugelde krygsheld antwoorckle:
Geen wonder Uriel dat uw volmaakt gezicht, midden in den
ftralcnden omtrek der zonne, uwe zitplaats wyd en verre heen- fchouwt; de fcherpc wagt aan dcze poort geplaatst Iaat nie« mand doorgaan, dan zy die welbckend, uit den hcmel dalen. En fints de middag uur kwam gcen fchepscl van daar neder. Cy weet lioe bezwaarlyk het is geeftelyke zelffiandigheden door lichaamlyke hinderpalen- af te weeren, wanneer een geest van eene andere foort gezind geweest is om over dcze aard- fche fchansfen been te fpringen. Doch wanneer by van w'en gy fpreekt ergens in den omtrek dezer velden in eigene of vrecmde gedaante omte loeren mogtrond waren, zal zulksbjr het aanbreken van den morgen my bewust zyn. Deze waren zyne beloften, e'ri- Uriel keerdc opdezelfde hel-
' dere ftraal welkc thans haiir uiteinde opwaards keerde en hem fdiuins ntderwaards naar de zon voerde, nu achter de azori* |
|||||
■fche eilanden verborgen, naar zynen post temg. Of de eer
#e fchyf dcs hemels,was metongeloofly!;e fnelheid herwaards,
•ofoilze aardeminder tcrwemeling gefchiktwasmet eenenkor-
4ercn vlucht naar liet often gerold, om dor r terug gekaatst purpur
en goud de wolkcnte fieren, die den vvefteiyken troon omrollen.
- Nu naderde de ftille avond, en de graauwe fchemering om-
ilccdde alles in liaar ernftig gevvaad. Het ftilzwygen volgde
.liaar, want dieien en vogelen liadden zich.verfcholen, die in
Jnmne grnzigc bedden, dezen in hunne legers.; De wakend.e
nachtegal alleen zong den gehelen nacht hare zwaarmoedige
[liefdezangen, en de (like verrukte zich aan hare tonen. Nu
^glinfterde het uitfyanfel met levendige Saphieren. Hespems»
•het heir derftanen altoos geleidende, fteeg in den fchitterend-
iften glans opwaards, tot dat de maan in wolkeloze majeftejc
'opgerezen, eindelyk met de pracht eener koningin haar on-
\V«gelyke!yk licht onthulde, en haren zilveren mantel ovpr
de duifternis heen wierp.
.•, fToen fprak Adam tot Eva:
Schone echtgenote! het naderen van den nacbt en alle dje
.dingen thans der rust aanbevolen, herrinneien ons tot het ge« |
||||
Osr)
|
|||||
Hot eener zelfde verkwikking, immers God heeft arbeid en
ruft, gelyk dag en nacht by den mensch doen afwifTelen ; t;e
tlians rollende avonildauw van den flaap, drukc met een zagt
en Huhnerend gewigt onze oogleden neder. Anderc fcheprelen
vraren den gchelen dag zonder beziglieden rond, en de rust
is hun minder nodig. De mensch hecft met bet lichaam of
met het geinoed zyne dagelykfche bezigheden, een tcktu zyner
waarde en der gunst des hemels vvelke alle zyne wegen gade
flaat, tcrwyl andere fchepfelen wcrkloos rond dwalen en God
gene aantekcning houdt van hunne daden. Morgen,eerde vroe-
ge dageraad bet oollen met hare eerfte lichtftralen bepurperd,
zal onze tegenswoordige a'bcid ons weder wekken; hier zal
Ac blocyende boom, gintsch het jeugdig groen onze overfcha-
duwde wandelingop den middag, en hetwelkeonzertefpotten
en meerdere handen tc vereisfchen fchynt, ter befnocijing der
welige (cheuten, onze zorge vcreischen. Ook deze bloemen
*n druiperde gommen afzichtelyk en zonder order verftrooid,
-eisfclicn onzen byftand, wanneer wy ongohinderd de paden
.willen betrcden. De nachtintulTchen beveeltons naarhetvoor-
jfcbrift der natuur.Ue rust te gcuieten.
|
|||||
c»5*3
Eva met eene volmaakte fchoonheid gefierd, mtwoordde
op dezc redenen: Wat gy bevedt, myn ooiTprong en gebicder, wcrde zonder
tegenkanting door my gelioorzaamd; God beeft het dusbevo- len; God is uwe gy zyt myne wet; dit alleen te weten, is de gelukkigftc kennis ende roem eener vrouw. Inirtv geze'fdiap vliegt de tyd onbemerkt voorby; by u zyn jaargetyden en liun- ne verwiffelingen, alle genoegens my even aangenaam. Liefiyk is de adem van den vroegen morgen; zyn lieflyk ryzen aangc- "kondigd door de vcrrukkende clioren det' vroeg ontwaakte
vogelen; aangenaam de zon wanneer zy de eerfte ooftclyke ftralen over de bevallige land(treken,opgras,geboomtc,vruch- "tcn enbloemen vandainv droppelen fchitterende, beenfpreidt j
welriekend de vmchtbare aarde na eenen zachten regen; bah- zam 2agt de nadering van den aangenamen avond ; 00k de flil- le nacht met dezen aan hem gewyden vogel, deze Tchone ma:in, dezc ftarren de diamanten des liemels, haar gevolg; doch noch de adem van den morgen wanneer hy aanbreekt onderhetwe)- -luidend ehoor van vroeg gewekt pluimgedierte ,• noch de ry1-
aende zon over de aanminnigfte landftreek ; noch kruid, 1. • *
k
|
||||
C*»>
|
|||||
■ocli vruchten, noch bloemen met damvdruppelen verfierif»'
hocIi de lieilykhcid na den gevallen regen; noch de milde welkomen avond; noch de ftille nacht met den hem gewyden vogel; noch de wandelingen by het maanlr'cht of fc'.utterende ftsrren, — zyn my aangenaam zonder u. Maar waarom fchy- nen dezen den gehelen nacht door? voor wien dit verbazend gezicht, wanneer de fiaap aller ogen bedekt heeft? Onze algemene ftamvader antvvoordde haar: Dochter Gods en dev mensc!:en, volkomene Eva, dezen heti* ben haren loop van den eeneh morgen tot aan den volgendenr avond rondsom het aardryk te volhrengen ; zy ryzen en dalenr gciegeld, om volkeren, hoewel nog niet geboien, van land tot land bet toebereid licht uit te deles, op dat volkomene duiller- nis h.iar o id gebied niet hememe, en het leven der natuur erf aller dingen uitbluffclie. Door deze milddadige vuuren nieB alleen verlicht, worden zy met eene zachte wr.rmte van ver- fchillenden invloed geftoofd, gekoesterd, toebereid en gevoedi Gedeeltclyk vlocyen hare vermogende krachten op alle d« planten welke op de aarde groeyen, neder, haar bekwamef makende om door de magtige gonneftralen de.volkoiuenUeidt# L |
|||||
*«*>>
|
|||||
fcuhnen ontfangen. Zy dan, hoewcl niet gade geflagen in het
ctiepst der nacht, fchynen niet vergeefs. Benk ook gcenfints dat het den hemel aan befcbouwcr.", God aan prys en dank zoude ontbreken, ofschoondemensch nietbeftond; millioenen geestelyke wezens wandelen, iiet zy wy waken of flapen, ort- zichtbaar op deze aarde rond. Alle dezen befpiegelen dag en nacht zyne werken, en zwaayen den bctaamlyken lofopwaards tot hem. Hoe menigmaal hoorden wy ter middernacht van de fteile wedergalmendc heuvels of uit de flapende wouden, he- melfche ftemmen, die nu aljeen, dan door andere tonen geant- woord, haren grooten fchepperbezongen? Mcnigmaal wanncer Zy in fcharen de wacht Iiouden, of by nacht zorgvuldig rond gaan, in een hannonieus,choor vereenigd, gevoegd by het he- melsch geluid van liefiyk Iuidende fnaren, verdelen hiinne ge- Zangen den nacht, en verrukken ons tot den hemel. - Dus fprekende wandelden zy hand in hand naar him gcluk- kig nacht-prieel. Eene plaats door den oppcrlten planter geko- zen, toen hy alle dingen voor het aangenaamst gebruik der enenfehen bepaakle. Het dak was een weefsel van lauren en mirths takken en ander hojer groeyend breed en welriekend |
|||||
(16-.3
|
|||||
lover; de Acantus en anderc gcurige heeflers omheinden aatf
be'de zyden de groene wanden. Dcfchooftebloemen.de Iris met alle hare verwen, d; roosen de Jalminverhievenharebcbloem- de lioofden daar tusfclien, en wrochten een Mofaisch werkftuk* Lager ftikten de Crocus, deHyafinth enhet viooltje den grond met eene ryke niengelingvan meer verwen als inde koftelykfte zinnebeelden van edclgcfteentcn fpelen. Totdeze plaatsnader- dc geen dier, geen vogel, geen gekorven diertjenocheenigan- der .fchepfel, zo groot was him ontzag voor de menfehen. In fchaduwryker, beiligernochcenzamerprielen, hoewcl flechts verdicht, mogtcn Pan noch Sylvanusimmcrflapcn, nochFaunus en de Nymphen wonen. Hier dekte de'nieuw gehuwde Eva ia eene byzondcre afperking het cerst haar bruidbed met blocmen, kransfen en wrlrickcndc krimlcn; hier ftemden hem;lfcha cho- ren van feestvierende engelen himne Hytnnen aan op die dag; toen zy haar in jiakende fchoonbeid, totonzen ftamvadervoer- den, beter opgefierd en beniinnenswaardiger als Pandora, door de Goden met alle hunne weldaden befchonken. Maar ach I dc treurige uitkoinst maakte beiden maar at te gelyk, toen zy ■door Hermes tot den onwyzen zoon van Japhec gebragt, met La. |
|||||
0«0
|
|||||
(betovertnde blikken alle menfchen verflrikte, om van den ge-
neri wraak te nemen, welke het oorfprongelyk vuur des licraeli •an Jupiter ontroofd had.' Aldus tot hunne fchaduwrykerustplaatsgennderd, bleven zy
beiden ftaan, beidcn kcerden zy zich om, en a.nbaden onder iden open hemel welken zy aanfchouwden dien God die den ■heme1, deaarde en het uitfpanfel voorhunontdekt, denweder- fchynenden kogel der reaan en deftarrenpool gewrocht had: Gy ook,(dusbadenzy) almagtige makerriept den nacht, en
vormdet den dag, welken wy, in onzen beflemden arbeid, in wederkcrige hulp en wederkerige liefde, de kroon van alle uwe zegeningen door u ons gefchonken, gelukkig ten einde bragten. Gy fchonkt ons deze zalige verb'yfplaats, voor ons •lleen te groor, waar de overvloed dee!n:mers derft, en uwe zegeningen ongeplukt op de aarde vallen. Doch gy hcbt uit ens beiden een getlaclit beloofd, dat de aarde vervullen, en met ons uwe eindeloze goedheid vcrheffen zal, niet alleen wanneer wy waken, maar ook dan wanneer wy gelyk thans de inilddadige bedeeling van den flaap zoeken. Dus eenftemmig baden zy en zonder ache te flaanop andei*
|
|||||
<I63>
|
|||||
gebruiken dan op zuivere aanbidding welbehaaglykst a»n God,
gingen zy hand in hand naar het binnenst gedeelte hunner hutte ; daar lagen zy zich naast elkander neder, niet noriig hebbends gelyk wy eenen bezwnarlyken last van klederen af tc leggen. Zeer zekerkeerde Adam zich niet van zyne fchone bruid,noch weigerde Eva de geheirae zeden der echtelyke liefde; de hui» cbelaar moge met uitwendige gellrengheid, van zuiverheid, heilige plaats en onfcliuld fpreken, als onrein ontheiligerr wat God zelf als rein verUaard, a.n fommigen bevolen, aan alien geoorloofd heeft; onze maker beveek zich te vcrmeerdcren i wie durft beve!en zich te onthouden dan alleen onzeverwoes- ter, de vyand van God en menfchen? Heil u echtelyke liefde! gelieimnisvoUe wet! ware brondermenfehelyke voortplanting I eenigst eigendom in het paradys, wsar overigens alles gemeen- fchappelyk was! Door u warden de fnode lusten verre van het menschdom verdreven, tot hetonvermifiigveeverbannenj door u, op rede en rechr, op billykhcid en zuiverheid gegrond- \-est, werden de dierbare betrekkingen, en alle de liefdadigfl banden van vader, zoon en breeder bekend. Verre zy het van »y.dat ik u zonde noemen, u bcrispen, of u aan eene faeiliga Is
|
|||||
ClO-4)
|
|||||
plaats onberaamlyk zoude denken; gy welkcrs bed onbevlekj
*n zuiver verklaavd is gelyk hot voovtnaals door de heihgen en aartsvadcren gebruiUt wcid, zyt degeduurige bron van alia liuisfelyke genoegens. Hier bczigt de liefde hare gulden pylcn, bier licht hare onuitbluschbare lamp, hier kiapt zydepnrpuren wieken; met in gekoclite lonken van jonge dochteren zonder liefde, zonder vreugde, noch in dierlyk toevallig genot; niet in den minnehandel dcr boven, vermengd met dansfen, wteldrige vcrmomming, middernachtelyke balls of Serenades door d:u gemelyken minnaar aan zyne fiere fchone gezongen, welke by verftandiger, met verachting van zicli zou hebben afgewcerd, Deze zich omarmende twee werden door de naclitigalen in den flaap gewiegd. De bloemrykc zoldeiingftrooide op liunne naakte leden rozen, wells en door den morgen wedervergoed werden. Slaap dan gezegend, flaap dan allergclukkigst paarwannecr geen Ielukkiger ftaat uwe begecrte is, en zoek ninnner meer te wetcn 1 . Thans had de nacbt met zyncn befchaduwden kegel dituit- geftrekt onderrnaansch gewelfsel half weg berg aan geraeten; voor de elpenbene poort ftonden op het gewoonlyk uur de jyelgewapende Cherubim, gereedotnirjetalleliunnekrygstuigen |
|||||
(i6s)
Ac nachtwacht te bezetten, als Gabriel tot dan naasten EngeJj
Iiem in niagt gelyk, aldus fprak: Uriel trek met dc hclft van dezen metdenaauwkeurigitewagt
tcgen de grcnzen van het zniden ; de anderc lielft wcnde zich noordwaards, en onze kring zal gclieel het welten omfltiiten. Zy fcheidden gelyk vlammen, die naar het fchild, deze naardie der (peer. Daarna riep hy twee fterke en moedige geesten, welken onderhemhetgezag voerden, en gaf hun de volgende bcvelen: Ithuriel en Zeplion doorzockt dezen hof met cene gevleugelde
fnellieid, en gene fchuilhoek blyve ondoorzocht; maar fpoedt inzonderheid dei-waards wair deze twee fchonefchepfclenhuis- vesten, en nu mogelyk reeds flapend, geen onheil vrezen. Een van den ondergang der, zonne kwam dezen avond herwaards, verlialcnd, dat een lielfche geest (wie zou zulks vermoeden?) aan dc grendelen der helleontkomen,zynenweg herwaards ge- tiomen had, en buiten twyflfel om kwaad te bedryven ronddwaalt; •wanneer gy dezen vindt, zo grypt en voert hem herwaards. Dus fprak hy, en vertrok aan het hoofd zyner blinkende fchare-,
■welke dc maan verduisterde; maar deze twee nameu den weg naar het'piicel om hem welken zy zocluen te vinden. Ook 14 S
|
||||
OSS)
|
|||||
flaarvonden zyhcm, zittende gelyk eene padde naby aah bet
Cor van Eva, beproevendeomdior duivelfche kunstde fpring- vedcren barer zinnelykheid te bereiken, endaarin volgcnsZyne begerte begochelingen, gezicliten en dromen te fmeden ; Of ware hetmfgelykmetinWazend vergif hare levensgeestcn, door het zuiverst bloed, gelyk zaclue uitwafemingen ult zuivere ftromen ontftaan, teontrusten, tot misnoegde gedachter, ydele hoop, wufte begeerten, ongcregelde litnen op te wekken, en liaar met opgeblazene inbeeld:ng te bezwangeren, welke den hoogmocd baien. Terwyl hy hiermede bezig was, beroerc lthuriel hem zagtskens met zyne fpeer; gene valschheid kan voor de aanraking van wapenen in den hemel verflaald, beftaan, maar wordt in legended gedwongen o.tn tot hare eigene gedaant* terug te kcrcn. Hy fpringt op, ziet ztch ontdekt en overrent, peld. Ge'yk wanneer eene vonk, gcvallen in een vat buskruid tcgcns eenen gevrcesden kryg in crgens etn voorradhuis be^ waard, de zwarte korrefs plotslingsmet eenen verlilirikkelyken brrnd doen uitbarften endeluthtdom ontvlainmen, dusfpvonj tie duivel in zyne eigene gcdaame op. Bcide defchone ergelen ieinsden terug, half verfchrikt den vreesfelykfen konLig z» > •■ |
|||||
cnverwagts voor hun gezicbt te zien; doch rasch daarnjj
traden zy zondcr fchrocm hem onder dc ogcn: Wie van die muitende geesten tsr helle verooi deeld zyt gyj
die aan uwe gcvangcnis ontvlucbt zyt? waaroin zat gy hier
dus vcranderd gelyk een vyand in eene hindcrlaag, otii aan hit
hoolii dezcr flapem'.c tc waken ? ■'
Kent gy my niet? vrieg Satan vol van boon; kortlings ken*
det gy my imraers, liocwelniet als uvv makkcr? ikzatineenetl
rang tot welkengy niet vermogt te flygen. Door my niet te ken»
nen verraadt gy u zelven als onbckend en do laagfte van u\*e
foort te zyn. Of wanneer gymykcnt, waatomviaagtgydaneh
waarom vangt gy u gezandfchap zo onverrichter zake aan
lis het zal eindigen? s
Zepboubefpotting met befpottingbeantwoordende,zeide hems
Denk niet afgevallen geest dat uwe gedaante nog gelyk uvv*
»ori™e, of uw glans niet veirainderd is, om gekend te wordea
als ftondt gy in uwe voile zuiverheU in den heme!. Tosnmaals
locn gy op'iieldt goed en heiiig te zyn week dcze glans van itj
«n tbans gelykt gy aim de zone'e en aan c'.e onreine duiftere
bewaarplaats uwcr yeruoemenis. Doch kom made en zyt vow
IS
|
||||
(!«*)
|
|||||
rekerd dat' gy u voor nem zult mocten vcrantwoordcn welk*-
ons gezondcn heeft, en wien gclastisomdezeplaatstebefcher- Sien en dit paar voor onlieilen te bcwarcn. Dus Iprakde Cherub, en zyne nadrukkclyke gcftrcngc verwy-
tingen gaven aan zyne jeugdige fchoonlieid omved jribtanbare bevallighcden. Vcrnederd ftond de duivel, gcvoclde hoe eer- ttaardig de'onfcliuld, en zag hoe bcmimiclyk de dcugd in, hare ware gedaante is: by zag het, zyn verlies wrocgde hem, en vooral doordien zyn luiflcr zozichtbaarwas afgenomen. Nog- tbansveinsdehy onverfchrokkenhcid. Wanneer ik met u ftry- <3en moct, zeidc hy, het zy dan de belle met den bcilcn, met hem die u gezondcn heeft, of met u alien te famen, nice met u zendelingen allcen. Meerdcre eer is door het eerste tc winncn en minder teverliczen. Uwevrees, hernam Zephon onvcrfcbrok- ken, zal het bewys ons fparen wat de geiingfte onzer alien tegens u onzalige, en daarom wankclmoedige vennag. De aartsvyand, door razerny verftomd, vermogt niet te ant-
woorden! doch draafde gelyk een trotsch gcbrcideld ros hot
welk fchuimend op het yzer gebid knabbelt, hoogmoedig
vooruit. Vruclueloos dacht liethe.mteftrydcnoi'tevlu.chtcn.j
2
|
|||||
fle verfchrikkingen van bovcn hadden zyn liart getioflen- ep
zync ttocschheid gebroken. .
Tbans indenabyheidvan den weftciyken hock gc'.iomen, za«
gen zy de in ecn half rpfldftaande wachters,in gelcdcren digt ge-
flotcn ora de naafte bevelcn af te wagten. Met cenc luide itemme
riep Gabriel, hun oppcrhoofd, aandeipitsvanditlegcrhuntoe;
Vricnden! ik boor de treden van fnellc voctcn.die herwaard
fpoeden, en erken by bet fchemerlicht der ftarrcn Ithuriel en
Zepbon door de fchaduwen; een derde,koning1ykvanaanzien
tloch in verwelkten luiftcr komt met hun; zyne bouding en
zyne trotfebe ftappen febynen die van den vorst dcrhellc, zon-
der flryd zal by vermoedelyk nict wedcr van bier vertrekken.
Staatmoedig, de uittarting fpreekt uk zyne blikken. :
Naauwlyks had hy geeindigd, toen de twee geesten naderden
en kortelyk vethaalden wien zy herwaards voerden, waar hy
gevonden, weike zyne bezigheid, en in weike eene gedaantc en
bouding hy ontdekt was.
Met ernftige blikken fprak Gabriel hem dus" aan:
Waarom Satan, hebtgy de grcnzenaanuwcboosbeidgefteld,
verbroken, ora dc beziglieden van anderen te iloren, wclken
|
||||
C»7<0
|
|||||
Srel verre van uw tnuitend voorbeeld te votgen uit tnagt en
rccht u vrageu, welke rcukloosbeid u in deze plaats gebragt lieeftjgelyklietl'chymoiidernomen, om ben in bunnen flaapte ftoren wiens woningen God in zegeniug hier geplant beeft? Daarop antwoordde Satan met verachtelyk opgellagene
wenkbraauwen: Gabriel, in den hemel badt gy den roera van wys te zyn, als zo-
danig heb ik u ook befchouwd; maaruwegedanevraagdoetmy daarasn twylTelen. Waar leeft hy, diezyne pyiitnbeiiiint? wie Zou niet, den weg daartoe vindende, uit de belle breken, of* fclioon hy daar in gedocmd is? Gy zelf buiten twyffcl zoudt zulks doen; gy zoudt u aan eenige andere plaats van de pva tllerverst venvyderd, ftoatmoedig vvagen, derwaards, waar gy h6op zoudt mogen voeden, oin uwe fmarten' voor de rust, e» poedig met de vreugde uw kwullng te verwiflelen. Dit nit zoek ik in deze plaits. Docli deze is gene rede voor u, die »1. leen het goede kent, maar bet kwaad nimmer geproefd hebri En gy werpt my zyncn wil'voor, die ons gekcrkerd heeft? dat by zyne yzercn pooren bcter grendele, wannecrbyonsindien duiileren kerkcr begeert te bewaren; zo wel op uwe vraag." |
|||||
C*70
Met overige is waar, zy vonden my waar zy zeiden, maar dit
bewyst noch geweld nocli beleediging. Dus fprak Satan met verachting. De heldenmoedige engel
in yver ontftoken voerde hem met eenen verachelyken glim. tech te geraoet: 6 Welk ecn vcrlies voor den hcmel fints Satan viel; Tiy die
van cie vvysheid konde oordelen; hy, die door zyne dwaasbeid geftort is, en than? zynen kerker omvloden, te rug keen om eriiftig te tvvyffelen of men den geen als wys moet aanmerken -dan nier, die hem vraagt welke verwegenheid zonder toeftem- ming, hem van de aangewezen grenzen derhelleherwaards voert. Hy oordcclt het vvysheid, de pynen op wclke eene wyze ook te ontvhichtcn, en zyneftraffe te ontkomen. Oordeel dus voort vermetele! tot dat de wraak die gy vlladtnd in de armen loopt, ' wo vlticht zevenmaal fneller te gemoot ijlt, en deze vvysheid die u niet fchynt gelecrd te hebben dat gene pyn den oneindi- gen toom c'c'iimaal ontvlamd, kan evenaren, in de holle terug zvveept. Maar waarom gy dus alleen? Waarom is de gehele hel niet ncvens U, losgebroken ? Is de pyn minder pyn voor ■ kun, hebben zy minder nodig dan gy om te ontvluchten? of |
||||
CW)
|
|||||
zyt gy iwakker dan zy 0111 haar te vcrduurcn ? Hadt gy, nios-
dig opperhoofd, de cerfte in het vluchten voor de fmarten, de oorzaak der vluclit aan de verlatcnebendcnomdekt,gy\yaardt in waarheid niet alleen herwaard komen vliedcn! Iileteen dreigcnd enrhnpelend voorlioofd amwoorddedc Satan : Niet doordien ik zwakker ben of weg krimpvan pynen,b:le- digcnde engel! Gy weet, toen in den flag dedromvan uitbar- ftende dondcrs u ten byftand wcrd geflingerd en uwen anders niet waggclende fpeer onderftemidc, ik als de ftoutmocdigste u onder de ogen zag; niaar gelyk voorhcen dns ook liter, VCI- raden uwe onbedachtzame woorden oneivaarnis ; nimmer zal een veldhcer, zo trouw bygeftaan door zync benden, haar na eene ZO zware cn mislukte ondcrncniing op gevaarvoUc paden wa- gen, door hem zelvcn niet alvorens bespicd. Ik derlialven, ik alleen ondeinam over den eenzamen afgrond te vliegen, en torn dcze nieuw gefchapene waereld, waar van het geruclit tot in de helle is doorgedrongen, befpicden; hier hoop ik eene be- tere woonplaats te vinden, cn met mync verflagene volken op deze aarde of in de middelste lucht te kemen wonen, gcreed om voor dcze bezitting nog eenmaal te beproeveo wat uwa |
|||||
•
|
||||||
fl73?
|
||||||
weelderige legioenen daartegen vermogen. Ligter is hetvoot
hun, Iiunncn Heer in den hogen hemel met lofgezangen te die-
rieu, zynen troon tc omringen, op eenen bepaalden afftand voof
hem te kruipen, dan met my te ftryden.
Sue! antwoordde hem de ftrydbare engel:
i
Te zeggen Satan ! en terftond daarna het te liegen; eerst te be were n, het zy wyshcid de pynen te ontvludnen; daarna het
amptvan verfpitderte bckleden, gecftgenenveldheer, maar ee- nen betrapten leugenaar te kenncn;enwaardtgyvermogendhet woord gctroutv daarby te voegen? 6 Gcheiligde naam van trouw hoe wordtgyontheiligd! Gy getrouw? aan wien? aan uweop- roerigc benden? aan een legervan afvalligen? waarlyk zodanig ten licbaam is zodanig een hoofd waardig. Beftond daarinuwe endergefchiktheid, daarin de plegtige geloftcn van ondervverpinj dat gy aan dc gelioorzaamheid der erkende oppermagt u wildet ©nttrekken? En jy loze huichelaar, die thans den verdediger der vryheid wilt vertonen, wie veilaagde, wie kroop weleer meer dan gy; wie dicnde den wettigen opperheer des hemels flaafachtigcrdangy'Eti waavom anders, dan in de hoop hem van dca troonteftotenenzetf'tercgeereu?Dochmerkopwauk uzsl |
||||||
C#r»3
•*e*gep: Voort, vliuht derwaards, van waar gy ontvloden zyt!
.Verfchyn na dit uiir n'mmer vvedcr in deze hetlige gvenzen,of ikfl:?p u aan ketenen geklonken tot den helfclicn pocl en lluit u zo vast in denzelven, dat gy ninnne-r wider fpotten zult: de gemakkclyke poorten der belle waren te BWak gegrendeld. . Aldus drcigde by bew, doch do Sawn gecn adit (hande op 3Jeze bedreiging, zwol in incerdurc vvocde, en antwoorddc : Sprcck alsdan van ketenen wannecr ik uxv gevangen ben, trot-
/chegrensbi.\vakende Cherub; doch zyt aivorensvcrzekerdden rwarenlast van mynen gevveldigen arm te zul'en gevoelen, of- (fhoon de konir.g cies liemels op uwe v'eugden rydt en gy met uwemedcgezellen alsaan dit juk g.woon.zynezegekoetsin volls pracht langsde met fatten bezaaide paden des hemels voorttrckt. Tcrwyl by dus iprak glociden de fchitterende wachters des he-
mels, floten humien Phalanx in eene gehoornde maan en omring- den hem met gevclde fpieflcn, digt gelyk cen veld van Ceres thans
i
•voor den oogst gcrypt zyn gebaarde wouden van a'iren golvend
jieigt,werwaard.<:deftormhaarzwecpt. TwyHelvol ftaat daar de •feekommcrde landman, en vreest voor zynen hoopgevenden oogsc Aan de anderc zyJe (land de woedende Satan, alls zyne magt vet- |
||||
C'75*
zsmelnd,dreigenden onbeweeglyk gelyk de Atlas of Tenerifft?
xynegeftakebereiktedewolken, degevederde fchrik waardeotn zynen helm, en in zyne vuist ontbrakhctgeennntsaan fcliild of fjseer, of wat ten minften daarnaar zweemde. Nu zouden ver- fchrikkelyke daden gevolgd en niet fleclits het paradys, maarzeKs gcheel het ftarrenheir des hemels en alie hoofdftoflendoorde woe*.' |
||||||||
van dezen ftryd, vernield, lomgekeerd en in gruis vergaan zyn
|
'»
|
|||||||
had niet fpoedig de Eeuwige ter verhindcring van dezen vreesfe-
lyken flag zyne gouden fchalen tusfchen den Scorpioen en Aftrca neergehangen. In dezelven had by by de fchepping alle dingen, ook de rond hangende aarde met de tegenwigtige lucht in evenwigtgebragtenweegt nog in dezelven alle gcbeurtenisfen, veldflagen en ryken. In iedere dezer lag hy de twee gewigten, de gevolgen der vlucht en die des ftryds, en fchielyk vloog de laatfte naar boven en ftootte aan den evenaar. Gabriel dit be« werkendc, fprak tot den vyand: Satan ik ken uwe fterkte, en gy kent de myne; zy is geen-
fints onze eigene, maaronsgefcbonkcn; welkeeenedwaasheid
dan offl op onze wapencnons te roemen? deuwen, vcrmogcn
■let roeer dan de hemel toelaat, ook niet de myncn, hoewel thaw
M
|
||||||||
jrttdubbeld om tl sis ftof te vertreden. Zie 6pwa'ards en lee*
Bw lot in het gintfche hemelteUen waar gy g-wogen, en befchouw
toe ligt* hoe zwak gy zyt, wanneer gy u durft verzetten.
. De vyand zag opwaards en erkende de opgerezene fchaal;
Iiy toefde niet, maar vlood morrend, en met hem vloden
de fchaduwen des naclits.
..... ■■ - ■. • <■
i
|
|||||||
Einde van het writ Gezang*
|
|||||||
y ■ <
|
||||||||
' I
|
||||||||
V Y F D E G E Z A N G.
|
||||||||
<3>
|
||||||||
1 hans rees de licflyke morgen met purperen fhppen asm
den ooftelyken hemel en bezaaide de aarde met ooflerfche paarlen, toen Adam , naar zyne gewoonte ontwaakte. Zyns aangename fiuimering, de vrr.cht der matigheid en de tigteuit- wanflcmirtg eener zuivere fpys verteeiing, werd door net ge- ruisch der niurmelcnde beken en rifillend geboomte doordeW adem van Aurora bewogen,vro!yk Vcrftrooid. Het liefiyk mor- gengezang der vogelen klonk van alle takken. Doch ho* groot was zyne verwonderiiig, wanncer hy Eva nog flapendt roud. Hare vervvavde lokken en .gloeiends wangeu gatuigden Ma, |
||||||||
■
Van eenen ruftelozennacht. Halfcpgerezenleunthyzicri naast
hare zydc, en in verrukking met ogen vanhartelyke HeFdebe-. fchouwde by bare fchoonheid tot in de armcn van denfhap door de bevalKghedcn gevolgd. Zagt drukte by hare hand, en met eeneliefiyke ftem den Zephyr gelyk, wanneei zy Flora »anademt, lispelt hy baar aan: ontwaak, myne fcbone, myne Echtgenote, laatftgevondene befte gift des Hemels, myn eeu- wig vernieuwd genoegen, ontwaak; de morgen ontfteekt zy- ne fakkel, en bet verkwikteveld roeptom. Hct fchoonfte tyd- ftip van den dag gaat verloren; laat onsberchouwenhoe onze verzorgde planten zyn opgefchoten, hoe de citroenwoudeii uitwaaflemen, hoe myrth en palmltruikcn druipen, hoe natuui hare vcrwen vermengt, hoe dc nyvere hye de bloem bezoekt en uit dezelve vloeiende zoetighcden zuigt. Op deze woorden ontwaakt, wendtzy zich metftarendeogen
tot Adam, en begint, hem teder omhclzcndc, hct volgend verhaal: 6 Gy eenige in welken myne ziel alle bare rust vindt;bron
van myncn roem en van myne volkomenheid, hoe verheugi jny uvv tegenwoordig zyn, en de wedergekeerde morgen. De» zen nacht, en nimmer bragt ikeenenzodanigendoor,heefteen |
||||
(
O70>
droom my geweldig ontfteld, wanncer hy eenen droom mag gS
naamd worden. Niet dathymy bezig hicld met u gclykveelal gcbeurt, nocli met den arbeid vandenvoorledendag,nochmet de bezigheden van den aanftaanden morgen; neen, by maaldc royakeligebeeldtenifien, tot op dezen ongelukzaligennachton- bekend aan mynengeest; eene zachtvloeyendeftem,dachtmy, digt aan myn oor lluifterend, nodigde my tot eene wandcling. Ik hield deze ftem voor de uwe: waarom flaapt gy Eva ? vrieg xy; nu zyn het de aangenaamOe ogenblikken; de koelte, de ftilte heerfelien (lechtsdaarniet waar de zingende nachtegal die thans waakt, zyne melodieuse tonen aanftemt door de liefdo hem ingegcven; de vo'geronde maan regeert thans, en deelt door hare fchaduwen eenen aangenameren Iuiftcr aan alle din- gen mede; maar hoe nutteloos, wanneer zy niet befchouwd worden; dehemel waakt met alle zyne ogcn, alleen om u,den wensch der natuur, te befcliouwen. U betracht het geheel-al met genoegen, en wordt verrukkend tot u getrokken om onverzade- lyk uwe aanvallighcden te belchouwen, Uwe ftem vermeenende tehoren,reesikop,maarvondu niet; ik vervolgde mynenweg jjm u te vinden, en altoos alleen gelyk4 my dacht, flocgikee* Ml |
||||
OSo)
|
||||||
. pad in dat my fpoedig tot den boom derverbodene kconis ge-
leidde; hy fclieen my bevallig, en bcvalliger aanmyne verbeei- ding, dan by den dag; metbewonderingbefchonwdeikliem, en aageene gevieugelde gedaante gelyk aan die hemelfche fchep- felen, menigmaal by ons gczien, aan rayne zyde; van zyne be- daauwde lokken droop Ambrofia, en nevens my aanfcliouwde ky den boom. 6 Goddelyke plant! zeide hy,met vruclitenbe- laden, zal niemand dezelve plukken, en God nochmensch hare aangenaamheid fmaken? Is dan de kennis zo verachte'.yk ? of Verbiedt de nyd of iets anders itvve genieting? Laatverbiedcn wie daar wil, nicmnnd zal bet goede my langer onthouden, dat gy zo milddadig ons aanbied. Waarom anders (laat gy bier? Dit zeggendc beraadde hy zicb nier, maar met verwegene hand plukte en at by. Eene yzing overviel my toen deze verwegene *ede door nog verwegener daad gevolgd werd. Doch hy, over* Jaden van vreugde, borst uit: 6 Goddelyke vrucht, zo aarge- naam reeds uit u zelven, maar nog aangennmer dus geplukt; kier verboden gelyk het, fchynt, om alken Goden op u tj yergaften, als bekwaam om den irensch tot de Godheid te vcr> heffen. En waarom zou dien rang beinkunncnfchaden? word! |
||||||
> ■ !'
|
||||||
(:8i)
|
|||||
*et" goed niet* nvuiigvnldiger wanneer hot zidimededceitf \»%
het den Scliepper benadeelen, of wordt niet veelnuer zyne ee* daar door vermeeidcrd ? koto gelukkig fchepfe!, fchone engel, be- tniniielyke Eva, kom, dee! in myn genoegen. Hoe gelukkig gv zyrl tnoogt, uw geluk kan hogcr ftygen, en uwe waarde verdieiri ■zulks. Proef deze vrucht, en wees voortaan onder de Godcrl cene Godiiine;ftyg,asndcaardeontketend, fomcyds totdenliew mel gelyk wy, vtrhef u door uwe waarde indebovenftefphae.} tcii ; aanfchouw daar welk ten leven de Goden genieten, ett leef gelyk zy. . I Dit zeggende, trad hy my nader, bragt van de vruchc doof
hem gcplukt een gedeelte aan myne lippen; hare aangcnam* teuk wekte in my eene brandende begeerte toteeten, engclyli my dacht, proefde ik haar. Ylings vloog ik met hem tot d« wolkcn, en vol verwondering over myne fpoedige vlucht erl rasfche verandcring, bcfchouwde ik de aarde in hare voile uit* gcftrektheid, een onafmeetbaar en verwifielcnd gezicht, ondet my opgedekt. Intuflchen verdween onverwachts myn gcleider,- •en ik, gelyk my dacht, zonk nederenfliepin. Dochwelkeen* vreugwe, nu ik ontwaakt, dit alles cenen droom bcvindc t . J if 4 |
|||||
080
Aldus verhaalde Eva haar nacht.gczkht, en Adam gaf be.'
JWogen, haar ten antwoord: . Dierbaarbeeldvan myzelven, gc!iefdewederhelft,ookmybe.
drocftdeonrust diedezen nacht flapend u gckweld heeft. Dezo zeldzame drooin doet my duchten; ik vrees dat hy eenen kwa« den oorfprong heeft; doch van waar dit kwaad ? In u, zuivey gefchapen, kan gene boosheid wonen. Doch weet,velc onder- gefchikte krachten in onze ziel dienen de rede a!s hareopper- heerfcheresfe. Onder dezelven bekleedt de iubeelding deeerfte plaats; van alle uitwendige voorwerpen onder het bereik on. jfer wakende zintuigen gekornen, vormt zy- verbeeldingen en denkbeeldige gedaanten; op haar bouwt onze rede hare toe- Itemming of afkeuring, en dat geen het welk wy erkentenis of mening noemen. Wanneer natuur nu rust, wykt de rede tot ha- •re eenzame verblyfplaats, en in hare afwezigheid gochelt nic.t selden de vcrbeelding en zoekt haar na te bootzen; doch de? ae beeldteniffcn verwarrende, brengt zy misgeboorten voort, Vooral in de dromen, wnarin zy lang voorlcdene daden met Bieuwe woorden kwalyk te famen voegt. Zelfs dunkt my io Bwen droom eenige overesnkomst met ons gesprek van gijee* - • |
||||
0*0
*
ren avond, hoewel Wet eene zeldzame byvocging, te vinden.
Bedrocf u intusfchcn niet: het kwaadkan lietgemoedvanGod en denmensch bekruipen, doch afgekeurd, meet hetwykeu en laatnoch vlek noch vcnvytingin de ziel tenig. Dicdoetmyho- pen dat gy wakend zult nalaten, wat gy dromcnd verafsclmwt. Wees dan niet mismoedig, en benevel dcze fclionc ogen niet» velker zachte blikken meerderc luiftcr verfprciden dandclief- tyke morgen wanneerhy opryzendedc waercld toelacbt. Kom; last ons opftaan tot onzen aangenamen aibeid in de wouden, by de bezoomde fonteinen of by de blocmcn; hare bnczems ope- tienzichomde aangenaamftegeurcnteverfprciden, die door den raclit daarin opgeflotcn, alieen voor u fchynen gefpaard te zyn. Dus tiooftte hy zync b:drukte echtgenote, en zy werd ge- troost. Stilzwygend ontrolden aan beide bare ogen eene tede- re traan, welken door bare lokkcn werdcn ongevangen: twee andere druppelen gelyk koftelyke paarlen, ftonden gereed uit liare chriflallen fluizen neer te vlocyen, doch si ccr zy vielen kust by dezelven af, en befchouwt ze alsbcttckcneenci tede- re bekommering, als eene lieilige vrees den Almachtigen t« kebben beledigd. |
||||
0«4)
|
|||||
r Dus kwnm de kalmte weder en beiden ylden tot de velden,
Voortwandelend ondcr hetdakderboschrykefchaduwen toi bet opengedekt uitziclit van den ryzenden morgen, en de pas op> ■gaande zon die met hare raderen nog over den oceaan hing. Zy fclioot hare rechtftreekfehe ftralen op de bedaauwdeaarde. Nu zagen zy de gehele oofielyke landflrreek van net paradys en Eden's gelukk;ge vlaktens voorhim opengedekt ;hierbogcn Zy zich demoedig ncder, en boden liunnen Schepper de offer* harden die zy elken morgen in andcre woorden p'igtmaiig Jiem betaalden: Trimmer ontbrak het him aan nieuwe uitdruk- kingen noch heilige verrukking om hunnen Maker te pryzen t in fprekcn en zingen vloeide ongezothte welfprekendheid van hunue lippen, en noch luit noch harp paarden by dezachtheid hunner gcbeden, of by de melodic hunner verrukkende gexangen. Nu hieven zy dus aan: Dit zyn hwc gloricrykc wcrken, altnachtige Vader van alle goede
gaven. Aan u behoort de bewonderende fcheppingvan ditver- bazendbed-al; hoe oneindig groot moetgy zelf dan zyn! uw« graottuid is ommfprekelyk 1 zy verheftzich boven alle de heme' len; zy is onzichtbaar aan onze ogen, en flechts eene flaauwc fcha* |
|||||
duwvanhaar zienwy in uwe zichlbarewerkeh. Sfaar ook dezal
verkondigen uwe einde'.oze gocdheid en goddelyke Almagtl
Spreekt gy, die hem aanfchouwt, gy Brigelcn, gy zonen des lichts!
dag en nacht omringt gy met gezangen en welluidcnde choren zy^
nen troon. Gyheincl en aarde verzamek alle uwe fchenfclen otj
hem de ucrfte, de laatfte, het middenpunt van allesendceindelozi^
te loven. Schoonfteder ftarren, gy, de laatfte uit hetgevolgvay
den nacht aan denhemel, dictnogclyk metmeerderrechtaan de
fchemering toebehoort,zekerst teken van den aanbrekenden dag,
die gy door uwe ftraleudc krnon den lachenden morgen bekroonj,
prys hem in uwe fpheer by den komenden morgen.de wcllust dejr
natuur. Gy zonne, beide het oog en de ziel dezer uitgeftrekte
waereld, erken uwen meefter: prys hem met lofgezangen in uwea
ceuwigen loop, wanneergy in het ooften opgaat, op den hoogften
middag en in het weften. Gy main, die thans de zon in het ooften
ontmoet, nu met devaftc ftarren in harebeperkte kringen vlu.hc
engy vyfandere watidclendevuuren dicniet zonder gezangen in,
geheimnisvolie danfien \i wentelt, verheft zynen roem,die lict Kcht
uitdeduifternis opricp. Gy lucht en clementen, oudfte zoned
dcr natuur, die in cenen gcduurigcn krirg nimmcr rufknd u voort
|
||||
C»8<r>
|
|||||
ieweegt; gy die a!le dingen voedt en vermengt, dat uwe onophon.
delykeverwiileling uwen maker (feeds nicuwen lof toezwaaije, Cynevels en dampen die thans van heuvels en uitdarapende mel- ten opflygt,donkcr of graauw, tot dat de zon uwen wolligen zoom jnetgoudbeinaalt, ryst opomdenHeerderwaereldte Ioven : het Ey gy opryst om den eenvormigen hemel met wolken te dekkcn, Of in vallende regcnvlagen het dorftig aardryk te drenken, vcrlieft Ifyzend of vallcnd den roem des Almaclitigen. Gy winden die uit de vier hoeken dcr wacreld waait, pryst hem wanncergy Uoele luchtjes uitademt, en in de loei'ende orkaancn. Ruischt gy Ce- deren, en gy planten ncigt u om hem te aanbidden. Fonteinen, en gymelodieusmurmelendebeken, looft hem in uw ruifchen. Gy *lwatadem fchept, verecnigtuwe ftemme. Gy vogeiendie zin- gendtot de poorten des heme's opftygt, draagt op uwe vlcngclen zynen lof,en verkondigt dien in uwe gezangen. Gy die in de wate- ren zwemt, de aarde betreedt of nederig op dczelve kruipt, vveest myn gctuige dat ik my des morgens endesavonds aanbergen, valleyen, bronnen en lommcrdoe horen, enlaat myne ftemheii belecven om zynen roemtevermclden. Gcloofdzytgy Heervan het gcheel-al, altoos fchenke uwcmilde handonsallecnhetgoe- |
|||||
r
|
|||||
■
de; en hecft de nach't ecnig kwaad gezameld of verborgen,verdryf
dit, gclyk het licht de duifternis verdryft. Dus baden zy vol van heilige onfchuld, en hun gcest vond wel-
dTa de gewoonlykerustenkalmte weder. Titans yldenzy by den liefiyk^n daauvv, en tusfcben zich openende bloemenen tot hun-' ncn aangenamcn morgen arbcid op de velden; hierbefnoeiden zy eenc rei vruchtdragcnde bomen, welkers weelige takken ove» hunne wandelpaden zich bogen, en nyvere handen vereischten oin hunne welige omarming te weeren; daar leidden zy defl wynftok om zich aan den olmboomtehuwen,- tcrftondomvangt by hem met zynen ter vcreeniging gezindearmen, enbrengtal* cen lmwlyksgocdzynelieflyketroflenmede, om de onvruchtba» K bladeten van den olm daarmcde te fieren. Vol van mededogen befchouwde de hoogfte Koning des hemelj
hen daarmede bezig. Ilyriep den gezelligen engel Raphael tot zich, die weleer den jongen Tobias verwaardigde met hem te reizen, enzynhuwelyk met de zevenmaal ongelukkig gehuwdt dochter verzekerde. Raphael, zcide hy, gy weet welk eene vervvarring Satan door den
duifterenafjrond uit de helle ontvloden, in hct paradys ueeftaall- |
|||||
<I8S>
|nicht; gy wcet zyn vnorncm?n in dezen naclit om liet geluk vat
hetmeiii'die'ykpaarteftorcn,enzyn kwaadaartig oogmerk om dfcor eiSnelist gelieel hit menfcliclyk geflacht in lmn te vernielen. £a derhalven, en breng gelyk een vriend met eenen vriend een gedeelte van den dag in gefprekken by Adam door; voeg u by hem ter plaatse waar by de hitce van den middag ont- jveken, zicb van dcnvcrrichtenarbeiddoorverkoelendevruch- jen of eene aangename rust vcrkwikt. Breng hem altes voot pgen wat liet geluk van zynen gelukkigen (taat hem kandoen gevoelen; meldt hem het vermogen van zynen vryen wil; dat iti zyne handen zyn gclukberust; dat zyn wil, hoewel vry,kan- veranderen, enwaarfcbuw hem zynen gelukkigen toeftandniet zorgeloos te wagen. Doe hem vooral het gevaar befchouwen en voor wien zy moeten vrezen; wtlk een vyard onlangs Hit den hetncl gevallen, den val van anderen, zo ge'.u! kig atl wel- ter hy, zockt te bewerken. Doer gewcld zal zulksmmmerge* fcliieden, maar door 'eugens en bedrog. Ditalles doe boa weten* op dat zy, myn gebod vrywillig overtred-jnde, niet kunnen voor-> (even onvermaand noch ongewaarfchuwd oveivallen te zyn. -;;Dus fprak de almagtige Vader en voldeed aan zyne gerech-. |
|||||
•
|
|||||
O»s0
tigheid. De gevleugelde afgezant toefde niet na het omfaflgett
bevel. Hy verheft zich op zyne blinkende vlcugelen te mid- den van duizcndeti Serafs, dour welkcn hy prachtig omrirgd was, en vloog door hct midden der hemelen. Ter wcderzyden openen zich de hei'ren der engelen, en ruimen de banen der hoogfle hemelen voor zynen weg nederwawds. Welhaast na- dert hy aan hunne poorten, die, het werkftuk van den Almag» tjgen en dranyende op hare gouden krammen, van zelve zich wyd voor hem openen. Van daar bcfchouwt hy, en gene wolk, gene ftar hinderde
deze b.rchouvving,onzeaarde,welke lioeklein, nogthansaand6 smdert lichtendebollen niet ongelyk was. Hy befchouwt demet cederen bekroondcn lusthofvan God boven de hoogfte bergen verheven, op dezelven gegrond. Dus ontdekt met mir.dere zeker- b.eid hct glas. van Gallileus, de ingebeelde landen en ryken der maan. Dusbefchouwt van verredezeemanonderdeCycladifche •ilanden als eene gevlakte wolk, Delos en Samos, wanneer zy voot de eerfle maal zich aan zyn gezicht vertonen. Met uitgefpreid* wieken Tpbedt hy nederwaards, en zeilt van den onmeetbaren fccrogfterrhcfnel tusfchen w«erelden en waerelden hten; nutust |
||||
Ctoo)
|
|||||
bymetzwevendewieken op de orkaneii aan depolen, danroeit
hy met wcrkzame vleugelen door gematigde ftrekcn; thans tot de laagte gekomen, die voorden adelaar het toppunt zyner ftygen- de vlucht is, befchouwen alle vogelcn hemals den phoenix ; do zonderlinge vogel, die volgens de gctuigenisfen, omzyneover- blyfselen aan den prachtigen tempel der zonne te offeren, naar het Egyptisch Thebe vliegt. i Op eenraaal ftrykt hy nederophet oodelyk toppunt van het
paradys, en keert tot zyne eigene gedaante, tot den gevleugelden Seraph weder. Zes vleugelen omhullen als een kleed zyne god- dclyke ledematen; twcewelkende brede fchouderen bedekterf, omfloegen gclyk een mantel koninglyk verfierd, zyne borst; twee anderengordenmetvloeibaargoud, en vcrwen in denhemelge- maald, gelyk een ftarren-riem zyne Iendenen en deyen; en bet derdepaar aan zyne hielen befchaduwt zyne voeten metpurpu* ten pluimen gelyk aan het azuurdes hemels. Hier ftond hy gclyk de zoon van Maja, en fchnddende zyne ve»
derenvervuldeccne goddelykereuk de gehele landftreek. Ter- ftond kenden hem debemelfcheheiren, de wachters van het pa- radys; rasch bevroedden zy ecu hoog gezandfehap de rede van |
|||||
C»9»)
|
|||||
zynekcmst tczyn, en zyiien verheven rang en nog meer zyne
Waardighcid tereeie, rezenzy voorhemop. Hy wandcltvooiby limine febitterendetenten, ennadertdoorwoudenvan myrthen de bloerarykc gcurcn van Casfia, Nardus en Balzam, door eene wildemis van licflyken reuk, tot de gelukkige velden. Want, on- eindige zegening! hier fchertste natuur in hare lente, fpeelde engedwongen met hare jeugdige phantafien, en overtrof in lief talligheid te midden barer viyheid, alle regelen der konst. De ftygende zon fehoot thans loodrecht hare brandende ftralen
ter verwarmingvanbetingewand der aardeente drukkend over Adam. Hy,gezeten voordedeur van zyne koele huttezagdoor de Aromatifche bosfchen den engel tot hem naderen. Eva bereid- dc daar binnen ter gewoner msre de ftmkclykfte vruchten voot den inuMag,en drukte uit rype beziiin en druyven eenen verkwik- keuden Nectar, als Adam met deze woorden haar riep: Spoed u berwaards Eva; beflhouw oolhvaards tufTcben de
bomen, vvelke eene febitterende geftalte tot ons treedt; dit gc- zicht is uwtr waardig. Hy fcliynt eenen andeien morgen op den hogen m'rdd-g gerezen. Mogelyk brengt hy ons gewigtigs tydiugen uit den heracl, en verwaardigt ons om heden onzen N |
|||||
CttO
|
|||||
|ast te zyn. Haast u en breng den beften voorraad uwcrvruch-
ten in vollcn oveivloed, orn den licmelfchen vreemdeling met betaamlyke eer te ontfangen. Biilyk is het aanonzehemelfchc weldoenders hunne eigen gefclienkcn rykelyk aan te biedcn, Y'aarraede zy zo mildadig ons hier voorzien,waarnatuurh:ircn wasdom vermenigvuldigc, ry!;er wordt door haar van haren zegenryken last te ontflaan, en ons daardoor leert met fpaar- gaam te zyn met hare gaven. . Waarop Eva hem antwoordde: Adam, geheiligde aardenkluit door God bezield, e=n kleinS
Voorraad is toereikend, waar de voorraad dooralle jaargetyden been voor het gebruik ryp aan den fteel hangt, bniten dat geen, hetwelk door huisfelyke verzorgiiig meerdete vastigheid tef voeding aanneeint en de overvlocdige fappen vertecrt; docli ik zal my (poeden om van den wynftok de fappigfle druiven, en van elken boom en plant dc uitgelezenfte vrucliten te plukken, en onzen hemelfclien gast zodanig onthalen dat by dit allel ziende, zal bekennen, dat de mildadiglieid Gods op aarde ZO Verre zich uitftrekt als in den hemel. t)it zeggtnde veitrekt zy eilings met werkzame blikkcn,vei>
|
|||||
yuld met het ?a<tvry denkbeeld om de aangenaamfte vruchte|
te verkiczcn, in eene order Voor tediencn,enzodanig te fchik- ken dat de verfchillende fmakcn niet onbedachtzaam door eea gemengd, ma:u fmaak acbter fmaak op de aangenaatrtfte wyze Voorgediend woiden. Nu verzamelt zy Van de tedcrfte Relet alles wat de aarde de alles barende moeder in het Ooften en Wjflcn dcr lndic'n, aan de oevers der middelLndzec, in Purr- tus, aandePunifchckusten, endaar, waarAlcinouseeRsheersclt- -te, voortbrengt; vruchten van alle foortcn, fuw of glad van ftha'en, i;i baardigehulfen of basten,brcngt zyopeene fierlyke wyze, en met eene mildadige hand ter tafel. Voor den drank .perst zy uit de druiven cenen onfchadelyken niostr eenen an« deren uit verfchillende bezien, en uit fmakelyke kerneli eeiien Zocteii room, tcnvyl natuur liaar Voorzag Vail zuiver huisfaad om dit alles te ktmnen bevatten, en zy de groene vloer metro- Zen en welriekende takken beftroouie. Intusfchen wandelt onze eerfte ftamheer zynen goddelyken
east te gemoet, niemaud in zyn gevolg hcbbclidedanzyneoar-
fpronjilyke volroaaktheden ( in hem zelven kg allezyrtegroot*
.Jleid, veel plegtigctdan de VerVeclende pracln dcr Vorften, watt*
|
||||
094>
neer bun ryk gcvolg van miters rykelyk met goudbcftrooid,het
gemeen verblindt, dat met bewondering lien aangaapt. Adam
hetnthans nader getreden, bukt voor hem met eerbicd en eene
diepe bulging, gclyk als voor eene hogere natuur, doch zondcr
blohartigheid, en fpreekt op de volgende wyzc hem aan:
Bewoncr dcshemels, (want gene andere plaats dan dehcmel
kan eene zoverhevene gcflalte bezitten) doordien gy van deh
hoogfien troon hebt willcn afdalen en u eenigen tyd aan dat ge.
lukzalig oord onttrekken, en onzc woningen te vereeren, bet
behage u by ons, tot dus verre door de goddelyke gunst de
ecnige bezitters vandezenuitgeftrekten grond,ingintfchefcha-
duwryke hutte te ruften, by ons aan te zittcn en te proeven
wat de lusthof aangenaams opgeeft, tot dat de hitte van deu
tniddag voorby is en de zon westwaards zig zal neigen.
# Het is om deze rede dat ik totukom, hernaindeEngelzacht- aartig; de ftaat waarin gy gefchapen zyt, en de plaats door u
bewoond, kunnen zelfs hemelfche geesten nodigen om u tcka. men bezoeken. Geleid my naar u\v belommerd prieel, den gehelen middag tot aan het vallen van den avond is tot mynen wil. Zy traden in deboschrykeverblyfplaats, die met bloemcn over* * |
||||
C*95)
dekt aangename geuren vcrfpreidde, en gelyk liet prleel van
Pomona, lachte; de naakte Eva, nice gedekt dan door zich zelve, fchoner dan eenige nymplien, dan eene der drie verdichte go* desfen die op den Ida nakend om den prys ftryden, ftond daar cm haren bcmelfchen gast te dicnen. Gene fluyer was liaar no- dig, de deugd bedekte baar, en gene ongeregclde gedachte deed hare wangen blozen. De engcl begroette haarmet den heiligen groet: Heil u I waarmedc hy lange daarna de tweede Eva, de gezegende Maria begroette. Heil u moeder der menfclien welkervruchtbare lendenender
waereld meer zonen ziillen febenken, dan de veifcliillende bo* men Gods deze tafel met velerhande vruchten beladcn. Hunne tafel was tc famengefteld van grocne zoden, en van
mosch haare zitplaatfen. Terwyl Eva op deze ruimere tafel aan alle kantcn de fcliatten van den herfst ftapelende, en herfst en lente hand in band hier dansten, onderhieldcn zy zich met aangename gefprekken, niet bevreesd dat hunne maaltyd doos koude fmaakloos mogt worden. Vervolgcns nodigde onze eers- te ftamvadcr den engcl met de 'volgende woorden: , Cun my, hemelfche vreemdeling u deze gaven aan te bieden, N 3 |
|||||
.
|
|||||
Waarmede de oorfprong van al!e goede gavcn tot vocdrcl M
Vermaak zo ovei vloedig Ons befchenkt, en aan de weldadige aarde haarvoort te brcngen beveett. Onrra.ikelyk voedfel mogelyk voor geesten,hoewele^nhemelseh vaderons alienhetzclve aanbiedt. Daarop antwoordde de engel: alles wat by, wien eeuwiglof 4n prys moet worden gezongcn, don menscli ook gedeeltclyTt geest, gefchonken heeft, kan geen onaangenaam voedfel zyri Voor de zuiverfte geesten. Ookgeefte'ykezclffiaHdigbeclen be- rodigen voedfel, gelyk gy redelvke wezens. Beiden door de tie lagere vermogens der zintu'gen bedecld, horen, zien, rui. ten, gevoelen, frnakcn, en fmekend vertecrcn zy, tenvyl al bet lichaamlyke in onlichaam'ykhcid by hun vcrandcrd. Want 1weet,alles Wat gefchspen is, veveischt ondcrhouden voedfel. Dus ♦oeden de grovere de zuiverder hoofdftofFen ,• de aarde de zee; aarde en zee de lucht; de lucht voedt de wandelende hemel. vuuren en allerecrst de maan als den laagftcn kogol; van daar m zyne rondc gedaante deze vlakkcn, als onzuivere uitwaasfe- mingen nog niet in haar wezen veranderd. Ook de vochtige zelfilandigkeid der maan voedt hogere fphaeren. Zelfs dezoniie,-1 welke alles met licht verzorgt, ontf'angt in vochtige dampfcn |
||||||
09?)
\
hare voedenje beloning van alien, en neemt des avonds hare avondmialtyd in gezeHchap van den oceaan. Otsrhooti in den hemel de bom^n des levens Ambrofia dragen, de wynftok met Neftar ons befchenkt; ofsclioon by hot nadcren van iederen morgen, wyden Iionigzoetcn daauw van detakken verzamelen en den grond met paerlen bedekt vinden; de Godheid nogthans verandert met zo vele nieuwe geneugtcns zyne gaven bier be« neden, dat zy met die van den hemcl te vergclyken zyn, erj denk niet dat lckkerny my hinderen zal van uwe aanbieding gebruik te waken. Dus zaten zy neder en aten van bunne gerichtcn; Met hu«
at ook de Engel, niet fchyr.baar als in eenen nevel, gewoonlyk het verkeerd gevoelen der godgdeerden; maar met alleblyketi Van honger en met verterende warmte om de fpyzen te docn klynfen; hetoverige waasemtonvermerktbydegecstenuit. En geen wonder, daar zelfs de geestige Akbimist bet mogelyk denkt, om door liet vuur dcr kolcn de flechfle metalen tot goud te volmaken gelyk dat der mynen. Eva ondcrtiufchen diende in nakende feboonheid detafel,ea
bcktoonde. den ftromenden beker met verkwikkende dranken; iV4 |
||||
{IS*)
I
6 Onfch«!d, waardig het Pwsdys! hier of nergens ware het den
ionen Gods te vergeven gcwcest, wanneer deze fchoonheid tot liefde hen had aangeblazen; doch in dezehartenheerschte de liefde zonder driften, en yverzucbt, die helle van beledigde ininnaars was nog onbekend. Nadat zy met vruchten en dratiken hunne natuur verzadigi,
met overladen hadden, rees plotslings het dcnkbeeld in Adam, de gelegenheid door dit langbezoekhemgegeven,tc gebruiken, om rich van de dingen boven het ondennaanfche te doen on- derrichten; naar het wezen der hemellingen zich te verkondi- gen, welkers uitmuntendheid de zync zo verre te boven ftecg, en welkers luisterryke gedaanten als een goddelyk uitvloeifel de krachten van den mensch zo verre ovcrtroHen. Met eene bctamclyke omzichtigheid wendde hy zich met deze woordca tot den afgezant des kernels: 6 Gy welke het aanfehouwen der Godheid genict; in de eer
den mensch gejjeven, gevocl ik alle de uitgeftrektheid inver goedheid; gy hebt hem verwaardigd om onderzynnederigdak tot hem in tegaan, en zyneaardfchcvnichten.hoewelgeenflnM bet voedfel der engclcn zo finakelyk aangenomen, als kondcu |
||||
(199")
|
|||||
de hoge feesten des hemels niets fmakelykers u aan bieden.
En hoe echter kan ditby elkanderen worden vergelckcn ? Weet Adam, dus hernam de gevleugclde bode des hemels,
flechts&nAlmaclitige is er die alles gefchapen heeft, totwien
alles terugkeert, winneer het goede aan het zelve nict ontrukt
wordt; alles heeft by volmaakt gefchapen; door hem ontfing
de ftof allerecrst mcnigerleiegedaantenen verfchillende trappen
Van aanwezig zyn en leven. De fynfte en zuiverfte ftoffen zyn
nader tot zynen troon geplaatst, of trachten onophoudelyk dien
te naderen; hy gaf aan alles een byzonderen en bepaalden kring
van werkzaamheid; en het lichaam moest de werkzaamheden
van den geest bevordcren in daartoe evenredige grenzcn. Dus
Tpniit uit den wortel de welige fcheut, daarna de meer fyne
bladeren; en eindelyk de volkoraen bloem die de geefligfle
geuren uitwafemt. De blocm-n en vruchten, het voedfel der
mcnfcheii, door verfcheiden graden vcrfynd, ftygen opwaards
tot levensgeeften, en geven aan het dierlyk en verftandelyk
gedeelte,aangevoel, verftamlcii inbeelding bet leven, en daar-
uit ontfangt de. eiel de Jrede door bcfchouwing of gevolgtrek-
fcjng werkzaann Cy maakt meer gebruik van de laatfte; wy
N s
|
|||||
(aoo)
|
|||||
bezigen raecst al de eerfte; flechts in den grond is zy onder-
fcheiden, in haren a:irt is zy tuffchen ons dczelfdc. Verwon- der u dan niet dat ik het gocde door God u gcfchonken, nict verfmade, maar liet zelve gc'yk gy, in myn wezen verander. Veclligt komt eenmaal de tyd, waarin de mensch met de en- gelen aanzitten, en hiinne fpyzen niet ondieulyk of te ligt Voor zich zullen noemen. Mogelyk zel.'s wanneer gy gc- hoorzaam bevonden wordt en de liefdc bchondt van hem wiens afstammelingen gy zyt, dat door den tyd de lichamcn dor menfchen meer volmaakt door dit voedl'el in geeflcn zul- len veranderen, gelyk wy gevleugeld tot de hoogfte hemelen opftygcn, of naar verkiezing hier of in hemelfche paradyzen zullen vvonen. Geniet intuflchen de volheid van hetgeliikdat deze gelukkige toeftand kan bevatten en meer niet bevatten kon. Daarop hernam de vader der menfchen:
Goedige Engcl, beminnelyke gast! gy hebt deti rechten weg
ons gewezen welke tot de wetcnfchap voeren kan. Gy toont ons de ladder der natuur van het middelpunt tot den omtrek. gebrajt, langs welken wy in de befchouwing der gefchapeir iingea trapsgewyze tot den Ecuwigen kunncn opUlmracn. Dock |
|||||
If 2615
|
|||||
Kg my; wat beduidt de danrby gevoegde voorwairde: WMW
heer gy gchoorzaam bcvonden wordt ? Hoe! kunnen wy onge« Vioorzaam zyn ?is liet mogclyk dat onze Kefdc verflaaawen kan ft* gen hem, die ons uit ftof gcvorrad en in het vol genot van zcgerij die de mensch kan wenfchenof bevatten, hier geplaatstheeft* Zoon van hemcl en aarde, antwoordde de Engd, merkt opi De ooifprong van uw gehik is God. De voortduming van djt fceluk, hangt af van u zelven, van uvve beftendigcgelioorzaarm heid. Dit was myne waarfchuwing aan u gegeven. Neem haw ter harte. God vonnde u in den ftaat van volmaakthcid, ma.ir niet onverandevlyk ; by maakte u goed, maar bet legt in uvf vermogen om gocd te blyvcn; hy lag eenen vryen wil in uwf mtuur, en nocli onverbiddelyk noodlot, noch bepaalde nood- lake'ykheid ZOUden over den zelven regeeren; hyeischt eenen dartelyken, geen afgedwongen dienst van u; deze wordt niet by hem aangenomen en kan by bem niet aangenomen vvordcn. Want hoc kunnen barten beproefd worden of zy met liefde die- nen dan niet, wanncer vryheid aan dezelven ontbreekt; die nietf willen dan bet gecn door bet noodlot bepaald is, en niet knn- nen verktezen? Ik zelf en al de hc'iren dcr Engclcn die in het 0
|
|||||
i
|
||||||
(202)
|
||||||
Mnfchyn Gods zynen troon omringen, zyn gelyk gy onzenge-
lukkigen ftaat aan onze gehoorzaamheid vcifchuldigd; deze illeen is de verzekering van ons geluk. Vrywillig dienen -ivy doordien wy vrywillig beminnen en de vrylieid van beminnen of Diet beminnen is in onzen wil gegrondvest; met dezen flaan of vallen wy; en fommigen onzerdoorongchoorzaamlieid gevallen, zyn uit den hoogften liemel in lict diepfte der helle nedergeftort. 6 Verfclirikkelyke val uit den hoogften ftaat van zaligheid in nimmer eindigende ellende ! • Op uwe vvoorden, zeide onze eeifte ftamvader, heb ik met meer aandacht geluifterd, dan op de cboren van engelen, wanneer zy te midden van den nacht by de nabuurige bergen met hemelfche ftemmen onze eenzaamheid vergastcn. Reed* wistik datwil en handclingcn vrywaren gefdiapen; myne gc dachten, myne ftandvaftige gedachten verzekerden my en zullen altoos my verzekcren, dat mynenj Schepper te beminnen, en zyn cnig gcbod zo reclitvaardig, te gchoorzamen, myne aange- naamfte beziglicid zal blyven. Doch vreemdeling in dat geen watgy van de gebeurtenifl'en in den hemel vcrhaaldet.wensch ik, wanneer gy zulks toeftemt, die gefchiedenis in hare uitge- |
||||||
(203 )
ttrekthcid van u te horen; ongctwyfleld moet' zy vreemd en
waardig zyn om met eene heilige flilte naardat verhaal teluis- tercn. De dag praalt nog in zynen vollen hiifter, de zon heeft hare dagwandeling fleehts ten halve afgelegd, en naauwlyks treedt zy de andere lielft in de uitgeftrekte hemelitreken aan. ■Op deze wyze verzocht Adam; Rapaelhcwilligdezynebede en bcgon na eene korte tulTclicnpozing zyn verhaal met de volgende woorden: Gewigtige gcfchiedenisfcn, treurige en aandoenlyke voorval*
len vergt gy van my, 6 eerfle der menfchen! Hoe zal ik aan menfcbelyke zinnen deonziclitbaredadenvanoorlogendegeej- ten verhalen? hoezonder treuriglieid'dc verdelging van engelen befchryvcn zp verheven en volkomcn aleer zy vielen ? hoe em- delyk de gcheimcn cener andere waereld, mogelyk beter je- zwegen, aan u ontvouwen ? Doch u ten bcstcn is znlks verf. oorloofd; dat geen wat de menfclielyke zinnen tc boven ftreeft, zal ik door vcrgelyking van geestelyke dingen met lichaamlyke beeltenisfcn uitdrukken, daar zelfs deze aarde eene fchaduwe des bemels is, en de zakendicrtweerykcii onderlingmeerover- *cnkomen dan men zicli dit hier op aarde verbeeldt. |
||||
r De waereld had Irar heltann nog niet ontfangen, de Chaos
regeerde daar nog waar tlians de hemclbollen wentelen en de Wrde op haar aspunt rust; wanneer op zektren dag Cwant zelfs te midden der eeuwigheid wordt de wiflc'.ing alter duur- zame dingen door tegenwoordige, voorledene en toekomendt tyden afgemeten) op eenen zodanigen dag als hetgvotejaardes kernels voortbracht, wierd het leger der lingelen op bevel dej Altnachtigcn by elkandergeroepen. Teritond verfchenen voot dentroon des Allerhoogiten van al!e de eindens der hemelen pntelbare legioenen onder h:;nne goddalyke gebieders in fcliit- jerende reyen: Tien duizend maal duizend vanen, ftandaardea «n bannieren, omdus hierarchen, ordens en graden te ondet- fcheiden, zagmen tuflchende voor en achterhoede weemelen; iHi in hunne fehitterende weefzels wawn de hellige gedenkte- kenen van yver en liefde als eene onfterfeiyke gedachtenis, gewrocht. Dus in drommen van eenen onuitipreeklyken om- trek ftaande, drom by drora.verhlefde oneir.dige Vader.nasc wien deZoon in denfehoot der zaligheid geze'en was, als uit het midden van eenen brandenden berg wiens toppunt door ftralendeo luifter onzichtbaar geworden is, aldus zyneftenu |
||||
0°5>
Boon alle gy engelcn, zonen desliehts,tronen,voritendora.
Bien, hcerfchappyen, duugden,mngten, hoortmyn onlicrroepelyk befltiit. Hcden htb ik hem, welken ik mynen eenigen Zocn verklaar, geboren, hem op dezen heiligcn berg gczalfd en gy ziet hem aan myne rechte hand gcplaatst; tot uw opperhoofd heb ik hem beftemd en by my zeWen gezworen.dat alleknien in den hemel voor hem zich buigen, en hem als hiinnen heer zullen erkennen; blyft onder zynen ftaf altoos vereenigd en weest eeuwig gelukkig; wie hem beledigt, beledigt my, verbreekt de vereeniging, en op den zelfden dag zal die onzalige, uitgefto- tin van God en zyn zalig aanfchouwen, nederftorten inde ui- terfte duiftcrnis, en in dien diepen afgrond zal zonder hoop op verloffing eeuwig zyne wonig zyn. Dus fprak de Almachtige en alien fchenen verheugd op de-
ze woorden; eenigen nochthans waren heimelyk misnoegd. Deze dag nu wjcrd gelyk andere plcchtige dagen met zang en danffen op den heiligen berg doorgebragt,- ook met geheimnisvolle dansfen nicest gelykend naar den loop der planeten en vaste ftarren, wamieer zy om hare asfen, nu door middelpunt fchuwende dan door middelpunt trtkkende krachten regel- |
||||
(>6)
|
|||||
rfratig zlch draaijen, en wel dan regelraatigst, wanneer hare
beweging alleronregehnatigst fcliynt. By dcze bewcging voegde zich tie goddelyke harmonic hunrier fmeltende tonen, en zelfs bet oor des Allerhoogften wierd door dezelven ge- ftrecld. Thans nadcrde de avond, (want ook wy hebben onzen avond en onzen morgcn, hoewel niet uit noodzake- lykheid maar tot eene gevoeglyke vcrwifleling) en vol ver- langen keerden zy van hunne danficn tot ecne aangcname maaltyd; tafels, fpocdig opgevuld met hot vocdfel voor enge- len, waaren tc midden dcr kringen geplaatst in welken zy (lou- den, en dc purpecen nectar de vruchtvandcnfmakelyken wyn. ftok in den heme!, fchuimde in paarlcn, diamantcn en gelouterd gouden bekers. Ruftende op bloemen, met kranfen van ro- zen bekroond, aten en dronken zy; daar wierd onfterflyklieid en genocgen met voile teugen in vrolyke gemeenfehap inge- dronken; verre van hier was de vrces voor misbruik, dc over- vlocd alleen wecrde alle buitenfpoiighcid, en de milddadiee koning, met verkwiftende hand zyne gaven uitdeelende, ver- meerderde door zyn genoegen hetgenocgen van hun. • Toen nu de licMyke nacht door wolken, uit den hogen berg |
|||||
Cods uitgewafemd uit welken bcide lichtenflhaduwontrprhli
*en, de gedaante van den helderften bemel in eene aangename fch 'mering vcrrandert bad, [want geen zwarter klced trekt de nacht bier aan] en de vcrkwikkende daauw alles,de ecuwig wakende ogen Gods alleen uitgenomen, ter rust bewogen, fpreid- dehet leger der engelen in gedeeltens en gelederen overdege- hele vlakte der heme'en zieh uit; onze ronde aarde tot £in» vlakte uitgebreid, ware een ft;p tegen deze vlakte, zo groot zyn de voorhoven Gods. Weldra zsg men aan levendige ftro- men rondsom de bomen des levens een opg-flagen leger van talloze tenten en bemtlfche huttcn, onder welken zy niepeti; door de koele winden ingewiegd; zy alleen, welken op limine fceurt den troon des Aller'.ioogftcn met nielodicufe gezmgen Seduurende den nacht moestan ornr-ingen, bleven Waken. Docfc teok Satan llicp niet in, dus is thans zyn naam, daar zyn vori- Be in dehemelen niet meer gehoord wordt. Hy.eendereerften, *o niet de eerfte Aartsengel in aanzien, magt en luiswr, wa« i„ heimelyken nyd tegens den zoon Gods op dien dag omfto- lien, to.n by gteerddoorzyncngoddelyk^n vadcr, alsMesfhs» tis *ezslfde lwming verklaard wi«rd; 4oot uotsehhoid walgdc 0
|
||||
<so8>
|
|||||
hem dit gezieht, en liy dicht zich verkort in zyne rechten.
Diepe boosheid en tegenitreving vermedlerden zyn hart, en 20 rasch de iniddernaclit l:et; duifter uur, zo gunft:g voor den flaapen deftilte, badaang,.bragt,beiloot liymetallczynelcgioe- nen op te breken, en zondervereering, zonder aanbidding den troondes Alleihoogftenvcrachtelyk te verlaten. Hy wekte den naaften hem aan magt gelyk, en fprak hem in het geheim dus aan: . Slaapt gy, dierbare niedegenoot? Kan de fla-p uwe oogleden nogdekken wanneer gyu licrinneit, welk een bell jit de lippen van den Almach'.igcn des hcmcls, op gefteren ontgleden is? altoos ontdekied gy my uwe geheimen, de myncn ontdekte ik altoos voor u; wakend waren wy beiden deeds vereenigd ; kan dan de Hasp ons mi fcheiden ? Gy ziet nieuwe wctten ons opgelegd; deze nieuwe wettcn van hem die regeert, kun- nen in ons dienstbaren nieuwe denkbceldcn, nieuwe raadflagen Tcheppenwegens de twyiTelvolle gevolgcn, die uitdezendieiist Imnnen voortvloeyen. Hier mcer van te Tpreken, is in deze plaats niet raadzaam. Ga en vergader de oppeihoofden van alle de myriaden wclken wy geb'eden, verhaal hun dat eer de duifiere nacht zyne bruine fchaduwsn aflegt, ik en alien die |
|||||
ender my hunne banieren zwaaien, op hoog bevel met vet«
•lubbclde fchreden huisvvaard nioeten fpoeden, wur wy d» ftreken van het iioorden bezitten, en aldaaralles voorbereiden om onzen Koning den groten MelTias en zyne nieuwe bevelen te ontfangen, die in voile zegcpraal en fpoedig door alle hie- rarcbien trekken en wctten in dezelven zal uitdeelen. DusTprak de valfche aartsengel en ftortte zyn vergif in het
hart van zynen onvoorzichtigen medcgezel. Deze vergaderdo fpoedig de gebiedende magten die ondcr hem dienden; ver- haalde hun, gelyk hy gehoord had, dat eer nog de duifte- re nacht den liemel verlaten had , de grote ffcndaard det Hierarchie moest opbreken ; verhaalt him met diibbelzinnige woorden en vol van yverzucht, om hunne oprechtheid te be- proeven of te bevlekken, de verdichte ooraaak; alien gelioor- zaamden op het gewone teken en aan de gebiedende (rem van liunnen grown beheerscher; want groot in waarlieid was zyri naam en zyne vvaarJigheid in den hcm,l; zynegedaante geleelt die der morgenfter die de heiren der ftarren geleidt, en met jcugens, vervoerde hy het dcide gedc-ehe van "t heir des hctn-Is. Het oog des eeuwigen, welks gezicht de verborgenrts ge«
|
||||
(aio)
|
|||||
dachten ontdekt, zag imufTchen van den top zyns heiligeri
ber"s en te midden dcr gouden lampen welken des nachts in zyne tegcnwoonli^heid branden, ook zonder haar lichthetop- roer aanblazen; zag den ecrften ontwerper van het zelvc ; hoe verre het reeds onder de zonen des morgens verfpreid was; ho; vele he'i'ren zichhadden te famen gezworen omzynelieflui- ten te wederflreven ; en lacliendefprakhydus totzynen zoon: Gy myn zoon, in wien de volheid myner Majeftcid ftaat uit- gedmkt, erfgenaam van alle myne mrgt, t'-.ars is het nodigotn van ons alvermogen verzekerd te zyn, en onze ecuwige rech- ten op Godheid en ryk te handhavcn; een magtig vyand flaat tegens ons op, vocrnemens o:n op zyr.en troon, in het iritge- ftrekte noorden opgerecht, onze magt tebraveeren. Daarmede Tiiet vergenoigd, ishy vn mccning omdoor eounveldflag, en zyne m;gt en de onze te heprocven. Laat ons befluiten om fpoedig de ons overgi-b'.evene legers tot zyne verdelging te gcbruiken, en hem docn inzien, dat deze hoge zetel en dit heMigdom nimmcr zyn te ovenvinnen. Almagtig Vader, antwoordde de zoon met een gelaat van
falmte, liefiykheid, en waarindeCodhtidmetonuitfprekclyken |
|||||
!
»
glans doorftmalde, te recbt belacht «y uwe vyanden, en be-
(pot hunne ydele ortwerpen en niets beduidende Wf.derfp*fl« nigheid. Hun verwaten opro-r zal eene rede zyn qm meerJe- ,en luifter te hechten aan mynen roem; laat hun inzien datal- le konin^yke tnagt my ver!e:nd is ombunnenhoogmoedpalen te ftellen, en de uitkomst doe hen kennen of ik bekwaam ben om oproerigen te onderwerpen, dan of ik de Qechtste ftryde* in den bemel moet genoemd worden. Bus fprak de Zoon; maar Satan en zynemagten vvaren met een«
vliegende fnelhcid reeds verre voortgetrokken;zyn leser was on- telbaar geiyk de ftarren van den naclit, of gelyk die van den mor- gen, of geiyk daauwdruppelen doorde zon opallebladeren,op altebloementotpaerlengevormd. Zy trokken door onafmeetba- te provintien, demagtige ftaten der Seraphims, en monarchyen en tronen, in hire driedubbelde rangen; door geweftcn tcgenj ■wclken uw g:bied, Adam, niet meer is dan dezen lufthoftegon de gehele aarde en de zee, wantieer hare rondegedaante in eene langvverpige kon veranderd worden. Na dezen afgelegen weg, kwamen zy eim'elyk aan de grenfen van het noorden. Satan beklom aldaar zynen troon op eenen hogen berg, die gelyk 03 |
||||
•en berg op bergen, met pyramiden en tovens van d:amantes
fchitterend uit fteenrotzen van goud was uitgehomven; zoda- rJg was de plaats waar Lucifer zyn palen geftlcht had, want dus noemc men in de taal der mensclien dit gcbouw. Maar weinig tyds daarna, God in al'.es willendegelyk zyn, noemde Jiy den berg in navolging van dien op welken de Mcflias voor het gezicht des hemels verklaard wicrd, den berg der ver- gadcring; want hier zyne gehele legermagt onder voorwend- £bl van lioog bevel verzamelende, op dat men beraadflaagde hoedanig alios in te richten tot het pleehtig ontfangen van hunnen koningdie weldra ftond te komen, bedrooghy door lis- tlge kunstvan nagebootfte waarhcidopdezewyzehunncoorcn. ' Tronen, heerfchappyei^vorftcndommen, dcugden en krach« ten! wanneer deze verheven tytets nog iets, in:er dan ydela klanken zyn, fmts ingevolge cene uitfpraak een under alls tnigt zich toegecigend en de ouze onder den eernaam vait gezalfden koning vcrduisterd heoft; voor hem is al deze fpoed, deze optocht te midden van den nacht ondernomen; om hern is deze verwarde famenkomst; hier moeten wy beraadflagen jqc{ welkc nieuwe tekenen van eej wy hem, die fpoedig %ai |
||||
naderen, ontfangen, en de nog fchuldigc fclnrting van tier
buigen onzer knien zullen b:talen. La-ighartigenoderw^pingt reeds te veel voor cenen, maar lioedanig te verdragen voor tencn tweden, voor hem welke hy tot zyn evenbeeld hecft uitgerocpen? Doch hoe, wanneer e:n beter raadonzegemoc- dcivn opbeurde, en dit^'uk af te werpen ons kerde? zo'.idc py older den vreesftlyken last u wil!en krommen, en uwe "knien voor horn buigen? Ncen, wanneer ik te recht u ken, wanneer gy u zclvcu befchouwt als zonen des kernels, door n'ciria 'd dan door u b;zcten, da;i beftaat gy deze laagheid niinme1', gy, die hoewel niet alien tot eene gelyke waarde geflrgen, no;tlians in vryheid alle gelyk zyt. Ordens ea gradm ftryden ge;nfints met de vryheid, maar beftasm zeer \vi\ met elkanderen. Wie kan nicuwe wetten en gebod?n onder ons invoeren, wy die zondcr wetten nimmer dwalen? Wie, veel minder kan ons bcvelen dat wy dozen als onzen Heer moeten erkennen, en ons eene aanbidding opleggen, we'ke met onzen koninglyken tytel, het bewys dat wy tot heerfchen en gcenfints tot dienen gcvormdzyn, den fpot dryft? Tot dus verre vond zyne vermctele aanfptaak zonder ta. *4 |
||||
C2H">
|
|||||
.gehrpreken gehoor, toen order de Serapbyneri, Abdiel eem
der yvcrigfte aanbidders der Godheid en aan de Goddelyke fcevelen gehoorzaam, opftond, en met eenen vlammend;n yver tegens den ftroom zyner razeinei zich aldus verzetter 6 GoJsIafterlyk, vslscli en hoogmoedig voorftel! woorden. welken de liemel nimm ;r verwachten kon te horen, en aller- jninst van u ondankbare, die zo hoog boven uvve medegenou tenvp.rbeven zytlkunt gymet ontheiligende redenen de recht- .vaardige belluiten va'.i God veroo; dcelcn, toen by bepaald ei» gezworen heeft dat voor zynen cenigen Zoon, met zo veel «eclit den koninglyken ftaf voerende, alle zielen in den he- jael bare knic'n buigen, en a's haren reclitmatigcn koning .mocten vereeren en erkennen ? Onreclit, zegt gy is bet, vrye vezens aan wetten te kluisteren, den re'yken over zyne ge- iyken te doen lieerfchen s en de volftiekte magt aan eenen leenigen in handen U geven. Wilt gy de wet ftellen aan den iiJmaclit'gen, wilt gy wegens de voorwaarden van vryheid jnet bem tvvisten; met liem die u gemaakt heeft wat gy zyt, file de kracbten des hemcls naar zyn goedvinden gevormd •» hun wezea beptrkt heeft? Gekid door de ondervinding v 0 |
|||||
«i*:n Avy zyne goedlieid en zyne voorzienigheid voor onze»
we'v.art en onze vvaardy. Hoe verre van hem is het ons te willen verringeren; hoe tvacht by veelcer onzen gelukftaat ondcr een opperhoofd naauwer vereenigJ, tneer te doen toer nenieii? Doch gefteld, het wave onrecht dat gelyken over huns gelyken als opperheer gebodcn; gy dan, hoe groot en heerlyk gy ook zyn moogt, duift gy, durft He natnur der engelen in cene eenige vereenigd, zich gelyk te ftcllen met den eenig geboren Zoon? Door hem fchiep de almachtige Vader als door zyn woord alle dingen en ook u; door hera wrocht by alle gresten des hemels tothnnne blinkende waatf- digheden; kroonde hen met beerlykheid, en bepaalde tothun- nen meevdeieu luister de troncn, vorftendommen, heerfebap- pijen en zelfiland'ge kracliten onder hen; door zyne re' •eering zullen dezelven nict verduisterd maar vceleer hiisteiv ryker worden; hy bet opperhoofd onzer he'iren wordt een ©nzcr lcd.n; zyne wetten worden de onzen, en al!e de eer 3iein aangedaan, vatt op ons terug. Staak dan uwe heilloze ■omwerpen; breng dezelven niet tar uitvoer; maar haastu dca topin des Vadcrs, haast u den toorn des Zoons te ver- O 5 |
||||
(C«iO
|
|||||
iachten; gy zult vergiffenis vinden, wanneer gy in tyds de-
ceive zoekt. Dus fprak de door yver aangeblazen engel; maar niemand
onderfteundc zyne kraduigercdenen, diealste ontydig, alsci- gcnzinnig, en zonder overleg uitgefproken, wierden aangemerkt ; op dit alles verheugde zich de afvallige en antwoordde hem met mecdcre trotschheid. Gy zegtdan dat wy gefchapen, en het werk eener twedc hand
zyn ? een arbeid door den Vader aan den Zoon overgegeven ? Eene vreemde en ongehoorde (telling! Gaarne widen wy waar gy deze leer geleerd hebt! Wie zag het, to:n de fchep- ping daar was? Herrinnert gy uwe fchepping toen de maker u het beftaan gaf? VVy kennen den tyd r.iet, waarin wy niet waien gclyk wy thans zyn; door ons zeivenzyn wyontftaan; ■door onze eigen belevende kracht, tocn het noodlot aan ge- hcel de fchepping liaar beftaan gaf; wy zyn de rype vrucht van dezen hemel, de plaats onzer geboorte; wy zyn zonen van den hoogften hemel. Onze magt is ons eigendom ; onze tigen rechterhand zal ons de verhdvenfte daden lcren, en door de wapenen Sullen wy beproeven wie ons gelyk z.y; alsda» |
|||||
Cair)
|
|||||
Butt gy zien of wy'door bcden ons tot Hem vcrkgert, en of
Wy zynen almagtigen croon door fmckiiigen of door bcleegerin- gen zullen oraringen. Dit verflag, deze tyding kunt gy den ge- talfden Koning brengen, en vlucht thans eer eenig onheil het vluchten u belet. Dus fprak Ivy en een hcesch gemor weergahnde ten ta-
ken van byval, gelyX liet geruisch van diepe wateren, door dit cneindig leger; echter ftond de vlarnmende Seraph, hoewel »Heen en door vyanden omfingeld, onverfchrokken, en ant* Woordde ftoudmoedig: 6 Gy van God afgeweken vcrvloekte geest, van alwatgoed
is verlaten; ife zie uwen val bepaald, en uweongelukkigeben- de in dezen trouwlozen melneed met u gewikkeld; de be- fmcttir.g Ii-cft zicli uitgefpreici en dus ookde ftraf uvvermisda- den: zorg voorraan niet, boedanig u liet juk van Gods Meffias te onttrekken; deze zachte'wetten zult gy niet meer fmaken; indere raadsbeflaiten zyn onhcrroepclyk tegen u nitgcgaan,en deze "ouden fcepter door u verworpen, wordteene yfcren roe- dc ora uwe ong.hoorzaamheid te verrflorfelen en te/ broken. D#uk niet, lioewel gy my aanraad te vluchten, dat uws bedrci- |
|||||
C»8)
|
|||||
"ging dezehate1y1<e, deze onzalige tcnten my doet verlaten ; vet*;
ineer vrees ik dat de over u zwevende wraak plotflings vlanv- mend over u losbreken en my mogt mede mkken; weldra *ult gy zynen donder als een venerend vuur op uw hoofd ge- voelen. Leer alsdan, wanncer gy zidderend ondcrvindt wie u kas» verdelgen, hem die u gefchapen hecfc, kennen. Dus fprak de Seraph Abdiel die onder zo vele trouwlozea
slleen getrouw bcvondcn wierd. Onder het talloos leger van valfcher, ftond by onbeweeglyk, onverleid, onverfchrokken in zyne oprecbtheid, in zyne liefde en in zynen yver. Hoewel alleen,vermogt noch aantal noch voorbecld hem van de waar- beid te doen wyken, noch zyne ftandvaftigheid te doen wag. gelcn. Geen geweld vxezende, trok by door het uitgeftrekt le- ger van fpottende vyanden, en verdroeg zulks edelmoedig, en metwederkerigen fmaad wenddehy zich van verwaten geeften, tot eene fpoede vernieling vcroordeeld. Eiitde van het vyfJc Gtzang*
|
|||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onvervo'gd wandelde de onverfchrokken engel den gehelert
Tiacht zynen weg langs de uitgcftrekte v.lden des hemels; tot dat de raorgen opgewekt door den kring der uurcn, de poor* ten van het licht met rozenverwige handen omflnot. In deri ^bergGods, naby zynen troon is eene dieptewaar licht en duis- ternis beurtlings in gednurige kringen in en u'ttrekkende, cen aimgename afwisfelirg, gelykdagcn nacht, in den liemel te wceg 'bren"t. Uit deze opening komt het licht, aaneeneanderepoort trekt de duisternis zonder tegenftreven binnen, tot dathetuur «adert om den hemel met haar gewaad te dekken, lioewcl dfe |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(_1Z 6)
|
|||||
duisternis daar veeleer fchemcring fchynt. Reeds naderde it
tnorgcn, gelyk hy met alle pncht in pralcud goud aan den hoogften hemei opiyst; voor hem been droef liy den nacht, met de ftalen nit het ooflen doorfchoten,tden Abdiel de vlak- tens met luifterryke, ten ftryd gcredc fcliaren, wagens, vlam- mende wapenen, en vuurige rolTen die het licht van cenen blikfem uitwierpen, bedekt zag. Reeds zag by denkryg beflo. ten, en de tyding welkc by daelu te brengen, dus reeds alge- mecn bekend. vVerbeugd mengde hy zich onder het leger van vrienden; waar hy als van zo vele gcvallen Myriaden deecni- ge die aan het verderf ontrukt terug kecrde, met l'uide toejui- ching wierd ontfangen. Met vcihevene lofspraken voerdenzy hem tot den heiligen berg en in de tcgenwoordigheid van den troon des Allerhoogften ; en van dcnzclven deed eene lieflyke ftem als nit eene gouden wolkopdevolgendewyze zich horen: Gy hebt uwen pligt vervuld, dienaar van Cod; gy hebt den beften ftryd geftreden en alleen, tegens muitende fcharen, de zaak der waarhcid gehandliaafd; gy waardt magtiger in woor- den dan zy in wapenen; gy hebt uit liefde voor de gewig- nis der waarheid cenen algcmeenen boon verdragen, bittcrdet |
|||||
c«o
|
|||||
voor den rechtvaavdigen dan het geweld, en fchoon waefel*
den als waanzinnig u vcroordcclden, was alle.uwe zorge ora voor lief aangezicht van God oprecht te wordcn bevonden. Thans wacht u ecne ligtere zegepraal; door deze heirfcha- ren gekid, zult gy met meerderde glorie tot uvve vyaoden temg keren, dan gy overladen met befpotting van hun zyt vertrokkcn; en die genen door bet geweld bcdwingen die de rede tot hunne wet, en Melfias, door zyne verdienften verheerlykt tot hunnen Koning weigeren aan te nemen. G* Michael, vorst der hemcllehe legcrfcharen, en gy die in dap- perheid hem cvenaart, gy Gabriel, geleid myne onoverwin. nelyke zonen tot den veldflag; geleid myne gewapende hei- ligen by duizenden en millioenen in gelyke flagorder trgcns het goddcloos muitcnd rot; val onbevreesd met vuur en ftaal Op hunne benden; vcrvolg en dryf hen tot aan het uiterst einde des hemels, verre van God en zaligheid tot de plaat» frunncr ftralTe, den hclfehen afgrond, welke zynen brandendeo Chaos reeds opfpeit om nederftortend hen te ontfangen. " Dus'fprak de ftem des Allerlioogften en wolken begonnen den berg te vcrdujfteren; ecne dikke rook zweefde om den |
|||||
(aaxj
|
|||||
delven; en wierp vMrhraen uit, het vooteken van den am
Waakten toorn. Niet minder vreeflelyk blies de trompet des AHerhoogften hare mid-' tonen van den hogen ber£, en riep tc wapen. Straks trokkcn de ten ftryd gercde fcharen de icllitterende Icgioencn oriwederftaarbaar vcreenigd in een magt'g vierkant tot elkander, en onder bet bctoverend ge- luid der welluidenfle muziek dat tot hcldenmocd en dappe- te daden hen aanfpoorde , trokken zy voor de zaak Gods en Meffias, door liunne goddelyke opperhoofden gelcid, ftllzwygend verder. In onveibreeklyke rei'en rukken zy vo fft, geen berg, gene lage dalen, gene wouden noch ftro.
men verbreken hunne gelederen; hun aantocht ging hoog
'over den bodem, en de duldende lucht droeg hunne vluch- iige treden, gelyk weleer het gcheel geflaclitvanvogelenzwe-
vende op hunne vleugelen in order tot Eden kwara, onf liunne namen van u te ontfangen; aldus trokkcn zy over me- |j(g landfch-p des bemets, over vele uitgeftrekte gcwefteB tienmaal zo groot als deze aardbol.
Aantrekkeude te»en liet noorden ontdekten zy eindelyk
verre aan den gczidu eiuder als ecne vuurige landftreek, vaa
|
|||||
03),
|
|||||||||
f
|
|||||||||
hot eene einde tot Viet ander het gezicht des oorlogsvertonetl."
dc; nader gckomen onderfcheidden zy de ontelbare menigts van opgericlnte fpercn, te faamgedrongen helmen en fchilden, Van verfchiilciidcii arbeid, met trotfche zinnebeelden bemaald. Thans zagen zy de hoogmoedige he'ircn van Satan reeds id vollen aantocht. Nog dien dag Waandcn zy den berg des Eeu- wigen door flryd of overval te verwinncn, en vleiden zich hunnen eeiften muiteling, den grootften vyand van den ftaat ten troon te voeren. Welhaast echter werden liunne ontwer- pen verijdeld. Moe vreemd voor ons was bet aanyangs dat Erigclen tegen Engelcn in den kiyg treUkcn, en die genen elkan- dervyandelyk zouJenontmocten, welken als zonen vaneencn vadcr in guile viiendfcliap weleer zovelefceften vanblydfchap* en liefde vereenlgd bywooonden, en gewoon waren in voile eendragt den eeuvvigen Vadcr ter eere Hymnen te zingen. Tlians verhief liet krygsgefebrei zicb aan beidezyden,en da
kreet des aanvals maakte weldra een einde aan dezc treuri- ge denkbeeldcn. De afvallige zat in zynen fchitterenden zon- newagen gelyk een Afgod van goddelyke majeftcit, door vlam- ntende Cherubitns en gouden fchilden omgeven; by ftygt ne- |
|||||||||
\
|
|||||||||
\
|
|||||||||
(s»4>
|
|||||
~&et van zynen luifteryken troon ; want thans was ttis*
fchen vyand en vyand flechts eene geringe , maar niet min vrceflelyken tufichenftand. Hoofd tegt.n hoofd ftonden zy in verfchrikke'.yke fkgordcr van eene verba.iende lengte. Eer nog de ftfyd begon trad Satan in wapencn van goud en diamant met tiotfcbc fcbreden en gelyk een tooren in hoogte, aan de fuits van zyne wolkdkhtc voorhocde. Abdiel te mid- den van zyn magtigftc hclden, vol verontwaardiging op dit gezicht en-van hcldenvuur ontvlamd, oiiderzocht op de vol- gende wyze zyn cigen hart: 6 Heme!! moet bet evenbeeld van den Allcrhoogften ook
daar nog ovevig blyven, vvaar tronw en pligt niet meer te vin- den zyn? Waarom ontbreekt hem de magt en (lerkte niet, die de dcugd vertrapt heeft? Moest niet de verwaandftc de zwak- fte zyn, hoewel by onoverwinnelyk fchecn? Op de hulp van den Almaclitigen fteunende, wil ik zyne krachten beproeven, gelyk ikzyne rede beproefd, en niet gezond maar valsch bevon- den lieb. Billyk imniers moet hy, die in bet firydperk der Waarbeid hccft vcrvvonnen, ook in de wapenen de zegepraal bcvecluen; immers inJieiden moet hem de zege zyn. Laag |
|||||
(>253
|
|||||
buiten twyffel m eltendig is de {tryd, wanneef rede met ge-
weld heeft te kampen ,• doch ook als dan teerr de zuiverfte rede, dat rede moet overvvinnen. Dus alles overwegende trad by moedig aan hetboofdzyner
gewapende vrienden, verdubbelde zyne fchttden en ontmoette zynen vyand op den lialven weg. Deze wierd in woede ont- (token door zlcli t« zien voorgekomcn, en ftandvaftig eischte Abdiel met deze woorden hem uif. Gaat men u dus te gemoet, hoogmoedige ? Gy hoopte zon-
der wederfland uwen aanflag te zullen uitvoeren; gy dachtden troon des Hoogften onbewaakt, zyne zyde veilaten tevinden, door den fchfik uwer rcdenen en awe vermogende tong; gy daclit niet, onzinnige! aan de ydcllieid om de wapenen aan te grypen tegens den Alinagtig-n,vvelkedoor eenbelevend woord cindcloze legcrs trie hct niet roept om uwe dwaasheid te vet- nielen; die met zyne hand alleen,wiensmagt gene grenzenkent, Bonder byitaud, met <<<5nen flag u yernietigon en v.we Legioe- men in den afgrdnd begraven kiin! maar gy ziet, niet alien zyn uwe eedgenoten ; befcliOuw ben die dcr Godheid verkleefd en oelioorzaatu bleven, ofschoon voor U ouzichtbaar toen gy in P 3
|
|||||
»we waereld van verwarringen waande, dat ik alleen van u
was afgevallen. Befchouw tlians myne volgers, en leer te last, hoe eenige weinigen de wysheid fomtyds volgen, wanneer duizenden dwalen. Satan wierp een fpottend oog op hem en antwoordde:
Tcr kwader uure voor u, maar gewenscht voor myne wraak die u zoekt, keert gy afvallige van uwe vlucht terug, om den prys uwer verdienften te ontfangen. Gy zult het eerfte proef- ftuk zyn van deze reclite hand door u tot wraak gefpoord, na dat uwe ontbreidelde tong, bezield door den geest van tegen- fpraak tegens het derde gedeelte dcr Goden zich dorst aankan- ten, die in eene vergadering te famen gekomen, hun recht op de Godheid beweerden, en de almagt aan niemand zullen toe- kennen, zo lang zy goddelyke krachten in bnnnen boezem voelen branden. Docli te recht treedt gy voor aan het hoofd van uwe gezcllen om eene veder van my tegewinnen, en wan- neer u dit gelukte, venvoesting te zaayen onder myne hei'ren. In korte vvoorden; opdat gy nict mogt roemen dat ik ver- ftomde, wcet dan: vryheid en hemel dacht ik weleer, waren eenerlei voor hemelfche zielen; maar thanszieik dat traagheid. |
||||
C"7)
|
||||||
liever dienstbaar, flaafschegeesten maakt,gewoon aanfeesten en
gczangcn. Gy hebt dezangers en fnarenfpeelders dcs liemcls ge- Urapend. Thans zal de vryheid inhetitrydperktredenmetver- achtclyke (lavernei en dcze dag zal van beider daden getuigen. Atvallige! antwoordde licra Abdicl met koite Wooidcn en een ernftig gelaat; nog dwsalt gy, en geheel van dat pad der waarheid gewckin, zal aan uwe dwaling geen einde zyn. Td onrecht ontcert gy met den naam van (lavernei den dienst door God en door natuur bevolen; wanneer by die hcerscht,waar- diger is daii de btheersctlM, bevelen God en natuur geliooi- zaamheid aan hem. Hem, die tegens zynen opperheer famen- fpant,- eenen onzinnigen te dienen gelyk uwe muitelingen u,die welvcrre van vry, een flaaf der Haven zyt, zie daar dewarefla- vernei. Nog verblind durft gyonzcn dienstbefpotten. Regeer gy in de hel, uw koningryk ; laat my in den hcmel den Aller- hoogftcn dienen, en zyne bevelen, waardig te worden gehoor- zaamd, volbrcngen. Doch geen koningryk, maarketencn wach- tenuinden afgrond. Ontfangintusfchenvan hem, die gelyk gy zegt,van zync vlucht terug keert, deze eerste groete opuweit goddelozen helm. P 3
|
||||||
t
|
||||||
0*s)
|
|||||
Dit zeggendeen nsng'cblazen door mood, ligctehyzyncnara
Op, die fneliet dan eenen Ulikfem den lielm trofvau denhoog- moedigen Satan. Gene daad volgde ooit zorasch den wil, en nmteloos was den verwaanden zyn {child, ora dozen eerften flag tekercn. Tien verfchrikkelyke trcden waggclt by terug, en zyne verftaaldelans fchraagtzyne zinkende knien; gelyk wan- neeronderaardfcbe winden.of bruisfcliende wellen, met geweld Hit hunnen kerker gebroken, eenen berg uit zyne plaats doen wyken, en met allc zyne dennen gedeckelyk doen zinken; verfchrikking overviel den muitelingcn, en nog meer de woe- de, op het gczicht van hunnen duizelcnden gelcider. Een jui- cbend v..ldgcfchrei; ecn algemene vrcugdegalm; de voorbode eener aanftaande zegepraal, verhief zicb onder onzq legers, en een onverzadiiyk verlu;gen naar den veldflag vervulde ben. Intusfchen beval Michael de bazuin van den aartsergel te
fteken. Haar gcluid drong door de vchlcn des hemels, en on. ze getrouwe fcharen juichr.cn den Allerhoogften Hofianna, De Vyande!yke Legioenen, verre van te verftomnien, wierpcn even vreesfc'yk zigh in den fchrikkelykften ftryd. Thans vcrheft zicb een ftormend geraas, en een vreesfelyk gefchreii tot dut |
|||||
!
(229) Verve ongehoord in den hemel; alom kletteren vrapcns tegens
wapens;bruit de yzende twecdraclu; woeden de raders der yzercn wagens, en gruwzaam was het gdoei te midden des aanvals. Een drom van vlammende pylenvloog met eenakclig gefis over de lioofden der ftryders, en vliegend bcdckken zy de beidehe'iren met vuur. Gelyk onder ecu brandend gewclf, raas- den beide de legers, nu liandgemecn, met vemielende en on- liitbluschbarc woede. Allc liemelen wedergalmden van den ys* fe'ykcn ftryd, en de aarde had tot op haar middelpunr gewag- geld, wannecrzy toen reeds gevormd ware. Geen wonder waar- lyk ! Millioenen vergramde engelen ftreden tegens e'kandcrcn; ftryders, van welken de geringfte, de aarde uit hare asfen fcheu- ren, alle hoofdftoffen bedwingen kon, en zidi met alle de magt tiarer tegioenen wapenden. Oneindig groter dan waren liunne krachten. Talloze legers ftonden tegens talloze legers; ftreden om verfchrikking en verwoesting te zaaycn,en dezalige plants hunner geboorte te verweeren. Verfloord mogclyk ware zy, tvanneer niet de eeuwige Koning uitzyne onverwinlykefterkie hun geweld bcteugeld en bepaald bad- Zodanig nogthanswas kun aantal, dat icder legioen een talryk leger, en ieder gewa- J»4 |
||||||
(S3<0
|
|||||
pende artneen legioen aan fterkte gelyk fcliccn. Iedcr ondergs-
fcliikte engel, iedcr ftrydcr op zich zelve, fcheen een opper- hoofd, bekvvaam om anderen to gebieden, geoeffcnd in het tyd- ftip om aan te rukkcn;te ftaan; de gedaantc van den veldilag te doen vcrandercn, of de gelederen in den grimmigen flryd te doen openen of te flukcn. Geen denkbeeldvan vluchtofdein- zen, gene onedcle daad die vrees verried was hier te vinden ; een ieder vertrouwde op zich zelven, als liing aan zyne vuist het tydpunt der overwinning. Alle dedadendaarvoorgevallen. en dezen waren oncindig, maakten aanfpraak op eencn eeuwi- gen roem. Onmeetbaar uitgeflrekt was het flagveld, en op ie- der ogenblik veranderde de ftryd van gcdaante. Nu ftreed men ftaande en op den vasten bodem; dan verliief men de inagtige vleiigelen en zweepte dc lucht, die dan tondsom in vlammen ' te ftaan fcheen. Lang hing de kans van den veldilag in even, ivigt,' tot dat Satan, die dezen dag eene gadeloze fterkte getoond, niemand zyns gelyken gevonden, en zich gcduurig inhetheet- (te van den ftryd gemengd had, eindelyk het zwaard van Mi- chael zwaaijcn en telkens gehele legiocnen maaijcu zag. Edn flag van zyn ontzettend flaal met beide handcn geheven, WQQhf |
|||||
verwoe«ting waar het nederkwam. Spoedig ijlde liy derwaardj
cm tcgcns deze vernieling zich ce kantcn, en werpt bet (child, eene ronde fteenrots van tiendubbeld diamant, om zyne bri- de fchoudcren. Op zyne nadering ftaakte dc grote aarts-engel zytie ounavolgbare dadcn, en in de aangenamc fcoop den in- wendigen kryg des hcmels te zien eindigcn, wannccr hy den aartsvyand verwonnen en gevargelyk gekluifterd had, ipra"£ hy met het gelaat van eenen vyand en ogcn vlammcnde van gramfchap, hemaldus aan: Sclicpper van alle booshcid! voor mven opftand onbekend
en naamloos, tnaar thans alom gczaaid in den hemel; zie nil de yzcnde daden afschuwelyk aan alien, doeh die allerzwaarst op vi en op uwe goddcloze volgcrs zuUcn terug vallen. Hoe liebt gy den gezegenden vrcdc geitoord in den hemel; hoe in de natuur de ellende gezaaid, voor uwen vervlockten afval nog ongefchapen! Hoe hebt gy uwe misdaad aan zo vcle dui- zenden ingcblazcn, die welecr getrouw en oprecht, maarthans onfetrouw bevonden zyn! Maar denk niet de beilige rusthier te kunfren ftoren. De Heme! werpt u nit verrebuiten zynegren. geii. Deze kernel, de zetel dcr za!ighcid,verafschuwtvan kryi |
||||
C2sO
|
|||||
en geweldadighoid. Weg dan v.ui hier, en het kwaad, uw gebroed,
Volge u met uw roddeloos rot tot dc plants derbooslieid, de helle. Ga en ontketen daar uwe razerneien, alcer dit wrekend zwaard Uwe verdoemnis vermecrdert, ofde wraak door den Allerhoog- ftenbevleugeld, mettneerdere pyncn in denatgronduneerftort. Dus fptak de vorst der engelen, totwiende algemene vyand
Sntwoordt: Denk niet dat windrige bedrcigin^en hem kunnen afcehrik-
feen, die nog trimmer bevreesd was voor nwe daden. Hcbt gy den geringften van dezen kunnen doen vl(ichten?hebt gy ce- Iien eenigen doeri vallen die niet onovcrwinne'yk weder- op- ftond? En der.kt gy met mindere moeite tny te overwinr.en ? met bedreigingen my van bier te jagen, gy dwaaze, t'oor te denken dat de ftryd van het bozc geryk gy dien nocmt, dus zal eindigen? AUeen de eer is de oorzaak onzer handeiingen, Haar zoek;n wy te gewinnen, of zelfs dezen bemel in uwe verdichte helle teverandercn, om ten minften vryhier tcwotun, wanheer wy niet kunncn hcerfchen. Verzatnel al uwcn moed en roep den zogenaamden Almagtigen tot uwen byftalfc, want Verre van u te outvluchten, hcb ik alom naar u gezocht* |
|||||
03S}
»
Zy maakten aan de woorden een elude; beiden ruften zich tot een onbefchryfelyk twee-gcveclit. Wie verraag, zelfs met - de tong der Engelen dit te verlialen "i Wie hier bcneden, om zyne gedachten uittedrukken, zicbtbare dingen te vindcn, die de menfchelyke verbcelding tot de lioogte van die goddelyke (lerkte kan verheffen? Warn beiden fchenen zy Goden, wan* neer zy ftonden of zich verhieven, in gedaante, aanzien, ge« drag en wapenen, en bekwaam om den {liyd wegens de beer' fcbappy des hcmels te befliffen. Thans zwaaiden zy limine vlammende zwaarden en maakten daarmede ontzettende krin- gen in de lucbt. Hunne fchilden, twee grote zonnen, kaatften him ftralend licht op elkander; de verwachting zidderde we- gens den uitflag. Niet zcker in den ftonn dezer beroering, weken dc ftrydende be'rren fpoedig aan beide zyden terug, en openden eene mime vlakte,- gelykwanneer, om grote door klcine dingen af tebeelden, deeendracbtdernatuurgebroken en de kryg on- der do (barren ontbocid wierd, als-dan twee vyandtlykc plane- ten grimtnig tegens elkander ftaandc, in bet midden der hemelert op elkanderenaanrukten,enftiyu'nd hare bollen vermengiten. Op eemnaal hieven beiden lwnue armen op, welker ilerkce |
||||
C*34)
|
|||||
sllecn week voor den Almagtigen, en bereidden zicli tot eenen
ecnigen flag 0111 den kryg door dezen te befliffen. Gten on- derfchcid aan fterkte nocli gczwindbeid befpeurde'men. Doch was bet zwaai'd Michaels, hem uit de wapenkamer Gods gcge- ven, zodan'g verftaald, dat noch liardheid nocli feberpte den flag van hctzelve wederftaan kon. Met eene verbryzelcnde fterkte trof het het zwaard Satnns;fleeg bet door midden, en Tiieuw met den zelfden flag hem eene diepe wonde in zyne rechte zyde. Nu voor de ecrftemaal leerde Satan dc fmarten kcimcti, en kromp van wcedom gintsch en wetter. Diep bad het twee- fnydend flaal de wonde van een gefchcurd. Docli blcef de Aetherifche zelfstandigheid niet lang gefcheiden maar (loot zich fpocdig; een vocht,dcn nectar gelyk,ftroomdc bloedcnd, [gelyk hemelfche gecften te bloeden vermngen] uit deze ope- ning, en bevlckte zyne rafting, nog korts zo glansryk. Ter- 'ftond ijlden aan allc zyden vele en ftcrke engelen ter zyner lulpc; ar.dcren droegcn hem op hunnc fcliilden naar zynen wagen,meer uit het gedrangderkrygsliiiii'n vcrwyderd. Tbans zich zelven niet onvcrvvinnelyk, maar zynen hoogmoed vcrne- derdjzyne vefincteili.id God aan fterkte gelyk te zyn; in Iiet |
|||||
....
035) ftof vcrtredcn zicnde, knarst !iy van gramfchap, fpytenfcliaani-
te op zyne tandcn. Welliaast echter was liy weder gericzen. Mctleven dergeeftcn isnietgeplaatst gelyk bydengcbrckkigen nii-nscli allecn in ingewand, hart, hnofd, lever of niercn; in ie- der gcdeclte hecrscht het vermogen van te kunnen leven;. vernietiging maar gccn dood kan Hun lot zyn. Hun tederweef- felis even min vatbaar voor dodelyke wonden als de vloei-( (loffige Iucht. Zy leven geheel bait, gehecl hoofd, gelicel oo«, gelieeloor, geheel verfland, en geheel zinnen; naar bun Klbeliagen nemen zy leden en verwe aan, en naar liumic be- {ecrte wordt hunne gefiatie verdikt of vcrfynd. lnmffchen vcrdiendcn ook de heldendaden Gabriels aan ee-
Mnanderen oord ftrydende,'de roemrykfte gedachtenis. Zyve
«nverwinnelyke vanen drongen tot in bet hart van Molochs>
taden, dien woedendc Koning, die met godflaftcrlyke woor-
<fen hem dreigde aan zyne zegekar te znllen kluifteren en.
voort te Hepcn; en nog lafterde hy den Eenvvigen des heraels^
toen bet wrekend zwaard des aartsengelshein tot op de lieu-.
•pen kloofde, en met weggeworpen wapehen bnillcnd van on-
jewone pynen deed vlucliten. Aan beide de vleugels floegen
|
||||
t»3«)
|
|||||
Uriel en Raphael h'.mne pralende vyanden Adramelech en
Asmodai, boewel ontzettcnd groot en met eene fteenrots van diamant gewapend; fchatidelyk c'aclij: hct hun, gcringertezyn dan God;maar door borstplaat en harnas met afscbuwlyke wonden doorkorven, lcerden zy vluclitend lagere deiikbeeldcn van zich voeden. Ook Abdicl verfchoondc de godvergeten muitelingen niet; met vcrdubbelde flagen floeg by Ariel en Arioc, en voor zyn vlanunend zwaatd viel de woedende Ramiel r.eder. ' Van duizenden zoude ik kunnen verbalen en hunne namen
hier op aarde verceuwigen ; doch dezaligeengelen,vergenocgd met hunnen rocm in den hemel, verlangen dien der menfehea niet. Ook onze wederparty is wotiderbaar in magt en lielden- daden, en zeer begcrig naar rcemj doch uit den hemel en de nagedacbtenis der beiligcn gebannen, blyven liunne namen in de vergetelbeid begraven. De fterkte, van waarbeid en gerech- tigheid gefebciden, verdient wel vcrre van roem, hoewel zj eerzuchtig daar naar ftreeft en zich eenen naam wil verwer« ven, niets dan fchande en finaad. Eene ecuwige ftilzwygen. beid hunner daden, is dus een gedeelte hunnw verdoemenis |
|||||
C=3?>
|
|||||
De mflgtigftfin rm verfl.igen zynde, vveken de waggelend*
benden; woefte verftrooijing en wanorder drong tlians in hun- ne gelcderen; men zag den bodem alom met gebroken wape- ltenbezaaid, en wagen?, en n.iters, en vuur fclniimende roffen, lagen geftort over elkander; zy, we'ken nog ftonden, weken afgemat tot het leger van Satan, d.it gtdeekelyk moedeloo9 zich nog verweerde, of gedceltelyk door de blcke vrees vet- meefterd, fchandelyk vlood, en voor de eerftemaal met angst •n gevoel van finart wierd getrotTen. Tot dit onhtil bragthen de zonde der ongehoorzaamh.id, en voor dit ogenblik waren zy onvatbaar voorvrees, voor vhicht, en voor fmarten. Geheel Mders was het gefteld in het leger der heiligen; niet te ver. wonden en olidoordringlyk gewapSnd, ftonden zy onwrikbaar ia limine gefloten gelederen. Alleen hunne g':trouvvheid,hun- »eonfcl]uld,enlinntie gewillige gehoorzaamheid, gaf hun deze Jrote voordeelenboven hunne vyanden. Onvermoeid en niet *atbaar voor pyncn door vervvonding, ftonden zy te midden van't gevecht, hoewel door het gcwcld der muitelingen Bit huone plaats verzet. • Thansbegonde naditzynenloop, ende duifternis over den |
|||||
(238)
|
|||||
kernel zicli uitrpreidende, gcbood deze eenen aangenamen flil-
ftand van wapeuen,cnbragthet hatelyk krygsgedruis tot zvvy- gen. Door de donkere wolken omvangen, wekcn verwinnaars en vcnvonnelingen temg. Op bet bevochten flagveld legerden jicli Michael en zyne zegepralcnde engclen, en (lelden bunne wachtcrs, Cbenibims vuurvlammen gelyk, aan alle kantcn ult. ^an de andere zyde verdween Satan met zyne inuitendc legers in de duifternhTen van den nacbt ,• rufteloos riep hy de hoof- den tc midden der duifternis tot eene raadsvergadering bycen, en met eene tomeloze ftoutheid^ fprak by hen op de volgen- ie wyze aan: . 6 Gy, tbans in bet gevaar beproefde vrienden! hoe vele
proeven hebt gy gegeven, dat in de wapenen onverwinnelyk, gy niet flethts de vryheid, eene der minfte vorderingen, maat bet geen wy nog verder bejagen, de eer, de hcerfchappy, en eenen eeuwigen roem waardig zyt; immcrs &nen dag, [en wanneer e'e'nendag, waarom dan niet eeuwige dagen] hebt gy in een twyffelachtig gevecbt u tegens de magt van den Heer des bemels verzet, die zyne magtigfte benden tegen ons afzond in den waan van ons aan zynen wil te onderwerpen. |
|||||
Bit cclitcr is hem mislukt. Diis gebrekkig in net toekomende,
te voor/cggen, mogen ivy te rccht aan zyne alwetenheid twyf* felon. Het is wax-, minder fterk gewapend dan de zynen, le- den \vy ecnig nadecl en eeflige pynen tot dus verte ons on- bekcnd, mnarnaauwlykskenden wy die fmarteii of terftond wier- den zy vetaclit. Sints wetcn wy dat doze liemelfche zelfftan* diglieden onvcrgangelyk en aandodelyke toevallen nietonder- vyorpen zyn, en hoewel met wondtfn doorboord, terftond we- dcr flniten en door aangeboren vennogen genezen. Zo gering dan dit kwa.id is, zo gering zal ookdt genczingdaartegenzyn. Mogelyk dat betere rulUngen, fterkcr wapenen in een twede gevecht ons mecr voordecl en den vyand meer nadeel toebren- gen, of ten mir.ften dat geen evenredigen , wat zy Heches door toeval boven ons bezaten. Of nog eene andere verborgene Aorzaak hen dapperder liuakte dan wy, zal een vlytig onder- ioek en nadenken zeer gemak'yk ontdekken, doordien onze geest nog ongchinderd kan denken, en ons opgeklaard ver- flar.d nog geen nadeel geleden heeft. Satan zat neder, en Nisroc de voornaamfte order de vo»-
£fccndommeu flond ge'yk ecn ontvlodene nit een gruwzaatnge* a
|
||||
t240)
Vecht, vreeffUyk afgemat, met gsbroken wapenen en een onl-
field gezicht in de vcrgadering op, en gaf den konhig der af- valliren bet volgend antwoord : " Verloffcr van nieuwe heren en gcleider tot het vry ge-
notvanons rechtop deGodheid;in waarheid, het is zelfs voof Goden zwaar, en de ftryd te ongelyk, om ondcr fmarten met .die genen te ftryden op welken de pynen niets vermogen. Uit dit kwaad moet onze ondergang volgen. Wat vermag dapperheid en onverwinbare fterkte wanneer zygefolterddoor onderdrtikkende pynen, de hand van den magtigften doet ver- flippen. Mogelyk dat wy het gevoel van vermaak konden ontbercn en ecbter zonder krenking een gerust leven leiden ; inaar de fniart is eene wezentlyke ellende, het ergst van alle kwaad, en ten toppunt geklommen, overwint zy zelfs het ge- duld. Hy derhalven welke het middel kan uitvinden, hoe wy meer verfterkt onze nog ongewondc vyanden befchadigen of ons met gelykfoortige goede wapenen knnnen befchermen, verdient in waarhcid met min dan wy voor onze bevry ding verfchuldigd zyn. Waarop Satan met gerufte blikken hernam:
' ?KV'at gy te recht zo nodig denkt voor onze welvaart is reed* |
||||
C*40
|
|||||||
Hitgedacht door my. Wle'ohzer die de luisterryke oppervlaki
te van deze allcrhoogftc vloeren die wy bewonen, befchouwt/ die vafte land-van den uitgeflxekten hemel metplanten,vmch- ten, bloetnen, Ambrofia, cdelgcfteenten en goud verfierd; wiens. oog loopt zo opperylakkig over alle deze dingen been* dat hy Biet nadenke, waaruit zy diep onder den bodem voortfpruiten % deze' is eene donkere en ruwe ftofFe uit gecflige-en vuurdee- lsn geboren, die door de lichttlralen des hemels beroerd en ncltookt in de blinkendfte fchoonheid voortfehiet, en zich in hetbelevend Iicht ontwikkelt. Deze ftofFc zal ons de diepte wit hare duiftere geboorteplaats, zwanger met onderaardfch« vlammen, opgeven ,• als dan in holle, lange en ronde werktui- gen ingeperst, en aan het luclitgat door het vuur geraakt, zal zy zich woedend uitfpreiden, en van verre met donderend ge- luid, voile fchalcn van ongeluk onder onze vyanden werpen; hen verpletteren, en alleswat ons tegenftaat vernield worden; ja zy zullen vrezen dat wy den Donderaar zyne eigen vei- fchrikkelyke wapene'n hebben ontnomen. Niet lang ook zal deze toebereidende arbaid duuten; eer nog de dag aanbreekt jtal hy naar wensch gecindigd zyn. Herleeft intufichen,_ v«R |
|||||||
<S4z>
■
fcmtnwevreesj waarhetoverlegzichby de(terktevoegt,houdt
jdaar niets voor te zwaar en wanhoopc nog minder. ■ .Hy eindigde;zyne woorden wekten huiinen zinkenden moed, tn bliczen dc laaafte vonkefl van hoop wcder by him aan. 'Allen bewonderden de vinding, en hoewcl nkmand op een fcodanig denkbeeld gekomen was, dacht een ieder hunner nog- •thans zcer gemaklyk, het welk den mceften, alvorens het ge- ivonden'was, als onmooglyk had toegefchenen. Mogelyk zal in tde toekomst, wanncer namaals de bocsheid alom zich verme. riigvuldigt, een van uw nageflacht tot kwaaddoen genegen, 5©f door eene duivelfche ingeving aangeblazen, een foortgelyk -werktuig ukvinden, om de zonen der raenfchen wegcnshuniie zonden te ftraffen, als hunne denkbeelden op kryg en moord 'Zich fcherpen. Thans, na geSindigden raad fpoeden alien geredelyk tot de>
:Zen atbeid; niemand ftond lange te overpeinzen; tallozehan-
'den waren ter hulpe uitgeftrekt. Ogenblikkclyk wasdebodetn
<tes hemels opgcgrav.en, en diep in denzelven zagen zy de
grondftoffe der natuur in hare ruwe ontfangenis. Hier von-
tlen zy het zwavelig en ialpeterig fchuim ; mengden het
|
||||
0433
ender elkander en vormden het, gefcookt en gereinigi tot
zwarte korrels, welken in eei'.en hoop op elkander gcflott wierden. Anderen groeven zeer disp naur vcrborgene aderen van metaal en ftcenen, [ook die boJem hecft diergo'yke inge- wanden] wr.aruitzy hunne werktuigen cnkogels goten,welkcn> de verwoefting met zich voerden; anderen voorzagen zich Van brandbare roeden die op de minfl:ea;nrakingofitvlamden. Dusbragienzyheime!yk in de duifterheid van den nacht, voot het ryzen van den morgen alles teneinde, en ftelden onbefp'ed met ftilzwygcnde voorzichtigtieid alles in behoorlyke order. Naauwlyks verfcheen de aangename morgen aan den heinel, of de zegepralcnd.' Engclen rezen op, en vroeg wierd detrom- pet te wapen roepende, gciloken; weldra ftonden dezc febit- terende fcharen in gouden ruftingen onder de wapenen ge» reed; anderen zagen van de dagende bergen in bet ronde, terwyl eene ligt gewapende bende allc de kuftcn, alle de ftre- ken befpiedt om den vyand te ontdekken | zynen affiand, zy. rieplaatfing te kennen; werwaards by gcvloden, of by tenftry. de in aantocht was, of waar hy vertoefde. Welhaast ofitttioe» teden zy hem met golvende vanen, langzaam doch in digt ge., |
||||
V U
|
|||||
£S443
i
floten geledercn nice verre van hun in bewcglng ,• waarop Za*
pliiel, een der fnelst gevleugeUie Cherubims met fnelle vleilgeleu t«tug ijlde en te midden der lucb t met luider (lemme hun toeriep: In de wapenen ftryders, in de wapenen! de vyand die wy
dachten gevloden te zyn, rukt aan, en zal ons beden een lang najagen befparen. Denkt niet dat hy ons zocke te ontvvyken; hy nadert gelyk eene dikke wolk, en in zyn gelaat zie ikftandvastig- heid en verzekeving geprent. Dat een icder het diamanten harnas wel vast gorde; den helm opzetie, en het rondc fchild aangrype om borst of hoofd te dekken; want denkelyk zal deze dag genen ltofcgen, maar eenen loeyenden orkaan van pylen met vuiir bezwangerd, nedcrftorten. Dus verwittigde hy de zynen ; wel dra ftotiden zy gereed en
niets verhinderde hen; zonder vrees en in volte tlagorde trok- ken zy voorwaards, toen reeds de vyand met verdubbclde fchreden en eene (terke magthoogmoedig nader ruktc,en zyno duivelfchc werktuigen, aanallc zydenmettalloozebenden dijt ommuurd,voorrneepte, om het bedrog te verbergen. Nu hidden beide legers ftil in elkanders gczicht, als Satan plotting? aan 4efpits der zynen verfcheen, en met luider ftemme beval hy: /
|
|||||
C*45)
Voorhoede opent u ter recbte en xet linker zyrte, opdat al.
len die ons listen, zienmogen, hoe wy vrcde .en vergclyk zoe- ken en met open boczem gerecd ftaar. h:n te ontfangen,wan- necr deze aaiibieding hunne goedkeuring wegdraag.t en zy den rug ons niet toekeren; daarvoor ccliter vrees ik. Doch de heme! zy getuige; wees gctuigehcniel,wanneer wyterftond - onze voorftellcn opcntlyk zullen uiten. Gy,die daartoeaange- ftcld zyt, voldoet wat u is opgedragen; roert korcclyk de ge- .wigtige punteu aan en luiJe dat een ieder dezelven kanhorcn. Dusfpottehymetdubbelzinnigewoorden, en had naamvlyks gefproken, wanneer zyne legioencn zich rechts en links openend, naar bcide de vleugels aftrokken. Een zeldzaam verfchynfel opetide zich toen aan ons gezicht; wy.zagen drie reycn pylcrs lioog op radcrengelegd, want zy fchenen pylers of uitgeholde ftammen van eiken of dennen van hare takken beroofd, en ia Vvoud of op bcrgen gcveld; hare zclf.tandi«heid was van kee- per, yzer of ftesn; en hare trompcn gaapten ons aan gelyk een verfchrikkelyke afgrond. Achter ieder van deze ftond ee» Seraph, en zwaaide in zyne hand eene aan de fpits brandemle roede. Intuffchen ftonden wy, hpewel niet lang, in twyflel" e.4
|
||||
(*4«)
'Voile diepe gedachtcn $ want plotfllngs ftrekten de Se-
tafs hunne roeden, en lagen dczelvcn voorzichtig op eene enge opening. Plotflings ftond de gehele hemd in vlammen, en terftond daarna met eenen dikken rook cmhuld, gefpuwd wit de diepe trompen dczer werktuigen; de luclit fchcurde tot in haai' binnenfte door dit vreefTelyk gebrul, terwyl de dnivclfche kunfttuigen, afthuwclyk uitbraakten wat zy hadden ingezwolgen , geketend^ donderkloten, en eene hagelbui van yzeren kogels; die gemunt op het zcgcpralcnd leger, met z» afgryffelyk eene woede in bet zelvewierd gsworpen, dat wien Zy troflen, niet vennogt.te blyven ftaan. Hoewcl andcrs on- Wikbaav gclyk eene rots vielen engclcn en aartseim-len thans by duizenden over elkandercn op den bodem neder, en o;n zo veel eerdcv door hunne wapenen; ongevvapend badden zy als gecfteiij den val door een fpoedig wenden of fnincntrekking banner licba* menzeer gemaklyk kimncn yennyden. INTaar thans volgde eene Woefte verwarritig en gedwongene vcrlrn oying, Het ba'tte hun niet dat de gcflotene reien zich opcrden, Wat zouden zy doen? wanneer zy aanmkten, Zou een lierbaald terog dry. V«n en cent twedo overnoopwcrplng hen ficchts meer bs» |
||||
Jpottelyk en by hunne vynnden beiachelyk makeri. Want eime
twede rei van Seraphynen ftond reeds in hun gezieht geiced, om ecne twede laag van donderkloien op ben te doen wet* pen; en als verflagen het flagveld tc ontvluchten, werd nog tnecr door hun vcraffchuwd. Satan befchouwde hunnen (land, en fprak dus fpottende tot
eyne medegenoten: Waarorri myne vrienden, komen deze txotfche verwinnaarS
*iiet nader? vOor.weinig tyds nnderden zy hoogmoe<Mg,- eft
toen wy gereed ftondcn hen wclgcmoeden met een vrolykge-
laat ts ontfangen, [w.it vermogten vvy mcer? ] hun de punter*
van overeenkomst in flerke uitdriikkingen toezonden; ver-
anderden zy terftond h inne denkwyze ; vlucliten weg, en
maken zeldzame fprongen, a's wildcn zy danflem Doch
Jjunne gebaaiden fthcnen voor eenen dans buitenfporij
en wild, magelyk uit blydfchap wegens onze voorflagen; ech-
tervermoede ik hen tot eenen fpocdigcnbyvaltekunnnidwin-
gen, wanneer die nog eenmaal door hen gehoord wierden.
Bilial antwoordde hem in dien zclfdcn fpotachtigen toon:
De uitdrukkingen, Veldheer, welken wy hun zonden, w».
|
||||
C**V
|
|||||
Mn uitdnikkingen' van gewigt, zwaar v»n inhoud, en hadden
eenen fterkcn indruk. Zo veel wy bemorkten, verwckten zy diepe nagedachten, en velen hunnerwaggelden. Wie dezelven volkomen ontfangt, heeft zyn verftand van het hoofd, tot de voc- ten benodigd. Niet wel verftaan, bezitten zy de deugd van cms te foaen, wanneer onze vyandcn niet recht op voort wandelen. Dus ftonden zy onder zich vol van trotschheid te fpotten »
In hunne gedachten was gecne twySTeling ineer wegens hunre zegepraal; zy waanden het gene moeite, den Alinagtigen door hunne uitvindirgen gelyk te zyn; maakten uit zynen donder sen fpel, en belachten zyne legers, doordicn zy een ogenblik inverwarring ftonden. Doch niet lange ftonden zy dus; limine gramfchap rees, en deed hun wapcnen uitvinden, met welken zy de verfehrikkingen der belle nadrukkelykzoudentcgengaan. Terftond wierpen zy hi-iine wapeuen weg, en [bcfchouw de uitmuntende fterkte door God in zyne engelen gelegd] liepen Jpoedig, gelyk de treffende blikfem naar de bergen; [want de aarde beeft haar afwisfelend genocgen, betwelk uit bergen en dalen belbat, van denhemel.] Zy vlogen derwaards; maak- «n hunne wortelen rondsom los; ontiukten de vastgeplante |
|||||
(249)
|
|||||
bergen met hunnen gehelen last van fteenrotzen, ftromen es
wouden uit hunne ftandplaats, en die by hunne lomrnerryke kruincn aangrypende, droegen zy dezelven op hunne handen. Nu waarlyk overviel verbazing en fchrik bet wederfpannig leger, bet welk thans de omgekeerde bergen zo gelyk tegen hen aangekomen, op de dricdubbelde rei hunner vervloekte werktuigen nederftortcn, en al bun vertrouwen onder hct ge- wigt dezer bergen diep begraven zag. Daarop zagen zy zicli zelf aangegrepen; verbazende voorgebergtens, naardehoofden der afvalligen geflingerd en de luebe verdiiisterende, wierpen ge- liele gewapende legioenen omverre. Hunne wapenrustingen ver; ineerderden hunnen jammer; zy kneusden en verplctterden hun- ne leden, waarvan onbarmhartige pynen het gevolg waren, die hun, door langduurige worfteling, alecr zy zich aau diegevangei nis vermogten te ontrukken, velekemicndezucbtcnafpcrsten'j want hoewel gecsten van het zuiverst licht, [ welecr van het zuivcrst, ] liaddcn riogthans hunne zelfllandigheden zeer veel van die zuiverheid verloren. Nu namen de vyanden, dit voorbeeld volgende, tot dierge-
lyke wapenen hanne tocvlucbt, en rukten de naastgelegeii |
|||||
bergen van limine grondvesten. Dus gierden in liet midden
der lucht de bergen vooiby de bergen, welken met een gruwzaam flingeren ginfsch en derwaards wierden geworpen, en ondet dezelven als begr»ycn, vochten zy in vreesfelyke fchaduvven. De hclle kraakte aan alle kanten ; de oorlog fcheen een burger- lyk vermaak tegen dit oproer; de eene afschuwelyke verwar- ring rces uit de andere, en de liemel ware thans in piiin ver- keert en met gruis Uedekr, liad niet de Almagtige, waar hy in het heiiigdom des hemels zeker zit en de zaken in bare ver- bindtenis bcfdiouwt, dat oproer vooruitgezien en voorbe. dachtelyk tocgelaten, om dus zyne grote oogmerken te vervul- len;omzyne-igczalfdcn zoon door de wraak aan zyne vyanden te verhoailyken, en openbaar te maken dat alle magt aan hem was afgeftaan. Daaromfjirakhyzynenzoon, den deelgenoot vail zynen troon, op deze wyze aan : Uitftraling van myne grootheid! zoon, in wiens aanfchyn
het onzichtbare ziclnbaar gezien wordt; wat ik ben door het vermogen van God te zyn; door wiens hand ik alle myne be, fluiten ter uitvoer breng; twede almagt; tweedagen zyn thans verlopen; twee dagen, gelyk wy de dagen des hemels teilen, |
||||
\
(250
Cuts Michael en zyne Iegers zyn uitgetrokken, om dezeonge^
hoorzamen te beteugelen; verfchrikkelyk was lum gevecht gelyk zuiks zyn raoest, daar twee diergelyke vyanden elkan- der gcwapend tegentraden. Ik lict hen beiden over aan het lot des ftryds, en gy wect dat zy in hunne fcheppingelkander gelyk waren; uitgenomen dat de zondereedseene onmerkbare ongelykheid in hun gewrocht hceft, hebikhun gericht totdus Verre uitgefteld; van daar dat liunnen kryg eindeloos zyn moest, en nimmer uitgang wachten kon. De verraoeide kryg beftond <illes wat de kryg vermogt, en ontbreidelde de tomelozerazer-
ni jen; wy zagen haar met bcrgen als met gewone oorlogstui- <gen gcwapend. Dit vormde in den hemel eene wilde verwoes-
"ting, en dreigde alles met een naderend gcvaar, Aldus zyn ei
i*wee dagen verlopen, de derde dag zy de uwe ; voor u heb ik
denzelven bepaald, en den kryg zo lange gedoogd, opdat de 'roem, denzelven te eindigen de uwe zyn mogt, doordien nie-
mand dan gy dezen vreesfelykcn oorlogkan tcneindebrengen. "In ii heb ik dit onmeetbaarvermogenen dezedeugilgelegd,op»
dat alles in den hemel en in de helle moge weten, dat uwe man •niec is te evenaren. Ik heb dezen kwaadaartigeu twist aldus
i
|
||||
beftierd, opdat openbaar wierd, dat gydewaardigftewaardtoa
erfgenaam te zyn van alle dingen; door de bci'.ige zalving koning en erfgenaam te zyn van bet door u verdiend recht. Ga dan, gy magtigfte in de magt van uwen vader; beftyg my. nen wagen; beftier de fnelle raderen die de grondvesten des heinels doen zidderen; neem alle myne wapenen, mynen boog en mynen donder; gord myne almagtige wapenrusting aan, en hang myn zwaard aan uwe fterke heupen ; verrolg dezc zonen der duisternis; dryf ben verrc van alle de grsnzen des hemels tot in den uiterften afgrond; laat hen aldaar Cod en Mesfias hunnen gezalfden koning, verfmaden. . Dus fprak by, en de glans zyner heerlykheid ftraalde itt
vollen luister op zynen zoon; deze dnikte de volheid zy.' nes vaders volkomen oniiitfprekclyk uit, en de godheid van den zoon antwoordde: ,■ 6 Vader! 6 opperftc onder alle hemelfcbe tronen! 6 eerfte,
hoogfte, heiligfte, allervolmaaktfle! altoos bebt gy getracht uwen zoon, in u te vcrheerlyken, gclyk dan niets billyker is dan dit; dit is mynen roem ter cere, en myn volmaaktst welbebar jen, dat gy aan my een welgevallea hebt; dat gy.verklaart uwelj |
||||
(253 3
|
|||||||
wi! volvoerd te zie», welken re vervullen myne grootfte wd.
lust is. Scepter en magt door u my gefchonken, neem ik aan, en zal dezelven nog vrolyker weder afftaan, wanneer gy ein- delyk, en ik in u voor eeuwig, en in my alien, welken gy Jief hcbt, alles in alien zyn zult. Maar ik haat die genen welken gy haat, en kan uwe verfchrikkingen aan my nemen, ge- lyk ilcuwegodheid aan myneme, als uw evenbceldin alle din« gen; en thans met uwe magt gewapend, zal ik den hemel wel- dia van oproerlingen zuiveren, en die genen tot de pynelyke woonplaatze hun toebereid, tot de ketenen der duteternis en tot den worm die nimmcr flerft, ten afgrond dryven, die zich aan uwe bevelen dorsten onttrekken, welken te gehoor- zamen de zaligheid volkomen uitmaakt. Dan zullen uwe hei- ligen, onvermengd, verre van de onreinen vcrwyderd, uwen hciligenbergomringen;u oprechteHallelujah's; feestgezangen en lof en prys toezingen,- en ik hun opperhoofd met hun. - Dus fprak hy, boog zich over zynen fcepter, en rees op van de rechter hand der heerlykheid waar hy zat. Thans begon de derde heilige morgen aan te breken, en daagde door den heniel. D« Vragen der vaderlyke godheid ruischte m«t net geraas van wer- |
|||||||
<*54>
|
|||||
JVeftvinden nadcr; tail in rad, niet voortgetrokken, maar zelf
jnet geest bezield, wicrpen lociende en digte vlammen uit, en waien verzeld door vier Cherubs. Ieder hunner had vier be- wonderendswaardige aangczichten; hunne lichamen waten ge- heel met ftarren, hunne vleugelen geheel met ogen bezet; de taderen hadden ogen van Beril> en rennende vuuren gloeiden Cusfchen dezelven. Boven hunne hoofden was een chiyftalten \iitfpanfel, waarop een troon van Saphieren, ingelfcgd met zuiveren barnfteen en 'met de veiwen van den regenboog. In eene hemelfche fcliitterende wapenrusting van ftra'en- den Urim, een goddelyk werkftuk, fteeg hy op den wagen. Aan zyne rechte zyde zat de overvvinning met adelaars vleugelen; zyn boog en kokerinetverfchrikkelykcdondersge- vuld, hing hem ter zyde; en tondsom hem wenteldcn zich woeste flrorr.en van rook, ftrydende vlammen en grtrwzame vonken. Verzeld van tienduizend maal duizend heiligcn kwam liy opgetrokken; zyne aankomst fchitterdevanverre, en twin- tig duizend wagetis van God [ik hoordfc hun aantal] omgaven feem aan elke zydc. Op de vleugelen dcr Cherubim voer hy -tangs deu prachtigeu chryftulien heme!, op cenen troon van |
|||||
Saphircn, wyd en verre ftraleiide. He zynen zageti hem het
eerst. De grote fliiitterende banier van Mesfias, zyn tekenin den hemel, wierd doorcngelen getortscbt, en eene onverwagte vreugde verraschte hen. Tciftond ftelde Michael zyn!egeron« der zyne bevelen, het welk aan beide vlengelen digrom hem gcfloten, onder deszelfs opperhoofd als in een lichaara ver- eenigd ftond. Goddelyke magt baande voor hem zynen weg; «3e uitgefbrekte bergen bcgaven zich op zyne bevelen wedet Ijaar hunne plaats, zy hoorden zyne ftemtne, gehoorzaamden gewillig; de hemel vernieuwde zyn varig gelaat, en berg en ♦lal lachten met frisfche bloemtn. Dit zagcn de ongelukzalige vyanden, maar ftonden verftokt,
berzamclden h unite zinneloze hciren tot een oproerig gevechtj en omfmgcn van de vcrtwyficling hunne hoop, Kon in hemel* fche geesten ecne zodanige verkeerdheid vvonen I Doch welle« tekenen zyn genoegzaam om liovaardigen te overtuigen, en welke wonderen, om hardnekkigen te bewegen ? wat hen te» rug brengen moest, verhardde hen; het zien zyner heerlykheid griefdehen; dit gezicht ademde nyd en afgunst, en ftrevend* luar zyne hoogte,herftelden zy hnnne flagorden^vertrouwea*, R |
||||
C»50
de door gtweld of bediog voordeclcn te bebalon, en eindelyk
Op God en Meffias de overwinning te bevechten, of neder t* ftorten In hct uitcrfte -verderf. Thans ftonden zy tot den laat- ften vcldllag gereed, te trotsch om te vluchten of uit vreze terug te wyken, en de grote Zoon Gods fprak alle zyne leger9 op beide de vleugelen , aldus aan: Staat hier in uwe fcliitterende flagordcns, gy heiligen, en
gy gewapende engelen, blyft hier ftaan, en rust heden van den ftryd. Gctrotiw is den kryg door u gcvoerd, hy was aange- tiaam voor God, en gy waardt onbevreesd in zyne rechtvaar- dige zaak. Naar uw vermogen hebt gy onverwinnelyke daden verricht; doch de ftraf van dit gevloektc rot bchoort aan ee- t\e andere hand ; de vvraak is zyn, of den genen, welken hy al- leen ten dien einde benocmd heeft. Tot den arbeid van dezen dag is geenfincs een groot aantal of eene grote menigte be- ttered. Staat flechts en befchouwt den toorn Gods, welken hy door my op degoddeloozcn uitftort. Niet u, maar my bebbeo zy verfmaaden nog nneer benyd; tegen my is alle hunne woe- de gekeerd, doordien de vder aan wien he: oppeffte ryfc itl den hemel, de magt en roem teebehoort, my ingevolge zynea |
||||
C*5?)
wil, geb'fd heeft. TJaarom heeft hy hunne verdoetnenis aaa
my in handen gegeven, opdat zy hunncn wensch mogcn ver» vuld zien, om met my eenen ftryd te beproeven, en te bcilis- *n wie dc fterkfte tnoge bevonden worden , zy alle te famen of ik alleen fcgen hen, doordien zy van de (terkte allcs afine- ten, om andere verdienften nict yvercn, en weinig acht flaan wie in andere zaken uitmunt. Eene andere ftryd verwaar- dig ik hen niet. Dus fprak de zoon, en zyne trekken wierden in grimmlg-
heid veranderd, te vreesfelyk om dczelve te kunnen aan- fchouwen, en vol van gramfchap wendde hy zicli tot zy- ne vyandcn. Op eenmaal fpreidden de vier Cherubims hun- ne gcftarnde wi'ken ui , en de raderen van zynen wagen rolden gelyk het gedruis van eenen donderenden waterval, of van een talryk leger. Zwai t gelyk de nacht rukte hy zy- ne goddeloze vyanden tegen; onder zyne brandende rade- ren beefde de anders vast gegronde Empyreifche bodem at- om, alleen de troon Gods ftond onbeweegtyk. In een ogen- blik was hy in het midden bunner; tienduizend dondcrs asm hy in zyne techte hand, en de/en, met een onuitfnre« Rt • |
||||
(»ss)
|
|||||
kelyk geweld tothunuit gezonden, boorden wondcn iu huniw
zielen. Verflyfd van fcbrik, given zy alien tegenftand, alien tnoed verloren. Hunne ydcle wapcnen viclcn uit hunne han- den. Hy rende over fchilden en helmen ; over gehehndehoof- den van tronen en magtige, thans op den bodem geworpen Se- rapliynen, die vvenschten, dat de bergen weder op hen mog- ten geworpen worden , ora hen voor zyne gramfcliap te be- fchermen. Niet minder vernielend vlogen de fchichten van beidede zydender vier Cherubim met de vierdubbelde aange- aichten,welkenoveral met ogen bezetwaren, en vandelcvendi- $e raderen, op dezelfde wyzc, met menigvuldige ogen bezet. Een eenig geest heerschte in hen, uit elk dezer ogen fchoot eenen treffenden blikfem, en wierp onder de vervloekten een vertecrend vuur, hetwelk ailc hunne fterkte deed verwelken, liunne gewone levcndlghcid in hen uitdroogde, hen uitputte-, geestloos maakte, en ter nederfloeg. Nogthans befteedde by Diet de helft van zyne fterkte, hy dempte den geworpen dott- ier te midden van zyne vaart; niet willens om hen te verdel« gen, maar uit den hemel te verjageu. Hy richtte de nedeigeila,. Senen weder op, dreef hen digt in een gcdrongen, golyk eeuo |
|||||
fcudde bokken of bevreesde fchapen, wezenloos door den don-
der, voor zich hcen; en vcrvolgde hen met vcrfchrikkingen en razernijcn tot aan de grenzen en Chryftallen muuren des ke- rnels, welken wyd naar binnen openrollende, eenen vrceslyken afgrond in eene woeste en ledige diepte vertoonde. Dc hel hoorde dit onverdiaaglyk geweld; de hel zag den
hemcl uit den kernel nederwerpen, en ware van fchrik gevlo- den, wanneer hct onveranderlyk noodlot zyne duistere grond- vesten niet veel te diep gelegd, en te fterk gcvestigd had. Ne- gen dagen vielen zy; de gemeiigde Chaos brulde.- ccne ticn- dubbeldc vcrvvarring waarde by dezen val door zyne anarcliie, en deze ontrettende vlucht doorwoclde hem met dreigciule Vernieling. De gapcnde hel ontfing eindclyk het uitgeworpen leger, en (loot zich achtcr hetzelve; de hel, voortaan de wo- n'mg dier ellendigcn, het huis van pynen en fmanen. De he- mcl, thans van oprocrlingcn ontlast, weergalmde van genoegen, herftelde fpoedig de opening in zyne muuren, welkc terug kcer- tle, van waar zy zich gewentcld had. Thans keerde Meflias alleen de vervvinnaar zyner verdelgde
jyandon, op zyne zegekar tcrug; alle zyne liciligen, ftilzwy- Ri i
i |
||||
<a<?o)
gend de ooggetuigen zyner almagtige daden; trokken hemjui-
chend te gemoet,- in hunnen optoclit met palmtakken befcha- duwd, zong iedere blhikende orde haarzegenang. Hembezon- gen zy als de zegepralende koning, als zoon, eifgenaam en oppciheer, wien hct ryk gegeven is als de waardigfte om te heerfchen. Aa"gebei'en en in zegepraal trok by midden door den hemel in de lioven en in den tempel vanzyuenalmagtigen Vader,geze:en op zynen troon in de hoogte; dezeontfinghem in zyne heerlyklieid, waar by thans aan de recbter hand der xaligheid gezeten is. Op deze wyze hob ik u de d'ngen in den hemel door de
dingen der aarde, vo'gens uvve begeerte afgefchilderd, om dus door hec gebcurdc u te waarfchouwen, en tl dat geen geopen- baard, wat aan het menfchelyk gellaclH had kunnen vcrborgen blyven, de voorgcvailcn twist nainentlyk en de twecdracht in den hemel tusfchen de he'iren der engelen, en den diepen val van hun welken door trotschheid aangeblazen met den Satan famenfpanden,' hy benydt uwen ftaat, en beraamtaUemiddelen omooku tot ongehoorzaamheid tevervoerenjOinu van alleza- ligheden beroofd, zyne ftraf, eeuwige eliende, met hem te doenr |
||||
c**0
|
||||||
delen; zic daar zyn eenigfte troost, zyne zoetfte wraak, om
den Allerlioogften te belpotten, wanneer liy cenmaal ecnen mcdegenoot in zyne ellende zou kunnen winnen. Geef aan zy- ne verzoekingen geen gehoor, en waatfchuw de minder fterke. Her verfchrikkelyk voorbeeld der ongehoorzaamlieid, door my u voorgedragen, ftrekke u tot ecne leere; zy hadden vast kunnen ftaan, en nogthans zyn zy gevallen. Denk daaraan, en vrees voor overtreding. Einde van het zesde Gezang,
|
||||||
.
|
||||||
.-------------„
BET
VERLOREN
P A R A B SJ S VAN
'■
MILTON.
//£r ENGELSCH gevolgi,
DOOR J. B.
|
|||||||
i//., SrafyV,
|
|||||||
37 Z U T P If E N, £j?
H, C. A, T H 1 ft M B. itn; |
|||||||
H E T
|
|||||||
VERLOOREN
P A R A D Y S.
ZEVENDE ZANG,
J^cyg uit den Viemel nedcr Urania, byaldien ik by uwen wa-
veil naam u noem, welker goddelyke item ik volgende, ver- ve^ boven den Olympus, hoger dan de wieken van Pegafus, voortvlicg. Niet den naam, maar zyne betekenis roep ik ■aan; gy iimners zyt gene der negen 2ang-godinnen, gy w'oont niet op den top van den otiden Olympus; gy zyt vail beriielfcheri ooifprong, en aleer de bergen waren, aleer de ftromen vloeiden, ondeihieldt gy u met de eeuwige wys- beid. uwe zuster, (tenulet bcncvens haar de fnaren, in het byzyn van den Alniagtigen Vader, door uwe hemelfche gs- S |
|||||||
Caff4>
|
|||||
zangen voldaan. Coor u geleid, verftouttc ik my tot den
hemcl der hemclcn te ftygcn, en, hoewel ecu gast dcr aavde, empyreifche geuren, door u voor my toebercid, in te ade- men. Gelei my met dezelfde zorgvuldigheio nederwaards, naar de hoofdftof myner geboorte, opdat ik met afgeworpen van dit vliegend tomcloos ros, [gclyk weleer Bellerophon, hoewel uit ccne lagere luchtfttcck] nedcrvallc in de velden van Aleus, cm ale'aar dolcnd en verlaten te wandelcn. In cngere grenzen omfloten, in de zichtbare fpliacre van den aardfehen dag, blyft my de helix nog te zingen. Op de aarde ftaande, niet buiten den pool gerukt, zing ik zekerder met eene ftcrfclVke ftem, die, hoewel in kwade dagen, en onder kwade tongcn gcvallcn, niet heesfeber wordt, noch verflomt; hoewel door duiflernis en eenzaamlieid, en vecl- vuldige gevaren omgeven, ben ik niet gcheel alleen, want gy bezoekt my in myne nachtlyke fluimeringen, en dan vvanrieer de morgen hot oosten bepurperd. Beftier verdcr myne zangen, Urania, en doe iny waardige hoorders vinden, 'hoe fchaars die edelen ook zyn. Verdryf verrc van my de zinneloze wanklank van Bacchus en zyner tazends prie- |
|||||
0«5)
|
|||||
ftcrs; afltftmmclinsen van dat wocste fot, dat den Tracifehefl
Bard op Rh.odope verfcheurde, waar nogthans wouden en rotsen oreu badden on op zyno liederen verrukten, tot dat het woest gefchreeuw haipe en gezang verdoofde , en de zanggodin liaren eigcn' zoon nict-ton befchermen. Verlaat dan hem nict, die u aanrocpt; gy imracrs zyt van den he- me!, de andere is ecu ydeie droom. Zeg dan Godcsfe, wat volgde, toen de vriendelyke aards
engel, door cen verbazend Voorbeeld, Adam voor afvallig- heid vermaand, en hem verhaald had, welk een noodlot de afvalligcn dcs hemels haddcn ondergaan; opdat lien) en zy- nen nakomdingen, aan wclken bcvolen was van de vrucht des verbodenen booms zich te omhouden, niet cen dierge- Jyk ongehilc niogt \veclervaren,.wanneer zy het gcbod, zo ligt te volbrengen, verzuimden, daar zy de keuze haddcn, on-' dcr 7.0 vcle foonen van fmakelyke fpyzen hunnen fmaak max bcgeertc te kunnen voklocn. ------- Ann de zyde zyncr
Oade had by de gebeurtcnis opmerkzaam aangchoord , en
was met crnfh'g nadenken, en vol verwondering dicr boge
«n zddzame zaken, die naauwlyks voor hunne verbeelding
o a
:
■
|
|||||
(a65)
|
|||||
Vatbnar waren, vervtild; Iiaat in den hemel;kryg, met zo
vele verwarving, zo naby den vrede en den zaligen ttoon des Eeuwigen; doch het kwade wel dia uitgedreven, ge- lyk een (troom op hem terug geftort, van wien het zj. nen oorfprong genomen had, daar het onmogelyk met de zaligheid zicli konde vermengen; dit alles vaagde zeer fpoe. dig de twyffelingen, opgerezen in het hart van Adam. ThanS "otitftaat in hem het onzondig verlangen, om, wat hem nader betrof, te weten; hoe deze zichtbare waereld in hemel en aardc beftaande, allereerst begonnen, wanneer en waaruit Zy gefchapen, tot welke oogmerken, en wat voor haar aan- wezig zyn, in en buitcn Eden gefchied ware. ■ Gelyk een dorftige, wiens droge keel flechts een wcinig gelaafd, nog op den ttromenden vloed, wiens vlietcnd ruisfchen zynen dorse vermecrd, het oog vest, vcrvolgdc hy zyncn hemel- fchen gast te vragen: Grote dingen, vol van wonderen in onzc oren, en daar-
by zeer verfcliillende-.van deze Waereld, hebt gy ons geo- penbaard, gy goddelyk lecraar, ons genadig door den he- mel gczonden, ten einde ons in tyds te waarfchuwen voor |
|||||
(26?)
-
dat geen, het welk ons onbckend, had Uunnen ten ver
derveftrekkcn, doordien onze kennis zich zo vcrre niet uitftrekt. Voor dit allcs zwaaijen wy der oneindige goed. heid onzen ontfterfelyken dank,- en met het plegtig be- fluit zynen hoogften vvil, het.laatfte doelwic van ons aan- wezig zyn , onverandeilyk te volgen, ontfangcn . wy zyne vermaning; en daar het u.behaagde tot onzq leering ons dingen te .onthullen, verre boven de denkbeelden der rnenr fcbciij hoewel naar het bevel der opperfle wyslieid zo no- dig tot.onze crkentenis ;; bet bebage. .u dan lager aftefly. gen, en te verhalen wat voor. onze kennis mogelyk van ge- ne mindere waarde is;, vethaal ons den oorjprong; van dien, Jiemel, die op eenen zo hogen afftand door, ons hefchouwd vvordt ; verflerd met talloze beweegbare vuurbollcn; der* oorrprong van die" omringende l»cbti die door alles wat ruimtc is, doordringt, haar vervuk en den bebloemden aanfci bol wyd en verre omhelst, Wat bewqog den Schepper (in zyne heilige. rust door alle de> eeuwigheden zo fpade in den, Chaos teibousiten?. hoe fpoedig vverd het begonnpn werk volvoerd? Is bet:u niet geoflripbfi^qDS/.zulks te ontdekken ? *3 |
||||
C*«)
|
|||||
niet opdat wy de geheimen van zyn earwig ryk traditen 10
befpiedcri, maar om zyne wcrkcn mecr te verhccrlyken, hoe beter vry dezelven kcrinen. Nog heeft het grote licht vart den dag een gocd gedeelte zyner loopbaan aan den Iiemel te doorwandeleri, door Uwo ftem zal zy aan den hemcl vcrroe- ven, zy boort die magtige ftem; oin u harcn oorfprong te ho- ren verhalen, en hoedanig natuur in hare gcboorte nit het on- fchynbare voortfproot, zal zy'haren loop vertragen; of wan- necr de avondftar, en de maan, zich haasten'bin rite horen. zal de nadit hct ftilzw'ygen mode brcngen, eri de flaap naaru lnistcrehde^zal'gaarne waken; of vvy' ziillen hem btvclcn niet te Icorneti, yoor dat uw gezang gcheel is geeindigd; en gy nog voor het aanbreken defr morgenfchenicring van'onj jsyt gefcheiden. v : Zodanig verzoekt Adam zynen hemelfchen gastj1 eri da
fJodddyke engcl amwoordde' hem met goedhdd: .. t Ik wil tnvc bedc *> zo beicheiden voorgcdwgen,! «.. niel ijrttzeggeii; door welkd wotfrden, welke Seraphstong Kan <f* werk'en/ van fieri Aljhagtigen :verhalen, welk iiwnschlyk tort* {(ezel'veri bogrypcn! Wat gymttfsfchen kunt b'ereiksn; wax |
|||||
c*w
|
|||||
liet best dicnen kan om den Schepperte yirheerlyken, ea
uvv gel.uk te vermeevderen, worde u niet onthouden. De hemel beval my, om aan uwe begeerte naar kcnnis onder ze- kere bepalingen te voldoen; vraag niet na het geen daar buiten is, en vlei u niet om door eigene nafporingen, dat geen uit te vinden, wat u niet geopenbaard wordt; wat de onziclubare Koning, alleen alwetend, in duisteren nacht houdt verborgen, en aan niemand noch in den hemel noch op aar- de zal bekend maken. Buiten dien. geeft de natuur ftofs genoeg om na te iporen en te leren. De wefenfchap is ge- lyk aan liet voedfel, en hceft, gclyk de, eetlust, niet minder matigheid nodig, om de waare maat te kennen van dat geen, vvat het verftand daidelyk kan beyatten; anders wordt het overladen., en gelyk het voedfel in wind verkcert, verkeert alsdan de wysheid -fpoedig in dwaasheid. Weet dan, nadat Lucifer (dus: noem ik hem, die welee*
te midden der he'iren van Engelen luisterryker fcliitterde, als deze ftar onder de Barren) met.zyne. vlammende legioenen, van den hemel door.den afgrond in, de plaats zyner ver. doemnis geftort, en de groate zoon, zegenpralend, met zy« SA ■
|
|||||
07?>
|
|||||
Tie heili'gen wasirerog gekeeird, zag de ahnagtige eeuwige yader
de talloze menigte van zynen zetel, en f'prak tot zynen Zoon •
Zo lieeft onze nydige vyand zich dan bedrogen, tocn by
waande, dat alien zo oproerig waren als by; toen by met
hunnen byfhnd deze ongenaakbare hoge fterkte, den Zftel
derhoogften Godheid te verovercn, en ons te verjagen dacbt;
Waar is het, dat hy velen vervoerd en met zicli lieeft doen
ftortcn, die aan bulifle vorige plaats niet nicer bekend zyn ;
doch verre het grootst gedeelte blccf voldandig; ik zie
hunne ftandplnats; nog zyn de hemel hoe uitgeftrekt, en
deze hoge tempei genoegzaam bevolkt, ter befbiering zynet
ryken, en cm met betaatnlyken eerbied de heilige plegtiglig-
den te bedienen. Ddch dit verlies, zo het dien naam ver-
dicnt, wanneer men die "genen verliest, die zich zelven ver-
lorcn, kan ik fpoedig herftellen, op dat zyn hart zich nict
beroeme, wegens het bnheil'door hem aangerieht,'cn als had.
de hy den hemel ontvolkt, in den dvvazen waan, van my te
hebben benadeeld. Tefftond Wil ik eene nicuwe waerelJ
fcheppen, uit eenen me'Hsch een geflacht van talloze men-
fctien, die niet'bier j'Tnaar gindsch zulleh wonen tot dat
i
|
|||||
dr'>
|
|||||
deugd en yerdlenften him, na langduurige gehoorzaamfciid,
den weg ten heme! langzaam openen. Alsdau zal dc aarde in eenen hemel, de hemel in eene aarde veranderen, en een ko- ningryk, vrcugde en ecuigheid zonder einde zyn. Woont Iiier iinusfclien ruim, gy krachten des hcmels! En door n, myn woord, myn' eigen Zoon, zal ik dit allcs ter uitvoer brengen ; fpreek gy, en het zal terftond gefchieden! Ik zalmyncn over- fchaduwenden. geest en mync magt alom met u zcnden; trek pp,en beveel de diepte in vast geftelde grenzen heme] en aarde te worden; doeh onpeilbaar blyve dc diepte, doordicn ik het ben, die het oneindige vul, en geenc ruimte ydel late, hoewd ik, onbeperlu, my zelven genoegzaam ben,en myne goedh'cid Wclke vry i s 6m te rnsten of vverUzaam te zyn, niet vcrkwis- te. Noch noodzakelykheid noch toeval nadcren my, en wat ik vvil is noodlot. Dus fprak de Almagtige, en zyn woord, de Godheid van zy-
ncn Zoon, gaf'de werkzaamheid aan deze woorden. Onmid. 'delbaar'zyn ;de handelingen Gods, en' fnelder dan bewceging <jf tyd, doch'kunnen den meirscb niet'befchreven worden, dan door eene opvolging van woovdcn,e'n flechts zodanig als aard* * S |
|||||
X
fch^begrippen lien mogen bcvatten. De liemelen waren tri-
umph en blydfcliap, op deze verklaring van den wil des Al- magtigeh. Eere zongcn zy den Allerhoogften, welbehagcn den toekomenden menfchen, en in liunne woningen vrede! Eere zy hem, wiens gcrechtc wraak de be'ircn der nniiters van voor zyn aangczicht, en uir de woriingen der rechtvaardigcn heel! gedreven! Eere en prys zy hem wiens goedheid bepaalde om goed uit bet kwade te fcheppen, in de ledige plants der bo- ze geestcn een beter geflacbt teftelfen, en daar door zynt goedheid tot in de cindeloze cernven aan alle waereldenuit- te breideo. i " > . Dus zongcn de Hierarcbfen. Intusfchen ftond de Zoone
thans gereed om dit grote werk te volvoeven, met almagt omgord, met .(h'alen.van Goddelyke majesteit omfchenen, ea onmeetbare wysheid en licfde, en de volheid van zynen Va- der vcrklaarde hem. Om zynen wagen drongen Cherub en Seraph zondcr getaV Oppermagten; Tronen en kraqhten, ge- rvlcugelde geestcn, en gevlengclde wagens uit de .wapenka." mer Gods. Duizenden dezer hemelfehe wapentuigen (loa- der! daar funs onnoenilyke tyden ,tusfchcn twee koperc |
||||
C *73 )
bergen, tegen cenen plegtigen dag in gerccdheid gebragt.
Thans rolden zy uic zicli zelven voorwaanls, wane in icder leefde een geest gehoorzaain aan zynen Hecr. Dc Hemel floot zyne ecuwig dinucnde poorten vvyd open; hariiiomfche klanken verhieven zich uit de gouden nayon, om den ko- ning der eere genaderd in zyn raagtig woord en zynen.geest, om nieuwe waerclden te fcheppen, daar te doen doorgaan. Zy ftonden op den vasten grond des kernels, en zagen van (den hogen ocvor in den dieneo omueetbaren afgrond, die duistcr, vvocst en wild, woedde gelyk cene zee; locicude or- kanen wentelden het onderst boven, en fchuimende golven, bergen gelyk, dreigden den hogen hemel te beflonnen, en het middelpunt met de polen te vermengen. Zvvygt gy rustelooze wellen! en gy afgrond, mask vrede !
(prak het alfcheppond woord; uwe woede nemp een cindc! Zondcr vertoeyen, op de wieken der Cherubim lioog yej- tieven zweeft hy in de liecrlykheid zyns vaders, tot yerre in den Chaos en de nog ongeboprene waereld. Dc Chao,s Jioordc zyne fern 1 in cenen fchitterenden op.toclit trekt zyn geVolg Iiem na, om de/chepning, en- de \yonderen zy. |
||||
C27+)
ner niagt te befchouwen. Nu gebood hy de vlammende ra-
deren ftil te ftaan, nam den gouden Cirkel, vervaardigd in de fchaikamercn des Alnugtigen, en omcrok de grenzen de- zer gehele waertld en alle gefchapenc dingen: Met cen zy- iier voeten in het middelpunt gcplaast, draait hy den ande- ren'door de onpeilbare duiftere diepte en fprcekt: ftrck u tot dus verre uit waereld! bier zyn uwe grenzen, en deze zal uw juiste omtrek zyn! Aldus fchiep God den hemel, aldus fchiep hy de aarde;
eene vormelozc en ledige gedaantc. Diepe duisternis dekte den'afgrond, doch fpreidde de geest Gods over de kalme \vateren zyne broedende vleugclen, en levendige kracht en levendige warrate werd door hem over den gehelen vloeiba* ren klorap uitgegoten ; integendeel (toot hy den zwarten tar- tarifchen, kouden, helfchen droezem, die tegen het leveri ftrydig is, neder. Daarna vormde en voegde hy getykfootti- \i dingen by elkanderen;' de overigen fcheiddc hy aan bf- 'iiondere plaatfen; daar rbndfom fpaiide hy de luotit uit, en :de*'aarde lung op haar'middelpunt in evenwigt. • ■ Hetworde lichtl'TprakGod; terftondontfprong uitdc diep* |
||||||
/
/ |
||||||
075)
te het licht van den Aether, het eerst.der dingen, eene zuive-
re zelfftandigheid, en begon uit deszelfs geboorteplaatst het Oosten, door de nog duistere lucht te dagen, in eene ftra- lende wolke omlnild; want de zon was nog niet aanwtfcig, Zy hicld intusfchcn hare verblyfplaats, in eene bewolktc ta- bernakel. God zag dat het licht goed was, en hy fcheidde het af over het halfrond van de duiftcmis; en noemde het licht dag, en de duistcrnis nacht. Deze was de avond en morgen van den cerften dag,- by de hemelfclie fcharcn niet ongeloofd noch onbczongen doorgebragt, toen zy de ecrfle- maa! het oostelyk licht uit de duinerms als eenen damp za- gen uitftygen. Met blydfchap en gezangen vervulden zy de holle gewelven der fpliacren, grepen naar hunne gouden har- pen, prezen in Hynincn God en zyne werken, en zongen hem den Schepper, beide op den eerften avond en den eer- ften morgen. VVedcrom fprak God: het worde een uitrpanfel tusfchen
de waterenj en het febeide de wateren van de wateren; en God niaakte het uitfpanfel, gefpannen van eene vlocibare, doorfchynende, hoofdftoflelyke lucht, omgevende in list ron- |
||||
~~
|
|||||
de dc uiterfie gewclven van die grotc rond; als ecne vaste
en zekere ''cbciding, ter afzoudering dcr onderfte van dc bo- ventte wateren; want gelyk de aardc, dus bouwde by ook de waereld in kaluie rondsom vloe'icndc wateren, in een uit- geftrekten Cryftallen Oceaan; de bnlderende verwarring van den Chaos verplaatste by verre van daar, opdat de wooden- de uitcrftens, bet gebcle gtbouw niet rnogten bcnadcelcn« God noemde ciit uitfpanfel, Hemel, en {bans bezong bet avond en morgen Choor den tweden dag. Ku was de aarde gcvorrad, docb in den feboot des wa-
ters, alsceneonrype vrUgt gewikkeld, verfchecn zy nog niet; dc grotc oceaan vloeide over de gebcle oppervlakten der aar- de; niet ledig, maar met warm? en voclitige zaden bevrucht, den bol gebcel doorwekende, en de grotc moeder, verza- digd van oorfpronglykc fappen, venvarmde ter ontfangenis. Tocn fprak God: vergadcrt u, gy wateren onder den he- mel in ecne byzondcic plaats, en bet droge land vcrfcliyne! fuel verfchencn de bogc bergen, vcrbieven liunnc brede ka- le ruggen in de woiken, en limine toppen ftegen ten hemel. Zo hoog de zwcllcnde bergen ftegen, zo lang zonk een liol. |
|||||
C27?)
ncl, brcde en dicpebodem, cenc uitgcftrcktc bedding van wa-
ter. Terftond ftroomt bet met vrolyke verhiastfcig daarlie- nen, als druppelen opgcrold, over de onvruchtbare droogte. Het ftygt ■ gcdceltelyk als Cliryfiallen mum-en, gcdeeltclyk ftroomt bet met.verliaasting rechtftrecks voort; ccne zoda- nige fneUieid was den fnellen vloed door bet hoog bevel ingedrukt. Celyk krygsbeircn op bet fteken der trompctten [immers bebt gy van Krygsbeircn gehoord] tot hunne ba- nieren fpoeden, dus fnclden de watcren, golf op golf, waar zy eenen weg vonden; by fteilten met eencn vernielenden val, door vlaktens, met eene zagte ebbe; geen berg nocli heuvel kon bet wederftaan ; of ondcr den grond, of door grote, kronkelcnde bogten vloeiende, vonden zybunnen weg, tii plocgden ligtelyk dicpe grachten door de flammige moeras- fen, alcer God den grond bcvolen had droog te worden, uit- genomen tusfchen de ocver?, waar tlians de (trotnen vlieten, en bun voglicb gcvolg onopboudelyk met zich voeren. Hct tlroge land, noemde hy aardc, en de grote vcrzamclplaats dcr watcren zee. Hy zag dat bet goed was, en fpvak: de aards brenge voort groen gras en zaad, hebbende kniidcn.envruclu- |
||||
073)
botnen voortbrengendc vrucliten naar hunnen aart, en her. zaad
in zich zelvcn op aarde bezittend. Naauwlyks had hy die gesegd, of dc naakte aarde, tot dus vcrre woest en kaal, oncoglyk en ongcfierd, bragt tedere kruiden voort, wel- l;cr fpruiten bare gchele oppervlakte met . aanminnig grocn bJclecdden. Vcrvolgens planten van verfchillend loof, die plotsliiig bloeiend liunne menigvuldige kleuren openden, en door aangenamen reuk liarcn fchoot verficrden. Nanuw- lyks badden dczen de lucht dooramend, of de wynflok ver- toonde zyne talloze druiven; dc zwcllende kauwoerd kroop ]angs den bodem;. dc koornair ftond als in flagorde op hei veld, en de (bruit; en nedcrige bcestcr vervvarden ondcrliiij in liunne kruliende haircn. Kindclyk verfchenen als in dans, de prachtigc bomen, en breiden liunne takken uit, ryk met vrucliten bcladen, of openden liunne bloefems. De beuve.'s waren bekroond met boge wouden,- de dalcn met bosfclien, en de murmclende b:ekjes en ftromen met oevcrs bezoomd. Tlians fcheen de aarde gelyk aan den hemel, een oord, waat goden mogtcti' wonen, met genoegen vvandelen en in Jiare heilige fchaduwen met verrukking konden vcikeeren. Nog |
||||
C«79>
had God iliet laten regenen op de aarde, en niematid Wis
'er vvclke bet veld bebouwde; rnaar een dauwende nevel fteeg op nit de aarde, en bevochtigdc het land , en alte de planten des velds s die God gemaakt had, alcer het 2aad in de aarde was geworpen, en alio de; kruiden, voor dat zy op liunnen groencn ftengel groeidem God zag dat het goed Was, en de avond en morgan maaktcn dus den dcrden dag. Wederom fprak de Almagtige: het worden ligten, hoog
aan het iiitfpanfel des hemels, om den dag van den nacht te fcheiden, en te dientn tot tekenen der jaargetyden, dei dagen en javen; zy ztillen lichten zyn aan de gewelveii des hemcls, en bun ampt zy, om de aarde te verlichten; on het gcfcliiedde aldus. En God maakte twee groote hchten3 grcot wcgens hunnen dienst voor den mensch; het groot- fte om den dag, en het kleinfte om op zyne beurt den nacht te beftieren. Ook niaaktc hy ftanen, en plaatfte haar aan het iiitfpanfel des liemels, om de aarde te verlichten, beurt- fings den dag en den nacht te rcgeeren, en het licht van dc iuisternis ce fcheiden. 7
|
||||
(»8cO
|
|||||
Cod zyn groot werk overziende , zag dat het goed
vas. Het eerstc der hemelfche lichamen door hem gevormd , was de 2on, een groote kogel , aanvangs zonder licht, hoewel van eene aetherifche ftoffe. Daar- jia vormde liy de ronde maan; en de ftarren in hare ver- fchillcnde grootheden, en digt, gelyk een veld, bezaaide hy met deze talloze bollen den heme!. Verre het grootst gedeehe van het liclit nam hy uit zyn Vvolkpaleis, plaatfte' het in de fchyf der Zonne, Iuchtig met openihgen gevormd, om hcc %doeibaar liclit te ontfangen en te drinken, doeh ook vast gBnoeg om de vcrgaderde ftralcn, thans een groot paleis Tan lieht, te bewaren. Herwaards wentelcn andere ftarren, <n fcheppen als uit eefte fontein, het haar benodigd licht in gouden Vafen, en de' tnorgenftar vefguld hier hare hoor- nen. Allen vcrmeerderen zy door indrukfelen van terujj kaatfing, het weinig licht, haar cigendom, door haren ver- ren afstand met verkleining befchouwd. Eerst wierd in het oosten de prachtige lamp gezien, de beheerfcheresfe van dc» dig; rondfom zich heen kleedde zy den gezichteinder mcc fchitterende ftralen, en wentelde moedig langs de hoge rea- |
|||||
Ca8l $
\
baan des hetnels tot aan baren ondergang. De graauwe fthe« -
mering en de Pleiaden haren zagtei) invloed iikfchuddende,
fensfen voor haar heen. De maan wierd met een geringec
licht tegen over haar in hct westen geplaatst, als een fpie-
jel der Zonne, leende zy met een vol gelaat bet licht van
.Har; ook had zy in dezen toeftand geen ander licht nodig;
»' in her, midden ,van den nacht bewaard zy dezen afjtand;
Is dan voortirewenteld aan de grote as def Hemels, fchynt
y op haare beurt in hetoosten, en heerscht aldaar met dui-
:nd mindere lichten, rhet diiizendmaal duizend fterren, die
it halfrond thans met zo vele gouden lampen versierden J
a tlians, voor de eerstemaal gefierd met hunne ftralende
ken, die op en onder gingen, kroonde een blyde avond
een hlyde morgen den vierden dag.
tn God fprak: dat de wateren voortbrengen weemelende
Airen van zwemmende diercn, levendfge Zielcn! en dat
tv^elen, aan het open uitfpanfel des hemels, met uit.
Aieide wieken, boven de aarde vliegen. En God fchiep
<t> groten Walvisch; en alle leVendige dieren , die kruipen
n naar hunnen aart menigvuklig uit het water worden voort-
T a.
|
||||
'
|
||||||
< tta )
|
||||||
gebragt, tn alle foort van gevedeid vee naar zynes aart
Hy zag dat zyn werk goed was, zegende bet, en fpiak weest vruchtbaar, vermeerdcrt u, en vult de wateren, zo we derzeen alsder me'iren en fnellende fttomen. Ookhet gevogcl. te vermeerdere 2ich op aarde. Straks wemelen de engten en . zeiin, kreken en baayen, van ontelbare visfcben, nonna talloze fcharen, met vinnen en glinfterende fchubben, roe. icnde wider groene vloeden, vertonen menigmaal eene zand- tank in het midden der zee. Gedeeltelyk alleen, gedeelt:- Ivk by fcholcn, wcidden zy in zee kruiden, hunne fpyze; of ftuurden door wouden en koraal; of fpelend in den gloed der zonne, draaiden zy hunne kurasfen, befprinketf njet goud; anderen wachtten.in fchelpen van paerlen, gentft hunne vloeibare fpyze ; terwyl eenigen in de kloven derrot- fen, geharnasd bunnen prooi beloeren. De zechond en den gekromden dolphyn, zwommen fpelend op de kalrae zee; anderen van eene vetbazende groote, wentelen ongetemi hunne vervaarlyke leden, en de oceaan ftygt door hunne vervaarlyke beweeging ten hemel. De Leviathan, het ge diochtelykst van alle leveade fehepfelen, flaapt, uitgeftrft' |
||||||
C28.0
|
|||||
gelyk een voorgebergte, op de diepe watcren ,• of zwemt,"
gelyk een bewecgbaar land, flurpt door zyne oren eene zee in, en Tpeuwt baar vveder uit door zyne kaken. Intusfchen broeden de vvarme grotten, de liolc-n, en oevers dcr vloeden in talloze menigte hunnen biiit uit. Door de warmte ge> drongen, opent het ei zich gehflikig, en ortdekt de ta- dere en nognaaktc jongen, doch wcldra van vedcren en wieken voorzien, fpreiden zy dezelven uit, ftygen zy lfou|- mocdig naar boven, en verachten klapwiekend de aard*, welkc onder hen van ecne wolken bedekt folieen. Gintsch bouwden de Adchar en dc Strnis hunne nesten in de rot- fen en op de kruinen der Cederen; fommigen vlicgen allecn; andeier,wyzer, in gemeenfcbap,entwee gcleedercn vooraan in een punt eindig«nc)cjgelccrd door de jaargetyden,vervordcren zy honne lucht karavanen hoog over landen en zeen, en met afwisfelcnd voorvliegen, vcrligtcn zy clkanderen den tocht» Aldus befchikken de -voorzichtige kraanvogels hunne jaar. Jyklche reis, gcdrageu op de windens door talloze , wieken . weg gewaaid, wykt de lucht,, waar zy trekketi. De kleinde- ie vogelcn fprongen zingend op de takken <ier boracn, eo |
|||||
•"0*0
|
|||||
t4ftr*!<Jcleti luinne gcfcliilderd^.'vleugelen uit-^ot aan<dcn «.
.,Vond; ook elsdan ftaakt -dQ,lj>evOvefeiide nacinjgal hare Ue, ,T<3eicn niet; dei gssl*€e:en naclj;. dooj toneii hace-lieflyke g«- tahngtu. i "Eerieandere. toort -fcaadde bare;ryedmfiue borjt •S8 aftveftp zften en'uroflTiii; * pr.ich'ig gckleedJe zwaafi, -Wet Ucn •gekrom**ii I>8ls.-<til9fc!ftn, de .\vjtte y^wgejeti, aeilc Kfti voile -gwotlicid met Mfciffitidf votcen jitif. verJattt'de v.'ata- • »teo,'en zich op hare fterkelvlcngelcn vcrlieiie.id', door!: i ft; &f&<i 'niiddelfte liKht.' Andirea lop-Tl op den va«Kii grond, ''jgelyk'de-geke'iliJe'Waaii, Hv&nr k'laroc i de-(lil'e:uvtren4>laast *<5n- die anrtcre zo trsMeli 'tip ^le gfsflande b§tify eii boul- •Venvige fharrvederen', iii-rfle' fchUfcJie-ide kleffrin dor fe-< "gehboo?, "vei-fierd- ~ ftaar nil de watcivrfniet visfehen en da vlucht tn:t vogelcn vervuld waren, vrerdeh Stooden 'morgan " den vyfden dag, :""f"iia'ns verfcheeri di'zcsift en Iaatle fcncppitrgsdaj, met
~»Vond en morgcn'liarp3ii, Wahneer God verd-Jr ffrtik: • de * aardc brciigs vooit'"levciulig? zttlffc #S' vcrfchillen.le {oo'r- ";tcn, Uruiperfde 'Worhiin, en'dierefi op' aawfe tH%iKb, ieder %»ii zyiien aartV Siraks genoorzaamdS de-aarde, ofiehd; hi- |
|||||
C>85)
|
|||||
ten vrachtbaren fchoot, en baarde in cene geboorte >eeqe
talloze menigte levcnde fchepfelen, wel gevortnd, met be- hoorlyke Iedematen, en in hunne voile groote. Uit den gvond, fprongen de wilde diercn ten voorfcliyn als uit hun- ne legerSj en bawoonden de wildernisfen, de woudcn, ie holen en kuilen. Aan paren fprongen zy onder de bomej!, en wandeklen humien weg: het tamme vee verkoos tot zrjn verblyf de groene wyJen en velden; dit aizonderlyk an eenzaam, het ander graasde by, elkatideren in grote kuddet- De begraasde klomp baarde thans; de gstaaode ieeuw -v«r- fcheen nu ten halve, worftelend flaat hy de yoerfte -klaavj- wen in de aarde, zoekt dus het agterst gedealte vry tcna- ken, fptingt daarna op, als hadde hy zyne-fcetenen.Yeibjs- ken, en klimmend fchudt hy zyna J:Tuige mansn. ,.i'iEe luipaari en tyger, wierpen met hunne fnydende kJaan- wen de aarde in heuvelcn voor.2ich.opj gelyk de- moUcjji het vlugge.hart hief het gctakte hoofd vnn>ondsr ' denigrorid,; niet dan met'gawdd vermogt: de Behsmotsh,jhet gTootillte didr der arirde,'. zyn verbazend liebwrn- <• ujt dan, 4>aroudqn "klompitjpi-fc fcefleir'^ik 'bewaMjnjjtfaWaftntfj'ftwotaw-* |
|||||
kudden, gelyk de plantcn vooit; en her, rivicrpaard sn de
-gefclnibde krokodil fchenen onbeBotcn tusfchen de verkie- i zing van de zee of het land. Alles wat op dc aarde kruipt, Wormen en gekorven dieren, fcwamen op eentnaal thans tan voorfchyn; de laatilen bezigden hunnc tedwe vvaaycrs als • wiekjes, en hunne. kteine 1edema:en warcn verficrd met het -prachtigst gewaad van den zomer, met vlekken van gond ; en purper, en groen en azuuv; het gckoi'ven diertje kronp - langzaara vaort, en tekenien met hunne fiingerende padttn
- den grond. Niet alien waren zy de kleinfte gewrochtun
-der natuur; eenigen van het flangen geftacht, wonderbaar -aan lengte en dikte*,-wOiiden hunnc flangenleden uaauw in -elkander, en waren met vleugelen voorzien. De fpaarzame tnier keoop, de eerfte Hit de aarde, in haar klein lichaam ver-
toonde zy een groot hart, „ en haar gemeeneb'jst, vcreenigd ' >,in eenegenieenzame maatfehappy, zal mogclyk ecnmaalhet „ voojbeeld zyn van eene wel ingerichte en juiste gelykhcid. re Daarna verfcheen zwennend de vrouwelyke bye , welke haren ega op de aanminnigftc wyze voedend, zich wasfche cellen bottwr, met.honjng rykelyk gevuld, De^verigen *yn |
||||||
(237)
|
|||||
ontelbaav; gy kcnt hunne foorten en gaaft hun nanien, welken
ik niet wil herhalcii. Ook de i'ang; het listigfte dier op bet veld, is u bekend; fomtyds rekt zy zich tot eene ongemeene Jangte,hare vlamniende agen, en iia'jrigc lnancn, zyn vcrfchrik- kelyk voor het oog,doch voire van u nadecligtc zyii,gcho.Qr- zaamt zy nwe ftcm. Tlians fchitterdon de hemelcn in alle hunne prachtj en
wentelden volgens de wetten der bewecging door de almag-
tigc hand van den fclieppcr licur ingedrukt. De volcindigdo
aarde lachte nu aanminnig in hare rykc heerlykbeid, Luckt,
water en aarde waren tlians talloos bevolkt met vogelen, vis-
fclicn en dicrcn, wclkcn vlogen, zwommen of deiigrond he-
traden; iecs nogthans bleef er overig voor den zesden dag.
Thans ontbrak nog het meesteiftuk der fchepping, het oog-
• merk waarom alles gevormd was. Een fchepfeJ, niet naav de
aarde gebogen; niet redeloos, gelyk de anderen, reaar net lic-
haani, opwaards droeg, het vrolyk voovhoofd naar den Ilemcl
hief, en begaaft) met heiligheid en rede , al het overige kon
beheerfchen, zich zelf kende, waardig ware om met den he-
tnei gcmeenfchappelyk te verkecren; dankbaar etkende van
T5
|
|||||
C2»8)
|
|||||
Vvien afle deze weldaaden afdaalden, en hart,'Item en ogm
aan heilige aandacht wydde, om den Oppcrheer van alles te asnbidden en te vcrceren. Daarora deed de ahnagtige eeuwigs Vader (want waar is hy tcgenwoordig ?) zynen Zoon dez^ ' woorden verftaan: •■'
Laat ons thans den tnensch roaken naar ons beeld^ d«ti
..jnensch ilie ons gelyk zy, enlaat hem regeeien over de.
• visfchen en vogels in zee en luclit, over de dieren op bet
veld, en over al de aarde, en over alle de dieren, welken ^©p den grond kruipen. Dus fprak hy, en vorrnde u 6 Adam!
"U mensch, (lof der aarde, en in Uvv neus blies by den adem
-des Ievens ; naar zy'n eigeti bceld febiep by u, naar bet uitgedruktc bceld van God, en gy omfarigt 'cene levendige ziel. Tev voortteeling fchiep iiy U man, maar uwe geieliffiie vtouw. Tocn zegertde hy de nienfehen, en fprak: zyt vructt- "jbaar, vermeerdert u, vervult de aarde, maakt u haar onder- dantg en voert de "voile hcerfcliappy over de •visfchen in Be ■ ■ zee- jjover de vogelen hi de lucht, en over alle levendige
- fchepfelen, die op de aarde.zich bewegen. Naar uwe fcliap-
pingv%ragt fry u van die plaats, nog .door- genen- naam uit- |
|||||
C*8?)
|
|||||
■ gedr.ikt, herwanrds in dit aangcnaam wood, In dezen >bef,
bep:am met de tomen Gods, vcrrukkcnd. voor hef gezicbt Zo wet als voor den fmaafc, alle de foonen, welkpn de ^p- pcrv'.kte der aarde kan telen, ecue verfchcidenhcid tot in lice oneindige, -warden bier gevonde:;; en alle deze aauge- naatne vrnclnen, gaf liy vrywillig u tot'voedfel; docli den £00111, wjens fraaak de kennis van liet go.de en kwaad.voort. brengt, moagt gy niet buoeren, op den dag, dal; gy daar» Van at, zult gy fter-en: Dood is de .ftrallc daarop gefteld, . bewaar en heftier uvve lusten, op dat de zo^de en de dood,
basr afschuwelyk tnedgezel u niet vcrraslchen. 1 4 Jiier e'.ndigde God zynen, arbeid, ove-ruoog hetl,gefobape-
vc, en zag djt alles zeer goed WMj? dus voniden ,-de,-a- Vond en.ynptgeti den zesden dag, liiet-eeider nogtha)is,.vooi ■dac de febepper.-opho^dende van zynen arbeid, Uoc\v;el niet -. vennoeid, nanr 'den -Hirfnel der lkmden, zyne hooge woning
opiteeg* Van 'dozen -zynen troon bef houwde .by,, .de liienwe waere1d,.yde uitbreiding van ay 11 ryk, ;en zag-hoe goed, boo fdioon, en voldocnde «y was aan zyne Goddely- . be oogmeikon. God yocr, og ; 'hem volgden de -,gezangcn
|
|||||
van juidiendc Clioren, en de welluidenfte Symphonier) van
tien duizend liarpen lloegen harmonieufe Erigelen tonen. Aarde en lucht wedcrgalmden van dezelven. Gy lierrinnert u dit, gy hoordet hen. De Hemelen en alle waerelden zon- gen ; de planeten ftbnden luifterend ftil in hunne banen, ten ' vryl de prachtige ftoet met juichen opwaards llceg. Opent
'u, gy eeuwige poorten, zongen zy, opent u, gy levendige
poorten'; laat den groten Schepper binnen treden, werke
■ van zyn almagtig werk te rug keen, van zynen arbeid van
zes- dagen, van de fchepping der waerelden. Opent il than.') en in liet toekoraende meermaals, want God zal veirnMfc fcheppen om de woningcn der rechtvaardigen memgniaal tc -bezoeken, en zync gevteugerde gezanten menigmaal afzen-
" den, om zyne eeuwige goedlieid lien te verkondigen!
Dus zongen de talloze legioenen, in liunnen tocht; zy
namen hunnen weg door den hemel die zyne tintelende r poorten wyd opende, juist naar de eeuwige woning Gods,
langs eene brcde en zeer ruime ftraat, van welke het tfot goud, en den grond met ontelbare flairen beftrooid zyn, ge- lyk des nacht* de melk weg, als eenen gefloten gordel met |
||||
C»90 i
|
|||||
tintelende itarren bezaaid , aan «we ogen zich ver-
toont. Thans fcliemcrde op aarde de zcvcnde avond in Eden;
de zon was ondcrgcgaan, de fcliemcring, de voorbode van
den nacht, ftceg opwaards in bet oostenj toen op den liei-
ligenberg, op den hoogften top des liemels, den koninglyken
0 troon der Godheid, vast en onbcwceglyk tot in alle een-
wighedcn, dc Zoon des Almagtigcn geiiaderd was. Uy zat
neder naast zynen groten Vader, die, lioewel altoos op zy-
nen troon gezctcn, nogtbans als alomtecgcnwoordig, onziclit-
baar was medegcgaan, de fchepping gcordend had, en hct
begin en cinde van alle dingcn is. De fchepping
Volbracht zynde, zegende en lieiligde by den zcven-
den dag, a!s den vcestdag van zynen arbeid* Stilzwygend
werd hy echter niet gevierd; de.liarpe blcef niet wcrkeloos.
Bazuinen Luit en Cyinbalen klonken met lieflyk geluid-
gouden of zilveren fnaren florgen harmonifche toncn, en
vermengden zich met fteromen die enkeld, of in chorcn ver-
eenigd, lofgezangen aanhieven. Wolken van wierook uit
jouden wierookvaceu opgeftegen, omhuldenden hciligenberg,
|
|||||
C»9»)
|
|||||
en aTdtis werd de fchepping en bet werk der zcs dagerl
bezongen: Groor zyn uwB werken, Jehovah, oncindig is nwc niagtt
welke gcdachre kan u ttcwttet), of welke tong uwe groot- lieid uitdiukken? groter zyt gy tans na dez? Fchepping, dan toen gy tcrug kwaamt van de zegepraal dp de rmiiteri- de. Engclen. Be doners vertoonden op dicn dag uwegroot" heid, docli grooter is het te fchepp en, dan het gefehanene te vciftorcn. Wie evenaart U, almagtig Koning, of wie ftelt aan u\v ryk de grenzcn? Zondcr mocitc Iiebt gy de trot- fche aanflagen der afvalligc gees ten verydeld, en liunne ydc- lc pBtwerpcn vcrnietigd. Goddeloos zocliten zy u te ver- nederen, en liet getal uwer vereerders te vetleiden. Docli hy, die u zockt te Ucuadcelon dcet tegcn zync venvachting uvve magt liiisterryker fchittcren, gy bedient U van zyne boos- beid en fcliept daaruit mccrder goeds. Getuige daarvan zy dcze nicuwe waereld, cen ander Paradys, niet verre van de poort des Hernels, en van h!cr befchouwd, op zuiver Cbris- tal, op cue glazcn zee, gcgrondvest. Hare onmeetbare, ruinate is bezaaid met ontelbare ftarren, en elke (lar mo- |
|||||
(*93>
|
|||||
gelyk eene bewoonbare waereld. Gy kern bare tydkiingen;
onder dczelven behoort her vcrblyf der menfchen j die aan- niinsige woonplaats de aarde, omrpoeld van don ruimcn q- ceaan. 6 Driemaal gelukkige menfchen, driemaal gelukkige nakomelingen van bun, door God zo hoog verlicven, en mar zyn beeld gefchapen, dat zy daar mOgen woneii, hem dienen, en ter beloning over alle zyne werken, op de aarde, in de zee en in de lucht te heerfchcn, en liet geflacht van Zyne heilige en rechtvaardige aanbidderS vermeerdcren. Drie- maal gelukkige menfchen, wanneer zy bun gcluk erkennen, en in gchoorzaambeid volharden! - - Op deze wys zongen de Chorcn; en de Empyneifche he-
mel weergalmde van Hallelujahs! Dus wcrd dc fabbathige- vierd. Thans heb ik voldaan aan uvve begeerte, en u ver- haald lioe deze waereld, de geftalte der dingen eenen aan- Vang beeft genomen, ook wat voor uw aaiiwezig zyn in den beginne gefchied is, op dat uwe nakomelingen uit u Hulks mogen vcinemen; en wanr.eer jy nog jets te vraagen hebt, bet welk de grenzen van bet menfehelyk verftand niet te buiten gaat, vraag dan vrymoedig. Eindt van hit zevende gezang.
|
|||||
AGISII! GEZANG.
|
|||||
J-'e engcl eindigde, doch Zync ftem klonk zo nantairlnig
aan Adam, dat hy nog ftecds dacht hem to horen fprcken, en in gcdachtcn vcrdiept, nog naar hem luisterde. Einde- lyk, als ontwakendc, fprak hy hem crkentciyk op de vol- gende vtryzc aan s YVaarmcde kan ik u dariken, vfaarmede uWe goedheid naat
evenredigheid bcloncn, Godlyk lceraar, die zo volkomen ni.v- nen dorst naar kennis gclescht hebt? Gy hebt u verwaar- digd my zaken tc vcrhalcn, wclkcn ik nimnier had kunflen veten; dinger, met verwondering en vermaak aangehoori, eu |
|||||
I - *
waarvoor, gdyk bctamclyk is, den groten Schepper lof en
prys moet vvorden toegezwaaid. Eene iwyflbling intusfchen blyft my nog overig, waarvan gy allecn my ktmt onihefTen. *: Wanneer ik dit Godlyk gcbouw, deze vvaercld, uit heniel
en arde te famen gefteld, befcliouw; walmcer ik bedcnk, dat deze aarde, met het uitfpanfel vcrgeleken, niets is' dan eene vlak, een zandkorrel, een ftof jc; wanneer ik aan ecncn andcren kant de ontelbare ftarren gadefla, die onbegrypelyke loopbanen fcbynen te duorwentelen (luin afftand en hunne fnellc terugkomst dag op dag bewyzen dit gcnoegzaam) al- lien on deze duiflere aarde, dit onmeetbaar ftof je dag en nacbt met licht te dicnen, en die vcrbazenden omtrek gene andcre nuttigheid fchynt te bedoclen; wanneer ik dit over- weeg, fta ik vcrbaasd, hoe natimr, zo wys en fpaarzaam, diergclyken misilag in de evenredigheid liccft kunnen begaan, en met zo verkwistende hamlen, zo vele edeler en grotcr< lichamen, a'lecn tot dit cinde, voor zo verre men zicn kan, konde fchcppcn. Waarom liecft natuur aan deze vcrbazen- . de fphaeren eene zo rusteloze wenteling, dag aan dag hcr-
haald, opgelegd, daar dize rustende aarde, die zich veel-
U
|
||||
<spO
|
|||||
ligter en kortcr om haar kon bewcgen, gediend worth door
edeier lichamen dan zy zelve? zy bereikt haar oogmerk zon- der de geringfte beweeging, en van deze bollen ontfangt zy sis eenen tol warmte en licht, haar, door cene reis van tal- loze mylen, met mecr dan lichaamlyken fpoed aangebragt; met. eenen fpoed, om welks fnelheid te befcbryven, het aan getallcn ontbreekt. Dns fprak onze cerfte vader; aan zj'ne houding fcheen te
blyken, dat hy zich in afgetrokkene en duistere overpcinzin- gen verdiepte. Eva, dit bemerkende , ftond van hare zit- plaats op, waar zy tot dus vcrre, in zyn gezicht gezeten was. Haar fierde cene zo beminnelyke nedrigheid en ecne zoedele bevalligheid,om by een ieder, welkchaaraanfchouw- de, den wensch te wekken, dat zy mogt vertocven. Zy wan. delde tot hare vruchten en bloemen, om te zien hoe knop- pen en bloezem?, hare aangenaamfte bezigheid, voortfprotea Zy openden zich by hare nadering, en fchenen door hare be- roering weeliger le groe'ien. Gecnfintshad zy zich uit vervee. ling wegens dit gefprek verwydeid, of doordien een onder- hond zo verheven , haar te hoog was; maar zy bewaarde dit i
|
|||||
C*97>
■
- genoegen, wanneer Adam het verlialen, en zy allcen toehoor-
dcrcsfc zyn zou. Zy hoorde harcn eclitgenoot liever verha- len dan den engel, en verkoos vcclecr den eeriten te vra- gen. Zy was bewust dat hy dit otiderboud met aangename tusfclien gclprckken ondermengen, en wat haar te hoog was, met de lidkozingen van eencn eclitgenoot zou op- losfcn. Geeiifints woorden allcen vetwachtte zy van de lippen van Adam. 6 VVaar vindt men thans die eclitge- tioten, die liefde en wedcrzydfihe achting zo gelukkig ver- eenigden? Met de liouding ecner Godesfe, doch niet zoii- der gevolg, vertrok zy; de aanminnige bevalliglicden diendert tiaar alsheerfcheresfe, enfchoten pylen van verlsngen in aller oogen, met den wensch van haar geduurig te befchouweii. Thans gaf Raphael op de twyffelingcn door Adam voorge- dragen, dit vrienddyk en gulhartig antwoord: Uwe begeerte tot nafpnring is niet te misbillyken; de
Hemcl is getyi een boek, voor u opgefl gen, om zyne vvonderen doarin te lezen, en de jaargetyden, de uuren, de dagen, de maanden en de jaren te kennen. Ten dien ein- de is van geeu belang voor u, te weten of de heme! zick U a. |
||||
(apg)
|
|||||
beweege, dan~wel de aarde, wanneer uwe bereekening
juist is. De groote bouwheer heeft wysfllyk zeer veel voor mensch en engelen verborgen , en zyne geheimen niet geopenbaard, op dat zy niet beoordeeld werdcn door bun, welkers pligt het veel meer is, dezelven te bewonderen. Celust bet bun vermoedens te wagen, by laat bet ge- bouw des bemels over aan hunne gefchillen ; buiten twyf- fel zal hy hunne zeldzame gevoelens belachen 5 wanneer zy in vulgende tyden den herael raeten en de fterren beree- kenen; wanneer hy waarneemt, hoe zy dit magtig werkfr.uk willen beftieren, hoe het bouwen, wedcr afbreken, en alles uitdenken om de verfchynielen aan den bemcl te redden, hoe zy de fphaere met niiddelpuntige en uit niiddelpuntige Hni- en met kringen en by kringeri, met ronden in ronden door- trekken. Reeds ontdek ik door uwe manier van denken, die van uwe nakomelingfchap; want uw nageflacht zal in uwe voetftappen treden. Oribeftaanbaar vindt gy, dat de grootfte en lichtenfle lichamen, een minder, niet zo tui- fterryk, dienen; dat de bemel eenen zo grooten weg aflegt, terwyl de aarde geduurig in rust blyft, hoewel zy alleen |
|||||
1*99 )
•lie de voordeelen daar van ontfangt. Doch overweeg voor-
af , hoe grootbeid en fchittering geer,Qnts zekere tekenen zyn van voortreflelykheid. De aarde, in vergelyking der hemelen zo klein en zonder glans, bevat mogclyk meer oorfpronglyk gocd als de zon, die wel ftralen fchiet, maar onvruchtbaar is. Hare krachc voor baar zelve zo nutteloos, werkt alleen op de vruchtbare aarde. Het is eerst daar, datbare flralen, anders werkcloos, een werkend vermogen ontfangcn ; ook zyn die brandende bollen geenfints tot den dienstder aarde, maar voor u, bewoncr derzelve. Deverbazen- de omtrtk des Hcmels vcrkondigc de onmeetbare heerlyk- heid van den bomvmeester; zyne uitgeftrektheid moest den mensch herrinneren, dat by niet in zyn eigendom woonde, een gcbouw veel te groot voor hem om bet te kunnen vervullcn ; ook heeft hy daarvan flechts een klcin gedeel- te bezet, het overige is beflemd tot andere gebruiken » meer aan zynen opperherheer bekend. Scbryf de ontelba* te fnclheid dezer hcmeibollen, den Aimachtigen toe , di« tan lichaamlyke zelfsflandigheden, eene byna geestiga fnclheid weet te geven. Oordeel over mynen fpocd , die U 3 |
||||
C 300 )
|
|||||
met hot morgemiur, uit het paleis des hemels , waar do
Almagtige woont, nederdaalde en voor den middag by u in Eden aankwaui; een affiand, door alle bekende, lioembare gctallen niet uit te drukke'ti. Doch ik breng <jie bewteging dir Hemelfclie lichamen alleen by, om te bewyzcn, hoe zwak de redeiien zyn, welken u daar aan deden twyffelen. Geenfints wil ik het onomftotelyk beves- tigen, hocwel het u hier op aarde, waar gy woont, zo voorkomt. De Eenwige plaatate onmeetlyke afftanden tua- fchen den hcmel en de aarde, op dat het mensehlyk 005, te nieuwfgierig vorfihende, zich in eenen afgrond mogt verliezen, zonder ecnig vooriiecl uit zyne pogingen te heb- ben getrokken. Hoe! wanneer de zon het middelpunt wi- re der waereld, en dc overige ftarren door hare eigene en Mntrekkende krachr, in menigvuldige kringen rondsora haar wentelden? Gy bemeikt de ongelyke beweeging van zes dcvzelve; mi ziet gy haar hoog, dan laag, dan verborgen, dan voorwaards, dan agtevwaards gaan, dan weder (HI ftaan. En wanneer de ztvende planeet, de aarde, hoezeerzy onbe- weeglyk fchynt, ongevoehg drie verfchillende bewegingen |
|||||
C3°0
)
|
||||||
lradde? gy zoudt alsdan niet meer genoodzaakt zyn, om
die ongelykheden aan verfcliillende fpliaeten toe te fchryven, in tegenitrydigheden bewogen, en langs kromme lynen zich kruisfende; en dit in waarhcid, zyt gy genoodzaakt te ftellen, wanneer gy de zon tloct draaien, en de grote be- wceg oorzaak, die gy zonder haar tc zien, boven de iter- ren pljatst, als het rad van den dag en den nacln. Dit alles behoeft gy niet te geloven, wanneer het waar zy, Uac de werkzame aarde, reizende naar het Oosten, zelve den dag haalt, en den nacht te gemoet korat, door een, barer halfronden aan de flralen der zonne te onttrekken , terwyl die zelfde (Iralen het ander gedeelte van den bol befchynen. Hoet wanneer het licht, dat van haar door de ver doorsdiynendc lucln gezonden wordt, de maan der aarde tot eene ftar diende, die haar by dag verlichtte, ge- lyk zy by nacht de aarde? Beurtelingfche dienst voor land, velden en bewoners , wanneer zy daar gevonden worden. Gy ziet zyne vlakken , gelyk wolken ; de wolken, vallen nedcr in regen, en de regen de aarde verwce- kende, kan vruehten voonbrengen, ter voeding van die |
||||||
C?01 >
|
|||||
genen, welken daar wonen. Mogelyk zult gy ten eenigen
dage nog andere zonrten ontdekken, die in hare wenteling door andere tnaanen geleid , te (amen eene mengeling van
Mannelyk en vronvveljk licht zullen uitmaken; deze twee uorfpronglyke gcflachtfoorten verzorgen de waerelden met leven; immers altoos zal net eene twyfleling blyven, dat zo vtle onnoemiyke lichamen in de natunr van Uvende ziekn beroofd, woest en (lechts gevormd zyn zouden om te fchuteren, daar nogthans elke waereldbol, naauwlyks eene fchemeriiig van licht zou kunnen toebrengen, van zo verrc koinende op dit bewoonbaar gedeelte, die haar liet litht geftadig weder terugkaatst. Doch van welken aart deze dingen ook mogen zyn; het zy dan dat de zon, hct gebied vocrtnde aan den hemel, opgfl over de aarde, of de aarde over de zon opga ; het zy dan dat de zon h»i ten vlamtnendtn weg ncmc van uit het oostcn, het zy dan dat de aarde zkh urn hare asfe dnayende van het westen mar hct oosten, ongehinderd en met gelyke fclireden voort wandelt, en u met dc.vloeibare liicht ongemerkt medevoert; bekomtner u nict met zaken, die vcrborgen zyn ; laat aa» |
|||||
J— .
|
||||||
C3°3 }
tten groten fchepper de geheimen , en denk alleen ore hei*
te ditnen en te vrezen. Hy befchikke n«ar welgevallen over andcre fchepfelcn, waar dezelve ook mogen geplaatst zyn. Geniet wat liy u gegeven hceft; dir heeilyk paradys en uwe btmiunelyke Eva. De hemcl is te uoog voor u, 0111 te kunnen weten wat daar gebeurt ; Wees met nederig- li^jd, wys. Vestig uwe gedachten allecn op u zelven en op uw aanwezig zyn. JJroom niet van andere waerelden, Welke lcheplelen Uaar leven, wclken that, welke waardig. teid, welken rang zy bekleeden, waar vergenoeg u met die dii'gen, welken u op de aside en in den hemel geopen- baard zyn. Adam, wiens twyiTclingen thans verdwenen waren, gaf
daaron dii ucwooid: j Hoe volkqiucn hebt gy my genoegen gedaan, zuivera
kracht des hemels, vriendelyke Engel; gy hebt de zwarig- heden opgelosd, en my onderwezen om myn leven op de aangenaamfte wyze te vervolgen, zonder my over te ge- ven aan die fpitsvindige denkbeelden, die nergens toe die- lien, dan om liet leven te vergiften. Cod hceft de angst V 5 |
||||||
.
|
||||||
C s°4 >
|
|||||
en zorge geboden zich verre van ons te verwyderen, en
ons nict te ontrusten, wanneer wy haar niet zelf najagen door buitenfporige gedachten en ydele verbeeldings kracht. Doch gecst en verbcelding, fpatten menigmaal uit, wan- neer zy oncbreid<:ld zyn; aan hare buitenfporigheden is geen einde, tot dat door de ondervinding geleeraard , zy inzien, dat de ware wyshtid geenfints beftaat in de kennis van ontelbare zaken , buiten gebruik, duister, en fpitsvia- dig, maar veeleer om dat geen te kennen, wat in den weg van ons leven voor ons legt ; het overige is niets dan 100k, niets dan Ydelheid, niets dan ongerymde dwaasheid, en maakt ons in de gewigtigfte zaken ongeoefTend, ongc- fchikt, en doet ons onophoudelyk hoewel vruclitloos zoe- ken. Laat ons dus van dit hoge toppunt nederwaards fly- gen , eh met lagere vlucht van zodanige dingen fpreken, die niet verre van my Ieggen , en my nuttig zyn; dit mo- gelyk zai gelegcnheid geveh u iets van meer nuttigheid voor my te vragen, wanneer gy uwe goedheid te mywaards wilt vervolgen. Ik hoorde u verhalen, wat inyne fchepping was voorgegaan; hoor nu in tegendcel myne gefchiedenis, |
|||||
C S05)
n mogelyk nog niet bekend. De dag heeft zicli nog niet
geneigd; (Jy zict, wat ik uitdenk otn u by my te bouden, en u te nodigen inyn veihaal aau te hooren; in waaiheid vermetel, ware liet niet uit verlangen naar uw antwoord. Geduurende niyn onderhoud met u, verbcelde ik my in den hemel, want uwe verhalen zyn aangcnamer in myne oren, dan de vruchten van den palmboom, by het terug- keren van den arbeid, wanneer de uure ter maaltyd roept. Hoe aangcnaam zy fmaken, zy verzadigen fpoedig, maar uwe woorden, met Goddelyke aanmimugheid vervuld, be- hagen altoos, en verzadigen niramer. Met hemelfche goedheid antwoordde daarop Raphael:
Ook uwe lippen zyn niet zonder aanminnigheden, vader vler menfchen, en uwe tong is niet zonder welfprekenheid. T^aar het evenbeeld Gods zyt gy gefchapen; overvloedig heeft hy zyne gaven, zx> inwendig als uitwendlg over u uit. gegoten; de bevalligheden verzellen uwe woorden, en uvr edele oorfprong ftraalt ook in uw ftilzwygen uit uwe hou- ding en gebaarden. Zelfs in den hemel befchouwen wy u, "inVvoner der aarde, als onzen medebroedcr in den dienst |
||||
C3°6)
|
|||||
van den Almagtigen, en met genoegen flaan wy de wegeu
des Allerhoogften met de menfchen gade. Wy zien u door God vcteerd , en dczelfde liefde, die wy fmaken, op u uitgegoten. Verhaal dan uwe gefchiedenis. )k was afwe. zig op den dag uwer fchepping, gelast op eene bezwaariy- ke en duistere rcis, met gefloten legioenen, in aantocht naar de poorten dcr helle; op bevel van den ceuwigen, ruk. ten wy voort, oiu te waken, dat geduurende het werk der fchepping, geen vyand, als befpieder, den duisteren af- jrond losgebroken, verftoring en arbeid mogten onder een gemengd worden; door eene zo verwegene onderneming te moei«u ftrafTen. Verbeeld u niet, dat zonder zyne toelating aulks had kunnen gefchieden, maar nienigmaal zendt hy ons, om als opperfte koning zyne heerlykheld ons te tonen, en onze gereede gehoorzaamheid te beproeven. De ver- fchrikkelyke poorten der helle vonden wy vast gefloten, vast gegrendeld, maar lange voor onze aannadering ver- tiainen wy een woest geweld, geheel verfchillcnd van het jeluidt van dans en gezang, treurige en fombere tonen, luide weeklagen, en razcnde woede klonk in onze ore** |
|||||
C 307 >
|
|||||
Vrolyk keerden wy terng tot de kusten des hemels, \66t
den avond des fabbaths, getyk ons gelast was. Deel my thans uwe gefchiedenis mede ; my verlangt met het zelfde genoegen naar uwe woorden, als gy naar de mynen ver. langt. Dus Tprak tie Goddelyke kracht, en onze eerste vader
antwoordde: Zwaar valt den mensch bet verhaal, hoe het mcnschelyk
Ieven eenen aanvang nam; wie kan het begin van zyn be- tlaan befchryven? De zuclit om langer by my te vertoe- ven, bewoog my daartoe. Juist als ware ik nieuwlings ontwaakt iiit den gezondften flaap, vond ik my leggende op een zagt bed van bloemryke kruiden, in balzamendzweet. De zon droogde het met zyne ftralen, toen zy haar voed- fel uit de rokende beken indronk. Met verbazing floeg ik wyne ogen ten hemel, en befchouwde het ruime uitfpanfel eenen geruimen tyd, tot dat ik door eenc ingefchapene be- weeging als iemand, die naar boven ftrcefde, fchielyk op. rees, en op tnyne voeten ftond. Rondrom my zag ik heu< vel*, dalen, fchaduwryke bosfthen, befchenen vlaktenj—en |
|||||
C 308 >
|
|||||
het gerulsch vsn murmelende beken. Aan de oevers vsfi
dezen zag ik fchcpfelen, die leefden en zicli bewogen, die op de aarde gingen, of in de lucht vlogen, en vogelen, zin- gende op de takkcn der groene bomen. Alles Iachte, en myn hart zwom in genoegen. Ik betraclittc my zelven, en befchouwde het eene lid naar het ander. Nil wandelde ik > dan"Hep ik , en zag, myne fclienkelen buigende, hoe eene levendige kracht my gelcidde. Doch wie ik was, van waar gckomen, of door welke oorzaak, wist Jk niet. Ik be- proefde te fpreken, en terftond fprak ik; myne tong ge- hoorzaatnde, en ik noetnde alles wat ik zag by zynen naam. Gy zonne, r'cp ik uit, bcvallig licht, en gy Ver- lichte aarde, vrolyke aanminnige verblyfplaats ; gy heuve. len en dalen; gy ltromen, bosfclien en vlakten ; en gv, die Ieeft en u beweegt, fchona fcliepfelen, verliaalt ver- haalt my, wanneer gy het zaagt, hoe ontfing ik myn aan- wezig zyn, hoe kwam ik herwaaicls? Niet door my zel. ven; dus door eenen groten we-vkmcester, allervolmaaktst door goedheid en vermogen, zegt my, hoe kan ik hea kenneu, hoe aanbidden den geen, van wien ik dit leveii |
|||||
r
< 309)
deze beweging ontfing, en door wieli ik gevoe! dat myn
geluk groter is dan ik kan bevatlen ? Terwyl ik dus riep, en zonder te weten werwaards,
ronddwaalde, verre van de plaacs, waar ik voor de eerfte- maal, de lucht ingeademd, voor'de eeifte maal die zalig licht aanfcbouwd had; zat ik, geen andwoord ontfangende, in gedachten verdiept, op een door het Iommer befehaduw- de bank neder; met bloemen prachtig beftrooid. Daar be- ving my voor de eerftemaal de zagte fl.-iap met eene zagte vcrrasfing, en zonder onrust vermeesterde by myne fluime- rendo zinnen, hoewel ik toen dacht te zullen wederkeren tot mynen eerilen gevoellozcn ftaat, en in het niet te zul- len tcrug ztnken. Docb plotsling plaatste zich een droom voor myn hoofd ; eene inwendige verbeelding beroerde op eene aangename wyze myne zinnen, en deed my geloven dat ik nog waarlyk beftond en leefde. My dacht, eene Coddelyke gedaante naderde my, en fprak: fta op Adam cerfte Mensch; u wacht uwc woonplaats, gy zyt voorbe- fcliikt tot den cerften vader van talloze menfehen, door u berocpen, koom ik om uwen geleidcr te zyu, in dcr zaligen |
||||
Csio)
|
|||||
kof, tot uwe yerblyfpltats toebereid. Dit aeggcnde, greep
hy mync nand, en richtte my op, en Iangzaam, als in de lucht met hem voonzwevende, zondtr den grond te be- treden, wcrd ik eindelyk op <xnen boscliryken berg gevnert. Zyn hoge top was eene grote ingcflotene vlakte, beplatit met de fchoonftc boomen, met wandelingen en prieelen; •lies wat ik te voren op de aarde bewonderde, kwam my thans naauwlyksch beminnelyk voor. ledcr boom, be'aden met de (cnoonfte vruchten, aanvallig hangende voor bet cog, wekten myne lust om te pliikken en te eten. In dat ogenblik ontwaakt, vond ik alles, waarlyk zodanig voor myne ogen , gelyk de dioom zo levendig my afgefeha- duwd had. Nu wildc ik myne wandeling nndennaal beginnen, wan-
neer myn geleidcr de tegenwooidigheid Gods, door welken ik op den top van dien berg gebragt was, in het veidhiet onder de bomen zich aan^my vcrtoondc. Vol van Vreugde, maar ook diep eerbiedig viel ik nederig om aan te bidden tan zyne voetcn. Hy richtte my op en zeide met liefde; ik ben hem, wel-
|
|||||
Csn>
ken gy zoekt, de fchepper van alles wat gy bbvetl u*
rondom n, en order u ziet. Dit paradys zy u in eigen-
dom gefcbonken, bcbo:nvt, beplant liet, en eet de vfueli*
ten: van alle bomen in dezen hof wasfende kunt gy vryr
nfoedig, ' met een' vrolyk bart eten, gebrek hebt gy hier
geenfinst te vrezen, doch onthoud u te eten van den boom
die erkentenis werkt van liet gocde en kwadfi, als het on.
dSrpand van uw geloof en gehoorzaamheid midden in den
lidf, naast den boom des levens door my geplaatst; vree*
voor de bittere gcvolgen, wanneer gy myne vermaniiig vet-
geet; en dien dag op welkeh gy dsarvan eet, en myn ce-
nfg gebod overtreedt, zult gy ontwyfielbaar fterven. Van
dien dag af aan zult gy, als fterfelyk'uwtin gelukkigeri ftaat
verliezen, en van hier, in eene waereld vol kommer en
dlende uitgedreven vvorden.
Op eenen doordringenden toon en met een ernftig gelaat
fprak by dit verbod uit, hetwelk nogtlians met vc'rfchrik- Ring in myne oren klinkt, lioewel het in myn vcrmogen is,ore dezert'-afts ontwyken. Doch welhaast hcrnamhy zyrt aan- mlnniggelaat, envernieuwde aklus zyne genadefrolle be'.ofte: |
||||
C 3I» )
Niet alleen dcze fclionc landftreek, maar de gehele aar»
de, gcef ik aan uwe nakomelingen; wcest bczitters; van de- zclve als heren, alles wat daar in lecft, wat in de zee of luclit wordt gevonden; van alle dieren, vogelen en visfchen. Ten tekeu daarvan, zie daar, alle vogelen en dieren naar hunnen aart; ik breng dezelven tot u, op dat. zy Viunne namen van u ontfaiigen, en de verfchuldigde huldiging u mogen toebrengen; ook tot de visfchen zal zich dit uit- flrekken, echtcr zyn zy uit hunne ChristaHyne wnningen nict voor u gedagyaaxd, doordicn zy, hunne hoofdftof niet vcrlaten en de dunncrj lucht kunnen inzuigen. Dus fprak hy, en zkt alle vogelen en dieren kwamei
tot iny, twee aan twee. De eersten bukten zich liefkc zend yoor my ncder , en de yogcls flocgen hunne wieken en ftreken dezelven voor my neder. Ik gaf hun namen • tcrwyl zy voorby gingen, en kende hunne natuur en aart; zodanig was de grondige kennis waarmede Cod myn fneJ vcifland begaafd had. Echtcr vond ik ondcr dezen dat geen nog nict, wat my fchcen te ontbreken , en vcrftoutte my de Heraelfche vcrfchyning op dcze wyzc aan tc fnreken: |
||||
(313):
. 6 Met w«lk eeiiEii imam zil ik u rfoemen? Imrnars gy
Eye bnven allcs verheven; groter als de oienscli, en wat verhevener is als-de uiensch, gy ovcrtrefc alle naiiien! Hpe tan ;k u aanbidden, oorfprong van dit gehcelal, gefchancu ten voordeele der menfclien , voor welkev geluk uwe mildda- dige hand zo overvloedig gczoigd heeft? Doth ik zie nog- niemand, met vvelkc ik dit geluk kan deelen. Well; ge- luk kan men in de eenzaambaid finaken ? wic kan voor zicli zelven alleen gen'eten, of vvelk een genoegei) kan liet liem aanbrcngen, wanneer liy allcs genoot? Dus fprak ik ftoutmoedig; en bet fclntterend verfenyn-
fel hernam met eenen glimlach, weike den luister van zyn gehat vermeerdcrde: Wat aoemt gy cenzaamheid? is niet aarde en lucht. vcr-
vuld met verfcheiden fchepfelen , die leven, op uwe.wcn- Uen bereid ftaan, en voor u fpelcn? Verftaat gy. limine tnal en wegen niet ? Ook zy bezitten verftatid en rede, niet te verachten ; met hun kunt gy uwen tyd doorbrengen, en over hen kuat gy regeeren. Uw Koningryk is groot: Dus fprak de Heer aller dingen, en by fcheen te beve.
|
||||
■
(314 )
■
len. Ik fmeekte nedrig om tc mogen fptekeru en antwoord.
de met de diepfte ootmoedigheid: Laat tnyne woorden u niet beledigen, hemelfche magt,
tnyn maker; hoor tny genadig aan, wanneer ik Tpreek. Hebt gy my hier niet in uwe plaats, en alle deze fchepfe- len verre beneden my gefteld ? Waar is de overeenftem- ming die tusfchen ongelyken kan plaats hebben ! AVaar bet zuivere genoegen? Vricndfcbap eischt wederkeerige ver- bindtenis ; zy gtond zich op eene juiste betrekking van hartstochten en denkwyze; die geen welke heerscht, en een ander welke moet gehoorzamen, zullen zich nirnmer bevatten; de een zal den anderen wel dra verveelen. ]k fpreek van eene gezelligheid gelyk ikdezelve zoek,bekwaatn, om deel te nemen in ieder verftandelyk genoegen en waar- in geen dier de medgczel van den niensch zyn kan. Een ieder verheugd zich met zyns gclyken, gelyk de leeuw met zyne leeuwinne, zeer bekwaam hebt gy alien aan pargn te famcn gezeld. Nimmer km de vogel met bet dier, de visci met den vogel, noch de os met den aap zich vereenigen ; boe veel minder dan de raensch met liet dier? |
||||
C"3«5 >
|
|||||
Be /".Jmagt sntwoordde daatop met ontevredent
Cy bedoelt een fyn en teder geluk Adam, ik licmerk hetj hotwel midden in het genoegen, wilt gy geen genoegen voor u alleen geiiieten. Wat denkt gy dan van my en my. een (land? Zou my, inaruw gevoelen nog zalighidbenodigd zyn? Ik alleen ben van alle ecuwiglieid, ik ken geeneu tweden, veel min ceiKn andcren die my gelyk is. lVIet w:e dan zou ik my kimncn onderhouden, dan met myne voort. brengfelen, die nog oneindige graden <lieper beneden m| Jtaan, dan de andere fcliepfelen beneden u. Ily zweeg; ik andwoordde met ootmocd: Oppeifte oorzaak aller dingen! alle menfchelyke jedacli. ten zyn te zwak om de hoogte en dkpte uwer eeuw;ge wegen te begiypen. In u ze:vcn zyt gy volkomen; en gcen gebrek wordc in u gevonden. Ous is het niet met den menscli ; door zyne natuur bcpaald gevoslt by "m rich zdven een geheime zuclit om deze onvolmaaktheid te ber« fteilen, of door de verkcering met zyn's gelyken, zich daar aan te ontnikken. Onnodig is het u zelve-u voort t« flanten, gy immers zyt reeds oneindig, en doer sHe getaie» X 3 |
|||||
< 3i«>
|
|||||
volmaakt, tioewel de cenige. De mensch doet reeds dom
■het getal zyne onvolmaaktbeid, enfold zynde, erkennen; hy teelt zyns gelyken, vermeenigvuldigd zyn evenbetli Tiet welk in zyne eenheid gebnkkig blyft. Het is daarom dat hem vreemde hulpe, Iieide en vertrouwde vriendfchip benodigd zyn. Gy, in uwe verborgene eenzaamheid, lyt alioos vergezeld door u zelven, lioewel gy alleen zyt,t» genen deel^euooc , noch medgozel zoekt. Nogthais wanrieer het uw wil ware, zoudt gy de fchcpfelen (ten: hoogte kunnen doen bereiken, gclyk u behaagde, a meer en meer aan uwe Godheid nader brengen. Ik fci de dieren door myne verkeeriug niet van de aarde verlm- fen, noch my in hunne wegen vermaken. Dos fprak ik zonder befchroomdheid, en bediende my
van de vryheid aan my vergund. Myne redenen wonnai zvne goedkeuring en de Goddelyke genadeftem gaf my het volgend antwoord: Tot dus verre behaagde het my u te beproeven, Adam;
ik voud, dat gy niet alleen de dieren, aan welken gy hunnen •echten naam gegeven hebt, maar ook u zelven kern; en |
|||||
C 31? )
|
|||||
den geest welke vry in u is, myn evenbceld, bet walk ik
den dieren niet gefchonken lieb, door uwe redenen, aan den dag legt. Met reclit noemt fey dc gezellighe;d der dieren te laag voor u, en gy hadt goeden grond om dezelve te verwcrpen. Vsar voort altoos dns te denken. Feuds voor dat gy fpraakt, wist ik, dat lict voor den mensth niet goed wan, alleen te zyn; 00k beftcmde ik die verznrue- ling wdke gy zo even voor u zaagt niet voor uwe gezel- len; flcclits werden zy tot u gebragt om u te beproeven, en tc zien, hocdanig gy zoudt kunnen oordeelen over net gene u voegzaam is. Wat ik eerlang u brenjen zal, moet u voorzeker beter behagen. Daaraan zult gy u\v evenbeeld, c«ne gcvocglyke hulpc , eene anderc u zelf vinden, vol- Hiaakt overeenitemmig met liet verlangen van uw liart. Ily eindigde, of veeleer ik lioorde hem niet meer. My-
ne zwakheid kon een ondcrlioud zo hoog, niet langer uit- lioaden. Vermoeid van zyne Goddelyke gefprckken, en door bet licht zyner glorie uitgeput, zonk myn licliaam ne- der, en zocbt verkwikkrng in den flaap ; natuur riep hem tot mynen byftand, ogenblikkelyk ovcrviel hy my, en floor, X 4 |
|||||
< sis )
|
||||||
myne ogen, Myne sgen (loot liy, doch de verblyFplaats
tnyner varbeelding, myn inwendig gezicbt, beroerde by niet; afgetrokkcn, en als in verrukkiiig, zag ik, gclyk my dacht, de plaats waar ik nedcrlag en flapend, nog de ge« ftaltc, welkc ik vvakend aaiifchouwd bad, in den zclfden Goddelyken glans. Bukkend opende zy myne linker zyde, na by rayn hart, nam van daar cene ribbe, door levens- geesten nog verwarmd, en nog druipend van bloed. Groot was de wonde, doch fpoedig met vleesch wtderaangcvuld* en gcnczcn. Hy drukte en vormde de ribbe met zyne ban. den. Oiider zyne vornieiide handc-n, groeide zy tot een fchepfel, my gelyk, doch van verfchillende kumic, en zo beminnclj k fclioon, dat alle de fchoonheden dezer aarde, by hetztlve veidwcr.cn. Al!c de fchoonliedcn waren in de- re geflalce vcrcenigd, in liaar en in hare blikken begrepen. Shits dien tyd vervukle eene zachte aantrekkclykheid my. nen boezem , voor dczen nimmer gevoeld, en van hare gcftalte werden de geest der liefde, en aanminnige genoe- gens, op alle dingen uitgego'en. Zy verdween van voor myne ogen, cn'liet my diocfgeestig alleen. Ik ontwaakte |
||||||
•
|
||||||
C »»9 )
i
em Uaur te zoekcn, of haar verlies te beklagen, en tils
vermaken voor eeuwig vaarwel te zeggen. Doch van alle hoop beroofd, ontdekte ik haar niet verre van myn af; zy was dezelfde, die ik in mynen droom ainfchoi wd had, en met alk's, wat hemel en aarde imtner konde te famen bren- gen, om haar beminnelyk te maken, verfierd. Zy nader- de my> geleid, boewel onzichtbaar, door haren hernelfchen Schcpper; onderrkht in deheilige pligten van het huwelyks- bed, volgde zy zyne fterame. De bevalligheden volgd^n hare trcden , de heme! was in hare ogen, en uit hare hou- sing fchitterde zedigheid en liefde. Overftelpt van vreugde en vertukking riep ik luide:
Deze onunoeting heeft myne wenfchen vervuld. Gy hebt «w woord geftand gedaan, goedig, milddadig fcbepper! Ge» ver van oneindigerchoonheden; van de fclioonften van'alle uwe jjaven.aan my toegedacht. Thanszieik been van myne beende- ren,vlcesch van mynen vkefche, my zelf voor my; vaneenen man genomen zy manninne haar naam; daarom zal c:n nraa vadcr en moeder vergeten, en zyne vrouw aanhangen; en ay zullen ten vleesch, ten hart, en eene ziel zyn. |
||||
( 3io )
|
|||||
: Zy hoorde ray; en hoewel door de Godheid tot my ge«
bragt , hare onfchuld nogtlians , hare maagdelyke waardig.
licid, hare dcngd eu de kennis harer waardd die aangezocht
feyn, nict ongevraagd, zirh wilde laten vrirmcn; niet voor.
komende, niet zich zelve aandienende, rhaar blozend teruj
week; dit alles maakte haar verlangens waardiger in trryns
ogen. Zelf natHOr, hoe vry van zondige gedachten, werk>
te zodanig in harezicl, dat zy, myziende, zich omkeerde. Ik
volgde haar; zy kcnde de vvetten der eer, en met eene-
tbegceflykhcid vol rmjefteit, gat' zy hare gocdkeuring aan
de beiuigingan tnyner liefde. Ik geleiddc haar blozend ge.
Jyk d< dageraad, naa'r het bruid pricel; aile de hetnelen,
alle de geiukkige geftanuen, goten op dat uur hunneu
edclftcn invlocd uit. De aarde en a!!e heuvclen fprongen
van blydfchap op ; de vogelen juichien op de takken; koe-
teweste winden en lieflyks luchtjes, lispelden hunne vreugde
aan dc wouden, fchuddeh rozen van hunne wieken^ en
balzem gcuren uit de uiiwaasfemende fpeceryen, tot dat de
verliefde Nachtegal alom het bruidlied aanftemde, en ds
avondftar naar haar zenith deed fpoeden, oin de huwlyks-
i
fakktl te ouiikken. „ •• ■ |
|||||
Zie daar myne gefchiedenis, voortgezct tot aan het toppiint
tin aardfche zegcningen, welke ik geniet. Alle dingen id waarbeid, wckten in my een ftrelend genoegen; doch her, zy dan, dat ik dezclven gebruikte of niet, gene verande- ring, gene hevige begcerte werken zy in myn hart; dusda- nig zyn de bevallige gewaarwordingen van den fmaak, van gevoel en gezicht, van kruiden, vruchten en bloemen, van wandelingen , en de Iicflyke raelodien der vogelen; doch hoe geheel anders werken myne hartstochten , by myne He— ve Gezellinne, liier zie ik, hier gevoel ik met verrukking; hier fpraken myne driften voor de eerstemaal met eene on- gewoone fterkte; hoewel in alle andere genoegens, de beer van my zelvcn, en onbeweegbaar, hier alleen was ik niet beftand tegen de toverkracht en vermogende glins der fchuonheid. Natuur dan beging eenen misilag aan my, en gaf my eene te zwakke zyde om dit voorwerp te kunnen •wederftaan; of inogelyk nam zy te vcel uit myne zyde. Te veel fieraad ten minften heeft zy uitwendig met -ver- kwistende handen aan haar befteed, inwendig werkte zy by Uit minder naauwkeurig. Zeker was liet oogmerk' der N*r |
||||
(J-3M >
|
|||||
*uur hair oorfprong, in verftand en inwendig vermogen de
fchoonfte fieraad van den mensch aan my te onderwerpen, ook hare uitwendige gedaante draagt minder de beeldtenis, waarnaar wy beiden zyn gefchapen, en minder uitdrukkelyk by haar, is het merkteken dcr heerfchappy, ons over de andere fchepfeien gegeven. Nogthans haar naderende, denk ik hare aamninnigheden zo volmaakt, zo voortrcffelyk, fchynt zy, van hare eigene waaide zo bewust, dac haar wi), hare gczegden , my als de wyste, de deugdzaimfle en be- fcheidenfte en beste oiitwerpen voorkomen. In haar byzyn
worden alle hogere kennisfen krachteloos; en gclyken naar dwaasheid. Gezag eq rede geleiden haar, als ware zy de ecrste, en niet de Iaatste by eene gek-genheid gefchapen ge-
worden;'en ora alles in weinige woorden uit te drukken.
grootheid van ziel en edelheid, bouvvden op de beminnens-
waardigfte wyzen in haar enen zctcl, en omriiigden haar
gelyk een lyfwacht van Engelen.
. Met een ernftig gelaat antwoordde de engcl: Befchuldig natuur niet, zy deed het hare; voldoe gy aan,het uwe; mistrouw de wysheid niet; zy zal u niet
|
|||||
yerlaten, winneer gy haar niet verlaat, als gy haaf aller»-
meestzultbehoeven, door, gelyk gyzelf begrypt.teveelwaar., de te hechten aan zaken van minder belang. Want wat bewondert gy? Wat verrukt u? Eene uiterlykheid ? Schoon in waarheid; wel waardig uwe tederheid, uwe hoogachtingj en uwe liefile, maar geenfints uwe onderwerping. Weeg u-, zclven met haar, en waardeer als dan beiden. Manigmail brengt niets meer voordeel aan dan welgegronde, en door,; juischtheid en recht bepaalde hoogacliting voor zichzelven;. hoe meer gy u bevlytigt om deze kunst te kennen, ho* meer zy u als Iiaar hoofd befchouwen. en alle hare aantrek*. kelykheden voor uwe voorrechten zal doen bukken. Ora • u meer te behagen, werd zy dus aanminnig gevormd: met zo vele ;hoogheid werd zy begaafd, om luar als uwe ge- zellinne, met eer te kunnen beminnen; zy zal hetopmer- ken, wanneer gy de wysheid niet in alien deele navolgt. Doch fchynt het gcvoel, vvaardoor het menfchelyk geflachc wordt voortgepfant, u een zo dicrbaar genoegen, waarvoor *1 het overige moet zwicliten, bedenk dan, dit alles werd ook aan het vee en alien dieren gefchonken. In waajheid, |
||||
( 3»4 1
wanneer dit genot waarde genoeg. bom, oin de ziel vaa.
den man te ovcrtme-teren, of de liartstochten in hem te wekken, het ware him niet; niedogedceld 'erf algemecn - ge- riiaakt. Doch bemin in haren aanvaflig'en -oirngang, alies wat edeler, en verheven, en den mensch betamelyk is.r Goed is het te beminnen, maar nadeelig zyn de hartstocliten in de licfde. Ware liefde beftaat hiet in drifcen; de liefde Ziiivert de gedachten en verwydt bet hart; zy heeft haren zctel in de rede, en werkt met oordeel; zy is de ladder, langs welke gy tot de hcmelfche lieftie moet opftygen, en jtfnkt niet erg, in diergelyke wellusten. Om deze rcdenen was onder de dieren niet eene gezellinne voor u beftemd. Half befebanmd antwoordde Adam: I Noch hare uitwendige fehone geftalte, noch het genot der liefde, aan alle fchepfe'eu gemeen, werken in my dat: genoegen, (hoewel ik van het bruidbedde veel edeler, en met geheimnis vollen eerbied denk) ; mcer verrukken my die bevullige daden, die duizenden van wcIvoeglykheden» wclkcn <logelyk*ch uit hare woorden en daden vloeien, ge- volgd worden van liefde en aanminnigheden, en van de |
||||
( 3*5 3
vereeniging onzer beider zinnen, en onzer belder zieleo go.,
tuigen; en van eene overeenftemtmng, tusfcben twee edit-; genoten, aangenamer dan de volmaakffe harmonifche tonen> aan het oor. Doch niets van dit alles kan my boeijen.,' Ik opende u het binnenst van rnyne ziel; d« verfclnllende. voorwerpen, in verfcheidenc gedachten aan de zinnen ; voorgefteld, vermecsteren my nogthans niet; ras genoej r gcvoel ik my om het beste te kiezen, en te volgen wat; ik verkoos. Myne liefde bcfchuldigt gy niet; iinmers dc , liefde, zegt gy, geleidt ons ten hemel; zy is onzen weg ; en onzen geleidfter. Zegt my dan, wanneer my vergund • is zulks te vragen, beminnen de hemelfche geesien ook? . hoe zyn de uitdrukkingen hunner liefde? Alleen door her . gezicht, of door de vermenging van te famcn vlociciidc , ftralen, of alleen door ecne vermogende en onmiddelbare beroering? • . ... Met eenen glimlach, blozende yan hemelsch rozenrood, j
de eigenaartige verwe der liefde, andwoordde de engel: Het zy u genoeg, dat wy gelukkig zyn, en zonder liefde..
geen gtluk te vinden js. Alles wat gy tein in uw licliaam,: |
||||
C326-)
g«niet, (en rein zyt gy gefchapen) wordt in cenen hogercn
graad door ons genotcn; gecn beklcedfcl, gene gewriehtca ot ledematen h'ndercn ons. AIs geesten elkander onaarmcn, vereenigt zicli gchecl hun wezen; ligter dan de Incht met de lucht, en hui> verlangcn is de verccniging van het zuiver* methetzuivere;oi)bcperktbdioevenzy gene wcrktuigen, als Wanneer vleescli met vleesch,of zielmetzielzi hvcrmengen* Doch gcbiedt my u te vetlaten; de dalcnde Zon, naderrt reeds het groerie voorgtbergte der aarde, en "de. bloeiende Hesfperifdie \elden; zy is het teken tot myn vertrek- Wees ftandvastig, lecf gelukkig, en vaar voort te bemiir nen- doch bovcn alles hem, welken te bethinnen ftaat -in hem te gchoorzamen, en zyne geboden te houden. Zorg dat gene hartstoch ten uw verftand verduisteren , en u tot daden dwingen, welken gy by eenen vrijen wil niet zoude hebben nagclaten; het geluk of de ellende van \i- en uwe nakomel'mgen berust in u. Zyt voorzichtig. Ik en alle de andere ingelen zullen ons verhcujen, in de bdlendigheid van iw geluk. Wankel niet; te ftaan of te vallen ftaat ki uw vermogen. Zoek, inwendig volkoaen, niet naar |
||||
C327)
UiuVendigen byftand , en wcderfla alle verzoekingen ter
overireding. Dit zeggcnde, rees hy. op, an Adam volgde hem met
deze daukzegging: Ga, doordien gy moet vertrekken, hemelfche gast, afge-
zant des hem:ls, door hem afgczonden, wiens opperfte goedhcid ik aanbidde, Vriendelyk en vol aanminniglieid Vernederdet gy u om tot my te komen; en itwe nederda- ling zal altoos door eene dankbare herinnering vcreerd zyn; blyf den mensch fteeds genegen, volliardt zynen viiend te zyn, en koni menigmaal weder* Dus fcheidden zy, de engel ftec* in dikke fchaduwen
ten hemel, en Adam ging in het binnenst van zyn lommcr- ryk prieel. Sinde van het agtjle Gczang. 4
|
|||||||
»
|
|||||||
KEGENDE O E Z A N G.
|
|||||
Crene gerprekken meet als die waren, toen God , of ees
Engel als gast, met den mensch vertrouwlyk als met zynea vriend vcrkeerde, een gul land onthaal met hem dee1de,tn hem intusrdien vergunde om vrymoedig en onberispelyk te Iprcken. Tlians moet ik deze tonen in treur tonen vcr- wisfelen. Tlians moet ik trouwloosheid, verraad, oproer en gthoorzaamheid aan de zyde des menrchen; en aan de zyde des hemels, tlians van hem afgewend , verwydering, misnoegen, worn, verdiende verwylingen, en het recht- vaardig vonnis bezingen, die deze waereld tot eene waereM |
|||||
( 5=9 >
TOl ellende vormdio, zonde en liaar geuolg, den deed, en
de ellende, de ge!cidere?fc des doods, up de aarde hragteu. Ken trenrige srbeid voorwaar , Iigewel nict minder, nuar zelfs verhevener dan de gramfcUap van dcu onbuigzaraui Achilles, toen hy zynen vluclucudeu vyand dric inalen oui de wallen van Tioija vervolgde; verheveuer dan de woede van Turnus, wien Liviuia antroofd werd; of als de vy- andfchap van Nepthunus of Juno, die de Gricken @m den Zoon van Cythcrea zo langen tyd beioerdcn. Mogt de voegzame ftyl my worden ingeblazen door my-
ne hemelfche zangfter, die ongcbedcn met hare nachtelyke Uezoeken my verwaardigd , in de iluimering my beleeft, of de verfen zondcr r.ioeite my ingeeft, fines dit omwerp tot eenen bevalligen helden zang, l.uig door myuitverkoren,hoe- wel laat aangeheven werd. Afgeneigd van natuur om blcedi- ge ooriogen te bezingen, hoewel tot dus verre de testa lieldenfto;!' en tenvyl veidichte ridden in fabelacbrigc en verveelende gcvechten zich manmoedig vciwcetden, bleef de heldhaftige fterktc en het geduld der martclaren, meet roeinenswaanlij, oubczongen; of men zongvan ftryd-en |
||||
CssO
|
|||||
rjd4er«pelen , fchrikkelyke wapenruitingen, geMazoeneercfe
fchilden, pracbi'ige wapenen, psarde dekken , en hengsten, van gotiddraad gewerkte fchabrakken en ryk uitgedoschte ridders, met zwaard en landfen in de renbsnen ftrydend; dan eene prachtige in ridderzaalen gehouden maaltyd, door inarfchal(;en en hofmeesters bcdiend; zaken van geringe kunst en waarde, die den naam van heldhaftig noch aan den dichter no.h aan het gedicht kunnen fchenken. Voor my onbedrevcn in dcze kunst, bleef een nieer verhevert omwerp overig, het geen zich zclf kan verheffen, wanneer niet een tc lang voorleden tydperk, of de koude lucluftrecfe, of de last myner jaren myne ingefpannen krachten neder- drukken, en welhaast zouden zy uitgeput zyn, wanneer alles myn werk en niet van haar ware, die des nachts.,my. lie denkbeelden aanblaast. De Zon, en achter haar de Hesperus, welker atript het
is de ftheniering, die korte rechteresfe tusfchen dagen nacht, op de aarde te brengen, waren ondcr gegaan, en reeds had de nacht het halfror.d rondfom omhuld; toen fatan, nog kortlings voov de bedreigingen van Gabriel uit Eden gevlo- |
|||||
( 331 ) ,
i
den, thans door volleerde argelistigbeid en boosheid ge-
J
fterkt en met de verwoesting bizwangerd, onverfclirokken terug fpuedde ; onverfchillig voor het verfchrikkclyk nood-
Jot, dat heviger hem deswegens zou kunnsn treffcn. In
den nacht was hy gevloden* en te tniddernaclit kecrde hy
van zyne omzwerving om den aardbol wcder, den dsg zorg-
Yivldig vcrmydende, fints Uriel, de beheerfcher der Zonne,
hem de eerstemaal in Eden ontdckt, en de Cherubs die de
'poorten van het paradys bewaakten , van zyn verblyf had
verwittigd. Door inwcndige onrust gezwecpt, waarde hy
zeven nacliten in de dtiistcrnis rondfom de aarde; driema-
!en was hy op zyne vleugelen de evennacbts lyn rond ge-
zeild, viermalen den wagen van den nacht van pool tot
pool, doorkruist, de Uruiskringen volgende: De agtflen
racht, voerde hem terug; tegen over den ingang in denliof,
en de wagt der Cherubyners, voiid by verftolen eenen niet
verdacbten weg. Aan den voet van het Paradys niet door •
den tyd, maar door de zonde geheel verloren, ftortte de I
Tigris in eenen jfgrond onder de aarde neder, en fprong
ds»arna weder gtdeehclyk, by den boom des levens als ee-
S-3
|
||||||||
(381)
nefimtein, nit •deto grond wcder opwaards.: Satan zonk
met: den ftrocmi in den algrond neder5 fteeg met denzelvcn wedcr opwaards, gehuld in ceiicn dikkcn opfteigenden mist, ca ovetdactit nu. hoc zich ongeujerkt tc kumien verbergen. Zee en land had by ,iset .zyire vkiigelcn overkruist, opry- zende van Eden over Pontus, den poel Ma:otis, en de rivier Ob vootby.; van daar was by Scdefgcdaald tot aan dc zuider pool, en in de lengte westwaaids van Orontes tot aan Darien betwtlk den Oceaau (kit, en van daar tot liet land door de Ganges en Indus bei'proeid. Dus doorzweef. de by met naauwkeurig aavovfcben den Aardbol, en na alle fchepfelcn met een doordringend oog te 4iet>bea ga£ gefla- gen, om te weten, wie fcem in zyne helfche oogmerken lipt best zou kunnen <liencn, vond by de flang bet listig. fie d:cr van bet vc!d. Lang ftreed by met zicli zelven, be. fluiteloos ftond by in vciftheideii ontworpen gedaebten en vcitoos eindelyk ale bet bckwaanifte iniddel voor zyn bedrog, om in Jiaar tc' varen, en aldus bet zwart ontwerp der verleiding vooc liet -{chcrprt gczicht te veibergen. De aait en listigheid tkr flange zou alien argwaan verwyderen, |
||||||
( 33S )
en hare geestigheid aan hare natuirrlykc tynheid wotdcn tos*
gefchreveri, daar men in eenig ar.der dier, de magt van ee- nigen lielfchen geest zoude ontdekken, wanneer het dingen, yerre boven deszelfs bekwaamhedcn, werkte. Zyn befluit was dus bepaald, doch door inwendige wroeging Ver- fclieurd, borst hy uit in de volgende klachten: t :•• . 6 Aarde, zo gelyk aan den hemel; met meer recht mcv
gelyk aan hem voor te trekken; verblyf, den Goden waar.' diger, gcbouwd naar andere grondbeginfelen, wasrin de voorgaanden verbeterd zyn! zou een God een minder wexk- ftuk kunnen maken, na het bouwen van een voorgaand. het welk volmaakt is? Hemelfche aside, om welken da andere lichtende hcmelcn dansfcn; over welken hunne bran- dende lanipen licht boven licht vcrfpreiden, gelyk het fchyirt, vooru alleen, in u alle hare prachtige ftralen van hei» lt'gen invloed vcrzamelende! Gelyk de Godheid den hemcl het middclpunt is, en zich echter over alles uitftrekt, du* ontvangt gy, in bet midderpunt ftaande dezer bolten, den tol van alle deze wentelende zonnen; in u, niet in de in- dereh zyn alle de beleevende vennogens kenbaar; zy ver* 2'4 |
||||||||||
'.
|
||||||||||
.
|
||||||||||
C 334 i
fanen zlch in kruiden eaplanten* en in de edelere foorteB
van fchepfelen, bezield met verfchHlende gradea van he? leven; die met wisdom, zinnelykheid en verftpd, in 4en menscli vereenigd zyn. Met welkeen innig genoegen hadiku- wen rondcnbplkunncn omwandeleii, wanneerik in iets genoe- gen kon febeppen ! bevallige afwisfaling! van bergen en val- •eijen, van ftromen, won den en vlakten, nu land, dan zee, bier oevers grtroond met bosfchen, daar weder rotfen, holen, en kloven! ■ Doch in gene van dcrcnvind ik eenige toevlucht of fchuilplaatt;, hoe inset ikhet genoegen rondsr ora my zie lachen, hoe meer eerie inwendige wroeging my martelt, daar myn binnenfte de hatelyke zetel van alle kwaad is! ilet goede is voor my vergif, en in den hemel zou myn toeftand nog onverdraag'j'ker. zyn. Doch noch hier, noch in den hetnel begeer ik te wonen; ten zy dan, dat ik den beheerfchcr der Hemelen ovetwinne; ook is het mitteloos door dat gene; wat ik zock> naar VMligting in nunc ellemlc te tracbtcn; ardercn begeer ik my 'gelyk te niaken, hoewcl alle hunne lampen nog verfcbrikkelykcr op my mogtcn terug vallen. Verwoestirg vtrftbaft allcen rust |
||||||
C.335 ) >
aan myne rusteloze gedachten, 6 wanneer ik hem verdel#
ge , wanneer ik hem, vow wien alles gemaakt is, tot ietj yerleide, dat zyne qiterile ellende te wceg brengt, hoe fpoedig zal de gehele fchepping in de ellende geftort zyn, daar het geluk of verderf van alles als gekluisterd is aan h«t zyne. In het verderf danjnet den menschl en de ver- woesting grype rondsom zich over de gehele fchepping. My alleen zal den roem zyn onder de helfche magten, van in eenogenblik te hehhen omver geworpen, waaraan de zo- genoemde Almagtige zes dagen en zes nachten arbeids beeft toegebragt; en mogelyk het voorwerp zyner eeuwige over- weeging geweest is ; doch misfchien ook niet langer als Cnts ik in eerien nacht byna de helft der Engelen van eene befpottelyke dieustbaarheid vry gemaakt, en de fcharen syner aanbidder* gedund heb. Uit wraak, en op dat de Jilaatsder afvalfigen weder vervujd werd, befloot by, het zy dan uit onvermogen om meer engelen te kunnen fchep- pe» , wanneer zy anders zyne fchepfelen zyn ; het zy dan «*m onze wanhoop ten top te voeren, onze plaats te ver- yullen met fchepfelen uit aarde gemaakt, die, om uit die* |
||||
Tagen oorfprong verhoogd te worden, begaafd zyn met he-
taelfchen roof, met oils voormah'g eigendom. Hy bfagt "zyn befluit ten nitvoer. Hy vormde den mensch ; bouwde Voor hem deze lnisterryke waereld, gaf bem de lieftallige »aide tot eene verblyfplaats, noemde hem beer over alles, en, 6 fchande! gevleugelde engelen, en vlamurende aartaen- gelen, tot zynin dienst gereed, zyn verpligt hem te befcher- men, en op de aarde zyn* wachters te zyn Zj zyn het, voor welkers waakzaamheid ik vrees; en om hen beb ik lay in dezen ncvel van middcrnachts dampen omhnld; in de'duisternis van denzelven fluip ik voort, en zoek aloof In bosfehen en lnoerasfen, raar een flajiende flang, om my eri myne zwarte orittverpen in hare-flanke leden te ver- iergen. 6 Schandelyke vernederingI ik, die nog korts aan Cod den troon betwistte, zie my thans afgedaald om in een dier my te verbergen, en dit wczen, dat niets minder dan naar Goddelyke hoogheid ftree£de, vcrlaagt zicli om itt een niets waardig beest te vareu, en zich met zyn vlcescli en flym te vermengent Docb waarom vemederen zich niet terzudit en wraak,? Diep te vallen, en vooraf of d*a.re* |
||||||
C 337 )i
gene Iaagheden onbeproefd te laten, is zyne zaak , die tea
toppunt van glorie wil opftygen. Hoe zoet de wraak aan« vangs ook jnoge zyn, echter flaat zy eerlang met verdub- bclde woede op zicli zelven terug; Doch dit zy zq! aan alles wil il; my onderweipen, wanneer fleclits myne wraak, mislukt tegen den monarch des liemcls, den gcnen kan vcrdelgen, die naast hem raynen nyd deed ontvlammen; hem, den nieuwen gunsteling des Kernels, dien zoon van Ipyt, dat kind der aarde, door den maker uit het ftof voort« gebragt, om bitterder ons te honen. Hoon dan worde al. leibest met hoon vctgolden. ,l9 Dus fprak hy, en doorkroop gelyk eeH zwarte nevel
door de duistcrnisfen van den middernacht, en waarde door Itruifcen, vlakttn en rivieren, om ergens eene flang te «oe« ken. Welhaast vond hy haar diep ingeflapen, in vele fcrin- gen te famen gerold; en haar hoofd zo vruchtbaar in lis* tiglieden, lag in het middelpunt diet rondens. Nog lag zf niet in vreesfelyke fchaduwen of afschuwelyke liolen, nog was zy niet fchadelyk; maar fliep op bloeiende krlliden, zotider vteze, en door niemarrd nog gevreest. JSaoa -troop |
||||
( 33» >
|
|||||
frr bartn tnond, nam bezit van hare dierlyke zinnen in haat
ban en hoofd, en begeesterde haar wel dra met verftande- lyke vermogens; nogthnns ftuorde liy haaren flaap niet; es waclitte -gedaldig de arnnadering van den morgen! Thans , nu het heilig licht in Eden begon te dagen;
de bedaauwde bloemsn hdr.nen morgen wierook uitadem. den;'tocn alio welriekende kruiden huniien ftillerr lof van bet groot altaar der aside tot den fcliepper opzonden en hiimieh lieflyken reiik tot voor zynen troon voerden; trad •ii. ' 7 f ■' I
ooli het cerfte mcnlchcn paar Uit zyne lomraeryke rust-
plaats, en voegde zyne fprckende lofzangen, by het Choor def'-ftomirie fcliepfelcn. Daarna genoten zy de ogenblikken waariif fceeltc en balzemgeuren allermeest zich verfpreiden • «n overwogeh, hoc liunnen dagclyksch aangrueieridcn arbeid op de bests' wyze te kunnen fchikktn. Want bun arbeid vermeerderie: dagi lyksch, en in eenen zo uitgelhekien hof vraren de handcn van twee menl(.hen niet genoegjaam. Eva fptak (lus.hxt eerste tot haren echtgenoot; Onveroiocid moeten \vy zyn in de bewerking van dezen
fcof, Adam,; en.pUm.cn, kruiden en bloemeii, als eene on. : «Ct aatigenaarufte en opgelegde beziglieden, ailetviytigst v?r- |
|||||
{ 339 >
|
|||||
aorgen; tot dat raeerdere handen ons helpen, z»l het werk.
omier den arbeid vertnenigvuldigen; wel'ger worden de tak- ken door hen te fnoe'ien. De te geil wasfende loten, datgs door ons afgebroken, gefoeden, opgebonden of onderfteund, befpotten in een of twee nachten onze poging, en groeijen in bet wilde. Zeg my dus deswegens uwe gedachten, of boor w»t my daaromtrend thans in de zinnen valt. Ver- deelen wy onzen arbeid; gy, ga derwaards, waar gy zult verkiezen, of waar de noodzakelyklieid u ailermeest roept* of om het geiten blad om zynen boom te w'mden, of de Wevende Epbeu, welke begcert op te klimnen, den weg derwairds te wyzen,; ik otidertusfchen zal in deze kleine boschje* van rozen met myrrthcn doortnengd, genoegzamc bezigheid vinden, tot dat het middag uur ons roept. Want, is het" te verwonderen, dat onze arbeid weinig vordert, zo lang wy in tlkanders gezicht ons dagwerk verricbten? De. lonkeu wederkeerig naar elkanderen afgezonden, zo vele nietiwe voorwerpen die ons opleiden tot gevallige redenee-. xingen, verhinderen ons alle ogenblikkcn, en dus, wanneer de avond gevallen is, hebben wy zeer weinig ultjerkht, Jjoe vrocg wy des morgens ook aanvingsa. |
|||||
C34°>
|
|||||
Adam gaf in zagte bewoordingen het volgend andwootd J
Dierbare Eva, eenige gczellinne, die zonder vergelykirg
my dierbaarder zyt, boven alle levendige fchepfelen; uw
ontwerp en mve ovenveeging zyn juist, liocdanig wy het
werk, door God ons opgelegd, allerbest mogen volbrcngen; Diet ongeprezen kan ik deze uwe ontwerpcn laten voor by gain; niet is beminnclykcr aan eene vrouw, dan wannccr zy de huishouding ter harte neemt, en den nuttigen arbeid van haren echtgenoot lielpt bevorderen. Doch de Almag« tige beeft ons den arbeid niet zo crnftig opgelegd, dat wy aan alle verkwikkingen ons zoudcii moeten ontrukken. list voedfel voor ons lichaam, ea de gefprekken, wclken het voedfel voor onzen geest uittnakeo, dc wederkeerige lonkcn en vrolyke gelaatstrekken, zyn aangenanie tusfclienpozingen, ■an onzen arbeid vergund; de wederkeerige glimlach vloeit voort uit de rede. Zy is,, den dicren ontzegd, en liet voedfel der liefde, van ecnc liefde, onder alle dc ooginerken van het menfchelyk leven, gtenfints het geriiigfte. Godl heeft tot genen moeilyken arbeid, maar tot vergenoegen, vot een vergenoegen aan de rede verbouden, ons hier gc- |
|||||
jilaatst. Twyffel niet, onze werkzame handen, zullen zoiv
der vcle inoeite zorgen, dat zo verre wy nodig hebben te wandelen dcze paden en prieelen niet verwilderen, en eer- lang zullen jongere iianden ons daarin behulpzaam zyn. Doch wanneer eene geduurige ondtrhouding u roogelyk mogt vennoeijen, zy eene klcine afwczigheid u toegeftaan: ecn* zaamheid is menigmaal het aangenaamst gezelfthap, en n» eene korte verwydering volgt eene vrolyke terugkomst. Doch eene andere bedenking beleeft my; van my verwy. derd, konde eenig onheil u overkomen. Gy weet uit de vermaning aan ons gedaan , hoe een boosaartig vyand ons geluk benydende, en voor eeuwig aan zyn eigen geluk wan- hopende, ons door eenen listigen overval in het verdeif zocht te florten. Voorzeker belpiedt hy ons, van naby, vol brandende begeerte, om ons, van elkauderen afgefebei- tlen, te vinden. Zie daar zyn wensch, en hei giootfle . voordeel voor hem. Verydeld blyft zyn ontwerp van be* drog , 20 lang wy byecn blyven, daar wy, mogt zulks no. dig zyn, elkanderen wederkerig (poedigen byftand kunnen bicden. Mogelyk Ueftaat zyne eerste poginj, om ons van |
||||
Cs*0
onze pligten omtrend den Almagtigen aftetrekkeri, of otize
echtelyke Hefde te ftoren, die mogelyk mecr dan alle ande* re zegeningen welken vvy genieten, zynen nyd tegen ons ult-1 blaist; doch het zy dan dat dit, of eenig ander ifschuwe* lyker oinwerp hem moge bezielcn, verlaat gy de getrouwe eyde van eenen echtgenoot niet, uit wien gy het leven ontfingt en die u befchefmen zal en bewaren. Waargevaar cu eetloosheid loercn, blyft eene vrouw, gevoeglykst en ze- kerst by haren echtgenoot, die haar bewaart, en het ui- terst gevaar voor hare behouding tart. De maagdelyke majesteit van Eva beantwoordde deze ge-
eegden met een aanininnig doch ernftig gelaat, als eena welke bemind doch gevoelig is wegens cenige onvriendely- ke woorden: Afstamraeling van hemel en aarde, hcer van alles wat op
de aarde is, uit uw verhaal leerde ik dat wy eenen vyand hebben, die om ons te veidelgen rondwaart; andermaal faoorde ik het van onzen "nemelfchen gast, wannccr ik by zyn vertrek juist tcrug gekeerd toen de avond bloemen hun- ne welriekend^e uitwaasfemingen lloten, achter digte fchadiv.. |
||||
wen verborgen ftond. Maar niuime* had ik kunaen ver».
vweliten, dat gy myne gctrouwhcid omtrend God en u
zoudt in twyfTel trekken, onder het voorgeven, dat die vy-
and dczclven mogt op de proef ftellen. Van zyn geweld
hebben wy hiets « vrezen; tan dood nocb fmarcenzyn wy
onderworpen; Wy kunnen dezelven noch ontfailgen, noch
Verdryvea. Zyne listen zyn dus alleen het voonyerp van
uwe vrees ; dit overtuigd my genoegzaam vau uwe vrees
voor myne fbmdvgstigc getrouwhaid en voor myne liefde;
gy vreest dat dezelven, door zyne list mojten benadeeld
en ik dus verleid worden. Hoe heeft eene diergelyke ge-
dacbte wegens haar, die zo tcder u bcmind, plaats
k-unnen vinden in r.wen boe^em ?
Met verzachtende woorden andwoordde Adam t
Docbter van God en de* roenfclien, onfterfelyke Eva* V/xut dus zyt gy, zuiver zynde van alle zomien en beris- ping; wanneer ifc u uit myne ogen niet wil verliezen, fpruit zulks geenlints uit wantrouwen wegens uwe deugd; d« Verzoeking zelve waarmede onze vyand zwanger gaat, wil- *e ik daardoor van ons afwenden. Immers hy, welke, ho»« |
||||
CSH>
ytel vrtfchtloos, verzoekt', omcert altoos den Ve< xocliten,
betojiend'e, datzyne gctromvheid niet onoverwitmelyk, zyne deiigd niet fl'fk gsnoeg Is, o.ti de veizncking te ikunnen wederftaan. .' Cy zelve zoudt het onrecht, het welk hy u beteidde, met hoon en gramfihap gevielen, zelfs winneer gy fcegepraaldet op zyne listen. Houdt my dus ten goede, winneer ik vooreene diergelyke beleedging u zoefe te be- waaten. Ik ken de roekloosheid van onzen vyand; maar bczwaarlyk zal hy dezelve zo verre uitftrekken, on ons, te Tam'eri zynde, aan te randen; of wanneer hy dit dorst feftaan, iou zyn eerste aanval tcgen my gekeerd zyn. Daar- einbovcn verdienen zyne list en boo<.hcid alien' onzen aan» dacht. Hy, die Engelen Tieeft kunnen doen vallen, moet zonder twyffel zeer Iistig zyn. Denk dan niet dat de by- ftand van andcren overvloedig voor u ij. Uit den invloed van uwe ogen ontfang ik verfterking in alle deugden, en tiwe tegenwoordigheid zou ray wyzer, waakzauier en iterker doen zyn, wanneer uitwendige kiacluen my behoefden; Want, terwyl uwe ogen op wy.zouden gevesiigd zyn, zou de fcuaatnte van my te laten overwinnen of overweldigca, - ; i. |
||||
C 345 >
isyne-ftcrkte ten rtoppunt helFeo,ten sri!e ,myne ltracUten
Verccnigei).: En zbudt gy in ,«iyiiB tegenwoordigheid I dicn eelfden iiiyloed niet gevoolen ? , goudt - gy niet lieyer aan myns zyde de verzockiug het.haofd bieden? onder bet cog van den besten, den gcvoeligften getuigen uwer Zege» praa!? . , ■ • .-. bd : i ' - Dus frrak de eerste edhtgertoot > aangerpobrd door zorge
eniechtclyke'liefde. Doch Eva, nog denkende, :dit hare oprechtheid en deugd te weinig vertroawd werd, vernicuw* de hasr ajitwoord.in dc volgende.aanminrogc| woordent; i . Js bet dus, dat wy in esne zo onge ruimte inoeten wo» pen, ingen.oteu door eenen Jistigwinxlf .dooa ecnpft,: fterfcea Fy?ndv !^Vqt ■:#w»..d«t-..\vy-:jtfeo»4et5y1(;.- wannqet ky, pnt hier of elders aantreFt, niet genoegzaam tegen .hem Jjeftaftd gyn; waar dar»i$-a»s geJuk>,&W.ywx, geduurig vopr beledi- ping moeten yrezen 2 Doch ljet qiigeUik.Joopt de zande geenfints vooruit., Slegts befpot.onze uyuid ons door zy- ne.verzoekiiig, tetwyl liy zo fdhande'yU oordeel van onze fhndvastigjj , qetrouwheid ; doph, zyjv, febaud. I,<k. vopis, drukt jeengnu hw toigcl ■ van anew op ons vqorhoofd^ Z a |
|||||
i
|
|||||
C34«)
|
|||||
«yne fchanddaden ftorien op hem zelven terug; Waarom
dan fchuwen, waarom dan vrezen wy hem? Haasten wy ons veeleer on) hem te vemielen; dan befchouwe hy zich bedrogen in zyn fchandelyk vermoeden; dan zal ten inwen- dige vrede met ons hart , de gunst des hemels en eenen heerlyken uitgang onze beloning zyn. Wat zyn geloof, liefde en deugd zonder alvorens beproefd te zyn, of die zich niet verdeedigden, zonder eenen wachter? Verdenken wy onzen wyzen' Schepper niet, van ons geluk zo onvol* maakt gevornid te hebben, dat onze veiligheid meerder ze- ker zy, wanneer wy vereenigd, dan wanneer wy gefcheiden zyn. Ware dit zo, dan ook ware ons geluk zeer bouwval- lig, en Eden geen Eden meer, wanneer diergelyke gevaren «ns dreigden. I
/dam antwoordde diarop met levendlgheid:
6 Vrouw! alles is het beste, gelyk de wil van Cod zulks bepaald heeft. Zyne fcheppende hand liet niet een zyner fchepfelen onvolmaakt of gebrekkig ; hy zorgde bo- ven alles voor den mensch ; hy fchonk hem alle wapenen waardoor hy zynen gelukkigen ftaat yerzekeren en hem te- |
|||||
C 347 )
|
|||||
|e:is alle uitwrendig geweld beveiligen kon. Ket gevaar legt
in zyn binnenfte; raaar ook hot vermogen otn zkh tegen het, zeive ce beveiligen. Zoiider zynen wil kail gcen leed hem wedervaaren. Doch God laat den wil vry, want wat de re.' de volgt is vry, en by maakt de rede reclu en goed; inaaj fcevai haar eene zorgvuldige waakzaamheid, opdat zy niet Rioge dwslen, en door eenig fchyngocd tnisleid, verkeerdt vonnisfe , en dus den wil oversale om dat geen te doen, het welk Cod uitdrukkelyk verboden heeft. Iloud dan op om mynen raad aan eenig wantrouwen toe te fchryvcn, het welk ik nitnmet koesterde, myne tcdere liefde te uwaards heeft my dat ingcgeven. Deel my op dezelfde wyze uwen mad mede, wy ftaan vast doch kunucn vallenj zctr ligt kan de rede cen rchynfUioon voorwerp aantieffen, door don bedrieglyken vyand gefmeed; onverwagts kan zy in zyne llrikken vallen, wanneer zy gclyk haar herinnerd is, de wachc niet houdt. Zock dan de verzoeking niet; met meer voordeel vermydt m;n dczelve, en waarfchynlyk allerzekerst, *anneer gy van my u niet verwydert. Ongezocht zal de verzoeking komcn. Wilt gy uwe ftandvastigheid beproevcn; 23 |
|||||
C-348)
|
|||||
geef dan eerst proeven vsti gehoorzaaiaheid. Wic kan vs'
de eerste iets weten, wic daarvan getuigen, zo lang de Bcproeving door niemand gezien is ? Doch wanneer gy ge- looft, dat sen onvtrwachtfe aanval gevaarlyker voor ons zy zou, ais dezelve u na deze vennaning tc zyn fchynt, gadan; tegen uwcn wil by my te venoeven, zou u flechts mccr verwyderen. G,i met alle den luister, van uwe natuarlyke onfchuld; ftcun op uwe deugden; roep hen alien op; God heelt het zyne aun u gcdaan, doe gy ook lwit uwe« Dus fpnk de aarts vader van het menfchelyk geilacht, doch Eva volhardcndc, hsrnam met zagtzinnige woorden: Het is dan met uw goedvinden dat lk u begeef; zckerder en gewaarlfchouv.-d door uwe laatfte vlugtige aanmerking". Wanneer de verzoeking ons ovcrviel, zouden wy deztlve minder kunnen tegcnftaan. Echter verwacht ik niet, dat een vyand zo hoogniocdig de zwakkere van ons bfidtn zoude aanranden, en riclit liy op my zynen aanval, dan »1 zyne nederlaag zo vcel fcliandclyker zyn. Deze woorden gezegd hchbende, nam zy op eene zagte
wyze hare hand uit dicti van Adam, en gelyk ecna vvoud. |
|||||
■
« S49) .
jrymphe, geJyk eene dcr Oreaden, of der^Prynden, of vw
he? gevolg van Diana, begaf zy zich naar de welriekendp bosfchen. Zelfs ovtnrof zy Diana in haren gang en bonding yol goddelyke inajesteit. Niet getyk deze was zy met lioog en pyien gewap.nd; eenige werktuigtn, tot, den bof nodig, had zy in haie hinden. Door ruwe kunst, welke zich met vuur nog niet bezondigd had, warcn dezelve.ver- vaardigd, of door de engelen haar gebragt. Dul verfierd geieek zy a,n Talos, of aan Pomona, toen zy Vcrtumus pmvlood, of aan Ceres in het hekoorlykst van haren maag. delyken ftaat; alcer zy dcor Jupiter de moejer werd van Proserpina. Adam volgde haar met levmdige en aanminni- ge bikken, hoevvcl vermengd met een verlangen, dat zy Diet mogt yemekken. Dikwils herliaalde hy haar van fpoe« «lig weder te.keren , en even zo vaak beloofde zy om voor het middaguur naar het in het befchaduwd prieel wcdero,m tc komen, alles tot de middagmaaltyd te vervaardigen, en met htm te rusten gcduurende de bitte van den dag. 6 Te z^er misleidc, te zeer bedrogene, ongelukkige Kva!
hoe bednegt u de hoop van uwe verbeelde terugkorast! Z 4 |
||||
C*5Q>
verfchiikkelyk gevolg! Van dit nur af aan vondt gy gene
cnfchuldige maaltyd, gene vcrkwikkende rust meet in het ' Paradysl Een helfche vyand lag in eene hindetlaag ondet de Heflyke bloemcn en bedrieglyke fchaduwen verbotgen, loerdc op u met den haat det helle, om u den terogtocht aftefiiyden, of u, beroofd van onfchuld, vangetrouwheid en zaligbeid wederom te zenden. Thatis, by het aanbreken van het morgenticht, was Sa-
tan, in de gcdaante eener wezentlyke flang, kruipend in aantocht, bezig ora het eenigst menfchelyk paar op te zoe-. ken, en in hen gehcel het mcnfchfelyk geflacht, het welfe by zich tot cenen upof had uitverkoren, aan te vallen. Hy waarde doot bcfchaduwde piieelen en velden, alom waar flcchts bosfchen of bebloemde hoven aanminniger dan an. deren fcliencn aangelegd, en tot vermaak, met byzonderei vlyt door den mensch beplant ot voortgekweekt waien, Langs bronnen en bcfchaduwde beken kroop hy, geduurig wenfehende, de vrouw alleen te mogen vinden, hy wensch. re het, doch daar zuiks zeldzaam gebeurdc, zonder de min. fte hoop. Tegen zync vcrwachting, werd hy Bva alleen |
||||
(35i y
gewaar; zy was omhuld in eene wolk van lieflyk uitwafe-
mende bloemen. Slegts gedeeltelyk zag by haar, waar zy ftor.d, zo digt glociden de rozenbosfchen, en openden hun. ne knoppen rondsom haar heen. Menigrnaal boog zy zkh om de tedereftelen der bloemen op te binden, welkerhoof-. den pralende met purper* azuur en bet gloeienst IncarnxaCi of met goud befprengd, zinkend tcr aarde liingcn. Met eenen myrtenband liief zy hunne hoofden (ierlyk weder op- waardi; hoe weinig intusfchen dacht zy aan zich zelve, aan den fchoonften bloem van allc bloemen, thans zondet fteunfei, zo verre van haren besten helper, en zo na by den verfchrikkelyken fVorm. Intusfchen kroop de verleider meer en meer nader, verfcheiden wandelingen, door Cede- ren, palmbomen en dennen ftatig befchaduwd, dodrkiuis. fende. No rolde hy zich met ftoutheid in een, dan verborg by zich, dan weder vertoonde hy zich tusfuhen (lingerende bosfchen en fchitterendc bloemen, door de hand van Eva, als een tapyt geweven. Aangenamer was deze kleine landftreek, als de verdichte hoven van den weder herlevenden Adonis >: of van den beroemdea Aleinous, wclkc den Zoon van de». Z$ |
||||||
I
|
|||||
cudet! I.aSrfM Verging; ©ok aamnififjiger, aJj jrlewezently*
k* lusthtf,[waar de wysreder Koningen mcjt zyne Egiptj-) fche bruid zih verma kte. . Vol bewondering befcho'.swde:! fatan rteze verrukkeide ;plaats, ca meer nogbewonderde by, de perfo-n.- Gelykiejuand,;welke jaren Lujfi.:in- eene volfc-, jy!;* Ihfdbefloien, waar vcelvuldige gcbouwen en torenS den duorucht der lactat Unbtotco , ■ op eeih!n.,zon)erfciJcu, urorgcii uiigaat, otn in de aauvallige veldcn enlieflyke lust- hovtn, eenen vryeren ad.m te kuimen: i'dlepu^n j van alles, Wat hem alsdaii omiingi, ontfangt hy gcnoigen; De gou- deii koorna r, de ibioeiende kuuden/hetgebiaev der kuilden», hec gezichc van de lumen des landini tis>, vlken bilk op di irirgtibekte vl.kte, en bet ,;gezang der gtvqd^rde Clio en ■verrukken liem; wamirfr d»n by geval eei.e jonge feboou-, beid met dei (lap eener Tjymplie- dair hem; vooxby wandslt,; ■wordt zyne bewondetng nog groter, en alles gevalt hem cm harentwille beterj doeb zy vtrrukt hem nicer dan alles wat hem otnringt, en in bare gedsante ,vmdt<by alies wat aaniuinnlg is, vereenigd. Een zod«nig wclUebageu vondjt <Je Hang by het gezicht van dezc bobJoeuide. juyuue, de |
|||||
C-353 X
|
|||||
aanminnige verblyfplaats van Eva, zo>vroeg en oriverzeMP
herwaards gekomen. Hare hemelfche engelachtige gedaantev
vol vrouwlyke zachthcid, hare aanminnigc onfclruld, liar*
manieren in hare houding en gebaarden, ja zelfs Iiarc min-'
fte bewecging bemagtigden zich zyner boosheid, en omna-
men der wocde voor eenigen tyd het gtftigfle oogmerlt i'
het welk hy in zyn hart rondvoerde. De boosdoeflderftond
eenen tyd lang in verrukking, zyne kwaadaaf tigheid "wM
werkeloos, en ontwapend vaii zyne vyandfchap, vaart z'yii«
list, van zynen haat, nyd en wraakzucht ontwapend, fcbe'eh :
hy eenen tydlang cene goede domhcid te koesteren. Maar '
de gloeiende hel, die alom hem verzellendc, in hem brandt» :
en tot in het midden der hemelen zoude vcrvolgen, maak*
te welhaast van zyne aangcnamc gcwaar wording qen einde. i
I let gczicht van zo vele vemiaken, niet voor hem aanwe-
zig , diende alleen otn zynen boezem des te heviger van ten
te fcheuren. Hierom vergaderde by welhaast zyrren grimmi-
gen haat en woede, en riep alle zyne ongeluks zwanger* '
gcdachteti met de volgende vvootden terug :
Ccdachtcn, werwaards hebt gy my vervoerd ? doofwellt
i |
|||||
<354>
een verleider der bekoorlykheid, deet gy tny vergeten wat
ray herwaards gcvoerd heeft! hast alleen, gene liefde, gene hoop, om de hel met den hemel te verwisfelen; gene hoop van hier genoegen te fmaken, maar alle gcnoegens te ver« ftoren, dat genoegen alleen uitgenomen, het wclk in hot verdelgen gevonden woidt; alle andere vcrmaken zyn voor my verlorcn. Thans lacht de gelegeniieid ray aan, ik zal htar tot myn voorneraen beefigen. Zie daar de vrouw »1- leen, aan alle myne verzoekingen teu prooi, haar echtge- uoot is niet in de nabyheid, hy, wiens verhevener verftand en fterkte my doen vrezen, is, waar ik myne ogen wende, ncrgens in dezen omtrek te vinden. Zyn moed is verheven zyne leden zyn heldenmatig gebouwd, en hoe wel uit nie- lig ftof te famengefteld it hy een vreesfelyk vyand. Hy is niet te wonden, myne wonden zyn nog open, en de hells heeft myne natuur geheel veranderd en verzwakt. Hare fcboonheid daarentegen evenaart aan die der Goden, en is waardig dat de Goden haar beminnen; zy doet my nog- thans geenfints ontftellen. Scboonheid en liefde wekkencer. Wed en vrees, maar kunnen zy zulks in my docn om!Uan4 |
||||
C355)
»
in my die nlets dan liaat kan koestcren ? eenen taat om
zo veel fterker, wanneer dezelve onder den fthyn der liefi de behcndig verborgen is. Zie daar de weg, welke ik tot haar verderf banen wil. Eus fprak de vyand van bet menfchelyTc geflacht, in de
flang verborgen ; hy nam zynen weg tot Eva, niet met got vend ktuipen, gelyk in lateren tyd, maar opwaards ge- lieven op eenen ronden voet van verfcheiden ringen, die^' de een over den naderen gebogen, zich als een wezentlyk doolliof op een ftapelden. Een opryzende kam verfierde zyn hoofd, en zyne ogen waren karbonkels; zyn hals m«t gonden vlammen belprengd , glinsterde van verre, en verhief zich van tusfchen de kringen , die; in de groene vlakte zich rond wondeii. Aangenaam en bevallig was de gedaante dezer flang, nimmer vond men fints dieu tyd eene meer beminnelyke foort dan dcze. Vergeefs ver. gelykt men by haar die gene, in welken Cadmus en Hermi- ore in lllyrien veranderd werden; vergeefsch den God van E- pidaurus, ook niet zy, welker gedaante Jupiter Amnion of Jupiter Capitolinus hadden aangenorocn, de eerften aan Olyin- |
||||
thSite twede aan die ytcmw. ten gevalle, Welke" Scipio,
den lurster. vin ,Romer,:tcr wJacreld btsgt. Aanvangs zocht hyj den. toEgang tot^ianr'.vartv ter zyde; met kronkelende bogten, gclyk ietnand welke wensclu toegelaten te worden, Btaar:t?vens'vreest ontyd<s--t8':ZilI!en;komen. Gelyk .wan- neer een,. fcliip door een' Vekwamen ftuurman aan Uen vaoni van eene tivier of een" voorland gcftuurd wordt,: en zich yrcndt ggd*.zylen verandert, naar het draaijender winden, jldug veranderde ;hy'mepigraaal. van gang,. e*» vftonde roe/: aynere flankeri fta'art vele* aardige knopen voor .Eva, om ha,- fe ogen te . lokken.. ■■■• > , - ; ,•< .Sepgiaan .haren arbcid hoordfc zy liet ritfelen ,'4er: blade-
fim, 'docb 'bet trok haren 'aandadit niecj'diergeJyke',fpelen itoi»-*y gewoon van alle-iierun-.des veldsy.welken gehoot- iamer waren aan hare ftemrne,.als de veranderde kudde aan tie ■■fterorne-van Circe. Tbans werd by vrypostigcr* fields Bich ongeroepen voor baar, en blecf, als door verwondcring •feevarigen, met ftarre UliUkea op haar geyestigd.. .Menig- naal neigde by den opgefteken kam en den metrgoud be« ftrgnkelden hals, en toktc d«. vaetftappen van: ;Evai Eiu; |
||||
C S57 Jl
dolyk werd haw ooj? getrokken Uoer xpte ftrelende ftomnu?
uitdrukkingen; en zv bemerkte zyn fpelen. Vrolyk van del
Mfldachr te liebbert tot z:ch getroktan, begon hy zyae Be-
dn'egJyke verzo Jting door de torfgderiflange, zyn warktuife
of door de;perslmg iter 'ucht, 01 de volgendc wyzec ')
Verwonder u nlet, meestercsfb der aarde, byald'cn n, heU
eenige wonder, icts verwondcring kan te weeg bvengiini Wa-
j>en ve;l minder, uwe goedaartige ogen, dien henwlvangoedri
Tieid,. met misnoegen, dat ik, du's a'leen ze» onverzadpj
lyk u befirhonw,. zonder uwe eerbiedvolle bHk';en te vrezen,;
welken in djize eenzdamh id nog mew eerb'ed vo.rdetenj^
Verrukkendfte bee'dtcnis-van iwcn yolmaakten fcheppet,.
alles wat leeft, tiles wat u toebehoort en u gefcho.qken;;!^
vestigt zyne blikken op u en aanbi,dt,uwe fchoonhoidy^ieS;
verrukking belchoutyri, doch allerbest drrar, waar de bpwaaj
dering algemeen is. Wie befcliouwt u l;kr in de wUdgrni^
fe dan deze dieren, uvvj aanfcliotiwers, te zwak om .zelGl,
voor.eene; gedetlte uwe fchoonbeid gade te ftaan? £en e;e?
nig man allcen ziet u, en wat is een eenig man ? AlSfrtf
Codinne te midden•quJer du Goden motst gy wow;n, .ql-
|
||||
tS58 J
/
low engelen tnossten dagelyksch em u zyn, u Volgen» aatt*
bidden en dienen.
Dus was het listig voorfpel van den verleider; en hoe>
wel zyne Item vetbazing wekte. in Eva, zyne woorden von» •
den nogthans eeneri weg in haar harte. Niet zonder ont«
fteitenis gaf zy hem ten andwoord: •
•Wat hoor ik? de fpraak der menfchen rolt van de tong
eens diets, en drukt hunne gedachten uit? Ten minsten dacht ik, ware het fpreken den dieren ontzegd, en by hunne fchepping liadde God hen onbekwaam gemaakt tot fprekende tonen. Ouzeker bleef ik ointrend het laatfte4 want in hare ogen en handelingen is rede dikwils veelvuldi"' merkbaar. Ook wist ik, flange, dat gy de tistigfte zyt van alle de dieren des velds, maar niet dat gy met de Ipraak det menfchen begaafd waardt. Herhaal dit wonder, en zeg my, hoe ontfingt gy, anders ftom, de fpraak, en van waat deze vriendfchap voor my boven alie atidere dieren, die da- gelyksch voor myn gezicht verfchynen ? fpreek, een dierger lyk wonder is myne opmerkzaamheid dubbeld waardig. Daarop hernam de listige verzoeker:
|
||||||
♦
|
||||||
(353 ).}
|
|||||
Ptbeedfc&Wfofe dezer fchbne toaereld! heldet ftiilendft
Eva. Zeer Tigt kan ik u alles *fcg fen , 'war gy beveelt, en billyk geltoofzasm ik ih Gelyk al!e dieren wclke'n van de vertrcden kruiden- ziclr genereiij had ik lage en (ledite ge-' dachteiu gulyk aan tnyii'J fpyze; Nattiur deed my niets sh- eers keiliifiriidan liet geen my nodlg ware tot niyn Ifcftaani" en om ttiyn geflircht voter Ifl plinteii.' Op zckercn dag tandzvvcrvonde in deze aaegenime veld'cri, :zag i!c gcvalHg 'ecnen van ,verre in ht>t oog: vallcnderi fclionen tiooni, I>e- laden met bloaende en -gotid^te vmchtert, die ite''b'evallig. fte ve'wen'vertoonden. Oiu heiir naauwkeurig te bcfchou- Wen naderdc ik'; e'.n amigenaniSn-Yclik' van-}de takken'my tpcgeadeimH wekte tnyTion eetlust,;erf werkte in niyne zfn- iien,. eene ajuidoening groiee; dad de-Keflylte1 reok van de a^ngcname, Venkel, .of als de,.uitwa'as'iMfng!'der arometifehe njelkvanfchapen of geiten, vv*!k&iV8es iivohds op hctkia-'" v.er dnii'pt. tvavweer fpringemia kmiraeren', zicli alltfen' met fpalen verraafceiujc, dezdveri uit te: zttfgc<n 'v'ergctcn. Gecn" ogenblil^. verzmrodji ik ojn 'myne-''begeene'tc fallen, eii J»roefdc •deiyVhoncn appel. IJuojet en derst, twe; fterlie- |
|||||
CstfO
|
|||||
verzoekers, en opgeWekt door den reuk van deze bevallige
vrucht, fpoorden ray aan. Ik flingerde ray opwaards om den bemosten (lam, om de takken te bereiken, die uwen of den ver reikenden arm van uwen Adam eischten. Un- der den boom ftonden vele andere dieren ontvlamd door eene zelfde begeerte, doch myne vermogens niet bczittende, om de vrucht te bereiken, aanfchouwden my met afgunftige ogcu. Na, tot aan de vrucliten gcklommen, waar de over, vloed zo naby, zo aanvallig rondsom my liing, plukte en at ik; een diergclyke fmaak had ik tot dus verre in gene Jpyze, in gene fontein gevonden. Volkomen vcizadigd, be- fpeurde ik eene zeldzame verandering in myn binnenfte; myne inwendige vermogens werden tot den graad van het ver- nuft veiheven, en hoewel ik myne gedaante bthield , ont- fing ik terftond de magt van te fpreken. Daarop wendde ik myne gedachten op hoge en diepe overdenkmgen, over- wegendc, met een opgeklaard verftand alles wat zichtbaar « in hemel, op aarde en in de lucht, en onderzocht alle ft hone en goede dingen der natuur. Docb in uwe Gqdde- lyke gedaante, en in de hemelfche ftialen van uwe fchoo* ■
|
|||||
■
)id/J,Mg ik «ldit fclione, al die- goe)e vereenigl % gun*
fchooiibeid die met de uwe kan vergeleeken worden, of do me evenaact, deze was het, die my bewoog u tcriadercn t mogclvk ontydig u te aanfehouwen en als de waardige vori ftinne aller fchcprelen, doen gebieden, de viouw der aardS te sanbidden. Dus fprak do bezetene listige fling. De verbazing van
Ev» werd nu nog gcoter, en zy gaf liaar onvoonichtig he{ volgend andvvoofd s - ■ Slaiigpj uw overdreven lof doet my aan de wiarheid, dat
die vrucht wysheid by u gewerkt hebbe , twyffelen. Dock eeg my, w»ar groeit die boom? hoe verre Van hicr? liter is het Pamdys groeien Vele en fchone fooiten van bomen, die wis tot dus verre nog onbekeiidzyn; in den overtfloed vOBt qtis openftaar.de, blyven cene menijte vruchten ontangeroerdi Wlyven geftadig aan den boom hangen, en bederven gecn- fints, tot dat de'nienfchen zullen nangroeijen on haar te Uezorgen, en meerder handtn natuur van bared drigf zuL kn ontlasten. De lijtigc adder Iiernam nu wet een kvmdaanig genoegeu; Aa » |
||||
Cs<&>
|
|||||
i De weg derwaards, aanbiddelyke bebecrfcheresfe, is ant-
genaam en kort, achter een rey van Mirrhen op eene vlak- te, na by eene bron, en wanneer men een klein boscbje van Mirrbe en balzemftruiken heefc doorwandeld. Zb gyniy volgen wilt, zal in u fpoedig derwaards geleiden. ' Wees dan inyne geleidfter, fprak Eva.
• Nu rolde Satan zich fnel in kronkelende kringen, en ge- leidde haar; alle zyne fpiereri, waren thans werkzaam, en zyue heliclie drift ter bevordering der misdaad verhaast zy- jien aantoclit. De boon verheft en de vreugde 'verHcht zy- nen kam; gelyk wanneer een dwaallicbt, gevofmd uit vet- ten damp, welke de nacht verdikt, en de koude orhgeven heeft, door fnelle bewecging oritvlamt, menigmaal , geiyfc jnen zcgt, door eenen bedrieglyken geest geleid, met een misleidend licbt dwarrelend zweefc en fllkkcrt, en den ver- fchrokken nachtwandclasr van zynen weg menigmaal 'door poelen en putten, in fioten en.moerasfen voert, waarin by yerzinken, en zonder redding, verloren moet gaan ; aldus fcliitterde de gruwzame verleider, en geleidde Eva, onze al tc ligt gelovigc moeder naarliareri valftrik, don verboien |
|||||
boom; de wortel van alle ratnpen der menfclien. Weldra
werd zy hem gewaar, en fprak tot liare geleidfter: Dezen gang voor my gelieel vruchtloos, hadden wy kun>
nen fparen, flange, ofschoon hier eenen overvloed is van Vruchten. Het geloof, als liadde deze vrucht de door u beroemde deugden, berust op uwe gctuigenis. Wonderbaar in waarheid, wanncer zy de oorzaak is, van eene zodanige working. Doch dezen boom mogcn wy niet aanroeren, noch van zyne vruchten eten. Dus beval het God, en gaf ons dit bevel als de eenige doeluer zyner ftemme. Al het ove- rige is dan aan onze goedkeuring onderworpen, en de rede ftrekt ons tot eene wet. Arglistig hernam de verlcider :
Is het megelykl hoe! heeft God dan gezegd, dat gy van
alle de vruchten in dezen hof niet moogt eten, daar hy u nogthans verklaard liceft tot Opperheeren van alks Wat op de aarde of in de lucht zich onthoudt? Eva, nog zonder zonde, gaf hem ten antwoord:
Van alle de vruchten in dezen hof mogen wy eten ; doch
Van de vrucht van dezen fchonenboom, te midden van den Aa 3 |
||||
any
|
|||||
boTftaande, heeft Cod gozegd: Gy zult dsarvaii iiict eten,
ook zult gy dezelve niet iisinrdireii 1 op dat gy niet moogc fte'rven. NaauwTyks had zy deze korte wootden uitgefproken, of
de verzoeker werd ftouter, en verfteWe zich ongemerkt op eene andere meer lisrige wyzc. Vol liefde en yver fcheen liy voor de riienfcHen, en misnoegd wegens het onrecht hurt aangedaan, Als in eene hevige liartstocht, hoewel met (ta- t'sgheid en einstige gebaardeu draaide hy gindsch en harv waards, als wilde hy van ten lioogften gewigtige zaken fpre- ken. Gelyk oudtyds een beroenid redenaar te Athene of in het vrye Rome, waar de welfpiekcndheid in latere dagert Verftoind bloeide, wanneer liy eene zaak van aanbelirng wS- de voordragcn, in zicli zelven vcrdicpt ftond, en zyne lion. ding, iedere bewecging, elke gcbaarde, de opmerkzaamheid liem vetworven, alter hy nog zyne tong gebruikt had, en dan menigmaal in verliitte liartstochten aanving, doordien zynyver voor het rechtgenenlangwyligen voorafspraak fcheen te dulden; aldus ftond, aldus waren de gebaaiden van den verzeeker, aldus iltgen zyne liartstochten tot cetie biritenge- |
|||||
C J<55 >
|
|||||
wone hoogte, en borsten uit in de volgende roerende uiN
drukkingen:
6 Heilige, wyze, en wysheid fchenkende plant, mocder
ier Itennis, thans gtvoel ik uw vermogen zeer duidelyk, ter-
Wyl ik niet alleen de dingtn in hunne oorzaken, maar ook
de wegen van den wysten Werkmeestcr ontdek, zo vvys men
denzelven ook mogehouden. Koninginnedezeraarde! fla geen
geloof aan deze hardebedieigingendes doods. Gyzult niet ftcr-
ven. Hoe ware ditmogelyk? van deze vrucht? Zy geeft u Jtet
leven in de erkentenis. Door den bedreigenden? fla uwe
ogtn op my ; ik heb de vrucht geplukt, ik heb haar gege-
ten, en leef niet alleen nog, maar heb ecn raecr volmsalit
leven ontfaiigen als het noodlot voor mybcpaaldc, doordicn
ik boven hct zelve dorst te ftreven. Hoe! zou dat geen,
het welk den dieren openftaat, den menfclien toegefloteu
lilyven? zou de toorn des Htmels wegens ecmn zo geringen
rnisflag zich ontftcken? zal de Godheid niet veel meer uwe
onbedwingbaic deugd pryzen, niet afgefchrikttfooraangekon-
I
digde fmarten des doods, wat ook de dood zyn moge, om dit geen te beproeven, wat tot een gelukkiger leven leideu
Aa 4
|
|||||
C s«6 )
|
||||||
ion, de kennis lummlyk vf.n gccd en kwaad? Van het
goede ; hoe billyk? Van het kwaad ; wanneer li« kwrad ieti wczent-Iyka is, vrairom danzoude het niet gckend worsen> doordicn het als dan gemaklykstvermyd wordt? Godkan dcs- wegcns niet ftralTen en reciitvaardig blyven. Ware liy niet reciitvaardig, hyware geen God; en ajsdan niet te vreze'n, niet te gehoorzamen. Zelfs uvve vrees voor den dood, tnoct de vrees duen verdwynen. Waar«tn dan weed deze vrutht vcrboden? Waarom u te docn verfchrikken? liy zoeke n in de vernedcring, in de onvvetendheid le hodden, om zy ne nanbiddcrs te be.waren. Ily weet .da't op dien dag, op well.cn gy daarvan cet, uwc ogen, welkcn gy gelooft ven. Iicht te zyn, Jntiar Wliariyk nog door duisurnis hedekt wow den, zlch voikomen zullcn npcren en opklaren, dat gy den Godcn gelyk, zoo vcel van het goede en kwsdeverflaan zult gelyk zy zelvcn. Uat gy gelyk gcden zult vvorden, moet uit de betrckkingen volgen, doordien ik gelyk ecn tnenfch, gelyk een mensch naar het inwendlge geworden bcn,ik werdl Uit cen redeloos dier ecn menfeh, gy zult uit menfehen Go« den worden. Mogclyk zult gy door het meiifclielyk wezen af |
||||||
v
|
||||||
te legmen, en bet goddelyk wezeh aan te nemen , op deze
%*yze fterven ; en een dood zo gelukkig in zyne gevolgen, is te wenfchen, hoe zeer men u met denzeh-en bedreigd Irecft. En w«t zyn de Goden, dat een nienfch niet bun ge- lyk zoude kunnen worden, wanneer by Goddelyk voedfel geniet ? De Goden waren de eerften, en ons geloof geeft bun het i voordeel, dat alle dingen van bun oorfpronglyk 2yn. Ik' twylTel aan .deze waarbeid; ik zie deze fchone aarde door r het zonnelicht verwarmd, alle dingen > voortbrcngen,.' de. Ccden zie ik niets wcrken. Vormdeu zy alle dingen, wie dan floot de kennis van good en kwaad in dezcn boom, dat die geen welkc daarvan eet, zonder hunne toeftcnuning de •wysheid vcrkrygt? Welke is de misdaad, wanneer de menfch op deze wyze in kennis toeneernt? Welk nadecl kan uwe • meerdere kennis hem toebrengen; of wat kan deze boom . tegen zynen wil u geven, wanneer alles zyn is? of is het nyd? kan dan ook nyd in hemelfche harten plants vinden? deze, deze en meer andere ooizaken bewyzen genoegzaam, • hoe nodig deze fchone vrucht u is. Sttek dan uwen arm jlif, rnenfcbUyke Godesfe, en eet vryvnoedig. A« 5 |
||||
C 3« )
Hy eindigde, en zyfle bedrieglyke woorden maakten he-
Iaas, eenen te fterken indruk op het hart der zwakke vrouw; ftarend zag zy de vrucht aan, welker aanfchouwen alleen in ftaat was te kunnen verzoeken; en nog klonk de toon zy- ner overredende woorden, die, gelyk zy waande, vernuft en •waarheid in zich behclsdea, k hare oren. Intusfchen was het middag uur genaderd* en verdubbelde door den aange. rumen reuk dezer vrucht den 1>raiidenden eetlust. Haar be- geerig oog, ontvlamd vanverlangen, vermeerderde de neiging om te plukken en te eten; Eerst nogthans bleef zy ftilzwy- gend in zich zelven gekeerd, en murmelde de volgende woorden: Buiten twyffel zyn uwe deugden groot en myne verbazing
waardig, bcste van alle vrnchten! hoewel aan den mensch ontzegt, gceft uwe eerste genieting, te hng ons gewcigerd, aan de ftemmen de fpraak, en de tong, niet tot fpreken germiakt, wordt door u in ftaat gefteld, om uwen lof te vermelden. Hy, welke uw gebtuik ons ontzegd heeft, hecft u«re waarde niet voor ons verborgen; by noemde u te tccbt den boom der kcnois de* goeds, en des kwaads; hy |
||||
( 3*9 >
|
|||||
verT>ood ons van uwe vrucht te mogen eten; ddch dit veip*
bod pryst u lleclits hoger aan, daar hy het goedeaantoont, he"t welk door u wordt mede gedeeld en dus ons ontbreeku Voorzeker beztt men het goede niet, het welk men niet kent; of wanneer men het bezit en niet kent, is deze on- wetendhcid gelyk aan het gemis. Wat dan in waatheid vet- bicdt hy ons anders, dan de kennis van goed, van wys te zyn? Diergelyk verbod verpligt ons geenfints tot gehoorMam* hcid. En wanneer de dood ons loon werd door van den boom te eten, welk voordeel dan kunnen wy uit onze inwendige vryhcid trekken? Op dien dag , das hiidt ons vonnis, wwineer wy van deze fchone vrucht eten, zullen wy fterven- Sterft dan de flang? zy at en leeft nog, en ontfing kennis* en fpreekt, en redekavelt, en onderfcheidt, hoe redeloos ook weleer. Is dan de dood alleen voor ons uitgevondenf Of heeft men dit voedfel voor het verftand alleen aan ons •eweigerd, en het den dieren bewaard? Het fchyntzo; Het ecnigst dier nogthans, dat tot dus verre deze vrucht ge» faiaak t heeft, misgunt ons haar niet , trnar brengt ons het eoede, aan het zelve ten deel gevaiien, met geneegen. Geca |
|||||
'370)
|
|||||
veidacht kan op lietzclve vallen; het is de vrieml der men-
fclien, en verre van alle bedrog en list. Wat dan vrees ik? of veel eer, weet ik wel wat ik moet vrezen, onkundig zyn- de, wat gocd ol kwaad, wat God of dood, wat wet ten of ftrafien zyn ? Ilier groeit de artzeny welke my kan genezen, deze. goddelyke vrucht, zo fhelcnd voor hct oog , zo a»n- lokkclyk voor de fmaak, en begaafd met de deugdvan wys. held te bevorderen, wat dan hindert my 0111 dezelve te pltik. ken, en lichaam en ziel tevens te fpyzen. Dus fprekende, ftrekte zy ter ongelukkiger uure liare ras.
fchc hand uitnaar de vrucht, en plukte en at van dezelve. De aarde gevoclde de wonde, natuur zuchtte in hare inge- ■wanden, en gaf door alle hare werkende treurige tekenen, dat alles verloren was, te kennen. De fchuldige flang kroop onder de ftruiken, hare rol was
uit gefpeeld, en Eva geheel in haren aangenamen fmaak ver- diep't, hield haien aandacht alleen daarop gevestigd. Eene diergelyke wellust, dacht liaar, had zy vangetie vrucht nog gevoeld. Mogelyk was haar gevoel wezenlyk, mogelyk in- gebeeld door de hoop op de fpoedige verwacbting van hoge |
|||||
C 37» ?
|
||||
kennls, en door it verbeelding van hare aanttaahde vergo*
ding. Cretig en zoiider mast, verflond zy de vrucliteh, oni
bewust dat zy Jen dood in haren boezem bragten. Eindelyk
verzadigd, tn moedig en vrolyk als ware zy door den wyn
verhit, fprak zy tot zich zclven, zeer met liaar geluk veri
genoegd:
6 Eenigfte, deugdzaamfte, onwaardeerbaarfte onder al!e
.: . ...... de bomen in het paradys; uwe gezegende krachtweikt wys-
lieid. Tot dus verre Waardt gy onbekend, verdach ig, en uwe
fchone vruch'en liingcn aati den flaiii, alswarcnzy zander oog-
merk gefchapeh. Voortaanzalindcnvrocgenmorgen nict zon-
- der lofgczangen, rrryiic eerfte zorge zyn om uwe gevulde
... .•■•:. ■..,.•(
takken zo mildadig ecnen iegelyken aangeboden, van hunncn
vruchtbaren last te onthellcn; tot dac ik door uwe fpyze
in erkcnrenis ryp worde, gelyk de Codcn, aan wclkcn alle
dingen hekeiid'zyn, hoewel zy anderen misgunnen wit "zy
met kunnen geven; want indien de kennis hunne gave was,
' Ut'itt • '' ■ '
zy waren op dczen boom niet gcgroeid. Aan uwe oniervin-
. ' - ■ . .':':.
ding, heste gelcidfter, aan u zwaai ik mynen dank toe;
\ , , .„ •.. ■■ | '■•;'.'. -•)
Had ik niet gevolgd, dan ware de omve;:endhdd nog myn
|
||||
< 3f*;>
4eet; gy opent my den weg tot de wysheid, gy geoft my
tot haar den toegang, hoewel zy zich voor ons vcrbergt, Mogelyk worde ook ik niet ontdekt; de hemel is hoog en te verr.e van ons verwyderd, dan dat men alles wat op aar- de voorvalt, van daar zoude kunnen zien. Mogelyk hebr ben andere zorgen onzen groten wetgevcr v*m zyne geduu- rige waakzaamheid afgehouden, en ik dus zeker voor dc bun omringendewachters. Doch Iioedanig zal ik voor Adam verfchynen ? Zal ik myne verandcring ontdekken, en myne gelukzaligheid hemmededeelen, of niet? Of zal ik bet voor- reclit der kennis alleen voor my behouden, om daar door dat geen te herfircllen wat aan het vrouwelyk geflacht out- breekt, zyne Hefde te mywaards te vermeerdcren, my hem gelykcr te maken, en fomtyds hem te overtreffen? dit laat- fte is geenfints te uiispryzen. Want hoedanij is die gene vry, welke geringei is? Dit zy dan zo. Maar hoe, wan- neer God my gezien ieeft, en de dood daarop volgde? dan zoude ik niet meer zyn, Adam aan eene andere Eva verbo.u- deu worden , en met haar in vreugde leven , terwyl ik in de vernietiging zou weg gezonken zyn. Alleen dit deals.- |
||||
beeld is een dood. Myn befluit is dus genomen; Adam
zal geluk en ongeluk met my delen; zo fterkis myneliefda tot hem, dat ik duizend doden met hem zou kunnen lyden* zonder wien ik niet kan leven. Dit zeggende, weiidde zy hare treden-van den boom; aJ-
vorens nogthans boog zy zich voor den zeiveu, als voor eenen gecst, welke daarin woonde, en door zyne tegen- woordigheid het fap der wetenfchap, uit den ne<ftar, den drank der Goden, ontfprongen, in de plant had gegoten.' Adam intusfehcn op hare terugkomst vol verlangen wach. tende, had eenen krans van uitgelezen bloemen gevlochten, ora hare hair lokken daarmedo te verficren, gelyk de maaijers tnenigmaal de Koningin der Aarde bekronen. In zyne ge- dachtcn beloofde by zich grote vreugde en geneegen "van lure tcrugkomst^ttaarzyzolangevertraagde. Ondertusfchen voorfpelde de ongelyke Mopping van zyn hart hem eenig cngeluk , en het voorgevoel van ecnig kwaad deed zyne le. den rillen. Hy ging haar te gemoct, langs den weg, wel- ke zy des morgens genomen had, toen zy van een fcheid. den; het voetpad dat hy volgde, geleidde hem tot den boom •.
■■ |
||||
< 374 >
|
|||||
der'kenrlst Ecnige fchredenvandaarj trof ny 1mr nan;
in hare hand drocg ey nog ecncn tak van de fchoane vrucht en de . ■yerfcligeplukte reift vsn Arabiofia , verfprcidde zich ro"dsom hem. Zy fpoedde hem te-gemoet; in hzat aangezicht ftond onfch'uldiging te Iczcn, en de a1 te rasfche vqrdeidig'ng gaf haar met.vleiendc wodrdaK, welfeen naaf haren wciisch vloeidcn^ .de volgcndc tede-in: .. n VcryvQtidcrde het.u. nier.Adam, waar ik zo, latfg vertocf- de? .u,vy, byzyn ontbrak my, en de tyd pj&gey lung, die Van uwe :egenwoordighcid my beroofde* dieigelykc minne-
. '.iivr tf.' I ■'■ • . ■"
fmarten gevoelde ik nog nimmer, ook zal ik my aan dezelven
niet weder bigot ftellen, want nimmer meen ik noginaals te on-
f.\ ... ..■ -•* •
dcrvinden, wat ik zonder ondervinding at te rasrh sezoeht
had, namcnlyk de fmarten myner vcnvydcring vah U. r>och te zcer zeldzaain ondersusfchen en vvo^erbaar is de oor- zaak van dezelve. Nict gclyk men ons zcide, is deze boom gevaarlyk , door van denzelven te proeven, hy opcnt geen« JOl u..... . ' -
fints den wcg tot ongekcnde rampen; integendeel ^ zyn
.!: v , ■' .'«\ . : .; '' ' ' ' "
vermogcn goddclyk, by kan dc ogcn opcncn, en die geen,
wclk'e daarvan eet, maakt hy tot Coden. Men proefdc v««
|
|||||
( 577 ■>
zyne vrucht, en vdnd dit verniogen in hem. De WyZe flaij'g,
met 20 gebonden gelyk wy, of nugelyk niet gehoorzaam, at vati deze vracht, en hecft den dood niet omicrgaan, ge- ' lyk ons ziilks gedreigd is; met eene menlclielyke ftemroe, met een menfchelyk verftand, werd zy bcgaafd;zy oordeelt verftandig tot verbazing, en bewoog my door hare redenenom . inede te proeven, en de uitwcrk'ing heeft hare woorden be- vestigd. De ogen, weleer duister, zyn thans mecr geopend, het licht van mynen geest is meer uitgebreid , en myn harti nicer verheven, groeit tot de hoogte der Codheid. Het is deze opklirdming tot de Godheid, welke ik voornanltntlyk out mvcqt wille zocht, zonder u zou ik dczetve kttnnen verachten. Het gcluk is een geluk voor my, wanneer gy daarin deelt; zomler uwe deelneming zou het my welhaast verdrieten; gy- dan > proef mcde, op dat een zclfde ndotlot, eene zelfde vfeugde, gelyk onze liefde, ons moge vereeni- gen. Wanneer gy weigerde te proeven, zoude, vrees ik ,' eenige ongelykheid ons fcheiden, en ik oni n te laat moe- ten afftaan vail d«n rang der Godheid, wanneer het noodlct zulks niet meer zou veioorlovtn. fit! f
|
||||
C 378 >
|
|||||
Aldus verbaalde Eva hare gefchicdetrs met vrolyke gebaar-
den , doch op hare wangen ftond het ongeluk van haren ftaat geprent ;aan de andcre zyde ftond Adam, als verfteend, verbaasd en verblcckt, zo rasch hy den dodclykcn tn'isftap had vernomen. Een koude rilling liep door alle zyne ade- ren. Zyne knien beefden, en de krans, voor Eva gevloch- ten, ontviel zyne matte hand, en de reeds verwelkende rozert ontbladcrdcn. Spraakloos en veibleekt ftond hy daar, en onderbrak eindeljk de diepe ftilzwygendheid. Aldus tot zk'n zelven fprekende: 6 Cy fchoonfte in de fchepping, laatftc en beste onder
alle do .wcrken des Almagtigen ; vrerkftak , waarin alles wat heilig, Goddelyk, gocd, bemhinenswaardig, en aangenaam voor oog en gedachten kan gevormd worden, in den volkomentlen graad aanvvezig is. In welk eenen af- grond vind ik u neergeftort! hoe plotting zyt gy verloren, outluiftcrt, vcrnederd, en overgegeven aan den ttood! Hoe hebt gy het voorgefclifevcn bevel kunnen overtreden? hoe uwe handen fchenden aan dc lieilige verbodenc vrucht ? Het gcvloekt bedrog van eenen nog oubekendan vyand, hecft u |
|||||
C 379 >
|
|||||
misleid, en nuakt u bsnevens uiy rainpzalig. Doch myjj
brfluit is genomen, ik volg u tot in de armon des doods. Hoc! zoude ik zonder u kunnen leven. Uwen aangenaamcn Omgang en nvve Iicfde vcrgeten, welke zo teder ons heed Vcreenigd! Zoude ik in dcze woeste wUdcrnisfen ongckend en ecnzaam weder rond dwalen? Wanneer ook de Eeuwige eene andcre Eva voor my wilde. fcheppen; wamieer dczelve ook weder uft niyn vleesch gcvormd Tvierd, zou nogtlians uw veilies nimmer uit uiyn hart gewischt zyn! Neen, neen , ik gevoel de keten der Matuur welke my treUu Gy zyt vkeseh van nryneii vlce'fche, en been van mynen bene , en niyn toeftand zal nimmer, in Voor-nocb tegenfpoed van den uwen vvorden gefckeiden! Dit gezcgd licbbcnde, werd by bedaarder, en gelyk een
mensch die zich ns eenig trcurig ougcluk Ueihr.alt, en na bittere angftcn zicb aan dat gecn wat hem onvcraudcrlyk- toefcliym ondmvcr.pt, ticht by in ecue kabne getnoeds» jjefteltenis de volgende woorden tot Eva: Gy.hcbt eene verwegene daad gewapgd, Eva, en u in
bet grootit gevaar gebragt. Uit hoogacbtiug moestea zel& • Bb 2 |
|||||
(38o)
\
onze ogen zich onthouden om de vrucht te aanfchotnvetr,
en gy hcbt cene onheiligc hand derwaards durven uitftrek- ken ; gy hebt daarvan durven eten, ondanks de vervloeking, daar mede veibonden. Doch vvie kan het vooriedene terug brcngen, en het gebeurde als niet gebeurd herroepen?Noch de Almagtige, noch het noodlot. Doch veelligt zult gy niet fterven; veelligt is de daad zo hate'yk niet mcer, na- dat de vrucht door de flang gefchonden en genoten, van hare heiligheid beroofd en ontwyd is, alcer wy van dezel- ve gcproefd hadden. Ook aan zich zelve, wordt zy niet dodelyk bevonden; de flang leeft nog, zegt gy, zelfs met het voordeel van een raeer volmaakt leven. Dit voorbecld is ons een gewigtig bewys; wanneer wy eten, zullen wy hoger ftygen in kennis; en deze kan gene andere zyn, dan tot Goden, halfgoden ofEngtlen verhoogd te worden. Hoe kunnen wy geloven dat de wyze Schepper, de bedreiging aan ons gedaan, wezenlylc ter uitvoer brengen en ons ver- nietingen wilde? ons zyne beste fchepfelcn? ons, die wy met zo veel eer beladen, en als Hcer over alle zyne. wer- ken gefteld zyn? zy, die om onzent willen gemaakt zyn, |
||||
C J8< )
|
|||||
Mbeften , aan ons gtbonden, in onzen ondcrgang, noodza«
kelyk met ons vernield worden. Dus zon de Godheid, fchep- pen en verdc'gcn, zynen arbdd te vergcefsch verricht heb- ben, en de vruchten van zynen arbeid vcrliezenj Keen, dit denkbeeld is der Godheid onwaardig. Want hoewel hy de fchepping door zyne Almagt konde herftellen, ongaarne zou hy ons nogthans willen vernictigen. Alsdan zou zyn wederzaker zegcpralen, en zeggen: wisselvallige toeftand van die genen, welken door God allenneest zyn begnnftigdi Wie kan zich vleyen hem lang te behagen? Ik was de eerfte welke hy verftoordc, thans verftoort hy het menfchclyk geflacht; wicn zal hy in 't vervolg wcder vcrftoren? Kict zo ligt zal hy onzen vyand in de gelegenheid ftcllen, van Tiem te befpotten. Hoe het zy ik hcb beflotcn, om myn noodlot onvetbreckelyk aan het uwe te verbindcn; ik wil my mede aan uw vonnis onderwcrpen; en moet ik den dood met u delen, dan zclfs zal die dood my gelyk een leven zyn. Ik gevoel den band der natuur in myn hart, ondanks v
my zelven trekt hy my tot die gene welke myne cigene is,
Wt u, die wat gy zyt, van my hebt ontfangen. Onaffchei- 31) i |
|||||
CsSO
|
|||||
dcl«k is onze toefhnd; wy zyn een gecst, een vlcesch; ea
n verliezendc, verloor ik allcs. Dus fpnk Adam, en Eva antwoordde:
6 Heerlyke proef van uitnemende liefde! roemwanrdig be-
wy?, verheven vcorbceld, my tot navolging vcrpligterd! Doch> hoe zal ik bet bcreikcn Adam, daar ik zo veel onvolkome. rier ben a!s gy zyt? Thans ben ik trotseh op mynen oor. fprong als gefproten uit uwe zyde, en met verrukking hoof ik van onze vereeniging u fpreken; van cen hart, van eene ziel in ens beiden. Vounreflyke proef, die deze dag daar- van oplcvert. Cy betuigt, vceleer gelyke fchuld, gelyko ItrafTe met my te widen deltn, dan door den dood, of iets nog nicer dan de dood te vrezen, ons bciden, door eene zo dietbare liefde te fairfen verbonden, te zien van een rukken. Doch is bet eene misdaad van deze fthone vruclit te eten, wejker deugd, aankiding gaf tot deze gelukkige proef uwer liefde, die waailyk anderfints nimmer in diert Iiogen graad zich zoude vertoont hebben. Immers uit bet goede omfpringt altoos goed, bet zy dan omniddelbaar, het ty door de gtvolgen. Konde ik denken, dat de gedreigdc |
|||||
dood waarlyk bet gevolg zyn zoude van den (lap door mjr
gedaan, ik zou my zelve aan zytie verfchrikkclyke flagcn aanbieden; ik zondc u niet ovcrbalci, om myne voeiftap- pen te volgen, maar veelecr, van al'cs wat leefc verftotent Omzwervcn, dan u tot cen'e daad verlciden voor uvve rust zo nadeelig; voornament'lyk thans, daar ik voor de ceifte- inaal van nwe oprechte en onnavolgbare licfde zo fieri; wor- de verzekerd. Dock ik gevocl rsc'ds eeiien anderen uitgang. Wei verre van dood, gevoei ik vcrmecrdering van lcven, geopende ogen, vernieuwde hoop, vernieuwde genoegcns, en eencn zo Goddelyken fmaak, dat alles wat tot dus ver- re myne zinnen konde ftrclcn, my wrang en nicts betckc" nends tocfchynt. Wees dan mocdig Adam; procf; vertroiiw op myne ondervinding, en gcef de'vieze voor den djod dan winden ten prooi. Dus fprckendc , omanndc zy hem, en gcheel bewogen
wegens dien hogen trap zyncr liefdc, van zich vryvvillig aan de granifchafp dcs hemcls en zclfs aan den dood om liaar te willen onderwerpen, rolden tranenvan tedcrheid envreugdc, langs hnre waiigen. Ter beloning, £cn die dodclykc geue. B.b 4 |
|||||||||
'
|
|||||||||
CJ84)
gcnheid verdiende gene bctere, ) plukte zy hem deze fcho-
Jie aanvallige vrucht, van cencn der tskken, welke zy in hare hand hield. Oiidanks zyn beter weten, en, hoewel nict door list bedrogen, allccn door zwakheid voor de aan- lokkelyke fchoonhedcn van zyne vrouw, overwonnen, ftond hy nict in beraad on te eten. De aarde zidderde in hare ingcwanden, als wedcr van
doodsangsten zwanger, en natuur loosde andermaal diepe ZUChren; de donder bnilde, de hemel omwolkte, en weende eenige trcurige druppelen, na het volbrengen der cerfte oor- fpronglyke misdaad. Adam bemerkte dit niet, maar verza- digde zich naar wclgevallcn; Ook Eva drocg gene beden- king, om nog eenmaal haren misftap te herlialen, om als bcminnelyke gczcllinne haren echtgenoot nog meer te vleyen. Thans zwommen bciden , als door nieuwen wyn beruischt, in wellust; in hunne dwaze verbeelding, dachten zy de Godhcid in zich te ontwarcn, die reeds vlcugelen uit broei- de, om de aarde te kunncn befpotten. Doch de verleiden- dc vrucht biagt ccne andcrc wcrking voort. Voor de cerfte. maal deden zy vlcefchclyke lusten in hun oiuvlatttncn; |
||||||
(S«5)
Adam wierp wellustige blikken op Eva, en deze wierp even
zulke wcllustige'blikken op hem terug. Beiden brandden zy van wellust , en Adam ontftak door de volgcnde woor- den de dierlyke hanstochten in Evai Thans ondervind ik Eva, dat gy ccnen fyncn en fierly-
ken fmaak hebt,. geen gering gcdeelte der wyshcid, door- dien wy hem zelfs van gelierde denkbeelden bezigen, en lict gehJuelte vcrftandig noenien. Ik moet u rocmen, daar gy voor dezen dag zo wel gezorgd licbt. Hoc vele genoe- gens vcrloren wy, zo lang wy van deze aangenaame vruchc ons moetten ontliouden! Tot dus vene was de wellust in den fmaak ons onbekend. Hoe wenfelielyk ware bet. vannecr in dc aan ons verbodcn dingen, zo vcle vcrmakcn leggen, dac in de plaats van ccnen, tien bomcn ons waren verboden gewordcn. Docli kom, laat ons, thans, wel verzadigd, fpelcn, gclyk vocgzaam is na ccnen zo fmaake- lyken .maaltyd. Is'imnicr, fints den eerften dag waar op ik u aanfchouwde, en, vcrfierd met allc volmaaktheden, naa» bet bruidprieel geleidde, gevoeldc ik brandende begeerte om u te genieten. Zyt gy my thans ichoner dan ooit in V * 5 |
||||
C3W.J
wyne ogen, idink zy die deugd v»n dozen wonderbaar wer-
faenden boom. ■ ' ■Dus fprak hyreeds bezig met lonkcncn ioelcercnd fcbert-
fen. Eva hem volkomcn verftaandc, beantwoordde hem met finachtende ogen, vol van een ainftekend vilur. Hyvattc ha- re hand, en zonder tegenftand gelcidde hy hilar1 in een gan- minnig prieel, het wclk met zynedikke fchaduwen ben 0111- h'ulde. Hun leger was vervaardigd uit bloemen, uit Violie i ren, Asphodillen, Rozen en Hyacinten, de zuivcrfte en zagt- fte fchoot der aardc. Thans baadden zy zich in volheid van wellust en minne-
ljelen, het zegel van hunne gemccnfcliappelyke ovcrireding eri de overwinst humier zonden, en eindelyk , van hunne wellustige fpelen geheelvcrmoeid, overweldigde de dauwen- de (laap hunne ogen. Zo dra nu dc kracbten van deze bcdrieglyke vruchf wa-
ren vervlogen, die met bedwelmenden damp, nog korts om. hunne lcvcnsgccsten fpeelden, en de invvendige vermogens cp het dwaalfpoor vervoeiden; toen een ongeruste flaap uit tlikke dampen geborcn, en door pynigende dromcn, de |
||||
C 387 >
|
|||||
kinderen der onmaatigheid, hen vcrkten ha i t ftomlen zy-,
op, geheel afgemat van vermoeinis; zy aanfcfcouwdcr* elkanderen, en zagen rasch hoedanig hunne ogen geopend; waren en bun verftand verduifterd was. De onfobuld, wel., ke lien eertyds gclyk een fluier dekte, en het gczicbt van : bet kwade »an haar vcrborg, was hun omvlodcn, het bil-.. lyk vemouwen op zich zelven, gcrechtiglieid en cer w*rcn, van hun verwyderd; fchuldigc fchaamte moest deze naken- ,- den dekken, rnaar haar kleed ontblootte hen flechts 1103 nicer, Aldus ontwaakte de ftcrkc Danit ,de aan Hercule* ■ evenaarende Samfon , uit de wellustige fchoot der Philifty. > ne Delila, tn vond opftaande van zync fterkte zich beroofd. Verftokcn en beroofd van alle deugdcn, vcrftomd, met de fchande op hct gelaat, en als met fpraaklooshe'id geflagen, ' zaten zy met nedergeflagen ogen. Adam eindelyk, hoewel even zeer als Eva nedergeflagen door fchaamte, wasde eer- fle, die met cene treurige Item, en afgebroken woorden, in de volgcnde iiitdrukkingeu uitborst: Ter ongelukkiger uure Eva, hebt gy den kruipenden ver-
lcider gclioor verleend, wie hem cok moge geleetd hebbun |
|||||
CsSS)
|
|||||
de menfchelyke ftem naar te bootfcn; w'aar in onzen va1>
en valsch in de ons belonfde volmaaktheid, is zvne voor-
Ipelling. Thans zyn onze ogen in waarheid gcopend: wy
erkennen het goedc en kwade; het goede verlorcn wy, en
ftbrten in ecnen poel van ellende. Hcilloze kcnnis, wan-
neer het kennis is te ondcrvinden dat wy naakt, van eer,
van onfchuld, van geloof en zuiverheid, onze gewocn'yke
voormalige fretaden, beroofd zyn, thans zyn zy bezoedeld
en bevlekt: duidclyke merktekencn ectier fchcndelyke be-
geette, de oorlpronj van alle kwaad (laan geprent op ons
voorhoofd, en de fchaamte van alle wanbedryven het ge-
volg, verzekert ons van onze verregaande overtredingen.
Hoe zal ik voortaan het aangezicht Gods en der engclcn
aanicbouwcn, zo menigniaal met vreugde en vertukkingdoor
my befchouwd? Thans zullcn dcze hcmclfche geftalten myne
zondige aardfche gedaante met hunnen onverdragelyken glans ter
nedcr flaan^ Ach! kondc ik thans dwalend en in eenzaara-
heid gelyk het wild gcdicrte leven , waar de hoogfte wou-
den, ondoordringbaar voor het licht der zonne en der flar- '
ten, met eenen eeuwigen nacht my omhulden! Dektmy, gy ,
|
|||||
C 389 ?
|
|||||
dennen! Gy Cederen vetbergt my onderuwe ottelbare taki
ken, *n laat myne ogen het zonnelicht niranier weder aan. fchouwen. Maar dcnken wy, in den ellendigtten toefhnd nefirgezonken, o.ti dat geen a«n onze ogen te onttrekken, wat ons zou doen blozen. Laat ons boonibladeren vlecb- ten en onze lendenen daarmede omgorden, opdat de fchaanv te, deze geboorte onzer zonden, ons nict geduurig van on- reinig'neid zou mogen befchuldigen. Dus ried hy, en beiden verborgen zich in bet dichtft*
woud, waar zy den vygenboom uit kozeri. Geenfints die Ifoort, vermaard door zyne vrucliten, miar eene andere nog heden dasgsch by de Indiancn in Malabar en Decan bekeiid. Zyne gckromde armen in breedte en lengte uitgeftrckt buiJ gen zich op de aarde en fchictenwortelen in dezelve; doch- ters wasfen rondsom de moeder, en vormeneene boogswyze fchaduw, als op lioog verwulfde pylermen onder !iaar gan- gen waarin de echos wonen. Hier menigmail zoekt de In- diaanfche Herder de koclte op den brandeniien middag, en flaat door de openingen, onder de digtfte fcbaduwcn zyne weidende kudden gade. Zy plukken de bladeren van dozen |
|||||
f B?»5
|
|||||
b0otn, breed gclyk het fchild ecner Amazone, en vlochteij
dezelw, zo goed mogelyk le famen, oni limine lendenen ie omgorden. Ydd dekzel, wanneer het de fchande hun- ger nrisdaid zou moeten bedekken! r6 Hot jBMgelyk aan bun voonnali* (lefaad, vvaren tbans de onjelnkkigen! dus gekleed vond Columbus de Amerika- nen, das bmgord met vederen onder de bomen op de ei» landen en aan de loinmerrvke ftrandea, maar overigens naakc tH Wild. Aldus ourkleed, en hunne fchaamte, gelvk zy Hieenden>
gedeekelyk Uedekt, doch vcrre van rust en kaknte in liun- pelf iboezpn, zaten zy neder en weenden. Niet flechtS tegenden tranen uit luimie ogen; tonicloze ftormen, lievige hartstochten en tobrn, haat, wantromv,yerdetikiiig en twee- dracht beroerden list feinnendst van hunne ziel, vvelcer een. kalm en vrecdzaam verolyf, maar tlians hevig gcfcbokt doof bnlderende ftormen. De rede had liaren gebiedenden fcxp- ter verloren, de wil was niet meer gehooizaam aan hare Hem, bciden bukten onder de heerfchappy der zinnelyke Insten, die in byline verlaging de rede boeide, en de» |
|||||
< 391 >
|
|||||
ilaf haar ontnatn. Uit eenen zo angftigen boezetu vloeiden,
de woorden van Adam , toen by met een verfteld gelaat, en veranderden toon, na een lang en treurig ftilzwygen aldus tegen Eva vervolgde: Achl hadt gy myne woorden gehoord; waardt gy by my
gebleven, gelyk ik u fmeekte, toen op dezen origelukki- gen morgen de zonderlinge begeette, om my nog onbeken' de redenen, u inviel, om alleen rond te dwalen, wy wa- ter! nog gelukfcig, engeenfmts gelyk thans, befchaamd, n»akt» ellendig, en van alles wat goc-d is, beroofd. Voottaan ftelle niemand zyne getrouwheid zonder noodzaak op de protf; hy, mrelke daartoe gelegeuheid zoekt, begint reeds te zondigen. Eva, gevoelig wegens dit verwyt, gaf hem ten andwoord ;
Onbarmhartige, welke woorden zyn uwe lippen ontvallen?
noemt gy het niisdaad, noemt gy hct lust om alleen rond te dwalen, het geen mogelyk ons even ongelukkig gemaakt bad, wanneer gy tegenwoordig geweest waart? Waart gy daar geweest, ware de verzoeking hier gefchied,. mogelyk zoudt gy de eerlie gevallene geweest zyn; in de taal welke de flang* veerde, zoudt gy geen bedrog hebben bemerkt. |
|||||
t 39* X
|
|||||
Geet) grorid van vyandfchap was tusfchen ons bekend,
waarom zy het Uwaad met my menen, en trnchten zou om inyn ongeluk te zockcn. Moest ik dan voor eeuwig uwe zyde niet vetlaten ? Even goed, dan had ik als eene leeiloze ribbe daar aan kunnen gehecht blyven. WaaiOlli, zynde die ik ben, waarom als opperhoofd niet volftrekt my bevoicn, om niet te gaan, wanneer ik, gelyk gy zeide, aan een 20 dreigend gevaar my bloot gaf ? Uwe toegevendheid heeft 0113 rampzalig gemaakt; gy immers gaaft my verlof om van u te gaan ; gy bewilligde daarin, en met vrienddykheid liet gy my van u vertrckken. Waart gy ftandvastig geblevea in uwe weigering, 6 dan ware ik niet gevallen, en gy niet met my! Thans werd Adam voor de eerfte fflaal toornig en am.
woordde! Ondankbare, is deze de lisfde, deze myne befoning voqi
dezelve, zo oiiveranderlyk u toegcdragen, toen gy, niet ik vsrloren waardt? Ik had kunnen leven, onfterftlyke zalig- heid kunnen fmaaken, en Hep den dood vrywillig om u in de arrnen. TUns verwyt gy my, ik ware de oorzaak van |
|||||
C 393 C
|
|||||
liwe overtrcding! Ik ware niet geftreng genoeg geweest J
Wat verraogt ik nog meer? Ik waarfchuwde, vermaande, en voorlpeide u het gevaar; ik deed den loerenden vyand in eene hinderlaag verborgen, u kennen. Meer als dit ware dwang geweest, en het geweld kan op den vrjen wil geen vermogen oefienen. Ecu te flout vercrouwen op u zel- ve, ileepte u weg ; gy vermoedde geen gevaar, of hebt het veracfat, om op de beproeving te zegepralen. ik zelf heb 30k gedwaald; ik vertrouwde, ik bewonderde te zeer uwe folmaaktheid, en waande, het kvvaad zou u niet kunnen overweldigen. Thans berouwt my myne dwaling; ik ben iiet iffer van dezelve en gy zyt myne aankluagfter gewordcn. Dus zal het eenen iegelyken gain, welke te vcel op de deugdcn On eene vrouw z'ch verlaat, en^aan haren wil zich ondcrwerpt. legenfprsak kan zy niet dulden, en aan haarzclveovergelaten, a eenig ongeiuk daaruit voigende, zal zy terltond de fchuld werpen op de toegcvendheid van harcn eclngenoot. Dus verfpilden zy de uuren in wedeikeerige vruchtelo-
ztbcfchuldigingen; geen liuuner befelmldigde zicli zelven,' cabunne ydele twist fcheen geen cinde te zullen neemen. Eitnk vert het ntgcaiii Qezeng. ■
|
|||||
SET
|
|||||
VERLOREN
P A R A D Y S,
T I E N D E Z A N G.
C_/iidertusfchen was de affchowlykc en boosacrtige daad,
welke Satan in Eden begaan had , hoe hy , in de ge ■ daante van eene fl:ing , Eva had verleid , en zy hnaren man, om van de noodlottige vrucln te eten5 in den Hetnet bekend; want wat kan Gods alziend oog ontgaan, of vooi den Ahvctenden vetborgen blyven? Dit in alle dingen Wys en 'lecluvaardig Wezen belette Satan niet liet gemoed van <Jen tnensch aaa te randen, die, gewapend met fcracht m vryen wil, de valftrikken van een' cpenbaaren vyand Ce |
|||||
' C»0
|
|||||
of een' geveinsden vrind had kunnen ontdekken en ont-
wyken ; want zy wisten nog, en hidden nog het hoog verbod voor oogen, van deza vruclu niet aan te raken f ondanks alle begeerte daartoe; door hunne ongehoorzaara- heid vervielcn zy, wat konden zy minder! in de ftraf, c:i door raenigvuldige zonden verdienden zy de dood. De wichtengelen ftegen yllings van het Paradys naax
rten Heme!; zvA/gend en treurig warcn zy em den mensch. Zijn vergryp was hen bekend; maar zy waren verwondercl dat toch de doorflepen vyand onbemerkt was binnengeflopen. Zodra dit onwelkom nieuws van de anrde aan de poorten des Heraels.gekornen was, ontrocrde elk die het hoorde ; het aangezigt det FLmellirg:n wierd door droefheid be- wolkt, geinengd met medelyden, het grenhinnogthansniets van hunne gelukzaligheid benam. Het volk des Hemets fiielde in menigte naar de nienw aangekomenen, om te ho- ren en te vernemen hoedanig alies toegegaan was. Dezen > gslast om vdr den oppcriten troon verflag te doen, nader' den met eebied, en rech.v ardigden hunne buitengewoons waakzaamheid, wannccr de hougfte Eeuwige Vader van |
|||||
< S9S>
|
|||||
nit het midden zyner verborgen wolk aldus den donder zy*
re ftem Het hoten: „ Vergaderde engelen f en gy, ntagten, die van een.
last zonder gewenschten oitflag te rug gekeerd zyt! weest niet neerflagtig of moedeloos op deze tyding van de aar« de: uw oprechttte yver kon het geen gebeurd is niet v66rko* men. Ik voorzeide het u , toen de verzoeker het cerst over den afgrond der Hel zweefde; ik zeide u vooraf dat hy in zyn boos oogmerk zou flagen, dat de mensch verleid worden, en , door vleijery bedorven, het gebod van zyn' Schepper ovevtreden zou. Myne be- fluueu liepen geenszins famen om zyn' val noodzakclyk te maken, of door de gcringfte aanfporing zyn* vryen wil te beperkcn, waarvan hy zelf het evenwigt bewaren kon; maw by is gevallen; en Wat blyft 'er nu over dan het Godlyk VOnnis aan hem te voltrekken, het welk op den dag zy- ner overtreding over hem uitgefproken is? Heeds achthyde bfcdreiging ydel, omdat zy niet onmiddeiyk nsi zyne onge- hoorznamheid uitgevoerd is, niaar v66r het einde des dag9 zal hy ondervinden dat uitftel geen kwytfchelding is. Zf C C 3
|
|||||
i 390 j
|
|||||
bebben myne goedheid veracht, ik zal hen myne techt«
vaardigheid docn gevoelen. Maar wien zal ik zenden 01a hen te oordelent Wien anders dan u, myn Zoon? Aan u heb ik het oordeel afgeflaan, in den Heme], op de Aar- de en in de Hel. De goedertierenheid en rechtvaardigheid zullen u verzellen. Gy, de Vrind, de Middelaar van den inensch, zyn Borg, zyn Verlosfer, gy, zelf menseh wordeiide, neemt gewillig aan den gevallen inensch te ootdelen." Zo fprak de Vader, en ryne Iieerlykheid in al haaren
glans uitfpreidende, daalden de ftraalen zyner Godlykheid aan zyne rechterhand op zyn' Zoon, die, van den Va- dsiiyken glans fchitterende, aldus met eene Godlyke zagt- hcid antwoordde: „ Eeuwige Vader! gy hebt te gebleden; ik moet in
den Hemel en op de Aarde uw' alvermogende wil uitvoereni myne gehoorzaamheid zal aan uw welbeliagen beantwoor- den. Ik zal op de Aardc deze raisdadigen gaan oordelen; maar gy weet dat de ftraf van liun misdryf op my zal vallen, wanneer de tyd vcrvnM zal zyn : ik hcb my durtoe voof |
|||||
<397 J
|
|||||
u verbonden, en het berouwt ray nict. Deze vrywillige
©fferhande geefc tny de magt om hunne ftraf te verzagten; maar ik zal de recbtvaardigheid mctde ba'mhartigheid verbin- den, zodat beiden met luister zullen uitblinken, en gy vol* komen bevredigd zult zyu. Ik zal gecn gcleide , geen ge. volg medenemen; niemant zal getuige zyn van devonnis- fen die ik vel dan de menfchcn die ik oordeel; de derde, de Duivel, is tecds vcroordecid; hy is overtuigd door zyne vlugt, en wederfpannig tegen alle wetten; de flang heeft niet nodig overtuigd te worden." Dit zeggende, jftond hy op van zyn' Minkende zetet aan
dezydedes Almagtigen. Detroouen, demagten, voistendom- incn en heerlykheden , die het hemelhof uitraaken, verzelden hem naar de Heinelpoort, van waar men Eden en de omlig. gende ftrecken duidelyk onderfcheidde. Hy daalde e'e'iis- flags naar beneJen. De fnclheid Gods wordt door den tyd niet gemeten, offchoon op de vleugelen der minuuter. ge- drsgen. De zon, ten Westen neiger.de, verwyderde zicfi van bet Zutden, en de koeltjes ontwaakten op het gewoo- oe uurom de Aarde te verfrisfchen en denftillen avondaau ce C c 3 |
|||||
<«*y
|
|||||
kondigeu, toen de barnibartige Eecliter en Middelaar teveng
den menscb zyn vonnis kwam aankondigen. Zy wandcl- den beiden in den hof: dc (tern Gods, op zagten wind gedragen, trof hnnne ooren, toen de dag begon te dalen. Zy boorden haar, en zich voor zyn aangezigt ver* bergende , weken zy achter de dikfte booraen: zpwcl de man als de vrouvv; maar God naderende, fprak aldus tot Adam: „ Adam! waar zyt gy? anders kwaamt gy my met blyd-
fclnp te gemoet als ik u verfcheeut Het behaagt my niet dat ik u bier niet zie. Voormaals btagt uw pllgt u hier, aonder u te laten zoeken. Of kom ik minder zigtbaarlyk? Of welk eene verandering houdt u afwezig? of wat on- heil wederhpudt u ? Kom dadelyk! " Hy kwam, en met hem Eva meer befctiroomd, feboon
ay de eerfte geweest was in het zomiigen ; beiden verle- gen en ontfteld, geen liefde was in hunne oogen, noch tot God, noch tot elkanderen; maar zigtbaare fchulij, fchaanitt, ontroering, en wanhoop, woede, verftokt- bcid, haat en bedtog. Adam , n» lang geiiarfeld te hel- ben, aiuwoordiie dus kovt |
|||||
< 899)
n Ik hoorde u in den liof, en door uwe ftetn vetfchtikti
verborg lk my, om dst ik naakt was." Waarop de Godlyke reclner met goedheid hernam: „ Gy hebt myne ftem dikwyls gehootd, en zyt niet vet- {fchrikt geworden ; Integendeel heeft zy u vetblyd: hoe is zy thans zo verfehiiklyk voot u gewoiden? Wie heeft u gezcgil dat gy naakt zyt? Hebt gy gegeten van den boom, van welken ik u verboden heb dat gy eien zoudt?" Adam antwootdde met fmatt: „ 6 Hemel! ik fta thans voot tnyn' rechter in de ftrenge noodwendigheid om den gantfchen last des misdryfs op my te nemen, of tnyn anderik tebefchul- digcn, de helft myns levenst Daar zy my gettouw blyft, zou ik hasten misflag moeten verbergen, en haat niet door myne ktagt aan befchaming blootftellen; maat de drin- gende noodzskelykheid noopt 'er my toe , opdat de fchnld en de ftraf niet tnkel op myn hoofd vallen ; en al wilde ik zwygen, tiw doordtingend oog zou toch ontdek. ken het geen ik wilde verbergen. Deze vrouw, die gyotn myne hulp te zyn my gegeven hebi, die gy my fchonkt als uw volmaakt gefchcnk, zo goed, zo gefcnikt, zo atn* C« 4 |
||||
C4°o)
|
|||||
roinntg, zo godlyk , dat ik van baare hand geenkwaad kori
vermoeden, en wier verrichtingen die verrichtingen zelven fchenen tebillyken;zygafmyvan den boom, en ik hebgegeten!'* VVaarop de Almagtige dus hernam: „ Was zy uw God, dat gy liaar voor my gehoorzaatnde? Of was zy uwe leids- vrouw, uw meerdere of zeifs u gelyk , dat gy u san baar omlcrwierpt, van den rang afftondt, waarin God u boven baar gephatst heeft ? Heeft by haar niet uit n en voor u gemsalct? Waart gy niet in alle volmaaktbedeu boven haar veihevcn ? Zy was ongetwyfeld met fchoonheid bedeeid1, om uwe Iiefde tot zicli te trekken, nuar geeuszins uwe on- derwerping. Alio uwe hoedanigheden droegen een inerk, van gezsgvoering. Cy waart bevoegd om te hecrfchcn, in« dien gy U zelven recht gekeud hadt," Dit gezegd hebbende, wendde by zich tot Eva, en
zeide: „ Vrouw! wat hebt gy gedaan ?" Waarop Eva, overitelpt van fchasmte, dadelyk bekende,
en haaren rechter dus fidderende antwoordde : „ De flang heeft my beirogen, en ik heb gegeten! " Toen de Heere God ben gehoord bad, fprak by bet
|
|||||
c«°o
|
|||||
vonnis uit tegcn de befchuldigde flang, fchoon een dier
en onbekwaara 0111 de misdaad op hem te fchuiven die haar het werktuig zynet boosbeid gemaakt, en baar misbruikt bad tot een oogtnetk ftrydig met dat van haare fcliepping. Er w.is voor den tnensch niets aangelegen om 'er meer van te weten, want dit zou toch den aart van zyn misdtyf niet sveranderd hebben. Cod intuslchcn fchikte, in verv borgen uitdrukkingen, die hy opzetlyk verkoos, zyn oorded zodanig, dat hy Satan bedoelde door zyne ver- vloeking op de flang te doen vallen. „ Omdat gy dit gedaan hebt, zyt gy vervloektonder •§<
Ie de dieren des velds; gy zult op uwen buik gaan, en bet ftof der aatde eten, alle de dagen uwes levens. Ik zal vyandfehap zetten tusfchen u en deze vrouw, en tusfchea uw zaad en het baare; haar zaad zal u den kop verplet- ten, en gy wilt haar de verfenen vermorfclen." Bus luidde de Godfpraak , en zy wierd vervuld, toen
Jefus, de zoon van Maria, de tweedeJJva , Satan , de
vorst der lucht , als een b!ik(l".nfl:raal uit den hemel
Zag vallcn; want de Godlyke Verloslir uit zyn gmf
C c s
|
|||||
C40S)
verryzende, ontblootte de vorstendommen en msgten, isgf
praalde openlyk op dezelvea, en voerde by zyne heme v*art de gevangcnCchap gevangen door de lucht. Daar i het dat de vorst der duisternis, midden in zyn ryk, on tier onze voeten zal vertreden worden. Vervolgens (pra hy dit vonnis over de vrouw uit: „ Ik zal de finarte uwer zwangerfchap grootlyks vermee.
deren: met finarte zult gy hinderen bareu, en gy zul onderworpen zyn aan den wil van uwen man. Hy a heerfchappy over u voeren." Ten laatften fprak by dit vonnis over ^datn uit: „ Om
dat gy naar de ftem van uwe vrouw geboord en vail de, boom gegeten hebt, van welkcn ik u zeide dat gy nie eten zoudt, is de aarde om uwent wille vervloekt: me rnoeite zult gy haare vruchtcn eten, olle de dagen uwe levens. Doornea en distelen zal zy u van zelve voort brengen , en bet kruid des velds zult gy eten, in he zvveet uws sanfehyns zult gy uw brood eten; tot gy to de aarde wcderkejrt, waaruit gy genomen zyt; want gj xyt ftof en tot ftof zult gy wederkeren." |
||||
Du* vetvulde by bet *mpt vanrechter en verlosfer: bywr-
©ordeelde den tnenscb en wendde deu dodelyken flag af, die hem treffen moest op het oogenblik zynct overtreding. Toen tnedelyden hebbende met den ftaat waatin zy zich bev<m- den, uaakt, Hootgtfttld atn de guuiheid der lucht, die nu veele verandefingen moest ondergitan, aarfelde hy niet om toen reeds den vorm van een* dienstknecht aan te ne- inen. Met dczelfde goedheid, waarmede by riaderhand de voeten zyner discipelen waschte, bekleedde hy als een vader van dit buisgezin hunne naaktbeid met vellen van dieren, die hy ombragt , of, als de flsng, met eene nieuwe huid bekleedde. Hy befchermde niet alleen hunne nltwendige natktheid met dierenvellen, maar by bedekte ook hunne inwendige naaktheid, die tneer fchandelyk in zyne oogen is, met zyn' mantel van rechtvaardigbeid voor zyn* Vaders aangezigt. Hy fteeg tot hem ten Hcmel, en keerde in zynen zaiigcn fcboot wcder, in het midden der glorie, als te voren, en nadat by hem door eene zagte tusfchenkomst bevrcdigd had , verbaalde hy hem alles wu tusfchen hem en den mensch voorgevallen was-. |
||||
C 494,3
|
|||||
Ondertusfclien v66r dat het misdryf opldejaarde gepleegd
en geoordeeld was, zaten de Zonde en de Dood by elk- ander binneii de poorten van de Hel, die nu wyd open- ftondcn , brakende van verre een' ftroom van vlammen in den Cna8s. Sedert Satan vertrokken was bewaakte de Zon* de de poort, en fprak dns den Dood aan : „ 6 Myn zoon! wat zitten wy bier elkanderen aan te
zicn, tcrwyl Satan, onze groote meester, in andere wae- relden welvaart en ons een beter beflaan bereidt t Het ge- luk verzelt hem ongetwyfeld, anders 2011 by, door de dienaars der Hetnelfcbe wraak verdreven, reeds in deze treurige plaats te rug zyn. 'Et is gecn plaats gefcliikter voor Zyne kastyding en hunne wraakoefening. Jk verbeeld my eene nieuwe kracht in rny te gevoelen en vleugelen te kry* gen, en ik bekora een uitgebreid gebied boven dezen at grond. 'Et trekt my iets, ik vveet nietof het fympathie is, of eene aantrekkcnde kracht, vermogende om op een' verreti afftaiid te werken, en door eene geheimevrindfchap, door eene onuitdrukbaare bcvinj, dingen te verddnigen, die overe*dn« komst met elkanderen hebben. Gy moet u by my voegen: |
|||||
1 4055
|
|||||
Diets tnoet den Dbod van de Zonde fcheiden. De moellyR-r
heid van over dezen afgrond te gasn, zou on»en grooten opperheer bunneri wederhouden. Ondernemen wy een flout werk, maar dat onze ver&nde fflagt gemaklyk zal val. len: beproeven wy eefle brug te roaken over den afgrond van de Hel tot aan de nieuwe waereld, alwaar Satan than* zegepraalt. Dit gedenkftuk zal ons eene hooge verdienste by alle de Helbewoners verwerven; net zal tot een* weg dtenen om te g»an en te komen, of zich naat elders te begeven, als het lot het toelaat. Ik zal den weg niet misr' fen, zo ftetk ttekt de nieuwe aandiift die rny vervuk, mj voort." Waatop dadelyk de magere fchim antwoordde: ,jO»
vvaar uwe nelging en de roem u leiden. Ik zal niet achter" blyven, of van den weg verdwalen onder u geleide. De zncht tot flagting, de ontelbaare offers en de doodlucht van alles wat leeft, wyzen ons den weg. Ik onttrek my niet aan het wetk dat gy onderneemt , maar zal u gelyke bulp verlenen." Dit zeggende ademde hy met wellust deu geur der ramp4
|
|||||
f4°5>
|
|||||
Saflge veratrdering op de aarde in. Geiyk de roofvogels
aidanks dec afftaad, de uitwaasfeining der levende lyken cnderfcbeiden, die den volgende dag ter dood beftemd zyn in een' bloedigen veldflag, en in menigte naarHet flag. «Id kumen vliegen, alwaar de benden daags v<56r net ge, veeht gelegerd zyn, zo onderfcbeidde het affchuwlyk Ipook j^n' prooi op een' aanmcrklyken afftand, fperde zyue wy- <Ie neusgaten op, en verheugde zich in de vetpeste lucht. Toen de poorten der Hel verlatende, fneiden zy naar
de woeste ordeloosheid van den akeligen en duisteren Cha- os; met cene verwonderlyke kracht over de wateren zwe- Vendc, vergaderen zy al het geen liard en flykig is by elk- wider, even als- eene onftuimige zee; vervolgens maken 2y daarvan eene zandbanfc, en elk van zyn' kant flcept ■ de naar den mond van de Hel. Even als twee ftrydU ge winden op de Cronifche zee waaijende den vermeenden Oostlyken doortogt van Petzora naar het ryke Cathai ftop. pen. De Dood floeg met zyne zwaare knods dezen grond , en maakte dien zo hecht als het voormaals d'yvend Delos syne blikken, zo verityvende als die van MeduGi, met- r
f
|
|||||
felden het overige met eene ciment fterker dan zwavellge ■
asphalt. Zy hechten aan de fondatnenten der Hel eene fchoe!jing, wier breedte aan die van de poorten geSvcnre. digd was, en bouwea als een boog over den fchuimendo afgrond die ontzaglyke brug die zich uitfttekte tot den ,va»- ten tnuur van de waereld, tlr.ns ontnnnteld, open, ten prooije aandenDood, en aan de Hel gchecht door eene bree^ de en gemaklyke gemeenfchap. Gelyk r indien men kleino zaaken by grooten vergelyken mag Xerxes, om Grieken* land te onderwerpen, van Sura vertrok , het oude paleis van Memnon verliec, aan de zee kwam, eene brug over den Hellespont floeg, Europa aan AGS hechtte en de veroiitwaar* digde golven aan zich onderwierp. Tlians • hadden zy dit verwonderlyk werk volbragt, en
maakten, het fpoor van Satan volgende, eene keten van hellende rotfen in den vorm van cen gewelf over den ver- laten afgrond, De uitgeftrekte boog nistte met het eene einde op de Hel, en met het amkre op de dorre opper* vlakte van deze ronde waereld , op dezelFde plaats waar deze vorst der Engelen het eerst den Chaos verliet. Zy |
||||
C408J
|
|||||
fcevesu'gdcn aHes met pylcers en ketenen van diamsntea"
ty maakten alles tterk en duurzaam. Thans in de tus- fchenruimte gekomen, die deze waereld van het lucbmiina affcheidt, zagen zy ras van een zelfde punt des Hemels de Aarde en de Hel. Drie onderfchiiden wegen geleidden naar elk van deze drie oorden. Zy hadden hunnen weg naar de A aide genoinen, en rechtftrecks naar het Paradys, toen zy Satan befpeurden, die, in de gedaante van een* Cngel des lichts , tusfchen den Centaurus in den Scorpi- oen opfteeg, terwyl de zon in den Earn opging; maar deze zyne kinderen herkenden hem dadclyk, in ^rwil syner vermomm'ng. Na Eva verleid te hebben, op by ongemerkt in een bygclegen woud, en van gedaante veran- derende, zag* hy het gevolg; by zag dat Eva, hoewel ©nwetende, hair' man in den ftrik lokte, waarin zy zel- ve gevallen was; hy zag hunne bcfdiaamdlieid, die hen vergeefs naar bekleedfels deed omzien; maar toen hy Gods Zoon zag nederdalen om hen te oordelen, vlood hy verfchrikt been. Niet dat by hoopte de ftraf te ont- komen, maar by zocht flechts den flag te vertragen, waai-i |
|||||
/
|
|||||
(409)
mjde de godlybe wraak hem oogenbliklyk kou getroffen
hsbben. Daarna kwam hy in de nacht weder, en beluia*
terde de gefprekken van het ongelukkig past. Hunne klag*
ten ga»en hem zyne eigen veroordeling te kennen ; inaar.
hy vernam dat zyniet dadelyk maar Cerst in volgende tydeti
2on volvoerd worden. Met blydfchap over dit nieuws ven
«uld, vettrok hy thans naat de hel, en ontmoette op din
rand van den chaos, by deze wonderbrug, zyne waars
de kinderen, die hem onverwacht tegen kwatnefl. Dezd
dntmoeting veroorzaakte eerie grodte blydfc hap dan weder-
ayden^' "dezyne vetmeerderde' op het zien Van deze zdn-
derlinge brug ; lang flond hy dezelve te bewotideren, tot dat
de Zonde, zyne waarde docliter, aldus de ftilte af brak:
" ,, 6 Myh Vadet! dlt is uw grdotfte arbeid, uw zegeleken,
het welk gy riiet als uw eigen aanziet; gf waart deszelfs
ifltvinder en eerfte bouwmeestcr, want myn hart, hetwelk
xnec het uwe eMnftemmig (last , heeft didelyk een vtftirge-
gevoel van uwe o-verwinning gehadj ik heb vcrmoed dat
gy op de aarde geflaagd zjt, ik lees zulks thans op uw
gezigt. Dadelyk, offcboon door verfcheiden waereldcn van
Dd
|
|||||
Utb)
|
|||||||
0 tfgclcheiden, gevoelde ik , dat ik u volgen incest met it*
sen uwen zoon: dus worden wy alle dtie door eene nood* lottige befchikking verbonden. I)e Hel kon ons niet Ian- ger biiinen haare grenzen houden, of de ov.bevaarbaara zee der duisternis ons beletten uw doorluchtig fpoor te vol* gen. Gy hebt onze vtyheid bewerktt wy waren tot beden in de Hel opgelloten. Gy hebt ons magt gegevea en in ftaat gelteld oni ons ftaande te houden, en deze entzaglyke brug over den duisteien afgrond te leggen. De- ze gantfebe waereld is voortaan voor u; uw naoed beefc veikregen bet geen [uwe handen niet gewrocht bebbenj uwe wysheid heeft met woeker herwonnen het geea de kryg ons ontnotnen had, en onze nederlaag in den He* rnel ten vollen gewroken. Hidr zult gy als monarch heer- fchen, dak zoudt gy nimtner geheerscht hebben. Laat de overwinnaar g'mtsch regeren, gelyk de ftryd beflischt beeft: van deze nieuwe waereld doet hy afftand door bet vonnis dat hy zelf geveld heeft, en voortaan deelt hy de heerfcliappy over alle dingen met u; hy fcheidt door bet luchtruim zyn vierkant van uwe ronde waereld: alzo it by niet meer gevaarlyk voor uw* troon," |
|||||||
C 4« >
Wtarop de vorst der duisternis met blydfchap sntwoor*
de:~„ Waatde dochter, en gy zoon en kleinZoon tevens! gy hebt thans eene uitftekende blyk gegeven dat gy van het geflacht van Satan zyt; Want in dezen naam ftel ik roema en ben de wederflrever van den Almagtigen Koning der Hemelen. Hoe verdienstlyk hebt gy u niet by tny en het geheele helfche tyk gemaakt! Dit glorieryk wetk, lietwelk gy zo naby de poorten des Hemels voltooid bebt, Voegt zegepraal by Zegepraal; daardoor de Hel en deze waereld tot ee'n koningryk gemaakt, tin land van eene geroaklyko gemeenfchap. DIerhalven, terwyl ik naar de duisternis keer tongs den gemaklyken weg, dien gy gebaand hebt, om znyne heirfchaaren verflag te doen van den goeden uitflag en tny met ben te verhctigen, gaat gy beiden naat deze liieiiwe waereldeil, zy zyn voor u; begeeft u rechtltreeks rraar bet Paradys'j vestigt u en regeert gelukkigl Voert heerfchappy op de aarde, in de lucht, en voornamelyk op de mensch, dien God tot beer over bet gefcbapene vetklaard heeft; verzekert u eerst van hem als uw* flaaf ilvoreas gy zyn' leefdiaad affnydt. Ik zend u in myne D i a |
||||
C4»>
|
|||||
plaits, m gecf u volmagt op de aarde. Niets zal u we*
derftain: gy zyt van niy afkomstig. Op uwe verdeViigde krachtert vestig ik hiyn nieuw koningryk, hetwelk de* Zonde door my"ne verrichting aan den Dood heeft overge« dragert. Indien uw vertnogen vereenigd blyft, heeft de Hel geen tegenfpoed te vrezen. Gaat been en doet uwe magt gelden". Dit zeggende zond by ben heen. Zy vlogen fnel door
het gefbrnte, en fpuwtlen hun vergif. De flarren vet- blcekten en de planeeten ondergingen verduisteringen. Sa- tan ging den anderen weg , en daaide over de brug in de Hel. De chaos zuchtte aan wederzydcn onder de zwaar- te, en befpoelde metzyne klotfcnde golven de boogen, di» zync verontwaardiging befpotten. Satan ging door da wy de en onbewaakte poort; alios kenmerkte neerflagtigheid j want zy die den ingang moe ten bewaken hadden liunnen post verlaten, en waren naar de bovenwaereld gevlugt j de overigen waren in het binncnland terug getiokken, on- der de mtiuren van het Pandaemonium, het prachtig ver« Wyf van Lucifer, dus genaamd naar de ftar die verdwyne |
|||||
by Ttet Terryzen der zon, en den val van Satan rerbeeldt*
Daar hidden de legioenen wacht, terwyl de grooten in den raad vergtderd waren, overwegende war bunnen keizer to lang mogt wederbouden; hy had hen by zyn vertrelt dit bevel gegeven, en zy kwamen het naar. Gelyk de Tartaaren, vrezende eene ontmoeting met bun-
ne vyanden de Rusfen, nanr Astrakan trokken in de.be- fneeuwde velden, of de fofi van Baktrian»» vlugtende naar de Turkfche halve maan, het and verwoest, het. welk liy achter zich laat, aan gene zyde van het ryk Ala* dule, om zyn verblyf te verzekeren omftreeks Tauris of Kasbyn, zq weken ook de onlangs uit den Hemel geban* nen legioenen van de g'eiizen deir Hel, beflotcn zich in hunne hoofdftad, en verwachtten thans ieder uur hun wagtig opperhoofd van zynen togt om nieuwe waereldeu op te fporen. Hy wad in het midden van hen , onder de gedaante van een* gemcenen krygsenget van de geringfte klasfe, en onzigtbaar door de poort dezer helfche zaal gaande, fteeg hy op zyn' troon, wiens trappen met kost. biare tapyten beicgd waren, en wiens verhemelte met kb» |
||||
C 4U 3
|
|||||
ninglyken luister blonk. Hy befchouwde hen eertigen «y<l,
zonder z'ch te omdekken. Eindelyk kwam zyn majeftueuj ligchaam ten voorfchyn, en zyn voorhoofd, fchitterends door eeii overWyffel van glorie , of liever door een valacli fihynfel, hetwelk hy door de godlyke toelating fedtrt zyn* val behouden had, venoondc zich als eene ftar, die uit eene wolk ten voorfchyn komt. Op dit onveiwacht vet- fchynfel herkende de helfc'ne menigte haar opperhoofd; de engelen dej duisternis juigchten dat hy terug was gekomen wiens wederkomst zy vurig wenschten,. De helfche gtoo» tvn rezen van hunne zwiule zetels op , tradcn naat hun- nen opperheer eti bcgroetten hem met vreugdgejuigch. Zy. ne hand eebood ftilte, en hy verkreeg met deze woorden hunne aandacht: „ Troonen! heerfchappyen! vorstendommen! krachten
en tnogendlieden 1 niet alleen in het rechtmatig bezit van deze lytels nocm ik en verklaar ik u tlians, maar buitcn hoop ovcrwinnaar weder gekeerd, ieid ik u uit dit affchu- weiyke heifche hoi, het verWyf en de fterkte van uwen vorst. Bezit tnans als opperheeren eene ruime waereld, |
|||||
C4«)
|
|||||
welnig minder dan owe ootfpronglyke Hemel. Ik tab tan
met veele moeite en gevaaren verwotven. Het ware te larig am u te verhalen wat ik verricht tab, wat ik tab geleden, met welke vetmoeijenisfen ik de onmeetbaare «n ledige diepte der fchriklyke verwnrring doorgereisd heb, over welke tlians de Zonde en de Dood een* breeden weg gebaand hebbeu, om uwen glorietykeu togt des te ligter te waken; maar ik heb veele vnoeilykheden op myne reis ont- moet; ik ben genoodzaakt gcweest my een' weg te ope. Ben door den afgrond, ik ben gedompeld' gewordea in den fcboot der eeuwige nacht en van den woesten chaos, die, nayverig oiutreut hunne gebeimen, my trotschlyk in den weg waren, en met onftuitnigheid hunne klagten te- gen myne ondernemingen voor den troon des noodlot* voerden. Waar zou ik een einde vindeu , indien ik u ver- halen wilde boedanig ik de nieuwe fchepping vond, die de taam ons voormaals in den hemel aankondigdel Een wonderbaarlyk werkftuk, van eene volftiekte volkomemheid » waarin ik den mensch in een Paradys geplaatst en gelukkig door onze tallingfctap aantrof; ik verleidde tarn om zya* D i \
|
|||||
f4«S)
|
|||||
5chepper onpiehoorzaaui te worden, en, wat uwe verwon«
dering des t,e roeer zal opwekken; door net eten van een* jippel; deze, daardqor beledigd, gaf hem in zyne ge» heele ijakomelingrchap ten prooije aan de Zonde en den Doid, en vervolgens aan ons: xonder gevaar, moeite of onrust kqnnen wy dus over hem heerfchen, die over alles geheerscht. zou hebben. Het is waar, God heeft my ook gepordeeld, of Iiever my niet, rcaar de flang, in ■wier gedaante ik den mensch yerleidde. Wat my betreft, hy zal vyandfehap zetten tusfchen my en den mensch. Ik zal hem dc verfenen verbryfelen; zyn ziad, wanneer is niet bepaald, zal my den kop verplerten. Wie zou geen waereld willen kopen voor eene kwetfuur of met nog veel zwaarer moeite. Ziedaar het verflag van myne verrichtin- gen. Wat blyft 'er nog overig? Gy Goden! ftaat op en treedt tha s in het vol genot des geluks." Dit gezegd hebbende, zweeg hy eene wyl, verwach*
tende hunne algemeene bewondering en dat luide toejuig- ching zyn oor vervullen zou, wanneer hy, in tegen- deel, van alls kanten een verfchriklyk gefluit vernain, |
|||||
< «7 )
|
|||||
een teken van algemecne afkeuring. Hy verbaasde, mast
.zyne verwondering nam toe, tpen hy zich zelven befchouw
,de; hy gevoelde zyn aangezigt verlengen en zyn ligchaam
.dunner worden, zyne arrnen wierden tegen zyne ribben
gejiecht, en zyne beenen in elkander verward, tot dathy,
in eene gedrochtlyke flang hervormd, Op den buik viel.
Hy wilde.zich wcder oprichten, maar vruchtloos; eene
booger niagt heheerschte hem thans, door eene rechtvaardige
Jtraf tot de gedaante yeroordeeld waarin hy gezondigd had}
hy wilde fpreken, ra»ar zyne gevorkte tong kon flechts
fisfen, alien wierden insgelyks ill flangen hervormd, men
hoorde overal, akclig fisfende geluiden; de zaal was ver-
vuld met door elkander kruipende monsten, fcorpioencn,
adders, hydra's ; ninimer kiielde de aarde met het hloed
van Medufa bevochtigd , of het eiland Formeiuera, van
zoveele kruipende gedierten. Onder alien enderfcheidde
Satan zich door zyne gtootte als een draak, grooter dan
I'y;hon, dien de zon in het Pytliisch veld uit het flyk der
aarde deed voortkomen; hy fcheen nog zyne meerderheid
boven de andcren behouden te hebben. Zy volgdeu hem
Dd s
|
|||||
<4»«>
|
|||||
alien in het veld; zy, die Imiten op de wacht of in flag.
orde ftonden, verwachtten hem met vertangen, om hua glorieryk opperhoofd in zegepraal te zien ukuekkeo. Zy Mgen hem, mast een geheel ander fchoviwfpell een hoop tlTchuwlyke flangen. Schrik en afgryzen greep hen aan; Want wat zy zagen viel hen zelven ten deel: zy cnder« gingen dezelfde vormverwisfeling; hunne wopenen, hon. lie lansfen en hunne fchilden vielen ter aarde ; zy vielea Zelven; het akelig gefchuifel begon op nieuw, zy be» kwamen dezelfde affchuwlyke gedaante : zy deelden in da ftraf zo wel als in het misdryf. Het gejuigch, dat zy zich <»oorgefteld hadden , veranderde in gefis, de zegepraal in befchaaradheld,, en hunne eigen monden befpetten hen. Op het oogenblik hunner gedaanteverwisfeiing groeide digt by hen een boom, beladen met diergelyke vruchten als de boom in het Paodys droeg, en waarvan de verzoeker «ich bediend had om Eva te verleiden. Het was desHoog- ften wil, om hunne kwellingen daardoor te vermeerderen. Zy vestigdcn hunne oogen op dii vreemd voorwerp , in plaats van (i.:' vcrboden boom, zagen zy 'er eene menig. |
|||||
<4W>
|
|||||
te ow lien met ftawrt en fchaamte te overftelpen. Oe«
kweld doot een* hevigen dorst en een* wreeden honger, dien God hen verwekte, konden zy zich niet bedwingen* faaar vielen In 'den ftrik, en klimmende op de boomeni wierden de Ukken gelykvorarlg aan de lokken van Mege« ia; zy plukten gretig de vtucht fchoon voor het oog, gelyk die welke groeit by het zwavelmeir, waar Sodom vetbrand wierd; deze bedroog flechts het oog, gene den finaak; ly geloofdcn hunnen honger te ftillen, dock proefden, in plaats van vrucht, bittere asch, welken zy met hevige krimpingen weiter uitbraakten : telkens be« proefden zy hunnen honger en dorst te ftillen , maar tel« kens vervielen zy wtder in dezelfde begoogcheling; niet als de ir.cnsch, op wien zy gezegepraald hadden, en die flechts (idnmaal viel. Das wierden zy met honger gekas- tyd en gekweld, tot dat zy hunnen verloren vorm, door Gods toelating, wederbekwamen. Men zegt dat zy jaarlyk* gedurende een zeker getal van dagen dezeverandering moe- ten ondergaan, om hunnen hoogmoed te ftrafFen en limi- ne vreugd te verminderen , dat zy den mensch verleid |
|||||
C,4J»>
|
|||||
Uid hebben. Nietregenftaande deze vernedering, hebben xj
in de Heidenfche waereld veripreid, dat de flang, welke ey OEon noemden, met Eurinoroa, misfcbien dezelfde ab Eva, het eerst den boogen. Olympus beftierde, wanneet «y door Satumus en Rhea verdreven wierden, v6dr Jupi» let nog geboren was. M'dlerwyl kwam het he'fche paar helaas 1 te vroeg in bet
Paradys: de Zonde nam hetzelve in bezit; digt achtef baar, volgde de Docd flap voor flap, nog niet gezeien op *yn wit paard. De Zonde fprak hem aldus aan: „ Tweede fpruit van Satan ! alverwjnnende Dood ! wat
dunkt u thans van ons ryk ? Berouwt u de rooeilykheid vm deH togt ? Is het hier niet beter dan dat wy aan d» duistere puort der Hcl badden blyven waken, ongeacht» ongevrcesd, en gy zelr van honger half ftervende?'* Waarop het uit de Zonde geboren monster antwoorddet
„ My, die met eeii* eeuwigen honger gekweld ben, is Hel, Paradys of Hemel onverfchillig ; ik bevind my het best waar ik bet meest te verflinden aantref , het gecn hier, hoe o\ ervlnedig ook, te weinig fchynt om di{ hoi, djt ontvleescbt ligchaam te verzadigen.'' |
|||||
■ Waarop de bloedfchandige rnoeder dus lienfatn! „Voedti*
daarom vooteerst met deze kruiden, vrnchten en bloe*1 ■ten> verder met ieder diet , visch en vogel ; fchroom niet zonder fparen te verflinden vm de zicht des tyd» eal afmsaijen, tot dat ik , in , den mensch wonende , lyn gebeel geflacht, door het befmetten van zy»e ge- dachten > zyne wenken, woorden en handelingen be« fmettende, tot uw' laatften en aangenaamftcn prooi ttiak". . Dit gezegd hcbbende, fclieidden zy langs byzondere we«
gen van elkander, ten einde alles te vetnicien of de on- fterflyktaeUl te benemen, en vroeg of laat tot verderf t« rypen ; hetwelk de Almagtige, van zyn* glansryken troon , fn bet midden der beiligen ziende, aldus tot dezen zyno ftem vethief: , ~j „ Ziet met wc'k ecne drift deze helgedrocbten naderenj
am de waereld te bederven en te verwoesten, die ik zo (choon en goed gefchapen heb, en die nog in dien ftaat gebleven ware, byaldien de dwaasheid van den mensch deze verflimiende razeroyen den toegang niet geopend had, |
|||||
f
|
|||||
<4itJ
net geen zy my roektoos wyten. De vorst Act Hel en zys
He Mnhangelingen begrypen niet hoe ik heb kurnien gedo*. gen dat zy met zo weinig moeite bezit namen van een» piaats zo bemelsch, en het fcbynt heft toe dat ik door »ogluiking myne trotfche vyasden heb witlen begunstigen ; *y lagchen, alsofik, vervoerd doot drift, alles verla? ten en ter lmnner belchikking gefteld had, en weten nief dat ik hen flechts herwaarts geroepen heb om Iiet draf en de onrelnheden af te lekken, waarraede des menfchen onge- noorzaamheid het geen rein was bezoedeld heeft , tot dat zy, verftikt door het gulzig inzwelgen van dat venyn* it Zotide en de Dood beiden, doo* uWen verwinnende *rm, royn welbeminde zoon ! in den chaos geworpeo toorden; dan flait gy voor eeuwig den mond der Hel, en verzegelt haare verflindende kaaken. Dan zullen Hornet Mi Aarde, vernieuwd, gezuiverd worden tor eene bei. ligheid, dio niets meer zal kunnen bezoedelen. Tot z« bng zal de vloek, over hen uitgefproken, zyns uitweri king hebbcn." Hy zwecg, en de hemelfche fchaare tons Hallelujah,
|
||||
<4«>
|
|||||
Als bet gedruis der zee klonk deze iang in bet tomi
de: „ Recbtvaafdig Syn uwe wegen , billyk zyn uw» befluiten omtrent alle uwe werken. Wie kan u deren, en uw' zoon, bettemd tot hertleller van bet menscMyk ge* flacht, door wien een cieuwe hemel en aaide in toekor rnende eeuwen 2al ontftaan of van den Kernel nederdalenf* Dus zongen zy. Intusfchen riep de Schepper zyne tnagti* ge Engelen, en gaf hen verfcheiden bevelen, die hat best met de tegenwoordige omftandigheden ftrookten. De ton kreeg eerst liaar voorfchrift ora zich zo te bewegen , cn zo te fchynen, dat zy de r.arde ecne fchicr ondraag- Jyke koude en hitte veroorzaakte , en uit bet Noordca den verkleuinden winter te roepen, en de verfchroeijenda bitte ait bet Zaiden te geleiden. Zy fchreven de bleeks nun haare vetrichtingen en de anJcre planeetea haare be» wegingen voor, en hoe zy zeskantig, vierkantig, drie^ kantig en overftaand verfchynen moesteu in een* fchadely* ken famenftand; de vaste ftarrrfn kregen eon' kwaadaattii gen invloed , van welken eenigen, ryzendc met de zoa of vallende, ftormen zouden kunnen veroorzaken. Zy plaat* |
|||||
Cwl
|
|||||
(ten de winden ieder' in zyn' byzonderen hoefe, mn
inagt om zeei lucbt en aarde te berecren ; de dondef ora met gedruis floor het duister luchtruitn te roHen*' Eenigen zeggen dat hy zyne Efigeien gebdod' ora de poo* hn der aarde tweenwalen tien graaden en tneer vart den as der zon te verwydeten; zy, die daarmede belast waren, ftelden het middenpunt der aarde fcbuins. Ande-i jen beweren dat de eon bevel had om.virt den, evennachts* weg af te wyken, en in gelyke breedte naar den Stier aiet de zeven Atlantifcbe Zusters en de Spartaaiifthe Twee* Kngen tot den keerkring van de Kreeftte ftreven, vandaar haaren weg te vervolgen door den Leeuw, de Maagd en tb$ Weegfchaal, zo bag als de Steenhok, en in iedere IuchU {Ireek de afwisfcling der jaargetyden te veroorzaken: an- ders had de Iente altyd de aarde met frisch gebloemte ver~ Herd; dag en racht waren even lang geweest, uitgeno* men nan de beiden poolen, alwaar de zon onafgebrokeri had gefchenen, naardien de laage zon» oin haar' afftandt *e vergoeden, altyd den gezigteinder verlicht had, zon- der dat Oost of West bekend geweest waren het geen |
|||||
€ «M 5
|
|||||
dc feeeuw belet had in bet koude Estotiland en de Pool-
landen bentden de ftra;;t van Magellaan. Na bet eten van die vtucht veranderde de zon baaren loop, even als by bet affchuwlyk raaal vap Thyestes; hoe zou de waereld onbewoond, doch zonder zonde, nicer dan thans, da nypende koude en de verfchroeijende hitte veidragen heb» ben? Deze veranderingen in den Hemel, hoewel lang» zaara, bragten eene gelyke verandering in de zee en op de aarde te weeg. De fterren ftortten dampen en inist, heete uitwaasfemingen » verderf en pest uit; thans ont» weken de windsn huniie metaalen gevangenis, oit he» Noorden van Norumbeka en van het ftrand der Samojee* den bulderden Boreas, Csecias, Argestes en TbraGas, ge- wapend met ys en fneeuw, ruktec de bosfeben omverret en ftapelden de baaren bemelhoog op elkander. Die uit bet Zuiuen bliezen daittegen de zwarts donderwolken naar Sierra - Leona. Niet minder woedende dan dezen wierpen deOosten-en Westenwinden, Eutus en Zefyrus, en bunnej ongetemde makkers. Sirocco en Libecchio, zich dwars in den wcg. Aldus begon de veiwariing onder levealooze £# |
|||||
C4***
|
|||||
dinger); njaac dc rweedragt, de'dochtcrder £bitde',1t>ra;t
het eerst de dood onder bet redenloos gedierte, dooreen fel'en haat: dier voerde kryg tegen dier,- vogel tegen vo- gel en visch tegen visch ; zy verlicten alien het kruiil en veiflonden elkander. Zy hadden geen bntzag ineer voor den tnsnsch , maar ontvlugttea' hsm , of lieten met eerie verfchiklyke grirnmigtisid honne oBgen in het voorbygaan vonkelen. flit' warcri de uiterlyke elenden , die Adam £ich reeds ten dele zag ender het digtflre loof veftior'gen, waar by zich aan den angst overgaf; maar inwendig ge- Voelde by 'er nog veel wrcedef, en gerchokt op eene on. ftuimige zee van hartstocluen, xocht hy verligting in het uiiboezeraen van deze klagt: ' „ 6 My rafflpzalige-! Is dit het einde Tail deze nieuvt'^
jhcerlyke waereld, en van my, nog kotts de blister vari d'en lnister, hu vervloekt in plaats van toen gezegend ? verdreven van het aangezlgt van God , het welk te aan> fchouwcn toen myne hoogfte gclukzalighejd was! Nam hiermede de elende een einde! Ik heb het verdiend, en zou gcwililg myne ftraf dragen ; maar dit b»at nicts. Alies |
|||||
w»t Ik eet of drink of zal voortbrengen, is dm mynentt
wille vervloekt. 6 Stem, die ik eens met zoo veel hlyd- fchap hoorde: tlM eh yermnigyuldigt I en tlians do dood te horen! want wat fcan ik VOottbrehgen of verine* nigvuldigen dan vervloekingen op myhhoofd, die alle vol« gende eeuwen, gevoelende liet kwaad door my veroot* 2aakt, op myn' hals zullen laden! Vervloekt zy onze on- leine ftamvadet ! wy danken Adam ons beftaan, nWaf "deze dank zal vloek zyn! Zodat behalvsn myne eigen e«; lende, die my altyd byblyven zal, die van myne aflhm« lingen insgelyks op my te rug zal ftromen, als naar ha« iren natuurlyken oorfprong. 6 Kortftondige Vreugd van het Parailys, duur met eeuwige eleride betaald I Bad ik IT," Schepperl cm my uit aarde te vormen? fmeekte ik u 6m my uit de dnisternis te wekken, en my in dezen aimgenaa» ilien hof te plaatfen ? Dewyl myn wil m'et tot myn aan* iyn geraadpleegd was, ware het recht en billyk dat ik tot ftof wedctkeerde, my onderwierp en te tug gaf attes wat ik ontfangcn had; onmagtig om uwe te harde voor« Waarden naar te komen, ten einde een goed te behou- E t *
|
||||
<4*8 )
|
|||||
den dat ik niet zocht. Hct verlies van Iietzelve Is reeds
flrafs genceg: waarom hebr gy nog eindeloos wee daarby
gcvoegd ? Uwe rechtvaardiglieid fchynt onverklaarbaar.
Maar ik beklaag my te laat; want ik mocst deze voor-
waardcn geweisjtrd hebben toen ze tny voorgeftcld wierden;
ik heb zo aangenomen:zou ik hetgoede genieten, en daarna te
voorwaarden overtreden ? God heeft my zonder myne medea
werking gevormd. lndieii wyn zoan ongehoorzaam ware, en
op myne LcltrafHng amwoordde: Waaram hebt gy my her.
bcflaan gogeVen? Ik begeerde het nict, zou ik deze trot*
fcbe rechtvaardiging wel laten gelden? Het was nogtbans
myre kens nict, maar de natuurlyke noodziaklykheid ,
die hem voortbragt. God vormde my naar zyne eigen keus
en om hem te dienen: myne beloning was zyne genade,
wyne ftraf zyn rechtvaardige wil. Hct zy zo; ik ondcr-
werp my. Zyn vonnis is billyk. Ik was ftof, en tot
ftof zal ik wederkereii. 6 Wclkom nur wanneer gy komt 1
Wat tocft zyne hand om uit te voeren wnt zyn befluit op
tlezen dag bcpaald beeft! Waartoe leef ik langcr ! Waar-
cm ben ik aan den dood onttogen en gefpaard voor ecus
|
|||||
f 429 >
|
|||||
efndcTooze elende! Met wclk cane biydfchap zal ik roys
vonnis ondergaan en gevoelloeze aarde worden! Hoe ver- hcngd zal ik my nedertegren als in myne moeders fclioott daat zou ik rustcn en veilig flapen; zyne fchriUlyke ftem zou niet niecr in myne ooren drnderen; geen vrees van erger voor my en myne nakomclmgon zou my sict eene bange verwachting kwellen. Een twyfcl bczwaart my nog> thans, ik vrees dat ik niet geheel kan flerven ; ik vrees dat deze zuivcre adem des revens, dat de geest die God den mensch ingeblazen hceft, niet met zyn ftofryk deel zal vergaan. Wie weet of ik niet in bet graf of op eenige andera akelige plaats eene levende dood ftetven zal! 6 Schriklyke gedachte indien dit waar is \ Maar fieeo, bet was fleclns de adem des levens die zondigde: wat anders kan ftetven dan het 1 geen geleefd en gezondigd beefs? Het ligchaam heeft eigenlyk bet een noch het ander gedaaa: ik zal dus gantschiyk ftetven. Dat dit myne twyfeling d«i gerustftelle, dewyl de mensclilyke reden biervan njets ipecr kan wetcn; want dewyl de Almagtige oneimlig is, zou zyne gumfchap het 00U zyn? Alw.re h,et zot d« £ 1 s * |
|||||
( 430)
|
|||||
Oieiiseh is eindig, en tot ftesvcn veroordeeld. Hoe kan
Cod eene eindelooze gramfchap uitoef«nen op den mensch, wens bielhan met den dood ophoudt? Kan hy bet fterfr lyke onfterflyk maken ? Dit ware voorzeker cene vreemde teg'-nftrydigheid, waartoe God niet ill llaat is; hec ware een bewys van zvvakte, en niet van ftcrkte. ZaI by, om zyn* toorn te bevredigen, bet eindige tot bet oneindigs uit- iikken, in bet ftraft'en van den -uiensch zyne ftrengheii voliocn, die nimmet voldaan is?. Dit ware zyn votius buiten net ftof uhftrekken en de wetten der natuur te bui- ten gaan, dojr welke ieders oorzaak volgens de krachten der ftof werkt, en niet Volgens de uitgebreidheid van haaren ottvang. Weet ik of de dood een enkele flag is, die niy van aile gevoel Uerooft, gelyk ik vooronderileide, of »el eene eindelooze elende, van dejen dag at, dieii ik in en buiten iny woel beginnen, en die ccuwen voortduren zal! tfclaas! dcze angst daalt telkens weder dor.derende op myn weerloos boofd. De dood en ik zyn ecuwig, ticiden ligdhaamlyk. Niet my alleen, al!e myne nakome- Jingen ireft de elewte. Eed fchuon erfdeel, dat ik my |
|||||
C 4J« J
ue kinderen nalaat t 6! Ware ik in lhat het zelf geheei ca>
vertcren , en u nicts mtelatcn! Hoe zoudt gy , da* onterfd, my zegenen ! Helaas! wordt otn de uiisdasd vans £6n' uienscli, hoc gamfche onfthuldije 'incnsc'nlyke geflicht veroordeeld! Hoe I onfcholdig? Wat kafi anders dan verderf van my voortkonicn ? Heiden, ziol en ligchitm be« dorven en geneigd tot hetzelfde kwaad dot ik deed-, Uie zouden zy kiinncn beftaih voor het aatigczfgt van Cod? ik moet zwygen; alle tnyne redeiieringcti zyu ydel, zy dienen enkel ora my als in ecn* doolbof te verwarren, en ray tot de ovcrtttiging te brengen, dat op my alleeti liet ccrst en laatst, als Urun en ootfprong van site verdor* venheid, billyk de fchandvkk ligt. Mogt zo ook op tny alleen Gods gramfchap ligjen I Verraetele wensch 1 Zoudt gy een* last kunncn dragen zwaatet dan de aarde % zwaarer dan het heel - al, al deeldc gy dieli met deze rampzslige vrouw ? Dicrhaiven wat gy vsrlimgt en vreest vemietigt alle-hoop, van toevlugt, en bewyst dat gy buiicn alia voodeden en tocl;o;nende voorbeelden rampzr.lig zyt, slksn met Satan gclyk in misdryf ea ftrnf, 6 GewetetJ fit 4 |
||||
(49s)
|
|||||
In welk een* sfgrond van angst ea yslykheJen hebt gy my
geftort, waaruit ik geen weg vind, en hoe Ianger hoe
dieper wegzinkP •
Dus klaagde Adam luide in de fliile nacht, thans nieti
gelyk v6.6.r zyn val, verkwiklyk, koel) en aangenaam,
maar ftikdonker en van dampen en fcbadelyke nevels verzeld,
Vaarvin zyn boos geweten de akelighsid, verdubhelde. Hy
lag op den grond lu'tgeftiekt, op den kouden grond, en ver
wenschte te1ken,s zyne fchepping, telkens bcfchuldigde
Jhy den dood van eene traage uitvoering van de ftraf, waar-
toe hy op den dag zyner overtrading veroordeeld was.
„ Wa,arom komt d* dood nict," zeide hy,
s», en cin-
digt met ccn* dricwerf welkomen fljg myn lydenl
%A de waarheid haar woord Eiet geftand doen? De God- tyke recbtvaardigheid zich niet haasten om recht te doen ? Maar de dood komt niet op myn geroep; de Godlyke rcchtvaardigbeid acht niet op onze gpbedeji e» ons roepen. 6 Bosfcben, bronnen, lieiivels, rotfen, dalin en waran. den! voormaals vervulde ik uwe fcbaduwen met andere echo's, en thans wedergilmt gy flechts van mjne klagten J'! |
|||||
C4»>
|
|||||
Eva, die met verre van hern z*t te fchreijen, ftond op;
naderde hem, en poogde met zagte woorden de hevigtiei4 zyner fmatt te doen bedaren; maar by z:g hsir aan met «ea ftuursch geiaat, en zeide: „ Ga uit lnyne oogen , flang! . . . . Deze naatn voegt
is naar het verbond dat gy geroaakt hebt, gy zyt Zo valsch zo affchuwlyk als zy. V ontbteekt niets meer dan dat uwe geftalte, |elyk de haare; en flangenkleur, uwe in- wendigc valschheid zien deed, en alle fclaepfelen daarvoot waavfchouwde, opdat gy door uwe al te hemelfche gc- daante, welke de helfche valschheid verdonkert, hen niet verfttikt. Zonder u ware ikgelukkig gebleven, had niet uw hoogmoed en wufte ydelheid, toen zulks het minfte zek«, H»as, myne waarlchouwing verworpen. Gy ciorde dat g* niet vertrouwd wierdt. Gy verlangde gezien te wo(dea» al ware het ook van den Duivel zelfs, wanende hem te verfchalken ; doch toen de flang u ommoette, wierdt gjf door haar niisleid en hedrogen, en ik do,or u. Ik Het u. te ouvoorzigtig van myne zyde; ik acbtte u verlhndjg, ftandvastig, ryp, en btftand tegen alle aanvailen, eu be< E e s |
|||||
(434>
gcecp niet dat dit alles flechts fchyn en geen wezenlyke deugd
was, flechts eeue libbe , krora van nature , geneigd, gclyk thans biykt, nasr de ongelukkige zyde, wcl van my genoinen, maar beter ware zy vveg geworpen, daas ty toch ovrrtollig voor my geiichf, wierdi 6! Waarom fchiep God, de wyze Scliepper, die de boogfte heme* len met msnlyke wczens bevolkt hcefc, bet laatst dp de avrde deze nieuwigheid, dczen fchoorien misflag der na- tuur? Waarom vcivuldehy de waereld met tevsns merman* tien , geiyk engelcn, zondcr vrouwiykc fchepfels ? of waarom diet eenig -rider raiddel gevonden ter voortplanting des men» fcbelyken geflachts ?Dit ongeluk ware den roersch dan niet overgekomen, en bet gecn hsm nog verdcr zal overkomen, ontelbasre tampen op de aarde door vroinvtyke fttikkcn in de ve'rbindtcnis met dit geflacht. Hy zal of geen b-kwaa- tne gade vinden , rn=ar zo eene a!s bet cngeluk beth toe- vo'ert, of die welke by zich wensdit, zal by wegens has- re verkeerdbeid zeklen be! cmen, maar een ander zal haar V6dr hem verkrygen ; of zo zy hem bemint, wordt zy hem door de ouders pw&tfd.) of syne gelukkigfte keus |
||||
(485 >
|
|||||
sal hy telaat ontmoeten, wanneer ayn noodloc bereM h
met eene wcdeiftrevige wederhelft, die hy haat en veracbtj verbonden is. Dit zal een* oncindigen jammer in het menscln lyk leven baren, en de huislyke vrede vetftOien." . Hy zeide niets meer, en wendde zich van haar weg.
Dcch Eva liet niet af; met onophoudelyk vloeijendp uaanen er. vliegende hairen viel zy aotraoedig aan zyne, knien, omhdsde ze, zocht hem te, bewedigeii, en barsfc se'aldus uit in hare klagt: „ Vetftoot my dus niet, Adam! De bemel weet v/eU
ke opreclne iiefde en eerbiedik voor u in myn uamlfaegl Onwctend heb ik u beledigd, ik ben ^ngelukkig verlfiid. Ik omvat fuiekende uwe knicin , beroof my niet van uw» Vrindiyken blik, waarin ik leef, van uwe Iiulp, uw* taad, myn teYiigfte tcoost in die uilerst ongeluk! van u ■verlaten, waar zal ik gaan, waar blyven? Laat zo ling wy nog leven (een' korten tydinisfchien!) de vrede tusfclfen ons beiden heerfchen. Gelyk het orgeluk ons yeriimnt. zo meet de vy;ndfchap ons ook vere'c-Higen'tegen ircia ^ien ons vomits uitdruklyk onzen vyand verkiasrt. 0;!es |
|||||
(43«)
|
|||||
©efen am my uw' haat tegen dozen rampzaligen niet, aan
my ongelukldgere dan gy! Wy hebhen beidcn gezondigd ; msar gy alleen tegen God, ik tegen Cod en u. Ik wil naar de gerichtplaats wederkeren: daar zal ik den hemel met myne luide klagten beftormen, tot al de fbraf van nw hoofd afgewend words, en op my valie, op my, da fiSnige oorzask van dit leed, het e"emg ftrafwaardig voot» wcrp van zyne- gramfchap!" Zy eindigde wenende, en b)e£f oiibeweeglyk in deze
fraekende bouJing, tot zy vergeving vervvierf van dit be- kend en beweend misdfyf. Adam wierd tot medelyden be- <wogen; v?eldra neigde zyn hart wedcr tot haar, dip nog kort syn leven en iinlgt lust geweest was, en die thans deajoedig fchreijende aan zj-ne voeteniag, zulk eenfchooa fchepfd, dat nu om vcrzoening , byftana ca hulp hem fineekte, dien zy beledigd bad. WefcH ontwapeiid, be? daarde zyn loorn, en by richtte haar cp met dew minzas- jne woorden: „ Onvoorzigtig en te dtiftig begeert gy tfcstus, even
*.ls te voreii, wat gy nietkent: al de ftraf voor a alleen. |
|||||
Ach! drang eerst uw eigon wndeel. - Onmagtig 20iidt gy
2yn 0111 zyne voile wraak tedragen, wauvan gy nog flechta liet kleinfte gedeslta voelt, en myn misnocgen niet kunt dragen. Kondsn gcbcden *s Hoogften befluit veranderen, ik zou my vi5i5r a naar deze plants begeven en luide roe- pen , dat op myn lioofd alleen de, ilrar mogt nederdalen , en daardoornw yttleid en zwafckcr geflaclit vergiffenis votwet- ven , my toevertrouwd en door mjr blootgefteld aan deverlei- ding. Maar fla op ; laat ous niet inter twisten of elkander befcliuldigen: \vy zjn eidcis ergens genpeg befchii!digd;laac ons door liefde elkanders last in ons jammcrdeel tracbten te verligten. De fints dezen dag gedreigde dood, zo ik wel «ie, za! niet oogenbliklyk volgen, maar langzaam na- deren; gelyk bet fterven van een* langen dag; om onze fmarten te veimeerderen, zal by over ons zaad (6 onge? Jukkig zaadQ koiuen.'' , YVaarop Eva, rooed fcheppende', dus antyroordde;
'„ Adam 1 ik weet door cene treurige ondervinding, ho« weinig gewigts mync woorden by u hebben, daar zy vet. kecrd, en dsarom met rcclit ook zo ichadel)k gew.es; |
||||
f 4S» >
|
|||||
z"yfl. Daar gy echter tny onwaardige op ttieuvr vergiffenii
fchenkt, en ilc hoop uwe liefde, het <Je"nig genoegen van myn hart in leven en in fterven, te herwintinen, wil ik a met verhaien welke gedacbten in myne bekowmerde ziel ontftaan : welligt vryien zy ons een middel orii eenige verzag- ting, of wel het einde van onzen nood te vinden; hy is-hard, tnaar toch dragelyker dan rtat een gehcel gefladit ons misdryf bezucnt. Drukt de bekotnniering ons het meast voor de elende van ons Hageflacht, het Mrelk tot ongeiuk geborcn en eindelyk door den dood vetflonden most worden, en is het rampzalig de o'orzaak der elende van andercn te zyn, die wy zelf net aatizyn gcven , is bet dcnkbeeld fcluiklyk, een beklagenswaardig geflacht op it aardc te plaatfen, die de SdiCpper vervloekt heeft, dat na een jammervol leven ten prooi voor zulk eeii afTchuw lyk monfter beftemd is —— het ftaat nog in uwe niagt, het beftaan van dit ongeluklOg gefhcht v6<5r te komen, tinderloos zyt gy, blyf kinderloos; dan zal de dood gelieel bedrogen zyli, en zich er.kel met ons beiden rooe- len vcigenoegen. Maar oordeelt gy iiet hard en moeilyk elk- |
|||||
C4S*1
|
|||||
Snder in den omgSrtg te'zien , te "betninnen , en 2M
van den huwelykspligt te orthoudeh^ hooploos en vol verlange'il naar de zoc'e echtlyke omhelzingcn tc fmachteri In de tegeriwoordigheii van eeil voofwerp, dat insgelyks van verlangen verfmacht C cene Matt en levelling grOotei dan het geen ons te fcttromen ftaat) ons zelven en onze nakomclingfchnp van het geen wj viezen bevtyden; laat ons den dood zoeken ■> en wordt liy van ons niet gevonden, la« ons dan met eigen han« den zyn atnpt aan ons' zelven vcrrichten. Wat toevetl wy linger, en fidderen van angst, die ons ten laatflen niet» dan de dood toont, daar wy het in onzs magt heb« ben otn onder veele middelen van ftetven het kortfte te kiezen, en met verwoesting de venvoesting te eindigen?'* Hier zweeg zy, of liever de hevige wanhoop verhiiider.' de Imr verder voort te gaan. De gedachte des doods had zich zo vast in haw hart gedrukr, dit baare waogen ver- bleckten. Maar Adam, de zulk eene raadgeving nict ver- raaedde, had int'iisfchen zyn fill gemoed tot betere hoop verheven , en gaf Eva dit antwoord: |
|||||
C44o>
|
|||||
„ Eval nwe veracbting des levens en aller gewoegens
fchyrtt icts verheveners iets voortreflykers iu u aan te dui- dendan het geen gy verfmaadt. Maar zelfiuqord veinieiigt vrelAra het gevoel van vy/e voortreflyklieid; liet is geen verachting des lcvcns , maar vrees en bckqramering om het leven en deszelfs genoejens te verliezen, <iat men il te zeer bcmint. Zpekt gy allecn den dood, om daar- daor uw tegenwoordig Iced te eindigen, of. waant gy daar- door het uitgefproken vonnis te ontgaan? Misleid u nietl God heeft zyne wrekends gramfchap te voorzigtig gewa- pend om haar te kunnsn ontgaan ; ze!£s vrees ik dat de aldus gcdwongen dood de fuiarte, waartoe ons vonnis ons veroordeek, niet vermindeten, m-ar veeleer dun Aller* hoogften tcrgen zal om den eeuwigen dood in ons te Iateu leven. Laat ons eenig zagtcr middtl zoeken. My dunkc jk heb liet voor oogen, als ik my dit gedeclte van ons vonnis te binncn bteng: Uw zauA zal dt jlang den kop yermorfilcn. Eene rlmpzalige vergoeding , wannesr by niet daaronder verftaan is, (gclyk ik toch vermocd; onze groote vyand Satan,, die, in de flang vciborgen, ons |
|||||
Cf»0
|
|||||
dus bedrogen heeft. Zyn' top vennorfelen ware eene wezen-
lyke wraak, die wy zoudeH verliezen door de hand aan ■Oils zelven te flaan, of zo wy kinderloos bleven, gelyk gy ray vooiftelde. Satan zou daardoor zyne bepaalde ftraf ttitgaan , en wy zouden de onze verdubbelen. Spreken wy cierlialven nietii meer van zelfmbotd eri moedwilligc on- Vruchtbaarheid, het geen ons aile hoop benemen , en flechts hoogmocd,, misnoegen, ongeduld , fp'yt en we* tderfpannigheid tegen God en het juk zyn zoude, dat hy Irillyk op onze fchouders gelegd heefr. Herinner u met welk eene zagtmoedigheid hy ons tnisdryf gehoord en ge- Bordeeld heeft, zonder wraakzucht of gramfchap; wy verwachtten eene onmiddelyke vernietiging, daar wy dach- ten dat hy ons tenzelfden dage ter dood beftemd had, en *ie fmarten by het kinderbaren was enkel u voorfpeld, die de vrucht weldra met grower vreugd beloont. Ook my aiiste de vloek, en trof het meesc de aarde. In het zWeet myns aanfchyns zal ik myn brood eten: is dit een ongeluk? Xedigheid ware nog erger geweest. De arbeiil 2*1 my onderfteunen j opdat geen koude of bitte ons |
|||||
f'443-)
|
|||||
dtren sou, hettt zyne tyiligc zorg ongcbeden daarin voori
zien, en zyne hand heeft ons onwaardigen geleid; by Was mededogende by fcet oordelen. Hoe veel nicer zal by, wanneer wy bidden i zy.i oor openen en zyn hart zich tot medelyden neigen! Hy zal ons verdct leren door wel- ke middelen wy ens kunnen befchutten tegen het gmir* jaar^etyde, regen , ys, hagel en fneeuw, die de Jucht ons thans reeds op gimfche bergen in onderfebeiden gcltal* ten vertoont; want reeds blazen de winden met een* fcher* pen en krachtigen adem door de aangenaamc lokken van de-» ze lieflyk bloeijende boonien, het geen ons noopt een be- ter dekfel en mcer wartnte te zoeken, om onze verkleum- de leden te koesteren, eer het daggefhrnte eene koiide ■acht terug laat. Wy zullen dus trachten de wederkaat* fende ftraalen te veifaraelen en door drooge ftoffen vlam-j mendc te houden, of door de botflng van twee ligchaamea door de gefchokte lucbt het vuur te lokken, gelyk onlangj uit ftrydende wolken, door ftorrawinden uit elkaoder ge- dreven, Be kronkelende blikfem zich omvlamde, fchuin vaa deu bemel op de harstige fehorsfen dtr deunen ea |
|||||
( 44S )
|
|||||
pyflen vie!, en zyne verkwikkende warmtS vw verre tet
ons zond, nin de zonnehitte alzo te verVangen. Hec ge- bruik Van dit viiur, en bet geeii in het tdekomende ons het leed , bet gevolg van ons misdryf, kan verzagten, zal hy ons leren , wanneer wy ham ootrhoedig daaiom fmeken. Wy bcbben niet te vrezen dat wy dit leven in elende znllen doorbrengen; by zal ons menige kracht verlcneu, tot dat wy in het ftof ons battle overfchot en onzen oor- fprong, het leven, afleggen. Wat kunnen wy bcter doen dan naar dc plaats wederkeren, waar hy ons geoordeeld iieefc, eerbiedig voor heni nederknielen en 6ns misdryf ne- derig bekennen, om vergeving bidden; den gtond met tranen bevochtigen," met zuchten uit een beklemd hart de lucht vervullen , tot een teken van ongeveinsde droef- heid en nedeiige boete! bonder twyfel zal hy zyn misnoe- gen»laten varen, in wiens helder oog , zelfs toen hy het grimtnigst fcheen, goedheid , verzoening en genade llraal- de!" — Zo Iprak onze boetende Vader. Eva gevoeide meda op.'
recht berouw. Zy keerden ylings naar de plaats weder waar jy |
|||||
(444)
|
|||||
geoordeeld wartn , knielden eerbiedig voor hem nede«;
belsendei nederig hun misdryf, baden om vergeving, be- vochtigdcn den grond ra»t wasinen, uit een beklemd hart,' tot een teken van ongeyginsd berouw en diepe vernede: ting. |
|||||
EJDPDR (JEZANG.
|
|||||||
Aldus ftonden zy biddendein de ootmoedigfte hodding,
vol berqow; want de v<5<5rkoraende genade van den zt*
tel der barmbartigheid afdalende, nam de verfteendheid van bunne harten weg, en maakte nieuw wedergeboroa vleescli, bet loosde onuitfpreeklyke zucbt«n, welken da jeest des gebeds ingaf, en met eene fneliere vlugt dan Op de vleugelen der welfprekendheid ten hemel bragt. Dpch bun fmeken was niet als van gewoone bidders, of liunne bede minder gewigtig dan toen in de fabeleeuw (minder oud nogtbans dan dsze) Pcuktlion en ii Ffi |
|||||||
<44«>
ktiisfche Pyrrha voor hct altaar van Themis om herftclUng
van bet verdronken menschdom fineekten. Hun gebed fteeg onmiddelijk ten Hemel, en wietd geenszins door nydige winden geflingerd of afgelcid ; het gitig onligchnnic 3yk door de poorten des hemels, vervolgens door] den Middelaar bekleed met wietook , die op bet gouden al- taar rookte, kwam het voor den troon des Vaders; met sen holder gelaat bood hy het hem aan, en begem aldus 3tyne bemiddeling; „ Zie, Vaderl welke eerfte vruchten de aarde draagt
van nwe genade die gy den rtltttsch fngeplartt ticbt! Doze euchteu en gebeden, die- ifcj < als .u* priester^ In die gouden reskvat, met wierook gtmengd , voor u breng, zyn de vruchten van uw zaadr dat gy door vernnlrwirig lit faunne harten gezaaid hebt, vtochten aangenaamer van l'maak din hy die in het Piradys, v66r zynen val, ooit de heerlykfte boomed had kimnen die'n voonbrengen* Neig daarom uw oor naar zyne linekwgch ,• hoor zyne ftomme luchten. Last my, tiaar het oiazckeris wet welke woorde.i |jy moest bidden, my, sis zyh voorfyraak, zyn verzoaner ze |
||||
voor hem vtrklareni Alle zyne werken, goeden «n boo-
aen, neeta ik op my, genen zal myne verdienste volko- rfiener maken, en voor dexen zal myn dood betalen. Nteai my voot hem, en ontvnng in my den vredereuk van net menschdom. Last hem verzoend voor u leven, ten minften zyne getelde dagen, tot dat de dood f zyn vori* nis, dat ik nier poog op te hefifen, maar te verzagten ) hem in een betet leven zal overgebragc hebbeh, waar al- ien die ik verlost heb in vreugd en zaligbeid zullen wonen en e'e'n zyn met my, gelyk ik tin met u heft*'* Waartp de Vadcr onbewolkt en helder aldus nrtweord-
de: „ AlleS wat gy voor den uiensch verfcoekt zy u toe« geftaan, myn Z«onl alles wat gy verzoekt was myn be> iluit. Maar linger in bet Pararlys te wonen wordt hem door de wet, die ik de natuur gaf, verboden. Deae Zuivere onlterfljke hoofdfto(Fen, die zich met geen grove, gcen onharmomTche mengfels kunnen verbinJen, werpen hem, nu hy befmet it, uit ah drciesi'eui in eene insgelyks be. fmette lncht en tot ftoflyk voedfel, waardoor hy hct best tut dc ontbinding, die de zontle in hem bngt, voorbe. rf*
|
||||
refd wordt. De, zonde hceft het eerst alles vergiftigdj eji
van onverdorven veidorven gemaakt. lit fchicp hem aan- vanglyk met twee hecrlyke gaven befchonken , met ge- lukzaligheid en onfterflykheid. Daar by de eene verloos, diende hem de andere tot eeuwige elende, 20 ik deii dood niet geroepen had: de dood wordt dieibalven zyn, laatfte hujpmiddcl; en na een leven in jammer doorgebragt door het gejoof en gelovige wetken gereinigd, zal hy mes 4e rechtvaardigen tot ccn hetcr leven ontwakcn, wanneec. liemcl en aarde vernieuwd w.orden. Maar laat ons de {thai" re der zaligen uit den wyden omtreii des hemels by elkandec rpepen; voor hen wil ik myn ooideel niet. verbergen, lioqs ik met bet menschdom bandel, gelyk zy het onlangs za- gen met d« wederfpannige engelen, en daardoor, lipe fterk zy 60k ftotiden, nog niet verfterkt wierden." Hy zweeg, en de zoon gaf een tskeir aan den febittereni
den dienaar, die om hem waakte; hy blies op de bazuin, die nadevhand welligt op Horeb geboord wierd , tpen God. iiederdaalde , en die welligt nog cens by het jongst gc- ticht zal klinken. Het geluid der engelen vervulde de r& |
||||
C449)
tye gewesttn'des hemels. De zoonen des liclits ftondeu ,■
cp, {ocn zy den klank hoorden; uit hunne aangenaame prife'elen en amarantUen fchaduwen, waar zy aan bronnen en heeken, de wateten des Ievens, in gezellige genoegens by el- lunder zaten, en gingen naar de plaats waar net heog bevel hen tiep, en. namen plaats, waarop de Almagtige van zyn'i verheven troon aldus zyn' opperiiiagtigen vvil uitdruk:e:i oi .„ 6 Zoonenl de menspli is geworden als een van on*,, en kent go.cd.en 'kwaad, federt ,riy van de verboden. viucht gegeten heeft; doch hat hem zich op zyne keni vis van het .verloien goed en het verworven kwaad yry beroemen. Gelukkiger, ware het hem genoeg geweest het goede uit zich zejven, en het kwaade in het geheel m'et te kennen ! Nu treurt hy, heeft berouw, en bidt tot lay met een verfiagen hart, dat ik in hem bewogen heb, «;aar langer dan deze verflagenbeid duurt ken ik zyuhart; ik weet hoe yeranderlyk, hoe ydel het aan zich zelven over- gelaten, is. Dat hy daarom nu ook niet met zyne reeklooze .1 . -SJ.
hnd naar den boom des kvens grype.van hem eete en ceu-
Wi leve, lenminfien drome eeuwig te leveo.Iieb ik beflo. |
||||
ten hem uit te dryven, hem uit dezen *of M zenden,
en de aarde te bebouwen, wwruit by genomen is, en waarin by wederkeert. „ Michael! gy gult dit myn bevel uittoeren; doe wi-
der de cherubim uwe kens van vlamruende ftryders, op dut de vyand, ten nadele van den mensch, Of om zkh in bet bezit der ledige piiats te itellen, geen nieuwe vet* warringen doe ontftaan, Haast u, dryf het xondige zon« der erbarmitfg uit het Pttadys van God, en de onhciligea- vih den heiligen bodett; rrietd hen en hun nageflacht ltun- tst 'teuwige -yerbanfiitlg van hier. Maar op dat ay Van vrees niet ohder hun geflreng vonnls bezwy.' ken, V»ant ik »ie hen beducht en iiieftraanen hunn* inlsflag befOtivyen, *y alle ysfykheid voor hen verborgen. Jndieii zy uw bsvel geduldig gehoofzamen , znlt gy hen rfet ongetroost laten gaan. Openbaar Adam wat in toedo- jnende dagen zal gefchiedeh, gelyk !k u zaliflgeven; her- haal myne belofte aangaatide het zaad der vtouw, et» send hen wel tteurlg, maar in vrede weg. PJaats asm da Oostzyde van den1 "hof, Waar de ingarg va« £dcn het liitst is, de wacht der Cbciubiia, «n de I
|
||||
<*sp
fflikkering van een vlanimend zv/aanl belette de nannaderlng
en fnyde den weg af naar den boom des levcns, op dac het Paradys geen verfamelplaats vvotde van' osreine gees* ten en alle myne boomen ben n»et teM prooi verftrekken, met wier geftolen vrucht ay den tnensch nog eens bediie* gen," Hy zweeg, D^ aaitscngel maakte zich gcreed ora seder te)
Jalen, en nam eene menigte waakzaame Cherubim mede;
ieder bad »ier aangezigten, gelyk. een dabbele Jantrs, hw
ne gebeele gedatutc was met oegen bezaaid,, talryker dan
die van Argus, en waakzaamer dan-dac zy door de cover*
' krachc eene Arkadifche ttuit, of door de hetdetspyp vaA
Merkurius en zyn" flaapvtrwekkende ftaf i» ce iluiraeren
20Udcn geweest zyn. Midlcrwyl outwankte Lcukothea, ora
met bet heilige licbt de waereld weder te groeten, M?
drenkte de aarde met frisfchen daanw, toen Adam en de
eerfle moeder Eva hunne gebeden voleindigd hadden; zf
jevoelden vetfterking van boven, eene nieuwe hoop oln
zich uit hunne vertwyleling te redden, blydfcbap, hoswel
nog met vrees vcrmergd. Tot Eva Wendie hy op nieuws
Uus zync welkoree woorden:
|
||||
t, Eva I het is Hgt te gtloven dat a! bet goede dat wy £«•
nieten ons van den Hemel afdaalt, maar dat van ons iets ten Hemel opftygen moct, dat vermogend is het hart van <ten hooggezegenden God te treffen, of zyn' wil te bul« gen, is bezwaarlyk te geloven, en toch doen dit gebe» den of eene korte zucht uit de menschlyke borst, die tot den troon vanv God ftygt. Want federt iK' door gebeden dene bdedigden God tractate' te vefcfoene'n-j1 -fchielde ea «oor hem myn hart ootmoedJg uiiflorttei dtmkt tny ; zag ik bem/verzoend en genadig het oor tot »y aeigen* ;Het vertrouwen nam in niy -toe dat ik guasHg verhoord was; de vrede keerde weder in myn-hart, en in myn geheugen zyne betofte dat „.nw .zaad onzen vvand den kop zal ver- „ morfelen," het geen ik in myne fmart toen met bedacht yerztkert my ihans dat.de bitteiheid des doods voorby is, Ca wy zullen leven. Heil a dierhalven , Eva 1 met recht 4ns ganaamd, moeder de? gantfchen menschdoms! gj ffloeder aller levende fchepfelen, federt de uiensch door u lecft, en alles op de aarde leeft voor den menscbl" Waarop Eva met een treurig gelait antwoordde: „ D«-
|
||||
C43S J
|
|||||
Sen naam ben ik wegeris rrtyne overtrading oriwaardig, ift,
voor u tot eene hulp beftemd, ben een valftrik voor u geworden. Niets kon ik verwachten dan wamrouwen, toeftraffing en verwyteti. Maar oneindig in zyne vergiffe- nis was myn Reenter; ik, die den dood over alien gebragt heb , ben begenadigd om den oorfprong des levens te wotden. Hoe goed zyt gy, dat gy my ook zulk eene verheven be- naming waardig acht! my, die een' gelieel anderen naam verdiende! Maar het veld roept ons tot den arbeid, diert ny thans in het zweet van ons aanfchyn rnoeten vetrich- ten, oflchoon wy de nacht flaaploos doorgebrngt hebbenj Want zie, de morgen die gecn acht flaat op onze rust* loosheid, nadert met een glimlagchend roozenkleurig ge- laat. Laat ons g.ian. Ik zal voortaan van uwe zyde niet vyken, hoe verre ook ons dagwerk verwyderd ligt, en hoe zwaar het nu ook valle, tot de dag zinkt. Daar wv bier wonen i wat kan ons in dit vermklyk oord verdrie. tig vallen 1 Laat ons, oflchoon in een* gevallen flaat, te Vreden leven." Zo fprak, zo wenschte Eva ootmoedig, «iaat het |
|||||
(454 )
|
|||||
nocdWt vervuWe haaren wensch niet. De natuur gaf teke.
ten san de vogels, de dieren ill de lucht; de lucht wierd diinsftags verdonkerd, na eene korte helderbeid; digt ■voor hull gezigt fchoot de vogel van Jupiter uit de lucht neder, en riieef twee fraai gevederde vogels voor zich been, het dier dat in het woud regeert begon nu voor het eerst naar bleed te dorsten, liet vervolgde een lief- talligpaar, het goedaartigfte des wouds, het hcrt en de binde ; zy namen naar de Oostpoort de vlugt. Adam zag «)it, en volgde met zyne oogen deze jagt J niet zonder ont- toering lprak hy aldus tot Eva : „ 6 Eva! eene noggrootereverandering wacht op ons die
de hemel door deze teltens in de natuur te kenncn geeft, door deze voorlopers van i.yn oogmerk; of hy waarfciiouwt ons niet al te zeker te gaan op de kwytfchelding van onze Itraf, omdat wy nog eenige dsgen van den dood verfchoond zyn. Wie weet hoe lang, en wat ons leven zyn zal? Of wat meer dan ilit, dat wy (lot zyn en tot ftofzullen we- derkeeren en niet ineer zyn ? Waarom wordt aiders dit dubbel vootwerp aan ons'o'og vertoond, in de lucht eri |
|||||
C45S >
|
|||||
.op de aarde, lang? diV weg en ter zslfder uure? Waarom
heerscht duisternis in het oosten nog v66r den middag •n in de westlyka wofken morgenrood» het wclk door bet blaauwe gewelf eeri' fchitterenden glans veffpreidt, en als met iets hemelsch beladen nedetdaalt." Hy bedroog zich niet; wane de hemelfche fchaaren daal-
den uit een' wolk van jaspii in het Paradys , en vertoef- den aldaar op een' heuvel. VVelk een glansryk verrthyn. feJ, ' indien geen twyfel en vieeschlyke vrees Adams oog verblind hadden, niet minder glansryk dan toen de engelen Jakob in Mahanaim ontmoetten, en hy het veld rondom zich met deze wachters bedekt zag, of toen de vlammen- de berg in Dothan met een vurig leger bedekt fcheen te» gen den Syrifchen koning, die, om 6in' enkel man te ver- rasfen, gelyk een moordenaar, zonder vootaf den oorlog te verklaren, optrok. De vorstlyte opperpriester flond in tun midden, en beval zyne magten bezit van den hof te ncmen; hy alleen ging Adam vinden, die zich verbor- jen had, hy ging Adam niet onbemetkt voorby, die by de aannadcring van dlt groot bezoek dus tegen Fva fprak: |
|||||
C4s<n
|
|||||
j, Eva! vcrwacht thans een gewigtig riieuws, ons lot
zal misfchicn weldra beflischt zyn, of ons zullen nieuwe wetten opgclegd worden; want ik zie reeds van verre iiit eene vujige wolk, die den heuvel bedekt, een' der he- melfcben tot ons kpmen, en volgens zyn' gang fcbynt hy geen van de geringften , maar eene groote magt of een der verhevcnfte troonen te zyn, zulk een majeffceit ver« toont hy onder het gian. Hy Is Wei niet vcrfchrikkelyk , dat Ik zou vrezefl'
maar hy is ook zo vriendlyk niec als Rafaiil, dat ik hem zo veel zou vertrouwsn; maar flatig en ontzagwekkencf. Om hem niet te beledigen, moet ik hem met eerbied tc gemoet gaan en gy u verwyderen." Hy eindigde ; en de aartsengel was hem reeds genaderd,'
niet in zyne hemelfcbe gedaante, maar als een mensch gei gekleed, om met menfchen te fpteken. Over zyne blin- kende wapenrusting golfde een kiygsrokmet fchooner pu»per dan het Melibeifche of het Tyrifche Sarra geverwd, gelyk koningen en helden' in vredestyd droegen; Iris had. djt gewaad geweven, zyn geopende blinkende helm ves- |
|||||
(45? )
toonde een gelaat in den overgang van de j'ongelingfchap
tot tie manbaarheid ; aau zyne zyde hing in een' fcliitte- rende gordel hot zwaard , de fchrik des Satans, in zyne hsnd had liy de fpeer. Adam bong zich diep ; hy , van koninglykcn lang , boog zich niet, inaar verklaarde hem aldus zyne komsti „ Adam! de hooge bevelen des tiemels"behoeyen geen
vooraffpraak. Het is genoeg dat uwe gebeden verhoord jyn, en de dood j dien gy reeds ten dage van uwe overtredmg verdiende, is veele dagen van zyn' prooi Vet- fioken, die de geuade u gefchnnken heeft, op dat gy U daarin moogt bekeren en de iine zondige daad met veele goede weiken bcdekken. Dan zal God, thans bevredigd, u gtntscblyk van de roofzuchtige aanfpraak des doods be- vryden; lnaar langer hier in het Paradys te wonen is a ontzegd; ifc ben gekomen om u te verdryven en uit den hof te zenden, op dat gy de aatde bebouwt waafuit gy genomen zyt." . . Hy zeide Diets meet; want Adam ftond reeds op dit
BieuWi veiflagen , gegrepen door de Masuvren des kora- Og |
||||
C4»8>
|
|||||
Biers; die hem van alle zyne zinnen befoofde.' Eva, die,
ongezien, dit alles had aangelioord, ontdekte weldra door laid geklag haare fchuilplaats. „ 6 Onverwachte flag! harder dan die des doods! moet
ik u dus verlaten 1 6 Paradys! u das verlaten , myne geboorteplaats ! deze gehikkige dreeven en boschjes ; ver- Wyfplaatfen voor goden ? waat ik hoopte gerust, hoewel treurig, het uitftel van den dag af te wachten die dood« lyk voor ons beiden moet zyn I 6 Bloemen , die nooit in eene andere Iuchtftreek zult groeijen! voorwerpen van myn morgen- en avondbezoek, die ik met eene tedere hand opkweekte van de eerfte opening der knoppen en naa- men gafl wie zal voortaan u naar de zon keren," of U- we geflachten ordenen en u uit de ambrozynbron bevoch. tigen 1 Gy eindelyk, bruiloftsprieel, door my verfierd met alles wat het gezigt en den reuk ftreelde ! hae zal ik van h fcheiden en afdalen in eene laagere waereld, die duister en woest is by deze ? Hoe zuUen wy ademen in eene andere, winder zuivere lucht, daac wy sum onfterfr lykc vruchten gewoon zyn I", |
|||||
Wsarop de Engel dus zagtrhdedig antwoordde : „ Klaig
Diet, Eva 1 uiaar verlaat geduldig het geen gy billyk verlo- ren befot, en flel uw hart niet dwaaslyk op het geen het uwe niet meer is; gy gaat niet alleen, gy gaat met uw' *chtgenoot: gy zyt verpligt hem te volgeu: waar hy blyfi is ook uw vaderland." Adam, inmiddels van zyn' kouden fchrik bekomen , en
*yne verwarde zinnen herhaald hebbende , richtte dus zy- ne ootmoedige woorden tot Michael: „ Hemeliche! gy, ecn der boogfte troonen, zo niet
«If de opperfle van lieu , want uwe geftahe fchynt die Van eeH' vorst dar vorsten! Zagt hebt gy ons uwe zen- <ling verklaard, die, wanneer zy ons op eene harde wyze verkomiigd en volvoerd ware, ons gegriefd bad. Wat in onze fnurt, in onze weemoedigheid en onze wanhoop onze broosheid nog kan dragen bericht gy ons. Wy moe- ten uit dit gelukkig oord vertrckken, ons aangenaam verblyf, en de ^e"nig= troost, dien ons oog had. Alle andere oorden fchynen ons woest en onbewoonbaar; zy kennen cm niet, en wy kennen hen niet. Indian ik G g a |
||||
f 4«o)
|
|||||
hopen kon door onophoudelyk fmeken den wil te verande-
ren van hem die alles vermag , ik zou niet ophouden met bem aan te roepen ; maar tegen zyn volftrekt befluit baat hct gebed niet meet dan een adem tegen den wind, die des te heviger daar tegen in blaast. Daarom onderwerp Ik my aan zyn groot gebod, Dlt bedroeft my het meest, dat ik , ran hier vertrckkende , van zyn gezigt verwy- derd, van zyn' gezcgemicn aanblik beroofd zal zyn. Hier kon ik in diepe aanbidding ieder oord bezoeken , dat by met zyne godlyke tegcnwoordigheid vetwaardigde, en myn« kindercn verhalen : Op dezen berg verfcheen hy my; ondet dezcn boom ftond by zigtbaar; tusfchen deze dennen fcoorde ik zyne item; hier by deze bron fprak ik met hem.' Op iedere plaats wilde ik hem een dankaltaar opricJiten van zooden , en alle glinflerende ftecnen ult den ftroom opftapelen, tot een gedenkteken voor de volgende eeu- wen, en hem daarop welriekende gommen, vruchten en geurige bloemen otFeren. Waar z«l ik in gintfclie laagete waereld de fpooren van zyne voetftappen zoeken? Want lioewel ik -voor zyn vergramd aangezigt vlugtte, thans , |
|||||
( 4*0
ttrug geroepen tot een verlengd leven, met de belofte van
nakomelingfcnap , zie ik met blydfchap de uitarfte randen van zyn' glans, en aanbid van verre zyne voetftappsn." Waarop Michael met een oog vol gaedheld zeide; „ A-
dam! gy weet, de hctnel is de zyne, en de geheele aarde, niet flechts deze heuvel. Zyne alorategenwoordigheid vervult land, zee en lucht, en alles wat leeft wordt door zyne vermogende kracht bezield ea verwarmd. De geheele aatde gaf by u in bezit en te regeren ; waarlyk, gcen geringe gift! Geloof dus niet dat by (lecbts binnen de enge grenzen van Eden beperkt is. Hier ware misfcliien uw hoofdzetel geweest, van waar alle geilachten zich o- ver de aarde verfpreid hidden", en van alle oorden dej waerelds herwaarts gekoinen zouden zyn, 01 u , hunn' aller vader, met eerbied te gtoetcn. Maar die voorrecht hebt gy thans verloren ; gy moet met uwe zoonen een' laager' bodem bewonen. Maar twyfel niet dat God in vlakten en valeijen zo wel woont als bier; by laat in ie- der oord zyne tegenwoordighcid bemerken, die u aityd volgt, die u beftendig met goedheid en vaderJyke liefde g g 8
|
||||
(4«0
|
|||||
omringt, u zyn aangezigt en de fponren zyner godlyke
Overftnppen ontdekt. Op dat gy dit gelooft, en daarvan
verzekerd zyn moogt, zo wee; v66r gy van hier vertrekt,
dat ik gezondcn ben om u te tonen wat u en uw nage-
(I.icht in toekomende d»gen te wachten ftaat. Verwacht
goed en kwaad te horen; de hemelfche genade in ftryd
met *s menfclien vetdorvenbeid tezien: leer daaruit oprecht
geduld oefenen, en blydfchap met vroome bekomnaering en
vrees te mitigen, en zowel tegenfpoed a!s voorfpoed gelatcn
te dragen. Zo zult gy uw Ieven het veiligst eiudigen, ea
het best voorbereid zyn om den dodelykcn flap te doen.
JJlim op dezen heuvesl. Laat Eva, want ik houd haare
oogen gefloten, hier benedcn flapen , terwyl gy waakt,
gelyk gy fliept, toea zy het aanzyn kreeg."
Waarop Adam dus dankbaar antwoordde; „ Siyg op; ik
volg u , zekere leidsman! langs het pad dat gy my leidt, en onderwerp my aan de hand des Hemels, of- fchoon zy my tuclnigt; ik ftel uiyne borst tegcn het on- geluk ; ik wapen myn hart om dosr lyden te overwinnen, en rust door aibeid te verwerven, indien ik hair dwdoor ycrwerven k»n." |
|||||
U*>
|
|||||
Zo ftegen zy beiden in godlyke gezigten op. Het wai
een der hoogfte heuvelen van het Paradys, van wiens top men den halven aardbol volkomen in het oog had, i!zo hy het verfte gezigt opleverde. Niet hooger was de berg, of leverde een ruimer gezigt op, waaropj CUI't eene andere oorzank) de verzoeker onzen tweeden Adam voerde , om hem allc de tyken der waereld en hunne heerlykheid te tor.en. 2yn oog ontdekte alle de plaatren waar federt liloude en laatere fteden ontltonden, en de zetels van de magtigde ryken gevestigd wierden; van Kambals toekomftige jnuuren, den zetel van den magtigen khan van Kathai, en van Samarkand aan den Oxus, den troon van Timur, tot Peking, de (lad der Cliineefche keizers, en van daar tot Agra en Lahor, het gebied van den grooten Mogol; laa- ger tot het gouden Cherfonefus, of waar de PerliaaH in Ekbatane gebiedt, of tot Ispahan toe; waar de Rusflfche C*aar in Moskow heerschte , en de Sultan, uit Turkes- tan geboortig, in Byzantium het gebied voerde. Ook was voor zyne oogen net ryk van Negus aiet verborgen, tot deszelfs uiterfte haven , Grcoco, vooits de kleinere Gg4 ■ |
|||||
(4*4^
|
|||||
zceryken, Monbiza, Quiloi, Melinde en Sofala, het
wclk men voor Ofir gehouden lieeft, tot aan het ryk van Congo en Angola verder zuidwaaits ; dan verder langs den Niger naar het gebcrgte Atlas , de ftaaten van Alman- zor, Fez en Suez, Marocco, Algiers ea Tremife- Van daar naar Europa » alwaar Rome beflemd was oin de wac> reld te rjgeren ; ook zag hy misfchicn in den geest he: ryke Mexico , den zctel van Montezuma , en Cusco in Peru , uen nog rykeren zetel van Athabaliba , en het nog ongeplonderd Guiana . welks groote ftad Geryons zoonon Eldorado roemden. Maar Michael nam van Adams oog da fchil weg , wclke de bedricg'vke vrucht, hem een he!- derer gezigt belovonde, veroorzrakt bad; vcrvolgens rei- nigde hy met Euphrafia zyne gezigtzemnven, want hy had al te veel te zien , en. goot hem drie droppels uit de bron des levens daarin. De hemelfchc kracht drong diep in het binr.enlle van zyn zielgezigt, zo dat hy thans on- magtig zyne oogen floor, nedcrzonk en aile zyne geesten vcrrukt waren ; maar dc vrindlyke cngel richte bem op, en herriep aldus zyne »and»cht: |
|||||
'„ Adam! open thans uwe oogen j en zie eerst de ui{.
yrerking van uwe eerfte misdaad in verfcheidenen van uw geflaclit, die nimmer van den verboden boom gegeten of met de flang famengefpaunen, of uwe zonde gezondigd hebben, maar een verderf van u erfden , dat nog gtooter misdaaden voortbrengt." Hy opende zyne oogen, en zag een ten deele be-
bouwd veld, waarop versch gemaaide fchooven fton.' den, het andere gedeelte was bedekt met weidende kud. den ; in het midden ftond een boersch outer van zooden als eene landfcheiding. Een bezweete maaijer naderde, die de eerfte vruchteu van zyn* veldarbeid, de groene air met de geele halmen vermengd, onuitgezocht, zo als zy hem in de hand gekomen waren, op het outer bragt; vervol- gens kwam een zagtaartige herder met de uitgezoehte en teste eerftelingen zyner kudde ; hy offerde , en legde de ingewanden en het vet, met wierook beftrooid, cp het gekloofde hout, en nam alle de offerplegtigheden in acht. Zyn offer wierd weldra door een gunftig vuur van den he. nel ocder een' heldcrcn glans en aangenaamen icuk verteerfl; G g $ |
||||
(4« )
|
|||||
het offer des anderen niet; want het was zo oprectit
niet. Hy was daarover misnoegd in zyn hart, en terwyl zy faraen fpraken, wierp hy hem met een' fteen tegen de ribbcn, dat hy nederviel, en doodsbleek de ziel met •en' flrootn van bloed uitblies. Adam ftond op dit gezigt in de ziel verflagen , en riep met drift tegen den eugel: „ Welk een ongeluk, 6 onderwyzer! treft den z»gt-
moedigen man, die welbchaaglyk had [gebfferd! wordl vroomheid en waare godsvrucht dus beloond t" Waarop Michael, insgelyks bewogen , dus antwoord-
de : „ Deze twee zyn broeders , Adam 1 en zullen binJ nen kort uit uwe lendenen ontftaan. De onrechtvaardige heeft den rechtvaardigen verflagen, uit nyd dat zyn* broe» ders offeihande den Hemel aangenaam is geweest. Maar de jnoorddaad zal gewroken worden en het geloof des anderen iyne beloning niet verliezen, offchoon gy hem hier in het ftof verflagen hebt gezien." Toen zeide onze algemeene yadcr: „ Helaas! welk
eene daad en welk eene oorzaak! Maar heb ik thans deze daad gezien'? Is die de weg om tot myn oorfpronglyk ftof |
|||||
<4«7J
|
|||||
weder te keren? Vreeslyke aanblik, akelig te zien, yslyk
te denken, hoe yslyk te gevoelen!" Michael zeide hierop : „ Den dood liebt gy in zyne
eeifte gedaante aan den mensch gezien ; maar hy heeft veelerleije gedaanten, en veelerleije wegen leiden naac het duistet graf; alien zyn verfchriklyk , maar de ingang is voor de zinnen verfchriklyker dan het inweiidige. Eenigen zullen , gelyk gy zaagt, gewelddadig van het leven be. roofd worden , door vuur, water en honget, nog meet door onmatigheid in fpyze en drank , welke verfchriklyk* zickten over de aarde zal verfpreiden, van welken eene ontzaglyke menigte voor u zal verfchynen, op dat gy zien tnoogt welke elende Eva's onmatigheid over het menschdom zal brengen." Dadelyk vertoomle zich voor zyn oog eene plaatsj
zwart , donker , onrein als een hospitaal, waarin een groot getal kranken, allerleije ziekten, krampen, len- denpyn , hartkloppingen, allerleije koortfen , ftuipen,' beroerten, zlnking , graved , zweeren , koh*, krank- zinnighcid, zwaarmoedigheid, maanzucht, waterzurht, |
|||||
C*«8)
|
|||||
•imborstigheid, zydewee en de allesverwoestende pest.
De uiarteling was yslyk en de zuchten waren hartbrekend- De wanhoop zweefde van leger tot leger , en de dood zwaaide zijn' pyl in uiomfover dezelven, doch draalds om toe te flaan , hoe dikwyls by daarom ook gefmeekt vvierd als om t!e grootfte weldaad en de vervullinj der laat- fte boop. Welk een fteenen hart had zulk cen gezigt met drooge oogen kunnen dootHaan t Adam kon zich nice lan> fier bedwingen , rnaar weende , offchoon by van geen vtouw geboren was ; het medelyden bemeesterde zyn hart ■en perste hem de traanen uit de oogsn, tot dat fterkero gedachten derzelver loop ftremden , en naauwlyks kon hy iweder fpreken of hy vetnieuwde zyne klagt: „ 6 Katnpzalig mensehdom ! waartoe zyt gy vernederd!
tot welk een* elendigeu ftaat zyt gy gebragt 1 het ware be- ter dat gy ongeberen eiruligde t wterd ons daarom het la- ven gefebonken om het zo wedet tc verliezcn ! of liever waarom het ons opgedrongen ! iiidien wy wisten wat wy octfangen, wy zouden bet aangeboden leven niet willen a:nncmen, of weldra fmeken ons betzelve weder te out- |
|||||
Ctf9)
nemen; gelukkig waimeer hy nog zo in vrecte mag fceea
gaan! Kan dus het bceld van God in den mensch (eens zo goed en volkowen gefchapen, doch fcdert verbasterd) tot zulk een verfchriklyk lyden,'onder onmenschlyke fmar* ten vernederd worden t Hoe! zou de mensch, daar hy nog iets van Gods cvenbeeld bezit, wegens zyn' Makers beeld riet ten deele van zulk een' ramprpoed verCchoond *yn t" „ Zy verloren hunn* Makers beeld," antwoordde Mich*,
el, „ toen zy 2ich zelven verlaagden om hunne toomloo- ze lusten te dienen, en namen het beeld van het geen zy dienden , eene dierlyke ondeugd , welke Eva het meest tot de zonde verleid heeft: dtarom is hunne ftraf zo ver« nedcrend, die Gods beeld niet onteert maar hun eigen; of zo het zyn beeld is , dan wordt hetzelve door hun misvorind, dewyl zy de heilzaame wetten der natuur in valglyke kwaalen veranderen: zy hebben zulks verdieni Cm dat zy Gods beeld niet in zich zelven vereerden." „ Ik acht het billyk," re;de Adam, „ en ondcrwerp
«y. Mnar ic J« niet nog een andere weg biriten die nap. |
||||
if 470 y
v" ■
voile pad, die ons tot den dood leidt, en ons oorfprong-
lyk ftof vermengt t" „ 'Er is *er een," zeide Michael, „ wanneer gy het
voorfchtift s „ met te veel" in acht neemt, en matig zyt in het geen [gy eet en drinkt, behoorlyk voedi'el en geen overdadig vermaak daarin zoekt , tot dac veele jareu over uw hoofd verftreken zyns dan kunt gy leven , tot gy als eene rype vrucht afvalt in den fchoot uwer moedet, of zagt ingezameld en niet geweldig afgeplukt wordt als $y ryp voor den dood zyt. Dit is de hooge ouderdotn ; maar dan moet gy uwe jeugd, uwe krachten, uwe (clioon- heid overleven, welkeu zullen veranderen, verzwakken cs vergaan; uwe verftompte zinnen zullen dan alle wel- gevallen aan vermaak verliezen; in plaats van de houding der jeugd, thans zo vol hoop en biyuioedig, zal in uw bloed een zwaarmoedige damp, koude en droogte heerfchen , die uwe vlugtige geesten zullen ncderdrukkan en ten laalften den balfem des levens verteren-" Onze ftamvader fprak bierop: „ Ik ontvlugt voortaan
den dood niet, of wil myn leven veilengen; liever zal |
||||
*
ik trachten otn my to fpoedig en ligtst mogelyk van den
zwaaren last te bevryden, dien ik moet dragen tot den beftemden dag myner ontbinding, en denzelven geduldig afr wachten." Michael antwoordde: „ Bemin nbch ha.it u\v leven, mast
befleed het we!t hoe lang of tort de Hemel hetzelve be- ftemd hebbe. Bereid u thans tot een ander gezigt." Hy zag op, en ontdekte een ruim veld vol tenten van
euderfchsiden kleuren ; by eenigen gtaasden kudden , uit anderen klonk liet geluid van harpen en orgels, en hy zag ook den geen die de fnaare rcerde : zyne vlugge hand doorliep alle hooge en laage toonen. Elders llond 'er een aan de fmisfe te zweten , die twee zwaare blokken koper en yzer gefmolten had (zy waren of op eene plants gevon« den, waar toevallig vuur op bergen of in dalen bosfchei veiteerd had , en waten in de aders der aarde gezonken, of heet in de opening eener grot gevloeid, of de ftroora had hen van den bodem opgewenteld). Hy goot het ge- fmolten erts in door hem bereidc vormen, waarvan hy eerst zyi) eigen gereedfchap maakte, en toen wat wyders |
||||
C tf* *
|
|||||
nit de metailen gegoten of gefmeed kon wordeni Na de-
»en , (doch aan zyne zyde) daalde een ander volk van de naburige Iieuvelen , hunue woonplaats , in de vlakte ; volgens liun uiterlyk fclienen zy alle vroome minnen, e» alle hunne pogingen God te dienen en zyne werken te ken. nen , of ten minften dat geen wat de vryheid en vrede onder de tneufchen kan bewaren. Zy hadden niet lang in de vlakte gewandeld, toen nit liaare tenten hen eene fchaaf van fchoone vrouwen naderde, danel gekleed en met ju- weelen bedekt; zy zongen by het geluid der harp de tf derlVe liederen en dansten in reijen: De tnannen begluuf- den haar; hoe ernftig zy ook fchenen, lieten zich zon- der teugel de oogen fluiten, tot dat zy alien ddnsflags in het net der liefde gevangeil waren ; ieder koos haar die hem behaagde, en thans fpraken zy van liefde tot dat de avondfter, de fter der liefde, opglng. Toen geheel in vuur zwaaiden zy de huwelykstoorts , en riepen Hymra aan, dien men by deze gebruiken thans het eerst vere«. de: van fecsten en muziek wedergalmden alle tenten ; zulk ecno gelukkige verksring, aulke ftrelende verrichtingeu det ■ |
|||||
{#S9
B»g onverloren jeugd, gczangen, bloemenj khpsftd en
bekoorlyk toongeluid trofien Adams hart: reeds wiMe hy zicli aan dezen reinen weliust overgeven, en dtukte zuiU •Idus uit: „ Waare verlicftter van mync oogen! eerfte gezegende'
engel! veel beter en hoopvoller fchynt dit gezigt, meet vreedzaame dagen zie ik daatin dan in dc twee voorgaari» de, waarin ik niets dan haat en dood zsg, en (marten nog yslykcr dan de doodi Hier fchynt de nacuur in alle» volcind.**
Waarop Michael fprak: „ Oordecl niet uit het verge*
noegen wat het best is, hoewel het met de natuur overe'e'n- komftig fchynt. Gy zyt tot een veel edeler einde gefcha- pen» heilig en rein naar het Godlyk beeld. De tenten, die gy met zo veel genoegen befchouwde, waren de ten- *
ten der ondeugd, wasrin het geflaclit zal wonen v»n hem
die zyn* broeder verfloeg. Zy leggen rich yverig toe op' de kunften van het befchsafde leven , zyn uitvinders vaa zeldzaame dingen; maar den Scheppe* niet indachtig, of. fchoon zyn geest hen daatin onJerwezen heeft, zullen Hh |
||||
«*w)
|
|||||
*y nooit erkenncn dat het gaven van hem zftii Eel*
fchoon geflacht zal nogthans ult hen geboren worden ; want iJit is de fchoonc vrouwenfchnar die gy zaagt, die godinrf sen fchenen, zo fchoon, zo zagt, zo vrolyk, inaar va» alle de hocdam'gheden ontbloot wascin de huislyke eer en de voomaamfte roem der vrouw beftaat; etikel geboren en cpgevoed voor den fmaak in wellustige bekootlykheden . om te ziugcn, te dansfen, zich op te tooijen, de tong den vryeu loop te Iaten en lonken te fchieten op dezen •delen flam van mannen, wier godsdienstige deugd hen den naam van zoonen van God verwietf, zy zullen oneJcl atle hunne deugd, al hunnen roem aan de vleijende b&J koorlyklieden van deze Godverzaakfters opofferen, enthans in wellust baden, (die eerlang tot een ruimer bad vew oordeeld zynj en lagchen, maar de waereld zal eetlang over hen eene waereld van traanen vergieten." Waatop Adam, van die kortftondig vermaak heroofd,1
zeide: „ 6 Elende en fchande! dat zy die nog korts 20 wel peogden te leven, wedet op verkeerde paden zouden wandelen of op den weg der deugd bezwyken! Maar ii |
|||||
c ah k
ilc heVwel, ket ongeluk v;» den tnenach Wofdt doordd
vronw bewerktl" „ Het ontftaat door de zwaltReld Van dsn man," *eW#
r it fcngcl', „ by raoest zyu recht, door wysheid en door d« Verhcveiler gaven die hy omfangen heeft, beter handhaven, Bereid n thans voor cen ander iototteh" Ky zag op, en ontdekte een groot land vOdr hem ult*
geftrelt, met vlekfcen eti dorpen tusfclieri Volkryke fhdan met haaro poortcn en torans; gewspende volkerett , dON logdreigende wilde gezlgtcn; reuzen grof vf.n getialte, en vol vermitele ontwerpsn; eenigen zwaaldeii hUahe" wa> penen, anderen bereden fchulmbcUkende paarden, enkel «r in gsregclde gelederen, zo wel te voet als te paard; hec was geen onfchadelykc monsteting. Een* ultgezochte ben- d« dryft eene kudde Van rundctcn en fchaspeli rrtet dc b!ae> lende Itmmertti uit cede Vctte welde als litlnntfl bait over- it vlakte; naauwiyks redden de herders hiin leveii door it vlugt; zy roepen car htilp • bet oord wordt met Moe» digen ftryd vervtild. D3 wo=ste beriden voegen zicli by elkander op de vehlen wm flog korts het fee VreedzaaM // i a |
||||
FtfO
|
|||||
weiddei en thatis met lyken en wapens benaid, bloedlg
en eenzaam is, eenigen houden eene flad ftreng belegerd, beftormen haar met gefchut, ladders en loopgraven, an- deren verdedigen haar van de wallen met pylen, werp* fpietsfen en zwavellg vuur. Van wederzyden heeft eene vreeslyke flagting plaats, en reuzendaaden worden verricht. Elders roepen herauten met hunne fccpters den raad by de ftadspoortcn te famen; deftige en gryze mannen, verga- deren onder de krygslicden, aanrpraaken worden gehoord , inaar wetdra entftonden ftrydige partyen ; tot dateen man van middelbasren ouderdom in eene deftige houding opflond en veel van recht en onrecbt, van godsdienst, waarheid envre« de , en van het gericht des Hemels fprak; doch oud ea jong befpotte hem, en men had hem gewelddadig aangegre- pen, ware 'er geen wolk van den Heme! gedaald die hem voor hunne oogen verborg. Thans heerscbten geweld, verdrukking en het recht des zwaards in de vlakte, en rergens was nicer eene fchuilplaats te vinden. Adam ver- fmolt in traanen, keerde zich jammerende tot zyn' leids. nan, en zeide: „ 61 Wat zyn dezenl dienaat s des doods, |
|||||
C4?0
|
|||||
geen menfchen, die zo onmenfchelyk de menfchen ombrcn-
jen en de zonde van hem die zyn' broeder verfloeg tien. duizend maalen vermenigvuldigen ; want onder wie richtea zy zulk eene flagting aan dan onder hunne breeders! Maar wie was de recbtvaardige, die, zo de Heracl hem niet gered hadde, verloren ware geweest?" Michael zeide: „ Die zyn de vruchten der fchandelyke
buwelyken, die gy zaagt, waarin goed en kwaad gepaard wierden, die elkander wel fchuwen, m>»r wanneer zy Zich onbedachtzaam vere'e'nigen, wonderlyke geboorten van tigchaam en zicl voortbrengen. Zodanig waren deze reu* zen, mannen van een' fchitterenden rocm, want in deze dagen zal alleen de ma°t bewonderd, en moed en helden: deugd genaamd worden; in den flag te overwinnen, vol* keren onder te brengen, aa liet bloedvergieten buit naar huis te voerin, zal het toppuiit van menfchelyken roem ge- acht worden, en ora de glorie der zcgepraal zal men gro*- te overwinnaars befchermers des menschdoms, godcn en zoonen der goden noemen, offchoon zy eer den nafm van veidelgers en pesten des menschdoms verdienden, Zo zal ■
|
|||||
men roem op de w.ierelil verwerven, en watdienhetmeest yeri
dient in vergetelhekl wegzinken. Maar hem, de zcvende na u, dien gy zaagt, de de'nige rechtvaardige in eene bedom ven waereld , en daajom gebaat, daarom zo zeer v»t» vyandtn oinringd, dewyl fcy alleeu bet waagde rechtvsat' dig te zyn, en de gehaate waereld te zeggen dqt God ko« men zou met zyne heiligen oin hen te ootdelen, hem heeft de Allerhoogile in eene geutige wolk met gevlengel" de paarden weggenomen, opdat hy met hem wondelen zou in de gewesten der hoogftc gelukzaiigbcid, en bevryd zou Zyn van den dood, om u te toncn welk eene bcloning d<:n vroomen verwacht, en welk eene ftraf den bqozeo trefc, Sia thans uwe oogen op, en gy zult het weldri ?ien." /.dam zag op, en ontdekte dat de gedaante der dingen
plotsling veranderd was. De yzcren muil des krygs brul* de niet nieer; alles was nu in vrolykheid en vernuakj weclde en dartelheid, feesten en dausiin verkeerd. Hu- welyk en ontucht, fchakir.g en echtbreuk heersehte thins( uairiuatc dc voorbygaande fclioone d'.artoe vcrleiidc. .Vib |
||||
C479)
|
|||||
drinkcn kwam het tot onderlinge tweedragt. Eindelyk flnnd
een eerwaardig man onder hen op, gaf zyn groot misnoe* gen over hun gedrag te kennen, en verklaarde zich tejeu hOnne handelwyze. Dikwyls woonde hy bunne vergadcrin- gen by, wanneer zy met triornphen en feesten zich ver« tnaakten, en predikte hen bekeiing en berouw, als totzie- ^en in de %evangenis , onder het hoogfte vonnis; maar alles vergeefs. Toen hy dit zag, hield hy op hen te beftry- den, en plaaifte zyne tenten verre van hen af. Vervolgens bakte hy op het gebergte balken en planken, en begon een geweldig groot (chip te bouwen, in lengte, hoogte en diepte naauwkeurig geineten, rondom met pik beftre- ken; op zyde was eece ftcrke deur en ruinic voorraad voor menfehen en diercn; toen het voltooid was, kw?,- men, 6 vreemd wonder ! 'er pasren van alle dieren, vo- gels en infecten, cr gingen 'er in; ten laatlte l:w.-tn de oude met zyr.e drie zoonen en hutine vier vrouwen, en? God floot de deur digt. Middeleiwyl verhief zich de zui- denwind op dockere vleugels, en dreef de wolken fatten ; de bergen zonden tot haare vfriterking vochtige dampen a h m
|
|||||
C4«0
en dikke r.evcls op1, en de verdikte luclit hlng »Ts een
donker Iakcn. Geweldig ftroomde dc regen neder, en hield aan tot de aarde niet meer te zien was; list vlotte febip dreef heen, en kliefde met zyn' gebogen kiel de golven; alle ardere woningen wierden oveiftioomd en met al der- jteiver pracht diep olider het water bedolv:n. Zee bedek- te dc zee , de otverlooze zee ; en in dc paleizen, waat onlangs de wellust heerschte, wierpen thans ds zeemo!ls» lets limine jongen. Ket overfchot van het onlangs zo tal- ryk mensclidom dreef in een kiein vaartuig. Wat jnmmert gy toch, Adam! dat gy den ondergang van aw geflaclif, deze treurige ontvolking zaagtl Ook u overllroomde een viced van traansn en klagtcn, en wierp u gdyk uwe zoo- nen ncder, tot gy , door deu Engel vrindlyk weder opge- teurd, eindclyk weder op uwe voeten ftondt, doch troost* loos, gelyk ten klagende vader. die op e^ns zyne kinde. rtn voor zyne oogen ziet oiiibreiigen, en uitte dus uwe Jilagt tegen den Engel: „ 6 Ter kwaadsr uure voorziene gezigten! Ik bad ge-
lukkiger geleefd zo ft onkundig van de toekomst ware ge. |
||||
■
Sieves'; ik zou myn deel in het ongeluk alleen sedragen,
en ieder' dag genoeg te dtagen gehad hebben; thans ligt de last van veele eeuwen op my, dewyl ik dien vooruit ken eer hy nog ryp ter geboorte is, en kwelt my reeds v66r hy beflaat, door het denkbeeld dat hy eens beflaan Sal. Laat voortaan niemant begerig zyn vocraf te wettn wat hem of zyne vrinden zal trefFen: by zal niets dan ongeluk vememen, dat by daardoor toch met verhinderen kan dat hy het vooruit weet, en bet toekomftig leed niet minder in de vetwachting dan in de wezenlykheid zal ge. voelen; het is zwaar te dragenl Doch deze zorg is thans vootby; 'er is niemant meer te waarfchouwen ; honger en angst zal de weinigen die ontkomeu zyn ten Iaatften verteren in de waterwoestyn die zy doorzwerven. Ik hoop. te dat wanneer het geweld en de oorlog op de aarde uit- gewoed badden, alles weder goed zyn en de vrede het wenschdom weder met eer.e lengte van gelukkige d.igen aegenen zou; maar ik was zeer bedrogtnl want thans zie ik dat de vrede niet minder verwoescend is dan de dol- le kryg. Hoe komt dit, bemclfclie leid<man t zcj of bier bet mcnscblyk geQacbt een einde zal r.emen."
■
|
||||
Michael zeide hicrop: » Be manner), die gy korts in zei
gepraal en dartele overdaad zaagt, zyn die welken gy het eerst gezien hebt, vol dapperbeid en groote doaden , man van waate deugd ontbloot; die veel bloed vergoten j veele verwoestirigen aangericht, veele volkeren onderge* bragt, een' gtooten naam, prachtige tytels en rykenbuitveH worven bcbben; zy zullen van bezigheid veranderen, en aicb. aan Uec vermaak, den lust, de weelde en den wellustover* geven, tot hoogmoed en verkwisiirig, zelfs in den fchoot Set wcrkloosheid, uit vriiidfch2p vyandlyklieden zal voortbrengen. De overwonnenen zelfs, de flaaven desoortogs, zullen met hunne vryheid hunne deugd en de vreeze Gods verliezen; cm dat zy van den Hemel op hunne geveinsJe gebeden geen hulp in den ftryd bekomen, verkoelt bun yverj zy zullen flechts bedacht zyn om veilig, Iosbandig en wae. reldiyk te leven, vergenoegd met bet geen hunne mces- ters hen zullen overUten, fvvant de asrde zal neer dm genoeg voortbrengen om hunne foberheid te beproeven.). Zo zal ajles ontaarten, alles verdorven, gerecbtigheid en luatigheid, waarbeid en trouw vergeten worden. ti» |
||||
4 4«lJ
|
|||||
jjaenseh flechui de &nige zoon des lichts in eene donke-
re ceuw, die, in wedrwil van het voorbeeld, de ver« Jeiding, gewoonte en eene beledigde waereld, deugdzsam fclyft, zonder vrees voor haaie verwytingcn, haaren fpot «n luar gewtld, zal hunne zondige wegen beftraffen, en hen de paden der deugd vooiftellen als veiligcr en ge- tuster, en hen onverfchrokken tot boete vermanen; maar Jiy zal door hen met fpot afgewezen worden. Doch dopr Cod bemetkt, zal de ^dnige recbtvaardige leven, en op Zyn bevel eene toonderlyke ark bouwcn (die gy gezien tiebt); om hem zelven en zyn huisgezin te beliouden yan het algemeen verdetf dat over de waereld beflotert ,was. Naauwlyks is hy met de menfehen eu dieren die ten leven beftcind zyn in de ark gegaan, en rondom be* veiligd, of de hemel zet alle zyne iluizen open, en bet regent dtg en nacht; alle de onderaardfche bronnen bars- ten los, de oceian verlaat zyne oevers, tot het water bo- ven de hoogfte bergen flygt' Ban wordt deze Parcdysheu. vel door het geweld der golven van zyn* grondflag geligt, en door den gehorenden vloed met al zyne groentc vernield |
|||||
<4**>
|
|||||
en zyne boomrn ontworteld, door tten nwgtlgen ftrcom
in den afgrond gefleept, en een zout en woest eiland v«t wortel daarin, hetwelk de zeehond, de walvisch en it m;enw bezocken, ora u te leren dat God aan geen phtats bciligr.eid vcrbindt, wanneer de menfchen die dezelve be« zocken of bewonen die niet zelf bezitten. Zie nu wat ver« der wezen zal." Hy zag op, en befpearde dat de ark op de thans v»!r
lende wateien dreef; want de regenwolken waren doot een' fclierpen noordenwlnd verdreven, wiens -drogende a» deni bet aangezigt des zondvloeds vol rimpels had geblt* zen, en de heldere zon fcheen op den wyden waterfpie- gel, en dronk dorstig met groote teugen de golven, het geen de wateren van een ftaand meir door eene zag-e eb- be deed vallen, die zagt onderden afgrond wegnoop , wiens diepte thans zo wel haare fluizen gcfloten had als de Hemel zyne vengfters. De ark dryft thans niet meer, maar fcbync op den top van een' lioogen berg te ftaan. Reeds komen de toppen der bergen als rotfen ten voorkliyn; met gedtuis Ciellen de fttoomen van daar naar de terug wyken. |
|||||
C<«5 5
|
|||||
de aee. Een rave vliegi uit de ark, en na hetn een ge>
trouwer bode, eene duif, die eens, en nogtnaals uitgs. zonden wofdt om een* groenen boom en veiiigen bodem te zoeken, waarop wen den voet kan zettcn. Ten twec- den maale Icwam zy met een* olyftak, ten teken van Vie- de, te rug; en nu komt de drooge bodem ten voor- fchyn; de oude gaat met al xyn gevolg uit de arts, heft de handen op en ricbt het godvmchtig oog daakbaw ten hemcl; boven zyn hnoFd ziet hy eene daiuwende wolk , en in de wolk een' grooten boog van drie liefiyke kleurcn in eene lagebende orde betekenende de vrede met God en een vernieuwd verbond; waardoor Adams hart, eerst zo bedrukt, zeer verblyd wierd, en hy zyne vreu.;d dus te kenncn gif: »» 6 Gy, die toekomende dingen my kunt voorrtellen
•It de tegenwoordigen I Hemelfche leeraar! ik herleef op dit laatfle gezigt,. verzekerd zjnde dat de menfehen met alle de fchepfelen leven en nun zaad zal behouden worden. Veel minder beklaag ik thans eene verwoeste waereld met bedorver. menfcben dan ik my verblyd over e'eV man zo |
|||||
volltomcn an zo rechtvaardig, dat God hem waardig be-
vindt o;n van hem ccne audere waereld te laten afftammen, en al zyne grimmigheid te vergetem Maar zeg, wat be« tekenen die gekleurde ftreepen aan den Hemel, als d« wenltbraanw van God die thans bevredigd is t Of dienen zy als ecu bloemfeston om do vochtige zoomen van de« zelfde waterwolken op te houden, opdat zy niet van nieiivvs los laten en de aarde ovcrftromen ?" Waarop de Aartsengel zeide: „ Gy hebt de waarheid
vcrniocid; zo gewillig laat God van zyn' wrekende toori* af, offchoon het nog kort geledsn hem om de menfclien berouwd heeft en zyn hart griefde, wanncer hy, om laig ziende , de geheele aarde met misdryf vervnld en alle vleesch in zynen weg verdorven vond. Doch na derzelver verdelging zal tin rechtvaardige zo ve'el genade in zyn» oogcn vinden, dat hy belooft het menschdom niet uit te roejen, en een verbond maakt dat hy de aarde nooit we* det door water verdelgen , of de zee haar« oevers dotn verlaten, of door regen de waereld met menfchen en die- zen veidrinken ztl; matt wanneet hy eene wolk ov«r d» |
||||
1
|
|||||
itrde brengt, Ml hy daarin'zyn' driekleurigen %oog KeK
len, opdat ieder die liem ziet zich zyn verbond hcrirme< te. Dag en nacht, tyd van zaaijen en tyd van oogften, hitte en. koude zullen hunne afwisfelirg behouden, tot dat het vuur alles reinigt, beiden hemel en sards, waar de Rchtvanrdige wonen sal. |
|||||
TWAALPDE O £ Z A N G,
■ -
vJclyk eeu reiziger, die toch op den niiddag rust, met
wclk een' fpoed by 00V reist, *o vertoefde de Aartsen- gel hiet tusfcben eene verwoeste en eene herflelde waereld, of Adam hem ook mogt invatlen; daarop varvolgde by met een' lieflyken overgang zyn verhaal. „ Dus hebt gy. eene waereld zien beginnen en eindigen,
en den tnensch als uit een' tweeden flam voortkomen.' Veel hebt gy nog te zien , maar ik befpeur dat aw fterf lyk gezigt verdonkert: godlyke dingen moeten noodwendig de nenschlyke ziotuigeu ovetweldigen en aiinatcen, Daaroa |
||||||
< 4*9)
|
|||||
wil ik verhaleri wat verder gcfcbicden zal: gecf alzo be«-
hoorlyk acht, en luister. Deze tweede oorfpmng der menfcnen zal, xo Jang derzelver
getal nog k:ein,en de fchrik desgrootengerichtsnog versch in bun gemoed gepient is , de Godheid vreaen, hun leven wy- den aan het geen rechtvaardig en goed is, en zich al- lengs vermenigvuldigen; zy zullen het veld bebouwen, en overvloedige oogilen van koren, wyn en oly infamelcn, en van hunne kudden fomtyds eeu' flier, lam of rain of- leren , en rykelyk wynen plengen , op heilige feesteni zich verlustigen, en lang in vrede wonen by huisgezin* nen en ftammcrl, onder het beflier hunner vaderen, tot "er iemant met een eerznchtig har: za! opiUan, die, nietf vergenoegd met de fchoone gelykheid, den broederlyken rang, zich wederrechtljk de opperbterfcliappy over zyne broedei's aanmati£en, en de eendragt en de wet der na. tuur van de aarde verbanncn zal; de jagt, op mtnfchen, r.iet op dieren, zal zyn vermaak zyn; door oorlog en vy- andige listen zal by de geenen vftraelgen, die Weigeren aich aan zyn dwanggebied tu ond.rwefpen. Daaiom zil hy n
|
|||||
C4W)
|
|||||
vcor den Heere een geweldige jjger gennatnd worden, om
zo den Hemel te trotferen, of van den Hemel de tweede hterfchappy te vorderen ; van wederfpannigheid zal by zyn' naam ontlenen, offchoon hy anderen van wederfpan. nigheid befchuldigt. Hy zat met eene bende, die de zucht om met bem of onder hem te heerfchen vere'e'nigd heeft, van Eden uaar het westen trekkende, eene vlakte vinden, waarin een zwarte pekftroom van onder den gtond , als uit den mond der hel, opkookt. Van tlgchelfteenen en deze (lof beproeven zy eene ftad en een* toren te bouweo, w'ens fpits tot den hemel reikt, om zicb een' naam te mi ken, opdat, wanneer zy in vreemde landen veifpreid zyn, hunna gedachtenis niet in vergetelheid gerake, onver- fclitllig of zy eene goede of eene kwaade vermaardheid verwerve. Maar God, die dikwyls nederdaalt, om ong»- zien de menfehen te bezoeken, en bunne woonfteden door- wandelt, om acht te flaan op hunne verrichtingen, be- merkt zulks naauwlyks, of hy dsalt neder, om de ftad te zien, eer nog de toian de torens des heme's bercifct, en let bunne befpotting zendc by een' geett vaa verwarring |
|||||
C 491 )
|
|||||
op hunne tongen , om hunne ootfpronglyks taal te vcr.
dejgen, en in derzelver plaats een vicemd mcngfcl van onr bukeHde woorden te doen ontftoan. Dadelyk ontftaat 'ei oniier de bquwers een verward gefnap, zy roepcn elkander zonde; elkander te verftaan , tot zy lieesch zyn , en alien in woede qp elkander aanvallen, dewyl zy denfcen dat dc eene den andcren befpot. Er was een gruot gelagch in den herae^ enalies zag naar om Ujag, om dc verwarring te z:en en kct gcdruis te ho7en. Dus wlcrd de bouw belagchelyk, en bet wcrk verwarring genaamd. Waarop Adam, vaderlyk vergramd, dus uitriep: „6
Affcliuwlyke zoonj zicli dus boven zyne broeders te ver- heflfen, zich eene heerfcliappy aan te matigen , die God geenszins gafl Hy gaf ons flcclits eene volflrekte hterfchap- py over de dieren, visfchen en vogels, maar uiaakte d^n mensch nimnjer beer van den mensch; dezeu tytel behield hy voor zich zelven alleen; en laat den mensch onafhang* tyk van den mensch. Doch dtze overweldigcr verhefc zich sjet alleen boven den mensch, maar vesmeet zicli bovea dien met zyn' tqren God zelven te belcgeren en uit te da. |
|||||
(4S>»)
|
|||||
gen. Ongelukkige! hoe zal hy 2o hoog voedfel bekomen
6m zich zelven en zyn vertnetel leger te'onderhouden, danr, wair de dunne luchc bovcn de wolken zyne inge; wanden verdroogt, en hem de honger nasr adem, zo mfit de honger nasr brood verteert?" Michael zeide: „ Met recht veraffchuwt gy dien zoob,
die zu!k eene florin* van den gerusten toeftand der men* fchen veroorzaakte , en de redelyke vryheid poogde te onderdrukken. Maar weet dat de wanre vryheid, federt gy gcvalkn zyt, reeds verloren is gegaan; zy woont altyd famen met de gczonde reden, en is nimmer van haar te lcheiden. Wordt de reden by den mensch verdonkerd,' of gehoorzaamc hy ha-ir niet, dadelyk bekomen ongeregel.' de begesrten en woeste drlften de heerfchappy over do reden, en brengen den tot dus verre vryen mensch in fliverny. Daarom, wanneer hy gedoogt dat onwaardlge driften in hem heerfchen over de vrye reden, geeft God door een rechtvaardlg oordeel hem geweldige meesters, die hem ook van de uitwendige vryheid beroven. De dwin- gelandy it noodzaaklyk, offchoon de dwingclanden daar-. |
|||||
door Diet te verontfchuldfgen zyn.Echter zullen fomtyds vol-
Iteren zo lug van de deugd (die de reden is) zinken, dst geen oniecht, niaar recht, en een noodlottige vlock hen van hunne uitwcndige vryheid berooft, wanneer zy bunne inwendige verloren hebben. Getuize de oneerbiedlge zoon van hem die de ark bouwde, die voor den hoon, zyn* vtder aangedaan, den verfchriklyken vloek over zyn on- deugend geflaeht hoorde uitfpreken, dat het een kneciit der knecbten zyn zou. Dns zal deze laatere, gelyk de vroegere waereld van kwaad tot erger vervallen; tot God, eindelyk door hunne fnoodheden vermoeid, zyn heilig tun- gezigt vaii hen afwendt, befluitende hen op hunne ver- dorven wegen te l»ten voortwsndelen, en ccn byzondcr volk uitkiest van alle de overigen, dat hem zal aanroe- pen ; een volk, het welk uit een* gelovig' man afflramt, die aan deze zyde van den Eufraat in afgodendienst is opge- voed. 6! Dat menfclien (kunt gy het geloven?) zo dwaas kunnen worden, dat zy tetwyl de vaders nog leefden, die d*n zondvloed ontkwanen, den levendigen God verzaken, en vervallen tot het aanbidden van bun eigen work in hout |
||||
f
en fteen! Maaf de Hoogfte verwaatdigt zich dbot tflttdel van
een gezigt hem vcrre van zyn' vaders liuis, zyn geflacht en valfchc goden te racpen r.ajr een land Iiet welkny!te» Zal tonen; uit licm zai een rhagtig volk ontltaan, en zyn segen zal isod.wig op him rusicnj dat in zyn zsad alle volt'-eren gezeaend zulle.i zyn. Hy gehoorzaamc ftipt, niet wetendd naar wat land hy gevoerd zal worden, gelooft hy ecliter vast. Ik zic, maar gy kunt het niet aien, met wclk een gcloof hy zyne goJen, zyne vrirden, en zyn vaderland, Ur in Ckaldea, verbat. Thins doorwaadt hy de ondkpie van Haran ; hem volgt eene talryke kudde van runderen en fchaapen en eene menigte dknstknccnten; hy trekt niet arm Iiecn, daar hy alle zyne bezittingen den God vettrouwt, die hem naar een onbekend land geroepen heeft. Thans beteikt l:y Kansan.lkzie zyne tenten omlheeks Sicliem en in dc r.abvirige vlakten van Moria opgeflagen. Hicr oiufangt hy volfeens Gads belohe dit gantfche land tot een gefchenk voor zynt nakoinelhigfchap ; van het noorden van Kcinath tot do woestyn ten zuiden (ik noem de oorden by hunne naamen die thans nog zondet naain |
||||
<49S)
|
|||||
zyn}, van het oosten v»n Hermon tot de groote wester-
fclie zee. Zie hier den berg Hermon en gimsch de zee Choud beiden plaatfen in het gezigt die niyn vinger u aan- #yst) aan het ftrand de berg Carmel, hier de uit dub. bele bronnen fpruitende Jordaan, de waare grensfcheiding des lands ten oosten. Maar zyne zoonen zullen in Sineir wonen, In deze lange ketens van bergen- Merk op dat alle volken der aarde in zyn zaad gezegend zullen zyn; door dat zaad wordt uw groote Veilosfer bedoeld. die de flang den kop zal verrnorsfelen, het geen u omftandiger geopenbaard zal worden.. Deze gezegende aartsvader, dien laatere tyden den gelovigen Abraham zullen nocraen, teeic een* zoon, en deze zoon een' kleinzoon hem gelyk in geloof, in wysheid en roem. De kleinzoon, met twaalf zoonen gezegend, trekt uit Kanaiin naar een land, nader- hand Egypte gcnaamd, doorlheden door de rivier de Nyl; zie waar zy loopt en zich door zeven mondingcn in de zee ftort. In dit land komt hy, door een* jonger' zoon genodigd in een' tyd van hongersnood, een zoon, wiens voortreflyke daaden hem tot den tweeden in Pharao's ryk |
|||||
(45«)
|
|||||
verheven hcbben. Hier (terft by, en hat ecn geflacht rm
dac weldra tot een volk aangroei:, en daaidoor ean' vol- gcnde Zoning verdacht wordt, die de gronte vernieerde- ring tracht te beletten, a!s voor VreeraJelingen te talryk; van gasten nuakt hy h:n tot fl'.aven, en doodt hunne manlyke kinderen , op twee breeders na; deze twee brocdeis heten Moles en Aaron; zy worden door God gezonden om zyn volk uit de flivemy te rug te vorderen, en hetzelve , met roero en bu!t beladen, naar Bet be • ljotlle land te geleiden. Maar de trotrche dwingeland, die hunnen God niet erkent, en zyne gezanten niet acht, moet door wonderen en zwaare Dlaagen gedwongen warden. Het water verandsrt in bloed; vatfehen , luizen en fpringhaa. nen vervullen zyn paleis en het gamfcue land met walgen aCicliuw ; de pest vernielt zyn vse j booze zweeren en etterbuilen verteren het vleesch van hem en zyn volk ; donder, met hagel en yuur vermengd, vcrfcheurt de E- gyptifche lucbt, wenrelt ibfende over de aarde, verflin. dende alles wat hy aanroert: wat hy niet verteert, kruid, vrucliten of groentcn, wordt door ce&, donkeren zwerin |
|||||
C 497 J
!
fpringhaancn vemield, en op den be.dem blyft niets groens.
Buistcniis bedekt het gantfche land, eene tastbaare dnis- temis, en duurt drie dagcn lang; eindelyk moeten a!Ie de eerstgeborenen van Egypte den dood ondergsan. De ri> vicrdraak, ten laatllen door tien wonden getemd, vetoor- loft de vteemdelingen te laten trekken; zyn verftokt bait wordt dikwyls vermutwd, maar telkens wedcr verhard, even als ys na den dooi; en offchoon hy lien heeft laten gsan, jaagt hy hen toch na in zyn' toorn, tot eindelyk de zee hem met zyne krygsknecliten verzwelgt, maar zy trekken 'er door als over droog land, tusfchen twee crys- tallen tnnren. Zo ftonden de wateren, door den ftaf van Mofcs verdeeld, tot de verlosteu den andeten oever be« reikten. Zulk eene wonderdadige magt zal God zyne hei- ligen verlcnen; hy zelf zweeft in den eneel voor hen heen, die by dag in eene wolk en 's nachts in eene vuur- cclom hen veoruit gaat, om hen op hunnen togt tc gelci- den, en van achteren te befchetmen, inmiddds de vcr- bitterde koniiig lieu vervolgt; de gantfclie nacht door vervolgt hy hen, ir.aar de dulstcrnis belet hem tot den |
|||||
'
|
|||||
(4»8)
|
|||||
fhofgen hen te tiaderen. Thins iiet God uit d* vuurebloi*
T
en de wolk ncte, Irengt verwatiing in liet leger, eif verbreekt de raderen der wagerts. Op zyn bevel ilrekt
l\Jofcs andermaal zyn' nragtigen ftaf uit over de lee, en
de zee gehoorzaamt zyn' ftaf: de golven ftorten zich op
de gcledcren en vcrzwelgen het heir- Het uitverkoren
volk trekt langs het ftrand du veilig naat Kanaan door de
woestyn, maar fiiet langs den kortften weg, opdat des«
zclfs aantogt de Kanaiiniten niet tegen hen op de been
brenge, of de kryg hen niet afffchrikke, waarin zy on*
crvaren zyn, en de vrees hen niet naar Egypte te rug
dryve om aldaar liever cen onroemryk leven en flaverny
te verkiezen ("want het leven is edelen en onedelen nan«
genaamer dan lauweien, wanneer fnelheid hen niet ten
ftryd voert). Zy zullen ook dezen by hunne vetwyling in
dcze uitgefttekte wildernis winnen; aldaar zullen zy hun
{hstsbeftnur grondvesten, en hunncn grooten raad kiczen
onder de twaalf ftammen, om naar vastgeftelde wetten
hen te rcgeren. God zelf zal van den berg Sinai (wien*
rokende top by zyne nederdaling zal fidderen) met de-nder
|
|||||
<W)
|
|||||
«i blikfem en onder "het geluid van trorapettcn ben wetten
feven; ten dele betreklyk tot de burgcrlykc recbtsoefe- ning, ten de'e betreklyk tot de oflergebruiken, otn hen door beelden en fchaduwen te onderricluen hoe he: toe- komftig zaad de fiang den kop Zal vermorsfelen, en door welke tniddelen hy 's menfehen verlotfing voltooijcn zal. Maar de ftem Gods is voor fterflyke ooren vcrfchriklyk: daarom bidden zy dat Mofes in bet toekoincnde hen zyn* wil moge verkondigen, en de Ichrik ophnuden. Mofes ftemt in hun verzoek, onderricht dat 'er geen toegang tot God is zonder Middelaar, wiens verbeven ampt Mofes thans figuurlyk bekleedt, om een' grooteren in te voeren, wiens dag by zal verkondigen, en alle prophecten zullen in hunnen tyd de dagen van den grootcn Mesfias bezin- gen. De wetten en gebruiken nu vasrgefteld zynde, heeft God zulk een welgevallen in den mensch die zyn* wil ge- hoorzaamt, dat hy ondcr hen den tabeinakel bcvcelt op te richten; de Eenige Heilige woont onder de ftcrvclin« gen. Volgens zyn vobrfchrift wordt een hciligdotri van cedethout gebouvvd, met goad ovemokken, waaiin tene |
|||||
(. 500 )
|
|||||
arte en in de arte zyn getuigenis, het gedenkteken vaii.
zyn vetbond; een verdoendekfe! van het zuivcrfte goud ligt tusfchen de vleugelcn van twee v'ammende Cberubimj zeven lampen hranden aanhondend in een' fchittcrende gor< del, en verbcelden de hernelfche vnuren. Boven de tent zal by dag eenc wolk, en by nacht een fcliittercnde glans msr.cn , die fkchts wanneer zy reizen verdwynt. Einde- lyk kornen zy, door zyn' cngcl geleid, in het land dat hy Abraham en zyn zaad bsloofd hceft. Het overige ware te lang om te verbalen, hoe vecle vclddagen geleverd, hoe veclc koningen vcrdreven en koningryken overwonnen zullen worden, of hoe de zon midden aan den hemel een* gcheelcn dag zal lt.il ftaan, en de nacht niet naar gewoon- te nadcrt, op de bevelende Item van een' mensch: Zon I fta ftil in Gibeon, en gy maan 1 in de vlakte van Afalon, tct Israel zegcviertt — Cwant zo zsl de derde na Abraham, de zoon van lfaac, heten, en na hem zyn geheel ge- flacht, het welk Kanaan zal Veroveren.}" Hier vie! Adam hem in de rede. „ 6 Gezant des He*
inels! verlicluer van myne duisternis! heerlyke dingen |
|||||
c s°i;
|
|||||
hebt gy my ontdektl inzonderheid het gees den ge-
tovigen Abraham en zyn zaad betteft. Thacs vind Ik eerst dat myn oog wczenlyk geopend en myn hart veel gerustcr ts» het welk zich be'dngftigde met het denkbeeld wst *er van my en het geheele mcnschdom zou worden; maar thans zie ik den dag dat alle volkeren gezegend zullen worden ; eene gunst, die ik niet vsrdiende, dewyl ik vetboden kennis zocht door verboden middelen. Doch dlt begryi ik nog niet, hoe dezen, onder wb God zicti verwatf. 'digt op de aarde te wonen, zo veele en zulke verfchil- lertde wetten gegeven zyn, Zo veele westcn vooronder- ftellen zo vccle misdaaden : hoe kan God cndcr zodanigen woncn?" • MichaEl zeide hierop: „ Twyfel niet dat 'er ook mitdry-
Ven onder hen zulien plaati hebben , dewyl zy uit u gefpro- ten zyn, en dus worden hen wetten gegeven ore hen hun» so natunrlyke verdorvenheid te tonen, doordien de zon- ae zich togen de wet verzet; dat, w.-nne^r zy zien dat de wet de zonds wtl omdekken, rcaar niet w:g nemeu kan, door de zwakkc fcbaduwveKoeuintr van Ilieren ea |
|||||
f SOJ)
•
bokkenbloed, zy daaruit mogen afleiden dat *«* eenij
kostbaarder bioed voor den mensch moet betalen, hekbloei des rechtvaardigen voor den onrechtvaardigen, opdaVzy in zodanig ecne rcchtvaardigheid, die zy door bet gcloof ook deelachtig worden , techtvaardiging by God en vrede des gemoeds mogen vinden , bet geen de wet hen door plegtigheden niet geven kan, dair de mensch het zedelyk ge» deelte der wet nietksn volbrengen ,eu tochzonderhetzelve te volbrengen kan hy niet leven. Zo fcbynt da wet onvoN komen, gegeven met oogmerk om de menfehen eerst in de volheid des tyds aan eene betere oveie'e'nkomst over t» laten, na dat zy door fchaduwbeelden tot de waarheid, van bet vleesch tot den geest, van (Irenge wettcn tot vrye genade, van flaaffche tot kinderTyke vrees, van wer- ken der wst tot werken des geloofs zyn gebragt gewor- den. Daarom zal geenszins Mofes, offchoon zeer dooi God bemind, zyn volk, als flechis een dienaar der wet,' niet i» Kanaiin geleiden , maar Jofua , door de Heideuen Jefus genaamd, die den naam en het ampt van hem b«<i komt die de vyandige flang zal overwinnen, en den wet* |
||||
<5°S)
|
||||||
veHde mensch eindelyk uit d3 woestyn dor waereld behou.
den In bet eeuwige Paradys zal brengen. Middelerwyl zul- len zy in hun aatdsch Kanailn lang wanen en welv.iren. Renter zal de zonde des volks de vrede ftorsn, en God tergen om hen vyanden te verwekksn, van welken hy hen zal redden zo dikwyls 2y beiouw hebben, eerst onder reenters, vervolgens onder koningen, waarvan de twec- de, door godvrucbt zo wel als door dappere daaden be- roemd, eene onhcrroeplyke belofte zal ontfangen dat zyn throon voor altyd zal beftaan. Alle propheoten zullen var- kondigeu dat uit den kom'nglyken flam van David Cdus noem ik dezen vorst) een zoon fpruiten za!, het zasd dec vrouw, u verkondigd, Abraham verkondigd als deu geeii op wien alle volkeren vertrouwen, en de koningen ver- kondigd als de laatfte der koningen, wiens regering nim- mer eindlgen zal. Maar eerst moet nog eene langc recks van koningen volgen. Zyn naaste erfger.aam, berocmd door wysheid , sal de bondlfist, dre tot hiertoe in eene tent ftond, in een' prachtigen tempel plaatfen. Zy, die hem opvolgen, zutlcu ten deele als goede, ten deel* |
||||||
\
|
||||||
<5°4>
|
|||||
als kwaade votften bekend flaan; het getal der kwasdeu
is nogthans het grootst. Snoode afgodery en andete mis-: daden des volks vertoornen God dermate, dat by hen vet- laat, cu "nun Jand, hunne (lad, zyn' tempel en zyne heiliga ark met alle gevvyde gereedfehappen aan de trotfebe ftai ten buit gceft, wier hooge muuren gy door defpraak- vetwarring onvoltooid gelaten hebt gezien, en die deswe- gens Babylon genaamd wierd. Hier laat by hen zeventig jasren in gevange.nfcliap woncn; vervolgens ontilaat by hen, zich het verbond heiinnerende dat by David bezwo- ren heeft, en het welk zo vast fiaat als de dagen des Hemels. Wanneer zy met verlof van de koningen hunne rneesters , door Gods beflel, Babylon verlaten hebben heibouwen zy het eerst het huis Gods, en leven eenigen lyd in een' gematigden ftaat, tot dat zy in rykdom en menigte toenemen en zich in partyen vetdelen. Ondcr de priesters ontilaat bet eerst tweedragt, onder manneu die liet aitaar bedienen en dif het meest de vrede moesten trachten te bewaren; hun twist befmet den tempel; cin* delyk bemagtigen zy den fcepte/, flaan geen acht op Dai |
|||||
( 505 )
|
|||||
*ids zoonen, mi geven de heertchappij aan een'vreemd*»
1|ng, Jipdat de ware gezalfde Konitig Mesfias v&h zyn recht beroofd geboren virordt. Doch by zyne getibotie vef» kondigt eene fter, npoit te voren.aan den hemel gezierr, Jtyne komsti en geleidt.de oosterfche wyzen, die zyne geboorteplaats zotkeii, ota hem wierook, tnyrrhe en goudl te ofleren; eeh liceriyke cngel verkondigt de herders, opJ bet veld by nacht de waclit boudende, zyne geboorte- plaats; zy fpoeden xich met blydfchap derwairts, ea hooren aldaar em choor van Engelett zyne geboorte be1. zingen. Eene maagd is zyne moedef, fnaar zyn ooffprong de kragt des allerhoogften. Hy zal zyn* erflyken throca beftygen; zyn ryk met de einden dfir aarde en zyne heer'« lykheid met de hemelen begrenzen**' Hy zweeg, en zag Adant vsn iuik eefle blydfcharS oirei*
Itelpt, dat hy, even als van droefheid, fchier in traanen verfmolten ware , had by zynen boezem niet deof dea* jtfoorderi lucbt gemaakt: „ 6 Verkondiger van t>lyd!e boodTcnaopeni Vervullei
der laatfte hoop I tbans begryp ife duidelyk Wat myn* K k |
|||||
<SoS)
|
|||||
ftoutfte gedachte dikwyls vergeefs gezocht hebben; waar-
cm onze groote verwichting bet zaad der vrouw genocmd wordtt Heil u, Moedermaagd, hoog in de liefde det Hemels verhevent En toch zult gy eens uit myne lende- nen ontftaan, en uit uwen fclioot de Zoon des Allerhoog- ften; zoo wotdt God met den niensch verde'nd. Nood. wendig moet tlians de flang de vermorreling van liaaren kop met doodlyke jTmart vetwachten. Zeg, waar en wanneer zal de ftryd p'.aats hebben ? welk ee'n flag zal des ovet- winnaars verrenen wonden tn Waarop M'chae'l antwoordde: „ Oroom niet dat liun
ftryd een tweegevecht is, en plaatslyke wonden aan kop en verftnen zullen toegebragt worden, Cxeenszins ver<6- nigt de Zc on menschheid en Godbeid cm met meer kracht uwen vyand te veiflian; want to word: Satan niet over- wennen, wiens val ait den Hemel, eene grootere won. de , bem toch niet belet heeft u eene doodlyke wond« toe te brengen, welke by die komen zal, »w Verlosfer, sal getiezen, niet door de verdelging van Satan, maar door de verdelging van zyne werken in u en in uw zaad. |
|||||
C 50f )
Dk kan ook tiiet anders gcfchieden dan door de vemilling
van het geen gy vetzuimd hebt, door gehoorzaambeid aan de wet van God, die u op doodftraffe opgelegd wierd, door het ondergaan des doods, de fttaf die op uwe o- vertreding Ilond en op de misdaaden die uit de uwe sul- len ontfhan. Zoo alleen kan de Hoogfte Gerechrigheid verzoend worden. Hy sal de wet van God ftipt vecvullen door gehoorzaambeid zo we) als door liefde, offchoon de llefdc alleen haar reeds vervult. Hy zal uwe ftraf under* gaan; hy komt in het vleesch tot een fmadelyk leven en een" gevloekten dood; doch vetkondigt het leven aan al- ien die in zyne verlosfing geloven, en wat zyne ge* hoorzaatnheid verwerft faekomen zy door geloof, zyne ver- ' dienfte behoudt hen, niet hui.ne eigen, hoe mec de wet
ook over^dnkomftige werken; waar hy zjl geha.it, gelas- terd, gevangen, terechtgefteld, tot een' fchandelyken en gevloekten dood veroojdeeld, door zyn eigen vo!k aan het kruis genageld en gedood worden , om dat hy hec le- ven bretigt; maar hy nagelt tevens uwe vyanden, de wet die tegen u is om de zonden des geheelen menschdoms K kz
I
i |
||||
C 5°8 )
|
|||||
met zich aan het kruis; zy worden met hem gekruifigd',
op dat zy de geenen die zich op zyne verdienften vetla* ten niet meer fchaden. Zj ftcrft hy; doch wcldra ffcaat hy weder op; de dood zal niet lang magt over hem heb« ben; cer het licht des derden dags veifchynt zal denor- genfter hem uit het gtaf zien verryzeq, zoo friseh als de sanbrekends morgeii; de losprys is betaai'd, dis den lliensch van den dood bevrydt ; zyn dood voor den menscb, biedt velen het leven die het niet verachslpozen en de wcldaad atnnemen, door een geloof niet ledia aan goeda Werken. Deze godlyke dood vernietigt uvv vqnnis;, den dood dien gy geftorven zoudt zyn, door de zonde voor akyd Van het levcn beroofd; deze dood zal Satan den kop vermoifelen, zyne kracht Verlatnmen, den dood en sonde, zyne twee fterkfte wapenen, vernielende; en zy drukt bsm hare doornen veel dieper in het hoofd dan de tydlyke dood den overwinnaar en hen :die hy veriest de veffenen wondt, een doodgelyke flaap, een zagte o- veigang tot een onfterfjyk leven. Doch na zyne opftau* ding zal hy niet Sanger op aarde verkeren dan om zich een' |
|||||
f 509 J
|
|||||
zekeren tyd jan zyne discipelen te vertonen, die in zyn
leven hem beftendig volgden, die hy beveltn zal alls Tolkeren te onderwyzen in betgeen by lien geleerd heeft, liunne verlosfing; en de genen die in hem gelovcn te do* pen in den vootbyvloeijenden (Iroom, tot een teken dat zy van de fmet det zonde gereinigd, tot een heilig leven gewyd, en des noods tot den dood beieid zyn dien de Vetlesfer geftorven is. Alle volfceren zullen zy onderwyzen* want van dien tyd af wordt niet alleen de zoonen uit A- biahams lendenen zaligheid verkondigd, maar de zoonen van Abrahams gtloof, waar zy zich op de anrde bevin- den: zo zullen alle volkeren in zyn zaad gezegend wor- den, Dan zal hy in zegepraal tot den hemel det licmelen epvaren , zegevierend in de lucht over zyne en uwe vyaa* den, de flang, den vorst der lucht, zal hy overwinnen en in keienen door zyn ryk rondflepen en daar ve*baasd laten liggtn; dan zal hy ingaan tot de heerlykheid en zyne zitplaats hernenien aan Gods rechierhand, verheven boven alle naameri in den hemel, van djfar zal hy komen, wan« Beer de waeield ter ontbinding ryp is, met heerlykheid en Kkz |
|||||
C sic J?
|
|||||
mr.gt om te oordelen leveiiden en dooden ora de ongelo*
vige dooden te ftraffen, niaar zyne gelovigcn te belonenj en hen in zaligheid te ontvangen, in den hemel of op de aarda, want dan zal de aarde een Paddys zyn, eene veel gelukkiger plaacs dan dit Eden, en veel gelukkiger da- {en. •• Zo fptak de aartsengel, en hield op toen hy t6t het
gewigtigfle tydftip der waereld gekomen was. Onze ftam« vader, met blydfchap en verwondtring vervuld, verving hem aldus: „ 6 Oe*ndige, onmeetlyke goedheid J dat al dit goe-
de uic het kwaade zal voortfpruiten, en het kwaad in goed veikeren 1 VVondervoller dan het wonder dat by de fchep- ping het ecrst het licht uit de duisternis voonbragtl Thans fta ik in twylel, of ik berouw zal hebben van de zonde die ik gedaan en veroorzaakt heb, dan of ik my verblyden zal dat zo veel goeds daarruit ontftaat, tneer eet voor God, tncer genade veor oen mensch van God, wiens teom oniwaperd is. Maar zeg lny, daar onze Veriosfer ten hemel opvaart, hoe zal het met de weinige gcloven |
|||||
<5»>
|
|||||
gaan, die by onder de ongelovige fchare der vyandcn van
ie waarheid achterlaat? Wie zal dan zyn volk geleidtn en verdedigen t Zal men zyne volgers met nog erger be-, handelen dan men hem behandeld heeft «" *
„ Voorzeker zal nen zulks," zeide de engel; „ maar
by zal de zyuen een' trooster Van den hetnel zenden, d* belofte des Vaders, die zyn' Geest in hon zal doen wo- men en de wetten des geloofs, dat door de liefde werkt, in bunne harten zal fchryven, om hen in alle waarheid te leidcti, en ook met geestlykc wapens wapenen, in ftaat on de aanvalien van Satan te wederftaan, en zyne vurU ge pylen uit te b'usfchen; wat de menfchen tegen hen doen, niet verfchrikt, zelf riet voor den dood, een inwendige troost beloont hen voor zodanige kwellingen, die zy zo geduldig verdragen, d« zelfs bunne woeste vervolgers daarover verbazen, want de Geest eerst over de Apostelen uhgettort, Cdie hy zendt om het evangeli- sm alien volkeren te verkondigen, ) en vervolgens over alle gedoopten, zal hen met wondere gaven befchenkenj zy zullen alle taalen fprelen en alle wonde.en doen, die *'*4 |
|||||
Ou)!
bun Heer yodr hen gedaan heeft. Alzo zullen zy nit alle
volkcren groote fchaaren winnen, die met verrukking ds blyde boodlchap van den Hemel ontvangen. Wanneer zy eindelyk hun ampi vervuld, lmnne loopbaan ten einde ge« bra^t hebbai, en hunne leer en gefchiedenis in gefchrift gefteld is, fterven zy, Maar in hunne phats, als ay riet meer zyn, zullen wolven als lecraars komen, ver« fdieurencle wolven, die alle de heilige verborgenheden, des Kernels tot hun eigen voordeel zullen yerdraaijen naai Jiunrie gietigheid en eerzucbt,- en de waarheid, met by- geiov^glieden en overleveringen bevlekt, zal alleen in &e* ze fchriften zuiver bewaard blyven, maar die niemantl dan door den Geest verftaat. Alsdan znllen zy zich trach< ten te veikfftn door naamen> ampten en tytels, en met dezen waereldlyke magt te verbinden, fchoon zy voor- wenden flechts eene geestlyke uit te osfenen; zy zullea zich den Geest Gods alleen toeeigenen, dien by alle ge- lovigen belooft en geeft; door deze aanmatiging zuilen gecs.iyke wetten ieders geweten met tydlyke magt dwin. gen, die meinand in de godlyke fchriften vindt noch de |
||||
(sis)
|
|||||
Ceest in net hart prent. Wat wfllen zy toch anders dan
den Geest der genade zelvcn dwingen en deszelfs gezellin, dt vryheid, kluisteren I wat sndets dan zyn« levendige tempels door het geloof gebouwd, afbreken, die ftaan mocten door eigen, en niet door cen* anders geloof? Want wie kan op de aatde tegen he< geloof en het gewe- ten voor onfeiibaar gehouden worden f Menig ondertus- fchen zal zich dit vermeten. Daaruit zal ee.'e zwaare ver« volging ontilaan, tegen alien die volharden God in geeit en waarheid te dienen ; de overigen, verre het growths gedeelte, zal wanen dat de godsdienst in uitetlyke pleg. tigheden en gebruiken beftaat; de waarheid zal, met las- terpylen doorboord, de aarde ontwjken, en de wetken des geloofs zullen zelden gevonden worden. Zoo zul de waeteld handelen; den vroon.en kwaadwillig, dien boo* Zen goedgunftig ; zjr zal onder baar' eigen last znchten tot de dag van vergelding voor den rechtvaiidigen, en van ftraf voor ten boozen verfchynt, by de wedeikomat, van hem dien Cod u kortelings beloofd heeft, bet zaad der vro«w> V tcenniaals duisttr veikondigd, roaar dien |
|||||
C si4 )
gy tlians duidelyk kent afs nwen Zaligmakcr, uwen Heer.
Hy fcomt eindelyk in de wolken, omringd vsn den glans des Vsders, ora Satan met zyne verdorven waereld te ver> deljren, en vervolgens uit den verbranden klompy no gezuiverd en verfynd, nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde te icheppen, eene eindeiooze eeuw, gegrond op gerechtlglieid, vrede en liefde, om vruchten te dragen van Mytifcbap en eeuwigen zegen." Hy zweeg , en Adam hervatte ten laatften! „ 6 1 Hoe
Tpoedig lieefr uwe voorfpelling, gezegend zienerl deze vcotbyoaande waereld gemeten tot de tyd vastftaat! Bui- ten dezelve is het alles afgrond, eeuwigbeid, wier ein. dc geeii oog kon bereikenl Grootlyki onderricht zal ik van bier fcheiden , met. een gerust gemoed; ik heb my- ne vol held van ktnnis zo veel ik bevatten kon; het wa- ie dwiasheid als ik naar eene grootere maat ftreefde. Ik weet vooitnan dat gehoorzaamheid het best is ; den eel tiif.en God mot ontzag te bemlnnen, fteeds als in zyne tegenwoordigbeid te Wandelen, altoos op zyne Voorzle- 'nigbeid te -vertronwen «n van hem alleen af te hangen. |
||||
CSI5)
•
Barmhartig is hy over aile zyne werken; met goed over-
wint hy het kwaad, en volvoert grdote dingen door k!ci- ne middelen; door zwak geaclne middelen werpt tiy wae- reldfclie fterkte neder.en waereldfche wyzen door eenvou- dige vroomen' Dat voor de zaak der waarheid lydcn fleik. te ter hooglte overwinning, en de dood voor de gslovi- gen de potfrt des levens is, heb ik uit het voorbeeld ge- leerd van hem, dien ik thans voor myn* eeuvvig gczegen- den Verlosfer erken." Waarop insgelyks voor de laatfte maal de engel hervat-
te: „ Dit geleerd hebbende, hebt gy den top van alle kennis bereikt; gy kunt niets hcoger hoopen, al kende gy ook alle flerren by haare naamen, islle de hemelfche krachten, alle de geheimen des afgronds, alle de ver- richtingen der natiiur , of de werken van God in den lie- mel, in de lucht, op de aarde of in de zee, en al be«f zat gy alle de fchatten der waereld en alle de ryfcen onder tine heerfchnppy vereeuigd; maar voeg by uwe ken* nis goede werken, geloof, deugd, geduld, maiigteiJ en liefde, welke naderhand Iiefdadigheid, de ziel van het |
|||||
_ *»___ ) ' _
|
|||||
C5IO
overige, genaamd ztl wordcn dm zult gy dit Parady6
uiet met fmart veriaten, maar een Paradys in u bezitten dat veel gelukkiget is. Laat ons dierhalven thans van dezcn top onzer befchouwing afilalen ; want bet juiste uur eiscbt ons vertrek van bier, zie de wichrers, die ik op gintfchen heuvel gefteld heb, wachten op uvv ver- trek; het vlttnmend zwaard aan hunne fpits glit.ftert febriklyk tot een teken : langer inogen wy niet vertoe. ven. Ga » wek Eva, ik heb haar ook door zoete drobsen, die haar alles goeds voorfpellen, gerust setleld, en haaren g-est tot eene zagte onderwerping bereid. By geieaenheid kunt gy haar mededeelen wat gy thans vemomen hebt; jnzonderheid wat haar geloof kan verlterken, de groote verlosling des geheelen menschdoms, die door haar zaad zal plaats hehben, door het z?ad der vrouw. Zo zult gy nog veele dagen Ievtn, beid.n ee"iiftemmig i> het ge- loof, wel in droefheid en met reden 1 wegens de bedre- ven zonden, maar toch ook geiroost, wanueer gy het gelukkig einde bedenkt" Hy zweeg, en beiden daalden van den heuvel af, teen |
||||
( »I7»
ey beneden waren, Hep Adam naar het prieel waar Ev*
te flapen lag; doeh hy vond baar wakker, en ay one- ting met zagtzianige woorden hem aldus: „ Ik weet van waar gy komt en waar gy heen ga.it; want
ook in den flaap is God, en de droomen wamfchouwen. Hy heeft my *er een* zeer gunffigen gezonden, die my een gtoot heil verkondlgde, toen ik, door (mart en ahgst afgemat, in flaap gevailen was. Maar gaan wy tlians : ik wil niet langer toeven. Met u te gaan is hier blyven, zon- der u hier te blyven ware van hier gaan: gy zyt my a!- les, alle plaatfen zyn my aargensam waar ik met u hen, met u, die otn myno wisdadH van hier verbannen woTdt. Ik neem dezen troost met my van hier, dat, hoevve! alies door my vetloren is, ik onwaardige toch mee'de gunst verwaardigd ben dat het my beloofde zaad alius znl her* ftellen." Zoo ifprak owe rnoeder Evi, en Adam miorde haar
met welgevallen, maar antwoordde niet : de enget ftond te digt by hem, en van den anderea heuvel trokken in febitteresde gelederen de cherubim naar hunr.cn beitem- |
||||
s
|
||||||
Csg)
|
||||||
den post, zy zweefdea fchemerend over den grond als ne»
velen die 's avouds uit een* ftroom opftygende, zich over den vochtigen bodem verfpteiden, en zich aan de hiekn des huiswaarts ketenden landbouwers hechteu. Aan hunne fpitfe ging Gods vlammend Zwaant. vreesfelyk gljnfteren- de als eene komeet; door eene fyne verfchtpeijende hitte en damp, gelyk de luchtftreek van Lybie verzcngt, wierd dit gematigd klimaat ontftoken. Schielyk greep de engel onze dralende -voorouclers bij de hand, en leidde hen onmiddelyk naar de oostpTOrt, tn vervolgens den ocuvel af naar de beneden liggende vlakte, toen verdween hy. Zy zasen om, en ontdekten dat de geheele oostzyde van liet Paradys nog onlangs de zetel van hun geluk, gcheel over- rwaaid wierd door net vlammend zwaard, en de poortmet akli?e geftalten en vurige wapenen bezet was Kenige na- tuurlyke traanen ontvielen hunne cogen, maar zy wischten die fpoedig af. De geheele waereld lag voor hen open.om daarin eene verblyfplaMS te kiezen, en de Voorzienigheid i ? '
was hunne gids. Hand aan hand giigen zy met tangmuie
lchreden uit Eden hunnen eenmtnen weg.
■ f,init tan bit Twaelfit of Uatft Gezang, |
||||||
r
|
|||||
N A B E R I C H T.
De liezer gelieve goedgunstig deze Brtik*
fouten te veranderen, veroorzaakt door den verren afstand der plaatfe myner inwooning van die des uitgeevers; eenigen der voornaamften zyn hieronder aangeweezen, de vertaaler*
BI. i58 reg. 15 jlaat verzoekt lees verzocht.'
•—----------18 jlaat door , lees docli. — 276 — 15 flaai verwarmdc lees verwarmendei
— 277 — 1 hct eerste halve woord Jlaat let lees le, ]
—— 285 ---- 10 Jlaat geraande Ices gemaandc.
—- 287 — 16 Jlaat maar hct lichaam lees maar dat he?
licliaam.
—— 289 — 8 Jlaat beroercn tees annroeren. —----------9 ftaat at lees cet. — 2V3 ----- i» Jlaat Empeyneifclic, lees Empeyreifche.:
—— 314 ---- 11 Jlath tycvatHefi, lees foevallen.,
1
— 338 — 7 Jlaat gchoorzaainheid /. ongchoorzaamheicl
— 329 —~" IS flaat telecft lees bcleesd.
— 330 ----- 10 Jlaat ontvverp lees ondawerp.
— 342 ----- 3 flea! uiiblaast, lees opwekt.
*~~ 349 """" 9 ftegt Pa'os kes Pa'es > en Vertumus lees
Vcrtumnus en reg. 36 Jlaat raar her, lees naar hem. |
|||||