^____ ____ _
\' \\ \\
-
"f.
N\'V -t
\\ .
_____<
\'j-
■ C\' -
1
-ocr page 3-ÛfZ
:" a
1 \' ,
A
L
L
-ocr page 6-\' »
-ocr page 7-f . ^
-ocr page 8-«
ßYSENBUEGEISIS.
O
-O
:
\\ .
^ vo
I
-ocr page 11-Door de Hr. DU RYER uitd\'Ara-
bifche in de Franfche Taal geftelc j
Bettevsns een fKeevouiige Befchryvingvm
En een verhaal van des zelfs
Gelijk ook 2yn Samenfpraak met de
Jood Ab dia s.
^Uet van meuvjtdoor J. H» G l a s e m a k e r
vertaalt, en te zamengebracht.
Zynde den twede «n laatfte Druk, met hoopetc Baaten veicieit.
t\'A\'M S T E R D A M,
By Timotheutten Hoorn, Roekverkooper, in de Nes>
in\'tSinii«Hfid> naaftdcBtit^eGioBt i i6si<.
/
/
-ocr page 13-w
Aan den
Uit hei het Frans vertnalh
It Boek is een lang gefprefe
i van God, van d Engelen, ert
van Mahomet, \\ welk vart
deze valfche Profeet plom-
pelijk genoeg bedacht is. Nü voert
liy Godin, die tot hem fpreekt, en
fijn wet aan hem leert, dan een En-
gel , en dan de Profeten; en hy doet
God dik wils in\'t meervoudig getal,
met een ftyl, die niet gemeen is,fpre-
ken. Hy vaart uit tegen de geenen,
die d^ Afgoden aanbidden, en bcfon-
derlijk tegen d\'ïnwoonders van de
Stad Meciia, en tegen Koreis, die in
2yn opkomft zyn vyanden waren.
Hy heeft dit Boek Alkoran ge-fjf-
noemt, als of men de Vergadering
der Geboden zeide. Hy noemt het\'L^\'"\'*"
ook El 10 r c AN, dat is,\'t welk het
* 3 goef
-ocr page 14-VOOR-REEDEN,
oet van\'t quaat onderfcheid. Hy
leefc het in veei Hooftdeelen ge-
deelt, aan de welken hy zodanig een
ppfciirift geeft als \'t hem goet dunkt.
JHy noemt hen dikwils na de woor-
den , die in hun eerfte regel ftaan,
;zonder ächt te nemen van wat ftofFe
zy handele O; en fpreekt zeer weinig
van hun opfchrift. Hy verdeelt hen
in veel merken of regels, die zyn be-
yeelen en fabelen begrypen , zonder
opmerking vaft gevolg, noch van fa-
ïwenbindtng der regefß, \'t welk oor-
zaak is dat gy in dit Boek een groot
get^l van afgefcheurde ftukken en
bcotóeri, en verfcheide herhalingen
van de zelfde dingen zult vinden.
Het is door veel geleerde Mahome-
ranen verklaart en uitgelegt : maar
liun verklaring is 20 belachelijk, als
\'t werk zelf; 2y verzekeren dat
d\'Alkoran zelf op een tafel, die inde
hemel bewaart word, gefchreven ig,
en dat d\'Engel Gabriel ditaffchrift
aan Mahomet heeft gebracht, die
fiochleezen nochfchryvcn kon, cn
" \' \' die
VOOR.REEDEN.
die 3:y, uit eerbewyfing, de Profeet
of Apoftei noemen. Gy zult in\'t be-
gin yan eenige Hoofrdeeicn letters
van \'t Arabis A b c vinden, die veel
lieden niet willen verklaren; fy vree-
fen dingen te zeggen, die aan hun
valfche Profeet nier aangenaam zym>
\'t Grpotfte getal van hun Leeraars
zeggen dat deze letters d\'eerfte let-
ters van Gods namen zyn. Gyzult
de verklaring daar af in deze verta-
ling vinden Gy zult verwondert
zyn van dat deze wanfchikkelijklie-
den het be(le deel des Werelds be-
fmct hebben, en belyden dat de ken-
nis van \'t geen, \'t welk in dit Boek be-
greepen is, deze Wet verachtens^
waardig zal maken.
Van de
godsdienst
Der
E Turkengeiooven in een eenig God,
\' in een eenig Perfoon, Schepper van
Hemel m van .4arde > Vergelder der
^ goeden, en Straf er der quaden; diè
bet Parddjsgejchapen beeft om de vroomen te
vergelden j en de Hel vmr d\'uiterfie jïrafder
■misdaden, Zy gelooven dat Mahortiet een x^eer
groot Profeet is, en dst God hem in de Wereld
gezonden htefi^ om aan de menfchen de mgder
z,aligheid te Ie eren, Zj noemen zich Mufelman-
mn, dat is de geenen, die zich aan Gods TPH
hebben overgegeven, of de Zaligeni
Zy gelooven in de tien gebodtn van Moifis*
en zjpn verplicht die t\'onderhouden. Zy vieren
de Vrydag^gelijk de Chrifienen de Sondag : in
dexj: dag Vergaderen in de Kerkten op de
midda^f om hun gebeden te doeru
Zv z.yn verplicht vyf maal des daags hmge-
bedents deeny teweten des uchtens \'smid-
dags , tegen dan avond ah de Son ondergaat,
Kort begrip.
Sy vaften de Maant of Maan, die fy Rama^
zan noemen. Jn defe Maant eetén nocb drinc^
ken fy niet des daags, tot dat de Son onder ge-
gaan is j maar des nachts eeten en drincken fy
naarbunluflen klieven Vlees en Vis , uitge"
fondert Varkens vlees, en Wijn j y^elk akyd
aan ben verboden ü. Na de/e Vafien hebben
fy de hoogtfdvande grooteBairany gelyk, ^^
Chrtfienen de hoogtijd van Paaffhben na de
Vaften. Svzyngroote boumrs van Kerken en
Gafthuifen, en moeten op d\'eerfte dag van V
jaar de tiende van \'tgeen datfyin \'t voorgaan-^
de jaar gewonnen bebben^flan darmen geven,
Sfgelooven dat t als/y hunlighaammlge-
Ti>aJJchen, en eeniggebeddaar toe gefcbikS ge^
jprooken hebben, bun ziel ookjvan alderbande
zonden en (metten vrj ó j V weli^ oorfaak is dat
fy zich dikvpits wajjchen en baden ^ voorname-
lijk^eerfy hun gebeden doen.
Sy hebben geen ander Sacrement als de Be-
fnydenis. Sy doen him Kinderen in douderdom
vanfeven of acht jaren befnyden, en ahfy defs
Tlpoordenkonnen^reeken : Lailhaillaallha
Mehemet rafoul allha \\ dat i^ ^ daar is niet
meer dan een God^ en Mahomet ü fijn Trof eet
en Apoftel-y \'t mik, hun Belydenisdes geloof sis.
(Daar word echter inde geheele Aikprangeen
gewacbvan de Befnydenisgemaakt : maar Jy
feggen dat fy z.ulks onderhouden naar AbtL
hms voorbeeld, welks Wet hen door Mahomet
* 5 aann
vangepreeßn U, Sy gelooven dae dß Alkfimnin
verjcheide tjdm àùer d\'Engçl Gabriel m hem
ge brat ht tn de Stad van Mecha en Medina,,,
m dût de Joden en Chriflenen de H. Schriften
en Gods Wet verandert hadden.
Aan ben is vereorhft vier getrouwde f^rou -
Vf en i» een welfde tijd te hebben, en tlo veel
fiaafjcbe \'Lochters en ÏFyven als jyvoeden ken-
den. i
Sy mogen hun Wpen verlaten als^t hen
goet dunkt, met aan ben \'tgeen te ktalen, d4t
jy by huwelyks-behfte aan hen belooft hebben,
en weer na hun betigven troaWen. Maar de
Frou»en z^ngehoudenzo lang te "»achten, tot
dat men verzekert U datfyniet fwaf}gerzyn,
eer Jy mêr huwen : en de Mannen zyn gehou-
den de kinderen te bewaren, en z.org voor hen
te dragen. De kinderen die fy by hun Slavinnen
krygent worden eveneens gehandelt gel^k^ de
geenen diefy van hungetrou\'^de VreuWen J^y-
genyen yforden alle voor Vaeitiggebottdm.
Sy hebben Kerken, Fergaderingen en Gaß-
haifen , die goede inkomflen hebben, en ook
Klooflers vangeeßelyken, die aan anderen tn
ten goet voorbeeld verßrek^en, Sygehoorzjt-
men hm Overßen zonder tegenzegging, en
danjfen op ^tgelait derfluiten, e» andergereet^^
fchap als fy hun gebeden doen.
Sy hebben noch een ander ßag van Geefie-
l^ks^y die door de mreldfmrven . Me als de
Sotm
-ocr page 19--ia
Kort Begrij).
Sotten van dit Land gekleed zyn. Sfgaan él^
i»ils naakt^enßyden in hun vleefch op ver/cbei\'
de plaatfin. Sy worden toor heilige lieden ge-
honden, en leven vanaalmotßen, die nooit aan
hen geltetgert worden. Deze beide flach van
gods dien ft igen noemen (Héfvis i men kent
ken aan bunkjedefen, en ^ mogen %.tcb ver^
trekk^f^ en huwen als\'t bengoet dunkt.
Sy geloven met dat Jefits Chrifim God, nocb
Gods Zoon is, engeloven OQ\\niet in de heilige
Drie\'éenheid. Sy feggen datJeßisChrißmeen
groot Profeet k, van äe Maagt Maria geboo^
ten, Maagt voor en na de baring : dat fjy door
goddelijke inblaßng, of door eengoddeii^kge-
blaM z,onder Vader ontfangen ü, gelyk Adam
zonder Moeder kgefibapen dat hy niet ge-
kruiß is , maar dat God hem ten hemelheefe
verheven, en dat hy voor \'t emde des Werelds
tveèr op d\\Aardezal komen, om Mabomets
Wet te bevißigen. Sy verfékeren ook. dat de
Joden, meenendejefm Chrißus te h^tiißen^
een man onder] hen kruifim die hem geleek^
Sy bidden God voor d\'overledenen : fy aan-\'
roepen htm Heiligen, van de melkenJy een Img
verbaal hebben. Sy geloven echter niet in\'e
Vagevuur \\ en veel van hen achtm dat de zjé-
len en Ugb amen gex.amsntlijkin\'t graf blyvm
tot aan de dag des Oorduls.
Sy houden Mechaen Medina, mee ftsden
"Jan 4Hbim, ingroats eerbudigheid^ om das
Ma»
-ocr page 20-ïCort Begrip.
Ilabffmt te Mecba gehoor en, en te ^edw4
begraven U. «S>\' doen derwadrts gveoiepelgri-
mdgien, en achten dat dit Land heilig ü. Sv
hemyuen ook^ groote eerbiedigheid aan de Stad
Jerufalem, om datfy degeboortepiaats en xtoo-
ning van veel Profeeten heeft gevfteft,
Sy hebben met bet gebruifi der klpk^en 5
maar hun Prießers klimmen in d\'mr van hun
gebeden^ op V hoogfte van een Toorn, die in een
der hoeken van de Kerl^is , en roepen met luide
ßem bet Volkjet betgebedi en ijingengebeden |
die daar toegemaakt y».
(
/ ?
: A
^-i .....
»
i
•Z.
i
r
Y
tu
^ . . .. ; - :
■ ■ -l
\'ï Booftäeel van ds Voorreedeit UMcchagefchre-
■ ven, iff Zivsn regelt begrepen.
N de naam van dè goedei\'f iei\'c en barm-
hartige God, lof zy aan de goedertiévê
en barmhartige God , Koning van dé
dag des Oordeels 5 wy bidden u aan\', wy
verzoeken hulp van u, gelei onsopdc
rechte weg, op de weg der gener, aande weltóeii
,gy genade hebt bewezen, tegen de welken gyriiéÉ ?
vergrämt zijt geweeft, en wy zullen niet afgedwüaÏE
wezen.
^^ Hocftdèel van \'de lice, te Mechagefcbrêvtnin
twee hondsrt zivenentuchtig regels begrepen.
N de naam van de goedertiere en barmhartige Sea/érf?
God. Ik ben de zeer wyze Gód. In ditBoel^ is Lettm-
geen twyffeh Het geleid de vromen op de rechte \'^""fi
weg, die \'t geen geloven , \'t welk zy niet zien, die
htii^ebeden mét aandacht doen > en een groot deel
(iéi goederen , die wy aan hen gegeven Rebben j aan
d\'armcn uitreiken. Degenen, die in dedingen gelo-
ven, de welken u ingegeven zyn, in de genen, die
voor u, en tot aan\'t einde der wereld verkondigt
hebben geweeft, zyn niet onkundig; zy worden
door hun Heer geleid, cn zullen zalig v/ezen. On-
geluk isop d\'ongelovigen, \'t zy gyhen beftraft,, of
niet bcftraft, zy zullen zich niet bekeren: God heeft
hen \'t hart, d\'oren en ogèn gefloten; en zy zullen
zeergrote pyn gevoelen. Veelmenfchen zeggen j
Wy geloven in God, en in de dag des Oordeels, cn
geloven \'er niet in, ZymecnenGod, en degenen, J*\' \'
die inGgd gelpYCB, te bedriegen, ^y bedrie-
gen zich zei ven, en, kennen hem niet/ God zal de
zwakheid, die zy in \'t hart hebben, vermeerdereHj
cn zy zullen, uit oorzaak van hun leugen, de ftreng-
heden vanéén oneindige ftrafgevoelen. Alsraen tot
hen gezegt heeft: Bezoedelt cfaarde niet, zo hebben
zygezegt : Wy zyn ware onderhouders van Gods
Wet, /choonzy de genen zyn j died\'aardebefmet-
ten i maar zy kennen hem niet. Als men tot hen ge-
zegt heeft : Gelooft gelijk dewereltgelooft, zo
hebben zy gezegt : Zullen wy de zotten geloven ?
zy zyn zeiven zot, en weten \'t niet. Toen zy de ge-
nen qhtmoetten, die in God geloofden, zeiden zy ,
StzU "VTygeloVengelijk gy : entoenzy naardeduivelen,
Celal- hun medegczelien, weêrgekeert zyn, zeiden zy j
Wy geloven gelijk gy. en wy fpotten met deze lie-
den. Zeker, God fpot met hen, en verlangt hen in
hun dolingen, rot hun verwarring, Degenen,diede
verdooltheit voor de rechte wegkochten, hebben
ttJCt hun koophandel niets gewonnen, en zich nier
wel beleid. Zy zyn gelijk de genen, die \'t vuur ont-
fteeken; en als het geen, \'t welk omtrent hen is,
verklaart heeft, zo heeft God het licht van hen weg
genomen, enhen doof, ftom en blind in de duifier-
«iffen gelaten; en zy zullen zich nooit bekeeren*
pf, gelijk een wolk des hemels, vol vanduifterheid;
■blixcm en weerlichten, fy floppen hun onrenmet
hun vingers, lïit oorzaak van\'t gedruis, en van de
vreesdesdoöds. Maar God zietd\'ongelovigén, hy
deêde blixemftraal naderen, die hen van\'tgeficht
beroofde. Zy volgden \'t geen,dat aanhen verfcheen,
en bleven in de duifterniflen : indien God gewilc
had , hy zou hen vaii\'t gehoor, en van\'tgeficht be-
rooft hebben; want hy is almachtig. O volk, aan-
bid uw Heer, die it, en allé de genen, die voor u ge-
weefthebben, gefchapet» beeft : miflchien zult\'gy
de geen vreefen, died\'aarde heeft uitgeftrekt, de he-
rnel opgeheven, de regen neêrdoen daalen , en dc
vruchten doeil voortkomen, om u rijk te maken,
^egniet dat G.qd een ^«idegcaoot heeft , die met
hem gelijk is, dcwyl gy het tegendeel weet. ïndieii
gy van \'t geen twyflelt, dat ik aan myn dienaar ge-
ipndenheb , zo komt en brengt eenige hooftdeelen,
die metd\'Alköran gelijk zyn, en roep, indien gy
vroom zijt, d\'afgoden, dié gy aanbid, tot getuigen s
Indiengy\'thietgedaanhebtjofnietkontdoen, 20
vrees voor \'t helfche vuur, voor d\'oogelovigen en
afgoden dienaars bereid, en boodfchapt dènwaré
gelovigen, die goede wcfkeri zullen doen, dat fy pn-
meetelijke weldadeii van\'tParadys, indewelketi
veel vloeden vloeijen, ziillen genieten : fy zuUeti
daar alderhande fchoone en fmakelijke vruchten^
die God voor hen bereid heeft, vinden, cn aanmèr-
kèn offy met de geenen gelijk zyn, die fy te vooréii
in de wereld hadden. Zy zullen daar fiiivere eti
fchoone Vrouwen hebben, en in een eeuwige falig-
heidblyven. Godfchaamt zich niet om een kleine
Wandluis by een uitfteekende grootheid te geiijfcen;
en de ware geloovigen weeten dat fy van hun Heec
voortkomt. De boofen vragen wat God met defc
gelijketiis feggen wil. Hy verleid en geleid veel
menfchen door deze middel, én verleid alleenlijk
d\'ongchoorzamen. Degenen, die zijn teftament en
beloften fchenden en verkeren, die zijn geboderi
bèfnoejen , en d\'aarde bezoedelen, zijn ondeugende
lieden. Waarom zult gy boos zijn, dewijl God aan
U \'t ievpi geeft na uw doot ? Hy zal u doen fterveii i
en weer op doen wekken. Gy zult alle weer voor
hem komen > om geoordeelt te worden. Üy heeft
al\'tgeen, datop d\'aarde is, gefchapeti, en, ten
, hemel klimmende, en alles wetende, heeft zeveiï
hemelen geftelt. Gedenkt dat gy aan de menfchen
onderwijft dat uw\'Heer tot zijn Engelen gezegt
heeft: Ik wil een Stedehouder op aarde maken- en
dat zygeamwoort hebben. Zult gy de geen op aar-^i/
defteJlcn, die.haar zal bezoedelen, en die daar\'t t^^fc
bloet zal vergieteii > terwijl wy uw heerlijkheit ver-
hefifen, cn u heiligen?: Ik weet. zegt hy, \'t geen, dat
gy niet weet, Hy ecïde de fiamen va« sHe dingen aaö
A 2i üdaja g
4 MAHOMETS
Adam, die hen aan d\'Engelen openbaarde, tot dé
\\yelkcn God zegt; Openbaar aan my de naam vaö
alle defe dingen, die ik gefchapen heb, zo gy\'t -weet.
Zy antwoordden: Men is lof aan uw goddelijke Mä-
iefteit fchuldig; wy weten niet, dan \'t geen, \'t welk
gy aan ons geleert hebt; gy zijt alleen wys en ge-
leert. Hy fegt, ó Adam, verklaar aanhen de naam
der dingen, die ik gefchapen heb ; en na dat hy heii
onderwezen had. fégtGod : Zeg ik niet tot u dat
■ ik\'t geen weet, \'t welk noch op aarde, noch in de
hemelen is? en dat ik al \'t geen weet, \'twelkgy
openbaart, en al \'t geen, \'t welk gy geheimft houd ?
Gedenkt dat wy tot d\'Engelen gefegt hebben. Ver-
ootmoedigt u voor Adam ? Zv hebben fich alle yei--
ootmoedigt, uitgefondert de\'duivel; hy was alreê
verwaant, en in \'t getal der bozen. Wy hebben ge-
fegt: OAdam,\\voongy, én uw vrouw in\'t Para-
dijs, cn eet daar van\'t geen, dat aangenaam aan u
falzijn; maar nader deze boom niet, om niet in\'t
getal der onreehtvaerdigen te zijt;.De duivel deê hen
Ibndigcn, cn uit de genade, daar fy in waren, vallen.
Toen hebben wy tot hen gefegt : Daalt vijandlijk
van malkander af, gy fult op aarde een woning, en
goederen hebben, om enige tijt te leven. Adam ver-
focht van fijnHeervergiffenisvan fijn misdrijf: en
de Heer gaf ook vergiffenis aan hem , omdat hy
goederticreen barmhartig is, en fegt : Daalt af .
vertrekt alle uit het Paradijs. Gy fult hier na vaii
mijnent Wégen een geleide krijgen; en dé genen,
die hem fullen volgen, füllen (in de dag des Oor-
deels van vreesen quelling Verloft zijn, maar de
genen, die boos füllen zijn, cn mijn geboden ver-
fwijgcn, fullen ceuwiglijk in \'t helfche vuurbran-
Vat k ^ kinderen van Ifraël, gedenktaafide weldaat,
d-Mlkf- die ik aan u gedaan heb. Ik fal mijn beloften vol-
tan. doen, voldoet gyd\'uwen, Vreeftmy , engcloöft in
\'tgeen, dal ik üitde hemel aan ugefonden heb , \'t
^.Oude welk het geen bevel[>igf^, dat voor defen aan u ge-
Jeci\'tis. Zijt gy niet d\'ecïfteii boos cn goddeloos.
• \' eH\'
r
cn verlaat «jijn wet niet om enige waarde. Vreeft
ray, en bekleed de waarheit niet met de leugen, en
verbergt haar gewilligÜjk. Doet nw gebeden ter
gefteldc tijt, betaalt dc Tienden , en aanbid uw -
Heer met de genen die hem aanbidden. Zult gy aan
\'tvojkgebicdenweltedoen, fonder vopr uw zie-
kn beforgttc wefcn ? Zult gy bedenkingen op dc
Sclinft maken, fonder hem t\'onderhouden ? Ver-
foekc huip met gedult. en met gebeden , die alleen-
Jijk m defgenen overvloejen, dc welken gchoor-
^am zijn , en die geloven dat fy noch eens hun
Heer Mlen fien, en dat fy voor hem fallen weêr-
keeren, om geooi-Jêelt te worden. O kinderen van
Ifraël, gedenkt aan mijn genade. Ik heb u voor alle
werreltgeftdt, vrees die dag, in de welke d\'een
ziel met om d\'ander geftraft fal worden, in de welk
men geen gebeden fal verhoren , en geen rantfoen,
noch hulp, noch befcherming voor dc bofen vinden.
Gedenkt dat wy u uit de handen van Farao verlofl:
hcüben, die u door \'t gcwelt fijaer ftraffingen plaag-
de , die uw kinderen keelde, en uw vrouwen mis-
handelde ; en dat uw Heer uw elenden vermeerdert
had, uitoorfaak van de fhootheit uwer misdaden
Gedenkt dat wyde zeen gefcheiden hebben, om u tc
bergen, en dat wy in uw aanfienFaraos volk heb-
ben ondergedompeit : gy hebt echter\'tKalfaanoc-
beden, toen wy Moifes veertig nachten by ons hiel-
uTi! groot ongelijk hebt gehad. Wy
hcoben techterunamaalsvergeven, gyfult\'ermv
miflchien af bedanken. V^y hebben aan Moifes
hetboek, \'t welk het goet van\'t quaat fcheid\', ge-
gegeven j gy fult u miflchien bekeren. Gedenkt dat
Moiks tot h(n volk zegt : Gy hebt ongelijk gehad
m tKalfaanrc bidden; doet boete , en bekeer n^^gtiit
tot uw Schepper;, dood gy malkander, zulks zal \'^\'•«^A«/-
. aan God aangenaam zijn, Hy zal u uwe mis- ^^
daat vergeven. Hy is goedertieren en barmhartig.
Gy hebt gezegt : O Mói/es, wy zullen u niet ge-f\'"\'\'^\'
ipyen, y ca zy wy Qod zien. Gy wicrd yaa dc
As dofl.
-ocr page 28-donder getroffen ; gy hebt uw ongeluk met uw eïge
\' ogen gezien. Wy hebben u echter na uw doot weëc
^„given. opgewekt; gy zult \'er my miflchien at bedanken.
\'Bex^it Wy hebben u met de fchaduw der wolken bedekt.
peUldyn. Wy hebben\'t Manna, en de Quakkelen op u doen
vallen, engezegt : Eet van degoedercn, diewy
aan u hebben gegeven. Zy hebben geen quaat aeti
ons gedaan, (\'toen zy morden) zy hebben hen zd-
Pefcie ven ongelijk aangedaan. Wy hebben gezegt
^elatdyn, treedjn j^ze Stat, en eet van \'t geen , dat daar
y naar uw vernoeging zal zijn : treed in de poort
mee ootmoedigheit , en zegt. Doe onze zonden
van ons wech j ik zal u uwe zonden vergeven, en
de weldaden der vrome lieden vermeerderen. De
bozen veranderden toen de woorden, die men aan
hen geleert had } maar ik heb, naar hun verdien-
den, rnijn gramfchap des hemels aan hengezon-
flen. Toen Moiles yuor zijn volk te drinken ver-
zocht, hebben wy gezegt; Sla met uw roede op
de rots : terftontzijn\'ertwaalffpringbronnen uit-
gekomen; en yder wiil de plaats, daar hy drinken
tnoeft. Eet en drinkt van Gods goederenj en bezoe-
del d\'aarde niet meer. Gy zeide tot Moifes, Wy zijn
jBCt een eenige ipijs niet te vreden , bid yan uw
Heer dat hy ons van \'t geen geef, \'t welk d\'aarde
voortbrengt, moeskruiden, komkommers, look,
wikken, en uijen. Hy zeide,. Wilt gy \'t goet in
quaat verwiffelen) trekt afnaar Egypten, gy zult
daar \'t geen vinden, \'t welk gy bêgeert. Zy wier-
den van fpot en armoede geflagen , en vervielen
weer ii^ Gods toorn ^ om dat zy zijn bevelen nicc
gehoorzaamden , cn zijn Profeten ongerechtelijk
doodden; in \'twelkzy \'tgrootfte ongelijk hadden.
Alle de genen, die geloven ziillen , Chriftenen ,
joden, of Samaritanen, degenen, die in de dag
dc5 Oordeels in God zullen geloven, cn goede wer-
ken doen, zullen door hun Heer vergolden worden,
fn in de dag der Verrijzenis vry yan vrees en quel-
|ing zijn. Toen wy\'uw bd«ftc ontfangen hebben
dat het
feruß^
Bex,ie
l^tabel
van in \'c oude Tcftament te geloven , zo hebben wy Tez.it
de berg over u op geheven 5 om u inde fchadüw te <>èWlj\'».
houden, en gezegt: Begrijpt met aandacht het geen»
\'tweikwy aanuieren, en gedenkt\'eraan 5 gyzult
niiffchien \'t helfche vuur, en d\'óngchoorzaamheit
vrezen. Gy zijt echterafgedwaak, en zoud, zonder
uws Heers genade, in\'t getal der veriore menfchen
zijn. Gy weet wat den genen overgekomen is, die
de Sabbat niet onderhouden hebben. Wy hebben
tot hen gezegt : Zijt een affchrik, en geli)k de fim-
men veracht. Wy hebben deze ftraf gelaten, tot "»««i«
waarfchuwingaanhun tijt-genoten en nakomelin ^^^^^
gen, cn om bezonderlijk aan de ware gelovigen tot
een voorbeek te dienen. Gedenkt datMoifestot het
volk heeft gezegt j God gebied aan u een Koe t\'of- ,
feren. Zy zeiden; Spot gy met ons i" God bewaar
my van \'t getal der onwetenden te zijn. Zy zeiden:
lloep uw Heer, dat hy aanonsleerhoedanigdeze
Kcc moet wezen. Hy zegt het moeteen Koe zijn,
die middelmatig van ouderdom , en niet oud noch
jong is, en doet het geen , \'t welk aan u geboden is.
Zy zeiden : Bid uw Heer dat hy aan ons toont van
wat verwe zy wezen moet. Zy moet, ?;egthy, geel
van flikkerende vecwe zijn, en \'t gezicht der gener,
die haai; zullen aanfchouwen,verheugen.Zy zeiden,
Roep uw Heer aan dat hy aan onslcert waar naar zy
gelijken moet, en wy zullen, zo \'t hem belieft, zijn
geboden gehoorzamen. Hy zegt, God zegt tot udat
dit een Koe moet zijn , die nooit onder \'t juk gebon-
den heeft geweeft , om\'tlant te bouwen, noch, om
de velden te befproeijen ; zy moet gez®nt zijn,
nooit gearbeid, en geen vlak op haar lighaam heb-
ben. Zy zeiden : Gy hebt nu de waarheit gezegt,
zy hebben haar geoffert, cn \'t heeft weinig verfchilt
of zy zouden \'t niet gedaan hebben. Alsgy iemant
gedoot hebt, zo zijt gy twiftig ca verwaant daiir
over. God ftelt in\'t openbaar al\'tgeen, dat gy ver-
bergt. Wy zeiden. Slaat dit do^e lighaam met een ß« ^«»r-
• " • irwektGoddedoden, en
maakt fijn wondei-daden aan u bekent; gy zult hen
miflchienbcgi-ypen : hun harten zyn echter harder
feworden dan de rotfen. Want daar vloeijen vloe-
en uit de rotfen, als fy fplyten, en zich openen, of
als fy vallen, en door de toelating van fijn godde-
lijke Majefteit omgeworpen worden. God is niet
onkundig van \'t geen dat gy doet. Begeert gy dat de
Joden u geloven, dewyl veel van hen Godswoord
fchryven, en datgewilligiijk veranderen , nadatfy
\'tbegreepen hebben? Ais fydewarè gelovigen be-
jegenen, zo zeggen fy, Wy geloven in God, cn als
fy vergadert zyn, zo feggen fy onder malkander;
Hebt gy deze ware gelovigen met het geen onder-
houden, dat God aan u geleert heeft, op dat fy in de
dag\'des Oordeels geen\'ontfchuldfging vegen u by
fijn goddelijke IMiajcfleit vinden ? Begcypc gy niet
dat fy zich op \'t geen, \'t welk gy tot hen gefegt hebt,
zullen willen veromfchuldigen ? Weten fyniet dat
God al\'t geen weet, \'c welk fy verbergen, enal\'t
geen, dat fy ten toon ftellcn? Daar zyn lieden, die
ïioch leefcrt, iioch fchryven können, en die niets van
dcSchriftweeten, dan\'i geen, datfydoordeleu^e-
iienvan hun Leeraars daaï af geleert hebben, ^en
nochtans geloven fy dat fy geleerde Menfchen zyn.
Ilainp is over de geenen, diede Schrift onder hun
handen verbergen, diehem veranderen ^ enfeoo-en
dat het geen, het welk fy leefen , van God voort
koomt. om daar in ecnig voordeel te doen ; Ramp
äs over hen, uit oorzaak van \'t geen, dat hun hraiden
gefchreven hebben ; Ramp isbver hen, en over het
geen, dat fy met tegen God te lafterengewonnen
hebben. Zy zeiden : Wy zullen niet, dan een ze-
Ker getal van dagen,in \'t vuur blyVen. Zcgaan hen;
Hebt gy met God verdrag gemaakt >. Hy \'zal niet te-
gen fijn beloften dperi; zult gy van God het ^een
zeggen, datgy niet weet? Degeenen^ die iets ge-
wonnen ; en in hun winning in zonde bedraait ge-
weefl hebben , zullen voor eeuwig ifl \'t helfche
Vuur blyven i\' cn degenen, die in God geJoycn, en
verrees,
toen hy
met de
ttrig van
de&e I^e
■vvierd.
Mezie de
\'jSe&ie
Celal.
goede werken doeis, zullen eeuwiglijk de Welluflen
van\'tParadysgenieten. Gedenk hoe wy de gebo-
den van de wet hebben onderwezen > en totde kin-
deren van Ifraël gezegt, Aanbid een God alleen,
doet goet aan uw Vader enMoed«r, aan uw Ma-
gen, aan d\'Arnsen en Wezen : Spreekt vriende-
lijk tot het volk : doet uw gebeden ter gefielde tijd,
en betaalt de Tienden. Zy hebben echter ongehoor-
zaam geweeft, uitgezondert zeer weinig onder
hen. Schoon wy Gods geboden ontfangen. en ge-
zegt hebben : Vergiet uw bloet ni«t, dryft uniet-
uit uw huizen, gy hebt\'er beproeft, enzijt\'er ge-
tuigen af, zo hebt gy echter veel van hen gedoot,
en een groot getal van hen uit hun woningen doen
vertrekken, gy hebt malkander in d\'ongerechtig-
heit en boQïheit geholpen.Indien de flaven hunt oe-
vlucht tot u nemen, zo zult oy hen los kopen ; hun
verloffing is aan u bevolen. Gelooft gy de Schrift in
een deel, orn\'t ander afte fweren 5 De vergelding
dergeneronderu, die zulks doen, is dat fy fchan-
de in deze werrelt zullen hebben, eri in de dag des
Oordeels in de fwaarfte pynen dtrhel gcftoten wor*
den. God is niet onkundig van\'t geen, dat gy doet;
De genen , die \'t leven des werrelts gekocht heb-
ben, om\'tParadys te verlaten, zullen in hun elen-
den niet verlicht worden, en van alderhande by-
ftant berooft zijn. Zeker, wy hebben de wetaan
Moifes gegeven , en na hem veel Profeten gezon-
den. Wy hebben Jelus, Marias Zoon, de wcten-
fchap ingegeven , en hem door de heilige Geeft ver-
ftetkt; maargy zijt tegen deProfeten , die ftrj\'digte-
gen uw willen gekomen zijn, opgeftaan , en hebt
een deel van hen verlogent, en\'t ander deel gedoot.
d\'Ongelovigen zeiden ; Ons hart is verhard. God
heeft hen vervloekt, om hun goddeloosheit; en wei-
nig van hen zullen de geboden van zijn goddelijke
Majefteit geloven. Toen God aan hen eenigBoek
zond,\'\'t welk de Schriften, die zy te voren goet-
gckent hadden , Cte weten \'t OttdcTeftajuent,
A 5 ea.
cn \'t Euangelium) bcvefligde , zo verzochten zy
hulp legende bozen, en toeade hulp gekomen was,
hebben zy haar niet gekent, of niet willen ontfan-
gen. Gods vloek is\'over d\'ongelovigen, voorna-
melijk over de genen, die hun zielen hebben ver-
kocht, en die uit nijt zijn geboden niet gehoorza-
pien. Hy geeft zijn genade aan de geen , die hem
goetdunkt-, zy zijn tot degramfchap van zijngod-
3elijke Majefteit weergekeert, die bittere pijnen
voor hen bereid heeft, om de lelijkheit van hun
inisdaden. Als men tot hen zeide : Gelooftaan
Gods geboden; zo zeiden zy : Geloven wy niet in
\'tgeen, dat aan ons geboden is J Zy geloven echter
niet in de waarheit, die God gezonden heeft, en de
voorzeggingen cn geboden, die zy te vo/en ont-
fangen hadden, beveftigde. Zeg tot hen : Zoud
gy hier voormaals wel Gods Profeten gedoot heb-
ben , zo gy in zijn wet gelooft had; Zeker, Moifes
heeft wonderdaden aan u vertoont , en nochtans
hebt gy na zijn vertrek het Kalf aangebeden; daar
f\' r«r- {n gy groot onrecht hebt gehad. Wy hebben uvf t c-
lof\'te , van dc geboden des wets t\'ónderhouden,
aangenomen, cn de berg boven u opgeheven; be-
grijpt met aandacht het geen, dat wy aan uleren,
cn Juiflért naar \'t geen, dat; aan u gebodenis. Zy
gaven tot antwoort : Wy hebben gehoort, en
zijn ongehoorzaam gewccfl. Zy hebben hunhart
van d\'aanbiddjng des Kalfs ingedronken, uitoor-
"" zaak van hun goddeloosheit. Zeg tot hen, gebied
fihadavv geloof u dat te doen, zo gy in God , en in\'t
- . ecuwig leven gelooft ? Gedenkt aan de doot , zo
gy vroom zijt. Zy bekreunen zich niet met hun
voorgaande misdaden, jnaar God kent de onrecht-
vaeidigen; gy zult hen in zorg cn kommer van Jang
tc leven vinden. De bozen verhopen duizent jaren
televen. Maar zyfullen, fchoon fy lang leefden,
nictvry van ftrafzijn 5 God ziet al\'tgeen, dat/y
doen. Zeg tot hen : Wicis 6abriels vijant; fiy heeft
«j, 4oot Gods todating, d\'AJkoran i«gcgcven, die
d\'oudc
Hede
Kjtah!
teaotr.
ken leU
ven dat
Gtd een
herg bt-
vtnde
kjndtre»
van
Ifraël
te hou
den.
Ee&t\'; de
HtdAoi,
d\'oude Schriften beveftigt, ea die de goeden op de
wegdgrzaligheitgeleid, en hen deyreuchdenvan
\'t Paradijs boodfchapt, De geen, die eenvijantvan
God , vand\'Engclen, van fijn Profeet, en van Ga-
briel, en van Michael is, zal ftrengelijk geftraft wor- •
denj God is een vijant der ongelovigen, Wy heb-
ben klare cn verftandelijkc geboden aan u gezon-
den; niemant zal hen loghenen, dan de bozen: een
deel van hen heeft tegen zijn beloften gedaan, en \'t
grootfte deel zeifis ongelovig. Veel der gener, aan
de welken degefchrevewet bekent is, hebben htar
verlaten , ja ook als God aan hen enig Profeet zond,
omdeGefchriften, die fy te voren aangenomen cn
goet gekent hadden, te beveiligen ; fy hebben Gods
Boek acht er hun rug gelaten, als offy\'t niet wiften,
cn \'t geen gevolgt, \'t welk de duivel» in Salomons
heerfchappy leerden; Salomen heeft echter daarom
niet gezondigt, maar alleenlijk de duivels, die de
toveryaan\'t volk leerden, en daar by\'t geen, dat
de twee Engelen Arot cn Marot in Babylonien leer- treten
den ; eer zy iets aan\'t voUc leerden , zeiden fy; Wy >
zijnoproerigen, zijt niet goddeloos. H Volk heeft
van hen\'t geen geleert, \'t wtlk de fcheidingvande
m^n en\'twijfbctreft, en wat de baat tuflchenhen
gebracht heeft. Zy deden met hun tovery niemant
quaat, dan door Gods toelating; \'t Volk heeft v^n
hen geleert wat aan hen fchaden Icon, en niet aan
hen nut kon wezen. hebben de tovery aandc
genen geleert, die het deel, \'t welk fy in\'t Paradijs
hadden, ten koftcn van hun zielen verkocht heb-
ben, fchoon fy lum misdrijfwelkenden, datfytc
voren in God gelooft, en zijn goddelijke Majefteit
ge.vreeft hadden. Hetberou, van God ingegeven ,
is grotelijks nut, zo fy\'t konden bekennen. Ogy,
die in God gelooft, zegt niet; eer ons, maar zegt^
qanzieons, enluifternaar\'tgeen, dataanu bevo-
len is. Bittere pijnen zijn voor d\'ongelovigen be-
ïf:id. De Joden en Chriftenen begeren niet dat God
u goet toezend j ïüg^rQod , die xecï Biütis, bc-
jonftigt met zijn barmhaitigheit de geen, dieiiein
gbetdunkt. Hy zal zijn geboden niet veranderen,
noch vergeten; hy zal noch anderen, die nut-
ter, of diergelijk zijn , onderwijzen. Weet gy
niet dat God almachtig is? Weet gy niet dat aan
God het Koningrijk der hemelen cn aarde toebe-
hoort ? Wieanders, danGod, zaluwBefchcrmer
zijn ? Wiltgy uw Profeet vragen, gelijk Moifes voor
dpzenondervraagt wierd ? De geen, die\'t geloof
metdegoddeloosheitverwiiïelt , wiikt ujt de goede
weg. Veel der\'gener, diede Schrift weten , zullen
door hun boosheit en m\'jt trachten u van de weg af
te doen dolen, fchoon de waarheit aan hen bekent
Is 5 vergeeft hen, en wacht u van hen , tot dat God
daar overgefchikt heeft; hy is almachtig. Doet uw
gebeden ter geiWdetijt, en betaalt de Tienden , gy
zult Vöov God het goet zien, \'t welk gy voor uw zie-
len zult doen. Hy ziet al \'t geen, dat gy doet, Zy heb-
ten gczegt ^at^niemant in \'t Paradijs zaJkomen,
dan de Joden, ofde Chrifténen. Zy liegen\'t. Zeg
tot hen; brengt^iw redenen by. zo gy eerlijke lie-
den zijt; in tegendeel, die zich aan God overgeeft,
en die vroom is, zal van zijn goddelijke Majefleit
vergolden worden. Daarisniets, voor\'t welk hy
behoeft te vrezen ; hy zal niet in\'t helfche vuur ge-
pijnigt worden. De Jodenzeiden : De Chriftenen
hebben geen redenen ; ende Chriflenen zeiden: De
Joden zijn zonder reden , en nochtans oefïenen zy
zy zich beide in de Schrift. Dusfprekend\'onweten-
den; God zal hun verfchi! in de dag der verrijzenis
oordeelen. Wieisonrechtvaerdigeir, dan de geen,
die belet dat men van God in de kerken gedenkt, en
die aUeenlijk naar hun ondergang tracht ? Zulke lie-
den können niet, dan met vrees en fchiik, daarin
treden; zy zullen op d\'aarde de fchaamte op hun
aangezicht dragen, enind\'andere wcrrelt zeergrote
pijnen lijden.\'c Ooflen en Weften behoren aan God.
Werwaafrts de menfchen fich keren; Gods aangeflchc
word \'cr gevonden j zijn Godheit ftvckt zich uit
Dit%,jn
de Jode»
tn Chri-
fienen, die
de ge.
fchreve
n-et heb\'
\' hen,
\'Bezie Ce-
laldyn.
övCi\'ciegelieleaarde. Zy hebben gezegt : Gelooft
gy dat God een zoon heeftfGod zy gelooft; in tegén-
dce), al \'t geen, \'t wélk op d\'aarde, cn in de hemelen
is. behoort aan zijn goddelijke Majefteit,en alle din-
gen zijn hem gehoorzaam. Hy heeft de hemel en
a\'aardegefchapen, én als hy iets wil, zoiegthy,
Zy , cn\'t is,. d\'Ongelovigén hebben gezegt, In-
dien God niet tot ons fpreekt, of indien gygccn
wonderdaden doét, zo zullen wy ü niet geloven.
De genen , die voor hen geweeft zijn, hebben
desgelijks gezegt , én hiin woorden zijn met hun
hart gelijk geweeft ; wy hebben de wonderda-
den aan dé vromeia doen verfchijnen. en ü ge-
zanden om het volk te prediken én t\'onderwy-
zen. Vraag niet waarom de geneti, die naar de
hel zullen gaan, u niet willen geloven ; de Joden
cn Chrifteneu zullen niet van ü voldaan zijn, tot
d\'at gy hun gevoelen volgr. Zeg tot hen, daar is
geen beter geleide indewerrelt, dan God; wacht
ü van hun begeerlijkheden te volgen, fia dat gy
de wetenfchap verkregen hebt, die wy u ingege-
ven hebben, wie anders, dan God , zal uiw JBe-
fchermer zijn. De genen, aan de welken Wy de
Schrift geleert hebben, die hem ocfFenen cn met
Waarheit betrachten , geloven in\'f geen, dat zy bc-
grypt, cn de genen, die daar aan niet geloven, zijn
verlöre mcofcheh. O kinderen van Ifraël, gedenkt
aan de genade, die ik aan u bewefén h\'eb , ik heb u
boven alle de werreltgeftelt ; vreeftdiedag, in dc
welk d\'een ziel niet door d\'ander zal können ge-
holpen worden , in dc welk men geen rantfocn ,
noch vcrontfchuldiging zal aanneemen. cn in dc
welke dc bozén zonder belcherming zullen zijn.
Gedenk aan Abraham, verzoek van de Heer de
Vt?rvulling zyner woorden. Hy zegt tot he,m:
Ik zal u onder \'t volk oprechten , ota dc gc-
heimcniflco van mijn wet te leren. Hy zeide.
En mijn geflacht, waar zal dat dan blyvcn? Hy
zeide tot hem : Het Paradijs zal voor d\'onrccht-
vacp
-ocr page 36-vaerdigcnniet open zijn. Wy hebben de Kèrk vaa
Mecha opgerecht tot een zekere toevlucht van \'t
^Ira- boete ; het heeft fijn bedeplaats in
humfle- Abrahams ftede gemaakt, eri wy hebben aan Abra-
deUeen ham en Ifmaël geboden mi^i huis zuiver voorde
iedi- genen te houden, die daar met ootmoedigheit en
flaatt waanbidding 5n bedevaart zullen komcn^ AisAbra-
HeK^rk ham dit gebod ont fing, zcgrhy : Heer, vèrfterk
{eJleei\'it.je^eStat; verrijk haar volk met alderhande goede-
ren, en alle haar inwoonders, die in uw goddelijke
Majefteit, eq in de dag des Oordeels zullen geloven.
God zegt, en ook d\'ongelovigen 5 ikzal hen voor
eefj korte tijt verrijken, cn hen in \'thelfchevuuï
ftoiten, daar fy eeuwiglijk zullen blyven. Toen
Abraham en Ifmaël de groötveften van dcKerk te
Mecha opbonden, zeide Abraham : Heer, ont»
iang onfe beloften, gy verftaat alles, en weet alles.
Heer, bewijs aan ons de genade van uw geboden
gehoorzaam te zijn, en van dat uit onfeaflkomft
een volkkoomt, \'twelk uw wet onderhoud. Toon
aan ons de weg, die wy moeten volgen , cnheb
deernis met ons. Gy zijt goedertieren en barmhartig.
Heer, zend aan uw volk een Profeet vanhunland-
aart, om uw geboden aan hen te verkotidigen,
om de Schrift en wetcnfchap aan hen te kren, cn
cwn hen tc zuiveren; gy zijt d\'Almachtige en wijze.
Niemant zal Abrahams wet, dan met fijn eige fcha-
de, verlaten,; ik heb hem in deze werrelt verkozen,
en hy is in d\'andere in \'t getal der rechtvaerdigen.
Gedenk dat zijn Heer tot liem gezegt heeft: Gehoor-
faans uw Heer, cn vcrtrou op hem. Hy heeft gezegtï
Ik ben aan God, Heer van \'r Heelal, overgege-
ven; hy heeft aan Jakob, en aan fijn kinderen be-
volen Gods wet te volgen, Mijn kindereti, God
heeft fijn wet aan ugekevt, vertrout inhcm, cn
zijt hem gehoorzaam tot aan dcdoot. Waart gy te-
genwoordig, toen Jakob na aandedoot was; cn
tocchy tot zijn kinderen zeide. Wie zultgynamy
ganbid^enïPaar pp fy aatw^erddcn; Wy zallen uw
God aanbidden , de God onfer Vadcixn Abrahams^
Ifmacl, cn Ifaak, ccn enig God, wy hebben ons aan
fijnwiloveigcgcven i \'tGoct , \'c welk deze licdcö
verkregen hebben, is henbygebicven , cn\'tquaat,
\'twelkgy doen zult, fal tegen u zijn; onderfoekt
niet het geèn, dat fy deden. Zy hebben gezegt, zijt
Joden of Chriftencn, gy fult de rcchtc weg volgen.
Zeg tot hen. integendeel. Abrahams wet is feef
gerechtig; hy was niet in\'t getal der gener, dieini
veel goden geloven. Zegt, Wy geloven in God, in
\'t geen, dat hy Abraham, Ifmaël, Ifaak . Jakob, ep
den Stammen ingegeven heeft, in \'t geen, dat aan.
Moifes, aanjcfus, en aan alle de Profeten geleert
is. wy»zijn in God overgegeven : indien fy gelo-
ven gelijk gy, zp zullen fy niet afdwalen; indien fy
uw geloof verlaten, zo füllen fy twift met u hebben,
maar God fal ubefchermen. Hy verflaat al\'t geen,
dat fy feggen, en weet al \'t geen, dat fy doen; hy
heeft fijn wetgefuivcrt, en wat beter fuiveringis
\' "er, dandeg«ncvanfijngoddelijkeMajefl:eiti\' Zeg
tot hen. Zult gy tegen ons van God, dieonfeen
uw Heer is, twiften 5 Wy füllen van onfe, engy
van uwe werken antwoorden ; alle ons betrouwen
is in fijn Goddelijke wil. Zuh gy feggen dat Abra-
ham , Ifaak, Jakob, cn de Stammen joden of Chri-
ftencnwaren? Wcecgy meer dan God.? Wieisqn-
rechtvaerdiger, dan de geen , die de wonderen ver-
fwijgt, de welken hy van God heeft fien voortko-
men ? Hy is niet onkundig van\'t geen dat gy doet.
\'tGeet, \'t welk defe menfchen gedaan hebben, is
hen bygebicven, en \'t quaat, \'t welk gy doen fult,
fal tegen u zijn. Ondervraag niet het gceii, dat fy
deden. Enige ongeleerden onder \'t volk füllen feg-
gen j hun Profeet heeft niet aan hen bevolen \'t aan-
geficht naar de zijde te keren, derwaarts fy *t tc
voren keerden, als fy hun gebeden deden. Zeg tot
hen : D\'opgang en d\'ondergang behoren God toe,
Hy geleid ler rechte weg de geen, dichemgoet-
dankt, Gelijk wy u op de rechte weggeftch hebben ,
ZQ
-ocr page 38-zo hebben wy ook aari u geboden \'t geen , datgc-
vechtig iste doen, om in dc ding des Oordeels getui-
gen tegen \'t volk te zijn, en op dat de Profeet ge-
tuig tegen u zou wei\'en. Ik heb niet bevolen\'t aan-
gelicht na dc\'zijde te keren > derwaarts gy het tc
vofen gekeert had i toen gy uw gebeden deed, om
de genen te kennen, die de Profeet fullen volgen,
en degenen die tot hun goddeloosheit wcêrkecrcn.
Hetfalmoejelijk aan\'t volk zijn fich naar deze zij-
de te keren , uitgefondert aan degenen, die God
op de rechte weg geleid heeft; Godwiluwgdoof
niet vernietigen; hy is goedertieren en barmhertig
aan fijn volk. Ik fie dat gy uw aangeficht ten he-
mel opheft, keert u naar de zijde, die u behagen
fal; keert u. waar gy zijt, naar de zijde van Mccha.
Dit z,ij» De genen, aan de welken voor defen de wetenfchap
iiejede», der gefchrlftcn gegeven is, weten dat dtwaavheit
\'ri, voortkoomt ; \'t geen , \'t welk fy
ne" die \' is niet aan God verborgen. Als gy hen fult
rfe re- ontmoeten, en als fy , hun gebeden doende, fich
fihreve niet als gy keren , zo keer u ook niet gelijk fy. Zy
vet vel- keren fich niet alle naar de felfde zijde. Volg niet
gen. hun begeerlijkheden, na dat gy de wetenfchap , die
uingegeven is, begrepen hebt; anderfins fult gy
in\'t getal der onrechtvaerdigen wezen. Veel der
gcner, aan de welken wy dekennis vande gefchre-
vc V/et gegeven hebben, begrijpen haar volmaak-
telijk, gelijkook hun kinderen; maar fy verfwij-
gcn echter de waavheit, cn weten wel dat fy van uw
Heer voortkoomt. Wees niet in\'t getal der gener,
diedaaraftwijfielen. Keer u altijd na dc zijde van
Mccha. Doe goet waar gy ook zijt. God fal met u
zim . hyisalmachtig. Van waar gy ook uitkoomt,
keer uw aangeficht na de zijde van Mecha , dat is re-
delijk, cn van uw Heer bevolen, \'tGeen, datgy
doet, isnietvoorGod vcrborgcB. Waavgy ook zijt,
kecT u naar dc zijde van Metha, op dat niemant iets
vind in uw werken te herifpcn, dan d\'onrcchtvacrdi-
gcn j vrees hen fliet, maar vrees piy : ikfalmijnge-
-ocr page 39-nade over u vervullen j cn gy zult langs dé rechté
weg geleid worden. Wy hebben aan u een Profeet
van uw landaart gezonden, die myn geboden aan u
leren, en u reinigen zal. Hy zal deSchrifti ende
wetenfchap, en \'t geen, dat gy niet weet, aanu
leren. Gedenkt aan »r.y, en ik zal aanu gedenken;
looft my, en zijt niet in ^t getal der goddelozen, O
gy.die ware gelovigen zijt, verzoekt hulp met ge-
dult en gebeden. Zeker, God is met de genen, die
geduldig zijn. Zegt niet dat de genen, die voorde
bcfcherming van fijn wetde doot gefmaakt hebben,
dood zijn 5 fy leven, maar gy weet\'et niet. Ikzal
ubeproeven, en u quellen met het verlies uwer goe-
deren , en met ziekte van uw lighameni HetPara-
dp zal voor de genen wezen, die geduldig zullen
zijn,en in hun lijden zeggen; Wy zijn aan God over-
gegeven, en wy zullen weêr voor hem keren, om
geoordeeh te worden; fijngenade zal over hen zijni
enfy zullen niet afdwalen. Safa cn Meroa zijn teke-,^^
nenvan fijn macht. Degeen, die in ^e\\gnmCc\\\\^p M„ta
naar Mecha gaat, zal niet qualijk doen , zohydezcx.yntw3e
twee plaatfen bezoekt; de geen , die gehoorzamen ^«r^en tf
zal, doet wel. God vergeld de genen , die goedeACfcim.
weiken doen.en weet alles.lk fal mijn vloek overdc
genen geven,die mijn geboden zulleti verbergen. Zy
zullen van al \'t geen, dat inde werreltis, vervloekt
zijn, uitgezondert de genen, die zich zullen beke-
ren, engoedewerkendoen, cn\'tgeen, \'twelkzy
verborgen hadden, in \'t licht geftelr zullen hebben;
ik zal myn genade aanhengeven; ik ben goedertie-
ren en barmhartig. De goddelozen, die in hun god-
delooshéit geftorven zijn , zullen eeuwigüik van
God, vand\'Engelen, en van de gehele werrelt ver-
vloekt wezen. Zy zullen nooit verlichting in hun
pynen verkrygen , en zonder einde van befcher-
ming berooft zijn. [Jw God is eeneenig God ; daat
is geen God, dan dc goedertiere en barmhartige
God. De fchepping der hemelen, en der aarde ,
\'t ondcrfckit yao de dag en nachts het Schip,
. S -........-
-ocr page 40-\'t welk tot voordeel van de koophandel op zee
vaart, de regen, die van de hemel valt, om\'t leven
aan d\'aarde, na haar dood, te geven, dcverfchej-
denheit der winden, en dc wolken, die zich tullchen
de hemel en d\'aarde bewegen, zijn tekenen van
Godseenheithydegenen, die\'tbegrypenkönnen.
Daar zijn lieden, die d\'afgoden aanbidden, en hen
beminnen; maardewaiegelovigenbeminnen niet
dan een eenig God : als gy de bozen zult zien, zo
weet dat zy eens de ftraf van hun misdaden zullen
zien. Alle deucht en kracht koomt vän God voort,
die zeer ftreng in zijn ftraffingen is. Toen ten deel
dergener, die de ware wet omhelft hadden, van
\'t gezelfchap der ware gelovigen afgefcheiden zijn ,
cn toen hen eenig ongeluk overgekomen is, zo heb-
ben fy zich niet weer te zamen können vereenigen ;
Bezie «laar fy zeiden in hun quelling : Indien wy onft
Kjtaitl medegezellen eens weer ontmoeten, zo zullen wy
ttnoiri van hen wyken, gelijk fy van ons geweken zijn,
dus zal God hen hun misdrijf, met zeergroot berou,
doen bekennen, en fy zullen ceuwiglijk in \'t hel-
fche vuur gebannen zijn. O volk! eet van\'t geen,
dat op aardegoetcn fmakelijk is, en volg niet de
voetftappen des duivels : hy is uw openbare vyant,
hy izal u het quaat, cndefnootheid beveelen, en van
God het geen, dat gy niet weet, te feggen. Toen
men tot d\'ongelovigen zeide : Gehoorfaamt Gods
geboden ; zo hebben fy tot ons gefegt : Wy volgen
de voetftappen onfer Vaderen, wy onderhouden\'c
teen, dat fy onderhouden hebben. Zeker,hunVa-
crs waren niet wys, noch wierden niet wel geleid.
Zy zyn gelijk de geen die roept, en niets van \'t geen,
dat hy zegt, verftaat.dan de ftem; fy zyndoof,ftom,
blind, en zonder oordeel. O gy, die in God gelooft,
eet van de goederen, die hy aan u gegeven heeft, en
bedankt hem daaraf, zo hy de geen is, die gy aan-
bid. Hy verbied aan u krengen, bloede varkens-
vlees, en van al\'tgeen t\'eeten, dat niet in\'t uit-
Jpreefeen, yan fijn goddelijkeMa:)cflcit gedood is,
u it-f
-ocr page 41-iiitgcîbncfcrtaan de geen, die ind\'uitterfte nood is I
Èninzulkéen geval zal\'t hem niet tot ongehoor-
Faamheid, noch tot zonde aangerekent woi\'den;
God is goedertieren en barmhartig ; \'t geeri, \'c welk
van de gëenen geëten word, die om eenige winft ca
voordeel Gods woord verfwygen, zal niets, daii
Aoffe van vuur, iri hun buik zyn. God zal iri de dag
des Oordeels riict. dan met gramfchap, tegen hen
fpreeken : hy zal hen niet reinigen ; maar fy zullen
wreede pynen lyden. Degeenen, died\'afdwaling
voor de rechte weg, en de ftraf voor de vergiffenis
gekocht hebben, zullen in\'thelfchevuürbranden »
om dat Qod het Boek, dat zeer waarachtig is, en fijn
beveeleh begrypt, gefondenheeft. Degeenén j dié
\'tgeen, dat indit Boek begreepeilis, beftryden , zyn
in een zeer groote doHng, die verre van dc waar-
heit is. \'t Aangelicht, als gy uw gebeden doet. naac
de zijde van d\'opgaiiig of nedergang te keren, iS
geen rechtvaerdigmaking : degeen zal gerechtyaei*-
digtworden, dicinGod, in de dag des Oordeels i
ind\'Engclen, indeGefchriften, en in de Profeteii
zal geloven, cn die üit meedogen eenig deel van
fijn goederen aan fijn magen , aandewëzen, at-
men, pelgrims, en flaven meêdeelen zal. Dege-
nen, die in Gód geloven, en fijn vrees voor ogen
hebben , volharden iri hun gebeden , betalen dé
Tienden, voldoen hun beloften, en zijn geduldig
in hun tegenfpoet. O gy, die gelooft, gelijke ver-
gelding is aan u in demoohgefteli:, devryevdoa
devrye, deflaafvoordeflaâf, de vrouw voorde
vroUw. Indien iemant fijns broeders bloed verfoént,
hyfaldequaatdoender met fchade cn nadeel, naar
dat hem dienftigft fal fchynen, vervolgen ; dit is
een gemak i \'t welk God door fijn barmhartigheit
aan u geeft. De geen , die den q\'uaatdoendcr onge-
lijk aandoet, na dat hy voldoening vari hem oiitfan-
gen heeft j fal in de dag des Oordeels droeve pypeö
lyden ; gy fult het leven inde wet ven gelijke ver-
gelding vinden. O gy, die \\rys zijt, gy mi^chieti
Ba — .
God vrezen ; Aan u is bevolen uw Tcftament tc
maken, als gy na aan dedoot zult zijn ; doetge^
fchenken van uw goederen aan u\\v vader en moeder,
aan uw naafte magen, en doet hantreikingen aa»
d\'armen. Jndien iemant uw Teflament verandert,
zo zal de zonde daar af op hem wezen, en op allcdc
genen, die dat veranderen zullen ; God verftaat al-
les, cn weet alles. Indien iemant vreeft dat\'cr do-
ling, dietegen de reden ftryd, inditTeftamentis,zo
zal hy wel doen,indien hy de zaak invriendfchap bc-
flecht; God is goedertieren en weldadig. Ogy,die
gelooft, de vaftcn is aan u bevolen, geiijknyook
aan de geenen bevolen was, die voor u hebben ge-
weeft ; gy zult God vrezen, en een zeker getal van
dagen bezonderlijkvaften. Indien iemant onder u
ziek.ofindetyd vande vaftenop reis is, zo zalhy
de dagen tellen, die hy niet gevaft heeft, en hen in
de plaats van een andere tyd ftellen. De genen, die
geen kracht om tevaftenhebben, zullen dooraal-
moeflendevaftenvoldoen. De geen, die gehoor,
zaamt, doet welj indien gy vaft.zo doet gy wel.Vaft
de maand van Ramazan , in dc welk d\'Alkoran uit
de hemel gedaalt iï, om \'t volk op de rechte weg te
geleiden; Hy begryptinzich de geboden van\'t god-
delijk recht, cn onderfcheid het goet van\'t quaar.
Alle de genen, die tot aan deze maand komen, moe-
tenvaften; de geen, die ziek, ofopreisis, zal de da-
gen , die hy niet gevaft zal hebben , ineen andere
naar fijn gelegentheit yerplaatfen : God wil dat
iijn woort aan u licht, en niet fwaarzal zijn. Hy
wil datgy de dagen van de vaften vervullen, en dat
gy hem hier af, dat hyu langs de rechte wegleid,
bedanken zult; miflchien zult gy daar afdank aan
hem bewyzen. Ik zal by mijndienaars zijn, als zy de
geheimeniflen van mijn wet ondervragen . ik zal
hun gebeden verhoren, als fy my aanroepen, op
dat fy in de gehoorzaamheit myner beveelcn volhar-
SezieGs- \' miiFchien zullen fy de rechte wegvolgen. \'t
Mm " geoQtl(?ft UW Yi\'ouwen inde nacht vandc
\' \' ~ " ....... yaften
vaftea te bekennen; zy zijn aan u nootzakelijk,
felijk uw klederen, en gy zijt ook nootzakelijlcaan
en, gelijk hun klederen : God weet dat gy ander-
fins uw zielen verraden zoud hebben,. Hy is goe-
dertieren aan u. en heeft vergiffenis aan u gegeven.
Bekent hen, en doet het geen, dat Godaanube-
volen heeft. Eet en drinkt zo lang, tot datgyde
witte en fwarte draat door \'t licht van Aurora on-
derfcheid, en begint dantot aan de nacht te vaflen.
Eekent uw vrouwen niet, als gy in de Kerk zijt*
Zodanig zijn d^ palenfvan God voorgefchreven;
overtteedhen niet. Dus openbaart God zijn gebo-
den aan \'t volk; miflchien zal \'t devrees van fijn
goddelijke Majefteit voor ogen hebben. Verquift
üw goederen niet onnuttelijk, en tntydelheit, be-
koopt niet de Rechters door gaven en gefchenken ,
om boosaardig eens anders goet in te fwelgen. Men
zal u op de nieuwe Maan ondervragen, zegt dat dit
het teken van de tyd is, voor de pelgrims geftelr,
\'t Is niet redelijk datgy eens anders huis van achter
intreed 5 degeen, dieGodvreeft, doet wel dat hy
deur de deur ingaat. Vreeft God, gy zult zalig
zijn; ftrijd voor fijn wet tegen de geenen, die u
zullen aantaften. Doet aan niemant ongelijk. Hy
bemint niet de genen, die onrechtvaerdig zijn.
Vlied d\'ongelovigen, waar gy hen ook vindtn zult,
en verdryfthen uit de plaats, daar uit zy u verdreven
zullen hebben. D\'oproer is erger dan de moort.
Eeftryd hen niet te Mecha, tot datfy u aantaften,
maar indien fyu daar beftryden,\' zo dood hen; zo-
danig is de ftrafder ongelovigen. Indien fy een ein-
de van hun ongelovigheit maken , zo zal God goe-
dertieren en barmhertig aan hen zijn. Beftryd hen
om oproer te fchitwen ; \'t geloof koomt van God
voort. Indien zy een einde van hun boosheitma-
ken, zo zultgy geen vyantfchap tegen hen, maar
alleenlijk tegen de bozen plegen. Indienzyinde
maand van Mharam u beftryden, zo zult gy ook
if> deze zelye maand tegen hen ftryden ; en
B 3 onder-
pnderhoud ook gelijke vergelding in d\'eerbewy-
fingen. Befchadigc de genen, die u indefemaant
te&adigen füllen , op gelijke \\vyfe als fy u befcha-,
äigt füllen hebban. Vreefl God . en weet dat hy
niet de genen is , die hem vrefen. Befteed totfïjii
ser, en werpt u felven niet in uw verderf. Doet
wel 5 hy bemind degenen, die wel doen. Ver-
vult de gefielde pelgrimagie, zo gy niet door uw
vyanden belet word, of indien gy gelegentheid
hebt om haar te volbrengen. Scheert niet uw hoof-
den , voor d|at gy ter plaats, die tot d\'ofïeringen
gefielt is, gekomen zijt. Indien iemant van ufiek
is. o( hooftpynheeft, zo fal hydoorvaflen, aal-
moelTen en ofFeringen daar voor voldoen, alsgy
in een plaats van verfekering, tegen uw vyan-
den befchut, gekomen zijt. De genen, die belet
worden hun pelgrimagie te vervullen , en de ge-
lïen, die geen middelen hebben om de gefette ofïe-
ringen te voldoen, füllen drie dagen in hun pelgf\'n
magie vaften, en feven dagen in hun weerkeering,
ring van \'t ^ejk in alles tien dagen\'is, zo fy met hun ge-
7 .fj\'^\'- niaünen gefin niet te. Mecha gehuifl zijn. Vreeft
God, en weet dat hy fireng in hjn flrafBngen is-
De pelgrimagie moet in fekere maand volbracht
worden. De genen, die haar ter voorgefchrevc.
tyd willen doen, füllen hun vrouwen nietbeken-
:cien. ootmoedig zijn , geen twifl in defe reis
hebben. God weet al \'t goet, dat gy doet; hyfal
uw middeleii vermeerderen, hy is een groot vér-
gelder. Ogy, diewyszijt, vreeftmy; gyfondigt
XtiSe- nietalsgy goet van uw Heer verfoekt, en in defe
daoizep, reis kóóphandel doet. Als gy vandebergvan Arefat
i\'rekt vertrekt, zo gedenkt aan God op de berg Mouchar;
deur Jaar gedenkt hoe hy u geleid heeft, en hoe gy tevoren
afgedwaalt waart. Gaat deur ter plaats , daar dit
Èrtw"\' ^ gewent is deukte gaan, en verfoekt vergiffenis
van God,\' hy is goedertieren cn barmhartig. Alsgy
uw gebeden afgedaan hebt, zo gedenkt met aan-
dacht aaij UW God, gelijk uw Vaders aan u gedacht
Me%.iede
verkla-
^eurge.
inkten
hebben. Daar zijn lieden ouder \'t volk, die zeg-
gen. Heer, geef ons goet in defe werrelt, en heb-
ben geen deel in d\'andere; daar zijn anderen, die
zeggen. Heer, geef aan ons goet in defe werrelt,
\'tParadys in d\'andere, en bewaar ons van\'thelfchc
vuur. Zy alle füllen \'tgoet cnquaatvinden,datfy ge-
daan hebben; God is naaukeurig in rekening te hou-
den. Degeen, die fijn reis twee dagen gevordert
heelt, fal niet fondigen, noch ook de geen , die
haar vertraagt, zohy God vreeft. Vreeft God, en
weet dat gy alle eens voor fijngoddelijkeMajefleit
vergaderen fult, om geoordeelt te worden. Daar
fijnheden, die, om dat hun redenen aangenaam in
defe werrelt aan u füllen wefen, God tot getuig van
\'tgeen, dat in hun hart is, roepen. Zy zijneehter
feerfchadelijk, alsfy, vanugeweken zijnde, cn
opd\'aardewandelende, daarfnoothedcnbedryven.
Zy verderven de lantbou, en de vruchten. God be-
mind niet de wanordcningen. Toen men tot hen
zcide , Vreeft God , heeft de hoogmoed met dc
fondehen bevangen ; maar de hel fal hun woning
zijn. Daar zijn onder \'t volk, die hun eige perfo-
nen verkopen, om de groote begeerte, die fy heb-
ben , van God tc behagen. Zeker, hy is goedertic-
ren temi de genen, die hem dienen. O gy, die
in God gelooft, gehoorzaamt zijn geboden, en
volgt niet des duivels voetftappen. Hy is uw open-
bare vyant. Indien gy God vergraiïit, na dar gy iex.ieGt\'
zijn geboden begrepe-i hebt, zo weet dat hy al- Uldya.
machtig is om u teftraften, en dat hy voorzichtig
inzijnwerkenis. Zullen de bozen verwachten dac
God aan hen in de duifterheit van een wolk ver-
fchynt ? of d\'Engelen , met bevel van hen te ver-
delgen.? zy zullen alle voor zijn goddelijke Maje-
fteit vergaderen, om geoordeelt te worden. Vraagt
aan de kinderen van Ifraël, hoe veel wonderda-
den men aan hen vertoont heeft, Degeen, die dö
weldaat verande,rt , die hy van God ontfangen
heeft, gal ÄWavelijk geftraft-worden, Pe bozen
B 4 hou-
24 M AHOMETS
houden veel van \'t leven dezer wevelt, enfpotten
met de genen, die in God geloven: maarde genen,
die God vrezen, zullen in de dag des Oordeels bo-
ven hen zijn. Hy verrijkt, zonder te rekenen, dc
genen, die\'t hem goet dunkt, met zijn goederen.
X>eweielt was geheel van een godsdienft, eer de
boosheit plaats had. God heeft zijn Profeten ge-
zonden , om \'t volk t\'onderwyzen , om hen hun
doling te vertonen, cn om hen dc vreuckt van \'t
Parady s aan te zeggen. Hy heeft met hen het waar-
achtig Boek gezonden, omdeverfchilien. dictuf-
fchen de menfchen waren, t\'oordcelen; niemanc
fX)sts.yn heeft het geen , dat daar inbegrepen is, tcgenge-
de Joden fproken, dan de genen, die kennis van de Schrift
tnChri hadden, en dit uit oorzaak van de nyt, die tulTchen
ficnsn. hen gekomen is. God heeft de genen geleid, die zijn
Sezie geboden hebben onderhouden, en de geenen, die
G(Uldjn, ^jjj^ toelating zijn wil gehoorzaamt hebben.
Hy geleid de geen , die hem goet dunkt, opde rech-
tewcg. Gelooft gy dat gy in \'t Paradys zult gaan,
zonder dat aan u het geeiiovcvkoomt, \'t welk den
genet!, die u voor gegaanzijn, overgekomen is?
Zy waven met d\'elendén en ziekten bewogen, en
beefden zodanig, dat de Profeet tot de ware gelovi-
gen , die by hem waren , zeide ; wanneer zal de god-
delijke hulp komen ï fchoon de goddelijke hulp niet
verre van daar was. Zy zullen u op\'t geen, datzy
uitgeeven moeten, ondervragen , maar zeg tot hens
Gyzult uw vader en moeder, uw magen, d\'armen,
de wezen, cn de pelgrims met uw goederen hel-
pen. God weet wat al goet gygedaan zult hebben.
Dcflrydenzijnutocgefchikt, fchoon het tegen uw
wil is. Het kan gebeuren dat gy een ding vlied ,
"t welk nut aan u is, cn dat gy iets bemind , \'t welk
fchadelijk aan u is. God weet het geen . dat gy
niet weet. Men zal aan u vragen of\'er inde maand
Mharam ftryden zullen zijn; zeg tot hen, dat\'er
deze maand fwarc ftryden zullen wezen ; die
Vgor\'tvolkdewegvanGodsweti cn der booihc-
dea
-ocr page 47-den zullen fluiten, ende werelt beletten naar Me-
cha tegaan. \'t Volk van Mecha teverdryven is een
zetr groote zosdc; d\'oproer is erger dan de nioort.
De bozen zullen niet ophouden yan u te beftryden,
tot dat zy, zo zy können , u van uw godsdienft
hebben aigewent. Dc goede werken van de geen
onder u, die zijn wet verlaat, en ongelovig ftcrfr,
zullen onnut in deze werelt \'zijn; cn hy zal in \'t
helfchevuur gebannen worden. De genen, die in
God geloven, die zieh van de bozen affcheiden,
die hun huizen on-i dc dienft van zijn goddelijke Ma-
jefteit verlaten, en die om\'t Geloof ftryden, ver-
hopen zijn barmhartigheit ; hy is goedertieren en
barmhartig. Zy zullen u op de wyn, cnwaagfpce-
lenondervragen5 maar zeg tot hen, dat men in
hen een zeer groote zonde vind, en noch nuttig-
heit voor de menfchen , maar dat het quaat , \'t
welk zy veroorzaken, grooter is, dan de nuttig-
heit, die zy aanbrengen. Zy zullen u naar\'t geen
vragen, dat zy in hare godvruchtige werkeabehoren taldyn,
tebefteden; maar zeg tot hen : \'t Geen, \'t welk
gy, nadat uw zaken afgedaan zijn.over zulthebbenj
dus onderwyft God zijn geboden aanu, mifl\'chiea
zultgyaand\'aardfche cn hemelfche dingengeden-
ken. jZy zullen u naar de Wefen vragen; zeg tot hen:
Indien uw met hun goet vermengt is, zo doet hen
geen ongelijk,\' zyzijn uwBroedersinGod , die de
genenkcnt, de welken goet enquaat doen. Indien
hy gewilthad ,hy zouunoch veel naauwer geprangt
hebben; want hy is almachtig enzeer rechtvaardig.
, Trout niet aan vrouwen, die in veel goden gelo-
ven, tot dat fy in eeneenig God geloven ; eenwa.
regelovigeflavinis beter dan een vrye ongelovige,
fchoon fy aangenaam aan uis, D\'ongel»vigezul-
len tot het helfchc vuur geroepen worden; en God
roept, door fijn zuivere wil, de menfchen tot het
Paradys , en tot fijn barmhartigheit ; cn open-
baart aan hen fijn beveelen , miflchien dat fy
\'er aan zulkn gedencken. Men «al n naar dè
B $ . maau-
maanftonden der vrouwen vragen; antwoord dat
zy onreinzijn ; fcheid u van de vrouwen af, ais zy
hun ftonden hebben, en genaakt hen niet totdat
zy gereinigt zijn; als zy rein zijn, zo genaakt hen
naar dat God zulks gebied : hy bemind de genen,
die berou van hun misdaden hebben, die zuiver en
;:einzijn. Uw vrouwen zijn uw akkerbou, genaakt
uw aklcerwerk naar uw believen, en doet goet voor
uw zielen, en gy zult \'et noch eens vinden, Vreeft
God, en verkondigt zijn geboden aan de ware ge-
lovigen. Uw Godsdienft laat niet toe te vergeeft en
dikwyls by God te zweren, om u te rechtvaerdigen.
God verftaat en weet alles. Hy zal niet op \'t geeii
letten, \'t welkgyonvoordachtelijkzult zeggen,dat
aan niemant hinderlijk is 3 maar hy zal \'t geen zien,
\'t weikin uVhart is. Hy zal aan de genen goedertie-
ren en barmhartig zijn, die zweren zullen dat zy
hun vrouwen in vier maanden niet "zullen aanroe-
ren} indienfy^eertot hen keren, hy i^goedertie-
ren en barmhartig, en indien zy hen willen verfto-
ten, hy verftaat en weet alles. De verftotc vrouwen
zullen wachten tot dat ly hun maanftonden viermaal
gehad hebben, eer fy weer huwen; \'t is aan hen niet
geoorloft \'t geen, dat God in hun huik gefchapen
heeft,teverbergen,zo zy in zijngoddeiijkeMajefteit,
cn in den dag des Oordeels g eloven. Indien zy van
hun mannen wechvluchten, zo zullen fy weer tot.
hen gebracht worden, want dat wreddijk. De vrou-
wen moeten hen mannen, en de mannen hun vrou-
wen ook ceren, maar de mannenhebbencentrap
voordeel boven hen 5 God is almachtig cnalwys in
\'t geen,dathy ingefteh heeft. D\'cchtfcheuring meet
voor d\'eerfte cn tweede maal met zachtigheit, cer-
baarheit en weldaden gefchieden. \'t Is aan uniet ver-
oorloft den vrouwen iets van \'t geen,dat gy aan hen
gegeven hebt, te benemen, zo gy alle beide vreeft
Gods geboden niet te können volbrengen : maar
zo gy alle beide vreeft de palen, van God voorge-
fcbreyen , t\'overtreden. ?g zult gy wel doen,
als
-ocr page 49-al$ gy Ute zamen fchiktj zodanig zijn de geboden
vanzijn goddelijke Majefteit; overtreed hen niet;
de genen , die hen overtreden , doen groot on-
recht, De geen, die zjjn gemalin driemaal verfto-
ten heeft, mag haar niet\'weernemen, tot dat zy
aan een ander gehuwt heeft geweeft , van de welk
zy ook yerftoten is; dan mogen zy weer te zamen
keren, en zonder zonden weer trouwen , zo zy
achten dat zy in dc palen, van God voorgefchrc-
vcn, die hy aan de wyzen en voorzichtigcn open-
baart , können blyven. Als gy uw vrouwen vcr-
ftoot, zo zegt aan hen hoe lang zy moeten wachten
eer zy weer huwen. jNeemt hen met heushcit en cer-
baarheit, envcrlaathenopgeii kewyze. Doetge-
fchenkenaanhennaaruw,miadc cn, cn neemt hen
niet, om hen tc mishandelen, pynigt hen niet; de
genen, die zulks doen , befchadigen hun zielen.
Spot niet met Gods geboden, Gedenkt aan zijn ge-
nade , en hoe hy dc Schrift, de wetenfchap , en
de geheimcnifTen van zijn wet aan u geleert heeft.
Vrecft God, cn weet dat hy alles weet, dat gy doet.
Als gy uw vrouwen verftoot, zo zegt tot hen hoe
lang zy moeten wachten eer zy weder huwen, cn
belethennietnaarGodsgcboden te trouwen. Men
verkondigt deze dingen aan de genen onder u, die ^
in God, en in de dag des Oordeels geloven, \'t is \'
dienftig hen dus te gebruiken; God weetdaarin\'t
geen, dat gy niet weet. Dc vrouwen zullen hun
kinderen twee gehecic jaren laten zuigen, zo zydc
geftelde tyd van hen tc zuigen willen volbrengen.
Dc vader zal, naar zijn vermogen, zijn vrouwen
kinderen voeden en klc-den ; befteed niet , dan
naar dat uw middelen können reiken. De vader en
moeder zullen zieh om hun kinderen niet in ge-
brek begeren. D\'crfgenaam zal doen gelijk hier ^^^^
voor bevolen is , ( hy zal zijn vader cn moeder q^i^;.
naar zijn vermogen onderhouden.) Indien d\'ouders
hun kinderen voor \'t verloop van twee jaren willen
fpcncn , zo vermogen zy zwlks tc do?n,, zondcc
God te vertoornen, zo fy beide daar toe gefint zyn.
Zo gy uw kind eren door andere Vrouwen, als door
d\'uwcn, doet opvoeden, God zal daarom niet ver-
toornt zyn, als gy aan hen loon naar reden en eer-
baarheid geeft 5 vreeft God, en weet dat hy al het
geen fiet datgy doet. De Weduwen zullen ^ nadc
dood van hun Mannen, vier maanden en tien nach-
ten wachten eer fy weer huwen; en ais fy defe tyd
uitgewacht hebben, zo mogen fy \'tgeendoendat
hen naar reden en eerbaarheid goet dunkt; God weet
alles datgy doet. God zal niet vergrämt worden van
dat gy eenig geheim woord tot de Vrouwen zegt,
die gy ten huwelijk verfoekt, fchoon gy in uw ziel
het voorneemen, dat gy hebt, van hen te trouwen ,
verbergde; hy weet dat gy aan hen zult gedenken.
Bekent hen niet heimelijk voor datgy de woorden ,
doorde Wet geboden, gefproken hebt, en verbind
u niet in \'t huwelijk eer de tyd.door de Schiiftgeftelr,
vervult is; God weetal\'t geen dat in uw harten is,
neemt acht op u, hy is zoet en goedertieren tegen dc
geenen die hem vreefen. Uw Vrouwen tevcrftoo-
tcn, ccrgy hen aangeraakt hebt, is geen zonde; gy-
zult eenige gêfchenkcn aan hengeven, en goet aan
hen doen, naarmate van uw rijkdom of armoede,
enhenheufchelijkhandelen ; dus worden fy vande
goede lieden gebruikt. Indien gy hen verftoot. eer
gy hen aangeraakthebt,en indien gyeenigegefchen.
ken van klederen, huisgewaad, en van andere dingen
aan hen gedaan hebt, zo zullen fy de helft hebben ,
alsfy\'tniet aan ulaten, ofalsdeMan, diedekncop
des huwelijks in fijn hand heeft, niet alles uit heus-
heid hen laat behouden : \'tis dienftig hen te belie-
ven, en deweldadcn onder u niet tcvfl^eeten; God
f] et al\'t geen datgy doet. Zyt op uw hoede, alsgy
uw gebeden zult doen, infonderheid hetmiddags
gebed , en weeft God gehoorfaam. Jndien gyvoor
uw vyanden vreeft, cn niet kont knielen, nochdc
plcchtclijkheden, die aan u bcvoolen zyn, yolbren-
gen, 20 laat echt« niet uw gebeden te voet of tc
J>aart te doen; en als gy van vrees verloftzyt, zo
gedenkt aan God, en hoe hy \'t geen, \'t welkgy
nietwift, aan u geleert heeft. Degeenen, dieop
flierven leggen, zuilen door hun teftament aan hun
vrouwen goet doen. en aan hun middel geven van
zo lang te leven, als zy wachten moeten eer fy weer
huwen; verdryfthen niet uit uw huizen: indien zy
daar uitgaan, zo zal al de zonde yan\'t geen, dat
zy zich zeiven aandoen, niet op u zijn.God is barm-
hartig en rechtyaerdig ;^gy zult ook naar uw ver-
mogen goet aande vrouwen doen , die gyverftoo-
ten hebt, dat is redelijk onder degenen, die God
vrezen : dus leert God fijn geboden aan u; milTchien
zultgy hen begrypen. Ziet gy de genen niet, die uit
hunhuizen zijn gegaan, uit oorzaak van de vrees,
die fy van de doot hadden ? fy zyn duizenden in ge.^
getal. God zeide tot hen; Sterft; daar na heeft hy
hen weer opgewekt ; God is de weldoender des
volks, maar \'t grootfte deel bedankt hem niet van
fijn weldaden. Stryd voor fijnwét.enweetdathy
alles verflaat en weet. Wieis\'er, die eenweldaat
aan hem lenen zal? Hy zal hem door veelheit van
aanwas vergroten. Hy berooft en geeft de goederen
den geen, die hem goet dunkt.Gy zult alle voor hem
weerkeereiiom geoordeelt te worden. Weet gy niet
dat een bende der kinderen van ifraël, na Mofes
doot, tot hun Profeet zeide} Zend een Koning aan
ons, wy zullen met hem voor Gods wet ftiyden. Hy
zeide tot hen : Hebt gy ongehoorzaam in Gods be-
velen geweeft ï Indien men u beveelt te flrydeti, gy
zult het niet willen doen. Zy zeiden : Wy hebben
geen grooter begeerte, dan de geen van voor d\'eer
van fijn goddelijke Majefleit te fltryden ; wy zijn
om deze oorzaak uit onze , en uit onzer ouderen
huizen gegaan. Nisttemin, toen men aan hen be-
val te ftryden, weken zy, uitgezondert eenigen van
hen; maar God kent degenen wel, die hem vergram-
men, De Profeet zeide tot hen ; God beek Saül
aati
-ocr page 52-ààn u gefonden, om uw Koning te wefeni Zy zei-
dcri : Waarom zal hy onfe Koning zyn : wf ver-
dienen beter de Komnglijkeflaat, dan hy; hy is niet
rijk genoeg; Hy zeide weer : God heeft hem vcr-
icoofen, om ovcrute gebieden ; hy heeft fijn weten-
fchap cn geftalte vergroot; Hy geeft de koninklijke
ftaat aan dc geen die\'t hem goet dunkt ; hyismilt
ien voorfichtigin al het geen dat hy doet. Hun Pro-
feet zeide tot hen : Het teekerivan fijn hccrfchap-
pyzal zyndatd\'Ark van Gods wegen àan u verfchy-
ncnzal, om u harten te verzeekeren, in dewelke
het overige van \'t geen zal zyn, \'t welk het Volk van
Moifes cn Aaron nagelaten heeft, en\'t zal door dc
Engelen gedragen worden. Dit zal aan utoteen
teken van fijn heerfchappy dienen, zogy in God ge-
looft. Toen Saul met fijn bendeiï uittrok, om tegen
fijn vyandcn te ftryden, zeide hy : God zal li döor
een vlöét beproeven, Degeen, die uit deze vloet
drinkt, zal niet van de myncn zyn, het en zy hy met
dc hand daar uit drinkt. Zydronckcn naar hun be-
lieven daar uit, behalvcn eenige weinigen onder
hen ; en na dat hy met de ware gelovigen over deze
Vloet getrokken was, zeiden zy ; Wyhcbbcn he-
den niet krachten genoeg omGoliatcn fijn benden
tegen te ftaan. Maardegeenen j die in God geloof-
deii, en fijngoddelijkcMajefteitvreesdcn, zeideni
Hoe dikwils heeft, door Gods toehting, ccnkleine
bende ccn groot heir verflagen î Hy is met dc gee-
nen die gedult hebben. Toen fyGoliât en fijn ben-
den zagen te voorfchyn komen , zeiden fy : Heer,
geef ons gedult, verzeker onfe treden, cn geef aan
ons dc verwinning op d\'ongelovigen. Zy verwon-
nen hun vyanden door Gods toelating, David dood-
de Goliat, en God gafaan hem de koninklijke ftaat ,
ÜtMi ende wetcnfchap van\'taanftaande. Indien God dc
Celat- Volken niet tegen malkander had doen opftaan, de
ijn, gcheclc Aarde zou vol vari wanordcningen zyn j
zodanig zyn Gods wonderdaden, die ik Hict waar-
heid verklaarj gy zyt waarclijk cc» dcïProfcetcn
yan
-ocr page 53-van fijn goddelijke Majefteit. Wj hebben wélda-
den aan de Proleeten gegeven, doch aanfommigcn
meer, dan aan d\'andeten : veel hebben tot hun
Heer gefproken,cnfommigen zyn hooget dan d\'an-
deren, verheven. Wy hebben aan Jefus, Maria«
Zoon, de wetenfchap gegeven, en door den Heili-
aen Geeft verfterkt. IndienGod gewilt had, zo zou-
den de Profeeten, die hier voor gekomen zyn, niet
gedood hebben geweeft, ha dat fy fijn geboden ge-
leert hadden. De menfchen waren verlcheiden van
gevoelen, fommigen hebben in God gelooft, cn
d\'anderen waren boos. Indien\'t God belieft had;
fy zouden niet gedood hebben geweeft j maar hy
doet het geen dat hy wil. O gy,die waàregelovigeft
zyt, befteed in aalmoeffen eenig deel der goederen ,
die wy aanu gegeven hebben, eer de dagkoomt .in
de welke men geen losgek, aalmoeflen, befcher-
ming, nochgebeden ,die uhelpen können, zal vin-
den. Zeker, d\'ongelovigen hebben zeer groot on-
gelijk. God\', daar is niet meer dan een eenig levend
en eeuwig God ; denkt niet dat hy flaapt of droonatj
al \'c geen dat in de Hemel, en op d\'Aarde is, behoort
hem toe. Wie zal vooruby fijn goddelijke Maje-
fteit tuflchenfpreeken, dan door lijn verlofî Hy
weet al \'t geen dat de menfchen doen, en dat fy ge-
daan hebben : fy weeten niet dan \'tgeen dat hem
belieft heeft aan hem te leereu. De ruimte van fijn
zetel begryptde hemel en aarde,- en \'t is niet laftig
aan hem deze beide te bewaren; hy isalmachitg
en heerlijk. De Wetmoet nietafgefworen zijn} zy
openbaarthet veifchi! des geloofs , cn der godde»
loosheit. Degeen, die niet inTagot, nochinde
duivel, maar in God gelooft , is aan de fterkftc
knoop gebonden, die niet losgaan, noch breken
kan, noch afgefneden worden. God verftaat en
weet alles. Hy bewaart cn befchermt de genen,
«lie in zijn Eenheit geloven. Hy zat hen uit de dui-\'
JVerniflëndoen komen, cn in\'t licht brengen. De
bpzcn «Hllen Tagot cn dé duiyel tot faefchernneï
hebben ; hy zal hen uit het licht doCn komen > cn in
de duifterntflen brengen s zodanige lieden zullen
\' ceuwiglijk in\'t helfche vuur blyvcn. Aannncrkt|gy
Dit a niet de werking van de geen, dienGoddekonink-
i;^mred. lijfce ftaat gegeven had ï Hoe hy met Abraham van
God twiftrecdende ï Abraham zeide tot hem: Myn
Uldjn, j^ggj. jj. jg gggj^ (^jg \'t leven en de dood geeft. Maar
hy zeide : ik\', ik geef\'t leven cn de dood aan myn
Onderzaten, als\'tmy goet dunkt* Abraham ant-
woordde. God doet de Zon van d\'Ooflfiide opgaan.
d\'Ongelovigc wierd toen verbaaft. God leid d\'on-
rcchtvaardige menfchen niet. Hebt gy de werking
van\'dc geen aangemerkt, die in een vetwoefl en ver-
dorye Dorp gekomen is, en gezegt heeft 5 Hoe is\'t
mogelijk dat God aan dit Dorp, na haar dood, fijn
leven kan weergeven, en na zo groot een verdel-
ging weêr oprechten l God heeft hem toen doen
Iterven, en na verloop van hondert jaren weer doen
opwekken, en tot hem gezegt : Hoe lange tyd zyt
gy hier gebleven ? Hy antwoordde. Ikheb\'eran«
derhalve daggeweeft; In tegendeel^ gy hebt \'er hon-
dert jaren geweefl. Befieuwfpysendrank, datfy
door de lankheid des tyds niet verandert zyn, cn
aanfchouw uw doode £fel; fie zyn beenen, dicvvi^t
zyn. Gy zult aan alle de werrelt.en aan de nakome-
lingen tot een voorbeeld dienen. Befie de beenen
van uw Ezel, ik zal hen weêr vergaderen, en met
hun vleefch bekleden. Hy, deze wonderdaad zien-
de, zeide s Ik beken dat God almachtig is. Gedenk
dat Abraham gezegt heeft : Heer, toon aan my
hoe gy de dooden verwekt; daar op God antwoord-
de : gelooftgyniet in tnynalmachtigheid ; Hy ant-
woordde , ja Heer, maar verhoor myn gebed, om
myn hart tot rufl te brengen. Hy antwoordde :
Neem vier Vogelen, breek henalle.gelijkinftuk-
kcH, en breng de {tukken op deze Bergen . en roep
hen daar na; fy zullen vaardiglijk tot u komeii.
God weet alles, en is zeer voorfichtig in fijn werken.
Hetbcdryfdergeencr dichwngoedeïca tot fijn eer
........ " ........ be-
Hefteden, isgdijkêèri koryekjc graan, dat zeveri
airen, en yder air hondertkorreltjcsvoortbrengt.
God vermenigvuldigt de goederen der genfir., die
hem goetdunkt; hy is milt, cn weet alles. Dege-
nen, die zonder beroüw en verwyt hun goederen
tot fijn eer hefteden, zullen doür fijn goddelijke
Majefteit vergolden worden, en inde dag des Oor-
deels va« vrees en quellingverloft zijn. De goede
woorden, en dë vergiffienis gaan voor d\'aalmoef»
fcn, die van berouw gevolgt zijn ; God is zeer rijk
en barmhartig. Ogy, die in God gelooft, maakt
uw aalmocflen door berouw en verwyt niet pnnut>
gelijk dc genen doen, die uit roem, éndoorge-
veinftheit aalmoeflen geven. Zy geloven niet id \'
God, noch in dedagdes Oordeels 5 hun goede wer-
ken zij.i gelijk een klip, op de welk een weinig
aarde is, dié van een groote regen, daarop vallen-
de, meêgevoert is, de welk daar niets gelaten heeft.
Hun arbèit zal onnut zijn; én zy zullen geen ver-
dienfte daar af ontfangen; want God bemint niét de
degeveinfden engoddelozen. Het bedryfdergencr,
die a.ilmceflen geven, om aan God te behagen,\' of
om hun zielen te behouden, is gelijk een korreltje ^
op eenhooge plaats gezaait, op dewelke eengroo.-
te of lichte regen gevallen is, die haar vrucht hèeft
vermenigvuldigt; God ziét al \'t geen, dat gy do&t,
Is\'eriemantonderu, die wenfcht een tuin te heb-
ben, de welk met palmbomen en druiven verkiert
is J in de welk veel fpringbronnen en beeken vloc-
jen, en die vol van alderhande vruchten is ? en dat
d\'ouderdom met de jonge en fwakke kindéren hena
vertreed, en dat \'ér eenheetewiiukoomt, diedics
zelfs planting verbrand? God leert dusfijngehei-
meniffen aan u; miflchien zult gy \'er aan gedenken,
O gy, die gelooft, hefteed in godvruchtige wer-
ken , cn doet aalmoeflen van de goederen, dié gy
Verkregen hebt, cn vandc vruchten der aarde, die
God aanu gegeven heeft. Wenfcht niet naar goe-
écren, diC qualijk verkregen zijn, ooa aaimoeflea
C daas
daaraftedocui fy zuUen niet, dan tot uwfchandèj
zijnontfangcn, cnweiet dat God zeer ryk, enlof-
waerdig is. De duivel zal u Toord\'armoedcdoen
vrezen , cn d\'onrcinigheit aan u bevelen : maar
God belooft aan u fijn genade en barmhartigheit;
hy is milt, en\'weet alles. Hy geeft de wetenfchap
aandcgeen, diehemgoetdunkt; endegeen, aan
de welk de wetenfchap gegeven isi hécft een zeer
frootcfchat verkregen i die van niemant, danvan
ewyzen, hoog geacht word. God fiet d\'aalmoef-
fen cn beloften, die gy doetj en de bozen zullen
in de dag des Oordeels van befcherming berooft
zyn. Gy doet niet qualyk, zo gy uw aalmoeflen
laat blyken, gy doet wel, zo gy hen verbergt;
zulks zalvecl van uw zonden bedekken. God weet
al \'t geen, dat gy doet. Gy zyt niet veriVchthét
volk op dc rechte weg te brengen; God geleid dc
geen, diehemgoetdunkt. \'t Goet en d\'aalmoefTen,
die gy doet, zullen voor uw zielen zyn. Bcfteed
niet in aalmoeflen, dan om Godswil 5 gy zult van
dc goede werken, diegydoet, vergolden wordeny
cn men zai ugeen onrecht aandoen. Weeft wcldoert-
ders aan d\'armen, die ojn de goddelijke dienft in
ongemak zijn geraakt, ctï niet können arbeiden,
d\'Onkundigen zullen henryk achten, om hun goet-
Jieit en oprechtigheit. Gy zult hen aan hun gedaante
kennen, en ook hieraan, datfy niets ter werrelt
met aanparflïng begceren; God zal weten wat goet
gy aan hen zult doen. De genen, dieaalmoefTen
geven, \'tzybydag, ofbynacht, in\'t heimelijk,
ofin\'t openbaar, zullen van God vergolden wor-
deiï. Zy hebben niets te vrezen , en zullen in de
dagdesOordeelsvry van quelling zijn. Dc woekc-
raars zullen gelijk dc bezetcnciïverryfcn, omdat fy
gezegt hebben dat de koophandel met de woeker
gelijk is; God laat de koophandel toe , cn verbied
dc woeker. De geen ,- aan de welk Gods%voortis
gekomen, en die dc >ivoekcr verlaten heeft, vcr-
ki-ygt het veHederf, cri Gqd zal hem Üjnniisdryif
YCi\'-
-ocr page 57-Vergeven : maar de geen dié tot de woeker wcér-
keert, na dat hy hem verlaten heeft, zal in \'t hel-
fche vuur geftraft worden. God hééft een affchrik
van de woeker i hy bemint de genen, diè aalmoéf-
fen doen ï maar niet d\'ongelovigen. De genen ;
die in Godgeloven, goede werken bewyfert, hiïrt
gebeden ter geftelde tytdoen; en.de Tienden betai-i
len} zullen vän zijn goddelijke Majefteit vei-goldéÉit
wórden j zy zullen indedagde» Oordeelt van VreeS
cn quelling verloft zyn. Ogy, die in Godgelóöfti
hebt fijn vrees^ voor ogen, en verlaat de woekér;
zo gy fijn geboden gehoorzamen wilt; en indien;
gy\'t niet wilt doen i zo zulléh God en fijn Profeet;
tegfenü oorlogen : indien ^ uw bekèert, zo züli
gyuw voornaamfte behouden. Doet niemant ort^
. gelyk, i.0 zal u ook geen ongelyk aangedaan wdf-
den. Indien uw fchuldenäars niet aan uw koniién!
betalen, en in noot zijn, zo zult gy wèldoeflmet
naar hun gelegentheitte wachten i en indien gyèc-/
nige aalmoes aan hen geeft, zo doet gy wel.\' Vreeft
de dag, in de\'welkgy alle wéér voor God zult ver-
fchyncn, en yder van \'t geen, dat hy verdient hééft; \'
zonder ongercchtigheic betaalt zal worden, O gy^,
die in God gelooft, als gy u met eenige fchult belaft,
doet een gefchrift daar afmaken. De Bondfchryyet
zal, volgens de gerechtigheit, \'t verdrach tuÏÏcheti
ufchryvcii, én niet weigeren te fchryyen gelijfkGpd
hem onderwezen heeft s maar de fchuldenaar zal \'£
geen . dat hy fchuldig is, gehéél betailen , en dé yrces
van fijn Heer voor ogen hebben. Indien de fchalder«
naar fot of ziek is, en zelf niet kan betalen, zo zal
fijn voocht, of dc geen, die fijn zaken bezorgt,
voor hen voldoen : roept twee getuigen tot ui in-
dien gy geefl twee mannen kont vinden, zo zal een
met twee vrouwen; genoechzijn> welkers getui-
genis u behagen zal : indien d\'een in fijn plicht ge-
breekt, zo zal d\'andcr hena daar aan doen geden-
ken. De gctuigén zullen\'hun getuigenis niet weige-
ren , fchoon fy in gvootcr getal geroepen zyn;;
Maakt "gêen fwaiigheit van uw getuigettis tc fchry.
ven;, \'t zy het veel ot weinig betreft , en bepaalt dc
tyd, iade welk de betaling gefchieden moet : zo-
danige! gefchrift en ayn gerechtig voor God. geven
I»eeïkra<ht aan de getuigenis, enzyndienftigorai
te beletten dat gy ovet malkander klaagt- Indien
uw K-Oopmanfchap tegenwoordig is, zo zult gy hem
terftont i>nd«r u nemen ; gy zult dan niet zondi,-
gen van dar gygeen gefchrift of verdrach maakté
Roept getuigen als gy verkopen, ofkopen zult j de
getuigen en d« Bondlcbryver zullen geen fchade daar
af ontfangen. Indien gy\'tgeen doet, het welk aan
ttverbodenis, zozultgt zeer quahjkdoen. Vreeft
God; hy zal zyn gcbod^ aan a leeren : by weet
alles. Indien gy op de reis zyt, cn geen Bondfchry-
vcrvind, zo zult gy pand geven. Indien d\'een d\'an-
der vertrouwt, zo zal degeen, aan de welke men
vertrouwt heeft , fi}n b«lonc voldoen, cn God fijn
Heer vreéfen. Niemant zal fifn getuigenis verber-
gen, en de geen die haar verbergt, zal in fijn hart
zondigen ; God weet alles, dar gy doer. Al het
géen.\'t welk in dc Hemel, en op d\' aarde is, behoort
Godtoc;. \'tzygy het geen, \'twelkiiiuwzielenis,
verbergt, of openbaart, hy zal rekening daar af van
II eiftchehj hy vergeeft enftraftde geen, die hem
goet dunkt, cn is almachtig. De Profeet heeft in al
\'tgeen, \'r welk God aan\'hem gezonden heeft, ge-
looft, gelijk ook alle ware gelovigen. Degeenen,
die inGod , ind\'Engelen, indegefchriften, enin\'t
algemeen in alle de profeeten^ zonder uitfondcring,
geloven, zeggen : Wy hebbengehoort, cn zyn ge-
hoorfaam gewéeft ; Vergeef ons, ó Heer ! gy zyc
onfe toevlucht. God eifcht van niemant meer, dan
hydoenkan. \'tGoet, \'t welkdemenfch doet, zal
voor, en \'t qaaat dat hy doet, tegen hem zyn. Heer>
vergcefons, zo wy uvergeeten, cn ^^owygezon-
dig; hebben. Heer, belaft ons niet met eenige fwa-
relaft, gelijk de geenea belaft hebt, die voor ons
geweeft zyn, Belaft ons niet laet hetgeen, \'twelk
wjf
-ocr page 59-wy niet machtig zyn te dragen. Wifcht onfe zondeo
uit; geeft ons uwe barmhartigheid; gy zytonfe
Heer. Geeft ons verwinning tegen d\'ongciovt-
gen.
Eet Boofldeeivan Joachims ßam t\'wee.hondsrf
regels hegrypende , die te Medifta gefchreven
zyn.
IN de naam van de goedertiere en barmhertigc
God. Ik ben de wyfte God. God! Daar is niet
meer dan een eenig levendig en eeuwig God. Hy
heeft het Boek, \'t welk de waarheit begry-pt, en
dat de fchriften beveftigt, die voor hem gezondea
waren, aan u gezonden. Hy heeft het oude Tefta-
ment, en\'t Euangelium, die te voren tot een ge-
leide aan \'t volk dienden, gezonden, Hy heeft d\'Al-
koran gezonden, die \'t goet van \'t quaat onder-
fcheid. Degenen, die niet in Gods Wet geloven,
zullen fwarelijk geftraft worden. Hy is almachtig,
en wreekzachtig. Niets is voor hem verborgen,
noch in Hemel, noch op Aarde. Hy is\'t, die u in
de buik uwer Moeders vormt,gelijk hem goej dunkt.
Daar is geen God , dan d\'almachtige en alwyfe
God. Hy zend aanu het Boek, w^lks geboden zeer
nootzakelijk zyn : fy zyn d\'oorfprong cn grontveÖ:
van de Wet, met malkander in zuiverheit gelijk,
cn zonder tegenfpreeking. Degeenen , die inhiit»
hart neigen om vande waarheit aftewyken, vol-
gen dikwils hun neiging, diebegeerig naar oproer
is, en om dc verklaring van d\'Alkoran te weeten.
Jvtaar niemant, dan God , cn de geenen , die diep in
geleertheit zyn, weeten des zelfs verklaring. Sy
feigen : Wy geloven in God, alles koomt voort
uit lijn goddelijke Wysheit; niemant gedenkt\'er
echter aan, dandeWyfen. Heer. doe onfchartca
niet afdwalen, na datgy ons op de rechte wtg ge-
bracht hebt. Geeft m barmha«iahcit .aa» pus 5 gy
zyt zeer milt tegen uw fchepfelen. Heer, gyzultd^
ifirercld in de dag des Oordeels vergaderen; in die
dag^al \'er niets twyffelachtig wefen, in de welke gy
inietstegens uw beloften zult doen, endaar indf
rijkdommen en kinderen niet aan d\'ongelovigen
dienftig zullen w:cfe}i, dan om\'t helfche vuur t\'ont-
|leeken. \'t Ongelovig geflacht van Farao, en de
geenen, die vöor hem geweeft zyn, hebben öods
Wet gelaftertea verworpen, maar hy heeft henm
hunne zonden verrafcht; hy is flreng in fijn ftraffin-
»en. Zeg tot d\'ongelovigen dat fy verwonnen zut-
en\'zyn, en in \'t helfche vuur, dat Voor hen bereid is.
vergadert worden, Gy hebt een voorbeeld inde
twee benden, die vooi; Góds eer geftredenhebben ;
fy zagen met hun oogen d\'ongelovigen ware gelovi-
gen, én hén gelijk géworden. God verfterkt met fijn
hulp de geen, die hem goet dunkt; dit zal aan de gee-
nen die eea klaar geficht hebben, tot eenVoorbeeld
dienen. \'De liefde en begeerte tot Vrouwen, Kin-
deren, liykdommen, óvcrvldct van gout en filver,
variPaarden, Veè, en Lanëbouweryen zyn den
Mannén aangenaam, zodanig zyn de rijkdommen
vanUleven defer wereld;maarde zekerftetoevlucht •.
js iiiGod. Zeg tot hen, ik zal u dingen boodfchap-
pcn, die veel beter voor dé geenen zyn, dewelken
Góds vrees voor d\'ogen hebben; fy zullen eeuwig-
lijk in \'t Paradysblyvén, daar veél vloeden Aromen\',
met fchoone en fuivére Vrouwen , en alderhahde
Vermakelijkheden^ God fiet de geenen die hem aan-
bidden , en feggen, Heer! vvy geloven in uw Wet;
vergeef ons onfe fchuldeu; bghoed ons van de pynen
desvuurs. Degeduldigen, de volhardigen, de ware
gelovigen, dégehoorfamen , de vromen . de geenen
die aan God des uchtens vergiffenis verfoeken, d\'£n-
gclen, cn dc Geleerden, die de gercéhtigheit bemin-
Acn , getuigen dat \'cr niet meer, dan een eenig God
\'Jl\' De Wetderzaligheit isdeWèt,dieaan fijn god-
lelijke M^jjefteit aangenaam is. Niemant onder de
|éeaen, dié de gefchreyc W^t wceteu ^ fpreckt defc
waarheit tegen, dan uit nyt. Dc geen, die Gods ge- t);^
boden niet gehoorfaamt, z^il fijn goddelijiccMajew
fleit zeet nauw gefet vinden, om hem rekening te flmnm
laten doen. Indjen de boofen tegen u twiftreede-^fsyorfen
nen, zo zeg tot hen : Ik heb my geheel aan Gods «j^wG«-
wil overgegeven, met alle de geenen die my gevolgt
zyn. Vraagt de geenen, die degefchreve Wetwee-
ten, en niet wectcn, offy aan God overgegeven zyn: dijodm
indien fy zich aan hem overgeven , zo zullen fy de en Chri-
rechte weg volgen : maar indien fy afdwalen , zolenen.
zyt gy niet verplicht dan hen te preeken. God fiet
alle de geenen die hem aanbidden. Boodfchap droe- Dit x,yis
ve pyncn aan de geenen die fijn geboden verbergen, d\'^ra-
diedeProfeetcndooden, cnde geenen die gcrech- Oers.
tigheit aan\'t Volk leeren, mishandelen : de goede
werken die fy doen, zullen op aarde onnut zyn ; en Ki\'^M
(y zullen in d\'andsre werreld van befcherming be..
rooft wcfcn. Ziet gy niet een deel der geener die
de gefchreve Wet weeten ? hoe fy tot het leefen
van Gods Boek gero;pen zyn, o,m met billikheit
deverfchillen, die onderhen zyn . te oordeelen^
ivlaar veel zyn tot hun fonde weergekeert : fy heb-
ben de Schrift veracht, om dat fy feiden : \'t V\'uur
galons niet treffen, dan zeker getal van dagen. Zy
hebben zich in hurilafleringen bedrogen; wat zul-
len fy worden, als \\yy hen in den dag des Oordeels,
zullen vergaderen, daar niets twyfielachtig zal we-
fen, endaar yder naar\'tgeen dat hy verdient heeft,
betaalt zal worden ? Hen zal geen pnrecht aange-
daan worden. Zeg; Heer, gybefit alle de Konink-
rijken des werrelds ; gy geeft de koninklijke ftaat
aan de geen dieugoetdunkt. Van uw hand, ó
Heer, koomt alles goets voort ; gy zyt almach-
tig. Gy doet de nacht in de dag, cndedaginde
nacht komen, Gy doet het leven uit de dood, en
de dood uit het leven vcrfchyncn. Gy verrijkt de
seen die u goft dunkt, zonder rekening daar afte
houden. De gelovigen zullen d\'ongelovigen niet
gchoorfaniejj* tot d\'uitfluiting der ware gelovigen^
Pc geen , die zuUcs doet, onderhoud Gods Wet
niet. Indien gy voor uw vyanden bevreeft zijt, God
wil dat gy noch meer vrees voor hem zult hebben;
hy is een zekere toevlucht der vrcnien. Zeg tot hen;
\'tZygy\'tgeen, \'twelk in uw harten is, verbergt,
ofopenbaart. God weet alles; hy weet al\'tgeen,
dat in de hensel, en op d\'aarde is; hy is almachtig.
Denkt op de dag, in dc welk yder het goet en qu«at,
dat hy gedaan zal hebben, vinden zal. Gy zult dan
wenfchen van ow|zonden gewallchen te zijn, en dat
. „ het getal van uw goede werken dat der quade wer-
" overtreft. God wil dat gy hem vreeft ; hy is
goedertieren tegen degeenen, die hem aanbidden.
^ Zeg tot hen, : Indien gy God bemint, zo volg my;
Gnd zal aan u \'t leven geven, en uw zonden verge-
vea; hy is goedertieren en barmhartig. Zeg tot hen,
gehoorzaamt God, en de Profeet. Indien fy tot hun
fonde weerkeeren, zo zal hy hen feer ftrengelijk
ftraffen; hy bemint dïongelovigen niet, Godiieeft
Adam en Noah, Abrahams en Joachims geflacht
verkozen; \'t een koomt van \'t ander voort. God
Bäss verftaat en weet alles. Gedeuk hoe Joachims gema>
È^Lui • \' ^^ yrucht , die in myt^
imir. buik is, vry, en van alle zaken ontflagenv aan u
gewyd, om u in uw Tempel tedienen ontfang
Bemvaumy, die hem aan n met genegentheitop-
offer ; gy verftaat en weet alles. Toenfy in \'t kraam-
beddelag, zeidefy : Heer, ik ben van een doch-
ter verloft; gy weet wat gy aan my gegeven hebt ^
^fc heb haar Maria genoemt: ikzal, dooruwhulp,
iiaar, en haar nakomelingen van des duivels boos-
heit bewaren : ontfang haar Heer meteen aange-
iiame ontfanging, en doe haar goede vruchten
voortbrengen, Zacharias droeg zorg voor d\'opvoc-
ding van deze Dochter; zo dikwyls als hy in fijn
bedeplüats quam, vond hy daar duizentderhande
fruchten van verfcheide tyden, Hy zeide eens : O
ilaria, van waar komen deze vruchten voort? Zy
iatwöoïd^ : Zy komen van Qod, die degeen ,
\' ...............die
dfe hem goetdunkt, zonder rekening verrykt. Za-
charias bad tocndcHcer, cnzeide : Heer, geef
aan my een geflacht, dat aangenaam aan u is, cn
uw geboden onderhoud. Heer, verhoor myn ge-
beden. D\'Engelen riepen hem , enzeidentotheu :
Ik boodfchap u van Gods wegen, dat gy een zoon
zulthebbeii, Joannes genoemtj hy zal verzekeren
dat de MefliasGods Wourt is, dat hy een groot u. an,
kuifch, een Profeet , cn een der rechtv^rdigen
zalzijn. Heer antwooiddc Zacharias, hoe zou ik
een zoon hebben ? ik ben out, en myn vrouw is on-
vruchrbaar. D\'Engel zeide tot hem : Das doet God
hetgeen, dat hem goetdunkt. Heer, zei de Zacha-
rias, toon aan my eenig teken van myns gemalin®
fwangerhcir. Het teken, dat ik aan u geven zal,
antwoorde d\'Engel, zal wezen datgy in driedagen
niet, dan door tekenen, zult fpreken; gedenk dik-
wijls aan uw Heer, loof hemdes avonds en uchtcns.
Gedenk dat d\'Engelen gezegt hebben : O Maria,
God heeft u boven alle de vrouwen des werelrs ver-
kozen en gereinigt ; ó Maria , gehoorzaam uw
Heer, pry$hem, en aanbid hem met de genen, die
hem aanbidden. Ik vertel aan u hoede zaak gebeurt o M^hf
is j gy waart niet by de Bedienaars des Tempels, mst.
toen fy hun pluimen geworpen hebben , om te loo-
ten, cn om te fien wie onder hen voor Mariasop-
yoedingbeforgtzouzyn : noch ook niet, toenfy
in deze fwarigheit gevallen zijn. Gedenkt hoe d\'En-
gelen gefegt hebben O Maria . God verkondigt
aan u een Woort, van \'t wdk de Mcffiasvoortko-
komenzal, Jefus Marias zoon , vol van eer in deze
werelt, en die in d\'andere in \'t getal der tuflchen-
fprekersby fijn goddelijke Majeflreit zal wezen. Hy
zal in de wieg fprckèn, ge\'i.\'k een maji van dartig
tot vyfrig jaren, en in \'t getal der rechtvaerdigen we-
zen, Zy zeide : Heer, hoe fal ikee.nkinr hebben,
zonder een man aan tc rccren > Hy antwoorde ï
I>us doet God het geen, dat hem g oetdunkt; al« hy
ietsfchcpt, zegthj ; Zy, en\'tis. ikzalagahem
C 5
.4c Schriften. de gehcimeniflcn van \'t geloot > \'toude
Tcftament, en \'t Euangelium ieeren. Hy zaleeq
Profeet zijn, aan de kinderen van Ifraël gezonden,
Jefusfegt tot de kinderen van Ifraël : Ik ben totu
gekomen, met klare tekeiieiivan myn zending van
mvs Heers wegen. Ik zal u van \'t flyk der aarde dc
geftaltevan een vogel maketi, cn haar aanblafen,
cnfy zal terftond een vogel zijn, en door Gods toe-
lating vliegen. Ik zaldeblintgeborenencnmelaat-
fchengenefen, de doden opweltken, cn aan u le-
ren wat gy eten en niet eten moet. Dit zal aan u tot
onderwys dienen, zo gy in God gelooft. Ik ben ge-
komen om \'t oude Tcftament, en \'t geen, dat voor
dézen aan u geleert is, te beveftigen. Zeker, \'tis
aan u geoorloft yan\'t geen te eten , dat te voren aan
u verboden was. Ik ben totu gekomen, met de te-
kenen van myn zending , de weiken getuigen dat ik
warelijk vanuws Heers wegen gezonden ben, vreeft
God, en gehoorzaamt my. God is myn en uw Heer;
aanbid hem, dat is de rechte weg. Toen Jefushun
boosheit kende, zeide hy : Wiezalinmynatwee-
zen Gods Wet onderfteunen ? d\'Apoftelen ant-
woordenhem, wy zullen Gods wet onderfteimenj
wy geloven in fijn Eenheit; zy een getuig voor God
dat wy ons geheel aan de wil van fijn goddelijke Ma-
jefteit overgegeven hebben : Heer wy geloven in\'t
geen, dat gy geboden hebt, en hebben de Profeet,
uw Apoftelgevolgt; fchvyf ons in \'t getal der ge-
ner, die uw Wet belyden. De Joden hebben tegen
Jefus te famen gcfpannen, en God heeft hun famen-
fweering tegen hen gekeert; hy weetde voornee-
mens der famenfweerders. Gedenk hoe de Heer ge-
fegt heeft: O Jefus, ik zal u doen ftèrven, ik zal
iftot my ophefïen , van d\'ongelovigen vcrwyde-
ren, en de geenen, die u gehoorzaamt hebben,
in de dag des Oordeels voor. d\'ongelovigen ftd-
len. Gy zult in deze dag alle voor my vergadert
zyn; ik zal de verfchillen , die tuffchen u zyn,
oordeelen , cn de bezen in deze cn in d\'andere
■\' • - . . - •
-ocr page 65-wcrrelt ftraffeu. Nicmant van hen\'zal hen konnen
bcfchermcn. Ik zal de genen, die inniygelooft^
cn die goede werken gedaan hebben , vergelden."
God bemint niet d\'onrechtvaerdigen. Ik verhaal
dezegeheimeniffenaanu, enlcer iid\'Alkoran. Je-
fus is by God gelijk Adam ; God heeft hem van aar-
de gefchapen, en gezegt} Zy, cn hy was- Deze
waarheit koomt van uw Heer voort; weeft niet in
\'t getal der gener, die \'cr aan twyfelen. Indien ie-
mant tegen u van uw leering twift, zeg tot hen:
Koomt,\' vergadert uwe en onze kinderen, uwecn
onze wyven. Laat ons vergaderen, en onze gebe-
den tot God ftieren : ik zal dc vloek van fijn god-
delijke Majefteit op de leugenaars leggen. Deze re-
den is geheel waarachtig, daar is geen God, dan
d\'eenige en almachtige enalwyzeGod i indien fy
van fijn geboden afwyken , hy zal d\'ongelovigen
wel kennen." Zeg tot hen; O gy, die de Schrift\'Difays
weet , koomt met waarfchyneHjke woorden tuf- de Jodsn-
fchenuenons. Aanbid ik een ander, dan u > \\]s.inChri.
vcrgefelfchaphem metniemant, en kan geen ander,
als hem, voor Heer. Indien fy van dewegdesge^
loofs afwyken, God zal de genen wel kennen, die
d\'aarde befmettcn! Zeg tot hen,- Zijt getuigen dat
wy in God geloven. O gy, die de Schrift weet,
twiftreedent niet van Abrahams wet, te weten ofhy
\'t oude Tcftament, of \'t Euangelium onderhield }
fy wierden na hem onderwezen; miflchicn, zult gy
uw doling bekennen. O gy, die van \'t geen,\'t welk
gy niet wift, getwiftreedent hebt, Abraham was
noch Jode, noch Chriften; hy beleed Gods eenheit,
hy was eeii ware gelovige, en niet in \'t getal der on-
gelovigen. \'tVolk, en bezonderlijk de genen, die
in fijn tyd hem volgden, gelijk ook de Profeet Ma-
homet, cn alle de ware gelovigen hebben de waar-
heit van fijn Wet gekent. Een deel der gener, aan
de welken voor dezen de wetenfchap v«n de Schrift
gegeven was, willen y van de rechte weg afleiden,
maar fy d\\* alen zelyen daar at, eAkeiwenhcnjpiet.
-ocr page 66-Ogy. die de Schrift weet, verfwygt niet boosaar-
diglijk Gods beveelen, bekleed de waarheit niet met
de leugen, en verbergt haar niet met voordacht.
Veel der gcner, die de gefchreve Wet weten, heb-
ben van de dageraat af gezegt; gelooft in\'tgeen,
dat den geenen geleert is, die in Gods Wet geloven,
en hebben zeiven des avonts in \'t getal der ongelovi-
gen geweeft; fy zullen fich miflchien bekeeren.
Gelooft alleenlijk dengenen, die uw Wet volgen j
zeg tot hen, Gods geleide is de ware geleide. Men
heeft aan geen ander, dan aan u, de wetenfchap ,
die aanu gegeven is, verleent. Indien d\'ongelovi-
gen inde dag des Oordeels tegen u voor uw fleer
twiftreedenen, zozegttothen : De genade koomt
van Gods hand voort; hy is milt, cn weet alles,
hy vergeeft degeen, diehem goetdunkt, cnisfecï
barmhartig. Indien gy uw fchat ooder de handen
van veel der gener vertrout, di ede gefchreve Wet
weten, zo znllen fy hem getrouwelijk aan uwecr-
keveren. Daar zijn ook veel liedenonderhen, die
hem niet aanu zullen wcergeeven, indien gy geen
zorg daar voor draagt, om datfyzeiden datfyd\'A-
rabiersnietgeloofden ; fy laftcren icgen God, cn
kennen hualafteringen. Degeen, die\'t geen vol-
doet, dat by belooft heeft, cndic Godvreefl, zal
van God bemint zijn; hy bemint degenen, die fijn
vrees voor d\'ogen hebben. De geenen . die om ee-
nige winft fijn geboden veranderen , zulkn geen
deel in \'t Paradp hebben; hy zal ken niet bcfcher-
jïïcn, en in de clagdes Oordeels niet aanfchouwen;
hy zal hen niet vergeven; cn fy zullen fw^arelijk ge-
ftraft wordea. Onder hen zijn lieden , die in \'t le-
zen dc Schrift veranderen, en vroedmaken willen
dat het geen, \'t welk fy zeggen, in dc Schrift ftaat,
ichoon \'t \'er niet in is« Zy laftercn cn kohnen hcni
wel. God had dc Schriftert, de wetenfchap en voor-
fe^ingen niet aan de menfch gegeven, om aan \'d
yolk tc feggen , Aanbid my in plaats van God,
maar om te ép^eti» Oiida-houd naaukcuriglijk
het geen dat gy in de Schrift geleert hebt, en dat gy
leeil. God gebied niet aan u d\'Engelen , noch dc j^taiu
Profeten t\'aanbidden j zal hy dan dc boosheit aan h téaoit,:
gebieden, na dat hy fijn Wet aan u geleert heeft;
Gedenkt dat hy de beloften vari de Profeten ontfan-
gen heeft, om zonder vrees ff jfi geboden te verkon-
digen, en dathy dc Schrift en wetcnfchap aan u
heeft fleert, en dat daar na cériPiofeet gekomen
is, die de lering, de welke aan u geleert was, be-
vcfligt heeft, op dat gy in fijn woorden zoud gelo-
ven. Hebt gy zulks niet beproeft J hebt gy niet het
geen, \'t welk aan ti belooft was,, ontfangen? Wy
hebben\'t ontfangen. Weeft dan getuigen u zei ven,
en tegen de genen, die u volgden ; cn ik zal ge uig
tegen u en hen zijn. Degenen, die van dc rechte
weg zul ;en afdwalen, zullen bozen wezen. Segee-
ren fy een andere, dan Gods Wet, t\'onderhoaden\'
Al\'tgeen, dat in de hemel, en op d^aarde is, ge-\'
hoorzaamt hem gewtüiglijk, of door gcwelt, en
gy zult alle eens voor hem vergaderen, om geoor-
deelt te worden. Zeg hen : Wy geloven in God,
in\'tgeen, dat hy ons ingeblazen, enin\'tgeen,dat:
hy Abraham, Ifaak, Jakob , ên de Stammen inge-
geven heeft, in al \'t geen, dat door xMöifes, Jefus,
en in \'tcalgemeen door alle de Profeten van Gods
wegen bevolen is 5 en wy zijn geheellijk aan fijn
wii overgegeven. d\'Offeringen der gener, die een
andere wet i alsde Wetderzalighert , begeeren te
Volgen, zullen niet aangenaam wezen :fy zullen in
d\'andere weielt in \'t getal der verlorenen gefteh
worden. God heeft niet de genen geleid, die de
boosheit volgden, na dat fy fi jn Wet hadden bele-
den, en door de klare en bhjkelijke tekenen, die
aan hen verfchencn zijn, gefiencri getuigt dat de
Profeet waarachtig, is. God geleid niet d\'onrecht-
vaerdigen, Zy zullen voor ecuwig van fijn godde-
lijke Majefteit, vand\'Engelen, en van alle de vTc-
relc vervloekt zijn. Zy zuilen geen verlichting in
nun ftraSing y tndca, cn in dc dag dcy Oordeels van
be-
-ocr page 68-befchermingberoott zijn; üitgezondert de genen,
die zich zullen bekeeren, en goede werken dóén ,
aan de welken God. goedertieren cn barmhartig zal
Bsstfe De genen i die boos tegen Jefus zullen zijn ,
Kjtahel na dat fy in,; Moifes boeken gelooft hebben, endie
iemir. hun boosheit tegen Mahomet vermeerderen, zul--
kn zich nifaimer bekeeren, maar eeuwiglijk afdwa-
Ipn. Allede fchatten yand\'aardt konnende bozen,
die in hun boosheit fterven, niet bewaren^ men
heeft fware ftraffingen vqor hen bereid , en nie-
mant onder hen zal hen können befchermen. Gy
zult niet gerechtvaerdigt zijn, tot dat gy.een groot
deel van uw goederen in godvruchtige werken bc-
fteed hebt. God weet wat aalmoeflen gy doet. Al-
derhandcfpys was den kinderen van Ifraël toegela-
ten, uitgezonderc \'t geen, \'t welk Ifraël voor \'t
oüdeTettaraent aan zich zelf verbodenhad. Zcgtot
hen ; Koomt, en brengt het oude Teftament, en
inerkt daar op, men zal zien of gy de waarheit zegt.
De geenen , * die daar na lafteringen tegen God fpre-
ken^hebben groot ongelijk. Zeg tot hen: God heeft
de waarheit gezègt; Volgt Abrahams Wet, fyishem
aangendani. Hy beleed d\'Eenheit van fi jn godde-
lijke Majefteit. Hy was niet van\'t getal der gener ,
Sei.fi\\ dieinveelgod^n geloven. De Tempel van Mecha
KjtaM isd\'eerfte, die van God op aarde opgerecht is, om
uaoir. daar aangebeden te worden; hy heeft hem gezegent.
De Tat\' en \'t volk zal daar d\'onderwyfingen van de rechte
K>» j^i- weg vinden, met klare cn blijkeïijke tekenen van
fijnalmachtigheit, te weten Abrahams plaats. De
hamT ^^^^ Tempel treed, zaUn een plaats
fUau van zekerheid en voorrechten wezen. God heeft ge-
tenßten bodendat de genen, die macht hebben, derwaarts
ä, in een «tl pclgrimagie zullen trekkea.De geen , die boos is,
hede- moet weten dat God niet met hem tc doen heeft, q
fUduü gy, die kennis van dé gefdfireve Wet hebt, verfwygt
Mecha niet jjjg^ yoordacht Gods bevelen ; hy weet al \'t
sT\'Z^\' \' datgy doet, zeg tot hen. O sy, die de weren-
mlK\'A\' §chrifteö facbt t keert dc s^ncn niet af
.............fall
van de weg der zalighéit, die in Göds Wetgelo- hr/Aam
ven; gy wilt haar veraiideren cn bederven, maar Hom,nét»
God is niet onkundig van \'tgeen, dat gy doet, O i^y dé
gy, die gelooft, indien gy veel der gener volgt,
die kennis van de gefchreve Wet hebben, zy zullen fi"*
ütöt het getal der bofen afleiden. Hoe zuh gy van
de bofen zijn, dewyl menGods geboden aan u ge- ""a^ a
leert heeft ? en dewyl zijn Profeet cn Apoftel onder £)\'fte\'.
üis? Degeen, die zich aan God overgeeft, isop ^eu^nx/jt^
de rechte weg. O gy , die gelooft:, yrceft God, z,ynvtet.
fterft in de belydénis van fijn Eenheit, cn gedenkt ^\'«ppe«
aan de genade, die hy aanu gedaan heeft. Gy waart !y»o?
alle vyanden vanmalkander. Hy heeft u harten ver- deMfteeh
eenigt\'; en gy zijt door fijnbczondcrejonft, \'gelijk
goede broeders,eenig gebleven. Gyftont op dc kant "
van een gracht met vuur, daar hy uafgetrokken
heeft 5 dus openbaart God fijn jonft aan u, mifTciilen
zult gy dc rechte weg volgen. Onder u zijn lieden ,
die \'t volk tot weldoen vermanen, fy gebieden \'c
geen, dat eerlijk is ^ te doen jen onthouden (ich van
\'t geen, dat niet eerlijk is j deze lieden zullen zalig
zijn. Weeft niet gelijk de geenen , dié de waarheitx
verlaten hebben, en de leugen gevolgt zyn, fchoon
dc waarheit aan hen bekent was : fy zullen groote
pyn in die dag lyden , indewelk\'taangeficht der
goeden zal blinken, cn dat van de bozen fwart zijn.
Hebt gy dc booshcit gevolgt, na dat gy belydenis
van\'t geloof gedaan hebt î Smaakt heden de pynen,
die tot uw zonde behoren. De geenen, die een wit
CH helder aangeficht hebben, zullen in Gods jonft
wezen, daarfyteuwiglijkin blyven zullen. Ziedaar
degeheimeniTcnvanGods Wet, die ik met waar-
heit aan u leer God wil niet dat men fijn volk on-
recht aandoet, al\'tgeen, \'twelkindehemelenop
d\'aarde is, behoort hem toe, hy,heeft de befchik*
king van alles. Op aarde is geeft volk gevonden,
dat een beter weg gevolgt heeft, dan gy hebt; Ver-
bied het geen tc doen, \'t welk niet redelijk is, en ge-
laoftjn God allee», iodien de genen, die vqoï dezen
kea^.
-ocr page 70-jylt joy» keanis van de gerchreye Wet hciiben gehad, in God
de \'Jtdtn. g Jook hadden-, fy zouden zeer wel gedaan hebben.
Onder hen zijn Heden , die in \'t geen geloven,
wclkwaavachrigis; raaar\'t grootite deel van hen
is boos. Z; zullen u geen quaai aandoen, dan met
de tong ( en fy zuüen gten befcherming tegen u
-v t nden. 1 ndien fy u beftryden, zo zullen fy dc rug
kt ren. Zy zijn ter plaats, daar fy geftaan heb-
ben, vanfchaamtcenfchandegeflagen, behalven
tiH-n fyG )ds ^et omhelsden, en dc geboden oti-
de: hielden, die aan\'t gelovig volk geleert waren;
toen fy weer in Gods gramfchap gevallen waren,
ziin fy van armoede geflagen , om dat fy niet
ïn \'t Woort van fiin goddeli)ke Majefl:eit gelooi-
den. fijn Proferen zonder reden doodden, en fijn
geboden ongehoorzaam waren. De genen, die
voor dezen kennis van de gefchreve Wet hebben
gi;had, zijn niet alle gelijk ; onder hert zijn lieden ,
die in de gehoorzaamheit volharden , des nachts
God\'wonderdaden overdenken, hem aanbidden,
cn in fijn goddelijke Majefteit, en in de dag des
Oordeels geloven. Zy preken d\'eerbaarheit, ver-
bieden dingen, die oneerlijk zijn, te doen, en be-
geven zich tot goede wesken; zeker, fy zijn vi\'o-
melieden. Verbergt nietd^goede werken, die gj^
doei i God kent de genen, die fi jn vreee vour ogen
hebben. Dc rijkdommen, en de kinderen zullen
by God aan d ongelovigen onnut zijn ; fy zullen
èeuwigliik in *t helkhe vuur blyven. D\'aalmoeflcn,
die fyiniezewerèlt doen, zijn gelijfc een felle hete
Oï koude wint, dicopdeboudergencrkoomt, dc
welken hun zielen cngelijk aangedaan hebben, en
die daar af geheel bedorven is. God heeft hen
geen onrecht aangedaan , maar fy hebben zich
zeiven, door hun zonden, verongelijkt. Ogy.
die in God gelooft, acht niet dat iemantvanGod
is verkozen j zo hy niet van uw godsdienft is. De ,
bozen zullen pogen u in hun wanordeningen re
brengen» baat is in faun mont gebleken, e»
\' ■ de
de geen j die iri hunborftgebroed word, is nocH
grooter. Wy hebben Gods geboden aan u geleert,
indien gy hen onderhoud, zo zult gy u vAn de boos-
heit der ongelovigen bèfchutten. Ogy! gy bemint
hen, en fy beminnen ü niet. Gy gelooft in \'talgc-
meen de Schriften , en fy geloven niet in \'t géén , dat
gy gelooft. Als fy u bejegenden, zeiden zy; Wy gè-
loven inGod , en alsfyyariuafgegaan waren, heb-
ben fy van gramfchap tegen u op\'t einde vanhiiri
vingers gebeten, zeg tot hen 5 Sterft met uw gram-
fchap. God weet het geen, dat in uw harten is. In-
.dien ueeniggoet toekoomt, zo zijn fy verdrietig
daarin, en als u quaat overkoonjt, zo verblydeiï
fy zich daarover: indien gy gedult hebt, en God
vreeft, hun boosheit zal ugeencjuäatdoen; God ^
weet al \'t geen, dat fy doen. Gedenk aan.d\'uchtent. Sé^Z^lfJ
in de welk eenigen van d\'uwen de ware gelovigen in égnag °
de veltflag verlietpi, en twee van juw benden uit de ^rimh.
ftryt weken. God washunbcfchermer. Alle de wa- -Bedcrii
re gelovigen behoren in hem tc vertrouwen. Hy^inplaau
heeft u te Bederbefchermt, daar gy weinig in getal,
en qualijk gewapent waart. Gy zult hem miflchien
vrezen, en van deze weldaat bedanken. Zeg tot de
ware gelovigen ; Is \'t niet genoech dat God u "uah^f \'
helpt, met drie diiizent van fijn Engelen. Zeker,
indien gy gedult hebt , en God vreeft,. zo zullen fy veltßag
ü in de noot können helpen, Cn uw Heer zal u met ^««"\'»»tój
vyfduizcnt van fijn Engelen, uitdehemelgezon-
den, te hulp komen. Hy zal deze byftant niet aan
ü zenden, dan om u fijn befcherming aan te zeggen,
én tot verzekering van uwe harten. De verwinning
koomt van fijn goddelijke Majefteit ; hyisalmach>
tig en voorfichtig in fijn werken. Hy zal in deze
werelt een deel der gener, die boos zijn, ve^-del-
gen. ofhen zo ftrengelijk ftraffen , dat zywaaha-
pi^ worden. Het raakt u niet ofhy hen,vergeven,
öf^rafFen zal, om dat fy boos zijn. Al \'t geen;, dat
óp d\'aarde, en indehemclcn is, behoort hem toe,
Hy vergeeft de ^cn , die hem go?tdB»kt. Hy is
t) "
goedertieren en barmhartig tegen de vromen. O gy^\'
die gelooft, weeft geen woekeraars, en vreeft God.
Gy zult miflchien fijn geboden gehoorzamen ;
vreeft het hel fche vuur, dat voor d\'ongelovigen be-
reid is. Gehoorzaamt God, en de Profeten fijn
Apoftelen. Uw zonden zullenu vergeven worden,
verzoekt vaerdiglijk vergiftenis van uw Heer, De
ruimte van\'tParadysbegrypt de hemel en d\'aarde;
het is voorde vromen bereid. God bemint degenen,
die in vreucht en droefheit aalmoeflen geven , die
hun toorn overheerfchen, en die den geenen , de
welken hen misdaan hebben, vergevet! ; hy be-
mint de geenen, die goet do^en , endie, na datfy
eenige zonde bedreven hebben, aan fijn goddelijke
Majefteit hebben gedacht, cn vergiffenis daar af
van hem hebben verfocht. Wie anders, als God,
vergeeft de zonden? De geenen, die niet in hun
misdryf volharden, en hun zonden bekennen , zul-
len van Gods barmhartigheit vergolden worden,
en fijn genade in \'t Paradysgenieten. Voor dezen
zijn \'er wetten cn wegen geweeft , om \'t volk op
de rechte weg te geleiden : maar aanmerkt hoeda-
nig \'t einde der ongelovigen heeft geweeft. D\'Alko-
ran is gezonden om de werelt t\'onderwyzen , ende
menfchen op de rechte weg te geleiden, en om den
vromen te preken. Verflaaut niet, cn bedroeft u
niet in de ftryden ; gy zult verwinners zijn, zo gy
in God gelooft. Indien gy gewond hebt geweeft; ge-
lijke wonden hebben ook de bozen getroffen. God
verandert dus dc dagen onder\'tvolk, om dègee-
nen te kennen, die warelyk yverig in zyn Wet zyn;
cnnecm tufichenu getuigen tegen de boosheit der
oïjgelovigen. God bemint niet d\'onrechtvaerdigen ;
hy vergeeft den geenen, die geloven, de zonden,
cn verdelgtd\'ongelovigen. Meent gy in \'t Parad)|;s
f, ïc treden , cn dar God niet defgcnen kent, die kloek^,
Hde7 ï"oedigliikgeftreden hebben ; Hy kent de genen ,
die in hun tcgenfpoet geduldig, en in de gehoor-
zaamheit zynergeboden vplhardig hebben geweeft.
Gy
-ocr page 73-Gy verwachtte dc doot , eer gyhem bcjegendes,
gyhebr hem met uw ogen gezien, en zyt verwin-
ners geworden. Zeker, Mahomet is Gods Profeet
en Apoftel. Voor hem zyn veel Profeten geweeft s
zohaaft als zygeftorven of gedoot v/aren. zyt gy
in uw boosheit weer tot uw oude paden gekcert. Dc
genen, die weêr tot hun oude .paden keren, doen
God geen quaat aan. Hy zal alleenlijk de geenen
vergelden , die dankbaar van zyn weldaden zynj
én de menfchen konnen niet zonder fijn toelating
fterven en dit in eeri gefchreve cn voorgeftelde
tyt. Ik zal de goederen dezerwerrelt aan degeenj
die hen begeert, geven, en de genen, diemypiy^
zen , overvloediglyk vergelden. Zeker, zyn\'er
Profeten en menfchen met hen geweeft , die niet
flaaumoedig hebben «Jcweeft door de quellingeui
dewc\'kenhen, in \'tftryden voor Gods Wet, over-
gekomen zyn ? Zy wieden niét verfwakt, en heb-
ben zich voor d\'ongelovigen niet vernedert; God
bemint de geenen , die in hun tegenfpoet geduldig
hebben geweeft , en de geenen , die in zyn Wet
volharden. Zy feiden in hun quellingcn j Heer ^
vergeefonsonze fchulden , verfekert onze treden
cn befchermt ons tegen d\'ongelovigen. God gaf hen
de rykdommen van d\'aarde, en de fchatten des he-
mels; hy bemint de genen , die weldoen. Ogy,
die in God gelooft , indien gy de bozen gehoor-
zaamt, zo zullen fy u tor uw oude paden weérdoeit
keren; engy zult in\'t getal der veriore lieden gera-
ken. Zeker, God is uw Heer; hy is een zeer goed
befchermer. Ik zal de harten der ongelovigen be-
vreeft maken , om dat zy zonder reden veel goden
aangebeden hebben ; en\'t helfche vuur zal hun wo-
ning zyn. God deë de waarheit zyner beloften aart
u blyken , toen gy door fijn toelating d\'ongelovi-
gen doodde, tot dat gy van ftryden afgemat waart«
Gy hebt echter\'t geen, \'t welk de Profeet beval>
tégengefproken : gy hebt hem ongehoorzaam ge-
weeft , na dat hy \'t geen, \'t welk gy zo vieriglyfe
p 2 bö«;
begeerde, aan u vertoont had. Onder u zyn liedea
die de goederen dezer werrelt , en anderen, die
de goederen des hemels beminnen. God heeft u
vand\'ongeiovigenverwydert, om n te beproeven:
hy heeft uu,we zonden vergeven; hy is mik tegen
degenen, die zyn geboden onderhouden. Toengy
yit de ftryt weekt, en zonder reden bezweckt ^
Vrcêrriep de Profeet u, en deê u uw misdryf beken-
nen, met duizent ftraffen. E.edroeft u niet om \'t
yerlicsvande roof, dieuinde dag der verwinning
^ntfnapt is, noch om \'t quaat, \'t welk u overgeko-
mctïis, toengy verwonnen wierd. God weet al\'t
geen, datgy doet. Hy zond, na uw arbeit, een
grote ruft aan u i een deely.-inu,fliep in alle zeker-
hcit, en \'t ander deel liet zi,ch tot fijn bcgeerlijk-
l>eden vervoeren. Zyhaddengedachten van God,
die tegen de waarheit ftreden ; gedachten der on-
weetenden , die zeggen : Hebben wy iets van de
Ibyftant gezien , die God aan ons belooft heeft;
■Zeg tot hen: Alles koomt yan Gód voort. Zyyer-
feergen in hun zielen \'t geen , dat zy niet openbaren,
en zeggenIndien wy vry in onze wil hadden ge-
kreeft, zo foudenwy niet gedoot fijn. Zeg tot hen:
Schoon gy in uw huizen en bedden waart gebleven,
2;ozoudedoot echter de genen , die tot d\'uur yan
})un nootfchikking gekomen waren , wechgerukt
hebben. (3od beproeft het geen, dat in uw harten
is, en weet het geen , \'t welk gy in de ziel hebt.
Zeker, dcduivel heeft de genen opgeruid:, die de
vlucht kozen, tocndetwee heiren in fJagordenii>g
ftondcn, cn dit om enige zonde, die zy bedreven
badden. God heeft echterzulks aan hgn vergeven;
fay is goedertieren en. barmhartig tegen zyn volk.
®gy\' die gelooft, weeft niet gelijkd\'ongelovigen,
de welken, yan hun broeders fprekende, die\'in \'t
hei r gedoot zyn,- zeiden, dat, zofy in hun huizen\'
waren gebleven, zy niet gedoot zouden zyn. God
fleltditberou iti hun hart, om hun booshcif. Hy
S«6ft ha leven ,, en de doot, enaiet äi\'t geen daf
gydoet. Indien gy voor zyi; Wet gedoot wctfd, cf
in fijn jonft en genade fterft, die zal vordeilijkci;
aanuzyn, danalle defchattendeswei\'relts; enin-
dien gy, voor \'t geloof ftrydende, fterft, of ge-
doot word, zoznit gy voor fijn goddelijke Maje-
fteit vergadert wordén, om vergelding te verkry-
gen. Gy hebt door Gods genade hen leerfaam ge- g •
maakt; fchoon gy ftreng tegen hen zyt, fy zullen Gdai-^
niet van u fcheiden. Vergeef hen , bid voor hen , dyn,
beraad ui met hen in de gelegentheden , die voorko-
men; en alsgybeflotcnhebt iets te doen, vertrou
in God. Hy bemint degenen, die op hem vertrou-
wen. Indien hyubefchermt, zo zal niemant ver^
winning over u verkrygen: maar indien hy u ver-
laat , wie zal u befchermen ? Alle de gelovigen
moeten zich aan de wil van zyn goddelyke Maje-
fteit overgeven. Den Profeet is niet geoorloft te
bedriegen. De geen , die een bedrieger is, zal in
;dedagdes Oordeels met zyn bedroch verfchynen ,
om geoordeelt te worden. De menfchen zullen dan
betaling krygen naar \'t geen, dat zy gewonnen heb-
ben. Den genen. di£ God bemint hebben , zal geen
ongerechtigheit aangedaan worden; en de hel zal
de woning der gener zyn , die door hun bcdroch
weérindegramfchap van fijn goddelijke Majefteit
zyngekeert. Zy zullennietalle,eveneens gehandelt
v/orden; God zal hun ordening en plaats aan hen
geven, hy fiet al\'tgeen, dat fy doen. Zekér, hy
heeft de ware gelovigen jonftig geweeft , toen hy
een Profeet van hun landaart aan hen zoiofl , orii
zyn geboden aan hen te verkondigen , en hen in
d\'Alkorant\'onderwyfen; fy waren voor zyn koornft
in een openbare doling. Als u énig quaat overgeko-
men is , zo heeft het den ongelovigen niet min,
danu, getroffen, Gy vraagde van waar dit quaat
voortquam ; hetkobmt van u zeiven Voort ; Zeker,
God is almachtig, \'t Geen, \'t welk u overquam
toen de twee heiren malkander bejegenden, is doöï
Gods töelatiHg bygekomen, om de ware geloyigenj
D 1 die
H MAHOMETS
die gaerne hun goederen tot d\'eer van zyn goddelyk^
Majefteit hefteden, vande genent\'onderfcheiden,
die uit de ftryt weken , toen men tot licn zeide;
Koomt en ilrj\'d voor \'t geloof, en antwoordden;
Indien wy hadden willen ftryden , wy zouden u niet
gevolgt hebbenjfy zijn toen nader aan de goddeloos-
heit, dan aan \'t geloof, geweeft: doch fy hebben alk
\'tgeen. datinhunmontis, niet in hun hant; God
■weet her geen, dat (y in \'t verborgen houden. Onder
ben zijnlieden , die tot hun bro\'edersfeiden: Staat
fiil. en gaar niet ten ftryt; uw {pits-broeders zouden
nietgedoot wefen , fo fy ons gehoorzaamt hadden.
Zeg tot hen : Verloft u van de doot, zogy, in
mv huizen blyvende , hem kont fchuwen ; gelooft
niet dat de genen , die men om \'c geloof gedoot
heeft, doot zyn: Integendeel, zylevei by God,
«n.yerblyden zich om dat de genen, die toeliepen om
hen te beletten te ftryden, hen niet bejegent hebben.
Zy hebben niets te vrezen. Zy zullen zich eeuwig-
Jyk in Gods jonft verblyden. Hy vergeld overvloe-
diglyk degenen , die voor zyn wet ftryden. Dege-
nen, die, na datzy verwonnen zyn. God en de
Profeet gehoorzaamt, goede werken gedaan, en
zyn godde\'yke Majefteit gevreeft hebben , zullea
grote vergeldingen ontfangen. Toen men tot hen
zeide: \'t Volkis tegen u aangefpannen, neemt acht
op U;, zo heelt deze reden hun geloof vermeerdert,
en zy hebben gezegt : \'t is genoech dat God onze
befchermeris, zy hebben van Gods genade vervult
geweeft , hen is geen quaat meer overgekomen, en
zy hebben de geboden van zyn goddelyks Majefteis
onderhouden ; hyisgoedertieren tegen de genen,
die heui gehoorzamen; De duivel zal u voor d\'on-
gelovigen doen vrezen; vreeft niet voor hen, maac
voorihy, zogy vroom zyt. Quch u hier niet meê,
dat gy de bozen ter goddelooshcit ziet lopen; zy
doen Godgeen quaat aan: hy wil hen geen ruft in
d\'andere werrelt geven, daar zy ruwelyk gcftraft
filUenwoxdefli ilt verlang het wel zy^ï d« ongelo-
—......
-ocr page 77-vigen , om hun ftraf te vermeerderen; zy zullen
eindelijk droeve pynen lyden. God zal de gelovi-
gen niet in dc ftaat laten , daar in gy nu zyt. Hy zal
eens de goeden van de bozen fcheiden; hy onder-
wyftniethetaanftaande, hy verkieft daar toe on-
der de Profeten de geen, die hem goetdunkt. Ge-
looft dan in God, en in zyn Profeten s indien gy in
God gelooft, zovreeftheni fe verftcuren; gyzült
daar, af vergolden worden. Gelooft niet dat de ge-
nen, diealtefpaarfaamen gierig van\'t goet zyn,
dat God aan hen gegeven heeft, goet doen: in te-
gendeel , zy doen zeer qualijk; \'t geen, \'t welk
zy zonder reden fparen , zal in de dag des Oor-
deels hen verworgen, D\'erffenis des hemels, en der
aarde komt God toe; hy weet alles. Zeker, God
heeft de reden der gener gehoort, die zeggen : God
is arm , en wy fijn ryk ; hy heeft gezegt : ik zal
\'t geen, dat fy zeiden , opfchryven, cn naauwe
rekening van de moort houden, die zy ongercchtc-
hjk aan de Profeten hebben bedreven j ik-sal in
de dag des Oordeels tot hen zeggen : Smaakt de py-
nen van\'t helfche vuur, dat gy verdient hebt. God
geleid ue genen, die hem aanbidden, niet inde dui-
fterniflen. Daar zijn lieden, die feggen : God heeft
ons gefchikt tot de Profeten niet tegeloven, cnfeg
tot hen, na dat hun ofïering door ^ vuur verteert
is; Daar zijn voor dezen Profeten gekomen, met
wonderdaden , die gy begeert, indien gy vroom
geweeft had, gy foud hen niet gedoot hebben. In-
dien fy u loghenen , zo weet dat fy ook de Profe-
TCii, die voor u geweeft hebben, en met wonder-
daden gekomen zyn, geloghenthebben, teweteft
het pfalmboek, en \'t boek des lichts. Alle menfchen
zullen de doot fmaken; en uw vergeldingen zullen
in de dag des Oordeels betaalt woi^en. De geen,\'
die van\'t helfche vuur Verwydert, en in \'t Paradys
intreed, zal zalig zyn. De goederen van deze wcr-
relt zijn alleenli jk ftofte van hoogmoed; op dat gy
in uw rykdosaraen, en in u aelveft beproeft foud-
D 4 woc-
jvorden^ Luiftert niet naar de Joden of Chriftenen^
die voor u de gefchreve Wet geweten hebben, noch
ook naar de genen, die in veel goden geloven; fy
yerfteuren God door hun lafteringen. indien gyge-
dulthebt, en God vreeft, zo zultgy een zeer goet
befluit maken. God heeft dereden der gencr, die
zyn gefchreve Wet weten , aangenomen, toen fy
aan hem beloofden datfy zijn geboden aap \'t volk
zouden verkondigen, en hen niet verbergen. Zy
hebben hen echter veracht. Zy hebben hen tegen
eeti voordeel van weinig waarde verwiflelt, en niets,
dan elende , verkregen. Acht niet dat de genen,
die zich om !t quaat, dat zy gedaan hebben, ver-
blyden,^ en om\'t geen, \'t welk fy niet gedaan heb-
ben, geprefen wilien zijn, de ftrafyanhun mis-
daden Rebben gefchuwt ; zeker, fy zullen grote
pynen lijden. Het Koningrijk der hemelen, ender
aarde, komt God toe; hy is almachtig. Defchcp-
ping van hemel enaarde, cn\'t onderfcheit van dag
en nacht zijn klare tekenen van fijn almachtigheit by
de genen, die oordeel hebben. De genen, die ftaan-
de,\' fittende, ofneërgeftrekt op God hebben ge-
dacht, p de fchepping van hemél en aarde aange-
merjct, zeiden : Heer, gy hebt deze dingen niet
tevérgèefsgefchapen; uwNaamfygefegent: ver-
Jos ons van de pynen des helfche vuurs : gy fult de
geen, diegydaarin ftort, rampzalig maken; cn
debofen zullenindedagdesOordeels""van befcher.
Hiing berooft zyn. Heer, wy hebben\'de genen ge-
boort, die zeggen: Gelooftin uw Heer; wy ge-
loven in uw Eehheit: vergeef ons onze misdaden,
wifch onze zonden uit, enbewysaan ons dc jonft
van in\'t getal der rechtvaerdigen te fterven : geef
aan ons het gceti, dat gy door de Profeten belooft
hebt, cnlaatniettoedatwyinde dag des Oordeels
elendig zyn; gy doet niet tegen \'t geen, dat gy be-
looft. De Heer heeft hen verhoort, en tot hen ge-
fegt : Ikzal uw goede werken , zo van mannen,
^Isvanymiiwen, niet laten verloren gamj. Ik zal
" ■ \' ■ " ■ de
de jonden der genet\' jjitwilTchen, die uit Mecha ge-
gaan zyn, otn zich van de bofen af te fcheiden. ik
zal de zonden der gener bedekken, dieuithunhui-
fen zyn gegaan, en zich te fam en vergadert hebben,
om voor \'t geloof te ftryden , en die gedoot zyn. Ik
zal voor hen de deur van -t Paradys open,en, daar
veel vloeden vloeien , om hun goede werken tc
vergelden. By6od isgrote vergelding; benyd niet
d\'ongelovigen , die gy een weinig goet op aarde
ziet bezitten. De hel is bereid, om hun woning tc
wefcn: en de genen, die God vrefen, zullen eeu-
wiglijk in tuinen wonen, daar veelbeeken met al-
derhande vermaak vloejen. God iseen grote vergel-
der der rechtvaerdigen. Onder dc genen , die de ge-
fchreve Wet weten, zyn lieden, die in God, in\'t
geen, dat voor dezen aan hen geleert ij, cn in \'t
geen, dat aan hen verkondigt is, geloven. Zeker,
fy gehoorfamen God , cn verlaten niet zyn Wet. Zy
zullen een grote vergelding van God ontfangen,
hy houd naauwe rekening. Ogy, die ware gelovi-
gen zyt, weeft geduldig in uw tegenfpoet, volhard
in wel te doen , ftryd voor \'t geloof., cn vreeft God,
gy zult zalig zyn.
Het Eooftdeel der vroutxie», hegrypmde hondert 3
en zevsntig regelt, te Medina gefchrevsn.
TN de naam van de goedertiere cn barmhartige T^eiïe
iGod. O volk, vreeft uw Heer , die u van een Kitahi
ecnig menfch gefchapen, cn fijn bruit van fijn^f\'\'\'-
ribbe gemaakt heeft, daar uit veel mannen en vrou-
wen voortgekomen zijn. Vreeft God-, by de welk
gy fweert, en by de buik uwer vrouwen. God merkt^^^J"\'""\'
naaukeuriglijk op \'t geen, datgy doet. Geeft den naamva»
wezen\'tgeen, dat hen toebehoort, en doet geen Gad.cséj
quaat voer goet; verftind niet hun goederen; want de bttik,
dat is een groote zonde. Indien gy vreeft den wezen hun
ongelijk aan te doen. zo vreeft oqI; de vrouwen =
D 5 \' ^ vcr-i*""\'^^^
-ocr page 80-vt>rder verongelijken. Trout dc genen , die u zullen bi,
Mlveren-ha^tn, \'czytwee, drie, ofvier. Indien gy vreeft
■vrucht dat gy hen niet evenwel kont onderhouden , zo
haarheit trout niet meer dan een, of deflavinnen , diegy
vreesde», verkregen hebt; want zulks is bequamer, om God
niet te vergrammen. Geeft den vrouwen gewillig-
lijk hun bruitfchat j indienfy iets, \'t welk aange-
naam aanu is, geven, zo ontlangt het metheus-
heit en genegenthelt. Geeft het goet, \'t welk God
aan u gegeven heeft, om te beftaan. niet aan de
feiten, maar helpt\'er (gewezen mee. Geeftaanhcn
klederen, die fy behoeven , en onderhoud hen eer-
lijk. Onderwyfthen, tot dat fy een befcheide ou-
derdom bereikt hebben, cn tot huwen bequaam
zij n. Indien gy gelooft dat fy Cch wijilelijk beidden,
zo geeft hen hun middelen in handen, cn verflind
hea niet ongerechtiglijk, eer fy tot hun jaren ko-
men. Degeen, die rijk is, zal zich van hun goet
onthouden, cnde geen die arm is, zal ineerbaar-
heit daar af nemen , naar de moeite , die hy voor
hen gedaan zal hebben.\' Aisgy hen hun middelen
weer in handen ftelt, zo neemt getuigen van uw
bedryf; God bemint de goede rekeningen. De kin-
deren zullen een goet deel in \'t geen hebben , dat
hen van hun vader, cn moeder, en magen, na
hun overlyden, nagelaten word ; van \'t weinig of
veel koomt hen een wettig en geftelt deel toe. Als
men hun goederen deelt, zo zullen de magen voor
d\'armen en wezen zorgdragen i doet goet aanhen,
en onderhoud henecrtijk. De genen, die vrezen
dat A\'eenfwakgeflacht van kleine kinderen zullen
nalaten , moeten bevreeft zyn voor den wefen quaat
aantedoen; fymoetenGod vrefen, enhencerlyk
onderhouden. Degenen, die hun goet ongerech.
telijk verflinden, fwelgcn vuur in hun buikia, en
zullen aan een grote haert gebrant worden, G od be-
veelt uw kinderen aanu ; de zoon zal zo veel, als
Bi%it dochters hebben : indien \'er meer dan twee
^cUg. dochters zyn, zo zullen fy dc twee darde delen van
.........." ........... d\'erf-
(3*erfFenis des overledens hebben ; indien \'er niet
meer dan ee; is, zo zal fy de helft hebben, en haar
magen het zefte deel van \'t geen, \'r welk d\'overle-
den nagelaten heeft. Indien \'er geen kinderen zyn,
cn de magen erfgenamen worden , zo zal de moe-
der van d\'overleden bet darde deel hebben; maar
indien\'er broeder zyn, zo zal de moeder met het
feftc deel tc vreden wefenna dat dc giften , in
\'t teftament begrepen , en de fchulden voldaan zyn.
Gy weet niet aan wie het dienftiger is goet te doen ,
aan nw kinderen, of aan uw ouders; geeft aan hen
hetdeel, datvanGod gefteltis. De helft van\'t geen, ,
\'t welk uw wy ven nalaten zullen. zal u toebehoren,
zo fy geen kinderen hebben, en indien fy kinderen
hebben, zo zal\'t vierde deel van\'t geen, datfyna-
laten, \'t uwe wefen, na dat de giften en fchulden,
betaaltzyn. Zy,zullen\'t vierde deel van uw crfïenis
hebben, indien gy geen kinderen hebt; maar in-
dien gy kinderen hebt, zo zal \'t achtfte deel voor
hen wefen. Indien de manende vrou van malkan-
der eiven, en geen ouders noch kinderen , maar
eenbroederen fufter hebben, zozalyder van hen
het fefte deel van d\'erffenis hebben: maar indien
fym-eer in getal zyn, zo zullen fy voor een darde
deel inkomen , na dat dc gefthenken en fchu\'den
zonder bed roch zyn betaalt, en volgens \'t geen,
datvanGod gefteltis. Hy weet al \'t geen , dat gy
doet, cn is voorfichtig in. \'t geen , dat h} beveelt j
\'t is dus door zyn goddelijle xMajefteit belaft. De
geen, die hem, en (ijnProfeetgehoorfaamt, zal
in \'t Par\'adys , daar yeel vloeden vloejen, intrec-
den, en tn een eeuwige zaligheitblyven. De geen, .
die God , en zyn Profeet ongehoorfiiam is, zal in
\'t helfche vuur geftoten worden, daar hy fchande-
lijke pynen lyden zal. Indien uw wyven overfpel
bedryven , zo neemt vrer getuigen van hun mi.s-
dryf, die van uw godsdienft zyn: indien fy getui-
genis daar af geven, zo houd hen gevangen in uw
huifen, tgt aanhvpido9t, of tot dat God een an-
■■ ------ ..... dc-
derc fchikking daar in brengt. Straft de hoeregr-
• ders, boelinnen en ovérfpeelders 5 indien fy berou
van hun zónde hebben, zo doet hen geen quaat:
God is goedertieren en barmhartig tegen degenen,
die2;ich bekeren. De bekering hangt van God afj
hy is barmhartig tegen de genen, die uit onkunde
quaat doen, enzichvaerdiglijk bekeren : hyweet
alles , en is zeer wys. De vergiffenis is niet voor
de genen , die tot aan d\'uur des doots quaat doen.
Wy hebben grote pynen voor de genen bereid, die
boos fterven. Ogy, die in God gelooft, \'tisnigt
geoorloft door geweit erfgenaam van uw wyven te
Worden; verkracht hen niet, om hen van \'t geen
te beroven, dat gy aan hen gegeven hebt, uitge-
zondert zo fy in openbaar overfpel zyn betrapt.
Ziet hen heuflchehjk aan , zo gy walging van hen
hebt; \'tkanwefendat gy iets haat, daarGodveel
goederen ingedaan heeft. Indien gy uw vrouwen
wilt verftoten, om anderen te nemen, en indien
gy iets aan hen hebt gegeven, zo neemt niets van
\'t geen, \'twelk hen toebehoort. Zult gy hun goet
met leugen, en klaarblykelijke zonde nemen 5 Hoe
zult gy \'t nemen , dewyl gy malkander hebt ge-
naakt , cn gy belooft hebt hen heuftchelijk te han-
delen. Trout niet de vrouwen van uw vaders; \'c
geen, \'t welk gebeurt is, was bloctfchande, gru-
wel, eneenquade weg. Uwe moeders zyn aanu
verboden, gel) k ook uw dochters, fufters, moe-
Jen, nichten, voedften, zuigfufters, de moeders
uwer vrouwen, cn de dochters, die uw vrouwen
by andere maniien hebben gehad ; voor\'t welk gy
zonderlinge zorgfult dragen. De dochters der vrou-
wen , die gy bekent hebt, zyn ook aan u verbo-
den; indiengyhen niet bekent hebt, zozal\'ergeen
aonde wefcn. De vrouwen uwer fonen zyn mee
aan u verboden, en ook de twéé fufters. Wat het
verleden aangaat. God is goedertieren en barm-
hartig. i)e gruwde vrouwen zyn desgelijks aan u
verboden, uitgefondertdc 11 aaffchcvrouwen, die
gy verkregen hebt ; God heeft het dus bevolen.
JJchalven \'t geen , dat hier voor aan û verboden
word, is \'t u geoorloft naar uw fin te trouwen. In-
dien gy vrouwen om geit begeert , en geen boel-
fchap noch overfpel wilt bedryven , zo. geeft aan
hen de bruitfchat , daar af gy met hen verdragen
zyt: dus znltgy God niet vertoorxuen. Hy weet al-
les, enis zeerwys. Pegeen, die geen vvouweii
van vry c ftaat kon trouwen; zal degenen van zyn
Ilaaffchewyven of dochters trouwen, die hem be-
hagen zullen : God kent de trou van alle beide.
Trout uw vrouwen met verlof van ban ouders , en
geeft hen hun bruitfchat in eerbaarheit s indien de
trouwen van ti-ye ftaat, die geel boellchap noch
overfpel in \'t heiraelyk noch in \'t openbaar bedre-
ven hebben , tot een tweede huwelijk toelopen,
eivoverfpel komen te bedryven, zo zuilen fy twee-
maal meer, dimde niinnedochters, geftraft wor-
den. \'tHuwelijk der flavinnen is voor de genen,
diehoereryvrefèn: indien gy u onthoud van hen tc , ,
t\'roBwen , gy zult niet qualyk doen. God is goe-
dertierencn barmhartig j hy wil zyn Wet aan u le-
rert , en u op de weg der gener geleiden, die voor
u geweeft hehben: hy is goedertieren cn barmhar-
tig tegen zyn volk. De genen, dicde luft der bo-
fen volgen, wykenverre vande waaiheit af. God
u il dat zyn Wet licht aan it zaf zyn , om dat de
menfchfwak gefchapen is. O-gy, die in God ge-
looft, eet niet uw goet onder li. met woeker. In-
dien gy koophandel doet, verdraagt met malkan-
der in u,w faken, en dood d\'een d\'ander niet. God
is barmhartig tegen de genen-, die hem gehoorfa-
men ; de geen , die üit haat en osgerechtigheÏE
hem ongehoorfaam is, zal in \'t helfchc vuur bran-
den ; God kan hem lichtelijk llrafFen. Indien gy
van de dodelijke zonden afwykt, zo zal ik uw ge-
breken bedekken, cn.u in \'t Paradys doc-n treden.
Begeert niet door nyt het geen , dat God aan uvf
Maften gegeye» feecfï, m mmma en vrouwen
~ \' ■ ful-
•füllen \'t goet j dat gy verkregen hebt > gènietea.
Verfoekt God om fijn genade: hy weetalles. Geeft
aan uw maagfchap \'t geen, dat haar toebehoort.
Wy hebben een vafte ordening voor d\'een en d\'an-
deriad\'eriEFenis uwer ouders en magen geftelt. God
fiet alles. De mannen füllen achtbaarheit over de
vrouwen hebben, hen bewaren , en\'tgoet, -\'t welk
God aan hen gegeven heeft j in hun macht houden j
fy füllen voor de koftcn forgen , die men voor hen
doen moet. De wyfe en gehoorfame vrouwen (ui-
len in \'t afweefcn van hun mannen Gods ge-
boden onderhouden. Doet vertoningen aan dc
geenen > die ongehoorfaam zyn i dryft hen van
uw bed af, ftaat hen. Indienfy ugehoorzaamcn *
20 foekt geen gelegentheit van hen t\'onrecht te mis-
handelen. God is feer hoog en groot. Indien gy
vreeft dat eenig verfchil tuflchen de man en vrouw
fal komen, zo zend iemant van hun magen aan hem
om een einde van hun gefchil te maken, en hen tc
bevredigen i God zal fijn vrede tuflchen hen bren-
gen , hy weet allesi Aanbid Gdd > en fegt niet dat
hy een makker heeft , die hem geli jk is. Doet goet
aan uw ouders, magen, wezen, armen, aan uw
naaften , gebuuren, pelgrims, vrienden, en aan uw
flaven. God bemint niet de genen . die verwaant
zijn. Wy hebben ftrenge ftraffen voorde genen be-
reid, die gierig zijn, die de gierigheid by \'tvolk
* pryfen , die de genade, dewelke God aan hen bewe-
feaheeft , verbetgen. en die boos zijn. De geenen,
die hun goet door geveinftheit befteden , geloven
niet in God, noch in de dag des Oordeels; ende
feenen , die de duivel voor hun medemakker heb-
en, zijnineenfeerquaadgefèlfchap. Hy fal niet
by hen komen , zo fy in God, cn inde dag des Oor-
deelsgeloven > en zo fycenigdeel van t goet, \'t welk
God aan hen gegeven heeft, in aalmoelïen belle-
den. God kent hen ; en doe; niet fo veel onrecht aan
iemant, als een mier weegt- Indien de goeden fo
veel goet doen, als csn miei: groot i», God fal
\'t \\<s-
-ocr page 85-\'t vemenigvuîdigen ) en een groote vergelding aan
hengeven. Invirelkeen ftaat zullen d\'ongelovigen
in de dag des Oordeels zijn, dewyl wy getuigen van
alle volken tegen hun boosheit hebben, en dewyl
wyu nodigen, om tegen hen getuig van hun han-
del te zijni* D\'ongelovigen, die de Profeetongc-
hoorfaam zijn geweeft, zullen in defe dagen wen-
fchen verplet te worden gelijk d\'aarde, en datfy
door hun redenen Gods geboden niet veifwegen,
noch verandert hadden. O gy, die gelovig zijt.
doet niet uw gebeden terwyl gy dronken zijt, maar
wacht tot dat gy weet wat gy fegt, noch ook terwyl
gy vuil zijt, \'t en zy overweg gaande, totdatgyu
gewaflchen hebt. Indien gy fiek, ofop de reis zijt,
offo even uw gevoeg gedaan, of uw vrouwen be-
kent hebt, en dat gy geen waicrvind om.u te waf-
fchen , fo fult gy uw hant in \'tzantfteken , en\'t
aangeficht, en de beide handen daar meê afwif-
fchen : God is goedertieren en barmhartig tegen
fi|n fchepfelen. Ziet gy niet hoe de geenen , diede
gefchreve Wet weten , de doling kopen ? hoe fy u
door hun rijkdommen willen verleiden, en vandc
rechte weg aftrekken i God kent uw vyanden : \'t is
genoech dat hy uw belchermer en voorftanderis.
De geenen. die\'t Jodendom volgen, veranderen
GodsWoort, en feggen tot de Profeet; Wy heb-
ben u gehoort, en fijn u ongehoorfaam geweeft; fy
hebben gehoort, (ouder te horen, fy feggen bewaar
ons, draag forg voor ons, en nochtans verkeren
fy ia\'tiefen Gods Wort, en veranderen .l|jngebo-
den. Zy fouden beter doen, fofyfeiden : Heer,
wy hebben gehoort, en gehoorfaamt. Hoor ons
alleenlijk, enaanfchou ons : ipaar God heeft hen
vervloekt,\'en weinig-; van hcnfullen in fijn godde-
lijke Majefteit geloven. O gy, die kennis van de ^^
Schriften hebt, .^looft in d\'Alkoran, die \'toude/pree^e
en nieuwe Tcftatónt beveftigt, eer ikuaangefich-fofi/f
ten uitwifch,^n hen achter de rug doe keeren. Ik zal
d\'ongelovigen vervloeken, gelijk ik de genen
de Sabbat vcrvloektheb. Gods bevel wóïd terftont
iiitgevoert. Hyvergeeftniet de genen, die hem in
\'£ gefclfchap van anderen, die hem gelijk zijn , ftel-
len : maar behalven dat vergeeft hy de fondenden
geen , die hem goetdunkt. fie geen, die fegt dat
God medegenoten heeft, laftert en fondigt dode-
lijk. Aanmerkt gy niet de genen, die feggen dat
fy vroom zijn? Integendeel, God maakt de genen
vroom, die hem aangenaam zijn. Hen fal in de
dag des Oordeels geen quaat aangedaan worden:
Aanmerk hoe fy lafteren. \'c Is genoech dat (jod hun
-zonde opentlijk fier. Ziet gy niet de genen ,die ken-
nis van de gefchreve Wet hébben, die ind\'afgoden
Haboten Tagot geloven, tot d\'ongelovigen feg-
gen , Zie daar de weg der gener, die in God gelo-
ven J Zeker, God heeft hen vervloekt. Degeen,
die van hem vervloekt is, fal niemant vinden, die
hem befchermt. Zullen fy alleen dèel aan \'t Konink-
ryk der hemelen hebben, fondér aalmoeflen tc
doen? Zullen fy aan hun naafte de jonften , die
Godaan hem gegeven heeft, bényden? Zeker, wy
hebben aan Ab ahams geflacht de Kennis der Schrif-
ten , en der voorfeggingen, en een groote ovcrvloet
van goet gegeven. Onder hen fijn lieden, die in
de Schrift gelooft hebben , en d\'anderen hebben
hem veracht. Maar fy zullen \'in \'t helfche vuur gc-
flraft worden : ik fal hen doen branden, en hun
verbrande huit in een nieuwe huit doen veranderen,
öm hen meer te doen lyden. God isalmachtig en
voorfichtig in \'t geen, dat hy beveelt. Ik. zal dc
geenen, die in God gelooft, cn goede werken ge-
daan hebben, in de tuinen doen ingaan, daar veel
vloeden vloejen, en daar fy ceuwiglijk met feer fui-
vere vrouwenfullen wonen. Ik fal hen in de fcha-
duwvan\'tParadysdoen ingaan. God beveelt u de
getrouheit onder malkander, en \'tgeen, \'t welk aan
u vertrout is, gewilliglijk weer te geven, en dat
gy 4c iefchiUen oordeelt / die onder
\' \'tvolk
U volk voorkomen , metbillijkheit oordelen zulti
\'t Is een goed werk, dat hy aan u gebied ; hyzieE
en weet alles. Ogy» die gelooft, gehoorzaam?
God, en de Profeten, en de genen , die gebied op
u hebben. Indien gy van enig punt in verfchil zijt »
geelt alks over aai) God, én aan ïijn Profeet, om
de verklaring daar af te weten: zogy in God, en
in de dag des Oordeels gelooft , gy zult wel doen j
ditzalde befte uitleggingzijö > die gy kont weten:
Ziet gy niet dat de genen, die achten te geloven in
\'t geen,dat u ingegeven heeft geweeft,en m \'t geen,
\'t welk den genen ingegeven wasjdie voor u geweeft
hebben, voor Tagot willen twiftreedenen ? Zy heb-
ben Hüchtans geboden niet ih dezeafgodtegeloven:
de duivel wi heft verleiden, en van de waarheit
aftrekken. Toen men tot hen zcide ; Gehooizaamt
Gods gebod,en zijn Profeet, zijn zy van u afgewe-
ken. Wat zullen zy doen , als hen enige ftraf van
hun voorgaande zonden overkomen «al ? Zy zul-
len weer tot u komen,en by Godspaam zweren dar
zy nieishebben begeert, dan vrede, cn enigegoe-
dc werken te doen. Maar God weer wat in hun
harten is, eri heeft hen overgegeven. Laat niet af
van hen te prediken, cn hen Gods woórt aan te zeg-
gen. De Profeten en Apoftelcn waren niet gezon-
den , dan om ï door de toelating van zyn godde-
lijke Goetheit, tepreken, cn om gehoort te wor-
den. Indien zy , hun zielen gewondhebbetide, roe
ü komen , eri vergiffenis van Gpd begcreri, zo zult
gy voor hen vergiffenis verzoeken, Zy zuilen God
goedertieren ep barmhartig vinden. Zy zullen niec
m zyn goddelijke Majeften geloven , tot dat zy met
u om \'t verfchil, dat tuflchenhen is , getwiftrce-
dent hebben ; en als zy niet langer van \'t geen twyf-
felen , datgy gedaan hebt, zo zullen zy u zonder
tcgenfpreken gchoorxamen. Wy hebben aan hen\'
bevolen malkander te doden, cn uit hun huizen te
gaaq , uitgezondert zeer vf. einig van hen j cn fchoon
ZJ \'t deden, 20 was \'t niet om tegehoóizarhénj
\'t wclkvoorhcneenze Tgroocgoer, en zeer grote
verdiende geweeft zou hebben : wy zouden aan hen
een zeer groote vergelding gegeven, en henopdc
rechte weggeleid\'sebben. Degeen, die God, eri
%ya Profeet gehoorzaamt, zal by degenen we-
zen, die van zyn goddelijke Majefleit met zyn ge-
\' nade begiaft zyn ; te weten met de Profeten en A-
poflelea , met de rechtvaerdigen en martelaars , en
met de vrome menfchen ; zy zullen medegezelleu
zyn. Zodaing is Gods genade ; degeen, die haar
bekent, geeft zich aan zyn goddelijke Majefteit o-
ver.O gy jdie ware gelovigen zijt, weeft op u hoede.
Vergadert u,om edelmoedelijk voor Godswet teftrij
den. Men viod onder Ujdie lui en traag zijnrals u e-
nig neêi laag overgekomen is,zeiden zy : God heeft
my bejonft g van dac ik niet by hen heb geweeftjen
als God iian u enige Verwhiaing op uw vyanden gaf,
Zeiden zy , als ofer geen kennis tuflén u cn hen ge-
weeft had : Och dat ik by hen geweeft had, ik zou
grote verdienrte verkregen hebben. Strijd voorGods
eer,tegen de g-°ne,dic\'t leven defer vverclt boven dat
van de hemei ficllen. ik zil een zeer groote vergel-
ding aan df genen geven , die Itnjdeii, de verwin-
ning verkrijgen, en die, voor\'t geloof ftrijdende,
g.^doot zyn. Waatorii zulc gy niet voor Gods Wet,
e«i voor de vrvheit der zwakke en bedroefde vrou-
Dfae wen en kindereo flrijden, die zeggen: Heer, verlos
plaats is. ons uit deze plaats, wrelks volk onrechtvaardig is.
Mecha,. Geef aan ons een befchermer, én een zekere toe-
vluc! t. De génen , die in God geloven, ftnjdeu voot
zyn Wet; end\'ongirlovigcnftrijdenvoorde duivel.
Strijd tegen dc genen,die dc duivel dienen; zyn liften
zyn zwak Merkt op de genen , tot de welken men
zeide: Liat af van uw handen in \'t bloet der onge-
lovigfin te plengen , volhard in u gebeden , en be-
taalt de Tienden. Toen men hen beval te ftrijdena
was\'een deel.van hen voor de werrelt, ais voor
Gt-d^, ja noch meer voor de werrelt, dan voor
bevreeft\'j cn geiden: Heer, gy hebt ons
siief
-ocr page 89-niet bevolen tc ftrijdcn, \'c en zy gy ons tot een ein-
de, dacnabyis , uytgeftelr hebt. Zeg tot hen; \'C
Goet van d\'aarde is gcrmg; in d\'andere wereltzijis
grote goederen voor de geen , die Gods vrees voor
ogen heek. U zal geen onrecht aengedaeh worden*
Waar gy zijt, de doot zal u vindtn , fchoc.n gy in
vafteburgten waart.2.ód\'ongelovigen fh\'ggre! ver-
\'krijgen, zy zeggen dat fulksvaa Gcd voonkomt,
20 hen enig quaat overkoomtj zy ?,eggen, , dac
koopicvat)u. Zegtothen: Alles koomt van Gcd
voort. Wat is dan de begeerte dezrr lieden ? Zy
zullen deze reden niet können begiijpen , \'goet,
\'t welk gy verkrygt komt vanGod,Vn\'t qaaet,\'twelk
gy verknigt;, koomt van u. y hebben u aan \'t volle
gezonden,om degeheimeßiflcn vanmijtï Wet aatï
hen te leren j \'t is genoeg dar ik\'er geruig af ben,
pcgeen.diedeProfeet.Gods Api ftcHgi hcorzaamt,
is God gehoorfaam; isdien zy ongehocrzaain iijn,
fy zyt niet gefondcn om hun befchetmer deviezen.
y zeggen datzyuvs^illengehoorfamen , enalszy,
van u geweken zijn, broeden veel onder ben in hun
hart icts anders , dan zy gezegt hebben. Maar God
zal hun gedachten opfchnjven j cn hen ovtrge\\cn»
Geefu aan God over, en zy tevreden dat hy uwbe-
fchermer is. Fullen zy d\'Alkoran nier overwegen
Indien hy van elders, als van God, quimjzy zou-
den veel ßrijdigheden daar in vinden. Toen zy eni-
ge verzekering vande verwirnifg, of enige vrees
van verwonnen tc worden kregen , hebben zy hem
verkondigt, fchoon zy alles aah de Profeet, aan de
geleerden onder hen , en aan de genen , die de Pro-
feet gehoorzaamt hebben, hadden bevolen , die
weetwat men vet borgen, en wat men geheim m©cc
houden. Indien Gods genade cn barmhertighdt Sezh
niet met u hadgeweefl, gy zoud dc duivel gevolgt Kitak),
hebben. Strijd voer Gods Wet, gebruyk alleen iiffHo;^
zelfdaar toCv en bekreun ti daar liier mee of de ware
gelovigen zonder wapencE zijn. p\'clende der bo-
zen zal nimmer eindigen,God zal hun ongeluk vcj-
JÉ snéét-»
meerderen , en de ftraf van hun misdaden"vergro^
ten. Dcgcen,d!cgoctdoer, zal goet vinden ;eudie
^iiaetdoet »zalquaet vinden ;God merkt op alles.
Als men n groet, zo groet weder mer eerbiedigheit
cn vrientfchap. God brengt alles in rekening. God!
vpltPj" Oordeels vergaderen daar is niet aan
^ tetwijfteten. Wie is waarachtiger in liin woor-
Ir Wat hebt gy met deze bozen te
homets UI twee benden gedeelt waren? God
WW^« "^^"nenverwoeft en verdelgt, uit oorzaak vaa
Zakten Wilt gy de geen, die van God vcr-
iweefla^-^^\'^u\' »Pberechte weg geleidcD? Degeen, die
óideJ\'/ X^" \' weg niet vinden.
pen\' Jy ■^^g^^\'^^f\'^tgy ongelovig zijt, gel ijk zy. Ge-
Bezie \' zo zy niet weêr tot Gods Wet
Kitabel g^™"^" ZIJD. Indien zy haar verlaten; zo dood
hen waar gy hen vind. Maakt geen vrientfchap met
Bezie\' \' met degenen, die, bérou van \'t
Gelaldv?!- hebbende, met u verbont komen ma-
\'ken, om benefïeris u d\'ongelovigen te beftrijden.
Indien God gewilc had, hy zou aan hen voordeel op
«gegeven, en u verflagen hebben. Indien zy van
u fchc:den, cn uw Godsdienft volgen , God laat u
niet roe hen quaat aan te doen. Gy zult lieden vin-
, den, die u willen geloven , ea ook hun makkers:
zy zullen alles in verwarring brengen , en zeiven
daar in vallen. Indien zy riet van u fcheiden , geen
vrede van u verzoeken, en niet aftareh van uw qua^c
aan te doen , zo vangt lien , en dood hen , waar
gy hen ook vind: wy hebben een volkome macht
over hen aan u geven. Een ware gelovige moit
geen andere ware gelovige doden, \'r en zy uit on-
kutjde. De geen , die uit onkunde een ware gelo vi-
ge dood zal een ware gelovige uitflaverny losko-
pen , ofde fchade en \'t verlies aan dc magen cn erf-
genamen van de geen, diegedootis, betalen, in-
diehzy \'them niet uithet?5hcit quijtfchclden. In-
<dien hy een ■WAie gelovige van uw vij^yidcn
is, zo zal hy ccn ware gelovige uit de gevangenis
loskopen ; maar indien hy van uw boiicgenorèn is ,
zo zal hy de fchade cn \'c verlies aan de magen en
erfgenamen van degeen , die gedoot is, vergoe-
den, en een ware gelovige uit de gevangenis "los-
kopen. iMaar indien hy geen middelen heeft om
dat te doen , zo zal hy twee maanden achter een tot
berou, van God geftelt, vaften. Godweet alles,
en is voorzichtig in \'tgeen, dathy gebied, Dc
fecn, die ccn ware gelovige met voorbedachte raat
ood , zil in \'t helfche veur geftraft worden; Gods
toorn en vloek zullen eeuwiglijk op hem wezen. O
gy, die ware gelovigen zijt, toen gy voor Gods
Wet tegen d\'ongelovigen ftreed , maakt u bekent,
cn zegt niet tot de genen , die u groeten : Gy zijc
geen ware gelovige , zogy de goederen van\'deze
werrelt begeert; God bezit ontelbare rijkdommen;
gy waart té voren hen gelijk , maar God heeft zijn
genade aan u gegeven , en ziet al\'tgeen, datgy
doet. Degelovigen, die, zonder ziek tc wezen ,
in hun huizen blijven, zijn niet gelijk in ver-
dienften met de genen , die zich zeiven en
hun middelen voor Gods Wet hefteden, Hy
fteitdegenen, die voor\'tgeloof ftryden, en ciie
hun goederen en zich zelvcii tot zijn dienft hefte-
den , veel trappen boven de genen , die ledig in hun
huizen blijven. Hy ishun befchermer, en heeft
een zekeretoevlucht voor hen in\'t Paradijs bereid,
Hybejonftigt de genen, die voor zijn Wet ftrij-
den , met veel trappen vati genade boven de genen,
die in hun huizen ruflen, Hy is goedertieren en
barmhartig.D\'Engelen zeiden tot d\'ongelovigen,
die zy deeden fterven, waar waart gy met uw
godsdienft? Zy antwoorden: W>y waren zwak
cn onmachtig in de ftat Mecha; zy zeiden :
Was d\'aarde niet ruim genoech om van de bozen
af tc wijken. De hel zal hun woning zijn,beha}-
ven de mannen, vrouwen, en kinderen, die zwak en
©nnaachtig warenjGod zal hen millchien vergeven,
? j fey
-ocr page 92-hy is goedertieren en barmhartig. Degeen,
van de boofen afwijitt, om zyn Wet te vo\'gen, zal
veel plaatfen vinden, die jonftig voor hem zullen
wezsn- Zeker , hy zal de geen vergelden 5 die uic
zjn huis gaat j die om zijneer, en om zyn Proleet
te volgen, gedoot word : hy is goeleaieren en
barmhertig, Aisgy op de reis zijt, zult gy God niet
vergrammen met uw?gebeden te verkorten i op dat
(d\'ongelovigen u nietz udenoverva ieo.Zy zijn uw
openbare vyanden: als gy naby hen zyt,en den ware
gelovigen beveelt hun gebeden te doen, zo hou by u
een deel van hen met hun wapenen,om wagt tehoti-
deq terwijl d\'anderen hun gebeden doen ; en nadat
dezen hmi gebeden geëindigt hebben, zo zullen zy
gel jkd\'eerllendoen : zy zullende wapenen nemen,
en wacht houden , terwijl hun makkers hun gebe-
den doen. D\'ongelovigen begeren dat gy uw wape-
nen verlaat,\'om u t\'over vallen. Gyzult niet qua-
lijk doen, dat gy hen veslaat, zode regen u laftig
is, of zo gy ziek zijt; maer weeft altyt op iiw hoe-
de, God heeft fchandelijke pijnen voor d\'ongelovi-
gen bereid, Alsgy uw^ gebed gedaan hebt, zogc-
denktftaaude , zittende en leggende aan God , en
doet uw gebeden , als gy in een zekere plaats z! jr.
\'t Gebed is den gelovigen in een gezette en befcheide
tijtbevolen. \'Weeft niet blode m d\'ongelovigen te
vervolgen: zo gy lijd, zy lijden gelijk gy , maargy
verhoopt het geen , dat z y niet te verhopen hebben.
God weet al \'tgeen , dat zy doen ; hy iszeer voor-
zichtigin zijn werken. Wy hebben \'t waarachtig
Boek aan u gezonden, op dat gy ds verfchillen^
die onder \'t volk z\'jn , zoud oordeeien , gelijk uw
Heer dat aan u geleert heeft. Tergt de verraders
niet, CU verzoekt vergiffenis van God , hy is goeder-
tieren en, barmhartig. Twiftreedent niet met de ge-
nen , die hun zielen verraden. God bemint niet de
verradelijke zondaars: zy verbergen zich van de
werrclc: hyismet hen , alszy in hunhart dadin-
gen verbergen , die hem niet aangenaam zijn.
Hy
-ocr page 93-Hy weet alles, datzy doen. O gy ! gytwiftiee-
dent voor hen in deze werelt; maar wie zal m de
dag des Oordeels voor hen tkgeo Gcd twilireecc-
nen ? wie zal in die dag hun béicherav;i zija ? De
geen, die van God verg ffenis verzoekt, ua dat hy
hem vergramc heeft , hem gocdertieien en ,
barmhartig vinden. De geen, die quaat doet, zal
quaat ontmoeten. God iweec alk s, en is zeer wijs. Y^*\' ^^^
be geen, die een vergeeffcüjke Zofide oi dodelijke
Zondebednj.lt, cn zich verontfclmldigen wil, be êjo
drijrC ees! klaarblijkelijke dooizondc."\' Veel van^\'
hen. zouden getracht hebben u te vetieiden, zo gy
niet door Gods genade en barmhartigheit geleia
waart: maar zy verleiden aUeealijk hun cit^en
zielen; en zy zullen u geen quaat aandoen. God
heeft het boek , \'t welk zijn geboden begrijpt, aan
-u gezonden: hy heeft u \'t geen geleert, \'t v/elk
gyniecwift, en zijn genade is uitftcekentlijk o-
, ver u. Daar is geeo goet in dc menigte vau hut)
geheimeniffen en redeticn, uirgezos dert in de gc-
iien, die d\'aalmoellen , d\'eerbiiatheit , endt vre-
de onder\'t volk gebieden , met btgeerte van God
te behagen: zy zullen van Z\'jn wodde!ijke Maje-
fteit een grote vrrgeldmg verkrijgen. Dc geen j
die, kennis van de rechtt, ws-g hebbende , de Pro-
feet tegenfpreekt, en eca ander voetp >d , als dat
van de ware gelovigen , volgt, zal tot zijn boos-
heit weêrKeeren: ik zal hem in\'t iicllche vuur
doen branden, daar de wooiag der goddeiozen is.
God vergeeft niet de genen , di? zeggen dat hy me-
degenoten heeft i behalvcn dat vergeeft h) alles
aan de geen, die\'t hem goecdunkt. De geen, die
zegt dat God een medegenoot heeft, dook grote-
lijks, en wijkt af van de weg der waaihcit. In-
dien zy een ander, dan God, aanbidden , zo aan-
bidden zy d\'afgoden , de hardnekkige duivel, die
van God vervloekt is, als hy tot hem zeide: Gy
wikmy geen macht op de genen geven, dien aan-
bidden ;\' maar ik xal hen van de rechte weg aflei-
E 4 d«B5
den ; ik zalhunquaad leven verlangen,om hunbe.
©\'o»dekering te vertragen : ik zd hen den beerten d\'orcix
Arabien doen affnij den, en hen aan uwbeveknongehoor-
fneden aaam doen worden, en hen uw fchepfclen doen be-
enigbeeß- nijden. Deg3cn,die hulp van de duivel verzoekt, is
het oer af,in kliarblijfcelijk verderf. Hy zal een lang leven aan
€72 lieten dé menfchen belovem en hun berouvertragen;maac
V i^iï« vry hf. belooft hén niet, dan een ydele ecr.Dc hel is ds
enlosin \' woning van zodan\'ge lieden, en zy zullen daar geen
\'fve/t/o»uitgang vinden. De genen,die in God geloven, cn
fefiytoi goede werken gedaan hebben , zullen ceiiwigUjk in
uitwif\' \'t Paradijs wonen, daar veel vloeden vloejen. God is
fchin^ zeer waarachtig in\'tgeen, dat hy belooft. Wieis
van hun waarachtiger in zijn woorden, dan God? Uw leuge-
xonden. nen,endeleugenendergencr,diedegefchrcyc Wet
Bezie weten.daenhem geen quaar.Degeen.diequaat doet
Kitabel zal geiïraft worden, en geen befchcrmer vinden.De
tenoir^ geen, die weldoet, en in Gods Wet gflooft, zal in\'t
Bezie Paradijs ingaan,en hem zal geen onrecht aangedaan
Gelal- worden.Is\'er beter wet,als zich aanGodover tege-
ven, en vroom te zijn ? Volgt Abrahams wet, God
■ heeftAbrafaamvetkozen,om hem te beminnen. AI\'c
geen , dat in de hemel, en op aerde is,behoort zijn
goddelijke Majefl;eyttoe;hy weet alles. Zy zullen u
vande vrouwen ondervragen.Zeg tot hcn;God leert
IJ hier in\'tgeen,dat n in da Schrik geleert is , aan-
gaande d- wezen en de vrouwen. Geeft aan hen \'t
geen,datdoorde wethentoegefchiktis,en beg^=ert
hen niet te trouwen, alleenlijk om hun goet te heb-
ben. God leert u ook den wezen \'t geen, dat ben toe
behoort, te geven,en hen geen ongelijk tc doen. Hy
weet watgoec gy gedaan zulc hebben. Indien de
vrou vreelt dat zy van haar gemaal qualijk gehan-
delt zal worden, en dat hy haar verftoten wü, zo
zullen zy beide wel doen dat zy raet malkander
verdragen ; want de vrede is zeer goet. Indien
gy al te hartnekkig zijc, cn niet te faraen kcnc
verdragen, za gy goet aan uw vrouwen doet in
cc vedtoren 3 cn zoo gy vreeft h?a onge-
"............lijck
lijck te doen , God weet alles , dat gy doet. In-
dien gy gelooft dat gy de gelijkheit en gerechtig-
heit niet tullen uw vrouwen kont bewaren,lchoon
gy daar naar poogt, zo neigt niet geheel naac
üw begeetlijkchedea , en verlaet uw Vrou niet,
ais iets, dat tot lijden overgegeven is. Indien gy in
enigheitleeft, en vreeft datgy haar ongelijkaen»
doen zulc, zo zal God barmhartig tegen u zijn. In-
dien zy van malkander fcheiden volgens de gebo-
den van de wet. God zal hen met zijn bcfchermisg
vetrijken: hy is milten wijs; en al\'tgeen, dat ia
de hemel, en op d\'aarde is, gehoorzaamt hem.
Wy hebben u bevolen God te vrezen , gelijck wy
voor dezeti aen de genen gedaan hebben, die kennis
van de gefchreve wet hadden. Indien gy boos zijc,
zo weet dat al \'c geen, \'c welk in de hemel, en op
d\'aarde is, God toebehoort. Hy behoeft zijn fchep-
felen niet; en hy moet verheerlijkt zijn, \'t is u
genoech dat hy u befchermer is : mdien hy wil,hy
zal u doen vergaan, cn andere ft:hepfelcn in uw
plaatsftellen; want hy is almachtig. Degeen, die
de goederen van d\'aarde bemint, zal in God alle dc
goederen van deze , en van d\'andere werelc vinden :
hy verftaat en ziet alles. Ogy , die gelooft, weeft
waarachtig in uw getuigenillen, fchoon het tegen
u zei ven, tegen uw ouders , en tegen uw magen
is; en ziet niet meer op de rijke, dan op d\'arme.
God is een befchermer van beide. Volgt niet uw be-
geerlijkheden , om de rijken meer, dan d\'armen,
te bejonftigen. Verandert de waarheyt niet.- Weeft
onbefehroomt in getuigenis van\'tgeen re geven,
datgy weec; datgy weet; God weer al \'tgeen,
dat gydoet. Ogy, die in God, in zijn Profeet,
en in\'t boek, dat voor hem gezonden was, ge-
looft , weeïidat degeen , dielaftetingen tegen zijn
goddelijke Majefteyt, tegen zijn Engelen, iJchrift,
Profeten, entegen\'teeuwiglevenuitfpreekc, gro-
telijks verdook is, en van de waarheyt af wijckc.
God vergeeft met dc genen, die zijn Wet om-
hclft , en haar daat \'na verlaten , en namaals
£5 ifl
in Zijn goddelijke Majclteyt gelooft hebben, en al
weêrtoc hun boosheugekeerc zijn, Boodfchap den
zodaiiigea dac zy wrede pijnen zullen gevoelen. De
|»aien,died\'ong;lovigen gchoorzaamen.om groot
lu deze werrelt te wezea,bedriegen zich grotelijks.
De grootheK komt van God voort.ln\'t bo\'ek,\'t welk
aan u gezonden is,ftaat gcfchreven . dat d\'ongelovi-
gen metja zulieafpotteuials gy Gods woort zult hoo-
ien,en zijn geboden gehoorzamen. Blijft met lano in
hun gezelfchap , zoo zy niet.van* gefptek veran-
deren; andecsfins zult gy hen gelijk zijn. God zal
alle d\'ongelovigen en boz.n ui de hel vergade-
ren. Degeneu onder hen , die op uw handel mer-
ken, zeiden dat zy van uw deeigcnooifchap wa-
rp, als gy enig geluk verkreegt : en als d\'ongelo-
vigen voordeel op u hadden,zeiden zy tot hen,dar fy
met hen waren en dar fy tegen u geftreden hadden.
God Zil \'t verfchil,\'£ v/clk tuilchen u is,in de dag des
Oordeels oordelen , cn den ongelovigen geen voor-
deel op de genen geven , die zijn wet onderhouden.
Debozcn menen God tc bedriegen , maar God be-
driegt hen. Zy zijn onachtfaani in hun gebeden te
doen; zy zijn fcheinheiligen voor de werrelt, en
iy gedenken niet aan zijn goddelijke Majefteit, uit-
gezondert zeer weinig onder hen, die onzeeker zijn
of zy de gelovigen of ongelovigen zullen volgen.
Degeen, die van God veilcid word, zal niet de
Kchte weg vinden. Ogy, die gelooft, gehoor-
zaamt niet d\'ongelovigen , totuitfliiitingder waie
gelovigen. Wilt gy aan God klaarblijkelijke gele-
gent heit van uw zonden te flraficn geven? De bozen
zullen in de laegfte plaats van de hel zijn, en geen
hulp vinden , uitgezondert degenen, die zich be-
keren, goede werken doen , zich aan God overge-
ven > cn zijn gebodengehooizamen ; zy zullen by
de ware gelovigen zijn , en van God een zeer grote
vergelding ontfaogeo. Hy zal u geen ongeluk toe-
zenden , zogy hem van zijn weldaden bedankt, en
hem gehoorzaamt, Hy heeft behagen ia d\'erkente-
nfs
-ocr page 97-nis zijner weldaden , en weet alles. Hy wil njct
darmen \'tquaat, \'cwelk men c|oet, verkondigt.
De geen , die \'t quaat, dathy doet, verkondigt,
heeft groot ongelijk. Indien gy \'t goet, welk gy
doet, openbaart! ofhetvsrbeigt, eniiidieiigyn
onthoud ^^an quaat te doen , zo zal hy aan u baroi-
hartigzijn: hyisalmachtig. Degenen, dietegca
God, en tegen Zijn Profeten en Apofielen lafterin-
gen uitfpuwen , de genen, dieonderfcheit in de ge-
boden vau zijn goddelijke Majefteit, en in de le-
ringen der Profeten willen maken, degenen, die
zeggen dac zy in enige Profeten , en niet in alle ge-
loven, en een midden mff kcn geloof en goddeloos-
heit willen ftellen , z jn warehjk goddeloos; wy
hebbenfchandelijke pijnen voorhen bereid. Maar
degenen, die in God, en il\'talgerneenin alleziju
Pröfereo en Apoftelen geloven , zullen van de goe-
dertiere en barmhartige God vergolden worden. De Dit zijn
genen, diede gefchreve Wet wpteo , zullen van u de yoäen.
verzoeken dat gy een boek, en gefchreve tafelen
uit de hemel zuk doen dalen : zy hebben van Moi-
fes noch groter dingen verzocht, en gcz.\'gt; Doe
ons God met onzr ogen zien ; toen heeft de donder
hen overvallen, uit oorzaak van hun goddelooshcit»
Zy baden \'t Kalfaan , na dat zy kennis van onze ge-
boden hadden gekregen. Wy hebben cchccr zulks
aan hen vergeven , en aan Moïfes ten volkonse
macht over ben gegeven. Wy hebben, volgens
oHze beloften, de berg boven hen opgeheven, en
tot hen gezegt : Treed in de deur des Tempels mee
aanbiddii gen ootmocdighcit, endoctnicr meer
tegen d\'onderhouding vande ruftdag. "Wy hebben
om deze oorzaak van hen een fterkc belofte ont-
fangen; maar,zy deden regen\'t geen , datzy be-
looft hadden. Wy vetviijikten henomhuf! boos-
heit, enomdemoort, die zy zonder reden tegen
de Profeten ; en tegen hun geiproke woorden be-
dreven hadden; tewetfn ons hart is verhard. Lj
tegendeel, Godheefed\'ocgebvigbcitinh«a hart
in»
-ocr page 98-f6 MAHÖMETS
ingedrukt.Zy zullen (enige weinigen uirgefondert)
> nimmer in zijn Wet geloven, uit oorzaak van huti
boosheit, en, kfteringen, die zy tegen Maria uic-
gefpogenhebben. Zy zeiden:Wy hebbende Meffias,
Jefus j Marias zoon, Gods Profeet en Apoftel, ge-
t)t ^-eker, zy hebben hem niet gedoot, noch
, ifgekrnift; zy kruiftcn een onder hen , die hem ge-
ae cn-jggij. degenen, die\'et aan twijffelen, zijn ineen
Itenen. openbare doling, en fpreken \'er alleenlijk af door
waia. Zeker, zy hebben hem nietgedoot:in tegen-
deel, God heeft hem tot zich opgelieven 5 hyisal-
machtig en voorz;ichtigin \'tgeen , dat hy doet. Dc
genen , die kennis van de Scfirifi hebben , moften
injefas voor zijn dootgeloven,hy zal in de dagdes
Oordeels getuig van hun werken tegen hen zijn.
Wyhebbéndcn genen, die \'t Jodendom volgen ,
dingen verboden,die ce voren aan hen geoorloft wa-
ren, uit oorfaak van hun fonde: wy hebben zware
pijnen voor hen bereid , om dat zy de. werrelt van
de rechte weg afleidden , en dat zy woeker nemen,
die by hen verboden is,cn ongerechtelijk \'tgoct van
hnnnaafteverflinden. De genen onder hen , die in
gefeertheic uitfteeken, en alle degelovigen geloven
aan d\'oude en nieuwe Schriften. Ik zal den genen,
die hun gebeden ter geftelde tyt doen,die de Tienden
betalen, en in de dag des Oordcelsgeloven , grote
vergeldingen geven. Wy hebben onze ingevingen
aan u gezonden , gelijk wy hen aen Noah-.en aeu de
Profeten na hem gefonden hebben , gc\'lykwy hen
voor defen aan Abraham,Ifmael, Ifak,}3cob,aan dc
St3mmen,aanjefus, Job, Jonas, Aaron, en aan
Salomoa hebben gezonden ; en wy hebben het
Pfalmboek aan David gegeven. Wy hebben totu
gczegi: welke Profeten voor u geweeft hebben,
maar wy hebben niet totu van aller verdienften ge-
fproken. Moifes fprak ton God , als fijn Profeet en
Apoftei. Zy verkondigden alle zijn barmhertigheit,
en preekten de helfche pijnen, opdat het volk geen
flofFe vati onfchalc zoa hebben. Sod is almach-
tig en voorzichtig in\'tgeen, dat hy doet: hyzal
getuigen dat d\'AJkoran , met des zelfs gebo-
den, aanu gezonden is ; d\'Engelen zullen\'rook
getuigen, maar \'t moetu genoech zijnciat God ge-
tuig daar af is. D\'ongelovigen,die gepreekt hebben
dat het volk Gods wet zou volgen, waren grotelijks
afgedwaalt: God zal hen niet vergeven, maar hen op
dè weg naar de hel geleiden,daat zy eeuwiglijk zul-
len bli)vtn:dit is ligt voor zijngodddelijke Majeieit-
O volk, daar is een Profeft tot u gekomen , die van
wegen üw Heer u de waarheit preekt: gelooft hem,
zo zult gy wel doen.Indien gy hem niet gelooft, zo
weet dac al \'c geen/t welk op d\'aarde , en in dc he- Ditsdjn
meiiSjGodtoebehoort, endatGodal \'tgeenweet, deyoden
dat gy doet. O gy , die de gefchreve Wet weet, ge- ende
hoorzaamt Gods geboden, cnfpreekt niet van zijn Cfcri^s-
goddelijke Majefteyt,dan raet waatheit. Dc Meffias, mn,
Jefus, Marias zoon, is Gods Profeet en Apoftel, zijn
Woort, en zijn Geeft, die hy aan Maria gezonden
heeft« Gelooft dan in God , enjin zijn Profeten, cii;
zegt niet dat\'er drie goden zijn;maakt eeneinde van
deze redenen, zo zult gy weldoen: wanr daar is niet
meer , dan een enig God. Gelooft zy God, hyhccft
geenkint. Al \'tgeen, dat in de hemel, enopd\'aarde
is , gehoorzaamt hem ; \'t is genoech dat hy\'er ge-
tuig af is. De MefTirs acht het voor geen oneer dat
hy Gods dienaar is,- gelijk oök niet d\'Engelen en
Cherubinen. Degeen j dic \'t voor onëcr houd in zyn
dienft te wezen, is te verwaant. Hy zal in de dal
des Oordeels alle de werelt vergaderen; en yder zal
\'tloon, dat hy verdient heeft, ontfangen. Hyzag
zijn genaden over degenen vermeerderen, die in
zijn goddelijke Majefieit gelooft, en goede wrerken
gedaen hebben. Hy zal dc genen ftraffen, die \'t
voor fchande hebben geacht zijn dienaars tc zijn, en
die zich op aarde verhovaerdigt hebben : zy zullen
geen zekere toevlucht, dan in zijn barmhartigheyt,
vinden: O volk , God heeft aan w een Befchermcr ,
een zeer krachtig bewijs , cn een zeer klaar l;gr gs-
ionden dcgenen)desi£h opGodvertrouwen,iiil!cn
zifü
-ocr page 100-ziiii genadegeiitefen; en hy zal\' Cii op de rechte weg
geleid\'-\'Q. Zy fulfeo a op d\'erffetiiflen ondervragen.
Zeg tot bm; God leert u aangaende d\'erffendien
gelijk vo\'gc: Indien een manllerfc zonder kinde-
ren , ca dai; hy een zuftcr heeft, zo zal zy de helft
vaiii\'tgeenhebben , dathy nalaten zal ; cn hy zal
vati haar erven, zozy geen kinderen heefc. Indien-
\'er twee Zufters zijl!, zozailcn zy twee darde delcu
vart\'tgeen hebben, dat d\'overleden.nalaat. Maar
ïudien zy veel broeders en zuftcrs zijn, zo zal de
^oon zo veel, als twee dochters hebben. God leert
£i|a geboden aan u. Dook niet af van de rechte weg.
tly weet alles.
^t Hooft deel V dn de 7af et y begrijpende
honda t en trjmtig regels, te Me-
dmn gefchrtvcn.
I\' N de naam van de gcedertiefe en barmhartige
God.O gysdie in God gelooft>voldcet \'t geen,dat
gy belooh.\'tls u geootloft van de beeilend.ie zuivct
iy\'otide Z\'j!i,t\'eteD,ui;g<\'fondert van\'t geen,dat hter na aan u
^rabiers verklaart zal worden.De jacht is u verboden terwijl
dede» KiJgyde pelgrimagie van Mcchai^oet ; God beveelt
yver cn het geen ,dat hy wil.- O gy , diegelooft, zegr nie-t
godvntg- dat het geoorloöft is het geen te doen , dat God vei;>-
iiz\'oeyt bodenhïcfr. Doet het geen dac u bevolen is in de
takken maant van de pelgtin^agie. Verhindert niet dc ge..
■van bo- nen, die gercfcenken naar Mecha brengen , noch
meji om degenen, die halsbanden nemen , en bt let niet de
fcawWi-, pelgrims derv^aarts te gaan , om Gods genade en
ah hals- barmhartigbeyt te verzoejjen, \'t Is u geootloft te
banden , jagen, als gy uw pelgrimagie voleindigt hebt. Ziet
gelijk de we! toe dae enige lieden h niet doen zondigen , en
laritlie- beletten naat Mecha te gaan, om n te verplichten
den tot hen te mishandelen. Stelt uw vertrouwen in
%Ians Gods gerechtigheit en vrees, en niet in de zonde j,
kruit in enhaacvanuwnaafte. Vreeft God; hy is ftreng itï
■^eel z ilrafflogen.U is verboden van enig kreng,bloet,
jlaatfn va ^ kensvkcfch, en van al \'t geen t\'eten, dat niet in \'t
■y,an E\'etCfi!
akrpreken van Gods naam gedoor is. U is verboden frasl-
t\'eten van verflikte , verworgde, dootgeflage
én neêrgeltortëbreften , die tegen malk.iiidec iio-fissjV
tendc geftorven, cn^degeneo, die van andere bec-^Mé«!
ften gedoot zijn, zogy hen noch uiei levendig vind,ï«Mr,
om, Godsnaam uicfprc-ekende , !,eutedoe!ibloe-Brai7
den. Gyzukgeen beefteneeccn , die aand\'afgodenG^W-
geofïert zijn. Beraad u niet met de waarzeggers,
noch met het lot j \'c is groce xonde. Dö dag zü ko-
men, in de welkeii de geiiea, dre uw werver-
laten hebben, w£^nhopig fuilen wefen. Zijt niet
bevreeft voor heu , maarvieeftmy. De dig fal ko-
men , m de welk ik uw wet ial vervullen ; en niijra
genade overvloediglijk op n fal wèfen. De wee der
faiigheitisdewet, die ik aan u geven wil. Indien
icmantiniiootis, en van\'t geen eet, dat aan u ver-
boden is, fonder de wil. van te fjndigen , foo iaï
God goedertieren en barmhartig aan hem wefen.
Zy fuilen u Vragen wat aen hèn geoorloft is te
éten ; Zeg tot hen ; \'t Is geoorloft van alderhande
heeften t\'ecen, dieniet ontein fijn, cn van ai \'tgeen,
\'twelk u van Gods wegen ondetwefeo is,aangaande
heeften , die van de leeuwen cn honden gcqnetft:
fijn. Eet van de befften , die fy gevangen hebben,
en gedenkt aan God , terwijl gy hen bloeden doet.
Vreeft God,- hy is naaukeurig in\'t rekenen. U is n „ j y
heden geoorloft van \'tgeen\'t\'eten , dat niet on-
luiver is, cn van de gercchteti der gener, die de^ ^ .
gefchreve Wet weten : hun fpijs is aan u , en d\'uwe\'
aan hen geoorloft. U is veroorloft de dochters en
vrouwen van vrye ftaat, die van uwgodsdissiftzifn,.
te trouwen, cn ook de dochters én vrouwmidec
gener van vrye ftaat, die de gefchreve Wet weien,
met hun bruitfchat beuflchelijk aan hen tc geven.
Bedrijft geen boelfchap noch overfprl mee Iicn j
rioch in \'t heimelijk, noch in \'t openbaar. De pcje-
de werken van dc geen die uw vwt verfaakt, zai-
len onnut ziin;hy zal in de dag des Oordeels in \'t gc-
fal d«t verlote menfchen- wezen. O gy , dié in
\' \' aotf
\' gelooft, als gy uw gebeden wik doen ; èo
wafcht nw aengezithc, uw beide handen tot aan
d\'ellcboog, en ftrijkt dc hant over uw hooft en voe-
ten tót aan dc hielen. Indien gy tefmet.zijc, zoo
reinigt u. indien gy ziek, of op de reis zijt, of dat
gy even uw gevoeg gedaan, of uw vrouwen bekent
heb:, engten water vind omute waflchen, zo
leg de hant op her zant, ifrijkt hem over uw aan-
gezicht; en wrijft-er dc beide handenmeê. God
gebied me s kommerlijk aanu, maat hy wil dat
gy rem zijt : hy wil zyn genade over u vervullen ;
m,îî.\'hitnzMkgy hem daar af bedanken. Ogy, diè
in God gelooft , gedenkt aah zijn "genade
enbelofte, ;-iiebyaanugedaanhcclt, toengyzei-
dc : Wy hebben gehoort, en gehoorzaam geweefl.
Vreeft hem, hy wee: sl\'t geen, dat in uw harten
DitisîÇo-^^-^ gy> die in God gelooft, gehoorzaamt zyn
enzijc viraarachtig in uw getuigeniflen.
hometi dat niemant tl doet God vettoornen , metn
yyant. "^n\'tgtcn , dat gerechtig is, af te trecken. Bewyft
gerechngheitaan slle de werrelt : zyn vrees nodige
u daar toe ; heb haat voor ogen, Hy weet al \'t geen,
dar gy doet. Hy heeft fijn genade, en grote ver-
geïdmgen aan de ware gelovigen , die goede werken
indefe wetrelc doen,\' belooft, en dc liel beieid,
OïTi d\'ongelovigen te flraffen. O gy, die in God ge-
looft , gedenkt aan de genade, d\'ie hy aan u gedaan
heeft, toijneeilige lieden de handen over u wilden
Hirflrckken, en hoe hyu van hun boosheit verloft
heeft i vreell hem. Ahe ware gelovigen moeten
zich aan zyn wil overgeven. God heeft de belofte
der kmderen vàn Ifrael, zo veeh\'cnderhoudcn van
zijn bevelen betreft, ontfangen. Hy heeft twaalf
hoofden onder beo geftelt, en tothengczt gt: ikzal
mem zijn , alsgy uw gebeden doet, dc Tienden
betaalt, de Profeten gelooft, hen befchermt, cn
énige aalmoeflen aan my leent 5 ikzal uw zonden
detvKcn, en u in \'t Paradijs, daer veel vloeden vloe-
jea , doen ingaan, en de geen onder u, die ongeJo-
^ïg is, zalgeiiccl vaa dc rechte weg afgedwaalt zijn.
Toen zy tegen \'t geen deden,\'t welk zy bcJooft had-
dcti, hebben wy hen onze vloek gegeven, en hun
hart verhard., 2y hebben dc woorden van de Schrift
verandert , eh\'tgccn, \'fwdkzy aangenomen had-
den, verworpen. Gy zult degenen, die verraders
zijn, met kennen, uitgezondert zeer weinigen on-
der hen; veigecfhen, en wijkvaa hen. God be-
|n.nt de genen, diegoctdocn. Wy hebben ook de
belofte der geaer, die zich Chriftenen noeraen, ont^
faiigen; maar zy hebben \'t geen, dat zy belooft
hadden, vergeten, maat zy hebben \'t geen, dat
aan hen geleert was; verander t: Wy hebben vyantr
fchapenhaat, tot aandc dag des Oordeels, onder
hen geworpen. God zal in dic dag hen al "t geen, da^
zy gedaan hebben, doen bekennen i om hen tc flraf-
fen. O gy, die dc gefchreve Wet wcèt, onfc Profeet „. ;\'
JSgekoraen, om veel dingen vandc Schrift, die gy PV^
verborgen houd. t\'openbaren. Hy verzwijgt noch-^""*\'
veel dingen , tot welks openbaring het noch gecii\'"\'^\'
tijt IS. God heeft een boek vol licht aan u gezon-
den, om degenen, die hem beminnen, op de weg
der zahghcic tc geleiden, om hen uit de duifternif
fentc trekken, en hen door zijn befondere genadé
op dc weg der zalighsit te geleiden. Zeker, de ffceih
die legt dat de Mcffias, Marias, Zoon , Godfs, is
een goddeloze; zeg tot hem: Wie kan God belet-
ten, de Meftias, en zijn Moeder, en al\'cgeen, dat
op aarde is, tc verdelgen, als/thcm.goctdunkt?
God IS Koning des hemels ,cn der aarde 5 hyfchepc
tuften hen\'t geen,dat hem goetdunkt; by is almach-
ng. De Joden en Chriftenen hebben gezegt: wy zin
Gods kinderen, cn zijn welbeminden : zeg tot hen-
Zal God unietom uxv Zonden ftrafFen ? Zeker , gy
Zi,t menfchen. ^De geen, die u geft^apcn heeft,
vergeeft cn ilraft de geen; die\'t hctrfgocrdurkn
Hy IS Kon !Hg van al \'tgeen, dat inde heroeJ, en
op d\'aatde, en van al \'tgeen »dat tuflchenhen is,
hy is de toevliicht der vromen. Ogy, dic kenni»
van de gefchrevê wet hebt, de Piöfcct, Gods
r Apoüiï
-ocr page 104-Apoftel, is gekomen om u t\'oodeiwijzen , eh dit
in een tyt» inde welk geen andere Ptofect op aar-
de, dan hy ,is. Zult gy zeggen dac niemantu de pij-
nen van zijn Zoon gepreekt hééft? Zeker, men
preekt abv:denGods wooit, dc helfche pijnen , en
d\'almachtighcit van zyn goddelijke Majefteit, Ge-
denkt aan \'t geen, dat Moifès tot zyn volk zeide: O
volk , dénkt aan de genade, die God aan u gcdaen
heeft; hy heeft de Profetjen cn ,Koningen onder u
verkozen , hy heeft aan u het geen gegeven , \'cweJk
hy aan memant ter werreh;gegeven heeft. Treed iiï
\'theiligeLatit, ge!\'jk God geboden heeft. Keert dé
rug niet oaer uw Vyanden; aoderfins zult gy in \'t ge-
ïal dèr veriore heden geftelt worden. Z? antwoord-
den : 6 Moifes.\' daer zyn Reufen en tyrannen in
\'£ heilige Lant; wy zullen "er niet intrecden voor
dat zy \'er uitgegaan zijn , en indien zy \'er niet üit-
gaan, fb zullen wy\'er niet inkomen. Tweeman-
ïien die in Gods jonft waren, zeiden toen tot hen:
Treed in de deur, cnftrijd tegen hen; gyzult ver-
winners fijn. VertroutopGod, fo gy in zijn Wet
gelooft, Zy zeiden: O Moifes , wy Zullen niet in-
ireeden, zo lang als defe tyrantien daar wonen. Ga
hen, met uw Heer, btflrij^den; wy zullen hiet
verwachten. Moifes zeide toen: Heer, ik heb al-
iccnlijkdefehikkingovermy , enover mijn broe-
der , f\'cheid ons van dit boze volk; De Hèer zeide
toen(oühem: D\'ingang in\'theüigeLant-is aandit
volkverbodcn; Zy zullen met verbaaftheic veertig
yaten lang ïn verwarring op d\'aarde wandelen: be-
droeft u niet om de handel der bozen,onderwijs hen
dé gefchiedénis vanAdamskindcren:hoe zy hun of\'
fringen deden, hoe d\'oftering van d\'een aangenaam,
en die vand\'ander niet aangenaam was,en hoe d\'een
uit nijt ZynAroeder gedrcigt heeft té doden. Zijn
brc-ecler zeide tot hem:God ontfangt d\'ofïringen dec
gener,die zijn vfses voor ogen hcbben.Zeker, zogy
n hant uitftrekt om my tc doden,ik zal de mijne niet
ókfïrekkén, otn u cpiaet acn te doen; Ik ben voor de
Heer van
-ocr page 105--Jeeia! bevreeft ; indien gyumet mijn vermoor-
ig, bcnefïenso voorgaande zonden, beJaft, zo
itgynaar dchc[ gaan , daer d\'onrechtvaerdtgea
Irafcworden.Zijos broeders vermoording (chccn
71 gemakkclijjj en vorderlijk; by doodde hem „
ftaat in\'t getal der gener, die verloren zijn. God
nd een raven,, die een kuil in d\'aarde maakte, cn
i b em de wijfe va n zijtis broeders lighaam te bc-
wen toonde» Hy zeide toen: Och datikfwaketi
machtig had gcwetft. Och dat ik deZe raver ge-
c was. Mijns broeders lighaam moet begravën
zen. Hy hadindefer voegenberou van zijn mis-
jf} en om defe ootfiak hebben wy aan de kirdc-
i van Ifrael bevolen,dat de geen, die eenonfchui-
» menfch dood, gcftraft lal worden als of hy de
hele werrelt gedocthad^en dat de geen, dieliem
even bergt, vergolden zal worden als of hyaan de
hele werrelt het leven gegeven had. Mijn Profc-
izijntot Ifraels kindè!en gekomen, ènhebbcti
ijn geboden aan hen geleert,* èn wonderdad«ri
rtoont} veel van hen fijn echter ongehoorfaam
we^ ? Dé ftraf der gener die dè wil van God, cti
n lijn Profeet regenftrevcn , cn «Jit hun pcginfe
len om d\'aarde t\'omreiningèn , isgedoot, gchan^
:a , *an de rechte voet en flinke hant, of van dc^
chtc hant en flinke voet berooft, cn van d\'aarde
fdelgt te worden. Zy fullen in defe werrelt de
baamte op hun voorhooft dragen, .cn in d\'andere
errelt fware pijnen gevoelcti, üitgezondert dege-
n, diézich voor hun doot hebben bekeert, en le-
rnt dat God goedertieren en barmhartig is. O gy-
e gelooft, vreeft God ,. ftnjd voor zijn Wet, en
^ fult mifTchien zalig wezen, Alle de fchatten des
errcits zullen in dc dag des Oordeels d\'otigelovi-
;n niét können loskopen; zy ziillen zeergrote
jnen gevoelen. Zy zullen wenfcben uit het helfché
lur te geraken, maar zy zullen \'er eaiwiglijk
ijvp. iinijd den mannen cri vrouwen , dieftefen,
ï handen af; ïy iulJe^j de gramfchsp deswcuelts,
ï\' ^ . -svèr-
cn de ftraf, die God voor de bozen bereid heeft, <>[<
hun hals halen. De geen , die zich bekeert, en goede
■werken doet,zal vergiftenis verkrijgen : God is goe-
dertieren en barmhartig tegen de genen , dic zich
bekeren. Weet gy niet dat het koninkrijk der he-
melen , en der aerde God toebehoort ? dat hy de
geenftraft, die\'t hem goetdunkt? dat hy de geen
vergeeft, die \'t hem gocdiinkten dat hy almach-
tig is? O Profeet, bedroefu niet van dat gy dc ge-
nen tot goddeloösheit ziet lopen, die metdcmont
«fggeo., Wy geloven, en geen geloof iu \'t hart
hebben }nochover degenen, die\'tJodendom vol-
gen ,en naar de leugenen van hun leeraars luiftcrcnj
om hen aan anderen te vertellen ; zy veranderen de
woorden van \'toude Teftament, en zeggen : In-
dien men deze geboden aan u geleert heett.zo moet
gy ben onderhouden , indien men hen niet aaiï
u geleert heeft, zo ziet voor u. Degenen .die Gods
naam gebruiken j om \'t volk tot oproer te bewegen,\'
zijn zoader geloof; God wil hun hart niet zuive-
ren: zy zullen in dele\' werrelt de fchande op hun
voorhooft dragen , en in d\'andere werrelt grote pif-
nen gevoelen, Zy horen dc lallerirgen , en eten
\'t geen, \'t welk heli vérboden is* indien zy tot u
komen, cn zich uw ootdeel onderwerpen, zo oor-
deel hun verkhil in billijkheir. Verkeer niet mcÉ
hen. Zyk»nnenugecnquaetaarrdoen , zo gyvan
hun gczeifchap afwijkt. Indieu gy enig oordeel on-
der hen geeft, zo oordeel met gerechtighcit; God
bemint de genen , die gerechtig zijn. Hoe zullen zy
ïich onder uw oordeel ftelleu, dewijl zy\'t oude
Teftament hebben, dat Gods geboden in zich be-
grijpt ? Zy zullen uw vonnis nietuitvoefén .en niet
in\'tonde Teftament geloven, in \'t welk de geleide
van de rechte weg, cn cen iicht voor de Profeten is j
om de verfchillen t\'oordelen ^ die tuflchcn de wa-
re gelovigen, tuffciiendeyoden , hun Leeraars en
Prieflxrszijn , die zich in dc Schrift ocfFenen , en
^tuigen zyr» van dat zy 4e waatheit in zich b^-
grijpt. Vreeft nier voor dc werrelt , maar voor
iny. Verkoopt noch verandert niet inyn geboden
om enige waarde.De genen,die niet even nkr Gods
Wet cotdelen, zijn ongelovig. Wy hrbbcnde Wet
van gelijke vergelding gefteltsmenfcb voor raenrdi,
pog voor oog , neus voor neus, oor voor oor, tant
voor tanc, wonde voor wondcide geen, die haar on-
derhoud,doet wel.De genen,die niet even tiaar Gods
Wet oordelen, zyn onrechtvaerdig. Wy hebben,
na veel Profeccn , jefus, Marias zoon gezonden ; hy
heeft d\'oude Sf iiriften bevcfligi; wy hebben \'t Euan-
gelium vol licht aan hem gegeven , om \'tvolkopde
rechte weg te leiden, met de beveftiging van \'t oude
Teflament, een geleide en onderwijs voor de vro-
men. De genen, die \'t Euangelium volgen, moeten
potdelcn gelijkin \'tEuangchum bevolen is. De ge-
nen,die met even naar \'r geen oordelen,dat God aan
hen geleert hecft,zyn ongehoorzaam tegen fijn god-
delijke Majefteit. Wy hebben \'t boek , \'t welkdc
waarheit begrijpt , en de oude Schriften bevcftigt,
aan u gcpndeu ; oordeel de vetfchillen, die tufichea
\'t volk rija^n,op zodanig een wijfc , al? ik u intreote-
ven heb.cn volg nictde luft der gener, die dc waar -
heit,de welke ik aai» u geleert heb,zulien verwerpen.
Wy hebten aan u alle een zekere wet ca weg ge-
leert, om uop de wegderzaligheit te geleiden. Gy
340ud alle van een godsdienft wezen, zo \'t God had
belieft. Hy hecfc het dus gedaan>oni u te hcoroeven,
Doer goet, en weet dat gy alle voor hem zult verga-
deren , en dat hy de twijfteiingen, dig onder u zijn
zal oploflep. Indien gy de verfchillen, die onder hen
zyn,oordeelt, zo vonniseven naar \'t geen,dat u in-
gegeven is, en volg niec hun begeerlijkheden. Zie
wel toe dat sy o niec verleiden, en van veel dingen
doen twijffelen, die God aan u geleert heeft. Indien
zy aan zyn gt boden ongehoorfaam zijn,zo weet dat
hy hen ruwelijk.om de Ihoothcit van hun misdaden,
ftraflEen zal. Het grootftc deel des werreks ii boos.
ßecninnen zy\'t oordeel der onkundigen ? Is\'er
f 3 beiet
$6 MAHOMETS
beter rechter voor de goeden, als God ? O gy» die
die gelooft, gehoorzaamt niet den Jodea , noch den
Chriftencn; zy gehoorzamen malkinder in hut^
boosheic De gceii , die hen gehoorzaamt, zalheni
gelijk wezen. God geleid niet d\'onrtehtvaardigcq.
Gy ziet hoe dc genen , die fwak in hun geloof lijn ,
tot hen lopen, en feggen dat fy vrefen dat de tijt ver-
anderen fal. God fal vooldeel èn verwinning aan fijn
profeet geven ; en fy füllen berou krijgen van dar zy
de wonderen vaa zijn goddelijke Majefteit in hun fis
len verborgen hebben. Wat (uilen de genen toe cnt-
fchuldigingbybrcngen.diebyGods naam gelworen
hadden dat fy hun godsdieuft naaukéüriglijkzoudeti
\' oaderhoijden cn met u wezen?Dc goede werken,die
g . zy doen, zullen Voor hen onnut zijn ; zy zullen in \'t
r nT ge"ldervcr!orenca wezen.O gy,die geloof t,indieii
\'i^eimyn gy ^ geloof verlaat, zo zal God anderen in uw plaets
fteMet),dic hem zullen beminnen; en hy zal hen be-
ininnen, end ttotxiw grote fchande, cn voordeel
der bekeerde ongelovigen , die zonder vrees voor
zijnWetzuIIenftrijden, Dus geeft God zijn genade
aan de geen, die\'t hem goetdunkt; hyrsmilt, eii
weetalles. Zeker, gy behoort God, en zijn Pro-
pheet, die zijn Apoftel is , te gehoorzamen. De
j>euen, die in God gelooven , die hun gebeden
ter gezette tijt doen, de Tienden betalen , en
in de bcfcherming van God en zijn Profeet
zija, zullen vau zijn Majefteit bemint, en ver-
winners wezen. O gy , die ware gelovigen zijt, ge-
hoorzaamt niet de genen, die met uw godsdienft
Jpottcn, en die kennis van dc gefchreve Wet heb-
ben; gehoorzaamt niet d\'ongelovige, maar vreeft
God, zogy vroom zijt; gehoorsaamt niet de ge-
nen , die met uw gebeden fpotten; dit is \'t werck
der gener , die niet wijs zijn. O gy die kennis
van de gefchreve Wet hebt, zult gy geen affchrick
van my hebben, zo ik niet in God , in\'tgeen, dat
hy my ingegeven,en in \'tgeen geloof,\'c welk hyden
genen ingegeven heeft, die voor my geweeft heb-
ben!
-ocr page 109-ben ? De bozen zijn \'t grootfte deel onder u. Zeg
tot ben i Heb ik u geleert quaat te doen, toen ik de
werKen van Gods barmhartigheit aan n verkondigt
heb ? De genen , dic hy vervloekt, de genen , te-
gen de welken hy vergrämt is,de genen, de welken
hyin fimmenen varkens heeft verandert, en die
d\'afgoden hebben aangebeden, zullen in \'t helfche
vuur gebannen worden. Zyzijn op een zetr c[ijadc
weg. Alszy toe u komen , ztsllen zy zeggen dat zy
in Gods wet geloven. Zy zullen met Goddelo^sheit
by u komen , en op gelijke wijze vai u weêc wech^
gaan. Maar God weet wat zy in hun hart broeden,
Gy zult veel van hen \'t Heidendom zien omhelzen,
de leugen volgen, \'t geen, dat\'aan hen verboden is,
zien eten, en dit om htm Leeraars en Priefters te mis-
hagen , die hen verboden hebben leugenen tc fpre-
ken , cn fpijzcn, dic onrein zijn, t\'eten« Pe joden
zeiden; Gods hant is gefloten. Integendeel, hun
bant is gefloten ; enzy zullen om hun redenen ver-
vloekt zijn. Zeker, Gods handen zijn open ; enhy
doet goet aan de geen, die = t hem goetdunkt. Veei
onderhen veranderen doorboösheic cn ongehoor-
zaamheithct geen , dat in de,Schrift ftaat: \'maar
wy hebbe» haat en fchrik , tot aan de dag des Oor-
deels , ondet hen geworpen. God heeft het vuur ge-
blulcHt, \'twelk %) ontfteeken hadden ,. om tegen
dc vromen t\'oorlogen. Zypcgen d\'aarde t\'ontrei-
nigen: maar God bemint niet de genen,die wanör-
deningveroorzakent Hy vergeeft dc misdaden den
genen,die de Schrift weten, die in zijn wet geloven,
ende boosheit vlieden. Zy zullen m\'t Paradijs tre-
den , \'t welk vol van wellufteo is. Zj hebben \'t ou-
de Teftiament, \'r Enangelium, cn alk de (cijriften
gelezen. Zy hebben overvloet van aile goederen ge-
had ; en nochtans hebben veel aan Gods geboden
ongehoorzaam geweeft, O Profeet, verkondig het
geen, dat God aan u geleert heeft , \'t zy gy \'t
Verkondigt , of niet, hy zal u van de boosheit
der menfchen bewaren jhy bemint niecd\'ongelovi-
gen. Ogy, die de gefchreve Wet weet, gy zulc-
jondet verdienfte wezcn zo gy \'t oudc Teflaiiient,
\'t Euangelium j en da gefchrifteo, die God aan
gezonden heeft. niet ondethoad. Veel van hen ver-
andeten uit goddeloosheit en onkua Ie \'tgeen, dat
in de Schrift begtcpcn is; bedroef a niet om de wer-
ben der bozen. De Joden, Samaruanen , Chrille-
Be«,ie tien , alle de genen , die inde verrijzenis der doden ,
J^tabel in God gelooft, cn goede werck^n gedaan zul!eii
ienoir hebben , zullen vry van hjden wezen j zy hebben
in den dag des Oordeels niet te vrezen. Wy hebben
de belofte der kindcrcB vao Iftaël ontfangen, dat
zy in onze Profeten en Apoftelen zouden geloven :
zy hebben echter een gioot deel daar af vetloghent,
cn de génen gedoot, die hun luften niet wilden vol--
gen. Zy geloofd en dat\'cr geen ftraf voor hun mis-
daden Was, en zijn doofen blinc gcv/orden. Wy-
ders , God heeft hen vergeven; ^y zijneehter tot
hun zonde weêrgekeert, en noch doof en bh ut ge-
worden. God ziet alle hun handel. Zeker, degcr
nen, die zeggen dat de Meffias, Marias Zoon , Gcd
is, zijn goddeloos. De Meftias heeft aan de kinde-
ren van liraël geboden , God, zijn e.>i hnn Heer,
aan te bidden: d\'inging in \'t Paradijs is den g en ver-
boden , die zeggen zal dat God ccn medegenoot
heeFc, die hem gelijck is: dc fiel zal zijn woning
zijn; end\'onrechtvaardigen zullen niemant heb-
ben, die hen in de dsg des Oordels bcfchetmt. D?
genen, die zeggen dac\'er drie goden zijn, zijngod-
delozcn ; daar is niet meer dan een God. Indien zy
niet aSiten van zulke redenen tc fpreken, zozuIt
lenzy in \'t helfche vuur gebrant worden. Indien zy
zich bekeren, en veroiffeois van God verzoecken ,
zo zal hy goedertieren en barmhartig tegen hen we-
zen. De Meffias, Marias Zoon, is een Profeet cn
•Apoftel van God , den Profeten gelijck , die voor
hem gekomen zijn : zijn moeder ishcilig; cn zy
hebben beide geëten en gedronkeri. Aenmerck
bo? ick inijn Eenheit aan d\'ongelovigen opeg-
" baar,
-ocr page 111-^aar, hoe zy laftcren, cn hoe zy Pin de waarheit
afwijken. Zegtothen :Ziiltgy , in plaats van God
het geen aanbidden, dat u getngoet noch quaat aaa-
doea kan 3 God verftaat en weet alks. Ogy, di^
kennis yan degefchreve Wet hebt, fprcekt met eer-
biedigheit yan uw godsdienft:. en volgt niet dc luften
der gener , die afgcdwaak, cn op de quade weg ge-
gaan zijn. D\'ongelovigen z\'jn door Dayids tong, eiv
door degene yan dc MefTias, Marias2k»op, om
hufi otjgehoorzaamhcit vervloekt. Zy onthouden
ïichnietvajtde dingen, dieniet goeigekentzijn;
zy doen hen , en willen hen door hardnekkigheyt
doen. Gyzult een groot getal der fiedclingen van
Mecha zich aan hun zijde zien voegen, uit oorzaak
yan de zonde, die zy in hun zielen broeden. Ze-
ker, God zal zich tegen hen vergrammen; enzy
aillen ceuwiglijk in de helle pijnen gebannen wor-
den, Indiett zy in God, in zijn Profeet, ca in de
Schriften geloven , zo zullen zy d\'ongelovigen oiet
gehoorzamen; miar veel onder hen zijn goddeloos.
Gy zulf bevinden dat dc Joden , en de ftedelingen
van Mccha, die in veel goden geloven , zeergro-
te vijanden der gelovigen zijn, en darde ChrifiencH
grote neiging en liefde tot wate gelovigen hebben ,
om dat men onder hen Priefters en gecftelijcken
vind , d\'e ootmoedig zijn. Zy hebben d\'ogen vol
tranen, alszy van dekring, die Goduingeg•ver4
heeft, horenfpreeken, om datzy kennis van de
waarheit hebben , en zeggen: Heer, wygelove»
innwWet; fchrijf ons in\'t getal der gener, die
uw Eenheit belijden. Wie belet ons in God te gelo-
ven ? En zeker . wie heeft aan oas gelcert geweeft ?
Wy wenfchen \'met yder , 6 Heer, in \'c getal der
rechtvaardigen te wezen. God zai hun bede verho-
ren , Ci; aan hen vergiffenis geven* Hy zal voor hen
de deur van \'t Paradijs openen, daar de vcrgeldii^g
der vromen is; en d\'ongelovigen zullen bewooeders
der helfche a fgronden wezen. O gy idie ware gelovi-
gen zijc,verbied niet van geen t\'cten.\'r wclkGod roe
F S
-ocr page 112-gelaten heeft t\'eten. Vertoornt God niet; hy he-
ftsintaiet degenen, die hem vertoonicn. Eer van
dc fpijzen , die hya toegelaten heeft t\'eten, en hebt
zjjo vrees voor ögen. Hy zal u niet om \'t geen
ftraffen, dat gy onvoordachtelijk tegen u geloof
gefpioken hebt, zonder voorneemen van hem tq
vcrfténren : maar hy fal u om uw edeo ftraffèn,
fogj hen niet onderhoud. De voldoening van een
onvolbrachte eed is, aan tien armen van uw gods-
dienft ct^a te geve», cn hen tc kleden, of aan
een ware gelovige flaaf vryheyt te geven. De
geen , die geen middelen heeft om dit te doen ,
fal drie achter-eenvolgende dagen vaften; foda-
nigisdevoldoenigvan een onvolbrachte eed. Bé-
waart Baaukcnrighjk aw belofte: fo leert God
fijn geboden aan ugy fult hem miflehien daar af
bedanken Ogy, diè in God gelooft Wijn, de
waagfpeeïen , d\'afgoden, dc loten , cn de waarfeg-
gmgenfija vuiligheden en onreinigheden van \'tbc-
drsjtdes duivels: Wijkt van hem ; miflehien fulc
gy vroom fïjn. Dc duivel wil, door de wijn en
waagfpeeïen, haat en afkeer tuflchen u brengen,
om «te beletten aanGod te gedenken,en hem te bid-
den. Verlaat de wijn en waagfpeeïen ; gehoor-
faamt God, cn de Profeet, fija Apoftel. Neemt
acht op O. Indien gy God ongehoorfaam fijt, weet
dat deProfeet niet verplicht is dan opeutlijk \'t woort
van fijn goddchjkcMajefteic te verkondigen.De wa-
regelorigen, cnde vromen hebben God niet ver-
toornt met wijn te drinken ,en waagfpelen te fpelen
eer \'t verbod daar af gedaan was. Zy (uilen fich voor
\'c aanftaande daar af onthouden , en een goed werk
uitrechten; God bemint de genen, die goet doen. O
gy, die gelooft, God beprocfr u doot een ding , te
ürctcndoordejacht, \'tzy gy\'t wilt met dc hant, of
met dc ren van \'c paert vangt, om de genen onder u
.te kennen,die hem vrezen, en die in zijn Wee gelo-
ven,De geen , die hem vertoornt, zal ruwclijk ge-
^taft wordcn.Ogy ,die gelooft, dood gcea wiltvang
ter-\'
-ocr page 113-terwijl gy de pclgrimagié van Mecha doet: dc
geen, die met voorbedachte raat daar ai dood ,
lal geoordeelt worden alsof hy \'i vee van fijn naa-
fte gedoot had.Hy fal door een opderu geoordeelt^
engedoemt worden om een gcfchenk aan de Kerk
van te Mecha doen, of aan d\'armen,^\'ctcn le gevcojoi
enigdiergehjk ding te doen, tot uitwiflchifig van
fijn misdrijf. Indien hy in fijn Ziel berou daar
af heeft, God zal \'t verleden aan hem verben;
maar indien hy tot zijn zonde wcêrkcm , zo zal
God zich aan hem wreken; h/is almacht ig cti
wreekzuchtig. Aati u is verooloft te vif!cben,en «icii
fetcn , terwijl gy in uw pelgrimagic zijt; maardc
jacht op aasde is in dele reis volkoroentlijk aan u *
verboden. Vreeft God;gy zult alle eens voorheia
vergaderen, om geoordeelt te worden. Hy heeft de
maant vandepeigrimagicitigeftelt, de ICerk van B\'Ouäe
Mecha tot d\'aandacht des volks opgerecht, en "ftt-hraiieTS
boden de genen te verhinderen, die derwaarts devies »it
gefchenken brengen, ende genen, die balsbandeoa^MdaciJ
tiemcn ; op dat gy zoud leren kennen dat hy al\'t
geen weet, dac in de hemd, en op d\'aarde is, ^vmlmmtn
dat hy almachtig is. Wcetdathy ftrecg in zijn &t&f~mnhun
fingen, en goedertieren cn barmhartig is. De Pro- hals^ ah
fecV is niet verplicht, dan zijti geboden te verkaadi-^ le Me»
gen. Hy weet al \'t geen, datgy in uw harten ver-cfeajaa-
bergt, en datgy openbaart: het quaat rooet niei mcKmen,
het goet vergeleken worden,fchoon \'tu aangenaam Bezie
is,Ogy,die wijszijf,hebt Godsvrees v&or ogen, JQVaie^
gy zult miflchien zaligzijo. O gy,d ie gelooft, be-?esoir.
geert niet kennis van alle dingen tc hebben, gy^ult
u zeiven ongelijk aandoen. Weeft niet nieusgierig
om te weten in welke tijt d\'Alkoran uit dc hemel
gezonden is; God vergeeft u uwe voorgaande
nieusgierigheic. De genen, die voor u zijn geweeft,
hebben gelijke nieusgierigheit gehad. enifi\'t ge-
tal der ongelovigen geweeft. God heeft niets ge- Diï^ïj«
boden aangaande \'t wijfje van dc kameel, die ecnpkchte- \'
gefpletc 00: heeft, noch ?a« de gene, die in \\iy-ItjkMen
\'\' hcit<léro»<fe
\'i^ra.\' heit over \'t vele loopt, noch van \'t fchaap, dat zc-
hiers, die ven lammeren voortgebracht heek , noch aangaan -
yan iW«-de de kameel, van de welk tien kamelen voortge-
hqmet kqmcnzijn: maar de goddeiozen verdichten lalte-
verjforp«! ringen tegen zijn goddelijke IWajefteit.cn ziju niet
\'worden, wijs.Toen meritot hen zeidc:Koomt,en onderhoud
\'tgeen, daiGod aan z jn Profeet geleert heeft, ant-
woorden zy, dat\'ct hen genoech was\'t geen t\'onder-
houdcn , U welk hun vaders onderhouden bidden,
fchoon hun vaders isnkundigen verleid waren. Ogy,
die gelooft,draagt zorg voor u zei ven. De genen die
afdwalen , zullen u geen quaat doen , zo gy de rech-
te weg volgt. Gyzult alle voor God vergadert
.worden: hy zal u alle uw werken openbaten, cti ii
naar uw verdienftep vergelden. Ogy, die ge-
looft,gyzult, als gy dc doot nadert, uw telta-
ment maken , en tWee getuigen van uw godsdienft,
die vrome lieden zijn , nemen. Indien gy op de reis\'
zijt, endc ziekte u overvalt, zo zult gy twee getui-
gen , zodanig ais zy voorkomen , nemen, om tos
iiw teftament te dienen ; en gyzult, nadat gy uw
gebed gedaan hebt, uw wil aan hen openbaren. Ir^-
"diengy van hun oprechtigheit twijffelt, zo zult gy
hen doen zweren, dat zyin hun getuigeniflen ge-
trou zullen wezen , en Zich niet door uw magen la-
ren omkopen. Verbergt niet uw getuigenis, ander-
fmszultgy in\'tgecal der zondaars zijn. Indien gy
bekent dat dez? twee getuigen in hun getuigenis ge-
doolthebben,zozultgytweotindere heden inhua
plaats nemen , fchoon zy deel in uw crftenis hebben;
cn gy zult heri doen zweren waarachtiger, dan
de twee anderen, in huu aanbreng;n te v?ezen ; an-
aerfinszullenzyGod vertoornen, en in\'t getal der
onrechtvaerdigen zijn; \'t isdienlhger de v>aarhei,t
re zeggen , dan te vrezendatuw leugen ontdekt zal
worden. Vreeft God, en hoort het geen, dat hy
febied. Hygc!eid niet de genen, die hem ong^
•orzaamzijn. Hy zal eens zijn Profeten en Apo-
ftelen vergidercti, en tot hen zeggen ; Wat heb^
gr
-ocr page 115-g7 geantwoorc toen men u van mijn eenheit ohdec-
vraagc neefc ? Zy ziilien zeggen: iHecr, wy zijn on-
Icuudig; gy zijc d\'en\'ge , die alles weet. Hy zal tot
Jeftis zeggen ; O Jeius, Marias zoon , gedenk aan
d^ genade, die ik aan u, en aan uw Moeder gedaan
heb. Ik heb u door de heihge Geeft verflerkc» Gy
hebt in de wieg, gelijkccn tTlan van veertig of vijf-
tig jaren , gefprokeri. Ik hebde Schrift, en de we-
tcnfchap, \'t oudeTeftament ,en \'c Euangéhum aan
u geleert. Gy hebt van aarde de geftalte van een vo-
gel gemaakt, gy bebt:\'er tegen geblazen, en ter-
ftonc iszy, door mijn toelating , een vogel gewor-
den, en heeft gevlogen. Gy hebt de blinrgcborenen
cn mclaacfchen genezen , cn dc doden opgewekt.
Ik heb u van Ifraëls kinderen verlofl, toen gy mijn
gebodenaanhen verkondigde, en wonderdaden
deed , die van de bozen voor tovery genomen wier-
den. Gedenk dar gy aan uw Apoftelen bevolén hebt
dat zy in my zuilen geloven, en mijn Profeet ge-
hoorzamen ; en hoe zy gezegt hebben, Wy geloven
ineen enig God, wees geirtiiridatwy geheeihjk aan
Gods wi! overgegeven zijn. Gedenk dat d\'Apofte-
len gezegt hebben ; O Jefus, Marias zoon , zou uw Q
Heer een tafel, met gerechten bedekt, om ons
vetzadigen, uit de hemel tot onskonnen zendsn?je-
fnsantwoordde aan hen : Vreeft God, zogy in fijn
Wet gelooft 5 fy fciden weêr : wy hebben hongcr.en
begeren van defpijsdes hemelst\'eten , tot ruft vsa
ons hart, en otn te bekennen of gy waarheit tct ons
/preekt, van de welke wy getuigen fuilen wefea.Hy
feide toen ; O God, mijn Heer, doe een tafel , met
fpijs bedekt, uit de hemel op ons afdalen. Defe
dag fal van ons, en van degenen, die na ons füllen
komen , ge viert worden. Dit fal een bewijs van uW
älmachtigheit wefen.Verrijkons meeuw genadcigy
bcfit alderhande fchatten. God feide tot hem : Ik fal\'
uit de hemel de gerechten,die gy begecrt,doea afda-
len; en de géén,die boos is,fal door pijnen die nooir
i^mant geleden heeft, geftraft worden.Hy fal indé
dag des Oordeds feggen: O Jefus, Marias foon,
hebtgyaao\'tvolk bevolenu, cn uw moeder, als
iweegoden; aaa tc bidden ? Jefuszal antwoorden :
Gelooft zy u naam j ïk zal my wel wachten van
van \'tgeen, dat mét is, tc zeggen. Gy weet ,of ik
\'t g;icgt heb- Gy weet alles i gy weèt het geen, dat
m mijn ziel is, en ik weet met het geen,dat in u is.
ik heb niets atjders gezegt, dan dat gymy geboden
hebt te zeggeoi tc weccu, Aanbid God, uw en mijn
Heer, ik teu \'er ecö getuig ai federt de tycdat ik in
de werrelt geweeft heb, federt dat gy my heb: doe ri
flecven. Gj ksbt op de handel van *t volk gemerkt.
Gy ziet alles. Zo gy de menfchen ftraft, zy zij n uw
ichcpfdeoj zo gy hen vergeeft , gysyt almachtig
ca wijs. God i-aldan zeggen: Degocde werken zul-
Jea heden dóü vromen nuE zyn, Zy zullen in\'t Pa-
radijs ingaan, daer veel vloeden jloejcn. Zyfulko
daarecuwiglijk, met mijn genade, in een zeergro-
■ tegelükziligbeitwonen, ,\'t Koninktijkdsr hemelcia
cn dér aarde behoort God toe; hyis almachtig.
J- Het Hooftdeel der Danl;ze^htgen, be-
gryfeade bondert vijf en zeve?ltij
regelen, te Medina ge-
fchreven.
Ge\'aüwT^ naam van de goedertiere en barmhartige
noemt él A^od. LofzvaanGod , Schepper des hemels, en
aarde, der duiftcrniftcn , en van\'t licht. Dcge-
dsel dJ \' hun Heer geloven , zijn afgedwaalt^
Dieren. ^Y " \' " ^ ^^^de heeft gefcha-
Bexjeóe-^^" \' gezette tijetot uw doot en verrijzenis
taldyh. Gy twijffeit echter daaraan. Hy is Godin
de bcmél, cn op d\'aarde. Hy weet de geheimenis
uwer harten , en ai \'t geen . dat gy openbaart.
Hy weet het goet en quaat, datgy doet. Hyweet
dat zijn geboden (aan de ftedehngcn van Mccha)
geleert zijn, en dat zy hen verworpen hebben. Zy
hc: bende bekende waarheit regengeftrceft 5 maar
•iy zullen om dczé verachting geftraft worden,
Aiumerkn zy niet hoe veel voiken ïi\'y in de voor-
gaande
É
-ocr page 118-gaandcceuwen verdelgt hebben 2 Wy gaven aan btn
tot faun v7oui ng fteiker en ruimer plaatfea , dau dz
genen> die gy bewooiu, zonden aan hen regcss in o- g . ^
vervloet, en deden fpring bronneö in hun woon-p \'
plaatfeu vloejen; doch wy hebben hen daar na yei- ^
delgt, uit oorzaak van huo zonde, eh m hun plaats
een nieu volk opgeiecht. Wy hebben dc Schrik aan
u gezoiiden: d\'oogfiovigcn hebben bem mee haa
handen gehandcit, en echter gcaegtdat het klaai-
blijkelijkc tovery enbedroch ïs,CBdat ay \'t asetza!-
ien geloven , zo zy geen Engel zien afkomen , die
zulks beveftig:. Indien wy een Engel hadden gc-
tonpcn, zijn tegenwoordigheit zou hen verdelgt
hebben ; ofwy zouden hem onder de geftalte vaa
een menfch, hen gelijk, en als zy gekleed, hebbeu
gezonden. iLy hebben met de Profeten cnApoSe-
Icn, die voor u zijn gewcCfl, gefpot: dc fpox is op
de genen gevallen, die hen veracht hebben. Zeg tot
hen: Deurwandelt de werrelt, en aaameckc «elk
hcteinde der gener is, die Gods Wet vétwerpeo.^
\'Zcgtot hen , Wien behoort al \'t geen toe,dat io dc
hemel, en op d\'aarde is ? \'tis God; hy wil zij«
barmhartigheit hefteden, omute bewaren. Hyzal
zonder twi jff el u alle in de dag des Oordeels verga-
deren. D\'ongelovigen geloyén echter niet in zyn
eenheit. Zy aanmcrken\'niet dat het geen, \'t welk
zich by nacht en dag beweegt, en alles, dat in dé
werrelt is , zijn goddelijker Majefteit toebehoart.H7
verftaat en weet alles. Zeg tot hen: Vraagt gy naar
andere befcherming als de gene van d\'almacbiige
God, Schepper des hemels, en der aarde ? Hy voéd
ailes , en niets voed hem. Zpgtothen:Ik heb ecu
gebod ontfafigen , om d\'eerfte de wet der zaiigheic
t\'omhelzen. Weefl niet in \'t getal der ongelovigen.
Ik vrees mijo Heer ongehoorzaam te wezen, en
fchrik voorde pijnen, in de dag des Oordeels voor
de bozen bereid: de geen »die zich daar af verloft.
zai Gods genade, d\'opperftegelukzaligheit^gsnic-
ten. Zo God u ftrafFeixwil, niemant zal u van zija
«raf
-ocr page 119-liraf verloflcn," zo hy goet aan u doen wü, hy is al-
machtig »altijc verwinner ,cn hecfc alie macht over
zijn khepfeleu; hy is zeer wijs, en weet alles. Zeg
tot hen: Is\'er betec getuigenis in de werrelt, als
Gods getuigenis ? Zeg tot hen; Hy zal getuig tuf-
fchen ucn my Zijn, dat hy my d\'Alkoranitigegevcn
heeft, om u t\'oudcrwyzea. Zal de geen onder u t
dié hem verftaat, können zeggen dat\'er een andei
God , al« God j is ? Ik xal zulks niec zeggrn,- Daar
)s niet meer, dan een enig God. Ikben onfchuldig
van de zonde , die gy doet, mee hem by een me-
degenoot» die hem gelijk is, te ftellcn. Veel der ge-
net , die kennis van dégefchreve wet hebben , ken-
nen de waarheit van d\'Alkoran,gelijk ook hun kin-
deren : maar de genen, die hiin zielen verlaten heb-
ben, 2ulien niet in God geloven. Wie is onrecht-
vaetdigeralsdegeen,dielaftetingen tegen God., cn
tègca zijn geboden uitftort ? Zeker, de bozen zijn
rampzalig ik zal hen alle vergaderen , en tot hen
zeggen; Waar zijn deze goden, die gy rot medege-
noten met God gemaakt hebt ? Zy zullen geen an-
dere verfchuning hebben, dan re feggen: Zeker >
Heer, wy fijn niet ia\'t getal der afgodendienaars
geweeft. Aa,nmerk hoe zy zullen liegen , en hun la-
fteringen ontkennen. Oüder hen zijn lieden, dieu
itoren; wy hebben hun hart verhard; zy zullen
(d\'Alkoran) niet verftaan, om dat hun oren geftopt
zijn. Schoon zy alle de wonderdaden des wcrrelts
h»orden vertellen i en hen met hun ogen zagen,. zo
Sütillen zy niet geloven dat zy tegen u getwiftrecdciiE
hebben. De bozen zeggen dat d\'Alkoran nicts an-
ders dan leugen , én een verdichtfel van d\'aalout-
heit is j zy verbieden \'t volk daar aan te geloven, cn
verachten hem. Zeker, zy verdelgen hun Zielen, eri j
kennen hem niet. Gy zult zien dat :iy, in\'t hclfchc {
vuur Zijnde, zeggen zullen: Och dat ik wéér in dc <
Wïrrek kon keren, ik zou de geboden van zijn god- ^
dchjke Majefteit gehoorzamen,en in\'t getal der wa-
re gelovigen wezen.. Zy wiften de waarheit Wel, \'j
maaï
-ocr page 120-hiaarverbcrgden haar. Zo zy weer in Je werrelt
Keerden , zy zouden ook toe hun boosheit weêr-
kcereffizyZyn leugenaars. Zy heggen dat\'er geeri
ander leven, dan\'t lèven dcs wcmlts, cn dat\'er
geen verri jicuis is. Als zy voor God ftaan, zullen zy
liuii dolingen bekennen i hy zal hen de ftraffingen i
die zy door hun lafteringen verdient hebben , docü
gevoelen. De genen, die niet in de verrijzenis ge-
loven, zyn verlöre menfchen. Zy füllen , als d\'üur
des doots hen overvalt, bèroü vao hun Zonden heb-
ben. Zy zullen\'t pak van han.raisdadcnop hunrug
dragen , én belijden dat het Icvea van dczcwcrreic
niets, danbedróCh cn ydèlheit, cn dat hetlevcri
van d\'afadcre werrelt vol van gelukzalighëit voot
de vromen is. De bozen zullen echter zich niet be-
keren. Ik weet datgy zeerverftcurt tegen degeneti Ó Mi-
zult wezen, die zeggen dat zy u wjJlcn gehoöria- hornet,
men, en UW lenng verwerpen. Degenen,die Öods
geboden verachten,^yn boos. Zy hébbén dc Profe-
icn,die voor u gekomen zyn,verloghent: de Profe-
ten hebben hun leugenen verdragen, cn eeduldi«^
geweeft,tot dat wy hen verdelgt hebben. God doèl
niet tegen \'t geen, dat hy beiooft. Gy Weet wat de
Profeten voorzegt hebben 5 indien de menft:hen a
verlaten, kont gy wenfchen op aarde té b!ijven,rom
hcnt\'onderwijzeD}cnter zelfde tyt inde hemel tc
zyn, om wonderteketien (getuigcnificn van uw zen-
ding) aan hen te vertonen ? Zo God gewilt had , hy
zou hen alle op de rcchte weg vergadert hebben • cri
zy fouden met in \'t getal der onwetenden zijn. Ze-
it" . hy verhtiort dè gebeden der vromen , die zvti^
woort hooren , Hy fal de doden weer doen verrijfcn,
en hen alle vergadercn.om hen naar hun verdieuften
tc vergelden. Zy fcideh: Wy füllen de Profeet niet
geloven , fo gy «iet van wegen fijn Heer ceniVc
wondcrdaat doet verfchijnen. Zeg tót hen : God
heeft veel wonderdaden aan u vertoont, maar\'E
grnctfte deel van u kennen hen niet. Dc dieren
a«-\' op d\'aaide gaan , cn de vogelen , dic ki
® 4e
de iucht vliegen , »jn van \'c getal zijnet khepWen.
Wy hcbbEn niets vergeten van\'tgeen te(chryven j
dai i(i \'£ boek g-ichreven is, \'t welk in dc hemel be-
waart word. Oc menlchen zullen alle eens voor
God vergadert worden. De gemn , dic niet m zyn
wet gelooh hebben, zullen doof cn ftom zijn , en
iii tid duifbrniilen wonen. God verleid de geen, die
\'t hem goetdunkt,en geleid degeen,die \'t hem göet-
dunkc, op de rechte weg. Ztg tot hen; Hebt gy
Gods ftrafg\'voelt ? Hebt gy kennis vaa dc da« des
» Oordeels gefa,id ? Zult gy een an =cr, als God, aan-
rftep -n, zo gy vroom zij: ? indien gy hem aanroept,
zo zal hy u van de quadeii, daar voor gy vreeft, ver-
lofien ; ea indien hy wil, zo zult gy d\'afgoden, die
gy met d\'ongelovigen aanbid , verlaten. Wy heb-
ben onze Proteten aan d- genen gczohdcn , die
voor u zijngeweeft, Toen zy hen verachten, zou-
den wy aan hen qUelUngen , om hen tebekcrcn i
\'tvvclkzy uiet\'gsdaan zouden hébben zonder d\'c-
lenden, die wy aan hen gezonden hebben ; hun hare
IS echter verhard; de duivel heeft hen d\'ongehoor-
zaamheit vorderlijk doen vindenen zy hebben
\'tgeen, dat men aan hen geleert had, vèrgeten.
Toen wy de deur des geluks voor. hen openden,
verblijdden zy zich boven gemeen, cn zyn
ondankbaar daar over geweeft. iVtaar zy wier-
den ook geftraft toen zy\'erminft op dachten. Zy
O Ma- wierden wanhopig , en zyn Vcrddgc, tot groter eer
honiet. God j en die Heer van \'r Heelal is. Zeg tot hen :
üto God u bhnt, doof en onwetend maakt, wat God
andcrs.als God , zalaaq u \'t gezicht, gehoor, en dc
wetenfchap wcérgeevenïAanraerk hoe ik mijn Een-
heit openbaar : zy wilden haar echter niet geloven.
Zég tot hen : Hebe gy Gods geelTclheimelijken o-
pendijk beproeft ? Heeft God anderen , als de bo-
ze» , daar toe verwezen ? Hy heeft de Profeten en
Apoftclen niet gezonden, dan om de gcluk/aligheic
•van \'t Paradijs tc boodfchappen,en dc helfchc pijnen
tc vcikondi^ß. De geen,die gelooft ctt goede wer-
ke«
IfCii doift, zal Jn dc dag ces Oordecis vty van vrees
zyn ; cn d\'ongelovigen zullen om hun ongehobr-
ïaAmheit geSrafc worden. Zeg tot hen: Ik zeg niet
aan u dat si: alle Gods Ichscten in mijn vermogen
héb i noch dat ik het toekomende en vëtleden weeti
ik zeg niet tot u dat ik een Engel ben ; ik doe niets
anders, dan my ingegeven is-"Is de blmde gelijk
met de geen, die klsrclijk ziet ? Denkt op\'tgeen,
dat ik toe u zeg. ik verkondig het alIèeDlijfc aan de
genen, dicdcdagdcs dördeêlst^reZèn. Zy zulleh
niemant anders , als God, vinden, oöihentèbê-
fcherrhen. Zy fullen miflchieii zyn goddelijkè Ma-
jclkit vrelcn. ï^uel niet de genen , die God \'sa-
vontsén \'suchtens bidden, en dié zyii aangezicht
begeren cc zieti. Gy znltgccn\' ïekcning van hun p
wci ken geven : zy. zullen ook geen rekening van .
\'ègecn gcfvcn, dat gy doet j indiën gy hen qaelt ^
zo zult gy in \'t getal der onréchtvaetdigeh zijti. Wy
hebben de menfchen , d\'eeu met d\'ander, beproeft:
zy hebben al lachendé onder inalkander gezegt;
Zie daar de gerietpoiidcr ons , aah de Welken God
zyn gen 3de geeft. Kent God niet dê genen , die Zyn
weldaden cikennetiJGroet dè gelovigen vrien-
delijk , alszy ü kómen bezoeken ; God bemint de
vnendeFijkheit, góedërtierenheiten belecftheit Hy
zal onder u aaii de geen vergiffenis geven , dre hem
uit onknnde verflcurt zal hebben , die betou van
zyn misdrijf heeft, cn goede werken doet; hyis
goedertieren cn barmhartig. Ik verhaal dus Gods
weldaden, en maèkt de weg der Zondaren bekent^
Zegtothen; My is verboden \'tgeen aan te bidden,
dar gy aanbid; andstfinszon ik vandc rechte weg
afgedwaaJt zijn. Ik heb van God een ïicht ontfan-
gen , \'t welk gy veracht hebt. God is Rechter yzü
alle dingen; hy oordeelt met «vaatbeit,ch iszeer ge-
Icchtig in zijn oordelen, ik kan niet vaerdiglijk de
hclfche prjnëii, cn Gods fïraffingeh, daar gy zo
hcftiglijk opdfingt j aan u verfonèh ; zalks hangt af
tan fijn goddehjk« Mafeftéit: indien ik défetnack
loo MAHÖMETS
had,zoiouons veifchtl haaft bcflcchtzyn. God
kent degenen , die ougercclitig zijn, hy heeft de
llcutels van \'c aanftaande in fijn macht: niemant
weet\'et, cis hy; hy wtet al \'t geen,dat op d\'aarde,en
in de zee is: !iy weet he: getal der bladen ,die van dc
bomen vallen .Cd \'c getal der vczeli jes, die in de dui-
fterniilcn der aerdczyn. Op d\'aard; is niets groen
of dof, \'c welk niec ni \'t Bock des iichcs gefciireven
is, Hyis\'c, dieu des nachts doet fterven , en die
\'c goeccnquaat weet, datgy desdagsgedaan hebt,
Hy zai u tergtftclde dag wêcr doen verrijzen. Gy
zultallc voor hcai vergadert worden, Hy zal u uwe
zonden doen bekeiiDCu, en u caar uw verdienften
ftrafti:!! :hy is alt) t vet witbier, en almachtig. Hy zal
u w werken doen %vaarnsemen ; en als gy aand\'uuc
desdoots gekomen zuic zyn, zal hy zyn boden zen-
den , die met zullen ualaten \'t geen ce doen , dai hy
gebied. Het voikzalzich tot hem ,als tot zyft Heer,
yoegetv: hy is naaukeurig inrekening te houden«
ZegcothcniHy fal u lic de duifterniflen vandezce
en aarde verloflcn, als gy hem heimelijk, of in\'t o-
penbaar asnrofpt. Zo\'hy my daar af verloft, zal
ik hem van zyn genade bedanken, Zeg tot hen:
God kanu frau de duifterniflen, cn van alderhande
quellingen verloflcn : gy zege nochtans dat hy een
medegenoot by liem neefc. Zeg tot hen ; Hyfcan
ftraffingen vart boven en beneden zenden, u van
malkander fcheuten, en uoncellijkequalen ydiegy
malkander veroorzaken zulc, doenfmaken. Aan-
merk hoe ik d\'uitwcrkingen van myn Almachtige
heit aan hen leer; zy zullen miflchien myn Woor-
den vcrflaen. De genen van uw^ landaart hebben
hen verworpen, fchoon zy zeer waarachtig zyn.
Zeg tot hen: Ik ben niet uw befchermer. Yder
ding heeft zyn tyt. Gy zulc in d\'aanftaende tyt de\'
waarheit bekennen. Wijk af dc genen, die ver-
achcclykvan onze wet fprefcen , tot dat zy iets an-
ders zeggen. De duivel wil umyn geboden doen
tergïten , cn « by d\'oiigcrechtigen plaatfcn» Dc
V^are
-ocr page 124-ware gelovigen zullen zich niet met hun redenen
bckceunen, en niet aflaten vauhen te vermanen }
zy zullen z ch miilchien bekeren. Wijk van de ge-
nen» dic met hun godsdienft boetten en fpotten ;
de goederen van déze werrelt maken hen hoog-
moedig. Uoodfchap hen dat zy Rrengclyk geftraft ■
zullen worden: niemant kan hen befchermen noch
veihoren, danGotJ. Daar is geen,waarde, dic hen
vetloflen kao. Zy zullen\'tgoec en quacc, datsy
gedaan hebben, vinden. Zy zullen een drank, die
boven mAteu heet is, drinken, en om hun boosheiD
droeve pijnen gevoelen. Zeg ro: hen: Zullen ,
lil plaats van God , hetgeen aanbidden , \'twelk ons
geen goet «pch quaat aandoen kan ? Zullen wy wcêr
op ons oude pad naar otjfc zonden, keercn , nadat
wy door zyn goddehjke Majefieu-geleid zyn ge-
weeft, even gelijk de gtfcn , die yan ds duivel ver-
kin is! Hy heeft hem verbaaft en bedceftin \'tmid-
dcuvanzyn reis verlaten, nadat hy van zyn reis-
broeders, die de rechte wegaanhemtoonden, ge-
fchciden was. God geleid hst volk op de weg der
zaligheir. Ik wil my geheel aan de wii van°ztjn;
god.sciijke Majefteit overgeven. Doet uw gebeden
tergeftclde tyt, en betaak de Tienden. Gy zult al-
le , m de dag des Oordeels, voor God vergadert
worden, om-rekening van alle uw werken\'te ge-
ven } hy is \'t, die hemd en aarde gefchapen heeft.
Gedenk aan de dag, in de vveUc hy zeide: Zy , en
alles was. Hylalhecrfchen, enindedaapsbieden,
in dc welk d\'Engel de trompet zal blazen, om d^-lc-
venden cn de doden tot Äst algemeen Oordeel tc
roepen.Hy weet het toekomende,tegenwoordige cn
voorleden: hy is zeer Wijs ;cnniet-sis voor hem\'ver-
borgen. Gedenk hoe Abr ikam tot zyn vader Azer
:fcidc: Waarom aanbid gy d\'^fgodeu , in plaats van
God? Ik zie uwgczm ineen klaatblijkeliikedoliiiiT.
god vertoonde aan Abraham het Koninkrijk der he-
mden,en der aarde; en hy heeft in \'t aeral der we-
luk^ahgcu geweeft. Abraham , d« nachts een z"et
G 5 kla-
^DeMii\'
hometa-
nen Ä^f^^f«.
dat Azer
harns hy.-
\' fiamj i\'i,
e»\'\'dtsij^\'Hklareftarziende, vraeg.iein«ichzeli; ©fdirzifn
^adgyfa- God was. Neen, antwoorde hy aan zichzelf, nujir
ff^c^^ïerGod llaacnieEop, en legt zich niet neder. Hy, de
genoemt maan rijzen ziende, vraagde of\'c zijn Goi was,
was. Neen, antwoordde hy aan zich zeit; zeker Go^
my niet geleiden,omin\'c getal der verdoolden re
vyezcD. Toen hy de zon zag rijzen, vraagdehyof
\'t zijn God was , cn toen hy haar zaa onde asan ,
zeidehy tor zijn volk: Ik ben onfchuidigvan de fon-
de , diegy doet, met veel goden t\'aanbidden: ifc
heb my geheellijk aan de wil van de geen overgege-
ven , die de hemel en d\'aarde gpfchapen heeft; cn
ik belijd zijn Eenheit. De zijnen wilden tegen hera
twiftrecdenea;maar by zeide tot hen: Zultgy tegen
my van d\'Ecenheit van God twiflreedenen, die de
rechte weg aan my geleert heeft ? ik ben niet be-
vreeft voor uw afgoden. Hy doet al\'r geen, dathy
wil, en weet alles. Zultgy niet ophem dencken ?
Hoe zal ik voor uw afgoden vrezen , dewijl gy nietf
vreeft te zeggen dat God medegenoten heeft, die
hem , gclijkzijn, daar toe gy geed reden hebt on^
^en t\'aanbidden ? Wie is waarachtiger ; gy, ofik,
zo gy de v^aarheit weet l De genen , die iü God ge-
loven , en de waarheit niet met dc leugenen bekie»
den, zullen yao de helfche pijnen verloft, en opde
weg der zajigheit gebracht worden. Wy hebben
aan Abraham de rcedenen om tegen fijn volcktc
twiftreedencD geleert: ik leer de vvetenfchap aan
de geen , die \'t my goetdunkt. Uw Heer , ó Abra-
ham , fiet en weet alles. Wy hebben aan Abraham ,
Ifaak en Jacob hnn kinderen gegeven : wy hebben te
voren de rechte weg aan Noah en aan fijn geflacht,
aan^David, Saiomoti, Job, Jofcf, Mo.fes, Aa-
ron, Zacharias, aan de heilige Joannes, aan Jefus
Marias foon , Elias, Ifmael, fofua, Jonas, en
aan Loth geleert. W?» hebben hen boven alle \'t ove-
fi^e van de werrek belieft, en hun vaders, faun broe-
ders eïi geflagt verköfen, cn hen op dc régtc weg gc-
hragt.DusgcleidGod degeen,dié\'t hem goetdunkt.
Dc mcnfchen hebben voor dezen d\'afgoden aange»
beden , en geloofr dat\'er •vee! goden waren : hy
heeft echter hun vóórgaande zonden uitgewifcht,
toen zy zich bekeert hebben, jmdi^n zy de geuen
loghencn, die de kennis der Schrifren, en de we-
tenfchap der voorzeggingen hebben, zo zullen wy
macht over hen aan heden geven, die hen roet d\'on-
gclovigea zullen veïieiden. De genen, die van God
fcleid worden, geloven in d\'Ecnheyt van zijn god-
elijke Majefteyt. !j£eg tot hen: Ik verzoek niet vati
u vergelditïg van dst ik d\'Alkoran aan u verkondigt
heb; hy (eert Gods geboden aan alle dc werrelr. Dff
Joden hebben hem nier geecrt,gelijkzy behoordgo.
Zy kendeuZijH weldaden niet, to\'inzy zeideadat
hy niets, dat niitwas, aan \'t volkgehetthad. SLèg
tot hen! Wie heeft de Tafelen aan Moifes gegevens
Wie heeft aan hem dé Schrift geleert, diezyge-
fchreven hebben , om \'r volk ie leiden en verüclt\'en j
Zy hebben \'t geeo daar »f, dat aangenaam aati hctj
was , geopenbaart, cn vee! daar af verborgen. Zy
zullen in d Alkorat»\'t geen leren, dat zy niet we-
ten, en "t welk hun vaders nier geweten heisben,
Zegtothen: God! daarna, laatdebaFdnekkigen.
en i\'^rgceften in hiin dolingen, .Wy hebben dit
Boek, met zegening vervult\', van de hemel gezon -
den; hetbevcftigtdcfGhriften, die daar voor ge-
zonden waren, op dat gy \'t volk van Mecha, de
genen, die omtrent defe flat wonen. enal\'t ove-
rige van de werrelt ondet%vijzen zoud. Degenfn j
die in de dag des-Óórdeels geloven, zullen ook in
\'tgeen, dat in dif boek gefchreven is, geloven , en
God bidden dathy hen van de helfche pijnen verlofti
Wie isongerechtiger als de geen,die lAfteringen te-
gen God uitbraakt ? die zegt dat God hem \'t g?en ,
\'t welk hy zegt , ingegeven heeft, fchoon hy g^en
ingceying van zijn goddelijke Majefteit heeft ont-
fangen ? Wie is ongerechtiget als dp gecn,die zegt
dat hy dingen, mét de genen geiijck, dewelckcn
God aijn Pïofeteningegeven heeftvan de hemel
G 4 zal
doen dalen ? Als gy dc bozen in limi uiterfte ziet
liggen, en d\'Engelen hun handen uitftrckken, om
hun zidcn te grijpen; zo zeg tot hen: De helfche
pijnen zullen hedertdeftrafdèr laftetingen fijn , die
gy tegen God iiitge(pogcnbebt,gelijk ook van d\'on-
gehoorfaamheit, die gy tegen zijn geboden hebt ge-
toont. God fal tot hen feggen: Gy fijt voor ons ge-
komen, fonder rijkdommen , en fonder kinderen ,
cn naakt, gelijk gy gefchapen fij:, en hebt d\'on-
derwyfingen , die wy aanu hebben gegeven , ach*
ter uw rug geworpen :iklie d\'afgoden , die gy aan-
gebeden hebt , niet by u. Gy heb? u van malkander
gefcheiden, ca de genen verlaten, dicgy achtte dat
op aarde qw^ befchérmers moeftcn fijn. God fcheid
de goeden van dc bofen, gelijck hy \'c graan van \'q
Jcif. en de neut van de bolftcr fcheid. Hy doet het
leven uit dedoot, en de doot uit het leven komen,
Zie daarGads werken. Hoe zult gy yan lijn wet af-
wijken »Hy fcheid de dageraat van de duifternis: hy
heeft de qachc tot de ruft van\'t volk gcftcit, en de
lonen maanpm d\'eeuwen, jaren, maanden en ge-
tijden te rekenen, zodanig zijn d\'uitwcrkingen van
Gods macht. Hy is almaciitig, en weer alks. Hy
heeft de ftarren gefchapen , om u te ycrlichten, en
omuindeduifterJieyt van d\'aarde en zee te gelei-
den. Hy bcjonftigc met zijo genade de genen, die
zijn geboden verftaan. Hy is\'t,dic u van cep menfch
alleen gefchapen, én aan u d\'aarde tot uw wo-
gegeven heeft, er. dieu in de werrelt bewaart.
Hy heeft zijn genade a iti de genen gegeven, die zijn
geboden hebben gehoorzaamt. Hy deê de regen vari
de hemel afdalen, gn d\'aarde verfcheide kruiden ,
groen,en graan voortbrengcn.Hy deê dcdadelboom
én palmboom, met dc tuinen, die met druiven, olij.- ,
ven, grcnateo ,cn veel gelijkecnongehjkevrugten \'
vcrciert zfijn.rc voorfchijn komen. Aanmerk hoe dc
vrugtei^ grocjen en verm enigvuldigen: dit dient tot
pnderwjs van Gods eenheit aen de genen, diczijo
^Teesvqoi: ogen hebben. D\'ongelovigen baden de
duivel
-ocr page 128-duivel aan,gelijk ook God, die hen gefchapen heeh;
cn zy zeiden dat God zonen en dochtershad,zodanig
is hun onwetentheit. Gelooft zy God. Hy hectt
de hemel en d\'aarde gefchapen. Hoe zou hy een
\'I kiot hebben, hy heeft geen vrouwen? Hy hecfc
alles gefchapen, enweetalics. HyisuwGod, en
uw Heer. Daar is geen God, als hy. Aanbid hem.
Hy bewaart alles, Hy «s van niemant gezien,cn ziet
alleding. Hy is goedertieren; en niets is voot
hem vetborgen.O volk,uiseen lichc van wegen uw
Heer toegekomen, om u te geleiden j degeen , die
klaar ziet, zal voordeel daar af ontfangen ; cn de
geen, diebhntis, zal zijn qiiaat bewaren. Ik ben
niet u toeziender, en merk niet op \'t geen, dat gy
doet. Ik openbaar dus de geheimeniflen van mijn
Wet. Dc bozen zullen eindelijck belijden dat gy
mijn geboden aan de genen gelcerthebt, diehen.
hebben willen begrijpen. Dóe het geen , dat iiw
Heer u ingegeven heefrjdaar is gccaGod als hy .Wijk
uit het gefelfchap der ongelovigen. 2o God gewik
had, zy zouden zijn geboden niet ongehoorzaarri
hebben geweeft. Gy zijc hun toeziender niet. Lafter
piet de genen, die d\'afgoden aanbidden ? zy fchel-
dcn God door boosheit en otikunde. Yder vind
het geen goet, \'t welk hy doet en heeft behagen iri
zijngevoelen. Eckei, zy zullen alieiride dag des
Oordeels vergaderticn naar hun verdienften geftraft
worden. Zy nebben by Gods naam gelworen voor
*t geloof tc ftrijden, zo zy enige wqnderdaatzien
ycrichijncn,om hen t\'onderwijzen.Dewonderdaden
komcnv3nGodvoort;fy weten nier in welke tythy
hen zal doen verfchijnen,ja fchoon. zy wonderdaden
zagen,fo fouden zy zig noch niet bekeren.Ik zal hun
hartenomwcrpen,cn hun ge7,icht verblinden, en zy
fullen fig nimmer bekeren. Ik fal hen, met vcragring
cn vetwarritig,inhundolingeuen ongehoorfaamheit
laten . Schoon wy Engelen aan hen fonden, fchoon dc
doden met hen qnamen fpreken , cn fchoon wy alle
de getuigende® yverreks omttcat hen vergaderden «
^ \' G s m
?P ziijlcn zy noch niet geloven , indien \'r God nies
b.eJiefde.\'tGcootftedeelvanhenis onknudie, Wy
Jeoben een v.jent aan yder Profeet gegeven ; gelijk
de duivel een vijant der menkben is Hy beiorkr
hem door de perl.jfche.t van zijn rpdenen, om hen
^erwaant te maken; Zo uw Heer lyilde, zy zouden
deze macht niet hebben. Wrjk yau d\'ongelovigen.
en vauhunJaftermgen , en neig «ier tot hm. wil
Zyznilengce» voordeel in hut. boosheit vinden.Be-
geertgy cen ander Rechter , als God, die \'t 8oek.
t wciK het goet en t q uaad onderfcheid , aan u ge-
zondenheeft? Degenen , die de Schrift wcteir,zijn
toier m nictonkundig, dat dit Boek van Gods we-
gen gezonden is, en dat het <ie waarheit in zich be-
grijpt. Weesmctin ^tgecal der gener, die daar
^olÄ M- wW naankcunglijk
yolbrachr, Niemanrkan zijn uitwerk,heler-
ten. God verftaat cn weet alles. Indien gy u naar
de wi van t meefte deel der menfchen buigr ,
zo zullen zy ,uitleiden :zy gdovenalleenhjkhun
waan, en zijn leugenaars. Uw Heer kent degenen,
die afweken zijn.cn de genen,die de rechte weg vol-
gen. Eet van tgeen, \'t welk met d\'uitfpreckml van
Gods naam gedood is. Men heeft u\'t geen geleert,
t wpik aan u verboden is: eet\'er nlt afv zo cy
met ,n noot ziK-Veel dolen af van dc rechte weg,
yolgen hqn luftgn en onwetctitheit. Gf«l ziet de ge-
nen, die hem vergrammen. Vliïd de verborge en o-
penbare zonde. De zondaars zuilen fère^pel^cfc ge-
Rcftraft worden.Eer niet vao\'t geen, \'t weik niet met
duKfpreekmgvan Godsnaam gebloed heeft: an-
derfins zult gy zij« geboden ongehoorzaam zij i.De
duivelen bekoren degenen, dil hen volgen : iy ra!
^en d «ngelov,gen tegen u tetwiftreedencn; ißdieii
gy hen gehoorzaamt, zozuirgy ongelovig geiijck
zy 21,n. Ik heb veel van degenen, die door Éin zon-
den doot waren,wéér opgewekrtik heb hen bekeert
eaeen hgtaan hen gegeven , om hen iade duifïer-
Biflen te vcrligten, daar d\'ongelovigen aiinmsr fül-
len
AL kor A N. 10?
len ukkotrsen , om dat zy in hmi ongehoorzaam-
heic verrtiaak fcl.eppen. ik zal dieshalyen ia ydet
{^ac_hoofdenftel|fo,diede bö?:en zullen opmide»,
gelijk OOK hen zclvcn, maar zy zuilen \'tniec weten.
Als zy eenig teken (van dc waerheit des Prpfeetg)
Zjg«i\\ verfc!,ijnen,zeidenzy datfy met in hem zour
den geloven, zo hy niet mee .dede.uchden cn vern
dienften der andere Profeten verzelt was. God doet
verkiezing yan degenen, aan de welken hydcge-
nade van tc ptofeteren geeft: hy zal de genen ftraf-
fen, die uit fpot pdamge redenen in deze iwerjrelE
voeren ; en zy zullen in d\'ande^e werrdlt grotj?
pijnen, om hun boosheit, gevoelen. Opd yerfteogt
bet hart der gener, die hy op de wég der zalighett
wil geleiden, en ftraft de genen, die van ie rechte
weg afwijken; zyn granafchap is zo haaft op d\'on-
gelovigco gevallen, als hy ten hemel geklommen
ïs. Dcweg , diegy yolgt, is de rechte weg. Wy
hebben de genen begenadigt, die voordeel daar mee
weten te doen. Zj zullen zalig wefen : God zal hiin
befchermer zyn , uit oorzaak van hun goede wer-
ken Gedenk aan de dag , in de welk wy \'t volk ful-
len vergaderen , en daarin men tot de duivelen zeg-
gen fal. O overften der dtjiyelcn, waarom zyt gy
tegcDdemcnfch opgeftaan? De vQornaamftco on-
der de rocofirhen , die hen gehoo-zaamt hebben,
zullen antwoorden: Heer, maak dat wy ons aaa
malkander wreken, co dat yder op zyn beurt gé-
bied: óHeer, wijs ons de gefette tyt aan , diegy
tot onfe ocgelukken geftelt hebt. D\'Engelen fhlieij
antwoorden: De hel fal uw woning zyn; gy fijlï SezieGe-
daar ceuwiglijk, en fo lang als \'t God belieft, blij Mdjn^
ven. Uw Heer iszeer wijs, en w£ct alles. Débo^
fcn fullen om hun boosheit de bofen gehoorfamen,
O overfta) der menfchen ,cn der duivelen , hebtgy
myn Profeten en Apoftelen van uwlandaart, die.
wcMideidaden san u vertoont hebben,en die myn ge-
boden , e« dc4ag des Oordeels hebben verkondigt,
fnct gcfi|:n?Z.y zujlen antwoorden datfy de Proiétcn,
ea^
-ocr page 131-cn d\'Apoftcien hebben gezien , maar dat het Jeven-
des wcrrelts hen verwaant heeft gemaakt; cpzy
zullen belijden dat zy boos geweeft hebben. God
zal Mecha niet verdelgen om d\'ongerechtigheit,dic
daar gepleegt word, tot dat hy een Apqltel aan haar
Itedclmgen heek gezonden, om zijn geboden aan
«enteleven, Yder zal naar zijn werken geftraft
worden. Uw Heer weet alles ,dat van de werrelt
pdaatiword. Hy behoeft zijn volk niet. Hyi$
barmhartig. Hy kan, ais \'t hem goetdunkt, a ver-
delgen, cn nen ander volk in uw plaats Oprechten,
gehjk hy u in de plaats der gener, die voor u geweeft
hebben, opgerecht heeft. Indien gy uniet bekeert»
ZO zult gy dé helfche pi jnen niec dntgaan. Zeg tot
hen: Doet gelijk gy \'t verftaat, ik fal my drageii pq^
l.jkifc\'tverfta. GyfukciDdeiijkde genen kennen
die ccn goet deel in d\'andere Werrek fuilen hebben\'
Nienian: fal den afgoden dienaars te hyb komen
Zy offeren aan hun afgoden een deel der vru chten,
die God gefchapen heeft, en, hun gedachten vol-
gende, feggen .•■ Zie daar onfe God. Defe offerin-
gen komen met tot Qod. Hunafgodery was oor-
faak dat veel onder hen hun eige Icinderen aan han
yalfche goden offerden, Zy hebben hen verloren,
en fijn in hun eige godsdienft verwart :\'.t welk niec
gefchied fou wcCeu, foGod fulks niet toegeJacen
had. Wijk van hén, en vsu hun lafteringen. Zy fei-
den dat de vruchten der aarde, en Gods weldaden
onrein waren , en wüden\'er niet af eten.God geefc-
Vrniemantaft\'etcn,behalvendengenen, die hy
bcnadigcnwil. Zy verboden op enige becften , die
God aan hen gegeven had, tekhmnien, en dood-
den hen,om hen feten, fonder de naam van fijn eod-
deiijke MaicÊcic uit te fpreken ; \'t welk een feer
groce fonde is : maar fyiulien naac hun verdienften
daar om geftraft worden.Zy feiden dat den mannen
veroorloft is van al \'t geen , dac in de buik der bee-
ftcn is, t\'ecen,cn hun vrouwen met; en toen fy hen
gedoot hadden , hebbc» fy om \'t gefelfchap <laar af
geëcen:
-ocr page 132-^eetf n: maar God zal htn oiu hun redenen ftraffen;
hy is z;er w)js, en weet alles. De genen, die hunr
kinderen doden, zijn verloren héden, die zot en
onwetende zijn. 7,y ver bieden van de goederen t\'e-
ten, die God aanhcïigegeven heefc, om celaftcren.
Zy ziju van de rechte weg afgeweken. God heeft
dehovenen tumeiigefchapen ;die voj vanvtuchten
enktuidenvanverlcheide verwen zijn, en van o-
livfn, granaden, cn ändere gehjke en ongelijke
vruchten zija.Eec van de vruchten der aarde: betaalt
het recht, datgeftelt is,als gy oogft, en vctquift uw
goet niet lichtvacrdiglijk; God bemint Éiet de quift-
goeden. Daar zijn onder de reine dieren, die laft ge-
dragenhebben,cn anderen,die jongzijn,en nictheb-
bengedragen.Eer van \'tgeen, dat God aan u geeft,
énvolgtnietdevöetftappcn des duivels; want hy is
uw openbare vijant. Zeg tot hen: Zie daar acht paar
beeften; te vifctert twe paar hameien, twe paar fcha-r/f^^j,/
pen,twecpaarkameelen ; en twee paar koejen
van de welken het u vetoorloft, of verboden is t\'e.
ten. Is aanu vcroorloft de mannetjes ofde wijijcs
t\'cten ? Welken zijn de genen, die God aan u ver-
boden heeft ? Wiè is bozer als de geen, die laf-
tert , om \'t volk, dat onvyetetide is, van de rcchte
weg af te leiden God geleid d\'onrcchtvaerdigcn
niet. Zeg tor hen: In al \'i geen, \'t welk God my in-
geblazen heeft, heb ifc niet gevonden dat\'edvtr-
boden is van deze heeften t\'cten, uiroezondcrt zó
zy van de ziektegeftorVen zijn, en zomcnhen,.
zonder Gods naam uit tc fpreken, gedoot heeft.
Vatkensviecfch is aan ti verboden: mdiengy\'er af
eet, zo zult gy in Gods gramfchap vervallen.
Maar indien iemant in noot is, endaarafeet, zon-
dervoorncemen van God te verfteuren, zo zal hy
God goedertieren en barmhartig vinden. ^y
hebben aan de joden verboden van de bee-
ften t\'cten, die geen gekloofde vcèten hebben »\'
en \'t vet der becden te nuttigen, uu.gezoiv-
het geen, \'t welk tuflchcn \'t vleclch ,
ió \'t iogewanr, cn in \'t gcbéeme is. Wy
hebben
-ocr page 133-fio MAHÖMETS
hebben om hun zonde du verbod a^n hengédaaii,
en zijn ifraarachcig ih onze woorden ; en naaukeu-
r%Ui onze beloften, indiéh zy u locrhenen , zo
zcgtot hcniGodsbarmharcigheifissrobt; en dc
bózcnznllen dé fïraf van hun misdaden niec fchÜ-
J^cn. ü\'ongeiövigai zeiden , mdiën God gewilt
Wad, wy zouden ri/êtm\'c gei al der ongcloviecn
z.jn geweeft gelijk ook onze vaders ; en niets lou
^LT voorhen
waren, Ipraken gdijKzy, (ot daczy deflraf van
huiï zonden geroddêa. Zeg tor hen : Z,jt gy verze-
kert dat God mcé U\'^ bedi ijf te vrcdeft is; Zegt ons,
vau Waar koomt déze verzekering ? Gy voigtdair in
alleen ufir cigcgcvoekn j gy zrp J.ügeuaars: Gods
voorztótiigheic isgrooi. Hy Zou, zo tiy gew.k had,
ü alle op dc rechte wéggeieid hebheu. Doet dc oe-
^n tot ons komen, dic tot u zeiden dat het Verbo-
den IS rcmèbéeftenVeten/Waren zy\'erby, toen
Godzuiks verbood andien Zy zegden dat zyVrby
warcti, zo f<gt „iet gehjk (y , en volgt niet de luf-
ten der ougelovige lafieraars, die niet ir\'c eicdc
deswerre!tsgelövcn,cn veel goden aanbidden.
Zegtotheu: Koomr,ikfaIu onderrechten wat u
tauGódsvfregea verbddcn ist\'ctén.Daarisniet dan
Kn enig God; fëgthict dac hy medegenoten heeft,
die fiem gelijk fijn. Doec wel aan « vader eii moedcé
dood niét u kinderen uit vrees datgy van honger fult
ftarvcn. God fal tón q, en ook aau hen\'tgeen ge-
ven , \'£ wélkunódigfïl v^cfen. Bedrijf geen hoere-
^y noch in \'t heimelijk, noch in \'t openbaar. Dood
fliemant, fo dc gerechcigheit het niec gebeid. Godf
gebied aan u du Voorvcxhaaldéfonderhouden, gy
iult er miflchien om denken. Neemt niet dé goe-
der^ der wefen , dan om hen fc huip te komen, tot
dat fy tot hun befchéide jaren gckömen fljn. Weegé
«nmcéc met goed gewicht i eii goede maat. Ikge-
feied aan niemant iéts te doen, dat niet in fijti
macht IS. Oordeelt met billijkhcit, fchoon het te-
gen uw eigc magen cn vrietiden was. Voldoet hét
gectTs
-ocr page 134-geen,dat voorverhaalc isjGod gebied iïct u:gyzult\'e£
miflelïrei! op denken. Dit is de rey^ce weg>die gy vol-
gen mpet. Wijii\'crnictaf : God gebied\'c u;gy zult
mifichien zijii goddelijke Majefteit vrezen. Wy heb-
ben onze geboden aan.VIoïfcsgeleertr\'tis een belon-
dere genade de vromen t\'ondcrwyzen, en\'t volk oji
de rechte wtg te geleiden. Gy zult miflcbicn hs de
vertîjienis geiovcm. O iawoondets ian Mecha , Wy
hebben d\'Aikoran,vol van zegening aan u gclonden
doet het geen,dat hy aan u gebied. VHcd de goddc- J^it\'i-yn
loosheitjuw zonden füllen u vergeven wotdcn.Zcgf^^ fodek,
niet dat God Zijn Wet aan twee volken » die voor u^"
de
geweeft hebben, gezonden hééft, cndatzy vooru
verborgcn is. Zult gy zeggen dat, zo God dcSchrift
aan u onderwezen had, gy gehoorzamer, dan zy i
giweefl: zoud hebben? Zeker, hy heeft zifn gebo-
den aan u geleert ; dît is een bezondere jonfl voor u,
om u op de rechte weg te geleiden. Wie is ongetcch-
tiger als de geen, die tcg en zijn goddeüjkeMajefteit
laflering uitbraakt, en die vän zijn geboden af-
wijkt? Zodanigeliïïdcnzuilénin \'t helfche vuut
ftrengeiijk geftraft Worden. Zullen zy wachten dA
d\'Engelen hen komen bezoeken,dat God hein ftraft,-
enz: ju wonderdaden aan hen vertoont! Ziïüen zy
de dag des Oordeels verwachten , iß dc welk het
bérou , cn de bekering onnut zullen wezen. De
genen, die ineen deel van de Wet geloven j c»
\'t ander deel verwerpen , hebben geen p,remveft i»
hun geloof; God zal hen hun zonde« dbco beken-
nen , en hen naar de lelijkheit van hun misdadetï
ftrafFcn. Degeen, die een goed werk doet, zaï
\' tienmad zo veel vérgelding oiufangen. De geen ^
die enige boosheit bedrijft, zal op gelijke wyzs ge«
ftraft, en geen ongelijk aangedaau wórden. Zeg
jiothen: Godheeft myop de weg van zijn Wet ge-
leid. De genén, die Abtahanjs Wet behjrden, bc!^
kennen Gods eenheit} Abraham was mét i^ \'i
getal der ongelovigen. Mijn g-bcdru , beloften,
reven en doot zijnaan Gadgcwir4 Hyhciïftgeen
medegenoot; en ik heb my geheel aan tijri goddè-
hjke wil overgegcven Zeg tot hen: Zal ik wcnlchcn
ccn ander God, als de Heer van \'i Heelal j \'t aan-
bidden ? \'rGoet, \'t welk de menfch doet, is voor
hem, en \'t cjuaat, \'t welk hy doet, is tegen hem.Gy
zalteens alle voor God vergaderen ; hy zal uw ver-
Icbilleti bellechtcn. Hy vechngt uw nakomelingen,
en verheft fommigsn meer dan anderen, om u tc
beproeven. Uw Heer is naaukeurig in de bozen te
iiraffen, ciigoederdetenenbarmhartigaan de vro-
men.
Het Hooftdeel van \'t yborbur^ der hellen , begrtjpendè
hondert en Kes regelsite Mechagejchreven.
Waarde Lezer, Mahomet heeft dit hooftdeel het
Hooftdeel van Aäraf genocmt, \'t welkeen plaats
iscufichenhe: Paradijs en de hel, daar de men-
rchen geen pijn lijden. Bezie de Mokari, dèBe-
daoi, en Kitabel tenoir.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. ïk ben de vi^ijite en waarachtigfle God.
Dit böek is aan u gezonden , óm dc waregelovigeri
té prediken; Tvvijfïel niet van\'t geen , dat het in
zich begrijpt. Zegtothen: Gelooft in\'t geen , dat
aanu van wegen uw Heet gezonden is; aanbid
geen ander God als hctn. Daatzijn weinig lieden
onder u, die\'er op denken, Hoe veel lieden hebben
wy verdelgt? Hoedikwijlshebberi wy onze ftraf
aanhunfleddingenby dag eft nacht, als zyih ruft
"tvaren, gezoniien ? % hebben echter niets anders
gezegt,dan dat zy groot ongclijkhadden. Wy zul-
len\'tvotk onder vragen, aaii \'t welk wy onze Pro-
feten gezonden hebben, en rekening van \'t geen
éifTchcil, dat\'et gdeert, co dat\'ct gedaan heeft, Wy
zullen oiizc Proleten ondervragen, en hen rckc-
nmg van de geenen eiflchen , die hen gevolgt, eft
gehoorzaamt hebben. Ik zalhcnaan \'t geen doen
gedenken, dat zy gedaan hebben , om daar af
veï-
-ocr page 136-■Vergolden te worden, Wy waren niet verre van on-
ze Profeten , toen ^y de waarheit aan hen verkon-
digden. Hun daden zullen in de fchaal van gerech-
ligheic gewogen worden. Defthaal der gelukza-
ligen zal zwaar van goede werken weseoj e» de
genen, welkers fchaal licht van goede werken is i
zullen verdoemt zijn , öin dat zy onze gebodeu ver-
acht hebben. Wy hebben ii uwe woning op aarde
gegeven, en daär op al \'t geen , dat nedig is om u
te voeden: maar weinig heden onder u bedanken my
daaraf. Wy hcbbehugefchapen en gemaakt, cn
aan d\'Engelen geboden Adam t\'aanbiddenj\'t welk
2y gedaan hebben , uitgezohdcrt de duivel, tot Je
welk wy gezegt hebben ? Wie hèeft u belet Adam
t\'aan bidden, toen wy zulks aan u geboden?Hy ant-
woordde :ljc ben meer dan hy : gy hfbt my vaa
vijur, cn de menfch van \'t flijk der aarde gefchapen.
Wy zeiden toen tot hem: Vertrek uit hèt Paradijs
\'t is niet de wonirg der verwaanden ; gy zult in \'t
getal der genet wezen , die van fchandcvervult zijn.
De duivel antwoordde: Laat my tot aan de dag vati
dcverryzenis der doden. Waarom hebt gy my ver-
zocht ? Ikzal de menfchen van dc rechte Weg aflei-
den , èn hen ter rechte , ter flinckc, en van allé zy-
deü beletten in ow Wet tegeloven; en \'t grootfte
deel onder hen ^al ondankbaar zijn. Wy zeiden tot
hem: Vertrek uit het Paradijs; gy zult vai> alle dis
werrelt verworpen worden , en van mijn barmhar-
tig) elt berooft zij*. Ik zal de hel met dc gcecn, dië
uzullen volgen, vervullen. Ó Adam, woon Hict
uw vroü in \'t Paradijs, cn eet daar van al \'t geen,dac
u aangcnsam is: maar nader" deze boom niet; andcri
zult gy en uw vrou in \'t getal der onrccbtvaerdigetï
wezen. De dqivel bekoorde hen, en beroofde
hun lighamen van hun klederen der gerade. Hy
zeide tot hen : God heeft ü vcrbt den yah de vrucht
^an deze boom t\'cten, op dat gy geen Étigelen , en
niet eeuwig foud zijn.Hy zwoer dat hy hen dewaar-
beit zeide, ea vcrvüldc hen met fchan^ejöit corzaak
H -ysrif
vanhan verwaanchdt. Zy bekende» hun naaktheit
na dat zy van deze vrucht geë ieu hadden en nanieti
bladeren\'van\'t Paradijs, om zich ce dekken. Hun
Heer riep hen , en zeide tot hen: Heb ik ü niet ver-
boden deze boom te naderen: Ik zcide tot u beide,
dat de duivel u«v openbare v) jant is. Zy antwoord-
den : Heer , wy hebben u vertoornt, en onze zie-
len ongelijk aangedaan: indien gy geen dcei lUs mee
onshebc, zo zallen wy in \'tgetal der verdoemden
wezen* Hy zeide :.Vertrckc,"vijanden van malkan-
der zijnde,uit hetParadijs.Gy fult cot aan de geftelde
lijc op aarde wonen , cn daar leven en fterven , en in
dc dag des Oordeels van d\'aarde vertrekken. O A-
dams kinderen, wy hebben klederen der genade ,
tekenen van onze alaiaohtigheit,,aan u -gegeven}
gyzult\'er miflchien aan gedenken. O Adams kin-
deren , ziet toe dät dc duivel u nietvctletti, ffelijk
hy uw vaderen moeder verleide, toen hy hen uic
iiec Paradijs dec vertrekken. Hy heeft hen van hun
klederenbcroofc, en hen hun Jeelijkheit doen be-
kennen. Hy zal mee de genen, die hen volgenaap
u verfchijoen ; en gy zult hem zien alsgy\'er aiinft
opdenken zult. Hybefchermt d\'ongelovigen. Als
2y enige zonden bedrijven , zeggenzy: Wy vol-
gen de wet onzer vaderen ; God heeft het dus aan
ons bevolen. Zeg tot hen: Gebied God u hem te
vertoornen ? Zu!i gy van Gad het gèen aeggen, dat
gy niet weet: Hy heeft de gercchtsgheic aan u ge-
boden, en daar by hem t\'aanbidden; cnzijn wet
t\'omheizen, Veel zullen opgewekt woeden ge-
lijk gyhem^^ien hebt. Een deel zal op de rcclite
wegzijn , eu \'t ander deel verdoemt wezen , om
dac zy de duivel gehoorzaamden , cn geloofden
dat zy op dc rech te weg waren. O Adams kinde-
ren , kleed u eerlijk , ais gy naar de kerken gaat: eet
cn drinkt v^n \'tgeen , dac u beJia^t. Weeft niet
quiftsg- God bemint niet de gcneü , diehun goe-
deren oiinuttelijk verquiften. Zeg tot hen: Wie
heeft vwbodea zicb begiiamdijk te klcdca, als
Hie«
-ocr page 138-ttiennaar de kerk gaat, omGod faanbidijen ? Wie
heeft verboden van de goederen t\'eten die God aan
u gegeven heeft ? Dit is den ware gelovigen vcroor-
foft. God zal dus iß de dag des Oordeels zijn gebo-
den verklaren. Zeg tot ben:\' God verbied u de vet-
borge en openbare ho.erery , d\'ongebootzaam-
heit, d\'oijgerechtigheit, rie kift van een andeiGod,
als hem, faanbidden . en\'t geen, \'twelkgy niet
weet: van zijn goddelijke Majefteit te zeggen. Ydei:
heeft Zijn voorfchikking, en nieraantkan haar voe-
deren ,ofvertrsgen. O Adamskinderen, hebberi
de Profeten mijsi geboden niet aan u geleert ? Dc
geneti, die my vrezen , en goede werken doen;zul-
leii in dedsg des Oordeels van queiiing yeilcft we-
zen ; en degcceo, die mijn geboden ougebocrïaam
Ziju > en die zich tegen \'t geloof verbcfieo., zuilen
eeuwiglijk in \'t helfche vuur blijvcn.Wieis enrecht»
vaerdiger ais de-geen, die lafteringen tegen God,
cn legcn zijn geboden fpreett? Zodanige heden zul-
len tiaar d\'inhout yah de Schrift geftraft worden.
Als d\'Engelen dés dcóts hemdeden ,zullen zy tot
hen zeggen . Waar zijn d\'afgojden , die gy in plaats
van God aanbid .?Z/zullen ajitWoorden dat deze
valfche godeii heu verlaten hebben.; en zy zuilen
hun afgodery bckennen.Maar God zaltot hen zeg-
gen : Gaat in de hel, mer de ttienfchf n en duivelen,
die verdoemt zijn. Zy zullen de gedeeltheden , ditS
Voor hen geweeft hebben, vervlcéken , en als zy
vergadert zijn, zullenzy zfggen: Heer, Vou dc-
. zen , zy hebben ons verleid ; verrhccTdcr hun elen-
den in de hel. God zal zeggen: Wv zullen hun ca
. uw pijnen vermeerderen , maar gy kent hen nier.
Zy zullen onder malkander Zfggrn , Wy zijn gctn
oorzaak vanda.tgyoiigeIovig!tijtgewecft;gy waart
ook met zodanig cm ons te bchsgcn; J)jd met ons
de pijnen, die gy verdient hebt. Jkzslde deur des
hemels niet VOO/ffl\'e genen openen , diemijngebo-
den nier gehooizamen, tot dat een kemel door \'t
cog van een naait gaat. Dus zal i& de Zócdareö
H i fträf^
fen. De hel zïl hun bed, en\'tvuurhun dekfcl wë,
fen. Maar de genen , die naai hun vermogen goe-
de wferken gedaan hebben, zuilen ecuwighjk in \'c
Paradijs bl(j.ven. Ik zal\'tbedroch van hun hart af-
wenden , debeeken zuilen met vermaak in hun vel-
den tutflchen} en zy zullen zeggen: Geloofi; zyGod,-
die ons tot hier toe geleid heeft; anders zouden wy
in \'t getal der afgedwaald.-nzijn. Zeker, dc Profe-
ten , Gods Boden, hebn ;n de waarheit aan ons ge-
leert, en gezegt dat d\'ondethouding der geboden
van zijn gaddelijke iVlajefteit ons erfgenamen *an \'t
Paradijs zou rriakcn. De genen, die zalig zijn, zul-
De Md- {gQ rot dc verdoemden zeggen, dat zy de genade,die
hometaan- God aan hen voorzegt had , gevonden hebben , cn
[che lee- hen vragen ofzy de ilraf ,die zijn goddelijke Maje-
raarsge- fteit aan hen beloofde, hebben verkregen. Zy zul-\'
loven dra len ovcrlaide ;a zeggen , en daar by dac Gods vloek
^fgeMfK, ovcrd\'onrechtvaardigcnis, die de menfchen vaii
«J/fïovfeizijn wet afgeleid hebben ; cnzyzal\'en ceuwiglijk
goet als m\'t getal der rampzaligen wezen. Toßcheude za-
^uaat ?e-ligcn cn verdoeandeniseenaffcheyding en plaats,
Aaraf, of Voorburg genoernt, daar veel meulchen
ben, en zijn, die de zaligen cn verdoemden aan hun aange-
■welkers zichten kennen. Zy roepende zaligen ,cn groeten\'
évenaar hen: zy komen cchtcr niet in\'tParadijs,fdioon
met mar ■z.\'j grote begeerte hebben om daar in tc gaan.
deKyde Als zy d\'ogen naar de zijde der verdoemden ke-
der goéde, ren, zeggen Zy: Heer, ftel ons niet| in \'t getal
noch der der oörechtvacrdigen. De genen, die in deze\'
^uade plaats zijn , roepen de verdoemden, die zy aan
werken hnn aangezichten kennen,\' en zr-ggen tot hen :
overßaahWa^T toe hebben ü nu uw rijkdommen gedient?
in deze cn dat gy tegen \'t geloof, en tegen Gods gebo-
f laats, den opgeftaan 27t ? Zie daar de gelovigen\', (die
cJaraf van 11 veracht waren ) Gy zwoetc dat zy van
gememt, harmhartjgheft berooft zouden wezen. Godfprak
sLullen tot hen , én zeide; Treed in \'t Paradijs, en
blijven^ vreeft niet; gy zult voor eeuwig vry van quelling
met deg_e- zijn.Dc verdoemden liullen den zaligen toeroepen:
^en.die , Geeft
Geeft ons van\'t water, datgy drinckt, en vin dc mch ?oet
Ipijs, dicgy eet. Zy zullen antwoorden : Dc drank noch
ee {pijs z-jn den ongelovigen verboden,die met huo quaat ge-
geloof gelpeclt, die Zfcb op de goederen der aarde daan heb-
verh^-aerdigt , en met Gods geboden gcfpot heb-6e» • en
ben. trod heelt hen vergeten, om dat zy de koomft verdkh-
van dc dag des Oordecis vergeten, cn zijn geboden ten dat
gelaftert hebben. Wy zijn rot de ftedelingen van
Mecha gekomen, om d\'Alkoran aan hen tc leren, f/^ia^y
Wyieren hen aandc meafchen, ombea de lachte tuffchen
weg te doen bekomen, en Gods barmhartigheit tePara-
doen verkrijgen , zo zy in dit Bocck geloven. Zul- dm en ds
len /.y wachten met geloven, tot dat zy des zelfs ver- uLl u
garing weten Deze verklaring zal in dc dag des . \'
Oordeels blijken , in de welk dè genen, die fonder
geloofgeltcfthebben, zeggenzulicn: Zeker, de
1 röteten hebben waarheit gezegr; zullen wy dcel-in
nun gebeden hebben ? zullen zy voor ons Iprccken
dat wy weêr in de werrelt keren, om beter te doen,
dan wy gedaan hebben, cn om Gods gsboden te ge-
hoorfamen? Maar zy zullcnom huo lafterinj^en ge-
ftraft worden. God is uw Heer; hy heeft de hcmc-
niclenend\'aardeinzes dagen gefchapen, cnaitin
zijn zetd. Hy doet dat de nacht vaerdieliik de dag
volgt. De zon, de maan , en de ftarren bewegen
zich door zijn gebied 5 en alle de werrelt gehoor-
zaamt hem. Gelooft zy God, dc Heer van \'t Hee-
lal. Bid God heimelijk; en in\'topenbaar; hy be-
mint nietd\'onrechtvaerdigen.Ontteinigc niet d\'aar-
de , na dat\'er onrein daar af wechgenomen is. Bid
God om z,,n ftraffingent\'ontgaan,en om zijn barm-
Jartigheit.die voor dc vromen is, te verwerven., \'t Is \'
God, die dc winden zcnd,om de regen te fcheiden.
Als zy de wolken dragen, drijven wy hen, met wa-
ter beladen, naar dorre, dode en verdelghde
plaatfpi , ea doeii daar dc regen vallen , om
hen fcrmden cn vrnchtcn tc doen voortbren-
gen } Dus zullen wy de doodcn doen verrij-
zen i miflchien zal \'t volk daar aan gedenken.
^^ 3 qoe£
-ocr page 141-Goedlantbrengt, door coeiating van zyn Heer,
goede vruchten voort, en quaad laud brengt niet
dan onkruit voort. Ik leer myn geboden aan dc ge-
hen, die niet óndaiikbaar zyn. Zcicer, wy hebben
Noah gezonden. om de raenfchcn t\'onderwryzenj
cfl hy heeft gezegt: Q volk, aanbid eeh enig God i
indien gy een ander, als hem, aanbid , zo zult gy
in dc dag des Oordeels g jftraft worden. Hun Hoof-
den antwoordden : O Noah , gy zyt in een grote
doling, Hy zeide weer tot hen : Ik dool niet, ik ben
een Bode, van God gezoadeti, om zyn wil aan u tc
verkondigen. Ik geef aan u zeer heilzame raden.
God heeft aiu my \'tgeen geleert, datgy niet weet»
Vind gy vresmc dat hy zyn geboden door de tong
van een menfch aan uzcnd, als omude helfche
pijnen aan tejzeg£feoJ Vreeft God, zo zal hy u
uwe zotiden vergeven. Maarzy heb ben Noah ver-
worpen. Wy hebben hem, met de jynen, in d\'Arfe
bewaart, cn de genen , dic onze wet verachtten ,
verdronken: zy waren güheel verblind. Wy zon-
den Hod aan zyn broeder Äad, en aan degenen
van fijn gevolg, tor de welken hy zcide: O volk»
aanbid eeneenig God. Zuicgy een ander alsGod
aanbidden , en vrezen ? Hun leeraars antwoordden;
gy zyt in een zeer groote ouwcccentheit wy gelo-
ven datgy in\'c getal der leugenaars zyt. Hy ant-
woordde weet; Ik ben geen leugeniar, maar een
Bode van God gezonden , cm zyn geboden te ver-
kondigen. Ik geef aan u goede en heiltame raden.
Vetwoiidert h niet van dat God aan u zyn gebodeti
leert door de tong vaneen menfch, gehjkgy, die
zynwilaan uboodfchapt. Gedenkt dathy na Noah
«,op aarde gelaten, en u in getal, kracht en ver-
mogen vermeerdert heeft. Gedenkt aan zyn gci\'
nade, zo zult gy zalig zyn, Zy antwoordden\': Zyn
Wy tos hier toe gekomen , om een enig God aan te
bidden , en om\'t geen re verlaten , dat onfe vaders
aangebeden fafbbeüïDoe ons de waarheit van \'t geen
Ilyfctijdat gy aan ons verkondig-:,zo gy waarachtig
zyt.
-ocr page 142-zijt.Hy zeide weêr: Gods toorn en gramfcbap zul-
len op u vallen. Zult gy .met ons cm de namen
twiftcn, dsegyenuwvadersaanuwafgodengege-
ven hebben ? God heeft u niet bevolen hen aan te
bidden: gyhcbtgeen redenen om dit te do; b, ver-
wacht üw flraf , ik zal haar met volftaodigheit
verwachten. Wy verloflenhetn toen van hun boos-
heit, en ook alle de ware gelovigen , die by hem
waren. Wy verdelgden defc ongtlovigeo omhan
booshcie. WyhebbenSalheaanTemoa, cnaaodeDe7«r-
zyoen gezonden; ca hy heeft tot hejï gezfgr:0 volk, ken ^ele-
aaabid Bfct meer, dan eenenigGod. Hy vertoont
aan u een wonderdaat ineen kameel. Laat hem op
aarde weiden, en döet hem geen qnaar «anander- dosr Godr
fin? -/uit gy gearafc worden. Gcdv-nkf hoe God u, toelaii»Z\'
na Aad op aarde gelaten heeft. Hy heeft u in de da-ro^f <»
Ien,in de vlakten,en in \'t gebergte doen wónen.Ge-ees kameel
denkt aan God , en verontreinigt d\'aarde niet. Hun verander\'
Overften , die verwaant waren, vraagden aan d\'ar- de,
tnen , ofzy geloofden dat Salhe\' warelyk een bode,
van God gezonden, was. Zy antwoorddenWy
geloven in zyu woorden en kring. Deze verwaan-
den zeiden toen : Wy verwerpen \'t geen , dat
gy gelooft. Wy veroordelen hem , en hebben .
uit fpot Sal hes kameel gedoot. Zy hcbb?n Gods ge-
boden ongehoorzaam geweeft, engezegt: O Salhé,
vertoon na aan ons deftraf, die gy aan ons verkon-
digt, zo gy een der Profeten zyt. D\'aardbeeving
en donder overvielen henter zelve tyc , enzy zyn,
als krengen, in hnn haifen cfeotgebleven. Salhe\' had
hen verlaten , en rot hen gezegt: O volk , ik heb
Gödsgebóden getrouwelijk aan u verkondigt,-maat
gy bemint niet de genen, die totu genegen zyn,
endie goede raden aanu geven. Gedenk hoe Loth
tót het volk fprak, en daar tegen zeide: Zukgyu
altyt met hoerety , en met éen fruet befmetierj, die
noch van niemant der gcner", de welken voor u ge-
weeft hebben, gcfïen is? Zult gy de mannen meer
dandc Ttouvven jdezonde ojcer, dan de godvtuch-
H4 \\ ng.
tigheit, bet» innen? Zy zeidrn: Laat ons Loth c^
zyngezia uit onzcftat verdrijven, dewyl zy zich
niet njct ons willen bezoedelen. Maar God verlofte
hem , en degenen van zyn gezin uit hun handen ,
Bitgefondertfijnvrou, die byde genen bleef, dc
ïvelfcen geftraft wierden. Wy deden ccn regen op
hen vallen , die hen gehee 1 verdelgt \\ eefr. Aan-
merk hoedanig het einde derbo\'ciiis. Wyfondcn
Chaib in \'t lant van Madian. Hy ze de: O volk»
aanbid alleenlijk een eriig God. Weegt met goede
gewichten , meet met goede maten , cn onthoud
nietsvan uw naaften. folgt niet de grote wegen,
om \'t volk bevreeft te maken ; trekt dc ware geioyi-
gen niet af van Gods Wet. Gedpnk dat gy niet meer
dan ccn hant vol volks waart, cn dat hy »\'vermenig-
vuldigt heeft. Aanmerkt het einde der bozen. In-
dien iemant onder u \'r geloof omhelft, en dat d\'an-
deren het verachten, hco gcdult tot dat God uw ver-
fchiilcn oordeelt; daar is geen beter Rechter als hy.
Hun Leeraars zeiden : O Chaib ,wy zullen u.ende
gcnen,dic gelijk gy,geloven, Dit Madian verdrijven,
zo gy met van onfe godsdienft zyt. Hy antwoord-
de : Indien ik geen affchrik van uw godsdienft had,
fo fou ik God, die my daar af verloft heeft, lafteren.
Ik Wil haar met volgen,zo \'t God belieft. Hy weet
alles. Ik heb my geheel lijk aan de wil van fijn god-
delijke Mijefteic overgegeven. Heer , oordeel ons
verfchil; gy zyt de befte Rechter des werrelts. Htin
Leeraars hebben toen tot het vol jc gefegt: Indien gy
Chaib volgt, fo fult gy verdoemt fijn. D\'aardbeving
cn donder hebben hen korte tijt daar na overvallen,
en fy lijn dcsuchtens in hiin huifen doorgevonden.
Degenen, die Chaib, vcrIpghcndeB, vonden geen
?ekerheit in hun woningemfy waren verloten jen hy
had hen-ver laten, cn tot hen gezegt: O volk, ik
heb Gods wil getrouwelijk aan u verkondigt ;
uk fal my om dc boosheit der boofen niet
«■luelleti. Wy hebben de genen niet met fïek-
te en arrno^de geplaagt , die de Profeten, die
wpl-
-ocr page 144-Welken wy aan de ftcdpiingcn van Mgdian gezon-
denhebben, nier gehoorzaamden: zy zullen zich
miflchien bekeren. Wy hebben hen mee ziekten cn
gczontheit beproeft, cnhen in veel voorvallen
belieft. Zy hebben echter gezegt: Onze vaders
hebben met ziekte en armoede geplaagt geweeft;
wy zullen hen gelijk zijn. Maar wy hebben hen
om hun zonde geftraft, toenzy\'crminftop dach-
ten. Indien d\'inwoonders van Mecha onfc vrees
voor ogen gehad, en onfe geboden gehoorfaamt
hadden, wy fouden de fegening des hemels, en der
aarde voor hcngeopcnt, en hen getraft hebben om
dat fy boos. fijn. Daar fijn\'er, dic des nachts, al^
fyflapen, anderen, die by dag, alsfy fpclen, cn
fich verheugen , geftraft fullen worden. Zy ge-
loofden dat God fen bedrieger was ; cn fijn ver-
lote lieden. God geleid de ware gefovjgtn op
de rechte weg, en maakt hen, na hun ouders,
erfgenamen van d\'aarde. Indien hy gewilthad, hy
fou de gehele werrelt verdelgt, en\'t hart van \'t
volk verhard hebben,en nimant fou fij n woort heb- jj/f ^
ben gehoort. Ik verhaal aan u de dineea , die aan m.
dele ftat gebeurt fijn. Veel Profeteii fijn aan haar
ftedehnge» gefonden, en hebben veel wonderda-
den gcdaan.Zy hebben echter hun eerftc goddeloos-
hcit niet willen verlaten ;wy hebben dus het harr der
ongelovigen verhard. Zy volbrachten hun beloften
met; en wy hebben \'t grootfte deel van hen boos en
ongehoorfaambevondéo. Wy fonden Moifes aan
Farao, en aan fijn volk: hy vertoonde aan hen
wonderdaden, die fy door hun boosheit veracht-
ten. Maar merk hoedanig \'t einde defer bofen ge •
wcelt heeft. Moifes feide tot Farao,ik ben eenBode.
van Je God yan \'t Heelal gefonde, als ik van God
Iprcek , fo feg ik waarheit. Ik ben door fijn bevel
gekomen,om u aan te (eggen dat gy dc kinderen van
Jfrael met my moet lasen trckken,en hen niet in uw
ftaten houden. Farao feide tot hem:, Indien gy
TaoGods wegen gckomen , en waarachtig in uw
H 5 woorden
Woorden zijt, zo vertoon enige wonderdaden aaa
ons. Hy wierp toen zijn ftok op aarde, die ineen
G\'/^Wv« by toonde zijn hanc, die zeer
ïe^t dat d\'ogen der aanfchouwers fcheen. FaraosLeer-
MoiCes een tovenaar: hy
haJhra\' Verlaten ; vpat is uw gevoelen ï
«jr ia
ftedcnde tovenaars vergaderen. ToenFaraos tove-
naar» voor hem waren , zeiden zy tot hem: Wat
Tcrgeldiogzulieu wy hebben, zo wy verwinners
Zijn ? Hy antwoordde hen: Gy zult wel vergolden
wpjden , en van de genen wezen, die by myzija.Zy
zeiden : O Moifes, wilt gy cerli: uw ftok op aarde
werpen , of zullen wyd\'onze laten vallen. Moifes
zerde tet hen.dat zy hunftokken zouden wechwcr-
pen, gelijk zy deden: zy betoverden degen der aan-
Ichouwèrs. cn verfchrikten hen door een- boVcnge-
wone tovery. God gaf Moifes in dat hy z.jnftatop
d\'aarde zou wer pen , die de ftokken der aDdeiet»
verflond. D^v?aarhcit bleek boven de leugen, cn
boveQd\'ydelhdtvaahun werken. Zy wierden tot
hun fchande ver wonnen. Zy veriieten hun tovery,-
en , ter aarde knielenden, fprakeo deze woorden:
Wygelovcn in de Heer van \'t Heelal, Moifes en
Aarpus Heer. Farao zeide tor hen : Gy gelooft i»
Moifes God , zonder mijn toelating, \'t is ccn be-
droch, datgy verdicht hebt, om\'r volk uit mijn
ftaten £C verdrijven. Maar gy zult haaü dc ftraf be-
kennen , dic ik aan u Bewijzen zal. Ik zal o de han-
den cn voeten doen affnijden, ofa alle doen kruiflcn,
Zy antwoorden : Wyzijn geheel aan Gods wil o-
vergegeven. Wat wraak gy van ons «ecmt, gy
kont piet beletten d;; wonderdaden, die wy zien, te
geloven , noch de geboden van zijn goddelijke Mt-
jefteit te gehoorzamen. Heer, geef ons gedult, en
doe ons in \'t getal der ware gelovigen fterven. Füra.»
os Leeraars zeiden toen tot hem: Geef verlof aan
Moifes,co aan zijn volk,datzy trekken, daar\'e
h?n goecdunHt d\'aarde tc verontreinigen) op dat
zy
-ocr page 146-®yuby OW goden iu ruft laten. Hy zeide ; Ikzal
hun kinderen doen doden , hun vróuwen doen mis-
handelen, en iieuduizent pijnen doen lijden. Moi-
fèszeidc tot zyn volk: Verfoik met gedült en ge-
beden byftant van God, die degehele aarde toebe-
hoort eti de geen , die \'t hem goetdunkt , erfgenaam
daar af maakt. D\'andere werreit is voor de vromen.
?eiden : Q Moifes,wy hebbeu, voor uW koomft,
oedooc onzer vyanden gevvenfcht. Hy auÉWóord\'
dc: God zal uw vyanden niet verdelgen, otn u al-
leen op aarde te lacenjhy zai zien watgy doen zult.
Wy hebben Farao, en zya onderzaten met hoügec
geplaagt ; d\'ongelovigen zullen\'cr miflchien óp
denken. Toen hen enig geluk toequam , zeiden zy
datzy \'t verdienden, cn toen hen enig quaatóver-
quam, zeiden zy dat Moifes en de zijnen d\'óoifaafc
daar af waren. God ftrafte hen, maar \'tgrootftè
deel van hen kende hem niet. Zy zeiden tot Moifeü
Hou op van uw wonderdaden aan ohs te vertonen ,
om ons te betoveren; wy willen uniet gchoorza-
m-cn. Wy hebben watervloct, fprinkhancn, luizen,
kikvorllchcncnblóet, "teen tsa\'t andeir, aanhen
gezötidcn. Zy hebben zich echter verhovaardigt,
en zyn in "t gsial der bozen geweeft. Toen onze
gramfcbap op hen gevallen was , zeiden zy:
O Moifes, Bid uw Heer dat hy aan ons het geen
geeft, \'t welk hy aan u belooft heett. Doe zya
graiHfchap van ons wijken,- wy zullen u geloven, en
de kinderen van Ifrael metu laten trekken; Toen
^y hen van \'t lijden verieft haddai, veranderden
zy vanTpraak , morden, en deden tegen hün belof-
ten. Wy wreektenons aan hen, en deden hen in de
zee verdrenken , óm da: zy onze wondcrdadrn ver-
achtten. WygaAien aan de kinderen van Iltad , die
zich vobt ons verootmoedigden , het wcftcn tn
óoftcnjen daar by onze zegening. Ons woctt is \'
over hen vèrvulcömhun vdftjndighest; en wy vet-
dclgden Faraós heiren^ De kinderen van Ifrael,deut
Be 2« getlrokk?n, vonden lieden, die d\'afgodea
aanbaden, cn zeiden: O Moifes, maak ons goden,
mee de goden vau üic voïk gelijk. Maar hy ant-
woordde: Gy zyt onwetende. Deze heden zyn ver-
löre menfchcm \'tGe:», \'twelkzydoen, issiets,
danonwetcnthciceri jdelheit. Begeer ik dat gvccn
ander God, als God, die u boven dcgchcele wer-
feit gefielt heeft, aanbid ? Wy hebben u van Faraos
Jieden verteft, die u zwrarc pijnen dedcajydcn. Zy
doodden uw kinderen, mishaudclden uw vrouwen;
cngy iecd grote pijnen tot ftraf van uw zonden. Wy
hebben Moifcs dartig nachten, cn noch tien andere
pachten, in alles veertig nachten , op dc berg ge-
houden. Toen hy derwaarts ging, zeide hy to: Ztjn
Ijroedct Aaron:Zy «njn Stcde;;ouder, gebied in mijn
afweezen over dit volk , cn volg met het voetpad
der bozen. Toen Moifes ter geftelde tijt op de bere
geJton»en was.cn zyn Heer, tot hem gcfproken had,
zeide hy : Heer, laat my toe , dartik u zie. DeHecr
zeide; gy zult my niet zien: Zie tegen deze berg i
indien hyvafl in z\'jn plaats bhjft, zozult gyiny
können zicn.Toen de Heer met zijn licht op de bcr^
verfcheen , wierd zy tot afch gemaakt; cn Moifes
zeer vcrbaalf zijnde, viel als doot ter aarde. Toen
hy weder opgefiaan was,zeide hy: Gelooft zy Qods
naam ;ifc Wilhcmgehoorfamen;, engcloof niet dac
enig levendig mens h?;m zien kan.Hy ze de tot Moi-
des :fk heb u boven alle de werrelt verkozen,ik heb
utotcen Profeet gemaakt, gy hebt met my gefpro-
ken:ontfang degcnade,die ik aan u geef,cn wees niet
ondankbaat daar af. Wy hebbe« hem de tafden ge-
geven , op de welken \'tgeen , dat tot de zaligheit
nodig is.gefchreven was,cn tot hem gczegt:Ontfans
met genegentheit her geen,dat ik aan u geef, cn be-
veel aan uw volk d\'inhout defèr tafelen t\'onderhou-
dcn. Ik zal de genen , die tegen myn geboden doen,
in de hel werpen, en de verwaanden van mijn gena-
de beroven. Zy zullen nietin myn wetgeloven,
fchoon zy alle de wonderdaden des wcrrelts zagen.
Zo zy de rechte weg zien,?y zuilen hc» niet voken.
Zo zy dc weg der vcrFciding zien.zy zulicn hem vol-
gcn.om dac zy mijngcboc5f n hebben verworpen,cd
mi;u genaden verachc. Dc goede wetken der gener ^
die my oügihoorfaam zyn , en niet in de vcrnjzeuis\'
geloven, zijn onnut: Zy zullen aaar hun verdrcnftert
geftraft worden. Moifes volk hfeft na fijn overlijden
het kaü,ac balkende God,aÊKgebedcnéZAgen zy niet
dat et niet tot hen %ak, dat-et hennictop dereg-
p weg kon geleiden J Zy baden\'t echter aan. m
twelk zy groot ougehjk hadden. Toen dit kalf ter
aarde viel,en zy hun doling bt kcnden.zdacn zy: In-
dien God geen deernis met ons heeft, zo zyn wy in
•e getal der veriore heden. Toen Moifes wcdrkcer^
dcjzcideliy tot hen:Wk-hebt gy na mijn vertrek gc-
hootzaamtïGy hebt u te zeer gehaafl om defe afgod
aan te bidden. Hywicip vangramfchapdetafekn,
die God aan hem gegeven had,tegen d\'aarde, en,fii«
broeder by \'t hooft vattende, trok hem tot fich, en
zcid-: Mijns moeders zoon,hoe hebtgy dit volk be-
ftiert > De macht, antwoordde hy, heeft my ont-
broken , enik heb hun wil niet konnen beletten j
hctfchilde weinig of zj zouden my gedoot hebben.
Doe my geen quaat: verblijd met mijn vyanden
met mijn ongeluk, en ftel my niet ió \'t getal der ge-
ner,die d\'afgoden aangebeden hebben. MoifcSzcide:
Heer,vergeef mijn broederen myibewijsüw barm-
hartigheit aan ons: gy zyt dc barmhartige der barm-
hartigen. Gods gramfchsp , en de fchaude des wer-
relts zullen op de genen vallen, die \'t kalf aangebe-i
den,en God geiafiert hebben:doch hy zal goedertie-
ren tegen de genen fijn,die zich bekeren , \'en in fija
goddelijke Majefteit geloven. Toen Moifes gram-
fchap verzagt was, greep hy de tafelen wcêr, op de
welkende weg der zaligheit voorde genen, dic de
vrees vau hun Heer voor ogen hebben , gcfchreven
was. Hy dcê ter geftelde tifrvan de zijnen zeven-
tig af-fcheiden diej van een aardbeevine ert
donder overvallen wierden , eft zeide : Heer,
gy koude hen verdelgen, eer men \'t kaifactigebedetii
had;
te;
had: Zukgy ons a]ic verdelgen om dczondendec
onwetende!}, die\'onder ons Z\'jn ? Gy hebt dit volk
Ivillen beproeven, Gy geleid en vcrieid degeen, die
\'tugoetdunkt. Gy zijj onze befchermer. Vergeef
ons onze ichuidm,dewijl gy geheel barmhartig zijt,
Geef ons uw genade in deze werrelt, cn geleid ons
by uw goddelijke Majefteit in de dag des Oordeelsï
IHy zeide : Ik zal de ge«en, die \'t my goctdunkt,
itraffen. Mijnbarrniiarrighcitomhelttalledcwer-
relt : Zy is voor de genen , die mijn vrees voor o-
gen hebben , de Tienden betalen , mijn geboden
gehoorzamen, die rechte weg volgen, die den Pro-
D/t is feef. die niet lezen noch fchri jven kan, cn in \'t ^eea
/k/tfAo- geloven , dac van hem in \'t oude Tcftamenc, en in
mt. \'t Euangelium gelchrcvcn is. Hy zal aan hen d eer-
Bede hjke dingen gcbiecei., en donheufehe dingen vcr-
Kjtabel b\'edf n Hy zal hen in de fpijzcn , dic rein z:jn , on^
tenoir. derp-ijkn , en hen vcrbicaeu van de genen t\'eten j
die onrein zijo. Hy zai hen yan\'t mof jelijken laftig
kerkgebaar, cn van de fceteüen, d;e hen ftreng c^e-
_ bonden houden , vcrloHen. De genen , die in hem
geloven, hem eren , hem van ziin vijanden befcher-
inen , en\'t licht voigen, dac wy hem toezenden, zul-
len alle gelukzalig zijn.Zeg rothet volk: Ik ben wa^
rehjk een Bode , van Gcd gezonden , aan de welk
hetKonmknjck , der hemelen , cn der aarde toe-
behoort. Daar is niet, dan een emg God. Hydoet
degeen, die\'t hem goetdunkt, leven en fterven.
Tur- Gelooft in God , cn in zijn Profeet, die lezen noch
ken ^c/fl-fchnjvenfcarf. De genen, die in God, cn in zijn
vendat woorden geloven, ch die de Profece volgen
Maha- zullen wel gdcid worden, en een zeer goede wee
wef/e«« volgen. Onderde kinderen van Ifrsël zijn lieden^
noch die de waarheit weren, enmet biliijltheir cordelen,
Jchryven Wy hebben hen in twaalf ftammcn gedeelt. Toen-
kon. .Moifes drinken voor zijn volk verzocht, gwen wy
hem in dathy met zijn roede de rots zou fiaan, daar
Uit twaalf fpnnghrotinen te voorfchijn quamen; en
yder wift de plaats, daar hy drinken niocft. Wy
hcbbeii .
-ocr page 150-faebbéühcn inec delciiiduw dei wolkenbedeckt,
en Manaa cn quakkelen op hen doen vallen, Wy ge-
boden hen van de goederen die wy aan hengü v<£a ,
t\'etcn. Zy deden (toen zy morden) ons geen onge-
lijk aan , maar hen zdycn. Men zcids tot hen:
Woont in deze ftat, en eet daar van \'t geen, dat u ^^ t ^
behagen zal. Treed binnen de poort mei aanbidding j^gHi^g ^
cn verioeck vergiffenis, van uw zondeu. ikzai *
vergeven , en de wcldadèn der vromenyermeerde- ^e«.!^
ren. De bozen, die ander hen waren , verander-^
den echtcrdc woorden, die men totheagczegt had: ^
Zy verkeerden hen, enwy hebben hen, u»t oor-
zaak van hun boosheit, onfe gramfchap van dc he-
mel toegezonden. Vraag hen naa tijding van \'t dorp
dat op d\'ocver der zee ftond,weikers inwoonders de
Sabat niet hielden, en in de ruftdag preekten. Zy fa-
genindefedagflangenop\'t watcrveiichijnen,enin .
d\'andere dagen niet. Wy beproefden hen dus om hun
ongehoorfaamheit. Een deel v^n hen zeide: Preekt
niet voor dit volk; \'t is verlore arbeit: God.zal hen
verdelgen, en met zware pijrjcn ftrafïen. Bun Leer-
aars zejden toen : Zy zulkn de Heer om vergiffenis
biddcH ; zy zullen miflchien, vrezen hcni noch eens
te vertoornen. Toenzy \'t geen , \'t welk wy^a hen
leerden, verachtten, beigdeuwy de genen onder
beu , die zich van quaat doen onthielden > en üraf-
ten de bozen fwarelijk om hun ongehoo.rzaam-héit.
Toen^zy zich om hun zonde verhovaardigden, zei-
den wy tut hen: Zijr yencht en affchrikclijkgelijcfc \'
deSimmen. Uw Heer zalin de dag des Oordeels lie-
den tor hen zenden, die hen pijnigen zullen. Hyis
ftrcngin de bozen teftrSifen, cn barmhartigscgcn
de vromen. Wy hebben hen op d\'aarde gedeclt; on-
der hen zijn vromen en bozen. Wy hebben goet en
quaat aan hen gezonden, om hen te beproeven ;zy
fullen fich miflchien bekeren. Hun nakomelingen
hebben nakomelingen, erfgenamen van hun k-rin-
gcn,, nagïlaien. .Zy keten echter weer tot huu zoa- BezieGg-
den , en zeggen dat God hen vergeven zal. Zy vet-
, zoekéu
ioekea van hem vergiftenis, en keren altijt weer toé
hun zonde. Zal men itcn geen rekening van \'c geen
afeiflchcn, dat in de Schaft gebodenis; te weten
tiiet, dan mee waarheit, van God te fpreeken? Zy
hebben de waarheit gclcz .n,en begrijpen haar Biet?
het Paradijs is voor detronien alleen. Ik zal de ge-
nen, dichungebedcii ter gcfteldetijt doen, endie
\'t geen onderhouden, dat in de Schrift begrepen is,
«iet van vergelding berovea. Gcdenck hoewy dc
berg boven hen verheven hebben, oi» heft in Icha-
duw tc houden, cn hoe zy gdoofden dat hy op hun
hoofden valkn zou. Wy zeiden tothcö: Begrijpt
met aandacht het geen, d« wy u daar afleren, ed
gedenkt "er aan; gy zult mifl«ihïen d\'ongehoorfaam-
leit vrezen. Uwf Heer heeft uitAdams lendenen alle
zijn nakomelingen doen voortkomen, en,hem on-
dervragende, tor hem gezegt: Ben ik niet uw Heer?
Zy antwÖördcn,Ja,gy zijtonféHeer ;wy weten \'twel.
Zy zullen dan in de dag desOordcels niet konnen feg
gen dac zy zijni Eenheit niet hebben gekent.Zy fullcri
tot hun vcrfchoning zeggen: Onze vaceis hebben
voorons veel goden aangebedefi:wy zijn hun nako-
melingen ; zult gy ons om hun zonde verdelgen? Ifc
verklaar dus mijn geheimcMiflen aan de mcnfèn : zy
iullen zich miHchicn bekeren. Vertel hen de ge-
fchicdeuis van de geen, die onze wonderdaden hecfc
gefien :hy wicrd van zijn wetenfchap berooft, dc
duivel vervolgde hem , en hy was in \'t getal der ver-
lote menfchen.Indiën wygewik hadden,zozoudeö
wy hem , doorde kennis onzer wonderen, onder dc
Leeraars verheven hebbeni maar hy bleef opd\'aardc
gedoken , en volgde zijn luftenjeven gelijk ccn ver-
hitte hont:indicn men hem met gramfchap verdrijft
fo baft hy,cn indien tnen hem in ruft laat , zo baft
fcy ook altijtjgelijkd\'ongelovigen, die onzeonder-
■wyfingen verachten > indien ghy hen onfe wonder-
da.it n vertelt, of niet , zy zullen zich miflchien
bekeren, en miflchien oock niet: Zy fullen dc
genengclijck fijn, die onze geboden hebben ver-
Worpen, en hun zielen ongelijk aangedaan* De
geen , die van God geleid is, word wel geleid, en
degeen , die van God verleid word, is in \'r getal
der verlöre lieden. Wy hebbende bel gefchapen,om
de duivelen cn menfchen te llraffen. Zy hebben
harten, en begrijpen de waarheit niet, zy hebben
ogen, cn zien haat niet, zy hebben oren, en ver-
Itaan haar niet, ZyzijngehjkdebceÜen, ener^
gcr dan de beeftcn ; zy zijn gebed cnwetendc. De.
hccrlijkfte namen des werrelts behoren aan God.
Bid hem by de heerlijkheit van zyn naam , cn wijkt
af van de genen, die door de ramen, de welken
zyaan hun afgoden geven i van de waarheit afwij-
ken ; zy zullen naar hun verdienfïen geftraft wor-
den. Daar zyn lieden , die de waarheit volgen, en
metbilhjkhcuaordeekn. fk zal allengs dc genen ,
dic mijn geboden verachten , ftrafïen , eer zy minft
daar op denken. Ik zal hun ftraf enige tytunftel-
len,om dac mijn gramfchap geweidigis. Gedenken
zy mer dat zy gefegt hebben dat Mahomet van de
duivel bezeren IS ? l\'nrfgendcel, hy boodfchapt de
vreuchden vaa \'t Paradijs, en verkondigt de helfche
pijocn. Aanmerken zy niet het Koninkrijk deshe-
meis , cn der aarde , die God van niets wfchapen
heeft ? D\'uur van hun doot zal komen, êer zyhun
zonden bekent hebben : in wie zullen zy gelóven,
zozy niet in d\'Alkoran geloven. Degeen, die van
God verleid word, zal niemantvinden, die hem ge-
leid: hyzald\'ongeJovigen in hun ongehoorzaam-
heitbefchaamt laten. Zy zullen u van d\'uur cnvan
ric dag des Oordecis ondervragen. Zeg tot hen : Ni-*-
mantwect\'et,danGod;dedagzaIfchrikkeiijkinda
l^cmei, cn op d\'aarde zijn,en onvoorficnskomen.Zy
zullen u daar af ondcrvrsgen, slsof \'t aanu bekent
was. Zfg.tothens Nieraaiu weet de dag des Oor-
deels, dan God; maar het grcoifle deèl des wer-
relts gelooft het met. Ikheb geen macht om ooi-f
of quaat aan my zelf te doen , zo God hcd
met toelaat. Zo ik hst asnfiamde wift , ik zcii
voor-
-ocr page 153-•«ooraatvangoet opdoen, om myvaa armoedetè
befchuaeu.ik ben uietgezoodcn,danom dcvreug-
den ïan.\'t Paradijs teboodfchapp^n, cti de helfche
pijnen aan degenen te vcikondigen, die in God gc-
Joven. Hy is \'t, d.\'eu vaa een enig menkli gefcha-
pen , en zijn gemahn vao ztju ribbegemaakc heeft ,
oji! by haat le wonend Toenzy in twijfl-eï van haar
zwsagerheirwas, het zy met af van naar Iwat ge-
woonte re gaan ; maar to«n de zwangerheic aan
haar kftig viel, baden zy beide God kun Heer, eo
zeideu: Heer, geef aun uns een gelukkig geflacht,
om in \'t getal der gener tc wezen, die u van u-w vïeJ-
daden bedanken. Toen God aan hen een zoon,een
troooi man,hadgegcve£i,hebbenzyhem om\'rgcen
dathy aan hen had bewezen^, gelooft; en zv heb-
ben beide d\'eer van z jn Goddcïijcke iViajcfleyt vèr-
heven boven d\'afgoden der ongelovigen, die de
diiigcB aäabidden, de welken mets können fchep-
pco, diegefch.-.pen zijn, cn die geen gOet noch
tjadas- konneti doen. Zo gy d\'afgodendieuaars op dc
icchte wsg roept, zy zuilen u niet volgen: indien
gy d\'afgoden aanroept, zo zal u ramp overkomen.
Zuir gy ilom zifn om Gods Eenheit te belijden?Zulc
gydefchepfcleD.itïpkasvandeSchepper.aaiibidden?
Gaat aanbid uw afgodcii,esi dat zy u gebeden verho-
ren . zogy gelooft dac fy goden fijn. Hebben zy
voeren om te gaan, handen om te tallen , ogen om
te fien , cn ören om le korén ? Zïg tot hcu: indien
gyuw afgoden aanroept, en tugen my aanfpant,
io fulcgyniemantvinden, die « befchermt. God is
■mijn befchermer , hy deê d\'Alkoran uic de hemel
dalen;,- hy is ccn befchcrmer der vionicn. \'tGeen,-
\'twekkgy aanbid, kan u geen goet noch <]uaac
doen. Indien ghy d\'afgoden aanroept , zo zul-
len zy ij niec verhoren: zy zullen u »«nfehouwen,
cn u nset fïen. Doe \'t geen , dat veroorloft is.
Gebied dingen , dis eeriijckzijn erf v^ijck va:it
d\'oiiwetenden. Zoo de duivel u verleiden wil ,
ireiuoci^v in. Godt j hf v^iÄaat cn weet \'aJ-
lesj-
-ocr page 154-lej. De genen , die htm vrezen, gedenken aan zijn
genaden en ftraffingen, alszy van de duivel bekoort
worden Schoon d\'ongelpvigcn de waarheit ken-
nen , zo houd de duivei hen echter in hun zonde •
zy volgen akijt hun boosheit. Zo gyby hergaat\'
bm hen t\'onderwijzen , zy zeggen datgy\'toude\'
deuntje zmgt, Zeg tot hen: Ik dol \'t geen, \'t Welfc
niiinHecrmy ingegeven heeft. •tGcen. \'twelfc
Ik aan u leer, is \'t kcht d« geloofs, de,rechte weg.
. en Gods genade voor de genen , die in zijn gcddelij-
. Ke Majefteit geloven, voor de geaen, die naar d\'Al-
koran luifteren , en daarin btzich zijn. ^God zal
miflchiefj Zijn barmhartigheit aa» u nieédeleii. Ge-
denk aan Godin nw zief, aanbid hem in\'t open-
baar . en in \'theimelijk. Bid des avonts et^Bchtens,
en weeft met m \'t getal der onwetendcc.D\'Engelen,
die by OW Heer Zijn , verfmaden niet hem t\'aanbid-
«en j zy loven hem en aanbidden hem met ootmoé-
digheit.
liet Hooftdeel yan de Koof, hegrtjfeTids . j-
■vyfenzcnventi^ regels , te Me- Maho-
j \'^\'"f mets
TN dc naam van de goedertiere en bavmhartige vo/i^L
behoort. Zegtothen: De roof behoort aan God,
cn aan zijn Profeet. Treeft God , leeffiii dc onder- cm de de^
litigcvncntfchap, en gehoorzaamt God, cn zIjnAWvd«
,Degenen, die
^J^O\'^nGodhorenfprtken, wel-
kers gelo^ fcegenönien ,s toen fy fijn wonderda-rf^
den hoorder, verteken diefichoplU^ertrouwen.
d, e m hun gebeden volharden , en d.e enig deel van der ver^
hungoecerenn,^
n d Eenl.eit van zijn goddelijke Wajefteit.. fy heb- hadden
kn hun womrgm r Paradijs. Zy fullen van hun yWaW^
Heer verpfFenis van hunfondcn eneetïfeergrooteto
Jchat verkrijgeu, Toen uw Hcër u dcêüit «whuis
tSi ongelovigen te trekkeh „had hen.
dêcl der ware gelovigen ccn wcêi li.n van te fthj- Betie ,
^ ^ dén Gelèid^n,
-ocr page 155-den. Zy twiilrcedenden tegen u om de nootwen»
digheit\'dertlrijden, nadatzyzsgeridathun vijan-
den hén loc een zekere door geleiden. Gedenkt dat
God aan n belooft heett dat een deel van \'t heir der
ongelovigen u gehoorzamen zon. Begeert gy iets
anders, alsde roem en cec van de zfge ? God be-
veiligt de waarheit door zqn vf oorden , en ver-
delgt dc bozen ; hy bsveltigc de waarheit, cn ver-
delgt de leugen , (choon het tegen de w^il der bo-
zen is. Gederkc dat uv? Heet u verhoorde, toen
gybyftant van hem verzocht, endathyu hielp,
met duizent yan zijn Engelen, uit de Hemel gezon-
den. God zond deze byftant «iet aan u , dan om
aijn jonft aan u bekent te maken, en om iw har-
ten te verzekeren. De vecwinuing koomt vauGod
alleen voort: hy isalmacluig en alwijs. Gedenk:
dat God u meteen zekere fiaap bedekte , en wa-
tervan dehemel dcê dalen, öm u te waflchen ,om
n te reinigen, en om u van dc boosheit des duivels
teverlofleti, Vcftd\'edelmoedighcit en \'tgedult in
uw harten, cn gaat in verzekering voort. God
heeft tot zijn Eng;len gezegt: Ik zat mer u zijn;
verzekert de treden der ware gelovigen. Ik zal de
vrees in deharten der ongelovigen inflorten: Slaat
hen op\'t hooft , op de handen , en op de voeten ,
, om dat zy regen mijn wil, cn tegen die van mijn
Profeet gedaan hebben. God ftrafc ftrengelijk de ge-
nen, die zijn geboden ongehoorzaam zijn, cnde
wil van zija Profeet tegenftteven. D\'ongelovigen
hebben te voren zijn ftraffingen in deze werelt be-
proeft, en zullen eindelijk dc pijaen van \'t helfche
vuurgevoelen, Ogy, diein God gelooft, keert
dengoddelozenderugnicttoc,alsof gy vsrwon-
Gelal- waart , als zy u genaken,om tegen n te ftriiden.
De geen,die hen de rug toekeert,ial weêt in Gods
O Ml\' gtamfchap vervallen, en in \'t helfche vuur geftotea
kemet. wordcfi.Gy hebt (inde ftrijtvauBeder) niet d\'onge-
lovigen gedootj God zelf heeft hen gedoot.Gy niet,
niaarGod heeft de ftenen tegen hen geworpen , om
de
-ocr page 156-de ware gelovigen ie believen; hy hoort al \'t geen,
dat zy feggen, en weet al \'tgeen dat zy doen:Zeker,
hy zal\'t lijden der bofcn vermeerderen. Toengy de
verwinning verzocht, is zy aan u gegeven. Gy (uit
weldoen, Ibgy u boosheit verlaat. Indien gy weêr
ten ftrijt keert tegen de Profeet, zo weet datik hem
tegen n befchermen zah uw krijgs-lieden , fchoon
veel in getal, zuilen niet dienftig aan u wefen, om
dat God met de ware gelovigen is. O gy ,die gelooft,
gehoorzaamt God , en zyr» Pioï\'eet: wijkc niet van
hem, dewijl gyde geboden van zijn goddelijke Ma-
jefteitgehoorc hebt. Weeft niet gelijk de genen.die
zeggen,wy hebben gehoort, cn waren doofen ftom.
De fchande en ramp, die God aan dc heeften geeft,
is doof cn ftom te zyn, en geen gebruik van reden
te hebben. Indien God eenige goede wil in d\'onge-
lovigen had gezien , hy zou hen nietin hen doof-
heit hebben gelaten. Maar fchoon zy kiareh jk had-
den gehoort,- zy zouden echter akytvan hernzya
geweken, en hardnekkig hebben geweeft. O gy,
die in God gelooft, gehoorzaamt God, en de Pro-
feet. Bid in uw gcbedcnom \'t eeuwig ieven,en weet
dat God dc gal van de kvsr, en d\'ongelovigen vaa
de ware gelovigen affcheidden za!, en datgy alle
doorhem vergadert zult worden, om van uv/wer-
Ijcn vergolden en geftraft te wezen. Vreeft de ftraf,
diebezonderlyk over d\'oprocringesen ondankba-
ren zal komen. God is ftreng in zyn ftraffingen. Ge-
denkt dat gy in\' t lant van Mecha niet dan een hant-
vol van zwakke lieden waart, met vrees van door
d\'ongelovigen Wcchgevoerr te worden. Godheefi:
uv.erzekert: hy heeft u befchermt, en met alder-
hande goederen verrijkt 5 milTchien zult gy hem
daar at bedanken. O gy , die gelooft, verraad
God niet , noch de Proleet j noch ds genen die
zich op u vertrouwen , en dic hun goede-
ren onder uw handen hebben vertrouwt : an-
derfms zullen uw rijckdommen en kinderen
« in d\'andcie weriddt pijnigen. By God is
11 een
een zeer grootfe vergelding voor dc vromct»;
Ogy» die geloofc, indien gy God vreeft,
zoo zal hy u^v vyanden van a doen wijken ,
cn u «we zonden vergeven i zyn goetheit
is on«eindig. Dc bozen zyn tegen u aangefpao-
nen, om n te vatten, ca te dóden , of om uit Mecha
te verdrijven. Maar God heeft hun famenzwering
vruc:hccioos gemaakt; hy weec alle d\'aanflagcii der
famenzwsorders» Toen men zyn wonderdaden aaa
hen vette 1de, cn fijn geboden aan hen leerde, zei-
den zy : Wy hebben hen gehoort, en zouden ,
wy gewilt hadden, wel diergelyke dingen gczcgc
hebbcii 5 \'tis niets anders, dan ècn liedje, cn cea fa-
bel der óüde lieden. Gedenkt hac zy zeiden: Mijp
God , zo \'Jgeea., \'twelk Mahoßiet aan ons vertelt,
waatachug is, zo doe een regen vaiiflenen op ons
vallen,en llraf«ps ft rengelijk. Hy zal hen niet ftraf-
fen als gy tPCt heuzyt»tiach ^Is zy vergifFcoisycr-
Z(Ocken.Wat is\'\'er,dat God hekcreH kan "hen te flraf\'
fen?Zy zyn sist ifl zyn genade, als-zy dc ware geJo-
vige» beletten aaar de Tempel van Mcd>ate gaan.
Hy bcfchsruft sllcealykdc ge!8eo,die:zyn vreesvoor
ogen iiebben: maar\'t grootftc deel van hen kan hem
hiet kennen.Hun gebéden zyn feer gerijig.Zy rafcexi
in dc Tempel malkandei in dc Jvant maar zy z«l-
letücens Gods ftraf, om hun boosheit, gevoelen.
D\'ongelavigco, dré hun goet bcfteden , om \'t volk
vao Gods iVetaftetfckkcn, zullen berou van hun
befteding hebbjea , ctidaat over bef£li.5amt zyn, en
in dehcl gefloten worden. God zal dc goede van de
boze fcheiden: by zal de bozen in^e helfche vuur
ftoten j cn zy zullen in\'t gml der verlor« lieden
zyn. indien zy zich bekeren, zo zal hy hén \'t voor-
gaarfde vergeven 5 eij indien zy wcêt tegen de Pro-
feet ten ftrijt keren, zo zailcn zy gelykd\'eerften ge-
handelt worden. Dood hen,om oproer te fchuwep,
op dat \'er geen wet in de werrelt is, dan Gods wcti
Zo z.y hun boosheit vcrlatea, God zal zieti wat zy
doen, en zo zy vaij\'tgelorf afwijken? weet dat
fe ■ - ■ • ■■ - \' s: ■ ■ . ■ GOti
God alleen uw Heer en beJcherisier is. Hetvyl^d?
deel van de roof,die gy op uw vyanden verkrygt,be-
hoort aan God, aan de Profeet, aan zyn magen, aaa
aan dewezcn, arfnen enp^^lgrims, die in noot zyn.
Gy zult hetgeen, ;t wrik hier voor geboden is, on-
derhouden, zogy in God gejooft, ea in \'c geen , dac
wy onze dienaar ingebiazca hebben,en in de dag,ia ^. ^
de welk d\'onderfchciding der goeden enboïcn, in J^ji\'^
de bejegening dei twee hcicen, bekent heeft geweeft. "^"bo-
God is ahiiachtig. Gy waart op een vetheve pbacs
iiaartaan Medina : uw vyanden waren ter zyden ^\'^"«e
desdais van u ,cn dctuuery<lcr vyanden was bene- j\'t?^»
denu. Hidicu gy belooft had tefttijden, zo zöud
gy tegen nw belofteg;daan hcbbca,nicoorzaak yzn^^\'^*
\'t groot getal der engdovig^n. Maar\'tgeen, dat^\'\'^\'^
God wii, word vaardiglyk volbracht. Hy zal dc Gekldjn^
genen verdelgen, die boos zyn, na dat zy deze
ftri jt geïicn hebben,die een klaarfelykclijk teken ^aa
de waarheit der zoending des Proteetsis; en hyfal
den ware gelovigen \'i ï\'cven gsvcj». Hy verftaat en
weet alles. Hy vertoonde uw Vysndcn aan u in eea
klein gecal in uw droom: want indien hy hun groot
getal aaa hen vertoont had, zo zoud gy voor de
ftrijt gevrecft hebben. Maar hy heeft u van vrees
verloft; hy weet hec geen, dat in de har-ten der
menfchen is. Toen hy u voor hun ogen deêver-
(cMjncn, vertoonde hy u in klein getal, orn zya
wil te volbrengen ; si!es hangt van God af. O gy,
diegelooft, houdftil, als gy vpor de benden der
vyanden verfchijnt, cnbid Godmetyver, gyfult
njiflchicnzahg worden. Gehoorzaamt God, cnde
Profeet zyn Apoftel. Indien de wanördeniDg en
vtccs u overvallen, zo zultgy uw achting verlie-
zen. Volhard , God is met de genen , die volhar-
den in wel te doen. Weeft niet gelijk de genen , dic
met een geveinsde blyfchap en huighelary uit hun
huizen zyn getrokken, én de wetrclc van de rech-
te weg afwceren. <3od weet al \'tgeen, dat zy doen.
Pc duivel deê hen hun werken aangenaam yinden,
ï 4 \'
en Teide toe hen:nieniant zal heden dc ver wining op
u behalen: ik zal met n wefen.Maar toen hy de twe
flagórdeningen zag , keerde Ly weerom, ets zeide:
DeTur- Ik ben ontfchuldig van\'tquaat, datgy doet: ick
kengelo- zie \'t geen, \'t welk gy niet ziet: ik ben bevreeft veoc
yen dat d\'almachtige God; hy is ftreng in lijn ftraffingen.
ele duivelUs bozen,en degenen, die zwak in hun geloof wa-
ren , zeiden , van de ware gelovigenfprekende:De-
Ka^ , die ze heden beroemen zich op han geloof. Men ant-
voer Aïtf-woordde hen: Dc geen, dic zijn fteun in Gudftelt,
hamet fal bekenner, dit hy machtiger dan fijn vijanden, cn
(treden feer voorfichtig is in\'t geen , dat hy doet. GyhcBi
d\'Engelen gefien, die d\'ongelovigen deden fèervcn.
Zy hebben hen van voren en van achter gefla-
gen, en toe hen g\'fegc: Smaakt de pijnen van \'t
vuur, datgy verdienthebt. God doet zijn fchepfe-
len geen ourecht aan. Faraos volk was ongelovig ;
en de genen, die voor h=n gsweeft hebben , verach-
ten Gods wonderdaden en geboden ; maar hy heeft
hen ftrengelijck geftraft j hy isalmachtig, en {eet
ftreng in fijn ftraffingen. Hy fal de genen niet ver-
delgen , die de weldaden veranderen, de welken hy
aan\'t volk heeft gegeven , tot datfy de genade, die
hy aan hen felf gedaan heeft, verandert hebben. Fa-
raos lieden waren ongelovig; dé genen , dic voor
hen waren , gèhoorzaamdan niet de geboden van
uw Heer: Maar wy hebben hen om [ïun zonden ver-
delgt : wy hebben hen verdronken, om dat fy on-
gerechtig waren. De goddelozen zijn gelijk de bce-
ften: fy fullen nooit in God geloven. De genen,
die belooft hebben (geen byftant aan d\'onge-
lovigen te geven) cn tegen hun belofte heb-
ben gedaan, hadden Gods vrees niet voor oogen.
Indien gy hen\'op de reis ontmoet, fo fcheid u
van hen af: hun ftraf volgt hen vannaby,- zy
fulkn\'er miflchien op denken. Indien gy vreeft dat
iematir u verraden , cn (ïjn woort niet houden fal,
foontfanght geen belofte van hem , en belooft
ïsiets aan hem ; God beminE de verraders niet.
Ge-
-ocr page 160-Gelooft niet dat d\'ongelovigen Gods flraf zullen
fchuweii; keert weêr een ftnjc tegen hen; metalle
uw machr. pc halfters derpaerden fullen Gods, en
UW vijanden, en noch van anderen, diegy niet kent,
verfchnkken : maar God kent hen alle. De koften,
die gy tot zijn dieoft doet, zal u betaalt worden ; en
men zal u geen ontecht aandoen : Indien uw vijan-
dèntot vrede neigen, zo zult gy niet quaiijk deen
datgy\' \'er ook toe neigt, gelijk zy. Vertrou in God ;
hy verftaat il \'t geen, dat zy zeggen, en weet al \'t
geen , dat fy doen. Indien zy u wi llen bedriegen ,
God fal n en alk ware gelovigen befchermen. "Tragt
hun harten te verecsngen; maar fchoon gy alle de
goederen des werrelts belteedde , zo zoud gy hen
met konnen vereénigen : God zal hen eens vereenj-
gen ; hy is almachtig en voorzichtig in zijn werken.
O Profeet, Gods befcherming is genoech voor u ,
en voorde vromen, die u gevolgt zijn. Vermaan
de ware gelovigen om teg-\'n d\'ongelovigen te ftrij-
deu. Zogy twintig in getal met ftantvaftigheic en
volharding vergadert zi jc, gy zult twee hondert on-
gelovigen verflaan : indien gy hondert zijt, gy fuît
duizent verwinnen, D\'oDgelovigen zijn onweten-
de; maar God wil u pak verlichten. Hy kent uw
zwakheic. Zogy hondert ware gelovigen zijt, ghy
zult twee hondert ongelovigen verwinnen,- zogy
duizent zijt, gy zult twee duizent door Gods toe-
lating verflaan. Hy helpt de genen , die zijn byftant
met volharding verwachten. De Profeet kan geen
gevangen zijn ; hy zal z\'ch op aarde , met voordeel
op d\'ongelovigen ,opicchten. Gy verzoekt dc goe-
deren der aarde ; en God wil u dc fchatten des he-
mels geven;hy is almachtig en wijs. Zó God zijn ge-
boden niet aan u geleert had.gy foud grote pijoen ge
leden hebben. Eet va« de reine heeften , die hy aanu
verootlofc heeftt\'etcn; en vreeftGod. Hy isgoeder-
tieren en barmhartig aan de genê,die zijn vrees voor
ogen hebben. O Profcetjfeg tot de genen, die in uw
handen gevangen zijsr.Godweet\'t geen dat in u har-
ten
ten IS. Hy ïil a mee her gec-n , dac gy verloren feebt,
yergcidco, cn i?we ïonöcn vergt v a , zo gyu be-
keert l hy is goedertieren cn barinharng. \'Zo zy u
verraden, zy hebben God voor u verraden. Scheid
henvan dc ware gelovigen j God weet alles, en is
zeer voorzichtig in \'t geen, dat hy beveelt. De ge-
pen , dic jn God gelooft hebben , de genen , die van
jic bozen afgeweken zijn, de genen, dic hun goet,
cn hea zclven beftecd hebben om vor»rGods Wet te
ftrijden, de gcuea , die de Profeet befchut en he-
fchcrmt hebben > zijn alle belcherniers en vrienden
van malkander. Gy zult geen achting op \'t verbont
-der ware gelovigen hebben , die niet via\'t gezel-
schap der ongelovigen afgefcheiden ziju, tot dat zj
j^ich van hen ontflagen hebben. Indien zy u om by-
flant aangaande de godsdienft verzoeken , /o zijtgy
verplicht bentcbelchuttcn, uitgezondert tcgcude
genen , die in verbont met aftaan: God ziet al,\'c
geen, datgy doet, D\'ongelovigen befchermen inal-
kandet; indien gy hen gehoorzaamt, zo zullen\'er
grote wanordeningen , en veel beroerten op aarde
wezen. De genen , dic in Go4 hebben gelooft, dc
genen , dic van de bozen afgefcheiden zijn , de ge-
oen , die voor Gods wet hebben geftreden, de ge-
flcn , die dc Profeet weêr ingefct, cn hem tegen lijn
vijanden vcrdadigt hebben, zijn warelijkvromen,
cn ware gelovigen: zy fullen van God vergiffenis
vao hon zonden,en zeer grote fchatcen ontfangen.
Degenen , die, in God gelovende, vandebozeo
afgeweken . e^n met u geftreden hebben , zijn
vand\'oDzenl Zyzijn erfgenamen van hun magen :
God heeft het dus geboden; hy weet alles.
ji^ HetMooJtdeelvandeBekeriKg, begrijpendehondert
x-^entivifitig regels te Medina gefchreven.
WaardsLefer,dit Hooftdecl begint niet.gelijk d\'an-
deren , met defe woorden I In dt naam van de goe-
dertiere en barmhartige God: want dit lijn woorden
^an. vrede cn zaligheit; en Mahomet hcvcclt io\'
: Ut
-ocr page 162-dit Hooftdcel het beftant met de vyanden te bre-
ken,en de handen aao hen te flaan. VeciMaho-
metaardche Leeraars hebben -dit het Hooftdeel
der StraiEug genpcmt. Bezie de vericlariug van.
Gelaldyn , vandeBedaoi, en dcTcaoir.
PLaitkaat vïn wegen God, ca zyn Profeet aan
d\'ongeiovigtp, met de welke gy beftant heb?
geiJiaakt. Trejst voort in xekcrhctt yier rnaanden
lang: weec dat gy God niet machteloos zult ma-
ken, cn dat hy\'de Ichandeap uwaangezicht zal
werpen^ Bericht voor \'t volk lii de dag van de grote
pdgrimagie van wegen God ea zijn Profeet. God
prijftmet het bedrijtdcrgcaer , .die d\'afgoden aan-
biddeni en fijn Proleet isonkhuldig van deze zonde,.
IndicB gy u bekeert, zo doet gy wel: maar indiea
gy Gods Wet verlaat, zo weet dar gy de ftt®f yan
uw misdrijf niet fchuwen zult. Verkondigt den on-
gelovigen dac zy droeve pijnen zullen lijden, uirgc-
zondert dc genen,met dc welken gy beftant hebt ge^
niaakt, die met tegen \'t geen doca, dat zy aan u be-
looft hebben, cn dié niemant tegen u befchermen.
Onderhoud \'t geen,\'t welk gy aaohen beloof t hebt,
naaukeuriglijk tot aan de geftelde tijt; God bemint
de geen, die zija vrees voor ogen hebben, Als dis
maant van Heram voorby is, zo dood hen waar gy
hen vind , neemt hen gevangen, mijaki hen toe fla-
vcB, en merkt waar zy trekken , om lagen tegen hen
tebeftekenjMaar indien zy zich bekeren,hun gebe-
den ter geftelde tyt doen, en de Tienden betalen, zo
laat hen in tuft; God is barmhartig te gea de genen,
die zich bekeren. Indien d\'osgelovigea u om ge-
nade bidden , zo geeft hen genade, op dat zy Gods
woort leren.Onderwyfthcnin Gods geboden,want
zy fijn onkundig. Hoe konncn zy met God, en met
zijn Profeet beftant hebben, zo zy in geen van beide
geloven,oitgEzondert de genen,met de welken gy in
de Tempelen Mecha beftant hebt gemaaktïlndica
zy \'t geen honden, dat zy aan u belooft hebben, »o
oiidüchoud ook \'c geen,dat gy aan ben belooft hcbtj
God bemint de genen , die zijn viees voor ogen
hebben. Hoe zullen zy befïanc met u houden ? In-
dien zy voordeel op u beraetken , zo zulicn zy uw
beftant en verbont niet ontzien. Zy zullen goet vaa
B fpreken,en in hun hart u verachten: \'t grootfte deel
vao hen zi;n bozen, Zy hebben de goederen van dc-
4£e werrelt boven Gods geboden geftelt, en\'t volk
belet zijn Wet tc volgen, a!s ofzy niet wsften wat
2,y deden. Zy zijn niet eerbiedig tot de ware gelovi-
gen i in \'t welkzy grootongelijs hebben. Indien zy
zich bekeren, hun gebeden rergeftelde tijt doen, en
de Tienden betalen , zo zullen\'zy broeders in God
wezen. Ikonderwijs dc geheimeniffen van\'rgeloof
aan de genen, die hen konnen begrijpen. Indien zy
tegen hun belofte doen, cn den genen van uw gods-
dienft moejclijkziju , zo doodhun Hoofden als lie-
den fondcr geloof,fy füllen mifichien van hun boos-
heit aflaten. Dood voornamelijk de genen, die hun
geloofhebbenverloghencjdie gepoogt hebben de
fJrofeetïait Mecha te verdrijven, cn die begonnen u
tc doden.Zult gy hen vrefenult gy om hen in kom-
mer wezen ? \'t Is redelijk dat gy God vrecfl. Indien,
gy iuzija Wet gelooft, zoftrijd tegen hcn.God zal
hen door uw handen flrafFen;hy zal hen belchaamc
maken , en u tegen henbsfchermen. Hy zal \'c hart
der waregelovigen verfterken ,£n de drocfheit daar
uit verdrijven. Hy vergeeft de geen, die\'t hem goet-;
dunkt } hy weet alles,cn is zeer voorzichtig in\'t
geen , dathy beveelt. Meent gy dat gy van God ver-,
laten zijt,en dat hy de getien , die kloekmocdig-
lijk voor zijn Wet geftreden hebben, niet van dege-
nen onderfcheit, die d\'afgoden aangebeden, en zijn
Proffct ongehoorzaam geweeft hebben.\'De warege-
lovigen verlaten hun godsdienft met, om haar voor
de tweede maal te belijden. God weet alles, dat gy
doet. D\'ongelovigen, wetende dat zy ongelovig
zijn,moetea niet in deTempel vanMechakomcn:de
goede werken , dic zy in deze werrelt doen, zalleu
pBnut voot hen we^ejii eo zy zullen ceuwiglijk in \'t
helfen
-ocr page 164-fc vuur blijven. Degenen, die in God , en in de dag
des Oordeels geloven, die hun gebeden ter geileldé
rijt doen, de Tienden betalen, c» een ecig God al-
leen aanbidden , zullende kerken van ztjo godde-
lijke Majefteitbcfoeken-, en deg nen , diede Ichep-
fekn meer dan de Schepper vreaen ,\'zijn van de reg-
te weg afgedwaalt. Wy hebben bevolen dat de ge-
nen . die den pelgrims varfch water toebrengen, en
degenen, die dc tcmpèl van Mecha bcfoeke» , van
\'c getal der gener, die in God, en in de dag des Oor-
deels geloven, lullen wtfen. Degenen, die voor
\'t geloof ftrijden, fijn niet alle geiijck in jonft en
verdieiiften voor Godt ; hy geleidt u\'ongc-
rechtigen niet. Degenen, die in God hebben ge.»
looft, van debozeo zijn geweken, en bun goede-
ren en lijf hefteed hebben om voor zyn Wet
te ilrijden , zullen een bezondete ftaat en plaats by
zyn goddelijke Majefteit hebben, en de gelukzalig-
fteuzijn. God boodfchapr hen door fijn gaetheic,
dat zy in vermakelijke tuinen zullen gaan , daar zy
eeuwighlijk zullen wonen ; by God is een zeer grote
vergelding. O gv.dic gelooft,gehoorzaamt niet u,W
vaders cn broeders, dic liever de goddelooshcit jdaa
\'c geloof willen volgen; degenen, die hen gehoor-
zamen, zul le» groot ongelijk hebben* Indien uw
vaders ,kinderen5broeders,vrouwen,magen, vnen-
\'dcjdegosdetenjdiegy gewonnen hebt,de vrees van«
rijkdommen te v£rlieien,en de fchnk voord\'armoe,
dc meer vermogen op u hebben, dan God , en fijn
Profeet, cn indien fy u bektten voot\'t geloof te ftrij-
den, fo fal Gods gebod tegen u uitgevoert worden:
hy geleid niet de bofen,maar hy heeft u in veel gele-
gjnthcdcii befchermt. Gedenkt aan de ftrijtvanHa-»
nin in de welk gy om\'t groot getal van uw volk vcr-
blijt waart,fchoon\'t u onatit was. De vrees deé noor-.
delen dat d\'aarde te klein om te vluchten wassen gy
keerde de rug gelijk de genen , dieverwouneo fijiiV
Gedenkt dacGod toen fijnProfset,eode ivare gelovj-
gcu in een plaats van fekcrhcic bragt jCu dat hy oiifig-
baxB
-ocr page 165-bare benden zand, om d\'otigelovigea te ftraffen;
Hy ve:g:efr dc Zonden den geen, die \'c hem goct-
dunkt: hy IS goèderticien cn barmhartig. O gy, dis:
in God gelooft, dongelovigcn zijn oürèine heden:
laat niec toe dit zy ria dit jaar m dc Tempel van Me-
cha komen. Zo gy voor de iiodc vreeft, God zal,fo\'è
hem bcliefE, u mst zijn genade verrijken: Hy weet
ial les, cn isfeer voorzichcig. Sirijd tegen de genen,
die niet iti Qod, noch\' in dc dag des Oordeels gelo-
veni die üiet verbieden\'r geen te doen, \'t vfrelkvan
God. en van zijri Profcc; verbsjdeo is, tn die niet
waar de Wet der waarheit oordelen, die aan de gc-
iien gelesrt is, de ^velken voor defén de gefchreve
Wet ontfangen hébben. Zy willen liever de fchat-
ting betalen, dan zich bekeren ; in \'t v(felk zy te ver-
achcen zijn. De Joden zeidsa dat Gods Zoon zeer
machtig IS, dc Chriftenen zeiden dat dé Meffias
Gods Zddn is: hun woorden zijn gétijk de woör.
dertdct ongelovigen, die voor hen geweeft hebbenj
maar God fal hen zijn vloek geven. Aanmerk hoe zy
laftcreu. Zyaanbiddén liun Leeraars eri Pricfters,
en ook de Meffias, MariasZoonj dic hen geboden
heeft een enig God alleen aan te bidden. Daar iè
nièc meer dan een enig God. Gelooft fy God. Daar
is niets met hem gelijk. Zy wiücn doör hun mont
GodsUchtuitbloflchcn, maar hy fal \'t niet toelaten;
hy fal \'t tc vootfehiju brengen, fchoon \'t den ongè-
lovigeh laftig is. Hy heeft zijn Profeet gefonden,
qm \'t Volk op dc techie weg tc geleiden, om de wet
dèr waarheit tc verkondigen, en om haar bovenalle
d\'andere wetten des werelts, tegen de wil der afgo-
dendienaars, te doen uitinunten. O gy, dieware-
lijk gelooft, veèl oiider de Leeraars ea Pricfters étèii
ónnuttehjk de goederen dés volks, en keren \'t vati
Gods Wét af. Boodfchaptden gcöen , diefchattcQ
ópfluiten , en geen koften aab godvruchtige werkèn
öorn, dat zy grote pijneii in die dag zulten lijden,
In de welk het helfchè vuur te^en hen ontfteekch fal
Wórden, cfi hen ^m ^orcöy ter zijden, cn van achtc?
zal
-ocr page 166-zal\'vetbrahden. Men zal tot hen zeggen: Ziedaar
dc rijkdommen, diegy voor uw Ziel ^cnhebtopge.
floten jfmaafct de vrucht der fchattèn, diegy verga-
dert hebt. Toen God de hemd énd\'aardë fëhiep /
maakte hy \'t jaar va»-: twaalf maanden, onder de
Welken vier met bf zondcrc vortechtcn begaaét zijti:
Verfteurt God niet bezonderlijk in deze maandcis.
Strijd t\'alle tijden tegen d\'ongelovigen, alszy tegea
u ftrijdeti; en weet dat God met de genen is, die zijn
vrees voor ogen- hebben. Luiheit eu vergetenheit
vloejen over in goddeloösheit. God veikiddoor on-
achtfaamheu d\'ongelovigen, die de maanden d\'reft
boven d\'ander ftellen , om\'t geen, \'t welk hy gebo-
den heeft,te volgen Zy veroorloven \'t geen te doen,
dat God verheden heeft, en fcht ppcn vermaak m de
boosheit van hun werken: maar God geleid dé bo-^
zen niet. O gy, die g-dooft, waarom hebtgy ü naar
d\'aarde gebogen? Waarom hebt gy de goederen vaa
deze werrélt boven de genen van \'r Paradijs geftelr,
toen men tot u zcide datgy uit uw huifen zónd trek-
ken, om voor Gods Wee te ftn jden > Dc goederen
Van deze wèrrelt zijn te vccacbten, zo men\'op de ge-
hén van de hemel denkt. Indien gy nieruit uw hui-
zen trekt, om met de Profeet te ftrjjden, zo zal God
•1 rtrengeüjkftrafFen cn andere lieden in uw plaats
tlelicD. ©)■ zult-de Profeet niet befchermeö; God
alleen is zijn befchermer, en dié heeft hem be-
fchermt, toen hy met zijn twee uit Mccha geraakte.
Terwijl Zy bèidè in \'t Isoi waren , zeide hy tot zijn Dit ii
makker i bedroef u niet, God is met ons. God heeft t^buèé\'i!
hem door onzichibare benden befchermt etigchol- ker,
pen: hy hecfc hét woort der ongelovigen vérncdert^
en dat van de ware gelovigen verheven; hy is al-
machtig en wijs» Strijd naar uw vermogen voor
Gods Wet. Gyzult wel doen, zo gy hem weet te
kennen indien gy de góederen van defe werrelt, eer
fcn achting begeert, zy zijn naby a, en zy fullen u
van naby volgen: maar de ftraffing der misd3d?D,en
d\'elenden iiju noch van d\'ongelovigen af. Zy fullen
by Gods naam zwcreo dac zy ßiec mee (Ie Profcdn
uit Mecha Konden komen, in\'c welk zy hmi Zielen
Vcroagehjken: want God weeE wel dac zy leuge-
naars zijn. Veroncfehuldig hen hier niet mcê.dac gy
de gepen, die waarheicgeïproken hebben, en de ge-
nen, die leugenaar s zijn, niec kent. De ware gelovi*
gen zullen niet weigeren te ftrijden,- noch hun goe-
deren cn lijt voor Guds eer te hefteden; nykent de
genen , dic zijn vrees voor ogen hebben. De genen,
die niet in God , noch in de dag des Oordeels gelo-
ven, zuilen weigeren metu te trekken : zy cwijffe-
len van degeheimeniflendes geloofs; maarzy fullen
tot hun fchande in hun twijffehng bli jven.Inciitn zy
tegen de vijanden hadden willeu trekken, zy baddcn
wapenen gehad om dic te doen. Godheet\'chun uit-
tocht veracht; hy heeft hen onachtfaam gemaakt,
en hen by de zieken, wijvenen kinderen doen wo-
nen.Indien zy met u uitgetrokken waren, zy fouden
, meer verwarring dan genegentheit, ten dienft van
izijn goddelijke Majefteit, meégebrachc hebben. Zy
haten B.,ea gy hoort hen echter. God kent de genen,
die ongelijk hebben. Zy hebben u voor dcfen gehaat,
en u van alle hun quaat bekhuldigt, tot dat, door
Gods toelating, de waarheit tegen hun wil tc voor-
fchijn is gekomen. Veel van hen zeiden : Vetfchoon
ons, en breng ons niet te fchande; en zy zijn f\'elven
in fchande en goddclopsheit gevallen: maar dc hel is
de woning dezer goddelozen. Indien gy goet ver-
krijgt, zy zijn nioejelijk daar over: indien u quaat
toekoomc, zo fcg ï^enzydat zy op hen wel achtge-
BezJe Ge- hebben, en dat zy \'t wel voorflen haddcn,cn
i /A» " wijken met biijfchap van u.Zeg tot hen: Oas is niets
^ \' overgekomen dan\'tgeen.dat God bevolen had: hyis
onfe Heer; alle de warè gclovigenbebben fich aan
de wil van zijn goddelijke Majcfieit overgegeven.
Zes; (ot hen: Zult gy wachten tot dat een der twee
jo.\'sften (de verwinning , ol de martelary) onsover-
koomt ? zullen wy mer u wachten tot dat God u
door onfc handenftraft? Wacht, wy zullenmèt u
wach-
-ocr page 168-wachten. Zeg tot hen: Beftcccl, oftredwongeti >
of uit liefde, tot Gods eer ; uw werken zullen hem
ni?t aangenaam zijn , om dat gy ongelovigen zijt,
D\'aalmoellen, die gy doet, zijn onniit, om dat gy
niet in God , noch in zijn Profeet gelooft. Gy loort
God niec-, dan met ohachsfaamheic, en met berou
van de koffen, dicgyom zijndienft doet. Verwon-
der _u met over de menigte vao hun fchatten,nog o-
vcr r geta! van hun kinderen.God zalhen «gebruiken
om. hen ui defe werelt tc flralïen; hy fal hen met hun
booshcit verdelgen. Zy zweren by Gods naam,dat
zy van d\'uv/en zijn; zy zijn\'t niet : en zy Vrczeii
ontdekt té worden. Indien zy enige kuil, hol of
huis ontmocien , om zich te verbergen , zy loperi
vaeriglijk derwaarts. Onderhcnziin lieden , die
zeggen dat\'et ccn fchandehjk ding is . aalmoelTen
te doen. cn zo zy aalmoeflen geven,\'t is met gram-
fchap. indien zy hen om de wil van God en van hun
Profeet deden , zo zouden /.y zeggen :, Öod is onze
weldcender: hy zal door Zijn genade aan ons.cn aan
dc Profeet al \'tgeen geven , dat nootwend.\'gaanons
IS : wy hopen mhcm alleen. D\'aalmoeflen zijn voor
d\'armen geflelt, en ook voor de genén, die zich
aan God overgeveri, om dc iTaven los te kopen, om
de genen , die hun goet tendienft van God hebben
bdteed , en om degenen, die in fchulden en behoef-
tigzjin. God weet alles, en is geheel voorzichtig
in \'tgeen ,^dat hy beveelt. Öiider hen zijn lieden ,
die de Profeet ialleren ,en zeggen : Hy zal\'t eieen
horen, dat wyfpreken. Zeg tot hen: \'tZou groot
voordeel voor u zijn , zo gy wel hoordé. De Pro-
ftet gelooft m God, cn leert de waavheit den
ware gelovigen. Gods barmhartighcit is. voor decre-
ten, die in zijn goddelijke M,?jefteit seiovcn. De
geneu, die qualijk van de Profeet fpreken , zulleii
droeve pijnen gevoelen. Zv zweren hy \'dods
naam dat zy God en zijn Profeet willen vernoe-
gen. \'£,Is redelijk datzyhemvernoéeeh, zpzy
yroom z.jn. Weten zy «iet dat de genen,, dïc
-ocr page 169-Godswil) en de gene van zijn Profeet tegenfpïe-
\' feen , eeuwiglijk verdoemt zullen wezen ? Dc bo-
zen vrezen dac God de boosheit, die zy in hun «ic-
ién broeden , aan de vromen zal ontdekken ,en dat
zy hen zullen verachten. Zeg tot hen: Gy zult ver-
acht wórden ; want God ftelt het geen ten toon, dat
gy vreeft. Zo gy hen vraagt naar \'t geen, datzy
gezegt hebben, zy zullen antwoorden, om zich
te vetichonen ,datzy geenquade wil hadden , cn
dat zy boertcn. Zegtothen; Zulc gy met God,mct
aijp geboden, en met zijn Profeet bocrten ? Daar is
geen onfchulc voor Ujgy zijt warelijk goddeloos.
Indien God iemant onder u vergeeft, hy zal de ge-
nen ,\'die volharden in hem te vergra\'mmeu , ftren-
gelijk ft taffen. De bozen leren onder malkander dc
boosheit aan hun nakomelingen: Zy wijken van dc
Waarheit, flaan malkander in de hant, en komcni
ö^erëeo , om God ongehoorzaam tc wczcn.Zy ver-
geten God i en God vergeet hen. Hy heeft dc Hd
voor hen bereid, diar zy eeuwigli)k zullen blijven;
\'Hy heefc hen vervloekt; en zy zullen de flrcngheit
der oneindige pijnen gevoelen. De bozen , die tooc
u geweeft hebben , 2.ullen hen gelijk gy gevoelen:
55y hebben u in macht overtrefFen , grote goederen
bezettn , cn veel kinderen gehad : zy hebben het
deel van hun goederen besecc, en gy bezit uw goe-
deren , gelijk de genen hebben gedaan , dic voor u
geweeft zijn. Gy waart, gelijk ïy, {in de boos-
heit) gcdompelt. De goede werken, diezy in déze
werrelt gedaan hebben , zijn hen onnut; en zy zul-
ïea in de dagdes Oordeels in \'tgetal der verlórenen
zijn. Wiften zy niet degefchiedcnis der gener., die
voor hen geweeft hebben, de gefchiedenis der lieden
vanNoahjder lieden vanAad, van Temod,van Abra-
ham,cia van de (leden,die verdelgt zijti, De Profeteit
verkondigden aan hen Gods geboden, dié hen geen
ongegerechtigheitsandeé. Zy hebben zich zelvenf,
doot dc fnootheit van hun misdaden,ongelijk aangè-
d«sn. De waic gelovigen gehooxzamcn malkander;
2/
-ocr page 170-zy gebieden dingen, dic eerlijk zijn , tc doen : zy
verbieden \'t geen, \'t welk niet goet gekentis, tc
doen. Zy doen bun gebeden rèt gdlelde tijt, zy
delen de Tienden uit, cn gehoorzamen God cn
zijn Profeet. God zal hen hun zonden vergeven ;
hyisalmachtig. Hy hèeftaanhen tiiincn belooft j
iu de vvelkcn veel vloeden vloején, cn een woning
vol vernocginginEden. Hy heeft zijn genade, die
•topperfte van alle geluk is, aan hen belooft. Ó
Profeet , ftrijd tegen d\'ongelovigen , en verfterk u
tegen hen; dc hel 2 al hun woning zijn. Zy zullen
by Gods naam Zweren dat zy van ü niet miszegt
hebben^Zy hebben echter quaiijk van u gefproken »
cn woorden vol boosheit voortgebracht.Zy hebben
géloghent dat zy door de genade van God cnvan
zyn Profeet verrijkt zijn. Indien zy zich bekerèn,
zo doen zy wel: maarindienzy\'t geloof verlatene
zo zal God hen indezeen in d\'andere werrelt met
droeve pijnen fïraiïen; en zy iullen geen befcher-
mer op aarde vinden. Onder hen zyn lieden, die
metOodverdrach wilden maken , eh zeiden: In-
dien God goet aan ons doet, zo zullen wy in hem
geloven ; maar toeh by goét aan hen bewees, wa-
ren zy vrek en gierig daar over.Zy zijn afgedwaalt,
én waren zijn geboden ongehootzaam: luaar hy
heeft hen geltraft, uit oorfaak van hun boöèheit,\'
die hy in hun hart tot aan de dag des Oordeels inge-
drukt heeft, om dat zy hem ongehoorzaam wa-
ren , cd tegen hun beloften deden , eh om hua leu-
genen. Weten zy niet dat God het geen weet, \'t
welk zy in hun hart verbergen ? cn dat hy het te-
genwoordige , verleden cn aanflaandc weet ? On-
der hen zijn heden, dié met de 5Pare gelovigen fpot-
tcn, de welken echter aalmoeflen naar hun vermo-
gen doen. God zal met hen fpotten 3 en zy zullen
de ftrengheit der eeuwige ftraften gevpeleii. Ver-
zoek vergiffenis voor hen, of niet. Schoon gy ze^
ventigmaal voor hen vergiffenis vctzbcht, Zo zal
God hen niet vergeven, om dat zy ondankbaar te-
Ka^ \' |étï\'
gca hem,en tegen fijnProfecc zijn.God geleid njetde
gcnen,diefiemongehoori.aamzijn. Zy verbhjddcn
zich van dat zy achter de Profeet gebleven zijn,toen
hy voor dc diciill vaiiGod ten fttijt ging. Zy had-
dc!) een aikeer van re ftrijden, en hun lijf en goe-
derenten dienfl van zijn goddelijke Majefteit te be-
ftecicn. Zyzdden : Wy zullen in deze hitte niet
uicotizehiiizeti trekken. Zeg to:hen: Hcthelf. he
vuur is veel heter, zogy\'tkonc begrijpen. Zy
zullen in deze werrelt een weiniglachen, cnin d\'an-
dcreveel weacn , tot ftraf van huu zonden. Indien
gy liCü bejegent, en bdien zy van u verlof verzice-
ken van met u uit te trekken, om voot \'t geloof te
ftrijden, zo zeg. tót k\'n : Gy zult niet uittrekken,
en ucpitniet riiy tegeii dc vijanden ftrijden.Gy hebt
voor d\'eerftc maal blode en traag geyvceft ; blijf by
d\'ongelovigen. Bid uiets voor hen ua hun door,en
blijf niet op huu graven ftaan,om datzy niet ioGo\'d,
nocb in zijn Proteet gcloofc licbben , maar iu hun
boo.sheit geftorven zijn. Verwonder u niet over d\'o-
vervloet van hua goedereï; , nochover \'t getal van
hunkindetei), die God gebruiken wil óm hen in
deze werrelt te ftrafrcn , en in hun boosheit te ver-^
deltfen. Toeu zy\'c bevel hafiden ontfangen van in
God te gslovei), enmet zijn Proseet te itfijden,heb -
ben de inachngfteo onder hen u gebeden 1 .en te ver-
fchonea , en gezïgf \': Laat ons by de genen , die in
huahu\'sen bhjven\'.\' Zy xv^idea by dc zieken, wijven
en kleine kinderen blsjveq. God heeft hun hatt ver-
hard i CU zy zullen ninnner de waarheit begrijpen.
De Profeet ,6« dc ware gelovigen , dic by hem wa-
ren, geftreden cn hun lijf en goec ten dienft vaüGod
hefteed hebben , zulle» zalig zijn. f^y heefc voor
hentuineiibercid, inde vvclkeuveel vloeden vloe-
jen, meteenvolmaaktheit van geluk. Sommigen
vand\'Atablersquamcnomzich tc veronrfchuldi-
penvan ten oorlog t:e trekken ; ende genen,dieGod
eude Profeet vetloghendeu , bleven \'t huis ; maar
zyztjllenwtede pijnen gsYoelca, uit oorzaak ^an
hun boosheit. De zieken , nïachtelozcn, en de ge-
nen , die geeii middel hebben om zich in d\'oorlog
t\'onderhoaden 5 vcriootneii God niec nset in hnn
huizen tc blijven , zo Zï zijn goddelijke Majefteit ,
en des zelfs Profeet getrqn zijn. De vromen zijo
niet verplicht dan \'tgeen tedoenj dat ip hun macht
is,; God zal goedertieren en barmhartig regen Benou
hen wezen. Degenen, diebyugekomen zijn ; Mokren.
om te ftnjden 5 en diegy weêrpm gezonden hebt, \'
om datgy ben niet gcbrpikeu konde, hebben God
niet vertoornt: zy zsjü weer naar hun huizen ge-
keert , met dc tranen m d\'ogen , en met ongenucht
van dat zy geen middelen hadden om hen len dienft
van zijn goddelijke Majefteit tegebrmken. D\'oor-
log is den genenopgelegc, die u bidden hen daar a£
tc ontflaan , die rijk zijn, en die nsiddel hebben
om te leven: zy verzoeken verlof om by dc wij-
ven cn kinderen te blijven. God hépft hun hart ver-
hard ; en zy kennen hem niet: zy zullen zich ver-
ontfchuldigen , als gy hen tegemoet koomt. Zeg
tot hen :verontfchuidigu niec ; ik geloof u niet.
God heeft ons bericht van u gegeven, Hy heeft uw
goede werken ydel en onnut gemaakt; gelijk pok
^ija Profeet. Gy zult eens voor de geen\'die\'t ver-
leden , tegenwoordige en aanftaancle weet, verga-
dert worden. Hy zal u aan al\'t geen, -1 welk gy ge-
daan hebt, doen gedenken ,cnti naar uw verdien-
ften ftrafFcn. Zy zuilen ,a!s gy by hen koomt, u by
Godsmiam vermanen datgy van hen wijken zult.
Wijk van henjzy zijn vol van fmette: de hel
zal hun woning wezen, daar zy van hun misdaden
geftraft zuilen worden. Zy zullen p vermanen
hen tc beminnen : indien gylicn bemint, zo weet
dat God niet de genen bemint, die hem ocge-
hootza am zijn. Deze Arabiers , dic de geboden met
gehoorzamen,de welkenGod aan fijnProfeecgcfon»
denhceft ,zijn debooften en ondankbaarffen. God
weet alles, en iszeer voorzichtig. Onder d\'Arabiers
zijn lieden,die \'t geen, \'c w elk zy voor dc dienft van
K } Go-ï
God bcfteed hebben, voor verlore gele achten. %,f
verlangen huii vertrek, om \'t uwe ce vertragen «ca
om u te doen wachten, \'t Rad van ongeluk ssovcr
hen. God verftaat al \'t geen , dat 2y zeggen en weec
al\'tgeen, datzy doen. Onder hen zijn ook heden,
dicinGod, en inde dag des Oordeels geloven: xf
achten dat dc koftcn, diezy voor de dienft vaiti God
doen, hen fijn göddehjke Majefteit doen naderen ,
en nodigen de Profeet om voor hen te bidden. God
ial lijn t>armhattigheit aati hen geven; hy is gocdei-
ticrcn en barmhartig tegen de genen , die hem ge-
hoorfanién De genen dic d\'ecrftentc Medina zijn
gekomen, eti d\'eerftcn üit Mecha zyn getrokken ,
omvandcbozcnaftewijken, degenen, die inde
ftrijt van Bedet waren, cn de genen , die hen in wel
te doen gevolgt zyn , ïullcn Gods genade genieten;
hy heeft luineo voor hen bereid daat veel vlöedcn in
vloejen, met een oppérftc gelukzalighcit. Omttent
u, en in Medina zyn Atabiers, die de boosheit be-
minnen: gykcnthenniet,maarikkenhen alle.. Ik
hen tweemaal bp aarde ftraffen, (te weten met
fchandè, cn met de doot) enzy zullen in d\'andere
werrelt z^ct grote pijnen gevoelen. Daar zyn ande-
ren , dié hun zonden belijden , cn goede enquadc
perken doen: Gód zal heti iuiflchicn vergeven ; hy
is goedertieren eu barmhartig. Neem van huu goet
totaalmoflen. Gy zult hen vroom en rein make«.
Bid voor hcii. Gy zult door uw gebeden Gods barm-
hartigheit vervorderen: God verftaat, en weet al-
les. Weten zy niét dat God een behagen in de be-
keringvan fijn fchepfelen heeft, dat hun aalmocfle^
hem aangenaam zyn , en dat hy goedertieren en
barmhartig isJ Zegtothen: Doet hetgeen, datü
belieft; God, zyn Profeet, cn de ware gelovigen
zullen zien wat gydoet. Gyzultcens voor hem,
die het tegenwoordige, verleden, en toekomen-
de weet, vergadert worden; hyzal u al \'tgeen,
datgy gedaan hebt, doen bekenncu , cn u naar nw
yerdicnfteo ftraffen. Daar zynanderea> die Gods
Wil,
-ocr page 174-f il i of zijn genade, of fijn gramfchap; of fijn ftraf-
fing, of zijn barmhartigheu verwachten. God wecC
het geen,datin hnn zielen is, eniszeer wijs: dege-
nen, die geacht hebben dat deketk , door d\'ongelo-
vigen gebout,om de vromen te verleiden,om de\'bo-
zcn vao degocdent"ondctfcheidea,cnpm op dege-
nen te merken, die tc voren tegen God, en tegen fijn
Profeet geftreden hebben, de kerk van zijn godde-
lijke Majefteit is, zweren dat zy niet wenfchen,
dan wel te doen , en dat hun woning zeer goet is :
maar zy zijn leugenaars 5 en God zal getuig van hun
|eugcn zyn, Doe aw gebeden qiet iii defe kerk, maat
in de keek, dip op Godsvre«s geflieht is; en dit is
redelijk. In deze kerk zyn lieden, die wenfchcn ge-
reinigt te wezen: God bemint degenen, die een
reine ziel hebben. Wie timmert beft; degefn,dic
zyn gebouop Gods vrees fticht, o£ de geen , die
zyn gebou op de kant van een zantgtacht bput >
\'t welk valt en nedcrftort 5 De geeen die geacht heb-
beii dac de kerk, door d\'ongelovigen gefticht, om
\'t volk te; verleiden, Gods kerk is, zullen met de-
ze kerk, cn met d\'ongelovigen , die hiargebout
hebben, in ~t helfche vuur branden. God geleid
niet d\'onrechtvaardigen; hua gebou aal niet die-
nen , dan oniheu te pij,nigen. God, die zeer wij^
is, weet hun voorneemen. Hy koopt dezieleae«
goederen der ware gelovigen, en geeft het Paradij?
aan hen. \'t Zy zy gedoot worden, of zeiven dodeq
als zy voor \'t ge{oof ftrijden, zy zullen \'t geen heb-
ben, \'t welk in \'t oude Teftament, in \'t Euangelium,
en in d\'Alkoran aan hen bejooft is. W»? voldoet
beter \'t geeii ,dat hy belooft, als God ? Boodfchap
hen dat zy ccn goede koop gedaan , en d\'opperfte
gclukzalighcit verkregen hebben. De genen, dic
vaft in hun geloof zyn, die God fmeken > ^eren en
aanbidden, d\'c zy" geboden onderhouden , enaflß
dc ware gelovigen zullen met alderhandc vernpe-
g\'ngde wclluftenvan \'t Paradijs genieten. Dc Pro-
feet» eti de ^ware gelovigen moeten God niet onx
^ 4 ver-
ïf% MAHOMETS
vergiffenis voor d\'ongelovigen bidden , fcb.oon zj
hnn magen waren , na dat zy bekent hebben dac (\'y ,
pm hun ongelovigheit,verdoemt zijn. Abraham,na
dac hy belooft had een enig God aan te bidden,bad
niet voor zijn vader,toenhy wift dat Zijn vaderGods
vijant was; maar hy verklaarde dat hy vijant van zijn
fohde was.Hy liet af van voor hem te bidden,fchoon
hy anders grotelijks barmhartig, en lijdfaam in fijn
quellingenVas. God verleit niet de geoen , diehy
op de regte weg gebracht heeft. Hy geeft aan hen de
kennisvan \'tgeen , datfy moeten doen. Hy kent de
genen, die verdienen verleid , en de genen, die ver-
dienen langs de rechte weg geleid te %vorden. Het .
Koninkrijck der hemelen, en der aarde komt God
toe; by geeft het leven, en de doot aan de geen , die
\'t hem goetdunkt. Wie anders, dan God , fal u be-
fchermén h Hy heeft zijti genade aan de Profeet, cn
aan de genen, dichem in zijn qiselling gevolgt zijn,
gegeven ; fchoon het wéinigfchilde of hethart van
veel onder hen waar naar de fijde der ongelovigen o-
vergeflageh ; maar hy heeft hen vergeven v en goe-
dercierea en barmhartig tegen drie mannen geweeft,
\' dte van de Profeet afgeweken waren , en berou van
K" h t\'„hun misdaden hebben. Zy bekenden dat\'er geen ze-
Itcre toevlucht, dan in God, was ? hy heeft hen vcr-
jr f i\'t geven, toen zy fich bekeerden: hyis goedertieren en
\'jL barm hartis tegen de genen, die fich bekeren. O gy,
wSe vreeft God, en weeft vroom. De fte-
delingen van Medina , cn d\'Arabiers, die omtrent
/ Jefefl-jc ^ojjenj moeten de wil van Gods Profeet
niet tegsnftrevcn, noch \'t geen verwerpen, \'t welk
hygoetkent; omdat fy geen dorft , kommernoch
voor de dienft van zijn goddelijcke Majefteit
hebben geleden Zy fijn niet door hun vijanden
verdruckr geweeft, Zy füllen d\'ongeloovigcn ter-
gen, en gfcenleetvan hcnontfanen ; integendeel,
zyfullen verdienften verkrijgeti en een goet werk
(locn. God beröofrde geöen niet van vergelding,
die goet doen. Hy zal d\'c koften j die zy voor zyn
^ dienft
dienft doen, en \'t geïal der afgoden, die zy vciniè-
len.opiciirij^efi, om hen vau hun goede werken te ■
vergelden, \'t Is niet nootzakelijk dat alle de gelo-
vigen zich ten oorlog begeven : \'t is genoech dat
vanyder\'ftam en volk een deel derwaarts gaat, ter-
wijl d\'andercndc wetten en ger eimemflen leren,om
hun medemakkers t\'oridcrwijzen , als zy van dc
tocht weêc t\'huis gekomen zyn jzy zullen miflchien
Gods ftraffiog vrezen. O gy , die in Godgelpoft,
ftrijd tegen degenen , die u in de boosheit onrein
willen \'maketi : weeft edelmoedig ; en weet dat
God met de genen is, die zyn vices voor d\'ogen heb-
ben. Toen God enig Hooftdeel vèn d\'Alkoran uit
dc hemel deê afdalen, zeiden enigen van hen uit
fpor: Dat zal \'t geloof van dit volk doen toenemen.
Zeker, het vermeerdert het geloof der ware ge-,
lovigen; het vetblyd hen, en vergroot de gramfchap
van zyn goddelijke Majefteit over d\'ongelovigen »
die in hun fnootheden volharden, en in hun boos-
heit fterven .Zy weteti niet dat God eenmaal of twee-
maal des jaars de goeden beproeft: zy zullen zich
niet bekeren ; \'c is tyt verloren voor hen te preken.
Toen God enig Hooftdcd des Alkor\'ans van de he-
mel afzond, zagen zy op maljcander; en zeiden :
Ziet iemant ons ? Zy zyn weêr tot hun boosheit ge-
keert,- en God heeft hun hart van de rechte weg af-
getrokken , om dat zy de waarheit niet willen be-
grijpen. God heeft een Profeet van uw volk aan «
gc&nden, dic met groote yver wenfcht u van «w
liardnekkigheic te verlofien ; hy is boven mate ge-
negen om de weg der zaligheit aan u te leren. God
is zachtmoedig en goedertieren tegen de ware gelo-
vigen. Indien zy \'t geloof verlaten, zo zeg tot hen:
God is mijn befchermer, daar is niet meer, dart een
enig God ; ik heb my aan de vsil vati zyn goddelij-
ke Majefteit overgegeven, hy is de Heer van de
heerlyke troon.
i , , \'tHoefi-
-ocr page 177-ïf4 MAHÖMETS
Hooftdeelvan Jonas, be^njpfnde hondert
ennegenregels y te MechagefchreMen,
INdenaam yan dcgotderticrc en barmhartigeGod
Ikbeodc barmharcige God, De geboden, in dit
boek begrepen,komen van d\'Almachtige voort. Zal
\' t volk verwondert fijn van dat wy een menlch in^
gegeyeii hebben den bofen de helfche pijcien te ver-
kondigen,en de ware gelovigen aan te feggen dat fy \'t
geen,\'t welkhun Heer aan hen belooft heeft,waar-
agcig fuilen vindeii?De bofen feggen dat\'er niets dan
betovering is. Zeker.Godis uw Heer ,dic de hemel
en d\'aarde in fes dagen gefchapen heeft,en in fïjnZe-
tel fit.daarhy van alles fchikt:niemanci?prceckc vooE
fijn naaften, fonder fijn verlof. Hy is uw Goden
Heer,aanbid hem alteeu. Zult gy\'er niet op denken?
Gy fultalleeeasvoorhetn vergadert worden,Hy be-
looft met waarheitdat hy dc menfen lal doen fter-
ven , en vcrrijren, om de genen , die in fijn Wet ge-
looft, cn goede werken gedaan hebben, te vergel-
dcii. D\'ongelovigen fuilen een fiedcnde drank driti-
kcu, en om hun boosheit grote pijnen gevoelen. Hy
is\'i, die \'t licht aan dc fot?, eo de klaarheit aan de
maan heeft gegeven, cn dc Tekenen gefchapen,om
\'c getal der jareti, de rekening der maandeti, en van
al\'r geen, dathy gefchapen heeft, te weten. De-
fedingen leren rnet waarheit de wonderdaden van
fijn goddelijke Majefteit aan degenen, die hen kon-
nen kennen, \'t Onderfcheit van de dag en nacht, eti
\'t geen , \'t welk God in de hemel, en op d\'aarde ge-
fchapen heeft, zijn tekenen van fïjn eenheit by de ge-
nen,die fijn vrees voor ogen hebben. Degenen , dtc
geloven dat\'er geen vernjfenis is, de genen, die hun
vernoeginginde vernoeging van de goederen defes
wcrrelts flellen, dc genen, die op hun rijckdom-
men vertrouwen , en de genen , die onkundig vatï
Gods geboden fijn,fuilen,om hun fonden,in \'t hel-
fche vuur gefloten, cn de waare geloovigen door
godd?li|cke Majefteit itj ycrmaackclijcfcc tui-
nctj
-ocr page 178-pen, daarveelvloedenvloejea, geleid warden. Zy
iullendaar al\'tgeen vinden, dat fy begeren, enin
\'t begin van hun gebeden leggen: Gelooft fy God jen
daar na j Zalighcit fy aan Qod; en iii \'t einde vaii
bun gebeden; Lof zy God, Heer van de gehele wer-
relt, Schoon God fomtijts de menldicn vaerdiglijk
Itratty zo verwacht hy echter altijt de tijt van huti
nootlchikking. Ik zal dc genen, dip niet in dc vet-
tijzenis geloven, tot hun verwarring iu hun dolin-
gen laten. Als een menfch in lijden is, zo aanroept
ly ons ftaande, fittende « leggende, (ên in aldcr-
Hande geftalte} j enalswyhemvan zijnhiden ver-
loft hebben, volhard hy m zijn boosheit. fie bozcnj
hebben goetgcvonden dns te doen. Wy verdeigdeii
de genen, die voor hen hebben geweeft,toen zy nie?
inde Profeten geloofden, noch dc geboden, die
wy aan hen zonden, gehoorzaamden; cn wy heb-
^n u nahcu op aarde iti huti plaats geftelt, om nw?
bedrijf te zien. Als gy onze geboden aan de genei^
leert, die niet in dc verrijzenis geloven, zo zcggeti
zy dat de geboden van d\'Alkoran geheeliets anders
is dan \'t geen, datgy preekt, en dat gy hen vcraa-
dert hebt. Zegtothen: IIc póóg nier hen van my
zelf te veranderen; ik doe niets anders, dan God
fr>y ingegeven heeft; ik vrees dat ik in de dag des
Oordeels geftraft zou worden, zo ik zijn goddelij-
ke Majefteit ongehoorzaam was. Zeg tót hen; In-
dien God gewnt had , ick zou u zijn geboden niet
voorgelezen , noch aari u geleert hebben. Ick heb
lang by u geweeft, eer iku daar in onderwees; zult
gy hen noch niet begrijpen? Wie is ongcrechtiger
als dc geen,dic God la\'ftert? Hy helpt d\'ongelovigen
niet, die\'tgeciiaanbidden, \'twelkbennochgoet
noch cjuaat kan aandoen, en die zeggen dat hun af-
goden voor hen fpreken. Ziiltgy aan God iets van \'t
geen, \'t welk in de hemel, en op d\'aarde is, le-
ren , dat hy niet weet ? Gelooft zy God} hy heeft
geen medegenoot. Alle \'t volk wias va» een Gods-
dienft, eer\'t oDgeioofplaat? had; eozoGodnift
gezegt
-ocr page 179-gezegt had dat h j de ftraf der bozet, tot aan de da.
des Oordeels uuftcjiet, zou, hy zou heoalrêe. om
hnn booshejt, UI d.zcwerreltverdeJgthebben. Zy
mgen :, Wy zullen a,et m de Profeet geloven , zo
God geen wonderdaden .„ he,n doet verfchijnen.
ƒ eg tot hen: God weet het toekomendewacht,hy
^ Imetn wachten Toen wy.en. nahunlijdénV
e.Mge vernoeg,ng deden Diaken,hebben zy gepoog
onzegebodcuc verkhalken. Zeg tot hen: Godfs
hftiger dan gy^z.ja Bode« füllen tw liften ^pSri
cJ\'aardeenzeedoetbl
wandelen d.e een ,onft,ge wipt aan l.en zend,
qm hen m hun fchepen te verblijden. Als Je ftorm
hen^ervaJt, geloven fy dat dc baren hei, fuüen in-
fwelgen. Zy roepen dan God aan, met begeerte vaa
fin Wet tomhelfen, eo feggen: IndünGoTons
van d,t gevaar yetloft, fo faUn wy in fijn eenhei
geloven, en hem van defe weldaat bedanken Zla
booshc . O volk gy doet u felf ongelijk aanl ry be-
pert alleenlijk de goederen van defe wcrrek Gy
\' om naar uw werken
geoordeelt te worden, \'t Leven des werrelts is ge-
doet (onder onderfcheit alle kruiden voortkomen ,
om de me„ft.ben en heeften te voeden! D\'.nwoon-
ders menen dikwils ,, ah a\'aarde met haar bloemen
vercicrt,en met haar vruchten verrijkt is, dat fy ver-
mogen hebben om hen te doen voortkomen Wv
zenden hen dan by dag en nacht onze ftraffingen op
d aarde en mabnhaar als of zy geoogft was. en
bracht had. Dus verklaar ik de gcheimeniften
aande genen," die hen weren te begrijpen Zy
venoeken hun zaligheit van God , hy bergS\' get
nen,die t hem en brengt hem lp de H
derjahgheu. Hy ftl aa.geficht Scrgcner^die goe-
fzul.en (onder fchaamte verfthijnen , cnin \'r Pa,
pdi,s wonen, daar zy eeuwiglijkfüllen blijven
de gehen, die.quaat gedaan hebbeb, zullen naarhuii
verdienften geftraft>ƒorden , en met fchaamte be-
dekt wefen. Nieraant fal hen kennén béfchermen }
zy fullcti zijn alsof een deel van dc grootfte duifter-
hcit des nachts hun aangeficht bèdekr had, en tot het
helfche vuur verdoemt wezen, daar zy ecuwfiglijk
zullen blijven. Denkt aan die d.^g, indt welk wy al-
le dé werrelt zullen vergaderen. Wy fulkh tot d\'on-
gelovigen zeggen\': De hel faS u woning zijn. Waar
zijnd\'ifgoden, diegy aangebeden hebt? Wy heb-
ben u van malkander gefcheii^ca. Hun afgoden zul-
len tot heri feggen : Gy hebt ons niet aatigebeden.
God is\'cr getuig af is\'er iets tuflchen B en onS; \'t
welk ons van uw aanbiddingen onkundig heefc ge-
maakt?In defe dag fa! yder fiea wat hy gedaan neeft,
en bekennen dat God dc waarheit zelve is. Hun af-
goden zullen van hen afzijn; en zy füllen hun gods-
lafteririgen bekennen. Zeg tot hen : Wie verrijkt a
met dé goederen des hemels, en der aarde? Wie geeft
het gehoor en gezicht aan de fchepfelcn > Wie doet
de levendige uit de dode , en de dode uit de levdndi-^
ge voortkomen? Wie fchikt alles in de vVetrcIt ? Zy
zullen antwoor.dcn dat\'et Godt is. Zegh tot hïn:
Waarom hebt gy daß zijn vrees niet voor ogen?God
is warelijk uw Heer, Wat is\'er na de waächeit, ais
de leugen ? Hoe zultgy van fijn v/et atwijkeü? Zijn
woort zal: egen d\'ongelovigen vervult wordén.Zeg
tor hen: Hebben u\'w afgoden macht om \'t vólk te
doenfterycn, en vecrijfcn^ God doec het fterven , èn
verrijfen; hoé konnen zy hem na defe redenen
lafteren? Zeg tor beo: Konnen uw afgoden op
deregre weg geleiden? God geleidthct volck op
Jde we.eh der falighedit. Wie moet gevolgk
orden ? de geen , die^\'t volck öp de regte weg gelcir,
ofdie\'t verleidt Wat reden hebt gy omdc qua-
deweg te vo Igen? \'t Grootftedeel van hen volgt zijn
waan ; maar\'iijn waanlioomt\'hiémecdewa\'arbeito-
vereen God weet al\'t geenjda^fy doen.ïn d\'Alkoraii
is-geen kugemhy beVdligtd\'oude Schriftea, cn ver-
klaars
-ocr page 181-klaart hen verftanelijk; hy koomt zonder twijfiti
van de Heerdes wecreics voort. Zy zeggen: Ma-
, hornet heeft dit boek verdicht. Zeg tot hen:Koom t,
brengt iets by, dat in lering en welfpteckentheit
daar mee gehjk is , en aanroept d\'afgoden , die gy
aanbid; wy zullen zien,of gy waarachtig zijc. Jd
tegendeel, zy hebben gelaftert, cnvan\'c geen gc-
fproken, \'t welk zy nicc Wiftèn , toen zy de verkla-
ring van d\'Alkoran gehoort hebben. Dus hebben
hun voorgangers gedaan i maar aanmerkt hoc\'t
einde détonrcchtvaerdigen is. Onder heil zijn liè-
den, die in dif boek zullen geloven,en anderen niet.
Dc Heer kent degenen, died\'aarde bezoedelen^ In-
dien zy u loghencn , zo zeg: Ik zal mijn, ea gy
Äultuv^werken verantwoorden: gy zijt onfchul-
dig vaiï tgeen, dac ik doe, cn ik van \'t geen, dat o-y
doet. Onder hen zijn lieden, dicii zullen willen
horen; maar kont gy de genen ,dic doofzijn,docn
verftaan ? en fchoon zy niec doof .waren, zo zullen
zy \'c echter niet begrijpen ? Daar zijn anderen ,die
u zullen aanzien; maar kont gy dc blinden gelei-
den ? Schoon zy klarelijk zagen, zo zullen zy noch
dèrechte weg niet volgen. God doét den menfchen
geen onrecht aan ; maarzy doen hen zeiven onge-
lijk door de gcuwelijkheit van hun misdaden. ^Ik
zal inde dag des Oordeels hen doen verrijzen als .of
zy met meer dap een uur in \'r graf hadden geweeft.
Zy zullen malkander kennen; en de bozen,dic niec
in de vèrtijzenis gelooft hebben, :^u!len verloren
<vezeo. Ikzal vcelder gener, dié ikftr^enzal,aan
u vertonen: Ik zal u doen fterven eer zy geftraft
zijn; cn zy zullen alle voor my vergaderen, om ge-
ooirdeeh te worden. God is getiiig van hun wer-
ken , f hyzal hen haar hun verdienften ftrafFen. )
Yder volk des werrelts heeft een Profeet, van God
gezonden, gehad , die met reden , en zoiidcr onge-
rechtigheit de verfchillèn, die tuflchenhen van "de
Godsdienft waren, geoordeelt heeft. Zy zeiden:
in welke tijt zal Gods gramfchap veifchijncn. Zeg
m
-ocr page 182-ALMGRAK If9
töc hen : Ik kan noch goet nóch quaat voor my be-
vorderen, zo(3od hèc nier toelaat. Yder heeft fija
hoótfchikking. Ais dc tyt van hun nootfchikking
gekomen is, zo können zy niet een tiur vertragen,
\' of vorderen. Hebt gy op de ftraffing gemerkt, die .
God voor dezen by dagen nacht tegen dc bozen ge-
«onden heeft; Gyhebt\'et gelooft, toetigy\'t ge-
voelde, en gy zyt\'crin geworpen. Menzalindc
dagdes Oordeels tot degodde!ozènzeggen:Sroaakt
d\'eeuwige pijnen; Zult gy nietuaat uw verdienften
geftraft worden ? Zy zullen ü vragen ofde ftrafFen,
den bozen belooft, en óf de verrijzenis warcidingen
zyn. Zegtothen: ja i myn Heer is zeernaankcurig
in zyn tti oorden jen alle de fchatten des werrelts kon«
nen met een ziel loskopen. Zy zullen bereu van hurï
zonden hebben, als zy dc ftraf van hun misdaden
gevoelen j maar zy zullen zonder ongcrec^tighcit
verdoemt worden. Alle \'t geen, \'t welk inde he-
mel , en op d\'aarde is, behoort aan God; hy is naau-
keurig in \'t geen , dat hy beloöft: en nochtans kent
het greotfte deel des werrelts hem niet* Hy is \'t,
die ftèrven doet, en die \'ticven geeft, endie de
menfchen in de dag des Oordeels vergaderen jal.
O volk, God heeft ondcfwijs en kulpmiddelcn
vooruwzwakhedèn gegeven; hy heeft een gelei-
de gezonden, om de ware gelovigen op de weg
der barmhartigheit te geleiden : zy za! vor-
deriijker voor hen zyn, dan dc fchatten, diezyop«^
hopen. Hebt gy de goederen aangemerkt, dic hy
voor u gefchapen heeft ? Gy hebt bevolen ccn deef
daar af t\'eten , en verboden \'t änderte nnttigcn.
Heeft God u toegelaten hem telaftcrCB? De waan
der gcner, die God laftcren , zal niet dan ramp in
de dag des Oordeels zijn. God is vol van goctheic
tegen \'t volk} maar \'t gtootfte deel bedankt \'cr hem
niet af. Waargy zijt, wat gyondeiwijft van\'tgeen,
dat in d\'Alkoran gefchrcven ftaat ,.cn watgy doet,
ifc ben altyt tegenwoordig. Niets van \'t geen \'t welk
iade hemel en op d\'aarde is, hoe groot «ikleinhcc
ook
-ocr page 183-ook wefcD kan,is voor uw Heer verborgen: aiks is
in \'tverilanelijk boek gcfchreven, \'c welk alle din-
gen verklaart. Degenen, die aan God overgege-
ven zyn, hebben niets te vrezen; zy zyn van de
helfche llraffen bevrijd. Dc ware gelovigen, die fijn
vrees voor ogen hebben, zidlcnind\'andere werrelt
geen pijnen gevoelen: men boodfchapt hen op aarde
dat zy alderhande vernoegiogen zullen hebben.
Gods woort lijd geen verandering; zy zullen de
hosgftegelukzaligkeit in\'t Paradijs genieten. Be-
droeft u niet om de Wv>orden der goddclozen. De
deucht koomt vanGud voort: hy verftaat en weet
alles j al\'tgeen, \'t \\*?dk in de hemel, cnopd\'aar-
deis, behoort hem toe. Degenen, died\'afgodeti
aanbidden, volgen alleenlijk hun waan , en zyn
leogenaars. God heect de nacht om tc ruften, cn dé
dag om t\'arbciden gemaakt. De genen ; die naar
zyn woort laifteren* vinden\'er tekenen van zyn
almachtigheicin, Zyzddcn: Gelooft gy dat God
een Zoon heeft ? GelooftzyGod: hy iszserrijk,
én behoeft, niemanc: hy bez\'.taPt geen, \'twelk in
dehemel, cn op d\'aarde is. Gjr hcbtgeen reden in
\'tgeen, datgy fpreekt. Zult gy van God hctgeeu
zeggen,datgy niet weet ? God helpt niet degenen ,
dic lafteringen tegen henl uitfpuwen. Hy zal hen
na hun doot grote pijnen, om hun godileloosheic,
doen lijden. Verhaal aan hen de gefchiedenis van
Noah,én hoe h), tot fijn volk {prafc,cn zeide:0 volk,
indien myn verblijf by .u, en ds verkondiging
Gods geboden aanu laftig is, zo weet dat alle myn
trooft en fteun ia God is. Vergader uw Leeraars met
uw afgoden y en verberg niet het geen, dat gy doet.
Ga daar gy wik , gy zult nicmant vinden, die u be-
fchermt , z) gy myn onderwijzingen veracht. Ik
vetzoekgeen vergelding v^or myn moei eicn ik wil
geen ander loon,dan van d\'aimachtige God, ontfan-
gen: ik wil my geheel ain zyngoddehjke Majefteit
overgeven. Zy verworpen Noah,en wy bewaarden
bemfoepind\'Arkj mét alle degenen, die by hen
waren;
-ocr page 184-\'ivarcn.-Wy hebben bun nakomelingen op aarde ver-
langi:,en debozen verdronken. Aanrtiérkhoedanig
\'t einde der gener is, die Gods woort gehoort, eri dat
veracht hebben. Wy hebben na Noah andere Pro-
feten aan hen gezonden, die wonderdaden aan hen
vertoonden, caheilfame ondctwyziagen aan hen
gaven. iVlaar zy geloofden niet in\'tgeen , \'twelk
zy tevoren met wil den "geloven,- dus verhard ik
Jhart der bozen. Wy zooden na hen Moifes aan
iarao , en aan fijnonderzaccn , met onze wonder-
daden. Zy Honden op tegen onze geboden , toen de
vvaatheit aan hen verkondigt v9-ierd>enzeiden dat\'et
niets, dan betoveniig, vsras. Moifes zeide tot hen:
Zegt gy dat de waariieit een betovering is ? God
helpt de tovenaars met. Zy zeiden: Zijc gy en uw
broeder gekomen om ons van dc Godsdienft onzer
vaderen af te trekken, en om óp aarde geacht te fijn»
Wy zullen in uw woorden met geloven. Farao be-
val toen de verftandigften zyner tovenaars te roe-
pen, tot de welken , toen zy vergadert waren, Moi-
les zeide: Werpt op aarde\'t geen ^ dac gy werpen
wilc. Na dat zy bun ftokken en gordels wechge-
worpenhadden , zeide Moifts tot hen: Weccgv
mets anders , dan de coverkonft ? God za" haar ydel
^nonnut maken : Hy bemint mee degenen, die
d aarde verontreitiigen; hy beveftigt de waarheit
door zyn woorden,(choon \'t tegen de wil der bozen
is. Wcimg heden geloofden ih Moifes, uit oorfaak
van de vrees, die zy hadden, van Farao co zyn
Vorftcn te mishagen , want Farao was mach-
tig op aarde,en m \'i getal der bozen. Moifes zeide:
O volk, mdieu gy iu God gelooft, zo geef u aan
zyn wil over. Zy antwoordden : Alle on?vertroa.
wen ftaat mGod: Heer, lever ons niet over aandc
boosheit der onrechtv^erdigen; verlos ons,doot uw
barmhart.gheic, van de handen der ongelovigen.
Wy hebben Moifes en zyn broeder ingegeven datzy
enige tyt Byhoh volk iu Egypten zoude^ wonen,cn
bedeplaatfen in hun huifcu maken, om hun gebeden
tcdocir,ch voor de ware gelovigen te prekenT ileer,
^ teide
feide Moifesjgy hebt Farao cn fijn volk in deze wer-
relt \'ïjkt j zy dwalen af van de weg uwcs wers.
Vcrdc\'g hun ri jkdoiiiEnen,en verhard hun hartcn^Zy
znllcn \'JjCc geloven,zo zy uw ftraffittgen niet zien.en
zo zy \'mctd\'uiEwerkingen van a gramfchap gevoe-
len.G:/d z;;jde:ik heb uwer beide gebeden verhoort;
weeft gettou n uw zending,en voigtmet de weg der
onweicndea,Wy iiebben dc kinderen van ifraël doen
deur dc rode zee gaaa: larap volgde hen met haat
cri nijt, tot dat ftja volk van *t warer itigezwolgen
wierd. Farao zeide toen: Ik geloof dat \'cr geen
God IS, dandc God dèr kinderen van ifraël, en neb
mygeneelaan zyü wil overgegeven. O Farao, gy
gelooft nu in God, en waart te voren zyn geboden
oiigchoorziam , en vervulde d\'aarde met oareinig-
heic. Ik heb u van dit gevaat verloft, op datgy aan
de nakdrtrclaigen tot een voorbeelt dienen zoud:
wanc veel van \'t vol-k zyn onkundig van mytjal-
machtighcit. Wy hebben de kinderen van Ifraël in
plaatfin > vol van welluften, doen wonen, en hen
met de goederen der aarde verrijkt, Zy hebben de
verfchillen gekent,dietulichen hen m de Godsdienft
zyn gekdmen; uw Heer zal hen in de dag des Oor-
deels oordeelen. Indien gy van\'t geen twyffelt,
\'twelkwy aan u geleert hebben, zoo keer u tot de
genen,die voor u de Schrift hebben gelezen^.\'t Geen,
\'twelkuwBeer aan o geleert heeft,is leer w\'aaragtig
Weeft niet van\'de geueu., dic\'eraft«\'ijfFcien,noch
van de genen , dis Gods geboden loghefien ; vS^ant
anders zond gy in \'t getal der gener wezen, die ver-
loren zyti. De genen , die God ftrafFen wil, zouden
niet in fijn goddelijke Majefteit geloven , fch oon zy
alle dc wonderdaden des werrelts zagen , tot dat zy
de helle\'ie pijnen zien. \'t Geloof was grootelyks
dienftig aan dc ftedcn, die \'t ontfingen , toen de fte-
delingen van Jonas ftad dat omhelsdemwy verloftcQ
hen van onze ftraffing, en van fchande , en verrijk-
ten hen tot aau de gcfteldetyt. Zo uw Heer wilde,
dk de vvcrcck zou in hem gekiven. Zul£ gy een
afkeet
-ocr page 186-afteer vaa\'tvolk hebben, tot datzy in Godgelo-
ven ? Niemant kan \'t geloof zender zyn goddelyké
toelating oinhelzcii. Hy zend zyn gramlchap tegen
degenen, die zijn geboden ongehoorzaam zy«. Zeg
tôt hen; Aanmerk al\'t geen , dat indebemcl, en
opd\'aardejs. Dé wonderdaden fh prekingfn hel-
pen degenen niet, die nicc willen geloven. Zullen
zy \'tgeen wachten , daar hun voorgajigers naar ge-
wacht hebbeii ? Zrgtot hen: Wacht, ik zal met
u wachten, ik zal mijn Profeten , çu de ware gelo-
vigen van dc hcHche pijn bevrijden, \'t Is redelijk
dat ik\'et degenen af bevrijd , die mijn ge-
hoorzamen. O volk , wie doet u twyfFelen^ndc
wet, die\'ikaan u leer ? Ik zal d\'afgoden , die gy
aanbid , niet aanbidden. Ikaanbidmetdan een enig
God, dieu alle zal doen fterven. Ik wil zijn wet
omhelzen; zy beveelt z} n Eenhcit te belijden. Ik
ben tiiet van\'tgetal der gcner, die zeggen dathy
een medegenoot heeft , die hem gehjk is. Aanbid
niet her gcëu, \'twelk u noch goet noch quaatkait
deen; indien gy \'tdoet, zo zultgy in \'t getal der
onrechtyaeidigen wezen. Indien God u wil plagen,
zozal iiicmatuu van lijden kennen verlofien: in-
dien God goet aan u wil doen, zo zal niemant u van
zyn jonft können beroven ; hy heeft haar aru de
geen,die \'thcm goetdunkt, gegeven: hy isgoedcr-
tjeren en barmhartig. O volk, God leert aan u dé
waarheit. De geen, die de rechte weg volgt, zal
zyn ziel bergen ; cn dc geeri, die daar van afdwaalt,
zal haar veriiezen. Ik benuw befchermer niet., Ik
doenictdan\'tgeen, dat my ingegeven is. Ik neem
gedultin myn volharding. Ik zafOods oordeel ver-
wachten 5 daar is geen beter Rechter als hy. -
Het Hooftdeel van Hod , hegrypende honder^rieén-
twintig re^èls, ie Adethage/chreven.
IN de naam van de goedertiere cn barmhartige
God. Ik ben de barmhartige God. Dc tekenen,
iu dit boèk begrepen , zijn zeer waarachtig ;, zy
komen van de Wijfte Voof! , die alles weet. Aan»
bid niec meer dan een enig God. Ik verkondig u van
zynent wegen de hellche \'pijnen , en boodfchap u dc
vreuchden van \'t Paradijs, op dat gy vergiffenis v^n
zyn goddelijke Majefteit zoud verzoeken,en u beke-
ren. Hy zal aan u een voorlpoedig leven in de wer-
relt tot aan dcgellelde tyt geven, cn yder naar 2yn
werken vergelden. Ik vrees datgy in de dag des Oor-
deels g;ftratt zult woeden, zo gy de rechte weg
verlaat. Gy zult alle voor God vergaderen, om ge-
oordeelt te worden. Deharten det bozen zyn gc-
geoeflin geweeft tot de Pröfeiet te haten, cn heb-
b&n zich enige tyt voor God willen bedekken.
Zy bedeKten zich met hun klederen , om niet
bekent te zyn maar God weet al \'t geen , dat in
hun zielen is 5 hy weet artgcen , dat zy ver-
bergen,en alles , dat zy ten toon ftellen^ Alle de die-
ren werrelts leven van zyn genade: hy weet dc plaats
van hun vertrek, cndeftedc, daar zy fterven zul-
len. Alles is in\'t verftanehjk boekgefchteven,\'t welk
älle dingen verklaart. Hy heeft de hemel en d\'aarde
in zes dagen gcfchapeiï: zyn zetel was te voren op
Bezie ^^ wateren gcveft. (D\'Alkoran) vermaant u tot
Kitabel weldoen. Indien gy tot dc bozen zegt dat zy na hun
moir. moeten verrijzen; zo zullen zy zeggen dat dit
nictdantovery is. Indien wy eenige tyt toeven met
hen teftraffen , zo zeggen zy dat\'er geen ftraffing
voor hun zonden is. Maat zy zullen haar in die
dag, als zy koornt, niet fchuwen ; en zy zullen de
ftcengheit der pijnen , die zy Verachten, gevöelen»
Indien wy rijkdommen en gezoritheit aandebolèn
geven,en hen weêt daar af beroven , zo warlhopen
zy in hun boosheit.Indien hen goet na hun qaaat
geven , zo zeggen zy dat het ongeluk hen verlaten
heefir: zy vetblyden zich daarover, cn worden
hoogmoedig daarop. De genen,die ootmoedig en
geduldig in hun qucllingen zyn,en die goede werken
doen, zullen vetgiffenis van hun Zonden , en een
zeer groote vergelding verkrijgen. Gy zult mif-
fchien iets taa \'t geen, "t welJs u ingegeven is,
ytï-
-ocr page 188-ycrgctcn t\'ondcrwijzen,cn u quellen om dat zy zeg-
gen dat geen, \'c welk gy zégt, u geen voordeel zal
toebrengen. Zeker, gy zijt niet \'gezonden , dan
pm hen van hun zonde re beftrafien. Uw Keer 15
almachtig: hy Zïl hen naar hun verdienften ftrafFen.
Zy zullen zekerlijkzeggep dat gy d\'Alkoran vetdigt
hebt, en dathy van uw viading is. Zeg tot hen :
koomt en brengt vry tien Hooftdeelen van uw vin-
ding by,die met d\'Alkoran in onderwijs en wclfprc-
kenthcit gelijk zijn.cn roept tot uw hulp d\'afgoden,
die gy aanbid , zogy vroom zijc. Zy verhoren niet
uwgebeden, epgevenugeen hulp. Bekent dan dat
d\'a koran, door Gods toelating , uir de hemel ge-
daaft, en dat\'er niet meer dan een enig God is. Zult
gy niet in hetp oertrouwen ? Ik zal de goederen en
ftaten aan veel menfchen , di? hen beminnen,gevenj
cii zy zullen eindelijk in \'t helfche vuur gebannen
worden : de goede werken , diezy in deze werrelt
doen, zullen in d\'andere werrelt onnut aan hen
zijn. De genen, die\'t geen, \'twelk God geboden
heeft, waarnecmen , ocffenen zich in d\'Alkoran,
en geloven dat hy van zijn goddehjke Majefteit
voqrckoomt, om de reclite weg te leren, en zijn
barnihartigheit te verkrijgen, gelijk voor hem Moi-
fesboekwas. Degenen , die in d\'Alkoran gelo-
ven, zullen zalig zijn. \'tHelfche vuur is zonder
twijffel voor d\'ongelovigen, die daar in niet gelo-
ven , bereid; en\'tgtoocfte deel der werrelts is on-
gelovig. Wie is bozer dan degenen , die laftcrin-
^e cegenGoduicbrakcn?Zodanige lieden zullen zijn
aangezicht niet zien. D\'Engelen zullen in de dig des;
Oordeels feggeD:Zie daar de genen,dic bqos hebben
geweeft. Dc vloek is over hen, énoverd\'ongerech-
tigen.die \'t volk van de rechte weg afgeleid hebben:
Zy waren warelijk ongelovig.Zodanige lieden füllen
niet de ftraf van hun misdaden op aarde fchuwenZy
füllen geen ander vindet), die hen befchermen kan,
als God, die hun ftrafFen vermeerderen fal, om dat
fy hun boosheit niec willepvcrlatcn.nog \'t licht des
L j geloofs
MAHOMETS
gslüofsonrFangen. Zodanige licdei) zij i verloren:
hmi afgoden zullea geen byftant aan hen geven; en
zy zullen zonder twijffel eeuwiglijk verdoemt zijn.
Maar de geneUidie inGod geloven,die goede werken
doen,en zich bekeren,zullenaitijc lu \'t Paradij? ^vo.
ncnDe bozen zijn gelijk de doven cn bündcii, en de
ware gelovigen zijn gelijk de genen , die goed ge-
zicht, en goet gehoor hebben. Zullen zy tegen
malkander geleken worden? Zult gy \'et nooit op
denket! ? wy hebben Noah gezonden,om de men-
fchen over hun zonden te bertraffen. Hy zeide tot
hen : Aanbid niet meer dan een énig God ; anders
vrees ik dat gyin de dag des Oordeels geftraft zult
worden. De Leeraars onder d\'ongelovigen gaven
aan hem tot aijtwoort: Wy fien dat gy een menfch
zijt gelijk wy , en d^t de genen , die u volgen, arme
lieden j^^erblint en zonder raat zijn. Wy zien niet
dat gy enige gave hebt, die n boven ons behoort te
ftellen: in tegendeel, wy geloven dat gy een leuge-
naar zijt. Hy zeide: O volk, bekent gy niet dat God
het geen, \'t welk ik u verkondig, aan my gelcert,cn
de gave van te voorzeggen aan my gegeven , en u
daar af berooft heeft ? Zal ik u vermanen zijn gave
te kennen , dewijl gy een affchrik daar af hebt ? O
volk , ik verzoek geen vergelding van mija moeite ;
God zal mymiidäijk daar af vergelden Ik wil de
ware gelovigen niet uit mijn gezelfchap bannen: zy
füllen eens voor hun Heot vergadert worden ; maac
ifc fie datgy onkundig fijt. O volk, wie fal God be-
letten my tc ftraffen , fb ik dc ware gelovigen qua-
iijk handelZult gy\'er niet op denken. Ik zeg niec
dat ik Gods fchatten bézit ;ikweethet toekomen-
de niet. Ik zeg niet dat ik een Engel beii.lk zeg niet
tot de genen, diegy veracht, dat God hen verrijken
zal. God weet het geen , dat in hun zielen is. Indien
ikfulkc. redenen, fprak, fo fou ik groot ongehjk
hebbefl.Zy feiden: O Noah, wy hebben lange tijt tc
famen getwiftreedentvertoon aan ons de ftraftcn
die gy ons verkondigt, fo gy waarachtig fijt. God,\'
feide
-ocr page 190-feide hy, fal hen aan u veiionen, als \'t hem belieft 5
gyfuic hen niet ontgaan: maar mijn onderwijfin-
genfulien mout aan u wefen. IndienGod u beproe-
ven wi!, hy IS uw Heer: gy fulteens voor hem ver-
gaderen , om geoordeelt tc worden, Zulicn d\'o«ge-
lovip) feggen, dar gy d\'Alkoran verdicht hebc,cn
dathy van uw vmding is ?Zeg tot hen: Indien ik
hem verdicht heb, fo fal de fonde daar af op my we-
len jenikbenonfchuldig vanuw godslafte\'ritjgcn.
God heeft Noah ingegeven dat geen,anderen lijn
woorden fouden geloven, dan de genen , dic-alreê
in hem gelooft hadden, fly féidetor hem ; Bou -een
Ark, even fo, ais ik u ingegeven heb : maar Iprdk
nicc meer tot my van d\'ongerecljtigenj fy fulicn ver-
drenken. De voorbygaandersfpotten methem,en
met ii)o Ark; maar hy feide tót henGy fpot met
my , maar ik fa! met u fpotten ; en wy fullen fien
wie de geleertflcn fijn. \'Degcea.dieVanGod geftraft
fal worden j fal met fchaamte ovcrdi kt wefen, en
eenwighjk gepijt^igt wordcn.toen wy dit volk wil-
den verdelgen, en toen \'t hcht van de dageraad ver-
fcheen,en \'c water inNoahs pot kookte,o-sboden wj
hcta tweedieten vau yder fiach en aarrin lijn Arfcte
Iaden. Alle de fthepfden wierden verdelgt, uito-e-
zondert de genen, van de welken wy hi er voor heb-
bengefproken , zo van degenen , diegeloofden, rds
van de genen , aienietg»loofden,ead!tin klemge-
tal.Moah zeide tot hen: Khmt in d\'Ark in de naam
van God ,die haar zal doen drijven, ea omkeeren.
DeHeer is goedertieren en barmhartig tot on?.Toen
d Ark begon te drijven gelijk een berg,riepNoah een
van zijn kinderen ,dreopaarde gebleven\' was , en
zeide rot hem; Mijo.zoon , klim r«ec ons in d\'Ark, Gdaidyn
en blijf niet by d\'ongelovigen. ^Hy antwoordde :
zal op een hoge berg khtr.men , dis. my van \'t water ^f
befchutten zal. Noah zeide tot hsm : Niemant kan ^enoemt
u heden van Gods ftraffing verlofien , \'t en zy door®^^«
zijn barmhartigheit. Toen de wateren gerezen wa-
ren , blleefhy in \'t getal der gencr , die iiigezwol-
L 4 gen
gen wierden. God gebood aan d\'aarde haar water te
drtiiketi,en aan de hemel geen meer regen af tc ftor-
len.\'tWater verminderde op d\'aarde.na dat het volk
verdronken was, end\'Ark bleef op Lcnbergft^aa >
Gioudgenoemc. Dus wierden d\'oucechtvaerdigen
/verdelgt. Noah bad zijn Heer, en zixic : Heer, mij«
zoon, die in de golven is gefneuv :lt, is van mijn
geflacht: gy hebt beloolt mijn geflacht te be Jvaren.^
gy onderhoud naaukeuriglijk het geen , dac gy be-
looft; gyztjf waarachtig in uw wtiordcn , en zeer
gerechtig us uw werken.O Noah , antwoorddcGod.
deze zoon is niet van uw geflacht: hy beeft my ver-
grämt , eti mijn geboden ongehoorzaam gewecfl:
ondervraag my niet van \'tge:a , dat gy niet weten
moet,anders zult gy in \'t getal der onkundigen zijn.
Heer,zeide Noah , ik zal, door uw hulp, my wel
wichten u van \'t geen t\'ondervragen,dat ik niet we-
ten moef.iodien gy geen deernis mee my hebt,2o zal
ik in \'c geral der verlorenen ziju.Godzeide-.ONoah»
daalt af iiitd\'Ark,meczaUgheitcn zegening overu,
en over e^u deel der gener, die met u zijn. Ik zal \'t
ander deel met dc; goederen van deze werrelt verrij-
ken, om hen in de dag des Oordeels zeer zwatelijk
te ftraffen.Ik onderwijs u in\'t aanftaande, \'t welk
gy cn uw volk noch niet geweten hcbt.Wees gedul-
dig in uw quellingen:\'c Paradijs is voor de genen,dic
mijn vrees voor ogen hebben. Wy hebben Hod aan
de heden van Aad, zijn broeder , gezonden. Hy zeide
toe henjO volk, aanbid niet meer dan een enigGodj
andersftns zult gy in \'t getal der ongelovigen wefen.
Ik Tcrfoekgccn vergelding van de moeire,die ik doe,
in cor u te preken: de geen , die my gefchapen hecfc,
zal mydaat af vergelden,Zulc gy nimmer wijs zijn?
Verzoekt vergiffenis van God,bekeert u,en gehoór-
•^.aamt fij.j goddelijke wil Hy flil regen van de hemel
aan t^ zenden,en uw krachten ea rijkdommen ver-
meerderen ; weeft niec iri \'t getal der bozen Zy ant-
l^oorddcti: O Hod , gy bt-ngt onsgeen redenen by,
pm \'t geen,\'t v/elk gy zegt, te bewijzen.Uw woor-
om
-ocr page 192-den zullen ons met onze goden doen verlaten. Wy
zullen uw redenen met geloven ; cn wy zeggen van
u dat iemant van onze goden u itrengclijk ftraffen
zal. Hy zeide: Ik neem God, en u zelven tot getni«
gen dacik onfchuidig ben van de zonde , die gy
dott, met d\'afgoden aan te bidden. Indien gy tegen
my aanlpant, zo zal nicmant u in de dag des oor-
deels konnen befchermen. Ik heb my aan de , wil
van God, mijn en uw Heer, overgegeven. Hy be-
mint alle de dieren opd\'aatde, en bemint de genen,
dicde rcchcQv?eg volgen »Ik heb mijn plicht en zen-
ding voldaan. Ik heb aan u het geen geleert,\'t welfc
God aan my geboden had.Indien gy afdwaalt,20 fal
hy een ander volk in uw plaats oprechten. Gy doet
door uwe boosheit hem geen cjuaat aan. Hy merckc
naukeuriglijkop al \'t geen, dat in de werrelt gedaan
word. Toen wy dit volk verdelgden, hebben wy,
door onfebcfondere genade, Hod, en al Ie de ware
gclovigen,dieby hem waren,van hun boosheit ver-
löfljwy bevrijdden hen van een groote pijn.Het volk
vanAad verachteGods geboden,en was fijn Profeten
ongehoorzaam ; Het volgde dc wil det hardnekki\'^
gen, en heeft in deze werrelt vervloekt geweeft,
en zal in de dach des Qordeels vervloeckt zijn , om
dat\'et zijngoddelijkeMajefteit ongehoorzaam heeft
geweeft, met voorneemen van dc lieden van Hod
cn zijn broeder te verdelgen. Wy hebben Salhc
aan Temod zijn broeder, cn aan zijn lieden gezon-
den , die tot hen zeide: O volk, aanbid een enig
Godihy is\'t.dieuvan\'tfhikder aarde heeft ge-
fchapen,en d\'aarde met vfclderhande vruchten heeft
vervult, op datgy haar bewonen zoud. Verzoeck
vergiffenis van hem, en bekeer u. Hyluiftert naar
zijn f\'chepfelen , en verhoort hun gebeden Zy ant-
woordden; O Salhé , men verhoopte datgy ons
Hooft zoud zijn, eer verbod, van de goden onzer
vaderen t\'aanbidden , gedaan was :wy twijfFelen
grotelijks van \'tgeen, datgy ons verkondigt. Ovolk,
zeide Salhé, weèt gy niet dat God het geen, dat ik
L ^ aa«
aan u verkondig, aan my geleeit, cn zijn genade
aan my gegeven heeft ? Wie za! my befchermen ,
zoik hem oïigehootzaam ben ? Gy kont niet dan
niij» pijnen vermeerderen , zo ik u geloof.O volk,
deze Kameel, die God voor u gefchapen heeft > zal
DeTur- aan ü cot een wonderdaat en onderwijs diencrdaat
kengelo- hem weiden, en duet hem geen cjuaat; anderfins
■ven dat zult gy baaft geftraft worden. Zy quetften deze
Salhé een Kameel uit verachting. Hy zeide toen tot ben: Gy
fotsirt een zult , eer gy verdelgt word , drie dagen lang in uw
^meel , huizen leven, \'t Geen,, \'t welk men aan u belooft,
verasder- isgeen lengen. Toen wy hen verdelgden, hebben
de, wy, door een bezbndere gemde, Salhê , en de
Ware gelovigen , dieby hem waren > verdelgt. Dc
donder overviel deze ongelovigen ; \'enzy wierdèn
\'s uclitens gelijk krengen in hun huizen doot nitge-
ftrekt gevonden. Dus hebben Temod en de zijnen
tot hun nadeel Gods geboden veracht. Onze boden,
dieaan Abrahams huisquamen ,boodfchapten hem
dc geboorte van Ifaak « van Jacob, en van hun nar
komelsngen. Zy hebben malkander gegroet, toen
5£y in zijn huis ttadcn. Hy deê gebrade vleefch
voor hen brengen > öm t\'eten , en, ziende dat zy\'er
niet af aten, verachttchcn inzichzclf, en wierd
bevrceft van hunkoomft, IVlaarzy zeiden tóthem:
Weeft niet bevrceft, wy zijn naar Loth gezonde^,
om de ftedelingen van zijn ftit te verdelgen. Abra-
hams vrou , die hier by was, begon te lachen, tóen
zy de^eboorte van Ifaak, Jacob, en van haar na-
komelingen aan haar boodfchapten. O. God ,
zeide zy, zal ik een kinc krijgen, ik, die oud ben,
en die een man heb, de welk boven maten oud is?
dit zou een wonderdaat zijn. Zy antwoordden :
Zijt gy over Gods macht verwondert? Ogy, die
van Abrahams geftachtzijtjGod heeft zijn zegening
aan u gegeven: wy zijn in alle plaatfen lof en eer aan
hem fchuidig.Tocn Abraham van zijn vrees entfla-
gen wassen zy dc geboorte zijner kinderen aan hem
geboodfchapc handden, twiflreedcndc hy lange
tik
-ocr page 194-tyt met hen , aangaantfe die ftedeltngen van jLosfis
ftad. Hy wfts vritndclykvanaarr, en-verreldecHk-
wy!s Gods lof. De Boden zeiden tót hem : O Abra-
ham , eindig uw vragen ; d\'uur ts gtkoroen, in da
welke God geboden heeft hen tè vcfdelgen : zy zül-
len onfchuwclyke pijiieri gevoelen. Loth, hen m
zyn huis ontfangen hebbende , was bedroeft van dat
aan hem krachten gcbrakom hen yandebaldadig-
heit des volks te bevrijden , en zeide :Zic daar een
dag, die men zeer zwatehjk overbrengen zal. De
fledelingen, ds koomft dezer Boden verftaan heb-
bende .quàmenby Lothjom in hun vuiligheit voort
te varen. Loth zeide tot hen : O yolk : ikheb twec^
dochters, dic ik aanu geven zal. VreesGod; be-
droef my niet. Mishandel myn gaftcn niet. is\'ec
niemant otideru, dieu misdrijf aan u vertoont 9 Zy
antwoordden : Gy weet wel dàt wy met uw doch-
ters niet tc doen hebben. Gy weet wel wat wy bege-
ren, Hy zeide :\'Indien ik rnachtig genoech was» ik
zou in een fterke plaatswonen, om dc pcgit geti
van uw boosheit te fchuwen. Gods boden zeiden
toen tot hem : O Loth , wy zyn Engelen , van Ged
gezonden : defe bozen zullen niet by u komen. Ver-
trekt in defe naeht uit de fiat, metuwgezin, Nie-
mant zal achter zich zien, dan uw vrou, die de
ftraf, voor de bozen bereid, gevoelen zal, Zy
zullen des uchtens vroeg geftraft worden. Vertrek
vaardiglijk ; de dag nadert. Toen wy geboden heb-
ben hen tc verdelgen , hebben wy-de ftat het onder-
fte boven gekeert, cn op hen ften^n doen regenen,
met vuur getekent, om hen te verderven. Zodanig Bettf
een ftraf is niet verre van d\'ongelovigen, (die in ^^abd
Mecha y,yn.) Wy zonden Chaib in \'t lant van Ma- ^^„ojy, \'
dian ; hy zeide : O volk , aanbid niet meer, dan een ^ezie
enig God : weeg met goet gewicht, en meet met q^/J,
goede maat. Onthoud niets van uw naafte ; C\'he-j^^
fmet niet d\'aarde, zo gy in God gelooft anderfins
vreesik dat^y inde dag des Oordeels geftraft zeilt
worden, \'tWeiüig, datgy over bdiooden hebt,
hl u meer vernoegiug toebrengen , dan al •tgecs ,
dar gy , door met vallche gewiciit le wegen, en met
valfche maat te meten, ftelenzult. Ik ben niet gö-
fouden om uw befchermer te wefen, maar alleen-
lijk om Gods woort u aan tc zeggen. Zy feiden: Q
Chaib , beveelt uw Wet u ons de goden onzer vade-
ren te doen verlaten,en ons te beletten met onfe goe-
deren ons believen te doen ? Qy zijt niet goetaardig
genoech, om onze ^befghcrtncr te zijn. Hy zeide\':
pvolk, fiet gyniet dat God my\'tgeen onderwe-
zen heeft, \'t welk lek aan u verkondig ? Hy heeft
aan my goederen gegeven, om tc konnen beflaan.
Ik zal u nergens in tegenfpreken, dan in \'t geen , \'t
welk aao u verboden IS. Ik wil niets doen, dan dat
redelijk js , cn lo na als my mogelijk is, met dc ge-
rcchtig\'neitovereenkootnt. Alle mijn vertrouwen
IS m God. Ik heb my aan de wil van fijn goddelijke
majefteit overgegeven , voor de welke ik eens vcr-
fchijnen fal O volk.fie wel toe dat gy niet misdoet,fo
gy\'t gcfelfchap der vromen verlaat, ea dat aan u\'
niet het geen o verkoomt, \'e wcjk den genen over-
gekomen is , die Noah, Hod, Salhé en Loth niet
wilden geloven, Gods ftraffing isnietverre van u:
verzoek vergiffenis van hem , cn bekeer u,- Hy is
barmhartig en vriendelijk. Zy zeiden tot hem : O
Chaib , wy begrijpend niet alle de dingen , diegy
fegt. Wyfienu onderons machteloos, cnfonder
vermogen. Indien gy niet vergefelfchapt waart, wy
fbuden u ftenigen ;gy hebt geen vermogen over ons.
Hyfeide: Ovolk, acht gy mijn gefclfchap meer,
cnjrceftgy dat boven God ? Hebt gy hem de rug
gekeerr ? i^y weet al \'t geen , dat gy doet: leef naar
uw Wi)fc; ik fal naar de mij ne leven: gy fult in toe-
komende tijt uw doling bekennen. Degeen, dic
van God geftraft word,zal in een eeuwige ramp blij-
ven. Gy fult wel haaft bekennen wie een leugenaar
IS,of gy, of ik verwacht het einde,ik fal \'t met u vet-
wachten. Toen wy geboden hen tc verdelgen, heb-
ben wy door onfe bezondere genadé Chaib, ende
ware
-ocr page 196-ware gelovigen,die hy hem waren.gebergt.Dedon-
der heeft delè Goddelolen overvallenen zy lageu\'s
uchcens in hun huilen, gelijk krengen , dootncêr-i
geftreckt. In dezer voegen zijn d\'mwoonders van
Madiangeftrafr gelijk het volk vanTemod.Wy fon-
dCnMoiftsaanEarao.en aan fijn Leerä3rs,met won-
der daden,en me *zeer klare en verftanelijke blijken
en rédenen , iMaar defe Leeraars hebben Faraos wü
gevolgt, cnzijn geboden g hooïfaamt,fehoonfy
tegen de rcdeii ftreden. Zy lullen hem in dcdag deä
Oordeels volgen , gelijk ly hem op d\'aarde gevolge
hebben, Zy (allen ni defe dag vervloekt zijn, en nie-
mant vinden, die hen bfchcrmen kan Deftraffing
van Mccha is gelijk met de gene, die ik aan u rerteh
Daarzijn van hun lieden, die leven, cn anderen ,
die niet leven j en niec meer zijn: wy hebben hen
.^een onrecht aangedaan , maar zy hebben fich {el-
Ven verongelijkt.\' Hun afgoden hebben hen niet ge-
dient , dan om hun elende te yetmeerderen, toen
Go i geboden heeft hén ce verdelgen. Das heeft God
d\'fnwoonders van Mecha ovcrvalleB: hj heeft hen
geffraft , om dac zy ongercchtig waren. Dit fal aan
dc genen , die voor de dag des Oordeels vrefen, tot
een voorbeek dienen. Alle de mcnfen füllen daar ver-
gadert worden ;cn alle de werrelt zal deze dag zien,
doch ik zal hem tot aan de gezette tyt vertragen. In
deze dag zal niemant zonder mijn verlof fpreken.
Sommigen zullendaar rampzalig , en anderen za-
ligzijn. De rampzaligen zullen in \'t helfche vuur
wonen. Zy / uilen roepen en klagen, zo zal de he-
melen en d\'aarde beftaan, en zo lang als \'t God be-
lieft.die \'tgeen doct,dathem goctdunkt.De faligen
füllen\'t Paradijs genieten , daarzy eeuwiglijk fül-
len wonen, fo lang als d\'aarde en hemelen beflaan ,
en als\'t God beliefc.Weefl niet in twijfel van\'tgeen,
dat d\'ongelovigen aanbidden. Zy aanbidden niets,
dand\'afgoden , diehun vaders aangebeden hebben.
Zeker, ik fal hen ftraffen, gelijk hun vadersgeftraft
tvierden. Moifes preekte\'« oude Tcftaracat,dc bofen
/ bebbcß
hebben echter fijn geboden tegenfproken. Indien
God met gezcgc had dat hy hen m de dag des Oor-
deels ftraffen z«!, hy zon heii ahêe verdelgt hebben,
om dat zy in een zeer grote dol mg 11 jn.U\'w Heer fal
yder naar fijn v/erken vergelden; hy weet al \'t geen,
dat zy doen. Onderhond naaukeuriglijk het geen ,
dat aan u geboden is, met de gentn, die zich be-
keert hébben. Doet niet tegen Gods Wet: hyfiet
artgeen, dat gy doet. Neigt niet tot de begeerten
der ongerecntigen: want anders fal \'t helfche vuut
üovei valkn; cngyzaltvan befcherming berooft
zijn. Bid God des avonts en des uchtens, cn ineen
deel van de nacht. De gébede» wiflchen de zonden
uit; dit is d^e lering der Predikers, hebt gedülten
volhard. God zal de vromen met van hup vergel-
ding beroven. Hy heeft den genen , die voor u ge-
weeft zijn , en huu nakomeluigen vetboden d\'aarde
te veronfteinigeu. Daar zijn echter Zeer weinig on-
der hen, die zich daar af onthouden hebben. D\'on-
rechtvaardigen hebben al\'tgesu, dat hen behaag-
de, gedaani en zija voor God fchuldig geworden.
Hy zai Mecha niet verdelgen , zoo haar Itcdeiingen
Zijn geboden gehoorzamen: indien hy wilde, alle
de werrelt zou van een ielve Godsdienft zijn. De ge-
^en, aandewelkèu hyzijn genade geeft, tegen-
Itreven met Zijn wil.Zijn woort zal vervult worden.
De hel fal vol zijn van duivelen , en van alderhandc
flach van bozen. Men heeft aan u vertel 13 en gy hebe
géwetcijallededing-n , die hen nootwendig zijn ,
en die de Profeten voor défen geleert hebben.
fiw hart heeft daar af verfterkt geweeft: zy begtij-
pen de waarheit, cn dienen tot ecu les aan de vvarè
gelovigen. Zeg tot d\'ongelovigen: Doet gy van uvv
zijdegelijckgy\'c verftaat, -wy zuilen van donze
doen gelijk wy verftaan , cn verwacht heccindèj
, wy zullen\'t met u verwachten. Al \'tgeen, "c
Welck in^ de hemel. cn op d\'aarde is, behoort God
loe. Alle metifchcu füllen eens vocr hem ver-
gadert worden: aanbid hem; geeft ä aafi zijn wil
over •
-ocr page 198-ALKORAN. 171
over: hy weec al \'t geen , dat het volk docr.
Het Hooftdeel yan Jojef, begrijfcnde hondert endar-
tien regels, te -AdechageJcèreVen.
IN de caam van de goedertiere cn barmhartige
God. ik bende barmhartige God. Deze tekenen
zijn de tekenen van \'c bock , \'tv^elk het goet
van \'t_ Guaat oodcrfcheid. Wy hebben d\'Al-
koran in d\'Arabifchetaal uit de hemel doen dalen;
gj zult\'et miflchien begrijpen. Ik zal u in d\'Alkorati
eender befte dingen j die v?y u ingegeven hebben ,
verhalen. Gy waart voordes felfs koömftin \'rgetal
der onkundigen. Gedcnkdatjofef tot zijn vader ièi-
dc: Vader , ick heb in een droomde zon, en de
maan gSfieni ick heb gefiendai zymy aanbaden.
Zoon, feide Jakob, vertel ow droom niet aan uv»
broeders; zy fouden tegen u aanfpanncn. Dcdui-
vel is een openbaar vijant der menfchen- Gyzulc yan
dc Heer in defe werrelt verkozen Worden. Hy zal
aari u dc verklaring der dromen krenjhy fal zijn ge-
nade over u , en over jaCobs geflacht vervullen, ge-
lijk hy haar over uw vaders Abraham cn Haack vcr-
vulchedt. Dc Heer weet alles,-«nis scerwijs. To-
iefsgelchiedeuis zal aan de nakomelingen tot een
voorbeelt dienen. Gedenk hoe ziju broeders zeiden:
Onze vader heeft onze broeder Jofef fclf liever, dau
ons alle t\'famen; hy doolt grotelijks. Laat ons fofêf
doden,en hem in enige verborge plaats,verre vanons
wcrpcn:fijn ahvezen fal onfes vaders angcfigt vrien-
delijkertot ons maken; wy fallen ons na fijn doot bc-
keren.Een van henfeide:Dood hemniet;gy foud niet
wel doeo : maar werpt hém in de put: eßig voor-
byganger zalhem meenemen, eiiin eenODbckenc
lant voeren. Zy zeiden tot hun vader: Vader, wacr-
óm zend gy Jofèf met met ons in \'c velt ? wy zullen-
fröre zorg voor hem dragen ; en hy fal fich verma-
encn vermeiden. Ik vrees, feide de vader, datgy
onachtfaam fiilt zijn inliCiï! te bctvarea. Yreeft gy,
feidcef
-ocr page 199-leiden zy , dat de wolf hem by ons lalcccn, en dat
wy geen kracht om hem te befchermen lullen heb-
ben :Zynameuhem\'suchiens mee,en wierpen hein -
in een put. Wy gaven hem in dat hy aan hen voof-
feidc wat hen van \'t quaat, dat (y hem aandeeden.o,-
vcEkomen fou; maar zy konden \'c niet begrijpen. Zy
keetden des avonts weêr n^ar hilns vaders huis, met
d\'ogen vol van gevein ide trauen, en zeiden tot hem:
Wy fpeeldaj en liepen elk om \'t beft : Jofef wasby
ons g gebleven jen ondeitu flehen q uam een wolf,
die hem geëceri heeft: ghy wilt ons niet geloven ,
fchoon wy u de waarheit Jeggen. Zy toonden hem
toen Jofefs hemt, dat fy oloedig haddengemaackt.
Gy hebt dit gedaan, feidehy: gy fult\'ec voot God
\' hefcnermer ; en hy nam
fchevol-\'^^" meegeddt, fondet te roepen. In defe dag trok
ken me- hy defe put heen , die daar uit water
mfu ICa. Zy lieten een emmer
""" " \' de welk Jofef fich vafthield, om
eenvetal "»"^geraaken. Zy gaven hem klederen, en
\'vttn en ^^d\'^nhem heimelijck wech ,en verkochten hem
(chen ^"orgereetgelt. Zy wilden hem nier do-
x.a.men vroom betoonden. Degeen^
fer^adert\'^\'\'\'^^"\' m Egypten kocat, gubood aan zijn vrou
emmei dragen ; en feidè dat hy noch eens
«jJA^» nul f O\'hun dienft fou zi(n, en aanhen tót kint ver-
T ftrc-kkcn. Dus fteldén wy Jofcf in Egypten., cn leer-
den aan hem de verklaring der dromen. Üw Heer
iereijen. isalmachtig.maar weimg lieden kennen hem. Toen
Jo/èf tot^i^jn fhannelijke jaren gekortien was, gaven
wy aan hém wetcnlchap en voorfichtighèitidus ver-
gelden wy de vromen. Zijnsmeeftergemalinwierd
op fijii fchooniieit verlieft: zy befloot hem eens in
haar kamer, en wilde hem van minne aarJoccken,
God bewaar my , feidchy, van mijn mecftei te ver-
raden , cn van onkuifch te zijn, ( hy behoorde ön-
der \'t getal der vromen ) en vlood naar de de deur.
Ziju meefteres liep hem na, ta fchenrde fijn hemt
över de rug, 6m hetn tc doen ftaatt. Zy \'beiegca-
4c
-ocr page 200-ö.e haar gemaal achter dc deur , en zeide tot hem :
War anders verdiene de geeh.die uw huis heeft wil-
len ontëeren , als gevangen gezet, cn ftrengelyk ge-
ftraft te worden I Heer, zeide Jofef, zy heeft my
aangezocht; dit leint, \'t welk in de wieg, en van uw
maagfchapis, fal\'er getuig afwezen. \'tlCint.dacin
dc wieg lag,zeide toen: Indien Jofefs hemt van vo-
ren gclcheurt is>io zegt fy de waarheit, en fo is Jo-
fef sen leugenaar; maarindien \'themt van achteren
gefcheurt is, 20 zegt lofef de waarheit, en zy liegt.
Toen haar gemaal Jofefs hemt van achteren ge-
fcheurt zag, bekeodehy dat\'er een groote boosheit
was,en zeide tot lofef: Neem acht op u , en zie wel
toe dat deze zaak niet aan de dag koomt. Gy, zcide
hy,tot zyn gemalin fprekcnd\'e, verfoek vergifienis
van uw misdrijf;gy zyt zekerlijk fchuldig. De vrou-
wen die jn de flat waren ; zeiden onder malkander
dac de gemalin van deze rijke man op haar knecht
verlieft was gewoiden , dat zy hem om fijn minne
aangezocht had, cn van ds rechte weg afgeweken
was. Zy, dit verfiaan hebbende, deê een treffelijke
niaaltyt voor hen bereiden, cnlöfèf inde kamer,
daar zy waren , treden , terwijl zy van dc fpijs fne!
den. Zy wierden vanlofcfs fchoonheit zovcrbaafï\'
cn opgetogen , dat zy , in plaats van de fpijs tc ker-
ven, in hun vingers faeden. O God , zeiden zy, dit
!S geen menfch maar een Engel. Zy zeide toe\'n tot
hen: Daer zier gy degeen , dieikzovieiig!ijkbe„
mint heb. Zy verfocht noch in een andere tyt aan
hem dat hy haar begeerte voldoen zou, en , ziende
dat hy haar wi! niet wilde verVuIlen, dreigde hem
met de gevangenis, en datzy hem elendig zcuma-
ken. O God, feide Jofef, ik wil lievergevanii^eu
zijn, dan\'tgeen doen, dat zy begeert: Verlos my
van haar boosheit, en behoed my van haar gcilheit
te believen , en m \'t getal der bozen :e wezen. Zijti
Heer verhoorde zyn gebtdjhy verfïaaten weetalles.
Deze vrou, Jofefs ftantvaffjgheit fiende, oordeelde\'
dicnfiig hem voor eenige tyt in gevangenis te bren-
M o-ony
-ocr page 201-gen; en hy wierd mee twee mannen gevangen ge-
zet , van de welken d\'een tot hem zeide dat
Hy gedroomc had dathy druivenparfte, om wijn
tc maken j en d\'ander zcidè tot hem dat hy ge-
droomt had dac hy broot op zyn hooft droeg,
daar de vogels af aten. Zy verzochtea van hem
d\'uitlegging van hun dromen, om datzy hem voor
ten vroom man aanzagen.Hy zeide tot hén:Eer gy li
ontnuchtert, zal ik uwe dromen verklaren. Ikzal
ëctftclijk \'t geen , dat God aan my geleert heeft,aan
ö verhalen , en hoe ikdcwet der ongelovigen ver-
laat cn verwerp, en dc wet onzer vaderen Abraham,
Ifaaken Jacob omhels. Wy moeten niet veel goden
aanbidden. Degenen , die in Gods eenheit geloven,
zyri met zyn genade; begaaft; maar weinig lieden
bedanken hem daar at. O gevatjgencn, wie heeft
meer vermogen , of d\'afgoden , ofeerienig God ,
die almachtig is? De goden, die gy aanbid,zyn niets,
dan afgoden,die gy en uw vaders met zulk een naam
iioénit, als u goecdunkt. Gy hebt geen reden om
hen aan tebidden: God gebied het met aanu; maar
hy bcv\'eclt het u hem alleen aan te bidden.
Dit is de rt chte weg; maar \'t grootfte deel des
^jj^errelcs kegt hem niet. O gevangenen, een van
u zal aan zyn meefier wijn te drinken geveii, en
d\'ander zal gehangen worden, en dc vogelen zul-
len hun aas op zyn hooft zoeken. De verklaring die
gy van my verfDchE.hebc,falvervult worden.Hy bad
de geen, die in\'tleven zou blijven , dat hy aanhem
zou gedenken, als hy by zyn meefler wezen zou.
Maar de duivel deê hem jofèfs geheugenis verlie-
zen: invoegen dit Jofef geheele negen jaren gevan-
gen bleef. in deze tyt zag de Koning van Egypten
ih zyn droom zeven vette kot jen, die vsn zeven
magere koejen verilonden wierden ,en zeven groe-
ne cr) zeven dorre aren. Hy verzocht van zyn Lee-
raars de verklaring hier af. Zy antwoordden dat
deze droom geheel verwart was, en datzy de ver-
kfaring daaraf iiiet wiften. De gevangen,die verloft
was j
-ocr page 202-was, zeide dat hy wel haafl de verklaring van deze
droom zou zeggen , cn gedacht aan Jofef, die hy
roepen deê, en tot de welk hy zeide : O ecriy k man,
verklaar ons war zeven vette kocjen , van zeven
magere ko;jen gcëten , en zeven groene ,
èu zeven dorre aren bedieden ; ik zal miffchicri
naar de Koning, en naar zyn volk keren; en zy
iullen miflchien de verklaring vah deze droora
leren» Jofef zeide tot hem : Gy zult het lànt zeven
achtereenvolgende jaren bezajcn , die zeer over-
vloedig in vruchten zullen zyn. Bewaar uw oögft
in d\'arèn, cnneem alleeniyk \'tgeen , dat aanu no-
dig om te leven zal wezen. Daar na zullen zeveti
iïiagerccn onvruchtbare jaren komcnj indewelketi
\'t volk veelte lijden zal hebben. De Koning van
Eyptcn , de verklaring van deze droom verdaan
hebbende, gebood dar men Î of ef roepen zou. De
bode zeide : O lofèf, keer weêr naar uw meefter ,
cn verfoek van hem de verklaring der vrouwen, die
zich in de ving<?ren fneden. Hywifl hun boosheit:
Hy deê hèn vergaderen, en vraagde hen wat huti
voorneemcn was , toen zy u van minne aaozoch-
reii. Zy antwoordden dat zy in u geen zonde ken-
den ; cn zyn vrou beleed dc waarheit: zy zeide dat
zyuaangezocht had, maar dat gyeen eerlykman
zyt. lofef antwoordde : Zulks maakt bekent dat ik
\' g.en verrader van myn meèfler in zyn afwezen ben.
God geleid niet de verraders : ik wil niet zeggen dat
ik een menfch zonder zonde ben. Dc geeft van de
menfch is tot quaat genegen,uitgezondert degenen,
aan de welken God een bezondere genade bewezen
heeft. Hy is goedertieren en barmhartig aan de gecnj
die \'t hem^ goetdunkt. De Koning, met ïofcf gc-
fproken hebbende , nam hem in \'rgeral zyner huis-
genoten,en maakte hem Overftc van fijn fchattcn
cn inkomften , om dat hy hem voor cengaau en ge-
trouman, cnvoor een goede huishouder kende.
Wy ftclden door onze bezondere jonft lofef in
\'tiasc van Egypten, daar hy -tgéeh déê, dat hem
Mi
tb\'0 MAHÖMETS
goetdocht. Ik beroof de vromja met van hnn vér-
gelding op aarde j maar de vergelding van d\'andere
werrelt is noch groter voor de genen, die in mijn
wet geloven , cn mijn vrees voor ogen hebben. lo-
fèfs broeders zij/i weêrgekeert om koren te kopen,
en lofcfzeidetothen : Alsgy weêrkeetc , zo brengi
uw kleine broeder van vaders wegen met u : Gy fult
zien dat ik u goede maat fa! geven, en mijngaften
Wel herbergen. Maar uidien gy hem niet meê
breng:, zo zil\'er geen koorn voor u zyn: gtnaak
dit Konmkrykniet zonder hem. Zy antwoordden:
Heer, zyn vader bemint hem boveti maten: wy
zullen echter pogen \'tgecate dóen, datgy aan ons
beveelt. Hy gebood aan zyn dienaars datzy \'tgelt
van\'tkoorn op deg\'onc van zijns broeders zakken
Zouden leggi^n. Zy zullen , zeide hy, milïchiert
weerkomen, of deze weldaat bekennen , alszyin
hun lantgskecrt zijn. Zy , wrêr by hun vader ge-
komen , zeiden tot hem : Vader , daar is geen meer
koorn voor ons, zo onfe kleine broeder niet met
ons trekt 5 maar indien hy meêctekt, zo zullen wy
goede maat hebben ; en wy zullen voor hem zor-
gen. Gy zult, z?idejacob, voor hem zorgen gelijk
gy te voreu voor uw broeder Jofei g\'zorgt heb.God
Zal hem beter bewaren dan gy hy is de Barmharti-
ge der barmhartigcn. Toen zy hun zakken van
\'c koorn leeggemaakt hadden 5 vonden zy hun geit
op degronc legden. Vader, -/.eidei) zy , wat begeren
wyineer? Ons geit is ons weergegeven; en wy
■Ésb\'iVsn broot voor ons gezin. Laat toe dat wy onfi:
broe^icc mee ons nemen ; wy zullen daarom te be-
ter fhaar hebben ; ztilks is gering voor de Koning
van Egypten. Ik zal hem niec met u zenden,\'c en zy
gy my alle voor God zwesrt dat gy hem weérbren-
gcn zulc, zo\'er geen zeer groot beletfel is. Zy
zwoeren daczy fijn begeerte zouden voIbrengen.Hy
zeidetocn: Ik neem God tot getuig van uw eed. O
mijn kinderen , treed niet alie gelyk in de ftat, maar
koomt tet vetfchcide poorten in,- op dar liet volk
geenquaad bedenken op u knjgr. God gebied het
geen , dai hein goecdunkt : ik heb aÏie myn ver-
trouwen in hem geftelt. Alle de ware gelovige^:!
moeren zich aan zyn wil overgeven. Zy traden in
de ftat, gelijk hun vader hen geboden had , om hem
te vertio.-gen. Toen zy voor Jofef gekomen waren,
nam hy zijn kleine broeder by der hant, cn zeidé
tor hem : Bekommer n niet met het geen , dat uw
broeders overkomen zal. Na dac hun zakken gevult
waren,deé h_y een fchaaljinet gefteenten verciert, in
zijns broeders zak ftcken, en at kondigen dat de ge-
ne van dc Karavaoe des Konings fchaal geftolcn
hadden , en zond mannen na hen , om de fchaa! te
zoeken. Deze vrcemdeiuigcn\'zv»oeren datzy haar
niet gezien hadden , en dar zy niet om te fteïen in
Egypten waren gekomen. Zy wierden borg voor
malkander,en zeiden dat de geen , die haar geftolcn
had, verdiende gefttaft te worden. Men vond dc
fchaal in de zak van fijn kleine broeder,die hy vatten
deê; en hy befchuldigde hen alle van dievery. Heer,
zeiden zy , zija vader is out : hy zal om des zelfs af-
weezen boven maten bedroeft zijns Neem een van
ons in zijn plaats : gy zult eindelijk beker.nen da:
wy vroom en oprecht ziju. God behoed my , zeide
hy , dat ik iemant anders zou houden, als de geen ,
die in de dievery betrapt is , want dat waar onge-
rechtigheit, Zy, zich buiten hoop van hun broeder
tc verloften ziende, bergden zich in een geheime
plaats,van de ftat afgelegen , daar d\'oudfte tot zyn
broeders zeide : Gy weet d\'eed , die wy in ons ver-
trek gedaan hebben,en hoe wy ons voor defen tegen
Jofef hebben gedragen. Ik zai niet uit Egypten trek-
ken zonder verlof van onze vader. God is zeer ge-
rechtig; hy zal van my , cn van ónze broeder \'t geen
bevelen,dat hem believen zal.Kectt wfêr naar ónze
vader, en zegt tot hem : Uwzor.uis in dievery be-
trapt. Wy hebben \'t gezien,en onze beft gedaan om
hem te verloftcuide genen van de Karavane zulJen\'cr
getuige af fijn.lacob feide tothen in hun wccrkering:
M ä G|
Gy zijt oorzaak van dic ofgeval ,■ het heeft u nief
mishaagt. Hy , gedultnemende, zeiit: Godzal
miflchien aan mijn kinderen de genade doen van
dat zy in gezontheit weêrkeeten: hy weet in hoeda-
nig een flaat ikbenjhy is zeer voorzichtig in\'t geen,
dat hy beveelt. Hy vertrok zich boven maten be-
droeft van zijn kindererf, en beweende \'t verlies van
zijn zoon lofef; liy bad geduriglijk d\'ogen vol tra-
tieo, en droeg een grote droef heit in zijn hart. Zijn
kinderen zeiden tot hem : Gedenkr gy noch aanlo-
ïef,om u leiden te vermeerden en n einde te verhaa-
ftenPlk ben,ancwoordchy,boven maten bedroeft: ik
geef alles aanGods wil overshy heeft^ao my \'t geen
geleirt,dac gy niet weet. Mijn kinderen, keert weêr
naar Egypten, en vraagt na ir tijding van uw twee
broedecs.Wanhóopt niet vanGods geeft,daar af nie-
mant wanhoopt, dan de bozen. Toen zy by lofef
gekomen waren, zeiden zy tot hem : De hon-
gersnootdiein ons lant is, heeftons boven ma-
teogeplaagt, en ons gewdongen veelmaal te ko-
men , om kooru te kopen. Gy hebt ons door uw
jonftgoede maat gegeven , en door aalmoeflen ons
onze geit do\'- n weêrgeeven : God wil u vergel-
den; hy vergeld de genen , dic aalmoeflen geven.
Hy -zeide cot hen. Heugt u"t geen , dat gy aan uw
broeder lofef gedaan hebt ? Zy antwoordden: Ze-
ker, gy zijt lolcf niet. Ik ben lofef, zeide hy , en
zie daar mijn broeder Benjamin. God heeft zijn ge-
nade aan ons geg? ven. Hy vergeld de geen, die
zijn vrees voor ogen heeft, en die geduldig in zijn
lijden is. Hy berooft de vromen niet van vergelding.
God, antwoorddenzy , beeft zijn genade over ons
liitgcftort, met dit hy u bewaart heeft •. wy hebben
grotelijks tegeii u misdaan. VVe^fl niet be-
fchaamt, zeide hy tot hen : God vergeeft u heden
deze zonde; hyis goedertieren en barmhartig.
Keert weer naar uw vader, en brengt hem dic
hemt; werpt\'t hem opzijn aangezicht; hy zal \'t
gezichc weêrkrijgen, en koomt hier weer, met
alle
-ocr page 206-alle uw gezin. De jCatavane was noch tet hal-
ver weg van haar weérkeering, toen jacob tot de
genen , die by hem waren , zeide : Ik riek de reuk
van mijn zoon lofcf: gy fpot raet my ; maar \'t
geen, dat tkzeg, is zeer waarachtig. Zy zcideti
tot hem, dat hy noch in zijnonde doling was. Eni-
ge dagen daar na <^uam ccnvan zijn zonen, met tij-
ding van Jofd, en wierp op hem \'t hemt, dat Jo,
fef aan hem gegeven had. Hy kreeg terftont het
gezicht weer, en zeide; Heb ik met ahijt tot u ge-
zegc,datik\'tgeenweet, \'twelkgyniet weet ?
Zy zeiden: Vader vergeef ons , en bid God om ver-
giffenis voor ons , dic hem grotelijks verffenrt heb-
ben. Hy antwoordde: Ikzal van de Heer vergif-
fenis voor u verzoeken: hy is goedertieten en barm-
hartig. Toen \'zy voor lofef gekomen waren , nam
by zijns vaders hemt, en zeide rot hem: Koomt
enbcfchroomt inEgypten, Hy deê hem neêtzitteti,
en zijn broeders bogen zich voor hem. Vader,zei-
dehy, zie hier deverfclaring van mijn oude droom j
God heeft hem waarachtig gemaakt. Hy heeft aan
my de genade gedaan van my uit de gevar,genis tc
verloflen, en u cot hier toegebracht te hebben. Hy
heeft een einde vandc nijt gemaakt, die de duivéi
tullchen mijn broeders en my gebracht had. De
Heer is milt aan degeen , die \'r hem goetdunkt. Hy
weet wat aanzijn volk nootwendig is, en is zeer
voorzichtigin\'tgeen , dat hy beveelt. Heer, gy
hebt goederen , ende wetenfchap van dromen te
verklaren aan my gegeven: Heer des hemels, en
der aarde , gy zijt mijn befchermer. Bewijs aan my
degenade van in uw wet re fterven, enfteltmyin
\' t getal der vromen. Deze gefchiedenis, die ik aan
u verhaal, is zper oud. Gy waart niet by zijn broe- i?,.
ders, toen zy tegen hem ganfpapden. \'t Grooidc fpreekt
deel van \'t volk is echter ongelovig. Verzoek van tot Ma
hen geen vergelding van dat gy d\'Alkoran gepreekt
hebt: hy onderwijft alleenlijk de wijzen. Hoeveel
tekenen van Gods Ecuheit zijn\'erindehemd, cn
M ep
d\'aacdercVoIkgeioofc\'er echcer niet in.en\'t groot-
ftï deel bid d\'afgoden aan. Zeker, God zal hen on-
voorziens , en in een tijc, die zy niet weren,ftraffen.
Zeg tot hen: Zie daar de rechte weg. Ik reep de ge-
nen , die my volgen , tot de wet dW zaligheit, en
iochetiicht. Ik dank Godvan dat ik niet in \'tgetal
der ongelovigen ben- Wy hebben voor dezen niec
dan menfcheu gezonden, om \'t volk t\'onderwijzen.
Zullen de meuichen niet aanmerken hoedanig\'c
einde der bozen, die voor hen waren,geweeft zijn.
Het Paradijs is voorde vromen. Zult gyu niec be-
keren ? Zy hebben onze Profeten alle hoop van hun
bekering doen verliezen ; en zy geloofden dat zy
leugenaars wären : maar wy hebben hets befchermt,
en de genen , die \'t ons goetddcht, van hun boos-
heit verloft. Niets zil de bozen van de ftraf hunner
misdaden bevrijden. Zy zullen aan de verftandigen
rot een voorbeelc dienen. D\'Alkoran begrijpc geeq
lafteringen, mair beveftigt d\'oude \'Schriften , en
Icerc den ware gelovigen de weg der zaligheit.
Het Hooftdeel Van de Donder, begrijfende drie\'énveet-
tigregets , te Mecha ^ejchreven.
IN de naam van de geedertieren en barmhartige
God. Ikben de zeer wijfèenbarmhartigjGod.
Deze geboden zijn de geboden van \'c bock , \'t welk
van wegen uwHecr gezonden is;dit is eenfecr waar-
achtig dmgjmaar weinig willen\'t geloven, \'tis van
Gods wegen gezonden , diede hemel zonder fteiïn
enpyler, diemenzienkan , opgeheven heeft, en
alles fchikkende , in zijn crooii zit. Hy doet de zon
en maan tot aan de genoemde dag bewegen. Hy
fchikt alles naar zijn wil, cn openbaart aan \'t volk
de tekenen van zijn almachtigheit.Gy zult miflchien
in de verrijzenis van t vleefch geloven- Hy heeft
d\'aarde uitgeftrekt, en de bergen opgeheven: hy
doet de vloedeW vlieten , eri heef t alderhande vrug-
ten , \'t mannelijk en\'r vrouwelijk gefchapen , cn
èekt de dag door de duifterheit des nachts, Deze
Jin-
lä..
Bezie
Gelal-
iyn, en
^edaoi.
dii igen zijn tekenen van zijn Eenheit by de genen\',
dic hen aanmerken. Hy heeft vee! verfcheide vel-
den gcichapcn , enooktuinen , die vol pa drui-
ven , en van vee! verfcheide vruchten zijrl.Hy heeft
dikke palmbomen gefchapen, gelijk ook boflchen
en wildernillen , en andere dinge« , die over de vel-
den vcrfpreid zijn , daar affommiigcn van wateren
worden befproeit, cn d\'anderen een aaiigeoamer
fmaak hebben. Deze dingen zijn tekenen van zijn
Eenheit byde genen, die hen aanmerken, Gy ver-
wondert u over de leugenen der ongelovigen ; maat
verwonder u over hun redenen, als zy de verrijze-
nis loghenen, enzéggen: Hoe! zalGodonsnog
eens van \'t flijk der aarde maken, als wy , aarde Zuli.
len wezen ? en zulicn wy een nien volk zijn ï Zy
fijn boos, en füllen ketenen om de hals hebben , en
ceuwiglijk in\'t Ixilchc vuur bli jven. Zy fiorteii
zich in eeuwige pijnen,en verachten Gods barmhar-
tigheit. Hun voorgangers hebben gelijk zy gedaan;
maar God is goedertieren tegen de geneu , die zich \'
bekeren. Straf JTrerigehjkde hardnekkige ongelo-
vigen. Zy fèiden:Wy füllen niet in de Profeet gelo-
ven, fo %vy niec enige wonderdaat fietï verfchijnen-
Zeg tot hen: Ik ben nietgeiondcn , dan om Gods
woort tc verkondigen. Hy heeft lieden aan ydsr
voikgefonden , om hen de rechte weg te leren.
Niets in de werrelt is voor hem vctborgen. Hy
weet wat de vrouwen in hun buik dragen. Hy
weet de tijt cn \'t ogenblik van yder ding, het te-
genwoordige, verledc, en toekomende; hy is
groot en almachtig. Hy weet her geen, dat gy
verborgen houd, en opeibaar maakt. Fly wcéc
waar de genen zijn, dic zich met de doiflerheit van
de nacht bedekken , en de genen , die in de klaar-
heit des dags wandelen. Yder heeft door zijnge-
biedeeo bewaarder , die op\'t geen merkt, dat
hy doet; en hy berooft niemanV van degenade,z,o
hy fijn goddelijkeMajefteit niet vergrämt hcefr.Nie-
mant kan hem beletten degeen te flrafF<;B,dic \'t hem
M 5" go«
goetdunkt. Hyis\'c, die de blixenide welk de
mcnfchen vecfchukc, aanu doet verfchi jnen, eq
dic zijafchepfelen door de regen voed, die hy neer
doecvaiicn. Hy fchept de wolken, me: vochtig-
heit beladen, hy doet de donder rommelen , ichiec
deblisemuic, en treft daar meê de genen, dic \'t
hem goetdunkt, D\'Esigeien fiddercn in zijn tegen-
woordigheit; en nochtans twiftredeaen de bozen
van zijn almïchtigheit. Men moet hem aanroepen.
De gebeden der gener, dic een agder God, als hem,
aan roepen , zijn onnut. Zy zijn gelijk de genen ,
diedorithebben, endehant naar een fpnngbron
nitflrekkeu, daarzy niet by konnen komen, \'tGe-
beddcr ongelovigen is goddeloosheic. Al \'tgeen,
\'twelk ia de hemel, en op d\'aarde is , de fchaduw
van d\'uchtent,en de dmfterheit van d\'avont veroot-
moedigea zich voor God doorgewelt ,of door lief-
de. Zegtothen: Wie anders i als God,-is Heer
des hemels, en der aarde ? wie anders, als God ,
23i u befchermen? öw afgoden konnen n geen goet\'
of quaat aandoen. Is dc blinde met dc klaarziende,
cn de dmfternis met het licht gelijk ? zullen zy dc
fchepfelen, in plaats van de Schepper, aanbidden.
God hecfc alles gefchapen, en is almachtig:hy doet
de regen van dc hemel dalen , en de beeken , met
fchuim bed:kt, in de dalen vloejen. \'t Gquc , zil-
ver, en de metalen , die gy fmelten doet, om u te
vergieren, en te verrijken , zijn gelijk het fcliuim.
Bas leert God het geen , dat nut, en dat onnut is:
\'£ tchailn verdween vaerdighjk,en brengt den men-
fchen geen nut toe: dus verdween de leugen voor
dc waarheit. Dus fpreekt God door gelijkenis
tot de ge,nen , die hem gehoorzamen, en geeft
gaa hen hetParadijs.AUede rijkdommen van d\'sar-
de, jaeri noch zo veel, zouden d\'onselovigen niet
konnen viij\'Kopen; zy zullen eeuwiglijk in \'t helfche
vnur geftraft worden. Wie weet ^t de waar-
heit, in dit Boek begrepen, niet van God aan u
gezonden is? Degeaen, die\'cf af twijffelt.
\' ALKORAN
fs vetbünï; cn de veiftandigcn twijffclcn\'er niet af.
De genen , die \'t gceii, dat zy aan God beJown,
voldoen , die r.iet tegen zijn gcbode» doen, diefija
vrees voor ogen iiebbeu.die dé dag des ooideds vre-
zen , dicomde liefde van fijn goddelijke Majeiieit,
in hun lijden geduldig Ziju, diehnn gebeden ter ge-
ftelde tij: doen , die heimelijk en m \'i openbaar aal-
moeffcn uitreiken , en die door hun gtsede wrk<fn
hun zonden uitwiflchcn , zollen zahg zijn , en met
hun vader, vrouwen et! gezinnen in\'rhofvanE-
den gaan: d\'Engelen zullen hen befoeken, hen groe-
ten , cn tot hen zeggen: Ziet daat dc vergelding van
u volftandighcit, fietdaar d\'eeuwige genade. De
genen, dic tegen hun beloften doen, die Gods ge-
boden ongehoorzaam zijn, cn d\'aarde verontreini-
gen , zullen van God vervloekt zijn , en ftrengelijk
geftraft worden : hy geeft en beneemt de goederen
den geen, die \'t hem goetdunkt. D\'ongelovigen heb-
ben fich om de goederen van d\'aarde verblijd, maac
dczegoedcr^\'i Zijn gering , zo men dc genen aan-
merkt,die in d\'andere werrelt zijn. Zy feggen: In-
dien Mahomet niet van Gods wegen eni^ge wondar-
derdaat verfchijnen zo zullen wyhem niet geloven.
Zeg tot hen: God geleid en verleid de geen,die\'t hem
goetdunkt. Hyverzekett het hart der geuer, die in
zijn Wetgeloven. \'t Gedenken aan God verzekert
het hart der ware gelovigen. Degenen, die goede
werken doen, zuilen zahg worden. Wy hebben u
gezonden gelijk wy d\'andere Profeten aan de genen ,
äievooru waren, gezonden hebben. Onderwijft
het volk\'tgeen, dat wy u ingegeven hebben, teen
zy u ongehoorzaam waren. Zeg tot hen:God is mijn
Heer: daar is niet dan eenig God ; ik heb my gelieel
aan zijn goddelijke wil overgegeven % mijn toevlugt
is totzijn goetheir. Zood\'Alfcoran dcbcrgcndeê
gaan , d\'aarde openenen , ende doden verrijzen ,
alles zou van God voortkomen. De ware gelo-
vigen moeren niet wanhoepen. God zal , als
hem goetdunkt , alle de wcrtelt op de rechte
weg
-ocr page 211-Wcgge\'etden ; en d\'ongelovigen zullen de ftraf van
hun nssdaden niet onrgaau. Gy zuk by hen wonen
toe dat Gods wootc vervult is; hy doer mei tegen \'c
geen,dat hy belooft. Zy hebben met dcProfetcn,d(e
Voor u gekomen zijn , gef\'poc. ik hebde tijc van hun
ftrafting opgefchorft , én \'hen m \'c einde ittengclijl^
geftrafc. Maar niec v/at ftrafpmgen ? Z\'etGodniCt
hei; geen , dac van yder gedaan tvord ? Zy zeiden dac
God medegenoten heeft, aan de welken zy namen
naar hun believen gegeven hsi>brn. Zulc gy iets aan
God leren > De bozen hebbeti behagen in hun boos-
heic,en -zijn van de rechie wegafgedwaalr. De geen,
die van God verleid is, zal niemanc vinden, die hem
geleid: hy zal iu deze, en noch meet in d\'andere
Werrelc geftraft worden. Niemant, d.ni God , zal
hemkpnnen berge». Het Paradijs is aan de genen
beloofr, die zijo vrees voor ogen hsbben : zy lullen
eeuwiglijk alderhande vernoeging gemeten. Zoda-
nig is\'c einde der vromen , maar\'c helft:he vuur is
voor d\'ongelovigen bereid. De genen , aan de wel-
ken wy de kennis dec Schriften \'hebben gegeven ,
verblijden zich met de lering, die wy aan u gezon-
den hebben. Daar zijn lieden, die een deel daar af
vcrloggenea; zeg toe hen : Ik beveel u niec dan een
eenig üod aan te bidden hy is een zekere toevlugc
der vromen. Wy hebben d\'Alkoran in d\'Aribifchs
taal gezonden, op dat d\'Aiirabiers hem zouden be-
grijpen.\'ndiengydc begeerte der onE;e!of!gen volgt
«adacgykenuisvan Gbdseenheit hebc verkregen,
. wiczai likonnen befchuttenof befchcrmen? Wy
hebbea Profeten voor u gezonden , enhen geboden
te huwen ; en zy hebben kinderen g\':had. \'De Pro- \'
fctenkonnen zonder Gods toelaten geen wonder-
daacdoen. \'c Einde van alle dingen is in Gods Boefc
gefchreven : hy wifcht\'er uic, cn laac\'cr ia blijven,
dat hem goetdunkt; het kan niec verandert worden.
Ik zie dar enigen der bozen voorgenomen hebben
u te doden: gyzijralleenliik verplicht hen cepre-
keij. kk zal rekening van hun zenden houden .
om
-ocr page 212-bm h?htcftrail\\n. Z\'ea zy we; dat hun laoden tri
bezittiogendageiijks doot uw veroTcringen ver-
miaderen ? Goti beVeelc liet geen , dat hem beliefr:
Nicmanikan zijn oordelen ontgaan. Hy is zeer
naaukeurig in\'t rcktUen. Hun voorzaten hebben
zich loos geveinft , gelijk zy; maar God overtreft
hen in loosheit. Hy wtechctgoeien quaat, dac y-
der does. Zy zullen eens bekcsmen aan vvien hetPa-
radiis toebehoren zal. Zy zeggen datgy geen Pro-
feet zijt.Zeg tot hen ;\'c Is genoech dat God getuig
van de waarheit tufl\'cbcn u cn nry is. Wie weei al \'c
geen, dac in \'t Bock vau ziju goddelijke Majcfleit
gefchrevco ftaat ?
\'k Hooftdeel van cAhraham , Begrijpende vijftig regels ,
te Adeehagejchreven.
IN de naarh vao de goedertiere cn barmhartige
God. Ik ben de barmhartige God I>ic Boek.\'
Vvy hebben \'c aan u gezonden om \'t volk uit de dui-
fternilleü te doen gaan, en tot her licht , en tot de
weg vao uw Heer, dicaltijt-verwinnet en heerlijk
is, tc doen geleiden. Artgeen, \'t welk in de he-
mel , en op d\'aarde is , behoort God toe. Ramp
is over d\'ongelovigen ; zy zullen in \'t einde des
werrelts zeer grote pijnen gevoelen. Degenen, dié
degoederen vau deze werrelt boven de genen des
hemélsftelfcn, dievan de wegdes wcis aidwalen,
endie haat willen verkeren , zijmineen zeergrote
doling, dieyerrevande waarheit af is. De Profe-
ten hebbende ta^l der gener gefproken , aan de
welken zy gezonden waren , om hen t\'onderwij-
zen. God verleid en geleid de geen, die \'t henji
goetdunkt? hy is almachtig en voorzichtig. Wy
zonden Moifes met wondertekenen , oni.dc kinde^
deren "an Ifrael uit deduifternifien te trekken, en
tot het licht te gck\'iden. Hy heeft de geboden des
Wetsaan hen geleert,om tot onderwijs aan degenen\'
te dienen, die volharden in wel te doen, endie van
de weldaden, de welken zy omfangen heb-
feen, Biet ondankbaar zijn. Moifc$ fprak tót
^n volk, ea zeide: gedenk aan de weldaat, die
Godaan u gedaan heetr. Hyveriofte uvanFaraos
liedea, die ugroce pijnen deden lijden , die uw kin-
deren doodden, uw vrouwen mishandelden , et»
die {van God gezonden, uic oorzaak van uw zon-
den) u grote qualen deden lijden. De Heer heeft ge-
pgt: Indien gy m\'etpadankbaar zijc.zo zal ik mijn
joïiften over u verin eerde ren; en ind;en gy boos
fijt, zo zultgy geftraft wórJen.Moifes zeide tot zijn
volk: Indien gy en alle de menfchen boos zijn, zo
weet dar God alnjt heerlijk zil wezen, e li u met be-
hoeft. Weet gy niec wat cc voren aan de heden van
Noah, Aad, Temod, cn aan hun nakomelingen
isg?beart;de welken van niemanc bekent is geweeft,
dan van God, mt ooifaak van hun groot ge:al ? Hy
iZofïd door zijn Profecen zijm gtboden aan hen. Zy
beten vangramfchap op hun vingers , en zeiden to£
ben: Wyvecwef pen en verdoemen uw lering. De
Prnfetenzeiden tochen: Is\'er enige .twijftcl in\'t
geloof van Gods eenheit, die een Schepper van he-
mel , en van d\'aarde is ? Hy roept u , om u uw fon-
den te vergeven , cn ftèlt uvs ftrafSng tot aan de ge-
iioerade dag uir.Zy antwoordden: Gy zijt menfchen
gehjkwy; wilt gy ons beletten de góden tniZer va-
deren t\'aanbidden.? Breng ons redenen by , die krag-
tig giHoech zijn om \'t geen, dat gy verkondigt, te
bcwïjïen. Dc Profeten feiden: \'Wy ;z:ijn menfchciï
gelijk gy ; maar God geeft zijn genade aan degeen,
die \'t hem goetdunkt. Wy zijn door des felfs toela-
ting tot ugekomen. De waregelovigen moeteniii
hctn vertrouwen. Waarom zouden wy ons niet aan
Gods wil, die ons op de rechte weg geleid heefc, o-
vergevcn J Wy zullen volharden in wel te doen.Dê
vromen vertrouwen in z;jn goddelijckc Majefteit,
D\'ongelovigen zeiden toen tot hen : Wy füllen u uit
ónz lant baaoen.zo gy met van ortfe godsdienft .Zijt.
Maar God heeft hèn ingegeven dac d\'ongelovigen
vetg,i.in füllen, en dat fy na hen d\'aarde zullen bewo-
r.érï , en dat hy de genen zal bcfcheimen, die zijn
vrsès
-ocr page 214-vrees vqor ogen hebben , ch die dc ftraffen vreze» ,
ide vïeiken hy voor de bozen bereid heeft. De Profe-
ten v/ierdea van God befchermt, en de hardnekkige
bozen wierden verdelgt. Zy zullen in de hel gefto-
ten worden, es waier vol van etter, pis én bSoct
drinken. De Doot zal zich vati alle zijden voet haf!
ogen vertonen, eer zy deze drank neêrgezwoïgcn
hebben. Zy zuil n in dit ongeluk niet fterven,maar
noch groter pijnen lijden. Oegoede werken, dic
vandc bozen gedaan worden, zijn gelijk het ftof,
dat door een g-tweldige wint wechgcdreven word ;
en zy zullen onnut aan hen zijn. Zy zullen verdelgt
worden , orn dac zy van de waarheit afwijken. Zien
zy niet dat God de hemel en d\'aarde gefchapen heeft,
dat hy heij verdelgen j cn, zo t hem goetdunkt, een
nieu volk inhun plaats fcheppen kan ï Dit is uièt
Zwaar voor God, aan de welk alles bekent is. Dc
zwakften, der gcner, die de bozen gevolgt hebben,
zullen in de dagdes\'Oordeels zeggen: Wy hebben
u gehoorzaamt; zultgy ons heden van Gods ftraf-
fing bevrijden t Zy ziiUen antwoorden: Indien God
ons op de rechte weg geleid had , Zo zouden wy u
ook daar op geleid hebben, Wy zijn rampzalig ge-
lijk gy. Wy roepen en klagen in ons ongeluk; maar
wyvuidengeen toevlucht noch bcfcherming. De
duivelzal tot hen zeggen: \'t Geen ;\'t WelkGodaao
a belooft heeft, kan niet milïen: Maar ik had hec
u voorzegt; ik heb door mijn bekoringen u zijn ge-
boden doen ongehoorzaam zijn. Ik had geen ande-
re macht op u, dan u te verzoeken: gy hebt my geen
t^uaac aangedaan , toerj gy naar m^ luifterde; maaÉ
gy hebtu zeiven quaat aangcdaa.n.lkbcn nietuwbe-
ichermer,noch gy de mijne. Ikhebboosgeweeffj\'
toen ick te voreh leed dat gy my aanbad. Dc hei is
voor u , en vooralle ongelovigen bereid,- zy zuUca\'
daar grote pijnen lijden.Maar de vromen zullen in\'t
Paradijs ingaan,daar vee! vloeden vloejen,en daarfy
eeuwiglijk mer alderhande zegening en vernoeging
fuMea wonen. Zietgy met hoe God door gelijkenis
fpreekt ?
-ocr page 215-fpreckc ? Een goed woort is gelijk een goede boom ,
die wortel in d\'aarde gcfchoten , cnzija takken ten
hemel vecheyen heetc, cn dic, door toelating vati
zijnGoddelijcke Majciieit, zijn vrucht in zijn njc
voortbrengt. Hy leert deze gelijkcniflen aan \'t volk ;
miflchien zal \'t\'er aau gedenken. Een quaad v/oort
is gelijk een quade boom , dic uit d\'aarde gerukt is :
daar is niets, \'t welk hem ooderfteunt; en hy is (on-
der wortel, en zoader vrucht. God verfterkt de wa-
re gelovigen door zijn woort ih ceze cn in d\'ande-
re werrelt, cn misleid d\'onrechtvaerdigen : hy
docthetgeen , darhem goetduakt. Ziet gy de ge-
nen niet, die zijn geoace ia boosheit hebben veran-
dert , cn die degenen, de welken hen gevolgt zijn,
roet hen iu \'t huis van verderf hebben doen wonen?
Zyzulkneèuwigljjkin \'t helfche vuur blijven. Zy
zeggen dat God een medegenoot heeft, die met hein
gelijk IS, en dwalen afva» de weg zijner Wet. Zeg
tot hea , Gy zul.- goet in deze werrelt hebbeji; maar
dc hel is de plaats, daar gy beitheiden zijt. Zeg tot
de ware gelovigen, die hun gebeden ter gefielde tijt
doen. en dieni \'t heimelijk en openbaar aalmoel-
fen uitreiken, dat dc dag komen zal, in de welck
men niec zal mogen verkopen,noch kopen, en in de
wclkydec van zijn wercken vergolden zal worden.
Zeg tot hen : God heelt d\'aarde en da hemelen ge-
fchapen , hy doec de regen yan de hemel dalen . die
alderhande vruchten doec voortkom en,om u te ver-
rijden. Hy fchiep het fchip , dat door fijn toelating
op d\'aarde drijft. Hy (<:hiep de vloeden , de zon, en
de maan, die zich gediiriglijk bewegen. Hy fchiep
de dagennacht, é:\'i gaf aan u al\'cgeen, dacgybe-
geerdc. De joiiften , die hy aan u bewezen beeft,
zijnnict tétellcH, noch te verhalen; co nochtans
zijndcfieddingen van Mccha akijt boos cn godde-
loos.Abraham (eiciejHecr.bcfchuc defe lfar,en maak
haar een coevjiigt des wérreltsrkeer my en mijn kin-
deren af vsn d\'aar.bidding der afgoden ; zy hebben
êeu deel van \'t volk vèrleit.Dc geenjdie men volgt,
en\'
-ocr page 216-cri uw Ecnbeic belijd, zal vande mijnen zijn: in-
dien ierosntmy ongehoorzaam is, gy zijt goeder-
tieren en barmhartig. Heer, een deel van mijn ge-
flacht woont te Mecha, in een onvruchtbare plaats-
bewijs aan hen de genade van in uw diénft re vol-
harden; Buig hét hart der menfchen tot hen
te beminnen: Verrijk heti met de vruchten der
aarde; zy zullen miflchien u daarafbedanken. Gy
weetal tgeen, dat in dewerreltis;ik wecfctnier.
Nieis voor u verborgen , noch in de hemel, noch
cpaarde. Gdooftzy Gcd , dielfmaelenlfaakin
inmijn ouderdom aan my gegeven heeft. Hy ver-
hoort de gebeden,als\'thero goetdunkt.Heer,bewijs
aan my , en aan mijn geflacht de geiiade van in wel-
doen te volhardeo: verhcormijngebeden, vergeef
my ; vergeefmijtivsder, en süe ware gelovigen in
de dag des Oc, deels.Derkt met datGod onkundig is
van tgeen, dat d\'orgefov,gen doen. HyfleltdV
ftraftng\'van hun misdaden uit tot aan die dag, in o\'c
welkallc menfchcnope ogen zullen hebben: inde-
ze dag^^ullen zy hun zonden voor hun ogen zien;
en hun hart zal vol van miftroolli<>heic zijn. Indien
gy de dag des Oordeels aan \'tvolkpret kt,heeft God
( zullen de bozen zeggen ; ons tot hiertoe bewaart,
om tgeen te deen, dat gyaan ons beveelt? Zeg
tot Iicn: Hebt gy hier voor niet gezworen dat\'er
geen verrijzenis was ? Gy hebt by d\'cnmechticen
gewocnt, en gezien hoe zy geffraft wïerden, tn
hcewydoorgdijkenif^ntot u hebben gefproken?
Zeker, zyfpannentezEmeft; maar God kent hun
iamenfparning. Hun loosheit is de Profeet te rej-
gen ,en te zien , of hy de bergen zal doeh beWepen.\'
^enlc met dat God legcn \'t geen zai doen, \'t welk
hyaan de Profeten belooft heeft: hyisalmachtig,
en wreekzuchiig Denk op die dag, in de welkd\'aar-
de en de hemelen van gedaante fullen veranderen,eiï^
n> de welk al \'t volk verrijzen zal. In deze d^g zal (etj
enig almachtig God den menfchen gebieden uit
«e graven tc komen. Ghy zuk iu deze daghde
H boaefi^
boücn tnct hun kerenengcbondea zien: hunkIe<Je-
icn zullen voi van .pcktn zwavel, cn hun -aan^-
zichc met vuur bedekt wezen. Godzalin\'deze dag
yder naar Zijn werken vergelden , offtraffien : hy is
naaükeurigom rekening cc houden. Dic boek is ge-
zonden om \'tvolk c\'onderwijzen, en omaan dc
menfchen te ierea dac\'er jiiet dan een enig God is:
de wijzen zulieü\'er aan gedenken.
14, - ^o^d^elvan Hegir , bégrtjp\'eyide zevenên&e-
vmig ye^elf, tc Mèckagejchre\'ven,
He^irif T^^^ "^am van de goedertiere en barmhartige
eenddbM God.lkbendegocdertiereenbarmlurtigeGod.
Jldecha tekenen zijn de tekenen van d\'Alkóran, die\'t
Bezie ^^^ "\'^\'luï^ad ondsrfcheid. Hoe konnen d\'onge-
\'Kitabel \'tgeen verhopen, \'t welk van de ware ge-
^oir lovigen verhoopt wotd? Geef hen over ,• dat^zyfde
* goederen der armen ; ve;Hinden , dat zy zich lijk-
iiiaken , co dar zy zich in hun hoop vernoegen; -zy
zulleneens zienhocdani;^ hun einde zal zijn. Wy
hebben gceivftat verdeigt voor dac de tijt, tot haar
ondergang geftelt, verfticken was. Daar is gecn
volk, dat zijn nootfchïkkir,g verhaafkn of ver-
tragenkan. Dcbezen zeiden: O mentch, dic
gelooft dat d\'Aikbrati aanu gezonden is, wy zullen
zeggen dacgy een tovei-aar zijc, tot dat d\'Engelen
ons verzekeren dat gy waarachtig zijc, D\'Er.geien
zullen niet op aarde afdalen , dan om hea te ftcaf-
fen; en zy sullén de tijt van htin ftraffiug niec kon-
nen vertragen. Zeker, wy hebben d\'Aikoran op
aarde gezonden , en zullen hem-zonder verande-
ring bewaren. Wy hebben voor dezen Profeten
d\'een na d\'ander gezonden, de bozen hebben
lüet hen gefpot, en hen veracht. Dusdrnck
ick de boosheit in \'t hart der bozen. Zy zullen
niet in de Profeet geloven, en in de ftraf det geiièr
vallen , dic voor\' hen geweeft hebben, indien wy
d\'mgang des hemels voofheii openden , Cn indien
Jiy f. d\'Eogekn ) in de fchadaw van de deur
zagen intreedeB en uitgaan, 20 zouden zy noch zeg- Bezie
gen dat hun cgen, en zy zelveti betoverc watm. K\'^ahei
XVy hebbende tekeiien aau de hemel gefchapen, cn
l en me: ftarren vcrciert, om de geeft der geuerdie
hcnauvrchouwcn , te vernoegen» Wy hebben hen
vcorde pt gingen dcsduiveisbtfchut: maar dc vijf^
wouter vQjgt al \'t geen, dat blmkt. \'cn jrdooft dat\'ct
eenftar:s. Wy !;ebbcn daarde uirgeftrekt, ende
"bergen naar evenredigheit verheven : wy hebben
ü aarae alderhande vruchten doen voortbrengen,om
U.te vcedenen verrijken. Wy hebben defleutelen
van haar ichatren in onze macht behouden, om ben
nsarde.maatjdienootzakelijkis, uirredekn. Wy
deden een varfche wint rijxcn , en zonden refeen
amd\'nardece befproejen. Gy doet haar vruchteil
nietvoorckamen. Wy geven\'t leven endedoóc.
eiihebben defch;kking van al \'t geen,dat in de wcr-
rcit is. Wy weten hoedan.\'g de genen waren , die
voor u zijn geweeft; en hoedanig de genen sullen
wezen, dienaukomen. ik zal kn alle in\'teinde
des werrehs vergaderen, om geoordeelt te worden.
.V/y hebben de menfch van \'t Hsjk der aarde, en voor
hem oe du,vel van vuur zonder rcock gefchapen.
Gedenk üat God cc^en z^jn Engelen gezegr heefclk
zaï ikn^eriloh van \'t.flijkder aarde icLp^n, en te-
i;£n hem blazen ,.om leven aar. hem re Kven- buiat
voorjiem, en aaiibidhem. CV-gden. «iroefoS-
dert de duivel, 1 cbbenhemfsPnaebeden. G^dzei
de tot dednivehWsarom aanbif V/ de menkli niV\'
if uuneti\'aradns; gy
zültcrrorasnded.g des Oordeels m^zAe^^
vervloatzijn. Heer, ze,dededpivd,geefmytw
Vloek mei.dan tot asn de.dsgdes Ocrdeels.Gy zulr
God, tot aan ^e genoemde d.g vervloekt zijn\'.
Keer zeide.de dmve! ,,k zalaileTchep^elen , qüe!7ea
om dar gy my gequelr hebt:ik fal n^aken dat ty u of^
l^cdencDgehcorzaam zijn , urgezcndsn de sèncir.
Na- j;^
-ocr page 219-diciu u zuilen vercrouft-ïii, eo zicliaan uw godde^
lijke wil ovcfgeven. God zcide: \'t is de lechce wegj
gy hebt geen vermoogen op de vromen , die mijn
wet voig n , maaralicenlijkop d\'ongelovigen,v®or
de welken de hei bereid is. De iiel heeR zeven deu-
ren, en yderdcur heefc fijn bezonder bedrijf. De
vromen zuilen iii uiineiiwoneu , die met heerlyke
fpringbronuen vc-^ierc zijn, \'Wy zuilen hen van al-
derhande veete ve-ioilen. Zy zuilen» als broeders,
nietallejoufi;eneerbiedigheu , op bedden ruften,
cn in een •:\'eijw;g geluk Zijn. Boodfchap den genen,
dicqy aanbidden, dat ise goedertieren en "barm-
hartig ben, ea dat mijn ftraftïng^n ruw en ftreng
ziju. Preek hïn de gefchiedenis van Abrahams ga-
fteo. Zy grociccii hem , toen zy iu fijn huis rraden.
Abraham was bevreeft van hun koomft ; maar zy
zeiden tot hem: Vrees niet, wy fijn Gods Roden;
wy boodfehappenaan u , da\' gy een zoon fait heb-
ben , dic een groot fnin zü zyu, Boodtfchapr gy
my, zcide hy, d:it iki;; mijn oudetdoin een km!:
zal hebben? Waarom fpreekrgy dus ? Wyzcfrcfen
nde waarheit, zeiden d\'Eogden , wanhoop\'niet
van Gods genade ; niemant, din de bazen , wan-
hopen van haar. O Gods Boden , zcide Abraham,
wateifchtgv? Wy fij« gezoudcn om d\'ongelovi-
gen te verdelgen , en ouü alls\'t gezin van Loth tc
vcrlofïèo , Uiigesoiiderc zyn gemalin , die onder
de gen-;a zil bhjven , de welken gaftrafc zuilen
\' worden. Toen dele Bi^deni by Loch qiiamcn , zeide
hy tot hen dac hy hen uier fccude. Wy zijn, zeiden
zy, byugefcornea. om Jic volk van de cwijffcl.-
die *t van Gods Almachtighsic heeft, te verlichten.
\'tGeen, dac wy tot u zeggen , iszeer waarachtig.
Doe uwgezi» in defe nacht uit de ftat trekken , cn
volgt het allengs. Dac niemant van ute rug zie;
en ga daarmcau gebieden fal. De^bofen fuilen alle
des iichceiis vcrdelgi: worden. De ftedclingen qua-
men by loch, om defe vreemdelingen te fien.Loch
feide tot hefl; Ifc bid u dat gy u riict met mijn gaftem
bei-\'
-ocr page 220-befiîiet. Vreeft God , en onteert nset u zelveîî.Daaî:
Zijn mijsidcchre^sj necnithcn, Zy zeiden : Wy be-
, Ictreu u niet UW g-iftén te herbergen; en xy bleven
verwart in hun dronke«ft:hap. Zy wierdan \'suchtens
van de donder overvalleo. W\'y hebben deil?£ hec
onderlle boven gekeert ; en deaen ftencn met vuur
op hcö regenen, die hen geheel verdelgt hebben.
Ditzalsan de vocrbygangcrs, die deze puiahopen
zien tot een voorbeèit, en aan de genen, die in fijn
goddelyke Majefteit geloven , tot een tek; n van
Gods almachtig: eicdiene\'n. Dcgenen , die de bof-
f(:heu by Medina bewoonden , waren boosmaar
wy hebben ons aan hen gew roken : zy hebben, ge-
lijk het volk van loths ftar, aan de nakomelingen
tot een voorbeelt ged^ent. De gepen, die in\'tdal
van Hegir wócndé\'n, hebben de Protcccn geloghenr:
wy hebben onze wonderdaden san hen Vertoont, en
onfe geboden aan heng\'leert ; doch zy hebben hen
veracht. Maar zy riiftrn des uchtens in hun hui-
len , op de bergen gebout, en mhun veftirgen, tocâ
de donder hen overviel. Hun Ichatten hebben hen
nier gebcrg: , maar zy wierden alle verde^gc. Wy
hebben d\'aardeen hemelen niet gçfrhapen, dan tot
eet) teekcn van de waarheit, cn van onfe Eenheit,
D\'uux van \'t Oordeel nadert. Ontrekt u van uw
volk met zoefigkeit ; mv Heer , dic alles gefchapen
heeft, weet alles. Wy hebben zeven tekerien , eu àcDitisdg\'
waardfte Alkoran âan u geleert. Verier u niet met vourm/«
de verfcheids fiach van goederen t\'aanmerken ,\' die v«« d\'Al-
yan de bofen b-fcten worden : bedroef u met, fo iy koran,
in hun boosheit volharden. Zeg tot hen : ïkdie zev<n
verkondig u niets anders, dan Gods woort ^regeien
en de helfche pijnen. Wy (uilen de bucknhcpr\'jpJ,
ftraffen , gelyk wy de genen llraffen , . die
d\'Alkoran hebben gedeek \' en een deel daar
af aaugcnoomen , eu her ander deel verwer-
pen. Ifc ben uiv Heer. Jk fel hen rekening vaa
hun bedrijf afeiflchcn. Preek het geen , dat aan
W geboden is, en wijk van d\'oïigclovigen. Wy-
N 3 " fui-:
MAHOMETS
zuHqn u van de genen befchncten, die u befpotten;
gelijk ook van degenen , dic d\'afgoden aanbidden;
ik v;";ct: datgy u orn hun redenen zult beo toeven ;
maar loof en aanbid uw Heer tot aan de doot.
\'t Hooftdeel van de Honighy , begrijpende horlert
. acbtëniwinttg regels, te Medina
gcfchreven.
Bezi" T^ naam van de goedertiere en barmharrige
Q^j.) JLGod. Gqds ftraffing is niet verre : wenfi^h bair
dfn \' de tyt, Gelooft zy God: hy heeftgeeu
^ * medegenoot. Hy doet zyn Engelm afdalen , cn
zend zyn ingecvingen aan de geen , die \'c hem goet-
dunkt. Vcrkoiidig den ongelovigen zyn macht, cn
de helfche pijiien. Daar is geeii Qöd als hy; vreeft
bern: Hy heeft d\'aarde cnde hemelen gefchapen.
Hy is machtiger dan uw afgoden, Hy heeft de
nieofch van\'tfhjk der aarde^gelchapen ; en hyis
ech er hardnekkig in zyn hoogmoed. Hy heeft de
reine beeftert tot uw gebruik gefchapen gy trekt\'er
groot voordeel en nat af j om ü te kleden, en te
ïpijren. Gy ziet htjn fchoonheit» als zy zich meftcn,
enweiden: zy drjgen de iafl ,enal \'tgeen, datgy
bcgeerc, in de fleden , en daar by \'t geen , \'t welk
gy niét zander hen j dan met zey grote arbeit,konc
drac\'en. God is goedeftietcn cn barmhartig tot u.
Hy heeft ds pjarden, muien en Ezels gefchapen,om
ure dragen. Hy heeft vetl treffelijke dingen gefcha-
pen , daar af gy geea kennis hebt. Hy.leert de rech-
te weg aan de geneh.die zyn gïboden ond:\'rhouden.
ïn.fien hygewilt had , hy zou.u alle opdc weg zij-
wetgeïeid hebben. Hy zond wster van de he-
nu\'1, O ïi uw dorft tC leftchen , en om de planten
en bornen , Hie uw kudden voeden , te doen voórt-
breawji). Hy doet d\'olijfbomen, palmbomen,
, en alderhande vruchten voortkomen.
Dez? ding;en zyn blijken van fijn Eenheit voor de
genen, di? hen aanniérken. Hy heeft de nacht, dc\'
4ag, dc2on, de maan-en deftarrcn, diezichnaar
-- ,•, • zijn
zijn wil bewegen 5 gckhapcn: deze dingen zijn ce-
kcnen V5n fii i ain-aciiiigbeuby cegcne-n, die wijs
zijn. Hy hcefc al \' t geen , datop aarde is , verifcbei-
den van verwe, aart en geflacht gefchapen ; gehjk
ook de zee, die vifch , paxrekn, cn andér«« ge-
fteenxen , om- u te vergieren , aan u gs"ft. Gy ziet
dac^efcbepenop de wateren drijven, en , rot voor-
deel van iiw koopband«!, de golven dfurinijden;
ry zult raiflchieri God van zyn jonften bedanlfen.Hy
leefr de bargen opgeheven , om d\'aarde vaft te ftcl-
len, en haar te beletten zich te bewegen. Hy heeft
de vloeden gefchapen, eii wegen geftelt om u te ge-
leiden : Hy heeft\'er de ftarren gefchapen , omuby
nacht óp de zee tc wijze«, ende bergen om bydag
UW weg te kennen. "Wie anders alshykon\'tgeca
l\'cheppea, dat hy gefchapen heeft ? Zult gy\'cr n ooit
op denken } Gy kont geen rekening van zi jti jonften
houden : hy is heel goedertieren , en barmhartig,en
weet degehcimenis van uw zielen» D\'afgoden , die
gy aanbid , können niets fcheppen: in tegendeel,
zy zijn gefchaps en dode dingen , zonder bewe-
ging,ea die liiet weten in welke tyt de wertclt ver-
ri jfen zal. Uw God is een enig God. Degenen, die
ïiiet in\'tcindedeswerreltsgetoven,de genen, die
ayn Eenheit loggecen, ende genen , ctie zich van
hun vaifch geloof beroemen , worden niet van zyn
goddelijke Majefteif bemint. Als meti hen van \'t geen
cndervrasgt, dat God (Mahomet) injE^egcven heefr,
zo antwoorden zy dat hy niet dan fabelen van
d\'Aalourheir preekt; maar zy zulieii in de des Oor-
deelshun pak dragen. Zy , die hen van de rcchte
wegafgekid, en hem óiet gtkeiit hebben, zullen
hnn pakken dragen. De gciien , die vohr hen wa-
ren, hebben bcdrifgers geweeft. God heeft hun wo-
ningen omgeworpen , en de ftukken zij« op hen
gevallen; hy heeft kén geftraft, toen zy\'ermifJt
opdachten. Kyzalhenm de dag des Oordeels be-
f<:haamt maken, en hen. vragen waar hun afgoden
aijn, om de welken zy tegen de ware geloviffen
N 4 ■ tWill-
twiftredenden.Dcgenen,dickcntiis van Godsgeho-
dcniiebbeii, verkkeren dac de fchandeop \'r voor-
hooft der ongelovigen fal ujii,en dat d\'Engelen hen,
om de Icüjkheit van hun zoiiden , doden zuilen. Zy
zullen in d\'uur des doots zeggsn , dat zy lu God ge-
loven, en daczy berou van\'hun misdaden i ebben.
God weeë het geen,datzy gedaan hebbeuihy zal hen
bevelen in de hel te gaan , daar de wjning der ho-
vaerdigeo is. Hy zal dengenen, die zjn vrees voor
ogen gehad hebben , bevelen in \'thuis dec eeuwi»-
hcic, eaiïide hoven en tuineu van Eden in te tre-
den , daar veel vloeden vloejen. Zy zunen daar eeu-
wiglijk mee hun hoogfte begccrce blijven. Zul-
len de bozen in hun zonden bhjven tot dat d\'Enge-
len hen doen dodeu , ot toe aan de dag des Oor-
deels ? Dus hebben de genen gedaan , die voor hen
geweeft zijn. God heeft hen geen ongerechtigheit
aangedaan , maar zy hebben\'zich zeiven door hun
oabilhjkheit verongelijkt: zyzijn\'er om geftraft,
hebben de ftraf, die zy veracht haddengevoelt.
Zf zeiden : ZoGoH gewilt had, onze vaders en
wy fouden niet, dan hem alken , aangebeden heb-
ben : dus hebben ook hun voorfacen gefproken. Dc
Piofeteii zyn niec verplichc, dan te preekcu , en
\'c volk c\'onderwijzen, wy hebben aan yder volk een
Profeet gefonden,om hen t\'ondecwijkn, en aan hen
te bevelen een enig God t\'ainbidden,en d\'aanhidditio-
v.in Tagot, eo der afgoden te verlaten. God heeft
fbmmigen vin hen op de rcgte weg ge!eid;en d\'andc-
rcn zyn afgedwaak. Aanmerk hoedanig \'c einde der
bofen is. Indien gy tracht hen op de rèchre weg te
brengen, zo zulc gy uw cyt verhefen. Godgekid
iiic: de genen , die afdwalen willen. Zy zul\'fn
in de dag des Oordeels van befcherming berooft
fijn. Zy hebben by hun trouw gefworendac God
de doden niet zal doen verrijfen. In tegendeel, hy
zal hen doea verrijzen , om hen naar zijn be-
loften ce ftr^fl\'en: maar het grootfte deel der
^cnfchen weet het niet: indien zy \'t wjften,
..........
-ocr page 224-5zy zouden hun doling, en de bozen hun lafteringen
kennen. Als wy iets wiiden ,zeiden wy: Zy , en \'c
was. De genen , die om de licïfle van ha» Heer van
de b(;zfn atWijken, en zich bekeren , zullen in de-
ze wetrek vergolden wordeti,,e!i «och meer in d\'an-
dere , zo zy \'t konden bekennen. De genen , die
\'t ongehjk der ongelovigen geduldighjk veidragen,
en ZiCti in hun Heer vetïri.uwen,zuiien, alszy\'er
minft op denken , vergolden worden. Wy heb-
ben voormaais niet dan meolchen gezonden, om
onze wette verkondigen ; vraagt den genen, die Di>^jr«
kennis van de gefchreve wer 1.ebben , \'of het niet de jfode»,
waarachtig is. Wy hebbend\'Alkoran aan u gezon-eMde
den opdat gy onze geboden aan de menfcheh zoud Chrijie-
leren: zy zulletj\'er miflchien op denken.D\'aarde zal »en.
mees voor dc genen voortbrengen die tegen dc
Profeet aanfpannen : zy zullen geftraft wordea
als zy\'er minft op denken. God zal hen in hun
handel ftraffen : -/y zuilen zijn ftraffing niet ont-
gaan, enhun goederen fullen allengs Voor hum o-
gen verminderen. God is aiieenlijk goedertiereen
barmhartig tegen de genen , dic hem eren. Zien zy
niec de fchaduw van\'tgeen,dat God gefchapen heeft;
nu tct rrchte, en dan ter flinke hant, om zijn god-
deiijke Majefteit aan te bidden\' Zeker , zy zijn te
verachten. Al \'t geen , \'t welk op d\'aarde, en in de
hemelen is, de heeften , cn d\'Engelen aanbidden
God roet ootmoedigheit: zy vrezen hun Heer, en
gehoorzamen zijn geboden. God heeft hen bevolen
niec dan een enig God te vrezen, en t\'aanbiddcn,aan
de welk men eeuwiglijk gehoorzaamhekverpligt is.
Wiczult gy anders, als God , vrezen Wieanders,
alsGod ,zal u bsfchermen ? Alsueenigtiuaatover-
koomt, so neemt gy uw toe vlucht toe zijn godde-
lijke goetheit: en als gy verioff zijt, 20 bedisnckt
hem een deei daar af , eu gelooft echter niet in zijn
wet. Ghy zoeckc niec dan de rijckdommen van
d\'aarde; maar ghy zult zien hoedanigh uw
einde zal zijn. Zy zeggen dat hun goederen
van hun afgooden voohkooniea. \'Zcecker ,
%oz MAHOMETS
meo zil faeaeeas rcfcf^.uing van hun lalleriDgeaaf-
cillchen. Zy ze^n.; dac tiod dochters heeft: ze-
kér zy bed negeu zich , enzijo niet wel voldaan,
als men tot hmz«gt, dat hen een dochter
gaborcB ss, Zy vlieden de geneu, die hen de ftraf-
ïing van hun zqnden aanzeggen. God zalhen in
de jchaade iateo e-i zy zulkn veracht wordesge-
liji£d\'aaiDae„diciHcn met voeren treed , om dar "zy
ntót m ^ dag des, Ooi dec Is ^b ven : ra mp zal hea
ceawighjck volgen. God zal ..Injt gebieden , en
pawighji sHachüig en verwioaec zijü. Iad;eu God^
im vokk fttafteais-h.et hem. vergramt: Z\'j z.\',u hy
geen dier op aarde ktcn.Hy fchorft ck ftraf der men-
fcheiuosaaade geftelde tijt: zy konnen hem niec
verhaafien, noeh venragen.Zy zeggen dat God het
geen heeft, \'twelkzy zelven niet gsernezouden
hebben. Zy hegen , als zy zeggen dac het Paradijs
voor hc!> IS: zy z ijn zonder twijfFcl afgeweken, en
zullen m \'t helfche vuur gefioren worsten. Zeker,wy
heDben voormaalsProistenaan \'tvolkgezonden:de
duivel heskde menten ver!eid,CH de meefter der bo-
zen i». deze werrelr gevvecftimaar zy zullen in d\'an..
derc werrelt grote pijaen gevoelen. Wv hebben aan
ud\'Alkocangczon(ien,om den wienfclMnde rwiji-
ielsngcn, die zy aangaande dc Godsdienft hebben,
te verklaren , en om dc ware gelovigen op de rech-
te Wfg te geleiden. God zsnd\'regen van dehemel.
om d\'aarde te vervaifchcn ; \'r is esn klaarblijkelrik
teken van Zijn alraacht.^gheit by de genen, die
naar z-jn woort laifteren, Gy hebt noch ccn bewijs
yan zijn almachfigheit in de heeften, dic aan u melk
geven , om ute voeden, en een ander bewijs in de
vruchien der aarde, in de vrucht der palmbomen, en
^wijngaart, daargywijn aftrekt, en voor-
deel afkrijgt. Deze dingen zijn tekenen van zijn
alraachTigheitby degenen , die hen begrijpen. De
Heer heefc den honighby ingegeven in \'r vek
t£won-n, 5.icliin dc-hofHen , en korven t\'onthou-
den,crs v<ifi aljcrhands vruchten t\'eten. Hy
brengt
-ocr page 226-brengt honig, van vetkhcidc ver we voort,die tot ge-
neesmiddei ludc ziekten der menfcben dient. Deze
dmgennjn tekenen van Gods ahnachîigheit by de
gciicn, d.e heo aanmerken. God heeft u gefchapen,
en Zil u do n fterven. Onder u fijn lieden , die in
hunisven vol fchandc zullen zyn, op datzy zou-
den bekeuoen dat God alles weet, ea dar hy almag-
tigis. Hy geeft de goederen aàn fommigen meer,
dan aan anderen. De knechten hebben geen deel ia
de middelen vSn hun mecfter, en zyn niet met heni
vergefeilchapt, en nochtans Verfellcn zy met God
ceu andere God , die hem gelijk is, cn lafteren zijo
geiiade.God heeft u mannen en wijven gefchapen,en
heefc aan u kinderen, en aan uw kinderen noch an-
dere kindereu gegeven : hy heeft u met de goederen
van d\'aarde verrijkt. ZüIe gy na dcfé gemdeinuw
afgoden geloven , dic onbezielde, ydeleen onnutte
dingen zyn ? Zultgy van Cïods weldaden ondank-
baar wezen ? Zult gy\'t geen aanbiddefti ,datunoch
goet noch quaat aandoan kan ? Gelooft niet dat\'er
èeti ander God is, die gelijke macht als God heeft,
cn met hem vcrfeltis. Hy weet het geen , datgy
niet weec. Hy leert een gelijkenis aaou. Een flaaf,
die arm is, kan geen aalmoellen bewijzen j eilde
geen, die rijk is, doet aalmoeften in \'t heimelijk ,
enin \'t openbaar, gehjk \'c hem goeEdunkr< Zyn
zy beidegelijk ? moeten zy met malkander geleken
worden? LofzyGod. Zeker, \'tgcootftedeel van
\'t voik kent zijn jonften niet : hy leert aan u eenge-
lïjfeenis. Daar zyo twee menfchen d\'eenisftomen
doof geboren , enrotcen laft aan fijn voocht, die
tiiet weec waar toe by hem gebruiken zal; hy is nfet
beqilaam om weite doen , of om wc! te zeggen:
is hy gelijk mee de geen , Àe fpreckt , die hoort, die
«^egereduigheic aà\'n de menfchEo leert , en dic d«
rechreweg voïg: ? Al\'tgeen , dat in de hemel, ea
op d\'aarde is, behoort aan God : als hy iets gebied,
zo is \'t in een, f genblik , ja noch eer, gedaan. Hy is
almachtig. Hy is \'t, dieu uit de buik uwer nioe-
deis
-ocr page 227-ï04 MAHOMETS
ders doet komen , die\'t gehoor , \'c gezicht en. \'t
gcvoe! aan u geeft: gv zah/crhem milkhien afbe-
daiikeii. Zie.gy nistdc vog;[en , dic in de l-jcht
vliegïn? wicanders , alsGod, oiidetfleunt hen ?
üuis.eenklaatblijkehjk teken van zijn ahnachrig-
hcir voorde ware geiovigsn. Hy heefc huizen oin
te wonen , en de vellen en pelden der beeften , om u
te dekken , aan u gegeven. Hy geeft aan u hun hair
en wol. om uw huizen te vcizien, en om u te ver-
rijKcn.Hy heeft bomen en wolken gefchapen om ii
infchadawtehouden. Hy beef: bergen en hokn
gffchipen, om u van de fegcn te befchuttcn. Hy
heeft klederen gefchapen , \' om u tegen de hitte der
zon , wreetheit der koude tebew&ren. Hy heeft
ziju genade over u opgehoopt; gy zult u mi\'lTchien
aan dc wil van zijn goddelijks Majefteit overgeven ,
enzijiiEenheicbehjden. Indien d\'ongelovigen van
de weg der wet afdwalen , gy zijt niet\'verplichc, dan
om verftanehjkvoor hen te preken. Zy keuneiiGods
genade, cn verachten haar, om dat het grootfte deel
onderhen boos is. Verkcmdig hen de dag, in de
welk ifc aile de volken des wêrrelcs, en "de Profe-
tenen Apoftelcn , die mijn geboden aan hen ver-
kondigt hebben, za! doea vcrrijzai. Daar zal geen
verfchooing voor d\'ongelovigen zijn. Zy zullen
geen bcfcherming noch verlichting inhun elenden
vmden. Als zy dan hun afgoden zien, zullen zy
d\'Keuheir van\'JW fleer beli}d<fO, en daar by, dat
hunatöaden niet voor her. konnen fpreken. God
heefede fbaf der ongalovigeii vermeerdert, en hen
quaat op quaat toeg.\'znnden , om dat zy de wer-
relt bektten zijn .vec te volgen. Verkondig hen dc
dag, m de welck ik alle de volken des\'werrelts
zal doen verrijzen, en met heh dc Profeet, dic
voor hen gepreekt heeft, om getuig van hun
werken re zijn. Ik zal gJtuig tegen de genen vati
uw vclk wczcu Ik heb \'r boek, "\'t wellc de f^chei-
meniffen van mijn «et vtrklaarr, aan u gezo7iden,
am \'c volk op dc rcgte weg te geleiden,cii om dea.
SP-
-ocr page 228-^eneii, die mijn Eenheic beiijcien, de ,vreuebdeu
Van \'t Parad j? aan ce zeggen. God gebied aan u nier?
anders te doen, dan \'i geen , dat redelijk is. Hy ge-
bied u g?.ven aan d\'armen tc geven , en goet aan uw
magen tedoen. Hy verbied a dc hcercry , onge-
hoorzaamheitenóngerechtigbeit: hygebied uwel
te doen: niifichien zulc gy \'er op denkejj. Voldoet
het geen, dat gy aan God beloolt he\'ot: doet «iet
tegen de beloofde eet, Gy hebt God tot getuig van
UW beloften geroepen: hy weel al\'tgeen , datgy
doet. Doet niet gelijk de vroH , die gaeren gefpou-
nen en gewonden, en daar na datai les bedorven en
gefchonden heeft. Gelooft niet dat\'er bedrcch eiJ
doling in uw wet is. Indien d\'ongelovigen grooter
in getal zijn, dan gy , God laat zulks toe om u tc
beproeven. Ply zai in de dag des Oordeelsdetwijf-
felingen , die onder u zijn , verklaren. Indien hy
ge%vtlt had, gy zond alle een zelve wet onderhou-
den hebben : hy geleid en verleid di geen, die \'t
hem goetdunkt, en za! naaiikeuriglijk rekenicg
van UW werken van u ei0chcn. Geloof niet dat\'er
bedrochin uwwetis. Wacht u van firuikèlcn . na
datgy uw treden vallen Zeker geftelt hebt. Gy Zult
fttehgelijkgcftrïft worden , zogy\'t volk van de
rechte v^egafleid. Doetniec ora enige waarde te-
gen \'t gsen , dat gy aan God belooft hebt. Zijn
jonft is vordetiijker voor u , dan de goederen vatï
d\'aarde . fb gy hem kont kennen : Uw goederen
fijn vergankelijk,en degoederen des hemels fijn eeu-
wig. Hy fal de genen vergelden , die volharden in
wel te doen: ende geen , die goe de werken doet,
zal in deze , en in d\'aiicleré werrelt gezegent zijn\'ï
Als gf d\'Alkoran leeft , zo veizoek van God dac hy
ü van de boosheit des duivels, die san alle fchepfe-
len fchiikkehjk is , verloft: hy heefr gcenvermo-
jrenopdegenen, dieiri zijn goddelijK? Majefteyt
vertrouwen. Zijn macht ftrektzich over de genen
uit,die afdwalen, die hem gehoorzamen,èo die veel
goden aanbidden^ Als wyeiuge geboden veranderen.
( God weet wel wat hy beveelt} zo zeggen zy dat
gy een leugenaar zijt in tegendeel , \'t gruc tile deel
onder hen IS onkundig. Zïgcothen, dat de heyli-
ge Gecft,zulks yan wegen UV1? Heer gcleçrc heeft,
om de gelovigen in hun geloof te bcveftigen > dege-
nen, <lic zijn Eenheit belijden, 6p de rechte wcg
tc geleiden, en hen de vteBchden van \'t Paradijs aan
te zeggen. Ik weer dat zy zeggen dat een menich
d\'Alkoranaanhemgeleett heefc. Degeen, van
âe welk zy , vermoeden dat hy\'t aan hcip gelecrt
heeft, iseenPcrfiaanvatigeboorte, en fpreekt de
Parfiaanfchetaal i^end\'Aikoran is in d\' Arabifelie
taal., volond«rwij2iugeii wcirpreekentheit. Dege-
nen , die niet in Gcd geipvcn, s^ulkti grote pijnen
gevoelen. De genen, die»ijûgebcfleu verwerpen,
lafteren ZI jn goddelijke Majefte" t. Dc &fien , die
?ijn wet verwerpen , na dat zy die beleden hebben ,
zullen d\'uitwerkingen van zijn gramfchap gevoe-
len, en geftraft wordeiiom daczy ds goederen van
d\'aarde boven de goederen des hemels geftelt heb-
ben. Godgelcid-hiet d\'ongelovigen. Degenen, in
welkers harten hy d\'ongehcorzaamhsit ingedtuckt
heeft, degenen, diehyvan\'c gehoor en\'gezicht
berooft heeft, zijn onkundig. Zy zullen zonder
twijffel in\'t einde des werrelts in \'t getal der verlo-
renen ftaan. Hy is barmhartig aan dc genen, die
zich bekeren, aan de genen, die berou hebbrn van
dat zy \'t volk van de rechte weg hebben afgeleid,en
aan degenen, die inde gehoorza?mheit zijner ge-
boden volharden. Gedenksan de dag , in de welk
de menich tegenzich ztlfzahvv\'iftcn , ,eïi yder fon-
jJcr ongercchcigheit yan zijn werken vergolden zal
worden. God leertaan u een gelijkenis : Daar is
èen vrijeftat, mee,grptevoorrechten , a n \'\'e wel-
ke God vari alle zijden zijn weidaden in ovetvloet
zend, en echter daar ovtf ondankbaar is, invoe-
,gcndat hy,om haar oudsnkbaathcit, d\'e]ende,hon-
fetsnpot CU; vrees aan haar heeft gezcndcn. God
èçft sanhaar ftedehfigçn een Profeet van hun lan-
dâafé
-ocr page 230-äart gezonden ; zy hebbtn hem .vctloglisns, en
zijn geftraft «it oorzaak vanhutä zondeji. £et van \'c
geen, "t v/elkGod aan u gegeven heeft ^en bedankt
hem van zijn genade , zogy hsra> aanbid, \'cïs u
verboden van cenkreqg , van bloet, van yarkcns-
vleefch, en van.al\'i.geen t\'cten , \'c^welknietia \'t
uiiipreeken van Gods heihgenaam gedoot is. Hy
zstgocdcrtieren\'ön baimhartjg tegen degecnxijn ,
die\'erdoornöocaf eet, zonder voornemen van
hem te vergrammen. Liegt niec, als gy zege:, Ziec
daar het geen, \'c welk vcroorioftis t\'eteri. Lafteri:
God\'niet .-degenen , die hem lafteren.ZuUen ia de-
ze wérreh geen voorfpoethebben , en in d\'andere
werrelt droevige pijnen iijdeu. \'Wy hebben vcor-
maals\'den Joden verboden van \'c géeiï t\'ercn, \'t welk
■wy aan u verhaak hebbenwy bcbben hen geen oii-
gerechtigheitaangedaan ; maarzy bebbetizig -zei-
ven, door hun zonde, verongelijkt .UwHeer is goe-
derrierearn barmhartig aan de genen, »dinheni^ iiit
onkunde vergrammen, die zich bekeren , engeede
werken docniAbraham was God \' gehcM>ïzaam, hy
beleed desZelfsEenheitrhy aanbad nies d\'sigoden,en
bedankte God v.«i zijn weldaden. Gcd vctktws en
\' geleide hem op.de regte wegihy-gafaan hem "t goet
m deze-werrék , en ftelde kem iii.d\'andcre-.werrelt,
in\'tgetal der gelukzaligen. ■ Wy hébben u in-
gegeven Abrahams wet te volgen: hy beieedGods
Eenheit, cn aanbad niet d\'sfgedea. ■ Hy heefc on-
der de Joden de Sabac opger."chc,daarover zy twift-
reedenen ; God zal huB vericbil in dc dag des Oor-
\' de eis oordelen. Roept het volk metvoorzishtiwheic
cn preking COC Gods wee,: en Ewiftreedenrmct \'goe-
de redenen tegen hen. ■ God kent de genen, dieran
de tec.hte-weg afdolen. \' l»d!en zy a \'niisbaHdelen ,
- zo handel met hen gshjkzynzuHen handelen.-In-
dien gy geduldig z\'jc »\'tgediik is vordérliflc voor de
-g.^^ien j ïdie\'tgewilliglijkaatineemen. Hebt gedclc
om Gods wil, enquelt uniet om-de handel, noch
■óra be boosheit det bozen. God\' !¥met de vromen,
dtc
-ocr page 231-2O8 MAHOMEfS
die zija vrees voor ogen hebben,
\'t Hooftdeel van de Nachtreis , he^rijpende hondert
enelfregels, te Mecha gefchreven.
WaardeLezet, deXurcken geloven d« Mahrmet in de
nacht van deze reis met d\'Engèl Gabriëiin de hemelen
klom, en op een witte Burak zat, \'twelk een bee^cis,
f," \' . en te» dcei paert. Hy Zag
forak met God,die
TN de naam van dcgoedettiete én-barmhartige
X t\'od. Gelook zy de geen , dte by nacht zijn
cienaar mt de Tempel van Mecha raar ce Tempel
vanjerulalem heeft deen ga.n. Wy hebben dke
lempel gezegent, en aft ge
en , dat daaromtrent
r almachtigheit. Wy hebben
Sre\'ft; roeden! om de
kmderen van Ifrae! t\'onderwijzln , en omhen te
verbieden cm ander God , ahwy, faanbidden, en
om hen ooktc verbieden Noabs geflacht aan te bid-
b waart hebben Noah is m,jn ichepfei; en n„in
dienaar d.e mrjn weldaden erkent. Wy hebben m
de.chrift dcn kinderen van Ifraël verboden d\'aarde
Fan hu» toötrcmigen, om niet al te groot ren
Jve \' ^^^ ingegaan.. Dit
\' ^^^ belooft. Wyheb-
•wcêr «.^e^crtf\'"";\' " over onze v.jandcngc-
neme» ^ \' 1^\'nderen tot u^. byflant. Gy
Sez^ r\' \' ^\'cncelovigen. \'t
iaioir. bozen tegen u op doen ftaan,^
nu oorzaack van iiw zonder,, om\'u door dc
moott , eo door dc ftaverny uwer lichamen te bc-
dfoeven. 2y hebben de Tempel van Jerofalem
T^ewoeft , gelijcfc zy \'t d\'ecrfte maal ver-
Wocfl hadden. Uw. Heer zal u vergeven, 7o gyü
Dckecrr. Wy hebben dehel opgerecht tot eeneeu-
wigc gevangenis der oiigelovigen. D\'Alkoran geleid
de vromein op db rechte weg: hy boodlchapt hen
een grote vergelding. Hy verkondigt den hozende
helfche pijnen, en verin aant de menfchen torwel-
doen,(chooh zy tot ijuaat genegen,eh vaerdigom te
zondigen zijn. Wy hebben de dag en nacht gefcha-
pen ; zy zijn tekenen vati onzealmachtigheit. Wjr
hebben de nacht dnén vobrbygaan, en de dag doen
vetfchijnen om r\'arbeidén , cn op dat gy \'t getal der
feauwcn , maënden en jaren zoud kennen. Wy heb-
ben onfe geheimenifleh zonder duifterheit ver-
klaart, tn yder verplicht het pak zijiier ongerech-
tigheden tor aan den dag des Oordeels te dragen.
w y zullen in deze dag aan de menfchen de rekening
vanhun zonden vcrtonfn. Zy zullen vergoldenen
geltraft worden naar\'t goet en quaat, datzy ge-
daan hebben; en niemant zal het pak vaii Äyn paSle
dragen. Wy hebben aan \'t vbik Profeten en Apofle-
iengezonden , om bnze geboden tc preken , eer
wy \'t ftrafen. Eer wy een fiat verdelgen , heb-
ben wy haar voornaamfle inWoonders daaraf ver-
witt\'gc. Als zy ongehoorzaam Waren , hebben
wy hen naaf ons woort geftraft ,..cn verdelgt. Hoe
veel lieden hebben wy federt Noahs watcrvloet
verdelgt? De zonden des volks zijnaanuw Heer
bekent. Ik geef de goederen deZes werrelts aan de
genen, diehén begeren , omhen indehel teftor-
ten daar zy berön van hun zonden zullen hebben,en
van barmhartigheit berooft zijn. De geen, die ar-
beit om de goederen des hemels te verkrijgen, zal
van uw Heer in deze wcrrelt befchermt worden,
en in d\'andere wtrrelt vandc goederen des hemels
verrijkt zij». Aanmerk hoe wy onze fchepfclen ,
\'t een boven \'r ander, ftellen: de Vei^eldihg des
hemels is veel grooter , dah dc gehe van d\'aarde.
Gelooft niet dat\'er twèe goden Zyn ; gy zult anders
berou daar af hébben , en in de dag des Oordeels
O vati
yzij bcfchermmg berooft zijo. Uw Heer heeft u gé-
bodcDgeen ander , ci.au,hem t\'aanbidden, en uw
■ vader eiim<;\'ed ;r t\'eren : voornamehjiï in hun ou-
derdom. Zegt niet^tocben, dat hen bedroeven Ican,
..en cjuelt iiep idet. Spreekt tot hen raeceerbiedig-
hsit, veraciithet< niec , eo bid God dathy deernis
rncti-eii heb , g. lijk -/.y dicrms met u.hadden, toen
zy n in u.w jeucïu npbrrfchfea. Gad weet al \'t geen,
dat inp zielen IS. tiy fal bprmhattig lot u wezen,zo
gy hem gehoorzaamt. Geeft aan uw magen geen>
dathen toebehoort. Doetgoet aan d\'armen , cnaan
depelgrirns. Weeftniet quiftig: dec]ui{lgoedcn
zijn broeders van de duivel, die ondankbaar van
zyns.Heers weldaden is. Veracht d\'armen niet, fo
gy Gods bartnhartigheit begeert te vecktijgen.
Spreekt tot hen met vticndelijkheit, en ,poogt hen
,te verncKgen. Sluit u hatidcn nietgeheel\', en ihekt
hen ook met geheel uit: indien gy anders doet, zo
zultgy ongencughelijk daar over zijn. Uw Heer
,gs,efi ?fi beneemt zyn vyeldaden den geen,die \'t hem
jgoetdunkr, .Hy kent fijn volk, rn weet al\'t geen,
:aachetdQet. Doodukindsreh niet, uit vrees van
i^\'-\'oc ; Ik zal aan hen\'tgeen geven , dathennoot-
Zfkelijk is: de tnoprt der kinderen is een zeer grote
zonde. Vlied de hoercry , die vuil en opbetamc-
Iijk is. Dood.nicmant zonder reden, Wy hebben
geboden degeen te vervolgen, die, zyn naafte ge-
dooc,heeff: maar d\'erfgeuaam moet niet zondigen
met boosaardiglijk d oiifchuldige voor defchuldi-
ge te vervolgen. .D\'onfchuldige is in Gods bc-
fcherming. Neemtniec hetgoetder wezen , maar
draagt zorg voor hen, tot dat zy aan een befcheide
oud-er.;loni zyn gekomen. Voldoet uwe .beloften:
men zal daar af rekening van u eiflchcn. M<:et met
goede maat, en weegt met goed gewicht. Vcr-
Isc u nicc met het geen, dat gy niet weten moet.
Men zal u rekening ^feidchen van de zotiden, die
gy door \'t gehoor , door \'t gezicht, cn door de
gedachccn bedrevenhebt. Weeft niet hoogmoedig.
Gy
-ocr page 234-Gy au!r nimmer zo Jang als d\'aarde , nochZohoog
als de .bergen zijn. üelè zonden zijn zeer grooc
VooruHeer. \'c Iseended van\'tgeen, datbyuin-
gegevrn iieeft aan zyn volk te prekciv; zeg niec
dati\'ertwfc goden zijn; andernfis zult gy in\'t bel-
fcne vuut gebannen worden. Uw Heer heeft u i
mee alk de genen, mannen en vrouwen, die zyri
gebndeu gehoorzamen, tot zyn zonen en doch-
ters vctKoferi, gehjk d\'Engelen : Zegt echter daar-
om met dat God kinderen heeft. Wy hebben iil
d Alkoran al \'tgeen verhaalt, \'t welk nootwen-
digli)k dient aan \'c volk voorgedragen te worden.
Zeg tót hen : Indien \'er een god beneftens God is ,
zo aanroept de geen , die zyn zetel in de hemel
heeft. Gelooft zy God, hy heelt get n medegenoot:
hy IS zeer hoog en grbot. De zeve n hemelen lo-
ven bem , en al\'tgeen, dat op aarde is, verheer-
lijkt hem: maar gy.b.grijpt hem niet 5 -hy is goe-
dertieren e« barmhartig. Wy zullenu vande bo-
zen ailcheiden , hun hart verharden ^ enhimoren
Itoppen. Alsgy d\'Alkoran zult lezen, en tothert
zeggen dafer met meer dan een enig God is, zo zul-
len zy de rug keren , en met u fpotfen. Ik weet wat
zy begeren tc verftaan. Zy willen aah\'t volk het
woort der acgeceohtigen doen hmen , die zeggen
dat gy een tovenaar zijt. Aanmerk by wie Zy uge-
iijKèn. Zeker, zy zijn a ged%vaalt, en koimen dc
rechte weg met vinden. Hoé ! zeggen zy, wy zijn
vleckh en been sftilien wy opgewekt\'worden, cn
^euwe fchepfeJcn fijn Wie lal ons doen verrijfcn\'
Zegtot hen :Schoongy fteen,yfer , beenen vleefch\'
lijt, !o lal de geen , d.c u voor d\'eerftemaal geftha«
pen heeft, u doen verrijlen. Zy fullen\'t hooft tcoc«
u chuddcn , en u vragen in welke tijt fy opgewekt
ftvileo wordfn. Z< g5ot hen : Miflchien Wd haaft.
Als men u door Gods bevd uit her graf fal rccpen,
lo (uL gy menen ccn fpcrkortc tijt in de werrek ge-
wccfitchebben D\'orgdovigciifnlJen dan beji/-
iHcßdat dcduivd hen bedrrgen heeft, exi dat hf
O ^ \' hüä
hun openbare vyant is. Uw Heer kenr u alle: fa^
tal u vergeven of ftraffen naar hem goetdunkt.
Wy hebben u niet gezonden om hun belchermer te
wezen: uw Heer weet al\'tgeen , dat in de hemel
•cnop d\'aarde is. Zeker, wy hebben aan enige Pro-
feten gaven gegeven , dic wy aan anderen met gege-
ven hebben,- wy gaven \'t Plalmboek aan David.
Zeg tot d\'ongelovigen Aanroept uw afgoden,
die gy aanbid, en beziet of zy u van quclliug kon-
nen verloflcn. De genen , dic God aauroepeti, be-
geren by hem tc zijn. Wie zijn degenen, diezyn
goddehjke JVIajefteitnaaftzullen wezen, degenen,
die zyn ba.rmhartig\'neit verhopen, ofde genen , die
zijn ftraf vrezen J Zeker, men moet voor zyn fttaf
bevreeft Zijn. W^y zolietj voor de dag des Oordeels
alle de ftcden des werrelts verdelgen, en debozea
met ftreiige pijnen ftraffen : zulks is op de tafelen
gefchreven , die in de hemel bewaart woeden.
Niets heefc ons belet wonderdaden te vertonen, dic
van de ftedelingen van Mccha begeert worden, dan
om dac huQ voorgangers hen veracht hebben. Tc-
mod heeft de wonderdaat van de Kameel gezien ,
cn haar veracht. Ik zal geen meer wonderdaden
vertonen, dan om \'t volk ds helfche pijueu tc doen
vrezen. Gedenkt dat wy tot u gczcgc hebben dat
uw Heer al\'tgeen weet y \'t welk van alle de wer-
relt gedaan word. \'t Geen , dat wy aen u (inde
nachtreis) vertoont hebben , is om \'t volk te beproe-
ven , gelijk de vecvloekce boom, van de welk in
d\'Alkoran gefproken is. Daar zyn lieden, die \'t ge-
loven , en anderen , dic \'t niet geloven zulleD:maar
ik zal hen beproeven , om hun fchande tc ver-
meerderen» Gedenk dat wy aan d\'Engelen gebo-
den hebben zich voor Adam te verootmoedigen, en
dat zy zich verootmoedigt hebben; uitgezondert
de duivel, diegezegt heeft : Zalikdegeenaaobid-
die , gy van aarde gefchapen hebc ? Wie is de geen
dicgybo ven my geitck hebt ? Zeker, indien gy tot
aan de dag des Oordeels verwacht, zo zal ik zyn
geflagt verdelgen, uitgezondert dit kleiii getal, \'t
welk onder uw- bcfcnerming zal zijn. üwHeer
zeide tot hem : Van hier, de hel zal uwftraf zijn ,
cn ook der gener , die u zullen volgen. Bedriewdüor
uw woorden de genen , die gy bedriegen konc, ver,,
.\'eid door de goederen vari d\'aarde de genen, diCgy
verleiden kont: doe hen woeker plegen , en defon-
de van hoerery bedrijven. Zeg tot hen dat\'er geen
verni^ems noch Oordeel zal zijn. Al T geen, \'t welk
gy aan hen beloofc, zal oict dan ydelheit en leugen
wezen. Gy zult geen vermogen op de genen heb-
ben, die ray zullen aanbidden ; ick zal hen te-
gen u befchermen. Uw Heer doet het fchip
pp \'t water wandelen , tot voordeel van uw
koophandel. Als de ftorm u overvalt, word gy
van uw afgoden verlaten : God alleen kan u be-
Ichermen: cn als gy echter in de haven zyt aeko.
men, zo logheot gy zijn Eenheit, en vol^tuw
goddcloosheit. Meent gy dat hy de zee weêr ftil zal
maken? eneenvoorfpoedigc wint aan u zenden,
zogyhem niet voor uw bclchermcr erkent? Wift
gy u noch eens weet ter zee begeven ? Hy zal u een
Krachtige wint toezenden , die u met uw boosheit
onderdompelen zal; en gy zult niemant vinden,
die u tcgeii hem befchermt. Wy hebben veei
weldaden aan de menfchen bewezen , hen op
a^rdeenin zee geleid, met alderhande goederen
verrijkt, en boven alle dieren, dieop d\'aarde zijn,
bejoiiftigt. Verkondig hen de dag, in de welk ik al-
le volken van de wetreh voor my vergaderen zal,
met de Profeet, dic voor hen gepreekt hecfr. De
geen , aan de welk men Jiet boeck van de rekening
zijner werken in de rechte hant zal geven, zal zijn
rekening geheel lezen; hem zal geen ongelijk aan-
gedaan worden; maat hy zal-zaligwezen. De
geen , dic in deze werrelt blint is, zal oock ia
d\'andere werrelt blint zijn, en dc rechtc wech niet
zien Zy willen u afwenden van\'tgeen te doen,\'twelk
wy u ingegeven hebben, om u lafteringen tegen my
te doen, uitbraken: fo gy \'tdoet, gy fult van hun
O 5 vrien^
vrienden zijo. Indien wy gteen !<rachc aan u Êrej^c-
ven hadden, zy zouden u tot hun boosheicdoen o-
verbuigsi); indien gy \'t gedaan had , wy zouden u
zeer grote ftraffingen in deze, en in d\'andere wer-
relt hebben doen gevoelen. Gy 2oud niemant gevon-
den hebben , om u tegen ons te bdchermen. Hét
fchildc weinig, of zy hadden u\'te Medina yervaerc
gemaakt, on» u daar uit te doen trekken» Indien fy
u daar uit hadden gedreven, zy zoud. u niet laiigua
u daar gebleven zijn. Wyhebben voormaals onze
Profeten gezonden, om onze wet aan \'t voJk ce le-
ren. Gy zuk\'er niefste veraiideren vinden, Doe ti
gebed als de zon ondergaat, in\'c begin, enin \'t
einde van de nacht, en in de dageraar. D\'Engelen
zullen getuigen van uw gebeden zijn. Vctflijr een
deel van de nacht in \'c gebed ; dic zdeen vermeer-
dering van verdienfte wezen. Uw Heer zal u !n de
plaats van zijn heerl; jkheit beveftigcn : Zeg: Heer,
werwaarts ik ga, doe my met de waarheit ingaan en
uiigaan ; geefmy uw bewaring, Zegdar de waar-
heitgekomen , en dat d\'ydelheiV verdwenen is. Dit
boek zal\'t volk van zijn doling genezen, en op de
weg der barmhartigbfit brengen ,en \'t ongeluk der
ong lovigen vermeerdèrcn. Wyhebben de men-
fchen vermaant hun boosheit te verlarcn : zy heb-
ben\'t met gedaan , maar zijn wanhopig geworden ,
toen zy mee druk en hj len bezochc w\'ierden. Zeg
tot hen:yder van ons doe tien geen,dat herii belieft;
maar God kent de geen, die de reg-e weg volgr. Zy
zullen u van de ziel ondervrsgert. Zeg tothe^: De
ziei iseen wecking van God , die zeer weimg ken-
nis daar af aan u gegeven heeft. Zeker indien hy
wilde, hy zou u van de wetcnfchap , die hy aan u
gegeven heeft, beroven , en gy zoud niets vinden ,
dan zijn barmhartigheit, die u zou können
befchermen. Zegtothen: Schoon dc duivelen cn
menfchen te^en my vergadert waren, zo zouden
zy echter, niet een boek können maken , dac
iïiec d\'Alkoran gelijk is, Wyhebben ind\'Alkoran
Bezk
Gekl-
djm.
al \'cgecn geieert, \'t welk tot de xaügheir der men-
fchen noorzaakclijck is, \'c Grootfte deel van \'c volk
wijkt echter van de v/aacheit af, enzcgr: Wyzii!-
len u niec geloven , \'tenzygy {pringbronnea van
onder d\'aarde, en in deze plaats een tuin, met
palmbomen en wijngaarden verkiert, met becken ,
diein \'t midden ruiflchen , doe. voortk-omen , of \'t
en zy gy een deel der pijnen , diegy preekt, van dé
hemel doetafdalen. Wy zullen u met geloven, \'ten
zv God en d\'Eng, Icn u komen helpen , \'t en iy nw
hu!s van fiji) gout is, \'t en zy wy het boek der waar-
he.t, van dé hem el gezonden, zien. Wyg;elovcn
niet itjuwparkement, \'t cn zy wy een boek, dat
wy lezen konnen , van de hemel zien komen. Zee
tot hen: Gelooft zy mijn Heer; ben ik anders, ais
een menfch , van hem gezonden ? Wie belet de
menfchen tegeloven , dewijl men hen een ft\'ff-
man gezonden heeft, om hen in de wegh der za-
lighéit te geleiden ? Zy zeggen dar ghy een menfch,
en geen Engel ^ijt. Zegh tot hen : Indien
d\'Eiigelend\'aarde bewoonden. God zou aan he:i
een Engel hebben gezonden , om hen t\'onderwij-
zen: \'t is genoech dat hy getuig mijner daden tuf-
fchenuen my zy ; hy weet en ziét alles. Degeen,
dic van God geleid word , is wel geleid; endc «e-
nen , die van God verleid wordenzuilen nicmSit
vinden om hen op de rechte weg tc geleide?», f-lv ial
hen alle in de dag des Oordeels vergadö-en : z] bul-
len befchaamt, doof j ftom en blinc zijn , en tot
de helfche brant verdoemt Worden, om dat zy boos
zijn, enuitfpotgez.\'gt hebben dac fy vkèfch en
been fijn , en dat fy als nieuwe fchcpfeJen opacwekt
fullen werden. Zien fy niec dac God dé heinel en
d\'aarde heeft gefchapen? darhy\'ernoch meerkat
fcheppen ,cndathy een noojfchikkinggeftélt heeft,
die oncwijffelijk is , en nier miïïen kan .? D\'ongelo-
vigen hebben groot ongelijk, leg tot hen : Schoon
gy alle de fchatten des werrelts beiat, gy fond noch
vrefen koflen voor de dietsil van God te doen.oë
04 nunich
Zyn hant menfch is al ce gierig. Wy hebben aan Moifes ne-
xjiM (iok, gen tekenen van onze almachtigheit, by dc kinde-
d\'over- ren van Ifrael bekent,gegeven. Farao zeide tot hem ,
■vloejin^ dit hy een tovenaar ?ieker , zeide Nloifes, de-
dfr ze tekenen en wonderdaden, diegy ziet, komen
ren, de voort vaii God, Heet das hemels , en der aarde: ik
I^HMy^/u- geloof,, ó Farao, datgy van dewaatheit afwijkt.
nen, de Farao veilde hem toen mt Egypten verdajveo; maar
luizen, de wy hsbben alle de genen , die met hem waren, vet-
(likvor- dronketi, en aan de kinderen van Ilraël geboden
Jchen, het d\'aarde te bewonen. Wy^zallen heu in \'f einde des
bloet, de werrelts vergaderen, om hen naar hun werken te
vrees, en vergelden. Warelijk, wy hebben d\'1 Akoran uit de
dehon- hemel aanu gezonden, om de vreuchden van\'t Pa-
gernoott radijs te bopdlchappen , en de helkhe pijnen te ver-
^ex.ie de kondigen: wy hebben hem gezonden, op dat gy
Bedaoi. hem aan\'tvplfc zoud leren 5 wy hebben hem klaar
en verftanelijck gezonden , om hen naar dc
voorvallen te doen begrijpen. Zeg tot hen :
Geloof in hem, of geloof\'cr niet in. Toen
degenen, die degefchreve Wet weren, hcni
hoordeti lezen , bogen zy alle met ootrtioedig-
heit voor over ter aarde, en zeiden: Gelooft zy God:
\'tgeen, \'twelkhy beloooft, isontwijffelijk ; en
zija gebod isterftont uitgevoerc. ^y weenden, met
hetaangezicht vóórover naar d\'aarde gekeert; en
*t lezen van d\' Alkoran vermeerderde bon aandacht.
Zeg tot hen : Roept God aan, noemt God barmhar-
tig. A-lle zijn namen zijn zeer heerlijk. Maak niet
aan de werrelt kenbaar zo dikwijls als gy uw gebe-
den doet, of d\'Alkoran keft: en vreeft niet God te
bidden, ep d\'Alkoran te lezca Volg daar in de mid-
delweg > en zeg: Gelooft zy God; hy heeft geen
kint, geen medegenoot, noch geen befchermer,
om hem van verachting te bcfchotien: zij" groot-
iieit IS volmaakten volkomen.
\'•t Bpojtr
-ocr page 240-\'t Hoepdeelvaft \'t Hol, hegrypende hondert
e^ tien regels t te Mechagejchreven.
IN dc naam van de goedertiere ep barmhartige
God. LofzyGod, died\'Alkoran aanzijndie-
naar gezonden heeft, In dit boek is geen tegen«;eg-
gingi het leert de rechte weg, verkondigt aan d?
boïen datzy grote pijnen zullen gevoelen, en boot-
fchapt den vromen dat zy ccn eeuwige gclulczalig-
heit zullen genieten. Het verkondigt de helfche pij-
nen, voornamelijk aan degenen, die zeggen dat
God een kint heeft. Zy zijn\'onkundig, gelijk hun
voorgangers, Zy zijn hoogmoedig in hun redenen,
en fpreken niet dan lafteringen uit. Wiltgy u zelf
verliezen, om hun vo,etftappcn te volden? Zo zy niet
in d\'Alkoran geloven, zy zullen eens berou daar af
hebben,en zulks beklagen. Wy hebben d\'aarde met
al \'t geen, dat op haar is,tot voordeel der menfchen,
vercicrt j\'teen deel daar afisgelul^kigen vrugtbaar,
cn\'t ander woeft en ongebout.Geloott gy niet dat de
Slapers , die iu \'thol traden , en dat het papier, daar
hun namen op gcfchreven ftonden, van onze won-
derdaden waren ? Toen deze menichcnin \'t hol tra-
den , zeidenzy: Heer, geef ons uw barmhaitig-
heit, en geleid ons op de rechte weg. Wy hebben
hen toen enige jaren doen flapen, en hen opgewekt,
na dat zy enige tijt in dit kol hadden geweeft , om
tedoen blijken welcke vandetweegodsdienftendc
gerechtigftcwas. Ikzal u hun gefchiedenis in waar-
heit verhalen. Zy waren jonge mannen,dic de vrees
van hun Heer voor ogen hadden : wy hebi?en hen
veffterlct,enhungeloofvermcerderr. Toen zy by
d\'ongelovigen waren , zeidenzy: Onze^odisde
Heer des hemels, en der aarde, Wy zullen nimmer
n^jper dan een eoig God aanbidden ; anderfins zou-
den wy v^n de waarheit afwijckeu. Dit volck heeft
fonder reden d\'afgoden aangebeden. Wieisonge-
gsjechtiger, als de geen, die God laftert! Toen zy
O 5 yan
van d\'ongelovigen afgefcheidcn waren , iiebbea zy
niet,dan een enig God,aangebedeii. Treed in\'t hol.
God zal zijn barmhartigheit aan u doen blijken, en u
langs een gemakkelik eu angenaam voccpadgeleiden
Als de zen oprees,wierp fy haar ßrälen naar de regte
zijde van hun hol, en als zy onderging naar de flinke
zijde ,terwij.l zy in de ruimfl:e plaats van dit hol wa-
ren, \'t Is een van Gods wonderdaden. De geen, die
hy geleid, is wel geleid,en de geen, die hy verleid ,
zal niemant vinden,die byftant aan hem geeft, noch
die hem geleid. Mèencgy dac zy wakker waren? Ze-
ker , zy fliepen, en keerden zich nu op d\'een, en dan
Op d\'andere zijde. Aanmerk hoe hun hont zijn voe-
ten in dèzeoude ftene woninguitftreckte. Indien ie-
mant rot hen ingekomen was.hy fou hen doen vlu g-
ten , en vervaart gemaakt hebben* Wy wekten hen
eindelijk op ; en zy vraagden malkander , in welke
plaats fy waren,en hoe lange fy daar geweeft hadden.
Een van hen antwoordde dat zy\'er een dag of twee
hadden geweeft. Zyzeitleo tóen alle : God weet hoe
lang wy daar geweeft hebben. Laat ons ilaar de ftat
zenden , met geit, om bröot cn fpijs te kopen; hy
moet niet al re vreesachtig wezen , en zich aan nie-
mant bekent niaken. Indien wy bekent worden, zo
zullen zy ons doden, ofoBs dwingen hun godsdienft
te volgen, in de wel\'cke wy ceuwighjk rampfaiig
fouden wefèn. Dus hebben wy \'t volck tegen hen
doenopftaan, op dat het bekennen zou datu Heer
waarachtigis, toen hy feide dathy de doden fou
doen verrijfen. De verrijfenis is ontwijfiFelbaar, cn
nochtans twiftreedenen d\'ongelovigen ondar mal-
kander om de gefchiedenis der flapcrs, en feggen
dat fy een geheime plaats gcbout hadden, om
fich tc vertrekken ; God weet de waarheit daar
af. De ware gelovigen geloovcn dat fy geen ge-
bou hadden gernaackt , en d\'ongeloovigen feg-
gen dat fy vijf waren , cn dat hun Hondt de
fcftewas 5 fy fpreeckeu daar af uic waan: maar
dc
-ocr page 242-de ware gelovigen fcggRn diatfy ieven wärtn, endac
hun hont d\'agfte was, Zsg roc hri»: Mifri Fïecr wcc£
hoe Veel fy waren , mfiaf behalveo c5od i\'ijiv\'er wei-
nig,die \'t weten, Twijlïel niet tneer van dcgcfchïc-
dcnis der Slapers; de faak is kF.iar cn Bclcdnc, Twift-
reeden daar over niet meer tegta de Joden, en feg
niet: Ik fa! morgen dat doen, fonder daar By te feg-
genfo\'t God belieft. Gedenk aan Gód, na dar gy
hem vergeten hebt, en feg: De Heer fal my gelei-
deA V en de gelchiedenis der Slapers aan my Ieren. Ge/ai-
2,y bleven dnd hondert jaren in ditHol.Daar fijn lie-
den, diefeggen dat fy\'er negen hondert jäten fijn ge-
bleven. Zeg tot hen: God weet hoe lang fy daar gé-
wecfthebbén: hy weet al\'t geen, dat in de hemel,
I en op d\'aarde is; hy verflaat cn fiet alles. Hy illecn
befchikt alles; hy heeft geen medegenoot. Ver-
kondig het geen, \'t welk n Heer u irtgëgeven
heeft. Zijn woort lijd geen verandering. Daar
is geen fekerder toevlucht, als in hem. Woon
by de genen, die hem \'s avonts cn \'s ^ugtens aanroe-
pen , en die zijn aangezicht begeren tc zien : wijè
niet af van bun gezelfchap, zo gy vernoeging van\'t
leven dezes wcrrelts begeert te hebben. Gehoor-
zaam niet de genen , welkers hart wy.vetharf heb-
ben, endienict aan ons gedenken. Volg ,nief hun
boosheit; al \'t geen, \'t welk zy doen ^ is mets, dan
zonde cn misdrijf. Zeg rot hen : De waarheit koomt
van uw Heer voort. Degeen , dic wil, zaleesnvaie
gelovige, en de geen , dic wil, een ongelovige zijn.
Wy hebben \'t helfche vuur bereid, om d\'onrechr-
vaardigc te fl:ra{Fen,en ge vangeniflen om heu vaft re
houden. Zy zullen byftant tegcn\'t gclmolte tin ver-
zoeken , in\'twelkzy 5 gelijk in v;a!cr,gedompelt
zullen worden: dit zal hun aangezicht rooften, en
hun drank zijn.Ik zal de génen, die wel gedaan heb-
ben , niet van vergelding beroven: zy zullen de ge-
neuchtcn der tuinen van Eden, daar veel vloeden
vloejen, genieten. Zy zullen armbandeii yan
fijn gout hebben ; zy zullen met groén , fchar-
laken ,
-ocr page 243-laken,met weêrfchijnetide verwe gekleed wezen,cn
met een eeuwige gelukzaiigheit in zetels zitten Zeg
tot hen deze gelijkenis: Daar waren twee men-
fchen ; ik gaf aan d\'een van hen hoven , in de wel-
ken een grote menigte van vt uchten waren. Hy zei-
de uit verachting cot Zijn makker dat hy hem in rVjkr
dom en macht overtrof, en, ongelovig, en een
afgodendienaar zijade, trad in zijn ruinen,en zeidc;
Ik denk niet dat dit ooit zal eindigen; zy zullen
lang ftaan zonder te vervallen. Zijn makker zeide
tot hem : iijdien gy niet erkentdac zulks vanGod
voortkoonit ,cn indien gy ondankbaar tegen de
geen zijt, die u va.n (lijkgefchapen , en u menfch
gemaakt heeft, zultgy uw hoven haaft bedor-
ven vinden. Zulks koomt yoorc van God.mijnHcer,
dic geen medegenoot heeft; alle feracht en waar-
heit koomt van zijn goddelijke Majefteit voort.
Schoon ik minder goet heb, dangy. God kan my
fi^oonder vruchten geven, dan degenen van uw
taiacn, of dc donder zenderi, die hen verdelgen
?al 5 hy zal hetj met regenwater vervullen, dat hen
omringen zal, en beletten u daar byte komen. De-
ze ongelovige vond des uchtens zijn tuit en tot aan
de wortel bedorven; hy was zeer bedroeft om de
Jtoftcn , diehy gedaan had , in hen te havenen, en
zeide: Qch dac ik d\'afgoden niet aangebeden had.
Hyzal oiemant anders , dan God vinden , dic hein
in dcdagdés Oordeels befchermen kan. Alle be-
fchcrmi.ng en genade koomt van zijn goddelijckc
goetheit voort; en \'t euide der vromen zal geluk-
zalig zijn. Zeg tot hen deze gelijkenis : \'t Leven
des werrelts is gelijk de regen, van de hemel geval-
len, die de kruiden van d\'aarde heeft vervar(cht,cn
weêr groen doet worden , en \'s uchtens droog wa-
ren gelijk kaf, dat va^j dcyint weehgedreven word,
God isalmacbig. De rijkdommen en kinderen zijn
de versiering van dic leven i maar dc goede werken
zijn eeuwig, en aangenaam aan God, en doen
oiflS zijn genade vcrhppen. . Gedeni?aan dc dag, in\'
■ dc
-ocr page 244-de welk dc bergen fuilcu voortgaan, cn in dc
welk gy d\'aarde geeiTent lult fien. ik fal in defedag
degocden en quaden vergaderen, cn niemanc
wootiien weigeren. D\'ongelovigen fullen de
Heer bidden dac hy hen beige; maarhy ial tot hen
feggen: Gy lij c naakt tot ons gekomen, geiijck
wy u voor d\'eerfte maal hebben gefchapen. Gy
hebt op d\'aarde gelooft dat\'er geen verrijfcnis was.
Hy fal dan aan yder het boek geven, daarm de re-
kening van hun zouden gefchreven ffaar, Gy zult
de bozen van vrees zien trillen. Zy zullen zeg-
gen : Zre hier ons verhes. Wat is in dit boeck }
Het begrijpt huh veigecfFchjke en hun dodelijcke
zonden, en ontdekt hun gebreken. Zy zuilen \'ï
ge al van alle huu misdaden voor hün ogen vinden.
Uw Heer doet niemant onrecht aan. Gedenk dac
wyaan d\'Engefen geboden hebben zich voor Adam
te verootmoedigen, en datzy zich verootmoedigt
hebben, uitgezonden de duivel; die in \'t getal der
El.gelen was i hy was zijn Heer ongehoorzaamj
Adamen z jn nakomelingen hebben hem echter
gehoorzaamt, fchoon ny hun openbare vijant
en inzonderheit der ongelovigen is. Aanmerckt
gy nier dac God de hemel en d\'aarde, enoock u
gefchapen heeft, eu dat hy niet behoefde van a
geholpen te worden ? Gedenk aan de d.ig, in de
wolk men tot d\'afgodendienaars zal zeggen :
Roept nw afgoden , die gy aangebeden hebt, om
vergifFenisvanuw zonden te verkrijgen. Zy zul-
len hen aanroepen, maar niemant zal hun gebe-
den verhoren. Wy hebben hen verdelgt. De bo-
zen zullen \'t vuur zien , daar fv invallen fullen,fon-
dcr iemant te vinden, die hen bergt. Wy hebben
den menfchen in d\'Alkoran veel gelijkeniflen ge-
lectt: de bozen vloejen echter over in verfchillen,
en twiftreedenen te veel. Wie belet het volck tc
geloven, dewijl hen eengeleide, omhenop de
rechte weg te geleiden v toegekomenis? Indien fy
geen vergUïcpisbyGod verzoeken,zo fal hen \'t geen
overkomfiBj
-ocr page 245-o.vsr.kotncii, \'c welk aan hun voorgangers, en te
^eder overgekomen.is; zy zullen zïciubarehjk ge-
ftrftic worden. Jk zend dc Profeten niet, dan om dc
vreu<;hden van \'t I^aradtjs te boodfcfaappen , én dc
;helfdic psijaen te verkondigen. D\'ungclovigea
.twiftjc.\'denenonnuttelijk, om de waarheit cc ver-
d.uiaercn : Zy fpo-ten met mijn gebeden, en met
^ ,h,ec ,hclf<ïhe yuur. Wie ongercciuigcr dan de geen,
dte de gebóden van zjo Heer weec, cn hem niet gc-
(hooizuint. en de ve.lede zonden verbeet? Wy
Jicbbenbunfiart verhard ; Zy zullen de Schrift niet
begrijpen. Wyhebben hen d\'oren geflopt 5 zy zul-
lea aicts verftaan. Schóón gy hen op de rechte weg
l-oept, zy zulleii hemjuiet volgen. Uw Heer is
goedertieren en barmhartig. Zohy Hen naar hun
verdicnftc ftrafce, hy zcu hen vaerdiglijk vcrdcleen
i^y wrwacht de ctjc, in de welk hy belooft hen te
flrafFeri. 2y zullen niema nt vinden , die hen bc-
^ciiermen kan. Wy ,hebben dc ftedcn vertlelgt.tficn
der zei ver inwoonders ons vergramden, cn hebbeti
dcdag vatihuüondergatiggeftelt. GedenkdatMoi-
,fes toe z5jQ dienaar zeide: ikzal zonder ophouden
.arbeiden , toe dat ik dc plaats gezien heb , daat de
twecz;een te zamcn vergaderen, fbhoon ik een
eeuw lang voortrekken zou. Toen hy aan deze
,pl43ts gekomen was, hebben hy en zijn knechc hun
vifcii vergeten ; hy had zijn weg in dc zee gcoomcn.
Ma dat zy enige tijt gegaan hadden , kreeg MoiféS
honger, en verzocht feten aan zijn knecht, dic tot
hem zeide: Hebc gy\'tgeen gezien, \'t welk bydc
Khpgfibeurc is ? Ik heb onze vifch vergeten: de dui-
vd beeft my hem doen vergeten; hy heeft wonder-
lijk ziju weg üi de Zee genomen. Deze klip is dc
plaats die wj\'zoeken:Zykeerden I,eide wcér terug,
cn gingen a! koutende voort tot aan deze klip, daat
zy esn van onfe dienaars vonden , die wy met onfe
weidaden bcjotiftigc, en aan de welk wy de weten-
fchpppen irig^gövenhcbben. Moifes feide tot hem :
iaat my toe dac ik u vojg, op dat gy dc wetcnfchap-
A L K O R A lf ut
.pf il aan myjeert, én inj daar in ppd^rwijft.Hy anr-
woordde : Gy CuU^geei) ge-tuk nicc mj konneu
Kebben. Hofiöudgyióuneo gedult hebben , \'om
eenfiing te verftaan, \'c welk noch niematit ter wer-
reh geweten heeft ? Moifes leide : Gy jfuit my iccp
geduldig vinden ; j|c fai u niec ongcihoorfaam ii]n.Hy
.^ancwoojdde:.liidiengy my volgt, fo vraag niets ,
en luiftcf alleenlijk naar \'tgeen, dat ik tot u feg-
gen (al. Zy gingen te,fameu wech , cn tóen ij la
defchuit waren î^rakh^\'er een plank af. ,Moifes
ieidc tot,hem:,Hebtgy défc fchuit gebroken, om
onstedoen verdrenkcn.ïdatis V.reemt. Hy ant-
■ -yvoordde weêr : Heb ik u niet gezegt dat gy geen
■gediält met my kondchebben Moifes antwpordde
aan,hem : \'Vcirpnçfchuldig tny , enbedroefmy niet;
ikJiad hetgeen vergeten , \'twelk gy aan my gebo-
dciifhebt. Zy gingen, beide vandaar, tot datfy een
kint oncmoetcp,\'.t .welfchy doodde. Mpif«
hem : Gy hebe een ipnfchuldige gedoot, die nicmant
gedqQC had : gy h;bt^ecn ding ged^ao» dat buiten re-
den is, en niet goctgekent moet wordep" Àly ant-
woordde wççr a^n i^oi\'fes ; ,Heb ik nniet gefegt
d;icgygeen gcd^ic met my foud konnen\' hebben ?
Moifes feide soc Hem : Verfchoon^tpy nocheens)\'in-
dien jk u weêr icLS vi^aag, foyerUac my. Zy ver-
volgden hun weg, tot\'datiyaan cçndprp quamen,
daar d\'inwûoîîdsrs,broot aan hen .weigerden. Zy
ontmoctrctr in.dcfc,ti;cçcn gebro}cc roMqr, die hy
weer opmaakte:\' .Moifes içide tor hem,? Men fou u,
Jogy gewilt had ybe^lthcbben, oip defe muur
Wéér op tc maken. Hy ancwoordfle aan hém": .Nu
d^n ,,fie hier onfe fchcidpl.aatî; jfcfal u echter\'tgeen
verklaren, \'c welkgy gacrne lerca foud.\' Defe fchuic
behoort twcearme meufchcn tpe, (jie in dc fee ar-
beiden, om hun-koft te winnen, ::^k wiide hem qpe-
pen,om h;m voor defe armcjieden tc-bçwaren.om
d^t\'er een oiigelovig yorH.yyas, die de goede fche •
penmctgewelt tot,fijn dicn^Uiâm. Dirkint,\'cwclfc
ik.gedoor.heS» ,is een ,3fgodeafiien>iar .cmkiiit van
cetï
-ocr page 247-ëen waar gelovig vroom mati. Wy vreefdcn dat het
21)11 vader zou doen zond igeh, en hem tot zijn do-
ling en ongeloof aftrekken zou : de Heer heeft het
door Zijn goetheit willen verdelgen, om zijn vader
van zijn boosheit te bevrijden. De muür behoort
twee weeskinderen van deftattoe I daar onder is
een fchat, dic hen toebehoort. Hun vader was eéo
vrootiï inaov God wil door zijn goetheit dele fchat
voor hen bewaren, totdat zy een bcfcheide ouder-
dom bereikt hebben. Hy wilde öok dat ik\'t geen
doen zou , \'t Welk ik gedaan heb. Daar ziet gy dc
verklaring van\'tgeen, \'twelkgy gaerne wift. In-
dien lemarit u haar Alexahderdc Gröot vraagt, zo
vertel zijn gefchiedenisaaii hém.Wy hebben op aar-
de aan hem al \'t geen gegeven , dat hy begeerde. Hy
is gegaan tötaan \'t Weften, daar hy een fpringbron
vond, die vaneen man bewaart wierd, de welk tot
hem zeidé-.O Alexandér, ftraf de menkhen met het
doden van hurï ligHamenj met ^avefny, en met ge-
vangenis. Hy antwoordde : Ik /aï d\'ongelovigen iri
deze werrelt doden ; ea de Heer zat hen in de hel
ftraffen: maar dé vromen zullen de hecrhjkheit van
\'t Paradijs genieten. Ik Zal tot de bofen fepgen dat
God aan ons het geert , \'t welk wy begeerden, ge-
geven heeft.Daar na vervolgdé hy zijn weg , tot dat
hyaan de plaats quam , daar de zon rijft, en bevond
dat zy in eeh lant rijft, daar men niéts vind om zich
voor haar hitte te bedekken,- fo is \'t, Wy lecrdèn aah
Alesaridcr dé middclèn,onizig voOr haar hitte te
dekken ; en hy vervolgde zijn weg tot dat hy tulleti
twee bergen quam, die van ccn volk bewoont wier-
dea,\'t welk een taal fprak, dic hy naauwehjks ver-
ftaan kon. Zy zcidèntot hem : O Aleiander,Jagog
co Magog verontreinigen d\'aarde: Kont gy tuÏTchen
hen cn ons een verhindering ftellen,om te beletten
dat fy by ons komen?God,fëide Alèxander, heeft my
de middelen niet gegeven otti fulks te doen: Maar
help my met u magt.lk fal tullen hen en u een fterke
fcheidiiig zetten.Gccft my yzer,d3t dé ftenen deur-
fuijdetï
-ocr page 248-"ï\'juen kan , omtuflchen de twee bergen te tim-
Wieren, endeweg, die ben fchctd , te verfterkeni
B\' altdan , als\'tjzerop de ftcnen treft, om vuur
t\'ontilekrn, cn giet\'er gefn-öite koperiti, pm de
ftcfien cn \'t yzer ic zamen te binden. Indien zy ko-
Ticn j zo zullen zy de be gniet konnen deurboren,
noch de weg vu.den , om lot u re komen. Dit is ten
|i~nft, dic Godaan ubewijft. 2ijnbeiöfrenkoncen
met mülen , als d\'uur gekomei. is. Hyiswaarach-
tig in \'i geen , dat hy beloofr. Wy hebben hen met
malkander latên vermengen: Wy zullen henille
vergaderen, als de Trompet zal k\'inken. Wy lul-
len dan de hel voor dc bozen openen, en ook voor
degenen, died\'Alkoran niet hebben willen zieti
nocb horen, Menen zy dat de genen , die my aan-
bidden , hüri goden lïji\') ? Wy hebben de hel be-
tfid.om hen tt ftraffen. Zeg rot hcn:Zal ik o \'t geen
verhalen, \'t vveis den verlote menfchcn overgeko-
men is? Hun werk:h zijn onnut in deze werrelt,
fchoon zy menen wel te doen.Dc goede werkenlijn
onnut voor degenen , die de geboden vsn hun Heet
veracht\'.en , eo die nier m dc verrijzenisgeloven..
Men bel-oeft voör hengeen evenaar in dedagdes
Oordccisi Dehelzal hun vonii gzijn, omd<itzy
met onfe, en met onzer Apofteiencn Profeten gebo-
den fpotten. De vromen zulien eeuw,gl jk, zonder
óphouding tulTchen beiden.de wel kiften van\'t Para-
dijs i.eniei\'cn. Schoon de zee ink-t was , om de won-
deren van mijn Heer te fc!.rijveh,zy fou eer,dat> fijn
Wonderdaden, een einde nemen. Zeg tot d\'onge-
lovigen : Ik ben een menfch gelijk gv : God hèeft
aan my gehert dat\'er niet dan een enig God is. Dc
geen, die in de verrijzenisgelooft, betjaerftigt zich
om goede werken te doen, cn aanbid niet meer,dan
een enig God , die zonder mt degenoot is.
\'t Hosftdeehan May ia, beirijpendf achtèntnegentig
regels, te Mecha^^ejchreven.
Ndc naam van de goedertiere tn barmhartige
God. Ged is een vergelder cn geleider ( det
i" vrornén]
■ vroïiteiimik, wijs en waarachtig. Zacharias,
ïnv Heers dienaar , gedacht aan zyn genade, toeu
hy in \'c heimelijk, ayu Heer bad , en zeide ; Heer,
mijn gebeente is zwak geworden, en mijn hooft is
wit van ouderdom. Heer, ik ben nooit in mijn
gebeden afgezet of geweigert, verhoor mijn gebed.
Ik vrees dat de geen, die na my komen fal, uw
Wet zal verketen. Geef my sen zoon ^ om op my
te volgen, die mijn erfgenaam zy, erfgenaam van
Jacobs ftam, en die u aangenaam is. O Zacharias,
ik boodfchap u dac gy een zoon zult hebben, Joan-
nes genoemt: Niemaut is noch met deze naam ge-
noemt geweeft. Hy zeide: Heer, hoe zal ik een
zooa hebben; mijn vrou is onvruchtbaar, en ik
ben al c\'out. Mea atjtwoordde hem: De zaak zal
wezengelijkikuzeg: zy is gemakkelijk voor de
geen , die u gefchapen heefc. Hy zeide: Heer geef
my eenig teken van mijns gemalins zwangerheit.
Hy zeide tot hem: Gy zuk in drienachceu met fpre-
ken. Hy vertrok toen uit fijn bedeplaats, en gaf
aan \'t volk een teken van \'s avonts en \'s uchtens hun
gebeden te doen. O Joannes ,begryp de Schrift met
Éezi\'e yveréngeoegentheic. Wy gaven aan hem van zijn
I^tabel kintsheitaf de Wetenfchappen, de goedertierent-
ïfswr. heic,liefde, godvruchcighcic, en degenegentheit
tot vader en moeder, en niec het gewèlt, end\'on-
gehoorzaamheir. Wyhebben de dag gezegent, in
de welk hy geboren is,de dag,in de welk hy fterven,
en de dag, in de «elk hy verrijfen zal. Gedenk aan
\'cgeen , \'t welk van Maria gefchreven is. Zy ver-
trok zich eer zijde naar \'ï Ooften, in éen plaats
van haar magen af,en nam een hoofcdoek, om zich
te dekken. Wy zonden aan haat onze Geeft in ge-
daante van een man. Zy was \'er af vervaart,en zeide:
Godfal my vaoubafchiitten , zogy\'fijn vrees voor
ogen hebt. Hy zeide toe haar: O Ma ria! ik ben een
bode van God, uW Heer, die een werkelijke en
voorzichtige zoon aanu zal\'geven. Zy antwoord-
> de; Hoe yal ik een kint krijgen, zonder een man aan
te
-ocr page 250-te raken ; Ik wil niet onkuifch wezen. Hy zeide:
\'c Zal zijn gelijk ik tot u zeg; \'t is licht te doen voor
uw Heer. Uw zoon fal een hewijs fijn van Gods al~
machtigheit, en van fijn bcfondere jonft tot de ge-
nen , die in fijn goddelijke Majefteit geloven. Zy
wierd bevrucht:\'en vertrok zich eenige tijt ineen
plaHts, van\'t volk afgelegen , daar zy defraartet]
van de kinderbating aan de voet van een palmboom
gevoelde en leidê: Hoe ! ben ik niet doot ? waar-
om ben ik niet in \'c getal der vergete lieden ? D\'En-
gel feide tot haar: Bedroef u niet. God heeft een
beek onder u geftelt. Schudde voet van defe palm-
boom , de dadels zullen vallen. Vergader hen, eeÈ
en drink, en wafch uw ogen. Zfg tot degenen , die
u ontmoeten, datgy vaft, en dat gy een belofte
gedaan hebt van tot niemant te fpreken, voor dat
uw vaften vervult is. Haar ouders bejegetiden haar,
terwijl zy haar kint droeg, cn feiden tot haar : Ö
Maria, zie daar een vreemt ding. O Aarons Zufter,
uw vader heèft u nier geboden quaat te doen; en
uw moeder was niet on cuifch. Zy gaf aaii haar kint
een teken van hen t\'aotwoorden.\'Hoe, feiden fy,,
fal een kint, dat in de wieg legt, fpreken:Haac kint
ifitak toen.cn feide:Ik foen Gods dienaati hy heeft de
Schtifraan my geleert, my Profeet gemaakt, in alle
plaatfen gefegent,en my geboden hem te bidden.Hy
heeft my de fiiiverhcit alle mijn leven lang aanbevo-
len,en daar by mijn vader en moeder t\'eten.Hyheeft
my niet geweldig, noch boosaardig gefchapen. Ge-
looft zy de dag, in de welk ik geboren ben , de dag
.111 dc welk !k ftcrven , en de dag , indewélk ik ver-
rijzen zal. Dus fprak Jefus, Marias zoon, in der
waarheit, van de welke gy twijffelt. God prijft niet
dc redenen der gener, die zeggen datGod een kint
heeft. Gelooft zy God; a!s hy iets wil, zege hy: Zy,
en \'t is. Hy is mijn, en uw Heer: aanbid hem , \'t is\'
de rechte weg. Daar zijn lieden,, die ren deze op-
zicht verfcheiden van gevoelen hebben geweeft:
Maar ramp i? oyer dongelovigen , die iu de dag
P Z dsl
«8 MAHOMETS
des Oordeels rampzalig zullen zijn, ü\'ongelövig^a
ziji) opeatlijk vandc tschce weg aigew ken: zogy
hendc hellchc f>ij;ien , en hun on wciciuheu ver-
kondigt, zo zulkn/,y u niet horen, Wv zij l Mee-
ftcrs van al\'t j^een , dat op aarde is, en bevelen al-
les naar ons bclu-ven, Zyzulleneens voor ons ver-
gaderen, oni geoordcek tc woidcn. Gedcckaan
\'tgeen, \'twelü: vat» Abraham gelchreveiiIS. Hy
, was een vroom man, en Profeet, en zeide tot fijn
vader: Aanbid met bet geen, dat nic: zier, niet
verflaat, en niet nut aan ü kan fijn. Ik weet het
geen» dar gy met weet. Volgmy, ikzil u op de
rechte Weg gelerden. Aanbid de duivel niet, hyis
God ongehoorzaam ; anders vrees ik dat God u
ffraflen zal, en datgy in\'t gcial der verlore lie-
den zult wezen. Hy antwoordde hem :Ü AbrahamI
verwerpt gy myg iden? Indien gy nicc van reden-.n
verandert, ao zil ik u ften^gen ^ wijk van my voor
een laoge ijc. Abtaham ze.de: Gcd wil u inblazen;
ik zal hem voor u bidden. Hy is zeer goet, en zal
mijngfbed verhoren, Wai zult gy aanbidden , als
ik vanu geweken fal fijn ? Aa.ibid God, mij:» Heer,
en uw gebeden zullen verhoort worden. Hy vfeck
van hen, en aanbad een en;gGod. Wy gaven aan
hem twee zonen, Ifaak en Jacob , beide\'Profeten.
Wy gaven aan he n 011 le genade . en een wclfprce-
kendeen waarachtige tong. Gedenk aan\'rgeen,
dat van Moifes gefchreven is: hy was een vroom
man , onze Profeet een Bode Wy hebben hein
van de rechte z jde des bergs Sinaï geroepen , hem
by ons doen komen, en onze geheimeniflen aan
hem\'gdeert. V/y hebben door een bezondere gs-
nade een Profeet rot een broedsr , Aaron ge-
naamt, aan hem gegeven. Gedenk aan \'t geen,
\'c welk van Ifmaël gefchreven is. Hy onderhield
naaukeuTiglijkhet geen , dat hy beloofde. Hy was
een Profeet en Apofiel van de H; er. Hy preekte de
reinigheit, en beval den menfchen dikwijlshun gc-
fesdentedoen, en was fïj\'n Heer aangenaam. Ge-
denk
denk aan \'t getn , \'t wt]k vsn Enoch gefchseven is:
hy was een rechtvactdig man , en Pro eer: wy heb-
ben hem H, etn zeer hige plaats opgeheven. God
heeft zy ji genide aau deze litdi n onder dc Profeten
van Adan.sgeflachr, onder de genen , diewymeE
Noah m d\'ark deden gaan , onder de genen van
Abtah ims en Ifmaëls gedacht, en ond r degetiCHs
die wy vergadert, enopd^rechtc weg geleid heb-
ben, gegeven. Toen men hen de wondr^rdadeui
van de barmiiarrige verhaalde, bogen zy zich vooc
over, en aanbadeo hem met de \'rranen m d\'ogen?
Hun nakomeliiigen hebben hun voetftappen verla^
ten, dcWct vcrzaekt, cn hun begeerlijkheden ge-
volgt; maarzy zullen in \'t heHche vuui geftoien
woidèn, uitgezoudcrtdegtnen, die zich zuilen
bekeren, eii goede weiken doeo. Zy zuilen in
\'t Paradijs inti eeden ; cn men zal hen geen ongelijk
aandoen: maarzy zuilen in \'t Hof van Eden intree-
den. \'t Geen , dac yan dc Barmhartige beloofc
word , is vatt en zeker. Zy zuilen, in \'c Paradijs
niets horen, dat hen nys haagt : zy zullen de groe-
tenisder Engelen vetflaan , cn \'s avonts en\'such-
tens al\'t gten hebben , dat zy begeren. Zodanig
is \'t ParaJijs, \'t welk Godaan\'fijnfchfpfeiea geefct
die zijn vrees voor og. n hehben. Ik daal niet ym Gelaldpi
dchemeiaf, dan door toelating van uw Heer; hy ze^t dat
is de mecfter onfer werken in dc hemel .^nopd\'aar- Mahomet
de ,en van al \'tgeen, dat tuflchen beide is, Hy heek aan d\'En-,
uniet vergeten: aanbid hem ,611 volhardm uw bid-«/Ga-
ding. Kencgy icmauc-, die gelijk hy genoemc Word.^ïnW
De menfch zegt:, Hoe ! zM ik fterven , en weer op- klaagde
gcwekc worden? Hy aanmerkt niec dar God hem dot re
van niecsgefchapen heeft. Ik zd eens d\'ongelovi- lan^ge-
gen en duivelen vcrgideren , en voor dc deur wan de hieven
hel op hun kniejen doen verfchijnen , en aldcrhan- -was fon-
de ongeluk op hen werpen, om daczy hun boosheit der hem ft
ïot hun Heer vermeerdert hebben. Ikkende genen, bezoeken,
die verdienen in de hel gebrant tc worden : mea
?al hen daar in ftoten. Dic i? een yonni? , zcu
P 3 ge-
gereclitiglijk door de Heer gegeven. Ik zal de vro-
men bewaren , en den ongelovigen verbieden voor
hun afgoden te knielen. Toen d\'ongelovigen en
veel der gelovigen mijn geboden hoorden pceken,
zeiden zy onder malkander, dat zy op een beter
weg Waren , dan hun naalle. Hoe veel van hen heb-
ben wy in de voorgaande eeuwen verdelgt, die ri j-
kerdanzy, ea geveinsden gelijk zy , waren ? Zeg
tot hen: God verlangt den afgedwaalden \'t leven ,
op dat zy hun dolingen zouden kennen , enkennis
van de pijoen, die voor hen bereid zijn, verkrij-
gen. Zy zullen de genen kennen, dic d\'ongeluk-
kiglien zijn, en de genen, die de zwakften in hun
geloof, en minfl: ten dienft van zijn goddelijke Ma-
jefteit hebben geweeft. God zal \'t geloof der gener,
die de rechte weg volgen, vermeerderen; en dc
genen, dic hem gehoorzaam zijn , zullen zijn
genade genieten. Hebt gy op \'t bedri j f der bozen ge-
nierkt? Zyvtagen ofzy na hun verrijzenis rijkdom-
men en kinderen zullen hebbcn.Wilt gy het toeko-
mende weten? Wilt gymet de Barmhartige vfer- \'
drag m^ken ? ik zal \'t niet doen. Ik zal al \'t geen,
dat zy zeggen, opfchrijven , en hun elendeo vcr-
detk meerderen. ïk zal hen in deze werrelt al \'t geen ge^
Gekleiyn--ven, dat zy bigeren; enzy zullen naakt Czoudcr
fchattenen kinderen ) verrijzen Zy hebben d\'afgo-
den aangebeden , om hun bcfcherming te hebben.
Zeker, zy hebbenin deze aanbidding gedoolc: zy
zullen hen verzaken, en in de dag.des Oordeclshun
vijanden zijn. Ziet gy niet hoe wy de duivelen tege n
d\'ongelovigen gezonden hebben , om hen te vetlei-
den i Wees niet ongeduldigom hengtftraftte Hen:
zy zullen in de geftelde dag geoordeelt worden.
Gedenkaan dedag , in de welk ik alle de vroinen
in Gods tegenwoordigheit zal vergaderen , en alle
debozenindehelftoten: hun gebeden zullen niet
verhoor: worden , uitgezondert der gener, die dc
beloften , de welken zy aan de Barmhartige deden,
volbragthebben. Zy fciden:Gc!ooftgydacGod ccn
kint
-ocr page 254-kintheefc ? Gy zegt wat vreemts: \'t verfchiîde wei-
nig of de hemd en d\'aardezouden zich daar orage-
openc hebbed , en de bergen, mcç hun gehele on-
deigang , geYaüen zijn- Zy riepen God ; God de
ZoonGod heeft met geeo fcint te doen. Al \'f geen,
\'t welk in de hemel, en óp d\'aarde is, aanbidhem.
Hy weet het getal, en de rekening van alle de din-
gen des werrelts. De menfchen zullen ip de dag des
Oordeels ■voor hem vergaderen; en de ware gelo-
vigen , die goede werken doen , zullen van zijn
goddelijke Majefteit bemmt worden. Wy hçbben
d\'Alkoran, in uw taal gefchreven, aan u gezon-
den, otTi de geneuchten van\'t Paradijs aan ,de ge-
nen, diemijn vrees voor ogen hebben , te bood-
fchappen, en den genen, die mcï hardnekkigheit
tegen\'tgeloof twiftreedenen, de helfche pijnen te
verkondigen.Hoeveel bozen hebben wy inde voor-
gaande eeuwen verdelgt ? Hebt gy van hen hooren
ijjreken? Hebtgy van hun geheugenis hooren ge-
wach maken.? f-
\'t Hooftdeel der Zaligheit, e» der Hel, begrijpende
hondertyijfendartigregels, te MechagefChreven,
WaardeLezer, deMahometanen hebben dit Hooftdeel
Tthé genoemt. Dit zijn tiSce letters van \'t Atabifcb^ab c,
te weten Tf en He. In deze pjaats betekent T^Ttetó«, dat
is ZaUghéit, en He betekent Haeihe , dît is de Hel- üefie
d\'uitiegging en verklaring van Gelaldyn , en van de Be-
daoi. Zy hebben dit het hooftdeel der Zaligheit, ender
Hel genoemt. \'
IN de naam van de goedertiere en barmhartige .
God. Wy hebbend\'Alkoran niet aan u gegeven,
om u te quellen, maar om haat aan de vróomen
voort te leren. Hy is u van de geen gezonden , dic,
de hemd en d\'aarde gefchapen heeft. De Barmhar-
tige zitin zijn fctel; al\'tgeen, dat in de hemd, en
op aarde, dat tuflchen beide, en onder d\'aardeis,
behoort hem toe. Hyweetuw gedachten. Hy weet
|.ecgeen, dat gy verborgen houd, en dat gy open-
P 4 - baart.
bajft. God , daar is met meer dan en g God: alle
de heetlijcke nimen des werrelrs-bein/rciiaanh ni.
Weetg\'y de geichiedeius vin Mbifcs ? Toeii hy\'e
vuurzïg , zcide hy lor z jngezni: Blijf hier ihau ,
ick zie een groot vuur , z-^i\'cr u een vonk)!^ ^an
Jtneêbrengeii , en daar in dc r^ch e weg vinden.
Toen hy daar by gekomen was, wierd tot hem ge-
Ze^t: O Moilesjikbenuw Heer, treic uw Ici.oc-
nen uit > gy zijt ui \'t heihg dal van Tol\' Ik l,eb a
onder mij 1 volk verheven: hoor mijn vvoort, en\'
onding nijmigeving. Ik ben God : d arisgecn
Gi>d , 4lsik Aiiibid aiy alleen, endoe uwgebc-
deii, gJijk geboden is. D\'uur ^ dic aan de werrelt
onbekcntis, nadert, in de welke ik yder naar zijn
werken vergelden en ftraifcn zal Zie ü«e dat d^ bo-
zen u niet van de rechte weg sfleide«: n dicn gy hun
begeerte volgt , zo zult gv verloren z,ju : gy hebt
my dir niet gezworen. Moifes antwoordde i Heer,
ik zal my naar u voegen , en op m ijn ftok leunen:
ik zal\'er de vruchten der bomen meê flaan, om herf
op rai|n fcudJe ied(>e s vallen. Ik h.ebsioch een an-
dere wijze oni mijn fchaperi mer deze ftok tc voe-
den : ik zal hem gebruiken om hen van quaat te be-
schermen , en te bewa.reti. God zeide tot l^em : O
Molles, werp dez-e ftok op aarde; ziedaar, een
fiaog, zykruiot ; neem haar, en «ees\'er niet af
vervaart, ik zal haat weêr tot haa; ee fte ftaat doen
keren. Trek uw hant wech, en voeg hem onder uw
arm ; hy zal, zonder enig quaat, eü zonder pijn ,
wit worden, cn blinken. Du zal een zeker teken
yan mijn eenheit zijn. Ik zal de wonderdaden van
m ij 3 al inachrigheit aan u vertonen. Ga naar Farao ;
hy IS in i;en zeergrote doling, en van de rechtc weg
afgeweken. Moifes feide: Heer, verheug mijn hart,
en maak deze zending licht: ontbind de knoop van
ftiifivtong , opdatzymijri woorden verftaan. Geei
Aaroii aan my , om my in dit voorval te helpen , op
dat ik u loof, cn uw roem hoog verhef. <»y z\'jt al-
ken onze befchermer. God zeide: üw gebed is vse-
" \' ■ ■ fcoorts
hoort; wy hf-bben tcttijis genade aanubewezcü,
toen wy uw moeder ingegeven hebben dat,zy uin
eenkiÜjeZ\'iu zetten, cu u in de vloet de Niji wet\'
pen. \'c Water wierp n aan d\'oever, daaifaiaou
wcchnain. Ikdcê dathy n bemiodc, otn zorg voor
rij)jn volck te dragen. Toen uw zufter naar oj Hng
van\'tgeen vernam , dat u overgekomen was , zei-
de zy: Wieza! ons brengen daar hy u? Wie zal
onstocde geen geleiden, die hem bewaart ? Wy
hebben u tot uw moeder weêrgezondcn, om haar
tranen te ftuiten , en een einde van haat drocfheit te
maken, Gy doodde een man } wy vciluften u vao
dchaiic uwer vijanden , en beproefden uw volhar-
ding. Gy bleeft enige tijt by d\'inwoonders van Ma-
dian. Daarna hebben wyn gezonden om onze ge-
boden te verkondigen. Ik hetju verkozen. Gi met
uw broeder naar Farao, en lieg niet aisgy van my
fptcekt. Hy is van de regte weg afgedwaalt. Spreekt
beide mer zoetigheit tot hem ; hy\'zal miflchen naar
ü luifteren, cn voor\'t helfche vuur bevreeft zijn. Zy
antwoordden: Heer, wy vrezen dat hy otis pijni-
gen,cn tegen ons opftaan zal God zeide:Vrecft nietj
ïkzal njctu wezïn. Hoort war hy zeggen zal-, merkt
opzijn bedrijf. Gaat by hem, en zegt: Wy zijn Bo-
den van d\'almAchtigc God: ontfla met ons de kin-
deren van! fraëi,«n c]uel hen niet meer, Wy Z\'jn hicE
door\'t bevel van God,uw Heer,gekomen. Dezalig™
heitis voor degenen, die de re\'gre weg volgen ,cnde
verdoemenis voor degenen, die zijn wet lafteren ,
en vat) zijn geboden afwijken. Farao zeide tot hen :
Wie is nwGod?Moifes zeide: Mijn God is degeen,
die de weneit gefchapen héefr, en die dc menfen op
de regce weg gelen. Faro feidt: Wat wet hebbê de ge-
nen onderhouden, die voor u geweeft zijn?Wat zijn
fy geworden? Moifes antwoordde: God weet in wat
ftaat zy zijn. Niers is voor God verborgen, Hy heeft
d\'aarde nitgt fttekt.en de wegen gemaakt.Hydoet dc
regfn vandchemeUfvaüen, e» de plante!T,kruidea
«Rvrugtepj diegy eet, en die uw kudden toeden,
P 5 voort"
Toottkotnen, Defe dingen zijn tekenen van zjm
almachtigheitby de genen, die heti begrijpen. Wy
hebben u vin aarde gefchapen, en zuilen u weêr toe
aarde doen kereu, en u eens weêr te voorfchijn doen
komen. Wyhebben onze wonderdaden aan Farao
vertoont,- maar hy was ongelovig , en verachtte
hen, en zeide: O Moifes,\'zyt gy gekomen otn
ons, door uw tovery, uic onze ftaten te verdrij-
ven ? Ik zal een wonderdaat, die mee d\'uwege-
lijkis, aan u vertoonep. Laat ons een plaats en
dag ftellen, om by malkander te komen. iVloifes
zeide : Verkies, zo gy \'t goet vind, de dag van
uw vietEijt, \'t volk zal met de opgang der zon kon-
nen vergaderen. Farao vertrok na deze redqi. Hy
vergaderde alle zijn liften, en quam ter geftelde
dag en uur mee de zijoen op de befcheidc piaats.daat
Moifes was, die tot hen zeide: Ramp is voor U;
lafter God niet; hy zal degenen, die hem lafteren,
flrafFen en verdelgen. Faraos volk was vetfcheidcn
van gevoelen in\'t geen , datzy te doen hadden. Zy
hielden hun voorneeroen verborgen, cn zeiden toe
Farao: Deze twee mannsn zyn tovenaars ; zy
willen door hun tovery u uit uw. lant verdrijven»
en uw onderzaten van u godsdienft afleiden. Ver-
gader u liften en krachten, en verkieft bequame
lieden om. regen hén tc twiftreedenen; defe dag zal
gelukkig voor de geen zijn,die verwinnet word. Zy
zeiden; O Moifes, wiltgy eerft uw flok op d\'aarde
werpen , t»f fuilen wy d\'onfe eerft neêrwerpen?Hu3
gordels en ftokken ftonden op door hun tovety , te-
gen Moifes , en Virandclden. Moifes fprak zachcclijk
binnens monts jmaer wy zeiden tot hem :Vrces niec,
gy zult verwinner zijn: werp de ftok, dic in u reehte
hant isjop d\'aarde,hy zal \'t geen,dat zy gedaan heb-
ben, verflinden;\'t is niets,dan tovery, die geen voor-
deel, noch vernoeging geeft. Faraos tovenaars
bogen zich toen voor over ter aarde, cn zeiden:
Wygelovcn in Aarons en in Moifes God. Farao
2d<Je tot heil.: Gelooft gy in hem zonder- mijn
ver-
-ocr page 258-yetlof? Moifes is uw roecfter; ik fal u de rechte
voeten, en de flinke handen , of de rechte handen,
en de flinke voeten doen afhouwen, en u aan de
voet der palmboomcndoen hangen, op datgy be-
kennen zult, wiedeflrengfle in fijn ftrafïipge» is,
of ik, of Moifes God. Zy zeiden: Hebbeiï de won-
derdaden u niet bewogen, die gy gezien hebt ver-
fchi jneu ? Dcgecn, die ons gefchapen heeft, doet
dingen, die gy niet vermoogt te doen. Uwmachc
flrektzichalleenhjk in deze wecrelt uit.\' Wy ge-
loven in God, onze Heer, die oos onze zonden
zal vergeven, Gy zijc oorzaak van dat hy ons , met
onze tovery, verwerpt. Hy is machtiger dan
gy , en eeuwig. De hel is voor d\'ongelovigen be-
reid : zy zullen geen ruft vinden, noch in hun
leven, nóch in hun doot. Maar de vromen » die
goede werken doen , zuilen eeawigli jk de geneuch-
ten der hoven van Eden genieten, daar veel verma-
kelijke vloeden vloejen: zodanig zal de vergelding
det genet wezen , die van hun zonden gezuiverr
zijn. Wy zeiden tot Moifes: Trek des nachts uit
met mijn volk, cn maak ccn droge weg voor hen
in de zee. Vrees niet dat uw vyanden u achterhalen
zullen , en dat gy zult verdrenken. Farao zal hen
volgen met zijn benden: maar ik zal hen alle itT
de zee verdrenken , en hem met zijn volk doen af-
dwalen; hy fal de rechte weg niec volgen. O kin-
deren van Ifraël, wy hebben u van uw vyanden
verloft , eu u naar dc berg van Sinaï geleid. Wy de-
den Manna en quakkelen opu afdalen, en feiden:
eet van degoederen, die wy aan u gegeven heb-
ben , en weeft \'er niet ondankbaar af; anderfios
fal mijn gramfchap op u vallen. Dcgeên, opde
welk mijn gramfchap valt, fal in \'t hel fche vuur ge-
ftorc worden. Ik fal barmhartig tegen dc genen
fijn , die fich bekeren : die goede werken doen, en
de rechte wegvolgen. O Moifes, wie >heefc u ge-
parft van uw volk te wijken. Hy antwoordde: Zie,
daaris\'tj het volgt mijn treden j ik ben voor ui t-
gegaan.
-ocr page 259-gegaan» orn uw geboden t\'iij.fangen. Wybeb-
bc j mv voik na uw vertrek van u vcrvrecmt; cn Sa-
mery i cefnicf van de rechte weg vfrleid. Hy keer-
de met g; ore gramfc.iap weêr naar zijn volk; en
i^eide: O volk , had God niet alderhande vernoe-
ging aan u belooft? Hyhe f, uit oorzaak van uw
zonden, d\'tjicwiik ng zijner belohcn vctlangiU.
Wilt gy datzij\'.grimrchip op u valt? Waatoin
heb .gy ^Cijeo "t geen gedaan , \'t welk gy belooft
hebt? Zy z rdeii: wy hebben uit o.iz- cige bewe-
ging ni>;t leg^n onze belofte gc laan, Wy hebban
dezwaarfte versieringen van\'t volk genomen, en
hen in \'t vuur g\'^worperi.Sa nery wierp felf hen daar
in.cn maak;e\'i iighaam van -en bjlkeni kalf.en lei-
de ^otdeg-tign van aijn gevolg: Zie daar uw oud,
Moifes God,die hy vcrgcicn heetc Z -gen zy niet dat
dit krflf niet toi henfpt.jk,en dat her ge;n mag had
om hen goec of quaat aan te doen? Varun had voor
Moifes komft rot hcngezegtiO volk,gy waart Hoor
dit kalf verleid. Deöatmharr ge IS u God t-n Heer;
vo!g iny en gehoorziam rny Zvzeiden: wy lullen
hitr blijsei) ,totdat Moifes weê gekeertis. Moifes
zcide m zijn wcêrkeenng tot Aaron:wie heeft u be-
let my te volgen,toen gy zaag. dat zy vanGods weg
afwccken ? Waarom fiebi gy, 6 mijns mocdeis
Z004],my ongchporlaam geweeft? Aaron feide:Trck
mynietby de baart, nog by \'thairsikvreefde datik
u mishagen zou,fo ik dc kmderen vanlfraël ïerhet,
cn fo ik u gebod ongehoorzaam was. Moifes zeidc
totSam.\'iy:Wat was u vo®rnee.men?Hy antwoorde:
Ikzag\'tgeeti.dat van\'cvolkmet gezien Word; ifc;
nam een hantvol aarde uit de voecftappen van Gods
Bode, ea maakte\'rdcgeftalre van een kalf af, het
fcnonnll:e,dat ik oou gezien heb. Moifes zeidctot
hem:Gi,vertrek van ous;gv zult de gehele tijt van n
leven de teg -nwoordig-ieit der menfchen vlieden,en
tot hen zeggcn;Nadert my niet, raak my niet. De,
tijt van u ftraffing is geftekiey zult haar niet fchu-
wea.Aanfchouu vaUche Goei,aanfclioudit kalf, \\
weiJ?gy aangebcdcn^hebt.lk fal\'t doen verbranden.
étid\'afchin zee vetweipen. UwGod is een en^g
God: daar is geen God, dan de God , die ailes weet.
Dûs verhaal ik de vcïlt d dingen. Wy hebben d\'Al-
koran aan ug^gveii. Dcgct»en,diehcm verwerpe%
zullen in de dag dts Ooi deels i/Un p^k dragen , en
eeuwiglijk g\'pijijig: worden. Ik zal i,eu Ct s^s reke-
ning van han pak aieülchen , en hen alle mcE hun
fchâlkhrden vcrgideren, Als de trompet zal klin-
ken,zullei zy malkander vragen hoe laiig zy m de
werrelt Lebben geweeft, Cl zeggen dat zy\'er r-iet
meer dan tien dagen cp tien nagtcii geweeft hebben.
Ik weet al "c geen, \'t wt Ik zy zullen -neggen- De wij-
ften onderhen zullen ztgj^etidaizy\'cr luec langer ,
d»n een dag,hebben geweeft.Zy zullen u van de ber-
gen ondervragen Zeg tot hen: God zal hen affchcu-
ren , CU met d\'aardegeüjk tnakeh ïgyzulc hen ge-
cfFent en ve nedert zi -o. De menleo zullen dan ion-
der marren degeen volgen die hen tot het algemeen
Oordeel zal roepen,-en zy zullen zich voorGod ver-
ootmoedigen Gy zult iii de^e dag flaa uwe cn oot-
moedige itemrnen hoteu : maar de gf beden zuilen
in deze dag onnut zijn , ui-ge-zondert der gener , die
aan God behagen , aan de welke hy toelaten z.tl te
fpreken. Hy wce^ al \'t geen, dat de menfchen in de-
le werrcUdcsen , en al "tgeen , dat henind\'andere
werrelt overkomen zal; maar zy weien \'c nrc. Zy
zullen zich voor de levendige en ecuivigeHeer ver-
ootmoedigen,en \'t hooft laten sakken. Alie d\'onge-
lovigen zullen verdoemt zijn,en de vrc me ware ge-
lovigen,die goede werken gedaan hebben , zul!-.rn
niet voor d\'ongeregtigheirvrefen.Wy hebben d\'Al-
koranin d\'Arabife taal gefonden: hy Icert^onfe ge-
boden aan de menfchenjfy fuilen miilchien de boos-
heit vrefen.Hy fiil hcn\'t geen leren,da\' fy doen moe-
ten. Verhef de hecrlijkhcit van God de koningdes
werrelts :hy is de waarheit zelve. Parsu zï\'lt niet
tot d\'Alkoran :e lezen ; tot da gy hem wel begree-
pen hebt. Zeg: Heer vermecuier mij» wetcnfchap.
Wy hebben voormaals san Adam verboden van de
v^rbede vrucht t\'ecen^ hy hecfc ons gebed vergeten:
ik
-ocr page 261-ik heb geen volharding in hem gevonden. Gedenfe-
datwy totd\'Ecgclen hebben gezegc dat zy fig vooc
Adam zonden verootmoedigen. Zy hebben zich
verootmoedigt, uitgezondett de duivel, die \'t niet
heeft willen doen.Gcdenk dat wy tot Adam gezegt
hebben: De duivel is uw vijanc, en ook vijant van
uw gemalin.Hy zal zijn pogingen doen, cm u elen-
dig temaken, en om u beide uu hec Paradijs, daar
gy geen honger, geen dorft , geen hitte, nog geen
koudehebt,tedoenvertrekkei].Deduivelbekoor-
de hen, en zeide : O fldam , ifc zal u naar de boom
der Eeüwighcil, eenfchat, die nimmer vergaan
zal, brengen. Zy hebben beide van de vrucht van
deze boom geëten, en bekenden toen hun onreinig-
heit. Zy begonnen bladen van bomen te nemen,om
hunnaakthcittc bedekken. Adam was zijn Heer
ongehoorzaam, en is elendig geworden. Hy ver-
hoorde hem echter , verg.t hem , toonde de rechte
weg aan hem, en zeide: Vertrekt vijanden van mal-
kander uit hst Paradijs. Ik zal u namaalseen gelei-
de zenden ; de geea , die hem volgt, zal niet afge-
dwaalt, maar zalig zijn. Doch de geen, die af-
dtvaalt, en niet in my gelooft, zal rampzalig in
de werrelt, en in de dag des Oordeels vetblint zijn,
en in deze dag zeggen: Heer, waarom hebt ghy
my verblint 5 ]k had een goed gezicht, toen ik in
de werrelt was. Ik vergeet u heden, gelijk gy m ijn
geboden vergeren hebt; ik handel d\'ongelovio-én
dus. De pijaén van d\'andere werrelt zijn zwaarder,
dau de genen van d\'aarde,. en duren langer. Hebben
d\'oügelovigeijgeeo vrees, alszy aanmerken hoe
veelmenkhesswy in de voorgaande eeuwen op
d\'aarde verdelgt jiebben? Hun ramp zal aan dege-
nen, die wijs zijn, fot een vooibeclt dienen. In-
dien uw Heer niet gefegt had dathy de fttaffirg der
boïcn tot aan de gefielde tijt Hitfl:clde,zofou hy hen
airée verdelgt hebbcn.Heb gedult, en verdraag hun
redenen.Loofu Heer eer defonoprijft,cenuurvoor
de iwgt «r zy ondergaat,en in \'rciude van de dag 5
gy
-ocr page 262-gy zult het geen doen , dat aangenaam aan hem (ai
wei.ea. \'t Leven der werreit is lcho®n om u te be-
koren ; maar de goederen van uw Heer zijn beter 5
en eeuwig. Beveel aan \'t volk zijn gebeden ter ge-
ftelde tijcte doen ; en wees niet ongeduldig tegen
hen. Ik vraag itom geen rijkdommen : ik zil zelf
u verrijken; ^n eindelijk zal \'t Paradijs voor de vro-
men zijn. D\'ongelovigen zeiden: Indien ( Maho-
met) nier enige wonderdaat van Gods wegen doet
verfchijneu, en de verklaring der boeken onzer
voorgangers niet weet, zo.zuiltu wy niet in hem
geloven. Wy hebben voor ziju koomft veel bofen
verdelgt, die zeiden: Heer, zogy een Profeet aan
ons had gezonden, wy zouden uw geboden heb-
ben onderhouden ,eer wy befchaamc,en.mec fchan-
de vervult wierden.Zeg tot hen: Yder verwacht zijn
einde:Verwacht; gyzult eens degenen kennen ,
die de rechte weg volgen,en die niet afgedwaalt fijn.
\'t Hooftdeel der Profeten, he^rijpenie hondert en
twaalf regels, te Mecha gefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. De dag genaakt, in de welfc\'c volk re-
kening van zyn werken zalgeveii: maarhet denkt-
\'er niec op, en wijkt af van Gods geboden. Indien
zy hen horen, zo fpotten zy\'er meê: Zy begrij-
pen hen niet, en houden hun guade voornemens
verborgen. Is Mahomet geen menfch gelijk gy ï
Zegt gy dat het een tovenaar is ? gy ziet het tegen-
deel. God hoort al\'tgeen, dat in de hemel,en op
d\'aarde gezegt word, en weet alles.Zy zeggen:le-
ker , Mahomet heeft het geen , dat hy zegt, ge-
droomt , ofverdich^: hy is een Dichter; wy zul-
len hem niet geloven , zohy niet enige wonder-
daat doet verfchijneu, gelijk de Profeten deden, die
voor hem zijn geweeft. Wy hebben veel fteden ver-
delgt , om dac hun ftedelingen ongelovig waaren.
W>hebbenvooru geen anderen gezonden, dan
menfchca, die van ons ingeblazen warsn. Vraag
hec
20.
he: dcgehfn, aandc Wf lk"n voorniaals de kentn\'s
Tan dt gtlchreve Wee w,is gegeven. Zo gy \'f n et
, zy Wdrtn ricnl. hen , die aten en diO\' ken,eri
ft tv n aioeften. Wy hfbt>cnhtn \'t geen volbracht«
da. zy aan oüs bcloott hadden : wy hebben hen mee
degeijeii,d;egeloofden , behouden, tn d\'ongelo-
vigen verdelgt Wy hebben aan u een boek gczon-
den,iim ut\'iaid twjien ; verftaat gy\'t > Hoeveel
ongelovige ftcdcii hebben wy verdelgt ? hoeveel
nauwe volken hebbm wy in hun plaats geftelt. ?
Toeo zy onfi» ftraffing gevoc-lden,kof n zy de vlogt.
Vlied nietjmaar ke n weêr naar \'t geen, dac aan u
aangeoaam heeft gcwtcft , keprt weer in u huizen;
millchieüzuhgy iiochnaar de rijkdommen van
d\'aarde wcnfciien, Zy zeiden: Ramp is over ons :
wy hebben onj^elijk. Zy fprakc n dus, toe dai zyver-
dc!g. wierdet). Wy hebben de l emel enaardé, en
ai \'f gcs\'H dat nlfchen bewc is , ine; gefchapen om
daar meê le fpo !e.): n tien w) gewilt hadder, dat
ipcii op aarde Jaar m-,ê ipotreii zou, men zr^u\'er
ook lilde herne\' meé p fpot hebben.- !d tegendeel,
ik ftelde waarheutvg nd^ leugen, om hem tè be-
fchamcn , gelijK zy hem wareiijk befcl aamt. Ramp
z -luovetkon ei., UH ooiz ik vsn u lafteriDgeii. Al
\'tgeeii, \'t welk m de hemel , en op aarde is , bc-
hoortaati God. D\'Engelen fchamen zich nier hem
l aanbidden :Zy loven iicm dagen nacht, eo verhef-
fen z ji) hserlijkhcitzonder laffering. D\'ongelovi-
g\'n aanbidden goden , die van aarde gemaakt zijn.
H- bbti) zy vermogen om iets te fcheppen »Indien\'er
in de lemd, of op d\'aarde een ander God was, zy
zouden mer wc.1 overeenkomen. Gelooft zy God,
dif He^-r van -1 Heelal is. \'t Geèn , \'t weik van d\'on-
g lovigen verhaalt word, is niet wsarachtig.God
VfaagfnietomTaat,alshy iers W\'I doen, gclijck
de eewoonte der menfchen is.Zullenzy ccn ander
God,als hem aaiibidden?Zegtothei]:Brei)gt u ,be-
wijsrt denen by ;ziedaar\'t g<ren,dat wyaan u re zeg-
g\'-u hcbbcnjZie daar onae redsnen, cn dc genen, vati
anie voorgangers. Zeker , \'c grootfte deel van heri
Ke.it dc waarheit niet, én wijkt \'er van af. Wy heb-
t en aile de Profeten , die van ons gezonden zyn,in-
g geven dat\'er niec dan een enig God is , die men
aanbidden moet. Zy zeiden: Gelooft gy dat d\'Enge-
Icn Gods kiudereti zyn ? Gelooft zy God; in tegen-
deel, zy zyn zyo fchepfelen: hy bemint hen. ^y
ipreken met, dan naar zyn begeren , en gehoorza-
men tgeen, dat hy aan hen beveelt. Hy weetal
tgeen, datzy gedaan hebben, en doen. Zybidden
voor iiiemam zonder zyn toelating, en vrefen hem
te mishagen. Degeen, die onder hen zal zegden ,
Ik ben God in plaats van God, zal in \'t helfche vuut
geiioten worden. Ikhandei dus d ongelovigen.Wé-
tcn zy met dat de hemelen en d\'aarde.gefloten wa-
die wy hebben doen afvallen, aan alles\'t leven ge-
gevea Zullen zy niet fin mijn Eenheit) geloven?
^\'y hebben bergen gefchapen , cm d\'aarde te be-
Jctten zich te bewegen : wy hebben\'erxuimeen bre-
0e%vcgen gcma.ikc voor onze fchepfelen , met de
iiemd bedekt, en van vallen bevrijd, en nochtans
verachten zy onfe geboden, \'tlsde Heer, diedc
d g en nacht de maan en de zon gefchapen heeft.
Wv\\ tl" ^yn>pn)zen en verheffen hem.
aY/^r^" ge\'chapcn, om eeuv^iglijkop
aacde e biyven. De menfen zullen aile de doót La-
Kcn. Ik zal u door \'t goet en cjuaat beproeven. Gy
zult alle voor my vergaderen , om rekening van uw
bedrijfaanmytedoen. D\'ongelovigen fpotten met
ni f ƒ ^\'r"\' " daar degenen,die met
onjgodep fponen. Zy gehoorzamen niet Godsge-
bod.n:i:y heeft de menich var, fli,k gefchapen; eifhy
2a! d mcwcrkingen van zyn almachriglfeit aan 11
doen verfch,inen.Weefi niet ongeduldig L de ftra f-
nng der bozen te zien „die zeggen : Wanneer zal de
"^g des Oordeels zyo \'Indien zy \'t wiflrn, fo zouden
dL\'r M \' van hun rugenaai<gefigt, vcrivi jderen.Defe
"S Ui hen verraflchen,en hen verfclirifcken als fy\'er
^ minfl;
nihjftöp c?enken. ly können hem niet vertragen 5
énzyzüiicn vaii belchermmg berooft wezen. Ze-
ker, zy hcbbe\'i niètde Profeten, die voor uge-
was\'tzvn, gvipot: maarzy fijn naar hun verdien-
ften geftraft. Zeg tot hen: Wie anders als de Barm-
harcige , bevirdart u dag en nacht ? Gy verwerpt ech-
ter ZyM geboden. Hebbio zy een ander God, als my,
die hen bewaren kan } Hün goden können zich fe!-
venniet befchermen. Ik zal hen niet befchtitten,
en nochtans zal ikhen verrijken, gelijk ik hun va-
ders verrijkt heb :ik zal hun leven verlangen , óm
hen op aarde teftraften Bevinden zy niet dat hun
ftatcti, door uw vetoveringen , van alle zijden ver-
minderen ; Zijn zy duS verwinners ? Zeg tot hen :
Ik verkondig aän u \'t geen , dac God my ingegeven
hcefc : maar de doven zullen de vermaningen , die
nen hén doet, niet horen. Als zy een weinig van
Gods rtraflïngen bewogen zyn , zegg-n zy: O ramp!
wyhebben ongelijk , caiyn ongerecbtig. ikzalin
de dag des Oordeels han werken W£ g«n , om aan
liicmarit de zwaarte van ecO mofterczaac ongelijk
aan ce doen: ik zal zeer naau rekenen. Wy hebbert
gan Molles en aan AaronhecBoek gegeven , \'c welk
het go\'ecvan \'c qiiaac Ichcid , en hen bevolen onze
geboden aan de genen te doen , die onze vrees voor
ogen hebben. Dit Boek is gez-gent i en van onzent
wegen gezonden : \'t word echter van d\'onge\'ovigén
verworpenen verdoemt. Wy hehben voormaals dc
rechre weg aan Abraham geleert, eii bekcfit dat hy
een vroom mai! was, Gedenk dat hy tot iijn vadet
en volk g- zeg: heefc: Wat afgoden aaiib d gy ? Zy
ieidcn: Wy hebben bevonden dat onze vaders !-en
aanbaden, ffy zeide tot het^: Uw vaders ën gy zyc
Jtoteltjks afge Jwaalt. Zy ze\'.dc.i: Zegt gy de waar-
Teir, \'f but?i c uy-Hy ze"idc:Zekér,uw Heer isde Heer
dc\' hemelen,en dec aarde^ik zweer u dat hy hen ge-
fchape.: \'. heef .Na dat.hy defö afgodendienaars over-
tuigt had , zeide hy : By God , ik zal tegen uw afgo-
den ooiiogca. Hy heefc ken , in hun aiweezen,
met
-ocr page 266-filet de bijl gebroken , uugezondèrt dc grootfte af-
god , aan de welk hy zijn bijlbmg , eh zeide:Mif-
lchien zullen zy dezebefcbuldigen van dat hy d\'ati-
dere gebroken heeft. Zy, in hun wecrk^cring hun
afgoden gebroken ziende, zeiden: Wie heèft bn-
ze goden dus gehandelt} Hy is een goddeloze: wy
hebben gehoort dat\'ér een jongeling is, Abraham
genoemt , dié met hen fpot: Breügt hem voot
d\'ogen van \'t volk; men zal tniiïchien getuigen vaii
Mijnbedrijf vinden. Zy zeiden tot heöi : Gyhebt
onze goden dus misliandelt. Hy zeide : Integen-
deel, \'c IS deze grote afgod. Zy vraagden ondeE
malkander of deze afgoden fpraken , ehofzy be-
weging hadden. Zy keerden daar na weêr tot zicli
zeiven, en zeiden tot net volk: Gy hebt ongelijlÉ
vandat gy deze afgoden aanbid. Zy wierpcii hen
met hét hooft tegen d\'aarde,èn zeiden: O Abraham,
gy hebt wel bekent dat zy niet fpraketi. Hyant-
Ifoorde: Waarom aanbid gy dan \'tgeen, \'twelÈ
O noch goet noch quaat aandoen kan? Gy veront-
reinigt u met hen, in plaats van God,aaD te bidden.
Kent gy hem fiièt? Zy zeiden toen: Verbrand Abra-
ham ; en laat ons onze goden befcherttien , zogy
vroom zyt. Maar wy hebbenaah \'t vuur geboderi
zijn kracht te verliepen , en Abraham tebcwaren.
Zy wilden hem pijnigen, maar wy hebben hen ver-
delgt. Wy hebben hem gelijk Loth bewaart, efi
in\'t gezegende Lam gebracht. Wy gaven aan hein
Ifaak cn lacob , en hun kints-kinderen , vrome
lieden , en ware gelovigen, om aan \'t volk de weg
der zaligheit te leren. Wy hebben hen ingegevcQ •
goede werkèn re dóen, ter gefteldè tijt tebidden,
de Tienden té betalen , eb ons aan te bidden. Wy
gaven aan Loth de voorfichtigheit en wetenfchap»
en verloften hem van d\'inwoondèrs der ftat, diede
fnoodftenvah d\'aarde waren: wyJ)ewezen or,ze
genade aan hfrm , om dat hy een vroom man was.
GedehkaanNoah,endathy ons voormaals aiigeroc
pénhéefc. Wy verhoorden ftjn gebed > cóycrloftcn.
a- i • b«ïi »
-ocr page 267-m MAHOMETS
ixm.eiiaüedt gcn.u , dic met hem m d\'Ark Wa-
ren , van een g out gevaar, Wy verlofien hem van
de hancder büz n , die wy verdronken hebben. Gé-
denk aan Dav;d en Salomon, die recht in \'t velt de-
den , daar de kudden van \'t dorp by nacht zonder
harders irigekomen waren, Wy zyn getuigcii van
hun vonnillcn. Wy leerden aau Salomondegcrcc\'n-
righeit, en given aan hemde voorzichtigheir c/i.
wetenfchap. De bcgeu hebben ons me\' David
aaagebeedcn , cn dcj voog;;lei5 ons met hem ge-
locft: wy waren by hen, toen zy ons loofden. Wy
hebben aan udswijle van zj-n geleert, om utegen
de noot te befchuttcn : gy Zalt my miflchien daat af
bedanken. Wy geboden a. nde vrinden Salomon te
gclioprzaraen ; en wy weiea ai \'t geen , dat hy ge-
daan heeft. De duivelen geUoorzaamden liem , en
doken inde zse , om gelfceenten voor hem re vif-
fchen , en a beidden noch in andere dingen : doch
wy verhinderden h?n in de menfchen cjuaat aan te
doen. Gedenk aan job , die zija Heer bad , en zei-
de: Ik ben in g- ooE lijden. Gyzyrde B.innhartige
der barmharcigen. Wy verlioorden hem , en ver-
loflen hemuitzija lijden, Wy gaven onze genade
aan hem, aan zijn gtzin , cn aan de genen, dic
. , „ methem waren, d,egedult hadden , en in my ver-
Veikafd „ouden. Gedenk aan Ifmacl, Enoch, Delkafcl ca
y Zacharias: zy volhardden in weldoenwygiven
j aza hen onze genades om dat zy vroom wären.
. öof^, üooT- Gedenk aan Jonas, dic fijn volk met gramfchap ver-
^bclel- ^jg,.. hy geloofde dat ik niets tegen hem kon doenj
maarhy nep in de duifternilTen, en zeide: Daar
isgeeoGod, alsgy. Gilooft zy u naam. Ik heb
ongelijk gehad van dat ik u vertoornt heb. Wy
verhoorden hem , en verloflen hem uit zyn onge-
luk. Dus befcherm ik de waregdovigen , alszy
my aanroepen. Gedenk aan Zacharias, die zyn
gebed cieé , cnzeide: Heer, ik weet dafter wer-
relt geen beter erfgenaam, is , dan gy zyt, laat my
echter niet zonder kindereu flerven. Wy verhoor-
«J«R hem , en gaven aan hem ccn zoon, Joannes
mialit.
g"noemt, enmaakicu zyn vrou vrnchcbaar. Alle
defe Profeten gingen vaardi^^lijk voort tot weldoenj
en riepen o; eaan me; ootmoedighfit, met bsoeer-
te vanonzf genade te ve: kriigeit, en met vrees voor
de helfche pijnen. Geoeii; a«n Maria, welks buik
ik gezegeiifheb. Wy hebben onze geeft h.aar inge-
blazen , en aan haar een zooo , een wonderdaat in
de werrelt .gegeven. Uw wet is e; n enige wet; en
ik ben alleen uw God. Aa<-,bid my , cn weeft niec
boos. Gyzuicailc voormyfv-rgaderen, omgeoor-
deek te worden. Ik zai dc ware gel ovigen, die goe-
de werken gedaan hebben , bcfcnermen; en \'c geen»
da: zy doen opfchnjven , om ken te ve.fgelden.
Ramp is over de fteden, die wy verdelgt hebben ,
huninwoonders zuhen «iet weêr in de weneit ke-
ren, toe ciaidedeurtoch.. voor Jagogen Magogo-
peiiis , eu datzy v.\\a plaaifen , die boven d\'aaVde
vei heven zyn , koniieii li pen. De dag des Oor-
deels zal dau naderen ; en de beloofde waarheit fal
niec verre zyn, en \'t gezichrder bezen ontroeren,
Zy zulkn zeggen : Orainp, wy zyn elendig ; wy
hebben di. ongeluk nier voorzien ; wy hebben
groot onrecht dat wy God vergraniden. Men zal
tot hen zfggen : Gy hebt, in plaats van God, niet
dan\'t branchout van dehel , daar gy i» gcftoit fult
worden, aang beden. Indien nw afgoden goden
waren, gelyk gy geloofr hebt, zo zouden zy niec
in de hel zyn geraakt. Zy , en de geoen , die hen
aengebcden hebben, zullen eeuwiglijk verdoemt
wezen. Zy zullen zuchten en kbg-n, eniiietge-
hoort worden. De gsnen , die in \'t Paradijs zullen
zyn, zullen van hen afwezen, en hunnehuilcn
gekerm niet horen : zy zullen ceuwigh\'ik het ecen,
datzy begeren, genie, en- \'t Geknji der verdoem-
den zal hen niet Cjuellen. D\'Er^gelen zullen hen ont-
nioeten, alszy uit de graven voortkomea , cn tot
hen zeggen: Ziet hier de dag , dk in de werreltaan
u beiooti; 1.5 , de dag , in de welk wy de heniekn ,
eo crekenboek van alk menfchen zulkn openen ^
• ^ i S^\'^
gciijkwy aan de genen belooft hebben , die voor ^
geweeft zijn., Wy volbrengen naaukeuriglijck het
geen, dat wy beloven. Wy hebben in \'t oudc Tc-
itaraent, endaar na in d\'Alkoran gefchreven, dac
dc vromen erfgetiamen van d\'aarde zullen wezen.
Dit bock zal aau de genen , die my aanbidden, de
weg van \'t Paradijs le^en» Wy hebben u niet gezon-
den , dan om aan de menfchen jonft tc bewijzen.
Zeg tot hen : God heeft my altijt\'ingegeven dat utw
God een enig God is; zult gy hem met gehoorza-
men ? zo zy afdwalen, ik heb aan u geleert hoe men
hen handelen moet. Zeg tot hen: Ik weet nicc of de
ftraf&ng , die men aanu beloofc heeft, vaerdig
oflangf^am zalzijn ; God alleen weec al\'tgeen,
dac in de werrelc bekent en on bekent is. Ik weet
niec of hy u wil beproeven, dan ot hy zijn ftrafïing
tot aan de geftelde tijt uicftel Jen zal. Hj is een zeet
gerechtig Rechtci, en zeer barmhartig. Hy is niet
zodanig, als gy zegt."
\'tHooftdeelvan de Velgrimagie , begrypef^de ze-
venenKsvénïig regels, te Mecha gejchreven.
IN de naam van degoedertiere en barmhartige
God. O volk, vreeft God. D\'aardbeeving, die
in de dag des Oordeels zal koriien, zal vreemt we-
zen. Gy zuk in deze dag dc moeders hun kindereo
zien vergeten, en dat yder zijn pak zal dragen. Gy
zult het volk dtoncken zien, niet vanwijn, mkat
van Gods zware ftraflihgen vcrbaaft enverdooft-
Daar zijn lieden,die met onwctentheit vandc God-
heit twiftreedenen, cn de wil van de gewillige en
hardnekkige duivel volgen: daar ftaat gefchreven
dat hy de genen, die hem gehoorzamen, zal ver-
leiden, en hen ui \'thelfi:he vuur geleiden. O volk,
indien gyvande vcrnjzeriis twijlclt, zo aanmerk
hoe "wy u van \'t ftof der aarde, met een weinig
ïvatcr Op *t flijkgefiort, van geftremt bloct, en
van een weinig vleefch» geheel gevromt, en niet
geheel ge vormt , gefchapen liebben. lek vorin
2.1.
in de buik der vrouwen \'r geen, dac tny goetdurkc,
£ot aan dc geftelde tijc; ick doeer uw kinderen uic
voortkomendaar na geef ik u \'t leven , en doe ix
tot dc mannelijke jaren komen. Sommigen ftcrveij
jong, cn d\'andere geraken tot een zeer hoge ouder-
dom , om te lerca wel re leven. Aanmerk de droge,
dode en dorre aarde ; al? wy dc regen doen vallen j
verandert zy van gedaanre, en brengt en voed dat» \'
alderhande yrugcen; die fchoon en aangenaam zijn,
Qin dat God de waarheit zelve is,- hy verwekt de do-
den , IS almachtig. Daarisniecaan tetwijftelcA
dat de dig des Oordeels genaakt, en dat God de do-
den zal doen verrijzen. Daar zij-? lieden,die zonder
kennis, zonder reden, en zonder achrbaarheit van
God twiftreedcnen , en van de weg zij,iS wets af-
wijken: zy zullen in deze werrelt vol van fcbandc
en fchaamte zijn, en in d\'andere werrelt de hclfche
pijnen gevoelen. God doet z\'ja volck geen onrechc
aan. Daar zijn lieden, die hem met twifFeling aan-
bidden; indien hen enig goet toekoornt , zo yol-
hardenzy in hem aan te biddenmaar indien hen
quaattoekoomc, zo keren zy wecrtothuu boos-
heit , en verliezen de goederen der aarde ,en de goe-
deren des hemels. Defe twe \'verliefèn ziiu feer «root.
Zy aanroepen d\'afgoden m plaats van God ; zy aan-
roepen \'t geen, dac hen noch goet noch quaat aan-
doen kan. Zodanig een gebed is een doling, die van
Gods geboden verwijdert is. Zy aanbidden \'t geen ,
\'c welk hen qer quaat,dan goet doet. Zeker^GoJ zal
dc.ware gelovigen , die goede werken doen, in
tuinen doen ingaan , daar veel beeken vloejcn • hy
doet het geen , dat hem belieft. De geen, die ver- „ .
fleurt is om d^c God in deke , en in d\'andere wer- nT,
relt hulp aan Mahomet geefc, en hem befchermt,
maak een rou aan de zolder van zijn\'huis vaft, en
verworgzichself; hy zal zien of zijn vetfieurenis
overgaan jal. God heef d\'A Ikoran grzondcn , ge-
hjk hy voormaals d\'anderefchnftcn gefondcn heaft:
hy begrijptm ïichziju klare en vcfftaDclijtke ge-
0.4 hodciH
boden. God geleid de geen, dic \'c hem godtdnnkt j
op de rcchte weg; hy zal uj de dag des üurdeels de
verfchillen, die tuflchcn de gelovigen enorgelovi.
gen, tuflchende Samaritanen, èhri k.;en en af-
godendienaarszijn , oordelen ; bywe/t alles. Z.ct
gy niet dar al\'t gefn,\'t welk in dehe .oel op d\'aar-
de is ,;dc zon , de maan, de ftarren, b;\'rgen, debo-
mencndebeefteii hem aanbidden ? VVel aanbidden
hem met yver ; maar veel verdienen ook geftraft re
Worden.Niemantfal degeen as^tcn,die vauGod ver-
agt wotdthy doet het geen,dat hem goetdu- kt.De ze
twe ftrijdige deelgenoten, de gelovigen , en d\'orge-
lovigen hebben vande Godheirgejv^fiftreedentjmaar
d\'ongelovigen zullen van de i elfcLje gloet omringt
Worden. Zy zullen hembdco van vuur aan hebben:
\'t ziedend water zal over hun hoofden vloejen: \'t
vuur zal\'cgien , \'t welk in hun buik is, branden,
cnhun huid braden. Zy zullcii met yzer^ knodzen
geflagen worden. Alszy uïtdïze g\'oet zullen me-
nen tegaan, zo zulien zy diéper Jaar in geraken ,
eneeuwiglijk gepijnigr vyofden. Godla dcware
gelovigen, die goede werken gedaan hebben , in
tuinen doen ingaan, daar veel vloeden vloejen. Zy
fullen metgoude armbahden , cn met parrclcn ver-
kiert, en met zijde gekleed weieii , en een eeuwi-
ge gelukzalig\'-eit genieten , ora datzy fiin Eeisl eit
hebben beleden. Maar d\'ongelovigen zullen grote
pijnen gevoelen , om dat zy\'t volk belet hebben\'t
geloof t\'omhelfen , en dé Tenjp( 1 vau MecLa te
befoeken, die van God opgerecht is, om daar van
alle dc werreIt aangebeden tc worden : degeen , die
fich kat porrentot he-m tebfefoeke«,en daar intreed,
met voorneemeii van weer tot zijn boosl eir tc ke-
ren,zal ftrengelijck geftraft vvotdcn.Grdefikdar wy
aan Abraham de plaats, otn de Tempel van Mecha
te|bo!iwen , hebbeng eroont, en hem bevolen my
alleen aan t" bidden cn mijn Tempel van afgoden
te zuivere 1, tot vernoeging der gener, diedaar
VèeVaarden fullen doen. Het volk\'fal Aar van ai-
: ■ le"
Ie zijden te voét eu te paart icomen n bezoeken, en
Voordeel daar af ontfangen : zy zuilen daar hun ge-
beden ler gefteldetijr, en in de getioemde dagea
doeh, en de Heer van\'t goet, \'t weik hyaan nen
gedaanjcn van de rijkdommen,die hy aan iieis gege-
ven heeft ,bedai;ken. Zy zujles ook ommegangen
in d\'oudeTempel doen ; de geeo, die hem eert, faï
zeer wel doen , eu van z-jn Heer daar af vtrgol len
worden. \'t Is aan u geoorlok van alle reine beeffen
t\'eten , uitgczonder. van \'tgeen , \'t welk hier voor
aan u vetboden is. Wijkt vau d\'onrcinigheit der af-
goden, wacht u van valfche getuigenis tc geven ,
en weeft God gehoorzaam. Degeein, die zegt dat
Gód een medegenoot heeft, is gelijk de geen, die
uit de hemel is geftoten , van de vogelen gerooft,
cn van de wint in een afgelege plaats geworpen, die
vól van rampen is. De geen, diede tekenen van
Gods macht eert, zal van zijo wet niet twijfFt len,
cn ter gefteldè tijt van zijn goede werken vergol-
den worden , zo hy d\'oude Tempel van Mecha
bezoekr. Wy hebben aan alle de volken des wer-
relts een wet gegeven, om hun offeringen te doen ,
en óm hnn Heer te bedanken van dat hy voordeel
boven al Ie dieren aan hen heeft gegevén. Uw God
is een enig God: gehoorzaamt zijn geboden. Bood-
fchap een grote vergelding aan de genen , die hem
gehoorzaam zijn , aan de genen , die van vrees
trillen , als zy van zijn naam horen fpreken , die
in hun tegenfpoet geduldig zijti, die hun gebe-
den ter geftelde tijt doen, en die enigh deel der
goederen, die wy aan hen gegeven hebben
aalmoeflen hefteden. Wy hebben \'t wijfje van ^^
dc Kameel , tot teeckén van onze Eenheit , "f-
gefchapen : het zal uw in deze werrelt tittt^^^^"
zijn. Gedenk dat ghy Godts naam uufpreekt,
als ghy haar , op haar voeten ftaande , of- •^fcötf.
fert , en als zy doodt ter aarde gevallen
is. Eet haar vleefch , zoo \'t u aange-
naam is en geef daar af aan de genèti
t\'eten,
-ocr page 273-^\'eten, dis u daar o.m vragen : wy htbben haar on-
der ugefteic; gy zult my rniflchicn van defe wel-
baat bedanken. God verhelp niet voor zich het
vleefch , noch \'r bloet van dit beeil, maar alleen-
lijk de goede werden , die gy doet. H> heeft haat
dus onder u geftelt, op dat\'gy hem zoud verheffen^
cn bedanken van dat hy u op de rechte weggeleid
heeft. Boodfchap den vromen dac God debooshcil
der bozcq van hen vetwijdeien zal i hy bemint de
verraders en Oiidankbaten niec. Boodfchap denge-
nen , die tegen «J\'ongelovigeaftrijden , om \'f onge-
lijk , dat ro?n hen gedaan iicett, te vergoeden , dat
Qod machtig genoech is om hen te befchermen.
Toso zy zonder reden uit hun huizen gedreven wa-
ren,feiden ?y:God is o.nfcHecr.lndieri God het volk
nset tegeq malkander hsd doen opftaan , ?o zouden
dckboftets der geeftelijketi, de fcerken der Chrifte-
GelaU^n. Scholen der Jpden, ep de tempelen der gclo-
\' verdelgt kebben geweefit, (doot\'t groot getal
der bozen, en dof^r hun boosheit.) Gods naam
W^ifd lil de kerken der gelovigen verheven, eo
zya\\vetdaar befchecmc eu voorgefptpk^n. God
iszeeriletkj hylicefc alle verneigen op zyn volk.
Pe genen , die vau .God op aarde , met verwin-
ning ove; hun vyanden , opgerecht zijn , doen
bun gebeden gelijk beyolcn xs zy betalen dc
Tiendei.) ,enbcvelai \'tgeen.te do^pjdat eerhjck en
buigcrbj;kis:Zy,verbiedeircgeen\\edocn ,\'c welck
VaaGod , die\'c einde van alles weec , verboden is.
Zo d\'ongelovigen zeggen dac gy lisgx , de genen, die
voor heri waren , zeiden ook dat ,Moah, Aad^Ch?ïb,
Abtaham en Loth , cn ook Moifes logen. God
faeefc hun ftrafïing enige cijï lütgcilelt: maar hy herfc .
eindelijk hen zeer ftccngelijkgeftraft. Hoeveel fte-
dcn hebben wy, uit oorzaak van hun boosheit, ver-
delgtiwy hebben ben om geworpen,en door de dpot
■j[an buil inwoonders woelt gemaakc.Zullende geae
•vanMecha altijt qp aards met een verhard hart wan-
dclcü>fcmdet in c? fien.wac yaormaals. aan d\'ongelo-
vigen
sfigen gebeurt is ? Hun ogen zijn oiet verblind.maac
hun harten zijii verblind en verhard. Zy zullen vaa
u verzoeken de bozen vaerdiglijk te doen ftrafien.
God zal niet tegen\'tgeen doen, dat hy belooft:
heeft. Een dag is voor uw Heer, gelijk duizent ja-
ren voor de mcnlchen, Hoedikwijis heeft men \'E
ftralF n der bozelkdenuitgcftelt, dieeindchjkver-
delgt z jn ? Alle de wettelr zal e^ns voor my vetr
gaderen, öm naar haar verdicuften vetgoiden ts
worden. Zegtot ben:0 volk, ik vetkondig u opent.-
lijk de helfche pijnen, Dr gtnen , d:e geloven, ea
goede werken doen, zullen vergiffenis van hua
zonden , en eenkofteüjke fcha. pncfangen. D ge-
nen , die pogen \'t geloof te vetnietigcn.zullcn ver»
doemt zijn. Wy hebben oRze Profeten niet gezon-
den, dau om onze geboden voor \'tvolk te lezen.
D\'ongelovigen hebben veel dmgcn gelezen,die nie£
ind\'Alkoranfiaan : roaarGod heeft het geen vernie-
tigt, \'t welk de duivel daar by ge voegt had. en de
geboden van zijn Wet beveftigt \'t Geen , \'t welck
de duivel daar by gevoeg; had, dient tor verleiding
by degenen, die zwak\'n bun geloof zijn, eneen
verhard hart hebben. D\'otigeloi\'igenztjti ineen fecc
grote doling, en van de waarheit afgeweken.De ge-
nen , die dc keunis der Schriften hebben, weten dat
d\'Alkoran de waarheitzelvcis,die van u Heer voort-
koomt:Zy gsloven in hem, en verootmoedigen hun
hart, als zy hem lezen. God geleid d; genen, die in
de waarhcit geloven,op de rechte w cgi d\'orgelovi-
gcn zulkn\'er af twijfFelen , tot dat zy van de dag
des Oordeels overvallen z;jn. Zy zullen in defc dag
ftrcDgelijk geftraft zi ju. God zal in deze dag oveTBegJe
degoedenen quaden gebieden ; de vromen di^ %^-Qdaldyn.
looft, eo goede werken gedaan hebben , zullen m
welluftige tuinen ingaan jeu d\'ongelovjgen,die fijn
geboden ongehoorzaam zijn geweeft , zullen zcct
zware pijnen üjdcn. Degï\'ncn , dieuit Mechazijn
ge-rokken ca naar Mcdinagegaan , om zich van
\'t gefèlfohaip d«l ongeloyigen tc verwijdeieu, en gc^-
doots
-ocr page 275-doot, of van ziekte geftorvcn zijn, zuüenvan zija
goddelijke Majelteit vergolden worden. God is de
grootfte weidoender des werrelts: hy za\' hen doen
intrceden daar zy begeren ; hy weet alles, en is zeer
barmhartig. De gelovigen, die wraak nemen van
\'c ongehjk, dat d\'ongslovig.n hen aangidain heb-
ben, zullen van God befchermt worde.i : hy is o-oe-
dertieren en barmhartig tot zijn volk. Hy doet\'\' de
dag opdenachc, en de nacht op de dag volgen, Hy
verhoort degebeden der ware gelovigen , en ziet al
^t geen, datzy doen: hy zal hen belchcrmen , om
dat hy de waarheit zelve is. D\'afgocienzijn iiiet dan
ydelheit ;cn God is zeer hoog, en almachtig. Aan-
merkt gy niet dat God de regen van de hemel zend,
en dat d\'aarde groen word? Hyis goedertieren tot
Zijn volk, en weet alles.\' Artgrren ,\'txvelk iu de
hemelen, en op d\'aarde is, behoort hem toe.Hy be-
hoeft zijn volk niet ,enmoec geprezen en veti.even
■worden, Zictgyniet dat God allededietcn, dic op
d\'aardezijo , onder u geftelt heeft > Zie^ gy niet dac
door Zijn gebied het {chip opde zee zaïlt, om aenu
middelen te voerenrZiet gy niet dat hy de hemel be-
let op d\'aarde te vallen ?Zeker , hy is miltdadig en
barmhartig. Hyg eft n\'r leven , en de doot: hy
aal u doen fteivtn \', en wtcr doenverr>jzen,de mens
is echter ondankbaar van Zijn weldaden. Wy heb-
benaanalle volken des werrelts een wet gegeven ,
om hen op de rechte weg tf geleiden ; indien zy haar
onderhouden, zo zuilen zy niet tegen u twiftreede-
nen. Aanroep uw Heer, gy zijc op de rechte wea. zo
zy tegen u twiftreedenen. Zeg tot hen: God weet
al\'tgeen, datgy doet. Hy zal inde dag des Oor-
deels uw vctfchilien oordelen. Weet gy\'nier datGod
al\'tgetn weet,\'£welkinde hemel, en op d\'aarde
isJAlies is gefchreven ; en dat is zeer licht voor zijn
goddelijke Majefteit. D\'afgodendienaars aanbid-
den fonder reden afgoden,die niet wete of fy goden
fijn ofnier: [y fullen m dedsgdes Oordeels londcr
bcfchermingwefbn.Alsmenmijngeboden aan de
men-
-ocr page 276-Jncnfchsn verkondig;, Zo kent men aan huo aange-
zicht degenen , die boos, en van mijn weldaden on-
dankbaar z jn ) en willen zich uitgtamfcliap op de
genen werpen, die hen onderwijzen. Zeg tot hen:
Ik z,il verdrietiger dingen aan u boodfchappen:God
heefi her helfche vuur bereid, om d\'ongelovigen tc
ftraiïen. O volk , men verhaal^ aan n een gelijkenis
hoor toe. Alle d\'afgoden , die gy aanbid, zouden
nier een vlieg konLcn Icheppen , fchoon zy , orn dit
tc doen , alle by malkander waren gekomen.Indien
de vliegen iets van d\'offcruigen, die men hen aan-
bied, befmetten, zy hebben ge; n macht om hen
af te drijven , uit oorzaak van hun onmacht, en van
de zwakiieit der gcner, die hen aanbidden.Zy loven
God met, gelijk gerechtig en redelijk is. Hy is feer
fft rk en machtig: hy heeft zijn boden veikozen,om
Ziji; geboden onder d\'Engelen cn menfchen te bren-
gen, en uit te voeren. Hy hoort al\'t geen , dat zy
zei;gen, zietal\'tgeen, datzy doen, cn weet al
\'c geen , datzy gedaan hebben ; en alles is Hem ge-
hoorzaam. O gy , die gelooft, herten aanbid uw
Heer , en doet wel ; gy zult mifichicn zalig wezen,
Sinjd met yver voor d\'oprechting van zijn Wet; hy
heeft u verkozen om haai te volgen: hy heefc g^cn
zwareen laftigs wet aan u gegeven : \'t is de wci\'van
Abtaham , uwvader: hy heett voor de koomft van
d\'Alkoran u de genen gei!oemt,die zich aan God o-
vergfgcven hebben. Dc Profeet zal in de dag des
Oordeels getuig tegen u zijn, en gy zult getuigen
tegen \'t volk wezen dat dc Profeet\'hen de tègte weg
- verkoudigt heeft. Volhard in uw gebeden , "betaalt
de Tienden,en vertrout in God ; hyis 0W Heer en u
befchermer.
\'t Hooftdeel der Toare Gelovigen , begrijpende hondert
en achtien regels , te Mecha gefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Zeker, de ware gelovigen zul len zaligh
zijn. Zy doen hun gebeden met ootmoedigheit ,
onthouden zich van qualijk fpreken>betalen dcTien-
deös
21»
m MAHOMETS
den, bejrij ven geen hoercry , en ra ken geen ande-
re vrouwen adu , dan hun eigen, cn hun flavinnens
Degenen, die andeten begeren, gaan buitc dc pa-
len vao de renej» Degenen, die\'tgecii» \'twelk
Éan htn verrtout ïs , getrouwrehjk bewaren , de ge-
tiea, die\'tgeto, dat zy belooft hebben, volbren-
gen , cn dc gi-iieri , die hun gebeden ter geftelde rijc
doen, ^ullé»eitgenathenvan\'t Paradijs zijn, daar
ky eeuvyiglijk zullen blijven. Wy hebbtn de menich
tan \'iftot der aarde, vän flijk , van geftremt bloet,
es» van een weinig vlecich en been , dat wy met vel
bekleed hebben , gemaakt. Wy hebben hem nóg
Censgclchapen, toen wy hem de ziel in t lighaam
inhhezen, eri toen wy hem z -gendcn, gelijk eeo
öhzerhecrlijstfte werketi. Omeofcheh, gyzult al-
le eens fterven , en m de dag des Ootdels wcér ver-
rijzen. Wy hebbenboveiiu Zeven hemelen gclcha-
pca , cn zijn voot dé behoudenis van \'c voik,dat daar
onderis, bezorgt. Wy zenden waier |»enoech vari
dehemelopn, tot uw behoef; wy doen\'top
d\'aarde vallen , en hebben macht om dat te doen
komen, en om d daar af te beroven. Wy hebben
tuinen i palmbomen, druiven , cn vcél andere
vruchten, vande vvclken gy leeft, gefchapen, en
doen voortkomen. V»\'y hcbbeii op de berg Sinaï bo-
men gefchapen, die olicn vetwcvoortbrengcn.Gy
ontfangt groot vowdecl van de beeftên: zy onder-
houden u met hun melk , en geven veel andere gro-
te winlhn aan u ; gy klimt\'eropoelijkook op"^ de
fchepcn, om u ter plaats, daar gy begeert te wefen,
te vtTcren. Wy hebben Noah gèzonden, die tot het
Wkgefprokénet>gezegr heeft! Aanbid een enig
^od, Waraüder God , alshem ,. zultgy aanroe-
? Ontziet gy niet een ander t\'aarbidden ? De
voornaamften ónder \'t volk , diè- afp^odendienaars
#är\'\'n, hebbtn tot hun aanhangers gezegt: Defe
lïianiseen twciïfcbgïhjkgy: hy wil meer, dangy,
fchijusn et» geacht wca»?«. Indien God,gehjkhy fegt,
dkenaatigckdcn wilde zijn, hy fou öeti Engel van
de
Bezie
Gelal-
djn.
de hémel doen afdalen , dic zijn geboden meêbrcn^
geniou. Wy hebben onfe vobtööders \'t geen, \'t
welk hy zöge, niet horen zeggeü. Hy iseen meris,
die vati dc duivel bezeten is. Wacht ;gy zult zieit
watby vvorden zal,Noah zeide tosn:Héer,befchersn
riiy tegen hen, en befchut my van hun lalleringen.
W\'^geboden hemreen Ark te bouwen, toen ons
gebod van de bozen te verdelgen gegeven was; èni
töeh\'t water van zijn ketel kookte, geboden wy
hem in d\'Ark cc treden, met twee heeften van ydct
geflacht cn aart. Al \'t volk wiérd verdelgt, uitgc-
Äondert de genen, daar at wy voormaals gefprokert
hebbefi. (Wyzeiden tothem:) Spreek niynset van
d\'ongelovigen ; zy zullen verdrenken, ah gy af \'c
geen, \'c welk mee u in d\'Arfc moet gaao , gcfchikt
hebt. Zeg: LofzyGocl,dieönsvan de boosheit
der bozen verloft heeft. Heer, doe ons in een ge-
zegende p!aatsgeraken;gy zij\' de befte ftiermatides
Wcrrelts. Dit was een teken van mijn almachti-
heit, c>m Noahs volk te beproeven. Wy hebben\'
na hem een ander volk gefchapen , aan \'t welk wy
een Apoftel hebbeti gezonden . om Ijen tc leren een
enig God aan te bidden : deze heeft gezegt: War
God zult gy anders, als God , aanbidden ï Zult gy
zijn gtamlchap niec vrezen? Dé leeraar s onder hen,
die goddeloos waren, de verrijzenis des vledchs
loghenden, en die wy met de goederen der aarde
hebbcb begiftigt, zeiden: Hyisecn menfch ; hy
dririktène«gelijkg;y. Zultgy verloren wezen ,
aiSgyeentoe\'nfch, die u geiijkis, niec gehoor-
zaamt? Beloofc hy u weet in de Werrelt te dociï
komen. na dat gy been en ftof zijt geweeft ? O do-
ling! 6 misverflanc ] gy zijt bedrogen in \'t geen»
dat hy aan u belooft: hyis een menfch gelijk d\'an-
deren.Hy iseenleugenaar:wy zullen hem niet gelo-
ven.DèzeApoftel zeids:Heer, bewaar my van hosï
lafterifigen:Zy zullen haaft betou van hun booshcst
hebben.\'De donder heeft hen toen overvallen, en
verdelgt, gêhjk zy vcrdiem\'haddea. Wy heb bert\'
d\'aarde
-ocr page 279-ö\'aarde dor en droog, cn zonder vruchten gemaaktj
cn andere hedtnm hun plaats gefchapen \'i)e mei;®
kan nset vootzijo uur fterven ; cn niemant kan haar
vertragen.\\Vy hebben onze Apoftelen en Profeten
gezonden,om\'t volk t\'onderwyzen ; maar zy z jn
d\'ecn na d\'ander gedoot. Yder volk heeft de Pro-
feet, die wy aau hen g. zonden hadden, verlog\'
hent.Wy hebben hen tot een voorbeelt aan de na-
komelmgendoeo dieirn , en d\'ongelovigen ver-
delgt. Wy hebben Moifes,enzijü\'broeder Aaron
aau Farao, e» aan zijnLeeraas, met onzf wondei da-
den en met verftanelijke redenen.gezon ieu Zy zi)n
tegen \'t geloof opgeftaanszy hebben ds kinderen Vati
Iftac!gep!ji. .gt,engez?gt: Zullen wy in een man ,
diconsgchjxis ,cn welkers voik ons gehoorzaamt,
geloven? Zy hebben hen beide verworpen , enzijn
m\'t getal der verlore lieden geweeft. Wy gaven
aan Moifes hec boek des wets i miflchien zal het de
kinderen van Ifraë\' op de re. hre weg geleiden. Wy
hebben jefus , en zijn Moeder Maria gefchapen: Zy
z\'jn tekenen van onze eenheir. Wy hebben hen in
een verl-eve plaats geftelc, daar zyby een fpring-
bron bicven ftaJn.\'o Apoftelen en Profeten! e\'et van
de vruchten der aarde , eh doet goet: ik weet al \'t
geen , dat gy doet: u w wet is een enige wet; en ik
ben alleen uw Heer. Neemt acht op u ; volgc niet
de vjct der ongclovrgCD:yder acht het geen goet, \'c
welkhy doet.\' Wijkt van de bozen, en laat hen in
hun doliogen.Mcn zal hen rekening afëiflchen van
de rijkdommen ,en van de kinderen, diewy aan
hen gegeven hebheiKmaarzy weten\'t niet. De ge-
nen , die de ftraffing van de Heer vrezen , die zijn
geboden gehoorzamen, zijneet^heit belijden, aal-
moeflen van\'r goet doen, dathy aan hen ge\'geven
heeft, en in hun hart ontzien hem re mishagen, zul-
leu alle in z:jn tegenwoordigheit vergadert worden.
De genen,die b^m gehoórzamcn.fuflen fijn genade
geaseten.Hy eiftht van niemant anders,dan hy doeo
kan. Wy hebben een bock,\'t welk de waarheit fegt.De
g;en i
-ocr page 280-geen, die zo veel doet, als hy kan, zal geen on-
recht aangedaan worden. Zeker, d\'ongelovigen zija
in d\'onkunde van Alkoran: zy doen heel anders, dara
aan de ware geïovigen hevolen is: maar wy heb-,
ben de voornaamften onder hen in hun voorfpoec
geftraft. betoont u heden niet onverfaagt; gy zult
niet vanons befchermt worden. Men heeft onze ge^
boden aanu geleert; gy zijt echter weêr te rug ge-
keert, en hebt u tegen \'t geloof verheven; en gy
zijt al koutende in de nacht van de vromen afgewe-
ken. Aanmerken zy nietde woorden van (d\'Alko-^
rani>) Begrijpt hy\'iets in zich , dat. niet aan buis\'
voorzaten bevolen heeft geweeft i" kennen zy nietde
Proieet, die God aan hen gezonden heelt J Waar-
om willen zy bem niet erkennen ï Zullen zy zeggen
dat-hy vande duivel bezeten is? In tegendeel, hy
leert aan hen de waarheit; en nochtans heeft het:
grootfte deel van hen een affchrik van hem. Indien
hun wilplaatshad, zozoudehemel end\'aarde, en
al\'tgeen, dat tufTchen beiden is, verwarren. VVy
hejsbenaanhende wet gegeven , die zy onderhon-
den moeten ; maar zy hebben haar verworpen,
Eifïht gy van hen enige vergelding van uw onder-
wijzingen? üw Heer zal ud.,ra-af vergelden: daar
is niemant, die u beter vergelden kan , als hy.
E-oep hen tot derechte weg. Degenen, die niet in
de verrijzenisgeloven, zijn afgedwaelt. Indien wy
hen vergeven, en van lijden vevloflen, zo zullen
zyahijt. tot hun fchaarnre, in hun dolingen blij-
ven. Wy hebben hen voormaals geftraft: Zy heb-
ben echter zich vernedert, enhun Heer nietaange-
roepen ; en toen wy de deur onzer ftraffingen over
hen openden, wierden zy wanhopig. (God) geefe
aan u \'t gezicht, \'t gehoor, en \'t gevoel; maar wei.^
nig onder n bedanken hem daaraf Hyis\'t, dieu
van aarde gefchapen heeft. Gy zult eens yoor hern
vergaderen, om geoordeelt te worden. Hy is \'t, die
t leven en de doorgeeft, en die \'t onderfcheit van
dedagen nacht maakt. Zult gy hem nisteren} zult
gy niet op hem denken? In tegendeel, zy hebben,
gelijk hun voorgangers , gezegt ; zullen -wy dan
ftetucn ? zal ons gebeente ftof zijn , en zullen
wy opgewekt worden !> Zulks is aan onze vaders,
en aan ons voormaals belooft. Zeker, \'tiseenoud
deuntje. Zeg tot h«n ; Aan wie behoort d\'aar-
de, enal\'tgeen, dat op d\'aarde is, zo gy (des zelfs
Schepper en Koning) ként? Zy zullen zeggen dat
zy aan God behoort. Zeg tot hen; Weet gy dan niet
datdegeên, dieu gefchapen heeft, uöok kan doen
verrijzen? Wie isde Heer dei- zeycn hemelen? wie
bezit de fetel des hemels ? zy zullen zeggen dat\'et
Godis. Zeg tot hen: Zult gy dan niet vrezeneen
ander God, als hem, t\'aanroepen? Zegtothen:
Wie is Koning van alles? wie onderfteunt alles, en
word van niemant onderfteunt? zegt het, zo gy \'t
weec. Zy zullen zeggen dat het God is. Zeg tot hen:
Waarom bedriegt gyu dan? Wy hebben de waar-
heit aan hen geleert; maar zy hebben haar verwor-
pen, engezegt, dat God een kint heeft. Indien\'er
een ander God met Godwas, zo zou d\'een\'tgeen
ontdoen, datvand\'andergedaanwas; en zy zou-
den zich tegen malkander verheft^en. Gelooft zy
God.\'t Geen,\'t welk zy zeggen, is niet waarachtig.
God weet het verleden, tegenwoordige en toeko-
mende ; hy heeft geen medegenoot. Zeg: Heer,
vertoon aan my d\'uitwerking van al \'t geen, dat gy
aan hen belooft hebt, en ftel my niec onder d\'on-
rechtvaerdigen, Verlos ons van\'t quaat, en geef ons
goet; ik ken hun boosheit. Heer, verlos my van de
bekoringen des duivels; verlos my van hun boos-
heit. iemant van hen fterft, zegthy: Heer, laat
my toe dat ik in dc werrelc keer , ikzal beter doen,
dan ik gedaan heb. Daar is geen weêrkeering: \'tis
vergeefs gefproken. Daar is een verhindering achter
hen, die hen weerhoud tot aan de dag des Oordeels.
Als de trompet klinkt, zal\'er nietswezen, dat hen
vertraagt. Zy zuilen niet met malkander roemen en
köiUftn. De fehaal der gelukzaligen zal zwaar van
goede
-ocr page 282-goedevfci-kenwezen, endefchaal derrampzaliVéH
zalzwaai-vanquadeweikenzijn. Heeft men miin
geboden niet aan u verkondigt ? Waarom liebt oy
hen veracht? zy zuilenzeggen: Heer, onze ramp
heeft ons temachtig geweeft. Wy waren afgedwaalt;
Heer. verlos ons van deze elende : Men had het te
gendeel aan ons belooft; zeker, wy hebben zeer
groot ongeluk gehad Men zal tot hen zeggeniWiikt
m t vuur. en fpreekt niet vandaar ui?fekomen
V cel der gener, die myaa^ibidden, zeggen: Heer
wy geloven in u: vergeef ons onze zonden; gv aijt
zeer barmhartig. Gy hebt, ó bozen , m et hen ge\'fpót.
cnmijn geboden veracht i maar ik zalhen van hun
volharding vergelden; enzy zullen zalig wezen Men ,
Kal tot de genen,die verrezen zijn, zeggen: Hoe veel
laren hent gy in d\'aarde geweeft?zv zdlen antwoor-
den ; wy hebben\'er een, of enige dagen geweeft-
Vraagt het d\'Engelen, die geftelt zijn om rekehin®
daar af te houden ; gy hebt\'er zeer korte tijt geweeft,
20 gy t kont kennen. Gelooft gy dat ik u onnuttelijk
gefchapen , en voormy vergadert heb.^Pn\'jft en ver-
heft God, de Koning der waarheit: daar is geen Göd
als hyihy IS de Koning des hemels. De geen is zonder
reden , die een ander God benefFens hem aanroept,
wy zal hem rekening van zyn werken doen geveiVi
«1 d ongelovigen zullen zeer rampzalig zijn. Zeg :
Heer, vergeef den vromen de zonden; gy zyt de
grote Barmhartige. \' s/ ;
\'tBoüftiahm^t Licht, hegyljbndevterhxevcn-
ttgngds , te Medina gefchnvin.
I Wv?fr ehbartóti^rtfgeGod.
»lare en verfta>nelijke geboden bevat; gy zult hen
jniflcnien begrijpen. De boel en boelifzullen met
hondert geefTelflagen oeftagen worden. Ziet wel
toedardegoedertieremlLcitu de geboden van Gods
Ma efte\' " ^-«^^-g^fen.ëeloofc fh zijn goddelijke
Alaj elteu.cn in de dag des Oordeels. Enigen der ware
^ 2 gelo;
-ocr page 283-gelovigen zullen getuigen van hun ftraffingen zijn.
De boel flaaptby debo^lin, ofby d\'ongelovige, en
de boelin flaapt by de boel, of by \'d\'ongelovige: deze
dingen zijn den ware gelovigen verboden, Degeen ,
die een eerlijke vvoti van overfpel befcbuldigt , zal
met tachtig geeflelilagen geflagen worden, zohy
zijn befchuldiging niet met vier getuigen bewijft;
en hyzal nooit in getuigenis gelooft worden. De
genen, dic zulks doen, zijn buiten Gods gehoor-
zaamheit , üitgezondert de genen , die zich bekeren,
en\'t geen, dac zy fchuldig zijn , voldoen: God zal
goedertieren en barmhartig tot hen zijn. De genen ,
die hun gemalinnen van overfpel befchuldigen , en
geen getuigen hebben, zullen viermaal zweren dat
zy waarheit fpreken, en de vijfde maal zeggen, dat
Godsvloekoverhenzy, zozyliegen Degemalin
zalvry van ftraffing zijn, zo zy viermaal zweert dat
haar gemaal liegt, en zo zy de vi jfdemaal bid dat
Gods toorn en gramfchap over haar zy, indien \'t
geen , \'t welk haar gemaal zegt, waarachtig is.
Be\'{!e Godbejonftigtuindezer voegen ; om de waarheit
Celaidytsi: bekent te maken: hy is zeer goedertieren, en zeer
Dit is wijs. Deze bende, die met leugen en valkhe getüi-
^bdalli genis van u afgefcheurt is, heeft u geen quaat, maar,
tiuSe- in tegendeel, goetgedaan. Yder zal het pak zijner
louk. zonden dragen. De boofteonder hen zal in de hel-
. Een van \'fche pijnen geftoten worden. Ditheefc een geluk ge-
Mahomets weeft, dat gy\'t gevoelen der gelovigen uit hun eige
tpyven, moht gehoort hebt, toen zy zeiden dat deze lieden
^khe onbefchaamdelijk logen. Indien zy deze vier getui-
genaismf, gen niet bygebracht hadden , zy zouden geèn ande-
joieyticiü»? ixn gevonden hebben; zy zijnleugenaavs. Zy zou-
Mahomeis den, zonder Gods genade en barmhartigheit, alreê
vjanden grote pijnen in deze , en in d\'andere werrelt,
vanoveT\' 5ni hun bedriegevy , gevoelt hebben. Toen zy
fitl met van \'t geen fpraken , \'t welk zy niet wiften,
Sofoüan achtte gy dat het niets was , maar \'t is een
befchul- zeer grote zonde voor God. Toen gy , zulks
horende , zeide dat \'cc u niet toequam van
deze
-ocr page 284-deze dingen te fpreken , bekende gydat\'et een groot
bedroch was. God verbied u weêrafte v.iMen, zo
gy in zijn wet gelooft. Hy verklaart dus zijn wil j
hy weet alles, en is zeer voorzichtig. Degenen, d/e
achterklap onder de yare gelovigen begeren te wer-
pen , zullen in deze en in d\'andere werrelt ftrenge-
lijk geftraft worden. God weet het geen , dat gy
niet weet. Zoo God niet genadig tegen u had ge-
weeft, hy zou u met een zware ftraf geftraft heb-
ben : hy is goedertieren en barmhertig. Ó gy, die
ware gelovigen zijt, volgt niet de voetftappen des
duivels j hy zal de zonde en misdaat aan u bevelen.
Indien God u niet met zijn barmhartigheit bejonftigt
had, niemant van u zou van dit bedrochgezuiverE
zijn geweeft. Maer God reinigt de geen , die \'t hem
goetdunkt. Hy hoort alles, en weet alle uw voor-
neemens. De rijkften en machtigften onderpheb-
ben gezworen goet te doen aan hun magen, aan
d\'armen, en aan de genen, die voor Gods wet ftrij-
den : zy doen echter hen geen goet, maar vlieden
hen. Begeren zy niet dat God hen vergeeft? Hy is
niet zachtmoedig en goedertieren, dan aan de ware
gelovigen. .Degenen, die dekuifche, onfchuldige-
en oprechte vrouwen van onkuislieitbefchisldigen ^
gullen in deze werrelt vervloekt zijn, en Indedag, \'
in de welk hun tong, handen en voeten tegen liera
getuigen zullen , grote pijnen geyoeleo^ In deze
zelfde tijt zal God aan hen\'t geen betalen, dathy
zonder ongerechtigheit aan hen fchuidig is j en zy
zullen bekennen dat God ds waarheit zelve is. Da
boze vrouwen zullen als boze mannen» er. de boze
mannen als boze vrouwen fpreken: de goede wijveu
zullen als de goede mannen, en de goede manneu
als de goede wijven fpreken. De goeden zijn on-
fchuldig van de bedriegery der bq^en; en zy zullen
Gods genade, en de fchatten van\'tPavaèjs genieten.
Ogy, die ware gelovigea zijt» t^ed niet zonder
verlof in de huiactt Tan a!ideten.Iödiea gy degeaea ^
üte daar ïr woisea, gPOSï j so doet gy wei» SV Ziiit\'er
R 3 ■ ...... mifi
jnirfchlenaan gedenken. Zoo gy niemant van\'thuis
vind, treed \'er niet in zonder verlof. Indien men tot
u zegt van weêr te keren, zo zultgy weêr van daar
keren: datisbequamer, (dan aan de deur te blijven
ftaan.) God ziet al 4 geen, dat gy doet. Gy zult
God niet vergrammen met in dionbewoonde huizen
te gaaii, zo gy\'er te doen hebt; God weetalle uw
ooggemerk. Zeg tot de ware gelovigen, dat zy bun
ogen bedwingen, datzy kuifch zijn, datzy goet
doen, en dat God al\'tgeen weet, datzy doen. Zeg
tot de ware gelovige vrouwen dat zy hun ogen be-
dv/ingen, datzy kuifch zijn, nietsvanhun fchoon-
heit vertonen, dan\'tgeen, dat gezien mag worden,
hun hals en aangezicht bedekken, en zulks alleen-
lijk aan hun gemaal , aan hun kinderen , aan de
kinderen van hun gemaal, aan hun broeders, neven»
zufters, aan der zei ver vrouwen en dochters, dienft-
maagden en flavinnen, aan hun huisgenoten,
noch niec tot\'et huwelijk bequaamzijn, en aan de
kiiideren , die geen achting op de ichoonheit der
vrouwenhebben, vertonen 5 en datzy hun voeten
niet verroeren, om tc tonen datzy goede kouzen
aanhebben. Verzoekt yergiffenis van God; gyzult
miflchien zalig wezen,"Trout dochters van uwgo\'\'^-
dienft, dochters der vrome lieden, of uw flavin-
nen, zo zyarmzijn; God zalhenmetzijngenade
verrijken , hy is zeer milt, en weetalles. Degenen,
die geen middel van te huwen hebben, zullen kui-
fchelijk leven, tot dat God middelen daar toe aan
hen geeft. Degenen, die met hup flavinnen willen
huwen , zullen vermogen eenhuwelyksvcrdrachte
maken, zo zy hen wijs kennen, en\'tgoet, datzy
van God hebben, aan hen deelachtig maken. Ver-
acht niet uw\'vrouwen, die kuifch\'tiijn , om zelf
boerery te bedrijven , zo gy goet in deze werrelt
begeeiï te hebben. Indien\'gy hen veracht, zo
2al God jonftig en barmhartig tot hen wezen. Wy
hebben deze klare en verftanelijke geboiden aan u
gezonden : zy zijn gelijk de genen , die aan uw
voor-
-ocr page 286-aorgangei-s geieert zi jn, om aan de goeden en vro-
len verkondigt te worden. God verklaart de hemel
a d\'aarde, gelijk de lamp, dieineenkriftalijnekas
efioten is, en vaii olie, van een gezegende olijf-
oom gekomen, ontfteeken as: zy fchijnt eenftar
ol licht, die noch ooftwaarts, noch weftwaarts
;aat, en klaarheit op klaarheit geeft; God geleid
oor zijn licht degeen, die\'t hem goetdunkt: hy
;ert de gelijkeniflen aan zijn volk, en weetalles,
ly laatutoe hem in uw huizen te loven, daaraan
ijn naam te gedenken, en hem daar \'savonts en
i uchtens te verheffen. O menfchen, nwhezighe-
en moeten u niet beletten aan zijn goddelijke Ma) e-
teit te gedenken, uw gebeden ter geftelde tijt te
oen, endcTiendente betalen. Vreeftdedag, ia
e welk de harten der menfchen zullen fidderen, en
un gezicht ontroert zijn, en in dewelkGodyder
aar zijn werken zal vergelden en ftraffen , en zijn
enade over de goeden vermeerderen. Hy verrijkt,
onder tekening te houden, met zijn genade de geen,
lie \'t hem goetdunkt. De goede werken der ongelo-
ngen zijn gelijk nevel, die in een groote vlakte is-
ly fchijnt water als men verre daar af is; en als men
3 aar by koomt, vind men niets! Zy zullen voor
3od het boek vinden, in \'t welk al\'t geen, dat zy
gedaan hebben, gcfchreven is: hyzal hen naar hun
verdienften ftraffen; hy is naaukeurig inrekening
te houden. Hun werken zijn ook gelijk deduifter-
nilTen , die men in de diepte der zee vind: zyzijn
met golf op golf, met duifternis en donkerheitop
malkander bedekt. Degeen, diein deze duifternifc
fen is, kan zijn hant niet zien; de geen , die niet
van God verklaart is, zal niet een fteekzien. Ziet
gy niet dat al \'t geen, \'t welfc in de hemel, en op
d\'aarde is, Gods heerlijkheit verheft? De vogelen
fpreiden hun vleugelen voor hem uit, om hem te
prijzen. Hy verftaat de gebeden van alle zijn fchep-
felen, en weetdelofreedenen, die zy aan hem ge-
venjhy weet al \'tgeen, dat zy doen. Hy is Köning des
R 4 " hs-
Jicmels, en der aarde: hyis de toevlucht van alle de
werrelt. Ziet gy niet dat hy de wolken vergadert ?
dathy hen op malkander ftapelt ? Ziet gy niet datrde
ï£gen door der zei ver openingen afvalt? endacGod
het varfch water uit de bergen doet afdalen ? Hy
geeft het aan de geen, die \'t hem goetdunkt. Hy doet
de menfchen de glans des blixems, die hun ogen ver-
blind, naderen, enftort de nacht op de dag. Deze
dingen zijn tekenen van zijn almachtigheit by dege-
nen, die hen aanmerken. Hy heeft van een weinig
water alderhande dieren gefchapen: fommigen daar
afkruipen op d\'aarde , anderen ftaanoptwee, en
anderen op vier voeten. Hy fchept het geen, dathy
wil, en is almachtig. Zeker, hy heeft een klare en
verftanelijke iyct gezonden, om de geen, die \'t hem
goetdunkt, opderechte weg te geleiden. D\'onge-
lovigen zeggen: Wy geloven in God, en in zijn
Profeet} en nochtans verlaat eendeel van hen zijn
wet, en gelooft niet inzijn goddelijke Majefteit. Als
men hen voorQod, en voor de Profeet roept, om
hun verfchillen t\'oordelen , weigeren veel daar te ko-
jnen, en alszy daar komen, zo is\'tmet verachting.
Zy hebben groot hartewee. Vrezen zy dat God en
jzijn Profeet hen onrecht zullen aandoen? In tegen-
deel, zy zijn zeiven onrechtvaerdig. Als de ware
gelovigen yoor God, en voor de Profeet geroepen
zijn, om geoordeelt te worden, zp zeggen zy: Wy
hebben gehoort, en gehoorzaamt: zy zijn niet on-
kundig. De geen, die God, en zijn Profeet gehoor-
zamen, zullen zalig zijn. Veel zweren dat zyedel-
moediglijk voor \'t geloof zullen ftrijden , als
men hen beveelt tegen de yyanden te trekken.
Zeg tor hen ; Zweert niet ; de gehoorzaam-
heit , die gy aan de Profeet zult bewijzen , zal
boven uw ed^n geftelt worden. God weet al
\'t geen , dat gy doet. Zeg tot hen: Gehoorzaamt
God , en zijn Profeet. Indien zy ongehoorzaam
?ijn , zo zullen zy hun , en gy uw pak dra-
gen. lndi?n gy gehogrzaatöt, zo zult gy de rech-
te
te weg volgen. De Profeet is niet verplicht, dan ora
u, vertlanelijb te preken. God belooft den ware ge-
lovigen, die goede werken doen, dat zy lang op
aarde zullen leven, gelijk hy aan de genen beloölt
heeft, die voor hen zijn geweeft, op datzy de wet,
die hy aan hen gegeven heeft, zouden oprechten.
Hy zal hun vrees in verzekertheit verandei\'cn, Hy
zal hen van vrees yerlolTen, op dat zy hem alleen
zonder medegenoot aanbij^den, Degeen, die boos
is, zal buiten de gehoorzaamheit, diehyaanGod
fchuldigis, uhfpatten. Doet uw gebeden ter geftel-
de tijt, betaalt de Tienden , en gehoorzaamt den
Proleet: God zal zijn barmhartigheitaan ugeven.
Gelooft niet dat d\'ongelovigen machtiger^p aarde
zijn, dan wy: zy zullen alle in \'t helfch^uurge-
ftoten worden. Ogy, die waregelovigeiizijt, uw
flaven, en uw dienaars van vrije ftaat znllen van a
verlof verzoeken, om in te gaan daar gy in drie tij-
den zijt, te weten voor \'t gebed van de dageraat,
na de middag, en na\'tavontmaal Zy zullen niet:
misdoen met zonder verlofin te treden daar gy t\'an-
dere tijden zijt; zy treden\'er in om u te dienen.\'
Dus leert God zijn geboden aanu: hykentd\'aart
zijnerfchepfelen, en iszeer voorzichtig in\'tgeen ,
dathy beveelt. Aan uw kinderen is geboden, alszy
tot een befcheide ouderdom zijn gekomen, uom
verlof van \'r geen te vragen, dat zy v?illen doen ,
gelijk de genen gedaan hebben , die voor u geweeft
Jiijn : dus leert God zijn geboden aan u ; hy is
goedertieren en barmhartig, D\'oude en gerimpelde
vrouwen zullen God niet vergrammen met hun
hooftdoeken te verlaten, en hun aangezichten t\'ont-
dekken, zo \'t zonder ydelheitis, en zonder voor-
neemen van hun vercieringen te vertonen; in-
dien zy zich daar af onthouden, zo zullen zy wel-
doen. God verftaat al\'t geen, datgy zegt, enweet
al\'tgeen, dat in uw harten is. De blinde, vermink-
te. de zieke, en gy ook zult niet zondigen metin Ritabd
\'thwisBwer kiödëi\'ea 5 by u\\y ouders, broeders, «««ji,\'.
----------.........
-ocr page 289-zufters, omen, moe jen, vrienden en dienaars t\'e-
ten: gy zult God niet vertoornen zogy gezament-
lijfc , of elk in \'t bezonder eet. Alsgy in enig huis
treed, zo groet malkander van Gods wegen met ze-
gening en genegentheit. Dus leert God zijn gebo-
den aanu; millchien zult gy hen begrijpen. Toen
degenen, die in God, enin zijn Profeet geloven,
by de Profeet vergadert waren, zijnzy nietzonder
zijn verlofvanhemgegaan. Degenen, dieomver-
lof gevraagt hebben, geloven in God, en in zijn
Profeet. Indien zy om enige zaak verlof van u ver-
zoeken, zo veroorloft de geen, die\'tu goetdunkt,
en bid God voor hen ; hyis goedertieren en barm-
2e\\tt hartig. Noemt niet de Profeetgelijkgy malkander
Kitthal noemt. God kent de genen, die fchandelijk uit de
ttnoW. Tempel, en van de wal wijken. Degenen, diezijn
geboden ongehoorzaam zijn, moeten wel toezien
dat hen niet enig ongeluk overkoorat, en datzy
geen grotepij nen gevoelen. Al\'tgeen, \'t weikin de
hemelen, en op d\'aardeis, behoort aan God. (Hy
weet of gy yverig in uw geloof, dan of gy geveins-
_ . den zijt.) Hy weet de dag, in de welk alle de werrelt
g ?. > ■ voor hem zal vergaderen, (om geoordeeltte wor-
^ \' den.) Hy zal in deze dag aan de menfchen al\'tgeen
vertonen, datzy gedaan hebben.
V Hooftdeel vand\'Alkjiran ^hegrljpende ^eveniriT^e-
vemig regels, te Mecha gefchreven,
|N denaam van de goedertiere en barmharti\'geCod.
■* Gelooft zy de geen, die d\'Alkoran aan zijn dienaar
gezonden heeft, om de werrelt t\'onderwijzen: hy
is Koning der hemelen, en der aarde. Hy behoeft
geen kint, noch geen medegenoot in zijn heerfchap-
jy.^ Hy heeft alles gefchapen en befchikt. D\'onge-
. ovigen aanbidden goden,die niets konnen fcheppen,
en zelvcn gefchape dingen zi jn.Zy konnen hen noch
goet noch quaat aandoen. Zy konnenfhen\'t leven
noch de doot geven , noch hen doen verrijzen.
Zy
14.
Zy hebben gezegt dat d\'Alkoran eenleugen van uw
vinding is, met hulp van enig ander menfch ver-
dicht. Maar zy liegen en lafteren, Zy zeggen dathy
niet dan een oud deuntje, eneenverdichtiel deron-
den is , die gy fchrijft, endaarin gyu\'savontsen
\'s uchtens oeffent. Zegtothen: Hyis door de geen
gezonden, die al \'t geen weet, dat in de hemel en op
d\'aarde, en die geheel goedertieren en barmhartig ■
is. Zy zeiden: Wie is deze Profeet hy eet broot en
fpijs, en gaat langs de firaten. Wy zullen hem niet
geloven, zo een Engel niet van de hemel daalt om
inet hem voor ons te preken, en zo deze Engel hem
nietverrijfct, en zohy nie teen tuin heeft, vangoe-
de en fmakelijke vruchten vervult: hy is niets , dan
eentovenaar, of eenman, vandeduivel bezeten.
Merk waar by zy u gelijken. Zeker, zy zijn afge-
dwaalt, en konnen de rechte weg niet vinden. Prijs
en zegen de geen , die , als \'t u goetdunkt, een
groter goet aanu kan geven, te weten tuinen, daar
veel vloeden vloejen , en luffhuizen. Zy hebben
de zekerheit van \'t algemeen Oordeel geloghent ; en
wy hebben \'t helfché vuur bereid j o.m hen te ftraf-
fen. I>e gramfchap zal hen met fchrikkelijk ge-
krijfch wechvoeren, als zy de plaats van de verga-
dering des Oordeels zullen zien; en alszy daar ge-
komen zijn, zullen zy wanhopig wezen, en uit-
roepen : O ramp ! Roept niet ô ramp, maar ô ram-
pen , (in \'t meervroudig getal) Vraagt hen wat be-
ter en vorderlijker is ; of dit, of \'t Paradijs,
\'t welk bereid is om de vromen te vergelden,
daar zy eeuwiglijk met alderhande gelukzalig-
heit zullen blijven? Dit is \'t geen , \'twelfc God
belooft heeft , en \'t welk van zijn goddelijke
Majefteit (voor degenen , die zijn vrees voor ogen
hebbefl) verzocht is. Ik zal in een dag d\'afgoden
dienaars met hun afgoden vergaderen j en God zal
tothen zeggen: Gyzijt\'et, die mijn fchepfelen van
de rechte weg afgeleid hebt. Zy zullen zeggen : Ge-
looft zy Uw aaam, wy moeftea geen ander, dan uv
godde»
-ocr page 292-"T
goddelijke Majefteit, aangebeden hebben, maarde
goederen, die gy aan onze Overigheden , en\'tic-
ven, datgy hen verlangthebt, heeft hen uw gebo-
den doen vergeten. Zy waren verlore Heden , de-
wijt zy uw V/et hebben verworpen. Zy konnen ons
heden niet van de ftraf onzer misdaden bevrijden,
noch ons tegen uw gramfchap befchermen. D\'af-
gpdendienaars zullen ftrengelijk geftraft worden.
J3e I\'rofeeten, die wy voor u gezonden hebben,
aten broot en fpijs , en gingen langs de (fraten :
wy beproeven he,n d\'een met d\'ander. Volhard}
God ziet de genen, die geduldig zijn. De genen, die
niet in de verrijzenis geloven, zeiden: D\'Engelen
zijn niet van dehemelgedaalt; wyhebbenGod niet
gezien Zy hebben zich verhovaerdigt, en zijn in
een zeergrote doling gevallen. Maar de bozen zullen
eens zondervertrootting zijn. Alszy d\'Engelen zien,
zullen zy om byftant en hulp roepen. Wy zullen
alle dezonden, diezygedaan hebben, voorhuno-
genftellen; en de goede werken, diezy menen ge.
daan te hebben, zullen gelijk het ftof wezen, dat
van de wint wechgevoert word. De gelukzaligen
zullen een zeker goet genieten,en niets anders horen,
dan \'t geen, dat hen vernoegt. Als de hemel en luciit
zullen fplijten, en d\'Engelen afdalen , zo zalde waar-
heit blijken, en de Barmhartige heerfchen. Deze dag
zal den ongelovigen laftig zijn. Zy zullen ophun
vingeren bijten, enzeggen: Ochdatik de Profeer,
Gods Apoftel, gevolgt waar.\' Oramp! ochdatifc
geen vrientfchap met zodanig een ongelovige
maakt had.\' Hy heeft mv van de rechte weg af
leid , en my belet in d\'Alkoran, die van God
gezonden fs , te geloven. Zeker , de duiveï
heeft de menfchen bekoort. De Profeet zal dan
zeggen: Heer, de genen, die my gevolgt zijn.hebben
t geen.datia d\'Alkoran gefchreven is.gehoorzaamtj
cn d\'^ongelovigcn hebben hem verworpen. Wy heb-
ben onder de bozen, aan yder Profeet der gcner, die
\\\'00ï a gewe«ft hebben , een vyant gegeven?
" snaai\'
-ocr page 293-maar \'t isu genoech dat God u geleiden befchermt,
D\'ongelovigen hebben gevraagt of d\'Alkoran geheel-
in eenmaal gezonden is. Ikheb dit dus gedaan, om
de waarheit in uw hant te beveftigen: ikhebhem
ftuk voor fliik gezonden. Zy zullen niets diergelijk
aan u vertonen. Ik heb de klare en verllranelijke
waarheit aan u geleert. D\'ongelovigen aullen in
\'thelfchevnurgebannenwoirden, en zeerrampza-
ligzijn. Zekerwyhebben\'t Wetboek aan Moifes;
gegeven, en zijn broeder Aaron met hem gezon-
den, om hem te helpen, en tothen gezegt: Gaat
beide voor d\'ongelovigen preken i wy .zullen
hen verdelgen., zo zy"zich niet bekeren. Toen
Noahs volk onze geboden verachtte, verdelgden
wy hen met water , en deden hen tot een voorbeek
aan de nakomelingen dienen : wy hebben grote pij-
nen voor de bozen bereid. Gedenk aan Aad, aan
Temod , en aan de genen, die lange tijt na hen aan
de put woonden. Wy hebben door gelijkenis toe
hen gefprokeni en hen verdelgt. O bozen .neemt
acht op de ramp van die flat, op de welk een quade
regen viel, die haar verdelgde , óm dat haar inwoon-
ders niet in de verrijzenis geloofden. Toend\'onge-
loyigenuzagéh verfchijnen, fpotten zy met u, cn
zeiden : Deze Profeet wil ons verleiden , en ons
onze goden doen verlaten. Wyhebben gedult gehad,
en onze ffrafïing uitgeflelt, zy zullen in de dag des
Oordeels de genen kennen , dieafgedwaaltziin ge-
weeft. Hebt gy op \'tbedrijfvan de geen gemerkt, die
naar zijn verdichting van zijn Godgefproken heeft ?
Waart gy zijn yoodit, om hem in\'t fpreken te be-
letten? Gelooft gy dat het grootfte deel der bozen,
\' t geen, \'t welk gy tot hen zegt, verftaat en begrijpt?
Zyzyn alsbeeften, en noch erger. Ziet gvnftt boe
uw Heer de dau verfpreid ? Indien h\'y wilde ,
zy zou gedurig zijn : de zon doet haar fmel-
ten , en trekt haar zachtelijk tot zich. Hy is \'t,
die de nacht om te ruften, en de dag om t\'avbeiden
gefchapen heeft : hyis\'t, diede winden zend. Hy
doet
-ocr page 294-doet door zijn bezondere jonft de regen van de he-
mel dalen, om d\'aarde te vervarffciaen, en leven
aan haar te geven, om de dieren vandranktebe-
zorgen, en tot vernoeging der menfchen. Wy heb-
ben haar onder hen gedeelt, op dat zy aan onze ge-
nade zouden gedenken: maar\'tgrootftedeel is ech-
ter ondankbaar. Indien wy gewilt hadden, wyzou-
den aan yder ftat een preker gezonden hebben, om
aan haar inwoonders de hcllche pijnen te verkon-
digen. Gehoorzaam d\' ongelovigen niet : ver-
kondig hen dikwijls \'t geen , dat in d\'Alkoran «e-
fchreven ftaat. \'t Js God, die \'t water van d\'Ku-
frates zoet heeft gemaakt , de twee zeen te za-
men gevoegt, en zout gemaakt, en eenfcheidin«»
tufichen hen geftelt. om hen te beletten zich me\'t
malkander te vermengen. Hy heeft de man en vrou
van eai weinig water gafchapen, om gezamentlijk
tewafTen, en te vermeerderen. Uw Heer kan alles,
«lat hy w^il. D\'ongelovigen aanbidden echter \'t geen,\'
\'twelk hen noch goet noch quaat kan aandoen, en
helpen de duivel, hun meefter, in de werrelt beko-
ren. Wy hebben u niet gezonden, dan on? de hel-
fche pijnen te verkondigen , en om de vreuchden
van \'t Paradijs te boodfchappen. Zeg tot hen i Ik
eifch van ugeen vergelding van mijn verkondigin-
gen: de geen, die aan God aangenaam is, zal de
Vv-eg zijner wet volgen. Prijs en verhef mv Heer:
venrou in hemj hy weet alle de zonden dermen-
ichen. Hy heeft dc hemelen end\'aardein zesdagen
gefchapen, en zit in zijn zetel , leer dat van de
geen , die t weet. Toen men tot d\'ongelovigen
y,eide .• Aanbid de Barmhartige 5 zeiden zy: wat
ïiarinhartige.^Zullen wy \'t geen aanbidden, \'t welk gy
onsgebied ? enzy vermeerderden hun boosheit. Ge-
zegent zy degeen, diedeTekenenindehemel, en
de zon en maan vol klaarheit en licht heeft oefcha-
pen, en gemaakt dat de dagen malkander volgen
om hem van zijn weldaden te bedanken.De dienaars
j\'andeBarfnhartige, dieinootmoet voortgaan. die
ii\'en-
-ocr page 295-d\'onkundigen groeten , als zy tot hen fpreken , de
genen, die dag en nacht God fmeken en aanbidden,
de genen, die zeggen , Heer , bevrijd ons van de
heliche pijnen , die God vrezen , die niet quiftig
noen vrek zijn, die de middelweg tu0chen dequiftinl
en giengheirhouden , de genen, die niet dan enig
God aanbidden, die niemant doden, dan met re-
den, en volgens Godsgeboden, endegenen, die
metonkuifth zijn, zullen eeuwiglijk Gods genade
pnieten. De genen, die het tegendeel doen, zul-
len gcitraft worden : hun ftraf zal in de dag des
Oordeels toeneemen ; en zy zullen eeuwiglijkver-
t.oemt zijn, uitgezondert de geen , die zich bekeert
heeft, en goede werken gedaan zal hebben , aande
welk God zi jn zonden vergeven zalj hy is goedertie-
ren en barmhartig. De genen, die goede werken doen,
en zich bekeren, die geen valfche eed doen , oot-
moedig zijn, en zich niet ftom en doof veinzen,
als zy d\'Alkoran horen lezen, en die zeggen, Heer,
geef aan ons, en aan onze nakomelingen kinderen,
die thcht onzer ogen, en u gehoorzaam zijn, cn
i-naalcdatwy vrezen uw geboden ongehoorzaam te
zijn : dezen zeg ik, zullen eeuwiglijli de genenchten
van_ t Paradijs, tot vergelding van hun volhardins
gemeten. Zy zulkn daar gelukwenfchingen en ze-
geningen, met onmeteiijke jonften, vinden. Zeg
tot de bozen: God zal u niet verklaren, en uw gebe-
den niet verhoren, omdatgy zijn Apoftel hebt ver-
worpen. De tijt van de ftraffing uvv^er misdaden zal
haaft komen.
^t Hooftdeel der Poëten , hegrijpende twee hondert Xe-
venent wm,g regels , te Mecha gefchreven.
] N de naam van de goedertiere en barmhartigeGod.
Godis zeer rem; hy yerftaat alles, en iszefrwijs.
Deze tekenen zijn de tekenen van\'t boek,\'twelk de
waarheit van de leugen onderfcheit. Wiltgyuzelf
bederven, om datde menfchen boos zijn Indien ik>
wil, zo zal Ijï aijn ftraffing op hen doen yallen, die
ip
hen verootmoedigen zal. Zy verachten mijn gebo-
den, enfpotten\'er meê ; maar zy zullen ftvengdijl^
geftraft worden. Zien zy niet hoe veel vruchten wy
d\'aarde hebben doen voortbrengen? Dit is een be-
wijs van onze almachtigheit": en nochtans gelooft
het grootfte deel van hen niet, dat uw Heerd\'AI-
machtige en Barmhartige isi Onder\'w^js hen hóe uw
Heertot Moifes gezegt heeft: Gyzult mijn Bodeby
d\'ongelovigen, en by Faraoos volk zijn, opdatzy
mijn vrees voor ogen hebben. Moifes zeide : Heer,-
ik vrees dat mijn tong niet los zal konnen worden :
jitotfes Zend mijn broeder Aaron met my. Zy weten \'t mis-
hadeen drijf,. dat fk begaan heb , en zullen my doen fter-
Egyjfte- ven. De Heer zeide tot hem : Zy zullen uniet doen
fiaa* ge- fterven : Gaat beide daar iku gebied. Ik zal met u
doot. wezen , en \'t geen horen, dat zy tot u zullen zeg-
gen. Zeg tot Farao dat gy Boden vande Heerdes
werreltszijt, endathy de kinderen van Ifraelmetu
laat trekken. Farao zeide tot Moifes: Heb ik uniet
een klein kint hier binnen gezien ? Hebt gy niet veel
jaren lang by onsgewoont? Hebtgy niet een man
gedoot? Gy zij teen booswicht. Moifes zeide : Ik
hebgedaan\'tgecnikgedaan heb, ik ben in \'t getal
derverdoolden geweeft. Ik heb gevloden ledert
dat ik voor u vreefde. Sedert deze tijt heefr Cod
wetenf(:hap aan my gegeven , en my in \'t getal
zijner Profetenen Apoftelen gefielt. Hy heeft zijn
genade aan my gezonden , om aanu \'t quaat te
"vertonen, \'twelk gy doet met uby de kinderen van
Ifraël te doen aanbidden. Farao Zeide tot hem: Wie
ÎS dezeGod des werrelts? Moifes a\'ntwo- rdde :\'tlsde
Heer van hemel, en van aarde, en van .il \'t geen, dat
tufTchen beide is. Farao zeide tot degenen , die by
hem waren: Verftaat gy niet het geen, dathy zegt?
Moifes voer voort, en zeide : Mijn Heer is uw God de
God uwer vaderen, en der gener, die voor u geweeft
zijn.Farao zeide:Deze Profeet.diemen aan u gezon-
den heeft,is zot.Moiles zeide;Ik ben warelijk d\'e bode
van deHeerderopgang,enderondergang,zogyhem
kont
-ocr page 297-kont kennen. Farao zeide: Indien gy een ander God,
als my, aanbid , zo zal ik n in een diepe kuil werpen!
Moifes zeide tot hem : \'Zultgy zulks doen, dewii!
ik met zo krachtige redenen, en onfailbare bewijzen
tot u ben gekomen > Farao zeide tot hem : Vertoon
uw redenen, zo gy waarachtig zijt. Hy wierp toen
zijn ftok ter aarde, die ineen flang veranderde. Hy
trok zijn hant uit zijn zak , en hyfirheen blank en
bhnkende m d\'ogen deraan/chouwers. Faraozejdc
toen tot de genen, die omtrent hem waren : Zefcet.
ziet daar een konftig tovenaar; hy wil doorzijn to-
very u uit uwlantverdi-ijven : watzegtgy\'eraf .>Zy
antwoordden: Menmoethem, en zijn bieder ver-
vaert maken, en lieden in alle uw fteden uitzenden,
om degeleertfle tovenaars van u Rijk te vergaderen
Toen zy ter geftelde dag vergadert waren, vraagde
men hen, of zy geroepen waren om Moifes en Aa-
rons tovery te volgen. Zy zeiden: Wat vergeldin«»
zullen wy hebben, zo wy verwinners worden ? Fa-
rao zeide tot hen: Ik zal u vergelden; gvzulton-
der degenen wezen, die by mvzijn. xMoifeszeide
tothen: Wilt gy uwflokkenopd\'aardewerpen,of
zal ik eerft de mijn daar op werpen ? Zy wierpen hun
en Rokken eerft neêr, en zeiden: Wy zul-
len met Paraos hulp verwinners zij n. Moifes wierp
toen zijn ftok ter aarde, die hun ftokken en gordels
verflond. Toen zy deze wonderdaat zagen , bo^en
zy zich voor over, en zeiden: Wy geloven in de
Heer des werrelts, Moifes en Aarons God. Farao
zeide tot hen : Indien gy zonder mijn verlof in Moi-
les gelooft, zo zult gy zien wat u daarom overko-
men zal. Hyisuwmeefler; hy heeft beter verftant
van de tovery, dan gy. Ik zal uderechte voeten,
cnde flinke handen, ofderechtehanden, endeflin-
ke voeten doen afhouwen; ik zal u alle doen han-
gen, Zyzeiden: fat zal ons geen quaat doen. Wy
zullen alle voor God . onzeHeer, weêrkeerenj wy
verhopen dat hy ons onze zonden zal vergeven,
om dat wy d\'eerften zijn, die ons bekeert hebben.
Wy zeiden tot Moifes: Trek met de kinderen van
Ifraël, mijn dienaars ni.et voor Faraos volk , dat
«volgen zal. Faraozondafgevaardigdeninallezijn
ftaten, om \'t volk te vergaderen, en fvandekinde-
len van Ifraël fprekende) zeide: Deze Heden zijn
klein in getal; zy hebben my ongeneuchtaange-
daan, maar ik zal hen wel opwekken. Wy deden
Tarao , en de zijnen nit Egypten trekken, om de
kmderen van Ifraël te volgen. Wy deden hen hun
tuinen, fpnngbronnen en Ipeelhuizen verlaten, cn
maakten de kinderen Van Iftaèl erfgenamen van hun
fchatten. Zy achterhaalden hen metd\'opgang van
de zon. Toen de kinderen van Ifraël hen zagen ,
zeiden zy : Wy zijageftut. Moifes zeide tot hen •
Neen , mijn Heer is met my: hy zal mv geleiden.
Wy hebben toen Moifes ingegeven dat hy met zijn
roede de zee zou flaan. Zy opende zich terftont van
twee zijden , gelijk twee bergen : wy bewaarden
hem, en alle de genen, die met hem waren, en
verdronken Farao met de zijnen. Dit zal aan d\'on-
gelovigen enhardnekkigen tot een voorbeèlt dienen
üw Heer is almachtig en barmhartig. Vertel aan
d\'ongelovigen de gefchiedènis van Abraham, toen
hytotzijn vader, entotdezijnenzeide : Wat aan-
bid gy ? Zy antwoordden : wy aanbidden onze af-
goden. Hy zeide tot hen: Verhoren zyu, als ay hen
aanroept? doen zy ugoet, als gy hen aanbid? en
quaat, als gy hen met aanbid? Zy antwoordden-
Wy hebben bevonden dat onze vaders hen,2eliik wy!
aanbaden. Abraham zeide tot hea: Gyenuw vaders
.-lanoid onnutte dmgenj gy aanbid niet, danafgo-
den, mijn vyanden. Ik zal hen\'niet aanbidden. Ik
^lanbid de Heer des wetrelts , die my gefchapen
heeft, die my geleid, die my voed, die my dese-
zontheitgeefta sik ziek ben, die my doet leven, die
my zal doen fterven. en van de welk ik in de dag des
Oordeels vergiffenis yan mijn zonden verhoop.Heer
geeft aan my de kennis uwer begeerten: maak dat
Wijn tong «n wiwden van de na^melmgen waar-
-ocr page 299-achti\'g gelooft worden. Stelmyin\'t getal dererfefi-
V^\'-g^^f^^\'jnvader; hyislrt
t getal der verdoolden. Maak iny niet befchaarnt in
dedagdervernizenis, in de dag, inde welk de riik-
dommen en kinderen onnut zullen zijn, üitgezon-
dert yoor de genen, die een hart hebben, daf verra
van boosheit is. God zal de vromen het Paradijs
doen naderen ende hel aan de bozen vertonen.
Men zal tot hen zeggen : Konnen d\'afgoden,
d e gpan-gebeden hebt . u bewaren? können
zyzichzelven bewaren ? Zy zullen met u . met
üun aanhang, en met de duivels in\'t helfche vuur
pffoten worden. D\'afgodendienaars ziillen in de
hel met de genen twiflreedenen, diezy aangebe-
den hebben , en zeggen: Zeker, wy waren ver-
doolt, toen wy u aangebeden hebben. De bozen
hebben ons verleid. Wy hebben heden niemant. die
voor ons fpreekt, noch geen vrient, om onstebe-
ichutten. Indien wy weer in de werrelt mogten ke-
len, wy zouden in Gods wet geloven. Dezereden
zal tot een voorbeelt aan de goddeiozen dienen, die
met geloven dat uw Heer d\'Almachtige en Barmhar.
tige IS. \'t Volk heeft in Noahs tijt d\'Apoftelen en
Profeten, die aan hen gezonden waren, verloghent.
Noah hun broeder zeide tot hen: VreeftGod; ik
ben zijn bode, gezonden om aan u te preken; vreeft
en gehoorzaamt God. Ikeifch vanuaeen vergel-
ding vanmijn onderwijzingen. God, sifeen Heer des
werrelts, zal my van mijn moeiten verpelden; vreeft
engehoortzaan..hem. Zy zeiden: Zullen wy in u.
en in de genen van uw gevolg, die oneerlijk zijn,
geloven? Hy zeide : Ik weet niet wat zy doen
Hii jn Heer houd rekening van hun werken! Indien
gy de rechte weg kende, zo zoud gy d\'afgoden niet
aanbidden. Ik verdrijf de ware gelovigen niet uit
mi,n gezelfchap. Ikben niergezonden , dan om de
heifche pijnen te verkondigen. Zv zeiden tot hem t
ONoach, indien gy niet van deze redenen aflaat
zo zult gy gcßentgt worden. Noach zeide: Heei>, di^
S i Yölk
volk is goddeloos ; oordeel onz verfchil: verlos my»
en alle ware gelovigen, diemetmv zijn, van hun
boosheit. Wy hebben hem, en de genen, die met
hem waren, in d\'Ark gebergt.en degenen, dieop
aarde bleven, verdelgt. Dit is eenbewijs van onze
almachtigheit. D\'ongelovigen geloven nochtans ten
meedendeel niet dat uw God d\'Almachtige en Barm-
hartige is. Het volkheeft in detijt van Aad de Pro-
ieeten en Apoftelen, die aan hen gezonden waren,
verloghent. Hod, zijn broeder, zeide tothen: Vreeft
God, ik benzijnBode, gezonden om metgetrou-
iieit voor u te preken. Vreeft God, en gehoorzaamt
hem. Ik eifch vanugeen vergelding van mijn pre»
kingen i de Heer van\'t Heelal zal my rijkelijk daar
af vergelden.Zult gy bürgte en heerli jke gebouwen
\'timmeren, als of gy eeuwiglijkin de werrelt zoud
fclijven i" Zultgy wreetzijn, zonder deernis metu
zclvev te hebben? Vreeft God,en gehoorzaamt hem.
.Vreeft de geen, die zijn genade aan u geeft, die goe-
■ deren, kinderen, tuinen, en fpringbronnen aan u be-
fchikt. Ik vrees dat gy in de dag des Oordeels ftren-
ge pijnen zult lijden. Zy zeiden tothem : Zijtgyge-
komenom datnlen voor u, ofgy voor ons zoud pre-
icen? Gy vertelt ons fabelen van oude wijven. Zy
hebben hem verloghent, en wy hen verdelgt. Dit is
een bewijs van onze almachtigheit: en nochtans ge-
loven d\'ongelovigen ten meeftendeel niet dat uw
Heer d\'Almachtige en Barmhartige is. De lieden van
Temod hebben de Profeten, die aan hen gezonden
waren, verloghent: zijn broeder f„i]hé heeft tot hen
gezegt; Vreeft God; ik ben een Bode , van God ge-
monden , om voor u te preken. Vreeft God, en ge-
hoorzaamt hem. Ik eifch van u geen vergelding van
jKiijn prekingen j de Heer van\'t Heelalzalmy van
mijn moeiten vergelden.Zult gy d\'eeuyvigegoederen
verlaten, om u aan de goederen van de w\'errelt te
■verbinden ƒ om uw fteun op tuinen, fpringbronnen,
lantbou, in lïw palmbomen , en in uw vruchten te
fteilen ? Zwlt gy yooreichtig geacht worden, als
^rpeelhuizen in\'t gebergte doet bouwen ? Vreeft
God, gehoorzaamt zijn geboden, en gehoorzaamt
niet de bozen, die d\'aarde ontreinigen, en geen
goet doen. Zy zeiden tot hem: Gy zijt eentove-
naar, en een menfch gelijk wy. Vertoon aan ons
enige wonderdaat, zo gy waarelijk een Profeet zijt,
die van God gezonden is. Hy zeide: Zie daar een De Tuf-
kameel: hy heeft een plaats om te drinken in een kengdO\'
geftelde dag j gy hebt haar ook om te drinken, ge- ven dat
lijkhy; doethem geen quaat; anders zultgy in de
dag des Oordeels geftraft worden. Zy quetften deze ms
kameel uit verachting: maar zy hebben berou daar ineen
afgehad, en zijn ruwehjk geftraft. Dit is een voor-^asjÄ/
heelt voor de nakomelingen; maar d\'ongelovigen ventndtï-
geloven echter ten meeftendeel niet, dat uw Heer de.
de Goedertieren en Barmhartige is. Loths mede-
burgers verloghendèn de Profeten, die aan hen ge-
zonden waren. Loth, hun broeder, zeide tothen:
Vreeft God; ifc ben een getrouwe Bode, van God
gezonden, óm u te preken. Vreeft God, en gehoo r-
zaamt hem. Ik eifch van u geen vergelding van
mijnmoeiten; God zal my daar af vergelden. Zult
gyn aan de werrelt vaftbinden, om de heerlijkheit,
Se hy voor u gefchapen heeft, te verlaten? Zult
gy \'t goet verlaten, om/t quaat t\'omhelz?n, Zy
zeideti tot hem: O Loth, indien gy niet van fpraak
verandert, zo zullen wy u itit onze ftat bannen,
Hy zeide: Mifichien beii ik een der gener, van de
welken gy een afkeer hebt. Heer, verlos my, met
mijn gezin, uit hun handen. Wy hebben hem ge-
bergt, met alle zijn gezin, uitgezondert zijn ge-
mafin, die by de ftedelingen bleef. Wy deden een .
regen op hen vallen, die hen alle verdelgde. Dit is
een voorbeelt VOor de nakomelingen: d\'ongelovi-
gen geloven nochtans ten meeftendeel niet dat uw " em
Heer d\'Ahnachtige en Barmhartige is. De genen, Ay
die in \'t bofch wöonden, hebben de Profeeten, die \'^«"f««.
aan hen gezonden waren, verloghent. Chaïb zeide
tot hen; Vreeft God, ik ben een getrouwe Bode, van
S 3 hen^
SSü!
hem gezonden, om de helfche pijnen aan u te ver-
kondigen. Vreeft God, en gehoorfaamt hem. ik eis
van u geen vergelding van mijn verkondigingen; dc
Heer van\'t Heelal zal my daar af vergelden- Meet
met goedemaatjcn weegt met goed géwicht. Ont-
houd niets van uw naafte. Verontreinigt niet d\'aarde,
Vreeft degeen, dieu, en alle de genen, die voor
iTgeweeftzijn.gefchapenhceff. Zy zeiden tothem:
Gy zijt een tovenaar i gy zijt niets anders, dan een
menfch geirjk wy• Wy geloven dat gy een leugenaar
zijt. Doe een deel van de hemel op ons vallen, za
gywarelijkvanGodgezondenzijt. Hyzeide: God
weet het geen, datgy niet weet. Zy hebben hem ge-
loghent, maarzy wierden ook geftraft, enmeteen
wolk overdekt, die een vurige regen op hengere-
gent heeft} en zy wierden verbrant, a sof\'tin de
dag des Oordeels was. Dit is een bewijs van mijn
macht. Maar \'t grootftc deel der ongelovigen gelooft
niet dat uw Heer d\'Almachtige en Barmhartige is.
Zeker, d\'Alkoran is van de Heerdes werrelts gezon-
den : de gelovige geeft heeft hem in uw hart ingege-
ven, op datgy in d\'Arabifche taalde hclfché pijnen
aan \'tvo\'k zoud verkondigen. De Gefchriften heb-
ben voormaals gewa^hdaar afgemaakt: zo (d\'onge-
lovigen van Mecha) hera niet kennen , de Leer-
aars der kinderen van Ifraël weten hem wel te ken-
nen. Schoon wy hem niet in de Perfiaanfche taal
hebben geeonden , laat echter daarom niet den
Perfiansn \'t geen te leren, dat zy niet weten. Wy
hebben de leugen in \'t hert der bozen ingedrukt: zy
zullen\'t geen , dat in d\'Alkoran gefchreven is, niet
geloven, tot dat zy de ftraffing zien, die voor d\'on-
gelovigen in de dag des Oordeels bereid i?. Deze
dag zal onvoorzien komen ; \'t welk zy niet
weten. Zy zeggen: Laat ons wachten, en noch
niet in \'t geen geloven , dat in dit boek begrepen
is. Zijn zy ongeduldig om hun ftraf te zien?
Hebt gy gezien hoe wy haar enige jaren hebben
wit|cftel|, en hoe cinttólijk \'t geen , dat wy aan
hea
-ocr page 303-hen beloofden , hen overgekomen is, Hun rijk-
dommen zi^n hen onnut geweeft. Wy hebben
geen fteden verdelgt, zonder hen eerft van hun on-
dergang verwittigt te hebben. Wy doen niemant oü-
gelijk aan. De duivelen hebben d\'Alkoran niet gé-
bracht : hy was hen niet nut. Zy konden \'t niet doen;
zy zi j n verre (yan d\'Engelen) en konnen hun woor-
den niet hoitn. Zeg nietdat\'er een ander Godmet
God is; indien gy \'tzegt, zo zult gy geftraft wor-
den. Verkondig helfche pijnen aan degenen, die
u volgen: Wees ootmoedig en heufch tot de ware ,
gelovigen. Indien zyu ongehoorzaam zijn, zo zeg
tot hen: Ik ben onfchuldig van "tgeen, datgy doet,
en heb my aan de wil van d\'Almachtige en barm-
hartige God overgegeven. Hy ziet u , als gy uw
gebeden doet, en alsgy hem aanbid; hy verftaat en
weetalles. Zal ik u zeggen tot wie de duivelen zich
keren ? Zy keeren zich tot de leugenaars. Zy zeg.:
gen hen \'t geen , \'dat zy hebben horen zeggen;
maar zy liegen alle. D\'afgedoolden volgen de Po»
eten, en zijn verwart in hun redenen. Zy zeggen Se\'^te^
datzy\'tgeen gedaan hebben , \'t welk zy niet heb- Ekleïi, m
ben gedaan, uitgezondert de genen, die in God ge-
loven , die goede Tyerken doen , die dikwijls cp tenoir.
zijn goddelijke Majefteit denken , en die tegen
d\'ongerechtigheit der ongelovigen befchermt zijn
geweeft. D\'onrechtvaerdigen zullen bekennen dat
zy eens opgewekt zullen worden.
\'t Hooftdeel van de Mier, begrijp ende drieentnegentig a 6.
regels, te Mecha gefchreven-
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. God is zeer rein ; verftaat alles. Deze ge-
heimeniflen zijn de geheimeniflen van d\'Alkoran.
die de waarheit vande leugen onderfcheit, Hy geleid
de menfchen op de rechte weg, cn boodfchapt de
vreugden van\'t Paradijs aan de genen.die inGods wet
geloven , die hun gabeden ter geftelde tijt doen, die
deTienden betalen,qn die kennis van hun einde heb-
5 4
ben. Degenen, die niet in de dag des Oordeelsge-
ioven , vinden\'tgeen goet, \'t welk zy doen, en zijn
in verwarring: Zy zullen eindelijk in \'t getal der
verlore lieden wezen. D\'Alkoran is u van wegende
Voorzichtigfté gebracht , die alles weet. Gedenk
dat Moifes tot zijn gezin gezegt heeft: Ik zie een
vuur, ik ga derwaarts; ik zal\'eru tijding af bren-
gen, en een vonkje meèneemen; miflchien zult
gy \'er af verwarmt worden. Toen hy dicht by \'t
vuur gekomen was,hoorde hy een ftem, die tot hem
zeide: OMoifes, \'tgeen , dat gy in en omtrent dit
vuur ziet, is gezegent. Men is aan God, die Heer
van\'tHeelaalis, loffchuldig. Ik ben d\'almachtige
en eeuwige God: Werp uw ffok ter aarde. Toen
Moifes zijn flok, als of hy levendig was, zagroe-
ren, week hy in diepe gedachten vandaar, en quam
\'er niet weêr. Wees niet bevreefl van deze ffok;mijn
Boden en Profeten hebben geen vrees by my: de
»een, die zich bekeert, zai my goedertieren en
jarmhartig vinden. Steek uw hant in uw zak, hy
zal, zonder; enig leet, wit daar uit komen, en een
der negen tekenen van mijn almachtigheitwezen.
Farao en zijn bedienaars zijn geheel afgeweken.
Toen zy mijn wonderdaden zagen, zeiden zy dat
\'et niets-anders dan tovery was. Zy hebben mijn
wonderdaden veracht, en hun boosheit vermeer-
dert. Aanmerk hoedanig \'t einde der bozen is,en hoe
zy verdelgt zijn, Wy hebben de wetenfchap aan Ds-
vid en Salomon gegeven. Zy zeiden ; Gelooft zy
God, dieonsboven veel van zijn dienaars, dewel-
ken in zijn almachtigheit geloofden , begenadigt
heeft. Salomon was Davids erfgenaam, en fprak
tothetvolk: Wy wetende taal der vogelen , en al
\'tgeen, dat men weten kan; dit is een zeergrote
genade, Salomoniheir, van menfchen, duivelen en
vogelen te zamcn gezet, vergaderde eens by hem.Hy
brachthep\'n\'t dal der mieren. Een mier, hun Ko-
ningin , riep: O mieren, gaat in uw huizen, op dat
Salomon en zijn benden u niet, zonder zulks te we-
ten,
ten , onder hun voeten vertreden. Salomon, deze
woorden horende, ftont enige tijt zonder te fpre-
ken. Hy begon eindelijk te lachen, en zeide: Heer,
wees mijn hulp daaraf, op dat ik u van uw welda-
den, en van de jonften, die gy aan mijn vader bewe-
zen hebt.bedank.\'t Zal u aangenaam zijn dat ik wel-
doe.Stel my, door uw barmhartigheit, in \'t getal der
gener, die uw heerlijkheit verheften. Hy vraagde
naar de hop, en zeide: Waarom zie ik de hop niet > is
zy in \'t getalder afwezigen > Ik zal haar ftrafFen, en
doen doden, zo zy geen wettige verfchoning heeft,
Zy verootmoedigde zich weinig tijt daar na voor Sa^
lomon 1, die haar vraagde van waar zy quam. Zy ant-
woordde ; Ik heb zo terftont het geen gezien, dat gy
niet ziet; ik koom uithet Koninkrijk van Saba, van
daar ik u zekere tijding breng. Ik heb een vrou, hunt
Koningin, gevonden,die al \'t geen heeft,dat aan een
Koning nootzakelijk^\'s, Zy heeft een grote en heer-
lijkefetel. Ikhebhaar, en haar onderzaten gevon-
den,die de zon aanbaden,de duivel deê hen behagen
in hun bedrijf hebben,en heefthenvan de rechte weg
afgeleid. Zy zullen verdook zijn, tot datzy een enig
God aanbidden, die de regen van de hemel zend, dic
d\'aarde haar planten en vruchten doet voortbren-
gen,die al \'t geen weet,dat in \'t hart der menfchen is,
cn al\'t geen,dat zy zeggen.Godidaar is niet meer dan
een enig God, Heer van \'t Heelal. Salomon zeide:lk
zal haaft zien of gy de waarheit zegt, of in \'t getal der
leugenaars zijt. Brenghaar de brief, enmerkop\'t
geen, datzy, en de haren zullen antwoorden. Deze
Koningin zeide (in de koomft van deze hop)tot haar
dienaars: Ogy, die in mijn ftaten tot waardigheit
V erheven aij t, men heeft my een brief van Salomora
gebracht,van deze inhout:!* de Mam vm degotiettit-
re tn bamhartige God. Verheft n uiet iegeu my^mar vesfl
mygehoor{aam.Géet my raat in \'t geen, dat ik te doen
heb; ik zal niets doen zonder uw toeftemniing, en
zonder dat gy\'t voor uw ogen ziet.Zy antwoordden:
Onz geluk en ongeluk hangen van u afj gebied
S al\'t
al \'t geen, dat ti aangenaam is, wy zullen u gehoor-
zamen. Zy zeide: Als de Koningen ineen ftat ko-
men, brengen zy daar veel verwarringen meê; zy
vernederen en verkleinende voornaamften en aan-
zienelijkften der ftedelingen. Indien Salomon en de
zijnen hier komen, zy zullen desgelijks doen. Ik
vind geraden een gezant, met enige gefchenken,
aan hem te zenden j hy zalmilTchien weêromkeren.
Toen de gezant by Salomon gekomen was, zeide hy
tot hem : Brengt gy my gefchenken ? God heett
meer rijkdommen aan my , dan aan u , gegeven.
De gefchenken verheugen u, om datgy hen bemint.
Keer weer tot de genen, die u gezonden hebben ^ ik
zal hen met zo grote heirkrachten bedoeken, 4at
2y hen niet zullen konnen tegenftaan. Ik^alhen dit
hunftaten drijven; en zy zullen rampzalig zijn,
zo zy my niet gehoorzamen. Hy zeide toen tot de
zijnen: Mijn Heeren , wie zal my de koninklijke
zetel van deze vïou brengen, eer zy en haar onder-
zaten my gehoorzamen. Een van de duivels zeide
tot hem: Ik zal hem voor u brengen, eer gy van
uw plaats opbleekt: ik ben fterk genoech om hem te
dragenjik zal hem getrouwelijk brengen.Een der ge-
ner, dieby Salomon waren, de welk de fchriften
wift, zeide: Ik zal hem in een ogenblik brengen.
Toen Salomon deze fetel voor hem zag; zeide hy:
Zie d.i3r een jonft van God , om te beproeven of
ikdankbaar van zijn weldaden zal zijn. Degeen,
die God van zijn weldaden bedankt, doethetgeen,
dat hy doen moet j hy heeft niet te doen metde geen,
die ondankbaar is. Ik zal zien of zy de rechte
weg volgt , dan of zy in \'t getal der verdoolden
is. Hy veranderde iets in haar koninklijke fetel,
om te beproeven of zy hem zou kennen als zy
by Salomon gekomen zou zijp. Men toonde
hem aan haar, toenzy gekomen vi^as, en vraagde
of de hare deze geleek. Zy antwoordde: Hygeïij^kt
hem , als of hy \'t zelf was. Zy had kennis van
de rechte weg, maar \'t geen, \'t welk dc haren en zy,
■ in
Gelaldyn
^egtdat
hyGods
»aam
wifi.
Vv^e
Koningin
wierd
Balkifl
gmoemt.
in (fe plaats van God, aanbaden, had haar van de
gehoorzaamheit van zijn goddelijke Majefteit af-
geleid. Men zeide tot haar, datzy ineen wandelry
zou treden. Toen zy de vloer zag , meende zy
dat hy water was, cn , haar knie ontblotende,
lichtte haar kleet op, uit vrees van dat zy\'t natma-
ken zou. Salomon zeide tot haar, dat de vloer van
geflepeglas was, en vermaande haar Gods wet t\'om-
helzen. Zy zeide toen: Heer, ik heb my zelfs on-
felijk aangedaan van dat ik uvertoorntheb; ik ge-
oorzaam met Salomon de geboden van de God
van \'t Heelal. Wy hebben Salhé aan Temod,
en aan de zijnen gezonden , om hen te verma-
nen niet dan een enig God t\'aanbïdden. Hy zeidc
tot hen : O volk , neem uw toevlucht tot Gods
barmhartigheit. Indien, gy vergiffenis van hem ver-
zoekt, gy zult haar verkrijgen. Zy zeiden: Wilc
gy ons tot uw daling brengen.» en in de doling dec
gener werpen, die metu zijn? Hy zeider Godza!
u ftraffen; gjf zijt oproerigen. In deze flat waren
negen lieden,, die d\'aarde v-erontreimgden, enggen
goet deden. Zy hadden onder malkander gezegt:
Laat ons in deze nacht de Profeet, ende genen van
zijn gevolg doden; wy zuilentot degenen zeggen,
die hem zoeken, dat wy hens, noch de genen „ die
hem doodden, niet gezien hebban, en zweren dat
wy waarheit fpreken. Zy veinsden zich loos, maar
wy waren noch lozer, dan zy , en zy wiften\'t niet.
Aanmerk hoedanig d\'uitgang van hun fchalkheden
was. Wy hebben hen, met,hun aanhang, verdelgt;
en hun h uizen zi j n woeft gebleven, uit oorzaak van
bun boosheit. Dit zal tot een yoorbeeltaan degenen
dienen, diekennis van onze almachtigheit hebben.
Wy bcrgden de Profeet, en alle de ware gelovigen,
die met hem waren. Gedenk aan de gefchiedenis
van Loth , die tot zijn medeburgers zeide : Zult
gyualtijt, in\'t aanzien van malkander, inde vui-
ligheit verontreinigen? Zult gy de mannen meer, dan
da vrouwen, beaiinnen? Gy zijt onwetende. Zy
ant-
-ocr page 308-antwoordden: Laat ons Loth, en zijn gezin uit
onze ftat verdrijven} zy zullen zich niet ontreini-
gen, gelijk wy. Wy hebben hem gebergt, en zijn
geheel gezin,uitgezondêrt zijn vrou,die by de genen
bleef, de welken geftraft wierden. Wy deden een
regen op hen vallen, die hen de ftrengheitonzer
ftraffingen deê bekennen. Zegtothen: Gelooft zy
God, aie de bozen verdelgt j en heil aan alle de ge-
nen, die hy verkozen heeft. Zij n zy niet gelukki-
ger, dan degenen, die gelovendat\'er veel goden
zijn? Wie heeft de hemelen end\'aarde gefchapen?
Wie deê de regen van dehetnel afvallen > wie veel
vermakeli jke tuinen voortkomen ? Gy zoud zonder
Gods hulp geen macht hebben om de planten voort
te ftuwen. Zeker, d\'ongelovigen zij n van de recht e
weg afgeweken. Wie heeft: d\'aarde vaft gemaakt ?
Wie de vloeden doen vlieten? Wie heeft de bergen
zwaar gemaakt! Wie anders, als God, heefteen
fcheiding tufTchen de zeen geftelt J Het grootfte deel
des werrelts weet het niet. Wie maakt de menfchen
rampzalig ? en wie verloft hen van li jden,als zy hem
aanroepen? Wie anders, als God, doetu verme-
nigvuldigen, en u nakomelingen op aarde nalaten?
Weinig lieden echter bedanken hem daar af. Wie
geleid u in de duifternis der aarde, en der zee? Wie
anders, als God, zend de winden, voorlopers van
deregen? Hyisdehoogfteenmachtigfte. Maardc
bozen willend\'uitwerkingen van zijn almachtigheit
niet aanmerken. Wie vormt de menfchen ? Wie doet
hen leven, fterven en verrijzen? Wie anders, als
God, verrijkt hen met degoederen des hemels, en
der aarde ? Zeg tot hen : Vertoont uw redenen,
brengt uw bewijsby, zo\'tgeen, dat gy zegt, waar-
achtig is. Zeg tot hen: Niemant, danGod , weet
hetgeen, dat in dehemel, enop d\'aardeis; niemant
weet het aanftaande, tegenwoordige en verleden.\'
Weten de menfchen de dag van de verrijzenis ? In
tegendeel, zy twijffelen\'eraf, enzijn verblint. De
bozenzeiden: Hoe! zullenwyftof zija,gelijkonze
vaders s en uit de graven te voorfchijn komenPZul^s
is voormaals aan onzevaders, en aan ons belooft:
\'tis een praatje van oude wijven. Zegtothen, dat
zyaanmerken hoedanig voormaals\'t einde der bo-
zen heeft geweeft. Bedroef u niet om datzy tegen u
aanfpannen, en aan uvragen, in welke tijt zy de
beloofde ftraffing zullen zien. Zeg tot hen: Zyis
niet verre yan u; gy ftort u zeiven daar in. Maar
God is meedogende tot zijn volk ; \'t grootfte deel
echter bedankt hem niet van zijn genade. Uw Heer
weetal\'tgeen, d.it in hun hart is, en al\'t geen, dat
zy zeggen. In de hemel en op d\'aarde is niets,\'t welk
niet in een zeer verftanelijk Bpek gefchreven fïaat.
D\'Alkoran verklaart aan de kinderen van Ifraël
\'t grootfte deel van hun zwarigheden, en zal hen
op de rechte v^eg geJeiden, en degenen, die u ge-
loven , van de helfche pijnen bevrijden. Uw Heer
zal hen inde dag des Oordeels oordelen : hyis al-
machtigen wijs. Vertrou in God} gyzijropdeweg
der waarheit.De doden en doven zullen u niethorenj
en d\'ongelovigen zullen bedeeft en verbaaft van u
afwijken. Gy moet de blinden niét leiden, noch de
doven doen horen,uitgezondert de genen,die in d\'Al-
koran zullen geloven, en gehoorzaam zijn. Als de
tij t van de ftraffing, die men aan hen belooft heeft,
gekomen za! wezen, zullen wy van onder d\'aarde
een dier doen voortkomen,dat tot hen zal fpreken,
en zeggen;a?i volk gelooft nitt in. Gods tpet, es kent \':{ijn
iponderdaden ««.Gedenk aan de dag,in de welk ik een
groot getal van alle volken, diemijn geboden ge-
hoorzaamt hebben,zal vergaderen,om hen rekening
van hun werken tedoen geven. Ik zal tot hen zeg-
gen : Gy hebt mijn Profeten verloghentjgy wift niet
wat gy zeide:wat hebt gy gedaan? Zy zullen dan van
hun zonden geftraft worden, en zonder verontfchul-
diging wezen,en niet een woort fpreken. Zien d\'on-
gelovigen niet dat wyde nacht om te ruften, ende
dag om t\'arbèiden gefchapen hebben ? Dat is
een bewijs van mijn aïmachtigheit. Gedenk aan de
dag, in de welfc d\'Engel de trompet zal fteken, ea
al\'t geen, dat indehemel, en opd\'aardeis , van
vrees fidderen, uitgezondert de genen, die in Gods
f enade ftaan. Gy zult in deze dag de hangende
ergen als wolken zien voortgaan. Dit zal een
w^rk van God zijn, die alles geftrhapenheeft, en
\'t einde van alles weet., Degeen, die goede werken
gedaan heeft, zal daar af vergolden worden, en
zonder vrees wezen; en de genen, die quaat gedaan
hebben, zullen in \'t helfche vuur wonen. Men zal
tot hen zeggen: Zijt gyniet naar uw verdienften ge-
Jiitis . ftraftJZeg rot het volk: Ik beveel u de Heer van deze
Tiitcba, bevoorrechte ftat t\'aanbidden. Alles behoort hem»
BeT/e to®\' Ik gebied u in d\'Eenheit van zijn goddelijke
Gtlaldjn. Majefteit te geloven, en u in d\'Alkoran t\'oeffenen.
Die goet doet , zal goet vinden. Zegtotdegeen,
die verdwaalt is: Ik ben niet gezonden, dan om de
helfche pijnen te verkondigen. Zegtotdeware ge-
lovigen : Gelooft zy God, die zijn wonderdadenaan
u heeft vertoont, cn die aan u de kennis van de rech-
te" weg heeft gegeven. Uw Heer is niet onkundig
van\'tgeen, dat zy doen.
ay. \'t Hooftdeel van de Gefchiedenis , hegrypendeacht-
machtigrtgds te Mechagefchreven.
I N de naam van de goedertiere en barmhartige
God. God is zeer rein; hy hoort alles, eniszeer
wijs. Deze geheimenifïen zijn degeheimenifTen van
\'tboek, \'t welk de waarheit van de leugen onder-
fcheid. Ik vertel u de gefchiedenis van Moifes en
Farao in alle waarheit, tot vernoeging der ware
gelovigen. larao was machtig op aarde. Hy han-
delde zijn onderzaten naar zijn believen. Hy-plaag-
de een deel van hen, doodde hunkinderen, mis-
handelde hun vrouwen; zy waren van dc genen,
die d\'aarde verontreinigden. Jkhfibmijngenadeaan
de genen gegeven, die op aardegeplaagtwaren,
hen erfgenamen van Faraos Koninkrijk gemaakt, en
hen in zijn ftaten geftelt. Ik vertoonde aan Farao,
aan
-ocr page 311-aanHaman, en aan hun heii-\'tgeen, datzymeeft
Vreesden. Wy zeiden tot Moifes moeder: Zuig uw
kint: indien gy vreeft datraen\'t quaat zal doen, zo
werphet op deNijl. Vreesniet; bedroefu niet\': ik
zal hem in uw armen geven, en in \'t getal d^rProfe-
ten ftellen. Faraos huisgenoten vonden hem op\'t
water, en bergden hemom noch eenshunvyantt«
wezen, en om hen te plagen, vermits Farao, Ha-
man ende hunnen ongelovig waren. Faraos gema-
Im zeide tot hem: Ik bid u datgy dit kint niet doot i
mijn oogen fcheppen vermaak in het te zien; het
zal noch, gelijk onze zoon , tot onze dienft nut
worden. Maarzy wiften niet Xwat hen daar afover-
komen zou.) Zijns moeders hart wierd van vrees
verloft, toen zy haar zoon in handen vanFaraos
gemalin zag : het fchilde weinig of zy zou zich voor
zijn moeder bekent hebben gemaakt. Maar wy de-
den haar gedult nemen ; en zy geloofde in onze be-
loften. Zy beval aan haar zufter dat zy\'t kint al-
lengs zou volgen. Zy volgde hem van verre, zón-
der bekent te maken datzy de zufter was, noch dat
zyophem toezag. Wy hadden te voren aan Moi-
fes verboden de melk van eenige andere voedfter j
dandie van zijn moeder, te zuigen. De zufter zeide
tot Faraos huisgenoten: Wilt gydat ikueenvoed-
fter, en lieden aanwijs, diehem getrouwelijk op-
voeden? Wy deden hem aanzijn moeder weerge-
ven , om hem te voefteren. Zy maakte een einde
van haar droefheit, toen zy bekende en zag dat God
waar is in\'t geen, dathy belooft; maar\'t grootfte
deel van \'tvolk kende hem niet. Toen Moifes dar-
tig of drieendartig jaren oud was, gaven wy wijs-
heit en wetenfchap aan hem; dus vergeld ik de vro-
men. Moifes, eens indeftatkomende , ontmoette
twee mannen, die malkander ftoegen ; d\'een was
vande kinderen van Iftael, en d\'anderwaseenE-
gyptenaar, en een van zijn vijanden, die hy over-
viel, en hem doodde. Hy zeide daar na , de duive!
keeft my bekoort, hy is een openbaar vijant der
niea=
-ocr page 312-menfchen. Heer, ik heb u vertoornt; vergeef mj%
De Pieer vergaf\'t hem; want hy is goedertieren en
barmhartig. Heer, dewijl gy zo grote gemde aan my
hebt bewezen,zo zal ik nooit hulp noch byflant aan
d\'ongelovigen betonen. Hy bleef imet vrees in de
fiat, enhield zich opzijn hoede. Des anderdaags
bejegende hy weêr de geen, die hy in de voorgaande
dag voorgefiaanhad, en die weêr tegen een ander
Egyptenaar floeg, en hulp van hem verzocht. Moi-
fes zeide tot hem: Gy zijt een moeitemaker. Hy ant-
woordde: O Moifes, wilt gy my doden, gelijk dc
geen, diegy gifter gedoot hebt i* Wiltgy een voor-
Jftander des werrelts, of een vroom man wezen
Weinig tijtsdaarna quam uithet uiterfte der ftat een
man tot hem lopen, die tot hem zeide: OMoifes,
Paraos amptlieden zijn tegen u famen gefpannenjzy
willen u doen doden: berg u, en volg mijnraat. Hy
trok met vrees uit de ftat, en , zich op zijn hoede
houdende, bad zijn Heer hem uit de handen der on-
gelovigen te vei\'IofTen.Hy ging naar de zijde Madian,
en zeide: Heer, laat niet toe dat ik een quade weg
volg. Hy ontmoette een groot getal van menfchen ,
dic hun vee deden drinken. Hy vond daar twee doch-
ters , die hun heeften niet konden wateren. Hy zeide
tothen: Wat doet gy beide hieri\'Wy zijn fzeidenzy)
niet lïjachtig genoech om water op te halen, enonze
heeften te doen drinken. Wy verwachten de harder:
onze vader is t\'out om daar uit te putten. Hy putte
water uit de put, om hun beeften te wateren, en
vertrok zichin de fchaduw, uit oorzaak van de hitte
derzon, en zeide: Heer, ik ben berooft van alle de
jonften, diegy voormaals aan my hebt bewezen ;ik
ben nu arm en behoeftig. Een dezer dochters quam
heel befchaamt by hem , cn zeide : Mijn vader
roept u , om u van de moeite , die gy gedaan
hebt in onze beeften te verwateren, te vergelden.
Toen hy by deze oude man gekomen was, vertel-
de hy aan hem al \'t geen, dat hem overgekomen
was. Deze oude man zeide: Vrees niet ik zalu
uit
-ocr page 313-de handen der bozen verloflen. Een yan zijn
oochters zefde tot haar zufter: Geef aan deze man
teten, cn vergeld hem van zijn moeite j byhee^s-
ons jonffelijk geholpen. Hun vaderzeidetothem "
Ik wil u aan een van mijn dochters huwen .op voor-
waarde datgy acht jaren lang mijn vee zulthoeden.
Tien jaren, zo gy wilt, zeide Moifes; ik zal u niet
verlaten: gyzultmy een vroom man bevinden. Ik
zal u de twee geftelde tijden dienen, of acht, of tieti
ïaren,zo gy \'t goet vind; God is getuig van \'t geen,
dat Ik zeg. Toen deze tijt verftreken was, verliet
Moifes\'thuis van zijn felioonvader, en zichmet zijn
gemalin vèrtrekkende, zag van verre een groot vuur
naar de zyde van de berg, en zeide tot zijn gemalin-
Ehjfhierftaan 5 ikzie \'t vuur van d\'Almachtioe = ik
zal wel haaft weerkomen, en u een vonkje daar af
meebrengen: gy zult \'er mifïèhien afverwarmt wor-
den. Toen hy by dic vuur quam . riep men van de
rechte zyde des dals, vanéén verheve plaats, cnuic
een doornhaag tot hem: O Moifes, ik ben God, ds
Heer van \'t Heelal, werp uw ftok teraarde. Tóen
hy zi,n ftok zag roeren, als of hy leven had, vlood
hy van vrees, en keerde niet weêr. O Moffes, koonx
by, en vrees niets $ gy zijt in een zekere plaats.
Steek uw hant in uw zak, hy zal, zonder wee tc
doen, wit en blinkende daar uitkomen. Trek uw
arm weer in de mon, hyzal zijn voorgaande ftaat
weerkrijgen. Uw ftok en u hant zullen twee te-
kenen van mijn aïmachtigheit by Farao, en by zijn
amptlieden zijn, die mijn geboden tegenftreven.
Moifes zeide: Heer. ik heb een Egyptenaar gedoot;
Ik vrees dat zymy zullen doen doden: geê^iedaan
Aaron, die welfpreekend is , met my te komen,
- on^ my te helpen, _en om \'t geen. \'t welk ik zeggen
. zal, te beveftigen; ik vrees dat zy my zullen verwer-
pen. Ik zal u uw broeder tot uw hulp, en aan u beide
de kracht, om u van hun boosheit te befchutten, ge-
ven. Gaat,volbrengthetgeen;dataanubevolenis.
Gy zult verwinaers wezen,\' en alle degeenen, die u
T zul-
zullen volgen. Toen Moifes by Farao was gekomen,
en mijn wonderdaden aan hem vertoonde , en
mijn geboden aan zijn amptlieden verkondigde,
zeiden zy: Dit is nietsanders, dan betovering ; wy
hebben onze voorzaten niet van deze dingen ho-
ren fpi-eken, Maifes zeide: De Heer kent de geen,
die de rechte weg leert, en degeen, diedcelin\'t
Paradijs zal hebben; d\'ongelovigen zullen zaer
-rampzalig zijn. Farao zeide tot zijn amptlieden:
KenrgyeenanderGod, alsmy? OHaman, doet
myofferingan d;..en, en e ;n Kerk bouv/en. Zal ifc
niy aan .Moifes Gcd misgrijpen? Ik geloof dat hy
in\'tgetal dsrleu^enaarsis. Hy heeft zich, met zijn
dienaars , op aarde veriiGvaerdigt; en zy hebben
gelooft dat ZJ ncojt voor my zouden vergaderen,
orii geoordeelt te worden. Wy hebben hem, met de
zijnen, qvervalkni en in de zee doen vergaan.
Aanmerkhoedanig \'t einde der ongelovij^en is. Wy
hebben hea verlaten} ea,zy zijn in\'t ge\'talder ver-
doemde m \'t helfche vuur. Zy zulien niemant vin-
den, die hen in de dag des Oordeels befchermt. W v
hebben hen op ar,rdc vervloek.; en zy zullen ;\'n de
dag der verrijzehis aan alle de verrek affchrikkciijk
aijn. Wy hebben onze geboden :;an Moifes gelcert,
mdatwy, voor zijn koomft, veel ongelovigen
verdelgt hadden. Wy gaven aan hem het bosk, om
tot een, licht aan\'t volk te dienen, en dat op de
rechte weg te geleiden, en onze jouft te verkrijgen:
zy zullen mifTchien daar aan ge.":enken. Gy waart
n.\'etbvMoiTes, toen wy tot hem fpr.ikan. Willeb-
ben een andere eeuw nahem gefchapen. Gy^oonde
:ndeze tijt niet by d\'iWoondèrsvanMadian, en-^y
leerde onze geboden niet aan hen. Wy hc\'o\'nen de ce.
khiedcnis der voorgaande eeuwen aan u jreism.
Gy waart niet óp de berg, toenwy tot Moifes fpval
ken. Wy hebben u door onze bezondere jonft tje-
zonden, om de helfche pijnen aan \'t volk te v\'cr-
kondigen. Zy hebben noch nooit voor dezen een
verkondiger, iegelijk, gehad; Zy zulkn\'er mifrcLien
ép denken.Toen zy eenige ftraf van hun zonden ge-
Voelden , zeiden zy! Heer, indien gy een Äpoftelge-
zonden had (Om ons t\'onderwi jzéii) zo zoude \\vy uw
geboden gehoorzaamt, en in uw wet gelooft hebbèri.
En toen de waarheit van onzent wegen aan ben ge-
leert wierd^eiden zy: Doet Mahomet wonderdaden,
geh ,k Moifes ? Verwerp en zy niet het geen, dat vaii
Mo.lesgedaari is,als zy zeggen,dacMahomet eiiMoi-
les twee openc^h-e tovenaars zijn, entoen zy zelden
datzynochPÄSftet, noch Schriftgeloven? Zegtoc
hen: Brengt enig boek van Gods wegen by, \'twélk
beter, dan \'t oude Teftament, en heilfamelijkef; dan
ti\'Alkoran, de réchte weg leert jik zal \'t volgen, zo gy
de waarheit zegt.Zo zy niet verhoort Nvordèn, als zy
du boek eirchen, weet dat zy niet dan hun begeër\'
ijlkheden en boosheit volgen. Vfie is xaeéi ver-
doolt, dan degeen, die zijn tochten volgt, ehdiss
niet van God geleid is?Hy geleid d\'ongelovigen niet.
ZekeT,wyhebben d\'Alkoran aan hengezonden; zy
zullen miflchien inhem geloven. De genen, aan dé
welken wy voormaals dit boek^hebbengezonden.
geloven in\'t geen. dat daarin begrepen is. AJs^y\'t
horen lezen, zeggen zy: Wy gelooven in deZé \\Vöör-
denj \'t IS de waarheit zelve,dic van God voonkóomt-
wy geloven in d\'Eenheit van zijn goddelijke Maje-
"eit. Zy zullen dubbelt vergolden worden, om dat
zy in Wéldoen volhard hebben. Zy hebben,door hun
weldadèn.\'t quaat verdrevcn.èft een deel der góedè-
ren, die aan hen hebben gegeven.in goede wer-
ken befteed. Toenzy quaat van\'t geloof hoorden
fpreken, weken zy wech, namen hun affcheit van \'t
gezelfchap, en zeidensGy zult uwe,en wy onze Wer-
ken verantwoorden. Bekommer u niet met d\'on-
weetenden; gy zult niet alle de genen.die gvörilt,be-
keren. God bekeert ca geleid degeen , die\'them
goetdunkt, op de rechte weg, en kent alle de geneft i,
die hem volgen. Zy zeideti:lrtdien ik met ü de rechte
Vveg volg, zo zal ik mijn lant moeten yèrlaféfl. Zou
ik hen niet in een £laats van vérzéketheic oprech-
T 2 " " ten.
ten, daar \'zy alderhande vruchten zullen vinden,
om hen te verrijken ? Maar \'t grootfte deel van
\'tvolk weet het niet. Hoe veel fteden hebben wy
verdelgt, die behagen in hun quaat leven fchep-
ten. Niemant heeft hen meer bewoont, uitgezon-
dert zeer weinig lieden ; cn wy hebben erfgena-
men van hun fchatten geweeft. üod zal Mecha niet
verdelgen, \'t en zy hy te voren een Apoftel gezon-
den heeft, om aan haar inwoonders de rechte weg te
leeren. God verdelgt geen ftat, d\'inwoonders
niet ongerechtig zijn, en zijn geboden niettegen-
flreven. De goederen van deze werrelt, die gy
bezit, zyn u aangenaam .• m^r de goederen des
hemels zijn veel beter, en eeuwig j zult gy\'t niet be-
Icennen ? Hebben wy onze beloften niet aan de ge-
nen volbracht, aan de welken wy \'t Paradijs belooft
hebben ï en aan de genen, aan de welken wy de
goederen van deze werrelt hebben belooft, endie
eindelijk in \'t getal der verdoemden hebben geweeft?
Gedenk aan die dag , in de welk uw Heer hen zal
roepen, en tot hen zeggen: Waar zijn uw afgo-
den, die gy meent mijn medegenoten te wezen?
Devoornaamftenonderhen zuilenzeggen: Heer,
2iet daar de genen, die gelijk wy afgedwaalt zijn
geweeft. Wy zijn onfchuldig vanhun afgodery. Zy
aanbaden ons niet. Men zalin dczedagtotd\'afgo-
dendienaars zeggen, dat zy hun goden zullen aan-
roepen : maar zy zullen niet verhoort, en op aar-
de zichtbarelijk geftraft worden. Gedenk aan de
<iag, in de welk uw Heer hen za! roepen, en tot
hen zeggen : Waarom hebt gy mijn Apoftelen en
Profeten niet gelooft ? Zy zullen befchaamt zijn,
en ftom blijven. De geen, die zich zal bekeren ,
engoedewerkendoen, zal zalig wezen. Uw Heer
fchept het geen, dat hy wil, en verkieftde geen ,
dic \'t hem goetdunkt. Gelooft zy God i hy heeft
geen medegenoot. Hy weethetgeen, dat in \'thart
dermenfchenis, en het geen, datzy openbaren. Hy
K God j daar is g«en Qod, alshy. Men is in\'t be-
gin en in \'t einde lof aan hem fchuldig. Hy gebied
alle dingen; en al\'t volk zal eens voor hem vërj^a-
deren , om geoordeelt te worden. Zegtoch^s
Indien God aanu een gedurige nacht, tot aan de
dag des Oordeels , gegeven had , wat God is\'er
anders,als hy,die licht aan u kan geyen ? Zult gy niet
fiaarmyluifteren? zo God een gedurige dag tot aan
de dag des Oordeels aanu gegeven had, wat ander
God, alsby, zou aanu de nacht om te ruftenkon-
nen geven ? Merkt gy niet op zijn genade en wel-
daden? Hy heelt de nacht om te ruften, en de dag
om t\'arbeiden gefchapen, gy zult\'er hem miflchien
af bedanken. Gedenk aan de dag, in de welk uw
Heer d\'ongelovigen zal roepen, en tot hen zeggen:
Waar zijn uw afgoden, die gy aanbid? Wy zullea
van yder volk een getuig roepen, en tot d\'afgoden-
dienaars zeggen: Brengt uw bewijs by, die de veel-
heit der goden betogen, Gy zult heden uw godslafte-
ringen bekennen, en bevinden dat\'erniet meer dan
een enig Gods is. Karon was van l^oifes volk, en
verwaant, uit oorzaak van zijn rijkdommen. Wy
hadden aan hem zo grote fchatten gegeven , dat
veel lieden belaft waren als zy de fieutelen wech-
droegen. Gedenk hoe de zijnen tot hem zeiden:
Verblijd u niet bovenmaten om uw grote goe-
deren. God bemint niet de genen , die zich
zonder reden verblijden. Verzoek mét uw rijk-
dommen \'t Paradijs van hém. Vergeetnietgoetin
deze werrelt te doen. Doetaalmoefl\'en van de goe-
deren, die God aan u gegeven heeft: weeft hem
niet ongehoorzaam op aarde. Hy bemint niet de
genen , die hem ongehoorzaam zijn. Deze rijk-
dommen zijn aan u gegeven , om dat gy \'t ou-
de Teffamentaan \'t volk hebt geleert. \\Veet cy
niet dat God in de voorgaande eeuwen veel rfj-
ke en weeldige lieden heeft verdelgt ? Wie i«
fterker, machtiger en rijker , dan God ? Hy zal
de bozen niet naar \'t getal van hun zonden
Vragen i hy weet hat alles , en houd \'er rekening
J 3 At
«f. Karon quam ?ens , met zijn geheel geftoet,
voor yder te voorfchijn. Degenen, diederijkdom-
men van deze werrêlt beminden , zeiden : Och
dat wy zo veel goet, als Karon , hadden! hyis
gelukkig. Maar de verftandigftên onder hen zeiden :
tiyzijtrampzalig: Gods genade is vorderlijkervoor
de genen, die in zijn wet geipvcn, en die goede
werken doen , dan alle de fchatten yan K.aron.
Hiemant zal Gods genade pntfangen, dan dc genen,
die hem gehoorzamen, en in de gehoórzaamheit
zijner geboden volharden, U\'y benapien Karon al-
lé zijn fchatten; en niemaiit kon hem tegen onsbe-
fchermen. De genen , die naar zijn rijkdommen
gewenfchthadden, zeiden toen : O wonder! God
geeft en beneemt de goederen den geen , die \'them
goetdunkt. Indien God zijn genade niet aan ons
gegeven had , 20 zotiden wy behoeftig wezen.
Zeker, de bozen zijn rampzalig. Ik zal\'tParadijs
aan degeneiigeven, died\'ydelheiten wanordening
niet? op aarde beminnen, en die mijn vrees voor o-
gen hebben. De geen, die goet doet,zgl goet vinden :
degeen, die qualijk dpet, zal naar zijn ycrdtenften
Ï;eftraft~worden. Degeen, die d\'Alkoranganuge-
eertheeft, zal u weêrterplaats, daargy begeert,
doen keren. Zegtotdefiedelingen van deze p\'laats,
dat God de genen kent, die de rechte v.\'eg leren , en
degenen, die afdwalen. Gy yerwachttea Alkorsn
niet: hy is een bezondere jonft van uw Heer. Dcie
den ongelovigen geen byftant ,en zie toe datzy hem
niet ver valfchen, na dat gy begrepen hebt wat ik aan
u^ebgeleert. Verkondig Gods Eenheit aan \'tvolk.
Wees niet in \'t\'getal der gener, die in veel godheden
geloven : aanbid niet 3an een enig God. Daar is
geen God , als hy. Alle dingen zulleti eindigen,
uitgezondert zijn genade. Hy gebied alles; en alle
jn^nfchen zullen eens voor \'hem vergaderen, oin
geoordeelt te worden.
vit is
Micha.
Celaldjtf,
^iHoo/t-
-ocr page 319-\'t Hooftdeel van is Splnnskpp > begrijpeijde narmên-
fefcigregeU^ te Mechagefchreven. " \'
|N de naam van de goedertiere en barmhartige
■^God. Ik ben de zeer wijze God. De menfchen
hebben gelooft dat\'et genqech was te zeggen: Wy
geloven in God, en dat fy niet beproeft zouden wor-
den. Zeker, God heeh de genen, die voor hengc-
weeftzijn, beproeft, en bekent wie yverig in zijn
wet, en wie ongelovig waren. Menen de genen,
die quaat hebben gedaan , dat zy de ftraffing van
hun misdaden ziillen ontgaan, en niet geoordeelt
worden > De genen, die Gód verhopen te zien, zul-
len hem m.dietijtzien, de welk van zijn goddelijke
Majefteit geftelt is.-Hy verftaat en weetalles. De
geen, die voor\'tgelopfftrijd, ftrijd voor zijnziel.
Zekei\'i God behoeft geen menfchen. De zonden
zvU^n den genen, die in zijn goddelijke Majefteit
geloven, en goede werken doen, vergeven worden.
Wyhebben den kinderen bevolen hun vaderen moe-
de? t\'eren, cn goet aan hen te doen: Indien zyu
parffen veel goden t\'aanbidden, zo zultgy, alsgy
naar hen ^uiftert, verdoerat wezen : gehoorzaam
hen niet in dit voorval. Gy zult alle voor my verga-
^ertworden. Ikzalal\'tgeen, dat gy gedaan hebt,
aanu vertonen, ikzal u naar uw werken vergelden,
en de genen, die mijn wet onderhouden hebben, ia
\'tgetal der zaligen ftellen. Daar zijn inenfehen, die
zeggen dat zy in God geloven, ep ongeduldigzijn
als hen enig quaat van Gods wegen, omhen te be-
proeven, overkoomt. Zy zeggen dat, zo Godde
verwinning aau de warp gelovigen geeft , zy hun
deelgenoten zijn. MaarweetGodniethetgeen, dat
inhunhart Hy kentde genen, diein"zijn wet
g€loven , en de genen . die boos zijn, D\'on-
gelovigen zeiden tot dc ware gelovigen: 3>pet ge-
lijk wy.yolgt onze ^eg ; vyy zullen uw zonden dra-
gen, Zy zulletihe» niet dtagen:Zy zijn leugenaars; ea
zullen zelv«n hun pak dragen. Zal men hen , tn dc
T 4 dag
dag des Oordeels, geen rekening van hun zonden
alëilTchcn? Wy hebben Noah gezonden, om de men-
fchen t\'onderwyzen: hy heeft negen hondert en vijf-
tig jaren op aarde geleeft. De zondvloet overviel en
en verdelgde\'t volk van zijn tijt, om dathetonge-
ïechtig^was. Wy bewaardeNoah, en de genen, die
methem in d\'Ark waren, Hy zal aan alle de werrelt
tot een voorbeelt dienen. Gedenk aan Abraham,
die tot zijn volk zeide: Aanbid een enig God, en
vreeft hem: gy zult wél doen, zo gy hem kont ken-
nen. Gy aanbid niet, dan afgoden, enzijtleuge-
naars. De genen, die gy aanbid, konnenugeen
goet doen. Verzoekt byftant van God: aanbid hem,
enbedankhemvan zijn jonften. Gy zult eens voor
hem vergadert worden. Zo gymy verloghent, de
genen, die voor u geweeft zijn, hebben voormaals
de Profeten, Gods boden, verloghent. De boden
zijn niet verplicht, dan hun zending te voldoen,
-Weet gy niet dat God de menfchen doet fterven, en
dat hy hen zal doen verrijzen ? Dit is gemakkelijk
voor God. Wandelt op d\'aarde, en aanmerkt hoe
God de genen verdelgt heeft, die voorn zijn ge-
weeft, en hoehy, na hen, een ander volk heeft ge-
fchapen. Zeker, hyis almachtig. Hy ftraft degeen,
die \'t hem goetdunkt, en vergeeft degeen, die\'t
hem belieft. Gy zult allecensvoorhem vergaderen,
om geoordeelt te worden. Gy zult hem noch op
aarde, noch in\'de hemelen onmachtigmaken. Gy
zult niemant vinden , die u tegen zijn goddelijke
Majefteit kan befchutten, noch befchermen. Dege.
nen, die zijngebodennietgehoorzamen, dieniet
in de verrijzenisgeloven, en die van barmhartigheit
wanhopen, zullen grote pynen gevoelen, \'tVolfc
antwoordde:Dood en verbrand Abraham.MaarGod
verlofte he^ van \'t vuur, datzy ontfteeken hadden;
\'t welk aan de ware gelovigen tot een voorbeelt zal
dienen, Hy zeide tot hen. Gy aanbid niet, dan afgo-
den, uitoörzask-van de genegentheit, dieay totde
goederen des wcrrelts heb:. Gy zulc malkan\'\'der in de
dag
-ocr page 321-dag des Oordeels niet kennen, en elkander in de dag
des Oordeels vervloeken. De hel zal uw woning we-
zen; en gy zult van befcherming berooft zijn. Loth
geloofde in zijn woorden, en zeide: Ik zal my ter
plaats vertrekken.die mijn Heer my gefielt heeft.Hy
is alleen almachtig en zeerwijs.Wy gavenaan Abra-
ham twé kinderen,te weten Ifaak en Jakob,en deden
Profeten in zijn geflacht geboren worden. Wy heb-
ben de Schrift aan zijn Stam geleert: en hem in deze
werrelt vergolden\': hyzal in de dag des Oordeels in
"t getal der zaligen zijn. Gedenkaan Loth, dietoc
zijn volkzéide: Zuhgy umeteenfmetbefmetten,
die noch van memant voor u bekent heeft geweeft?
Gy zijt tot de liefde der mannen genegen, gyroofc
op de grote wegen,en verontreinigt malkander. Dit
volk antwoordde aan hem: Vertoon GodsftrafEn-
genaanons, zo\'tgeen, datgy zegt, waarachtig is.
Hy zeidetoen: Heer; befchut my tegen d\'ongelo-
vigen. Toen onze Boden by Abraham quamen,
om hem te boodfchappen dat hy kinderen zou heb-
ben , zeiden zy tot hem : Wy zullen Loths ftat uit-
roejen, en alle haar inwoonders verdelgen, omdat
zybooszijn. Abraham zeidetothen: Lothwoont
in deze ftat. Zyzeiden weêr: Wy weten al\'t geen,
dat daar binnen is. Wy zullen hem bergen, met alle-
zijngezin, uitgezondertzijngemalin, diein\'tge-
tal dergener zal wezen, dc welken geftraft zullen
worden. Toen onze Boden by Loth quamen, was
hy moe j eli jk om dat hy nie t machts genoech had om
hen tegen de boosheit des volks te befchermen. Zy
zeidentothem: Vreesniets,enbedroefuniet; wy
zullen u bergen, en alle uw gezin, uitgezondert uw
gemalin, die onder de genen zal blijven, de welken
geftraft zullen worden. Wy zullen Gods gramfchap
op deze ftat doen vallen, omhaarjbóosheit; zyzal
aan de nakomelingen tot een voorbeelt dienen. Wy
zonden Chaïb aan zijn broeders, de inwoonders van
Madian. Hy zeide tot hen: Aanbid een enig God,
yrecftdedagdesOpr^eeIs/en verontreinigt d\'aarde
T f uiegi,
-ocr page 322-niet. Zy verwierpen hem onbéi^haaradelijk: maar
zy wierden van een aardbeeving overvallen, en ble-
ven doot in hunhuizen, gelijk krengen. Wy ver-
delgden Aad en Temod : hun ondergang bHjkt noch
in de piaatfen van hun woning. De duivel bekoorde
hen, en leidde hen af van de rechte weg, fchoon
zy huti misdrijf welkenden. Wy verdelgden Karon,
Farao en Haman, Moifes verkondigde mijn gebo-
den aan hen. Zy hebben hen veracht, en zich op
^rdc verhoyaerdigt. Maar zy zijn de ftraf van hun
iniadaden nietontgaan- Wy ftraften fommigen daar
af door eep geweldige vyint; en d\'anderen wierden
van de donder overvallen. Wy hebben hen van hun
rijkdommen berooft, ep inde golven verdronken.
God heeft hen geen onrecht aangedaan; maarzy
hebben zicl^zelven» door hun boosheit, veronge-
lijkt. Degenen, die d\'afgoden aanbidden, zijn ge-
lijk de Spinuekop, die haar huis en web maakt,
\'t welk haar niet van hitte , noch van koude be-
fchutten kan, Zy zouden d\'a%pden niet aanbidden,
zo zy wiflen watzy deden. God ziet het geen, dat
!Syaanbidden: hyisalmachtig en wijs. Ikleerdeze
gelijkenifTen aan \'tvolk, en niemant begrijpt hen,
dan de wijzen. Zeker, God heeft de hemel en d\'aar-
de gefchapen; \'t is een bewijs van zijn almachtig-
heit by de ware gelovigen. Leer aan hen \'t boek, dat
« ingegeven is, doe uw gebeden ter geftelde tijt.
e gebéden t^-ekken de tuenfchen van de zonden a f.
Aan God te gedenken is\'tbeflewerk, datgy doen
kont; hy ■sv\'eet al \'t geen, dat de menfchen doen.
Twiftreeden met zoetigheit tegen de genen , die
Ikennis van de gefchreve Wethebben, üitgezondert
tegen de bozen, die qnder hen zijn. Zegtothen.»
Wy geloyén in \'t geen, dat aan u en aan ons geleert
is. IJw en onze God is een enig God, Wy hebbei»
ons aan zijn goddelijke wil overgegeven. Wy heb-
ban aian ud\'Alkoyati, gelijkaannen\'t oudeT^a-
inent, gezonden. Begeaen, die\'t oude Teftament
fcpnncn , geloveniq de waarheit*^ d\'Alkoran. Qy
hebt hem niet met uw hant gefchreven. lacjiengy
hem gefchreven had, zo zoud gy de genen, die heoi
wilden vernietigen,in twijffel gebracht hebben. Ze-
ker , hy begrijpt en leert zodanig de geboden van de
wet, dat men \'t yerftaan kan: niemant verwerpt
hem, dan d\'ongelovigen. Zy zeiden: Wy zullen
nietin dit boek geloven, zo God niet enige wondcr-
daat in hem doet. Zeg rot hen: De wonderdaden ko-
men va n God voort. ik ben niet gezonden, dan om
de helfche pijnen te verkon^igen.Is \'t u niet genoech
dat wy d\'A Ikoran aan u gezonden hebben, om hen
t\'onderwijzen ? Hy begrijpt d\'uitwerkingen van
mijn barmhartigheit, endegeboden, dieterzaljg-
heit nootwendig zijn. Zeg tothen: \'t Is genoech dat
God getuig vanraijn werken tuffchen u en my is;hy
west al \'t geen, dat in dehemel, en op d\'aarde is»
De genen, die in d\'afgoden, en niet in God geloven,
jijn verlore lieden- Zy parfTen u om de ftraf van huo
misdaden aan hen te vertonen: zo haar tijt gekomen
was , zy zouden haar haaft gevoelen. Zy zullen
haar gevoelen, als zy \'er minft op denken; maar zy
weten\'t niet. Zy zullen u parflènomhaaraanheo
te vertonen. Zeg tot hen,-De heli\'s voor d\'ongelovi-
gen bereid. Als zy tot over hun hooft en beneden
hun voeten in de pijoen gedompelt leggen, zal men
tot hen zeggen: Smaakt de ftraf, die gy verdient
hebt. O gelovig volk, d\'aarde is breet en ruim ge-
noech, om vande bozen af te wijken, Aanbidmy
alleen. Alle de fchepfclen zullen llerven , envoor
my vergadercnj om geoordeelt te worden. De wa-
re gelovigen, die goede werken doen , zullen in
\'t Paradijs wonen, daar veel vloeden vloejen,
daar de vergelding der vromen, endergenen\'s, die
in weldoen volharden, die in hun lijden geduldig
zijn, en in hnn Heer vertrouwen. Hoe veel heeften
zijn\'er, die niets, om te leven hebben? God voed
hen, en ook «i hy hoort en weetalles. Indien gy
aan d\'ongelovigen vraagt wie de hemei cn d\'aarde,
de zon en de maaa gefchapen heeft, zo zullen zy
zeg-
-ocr page 324-zeggen dat het God is. Waarom verioghenen zydan
aijneenheit? God verrijkten verarmt degeen, die
•t hem goetdunkti hy weet alles. Indien ay hen
vraagt wie de regen van dehemeldoetdalen, om
aan d\'aarde, na haar doot, leven te geven , zo
zullen zy zeggen dathetGodis. Zegtothen: Ge-
looft zy God, die gy belijd : \'t grootfte deel der
menfchen begrijpt hem echter niet. \'t Leven van
deze werrelt is niet danfpelenydelheit: \'tlevenis
in\'t Paradijs, zo zy\'t konden kennen. Alszyin een
fchip zijn , en de ftorm zien komen, zo roepen zy
een enig God aan, en betuigen dat zy belijdenis van
zijn wet doen: en alshy hen op aarde gebergt heeft,
20 zijn zy ondankbaar van zijn genade, enkeren
weêr tot hun afgodery. Zy zullen te fpade hun do-
ling bekennen. Weten zy niet dat wy alderhande
VcrzekertheitenvryheitinMechaopgerechthebben.»
en dat men de menfchen omtrent henwechrooft,
om hen te doden, en om hen tot fta ven te maken *
Geloven zy in onnutte dingen Zuilen zy ondank-
baar van Gods genade wezen > Wie is bozer als de
feen, die tegen God laftering uitbraakt, en die do
ekende waarheit tegenfpreekt ? Is \'ergeen plaatsin
de hel voor de bozen zal de genen, die voor
\'t geloof ftrijden, op de rechte weg geleiden. God
is met de genen, die goet doen.
\'tHooftdeel der Grieken, hegi-ijpende ^ep\'g
regds, te Mechagefchreven.
iN de naam van de goedertiere en barmhartige
■\'God. Ik ben de zeer wijze God, De Grieken zijn
Op de grenzen der Perflancn verwonnen, maarzy
«uilen verwinners wezen, eer zeven jaren ten einde
lopen. God fchikt van alle dingen, federthetbeoin
tot aan\'t einde. Als zyverwirinerszijn, zullen\'de
ware gelovigen zich om de vetvinningverbhjden,
die God aan hen geven zal. Hy befchermt de geen,
die \'t hem goetdunkt j hyis almachtig en barmhar-
tig. Hy heeft de verwinning aan hen belooft: iy
do^f
-ocr page 325-doet niet tegen zijn beloften; \'t welk van\'tgroot-
fle deel der menfchen niet bekent word, Zy bemin-
nen \'t leven van deze werrelt, en merken nier op
hun einde. Aanmerken zy niet dar God de hemelen
end\'aarde, en.al\'tgeen, dattuffchenbeide is, ge-
fchapen . en aan alle dingen een beftipte en bepaalde
tijt geftelt heeft .> Zeker,\'t grootfte deel gelooft niet
in de verrijzenis. Zullen zy niet op \'t einde der gener
merken, die voor hen geweeft hebben, dewelkea
machtiger en rijker dan zy waren > G()d heeft aan al-
le menfchen een Apoftel gezonden , om zijn wet
aan hen ^e leren. Hy heeft hen geen onrèchtaange-
daan ; maar zy hebben , door hun onbillijkheit,
zich zelven verongelijkt, \'t Einde der bozen zal met
hun werken geli jk zij n. Zy verachten Gods geboden,
en fpotten met hem: maar God zal hen fterven, en
weêr verrijzen doen. Zy zullen alle in de dag des
Oordeels voor hem vergadert w,orden: zy zullen in
deze dag wanhopig wezen; en hun afgoden zullen
met voor hen fpreken.Zy zullen hen verlaten,en van
de ware gelovigen afgefcheiden wezen. De genen ,
die m God geloven, en goede werken doen, zul len
de geneuchten van \'t Paradijs genieten > en de bo-
zen zuilen naar hun verdienften geftraft ^yorden,
Loof God; bid hem des avonts en uchtens. Men is
aan hem lofin dehemel, en op d\'aarde fchuldig. Bid
hem eer de zon ondergaat, en op d\'uur van de mid-
dag. Hydoet de dode uit de levendige,\'en de leven-
dige uit de dode voortkomen Hy doet de dorre aar-
de na haar doot weêr leven, engroen worden: zo
zal hy u ook doen verrijzen, en uit de graven doen
voortkomen. Dit is een teken van zijn ahnachtig-
heit, dat hy u van aarde heeft gefchapen. dathy
vlees en been aan u heeft gegeven ,en de vrou(van de
ribbedesmans) heeft gefchapen.om methem tewo-
nen Hy heeft a geboden malkander te beminnen, et* •
liefde en deernisonder u t\'oeffenen.Deze dingen zijn
tekenen van zijn alniagtigheit by de gene,die op zijn
jonft merken, l>efchepping vanhemel en aarde, de
ver.
-ocr page 326-verfcheidanhett der talen . \'t onderfcheit van uw
aangezichten en gelaat, de nacht, om te ruften ge-
iChapen, de dag, om t\'arbeiden gemaakt, de blix-
em, die \'t volk verkhrikt, en die door de regen
d\'aarde weer doet groen worden, zijntekenên van
2ijn alftiachtigheit. D\'onderftenning van hemel en
aardeis een bewijs van zijn almachtigheit. Gyzult
öit de graven komen,als hyu roepen zal. Al \'t geen,
•t-ö^elk In de hemel en op d\'aarde is, gehoorzaamt
hem. Hy doet de menfchen fterven en verrijzen.
Hy IS alleen God in hemel en op aarde. Hy.isal-
machtig, en weetalles. Hy fpreekt totu door gelij-
keniflen, van u zei ven genomen. Zijn uw knech-
ieh uw rhedegenoten ? delen zy gelijkelijk met u de
góederen, die God aanu gegèven heeft? Hoezult
gy dan zeggen dat God eeiimedegenoot\'heeft, die
hem gelijk is? Ik vèrklaar dus zijn geheimenifTen
aandeheden,die\'tfcoririen begrijpen, Zeker.de bo-
zen zij nhunbegeerlijkheden mét onkunde gevolgt.
Wie zal de geen geleid erijdie vin God verleid woi\'d?
Hy zal geen befchermer vinden. Omhels de wet
derzaligheit; God heeft haar opgerecht, om haar
van de menfchen tc doen onderhouden. Zy lijd geen
verandering, maar\'t grootfte deeldes werrelts weet
het niet. VreeftGod. Doet uw gebeden ter geftelde
tijt. Weeft niet gelijk de genen .\'\'die zeggen dat God
een medègenoo\'rheeft, noch geli\'ik de genen, die
tegenwóordiglijk fn \'t getal der fcetterszijn, en te
voren van d\'uwèn waren. Yder aanhang heeft be.
hagen inhaar waSn. Alshen enigquaatoverkoonir,
roepen zy God aan, en bekeren zich. Een deel van
hen keert echter weêr tot zijnafgodery, na datzy
zijn genade hebben ontfangen. Zy zij" ondank-
baarjzy zullen enige tijt verdragen worden,en einde-
^ lijk.doch te fpade.hun doling bekennen. Hebben wy
redenen en bcwyzén aan heil\'geleert.die betogen dat
ik een medegenootheb?\'t Volk verblijdde zich,toen
"wy onze jonften aan hen uitreikten, enwierdwan-
hopig. toen hen enig qugat overquani. Zien zy
niet
-ocr page 327-Wt dat ik den genen, die\'t my goetdunkt. het 20«
geef en beneem ? Dit is een telen vah mijn èefe
by de genen dte mi,n geboden gehoorzamen. Gééft
aan uw naaflen \'t geen, dat hem toebehoort, eft
oezonderhjk aan d\'armen en waré gelovigen zo
aangezicht begeert te zien J dègeneri, dk
oï t r,\' \'t Gfelt.\'twelk gy
u \' \' /^\'-iöe^Wfert bndeir dë handen dTr
God zal \'t niët vooifpoedig maken
D\'aalmbefren, die^gydoet, zullenäanu\'taan^:
jichtvan zijn goddelijke Majefteit vertonen, en
dubbe.t aan u weer gegeven wórden. Gód heèftu
gefchapen en verrijkt : hy doet tl leyén, ftervèn en
weerverryzen.Koiifienuwafgddendesgelijksdoen1
Gelooft zy God; hy heeft glen médegenoot Se "
wanordemng is opaafde, Ih in zee gebleken, „it
oorzaak van de zohdén der menfchen: Zy zhlC
zicnm,frch.en békeren, alszy déftrafvanhLmis-
daden gevoelen. Zegtotheii; \\tändelt op aarde en
aanmerkt het einde der gene^ die voofugeÄeJ
\'leefvan hen waren afgoden-
^ de ware wet. ee^^ de dag k^ooS
m de-.elk niemant verhoort zäl worden." ]rtS
bSen zS^\'-^"" fcheiden D
Lo^en zullen rekening van hun boosheit geven
en de genen. die wel geleeft hebben , zullen dé
vreucnden tan\'t Parades genieten 5 Gods ge "aS
za hun vergelding zijn. God bemint hief d\'on
I di hv ï atóachtis
S-ÄiPifen \' " regen fe
-ocr page 328-de Volken doen rijzen, enhen, naar zijn wil, ïtj
■veel ftukken in de lucht uitftrekken : hy doet
de regen daar af ter plaats vallen, daar hy be-
geert, en verblijd daar meê naar zijn believende
genen.die hem met ongedult verwachten. Aanmerk
d\' uitwerkingen van zijn goetheit. Hy doet de
droge en dorre aarde weêr groen worden , hy ver-
wekt de doden, en is almachtig. Wy zonden de
winden, om de wolken te vergaderen, die met hun
fchaduw de menfchen bedekten; zy zijn echter tot
hun boosheit weêrgekeert. De doden zullen u niet
horen ; ook niet de ftommen. Gy zijt niet verplicht
de blinden te geleiden. Niemant zal u horen, dan de
genen, die in mijn wet geloven, en my gehoorzaam
zijn. Zeg tot hen: God heeft u zwak gefchapen,
kracht aan u gegeven, en daar na u weêr tot de
zwakheit van d\'ouderdom gebracht. Hy doet het
geen,dat hem goetdunkt. Hy weet de verborgenthe-
den der menfchen, en doet al \'t geen. dat hy wil. De
bozen zullen in de dag des Oordeelszweren datzy
niet langer, dan een uur,in hun graven geweeft heb-
ben: zy liegen dus, als zy de verrijzenis loghenen.
De ware gelovigen, diede waarheit weten, zullen
tothenzeggen : Gy hebt\'er zo lang geweeft, als in
Gods boek geftelt ftont, te weten tot aan de dag der
verrijzenis: hier is de dagder verryzenis. Gy wift
nietinwattijthy komen zou. De verontfchuldigm-
sen zullen heden den ongelovigen onnut wezen. en
zy zullen Van befcherming berooft zijn. Wy hebben
in d\'Alkoran al \'t geen geleert, dat voor de zaligheit
van \'t volk nutis. Indiea gy mijn geboden aan de
menfchen leert, zo zullen d\'ongelovigen zeggen,
datgy niet dan wanördeninginbrengt. Dus verhard
God het hart der onwetenden. Heb gedult, eii vol-
hard. \'t Geen, dat van God belooft word, is on-
feilbaar. Zie toe dat d\'ongelovigen uw volftandig-
heitnietverwaggelen. j
i
\'j Hooft-
-ocr page 329-\'t Booftded vetn Lol^man , begrijj^ende vicrsïidM\'tig
regels, tt Mecha ge fchreven
JN de naam van de goedertiere en barmhartige, p^xiir^
God. Ik ben de zeer wijze God. Deze geboden
zijn de geboden van \'t boek, dat vol van lering is. gen dat
Hy geleid de yromen, die hun gebeden ter geftelde Lcl:mm
tijt doen, die de Tienden betalen, en die inde dag jj^gyeaf
desOordeelsgeloven, opdeweg der zah\'oheitl ^y leeraar
^vorden door hun Heer geleid, en zijn zalig. Daar ».rfj, diej«
zijnlieden,diemetditboekfpotten. Zy wijken, uit Davids
onkunde, van Gods wet af, en verachten hmr: lijt leefde«
maar fy zullen eens ruwelijk daar af geftraft worden.
Als men Godsgeboden aanhenleert, keren zyvcr-
waandelijk de rug, en willen hen niet horen; hun
oren zijn geftopt. Zeg tot hen s Gy zult eindelijk
oneindige pijnen gevoelen. Degenen, die in Gods
wet geloven, en die goede werken doen, zullen
ceuwiglijk de geheuchten van \'t Paradijs genieten.
\'tGeen , dat van God belooft word, is onfailbaar j
hyis almachtig, en alwijs. Hy heeft de hemel ge-
fchapen en onderfteunt hem zonder pijlers , die voor
uw ogen verfchijnen. Hy heeft de bergen boven
d\'aarde verheven , om haar vaft te nagelen , en
haar te beletten zich te bewegen. Hy heeft\'er veel
dieren op verflrooit, èn deregen van da hemel ge-
zonden , die verfcheide flach van planten en krui-
den heeft doen voortkomen. Daar ziet gy \'tgeen,
\'fwelkvan God gefchapen is. Toon my nu\'tgeen,
dat uw afgoden gefchapen hebben. Zeker, d\'af-
godendienaarszijn klaarblijkelyk van de rechte weg
afgedwaalt. Wy hebben Lokman de wetenfchap in-
gegeven, en tot hem gezegt dathy God daar af be-
danken zou. De geen ."die God voor zijn jonften
bedankt, doet goet vöor zijn ziel. God heeft met
d\'ondankbaren niette doen: cnmenis in alle plaat-
fen lof aan hem fchuldig. Gedenk dat Lokman tot
zijn zoon zeiderO zoon,gelooft niet datGod een me-
degenoot hecftj\'tis een zeer grote zonde. Wyhebberi
dén menfch bevolen vader cn moeder t\'eren. Zija
moeder draagt bem met pijnop pijn, en geeft aan
hem te zuigen tot aan d\'ouderdom van tv/ee jaren.
Wees niet ondankbaar van Gods weldaden. Eer
vader cn moeder. Gy zult eens voor God ftaan, onj
geoordeelt tc worden. Indien uw ouders u parfTente
geloven dat God medegenoten heeft, zo gehoor-
zaäm hen niet. Volg de weg der gener, die hem ge-
hoorzamen. De menfchen zullen alle eens voor
bem vergaderen , om naar hun werken vergolden
te worden. Omfjn zoon, indien gy zo veel quaat
doet alsde fwaarte van een moffertzaat.of de zwaar-
heit van een rots, of de grootheit des hemels, en
deraarde. God zal\'tweten, enop rekeningflellen;
h}M"snaangezet, en weet alle», O mijn zoon , doe
Hw gebeden ter gefielde tijt; doe \'tgeen, \'twelk
eerlijk en burgerlijk is , vlied het geen , dat niet
goetgekent is, en wees geduldig in uw tegenfpoet.
Zie dc werrelt niet dwarflelings aan uit verwaant-
heit, verkeer niet met de verwaanden ; God bemint
de verwaanden niet. Merk op uw treden, wandel met
xedigheit,en fpreek vriendeli j k. Da ar zy n m enfchen,
die gelyk ezels roepen , alszy fpreken. Ziet gy niet
datGod al \'tgeen , \'t welk in de hemel en op aarde is,
voor de metifchen heeft gefchapen, en dat hy in \'tal-
gemeen, en in \'t bezonder zijn jonfïen aan hen geeft.
Daar zijn onkundigen, die zonder reden vande
Godheit twiftreedenen. Als men tot hen zegt; Doet
hetgeen, \'t welk God bevolen heeft; zo antwoor-
den zy: Wy zullen \'tgeen doen. \'twelkwy onze
vaders hebben zien doen. Zy aanmerken niet dat de
duivel hen , en hun vaders tot de helfche pijnen
roept. Degeen, die God gehoorzaamt, en goede
werken doet, houd zich aande zekerfte knoop vaft 5
en God zal in d\'uur van zijn einde zorg voor hem
dragen. De boosheit der bozen moet u niet bedroe-
ven: Zy zullen eens in onze tegenwoordigheit verga-
deren , om geftraft te worden. Ik zal dl \'t geen ,
4at zy gedaan hsbben, tot hen zeggen; Ik weet
fcefgeeri, dat in\'t hart der menfchen is. Ik zal htiii
ftratop aarde enige tijt verwijlen, en in d\'ander^
werreltheniii \'thelfche vuur ftorten. Hebtgy hen
niet gevraagt wie de hemel en d\'aarde gefchapen
heeft? Zy zeiden dat \'et God was, 2.eg tot hen:
Gelooft zy God. \'t Grootfte deel van hen is echter
onkundig, Al \'t geen, \'t welk in dehemel,. enop
-M\'aarde is, behoort God toe: hy behoeft de wer-
relt niet. Men is lof aan hem fchuldig in al\'t geen *
dat hy doet. Indien alle de bomen des werrelté
fchrijfpennen, en de zee inkt was, zo zouden zy
noch d\'uitwcrkingen Van zijn aïmachtigheit niet be-
grijpen: hyis almachtig, enwCetalies. Hy heeft ut
gefchapen, en zal met" een woort udoen verrijzen.
Hy boort eh ziet alles. Aanmerken zy niet dat God
tle nacht m de dag, en de dag in de nacht doet in-
treeden? dathy de zon en maan heeft gefchapen ,
die zich tot aan de gefielde tijt in de hemel bewegen?
Hy weet al \'t geen. dat gy doet^ om dathy ware-
lijk God is. De genen, die eehaftder aanroepen .
a s hem , aanroepen ydele en onnutte dingen. God
» r ^^ zeer hoog en almachtig, 7.iet gy niet hoe
t fchip op \'twater zweeft, fot bewijs van zijn aï-
machtigheit by de genen , die van zijn weldadetï
dankbaar zijn? Toen de golvenzichtegcnd\'onge-
lovigen verhieven, hebben veel God aangeroepen,
met voorrteemen van zijn wet te volgen. Toenhy
hen op \'t lant gebergt heeft, zijn fommigen vol-
ftandig gebleven in xyel te doen, en d\'anderen weêr
tot hun boosheit gekeert. Niemant veracht zijn ge-
boden, dan de bedriegers en ondankbaren.\' Ovolk^
vreeft God, en fchroomt voor de dag, in de welk
de vader zijft kmt niet zal konnen helpen , noch
ckint aati vader dieMig wezen. Gods beloften
zijn onfailbaaf. Weéfl niet verwaant op uw rijk-
dommen , noch hier op, dat God u verdraagt
en lijd. Hy weet de tijt , daar in gy geOraft zult
vorden, en d\'uur, in de welk deregen op d\'aarde
zal vallen. Hy weet het geen , dat in de buik der
V 2 vroii^i^
vrouwen , en ofmannelijk ©f vrouwelijk is, Nie-
manc anders, dan God, weet wat gy morgen 7 ut
doen; niemant anders, dan hy, weet waar gy llerven
zult: hyweet alles, hyweet alles,
"t Hoojdtd van d\'4anbidti\'vg, hcgrijpettde hondert
endartigregels, tc A\'Jcch\'ag/Jchreven.
jNde naam van de goedertiere en barmhartigeGod.
ik ben de zeer wijze God. Dit boekis zonder twijf-
fel van de Heer des werrelts gezonden. Zullende
bozen zeggen dat gy\'t Verdicht hebt? Iirtegendeel,
\'tisde waar-.eit zelve,die van uw Heer voortkoomt^
om den genen lepreken.dievoormaalsniemant ge-
had hebben om hen t\'onderwijzen. Zyzulknmis-
fchien de rechte weg volgen. God heeft dehemel en
d\'aarde,en al \'tgeen,dat tuflchen hen is, in zesdagen
gefchapen, en zit in zijn fetel Wie anders, alshy,zal
u befchermen?en wie anders.alshy, uw gebeden ver-
horen? Zult gv\'er nimmer op denken? Hy heeft de
fchikking van alles in hemel en op aarde. Alle men-
fchen zullen eens voor hem vergaderen, om geoor-
deelt te worden. Duizent jare\'ïi zijn nietmeerdan
cendagvoorzijn goddelijke Majefteit; hyweethet
verleden, tegenwoordige en toekomende. Hyisal-
machtig en barmhartig t4y heelt alles voor zijn volk
gefchapen, en de menfch van leem der aarde,en van
Hijk gemaakt. Hy heeft de ziel in zijn lighaam inge-
blazen,en aan u\'t gehoor.\'t gezigt.en \'tgevoel gege-
venjmaarweiniglieden bedanken hem van zijn wel-
daden. Zy zeggen: Hoe.\' zullen wy flerven, en weêr
een nieu volk worden ? Zeker, zy \'geloven niet in de
verrijzenis 7,eg tot hen:d\'Engel desdoots zal u doen
fterven, engy zult weer voor God keren, om geoor-
deelt te wórden. Gy zult zien hoe d\'ongelovigen
\'t hooft voor hun Heer zullen laten hangen, en zeg-
gen : Heer, wy zien nu de zekerheit van de verrijze-
nis; wy bekennen nu de waarheit uwer woorden.
Laat toe dat wy weêr in de werrelt keren; wy zullen
vroorazijn. Wy weten nu wat nut en nodig aan ons
is. Wy konden aan yder menfch een geleide geven.
Mijn woort is zeerwaarachtig. Ik zal de hel met bo-
zen, en \'t Paradijs met vrome lieden vervullen:
dus zulllen de menfchen naar hun werken vergol-
den en geftraft worden. Smaakt, o bozen, de ftraf-
fen, die gy verdient Hebt, met dat gy niet in deze
dag, die gy nu bejegent, wildegeloven. Wy laten
uin elenden, die uw ongeloof verdient heeft. Smaakt
d\'eeuwige pijnen , die gy door uw boosheit hebt
verdient. De genen, die in de geheimenifTen van
mijn wetgeloven, zijn ootmoedig: Zy aanbidden
my alleen, en prijzen my, als zy van my horen
fpreken. Zy zijn niet verwaant; zy verheffen zich
niet tegen mijn geboden, Zy ftaan op uit het bed,
om hun gebeden met vrees en hoop te doen, en he-
fteden enig deel der goederen, die wy aan hen gege-
ven hebben, in godvruchtige werken. Niemant
heeft het gezien, nochweet\'et, dat God bewaart
om de vromen van hun volftandigheit te vergelden.
De gelovigen en ongelovigen zuil ien alle niet even-
eens gehandelt worden. De gelovigen, die goede
werken gedaan hebben, zullen\'tParadijs, totver-
geldingvan hun arbeit, genieten; en d\'ongelovi-
gen zullen in\'t helfche vuurgeftoten worden. Hoe
zy meer pogen daar uit te komen, hoe zy \'er dieper
in zullen geraken.. Men zal tot hen zeggen: Smaakt
de pijnen der eeuwige vlammen , die gy niet hebt
willen geloven. Ik zalden bozen de plagen des wcr-
relts, en de pijnen der hel doen ftnaken, zo zy zich
niet bekeren. Wie is ongerechtiger dan de geen, dié
de geboden van zijn Heer weet, en hem niet gehoor»
zaamt ? Wy zullen wraak van zijn boosheit nemen.\'
Wy hebben aan Moifes een zeerwaarachtig boek ge-
geveti,om de kinderen van Ifraël t\'onderwijzen. Wy
hebben de geenen van hen, die in hun geloof vol-:
ftandig zijn gebleven, en onzs geboden hebben ge-
hoorzaamt, op de rechte weg gebracht. Uw Heer zal
in de dag des des Oordeels de zwarigheden deron- _
gelovigen oordelan. Zien ^y niet hoe veel lieden wy
V I ia
in de voorgaande eeuwen hebben verdelgt, die ia
hun huizen ruften? Dit is een teken van onzeal-
fnachtigheit. Zullen zy\'t nimmer begrijpen: Zien
zy niet dat ik \'t water in de woefte enongebou-
de landen drijf? en dat ik de kruiden doe voortko,
men, om de menfchen en beeften te Voeden ? zul-
len zy \'t niet aanmerken J Zy vragen wanneer de
dag des Oordeels komen zal. Zeg tot hen: Deze
dag zal den ongelovigen geenvernoegingtoebren-
gen. en zy zullen zonder befcherming wezen. Wijk
van hen. Volhard en verwacht; zy verwachten de
gelegentheit van u quaiijk te handelen; maar gy
zult zien dat zy geftraft worden.
\'\'t Hooitded der J^ijgshmden, begrijl>enie :{tvmm.
tachtig regelst te Médtnagefchrcven.
JN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. O Profeet! vrees God, en gehoorzaam niet
d\'ongelovigen. God weet alles, en is zeer voorzich.
tigin\'t geen, dathybeveelt. Merk op\'t geen, dat
Uw Heer aan u geleert heeft; hy weet wat de men-
fchendoen. Geefu aan God over ;\'t moet n genoech
wezen, dat hy u befchermt. Hy heeft den men-
fchen geen twee harten gegeven; hy heeft ons niet
bevolen uw gemalinnen nw moeders te noemen.
Alle dc genen, diegy uwkinderen noemt, zijn niet
uw kinderen: gy zegt \'et alleenlijk metdemont.
maar God zegt altijt de waarheit, en geleid de men-
fchen op de weg derzaligheit. Noem uwnaafte
met zijns vaders naam; dit bedrijf zal aangenaam
by God wezen, zo gy flcchs geen quaat voornee-
men in\'t hart hebt. Indien gyzSjn naam niet weet,
zo noemt hem uw broeder in God, ofmijnHeer.
God is goedertieren en barmhartig. De Profeet word
van de genen gehoorzaamt, die in God geloven, en
die zijn gemalinnen, als hun moeders, eren. De
magen zijn erfgenamen van malkander. Zijn god-
delijke Majefteit heeft dus aan de gelovigen ge bo-
, die uit Mecha zijn getrokken, om 4e Profeet te
vol-
h
Yolge», In de Schrift is bevolen goet aan uw magen
te doen.Gedenk dat wyde beloften derProfeten.van
UjNoah, Abraham,Moifes,en van Jefus Marias zoon,
ontfangen hebben (van een enig God aan te bidden;!
wy hebben een fterke belofte van hen ontfangen.;
Men zal hen rekening van hun bedrijf afeiflchèn ; cn
de bozen zullen de ftrengheit der oneindige pijnea
gevoelen. Ogy, die in God gelooft, gedenk aan de
genade, die hy aan u bewees, toen gy van de benden
dar vyanden aangetaft wierd. Hy zond een gewel-
dige wint tegen hen, en daar by benden, die voor
uw ogen onzichtbaar waren, om hentcbeftrijden:
hy ziet al \'t geen, dat gydoet. Dezeonzichtbarcs
benden quamen van d\'ooft-en weflzijde, van om,
hoogenomlaeg. Toen uw gezicht ontroert, enuw
hartyerflaaut was, uit oorzaak van \'t groot getal
uwer vyanden, hadgyalreê een zeer quaad gevoe-
len yan Gods wet ontfangen. De ware gelovigen
wierdentoen beproeft, en fidderden yan vrees. De
bozen, en de genen, die zwak in hun geloof waren,
zeiden dat al\'t geen, \'twelk God en zijn Profeet
aan hen belooft hadden, niet dan bedroch en ydel-
heit was.Gedenk hoe een deel van hen totd\'inwoon-
ders van \'t lant Medina gezegt heeft: Daarisgee«
zekerheitvooruby Mahomet: keert weer naar uw
huizen. Gedenk hoe veel van hen verlof van u ver-\'
zochten, en zeiden dat him huizen verlaten waren,^
Hun huizen waren niet verlaten; maarzy hadden
voorgenomen te vluchten. Indien zy in hunhuizeni
■weêrgekeert waren, men zou hen yan allezydent
overreed hebben de boosheit te volgen. Zy zoude«
\'er niet lang gebleven zijn, omdatzyteyorenaan
God belooft hadden niet te vlieden j hy zou hen re-
kening van hun beloften geéifcht hebben. Zeg toe
Jien: De vlucht zal onnut aan u wezen, zo gy de
dootvlied, dewijl gy niet veel langer inde werrcll;
moop;t blijven. Zeg tot hen t Wie kan n tegen GocC
befchermen, als hy u wil verdelgen ? Neemt geen
andere befchi^nncr, als hem. Hy kent de genen,
V 4
dien mon afgeraden heeft ten ftrijt te trekken, orn
hun goederen en üghamen tc fparen. Zy werpen
\'t gezicht op u, alszy van vrees overvallen zijn, en
draijen d\'ogen in\'t hooft, gelijk cennienfch, die
fferft. En als zy van vrees verloft zijn, zo fpreken
zy qualijk van u, uit oorzaak van hun overgrote
gierigheit. Zodanige lieden geloven niet in God,
die aile hun werken onvruchtbaar maakt;\'t welk een
gemakkelijk ding voor zijn goddelijke Majefteit is.
De benden der ongelovigen geloofden dat zy on-
verwinnelijk waren; en toen zy de benden der ge-
lovigen zagen , wenfchten zy te vlieden. D\'onge-
lovigen begeerden d\'Arabiers aan hun zijde te trek-
ken , en vernemen naar tijding vanu, om te weten
in wat ftaat gy zijt. Indien zy u gevolgt waren, zo
zouden weinig van hen gedoot zijn geworden, \'t Ge-
volg van de Profeet, GodsApoftel, dientaanutot
.cenburgt, en tot een bolwerk voor de genen, die
de dag des Oordeels vrezen , en die dikwijlsop zijn
goddelijke Majefteit denken. Toen de gelovigen
zeiden: Ziet daar\'t geen , \'twelk God en zijn Pro-
feet aan ons belooft hebben; zy zijn waarachtig in
hun beloften; heeft het zien van hun vijanden hun
geloof, en hun yver tot God, en tot zijn Profeet
vermeerdert. Onder de ware gelovigen zijn lieden,
die\'tgeen, \'twelkzy aan God beloofden, volbracht
hebben: Veel van hen zijn in de gehoorzaamheit
der geboden van zijn goddelijke Majefteit geftorven,
en d\'anderen verwachten desgelijks, en doen niet
tegen \'c geen, datzy belooft hebben. God zal hen
van hun yver vergelden, en d\'ongelovigen ftraffen,
of hen vergeven, zo \'t hen goetdunkt; hy is goeder-
tieren en barmhartig. God zal d\'ongelovigen met
hun gramfchap tegen de gelovigen verdelgen. Hy
befchermt de ware gelovigen in de ftrijden: hyis
-fterk en almachtig. De Joden zijn uithunvefting
afgekomen,om d\'ongelovigen te helpen; maar God
beefthendevreesin\'thartgeworpen: een deel van
jien isgedoot,en \'t ander doel tot ftayen genaaakt.Zy
heb.
-ocr page 337-KebbeR, door hun doot, u erfgenamen van hun lan-
den , huizen, rijkdommen, en burgten gemaakt, die
gy niet konde winnen. God is almachtig. O Profeet,
indien uw gemalinnen al te hoogmoedig op de goe-
deren van d\'aarde, ente prachtig van klederen zijn,
zo roep hen, en zeE^ tot hen dat gy hengoetzult
doen,en met zoetigheit enheusheit verftoten.Indien
zy God en zijn Profeet beminnen, en indien zy
, deuchdelijk zijn, zo zal zijn goddeHjke Majefteit
een grote vergelding aan hen geven. O vrouwen des
Profeets, degenen onderu, dieonkuifchzijn, zul-
len tweemaal meer, dan d\'andere vrouwen, geftraft
worden j \'twelk zeer gemakkelijk aan God is. Dc
genen onder u , die God en zijn Profeet gehoorza-
men , engoedewerken doen, zullen meer dan d\'an-
dere vrouwen vergolden worden j men heeft een
zeer grote vergelding voor u bereid. O vrouwen des
Profeets, gy zijt niet gehjk d\'andere vrouwen des
werrelts: vreeft God, en gelooft nieat in de redenen
dergener, die voorgenomen hebben u te verleiden.
Spreekt met heushcit, blijft in uw huizen, gaat \'er
niet uit, om uw fchoonheitte tonen , endaarmec
te pronken, gelijk d\'oude onkundigen deden. Bid
God met yver,doet aaImoefren,engehoorzaamt God
en zijn Profeet. God wil u van zijn gramfchap be-
vrijden ,en u reinigen. Gedenk aan de wet, die men u
in uw huizen geieert heeft. God is barmhartig aan
degenen, die hem eren: hy weet al\'tgeen,\'t welfc
de Profeet gedaan heeft. Hy heeft zijn barmhartig-
heit, en een zeer grote vergelding aan de mannen
en vrouwen, die zijn gebeden gehoorzamen, be-
looft. De mannen en vrouwen, die in zijn eenheit
geloven.die zich aan zyn wil overgeven, dic geduldig
en ootmoedig zyn, die waarheit fpreken, yaftcn,
aalmoeflen geven, enkuifchzyn, en de mannen en
vrouwen , die zijn wet onderhouden, moeten Gods
werken, noch de genen van zijn Profeet nafpeu-
ren, noch zeggen dat zy beter zouden doen dan
hy,zo zy willen arbriden. Degeen, die God en
sijn Pïofeet niet gehoorzaamt, is van de rechte
weg afgeweken. Gedenk aan\'tgeen, \'twelkgy tot
degeenzeide, aan de welke God de genade deê van
hem in zijn wett\'ontfangen, en die gy met de vry-
heit begifrigde, te weten dat gy gezegt hebt, Ver-
ftoot met uw gemalin, envreesGod; gy verbergt
in uw ziel een voorneemen, \'t welk van God ge-
^ r openbaart zal worden •• gy vreeft voor \'t volk, maar
r gy «^"\'g God, vrezen. Toen Zeid
Bbi zijngemalinverftief.huwdenwyhaaraanu , op dat
opaegt- Jgj gggj, doling ondër de ware gelovige overig zou
nulmvan ^ezen. Als zy hun gemalinnen verftoten, zo zullen
Ztta 2y ijj verftofing \'t geen onderhouden, \'t welfc
Uü\'hT bevolen heeft. De Profeet zondigt niet in \'t
iet btm \'tgeen, \'t welk God aan hem heeft toege-
. laten. Gods wet is dus yan de genen onderhouden;
Raun om ^\'«voorons geweeft hebben, en\'t gebod van zij ti
hdlrie goddelijke Majefteit word zonder vertraging uitge-
iM« til die Gods woort verkondigen.zijft
. * Apoftelen , en zijn Profeten zijn voor niemant, dan
Makvan voor zijn goddelijke Majefteit, bevrceft. \'tlshen
haat penoech dat zy in zijn befcherming zijn. Mahomet
(choonhtit. niet uw vader; hyis Gods Apoftel, en de lefte van
tiy is niet Profeten: God weet alles; na hem zal geen
de vader Profeet komen. O gy.die in God gelooft,denkt
van Ziid, op zijn goddelijke Majefteit: prijft hem
0»» niet d\'e avoms en uchtens. Hy zal zijn barmhartigheit
(iie aanugeven, D\'Engelen zullen vergiffenisverzoe-
^-j ken, op dathy a van de duifter nifTeri verloft. Hyis
terüottn barmhartig aan de ware gelovigen. D\'Engelen zul-
mrd te \' zijnent wegen, in de dag dag des Oor-
tmwen. groeten hy heeft een zeer grote vergelding
Bezie \' voorhenbereid.OProfeet.wyhebbenugezonden,
TtfUrant van des volks bedrijf te wezen, en als een
ioihiï. ïicht, om hen op de rechte weg te geleiden. Bood-
fthap dén ware gelovigen dat zy een zeer grote wel-
daatvan uw Hwïiuuen ontfangen. Gehoorzaam
niet d\'ongelovigen, noch de bozen : vrees niet voor
kun boosheit i maar vertrou op God. Gyinoethier
meê
-ocr page 339-meê vernoegt wezen , dat God h befchermt. Ögy,
die geloott, \'t is u niet geoorloft uw vrouwen qua-
lijktehandelen: indiengyhen verftooteergyhea
bekent hebt, zo doet goet aan hen, en verfloot hea
met zoetigheit en heusheit, O Profeet, wylätenu
toe de vrouwen te bekennen, die gy met de bruit-
fchat hebt bcfchonk en; de flaaffche dochters,die God
aan u heeft gegeven, de dochtersvanuwómenen
moejen, die met u \'t gezelfchap der bozen hebben
verlaten, en de ware gelovige vron, die zich aan a
overgegeven heeft, zo gy haar wilt trouwen, en 2a
zy niet de vrou van een ware gelovige is. Wy weteö
\'r geen, dat wy aan de ware gelovigen, aangaäftdt
hun vrouwen en flavinnen, geboden hebben: wy
hebben \'t aan u geleert, opdat gy God niet zoud ver.
grammen. Hy is goedertieren en barmhartig aan dé
genen , die hem gehoorzamen. Gy sSüh ot génen
van uw vrouwen, die gy wilt, bewaren, en dé gene»,
diegywilt, verftoten, enby de gehen flapen, die»
aangenaam zijn: \'t is dienftiger dat gy hen vérfloót,
zonder God te vergrammen, dan dat gy ziet dat a Jr
onvernoegt en bedioeftzijnizyzullenméthetgoët,
dat gy aan hen doet, met hen te verfloten, veïhoegt
wezen. God weet hetgeen, \'t welk in uw haf ten isj
hyweetalles, en is zeer barmhartig.\'tis uniet ge- "Mnho\'
oorloft andere vrouwen, als d\'uwen, te bekennen, »«^««i
\'t Is u niet geoorloft hen te vermangelen, fchoOn de "«S«»
fchoonheit der anderen uaaugenaam is, uitgezon-
dert uw flavinnen. God neemt acht op alles.
die gelooft, treed niet, zonder verlóf, in dè hui-
zen des Profèets, uitgezondert in d\'uur van de maal-
tijt, en dit by geval, en zonder voorneemen. Als
gy daar genodigt zijt, zo treed in ihet vry heit, eh
alsgy «w maahijt gedaan hebt, zo vertrekt uithet
huis. en blijn\'er niet fl:aan ommetmalkandere»
te redeneren i want dit valt laflig aan de Profeet. Hy
fchaamt zich u te doen vertrekken : maar Gód
fchaamt zich niet u de waarheit te zeggen. De vrou-
wen van dé Profeet ïullen\'t aaugeaicht bedekt heb^\'
bca/
-ocr page 340-ben, alsgy met hen fpreekt; want zulks paft wel
voor dereinigheït, zo wel vanu, alsvan haar. Gy
moet Gods Profeet niet quellen, noch zij n vrouwen
bekennen; want dit zou een zeer vuile zonde we-
zen. Indienpy enig voornemen bedekt, ofontdekt,
weet datGodalles weet. Zy zullen God niet verfteu-
ren met zich aan hun vaders, kinderen, broeders,
neven,dienftmeiden, en flaaffche dochters te ver-
*tgenm tone„ 2y zullen God vrezen : hy ziet alles. God
«emjeei. en d\'Engelen bidden voorde Profeet. O gy , die
rf\'u gelooft • hid voor de Profeet , en gehoorzaamt
GtMdjn. jjgjjj geen, die aan God,- en aanzijn Profeet
mishaagt, zal in deze werrek vervloekt zijn , en
in d\'andere wen-elt ftrenge ftraffen gevoelen. De
fenen, die zonder redenden mannen en vrouwen,
ïeinGodgïIoven, quaataandoen, bedrijven een
zeer grote zonde. O Profeet, zeg tot uw vrouwen
en dochters, en tot de vrouwen der ware gelovi-
gen , dat zy zich met hun hooftdoeken bedekken 5
zy zullen te meer daarom geëert wezen, en geen
ongeneucht daar af ontfangen Godisgoedertieren
en oarmharttg. Indien\'de Bozen, hoereerders, en
de genen van Medina, die zwak in hun geloof zijn,
hun boosheit niet verlaten, zo zal ik aan u volkome
magt over hen geven:weinig onderhen fullen u eren;
maarvanghen, en doodhen, daar gy hen ontmoet.
God heeft dus aan de genen geboden , die voorn
geweeftzijn: gyzult geen veranderingin Gods wet
vinden, \'t Volk zal u vragen wanneer de dag des
Oordeels wezen zal. Zeg tot hen dat God alleen
het weet, en datgy niet weet of hy haaft zal komen:
lïmardatGod een zeer grote vlam voor d\'ongelovi-
fen heeft bereid, daar in zy eeuwiglijk zullen bran-
en. Zy zulj^pn zonder befcherming wezen, en met
het hooft voor uit in \'t vuur geftort worden, en zeg-
gen: Och dat wy zijn goddelijke Majefteit, enzijn
Profeet en Apoftel gehoorzaamt hadden. Zy zullen
ae^en: Heer, wy hebben onze meefters en overig-
hedea gehoorzaamt:zy hebbeaons van de regte weg
afge-
-ocr page 341-afgeleid: Heer , flraft hen dubbelt, en geeft hen u
vloek. O gy, die gelooft, weeft nier gelijk de geenen,
dien aan Moifes mishaagden. Hy was onfchuidig van
de misdaden,die zy hem aantijgden,en vanGod inge-
blazen, Vreeft God,en fpreekt metheusheirruw wer-
ken zullen hem aangenaam zijn ; enhyzaluuwe
zonden vergeven. De geen zal zalig wezen, die God
en zijn Apoftel gehoorzamen-: degerrouheitenge-
hoorzaamheit zijnhem aangenaam indehemel, en
op aarde, en op de bergen. De genen, diedaarafver-
wijderen.geli jk Adam gedaan heeft,hebben zich zel-
ven verongelijkt,en zijn onkundig.Hy zal de genen,
mannen en vrouwen, ftraften,die ongehoorzaam en
boos zijn: Hy zal zijn genade aan de genen geven,die
in zijn wet geloven. Hy is goedertieren en barmhar-
tig tegen de genen, diehemgehoorzameti.
\'t Hooftdeel van Saba, begrijpende vierenvijftig re-
gels 5 te Medina ge fchreven.
]N de naam van de goedertiere en barmhartige Sabah
God. GelooftzyGod: al\'tgeen, datin dehemel, efa id««-
en op d\'aarde is, behoort hem toe. Uenisloiaanlchapvrn
hem fchuldig. Hy fs zeer wijs, en weetalles, Yly Urnen.
kental tgeen. datopaarde koomt, endaarafver-
trekt,al\'tgeen,datten hemelklimt, en daar van af- Gelaldy»,
KOomt. Hy is goedertieren en barmhartig tegen zijn
fchepfelen. De bozen vragen ofzy de dag des Oor-
deels zullen zien. Zegtothenjja.en dat uw Heerde
tijt daar af weet. Hyweethet verleden, tegenwoor-
dige en toekomende, en al\'tgeen, \'twelk in dehe-
mei en op aarde is, tot de zwaarheit van een vezeltje
toe. \'t Geen, \'t welfc noch kleinder.en \'t geen,\'t welk
groter dan een vezeltje is, ftaat in een boek gefchre-
ven,dat alles verklaart.Hy zal de waregeloviaen,die
goede werken gedaan hebben,verge!den,2ijn\'\'barm-
hartigheit aan hen geven, en hen metkoftehjke
fchatten verryken. Degenen, die gepoogt hebben
zijn wet te verdrukken,, zullen d\'uitwerkingen
van zijn grairifchap gevoelen. Pegenen,"die dc
, Schfifc\'
Schrift kennen, «reten dat het geen, \'t welk God aa fj
Wgeleert heeft, de wadrheit zelve is, om \'tvolk;
op de rechte weg, op de weg van eer en deucht, te
geleiden. Maar de bozen hebben onder malkander
gezegt: Gelooft gy een man, die zegt dat gv na uw
doot weer opgewekt zult Worden, en nieuwe fchep.
/ felenwezen? Hyliegtonbefchaamdelijk, enisvan
de duivel bezeten. Zeker, degenen, dienietinde
vernjzems geloven, zijn in een zeer grote dolin®.
en zullen zeer Gretige pijnen gevoelen. Zien zy nfet
hetgeen, dat onder en boven tien is? Aanmerken
zy de hemel en d\'aarde niet ? Ik zal, zo ik wil, haar
loo^ fïi^lccn , en , tot teken van mi)n aïmach-
tigheit, een ftuk des hemels op haar doen vallen.
Wy hebben onze genade aan David bewezen,
en tot de bergen, vogelen, en metalen gezegt dat
zy my met heni zouden prijzen. Wy hebben hem
geboden harnaffen te maken j en \'t yzer was zo
zachtals wasonderzijnhanden. O Davids geflacht
weeft niet ondankbaar; ik zie al \'t geent dat öy
doer. Wy hebben de winden aan Salomon onder-
worpen gemaakt; en hy heeft hen des avonts en
iichtens, van \'t ooften tot aan \'t weften geboden
Wy hebben een fpringbron en beek van gefmolte
koper aan hem gegeven. De duivels wrochten dat
rsaarzijnbelievendooronzetoelatingi enwy heb-
bendegenen, die hem niet wilden gehoorzamen,
in \'t helfche vuur geftraft. Zy bouden voor hem
heer!ijkehogegeböuwen,enhuizen laegby d\'aarde
Zy maakten voorhem waterbekkens, watergraotet^
en waterpoelen. Wy zeiden tot hem: O Davids ftam
wecsniet ondankbaar van mijnweldaden, dewijl
weinig lieden dankbaardaar af zijn. Toenhy door
onz bevel geftorven was, heeft niets zijn doot aan
de duivelen bekentgemaakt, dan de wormen, die
\'temde van zijn ftok, daar hy op fteunde, knaag,
den. Toen de duivels hem zagen vallen, bekenden
ay dat, zozyhetaanftaande, en\'tgeen, dat voor
hen verborgen was, geweten hadden, zy niet zo
hinge
-ocr page 343-lange tijt in zijn dienft gebleven zoiidèn hebbent
D\'inwoondèrs van Saba hebben een bewijs vaii
mijn almachtigheit inhtinlant, te weten twee tui-
nen, een naar \'tnoorden, end\'andernaar \'tzniden,
(Men zeide tot hen \'.) eet van de goederen, die uw
Heer aan u gegeven heeft, en bedankt hem daar af •
hun lant IS vermakelijk. God heeft barmhartig te-
gen hen geweeft. Zy waren echter ondankbaar en
boos. Wy zonden de beek Arem.dieover hun tuinen
vloeide: wy hebben hen in twee tuinen van door-
nen, ^ypreflen en een weinig tamafind vei^ndert
cn hen dus om hun boosheit geftraft. Wy hebben
«en weg met veelfleden opgerecht, tot gemak van
<le koophandel onder hen, en ook de ftar, diewv
pzegent hebben. Wy zeiden tothetvolk, datzv
by dag en nacht in verzekertheft, en zonder vrees
deze weg zouden volgen. Zy zeiden r Godverdelac
onsdoorde lankheit van deze weg. Zy zyn tothun
boosheit weergekeert; en wy hebben hen op d\'aar-
de verftrooit, om tot een voorbeelt aan hun nako-
mehngen, en tot onderwijs aan degenen te dienen.
"" mijnweldaden
dankbaar z.,n. De duivel heeft hen zijn gevoefen
doen volgen: Zy hebben hem gevolgt, üitgezon-
dert een deel der ware gelovigen, die onder hen wa-
ren. Hy heeft geen vermogen ophen gehad, dan om
tte genen te kennen, die in de verrijzenis geloven
endegenen, die\'er af twijffelen. ITw Heerzieren
merkt op alles. Zeg tot hen: Roept uw afgoden aam
Zy hebben met het vermogen van de grootheit van
God heef^geen rnedegenoot. Zy zullen niemant vin-
den, die hen m de dag des Oordeels befchermt Nie
S\'f-? fpraken, zonder verlof van zijn
goddehike Ma,efteit. Indien zy enige verlichting in
hun vrees vinden, zo vragen zy malkander wat üod
gezegt heeft,en antwoorden d.it hy de waarheit hcefc
gefproken. en dat hy zeer hoog enmachtig is. Zea^
tot h.n: Wie r«rrijkt u naet degoed»r«n dcg hemels
en der aarde? Zy zullen zeggendat\'etGodisi Zeg
tot hen: Wie van u, of van ons volgt de rechte
weg? of wie van u of van ons is afgedwaalt? Ver-
neemt niet naar onze zonden; wy zijn niet nieus-
gierig om \'t geen te weten, dat gy doet. Godzal
ons in de dag des Oordeels vergaderen, en onze ver-
fchillen in billijkheir oordelen; hy is een zeergroot
Rechter. Zeg tot hen: Toont ons d\'afgoden , die
gy aangebeden hebt. Zeker, daar is niet, dan een
enig almachtig en wijs God. V^y hebben u niet ge-
zonden , dan om den menfchen de vreuchden van
\'t Paradijs te boodfchappen, en de helfche pijnen te
verkondigen : maar \'t grootfte deel kent het niet.
Zy vragen in welke tijt zy de ftraffing, die men aan
hen verkondigt, zullen zien; en of gy de waarheit
zegt. Zeg tot hen: Als deze tijtjgekomenzal we-
zen, zult gyde ftraffing niet een uur konnen ver-
tragen , noch vorderen. Zy hebben gezegt dat zy
niet in d\'Alkoran zullen geloven : maar ay zulchen
eens in tegenwoordigheit van uw Heer \'vergadert
zien; gyzult bevinden dat zy malkander zullen be-
fchuldigen. D\'anhen zullen tot de rijken zeggen:
Gy hebt ons belet Gods geboden te gehoorzamen.
Zy zullen antwoorden: Hebben wy u van de rechte
wegafgeleid, die aati u geleertwas? Integendeel,
gy zijt verkeert en boos geweeft. Zy zullen tot hen
zeggen : In tegendeel, gy hebt by\'de dagen nacht
uw liften aangewent, om ons ondankbaar van Gods
weldaden te maken, en om ons te doen geloven
hy medegenoten heeft , die hem gelijk zijn. Zy
zullen berou van hun zonden hebben, als zy hun
ftraftingzullen zien. Wy zullen hen de ketenen om
de hals werpen; enzy zullen na hun verdienfteii ge-
ftraft worden. Dcvoornaamfte inwoonders der fte-
den hebben tot de Profeten,die wy aan hen gezonden
hebben , om hendehelfchepijnen te verkondigen,
gezegtjdat zy niet inhun woorden zouden geloven.
Wy hebben (zeiden zy) meer goederen en kinderen,
èna de genen, die in hun redenen geloven: wy zullen
niet
-ocr page 345-ftiet verdoemt wezen, gelyk zy zeggen, Zegtothen:
Mijn Heergeeft en beneemt het goet den geen, die
\'t hem goetdunkt: maar het grootfte deel van \'t volk
Weet het niet. Uw rijkdommen en kinderen zullen u
God niet doeri naderen. De genen, die goede werken
doen, zullen daer af vergolden worden, eneeu.vig-
lijk in de geneuchten van \'t Paradijs leven. De ge-
nen, die pogen onze wette verdrukken, zullen in
\'thelfche vuiirgeftoten worden. Zegtothen; Mijn
Heer geeft en beneemt het goet den geen, die \'t hem
goetdunkt. Hyzal d\'aalmoeflen, diegy doet, ver-
nietigen, zo gy zijn wet niet onderhoud j hy is de
Rijkederrijken. Gedenk aan de dag , indewelkik
d\'afgodendienaars zal vergaderen, en tot d\'Engelen
zeggen: Ziet daardegenen, die u.aangebedenheb-
ben. Zy zullen zeggen; Lof zy God; gy zijt alleen
onze meefter en befchermer. Zy hebben onï niet
aangebeden, maar de duivel: \'tgrootfte deel van
hen heeftin zijn woort gelooft; zy konnenheden
malkander noch goet noch quaat aandoen Jk zal daa
tot d\'onrechtvaerdigen zeggen: Smaakt de pijnen
van \'t helfche vuur, die gy niet hebt willen geloven.
Toen gyonze geboden aan hen verkondjgde,hebben
xy gezegt .• Deze man wil ons beletten de goden on-
zer vaderen aan te bidden; hyis een godsjafteraar.
Zy hebben gezegtdatd\'Alkorannietdanguighelery
eri tovery is; en zy lezen niet de boeken, diewy
aanhen hebben gezonden. Degenen, die voor hen
waren, deden gelijk zy. Zy hebben onze Apoftclen
verloghent, en hen belet hettiende van\'tgeen, dac
wy hen ingegeven hadden, te verkondigen, Zy heb-
ben hen verloghent, maar hoe zijn zy geftraft.^ Zeg
tothen ilkverkondig uGod by tween, of alleen, of
verzelt te bidden. Gy zult eens bekennen dat u vrient
Mahomet niet van de dui vel is bezeten,en dat hy u de
helfche pijnei3 verkondigt. Ik verzoek niet van
VI vergelding van mijn vernjanlrtgen: Gad zal my
dnarafvergelden;hy fietallas. Zeg tot hen;God leert
ds waarhcic, en\'t aa^ftaande aan zijn Pwfeieß»
Pe
-ocr page 346-De waai-heït is gebleken, de leugen is bekent ge-
worden , en de leugenaars zij n van zi] n barmh artig-
heit berooft. Indien ik afdwaal , oft geen doe,
\'twelk God-aan my bevolen lieeft, zo zal dit voor
mijn ziel wezen. God verflaat alles, en is overal
tegenwoordig. Gy zult d\'ongelovigen vol vrees en
verbaaüheit zien , als zy uithun graven zullen ko-
men. Zy zullen de ffr.nf van hun ongelovigheit niet
ontgaan, en zeggen datzy in d\'Alkoran geloven.
Maar ik zal hen van verrede wet tonen, diezy in
de werrelt veracht hebben. Zy zullen metrhun\'on-
wctentheit in een plaats, die wijd van vergiffenis en
barmhartigheit is, gefloten v/orden. Men z^l hen
van de ware gelovigen affcheiden, om dat zy aan de
geboden van Gods wet getwijfFelthebben.
\'t Hoojtieel vandc Schepper, legrijpende tyfënveer-
tig ïegeis > te Mechagefchreven.
Dit Hooftdeel word het Hooftdeel der Engelen genoemt in
\'t boek Teffir anf joahier , \'t weik van de verklaring van ■
d\'Alkoran in de Tturkfche taal handelt.
"iN denaam van degoedertiere en barmhartige God.
Lof zy aan God, Schepper van hemel en aarde,
die d\'Engelen, Boden van zijn geboden , gefchapen
heeft: zy hebben,twee, drie en vier vleugels, Hy
maakt van zijn fchepfelen \'t geen, dat hem goet-
dunkt; hyis almachtig. Niemant kan de genade,
diehy aan zijn volk bewijfl, begrijpen; zyis onbe-
grijpelijk, Hy is almaclftig en zeer wijs. O volk, ge-
denk aan Gods genade, Is\'er een ander Schepper,
als hyJ Hy verrijkt u met de goederen des hemels,
en der aarde: daar is geen God, alshy. Hoe kon-
nen de bozen zijn goddelijke Majefteit lafteren ? In-
dien zyu verloghenen, zy hebben ook de Profeten
verloghent, die voor u gezonden waren. Zy zullen
eens voor God vergaderen, om geoordeelt te wor-
den, O volk, \'tgeen, dat van God belooft word,
is onfailbaar, Verhovaerdig u niet op de goederen
van d\'aarde. Zie toe dat de duivel u niet verleid, en u
niet
-ocr page 347-iïiet veiwaant maakt, om dat God de ftraffing uwer
misdaden enige tijt uitftelt. De duive} is uw vyant;
weeft gy zijn vyanden. Hy geleid de genen, die hem
volgen, in\'t helfche vuur, daarzy deftrengheden
van een oneindige pijn zullen lijden. De zonden
zullen den genen vergeven worden, die in Godge-
loven, engoedewerkendoen. De genen, die ver-
maak fchept in\'tgeen, dathy doet, gelooft dathy
weldoet. God verleid en geleid degeen, die\'t hem
goetdunkt. Hebt geen berou van datgy van de bo-
zen afwykt: God weet al\'tgeen, dat zy doen. Hy
zend de winden, die de wolken naar de dorre en dro-
ge plaatfen drijven, om d\'aarde te vervarftchen, en
om haarna haar doót weder tedoen leven; duszal
hy ook de doden doen verrijzen. De geen , die
grootheit bemint, zal in God alderhande grootheit
vinden. De goede woorden komen tot voor zijiï
goddelijke Majefteit j en onze goede werken zi)si
hem aangenaam. De genen, die tegen de Profeet
aanfpannen, zullen grote pijnen gevoelen j enhun
aanspanning zal onnut en vergeels zijn. God heeft ii
van flof en flijk gefchapen: hy heeft u mannen en
vrouwen gefchapen. De vrou ontfangt en baart
niet , dan doorzijn toelating. Niemant kan zijn le-
ven verlangen, noch verkorten, dan volgens \'t geen,
dat in \'t boek (\'t welk in de hemel bewaart word) ge-
fchreven ftaat ; deze dingen zijn licht voor God.
Deze twee zeen zijn niet gelijk d\' Eufrates , welks
water zoet en aangenaam om te drinken is. "t Water
van dc zee is warm en zout; gy eet echter viftchen
van beide. Gy vifcht in de zee gefteentenomu te
verluieren. Gy ziet het fchip op\'t watervlieten, en
de golven kloven , tot voordeel van uw koophan-
del. Gyzult miflchien God van zijn jonften bedan-
ken. Hy doet de nacht in de dag, en de d.ia in de nacht
treden. Hy heeftdezonenmaan gefchapen, die tot
aan de geftelde dag in de hemel lopen. Deze God,
die deze"dingen gefchapen heeft, is uw Heer: de
heerfchappy des -werrglts behoort: hem toe. D\'Af-
■ X 2. goden ?
goden , die gy aanbid , hebben geen meer ver-
mogen , dan de fchors van een amandel : in-
dien gy hen aanroept, zo zullen zy u niet vérho-
ren : zy zullen u in de dag des Oordeels verloghe-
nen, en niet de vreucbden van\'t Paradijs, noch de
pijnen van de hel doen bekennen. O volk, gyzijt
arm en behoeftig; gy behoeft Gods hulp, en God.
heeft mer u niet te doen. Men is in alle plaatfen lof
aan liem fchuldig. Hy zal, zo \'them goetdunkt,
u verdelgen, en een ander nieu volk in uw plaats
fcheppen. Niemant zal eens anders laft, hoe licht
en zwaar hy is, dragen, ook niet fchoon zy namagen
waren.Verkondigde vreuchdevan\'ti\'aradijsaan de
genen, die bun Heer vrezen, zonderhem te zien, en
die hun gebeden ter gefielde tijt doen. De geen die
zich wacht van te vergrammen, arbeid voor zich
aelf. Alle de werrelt zaïeens voor hem vergaderen,
om geoordeelt te worden. De blinden zijn niet ge-
lijk de genen, die klarelijk zien. Deduifternifien
■zijn niet gelijk het licht, de fchaduw en kotheis
niet gelijk de hitte der zon, en delevendigenzijn
aiict gelijk de doden. God doet zich aan de geen,
die\'them goetdunkt, verftaan. Gykont Godsge-
boden den genen, dic in dcgravenzijn, niet doen
horen. Wy hebben u niet gezonden, dan om de py-
nen der hel, en degeneuchten van \'t Paradijs te ver-
kondigen :men vind geen plaatsterwerrelt, daarzy
niet verkondigt zijn. indien d\'ongelovigen u verlog-
henen, de genen die voorugeweeft zijn, hebben
ook de genen verloghent. die wy Vüormaalsaan hen
hebben gezonden, om de geheimeniHenvan\'tge-
ioof, en de Schriften aan hen te verkondigen. Zy
wierden in hun zonden overvallen, en ftrengelijk
geftraft. Ziet gy niet hoe uw Heer de regen van de
hemel doet afdalen, om d\'aarde veclderhande ver-
fcheide vruchten te doen voortbrengen, om de her-
ten , hinden, en reen in de bergen te voeden, om de
krajen en ravens , en de menfchen en heeften van
verfcheide aart en geflacht te fpij zen? God bejonftigt
jgija fchepftlenitdie aija weWadWi erfcennea; hy »s ai-
ttiaeh-
-ocr page 349-Biachtig en barmhartig. Degenen, die Gods boek
aandachtiglijk lezen, die hun gebeden ter geftel-
de ti,t doen, en die in \'t heimelijk of in \'t open-
baar een deel der goederen, die wy aan hen gegeven
hebben, mgodvruchtige werken beftedenf verho-
pen een vergelding, die nimmer vergaan zal. God
zal hen vergelden; hyzal zijn jonftenoverhen ver-
----------7—> -"beveftigtuwuucocnriiten:
God weet en ziet alles. Wyhebben\'tyerftamvan
d Alkoran aan de genen gegeven, die wy onder on-
ze fchepfels verkozen hebben. Men vind lieden . die
z.ch m t geen dat wy aan hen hebben geieert.
quahjk gequeten hebben. Somtóigen deden^t geen
dat aan hen bevolen was, en d\'anderen onderwezen
t met y ver en naerftigheit door Gods toelatin«». Dit
IS een zeer grote genade. Zy zullen in\'t hof van E-
den ingaan, daar zy ceuwiglijk zullen blijven. Zy
zullen met goude halsbanden , met koftelijkege-
Iteemen verrijkt, verkiert, en met fïjne zijde eefcleec
wezen. en zeggen : Gelooft zy God, die ons va«
Ji)den verloft heefr. Hyis zeer barmhartig, enfchept
vermaak in dedankbaarheit zijner fchepfelen. De ge-
nen , die door zijn bezondere genade \'t huisder eeu-
wigheitgenieten.zullen geen pijnen lijden; en d\'oti-
gelovigen zullen in \'t helfche vuur geftort worden,
/.yzullen in deze pijnen niet fterven^ enhunlijden
zal nimnier verlicht worden : dus zal men de bozen
Itraffen. Zy zullen onnuttelijk bvftant van God ver-
zoeken.en zeggen: Heer,verloso\'ns van deze pijnen;
wy zullen beter doen. dan wy voormaals gedaan
hebben. Ik zal mv leven op aarde niet langer ver-
langen. Ik heb mijn Profeten en Apoftelen tot uge-
zonden: zy hebben mijn geboden aan u verkondiltj
maar gy hebt hen niet willen horen. Smaakt tegen-
woordiglijk de helfche pijnen, die gy verdient hebt
De bozen zijn heden van befcherming berooft. Ze-
ker, God weet al\'tgeen,dat in de hemel,en op d\'aard®
X 3 i«i
^26 MAHÖMETS
• is; hyweetalles, dat in\'t hart der menfchen is. Hy
is\'t, die u op aarde doet verraeniovuldigen. De
boosheit zal zich tegen de bozen veri\'.efïen, en hen
vanGodahchuwehjkmaken, enin\'t getal der ver-
löre lieden ftellen. Zta fO\' hfn: Keiugy op d\'af-
goden , die ^y aangebeden - tbt, wel gemerkt ? Zegt
my wat z_v op d\' j;.\'. Je geichapen hebben. Hebben
zy, in\'t fcheppen drr hemelen, Godsineciegen\'oten
geweeft? HeetrCod een boek, eh redenen, omhun
boosheittebeveltigen, aan hen gezonden ? Zeker,
de bozen leren malkander nier, dan hoogmoet en
verwaantheit. God onnderfteunt de hemelen en
d\'aarde; niemant, alshy, ksnhenonderfteunen:
hy is goedertieren en barmhartig. De bozen hebben
gezworen . dat zy voor d\'uitbreiding van\'t geloof
zouden ftrijden, zo een verkondiger tot hen quam,
om hen i\'ondèrwijzen ; maar toen hy gekomen
was, hebben zy hun boosheit vermeerdert : zy heb-
ben zich op aarde yerhovaerdigt, en zijn tegen de
v,\'are gelovigen aangefpannen ; maar hun famen-
zwering is op hen zei ven gevallen. Zy hebben niets
anders te verwachten dan \'tgeen, \'twelk tegen de
genen geftelt was, die voor hen geweeft zijn. Gods
wet hjd geen verandering. Aanmerken zy niethoe-
. danig \'t einde der gener was, die voor hen geweeft
zijn, die mächtigeren rijker dan zy waren ? Daaris
niets onmogelijk voor God : hy weet alles, en is al-
machtig. Indien God het volk ftrafte als\'t hem ver-
gramde, zo zou hy niet een dier op aarde laten. Hy
ftelt het ftrafFen der bozen tot aan de geftelde tijt \'
uit; en alshun tijt gekomen zal wezen, zozalhy
hen naar hun yerdienften fttafFen : hy ziet alles.
Si"- "t Hooftdeelô Menfch genoemt, hegrypende achten-
tachtig regdsteMeçhagefckreven.
Vaarde Lezer, de Mahoœetanen hebben dit Hooftdeel
naar twee letters van \'tArabifch abc «genoemt. De
Eedaoi zegt dat f ;abetekent, dat is, het roepend leed-
en/is een verkorting, dic«n>» l^etekentj dat is
Menfch: cn dat d\'Engel totMahoaKtfprekemJc, dit
Hooft-
-ocr page 351-Hoottdeel in dezer voegen begon : O MeiifcJi , !kzweer
by d\'Alkoran, en zo vooit. Bezie TcffirKitg bal te-
noir, ^
|N denaam vat) de goedertiere en barmhartigeGod.
O menfch, jk zweer by d\'Alkoran, vol lering,
dat gy een Proleet zijt, gezonden om aan \'t volk de
rechtewegteleren, Dit bockis vand\'Almachtige en
Barmhartige gezonden , op dat gy den menfchen
t geen zotid leren, dat aan hun voorgangers niet ge-
leert heeft geweeft. Zeker, \'tgeen. datmenzegt,
IS zeer waarachtig, te weten dat het grootfte deel
onder hen ongelovig is. Wy zullen hen de keten om
de hals werpen, en de handen tot aan de kin binden.
ZyzuUen\'t hooft opheft\'en, om te klagen; maar
wy zullen hen van voren en van achteren een grote
verhindering ftellen : wy zullen hun gezicht met
duifternis dekken j enzy zullen niet een fteek zien.
Rarnpis over hen; \'tzygy henbeftraft, ofnietbe-
ftraft, zy zullen zich niet bekeren. \'Indiengy den
genen predikt, die in d\'Alkoran geloven, en den ge-
nen , die in \'t geen geloven, dat^zy niet gezien heb-
ben , zo boodfchap hen een algemene vergirfenis
van hun zonden, en een zeer grote vergelding. Ifc
doe de doden verrijzen , en fchrijf naaukeuriglijk
het goet en quaat, \'twelk van de menfchen gedaan
word, in een boek. Verhaal aan hen degeOjkenis
der gener yan de ftat, daar uw Heer zijn Profeten
gezonden heeft. Wy zonden hen twee Profeten
die zy beide yerloghenden, en hielpen hen door een
ciarde. Zy zeiden alle drie tot deze ftedelingen: Wy
zijn van God gezonden, om zijn geboden aan u te
verkondigen. Zy antwoordden: Gy zijt niets anders
dan menichen, gelijk wy. God heeft geen teken
aan ons gezonden, om u te doen kennen ; nyziir
leugenaars. Zy zeiden : Zeker, God weet dat hy
ons aan u gezonden heeft; wy zijn niet verplicht,
dan zijn geboden aan u te verkondigen. Zy ant-
woordden: Wiltgy ons ongelovig maken, gelijk
gy zijt? Indien gy van deze redenen nietaflaat,
X 4 553
«O zullen wy u flenlgen, enu ftrengepsjnetidoen
lijden. Zyzeiden: üwquaat zy met u ; wieheeft
u voormaals zo qualijkonderwêzen ? Zeker, gy zijt
boos. Een man quam toen van\'tuitterfte der ftat
aanlopen, en zeide tot hen: O volk, gehoorzaamt
Gods Apoftelen, gehoorzaamt den genen, die geen
vergelding van de moeite eiflchen, diezy doen met
u t\'onderwijzen , en die op de rechte Veg zijn.
Waarom zal ik nietdegeenaanbidden, die my ge-
fchapen heeft, en voor de welk gy alle zult verga-
deren , ottt geoordeelt te worden ? Zult gy een an-
der, als hem , aanbidden? Indien hy my ftraffen
wil, zo zullen de gebeden uwer afgoden myniet
konnen befchutten. Ik zou boven maten verdoolt
wezen, zo ik in uw goden geloofde: hoort en be»
grijpt het geen, dat ik totu zeg. (.Zy doodden hem
echter) en"zeiden tot hem: Ga, treed in\'t Paradijs.
Hy zeide al ftervende: Och dathetvolk de genade
wift, die zijn goddelijke Majefteit aan my gedaan
heeft: hy heeft my in \'t getal der zaligen geftelt. Wy
hebben na zijn dopt geen Engelen van de hemel ge-
zonden, omde bozen te ftraffen. Ik zal niet meer,
dan noch eens. Engelen zenden, om hen te verdel-
gen. Zy zullen eens van fchaamte ftom wezen, om
dat zy de ware gelovigen nier hebben gevolgt, en
met de genen gefpot, die ik aan hen gezonden had,
om mijn geboden aan hen te verkondigen. Aan-
merken zy niet hoe veel volken wy in de voorgaan-
de eeuwen verdelgt hebben, die nietv/eergekeert
zijn, en die eens voormy zullen vergaderen, om
geoordeelt te worden? De droge, dode en dorre
aarde is een bewijs van mijn almachtigheit voor de
bozen. Wy doen haar weêr leven, groenworden,
en vruchten voortbrengen, daar af zy verzadigt
zijn : wy hebben \'er tuinen, palmbomenen wijn-
gaarden gefchapen, en fpringbronnen doen vloe-
jen; en zy eten daar van de vruchten, die geen wer»
ken van hun handen zijn. Zullen zy de weldaden
van hun Heer niet erkennen? Men is lof aan degeen
fchul.
-ocr page 353-fchuldig, die \'t mannelijk en\'t vrouwelijk van alle
de planten, die d\'aarde voortbrengt, en de man en
vrou, en veel andere dingen, diarafzy geen kennis
hebben, gefchapen heeft. De dag van de nacht te
fcheiden,en de zon naar haar geftelde plaats te doen
lopen, is een bewijs van mijn almachtigheit. Wy
hebben aan de maan haar tekenen geftelt; zygaac
cn koomt altijt deur haar oude weg. De zon ver-
haart, noch vertraagt nimmer haar loop, enver-
voegt zich niet de? nachts met de maan. De nacht
koomt niet voor\'t einde van de dag: enzy alle, te
weten de maan, de son,en de ftarren verheffen mijn
heerlijkheit in de hcmel.\'t Is een bewijs van mijn al-
machtigheit dat ik hun vaders in d\'Ark op\'t water
gedragenheb,enfchepen, metd\'Arkgelijk, aan hen
heb gegeven, om hen te voeren. Ik zou,zo \'t my be-
lieft had, hen zonder byftant en behoudenis hebben
doep verdrenken: maar ik heb, door mijn bezondere
genade, hen tor aan de geftelde tijt bewaart. De bo-
zen verachten de tekenen van Gods almachtigheit,
en fpotten als men tot hen zegt dat zy de tegenwoor-
dige en toekomende gramfchap van zijn goddelyke
Ma jefteit zullen vrezen, en dat hun zonden hen ver-
geven zullen worden. Toen men tot hen zeideDoct
aalmoefTen van de goederen, die God aan u gegeven
Weeftjantwoordden zy: Zal ik aan de geen t\'eten ge-
ven,aan de welk God,als\'them goetdunkt,broot zal
geven>Zy zijn in een zccrgrote^oling. Z^zullen u
vragen \\yanneerde dag desOordeels zalwezen,enof
gy daarin geboft. Zeg tot hen, dat zy niet,dan een
©nige ftem. te verwrachten hebben, die hen overval-
len zal. Zy zullen kyyen, en geen tcftament konnen
maken, en niet weêrkeeren om hun magen te be-
zoeken. Zy zullen eindelijk weêr uit degravente
voorfchij n komen , en, als de trompet zal klinken,
voor God verfchijnen. Zy zullen dan zeggen: Wy
zijn zeer rampzalig,om dat wy uit onze graven zija
gekomen j ziet daar \'t geen,\'t welk Göd aan ons be-
looft heeft. De Profeten hebben ons de waarheit
gezegt, te weten dat de werrelt niet, dan een
enigeftcm, te verwachten had. Alle de menfchen
zullen heden voor hun Heer vergadert worden Men
zal niemant ongelijk aandoen j maer yder zal naar
zijn werken vergolden en geftraft worden,De genen,
diein\'tParadysgaan , zullen in een grote ruft > met
alderhande vernoeging, wezen, Zy, en hun vrou-
wen zullen van alle qualen befchut zijn , en op
geneughelijke bedden fteunen. Zy zullen alderhan-
de vruchten hebben, en daar by al\'t geen, dat ^y
begeren, en van wegen de goedertiere en barmhar-
tige Heer gegroet worden. God zal in, de dag des
Oordeels tot de bozen zeggen: Scheid u heden van
\'tgezelfchap der goeden. Hebisuniet verboden de
duivel, üw openbare vyant, aan te bidden i" enge-
boden my alleen aan te bidden ? en gefproken dat
dit de rechte \\veg was? Heb ik niet tot ugezegt,
dat de duivel een groot getal volks verleid f Gy
hcbt\'et nier willen geloi\'-en. Ziet daarde hel, die
door uw ongelovigheit voor u bereid is. Ik zal hen de
mont ftoppen : hun handen zullen fpreken; en
hun voeten zullen getuigen van hun misdaden zijn.
Indien wy willen, zo zuïlen wy d\'ongelovigen blint-
maken: zy zullen geen weg vinden, en niet kon-
nengaan, nochkomen, en van niemant geholpen
worden. Indien wy gewilt hadden , zo zouden wy
hen in hun huizen verandert hebben, en daar niet
uit hebben konnen komen. Ik zal hen met het hooft
tegen d\'aarde zetten, en de genen, welkers leven
ikverlang, befchaamt maken. Zy zullen hun do-
lingen niet bekennen. Wy hebben hen de geheime-
niflen van d\'Alkoran niet doen begrijpen ; maar
\'twasooknietnootwendig: hy isatleeri\'om denle-
vendigen te verkondigen, die \'t geen,\'twelk men tot
ben zegt, begrijpen, \'tis zeer waarachtig dat de
bozen geftraft zullen worden. Zien zy niet dat wy
alleen alle de heeften van d\'aarde, over de welken
zy gebieden, gefchapen hebben ? Wy hebben hen
®aderhun macht geftelt; fomroigen dienen hen tot
vracht-
-ocr page 355-vrachtbeeften , cn d\'andercn tot fpijs ; zuüen zy
ondankbaar daarafwezen ? Zy hebben echterd\'ai-
goden aangebeden: Zy hebben \'t geen aangebeden,
\'twelkhennietvande helfche pij nen kan bevrijden.
Quel u niet om hun redenen : ik weet al\'t geen, dat
zy zeggen, en dat zy in hun zielen verborgen hou-
den. Aanmerkrde menfch niet dat wy hem van üijk
hebben gefchapen, en dat hy al te vinnig is ? God
heeft aan ons geleert hoe hy de fchepfelen heeft ge-
fchapen j en de bozen hebben echter gezegt: Wie is
degeen, die\'t leven aan de benen kan geven, die
verrot zijn; Zeg tot hen: De geen , die ud\'eerfte-
roaal heeft gefchapen, en die \'tgeenkent,-dathy
gefchapen heeft. Hydoet vuur uit het groen hout,
datgyverbrant, voortkomen, en heeft de hemei
en d\'aarde gefchapenjkanhy dan geen andere fchep-
felen, u gelijk, fcheppen? Ja , zonder twi jfïel :hy . ■
fchept het geen, "dat hem goetdunkt; hy weet alles.
Als hy iets wil, zegt hy: Zy, en \'t is. Gelooft zy de
geen, dien alles toebehoort, en voor de welk gy
alle weerkeren zult; (om geoordeelt te worden.)
\'t Hoojtdeel der Ordmingen-, begrijpende tachtig £
gds j te Medina gefchreven, ^ \'
|N de naam van de goedertiere en barmhartige Be^ie
God. Ik zweer by d\'ordeningen der Engelen die Kitabel
God aanbidden, en zijn geboden verwachten, by de tmif.
genen,die de mcnfchen beletten de duivel te gehoor-
zamen,en by degenen, die d\'Alkoran lezen, en over-
denken,dat uw God een enige God is,Heer der heme-
len,en der aarde, en van al \'t geen,dat tufTchen beiden
is: hy is Heer van wellen en van ooflen. Wy heb- •>
ben de hemel en d\'aarde met dwaalflarren verkiert,
en hen voor de boosheit der duivelen befchut.
Zy können \'t geen, dat in \'t uitfpanfel gezegt
word, niet verftaan: zy zijn yan alle zijden fchan-
delijkdaar uit verdreven} en zullen eeuwiglijk ge.
pynigt worden. Indien zy iets horen, zo luifterea
gratiglijk dajir na, en volgen vaerdiglijk daar
op. Maar de heldei;e dwaalftar volgt , ( eti brengt
hun boosheit in \'t licht.) De bozen vraagden of wy
iets heerlijker, danzy, gefchapen hebben. Zeker,
wy hebben hen alle van \'rflijkder aarde gefchapen;
Gy verwondert u over hun lafteringen: zy fpotten
itict uw verwondering, en zullen zich nimmer be-
keren: Als zy wonderdaden zien, zullen zy\'er meê
fpotten, en zeggen dat het klaarblijkelijke tovery
is, te geloven dat zy zullen fterven, en, aarde,
been en ftof zijnde, met hun vaderten voorzaten
weêr opgewekt worden. Zegtothen dat zy zullen
verrijzen, en dat zy van de rechte weg afgedwaalt
zijn, dat de werrelt niet meer, dan eenmaal, ver-
delgt zal worden, en dat zy \'t geen zullen zien,
*twelk hen in de dag des Oordeels overkomen zal,
Zy zullen in dezedag zeggen datzy rampzalig zijn,
en d\'Engelen zullen tot hen fpreken: Ziet hier de
dag des Oordeels, ziet hier de dag, in de welk dc
goeden van de bozen gefcheiden zullen worden,
ziethierdedag, inde welk gy niet hebt willen gelo-
ven. Men zal tot d\'Engelen zeggen: vergadert hun
wijven enafgoden, ftelt hen op de weg der hellen,
cn doethenftil ftaan, om rekening van hun handel
te geven , en waarom hun afgoden hen niet helpen.
Zeker, zy zullen begeren in \'t getal der gener te we-
zen, die Gods geboden gehoorzaamt hebben. Zy
zullen tegen malkander kij ven,en zeggen: Gy zi jt de
penen,die door uw eden ons van de rechte weg afge-
leid hebt. Gy zwoert dat gy Godswej volgde, en
zijn geboden onderhield. In tegendeel , zullen zy
antwoorden, wy hebben geen vermogen op u ge-
had: gywaartzelvenineen klaarbijkelijke doling,
Gods woort zal tegen ons vervult worden; en\\vy
zullen gczamentlijk de helfche pijnen gevoelen. In-
dien wy uiverleid hadden, wy waren herleid gelijk
gy; en wy zullen heden medegenoten in de ftraf
wezen. In deze dag zullen de bozen dusgeplaagt
worden. Zyverhovaerdigen zich op aarde, als men
tot hen zegt dat\'er niet (fan een eenig God is, en zeg-
gen;
gen: zullen wy , om een dwaas Dichter em lee-
pnaar , onze goden verlaten ? In tegendeel, hv
leert de waarheit aanu, gelijk alle d\'jindere Profe-
ten. die voor hem zijn geweefl, gedaan hebben.
Gy zult geftraft, en naar uw verdienften gehandelt
Worden. De genen, die Gods geboden gehoorza-
men, zullen een plaats van zekerheit. om te ruf-
ten , met alderhande vruchten in fchone tuinen,
hebben , op zeer vermakelijke bedden gefchikt,
^et_ glazen, vol drank, die aangenaam is , zon-
.der hen dronken te maken. Hun vrouwen, wit ge,
\' lijk varlcheaijeren , zullen hun ogen op niemant/
dan op hen, flaan. Zy zullen te zamen kouten*
en een onder hen zal zeggen; Ik hadopaardeeen
medeoenoot, di^e my vraagde ofik in de verrijzenis
geloofde, ot wy, aarde, been en ftofgeweeft
hebbende, weer opgewekt zouden worden. Koomt
met my, en laat ons gaan zien wathy doet. Hy zal
hem in de diepte van de hel zien, entorhem zeg-
gen ; ByGod, daarfchilde weinig aan, of gy zoud
my ook verleid hebben. Ik zou zonder Gods «enade
verdoemt zijn gelijk gy : wy zijn niet fn \'t getal der
doden, enhjdengeenpijnj integendeel, wy zijn
m een zeer grote gelukzaiigheit. Dus worden de
vromen vergolden. Wie zi,n gelukkiger, of de ae-
nen, die in onz geluk zijn, of de genen,die by Zakon,
de helfche boom, ftaan Deze boom koomt uit de
gront van dc hel voort, en heft zich in de hoogte op
Zijn takken fchijnen hoofden van duivelen te wel
zen : de verdoemden zullen van zijn vrucht eten
en van ziedend wa^er drinken; en de hel zal hun
woonplaats wezen. Hun vaders waren ongelovia-
zy hebben hun voetftappen , en de weg der gl
ner gevolgt, die voor hen verdoolt zijn geweeft.
Wy bebben Prekers aan hen gezonden, die zy
met wilden horen: maar aanmerk hoedanig \'t ein-
de der bozen, en der vromen is. Wy hebben Noafi
bewaart, en genade aan de genen bewezen, die hem
Se]a9t)rza.imden: wy hcfcbeaheni, metïijngezin,
yas
-ocr page 358-van een groot gevaar verloft, enzijn géOachteeu-
wig gemaä/.t Hy zal van alle de genen , die na
hem komen, geprezen worden, om dat wyonze
zegening aan hem hebben gegeven; ik vergeld dus
de vromen. Hy was in\'tgetaldergener, die mijn
geboden gehoorzaamden: Wy hebben hem gebergt
en de genen, die hem volgden; wy hebben d\'onge-
lovigen verdronken. Gedenk aan Abraham : God
gaf aan hem een hart, dat vry van goddeloosheit
en boosheit was. Hy zeide tot zijn vader, en tot
de zijnen: Waarom aanbid gy valfche goden , in
plaats van de ware God.> Meent gy de ftraf uwer
zonden t\'ontgaan i" Hyhadtoeneen verfchijning in
de hemel, en zeide: Ik ben krank van uw afgo-
dery. Zy fcheidden van hem , met voorneemen
van zich te bekeren, en de tempelen der afgoden
van hun (chattenleeg temaken. Hy zeide tot d\'af-
goden: Waarom eet gy d\'ofteringen niet, die voor
u ftaan ? waarom fpreekt gy niet > en hy gaf hen
een grote flag met zijn rechte hant. \'tVolk quam
met grammigheit toelopen, om dathy bun goden
geflagen had. Hy zeide tot hén : Zult gy \'t werk
«werhanden aanbidden ? weetgy nietdat\'etGo«lis,
dieu gefchapen heeft} Zy zeiden toen onder mal-
kander : Laat ons een grote houtmijt oprechten,
het vuur daar in fteken , en Abraham in de gloet
werpen. Zyfpandentegenhém aan; maarwyheb-
ben hen befchaamt enverbaaftgemaakt. Abraham
zeidetothen: ik ga naar mijn Heer, hyzalmyop
de weg der^aligheid geleiden. Heer geef my een
zoon, die in \'t getal der vromen is. Wy boodfchap.
ten hemdathy een zoon zou hebben, die zeer wijs
was. Toen deze zoon tot een befcheide ouderdom
gekomen was, zeide Abraham tot hem : Mijn zoon,
ik heb in deze nacht gedroomt dat ik u offerde ; wat
wiltgydatikdoenzal? Hyantwoordde; Vaderdoe
\'tgeen, dat aanu bevolen is; gyz\'iltrny vol gedult
vitiden. Toen zijn vader hem ter aarde gelegt, en \'t
mes tot by zi jn keel gebragt had,zei(ien wy tot hem;
Q
-ocr page 359-«tebaproeven, Wj koi
" aan Mofft, enSaror« JveS e„ h™ "
«el». G=d™lc h", Ipo-
overgekomen was; züh ov rfp^. ^ ƒ
«nk da, h, ,„ „„ fttip »dathyoLS
van de ramp dei- bootsgezellen was.Hy wierd van de
walvifchingezwolgen. Indien by geen berou van dit
jnisdiijf had gehad, hy zou tot aan de dag des Oor-
deels in de buik van deze vifch zijn gebleven, Wy
wierpen hem zeer zwak aan d\'oever , en bedekten
hem met de bladen van een hazelaar, en zonden
hem ter verkondiging van meer dan hondert duizent
menfchen , diezichbekeerden. welkers doot wy tot
aan de geffelde tijt opgefchorft hebben: D\'ongelovi-
gen vraagden of uw Heer dochters heeft, gelifkzy
zonen hebben. Hebben wy in hun tegenwoordig-
heit d\'Engelen mannelijk en vrouwelijk gefchapen?
Zy liegen,als zy zeggen dat God een kint heeft. W ii-
de hy liever dochters,dan zonen hebben?Hoe moogt
gy dus lafteren? Aanmerkt gy niet dathy alleen pod
is.zonderkinderen?Hebtgy enige reden of macht om
dus te fpreken ? Brengt uw blyken by.zegt uw rede-
nen,zo gy waarachtig ziit?D\'ongelovigen zeiden dac
d\'Enge en van Gods ftam waren : maar d\'Engelen
weten wel dat d\'ongelovigen om hun lafteringen
verdoemt zullen wezen. Gelooft zy God j hy heeft
noch zoon, noch dochters,anders dan de vromen,die
hem aanbidden, en die zijn geboden gehoorzamen.
Gy, en uw afgoden kont niet deftraf van uw zonden
fchuwenigy,zult tot het helfche vuur verdoemt wor-
den. Daarisniemant (onder d\'Engelen) dieniet zijti
plaats en ordening in \'t Paradijs weet, om^i jn god-
delijke Majefteit te loven, en t\'aanbidden. Indien
d\'ongelovigen zeggen,: Wy onderhouden de gods-
dienft onzer voorzien,wy ^ïjn op de rechte weg;zo
zeg tot hen, dat, ^o zy niet in d\'Alkoran geloven, zy
eindelijk huiv-ongelovigheit zullen bekennen. Wy
hebben aan de gelovigen,en aan de Profeten belooft
hen te befchutten. Zy zullen befchermt wezen, cn
verwinners zijn. Wijk enige tijt van debozen:aan-
merk hoe God hen ftraft; zy zullen de ftraffing van
hun boosheit gevoelen. Wftlen zy zich zei ven in de
helfche pijnen werpen? Zeker, zy^uHen verbaaft
zijn, als zy hen zullen gevoelen. Wijk uit hun ge-
ZCi-
-ocr page 361-2!elftli3p, en aanmerk dat zy de flraf van hun mis-
daden niet zullen konnen ontgaaii. Looft uw Heer,
«en Heer van macht engrootheit boven de goddelo-
zen. Zaligheitzy den Profeten, en eeuwige lof aaiï
de God van\'t Heelal.
Hoof deel der Waarheit , begrijpende achténtachtig
regels-, te Mecha gejchr even.
Waaide Lezer, Mahorïiët Iièeft dit HOofcdeel naar delet-
ter genoemt, die in \'t Arabifch abc [fad geheten is ,
t welk in deze plaatsjJ/i^;^betekent, dat is waarlieit. Be-
zie de verklaring van Gelaldijn , Kirabel tenoii. Zy heb-
ben dit het Hoofrdeel der Waarfleit gei Ojmt.
1N dc naam va n de goedertiere en barmhartige God.
Ik zweer by d\'Alkoran dat dit boek de wegder za-
lighéit leert. D\'ongelovigen verheffen zich echter
tegen \'t geloof, en zijn onderhen verfcheide van ge-
Voelen. Hoeveel hebben wy inde voorgaande eeu-
wen verdelgt, die hen gelijk waren? Zy riepen en
baden om hulp, niaarzy waren niet in de tijt om ge-
holpen te worden. D\'ongelovigen zijn verwondert
van dat een menfch gelyk zy gezonden is om hen
t\'onderwijzen. Zy zeggen dk hy een tovenaar eri
leugenaar is.om dat hy van een enig God verkondigt.
Wat een vreerat ding ! hun Leeraars hebben hun
vergaderingen verlaten , en zijn deur de Ifat gaan
preken, en hebben gezegt: Volhard in uw goden
aan te bidden ; wy verwerpen \'t geloof van Gods
eenheit. De lefte aanhang heeft zulks niet verkon-
digt; \'t is een klaarblijkelijke leugen. Is Mahomet
onder ons verkozen , om alleen d\'Alkoran vandc
hemel gedaalt, fontfangen? Zeker, zy twyffelen
van d\'Alkoran; maar zy zullen de waarheitdaar af
bekennen, als zy in \'t helfche vuur zullen wezen.
Hebben zy de fchatten derbarmhartigheitvan uW
almachtige en milde Heer in hun macht? Bezitten
zy het Koninkrijk der hemelen , en der aarde,
en ran al \'t geen , dat tuffchen hen is ? Indien
Y dis-
dit dus , dat zy dan met hun krachten ten hemd
klimmen. Zeker , zy zullen fchandelijk in alle
plaatfen geflagen worden. De bozen hebben voor-
maalsNoah, Aad, Farao de nagelmaker, en Temod
■verloghent: d\'inv/oonders van Loths ftat, de genen,
die in \'t bofch woonden, en hnn makkers hebben de
Profeten verworpen, en zijn naar hunverdienften
geftraft. D\'ongelovigen aanmerken echter niet dat
isy in de dag des Oordeels, als de trompet klinken
zal, geftraft zullen worden, endatzy nietweêrop
d\'aarde zullen keren, om zich te beteren. Zyzeg-
genuitfpot: Heer, vertoon aan ons het rekenboek
onzer zonden voor de dag des Oordeels. Volhard,
en neem gedult. Bedroefu nietomhun redenen. Ge-
denk aan onze dienaar David, die fterk en y verig in
inijn wet is. De bergen en de vogelen hebben my
methem gelooft. Zy zijn voor hem vergadert, en
hebben hem gehoorzaamt. Wy hebben kracht aan
zijn heerfchappy, en aan hem wetenfchap en wel-
fpreekentheit gegeven. Hebt gy de twift van David
verftaan , toen men hem belette in de Tempel te
gaan? en hoe hy voor zijn vyanden bevreeft was.
Toen zy naar hem toe traden , zeiden zy tot hem :
Wees niet bevreeft; wy hebben een zwarigheir on-
der ons: oordeel onz verfchil in billijkheir, en leer
de rechte weg aan ons. Deze man ismijn broeder;
hy heeft negenëntnegentigfchapen; en ik hebniet
meer, dan een, dathymy ontrooft heeft, oin dat
hyfterkerwasjdanik. Davidzeide: Hyheeftuon-
geüjkaangedaan. Zijt gy over een fchaapverwon-
dert? De menfchen verheffen zichten meeftendeel
tegen hun naaften, uitgezondert de genen, die in
Gods wet geloven , en die zijn geboden, dewelken
weinig in getal zijn, onderhouden. David bekende
toen dat wy hem beproefden. Hy verzocht vergifiè-
nis van zijn zonde, verootmoedigdigde zich : hy
aanbad ons, en bekeerde zich- Wy vergaven hem
zijn misdrijf, en deden hem by ons komen , en
f laatften hem in een^la at svan vernoeging.lk zeide
tot
-ocr page 363-föt hem i Wy hebben u op aarde opgerecht, öm dé
Verfchillen, die onder \'t volk zouden rijzen , t\'oor-
deelen : volgniet uw begeerlijkheden ; zy zouden u
van de weg dei\' zaligheit afleiden. De genen, die
van mijn wet afdolen, zullen in de dag des Oordeels
ftrenge pynen gevoelen. Wyhebberï dehemelenen
d\'aarde niet onnutteli jk gefchapen , gelijk de godde-
iozen zeggen. Ramp zaÜien overkomen; zy -zullen
in\'thelfche vuur gefloten en gebrantworden. Zal
ik de gelovigen en ongelovigen, de goeden en qua-
den op gelijkewyzeopaardehandelen ? Wy hebben
dit boek aan u gezonden, en gezegent, op dat het:
Volk des zelfs geheimerifflen zou overdenken, en
op datde wijzen daar uit voordeel tot hun zaligheic
zouden trekken. Wy hebberi Salomon , onze die-
naar, aan David gegeven s hy was boven maten V"
verig tot onze dienft. Gedenk\'datmenhemop d\'a-
vont vaardige en wakkere paarden aanbood, dat hy
vergat zijn gebed des avonts te doen, en zeide: Hoel
heb ik de liefde van\'t aardfche goet boven Gods ge-
heugenis , tot aan d\'ondergaiig del* zon , geftelt?
Hy deê hen weêrbrengen , en een deel dadr afófferen,
(tot uitwiftching van Zijn zonde.)\' Hy deê hen de be-
nen en de hals affnyded. Wyhebbeh Salomon be-
proeften deden een mertfch tiiftchen beiden in zijn
zetel zictên, en ftelde hem daarna weêr in zijn fta-
ten. Hy zeide: Heef, geef my uw barmhartigheit, Tis%k
geef my een zo gelukkige heerfchappy , dat men Trffiranf
nooit een diergelijke ziet ; gy zijt milt tegen uw joalJrht
fchepfelen. Wy hebben de winden onder hem geftelt, de Turk-
die door zijn bevel bliezen daar \'t hem goetdacht. Jickjdfs/,
Wy onderwierpen hem de duivelen, vandéu-elken
fommigen 2yn gebouwen timmerden 5 anderen do-
kenrndezee, om hem parrelen aan te brengen, eit
d\'anderen waren gebonden en vaftgeniaakt , oni
zijn bevelen te verwachten : hy weerhield of ver-
oorlofde de genen, die \'t hem goetdocht, zonder-
rekening te geyen. Wy deden hem by ons komen,
en herbergden hern in een plaats van vernoegin^.
Y a Csdenk
F
Gedenk aan onze dienaar Job j dat hy zijn Heer
bad, en zeide dat de duivel hem met ramp en lyden
opgehoopt had. Men zeide tot hem: Slametuwvoet
d\'aarde, gy zult\'er water zien uitkomen, om ute
walTchen, en om tedrinken. Wyhebben , door onze
bezondere jonft , hem zijn kinderen en goederen
weergegeven, om tot een voorbeelt aan de nakome-
lingen tedienen. Toen zijn gemalin hem wilde doen
morren, zeide men tot hem : Neem roeden in uw
hant, fla\'eruwwijfmeê, en doe niet tegen\'tgeen,
dat gy beloofthebt. Wy hebben hem\'geduldig en y-
verig in de gehoorzaam.heit onzer geboden gevon-
den. Gedenk aan onze dienaar Abraham, aan Haak,
en aan Jakob, genegen en yverig totonzewet: Wy
hebben hen bewaart, en onderde goeden verkozen.
Degenen, die mijn vrees voor ogen hebben, zul-
len de geneuchten van\'t hof Eden genieten , daarzy
op zeer fchone bedden zullen leunen : zy zullen
daar alderhande vruchten, en lekkere drank hebben;
«n hun vrouwen zullen liun ogen op niemant an-
ders, dan ophen, flaan. Da ar ziet gy\'tgeen, dat
men in de dag des Oordeels aan hen belooft heeh;
en deze geneuchten zullen nimmer eindigen. De
bozen en ongelovigen zullen in\'thelfche vuur ge-
floten worden, en ziedend water in overvloei, en
^vater, dat boven maten kout, en vol van alderhan-
de flank is, drinken. Zy zullen in devlamgefl:ort
■worden, en tot de genen, die hen op aarde gehoor-"*
zaamt hebben, zeggen : Dat gy eeuwiglijk gepy-
nigtwordj gyhebt ons verleid , en doen dolen. In
tegendeel, datgy zei ven gepynigt word; gy hebt
oorzaak van onz ongeluk geweeir, enzultmetons
verdoemt zijn. Zy zullen dan zeggen: Heer, ver-
meerdert de fl:raf des geehs, die oorzaak van onze
lampis. Konnenwydegenennietzien, diewyop
iaarde geloofden ongelovigen te wezen, en met de
welken wy gefpot hebben? konnen onze ogen hen
miet aanfchouwen? Duszullen de verdoemden kla-
gen. ZegUothetyoIk;) Ik ben niet gezonden, dan
cm
-ocr page 365-om u d\'eenheit van d\'almachtige God, Schepper van
hemel en aarde, en van al \'t geen , dat tuflchen
beide IS, te verkondigen. Daar ziet gy de fchopnftc
verkondiging, die ikaan u doen kan, en echter ver-
acht gy haar. ik wift niet wat in de hemel gebeurde,
toen d\'Bngelen klaagden; maer God heeft het my
ingegeven. ]k ben niet gezonden, dan omut\'on-
derwijzen, en Opentlijk de helfche pijnen aanu te
verkondigen. Gedenk dat God tot zijn Engelen ge-
zegt heeft: Ik zal de menfchen van\'tflijk der aarde
icheppen, en als ik hem ge vormt heb, zal ik hem
aanblazen, en mijn geeft in zijnliahaamblazen j
buigt u voor hem met ootmoedigheit. D\'Engelen
bogen zich voor hem, uitgezondert de duivel, die
Zich verhovaerdigde, en alreê in\'t getal der bozen
was. Uw Heer zeide tot hem : Waarom veroot-
moedigt gyuniet voor\'t werk mijner handen? Gy
zyt in\'t getal der verwaanden. Hy antwoordde : Ifc
ben meer, dan de menfch. Gy hebt my van vuur,
en hem van \'tflijk der aarde gefchapen. Uw Heet
zeide toen tot hem; Vertrek van hier; gy zult van
alle zijden geftraftworden, enmijn vloek ^al over
u zijn tot aan de dag desOordeels. Hy antwoordde:
Heer, ftel uw ftraffing uit tot aan de dag der verrij-
zenis. Hy zeide weêr: Ik zal haar tot aan de geftel-
de dag uitftellen. De duivel zeide weêr: Ik zal met
uw verlof alle de werrelt (bekoren , uitgezonderc
degenen, die yverigtn uwwetzijn, endieuw ge-
boden gehoorzamen. Hy zeide: 1 k zeg u met waar-
heit, ifc zeg u met waarheit, dat ik de hel met u, en
metde genen, die u volgen zullen , vervullen zal.
Zeg tot het volk: Ifc eifch van u geen vergelding van
mijnonderwi)zingen; ik ben niet laftig. Zeker, dit
boek IS niet gezonden, dan om de menfchen t\'on-
derwyzen. Gy zult eens de waarheit yan \'t geen kenr
nen, datdaarmgefchreyenftaar.
tmsjt:
-ocr page 366-- ^t.Boojtdeel der Benden , begrijpende \'cijfeit^cventig
^ \' .. \' regels, te Mechngcfchrevm.
1N de naam van de goedertiere en barmliartige God.
Dit boek is van d\'almachtige-en wyze God gezon-
den ; wy hebben\'t aan u gezonden, \'t Geen, dat\'er
in ftaat, is zeerwaarachtig. Aanbid een enig God/en
gehoorzaam zihigeboden, \'t Geloof koomt van hem
alleen voort. De\'génen, dieeen anderi alshem, aan-
bidden, bidden afgoden aan. Zy zeiden: Wy zouden
onze afgoden\'hiet aanroepen, zo zy niet de macht
hadden ofti ons God.te doen naderen.\'Zéker,God zal
eens het verfchil;, dat tuffchen de gelovigen cn onge-
ïoH\'igen is, oordelen. Hy geleid niet de geen, die een
leü\'gfenaar en goddeloze is. Indien hy een kint wilde
febben, hy zou een van zijn fchepfelen, dathem
aangenaam\'was, verkiezen. Gelooit zy God. Daar
is nietmeer, dan een enigGod, die-altijt verwinner
is, Hv heeft dc hemelen en aarde in evenredigheit
géfchapen: hy doet de nacht in de dag, eirdedagin
d ë nacht treden. Hy heeft de zon, \'en de maan gefcha-
pen, ;die tot aandc geftelde daghunlöop in de he-
mel doen. Hyis almachtig en barmhartig. Hy heeft
u alle van een enig menfch gefchapen , yan de v/elk
hy zijn gemalin gemaakt heeft. Hy heeft aan u de
Uil de reine dieren, mannelijlc en vrouwelijk , gegeven.
duifierheh Hyhee^tiJin debuikuvver moedersgevofmt, vorm
dtsbuiks op vorm. Hy heefc u uit drie duifterni/Ten te vobr-
vanm fchijn doen komen, Hy is alleen uw God en Heer.
moeder hit Het Koninkrijk deswerreltsbehoort hem toe. Daar
haar is geen God, als hy. Hoe konnen d\'ongelovigen uit
baarmst\' gijn dienft wijken? Wiltgy hem nietaanbidden ? hy
der, uit het heeft met u niet te doen.Hy wil niet dat zijti fchepfe-
vel, dat len boos zijn, maar dat zy hem prijzen j wantdat
uinhaar iszijnwil Niemant kanhet pak van zijn naafte dr.T-
buikbe- gen, Gy zult alle voor hem vergadert worden. Hy
wmdm zal aanu\'tgeen, datgy gedaan hebt, vertonen ; hy
hkld. weet hetgeen, datin\'thart dermenfchenis. Alsde
•Pe^\'e menfch van enig lijden getroffen is , J\'oept hy God
Gtkldjn. aajjj en bekeert zich > tnaaralshy invoorfjpoetis,
vergeet
-ocr page 367-vergeet hy zijn beloften, en zegt dacGodeeiime-
degenoot heeft, die hem gelijk is, en wijkt af van de
wegzijnswets. Zeg tot hem: Gy zult enige tijt ge-
leden wezen, maar eindelijk in \'thelfche\'vuurge-
floten worden. De geen , die flaande, voor over
gebogen, of op zyn kniejen God dag en nacht bid»
met vrees voor de helfche pynen, zal de barmhartig.^
heit van zijn goddelyke Majefteitgenieten. Zyn dc
genen, die werken, met degenen, die ledig zyn,
gelyk > Degenen, die oordeel hebben, begrypen dew
ze reden. Zegtothen: O volk, diein uw Heer ge-
looft, hebt aija vrees voor ogen. Degenen, diein
deze werrelt goede werkendoen, zullen overvloe-
diglijk de goederen van d\'aarde genieten. God zal,
zonder rekening te houden, de genen vergelden, dis
m de gehoorzaamheit zijner geboden vohlandig
zijn, Zegtothen.\' Men heeft my geboden een enig
God aan te bidden, zyn eenheit te belijden, en hem
gehoorfaam te wefen,Zeg tothensik vrees de dag des
Oordeels, zo ik God, mijnHeer, ongehoorzaam ben.
Zeg tot hen: Ik zal niet dan een enig God aanbidden}
aanbid gy anderen , die gy wilt. JDÏ genen, die Gods
wet verachten,, zullen in de dag des Oordeels hun
zielen en hun gezin verliezen : dit zi jn tv/ee grote en
zekere verliezen. Zy zullen in een eeuwig vuur be-
lemmert zijn. Dus preekt God den ware gelovigen.
O mi jn fchepfelen, zegt tot dé genen die mijn vrees
voor ogen hebben, datzy d\'afgoden niet aanbidden,
dat zy zich tot hun Heer bekeren,en dat zy de vreug-
den van \'tParadyszullen genieten. Boodfchap dl\'n
genen, diemyn woort horen, en myn geboden ge-
hoorzamen, dat^zy op de;rechte weg, enwelbè-
dachtzyn. Kont gy de geen, dieverdoemt is, van
thelfche vuur verlofTen? Zeker , de genen , die
God gehoorzamen , zullen de geneuchten van\'t
Paradys, daarveel vloeden vloejen, genieten, en
daar eeuwlglyk blyven. Ditis Gods belofte: hy doec
niet tegen\'tgeen, dathy belooft. Ziet gy niet dar
God de regen van de hemel zend, en debeekenop
4 d\'aards
d\'aarde doet vlieten ? Hy doet de planten en krui,
den van verrcheide verwen voortkomen; en gy ziet
hen geel , en daarna geheel droog worden: dit is een
teken van zijn almachtigheit. Heeft degeen, aan
de welk God het licht des geloofs gegeven heeft, niec
een grote weldaat van zijn goddelijke Majefteitont-
fangen? Ramp is over de genen, die een verhard
harthebben, en nietaan zijn wet gedenken. Zy zijn
opentlijk afgedwaalt. Hy heeft een zeer gOed boek
gezonden, om de menfchen t\'onwijzen. Zijn gebo-
den zijn gelijk in zuiverheit, en zonder tegenfpraak.
Degenen, dié God vrezen, fidderen alszy van dic
boek horen fpreken, en vinden hun ruft in \'t woort
van zijngoddelijkeMajefteit. Dit boek is de geleide
der vromen. God geleid daar door degeen, die\'t
hem goetdunkt. De geen, die van God verleid word,
zal niemant vinden, die hem geleid; hy zaHn de
dag des Oordeels in \'c helfche vuur geftoten worden.
Men^zal in deze dag tot de bozen zeggen : Smaakt
de pijnen, die gy verdienthebt. Hun voorgangers
hebben de Profeten verloghent, en zijn geftraft toen
zy\'er minft op dachten. Godheefthenindeze wer-
relt re fchande gemaakt; en zyzidlen in d\'andere
werrelt zwaarder pijnen gevoelen. Zy kennen hem
niet. Wyhebbenin dit boek\'tgeen geleert, dat tot
de welftant van\'tvolk nootzakelijk is: Zy zullen\'t
miflchien begrijpen. Het isin d\'Arabifche taal, zon-
der leugen en tegenfpraak. Het volk zal miftchien
de goddelooshcit vlieden. God leert aanu een gely-
kenis. Twee menfchen hebben ziehte zameninhan
handel verbonden , d\'een is boos , en d\'ander is
vroom.Zijn zy gelijk Mendis lofaan een eenig God
ichuldig: maar \'t grootfte deel der ongelovigen kent
hem met. Gy zult fterven , alle menfchen zullen
fterven, en gyzult in de dag des Oordeels vergadert
worden, in de welk gy tegen maikandert zult twift-
reedenen. Wie is ongerechtiger, dan de geen , die
God,"en de bekende waarheit laftert i» Zullen de bo?
zen niet verdoemt wezen ? De genen, die de Profset
geloven, en de boosheit vlieden, zullen van God
het geen, datzy begeren, verkrijgen; zodanig is de
vergelding der vromen. God zal hen hun zonden
vergeven, en hen van hun goede werken vergelden.
Befchermt hy niet zijn dienaar? Zy zullen u met
d\'afgoden , die zy aanbidden , vervaert maken:
Maar degeen, die van God verleid word, zalnie-
manti vinden, die hem geleid j en niemantkande
geen verleiden, die van hem geleid word. Ishyniet
almachtig, en wraekzuchtig ? Indien gy aan\'d\'onge*
lovigen vraagt, wie de hemel en d\'aarde gefchapen
heeft, zo zullen zy zeggen dat het God is. Zegtot
hen: Hebt gy dan d\'afgoden, die gy aanbid, aan-
gemerkt? konnen zyu van Gods gramfchap bevrij-
den, als hy n ftraffen wil? konnen zyzijn genade
afweeren, alshy u vergeven wil? Zeg tot hen: Mijn
toevlucht is tot God; ik heb my aan zijn wil overge-
geven. De wij zen vertrouwen in zyn goddeli jke Ma-
jefteit. Zegtothen: Ovolk, doegy, gelijk gy\'t
verftaat, ik zal doen gelijk ik \'t verfta. Gy zult\'ein-
deUjk bekennen dat de geen, die verdoemt is, zeec
befchaamt zal zijn, en in d\'eeuwige pijnen geftor^
worden. Wy hebben \'t zeer waarachtig boek aan tl;
gezonden, om\'tvolk t\'onderwijzen. De geen, die
de rechte weg volgt, zal niets anders, dan goet,
ontmoeten, ende geen , die afdwaalt, zal niers an-
ders, dan quaat, vindén. Gy zijt niet de befchermer
der bozen. God doet de menfch fterven, als d\'uur
van hun doot is gekomen j hy fchorft de doot van
veel menfchen tei-wijl zy llapen , enherfteltdievan
d\'andere tot aan de gezette tijt: du is een bewijs van
zijn almachtigheit voor de genen, die\'er op denken.
\'Zult gy iemant anders, a sGod, aanbidden? Zeg
tot hen: Hoe können uw\' afgoden voor u fpreken,
dewijl zy machteloos 2ijn?Kentgy hem nietPZeg tot
hen: Wy moeten een enig God,Koning der hemelen,
en der aerde, aanroepen. Gy zult alle eens voor hem
vergaderen, om geoordeelt te worden. D\'ongelovi-
gen fidderenyan yrecs.als zy van een enig God horen
............ " " " \' ~ fpre-
fpreken, en verblijden zich, als men van hua af-
gqden ipreefct. Zeg tot hen: God is Schepper dei-
hemelen, en der aarde j hy weet het voorgaande
tegenwoordige, enaanftaande, (Heersgyzulteend
de verfchillen uwer fchepfelen oordelen. Schoon
d onge^pvigen alle de goederen vand\'3ard<i,en noch
eens, zo veel bezaten, zo zouden zyinde dag des
Oordeels het helfche yuur niet konnen ontgaan
Zy zullen zwaarder, dan zy menen, geftraft wor-
den Mm zal hen hun zonden Vertonen i enzy zul-
len de ftrengheden der pijnen, die zy verachten,
gevoelen. Demenfchroept onsaan als hy in lijden
ïs, ea ais wy onze genade aan hem bewijzen, zo
zegt hy dat hy haar verdient heeft, in tegendeel,
£ Jsom hem te .beproeven: maar\'t grootfte deel
cnder hen kent hemniet. Degenen, ^ie voor hen
pweeftzi,n hebben gelijk zy gefproken. \'tGoet,
twelk zy gedaan hebben, heeft hen niets aevor-
dert;, cn; t quaat, \'t welk zy verdienden, Ts hen
overgekomen. Zy zullen de ftraf van hun misdaden
met ontgaan. Weten zy nietdat Godhetgoetden
ge^ geeft en beneemt, die hy wil ? Dit is een be- ^
van z.jnrüinachtigheit voorde vromen. Zeg
tot hen: O volk, de genen, die God vergrämt hebt
ben, moeten van zijn genade nietwanhJjpen, hv
IS goedertiere en barmhartig. Bekeert u, en geeft u
aan zi;n wil over, eergy verdoemtzijt; anderfins
zult gy zonder befcherming blyven. Volotheton
derwijs. dat God aanu gezonden heeft, eergyge-
flraftword. DeftrafEng uwer misdaden zal uovl
vallen; gy weet met de tijt daar af. De bozen zu|,
len berou krygen. van dat zy Godsgeboden nieten,
hoorzéamt hebben. Zy zullen hun Verdoemenis be.
kennen, en daarby dezonde, diezybedreven heb-
ben, om. datzy met de ware gelovigen de fpot heb.
ben gedreven. Zy zullen zeggen: Inlen God my op
de rechte weg had geleid,ik zou zijn vrees voor ogeS
hebben gehad. Als zy de hel zien, zullen zy zegg^en:
<60 Ik weer m de werrelt raogt keren, ik zou in^ge.
"ia!
-ocr page 371-tal dei- vi\'omen wezen. Integendeeljmijn geboden
waren u geleert; maar gy waart verwaant, en hebt
hen veracht. Gy zult in deze dag zien hoe zwart het
aangezicht der ongelovigen zal wezen.Is \'er voor de
verwaande niet een plaats inde hel bereid > God be-
mintdegenen, diezijnvreesvoorogenhebben, en
zal hen in een gelukzalige plaats brengen: Zy zullen
geen lijden,noch ongeneucht gevoelcn.Godheefi al-
les gefchapen, en doet alles naar zijn believen. Hy
heeft de fieutelen des hemels, en der aarde in zijn
macht. Degenen, die hem niet gehoorzamen, zijh
verlöre lieden. Zeg tot hen:0 onweetenden, zult gy
my bevelen een ander god, als Gód, aan tebiddén ï
Men heeft aan u,en aan de genen,die voor u geweeft
zijn, verkondigt dat alle uw goede w\'erkenonriut
zullen wezen, zö gy veel goden aanbid, en dat gyift
\'tgetal der verlöre lieden zult zijn. Daar isniet, dan
een enig God; aanbid hem, en weeft dankbaar van
zijn weldaden. D\'öngelovigen hebben God niet ge-
prezen, gelijk hy geprezen moet worden, en zijn
macht niet gekent. Hy zal in de dag des Oordeels ,
door de kracht van zijn rechte hant,d\'aarde doen be-
ven, en de hemelen vergaderen. Gelooft zy God; hy
heeft geen medegenoot. Als de Trompet vóór d\'eer-
fte maal zal Winken, zal hy\'tgeen doen fterven,
\'t welk hy in de hemelen en op d\'aarde doden wihde
tweede maal Za) alfe dewerrelt verrijzên, en zijh
bevelen verwachten. D\'aarde zal vol Van \'t licht van
haar Heer wezen. Hy zal zijn boek meebrengen ,
daar in \'t geen gefchreven ftaat,\'t welk van zijn Pro-
feten en rhartelaren geleert is. Hy zal de werreltmêt
billijkheit oordelenj\'en niemant zal ongelijk aange-
daan wezen. Yder zal naar zijn werken vergolden
en geftraft worden; hy weet al\'t geen,dat zy gedaan
hebben.Hy z^l d\'ongelovigen by benden naar \'t hel-
fche vuur zenden; Als zy aan de deur komen, zal zy
voor hun ogen opengaan; en mert zal tot hen zeg-
gen : Ziet daar de hel, die gy verdienthebt. Zjjn\'et
gêen Profeten noch Apoftelen geweeft , om Gods
- - -" " - gebo-
geboden aan u te leren.en de koomft van deze ftren-
ge dag op aarde aan u te verkondigen > Zy zullen j a
zeggen:maarGods woort virord tegen de bozen ver-
vulr.Men zal tothenzeggen:Gaat,"treedin de heijgy
zult \'er eeuwiglijk blyven; \'t is de woning der ver-
waanden. De genen, die Gods vrees voor o^n heb-
ben, zullen by benden naar de deur van\'t Paradijs
geleid worden; de deur zal voor hun ogen open-
gaan, en men zal tot hen zeggen: Daar ziet gy\'t
geen, datgy gewonnen hebt. Gods vrede is metu.
Gy zijt niet van d\'omvetenden geweeft:treed in\'t Pa- \'
radys, daar gy eeuwiglijk zult wonen. Zy zullen
zeggen: gelooft zy God van datwy in zijn wet ge-
looft hebben, en erfgenamen van zijn genade zijn.
Wy zullen in \'t Paradijs in zodanig een plaats gaan,
als ons goet zal dunken.God geeft zijn zegening aan
de vromen. Gy zult d\'Engelen romtom de zetel van
«w Heer zien, die hem zullen prijzen, en zijn heer-
li jkheit verheffen. Zy zullen zeggen: God heeft zijn
fchepfelen in billijkheitgeoordeeltjmenislof aan de
Heer van\'t Heelal fchuldig.
> Hooftdeel van de mare Gelovige, begrijpende vijfin-
tachtig regels j te Mecha gefchreven.
\\*^aarde Lezer, Gelaldijn noemt dit het Hooftdeel van de
Goedertieren.
jNdenaam vande goedertiereen barmhartige God.
God is voorzichtig en wijs. Dit boek is van d\'Al-
naachtige gezonden, die alles weet, die de zonden
vergeeft, en die behagen in de bekering zijner fchep.
felen heeft. Hy is ftreng in zijn ftraffingen, en ver-
geefteli jk tegen zijn volk. Daar is geen God, als hy.
Alle de werrelt zal eens voor zijn goddelyke Maje-
fteit vergaderen, (om geoordeelt te worden.) Nie-
mant twiftreedent tegen de geboden van d\'Alkoran,
dan de bozen. Verërgeru niet, zo zy in enig geluk
op aarde leven. Het volk van Noahs tijt heeft zijn
onderwy zingen veracht; hun nakomelingen hebben
gelijk zy gedaan j en yder volk h tegen \'t leyen der
genei\'aangefpannen, die van God gezondenwaren
om hen t\'onderwyzen. 2,y hebben getwiftreedent,
om door hun leugenende waarheit te verduifteren ;
maar zy zijn daar over geftraft. O op wat wyze\'.Dus
word Gods woort tegen de bozen vervult: zy zullen
alle verdoemt worden. D\'Engelen, die rontom Gods
fetel zijn, en de genen, die d^eze fetel dragen, prij-
zen en verheften zijn goddelijke Majefteit: zy gelo-
ven in zijn eenheit, en verzoeken van hem vergif-
fenis voor de waregelovigen. Heer, uwbarmhar»
tigheit ftrekt zich over de gehele werrelt uit. Niets
is voor u verborgen, noch in hemel, noch op aarde.
Vergeefde zonden den genen, die zich bekeren, en
die uw heilige wet omhelzen: bevryd hen van\'t
helfche vuur, en open voorhende deurdertuinen
van Eden, diegy voor hen, voor hun vaders, gema-
linnen, kinderen, en voor de genen bereid hebt, die
van hun geOacht zijn , de welken goede werken
doen; gy zijt almachtig en wijs. Wijkt van de zon-
de:de geen, die van haar wijkt,zal in de dag des Oor-
deels 3\' uitwerking van Gods barmhartigheit ge voe-
len, en d\'eeuwigegelukzaligheitgenieten. D\'onge-
lovigen zullen van God gehaat worden. Zijn haat is
onëindelijkgevaarlykerdand\'uwe. Zult gy ongelo-
vig wezen, na dat gy tot d\'onderhouding van de wet
der zalighéit geroepen zyt!" Zy zeiden: Heer,zult gy
ons tweemaal doen fterven.^\'Maav zy zullen in de dag
des Oordeels zeggen;Heer,wy belyden datwy u ver-
grämt hebben; wy bekennen onze zonde van dat wy
\'t geloof van uw eenheit hebben verworpen,. Zullen
wy nooit uit de hel geraken, om uw wet t\'onderhou-
den,en de weg der zalighéit te volgen ? Neen,gv zult
in\'t helfche vuur lyden, omdat gy degenen gelooft
hebt, die d\'afgoden aanbidden, en om dat gy zeide
dat God medegenoten heeft, die hem gelijk zijn.
Alles gehoorzaamt een enig almachtig God. Hy
is\'t, die zijn wonderdaden aan u vertoont, en die
de goederen des hemels, en der aarde aanu zend.
IMiemant denkt \'er op , dan de genea, die zich
bek€-
-ocr page 374-MAHOMETS
bekeren. Bid God, en onderhoud zijn wet, fchoon
het tegen de wil der bozen is. Hy verheft zijn fchep-
felen tot zodanig een ftaat, als hy wil. Hyheefrzijn
fetel gefchapen , en zend zijn ingevingen aan de
geen, die \'t hem goetdunkt, om de dag des Oor-
deels te verkondigen. "t Volk zal in deze dag uit de
graven te voorfchijn komen; en niemant zal zich
voor zijn goddelijke Majefteit konnen bekhermen.
Wie zal in de dag gebieden ? God, alleen verwin-
ner. Hy zal in die dag, zonder ongerechtigheit,
yder naar zijn werken vergelden: hy isnaaukeuvig
in rekening te doen. Indien men den bozen de dag
des Oordeels verkondigt, zo zal \'t hart hen klop-
pen 5 en zy zullen vol droefneit wezen: hun gebe-
den zullen niet verhoort worden ; en niemant zal
voor hen fpreken. God kent de genen, die verrade-
lijke ogen hebben, en zietal\'t geen , dat in\'thart
der menfchen is; hy oordeelt van alledingen met
waarheit. D\'afgoden, diezy aanbidden, zynmag-
teloos: God alleen verftaat en vermag alles. Aan-
merken zy niethoedanig \'teindedergener was, die
voor hen zijn geweeft, dewelken in macht en rijk-
dommen hen overtroffen > God heeft hen in hun
zonden overvallen. Niemant heeft hen konnen be-
fchermen , om dat zy de Profeten van zijn goddely.
ke Majefteit hebben veracht. Zy hebben zyn wet
verworpen, en zijn boos geweeft; maar hy heeft
hen ruwelijk geftraft.Hy is almachtig en zeer ftrenq.
Wy zonden Moifes met wonderdaden, en raet klare
en verftanelijke redenen aan Farao, Haman en Ka-
ron. Zy zeiden dat Moifes een tovena.-ir en leuge-
naar was, en fpraken, toen hy van onzent wegen
de waarheit aan hen verkondigde; doodhem, met
alle de genen, die hem geloven, en maakt hun vrou-
wen befchaamt. Maar hunfamenzwering was niet
dan boosheit. Farao zeide: Belet my niet Moifes te
•doden; dat hy zijn God aanroep, om hemtebe-
fehutten: ik vrees dathy uw wet zal veranderen, en
waoordeninggp aarde brengen. Moif«s zeide: God,
mijn en uw Heer, zal my van de boosheit dee ho-
vaardigen, die niet in de dag des Oordcelsgeloven»
befchutten. Een man van Faraos huisgenooten, die
in\'t heimelijk belijdenis van de ware wet deê, zeide
toen : Zult gy een menfch doden, die verklaart dat
God zijn Heer is, en die zijn wonderdaden aanu
vertoont? Indien hy een leugenaar is, zo zal zijn
leugen tegen hem wezen: maar indien hy de waar-
heit fpieckt, zo zal niets van\'tgeen , dat hyaanu
verkondigt, overkomen. God geleid niet de bozen,
noch de leugenaars. O volk, gy gebied heden roet
achtbaarheitop aarde: wie zal ons van Gods gram-
fchap befchtyten, zo zy op ons valt? Faraozeide:
Ik zal nietsanders totu zeggen, dan\'tgeen, dat ik
tevoren totu gefproken heb; én ik zal u alie op de
rechte weg geleiden. De geen van zij n huisgenoten,
die in \'t heimelijk belijdenis van de ware wet deê ,
iprak: O volk, ik vrees datgy geftraft zult worden,
gelijk de genen, die voor u zijn geweeft, gelijkhet
volk van Noah , Aad en Temod , en geiyk de ge-
nen, die na hen geweeft hebben God wilden men-
fchen geen onrecht aandoen; ikvrees voor u in de
dag des Oordeels; dag, in de welk gy verrijzen zult,
met vrees van rekening van uw bedrij^te geven. De
geen, die van God verleid word, zal niemant vin-
den, die hem geleid. Zeker, jofef is voormaals met
klare en verftanelyke onderwyzingen gekomen; gy
hebt\'er echter tot aan zijn doot afgetwijffelt, en
gezegt dat , na zijn doot. God geen Profeet zou
zenden, die hem gelyk is. Dus verleid God dege-
nen , die vanzyn wettwyftelen. Hy haarde genen,
die\'er zonder reden af twiftreedenen ; en zyzyn een
gruwel by de genen, die in zyn goddelyke Majefteit Hamcin
geloven. Dus verhard God het hart der verwaanden wasFaU\'
en dwinglanden. Farao zeide totHaman; Doeeen cjo/Jpe/\'i?«
hoog en heerlyk huis voor my bouwen; miflchien Stedehoü\'
zal ik tot aan de hemelen, en tot aan Moifes God der.
geraken: ik geloof dat hy een leugenaar is. Dus ver- Bty^ie
iieugde Farao zich in zyn quade werken, en week Gtkldjn»
van
-ocr page 376-van dc rechte weg. Maar zijn gehele famenzwenng\'
was niet, dan zijn ondergang. De geen van zijn
huisgezin, die een ware gelovige was, zeide: O volk,
volg my, ik zal u op de rechte weg brengen. De goe-
deren der aarde vergaan lichtelijk; maar de goede-
ren des hemels zijn eeuwig. De geen, die quaat doet,
za] quaat vinden 5 en degeen, hy zy man of vrou, die
in God gelooft, en goet doet, zal in \'t Paradijs tre-
den, daar hy van alderhande goederen, zonder te
tellen, verrijkt zal zijn. Waarom nodigt gy my om
my in \'t helfche vuur te ftorten, dewijl ik u tot uw
zaligheit vermaan?Gy nodigt my om boos te wezen,
en te gloven datGod medegenoten heeft; en ik weet
dat het zo niet is. Ik roep u tot d\'Almachtige en
barmhartige. Ikzal zonder twijffel uw afgoden niet
aanbidden: zy konnen u niet in deze, noch in d\'an-
dere werrelt verhoren. Wy zullen alle eens voor God
vergadert worden, die d\'ongelovigen tor het hclfche
vuur zal verdoemen. Denk^namaalsop\'tgeen , dat
ik aan u verkondig. Ik heb my aan Gods wil overge-
gevenj hy ziet al \'tgeen, \'t welk zijn fchepfelen
doen: hyzal hen van\'t quaat, datzy doen, en van
hun quade voorneemens flrafïen. Hy heeft zijn ffraf
op Faraos geflacht gezonden: Zy hebben verdient in
\'t helfche vuur geworpen te worden.daar zy \'s avonts
en\'s uchtens zullen branden. Men zal in de dag des
Oordeels tot hen zeggen: O Faraos lieden, gaat,
treed in \'t helfche vuur. D\'ongelovigen zullen in de
hel tegen roalkanderkij ven, en d\'armen zullen tegen
de rijken zeggen : Wy hebben u gevolgt; kontgy
ons heden van d\'eeuwige vlam verloflèn > Zy zullen
antwoorden: Wy zijn alle metu verdoemt; God is
een zeer rechtvaardig Rechter. De verdoemden zul-
len tot de bedieners van de hel zeggen: Bid uw Heer
dat hy deze pijnen voor een dag verlicht. Zy zullen
antwoorden: Hebt gy op aarde niet Gods Profeten
en Apoftelen gehad, om u t\'onderwijzen ? Zy zullen
ja zeggen. Bid God dan zei ven. De bozen bemin-
pen niets, dan de boosheit. Jk zal mijo Profeten,
fea de geiien, die mijn wet onderhouden, op aar-
de befchermen , en bezonderlijk in^de dag des
Oordeelsi De bozen zullen in die dag geen
Verontfchuldiging hebben , die nut aan hen zal
wezen. Mijn vloek zal op hen vallen} enzy zul-
len alle verdoemt zijn. Wy hebben aan Moifes
de weg der Zalighéit geieert, en de kinderen van
Ifraël erfgenamen zijner Onderwijzingen gemaakt,
om de genen, die hen begrijpen zullen, t\'onder-
wijzen. Volhard , en heb gecfult. Gods belofte is
onfailbaar. Verzoek vergiffenis van uw zonden,
en verhef\'s uchtens en \'s avonts het lof van u Heer.
De genen , die tegen Gods geboden twiftreedc-
nen, zijn zonder reden, en hebben in hun zielen
niets anders, dan hoogmoed en onwetenheit.
Verzoekt- hulp van God : hy hoort en ziet alles.
De fchepping der hemelen, en der aarde is groter,
dan de fcrepping der menfchen ; maar *tgrootfte
deel des werrelts weethet niet. De blinde is nietge-
lijkdegeen, dieklarelijkziet. Degeen, die goet
doet, is niet gelijk de geen , die quaat doet j en de
duifternis is niet gelijk\'t licht : maar Veim\'g lieden
denken daar op. De dag des Oordeels zal zonder
twijfel komen: en nochtans wil het grootfte deel van
\'t volk zulksnietgcloven. Uw Heer heeft gezegt:
Roept my aan; ik zal u verhoren : degenen, die
zich tegen mijn wet verheffen, zullen naar de hef
taan, en ceuwiglijk verdoolt wezen. God heeft
e nacht gefchapen, om te i\'uften, en den dag om
t\'arbeiden. l^y is milt tegen zijn fchepzelen; maar
\'tgrootfle deel van\'t Volk bedankt\'er hem niet af.
God is inv Heer, Schepper van alles : daar is geen
God. als hy. Hoe konnen dé bozen lafteren i
Dus lafteren dé genen , dié van Gods weldaden
ondankbaar zijn. Hy heeft d\'aarde voor u vaft ge-
maakt, u met de hemelen bedekt, u gemaakt,
en verrijkt. Hy is uw God en Heer. Gezegent
z)\' God, de Heer van \'t Heelal. Hy iS t, die u
\'t leven geeft ^ en beneemt. Daar is geen God, als
■Z , hyi
hy : weeft hem gehooraaam, en onderhoud zija
wet. Gelooft zy God, de Heer van \'t Heelal, dic
u van flijk gefchapen heeft. Zeg tot d\'ongelovi^n:
My is verboden d\'afgoden, die gy aanbid > ^aanbid-
den, God heeft zijp eenheit aan my geleert Ik
heb een bevel ontfangen van niemant, dan de
Heer van\'\'t Heelal, t\'aanbidden; hy heeft u van ftof
cn flijk , en van gerönne bloet gefchapen Hy
doet ü kleine kinderen geboren worden , tot de
jaren van jongelingfchap opklimmen , en tot dc
piannelijkhfit cn ouderdom geraken. Veel fter-
ven voor deze tijt ; maar zy komen alle tot de
tijt, die van hun nootlot geftelt is. Gy zult mif-
lchien zijn eenheit bekennen. Hy is \'t , die ü leven
en fterven doet. Als hy iets wil, zegt hy : Zy ,
en \'t is. Ziet gy niet dat dc genen, die tegen zijn
geboden twiftreedenen , van zijn wet afwijken ?
Dc genen, die onze geboden verwerpen, endaar
by t geen , \'t welk wy aan onze Profeten gebo-
den hebben den menfch voor te draagen , zullen
hun dolingen bekennen, als zy zich met de ketenen
om hun hals, enmet deboejen aan de voeten be-
laft zien. Zy zullen in de hel gefleept cn gebrant
worden. Mén zal dan zeggen : Waar zijn deze
anoden, die gy op aarde aangebeden hebt? Zy zul-
len antwoorden .-Zyzijn van ons geweken } zeker,
Zyzijnrnachtcloos.\' Dus verleid Qod d\'ongelovi-
gen tot hun verwarring. Men zal totben zeggen:
f>eze ftraflfen overkomen U, om dat gy zonder reden
verwaant en hoogmoedig zijtgeweeft.Treed in deur
de poorten van de hel, die de woning der veiwaan-
den is, daargy eeuwiglijk blijven zulf. Heb gedult,
cnvolhard; Godswoortisonfeilbaar, ikzalueen
deel van \'t geen, dat ik aan de menfchen beloof, ver-
tonen : ik zal u doen fterven; en gy zult hen alle
■yereadertzien, orn geoordeelt te worden. Zeker,
wybebbenPjroÊetenvooru gezonden : wy hebben
tot u vaneendeelonzer Apoftelengefpn>ken; maar
\'ïanderdeelisBiet aan u geopenbaart. De Profè-
teiï
-ocr page 379-L,
-ocr page 380-ALKORAN jn
ïen, en d\'Apoftelen konnen niets zonder Gods toe-
lating verkondigen. Hy ftraft de bozên als hy wil.
Hyzal de verthillen\', die tuflchen hen, en de Profe-
ten zyn, oordeelen, en d\'ongelovigen verdelgen.
Godheeftdebeefl:entotuwgebruik gefchapen : gy
eet\'er een deel af, en \'t ander dient u, om te dra-
gen 3 gy trekt\'ér voordeel af. Zy dragen delaff,
gelyk ook dé fchépen, tot voordeel van uw koophan-
del. God openbaart zyn genaden aan u. Maar
wat genaden? Zultgy hen verachten? Zullen d\'on-
gelovigen niet het einde der gener aanmerken, dié
voor hen geweéfl hebben, en machtiger en rijker daii
zy waren.\' Hun firhatten hebben hen niet befchut.
Zy dreven de fpot met de Profeten en, Apoftelen, die
hen preekten. Maar zy hebben eindelijk de llraflTen,
diezy veracht hadden, gevoelt. Als zy de helfchè
pijnen zullen gevoelen, zo zullen zy zeggen : Wj
geloven in een eeriig God, en verzaken d\'afgoden.
Deze belijdenis des geloofs zal in de hel onnut aad
hen wezen : zy zullen in de ftrerigheit van Gods wet
vallen , die tegen de genen onderhouden is, de wel-
kejn voor hen gevrceft hebben. Alle d\'ongelovigeii
zullen verdoemt wórden.
V Hooftdeel vm d*Aanbidding , éegrijpènde vienn- ■ 40.
vyftig regels , te Mècha gefc^hreven.
Waarde Lezer , Galaldyn noemt dit het Hooftdeel
d-ir Aanbidding.
IN de naam van de goedertiere "en barmhartige
God. D\'Alkoran is van de Goedertiere en Barm-
hartige gezonden. Hy verklaart de goddelijke ge-
heimeniflTen in d\'Arabifche taal aan de genen .die hen
konnen begrijpen, Hyboodfchapt dèn goeden de
geneuchten van\'t Paradijs, én verkondigt deo bo-
zen de helf^che pijnen. \'tGrootHe deèl des werrelts
wijktechteirafvan \'tgeloof. en kuftertnietnaaruW
woorden. Zy zeggen : hebbejti één verhard
hart , en konnen\'tgsen >dat gy aan ons vei^Ondigt,
Z niet
niet begrijpen. Onze oren zyn geftopt: wyzynte
vene van u^, om\'tgeen j dat ^ zegt, te horen. On-
derhou gy uw wet; wy zuUen naar d\'onze leven.
Zegtot aen: Ik ben een raenfthgelyk gy : uw God
is eeneenig God; weeft hem gehoorzaam, en bid
hem om vergiffenis van uw zonden. Ramp is ovef
d\'ongelovigen, die de Tienden niet betalen, en niet
inde dag des Oordeels geloven. De gelovigen, die
goede werken doen , zullen een onëindelyke ver-
Af<!<tn-gelding genieten. Zegtothen : Hoe zultgy boos
tegen de geen wezen , die d\'aarde in twee dagen
heeft gefchapen ? Hoe zult gy konnen zeggen dat
"■^n\'l \'^y ^^^ medegenoot heeft , die hem gelyk is? Hy
/«Wj^* is 3\'leen Heer van \'t Heelal. Hy heeft de bergen
verheven, d\'aardegezegent, enaanyderlantfchap
zyn bezonderheden in vierdagen \\oor de genen ,
die zulks behoeven, gegeven. Hy is daar na ten
hemel geklommen, dic gelijk rook was, ei\\ zeide
tot de hemelenaarde ; Gy zult my of gewillig, of
gedwongen gehoorzamen. Zy antwoorden: Heer,
wy zullen uw geboden gehoorzaam wezen. Hy
heeft in twee dagen zeven hemel en gefchapen, en
Dendtr- „jgj. hemel naar zyn believen gefchikt. Hy heeft
hèn met ftarren verkiert, en bewaart hen voordes
duivelsboosheit. Dft is een uitwerking van zyn al-
Gtlalditi machtigheit. Hyis almachtig, en weet alles. Indien
^ \' d\'ongelovigen van\'tgeloof afwijken,zozegtothen:
/ Ik heh u gedreigt, gelyk voormaals de donder de lie-
denvan Aad en Temod gedaan heeft, toen de Pro-
feten de wet der ware gelovigen aan hen leerden, te
weten, niet, dan een eenig God, aan te bidden. Zy
zeiden: Zo God onze wet had willen veranderen, hy
zou engelen gezonden hebben, om ons te preken;
wy geloven niet in uw zending, \'t Volk yan Aad
verhovaardigde zich zonder reden pp aarde, enzei-
de; Wie is machtiger, als wy? Aanmerkten zy niet dat
de geen, dic hen gefchapen heeft machtiger en rijker
is, dan zy ? Zy hebben echter onze geboden ver-
acht. Wy zonden tegen hen een koude en gewei-
dige wifit in eenrampzalige tijt, die hen op aarde
fchande en fchaamte deê lijden, uit oorzaak van hun
misdaden. Hy zalhen de helfche pijnen doen gevoe- ,
len , die veel groter, dan d\'aarfche pijnen zyn; en zy
zullen eewiglyk van bcfcherming berooft wezen.
Wy hebben aan Temods lieden d^ rechte weg ge-
leert.Zyftelden de verblintheit Wen\'t licht, en dc
boosheit boven hun zaligheit. Zy wierden van de
donder overvallcn,en leden grote pijnen,uit oorzaak
van hun zonden. Wy bewaarde niemant van hen ,
dan de gelovigen, die onze vrees voor ogen hadden.
Gedenk aan de dag, in de welk Gods vyanden in de
hel vero^adert zullen worden. Zy zullen hun zaak
voor huu rechter beweren, tot dat men tegen hen ge •
tuigt heeft .Hun oren, ogen en huit zullen getuigen
van hun zonden wezen. Zy zullen tot hen zeggen:
Waarom getuigt gy tegen ons 5 Zy zulien antwoor-
den : De geen die ons doet fpreken, doet alles fpre-
ken. Hy is tdie u gefchapen heeft; gy zyt heden voor
hem vergaderd om, geoordeeltte worden. Gy hebt u
niet wel verbergt, toen g)\' hem vergramde: uw oren ,
ogen en huit zyn getuigen tegen u. Gy meende dat
God uw zonden niet zou zienjdit was uwwaan. Ze-
ker , hy zal u ftraffen ; en gy zult in \'t getal der
verlore lieden zyn. Volhard, en heb gedult. \'t Hel-
fche vuur zal hun woning wezen. Zy zullen in de
vlamme God niet konnen behagen. Wy hebben hen
tot medemakkers de duivels gegeven , die hen de
zonde aangenaam hebben doen vinden. Gods woort
zal tegen hen vervult worden , gelyk het tegen
de genen vervult wierd, die voor hen zyn gewee ft,
zo van menfchen , als van duivels, die verdoemt
zyn. D\'ongelovigen zeiden : Luiftert niet naar
deze Alkorah : hy is vol doling : gy zult mis-
fchien verleid worden.Ik zal hen ftrenge pijnen doen
lijden , en hen voor hun verdienften ftrafïên ;
zodanig is de vergelding van Gods vyanden. Zy
zullen eeuwiglijk in\'t helfche vum- blijven, om dat
zy zyn geboden verachten. De bozen zullen in de
Z } d:g
MAHOMETS
dag des oordeels zeggen: Heer, vertoon aan Ons de
duivelen, en de menkhen, die ons verleid hebben.
Wyzullenhepmet voeten treden, enin \'tdiep van
de hel ftorten. De genen, die Gods wet beleden, en
zyn geboden gehoorzaamt hebben, zulkn yan d\'en-
gelen gezocht worden, en in deze dag viy van vrees
én lijden zyn. Zy zullen tot hen zeggen: Verblijd u in
"t Paradys, dat voor u bereid is; gy zuk \'er alle de ver-
voegingen, diegywenkhcn k(Tnt, vinden; zy zyii
doorde Goedeitiere en Barmhartige voorubereid.
Daar is niets beter, als God te bidden, goede werken
te doen,en zyn eenheit te belijden. Het goet en quaaf
isnietgelyk : verdrijf het quaat doOr uw goede wer-
ken. Daaris een zeer grote haat tulïchen\'t geloofen
de goddeloosheit\'tGeloofisden genen gegeven, die
volharden in wel tedoen, en aan de genen , die met
Gods genade begaaft zyn. De duivel zal u Ijekoren,
Hiaar verzoek byftant van God, Hy hoort en weet al-
les.Denacht,de dag,de zon, en de maan zyn tekenen
van zyn almachrigheit. Aanbid nietde zon, ende
maan , manr aanbid God. die hen gefchapen heeft.
Indien d\'ongelovigen tegen\'t geloof opftaan, zo la-
ten echter d Engelen, die in\'t Paradyszyn, nietde
heerlykheit van zyn goddelyke Majefteit. by dag en
nacht, zonder ophouden, te yerhefFen. \'tiseen be-
wys van zyn almachtigheit dat men d\'aarde droog en
dorziet; én dat men haar van gedaante ziet verande-
ren . en groen worden , als zy van de regen befproeit
is. Degeen, tiie de planten weêr doet leven , is de
geen , die allesdoet leven en fterven; hy is almachtig.
Degenen, die vanonsafwyken . konnen zich niet
vooronsverbergen.Zaldegeen diein \'t helkhe vuur
geftortword . beter gehuiftveft wezen dan de geen ,
die in dedagdes Oordeels behouden word ? Doet het
geen, dat gy begeert :• u\\y Heer ziet alle uw werken.
Ik zal de genen ftrafFen die d\'Alkoran loghenen: \'t is
een dierbaar;boek,dat van d\'oude enlnieuwe gefchrif-
ten beyeftigt word: het is van wegen de Heerlijke,
en Barmhertige gezonden. Men zal tot u niets anders
zeg-
-ocr page 384-ALKORAN g59
zeggen.dan\'tgeen, dattot de Profeten, die voor u
zyn geweeft, gezegt is. fw Beer is barmhartig en
rechtvaardig. Indien wy d\'Alkoran aaneen i rofeet,
een Arabier van geboorte, in de Perfiaanfche taal ge.»
zonden hadden, zo zouden de bozen zeggen dat dé
goddelijke geheimenifien niet wel verklaart waren.
Zeg tot hen: Hyis de geleide dergelovigen, en een
hulpmiddel voor hun onweetentheit.D\'ongelovigen
hebbe n geftopte oren;zy zyn blint ,en horen gelijk dc
genen die van al te verre geroepen worden. Zeker,
wy hebben \'t boek ende wet aan Moifes gegeven:
d\'ongelovigen hebben\'er af getwijfelt} maar indiert
uw rieernietgenegt had dathy hunftraf tot aan de
dag des Oordeels uitftellen zou, zo zou hy hen alrcê
in deze werrelt geftraft hebben, om dat zy vari dfe
waarheit twijfelen. De geen, die goet doet, zal góet
vindeoi en \'t quaat, \'t welk de tpcnfch doet zal tégen
hem zyn. Uw Heer doet zyn fchepfelen geert onrecht
aan NiemantweetdedagdcsOordeels,als hy.Daai\'
komen geen vruchten noch bloemen uitd\'aatdc, eft
de vrou ontfangt noch baart niet, dan door zyn toe-
lating Gedenk aan die dag, in de welk uw Héér d\'af-
jodendienaars zal roepen, en aan hen Vragen waal\'
lun afgoden zyn.Zy zullen zeggen: Heer.wy kenneft
UW eenheit jniemanc ondet ons zal namaals deze val-
fche goden aanbidden. De genen, die een eenig God
aangebeden hebben,zyn verre van d\'afgodcndienaers,
de welken weten dat de flraf van hun zonden onfeil-
baar is. De menfch houd nimmer op van goederen tt
begeeren, en van zich te quellen, als hem eenig quaat
overkomt Indien wy hem. na zyn quelling, èenig
foetgeven, zo zegt ly dathy\'t voorzien heeft , én
enkt niet op de komft van de dag des Oordeels, in-
dien hy zich bekeert, zo zal uw Heer dedeürv.1n \'t
Paradys voor hera openen. Ik zal den bozen hun
boosheit doen bekennen,en hen zeer ftrengelijk ftraf-
fen Als wy goederen aan de menfch geven, zo volgt
hy zyn afgodery enzondejen alshy van druk getrof-
fen word, zo vloeit hy over in \'t gebed. Zeg fat
hen: Hebt gy niet bevonden dat d\'Alkoran van God
voortkoomt?gyhebthemechterverworpen. Wieis
bozer als de geen, die tegen de bekende vf^^rheit
itrijd.Ik zal myn wonderdaden tot aan d\'uitterfte de-
len des hemels, en der aarde .ja tot aan hen zelven aan
hen vertonen, op dat zy de waarheit van d\'Alkoran
zouden kennen. Is \'t hen niet genoech dat uw Heer
alles ziet? Zy zyn echter in twijfel van de verrijzenis
envandeverfchijningvoorhem , om geoordeelt te
worden, t.tkc^. Godweet alles.
\'t Hooftdeel van de Raat, begrijpende drieënvyftig re-
gels, te Mecha gefchreven.
T N de naam van de Goedertiere en barmhartige
God.God is voorzichtig,wijs ^nheerlyk Hy vei-ffaat
alles:hy is almachtig.God heeft de zelve ingeevingen
aan u gezonden ,die hy aan de genen,dc welkCn voor
u geweeft zijn, gezonden heeft. Hy is Almachtig,
en wi^s. Al \'t geen,\'t welk in de hemel enop d\'aarde is,
behoort hem toe, Hyis almachtig, en wéét alle 5. De
hemelen worden door zyn bevel geopent, eh d\'En-
gelen verheffen zyn heerlykheit, en verzoeken van
hem vergiffenis voorde genen, die op aarde zyn. Hy
is barmhertig, Hy ziet de genen, die d\'afgoden aan-
roepen : hy\\ent hen alle 5 maargy zyt niet hun be-
fchermer, Wy hebben u d\'Alkoran in d\'Arabifche taal
ingegeven, om den ftedelingen van Mecha, en den
renen, die omtrentdeze ftat wonen , te preken. Wy
lebben u gezonden om de dag des Oordeels aan hen
teverkonmgen, Daar is niet aan te twijfelen dat een
deel der menfchen zalig, en \'t ander deel verdoemt
zal zyn Indied God gewilt had, hy zou hen alle v.iix
een zelve godsdienft hebben gefchapen. Hy bewijft
zijn genade aan de geen die \'t nem goetdunkt. D\'on-
gelovigen zullen van byftant berooft wezen , om dat
zy de befcherming der afgoden hebben verzocht.God
is de ware befchermer der werelts; hy verwekt de do-
den,en is almachtig. Hy zal eens alk de fwarigheden
oordeeien, en de twijfelingen, die gy van uw gods-
dienft hebt.oplofTen, Hyis myn Heer: ik heb my aan
41.
zyn goddelijke wil overgegeven. Hy heeft uw bruit
van u zei ven gefchapen.Hy fchiep alle de dieren man-
nehjk en vrouwelijk , en deê u vexraenigvuldigea.
Daer is niets, dat hem gelijk is Hy hééft de fleutel?
der fchatten des hemels. en der aerde, en beneemt
«ngeeft het goet den geen, die \'them goetdunkt.
De wet, die ik aan Noah, Abraham, Moifes, en
aan Jefus heb gegeven , is de gene ,, die ik u be-
volen heb t\'onderhouden , te weten in een enig
God te geloven. D\'ongelovigen grimmen als gy
Godseenheitaan hen verkondigt: hy leert haar aan
de geen, die\'them goetdunckt, en geleid de ge^
nen , die hem gehoorzamen , op de rechte weg.
De bozen kennen een deel der ftukken yan zija
wet goet, en verwerpen\'tander deel, fchoon zy
ken nis van zijn eenheit hebben ; endituitnijt, dic,
tuflchen hen gekomen is. Indien uw Heer niette
voren gezegt had dat hy hun ftraffing tot aen de dag
des Oordeels uitftelt , hy zou alreê hen alle ver-
delgt hebben. Veel der gencr, die nahen crfge-
nanjen van de kennis der Schriften zijn , zullen
van zijn wet twijfFelen : maer volg de weg, die
aan u bevolen is , en volg niet hun begeerlijkhe-
den. Zeg tot hen: Ik geloof in \'t boek, \'twelk
van God gezonden is. ik heb bevel ontfangen,
om aan u te verkondigen dat God uw en onze
Heer is : Gy zult uw , en wy onze werken ver-
antwoorden. \'tIs niet nootzakelijk dat wy onder
ons twiftreedenen : God zal ons eens in zijn tegen-
woordigheit vergaderen, oiTi onze verfchillen t\'oor-
delen ; hy is onze toévlucht. De geenen, die te-
fen\'tgeloof twiftreedenen, na datzy dc waerheit
ekent hebben, zijn zonder reden. Hun bewijs-
reeden zullen onnut by God wezen : zy zullen \'t
voorwerp van zijn gramfchap zijn j en zeer grote
pijnen lijden. Godt heeft d\'Alkoran, met de waer-
heit, ende fchael, gezonden. Hy zalu niet on-
derwijzen wanneer de dag des Oordeels zal wezen.
De genen , die niet daar aan gelooven , vragen
wanneer hy komen zal en degenen, die daer in
Z 5 ge-
geloven, vrezen voor zijn koomft, en weten dat
ny zeker is. De genen, die \'er aftwijffelen, zijn
van de rechte weg afgedwaalt. God is barmhartig
aan zijn volk.- hy vei-rijtkt de geen, die \'them
goetdunkt. Hy is ftrek en almachtig; hy vermeer-
dertdejonftendergener, die begerig naer de goe-
deren des hemels zijn. Hy geeft de goe.deren van
d\'aarde aende geen, die hem bemint, en berooft
hem van de goederen des hemels. Zijn \'er bozen on-
der demenkhen, die hen een valfche Godtsdienft,
van God verboden, leren.\' God heeft haer niet aan
hen geleert; indien hy hun ftraffing niet tot aan de
dag des Oordeels uitgeftclt had, hy zou hen alreê
verdelgt hehben. Zy zullen eiadelijk ftrenge pijnert
gevoelen , Gy zult zien dat 2y voor hun bedrijf be-
vreefl zijn, en dat zy naerhun verdienften geftraft
worden. Maer de gelovigen, die goede werkendoen,
zullende genuchtenvan\'tParadijs genieten, daer
zy al\'tgeen, dat zy begeren, zullen vinden: dit is
Gods grote genade; en dit is\'t geen , \'t welk hy den
gelovigen, die gelooft. en goede werken gedaen
hebben, geboodfchapt heeft. Zegtothen: ik eifch
van u geen andere vergelding van de moeite , die
ik doe met tot u te preken, dan mijn mageu te be-
minnen. De geen, die enig goet werk doet, zal
daer af vergolden worden. God is barmhartig; en
de goede werken zyn hem aengenaam Zullen zv
zeggen dat gy God gelaftert hebt» God zal, zo hy wi),
u beletten deze woorden te horen , ofhy zal \'t gedult
in uw hart indrukken. Hywifcht de leugen uit. en
beveftigt de waerheit door zynwOorden. Hyweet
al \'t geen, dat in \'t hart der menfchen is; hy fchept
behaagen in de bekering zijner fchepfelen : hy ver-
teeft hen hun zonden , en weet al \'t geen «
at zy doen. Hy verhoort de gebeden dergelovigen,
die goede werken doen, cn vermeerdert zyn genade
over hen : maar d\'ongctovigen zullen dcflreng-
hedcn der eeuwige pijnen gevoelen. Indien
God alle zyn fetepfelöii even ri^had gemaakt, zo
zouden zyopaardeinverwaiTing zyn geweeft. Hy
maakt de geen rijck, die\'t hem gpetduukt. Hy ziet
en weet ailes. Hy zend tegen, alsde menfchen v.m
zijn genade wan lopen. Hy is een befchermer deü
gelovigen ; en men is eeuwighiijck lof aan hera
ichuldig. De fchepping der hemelen, en der aar-
de, en van al \'t geen , dat zich tuflchen hen beweegt,
is een teken van zyn almachtigheit. Indien u quaat
overkomt, zo gelooft »dat gy \'t verdient hebt : hy
\' vergeeft u echter veel dingen. Gy kont zyn flraf
niet op aarde fchuwen j niemant kan u tegen henï
befchutten. \'t Sware fchip , \'t welk op "^t water
zwerft , is een bewijs van zyn almachtigheit by de
genen, dieinzyn wet volftandig , en van zyn wel-
daden dankbaar zyn. Hy zal de bozen van hun
zonden beflrafïèn, en veel daar afvergeven. De
genen, die tegen zyn geboden twiftreedenen, kon-
nen hun ftraf ontgaan. De goederen, die gy be-
zit , zijn goederen der aarde ; maar de goederen,
die God aan de genen, die in hem betrouwen, ge-
ven za!, zullen eeuwig zyn. Degenen, dïe van
de dodelijke zonden afwijken, die berou over der
zelverbedryf hebben, die van God verzoeken ver-
hoort te worden en in hun gebeden volharden, de
geenen, die raet vragen, en zich met malkander
van\'tgeen, dat zy doen zullen, beraden, die een
deel van \'t goet , \'t welk God aan hem gegeven
heeft, in goede werken bededen, in hun lyden by-
ftartt van hem verzoeken, degenen, die gset, en
de genen, die quaat doen, zullen naar hun wer-
ken vergolden en geftraft worden. God bemint
niet d\'ongelovigen. Gyhebt geen vermogen over
de genen, die m hun lyden byftant van hem ver-
zoeken, en zich bekeren. Uw macht ftrekt zich
over de genen, uit, die\'t volk onrecht aandoeny
en die óp aarde de geboden van zyn goddelijke Ma-
jefteit ongehoorzaam zyn ; zy zullen grote pij-
nen gevoden. De genen, die in wel te doen vol-
harden, en die hun naafte vergeven, doen\'tgeen,
\'tweik
-ocr page 389-\'t welck God bevolen heeft. Degeen, die van God
verleid word, zal memant yiriden, die hem geleid.
Gy zult d\'ongelovigen zien vragen of men weêr in
dewereltkan keren, als zy \'t helfche vuur zullen
ïsien. Gy zult hen met een uitterfle vrees van een
eeuwige fchande zien vlieden; enzy zullen dc hel
dwarflelings aanzien. Degelovigen zullen zien dat
de bozen, die hun zielen verloren, en hun gezin
verleid hebben, en dat alle goddelozen eeuwiglyk
verdoemt zullen wezen; niemant zal hen konnen
befchutten; ende geen, dieyan God verleid word,
zal de rechte weg niet vinden. Zeg tot hen: Verzoekt
vergiffenis van God, eerde dag koomt, inde welk
gygeen weg zuk vinden, om weêr inde werrelt te
keren, noch geen oiifchuldiging voor uw zonden.
Indien zy ongehoorzaam zy n, wy hebben u niet ge-
zonden om hun befchermer te wrzen i gy zyt niet ge-
zonden , 4an om hen te preken. Als wy enige voor-
doet aan de menfch geven , verblyd hy zich daar o,.
ver, en als hem enig lyden overkoomt, is hy on-
dankbaarinde weldaat van zyn Heer,Koning der he-
melen, endcf aarde. God geeft kinderen, zonen
cn dochters, aan de geen, die \'t hem goetdunkt: hy
maakt de genen onvruchtbaar, die \'t hem goetdunkt.
Hy weetalles, en is almachtig. Hy fprcekt niet tot
de menfch, dan door inblazing, en door gelykenis,
zondergezien te worden. Hy zend zyn Profeten en
Apoilelen, denwelken hy\'tgeen in geeft, datheni
joetdunkt. Hyweetalles, en is almachtig. Wy
rebben d us onze geefl aan u gezonden, om onze ge -
boden aan u te keren, Gy wift te vooren niet het.
geen , dat in d\'Alkoran gefchreven is. noch de ge-
heimeniflèn van \'t geloof. wy hebben hem aen u ge-
zonden, om aan de werrelt tot een lichtte dienen.
]k zal de geen, diemy goetdunkt, op de weg der
zaligheit, en op de weg des Heren geleiden, van de
welk\'tal\'tgeen, datin dehemel, en op d\'aarde is,
tpekoomt, en die alles naar zyn believen fchikt.
\'t Hooft-:
-ocr page 390-V Hooft der Veräering , begrijpende negenen^ 44
tachtig regels , te Mecha gefchrevtn.
Ekteri noemt dit het Hooftdeel van \'t Gout.
N de naam van de goedertiere en barmhartige
God. God is voorzichtig en wys. Ik zweer by\'t
b oek, \'t welk leert wel te doen, en dat wy in d\' Ara-
bifche taal hebben gezonden. Gy zult miflchien
d\'Alkoran verflaan ? hy is ons oorfpronkelijk boek,
dat grootachtbaar is, en geheimeniflen in zichbe-
grypt, gefchreven. Zal ik, zo gy boos zijt, het boek
der zaligheit vooru verbergen ? Hoe veel Profeten
enApollelen hebben wy in de voorgaande eeuwen
gezonden , die van d\'ongelovigen veracht wier-
den ; Maar wy hebben de machtigften onder hen
verdelgt; en zy zijn alle in de {traf van hun voor-
gangers gevallen- Zo gy hen vraagt wie de hemel
en d\'aarde gefchapen heeft, zy zu len zeggen dat
het d\'Almachtige is , die alles weet. Wie heeïtd\'aar\'
de onder uuitgeftrekt? wie heeft de wegen opge-
gerecht, om u te geleiden; \'t Is God, hy doet in
uw noot de regen van de hemel vallen, en de dode\',
dorre en droge velden daar door weêr levendig
worden: Zo zullen de dodert ook uit de graveii
komen. Hy is-\'t, dieartgeen, \'t welk inde wei?-
relt van verfcheide aart en geflacht is, en de fche»
penen beeften, omu tedragen, gefchapen heeft.
Gedenk aan de genade van uw Heer. Zegt: Gelooft:
zy de geen, die ons deze dingen gefchapen heeft: wy
hadden geen vermogen van hên te fcheppen. Zy zul-
len alle wéér voorde Heer yerfchynen, om geoor-
deeft te worden. D\'ongelovigen hebben God in veel
delen gedeelt.Zeker, de geen, die zegt dat\'er veel go-
den zijn, is een goddeloze. Heeft hy u bevolen te zeg-
gendat d\'engelen, die hy gefchapen heeftzijndog-
ters zi jn, dewyl hy zonen aan u geeft > Als men enige
ongelovige biwjdfchapt dat hem een dochter gebo-
ren
1
reais, zo heeft hy zyn genoegen niet, ("hy bé.
geerde een zoon te hebben.; Zullen zy zeggen dat
God zich opfmokt , en verjierjhgen neemt, om
zich gelijk hun afgoden, te verjieren ? \'t Is een open.
bare doling, Zy zeggen dat d\'Engelen , die God
aanbidden, dochters van zyti goddelyke Majefteit
zyn. Ik zal \'t geen, \'t welk zy zeggen, opft:hrijven,
en in dcdag des oordeels rekening vart hun redenen
van hen eiflchen. Zy zeiden: Zo God gewilt had,
wy zoudeh d\'Engelen niet aengebeden hebben. Zy
weten niet wat zy zeggen, en lafteren God zonder
zulks te weten. Onderhouden zy enige Schrift,
die voormaals aan hen geleert is ? In tegendeel, zy
zeggen dat hun vaders dus leefden, en dat zy hun
voetftappen volgen. Zy hebben desgelyks tot alle de
Profeten ,die wy aan hem gezonden hebben .Jgezegti
Toen g)\'^ tot hen zeide dat zy \'t geen \'t welk in
d\'Alkoran begrepen is, zouden onderhouden, en
d\'afgoden, die van hun vaders aangebeden waren,
verlaten, antwoordden zy, dat zy niet ihu, noch
in uw zending geloofden. Maar wy hebben ons
, aan hen gewrófcen. Aanmerk hoedanig \'t einde
der lafteraars is. Gedenck dat Abraham tot zyn va-
ders, entotdezynen zeide: Ik ben onfchuldig van
de zonden, diegy bcdryft, met d\'afgoden aan te
bidden. Ik aanbid alleen de geen, die my gefchapen
■ïiéeft. Hy zalmyop de wegderzaligheit geleiden j
hy lieeft zyn woorden aan de nakomelingen nagela-
ten. D\'ongelovigen zullen zich miflchien bekeren,
Ikheb voormaafs de ftraffing der afgodendienaars
üitgeftelt, tot dat zy de waarheit hadden geleert, en
een Profeet tot hen gekomen wais, omhen t\'onder-
"wyzèh. Toenhy de waarheit aan hen verkondigde,
t^d f»" zeiden zy dat het niet anders, dan tovery was, èii
ffc*^\'«^ datzy\'tnietgeloven zouden. Indien d\'Alkoran aan
Uroua "" » Meeftèr van twei: fteden of
lin JWef. dorpeh, gezonden was, zyzouden hem geacht en
md,Mi> aengenomen hebben. Willen zyGods jonriennaar
hun zin fchikken ? Hy heeft dc goederen des wer-
relt«
____________ , die zy ophopen. _ ^ _____________
nietgeheei van een zelve godsdienft is, zo seven wy ■
echter aan d\'ongelovigen huizen, metzol^ringen,
die met zilver, met fcofteli,ke trappen, mctdem\'en, ^^^^
en met bedden van gout en zilver verciert zvh. De-
ze dingen zijn riickdommen vartd aarde: maar het
Paradys is voorde genen, die vroom zyn. Ik zal da
genen die de wet vart de Barmhartige verwerpen ,
metdeduive\'endoen afftorten: de duivelen zulleA
hun makkers zyn ; zyzuüenhen vande wet der za-
1 igbeit afleiden, zonder dat zy \'t vveten. A Is wy zul-
len komen de werrek oordelen, zo zullenzy zege-
len Och dat wy zo verre, als \'tweften van\'too{i
ten afgelegen is, van u geweeft hadden J Ö wat ge-
zelfchap voorn f üw berou, enuwhoopis onnuti
Gy hebt in gezelfchap ongelovig geweeft; gy zule
makkers in \'t helfche vuur zyn. Zult gy de doven
doen horen, en de blinden doen zien ? Zult gy dé
genen geleiden , die verdolen willen ? Indien ay
fterven eer zy op aarde geftraft zyn. zo zal ik my ia
d\'andere werrelt .lan hen wreken, zal ik u, in u lé-
ven , dc ftraffing vertonen , die wy voor hert
bereid hebben? wy konnen\'t doen: macrdoegyal.
leenlyk\'tgeen, dat aan u geboden is. Gy zyt op de
weg der zaligheit; leer hem aan de menfchen; mén
zal de rekening van uw zending van ü eifichen. Ik
aal den genen, die wy voormajikgezonden hebben,
om \'tvolk t\'onderwyzen , rekening van hun zen«
ding afëiflchen. Wy zullen heti vragen of Wy hen ge-
booden hebben e^i ander God , als ons , t\'aari-
bidden. Wy hebben ft4oifes .>aHÏarao., en aen zijn
dienaars gezonden: hy heeftonze wonderdaden aaa
hen vertoont. en onze geboden aan hen verkon-
digt. Hyzeidetotben, dat hy een bode van de God
des werrelts was . zy hebben \'er echtsr meê aefpot.
Ik heb geen w(^ï^erd3d«ti aan hen, vertoont, & niet
gro-
-ocr page 393-MAHOMETS
terzijiTialsde gene van Moi(ès zufter; en wy heb-
ben hen geftraft, uit oorzaak van hun ongelovig-
heit. Zyzeiden tot Moifes: O tovenaar, bid uw
Heer dat hy ons van deze qualen verloft, en wy zul-
len ons bekeren. Toen zy daar af verloft waren,
deden zy tegen hun beloften; en Farao zeide tot zijn
volk: Ben ik niet de Koning van Egypten? ftroomt
de vloer deNyl niet onder tHijn gehoorzaamheit?
Bekent gy niet dat ik machtiger ben dan deze arme
jj^Mjcfw elendige Moifes, die niet weet wathy zegt? Geeft
aj,» de aan hem goude armbanden j wy zullen zien of
iniKUdi- d\'Engelen^ eh de genen, die zijn lering volgen,
gm arm- getuigen van de waarheit zijnerwoorden zullen wÉ-
b/ufden jjen. Hy verfchrikte fijn onderfaten; en fy gehoor-
vanver- raamden hem , om datzy ongelovig waren. Maar
tn\'hah"^\' ^ hebben ons aan hen gewroken, toen zy ons ge-
\'Ln^\'n hadden. Wy hebben hen ondergedompelt,
ftven,tn cn hen tot een voorbeelt aan de nakomehngen doen
deehc\'n, verftrekken, gehjk de genen, die hen in boosheit^
tot hm\' voorgegaan waren, \'t Volk wilde niet naar Marias\'
êfieer, zoon.luifteren ytoen hy door gelijkenis tot hen fprak.
dearde Zy Zeiden: Onze goden zijnoHS nutter, danzijn
y?<i»/«(ie»jeugenen,! en zijn gefchillen. In tegendeel, zy
gT/V warenzelven ftribbelig. Hy is onze dienaar: Wy
tnKila\' hebben onze,genade aan hem gegeven , en hem
Mumi \'r d\'andere Profetén der kinderen van Ifraël ge^
\'lijk gefchapen. Indien ik gewilt had, zo zou ik in
uw plaats engelen op aarde gefchapen hebben. De
koomft van Jefus. Marias zoon, zal een teken der
zekerheit van de dag des Oordeels wezen; twijffel
niet van deze dag. Hy zeide tot de menfchen;
Volgt my, \'t is derechte weg: ziet toe dat de duivel
u niet verleid; hy is uw openbare vyant. Ik kom om
God^eboden aan u te leren, om de twyffelingenop
te lofkn, en de verfchillen, die onder u zijn, t\'oorde-
len. Vreeft God, en gehoorzaamt hem: hy is uw en
en mijn Heer: Aanbidliem; \'t is de regte weg \'t Volk
heeft van zi)n lering getwyffelt; maar ramp zal over
de bozen wezen. Zy zullen in de dag des Oordeels
grote.
A
grotepynen gevoelen. Zullen fy defe dag yervvach-
ten, om fich te_bekeren? Hy fal hen ovewSlen: en fy
kemien hem met Zy fullen in defe d.g malkanders
vyanden wefen. God fal tot de vromen feegem Weeft
nietbevreeft;gy fultheden geen lyden gevoelen. De
ge ovigen, die myn geboden gehoorffamt hebben.
nfr\'v^lf \' gy üwvrouwenfult n
drinken, en daar al\'tgeen vinden, dat gy begiert,
en al t geen kri,gen, dat de ziel yernoegen, en d\'o-
gen verblyden kan, en eeuwiglyk in d\'opperfte 2e-
ukzahgheit blyven. Ziet daar het Paradysl\'t welk gy
door uwgoed leyen verkregen hebt. Hetis van over-
vloei yan vruchten verzien, die gy met vernoeging s-
V "»\'^^■^fe^Mlen eeu^lijk in\'tlielfche
vuur blyven: fy fullen nooit verlichtingin hun elen-
dengevoelen, en van wanhoop ftom wefen. Wy
dwn hen geen ongelijk aan; fy verongelyk
en fich
lelv^ndoor hünongehoorfaamheit. Zy fullend\'o-
yerfte van \'t vuurvragen : Zal uw Heer ons nimmer
yan defe pyn verlofTen ; Hy fal aan hen antwoorden:
Oy fult er eeuwig yk inblyven. Wy hebben de waar-
heit aan de menfchen geleert; maar \'t grootfte deel
heeft haar met willen geloven. De iJofén fijn te-
gen u en wy tegen hen aangefpannen. Menen fy
dat Ik fiun geheimenis, en al\'t geen , dat fy feg-
gen, niet weet .> D\'Engelen, onfe boden, hou-
den rekening daar.if. Zeg tot hen:
zo God een
kint had, wie fouden wy d\'eerfte aenbidden\' Ge-
looftfy God, de Koning der hemelen . mdcra^vde.
De faak is niet gelijk dongelovigen haar vertellen.
Laathenm hun boosheit wentelen Laathenlachen
en boerten,tof datly aan de d.ig v.in hun ftraffinir ko-
men. ^ en enig God moet in c e hemel en op d\'aarde
amigebedenz.,n; hyisfeer ,,en weet Iks. Ge
looft zy de geen. aan de welk het Koninkryk der lie-
inelen, en der aarde en al \'t geen , dat tuffchen bei.
de is toebehoort. Hy weetd\'uur. en de dag, in de
welk alle de werrelt voor hem vergaderen zal, on,
Aa ■ ^
geoordeelt te worden\'. D\'afgöden, die van d\'onge-
lovigen aangebeden worden zullen niet voor hen
konnen (preken. De goeden ipreken voor de ge-
nen, die kennis van devfaarheit hebben. Zo gy den
menfchen vraagt wie hen gefchapen heeft, -ty z«^ .
lenzeggen dathet Godis. Hoe konnen zydan vaa
zyn geboden afwijken ? Heer, ditvölk is ongelovig-:
Wijk uit hun gezelfchap. Zy zütlen eindetyk ^ maar
te fpade , hun dolingen bekennen.
43. V Hooftdeel vm de Rook , begrijpende negmïn-
\'vyfiigregels , te Mecha gefchre^m.
tN de naam van de goedertiere en barmhartige
xGod. God is voorzichtig en wys. Ik zweer by
\'t boek, \'t welk het góet van \'t quaat ondeifcheit, dat
Wy in de nacht der zegening hebben gezonden , oin
aan\'tvolk de hélfèhe pijnen te verkondigéri. I>jt
boek verklaart onze geboden, en al \'t geen, dat wy
voormaals aan dè Profeten bevolen liébben i \'tis
een bezondere genade van uw Heer, die alles hoort
en weet: Hy is de Heer des hemels, en der aarde, en
vanal \'tgeen, dattufTchen beiden is, gelooftin zijn
aïmachtigheit. Daar is geen God, als hy. Hy geeft
het leven , en de doot aandegeèfl die\'t hem goet-
dunkt. Hyis uw Heer, de Heer uwer vaderen, cn
uwer voorgangers. De bozen fpotten met deze re-
denen : maar de dag des Oordeels verwacht hen.
In deze dag zal de hemel rook fchijnen, died\'adrde
zal bedekken. In deze dag zal \'t volk zeggert : Ziet
hier droeve pijnen; Heer, verlosons van deze elen.
den; wy geloven in uw wet. Hunbekerihg zal on-
nut wezen, om dat zy, toen de Profeet tot hen preek-
te, met zyn woorde , fpotten, en/zeide dat ny een
dwaas meefler was: en als zy op a arde verquikt wier-
den , zyn zy wéér tot hun boosheit gekeert. Gedenk
aart de dag,in de welk zy verwonnen, eh door gewelt
gevangen wierden, en in de welk wy ons aan hun
boosheit gewroken hebben. Wy hebben voormaals
ïaraos yolk beprpeft. Myn wclbcmin<Je Prpfeetheéft
tóyti geboden aan ben verkondigt,en gezegt.koon^t
volgt my, ó Gods dienaass. Ikbeneen getro« Bqd^\'
van zyn goddelyke Maiefteit, Verheft ii niet tcgejq
zyn wet: ikzal zyngebodenaannleven. Hyzalmy
van uw gramfchap befchutten, ijnbewarerivatl se,
ftenigt te worden. Indien gy myniet wiltgelov6n,aQ
wykt van my. Hy bad zyn «eer toen hy bekende dat
dit volk ongelovig en boos was. God zeide tot hem\'
Vertrek m deze nacht uit de ftat, met mijn dienaars,
tódienFaraosliedenüvervolgen, zotreedindézee
deur een brede en ruime weg uw vyanden, die u vol-
fen, zulleil verdrenken. Hoe veel tuinen , fpring.
ronnenen aangename plaatfen , daar zyhuiiver-
niaak fchepten, hebben zy verlaten? Zyzyn, met
alle hunfchatten y in de macht vaneen ander géval-
len i en memant heeft hen beweentjnoch in hemel ,
nochopaarde. Zy vei-wachtehdeze ftraffing niet.
Wy hebben de kmderen van Ifi-aël van de dwinglan-
dy van Farao, die machtig, en een groot zondaar
was, verloft. Wy hébben door onze zekere weten-
fchap hen onder alle de Werrelt verkozen „ eii door
Onze wonderda Jeii en geboden beproeft. De bozen
zeggenWy zullen fterven, fen met weêr opgewekt
worden. Indien de verryzenis waarachtig is, zo doé
onze vaders venyzen, ora de waarheit uwer woor-
den te doen blyken. Zyn zy machtiger, dan de ge-
nen,die voor hen geweeft zyn,de welken wy om huii
boosheit verdelgt hebbeh > Wy hebben de hemel en
d\'aarde, en\'tgeen, dat tuljthen beide is, niet ver-
geeft gefchapen: Wy hebben hen totzefeere tekenen
van onze eenheit gefchapen ; maai- \'t grootfte déel
des werelts weet hetniet. De dagdes Öordeeisis de
tijt, tot hun ftraffinggeftelt.In deze dag zal niemant
zynnaaüe , noch zyn maagfchap, noch zyn vrient
konnen ^fchutten. Niemant, daii de genen, aan de
welken God zyn barmhartigheit zal bewjizen, Zul-
len befchutworden. Hy isalmachtig en barmhar-
tig. De vrucht van de helfche boom , Zakoil ge-
noemt,zaltotvoedfeUan deb<«!^dien€ö, Hyzal
Aa g CTC-
gelyk pek j en gelijk water in hun buik koken. Men
ifiifoepenj vat de bozen, fleept hen in\'t helfche
vuur, en ftort alderhande pijnen op hun hoofden.
Men zal tot hen feggen : Smaakt de helfche pijnen.
Gy gelooft dat gy d\'almachtigen, en de dierbaren op\'
aarde waart : Zietdaar de ftraf, van de welken gy
getwijfFelt hebt. De vromen zullen in geneughelyke
plaatfen, en in tuinen, metfpiingbronnehyerjiert,
wefen. Zy fullen met purper gekleet fyn, en mal-
kander vanaangezicht fien. Wy zullen hen met rei^
neen fuivere vrouwen, die feer fchone ogen hebben,
vergaderen. Zy fullen lekkere en fmakelijke vrach-
ten vanalle tijden hebben. Zy fiillen daarnixmner
fterven, en door de befohdere genade van uw Heer
van vrees verl oft wefèn. Zie daar d\'opperfte zalig-
héit. Zeker, wy hebben d\'Alkoran in uw taal gezon-
den , d\'Arabiers zullen hem miflchien verflaan. Zy
wCnfchen naar uw ondergang : Maar volhard, en
vei-wachtde tijtvandefli\'afHng hunner misdaden.
41. \'t Hdofï deelman de Knie t uiring, I egr ^pende negen-
envyftig regels, te Mecha gefihreven.
J N de naam van de goedertiere en barmhartige
God. God iszeer voorzichtig en wys. Dit boek is^
van d\'Almachtigeenwijfegefbnden. De hemelen,
en d\'aarde fijn feerfekere tekenen van zyn eenheit by
de genen, die in zyn wet geloven. [Jw firhepping, en
de (cheppingaller dieren zyn tekenen van zyn groot-
heit byde genen, diezyn vrees voor ogen hebben,
\'t Onderfcheitvan de nacht en dag, de regen, die hy
van de hemel zend , om d\'aarde haar vruchten
te doen voortbrengen, en om haar na haar doot te
doen opwekken, en de verfcheidéntheitder winden
zijn tekenen van zyn almachtigheit by degenen, die
\'t weten te begrepen. Ik vertel u Gods wonderen met
waarheit. In wie fullen d\'ongelovigen geloven, fb
sy niet\'tw-ooit van zyn Goddelijke Majefteit gelo-
ven ? Ramp it ov«r de genen, die Gods geboden
horen,
-ocr page 398-«nhoogmoedig worden, als ©fzy hen m\'etgehooiî
hadden. Verkondig aan zodanige lieden dat fy de
ftrengheden van oneindige pijnen zullen lijden. Zv
fpotten met het goloof, als men daar af tot heii
fpreekt Zeker , _zy fuilen in \'t helfche vuur geftraft
worden. Hun rijkdommen, en d\'afgoden, diezy
aanbidden, zullen hen niet konnen befchutten: Zy
zullen eeuwiglijk verdoemt wezen. Djt boek ge-
leid het volk op de weg der zaligheit. Degeneh,die
met in Gods wet geloven, zullen d \'uitwerkingen van
zijn gramfchap gevoelfen. Hy heeft de zeen gefcha-
pen, die de fchepen , tot voordeel van uw koophan-
del,dragen.Gy zult miflchien van deze genade dank-
baarfyn. Hy heeft al\'tgeen, \'twelk inde hemel
en op d\'aardeis, voor u gefchapen \'t is een te-
ken van fijii goetheit voor de genen, die \'taanmer-
ken. Zeg tot de genen, die in. de wet der zaligheit ge-
loven , dat fy den genen vergeven, die Gods vrees
»iet voor ogen hebben. God zal hen naar hun ver-
dienften Urnffen, De geen,die goet dpet,fal goet vin-
den. Gysiult vpor zyn goddelijke Majefteit vergade-
ren,,pm geoordeelt,te worden. Zélcer,wy hebben de
Schrift, en onfe geboden aan de kinderen van Ifi-aël
geleert,en hen in de wetcnfchap oiiderwefèn, en de
genade van voorfegging gegeven. Wy hebben hen
met alderhande goederen verrijkt, en boven de ge-
hele werrelt geftelt. Wy hebben onze wet a.in hen
geleert i enniemantheefttegenonie geboden ge-
miftreedent, dap degenen, die\'er kennis afhad-
den , dit uitni jt, die mffchen hen gekomen is. Maar
uw Heer zal in de dag des Oordeels hun verfchillen
oordelen. Wy hebben onze wet ^.in hen geleert, on-
derhouhaar,en volgniet de begeerlijkheden der on-,
weetenden : zy konnen uniet van d\'eeuwige pijnen
bevrijden. D\'ongelovigen gehoorzamen malkander,
en de ware gelovigen gehoorzamen God. Dit
boek is\'t licht des werrelts • het geleid de genen,
die in zijn goddelijke Majefteitgeloven, op de weg
derzaligheit, en tpt Gods barmhartigheit. Menen
Aa 3 4e
de bozen in hun leven, en nahundootgelijkdego^-
dengehandelt, eh niet geoordeelt te worden? God
heeft de hemel , \' en d\'aarde , tot bewijs van zyri
macht, gefchapen, Hy zal yder naar zyn werken
öordelen, en niemant ongelyk aandoen. • Aanmerk
hoe zy\'t geen aanbidden, \'twelkhenin de verbeel-
ding koomt,God heeft hen van zyn zekerekennis af -
«leid, hen doof gemaakt, hun hart verhard , en
hen verblind. Wie zal hen geleiden, zo God hen
verleid î aanmerken zy\'t met î Zy zeggen : Onze
verrij^nis zal gelyk het leven vandeze wcirelt we-
zen fommigen ilerven, en anderen worden ge-
boren ; de lange jaren doen ons fterven. Zy weten
niet wat zy zeggen, en fpreken ailleenlyk door w.ian.
Als men tothen preekt, zo hebben zy niet anders te
zeggen, dan; Dqe onze vaders verrj\'zeri, zo \'t geen,
dat gy zegt , \'waarachtig is. Zeg tót hen : God
doet u leven en fterven , en zal u in de dag des
Oordeels vergaderen : daarisniet,,aan te twijfelen,
maar \'t grootfte deel van \'t volk weet het niet. God
IS Koning der hemelen, en der aarde, en van de dag
des Oordeels. Hy zal in deze dag d\'ongelovigen
vergaderen. Gy zult alle aanhangen en godsdienften
voor hem op hun kniejen vergadert zien : yder aan-
hang zal haar zonden in een Bezonder boek gefchre-
ven zien ; en zy zullen alle naar hun verdienflen ge-
ftraft worden. Men fal tot hen zeggen: Ziet daar dit
boek, \'twelktegenu fpreekt; wy hebben \'t geen ,
dat gy gedaan hebt, naaukeuriglyk opgefchreven.
God fal zyn barmhartigheitaan de vromenbewijzen;
dit is d\'oj^erfle gelukzaligheit. Men fal totde bozen
zggen : Heeftmen Gods geboden niet aan u verkon-
d igt ? Gy hebt u verhovaardigt, en zyt ongelovig ge-
weeft toen men tot u feide dat Gods beloften, en de
\'dagdes Oordeels ontwyffelbaar waren. Gy feide
dat het niets dan waan was, en dat.gy \'t niet geloof-
de. Zy zullen eindelyk-huu fonde bekennen, en de
fijnen, die fy veracht hebben,gevoelen.God fdlin de
aà\'g des Oordeels tot hen zeggen?Ik heb u heden ver-
^ . ■ ■ • ge-
Wten, gelyk gy de koomft van deze dag veigeten
nebt. \'t Helfche vuur zal uw woning wezen jniemant
zalu daar af bevrijden, om datgy met myn wet ge-
fpot , en u op de goederen van d\'aarde verhovaar^gt
hebt. Zyzullennimmeruitdezegloetkomen, en
zich niet konnen bekeren. Men Is lofaan God fchul-
dig , dieeen Heer der hemelen, en der aardeis. Men
is inalle plaatfen lofaan hem fchuldig. Hy is almach-
tig en wijs.
Hooftdeel -van Hekaf , hegfypeni^ v^fen-
durtig regels , te Mecha gefchreven.
Hekafin een dal in \'t lant van Liemen, op de grenfen
van Arabien. Befie Gélaldyn en \'t boek,Kitaberte.
noirgenoernt.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. God is zeer voorzichtig, en zeer w)\'s. Dit
boek is van d\'Almachtige en wyfe gefbnden. Wy heb-
ben de hemelen en d\'aarde, en\'tgeen, dattullchen
beide is, tot bewys van onfê eenheit en almachtigheit
gefchapen, en aan yder ding een juifte en bepaalde
tijt geftelt,Indien d\'ongelovigen van \'t geen,dat men
aan hen verkondigt,heeft, a wyken, fo fèg tot hen:
Hebtgy d\'afgoden aangemerkt.diegy aanbid?Toont
my \'t geen, dat fy op aarde gefchapen hebben. Zyn fy
Gods medegenoten in de fchepping der heme én ?
Brengt my een boek by,d3tvoor d\'Alkoran vande he-
mel is gefonden, en \'t welk, gelyk d\'Alkoran \'t geen
begrypt, dat van de lering der gener, die voor ons ge-
weeft fyn, overgebleven is ; wy zullen zien ofgy
waarachtig fyt. Wie is meer afgedwaalt, alsde geen,
dic de dingen aanbid, de welke fyn gebeden niet kon-
nen verhoren, noch hem in de dagdes Oordeels be-
fchermen ? In defe dag zullen d\'ongelovigen mal-
kanders vyanden wezen; en d\'afgoden zuilendege-
nen iiietkeiinen, die hen aangebeden hebben. Toen
fyd\'Alkoranrbporden lezen , zeiden zy , dathy de
Aa 4 waar-
45-
yaarheit in fich begreep, en toen men hen beval heni
t onderhouden, zeiden fy, dat hy niets, dan tovery,
was. Zullen zy feggen dat gy hem verdicht hebt ? Zeg
tot hen: Indien ik hem verdicht hebj, zo zult gy my
met van Gods ftraffing konnen bevrijden Hyweet al
\'t geen, dat in dit boe£ is; \'t is genoech dat hy \'er een
getuig tullchen uenmy af is ; hy is goedertieren en
barmhartig Zegrothen: Ikbennietd\'eerfte jpro-
feet noch d\'eerfle Apoftel , die van God gezon-
den is, Ik weet niet wat God van u , envanmy
bevelen zal : ik doe niéts dan \'tgeen , dat
hy my ingegeven heeft": eh ik ben gezonden om de
helfche pijnen te verkondigen. Hebt gy aangemerkt
m welk een ftaaitgy wezen zuh , zo d\'Alkonin v.nn
God gezonden is.\' Gy hebt hem verworpen : maar
een der kinderen van Ifraël is getuig dat hy van Gods
wegen gezonden is. en heeft in zyn goddelijke Ma-
jefteit gelooft. Gyzyt echter hovaardig geworden ;
God geleid de hovaardigen niet. D\'ongelovigen zeg-
gen tot de gelovigen, zo d\'Alkoran iets goet was, gy
zoud ons niet voorgaan in hem t\'ohderhouden : hy
zal u niet op de weg der zaligheitgeleidenjhy is niets,
dan een oude fibel. Moifes bóek, dat voor heni
gekomen is leertde rechte weg, en Godswil. Zeg tot
hen : d\'Alkoranbeveffigtde Schriften, die voormaals
aan de genen, de welken voor ons geweeft hebben,
fezonden zyu. Hy is ind\'Arabifche taal: hy verkon-
igt de helfche pijnen aan d^ongeloyigen, en bood-
fchapt de vreuchden van\'tParadys aan de vromen\',
pe genen,dié geloven datGod hunHeer is ,en hem ge-
Hoorzaamen, hebben niets te vrezen; zy zullen geen
druk in dedag des Oordeels gevoelen ; eh zy zul-
len \'t Paradys, tot vergelding van hun goede wer-
ken , genieten. Wy hebben aan de menfch bevo-
fèn vader en moeder t\'eren, en hen goet te doen .
Zyn rnoeder draagt hem mét,kommer, baart hem
tóetpijn, zuigt hem dartig maanden lang, en draagt
zorg voor hem. tot dat hy zich zelf kan beftieren, en
tot een befcheide ouderdom is gekomen, Hy zegt
..........\' dan:
dan: Heer, geef my in, dat ik dankbaar van de ge-
nade ben, die gy aan mijn vader, en aan my bewezen
hebt: indien ik wel doe; \'tzal u aangenaam wezen.
Draagt zorg voor mijn gedacht j ik veitrou op u, en
wil uvv geboden gehoorzamen. Hun gebed zal ver-
hoort , en hun zonden zullen hen vergeven worden;
enzy zullen de geneuchten van\'t Paradys, dat voor
de vromen bereid is, genieten. De geen, die onheu-
fchely k tot zijn vader en moeder fpreekt, en uit fpot
tegen hen zegt: Zultgy my noch eens, na mijn doot,
ter werrelt brengen , en uit het graf doen te voor-
fchyn komenMaar zijn voormaals veel geftorven dic
niet weêrgekeert zijn: zal van God geftraft worden.
Zijn vaderen moeder zullen byffant van zijn godde-
lijke Majefteit verzoeken, en zeggen: Mijn kint,
ramp is met u; geloof in God, en in de verryzenis:
Gods woort is onfailbaar. Indien hy antwoord dat
het niet, dan eentJude fabel is, zozalhy Gods ftraf
gevoelen,\'t Woort van zijngoddeiijkeMajefteit zal
tegen hem volvoert worden , gelijk hettegendege-
nen volvoert wierd, diein de boosheit hem voor-
gegaan zijn. De duivelen zullen zo wel, als de
menfchen, verdoemt wezen, doch naar verfcheide
trappen van ftraffingen. Hy zal hen naarhun ver-
dienften ftrafFen, ea hen geen ongerechtigheit aan-
doen. Men zal totde bofèn, die van t helfche vuur
willen afwyken, zeggen : Gy hebt uw geluk verdre-
ven, toen gy in de werrelt leefde. Men heeft uw
ftraf tot aan deze tyt uitgeüelt. Gy fultheden in dit
vuurgeftr.ift worden, uitoorzaak van uw verwaant-
heit en mifdaden. Gedenk aan de broeder van Aad,
die de helfche pijnen in \'e dal Hekaf verkondigde.
Zijn wooi^en wierden in zijn tyt verftaan, en zijn
tot a.-in de nakomelmgengekonien; te weten, aan-
bid niets, dan een enig God, indien gy anders doet,
zo vrees ik de dag des Oordeels vobr u. Zy ant.
woordden hem: Zyt gy gekomen om ons te beletten
onze goden aan te bidden ; Vertoon, zogy waarach-
tig zijt, aan ons de pynen , diegy ons verkondigt.
Hj\'zeide: God weet in welke tydhy u ftraffen zal.
Ik verkondig aanu het geen, \'t welk my geboden
is aan u te verkondigen: maar ik zie dat gy hardnek -
kig zyt. Toen zy een zwarte wolk zagen komen ,
diehunwooikpkats naderde, zeidenzy: Ziet daar
eenwolk, die ons regen geven zal. Integendeel,
\'tis de ftraf, die^y verzocht hebt. Hy is vol van
een geweldige wint, dieu, door Gods bevel, ver-
delgen zal. Des morgens vond men de huizen leeg
van hun inwoonders; zo ftraft God de bozen. Gy
bewoontde plaatfen, diezy bewoonden. Zy had-
den harten,-ogen en ftren; ftiaar hun harten, ogen
en oren waren hen onnut, \'t Quaat, \'twelkzyver-
achthebben, is hen overgekomen toenzy verwaar-
loosden Gods geboden te gehoorzamen. Wy ver-
delgden al \'t geen, dat omtrent Mecha is, en deden
d\'uttwerkingèn van onze almachtigheit blyken: haar
inwoonders zulkn zich miflchien bekeren. A\'afgo-
den, die zy aanbaden, en de genen, aan de wel.
kenzy offerden, Jtonden hen niet bewaren: in te-
fendeel, zy hebben hen verlaten, uit oorzaak van
un lafteringen. Gedenk dat wy aan uduivelen zon-
den, died\'Alkoran wilden horen lezen. Toenzyu
hoorden, zeiden zy .• Luiftert, hy begint; en toen gy
geëindigt had. zijn zy van daar \'met grote vrees
weêrgekeert, en zeiden tot hun makkers: Wy heb-
ben eeji boek horen lezen , het welk , na Moifes
\'boek, van de hemel gezonden is: het beveftigt d\'ou-
de fchriften, leert de waarheit, en geleid het TOlk op
de weg der Zaligheit. O volk, hoort de geen, dieu
tot Gods wet, en totd onderhouding zijner geboden
roept; gelooftin hem, God zal u uvve zonden ver-
geven , en u van de helfche pynen bevryden. Dege-
nen, die hem-niet zullen horen, zullen de ftraffing
van hiin misdaden niet omgaan, en in de dag des
Oordeels van befcherming berooft wezen. Zoda-
nige lieden zijn van de vyeg der zaligheit afgedwaalt.
Aanmerken zy nietdatGod.die dehemel,en d\'aarde
gefchapen heeft, geen moeite heeft gehad iu hen te
fchep-
-ocr page 404-IHieppen ï dat hy de doot en \'t leven kan geven ? en
dathyalmJKhrigis? Gedenk aan dedag, in dewelk
d\'ongelovigen van \'t helfche vuur zullen willen wijf -
ken. iVlen zal tot hen zeggen: Zijn de pynen^die men.
aanu verkondigt heeft, niet waarachtig? ZyzsuUen
ja Heer zeggen. Men zal dan weer tot hen fpreken-:
Smaaktdande pynen, diegydooruwboosheit ver-
dient hebt. Yöfhard, gelijk de Profeten, dic voor u
zyn geweeft, volhard hebben. Weeft niet ongedul-
dig om deftraf der ongelovigen te zien: zy zullen
haar zien, als zy zullen verryzen, en geloven dat zy
niet dan een uur in hun grafven hébben^gevvceft. Dit
is\'tgeen, \'t welk God gebied te verkondigen. Hy
zal alleenlijk de genen verdelgen, die zijn geboden
óngehoorzaam zijn.
\'tHooftdeel van deStrift, èegr\'^pende acht\'én- 46,
tachtig regels, t» Mechagefihrevtn.
IN de naam van de goedertiere enbarmhartigeGod.
De goede werken zijnydel en onnut yoor de bo-
zen, en voor de genen, die hun naafte beletten Gods
wetteYoIgen. God vergeeft dc zonden deii genen,
diein\'tgeen geloven, \'t welk Mahomet verkondigt;
heeft. Dit is de waarheit zelve, die van zijn goddé-
iijke Majefteit voortkoomt. Maar d\'ongelovigen
hebben d\'ydelheitgevolgt, en de gclovigen,de waar-
heit , van de Heer gezonden, omhelft. Dus fpreekt
God door gelijkenis tot het volk. Als gy d\'ongelovi-
gen in tijt van oorlog ontmoet, zofnyt hen de hals
af, en dood hen, tot datgy hen gevangen neemt:
bind hen dan; daar na zult gy hen vry heit geven, of
op losgelt ftellen, tot dat hun aanhang de wapenen
afgelegt heeft. Indien God wilde, hy zou, zonder te
ftryden, de verwinning aan u geven: maar hy wil u
beproeven. Hy geleid de genen, dieoni de befcher-
ming van \'t geloof gedoot zijn, in \'t Paradys.en geeft
aap hen zijn genade. Ogy, die inGod gelooft, m-
dien gy Gods wetbefchermt, zo zal God u befcher-
men. Hy zal uw treden beveiligen, en d\'ongelovi-
gen verdelgen, om dat zy zijn geboden hebben ver-
acht; en hun werken zullen hen onnut wezen. Aan-
merken zy niet hoedanig t\'einde der bozen, die voor
hen waren, heeft geweeft, en dat God hen verdelgt
heeft? Hy zal hen op gelijke wyze verdelgen, om
dat hy de gelovigen befchermt,en d\'ongelovigen van
befcherming berooft zijn. Hydoet de vrome* in\'t
l^aradys, in tuinen, daarveel vloeden vloejen, tre-
den. De ftraffing der bozen word fc>mtijts in de wer-
Kltmtgeftelt Zy leven gelyk beeflen, maar\'thel-
D\'t I, fche vuur is bereid, om hen te ftrafFen. Hoeveel
lyker en fterker fteden hebben wy verdelgt, dan de
Mtcha. genen, daar men u\' heeft doen uittrekken \\ fy heb-
ben geen befcherming gevonden. Zijn de genen,
die Godswet omhelzen, metde genen gelijk, die
hun begeerlijkheden volgen ? God heeft het Paradys
aan de genen belooft, die zijn vrees voor ogen heb •
ben. In ^t Paradys zyn vloeden van water, dat geen
veranderinglijd:\' daar zijn vloeden van melk, die
nimmer bederft, vloeden van wyn , die voor de
fmaak liefFelijk en aangenaam is, en vloeden van
zuivere en klare honing: daar zijn alderhande vrug-
ten, en daar is Gods genade voor de genen, diezijn
geboden gehoorzamen. De bozen zullen eeuwiglyk
in \'t helfche vuur blyven, daar fy een ziedende dnmk
zullendrinken, die hun ingewant branden zal. On-
der d\'ongelovigen zyn lieden, die naar \'t geen luifte-
ren, datgyyeikondigt. Alszy vanu wechgegaan
zijn, vragen hun Leeraarshen, wat gy vande dag
des Oordeels gezegt hebt. God heeft het Iiart van
OTd.inige heden verhard i en fy fullen nooitiets an-
ders dan hun tochten volgen. God vermeerdert de
weldaden der gener, die zijn geboden gehoorza-
n5en , en verfterkt hen in hun voUiarding. Zulleir
d\'ongelovigen verwachten tot dat de dag des Oor-
deels hen over\\\'alt:\' De tekenen van deze dag zijn
alreê verfchenen. \'t Berou zal in deze dag onnut
aanhen wezen. Daar is geen God, als God. Ver-
zoek aan hem vcrgifFenis van uw zonde, en voorde
genen > mannen en vrouwen, diein zijn wet gelo-
ven . Hy weet het geen, dat zy by dag en nacht doen.
Indien"tHooftdeel van deplaets, daar de gerech-
tigheit gegeven word, nietgefbnden had geweeft,
en geen gewach van te ftryden had gemaakt, gy
foud geflen hebben dat de genen,die van de wet twy-
felden, u met ontroerde ogen aanzagen, uit oor-
zaak van\'devrees, diefy van \'t fterven fiebben. Leer
aan hen de gehoorzaamheit, en fpreek tot hen met
heusheit. , : Indien zy gelooften gehoorzaamt had-
den toen men hen beval te ftryden, zy fouden een
goed werk gedaan hebben. Hebt gy ongehoor-
faam gtweeftHebt gy Gods wet verlaten , om
d\'aarde te verontreinigen, enomuvan zijn barm-
hartigheit te beroven? God maakt de genen, diehy
vervloekt., doof en blint; en zy begrypen niet de
de waarheit van d\'Alkoran. Hebben zy een geflo-
te hart; Degenen, die totde boosheit weêrgekeert
zijn, na datzy de rechte weg hebben gekent, zijn
van de duivel\'bekoort, en befönderlijk toenzy tot
d\'ongelovigen zeiden dat zy hen ergens in gehoor-
famen fouden. God weet alle hün verborgenthe-
den. Wat zullen fy wordén , als d\'Engelen hen
fuilen doden ? Zy fuilen hen van achteren en Van
voren flaan, omdat fy in Gods gramfchap zijn ge-
vallen , en zijn geboden hebben veracht: hun goe-
de werken iuilenhen onnut welen. Menen fy dat
God hun boosheit nooit tentoon zal ftellen? Indien
gy wilt, ik zal haar aan u vertonen. Gy fult hen
aan hun aangezicht,aan han ftem, en aan hun fpraak
kennen. Zegtothen: God weet .il\'tgeen , datgy
doet. Hy fal u beproeven, om de gelovigen en d\'ork-
gelovigen bekent te maken. De bofèn , die \'tvolk
beletten de weg der zaligheit te volgen , en diede
Profeet tegenfpreken na dat zy kennis van Gods wet
hebbengehad, doen zijn goddelijke Majefleitgeeii
3uaataan: hun werken zijn ydel en onnut. Ogy,
ie gelooft, gehoorfaamt God , en zijn Profeet, en\'
maakt, door uw ongehoorzaamheit, uw goedé
wer-
-ocr page 407-wöken nietonnot- Hyvergeeftdebo!î£n.Biet,dii;
\'tvö& vandetvegder zait afleiden, endie in
huB boosheit fterven. Weeft nietflaaumoedig , nog
Uri: gy zuitverwinnaars zijn ; God is metu. Hyzal
a niet van vsa^eldir^ beroven, \'t Leven van deze
werïplt is een bal en bedroch. Indien gy in God ge-
looft, enzijnvreesvoorogenhebt, zozalhyuvaii
üw goede wa ken vergelden. Hy zal u geen reke-
ning van awfykdommen afëiflchen. Indienhy die
van ueifcht, \'t is om u te beletten gierig te wezen, cn
öin de woeker van de gehen,die in zijn wet gelo ven,
te verbannen, O volk, aan U is bevolen enige koften,
oHi Gods Wil te doen. De geen, die in dit voorval
gierig en vrek is, zal gietigenvrek tegen zich zelf
wezen, Godisryk, engy zijtarm. Indiengy zijn
wet veracht, zo zal hy andere lieden in uwfilaats
fchéppea, die niet zuilen doen gelijk gy.
^^, \'i Hooftdeelvan de Verovering, begapende negeé-
inmintig regels, te Medina,gtjchrtven.
Dit is \'t Hooftdeel vari de veroveringder ftat Mecha.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Wy hebben een blykelijke verwinning aan
ugegeven. God vergeeft u de zonde, die gy bedreeft.
toen gy al te vaardig, en toen gy al te traag waart
(om voor zijn wette ftrijden.; Hyzal zijn genade
over u vervullen. Hy zal u op de rechte weg gelei-
den , en u krachtiglijk befchermen. Hy heett het
hart der gelovigen van vrees verloft, om hun <reloof
te vermeerderen. Hy doet zijn believen met de
krachten der hemelen, enderaarde: hyweetallés,
en is zeer voorzichtig. Hy zal de genen, mannen en
youwen, die zijn geboden gehoorzamen, intuinen
doen wonen, daar veel Vloeden vloejen. Hy zal
hen hun zonden vei^eyenj dit isd\'opperfte zaligheit.
D\'ongelovigen, de bozen, d\'ongehoorzamen, en
d ongerechtigen, die quade gedachten van God hebi
ben, zijn vervloekt van aijn goddelijke Majefteit.
Ramp
-ocr page 408-Ramp zal hen a-kyt volgen-, en Gods gramfchap-zai
Cewiglijk over hen wezen. Hy heeftde heHche pynen
TOOfr hen befeid. God doet zijn believen met de kuag-
tfift der henaelên, en deraarde j hyb almtachtigen
wys. Wy hebben u gezonden, om getuig vande
hfflidel dergeneïvanuwlandaart te wezétr, onsheti
de vreugden vaö \'e P aradys te boodfehappen, en om
<fe helfche pyaea aan hen te verkondigen, op dat zy
ifi Göd, en in zij» Profeet zouden geloven; hetn pry-
zénéneren , en\'s uchtens en\'s avonts zijn heeriijk-
hfeitverhelFen. De gerjerl, dieu gehoorzamen, gé-
koorzameö God. Godshantis Iterke*, dandehant
der nicnfchen. De geen^ diezondigt, zondigt tegen
zijn ziel; en de geen, die \'t geen doet, \'t welk hy aan
God belooft heeft, fal een êer grote vergelding heb-
ben. De genen ondër d\'Arabiers, dieu niet wilden
volgen, zeggeö: Gy gebruikt onfè goederen, en
onfe Hghameft, om met u té gaan. Verlbek dan van
God vergiffenis voor ons: maarfy feggen\'tgeen,
datfy in\'t hart hebben, niet met de mont. Zeg tót
hen: Wie anders, als God, vermag iets voor u.\'In-
dien hy u gOet of quaatwil doen, hy is almachtig;
hy weet al\'tgeen, datgy doet. Gy geloofde dat de
Profeet, en de ware gelovigen gedoot fouden wor-
den , toen fy voor Gods wet ftreden, gy geloofde dat
zy nooit weer in hun huifèn fouden keren. Deze
waan verheugde u\'t hart: maar gy waart bedrogen,
inén,;dienietinGod,
en fijt fèlven verdelgt met de genén,\'
noch in zijn Profeteil geloofden. God heefthet hel-
fche vuur voor d\'ongelovigen bereid. Het Konink-
ryk der hemelen, en der aarde behoort hem toe.
Hy tuchtigt en ftraft de geen, die \'t hem goet dunkt;
by is góederderen en barmhartig. Als gy ten roof
zult gaan, fo fullen degenen, die ute voren niet
in den ftryt wilden volgen, feggen: Laet ons met
hen gaan; fy willen Gods woort véranderen- Zeg
tot hen: Gy \'i®^® gelegentheit ons niet volgen}
God heeft het té voren niet bevolen. Zy füllen ant-
woorden: Zek«>gy%ßydig tegen ons. In tegen-
3S4 MAHOMETS
\'deel, zybegry pen Gods wet niet , uitgezondert zeet
weinig onder Mn. Zeg tot d\'Arabiers, die u niet
wilden volgen: Gy zultgeroepen worden om tegen
rampzalige lieden te ftryden, gy zult hen beftryderij
en ly fullen echter altyt God ongehoorzaam zijn.
Indien gy gehoorzaam zijt, en voor \'t geloof ftryd,
zo fal hyumildelyk vergelden. Indien gy zijn dienft
verlaat, gelijk gy voormaals gedaan hebt, zo fal
hy u ftrengelijk ftraffen De blinden, verminkten
en zieken zijn niet verplicht ten oorlog te trekken.
Degeen, die God, en zijn Profeet gehoorzaamt,
zal eeuwiglijk in tuinen wonen, daar veel vloeden
vloejen; en de geen, die Gods geboden ongehoor.
faam is, zal van zijn ongehoorfaamheitgefti\'aft wor-
den, God fchiep behagen in\'t bediyf der geher, dié
by uonderde böom vergaderden. Hy weet hetgeen,
dat zy in \'t hart hadden; hy verzekerde hun treden,
engaf eén verwinning aan hen: hyis almachtig en
wys. God had een grote roof aan u belooft: hy heeft
hem aan u gegeven, enu van de handen des volks
verloft. Dit zal byde ware gelovigen tot eenbewys
van zyn almagtigheit dienen. Hy zal u op de rech-
te weg geleiden. Niemant andersdan gy, kofl
deze verovering doen : hy wifl: wel dat deze roof
voor geen anderen was; hyis almachtig, Indieti
de bozen tegen u ten.ftryt komen, zo zullen zy vlug-
ten, en de lug keren, en niemant vinden, die hen
befchermt. Onderhoud Gods wet tegen hen: doet
gelijk men ü vdor dezen bevolen heeft. Gods wet
lydgeen verandering. God heeftuuit hun handen
verloft, en hen uit d\'uwen, midden in Mecha,
verloft, na dat hy de zege over hen aan u gegeven
had. Hyzietal\'tgeen, dat r.y doen. Zy hebben
de.geboden v.in zijn goddelijke Majefteit veracht,
en uvoor dezen belet naar de tempel van Mecha te
^aan. Zyzijn\'tegenwoordig gevangen. Gyföud ,
iönderde byftant3erwaregelovigen,diemethenin
de ftat waren, hen niet gekent, en hen alle on-
Jer malkander vertreden , en God vertoornt heb-
ben.
hen j zonder uw fonde te kennen. God bewyft fijn
barmhartigheit aan de geen, die \'t hem goetdunkt.
Indien gy van d\'ongelovigen afgefcheiden had ge-
weeft, fo zouden wy hen ftrengelijk geïtraft hebben.
Toenfy door d\'onwetenden geholpen wierden, eri
enig voordeel kregen, bragt God zijn Profeet, eri
alle de gelovigen in een zekere plaats.-zy namenhuri
toevlucht tot het kragtig deuchtfaam woort j daar iri
fy beter deden. dan d\'ongelovigen: God weet alles.
Zeker, de droom van Gods Profeet was waaragtigs
toen hy droomde datgy fonder vrees, met eenge-
fchore hooft,en afgefchraapte baart in de tempel van
Mecha waart, Vreeft niet; Gód weet het geen, dat
gy niet weet. Hy heeftin plaats van deze droom,
een grote verwinning aan u gegeven, Hy is \'t, , die
zijn Profeet aanu gefonden heeft, omuinzijn wet.
die heilfamer dan alle d\'andere wettrn des werrelt^
is, t\'onderwijzen. \'t Is genoeg dat God een getuig is
van dat Mahomet zijn Profeet en Apoftel is. \'t Is ge-
noeg dat de ware gelovigen, die met hem zijn, ge-
tuigenis daar af geven. God vermeerdert zijn barm-
hartigheit tot d\'oBgelovigen, dié ^ich bekeren. Gy
zult hen God zien aanbidden, fich voor zij n godde-
lyke Majefteit verootmoedigen. eti zijn genade ver-
foeken. Gyzult hen aan hun ^laatkennen; zy fui-
len de,tekenen van hun yver ophun aangefigt verto.
hen. In \'toUde Teftament, en in \'t Euangelium is
dus gefchreven: Zy zijn gelijk een plant, die zijn
bladen voortbrengt, allengs vaftigheitkiygt, endik
word : hykrygt daarna kragtop zijn wortel, en
word een grote boom, én zijn hout dient om tegen
d\'ongelovigen t\'oorlogen. God heeft zijn barmhar-
tigheit, en een feer grote vergelding aan d\'ongelo.^
vigen belooft, die fich bekeren, in zijn wet geloven
en goede werken doen.
\'tHeeff.
-ocr page 411-g \'tHooftdeel der Heiningen, begrijpende achtttn
^ \' regels, teMedimgefchreven.
Ekteri noemt dit het Hooftdeel der Muren.
1 N de naam van de goedertiere en barmhartige
* God. O gy, die gelooft, ftelt niet het geen, datgy
doet, boven t geen, dat van God en zijn Profeet ge-
daan word, en vreefl God, hy verftaat al \'t geen.dat
gy zegt, en ziet al \'t geen, dat gy doet. O ^, die ge-
looft, als gy tot de Profeetfpreekt, fo fpreektniet lui-
der dan hy: roept niet gelijk gy doet, als gy onder
malkander fpreekt; anderfins lult gy uw goede wer-
kenydel en onnut maken, en fulks niet weten. God
heeft de deugtder gener beproeft, die zachtehjk m
de tegenwoordigheit van de Profeet fpreken: hyfal
hen hun zonden vergeven, en een feer grote vergel-
ding aan hen geven. De genen,die u achter de heinin-
gen roepen, weten niet wat fy doen: indien fy ge-
wacht hadden(otdatgy by hen gekomen waart, fy
fouden zeer wel gedaan hebben. God is goederneren
en barmhartig. O gy, die gelooft, indien enig onge-
lovige tot u wil preken, zo onderfcheid de waarheit
van\'de leugen: indien gy d\'onwetenden gelooft, zo
fultgy berou daaraf hebben. Weet dat Gods Apoftel
onder u is. Gyfult Godvergrammen , zo gym veel
dinaendenongelovigengehoorzaamt. Godwildat
gy zijn wet omMft; fy faluw harten verblyden, en u
een affchrik van d\'ongehoorlaamheit en boosheit
doen hebben: de genen, die een affchrik daar afheb-
ben , zijn door zijn befondere genade vaft in hun ge-
loof jhy kent hen, eniszeerwijs. Indien twee vol-
ken, of twee Lantfchappen der gener,die in God ge-
loven, tegen malkander ftryden, zo maakt vrede
tuflchen hen. Indien d\'een d\'ander verongelijkt. zo
flryd tegen degeen, die ongerechtig is, totdat hy
\'tgeen\'twelk God beveeh, voldaan heeft. Indien
hy dat voldoet, zo vereenigt hen te famen in billyk-
heit. Weeft rechrvaaxdig; God berai»t ^^ genen,die
goed recht aan zijavolkbewyzen. AHe.de genen,dia
in zijn wet geloven, zijn broeders. Maakt vrede tuf.
fchen uw broeders, en vreeft God j hy zal barmhar-
tigheit aan u bewijfen- O gy, die gelooft , fpot niet
met uw naaften 5 hy (al miflchien eens beter wezén,
dangy. O vrouwen, fpot niet met d\'anderen; zy
zullen miflchien eens beter wezen dangy. Spreekt
geen lafteringen, en geeft aan uw naaften geèn
naam, die hem mishaagt; noemt hem by zijnnaam:
anderlins zult gy God ongehoorzaam wezerj. De
genen, die zich niet bekereuj hebben groot ongelyk.
O gy, die in God gelooft, wacht u van quade gedag-
ten , want zy zijn dikwyls in \'t getal dèr zonden.
Doetuwnaafte geen ongelijk aan, en zegt niets tot
malkander, dat u mishagen kan. Zou wel iemant
onder u hét vleefch van zijn dode broeder willen e-
ten\' Gyzoud\'er een affchrik van hebben. Vreeft dan
God: hy is goedertieren en barmhartig tot de genen,
die zijn vrees voor ogen hebben. O volk,wy hebben
u mannelijk en vrouwelijk gefchapen. Wy hebben
volken en geflagten uit uw geflagt doen voortko-
men; gy kent malkander. Maar uw grootfte eer is
God te vrezen ; hy kent u , en Weetalle uwgéhéime-
niflèn. Enigen onder d\'Arabiers hebben gezegt, Wy
geloven. Zegtothen; Spreekt niet, wy geloven,
maar zegt, Wy zijn gehoorzaam ; anderlms zal\'c
geloof niet in uw harten inkomèn. Indien gy God,
en zijn Profeet gehoorfaamt, zo zult gy van uw goe -
de werken vergolden worden. God is barmhartig en
goedertieren aan de genen, die zijn geboden gehoor»
zamen. De genen . dje van God bemintzijn \' gelo-
ven in zij n eenheit,. en in zijn profeet. Zy twijffelèfl
niet van zijn wet, en befteden hun lighamen.eiigoe-
deren tot de befchermingvan\'t geloof. Zegtcjt hen.\'
Kent gyniet dat uw wet vair Godvoortkoomt?..ïiy
w eet ai\'tgeeti, dat in de hemelen ».enop d\'aarde iS}
hy weef alles. Zy geloyeti datzy ugeneucht aandoen
met zich Zelven te bergen., Zeg tot hen: Gelooft niet
dat gy my geneugt aandoet: in tegendeel, \'tis God ,
Bb X dis
3.88 MAHOMETS
die u genade doet van u op de weg der zaligheit te
geleiden i gy moet het dus geloven. God weet al\'t
geen, dat in de hemelen, en op d\'aarde is, en ziet
al\'tgeen, datgy doet.
\'t Hoofdeel van de gevonnisde z,aak , begrijpende
vijfenveertig regels , te Mecha gefchreven.
49, Mahomet heeft dit Hooftdeel naai de letter i^tf/van \'tAra-
bifeh a b c genoemt, dic in deze plaats kfta el emer bete-
kent j dat is de gevonnisde zaak : bezie Gelaldyn, en
dcBedaoi. Zy hebben dit het Hooftdeel van\'t Vonnis,
oivan de gevonnisde zaak genoemt. Veel Mahometa-
nen zeggen ook dat A<t/eenberg is, dic deze gehele wer-
relt omvangt, endatMahometby deze berg zweert.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Ik zweer by d\'Alkoran, dielofwaerdig is,
dat de ftedelingen van Mecha zich verwonderen van
dat een man van hunlandaart de helfche pynen a.in
hen leert, Zy zeggen dathy vreemde dingen fpreekt,
Hoe! zeggen zy ; zullen wy fterven } zullen wy
aarde worden, en weêr in de werrelt keren ? Ziet daar
een vreemde weérkeering, Wy weten zekerlijk wat
d\'aardemethendoenzal. Wy hebben een boek,
daar in alles gefchreven ftaat. Zy ftryden tegen de
bekende waarheit jCn zyn in groote verwarring,Zien
zy de hemel niet boven hen, en dat wy hen gebout,
en verjiert hebben ? en hoe hy geen gebrek heeft ? Wy
hebben d\'aarde uitgeftrekt, de bergen verheven, en
alderhande vruchten, tot bewys van onze almach-
tigheit, doen voortkomen. Wy hebben de gezegen-
de regen van den hemel gezonden, tuinen daar af
doenfpruiten, zaat, dat den majer aangenaam is,
doen voortkomen, en palmbomen, d\'een hooger,
dan d\'ander, doen opwaffen, om onze fchepfelen
te verrijken 5 wy hebben daar door\'t leven aan de
dode, droge en dorre aarde gegeven; dus zullen de
doden ook «it hua grayen te yoorfchijn komen.
\'t Volk
-ocr page 414-\'t Volk van Nohs tijt, delgenen, diebyPuywoon-
den. Temon, en Farao, de medeburgers van ! ,oth,
degenen, diein\'tbofchwoonden\\en de Heden van
de Koning Teba laebben voorraaalS onze l\'rofeten Tdaii
veiioghent, en dé ftraf, denonge!(!(vigeabelooft, ew
gevoelt. Hebben wy moeite gehad onj de menfchen ning-van
voor d\'eerite maal te fcheppen ? Zy isyn echter in J--\'\'»«»\'
twijffel of zy weé\'r verrijzen zullen. Wj hebben
zonder moeite de menfchen gefchapen: wy weten
de bewegingen vanzyn ziel, end ringen detir tot in
zyn hart, gelijk het bloetin d\'aderen van zijn lig-
haam O menfch , gedenk aan de dag, inde
welk gy uw goede en quade Engel te rechte en ter
flinke hant by u zult zien. Zy hebben al \'t geen, dat
gy gedaan hebt, aangemerkt , en .opgéfchreven.
Vertoon de doot voor uw ogen: hy is onfchu welijk.
Denk aan d\'Engel, die inde dag van de verrijzenis
de trompet zal fteken. De bozen zullen in deze dag
\'tgeen zien, dat men aan hen belooft heeft 5 en alle
menfchen zullen voor God komen, om geoordeelt
te worden. Hun Engelen,die op hen zien, zullen hen
geleiden, en getuigen van hun bedrijf wezen. Men \'
jzal tot d\'ongelovigen zeggen: Ziet hier de dag.op de
welk gy niet hebt willen denken; wy hebben u nu d \'o -
gen geopent. Gy zultdeze dag harder dan yzerzien.
Hun aïgeien, die .toezicht over hen hebben, zullen
tothenzeggen: Ziet hier al \'tgeen, dat gy gedaan
hebt, voor uw ogen. Werptdezehardnekkigeon-
gelovige in de hel, die hun naafte belet hebben wel
te doen, die t\'onrecht van Gods wet twijffèlden, en
zeiden dat\'er een ander God met God was; werpt
hen in de zwaarfte pijnen. De duivel zal dan zeggen:
Heer, ik heb hen niet verleid; zy zyn zeiven lifge-
dwaalt. God zal zeggen Twiftreedent niet voor
my: \'tgeen, \'twelk men voormaals aan u beloofï
heeft, is zeker; myii woort lijd geen verandering,:
Ik zal niemant ongelijk aandoen. God zal in de dag
des Oordeels vragen of de hel vol is : Zy zal ant-
woorden : zyn\'er meer ï Het Paradys 15 voor de
Bb 3 yxo-
!9o MAHOMETS
vrómen bereid, die Gods vrees voor ogen hebben;
het is aan de genen belooft die zig bekeren^die de ge-
boden van zijn goddelijke Majelteit gehooraamen,
en in hun gehoorfaamheit volharden- Men fal tot
heji zeggen: Treed fonder enige qualen in \'t Paradys.-
Ziet hierd\'eeuwige dag Gy fiiltal \'t geen hebben,dat
gy begeert, en noch meer. Hoe veel ryke en mag-
tige Iteden hebben wy in de voorgaaiide eeuwen
verdelgt > Hun inwoonders zochten in hun lant ver-
trt\'kplaatfen, en kondende ftraffing van hunmisdsl-
xJen niet ontgaan. Dit moet tot een voorbeelt aan de
genen dienen, die\'t begiypen, die\'t horen 5 endie
\'t gezien hebben. Zeker, wy hebben zonder moeite
in zes dagen de hemel en d\'aarde , enal \'tgeen , dat
tulTchen beide is, gefchapen. Volhard, weeft niet
ongeduldig over de woorden dei- ongelovigen. Ver-
heft de heerlijkheit vanuw Keer, eerde zon onder-
gaat, encerzyopryft. Bid u\'w Heer in\'t begin van
de nagt, \'t Lelie van alle zal d\'aanbidding wezen.
Luifter als d\'Engel utothet algemeen Oordeel zal
roepen. In deze dag fal alle de werelt de trompet ho-
ren: \'tvolk fafuitdegraven komen; en daarde zal
fich voor d\'ogen der menfchen openen. Ikgeefde
doot en \'tleven. /i 11e de werelt zal voor my vergade-
ren,. om geoordeelt te worden. Deze vergadering is
my licht te doen. Ik weet wat de bozen feggen. Gy
fult hen mijn wetniet doorgeweJt doen omhelfen.
Leer haar aan de genen, diede pynen vrezen, de
welken voor d\'ongelovigen bereid zijn.
\'t Beoftded derverßrooide Vingen ,èegr!jpende
zeßig tegels, te Mechitgefcl- reve».
Gelaldyn en Falkredyn iiQemen dit het Hooftdeel
der dingen, dieverftrojen.
IN de naam van dc goedertiere en barmhartige
God. Jk zweer by de winden die \'t ftof verftrojen,
by de wolken, met regen beladen, by \'t fchip, dat
o|) \'t water zeilt, enby de genen;.die de goederen der
aarde
5?.
aarde delen, dat het geen ,\'t welk men aan ubelooft
heeft leer waarachtig, en dat de dag des Oordeelson.
feilbaaris. Ikfweerbydehemel, enbyzijnftarren»
dat gy ineen zeer grote doling zijt. God dryf t de leu-
genaars van hem. I^yvervloekt de genen , die lafte-
ren , en de genen, die niet in de verryfenis geloven.
Zy vragen wanneer de dag des Oordeels we{èn zal.
Zy füllen in defe dag in\'t helfche vuur geftraft. wor-
den. Men fal tot hen zeggen: Smaaktde pynen ,die
gy met ongedultgeeifcht hebt Degenen, dieGods
vrees voor ogen gehad hebben, zullen in tuinen we-
zen , die met fpringbronnen verjiert zijn: zy fullen
de geneuchten genieten, die God voor hen bereid
heeft, om datzy vroom zijn. Zyftapen des nachts
feer weinig, verzoeken van de dageraad af vergiffe-
nis van God, en geven aalmoeflen aan d \'arme bede-
laars , enaande fchamelén. God doet op aarde, en
in u zeiven tekenen van zijn almachtigheit verfchy-
nen. Aanmerktgy niet dat het geen, \'t welk men
aan ubelooft heeft, in de hemel gefchreven flaat?-
GodisHeer des hemels en der aarde; hyisde waar.;
heit zelve. Zultgy\'t niet belyden ? Hebben d\'En-
gelen Abrahams boeken aan 11 gebracht? Toen zv
in zijn huis traden, groetten zy hem, en hy hen oolc.
Hy gaf aan de zijnen een teken van datzy een gemeft
gebrade kalf tot hem zouden btengen, \'t welk hy
hen voorzette. Hy zeide tot hen: Waarom eet gy nietï
enhy was in zijn ziel van hun koomft bevreeft. Zy
zeiden tot hem: Vrees niet; wy zijn Gods boden. Zy
boodfchapten hem dathy een zoon zou hebben, die
een grootman zou wezeii. Zijn vrou, luide roepen-
de , en haar aangezichtflaandc, naderde ,en zeide:
Een oude onvruchtbare vrou baart geen kint. Zy
zeiden. de faakfal gebeuren gelijk wy gefegt hebben.
Üw Heer beveelt het geen. dat hy wil, cn weet alles.
Abraham zeide tot hen: O Gods boden, wat is uw
voorneemen ? Zy antwoordden: Wy zijn van Gods
wegen gezonden, om de fteden, van bofe menfchen
bewoont, te verdelgen, en om op hen vurige fteneft
Bb 4 1$
392- MAHÖMETS
te werpen, op de welken de namen der gener, die zy
treffen zullen , gefchreven fuilen wefen. Wy fnUen
alle de vromen , dic onder hen zijn, daar uit doen
vertrekken, fo wy niet meer dan een huisgezin, dat
vroom is, daar in vinden. Wy zullen daar aan de na-
komelingen een voorbeelt voor de genen laten, die
vrees van de helfche pynen\' hebben Moifes is een be-
wys van onfe almachngheit. Wy hebben hem, met
klare en verftanelijke redenen , aan Farao gefonden.
Hy heeftmijn geboden veracht, en gezegt dat M oifes
een tovenaar, en een befète menfch was. M aar wy
overvielen hem, en deden de fijnen, tot zijn grote on-
geneugt, in de zee verdrenken. Aad iseen voorbeelt
Van onfè almagtigheit. Wy fonden tegen defe bofen
een geweldige wint, die hen verdelgde. Temod .met
de zynen, is een voorbeelt van onfe almagtigheit, Zy
verhovaardigden zich , en verhieven (ïg tegen de ge-
boden van hun Heer, toen men tot hen zeide dat de
ftraffing der bofen tot aan een ander tyt üitgeftelt
was. Maar de donder overviel hen : fy fagen hem ,
maar waren niet magtig om ftaan te blyven, en wier-
den van befcherming berooft, \'t Volk van Noahs tyt
is een voorbeelt van onfè magt : Wy hebben \'t ver-
delgt , om dat het boos was. "Wy hebben met macht
enkragtdehemelgebout: ik ben de geen, diekragt
en vermogen geeft. Wy hebben d\'aarde uitgeftrekt,
cn\'t mannelyk en vrouwelyk van alle d ingen gefcha-
pen -; gy fult\'er miflchien op denken. Zeg tot hen :
Bekeert u tot God; ik ben van zynent wegen gezon-
den , om de helfche pvnen aan u te verkondigen. Ge-
looft niet dat God een ander God neffens hem heeft.
De bofen hebben voormaals gezegt dat de Profeten
en Apoftelen,die hy gezonden heeft,tovenaars en be-
zetenen waren Hebben zy aan hun nakomelingen
bevolen desgelijks te doen? Zeker, zy zijn in een gro-
te doling Wyk uit hun gefelfchap, en bedroef uniet
om \'t geen,datfyfeggen. Verkondigd\'Alkoran;hy
is den vromen nut. Ik heb de geeften, en de men-
fchen niet gefchapen , dan om my t\'aanbidden. Zeg
tot hen: Ik verfoek niets aan d\'ongelovigen, om hen
\' tot
t\'onderwyzenjik verfoek niet dat (y my voeden.God
verrykt de geen,die\'t hem goetdunkt;hy is almagtig.
De bofen füllen gefiraft worden. gelijk de genen ge-
ftraft wierden, diein hun boosheit hen voorgegaan
zijn. Hun tyt fal komen ; en ramp zalhen in de dag
des Oordeels overvallen.
\'tHoaUdetl vande Berg, begrijpende nsgenen-
dartigregtls te \'Mechitgefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartigeGod.
■■ Ik fweer by de berg. ( op dewelk God tot Moifes
heeit gcfproken , by \'t geen, \'twelk in\'tboek begre-
pen i«, d.nt in.parkement gefchreven is. byd\'eerße
Tempel van Mecha j by de geweiffeien der heinelen,
en by de.zee vol water dat üod een enig God, en dat
de^flraf , den bofèn belooft, onfailbaar is. Zy fullen
haar niet in die dag konnen ontgaan, inde welkde
hemel fa! beven, ende bergengaan. Defè dagzal
rampzalig voor d\'ongelovigen wefèn, Zyfiillenin\'t
helfche vuur geftort worden; Men fal tot hen feggen:
Ziet daar de gloet, die gy veracht hebt; is dit tovery ?
Zietgy \'t niet ? Treed daar in. Hebt gedult, ofgy fult
wanhopig wefen. Gyzult naar uw verdienlfcn ge-
ffraftworden. Degenen, die Gods vrees voor ogen
gehad hebben, fullen in geneugelijke tuinen,die God
voor hen bereid heeft, wezen, en v,in de lielfche py-
nen bevryd zijn. Men fil tot hen zeggen,Eet en drinkt
n.nar uw vernoeging , tot vergelding v-in uw goede
werken. Zy zutlen dp wel geichikte bedden tuilen;
wy zullen hen aan vrouwen huwen. die fchone ogen
hebben: fy fullen van hun gezin gevolgt, en van hun
goede werken niüdelijk vergolden worden. Yder
goed werk fal hen een trap van geluk zijn. Wy
zullen aan hen vrugten. en fpys, die zy begeren,
geven. Zy fullen malkander de fchaal toebren-
gen , om te drinken. Zy fullen niet een quaad
woort fpreken , en niet fondigen. Zy fallen ftaat-
jongens , zo fchoon als een fiioer panelen, rontoin
hen hebben, om hen te dienen, Zyfullen met mal-
kander van \'t geen kouten, dat fy te voren op d\'aarde
B b 5 de-
deden, enzeggen :Wy, en onze gezinnen warea
in de werrelt, met een zeer grote vrees voorde hel-
fche pijnen. Maar God heeftons bejonftigtj hy heeft
ons van d\'eeuwige vlammen bevrijd. Zy zullen
noch zeggen .• Wy hebbeninde werrelt niet, dan
een enig zeer rechtvaardig en barmhartig God aan-
gebeden. Vergeet niet d\'Alkoran te verkondigen :
gy zijt niet ondankbaar van Gods genaden ; gy zijt
met bezeten. Zullen zy zeggen dat gy liiets anders,
dan een dichter, en rijmer zijt, en dat men niets,
dan fabelen der verlede eeuwen , . van u te ver-
wachten heeft ? Zeg tot hen; Gy verwacht de tijt van
mijn ondergang; maarik verwacht met u de tijt vaii
d\'uwe. Gebieden hun overften hen dus te fpreken?
zullen zy hardnekkig in hun dolingen wezen ? zul-
len zy zeggen dat Mahomet (\'d\'Alkoran; verdicht
heeft; Zeker, zy zijn ongelovig. Dat zy eenige
reden bybrengen, die in lering en welfprekentheit
met dit boek gelijk is, zo\'tgeen , datzy zeggen ,
waaracht^is." Zyn zy van iets gefchapen ? hebben
zyiets gefchapen ? hebben zy zich zelven gefcha-
pen ? hebben zy de hemelen en d\'aarde gefchapen ?
Zeker, zy zijn ongelovig. Hebben zy de fchatten
van uw Heer in hun vermogen ? zij n zy reuzeti ? Heb-
ben zy een ladder, daarzy opklimmen, om\'rgep,
dat men in de hemel zegt, te horen ? Hy geeft eenige
reden v.in hun gevoelen. Gelooft gy dat God doch-
ters heeft, en datgy zonen hebt? Zultgy enig loon
vau hem eiffchen, om. zijn wet te gehoorzamen ? is
hymvfchul denaar? De bozen zyn leugenaars. We-
ten zy het aanflaande ? (chryven zy \'t ? Willen^y
gen li aanfjjannen t De bozen fpnnnen dikwijls te
zamen tegen de vromen, die niet dan een enig God
aanbidden. GelooftzyGod; hyheeftgeen medege-
noot. Indien d\'ongelovigen een fluk van de hemel
zagen vallen , zo zouden zy zeggen dat \'et een
wolk was, die van dewinden gedreven wierd. Laat
hen in hun hardnekkigheit, tol dat zv aan de dag
van hun doot gekomen zyn : in deze dag zal hun fa-
° men-
mcnfweringonnut, cn zy van befcherming berooft
wezen. Zy zullen noch voor hun doot geftraft wor-
Jen;maar \'t grootfte deel weet \'etniet. Heb gedult,
en verwacht Gods Oordeel : gyzult het haaft zien.
Ik zal u befchutteâ ; en gy zult niet van byftant be-
rooft wezen, Loof uw Heer, verhef zyn heeïlyk-
heitalsgyopftaat; Loof hem des nachts, en. eerde
liarren verdwijnen.
\' t Hooftdeel van de Star, begrijpende z,efiigregels, te \'51,
Mechftgefchreven. ^
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Ik fweerby de Star , die verdwijnt, dat
uw vrient (Mahomet^ niet doolt. Hy zegt niets
van \'t zyne ; hy zegt niets, dan \'t geen, dat hem van
d\'almachtige en zeei^milde God ingegeven is. D\'En-
gel naderdehem in de hoogfte plaatsdes hemels, op
de langte van twee bogen, en noch nader. God heelt
hem \'tgeeningegevenidathyzijndienaar ingegeven
heeft,die niets van \'tgeen , dat hem ingegeven was,
verandert heeft, Hy heef t het geen gezegt, dat hy ge- He Tur,
zien heeft,en in welke geftalte d\'Engel was. Twiftre- ke^geto-
den tiiet tegen hem van\'tgeen, dat hv gezien heeft;
Hy zag eenijts d\' Engel inde hemel by de boom, die "f\'" "P\'
aan de rechte zyde vanGods fetel ftaat.En fchoon de-
fè boom met het geen, dat hera dekt, bedekt was, zo -
is echterzyngezichtnietverblind, en hy niet .nfge- de van
weken. Zeker, hy heeft de grote wonderen van zyn Gc^^i
Heer gezien. Hebtgy op Alat, Ax en Mennt,deze drie 3a»t, e»
afgoden ,Mmerkt? Zultgy fweren dat God dochters
heeft, en datgy zonen hebt ■ Gy zult een valfche eed
doen, en in een openbare doling zyn. Dezq afgoden
hebben niet anders, dan denamen, die uw vaders?"
en gy aan hen gegeven hebt. God heeft u nietgebo- Jfff
den hen aan te bidden, Gy volgt alleenlyku tochten, t^lkt\'^
die verre van de waarheit afgeweken zyn ; God leert £ engelen,
aan u de weg der zaligheit door de mont van zyn
Profeet. Verwerft dè toenfeh van d\'afgoden\'t geen, QtUHjn,
dat
-ocr page 421-dat hy van hen begeert 5 God is God in \'t begin, cn
in \'teinde. Hoe veel engelen zijner in de hemelen,
wel kers gebeden onnut zijn, zo God hen niet beha-
gelijk vind; De genen , die niet in de dag des Oor-
deels geloven, zeggen dat d\'engelen docliters zijn ;
maar zy weten niet wat zy zeggen. Zy fpreken daar
af door waan , en defe waan is niet eenifeinmig met
de waarheit. Wijk van de genen, die ons geloof ver-
werpen , die niet, dan de goederen van d\'aarde , be-
geren , en van d\'andere dingen geen kennis hebben.
Uw Heer kent de genen , die v.nn de rechte weg af-
dwalen, endegenen, die de weg der zaligheit vol-
gen. Al\'tgeen, twe!kindeheineIen,enopd\'aar,
de is, behoord God toe. Hy zal de bozen ftraffen,
Groteer en de goeden vergelden : PIyvergee,ft de vergeefFe-
kifine lijke zonden den genen , die de doodelyke
Sonde», zonden fchuwen ; hy is ten hoogft^n barmhar-
. tig. Hy weetdathy u vanaardegefchapen , en inde
Ceutdyn, {jujk uwer moeders gevormt heeft. Prijftuzelven
niet. Hy kent de genen, die zijn vrees voor ogen
hebben. Hebtgyde geen gezien, die\'t geloof ver-
laten heeft? Men heeft een weinig goets en niets meer
aan hem gegeven, Weethy \'t geen , dat hem over-
komen zal ? heeft hy kennis van \'t aanftaande ? zal
hy niet het geen leren, \'t welk in de boeken van Moi-
fes en Abraham gefchre\\\'en ftaat, te weten dat nie -
mant eens anders laft dragen zal ? De menfch zal
nietshebben, dan\'tgeen, dathygevvonnenheeft.
Hyzaleindelykzijnarbeit zien , en naar zijn wer-
ken vergolden worden, h lies zal in tegenwoo; dig-
heit van uw Heer gezien wezen. Hy doet lachen en
wenen,leven en fterven. Hy heeft het mannelijk en \'t
vrouwelijk van alie ding gefchapen, Hy geeft en be-
reemt den menfch de ziel, als \'t hem goetdunkt. Hy
is zeer rijk , en behoeft niemant. Hy is de Heer
van de dwaalftar, die van de menfchen aangebeden
is. Hy heeft Aad en Temod verdelgt , en Noahs
volk,\'t welk meett afgedwaalt, en onrechtvaardigft,
, was,verdronken. Hy heeft Loths ftat omgeworpen,
en
-ocr page 422-en met gloejende ßenen bedekt. In wie zullen zy ge-
loven, zo zy niet in uw Heer geloven ? Deze Profeet
is gezonden, om de helfche pijnen aan u te verkondi-
gen .gelijk d\'andere Profeten,die voor ugeweefi zyn,
gedaan hebben. De dag des Oordeels nadert, en nie-
mant , dan God, weet wanneet hy komen zal, Ver-
wondertgyuvandeze iedenen?Gyfpot\'ermeé , en
weent niet, als men tot ju fpreekt: maar gy zult in uw
zonden overvallen worden, zo gyu niet voor God
verootmoedigt ,en hem aanbid.
VHooftdeel vande Maan , begrijpende vjfenvyfttg^,^
regels, teMechagefchreven.
jNdenaarn v:mde goedertiere en barmhartige
_LGod. De dagdes Oordeels nadert; de maan heeft
zich in twee gedeeh : d\'ongelovigen geloven echter
metde wonderdaden alszy hen zien, maar zegden
dat\'ettovery IS, Zy liegen, en volgen niets, dan hun
dritt; maar alles ftaat gefchreven. Men heeft aan hen
de gefchiedenis der voorgaande eeuwen, vol van
zeer heilfame raden .Verkondigt: hun verkondigers
zijn echter onnut aanhengeweeft. Wijkvanhen,
alszy tot het algemeen Oordeel , in\'twelk zy niet
willen aeloven, geroepen zullen worden. In deze
dag zullen hunn oge van vrees verbyftert wezen.Zy.
geli|k verfchrikte fprinkhanen verfpreid, zullen uit
d aarde te voorfchijn komen. Zy zullen naar de
geen lopen , die hen ten Oordeel zal roepen . en
zeggen -. Ziet hier een ramgzalige dng voor de bo-
zen. \'t Volk heeft voormaals Noah geloghent.-
en gezegt dat hy bezeten wns, Noah vermaande
hen, en nep zijn Heer aan, en zeide eindelyfcdat
hygeen meer krachten had, en dathy door de boos.
k^rh?\' rf"^\'u\'\'^ verwonnen was. Hy wierd toen
Wyopendendedeuren des
nemels, en deden een bovengewone regen vallen, en
fpringbronnen van onder d\'aarde k vaorfchva
kometi. De wateren des hemels, en der aarde ver-
gaderden te zamen, en verdronken d\'ongeloYi<^en
uit oorzaak van hun zonden ■ Wy bergden Noah in
d\'Ark,die wel genagelt en gedreven was. Zy dreef op
^t water door onfe toelating, om tot bewijs van onfe
almachtigheit te dienen. Is \'er iemant onder d\'onge-
lovigen van defe tiitjdie \'erop dènktP Zullen zy op de
ftrat van hun misdaden, en op de helfche pijnen den-
ken? Wy hebben gemaakt dat d\'Alkoran licht te ver-
ftaan is. Is \'er iemant, die zich daar in oefFent? De bo-
fen , die Aad verloghenden , wierden geftraft; maar
met wat ftraffing! Wyfondenineénuag, dieonge-
lukkig voor hen was, een geweldige wint tegen hen,
die de menfchen gelijk ontwortelde palmbomen
neêr deê vallen. Aanmerk hoedanig hun ftraf heef t
geweeft. Wy hebben d\'Alkoran verftanelijk ge-
maakt. Is \'eriemant,die zich daar inoeffent? Temod
en de zynén verloghenden de Profeten, en verach-
ten hun vermaningen, en zeiden;: Is\'er iemant on-
der ons , die u van de rechte weg afleiden zal ? Zo
gy hem volgt, hy zal u in de hel geleiden. Is hy onder
ons verkofen, om alleen Gods ingeeviri gen t\'ontfan-
fen i In tegendeel,: hy is een bedrieger. Maar zy heb-
en eindelijk de genen gekent , die boos, enleuge-
haars fijn geweeft. Wy fonden de kameel, om d\'on -
gelovigen te beproeven ; hun Profeet merkte op \'t
geen, dat zy deden, en was geduldig, \'t Water wierd
voor hen, en voor de kameel gedeelt, en yder yond
op fijn dag te drinken.Zy riepen echter hun makkers,
en doodden de kameel van Salhé. -Waarop wat wijfe
fijn zy geftraft: Ik zond de donder tegen hen, die hen
droog als ftro m aakte. Wy hebben gemaakt dat d\' A1 -
koran licht te begrijpen is. Is \'er iemant,die zich daar
in oefFent ? Loth wierd van zyn medeburgers verlog-
hent,en zijn onderwijzingen wierden veracht. Wy
fonden tegen hen een hete wint, met brandende fte -
nen, die heh verdelgden. Wybergden des uchtens
, Loth, met zyn gezin, door onfe befondei-e jonil: dus
vergeld ikde genen,die dankbaar van myn weldaden
2yii. Loth verkondigde hen de helfche pijnen. Wy
overvielen hen toen zy tegen zy ft vermaningen twift-
-ocr page 424-ALKORAN.
reedenden. Zy zagen zyn gaften, in gedaante van
menfchen.in de ftat komen, Wy verblindden hun
gezicht, en zeiden : Smaakt , ö bozen , (deftraf-
ftng uwer zonden. Zy wierden \'s uchtensmet een
eeuwige ftraf geftraft , om dat zy Loths woorden
hadden veracht. Wy hebben d\' Alkoran verftane-
lyk gemaakt. , Is \'er iemant, die zich daar in oef-
fent i Zeker, men preekte voor Faraos lieden; maat
zy wildenwfinmet niet gehoorzamen; en zy heb-
ben mijn wonderdaden veracht. Doch wy hebben
hen in hun zonden overvallen. Zijn d\'ongelovi-
gen , die onder u gevonden worden, beter dan de ge-
nen, die voor hen geweeft hebben; Zult gy Voor
hen enig heil in de Schrift vinden ? zullen zy zeggen
dat zy verwinning op de gelovigen zullen verkrijgen?
In tegendeel, zy zijn verwonnen, en keren de rug.
Zeker, d\'uur van hun ftraffing zal haaft komen :
hun tijt nadert; en hun pijn in de hel zal groter, d.in
die van d\'aarde, wezen: Zy zyn geheel van de weg
der zaligheit afgedwaalt; en zy zullen , met het
hooft vooruit], in d\'eeuwige vlammen gefleept en
gefloten worden. Wyhebben, door onze macht
alleen , alles gefchapen , en niet, dan een woort
gefproken; en in een ogenblik was het ding. Wy
hebben voormaals een groot getal van ongelovigen,
hen gelijk, verdelgt. Zal \'er iemant wezen, die daar
op denkt.\' Al\'tgoeten quaat, dat zy gedaan heb-
ben, ftaat bredch\'jkopgefchreven. De vromen zul-
len in geneughelijke tuinen wonen, en uit eeuwige
vloeden drinken. Zy zullen geen leugenen in hun
vergaderingen fpreken , en eeuwiglijk by de Groot-
achtbaarfte cn almachtige wonen.
\'/ Hooftdeelvan de Barmhartige, begrypende achtten 54«
regels, teMedimge/chreven,
T N de naam Van de goedertiere en barmhartige
God. De Barmhartige heeft d\'Alkoran geleert,de
menfch gefchapen, en \'t gebruik van reden aan hera
gegeven. Hy heeft dezon en maan gefchapen , om
de tyden des jaars te rekenen. De Harren en bomen
aanbidden hem. Hy heeftde hemelen verheven, de
gerechugheit opgerecht, en geboden met goed ge-
wlchtte wegen, Hy heeft d\'aarde tot de woning der
menfchen, en alderhandevrugten, zaden en bla-
den , en daar by de winden en dwarrelbuj\'en ge-
fchapen. O (menfchen en duivels) wat Heer an-
ders, als d\'uwe, verloghent gy ? Hy heeft de
menfch, gelijk een pot, van aarde gemaakt , en
de duivels van de vlam des vuurs: Wat Heer ver-
loghent gy anders, als uw Heer? Hy is de Heer der
beide ondergangen en der beide opgangen : Wat
Heer verloghent gy anders, als uw Heer ? Hy mengt
het zoet met\'et zout water; en zy beide mengen
zich hchtelyk te zamen. Wat Heer verloghent gy
anders, als uw Heer? Hydoet de parrelen en\'t ko-
raal uit de zee voortkomen AJ\'atHeer verloghent
gy anders, als uw Heer ? Alle dingen zullen eindi-
gen , maar \'t aangezicht van uw achtbare en heer-
iikeHeerzal gedurig wefen; watHeer verloghent
•y anders, als uw Heer ? Al \'t geen, dat in de
lemel, en op d\'aarde is, eifcht zijn genade j hyis
altythemzelf: WatHeer verloghentgyanders, als
uw Heer ! O menfchen en duivelen, ik zal u re-
kening van uw werken afeiflchen : wat Heer ver-
logent gy andei-s, als uw Heer ? O menfchen en
duivelen, treed buiten d\'uitterfle palen des hemels ,
en der aarde, flapt daar buiten, zo gykont; gy
zult er geen magt toe hebben : Wat Heer verloghent
gy anders, als tiw Heer? Alshyvlam fonderrook,
en rook fonder vuur tegen u fènd, fo fult gy niet
konnen befchutten; wSt Heer verlogent gy anders ,
als uw Heer ? Als de hemel zich opent, fchynt hy een
roos, of een karmofyn rode buit: watHeer verlog-
hent gy anders, als uw Heer? De tyt fal komen, in de
welk men den menfchen en duivelen rekening van
hun fbnden afeiflchen fal :wat Heer verloghent gy an -
ders, als uw Heer? De bofèn füllen aan hun aange-
zicht
E
»Kht bekent wezen; menfalhen rekening van hun
Vaardigheit en onachtfaamheit afeilTchen wat Heet
verloghent gy anders, als uw Heer / ziet daar de hel,
oie van de bofen niet gelooft wierd. Zy zullen daar
rontom, en rontom een ziedend water kereö, van
t welkzy drinken zullen: wat Heer verloghent gy
anders, als uw Heer? De genen, die Gods vrees voor
ogen hebben gehad, zullen in tuinen ingaan, daar de
bomen met takkenen bladen bedekt zijn, metbee-
ken en fpringbronnen verkiert, en met overvloet van
alderhande vruchten verzorgt: wat Heer verloghent
gy anders, als uw Heen\' zy zullen op heerlijke bed-
den, met root karmofijngevoejert, ruften: wat Heer
verloghent gy anders, als uw Heer ? zy zullen van de
Vruchten defer tuinen naar hun believen plukken:
watHeerverloghentgy anders, als uw Heer? Daar
zullen vrouwen zijn, die d\'ogen op hen alleen ve-
tten , en die van niemant, noch van menfch, noch
Van Engel , te voren aangeraakt zullen wefen: -wat
«eer verloghent gy anders, als uw Hecri\' zyfullen
Koraal en robynfchynen : wat Heer verloahentgy
anders , als uw Heer? Weldaden worden met welda-
den vergolden: watHeerverloghentgyanders, als
üwHeer? Daar zijn noch andere tuinen, in de wel-
ken zeer groene kruiden, vloeden, dadels, granaten,
en alderhande vruchten zijn: wat Heer verloghent
gyandei-s, als uw Heer? In deze tuinen zijn vrou-
k\'kl\' en zeer witte lighamen
hebben. Zy zij nonder hutten bedekt i en niemant,
noch menfchen, noch Engelen. fullen hen voor hun
gemaal aanroeren .• wat Heer verloghent gy anders ,
als uw Heer? zy zullen op groene tapy ten, by bee-
ken, die met bloemen bezoomt zijn, ruften; wat
Heer verloghent gy anders, als uw Heer? Gelooft
zy de naam van God, uw Heer; men is eeuwislijk
eer cn roemaan hem fchuldig. •
-ocr page 427-\'tHooftdeelvmHOordeel, begrijpende negenétitne\'
gentig regels y te Medina gejchreveji\'
J N de nanm van de goedertiere ea\' barrhhartige
God. Dé dag des Oordeels fal komen: niemant
kan hem loghenen; In defe dag fullen\'veel bedroeft
en verootmoedigt, en veel verfc ven en blyde wefen.
D\'aarde fiil beven , de bergen füllen fich openen, cft
gelyk ftof,» dat vair de wmt gedreven word,- ver-
Ifr^itworden. Gyfult opdfiedei-hande wyzen by
defedagdes Oordeels wefen. Sommigen fullenin
hun rechte hant het boek hebben, daar in alle hua
werken gefchreven ftaan, d\'anderen zullen \'t in de
flinke hant hebben ; en de genen , die in weldoen
hen voorgegaan zijn. fullen de naaften aan zijn god-
delyke IVlajefteit. en meeft in\'t Paradys verheyen
weien. Van d \'eerfte eeuwen zullen\'er veel, en van
de lefte eeuwen weinig zijn. Zy fullen op bedden ru-
ften, die met gout en gefleenten ver^iertzijn, ên alle
malkandenn \'t aangezicht fien. Jonge kinderen fiil-
]en rontom hen gaan, met vaten, fchalen en bekers,
vol van een aangename draalt, die hen geen hooft-
pyn fal maken, en niet dronken doen worden. Zy
fullen alle de vruchten hebben, die fy konnen wen-
fchen , en zodanige fpys, als fy füllen begeren. Zy
fullen vrouwen metfwarte ogen, en fo wit alsfnoer-
paarlen, hebben, tot vergelding van hun goede wer-
ken. Zy fullen geenquade woorden horen fpreken,
niet fondigen, en «eets de ftern der gèner horen. dié
hen zegenen. De genen, die hun beek in de rechte
hand houden, füllen by een varfche appelboom,
fonder doornen, en by de Mufêbobm, onder een aan-
genameftliaduw, by een lopend water ftaan, met
een groote menigte van alderhande vruchten, die zy,
pp aangename bedden leggende, onbefchroorade-
lyk zullen gebruiken. Wy hebben de Paradys doch-
ters jonge meisjes, en tot hun gemaal genegen, ge-
fchapen, tot vernoeging dergener, die \'trekenboek
xmhm werkenin de reciite.liamtiouden , en va"
een
jDe z.aH
gen.
-De ver-
doemden.
Del\'re-
feten.
^ufeis
ten geme-
ine vrucht
inEgyp\'
Un,
groot fretai der genei-, die ih d\'eerfte eeuwen ge-
beert hebten, envan een getal der gener, die inde
iefte eeuwen zullen wefen. De gencil, diehunre-
kenboek in de flinke haht houden füllen van eeii
feer hete wint gepynigt worden: fy zullen ziedend ■
^aterdrinken%nineenfwei-te, hete en vuile rook
wefen; om dat fy in de wr^-relt welluftig, en m Gods
geboden t\'onderhouden lui entraagzijrtgeweett,en
in de fiiootheit van hun zonden bleven. D\'ongelovi-
gen zeggen: Hoe \' wy füllen na de doot aarde en ftof
zijn,en\'met onfe vaders eh voorfaten weêr opgewekt
borden > Zeg tot hen: Gy, uw voorfaten, en uw na-
komelingen lullen alle voor God veraderen , om
geoordedtteworden. Gyzukdan, obofebedne-
gets, van dé vrucht des booms Zakoneten, enuw dfhtlßi
buik daar meê vullen: gy fult ziedend water drinken, èoóm.
enaltyt verdorft zijn. Daar ziet gy de ftaat, inde
Welk gy iri de dag des Oordeels wefen fult. "Wyheb- ßf/-/^"»«
ben u alle gefchapen:. indien g}\'\'t niet gelooft, zo
aanmerkt de goederen, die gy bezit j hebtgy felveti
hen gefchapen; Wy hebben bevolen dat gy fterven
fult. Wy konnen, als\'t ons belieft.andere fchepfelen,
u gelijk, in uw plaats ftellen, en u in een andere ge-
ftalte, diegy niet weet,veranderen Wy deden de zieï
in uw lighaam ingaan:itidien gy \'t niet merkt,fo aan-
merkt uw lantbou. Doet gy de vruchten van d\'aarde
Voortkomen?of doe ik hén tévoorfchyri kpmenïlk fal
fal ons graan,dat .....-.....—-- - ,
tegendeel, wv füllen \'t bewaren. Aanmerkt hét wa-
ter, datgv drinkt; Hebtgy\'tvan de wölken doen af-
dalen ? of hebbeu wy \'t van daar doen afkonaen ? Iti-
dienwy willen, zo füllen wy\'t fofout maken, dat
gy\'erniet affuit konnen drinkért, alsgytiiet dank-
baar van defe weldaatzijt. Aanmerkt het vuur,\'t welk
gy ontfteekt: Hebt gy \'t hout, dat brant,^ gefchapen?
Wy hebben \'t gefchapen, om u aan \'thdfthé vuur ta
doengedenkan, entotnuttigheitvan\'tvolk. Ter-
hehdenaam vandemagtigfteGod. Ikfwecr byde
geen, die deftarren doet vallen, (dit is een grote
eed, zogy hem wel kent; dat d\'Alkoran eenprys-
waardig boek is. Men vind \'er alles in goede orde-
ning in gefchreven. Niemant zal hem handelen,
zo hy niet zuiver en rein is. Hy is van God, de
Heer des werrelts, gezonden. Indien gy \'tgeen »
dat in dit boek gefchreven is, verwerpt, zo zultgy
in \'t getal der ongelovigen wezen , en de waarheit
bekennen alsdeziel uit uw lighaam vertrekken zal-
Jk weet dat beter, dan gy maar gj- aanmerkt het niet.
Indien hy gelooft dat gynietverryzenzult, zodoet
uw ziel weêr in uw lighaam keren, als zy op uw lip-
pen zal wezen. Als een vroom man fal fterven, ial
hy ru ft, en alderhande vernoeging in de geneuchten
van\'tParadys vinden, zo hy van de genen isj die
\'f rekenboek van hun werkenin de rechte hant hou-
den; en hyfalvand\'eeuwige pynen bevryd wefen.
Indien hy in\'t getal der ongelovigen en verdoolden
is, zo zal hy in \'thelfche vuurgeftort worden. Dit
is een zeer zekere waarheit. Yerhef de naam van
uw almachtige Heer.
\'tHooftJeelvan\'tTzer , éegrijpende ntgen\'èn-
tieintig regels, te Medina gefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God, Al\'tgeen.\'twelk inde hemelen en Op d\'aar-
deis, verheit Gods heerlijkheit j hyis almachtig cn
wys. Het koninkrijk derhemelen, en deraardebe-
hoort hem toe. Hy geeft hetleven, en de doot aan de
geen, die\'them goet dunkt. Hyis fonder begin, en
fonder einde. Hy weet al \'t geen \'t welk van de men-
fchen geopenbaart en verborgen gehouden word jhy
weetalles Hy heeft de hemelen en d\'aarde in fes da-
gen gefchapen,en zitin zijn zetel. Hy weetal \'t geen,
dat in d\'aarde ingaat en dat daar uitkoomt. Hyweet
al \'tgeen, dat van de hemel afdaalt, en al \'t geen, dat
derwaarts opklimt, Hyis byu, waargyookzijt. en
aiet
-ocr page 430-ALKORAN 4oy
4iet al \'tgeen, datgy doet, \'t Koninkrijk der heme-
len, en der aarde behoort hem toe ; en alle dingen
gehoorzamen hem, Hydoet de nacht op de dag vol-
gen, en weet het geen , dat in \'t hart der menfcheii
is. Gelooft in God, en in zijn Profeet lïefteed in
goede werken een deel der goederen, die hy aanu
gegeven heeft, en by zal noch meer aan u geven.
Doet mildelyk goet aan de genen, die in zyn wet ge-
loven. Waaromz«ItgynietinGod, eninzynApo-
itel geloven, d^» de geboden van uw Heer aan u
leert 5 Gy hebt hfcm belooft zijn wett\'omhelzen, Hy
heeft zyn geboden zyn dienaar ingegeven, om u uit
de duiüerniflên te uoen vertrekken « en in \'t licht tc
geleiden; hy is goedertieren en barmhartig. Wie be-
let u enige koften tot zijn verheerli king te doen.
D erftems der hemelen, en der aarde behoort hem
toe. De genen, die voor de verovering van Mecha
enige konften tot zyn dienft gedaan hebben, zyn niet
pljjk in verdienfte xnet de genen, die geftreden heb -
ben om deze ftat te veroveren. Zy ftaan op een veel
hoger trap dan de genen, die nietgeftreden hebben,
cn zullen van zyn goddelyke Majefteit befchermt
worden, Hy belooft het Paradys aan de vromen , en
weet al\' t geen dat gy doet Wie zal enig a.ilmoes
aan hem lenen ? Hy zal zyn goedei-en vermeerderen ,
en een grote vergelding aan hem geven. Gedenk aan
de dag, in de welkgy de genen, mannen en vrou-
wen, die mijn geboden gehoorzaamt hebben, zult
zien, meteen licht, dat voor hen zal gaan. Men zal
tot hen zeggen: Heden word aan u geboodfchapt
datgy intuinen, daar in veel vloeden vloejen, en
daar in gydopperlle gelukzaiigheit zult vinden , in-
gaan , en eeuwiglj jk blijven fult. Gedenkt aan de dag,
m de welk de bozen tot de ware gelovigen fullen feg-
gen: Aanfchout ous. keert uw gezicht naar ons}
op dat wy een weinig van uw hcht fcheppen : zy
zullen tot hen zeggen: Keert weêr te rug,, om licht
t\'eifl"chen. Daar is een plaats tuffchen beide, die
«en yerborge deur heeft 5 zy is vol genade en
C c 3 ruit
ïuft voorde goeden, en buiten van-elende voorde
bofsn omringt. Zy füllen de goeden roepen ento^
ben leggen: Waren wy niet van uw godsdienft - De
goeden fullen antwoorden: Ja, maar ,gy hebt door
ongehoorfaamheit uw zielen verraden , engy hebt
van Gods wet getwyffelt üw lafteringen hebbe|ï u
totaan d\'uurvan uw doot verwaant gemaakt. I\'®
duivel heeft u opgeblazen doen worden, en u tegeß
de geboden van zijn goddelijke Majefteit doen op-
ftaan. Heden is\'er geen genade noch verloflïngvoo?
tl. \'t Helfche vuur is de woning der bozen: ö hoeda-
nig een woning ! De genen, die in God gelóven,
hebben geen verdriet van hnn hart te vernederen in
\'t gedenken van d\'Alkoran, en van de waarheit, die
daar in begrepen is. Zy zijn niet gelyk de genen, die
voormaals kenhis van de gefchreve wethebben ge-
had . Zy bleven lange tj\'t zonder Profeten, hun har-
ten verhardden^ en \'tgrootfie deel onder hen was
boos, Weet dat God het leven aen d\'aarde, na haar
doot, geeft. Wy hebben de geheimeniflen van \'t ge-
loofaan ugeleert; gyfulthen miflchien begrypen-
Godzal de weldaden , die de goeden aan hem le-
nen , vermeerderen, en een grote vergelding aan
hen geven De genen, die in God, en m zijn Pro-
feet geloven, zijn vrome lieden. De martelaars
zullen van God vergolden worden , en van licht
overdekt welen: en de bozen , die zijn geboden
ongehoorzaam zijn , fullen voor eeuwig verdoemt
worden, \'t Leven yan defe werreltis niet dan ydel-
heit, fpel, bedroch en veiwaantheit. D\'overvloet
der goederen en kinderen is gelyk de regen: de bo-
fen zijn verwondert van de planten, die zy voort-
brengt , die eindelyk veiwelken en geel worden,
en daarna geheel uitdrogen. De bofen zullen gro-
te pynen gevoelen , en de goeden Gods barm-
hartigheit genieten.\' \'t Leven van defè werrelt is
niets, dan ftofFe van hoogmoed. Verzoekt ver-
gifFenis van God. \'t Paradys, fo ruim als de he-
inel en d\'aarde, is yoor d^ genen bereid, die in
zijn goddelijke M ajefteit, en in zijn profeet geloven;
\'tis een onmetelijke genade, die hy aan degeen,
die \'t hem goetdunkt bewyft, Al \'t quaat\'t welk
gy op aarde in uw goederen, enin u ielyea lyd,
itaat in een boek gekhreven , eer\' \'t u overkomt j
dit is zeer licht voor God, op dat ^ u nietboventiia-
teninuw quellingén zoud bedroeven, noch bo-
venmaten in uw vreugden\' verheugen. God be-
mint de verwaanden niet; hy heeft niet te doen
met de gierigaarts, die degierigheit het volk aan-
pryzen, en van hun plicht afwyken. Men is lof
aan hem fcliuldig; men is in alle plaatfen lofaan
hem verplicht. Zeker , wy hebben onCc Boden,
met onze bevelen, en de gefchriften met hen ge-
fonden, en daar by de fchaalop dat het volk met
goed gewicht zou wegen. Wy hebben \'t yzer aan de,
menfchen gegeven; het verooraaakt groot quaat,
en groot goet in de werrelt. God ként degenen,
die met yver voor zijn wet, en voor zfln Profeet
ftryden, fonder hém te zien_; hy is fterk en al-
machtig. Wy hebben Noah eii Abraham gefon-
den , om \'t volk t\'ondervvyzen,. en de Schrift aan
hun geflacht geleert^ Sommi^n volgdende rechte
weg > en veel waren onfe geboden ongehoorfaam.
Wy fonden na hen onfe Profeten en Apoftelen , en
Jefus, Marias Zoon, enleerden\'t Euangelium aan
hem. Wy fieldende heijsheit, goedertierentheit,
en kuisheit in \'t hart der gener, die hem volgden.
Wy hebben hen niet geboden d\'ongehuwde ftaat
t\'onderhoudeh ; maar zy hebben haer felven be-
waart, uit oorfaak van de begeerte, die fy hadden,
om God te behagen. Zy hebben hun wet niet, ge-
lyk zy behoorden , onderhouden. Veel waven
ongehoorfaam; en wy hebben de genen onder hen,
die geloofden, vergolden. Ogy, die in Jefus ge-
looft, vreeft God , en gelooft in zijn Profeetgy
fult dubbelde vergelding van Gods barmhartigheit
hebben. Hy zal u uwe fonden vergeven 5 hy is goe-
dertieren en barmhartig\' Ik leer deze d ingen aan u,
C c op
op dat de genen die voormaals de géfchrevewet ont-
fangen h^ben, bekennen dat fy op Gods genade
niet vermogen, Hy geeft haar aan de geen,die \'t hem
goetdunkt; zeker ^ zy is onmetelyk.
ff. *t Hooftdeel van^i Gefchit, begrypende tmt\'éH\'
trointig regels, tt Medimgefchreven,
IN de naam van de goedernere en barmhartige
Qod. God heeft de reden van haar gehoort, die
niet u twiftreedent over de daat van haar gemaal: fy
heeft haar klachte aan hem gedaan. Hy verftaat alle
Uw redenen; hy verftaat en ziet alles. Niemant on-
der u zal ooit fweren dat hy zijn gemalin zo weinig,
als zijn moeder, aanraken fal. üw vrouwen zijn
niet uw moeders; ua moeders zijn de genen, die a
ontfangen en gebaart hebben. De genen , die dus
fpreken, betonen zichonheufch; maarGodisgoe-
derrierenen barmhartig, De geen , die gezworen
heeft, zijn gemalin niet aan té roeren, cn haar be-
kennen wil, zal, tot voldoening van zijn eed, vry-
heit aan een ftaafgeven, eer hy haaraani-aakt, zulks
is aan u bevolen: God weet al \'tgeen, dat gydoet.
Indien hy geen vermogen beeft om een ftaat te ver-
loflen , zo zal hy twee achtereenvolgende maan-
den vaften. eer hy haar aanraekt. Maar indien hy
nietkan vaften» zo zal hyaalmoefïen aan vyf tig ar-
men geven, Gy moet dus doen, indien gy in
God, en in zijn Profeet gelooft:: God heeft het
dus bevolen , en grote pynen voor de genen be-
reid, die tegen zijn geboden doen. Degenen, die
hem, en dén Profeet ongehoorzaam zijn, zullen
met fèhaamte en fchande overtrokken wórden, ge-
lyk de genen zijn geweeft , die in boosheit hen
voórgegaan hebben. God heeft zijn geboden op.
aarde gezonden; de genen , die hen verwerpen ,
zullen inde dag, in de welk hy hen zal doen verry-
xen, ruwelijk gepynigt worden: hyzal al \'t geen,
jat zy gedaan hebben, tot hen zeggen: hyheeft\'er
naau-
-ocr page 434-«aauwc rekening af gehouden, maar zy hebben \'t
vergeten : hy ziet alles. Ziet gy niet dat al \'t geen,
\'t welk in de hemelen, en op d\'aarde is, hem toebe-
hoort > Indien gy in \'t heimelyk met uw drie verga-
dert zy t, hy is de vierde .zog)\' vyf zyt, hy is de zeSe,.
zo gy meer of min zyt, hy is altyt met u, waargy
ook zijt.Hy zal in de dag des Oordeels den menfchen
al\'t geen zeggen, datzy gedaan hebben : hyweet
alles. Ziet gyniet het bedryf der gener, aandewel-
ken men de geheime vergaderingen verboden heeft J
Zy keren weer tot hun zonde,en doen t geen,\'t welk
aan hen verboden was. Zy vergaderen heimelyk met
boosheit, omtegenuaanteQ)annen, en om u on-
gehoorzaam te wezen:en als zy tot u komen,zo zeg-
gen zy dat gy dingen fpreekt, die God u niet ingege-
ven heef te zeggen. Zy weten in hun zielen dat God
hen van htm reden zal ftraffen , en dat zy alle naar
de hel, daar zy befcheiden zyn, zullen gaan, O
gy, die gelooft, maakt geen heimelyke vergadering,
om God te veigrammen, om tegen zyn Profeet aan
telpannen, en om hem ongehoorzaam te wezen.
Vergadert te zamen , om deuchdelyke werken te
doen , en om God te dienen. Heb zyn vrees
voor ogen, Gy zult eens voor zijn goddelyke Ma-
Jefleitvergaderen, om geoordeelt te worden. De
heimelyke vergaderingen komefi van de duivel
voort, om de vromen te bedroeven ; hy doet hen
geen quaat, dan door Gods toelating. Alle de ge-
lovigen moeten zjch aan zyn goddelyke wit overge-
ven. Ogy, diegelooft, als gy met de Profeet ver-
gadert, en als men tot u zegt dat gy mildelyk zult
geven , .zo geef| mildelyk : God zal zyn genade
aan u meedeelen : als men tot u zegt, datgy op^
ftaan xult, zoftaat op; God zal alle ware gelovigen
opheffen, die onder uzyn, en de geleerden enige
trappen bovea, d\'andere fiellen, Hy weet al
\'t geen j dat gy doet. O gy, diè gelooft, als gy
gezint zyt enig geheim aan de Profeet t\'openbaren,
2Q zegt het hem met waarheit : gy zult goet;
Cc 5 daat
-ocr page 435-4IO MAHOMETS
«^aar af verkrijgen; enhy zal u reinigen.
vreefl uv? geheim aan hem te zeggen,zo zal God znji
oanade niet aan u geven. Doet uw gebeden ter g^"®\'"
ide tijt, deehde Tienden uit, engehooïzaamtGod,
en zijnProfeeti God weetal \'tgeett,datgydoét. Z^ï
gy niet de genen, die zijn wet yerlatén hebben ? ^^
gramfchap van zijn Goddelijke.\'Majefleitisopben
gevallen.Zy zijn verfcheid e yan gevoelen in hun leii-
gen, en weten weldatzy liegen : maar hy heeft een
grote flr-if voor hen bereid,uit oorzaak van hun lafte-
ringen, Zy hebben hungeloof verbolgen, en zijn af*
weKen. Zeker i liy heeft ftrenge ftrafïen voor hen be-
reid : hqji goederen en kinderen zullen hen niet van
zijn gramfchap konnen bcvrijden,Zy zullen in \'thel-
fche vuur geftort wordendaar zy eeuwiglijk zullen
biijveii. Gedenk aan de dag, in de welk hy hen zal
doen verrijzen. Zy zullen voor u zweren, gelijk zy
zweren, dat zy in zijn wetgelopft hebben. Zy zeg-
gen datzy goet doen, en zijn leugenaars. De duivel
heeft hen vooringenomen, en hen Gods woort doen
vergeten: de genen, die hem volgen, zijn verlore lie-
den. De genen, die Gods wil ,en die van zijn Profeet
tegenftreven, zijn van de duivel verwonnen God
heeft in de Schriften gezegt:Gy zult geen verwinning
opmy, noch opmijnProfeetyerkrijgen. ly isal-
machtig,en akij t vepwinner. Gy zult niemant der ge-
ner vinden, die in zijn wet, en in de dag des QordeeU
geloven,dewelk de geboden van zijn Goddelijke Ma-
jefteit, en degenen van zijn Profeet niet naaukeurig-
lijk onderhoud, Ichoon hun vaders, kinderen, broer
ders, en hun makkers tegen hen zijn. God heeft het
Vcei viocucii viutjtii, CAI uadi.\' Zy «^v,.«„ .^.-ï—
blijven. Hy zal van hun gehoorzaamheit voldaan, en
zy van zijn genade vernoegt wezen. De genen, die
ïijngeboden gehoorzaamen, zullen zalig zijfi.
\'tBMft-
-ocr page 436-\'f Hooftdeelvan 4e Bailmgfchap, éegrijpènde vieren- g^
twintig regeU,teMedtn0 gefchreven.
xN de naam van de goedertiere en barmhartige
1 God. Al t geen, \'t welk in de hemelen, en op
d\'aardeis, verheft Gods heerlijkheit. Hyisahnach-
tig wys Hyis\' t, die de bozen van onder de genen ge-
bannen heeft, diede gefchreve wetwiflen- Toenhy
hen voor d\'eerflemaal bande , geloofde gy met dat
zy uithun huizen moelien vertrekken. Gy gelooMe
dat hun burgten hen van zyn flrafEng fouden be-
fchermen : maar hy heeft hen overvallen, en deiehnk
in hun harten ingeworpen .Zy hebben,door hun eige
handen, hun woonplaatfen verdelgt, om de ware
gelovigen te helpen. Ogy, die wys zyt, aanmerkt
hun einde. Indien God hen niet bevolen had uit hun
lant te vertrekken, zo zou hy hen op een andere wyfe
geftraft hebben. Zy fuilen eindelyk de ftraffen van
•thelfche vuur gevoelen, omdat zyzyn geboden en
Profeetongehoorzaamizyngeweelf. Degeen, die
hem ongehoorzaam is , zalftréngelykgefti-ak wor-
den.Gy fiivd niet de palmbomen af. én laarhen niet
ftaan,dan door Gods toelating. Hy dekt met fchaam,
te en fchande de gene. Jte hem ongehoorzaam zyn.
Hy beveelt u een deel van de roof .die gy op de vyan-
den verkreegt, zo van paarden en kamelen,^ als van
d\'andere goederen , aan de Profëet te geven j hy geeft
hem macht en arhtbaarheit over de geen, die\'t hem
ooetdunktihy is almachtig.Hy beveelt u een deel van
\'tgeen, dat gy op de ftedelingen van Mecha vero-
ver, aan de Profeet te geven. Hybeveeh hetgeen,
dat hem goetdunkt. Deelt het meê aan God, aan de
\' Profeet ,^aanzynmagen, aand>rmen, wezen en
pelgrims, op dat\'er geen wanórdening tuflchen u
koomt, dierykzyt. Doetlietgeen, \'twelkdePro-
feetaanu bevelen zal, eiï onthoud u van\'t geen,
\'twelk hyaanu zal verbieden Vreeft God : hyis
ftren<^ in zyn ftï.lffi"gen. Doet goet aan d\'armcn, die
° hun
feun middelen en huizen hebben verlaten, en ten
dienft van God, en om zyn wet en Profeet te befcher-
men, vande be bofen acheiden zyn. Degenen,
die voor hen, ten dienft van God, hun huizen heb-
ben verlaten, beminnende genen, die hen gevolgt
zijn : Zybenydenhennietdegoederen, die zy be-
zitten , fchoon zy zei ven behoeftig zyn. De genen,
die niet gierig zyn. füllen falig wezen ; de genen >
die na hen komen .zullen voor hen bidden , en zeg-
gen : Heer, vergeef onfe fonden aan ons, en aan on-
Ce broeders, die ons in d\'onderhouding uwergebo-
den voorgegaan zyn. Plaats niet de haat inonie har-
ten tegen de genen, die uw wet volgen : gy zii^
goedertieren en barmiiartig Ziet gy niet dat de bofen
tegen hun broeders, die fo boos als zyzyn, feggen\'.
Indien gy niet fo haaftig uit Medina waart getrokken,
zo zouden wy met u uitgetrokken wezen, en nooit
degeen gehoorzaamt hebben. dien gy gehoorfaam
zyt geweeft : Zo gy geftreden had, wy fèuden u be-
fchermt hebben, God lietdatzy boos zyn. Indien zy
vertraagt hadden met veitrekken, fy fouden niet meê
oetrokken wezen : indien fy geftreden hadden, zy
fouden nen niet geholpen, maar de rug gekeert, en
geen befcherming gevonden hebben. Zy fyn meer
voor de menfchen bevree i 1, c>a voor God, omdat
zy on wetende zyn. (De Joden) zullen niet geza-
mendyk tegen u ftryden, danin hun burgten. en ach-
ter de m urén D \'oorlog is wreet onder henmaar denk
niet da t zy te zamen vergaderen, en zich vereenigen
fnllen.Hun harten fijn gedeelt.om dat fy geen kennis
lebben, Zy fijn gelyk degenen, die hen voorgegaan
fi|n. Zy wierden geftraft,en gedoot: en zy zullen in
de dag des Oordeels grote pynen gevoelen, Zy
zyn gelyk de geen , die van de duivel verleid
is , die. tot hem zeide : ik ben onfchuldig van
uw boosheit : ik vrees voor God , de Heer van
\'t Heelal\' Hun beider einde is , in \'t helfche
vuur geftortte wórden . daar zy eeuwiglyk
len blyven : Zodanig is de vergelding der
bo-
-ocr page 438-ALKORAN
bozen. Ogy die gelooft, vreefl God, en dénkt op
\'tgeen. datgy m de dag des Oordeelszultdoen.
Vreefl God; hy weetal\'tgeen, datgy doet. Weefl
niet gelijk degenen, die zyn geboden vergeten: hy
zal hen ook vergeten; en zy zullen in \'t getal der ver-
doemden blijven. Zy zullen rampzalig zijn; cnde
genen, die in \'t Paradys ingaan , die zullen zalig
wezen. Indien wy d\'.\'*.lkoran op een berg doen afda-
SJ-\'
Jaarisniet, dan een enig God: hy weethettegen-
woordige, verleden en toekomende. Hyis goeder-
tieren en barmhartig Daar is niet dan een enig God,
Koning van alles, Hyis heilig, deverlofler, waar-
achug, en een ttraffer, fterk, machtig en heerHjk.
Gelooft zy God ; hy heeft geen medegenoot, Hy is
God, de Schepper, die al\'tgeen, \'twelkindewer-
reltis gemaakt heeft.Allede heerlyke namen behoren
hem toe. A 1\'t geen, \'t welk in de hemel, en op d\'aar-
de is, verheft zyn heerlijkheit. Hy isalmachtig en wys.
h9oftded -vm de Proef Iregr^pende achlien
regel, te Mecha, gefchreven.,
Eenige geleerde Mahometanen Iiebfaen dit het
Hooftdeel van de Beroeping genoemt, om dat\'et van
de vrouwen handelt, die hun mannen verlieten om
Mahomets wet te volgco de welk bcreelt hun hait
en ooggemeik te beproeven, en hun beroeping te be-
kennen.
IN de naam vari de goedertiere en barmhardge
God. O gy > die gelooft, gehoorzaamt niet mijn,
noch uw vj\'anden Gy betoont hen vrientfchap als gy
hen bejegent. Zy verwerpen echte r de waarheit; die
aan u gezonden is r zy verdrijven de Pi\'ofeet, en ook
u, en dit om dat gy in God, uw Heer. gelooft:.
Verzoekt niet hun vrientfchap , als gy voor myn wet
zult ftrijdcn; ik weet wat gy vrezen most, en gy
weèt
-ocr page 439-weeT\'etmet. Hy, die\'tgeen doet, à^\'hiev^jen
vçï^ïodenis, zal een zeer quade wegyoigen-
zy voordeel op u hebben, zo zullen zy iiw
wezen. Zy zullen huu handen, en hun tong
uuïtftrekken. Zy zullenu fcheiden, en w-enic"^^
datgy uw geloof verzaakt. Indien gy zulks doet,
zultgy in de dag des Oordeelsgeen vernoeging va
uwwijy«n, noch van uw kinderen verkrygen, ca
van hen gefcheiden worden. God zal al\'tgeen Zien »
dat gy doet. Gy hebt een trefFelyk voorbeelt in Abra-
ham, en in deké nen, die methem waren, toenzy
töt het volk zeiden : Wy zyn onfchuldig van de 20"-
de, die gy doet, met een ander god, als God , t\'aa\'^ "
bidden. Abraham zeide tof zyn vader : Ikzal vaû
God geen vergiffenis voor u veitzoeken. Ik kan u _
gy een afgodendienaar zijt, nietvan zyn ftraffing
bevrijden. Héér, alle ons vertrouwen is in u. On-
ze toevlucht is in uw barmhartigheit. Befcherm d\'on-
gelovigen niet tegen ons. Vergeef t ons onze zondenr
gy zyt barmhartig en wys. Gy hebt in heneentref-
lelyk voorbeelt voor de genen, die God vrezen, en
dedagdes Oprdeels ontzien. God heeft niet met de
fenen te doen, die d\'ongelovigen gehoorzamen t
y behoeft niemant jen men is lofin alle plaetfèn aan
heiH fchuldig Hy zal miflchien voor \'t aanftaande ceti
grote vrientfthap tuffchenu, en de genen, die gV
haat,oprechten. Hyis almachtig, goedertieren e\'^
barmhartig. Hy verbied u niet d^ommegang met de
genen, die niet tegen ü voor zyn geloof ftrijden. erf
die u niet uit uw huizen verdrijven. Hy verbied u
niet hen recht en gelijkte doen. Hy bemint dege-
techtige menfehen. Hy verbied ud\'ommegang met
de genen, die tegen uw geloof ftrijden, die u u}t uw
huizen verdry ven, endie hen helpen u verdrijven,
Hy verbied u hen te gehoorzamen , en vrientfchap
met hen te maken : de genen, die hen gehoorzan^n »
zullen groot ongelyk hebben. Ogy, die in God
gelooft , als de vrouwen uwer vyanden z»\':"
BW zijde begeven , zo beproef hun geweten.
r™
Iridieti gy bekent dat zy gelovig zijti > en dat zyiii\'
Gods wet geloven : zo zult gy hen niét weêr aaii
d\'ongelovigen overgeven. Zy mogen heii niet be-
kennen , nog dë vrouwen hen "aanrakeii.. Geeft hen
middel tot hun liootdtuft. Gy fiilt niétfóndigen, zo
gy hen trout; maar trout hen niet haai\' d\'itizettingeh
der ongelovigen .Vraagt heri hoedanig eén bruitfchatt
zy willen hebben:Zy zullen u liaar \'t geen vragen^dat
gy hen geven wilt 5 verdraagt te zamen. God gebied
hét dus: hy fal in de dag des Oordeels uw rechter we-
zen; hy weet al\'tgeen, dat gy dóet, en is feer w^^.
Indien uw vrouwen zich aan de zyde der ongelovi-
gen begeven, en gy enig verliesbaar döor lyd,, zo
fult gy den geen, die dit verlies fal lyden, fulk^ yveêr
van de roof, die gy verkrygen zult, veigoèden.Vreeil
God, en gelooft in de wet van zijn goddelijke Maje-
f\\eit. OProfeet, als de vrouwen uw godsdienft wil-
len omhelfèn, metvaft voorneemeri van in God aU
leen te geloven, niette fielen, geenhoerery te bedry-
ven , hun kinderen niet te doden, niet te liegen, riog
te 1 afteren, en gehoorzaam te wezen, fo ontfang hen
byu, verzoek vergiffenis voor haar by God: hyis
goedertieren en barmhartig. Ogy, diegèlooft, ge\',
hoorzaamt niet de genen , tegen de welken God
vergrämt is: Zy wanhopen van hun zaligheit, ge-
lyk de bofèn, die voormaals in hun boosheit geftor-
ven zijn, daar af gewanhoopt hebben,
*t Hooftdeel van d\'Ordening , begrypende wer- 6q,
tienr egels, te Mecha gefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmharüge
God, Al\'tgeen,\'twelkin de hemel, enopd\'aar-
dé is, loof God ; hy isalmachtig en wys, O gy, die.
gelooft, zegt niet dat gy \'t geen doet, \'t welk gy niet
dpet. God haat de genen, die zeggen datzy\'tgeen
doen, \'twelk zy niet doen ,en bemintde genen, die
in d\'ordening en ryg,gelijk een fterke muur, voor fijn
wet ftryden. Gedenk dat Moifes tot zijn volk zeklè :
Gy
-ocr page 441-Gy zult my geen quaat aandoen,maar cindeliFDeKcn^
nen dat ik Gods bode ben. Doch God heeft hen van
de rechte weg afgeleid. toen zy van de gehoorzaam-
heit zyner geboden afweken ; hy geleid de bozen
niet Gedenk dat Jefus. Marias zoon. totdeKUiae-
ren van Ifraël zeide: Ik ben Gods bode ; hy hee» my
gezonden om onder\'t Teftament te beveftigen > ^
omaanuteboodfchappendafer namyeen Profeet
zal komen, diens naam Mahomet zal wezen. To«!^
hy met wonderdaden , met zeer. verftandelvké
redenen , cn met onfailbare bewyzen was geko-
men , zeiden zy dat hy een tovenaar was. Wie is bo-
zer als de geen, die God laftert? D\'ongelovige^
willen door hun mont het licht des geloofs uit^i^\'*
fchen, maar God zal \'t tegen hun wil tevoorfcbip
doen komen. Hy heeft zyn Profeet gezonden, oni
[tvolk opde neg derzaligheit te geleiden, omhen
in de waarheit van zijn wet t\'onderwijzen , en om
haar, tegen de wil der ongelovigen, boven d\'ande-
re wetten des werrelts te doen uitfteeken. O gy, die
gelooft, wilt gydatik een ding aanu leer, \'twelk
uvan de helfche pijnen-bevryden zal ? Gelooft i»
God, en in zijn Profeet; hefteed uw goederen. en
h\'ghamen,omvoorzynwctteflrijden. Gyzultzeer
wel doen, zo gyweet te bekennen. God zal u uwa
zonden vergeven, "en in tuinen doen ingaan,
in veel vloeden vloejen. ïiyzal uiaderfchone hoven
tanEden, daar d\'opperfte gelukzaligheit is. doen
intreedea. Hy zal noch een andere jonft, daargy
naar wenfcht, aan u geven, te weten de verwinning
over uw vyanden. Ogy, die gelooft, onderfteu«
Gods wet, Jefus , Marias zoon , zeide tot zyn
poftelen : De geen , die met my Gods wet ondeï-
fteunt, zal vanGodonderfteunten befchei\'mtwor-
den. D\'Apoftelen antwoordden : Wy zullen haar
onderfteunen. Een deel der kinderen van Ifrael ge-
loofde in Jefus, en \'tander deal heeft zyn wet ver-
\' worpen. Wy bewezen hulp aan de genen, die tegen
hun vyanden geloofden, cn yerwiiinsr« vï\'arén.
\'tHsefp-
-ocr page 442-i Hooftdeel van de Vergadering, begrijpende elf re- fiïi
gels i te Medina gcfchreven.
IN de naaiii van de goedertfere en barmhartio-e t
God.Alt\'geen,\'t\\velkmdehemel,enopaardeis,
loof God, loofde heilige, heerlijke en almachtige
Koning. Hy heeft zijn Profeet , een Atabiervan
geboorte , gezonden , om fijn geboden aaii d\'A-
rabiers te verkondigen, om hen te zuiveren, om
hen Ui de gefchriften, en in de geheimeniflèn van
\'tgelöof t\'onderwijfen. Zy waren te voren van d«
rechte weg afgedwaalt. De genen, die na hen zul-
len komen, fullen geen Profeet, die hem gelijk is,
zien. Dit is een bezondere jonft van d\'almachti-^
ge en wijze God. Hy geeft haar aan de geen, die
t hem goetdunkt , ens zijn jonften fijn onmete-
lijk. De genen, die \'t oude Tcftament verkondi-
gen, en\'tgeén, \'twelkhetgebied.. nietdoen, fijn
gelijk een ezel, met boeken geladen: zo fijnde ge-
nen, die Gods geboden niet gehoorzamen; hyge,i
leid de bozen niet. O Joden, gelooft niet datgy
Gods welbeniin Jen zijt: verwacht de doot 5 gyzult
uw doling bekennen. Zy geloven nietdatzy van hun
zonden geftraft zullen worden; maar God ziet al-
le d\'onrechtvaerdigen. Zeg tot hen: Gy fult eens
de doot vinden , daar gy voor vlucht. Gy zult voor
God, die t tegenwoordige , verleden en toekomen-
deweet, gezonden worden; hyzal aanu al\'tgeen,
dat gy gedaan hebt, vertoonen , om geoordeelt te
worden, Ogy, die gelooft, als gy tot de verga-
dering van de vrijdag geroepen fijt, om uw gebe-
den te doen, zo doet uw gebeden, en verlaatuw
koophandel: \'t zal goet zi"jn dat gy \'t weet. Als gy
uw gebeden gecindigt hebt, zoo fcheid van maU
kanderen. gaat daar\'tu belieft, en bid God om fijn
genade. Gedenkt dikwijls aan zijn goddelijke Ma-
jefteit, gy fult falig fijn. Als d\'ongelovigen eenig
voordeel geilen, of enig vermaak gehad hebben, fo
hebben zyu verlaten, ( en fijn uu de preking ge-
gaan.) Zeg tot hen: Hoe veel rykdom en vermaak
IS by God ? Hy is de Rijker de rijken.
\'t^HoofdetUerBogim , begri jpende elf rtgéli , te
Medinx gefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Als de bozeti u komen bezoeken,zo fullen
ïy iègMndatzy getuigen zyn van dat gy een Proleet
fijt;\'^"evanGodgefóndcnis, Hy weetweldotgy
fijn Profeet zyt. Hy fïet datzy veinzen, enhun ge-
loof verkopen , oaj goederen in de werrelt tc hebben;
daar in fy qualijk doen. Zy zeggen met de mont.- W y
geloven in Gods wet, en zijn boos in hun zielen. De
boosheit is ip hun hart ingdrukt, en zy zullen de ge-
heimeniflen vaa\'tgeloofniet begrypen. De fchoon-
heit van hun lighamen zal u niets mishagen, als gy
hen ziet. Zy rechteii fich op, als fy fpreken; en fchij-
ncn eenftuk houts, dat tegen een muur flaat Zy
wezen vooralle l(^ndegeruehten,en fi jn u vyanden.
Wacht u van heti ; God zal fonder twijffel hen ver-
delgen, Hoekonnenzy fijn wet lafteren\' Toen men
tegen hen zeide: Koomt by de Profeet, hy fal aan
God vergiffènisvan uwe fonden verfoeken, fb fchud-
den zy \'t hooft, en vertrokken zich-metverwaant-
heit. Ramp is over hen: \'tzygy vergiffenis voor hen
verzoekt, of niet. God zal hen niet vergeven j hy
bemint de bozen niet. Zy zeggen: Doetgeen goet
aan de genen, die deze Gods Profeet volgen , tot
datzy hem hebben verlaten. De fchatten des hemels,
en der aarde komen God toe; maar zy begrijFn
\'tniet. Zy zeggen: Inditnwyweêrnade ftat Medi-
na keren, zo zullen wy de fchaamte en fchande daar
uit verdryven , en eer en grootheit daar in verheffen.
In tegendeel, de grootheit, kracht en verwinning
komen van God voort, van zyn Apoftel, en van de
genen, die in zyn wet geloven: maar d\'ongelovi-
gen kennen\'tniet Ogy, die in God gelooft, mv
rykdom eivaw kinderennioeteti u aiet vaa zjjn dienft
afiei<feö. De genen,die hem yerkten,aull!enan \'t^al
der verlote lieden wezen. Doet aailmoefïen \\tan d«
goederen, diehyaanügegevérijheêft, eerd\'iwrivan
uw doot koomt.De bozen zulleudjin ftggen: Heet,
indien gymynietzohaafl: had doenflerven, ik
uw wet omnellè hebben. God vertïa^ niemant?
doot, a Is d\'uur daar af gekoraea is: hy weet al \'t geejig
datgydoefe \'
\'t Hooftdeelvm\'t Hed^ech, iegrij^enieachtten. 6},
regels, te Mecha gefchreven,
IN de naam van dé goederdereen barmhartige
God. Al\'tgeen,\'tweik inde lTcmel,ettop d\'aar-
de is, loof God. Hyis Koning van alles. Lof is aan
hem fchuldig; hyisalmachtig. Hyisdegeea, dieu
gefchapen heeft. Sotftmigen onderhotiden zyn ge»
boden,en d\'anderen fijn ongetovig.Hy ziet al \'tgeen,
dat gy doet. Hy heeft de hemelen, en d\'aarde gefcha-
pen , en ugemaakt. Gy fiilt eens voor hem verga.,
deren, om geoordeelt te worden, ^^weet het geen,,
datinde hemel, en op der aardeis,: hyweet uw gé-
heimeniHèn , en \'tgeen , dat gy Openbaar maakt-
Hy weet het geen, dat in het hart der menfchen is.
Hebt gy niet gehoort wat voormaals\'aan debozea
gebeuKtis ? zy wierden geftraft, en zijn in hun on-
geluk geliorven. Zy zullen eindelijk ftrenge ftraffen
gevoelen, om dat God Profijten, om hen t\'onder-
wijzen, aan hen heeft gefbnden, enofn datfy fei-
den; Hoe! zal een ménfch, gelijk wy. de réchte
weg aan ons leren ? Zy hebben hen veracht, en Gijds
wet verlaten. Hy heeft met hén niet tedoen; hy be-
hoeft de wej-eltniet-Menisinalkplaatfèn lofaai» hen»,
fchuldig. Zullendebo/.en gelo.vsndat zy niet opge-
gewekt zullen wordsa? latQgwdaei;, God zal teü
weer doen verdjlsn, en.aan,hsn al\'t.g«?» zeggen,
datfy gedaan hebbep,. DitiszsfitlichÊVOOïfijo, godr
delijke Majefteit,.Gelooft in (iod, in fljaProfeet,
en in tjicht, \'d^t hy aan u gezonde^ heeft, Hy weet
D d 1 3i
artgceo, datgy doet. Gedenk aan de dag , mdè
welkhyu alle ten oordeel zal roepeii.Deze dag zal de
dag van\'tbedroch wezen. Men zal de genen ken-
nen vdie zich zelven hebben bedrogen en de g^nen >
texi» diehunnaaftebedrogenhebben, In deze dag
KitMl fonden den genen vergeven worden, die in hjn
Eenheit gelooft, engoedewerken gedaan hebben.
Zyfullen in tuinen wonen, daar veel vloeden vloe-
jen. D\'ongelovige,diezyngebodenverachten, fiil
len in de hel gefloten worden, daar zy ceuwiglijk
zullen branden, ü koomt geen quaat over, dan door
Gods toelating Hygeeft gedultaandegeen,diein fijn
goddelijke Majefteit gelooft, en alles weet. Gehoor-
zaamt God, en fijn Profeet; indien gy hen ongehoor-
zaam fy» fo weet dat Gods Profeet niet verplichtis,
dan om de waarheit van\'t geloof aanu te verkondi-
gen. Daarisniet, dan een enig God; alle warege-
lovigen geven eich aan fijn goedelijke wil over. O
fy , die gelooft, gy hebt kinderen en vrouwen,
ie uw vyanden fijn. Wacht u van hun quaden wil,
fogy hen vergeeft. Indien gy van hen wijkt, fofal.
God goedertieren en barmhartig tot u wezen. De
rijkdommen, en de kinderen beletten u dikwijlsGod
te gehoorzamen; maar weetdathyde vromen ryke-
lijk vergeld. Vreeft hem uit alle uw vermogen,
hoort naar fijn geboden, gehoorzaamt hem, en doet
aalmoeflen. De geen, die niet gierig is, fal fah\'g,
wezen.Indien gy iets aan God leent fo fal hy \'t u doen
vermenigvuldigen : hy fal u uwe fonden vergeven.
IJy heeft behagen in d\'erkentenis fijner weldaden,
cn is feer barmhartig, Hy weet het tegenwoordige,
verleden en toekomende. Hy is almachtig en wijs,
*t Hooftdeel van d*Echtfchmring, begrijpende achtien
tegels y te Mecha ge/chreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhait^e
God, O Profeet als gy uw vrouwe verftoot zo
verftoot hen volgens de vfetren en bevelen, en reken
äe tijt, die zywavhten moeten, eer «y weer huwen.
tenw.
Vreeft God, uw Heer. Doet hen niet uit hun hui-
fen vertrekken, en drijft\'er hen ook niet ujt voor dé
geftelde tijt} fo fy niet in Overfpel betrapt worden.
Zodanig zijn Gods bevelen de geen , die hen
overtreed , verongelijkt zich zelf j God zal mis-
fchieniets, datgynietweet, vanhenbevelen. Als
de tijt, die zy wachten moeten, geêindigtzal we-
fen, fo weerhoud hen, of laat hen met heusheit gaan.
Gy zultlieden van uw godsdien (f, vrome menfchen,
neirien, die getuigen van uw bedrijf zullen zyn. Ge-
tuigt met waarheit van \'t geen, dat gyS gezien hebt.
Dus is den genen bevolenf, die in God , en in dc
dag des Oordeels geloven. God zal de geen ,
die zijn vrees voor ogen heeft, van lijden verloflen,
.cn hem rijkmaken als hy\'er minft op detikt De
geen, diezichin hem vertrout, zal niet bedrogen
zijn. Hy doet het geen, dathy wi}, enheeftvoor
alles een.beftipte tijtgeftelt. Indiende vrouwen de
hoop van hun maantftonden verloren hebben, en
twijfïêlen van dat zy in een misrcekening zyn,
zo fuilen fy drie maanden wachten eer fy weêr-
huwen, indien zy geen voedfters zyn : maar in-
dien fyfwanger zijn, fo fuilen fy de tijt van hun ba-
. ilng uitwachten. De geen, die God vreeft, verblijd
Eichind\'onderhoudingfijnergeboden j \'tgean idat
hier boven ftaat, is van God bevolen. My zalde
fbnden den genen vergeven, die fijn vrees vooro-
gen hebben, en een zeer grote vergelding aan ben
geven. Doetdegenen, diegj^vei^ftoot in uw hui-
zen, of dicht byu wonen, en handelt hen niet qua-
lyk. Indien zy.zwanger zy«, fo geeft aan hen het
feen, dat hen nootzakelijk is, totdatzy gebanrtheb-
en. Indien zy hunkinderen wilden opvoeden , zo.
fult gy een eerhjk loon aan hen geven , en henheu-
fchelijk en beleefdelyk handelen.Indien zulks niet aan
u behaagt, zozult gy hen aan een anderen te voeden
geven,die gy van haar moeite zult vergeUen.Indien gy
niet rijk zyt ZO zult gy koften naar uwvermogen doen.
God b€.veelt niet dat iemand meer koften zal doen ,
Dd 3 dati
dan zyn vermogea toelaat.Hy zal u goet ^tiaat ge-
ven. Hoe veel fteden zyn \'er gewedl, die voormaals
de geboden van God,en vaa zyn Profeten ongehop J^-
zaam hebben geweeft? WyKebbeh naauwe rekening
\' van hun zonden ®houden: hun ftedelingen wie™\'^\'^
geftraft 5 en zy fullen eindelyk in \'t getal der verlore
Heden wezen: God heeft ftrenge pijnen voor hen be-
reid. O gy , die wys zyt, vitseft God. Hy heeft d\'Al-
koran,en «en Profeet aan u gezonden, om u in de ge-
beimenilièn van zyn wet t\'onderwijzen, u uit de dui -
fternifiên te doen verti-ekken, en or» de genen, die
ia hem geloven , en goede weiken doen, in\'t licht
tegeleidm. Hy zaldedeurvan \'tParadys voorhen
openen, daar Veel vloeden vloejen, en daarzy eeu-
wiglyk met alle vernoeging zullen blyven. \'t I s God,
die zevca hemelen , en zo veel aarden gefchapen
heeft; en hy beveelt onder Iwn \'t geen, dat hem goet-
dutaJct^opdat gy weten zoud dathy almachtig is. en
alles weet.
5\' V Hooftdèddir ^"kr^eding, begrijpende iwaalf regels,
H M^dimgefchreTsen.
I N de naana van de goedertiêre en barmhartige
God. OProfèet, verbiéd\'niet, otei uw vrouwen
te believen, \'tgeen te doen, \'t welk God aan u ver-
Oorloft heeft hy isgoedertiei-enenbaimhaitig- Hy
heeft u bevolen \'t geen te doen, dat door uw wet ver-
oorioftis.Hy wectalks.enisaeerwys. Toende Pro-
feet een vaa ayn vrouwen ging bezoeken, openbaar-
de God aan hem het geen, dat zy hem wilde zéggen.
Hyvcrwierpeea deel daar af, en nam \'t ander deel
aan. Toen hy tot zyn vrou het geen zeide, dat zy ge •
fint wasom het« te feggen, vraagde zy hem wie zulks
3an hem geopenbaart fed ? Degeen, die alles weet,
heeft\'etaanmygeopenbaart , op dat gyu bekeren
^ud. Uwh3rtenzyngenegenom\'\'tgeen»dat ver.
bödenis.te doeft. Indien gy iets tegen de Pi\'ofëet doet,
^o weetdatGod ïynbefcfermet is. D\'Engel Gabriel
en
-ocr page 448-Ca alle de gelovigen, en d\'Engelen zullen hem tegen
ubefchermen. Indien hyuverflotenwil. Godssai
heni voortaan andere vrouwen in uw plaats geven,
die gehoorfaam, waargelovig, ootmoedig, getrou,
aandachtig,vernoegt,zachtzinnig,rein, maagden,ia
geen maagden fïjn.O gy.die in God gelooft,verfterkt
u,en uw gezinnen in de gehoorzaamheit fijner gebo-
den D\'afgodendienaars zullen met hun afgoden in
\'thelftthe vuur branden, D\'Engelten, gezonden om
hen te ftrafFen, zullen Godnietongehoorfaam we-
fèri-.fy doen al \'t geen.dathy hen gebied. O gy,die on-
gelovigzyt, daar is geen verfchoning voor u; gy zult
naar uw verdienften geftraft worden. O gy, die ge-
looft , bekeert u metyver tot God: hy zal u uwe zon-
den vergeven, enuin tuinen doen ingaan, daarveel
vloeden vloejen : \'tlicht des geloofs fiil voorde Pro •
feetgaanen voor de genen,die hemgavolgtzyn. Als
God hen vergelden zal, füllen fy feggen; Heer, geef u
ons lichtivergeefons onfefchulden:gy zyt almachtig.
O Profeet, ftryd tegen d\'ongelovigen en bozen, en
verfterk u tegen hen:de hel zal hun woning zyn.G^
leert een gelykenis aan d\'ongelovigen, en zegt: De
vrouwen van Noah, en de vrouwen van Loth waren
onder \'t vermogen myner twee dienaars,vrome rhan-
nen:defè vrouwen hebben hen verraden; maar fyfyn\'
ookdeftrafvanhunfondenietontgaan. Menzeide
tot hen. Gaat in \'t helfche vuur, met de genen, die \'er
ingaan. God leert een gelykenis aan de genen,die fyn
wet volgen. Neem een voorbeelt aan Faraos gema-
lin: fy bad God, en zeide: Heer, hou voor mv een huis
jn \'t Paradys i verlos my van Farao, van zyn werken,
en van d\'onrèchtvaardigen >menfche. Maria, de ^
dochter van Jofafat,bewaarde haar maachdelykheit;
wy hebben onfe geeft haar ingeblazen. Zy heeft in de
woorden van haar Heer,en in de Schriften gèloc\' "
was in \'tgetal der gener, die gehoorzaamden.
D d 4 \'iHooft.
-ocr page 449-(S6. \'t Hooftdeel vim de Heerfchappy, èegrijftnde dmig
regels, te Mecha gefchreven.
iN de naam vati de goedertiere en barmhartige
God. Gelèoft zy de geen, dien de Heerfchappy
des vsrerrehs toebehoort, die almachtig is, endie de
doot en \'t leven gefchapen heeft,om ute doen beken-
nen welk de befte is : hy is almachtig en barmhartig.
Hy heeft zeven hemelen boven malkander ge-
fchapen. Gy zietniets van \'tgeen, dathy gefchapen
heeft,\' t welk niet wel voeglylc is. Hef uw gezicht ten
hemel, gy zult \'er geen gebrek zien; bezie hem twee-
maal , of meermaal, gyfult \'ergeen berft nog gebrek
aan vinden. Wy hebben de hemel, en de werrelt raet
ftarre ver5iert,en de duivelen daar uit verdreven. Wy
hebben een grote gloet voor tien,en de helfche pijnen
voor d\'ongelovigen bereid. Zy zullen fchrikkelijke en
yervarelijke ftemmen horen , die uit wanhoop en
gramfchap zullen voortkomen, als menhen daar in
zal ftoten. Als zy by benden in \'t helfche vuur zullen
gaan,zal d\'overfte der pijniging tot hen zeggen; Hebt
gy niemant op aarde gehad, die de helfche pijnen aan
u verkondigt leeft > Ja, zullen fy feggen, men heeft
hen aan ons verkondigt?maar wy hebban de Verkon-
digers geloghent, en gefegt dat God het geen, \'t welk
fy fpraken, niet geboden had te doen, dat zy leuge-
naars,en vande rechte weg afgeweken wai^n.Indien
wy hen gehoort, en wijs geweeft hadden, zo zouden
wy heden niet in\'t getal der verdoemden wezen. Zy
zullen in de diepte des hels hun fonden belijden: De
genen,die God vrezen, fonder hem te fien,fullen ver-
giftenis van hun fbnden, en een fèer grote vergelding
ontfangen. Spreekt in\'t geheim, of in\'t openbaar
God weet al \'t geen, dat gy in \'t hart hebt, federt
datg}\'gefchapen zijt. Hy isgezegent, en weet al-
les. Hy heeft de wegen op aarde opgerecht ; gaat
naaralle zfjden, en leeft van zijn goederen. Gyzult
alle verrijzen, er? eens voor Ij^m vergaderen, om
geoordeelt te worden. Gelooft gy dat degeen, die
m de hemel is, d\'aarde niet droog en dor km ma-
ken , en haar niet doen beven ? Gelooft gy dat de
geen, die in de hemel is, niet een gev/eldiga wint
tegenu kan zenden, om u te verdelgen 5 Gy zult
voot \'t aanftaande gevoelen hoedanig de helfche
pijoen zijn. Degenen, die voor u g-iweefl: zijn, heb-
ben niet daar in willen geloven, en zijn van faun on-
gelovigheit geftraft. Merkt gy niet op de vogelen,
die boven uw hoofden v!iegen,hoe zy hun vleugelen
open fpreiden en fluiten ? Niets onderfteunt hen, als
de Br.rmhartige, die alles ziet. Wie anders, als
God, zal u inuw ongelukken befchermen? D\'onge-
, lovigen zijn verwaent. Wie Zal u rijk maken,zo God
zijn genade opfluh ? Gy volhard echter in uw zonde,
en vlied de waarheit. Is de geen.die met zijn.lange-
zicht op d\'aarde gekeert gaat, met de geen e.elijk,
diè op zijn voeten op de rechte weg gaat? Zegtot
hen: God heeft u gefchapen, \'t gehoor,\'t gezicht,
en \'tgevoel aan u gegeven: maar weinig onder u be-
danken hem van zijn weldaden; Zegtothen: Hy
heeftuvan aarde géfchapen; en gy ziulc eens voor
hem vergadert worden,om rekening van uw bedrijf
te geven. De bozen vragen wanneer dc dag des Oor-
deelswezenzal. Zegtothen:Godweethet;;kben
nietgezondcn, dan om de helfche pijnen aan ute
verkondigen. Hun aangezichten zullen zwart wor-
den, alszy de ftraffing van hun zonden zullen zien
. naderen. Men zai tot hen zeggen: Ziet dl^r\'tgeen,
\'t weik gy met zo groot ongcdult begeert hebt. Z<tg
tot ben: Hebt gy gezien dat God my , en de ge-
nen, dieby my waren, verdelgt heeft ? In te^endeeL
hy heeft zijn genade aan ons gegeven. Wie zal
d\'ongelovigen van de helfche pijnen bevrijden ? Zeg
tot hen: God is de Barmhartige: wy geloven in hem,
en hebbenonsaan dewil van zijn goddelijke Maje
fteic overgegeven. Gyzult in de toekomende tijt de
genen kennen,djeafgedwaalt zijn. Indien\'tvi^ater.
\'t welk tot drank aan uw kudde vcrftrekt, in d*aardc
Dd 5 in-
inzinkt, wie fal u ander water, of een andere fpring-
bron tot uw onderftant geven ?
\'i Hooftdeel van de Schrijfpen , begrypende iroeèn-
vyftrgregels, te Hechagefchrevm.
Dc Bedaoi noemt dit Hooftdeel naat de letier No«», en
«gtdit\'etwalvifch, ofgtote vifch te zeggen iis. Enige
tindeie geleerde zeggen dat , », de naam van
tfinkt, ofvan de tafel is, op de welk d\'Engelen Gods.
geboden fchry ven. Andere verzekeren dat\'er dc Schryf-
kokei is: maar een groot deel det Mahoinetaanfche
Leeraars noemt dit hei Hooftdeel van de Schryfpen.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Ikzjveerby deSchryfpen, en by al\'tgeen,
\'twelk gefchreven is, dat g^ door degenade van uW
Heer, niet bezeten zijt. Gy fult een oneindige ver-
gelding hebben. God heeft u meteen hoge en deuE-
luehtigefcheppinggefchapen. Gy, en ook d\'onge-
lovigen fuilen eens dc genen onder u kennen, die on-
kundigzijn. Zeker, uw Heer kent de genen, die af-
geweken zijn, en de genen, die de rechte weg vol-
gen. Gehoorzaam niet de bofen: zy wenfchen dat
gy zachter tegen hen waart, en zy vriendelijker tegen
u. Gehoorzaam niet defe fchandelijke leugenaars
klappaarts , zondaars, oproermakers , cn bofèn
die veel fchatten en kin deren hebben. Als men de
geheimenifien van \'t geloof aan hen verhaalt,zeggen
zydathetniet dan oude fabelen der aal outheitzijn.
Wy zullen een teken Van fchaamte en fchande op
hun aangefigt drukken. Wy hebben hen beproeft,
pelijk de hoveniers, als zy des avonts voorgenomen
nebben in de volgende uchtent vruchren uit hun mi-
nen tot hun verquikking tefnyden, en niet gezegt
hebben ; zo \'t God belieft. God heeft in de nacht,
toen zy fliepen, \'t vuur in hun tuinen gezonden, dat
hen verbrant heeft. Des uchtens hebbenïy malk.^n-
der toegeroepen , engezegt: Koomt om uw tuin te
redden, zogy enige vruchten daar uit wilt plukken.
Zy geloofd en dat d\'armen daar wilden ingaan, en
qua-
-ocr page 452-ALKORAN. 4^7
«uaoien toelopen, (om hen te verdryven) envoa-
den hun vruchten geheel fwart , en Iran tninenver-
brant. Zy zeiden toen: Wy zijn afgedwaalt; wy
zijn fondaars; ja een onder hen«;eide datmen God
iTjoeft loven.; Zy zeiden toen : Gelooftzy God 5 wy
zijn prote fondaars. Zy quamen by malkander > en
deden onderling hun bek lach. Zyzeiden: Rampis
over ons i wy waren in een grote doling. Godzal
miflchien voortaan meer goets aan ons geven, dan
\'t geen, d at wy verloren nebben, waardig is ; men
moet ora zijn genade wenfchen. Dus ftraft God op
aarde de geen. die\'them goetdunkt: maar de pynen
van d\'andere werr.;lt zyn veelfwaarder. De genen,
die zjm vrees voor ogen hebben , zullen in tuinen
vol van geneuchten wonen. Zal ik de goeden ge-
lyk de bofen handelen ? hoe kont gy hét oordelen ?
Hebt gy een boek, daar in gy \'t geen zult lezen,
■t,we!k aangenaam aanu is ? Hebben wy in de dag
dés Oordeels enige vernoeging aan u belooft } Zult
gy in die dag \'tgeen hebben, dat gyaanu zelven
belooft hebt > Vraagt hen wie borgen van hun ge-
looffal wezen ? Zullen hun afgoden, en hun mak-
kers hun borgen zijn ? Datzy hen doen komen, zo
zy waarachtig zijn. Gedenk aan de dag, in de
welk de zonden ontdekt fullen wefen .en in de welk
men a.m de bofen zal bevelen God t\'aanbidden.
Maarzy zullen ^em niet konnen zien. Hun ogen
zullen van vrees ontroert, en hun gezicht met
fchaamte bedekt wefen. Men gebied hen in de wer-
relt zijn goddelijke Majefteit t\'aanbidden: maarzy
willen \'t niet doen Ik fal hen allengs Jiraffen,
als zy\'er minft op denken. Ik fchots de ftraffing
van hun misdaden, om dat mijn toorn krachtig is.
Verzoekt gy vande menfchen enige vergelding van
uw Verkondigingen» zijn zy gehouden enige ko-
ften te doen ? Hebben zy \'t boek in hun macht,
daarinhet toekomende gefchreven is: om \'tgeeii,
dat zy zeggen, daar in te fchryven ? Verwacht
het Oordeel van uw Heer, en weês aiet gelijk de
geen,
-ocr page 453-geen, die vande walvifch ingefwolgen wierd. Hy
nep inzijn lyden zijn Heer aan. Indien zijn Heer
zijn genade niet aan hem had gezonden, hy zou
nooitweéropdV.%rdezijn gekomen. Toenhybe-
rou van zijn zonde had. heeft zijn Heer. hem ve tge-
Ven, ,en hem in \'t getal cjer vromen geffeit. D\'on-
gelovigen trachte^i uit nyt door hun gezicht u te
verwaggelen. Zy zeggen dat gyeen bezeten zyt,,
dis zy d Alkoran horen lezen. Hy is niet gezond^,
dan om de wefrdt t\'onderwyzen.
Ö8. \'t Hooftdeel van de XVaemnaking , èegrypende twet^
ënvyftig regels, it Meehagefchreven.
ïkteri noemt dit het Hooftdeel des Oordeels, om dat
in deze dag alks waargemaakt zal worden.
IN de n.iam van de goedertiere en barmhartige
God. De waarmaking nadert, de waarmaking
nadeit. God heeft uniet geleert in welke tyf de dag
der Waarmaking zou wezen. Temod en Aad wil-
den de geen niet geloven , die deze dag van lyden en
droefheit aan hen vei-kondigde. Maar Temod
wierd dooreenbovengewoon gedruis verdelgt, en
Aad door een geweldige wint, die God tegen hen
zond , zeven nachten. en acht dagen achter mal-
kander. Zy wierden omgeworpen , en lagen,,
gelyk palmbomen, op d\'aarde doot uitgeflrekt.
- Wierd iemant onder hen verdelgt? Farao, en de
genen, die voor hem zijn geweeft, en de ftedelin-
gen der Keden, die , uit oorzaak van hun zonde ,
omgekeert zijn, hebben Gods Profeten en Apofte-
ten ongehoorzaam geweeft , en zijn ftrengelijk
daar over geftraft. Wy hebben u in Noahs Ark ge-
bergt, toen de wateren rezen, oni tot een voor-
beelt van onze almachtigheit by de genen te dienen,
die hem gezien hebben, enbyde genen, die\'er af
hebben horen (preken. Gedenk aan de dag , in
de
é"
de welk d\'engel de tarompet zal fteken, d\'aarde zich
zal verheffen, en de bergen beven zullen; Dan zal
\'tgeengefchieden, \'twelk gebeuren moet. Dehe-
mel zal zich van zwakheit openen, en d\'Engelen die
Gods fetel dragen, zullen op de kant der hemelen
ftaMi. Acht engelen zullen dan de boekenvertonenj
in de welken de zonden der menfchen gefchreven
zullen welen jen niets fal verborgen zijn. Degenen,
die\'t rekenboek van hun werken in de rechte hant
nemen, zullen fèggen: Wy bevinden \'t geen, dat wy
gelooft-hebben, waaragtig-, wy weten meteen fèkere
wetenfchap de koomft van defe dag, en \'t geluk van
\'t leven isin \'t Paradys. Men faItothenfèggen;Eeten
drinkt naar uw believen van de goederen van \'t Pa-
radys. Degenen, die\'t rekenboek van hun werken
in de flinke hant nemen, zullen feggen; Och dat dit
boek verloren was! ik weet niet hoedanig defereke-
ningis. Ochdatikeeuwiglijkind\'aardewaar begra-
ven! De rykdommen, achtbaaijieit-en fchatten des
werrelts zijn my onnut. Menza! totdeduivelenfèg-
gen: Neemt hen, bind hen, en werpt hen in de hel:
doet hen ketenen aan, die zeventig ellebogen lang
zijn,en werpt henin \'t vuur.Zy wilden niet in d\'een-
heit van d almachtige Godgeloven. Zy hebben
\'t broot der armen geëten: en zy zullen niets ent-
moeten, dan de helfclie pynen, die voorde bofen-
bereid zijn Ik fweer by\'tgeen , datgy ziet, enby
\'tgeen\'t welk gy niet ziet, \'dat d\'Alkoran het woort
van de Profeet, Gods Apoftel,. en niet het woorr
vaneen Poèetis: maar weinig liedenwillen \'t gelo-
ven. Hy is niet het woort van een booswicht; maar
weinig, lieden gedenken\'er aan. Hyis van wegen
God, de Heer van\'t Heelal, gezonden, D\'onge-
lovigeiï zeggen : O Profeet. zo gy fpreekt, wt
fullen niet naar u luifteren; uw woort zal geen in-
gang in onze harten hebben Zegtothen: Daar is
niemant onder u, dieu van de ftraf uwer mifdaden
bevryden kan. Alkoran leert de weg dei- zalig",
heit aan de genen , die zijn gaddelijke Majefteit
gel«..
-ocr page 455-^lov€fi% Ik weet dat\'er onder u leugenaars zijn, die
iWiii\'l getal der oi^elovigea zal ftellen. D\'Alko-
ra« is de waarheit zelve. Gelooft zy de aaam van
d\'dlaiachtige eö heerlijke God.
\'^Hooftdeelder Opklimming, tegrijpends •vier-
ënvaertig regels, te Mecha gefchreven.
J N: de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Enige lieden hebben gevraagt wanneer de
dag des Oordeels wezen lal, en in welke tyt de bo-
fen geftraft zullen Worden, Niemant anders, dan
God , kan de menfchen van de helfche pynen be-
vryden. Hyis meefter van de weg, dierenhemel
opklimt. D\'Engelen en de geeften zullen in de
dag des Oordeels" tot hem opklimmen. Deze dag
faJ den boièn ichijnen vyftig duizent jaren te duren.
Verwacht met gedult. De bofen menen dat fy nog
verre van defè dag afzijn; maar gyfult hemhaaft
zien, In defe dag fal de hemel gefmolte metaal fchy.
nen. De bergen zullen wefèn geli jk gekaarde wol,
die neervalt; en niemant zal aan zijn gebuur vragen
wat het is, Zy fullen malkander aanzien. Debo-
fèn ?ulien wenfchen zich met hfet verlies van hua
kinderen, wyven, broeders , makkers, gebuur,
en methetverlies van al \'tgeen, datopaarde is,van
defe pynen V7 te kopen. De vlam z.ii zich overlien
yerhejfen, en hen \'t vei van \'t hooft afbranden, Zy
wllen de genen roepen die achter hen zijn, en,geliik
zy Gods wet hebben verlaten, en de gierigaarts, die
fchatten opgehoopt hebben. De menfch is blode ge.
fshapenj hy is verfchrikt als hem enig cjuaat over-
koomtj en venvaant als hy enig goet verkrygt; uitge-
^^fodert de gelovigen.die vaft in hun geloof zijn. die
, in hun gebeden volharden, die aalmoeflen aan d\'ar-
nje bedelaars,en aan d\'armefchamelen doen, die inde
dag des Oordeeisgeloven ,die Gods Uraffing vrezen,
en die geen andere wyven bekennen , als de hunnen,
ea hunÖavinnen„ Zy zullen in de dag des Oordeek
vry
-ocr page 456-vry van lyden vrezen} maar de genen, die liet tégen-
deel doen, zullen in \'t getal der onregtvaardigea
zijn. Zy, die\'tgeen, dat zy belooft hebben, vol-
brengen, endie\'tgeen, dataailhenvertroutisjga-
trouwelijk bewaren, die in getuigenis de waarhait
fpreken, en de geneti, die hun gebeden ter geftelde
tyt doen, fullen in \'t Paradys geëert worden. Waar-
onais\'t datd\'ongelovigen, diebyuzijn , verwaan.-
delijk het gezicht ter i-echte en flinke zijde werpen?
Verzoeken zy in\'t Paradys in te gaan, en zalig te
wezen? Wy hebben heii gelijk d\'andere menfèheff
gefchapen. Ik fweer by de Heer van d\'opgang en
" ondergang, dat wy hen in een volk, datbeter is, dan
zy, konnen veranderen, en dat dit licht voor ons te
doenis. Laathen in hundolingen, tot datzy aan die
dag zijn gekomen, in de welk men belooft iieeft hen
teftrafFen, en in de welkzy uitde graven zullen ko-
men, om in\'t algemeen Oordeel te verfchynen. Zy
zullen verbaasdelijk derwaarts lopen j en hun gezigt
M met fchaamte overdekt zijn. Ditisdeda«?, die
men voormaals aan hen verkondigt heeft.
t Hovfideelva» , begrypende achtentwi»\'
tig regels, ie Mecha. gefchreven.
TN de naam van die goedertiere en barmhartigeGod.
Wy hebben, eer wy de menfchen ftraften, Noah
gefonden, om de helfche pynen aan hen te^verkon-
digen. Hy zeide tot hen : O volk, ik vei kondig ude
helfche pynen. Aanbid een enig God en vreeft hem.
Gehoorzaamt my, hy zal u uwe zonden vergeven.
Hyflelt uw ftraffing tot aan de genoemde daguit j
en zil hem dan , als d\'uur gekomen zal wezen, niet
vem-agen: indien gy d\'uur wilf, zy zoud u bekeren.
Hy zeide daar na: Heer ik heb dit volk nacht en dag
vermaant; maar mijn vermaningen zijn vergeefs ge-
weeft ; zy hebben zich in hun boosheit verfterkt.
Toen ik hen preekte, ftakenzyhun vingers in hun
oren, ea dekten hun hoofden xnet hun klederen,
om
70\'
om niet te horen. Zy zijn in han boosheit gebleven *
en »erwaanr geweeft. Ikheb hen opcntiijkgepreekt,
mijn ftem verheven, en de geheimeniffen van uw
wet aan hen verklaart. Ik zeide tot hen: Verzoeke
vergiffenis van God; hyis zeer barmhartig. Hyzal
u overvloet van regen zenden, om d\'aarde te be-
fprpejen. Hy zal u veel goederen en kinderen geven,
en u met turnen befchenken, die met fpringbronnen
en vloeden verdert zijn. Wie bekt u God t\'eren?
Hyis\'t, die ti zodanig, alsgy zijt, gefchapen heeft,
Aanrperkt gy niet dat hy zeven hemelen boven mal-
kander, de maan met haar klaarheit, en de zon met
haar licht gefchapen heeft ? Hy doetd\'aardeaüerhan-
de planten voortbrengen. Hy fal u wéér in d\'aarde
doen keren , enu weer daar uitdcon kernen. Hy
heeft haar uitgeftrekt, op dat py in haar brede en rui-
me wegen zoud wandelen. Heer. zeide Noach, dit
voik is my ongehoorfaam geweeft. Sy hebben \'tgeen
gevolgt,\'twelkaan hen nuch geilagt noch voordcel,
roaarésnzekere fchade kongeven. Zy zijn tegen
my ingefpannen, en hebben onder malkander ge-
zegt: Verlaat niet uw goden ; verlaat niet Od,Soa,
Ditzyn Igout, }aokenNcièr. Zyzijn v.in de rechte wegaf-
^fg\'äeti. gedwaait: Heer, vertneerdcr hun verwarring. Zy
Wiarden toen verdronken, uit oorzaak van hun zon-
den. Zy zullen in\'thelfche vuur gefloten worden,
daar uit niema!!r,dan God,hen verlofTen kan. Noah
zeide: Hesr, laat geen bozen op aarde j Zy zullen
uw fchepfelen vao ue rechte weg afleiden, en kinde-
ren, die leugenaars, en boos zijn, gelijkzy, na-
laten. Verg«efmymijn zonden: vergeef mijn va-
der , den genen van mijn geflacht. en de genen, die
in uw wet geloven, dezonden, en verdelgt d\'on-
gereehtigen.
fi. Hooft deel der Vwvelen, begrijpende achtën-
tveintigregels, te Mechagefchreven.
Enige Mahometanen noemendithetHoofideel der Geeften.
In de naam van de goedertiere cn barm-
hartige God. Z,eg tot het volk : Ik heb
een
-ocr page 458-een ingteving ontfangen dat enige duivelen my ge-
hoort hebben toen ik d\'Alkoran Jas, en dat zy zdr
den ; wy hebben de wonderlijke Alkoran horen le-
zen , hy leert de rechte weg. Wy geloven in \'t geen >
dat hy begrijpt. Wy geloven niet dat God medege-
noten heefc. Wy geloven dat \'er maar een enig God
is. Wy geloven niet dat hy wijven en kinderen\'heeft..
Onze onwetenden lafteren zijn goddelijke Majc.«
fleit; wy achten echter dat zy \'t niet vermogten tc
doen. D-sar zijn menfchen, die byftant van de dui-
velen verzoeken, en hun verbyflering vermeerderen!,
om dat zy zeggen dat God niemand\' zal doen verry-
7,en. Enige duivels zeiden: Wy hebben tot aandc
hemel geweeft, en hem met wachters ei^ ftarreij
verzien gevonden, Wy bleven ftaan in een plaats,
een weinig ter zijden gelegen , om te luifteren. Daar
is eenftar, dieachtncemtop degenen, dietoelui-
ftercn, en verdrijft hen, Wy weten niet of God de
menfchen, die op aarde zijn, haar, danofhyde
rechte weg aan hen leren wil: Maar wy zijn nu in \'t
getal der gener, die in d\'Eenheit van zijn Goddelij-
ke Majefteit geloven. Zyzeiden: Ovolk, wy wa-
ren te voren op een doolweg, Wy geloofden eertij ts
dat God geen werking op aarde had j maar niemant»
waar hyis, kan ontgaan ziju wil re gehoorzamen.
W;y hebben \'t boek horen lezen, \'t welk de rechte
wég leert. Wy geloven in \'t geen dat\'erin ftaat.
Pc geen , die in God gelooft, zal voor geen ramp
noch ongerechtigheitbevreeftzijn. Onder ons zijn
goeden, en die op God betrouwen; daar zijn ook
anderen, die boos en qiiaat zijn. Degenen, dic
Gods geboden gehoorzamen, volgen de rechte weg;
maar de bozen zullen in \'t helfche vuur gcftoten
worden. Indien d\'otigelovigen de rechte weg gCr
volgt waren, zo zouden wy hen regen in overvloet
van de hemel gezonden, en onze genade aan hen ge-
geven hebben. Ik zal hen beproeven ; en degenen j
die d\'Alkoran verachten, zullen geftraft worden.
De kerken behoren God toe. Roept in dc kerken cci^
enig
-ocr page 459-4X2 MAHOMETS
enig God aan. Als zijn dienaar opftaat, aanbid hy
zijn goddelijke Majefteit. \'c Schilde weinig ot deze
duivelen zouden de vceiheic der godheden verkon-
digt hebben. Zeg tot het volk: Aanbid God, mi)"
Heer. Ikgeloofuieen enig God , die geen nnakker
heeft. Ik kan ü niet geleiden , noch verleiden ,
door zijn toelating. Indien ik hem ongehoorzaam
ijcn , zo kan niemant my bergen J cn ik zal in
dag des Oordeels zonder befcherming wezen.Ik kan
niets anders voor u doen, dan zijn wet aan u verkon-
digen ; dit is d\'oorzaak van mijn zending. Degeen,
die God, en zijn Profeet ongehoorzaam is, za! ver-
doemt zijn, cn eeuwiglijk in \'t helfche vuur blijven.
De bozen zullen de genen kennen, dic van hulp en
befcherming berooft zuilen wezen, alszy dc pijnen
zien , die men voor hen bereid heeft. Zeg tot hen:
Ik weetniet of\'tgeen, dat men aan u belooft, haaft
komen zal, dan of God het voor enige tijt zal uit-
ftclIcn. Niemant weet het aanftaandc, dan God, cn
degenen, dic hy verkozen heeft, om Profeten en
boden van zijn wii te wezen. Hyblaaft hen zijn ge-
boden in, om dic aan de menfchen te verkondigen.
Hy ziet al \'t geeH,dat van dc menfchen gedaan word,
co houd naauwe rekening van alles.
\'t Haoftdetl van de BI f de y hegrijptnde fjjintig
egels, te Mecha gefchreven.
D\'Arabiers hebben dit het Hooftdeel van dé Blode ge-
»loeojt. Toen d\'Engel Gabriel dic Hooftdeel aanMa-
fcomct bracht, was hy bevreeft voor de glans van zijn
licht, en dekt« zich mee zijn klederen; \'t wclkaaa
d\'Engel gelegentheit gaf om hem te roepen , en te zeg-
gen ; Ó Blode, en nicc ó Profeet, naar zijn gewoonte.
ÏN de naam van dc goedertiere cn barmhartige
Bei^ie M. God. O blode, fta op des nachts; bid God ter
Gelaldyn. middernacht, tot twee darde delen vandc nacht,
en meer. Leer d\'Alkoran, en overweeg hem. On--
, deAou het geen dat daar in ftaat, fchoon by ver-
drietig aan u is. Gyzult hem beter na uw ccrftc flaap
begrijpen, dm dat gy by daag dingen tc doen hebt,
71.
die u beletten. Gedenk aan Gods naam ; verlaat de
werrelt, om hem t\'aanbidden. Hy is Heer van d\'op-
gang, en van de nedergang. Daar is geen God »als
God: neem hem voor uw befchermer. WeesnieC
ongeduldigom \'cgeeh, dat de bozen zeggen. Wijk
zonder vrees uit hun gezelfchap. Laat my hen ftraf-
fen. Is\'er iemant, dic hen befchermen kan ? Hun
ftraffing is uitgcftclt: maar ik heb ketenen, vtiur«
broot vol doornen, en grote pijnen, om hen in die
dag te ftraiTen, in de welk d\'aarde zal beven, en de
bergen tot ftof fmeiten. O volk, wy hebbeneen
Profeet, onze Apoftel, aan u gezonden, om a
t\'onderwijzen , gelijk wy aan Farao gedaan hebben:
maar hy was ongehoorzaam en hardnekkig eu wy
hebben hem ruwelijk gcftraft. Hoezultgy uvande
helfche pijnen konnen befchutten, zo gy in \'t getal
der bozen zijt 5 Wat zultgy in die dag doen, inde
welk de kinderen maunen zullen wezen, cn de he-
mel zich openen zal ? \'tGcen, dat van God belooft
word, is onfailbaar. Deze dingen zijn om de genen
t\'onderwijzen , dic de weg der zaligheit begeren tc
volgen. Uw Heer weet datgy omtrent tendarden-
deel, of ter middernacht zult opftaan, gelijk ook
ccn deel der genet, die met u zijn. Hy telt d\'nrcn
cn minuten vaivdc dag cn nacht s hy weet dat gy hea
niet naaukeuriglijk kont tellen. Hy vergeeft het u,zo
gy een weinig vroeger offpadcr opftaat.Lces in deze
tijt bet geen , dat gy van d\'Alkoran kont lezen. God
weet dat men onder u lieden vind, die ziek zijn, an-
deren , die om hun zaken dc reis aangevangen heb-
ben , en anderen, die voor \'t geloof ftrijden. Deze
lieden zullen vcrfchoont worden. Leeft van d\'Al-
koran \'t gee^, dac gy koot, verheft uw gebeden
tot God, betaal: de Tienden, en leent aan God
enige weldaat. Gy zult eens het goet, dat gy gedaati
hebt, en ccn zeer grote vergelding vinden. Verzoekt
vergiffenis van God j hy is goedertieren ca barnt-
haruV.
f>
E x ytitufi^
-ocr page 461-7}. \'i Beoftdeel vm de Betonden, begrijpende te-
veuénvijftig regels, te Mecba gefchreve».
ZiZ\'^ T naam tan dc gocdcttierc cn barmhartige
7L hU Goa. Q bewonden, fta op, en verkondig aan c
SCr^^ machtiger, dan
.wmden,\'B^hiiguw kiedercn Gedenkaandepj}-
mtid\'Bn-"^\'^ , die voor d\'ongelovigen bereid zijn; ftlieiaa
I \'\' af van hun gezelfchap. Leen niet op woeker. De dag>
Hneftieei ™ trompet zal klinken, zal bovenmaten
tem hem bozen wezen, Laat my in die dag dè
bracht gceii ftrafFen, die ik gefchapen heb, aan de welk
lijkdommen eti kinderen heb gegeven, èn die ik in
d\'ovcrvloet heb geffelt. Hy heeft echter meer be-
geert, cn is hardnekkig gebleven in mijn geboden
ongehoorzaam te wezen. Ik zal hem zijn flrafiteh
vermeerderen, om dat hy d\'Alkoran heeft gela-
ftett. Waarom laflcrthy hem; Hy maakt zijn aan-
gezicht treurig, en is met geveioftheit bedekt, als
hy, metzijii naargeeftigeogen \'t volkaanzict. Hy
Terwijdcct van de weg derzaligheit, isverwaant,
weigert dc Profeet ce volgen , zegt dat d\'Alkoran
óiet dan lovcry is, en woorden van een menfch
zija. Hy zai in de groot van de hel gefloten worden ;
hyzal nim over behouden, \'t welk niet verbranden
-zal. ^»legenticnGcefteaauUen geftelt worden, om
debozea te pijnigen. Degenen, diede verdoemden
ftrafen, zijo geeften. Wy hebben dit getal van iic-
gcHtiea gcnocHit, omd\'ongdovigen tc verleiden,
ca-oai dc waarheit, en de ware gelovigen ^in hun
^loof tcbeveftigen. De geiten, aan de welken
God de Schrift heeft geleert, ende genen, diciii
zijn wet geloven, zijo niet in twijffel over \'t ge-
tal dezer geeften: maar dc genen , dic quaat in
\'t hart hebben, dic van zijn wet twijfFelen , cn
\' ; dc bozen zeggen : Wat verftaat God by dit gc-
tei J Dus vcrieid cn gckid God dc geen, die \'t hem
goetdunkt. Niemant weet het getal zijner Eögeleni
alsby. ïk zweer by d\'ingang vandc nacht, cnby
ds
-ocr page 462-dedagcraad, dac de hel een zeer grote flrafEng rs,
Voor de bozen bereid. Dc gelovigen cn d\'ongelovji
gen , dcgtjcden, en dé quaden zullen hun werken
verantwoorden ; endegenen , die hun rekenboek
in de rechte hant houden, zullen in \'t Paradys in-
gaan , en aan de verdoemden naar tijding vragen , en
tot hen zeggen; Wie heeft u in de hel gefloten ? Zy
zullen\'antwoorden: Wy hebben God niet tergc-
ticlde tijt gebeden, en den armen niet t\'eten gege-
ven. Wy geloofden niet dat \'er verrijzenis noch
oordeel was , tor dat de dootons overvallen heeft:..
Dc gebeden der gener, die voor hen bidden, zullen
»crpéefs wezen.\'Waarom wijken d\'ongelovigen vari
Gods wet af; Zy zijn gehjk de wilde ezel, die zo-
lang vlucht als hy kaïv, als hy ziet dat de leeu nahem
toe koomt. Yder van hen in \'tbezonder wilde wel
ccn bock zien, om zich t\'onderwijzen, en vreeft
niet voor dedag des Oordeels. Zeker, d\'Alkoran
leert Gods wet aan degenen , die hem lezen : nic-
mant zal hem begrijpen, dan de geea, die aan God
aangenaam is^ die zijn vreesvoor ogenheeft, en
die van zijn goddelijke Majefteit vcrgifFenis\'van zijü
zonden verzoekt. •
\'tHffgftJeel vanj^ Verrijtenis, hegrtjpenit ve^\'
ttg rtgels , teMtcbageJcbrewff.
I N dc naam van dc goedertiere en barmhartige
* God. Ik Zweêr dat het zeer waarachtig is dat de
menfchenverrijzcuznllcn. Ikzweer dat de bozen
rekening van hunbctïrijf zullen geven. Menen zy
éit ik hun gebeente niet weêr kan vergaderen J Ife
zal \'t alle vergaderen, nadat zy vergaan zijn. Ik
kan hun vingers vergaderen , gelijk zy hen in hun
jonkhcit hatJden. Zeker, dc mcnfch wil lafteren
voor de koomft van de dag desOordeels, en vraagt
wanneer dc dag komen zal ? Als zijn gezicht vcfbii-
Aert, en de zon cn maan vergadert zullen wezen,
zal hy zepoen: Waai zal ik vlieden J Mcnzaltgt
■ Ee I ■ "Urn
hem zeggen; gy hebt geen andere toevlucht, als
in God. Men zal hem doen ftü ftaan, en alle dc
zonden, diehy gedaan heeft, aan hem verhalen;
cn hy zal een getuig tegen zich zelf zijn. Spreek
dan niet. Indien hy zich zeiven veronrfchuidige»
wïl, zo wees niet ongeduldig. Ik weet al\'tgeen»
dat in zijn hart is. Ik weet het geen , dat gy aan het*
geleert hebt. Ik las met degeen, dieu d\'Alkoran
voorgelezen, endoen verflaan heeft. Dc menfch
parftzich, om naar zijn fchande tc gaan, cn denke
nier op zijn einde. Hy zal met een vrolijk aange-
dicht het hooft opheffen, om God te zien; maar
ziju gelaat zal tcrftont met droefheit overtrokken
worden; en hy zal bekennen dat hy ten top van on-
gelukken gekomen is. Zijn ziel, van \'t lighaam,
fefcheiden, zal voor God gebracht worden: in-
ien zy Gods wet verworpen heeft, zo zal zy naar
dc verdoemden gaan, cnnaar degenen, die door
wanhoop huu armen uitftrekken. Men zal tot haar
zeggen: God alleen, dien gy niet wilde gehoor-
zamen , was uv(r Heer cn Befchermer. Meent dc
menfch dat hy verlaten is, en dat men hem geen re.^
kening van zijn werken afeiflchcn zal ? Is hy niet
door onze bezondcre genade van flijk, envange-
ftremt bloet gefchapen? Wy hebben hem manne-
lijk en vrouwelijk gefchapen. Kan de geen, die dal
gedaan heeft, ook niet de doden opwekken}
\'iHoafideelm» diUenfch, hgvijf ende danig rt"
gels, te Uecha geßbrsvea.
TN dc naam van de goedertiere en barmhartige
God. De menfch is enige tijt gebleven, zonder
iets aanmerkelijk in hem tehebbcn. Wy hebben zij"
nakomelingen van zijn zaat, met dat vandevrou
vermengt, gefchapen. Wy hebben \'t gehoor , en
\'t gezicht aan hem gegeven, en de weg der zalig-
heit a^n hem geleert. Sommigen hebben \'t geloof
«angeuometl, en d\'anderen hebben ongelovig ge-
75-
ALKORAN. 427
Weeft: wy hebben ketenen cn banden Toor hen be-
reid, omhenin\'theSrchevaurteflepcn. De recht-
vaerdigen zullen water vande wijngaartdrinken ,
dat uit een zeer fchone fpringbrou zal komen. A 11e
Gods dienaars zullen daar afdrinken, endatdoctt
vlieten daar\'t hengoetdunken zal. Godzal dege-
nen van de helfche pijnen verlolTcn, die hun belof-
ten voldoen , dje de dag des Oordeels vrezen , die
aalmoeflen aan d\'armen, aan de wezen , en aan dè
gevangenen geven , zonder hoop van bedanking
noch vergelding, maar alleenlijk om de liefde van
zijn goddelijke Majefteit, uitoorzaakvan dc pijnen
van \'de ftrenge dag, dic fchrikkehjk om te zien zal
wezen. God zal hen verblijden , cn hen van hun
goede werken vergelden. Hy zal de deur van \'t
Paradys voor hen openen. Zy zullen met zijde be-
kleed wezen , cn op héérlijke bedden leunen. Zy
zulkn niet van dc hitte der zon, noch van de koêl-
heit der maan gcquclt worden. Zy zullen alle on-
der dc fchaduw der bomen van \'r Paradys wezen, eu
daar ftaande, zittende, en leggende vruchten pluk-
ken. Men zal zilvete vaten, en ronde fchalen om-
trent hen dragen, die vol van zo veel lekkere drank
zullen wezen , als zy zullen willen drinken , met
gember vermengt, \'t welk uit een klare fpringbrou
zal komen; en zy zullen van jonge knechtjes, die
gerege parrclcn fchijnen , omringt wezen , om
hen te dienen. Alsgy heuziet, aanfchout gyeen
fchoonheit , die men niet uitdrukken kan. Zy
zullen met purper, en met weêrlchijnige groerfC
zijde gekleed wezen , cn zilvcre armbanden dra-
gen. God zal een zuivere en reine drank aan
hen geven: deze gencuchten zullen de vctgeldiDg
van hun volharding zijn. Wy hebben d\'Alkoran
aan u gezonden, om \'t volk t\'onderwijzen. Ver-
wacht het vonnis van uw Heer tegen de genen ,
die daar mee fpotten. Gelicorzaairi de bozen
niet. Gedenk "s ochtcns cn \'s avpnts san Gods;
ïiaam: aaßbid hcw des nachts, cn loof hcjn lan- ^
—- Pe 4 ....... ■ gc
gctijt. D\'ongelovigen beminnen dc werrelt j cn
denlren niet op hutï einde , noch op de dag dei
Oordeels. Wy hebben hen gcfchapcn, de krach:
van tc gaan aan hen gegeveneii indien wy wil-
len j zo zullen wy andere lieden in hun plaats
ïftellen. Dc geen, die Godswet wil volgen, x^l
I liaar volgen : maar niemanc zal haar Volgen , zö
hy niet aan zijn goddelijke Majefteit aangenaani
is. Hy weet alles , ên is seer wijs. Hy geeft
zijn genade aan de geen, die \'t hem goetdunkt,
cn heeft ftrenge pijnen voor d\'ongerechtigen
bereid.
\'t Hgoftdeel der Getondetien , begrijpende vijftig
16. regels i te Mecba gefcbreveti.
TN de tiaam van de goedertiere cn barmhartige
l7d ^wcer by d\'Engelen, die malkander
latclyn,en ^^ dik volden, als \'r hair vande manen der paer-
. den , als God hen zsnd om zijn geboden uit tc
ttnnr. voeren, by d\'Engelen , dic hy zend j om dc ge-
, nen te ftraftèn, die hy verdelgen wil, byde win-
den , die hy zend, om dc regen ter plaats, daar
\'t hem goetdunkt , te doen vallen, by d\'Alko-
ran, die \'t goet van \'t quaat onderfcheid, en by
d\'Engelen , • die den menfchen de vrees der hel^
fche ftraffen inblazen, en hen ingceven vergiffe-
nis van zijngoddelijkeMajefteit te verzoeken, dat
de ftraffing, den bozen belooft,.niet milfeu zal. Dc
ftarren zuilen dan niet meer fchijnen , de hemel za!
zich openen, de hergen zullen gaan , en Gods Profe-
ten cn Apoftelen zullen te zamen vergaderen,om ge-
tuigenis tegen degenen te geven , dichuii onderwij-
zingen verachthebben.Degoeden,endeqüaden , dc
gelovigen en d\'ongelovigen zullen van malkander
gefcheidcQ worden.Ik zal u riiet zeggen wanneer de-
zedag zal wezen: maar hy zal rampzalig voor de bo-
zen zijn.Heb ik niet voorma.ils de bozen met hun la-
^eringcn vcrdclt^t;Hebben zy niet boze nazaten, ge-
hjk;
-ocr page 466-lijk zy,nagdarei}i,die ik ook verddgt heb\'Das 2al ik
riamaals d\'ongelovigen verdelgen; een raaip zal
eeuwiglijk over hen wezen. Hebben wy n akt van
zv^akzaatgefchapen, dat toi aan de geftdtte cijd
!,B de buik uwer moeders bleef? \'t ïs eea geaa^
de, die wy aau u bewezen hebben. Rampzalin
de dag des Oordeels over d\'ongelovigen wezen;
Hebben wy niet d\'aatdegefchapea, cm de fcïcn-
digen en doden te vergaderen? ncbbaii wy niet
de beroen opgeheven ? Hebben wy geen zoet wa-
ter om te drinken aan \'u gegeven ? Ramp zal in
de dag des Oordeels ovec d\'ocgelovigcij weseai
men zalrot hen zeggen: Gastia\'t helfchefuarj
fn \'t weik gy niet wilde geloven. Gaat ia dea
rook, in drien gefcheiden: nim za! a vaa zija
hitte konnen bevrijden , en dc zal a niet
van deze gloec konnen herchernvca. Hy zai zwar-
te vlammen uitwerpen, dïc zich hoger , dan dc
grootfte gebouwen der aarde, zolïcc ver.helftiJ,
en zijn gelyk brede dekcüs ysa bcddeo , dic boven-
maten zwart- zijn. Pedagd^s Oordeclszal ramp-
zalig voor d\'ongelovigen wezen. Men zal tot
hen zeggen ; Zie: hier de dag van dc fchcidiiig
der goeden ai quaden. Gebruikt alle uw lifters,
dicgy weet, om u van de beifclie pijnen te bevrij-
den. De d.\'ig des Oordecis zal rampzalig voor
d\'ongelovigen wezen. De goeden, die Gods vrees
voor ogen\'gehad zullen hebben , zullen in dc
fchaduw der boriien van \'t Paradys zsjn, by ver-
makelijke fpringbronncn , met alderhande vruch-
ten, die 7.y koiincn begereii. Men zai tot hen
zeggen: eet en drinkt haar uw believen, tot ver-
gelding van uw goede werken. Dus worden dc
vromen vergolden. De dag des Oordeels za! ranip-
Zalig voor d\'ongelovigen wezen. O ongelovigen >
ïceft in de werrelt. Meii zalu daarer.ige rijt lij-
den. Gy zijt boos, maar gy zult in de dag des
Oordeels rampzalig zijn. Dc bozeo fpotten met
^eo KSHsn J di« ien vermanea God £e bidden.
430 MAHOMETS
Zy zullen inde dag des Oordeels rampzalig we-
zen. Waar in zullen zy geloven zo zy niet in
d\'Alkoran geloven 3
Hooftdeel va» de Tjding, begrjpende veertig
regels , te Meda gefchreven.
Tn de naam van de goedertiereen barmhartige
God. Wat vragen de bozen aan malkander
aangaande de grote tijding , van de welke zy vcr-
icheiden vau gevoelen zijn ? 7.y zullen\'t verRaan ,
Zy zuüen \'c vcrilaan. Heb ik d\'aarde niet gefcha-
pen en uitgcftrekt? Heb ik de bergen niet opge-
heven , om ltsaf vaft te hechten ? Hebben wy u
niet mannelijk en vrouvirelijk gefchapen ï Heb-
ben wy niet de üaap, en de nacht ora te ruften,
en de dag om t\'arbeiden gefchaperi? Hebben wy
ïiieT xcven hemelen, en de, zou vol licht boven
n gebout ï Hebben wy niet het water uit de wol-
ken doen af komen , om d\'aarde haar Planten,
CU veeiderhande kruiden te doen voortkomen 5
De dag des Oordeels za! eens een dag van vreucht
en droefheit wezen. Als d\'Engel de trompet zai
fix-kcn, zalalledcwerreitin gedrang tot het alge-
meen Oordeel komen ? De hemel zA zijn deur ope-
nen, de bergen zuilen gaan; en de iie? is de plaats,die
Voorde verdoolden bereid is.\'Zy fuHen daar eeuwig-
lyk blyven. Zy zullen daar geen ruft vinden , noch
ook geen drank, dan ziedend en ftinkend water; een
vergelding, die met hun werken wel overeenkoomt.
D\'ongelovigen geloven niet dat fy rekening van hun
werken moeten geven,en tafteren: maar wy rekenen
cn fchrijvcn naukeuriglikal\'tgeen,datfy doen.Men
zal in den dag des Oordeels tot hen zeggcu: Smaakt
heden de ftraffing, diegy verdient hebt. Men zal
uw pijnen met pijnen op pynen vermeerderen, Dc
genen , die Gods vrees voor ogen gehad hebben ,
zullen in een plaats van geluk wezen, in tuinen
vau een zeer vruchtbare gront, met druiven en gra-
naten verkiert. Zy zolfen uit volle fchalcn een lek-
kere drank drinken, cn dsar geen ydelc > noch leu-
gea-
-ocr page 468-genaehtige wooiden horen. Zodanig is de vergel-
ding der gener, die Gods geboden gehoorzamen.
Hy is Heet der hemelen en dtr aarde. Niemant zei
darren fpreken, als de geeften en d\'Engelen voor
hem vergadert zullen vs\'ezcn, Niemant zal zon-
der verlof voor een ander koimen Ijjrcken , noch
bidden. Deze dag zal de dag der waarheit vyczen.
De genen, die aan haar behagen , zullen zich by
zijn goddelijke Majefteit vertrekken. Wy heb-
ben ün u verkondigt dat Gods ftraffing u wel
haaft overkomen zou. Yder zal al \'t geen zien ,
dat hy gedaan heeft; en de bozen zullen in de dag
des Oordeels zeggen : Och dat ik aarde en ftof was\'?
V Henfieel der Gener, die uitruhj^en, hegrypende
teSenvtertigregels , te Mecha gefchreven, \'
Gelaldyn noeint dit het Hooftdeel der gener , die een
ziel trekken.
T N de naam van de goedertiere en barmhartige
■■■God. Ik zweer by d\'Engelen, dic dc ziel uit
dc lighamen der ongelovigen en bozen rukken,
by d\'Engelen, dic de zielen der gelovigen vcr-
gezclfchappen, by d\'Engelen , dic de zielen der
vromen , als zy naar \'t Paradys gaan , geleiden ,
en by d\'Engelen , dic tot de bezigheden des wer-
tclts geftelt zijn, dat al\'t volk iu dedagdes Oor-
deels verrijzen zal. In deze dag zal d\'aarde beven,
en de harten der menfchen op \'c eerftc gedruis
des trompets fidderen. Met het tweede gedruis
zal hun gezichcvanvrecsverbyftereni en zy zul-
len zeggen\'. Ziet hier, wy zijn weer op d\'aarde
gekcert, ter plaars, van daar wy vertrokken wa-
ren. Ons gebeente was vergaan, enonzcwccr-
kecring in ae werrelt zal ons niet dan ongeluk
veroorzaken. Dit tweede gedruis van df trom-
pet is ccn teken van Gods gramfchap- Zy zul-
len dan ui t de graven op d\'aarde verrezen zijn. Hebt
gy dc gefchiedenis van Moifes verftaan! en hoe
God, zijn Heer, hem in \'t heilig dal, Toi ge-
aocm:, ijepï cn hot hy zci4c: Ga aaai Farao:
hy IS van de rechte weg afgeweken: hy is in ccn
grote dohng. Zeg tot hem : Ik roep u tot de\'
weg der zalighéit. Ik fal u reinigen, en op dc weg
VanGods wet brengen, op datgy zijn vrees voor
ogen zoud hebben. Moifes vertoonde aan Faraó
èen van zijn grootfte wonderdaden. Hy verachte
echter Moitès hy was hem ongehoorfaam , cn vaiï
de rechte weg afgeweken. Hy deê zijn volk ver-
gaderen, cn uitroepen dat hy hun God was. Maar
God heeft hem ftrengelijk geftraft? , uit oorzaak
van zijn lafteringen; Ditisecn voorbccltvan zijn
almachtigheit byde genen, die vroom zijn. O bo-
:£eii, waart gy moejeliker te fcheppen, dan de he-
mel ? God heeft zijn gcweit opgeheven, en hem ge-
lijkmatig gefchapen. Hy heeft de nacht duifter , en
dag vol vau klaarheit gemaakt. Hy heeft d\'aard? ■
nitgeftrekt, en daar uic bronnen doen voortkomen ,
om\'de planten tc befprocjcn,en de dieren te wateren;
Hy hceft voor u, cn voor u kudde de bergen opge-\'
heven cn beveftigr. Dc menfchen zullen ten twee-
denmaal, ais de trompet gedruis fal maken, aan\'£
goed esr quaat gedenken, dat zy gedaan hebben i
en de hel zaf Voor hen ogen open blyken. De bo-
zen , die op aarde hun begeerlijkheden hebben
gevolgt, zullen in de hel geftoteu worden: en dc
genen, die Gods vrees voor ogen gehad, en in de-
Ze werrelr hun tochten ovcrheert hebben, zullen
naar \'t Paradys gaan. De bofen fullen u vragen wan-
lieer de dag des Oordeels wezen zal. Nicmant weet
het, dan uw Heer. Gy zijt niet gezonden , dan om"
de helfche pijnen aan de genen tc verkondigen , dic
deze dag vrezen , als ofzy hem tegenwoordig vooc
hun ogen zagen. Als zy verrijzen, zullen zy ge-
loven dat zy niet langer, dan van d\'avont tot aaa
d\'uchtent, in\'t graf hebben geweeft.
\'f Hooftdtel veen de Blinde, begrypende tweien-
veertig regels tt Mecba gefchreven.
ï N de naam van dc goedertiere cn barmhartig®
* ^od. , Pc Profeet heeft het Tooxhooft gering-
pclc,-
-ocr page 470-|)c!t, èn \'t aangezicht getrokken, en is vtrtirok-
ken toen de Bhnde tot hem gekomen is. Hy zal
V niet zeggen of hy in God geloven , en of hy
-voordeel met uw verkondigingen doen zak Wijk
van de geen , die van Gods wet afwijken zak
Gy zijc niet verplicht dan oni voor hem te pre^
ken, cn niet om hem te doen geloven. Maat
verlaat luet dc genen , die by u komen, otn
ónderwezen te worden , en dic God, vrezen.
D\'Alkoran is gezonden om \'t volk tV)nderwij-
zen ; hy is uitgefchfeven naar \'t boek , dat iii
de hemel bewaart word, aan \'c welk men eeu-
wiglijk eer en lof fchuldig is. Waarom is de
menfch boos ? om dat hy van een weinig waters ,
tot aan de geftelde tijt in fijn moeders buik
gebleven, gefchapen is? cn pm dat hy dc weg,
om daar uic te komen j gevonden beeft} Is \'c
öm dat God hem doet fterven cn verrijfen als \'t
hem goetdunkt 5 Hy doet nicc het geen, dat God
gebied, en merkt niet op de goederen, die hem
voeden. Wy hebben dc regen gezonden , de
fchatten van d\'aarde gcopent, alderhande graan,
moeskruiden , oliven , dadels., tuinen , cn ho-
ven , vol van vruchten en kruiden doen voortko-
men ipm u , en uw kudden te voeden. Als
d\'Engel ten tweedemaal de trompet lal fteken, fal
dc man voor fijn broeder , moeder , vrou cn
kinderen vlieden. Yder zal op fich felf denken;
In defêdag zal \'t aaugeficht der bozen van droef-
heit bedekt zyn: maar \'c aangeficht der vromen
fal vrohjk wefen. Dé genen-, diceen weg tuffchen
\'t geloof en de Goddeloosheit gelocht hebben ,
diens aangefichten füllen met aarde en ftof be-
dekt wefen.
\'j; Hooftdeel van de Kondigheid, hegrypende negen- g®,
entwimig regels, te Mecha gefchreven.
T N de naam van de goedertiere en barmhartige
■^God. Als dc rondigheit van de Zon fal blij-
ken , cn dc ftarren yallen , de bergen gaan , dc
kamé-
-ocr page 471-4H MAHOMETS
kamelen fonder laft en wachter , en de heeften
vergadert fijn , de zee met vuur bedekt welen ,
de zielen weer in lighamen keren, de dochters
D\'^ra- vragen waarom men haar doet fterven , het boek
hitrs be- van \'t goed en quaad geopent word , dc hemel Zich
groeven ontkleed , \'t vuur vau de hel te voorfchijn komt,
bundonb- cn\'t Paradys opengaat; dan fullen de zielen het
ters leven goed en quaad Weten , datzy gedaan hebben. Ik
dig^alstjj zweer by de dwaalftarrcn , by de duiftcrheit des
enig nachts, en by dc klaarhêit des dags , dat de woor-
quaat ge- den van d\'Alkoran de woorden van de Profeet zijn,
dam had- die van God bemint, cn machtig by fijn godde-
dtn, lijke Majefteit is. Gy moet hem gchoorfaamen;
hy is een feer getrou onderhouder van\'tgeen, dat
hem geboden is. Hy is nictbcfeten, gelijk gy geacht
hebt. Hy heeft d\'Engel klarcli jk, en foadcr bewim-
peling geficn, cn is voor \'t aanifaande niet bekom-
mert. Dc woorden van d\'Alkoran fijn niet de woor-
den des duivels. Werwaarts gy u keert, hy is niet,
dan om \'t volk , cn de genen onder u, die dc rcchte
weg willen volgen, t\'ondcrwijicn. Maat gy fult
«iergefint wefcn hem te volgen, zo\'tGod , die
Heer van \'t Heelal, niet belieft.
j j \'t Htoftdeel van d\'Opening des hemels , hegrijpettde
uventienregels, tiMetbagefchreven.
TN de naam van de goedertiere en barmhartige
* God. De zielen fullen \'t goet en quaad kennen ,
dat fy gedaan hebben , als de hemel fich fal openen ,
alsde ftarren fullen vallen, dc zeen te famen ver-
gaderen, en de graven opengaan. Omentchl wie
maakt u fo verwaant, dat gy u tegen God dart ver-
heffen , die u gefchapen en gemaakt, en u op fuik
een wijfe , als hy wilde, gevormt heeft J O bofen,
gy wilt niet in de dag des Oordeels geloven. Daar
fijn Engelen, dic óp \'t geen merken , dat gy doet,
endie God gehooffaamzijn. De rechtvaardigeu
fullen in \'t Paradys gaan, en d\'onrccbtvaardigcn
lul-
-ocr page 472-fulIcA in \'t heifche vuut geftort worden, daar fy
iiitnmcï fulkn uitkomen. Ik fal u niet feggen wan-
neer de dag des oordeels fal wefen. In defe dag fal
«iemant fijn naafie konnen helpen j cn God fal al-
leen gebieden.
\'t Heeftdeel der Gener, die met valfih gt-
wicht laegea , begrijpende tßHniar-
tig regels , te Mecha gefchreven.
T N de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Degenen, die met valfch gewicht wegen,
en met valfche maat meten, geloven niet dat zy in
die dag zuilen verrijzen, in de welk de hele wcrrelt
voor God vergaderen zal, om geoordeelt te wor-
den. Zeker, het boek, daar in dc zonden der bo-
zen gefchreven flaan , word in de hel bewaart.
Ramp zal in dc dag des Oordeels over d\'ongelovigen
wezen: memant twijffelt aan de koomft van deze
dag, dan de bozen. Als zy Gods geboden horen
verkondigen, zeggen zy dat het niets anders, dau
een oude fabel is. De goddeloosheit houd hen in
deze doling, en doet hen de wct van zijn goddelijke
Majefteit verlaten. Maar zy zuilen in dehelfïhe
vlammen geftort worden. Men zal tot hen zeg-
gen : Ziet daar-?|^feftrafSng, diegy niet hebt willen
geloven. Het boek, daar in de goede werken der
goede lieden gefchreven ftaat, word in de hemel
bewaart. D\'Engelen zijn getuigen van dat degoc-
den de geimchten van \'t Paradys zullen genieten.
Zy zullen Gods onmetelijke genaden zien , cn op
aangename bedden leggen. Him aangeïicht zal
van vreucht en vernoeging bedekt wezen ; Zy zul-
len vaneen zeer fmakelijke gezuiverde wijn drin-
ken , die als muskus zal rieken. Hy zal in vléffchen
verborgen wezen, dic niemant, dan zy zeiven,
kan openen ; en hy fal met water uit de fpringbron
van \'tParadys gemengt wezen, daar dcCherubic-
fïcn drinken. D\'ongelovigen fpotten mei de ware
a-
44» MAHOMETS
geiovigen , die hen wilien onderwijzen / en alszy
echter weer naar hnn makkers gekeert fijn i ver-
wonderen (y fich over hon lering, en fèggen» als
fy hen fien: Zietdaar d\'^f^ei-ojMldeii. Maar fy
fija niet gefon Jen om hun befchernïcrs te fljn.D\'on^
gelovigen, die fich bekeeren , en in de dag des
Oordeelsgtipven, (uilen in\'t Paradys ingaan., ciï
Gods ge.iade genieten. Z,y fullen de ftrenge ftraffeB
der verdoemden ficn , die naar hun verdf.enften ge-
ftraft fullen worden , en in d\'andere werrelt her
geenyinden , datfy opaardegedaan hebben.
\'t Ueiftdeel -van de Splytitt;^ , Begrijpende vijfén-
: iwintigregels i teUechagefchreven.
N de naam van de goedertiere cn barmhartige
fGod. De dag des Oordeels fiil verfchijnen , alsde
hemei fal fpiijten, en d\'aarde door Go:is gebied ,dc
ineafchenuit de graven opwerpen. O menfch, gy
gaat dagelijks ter doot, en fult eindelijk het goet en
quaat vinden, dat gy gedaan fult hebben. De geen ?
aan de welk men het rekenboek yan fijn werken ii^
de.rechte hant fal geven,. faf falig wefen: hy fal met
lijo makkersin \'t Paradijs gaan, daar hy een eeuwi-
ge gelukfaligheit fai genieten. De geen , aan de vyel&
men \'t rekenboek fijn werken in de flinke hant
fal geven , fal vcrdoenit wefèn : hy fal in \'t hclfche
vuur geftoten worden, uic oorfaak van d\'ongeoor-
Ipfde geneuchten, die hyinde werrelt heeft gencj-
men, en omdat hynkt in de verrijfènis heeft ge-
looft. God fiet al\'t geen, datfy doen, en houd "er
rekening af. Ik fweer hy de roóth\'eit, die in dc
lucht verfthijut, als defbn ondergaat, bydcdut-
ft^erheit van de nacht,en by de klaarheit van de maaHi,
dat gy alle van wefen en geftahc fult veranderen, en
na uw doot weêr opgewekt worden, \'Waarom ge-
loven de holen niet in God ? Waarom verootmoedi-
I jen fy fich niet, als fy d\'Alkoran horen lefen \' Zy
, afteren God: maar hy weet al \'t geen , dat fy doen.
Boodfchap hen , dat fy geftraft fullen worden, cfl
dat degenen, die in fijn eenheit geloven, en goede
werketï
I
werken doen , een oneindige vergelding füllen onc-
fingen.
\'tHodftdeél der hemelfche Tekemn y hgrimnde
twintig regels, te Mecha gejchreven.
Veel Leeraars noemen dit het Hooftdeel der burgten.
ï N de naam van de goedertiere cn barmhartige
* God. Ik fvïeer by de hemel, met ftarren vercicrr,
by de dag des Oordeels, by d\'Engelen, en bydc
menfchen, dat de genen , die grachten vol vuur
gemaakt hebben , om de ware gelovigen te ver-
branden , getuigen van hun eige boosheit füllen we-
len , en bekennen dat het vuur hen felven verbrant
heeft, om hen Gods eenheit, en de waarheit van
fijn wet tedoen bekennen. God is almachtig, en
altijt verwinner: hy isKonink der hemelen, cn
der aarde; hy fiet alles. De genen, diede ware
gelovigen plagen, en fich niet bekeren, füllen ver-
doemt wefen: Zy füllen eeuwiglijk in \'t helfche
vuur branden. Maar de genen, diein Godgelo-
ven , en goede werken doen, füllen in tuinen , daac
veel vloeden vloejen, wonen , daar fy voor altijt
een opperfte plukfaligheit fuilen genieten. Gods
gramfchap is krachtig: Hy doet fijn fchcpfden, als
\'t hem goetdunkt, fterven, cn verrijfen. Hy is
barrnhartig tegen de genen , dic berou van hun fon-
den hebben, en bemint de genen, die hem dienen.
Hy heeft fijn fetel gefchapen, aan de welk men eeu-
wiglijk lof fchuldig is, Hy verheft de geen, die\'c
bem goetdunkt; cn niets is hem onmogelijk. Hebt
gy dc gefchiedcnis der lieden van Farao cn Temod
gehoort ? God fal op gelijke vrijze degenen ftraf-
fen, die niet in fijn wetgeloven: hykent hen alle.
^ekcr, d\'Alkoran, die dierbaar is , ftaat in\'tbock \'
gefchreven , \'t welk in de hemel bcwaatt word.
\'t Hooftdeel vm de Star, efmerde fVint, hegrij.
f ende teventien regels, te Mecha gefchreven.
Tn de naam van dc goedertiere cn barmhartige
Göd. Ik zweef by dc hcmcl, cn hy dcSur, die
Ff den
tien menfchen de weg wijfl. fk fal n niet zeggen by
; welke Star, by de Star vol klaarhêit, dat yder menfch
een bewaarder heeft, (die op \'t goet of \'t quaat
merkt, \'t welk hy doet.) Aanmerkt de menfch niet
waar af hy gefchapen is? Hyis gefchapen van een
Weinig verfpteid water, \'f welk uit het Iighaam van
de man en vrou koomt. God zal hem in dedagdes
Oordeels doen verrijzen, en niemant fal hem kon-
iKn befchütten, noch tegen de gramfchap van fijn
goddelijke Majefteit konnen befchermen. Ik zweer
by de hemel, dic de regen afzend , by d\'aarde , die
ïich opent, cn hem ontfangt, om haar vruchten
voort te brengen, dat d\'Alkoran het goet van \'t
quaat onderfcheit, cn dat hy niet vergeefs gezonden
is. D\'ongelovigen fpannen te zamen tegen de Pro-
feet} maar God fa! hun famenzWcring tegen hen
dóén keren, en fy füllen \'tniet weten. Heb ge*
duit ? en verdraag d\'ongeloyigen ccn korte tijf
g ^^ \'t Heeftdiel t/an de Hêffge eis Machtige, begrijpende
Xjtverttien regels, ie Mecba gefchreven.
1N de naam van de goedertiere en birmhartige
■®\'God. Verhefde naam van uw hoge en machtige
Heet, die al \'tgeen, dathy gefchapen heefc, gc-
^ lijfcmatig heeft gedeclt. Hy beveelt hetgeen ,, dat
^ hy wit, cn geleidde genen, die hem aaagénaam
zijn , op de rechte weg. Hy doet de kruiden uit
d\'aarde komen: hy heeft hen groen gefchapen; hy
maakt hen droog, en verandert hen, gelijk \'t hem
goetdunkt. Ik lal u d\'Alkoran lezen : vergeet niet
van \'t geen, dat gy fult lezen, dan \'t geen , dat God
wil dat gy daar af vergeten fult. Hy v,-eet al \'t geen ;
\'t welk in de wcfrelt vcrborgsu is gehouden, en
al \'t geen , dat in \'topcnbaar\'is geftelt. Ik fal fijn
wet aanu leren. Verkondig d\'Alkoran: hy lalden
geen nut wefen, die Gods vrees voor ogen heeft.
Degenen, die hem verachten, füllen rampzalig
wezen, en in\'t helfche vuur geftort worden, daar
i) met lïönnea leyen, noch fterven : en de geen,
dic
-ocr page 476-die Gods Wel ômbelft, en aan fijn naam gedenkt,
fal zalig fijn. Bid Gód ter geftelde tijt. Zeker, de
ttomcnzullen erfgenamen van degoederen der aar-
de , en van de goederen dês hemels wefen, die groot
en eeuwig zyn. Zulks is in d\'oude boeken van Abra-
ham, envan Moifes gefchreven.
\'t Heißdeel naii\'t Dekfel, hegrfpende tisentiijmtig Sf.
^ > Micha gefchrevet).
Gelaldyn naemc dic het Hooft deé! des Oordeels , om dît
de verdôemdeft in deze dag mét vuur en vrees bedelcB
ïulleil viceieti, ÉezieÉfetêti.
TN de naam van de goedertiere én bàfmhâftJgêGôd.
*Hebt gy van \'t Dékfel horen fpreken t In defe däg
2al \'t aangeficht dér bofen m#t droefheit bedek we-
zen. Zy zuïle» in \'tniur treden, datbôv^mtiâfeu
heet IS. Zy Zuilen biedend Water dritikênj enrtiet
dan hagen en dbotneneteii. ^y zulkn bovcttnïâfen
mager wefe» ; én dehtjnger ïé hett fïiet väiJ veel
andere rampen yefloflert. Iii defè dagztillert dé göe-
den van verhoeging vervult vfèfen,en van hon Jttod-
ten in \'t Paradys tergoFdeti worden. Zy ziiïlen hiets
horen zeggen j \'t welk onaangenaam «aW hen is. Zy,
op verheve bedden leggendezuHen de fpritró-bfoh -
jien zien vlieten. Zyj welgetoegde hdófdküfletfs,
enopwdvêfçiefdebeddenfteaneHde,zuiIeniïJta3»-
genattie glazen drinken. Zullen de bofen niet op de
Wonderdaat van \'t wyfje des kaméefs meffeen > hoe
hetgcfcha pen wierd ? hoede hemeldfjgefieteH is J
hoe de bergen gt-fchikt Zfjn ? en hoé d^àatde ifftge-
ftrekt is ? Verkondig deti bozen de helfche \'pynen.
Gy fyÊ gefonden onl hen tep£eken,cn niet om hen te
dwingen. God zal met fijn grote ftraf de geen ftrüf-
fèn, die fijn wetverläät, en d\'Akaran verwérpt.
Alle mcnfchen «alle» éerià voot fïjhgoddeJijke Mâ-
jefleit vetgMeïf wofdeftj om reimiHg van hun wet \'
k\'eO te géven.
\'t Hâtftdeel van de Dageraad, hgfffenie dmlg fg. g g •
gels, te Uechitgefcbrevéfi,
|N dc naam van de goedertiere en barmhartigeGod.
*lk fwcci: by de Dageraad, by de tiende dag des""
rfs. mawts,""\'"\'
-ocr page 477-Gy fult de ® , by \'t even en oneven, en by de koomft van
verMa- nacht, dat de bofèn geftraft zuHen worden. Is\'er
rimvan d\'aanmerking tan defè eed , \'t welk den
iefe menft;hen de vuilighei: kan doen vlieden ? aan-
tldats \'"srkt gy niet hoe God Aad, Arems zoon, ge-
tim. handelt heeft, die in hutten woonde, de welken
op fb dikke pijlers fteunden, dat\'er geen dierge-
lijken in zijn lant gefien zijn J Weet gy niet hoc
hy Temod handelde, die de ftenen en klippen dear-
fneed, om in \'tdal tc wonen? Weetgy niet hoc
hy Farao handelde, die de handen cn voeten der
gener , de welken hy flrafen dec, met nagels
deurboor de ? Weet gy niet hoe hy de gcïicn heeft
gchandelt, die voormaals in han lant feive vandc
rechte weg a^edwaalt zijn ï en die han onrcinig-
iieit vermeerdert hebben? Hy heeft vcrfHieide pij-
nen op hen geworpen. By merkt op al\'tgeen, dat
dc menfchen doen. Hy ^cftmenigtcvan goederen
aan degenen, diehy niet beproeft, en nceroihen
van de genen, die hy beproeft. De bozen bcvrijzeu
geen eer aan de wezen? zy onthouden zich aietvan
\'t broot der armen E\'cten: maar fj fuilen rekening
daat af geven; cn zy zijn fècrtot de rijkdommen
genegen. Als d\'aarde fal beven, cn alle gebouwen
verwocftzijtt; als d\'Engelen, door gebied vanaw
Heer, in ordening fulkn afdalen, zo zal de hel
voor de bozen opeti wezen. Zy ftiMen aan \'t geen ge-
denken , dat men in dewerrelt aan hen verkondigt
heeft,en zeggen!Waarom heb ik in mijnicvenGods
geboden nier onderhouden ? Zy zollen meer gclïraft
worden, dan iemant ooit geflraft heeft geweeft» cn
fy fulIcneDgclijkcrgcbondcnwordcn, dan iemant
ooit gebonden heeft geweeft. Mei» fal tot dc zal j-
f en feggen: O ziel, dieklockraocdigiijk , cn fon-
cr vrees Gods geboden onderhouden hcbï, keer
Met vernoeging weêr tot uw Heer, tree in \'t gczci-
fthap der zaligen, cn gaat in \'tParadys.
\'tBe*ft-
-ocr page 478-\'tüsajded vande Stat, begrypende twintigregelst 89.
te Mecba gefchreven.
Veel hebben ditHooftacel van de Nacht genoemt.
^N de naam van de goedcrtietc cn barmhartige .
iGod. Ik fweer by dcSiat, dat het vcroorloft is^\'^\'^^\'-
haartc veroveren. Ik zweer by de Vader, enby
Kint, datwy de menfchen in d\'elende gefchapen
hebben. Meent hy dat niemant fterker is, danhy
Hy zegt dat hy grote goederen befteed heeft. Meent
hydat uiemand zyn bedryf geficn heeft? Hebben
wy hem geeu twee ogen, een tong, cn twee lippen
gegeven ï Hebben wy niet dc weg van goet cn quaat
aaa hem vertoont ? Hy zal ftrengelijk geftraft wor-
den ; maar ik zal u niet zeggen met welke flach van
ftrafSng. Waarom zal hy de flaven nier verloflen ï
Waarom zai hy niet aan de genen, dic honger heb-
ben , aan de wefen, aan zyu magen, die behoeftig
zyn, cnaand\' armen t\'eten geven J \'t Gedult cn de
Jicfde worden ouder de ware gelovigen gcprelca.
Zy zullen ter rechte hant zitten ; en degenen, die
dc geheimeniflèn van ous geloof beftryden, zullen
ter flmke hant wefen, Zy zulien in \'t helfche vuur
bcflotcnzyn,
Hgoftdeel van de Z$n, hegrjpendt vjftien regels,
tt Mecba gefchreven. 9®\'
|N de aaam van de goedertiere en barmhartige
■iGod. Ik zweer by de Zon, en haar hcht, by dc
Maan, en haar klaarheit, by\'tvuur enzynopry-
fing, byde nacht, en zijn duifterhcit, by dehe-
mel, en zijn ftarren, by d\'aarde en haar veldeu,
byde fchepping vanldc ziel, cn by de kennis der
deucht, cn der zonde, dat de geen, dic van zijn
Xbnde gereinigtis, falig fal zijn, cndatdc geen,
d\'c zich in dc foqde verontreinigt, rampühg ial
wefen. De lieden van Temod verloghcnde\'hun
Pxofecf, uit oorfaak van hua hardnekkighcit:
? maar
maarzeker, zyzijn daar over geftraft. God? Ap®-
ftelea Profeet zeide tot hen: Ziet daar Gods kameel}
Jaat hem drinken. Zy fpotten met hem , cn dood-
den defe kameel. God heeft h;n ftrengelijk geftraft»
Hy heeft fijn ftraffingen tegen hen niet gefpaart.
jl. \'iüopfuhelvmdeï^\'tcbt, hegrypende twintig regel St
t» Mecha gefchreve».
IN de naam van de goedertiere cn birmhartigcGod.
Ik uweerby de duiftcrheit van dc nacht, by de
felaachcit van d? dag, e» byde fchepping van dc
pian en vrouw, dat uw werken zeer verfchcidcn
ïijn. De geen , die aan God de gehoorfaamheit
bewyfi;, die hy aan hem fchuldig is , cn die in
lijn Eenfecit gelooft, zal in \'t Paradys gaaa: en
de geei1> die fijn goddelijke Majefteit niet looft,
eniïch niet wü bekeren, zal inde hel gaan. Zijn
rijkdommen zullen hem niet belchntten ; enhy zal
iiid\'eeuwjge vlammen geworpen worden. Wy ge-
leiden \'t volk. Wy hebben de fchikking van \'t begin
enpinde aller dingen. Ik verkondig udc helfche py-
nen ; niemant zal\'cr inkomen, dan d\'clendigcn , die
gelaftert hebben, en van de weg der zaligheit afge-
weken zijn. De geen, die Gods vrees voor ogen
heefc, cn aalmoellen doet, zal van \'thclfchc vuur
bevryd wefcn. Niemant 7fi\\ vergolden worden , dan
van \'t geen, dat hy om dc liefde tot God gedaan
Leeft. Hy zal daar af vernoegt cn te vreden zijn.
V H$opdeet vitn d\'epgerete ?on, hegrypende tien re-
bels, te Mecha gejcireven.
Mahomet i N de naam van de gocqcrticrccn barmhartigeGod,
plaagt -»Ik zwcerby dcklaarhcit vand\'opgang der Zon »
.M«3\'£»-en byde duiftcrheit van de nacht, dat uw Heer u
gel Gii\' niet verlaten heefc. Hy haat u niet. Zijn marren zal
brtél, effïuvordclijk wefen j engy zult eindelijk vernoegt zijn.
dat hy Je Heeft hyuniet welgehuisvcft, toen gy ccn wees
lang ge- waart ? Heef: hy u niet rijk gemaakt, £oen gy srm
hieven is, -vvsart ?,
tonder hetn tt hemkfH,
-ocr page 480-waart ? Poe den wcfeu gcm ongelijk , vertaaau
d\'armen niet, eu verhaal dc jonften, die God aan
ubcwelcn heeft.
U Hooftdeel van de Bljffchapy kegrypende acbt regelt, 9 3*
te Mecha gefchreve».
de naam van de goedertiere en barmhartige
■»■God. Heb ik uw hart niccverblyd? Hebben wy
« niec vau \'t pak verloft, \'t welk op nw iclusudeïs \'
woog? Wy hebben uw naam cnachtibg verheven.
Droefheit word van ïernoeging gevolgt. Als gy uvsr
gebeden gepindigt heot, 20 arbeid, qi bemin uw
Heer.
\'tHesftdeel va» deXjg, hegrypeHde acht regels, te 9 4.
Mechagefcbreven.-
ÏN de naam van dc goedertiere en barmharEjg;e
God, Ik zweer byde Vygen en Qlyvcn , by cle
berg Sinai, en by de zekerheit en vry heit > die in deire
ftat(Mecha) is,dac wy de mcafch met evenredigknt
gefchapen hebben. Wy hebben hera daar na verach-
telijk gemaakt, uitgcTonderc de ware gelovigen , die
goede werken doen , en ccn oneindige vergcldinij
zullen ontfangen. Wyders, o bofe ! wie doet u de
wet bfieteii ? Is God niet dcRechter der rechters.
\'t Hosfideel van \'tgeflremde Bloet, hegrypende z.even-
tieiiregHs, te Uecbstgefchreven.
De Bedaoi en Gelaldyn noemen dit het Hooftdeel der
Lezing.
|N de naam van dc goedertiere en barmhartige
■^Cïod. Lees d\'Alkor.in , cn begin byde naam van
God, die alles, en dc .menfch van een weinig ge-
ftremt bloet gefchapen heeft. Lees d\'Alkoran ,\'en
vcrhefde heerlijkheit van uw Heer, dic de Schrift
^an de menfeh heeft geleert, de welk aan hem \'t
geen dat hy niet wift", geleert heeft. Hyis echter
in eén grote doling, en wil niet aanmeiken dat hy
YOprGgiJ ^yë?rkeerexlza^ Hebt gy dc geen aange-
E f 4 mcxkt,
MAHOMETS
merkt, die een van Gods dienaars wilde beletten
zijn gebeden te doen ; Hebt gy bekent ofhy op de
weg derzahgheidwasï Hebt gy géfien ofhy ge-
laftert, ofde wet verlaten heeft; Weet hy niet dat
God hem verlaat ? Indien hy niet aflaat, zo zalhy
met de bozen by\'t hair in\'t helfche vuur gefteept
woiden. Hy fal de plaats veriaten, daar zy verga-
deren om tegen \'t geloof te twiftrcedenen ; eride
duivels fullen hem in d\'eeuwige vlammen ftorten.
Wees Gods geboden niet ongehoorfaam. Volhard
in uw gebeden, aanbid God altijt. De gehoorfaam-
iieit zijner geboden falu zijn goddelijke Majefteit
doen naderen.
1
\'t Hooftdeel-van de HesrlijkJjeit of Macht, begrijpende
vyf regels, te Mecba gefchreven.
T N de naam van de goedertiere en barmhartige
* God. Wy hebben d\'Alkoran in de nacht van
heerlijkheit en macht gezonden. Ik heb de welda-
den van deze nacht van heerlijkheit en dcucht niet
aan u geieert. De gebeden , en de goede werken ,
dic in defe nacht gedaan worden , hebben meer
verdienfte cn kracht, dan de genen, die men in
duifent maanden doet, D\'Enge endalen, door toe-
lating van hun Heer, in deze nacht op aarde, cn
groeten dc ware gelovigen tot aan dc dageraad.
\'t Hooftdeel der Onderw^xing, begrijpende acht re-
gels , te Medina gejcbryven,
I N de naam van dc goedertiere cn barmhartige
God. Degenen, die de Schrift weten, endicin
veel goden geloven , fullen hun afgodcry niet verla-
ten , tot dat zy \'t ondefwys van Gods Profeet
gehoort hebben. Hy za! hen ecu zuiver en rein
boek voorlecftn, daar in de geboden van dc rech-
te weg gefchreven ftaan. De genen , die de
Schrift weten , hebben zich niet van malkander
gefcheiden, dan na dat zydit onderwys begrepen
padden. Hen is geboden een enig God aan te bid-
den.
den, hun gebeden ter geftelde tyd tc doen, en
de Tienden te betalen : dit is dc rechte weg. D\'on-
gelovigen, die dc Schrift weten, en veel goden
aanbidden, ftillen eeuwiglijk in \'t hdfehc vuur
blijven, en fèer rampzalig welen. De genen,
die een eenig God geloven, en goede werken
doen, ftillen zahg zijn, cn van da Heer in *t hof
vim Eden vergolden worden , daar veel vloeden
vloejen, cn daar fy eeuwiglijk fuilen blyven. God
fal van hun gehoorfaamhcit voldaan wefen, en
fijn zegening , voor de genen bereid, dic zijn
vrees voor ogen hebben , aan hen geven.
\'f Heoftfleel van d\'Aardbeeving , hegrijfende acht
regels, te Ueditm gefchreven.
tN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Als d\'aarde fal beven, en de lighamcn
uic hun graven werpen, dan fal de menfch vra-
gen wat fy doen wil. Men fal befcheit daar af ,
aan hem feggen; te weten dat God haar gebied
dit te doen. In defè dag fal\'t volk uit verfchei-
de plaatfen uit de graven te voorfchijn komen, cn
\'t goet en quaat zien , dat het gedaan heeft. De
geen, die fo veel quaat gedaan heeft, als de fwaar-
heyt van een vefehje bedraagt, fal geftraft, eu
de geen, die fo veel goet gedaan heeft, als de
fwaatheit va;i een vefekje .bedraagt, fal vergol-
den worden.
\'t Hooftdeel der Paerden , begrijpende elf regels,
te Meekaren te Medina gefchreven.
Enige Arabiers hebben dit het Hooftdeel van da
Weêrkeering , of der gener, die wcêrkeeren, ge-
noemr.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige .
God. Ik fweer by de paarden, en by \'t gc- ^fr
druis, dat fy met de voeten maken, als zy ten
oorlog weerkeeren, by \'t vuur, \'c welk fy uic
doen barftcn, alsfy met de voeten tegen de ftee-
, F f S \' »«n
ne» flaan ; die uit krijgelheit gcfwiudclijk lo-
pen , en \'c Itof in \'c midden der vyanden doen
rijzen , dat de menfch ondankbaar van de wel-
daden van fijn Heer is: hy is felf een getuig van
fijn ondaokbaarheit, cn bemint d\'aardfche rijk-
dommen te hoog. Weet hy niet dat God alle
de VVerrck weêr (al doen verrijzen ? dat hy al \'t
geen, \'t wejk het gehcims in \'t hare der men-
fchen is, teil toqn fal ftellen ? en dat hy al \'tgeen
weet, \'t welk fy gedaan hebben î °
100. \'\' Hagftdttlvan de Druk,, begrijpende elf regels,
te Mecba gefchreven.
ïNde naam van de goedertiere en barmhartige
God, AI5 d\'uitcrfte dtuk lal verfchynen, ifc
fal uniet feggen in welke tijt dit wefen fal, dan
fullen alle menfchen , gelijk bedmatten uitgeftrekt»
vergadert worden ; en de bergen fullen gelijk ge-
kaarde wol wefèn. De genen, diens fchaal van goe-
de werken fwaar fal zyn, fqllen in \'c Paradys in-
gaan : en de genen , welkers fchaal licht van goede
werken fal wefen, ftillen in de he! ingaan. Zy fullen
ineen vuur gaan, datfo heet is, datik fijn hitte
niet uitdrukken kan.
101. \'t Hopftdeel van d\'Overvlnet, hegrypende acht re-
gels , te Mecba gefchreven.
T N de naam van de goedertiere en barmhartige
* God. Zeker, allcuwforgtotin uw\'graf beftaac
in d\'overvloet nwer goederen : inaar gy fult voor\'t
aanftaande leren, gy fult voor \'taanftaande de waar-
heit leren. Gy fult, fo gy\'er kennis af hebt, de hel-
101 overwegen gy fult eens fien dat fy on-
twijffelijk zyn , en dan vragen waar \'t Paradys is.
pit is een \'t Hoafdeel van d\'Avant, begryptNdedt drie regels ,
gefielde teUechagefc)n-even.
\'ifur byde t N de naam van de g\'oedertiere en barmhartige
Mahome- God. Ik fweer by d\'uur van d\'Avonc, dat de mcn-
tautn, om fchen rot hun verderf genegen zijn, uitgefcndcrt de
hun gebe- ggnenxdie in God geloven", die goede werken doen,
dent» en die dç waatheit en volharding hoog aciiten.
\'t Hooft-
-ocr page 484-ALKORAN.
\'f UsfßM mn de Vervolging, btgrypendeTitveti i^j.
regtls, te Micba gejcbremen.
ÏN de naam van de goedertiere cn barmhartige
God. Ramp is over degeen, die fijn naafte vec-
vo]gt: dc vervolgitig heeft haar tcgenvervolging.
Degeen, die fchatten ophoopt, en befich is met
hen te tellen , acht dat fy hem onRcriFelijl;: füllen
maken: in tegendeel, fy füllen hem in fijn ongeluk
ftorten. Ik feg niet in wat ongeluk; maar \'t hel^
fèhcTuur is altyt ontfteeken , om \'t hart der bozen
te branden. Zy zullen inde vlam geworpen, en
aan grote ftakcn gebonden worden.
\'t Hooftdeel der Elefanten, begrypende vyf regels, te 104.
Mecba gef breven.
"iN dc naam van de goedertiere en barmhartige"
•*God. Aanmerkt gy niec hoe uw Heerde genen
heeft gehandelt, die op Elefanten geklommen .qoa-
men » om de tempel van Mecha te verdelgen ; Heeft
hun (imenlwering niet hun eige verderf geweeft ?
God heeft tegen hen vliegende benden gefouden,dic
ftenen op hen wierpen, op dc welken hun namen
ingedrukt waren. Hy heeft hen gemaakt gelijk zaat,
in een velt gezaait, dat van de heeften geëten was.
\'t Hooftdeel va» Kareis, begrypende vier regelt, te 105.
Mecba gefchreven,
tN dc naam van de goedertiere cn barmhartige
-»■God. K-oreis heeft zich niet menfchelijk tegen
hen betoont. Het volk koomt alle winters, en alle
zomers dc God van de Tempel te Mecha aanbialdea,
die hen voed, cn die hen van honger, en van vrees
yerloft.
\'t Hooftdeel van de Wet, hgrypende teven regels , j Qg,
te Mecha gefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
* God. Hebt hy ds gesji seficn, die de Wet üftcrt ï
Hy
-ocr page 485-Hy vcrflind het goed der wezen, en \'t broot der li
armen. Ramp is over de genen , die niet opmer- \' ^
ksnde in hun gebeden, en die geveinft zijn, endie \'
de menfchen fcelctten wei te doen,
V Heeftdeel va» de toevleejiag, begrijpende drie
regels i te Mecha gefchreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Wy hebben een grote toevloejing van
onze genaden aan u gegeven. Bid uw Heer? en
hef uw handen op. De geen, die u haat, zaï
rampzaiig wezen.
ïoS. \'t Hooftdeel der Ongelovigen, begrijpende Xjes regels. ^
te Mecha gef chreven.
IN de naam van de.goedertiere en barmhartige
God. O ongelovige afgodendienaars, ik aan-
bid niet het geen, dat gy aanbid. Ik zal .niet
ket geen aanbidden, dat gy aanbid ; en gy aanbid
niet het geen, dat ik aanbid. Gy onderhoud uw
wet, en ik de mijne.
\'t Hooftdeel va» de Befcherming , hegrypetide vier
regels, te Mecha gefchreve».
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Een groot getal van volk omhelft Gods
Wett, als hy de ware gelovigen befchermt, eu
- de verwinnig aan hen geeft. Verhef zijn heer-
lijkheit, en verzoek vcrgitFenis van heinj hy is
zeer barmhartig.
^t Hotfideel van d» Falmhooms\\ian , bégrijpendt
elf regels, te Mecha gejcbrtvea.
.Ablbebs
vjijf Gelaldyn noemt dit het Hooftdeel van \'t Verlies.
laierp uit » N de naam van de goedertiere cn barmhartige
verach\' God, Ablhcb heeft de hant verloren. God
tif>gdoor-heek hem geftraft: zijn rijkdommen zullen hetn ^
nit! in niet konnen bergen. Hy zal in d\'eeuwige vlam «
btai>
-ocr page 486-|jran<Jc«, met zijn wyf, dic \'c hout op haar hals ^(»homss
draagt, met dekoort van een palmboom gcbon-\'"\'^^\'
den.
BedMÏt
\'t Msefiietl dtr Zaligheit, iegrypetidt vierregeU,
te Mecha gejchreven, _
IN de naUm van de goedertiere en barmhartige
God. Zeg tot d\'ongelovigen: God is ecuwig:
hy teelt niet voort. Hy is niet voortgeteelt; ca
hy heeft geen medcnoot.
UHeeftdulderJffcbeiding, begrijpende vijf regels, ^^^
ttUecbmgejcbreven.
IN de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Zegtothen: God, die de klaarheit van
dc duifterheit gefcheiden heeft, aalmy befchutten
van aüc dc quaden, die hy gefchapen heeft, van \'t
gevaar, van dc duifterniflen, van de genen, die
regen de knoop van dc draat der tovenaars blazen ,
cn van de benijdcrs.
^iHosftdesl van \'t Volk,, hegr^pende t/es regelst ^^
te Mecisgefchreve».
T N de naam van de goedertiere en barmhartige
God. Zegtothen : Ikzalmy wachten van de
bekoringen des duivels, cn van de boosheit des
volks, door de hulp van de Heer des volks, Kö-
ïiing des volks.
Einde van Mabemets Alksran.
-ocr page 487-VAN
D*eerße uit de Saraßjnfche Hiflöfie \'üan
Georgim Elmacinus Arabier
D\'andere uit verfcheide &bfyvers der Chriftenen
getrokken, én tezamen geftelt.
Met me h em Befchryving ^an t.ekete
Reis^ door Mahomet naar Jerufalem^y en z.oó
voort ten hemà gedaan-, en daar hy een Sà~
menfpraak^ tischen een Jood ^ en
Mahomet.
\'t
\\Airrde LesLer^ dewijl "Wj d\'Alk$fan ^
lof Wethoek^der Mahomtanen
\'t J^-ellefi, aanHvertoom hebben^ z^o
, naar om óórdeel, niet onget/oe-
^vöegelyk^ \'wez^en dat wy eok^ iets \'vdn de geen
fpreken j die de Mak^r of anders d\'Ontfanger daar
{vermits xyvoorgeeven dat dit bóeh^t/m de
hemel gekomen ii) genoemt word. En dewijl
\'vriendeft en vyanden van zjjn afkpmfl geboorte^
opvoeding en daden gefchreven hebben, yder {ge~
lijkje geloven is) naar deverfcheyde driften, daar
af hy gedreven wierd j z.o zMÜen wy hier een
tweevoudig verhaal van zyn leven en bedryf ver-\'
tonen-, en voor eerfi een be fchry ving van zyn le-
ven en daden uit de Sarafjnfche Hifiorie van
GeorgiUs Elntacinus.^ die hy , een Mahometaan,
en dieshalven Mahomet toegedaan zynde , in de
Arabifche taal gefchreven heeft. D^andere be-\'
fchryving is uit de gefchriften van verfcheide Chri-
fie Schryvers , zyn tegenjlrevers , getrok^n , en
■wel omtrent fnet hun eige woorden ^ maar niet met
de zalfde ordening geftelt j vermits wj , om alk
\'Verwarring., z^oo veel ons mogelyk^was, te fchn-
wen^ van zyn geboorte af tot aan zyn doot toe^
naar gevolg van tyt, uit yder Schryver \'t geen ^
dat wy daar toe dienftig oordeelden , genomen ,
\'en te z.amen gezet hebben, zonder te yogen \'tgeen^
daar in zy verfehilkn , te recht te brengen , z.o
fm
-ocr page 489-Gm om in geen verkeert oordeel in zulki duißere za-^
^ninte Ti/ik^len.j aïseok^^op dat d\'opmerkendele-
Tjsr z.elf\'t verfchil j en deßrydigheit daar in zjau bc
merken., en^ z.o^themlufiy naarz.yneigehelieven
daar af oordelen. Wy voegen hier noch by eenver-
toning, dbor Mahomet en sjjn navolgers verdicht,
van een reis naar Jerufalem ^ en voort ten hemely
met de Jporeloz^e dingen , die hy , gelijkjverhaali
word, daargezjien heeft: Daar by noch een Same-
fpraak^tufcheneen yode, en Mahomet y die reden
en rekening^ van zjjn leering aan hem geeft. Dit
is ^tgeen, dat wy hier op te zeggen hadden. Tree nu
voort y zjo\'tu belieft y en vaar wd^
leve N>
Getrokkin uitde Sarafjnfche Hiftorie -vm
Georgius,Elmacinus , tn d\'^rabi/cèe tasl ge.
Jcbreven, m ^/flor Thomas Erpcnius ia Latijn ge-
ftelt , en daar uit deer J. H. G. vertaalt.
Uhammd Abulka/ïm, zoon van Ab-
dalla, die een zoon van AbdulmutaUb, ~ "
deze een zoon van Hasjem , cn deze""\'\'
weêr ccn zoon vanAbdumenaf was,
- — beeft d\'eerfte geweeft, die de gods-
dienft yan \'t Iflamifmum in \'t licht bracht , cn
onderhield. De naam van fijn moeder was Emina ,
die een; dochter van Wahcb, Abdumcnafs zoon,
was. _ ^
Muhammed, van "heerlijke geheugenis , is gc-r j ^
boren m\'t ftcenachtigdal vande ftat Mekka, des , \'
maandags met het krieken van de dag, die d\'achtfte T *
van de maant des eerfte Rabius was, met de welk
uit de maanden der Romainen, de tweeëntwintig-
fte dagdesmaants Nifanovereenkomt, in\'c achi-
hondert tweeëntachtigfte jaar van Alexandér de
Groot.
Zijn vader ftierf twee maanden voor "dathy ge-
boren wierd, en fijn moeder toen hy zesjarenout / \' "
was. Hy wierd dieshalven van fijn grootvader Ab- ^*
dulmutalib opgevoed , tot dat hy acht jaren bereikt
had; want toen ftorf deze ook, in d\'ouderdom van
hondert en tien jaren : eh v^m toen af wierd hy tref-
felijk van fijns vaders broeder, Abutalib genoemt,
opgevoed.
Toen hy veertig jaren bereikt had , wierd hy
ftot het Profetifch arapt) beroepen, op maandag\', Bfraf-
die de tweede dag van de maant des eerfte Rabius/"«^s
was, iu \'c negenhondert tweeëntwintigfte jaar van
Clg Alexan-
Alexander de Groot, "^dac hc: .twintigfte ,was des
Rijks van Kofroës, de zoon van Hormil\'das, die een
Deelgefio- zoon van Nusjerw^an was. Degeen, died\'eerftein
ten, ptofecy geloofde was Chadigja , dc dochter van
lïjns vaders broeder, daar na fijn knecht Zeid, Ha-
xiths zoon; federt Alis, Abutalibs zoon, alle van za-
lige geheugenis. Namaalsquam ook cot hem Abu-
bcker.rnet vijfaiideren ,die, van hem tot het Iflamif-
mum geroepen , alle hem gehoorzaam waren : hun
namen fijn Otfman , Affan^szoon ; Zubcir, Awams
zoon ; Abdurrahinan , Aufs zoon j Sand , Abu-
wakkas zoon ; en Obeidalia, Algjarahs zoon : en
deze negen hebben de voorgang tot bet Iflamifmum
gehad.
Lering. In \'t vierëuveertigftc jaar van fijn ouderdom
openbaarde hy fijn beroep want hy nodigde te
voren alleenlijk iu\'t heimelijk tot het lOamifmum.
Hy, (ijn beroep geopenbaart hebbende, beval in
d\'enige God te geloven, hem te dienen, en t\'aan-
bidden , en verdelgde de dienft der afgoden , fteldc
debefnijdcnisin, beval de vaften van de maant Ra-
madan , de vijf gebeden, dereinigheit, dc pelgrima-
gie naar de Tempel van Mekka, en dat nicmant
bloet, geftorve vleefch, noch vatkensvleefch zou
eten , cn vervolgde met oorlog de genen , dic defe
dingen niec onderhielden.
By hem quamen ook veel Chriftenen , zo Ara-
biers , als anderen , die hy in fijn belcherming
ontfing, na dat hy belofte van veiligheit aanhen
gedaan had. De joden, Mages, Heidenen, cn
andereu , die d\'eed van getrouheit aan hem de-
den, verkregen ook van hem vry.\'icitin\'tgfloof;
doch echter op defc voorwaarde , dat fy\'tol cn
Ichatting foudeu betalen. Hy beval ook dc waar-
heit der Profeten en Apoftelen, en der boeken ,
die aan hem gezonden waren, cc geloven : ook
dac Chriftüs , Marias zoon , Gods Geeft , des
rt^eaflre Apoftel was, en nam \'c Euange-
\'i,eis ^^ Roraifitcn wilden
di5
-ocr page 492-dit niet tocftémraen , maar vvetrflondcn hem
krachcighjk, en zeiden hem hun vijantfchapaan.
Hy wierd dapperlijk van fijns vaders broeder Ahu-
talib geholpen , en verbood dat iemant met het
zwaert by hem zou komen.
In\'t vijfde jiar geloofde Omar, Alchictabszojn,
van zalige gehcugenis , en beveiliigde «ioor fijn ge-- ^
Joofd\'andereMuflimsi Daar waren toen negenen-
dartig , die geloofden, in voegen dat hy de veertig-
fle was. In \'tacbtilejaar maakten de Koraifiten een
plakkaat, dat de zonen van Hasjem geen verbont
met de dochters van Almutahbzoudt n maken, nocii
fich met hen vermengen , cn iiiiigen dit plakkaat op
in dc Tempel van Mekka^
In\'t tiende jaar ftorf Aburalib, dieyverig in de >
Godsdienft der fijnen was, out over de tachtig ja- ^^^^
rpn: en de Kotaifiten wierden verfterkt, en hun
macht en hoop wies aan.
In \'t zelfde jaar trok de Profeet v.^n heerlijke ge- ^ r
heugcniT uit naar Tajifa, en nodigde des zelfs in-
woonders tot het Iflamifmum ; maar zy gehoor- \'
zaamden hem niet: en toen hy daar een maant ge-
sveeft had, keerde hywcêr na Mekka. Hytroüde Hwwf//)\'-
io dit jaar rot gemalinnen de dochter van Abubeker ^tn.
dc Rechtvaerdigc, en Sewda, dc dochter van Za-
maa: en in\'t twaalfde jaar quam\'er Mefraby.
In \'t dartiende jaar quamen tot hem zekere Awa- Bek,erlpg
fen Chazrazcn , te weten driecnfcvcntig mannen, en der Me-
twee vrouwen , die boven \'t Iflamifmum noch d\'eed diners^
van getrouheit aan hem deden: en uitdefcü ftelde
hy twaalf tot Leeraars; en roen dc-fcn weêr naar
Medina geke;rc waren , is des zelfs Iflamifmum
onder haar ftedelingen verfpreid ; en fy betoonden
ficb fijn helpers te Wefen. Hy ge\'oood in\'t zelfde ,
jaar de fijnen naar Medina te verhuizen , die alle der\' Maö^KjftS
waatts uitgetrokkeu fijn , behalven Abubeker en
Alis, dic by hem bicven.
In \'c veertiende\' jaar (zegt Abugjafar Tabatita ^
vaa zalige geheugcnis) verhuifdc Muhainmcd ,
-ocr page 493-van heerlijke geheugenis, naar Medina, enhadby
zich Abubeker de Rechtvaerdige , en Amer. de
zoon van Kamra , Abubekers knecht, Abdalla, de
zopn van Artak^rt, waïdegeen, diehen voerde.
Alis bleef noch drie dagen met fijn verlof, om fijn
dillen cc redden, en vervoegde fich daar na by hem.
Hy c]uam te Medina \'s maandags, (anderen zeg-
gen des donderdags) diede twaalfde van de maant
des eerfte Rabius was, omtrent op de middag. Hy
was ter herberg by Chalid Abiobius, de zoon van
Zeid, tot dathy fijn kerk en huis boude, daarhy
federt in verhuifde. En van dit jaar wotd hetTdjaar
van Hegira afgeleid , en is het vierênvijftigfte jaar
des ouderdoms van Muhammed van hecrfijke ge-
heugenis.
In \'t eerfte jaar van Hegira (zegt Abugjafarvan
zalige geheugenis) troqdeAIis, de zoon van Abu-
talib, met Fatima. In\'t zelfde jaar gaf Muham-
med van heerlijke geheugenis, aan fijn vaders broe-
der Hamza een wit vaandel, (en dit was \'t eerfte
vaandel, dat hyaan iemant gegeven heeft) en zond
met hem dartig Muftims : maar hy rechtte niet
veel uit.
In\'t tweedejaar geviel d\'eerfie en grootfte ftrijt
van Badra,in de welk enigen van de dapperftcKrijgs-
överften der Koraifiten gedoot wierden , te wefen
op vrydag, de zeventiende dag van de maant jRa-
modan. Want hy had gehoort dat Abufbfian, Ha-
riths zoon, naar Syrien trok, met veel pakken , in
de weikeu \'t geit der Koraifiten was, dat gerooft
wierd: en Abufofianweek naar Mekka, \'tGetal
derMuflims wasdriehondert en negentien , cn dac
van d\'ongelovigen tuflchen de negen hondert en
duizent. De Muftims kregen d\'overhant, en dood-
den zeventig mannen van d\'ongelovigen, en vingen
gelijk getal. Van deMuflims fnen velden niet meer
dan veertien mannen. In dit jaar fijn noch Veel an-
dere ftrijden voorgevallen.
In \'t dajcde jaar belegerde hy de Joden in hun
bürgten,
Maha-
mecs . le-
girs of
vlucht
geviel
op dc
feftiende
dag van
hooi-
maant, in
\'t jaarna
Ghriftus
geboorte
022,
Mahamets
eerfte
vaandel.
Het
tweede
jaar van
Hegira
begon op
de vijfde
dag van
hoöi-
inaant in
\'tjaar
der Chri-
ftenen
623,
burgten, cn bracht hen dooreen beleg van vijftien
dagen , zoverre, dat zy zich aan hem overgaven , begon\'op
en dat hyhen weehvoerde ; cHdeMufiimsroofdcnde24.
hiui Tchattenen rijkdomihen. Hy zond in\'t zelve dag van
jaar esn bende uit, omKaab, Alafrafszoon, .
Jood, diens groce vijant hy was, te doden, In dit dèr
jaar wierd ook, op de Sabbatdag, omtrent in \'t chriüe-\'
midden van de maant Sjewal, een ftrijd gehouden , nen 624.,
en dc berg by Medina ingenomen, \'t Getal der on-
gelovigen was drie duizent voetknechten , by
welken twee hondert ruiters, drie duizentkame-«\')\'<\'«f-
len, en vijftien vrouwen waren ; en hun Veltover-
fte was Abufofiao, Hariths zoon. Maar \'tgetal
der Muflims was duizent. De Mullims kregen wet
in \'t eerft d\'overhant, maar wietden daat na van
d\'ongelovigen verwonnen , die zeventig van de Mu-
flims doodden, onderde welken Hamza , AbduU
rautalibs zoon, was. Dezedag was ongelukkig,
in de weik Muhammed , van heerlijke geheugenis,
zeifin de ftrijt was, envan Okbas, Abuifingids
zoon , met een fchicht getrofFen wierd , die hem ^ewom.
de voorfte tanden aan de rechtc zijde brak , en zijn
ondetfle lip quetfte. Abdalla , Sjehabs zoon , wond-
de hem ook in \'t voorfiooft. Zijn bovcntantvleefch
wierd ook gewond; en twee van zijn voorfte tan-
den vielen uit. Van d\'ongelovigen wierden twee-
ëntwintig gedoot.
In \'t vierde jaar gefchiedde de ftrijt der zonen van
Nadir, die Joden waren , en , huii veftingen ver-^^^ de^"
irten hebbende, voorgenomen hadden buiten hun 13\'. van
grenzen te trekken, en naar Chaibara reisden. Som- zomer-
migen van hen weken echter naar Syrien. Mundir
Saada^us , Omarszoonvervolgde hen tot aan de
put van Muavia, met zeventig Mediners, die hen\'^myf,
alle doodden , uitgezondert Ksab, Zeids zoon , die yj
wechraakte. In dit jaar wierd ook delefle ftnjt van jaar be-
Badra gehouden. ggn op de
In \'t vijfde jaar voerde men d\'oorlog vail dc
Gracht. Paar waren veel volken yergadert, te
ösrhjr, weten de Koraifiteii, en dc zonen van Koraidas,
Nadir, Gatfan, en van Selim. D\'Overtlen van
hen waren Habib Ahtabs zoon , Salam Abulha-
kiks zoon , en andere Joden. Jolef, Hariths
zoon, was\'gekomen oni de Koraifiten , en dege-
nen, die hen volgden, met tien duizent mannen,
, tsbcleiden. AtibasKarareus, Hafanszoon, had
\'\' hetgebied over de Gatfaniten , en anderen. Sel-
man de Perfiaan ried dac men een gracht zou gra-
ven. Zy wierden yan d\'ongeiovige\'nieer dan twin.\'
tig dagen belegert. Naim , Mafudaszoon, \'t Ifla-
mifmum omhelllhebbende , bracht metgrotear-
beit by de Gatfaniteu te weeg, dat deze volken van
d\'onderlinge byflant afweken, en fcheurde \'t ver-
drach , dat tullchen hen, en de Joden geaiaakt was.
Zy vloden van daar, na dat\'er zes Miiili\'ns, en drie
Vsylog. ongelovigen gedoot waren- In dit ja.ir is ook
d\'oorlog der zonen vati Koraidas gevocrt tegen
\'de welken Muhammed uitgetrokken is, dic hen
vijfentwintig dagen belegerde : cn toen bun elende
d\'overhant genomen had,gaven zy zich over in han-
dt;n van Saad , Maads zoon , die zwak van de wond
was, de welkhy in de ftrijt van dc Gracht ontfangen
had. Deze ried dat men alle de mannen zou doden ,
cnde jongens en vrouwen in gevangenig v/echvoe-
len. Daar wierden dieshalven tuffchen de zes en
zeven hondert onthajft , onder de welken Hahib,
Ahtabs zoon , was : cn zy wierdeii in grachten
gezet, die op de markt van Medina gemaakt waren.
De Muflims deelden der zelvervrouwen , kinderen
cn middelen onder malkander:eii Saad ftorf van deze
st Kefte wonde, die dagelijks erger wierd.
jaarbé- In \'t zefte jaar wictd in Hadicia het gebed inge-
gonpp ftelt, om dsgezontheit te verkrijgen , envcelftrij-
jL^li.^ onder anderen de ftrijt vanMufta-
van bloei- , , " i i r
iriaanr.in zonen, d;e hy in Satana ontmoetie. Hy ver-
jaar der ftrooide en doodde hen , en voerde hun vrouwen en
Ghrifte- . kinderen wech, onder de welken Gjuweira, Harichs
nen 627. jjocl^tcr, was, die Muhammed v 3U heerlijke gehcu^.
. ^^ \' penis
genis tot zyn gemalin nam , voor de welke hy, i\'i
plaats van een bruicfchat aan haarte geven, deoeT,,1J
vangenen die vau haar maachfchap waren , losiict. ^
In dit jaar geviel ook deftrytvan Hadicia, zrkerer. -. j
plaats by Mekka, op de weg, langs de welk men \'
naar Gjudda gaat. Sedert wierd vred^ gemaakt tuC
fchen hem, cn dcKoraifitcn , tc v/etcn dat\'er se-
t r - • 1 1 IHjjVrJcre
oorlofc zou zyn tien jaren lang te ploegen. De ge-
nen dan, die onder Muhammeds vcrdrachen ver-^^ g^^
bont wilde wezen, hebben zulks aangenomen, ^^railiun.
he geen, die \'c met de fvorailiren wilde houden, \'
voegde zich by hen; doch op deze voorwaarde dac, yg^y,
zo ieman: der Koraifitcn , zonder verlof van -jjaarden
Overfte, tot Muhammed overliep, deze aan hem ^^^^^\'j
wcêrgezonden zou woeden , maar indien iemant
van de Muhammedanen , zonder des zc-lfs vctlof, \' ■
tot de Koraifitcn overging, dac die niet aan hein
wcêrgezonden zou worden. Maar indien Muham-
med met zyn krygslieden in datzelfde jaar weer-
keerde, en tot hen intrad, om daar drie dagen te blij-
ven\', zo zou hydaar met geen apdcr geweer inde
fchcê in trecdcn, dan ecu reizend manby zich hecfr,
Dit verdrach v^n\'t beftan t wierd door Sah} A mir
Omars zoon, gemaakt, en van Alis, Abutahbs zoon,
van zalige gchcügenis, fchriftelijkge.ftelc. Hy , deMabemets
jonft en toegenegeiuheic verkregen hebbende,wierd inhul-
ingehuh ondereen boom, die (èdert uitging , om ding.
dat de vlieciiig van\'t water, gelijk mcii zegt, hem
ontnomen wjerd.
In\'t zevende jaar nam Muhammed van heerlijke
geheugcnis een geftoclte voor zich; en men zegt dc jj^r*
dac zyn gemalin tot hem zeide: Ik heb ecu zoon .begon op
die een timmerman is. Zal jk hem bevelen dat«^ag
hyeen ftoel voor u maakt ? Hy antwoordde ja ; cn
de zoon maakte voor Muhammed een ftoel van g^S \'
wilde Thamarifch , pf naar auderen van witte tumz-Ma\'bomeis
rifch, en beftout in twee trappen ,\' cn een zitplaats.
Eer deze ftoel gemaakt wierd, fteunde hy, zyn redeu
in dc Tempe doende , op een houtc Icunftok,
Gg 4 Deze
Deze zetel duurde tot dat Muavïas,Abufofiaiis zoon,
heerfchte, die noch zes trappen daar by voegde , en
federt wierd hy niet verandert, en Oefman, Affans
zoon, behing hem eetft met tapijten.
Strijt. In dit jaar geviel ook de Strijt van Chaibar. Mu-
hammed won veel bolwerken, en wierd een Heer
der rijkdommen en fchatten , die daar in waren. Hy
belegerde zeer fel en engelijk twee burgten , te we-
ten Watiha en Selalima ; en dit zodanig, dat zy
weinig van hun ondergang af waren, en vanhem
verzochten dat hy beletten zeu dat hun bloet geftort
wierd, en dat zy in hun landen gelaten zouden wor-
den, en dathy (jarelijks) de helft van hun dadels
zou ontfangen. Hy bewilligde hen dit, maar voeg-
de \'r echter een voorwaarde by, namelijk, dat hy,
als hy wilde, hen uitfloten zou. Toen\'t gerucht
hier af verfpreid was, wilde d\'inwoondèrs van Ba-
dra op gelijke wijze met hem handelen; \'twelkhy
ook toeftemde. Dc Joden bleven ook onder de voor-
waarden van dit verdrach, tot dat Omar, Alchit-
tabs zoon , een wijl tijts geheerfcht had, die , ver-
ftaan hebbende dat Muhammed yan heerlijke ge-
heugenis in zijn ziekte gezegt had dat\'ergeen twee
Eettgods- Godsdienften te zamen in Arabia moefteu wezen ,
dietijiin ben daar uit vetftier. Dczeftrijt van Chaibar gc-
jlrabia. ^chiedde in de maant Muharram. In ditzelfde jaar
bracht dc Jodin Zeinaba, Alharits dochter, voor
hem een fchaap, met vergift bcfmet; en als hy
ietsdaaraf, om t\'eten, genomen had, zeide hy:
®t Achtfte ^\'^ker, dit hd wijft my aan dat het met vergift be-
jaatbe- ^\'met is.
gonop In \'t achtfte jaar van de Hegira won hy Mekka:
de 30-<J=\'gWant de Koraifiten hadden \'t verdrach gebroken.
Muhammed trok tegen henmettien duizent Muf-
»C jaar der lims, tot dat hy teMarwuttahran quam. Abbas,
phrifte- Abdulmutalibszoon, fijns vaders broeder, quam
by hem, met Abufofian, Hariths zoon , en ge-
Mekx^ loofde. Hy zeide dieshalven , degeen, die in Abü-
ge\'won\' fofians huis ingaat, lal zeker yyezen, Degeen, die
fijf}
-ocr page 498-zijn deur fluit, fal zeker wezen , ende geen, dic
in de Tempel ingaat, zal zeker wezen. Hyquam
binnen Mekka, ionder ftrijt te leveren; en al \'tvolk
van deze ftat geloofde , uitgezondert weinigen,
diehy, metuitftortiugvan hun bloet, doden deê.
Mekka wierd gewonnen op d\'eenentwintigfte dag
van de maant Radaman, en dit noch in ruft en ftil-
te, eer men gewelt gebruikte. In dit jaar geviel
ook de ftrijt van Honaina, een zeer bekeut\'dal.
Want toen dcHawazins verftaan hadden dac Mekka
gewonnen was, quamen zy te zamen by Melik,
Aufs zoon ,d3ar de Tlèkifs, met hun gemalinnen cn
fchatten, zich ook by voegden. Muhammed trok
tegen hen, met twaalfduizent tnannen. Dele bei- ,.
de heiren vielen op malkander in\'t dal van Ho-
naina. D\'ongelovigen kregen d\'eerfte verwinnig:
maar ledert kregen de Muflims weer d\'overhant,
die hen in de vlucht floegen , en alle hun fchatten
roofden. Defe roof beftont iu zes duizent oflen,
vierentwintig duizent geiten , veertig duizent fcha-
pcn, en vierduiiènt oneen zilver. In deze ftrijt
wierden tnegentig mannen van de Tfekifs gedoot,
cn niet meer dan vier mannen der Muflims verfla-
gen. Alle de gevangc vrouwen , en de roof van Gja-
ranä wierden te zamen vergadert, en hy trok weck
tegen Tajifa, dat by belegerde. Maar hy, federt
dit beleg verlatende, trok naar Gjarana , daar dc
gevange vrouwen der Hawazins waren , welkers
gezanten by hen quamen, en verzochten dat hy hun
gemallinnen uit jonft aan hen weergeeven zou, cn
zeiden daar by dat zyzijn moejen waren. Hygaf
hen dieshalven de keur van hun huisvrouwen en
kinderen, en van hun fchatten. Maar zy verkozen
hun gemallinnen en kinderen , die hy aan hen weêc
overgaf; en hy deelde hun fchatten aan de Muflims
uic. In \'c felfde jaar quam te Gjarana tot hem
Melik, Aufs zoon, en geloofde. Hy herftelde
dieshalven hem zijn goederen , en maakte Gajat,
Afeds zoon > ©verfte van Mekka.
• Gg 5 U
-ocr page 499-474, M A H O iM E T S.
\'r Negen- "egende jaar wierd de Tebucenfcbe oorloff
itejaar gcvoerc; en CMuhammed} maakte vrede met dc
™ Dauma, en metde VorftvanEila, op
van gras!®dat fy fcbatting zou.ien betalen.
• maant, in- Toen iiy omtrent tien dagen te Tcbuk ftil geweeft
\'C jaar der had, vettrok hy naar Medina in de maand van Reg-
Chrdte- jeh. Dit waszijnléfteoorlog.indev/elkOtfman,
nen 030. ^fTj^^
zoon, duizent goude ftukkcnaan \'t heir uit-
reikte. In dit feifde jaar hebben de Tajifs \'t Iflamif-
mum omhelft, over de welken hyOtdnan, Abu-
las zoon, fteldc. Hy zond ook Abufofian , Hartts
zoon, die weêr een zoon vanSjubawas, om hun
. lir\'igsgcreedfchap.tevcrwoeftcn.
bfgirop 1«amcn veel Arabicrs by hem j
de 9. dag ^"/ie menlchcn namen \'t Iflamifmum aan , cn
v-ingras- zijn woott wicrd beveftigt. In "t feifde jaar verliet
raaant, in , hcm de valfche Profeet Mufèilema , en zeide dat hy
zijn medegenoot in \'t Profetifch amr was, en de
hiufcile- J®\'"\'\'\'"\'^\' "" zonen van HSnifas zijn hemge-
maeen\' \'t^e^fde jaarreifdeMuhanmed vanheer-
vaUche geheugcnis naar Mekka, daar hy op de tiende
Fronet. DtJihiggia intrad ; cn toen hy de menfchen
geieert, en in de godsdienft ondei wezen had , keer-
de hy weer naar Medina,
bèginw In\'ïelfdejaaropcnbaardezichdevalfche Profeet
dc afc\'.dag^\'^^^\'^-^b\'it"\' in\'rgelukkig Arabia, en noem-
van Len- de zich fclfecn Profeet. Hy won Sanaam, Nazrana,
temaanc, en de heerfchappy van Tajifa; cn toen hy begon
vermaart te worden , wierd hy van Fir Dailam ni
.^fri/ad zijn huis gedoot,
ten val- . dit zelfde jaar wierd Muhammed van hcer-
Jche Pr;,. h)kegcheiigenis, door de doot wcchgcrukt: want
fiet. toen hy van de reis naar Mtkka weergekeert v.as,
cn tot aan d\'achtëntwintigfte dag van de maant Sa-
\'JWKWfaj cc Medina geweeft had, begon hy ziektewor-
den: en hy beval aan Abubekcr dathy niet het volk
zou bidden;en zy deden zeventien gebeden. Hy ftorf
op maandag,de twaalfde dag desmaants van d\'eerftc
Rabius, toen hy driëiilèflig, of, naar anderen,
yjfën-
-ocr page 500-vijfeiifcftig jaren oucwas. Hy was lehrandcr vau ^^^^^^^^^
vernüf:: aangenaam van ftem , en bezochr eu ont^^^,
£ng de zijnen, gelijk zy hem bezochten en ont-
fingen. Hy verzorgde d\'armen , prees dc gro-
rcn, verkeerde met de kleinen, en lietdc geen,
dic iets van hem verzocht, niet zonder \'t geen,
dat hy verzocht, of zonder vriendelijke wootr-
den van hem gaan.
Zijn Schrijvers waren Otfman Affans zoon, en zijn
Alij Abutahbs zoon. Somtijts fchteven Vbzhz-sdrjvers.
rat Kaabs zoon, cn Zeid Thebiths zoon , ook voor
hem. Hy gebruikte fomtyds noch andere Schry vers,
die hy dan by hem had , namelijk Muavias \' bufofi-
ans zoon , Chalid Saids zoon, die wêer Abulas zoon
was, Maus Hidramiszoon, en Chantalasllabms
zoon. Abdalla, Abusjeihszoon, die van \'t ifla-
mifmum afweek, cnzichby d\'ongclovigci.voeg-
de , heeft ook voor hem gefchreven: Doch Otf-
man verfocht inde tijt van verwinning voor hem
bevrijding van fijn ftraf, die Muhammed aan hem
toeftont, na dat hy beftotcnhaddes felfs bloed tc
vergieten. Zubeir Awatns zoon, en Gjehem Saf-
wanszoon tekenden d\'aalmocflen aan , Hadskas Se-
malsfoon hield dc rekening van d\'mkomft der da-
dels, cn Mugiras Sjuabas zoon , cn Hufcin Ja-
mans zoon fchreven de vonniflcn en bevelen op.
Maar Abdalla , Arkams loon , antwoorde op de
brieven der Vorften.
Warde rechters aangaat, die in fijn tijt waren , Zyn
hy ftelde over d\'eed Alis Abutalibs zoon , Maad yan rechters.
Medina Habals zoon, en Abumoufas van Asjar.
D\'overfte van fijn vergifFenis was Anis Mehks foon,
en Kaïs van Medina sVidszoon, wasovcifte van de
bende der lijfwacht. Zijn groQtvaandel was wit, cn y
fijn klein vaan fwart. In fijn zegel was gefchrc- "-
ven: Toteen oubbelde getuigenis. Zinfpreu^
Belal was fijn deurwachter. Wat fijn Slotvooch- ^i^j^gg^-j^^
den aangaat, toen hy flor f was Gajat, Afcds^^^
ïoon, Sacsvoocht vau Mekka} Alsus, Hidramis
zoon,
-ocr page 501-zoon, Scatsvoogc van Bahraina, Otfman, Aba-
laszoon, had het gebied over Tajifa: Omar Mah-
ruma:iis, Abuommiaszoon , had de voochdy over.
de dorpen Sanaa en Gjcneda ; Chahd , de zoon van
Saïd, die een zoon van Abulas was, had de heer-
fchappy over de dorpen van \'t gelukkig Arabia;
Abüfofian , Harriths zoon , over Gjuresja; en
Ahs, JVIuias zoon , had de voochdy over zekere
ftreek van \'t gclulckig Arabia.
De Hifi:oriefchrijver zegt: Dewijl het Teljaar
van Hegira de maanjaren aanmerkt, zo zullen
wy verhalen en onderwijfèn hoe veel zonnejaren
daar af ^orden, om federt Adam , van godvruchti.
ge geheugenis, een rechte Tijtreekeuing tot aaa,
deze tijd te hebben. Men verhaak dieshalven dac
Muhammed gcflorven is na verloop van zes duizen;
een hondert en drieëntwintig zonnejaren , negen
maanden en veertien dagen , na dat \'er van het TTcl-
jaar Hegira-t^en maanjaren en zeventig dagen ver-
lopen waren, dat is negen zonnejaren, en elf maan-
den min een dag. Want d\'eerfte dag van Hi;gira was
een donderdag, en de lefce van zijn leven een maan-
dag ; die te zame» dtie duizent zes hondert cn veer-
tien dagen mt maken.
De Gefchiedboeken der Chriftenen melden dac
hy tot de Chriftenen genegen , en vriendelijk en
zachtzinnig tot hen was: en dat, toen enigen
van hen tot hem quamen, enveilighcit van hem.
verzochten, hy hen llechs ichattitig opgelegt,
welgedaan , ca op zijn Woort ontfangen, en tot
Omar gezegt heeft: Zeg tot hen dat wy hun zielen
even hoog achten , als wy onze zielen houden, cn
hun rijkdomtnen in gelijke ftaat als d\'oiize , en hun
toevallen gelijk met d\'onzen ftellen. Dit word ver-
haalt van dcSchrijver desbocks Almuhaddeb, uit
hetwelk de vermaarde Abuhanifa dit ter plaats,
daar hy dit van een Muflim, een Cbriften dodende,
hatidelt,te voorfchijn brengt. Toen zeker voornaao^
man, ecnChriftcnZijode^ tochemquain, ftond
hj
mt reU
jaar van
Uegira
Mahr.mets
genegent-
heit tot de
Cbriflenen
hy op, en bewees eer aan hem ; en hy, daar over
van enigen aangefproken, antwoordde: Als een
Vorft van enig volk tot n koomt, zo eert hem ;
en deze man is feer groot onder fijn volk. Hy
zeide ook: Doet wel aan de Kofciten van Egyp-
ten j want zy fijn van Maagfchap en verbont aan
u verbonden. Daar by , dat de geen , die een
Charten verdrukt , in de dag des Oordeels hem
tot tegenftrever fal hebben: en noch, de geen >
die een Chriflen beledigt, beledigt my.
Mahmets
en af\'
komil.
Rlaifedo
Vigenerè
en fes Ii«
luftra-
tionsfuï\'
1\'Hiftoir^
de Chal\'
cendile
Uit verfcheide Chrifle Schryvers ge-
tro%en.
\' E geen , die de Befchrijvingen der oude
I gerchiedcniflen, Mahomet betreffende,
deurziet, zal (gelijk gemeenlijk in din-
i gen gebeurt, die van klein groot wor-
den , welkers begin deürgaans duifter
is) daar in zo groot verfchil vinden, dat hy zwareiijk
de waarheit van deze gefchiedenis (zo zy \'er noch in
te vinden is) ontdekken zal, Dieshalven zal ik,voor»
genomen hebbetide een befchrijving van des zelfs le-
ven te vertonen , \'tgeen, dat van verfcheide Schrij-
vers daar af gezegt word, verhalen , cn, zonder von-
nis daar over te ftrijken.\'t oordeel aan de lezer lateft.
Wat Mahomcts geflacht en afkomft aangaat,zij-
navolgers hebben dat op twee verfcheide wijzen be-
fchreven, d\'ecn van Adam totaan hem afdalende,cn
d\'ander
van hem totaan Adam opklimmende, daar
af d\'eerfte in \'t boek van Azear, cn in de Handeling
van de geboorte cn opvoeding van deze vallche Pro-
feet , en dc lefte in de Sarazi jnfehe Jaarboeken ge
vonden word: daar noch ontcllijke fabelen, en al te
478 MAHOMETS
belachelijke bcuzelingen om te vertclicn bykomen,
cn onder anderen dat God, Adam gcfchapen heb-»
bende , hem Zekere\'weêr ft ralendcgians , rot bevvijS
van Mahomctsaanftaande geboorte, indrukte^
Dit is van de Tahnudiftcti, in Midras Tdlim.,é\'mt\'
legging der Piairnen,gcleenc die daar op dus zeggen^
Wat bedied het geen, dat in Daniël gefchreven
ftaat? Eii daar zal een licht met hem zijn. Daarop
Rabbi Abba antwoort: \'t is bet licht van Je Koning
Melftas , cn dit toont aan ons dac God hem daar af
gemaakt heeft, cn dac hy, totdeszelfs voortbren-
ging , dit licht onder de zetel van zijn heerlijkheid
beflocen hadi Daar op dc Sathan voor Godquam
verfchijnen , en zeide; Heer des v/errelt, voor wien
is dit licht des werrelts,dus onder de fetel uwer heer®
iijkheitbeflotenïGod antwoordde aan hem : Tot de
voortbrenging van de Mcfhas. Heer des werrelts,
zeide de Sathan weêr,,laat my dan toe dar ik hem be-
koor. Godzeide weêr i Gy zuk geen macht tegen
htm hebben.Vergun my ditaileenlijk , fprak de Sa-
than weêr; en laat my-met het oyetige begaan ;
wantik zal \'t wel volbrengen. God zeide toen tot
hem: Indien gydaar mcê fpot, zo zal iku uic dc
werrelt doen, en verdelgen. En van dieuur af be-
gon God een verbonc met de Meffias te maken. Dic
licht dan, van Godin Adamsaangezichtingedmkt,
ging, zo haaft als hy Eva van Seth bevrucht had ge-
maakt j in haar over, en daar na van haar in Seth ,
toen hy geboren was , die, gelyk dc Mahometiften
zeggen ,-de ftam en oorfprong van alle Gods Profe ■
ten en boden was, Hec boek van Azear verhaalt hier
noch een andere fabel,te weten dat d\'Engel GabricI,
met zeventig duizent van fyn medecngelcn ver-
zelt, yder met een rol papier, fo wit als ftieeu,
cn met een\' fchryfpen uit het Paradys in dehanc,
quam om \'t verdrach culïchen God en Adam j
iiangaand? de voortgang van dic licht van vader op
zoon , toe aan Mahomet toe , f\'otitwerpcn 5 \'c
welk van Gabriel getekcut, en roet zyn zegci
bcze-
-ocr page 504-bezegelt wierd. Dit licht ging van Seth over tot op
Enos, en van hem op zijn zoon Chanan , en dus
vervolgens van hant tot hant tot aan Abraham, in de
welk het verdubbelt wicrd, daar af een deel aan
Ifmaifl quam , en van hem aan Kaidar, van de welk
Mahomet hcrkomftig was-, en \'r ander deel ging aan
IQakovetjdiedeftam vao Chriftus geflacht is. Deze
dingen , van Mahomet, en van Zyn navolgers by ,
gebracht, hoewel zy fchijnen by geval eu onvoor-
ziens gezegt , zijn echter ten meeftendeel uit dc
Talmudiften cn Kabaliften getrokken.
Maar om weêr tot Mahomet te keren , ly zeggen
datlfmaël. Abrahams bafterz^eon , daar af Maho-
met fich herkomftig rekende\', te Mecha quam wo-
nen , daar hy Alghadira, de dochter van Alièrcha-
min. Koning van da: geweft, troude j enby haat
twaalfkiiidcren kreeg, die alle, gelijk hy, afgoden-
dienaars waren, eo fich van daar in verlcheide gewe-
ften verfpreideu. Maarde tweede, Kaidargcnoemt,
bleef re Mecha, daat fijn vader alreê de voor verhaal-
de toren en tempel geboud had, die van Mahomet,
in fijn .\'ilkoran , d\'eerfte van alle anderen genoemc
word , en van de welk hy ook fegt dat hy v.-in Abra-
ham Zflfgeftelt wicrd. Kaidar plaatfte d\'afgodin
de toren , daar hy.(èdert altijt aangebeden wierd,tot
dat Mahomet, middel gevonden hebbende ora fijn
lering te veften, Cn Mecha te winnen , dit beelt ver-
delgde. Maar de toren bleef in fijn geheel, ei>de pel-
grimsgaan daar hun beloften voldoen. Kaidar deê
daar ook een zwarte ftceii ftellen , te weten buiten,
naar de plaats, daar defe afgod was, op dat de ge-
nen , die in de tempel gingen , weten zouden wer-
waarts fy fich te keren hadden. Defe ftcen , van alle
tijden de gelukkige genoemc, word noch heden van
de Mahomctancngrotchjksgcëertïdie fich daar voor ,/■,.,
buigen, en hem met grote ootmoedigheit kuften.
Wat dc tijt van Maliomets geboorte betreft, daar^^^"^
affijn verfcheide gevoelens, ja ook onder degenen".*?" .
vsn fijn geloof cn vrgt. Want een Alfaquy van Scia-
tiyia\'^
-ocr page 505-uvia in Spanjen, federe tot het Chriftehjk geloof be-
keert,ftelc haar in "t zeshondertentwintigfte jaar on-
Zcrzaligheit; maar daar is niemant, die fijn geboorte
, fo fpade ftelt. Joannes Leo van Afrika, van het Tel-
jaar der Hegira, of vlucht fprekeqde, (\'t welk in \'c
twee of driee\'nvijfcigfte jaar van Mahomets leven
was) ftelt dat in \'t vijfhondertëenëntnegentigftc
jaar onfer zaligheit, hoewel het in\'tdrieentnegen-
tigfte jaar geviel. Palmerius, en na hem Funktms,
NikqlaasZeno, en veel andere ftellen dit Teljaar van
Hegira in \'t zeshondettfte jaar na Chriftus geboorte.
Volgand Drefler, in fijn Sarazijniche Tijtrekening,
brengt des zelfs geboortein\'t vijfhondertzevenen-
feftigftejaar, en de volmaking vau zijn Alkoran in
\'tzeshondertdrieëntwintigfte jaar; in voegen dat \'er
zevenenvijftig jaren tuflchen beiden verlopen zijn,
fchoon hy des zelfs overlijden in \'t veertigfte jaar
zijns ouderdoms ftelt. Celiiis Auguftinus Kurio ftelc
zijn geboorte in \'t vijf hondertenzeftigfte jaar,en zijn
doocm\'c zeshondertzevenendartigfte jaar, na dat
hy tien jaren geheerfcht had. De tijt van zijn heer-
fchappy is wel waar ; maar na zijn rekening zou hy
zevenenzeventig jaren geleeft hebben, \'t welk valfch
is: en hy, zijn rekening niec wel gemaakt hebbeji-
de,zegt dat het vijftienhondertzevenënzeftigfte jaar,
toen hy zijn Alkoran toeftelde,her negenhondertfte
jaar federt d\'oprechting van \'t Sarazijnfche Rijk
was: in voegen dathet alleenlijk in \'t zeshondert-
zevenenzeftigfte jaar, dartig jaren na de doot van
deze verleider, begonnen had: fchoon alle de Maho-
metanen ccndrjpchtchjk hun jaren der Hegira tellen
van die tyt af, in de welk Mahomet, met zyn deel-
genoten , gedwongen was, uit Mccha te vluchten ,
tien jaren eer hy overleed.
i^ijn Ol*- Mahomet, wat dies meer aangaat, was een zoon
den. \'»\'an een der aanzienhjkfte burgers van Mccha, Ab-
dalla geuoemt, zoon van Abdalmutalif, van de ftam
van Korais, en van een moeder , Emynageheten,
die » gelijk men voorgeeft ,een Jodin, en jonge hoer
■was,
-ocr page 506-LEVEN. . 48.1
was, <3e wHkc (ichgcwilliglykaan ÄbcJällaover-
gaf. Hy wierd iri de ftat jettibof Jefrab geboren ,
dic om defe oorfaak federt iVIedinah Albaui, di: ftat
van de Profeet, genoemt is, twaalfof vijftien mij-
len aan defe fyde van Mecha, of, na anderen in Me-
cha felvc , dic een zeer vermaarde haven in\'t wcfter-
Jyk deel van\'tgelnk\'Kig Arabien is, dartig of veertig
mylcn van dé Rode Zee, daar alle dc ruikende krui-
den en fpeccrycn, cn aiiderc fcoftelykc waren, uit \'c
ïevreft der S3beèrs,metKaravanen op kamelen,aan-
comen. Toen Mahomet geboren wierd, was defc
ftat ten deel van Joden bewoont, die hun Tempcleiï
Cl) Scholen befonder hadden, en ten deel van Heide-
nen , die een afgoddin aanbaden, Jliecht Alwr^ct
genocmt, de welke men de goddin Venus acht tc
wcfèn. En hier afkan gekomen zijn dat de Ma-
hometanèn de vrydag vieren , (gelijk de Joden dc
zaterdag, en dc Criftenen de zondag) tot geheuge-
nis van dezè afgoddin , die eertijds by de Heidenea
de goddin der telingen vruchtbaarheit vertoonde g
wanr Mahomet heeft iri \'t heimelijk veel dingen van
\'t oude Heidendom tc Mecha behouden. Dwr wa-
ren ook véel Chrifteneh ondei: vermengt, maar Nc- ^
fiorianen , Jakobiten , en meer anderen van dier-
|dijkftach. Daar was meê een Tempel, in\'t mid-
den vati\'dc ftat, Beithalla genöemt, dat is Gods
huis, meteen tóreq , El^Ma, of gehe-
ten, naar de welk de Mahometaiien zich gemeen-
lijk keèrde\'n, ais fy ImnZalla, of gebed deden,
( heden keren fy fich alle naar \'tztiiden ) en by des
felfsnaamfwoeren , gehjkde Moren noch heden
doen; fb grote eerbiedigheid betonen fy daar aan.
Voorts, Mahomet wierd, roenfijn vader alrec
zes of feven maatidcn overleden had geweeft, iu
Jetrib geboren, op de twaalfde dag der maant Sa-
habcn, die mfct onle Löumaant overeenkomt: Om-
trent in \'t vyfhondcrt en vyftigfte jaar onfer Zalig-
heit , gelijk wy hier na fullen tonen, terwijl alles
In beroerte en retwairing was, «n alle gcweften der
Hh "
48i MAHOMETS
aarde als in een branc des oorlogs ftonden : geheel
anders alsde geboorte van onfe Zaligmaker, die
in een algemene vrede en ruft der werrelt quam ,
terwijl Janus tempel te Romen door Cefar Augu-
ftusigefloten was. Zijn moeder leefde na zijn ge-
boorte niec langer dan twee jaren. Men vind van de-
Fsr/fSêiic ze geboorte al t\'onverdrageüjke vertellingen iii \'t
fabelen boek van Azear , enelders: te weten dat hy al be-
van hem. ftieden uit üjns-moeders lighaam quam, en dat ter
fèlfde tijt alle d\'afgoden (wart als pek wierden, en
nedervielen: datondertuflcben d\'Engelen Lucifer
by de keel grepen, en hem in de diepte der zee Alca-
zun ftorten, en dac hy in veercigdagen naauwlijks
de middel gevonden hebbende om van daar te gera-
ken naar de berg Kobels vluchce , daar hy met
fchrikkclijk gebrul cn getier alle fijn ttouwante»
tot fijn hulp riep, dic, van fchnk verbaaft zijnde ,
hem vraagden wat hem dus bewoog. Om dac, ant-
woorde hy, de foon van Abdalla, geboren is, van
God voortgebracht, en meteen brandend zwaert
gefonden , daar af de verftaalde fneê alle tegeu-
ftant deufdringen zal , tot onfè geheele verwar-
ringen fekere ondergang: in voegen dat wy in de
werrelt niets fullen behouden, en dat \'er geen plaats
fal wefen, daar de leering van d\'eenheit des enige
Gods, die alles gefchapen heeft, niet deurkomcn
zal i en door defc middel fal hy \'t gevoelen van dat
God een medegenoot heeft, die hem in macht ge-
lijk is, wechneemen. "Met veel andere diergelijke
dwahngen ; gelijk vaneen jongeling, in\'t wie ge-
kleed , die hem drie fleutelen bracht, de welken
alsoofterfcheparrelen blonken, d\'een van Voor-
fegging, d\'andcr vau de Wetten, en de darde van de
Verwinning, die hy, uic fijns moeders lighaam ko-
mende , in handen nam , als om dc befitting van
alle dingen aan te neemen. Wyders, dat de voge-
len, winden en wolken een feer groot verfchil, cn
harde twift te famcn , om fijn opvoeding hadden;
dat de vogelen bybrachten dac fy bequamer daar toe
waren,
-ocr page 508-LEVEN. 483
waren,om dat fy lichtelijk alderhande vruchten van
alle de geweften der aarde fouden konnen tot hem
brengen; datde winden leiden dac fy hem metfccc
foete en liefFelijke reuken fouden vervullen,die hem
van bederf cn ftank fouden bewaren,cn dac de wol-
ken vercoonden dat fy hem van de befte wateren tot
lijn drank fouden bcfchikkcn: Dat men,toen d\'En-
gelen daar over vergrämt waren , een ftém van de
hemel hoorde, dic feide dat men fulks aan\'de men-
fchen fou laten en dat daar op God het ampt, van
hem op te brengen , aan Halima, dc dochter van
Ducibazadi, gaf, aan welks verhaal dc gehele ia-
hout van dit boek hangt, dat by hen geen minder
machtcnachtbaarheit heeft, dan d\'cigc Alkoran.
Daar in word ook verhaalt dat,toen hy d\'ouderdom
van vier of vyf jaren bereikt had, enmet fijn mede
jongens fpceldcn, daar drie mannen onvoorfiens
overquamcn, die hem uit het midden van hen alle
wcchnamen, cn hcmop dc top van een berg, nicc
verre van daar,. voerden, daar d\' ccn hem met eert
fchaardcborftenbuiktetaan de navel opende, ea
hem \'t ingcwant met fneeu wies, dc tweede hem \'c
hart in twee delen üiecd, en uit het midden daar af
een fwart korreltje wcchnam , dat hy wechwicrp,
en feide, dic is des duivels deel; ende darde hem
de wond fuivcrde, en haar weêr gelijk te voren ge-
nas. Zy , dit gedaan hebbende vatten hem in een
der bekkens van een grote fchaal, cn Xi \'t ander bek-
ken tien ftcrkc en fwaarlyvige mannen , dic hy op-
woog ; daar af fy ftdert feidcn: Laat ons van dit
kint fcheiden , want een groot getal van menfchen
zou hem niet können opwegen ; en zy , hem op
\'c hooft, en aan \'t voorhooft gekuft hebbende, we-
ken vandaar, cn verdwenen.
Dit geheel verhaal van Mahomets opvoeding
door defe Halima, dievermaanc wierd hen zorg-
vuldiglijk op te brengen, is op een ander verhaal,
byna yan gelijke waarde, nagcbootft, inde Berc-
Hh 1 £ih
iithRabba, de grote uitlegging van Gencfis, in-
geveegt, op delè plaats van \'t dartigfte Hooftdeel,
naar \'t einde. Hetgefchicdde dat dc fchapen iu hun
hitte vap ontfangen de rijsjes cn roeden aanfagen ,
chfo voort. Daar Rabbi Satnuël dit fegt: De goede
Vader Elias van faligc geheugenis , in fijn leven op
een dag deur \'t tant gaande, tc weten in die dag,toen
\'t huis dcS Hciligdoms verdelgt wierd, hoorde een
ftem van de Hemel,die uitriep:Het hcifigfte huis des
Heihgdoms neigt tot verdelgt tc worden: daar af
Eliasachte dat de hele werrelt vergaan zou. Hy ging
dieshalven voort, en vond dat de kindeten der men-
fchen d\'aarde bouden en bezaaiden , tor de welken
hy feiden : God , de heilige en gezegende is tegen
fijn volk vergrämt, en wil zijn Huis verwoeften ,
en fijn kinderen gevangen onderde dienllibaarhcit
der afgodendienaars vvechvoerenjen gy bekoivimcrt
uondertulTchen met dit tydelyk leven. Daar op
quam weer de felfde ftem, die tot hem zcide: Laat
hen begaan, want de zaligmaker van Ifraël is al-
reê geboren. Elias , vragende waar hy was,
kreeg van de ftem tot antvvoorr 5 In Judaas Beth-
lehem. Hy ging derwaarts, en vond een vrou , op
dedrumpelvan haar deur zittende, en een kint,
haafttoon, heel bloedig voor haar uitgeftrekt leg-
gen. Hy zeide tot dc vrou: Myn dochtof, hebt gy
«en zoon gebaart ? Ja, feide zy. Ènwat ("vraagde
hyweêr] bedied dit dat hy dus bebloct is ? Zyant-
woorde: Daar is een groot quaat gebeurt: want in
de felfde dag, daar in hy geboren wierd, is\'thuis
des Heiligdoms verwoeit. Myn dochter , zci-
de hy tot haar , qnftcl u niec ; wees alleenlyk
forgvuldig in hem op te voeden : want van fijn
hant fal een feer grote zaligheit voor \'t geheel Ifraël
voortkomen. Zy , hier door haaftelyk vcrtrooft
cn verfterkt, begaf zich tot hem naarftiglyk op
te voeden : en daar op fcheidde Elias van haar.
Vyf jaren daar na gedacht hy daar weer aan, en
zsideby fich felf: Ik lal wectfceeren, óm te fien
ofde Zaligmaker van Ifraëlop fodanig een wijCe
opgevoed is, als de koningen der aarde, of als
d\'Engelen, die ten dienft van God gefchikt zijn.
Hy ging dieshalven weêr naar defe vrou, diehy
voor haar deur vond ftaan, daar hy haar vraag-
de: Wel, myn dochter, hoe vaart dic kint? Zy
antwoorde : Heer, heb ik nu niet gefcgt dat men
quilyk doen zou, fo men hem opvoedde? want
in die dag, in de weik hy geboren wierd, is \'t
huis des Heiligdoms vet\'voeft. Maar dit is \'t
noch niet al: hy heeft voeten, en gaat niet,ogen,
eft ziet niet, oren, cn hoort niet, een mont, ea
fpreekt niet; iiehem daar leggen , en hoe hy zich
zop weinig, alsecnftecn; beweegt. TerwylE-
Jias noch met haar koutte, quamen de winden van
alle de vier hoeken der aarde op het kint blazen, et?
voerden "t wech aan een grote zee. Elias begon daar
op zijn klederen te fcheuren , enzijn \'naereu baart
met groot gekrijt uit te trekken, roepende: Ach i
de zaiighéit van Ifraël is verloren. Maar de doch-
ter van de ftem, dat is d\'opeiibaring , quam daar
op, die tot hem zeide: O Elias, de zaak gaat niec
zoogehjkgy zegt,wanthy zal|vicrhondert jaren
lang in de grotezee, en tachtig jaren in d\'opgang
van de rook, by de kindeten van Chores, en ook
zo lang aan dc poort van Romen ; en \'c overige der
jaren zalhy over alle de grote fteden weêrkeeren,
tot aan\'c einde van de geftelde tijt.
Dit alles IS van woott totwoorc in dc verhaalde
plaats begrepen, cn wy heb\'oen\'t hier geftelt, om \'
te coiien wat maagfchap dc fabelen der Mahometa-
nen met de vertcUingen der Talmudiften cn Rabi-
nen hebben.
RodcrikusXimenez, Aartsbiilchop van Tolcde, Rodericus
fpreekt, in fija Hiftorie der Arabiers, vanMaho- Ximenez.
m?cs geboorte in dcfer voegen, In\'t negende jaar
vanLeovegüdus, Koning der Gottcn, bet feshon-
derteneerftc jaar onfer faiighcitzijudc, was in een
iorojdat lattib genoemt word, by Mecha,een man,
Hh 5 Ali
Ali genoemt, de zoon van Abdelmutalib , met fijn
gemalin Emina,diens vader Hayab, en moeder Ha-
lima genoemt was. Defe vrou ontfing en baarde een
zoon. d\'e Ty Mahomet noemde. En vermits Arabia
cn Afrilca tuflchen \'t algemeen geloof, en de ketterj
van Arrius, tuflchen de Joodfcbe meineedighcit en
afgodery verfcheidelyk gefleepten gefleurt wierd ,
ftont defe Arabier, Ali genoemt, feer gemeen mer
feker Jood zijnde, tuflchen \'t algemeen gelooEen dc
meineedighcit der Joden te wikkelen. Terwijl Emi-
na bevrucht was, ontftont\'er een grote onvrucht-
baarheit deur geheel Arabia i in voegen dat d\'Ara-
biers, broot gebrek hebbende, alleenlijk wilde krui-
den nuttigden, en uaar afleefden. Toen de tijt der
baring van Emina gekomen was, merkte defe Jood,
dic fich met zodanige dingen bemoeide, naaukeu-
riglijk op de flaut der dwa\'alftarren, en op dc
gcboorteftar van \'t kind. Ali, Mahomcts vader,
was naar Jerufalem getrokken, om te bidden, cn
weergekeert zijnde , vond dat hem een zoon gebo-
ren was;en defe Jood openbaarde hem al \'t geen, dat
hy van \'t kint bemerkt en verftaan had, en voorzci-
de dat het wonderlijk in heerfchappy en in wetten
iiirftecken zou. Ali, Mahomcts vader, florl^onder-
tulFchcn na vctloop van weinig tijts. Toen dit kint
vier jaren out was , quamen (gelijk hy felf ver-
dicht ) twee Engelen, die fijn hart opfhcden ,
cn daar een gerönne klomp van fwart bloet uithaal-
den , \'t welk fy fédert met fneeu afwifichen: en
fy wogen ziju hart tegen tien harten der gener van
zijn lantgenoten ; en daar na wierd het fo fwaar , ja
fwaardcr als duifent harten der andere menfchen
bevonden. Ja d\'een Engel zeide tot d\'ander: In-
dien \'t tegen alle de harten der Arabicrs in de fchaal
gelegt wierd, het zou henin alle fwaarheitover-
treffen; Hy verdicht dat hy dic van d\'Engel Ga-
briel iti een gezicht verftaan hcefc. To^n hy fe-
ven jaren out was , gaf fijn moeder hem over
aan dc grootmoeder Halima, ora vaa haat op-
\' gevoed te worden. Sei-
Sdpo du Pleix fpreekt dus in fijn Romainfche Spipion
Hiftoric, van fijn afkomft en-geboorte. Maho-du Pleix
met, Mahumet, Mahomat, of Mechmet ( want en fon
zijn naam word verlclieidelijk verhaalt ) wierd Kiftoire
in \'t gelukkig Arabien, van een Ifraelijtifcheva-
der, die van lommigen Hali, cn van anderen
Abdaal genoémt word, en van Emina, een Jo-
din, geboren, beide zo verworpen cn gering van
flam cnafkomff , (fchoon de Sara fijnen hem van
een koninglijk geflacht doen afkomen, cn zijn
voorouders van vader op föon aanvvijfen, en hem
van Adam, deur Seth, Noah en Abraham tot
aan hem, langs vyftig fabelaehtigc voorttcelin-
gcn, doen afkomen) dat énigen gehouden heb-
ben dat hy flaaf van een rykc weduwe , Kadi-
chc of Tagide gcnoemt, was , dic hy federt tot
fijn wii kreeg , haar troude, en door middel
van haar rijkdommen fèer vorderlyk fijn iaken
beftelde.
Joannes Cufpinianus , van d\'oorfprong der Joann.
Turken fchryvende, fpreekt van Mahomets ge-
boorte, in dcfcr voegen. » Hy is in \'t vyfhon-""*\'
dcrtzcvcuentnegentigdc , of achtentnegentigftc
jaar onfer zaligheit , of daar omtrent geboren,
(want de merken fijn verfchcidcn in de jaarboe-
ken, en veroorfaken doling ) terwyl Mauritius de
keifèrlyke, cnGrcgoriusdepaufelyke Stoel bezat.
Mahomet wicrd federt ■•oort opgevoed by zijn
grootvader Abdalmutalif, tot aan d\'ouderdom van
acht jaren , onder dc geheime byftant en befcher-
ming der Serafinen , (vervolgt dit leugenachtig vcr-
dichtfèl van Azear ) en vervolgens negenentwintig
jaaren lang onder die van d\'Engel Gabriël, die in
deze tijt d\'Alkoran aan hem leerde en voorlas, die
hy noch geheim en verborgen by hem hield , zon-
der in drie jaren iets daar af te verkondigen.
Zijn moeder Emina tafte hein weêr aan toen hy
zeven jaren out was, en vertrok zich by Ixaar naa-
fic magen , daarzy na verloop van weinig dagen
Hh 4 ftorf:
mahomets
Itótf: in voegen dat hy van een andere Vrou , Day-
men genoemt, aangetall wierd , die hem naar M; c-
ha voerde. Toen hy acht jarén out was, ïlorfAb-
delmutahh zyn grootvader; cnAbutahh.zyns Va-
ders broeder, nam de toeffcht over hem aan, en
bracht hem ter onderwyfing by de voorgenoemde
Jode, dié hem in de naturelyke wetenfchappen,iu de
tvet der Chriftenen, en inde vermaningen van de
Joodftrhemeinedigheitonderwees; \'t weik oorfaak
was van dät hy iets van \'t geloof der Chriftenen, en
iets van d\'oude wet, tot behulp van zyn aanhang,
aangenomen heeft. Toen Mahomet dartien jaren
out was, voerde Abutalib hem naar Jsrufalem, om
dat de tèmpel vau heiligheit daar was.
Joann. Hy was, zegt Cufpmianus, van Mahometsaf-
Culpima- |jomft en opvoeding fprekende, een nieu man, van
• laege en duiftere af komft (gelyk \'Wilhelmus Lxte-
ranenfis Bibliothccarius verhaalt) door geen ver-
maartheit van ouders noch middelen bekent, ge-
heel alleen , zonder vermogen, zonder kragten, en
van ongeachte ftaat. Sommigen zeggen dat zyn va-
der een dieiiaär derquade geeften, en zyn moeder
ècn Ifmaëlitfche vrou, en hy dieshalven in de wet
der Jóden niet onkundig was; invoegen dat hy, een
jongen zynde\', en door hét trekken van weerzyden
twyffelaphtig geworden, tervvyl zyn vader hetn
d\'een, Cn zyn moeder hem d\'andere wet poogde
in te prenten, geen van beide om helfdc, en, in
zyn jonge jaren van beide ingedronken , gcenvaii
bcideaannam, toenhy tot een vólwalle ouderdom
gekomen was. In tegendeel, deze mau loos en
fchalk van vetnuft zyóde, en lange tyt onder dc
Chriftenen verkeert hebbende , bedacht uic deze
twee wetten een zeer fchadelijk ding voor \'tmcn-
fchelijk geflacht. Hy verloor beide zyn ouders in\'zyn
kintfche jaren.
Rcderlcus Mahomet, (zegt Roderikus Ximcnez) dcjareü
Ximenez. van de jongclingfchap bereikt hebbende, enin dp
lering van "t nieuwe en p«de Teftament, en ih
de naturelykewcceiifchap grotelijks gcvordert zyn-
de ; begaf zich , toen Arabia weêr van hongers-
noot gedrukt wierd, m dienft, en in\'t gefinvaii
zekere rykcweduw, die Adeya genoemt wierd, en
betoonde zich zeer neerftig cn yverig in de zaken ,
die\'t iniisberroffèn : iti voegen dathy deor zyn vlyc
en wakkerheirden weduw Zo aangenaam wierd, dat
fy iïeai tot haar zoon aannam.
Hy , (zegt Kufpinianus] van deSarafijncngevan-,
gen , die onder d\'Arabiers, om hmi rovcry, ver- cufpii,
maart fyn, wierdeen Abdcmonapfe, een ryk en nus.
vermaart koopman , een Ifmaëlyt van afkomft ,
verkocht, dic , geen kinderen hebbende , hem
ccrft, om fyn fchoonhcit en vernuft , zachtelijk
handelde : \'c welk veroorzaakte dat Mahomet
over^ Abdemonaplis zoon genoemt wictd. Hy,
tot fyn mannelijke jaren gekomen , en fchalk, roof-
gierig , onzuiver, alle fchelaiery onderworpen ,
cii een bedn\'cgelijk veinzer fynJe, wierd overde wa-
ren c£i koophandel geftelt, cn voerde kamelen deur
Egypten , Syrien, Paleftina , cn deur andere vreem-
de plaatfen, en, dusgeduriglijk reizende, en mee
de Joden en Chrifteifen verkeerde , poogde niec
zo zeer het oude en nieuwe Tcftament tuieren ,
als wel te vervalfèhen, vermits hy van zyn ouders
in verfcheidc godsdienftcn onderwezen was ,
gehjk wy gezegt hebben. Wantdefcherpzinnig-
hcit des yernufts, in een ondeugend gemoed gc-
plaatftzijnde, werkt gemeenlijk\'! ergfteuic. Hy
ipitfte toen zijn vernuft op dievery,en deê zyn uiter-
fte poging om zyn Heer en meeflerce bedriegen,
\'t welk d\'eige aart der flaven is.Hy dan, by zyn Heer
verdacht, en van d\'anderen gehaat, wierd van een
onbekende ftaaf een bekende rover, en, door zyn
gedurige rovcry en afzettery vermaarder geworden,
verkreeg dagelijks veel, ja ontellijke deelgenoten
zyner l(:helmerijen. De dingen , die hem hicrt®c
hielpen , waren fyn wreed gelaat, fchrikkelijke ftem
en grof lighaam j yoor \'t welk ook een ftcrk fchsrt
Hh s tacr
nier te vrezen zou hebben. Hy , door deze middel
allengs by dit onbefuisde volk een wonder gewor-
den, verkreeg een grote naam en achtbaarheit voor
zich: in voegen dat, toen zyn meefter zonder kinde-
\'^ru*\' overleden was, hy, een kloek en fterk jongman
we yi^ett. zynje, des zelfs wcduw, Gardigem genoemt, om-
trent vyftig jaren out, en zeer ryk zy ode, tot zyn,
Rodert- gcmälin troude,
cus Xi- Toen hy, zegt Ximenez, vyfentwintig jaren out
jnenez, ^ troude hy een gemalin, Abdiga genoemt, en
daar na ook de weduw,diehem opgevoed had, ca na
verloop van tyt noch meer anderen: invoegen dat hy
zich mee d\'ontucht, ja ovcrlpcl van achtien wettige
B!. de Vi. vrouwen befmctte.
genere. Hy, vijftien jaren outzynde, wierd geftelt tot dc
geleide der Kamelen vaneen ryke Atabifche vrou >
van zyn maagfchap, Kadiga genoemt, dochter van
Hulort, diein aanzien en achtbaarheit in\'tgcwcft
van Korozonia was: en hy, die fchalk en loos was,
door deze middel dikwyls naar Babyion , Syrien en
Egypten trekkende, vond gelegentheit om naar veel
dmgen van de Joodfche cn Chriftelijke wet te verne-
men : in voegen dat deze vrou , hem by gevolg van
tyt van een groot getal van Joden en Chrillenen, en
Sarafynen, toen afgodcndienaats, gelyk zy ook was,
verzelt ziende, \'tgeen, dathy val fchelijk tot haar
zeide, te weten dac hy de ware Meffias was, aan de
Joden belooft, en die Heer over \'t geheel Aardrijk
zou wezen , geloofde, en dit zodanig, dat hy, vyf-
entwintig jaren outzynde, haar troude, na de doot
van haar gemaal, dien hy door vergift zyn dagen
verkortte.
Hy kreeg by haar drie dochters, en een zoon.
D\'eerftc dochter voerde de naam van Fatima, de
tweede van Zcymb, en de darde van Umicultumjcn
de zoon was Kazin gctioemt, die in d\'ouderdom van
tweeëntwintig jaren florf. Hy, door middel van dit
huwelijk in middelen toegenomen , cn machtig cn
ryk zyude,begaf zig niet tot de koophandel,gelijk te
voren.
-ocr page 516- -ocr page 517-voren , maar, van een bende van rovers cn afzetters
verzelt, rot roven , en overviel fomtyts de reizigers ,
cn fomtyts de Karavanen, dic niec wel verzien en ge-
fchikt waren. Somtyts roofde, ftroopteen plonder-
de hy d\'omleggende gewcl\'ten,en toonde dat hy naar
de dwinglandy over zyn eige volk trachttejdaar in hy
voort vocr tot in d\'ouderdom van agtendartig jaren.
Maar hy , zich noch niet fterk genoech ziende om
met openbaar geweit daar toe te geraken , nam dc
dekraatuei van\'Profeetaan, van God gezonden om
hen uit d\'afgodendienft te trekken , en hen tot de
ware godsdienft,en kennis van enig God te brengen.
Hy, (tewcteh Mahomet) vaneen ifmaelytfche j)e S. La-
vader , Hali genoemt, geteelt, en onder de Ho- zare en
meritcn , of in \'t gelukkig Arabien g\'^borcn ,
pleegJe \'t ampt van Kamelen cc geleiden j cn
men zege dat hy een zeer arm man was , die , „g ^
om zyn koft ce winnen , zich zelf tot d\'atbeit Cedreno
verhuurde , en zich in dienft van zekere mach- & Thco-
tige en ryke weduw begaf, Tagidagenoemt, die"
hem gebruikte om haar kamelen te hoeden.
Maarhy, meceenfchrander vernuft bègaaft, ge-
raakte zo diep in jonft by zyn meefteres, dat hy haar
eindelyk troude, en van knecht meefter wierd, en ,
zich op de reis naar Paleftina begeven hebbende,ver-
keerde met de Joden en Chriftenen, en poogde iets
van hen te leren. En vet mits de begeerte cn gratig-
heitvaneerde verwaantheit van fyn ziel krachtighjk
dreef, gebruikte hy , de gelegentheit by\'thair vat-
tende, een vremdc vond en middel, daar door hy van
denaam Profeet verkreeg. Wanthy, van de duivel^ ^^^
bezeten, en van de vallende ziekte geplaagt, wift zyn ^^^
vrou (die grotelijks bedroeft was, om dat zy , vau " ,
een edel geflacht gefproten , aan een arm man , dus ^^^ ^^^
van de quade geeft geplaagt, gehuwt was) vroed te / > . ^
maken dac, als hy in fyn quaal viel, dit uit oorzaak^\' ^
der tegenwoordigheit van d\'Engel Gabriël, dic voor
hem verfcheen, gebeurde. In deze plaats , daar Ma- ^^
hornet woonde, was zeker Monik, die viic oorzaak
van fyn vaffch geloof zich daar onthield,cn een grote
vrient van defe vrou was, aan de welk fy de verbor-
gentheit van haar geheim ontdekte. Defe Monikjds
geeil van defe vrou in de waan , diefy van haar ge-
maal had, beveftigen willende, zeide tot haar dat
Mahomet een waar Profeet was, en dat hy aan yder
Profeereen engel zond. Defe vrou, die redenen van
defe bcdriegehjkcMonik gelovende , vertelde defe
fabel aan andere eenvoudige heden van haar lant, en
defè lieden vertelden haar weêr aan anderen: in voe-
gen dat de naam cn \'t gerucht van defe valfche Pro-
feet ouder de volken bekenten vermaart wicrd. Hy
dan, wetende dat men hem voor een Profeet hield
cn geloofde , bedacht enige fchijn van naaukeu-
rigc en geheime dingen , die hy zeide van God
ontfangen te hebben, met de welken, hy lichtelijk
\'t eenvoudig volk bedroog en verleidde. Hy maakte
pok een bock, vol vanverdichtfclen,bcdroch cn
leugenen , dathy aan zyn navolgers gaf, om on-
derhouden te worden j eu in dezer voegen wierd te
weeggebracht dat deze doling, zonder gront ont-
fangen , aangenomen , eu in de harten cn zielen dcc
menfchen ingedrukt wierd , niet door kracht der
wonderdaden,maar eer door\'t gcwelt der wapenen.
Hywas ondertuflchenzwarelijk vau de vallende
, ziekte gcplaagt, daar hyt\'clkensinvicl.Zyn gemalin
B . de dieshalven van hem fcheiden: maar hy hc-
^ \' koutte haar echter, met tc zeggen dat zulks van\'t
wyn drinken quam j in voegen dat hy zich voortaan
daar af onthield Maar dewyl fyn quaal echter daar-
om niet verminderde,fo verdichtte hy dat \'et d\'engel
Gabriel was, die, als hy herei quam bezoeken,
hem dus , in een diepe verruktheit , alle fyn
gevoelen benam. In \'t wechgaan van fyn quaai
fprak hy gemeenlijk defe woorden; In de naam vat*
de goedertiere en barmhartige Gad , die federt een in-
leiding voor alle de hooftdeeicn van fyn Alkoran
wierden; daarhy enige gemene plaatfen, diehy re
Torcn bedacht had i aanknoopte, alsof hy hen tec-
ftont.
-ocr page 519-ftont, door d\'ingccving van d\'Engel, had ontfan-
gen. In defer voegen wierd allengs, byafgebrokc
ftukken en brokken, fyn wet te zamen gezet,dié ge-
heel in Airabifche rymbeftaat, van de welken dc re-
gels fommigen veel langer fyn , dan d\'anderen , \'t
welk in de gedichten van alle talen gemeen is. Hy
vergaderde dus in de tyt van tien jaren het mecftc
deel van dit fchoon ftuk wcrks, te Mecha,.yan daar
hy gedwongen was heimelijk te vertrekken, en zich
in ope lucht te begeven: in voegen dat hy \'t overige
t\'Al medina volmaakte, en dit in de tyt vandarticn
jaren, die hy daar tot aan fyn doot bleef, want hy
voegde\'r altyt iets aan, fb lang alshy leefde. Dit is
d\'oorzaak van dat voor fommigen van fynHooft-
deelcn re Mecha, cn anderere Medina gefchreven
ftaat. Hy zegt echter dac hy fyn wet in een.enige a
dag, cn op een andere plaats in een maant ontfangen ^■ \' ,
hcefc, cn dat het niet een werk van dc menfch, maat
van God zelf, is; want alle fchepfelen, die ooit ge-^^^ *
weeft hebben, of ooit zullen wezen, zullen nooit
zodanig een werk konnen maken. Hy wierd eerft
daar in geholpen door twee Chriftenen , bedriegers,
en zwacrdemakcrs, flaven van een burger tan Me-
cha , daar fy hun ambacht deden, die hem \'tgeen
meêdcelden, dat hen van onfe Schrift in geheugcnis
quam ;cn dit is d\'oorzaak van dat\'er fo veel valsheden
ea fttydigheden in dit werk gevonden worden , ver*
mits zy geen geletterde lieden waren, en toen geen
boeken by hen hadden , naar de welken zy zich kon-
den regelen. Maar hy kreeg federt meeronderftaut
van een Neftoriaanfche monik, Sergiusgcnoefnt,
dte om zyn Kettcry uit Konftantinopolen derwaarts
gevloden was: en du veroorzaakt dat Mahomet dc
Neftoriancn voor de beften cn zuiverften van alle
andere Cbriftencu houd, om dat zy geen Godheit
in Jefus Chriftus willen toelaten, \'twelk hec voor-
naamfte is, daar Mahomet in zyn Alkoran naar
doelt, die ook niets anders is, dan een vergadering
vgtt ondcfchriftcfl, raaai in hsi? ßÄt«relyke waar-
kcst
-ocr page 520-heic bedorven en gefchonden. Mahomet dan hield
deze Sergius zeer lange tyt in een hol by Mecha in \'t
Arabi(c:h Gar/jera, Heras hol, verborgen, daarhy
hem t\'elkens bezocht,tot dat hy daar ee\'ns door Hali,
zyn kintskinc, federtde vierde van zyn nazaten,ont-
dekt en betrapt vs-ierd , dien hy zweren dec dat hy
zulks aan niemant openbaren zou. Het botkvau
Azear verhaalt dat dit gefchicdde op dat hy zich daar
ftrengelijk onthouden , en yvcrige gebeden aan dc
ware God des Hemels doen zou: daar op hy \'t mec-
ftc deel des tytsin verrukthcit van geeft geraakte j fo
uitoorzaak van fyn vaften (zegthet voorgenoemde
bock) als door fyn diepe bc\'denkingen , eudoordc
fchrik, die de glans van d\'Engel Gabriel, in fyn
koomft , vcroorlaakte. Maar dic alles fpro^t uit fyn
fickte, die hem als zinneloos had gemaakt, invoe-
gen dat hy als voor een\'botmuil geacht wierd.
Hy vervoegde fich namaals by de Joden van Me-
cha, welkers ove^everingen hem becjuamerfche-
ncn tot het geen d^ar hy naar trachtte , dan \'t
Chriftendom , tegen \'t welk fy hem fo veel ,
als fy konden, aanhicften. Men fiet ook dat hy
in \'t grootfte deel van fyn wet en kerkgebaar rot
hen genegen is , fchoon hy hen verkeert en veran-
dert : gelijk in hun befnydenis, in hun gedurig waf-
fchen, in\'t verbod van\'t eten van vcrkensvleelch ,
\' vau bloet, van verftikt vleclch , of van \'t geen , dat
van de wolven gebeten, of den afgoden geoftcrc is,
cn meer diergelyke waangelovighcdeu. Dit m,aak-
te hem aangenaam by dc Joden, en verootfaakce
dathy feer ryke Jodinnen troude, welkers midde-
len hem in fijn aanflagen feer dienftig waren. En
, dewyl hy niet kon fchryvcn, ja mifichien zwarc-
lyk Icfen, fo beftelden fy hem van de geleerdftc
cn fchranderfte mannen , die onder hen waren, om
\'t geen, dat hy voorfpreken zou, te vergaderen ,
en daar in \'t geen, dat voor of tegen hun tegenftrc-
vctskon ftrekken , te veranderen, by te voegen ,
verminderen, of wech re doen. D\'eerfte vait hen
was ccn Abdalla ben Saliern, die hem wel feven ja-
ren lang zyn fchryver verftrekte , cn overal zyn ry-
men, tonder enige ordening verftrooic , verga-
derde en verbeterde. Defe, \'t meefte deel daar af
vergadert hebbende, cn fiende waar hy naar trach-
te, te weten om fo wel de Joodfche, als de Chri-
ftelyke wet óm te werpen, én een niewe tuffchen
beide op tc rechten , week van hem, en was oorfaak
van dat ecu grooc getal van Joden, fyn voorbeeldt
volgende , tegen hem opftonden. Maar hy vond
middel om hem te vergelden, en deê hem , tot ver-
gelding van fyn dienften , by nacht in zyn bed ver-
worgen , en daar na zengen, opdat men geloven
lou dat bet vuur van de hemel hem om fyn boosheit
en lafteringen tegen de Profeet, verbrand had. Hy
had noch veel andere Joden tot mcdehulpers van
fyn fchriften , en onder hen Nehaban Mahanias
zoon, enChabin, de twee voornaamften van hun
Scholen, diehy eindelyk op gelykewyze onthaal-
de; \'t welk oorlaak was dac aiie de Joden hem ge-
heel verlieten , cn weêr tot hun vorige ftrccfc
keerden.
Hy, de vallende ziekte, dic hem dikwyls over-Scipion
viel, onderworpen zynde, tnaakte den fynen diets
dat het verruktheden waren , die hem ovcrquamen,
alsd\'Engel Gabriel voor hem verlchcen, vermits
hy des zelfs glans niet verdragen kon , en fyn geeft
door des zelfs ingcevingen, terwijl fy te zamen fpra-
ken, opgetogfn was. Defe zelfde ziekte was ook
oorzaak dat hy zich van wyn onthield , om dafehy
tot voed lel daar aan Verftrekt.en dac hy door fyn wee
ook de fynen verbonden heeft geen wyn te drinken.
Voorts, Mahomet, door d\'overdaat van fpys, cn Joann.
door fyn gedurige dronken fchap, een gebrek, dat9"\'P\'*
hem dikwijls overvie!,gemcnelijk de vallende ziekte
genoemt, gekregen hebbende, en ziende daczyn ge-
malin zulks zwarelijk verdragen kon, verdichtte,om
zich van deze fchande te vcrloflcn, dac hy de glans
vaa Gabriël, Gods engel, die hem , in dêzi: yerrukc-
hcic
-ocr page 522-heit, leggende, geheimediogcnopenbaarde, nier
kon verdragen,cn bedekte dus dat \'et een ziekte was.
Hou óp, myn waardflegemalin, zeide liy;, van u cc
verwonderen : dic koomt niy van (Sods gcefl:zelf.die
ttiy dus verrukt, toekomende dingen ingeeft,en,om
met my te fpreken, dikwijls tot my koomt. Zyn ge-
rucht vcrfpréidde zichondertufichen ; en hy wicrd
gemènelijk Vooir eeh Profeet uitgefproken ; eudic
wierd door een nieuwe vond , van zyn leermeefter
Sergiuü, (een Neftotiaah , en verloghendc Monik i
uitKonftantinopolen naar x\\rabïagevliichc, cnby
Venden , Mahomet zeer gcmeenfaam) vermeerdert. Want hy
em XAcb een duif (die van dezf liftige bedriegei; de heilige
geacht te ^eeft j^eiioemt wierd j gcvveiic haar aas en voedfel in
ntakeni balen; en deze leugcnachtigfte fielt roem-
de djt deze eenvoudige vogel, zo dikwils, als hy zyn
aas uic doren haalde, Cods geheimlle radéh aan
hem boodfchaptc.
Toen hy , doOr \'t overlijden van zijn geiiialin ,
(die hem tot erfgenaam geftelt had) in rijkdom ch
achtbaarheit toenam, begon hy, met zijn leerrhee-
fter Sergius, en met enige Joden , die zich by hem
hielden, en voornamelijk zeker Baheira, een nieu-
we wet toe teftellcn, cn met fommige dingen va»
dc Joden, en fommigen van de Chriftencii t\'oiule-
nen ; en hy bracht alle de vvetten van deze nieuwe
leer in een boek,d\'Alkoran genoemt. En op dat deze
bedrieger, door hoedanige liften cn fchandelijke
Vonden hy ook bedenken kon, dit volk, tot de buik
cn ftaap genegen,bedriegen zou,zo voedde hy zekere
ftier op , dié hy gewende van zijn handen alleen voe-
der t\'ontfangen.Hy bond dit boek tuflchen de hoor-
nen van dit beeft, en riep, in tegehwoordigheic
van ditelendig en önnozel volk, deze ftief met luide
ftem uitzijn verborgeplaats. Toen hyalrec veel
van deze goddelijke wetten iiitgeröepen had, tjuam
dcftierouverwachtüitbarftch , cn , veel menfchen
onderweeg neêrvellcnde, en deur \'t midden van
\'t Tolk heen lopinde, braèhtdicboefe, \'t welkhv
d\'Alk^-
-ocr page 523- -ocr page 524-d\'Alkoran genoemt heefc, en dat van dic beeft tuf-
fchen de hooren gedragen wierd, in handen van
Mahomet, ( die hy alleen verfchoonde) als van zija
opvoeder. Hy ontfing dic boek , als een gift, van
de hemel gezonden ^ met grote eerbeWijfing, en
verklaarde cerftond enige dingen daar uit aan\'t volk-
Hy maakte door deze vond zich zelf Koning, en
Sergius Profeet: want de duif, by hem komende,
brachtaau haar halseen brief, daar dit in gefchre-
ven ftont. Dat de geet;. die den ftitr \'t op legt p
Koning x.\'/. Sergius dan een juk brengende, gaf\'t aan
Mahomet, die \'c mee gem.ak den ftier oplag. Hy
wierd cerftonc van \'c dwaze volk Koning genoemc,
vcrmics zy oordeelden dac ditdoorgodlijkebefchik-
king gefchicdde ; en dit Bock wierd ook aangeno-
men. ,
D\'oorzaak van zijn eerfte vertoning in ArabiaRoderi.»
gebeurdedus. By Mecha, was ccn vermaarde kerk,
door overvlocjing van water byna geheel verwoeft.
D\'ovcrfte van Mecha, begerende eendrachtiglijk:
deze kerk daar veel koftelijkheic van gout, zilver,
en dierbare gefteentcn in was weêr op te bouwen,
kregen op de kuft van Arabien een fchip, mee
hout geladen , dat de Chrifte Koning vau Egyp-
ten toebehoorde, die in Ethiophien c\'en kerk had
beginnen te bouwen : in toegen datzy van dit houc
de vervalle kerk Alkahaba genoemc, weêr ophou-
den. Etiopdat deze kerk vclbouc zou zijn, was
\'er aan een hoek een zwarte ftcen te zetten, dac
noch heden van d\'Arabiers uit eerbiedigheit gekuffc \'
word. Toen d\'overften van \'t volk oaecnig warett
om wie deze ftéfen tot volbouwing zetten zou, ver-
droegen zy eindelijk te zamen dat de geen , die ecrft
inde poort, Bayfaba genocmt, verftheen, deze
fteen zetten zou. \'tGebeurde dat Mahomet eer,
dan anderen , deur deze poort in quam ; en zy ver-
droegen dat hy de fetter v^n degezeide fteen wezen
zou. Hy, zijn mantel uitftrekkende, dekte de fteen,
cn, yier van dc Koraxinen tot zich geioepen heb\'-
I i b^-
bende, bracht met hen de ftten by \'twcrk, daar
hy, als de mefTeiaar, de zetter daar afwas, ter-
wyl zyaile zulks aanfagen , cn darvoor een wonder
hielden. Hy, toet» vyfcn dartig jaren oud zynde ,
onthield (ich federt vyf jaren omtrent Mecha\', cn ,
predikende dat men niet meer dan een enig God
aanbidden moefi, gcdiwig in twift met de ge-
nen, die vau Korax geibcht waren , en d\'afgoden
aanbaden Mtar vermitszy hem in machten vermo-
gen overtroffen, dwongen zy hem uit Mecha na^
jfatrib te vluchten.
Hy trad, na verloop van vijfjaren , toen by d\'ou-
derdom van veertig jaren bereikt had, in Mecha ,
en verborg zich daar drie jarenlang, om zich een
Profeet te tonen > cn hy verdicht dat hem daar het
boek, \'t welk d\'Alkoran genoemd word, vr,n dc
Erigelgegeven is. En vermits Mccha toen noch ten
meeftendecl van dc Koraxiners, afgodendienaars
zijnde, iugehoudcn wierd, zo weck hy, als ootmoe-
digli jk toegeevende, naar zijn vlek Jatrib, en , fe-
dert nieuwe krachten gekregen hebbende , trad
binnen Mecfaa, en nam met kracht de genen ge-
vangen , die van Koras geflacht waren , en hem te-
genflonden. Hy dan , als heerfchappy hebbende,
zeide tot hen: Hoe zal ik metu handelen? Wei,
zeiden zy , om dat gy milt en van onze iantge-
noten zijt. Hy het hen daar op tcrftont los ;
en zy hielden zich federt ootmoedigliik onder
hem.
„ Hy, d\'ouderdom van veertig jaren bereikt heb-
bende , had al rcê groot geloof, en cnig vermogen
verkregen. Want hy begon aan de flaven der Joden
cn Chriftenen, die Mufelmans, dat is getrouwe
Mahomctanen wilde worden , vrijheit te geven ^
en veel diergelijke andere oproerige werken aantc
vangen, en openbaar geweit te bedrijven, om zija
wet tedoen ontfangen. Ebochar,de machtigfte man
Van Mecha, voegde zich ook aan zijn zijdeen gaf
aan haas lijndoditer Axatenhuweljk, fchoon fy
niet
-ocr page 526-tiiet meer dan aciir jaren out waSi Defe was debc-
minrftc cii achtbaarfte van alle zyn vrouwen , cn
ècn der voornaarofle middelen der uitbreiding Vau
zyn wer, Homar j een aanzienlijk man , diens
dochter, Hajezan g^noemr, hyfroüde, voegde
zich mee by liem, gelyk ook Hanizaus , Alabez,
Haly, enZeid, met veel ouderen , dieccnopifcop
tcMccha wilden verwekken , maar zy waren nicc
de flerkflcn , en men zou Mahoroei gedoot liebben,
zo men hetn \'>iet v^or zor gehouden had.
De zaken bleven in dele ftaat tien oftwaalf jaren
lang, in de welken altyt iets, doch zeer weinig, ver-
kondigt wierd,maar alleenlijk met dc mont, of met
kkine ftukken en brokken, daarafmen van hant
tot hant malkander affchriften gaf, terwyl \'t ge-
fchrift felf vau zeven rnannen, door hetn daar toe
geftelt, bewaart wicrd. Een weinig na zijn verdry-
"vitig uic Mecha, van daarzy hun jaren beginnen te
tellen en van zyn vertrek te Medina, en t\'Echefèp,
een kleine ftat, daar by gelegen , nam hy opcntiijk
de naam van Profeet, en Gods Bode aan, cu zcide
dathy\'t zegel der Profeten, dat isdelefte, ende
volmaakte vervulling Was, om dat na hem niemant
meer zou komen.
Hy begon zyn lering iu *t zeshondertcnzeveh- Scipios
tiende jaarbnfèr zaligheit re vérkoudigen; en yyfduPle®.
jaren daar na wierd hy, door dedwafèwaan van
\'t flecht volk van Arabien, Profeet verklaart. Maat
de lieden Van ftaat, cndegeiien, d^e verftandiger
v/aren , verwierpen en verc<5rdet.\'ldtndefe lering,
en banden dcftichter daar af. Defè ban wierd
van d\'Arabiers Hegira, dat is vervolging, ge-
tTOemc, van de welken zy hunjjfen beginnen te
tellen. Mahoiriet, om dèfi; f naar verkramt, lok-
te by IJch alle de rovers, (daar af AraSsen van alle
tyden ovetvioct heeft) ,mjs*ladigen, eu andere ver-
löre lieden , met de welken hy\'de ftat Jetreb won ,
cn met vuur cn ftaal de gcbuHge geweftcn toofdfi
en pltjuderde. Hy won ook de ftcdeii van Me-
Ii £ Êhü
cha CU Hunaïn, en, de ftac Tarf belegert heb-
benae, wierd mee verlies van daar gedreven.
Zijn da: by driejaren lang in Arabien geftroopt
macht, had, bevond hy fich zo machtig, dac in dit ge-
weil geen Vorft noch Staat was, die hem tegenftanr
bood, vermus hec volk, meer door waangeloof,
dan dooryieesvan fijn wapenen aangelokt, zich
gaerne onder zijn gehoorfaamheic begaf. Hier coe
iiidp hem grotelijks dathy eenduifgewenthadin
ziju oor, in\'t welk hy enige kruimtjcs deé, te ko-
menpikken, en aan\'t gemeen dietsmaakte dat\'et
de heilige Geeft, ofeen Engel was, die de heilige
geheiraeniHen aan hem quam openbaren.
Hy , Arabien ondergebracht hebbende, en daar
voor Oppervotft aangenomen , wierd zo hoog-
moedig , dat hy, de naam van Profeet en Gods bo-
de aangenomen hebbende, naar de Koningen van
Syrien , Egypten , Perfien , ja ook naar de Kaifer
te Konitanunopolen zond, om hen te vermanen
tot hjn wet en lering aanie nemen; of anders dat
hy door gewekyan wapenen hen daar toe dwin-
gen zou.
Bl.de Vi- Hy, tien jaren lang, tot aan fijn doot, die in\'t
genere. dncenfeftigfte jaar van zijn ouderdom geviel, her-
waarts enderwaarts trekkende, verfpreidé \'c veroifc
van fijn valfche lering,in \'t begin van omtrent feftie
rovers verfeit, mee de welken hy wéér een poain|
op Mccha wilde doen. Maar fy wierden afgedre-
ven ; en hy ivas gedwongen fich injefrab, anders
ïetrib.te vertrekkenidaarhy\'coverige van fijn wet,
cn ook hjn leven voleindigde. Defe ftat kreeg dies-
halven toen de naam van Mcdinahal Nabi, de ftat
van de Profeet , die zy noch behoud. Zy wonnen
echter eindelyk de ftat Mecha. Voorts , hy ftorf
van t zijdwee te Medina, daar hy door zyn Saipler,
ol leerlingen, in de tempel, ter rechte hant van d\'au-
taar , m een torentje, begraven wierd. Zijn yze-
- lekiitnangtnictinde lucht, door middel van de
zeillteen, daaraf, gelijk enigen verdicht hebben,
dc
-ocr page 528-de »loer, t gewelf, en de wanden van de tempel
gemaakt fouden wefen ; maar hy legt in d\'aarde,
fonder emge pracht en koftelijkheit, (dioon de Ma-
hometanen jarehjks derwaarts in pelgrimaeiegaan,
om daar hun olFeringen en gebeden te doen.
Hy, door m.dde! van fi,n leringen , in dit boek ,
I^^gjepcn, de harten der Sara.-ijnen , met een on- bSn "
cm ige menigte van Arabiers, ianzich verbonden
Kbbende , tafte voortaan de wapenen te-cn \'t
t^oomlciic ryk aan, niet met roven en affftten, Zijnoor-
n^aar met openbare oorlog. "Want Ptolemceui; l»gen.
van -Luka fchtijftdat het volk weêrfpaltipgemaikt
wierd, mt ooifaak van dwiuglandy , die de Ro-
mamen aaii alle Arabiers en Sarafijnen pleegden,
mee hen oubehorelyke cn onvcrdragelijke tollen en
icliattmgen op te leggen, en dac Mahomet toen
geiegencheidkreêg om \'t volk oproerig te maken ,
en mee fijn waangelovige leer te befmetten. Wanc
ais een groot getal va» zijn aanhangers in de Ro-
mam che heitcn ftreden; wierd, toen de Kaïzer
Herakhus aan fijn krijgslieden foldy betalen, en
guce» Icnenken zou , den Sarafynen , fold7 vcrfoe-
to.de, geantwoort: Daarisnliuwelvks genoech
om aan dc Gtick cn Romain re gemi ^cn defe
bende der honden dartfo onbefch.iamdelijk foldy
eiüchen. De Sarafynen, door defe amvvooct, daar
niee zy honden genocmt wierden , in pramfchap
omfteeken , keerden tetftont weer naar Arabia , by
Manomet, en vervulden Jyrien met een lopend ge-
rucht , en hiften hem, en d\'andere Sarafynen liclue-
Jyk tot d.ootlog aan: Want deSkcnytfche Arabiers ,
JU de Romaïnlche heiren geoeifent i wierden in dele
tijc wcerfpaltigciiafvallig, omdat Heraklius htn
loldy geweigert had. Zy, terftont in Syrien invalieu-
dc, cn met (o feer op hun eige krachten, als op d\'on-
acht aamheudcronfci) fteunende, trokken met vy-
andelykewapenen uaarDamaskus,- datfy verover-
den,cnvooteerft uitpionderden. Zywyden daarna
een treffehke te.mpcl aan Mahomet,als aan eea God,
5 en
-ocr page 529-502; MAHOMETS
cti bewefen »oddehjkc eerbcwyfingeii aan henij
en oiufiiïgea zijn godsdienft en wetten. Zy 1 fc-
dcrtiu getal toenemende, traden in Egypten , en ,
door (i\'ondeiftcint der geburige Arabiers gehol-
pen > maakten zich met gemak meefter van defe
landen.Debtantdcsoorlogs fpreidezich federc%*y-
der uit. Want M.shomet, door de verwinning ftout
geworden, en ziende dat dc Komainfcbe Keizer fig
niet repte , om \'t ongelyk , hem aangedaan , te wre-
ken , keerde d\'oorlog tegen de geburi^re Perfianen,
voor de welken hy meeft vreesde. Koó oês, in de-
lf tyt over Perileii hecrfchende , voerde de Tutken,
ïuilchcü de klippen van de Kaukafus wonende, te-
gen dele Saralyiicii. V.5n wecrzydcn wierd met
grobt geweit en d.ipperhcic gcilredm , en veel
gcv7ond, gevangen cn gedoot. M.ihoniet, ein-
delijk in een fware neerlaag verwonnen, koosde
vlucht, na dat hy van lieïe Turken, van welkers
«akomcliof\'en hy 1111 meeft gecetccn aangebeden
word, een lelijke wond iu \'r aangeficht oiufan-
geii had. De Perfianen, Mahomet iu de vlucht
geflagen hebbeiidé, konden door geen vermanin-
gen noch dreigingen bevvogen worden oni de wet,
die van d\'oppetftc Prvifect" (gelyk zy zeiden} ge-
maakt wierd , am le nemen: dicshsiven d\'Ara-
biers, door MahoiV.ec aangeftook , de wapenen
tesen de Pcrnauen aantaften. De Perfiancn hadden,
jia^Kofrocs, tot hun lionitig Syrochis, diens hecr-
fchappy geen jaar iang duurde, cn \'tRyk aan zyn
zoon Abhiièns overgaf, die binnen korte tyd ver-
delgt witrd. De Perfiancn verkolen dieshalven (oc
hun Koning Hormisdas , die in dc ftryt füeuvchie :
invoegen dat zy in d\'oorlog verwonnen , lichtclyk
ondergebracht wierden, en toen Mahomets wet
aaiineemende, niet allecnlyk de heerfchappy, maaj
öok dc naam verloren.
Roderi- In\'t zevende jaar der heerfchappy van Kaiftr Hc-
cus Xi- raklius, en m \'t vyfdc ja-ir van Sifebut, Koning der
Gfftteu, begon Mïhoinec, veertig jarcii out, en
■ \' door
door «ie rijkdommen van de weduw, die hy gctroüc
had , vcrmaarc , en door de valfehc wönderdaat
van de fteen van veel aangenomen zijnde j op grote
dingen te denken j en weêrfpannighcic tegen \'c
Roomfche Rijk te ftoken.Hy, door heimelijke ovcr-
tredingc de volken aanhitlende , vertoonde aan
hen van hoe zwaar een dienltbaarheidzy gedrakt»
cn, door dc gedurige ichattingen uitgeput, van een
. gedurige armoede geplaagt wierden, cn da: zy door
hun blodigheit alleen onderworpen bicven, dewijl
fy door ge welt e n menigte magt des Romai nen kon -
den verdri j ven.Toen hy hen door zodanige redenen
overreed had; gebeurde \'t d;c de Kaizer Hera-
klivis zijn boden uitzond, omfchitcingop\'teha-
len. Maar Mahomet, met zijn deelgenoten , tc
voren hier afbcricht, trok hen cc gemoet, weigerde
hen Ichatting, en, opzijn ftoutheit fteunende dood-
de hen. Hy dan, zijn krachten vcrgatlerejldc, poog-
de, fomtijts in\'t heimelijk , en fomtijts in\'t open-
baar , nasr vereifch van zaken , Syrien , Arabien en
Mflbpot.iraien , eer door bedroch , dan doordap
pcrheic, coc ziju voorneemen te doen neigen, en
hiüe de fteden en veftingcn zodanig aan , dat zy , \'c
juk der dienftbaarheit verwerpende , opentlijk
weerfpaltïg wierden. Hcraklius droomde in dezs
zelve dagen, dat de muizen, uit d\'aarde fpruiten-
. die, aandc zomen van zijn klederen knaagden j en
hy zond toen een machtig, héir derwaatts met zijt^
broeder jTheodorus. Maar zy , yan Mahomcts heir
verwonncu , keerde weet naar Hcraklius, om een
groicrheir te tergaderen. Heraklius openbaarde
toen aan Thcödotiis zijn broeder, \'tgezich? der
muizen 5 cn het getal der krijgslieden weer vervult
hebbende, zond hec heir der Romaincn , onder
21 jnsbxoedersbelcit,tegen Mahpiliets macht. Maar
de .Menigte der weerrpannelingc was fo machtig ge-
worden, dat de FvOOmainrchc krigilicden, voor
Ma:hofflïESaatigefich.c vrezende, naar de ftat Giba-
1*weken* tciwijtlzy ran "t heir der wcerfpatiBchu-
iM S"^
-ocr page 531-504 MAHOMETS
gen achtervolgt wierden. Toen de ftrijt , en \'c
gevaar hier groter wierd, kreeg \'c Roomfch heir
de neerlaag: Theodorus wierd gedoot; en d\'ande-
ren vergingen door \'tzwacrt, behalvenzeer wei-
nig , die met de vlucht, en in \'t heimelijk wcchqua-
inen. Van die tijt afhebben de Sarafijnen \'t Room-
fchejuk van hun halzen afgefchud, Zy,- door defe
grote verwinning opgeblazen , trekken terftont
mar Damaskus, een edele en koninklijke ftat van
Syrien,in de welke de genen,die op de vri)heic merk-
ten , die zy door hem verkregen hadden, hem tot
Koning en vorft verkozen , eu de fetel van \'t Rijk
aan hera toeftonden.
Z^ndaot. Mahomet , veel oorlogen met voorfpoet ente-
Toanni gevoert, eu veertig jaren in fijn dwalin-
Cufpi. S«" fchelmerijen geleeft hebbende, ftorf van
Bianus, Vergift, dat hem in Arabia van fijn huisgenoten ge-
geven wierd, door de magen van fijn gemalin Gar-
digena , cn een van fijn neven , toen hy van de lagen
weêrgekeert was, die zy, met de kamelen der koop-
lieden uit Syrien reizende, tegen hem befteken had-
den. Hy voorzeide dathy,\' ftervende ten hemel
20U gaan; en de zijnen, lang hier naar gewacht
■hebbende, waren eindelijk, door de vuile ftank,
gedwongen hem in een yzere kift te begraven , die
hyin fijn leven tot fijn dootvat had doen maken ;
vermits hy de menfchen meepde ce bedriegen, met
lijn kift , van yzer (ijnde door de kracht van de zeil-
fteen, in\'t gewelf van de kerk geplaatft, tedoen
optrekken, en als nt de lucht ce laten hangen. Maar
de doot brak iïjn handel af , Enigen fchryven
dat hy vicrendarn\'g , en anderen da" hy zeven-
endartig jaren icetlie , dewijl men verhaalt dathy
geboren wicrd in \'c vijfiiondcrtvijfeinnegentigfte
jaar na Chriftus ge\'ooorte , en in \'t zeshondert-
twecendartigfte jaar geftorven is. Maar anderen
pggen dat hyin \'r vijf honderrzevcnentnegentigfte
jaar geboren , en in \'t zesliondertzevenendartigfte
jaar , ofdaar omtrait, geftorven is:waut de merken -
der
-ocr page 532-der getallen veroorzaken veel diergelijke dolingen.
Zijngraf, inMecha, een ftat van Perfien , ineen
yzere kift geplaatft, word vande Turken , gelijk
Jerufalem van de Chriftenen, om Chriftus graf,
bezocht, en van alle d\'oofterfche landen geëert en
aangebeden.
Na dat \'et, federt dat hy de heerfchappy van\'tRoderi-
Rijk te Damaskus aangenomen jiad., tien jaren ver- cusXi-
lopen waren, wierd hy van de doot wechgerukt, en ®enez.
is in de hel begraven , in \'t zeshondcrtzesenzeftigfte
jaar na Chriftus geboorte.
Wat de doot van defe affchuwclijke bedrieger Scipion
aangaat, hy word verfcheidelijk verhaalt. Som-du Pleix.
migcn houden dat hy van de geraaktheit, en an-
deren van pijn in de darmen ftorf: fommigcn zeg-
gen in de ftat Jetrib, en anderen te Mecha f van de
welketi de leften bybrengen dat men noch heden (ïjn
dootkift in de zelfde ftat , in een ronde tempel
toont, die aan hem gewijd is , cn dat fijn kift:
in" een ronde toren of kapclle in \'t midden van
defe Kerk is, cn in de lucht hangt , om dat zy
van yzcr is , en om dat in de vier hoeken van
defe toren of kapelle zcilfteenen zijn , dic .rci-
geufchap heeft van \'t yzer naar zich te trekken.
Zo veel is \'cr af, dat de Turken naar Mecha, als
Kaar ccn heilige plaats, in pelgrimagie gaan, en
de genen, dic haar vervullen , voor heilig hou-
den. D\'anderen beweren dat men zijn gebeen-
te, in drie linnc lakens bewenden, in de ftat Jetrib
toont; die om deze oorzaak Medina Talnabi, dat is
de ftat des Profeets , genoemr word j en dar ,
de Turken hun pelgrimagie naar Mecha doen
ter geheugenis vsn Abraham , die daar de te-
kenen van "t gebod liet, \'twelk Godaan hem gaf
van fijn zoon t\'oiferen , cn niet tot Mahomets e\'er.
Hy , een groot getal van bodinnen onderhou-
den , cn achtien vrouwen getrout hebbende, kreeg
cchrer van hen niet meer dan een zoon , Ka-
?ingeno£mt,endrie doch ters, Fatema,Zeinebin,en
li 5 Joni-
Joiiikulcin. Schoon hy zich meeller van Arabien ge
maakc had, zo nam hy echter geen anderceernaara,
AhdïcsAaGadsBadti gelyk men in de brieven ziet,
die hy aan dc Kaizer, cn aan dc Koningen van Per-
hen khrecf.
Hy ftorf in\'t tiende jaar van zijn Heerfchappy,
en \'t zevencnzeventigfte jaar van zijn ouderdonï i cn
\'t!s aanmerkelijk dat God toeliet dathy ia zijn bed
oveticed, zonder c«nig tecken van de goddelijke
gramfchap , die hem tot d\'eeuwige pynen in de hcl-
fche vlammen fchikte, dewijl de tytelijke pynen
met by de Iclijkhcit zijner aigrijftelijke misdaden
konden vergeleken worden. Doch hy. den zijnen
verlekcrt hebbende dat hy inde darde dag na zijn
dootweer wrr^lenzou , wierd, vermits meozija
Jignaam defe tyt lang onbegraven liet, ten deei van
dc honden, door de ftank aangelokt, vcrfchcurt.
Dôût Mahomet en xjjn navolgers vrrdin^
van een rèis^ die hy op hctheefi aÈd-
rach z.ittefjde, naar Jerufalem deêen
vm daar tm Hemel opklom.
Et boek van Azear, d\'Alkoran verklaren-
de , fchryft dat iWahomet, eens in A!mc-
dine, by de liefftezyijer vrouvFcn , Axa ge-
noemt, fiapende, fchichtighjkopfprong, om dit
hy zeer fwarcïijk aan zijii deur hoorde kloppc,,.
Hy, \'r hot)fc tot liet veinftcr uitflcïkcoie de
Engel Gabricl.mcï zeventig paar grote vieugelï, dic
witter dan faecn waren, ca met ccn aangefichr
in kiaarhcit cn Sikkcting \'tkriftal overtrof,mci eca
linge hairpru3iî,dic roder dan koiail waS, ca voorts
gekleed met een (choon wu Luig kleed,met parrek-n
Cl) diamantet) verçieit, in cwcc plaarfen gefchorft cn.
gegord tiiet gordels van fijiigdlagegotic , een groce
halve voL-c breer, alle met kciilelijke\'gefteencen\', van
onwaardecrlijkc waarde, bczer. Hy had aanzijn
voeten noch anderekkindervk-ügels, die groCnals
ecu Smaragd waten ,en hel der flikkerden, D\'Engel
zcidc tot hem dat hy zich gerect zou maken , om
dat God het meelle deel zijnergeheimftc wonderen
aan hem Vvrilde openbaren. Toen Mahomet uitzijn
huis getreden was, wilde d\'Engel hemopeenbeen:
doen k!i!nmen,dat hy met de breidel by de h-int had,
jMbaraeh genoemt, grQtcr dan ccn ezel, cn kleindcr
dan een muilpaarc, met ecu oietifchlijk aangezicht,
en ogen, die inkiaarhcic met de zon gelijk waren »
De manen waren met grote parrelca ingevlochten ,
de botlt met Smaragden verzien, cn "de billen en
Ibcrt, gelijk ook de zadel, met Karbonkels en Siffi-
rt-ii, iu gelliede Gouc m gedreven, cn met alderhan-
de verwen gemcngelt. Dit beeft wilde Mahomet niet
opiieemen, maar, terzijde wijkende, vraagde d\'En-
gel hoe hy genoemt wieid, Gabnël gafaan hem iot
an woort, dat dit Mahomet was, de befte man, dic
ooit geweeft had, eu d\'aaugenaarofte by God. D\'Al-
bürach antwoordde weêr, dat hy hem niet zou ïacen
opkhmmcn,voor dat hy eerft aan hem d\'ingangin \'c
Paradys belooft had : en Mahomet zeide dac hy zon-
der twijffel \'ceerfte bedt zou wezen, dat ooit dc
voe^daar iu zouzettcli. Mahomcr ikeg toen in de
zadel, terwijl d\'Engel Gabriel hem de ftcgclreep
hield. Zy begaven zich tocii op de teis met zo groot
ceu ten, dac yderftap zich zo wijtuitftrtkte, als
het fcherpfte gczichc van ecu klaarziende i» enig
vlak vele, daat geea belecfeïeii op ftaau , bercikcu
kan. Deze fnelleren duurde de gehele weg tot aan
Jcrufalcm , terwijl d\'Engel Gabriel, als zijnkuccht,
aanzijn rechtczijdchteÏJ. Zy hoorden onderweeg
de ftem als van ccn vrou, die Mahomet by zijn naam
liep, diar hy niet op wilde aatwootdcn, Tosn zy al
yo©ïc
-ocr page 535-voort trokken , lioordc men weêr een andere ftem,
noch kiaarder en luider, dan de voorgaande; daar
hy ook niet op antwoordde. Maar toen hy de darde
ftem hoorde, keerde hy \'t hooft om , en fag het
fchoonfte en heerhjkfte fchepfel, dat hy ooi: ge-
fien had , prachtiglijk gekleed , en geheel mee
oneindige fchatten bedekt. Hy , aan Gabriel vra-
gende wie fy was, kreeg tot antwoort dat d\'eerftc
ftem de Joodfchewct was, en dat, fo hy \'t hooft
naarha^r gekeert, en enigfinsnaar haargeluiftert
had , alk de werrclc Joodfch fou fijn geworden: dac
de tweede ftem de Chriftelijke wet was, cndatj fo
hy daar op geantvvoort had, alle menfchen Chrifte-
nen geworden (buden fijr,. Maar dac de darde dc
fijne was, die van alle Goederen, Vermakelijkhe-
den en Geneuchten in defe, en in d\'andere werrelt
mhe-net fijn. Zy , dus koutende, quamen cc Jcru-
te ier-s j \'Tempel, daar hy af trad; cn na
fJem d\'Engel Gabriel d\'Alborach aan een grote fteen,
* * die daar omtrent v»ras, gebonden had\', traden fy
binnen, daar fy alle de Profeten vonden , die hem
ftilftaandc verwachtende, die hiertoe, als tot ccn
algemene bycenkooiTift, vergadert waren. Zyont-
fingen hem met grote blyfchap, en droegen h.em
tuilchcn hun armen tot aan de hoofrkapelle, ^^4ibrab
genoemt, en verfochten van hem dat hy voor hen
alle bidden , cn daar na ah hy voor Gods aann^efichc
gekomen Ibu wcfcn , yoor hen fpreken fou. Toen
dit gedaan was , verdwenen fy ; en hy bleef alleen \'
by d\'Engel G.n>r)cl, die toen ccn lange ladder aan
hem tötende, de welk vau d\'aarde tot aand\'cerfte
hcniel reikte , cn diens voet tegen defe zwarte fteen,
daar d\'Alborach <san gebonden ftont , fteunde.
De ftylen van defc ladder waren van fijn Gou"^t ,
cn d\'eerfle fporc van Smaragd, de tweede van Dia-
mant , de darde van Saftyr, de vierde van Hyacint,de
vijfde van Karbonkel, en fb voort, aan wccrfijdca
van een oneindige menigte van Engelen onder-
fteunt, die hem hielpen opkliiiinicu, terwijl Ga-
\' ■ ■ brici
briel voor opklom, en hemby de rechte hant ge- ^^^
vat had. \'t Eerftc, datfy ontmoetten, toen fy in ^^^^^
\'c fuivcre deel van de lucht gekomen waren, was
ccn Engel, diçns twee ogen zeventig dagrcizens van
malkander ftonden. Pefe Engel, die Mahomet te
gemoetquam, fat in een grote ftoel, diemetpacr-
Iche ftólFe bekleed was , cn hield in fijn hant een
fchrijftafcl, die fich van \'c ooften tot aan \'t we-
rten uicftrcktc, daar hygedurighjkietsopfchreef,
en uitwifchte. Mahomet groette hem , volgens
de vermaning van d\'Engel Gabriel, die tot hem
feide dat hy by Godin hoge achting was, enMe-
lecb Mmeuti , de Koning of Engel des doots , Engel de}
genocmt word, en defe grote tafel, die hy in de
hant had, Jlavhe .Abnafcd, de bewaarde tafel,
daar hy de namen van alle dc menichen jn op te-
kende , naar de maat dat fy geboren wierden ;
hoe/y hun dagen fullen overbrengen, hoe lang le-
ven, en welke doot fy fullen fterven. En alsfy aan
\'teinde, dathenvoorgefchrevencnbeftiptis, ge-
komen fijn, fo wifchthy hen uit; cn dan fterven
fy haaftighjk. Hy veinlde in \'t eerft dat hy Maho-
met niet lag, maar toen d\'Engel Gabriel hem Ma-
homets naam gefegt had , groette hy hem feer
heufichelijk, cn vertoonde aan hem dc heerfchap-
py en macht, die hy onder de menfchen fou heb-
ben , en de goederen , waerdighedch , en ftaten ,
die God in defe vvcrrek voor hem bereid had.
De Profeet vraagde hem waarom hy dus de zielen
uir de lighamen trok ? Hy antwoordde dat dit ampt
aan hem bevolen was fedtrt d\'uur, in de welk Adam
e«\' E\'i\'a \'t gebod van hun Schepper overtreden had-
f\'cn, en dac hy\'t lot aan dedagdes Oordeels bedie-
nen fou.En waar by,zeide Maiiomet, worden de zie-
|en,diezaiigzullcn wefen , van de verdoemden on-
derfcheiden? Ik ruk,zeide hy, de zielen der gener,dic
ter zaligheit gevoorïc:hikt fijn,aan dcrcchte fijdemet
weinig mceice uit ; maar de zielen der verdoemden
v^n de ilinke fijdc met groot gevYsk cn kracht. Hy ^
wees
-ocr page 537-weêr gevraagt hoe de hel gebout was, antwoordde
dac God een grooc vuur daar routom de tyt van ze-
ventig duizent jaren had ontftceken, daaraf zyge-
viartic root.gelijk brandend vuur, was\'geworden,cn
hit dat het vliui: andere zevenrig duizenc jaren geduurc -
had, wie als fneeu geworden was, en na verloop van
andere zeventig duizent jaren zwart, duiffcreu be-
rookt was gebleven. Eu waat af (vraagde Mahomet
ivcerjzijn de duivelen gemaakt, die de menfchen
pijnigeti J Van dik en donker vuur (antwoordde
d\'Engel) daaraf zy leven, cn zonder\'t welk zy niet
fecn ogenblik zouden konnen beflaan , ja zo weinig
als de vifch ionder water. Daarby , dat God hel»
ftotn en doof had gemaakt, op dat zy hec fchrikkc-
lijkgeroep ,en \'t yllclijk gekrijt der arme zielen niec
Zonden horen , die zy met zware flagen van gJoc-jen-
de maliën pijnigen, en met lange yzere boeken cn
haken vcrfcheuren , zonder deernis metlicn tc heb-
ben.
Errße Zy, van daar hogcr opgeklommen »quamen aan
Hemel, d\'eerfte hemel,van fijn zilver gemaakt,en zo dik ,als
een wakker loper in vijf houdei-t jaren zou konnen
lopen-, cn zodanig was de ruimte van defe eerfte to:
aan dc tvircedc hemel. Toen Gabriel aaö de deur ge-
klopt had , wierd fyterftontgeOpent. Z Wonden
^detm ^^^^ ^^^^ \' ^^ ^^eten Adctm, dic
M.ihomct quam omheizen , en die fijn Schepper be-
dankte van dat hy fodanig een zoon aan hem irad ge-
geven , cn die fich aan hem beval. Tóen fy een ^vfi-
nig voortgetrcden waren , bejegenden fy een Enge!,
die fodanig een Idngte h.id , dat fy wel duizent jareü
Weeg« befloeg , verzelcvan een (eer grote menigte
van andere Engelen, fommigen metaangefichten
. van menfchen , andere van paerden, vogels èn oiTen,
cn dic tot een getal van zeventig duizent j van de wei-
ken yder zeventig duizenc hoofden, yder hooft ze-
ventig duizent hoornen i en yder hoorn zeventig
duizenc knobbels bad, die fo wijt van malkander
ftonden, als lacn ia veertig jaren bcreizsn kon. Yder
hooft
-ocr page 538-hooft hacï ook zeventig duizent aangcfichten,en yder
aangezicht zeventig duizent monden , en yder mout
zeventig duizent tongen , die yder duizcnt talen
fpraken, in de welken fy God zeventig duizentmaal
des daags loofden. Onder d\'Engelen , dic de geftaltc
Van vogelen hadden, was een , gelijk een haao>maar
ÎO groot, dat fijn voeten d\'.ifgront raakten . en fijn
hoohtotaânde tweede hemel quam , gefchikt om
den menfchen d\'uren desdagscn nachts aan te zeg-
gen, op dat fy de gebeden naar d\'inflelling van d\'Al-
koran fonden doen. Defc begon itj hun tegenwoor-
digheit met een luide ftem tekrjjen: Gtt.egtnt Hf
a Gad , dc Koningdtr Engtlt» , der X.h!tn, e»
alleatidtyefcbepfehn.Of Altgçlmt mmootààcn
tcrftont alle d\'andere hanen , die hier beneden op
d aarde, en naar \'t voorbeelt wan defe grote haan gc-
vormt lijn , en prijzen God ii^ hun taai,dc welke be-
tekent ; ^llegyfïbepj\'eien, dnG3dgeh011ri.aami.ift i
■verheft ww harten tet xyn g«ddeiijk.e lof te
Desgelijks doen d\'Engelen, die y.-ïn andere geftaltc«
hjn. yder voot fich, en in fijn taai.
Gabriel dan, en Mahomet, altijt opklimmende, ,
quamen aan dc tweede Hemel, die van donker gout ^ \'
fï^msakt was. Zo haaft als dcdcHrwachterwift wie
ly Waren, wierden dc denrcn geopent, daar Gods
\'wam, met degeen van fijn Profeet, ingefnedea
was. Zy vonden aan d\'ingang dc goede Aartsvadst
N^th, ftok out,cnfeerzwak,ineen ftoelzittcnde^
daar uit hy opftond, om Mahomet t\'omhelfcn , cn
fich aati hem re bevelen, gehjk Adam ook gedaan
had , diehcm aanzeidc hoedanig een eer en achting
hy Lebbeu fçu. Zy von len daar een oneindige me-
nigte van nochvcd groter Engelen , de voor-
gaanden , ja ook dc deurwachter, fdie fo licht als de
zon was, en dic met fijn Toeten diep in d\'aarde,
cn met fijn hooft tot aan d\'achtftc hemel reiktCi
Daar was noch een ander , die feer wonderlijk*
cn ten deel van vuur, en ten deel van fneeu te za-
wen gezet was, ch God fonder ophouden bad dac,
gelijk hy riefe tvveefo ftrijdig en verfchilJende lelf-
ilandigheden minnelijk te iamen gevoegt, had ,
het hem ook fou believen de harten van alle volken
op d\'aarde te verenigen, tothem te gehcorfamen,
en eendrachtighjk t\'eren.
Darde Toe» fy tot aan de darde Hemel gekomen waren ,
Hemel dicvan Kriftal was, en fodiken wijtalstweed\'an.
deren, wierden de poorten voor hengeopentdooc
een Engel, die fö groot was, dathy de gehele wer-
relt , eu \'t geen, dat daar in begrepen is , fo het in de
palm vau lijn hant geftelt had geweeft, lichtelijk
daar in beftoten gehouden Ibu hebben. Hy was van
ontellijke andere Engelen verfelt, die bovenmaten
groot waren, en een gedaante gehjk een Koe had-
den , en fo dicht aan malkander gevoegt, dat mea
niet een bal tullchen hen kon werpen.Onder hen zat
ook .Abraham,dk hem op gelijke wijle, ais de vooc-
, ham. gaanden,onthaalde,en\'c zelfde verzoek aan hem deê.
De vierde Hemel was van fijne Smaragd, die tot
Vierde deurwachter een ander Engel had, die fo groot was.
Hemel, dat de hollighcit van fijn rechte haut alle de zoete
wateren des werrelts, eu de holligheit van fijn flinke
hant alle de zeen bevatten kon .Defe beweende,gelijk
Mahomet uic fijn leidsman verftond, met hete tra-
nen de zonden der menfchen , ja ook der gener, die
omhun quade verdienften tot de hel verdoemt wa-
ren. Hy had by zich zeventig duizentEngelen,diens
hooit en bek gelijk die van een aren: waren,yder van
hen verzien rnet zeventig paar vleugels, en ydei
vleugel met zeventig duizent fchachten , yder van
JOj\'f\' hen zeventig duizent ellebogen lang. J^y?/, zoon
vand\'Aar-tsvader Jakob, zat in \'t midden van hen,in
een fecrkhircen bhnkendcftoel,eü ontfing hem met
gelijke bliifchap , als de vorigen gedaan hadden.
V^fde .^y» hun ftreek vervolgende, quamen tot aandc
Hemel. hemel, van Roby n gemaakt, en even fo dik als
dc vier voorgaande Hemelen , daar de deur hen geo-
pent wierd van een ontfteeke en gloejende Engel,die
zeven duizent ar.^ieu had, en aan yder arm zeven
duizent
-ocr page 540-duizent handen , cn aan yder hant zeven dnizentr
vingers , die hy zeven duizentmaai des daags op-
hief, op gchjke wijze als de Mahomctanen doen ,
om God, hun Schepper, te loven. Byhemwareii
noch meer, en groter Engelen , dan degenen, die
hier voorgenoctrt zijn, die een hooft en bek als
van een gier had en. In \'tmidden van hen zat dc
Profeet Mflifes., ineen liecrlijkê ftoel, die helder^
was , en blonk. Dele, Mahomet fiende, quam ^"\'t"--
hcm cerftont met grote vriendelijkhcit groeten, en
verwittigde hem hoe God befloten had fijn volk
met-veel onthoudelijkheden en ftrenge vaftcn te be-
laften , en, dat hy dieshalven moefi verzoeken dac
\'ct hem beliefde ben te verfachtcn , om dat men hen
éindelijk niet fou konnen verdragen.
Zy quamen van daar aande zefte Hemel, van \\ n
Topaas gemaakt, daiar de deur voor heiigeopent
wierd door een Engel, die noch groter, dan een *
der voorgaanden, was, verzelt meteen oneindig
getal, die een zoet geluit maakten, eiihunhemei-
fche ftemmen met dc klank van een harp vereenig-
den , daar een Koning op fpeelde , die met een
heerlijke hooftpronk gekroont was, en in een ftoel Davidl
iat, met koftelijke versiering i met een (eer koftc-
lijkboek, dat opeen Icflenaaropen lag, daar uit;
fy \'t lof van d\'Oppeffte zongen. Defc Koning, tc
v/czen David, (want hy was\'t) ^d nietlo baail
Mahomet gefien , toen hy met d\'Engel intrad, of
hy liep hem tegemoet, om hemeeren vricntfchap
tebewyfen. Welkoom, zeide hy, de treftclijkftc
aller menfchen, vrome man, van God lo bcmmr»
én de lefte fijner Profeten. Zeker, zeer getrouwe
cngcwenichte bedienaar van fijn woort, zalig fijn
degenen, die heden in d\'eeu w beneden leven. Ik;
wil dan dic hardnekkig en weêrlpannig volk, over
\'c welk ik eertijtsgebied geliadheb, aanubevolcrt
tebben , en aan u verzoeken dat gy \'t in de weg der
Waarheit ondervvijft ; want voor u is defe jonft be-
waart. Na dac ly een korte tyt tc zaraen ge-
Kk \'
514 MAHOMETS
kout hadden , fcheidden zy van malkander,
Gabriel enhy, ai voorgaande, quamen tot aan
de zevende Hemel, van hyacint gemaakt, die Hen
dooreenEngel geopcnr wierd, de welke noch on-
ïcijijke anderen lijus gelyken by hem had. In \'t
midden van defe gehele bende waren Enocb en Elias j
dié op ccn bank van porfyr fteen zaten, en noch in
\'cfterfFelijk leven leefden, ende voorgelchikteuur
Verwachtten, om weêr nederwäartstc dalen, en
ftch door de han t van \'t wreed en goddetoos kint des
verderfs te laten vermoorden, dac d\'eer en roem ,
diemcnaand\'Opperfte fchuldigis, fich fal willen
toeëigcnen. 2y groetten en verwelkoomden mal-
kander van weêrzyden.
Toen dit gedaan was, trokken Mahomet en fyn
leidsman naar d\'achtfte Hemel, van Safyr gemaakt,
en met onteüijke ftarren verkiert, die aan ketenen
vaft waren, van de welken de grootfte, naar Hat hy
met het oog meten kon, de berg Nohoby Alme-
ding nier in grootheit overtrof. Aan d\'ingangver-
toondefich een Engel, anders van gedaante, dan
de voorgaandcn , cn fo groot, dat hy \'t gehele ront
der aarde cn derzpsn ib lichtelijk in gezwolgen Ibu
hehbcn, als enig fchrikkclijk reus ccn erret inlwei-
gen fou ; endaar byontellijke anderen. Hy vond
daar Joannes de Dooper , noch met fijn kleet van kc-
• mtishair gekleed,\'t welk hy in dc Woeftyne droeg,
die hem iers heimelijk in \'t oor beet.
Zy, van daar vertrokken, quamen aande ne-
gende Hemel, geheel van een enige diamant ge-
maskc, en fo dik als d\'andere Hemelen, van Gods
licht alleen verlicht. DedCuren wierden terftont
voor hen geopent door een Engel, die zeventig dui-
zentrmaal meer klaarhêit en glans had dan de Zon.
Hy had zeventig duizent hoofden, cn in yder hooft
fo veel aangefichten, yder aangeficht verficn met
gelijk getal van monden, en yder mont metzcven-
hönderr duizent tongen, daar af yder zevcnhon-
dert. dtrizentderhandc ftemmen gaven » cn yder
ftcm
Zivetide
Hemel.
i:,mct} en
Elias.
Achiße
Hemtl.
Joannes
de Doper
i^egende
Hemel.
Èeii ten Himèt. - ^ 1
ilem (ö veel lofreedenen by dag en pacht aan d\'eeu-
wige God , wydcrs, yder aangezicht had zeventig-
duii:enc paar ogen , en in yder oog waren zeventi»-
duizent oogappels , met fo veel oogdekfels verfien j
diefy zevciitigduizentmaal ineen üurfloten ene
penden , uit vrees en ontzach van de heerhjkheit,
die uit Gods troon voottquam. By hém waren
iidch onteilijke andere Engelen, die heel een andere
geftalte hadden , als de voorg5,anden , ja zodanig,
dat geeu fterfFelyke tong aanvangen kan wyder daac
af te fpreken: want God all^n kan haar uitdruk-
ken , gelijk bok hun getal, \'t Grootfte getal vati
hen waakte altijt, fonder d\'ogen te fluiten, als o£
fy daar op fchiltwacht geftelt waren. Sommige
ftonden tnet het hooft voor over gebogen , anderen
lagen voor over uitgeftrekt, fondct hun hooft enig- \'
fins op te heften, etj anderen zongen geduriglijfc
Godt lof metfo .hoog een toon , datfy felven ge-
dwongen waren hun oren met de vingeren te ftop-
pen, uit vrees van door hun eige ftem doof tc wor-
den. In\'tmiddehvanMnalIelat , iu - ^ ■
een koftelijk Geftoelte, met Geftèentcn verdert-
Mahomet verpormoedigde fich voor hem , en beval
fichaiinhem.
^ Toen dit gedaan wai, begon hy alleen (otn dat„
Gabriel niet wyder darde gaan; veèl zolderingen en \'
vertrekken op te klimmen. De zeventig cerften
van defe zolderingen waren alle van pSrrelen, cn
d\'anderen daarboven , in gelijkgetal, van hevroze
water, daar na noch zeventig a^lderen van fneeu ,
Zeventig van hagel, en daar iia ook fo vee! van
wolken: daar na zeventig anderen Van daifternif-
fcn, zeventig van vuur zeventig van klaarheit,
en ook fo veel van heerhjkheit. Alle defe ruimten
wwen van outellijkc geeften vervult, die zondet
ophouden Gods heilige naam loofden: invoegen
dac Mahomet, eer hy aan delefte quam , zo ver-
moeit w,as , ,dac hy niet verder kon gaan , tof
äat hy cenilcnj, als v^n een verte donder, hpor-
Kk s \'
de, die tot driemaal hem dusaatjfprak: O myii
welbeminde cn getrou%ve Ahmat, nader, en groet
God. Schepper. Dic deé hem weêr moed fcheppen ,
\'tor d.it hy op twee boogfcheutweegs of een weinig
min , aan Gods gcftoelte quam , die zodanig een
lid K afgaf, dat hy daar afgehéel verblindde,(choon
Goil fijiï aangelicht metzeventigduizent voorhang-
lels bedekt had, die alle van fifn klaarheit, die on -
vcrdr-agelijk aan alle fchepfelen is, deur gedrongen
ivierden. God ftrekte toen fgelijk hy zegt) ds
hant over zijn Ichaduw; eh hy gevoelde toen ld
groot een koude, dat hy meende te bevriezen en
verftyvcn. Toen hy fich voor over gebogen had,
om hem t\'aanbidden, groette God hem vriendelijk,
als de meeftbejonftigde van alle fijn Profeten cn
Zendboden , cn vraagde hoe fijn volk fich al droeg.
Daar op hy antwoordde. Al wel , en bedankte
hem daar af. God beval hem daar op dat hy \'t jarè-
lijks zedig dagen fou doen vaften, en yder dag
■ veertigmaal gebeden ïatên dóen. Maar hy , Moifes
Vermaning volgende, bracht re weeg dat defc zeflig
vaflrendagen op darcig , en de gebeden op vyf by
dag en nacht gebracht wierden. Wyders bewees
God aan hem veel andere bezondere jonften voor
hem alleen, die nooit te Voren aan enig fterlFelijk
menfch vergunt waren, en bezonderlijk vyf voor-
trelïèhjkheden boven alle tflenfchen ; d\'eerftedat
\' ïly\'t verheVenfte fchepfel was, \'twelk ooit op aar-
de, of in dc Hemd gefchapen had geweeft, de
• tweede dat, als de dag des Oordeels komen zou ,
hy van alle Adams zonen meeft geëerc zou worden,
de darde dat hy voor d\'algemcnc Vcrlolï\'er gehou-
• deu löii fijn, en .Almehi, de geeft, die dc zondcfl
■t^\'echneemt, genoemt worden , de vierde dathy
alderhande falenfou kennen, endevyfdedat aan
hem alfeen alle dc foof van d\'oorlog overgegeven
fou worden.
Cvts Wat Gods Troon aangaat, hywasj fo veel Ma-
Ti-QDHé «n merken kon van de vier hooftftoffta
te
-ocr page 544-ïezamengefèt, en daar byvan de verlede, tegea-
woordige en toekomende tyt, gelijk ook de hemei
cn d\'aarde van \'t Paradys, en van de he! gemaakt.
Hy floii^op vier voeten, yder voet zeventig dni-
featmaal ianger en hoger verheven, dan\'er rnimte
is van d\'aarde tot aan de lefte Hemel, in \'t geheel
gedragen pp de fchotidcrs van vier Engelen , die
iiem onder fteunden, van dewelken yder vier aan-
geiïchten h:id, een van een menfch, \'t ander vau
een aren:, het darde van een leeu , en \'t vierde van
een os; en hun lighamen v/aren geheel eu overal
met ogen vervult en bedekt, \'t Aangeficht van de
menfch bad voor de menfchen , dar Van d\'arenc
voor alderhande vdgclen, vande leep voor de wil-
de beeften , en van d\'os voor alle tamme beeften.
Toen hy defè dingen gezien had , liet God heni
ycrtrckteu ; en hy keerde weer langs de zelfde weg,
die hy gekomen was, tof aan de plaats, daar d\'En-
gel Gabriël zijn gefellchap verlaten had , te weten
omtrent het geftoelte vau Jefus Chriftus, die hem
toen een boek in handen gaf, dat het vier hangilq-
ten van zuiver gout gelloten was, daar af hy \'hera
de ftcurels vap de zelfde ftofFe gaf, tot hem zeg-
gende: Hou daar, zieopmy, óleftgezonden van
God, om zijn fchepfelen weer tot de kennis vatj,
zijn heilige wil te ftieren. Zie daar het ware woort,
\'twelkikaanhenboodfchapte, terwyl ik daar be-
neden onder hen verkeerde: indien zy \'topeenat?-
dere wyfe hebben , zo zijn zy buitcn myn mening.
Moifes zeide toe hem desgelijks van zijn Ihorah,
toen zy weer by hem gekeert waren. Defe Thorah
was ook met vyf zilvere hangiloten geftoten, cu
aan yder hing zijn fleutel, om het t\'openen. 2y
daalden al af tot aan Adam, daar Gabriël tot hem,
zeide, dathy van zijn Schepper laft had om al ver-
volgens\'tParadys en de helasn hem te vertonen,
diehy zodanig vond , als men hier voor verhaalt,
kan lezen. Onder de bcfonderheden , in zijn hcl
verdicht, ftaan twee of drie zeer vermakelijke d in-
K k j goa
JIS MAHOMETS
gen tcïien j te wéten dat hydaar veel ligdcn, man-
pen en vrouwen j aan een tafel gefeten vond , daar
de duivels hen goede en fmakelijke fpyfen toedien-
fäen, met zekere aflchuweiijke en lelijke gerech-
ten vermengt; zy verlieten echter de goede fpyfen,
om zich aan defè vuile en lelijke gerechten tc hon-
den. Mahomet, aan d\'Engel gevraagt hebbende
wat dit bcdicdde, kreeg totantwoort, dac ditds
gehuwde lieden waren, die, zich niet met hun vrou-
wen en mannen, vernocgende, naar overfpeelders
yan minder achting liepen, d\'Andere vreemdigheic
was, dac de duivels niet ophielden van gefmolte
loot in de keel van enige elendige te gieten , \'t welk
terftont hun ingewat deurboorde, dat zich daar na
weer toefloot: invoegen dat defe pyn zonder op-
houden was, eü t\'elkens vau nieus weer begon:
even gelijk Sififus fteen , en Ixions rad in dc Grick-
fcheverd\'ichtfèlen. Doch defè grillen zijn te lang
pm te dcurlopen. Gabriel dan, hem weer in Je-
rufalem gebracht hebbende, dee heiïi weer op d\'Al-
borach ftygen, en hracht hem weer in de zclvd
nacht, eer dc dageraat aanbrak, totin Almedina,
daar hy zijn heffte cn waardfte bedgenoot Aii
yond, die tioch ftiep, aan de welke hy federt alles»
dat hem gebeurt was , vertelde.
Vm een Jood met Mahotnety die aan hem
re^ning van zfn kring geeft.
GGds pode, dje zfjn heil over hem nitge-^
ftrckc heeft, zat eens onder zijn leerlingen
in dc fiat Jefrab , tpcn d\'Engel Gabriel
voor hem quam verfchypen , en tot hem zeide;
God groet n, ö Mihomet; daat hyop antwoor-
de: Hy is wareiijk dc Heer van alle zegening eii
^aügheit, om dac zy van hem yoortkoomt , eii
Samenfpraakz 519;
weer derwaarts keert. d\'Eagel, zijn reden vérvol-
geude, zeide ; Hier zij» vier mannen van grote
wysheiccnwetenfchap, de verftandigfte Rabiaen
van Ifraël, die terftont fuilen komen, om u in uw
lering t\'onderfoeken. De voornaamfte van hen is
Abdias ben Salon, federt in uw Sarafijnfchetaal Ab-
dilal benSelechgenoemt. Daarop Mahomet zei-
d.-: Komen zy dan, ó waardfte vrient, tot mijn
voordcel, of om my te verachten, en fmaataan te
doen? Tot uw voordeel, antwoorde d\'Engel. De
Profeet beval toen aan Haly, Abitalifs zoon , hen
tegemoet te gaan,, om, in\'t gefelfchap van enige
anderen,hen t\'ontfangen.Defè\',hen aan de deur ont?
moea-nde,groette hen, en feide: Zaligheidaan u, ó
Abdias, Salons zoon , en noemde ook d\'anderen by
ordening. Zy,hier af verwondert, vraagden hem wi\'c
defe namen dus aan hem geopenbaart had, en hoe
hy wift dat zy komen zouden ? Hy antwoordde dat
Mahomet zyn oom dit dus aan hem bevolen had.
Terwyl zy, alle van defe zaak verbaaft, met mair
kander koutten, traden zy binnen , daar de Pro-
feet Mahomet was, tot de welkAbdi.is, twee of
drie treden voor zyn makkers uittreedende zeide:
Zaligheit over u Mahomet. En zaligheit (ant,
woorde Mahomet) ook over de geen, diedezaiijr.
heit zoekt en volgt, en Gods macht ontziet. Ik, ea
defe myn medegefellen ( feide Abdias weêr ) die
niet van d\'oaverftandigften in onfe Joodfche wet
zijn, komen tot u, en fijn van d\'onfen gezonden ,
om van eenigen der duifterfte en twyffeiachtigftc
flukkenvan ons geloofonder wefen te worden f en
verklaring te hebben, en wy weten wel, naar het
geep, dat wy\'er af hcbbni können verftaan, dac
, gy lichtelijk oplofiing daaraf aan ons konrgevea.
Zytgy (vraagde Mahomet) gekomen om "my tc
beproeven, of om onderwys daar af te hebben?
Vraagt dantydiglyk naar \'tgeen, dat gy begccrc
t\'onderfoeken. Abdias begon toen van hondert
yoorname gcfchillen, diehy by gefchrift met zich
i^k 4 gebracht
izo MAHOMETS
gebracht had, en uic de duifterfte plaatfen van de
Pybel gekofcn waren , d\'cerfte voor te ftellcn,
zeggende: Maar, ik bid u, Mahomet , feg ons
voor alle dingen ofgy een Profeet, ofeen Bode
zyt. Hy antwoorde, God heeft my tot beide ge-
ftelt. Dat is wel, zeide Abdias: Maar zeg my,
verkondigt gy uw, of Gods wet ? Hy antwoorde,
Godswet. Maar, vraagde Abdias, wat is Gods
wet? \'tGeloofautwoorde Mahomet. Wat geloof
zeide Abdias weer; Dat\'er, antwoorde Mahomet
weer , geen veelheit der goden , maar een enig God
is, die geen medegenoot heeft, hem in macht ge-
lijk. En ik Mahomet ben zyn Dienaar en Bode,
die aan dc menfchen \'t einde des tyts boodfchap,
hl \'twelk zonder twyffel alle de doden verryfen
jsullen. \'c Is zo, ancwoorde Abdias; maar zeg
mynoch, zo \'cu belieft, hoe veel wcccen dat-er
van God zyn. Alleenlijk een , antwoorde Maho-
met, zondermeer. En war wilt gy dan, vraag-
de Abdias weer, van de Profeten zeggen, die yoor
ugeweeft zyn? Zeker, de wet, of \'tgeloof vati
alle, antwoorde Mahomet, isnietdan een, maar
\'t uitterlijk gebaar en de zeden zyn vcrfchcideii. \'t Is
zo, gelijk gy zegt, fprak Abdias: maar zeg my
noch , zullen wy door \'t geloof, of door middel
yan onfe verdienflen en goede werken in \'t Paradys
ingaan ? Defe twee dingen , antwoorde Mahomet
weer, zijn daar toe nootfakeÜjk 5 doch indien ech-
ter iemant van de Joden, Chriftenen of Heidenen,
die tot het Satalijnfche geloof bekeert waren, van
de doot verrafcht wierd eer hy goede werken ge-
daan had, zo zal \'t geloof alleen tot zyn zalighéit
genoech können wefèn. Men moethetdus gelo-
ven, zeide Abdias: Maar zeg my: Heeft God eni-
ge Schrift gezonden ? Ja, antwoorde Maho.mct i
en hy word Alfurkan genoemt. En waarom, zei-
de Abdias weèr, is hy dus ge\'noemt ? Om dac, anc-
■WQorde Mahomet, zyn geooden cn grontrcege-
lm inhooftdcclcngcdeclt zijn; wautGodswoorï
■ qii\'am
-ocr page 548-<]uam niet eensklaps overmy, gelijk de Wet aan
Moües, dc Pfakeraan David, en \'c Euangelium
aan Jefus Chriftus gegeven wierd. Dat is zonder
twyffèl, zeide Ab\'dias weer: Maar zeg my da«
hoedanig \'c begin van defè Alfurkan is. In de naam
van de goedertiere en barmhartige God,, antwoor-
de Mahomet. En watdaar na 3 zeide Abdias. Abu-
ged, antwoorde M-iihomet, en\'tgeen, dat\'erop
volgt. En wat wil, vraagde Abdias, ditAbuged
zeggen 5 Abetekent, zeide Mahomet , God, B ^
zyn macht, G zyn onwraardeerlijke fchoonheit, en ^^^
Dzijuwet; want zijn goedeitierentheit en barm-^^^^^ ^^
hartigheitvoorkoomt zijn gramfchap en fpyt. T^» ^^^
hoe dat; zeide Abdias. Om dat Adam, antwoor-
deMahomet, zo haaft als hy gefchapen was, o-^^ datde
vereinde ftaandc , niesde , en zeide , gelooft zy ^y^i^i^yj
God. D\'Engelen , dic verftaaude , begonnen
zeggen: Gods barmhartigheit, óAdam, zy ovct
u. Daar hyop antwoorde: \'t zy zo. Daar op de
Heer fprak: Ik heb uw redenen gehoort; zy beha-
genmy. Dat is zo, zeide Abdias: maar vervolg
dau , en vertel my, zo \'t u belieft, welke vier din- ^^^ ^
gen God met zijn eige handen gamaakt heeft. God
maakte, antwoorde Mahomet, met zijn cigc han- ^^^ ^^^
den het hoge en grote Paradys, plantte de trompet-^^
boom, vormde Adam, en fchrcef de tafelen, die^^^.^^
hy aan Moifes gaf. Maar wie heeft, vervolgde ^^^^
Abdias, dit alles aanu geopenbaart J d\'Engel Ga-^^^
briè\'l, antwoorde hv. Zeg mywyders, ik bid u,
zeide Abdias , by orilening wat een, tvyee , drie *
vier, vyf, zes, zeven, acht, negen, tien, cnzo
vervolfTcnstoc honderc toe i^. Mahomet antwoor-
de: Een is God, die geen medenoot, noch kint
heeft; in zyn hant is\'t leven en de dopt; en hyis
machtig boven alle dingen. Twee is Adam cn Eva»
en dit paar was in\'c Paradys, eer zy daar uitgedre-
ven wierden. Gabriël, Michael, enSerafiël Aartsen^
gelen, geheimgenoten vandeGodhei?, zijn drie^
Moifes wet, Davids Pfaltet, \'t £iiangeUum ende
Kk 3 Alfurkaö
Alfurkan zijn vier. De gebeden aan God, die van
hem aan my, en aan mijn volk belaft en noch niec
aan een der voorgaande Profeten bevolen waren,
noch bevolen zullen worden , zijn vijf, Dedagen,
in dc welken Godallezyn werken voleindigde, zijn
Scs. De hemelen zijn zeven. D\'Engelen, die in de
dag des \'Oordeels Gods geftoelte zullen dragen, fijn
acht. Moiiès wonderdaden zijn negen. De dagen
van de vaften fijn tien , daaraf drie voor \'t gaan ter
pelgrimagie, en zeven voor de weêrkeerinti zijn,
Dc ftarre die Jofef in zijn droom fag , endie hem
aanbaden,fijn elf,De maanden van\'c jaar zijn twaalf.
Elf voorname ftarren , met de zonen maan, zijn
dartien. Dekaerilea, dierontom Gods iêtel han-
gen , cn zolangzijn, als men in vijf hondert jaren
afreifenkan, zijn veertien. Vijftien, om dac d\'Al-
koran gedurigüjk van de hoogfte toe in delaegfte,
hemel afdaalde, en van daar zachtelijk afdaalde coc
aan de vijftiende dag van de maant Ramadhan. De
keurbenden dec Cherubineii, die routom Gods ge-
ftoelte de v?achc houden, en de naam van hun Heer
loven , fijnzeftien. Gods namen, tuflchen\'t laeg
yan d\'aarde, en de he! geftelc, zonder de weiken de
overmacige branc en hitte, die daar uit voorkoomt
de gehele wecrelt verteren zou, zyn zeventien, Dc.
tuöehenruimten cn wijtte , die tuflchen Gods zetel,
cn dc licht is , zijn achtien , want indien zy \'er
niet waren, fb fou fijn klaarheit dé gehele werreft
eerblinden. De grachten en armen van de helfche
vloetZakaz, die in dedag dês Oordeels met een
fchrikkclyk geluit ruÜFchen zal, op\'t welk allcdc
verdoemden fulleii antwoorden , fijn negentien.
Twintig , om dat op dc twiiuigfte dag van Ramad-
handePfalterop David afdaalde. Eenentwintig,
pm dat op d\'eenëntwintigfte dag van dc gefcide
maant Salomon geboren wierd ; en de bergen God
daar om loofde. Tweeëntwintig, om dat in de felvc
dag van dc gefeide maant God aan David zijn mis-
dryf van IJjiias doot vergaf. Drieëotwiurig, om dac
\' . - \' \' iu
-ocr page 550-Samenfpraaki
in defe dag van de gefeide maant Chriftus, Marias,
zoon, {Gods woort fy op hem ) geboren wierd.
Inde vierëntwintigfte dag fprak God tot Moifes.
In de vyfëntwintigfte opende de zee fich voor \'c
volk van Ifraël. Op de zesentwintigfte gaf God de
tafelen der tien geboden aan Moifes. Op de feven-
cntwiutigfte wierd Jonas, in zee geworpen zijn-
de, van de walvi/ch ingefwolgen. Op d\'achtëntwin-
|:igfte gaf God het geficht weer aan Jakob, toen Ju-
das hem \'t hemt van fijn foon Jofef bracht. In de
negenëntwinfigfte rukte God Enoch totzich. In dc
dartigfte dag ging Moifes op debergSinai. De Jood
viel daar op in fijn redenen, en leide: Kort een
weinig afj ó Mahomet, en red\'cru deVt; want
gy verh\'aalt alles te naaukeuriglijk. Ikfal \'t doen,
leide Mahomet: Maar om inuw verfoek niet ge.
hrckkelyk te zyn, de dagen , die Moifes vafte\', wa-
ren veertig. Vyftig wylen aan dat de dag des Oor-
deels vyfcig duilènt jaren fal duren. Zcftig fijn des
verfcheide aderen van d\'aarde, fondcr welke ver-
fchcidenheit dat \'er geen onderfcheid tuffchen dc
menfchen fou wefen \\ om hen van malkander \'ton-
dcrfcheiden. Moifes verkoos zeventig mannen, om
hem inde raat byte ftaan. Degeen, die fich dron-
ken drinkt, moet tachtig ftokflagen hebben. Ne-
gentig, öm dat d\'Ëngel, dieaan David gefondetj
wierd, tot héfti iddê: Defe myn tnakkcr had tne-
gentig fchapen, ên ik niet meer dan eeti, dat hy my
ontrooft heeft: Hondert zyn de ftagen, die de gcc«
moet lyden, die in oVerfpel betrapt word. Zeker,
D goede Mahomet, feide Abdias toen , dat gaat zo-
danig , als gy fegt. Vervolg dan \'t overige, fo \'t u
beheft, en verkjaaraan oiishoe d\'aarde en bergen
gemaakt zijil, wat namen fy hadden, én wanneet
het was. God vormde, feide Mahomet, Adam van
flyk, en dit flyk quam van \'t fchüim van de ftorm ,
deftorm van dezeé, de zee van de duifterniflen ,
de duifteraiflen y&n "t licht, het licht van \'t woort,
\'ïwoptï
-ocr page 551-\'c woort van de denking, de denking van de hyacint,
en dehyacint van \'t gebod- Daaris, zside Abdias,
niet aan te twyfeien ; maar feg my , hoe veel Enge-
len fijn by de menich. Ider menfch, aiuwoorde Ma-
homet , heeft geduriglyk twee Engelen aan zijn zij-
den, d\'een ter rechte, en d\'ander ter flinke zyde,
Regeen, die ter rechte hant is, fchryft al\'t goet
op, dac men doec, en de geen, die ter flinke hant
is, tekent al \'t quaat aan, dat men doet. Maac
waar,vraagde Abdias,en hoe verfellcn ly de menfch»
en waar in fchryven zy : Ey fitten , ancw^oorde Ma-
homet, op fijii fchouders, daar hun rong aan hen
tot een fchtyfpca, htui fpeek/èl tot inkt, en hun
harrtot papier verflrekt. Dit allesis waar, zeidp
Abdias, maar verhaal noch: ik bidu, watGo4
daar na maakte. Het papier, cn de fchry fpen , ant-
woorde IWahoroet, W^t papier, en wat fchryf-
pen , vraagde Abdias Î \'^eker, een papier, ver-
volgde Mahomet, daar in al \'t geen, dac geweeft
Jieeft, is, eu wefen fal, foop d\'aarde, als in dç
hemel, in getekent ftaatj en de (chryfpen is van fèec
klaar licht gemaakt, Hoe groot is defe fchrijfpen ,
fèide Abdias ? Zolang, antwoordc Mahomet, als
menin vyf hondert dagen ten einde kan ryfèn , eu
tachtig dagreiien breet, \'Zy heefc tachtig punten ,
die nimmer fuilen ophouden van al \'t geen te fchry-
ven, dat fot aan de dag des Oordeels in de werrelt
gefchied. En waar af, vraagde Abdias, is \'t papier
gemaakt Î Van pen feer trefFelyke groene fmaragd ,
cn dc woorden , daar in ge((;hreyeii, van parrelen,
cnderugisvaqgodvruchtighc-t. En hoedikwyls.,
fèide Abdias ; ^iet God indit papier, fo by dag,
als by nacht ; Achtëntwincigmaal, antwoorde Ma-
homet; enhy verheft en vordert t\'elkensde geen,
die \'t hem goeddunkt, en vernedert de geen, die \'c
hem belieft, Zeker, zeide Abdias, dit aUes is waar:
maar verklaar my waarom de hemel hemel ge-
noemt word. Omdat, zeide Mahomet, dehemçl
Van rook gefchapen is, cn de rook van dl\'nitvvaafle-
ming der zcc.En van waar komr \'t,zeide Abdias,dat
hy dus biaau is ? Vau de berg Kaf, antwoorde Ma-
homet, die geheel van fmaragden uit het Paradys
gemaakt is; "en defe berg j die de gehele aarde om-
ringt, onderfteunt de hemel. Heeft, vraagde Ab-
dias , de hemel dan deuren ? Ja, feide Mahomet j
maar die hangen. Waar zijn , vraagde Abdias , de
fleutels; Zeker, antwoorde Mahomet, die zijn in
Gods vertrek bewaart. En waar af, vraagde \'Abr
dias, fijn defe deuren ? van fijn gout, fprak Maho-
met, defloren van licht, en de fleutels van god-
Vruchtigheit. Datiswel, zeide Abdias, maar vati
waar is defe onfe hemel, die wy fien, gefchapen ï
D\'eerfte, antWoörde Mahomet, vian biaau warer, dc
twedevan klaar watef, de darde van fmaragden ,de
vierde van zuiver gout,de vyfdc van hyacint, de feftc
van éen büukendè wolk, en dezevende van de glans
der vuurs.Dat kan,feide Abdias,niets anders,als wa-
rachtig wefentmaar feg my,ik bid u,wat is\'cr boven
de fè zeven hemelen ? Een levendigmakcndc hemel,
antwoorde Mahomet. En wat daar boven , vraagde
Abdias. Een andere neveiagtigezee,antwöördc Ma-
homet. Vervolg, ik bid u, zeide Abdias, byorde^i
lungitot aan\'t emdé toe.Boven defè twee 2een,zeida
Mahomet, koomt daar na een zee van fuivere lucht,\'
daar na een (lenige zee, een ander van duifteriHlTen
vcrduiftcrr, een ander vau blyfchap en verhciiging /
en daarboven rs de maan; boven de maaiiis de zon,
én boven de zon is Gods naam , en by gevolg \'r gc-
fmcek, en noch hoger d\'Engel Gabriël: Boven hen»
een groot parkement, dat glad en ge^iertis, en
daar boven een ander, dat vol gefchreven is: noch
hoger fcventig tufTchcnheden en rijgen van licht, cn
daar boven zeventig duizent krachten cn eigen-
fchappen defer tuïïchenheden. Daar na volgen ze-
ventig duifènt tttflchenhetien van bergen,ea daar op
duiï
-ocr page 553-duifcntruimten, in yder ruimte zeventig duifent
■ benden vaii Engelen , en in yder bende vyfduifent,
die met aflaten Van de grote Heer van\'t Heela! te
ïöven Daar boven is addet is de bepa-
ling van d\'Engelfclie wacrdigheit, en daar boveri
iiaatdeftandaartderheerlijkbeit. Dan vol<Tcntuf-
fchenheden en wytten vau parrcien . daifandere
tuflchcnheden van genade, en daarna cuirchenhc-
den van macht. Voorts volgen de tulTchenheden van
deGodheit, noch hoger de tuflchenheden vau be-
ftienng en fchikking , eu noch hoger de voetbank ^
en daar boven de Troon , op de welk de Heer van \'t
Heelal zit. Zeker; zeide Abdias, gy hebt my al-
le defe diiïgen wooderlyk wel verklaart, oelykfy
Jjnder twyfFel lijn. Daar is niets meer Bverig,
dan dat gy my fegt of de zon en de maan gelovig of
ongelovig zyn. Zeker, feide Mahomet, gelovig,
en al leGods geboden gehoorfaam. En van waa^,
Vraagde Abdias, koomt dan dat fy niet even wel
blinken? God, antwoorde Mahomet, fchiep hen
alle beide van een felve glans en kracht. Maar\'t ge-
beurde dat,toen d\'omkèer tan de dag en nacht noch
onfeeker was, d\'Engel Gabriël, by geval daar om.
trcntvliegende, met het einde van-fijn vleugel dé
maan raakte , daar af fy federt duifter wierd. En
waarom ; vraagde Abdias, word\'dan de nacht de
nacht genoemt ? Om dat, antwoordde Mahoinet,
de nacht het dekfel is , dat het mannehjk en \'t vrou-
Xvelyk bedekt. Dat \'s de waarheit, feide Abdias :
tftaar feg my voorts, fo \'t u belieft, hoe veei rijgen
cn ordeningen van ftarren dat\'er zyn. Drie, aar-
woordde Mahomet: d\'eerfte rijg van degenen , die,
aan goude ketenen vaft gemaakt, aan Gods geftoeke
hangen, van daar fy hun licht totaan de zevende
trpoti uitftfckken, de tweede van anderen, daar
tnee de hewel gepronkt eu vergiert is , en als de dui-
tcJcüflieucfl te^omèn óm de hemelfche geheime-
• nifl^a
Sâmnfpraak.
nirtènteberpieden, ftdleu fy fich daar tegen , én
verdryven hen kloekmoediglyk. De darde is de ryg
der dwaalftarren , tot onderfcheiding der tyden,
tekcncn\'en voorboden. Dacis ook v/aar, leide Ab-
dias, en "c kan niet anders weien. Maar zeg my, ik
bidu, hoe veei zeen fijn\'er tuflchen ons en de he-
mel? Zeven, antwoordde Mahomet. En hoe veel
winden ? vraagde Abdias. Drie, antwoordde Ma-
homet, d\'eerfle is onvruchtbaar, die God op \'t volk
van Abat fond. Dc tweede is fwart, die de zee doet
ry (èn en ftygeren ; en defè fal in de dag des Oordeels
het vuur aanblafcn. De darde is de geen, die vooc
d\'aarde cn zee dienflig is. Gy fpreekt thet reden,
zeide Abdias 5 maar hoe veel tufl\'chenhedenzijn\'er
van de hemd tot aan ons ? Niet meer dan een, ant-
woorde M.ihomct, fonder de welke de hitte des
hemels hier beneden alles verbranden zou. Dit is
ook buiten twyfel, zeide Abdias. Maar indien d\'aar-
de wechgenomen was, waar fou dan de zon haat
plaatshebben? in een fpiringbron van heet water,
aiuwoorde.Mahomet, defptingbronineenflang,
de flang in een tuflchenheit, en de tuflchenheit in
dc berg Kaf, dic iu dc hant van een engd is, de welk
de werrelt tot aan de dag des Oordeels houd. \'t is
fo, feide Abdias; maar wat gcftalte houden d\'en-
gdarinGods fwrd te dragen? Hun hoofden ant-
woorde Mahomet, zyn onder de ftod, en dc voe-
ten beneden de feven trappen van de ftod. Defc
hoofden zijn fo groot, dat, fö de fndfte en gcfwind-
fte vogel fonder ophouden en ruften voortvloog, hy
«aauwdyksin de tyt van duifent jaren van \'teen tot
aan \'t ander einde fou konnen komen, cn hun hoor-
nen fijn boven op hun hoofden te famcn gevoegt.
Voorts, hun fpys en drank is niets anders, dan
Gods lof en heerlykheit, en fy flaan fogefwinddyk
met hun vleugels, dat niemant anders, dan God,
hec begrypcn kan. D\'eerftc ryg defer Ylcugden
\'xi
-ocr page 555-ÏS half van fiieeu, en half van vuur: het mit
verteert echter niet het fneeu, eu \'t fneeu blufchc
h.r vuur niet-uit. Detweede, rygdefer vleugelenis
te» dtel van donder, en ten declvan hüxem fonder
maliïander vermcügt. De daide ryg is halfdeur ge-
deelc iiï klompen van aarde, enia watergolven,
fonder dat het water d\'aarde weekmaakt, en d\'aarde
\'t water infwelgt. De vierde ryg is half wiat, en half
regen, die malkindcr.geen over laft aandoen. De
-vyfde ryg is gehjkclijk van yzer en vuur ver-
mengt, zonder eenige verwarring onder hen. De
zefte ryg is van gout en zilver, zo veel van \'c
cea, als van \'t ander. De zevende ryg is half
lof, en half heerlijkheit, cn d\'achtfte ryg is van
een zeer flikkerende glans. Dit is zo, gelijk gy
zegt\', fprak Abdias , en kan niet anders" vyelen;
maar zeg my nu , ik bid ude ruimte , die van
ons rot aan de hemel is\' ? Van ons, tót aan dc
Jaagfte hemel, antwoorde Mahomet, zo verre,
als men in vyf hondert jaren bereizen kan, en
dus by ordening en rygcn\' van d\'een tot d\'ander :
zodanig is warelijk de dikte fan yder hemel-
kring , cn daar in alle zo groot een getal van
Engelen , dat niemant, dan God alleen hen tel-
len kan. Dat is ook zo zónder twyfFel, zeide
Abdias: maar feg my nu wat vogelen tuflchen
ons en de hemel wonen. Zekere vogelen »
antwoordde Mahomet , die noch d\'aarde ,,
noch de hemel rakeft , met de ftacrt gelyk
een flang , wit van vefwe, roet manen gelyk
van een paert , met lang hsir gelyk van een
vroa , en voorts met vleugels van .een vogel.
y Wyfjc legt haar ayeren\' in een klein kuilt-
je, dat by de ftaert van \'t manncijc gemaakt-
js , daar zy hen broed cn uitkipt , en dit f9
lang als de werrtlt fal duren , en tot aan de
dag deï Oordeels. Dac is fo, gelyk gy zegt\'
zeidÈ Abdias . maar waarom word defe wer
rel
-ocr page 556-Samenfpraak^.
feît wcrrelt genoemt i Om dat fy, antwoordde
Mahomet, over ccn andere eeuw gemaakt wierd j
want indien fy met hem gemaakt was, zo fou fy
ook eeuwig wéfen. En waarom, vraagde Abdias,
is\'t einde einde genoemt Î Öm dat, antwoordde
Mahomet, daar in alle fchepfelen fullen verryfcn.
En waarom , feide Abdias. word d\'andere eeuw
d\'andere genoemt î Om dat fy , antwoordde Ma-
hornet, de lefie na defe zal blyven, enom dàtdaar
af geengelijkcniî gegeven kan worden ; want haar
inwoonders zyn niet flerffclyk , en de dagen vaji
haar during zyn geen getal onderworpen. Dit is ook
waar, feide Abdias } maar ik moet echter heden
u iets voorflellen , daar gy u gefluit zult vinden.
2;egmydan. dat God u bewaar, wat foon is iier-
ker, danzynvaderi" \'t Yfcr, antwoordde Maho-
met. En wat fterker dan \'tyfer î vraagde Abdias.
\'tVuur, antwoordde Mahomet. En wat noch fter-
ker, dan \'t vuur ï feide Abdias. \'t Water, ant-
woordde Makomet weer. En wat noch fierkerdati
\'t warer > vraagde Abdias. De wiiit, zeide Maho-
met. Dat is meê waarachtig, zeitlf: Abdias : maar
dat\'et uniet verdriet, ik bid u, en feg my waarom
Adam Adam genoemt is. Om dat, feide Mahomet,
hyvan\'tflyk aller landen wierd gefchapen : want
indien hy van enige aarde gefchapen was, zo zou
\'ergeen onderfcheit tuflchen de lieden zyn , daar
by men hen zou konnen ohderfcheldeh. Ên toen ,
zeide Abdias, hy gemaakt was, waar deur quant
de geeft des levens in hem > Deur de mont, ant-
woordde Mahomet. endaardêur ginghy ookweêr
uit. Wat fprak God toen tot hem ï zeide Abdiasi
Woon gy, en uw gemalin, zeide Mahomet, in
Paradys, en eet en drinkt vanal\'t geen, dat daar
is :wachtualleenlykvan deze boom te naderen. Èn
-wat boom was dat ? vraagde Abdias. Een vrucht-
dragende boom , antwoordde yahomeCi dic vruch-
ten gelyk tarwe droeg, en aren had, van de wel-
ken Adam een nam, daar in vyf korrelen warén ^
LI yarf
van dc welken hy twee at. cn twee anderen aan Eva
taf, cn de vyfde met zich droeg. Maar, zeide Ab-
ias, hoe groot was deze korrel, en wat deêhy\'er
meê? Hywas, antwoordde Mahomet. groter dan
een ai; enhy deelde hem in fes hondert delen, van
de welken a/derhandc faden voortgebracht wier-
den. En waar, vraagde Abdias, vertrok hy zich,
jia dat hy uit het Paradys verdreven was 5 Adam ,
zeide Mahomet , vertrok zich in Indien, cn Eva
zich in Nubien, Waarmpê kleedden fy zich toen î
vraagde Abdias. Adam , antwoorde Mahomet,
kleedde zich met drie bladen uit het Paradys , en
Eva was van haar hair bedekt, e« daar in bevon-
den. Waar bejegenden fy daar na m.ilkander weêr?
vraagde Abdias. t\'Araf. zeide Mahomet, dat is te
Mecha. Van welk van beide onzer eerfte ouders
wicrd d\'ander gemaakt ? vraagde Abdias. Eva van
Adam , gaf Mahomet tot antwoort; cn van daar
koomt dat de vrou haar hooft dekt: vah een zyner
llinkeribben; want indien dit van zyn rechtczyde
had geweeft, zo fou fy in fterkheit h\'cm gelyk ge-
weeft hebben. Wie bewoonde, vraagde Abdias,
voor Adam eerft d\'aarde î Eerft, zeide Mahomet,
de duivelen, daar na d\'Engelen, en daar na Adam.
Tuflchen de duivelen en Engelen waren fevcn dui-
fem jaren, entuffchcn d\'Engelen en Adam duifent
jaren, \'tiszo, gelyk gy fegt, zeide Abdias : maal-
laat ons voortgaan ; wiéis\'t, died\'cerftevanallcn
pelgrimagien begon ; Adam, zeide Mahomet. En
wie fchoor hem\'r hooft i" vraagde Abdias. Gabriël,
antwoordde Mahomet. Wie bcfneed hem ï vraag-
de Abdias. Hy felf, antwoordde Mahomet. Wie
wierd, vraagde Abdias, na Adam d\'eerfte befne-
dcni" Abraham , zeide Mahomet. Dat is buiten
twyffcl, zéideAbdias: maarikheb u noch andere
dingen te vragen. Zegmy, zo\'tu goetdunkt. wat
Jantis^t, \'cwclkvandezonnietraecr dan eens ge-
ficn wierd, cn\'t welk fy niet weêr zal fien, dan in
\'teindevan dc werrdt l Toen Moifes \'t water det
ro\'
-ocr page 558-Sameffipraak,. J31
i-odezèe van malkander fcheidde, wierd de gront
daar af zodanig ontdekt, darde fonhem fien kon :
maar dewyl de golven weergekeert zyn, zo is\'et
voortaan geen middel om deze gront w,cer te fien.
Wat dunkt u daar af, Abdias\' Vind gynietis van dit
allesinuwwei J Zckerneen, antwoordde Abdias,
noch ook van veel zodanige andere dingen, die ik
gacren leren zou. Maar laat orts voortgaan. Welk
is \'t hilis. dat twaalfdeurcn heeft. daar deur twaalf
gedeelten , met twaalf (lammen uiikomèn ? De
klip, zeide Mahomet, daar op Moifes met zyn roe-
de floeg, in de welk twaalf fpleten en openingen ge-
maakt wierden , daar uit twaalf fpringbronnen.
Voor de twaalf ftammen van Ifraël , te voorfchyn
quamen. Dat\'s waar, zeide Abdias j njaarfegmy
in welk lant God fpraL Op \'t lant van de berg Sinaï,
antwoordde Mahomet , toen hy den berg beval
Moife s ten hémel te verheffen. Gy zegt wel, zeide
Abdias: maarfegmy, wat is\'tgeen, dat ziet, eii
\' geen geefl: heeft J De nacht, antwoordde Maho-
met, wantzyngeeftkeertnietweêrtot aan d\'uch-
tent. Dat is ook waar , zeide Abdias: maar wat
waseerfl hout, cn wierd daar na levendigi" Moifes
roede, antwoordde Mahomet, die ecrfi; houtwas,
en daar na een flang wierd. \'t Is 20 , zeide Abdias;
feg my dan by\'gevolg wat vrouwelijk van \'t manne-
lijk alleen quam. Eva,antwoordde Mahomet, dic
Van Adam alleen quam , geli jk Chriftus van dc
Maagt Maria alleen. Daar is niet aan te twyfïelen,
zeide Abdias: maarfegmy noch, wat zyn de drie
dingen, die zonder eijige vermenging van\'t man-
nelijk voortgebracht wierdeni\' Adam (antwoordde
Mahomet) Abrahanis ram, en Jefus Chriftus. Dat
\'srecht, zeide Abdias : Maar wat graf bewéegdc
zich met het geen, dat daar in begraven wasi* Dc
Walvifch met Jonas,\' antwoordde Mahometi Zo
is\'t, zeide Abdias: maar welk zyn de twee alleen,
welkers graven men niet weet ? Abitabils en Moifes^
antwoordde Mahomet» Hoe dat? zeide Abdias,
i 1 X feg
. mahomets
fcgmy Jkbidu, hoc dit van beide gebeurde ? AbU
tabil (antwoordde Mahomet; zyn Itcrven tevoren
gevoelende, beval dat men, na dat hy geftorven
was, zijn lighaam op ccn kameel zou leggen, en
hem ter plaats laten gaan, daar \'t geval hem gelei-
den zou, terwyl men deze kameel van verre zou
volgen, tot dat hj van zelf ftaan bleef. Dft wierd
dusuitgevoert; entoen men ter plaats, daar de ka-
meel gmg leggen, in d\'aarde gegraven had, vond
men daar een graffteê, die vari Noah voor Abita-
bil bereid was, naar dat het gefchrift, dat daar inge-
houwen was, aanwees; en na darmen hem daar be-
graven, en de plaats met aarde toegedekt had, heeft
men haar federt niet weer konnen vinden. Wat
Moifes aangaat, hyalleen, in de woeftyne dolen-
de, vond bv geval eenleeg en ope graf, effen naar
dcmaatvan fijn lighaam gegraven, gehjk hy, zich
daar in ncderleggende, bevond. Terwyl hy zich
grotehjksdaaf over verwonderde, quam daar d\'En-
gel des doods, om hem te doden. Moifes kende
hem terftont, en vraagde hem waarom hy daar ge-
komen was.Hy antwoordde, om u\\V zid te hebbtn.
Hoe, zcide Moifesweer, meent gv haar uit myn lig-
haam te rukken ? want het is onmogelijk deur de
mont, met welk ik met de Heer gefproken heb, ook
niet dcurd\'orcn, met de welken ik fijn ftem heb ge-
hoort; ooknietdeurd\'ogen, metde welkcnikGod
Van aangeficht tot aangeficht gezien heb. \'t Is ook
onmogelijk deur dc handen, die zo koftelijk een
gefchenk hebben ontfangen. Gelijk ook Aiet deur dc
voeten . metde welken ik op de berg Sinaï geklom-
men ben. D\'Engel. dit gehoort hebbende, fchciddc
van hem, en,een nieuwe geftalte aangenomen heb-
bende, bracht een Paradys-appel, dieV aan Moifes
gaf, om daar aan te rieken, en hy, hem dic voor de
neus houdende, vatte hem by dit lid , als ofhy hem
wiidefnuiten, en rukte hem de ziel uit; invoet^en
dat het lighaam, van \'t leven berooft.in dit graf bfcef
«ggen, \'t welk federt niet weer gevonden is^ Dat is
Samenfpraak: < 3 3
20, gelyk gy zegt, zeide Abdias : maar welk vuur i?
\'cr, dat eet en drinkt, en dat. cens geblufcht zynde,
nooit weer .tot aan de dag des Oordeels, ontftceken
word : \'t Vuur, zeide Mahomet, \'t welk in \'t mcn-
fchelyk lighaam is, word met fpys en drank gevoed
en onderhouden ; cnals de zifl daar uit vertrekt,
word het geblufcht, zonder weer omfteekcn te wor-
den voor datde ziel weêr daar iakoomt. \'tis waar,,
zcide Abdias: maar verhaal nu wat altyt klein, cn
wataltyt groot is. Dc kleine ftenen, endcbergen,
antwoordde Mahomet. Waar is (vraagde A bdias) \'t
midden van d\'aarde? In Jcrufalçm, antwoordde Ma-
homet: want van daar af zyn dc volken verftrooit, en
daar zullen fy weêr vergadert worden. Daar zal een
brug over de hel gemaakt zyn, met grote fchalen
aan\'temde, die van fcventig duifent Engelen daar
gebracht zullen worden. Dat is buiten twyffel. fprak
Abdias; maar waarom word Jerufalem het gezegent
huis genoemt î Omdat \'et, antwoordde Mahomet,
lootrcchtonder \'t hemclfchc Jerufalem is, en om
dat God cn d\'Engelen daar met d\'Aartsvaders en
Profeten gefproken hebben. God gaf daar ook aan
Moifes drie duizent vyf hondert geboden. Zeg my
noch, aeide Abdias, wat vocht noch van dc hemel.
noch van d\'aarde voortkoomt. Hetfweet der dieren,
die werken , antwoordde Mahomet. Hoe wierd
(vraagde Abdias) \'t eerfte fchip gemaakt ? Noahbe-
gon d\'eerfte van alle een Ichip te maken, daar toe
d\'Engel Gabriël dc bouflofïen aan hem gaf.daarhy,
mctzyngefïn, inn-ad, en, uit Arabien,bovcn Mecha
vcrtrekkende.dec zeven omkceren daar om, en,van
daar tot boven Jerufalem varende, deê ook zeven
keren daar rontom, en quam daar na aande ber»
van Judca, daar zyn fchip vaft bleef, vermits de wat
teren gefakt waren, \'t Is zo, zeide Abdias;maar waar
bleef ondertuftchcn Mecha \\ God hief\'t (antwoord-
de Mahomet; om hoog tenhemcl, en gaf Jerufa-
lem in bewaring aan de berg Abikobez, die \'t in zyn
buik bergdc, Zeker, fprak Abdias^ gy verhaalt heel
Lis k-
. mahomets
levendig hoe alle dingen gebeurt zyn : zeg my dan
waar uit fpruit \'et dat vande kinderen , die geboren
worden, fommigcn de vader, anderen de moeder,
cn d\'anderen hun grootvaders of grootmoeders ge-
lyken ! Als de geneucht vande man, antwoordde
Mahomet, degenevandevrouovertreft. zo trekt
hetfchepfel, \'twelkdaarafontiangenword, naar
de gelykcnis vande vader, cn van degenen van zyn
fiam ; en weêrnaar demoeder, zo de geneucht van
de vrou d\'ovcrhant heeft. Dat is waar, zeide Abdi-
as; maar verklaar my veryolgens of God iemant
zonder oorzaak ftraft. Neen,zddc Mahomet. Maar,
zeidc Abdias weêr, wat za! hy den kinderen der on-
gelovigen doen > Zy zullen\', antwoordde Maho-
met , inde dag des Oordeels voor zyn aangeficht
verfchyncnv cn hyza! tot hen zeggen : Wie is uw
Heer en meefter ï Zy zullen antwoorden: Gy Heer.
die ons gefchapen hebt. En wie (zal hy zeggen) hebt
gyd.ingedient ? wie hebt gy aangebeden ? Zeker,
Heer (zullen fy feggen) wy hebben ons niet met het
gebruik onzer, oren , noch van onfe tong\'konnen
behelpen, noch uw B-ode volgen. Hy zal weêr feg-
gen : Zultgy wel iets willen vervullen, zo \'taan n
bevolen was? Zyzullenzeggen: Ja.waerdigftc en
rechtvaerdigftcHeer, cK)k al\'t geèn, \'twclkube-
lieven zal aan ons te gebieden. Hy zal dan een der
helfche vloeden voorby hen doen vlieten, etuot hen
feggen ■■ Werpt u dan ia deze afgrom. Dc genen,
dieh cm daar in gehoorfamen, zullen , zonder enig
guaat te lyden, daar uit komen, én in \'t Paradys in-
gaan : maar d\'anderen, die fwarighcU daar inma-
ken, en fulks weigeren, zullen met hun voorgan-
gers in\'t helfche vuur gaan. Dat is wel waar, zeide
Abdias: maar ik wilde gaerne datgy, zogykondc,
daarafcengelykenisaanmygaaft. Met recht, zei-
de Mahomet; want de zelve vraagkan men van de
kmderen der gelovigen, die blint, doof en ftom ge-
boren worden, doen. \'t Geen. \'t welk gy fegt,
asidc Abdias, is waarfchynlyk : njaar laat ons
vooitgaan. Hoe zal d\'aarde vernietigt worden \' l
Vuui, zeide Mahomet, zal haar tot afeh maken
die daar na van \'t water geweckt zal worden, \'c is z«.
zeide Abdias. Wat de bergen aangaat, waar uit
zullen fy vertrekken ? Uit de berg Kaf, antwoordde
Mahoixiet; want God heeft hen, als grote ftaken
in d\'aarde vaft gemaakt. Vervolg dan,zeide Abdias!\'
enfcg my wa t onder de feven aarden is. Een os, ant-
woordde Mahomet, En waarop, zeide Abdias
itaan de voeten van deze osP Op een feer grote fteen\'
amwoordde Mahomet. Hoedanig, zeide Abdias, is
de geftalte van dit beeft; Zyn hooft, zeide Maho-
met, ism\'tooften. cn zynftacrt in\'t weften, eii
heeft veertig hoornen, en ook zo veel tanden • cn
men heeit duifent jaren tyt van noden om van d\'een
tot aan d\'ander hoorn te reifen. En wat (zeide Ab-
Qiïft) IS onder de fteen, daar\'r beeft op ftaat» Een
berg (antwoordde Mahomet) Zohotgenocmt. Van
waar IS hy, vraagde Abdias ? Uit de hel, fprak Ma-
aomet. Hoe groot, vraagde Abdias î Zo groot, als
mcnmdu,fentiarenkanreifcn,amwoordleMaho-
met ; want de gehele bende der ongelovigen zal daar
opkhmmeo.en alsfy aan de top gekomcn^ullen we\'
len, zo zal de berg beginnen te fchudden, en te bc-
ven, enhenin tdicpftevandéhd werpen. Zonder
twyffd, zeide Abdias: maar wat is onder dcberai\'
Een lant antwoordde Mahomet. En hoe is. vraaglc
mÏÏh^ t p\'\'\' • \' antwoordde
Mahomet. En wat (zeide Abdias) is onder de berg I
Een 2ee. antwoordde Mahomet. En hoe, zdde a1
antwoordde
Mahomet. En wat d.iar onder, zeide Abdias\' cn
verklaar my dus \'t een na \'t ander, \'t Lant van AUo-
\'cn, antwoordde Mahomet, daarna de zee Zcrea
Neama geheten , daar na de zee
Zegir daar na\'tlant van Thcrib, en daar na een
ander lamt, Agibagenocmt, zowitalsmdk. dat
de reuk van muskus heeft, facht als faff eraan is, cn
hdder als de maan blinkt ; cn op dit la^t zal God
3-1 4 al-
■M
alle dc rechtvaerdigen vergaderen. Onder dit land
isdezeeAlkintari en noch daar onder een vifch,
Albehbutgenoemt, welks hooft in \'t ooften, cn
ftaert in \'r weften is, en op welks rug de landen en
zeen , de duifterniflen , de lucht, en dc bergen
tot aan\'t einde der eeuwen, leggen. Onder de vifch
is een berg, die de vifch onderfteunt, onder de berg
ccn donder, en onder de donder een groote blixem.
Beneden dit alles is een zee van bloet, endaar onder
de hel, die wel gefloten cn gegrendeltis.^ Noch la-
ger is een zee van vuur, daar na een andere duiftere
zee. Daar na volgt een zee van macht, daar na een
nevelige zee, en daar onder de loffpraken, daar
nadevèrhecrlijking, daar na de Troon, daar na
een geheel wit papier, daar na een fchryf-pen, en
eindelijk de groote naam van God. En wat is daar
lioch onder ? vraagde Abdias. Houw vragen,zeide
Mahomet,ftrekkeri. zich te wyt uit: en wie isde geen,
die wyder komen kan ? \'t Moet u genoech wezen dat
Gods aïmachtigheit overal, en aan alle zyden gelijk
is. Vreemde dingen, zeide Abdias, en zeker, \'tis
waarfchynelijk dat alles gaat, gelijk gy zegt. Ver-
volg dan, zo \'t u belieft,en zegmy welkdedrie din-
gen zijn, die uit het Paradys in deze werelt quamen.
Mecha , Jcfrab en Jerufalem , antwoorde Mahomet.
Dac is waar, zeide Abdias : maar wat zijn de vier
dingen, die daar uit de hel gekomen zijn ? Vaftat,
een ftat van Egypten, antwoorde Mahomet, Antio-
chia, een ftat van Syrien, Ehberam, een ftat van Ar-
menien, en Êlmeden, een ftat der Chaldeers.\'t ïs zo.
zeide Abdias: maarzegmy de maatdeswerehs. De
hoegroothcitdaar af, antwoorde Mahomet, be-
grypt de reis van een dag. Hoe dat! vraagde Abdias.
Omdat, antwoorde JVlahomet, dc zon hem in een
dag, van haar opgang, tot aan haar ondergang ,
deurloopt. Zeker, zeide Abdias, deze aanmerking
^s zeer fcherpfinnig en vernuftig. Maar dewyl gy
dus alle dingen van om hoog en om laag kent, zo
feaak, indien \'c u belieft, een befchryving van \'t Pa-
\' \' radyj.
radys, en van\'ticven, datmendaarvoert. Ik ben
\'cr mee te vreden, antwoorde Mahomet, dewyl gy
nw vragen dus by ordening en behorelijk doét.
Merkt dan op\'tgeen, dat ik zeggen zal. Voor eerft
isde vloctvan\'tParadysgeheelVan gout, met veel
hyacinthen en fmaragdcn verkiert, en met alderhan-
de uitgelcze vruchtdragende bomen beplant, en van
ontelliike aangename becken bcfproeit, die zon-
der ophouden ftromen, fommigcn van melk, en
anderen van honig zo wit als fneeuw, en andere van
uitmuntende zuivere wyn. De dagen zijndaardui*
zcnt jaren lang ; en ^yder jaar duurt daar veertig
duizent van onze jaren. Wat dunkt u, is dat niet
genoech voor ccn volmaakte zaligheit ï Jazeker,
antwoorde Abdias ; maar verklaar my wat klede-
ren en bezigheden d\'inwoonders daar af hebben.
Wat d\'inwoonders aangaat , zeide Mahomet, zy
verkrygen terftont al \'t geen, dat fy konnen wen-
fchen; enfy kleden zich in zodanig een verwe, als
hÄa belieft, uitgezondert fwart, die daar aan nie-
mant veroorloft is, dan alleenlijk aan de Profeet,
voorjde welk, door een bezonder voorrecht, defe
lievery bewaart is, om d\'uitmuntende verdienften
van ftjn leven. Zy zyn alle zo volmaakt vaa ge-
ftalte, als Adam, en van aangezicht als Jefus Chri-
ftus, zonder ooit ccnigfins toe te nemen, noch te
verminderen. Ik geloof dit wel, zeide Abdias;
maar verhaal my hun leven en gencnchten, van
hun eerfte ikoomft in deze gezegende plaats te be-
ginnen. Zo haaft, zeidc Mahomet. alsfy daar bin-
nen gekomen zijn, aanbied men hen voor \'t eerftc
gerecht de lever van een vifch, Albchbut genocmt,
die in lekkerheit van fmaak \'t ambroos overtreft.
Hier op volgen de vruchten der bomen, cn de nek-
tarvan\'tParadys; enal\'tgeen. dac fykonneöbe-
geeren, word hen in dc zelve ogenblik tocgedicnt.
Ik twyffcl \'er niet aan, zcide Abdias: Maar dewyl al
\'tgeen. dat tot het Iighaam inkoomt, daar weer
«it verhuizen moet, na dat het verteert is, waat
LI 4 ....... blyft
Uyü dan d\'onreinighdt, die den menlch afgaat, a!s
hy dus geeten en gedronken heeft ? Dat volgt niet,
antwooidde Mahoinet, Want ontfangt het fchep-
felgïenvoedfel, terwyl het in zyns moeders buik
leeft > En nochtans ontlafl het zich daarom niet:
maar zo haaft als het begit^t uit ce werpen, word het
door gelyke middel de fterfFdijkheir onderworpen,
de welke de genen van om hoog ook onderworpen
zouden wefen , zo fy hun gevoeg moefteu doen.
Doch indien fy enige overtolligheit overhouden,
die gaat met een weinig fweet wech, en geeft zo
aangenaam een reuk af. als barnfteen en muf-
Icus. Gyhebt, zeide Abdias . deze tegenwerping
welopgclüft: maar ik begeer echter uit u tc ver-
ftaan of zy riiet zowel broot en vleefch eten, als
vruchten, en diergelijkefoetigheden ? Gewiflclijk.
antwoordde Mahomet^ jaal\'tgeen, datfy konnen
wenfchen, ui tgefondert de verbode fpyzen, die hen
ook niet naar hun finaak zouden wefen.maar alleen-
lijk tot hun vermaak, en niet om de honger te var-
laden. En welken (zeide Abdias) zyn deze verbode
fpyfen i\'Tot een voorbeelt, zeide Mahomet, het var-
kensvleefch. Ha , Mahomet, zeide Abdias, gy
hebt my gekraut daar \'t my jeukte : want God heeft
\'et ook aan ons., die Joden zyn , verboden , cn
niet zonder oorzaak, die ik wel wilde horen, in-
zonderheit uit uwmont, zo\'tu niet verdriet, de-
wyl \'t hier te pas koomt. Ik ben \'crmeê te vreden,
\'zeideMahomet, zogyflechsnaerftiglijk daarnaar
luiftert. Toen Jefus Chriftus van zyn leerlingen
verzocht wierd om hen tc bèfchryven hoedani®
NoahsArkwas, endaar bydeftaatdergcner, die
de zondvloctontfnapten, tot voortplanting van \'t
menfchehjk geflacht, maakte hy, terwyl hy zon-
der fpreken \'t geen hoorde, dat fy zeiden , tuflchen
zyn handen zekeregedaante van flyk, diehy tegen
d\'aarde aan klctfte, cn zeide ; Sta op in de naam
myns vaders, en terftont rees op zyn voeten een
oud grysman , aan de welk hy vraagde wie by was,
cn kreeg van hem tot antwoort, dat hy Jafet,
Noahs zoon, was. Zytgy, zeide Chriftus tot henn,
dus grys geftorven. Neen, antwoordde hy, maar
20 haaft als ik overleden was , bedacht ik by my
zelf hoc ik in de dag des Oordeels weer opgewekt
fou worden; \'twelkmy van vrees dus grys deê wor-
den. Jefus beval toen aan hem dat hyaan zynleerlin-
gende gehele gefchiedenis van deze Ark verhalen
zou. Hy, dit verhaal van zyn eerfte begin afgeleid
hebbende, quflïn eindelyk tot aan deze plaats, daar
hy zegt dat, uit oorzaak van de vuilighdt, die den
dieren afging, d\'Ark 20 overladen wierd, dat, ver-
^itszy naar die zyde helde, zyalie grotelijks daas
over bevreeft waren. Dat dieshalven Noah zich daar
over met God bereid, dietot hem zeide dat hy d\'Elc-
fant daar zou brengen, cn zyn achterdeel naar dezé
yuilighcit keren. Toen dit beeft zyn meft by deze
drek gevoegt had. quam daar terftont een groot var-
ken uit tc voorfchyn , dat alle deze drek opat. Is \'cc
dan geen grote reden om van zulk een vuil en onrein
beeft een affchrik te hebben ? Gewi(ïelijk,antwoord-
dc Abdias: maarverhaalmy\'tgeen, dat federt ge-
beurde. Toen dit beeft , zeide Mahomet, met zya
fnuit in deze vuiligheit wroette, en die herwaaitscn
derwaarts wierp, quam daar af een bovengewonc
ftank, die een grote rot voortbracht, de welk ter-
ftont begon aan de planken cn touwen van d\'Ark te
byten. Onze vader dan, weêr daar overmetGod tc
raat gegaan zynde, floeg de leeu aan \'tvoorhooft,dic,
vandeze flag vergrämt , een kat tot zyn neusgaten
uitblies. Zeker, zeide Abdias, men kan, o gceftigc
Mahomet, niet beter verhalen hoe deze gehele zaak
gebeurt is. Maar al genoech hier af. Want dewyl gy
20 wel van \'t leven der gener,die in \'tParadys wonen,
gefproken hebt, zo veel hun fpys en drank aangaat,
zo is nu noch overig te vervolgen hoedanig daar
hun geneuchten en wclluftcn zyn. En voorecrft,
dewyl zy daar eten cn drinken , of zy \'er ook
wyven hebben,en hoe, cn op wat wyzc. Indien (ant-
woord-
54° MAHOMETS
v/oorde Mähomet) hen daar eenige welluft gebrak,
zo zou hun zahgheit niet geheel en volkomen we-
fen; £nfy zouden vergeefs zo veel geneuchten ge-
nieten, zodit groot vermaak, by\'t welk geen an-
der vergeleken kon worden, daar aan gebrak. Dat
meer is, fy zullen in alle tyden, in alle plaatfen,
en op alderhande wyfen , die fy konnen wenfchen .
zodanige vrouwen hebben, als zy in hun verbor-
ge wil zullen wenfchen, endit zonder enige kom-
mer of vertrek: in voegen dat degenen, die hen in
deze werrelt getrouwe gemalinnen geweeft hebben,
daar ook de zelfde plaats zullen befittens en d\'an-
deren zullen boelinnen wefen, want daar zyn ka-
mermeiden zonder getal, Gy verklaart, zeide Ab-
dias , dit alles zeer wel, en naaukeuriglijk: maar ik
gedenk weêr aan\'tgeen, datgy onlangs zeide, te
weten datfy alle fpys en drank zuilen hebben, die
henaangenaamftis, behalvendegeen, die verbo-
den is. Dewyl \'er dan, naar uw verhaal, becken zul-
len wefen, die van uitftck^nde w yn vlieten, waar toe
zullen fy hen dan nut konnen wefen, zo die onge-
oorioftis; en indien hygeoorloftis, waarom ver-
bied uw wet hem in deze werrelt ? üw vragen, zei-
de Mahomet, zyn zo fcherpfinnig, dat nootzake-
lijk een vraag een dubbelde antwoort vereifcht. Ik,
zal u dan op beide voldoen.\'tc weten dat de wyn daar
gcoorloft, cn hicrverboden is. Daar waren ecrtyts
twee engelen, Arot en Marot genoemt, die van God
uit de hemel op d\'aarde gezonden wierden, om \'t
menfcheUjk geflacht te beftieren, cn t\'onderwyfcn,
cnaan de welken God drie dingen verboden had, dat
is niemant te doden, niet ongerechtiglijk t\'oordelcn,
en geen wyn te drinken, Toenzy zich in deze ftaat
zo lang gehouden hadden, dat fy byalle de wer-
relt zeer bekent waren\', quam eens by hen een
jonge vrou, de fchoonften die nicn ergens zou kön-
nen vinden, die zeker verfchil met haar gemaal had.
I>cze , om de jonft van haar rechters tc verkry-
•gen, nodigde hen ter gaftcry.daar zyhcn met de
Samenfpraa^, jaj;!
iékkerfte gerechten van fpys, en d\'aangenaamfte
drank, die men zou konnen wenfchen, onthaalde,
en hen ondertulfchen wyn deê fchcnken , cn ver-
focht ernftelijk vau hen dat fy zo veel, als hen mo-
gelykwas, met haar zouden drinken. Wat wiltgy
meer? haarlicfdens-trekeni enjlaflig verfoek kre-
gen d\'ovcrhant op \'t goet recht, in voegen dat zy ,
inwendiglyk brandende , haar van liefde en genot
aanfpraken. Zy ftont hen zulks toe, op voorwaarde
dat d\'ecn aan haar de leus fou leren, om ten hemel.tc
klimmen,en d\'ander de leus om van daar af te dalen^
Zy wierd dieshalven fchichtiglijk ten hemel opge-
trokken. God, kennis hier afgekregen hebbende,
veranderde haar in de fchoonfte ftar des dags, de
klaarfte van alle d\'anderen , naar dat fy hier de
fchoonfte van alle de vrouwen geweeft had.Maar de-
ze Engelen,ten oordeel geroepen zynde, kregen van
God keur om van hun misdryf in deze, of in d\'ande-
re werrelt geftraft tc zyn; en fy kofcn de ftrafvan
deze werrelt. Zy wierden dieshalven terftont by dc
voeten aanlange yfcrc ketenen,mct het hooft neder-
waartSjindeput van Bebit opgehangen, daarfy dus
tot aan de dag des Oordeels zullen blyven. \'Wat
dunkt u ? ó goede Abdias, fchy nt deze oorzaak niet
groot genoech, om de welke de wyn daar om hoog
veroorloft, en hier beneden verboden is ? Ja zeker ,
zeidc Abdias, en met recht. Maar dewyl gymy al\'t
geen, dat het Paradys aangaat, zo klarclyk verklaart
hebt. zo wilde ik ook wel dat gy, Indien \'t u beliefde,
my iets van de hel in \'t kort verhaalde, ü w verfoek,
zeide Mahomet, is redelyk, en ik zal \'t doen. Wat de
vloer van de hel aangaat, hyis van fwavel, zonder
ophouden rokende, gemaakt, met veel pek daaron-
der vermengt, en brand geduriglyk met wrede cn
fchrikkelijke vlammen. Daar zyn ook feer diepe put-
ten en poelen vol van hars. die door middel yan \'t
fwaveligvuur, \'twelk daar onder ontfteeken is,
geduriglyk bram, daar men de verdoemden dage-
lyks inwerpt, Aan weêrzyden ftaan bomen ^ on?
........ ........ "" \' " hen -
hen met hun Vl uchten tc voeden , dic zulk een le-
lijke en fchrikkelijke (maak hebben, dat men Zich
Btet erger inbeelden kan. Zeker, zeide Abdias,
ikben van alles feer wel voldaan cnonderwefcn.
Maar feg my , waar de jgcen is. die God, na de
dag des Oordeels, voor zich zal doen roepen ? In
\'t midden vandehel, zeide Mahomet, is een diep
dal,, enin dit dal een feer holle afgront, en in\'t
Aepftc van d\'afgront een piit, en ,onder in de put
ccn kift, daar d\'elcndigc. met ketenen gebonden
cngeknevelt, cnmetfware beugels aan de voeten >
inlegt, en echter in fijn hoop volhard, cn dc tijt
van diiifcnt jaren, zonder ophouden, crmbarm u
roepen zal. Wat zal, zeide Abdias, God hem dan
doen > Als dcfc duifent jaren, zeide Mahomet,
verftreken zijn i zal hy hém in fijn tegenwoordig-
heit doen komen, en tot hem feggen : Wat ge-
breektu, rampzalige, dat gy dusgeduriglijk myn
oren met nw getier en gekryt verdooft j Watvcr-
^rouwen hebt gy ? en op welke verdienfte koflt gy
«w hoop vcften ? Hy zal al deerlijkfuchtende ant-
woorden : Ik heb geen ander God, alsu, dic ge-
nade en vergiffenis aan my kont geven. Gyhebt,
behalvcn my, anderen genoech, om uw gramfchap
op hen t\'ontlaftcn, eii uw wraak aan hen te plegen.
Heer, bewys dan barinhartigheit aanmy, eöheb
deernismet my, zo\'t u belieft. Wat dan; zeide
Abdias daar op. God, zeideMahomet, zal beve-
len dat men hem weer in dehelbresgt : maarhy
zal daaron-i noch niet nalaten Gods barmhartigheit
t\'aanroepen, tot dat de Barmhartige, doorfijngc-
kryt bewogen, gebieden fa! dat men hem verloft;
En dewyl de helfche rock hem fwarter dan pek ge-
maakt heeft, zo zullend\'tngclen aan God vragen ,
hoe de bcwoonders van \'t Paradys by hem zullen
konnen wezCn. Hy zal hen dan bevelen hem in een
fpringbrondes lucht s te waflchen , daaraf hy geheel
wit zal worden, behalvenaan een vlak in fijn Voor-
hooft, Hy du$ gcreinigt zyödci zal in \'tParadys
wan-
-ocr page 570-wandelen , en van alle gefien woi\'deh.dic ,met hem
fpottende, hem met dc vinger zullen wylen, cn
morren van dat men hen uit de hel getrokken heeft,
«y zclt zal daar af zo befchaamt en verbaaft wefen
dat hy feggen fal dat hy hever weer derwaarts wil
keren , dan langer zulk een fmaat en lafter lyden.
Maar de Barmhartige,\' deernis hebbende , zal tot
II,n Engelen zeggen dat fy hen, weer vyfmanl in de
zelfde fprmgbron zullen waftchen : en alsfy dit «re^
daan hebben, zo za! het teken geheel van fijn voor-
hooft afgewifchczijn, en hy gelijk d\'andere mede-
burgers van \'t Paradys wefen 5 invoegen dat fijn
fchaamte en fchande ophouden fal. Baat liet J
Abdias, mijn gevoelen van \'t geen , dat gy van dc
hel begeerde te weten. Vraag dan voort, zo
noch overig hebt ietste vragen. Zeker, zeide Ab-
dias , gy hebt my van alles zo goede en naa ukeuri<ré
verklannggedaan > dat gy geheel nicts daar afve^r-
vergeten hebt. Dieshalven verfoek ik, in Gods
denhebt. gymy befönderlijk wilt befchryvcn hoe-
danig de dag van \'t groot Oordeel zal wefcn. Ik ben
er ook mee tevreden, feide Mahomet, zogvflechs
wel opmerkt. In defe dag zal Godaand\'eïgeldÏÏ
doods bevelen alle fchepfelen . die een levendige
geeft hebben, zo weld\'Êngelen, als de duivelen,
geliik ook dc menfchen. viilchcn, vogelen, enon-
Enpl des doods roepen.en tot hem feggen: O Adriël,
^ er van alle de fchepfelen iets in\'tlevenoveric.
Daar hy op antwoorden zal : Neen, myn Hcer°
behalvenik, uw arme fwakke dienaar. God zal dan
tot hem feggen : Dewyl gy alle myn fchepfelen ter
doot gebracht hebt. zo ga van hier tuffchen\'t Para-
dys cn de hel, en doodeindelijk ook u zelf, cn fterf
Si k ^"^\'■f^\'^\'-^\'^P^^lJge^al dan gaan
öaa. hem bevolen word, en zichopd\'aarde wente-
lende, zichzelf in fijn vleugels bewinden, en dus
zichzelfverftikken, met zoyfltlijk cnfchrikkelijk
ten gehuil, dat, zo hemelkhe geeftcn, en alle d\'an.
dere fchepfelen levendig waren, dit alleen genoech
wezen zou, om hen terftont yan fchrik te doen
Äerven. De werelt zal dan woeftcn leeg blyven de
tyt van veertig jaren, ten einde van de welken d\'Qp-
perheer, de hemel en d\'aarde in fijn vuift houden-
de, zal zeggen : Waar zijn heden de Koningen,
Vorften en Machtigen van d\'aarde? Aan wien be-
hoort van rechts wegen\'t ware Koninkryk, en de
heerfchappy, ende macht over alle dingen ? Zeg
jiu de waarheitdaar af. Hy, dit driemaal verhaalt
hebbende, zal Serafiël doen verryfcn, cn tot hem
zeggen : neem deze trompet y en ga daar op be-
neden in Jerufalem blafen. Serafiël, dan deze trom-
pet in handen nemende, die zo lang zal wezen, als
rilen weg in vyf hondert jaren bereizen kan, zal,
als hy te Jerufalem gekomen zal wezen, uit alle
fijn macht daar op blazen , en door fijn geblaas
met groote felheit en ge wélt alle de zielen, die daar
bewaart worden, te voorfchyn doen komen, die,
herwaarts en derwaarts vliegende, yder om haar\'
lighaam, waar\'rookwezen zal, weer tevinden,
zich in alle plaatfen van d\'aarde zullen yeïTpréldefi:
en op \'t eerfte geluit van de trompet ^llen de benen
zich te zameii vergaderen. Als jAn noch andere
veertig jaren vccftrekcn zullen w^en, zo.zal d\'En-
fel weer blazen, ^SQ^ op dit getót zullen de beenen
un vleefch en zenuwerrweer krygen. Na verloop
van noch andere veertig jaren, als de trompet voor
de darde maal zal klinken, zullen alle zielen weer
met hun lighaihen bekleed worden. Daar na zal
een groot vuur in \'t weflen ontfteeken worden ,
dat alle de fchepfelcn naar Jerufalem zal dry-
Ven, cn dat, als zy daar gekomen zijn, terftont
ophouden zail. Na dac fy dan daar veertig jaren ge-
weeft zullen hebben, tcrwyl fy, in hun fWect ba-
dende, de dag des Oordeels verwachten, zo zul-
len fy, door zo veel qualen gedrukt , beginnen
Adam t« roepen, cn te zeggen: Yader Adam;.vader
^ Adflm,
Sämenfj>raa\\.
Adam, waaröm hebt gy onsvoortgèbracHt, om zo
veel groote en wrectie pynen te lijden : Vader, lyd
gy dus dat wy, uw arme elendige kinderen, zo lang
tuffchen hoop en vrees vlieten, en een onleker en
twyffelachtig einde verwachten ? Waarom verfoekt
gy niet liever van God dat hy aan ons vaerdighjk
\'tgeen uitvoert, \'twelk hy befloten heeft met on?
te doen, \'r zy dat hy oni in \'t Paradys, of in dè hel
Voeren zal; Maar Adam zalhen antwoorden • Ze-
ker, mynkinderen, gy weet hoe ik, door d\'oprüi-
dingdès Sathans, \'t gebod van myn Schepper on-
gehoörfaam was: en dit is d\'oorzaak vandatikon-
beqüaam ben om deze diénft, die gy begeert, fé
doen; maar gaat om deze zaak by Noah. Zy,zicli
tot hem kerende, zullen zeggen : Vader Noah;
Gods uitverkoren, fpreek voor ons 5 en hy zal ant-
woorden: Ik heb alles, datikkon, voof ugedaan>
cn ü in de zondvloet gebergt j ik heb hier geen ver-
mogen, dan te zien: gaat dieshalven naarAbra;-
ham ; die zy daar over zullen aanroepen, én toé
hem zeggen : O vader van \'t zuiver geloof, én vari\'
de reine waarheit. Vader Abraham , aahfchoudeze
arme elendigen, en heb deernis met hen. Abraham
zal tot hen zeggen : Wat verzoekt gy dus vah tïiy ï
Gedenkt gy niet dat ik zo lang een tyt een afgoden-
dienaar ging zwerven , en hier en daar doolde, eer
ifcbefnéden wierd ? Ik ben niet bequaam. gènoecft
oiïi uw verzoek te vorderen, maar roept Mo i fes tot
uwhulpenvoorfpraak. Zy zullen dit doen, en tot
hem zeggen: Luifter naar ons, Gods bejonffigde
Bode, grote Profeet, en zyn gemeenfame dienaar.
Tot Wien, zal Moifes zeggen, meent gy u te keuen i
Heb ik niet een wet aan u gegeven, door zo veel
wonderdaden beveftigt ? en echter hebtgy nietdäar
in willen geloven. Indien gymy gelooft had, zo 2011
ikuw verzoek hebben konnen volbrengenmaai:
faat, en vervoegt u by Jefus Chriftus. Zy, zidi tot
em kerende, zullcnzeggen : O Jefus Chriftus^\'
äcgecfl:, hctwoert , lén dckrachjYaÄ\'d\'gteacfetf-
Mra ^ ge
gc God, dat uw barmhartigheit u tot deernis be-
weeg, en wees onze tuflclienfpraak by God. Gy
hebt het geen, zalhy zeggen, dat gy van my ver-
zoekt , door uw eige misdryf verloren : want ik
ben in Gods krachten naam, en in\'t woort der waar-
heit aanu gezonden geweefb. Maargy zijt buiten\'t
fpoor gelopen i engy hebt vanmy uw God willen
maken, \'t welk meer is, dan ik aanu verkondigde.
Gy zyt dieshalven uit deze mijn jonfl en toegene-
gentheit gevallen; maarkeertutotde lefte Profeet.
Hy, dit zeggende, wees, ó Abdias, op degeen,
met de welk gy nu fpreekt. Zy, zich dan tot hem
kerende, zivilen zeggen: O getrouwe bode en vrient
vanGod^, hoe grotelyks hebben wy misdaan, en
quaiijk gehandelt! Maar iaat echter daarom niet ons
te verhoren, ó meedogende Profeet van God, al-
le, end\'enigehoop, die ons noch overig is. Want
op wie hebben wy na u te wachten r Verhoor ons
dan, naar de macht, die God belieft heeft aan ute
geven. Daar op zal Gabriël verfchynen, die niet
toelaten zal dat deze »rote vrient in zyn yver be-
drogen word; en zy zullen gezamentlijk voor\'t aan-
gezicht van d\'Opperheer gaan, dietothen zeggen
?al; Ikweetwel wat u herwaarts doet komen. \'tZy
verre dat ik de begeerte van myn getrouwe en wel-
beminde dienaar ergens in bedriegen wil. Goddan,
een brug over de hel doen bouwen hebbende , zal
gan\'f een einde grotefchalentoeftellcn, daar men
alle de werken der gener, die op de brug komen ,
wegenzal. Dezaligenzullendaarongefchondenen
behouden overgaan; maar de verdoemden zullen
ftruikelen, dat zy, in de hel ftorten. Vraag nu ,
Abdias, al\'tgeen, dat u believen zal. O. my elen-
dige ! zeide Abdias daar op, wat dwaasheit heeft
tothier toe myn geeft bezeten, dat ik de waarheit
niet gezien heb, dieklaarder dan\'t licht is? Maar
dewyl\'tin uw macht is my in alle mvn vragen te
■yoldoen, zo vaar voort, ik bid u, (want ik kan
^im^eriiad worden v^n u teboren) m« a^n my te
vertellen wat benden in deze dag^evonden znllen
worden, en ftel de gelovigen en ongelovigen yder
bezonder. Daar zullen, antwoordde Mahomet,
hondert en twintig benden van alle menfchen wc*
zen; maarniet meer dan drie van gelovigen, en
alled\'anderen yan ongelovigen. Yder bende zal zo
veel phats in de langte beftaan, als men in duizent
)arenkan bereizen, enin de breette zo yeel, als
men in vyf hondert jaren kan gaan. ^t Is in waarheit
zo,gehikgy zegt. zeide Abdias: maar zeg einde-
lyk tot befluit wat de doot zal worden, na dat alle
de fchepfelen op zodanig een wy?e, alsgy befchrc-
ven hebt, in deze twee plaatfen gedeelt zyn. Hy zal,
antwoordde Mahomet, in een ram verandert wor-
den, die men tuffchen\'t Paradys en de helzalbren-
gen: En daar zal een groot gekyf, cn harde twift
tuflchen d\'inwoonders van deze twee verfcheide ge-
weften ryzen; want de genen yan \'t Paradys zulfen
aandringen dathy fterven zal, uitvrees.yan datzy
door hem gedoot mogten worden: en de helfche in-
woonders zullen dringen dat men hem zal laten le-
ven, op hoop van dat zy zdven eens mogen fter-
•ven. Maar degenen van\'t Paradys zullen "t geding
winnen, en de doot tuffchen \'t Paradys en dc hel
gaan doden. daar men, tot een fcheidpaal, een
grote toren zal bouwen,aan welks een zyde yrcucht,
vermaak, vernoeging en ruft zaj wezen ; en aan
d\'andere zydc zal men niets, dan drocfheit, pyn,
en arbeit zonder ophouden vinden. De Jood, daat
op in woorden luide uitbarftende, zeide; Gy hebt
\'et gewonnen, ó gocdcMahomer. Sta ftildan, zon-
der wyder voort te gaan, en ontfangmyn belyde-
nis ; want ik geloof, en zie klarelyk dat \'cr niet veel
goden zyn, maar een enig God, die almachtig is,
vandc welkgy, zonder twyftcl, de ware Bode en
Profeet zyt,.
einde.
-ocr page 575- -ocr page 576-M
ta
laii
m
r
-layiT^i utiiiÉiflt-
Btrtfflaii
il
-ocr page 579-