-ocr page 1-

■ O

SV N

TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE

UITGEGEVEN DOOR

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

ONDER REDACTIE VAN

Dr. W. SYBESMA, Voorzitter,
Drs. J.P.J. PEELEN, Penningmeester,
Drs. J.K. de JONG, Prof. Dr. J.E. VAN DIJK,
Prof. Dr. G.H. WENTINK, Mw. Drs. L.M. OVERDUIN,
Dr. C. TERPSTRA, Dr. Tj. JORNA, Leden.

Bureau-redacteur
R.G.J.M. HARING
Waarnemend bureau-redacteur
Mw. A.M. Tummers

HONDERD EN NEGENTIENDE DEEL

G. VAN DIJK B V. - BREUKELEN - 1994

-ocr page 2- -ocr page 3-

INDEX VAIM NAMEN

Agger, J.F., 749
Akkemians,J.P.W.M., 108,123

Baarda, D.B., 525
Back, W., 191
Barkema, H.W., 634,776
Beek, P.N.G.M. van, 99
Beijnen,J.H., 768
Benedictas, G., 128,776
Berends, B.R.,360
Berg, R. van der, 248
Bergh, S.G. van den, 186
Bethlehem, M., 503
Beynen, A.C., 561
Binkhorst, G.J., 20,561
Blankenstein, B., 500
Bleumink-Pluym, N.M.C., 261
Boer, E. de, 36
Boer, S. de, 244
Boersema,J.H.,4IO
Boersma, J., 441
Boersma, J.M., 769
Boevé,M.H.,641
Bogaard, A.E.J.M. van den, 160
Bongers,J.H.,99
Boni, R.,61
Bos,M.H.M,682
Bosch-Boesjes, J.E., 56
Bosch, G. van den, 99
Bosch, J.F. van den, 263
Brascamp, E.W., 568
Braunius, W.W.,463
Breeuwsma, A.J., 160
Buuren, R.D. van, 634

Colenbrander, B., 261
Comelissen, A.W.C.A., 502
Cuperus, T., 236

Deleu, S.A.M., 21,38,47,71,104,

144,268,296,314,328,330,350,

352,366,396,449,467,471,572,

640,684,686,694,

Devos, O., 593

Devrieze, L., 617

Dijk, J.E. van, 346,499

Dijk, S. van, 561

Dijkstra, Th., 480,536,634

Dirkzwager, A., 669

Edel, W., 36
Eger,T.,260

Egmond, S. van, 150,513,550

Eijden, G.A. van, 47

Eibers, A.R.W., 629,669

Elving,L.,589

Empel, P.C.M. van, 99

Exel,G.A.van,771

Eysker,M.,322

Fink Gremmels-Gehrmann, J., 426
Foreest, A. van, 233,346,479,480
Franssen, T.P.F., 35

De informatie is in onderwerpen opgesplitst. Naslag van de index geschiedt
tioofdzakelijk langs twee hoofdgangen:

1. de naam van de auteur(s) in een apart auteursregister;

2. de onderwerpen, gebaseerd op trefwoorden afgeleid uit de titels van de
publikaties, zoveel mogelijk per hoofdonderwerp gegroepeerd.

Gaag, I. van der, 6, 106

Gaastra, W., 263

Gajentaan, J., 16,654

Garretsen,J.W., 5,374

Gerritsen, M.J., 261

Gielkens, A., 262

Giessen, J.W.B, van der, 260

Glorie, F., 51

Goes, T. van der, 51

Gorkom, L.P. van, 30

Greydanus-van der Putten, S.W.M.,

500

Grommerx, F.J., 657
Gruys, E., 561,629

Haagsma, J., 260
Hadderingh, H.,316
Hage,J.J.,536
Hage, M.H. van der, 365
Hagendijk,J.,379
Harten, S. van, 738
Hartman, E.G., 17
Hartman, W., 37
Hazewinkel,H.A.W.,456
Heemskerk, P.,777
Heerwaarden, C. van, 36
Hendriks, A.F., 202
Henken, A.M.,423
Herdt, P. de, 617
Hermans, W.A.,3II
Hijlkema,S.Th.L.J.,267
Hinrichs, U.,718
Hcx>g,G.S.de, 500
Hoogendoom,M.P.,440
Houten, M. van, 263
Houwers, D.J.,261
Hoven, R. van den, 30
Huitema,H., 188,411
Huume, A. ter, 263
Hyatt, D.,263

Janssens, A., 495
Joens, L.,262
Jong,J.K.de, 755
Jong, R. de, 60,80,81
Joma,Tj., 159,187,657
Jorritsma, H., 634
Julicher,C.H.M., 160
Junker, K., 777

Kalles, C. van, 114,515

Kalsbcek,H.C.,3

Kampelmacher, E.H., 48,70

Kamphuis, A., 765

Kimman, T.G., 278

Klein, W.R., 500,726,756

Klooster, A.Th. van \'t, 248

Knol, B.W., 510,768

Koeman, J.P., 202,500,561

Kolk, J.H. van der, 202,675

Kooistra,H.S.,6,737,775

Koopman, J.P., 348

Koopmans, M.J., 261

Koopmans, W.T.,416

Kreek, F. W. van der, 47

Kruif A. de, 218,282,405,442,480,

481,495,538

Kruijf,J.M.de,747
Kruip,Th.A.M.,6l
Kuip, E.J. van der, 544
Kuiper, C.J., 390

Laevens, H.,495
Lambooij, E., 264
Leenen, D. van, 768
Leeuwen, J.M. van, 770
Lintermans, P., 262
Logtestijn, J.G. van, 93,629
Luer, R.J.T. van der, 503

Maanen, C. van, 629
Maanen, P. van, 593
Maar,R.E.de, 136
Mandigers. P.J.J.,6,238
Mannetje, L. \'t, 139
Mark, R.P.F. van der, 55
Martens, M.R.Th.M., 390
Mathijsen, A.H.H.M., 438,643
Meenhorst, P.L., 768
Meij, B.P.,456

Menges,G.Th.A.,24,555,584
Mertens, T., 135,370
Meulemeester, L. de, 495
Miert, A.S.J.P.A.M. van, 340,589
Miltenburg, J.H.W.M., 149
Minderhoud, J., 242,243,681,767
Misdorp, W., 244,729,756
Mocking, W.,423
Mostert, A., 160
Mouwen,J.M.V.M.,71,601
Muskens,J.A.M.,442

Nap, R.C.,456
Nederbragt, H., 718
Neuteboom, 612
Nickel, R.F.,618
Nieuwenhuijs.J.H.M., 160
Nieuwstadt, R.A. van, 3
Nijhof,W.J.,738
Noordhuizen, J.P.T.M., 423,749
Noort,R.van,246,303,305

üldenkamp, E.P., 281,413,507,643
01yhoek,T.,261
Ostertiaus, A.D.M.E.,618
Otto,L.M., 505

Overgauw, P.A.M., 303,305,682,
763

Parlevliet,J.M.,261
Parmentier, H.K., 568
Peperkamp, N.H.M.T., 629
Pieterse, M.C., 61
Pijpers, A., 374,432,762
Poll, P.H.A., 509
Postema, H.J., 332
Preez,J.H.du,99
Putten, G. van, 547

Reek, F., 262
Reinders,J.,518
Rodenburg, A., 224
Roelofsen-Vendrig, M.W.M., 61
Roosje, P.J.,45,219
Roosmaelen, L.J. van, 87,149,254,
317,386,415,488,660,742
Roozendaal, M.G.,441
Rotgers, G., 330
Rutgers,H.C.,245
Rutgers, L.J.E.,525
Rutteman, G.R., 6
Rutten, V.P.M.G., 726

Saedt,l.,410
Schaapveld, K.,272

Schaefers-Okkens, A.C., 249,510,
538

Schepper, J. de, 538

Schmidt, J.C., 136

Schoenmaker, H., 654

Schoorlemmer, W.J., 657

Schouls, L.M.,261

Schreuder,B.E.C.,365

Schutter, S. de, 654

Selman P.J., 6

Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, M.M., 140,288,756

Sluijs, F.J. van, 234

Smidt,W.J.,33

Smith,H.,262

Smits, M., 262

Snijders, J.M.A., 360

Spanje, J.G. van, 634

Stärk, K.D.C.,749

Stolk, P.,561

Stonn, P.K.,99

Sybesma, W.,9, 15,19,40,222,334,
640,657

Tesink,J., 197
Teske, E., 214,703,705
Theunissen, G.T.J.M., 103
Theyse, L.F.H.,420
Thijsse,J.M.,410
Tholhuijsen, L., 48,135,370
Timmers, C.P., 394
Treurniet, H.F., 272

Vaaricamp, H., 160

Vandermeersch, R., 495

Vass,G.224

Vecht, U., 123,262

Veenhof,J.,230,544

Velden, M.A. van der, 288

Veling, J., 188

Vellema, P., 776

Vellenga,L.,6ll

Venker-van Haagen, A.J., 652

Verheijden,J.H.M.,374,749

Vettioefr,J., 160

Vijver, J. van de, 349

Visser, [.J.R., 101

Vliet, J.C.J. van, 348

Vogelaar, G.J., 611

Voorthuyzen, P. van, 423

Vos,J.H.,7l8

Vrolijk, C.T.H., 423

Vroom, M.W., 599,602

Vulto,A., 160

Vuurst, T.G. van der, 586

Wagenaar, G., 424
Weijden, G.C. van der, 674
Wentink, G.H., 113,222,236,605,
633

Werdler,M.E.B.,261
Werf, P.J. van der, 555
Wessum, R. van, 30
Wijck, R. van, 334,769
Wijsmuller, J.M., 32,382,679
Wisselink, H., 262
Wisselink, M.A., 137,220
With,H.J.de,536
Witkamp, R.F.,642
Wurth, Y.A., 61

Zeijst, B. A.M. van der, 260,261,263
Zuithoff, S.G.Th., 629
Zutphen, L.F.M. van, 348
Zwart, D., 139,140,248,249,462,
547

Zwart, P., 486
Zwolschen,J.W., 188

-ocr page 4-

INDEX VAN ONDERWERPEN

Aangifteplicht, ziekte van Aujeszky, 649

Aansprakelijkheid, Taxus baccata-yergxhxgmg, paard, 612

Abortus, rund, 441

Absorptie, lood, 197

Achillespeesletsel, hond, 420

Acidose, renale, paard, 675

Acromegalie, hond, 6

ActinobaciUus pleuropneumoniae, subunit-vaccin, 263
Ademhalingsproblemen, kalkoenen en vleeskuikens, 99
Afbreken loopsheid, 539
Afwijkend socio-sexueel gedrag, hond, 510
ALTERNATIEVE GENEESWIJZEN
Referaten, 677
Zie ook HOMOEOPATHIE
Alternatieven voor dierproeven, platform, 109
Antibioticumgevoeligheid, 17
Antibioticumonderzoek, 426
Anticoccidia, pluimvee, 463
ANTIMICROBIËLE THERAPIE
Antibioticumgevoeligheid, 17
Antibioticumonderzoek, 426
Antimicrobiële middelengebruik, vleesvarkens, 423
Veterinair antibioticumbeleid, 160
Apotheek, veterinaire, 432, 762
Arbeidsongeschiktheidsverzekering, 698
Arbitrage, 56
Ascites, hond, 775

Asieldierenarts, taakomschrijving, 49, 152
AspergiUus fumigatus, paard, 3
Ataxie, paard, 561

Aujeszky, ziekte van, aangifteplicht, 649
Aujeszky, ziekte van, entadvies, 278
Aujeszky, ziekte van, programmatisch vaccineren, 108
Automutilatie, kat, 516

B

Bacteriële dierziekten, 260
BACTERIOLOGIE

ActinobaciUus pleuropneumoniae. varken, 263
Bacteriële dierziekten, 260
Diagnostiek, moeilijk kweekbare bacteriën, 261
Escherichia coli, nieuwe darmpathogenen, 262
Escherichia coli, serotype Ol 57;H7, faeces, rund, 36
Leptospira hardjobovis, rund, 261
Moeilijk kweekbare bacteriën, diagnostiek, 261
Mycobacterium paratuberculosis, rund, 260
Ornithobacterium rhinotracheale, kalkoenen en vleeskuikens, 99
Salmonella dublin, rui\\d. 101
Serpulina hyodysenleriae, varken, 263
Streptococcus suis serotype 2, big, 262
Streptokokken-infecties, varkens, 123
Taylorella equigenilalis, paard, 261
Bedwelming, slachtdieren, 264,649
BERICHTEN EN VERSLAGEN
Driekwart eeuw VVDO, 15
Met Solvay naar Boston, 16

Antibioticumgevoeligheid van bacteriën geïsoleerd door de

Gezondheidsdiensten voor Dieren in Nederland in 1992, 17

Help Poolse dierenambulance, 18

Dierenartsen nemen bagage onder de loep, 38

De toekomst van de diergezondheid, wie zal het een zorg zijn?, 40

Eén op de negen tegen genetische modificatie, 41

Wetenschap en Aujeszky, 42

Afscheidscollege professor Van den Bergh, 64

Geachte professor Van den Bergh, beste Monne, 70

Dierenartsen bepalen positie in veranderende markt, 71

Nieuwe situatie noodslachtingen, 74

DLO-instituut voor veehouderij en diergezondheid opgericht, 75
Stikstof-uitscheiding grazende koeien omlaag, 75
Erfelijke ziekten bij de boxer, 76

Instelling N VDV-lustrumprijs, 76
MOVIR-DTO trendsetter, 77
Telefoonnummer, 77

Proefverslagen proefstation voor de varkenshouderij, 77
Wat te doen met wrakke dieren?, 104
Voldoende vers stro, 104

Rabiescertificaat-officieel Nederlands Dierenpaspoort, 105
Eerste master of veterinary research, 106
Programmatisch vaccineren ziekte van Aujeszky, 108
Platform alternatieven voor dierproeven, 109
Commissie Veterinaire Parasitologie, 109
Grazen in de toekomst, 109
Computers communiceren met veedata, 110
Oud-algemeen secretaris bezoekt president the Gambia, 130
Het maakbare dier geregeld, 131
Diaserie verantwoord diergeneesmiddelengebruik, 131
SERPO-expositie heeft nu ook permanente stek, 132
Hellebrekers benoemd tot bijzonder hoogleraar, 133
Garantieverklaring roze kalfsvlees, 133

Vacature veterinair medewerker in Pakistan en Afghanistan, 134
Tussen zand en klei, 134

Project verantwoord diergeneesmiddelengebruik: voorbeeld van een

geïntegreerde aanpak, 184

Oosterom buitengewoon hoogleraar te Gent, 185

Aangepaste versie positieve lijst, 185

Afval uit de praktijk: Voor niets gaat alleen de zon op, 204

Reactie op stress bij varkens gelijk aan die van mensen, 211

Nouws volgt Janssen op, 211

Afnemen aspiratiebiopten vereenvoudigd, 214, 277

Diermanagement centraal in Delar, 215

Nieuwe handleiding standaard-overzichten, 215

Invoer en herinvoer van honden en katten, 215

Intervet is Instruvet, 216

Nieuw repertorium, 216

Afscheidscollege prof. Van Logtestijn, 216

Geloofhetofniet..., 216

Effectief toezicht op de aanprijzing van diergeneesmiddelen, 217
De oprichting van de veterinaire studentenrijvereniging De Solleysel,
238

Solleysel viert zestigjarig bestaan, 241

EASVO praatte over rol van de prakticus, 241

Slachtdieren krijgen aandacht tijdens vergadering Animal Welfare

Working Group, 242

To beast or not to beast, 243

Diergeneesmiddelengebruik ter discussie, 268

Vaccin tegen PRRS in de maak, 271

Zoönosen als volksgezondheidsprobleem, 272

Informatiemiddag over bedrijfsbegeleiding, 275

Nieuwe produkties Speckmannstichting, 276

Nationale posteractie DIO, 276

Managementprogramma\'s ondercontrole in dc melkveehouderij, 277
Rottweiler meegenomen, 277
Eén is tien, 277

Utrecht is het centrum van de wereld niet, 296
Samenvatting van tweede rapport van de coördinatiewerkgroep
\'Vaccinatie ziekte van Johne\', 298
Begeleidingspakket voor dierenartsen, 300

Onderzoek naar FlV-besmetting van kat wint Waltham Award 1994,
300

Maria Ponec wint Hugo van Poelgeest-prijs, 301
BSVA-congres biedt bezoeker veel praktische informatie, 302
Veterinair golfkampioenschap, 303

Hond en kat centraal tijdens ESCGAValtham symposium, 303

Marketing manager Virbac geregistreerd, 305

Nederland sterk vertegenwoordigd tijdens AAHA-congres in Boston,

305

Beheersen van infecties via de lucht kan varkensziekten voorkomen, 329
Peerdepieten 1994 kleurrijk schouwspel, 330
Swine Vesicular Disease te lijf, 332
Museum diergeneeskunde bestaat 40 jaar, 333
\'Minsken doch gewoan efkes in skjinne jas en learzens oan\', 334
Een echte hoogleraar in de volle betekenis van het woord verlaat de fa-
culteit, 334

Jan Janssen benoemd tot hoogleraar, 335

Regeringsstandpunt heroverweging subsidies dierziektebestrijding aan-
geboden aan Tweede Kamer, 336
Voor de eerste keer: European Dentistry Award, 336
Functie Chief Veterinary Officer vastgesteld, 337

-ocr page 5-

Eerste exemplaar Repertorium uitgereikt aan voorzitter KNMvD, 366

EG-regeling dieetvoeders; status praesens, 367

Antibiotica tegen melkerskoorts, 367

Derde vaccinatieronde IBR-proef, 368

Inventarisatie voorraden Aujeszkyvaccin, 368

Verhuisd, 368

Rekenen per sector: Modelberekeningen voor veehouderij-activiteiten,
368

De nieuwe Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren: Dierenarts ver-
keert in niet te benijden tussenpositie, 396
Uniforme diagnose-stelling: Ideaal of werkelijkheid?, 402
Stichting voor veearbitrage bemiddelt bij geschillen, 403
David Tijssen wint Intervetprijs, 404

Reactie Gene Pharming op Nutricia en Dierenbescherming, 405
Hoofdprijs Virbac voor inwoonster Leek, 405
Hylemorfisme: materie en vorm, 426
Omwille van de kwaliteit, 432

Dierenarts gezocht voor medewerking aan woordenboek, 438

Reünisten gezocht, 439

SKV erkend door STERIN, 439

Prof Dijkhuizen lid Wetenschappelijk Veterinair Comité, 440
Voorzitter Hoofdredactie veertig jaar dierenarts, 467
AGIS onderkent belang van veterinaire ondersteuning, 470
Het veterinair beleid uit Brussel: Ramp of zegen?, 471
Elleboogdysplasie bij rashonden, 473

Pierre Richard Dick-award voor onderzoek kattekrabziekte, 474
Wat betekent A.O.-Vet.?, 475
Consignatieregeling voor diergeneesmiddelen, 475
Struisvogels houden in Nederland, 476
Veterinair golfkampioenschap 1994,505
Premierestitutie voor leden MOVIR, 505

Standaardoverzichten als instrument voorbedrijfsbegeleiding, 505

Veterinaire ruiterdag 1994, 542

Tsjechische onderscheiding prof dr. Bouw, 542

Symposium registratie diergeneesmiddelen, 543

Miljoen monsters blaasjesziekte, 543

Teleac-cursus houden van dieren, 543

Diergeneeskunde in 2000: Meer studenten in meer vakgebieden: Start-
notitie pleit voor verdere differentiatie, 572

Diergeneeskunde in 2000: Een studie met aparte studierichtingen, 574
Aanvullingen veterinaire mediatheek W.F. Speckmann Stichting, 583,
771

Veterinaire spelregels voor en na 1 januari 1993: Grenzen-loos, 606

Veertigste internationale vleescongres een succes, 613

Veertig jaar museum diergeneeskunde: Van Kroes tot Wijgergangs, 638

Specialisten willen grotere herkenbaarheid, 641

Europese onderscheiding prof dr. Van Miert, 642

Rhône Mérieux prijs 1994 voor ID-DLO, 643

Uitreiking eerste diploma\'s \'Master of veterinary science\', 646

Oprichting Europese bibliotheekgroep, 650

Verbouwing Intensive Care, 650

Een kwart eeuw Interne in de Uithof, 650

Studiedag VEEC, 650

Drietal Pedigree Dieetsnacks voor de hond, 651
Klinische avond Noord-Nederland, 652
Draagvlak voor het welzijn van dieren, 678
Heupdysplasie-onderzoek bij rashonden, 679
EASVO: Europese bezorgdheid dierziekten en zoönosen. 680
Klinische avond, 736

Rode Kruis veterinair programma in Somalia, 760
\'De veterinaire apotheek\', 762

ESVD workshop on feline dermatology, 24-27 augustus, Zeist, 763
Produktinformatie verantwoord diergeneesmiddelengebruik, 764
Bureau bijwerking diergeneesmiddelen opgericht, 765
Leverbot breidt zich uit, 765

Pluimvee een potentiële bron voor Campv/ofcacver-besmettingen, 766
VVAA Ongevallenverzekering: HlV-besmetting en geweldpleging \'ge-
dekt\', 766

European society for veterinary clinical ethology opgericht, 767
Cave: Sedativa voor huisdier, effect op de baas, 768
15^ Kampioenschap kleiduivenschieten slaat alle records, 768
Beheersing diermanagement op het melkveebedrijf, 769
Zie ook KNMvD-Maatschappijnieuws
Bestrijding, longworminfecties, rund, 322, 544
BIJZONDERE DIEREN

Zie KONIJN en VOGELS
Bindend advies, 56
BIOTECHNOLOGIE

Genetische modificatie, 41
Het maakbare dier, 131
BOEKBESPREKING

A colour atlas of veterinary dentistry and oral surgery, 479
Aktuele Arbeiten zur artgemässen Tierhaltung 1992, 547
Biologische technieken bij landbouwhuisdieren, 222
Bovine Spongioform Encephalopathy, 365
Duurzame veeteelt in Zuid-Oost Azië, 9
Ethiek in de praktijk, 32

Evaluation of breeds and crosses of domestic animals, 462
Explaining laminitis and its prevention, 139
Feeding dairy cows in the tropics, 81
Feline dentistry, 233

Food losses due to non-infectious and production diseases in developing
countries, 547

Fortpflanzungsverhalten beim Hund, 755
Futtermittelkunde, 247

Grundlagen der Pharmakotherapie bei Haus- und Nutztieren, 589
Handboek voor de rundveehouderij, 605
Handbook of small animal oral emergencies, 479
Handlung bei Nutz- und Heimtieren, 589

Het gebruik van cytoplasmatische stoffen in de diergeneeskunde, 19
Het Nederlandse ezelboek, 365
Horse power, 310

Immunologische und molekulare Parasitologie, 502
In situ conservation of livestock and poultry, 138
Kleurenatlas van ziekten bij schapen en geiten, 236
Klinik der Hundekrankheiten, 605
Klinische Pathologie der Haustiere, 499
Künstliche Besamung beim Rind, 480

Legume trees and other fodder trees as protein sources for livestock, 139
Lehrbuch der Veterinär-Anatomie, Band 111: die groszen Versorgungs-
und Steuerungssysteme, 37
Leukosen bij herkauwers, 113,222
Pathologie der Haustiere, 601
Poultry practice, 35

Praktijkgerichte vogelgeneeskunden, 424
Principles of laboratory animal science, 346

Strategies for sustainable animal agriculture in developing countries,
248

Sustainable livestock production in the mountain agro-ecosystem of
Nepal, 249

The management of global animal genetic resources, 140
Utilization of renewable energy sources and energy-saving technologies
by small-scale milk plants and collcction centres, 60, 80
Ultraschalldiagostik bei Hund und Katze, 5
Veterinary Medicine, 633

Veterinary pediatrics; dogs and cats from birth to six months, 249
Zahnheilkunde fiirdie Kleintierpraxis, 346
Bonussystemen, farmaceutische industrie, 769
Botulisme, rund, 306
Boviene paratuberculose, 128, 260, 298
Boviene tuberculose, 187
Boviene virus diarree (BVD), 536
Boxer, erfelijke ziekten, 76
Bruise koe, behandelingsschema, 481
BVD-virus-infecties, vaccinatie, 113

Campv/oftacfer-besmettingen, pluimvee, 766
Cardiomyopathie, 737
Certificering, 749

Certificering, dierenartsenpraktijken, 352
Chlooramfenicol, controle-programma, 581
Clenbuterol, 245
Coccidiose, pluimvee, 463
Coccidiose-preventie, pluimvee, 463
Coccidiotherapeutica, pluimvee, 463
Coli-getal, 495
Colonresectie, paard, 288
CONGRESSEN/CURSUSSEN

18,42, 77, 110, 134, 186, 217,245, 277,308, 337, 370,411,476, 506,
585,614,649, 771
Commercieel hypoallergeen dieet, 602
Consumptiebloed, hygiënisch vangen en bewaren, 582

-ocr page 6-

Diabetes mellitus, voeding, hond, 246
Diagnose, hermafroditisme, hond, 618
Diagnostiek, mammatumoren, hond, 718
Diagnostiek, moeilijk kweekbare bacteriën, 261
Diarree, kitten, 245

Dierenartsenpraktijken, certificering, 352
Diergeneeskundig handelen, toetsingscriteria, 525, 769
Diergeneeskundige beroepspraktijk, normatieve vragen, 525,769
Diergeneeskundige opleiding, 64, 70, 572, 574,770,771
DIERGENEESMIDDELEN

Aanprijzing van diergeneesmiddelen, 217
Bonussystemen farmaceutische industrie, 769
Bureau bijwerkingen diergeneneesmiddelen, 765
Interacties met veevoederadditieven, 620,696
Consignatieregeling, 475

Verantwoord diergeneesmiddelengebruik, 131, 184,268, 764
Diergezondheid, 40, 71, 103, 749
Dierlijke produktie, 71

Differentiële diagnostiek, huidaandoeningen, paard, 756
Doodsoorzaken, varken, 629
Dynamische meting, melkmachine, 495

EASVO, 241,680

Echografie, zeugenbedrij ven, 188

Electronische identificatie, gezelschapsdieren, 102,487

Elleboogdysplasie, rashonden, 473

Emissio penis, stier, 33

Endometritis, rund, 480,634

Enilconazol-therapie, paard, 3

Entadvies, ziekte van Aujeszky, 278

Epidemiologie, longworminfecties, rund. 322, 544

Epidemiologie, veterinaire, 749

Equiene arteritis virus-infectie, 30

Equiene ataxie, 561

Equiene degeneratieve myelo-encefalopathie, 561
Erfelijke ziekten, boxer, 76
Escherichia coli, nieuwe darmpathogenen, 262
Escherichia coli, serotype 0157:H7, faeces, rund, 36
Ethiek, 525,769

Faeces, Escherichia coli, serotype OI 57:H7, rund, 36
Farmaceutische industrie, bonussystemen, 769
Fertiliteitsproblemen, rund, 218,441
Fracturen, mandibula en maxilla, hond en kat, 456

Gecastreerde kater, in shock, 150
Geschiedenis, zie VETERINAIRE HISTORIE
Geschillenbeslechting, 56
GEZELSCHAPSDIEREN
Corticosteroïd-therapie, 340
Electronische identificatie, 102,487
Hot spot-behandeling, 394
Invoer en herinvoer van honden en katten, 215
Oncologie, gezelschapsdierenpraktijk, 729
Pathologie, gezelschapsdierenpraktijk, 729
Praktijkafval, 204

Rabiescertificaat-officieel Nederiands Dierenpaspoort, 105
Referaten, 312,374

Controlesysteem pluimveebedrijven, 648
Contagious Equine Metritis (CEM), 261
Corticosteroïd-therapie, gezelschapsdieren, 340
Cysteuze Endometrium Hyperplasie (CEH), hond, 6, 538

H

Hazard Analysis Criticical Control Point (HACP), vleesproduktie, 360
Hechttechniek, Sectio caesarea, rund, 267
Hermafroditisme, hond, 618
Heupdysplasie-onderzoek, rashonden, 679
HOMOEOPATHIE
Referaten, 140,373

Zie ook ALTERNATIEVE GENEESWIJZEN
HOND
Achillespeesletsel, 420
Acromegalic, 6
Afbreken loopsheid, 539
Afwijkend socio-sexueel gedrag, 510
Ascites, 775

Commercieel hypoallergeen dieet, 602
Cysteuze Endometrium Hyperplasie (CEH), 6, 538
Diabetes mellitus, voeding, 246
Diagnose, hermafroditisme, 618
Diagnostiek, mammatumoren, 718
Elleboogdysplasie, rashonden, 473
Erfelijke ziekten, boxer, 76
Glucosemetabolisme, 6
Hermafroditisme, 618

Heupdysplasie-onderzoek, rashonden, 679 \'
Hondevoer, kwaliteit, 682
Hypoallergeen dieet, commercieel, 602
Invocrbepalingen Australië, 476
Kwaliteit, hondevoer, 682
Loopsheid, afbreken, 539

Luxatie pees M. flexor digitorum superficialis, 420
M. flexor digitorum superficialis, luxatie pees, 420
Maligne lymfomen, 705

Mammatumoren, diagnostiek en Pathogenese, 718
Management, hermafroditisme, 618
Mandibula- en maxillafracturen, 456
Oestruspreventie, tijdstip, 539
Oorreiniging, 652
Othematoom, 588
Ovario-hysterectomie, tijdstip, 539
Pathogenese, mammatumoren, 718
Progestagenengebruik, 539
Rabiesvaccinatie, 618
Referaten, 19, 342,373
Tiguvon\'\',45,219
Tijdstip oestruspreventie, 539
Tijdstip ovario-hysterectomie, 539
Vlooienbestrijding, 45,219
Voeding, diabetes mellitus. 246
Voedselallergie, 599,602
Wat is uw diagnose?, 135 -H 36; 217 220
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Hondevoer, kwaliteit, 682
Hot spot-behandeling, gezelschapsdieren, 394
Huidaandoeningen, differentiële diagnostiek, paard, 756
Hylemorfisme, 426

Hypoallergeen dieet, commercieel, 602
Hypokaliëmie, paard, 675

Immunulogische selectiecriteria, varken, 568
Immunothérapie, tumoren, landbouwhuisdieren, 726
Impotentia coeundi, stier, 33
INGEZONDEN BRIEVEN

An outbreak of bovine tuberculosis Naschrift, 187
ARA-onderzoek, 136

Arrest Hoge Raad over aansprakelijkheid bij vergiftiging paarden door

Sedativa-voorschrift, 768
Ziektekostenverzekeringen, 449
Zie ook BIJZONDERE DIEREN, HOND en KAT
Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren, 396,655
Glucosemetabolisme, hond, 6

Godsdienstige aspecten, ritueel slachten, 230,411, 544

-ocr page 7-

Taxus haccala, 612

Bonussystemen farmaceutische industrie, 769

Clenbuterol, 245

Complex van symptomen, 440

De Manders-Brada Stichting, 135

Diergeneeskunde in 2000, 770

Dubieuze advertentie Naschrift, 47

Een alternatief anthelminticum?, 410

Fidin over toekomst diergezondheid, 103

Geen werkzaamheid throluxyl, 508

Geloof het of niet, 441

Grijs kenteken, een terugkerend item, 611

Hominum animaliumque saluti, 771

Longworminfecties rund, 544

MOV1R,409

Nogmaals: Wat te doen met wrakke dieren? Naschrift, 186
Normatief handelen dierenarts, 769

Oprichting Maatschappij ter Bevordering der Veeartsenijkunde in
Nederland, 46

Plotselinge fertiliteitsproblemen Naschrift, 441
Ritueel slachten, 412 Naschrift, 544
Schoenmaker blijf bij je leest Naschrift, 135
Specialist of gespecialiseerd, 148
Standaardisatie elektronische identificatie, 102
Studeerbaarheid diergeneeskundig onderwijsprogramma, 70
Uitholling binnen de KNMvD Naschrift, 48
Vraag en antwoord? Naschrift, 369
Wat doen met wrakke dieren?, 244
Integrale Ketenbeheersing (IKB), 93
INTOXICATIES
Lood,197

Huisdiersedativa, mens, 768
Taxus baccala,b\\2 ^
Zie ook RESIDUEN •
Intra-uteriene therapie, rund, 634
Invoer en herinvoer van honden en katten, 215
Invoerbepalingen Australië voor honden en katten, 476

Jubilea 1994, 26

K

Kalf zie RUND
Kalkoen zie PLUIMVEE
KAT

Automutilatie, 516
Diarree, kitten, 245
Gecastreerde kater, in shock, 150
Invoerbepalingen Australië, 476
Kattevoer, kwaliteit, 682
Kwaliteit, kattevoer, 682
Mandibula- en maxillafracturen, 456
Poezenpil, voor- en nadelen, 538
Poezenpil, toedieningstijdstip, 538
Referaten, 19
Tiguvon*,45,219
Toedieningstijdstip, poezenpil, 538
Vlooienbestrijding, 45,219
Voedselallergie, 599
Voor- en nadelen, poezenpil, 538
Zie ook GEZELSCHAPSDIEREN
Kattevoer, kwaliteit, 682
KNMvD-Afdelingen
Afdeling Noord-Brabant, 48, 53
Afdeling Utrecht, 255,316
Afdeling Zuid-Holland, 256
KNMvD-Algemeen Bestuur

Van het AB, 46, 513
KNMvD-Besturendag

Certificering en commerciële activiteiten: Is het resultaat lonend?, 352
KNMvD-Bureau

Geen I aprilgrap, 191
Bureau 6 mei gesloten, 252
Tijdelijke vervanging bureauredactie, 518
Bureau-redacteur, 556,697
KNMvD-Commissies
Commissie Ethiek, 382
Commissie VDA, 23, 593,622
KNMvD-Diergeneeskundig Jaarboek
Herhaalde oproep, 256, 286
Ontbrekende gegevens, 120, 154, 192,227
Diergeneeskundig Jaarboek 1995,623,662, 701
KNMvD-Doorlopende Agenda

28,54,90, 121, 154, 193,228,257,319,357,452,490,557,595,625,
663,701,745

Jaarkalender 1994 Medische Wielerkring Nederland, 156
Nevenkalender 1994 Medische Wielerkring Nederiand, 157
KNMvD-Ereraad
Jaarverslag 1993,554

Uitspraak Ereraad over incorrect uitoefenen diergeneeskunde, 658
KNMvD-Federation of Veterinarians of the EC (FVE)

Animal Welfare Working Group of the FVE, 767
KNMvD-Fiscaal-actueel
Sparen met de baas, 87

Het ter beschikking stellen van een woning door de ouder van een stude-
rend kind, 149

Een verhuizing, de smdeerkamer, koffiegeld en friet met mayonaise, 254
Vakantiewoning en fiscus, 317
De auto in de praktijk, 386
Studeren en bijverdienen, 415
De B. V.: Nu nog voordeliger?, 488
Een optimaal testament, 660
Eindejaarstips, 742
KNMvD-Groepen
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, 252,449, 554,621, 661
Groep Geneeskunde van het Rund, 253,519
Groep Geneeskunde van het Varken, 151
Groep GKZ, 284

Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen, 24, 148,285,355, 555,
584

Groep Praktici Grote Huisdieren, 517
Groep Paardenpraktici, 49, 53, 190
Groep Pluimveewetenschappen, 356
KNMvD-Hoofdbestuur
Van het HB, 46,513,658

Wat speelt er zich af in veterinair Nederland?, 253
Stof tot nadenken, 385
KNMvD-In Memoriam
Blok, C.M.J., 224
Gouda Quint, G.H.P.J., 738
Koksma, F.J.,654
Mullink, J.W.M.A., 348
Peters, J.C., 485
Peterse, D.J., 776
Rasenberg, W.R.J., 592
Veen, W. van, 349
KNMvD-Jaarcongres en Algemene vergadering
Jaarcongres 1994; Congresthema: \'Diergeneeskunde na 2002\'
190,284,379,487

- Feestavond, 487

- Partnerprogramma, 379

- Sportdag KNMvD, 379,416,450,487,518, 555

- Verslag Jaarcongres en Jaarrede 1994,686

- Verslag sportdag, 684

141® Algemene Vergadering 1994

- Kandidaatstellingen, 511

- Vacatures in besturen en commissies, 147

- Verslag van de 141 ® Algemene Vergadering 1994, 694
KNMvD-Jubilea

Jubilea 1994,26
Diamanten dierenarts, 439
KNMvD-Maatschappijnieuws

Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen over public relations, vitamine
R en coaching op maat, 21

Aanpassing salarissen voor dierenartsen en dierenarts-assistenten per I
januari 1994,23

Mededelingen van het Hoofdbestuur en het Algemeen Bestuur, 46
Taakomschrijving asieldierenarts, 49, 152
Verslagen en notulen, 50

-ocr page 8-

Weekenddienstregeling voor orthopedische spoedgevallen Zuid-West

Nederland, 50, 77,214

Kadercursus, 50

Sprekers WVC 1995,50

Attesten gemedicineerd voeder, 51

KNMvD-cursus van medewerker naar associé, 51, 148, 777
Cursus veterinaire farmaca, 51
Voorzitter opent Avicultura, 115
Presentatie? Uw eigen creatie!, 116,284
Tarievenpublikatie, 116

Reparatie \'WAO-gat\' voor dierenartsen-medewerkers in de praktijk, 117

Uitstel premieplicht waarnemers, 117

Tussen hameren hole, 144

Attestformulieren correct invullen, 148

Communicatie ofkrommunicatie, 189

Verklaring noodslachtingen, 189

Misleidende advertentie-verkoop, 190

Gevarieerd programma bijeenkomst asieldierenartsen, 224,252

Participatie vrouwelijke dierenarts, 224

IPVS-Congres in Bangkok, 225

Veterinair Golfkampioenschap, 228

Meer vrouwen en part-timers in de praktijk, 252

T.W. te Giffel Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, 350

Kadervorming voor vrouwelijke dierenartsen, 378

Lezer tevreden over Tijdschrift, maar..., 380

Reparatie \' WAO-gat\' voor rijksambtenaren, 382

Erkenning bedrijfsbegeleiders IKB-bedrijven, 383

Wet op de identificatieplicht van kracht, 383

Literatuurservice voor dierenartsen, 384

Opnieuw uitstel premieplicht waarnemers, 385

KNMvD op zoek naar ongebruikt kapitaal, 416

Dienstverlening BVG tweede halfjaar 1994,450

Dierenarts met röntgentoestel slecht op de hoogte van de voorschriften,

486

Elektronische identificatie door de dierenarts?, 487
Studiemiddag asieldierenartsen voor herhaling vatbaar, 513
Uitnodiging, 518

De \'operatiepatiënt\' nu met checklist, 518

Discussieplatform Arbeidsvoorwaarden: Van WAO-gat tot normwer-
kweek, 553

Kadervorming vrouwelijke dierenartsen: Euthanasie en sociale wetge-
ving, 553

Interacties tussen diergeneesmiddelen en veevoederadditieven, 620,696
Nieuw contract drukkerij Van Dijk en KNMvD, 622
KNMvD-Muziek, 623

De KNMvD en de Gezondheids- en Welzijnswet vtx)r Dieren, 655
KNMvD neemt deel aan de VIV: \'Uw dierenarts biedt meer!\', 659
Duurzame Veehouderij: Mythe of realiteit, 660
De arbeidsongeschiktheidsverzekering, 698
Verzekeringsplicht voor waarnemers, 739
Waarschuwing, 741

Jonge Hongaarse collega zoekt stageplaats, 776
Zie ook BERICHTEN EN VERSLAGEN
KNMvD-NOVAD Coöperatie Ideëel
Toepassing EDI niet ver weg, 18
1993 en de NOVAD Coöperatie Ideëel, 106
Gezelschapsdierensector onderkent belang van communicatie, 328
KNMvD-PAO-Diergeneeskunde

Cursus Nieuw Burgerlijk Wetboek, 151

Cursussen Voorjaar 1994,27,53,90, 120, 154, 192,227,257,286,318
Cursusaanbod juni 1994,309,357
PAO-Diergeneeskunde september 1994,409,478
Cursussen Najaar 1994,418,452,490,520, 557
Cursussen oktober 1994, 543, 586, 617
Cursussen november 1994,651
Cursussen december 1994,651,735
Cursussen 1995,772
KNMvD-Personalia

25, 52, 88, 118, 152, 191, 226, 257,285, 318, 356, 387,417,450,489,
519, 556, 594,624, 662,699, 744, 778
KNMvD-Raad voor Specialisatie Diergeneeskunde

Jaarverslag Raad voor Specialisatie en Registratiecommissie, 83
Postacademiale opleiding specialist in de veterinaire diervoeding, 146
Specialisatie Vogelgeneeskunde door raad erkend, 85
Specialisatie in Europees perspectief, 234

Jaarverslag 1993 Commissie Registratie Proefdierpathologen, 542
Specialisten willen grotere herkenbaarheid, 641
KNMvD-Stichtingen

Stichting Dienstverlening Dierenartsen, 24,698
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, 486
Stichting Registratie Gezelschapsdieren Nederiand, 105
KNMvD-Studentenverenigingen
DSK, Peerdepieten, 330
DSK, Symposium, 771

Veterinair Studenten Zangvereniging de Gouden Trachea, 3® lustrum,
741

Veterinair Dispuut Unitas, Oud-ledendag, 542
Veterinair Dispuut Veritas, 9^ lustrum, 584, 741
Veterinaire Studenten Rijvereniging \'de Solleysel\', 241
KNMvD-Vacaturebank

Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, 114,515
KNMvD-Vedias

Vedias start vacaturebank, 316
KNMvD-Veehouder en dierenarts

Steeds meer veehouders lezen Veehouder en Dierenarts, 189
Veehouder en Dierenarts nu ook in Vlaanderen een succes, 375
Inhoud Veehouder en Dierenarts, 622
KNMvD-Veterinair tuchtrecht
Gecastreerde kater in shock, 150
Automutilatie bij katten, 516

Ruim één jaar veterinair tuchtrecht: Communicatiestoornis vaak aanlei-
ding tot klacht, 550
KNMvD-Voorjaarsdagen

De 1994 Voorjaarsdagen column: de naam, 52
De 1994 Vooijaarsdagen column: de verwekking, 86
Deklompenfolder, 118
Het programma, 151
Het prijskaartje, 191
Ook in de Nederlandse taal, 224
De industrie en de Voorjaarsdagen, 254
Voorjaarsdagen 1994, 314
Voorjaarsdagen 1995,649
KN MvD-Werkgroepen

Werkgroep alternatieve associatievormen, 378
KNMvD-Wie is wie en wie doet wat?

De Groep Praktici Grote Huisdieren, 517
Koliek, paard, 288
KONIJN

Viral haemorrhagic disease, 503
Koninklijke Onderscheidingen, 52, 350, 355,439
Kwaliteit, honde- en kattevoer, 682
Kwaliteitszorg, vleesproduktie, 93, 360

Lam zie SCHAAP
LANDBOUWHUISDIEREN

Aangifteplicht, ziekte van Aujeszky, 649
Bedwelming, slachtdieren, 264, 649
Noodslachtingen, 74, 188, 649
Praktijkafval, 204
Tumoren, immunothérapie, 726
Immunotherapie, tumoren, 726
Schietmasker, 264
Struisvogelhouderij, Nederland, 476
Veterinair antibioticumbeleid, 160
Wrakke dieren, 104, 186,244
Ziekte van Aujeszky, aangifteplicht, 649
Zie ook PAARD, PLUIMVEE, RUND, SCHAAP en VARKEN
Leptospira hardjobovis, rund, 261
Leptospirose, rund, 81,292
Liggingsverandering colon, paard, 288
Longitudmal Integrated Quality Assurance (LIQUA), 93
Longworminfecties, rund, 322
Lood-grenswaarden, 197
Lood-voorkomen, 197
Loopsheid, afbreken, 539
Luchtzakmycose, paard, 3
Lugol, intra-uteriene therapie, rund, 634
Lugol-residuen, melk, 634

Luxatie pees M. flexor digitorum superficialis, hond, 420
Lymfomen, maligne, hond, 705
Lymfoom, non-Hodgkin\'s, mens, 705

-ocr page 9-

M

Maagslijmvliesveranderingen, varken, 669
Maligne lymfomen, hond, 705

Mammatumoren, diagnostiek en Pathogenese, hond, 718

Management, hermafroditisme, hond, 618

Management, varken, 669

Mandibula- en maxillafracturen, hond en kat, 456

Melkmachine, dynamische meting, 495

Mediatheek W.F. Speckmann-Stichting, 276, 583, 771

Mesothelioom, kalf, 202

MICROBIOLOGIE

Referaten, 373,408, 545, 619,736
Moeilijk kweekbare bacteriën, diagnostiek, 261
M. flexor digitorum superficialis, luxatie pees, hond, 420
Mycobacterium paratuherculosis, rund, 260
Mycotoxinen en -toxicosen, 426
Myelo-encefalopathie, degeneratieve, paard, 561

N

NCD-vaccinaties, sierpluimveehouderij, 735
NIEUWS VAN DE INDUSTRIE

43, 79, 134,221, 308, 340,368,443, 508, 585,612, 681,683,773
Non-Hodgkin\'s lymfoom, mens, 705
Noodslachtingen, 74, 188,649

Normatieve vragen, diergeneeskundige beroepspraktijk, 525,769

Oestruspreventie, tijdstip, hond, 539
ONCOLOGIE

Immunotherapie, tumoren, landbouwhuisdieren, 726
Non-Hodgkin\'s lymfoom, mens, 705
Maligne lymfomen, hond, 705
Oncologie, gezelschapsdierenpraktijk, 729
Tumoren, immunotherapie, landbouwhuisdieren, 726
Mammatumoren, diagnostiek en
Pathogenese, hond, 718
Mesothelioom, kalf, 202
Referaten. 653
Oorreiniging, hond, 652

Opleiding, diergeneeskundige, 64, 70,572, 574, 770, 771
Opiumwet, wijziging, 548
Opname van lood, 197

Ornithohacterium rhinotracheale, kalkoenen en vleeskuikens, 99
Othematoom, hond, 588
Ovario-hysterectomie, tijdstip, hond, 539
Overheidsrechtspraak, 56
Ovum pick-up, rund, 61

Oxytetracycline, intra-uteriene therapie, rund, 634
Oxytetracycline-residuen, melk, 634

PAARD

Aansprakelijkheid, Taxus Aarca/a-vergiftiging, 612

Acidose, renale, 675

Aspergillus fumigalus, 3

Ataxie, 561

Colonresectie, 288

Contagious Equine Metritis (CEM), 261
Differentiële diagnostiek, huidaandoeningen. 756
Enilconazol-therapie, 3
Equiene ataxie, 561

Equiene degeneratieve myelo-encefalopathie, 561
Equiene arteritis virus-infectie, 30
Huidaandoeningen, differentiële diagnostiek, 756
Hypokaliëmie, 675
Koliek, 288

Liggingsverandering colon, 288
Luchtzakmycose, 3

Myelo-encefalopathie, degeneratieve, 561
Pathologie, 500

Referaten, 141,221,243, 343,445, 587,677,774

Renale acidose, 675

Retentio secundinarum, 405

Rhinopneumonie-inenting, 20

Sarcoïd, 756

Schimmelinfectie, 756

Sporotrichosis. 500

Taxus iaccam-vergiftiging, aansprakelijkheid, 612
Tavlorella equigenilalis, paard, 261
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Paratuberculose, rund, 128, 260,298
Parvo, vaccinatieschema, varken, 374
Pathogenese, mammatumoren, hond, 718
Pathologie, gezelschapsdierenpraktijk, 729
Pathologie, varken, 123
Pest, 647
PLUIMVEE

Ademhalingsproblemen, kalkoenen en vleeskuikens, 99
Anticoccidia, 463
Campi\'/oftac/er-besmettingen, 766
Coccidiose, 463
Coccidiose-preventie, 463
Coccidiotherapeutica, 463
Controlesysteem pluimveebedrijven. 648
NCD-vaccinaties, sierpluimveehouderij, 735
Ornilhohaclerium rhinotracheale, kalkoenen en vleeskuikens, 99
Referaten. 19, 79, 112, 141, 221,312, 509,653
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN en VOGELS
Poezenpil, toedieningstijdstip. 538
Poezenpil, voor- en nadelen, 538
Pony zie PAARD

Postmortale bevindingen, varken, 629
Praktijkafval, 204
Progestagenengebruik, hond, 539
Programmatisch vaccineren, ziekte van Aujeszky, 108
Prolapsus uteri, zeug, 236
PRRS-vaccin, 271,586

Rabiesvaccinatie, hond. 618
Renale acidose, paard, 675
RESIDUEN

Loodresiduen, voedsel en weefsels, 197

Zie ook ANTIMICROBIëLE THERAPIE, INTOXICATIES en VLEES-
KEURING

Retentio secundinarum, paard, 405
Rhinopneumonie-inenting, paard, 20
Risico-analyse, diergezondheid, 749
Risicofactoren, varken, 669

Ritueel slachten, godsdienstige aspecten, 230,411, 544
RUND

Abortus, 441
Botulisme, 306

Boviene virus diarree (BVD), 536
Bruise koe, 481

BVD-virus-infecties, vaccinatie, 113
Clenbuterol, 245
Coli-getal, 495

Dynamische meting, melkmachine, 495
Emissio penis, 33
Endometritis, 480

Escherichia coli, serotype OI57:H7, faeces, 36
Faeces,
Escherichia coli, serotype Ol 57:H7,36
Fertiliteitsproblemen, 218,441
Hechttechniek, Sectio caesarea, rund, 267
Impotentia coeundi, 33

Leptospira hardjobovis, detectie in runderurine, 261

Leptospirose, 81,292

Longworminfecties, 322, 544

Loodintoxicatie, 197

Melkmachine, dynamische meting, 495

Mesothelioom, kalf, 202

Mycobacterium paratuherculosis, rund, 260

Ovum pick-up, 61

Paratuberculose, 128,260,298

-ocr page 10-

Referaten, 44,278, 343,446,482, 545,587,619

Salmonella dublin, 101

Sectio caesarea, hechttechniek, 267

Stress, 495

Tankcelgetal, 495

Tuberculose, 187

Vaccinatie tegen BVD-virus-infecties, 113
Wat is uw diagnose?, 278 282
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
RVV-Mededelingen

Marian Oenema voorlichter RVV, 131
Onderzoek uierweefsel, 370

Invoerbepalingen Australië honden en katten in reizigersverkeer, 476
Berichten van de RVV, 585

Nieuw controlesysteem pluimveebedrijven door bevoegde dierenarts,
648

Bedwelming van speciale noodslachtingen, 649
Klinische Aujeszky aangifteplichtig, 649

Salmonella dublin, rund, 101
Sarcoid, paard, 756
SCHAAP

Referaten, 343,446,619
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Schietmasker, 264
Schimmelinfectie, paard, 756
Sectie-overzicht, varken, 629
Sectio caesarea, hechttechniek, rund, 267
Sedativa-voorschrift, gezelschapsdieren, 768
Selectiecriteria, immunulogische, varken, 568
SerpuUna hyodysenteriae, varken, 263
Sierpluimveehouderij, NCD-vaccinaties, 735
Slachtdieren, 242,264
Specialisatie in Europees perspectief, 234
Specific pathogen free (SPF)-programma, varkenshouderij, 390
Sporothrix schenckii, paard, 500
Sporotrichosis, paard, 500
Streptococcus suis serotype 2, big, 262
Streptokokken-infecties, varkens, 123
Stress, rund, 495

Stniisvogelhouderij, Nederland, 476
STUDENTENREFERATEN

Overzicht studentenreferaten, 111,344,407, 774
ActinohaciUus equuli, 675

Afvoerredenen bij melkvee; een vergelijking tussen landen, 408
Ammoniumchloride ter preventie van urolithiasis bij mestlammeren,
407

Analyse van risicofactoren voor BSE in Nederiand, 717
Apexfracmren, 371

De betekenis van het voorkomen van bepaalde bacteriën in de lymfkno-
pen van slachtvarkens, 311, 546

De etiologie van cysteuze ovariële follikels bij het rund. 250, 546
Dermatitis digitalis, a classification system, 370
De therapie bij klinische acetonemic bij het rund, 142
De tracheotubus, 345

De voortekenen van het afkalven van vleestypische kruislingvaarzen,
142

Epidemiologische aspecten van dictyocaulose: Een literatuuronderzoek,
605

Fertiliteit van de hengst; een quantificering van het reproduktieresultaat.
483

Hedendaagse inzichten in de etiologie van comage, 546
Hoefbevangenheid bij het paard, 447
Hyperlipemie, 723

Immuniteit tegen bovien respiratoir syncytiaal virus en infectie en vacci-
natie, 446

Is er een rol voor fosfaat in de etiologie, therapie en preventie van melk-
ziekte?, 408

Overzicht van enkele reproduktiekenmerken bij Friese hengsten, 142
Pseudomonas-masUUs bij het rund; een literatuuroverzicht, 112
Slrong)>lus vulgaris en Cvathostominae als oorzaak van koliek bij paar-
den, 723

Toxocara canis-, Toxacara cati- en Toxascaris /fon/no-infecties bij hon-
den en katten en hun therapie, 345

Vaccinaties bij schapen, 483

Varroatose en de chemische bestrijding van Varroa jacobsoni, 728
Veiligheidsaspecten van het verhitten van voedsel in de huishoudmagne-
tron, 371

Vergelijking hechmaterialen en hechtmethoden, 222
Virale zoönosen in Nederland, 717
Werkzaamheid van IBR-vaccins, 723
Wild als monitor voor schadelijke stoffen in het milieu, 345
Zoönosen bij door de AID in beslag genomen dieren, 250
Swine Vesicular Disease (SVD), 332

Tankcelgetal, 495

Taxus ftflccafa-vergiftiging, aansprakelijkheid, paard, 612
Taylorella equigenilalis, paard, 261
Tiguvon*, hond en kat, 45, 219
TIJDSCHRIFT voor DIERGENEESKUNDE
Abuis, 17

Banden TvD, 105, 131, 188,210,258, 281,285,307,309,316,329,337,
341, 371, 380,404,406,444,446,478,491, 508, 514, 649,697, 743,777
Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1993, 18, 20,24, 75, 86
Editorial, 159,229, 259, 287,321, 359, 389,419,455,493,522, 597
Hoofdredactie, 1, 29, 55,229, 321,359, 389,419,455,493,522, 597,
627

Ingezonden brieven, 46,47,48, 70, 102, 103, 135, 136, 148, 186, 187,

244,245,369,409, 508, 544, 611,612, 769, 770,771

Kopij op diskette, 14,45,51, 104, 147,218, 225,253,305,309,316,

345, 346, 351,445,490, 507, 548, 556, 586,652,683,697, 745,770

Nieuws van de industrie, 42, 79, 134,221, 308, 340, 369,443, 508, 585,

612,681,683,773

Op verwijzing, 6, 234,420

Rectificatie, 355

Studentenreferaten, 111, 142,222, 250, 311, 344, 370,407,446,483,
546,605,675, 717, 723, 728,774

Uniforme voorschriften voor inzenders van manuscripten naar biomedi-
sche tijdschriften, 10

Van de hoofdredactie, 29, 55, 102, 627, 667, 703, 747
Van de redactie, 1

Vraag en antwoord, 20,44, 81, 101, 113, 128, 188,218,219,245,246,
278,292, 340, 374, 405,480,481, 510, 538, 588, 618,652,682,737,775
Wat is uw diagnose?, 135 136; 217 220; 278 282; 443 444
Tijdstip oestruspreventie, hond, 539
Tijdstip ovario-hysterectomie, hond, 539
Toedieningstijdstip, poezenpil, 538
Toetsingscriteria, diergeneeskundig handelen, 525, 769
Traditionele vleeskeuring, 93
Tuberculose, boviene, 187

Tumoren, immunotherapie, landbouwhuisdieren. 726

u

Uierweefselonderzoek. 370

V

Vaccinontwikkeling, varkensdysenterie. 263
Vaccinatie tegen BVD-virus-infecties, 113
Vaccinatieschema, parvo, varken, 374
Vancouver style, 10
VARKEN

Aciinobacillus pleuropneumoniae, subunit-vaccin, 263

Antimicrobiële middelengebruik, vleesvarkens, 423

Aujeszky, ziekte van, entadvies, 278

Aujeszky, ziekte van, programmatisch vaccineren, 108

Doodsoorzaken, 629

Echografie, zeugenbedrijven, 188

Entadvies, ziekte van Aujeszky, 278

Immunulogische selectiecriteria. 568

Leeftijd. 123

Management. 669

Maagslijmvliesveranderingen, 669

Parvo, vaccinatieschema, 374

Pathologie, 123

-ocr page 11-

Postmortale bevindingen, 629

Programmatisch vaccineren, ziekte van Aujeszky, 108

Prolapsus uteri, 236

PRRS-vaccin, 271,586

Referaten, 344,545,587

Risicofactoren, 669

Sectie-overzicht, 629

Selectiecriteria, immunulogische, 568

Serpulina hyodysenleriae, 263

Specific pathogen free (SPF)-programma, 390

Streptococcus suis serotype 2, big, 262

Streptokokken-infecties, 123

Swine Vesicular Disease (SVD), 332

Vaccinatieschema, parvo, 374

Vaccinontwikkeling, varkensdysenterie, 263

Varkensdysenterie, vaccinontwikkeling, 263

Verhoging ziekteweerstand, 568

Voeding, 669

Wat is uw diagnose?, 443 444
Zie ook LANDBOUWHUISDIEREN
Ziekte van Aujeszky, entadvies, 278
Ziekte van Aujeszky, programmatisch vaccineren, 108
Ziekteweerstand, verhoging, 568
Varkensdysenterie, vaccinontwikkeling, 263
VD-Besmettelijke Dierziekten

III, 244, 309,371,443,476, 508, 585, 736
VD-Mededelingen

Drs. C.J. Cysouw benoemd tot lid van de Raad voor Veterinaire
Aangelegenheden te Brussel, 111
Geen raadslid maar Raad, 185
NCD-vaccinaties in de sierpluimveehouderij, 735
Veevoederadditieven, interacties met diergeneesmiddelen, 620,696
Verhoging ziekteweerstand, varken, 568
Veterinair antibioticumbeleid, 160
Veterinair tuchtrecht zie KNMvD-Veterinair tuchtrecht
Veterinaire apotheek, 432, 762
Veterinaire epidemiologie, 749
VETERINAIRE HISTORIE
Absyrtus, 136
S. Albrant, 506
Cheiron, 78

Laurenzo Rusio (Rusius), 642

Ruffus,4I2

Vegetius, 280

Oprichting Maatschappij ter Bevordering der Veeartsenijkunde in
Nederland, 46

De oprichting van de veterinaire studentenrijvereniging De Solleysel,
238

Museum diergeneeskunde bestaat 40 jaar, 333,638
Veterinaire volksgezondheid, 38
VHI-Mededelingen

Botulisme op het rund veebedrijf, 306

Inspectie kleine slachterijen door inspecteur Europese Unie, 307
Wijziging van de Opiumwet, 548
Controle-programma chlooramfenicol, 581
Proefonthcffingen beter nageleefd, 582

Controle-programma hygiënisch vangen en bewaren van consumptie-
bloed, 582

De pest als zoönose, 647
Viral haemorrhagic disease, konijn, 503
VLEESKEURING

Bedwelming, slachtdieren, 264,649
Hazard Analysis Criticical Control Point (HACP), 360
Integrale Ketenbeheersing {1KB), 93
Longitudinal Integrated Quality Assurance (LIQUA), 93
Noodslachtingen, 74, 188, 649
Ritueel slachten, 230,411, 544
Schietmasker, 264
Traditionele vleeskeuring, 93
Uierweefselonderzoek, 370
Zie ook RESIDUEN
Vleesproduktie, Hazard Analysis Criticical Control Point (HACP), 360
Vleesproduktie, kwaliteitszorg, 93, 360
Vlooienbestrijding, hond en kat, 45,219
Voeding, diabetes mellitus, hond, 246
Voeding, varken, 669
VOEDINGSMIDDELENHYGIëNE
Consumptiebloed, hygiënisch bewaren, 582

Referaten, 44, 80, 140,311, 342, 372,445,446,482, 536, 544, 587, 619,
653,677
Voedselallergie, hond en kat, 599
VOGELS

Referaten, 312,408
Struisvogelhouderij, Nederland, 476
Zie ook PLUIMVEE
Voor- en nadelen, poezenpil, 538
Voorjaarsdagen zie KNMvD-Voorjaarsdagen
VRAAG EN ANTWOORD
Afbreken loopsheid, 538
Afwijkend socio-sexueel gedrag, 510
Bedrijf met paratuberculose, 128
Behandelingsschema bruise koe, 481
Beoordeling kwaliteit honde- of kattevoer, 682
Beste voer voor hond met diabetes mellitus, 246
Corticosteroïden in de praktijk, 340

De poezenpil: Wanneer voor het eerst? Voor- en nadelen, 538
Diagnose en management van hermafroditisme bij de hond, 618
Diarree bij jonge gespeende kittens, 245
Druppeltjes in de nek, 45,219

Echografie als onderdeel begeleiding zeugenbedrijven, 188

Entadvies ziekte van Aujeszky, 278

Hond met ascites, 775

Leptospirose koopvernietigend?, 81,292

Medicamenteuze behandeling van endometritis, 538

Oren reinigen hond, 652

Othematoom hond, 588

Paard aan de nageboorte, 405

Plotselinge fertiliteitsproblemen, 218

Rhinopneumonie-enting, 20

Tijdstip oestruspreventie en risico\'s van CEH bij de hond, 539

Tijdstip ovariëctomie, 539

W\\<ihrnak Salmonella duhiin, 101

Vaccinatieadvies rabies, 618

Vaccinatieschema ten aanzien van parvo, 374

Vaccineren tegen BVD-virus-infecties, 113

Verschil in effectiviteit en neveneffecten van diverse progestagenen, 539

Verwerpers rund, 442

Wat is cardiomyopathie?, 737

Witvuilen, rund, 480

w

WAT IS uw DIAGNOSE
Kooiker-reu, 135 136
Duitse Herder-pup, 217 220
Kalfskoe, 278 282
Varkens, 443 444
Wet op de identificatieplicht, 383
WETGEVING

Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren, 396,655
Opiumwet, 548

Wet op de identificatieplicht, 383
Wrakke dieren, 104, 186,244

ZEEHOND

Referaten, 342
Ziekte van Aujeszky, aangifteplicht, 649
Ziekte van Aujeszky, entadvies, 278
Ziekte van Aujeszky, programmatisch vaccineren, 108
Ziektekostenverzekeringen, gezelschapsdieren, 449
Ziekteweerstand, verhoging, varken, 568
Zinkprotoporfyrine (ZPP), 197
ZOÖNOSEN

Zoönosen als volksgezondheidsprobleem, 272
De pest als zoönose, 647

-ocr page 12-

Losse inleggers in 1994

T.v.D. 1 januari 1994
T.v.D. 15 juni 1994

T.v.D. 1 juli 1994
T.v.D 1 september 1994

T.v.D. 15 september 1994
T.v.D 15 november 1994

Inlegger Advertentie dierenarts
Inlegger Vertraging in de levering van het
Repertorium Diergeneesmiddelen
Inlegger Wijziging premieplicht
Inlegger Advertentie Leo Pharmaceutical
Products

Inlegger Zeisterdagen 1994
Inlegger Waarnemers zonder zelfstandig-
heidsverklaring vanaf 1 januari in loondienst

Samengestelddoormr. drs. G.Th.A. Menges, Woerden

-ocr page 13-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE RÜYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 1, 1 JANUARI 1994

KLINISCHE LES

Luchtzakmycose: lokale behandeling via een permanente catheter met enilconazol:
R.A. van Nieuw.slaJt en H.C. Kalsheek

OP VERWIJZING

ten tcef die progressief slomer en heser werd; P.J.J. Mandigers. U.S. Kooistra.
I van der Gaag. P.J. Selman en G. R. Riilteinan

Uniforme voorschriften voor inzenders van manuscripten naar biomedische tijdschriftten

WETENSCHAP

6
10

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Driekwart eeuw VVDO: tV. Syhe.\\ma
Met Solvay naar Boston

Antibioticumgevoeligheid van bacteriën geïsoleerd door de gezondheidsdiensten

viMir dieren in Nederland in 1992

Toepassing EDI niet ver weg

Symposium DIO

Help Poolse dierenambulance

BOEKBESPREKINGEN

REFERATEN

VRAAG EN ANTWOORD

Rhinopneumonie-enting: dr. G.J. Binkhorst

ACTUA

15

16

17

18
18
18

5.9, 19

19

20

BIJ DE VOORPLAAT

De redaktie wenst u
een gelukkig nieuwjaar

[Foto: fotobureau \'t Sticht)

KNMvD

MAATSCHAPPIJ-NIEUWS

Landelijke dag vrouwelijke dierenartsen over public relations, vitamine R cn

coaching op inaat: Sophie Deleu 21

Aanpassing salarissen voor dierenartsen en diemarts-assistenten per 1 januari 1994 23

Groep Momoeopatisch-werkende dierenartsen 24
Stichting Dienstverlening Dierenartsen van de KNMvD; üaat premie van uw

ziektekostenverzekering in 1994 weer omhoog? 24

TIACIL OOGDRUPPELS BIJ OOGINFEKTIES

®

Documentatie op
aanvraag beschikbaar

yirbac

Diergeneesrmiddelen

K O N I N K L 1.1 K K N i: l) l: R L A N D S K MAATSCHAPPIJ VOOR D I K R G F. N h H S K U N D K

-ocr page 14-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybcsma (voorzitter)

Dr. J. M. dc K.ruijf(penningmeestcr)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wenlink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J.G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (GcnI. België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville. Florida. U.S.A.)

Prof. dr. B. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut. U.S.A.)

Prof dr. E. D. Heller (Israel)

Dr. W. A. Munneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia. U.S.A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif(Gent. België)

Prof dr. J. G. van Logteslijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van üirschot (Lelystad)

DrJ.Oosterom (Delft)

Prof dr. A. O. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof. dr. N. C. Pedersen (Davis. California. U S A.)

Prol\', dr. M. Pensaert (Genl, België)

Prof dr. M. Reinacher(Glessen. Gcrmany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrechl)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York. U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Genl, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P F. G. M. van Wacs(Ulrccht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. O. C\'. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr L. F M. van Zulphen (Utrcchl)

BUREAU-REDACTEUR

R.G.J.M Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwixirdigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031. 35ÜX SB Utrcchl (lel.
030-5101 II fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor DiergetweskunJe is hel vereni-
gingstijdschrifl van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niel-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor nicl-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Ulrechl. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
44.1

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0.M62-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V.. Veendam (lel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

All rights reserved

N\'erklaring:

Richtlijnen voor auleurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992:
117:31 -4). De Redactie aanvaardl geen aansprakelijkheid voor schade welke - direcl of indirect - hel gevolg mochl zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen w aarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dil tijdschrift geplaalsie adverlenlies.

Advenenlies kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redaclic worden gew eigerd of ingelrokken.

Niels uil dil lijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakl. dcwr middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ix>k, /onder schriftelijke locstemming van de Redactie.

(Papers appearinf^ in tiiis journal are listed in Current Contents / .Agricultural Biolof^v and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Inde.x 1 eterinarius / 1 \'eterinary Bulletin. Biological .Abstracts. C \'umhridge Scienti/ic .Abstract.\'^}.

Drs. A. W. Udo. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zulven. penningmeester

Drs. A. Moslert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenslra. lid

Drs. S. D. Feilsma. lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. te Ciiffel. secretaris

Mw. drs. M. C. van Ooslrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw.drs. S.A. M.Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. üostindiën

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10. Utrcchl

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11 . Fax 030-511787

PERSONALIA

PAO - DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

CLINICAL PAPERS

Guttural pouch mycosis: local treatment with an indwelling through-the-nose-catheter
with cnilconard;
R.A. van Nieiiwsladt en H.C. Kalsheek

CLINICAL REFERRALS

A female dog progressively growing fatigue and hoarse; P.JJ. Mandigers.
U.S. Kooistra. I. van der Guag. P.J. Selnuinen G.R. Rutteman

25

27

28

K O N I N K L IJ K K N K D K R L A N I) S E MAATSCHAPPIJ VOOR [) I K R (i E N K E S k U N 1) E

-ocr page 15-

Excenef

nr

Bacteriële luchtwegaandoenmgen !
Handel snel, krachtig en voldoende lang

(bevat Cettiofur sodium)

Neusuitvloeiing is dikwijls het eerste teken van een luchtwegontsteking. Snel
ingrijpen is belangrijk! Vanaf de eerste symptomen kan irreversiebele beschadiging
van het long weefsel worden voorkomen. Excenel\' is een breedspectrum cefalosporine
met bactericide werking. Excenel" remt de bacteriële celwandsynthese en wordt niet
geïnactiveerd door B-lactamase producerende pasteurella\'s.

Behandel snel, krachtig en voldoende lang.

1 ml/50kg

Upjohn

ANIMAL HEALTH BENELUX

Rijksweg 12 ■ 2870 Puurs Rubensstraat 167 - PB 252 - 6710 BG Ede
tel: 03/890.92.11 • fax: 03/889.65,32 tel: 08380-36802 - fax:08380-34860

-ocr page 16-

iii^l\'^rrfVriT

VAN DE REDACTIE

Zoals altijd aan het begin van het nieuwe jaar gaat de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
fris van start. Het afschudden van het verleden is op de één of andere manier op 1 januari gemakkelijker
dan anders. De redactie schudt af wat niet goed lijkt en maakt plaats voor verbeteringen die door activitei-
ten in het afgelopen jaar zijn voorbereid.

De eerste fase van de modernisering van inhoud en uitvoering van het Tijdschrift is afgesloten. Het is de
verdere verbetering van de inhoud, die het komende jaar de grootste inspanning vergt.
Zoals bekend kan een tweewekelijks verschijnend tijdschrift nooit de pretentie hebben om nieuws heet
van de naald te brengen. Een dergelijk tijdschrift moet echter wel ingericht zijn om nieuws of nieuwe ont-
wikkelingen te belichten vanuit de veterinaire gezichtshoek.

Het curriculumnummer (Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1993; 118( 18)) is een voorbeeld, dat het ko-
mendejaar een vervolg krijgt in de vorm van vergelijkbare themanummers.

De redactie neemt zich voor meer van zich te laten horen door vaker dan tot nu toe het geval was een edi-
torial te plaatsen.

Er gebeurt veel in de diergeneeskunde dat de moeite waard is om onder de ogen van de lezers te worden
gebracht. Daarnaast gebeurt er veel dat de diergeneeskunde raakt of misschien in de toekomst drastisch
beïnvloedt.

Ook hierover wil de redactie meer berichten, mede op instignatie van de Redactie Advies Raad (RAR). De
RAR wijst de redactie onder meer op interessante randgebieden voor de lezers van het Tijdschrift.

De redactie heeft in elk geval meer dan voldoende plannen om verder te sleutelen aan de inhoud, in de
hoop het Tijdschrift nog beter leesbaar te maken. Dit is de bijdrage aan de lezers voor een voorspoedig en
plezierig 1994!

De Hoofdredactie

T I J D S c H R I F T v {) O R D I E R (i E N E R S K U N I) E , D E E L 119, A F L E V E R I N (i 1 , 1994

-ocr page 17-

iijHir"

■i-
%

i

I

(Foto: fotobureau \'t Sticht)

-ocr page 18-

LUCHTZAKMYCOSE: LOKALE BEHANDELING VIA EEN
PERMANENTE CATHETER MET ENILCONAZOL

Tijdu hr Diergeneesk IW4; 119 3-5

R.A. van Nieuwstadf en H.C. Katsbeeki

SAMENVATTING

Bij een paard met chronische uitvloeiing uit het linker
neusgat, overigens zonder verdere klinische klachten,
werd de diagnose luchtzakmycose ten gevolge van
As-
pergillus fumigalus
gesteld. In eerste instantie werd ope-
ratief aan de linkerzijde juist onder de altlasvleugei een
soepele catheter in de luchtzak geplaatst. De ingezette be-
handeling met een verdunde betadineoplossing had on-
voldoende resultaat. Een voortgezette behandeling via
een permanente door-de-neus-catheter met enilconazol
resulteerde in een restloze genezing.

INLEIDING

Luchtzakmycose is een zelden voorkomende aandoening die
meestal begint in het dorsale gedeelte van het mediale lucht-
zakcompartiment (8). De ziekte komt voor op alle leeftijden,
bij alle geslachten en bij alle rassen. Bij paarden die gedu-
rende de warmere maanden opgestald blijven lijkt de aan-
doening iets vaker voor te komen (7). De ziekte wordt vaker
op het noordelijk dan op het zuidelijk halfrond gezien (3,
11).

De etiologie is nog onduidelijk sn hoewel regelmatig de
schimmels
Aspergillus fumigatus en Aspergillus nidulans
worden aangetoond lijken zij geen rol als de primaire patho-
geen te spelen. Deze schimmels komen ubiquitair voor en
worden ook gevonden in luchtzakspoelsels van gezonde in-
dividuen (8, 13).

In dit artikel wordt de behandeling van een patiënt met lucht-
zakmycose beschreven die bestond uit het lokaal toedienen
van medicamenten via een permanente catheter.

KLINIEK

In maart 1992 werd bij de Kliniek voor Inwendige Ziekten
een acht jaar oude rijpaardmerrie aangeboden met als klacht
sinds drie maanden éénzijdige muceuze neusuitvloeiing aan
de linkerzijde. De eigenaar had geen klachten over de presta-
ties van de merrie en het dier leek hein verder goed gezond.
Behandeling met verschillende antibiotica en chemothera-
peutica had geen resultaat opgeleverd.
Klinisch onderzoek van de patiënt leverde, behalve de één-
zijdige neusuitvloeiing, geen afwijkingen op. Zijdelingse
röntgenopnamen van de keelstreek gaven geen aanwijzingen
voor afwijkingen in de luchtzakken. Endoscopisch^ onder-
zoek van de farynx toonde purulent materiaal bij de klep van
de linker buis van Eustachius. De techniek van luchtzaken-

\' I\'uk^nti\'p Inwendige Zii\'klcn en l\'t)cilin^ der Grote Huisilii\'rvn. Poslhus H(}.152.

35(IH TD Utrn hl
■ Hiherendosctiop Olympus GIF, typeXP2()

^ Indwelling Uterine Infltsei-. Arnolds yeleritiary Prodltets I.ld-. Reading. Berkshire.
England.

\' Imaverol. Janssen Pharmaeeuliea

doscopie is gedetailleerd beschreven (1). In het kort komt het
erop neer dat gebruik gemaakt moet worden van een fiber-
endoscoop met een diameter van ten hoogste 1 cm. Een door
het werkkanaal van de scoop gestoken biopsieapparaat
wordt in de tuba auditiva ingebracht, waarna de scoop onder
geleide hiervan opgeschoven wordt tot in de luchtzak. Bij
endoscopic van de linker luchtzak werd een grote, geelwitte
plaque met een diameter van ongeveer 25 mm gezien tegen
de dorsomediale wand van het mediale compartiment van de
luchtzak. Tevens werd een kleinere plaque gezien ter hoogte
van de Arteria carotis externa in het laterale deel van de
luchtzak. Met een biopsieapparaat werd via de endoscoop
een klein stukje uit de dorsomediale plaque verwijderd. De
rechter luchtzak werd bij endoscopic normaal bevonden.
Een vóór de scopie via een runderurinecatheter afgenomen
monster voor bacterieel onderzoek leverde een mengcultuur
van Bacillus en coliformcn op. Bij onderzoek van het biopt
van de plaque werd
Aspergillus fumigatus gevonden.

BEHANDELING

De linker luchtzak werd chirurgisch benaderd juist ventraal
van de atlasvleugel en een soepele catheter werd via de ope-
ratiewond in de luchtzak aangebracht.
Gedurende veertien dagen werd de luchtzak via de catheter
dagelijks gespoeld met 100 ml van een 1 op 10 verdunning
van een 10% povidonjood oplossing (betadine). Vóór in-
brengen werd de vloeistof op lichaamstemperatuur gebracht.
Na veertien dagen wist het paard helaas de catheter te verwij-
deren en werd besloten de therapie voort te zetten via een
door de neus ingebrachte !uchtzakcatheter\\ Het inbrengen
van de catheter geschiedde onder visuele begeleiding via de
endoscoop vanuit de rechter neusgang. Deze catheter fixeert
zichzelf in de luchtzak met gekrulde uiteinden. Het naar bui-
ten tredende deel van de catheter wordt via een scherpe ca-
nule met een binnendiameter van 2,5 mm door de neusvleu-
gel gebracht en aan de zijkant van het hoofd met een
hechting of leukoplast gefixeerd. In totaal werd zes weken
achtereen met betadine gespoeld.

Wekelijkse controle van de luchtzakken via de endoscoop
toonde aanvankelijk een geleidelijke regressie van de pla-
ques maar in de laatste twee weken trad er een stabiele situ-
atie op waarbij de omvang van de dorsomediale plaque con-
stant ongeveer 15 mm was.

Vervolgens werd besloten om \'s ochtends en \'s avonds beur-
telings te spoelen met een betadine-oplossing en met 100 ml
vaneen 1 op 10 verdunning van een 10%-oplossing van enil-
conazol\'*. Na één week bleek de plaque bij de A. carotis ex-
tema verdwenen en was de dorsomediale plaque in omvang
gehalveerd.

Er werd toen besloten tweemaal daags met enilconazol te
spoelen. Twee weken later was er van de dorsomediale pla-
que nog slechts een speldeknopgrote rest zichtbaar. Deze
rest werd met behulp van het biopsieapparaat via de endo-
scoop verwijderd. Er werd nog één week doorbehandeld met
enilconazol. Gedurende de hele periode dat de luchtzak ge-
spoeld werd, werd het paard tevens tweemaal daags oraal

T I .1 D s C M R I F T V O OR Dl l. R (i H N l: i: S K U N I) F. , D F El. 119, A F L F V E R I N (i

1 994

-ocr page 19-

lAffl

i&iÉliii

m

É il l

met 0,8 M-g/kg clenbuterol behandeld.
Een week na het stoppen van de behandeling was de luchtzak
nog steeds schoon en werd de patiënt naar huis gestuurd,
[iij endoscopische controle drie maanden later bleek de
luchtzak nog steeds schoon en een jaar na aanvang van de be-
handeling bleek het paard bij navraag aan de eigenaar nog
steeds klachtenvrij.

DISCUSSIE

Luchtzakmycose is een zeldzame aandoening waarbij in de
beschikbare literatuur wordt getwijfeld over de oorzakelijke
rol van de gevonden schimmels (8, 13). De gevonden lesies
bestaan uit difterische membranen met een onregelmatig op-
pervlak. De uitgebreidheid van de membranen kan sterk wis-
selen. De membranen bestaan uit necrotisch materiaal met
aan de oppervlakte een mengcuituur van bacterien. De kleur
van de membraan kan wit, geel, bruin en zwart zijn (8).
Histologisch vindt men door de hele membraan schimmel-
mycelia. die tevens binnendringen in het onderliggende
weefsel. De in dit artikel beschreven patiënt voldeed volle-
dig aan het bovenstaande beeld, inclusief de mengcuituur
van bacteriën en de schimmelmyceiia.
In principe kunnen alle, direct tegen de luchtzak aanliggende
weefsels worden aangetast met als meest bekende en ge-
vreesde complicatie de bloeding uit de Arteria carotis interna
of één der andere grote bloedvaten (5). Luchtzakmycose is
meestal éénzijdig doch gevallen van beiderzijdse mycose
zijn beschreven (3, 7).

Meestal wordt als eerste symptoom van luchtzakmycose epi-
.staxis genoemd, eventueel voorafgegaan door muceuze
neusuitvloeiing. De bloeding is niet altijd bij het eerste optre-
den dodelijk maar 50% van de dieren die bloedingen laten
zien overlijden aan deze complicatie (2,6, 7, 8).
Als tweede symptoom wordt melding gemaakt van dysfagie.
Behalve afwijkend eetgedrag wordt regurgiteren van water
en voedsel, hoesten en niezen vernield. De dysfagie kan zo-
wel plot.seling als geleidelijk ontstaan en wordt veroorzaakt
door de aantasting van takken van de Nervus vagus en de
Nervus glossopharyngeus (7).

Als overige symptomen worden vermeld: pijn in het parotis-
gebied, afwijkende houding van het hoofd, kopschuwheid,
stridoren. zweten en rillen, Florner syndroom, koliek en fa-
cialisparalyse (2, 7, 12).

Bij de in dit artikel beschreven patiënt zijn nooit andere
symptomen dan neusuitvloeiing vastgesteld.
De diagnose wordt gesteld op basis van het klinisch beeld, de
anamnese en endoscopie van de luchtzak. Soms, maar lang
niet altijd is een mycotische membraan zichtbaar op een zij-
delingse röntgenopname (1).

De beschreven therapie van luchtzakmyco.se bestaat uit een
aantal onderdelen (1):

- het paard van de grond voeren om afvloei van materiaal uit
de luchtzak te bevorderen;

- in geval van hevige ont.stekingsreaktie en\\of zwelling die
de afvoer van materiaal belemmert: nsaid\'s;

- dagelijks (minimaal éénmaal) spoelen van de luchtzak met
een 0,9% oplossing van NaCl of een 1 op 10 verdunning
van povidonjood (betadine);

- lokale toediening van antimycotica;

- systemische toediening van antimycotica;

- indien nodig: bloedtransfusie(s);

- chirurgisch verwijderen van de membranen na onderbin-
ding van de betrokken arteriën.

Het gebruik van corticosteroïden bij deze aandoening is con-
troversieel. Enerzijds voorkomt het schade ten gevolge van
ontstekingsreacties, anderzijds kan het de aandoening verer-
geren omdat het de lokale afweer tegen het binnendringen
van mycelia afremt (1).

De betrokken Aspergillus-stammen zijn nogal eens resistent
tegen middelen zoals miconazole, ketoconazole, natamycine
en nystatine (4, 10, 18, 19). Amfotericine B is onstabiel in
zuur milieu maar kan intraveneus worden toegediend al wor-
den complicaties als tromboflebitis, depressie, nierbeschadi-
ging, koorts, hypokaliëmie, anemie en gewichtsverlies ver-
meld (14, 15, 19). De keuze voor het gebruik van enilconazol
bij de beschreven patient werd ingegeven door de in de lite-
ratuur vernielde hoopvolle resultaten bij behandeling van na-
sale aspergillose bij de hond (16).

Hoewel bij de meeste beschrijvingen geen melding wordt
gemaakt van het gebruik van ß-mimetica lijkt het ons raad-
zaam dit onderdeel aan de therapie toe te voegen. Het slijm-
vlies van de luchtzakken bestaat voornamelijk uit trilhaar-
epitheel (9).

De chirurgische benadering van de luchtzakken is uitgebreid
beschreven (1), vereist ruime ervaring en is niet zonder risico
omdat het door talloze eollateralen vrijwel onmogelijk is het
operatiegebied tijdelijk (of pennanent) volledig van de arte-
riële bloedtoevoer af te sluiten (17).

Het hiervoorbeschreven geval van luchtzakmycose vormt
een pleidooi voor het controleren van de luchtzakken van het
paard in geval van enkel- of beiderzijdse neusuitvloeiing, ze-
ker als bij faryngoscopie de indruk bestaat dat er materiaal
vanuit de tuba auditiva de farynx inkomt. Endoscopie van de
luchtzak verdient de voorkeur boven andere technieken om-
dat de kans op het stellen van een diagnose met de endoscoop
het grootst is. Bovendien is het gebruik van de endoscoop
ook noodzakelijk voor het diagnostiseren van de belangrijk-
ste differentiële diagnoses: Exercise Induced Pulmonary
Hemorrhage (bleeders). Progressief Zeefbeen Hematoom en
trauma. Het feit dat in de literatuur de bloedneus als eerstver-
melde symptoom staat vermeld en het feit dat minstens 50%
van de dieren met een bloeding overlijdt, benadrukt het be-
lang van een tijdig gestelde diagnose en het tijdig instellen
van een therapie.

SUMMARY

Guttural pouch mycosis: local treatment with an indwel-
ling through-the-nose-catheter with enilconard

In a horse with c hronic unilateral nasal discharge guttural pouch mycosis
caused hy
Aspergillus t\'umigatus ii ü.v diagnosed. A percutaneous indwelling
catheter was surgically installed in the left guttural pouch. Initial treatment
with a povidone iodine .solution proved to he unsatisfactory. Treatment was
continued hy administering enilconazol hy irowv of an indwelling through-
the-nose-catheter. The latter treatment resulted in complete recoveiy.

LITERATUUR

1. Uccch J. liquinc respiratory disorders. Lea & Fcbiger, London. 199 L

2. Ujorklund NK. and Palsson CJ. (iuttural pouch mycosis in the horse. A
surv ey of 7 cases and a ease report. Nord Vet Med 1970; 22: 65.

3. Church S, Wyn-Jones Ci, Park AH et al. Treatment of guttural pouch
mycosis. Equine Vet J 1986: 18: 362.

4. Coad CT. Robinson NM, and Wilhclmus KR. Antifungal sensitivity tes-
ting for equine kcratomycosis. Am J Vet Res 1985; 46: 676.

5. Colles CM, and Cook WR. Carotid and cerebral angiography in the
horse. Vet Ree 1983; 113:483.

6. Cook WR, {)bser\\alions on the aetiology of epislaxis and cranial nerve
paralysis in the horse. Vet Ree 1966; 78: 396.

7. Cook WR. The clinical features of guttural pouch mycosis in the horse.
Vet Ree 1968:83:336.

8. Cook WR, Campbell RSK. and Dawson C. The pathology and aetiology
of guttural pouch mycosis in the horse. Vet Ree 1986: 83: 422.

-ocr page 20-

9. Dyce KM en Wensing CJG. Anatomic van het paard. Bohn. Scheltcma
&Holkema. Utreclit 1980.

10. Cabal MA. Antifungal activity of ketoconazole with emphasis on zoo-
philic fungal pathogens. Am J Vet Res 1986; 47: 1229.

11. Greet TRC. Outcome of treatment in 35 cases of guttural pouch mycosis.
Equine Vet J 1987; 19:483.

12. Hilbert BJ, Huxtable CR, and Brighton AJ. Erosion of the internal ca-
rotid artery and cranial nerve damage caused by guttural pouch mycosis
in a horse. Aust Vet J 1981; 57: 346.

13. Johnson JH, Merriam JG, and Attleberger M. A case of guttural pouch
mycosis caused by
Aspergillus nidulans. VM/S AC 1973; 68: 771.

14. McMullan WC, Joyce RJ, Hanselka DV el al. Amphotericin B for the
treatment of localized subcutaneous phycomycosis in the horse. J Am
Vet Assoc 1977; 170: 1293.

15. Sande MA, and Mandell GL. Antifungal and antiviral agents. In:
Goodman and Gilman\'s The Pharmacological Basis of Therapeutics.
7th Ed. Macmillan Publishing Co., New York I985,pag. 1219.

16. Sharp NJM. and Sullivan M. Treatment of canine nasal aspergillosis
with systemic ketoconazole and topical enilconazolc. Vet Ree 1986;
118:560.

17. Smith DM, and Barber SM. Guttural pouch hemorrhage associated with
lesions in the maxillary artery in two horses. Can Vet J 1984; 25: 239.

18. Stamm AM, and Dismukes WE. Current therapy of pulmonary and dis-
seminated fungal diseases. Chest 1983; 83: 911.

19. Utz JP. Chemotherapy of the systemic mycoses. Med Clin North Am
1982; 66: 221.

ULTRASCHALLDIAGNOSTIK BEI HUND UND KATZE

F. Barr, Gustav Fischer Verlag, Stuttgart, 1992. vertaald
door M. Flückiger en D. Flückiger-Gukelherger.
Dit hoek betreft de Duitse vertaling van \'Diagnostic
Ultrasound in the Dog and Cat \', uitgegeven in 1990 door
Black^\'ell Scientific Publications te Oxford.

De vertalers hebben op verschillende plaatsen kleine, maar
wel zeer waardevolle aanvullingen gegeven op de originele
tekst. Een aantal echobeelden is vervangen door vergelijk-
bare afwijkingen, waarbij de firmanaam van het gebruikte
echo-apparaat frequent niet verwijderd is. In het algemeen
zijn deze veranderingen verbeteringen geworden. Alle af-
beeldingen zijn minder contrastrijk weergegeven dan in de
Engelstalige versie, hetgeen de kwaliteit ervan zeer duidelijk
ten goede gekomen is.

Het boek begint met een eenvoudige uitleg van de principes
van het diagnostisch gebruik van ultra-geluid, de diverse
weergave-methoden (A-, B- en M-mode) en de bespreking
van de verschillende transducer-types. De beoordeling van
de echobeelden en de beschrijving, inclusief illustratie van
de meest voorkomende artefacten sluiten dit hoofdstuk af,
samen met enige informatie over Doppler-technieken.
De overige hoofdstukken omvatten het echografische onder-
zoek van de diverse organen of orgaansystemen in buik- en
borstholte, waarbij scantechniek, normaalbeeld en verschil-
lende afwijkingen overzichtelijk aan de orde worden gesteld.
Onder de echobeelden werken schematische tekeningen ver-
helderend om de diverse structuren aan te duiden. Jammer is
het achterwegeblijven van de beschrijving van het karakte-
ristieke beeld van de invaginatie, een aandoening waarbij
echografie zo goed de indicatie voor een laparotomie kan ge-
ven. De uitgebreide beschrijving van echografisch onder-
zoek van de pancreas en de bijnieren toont de moeilijkheids-
graad ervan aan. De mening dat echografisch onderzoek van
het hart met een sector-scanner uitgevoerd moet worden, is
grotendeels maar zeker niet geheel overeenkomstig de waar-
heid. De diagnostische waarde van echografisch onderzoek
van het oog en opper\\\'lakkige weke delen, zoals spieren en
pezen blijkt uit de laatste hoofdstukken van dit boek.

Het afsluitende hoofdstuk behandelt diverse aspecten van
het nemen van een biopt onder echo-begeleiding. Niet ver-
meld staat dat de combinatie van percutaan prostaatbiopt on-
der echo-begeleiding met een \'prostaat-wash\' de meeste
kans op correcte diagnostiek oplevert.
Dit prettig leesbare boek met veelal duidelijke illustraties
kan en zal voorzien in de toenemende behoefte aan meer
schriftelijke informatie over diagnostische toepassingen van
echografisch onderzoek bij gezelschapsdieren, voor zowel
de beginnende als voor de reeds wat gevorderde gebruiker
van een echo-apparaat, zowel primair als in aanvulling op de
diverse cursussen over echografie bij gezelschapsdieren.

J. W. Garretsen

T I J D S C II R I K T VOOR D I F. R (i E N E E S K U N 1) E , D E E 1. 1 19, A F l. E V E R I N (i 1 , 1994

-ocr page 21-

II 11 iniJii^éiaii*

EEN TEEF DIE PROGRESSIEF SLOMER
EN HESER WERD

PaulJ.J. Mandigers^ Hans S. Kooistrai\'^,

Ingrid van der Gaag^, Paulus J. Selman^ en Gerard R. Ruttennan^

Tijdschr Diergeneesk 1994; 119:6-9

SAMENVATTING

Op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren werd
een teef (Schotse Herdershond, acht jaar oud, niet gecas-
treerd) aangeboden met een beeld dat deed denken aan
door endogeen progesteron geïnduceerde acromegalie en
cysteuze endometriumhyperplasie. Hiermee in overeen-
stemming werd een verminderde glucose-tolerantie ge-
vonden, doch geen verhoging van de groeihormoon-con-
centratie in het plasma. Dit laatste berust waarschijnlijk
op het dalen van de progesteron spiegel aan het eind van
de luteale fase waardoor de prikkel voor een overmatige
groeihormoon-secretie was weggevallen. Na een ovario-
hysterectomie normaliseerde zich de glucosetolerantie.

PATENT

Een acht jaar oude niet-gecastreerde vrouwelijke Schotse
Herdershond (25 kg) werd op de Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren in verband met traagheid en een sinds
enige maanden bestaande heesheid aangeboden ter onder-
zoek en behandeling. De hond hijgde veel en wilde minder
graag wandelen. De laatste loopshcid had 3
\'/2 maand eerder
plaats gevonden. De voorgaande loopsheden waren, met een
regelmaat van elke negen maanden, normaal verlopen. Dc
eetlust van de patiënt was goed en volgens de eigenaar was er
geen sprake van polyurie en polydipsie (PU/PD). De eige-
naar meldde daarnaast dat de hond veel in de genitaalstreek
likte.

Bij het lichamelijk onderzoek werden vergrote interdentale
ruimten en prognathie gezien (foto 1) als ook zwelling van
de gingiva. Daarnaast werd een geringe, heldere, mucoïde
vulva-uitvloeiing gezien. Dc mammae waren vergroot en uit
de tepels kwam bruin-wit secretum.

Het uitgevoerde bloedonderzoek toonde het volgende: he-
matocriet 0.47 1/1 (normaal 0.42-0.57), leucocyten 8.2*10\'^/l
(5.9-13.8 10\'\'/1) met een normale differentiatie, ureum 5.0
mmol/1 (nomiaal 3.0-6.5 mmol/1), kreatinine 94 |amol/l (nor-
maal < 5()|jmol/l 1.2* lichaamsgewicht), nuchter glucose
5.5 mmol/1 (normaal 3.9-5.0 mmol/1). Een intraveneuze glu-
cose-tolerantie test (iv-GTT), (via de vena cephalica met een
50 % glucose oplossing; 2 ml per kilogram lichaamsgewicht)
was afwijkend (fig. 1), het welk tot de conclusie leidde dat
bij deze patiënt een verminderde glucose-tolerantie (poten-
tiële diabetes mellitus) aanwezig was. Bij deze patiënt bleek

\' Spt\'cialislL\'n interne geneeskunde der gezelschapsdieren i.o.

- V\'akgnK\'p Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit Diergeneeskunde.

Universiteit Utrecht. Po.sthus HO. 154. J.IOfl TD Utrecht

l\'akgrwp Pathologie. Faculteit Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus

mlSKimrO Utrecht
geen sprake te zijn van exogene toediening van progesteron
en/of corticosteroïden en tevens had de patiënt geen uremie
of obesitas.

De urine bevatte een normale cortisol/kreatinine ratio
(6.5 10-^) en het plasma-progesteron-gehalte was 0.8 tig/ml
(post-luteaal)
(19). Het plasmagehalte van groeihormoon
(GH) was
1.6T|g/mlen \'insulin-growthlike-factors-I\' (IGF-I)
93.6 T|g/ml, welke waarden niet afwijkend zijn (10). Een
clonidine\' stimulatietest gaf lage basale groeihormoonwaar-
den te zien zonder een duidelijke respons (fig. 2).
De conclusie van dit onderzoek was dat er bij deze patiënt
sprake was van een hoogstwaarschijnlijk door endogeen pro-
gesteron geïnduceerde acromegalie met nu als enige bioche-
misch nog aantoonbare afwijking een afwijkende glucose to-
lerantie. Op basis hiervan werd besloten tot een
ovariohysterectomie (OVH). Zowel macroscopisch als mi-
croscopisch vertoonde de uterus het beeld van cysteuze en-
dometrium-hyperplasie
(6,13). Een week na de operatie was
de hond al veel levendiger dan voor de operatie.
Een maand en twee maanden na de operatie is de iv-GTT
herhaald (fig. 1). De iv-GTT van twee maanden na de opera-
tie nadert de bovengrens van de referentiewaarden.
Momenteel, een jaar na chirurgie, maakt de patiënt het nog
steeds goed. Dc zwelling rond de tanden lijkt af te nemen en
de hese blaf is verdwenen.

DISCUSSIE

Bij de hond kunnen na (herhaalde) toediening van progesta-
tiva, maar ook na het doormaken van enkele oestrische cycli
verscheidene problemen ontstaan. Dit betreft onder andere
pseudolactatie -hetgeen op zich een fysiologisch gebeuren
is-, cysteuze endometrium hyperplasie (CEH) en acromega-
lie (hypersomatotropisme).

Signalement, anamnese en lichamelijk onderzoek leiden bij
de patiënt tot de verdenking op zowel CEH als acromegalie.

Foto 1. Gebit van de patiënt (acht jaar oude vrouwelijke Schotse
Herdershond) op het moment van verwijzen. Onderlinge afstand tussen
de elementen was de laatste jaren steeds groter geworden Deze benige
veranderingen zijn niet-reversibel.

T I J I) S C\' 11 R I F T V O O R D I K R (i H N i: E S K U N I) F , D E E L 119, AFLEVERING 1 , 1994

-ocr page 22-

VoorCEH pleitten: acht jaar oude teef 3\'/2 maand post-oest-
rus, sinds enige tijd slomer en de aanwezigheid van vulvauit-
vloeiing. Voor acromegalic pleitten: sinds enige lijd slomer,
veel hijgen, vergrote interdentale ruimten, prognathic en de
afwijkende glucose-tolerantie.

CEH

I M

1 AffV-VI

Bij de hond wordt CEH al sinds 1952 in verband gebracht
met exogeen of endogeen progesteron (25). De fysiologische
endogene bron van progesteron is het ovarium in de proges-
tagene fase. Pathologische bronnen zijn persisterende cor-
pora lutea en progesteron producerende luteomen (3).
Luteomen komen overigens slechts zelden voor (3). CEH
ontwikkelt zich in de loop van enkele jaren. De progestagene
fasen induceren bij nagenoeg iedere oudere teef in de loop

Iv-GLUCOSE-TOLERANTIETEST

30

20

10

60

15 45

Tijd In minuten

Figuur 1. Resultaten van de intraveneuze glucose-tolerantletesten van de
patient (een acht jaar oude vrouwelijke Schotse Herdershond) een week
voor OVH (■), een maand na QVH (•) en twee maanden na OVH (
a).
Tevens is weergegeven de bovengrens van de referentiewaarden van de
intraveneuze glucose-tolerantietest ( ). De gestippelde balk toont het rete-
rentiegebied voor nuchtere plasmaglucosewaarden.

van jaren CEH (6,13). Dow (6) onderscheidt op basis van
macroscopische en microscopische beelden vier typen van
CEH. Niet alle typen uiten zich hetzelfde. Bij de mildere ty-
pen (1 en II) worden geen tot weinig klinische problemen ge-
zien. Patiënten met type IV zijn echter zeer ziek. Deze pa-
tiënt was qua patholoog-anatomisch beeld een type
I. Als
exogene progestagenen toegediend worden in de oestrogene
fase of direct daarna veroorzaakt dit eerder een CEH. De
door oestrogenen veroorzaakte verhoging van de expressie
van endometriale receptoren voor progesteron zouden een
verklaring voor deze verhoogde gevoeligheid zijn (11, 14,
18).

Acromegalie

Aan hypersomatotropisme of acromegalic werd gedacht op
basis van de klinische presentatie van deze patiënt en de af-
wijkende glucose-tolerantie. Het klinische beeld van acro-
megalic bij de (oudere) hond kan worden gekenmerkt door:
inspiratoire stridor door de weke delen zwelling in het oro-
linguale/pharyngeale en laryngeale gebied, toegenomen
huidplooivorming, abdominale omvangsvermeerdering,
PU/PD, hyperglycemic en sloomheid. Bij een aantal honden
ziet men ook vergrote interdentale ruimten en uitgroei van de
kaken (7,8,9). Het wordt geassocieerd met exogeen en/of en-
dogeen progesteron (7). Recent hebben Selman et al., (24)
aangetoond dat bij de hond het GH in de melkklierpakketten
geproduceerd wordt onder invloed van progesteron.
Het GH, een diabctogeen hormoon, vermindert het aantal in-
suline-receptoren en stimuleert de hepatische gluconeogene-
sis. GH vertraagt daarnaast het insuline-afhankelijke in-
tracellulaire glucosemetabolisme (1,16). De hyperglycemic
die hierdoor manifest wordt kan via een hyperinsulinemie
met perifeer een insulineresistentic uiteindelijk leiden tot een
uitputting van de eilandjes van Langerhans. Biochemisch
vindt men eerst een afwijkende glucose-tolerantie zonder
een verhoging van het nuchter glucosegehalte, daama een
verhoging met een afwijkende glucose-tolerantie en uitein-
delijk een manifeste diabetes mellitus (9,10). Als differen-
tiële diagnoses voor een verminderde glucose-tolerantie gel-
den hypersomatotropisme door exogeen of endogeen
progesteron (7,8,10), hyperadrenocorticisme (5,7,8,10),
exogene corticosteroïden (5,10), perifere insuline-resistentie
ten gevolge van een uremie (4), obesitas (10,17) en stress (5).
Ook kan nog gedacht worden aan hyperglucagonisme (10)
en een verminderde glucose-tolerantie door het glucocorti-
coïde effect van progesteron (15). De meningen over een
dergelijk glucocorticoid effect lopen overigens uiteen (2).

Voor screening in de eerstelijns praktijk is een eenvoudige
methode voor het verkrijgen van aanwijzingen dat er sprake
is van een door progesteron geïnduceerd hypersomatotro-
pisme, het bepalen van het nuchtere bloedglucosegehalte.
Dit is vaak licht verhoogd (10). Alle honden met deze aan-
doening zouden daarnaast een verminderde glucose-toleran-
tie hebben (9,10). Soms wordt het volledige beeld van diabe-
tes mellitus gezien. Na elke loopsheid of progestagene
toediening kan de glucose-tolerantie afnemen en uiteindelijk
kan zo diabetes mellitus manifest worden (10). Na het vast-
stellen van een
abnonTiaal glucosemetabolisme kan de diffe-
rentiaal diagnose lijst voor dit probleem uitgewerkt worden.

Als therapie wordt geadviseerd de toediening van de exo-
gene progesteronbron te stoppen en een OVH uit te (laten)
voeren.

-ocr page 23-

II I «1

faiiirfy

■Ml«

éÊ

Voor de definitieve diagnose acromegalie dienen de basale
concentraties van GH en IGF-I in
plasma te worden bepaald.
Deze zijn beide verhoogd tijdens de actieve fase van hyper-
somatotropisme. Dat de hypofyse het GH pulsatiel afgeeft
wordt GH door middel van een stimulatietest bepaald
(12,26). Bij door progesteron geïnduceerd hypersomatotro-
pisme vindt er een continu hoge afgifte van het GH plaats
vanuit de melkklicrpakketten en worden geen lage waarden
meer gezien (23,24). Afwijkingen in de GH secretie kunnen
vastgesteld worden tijdens dynamische studies, waarbij men
plasma waarden bepaalt na stimulatie met \'human groeihor-
moon releasing homione\' (hGHRH) of
Clonidine. Bij nor-
male dieren ziet men een afgiftepiek vanuit de hypofyse tij-
dens het eerste uur van de stimulatietest (23). Bij acromegale
honden is het hypothalamus-hypofyse systeem door de GH-
produktie vanuit de melkklieren zodanig onderdrukt dat er
geen stimulatie meer op kan treden van de hypofyse. Men
vindt dan nog slechts de continu hoge GH-concentraties
welke door de melkklicrpakketten worden afgegeven (24).
Bij deze patiënt waren de glucosewaarden tijdens de iv-GTT
afwijkend, maar de GH-concentraties tijdens de clonidine-
stimulatietest bicken laag en niet stimuleerbaar. Een derge-
lijke waarneming is eerder beschreven (21,23,24). Hierbij
werd waargenomen dat tijdens een (nagebootste) progesta-
gene fase de stimuleerbaarheid van GH door hGHRH en
Clonidine onderdrukt is. Men ziet dan geen GH-piek (fig. 2).
Een mogelijke verklaring voor de gevonden waarneming
van een klinisch acromegaal beeld (met een verminderde

•O-

I.

X
O

40-

O

ts

30

20

§

3 ,0-

X

O

o~
0 "

20-

0 -

-15

I
O

»-

O -
-IS

-r"

IS

-IS

30 46 eo 75 90
Tijd in minuten

Figuur 2. Resultaten van de GH-stimulatietest (met Clonidine 1ü nng/kg)
van deze patiënt (zie verder figuur 1). In paneel A en B is de reactie van
niet-acromegale
honden in de anoestrus (r) (n=15) en in de metoestrus
(a) (n-10) weergegeven (27). Bi| de niet-acronnegale honden in metoest-
rus, IS respons van GH na toediening van Clonidine geringer dan van ge-
zonde honden in de anoestrus, In paneel C is de GH
-respons van de pa-
tiënt weergegeven (O). Deze is duidelijk verlaagd.

glucosetolerantie) met lage GH-concentraties is dat bij deze
patiënt, die onder de invloed van endogeen progesteron heeft
verkeerd, in de voorbij gegane periode een toegenomen GH-
afgifte plaats had gevonden. De verminderde glucose-toler-
antie had nog niet tot diabetes mellitus geleid, en was, op het
moment van aanbieden, over het dieptepunt heen. Met het
dalen van de progesteronconcentratie is ook de verhoogde
GH-secretie tot normale niveaus teruggekeerd. Dit laatste
verloopt vrij snel (10) in tegenstelling tot de glucosetoleran-
tie die nog enige weken tot maanden afwijkend kan blijven
(9,10).

De gevonden afwezige stimuleerbaarheid van de afgifte van
GH door de hypofyse pleit voor een nog steeds onderdrukt
zijn van het hypothalamus-hypofyse systeem.
De conclusie is dan ook dat bij deze patiënt ondanks het feit
dat er geen verhoogde GH-afgifte is gevonden er toch een
door progesteron geïnduceerd hypersomatotropisme aanwe-
zig was. Hiervoor pleit de niet stimuleerbaarheid van de
clonidinetest èn normaliserende glucose-tolerantietesten.

DANKBETUIGING

De auteurs willen bij deze hun dank uitbrengen aan drs. L.F.H. Theijse voor
het verrichtten van de ovariohysterectomie.

SUMMARY

A female dog progressively growing fatigue and hoarse

A female dog (Collie dog, eight years of age, non-spayed) was referred to
the University\' Clinic for Companion Animals with signs and symptoms sug-
gesting endogenous progesterone-induced acromegaly and cystic endome-
trial hyperplasia. The dog had glucose intolerance, hut the growth hormone
concentration in plasma
muv within the reference range. The latter was pro-
bably due to the decline of progesterone at the end of the luteal phase, resul-
ting in an abrogation of the process of progesterone-induced growth hor-
mone hypersecretion. After ovariohysterectomy the glucose-tolerance
normalized.

LITERATUUR

1. Ader M, Agajanian T, Finegood DT, and Bergman RN Recombinant
Deoxyribonucleic Acid-Derived 22K- and 20K-(luman Growth
Hormone generate equivalent diabetogenic effects during chronic infu-
sion in dogs. Endocrinology 1987; 120:725-31

2. Ahmed-Sorour II. and Bailey CJ. Role of Ovarian hormones in the long-
term control of glucose homeostasis. Hormone Res. 1980; 1.1:396-403

3. Boyd W. The female reproductive system. In: A textbook of Pathology,
Kimpton. London, 1970; 999-1005.

4. Bovee KC. Metabolic disturbances of uremia. In: Canine Nephrology.
Harwal Publishing Co. 1985; 565-70

5. Cornelius LM. Abnormalities of the .standard biochcmical profile. In:
Small Animal Diagnosis. Lorenz MD en Cornelius LM (eds.) J.B.
Lippincott Company, Philadephia. 1987; 558-61

6. Dow C. The cystic hyperplasia-pyometra complex in the bitch. Vet. Rec
1957; 69:1409-14

7. Eigenmann JE, and Vcnker-van Haagcn AJ. Progestagen-induced and
spontaneous canine acromegaly due to reversible growth hormone over-
production: Clinical picture and pathogenesis. J Am Anim Hosp. Assoc
1981; 17:813-21

8. Eigenmann JE. Diabetes Mellitus in Elderly Female dogs: recent fin-
dings on pathogenesis and clinical implications. J Am Anim Hosp Assoc
1981; 17:805-22

9. Eigenmann JE, Eigenmann R Y. Rijnberk A, van der Gaag I. Zapf J, and
Froesch ER. Progesterone-controlled growth hormone overproduction
and naturally occurring canine diabetes and acromegaly. Acta
Endocrinol 1983; 104:167-76

10. Eigenmann JE. Pituitary-hypothalamic diseases. In: Textbook of veteri-
nary internal medicine. Ettinger S.J. (ed). W.B. Saunders Company
Philadelphia. 1989; 1579-609

11.Femandes PA, Bowen RA. Sawyer HR. Nett TM, and Gorell TA
Concentration of receptors for estradiol and progesterone in canine en-
dometrium during estrus and diestrus. Am J Vet Res 1987; 50:64-7

12. French MB, Viatkus P. Cukerman E, Sirek A, and Sirek OV., Secretory
pattern of canine growth hormone. Am J Physiol 252 1987; (Endocrinol.
Metab. 15):E268-72

13. Johnson CA. Uterine diseases. In: Textbook of veterinary internal modi-

-ocr page 24-

cine. Ettinger S.J. (ed) W.B. Saunders Company Philadelphia 1989;
1979-2005

14. Johnston SD, Kiang DT. Seguin BE. and Hegstad RL. Cytoplasmic estr-
ogen and progesterone receptors in canine endometrium during the
estrous cycle. Am J Vet Res 1985; 46:1653-8

15.Kalkhoff RK. Metabolic effects of progesterone. Am J Obstet and
Gynec 1982; 142:735-9

16. Magri KA, Adamo M, Leroith D, and Etherton TD. The inhibition of in-
sulin action and glucose metabolism by porcine growth hormone in por-
cine adipocytes is not the result of any decrease in insulin binding or in-
sulin receptor kinase activity. BiochemJ 1990; 266:107-13

17. Mattheeuws D, Rottiers R. Baeyens D. and Vermeulen A. Glucose tole-
rance and insuline response in obese dogs. J Am Anim Hosp Assoc
1984; 20:287-93

18. Murray MK, and Verhage HO. The immunocytochemical localization
of a cat uterine protein that is estrogen dependent (CUPED). Biol
Reprod 1985; 32:1229

19. Okkens AC, Dieleman DJ, Bevers MM, and Willemse AH. Evidence for
the non-involvement of the uterus in the lifespan of corpus luteum in the
cyclic dog. Vet Quart 1985;7:169-73

20. Rijnberk A, Eigenmann JE, Belshaw BE, Hampshire J, and Altszuler N.
Acromegaly associated with transient overproduction of growth hor-
mone in a dog. J Am Vet Med Assoc 1980; 177:534-7

21. Rutteman OR, Stolp R, Rijnberk A, Loeffler S, Bakker JA, Bevers MM.
Meulenberg PMM, and JE Eigenmannn Medroxy-progesterone acetate
administration to ovariohysterectomized oestradiol-primed beagle
bitches. Acta Endocrinol (Copenh) 1987; 114:275-82

iJULif-rfrittÄÄÄiJ-« r^

i i I iiii \\ k ii fili

22. Rutteman GR, Misdorp W, van den Brom W, and Rijnberk A. Anterior
pituitary function in female dogs with spontaneous mammary tumors: I.
Growth hormone. Anticancer Res 1989; 9:235-40

23. Selman PJ. Mol. JA. Rutteman. GR. and Rijnberk A. Progestins and
growth hormone excess in the dog. Acta endocrinologica (Copenh)
1991; 125:42-7

24. Selman PJ Mol JA el al. Progestin-induced growth hormone excess in
the dog originates in the mammary gland. Endocrinol 1994; (in press)

25. Teunissen GHB. The development of endometritis in the dog and the ef-
fect of oestradiol and progesterone in the uterus. Acta Endocrinol 1952;
9:407-20

26. Watson ADJ. Rutteman GR. Rijnberk A. and Mol JA. Effect of somato-
statin analogue SMS 201-995 and antiprogestin agent RU 486 in canine
acromegaly. Front Horm. Res. 1987; 17:193-8

\'Xlonicline. Catapresan^. Boehin^er Ingelheim B.i\'.. Alkmaar

op verwijzing namens de

Groep Veterinaire Specialisten

coördinatie R. C. Nap, spec chir gezelschapsdieren

DUURZAME VEETEELT IN ZUID-OOST AZIA

Sustainable animal production from small farm systems in
South-East Asia. C. Devendra, FAO Animal Production and
Health Paper nr. 106. Rome JW.

Dc voortdurende bevolkingsgroei in Zuid-Oost Azië vraagt
tegelijkertijd met de noodzaak de heersende armoede te be-
strijden, een betere aanpak van de veeteelt op de kleine be-
drijven.

In de FAO-serie \'Animal Production and Health\' wordt dit
onderwerp behandeld in de hier te bespreken aflevering van
die serie.

Het kleine bedrijf is de ruggegraat van de voedselproduktie
in dit deel van de wereld.

Met een toename van de erosie door overbegrazing is het
noodzakelijk om een intensivering te begeleiden door onder-
zoek en voorlichting. Het boekje van 143 pagina\'s behandelt
de verschillende relevante elementen, zoals voedselbronnen,
de bestaande hinderpalen op de weg om te komen tot een be-
tere produktie, de potent-aanwezige technologieën, die de
duurzaamheid kunnen waarborgen, alsmede het ontwikkelen
van geïntegreerde systemen. Zo is het ontbreken van een
goede veterinaire infrastructuur één van de grootste belem-
meringen om te komen tot een betere produktie.
Ondanks deze vaststelling kan statistisch gezien gesproken
worden van een voortdurende jaarlijkse groei. De vleespro-
duktie nam de laatste jaren 3,7 procent toe; voor melk was
dat 4,2 procent en voor eieren 4,8 procent.

Het kleine boerenbedrijf herbergt 70 tot 95 procent van alle

diersoorten.

Er worden veel tabellen gegeven, waardoor een goed inzicht
wordt verkregen in voedselproduktie in de verschillende lan-
den.

Vastgesteld wordt dat de huidige onderzoekstructuur van in-
stituten en universiteiten niet toegesneden is op de noodza-
kelijke systematische aanpak van het kleine bedrijf De inte-
grale aanpak vraagt om het bedrijf als een integraal
onderdeel van de omgeving te beschouwen.
De meer op specialistische disciplines gerichte instellingen
missen daartoe de visie.

Geconcludeerd wordt dat de participatie van de boer zelf es-
sentieel is wil de nieuwe aanpak (systems approach) slagen.
Dat de vrouw in het bedrijf meestal een hoofdrol vervult mag
hierbij niet vergeten worden.

Vaak hebben deze personen meer in hun mars wat analyti-
sche toepassingsmogelijkheden betreft dan de experts van
buiten.

Belangrijk is om de mate waarop de duurzaamheid wordt be-
reikt regelmatig vast te leggen.

In feite gaat het om dezelfye problematiek waar ook de agra-
rische en onderzoekgemeenschap in het ontwikkelde Europa
worstelt.

Het is een goed gedocumenteerd en gemakkelijk leesbaar
boekje dat verlucht is naast de eerder genoemde tabellen met
veel zwartwit foto\'s.

M\'. Svhesma

T I J D S C H R I F T V O O R D I F R G F N F t S K U N D F , D F F L 119, A F F F V F R 1 N (i 1 , 1994

-ocr page 25-

\' ° ■

UNIFORME VOORSCHRIFTEN VOOR INZENDERS
VAN MANUSCRIPTEN NAAR BIOMEDISCHE
TIJDSCHRIFTEN

Onder de titel \'Uniform requirements
for manuscripts submitted to biomedi-
cal journals\' (ook wel genoemd de
\'Vancouver style\') hebben in 1979 de
redacties van een tiental toonaange-
vende tijdschriften in Engeland en de
Verenigde Staten de voorschriften be-
kend gemaakt dat zij voortaan ge-
meenschappelijk zouden laten gelden
voor de hen aangeboden kopij (1).
Overeenkomstig de bedoelingen van
de initiatiefnemers zijn de uniforme
regels nadien door de meeste belang-
rijke tijdschriften overgenomen, zodat
het in feite internationale standaardre-
gels zijn geworden.

Hieronder volgt een overzicht van de
Uniform Requirements (gebaseerd op
een vertaling gemaakt door het
Nederlands Tijdschrift voor Genees-
kunde) voor gebruik door het
\'Tijdschrift voor Diergeneeskunde\'.
De inleiding van het stuk, waarin de
wordingsgeschiedenis wordt beschre-
ven, is weggelaten. Het stuk geeft glo-
bale aanwijzingen voor de opzet van
een artikel en zeer gedetailleerde voor
het verzendklaar maken van kopij, in
het bijzonder wat de literatuurverwij-
zing betreft. Het is destijds opgesteld
om als uniform raamwerk te dienen,
waarbinnen tijdschriftredacties aan-
vullende regels konden passen naar
gelang hun eigen aard. Sommige voor-
schriften zijn een opsomming van mo-
gelijkheden waaruit redacties hun
keuze kunnen maken. In deze vertaling
is in die gevallen weggelaten wat niet
voor het Tijdschrift van toepassing is.
Waar aanvullende regels vanwege het
Tijdschrift zijn ingevoegd, is de aan-
vulling geplaatst tussen haakjes of
door middel van voetnoten.

SAMENVATTING VAN DE VQOR-
SCHRFITEN

Tik het gehele manuscript met dubbele
regelafstand; titelblad, samenvatting,
tekst, dankbetuiging, literatuurlijst, ta-
bellen en onderschriften van figuren.
Begin elk onderdeel van het manu-
script op een nieuwe bladzijde, in deze
volgorde: titelpagina; samenvatting en
trefwoorden; tekst; dankbetuiging;
(summary); literatuurlijst; tabellen
(elke tabel op een afzonderlijke pa-
gina, compleet met opschrift en voet-
noten); onderschriften van figuren.
De figuren moeten van goede kwaliteit
zijn; foto-afdrukken op glanzend pa-
pier, niet opgeplakt.
Zend manuscript en figuren (in drie-
voud), in een stevige envelop. Kopij
dient vergezeld te gaan van een aan-
biedingsbrief Inzending van Kopij en
van toestemmingen voor het reprodu-
ceren van eerder gepubliceerd materi-
aal, of van afbeeldingen waarop perso-
nen herkenbaar zijn.
Volg de regels die het tijdschrift geeft
voor de overdracht van het \'copy-
right\'.

Schrijvers dienen een kopie te bewa-
ren van alles wat zij aanbieden.

DE VERVAARDIGING VAN EEN
MANUSCRIPT

Gebruik wit papier van goede kwali-
teit, formaat A4, beschrijf het met de
machine (beschrijf slechts één kant
van het papier) en laat rondom een
marge open van ten minste 2,5 cm
breedte.

Houd overal dubbele regelafstand: ti-
telpagina, samenvatting, tekst, dank-
betuiging, literatuurlijst, tabellen en
onderschriften van figuren.

Begin elke van de hierna te noemen
onderdelen van het manuscript op een
nieuwe bladzijde: titelpagina, samen-
vatting met trefwoorden, tekst, dank-
betuiging, literatuurlijst, elke tabel
voor zich en de onderschriften der fi-
guren. Nummer de bladzijden doorlo-
pend (in de rechter bovenhoek), te be-
ginnen bij de titelpagina.

Bij de beoordeling van een manuscript
gaat de redactie er van uit dat het niet
tegelijkertijd aan een ander tijdschrift
is aangeboden of zal worden aangebo-
den en dat het niet reeds elders is gepu-
bliceerd of door een ander tijdschrift
voor publikatie is aanvaard. Dit sluit
de aanbieding van een manuscript dat
door een ander tijdschrift is afgewezen
niet uit en ook niet de aanbieding van
een volledig verslag nadat de voorlo-
pige bevindingen zijn gepubliceerd.
Kopieën van publikaties die in laatst-
bedoeld geval mogelijkerwijs gedupli-
ceerd zouden kunnen worden, dient
men samen met het aangeboden manu-
script in te zenden.

TITELBLAD

Op het titelblad moeten staan:

1.de volledige titel van het artikel, die
beknopt moet zijn maar informatief;

2.een \'korte titel\' (\'short running
title\'), niet langer dan 40 aanslagen
van de machine (tel letters en spa-
ties), die onderaan het blad wordt
geplaatst onder het kopje: korte titel;

3. voorletters en achternaam van elke
auteur met vermelding van de hoog-
ste academische graden (en van fa-
culteit of vakgebied als de kwalifica-
ties van de auteur buiten de
medische faculteit zijn verworven);

4. naam van de afdeling of instelling
waaraan het onderzoek waarvan in
het artikel verslag wordt gedaan, kan
worden toegeschreven;

5. eventuele uitsluiting van een toe-
schrijving als onder (4) bedoeld;

6. naam en adres van de auteur met wie
de correspondentie over het stuk
moet worden gevoerd;

7. naam en adres van de auteur bij wie
overdrukken kunnen worden aange-
vraagd;

8 vermelding van hulpbronnen waar-
uit het onderzoek steun ontving in de
vorm van financiën, instrumenta-
rium of medicamenten.

SAMENVATTING EN
TREFWOORDEN

Gebruik het tweede blad voor een sa-
menvatting van ten hoogste 150 woor-
den (Schrijf boven de samenvatting de
volledige titel). Dc samenvatting moet
het doel van het onderzoek vermelden,
de gevolgde methode (aard van de on-
derzochte personen of proefdieren,
toegepaste waamemings- of bepa-
lingsmethoden), de voornaamste be-
vindingen (zo mogelijk de specifieke
uitkomsten noemen, met de statisti-
sche significantie) en de voornaamste
conclusies. Leg de nadruk op wat
nieuw en belangrijk is in het onder-
zoek. Gebruik alleen erkende afkortin-
gen.

TREFWOORDEN

Geef onder de samenvatting, onder een
afzonderlijk kopje, drie tot tien tref-

-ocr page 26-

woorden op, of korte begripsaandui-
dingen, voor het jaarregister. (Gebruik
daarvoor bijvoorbeeld de termen van
de lijst \'Medical Subject Headings\' in
de Index Medicus).

SUMMARY

Geef op een afzonderlijk blad, na de
samenvatting, een vertaling daarvan in
het Engels, onder de eveneens in het
Engels vertaalde volledige titel. De
vertaler van het Tijdschrift corrigeert
of gebruikt deze als leidraad.

TEKST

De tekst van artikelen over waarne-
mingen of experimenten wordt ge-
woonlijk, maar niet noodzakelijk, on-
derverdeeld in de paragrafen:
Inleiding, Materiaal en methoden.
Resultaten en Discussie. In lange arti-
kelen zal een paragraaf ter verduidelij-
king van de inhoud soms verder moe-
ten worden onderverdeeld, in het
bijzonder geldt dit voor Resultaten en
Discussie.

Andere artikelen (zoals redactionele
en bijzondere Hoofdartikelen, Klini-
sche Lessen, Commentaren of Redac-
tionele kanttekeningen) zijn als regel
anders van vonn. Men raadplege daar-
voor het desbetreffende tijdschrift.

INLEIDING

Omschrijf duidelijk het doel van het
artikel. Geef kort weer wat aanleiding
gaf tot het onderzoek. Beperk litera-
tuur-wijzigingen tot de strikt noodza-
kelijke en geef geen uitgebreid over-
zicht van het onderwerp.

METHODEN

Beschrijf hoe de groep waarin de
waarnemingen of experimenten zijn
verricht, werd samengesteld (hetzij pa-
tiënten, proefpersonen of proefdieren,
de controles daarbij inbegrepen).
Beschrijf methoden van onderzoek,
apparatuur (naam en adres van de fa-
brikant tussen haakjes vermelden) en
bepalingstechniek voldoende gedetail-
leerd om andere onderzoekers in de
gelegenheid te stellen het resultaat te
bevestigen.

Voor gevestigde methoden, ook statis-
tische, kan met een verwijzing naar de
literatuur worden volstaan; betreft het
een methode die weliswaar gepubli-
ceerd is maar die weinig bekendheid
geniet, geef dan behalve de literatuur-
plaats ook een korte beschrijving; is
een nieuwe of sterk gewijzigde me-
thode gebruikt, beschrijf deze dan uit-
voeriger, noem de reden waarom deze
werd toegepast en bespreek de beper-
kingen ervan.

iiiliii t i tifii

11

Vermeld in een verslag van proeven op
mensen of deze werden uitgevoerd in
overeenstemming met de normen van
de ethiekcommissie van het onder-
zoekinstituut in kwestie, of met de
Verklaring van Helsinki uit 1975.
Vermeld bij dierproeven of de richtlij-
nen van de landelijke instellingen voor
dierbescherming zijn gevolgd. \'

Benoem nauwkeurig alle gebruikte
medicamenten en chemicaliën; medi-
camenten bij de algemene (\'gene-
rieke\') naam, met de dosering en wijze
van toediening. (Als de merknaam ver-
meld moet worden, dan gebeurt dat
door deze één maal te noemen, tussen
haakjes geplaatst en met een begin-
hoofdletter, na de eerste vermelding
van de algemene naam (niet in de titel
van het artikel), naam fabrikant etc.
door middel van voetnoot vermelden.
Vermeld het aantal waamemingen en
zo nodig de statistische significantie
van de uitkomst. Uitvoerige statisti-
sche analyses, mathematische aflei-
dingen e.d. laten zich soms passend
onderbrengen in een of meer appendi-
ces aan het artikel.

RESULTATEN

Beschrijf resultaten in tekst, tabellen
en figuren. Herhaal in de tekst niet alle
gegevens uit de tabellen en figuren; leg
alleen op de belangrijkste de nadruk of
vat deze samen.

TIJDSCIIRIIT VOOR D I E R(i KN i; i;S K U N I)t:, D i: i: L 119, A K L t; v K R i N c;

\' Dc redactie stelt zich op het standpunt, dat
publikaties van onderzoek waarin ongeriefof
leed aan dieren wordt toegebracht in principe
alleen worden opgenomen, indien het onder-
zoekprogramma getoetst is aan de volgende
criteria:

a. dat de (te verwachten) uitkomsten van de
proeven van belang kunnen zijn voor hel wel-
zijn, dc gezondheid en de voeding van mens
en dier dan wel een belangrijke bijdrage kun-
nen leveren aan het wetenschappelijk inzicht;

b. dat de proeven niet kunnen worden ver-
vangen door w etenschappelijk verantwoord
onderzoek, waarbij geen dieren worden ge-
bruikt;

c. dat het gebruik van dieren beperkt blijft
tot een wetenschappelijk verantwoord aantal;

d. dat met inachtneming van het boven-
staande door de keuze van dc diersoort dan
wel door de toepassing van (hulp) technieken
het aan dieren berokkende ongerief of leed zo
veel mogelijk beperkt blijft.

Hb

DISCUSSIE

Leg in de beschouwing de nadruk op
de nieuwe en belangrijke aspecten van
het onderzoek en de daaruit getrokken
conclusies. Verval niet in gedetail-
leerde herhaling van wat onder
Resultaten reeds is medegedeeld.
Betrek in de beschouwing de betekenis
en de beperkingen van de uitkomsten
en breng deze in verband met de bevin-
dingen van anderen. Leg tussen de
conclusies en het doel van het onder-
zoek verband, maar vemiijd daarbij
gevolgtrekkingen en uitspraken die
niet ten volle op de eigen bevindingen
kunnen steunen. Vermijd aanspraken
op prioriteit en verwijs niet naar onvol-
tooid onderzoek. Als er gegronde rede-
nen zijn om een nieuwe hypothese op
te stellen, doe dat dan onder de uit-
drukkelijke vermelding dat het om een
eigen nieuwe hypothese gaat.
Aanbevelingen kunnen worden ge-
daan als daar aanleiding toe is.

DANKBETUIGING
Dank alleen personen die in belang-
rijke mate tot het onderzoek hebben
bijgedragen. Auteurs dienen de schrif-
telijke toestemming te hebben van al-
len die bij name worden bedankt, want
lezers zouden uit de naamvermelding
kunnen afleiden dat dc genoemde per-
sonen het onderzoeksresultaat en de
daaruit getrokken conclusies steunen.

LITERATUURVERWIJZING
Geeft een verwijzing naar de literatuur
aan met een nummer; de volgorde
waarin de tekst naar literatuur verwijst
bepaalt het nummer; daarbij telt de
eerste maal dat naar een bepaalde bron
wordt verwezen In tekst, tabel of on-
derschrift wordt de verwijzing aange-
geven door de vermelding van het
nummer, als een tussen haakjes ge-
plaatst cijfer.

Verwijzingen die alleen in tabellen en
figuren voorkomen, krijgen het num-
mer dat overeenkomt met de eerste
plaats in de tekst waarin naar de desbe-
treffende tabel of figuur wordt verwe-
zen.

Gebruik in de literatuurlijst de vorm
voor een literatuurplaats zoals die is
aangegeven door de US National
Library of Medicine en overgenomen
door de Index Medicus.

1994

2 In dit tijdschrift wordt de voorkeur gegeven
aan een in alfabetische volgorde opgestelde
literatuuropgave.

-ocr page 27-

Dc namen van tijdschriften moeten
worden afgei<ort zodat dat in de Index
Medicus gebeurt In de bijlage zijn
enkele afkortingen van vaak geci-
teerde tijdschriften opgegeven. Voor
andere tijdschriften raadplege men de
\'List of Journals Indexed\' die jaarlijks
in de Index Medicus wordt afgedrukt.
(De Redactie van het Tijdschrift be-
veelt schrijvers, die de correcte afkor-
ting niet kunnen opzoeken, aan de
naam van het tijdschrift voluit te ver-
melden).

Vermijd zo veel mogelijk naar een sa-
menvatting of \'abstract\' als bron te
verwijzen; een \'niet gepubliceerde
waarneming\' of een \'persoonlijke me-
dedeling\' kunnen niet als bron in dc li-
teratuurlijst worden opgenomen; wel
mag een schriftelijke - geen monde-
linge - mededeling in de tekst worden
vernield, tussen haakjes. In de litera-
tuurlijst kunnen artikelen worden op-
genomen die, ofschoon nog niet in
druk verschenen, wel reeds voorpubli-
katie zijn geaccepteerd; noem in dat
geval de naam van het tijdschrift met
de toevoeging \'ter perse\' tussen haak-
jes.

(jegevens uit artikelen die wel aan een
tijdschrift zijn aangeboden maar nog
niet voor publikatie aanvaard, kunnen
in de tek.st als \'niet-gepubliceerde
waarneming\' worden aangehaald.
De auteur dient elke verwijzing naar
de literatuur te verifiëren aan de oor-
spronkelijke publikatie.
Voorbeelden van bibliografisch cor-
recte verwijzing volgen hierna:

TIJDSCHRIFT

(1) Artikel van één oj meer met name
genoemde auteurs

Noem alle schrijvers als het er zes
zijn of minder; zijn er zeven of
meer, noem dan alleen de eerste
drie gevolgd door,
\'et al.\' Soter
NA, Wassemian SI, Austen KF.
Cold urticaria: release into the cir-
culation of histamine and eosino-
phil cheniotactic factor of anaphy-
laxis during cold challenge. N Engl
J Med 1976; 294:687-90.

(2) Artikel van een collectieve of onge-
noemde auteur

The Committee of Enzymes of the
Scandinavian Society for Clinical
Chemistry and Clinical Physio-

^ In (lit tijdscliritt wordt de voorkeur gegeven
aan de voluit vermelding van de namen van
tijdschriften.

12

logy. Recommended method for
the determination of gamma-gluta-
myltransferase in blood. Scand J
Clin Lab Invest 1976; 36: 119-25.

Anonymous. Epidemiology for
primary health care. Int J
Epidemiol 1976;5:224-5.

BOEK OF MONOGRAFIE

(3) Een persoon als auteur

Osier AG. Complement: mecha-
nisms and functions. Englewood
Cliffs: Prentice-Hall, 1976.

(4) Een collectiviteit als auteur
American Medical Association
Department of Drugs. AMA drug
evaluation, 3rd ed. Littleton:
Publishing Sciences Group, 1977.

(5) Een redacteur, compilator of voor-
zitter als auteur

Rhodes AJ, Van Rooyen CE,
Conips. Textbook of virology: for
students and practitioners of medi-
cine and the other health sciences.
5th ed. Baltimore: Williams &
Wllkins, 1968.

(6) Een hoofdstuk uit een hoek
Weinstein L, and Swartz MN.
Pathogenic properties of invading
micro-organisms. In: Sodeman
WA Jr, Sodeman WA. eds.
Pathological physiology: mecha-
nisms of disease. Philadelphia:
WB Saunders, 1974:457-72.

(7) Een publikatie van een instantie
National Center for Health
Statistics. Acute conditions: inci-
dence and associated disability.
United States July 1968-June
1969, Rockville, Md.: National
Center for Health Statistics, 1972.
(Vital and health statistics. Series
10: Data from the National Health
Survey, No 69) (DHEW publica-
tion No (HSM >72-1036).

ANDERE ARTIKELEN

(8) Krantenartikel

Shaffer RA. Advances in che-
mistry are starting to unlock myste-
ries of the brain: discoveries could
help cure alcoholism and insom-
nia, explain mental illness. How
the messengers work. Wall Street
Journal 1977 Aug 12: 1 (col 1), 10
(col 1).

(9) Artikel in week- of maandblad
Roueché B. Animals of medicine:

T I J l)S f H R 1 F T VOOR D I I R (i F N i: F S k U N I) F , DFFL 119, A F 1. F V i: R I N (i

The Santa Claus culture. The New
Yorkerl971 Sep4:66-81.

TABELLEN

Tik elke tabel uit op een afzonderlijke
bladzijde, ook met dubbele regelaf-
stand. Zend tabellen niet in de vorm
van foto\'s in. Geef aan de tabellen een
doorlopende nummering en voorzie
elke tabel van een bondig opschrift.
Voorzie elke kolom van de tabel van
een kopje waarin zonodig afkortingen
kunnen worden gebruikt. Nadere uit-
leg van een tabel wordt gegeven in
voetnoten, niet in het opschrift.
Verklaar de in de tabel gebruikte, niet
algemeen gangbare afkortingen in
voetnoten.

Gebruik voor de noten de drukkerste-
kens: *, ..(zwaard), ..(dubbelkruis), ..,
e.d. (...).

(Voor dit Tijdschrift gebruike men bij
voorkeur noten van de vorm \' ^ enz).
Geef
steeds op welke statistische
spreidingsmaat is gebruikt, bijvoor-
beeld
de standaardafwijking of stan-
daarddeviatie SD, dan wel de stan-
daardafwijking van het gemiddelde of
Standard error of the mean SEM.
Gebruik geen (zo min mogelijk) hori-
zontale of verticale lijnen in een tabel.
Haal in de tekst de tabellen aan in de
volgorde waarin ze zijn genummerd.

Sluit één set oorspronkelijke tabellen
en twee sets duplicaten in.
Als tabellen zich lenen voor reproduk-
tie langs fotografische weg, dienen
deze zo compact mogelijk te worden
getikt.

Haal in de tekst de tabellen aan in de
volgorde waarin ze zijn genutnmerd.
Als in een tabel gepubliceerde of onge-
publiceerde gegevens van anderen
zijn gebruikt, vermeld dan de bron en
verzeker u van toestemming.
Als er te veel tabellen zijn in verhou-
ding tot de tekst, kan dit de opmaak der
bladzijden bemoeilijken. Ga in het
tijdschrift waarin u wenst te publiceren
na voor hoeveel tabellen er ruimte is
per 100 woorden tekst.
Een redactie zal soms een stuk aan-
vaarden met de aanbeveling dat de au-
teur extra tabellen met belangrijk do-
cumentatiemateriaal, maar te uitvoerig
voor publikatie, beschikbaar houdt
voor belangstellenden; hetzij door ze
te deponeren bij een instelling zoals de
National Auxiliary Publications
Service. In dat geval wordt een mede-
deling van die strekking aan de tekst

994

-ocr page 28-

van het artikel toegevoegd. Bied der-
gelijke tabellen samen met het artikel
aan de redactie ter beoordeling aan.

ILLUSTRATIES

Zend een volledig stel figuren (in drie-
voud) in. Figuren moeten vakkundig
zijn vervaardigd en gefotografeerd;
belettering in handschrift of met de
schrijfmachine wordt niet geaccep-
teerd.

Stuur in plaats van de originele teke-
ning of röntgenopname, een scherpe
foto-afdruk in zwart-wit op glanzend
papier; gewoonlijk van de afmeting
12,7 X 17,3 cm, maar in geen geval
groter dan 20,3 x 25,4 cm. (Dit tijd-
schrift neemt ook genoegen met een
kleurendia, waar de Redactie door de
drukkerij een zwart-wit opname van
laat maken. In dat geval onttrekt het
zich verder aan de beoordeling van de
auteur of de nuances van de oorspron-
kelijke kleurendia tot hun recht zijn
gekomen). Letters, cijfers en tekens
moeten duidelijk en van gelijke
grootte zijn en groot genoeg om lees-
baar te blijven na verkleining tot het
formaat waarin ze zullen worden ge-
drukt. (In dit Tijdschrift worden figu-
ren als regel verkleind tot zetspiegel-
breedte of tot de breedte van een
kolom). Titels en nadere uitleg horen
niet in de figuur zelf te staan, maar in
het onderschrift. Aan de achterkant
van elke figuur moet een etiket zijn ge-
plakt met het nummer van de figuur,
de namen van de schrijvers en een pijl
gericht naar de bovenrand. Schrijf niet
direct op de achterkant van figuren en
plak ze niet op karton; bekras of kreuk
ze niet door ze met paperclips samen te
houden.

Op foto\'s van microscopische prepara-
ten moet een lijnstuk met schaalverde-
ling worden getekend waaruit de ver-
groting kan worden afgelezen. Pijlen,
letters en dergelijke moeten helder te-
gen de achtergrond afsteken.
Bij afbeeldingen van personen moet er
voor gezorgd worden dat deze onher-
kenbaar zijn gemaakt; zo niet dan dient
de foto vergezeld te gaan van de schrif-
telijke toestemming van de afgebeelde
tot publikatie.

Haal in de tekst de figuren aan in de
volgorde waarin ze zijn genummerd.
Sluit één set oorspronkelijke figuren
en twee sets duplicaten in.

Is een figuur eerder gepubliceerd, ver-
meld dan de bron en zend de schrifte-
lijke toestemming van de houder van
het \'copyright\' (en van de oorspronke-
lijke auteur) mee in de aanbiedings-
brief Een dergelijke toestemming is
altijd vereist, onverschillig wie de au-
teur of de uitgever is, behalve als het
een overheidspublikatie betreft.
Figuren in kleurendruk (Dit Tijdschrift
publiceert figuren in kleurendruk
slechts bij uitzondering. Elk geval
wordt door de Redactie beoordeeld;
aan de auteur zal worden gevraagd in
de extra kosten voor kleurenreproduk-
tie te voorzien).

ONDERSCHRFITEN VAN
FIGUREN

Neem voor de onderschriften van de
figuren een afzonderlijk blad en be-
schrijf dat met dubbele regelafstand;
elk onderschrift laten beginnen met het
nummer van de figuur. Als in de figuur
om onderdelen aan te duiden tekens,
cijfers of letters zijn gebruikt, verklaar
die dan in het onderschrift. Verklaar
bij microfoto\'s de schaalverdeling en
vermeld de toegepaste kleurmethode.

AFKORTINGEN

Gebruik alleen erkende standaardaf-
kortingen. In de bijlage zijn enkele
standaardatkortingen weergegeven,
raadpleeg de volgende bronnen voor
aanvullende afkortingen,

(1)CBE Style Manual Committee.
Council of Biology Editors Style
Manual: a Guide for Authors,
Editors and Publishers in the
Biological Sciences. 4th ed.
Arlington, Virginia: Council of
Biology Editors, 1978;

(2) O\'Connor M. Woodford FP.
Writing Scientific Papers in
English: an ELSE-Ciba
Foundation Guide for Authors.
Amsterdam: Elsevier-Excerpta
Medica, 1975.

Vcmiijd afkortingen in titels. De eerste
maal dat een afkorting in de tekst
wordt gebruikt, moet deze vooraf ge-
gaan worden door de voluit geschre-
ven term, tenzij het om een maateen-
heid uit het Système International gaat.
(Gebruik geen afkortingen zoals
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO),
hartbewakingsafdeling (CCU), of lupus
erythematodes disseminatus (SLE),
waarin de letters geen verband houden
met Nederlandse woorden of hier te
lande gangbare medische vakuitdruk-
kingen).

AANBIEDING VAN KOPIJ
Verzend het door het tijdschrift ver-
langde aantal exemplaren van het ma-
nuscript in een stevige envelop; als het
gewenst is om kreuken tijdens trans-
port te voorkomen, kan men manu-
script en foto\'s tussen steunbladen van
karton leggen. Sluit foto\'s en derge-
lijke in een afzonderlijke envelop bij
het manuscript in. Kopij dient verge-
zeld te gaan van een aanbiedingsbrief
van de schrijver die voor de verdere
correspondentie over het stuk verant-
woordelijk is. De aanbiedingsbrief
moet een verklaring bevatten dat het
manuscript gezien is en goedgekeurd
door alle auteurs. De brief dient voorts
aanvullende informatie te bevatten die
nuttig kan zijn voor een redactie, bij-
voorbeeld de tijdschriftrubriek waar-
voor het artikel bedoeld is, dat een deel
van de inhoud reeds eerder gepubli-
ceerd is, of dat de schrijvers willen bij-
dragen in de kosten van kleurenrepro-
duktie.

Sluit alle benodigde toestemmingen in
voor het reproduceren van eerder ge-
publiceerd materiaal en voor het ge-
bruik van foto\'s waarop personen her-
kenbaar zijn.

LITERATUUR

1. International Steering Committee of
Medical Editors. Uniform require-
ments for manuscripts submitted to
biomedical journals. Br Med J 1979; 1:
532-5.

TIJDSCHRIFT VOOR
DIERGENEESKUNDE

Aanwijzingen voor inzenders van kopij
De redactie volgt in het algemeen dc
zogenaamde regels van Vancouver:
\'Uniform requirements for manu-
scripts submitted to biomedical jour-
nals\'.

Door het inzenden van kopij verklaart
de auteur, dat hij het recht van publika-
tie aan dit tijdschrift overdraagt; de au-
teur verklaart tevens impliciet dat het
manuscript niet tezelfdertijd aan een
ander tijdschrift is aangeboden en dat
hij/zij ermee akkoord gaat, dat de
Redactie zijn/haar kopij aan haar advi-
seurs voorlegt.

Alle kopij dient gaaf getypt in triplo te
worden ingediend. De kopie dient
voorzien te zijn van een duidelijke sa-
menvatting in het Nederlands en het
Engels (de Redactie kan indien nodig
bemiddeling verlenen voor een
Engelse vertaling) die niet langer dan
5% van het artikel mag zijn tot een
maximum van 150 woorden.

-ocr page 29-

IJ »ri

inni I I (III a

Afkortingen van enkele namen van vaak aangehaalde tijdschrften, volgens de

Index Medicus

- Acta Medica Scandinavica

Acta Med Scand

- American Journal of Cardiology

Am J Cardiol

- American Journal of Clinical Nutrition

Am J Clin Nutr

- American Journal of Clinical Pathology

Am J Clin Pathol

- Americal Journal of the Medical Sciences

Am J Med Sei

- American Journal of Medicine

Am J Med

- American Journal of Pathology

Am J Pathol

- American Journal of Physiology

Am J Physiol

- American Journal of Public Health

Am J Publ Health

- American Journal of Tropical Medicine

Am J Trop Med Hyg

- American Review of Respiratory Disease

Am Rev Respir Dis

- Anaesthesia

Anaesthesia

- Annals of Internal Medicine

Ann Intern Med

-Annals of Surgery

Ann Surg

- Archives of Surgery

Arch Surg

- Blood; Journal of Hematology

Blood

- British Journal of Radiology

Br J Radiol

- British Medical Journal

Br Med J

- Canadian Medical Association Journal

Van med Assoc J

- Cancer

Cancer

- Clinical Toxicology

Clin Toxicol

- Deutsche Medizinische Wochenschrift

Dtsch Med Wochenschr

- Endocrinology

Endocrinology

- European Journal of Obstetrics, Gyne-Eur J

Obstet cology, and Reproductive Biology

Genecol Reprod Biol

- European Journal of Respiratory Diseases

Eur J Respir Dis

- Gastroenterology

Gastroenterology

- Journal of the American Medical Association

(JAMA)

J Am Med Assoc

- Journal of the American Veterinary

J Am Vet Med

Association (JAVMA)

Assoc

- Journal of Biological Chemistry

J Biol Chem

- Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde

Ned Tijdschr Ge-neeskd

- Netherlands Journal of Medicine

Neth J Med

- New England Journal of Medicine

N Engl JMEd

- Pharmaceutisch Weekblad

Pharm Weekbl

- Physiological Reviews

Physiol Rev

- Radiology

Radiology

- Schweizerische Medizinische Wochenschrift

Schweiz Med Wochenschrift

- The Veterinary Record

Vet Rec

- Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Tijdschr Diergeneeskd

- Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift

Vlaams Diergeneeskd Tijdschr

ten. Bij letters en tekens in tabellen en
figuren rekening houden met verklei-
ning (kolombreedt of zetspiegel-
breedte).

Benoem nauwkeurig alle gebruikte ge-
neesmiddelen en chemicaliën; genees-
middelen bij de algemene - generieke -
naam. (Als de merknaam vermeld
moet worden, dan gebeurt dat door
deze éénmaal te noemen; bijvoorbeeld
onder \'Materiaal en methoden\' in de
vorm van een voetnoot).

In het Engels gestelde artikelen be-
stemd voor The Veterinary Quarterly
gelieve men door een deskundige op
taal en stijl te laten nagaan. De
Redactie behoudt zich het recht voor
een in het Engels ingediend artikel als-
nog door een onafhankelijke door haar
aan te wijzen deskundige op zijn
Engelse mérites (grammatica, woord-
keus) te laten beoordelen c.q. te laten
corrigeren.

VANCOUVER STYLE
Voor deze uitvoerige voorschriften
raadplege men de hier volgende volle-
dige (in het Nederlands) vertaalde
tekst van de \'Uniform requirements
for manuscript submitted to biomedi-
cal journals\'.

Literatuurverwijzingen in de tekst die-
nen te geschieden door middel van een
cijferaanduiding, die strikt moet corres-
ponderen met de literatuur-opgave aan
het eind van het artikel.
De volgende gegevens dienen te wor-
den vermeld: 1) naam en voorletters
van de auteur(s); 2) titel van de publi-
katie; 3) naam van het tijdschrift, het
jaar van uitgifte, jaargang, begin- en
eindpagina. Bij boeken dienen ook
plaats en naam van de uitgever te wor-
den vermeld. Als voorbeeld raadplege
men een willekeurige aflevering van
dit tijdschrift.

Voor een goede weergave dienen gra-
fieken, diagrammen en tabellen repro-
duceerbaar, dat wil zeggen duidelijk
getekend respectievelijk getypt en
gaaf te worden ingediend (in bepaalde
gevallen kan door dc redactie bemid-
deling worden verleend), zodat hier-
van langs fotografische weg reproduk-
ties kunnen worden gemaakt (offset-
procédé); voorts dienen foto\'s in
zwart-wit op glanzend papier te wor-
den ingediend. Stuur in plaats van de
originele röntgenopname, een scherpe
foto-afdruk in zwart-wit op glanzend
papier.

Tabellen en figuren dienen op afzon-
derlijke bijlagen te worden ingediend,
compleet met opschriften en voetno-

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tJe op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 30-

KERNTAKEN EN KERNPROBLE-
MEN

De kerntaken van de vakgroep liggen
op de gebieden voedingsmiddelenhy-
giëne (prof dr. J.G. van Logtestijn),
voedingsmiddelenmicro biologie
(prof dr. J.H.j. Huis in \'t Veld), voe-
dingsmiddelentechnologie (prof ir. B.
Krol) en voedingsmiddelenchemie
ook wel genoemd de bromatologie
(prof dr. A. Ruiter).
Milieubelasting door het nict-benutten
van bijprodukten, weizijnsvragen, bij-
voorbeeld over het transport van die-
ren, het op onverklaarbare wijze op-
duiken van allerlei besmettings-
bronnen in de vorm van
Salmonella
entehtidis, Escherichia coli. Salmo-
nella typhimurium. Listeria monocyto-
genes
en BSE zijn allemaal problemen
die om een oplossing vragen. De vak-
groep VVDO tracht de oplossingen
aan te reiken.

DRIEKWART EEUW WDO

Dc vakgroep V oedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong (VVDO) vierde op 8
oktober 1993 haar 75-jarig bestaan, \'s Morgens was er een herdenking op de
Faculteit Diergeneeskunde (FD) en \'s middags was er een officiële viering in
de aula van het Academiegebouw op het Domplein.

Ontstaan uit het instituut voor Pathologie in 1918 heeft de vakgroep VVDO
een stormachtige ontwikkeling achter de rug.

Tijdens het ochtendprogramma spraken de hoogleraren van de vakgroep
zich uit over hetgeen bereikt is en over wat de toekomst zal brengen.
De vakgroep VVDO staat naar eigen zeggen centraal in het gebied van de
dierlijke produktie en stelt zich vooral op vanuit het gezichtsveld van de con-
sument. Zonder consument geen voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.
Dit consumentgerichte beleid houdt in, dat alle schakels in de dierlijke pro-
duktie aandacht moeten krijgen, wat voor een groep van 65 personen, die de
vakgroep vormen, onmogelijk is zonder samenwerking met instellingen als
DLO, TNO, RIVM en buitenlandse organisaties.

Door W. Sybesma

nenverslaasn
»

Nieuwe eetgewoonten en produkten,
zoals leeuwerikenpastei, maar ook
maatregelen van de overheid, zoals het
verbieden van het gebruik van sulfiet,
brengen nieuwe gezondheidsrisico\'s
met zich mee. Deze kunnen wellicht
met nieuwe technologische methoden
worden opgevangen, maar dit vergt het
nodige onderzoek. Zo neemt bijvoor-
beeld het femientercn als houdbaar-
heidstechnologic steeds meer toe,
maar dit vraagt wel om een juiste be-
waamiethode.

Alhoewel de vakgroep VVDO op de
FD een randgebied beslaat, is aandacht
voor voedingsmiddelen van cruciaal
belang om de residuproblematiek op
de juiste wijze aan te pakken. Juist op
dit gebied gaat het erom, de praktische
problemen op fundamentele wijze aan
te pakken.

Eén van de belangrijkste taken van de
vakgroep is het verder gestalte geven
van kwaliteitssystemen in de geest van
1KB .

Onderzoek en natuurlijk ook onder-
wijs blijven overigens de fundamenten
van de vakgroep VVDO.
Prof dr. J. Janssen, hoogleraar Wets-
kennis aan de FD en voorzitter van de
ochtendzitting, betoogde dat er in
Europees verband voor de vakgroep
VVDO wellicht een belangrijke rol is
weggelegd in het op-poten-zetten van
een modem vleeskeuringssysteem, nu
het zogenaamde Ostertagsysteem niet
meer adequaat is.

TOEKOMSTIG BELEID EN DE ROL
VAN DE WDO

In het middagprogramma, dat een
sterk officieel karakter had, kwamen
diverse autoriteiten aan het woord.
Daaruit viel op te maken dat de vak-
groep VVDO een belangrijke instel-
ling is. \'Niet alleen voor de FD, maar
voor de gehele Universiteit Utrecht is
de vakgroep een voorbeeld op het ge-
bied van geldstroom-kanalisatie cn het
verwerven van geld van derden\', aldus
drs. J.G.F. Veldhuis, voorzitter van het
College van Bestuur.
Directeur-Generaal van de Volksge-
zondheid van het ministerie van wel-
zijn, volksgezondheid en cultuur,
profdr. B. Sangster lichtte de op han-
den zijnde reorganisatie van de levens-
middclencontrole toe: \'De zorg voor
de gezondheid blijft een regerings-
zaak, maar men moet wel rekening
houden met een drastische organisato-
rische verandering\'. Blijkbaar draagt
de overheid binnenkort slechts zorg
voor toezicht op toezicht. De bedrijven
zullen zelf toezicht dienen uit te voe-
ren en te bekostigen. Een landelijke
controledienst, het Nederlands Controle-
bureau Levensmiddelen (NCL), door
het bedrijfsleven bestuurd, ziet name-
lijk spoedig het licht als uitvloeisel van
het rapport Hendrix-de Zeeuw.
Ook ir. J.F. de Leeuw, Directeur-
Generaal van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
beklemtoonde de behoefte aan een an-
dere aanpak van de levensmiddelen-

-ocr page 31-

keuring en de vleeskeuring in het bij-
zonder. Het imago van de voedings-
middelen van dierlijke oorsprong is er
de afgelopen jaren niet beter op gewor-
den. Hij pleitte dan ook voor een vlees-
keuring gericht op risico-analyse en
certificering van het produktieproces.
Hij vond dc dierenarts bij uitstek ge-
schikt om de kwaliteit en de veiligheid
van voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong tc controleren en te bewa-
ken.

Ir. R.J. Tazelaar, voorzitter van de
Produktschappen voor Vee en Vlees
en Pluimvee en Eieren vroeg zich in
gemoedc af, of de Faculteit Dierge-
neeskunde en de vakgroep VVDO in
de toekomst wel in staat zonden zijn
die per.sonen af te leveren die de keu-
ringstaak van het bedrijfsleven aan-
kunnen. \'Men heeft in de toekomst
geen behoefte aan functionarissen\', zei
Tazelaar, \'want het bedrijfsleven con-
troleert zelf. De dierenarts moet zor-
gen dat hij gesprekspartner van het be-
drijfsleven is en wordt. Prof dr. van
Logtestijn kon hem dienaangaande ge-
ruststellen, gezien het nieuwe curricu-
lum.

GEDENKBOEK

Ter gelegenheid van 75 jaar VVDO
heeft dr. P. Koolmees, historicus en te-
vens werkzaam bij de vakgroep, een
gedenkboek geschreven en geredi-
geerd, dat voorafgaand aan de receptie
werd uitgereikt aan sprekers en gasten.
Het boek geeft inzicht in het ontstaan
en de ontwikkeling van de vakgroep
VVDO tot heden ten dage toe.
Nostalgische foto\'s sieren de tekst.

Tevens behelst het boek een literatuur-
overzicht van alle publikaties van vak-
groepmedewerkers.

Hoewel het aantal aanmeldingen voor
de PAO-D cursus practice manage-
ment ronduit teleurstellend was, heb ik
de hoop nog niet opgegeven belang-
stellenden in dit onderwerp bijeen te
brengen. Het verheugt mij daarom te
kunnen aankondigen dat ik Solvay be-
reid heb gevonden in maart 1994 een
reis naar Boston te organiseren. Op 5
en 6 maart vindt daar een management
conference plaats, direct voorafgaande
aan de jaarlijkse conventie van de
American Animal Hospital
Association. Deze Convention is de
grote evenknie van onze \'Voorjaars-
dagen\'. Nu er in 1994 tussen de
\'Voorjaarsdagen\' en de AAHA Con-
vention zes weken tussenruimte ligt
biedt zich de unieke gelegenheid deze
beide congressen eens te vergelijken.
Verder is de AAHA Conventie nooit
zo dicht bij Nederland als in Boston.
Voor Amerikanen in Zuid-Califomië
is het verder weg dan voor ons!

16

Vertrek naar Boston met Northwest
Airlines/KLM op 4 maart omstreeks
het middaguur. Na afloop van de
AAHA Convention kan voor een ge-
ringe meerprijs via een andere plaats in
de Verenigde Staten naar Nederland
teruggekeerd worden.

Tijdschrift voor D if r c; e n f f s k u n df: , Dffl 119, Aflf. vfrino 1, 1994

Nadere inlichtingen over deze reis zijn
te verkrijgen bij Solvay Duphar
Animal Health Benelux in Nederland
via tel. 020-5490833 (vraag naar de
heer Key van Cappellen of mevrouw
Tineke Warta), of in België via tel. 02-
4222751 (vraag naar dr. Peter Caramin
of de heer Key van Cappellen).

Ondergetekende zal graag nadere in-
lichtingen over de management confe-
rence of het AAHA congres geven.

Prof. dr. Jan Gajenlaan

-ocr page 32-

In de laboratoria van de Gezondheids-
diensten worden antibioticumgevoe-
ligheidsbepalingen van bacteriën uit-
gevoerd volgens de agardiffusie-
methode met behulp van antibioticum-
tabletten (Neosensitabs, Rosco), zoals
aangegeven door de werkgroep Richt-
lijnen Gevoeligheidsbepalingen van
de Vereniging voor Infectieziekten.
De kwaliteit wordt bewaakt door mid-
del van rondzendmonsters en interne
controles.

De resultaten (landelijk gemiddelde)
van de gevoeligheidsbepalingen van in
1992 uit sectiemateriaal geïsoleerde
pathogene kiemen zijn weergegeven
in onderstaande tabel, waarbij alleen
de kwalificaties gevoelig of resistent
zijn gehanteerd; kiemen die in het in-
termediaire gebied scoorden zijn als
resistent beoordeeld.

Ten opzichte van 1991 zijn geen be-
langrijke veranderingen in het resis-
tentie patroon opgetreden( 1).

ANTIBIOTICUMGEVOELIGHEID VAN BACTERIEN
GEÏSOLEERD DOOR DE GEZONDHEIDSDIENSTEN
VOOR DIEREN IN NEDERLAND IN 1992

■ P > M

17

Tabel: Antibiotlcumgevoeligheid (% gevoelige stammen) van bacteriën geïsoleerd door de gezondheidsdiensten in nederiand in 1992. peni-penicilline G.,
tetra-tetracyclinen, ampi/amoxi-ampicilline/amoxicilline, neom-neomycine, coli-colistine. fura-furazolidon, flum=flumequine, TMP/S-trime-
thoprim/sulfa, linco=lincomycine, sulfa-sulfanamiden.

Bcctari«

(Oieraoort)

kntlbio-
tlcna
totaal
aantal

peni

linco

tetra

ampi/
amoxi

neem

coli

fura

flum

TMP/S

aulfa

S.typhijnurLun
(fokkalf)

77

-

-

14

30

81

100

96

60

48

-

S.typhirourium
(vleeakalf)

94

-

-

3

10

93

97

98

47

23

-

S.dublin
(tokkalf)

27S

-

-

18

»9

98

98

96

98

96

-

S.dublin
(vleeakalf)

44

-

-

82

73

84

89

84

64

95

-

Salmonella
(varken)

144

-

-

34

81

99

99

99

99

83

-

P.haemolytica
(vleeakalf)

207

19

-

17

25

90

-

-

60

97

73

P.haemolytica
(fokkalf)

165

44

-

47

52

92

-

-

82

95

86

P.multocida
(vleeakalf)

78

»1

-

32

95

49

-

-

-

99

94

P.multocida
(fokkalf)

95

88

-

76

96

83

-

-

85

99

94

E.coli K99
(kalf)

84

-

-

5

19

93

99

96

96

55

-

Enteropathogene E.coli
(varken)

2858

-

-

14

36

98

99

99

99

52

-

P.multocida
(varken)

865

»7

-

90

99

99

-

-

-

100

95

B.bronchiaeptica
(varken)

117

0

-

«4

0

100

-

-

-

99

97

».pleuropneumoniae
(varken)

1097

-

»5

99

99

-

-

-

100

99

St reptococcen
(varken)

1895

100

37

27

100

0

-

-

-

99

69

Staphylococcus hyicua
(varken)

92

62

70

50

62

98

-

-

-

100

98

T I J D s C H R I K T VOOR D I K R (i K N K E S K U N I) h , D t; l. 119, A K L E V E R I N G 1 , 1994

Opnieuw werd in Oost-Nederland bij
vleeskalveren een aanzienlijk percen-
tage ten opzichte van enrofloxacine
(en flumequine) resistente stammen
van
Salmonella typhimurium en
Pasteurel-la haemolytica aangetrof-
fen; een aansporing om de toepassing
van enrofloxacine in de vleeskalver-
sector aan een kritische herbezinning
te onderwerpen (2).
Wederom dient erop gewezen te wor-
den dat de in de tabel verwerkte gevoe-
ligheidscijfers afkomstig zijn van bac-
teriën, die geïsoleerd werden uit
sectiemateriaal, hetgeen zeer waar-
schijnlijk een negatieve selectie ten
aanzien van de gevoeligheid voor anti-
biotica tot gevolg gehad zal hebben.

LITERATUUR

1.Hartman, EG. Antibioticumgevoe-
ligheid van bacteriën geïsoleerd
door de Gezondheidsdiensten in
Nederland in 1991.

2. Bosch JC en Hartman, EG. Een in-
fectie met
Salmonella typhi-
murium
op een vleeskalverbedrijf
met gevolgen. Tijdschr Dierge-
neeskd 1993; 118: 301-2.

Namens de werkgroep Bacteriologi-
sche Diagnostiek van de Stichting
Gezondheidszorg voor Doeren,

E.G.Hartman.

ABUIS

In Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1993; 118(21) is abusieve-
lijk vermeld dat mevrouw M. de
Lint, oefentherapeute Caesar, het
woord voerde tijdens het Jaar-
congres van de KNMvD 1993. De
woordvoerster was mevrouw A.
Wolters, eveneens oefenthera-
peute Caesar. Ze waren beide
aanwe/Jg om hun onderwerp \'oe-
fentherapie Caesar voor dieren-
artsen\' toe te lichten.
In dezelfde aflevering werd ver-
meld dat H.H.F.M. van de Vijver
uit IJzendijke de beste speler was
van het voetbaltournooi op de
sportdag 1993, maar dit was de
heer
IM.J.M. van de Vijver uit
IJzendijke. Ere wie ere toekomt.

-ocr page 33-

Joost de Veer, dierenarts-manager van
de Novad Coöperatie Ideëel (NCl) is
er trots op, dat hij op 13 december het
boek \'EDI in de agrarische sector\' aan
de voorzitter van de KNMvD, drs. A.
W. Udo, kon overhandigen.

Het boek is bedoeld als praktische ken-
nismaking met de toepassing van elek-
tronische gegevensuitwisseling in de
agrarische sector. EDI staat voor elec-
tronic data interchange. Het is bestemd
voor alle primaire en tot de agribusi-
ness behorende bedrijven en de orga-
nisaties die met hun produkten en
diensten het functioneren van de agra-
rische sector ondersteunen.

Joost mag met recht trots zijn: één van
de cases in het boek gaat over elektro-
nische gegevensuitwisseling met die-
renartsen. Het is de uiting van nauwe
samenwerking tussen landbouw en
dierenartsen, die mede door het werk
van de NCI tot stand is gekomen. De
mogelijkheden die beschreven staan
zijn werkelijk gerealiseerd en komen
in 1994 beschikbaar voor de dieren-
arts. Het werk van de NCI onttrekt zich
vaak aan het gezicht. Doordat dit boek
op de markt is gekomen, wordt voor
een gedeelte duidelijk waar de NCl
zich mee bezig houdt.

\'Ik ben blij met dit boek\', zegt Udo.

Door de NCI te steunen geeft de
KNMvD te kennen dat zij meegaat met
nieuwe ontwikkelingen en positief
denkt over het nut van het werk dat de
coöperatie verricht. \'We denken dat
we in de toekomst veel van de gege-
vens, die mede door de NCl worden
gestandaardiseerd en geüniformeerd,
kunnen gebruiken voor praktisch epi-
demiologisch onderzoek\', aldus Udo.

\'Op die manier kunnen we nog meer
gestalte geven aan de termen preven-
tieve diergeneeskunde en diergezond-
heidsmanagement.\'

De stichting DIO, Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamenwerking, organi-
seert op 27 januari 1994 haar jaarlijkse
symposium. De titel zal dit keer zijn:
\'Foot and mouth disease, just a third
world problem?\' Er komen verschil-
lende aspecten aan de orde, zoals:

- Een overzicht van de situatie, zoals
die bestaat in Nederland.

- Nieuwe ontwikkelingen.

- Aandacht voor de situatie in een ont-

TOEPASSING EDI NIET VER WEG

HELP POOLSE
DIERENAMBULANCE

Naar aanleiding van een brief van J.
Bochnak, hoogleraar Wiskunde aan de
Universiteit Amsterdam en afkomstig
uit Polen, doet de KNMvD een oproep.
In het centrum van de stad Warschau
(Polen) heeft een groepje dierenartsen
en vrijwilligers een dierenambulance-
dienst opgezet om aangereden honden
en katten van deskundige veterinaire
hulp te voorzien, ze te verzorgen en
eventueel een tehuis voor ze te zoeken.
De dienst functioneert uitstekend,
maar krijgt veel meer slachtoffers dan
voorzien. Er wordt gewerkt onder pri-
mitieve omstandigheden. De honden
en katten die binnengebracht worden
hebben meestal geen eigenaar. De zorg
wordt derhalve bijna nooit betaald.
Dc dienst, wil graag een eigen ambu-
lance inrichten en kampt met een te-
kort aan materiaal. Praktici in
Nederland, die chirurgisch of laborato-
rium-materiaal teveel hebben en dit
graag geven voor het goede doel, kun-
nen contact opnemen met J. Bochnak,
Juliana van Stolberglaan 49, 1412 BE
NAARDEN, tel. 02159-50989.

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1989 voor de afle-
veringen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zijn inmiddels niet
meer voorradig.

Wel zijn nog verkrijgbaar de banden
voor de jaargangen 1988,1990 tol en
met 1993.

wikkelingsland.
- De gevolgen van een uitbraak van
mond- en klauwzeer in
Nederland en een land buiten Europa.
De voertaal van dit symposium is
Engels.

Het symposium vindt plaats in de col-
legezaal van de kliniek van gezel-
schapsdieren van de Faculteit Dierge-
neeskunde op de Uithof, Utrecht.
Aanvang 20.00 uur, entree ƒ 2,50.
Voor meer informatie kan men zich
wenden tot: Stichting DIO, Yalelaan
17, Postbus 80156, 3508 TD Utrecht,
tel.:030-532032.

-ocr page 34-

Die Anwendung zytoplasmatischer
Substanzen bei Tieren. Helmut Kraft.
Ferdinand Enke Verlag Stuttgart.
1993: 67. ISBN3 432 257112

Alhoewel het werkingsmechanisme
van de \'biomolekulaire
vitOrgantherapie\' niet tot in detail is
beschreven, is er toch veel weten-
schappelijke onderzoek uitgevoerd dat
besproken zal worden.
Zo begint het voorwoord van de auteur
profdr. Kraft van de Veterinaire
Faculteit in München in het te bespre-
ken werk.

Daarbij wordt gesteld dat het hier gaat
om multifactoriële bestanddelen van
het cytoplasma van gezonde cellen en
weefsel.

Deze worden uit foetale organen ge-
haald. Er vindt een verkleining plaats
van de ingevroren organen, die daama
als poeder worden drooggevroren, ter-
wijl een hydrolisatie onder vacuüm in
een zuur plaatsvindt, die er voor zorgt
dat alle preparaten steriel zijn.
Bovendien is de soortspecificiteit ver-
loren gegaan, terwijl de orgaanspecifi-
citeit van het preparaat behouden is ge-
bleven.

Een en ander riekt sterk naar de celthe-
rapie van Niehans, die toegepast bij de
mens naar men beweert wonderbare
genezingen kan bewerkstelligen.
Er zijn zeer verschillende toepassings-
vormen zoals poeder, oplossingen,
verdunningen tot 10-6 g/ml, zuigta-
blettenen vetcapsules.
Op weinig wetenschappelijke wijze
wordt opgesomd in verschillende
hoofdstukken waarvoor men de ver-
schillende preparaten moet gebruiken.
Het is meer een handleiding dan een
infonnatieve verhandeling over wat
deze therapie kan doen en waarom dat
zo is.

HET GEBRUIK VAN CYTOPLASMATISCHE
STOFFEN IN DE DIERGENEESKUNDE

Een onvruchtbare stier bijvoorbeeld
wordt weer inzetbaar na behandeling
van preparaten nrs. 70 en 71, die afge-
leid zijn van de placenta van de moe-
derdieren en foetaal weefsel.

Zowel varkens als pluimvee vertoon-
den duidelijk een verbetering van de
groei en voederconversie in de orde
van grootte van drie tot zes procent.
Er worden veel literatuurverwijzingen
gegeven, die voor het leeuwedeel af-
komstig zijn uit de jaren zeventig.
Men krijgt sterk de indmk dat dit vak,
dat kennelijk aan de Universiteit van
München gedoceerd wordt, de dieren-
arts een mystiek geloof in niet nader te
definiëren natuurkrachten moet geven.
Of deze theorie eveneens op zou moe-
ten worden genomen als leerstof in het
nieuwe curriculum van de Faculteit
Diergeneeskunde moet ten sterkste
worden ontraden.

W. Svbesma

Complicaties na biopteren onder
echo-begeleiding. Léveillé R, Par-
tington BP, Biller DS, Miyabayashi
T.J Am Vet Med Assoc 1993;
203: 413-5.

Door middel van een retrospectief on-
derzoek bij 195 honden en 51 katten
hebben de auteurs het percentage dieren
vastgesteld dat complicaties ontwik-
kelde na het biopteren van abdominale
stmcturen onder echo-begeleiding.
Alle dieren waren gesedeerd. Echo-
grafie werd gedaan met een 7,5 mHz
transducer. Het biopteren betrof in 70
gevallen een dunne-naald-aspiratie-
biopt (DNAB) en in 233 gevallen
weefselbiopten.

Biopsiën en aspiraties werden gedaan
met een biopsiegeleider bevestigd aan
de transducer of uit de losse hand. Niet
gebiopteerd/geaspireerd werd uit sterk
doorbloed weefsel of uit weefsel met
holtes. Aspiraties van galblaas, urine-
blaas of peritoneale effusie werden uit-
gesloten van dit onderzoek.

HOND EN KAT

Van de cytologische diagnose van de
DNAB correleerde 84,3% met de de-
finitieve diagnose. Van 93,6% van de
weefselbiopten was de gestelde histo-
logische diagnose correct.

Drie dieren (1,2%) kregen emstige
complicaties (tweemaal galperitonitis,
eerste perirenale bloeding). Dertien
dieren (5,6%) kregen een geringe com-
plicatie in de vorm van een gelokali-
seerde bloeding, echografisch vastge-
steld direct na het biopteren.

Een 18G-biopsienaald gebmikt voor
weefselbiopten levert meer weefsel op
dan een DNAB en is makkelijker te
zien met echografie. Om de naald nog
beter in beeld te krijgen, kan men deze
zachtjes bewegen en eventueel wat
lucht injiceren en/of uit de losse hand
biopteren, waardoor de naald meer
loodrecht op de geluidsbundel staat.

Het risico van tumorverspreiding via
de naald is klein volgens de auteurs.
Het percentage complicaties is über-
haupt klein. De galperitonitis, die bij
twee katten ontstond, is mogelijk het
gevolg van de brosse lever, die bij
beide katten aanwezig was ten gevolge
van leververvetting. Levensbedreigende
bloedingen traden niet op, mogelijk
door de gehanteerde voorzorgsmaatre-
gelen, zoals; gebruik van sedatie,
vooraf identificatie van het te biopte-
ren weefsel en de omgeving met echo-
grafie en continue observeren van de
naald tijdens het biopteren.

M. L. Schmid

KIP

Effect van salinomycine op im-
muunrespons na NCD-vaccina-
tie.

The effect of salinomycin on the im-
mune response of chicks.
M.A. Shalaby, A.A. El-Sanousi, M.M.
Yehia, A. Naser, and I.M. Reda. 1993;
100: 182-5.

Dit onderzoek was bedoeld om het ef-
fect vast te stellen van een anticocci-
diosemiddel (salinomycine) op de im-
muunrespons van de kip na een
Newcastle Disease (NCD)-vaccinatie.
Tweehonderd eendagskuikens werden
in vier gelijke groepen ingedeeld.
Groep I en II van 1 tot 49 dagen leeftijd
kregen respectievelijk 60 en 120 ppm
salinomycine in het voer.

Groep 111 kreeg geen salinomycine in
het voer. Groep 1, II en lil werden op

-ocr page 35-

21 dagen leeftijd gevaccineerd tegen
NCD. Groep IV kreeg geen salinomy-
cine en geen NCD-vaccinatie. Elke
week werd van alle dieren bloed getapt
en antistoffen bepaald (HAR, NCD).
De titers van groep 1 en III hadden een
vergelijkbaar verloop in hoogte en tijd.
Groep 11 bleek sterk achter vanaf drie
weken leeftijd en op zeven weken leef-
tijd waren geen antistoffen meer aan-
toonbaar.

Een velogene NCD-stam werd ge-
bruikt in een challenge experiment
(tijdstip van challenge werd niet ver-
meld, Ref): dit gaf bij groep II een be-
schermingsgraad van slechts 27%,
vergeleken met 86% bij de groep 1, en
14% bij groep IV. Bovendien bleek dat
er bij groep II een significante daling
was van het totaal aantal leucocyten
vanaf drie weken leeftijd, ten opzichte
van groep 1.

Bursa-gewichten (geen bursa-body-
weight ratio\'s, ref) waren op zeven
weken het laagst voor groep 11.
Een lymfocytenstimulatietest, om na
te gaan wat het effect van salinomy-
cine is met betrekking tot de mitogene
respons van lymfocyten, gaf aan dat
groep II over de gehele periode laag
scoorde. Groep 1 gaf op vier en zes we-
ken leeftijd ook een verlaagde activi-
teit te zien.

In zijn algemeenheid werd alleen bij
120 ppm salinomycine, zowel ten aan-
zien van de humorale, als de cellulaire
immuniteit, duidelijk negatieve effec-
ten vastgesteld. De resultaten uit de
NCD challenge-test onderschrijven
dat.

P. van Beek

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1989 voor de afle-
veringen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zijn Inmiddels niet
meer voorradig.

Wel zijn nog verkrijgbaar de banden
voor de jaargangen 1988,1990 tot en
met 1993.

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie mevrouw dr.
G.J. Binkhorst (Faculteit der Dier-
geneeskunde) bereid om voor de le-
zers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Wel of niet adviseren van Rhinopneu-
monie-enting van drachtige merries
om abortus (virus) te voorkomen?

ANTWOORD

Het antwoord zou even kort en krach-
tig kunnen luiden als de vraagstel-
ling:\'Vaccinatie kan abortus ten ge-
volge van een Rhinopneumonie-
infectie niet voorkomen\'.
De verklaring volgt enerzijds uit de
uitzonderlijke eigenschappen van het
Rhinopneumonie = Equine herpesvi-
rus, anderzijds wordt door een aantal
vooralsnog onbekende factoren het
proces al dan niet in gang gezet.

Equine herpesvirus type I (EHV-I).
Het virus verspreidt zich in het acute
stadium van de infectie, uitsluitend via
de leucocyten (viremie) door het li-
chaam en is in staat rechtstreeks over
te stappen op de endotheelcellen van
de vaatwanden. Eventuele anti-stoffen
in het plasma hebben daardoor geen
invloed op het virus.
De symptomen zijn afhankelijk van de
plaats en de ernst van de vaatwandle-
sies en de daardoor veroorzaakte
schade in de omringende weefsels en
in het achterliggende stroomgebied. In
principe kunnen deze lesies dus optre-
den in alle organen en spieren, onder
andere in het endometrium. Via oe-
deemvorming en necrose zijn geïnfec-
teerde leucocyten in staat de placenta
en vervolgens de foetus te bereiken.
Vermoedelijk wordt bij uitgebreide le-
sies van het endometrium de placenta
al afgesloten, nog voor infectie heeft
plaatsgevonden (negatieve sectie).
Onbekend is door welke factoren de
overstap op het vaatendotheel en de
mate waarin beschadiging optreedt
wordt bepaald. Daarnaast is het virus
in staat om voor een onbepaalde tijd in
het lymfoïde weefsel in een ruststa-
dium (latente fase) over te gaan. De
antistof-titer daalt dan binnen enkele
maanden. Behalve door corticosteroï-
den in hoge dosering, is onbekend
door welke factoren het virus gereacti-
veerd wordt. Aangezien vrijwel elk
paard al vroeg één of meerdere malen
met het virus in aanraking kan komen,
kan gesteld worden dat alle volwassen
paarden virus-drager zijn en daardoor
potentiële uitscheiders kunnen wor-
den. Ook hier spelen onbekende facto-
ren een rol.

Wél is experimenteel geconstateerd
dat na frequent vaccineren: tenminste
driemaal met korte tussentijden, ge-
volgd door challengeproeven, de hoe-
veelheid virus en de duur van de uit-
scheiding met het neusvocht duidelijk
afneemt, met andere woorden de infec-
tiedruk op de omgeving vermindert.
Hoewel er geen directe correlatie is
tussen de infectiedosis en het al dan
niet optreden van een viremie, blijkt er
wel een zeker verband te bestaan met
de aard en de ernst van de klinische
symptomen, voor zover het aandoe-
ningen van de respiratietractus betreft.
Helaas blijkt uit talloze experimenten
dat bij eenzelfde infectiedosis het aan-
tal aborterende merries in gevacci-
neerde en in controlegroepen niet ver-
schilt (maar overigens ook zelden
100% is).

RHINOPNEUMONIE-ENTING

Uit praktijkervaringen, zowel in
Nederland als in Engeland, blijkt ech-
ter dat een merrie die geaborteerd heeft
ten gevolge van een natuurlijke
(her)infectie, het (de) volgende jaar
(jaren) zelden of nooit opnieuw ver-
werpt. Experimenteel is dit echter door
middel van challengeproeven niet be-
wezen. Het zou een goede verklaring
kunnen vormen voor de stiltes na een
abortus-storm en het \'succes\' van vac-
cineren. Hoe lang deze natuurlijke im-
muniteit effect heeft is moeilijk na te
gaan, aangezien de abortusfrequentie
niet afhankelijk is van de leeftijd van
de merrie.

Wanneer de vraag had geluid: \'Welke
preventieve maatregelen kunnen er ge-
nomen worden om de drachtige mer-
ries zo goed mogelijk te beschermen?\',
dan was het antwoord geweest: maxi-
male omstandigheden om het risico
van (her)infectie te verminderen en het
vermijden van alle \'ongewone\' ge-
beurtenissen in de laatste helft van de
dracht. Maar ook dit is geen garantie.

-ocr page 36-

Ml

LANDELIJKE DAG VROUWELIJKE DIERENARTSEN
OVER PUBLIC RELATIONS, VITAMINE R EN
COACHING OP MAAT

Op zaterdag 13 november 1993 vond de landelijke dag vrouwelijke dierenart-
sen plaats. Zo\'n 95 dierenartsen van het vrouwelijke geslacht hadden huis en
haard verlaten om in het Oude Tolhuis te vergaderen, de positie van de vrou-
welijke dierenarts te bespreken en gezellig samen te zijn. De mannen pasten
op de kinderen.

Uit geanimeerde discussies bleek dat de aanwezigen een gemotiveerd gezel-
schap vormden. Ondanks een veranderende mentaliteit van de totale be-
roepsgroep -ook mannen weten inmiddels dat vrouwen goed functioneren in
de praktijk- blijven er knelpunten bestaan in de beroepsuitoefening van de
vrouwelijke dierenarts. Waarom zijn er bijvoorbeeld maar weinig vrouwen
geassocieerd? Mogen ze dat niet, kunnen ze dat niet of willen ze dat niet?
Moeten vrouwelijke dierenartsen vechten voor een gelijkwaardige positie of
juist zoeken naar alternatieven? Misschien moeten vrouwen ophouden zich
Mn te vechten\' in een mannenmaatschappij en op hun eigen manier aan het
werk gaan. De commissie \\\'DA heeft in elk geval genoeg zaken om zich druk
over te maken.

Door Sophie Deleu

PUBLIC RELATIONS

Mevrouw dr. M.J.L. Kik, voorzitter

van de commissie VDA, hield een in-

leiding en gaf een overzicht van de ac-
tiviteiten van de commissie in het af-
gelopen jaar.

Natuurlijk besprak zij, hoe het de nota
\'Ongebruikt Kapitaal, de beroeps(on)-
mogelijkheden van de vrouwelijke
dierenarts\' is vergaan, sinds de uitrei-
king ervan aan profdr, E.H. Kampel-
macherop de vorige landelijke dag. De
nota is op de Afdelings- en Groeps-
vergaderingen besproken. Ook het
Algemeen Bestuur heeft uitgebreid
kennis genomen van het rapport en
heeft ingestemd met de aanbevelingen.
De aanbevelingen zijn overgenomen
en binnenkort start het secretariaat met
de uitwerking ervan.
Er is een netwerk van vrouwelijke die-
renartsen. Per provincie zijn er regio-
nale contactvrouwen die het functio-
neren van het netwerk stimuleren.
Vorig jaar is het netwerk in Utrecht,
Noord-Brabant en Limburg nieuw le-
ven ingeblazen. In de provincies
Noord-Holland en Groningen is het
netwerk niet actief

\'De vrouwelijke dierenarts moet meer
aan PR doen\' was één van de conclu-
sies van Kik in haar inleiding, leder
voor zich, maar ook gezamenlijk moe-
ten vrouwen begrip kweken voor hun
situatie. Kik vond, dat er een column in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
zou kunnen verschijnen, waarin de ac-

-ocr page 37-

Gemengde praktijk in het zuiden van het land zoekt

DIERENARTS (m/v)

met brede belangstelling en ervaring in de intensieve veehouderij. Achterwacht strekt tot aanbeve-
ling. Reacties binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad richten aan de redactie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 4/94.

Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Deel 119, Aflevering 1, 1994

-ocr page 38-

tiviteiten van de commissie VDA wor-
den belicht. PR is overigens een moei-
lijk punt. De vrouwelijke dierenarts,
niet veel verschillend van andere wer-
kende vrouwen, is niet gewend om
voor zichzelf te \'lobbyen\'. Vaak is de
werkende vrouw druk met een full-
time baan en een huishouden, waar ze
zich verantwoordelijk voor voelt. Veel
vrouwen zijn al tevreden als ze de dag-
taak \'s avonds afgerond hebben. Ze
staan niet te springen om naar vergade-
ringen te gaan om daar hun positie te
verdedigen. Helaas veranderen ze dus
niets aan hun situatie en klimmen niet
op de maatschappelijke ladder. \'Moet
dat dan?\' zou je je af kunnen vragen.
Het is echter duidelijk dat de maat-
schappelijke positie vanuit de hoogte
beter te verdedigen is, dan van on-
deraf Mannen lijken daarmee over het
algemeen anders om te gaan.
\'In dit verband wil ik u erop attent ma-
ken dat er in 1994 drie Hoofdbe-
stuurszetels vrijkomen\', betoogde
Kik. \'Het is onze bedoeling dat er één
of twee door vrouwelijke dierenartsen
worden opgevuld\'. Ze zei wel, dat er
dan ook vrouwen moeten zijn, die deze
functie ambiëren en kunnen dragen.
\'Want de betreffende vrouwelijke die-
renarts moet natuurlijk wel iets in haar
mars hebben, anders heeft het geen
zin\', aldus de voorzitter.
De commissie VDA verwacht veel van
een enquête, die onder studenten ge-
houden wordt, naar de toekomstver-
wachtingen van de student diergenees-
kunde. Men hoopt gegevens boven
water te krijgen over de behoefte aan
part-time werk (ook bij mannen), het
beeld dat de student heeft van de werk-
zaamheden in de praktijk en de inte-
resse voor de secundaire en tertiaire ar-
beidsmarkt. Hopelijk wordt ook een
tipje van de sluier opgelicht, waarom
tamelijk veel vrouwelijke dierenartsen
na enkele jaren volledig ophouden met
werken. Is dit puur omdat het werken
hun onmogelijk wordt gemaakt (in
verband met de verzorging van kinde-
ren), zijn ze na enkele jaren teleurge-
steld in de werkzaamheden of denken
zij al van tevoren maar enkele jaren te
gaan werken? De enquête is als scrip-
tie-onderwerp opgezet door enkele
studenten en wordt financieel onder-
steund door de KNMvD en de
Faculteit Diergeneeskunde.
Mevrouw K.J.M. Stróbl heeft tijdens
het afgelopen jaarcongres het ge-
schenk ter onderscheiding van de
KNMvD ontvangen uit handen van
prof Kampelmacher. Kik feliciteerde
haar.

22

Tot slot nam de voorzitter afscheid van
Diny Grootenhuis-Wolting en Xandra
van Lingen: \'Zij hebben zich gedu-
rende lange tijd ingezet voor de com-
missie en daarvoor wil ik ze hartelijk
bedanken\'.

RELATIES

\'Je hebt allemaal weieens gehoord van
de vitamine R van je vader\', begon
mevrouw Liesbeth Bloemen haar ver-
haal. Liesbeth is juriste en actief\'net-
werkster\' bij de Stichting Vrouwen-
netwerken Nederland. Ze lichtte het
doel van de Stichting Vrouwennetwer-
ken toe en gaf de kenmerken van een
netwerk weer.

\'Vitamine R, relaties, wordt wel een
vies woord gevonden maar dat is het
niet, als je het maar netjes doet\', zei
Liesbeth. Ze tutoyeerde de aanwezi-
gen, naar eigen zeggen bewust. Ze in-
troduceerde ook een nieuw werk-
woord: netwerken. \'Netwerken
betekent, dat je je actief opstelt\', zei
Liesbeth \'Elke keer als je ergens sa-
menkomt, probeer je twee nieuwe
mensen -lees vrouwen- te leren ken-
nen\'. Netwerken betekent ontmoeten
en communiceren. Iedereen zit wel in
een paar netwerken. De volleybalclub
is een netwerk, je familie is er één,
maar ook vrouwelijke dierenartsen
vormen een netwerk. \'Jullie zijn alle-
maal dierenarts en jullie zijn allemaal
vrouwen, dus met een geringe inspan-
ning vorm je zo een netwerk\', zei
Liesbeth.

De kenmerken van een netwerk zijn
wederkerigheid (geven en nemen), ac-
tiviteit (je moet er wel wat voor doen)
en vertrouwen (je moet een ander niet
onderuit halen als ze je wat vraagt).
\'Binnen de vrouwennetwerken wor-
den geen machtsspelletjes gespeeld,
zodat je je kwetsbaar kunt opstellen\',
aldus Liesbeth. Blijkbaar is dit ver-
trouwen een typisch vrouwenaangele-
genheid, want enkele aanwezigen kon-
den zich niet voorstellen dat hun vader
iedere relatie vertrouwde. Wederke-
righeid sprak hun veel meer aan.
\'Binnen een netwerk kun je elkaar
vooruithelpen. Als je ophoudt met een
bestuursfuncie, zoek dan een vrouwe-
lijke opvolger. Als je een dergelijk
baantje zoekt, spreek dan een netwerk-
ster aan\', lichtte Liesbeth de zin van
een netwerk toe.

Op bijeenkomsten van de diverse net-
werken wisselt men ervaringen uit,
schuift men elkaar naar voren, doet
men kennis op en leert men nieuwe
mensen kennen.

K O N I N K L I j K [•: N K O [■: R i. A N I) s I-; M A A T s c\' H A p I\' IJ VOOR D u; R (i [•; N [•; E S K U N I) K

Een netwerk van tien vrouwen kan
zich aansluiten bij de Stichting
Vrouwennetwerken Nederland. \'De
bedoeling is dat deze vrouwen een ze-
ker niveau hebben\', zei Liesbeth.
Hierover ontstond wat verwarring in
de zaal, want wat is \'een zeker ni-
veau\'?

De Stichting geeft een branchegericht
telefoonboek uit. Dit boek moet bij ie-
dere aangesloten vrouw naast de tele-
foon liggen. \'En als je dan op zoek
bent naar bijvoorbeeld een advocaat,
dan wil je natuurlijk een vrouwelijke
advocaat\', zei Liesbeth \'En die vind je
in het boek.\'

Duidelijk werd, dat iemand die niet
werkte ook niet aangesloten kon zijn.
\'Theoretisch zou je moeten bedanken
als je werkeloos bent\', vertelde
Liesbeth. \'Maar waarom ben je anders
bij een netwerk aangesloten?\' vroeg
iemand \'Toch zeker om elkaar aan
werk te helpen\'. Het bleek dat deze re-
gel niet strikt word gehandhaafd. Het
is alleen niet gewenst dat de gids vol
vrouwen staat die niet willen werken.
\'Natuurlijk meld je je niet-lid-af als je
werk zoekt\', stelde Liesbeth de zaal
gerust.

Ze besloot haar verhaal met een bood-
schap: \'Als je vandaag maar twee
nieuwe vrouwelijke dierenartsen leert
kennen, dan heb je al heel goed genet-
werkt (of is het \'net gewerkt\', red.)\'.

COACHING OP MAAT
Mevrouw Anita Aerts heeft een ad-
viesburo \'Aerts Organisatieadvies\' en
coacht (met name) vrouwen, die het
gevoel hebben \'iets meer te willen\' of
\'op een dood spoor zitten\'. Meestal
stellen de personen die Aerts in de arm
nemen, vragen over de relatie tussen
zichzelf en hun werk of het werk dat ze
zoeken. Belangrijk is dat deze vrouwe-
lijke personen het gevoel hebben dat
iemand anders daarbij kan helpen, an-
ders is er natuurlijk geen sprake van
coachen.

Het blijkt in de praktijk moeilijk om
een coach of supervisor te vinden (de
lezers weten er nu één). Je vindt ze niet
in de Gouden Gids en ze worden niet
vergoed door het ziekenfonds. Super-
visors zijn soms, maar lang niet altijd
psychologen. Aerts heeft bijvoorbeeld
de sociale academie gedaan en heeft
zich toegelegd op organisatiekunde.
Ze heeft veel ervaring met verschil-
lende soorten organisaties en kan daar-
door vooral adviseren bij \'onverklaar-
bare samenwerkingsproblemen\', her-

-ocr page 39-

oriëntatie op de loopbaan, \'niet voor
elkaar krijgen wat je wilt voor elkaar
krijgen\' en dergelijke.
\'In een eerste gesprek bespreek je de
manier van werken, de condities, de
frequentie van de gesprekken en je
gaat wel of niet aan het werk\', zei
Aerts.

Wat gebeurt er bij het coachen? Aerts
gaf een paar voorbeelden. De coach
houdt de cliënt als het ware een spiegel
voor. \'De meeste mensen hebben on-
bevraagde aannames, weten niet dat
wat zij denken dat \'niet kan\' heel goed
mogelijk is. Ze besefïen niet dat zij
hun situatie kunnen veranderen door er
simpelweg anders over te denken\', al-
dus Aerts.

\'Ik kan niet\' is uit den boze. De cliën-
ten leren denken in termen van \'ik wil
graag\'. Impliciete overtuigingen wor-
den uitgesproken en waar nodig ont-
kracht.

Na een tijd vormt onze manier van
denken patronen, die de werking van
self fulfilling prophecies weerspiege-
len: \'Hoe meer we dingen verwachten
te zien, des te meer we ze zien en het
resultaat is dat het geloof over de
\'waarheid\' van die ervaring sterker
wordt\'.

Als je jezelf niet ziet als iemand die je
eigen leven bepaalt, kun je alleen re-
ageren op de omstandigheden. De om-
standigheden zijn een dominante
kracht in je leven en succes verandert
niets aan de veronderstelling van
machteloosheid. Dit veroorzaakt een
gevoel van werkdruk. \'Ik tracht men-
sen een creatieve, in plaats van een re-
actieve houding mee te geven\', aldus
Aerts \'Creatieve mensen zijn in staat
dat wat ze zich voorstellen te verwe-
zenlijken\'.

Het gaat bij coachen niet alleen om
helder te krijgen waar je naar toe wil,
maar ook om de condities waaronder
en om je eigen energie. \'Ik denk\', zei

Anita \'Dat iedereen voor zichzelf kan
bedenken welke zaken veel energie
kosten en welke energie opleveren\'.
Dit is voor iedereen verschillend en het
gaat erom de \'energielekken\' op te
sporen. \'Telkens terugkerende zeu-
rende telefoontjes kunnen bijvoor-
beeld een \'energielek\' zijn\', lachte
Aerts. Het motto is investeren in din-
gen die je energie opleveren en komaf
maken met \'energielekken\'.

Ten aanzien van vrouwen vindt Anita
dat zowel de houding \'vrouwen zijn
heel anders dan mannen\' als de hou-
ding \'vrouwen zijn gelijk aan mannen\'
verkeerd is: \'Ik vind het als coach
vooral belangrijk om oog te hebben
voor de immense variatie binnen een
groep vrouwen\'. De vrouwelijke die-
renarts die dochter is van een keuter-
boer uit Oost-Brabant geeft immers
een heel andere betekenis aan het be-
roep en heeft heel andere aannames
dan de vrouwelijke dierenarts uit een
familie van generaties artsen.
\'Gegroeide verschillen mag je niet ne-
geren, je moet ervan uitgaan dat vrou-
wen en mannen onder de gegeven om-
standigheden ten dele andere vaardig-
heden en gedrag hebben geleerd\'.
Aerts besloot haar verhaal -eigenlijk
was het een levensles- met een globale
aanduiding van de kosten van
coaching.

Het aantal bijeenkomsten ligt meestal
tussen de vijfen de vijftien en de tarie-
ven liggen tussen de ƒ125,- en de
ƒ450,-, afhankelijk van onder meer de
duur van een bijeenkomst en of de
werkgever bijdraagt in de kosten.
Diny Grootenhuis-Wolting, kersvers
oud-lid van de commissie VDA, liet de
aanwezigen weten, te willen beginnen
met de uitwerking van één van de aan-
bevelingen uit de nota \'Ongebruikt
Kapitaal\'. \'Ik heb nou toch tijd over\',
motiveerde ze haar voornemens. Ze is
op zoek naar alternatieve associatie-
vornien: \'Er zijn wellicht vele samen-
werkingsverbanden mogelijk in de
praktijk, waarvan er zeker enkele heel
geschikt zijn voor de vrouwelijke die-
renarts\'. De geïnteresseerde lezer kan
hierover contact opnemen met het bu-
reau van de KNMvD.

De nota \'Ongebruikt Kapitaal\' is ver-
krijgbaar op het bureau van de
KNMvD. tel 030-510111. maandag
tot en met donderdag van H.30 uur tot
17.00 uur en vrijdag van 8.30 uur tot
15.00 uur. \'Aerts Organisatiebureau\'
is bereikbaar onder tel. 02155-11852,
fa.x. 02155-26925.

Dc commissie \\ DA kan nog en-
kele nieuwe leden gebruiken en
wil graag in contact komen met
vrouwelijke dierenartsen die
hiervoor interesse hebben.
Bent u geïnteresseerd of wilt u
meer weten van het werk van de
commissie, neem dan contact op
met één van de huidige leden:
Marja Kik, voorzitter, tel.
03402-63681, Liesbeth Auwer-
da, tel. 070-3623089, Kati
Stróbl, tel. 040- 838553, Ilse
Tiemessen, tel. 030-520973 of
Ruth Zadoks, tel. 030-731281.
Op het bureau van de KNMvD
is Marij van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewer-
ker, het aanspreekpunt, tel.
030-510111.

Het is gebruikelijk dat per 1 januari de
advies-salarissen voor dierenartsen en
dierenarts-assistenten worden aange-
past. Het Hoofdbestuur heeft besloten
de salarissen aan te passen met 1,53%,
dat is namelijk de ontwikkeling van
het prijsindexcijfer over de periode
september 1992 - september 1993.

23

Salarissen dierenartsen

De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts in loondienst (arbeidsover-
eenkomst) zijn als volgt:

ƒ 4.125," (was ƒ 4.075,-) bruto per
maand voor een pas afgestudeerde die-
renarts (of ƒ 165," per dag);

AANPASSING SALARISSEN VOOR
DIERENARTSEN EN DIERENARTS-
ASSISTENTEN PER 1 JANUARI 1994

K O N I N K L 1 J K K N K I) h R I. A N [) S K MAATSCHAPPIJ VOOR D I E R (i E N K H S K U N 11 K

ƒ 4.650," (was ƒ 4.575,--) bruto per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa één jaar erva-
ring (of ƒ 186," per dag);
ƒ 5.175," (was ƒ 5.100,") bruto per
maand voor een dierenarts bij goed
functioneren met circa twee jaar erva-
ring (ofƒ 207,— ) per dag;
ƒ 5.950," (was ƒ 5.850,") bruto per
maand voor een dierenarts die langdu-
rig als dierenarts-medewerker in de
praktijk werkzaam is (of ƒ 238,-- per
dag).

De geadviseerde salarissen voor een

-ocr page 40-

dierenarts-waarnemer (geen loon-
dienst) zijn als volgt:

ƒ 5.475," bruto per maand voor een
pas afgestudeerde dierenarts (of
ƒ219,- per dag);

ƒ 6.100,- bruto per maand voor een
dierenarts met circa één jaar ervaring
(of ƒ244,- per dag);
ƒ 6.700,- bruto per maand voor een
dierenarts met circa twee jaar ervaring
(of ƒ268,- per dag).
Voor een zelfstandige waarneming
door een dierenarts met langdurige er-
varing bedraagt het advies ƒ 7.400,—
bruto per maand (of ƒ 296,— per dag).

Adviessalarissen dierenarts-assis-
tenten

De salarissen voor een gediplomeerd
dierenarts-assistente (of met 3 jaar er-
varing als dierenarts-assistente) bedra-
gen:

Ie dienstjaar ƒ1.645,—

2e dienstjaar ƒ 1.887,-

3e dienstjaar ƒ2.129,-

4e dienstjaar ƒ 2.370,-

5e dienstjaar ƒ2.485,-

6e dienstjaar ƒ 2.600,-

7e dienstjaar ƒ2.715,-

8e dienstjaar ƒ2.831,-

9e dienstjaar ƒ2.945,-

10cdien.stjaar ƒ3.060,-

1 Ie dienstjaar ƒ3.177,-

12e en volgende

dienstjaar ƒ3.291,-.

Wanneer de dierenarts-assistente geen
diploma heeft, wordt gedurende drie
jaar het wettelijk minimumloon gead-
viseerd. Het minimumloon is ten op-
zichtevan 1993 niet gewijzigd.
Binnenkort zal de KNMvD-publikatie
\'Het in dienst nemen van personeel\'
verschijnen, waarin nadere informatie
omtrent arbeidsovereenkomsten, sala-
riëring en dergelijke is opgenomen.
Men kan ook contact opnemen met
mevrouw M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker, tel.
030-510111.

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1989 voor de afle-
veringen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zijn inmiddels niet
meer voorradig.

Wel zijn nog verkrijgbaar de banden
voor de jaargangen 1988,1990 tot en
met 1993.

Zeer waarschijnlijk is de premie van
uw ziektekostenverzekering per 1 ja-
nuari 1994 verhoogd. Dit kan voor u
een reden zijn om uit te zien naar een
andere verzekering. Al enkele jaren
bestaat de mogelijkheid om deel te ne-
men aan de collectieve ziektekosten-
verzekering voor dierenartsen.

Deze verzekering, die uitsluitend toe-
gankelijk is voor leden van de

Twee collegae hebben de op 16 sep-
tember jl. afgenomen Toets Veteri-
naire Homoeopathic met goed gevolg
afgelegd. Het zijn dc collegae me-
vrouw M. Hof te Almere en P. L. F.
Bours te Tilburg. Zij zijn derhalve toe-
gevoegd aan de lijst van de te consulte-
ren homoeopathisch-werkende dieren-
artsen, zoals die gepubliceerd is in het
Diergeneeskundig Jaarboek 1993
(pag. 189).

Tijdens de vergadering van de GHwD
van 25 november 1993, zijn de voorzit-
ter, mevrouw M. E. Lutz-Vogelenzang
(de eerste vrouwelijke voorzitter van
een Groep van de KNMvD!) en de vice-
voorzitter, J. H, W. M. Miltenburg, om
statutaire redenen afgetreden. Als
nieuwe voorzitter is gekozen mevrouw
dr. V. Baumans te Zeist. In de vacature
van vice-voorzitter is voorzien door de
benoeming van P. L. F. Bours te Tilburg.

KNMvD, is een zeer uitgebreide ver-
zekering met diverse eigen risico\'s
(van geen tot ƒ 2.000,-) met een gun-
stige premiestelling. In tegenstelling
tot veel andere verzekeringen worden
de premies van de collectieve verzeke-
ring voor dierenartsen niet verhoogd.
Wilt u ook profiteren van dit contract?
Neem dan contact op met de Stichting
Dienstverlening Dierenartsen van de
KNMvD, telefoon: 030-514844.

Het bestuur is, om de contacten te be-
vorderen met de diergeneeskundige
.studenten, uitgebreid met een studen-
tenlid. Mevrouw E. C. van der Waa te
Utrecht zal deze bestuursfunctie gaan
vervullen.

Het bestuur van de GHwD ziet er daar-
door als volgt uit:
Bestuur:

Mevrouw dr. V. Bauman.s, voorzitter,
Zeist.

P. L. F. Bours, vice-voorzitter, Tilburg.
P. C. Krof^, secretaris, 7576 ER
Oldenzaal, Kruyskamp 28, tel. 05410-
14282.

K. M. Rienks, penningmeester, Dussen.
P. C. J. Quartel, lid, Heinenoord.
Mevr. E. C. van der Waa, studentenlid.
Utrecht.
Administratie:

G. Th. A. Menges, 3448 ER Woerden,
Vogelwikkeveld 22, tel. 03480-16843,
bankrek.nr. 51.72.25.700, postrek.nr.
40.56.352.

Voor 1994 zijn de volgende vergader-
data vastgesteld: 20 januari; 24 maart
(tevens jaarvergadering); 26 mei; 22
september en 24 november 1994. De
studievergaderingen worden van
19.30-22.30 uur gehouden in het
Beatrixgebouw van het Jaarbeurscon-
grescentrum, Jaarbeursplein te Utrecht
(tel.: 030-955911). Belangstellenden
worden van harte uitgenodigd een stu-
dievergadering bij te wonen.

G. Th. A. Menges

STICHTING DIENSTVERLENING
DIERENARTSEN VAN DE KNMVD

GAAT DE PREMIE VAN UW ZIEKTEKOSTEN-
VERZEKERING IN 1994 WEER OMHOOG?

GROEP HOMOEOPATHISCH-WERKENDE
DIERENARTSEN

-ocr page 41-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben /.ich aangemeld de volgende
collegae:

Borgers, J.W.; 1993; 4621 AJ Bergen op Zoom;
Klimopstraat 26.

Comelisse, C.J.; 1993; 3512 EZ Utrecht;
Kloksteeg49.

Delhaes, Mevr. L.M.; 1993; 3581 JL Utrecht;
Oudwijkerveldstraat 2 bis.
Deugd, J. de; 1993; 3551 TA Utrecht;
Bremstraat 17.

Egmond, M.J. van; 1993; 7913 BM
Hollandscheveld; Kraaiheidestraat I.
Hülsen. J.H.J.L.; 1993; 5531 DV Bladel;
Schalieven 34.

Kaasenbrood. Mevr. J.H.; 1993; 2026 ZE

Haarlem; Vergierdeweg 221.

Leeuwen, Mevr. S. van; 1993; 3607 KV

Maarssen; Spechtenkamp 354.

Mombarg, M.J.; 1993; 3572 GM Utrecht;

Griftstraat3.

Ooms, H.; 1993; 3531 SB Utrecht; Joh.
Camphuysstraat 17.

Sol. R.H.C.; 1993; 3514 VM Utrecht; J. de
Bekastraat 4.

Steerenberg, E.T.; 1993; 3572 BT Utrecht;
Veeartsenijstraat 39.

Wipkink, Mevr. C.L.; 1993; 3531 EJ Utrecht;
Van Riebeeckstraat 20 bis.

.\\ls lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het lloufdbestuur aangenomen:

Best, Mevr. 1. de-, 1993; 3853 JB Ermelo;
Horstcrweg 165.

Jong-Kromwijk, Mevr. P.M.AG. de; 1993;
3511 RT Utrecht; Catharijnekade 1 A.

.Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor

Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur
aangenomen:

Ibrahim, A.A.; 1012 PT Amsterdam; Kolksteeg
16.

Steltenpool, B.A.; 3522 AM Utrecht;
Dollardstraat38.

JUBILEA:

R. Yagil te Beer-Sheva (Israël), aanwezig, 25
jaar, 7 januari 1994

W.J. Bruckwildcr te Ravenstein, afwezig, 35
jaar, 9 januari 1994

H.B.M. Overhaus te Ouderkerk a/d Amstel, af-
wezig, 40 jaar, lOjanuari 1994
Dr. B H. Kessenste Emmen, afwezig, 60jaar, 15
januari 1994

E.L. Lansink te Borculo, afwezig, 55 jaar, 17 ja-
nuari 1994

Y. Israeli te Michmoret (Israël), afwezig, 25 jaar
17 januari 1994

J.S. van Witteveen te Delft, afwezig, 35 jaar, 19
januari 1994

D J. Ubbels te Winterswijk, afwezig, 25 jaar, 24
januari 1994

J.G.J. Giesen te Holten, afwezig, 30 jaar, 24 ja-
nuari 1994

M. Mulder te Eursinge, afwezig, 25 jaar, 30 ja-
nuari 1994

J. Smeenk te Almelo, afwezig, 25 jaar, 31 janu-
ari 1994

J.P.J. Peelen te Emmen, afwezig, 25 jaar, 31 ja-

nuari 1994

l.A.T. Rigterte Maasbracht, aanwezig, 35 jaar,

31 januari 1994

Dr. Th.A.M. Elsinghorst te Bilthoven, afwezig.

30jaar. 31 januari 1994

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van

30 november 1993:

Nooteboom, Mevr. M. Ooms, H.

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 3

december 1993:

Delhaes. Mevr. L.M.

Kaasenbrood, Mevr. J.H.

Santen. Mevr. J.M.

Veldman. Mevr. J.M.M.

MUTATIES:

l99»Andriessen. F.J.G.; 1988; 2595 HA \'s-
Gravenhage; Helenaslraat
1; tel. 070-
3793815
bur.; fax 070-3478398; mede«.
V.D., Min. L.N.V., stafmedew. Int. Vet.
.Aangelegenheden.

206 Best. Mevr. I. de; 1993; 3853 JB Ermelo;
Horsterweg
165; tel. 03417-64555;
wnd.d. (toev. als lid).

211 Bootsma.J.; 1963; 8397 GJ De Blesse (E);
Spoorlaan 8 A; tel. 05614-1569 privé, 1080
bur.; fax 05614-1051; Directie Cnossen
Expertise, Veterinair en Agrarisch
Expertise Büro; Register Expert.

215 Brouwer. Mevr. G.C.; 1978; 1768 AX
Barsingerhorn; J.J. Wernerstraat I; tel.
02243-32.34; k.d. R.V.V.

215 Bruckwilder, W.J.; 1959; 5371 CM
Ravenstein; Keurvorstenplein 7; tel.
08867-1421; r.d.

218 Coesant, R. van; 1993; 8112 PM Nieuw-
Heeten; Oude Diepenveenseweg
4 A; lel.
05725-1779; wnd.d.

221* Delhaes, Mevr. L.M.; 1993; 3581 JL
lllrecht; Oudwijkerveldstraat
2 bis; lel.
0.30-514923; wnd.d.

227* Egmond. M.J. van; 1993; 7913 BM
Hollandscheveld; Kraaiheidestraat I;
tel.
05284-21.3.3 prakt.; fax 05284-1738;
p., mede», bij C;. Jeurink.

230*Eshuis, E.W.D.; 1993; naar het buiten-
land.

349*Eshuis, E.W.D.; 1993; 9625 Maia, .Sao
Miguel - .Accres (Portugal); p/a
Correana; tel.
00-351-96-44427 prakt.;
p.. medew. bij Mevr. M.J.P.E. Obels.

231 Feenstra, Mevr. M.; 1993; 8842 LA
Wclsrijp; Westerein 11; tel. 05173-41476
privé.
058-67.3077 prakt.; p., mede«, bij
G. de Boer.

235 Genügten, F.C.M. van; 1975; 5447 PD
Rijkevoort; Hoogeindsestraat 18; tel.
08857-1268 privé.
08855-71406 prakt.;
p., geass. met I..J.M. Arts.

237 Graaf, T. de; 1991; naar het buitenland.

350 Graaf, T. de; 1991; 1054 JL Amsterdam;
p/a Overtoom
309; tel. 020-6120856
privé, 00-506-377833 bur.; fax 00-506-
602155;
Herd Health teaching specialist,
Kscuela de Med. Vet. (Apdo
304-3000,
Heredia, Costa Rica).

257 Jong-Kromwijk, Mevr. P.M.A.G. de;
1993; 3511 RT Utrecht; Catharijnekade 1
A; tel. 030-315206; wnd.d. (toev. als lid).

257\'Joumee. D.L.H.; 1973; 7573 BB
Olden/aal; Emmastraat
20; tel 05410-
31614;
d.

258* Kaasenbrood, Mevr. J.H.; 1993; 2026
ZE Haarlem; Vergierdeweg 221; tel.
023-372634; wnd.d.

263 Koene. Mevr. M.G.J.; 1993; 8251 TZ

Dronten; Thomsonstraat 268; lel.
03210-80338 privé, 12392 prakt.; p., me-
de«. bij F.J. Lok en E.I). Schutte.

274 Lübbe. J.C. van der; 1985; 2573 EV \'s-
Gravenhage; Terletstraat
11 ; tel. 030-
3360305/
3106270 privé. 3456113 prakt.;
P-

278 Meerakker, Mevr. C.P.L.M. van de; 1987;
6014 BE Ittervoort; Daalakkerstraat 34;
tel. 04756-6259 privé, 04955-1225 prakt.;
p., medew. bij M.W.G.H. Heijmans.
A.Th.E. Kooien, M.l.M. Linthorst. K.G.P.
Pouwels, J.W.H. Schcres, F.G.M.
ScheijmansenG.P.M.M. Tacken.
285 Nie, S. de; 1984; 1381 BE Weesp; Het
Groote Plein 2; tel. 02940-30148 privé,
11.363 bur., 06-52846005 (auto); fax
02940-31618; Countrv Manager IDEXX
S.A.

287* Nooteboom, Mevr. M.; 1993; 3981 ZN
Bunnik; \\ letweide
96; tel. 03405-67980;
«nd.d.

288*Ooms, H.; 1993; 3531 SB Utrecht; Joh.
Camphuysstraat
17; lel. 030-943469;
wnd.d.

292 Pelgrum, H.G.; 1967; 7218 BM Almen;
Bakkersteeg
3; tel. 05751-1781 privé,
057.38-1243 prakt.; fax 05738-2418; p..
geass. met G.J.R. Groenland, P. van
Harten en R. van Oyen.
296 Proosdij, Mevr. M.J.E. van; 1990;
5613 AJ
Kindhoven; Koekoeklaan
16; lel. 040-
442823;
wnd.d.
299 Rietkerk. F.E.; 1986;
1054 AN
Amsterdam; Bosboom Tuussainislraat
37 hs; lel. 020-6890585; fax 02907-801«;
d.

301 Roon. Mevr. C.M. van; 1990; 2992 WN
Barendrecht; J. Pompevliet
43; lel.
01806-22944 privé, 18401 prakt.; p.
.303* Santen, Mevr. J.M.; 1993; 1058 KX
Amsterdam; Warmondslraat
191 III;
lel.
020-15.3257; d.
306 Scholten. F.A.W.J.; 1989; 5351 AX
Berghem; Burg. van Erpstraat 56; tel.
(Ml23-1316 privé. 3218 prakt.; p., geass.
met J..A. van Oorschol en M.M. van der
Zander.

310 Sliedrecht. Mevr. M.IL; 1993; 3512 TN
Utrecht; Predikherenstraat 6; tel. 030-
314045 privé,
070-3248651 prakt.; p.,
mede«, bij P. Kraayenhagen.

311 Smith, P.T.; 1980; 7971 PT Havelte;
Molendwarsweg 3; tel. 05214-1275; fax
05214-2700; p.

311 Smith-Otter, Mevr. A.M.A.; 1981; 7971
PT Havelle; Molendwarsweg 3; tel.
05214-1275; fax
05214-2700; p.

312 Spaans. J.; 1991; 7642 NK Wierden;
Rijssensestraal
85 A; tel. 05496-75295
prakt.; p., medew. bij J.H.E. Fielen, S.J. dc
Groot, H.W.F. Picard, J. Siebelink en G.J.
Stam.

318 Theunissen, G.T.J.M.; 1987; 1078 SX
Amsterdam; llithoornslraal
4 Hl; lel.
020-6754015 privé, 5473933 bur.; vet.
adv. bij Rhône-Mérieux.
325* Veldman, Mevr. J.M.M.; 1993; 5403 EV

tdcn; Drossaard 9; d.
326* Verhoeve. H.P.; 1992;
5508 VD
Veldhoven; Bergerhei
52; tel. 040-
547680
privé, 04977-84676 bur.; d. bij
Vetimex.

330 Vogel, Mevr. B.D.H.; 1992; 5672 ED
Nuenen; Zilvermeeuw hof
15; lel. 040-
840698
privé, 840405 prakt.; p.

331 Vos, Dr. J.H.; 1978; U-1992; 5126 NP
Gilze; Bavelsewcg
118; tel 01613-2805

-ocr page 42-

privé, 04116-59500 bur.; fax 04116-
59550; d. G.v.D. Zuid-Nederland.
333 Vugt, Dr. F. van; 1973; U-1977;
1357 CX
Almcrc; Schapcnmeent 237; tel. 036-
5313927 privé,
08370-19066 bur.; me-
dew. N.R.L.O., Min. van Landbouw.
Natuurbeheer en Visserij. Dir. Wetenschap
cn Technologie (vrije studierichting).
338 Wicman, Mevr. J.M.D.; 1990;
naar het

buitenland.
358 Wieman, Mevr. J.M.D.; 1990; 1054 JL
.Amsterdam; p/a Overtoom 309; tel. 020-
6120856 privé; fax 00-506-602155; d.
(Apdo 149-3000, Heredia, Costa Rica).

Wijzigingen die nâ 10 december zijn doorgege-
ven (vanaf Personalia 15 januari 1994). kunnen
helaas niet meer worden opgenomen in het
Diergeneeskundig Jaarboek 1994!

JUBILEA 1994

25 jaar (1969), Woonplaats, Datum, aanwe-
zig/afwezig

R. Yagil, Bcer-Sheva (Israël). 7 januari, aanwe-
zig

Y. Israeli, Michmoret (Israël), 17 januari, afwe-
zig

D.J. Ubbels, Winterswijk, 24 januari, afwezig
M. Mulder, Eursinge, 30 januari, afwezig
J.P.J. Peelen, Bmmen, 31 januari, afwezig
J. Smeenk, Almelo, 31 januari, afwezig
B. Gerritsen, Steenwijk, 28 februari, afwezig

B. Reitsma, Sneek, 28 februari, afwezig

G. van Westrhenen, Tiel, 29 maart, afwezig
Mevr. M.T. IJzerman, Steenwijkerwold, 31
maart, afwezig

J.H. van Til, Kollum, 31 maart, afwezig

C.H. van Wees, Warffum, 31 maart, afwezig
Mevr. A P. van Asperen, Zoetemieer, 2 mei, af-
wezig

D. van Baren, Borger, 2 mei, afwezig
E P. Dijk, Roden (D), 2 mei. afwezig

R.J. Kaasenbrix)d, Schijndel, 2 mei, aanwezig
Dr. H.J. Postema, Nunspeet, 2 mei, afwezig
K.K. Kadijk, Sint Anthonis, 2 juni, afwezig
J. Bakker, Exioo, 4 juli, aanwezig
A.H. Brethouwer, De Heume, 4 juli, aanwezig
R. van der Burg, Franeker, 4 juli, onbekend
J.L. Eikelenboom. Mortel-Gemert, 4 juli, aan-
wezig

Dr II. van Haeringen, Wageningen, 4 juli, af-
wezig

A. de Leeuw van Weenen, Phuket (Thailand), 4
juli, aanwezig

C. Lenten, Kythira (Griekenland)11 juli, aanwe-
zig

J.W.A.A. Driessen, Halsteren, 9 september, af-
wezig

A.C.J. Arens, Tilburg, 19 september, afwezig
G. van den Berg, Stolwijk, 19 september, afwe-
zig

Mevr. E.G. Graveland-

Wolterbeek, Alphen a/d Rijn, 19 september,
aanwezig

J. Hoftijzer, Singapore (Singapore)19 .septem-
ber, afwezig

M.M. Lengkeek, Twello, 19 september, afwezig
Dr. J.H.M. Nieuwenhuijs, Utrecht, 19 septem-
ber, afwezig

W.R.M. Stolwijk, Haaksbergen, 19 september,
aanwezig

ProfDr. G.H. Wentink, Erp, 19 september, af-
wezig

R. van der Veen, Meerkerk, 27 september, onbe-
kend

Dr R.G.M. ten Berg, Utrecht, 3 oktober, onbe-
kend

R. de Haas, Bergambacht, 3 oktober, afwezig

A. van Lohuizen, Castricum, 3 oktober, afwezig
J.F.M. Spoorenberg, Leende, 3 oktober, aanwe-
zig

H.C.A. Leemans, Meppcl, 6 oktober, afwezig
M.J. de Boer, Nieuw Milligen, 17 oktober, afwe-
zig

R.K. de Boer, Borger, 17 oktober, afwezig
Dr. J.J. Geene, Wanroy, 17 oktober, aanwezig
W. van der Holst, Stroe (GId), 17 oktober, aan-
wezig

N B. van der Meer, Schijndel, 17 oktober, afwe-
zig

P.W.A. Seuren, Sevenum, 17 oktober, afwezig
M. Nicolay, Winsum (Gr), 7 november, afwezig
K.G.P. Pouwels, Tungelroy, 7 november, afwe-
zig

W.C.C. Wamelink, Holten, 15 november, afwe-
zig

B. Brummelman, Wolvega, 21 november, afwe-
zig

W. Bekink, Waddinxveen, 27 november, afwe-
zig

J.F. van Calker, Ruinerwold, 27 november, af-
wezig

R. Schippers, Wognum, 4 december, aanwezig
W.A. Kok, (iendringen, 12 december, afwezig
H.M. van Noortwijk, \'s-Gravenhage, 12 decem-
ber, aanwezig

J.J.M. van Riel, Tilburg, 12 december, aanwezig
J.P. Vrij, Apeldoorn, 12 december, afwezig
L.B.H. ten Hove, Erp,
16 december, afwezig
Dr. W W. Braunius, Terwolde, 19 december,
aanwezig

M.O. Molenaar, Staphorst, 30 december, aanwe-
zig

J.C. Oldenbandringh, Gouda, 30 december, aan-
wezig

30 jaar (1964), Woonplaats, Datum, aanwe-
zig/afwezig

J.G.J. Giesen, Holten, 24 januari, afwezig

Dr. Th.A.M. Elsinghorst, Bilthoven, 31 januari,

afwezig

J. Beekman. De Waal (Texel), 5 februari, aan-
wezig

Mevr. W. Pol-van Dongeren, Langelo (D), 5 fe-
burari, afwezig

Dr. J. Frens, Boxmeer, 24 maart, afwezig
Dr. J.W. Gunnink, Bilthoven, 24 maart, afwezig

F.W. van Hoff, Alphen (NB), 24 maart, afwezig
J. Kuipers, Hattem, 24 maart, afwezig

J.H. H(X)gendoom, Ouderkerk a/d IJssel, 6 april
, afwezig

H. Hemminga, Komhom, 29 april, afwezig
M.I.M. Linthorst, Grathem, 29 april, afwezig
J.A.M. Schrooyen, Liempde, 29 april, afwezig

G. Vass, Nieuw Beijerland, 29 april, aanwezig
P. Fontijne, Bilthoven, 16 juni, afwezig
ProfDr. R. Kroes, Bilthoven,
16juni, afwezig

B.W. Reerds, Gouda, 8 juli, onbekend
G.A.M. Wieland, Helden, 8 juli, afwezig

J.A. Droppers, Arnhem, 30 september, afwezig
Dr. P.J.M.M. van Gulick, Elscndorp, 30 septem-
ber, afwezig

C. Hennis, Garijp, 3 november, afwezig

F. in \'t Hout, Hardegarijp, 3 november, afwezig
A.S. Spruit, Rotterdam. 6 november, afwezig
Dr. A.W. Helder, Leiden, 15 december, aanwe-
zig

C.C.J.M. van der Meijs, Bosch en Duin, 15 de-
cember, afwezig

L.P. Reudink, Staphorst, 18 december, afwezig
35 jaar (1959), W oonplaats, Datum, aanwe-
zig/afwezig

W.J. Bruckwilder, Ravenstein, 9 januari, afwe-
zig

J.S. van Witteveen, Delft, 19 januari, afwezig

I.A.T. Rigter, Maasbracht, 31 januari, aanwezig
R.O. Cohen, Kiriat Tivon (Israël)l2 februari, af-
wezig

ProfDr. F.J. Grommers, Bilthoven, 12 februari,
afwezig

Dr. J.M.F. Saes, Weert, 12 februari, afwezig
A. Annema, Winschoten, 28 februari, afwezig

G. Hofland, Bodegraven, 28 februari, aanwezig
ProfDr. E. Lagerweij, Bunnik, 28 feburari, aan-
wezig (werk)

Dr. P.H.A. Poll, Arnhem, 28 februari, aanwezig
S.D. Meeuwisse, Bracebridge (Canada), 8 april,
afwezig

S. Hamstra, De Bilt, 29 april, afwezig

H F. Matthijsen, Heino, 29 april, aanwezig

(waarschijnlijk)

H. Eil, Hengelo (Gld), 27 mei, afwezig
H.A.V.C. Kessel, Zundert, 27 mei, afwezig
L.A. van Langeraad, Giessenburg, 27 mei, aan-
wezig

P.H.A.M. van Maanen, Cuijk, 27 mei, aanwezig
U. Sybesma, Sleeuwijk, 20 juni, afwezig
M.J.M. Driessen, Teteringen, 21 september, af-
wezig

Mevr. P.H.B. Seekles, Kropswolde, 21 septem-
ber, afwezig

C.P. Visser, Hardinxveld
, -Gies.sendam, 21 september, aanwezig
P.B. Saathof, Diever, 15 oktober, afwezig
P. Eenhoorn, Vries, 16 oktober, afwezig
Th.T. Adamse, Haulerwijk, 17 oktober, afwezig
Mevr. R. Dijkstra, Delft, 17 oktober, afwezig
Dr. L.T.S. van Ekdom. Leiden, 17 oktober, af-
wezig

A.A. Smorenburg, Woerden, 17 oktober, afwe-
zig

E. Ccsar, Leeuwarden, 19 november, afwezig
G. van de Kieft, Rosmalen, 19 november, afwe-
zig

J.C. Knijn, Velp(Gld), 19 november, afwezig
Mevr. E.M. Meijer-

Schallenberg, \'s-Gravenhage, 19 november, af-
wezig

L M. Otto. Halfweg (NH), 19 november, afwe-
zig

P. Wijnker, Aarle-Rixtel, 19 november, afwezig

G. Verhagen, Haarlem. 18 december, afwezig

40 jaar (1954), Woonplaats, Datum, aanwe-
zig/afwezig

H.B.M. Overhaus, Ouderkerk a/d Amstel, 10 ja-
nuari, afwezig

J.C. de Graaf, Groningen, 9 februari, afwezig
Dr. C. Holzhauer. Rozendaal (Gld), 9 februari,
afwezig

Dr. F.H.J. Jaartsveld, Boxtel, 9 februari, afwe-
zig

C. Brakman, Deil, 6 maart, afwezig
J.G.M. Claessens, Udcnhout, 6 maart, afwezig
G.A. Zeelen, Lochem, 6 maart, afwezig
L.C. Blanken, Bennekom, 6 april, afwezig
ProfDr. M.F. Kramer. De Bilt, 13 april, afwezig
Dr. K.G. Robijns, Reeuwijk, 13 april, afwezig
J.B. Wichers, Beilen, 13 april, afwezig
ProfDr. D. Zwart, Bilthoven, 13 april, afwezig
K. Schuiling, Barendrecht, 6 mei, onbekend
J. Hoving, Hardenberg, 8 mei, afwezig
ProfDr. W. Misdorp, Amsterdam, 10 mei, afwe-
zig

G.K. Roek, Eefde, 13 mei, afwezig

W.A. Hermans. Langbroek, 18 mei, afwezig

S. Piersma, Hemelum, 18 mei, afwezig

J.H. Santema, Tzummarum, 18 mei, afwezig

Mevr. Dr. A.M. Schuiringa-

Sybesma, Tolbert, 18 mei, afwezig

Dr. W. Sybesma, Driebergen, 18 mei, afwezig

F. van der Veen, Bolsward, 18 mei, aanwezig
Dr. U. Haije, Hoog Soeren, 19 juni, afwezig

-ocr page 43-

E.F. de Nijs, Hulst (Z), 19 juni, afwezig

l.P. Risseeuw, Schoonhoven, 19 juni, afwezig
A. Heuff, Deume, 3 juli, afwezig
H.S. van der Meulen, Ruurlo, 3 juli, aanwezig
A.D. van Tuinen, Heerenveen, 3 juli, afwezig
P.J. Borm. Temeuzen, 5 juli, afwezig
M. Engelen, Vught, 8 oktober, afwezig
J.E. Hage, Heiloo, 8 oktober, afwezig

F. Koppen, Middelburg, 8 oktober, aanwezig
(waarschijnlijk)

F.P. Talmon, Lelystad, 8 oktober, afwezig

Dr. M.J. Dobbelaar, Wassenaar, 30 oktober, af-
wezig

J. Hoogerwerf, Rijssen, 7 december, afwezig
W.P. Terlouw, Leiderdorp, 7 december, afwe-
zig

Y. Venema, Heerenveen, 7 december, afwezig
J.L. Vlasblom, Vlist, 7 december, afwezig

G. Alberda, Harlingen, 15 december, afwezig
J.B. de Jong, Wamsveld, 15 december, afwezig
J.G. Crone, Uden, 16 december, afwezig

H.A.C. Heezen, Laag-Keppel, 22 december,
aanwezig

45 jaar (1949), Woonplaats, Datum, aanwe-
/ig/afvtezi);

W.M. Gotink, Zwolle, 20 mei, afwezig

Post Academiscti Onderwi|S Diergeneeskunde

CURSUSSEN
VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op dc wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de

gezelschapsdierenpraklijk ƒ4725,-

-6 weken van 5 dagen op afspraak (94/06)
\\\'eterinaire .Vpothcck 11
(iemcngde Praktijk
 ƒ2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de se-
lectie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitno-
diging met daarin plaatsingsdatum.
Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.
Kunstmatige inseminatie paard ƒ 2900,-
-5 en 6 januari 1994 (93/93)

Introductie practische toepassing van echo-
grafie bij gezelschapsdieren
 ƒ470,—
-15 januari 1994 (94/07)
-5 maart 1994 (94/08)
-4juni 1994 (94/09)
Koliek paard: de eerstelijns aanpak ƒ 370,-
-19januari 1994 (94/27)
Assistentie voorbereiding en nazorg
operatiepatiënt
ƒ 395,-
-29januari 1994 (94/28)
Schrijven van een artikel ƒ 1100,-
-1 februari en 15 maart 1994 (94/43)

St Wj^^l»»

A.N. Leermakers, Helvoirt, 20 mei, afwezig

B.S. Postma. Bolsward, 20 mei, afwezig
W.J. Nijhof. Winterswijk, 3 juni, afwezig
J.A.J.M. Peters, Oldcnzaal, 3 juni, afwezig
M.C.J. Priems, Maastricht, 3 juni, afwezig
J.J. Meiessen, Koog a/d Zaan, 30 juni, afwezig
G.H.P.J. Gouda Quint. Doorwerth, 30 septem-
ber, onbekend

M.J.F. Quaedvlieg, Valkenburg (L), 30 septem-
ber, afwezig

P. Kleinjan. Wolvega, 28 oktober, afwezig
T. van der Laan, Leeuwarden, 28 oktober, afwe-
zig

W. van der Eijk, Soest. 30 oktober, afwezig
A.J. van Groenland, Oudenbosch, 12 november,
afwezig

J.M. de Jong, Heerenveen, 16 november, afwe-
zig

G.J. Nijland. Vlaardingen. 16 november, afwe-
zig

F.K. Zandstra. Uitwellingerga, 16 november, af-
wezig

G. Boneschanscher, Kruiningen, 19 december,
afwezig

F. Nijhoff, Aalten, 19 december, afwezig
T. van Roon, Aardenburg, 19 december, afwezig
Dr. G.D. van der Werff, Leeuwarden, 19 decem-

Gynaecologie paard ƒ 790,-

-3"en 4 februari 1994 (94/23)
Veterinaire .\\pothcek 1

(;emcngde Praktijk ƒ1450,-

-7, 8 en 9 februari 1994 ( 94/04)

-30en 31 meien 1 juni 1994 (94/05)
Interpretatie rönigenologisch onderzoek bij

ge/elsehapsdieren ƒ 260,-

-Thorax, 8 februari 1994 (94/13)

-Abdomen, 15 februari 1994 (94/14)

-Skelet, 22 februari 1994 (94/15)

-Thorax. 16 maart 1994 (94/16)

-Abdomen, 23 maart 1994 (94/17)

-Skelet. 30 maart 1994 (94/18)
Fibular head transposition

(THEORIE) ƒ310,-

-10 februari 1994 (94/38)
Fibular head transposition

(THEORIE PRAKTIJK) ƒ 795,-

-10 en 12 februari 1994 (94/39)

-10 en 12 februari 1994 (94/40)

-lOen 26 februari 1994 (94/41)

-10 en 26 februari 1994 (94/42)
Diergeneeskunde en biologische

veehouderij ƒ 490,-

-16 februari 1994 (94/03)
Pluimveediagnostiek (klinische en eerstelijns

post mortale diagnostiek) ƒ 475,-

-23 februari 1994 (94/50)
Chirurgie urinewegen

gezelschapsdieren ƒ 390,—

-25 februari 1994 (94,/3l)
V oeding van het varken in

relatie tot gezondheid ƒ 1040,-

-1 en 2 maart 1994 (94/19)

Assistentie Paard ƒ 600,-

-4 maart 1994 (94/48)

BSE/SCRAPIE ƒ180,-

-10 maart 1994 ( 94/44)

Fertiliteit rund ƒ375,-

-17 maart 1994 (94/49)

Themadag lever ƒ375,—

-18 maan 1994 (94/20)

Practische anaesthesie paard ƒ 1045,-

-22 en 23 maan 1994 (94/01)
Verkenningen in dc echografie ƒ 1.025,-

-24 en 25 maart 1994 (94/25)

Practische anaesthesie paard ƒ 1475 ,—

-29,30 en 31 maart 1994 (94/02)

ber. afwezig

55 jaar (19.19), Woonplaats, Datum, aanwe-
zig/afwezig

E L. Lansink, Borculo, 17 januari, afwezig
C.Th. Lankamp, Zuidwolde (D), 22 juli, afwezig

60 jaar (19.14), W oonplaats, Datum, aanwe-
zig/afwezig

Dr. B H. Kessens, Emmen, 15 januari, afwezig
M. Gaakeer. Goes. 1 juni. afwezig
H.L.L. van Werven, Zwolle, 14 juni, onbekend
Dr. Th.S. Zwanenburg, Bilthoven, 19juni, afwe-
zig

P. van Schaik, Rotterdam, 5 juli, afwezig
Dr. H. Huitema, Oosterbeek, 30 juli, afwezig

65 jaar (1929), Woonplaats, Datum, aanwe-
zig/afwezig

A.J.J.J. den Baars, Huizen (NH), 29 april, afwe-
zig

J. Groothuis, Breda, 29 september, afwezig
S. Binnerts, Wijhe, 18 december, afwezig

•Apotheek voor assistenten in de

dierenartsenpraktijk ƒ 945,—

-23 en 24 maart 1994 ( 94/10)

Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685,—

-25 maart 1994 (94/35)

-3 juni 1994 (94/36)

-10 juni 1994 (94/37)

CJeiten Capita Selecta ƒ 495,—

-14 april 1994 (94/30)
Patiëntendemonstratie

landbouwhuisdieren ƒ205,—

-19 april 1994 (94/29)

t\'lergezondheid bij het rund ƒ 1025,-

-21 en 22 april 1994 (94 45)

Kuikchirurgle rund ƒ 495,-

-28 april 1994 (94,26)
Nieuw Burgelijk Welhoek c.q.

V\\ ettelijk aspecten ƒ470,

-19meil994 (94/24)

Sectiebeelden bij de kat ƒ 345,-

-20 mei 1994 (94/33)
Recente ontwikkelingen in het onderzoek van

varkensziekten ƒ 635,-

-2 juni 1994 (94/47)
Fokkerijmethoden

landbouwhuisdieren ƒ735,

-7 juni 1994 ( 94/46)

1BR/B\\D ƒ430,

-15junil994 (94/46)
Het immobiliseren van wilde

of verw ilderde dieren ƒ1050,-

-17junil994 (94/34)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE Utrecht.
Telefoon: 030-517374, Fax: 030-516490

Bankrekeningnummer 55.56.71,100; giro van
de ABN 1412.

-ocr page 44-

1994

Januari

5—6 PAO-D cursus: 93/93 Kunstmatige
Inseminatie bij Paarden

7 Afdelingsvergadering, landgoed De
Rosep, Oirschotsebaan 15, 5062 te
Oisterwijk (tel.:04242-88825)

7 Nieuwjaarsbijeenkomst, landgoep De
Rosep, Oirschotsebaan 15, 5062 te
Oisterwijk (tel.:04242-88825)

1 Nieuwjaarsbijeenkomst afdeling

Groningen/Drenthe van de KNMvD

15 PAO-D cursus: 94/07 Introductie practi-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

18 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund.

19 PAO-D cursus: 94/27 Koliek paard; de eer-
ste-lijns aanpak

20 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: schaap /
geit.

27 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s middags). Onderwerp: pluim-
vee.

27 Bijeenkomst praktici varkensgezondheids-
zorg in West- en Midden-Nederland bij
deGczondheidsdienst voor Dieren West-
en Midden-Nederland, Ronsseweg 553,
Cjouda. Aanvang 14.00 uur. Programma:
sectiebevindingen bij varkens door K.
Peperkamp; interpretatie van uitslagen-
door C.G. Mcnsink.

29 PAO-D cursus: 94/28 Assistentie voorbe-
reiding en nazorg operatiepatiënt

Februari

1 PAO-D cursus: 94/43 Schrijven van een ar-
tikel

3 4 PAO-D cursus: 94/23 Gynaecologie
paard

7—9 PAO-D cursus: 94/04 Veterinaire apo-
theek 1 gemengde praktijk

8 Afdelingsvergadering. Paviljoen Molen-
wijk. Molenwijk 2. 5282 SH. Boxtel (tel.:
04116-72302)

8 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: paard.

8 PAO-D cursus: 94/13 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren
10 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant

te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: rund.
10 PAO-D cursus: 94/38 Fibular Head

Transposition (theorie)
10-12 PAO-D cursus: 94/39 Fibular Head

Transposition (theorie praktijk)
10—12 PAO-D cursus: 94/40 Fibular Head

Transposition (theorie praktijk)
10—26 PAO-D cursus: 94/41 Fibular Head

Transposition (theorie praktijk)
10—26 PAO-D cursus: 93,42 Fibular Head

Transposition (theorie praktijk)
15 PAO-D cursus: 94/14 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

15 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD

16 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het

16 PAO-D cursus: 94/03 Diergeneeskunde en
biologische veehouderij

17 Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen. aanvang 20.30 uur.

21 Afdelingsvergadering afdeling Zuid-
Holland van de KNMvD

22 PAO-D cursus: 94/15 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

23 Algemene Ledenvergadering Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, 20 uur te
De Bilt.

23 PAO-D cursus: 94/50 Pluimveediagnos-
tiek

24 Werk\\ergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: varken.

25 PAO-D cursus: 94/31 Chirurgie urinewe-
gen gezelschapsdieren

Maart

1 Ledenvergadering Afdeling Limburg van
de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant "De Waever" te Heythuysen

1—2 PAO-D cursus: 94/19 Voeding van het
varken in relatie tot gezondheid

2—5 9th DVG Congress on Avian Diseases,
Auditorium of the Medizinische Tierklinik
of the Veterinary Faculty, Ludwig-
Maximilians-Universität, München,
Koninginstrasse 16, D-80539. Informa-
tion: phone(89)-3l56l970.

2 5 Basic F.quine AO-veterinary corse in
German. Waldenburg. Switzerland. For in-
formation contact AO-Vet. Center,
Monika Gutscher, Winterhurerstr. 260,
8057 Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-
3130384.

4 PAO-D cursus: 94/48 Assistentie paard

5 PAO-D cursus: 94/08 Introductie practi-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

10 PAO-D cursus: 94/44 BSE/SCRAPIE

15 PAO-D cursus: 94/43 Schrijven van een ar-
tikel

16 PAO-D cursus: 94/16 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren

17 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund.

17 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: gezel-
schapsdieren.

18 PAO-D cursus: 94/20 Themadag lever

22— 23 PAO-D cursus: 94/01 Praktische ana-
esthesie paard

23 PAO-D cursus: 94/17 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

23— 24 PAO-D cursus: 94/10 Apotheek voor
assistenten in de dierenartsenpraktijk

24 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s middags). Onderwerp: pluim-
vee.

24— 25 PAO-D cursus: 94/25 Verkenningen in
de echografie

25 PAO-D cursus: 94/35 Behandeling van
kruisbandletsels

29— 31 PAO-D cursus: 94/02 Praktische ana-
esthesie paard

30 PAO-D cursus: 94/18 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

31 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: rund.

.\\pril

4— 5 Tagung der Europäischen Gezellschaft

Tür Veterinär Pathologie, Zürich.
14 PAO-D cursus: 94/30 Geiten Capita
Selecta

Dix voor een
deskundige diagnose

Vindt u verzekeringen en financieringen ondoorzichtig? Da\'s
jammer. Maar nog spijtiger wordt \'t als u zich daarbij neerlegt.
Want dan mist u - bijvoorbeeld - de deskundige diagnose van
Dix & Co. Een diagnose, die uitmondt in haarscherpe adviezen.
Maak geen brokken en kies tijdig één adviseur, niet meer. Eén
adviseur, die onafhankelijk is en uw héle financiële bescher-
ming verzorgt. En die daarvoor uw persoonlijke situatie op
spannende momenten helder en snel in beeld kan brengen.
Omdat hij het totale overzicht heeft.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Tel. 030 - 51 1 5 20 Mauntsstraat 100, 3583 HW Utrecht

<

-ocr page 45-

Ter overname aangeboden

KLINIEK VOOR GEZELSCHAPSDIEREN

In het Westen van het land, buiten de Randstad. Gezien de omvang van de praktijk, bijzonder ge-
schikt voor een dierenarts-echtpaar. Ruime ervaring, met name in de chirurgie en de orthopedie is
gewenst. Reacties s.v.p. richten aan de redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, ondernummer 1/94

Ter overname gevraagd

GEMENGDE 1 è 2-MANSPRAKTIJK

Eventueel na inwerkperiode. Voorkeur voor het gebied tussen Utrecht-Eindhoven-Weert-Roermond.
Speciale interesse voor een paardenpraktijk, maar dit is geen vereiste.

Reacties s.v.p. richten aan redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 2/94

^DO

Tweemanspraktijk, 50% gezelschapsdieren, 50% landbouwhuisdieren in Z.0.-Brabant zoekt een

COLLEGA m/v

De baan is full-time, met werkzaamheden in beide disciplines. Enige ervaring wordt op prijs gesteld.
Achterwacht is niet nodig. Brieven met curriculum vitae binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad
richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
onder nummer 3/94

Bij ons is beslist niet duur

VETERINAIRE ANAESTHESIE APPARATUUR

Wij leveren hoogwaardige, uit de humane geneeskunde afkomstige operatie-, anaes-
thesie- en bewakingsapparatuur tegen scherpe prijzen. Goed afgewerkt, perfect wer-
kend, volledige garantie en deskundige begeleiding.

Tel: 030 - 965 185 Bereikbaar van maandag t/m zaterdag van
08.00 - 22.00 uur.

-ocr page 46-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 2, 15 JANUARI 1994

ij^^iHHBI

WETENSCHAP

ACTUA

BIJ OE VOORPLAAT

In deze aflevering: \'Veterinaire Volks-
gezondheid, nieuwe ontwikkelingen\',
(foto uit: \'DiergeneeskundeNu\'.
C\'asOorthuys)

EDITORIAL

Van de Hoofdredactie 29

UIT EN VDOR DE PRAKTIJK

Een uitbraak van equine arteritis virusinfectie op een manege

L P. van Gorkom. R. van Wessum en R. van den Hoven 30

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Impotentia coeundi en emissio penis bij stieren; WJ. Smidt 33

Onderzoek naar faeces van slachtrunderen op de aanwezigheid van escherichia coli

serotype 0157:H7; E. de Boer. C. van Heenvaarden en H\'. Ede! 36

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Dierenartsen nemen bagage onder de loep; Sophie Delen 38

De toekomst van de diergezondheid, wie zal hel een zorg zijn?; iV. Syhesma 40

Een op de negen tegen genetische modificatie 41

Intensief postacademisch onderwijs 42

Cursussen Royal Veterinary College 43

Reisbeurzen 42

Wetenschap en Aujesky 42

Meat fortifies the quality of life 42

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE

Trovet 43

Twee vaccins 43

Diagnostische test abortus blauw 43

Veterinary antimicrobial therapy guide \'94 43

Feline PH control droogvoer 43

Video ziekte-insleep varkenshouderij 43

BOEKBESPREKINGEN 32.35,37

REFERATEN 44

VRAAG EN ANTWOORD 45

TIACIL OOGDRUPPELS BIJ OOGINFEKTIES

®

Documentatie op
aanvraag beschikbaar

yirbac

Diergeneesmiddelen

K O N I N K L IJ K F N F D F. R L A N D S H MAATSCHAPPIJ VOOR D I F R O F N F F S K U N l) F

-ocr page 47-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J.E. van Dijk

Prof. dr. Cl. H. Wentink

Mw. drs. L. M. üverduin

Drs. N. J. ü. J. van der Wielen

Dr. Ij. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maaslricht)

Prof. dr H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackerc (Gent. België)

Dr. G. M. Dorre-stein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville. Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S. A.)

Profdr E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Kunneman (Boxtel)

Dr Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia. U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'1 Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif(Gent. België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. W. Misdorp (Am-slerdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr.J.Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent. België)

Prof dr. M. Relnacher (Giessen. Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York. U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Wcyden (Utrecht)

Prof dr. L. F, M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G. J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll. fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneesktmiic is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN. AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 4K 861 en C cn E bank
N.V.. Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443,

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Brcukelcn (lel. 0.\'!462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (lel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8- 10. Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 OI H. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J.J. van Zutven. penningmeester

Drs. A. Mosten. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra. lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S.A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Mededelingen van het Hoofdbestuur en het Algemeen Bestuur 46

Ingezonden brief: F. H-\'. van der Kreek 46

Ingezonden brief G.A. van Eijden 47

Ingezonden brief L Tholhuijsen 47

Ledenvergadering Afdeling Noord-Brabant 48

Najaarsvergadering Groep Paardcnpractici 49

Taakomschrijving asicldicrenarts 49

Verslagen en Notulen 50

Kadercursus 50

Sprekers WVC 1995 50

Weekcnddienstregeling voor orthopedische spoedgevallen Zuid West Nederland 50

Stichting Postacademisch Onderwijs Natuurwetenschappen 51

Attesten gemedicineerd voeder 51

Van medewerker tot associé 51

De 1994 Voorjaarsdagen Column: Dc Naam 52

PERSONALIA 52

PAO-DIERGENEESKUNDE 53

DOORLOPENDE AGENDA 54

CONTENTS

THE VETERINARY SCENE

An outbreak of equine arteritis virus infection in a ridingschool

L.R. van Gorkom. R. van Wessum and R van den Hoven 30

ORIGINAL PAPERS

Impotcntia coeundi and emissio penis in bulls; IVJ. Smidt 33

Examination of cattle faeces on the presence of Escherichia coli serotype 0157:H7

E. cie Boer. C. van Heenvaarden and H\'. Edel 36

All rights reserved

V crkiaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd IW2;
117:31-4), Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voorschadc welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in dc inhoud van dc in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij dc auteur is vermeld of in
dc inhoud van dc in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt. d(X)r middel van druk. microtllm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming v an de Redactie.

(Papers appearing in this joiiniul are lisled in Currcnl Conlenls / A^ricuhural Biolo^v and Environmental Science /
hidex-Medicus. Index {\'elerinarius.\' l \'eierimirv Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

K O N I N K L I J K F. N E D E R L A N D S h: MAATSCHAPPIJ VOOR D I F : R G E N E E S K U N D E

-ocr page 48-

h&t alkalische tu gekeerd

75-

lat de kat heeft gegeten, leidt de secretie van maagzuur tot een
"Stijging
in het bloed en vervolgens in de urine. Deze post-prandiale
alisclie piek" is
een gevaarlijke periode voor de kat, waarin struviet
tallen (blaasgruis) ol zelfs calculi kunnen worden gevormd. Daarom
e dieettherapie
bij katten met FIA\'TD (Feline Lower Urinary Tract
pase) in de eerste plaats gericht op continue verzuring van de urine,
proces noemen wij ook wei: "uromodulatie".

liet nieuwe Feline pH Control droogvoer is door de voedings-
kundigen van Waltham,\'s werelds toonaangevende autoriteit op het
^cd van voeding en verzorging van huisdieren, speciaal ontwikkeld
r katten die gevoelig zijn voor Fl.l TI). Dit dieet voldoet aan de
^ifieke voedingsbehoeften van deze katten en staat garant voor een
klieve en succesvolle lange termijn behandeling.

Het Feline pH Control droogvoer bevat aange-
;e hoeveelheden van belangrijke mineralen. Met name
niagnesiumgebalte is beperkt om de kans op vorming
struvietkristallen te reduceren. Het dieet is bovendien
t verteerbaar waardoor vochtverlies via de faeces
dt beperkt.

De werkzaamheid van het Feline pH Control
ogvoer is in Waltham studies\' aangetoond. De urine
tijdens de onderzoeksperiode bedroeg gemiddeld 6.3,
p onder de risico-grens van 6.5. Daarnaast was ook
icceptatie buitengewoon goed.

Tberapietrouw thuis bij de eigenaar is een voor-
-1 0 1 2 3 4 5

as

I I . .

6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 1<
Time (Hours)

waarde voor een succesvolle behandeling van chroni-
sche aandoeningen, zoals bijvoorbeeld F\'Ll\'TD. Fffek-
tiviteit, goede acceptatie en gemakkelijk gebruik zijn
dan ook primaire voorwaarden bij een lange termijn
dieettherapie. Uw advies staat hierbij centraal.

Behalve het nieuwe droogvoer kunt u ook het
Feline pH Control blikvoer voorschrijven. Beide
produkten zijn onderdeel van onze serie diëten voor
hond en kat, die uitsluitend via de dierenarts ver-
krijgbaar zijn. \\x)or nadere informatie kunt u
zich wenden tot de Waltham Veterinaire Service,
.Antwoordnummer IOOI3,5460 VBVeghel.

Mean urine pH 6.3

55-

I\'^fferl of norma] did and jiH C.onlrol Dry Diet on urine i>n
Feeding time Once daihf feedi

ing I

WALTHAM

THE WORLD\'S LEADING AUTHORITY
ON PET CARE AND NUTRITION

NIEUW. FELINE pH CONTROL DIEET DROOGVOER
IDAT THERAPIETROUW GARANT STAAT VOOR EFFEKTIVITEIT OP UNGERE TERMIJN

. Data on file.

nAs\'

vi^siras

fc^lrrt\'dTradt\'iiiark

K.ffeni, 1993

-ocr page 49-

Diergeneesmiddelen van Pitman-Moore
zoals
Repidose, Sputop/S, Duoprim, Covexiti\'S,
Planate, Ceporex en Cepravin
bewijzen zich
dag in dag uit in de praktijk.

Ontdek de

\'\' MOORE \'\' - WAARDE
van een Specialist.

Dankzij het innovatieve karakter, de
hoogstaande kwaliteit en de uitstekende service
bezitten deze produkten een "Moore"\'waarde,
zoals alleen \'s werelds grootste diergeneesmidde-
lenproducenten die kunnen geven.

Kiezen voor Pitman\'Moore produkten
betekent dan ook een keuze voor kwaliteit en
zekerheid.

Pitman-Mcx^re

EEN VERANTWOORDE KEUZE.

Pitnian-M(X)rc Nederland B.V. Dc Molen 5, 5994 PA Houten. Telefoon 0M03-40405. Fax 0M0V50942.

-ocr page 50-

iitrii t ÉTI
VAN DE HOOFDREDACTIE

In dit nummer is een kort verslag opgenomen van een bijeenkomst, die georganiseerd werd door de Groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg. In verschillende inleidingen werd de toekomst van de diergezondheids-
zorg onder de loep genomen. Het lofwaardig initiatief bracht ontwikkelingen onder de aandacht, die de
moeite waard zijn om langer bij stil te staan.

Er kan geconstateerd worden, dat de veranderingen op diverse gebieden slechts voor een deel aangegeven
zijn in de vele gepubliceerde technische en beleidsrapporten, die het onderwerp van discussie waren. Het
scheiden van het koren van het kaf is dus van groot belang.

Wat grijpt werkelijk in in de uitvoering van ons vak en wat waait weer over? Het is een vraag die moeilijk
te beantwoorden is.

De internationale dimensie komt vaak niet eens aan de orde door de aandacht die de Nederlandse veran-
deringen krijgen.

Het nieuwe curriculum van de Faculteit Diergeneeskunde zal naar op dit moment bekend is, ingevoerd
worden. Dit betekent dat de nieuwe generatie dierenartsen straks anders geschoold is dan de huidige.
De veranderingen in de eisen, die aan de veterinaire expert, of wel de dierenarts, gesteld worden gaan ech-
ter in zo\'n hoog tempo door, dat permanente bijstelling van het onderwijsprogramma gewenst lijkt.
Naast \'education permanente\' krijgen we nu wellicht ook een \'curriculum d\'adaptabilation permanente\'.
Als de Amerikanen en de Canadezen dat tenminste goed vinden.

Het uitgangspunt van het diergeneeskundig handelen zal altijd kennis blijven. Het Tijdschrift streeft er
permanent naar, haar steentje bij te dragen via een voortdurende kennisoverdracht.

De Hoofdredactie

29 Tl.It) SCHRIFT VOOR DiFRCiFNFKSKUNDF, I) i: i: I 119, A F L F V IR! N (1 2. 1994

-ocr page 51-

1 1 f I ffi f it Hl A In \'ilhTilr" •

Tijdschr Diergeneeskd 1994: H 9: 30-32

EEN UITBRAAK VAN EEN EQUINE ARTERITIS
VIRUS INFECTIE OP EEN MANEGE

L.P.van Gorkom\'\', R. van Wessum\'\' en R.van den Hoven^

Ui en voor de praktijk

SAMENVATTING

Op een manegebedrijf in Noord-Holland was een groot
deel van de aanwezige paarden en pony\'s aangedaan
door een febriele aandoening, die gepaard ging met ano-
rexic, sufheid, conjunctivitis, urticaria, oedeem van de
benen en een moeizame beweging. Binnen één week wa-
ren alle resterende dieren ook ziek geworden. Aan de
hand van de klinische symptomen werd een vasculitis ge-
diagnostiseerd. Bij serologisch onderzoek van vier dieren
bleek equine arteritis virus dc veroorzaker van de ziekte.

INLEIDING

Morbus maculosis (purpura haemorrhagica) is een vasculitis
veroorzaakt door een afwijkende immunologische reactie.
De aandoening wordt voornamelijk gezien bij jong-volwas-
sen paarden en meestal een aantal weken na het doormaken
van een respiratoire infectie. De aandoening ontstaat na het
doormaken van droes of na een secundaire luchtweginfectie
met andere ß-hemolytischc
Streptokokken.
Hi.stologisch ziet de niet-septische purulente vasculitis eruit
als een Arthus of type 111 reactie (1). Door lokale immuun-
complexreacties ontstaat er forse schade in de vaatwand,
waardoor er gemakkelijk bloedingen cn oedemen optreden.
Behalve de door immuuncomplexcn veroorzaakte vasculitis
kent men bij het paard ook een door virussen veroorzaakte
vasculitis.

Het klinisch onderscheid kan in de praktijk soms lastig zijn.
De onderstaande casus vormt dan ook een goede gelegen-
heid om dieper op de beide vormen in tc gaan.

ZIEKTEVERLOOP EN KLINISCHE BEVINDINGEN
Op 10 september 1992 werd één van ons (Van Wessum) ge-
consulteerd door een manegebedrijf in Noord-Holland in
verband met ziekte bij veertien van de 35 dieren. Bij aan-
komst bleken er reeds acht rijpaarden en zes pony\'s sterk
verhoogde lichaamstemperaturen te hebben, die varieerden
tussen de 39,5°C en 4 TC. De dieren met de hoogste tempe-
raturen waren sloom en hadden sinds twee dagen al geen eet-
lust meer. Verder hadden deze dieren conjunctivitis, enkele
petechieën in het neusslijmvlies en enkele urticaria-plekken
op het lichaam. Daarnaast waren de benen oedemateus en
bewogen sommige dieren zich zeer moeizaam met alle vier
benen. De spieren leken ook gevoelig of wat stijf te zijn. Bij
een probleemgericht neurologisch onderzoek (2) werd er
veelal een lichte afwijking van houding en gang vastgesteld.
De locomotieproblemen leken echter niet te berusten op een
perifere neurologische afwijking aangezien de spinale re-

1 Dierenklinieli Weesp. Aelsveldselaan KMI IiSt) EN H\'eesp.

2 Solvay Duphar BK AHD. C J. van Houlenlaan 36. IJ/il CP Ifee.Kp.

30

flexen niet afwijkend waren. Ook de pupilreflex was nor-
maal, tevens was er een normale huidsensibilisatie.
Van de vier paarden met het ernstigste acute klinische beeld
werden direct serummonsters afgenomen.
De dieren werden behandeld met flunixin meglumine 400
mg IV.

De volgende drie dagen schommelden de temperaturen tus-
sen de 37 en 40°C. In die tijd breidden de urticaria zich uit en
werd het oedeem van de benen ook erger. Bij de ruinen trad
preputiaal oedeem op. Er werd een waarschijnlijkheidsdiag-
nose virale vasculitis gesteld. Differentiaal diagnostisch
werd nog aan rhinopneumonie, influenza en Morbus macu-
losis gedacht.

Pas 11 dagen na de eerste symptomen gingen de urticaria in
regressie, werd het oedeem van de benen minder en nam de
bewegingsstoomis af

Een tweede bloedmonster werd op de veertiende dag na de
eerste symptomen genomen.

Het algehele herstel duurde zeker nog enkele maanden,
waarin de dieren regelmatig kortdurende episodes van
koorts, moeizame locomotie en oedeem van de benen had-
den. Bloedonderzoek tijdens de herstelperiode liet geen af-
wijkende enzym-activiteiten zien voor CPK en LDH. Eén
paard werd in deze periode tevens hoetbevangen, maar kon
gered worden door orthopedisch beslag en medicatie met
phenylbutazone vier gram IV, gevolgd door ccn orale gift
van twee gram. De infectie breidde zich binnen zeven dagen
uit naar de resterende paarden. De morbiditeit van de infectie
was op dit bedrijf honderd procent. Vanaf het moment dat
wij door het bedrijf in consult genomen zijn was de mortali-
teit nul procent.

SEROLOGISCHE RESULTATEN

Het serum van de gepaarde bloedmonsters van de vier paar-
den met de ernstigste symptomen werd naar het virologisch
laboratorium van de Animal Health Trust te Newmarket in
Engeland gestuurd. In tabel 1 staan de resultaten voor de ti-
ters tegen equine herpesvirus type 1(EHV-1) en equine arte-
ritis virus (EAV). Tegen de verschillende intluenza-types
werden reeds in de eerste monsters met vaccinatie geasso-
cieerde, hoge antilichaamtiters gevonden. Er werd echter
geen titerstijging waargenomen tegen de prototypen voor
equine influenza (A/equi-l/Prague\'56 en A/equi-2/Miami
"63) noch tegen recent geïsoleerde A/equi-2-veldisolaten.

T 1.1 DSC H RIFT VOOR D I i; R (i H N F H S K U N D F , DFFI 119. A F L E V E R I N (i 2, 1994

Tabel 1. Serologische resultaten

Serologische resultaten

EAV

EHV-

1

dagO

dag 10

dag 0

dag 10

Turkan
Ornament
Sam
Nolday

neg
neg
neg
neg

1:16
1:53
1:27
1:27

1:10

1:40

1:5

1:40

1:40
1:20

-ocr page 52-

Tegen equine herpesvirus type 4, equine rhinovirus type I en
2 werden titers waargenomen, maar titerstijgingen werden
niet vastgesteld. Tegen equine adenovirus werd geen titer
waargenomen.

DISCUSSIE

Dc waargenomen klinische beelden passen goed bij de be-
schrijvingen van het klinisch beeld van een EAV-infectie (1,
5,7).

Bij morbus maculosis is over het algemeen het oedeem nog
uitgebreider, waarbij meestal het sterk gezwollen hoofd
(nijlpaardhoofd) en de \'gelaarsde\' benen opvallen.
Daarnaast zijn er duidelijk petechieën en soms zelfs ecchy-
mosen in de slijmvliezen aanwezig. Oedeem van de voorste
luchtwegen noodzaakt soms tot een tracheotomie.
Ook kunnen patiënten met morbus maculosis stijf zijn.
Koorts hoeft lang niet altijd aanwezig te zijn (1).

Uit het ontstaan van de titers tegen equine arteritis virus bij
alle vier patiënten is in elk geval af te leiden dat deze dieren
ten tijde van de symptomen met EAV geïnfecteerd waren.
Aangezien de klinische beelden ook op een arteritis wezen
en er in de anamnese nergens sprake was van een recent
doorgemaakte droesinfectie, werd met zekerheid gesteld dat
de paarden een klinische EAV-infectie hadden.
Bij twee van de vier paarden werd ook nog een titerstijging
tegen EHV-1 waargenomen. Het is mogelijk dat latent aan-
wezige herpesvirussen direct of indirect door de EAV-infec-
tie gereactiveerd zijn. De daarop volgende virusvcmieerde-
ring en uitscheiding kan vervolgens tot infectie van EHV-1
bij andere paarden geleid hebben. Een redelijke immuniteit
tegen EHV-1 treedt pas op na meerdere episodes van infec-
tie. Het langdurige herstel en de regelmatig terugkerende
koortspiekjes zouden mogelijk veroorzaakt kunnen zijn door
herhaalde infecties met EHV-1 van dieren met een nog
slecht ontwikkelde immuniteit tegen EHV-1. Dc locomotie-
problemcn, die ook soms een ataxie-achtig karakter hadden,
kunnen ook in het beeld van EHV-1 passen.

Equine arteritis virus

Equine arteritis virus (EAV) is een enkelvoudig RNA-virus.
Het is het enige lid van het genus arterivirus en vertoond een
aantal kenmerken om tot de familie van Togavirussen gere-
kend te worden (3). Er zijn echter een paar andere eigen-
schappen die een evolutionaire schakel met de corona en to-
rovirussen suggereren (3). In 1957 werd het virus door Doll
et al. (4) geïsoleerd uit de longen van een geaborteerde foe-
tus gedurende een abortus-endemie in Ohio.
Het virus bevat een isometrische core en is omgeven door
een lipiden-bevattende proteïne-envelop. Het is daarom ge-
voelig voor de quartemaire ammoniumbasen.

De meeste infecties vinden plaats via de respiratietractus,
maar via besmet sperma wordt de infectie meestal in een
niet- immune populatie fokmerries geïntroduceerd.
De incubatietijd is meestal zeven dagen maar heeft een sprei-
ding van drie tot veertien dagen (5).

Het virus heeft een sterke affiniteit met de vaatwand en ver-
oorzaakt necrotische foei in de tunica media van de kleinere
arteriën.

De meest opvallende klinische verschijnselen zijn anorexie,
sufheid, koorts, tranenvloed en conjunctivitis (\'pink-eye\').

1 • fiff^CJiJ*^ Uliin

palpebraal oedeem en opgelopen benen, sereuze neusuit-
vloeiing en zwelling van het neusslijmvlies en een te snelle
ademhaling. Bij zieke hengsten is er een duidelijk oedeem in
het preputium en scrotum aanwezig (3, 5).
De koorts kan wel vijf tot negen dagen duren. Verder worden
vaak diarree en koliek gezien. In ernstige gevallen komt er
door de vaatschade vocht in de thorax en de buikholte (1).
Ook kunnen er door trombose van de kleine arteriën in de
submucosa van coecum en colon infarcten en necrose van de
mucosa optreden (1). Ernstige glomerulonefritis is bij expe-
rimentele infectie beschreven (1).

Drachtige merries lijden nog het meeste onder de infectie,
waarbij zij ook nog nagenoeg altijd het veulen aborteren
door een multifocale myometritis. Dit gebeurt meestal tij-
dens of vlak na een febriele periode (1,3,5).

Bij routine-bloedonderzoek is een duidelijke lymfopenie en
leukopenic te vinden in de beginfase van de ziekte (1). Dit in
tegenstelling tot morbus maculosis, waarbij een neutrofiele
leukocytose te vinden is (1).

Zieke dieren scheiden het virus uit in het neussecreet tot
veertien dagen na de febriele periode. Ook kan er virus in de
faeces worden uitgescheiden. Met de urine wordt het virus
zelfs nog lange tijd uitgescheiden en bij de hengst ontstaat
een persistente infectie van het sperma, die tenminste twaalf
maanden kan aanhouden (6).

Dc ernst van dc klinische symptomen is afhankelijk van de
virulentie van dc circulerende virussen (5). Echte epizoötiën
of endemieën ziet men niet vaak, ondanks het feit dat er in
een aantal landen duidelijke serologische aanwijzingen zijn
dat het virus wel degelijk onder de paarden circuleert. Dc
meeste dieren maken kennelijk een subklinische infectie
door.

Dc prevalentie van seropositive paarden in de verschillende
landen is in tabel 11 gegeven. Verder is er een verschil in pre-
valentie tussen de verschillende rassen. Bijna 61% van de
Amerikaanse draverhengsten is seropositief voor EAV, ter-
wijl bij de volbloeden nauwelijks seropositieven voorkomen
(5).

Tabel 2. Prevalentie van EAV-seropositieve paarden (Kaaden et al.] [7]
Prevalentie F.AV-scropositieve paarden

Argentinië

Frankrijk

Duitsland

Canada

Marokko

USA

ex DDR

9.2%

15-40%

1.8-7%

16.2%

38%

55.7%

17%

1984
1974

1985,1989

1984

1978

1973

1989

Sinds kort is de infectie ook in Groot-Brittanie vastgesteld
op een stoeterij, waarbij merries gedekt zijn door een uit
Polen geïmporteerde Anglo-Arabische carrier-hengst.
Onmiddellijke isolatie van de door de hengst gedekte mer-
ries en het stoppen van de dekactiviteiten van de betreffende
hengst lijken de epizoötie in de kiem gesmoord te hebben.
De grootste bedreiging vormt EAV voor stoeterijen, waarbij
carrier-hengsten door middel van dekking de infectie vroeg
in het dekseizoen introduceren. Vervolgens infecteren de be-
smette merries dan de aanwezige drachtige niet-immune

-ocr page 53-

merries. Dit resulteert vervolgens in een abortus-storm en
verlies van een hele jaargang. In 1984 woedde er in
Kentucky een epizootic onder de volbloeden (5,6). Het daar-
opvolgende jaar was de epizootic volledig onder controle
door eliminatie van die hengsten, die virus met het sperma
uitscheidden en vaccinatie met een modified-live vaccin van
tachtig procent van alle scrologisch negatieve hengsten(5).
Op renbanen en rijscholen kan het virus ook epizoötiën ver-
oorzaken, waarbij voornamelijk economische schade ont-
staat door de drie tot vier weken rust, die tenminste nodig
zijn voor volledig herstel na een hevige infectie (5).

Hoewel er al serologische aanwijzingen bestonden dat EAV
in Nederland zou kunnen circuleren, menen wij dat boven-
staande casus de eerste klinische beschrijving van een sero-
logisch bevestigde EAV-uitbraak is.

SUMMARY

An outbreak of equine arteritis virus infection in a ri-
dingschool.

A major part of the residing horses and ponies of a ridingschool in Noord-
Holland became affected by a febrile disorder that included anorexia, de-
pression, conjunctivitis, urticaria, edema of the legs and labourous locomo-
tion. All remaining horses fell ill within one week. Based on the clinical
symptoms the disorder was diagnozed as vasculitis. With serology the cau-
sative agent of the disorder appeared to be equine arteritis virus.

LITERATUUR

1. Reef VB. Vasculitis. In: Robinson NE, ed. Current therapy in Equine
medicine 2. WB Saunders Company, Philadelphia, 1978; 312-4.

2. Matthews HK. and Andrews F. Performing a neurologic examination in
a standing or recumbent horse. Vet Med 1990; 1229-40.

3. Horzinek MC. Boon J A den, Snijder EJ, Chimside ED, Vries AAF de,
and Spaan WJM. The virus of equine arteritis. In: Plowright W,
Rossdale PD, and Wade JF, eds. Equine Infectious Diseases VI. Proc
6th Int Conf. R&W Publications Ltd. Newmarket, 1992; 201-5.

4. Doll ER. Bryans JT, McCollum WHM, and Wallace ME. Isolation of a
filtrable agent causing arteritis of horses and abortion of mares. Cornell
Vet 1957;47:3-41.

5. Timony PJ.and McCollum WH. Equine viral arteritis: Current clinical
and economic significance. In: Proc Am Ass Equine Practnr 1991; 403-9.

6. Timoney PJ. McCollum WH. Roberts AW, and McDonald MJ. Status
of equine viral arteritis in Kentucky, 1985. J Am Vet Med Ass 1987;
191:36-9.

7. Kaaden O-R, Haas L und Klopries M. Die equine virale Arteritis. Colle-
gium veterinarium XX, 1989; 12-4.

Ethiek in praktijk. T. van IVilligenhurg, A. van den Beki. F.R.
Heeger en M.F. Verweij. Uitgave in samenwerking met het
Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht. Van
Gorcum/ Assen IW (206 pag.) [SBN 90 232 27,S6 7 Ing
f 47,50.

Op verzoek van het Centrum voor Bio-ethick en
Gezondheidsrecht hebben de schrijvers, aangevuld met een
bijdrage van J.M.G. Vorstenbosch, een boek samengesteld
dat kan dienen als onderwijsmateriaal voor praktijkgericht
ethiek-onderwijs. Er van uitgaande, dat morele vragen door
diverse disciplines zelf moeten worden beantwoord en niet
door externe ethici, is het nodig dat beroepsoefenaren me-
thoden en technieken van morele oordeelsvorming inzake
een concreet probleem kunnen hanteren.
Het boek is voorzien van een inhoudsopgave en van een re-
gister, dat het gebruik vergemakkelijkt. Aan de hand van ca-
sus wordt de theorie nader uitgelegd, praktijkrijp gemaakt;
soms wordt een casus op meerdere manieren benut, waarbij
verdere verdieping kan optreden. Tevens kan worden ge-
toetst of de lezer over het juiste inzicht beschikt. Het werk is
ingedeeld in hoofdstukken en paragrafen, maar kent ook een
indeling in drie delen. In deel I wordt ingegaan op morele
problemen, op nonnen en waarden; er worden relationele,
professionele en publieke nonnen onderscheiden. Er wordt
uiteengezet wat verstaan wordt onder consequentialistische
normen, die uitsluitend gericht zijn op de gevolgen van een
handeling, en de deontologische nonnen, die zich ook rich-
ten op het karakter van een handeling of beleid als zodanig
en zich niet beperken tot de gevolgen van die handeling of
dat beleid. De vier morele principes (namelijk geen schade
toebrengen, weldoen, respect voor autonomie en rechtvaar-
digheid) worden besproken en met een oefening afgesloten.
Dat bij ethische gezichtspunten een normatief, een antidog-
matisch, een sterk argumentatief en een al-partijdigheid
wordt nagestreefd, wordt vervolgens uiteengezet, waarna
een stappenplan voor een ethische reflectie inzake concrete
morele casuïstiek wordt verduidelijkt. In deel 11 wordt na-
dere verdieping aangebracht.

ETHIEK IN DE PRAKTIJK

Achtergrondvragen, normatieve theorie, morele verant-
woordelijkheid en de plaats van de levensbeschouwing wor-
den toegelicht. Tenslotte wordt in deel III de stof toegepast
op een aantal specifieke terreinen: het bedrijfsleven, de far-
macie, de biologie, de diergeneeskunde en de geneeskunde.
Deze laatste hoofdstukken hebben de bedoeling om voor de
niet direct op dat terrein betrokken personen een verduidelij-
king te bieden van de morele problematiek.
Het is een aanwinst dat er voor ethiek in praktijk een over-
zichtelijk goed leesbaar (ook aangenaam lettertype) boek
verschenen is dat zeker in de behoefte voorziet. Volgens mij
is onvoldoende uitgewerkt waarom de deontologische aan-
pak uiteindelijk de voorkeur verdient boven de consequen-
tialistische; het meten met meerdere maten en zelf kiezen
wat men wil, kan mijns inziens niet dc bedoeling zijn.
Kritische reflectie behoort deel uit te maken van de studie.
Het boek leent zich zeer goed voor zelfstudie en kan voor de
dierenarts, ongeacht in welke beroepssector hij of zij werk-
zaam is, een waardevolle ondersteuning bieden. Bij zich
voordoende ethische problemen wordt een handvat geboden
om deze systematisch aan te pakken en te verhelderen.
Zodoende kan men tot een verantwoord besluit komen.

J.M. Wijsmuller

-ocr page 54-

SAMENVATTING

Emissio penis is afhankelijk van de lengte van de penis en
het verslappen van de Musculus retractor penis. Als dit
laatste onvoldoende is, wordt de geringe emissio penis het
duidelijkst vlak voor de poging tot de introïtus vaginae
waargenomen. In ernstige gevallen kan dit tot impotentia
coëundi leiden. Of dit gebeurt is afhankelijk van libido,
dekhouding en uitwendige omstandigheden. Erfelijke
factoren hebben invloed op de emissio penis.

INLEIDING

Impotentia coëundi, veroorzaakt door onvoldoende emissio
penis en niet veroorzaakt door trauma of ontstekingen, kan
een gevolg zijn van een te korte penis (2,3) of van het niet
verstrijken van de S-vomiige bocht (5). Een te korte penis
wordt in ons land niet of nauwelijks waargenomen. Het niet
verstrijken van de S-vormige bocht is voor het eerst beschre-
ven door De Groot en Numans in 1946 (5). Van 24 gevallen
hebben zij getracht de afstamming van de betreffende stier
na te gaan, wat van 22 lukte.

Deze 22 stieren stamden vrijwel allen zowel via de vader als
via de moeder af van 2 stieren. Op grond hiervan werd het
waarschijnlijk geacht dat het verschijnsel erfelijk is en enkel-
voudig recessief vererft.

In een later verschenen handboek wordt de genoemde aan-
doening beschreven als een op een enkelvoudig recessieve
factor berustend erfelijk gebrek (6). Tevens wordt in latere
literatuur de indruk gegeven dat de stieren niet kunnen dek-
ken omdat de Musculus retractor penis niet of onvoldoende
kan verstrijken (4, 6). Dc Groot en Numans (5) vermelden
slechts dat het gebrek het gevolg is van het niet verstrijken
van de S-vormige bocht, blijkbaar door het niet goed functio-
neren van de Musculus retractor penis. De oorzaak en de
aard van deze dysfunctie laten zij in het midden.
In deze publikaties (4,5,6) is de beschrijving van het klini-
sche beeld vaag en verwarrend. Sinds 1946 is het onderha-
vige gebrek bij het Fries-Hollandse veeslag een bekend
beeld geworden. Daarbij is gebleken dat dit beeld gecompli-
ceerder is dan in de literatuur beschreven wordt. Ook is twij-
fel gerezen over de genoemde aard van vererving, namelijk
het berusten op een enkelvoudige recessieve factor. Op beide
punten wordt hieronder nader ingegaan.

HET KLINISCHE BEELD

W.J. Smidtl

Als stieren niet kunnen dekken wordt aan een Gezondheids-
dienst vaak onderzoek en advies gevraagd. Binnen deze
groep dieren werden stieren met impotentia coëundi als ge-
volg van een onvoldoende emissio penis regelmatig waarge-

33

\' Dierenarts hij de Gezondheidsdienat voor dieren in Oost-Nederland. Postbus V.
7400.-1.1 Deventer.

Tijdschr Diergetteeskd 1994: 119: 33-5

nomen, zij het alleen bij het FH-veeslag.
De stier met het genoemde euvel onderscheidt zich tijdens de
voorbereiding vóór het dekken in niets van de normale stier.
De libido is normaal en varieert van zwak tot zeer sterk. Als
de stier achter de koe staat of loopt schacht hij normaal uit.
Pas als de stier de koe beklimt wordt het kort uitschachten
zichtbaar. Hoe hoger de voorhand komt, des te geringer
wordt het uitschachten. Op het moment dat de introitus vagi-
nae zou moeten plaats vinden is van uitschachten geen
sprake meer of is het tot enkele centimeters beperkt. De stier
maakt wel zoekbewegingen, maar de punt van de penis komt
niet bij de vulva. Als men met behulp van een kunstschede de
penis tegemoet komt, dekt de stier nonnaal en schacht uit tot
in de collector.

Als de penis bij natuurlijke dekking nog iets buiten het prae-
putium komt, kan een dekking soms tot stand worden ge-
bracht als de koe iets lager geplaatst wordt. De stier klimt dan
verder op de koe. Er zijn stieren, die, gelijkvloers staand en
ook weinig uitschachtend, iets opspringen na het beklimmen
van de koe. Als de punt van de penis dan de vulvalippen net
passeert, volgt een normale dekking. Of de stier zover komt
hangt af van de libido van de stier, van het dekgedrag en de
dekhouding, die vaak duidelijk erfelijk bepaald zijn (1), en
van de omstandigheden. Als het de stier één keer op deze
wijze gelukt is, zal hij het vaker proberen, meestal met suc-
ces.

Er zijn stieren die hier een grote behendigheid in krijgen. Een
goede libido is daarbij wel een voorwaarde.
Of het een stier lukt om op deze wijze te dekken, en na hoe-
veel tijd van vergeefs proberen de stier het leert, valt niet te
voorspellen.

MATERIAAL EN METHODE
Emissio penis

Bij de Gezondheidsdiensten worden regelmatig stieren voor
een keuring op dekvennogen en spermakwaliteit aangebo-
den. Dit gebeurt in het kader van verkoop naar binnen- of
buitenland, voor natuurlijke dekking of K.1.-doeleinden. In
de jaren 1965 tot 1975 is van al deze stieren het dekvenno-
gen beoordeeld en de mate van uitschachten, de emissio pe-
nis, genoteerd. Voor een nadere rubricering van de mate van
uitschachten is gebruik gemaakt van de groep 1- tot 1 \'/2 ja-
rige dieren. Als regel hadden zij vóór het onderzoek niet of
een enkele keer gedekt. Het laatste was meestal gebeurd om
het onderzoek vlotter te doen verlopen.
Bij de rubricering zijn de volgende indelingen gehanteerd.

Ras: Fries-Hollands (FH) en Maas, Rijn en Yssel (MRY)
veeslag.

Vader van de stier;

Mate van uitschachten: verdeling in 5 klassen.
Klasse 1: gering uitschachten (O tot 5 cm)
Klasse 2: matig uitschachten (5 tot 20 cm)
Klasse 3: gemiddeld uitschachten (20 tot 40 cm)
Klasse 4: ver uitschachten (40 tot 60 cm)
Klasse 5: zeer ver uitschachten (meer dan 60 cm)

1 ■ • n n

■ \' \'■ältiiiyi itiiÉ • n 1\' ^ mr

IMPOTENTIA COEUNDI EN EMISSIO PENIS BIJ
STIEREN

TIJDSCHRIFT VOOR D I F R C, t N F E S K U N D F . DFFI. 119. AFiFviRiNci 2, 1994

-ocr page 55-

Het uitschachten is geen statisch gebeuren, maar wisselt
voortdurend. De klasse-indehng berust daarom op geschatte
waarnemingen, die zijn verricht als de stier de koe duidelijk
heeft besprongen, vlak voor het moment van de poging tot of
het verrichten van de introitus vaginae.
Met behulp van de methode is berekend of verschillen tus-
sen de rassen en tussen groepen zonen van verschillende
stieren binnen de twee rassen statistisch significant zijn (7).

RESULTATEN
Emissio penis

De verdeling over de 5 klassen betreffende de mate van uit-
schachten werd niet beïnvloed door het al of niet eerder ge-
dekt hebben van de stier.

Er is een significant verschil tussen FH- en MRY-stieren
(Tabel 1. P<0,00l). De emissio is bij de MRY-stieren groter
dan bij FH-stieren.

Van enkele veel gebruikte fokstieren zijn een vrij groot aan-
tal zonen gekeurd. Zij zijn met name genoemd. Van andere
stieren was dit aantal veel geringer; zij zijn samengevat on-
der \'overige\'. Dit waren 94 FH-stieren met hoogstens 8 na-
komelingen per stier en 42 MRY-stieren met hoogstens 7 na-
komelingen per stier (Tabel 1).

Tabel 1, De mate van emissio penis

Ras: MRV

Klasse
1

Klasse
2

Klasse
3

Klasse
4

Klasse
5

Totaal

Vader

Liesje\'s Ciustaaf

-

2

22

11

-

35

Thorwald

-

2

15

5

-

22

Roland

-

7

8

2

17

Overige

2

1 1

71

49

1

134

Totaal

2

15

115

73

3

208

Ras: KH

Klasse

Klasse

Klasse

Klasse

Klasse

Totaal

1

2

3

4

5

Vader

Adema 469

2

10

12

_

_

24

Adema 441

9

21

15

1

-

46

Blitsaerd Keimpe

2

11

15

-

-

28

Overige

31

55

114

10

-

210

Totaal

44

97

156

11

-

308

De nakomelingen van de drie genoemde MRY-stieren staan
in de klassen twee tot en met vijf Een vergelijking van de
aantallen zonen die matig tot gemiddeld uitschachten (klasse
2 3) met de aantallen zonen die ver tot zeer ver uitschach-
ten (klasse 4 5) geeft bijna een significante stierinvloed te
zien (P<().056) en toont significante verschillen tussen de zo-
nen van Roland en die van respectievelijk Liesje\'s Gustaaf
en Thorwald (P<0,03 en 0,02).

De nakomelingen van de FH-stieren staan in de klassen 1 tot
en met 4. Een vergelijking van de aantallen zonen die weinig
tot matig uitschachten (klasse 1 2) met de aantallen die nor-
maal tot ver uitschachten (klasse 3 4) geeft een significante
stierinvloed te zien (P-O,02). De zonen van stier Adema 441
onderscheiden zich van de zonen van de groep \'overige stie-
ren\' (P<0,01). Ze schachten significant vaker slecht tot ma-
tig uit.

BESPREKING

Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat impotentia coëundi
als gevolg van het niet verslappen van de Musculus retractor
penis een gecompliceerd verschijnsel is, en niet berust op
één recessieve factor.

Ook het onvoldoende verslappen van de Musculus retractor
penis berust niet op één recessieve factor. Het is niet een
kwalitatief (wel of niet verslappen) maar een kwantitatief
verschijnsel (de mate van verslapping).

De emissio penis wordt mede bepaald door erfelijke invloe-
den. De verschillen tussen de rassen, maar ook die tussen de
vaderstieren wijzen daarop. De emissio hangt in de eerste
plaats van de lengte van de penis af Daarin zijn erfelijke ver-
schillen aangetoond (2,3). Bij sommige stieren heeft de pe-
nis vóór de introitus vaginae de maximale lengte, wat te zien
is aan het volledig verstrijken van het praeputium. Bij ande-
ren is dat niet het geval, en bij stieren met impotentia coëundi
als gevolg van een onvoldoende emissio penis zeker niet.
Deze groep onderscheidt zich van de andere stieren vooral
daarin, dat het verstrijken van de praeputium, cn dus de
emissio penis, geringer wordt naarmate de stier met de voor-
hand hoger komt. Normaal komt de ejaculatie tot stand als de
introitus vaginae heeft plaatsgevonden en direct daarop de
nastoot volgt, waarbij de stier het bekken kantelt en de ach-
terhand onder zich brengt. Vaak springt hij daarbij op en
vooruit, en buigt de ondervoet. Door deze bewegingen schiet
de penis vooruit, tot voor in de vagina. Als men een stier die
onvoldoende uitschacht in een kunstschede laat dekken,
vindt de ejaculatie op de normale wijze plaats, in de collec-
tor. Dit betekent dat op dat ogenblik ook de Musculus retrac-
tor penis verslapt moet zijn, waardoor een normale emissio
penis plaatsvindt.

In klasse 1 van de FH-stieren werd bij een deel van de dieren
impotentia coëundi als gevolg van onvoldoende verslapping
van de Musculus retractor penis waargenomen. In andere
klassen kwam dit niet voor. Binnen klasse 1 bleek de kans op
impotentia groter te zijn naar mate de emissio penis geringer
is. Het optreden van impotentia hangt echter ook af van li-
bido en dekhouding en uitwendige omstandigheden (zoals
conditie, de buikomvang, het \'leerproces\').

Van de hiergenoemde stieren is deze vorm van impotentia
coëundi het vaakst waargenomen bij nakomelingen van de
stier Adema 441. Dit is ook de stier met naar verhouding de
meeste nakomelingen in de laagste klassen.

DANKBETUIGING

Ik dank de heer O. Sampimon voor de hulp bij dc statistische bewerkingen.

SUMMARY

Penis extension (emissio penis) depends on the length of the penis and on
the relaxation of the retractor muscle of the penis.
It hen the relaxation is in-
sufficient. penis extension is at its stnallesi just hejore intromission takes
place. In severe cases this can lead to impotence (impotentia coeitndi).
Whether this occurs depends on the animal \'s libido and mating behaviour
and on external factors. Genetic /actors play a role in emi.ssio penis.

-ocr page 56-

Ill II

muht^

I «iiRl

lnU

i>ém

LITERATUUR

1. Banc A. Studies om monozygous Cattle twins. Acta agriculture
Scandinavica 1954; 4: 95-205.

2. Bellinger CR. A comparison of certain parameters of the penis and pre-
puce in various breeds in beef cattle. Research in Vet Science 1971; 12:
299-304.

3. Gilbert RO. The diagnosis of short penis as a cause of impotentia
coeundi in bulls. Theriogenol 1989; 32: 805- 26.

Gotink W, Groot Th de en Stegenga Th. Erfelijke gebreken. Tijdschr
Diergeneeskd 1955; 80: extra aflevering.

Groot Th de en Numans SR. Over de erfelijkheid der impotentia coeundi
bij stieren. Tijdschr Diergeneeskd 1946; 71: 372-9.
Nock P, Fischer H und Schumann 11. Erbpathologie der landwirtschaft-
lichen Maustiere. Paul Parey in Berlin und Hamburg 1957.
Sokal RR, and Rohlf FJ. Biometry. The principles and practice of statis-
tics in biological research. W.11. Freeman and company, USA. San
Fransisco 1969.

POULTRY PRACTICE

Q

\'Poiillrv Practice\', edited hv Edward Boden, Uitg. Bailliere
Tindali.

\'Poultry Practice\' is ecn uitgave in een reeks van handboe-
ken, elk gerelateerd aan een species of groep van diersoor-
ten. De verschillende hoofdstukken zijn afgeleid van artikels
die reeds eerder verschenen in het \'clinical supplement\' van
\'The Veterinary Record\'. De nadruk is vooral gelegen in de
differentiaal diagnoses. Deze uitgave bestaat uit zes hoofd-
stukken die een breed scala van onderwerpen bevatten.
Eveneens worden verschillende soorten behandeld zoals
kippen, kalkoenen en zgn. \'gamcbirds\' waaronder fazanten
en patrijzen voor de jacht wordt verstaan. Elk hoofdstuk is
door een andere auteur geschreven en wordt soms afgesloten
met een aanbevolen literatuurlijst die handig is omdat alle
onderwerpen zeer beperkt aan bod komen. Het boekje is dan
ook weinig omvangrijk (slechts 129 pagina\'s), waardoor het
gemakkelijk te lezen is. Achterin staat een uitgebreide index
die doel vemioeden dat snel een onderwerp gezocht en uitge-
spit kan worden. Dat laatste is echter teleurstellend. Dc on-
derwerpen worden zeer summier behandeld en veelal wordt
er essentiële informatie over bepaalde ziekten gemist, zoals
diagnostiek, therapie of pathologisch anatomische kenmer-
ken. Jammer is ook dat het jaartal waarin het artikel geschre-
ven is niet wordt genoemd. Het eerste hoofdstuk begint met
een aantal randvoorwaarden in de moderne pluimveehoude-
rij. Zeer positiefis het feit dat veel nadruk wordt gelegd op
het bijhouden en verzamelen van belangrijke technische
kengetallen. Er wordt echter een voorbeeld van een slacht-
kuikenhokkaart getoond waarvoor een voorlichter in
Nederland zich diep zou schamen, vanwege de onvolledig-
heid. Verheugend is, dat de auteur waarschuwt voor de
speurtocht naar ziekten wanneer de kengetallen afwijken van
de verwachting. Terecht wijst hij op de interactie van allerlei
managementfactoren die vaak een belangrijke oorzaak zijn
van ontsporingen en ziekten. Voorts volgt er een volkomen
onsamenhangende opsomming van symptomen en proble-
men in de pluimveehouderij. De ruimte die voor elk onder-
werp gereserveerd is dwingt tot absolute onvolledigheid.
Onder de titel \'labatory support\' wordt zomaar het bestaan
van de zeer praktische en moderne ELISA-test genegeerd,
die toch voor grote integraties van groot nut kan zijn.
Ronduit storend hier is dat beweerd wordt dat ten behoeve
van een Mycoplasma-eradicatie-programma, een- of twee-
maal serologisch onderzoek van een vermeerderingskoppel
gedurende de hele legperiode zou volstaan. In het hoofdstuk
\'carcase condemnations\' is een leuk overzicht gegeven van
pathologische afwijkingen aan de slachtlijn, incluis onduide-
lijke kleurenfoto\'s, die gevolg hebben voor de keuring van
het vlees. Het hoofdstuk \'respiratoire ziekten bij de kip\' pre-
senteert diverse aandoeningen ook weer vrij summier, maar
veel wordt goed geinaakt met een gedetailleerde overzicht-
stabel die helpt in de diagnostiek van dc ziekten.

BoekbespreUngen

35

Overigens is het laatste gedeelte van deze tabel per abuis in
hoofdstuk 5, tussen de wormen, beland. In dit hoofdstuk
wordt ook nog zeer nuttige informatie verstrekt ten aanzien
van broedei-management in het kader van ziekte-preventie.
Verder vindt de auteur wetgeving ten aanzien van NCD-be-
strijding terecht noodzakelijk, maar vreemd genoeg acht hij
dit voor Mg-eradicatie niet van belang. In opeenvolgende
hoofdstukken worden vervolgens endo- en ectoparasietaire
aandoeningen behandeld, waarbij het coccidiose onderwerp
enige lof verdient, hoewel de \'necrotiserende enteritis\',
zijnde nauw gerelateerd aan dit onderwerp genoemd had mo-
gen worden. In het hoofdstuk \'vaccinatie programma\'s\'
wordt te weinig aandacht besteed aan vaccinatie reacties en
interacties, met name het wereldwijd vespreide probleem
van respiratoire vaccinaties bij Mg-positieve broilers.
Vaccinaties tegen TRT en REO in zware moederdieren wor-
den niet genoemd (jaartal publicatie ?). Verder nog een leuk
hoofdstuk over problemen bij kerst-kalkoenen en als laatste
komen de fazanten en patrijzen aan bod. Sinds kort is het uit-
zetten van deze dieren in de natuur ten behoeve van de jacht
in Nederland verboden, desondanks worden ze toch nog ge-
fokt (dat is nog toegestaan) en kan dit laatste hoofdstuk onze
kennis op dit gebied nog aardig bijspijkeren. Al met al biedt
dit boekje aardig leesvoer voor de aspirant pluimvee-betrok-
kene, maar voor de gevorderde vederspecialist is het beslist
geen aanrader.

T.P.F. Franssen
D.A.P. Gemert

T I J D S c II R I F T VOOR D I E R Ci E N F E S K U N D F , D F F L 1 19, A F L F V F R I N Ci 2 , 1994

-ocr page 57-

E. de Boer ^ C. van Heerwaarden \'\' en W. Edel^
SAMENVATTING

In totaal 550 monsters faeces van slachtrunderen werden
onderzocht op de aanwezigheid van
Escherichia coli
serotype 0!57:H7 met behulp van een methode waarbij
gebruik werd gemaakt van een selectief ophopings- en
isolatiemedium.
Escherichia coli 0157:H7 werd uit geen
van de onderzochte monsters geïsoleerd.

INLEIDING

Escherichia coli 0-l57:H7 en andere verotoxine-produce-
rende
E. coli (VTEC)-stammen kunnen bij de mens hemor-
ragische colitis veroorzaken met soms als complicatie het
hemolytisch uremisch syndroom (HUS). Rundvee voor
vlees- en melkproduktie wordt momenteel beschouwd als
belangrijkste reservoir voor
E. coli 0157:H7 en verschil-
lende
E. coli 0157:H7-infecties in met name Noord-
Amerika en Groot-Brittannië zijn epidemiologisch in ver-
band gebracht met de consumptie van onvoldoende verhit
rundvlees (3,5).

In de eerste maanden van 1993 vond in enkele westelijke sta-
ten van de Verenigde Staten een explosie plaats van
E. coli
0157:117 na consumptie van onderverhitte hamburgers in
restaurants van een bepaalde keten. Meer dan 500 personen
werden ziek en vier personen overleden aan de gevolgen van
de infectie (1).

Over het vóórkomen van infecties veroorzaakt door E. coli
0157:H7 en andere VTEC in Nederland is weinig bekend.
Retrospectief onderzoek van sera van patiënten met HUS liet
zien dat 72% van deze patiënten inderdaad een VTHC-infec-
tie had en dat deze infecties al vanaf 1974 in Nederland voor-
komen (4). Over mogelijke reservoirs van
E. coli 0157:117
en andere VTEC in Nederland is eveneens weinig bekend.
Met de 3M Petrifilm Test Kit-HEC werden 0157 positieve
E. £o//-stammen geïsoleerd uit 10 (8,3%) van 228 monsters
vlees- en kipprodukten. De geïsoleerde stammen bleken ech-
ter negatief in de verocytotoxiciteitstest en bevatten niet het
H7-antigeen (2).
Escherichia coli 0157:117 werd evenmin
geïsoleerd uit 867 monsters van verschillende vleessoorten
met behulp van een selectief ophopings- en isolatiemedium
(6). In het hier beschreven onderzoek werden monsters fae-
ces van runderen aangevoerd bij slachthuizen verspreid over
heel Nederland onderzocht op de aanwezigheid van
E. coli
0157:H7. De toegepaste methode, waarbij gebruik werd ge-
maakt van Trypton Soya Broth acriflavine als selectief op-
hopingsmedium en van Sorbitol MacConkey agar als isola-
tiemedium, had een detectiegrens van ongeveer 1 kve
E. coli
0157:H7 per gram monster (6). De methode is gebaseerd op
het gegeven dat de meeste VTEC die tot serogroep 0157 be-
horen, sorbitol niet fermenteren binnen 24 uur, terwijl vrij-
wel alle overige
E. co//-stammen geïsoleerd uit faeces wel
een snelle omzetting van sorbitol geven.

\' Inspectie Gezondheidstieschernün^. Keuringsdienst van Haren. Po.sthus 9012.

7200 ÜN Zutphen
2 Veterinaire Hoo/din.speetie van de l \'ollc.\\ge:imdheid. Rij.m i/ii

Tijd.whr Diergeneeskd 1994: 119-36-7

MATERIALEN EN METHODEN

Monsters

Faeces van slachtrunderen (zowel vleesstieren als melk-
koeien) werden door controleurs van de Regionale
Veterinaire Inspectie bemonsterd, verspreid over heel
Nederland in de maanden mei en juni 1993. De monsters
werden genomen als \'ongeboren mest\' uit de endeldarm van
juist geslachte dieren. Identificatie van de dieren vond plaats
door het oornuinmer.

Isolatiemethode

Van ongeveer 20 g monster werd een 1:10 verdunning ge-
maakt in Trypton Soya Broth met acriflavine (10 |ig/ml). Na
homogenisatie werd 20-24 uur bebroed bij 37°C onder
schudden (100 rpm). Van de ophoping werd vervolgens een
verdunningsreeks gemaakt in fysiologisch zout-pepton op-
lossing, waarna van de 10\'^ en 10"^ verdunningen 0,1 ml
werd uitgespateld op Sorbitol MacConkey Agar. Na 18-20
uur incubatie bij 42°C werden sorbitol-negatieve kolonies
gelest op de aanwezigheid van 0157 antigeen met behulp
van een
E. coli 0157 latex agglutinatie-test (Oxoid) en, in-
dien positief, verder bevestigd met biochemische testen.
Wanneer het biochemisch profiel typisch was voor
E. coli,
werd de stam op het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid
en Milieuhygiëne te Bilthoven onderzocht op aanwezigheid
van het H7-antigeen en werd de stam getest in een verocyto-
toxiciteits-test. Elke batch van de bereide media werd met
een
E. co// 0157:117 stam gecontroleerd op produktiviteit.

RESULTATEN EN DISCUSSIE

In totaal 550 monsters runderfaeces werden onderzocht en in
geen van deze monsters werd de aanwezigheid van
E. coli
0157:117 aangetoond. Uit diverse monsters werden sorbitol-
negatieve kolonies geïsoleerd, maar deze bleken bij nadere
identificatie niet tot de soort
E. coli te behoren. Uit dit resul-
taat kan geconcludeerd worden dat
E. coli 0157:H7 in
Nederland geen algemeen in runderfaeces voorkomende
bacteriesoort lijkt te zijn. Een vervolg van dit onderzoek,
waarbij een groter aantal monsters onderzocht moet worden,
is noodzakelijk om een beter gefundeerd oordeel te kunnen
vormen over de mogelijke rol van rundvee als bron van
E.
co//0157: H7.

Omdat kalveren, vooral zieke dieren, mogelijk vaker besmet
zijn dan volwassen runderen (5) zullen in een vervolgonder-
zoek tevens faeces monsters van mestkalveren (zowel ge-
zonde als zieke dieren) moeten worden onderzocht en zal in
verband met een mogelijk seizoenseffect de bemonstering
gedurende het gehele jaar moeten plaatsvinden. Bovendien
zal het onderzoek zich naast
E. coli 0157:H7 ook moeten
richten op andere VTEC, omdat niet-0157 VTEC ook hu-
mane infecties kunnen veroorzaken (3,5). Hierbij kan ge-
bruik worden gemaakt van recent ontwikkelde Polymerase
Chain Reaction -technieken voor de detectie van VTEC (7).

11 TTii rii iiTii^

ONDERZOEK VAIM FAECES VAN SLACHTRUNDEREN OP
□E AANWEZIGHEID VAN ESCHERICHIA COLI SEROTYPE
0157:H7

-ocr page 58-

%Mtwat

idy

nil

I it

SUMMARY

Examination of cattle faeces on the presence of
Escherichia coli serotype 0157:H7

A total of 550 faecal samples of cattle was examined on the presence of
Escherichia coh serotype OI57:H7 using a method comprising a selective
enrichment and isolation medium.
Escherichia coli 0157:117 was not isola-
ted from any of the samples tested.

LITERATUUR

1. Anonymus. Update: Multistate outbreak of Escherichia coli 0157:H7
infections from hamburgers - Western United States, 1992-1993.
MMWR 1993;42:258-63.

2. Boer E de. Bredie WLP en Jansen WH. Screening van vlees op de aan-
wezigheid van
Escherichia co// 0157:H7 met dc 3M Petrifilm Test Kit-
HEC. De Ware(n)-Chemicus 1992; 22: 186-8.

3. Bredie WLP, Boer E de en Wemars K. Enterohemorragische

Escherichia coli 0157:H7.een onderschatte voedselpathogeen? Een li-
teratuuroverzicht. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:235-8.
Chart H. Rowe B. Kar N van der, and Monncns LAH. Serological identi-
fication
of Escherichia coli OI57 as cause of haemolytic uraemic syn-
drome in the Netherlands. Lancet 1991; i:437.

Griffin PM, and Tauxe RV. The epidemiology of infections caused by
Escherichia coli 0157:H7, other enterohemorrhagic E. coli, and the as-
sociated hemolytic uremic syndrome. Epidemiologic Reviews 1991; 13:
60-98.

Heerwaarden C van en Boer E de. Isolatie van Escherichia coli 0157:H7
uit vlees met behulp van selectieve ophopings- en isolatiemedia. De
Ware(n)-Chemicus 1993;23: indruk.

Read SC, Clarke RC, Martin A. De Grandis SA, Hii J, McEwen S, and
Gyles CL. Polymerase chain reaction for detection of verocytotoxigenic
E.scherichia coli isolated from animal and food sources. Molecular and
Cellular Probes 1992; 6: 153-61.

LEHRBUCH DER VETERINÄR-ANATOMIE, BAND III: DIE
GROSZEN VERSORGUNGS- UND STEUERUNGSSYSTEME

T. Koch. R. Berg

Gustav Fi.scher Verlag, Jena. Stuttgart
5e herziene druk
ISBN 3-334-60427-6

Dit boek geeft een beschrijving van het bloed- en lymfevat-
stelsei, het zenuwstelsel, de endocriene klieren, de zintuigen
en de huid en huidderivaten. Het oinvat 590 pagina\'s tekst
met 226 afbeeldingen, 7 pagina\'s referenties en een index
van 50 pagina\'s. De literatuurlijst is niet ingedeeld naar on-
derwerp wat het zoeken naar referenties over bepaalde on-
derwerpen sterk bemoeilijkt. Dc index daarentegen is erg
uitgebreid en overzichtelijk. De organen en structuren zijn
zowel met hun anatomische als inet Duitse namen opgeno-
men.

Het boek bevat zes hoofdstukken waarvan het eerste, de
Inleiding, slechts twee pagina\'s omvat. Het tweede hoofd-
stuk behandelt het hart en de bloed- en lymfevaten. Dc on-
derdelen van het hart worden eerst uitvoerig in het algemeen
besproken, daarna per diersoort. De bloedvaten worden per
groep uitvoerig besproken bijvoorbeeld Aorta ascendens,
Arcus aortae. Aorta thoracica, bij de afzonderlijke diersoor-
ten (paard, rund, schaap, geit, varken, hond, kat en konijn).
Het voordeel van deze benadering is dat men gemakkelijk
de bloedvaten per diersoort kan opzoeken, het nadeel is ech-
ter een grote mate van overlap. Van elke groep arteriën
wordt een uitgebreid schema van het vertakkingspatroon
gegeven.

Hoewel de tekst erg veel details geeft, zijn deze niet steeds
in de figuren terug te vinden. Een leerboek van deze om-
vang had een veel groter aantal figuren behoren te hebben.

Het lymfesysteem wordt per lymfocentrum uitvoerig be-
schreven. Per diersoort wordt veel aandacht besteed aan de
topografie van de afzonderlijke lymfeknopen. Vrijwel alle
knopen zijn opgenotnen in de schematische tekeningen.
Het derde hoofdstuk (165 pagina\'s) beschrijft het zenuw-
stelsel. In een aantal inleidende paragrafen worden enkele
morfologische en fysiologische aspecten van de zenuwcel-
len en gliacellen besproken. Daarna volgen de hersen- en
ruggemergvliezen, de Sinus durae matris, het elementair ap-
paraat en de ascenderende en descenderende banen van het
ruggemerg.

Dc segmentale ruggemergszenuwen zijn uitvoerig bespro-
ken en duidelijk geïllustreerd, vooral de
Ple.xus hrachialis
en lumbosacralis. Ook het autonome zenuwstelsel is duide-
lijk beschreven. Echter ook het aantal figuren bij dit onder-
werp is tc gering.

De beschrijving van de hersenen is voor een anatomisch
leerboek te gedetailleerd. De hersenzenuwen zijn overzich-
telijk beschreven. Ook hier is behoefte aan meer illustraties.

In tegenstelling tot de voorgaande hoofdstukken zijn dc en-
docriene klieren bij alle huisdieren kort en overzichtelijk
beschreven en voorzien van duidelijke tekeningen.

Het hoofdstuk over de zintuigen is voorzien van een aantal
nuttige, schematische tekeningen.

In het laatste hoofdstuk, de huid en huidderivaten, worden
de afzonderlijke lagen van de huid, de haren en de huidklie-
ren behandeld. Aan de melkklieren van de verschillende
huisdieren is relatief weinig aandacht besteed.

Band III is een goed anatomisch leerboek dat zijn nut reeds
in voorgaande edities heeft bewezen, zowel voor studenten
als practici. Echter het boek geeft in een aantal hoofdstuk-
ken te veel details die in onvoldoende mate worden geïllus-
treerd.

W. Hartman

TIJDSCIIRIKT VOOR D 1 E R G E N E E S k U N 1) i: , DEEL 119, AFLEVERING 2, 1994

37

-ocr page 59-

NIEUWE ONTWIKKELINGEN VETERINAIRE VOLKSGEZONDHEID

DIERENARTSEN NEMEN BAGAGE ONDER
DE LOEP

nella, naar het slachthuis sturen\', be-
zwoer Vaarkamp. \'En dat harde wer-
ken, waar we alleen zelf waarde aan
hechten, moet ook afgelopen zijn\'. Het
wordt hoog tijd dat de dierenarts zich
laat belonen voor zijn kennis en niet
slechts voor zijn inzet. Met deze bood-
schap sloot Vaarkamp zijn betoog.

BEDRIJFSECONOMIE
De ontwikkelingen in het toezicht van-
uit de visie van de overheid werden ge-
schetst door dr. lic. A. Evers. Hij is
werkzaam bij de veterinaire dienst van
de EG. \'We moeten naar een globalere
aanpak van de controle en een integra-
tie van de versnipperde inspectiedien-
sten\', begon Evers. Feit is, dat het vol-
ledig terugtraceren van de produk-
tiekolom efficiënter moet kunnen, dat
er op de slachthuizen gegevens verza-
meld worden die nuttig zijn voor het
primaire bedrijf, dat bij residucontrole
het bedrijf van herkomst opgespoord
moet kunnen worden en dat de keuring
voor het slachten op het bedrijf zou
moeten gebeuren. Een versnippering
van de controlediensten werkt dit soort
doelstellingen tegen.
Bij de keuring van dierlijke produkten
moet laboratoriumanalyse steeds meer
plaats krijgen. \'Vroeger gingen dieren-
artsen er prat op lang en breed te kun-
nen uitweiden over tuberculoselae-
sies\', lachte Evers \'Voorbij!\'. Bij de
beoordeling van produkten wordt bac-
teriologisch onderzoek verricht en de
opsporing van residuen is een \'must\'.
Deze noodzaak wordt vooral gevoed
door de eisen die uitgaan van de \'sa-
menleving\' (de haast beruchte consu-
ment), maar heeft eigenlijk de bescher-
ming van de volksgezondheid tot doel.
De wetgeving op dit gebied was in het
verleden gericht op protectionisme en
werd met name toegepast op in te voe-
ren produkten, maar niet wanneer het
om eigen produkten ging.
Het protectionisme heeft de genade-
slag gekregen op 1 januari 1993, met
de afschaffing van de binnengrenzen
van de EG.

De opleiding en de taken van de dierenarts-hygiënist in het kader van de
Integrale Keten Zorg en de zoönosenrichtlijn stonden ter discussie op 19 no-
vember in Postel (België). De Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ)
van de KNMvD en de Vlaamse variant daarvan, de World Association of
Veterinary Food Hygiënists (W AVFH), vroegen zich af of de dierenarts is toe-
gerust voor de nieuwe ontwikkelingen in de sector volksgezondheid. Men is
inmiddels gewend aan het idee dat de maatschappij andere eisen stelt aan de
controle van levensmiddelen dan in het verleden. Het begrip kwaliteit heeft
zich onherroepelijk verankerd in elk schakeltje van de dierlijke produktie. De
dierenarts staat in principe in de startblokken om die kwaliteit te beoordelen
en tc bewaken. Maar in Postel keek de dierenarts ook naar zijn gereedschaps-
kist: \'Zit daar wel genoeg in?\'.

Door Sophie Deleu

is om van produktieprocessen aan te
geven waar de risico\'s liggen en hoe er
op die punten gecontroleerd moet wor-
den. De veelzijdige dierenarts - aan
één kant goed op de hoogte van wat er
op het bedrijf gebeurt en aan de andere
kant ook een uitstekend microbioloog -
kan de produktieprocessen overzien.
Hij kan informatie uit verschillende
produktieschakels combineren en in-
terpreteren.

\'Waarschijnlijk loopt het aantal ar-
beidsplaatsen in de praktijk terug\', zei
Vaarkamp \'Maar het terrein van de
certificering van processen ligt braak,
daar springen we in\'.
Dierenartsen moeten meer samenwer-
ken. \'De tijd is dus wel voorbij, dat we
dieren die een risico vormen, bijvoor-
beeld omdat ze besmet zijn met salmo-

ierichten en verslagen

STIJGEND IMAGO
Drs. Vaarkamp, directeur AUV, be-
lichtte op zijn eigen flamboyante ma-
nier de visie van de niet-ambtelijke
dierenarts op dit thema. \'Eindelijk ge-
rechtigheid\' was zijn stelling. Hij is er-
van overtuigd dat de dierenarts in de
sector volksgezondheid een goede toe-
komst tegemoet gaat: \'Ik bedoel niet
zozeer financieel, dames en heren,
maar uw imago wordt met sprongen
beter op het moment dat u produktie-
processen gaat beoordelen\'.
De stelling van Vaarkamp houdt in dat
de dierenarts de aangewezen persoon

De kosten van de controles werden al-
tijd gedragen door de overheid. Ook
dit is verleden tijd. Tegenwoordig
wordt de regel gehanteerd dat het be-
drijfsleven zelf de kosten van de gele-

38

T 1 J 1) S C H R I K T VOOR D 1 L R (1 L N K K S K U N D K , D K K L 119, A K L L V K R I N (i 2 , 1994

-ocr page 60-

verde diensten moet dragen. De in-
spectiediensten moeten volledig kos-
tendekkend draaien.
Wat krijgen we ervoor terug? Het is
duidelijk dat voor al deze veranderin-
gen een totaal andere manier van den-
ken vereist is. En wil de dierenarts niet
het gevoel krijgen dat hij langzaam bo-
ven zijn enkels wordt afgezaagd, zal
hij zich terdege moeten verdiepen in
hetgeen van hem verlangd wordt en
vooral in wat hij zelfbelangrijk vindt.
Het ziet ernaar uit dat er in de toekomst
twee parameters belangrijker worden:
de doeltreffendheid van de controles
en de \'responsabilisering\' van de parti-
culiere sector (de producent moet be-
wijzen, dat hij maatregelen heeft ge-
troffen om problemen met de
consument te voorkomen).
Dit heeft gevolgen voor de controle-
opzet, de toegepaste controletechnie-
ken, de wetgeving en de fmanciering
van de controles.

\'De dierenarts zal een plaats moeten
zien te veroveren in de door het be-
drijfsleven opgezette controlesyste-
men\', meende Evers.
In kwalitatief opzicht is er voor de die-
renarts bij de overheid wellicht een be-
tere taak weggelegd dan nu, maar dat
zal vooreen kleiner aantal gelden. \'Het
zal niet meer voorkomen dat een die-
renarts zelf klieren staat weg te snij-
den\'. De dierenarts dient zich volgens
Evers toe te leggen op produktietech-
nologie en bedrijfseconomie.

INTELLECTUELE EN MATERIELE
VOLDOENING

\'Dierenarts wordt men om velerlei
motieven\', begon profdr. J. van Hoof,
werkzaam bij de vakgroep Dierge-
neeskundig Toezicht van de Faculteit
Diergeneeskunde te Gent. \'Deze kun-
nen ingegeven zijn door een rationeel
oogpunt, zoals het leveren van een bij-
drage aan een evenwichtige produktie
van nutsdieren, of door een meer ge-
voelsgeladen visie, zoals de zorg voor
dierenwelzijn en streven het lijden van
dieren te verzachten\'. De laatste strek-
king schijnt volgens Van Hoof toe te
nemen en kan leiden tot een ethisch
hoogstaande uitoefening van het be-
roep.

In Gent is onder de studenten dierge-
neeskunde een enquête gehouden,
waaruit bleek, dat het diergeneeskun-
dig toezicht op voedingsmiddelen niet
tot de meest geliefkoosde disciplines
van dierenartsen in spe behoort: 48%
van de laatstejaars studenten vond, dat
\'vleeskeuring\' alleen als keuzevak ge-
geven zou moeten worden.
De EG vindt echter dat er (ook) in Gent
te weinig aandacht werd besteed aan
voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong. Een typisch probleem is, dat in
de Belgische faculteiten de verhou-
ding studenten/docenten een abnor-
maal grote kloof vormt (Gent 13.8:1,
Luik 20.1:1).

39

Van Hoof stelde dat een discipline die
succesvol wil zijn, in elk geval aan een
aantal elementaire voorwaarden moet
voldoen: \'Ze moet een duidelijk om-
schreven inhoud en bereikbare doel-
stelling hebben, over voldoende en
aangepaste opleidingsfaciliteiten be-
schikken en intellectuele en materiële
voldoening geven aan de beoefenaar\'.
Over de inhoud van het vakgebied ver-
telde Van Hoof dat het inmiddels dui-
delijk is, dat de belangrijkste gezond-
heidsrisico\'s voor de consument
afhankelijk zijn van klinisch gezonde
dragers van zoönotische agentia. In de
beheersing van de risico\'s zijn toege-
paste produktie- en slachttechnieken
belangrijke factoren. Het toepassen
van HACCP-systemen en stringente
hygiëne-prograinma\'s zijn enkele van
de middelen die hieraan een bijdrage
kunnen leveren.

\'Wil het beroep zijn strategische posi-
tie in de \'keuring\' kunnen handhaven,
dan zal het grensverleggende strate-
gieën moeten uitwerken en zichzelf
nieuwe doelstellingen moeten opleg-
gen\', zei Van Hoof.
De opleidingscapaciteit is in België
onvoldoende, voornamelijk door de
eerder genoemde vreemde verhouding
tussen studenten en docenten: \'Dit is
niet in de laatste plaats te wijten aan de
aanwezigheid van veel buitenlandse
studenten, geachte aanwezigen\'. Van
Hoof zag veel in de specialistische stu-
die volksgezondheid, die aan de geïn-
teresseerde dierenarts de mogelijkheid
biedt, zijn kennis van de voedingsmid-
delenmicrobiologic, de produkttech-
nologie, de chemische analyse, dc resi-
duproblematiek en de toxicologie uit
te breiden. \'De tijd is bovendien niet
meer veraf, dat binnen de Europese
Unie tot taakverdeling tussen de ver-
schillende faculteiten dient te worden
overgegaan\', voegde hij nog toe.

Over materiële en intellectuele vol-
doening kan voorlopig gezegd worden
dat deze door een beperking van de op-
drachten tot een strikt minimum en
door een paniekerig crisisbeleid on-
voldoendezijn.

T 1 J D s C H R I t T VOOR D 1 i : R ü K N R S K U N D H , D E E L 1 19, A K L E V E R I N G 2 , 1994

EUROPESE DIMENSIE
Dr. F.J.M. Smulders, werkzaam bij de
vakgroep Voedingsmiddelen van
Dierlijke Oorsprong (VVDO) van de
Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht,
besprak de nieuwe ontwikkelingen in
het universitair curriculum in verband
met de veterinaire volksgezondheid in
Europa.

In het derde kaderprogramma formu-
leerde de Europese Gemeenschap de
volgende punten van zorg:

- de noodzaak om de wetenschappe-
lijke en technologisch basis voor de
Europese industrie te versterken,

- handelsbarrières te slechten,

- de kloof tussen arm en rijk in Europa
te overbruggen,

- het milieu te beschermen en de kwa-
liteit van het leven te verbeteren,

- transnationale activiteiten te ont-
plooien in de industrie en

- een \'Europese dimensie\' aan te
brengen in opleiding van het kader
in wetenschap en technologie.

De gevolgen van dit beleid voor de ar-
beidsmarkt van academisch opgelei-
den worden op dit moment door ver-
schillende universiteiten en andere
opleidingsinstituten geëvalueerd. De
discussie van de opleiding van veteri-
nairen in Europa is daardoor in een
stroomversnelling terecht gekomen.
\'Naast voor de hand liggende vakken
fysica, chemie en biologie dient de op-
leiding de volgende vier onderwerpen
te bevatten: veterinaire basisweten-
schappen, klinische wetenschappen,
aspecten van de dierlijk produktie en
zootechniek en voedingsleer\', aldus
Smulders. \'Voedingsleer impliceert
hygiëne en technologie van voedings-
middelen van dierlijke oorsprong,
ante- en postmortemkeuring en certifi-
cering en praktische oefening in deze
aspecten.\'

De selectie van onderwijsmateriaal
moet ingegeven zijn door verschil-
lende overwegingen. In elk geval moet
de opbouw van elk veterinair curricu-
lum met betrekking tot dierlijke pro-
duktie en volksgezondheid ingegeven
zijn door de nationale structuur van de
landbouw en de daarmee samenhan-
gende maatschappelijke positie van de
dierenarts.

In een tijd dat de verantwoordelijkheid
voor de kwaliteit van een voedings-
middel meer en meer bij de producent
komt te liggen moeten de opleidings-
instituten zich realiseren dat academici
van andere dan veterinaire processie
vele traditionele taken van de dieren-
arts zullen overnemen. De dierenarts

-ocr page 61-

zal niet per definitie worden uitgeslo-
ten, maar zich immers niet langer kun-
nen beroepen op een bij de wet be-
schermde positie om een belangrijk
deel van de arbeidsmarkt te claimen.
\'Tenzij de professie uitsluitend genoe-
gen wenst te nemen met de taak in
Overheidsverband \'de kwaliteitsbor-
gers te controleren\' zal de dierenarts
zich beter moeten positioneren op de
arbeidsmarkt\', betoogde Smulders.

Om te kunnen concurreren moet de
dierenarts zich dus duidelijker profde-
ren. Zijn achtergrond maakt de dieren-
arts namelijk als geen ander geschikt
om in de dierlijke produktiesector een
leidende rol te vervullen. \'Er moet wel
voldoende aandacht geschonken wor-
den aan management- en communica-
tieve vaardigheden en aan werken in
teamverband met andere disciplines\',
aldus Smulders. \'En dit zou natuurlijk
niet alleen gedragen moeten worden
door een in voedingsmiddelen gespe-
cialiseerde vakgroep, maar door het
gehele veterinaire opleidingsin.stituut\'.
Men is er zich in Utrecht van bewust,
dat deze cultuuromslag grote gevolgen
heeft voor student en docent. De na-
druk komt in het nieuwe onderwijspro-
gramma op probleemoplossende vaar-
digheden te liggen. De middelen die
hiertoe ter beschikking staan zijn een
verdergaande differentiatie en het in-
passen van meer keuzemogelijkheden,
wetenschappelijke vorming en com-
municatieve en sociale vaardigheden.
Daarnaast krijgt postacademisch on-
derwijs een grotere rol toebedeeld.
Het VVDO-onderwijs is in het nieuwe
curriculum veel meer geïntegreerd.
Enerzijds past het meer in het totale
veterinaire programma. Zo wordt
volksgezondheid onder meer onder-
deel van het vak bedrijfsdiergenees-
kunde, anderzijds wordt er ook vaker
een verband gelegd met maatschappe-
lijk relevante onderwerpen. Er komt
bijvoorbeeld ook een vak \'veterinaire
milieukunde\', waarin de residuproble-
matiek aan de orde komt. Tenslotte
krijgt het postacademisch onderwijs
meer aandacht in de vorm van een te
volgen speciali.stische opleiding in de
sector \'volksgezondheid\'. Dit wordt
een \'conditio sine qua non\' voor het
vervullen van specialistische functies.
\'Bovendien komt een Europees erkend
specialisme in de veterinaire gezond-
heidszorg naderbij\', besloot Smulders
\'Want genoemde elementen uit de op-
leiding krijgen ook een internationaal
karakter\'.

ffi nmifw 1 m.

Na deze inleidingen werden de aanwe-
zigen in de abdij rondgeleid. Dit gaf ie-
dereen de gelegenheid om zich op te
laden voor de discussie, die na de mid-
dag gevoerd werd.

Men vroeg zich onder meer af, of de
dierenarts wel voldoende doordrongen
was van de betekenis van zijn of haar
handtekening. Als de dierenarts zo
dadelijk produktieprocessen certifi-
ceert, dan tekent hij of zij wel, dat het
proces in orde is. Is de dierenarts dan
aansprakelijk? Is de dierenarts in dat
geval niet chantabel? Men vond dat er
aandacht besteed moest worden aan de
teksten waar een handtekening onder
gezet moet worden. Indien er een on-
mogelijke verklaring gegeven moet
worden, werkt dat chantage in de hand.
Als het al bij voorbaat gaat om een
wassen neus, kan er beter helemaal
niets getekend worden. Er werd ook
opgemerkt dat dierenartsen zelf het
heft in handen moeten nemen op dat
gebied.

Het symposium werd gekenmerkt
door grote openheid. Dit werd bevor-
derd door de sfeer van \'we zijn onder
elkaar\' en de gastvrijheid van de
Belgen, die niet vergaderen zonder
goed voor de inwendige mens te zor-
gen.

DE TOEKOMST VAN DE DIERGEZONDHEID,
WIE ZAL HET EEN ZORG ZIJN?

Al eerder is in het Tijdschrift bericht over het rapport over de toekomst van
de diergezondheid, dat door het ministerie van l>andbouw. Natuurbeheer en
Visserij (LNV) is uitgebracht.

Op 11 december belegde de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ)
een bijeenkomst met de Groep Praktici Grote Huisdieren, waar over dit on-
derwerp in ruimer verband werd gesproken. Sprekers waren mevrouw dr.
C.H.M. Julicher, één van de samenstellers van het rapport, ir. R.J. Tazelaar,
voorzitter van het Produktschap voor \\ee en Vlees (PVV) en het
Produktschap voor Pluimvee en Eieren (PPE), dr. P. W. de Leeuw, secretaris
van de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren (SGD) en dr. H. Verburg,
Veterinair Hoofdinspecteur en tenslotte dr. P. Leeflang, medewerker van de
RVV, die de discussie voor zijn rekening nam.

Door W. Svbesma

Nederland.

Het gaat om de gezondheidsstatus van
de Nederlandse veestapel, die door de
Nederlandse dierenarts via zijn kennis
en kunde de beste maar zeker de toon-
aangevende van Europa moet blijven
of worden. Uitgangspunt bij dit alles
is, dat de risicobewuste boer centraal
staat. Dit wordt ook gestimuleerd door
de Europese regelgeving.

De inleidingen kwamen kortweg op
het volgende neer.

De opleiding van dierenarts, alsmede
de voorlichting voor de aankomende
studenten, moeten op de helling, wil de
dierenarts partij zijn in komende ont-
wikkelingen van de veehouderij.
Er past in de toekomst van de dierge-
zondheid zeker geen afbraakscenario
als het gaat om het aantal dieren in

De grens ligt namelijk nu rond het ei-
gen bedrijf en niet meer bij de lands-
grenzen. Een gevolg is bijvoorbeeld,
dat de boer aansprakelijk is, als het ge-
leverde vee niet voldoet aan de gega-
randeerde gezondheidstoestand.
Maar wat te doen, als de garanties niet
solide zijn als het gaat om dieren af-
komstig uit het buitenland? En wat
mag je dan verwachten van de zich te-
rugtrekkende overheid?

HERIJKING

De conclusie is dat er op allerhande ge-
bied een herijking nodig is.
De l&R-regeling en de daaruit voort-
spruitende certificering zijn essentieel
in deze nieuwe wereld van de dierge-
zondheid.

Wordt de prakticus van de toekomst de
technisch assistent van de manager
dierlijke-produktieketen of een naar
Amerikaans voorbeeld Food-Animal-
Veterinarian, ofwel dierlijke produk-
tie- veterinair. Deze functie vraagt

T 1J I) S C H R 1 K T VOOR D 1 t R C) K N F. E S K U N D E , D E E l. 119, A F L F V E R 1 N Ci 2 , 1994

40

-ocr page 62-

eveneens om certificering.
De dierenarts zal een onafhankelijk
expert moeten zijn zonder monopolie-
positie. Door kennis en kunde is hij of
zij echter een sturend element op dit
zeer complexe terrein.
Dit waren zo enkele grepen uit de in-
leidingen en de discussie.
De vraag die gesteld kan worden, is
hoe deze toch waarlijk revolutionaire
toekomstbeelden gestalte moeten krij-
gen.

Was de nationale grens vroeger het
net, dat om de veehouderij met haar

dierziekten heen lag, thans is dat net
wel heel strak aangetrokken tot om het
bedrijf

De situatie is op dit moment als volgt.
Een terugtrekkende overheid kan niet
meer steun geven aan de veehouder.
De veehouder voelt zich op de euro-
pese markt vol met ziekte-risico\'s los-
gelaten. De dierenarts, die altijd de
steun en toeverlaat is geweest, moet de
veehouder van gevaren trachten te
vrijwaren.

Voorwaar een uitdaging die alle instel-
lingen, zoals de Faculteit Diergenees-
kunde, maar zeker ook de KNMvD
prikkelt om deze herijking van ons be-
roep te doen slagen. Het gevaar voor
gijpen met mogelijke kwalijke gevol-
gen is overigens niet denkbeeldig.

De Groep GKZ had veel eer van haar
initiatief en haar werk, gezien de grote
belangstelling en de levendige discus-
sie.

In een volgende aflevering van het
Tijdschrift wordt uitgebreider verslag
gedaan van deze bijeenkomst.

EEN ÜP DE NEGEN TEGEN GENETISCHE MODIFICATIE

uitvindingen kunnen beschermen;
zonder dergelijke bescherming kan
hun onderzoek niet worden gefinan-
cierd. Dit klemt zeer indien bepaalde
medicijnen niet op een andere wijze
kunnen worden geproduceerd dan via
genetische modificatie. De recente
problematiek in Duitsland rond de
transfusie van besmet bloed aan hemo-
filiepatiënten toont aan hoe belangrijk
het is over alternatieven voor humane
bloedbanken te beschikken.
Dierenbeschermingsorganisaties zijn
tegen octrooiëring, omdat dit tot \'ver-
dinglijking van het dier\' zou leiden.
Volgens James zou een verbod op oc-
trooiëring evenwel het tegenoverge-
stelde tot gevolg hebben van wat deze
organisaties nastreven: \'Een octrooi
verplicht de onderzoeker om zijn uit-
vinding openbaar te maken en te be-
schrijven. Zonder octrooien zullen
ontwikkelingen op dit vlak juist onge-
controleerd en in het geheim plaatsvin-
den\'.

De EBA heeft het rapport ook aan de
Tweede Kamer en aan het Europees
Parlement gestuurd. Beide parlemen-
ten zullen binnenkort over het onder-
werp spreken. Minister Bukman en
staatssecretaris Van Rooy hebben de
Tweede Kamer in mei van dit jaar
meegedeeld dat zij een ontwerprichtlijn
van de Europese Commissie om deze
vorm van biotechnologisch onderzoek
te octrooieren, steunen. Reeds op 19
juni zei Van Rooy hierover in de
Tweede Kamer: \'Een verbod op het
octrooiëren van innovaties op dit ge-
bied is niet aan de orde\'. Beide be-
windslieden zijn er om over ethische
vormen te waken, die reeds in andere
wetten zijn geregeld.
In Nederland zijn dat de Gezondheids-
en Welzijnswet voor Dieren en de Wet
op Dierproeven.

Er wordt verwacht dat de vrouwelijke nakomelingen van de transgene stier Herman het biomedische
eiwit lactoferrine In de melk zullen produceren (foto: H. de Vries),

Slechts één op de negen Nederlanders is tegen de produktie van humane ge-
neesmiddelen door middel van genetische modificatie bij dieren. Dit blijkt uit
de resultaten van verschillende opiniepeilingen in de afgelopen twaalf maan-
den.

Volgens een in september gehouden
peiling van NSS/Marktonderzoek
vindt 11,6 procent van de ondervraag-
den het \'absoluut ontoelaatbaar dat
erfelijke eigenschappen van dieren
worden veranderd, zodat ze medicij-
nen kunnen produceren voor ongenees-
lijk ziekten bij mensen\'.
Dit onderzoek bevestigt eerdere resul-
taten van een NIPO-enquête van sep-
tember 1992. Volgens deze enquête
meende twaalf procent van de onder-
vraagden dat \'erfelijke eigenschappen
van dieren onder geen enkele voor-
waarde mogen worden aangepast\'. Uit
het NSS/Marktonderzoek van afgelo-
pen maand bleek dat 44,2 procent het
\'gewenst\' en 19,8 procent het zelfs
\'noodzakelijk\' vindt dat genetische
modificatie bij dieren wordt toegepast.

In Nederland wordt verwacht dat de
vrouwelijke nakomelingen van de
transgene stier Herman het biomedi-
sche eiwit lactoferrine in de melk zul-
len produceren. Lactoferrine kan
waarschijnlijk gebruikt worden tegen
infecties ten gevolge van bijvoorbeeld
chemotherapie bij kankerpatiënten,
AIDS of spesis (bloedvergiftiging).

Dr. Ron James, voorzitter van de
European Biotechnology Association
(EBA) i.o., is verheugd over het resul-
taat van de peilingen. Onlangs heeft hij
namens de EBA een rapport aan minis-
ter Bukman gestuurd, waarin de orga-
nisatie octrooiëring van deze technolo-
gie bepleit. Volgens James is het van
groot belang dat kleine, onderzoeksge-
richte biotechnologiebedrijven hun

-ocr page 63-

I il

mm

Éi

Ze heef\\ onderzoek gedaan naar het gl-
eiwit van het pseudo-rabies virus, dat
de ziekte van Aujeszky bij onder meer
varkens veroorzaakt. Dit onderzoek
diende als wetenschappelijke onder-
bouwing van de bestrijding van de
ziekte van Aujeszky met behulp van
gl-negatieve marker-vaccins, zoals die
op dit moment in diverse landen
plaatsvindt. Wanneer de bestrijding
van Aujeszky vordert, zullen de eisen
aan de testen die gebruikt worden om
besmette varkens aan te tonen hoger

Cursussen en congressen

Het veertigste internationale jubileum-
congres over chemie, microbiologie en
technologie van vlees en vleeswaren
wordt in 1994 in Nederland gehouden.
Het vindt plaats van 28 augustus tot 2
september in het Nederlands Congres
Gebouw in Den Haag.
De organisatie heeft als thema voor het
4()th International Congress of Meat
Science and Technology (4()th
ICoMST 1994) gekozen: \'Meat forti-
fies the quality of life\'.
Dit thema vormt dc leidraad voor ne-
gen plenaire bijeenkomsten en negen
workshops waarin diverse aspecten
van onderzoek aan de orde komen.
Circa vierhonderd deelnemers bespre-
ken dit thema over de gehele wereld.

REISBEURZEN

De Stichting Dierlijke Voortplanting
heeft in 1992 het International Con-
gress Animal Reproduction (ICAR
\'92) georganiseerd. Het ICAR is zo
goed verlopen, dat de organisatie een
positief saldo heeft verworven.
De stichting heeft dan ook besloten ge-
durende vier jaar reisbeurzen te ver-
strekken aan medewerkers of leden
van organisaties die in de stichting par-
ticiperen.

Per instelling is jaarlijks maximaal
ƒ 3000.- beschikbaar. Leden van de
KNMvD komen voor een reisbeurs in
worden. Daarom is een grondige ken-
nis van het gl-eiwit noodzakelijk.
Uit het onderzoek van Liesbeth Jacobs
blijkt, dat het gl-ciwit belangrijk is
voor de verspreiding van het virus naar
de hersenen. Tevens heeft ze ontdekt,
dat er op het gl-eiwit zes plaatsen zijn,
die in meer of mindere mate belangrijk
zijn voor het opwekken van antistof-
fen. Dit is een belangrijk gegeven voor
het vervaardigen van specifiek dia-
gnostische testen, die in de toekomst
nodig zijn.

Het congres biedt niet alleen bezoe-
kers maar ook het Nederlandse be-
drijfsleven de gelegenheid om kennis
te nemen van de resultaten van het
meest recente onderzoek op het gebied
van vlees en vleeswaren. Dit geldt ze-
ker voor deelnemers aan workshops.
Tijdens de workshops wordt gespro-
ken over de praktische toepassingsmo-
gelijkheden van recent onderzoek.
De internationale bijeenkomst, in het
begin onder de naam \'European
Meeting of Meat Research Workers\',
vindt reeds sinds 1955 plaats. In 1960
(Utrecht) en in 1967 (Rotterdam) was
Nederland ook het organiserende land.

De \'Final Circular" met aanmehlings-
Jormulier kan worden aangevraagd hij
Holland Organizing Centre.
Parkstraat 29. 2514 JD Den Haag.
tel. 070-3657fi50.

aanmerking, als de aanvraag een toe-
lage betreft voor een congres of werk-
bezoek op het gebied van dierlijke
voortplanting. Dc aanvraag moet op
een formulier van de Stichting
Dierlijke Voortplanting worden inge-
diend.

Aanvraagformulieren kunnen bij het
bureau van de KNMvD besteld en in-
gediend worden. Voor 1994 kunnen
aanvragen worden ingediend tot 1 ok-
tober 1994.

Voor meer informatie: dr. Tj. Jorna,
algemeen secretaris KNMvD. lel. 1)30-
510111.

WETENSCHAP EN AUJESZKY

Dr. C.E. Jacobs is onlangs gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht op haar
proefschrift \'de functie van het gl-eiwit van pseudo-rabies virus voor de viru-
lentie en immunogeniciteit\'. Liesbeth Jacobs is bioloog en onderzoeker bij het
Centraal Diergeneeskundig Instituut te Lelystad.

MEAT FORTIFIES THE QUALITY OF LIFE

INTENSIEF POST-
ACADEMISCH
ONDERWIJS

Het postacademisch onderwijspro-
gramma van de European School for
Advanced Veterinary Studies
(ESAVS) is bedoeld voor veterinairen
in de gezelschapsdierensector, die zich
wensen te bekwamen op specifieke ge-
bieden van het vak. Er wordt intensief
en op hoog niveau onderwijs gegeven,
waarbij de nadruk ligt op een pro-
bleemoplossende benadering en
\'case\'-studies. Het programma duurt
twee jaar voor elk vakgebied en be-
staat uit drie cursussen, die met een
tussentijd van een jaar gevolgd dienen
te worden. Aan een cursus kunnen
maximaal 45 personen deelnemen. In
het voorjaar en de herfst van 1994
staan er drie nieuwe onderwerpen op
stapel, te weten immunologie, dieren-
welzijn 1 en geneeskunde van de kat 1.
Het programma van 1994 is als volgt:

- ofthalmologie 11, 28-2 tot 12-3,
Zürich

- interne geneeskunde 11, 21-3 tot 2-4,
Utrecht

- dermatologie 11, 12-9 tot 24-9,
Luxemburg

- ofthalmologie 111, 28-2 tot 12-3,
Zürich

- radiologie 111, 14-3 tot 36-3,
Cambridge

- neurologie lil. 14-3 tot 26-3, Bern

- dermatologie 111, 21-3 tot 2-4,
L.uxemburg.

Voor het volgen van cursus 111 is het
absoluut noodzakelijk om eerder cur-
sussen gevolgd te hebben op hetzelfde
gebied.

Voor meer informatie: fiSAVS üfTice
Birkenfeld. Am Kirchplatz 2, D-55765
Birkenfeld. Germany, fax. (49)-6782-
4314.

THIRD ANNUAL

SCIENTIFIC

MEETING

Van 23 juni tot en met 26 juni 1994
wordt in Riccione (Italië) de Third
Annual Scientific Meeting van de
European College of Veterinary
Surgeons (ECVS) gehouden. Voor in-
formatie kan men contact opnemen
met ECVS. Monika Gutscher,
Winterthurerestr. 260, 8057 Zürich,
Zwitserland, tel, 41-1-3130383, fax.
41-1-3130384.

-ocr page 64-

CURSUSSEN
ROYAL VETERI-
NARY COLLEGE

Het Royal Veterinary College organi-
seert een aantal cursussen in 1994:

- Cattle Breeding and Fertility 17-1 tot
21-1;

- Cattle Medicine 24-1 tot 28-1;

- Sheep Production and Health 31-1
tot 11-2;

- Poultry Diseases 28-2 tot 10-3;

- Pig Diseases 2-5 tot 13-5;

- Microbiology of Foods of Animal
Origin 16-5 tot 20-5;

- Zoonoses 23-5 tot 27-5.

Voor meer informatie: Maggy
McEvoy, UVCE, The Royal
Veterinary College, Royal College
Street, London NWl OTU, tel. 071-
3873898 ext. 351/380, fax 071-

VIDEO ZIEKTE-
INSLEEP VAR-
KENSHOUDERIJ

Cchave NV heeft in samenwerking
met de Gezondheidsdienst voor
Dieren in Zuid-Nederland een video
ontwikkeld over preventie van ziekte-
insleep in de varkenshouderij. De vi-
deo geeft een beeld van het cruciale
belang van een optimale gezondheids-
status voor de Nederlandse varkens-
houderij na het tot stand komen van de
gemeenschappelijke markt binnen de
EG. Tevens worden er praktische aan-
wijzingen gegeven om het risico van
ziekte-insleep te beperken.

De actuele situatie, met varkenspest in
België en Nederland, onderstreept het
belang van dit onderwerp.

Dc video kan gebruikt worden op stu-
diedagen en dergelijke en kan besteld
worden bij: Cehave NV, Afdeling PR,
Postbus 200, 5460 BC VEGHEL, tel.
04130-82354. Er zijn geen kosten aan
verbonden.

■ » « 2a

FELINE PH CON-
TROL DROOGVOER

Het assortiment Feline en Canine dië-
ten van Waltham is uitgebreid met een
nieuw droogvoer voor de kat: Feline
pH Control droogvoer. Eerder bestond
al Feline pH Control voer in blik. Het
pH Control-dieet is ontwikkeld voor
de ondersteuning van de behandeling
van katten tegen lage urineweg-aan-
doeningen, met name als er sprake is
van struvietvorming.

De eigenschappen van het dieet zijn:
het zorgen voor de produktie van con-
stant zure urine, een laag magnesium-
gehalte, een hoog kalium- en taurine-
gehalte, lichte verteerbaarheid en
smakelijkheid. Het is effectief geble-
ken in Waltham-studies.

Voor bestellingen van alle Canine en
Feline diëten (inclusief probeerver-
pakkingen en folders) kan men terecht
bij Virbac Nederland, tel. 03420-
93009, fax 03420-93164.

VETERINARY ANTI-
MICROBIAL THE-
RAPY GUIDE \'94

De nieuwe editie van de bekende anti-
bioticum wegwijzer is geheel herzien
door de stuurgroep Farmacotherapie
en Residuproblematiek.

De samenstellers doen een beroep op
de gebruikers voor commentaar, cor-
recties en suggesties, die kunnen lei-
den tot een verbetering van de vol-
gende uitgave.

De wegwijzer kan besteld worden bij
Alfasan Diergeneesmiddelen BV, tel.
03480-16945. De prijs bedraagt
ƒ 22,50, inclusief BTW.

DIAGNOSTISCHE
TEST ABORTUS
BLAUW

Idexx laboratories inc. heeft een com-
merciële test ontwikkeld voor Porcine
Reproductive Respiratory Syndrome
(PRRS). De HerdchekR PRRS virus
antilichaam testkit is een ELISA die
ontworpen is om de aanwezigheid van
antilichamen tegen PRRS in varkens-
serum binnen twee uur aan te tonen.
De test heeft een hoge specifiteit en
een hoge sensiviteit.

De ontwikkeling van deze test is tot
stand gekomen in samenwerking met
het Centraal Diergeneeskundig
Instituut.

TWEE VACCINS

Fort Dodge Laboratories, lowa USA,
introduceert twee vaccins, te weten
Triangle 4 PHK en Duramune DA2
PP CvK (The puppy shot)

Triangle 4 PHK is een dood vaccin
een geeft bescherming tegen de be-
langrijkste verwekkers van Bovine
Respiratory Disease, BVD, IBR, Pl-3
en
Pasteurella haemolytica. Het vac-
cin kan op elke leeftijd en bij drachtige
dieren worden toegepast. Het wordt
geleverd in flacons van tien en vijftig
doseringen.

Duramune DA2 PP CvK is een com-
binatievaccin tegen hondeziekte, in-
fectieuze hepatitis, luchtwegaandoe-
ningen veroorzaakt door adenovirus
type 2, coronavirus, para-influcnza en
parvovirusinfecties voor gezonde hon-
den.

Voor meer informatie: Tesink Veteri-
naire Produkten BV te Oudewater.

TROVET

Alfasan Diergeneesmiddelen BV
brengt in samenwerking met en exclu-
sief voor Trouw Nederland BV per 1
januari 1994 de volgende Trovet-pro-
dukten op de markt:

Diaproof K, Hydro B, Hydrosol
AD3E, Plument, Pluvit, Trofer,
Trovail, Trolyt, Piperazine 34% en
biestvervangers Colostrx, Littermaker
en Proclam.

Trouw Nederland BV concentreert
zich in het vervolg op het ontwikkelen
en produceren van de meer \'voeding-
gelinkte\' produkten.

-ocr page 65-

RUND

Health hazards associated with
the feeding of big bale silage.
Neil Sargison. In Practice 1993;
15: 291-7.

In het artikel wordt ingegaan op de
voor- en nadelen van het gebruik van
in grote plastic zakken opgeslagen si-
lage.

Deze methode van bewaren breidt zich

thans in Nederland ook uit.

Als voordelen worden genoemd::

a. minder kapitaal-investering;

b. gemakkelijk te transporteren en te
verkopen;

c. hoger droge stof gehalte;

d. geschikt om in de herfst buiten bij te
voeren als er te weinig gras is en ge-
schikt om te geven aan kleine groe-
pen dieren.

Als nadelen worden genoemd:

a. een goede anaërobe vergisting en
een constante pH zijn moeilijk te be-
reiken;

b.de kwaliteit van het produkt loopt
ondanks goede winning nogal uiteen
onder andere wat betreft het droge
stof gehalte;

c.een blijvende anaërobe toestand is
moeilijker te handhaven dan in een
conventionele silo;

d.produktiekostcn zijn hoog;

e. de zakken zijn moeilijk op te slaan
en er zijn bij intern gebruik vaak
transportproblemen.

Op elk van genoemde punten worden
nader ingegaan.

Voorts wordt gesproken over ziekte-
problemen die verband houden met het
verstrekken van silage op deze manier
verwerkt en opgeslagen.

Genoemd worden:

a. deficiënties in de voeding waardoor
bijvoeding noodzakelijk is;

b. infecties van Listeria monocytoge-
nes.
Deze kiem kan zich in de silage
vermeerderen wanneer de pH te
hoog is en zuurstoftoevoer mogelijk
is.

Men zag een toename van het aantal
gevallen van meningo-encefalitis,
uveitis en abortus op de betreffende
bedrijven veroorzaakt door dit mi-
cro-organisme;

ft

■■ I ü

éUIi

c. schimmelinfecties, die zich klinisch
uiten in abortus (sepsis gevolgd door
penetratie in de placenta). Het cho-
rion-allantoïsvlies wordt aangetast;
de vrucht wordt zelden besmet. Ook
kunnen als gevolg van het inademen
van schimmelsporen longaandoe-
ningen ontstaan zoals een allergi-
sche alveolitis en wat genoemd
wordt een chronische obstructieve
longaandoening;

d.een toename van het aantal abortus-
gevallen veroorzaakt door
Bacillus
licheniformis.
Zowel de vruchtvlie-
zen als de vrucht worden besmet.
Abortus ziet men meestal in de laat-
ste maand van de graviditeit;

e. het risico van het optreden van botu-
lisme is verhoogd wanneer als ge-
volg van een verkeerde gisting de
pH hoger dan 4 bedraagt.

Tot slot wordt gesteld dat deze vorm
van silagewinning alleen geschikt lijkt
wanneer de weersomstandigheden op-
timaal, de plastic zakken van goede
kwaliteit en de opslagmogelijkheden
adequaat zijn.

Schrijver is echter wel van mening dat
deze silage niet gegeven kan worden
aan koeien, die volop in produktie zijn.

J.P. IV.M. .Akkermans

VOEDINGSMIDDELEN
HYGIENE

Pasteurella multocida bij kalkoe-
nen. Hafez HM, Ermele J und
Kruse W. Arch Gefiügelk 1992;
56 (2): 45-52.

Pasteurella multocicia-int\'ecüe bij
pluimvee (vogelcholera) was in
Duitsland tot en met 30-6-1991 aangif-
teplichtig en had een slachtverbod tot
gevolg.

Literatuur: Bij pluimvee zijn tot nu toe
16 serotypen en 3 subspecies
Pasteurella multocida gevonden. Bij
kalkoenen 97 tot 100% Pa,steurella
multocida ssp. multocida . Verschijn-
selen: cyanose van kam en lellen en
ademnood. Mortal. 17-90%. Sectie: fi-
brino-purulent exsudaat longen, eilei-
der- en buikvliesontsteking. Behan-
deling wordt beschreven met vermel-
ding 2 tot 3 dagen na einde therapie
een toename van het sterftecijfer,
(wachttijd slachten? Ref)
Eigen werk: Ziekte bij kalkoenen
meestal op 16 weken. Bij sectie naast
de leverachtige longen een \'gekookte\'
degeneratie van de skeletmusculatuur
en bij de peracute vorm: ontsteking
van het spronggewricht (serofibrineus
exsudaat). Therapie en mortaliteitsver-
loop in 5 kalkoenmestbedrijven be-
schreven (28.880 dieren). Sulfaqui-
noxalin via voer (50 ppm. was te laag)
als nabehandeling van Chloramfenicol
gaf geen stijging van dierenverlies na
beëindiging van de therapie.
Tweemaal enten met dode entstof
wordt voorgesteld; door wachttijd
slachten van 6 weken voor de injectie-
plaats kunnen vrouwelijke dieren de
eerste enting beter op 6 weken krijgen.
In Duitsland is nog onvoldoende on-
derzoek gedaan welke serotypen bij
kalkoenen voorkomen. Tevens is re-
search nodig naar adjuvans die beter
door het weefsel verdragen worden.
Een
Pasteurella multocida-\'mkcüt is
een meestal acuut verlopende ziekte
bij kalkoenen, die ten gevolge van de
intensivering van de mesterij van eco-
nomisch belang wordt.

A.E.E. Soetbout

RUND

Attempts at preventing further
spread of bovine virus diarrhoea
virus [BVDV] infection in 5
Danish diary herds in which
BVDV had been isolated.
H. Houe and V. Palfi. Acta Vet
Scan 1993; 34: 139-44.

Op vijf veehouderijbedrijven werden
alle runderen onderzocht op het aan-
wezig zijn van persistent geïnfecteerde
dieren van en op het voorkomen van
antilichamen ten opzichte van het
BVD-virus. De virusdragers werden
verwijderd, zodra de economische om-
standigheden hiervoor geschikt waren.
Controle op het vrij-zijn van circule-
rend BVD-virus op deze bedrijven had
tenminste zes maanden na het verwij-
deren van de laatste drager plaats en
het werd enkele malen herhaald.
Twee bedrijven bleken later opnieuw
besmet te zijn geraakt.
De auteurs zijn toch van mening dat
het mogelijk moet zijn bedrijven vrij te
krijgen van deze besmetting zonder
bijzondere isolatiemaatregelen mits de
aankoop van nieuwe dieren met de no-
dige voorzichtigheid geschiedt.

.IP.W.M. Akkermans

T 1JI) s c II R 11 T VOOR D 11: R (ii; N i; i: s K IJ N 1) i:, D h i: i 119, A f l c v i; r i n o 2.

44

994

-ocr page 66-

m w^\'ww I n

^mm

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie mevrouw drs.
P.J. Roo.ije (Vakgroep Geneeskun-
de van Gezelschapsdieren) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

VRAAG

Onder de vele vlooienbestrijdingsmid-
delen nemen de zogenaamde \'druppel-
tjes in de nek\' (Tiguvon spot on) een
belangrijke plaats in bij hond en kat. Is
dit echter wel zo\'n goed middel bij de
voor vlooien allergische dieren?
Immers, om het middel binnen te krij-
gen zal de vlo toch eerst een bloed-
maaltijd moeten nuttigen, waardoor
het dier toch nog in contact komt met
het vlooienspceksel. Is er een beter al-
ternatief.\'

ANTWOORD

Indien \'druppels in de nek\' (Tigu-
von®) gebruikt worden als anti-ecto-
parasiticum zal een vlo inderdaad een
bloedmaaltijd moeten nuttigen voor-
dat deze gedood wordt. Wanneer de
vlo de huid doorboort en zich vervol-
gens voedt met bloed wordt er tegelij-
kertijd speeksel van de vlo in de huid
geïnjecteerd, waarin anticoagulantia,
anesthetica en stoffen met antigene ei-
genschappen. Dieren met een vlooien-
allergie zullen als reactie op het aan-
bieden van deze antigenen vooral met
een type 1 of ook wel met een type IV
overgevoeligheidsreactie reageren.
Deze reacties leiden tot het ontstaan
van heftige jeukklachten en huidver-
anderingen. Hieruit mag blijken dat bij
dieren met een vlooienallergie het be-
langrijkste doel is contacten met
vlooien zoveel mogelijk te voorko-
men. Bij deze dieren moet dan ook een
uitgebreid vlooienbestrijdings-pro-
gramma toegepast worden dat zich
dient te richten op:

1.het dier met de vlooienallergie
(hond/kat)

2.contactdieren (hond/kat)

3. de omgeving (huis, auto, garage)

Honden

- De voorkeur gaat uit naar anti-ecto-
parasitaire middelen die een residu
achterlaten zoals, een permethrin be-
vattende spray (Defendog®); 1 keer
per 4 - 6 weken toegediend of een
pour-on produkt dat permethrin be-
vat (Pul vex spot on®).

- De genoemde adulticide middelen
kunnen gecombineerd worden met
een orale groeiremmer Lufenuron
(Program®). Dit middel wordt vol-
gens de bijsluiter toegediend.

Katten

- De bij de hond genoemde anti-ecto-
parasitica die een residu achterlaten
kunnen bij de kat niet gebruikt wor-
den. Daarom kan voor de kat een
permethrin bevattend poeder (Pul-
vex®) 1-2 X per week gebruikt wor-
den in combinatie met een van de
volgende middelen: Tiguvon® of
Bolfo® lx per 3 weken of Cyflee®
tabletten volgens de bijsluiter.

De combinatie van poeder en één
van de genoemde middelen is moge-
lijk omdat de pyrethroïden een ander
werkingsmechanisme hebben dan
de genoemde organische fosforver-
bindingen (Tiguvon®, Bolfo®,
Cyflee®).

- De bovenstaande middelen kunnen
ook bij de kat gecombineerd worden
met de orale groeiremmer Lufenu-
ron (Program®), als suspensie toe te
dienen volgens de bijsluiter.

Huis

Door regelmatig in huis goed te stof-
zuigen wordt vooral de voedselbron
van de larvale stadia die zich in huis
bevinden weggenomen. Daarnaast 1
keer per 2 maanden het huis en andere
plaatsen waar de hond of kat zich veel
bevindt insprayen met een spray die
naast een adulticide middel ook een
groeiremmer bevat (Methopreen), bij-
voorbeeld Siphotrol®. Het is belang-
rijk dat voor het gebruik van de spray
gestofzuigd wordt en eventueel ge-
dweild en dat na gebruik van de spray
dit gedurende enkele dagen niet ge-
daan wordt. Vooral tapijten, naden en
kieren dienen goed gesprayd te wor-
den.

Het bovengenoemde schema is een
richtlijn voor dieren met een vlooien-
allergie. Bij dieren waar sprake is van
een pulicosis zonder vlooienallergie
zijn ook andere bestrijdingsprotocol-
len mogelijk. Een goed vlooienbestrij-
dingsprogramma dient aangepast te
worden aan de drie eerder genoemde
punten en de levensomstandigheden
van het dier. In dit schema nemen de
genoemde groeiremmers zoals Metho-
preen en Lufenuron een belangrijke
plaats in. Dit omdat deze middelen
zeer specifiek werkzaam zijn tegen de
larvale stadia van de vlo en dus ook
zeer effectief zijn om infestatie van de
omgeving te bestrijden. Daarnaast
kunnen deze groeiremmers goed ge-
combineerd worden met andere anti-
ectoparasitaire middelen vanwege hun
specifieke werking en zeer lage zoog-
dier toxiciteit.

DRUPPELTJES IN DE NEK

Als laatste punt mag natuurlijk niet
vergeten worden dat juist bij dieren
met een vlooienallergie de preventie
van vlooien altijd gecontinueerd moet
worden, ook wanneer deze niet zicht-
baar zijn op het dier.
Ondanks een dergelijke aanpak blijft
de kans op recidieven aanwezig, om-
dat toch contacten met vlooien blijven
plaatsvinden. Voor deze dieren rest
niets anders dan corticosteroïden op
effect, alternerend en in afdalende do-
sering toe te passen.
Hyposensibilisatie bij honden met een
vlooienallergie is nauwelijks een alter-
natief omdat deze behandeling bij de
vlooienallergie slechts in ongeveer
20% van de gevallen succesvol is.

LITERATUUR

1. Muller GH. Kirk RW, and Scott DW. Small
animal dermatology 4th ed. Philadelphia:
Saunders Co, 1989:4X2-90.

2. Dryden M. Fleas: fleas biology and control.
Proceedings AAVD & ACVD meeting, San
Diego 1993:75-86.

3. Willemse T. A double blind study on the ef-
fect of an insect growth regulator on fleas of
dogs and cats. Proceedings 2nd World
Congress of Veterinary Dcrinatology,
Montreal 1992:60.

4. Trudeau WL, Femandez-Caldas F;. Fox RW,
el al. Allergcnicity of the cat flea
(Ctenocephalides fells fells). Clin and Exp
Allergy 1993;23:377-83.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (andere
versies zijn ook mogelijk). Aan
het eind van regels gelieve geen
harde returns te geven.

-ocr page 67-

De voorzitter heeft voor de eerste maal
met het Algemeen Bestuur (AB) ver-
gaderd. Vanzelfsprekend sprak hij de
wens uit dat de samenwerking tussen
Hoofdbestuur (HB) en AB vruchtbaar
zou zijn de komende jaren. In deze ru-
briek een kort verslag van deze vuur-
proef.

Mededelingen

* Er werd gevraagd naar de sancties
die opgelegd zouden kunnen worden
aan een dierenarts die zich bij de be-
strijding van de ziekte van Aujeszky
niet aan de regels houdt. De samen-
werkingsovereenkomst met de
Gezondheidsdienst kan opgezegd
worden. Er wordt op dit moinent
door Stichting Gezondheidszorg
voor Dieren (SGD) en KNMvD on-
derzocht, hoe de samenwerkings-
overeenkomst zou passen in het
Veterinair Tuchtrecht.

* Er werd opgemerkt dat dc zinsnede
\'inkrimping van de veestapel\' in de
nota \'Diergezondheid, ook onze
zorg\' van dc KNMvD onrust zou
hebben gewekt in de agrarische we-
reld. De KNMvD heeft dan ook een
persbericht doen uitgaan, waarin
deze temi enigszins werd genuan-
ceerd. Inkrimping werd genoemd in
verband met het non-vaccinatiebe-
leid, dat Brussel voert.

* Er moet gewerkt worden aan een an-
dere berekeningswijze van de tarie-
ven voor de diensten van de dieren-
arts. De dierenarts moet betaald
worden voor zijn diensten en niet
voor zijn medicijnen. Dit houdt in
dat de tarieven transparant moeten
zijn. Het is onder meer belangrijk
dat er aandacht wordt besteed aan
een mentaliteitsverandering. Niet al-
leen de veehouders moeten op een
andere manier denken, ook de die-
renarts moet voldoende zelfvertrou-
wen krijgen om zijn tarieven op die
manier te berekenen.

* In het totale overleg over het log-
boek diergeneesmiddelen is de
Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren de zwakste schakel gebleken.
Ze draagt onder meer uit, dat er wat
betreft het logboek geen wezenlijke
controle zal komen. De Algemene
Inspectie Dienst heeft echter reeds te
kennen gegeven de controle te wil-
len intensiveren.

46

Er is gevraagd of de dierenarts aan
zijn administratieve verplichtingen
zou kunnen voldoen met behulp van
uitgebreide etikettering. Het ant-
woord luidde, dat het voor de vee-
houder wel erg moeilijk wordt om
deze informatie te bewaren. De die-
renartsen maken zich zoals afge-
sproken geen zorgen meer of de vee-
houder het logboek invult, maar
zouden toch op zijn minst moeten
bieden dat de informatie die ze leve-
ren bewaard kan worden.

* Op initiatief van de Groep Praktici
Grote Huisdieren is een concept ont-
wikkeld voor de certificering van
dierenartsenpraktijken. Deze certifi-
cering is van belang in verband met
een groot aantal kwaliteitseisen dat
aan dierenartsen gesteld wordt. De
tijdspanne voor de realisatie van cer-
tificering moet zo groot zijn, dat ook
kleinere praktijken hieraan mee kun-
nen doen. Wellicht kan over vijfjaar
95% van de bestaande dierenartsen-
praktijken gecertificeerd zijn.

* Met betrekking tot dc erkenning van
dierenartsen, een systeem dat naast
de certificering zou kunnen functio-
neren, is het dc vraag hoe getoetst
kan worden of een dierenarts werkt
volgens de GVP-code. De KNMvD
zoekt hiervoor een toetsende instan-
tie, waarna het Produktschap voor
Vee en Vlees deze instantie zal ac-

K O N I N K t. 1 J K E N E IH: R L A N D S I- MAATSCHAPPIJ O O R D I E R (i E N E E S K U N D E

Geachte Redactie,

Naar aanleiding van een passage in de
gepubliceerde lezing van collega J.S.
van der Kamp (Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1993; 118(20): 672)
meen ik het volgende te moeten op-
merken. In de betreffende passage
wordt gesteld dat de poging van de col-
legae in Zuid-Holland om een lande-
lijke Maatschappij tot stand te brengen
op niets uitgelopen is en dat pas in

>11111

MEDEDELINGEN VAN HET HOOFDBESTUUR EN
HET ALGEMEEN BESTUUR

corderen. De erkenning van dieren-
artsen vindt overigens reeds plaats in
IKB-systemen.

* Er is een nieuw attest vastgesteld
voor gemedicineerd voer, in verband
met het Besluit Gemedicineerd
Voer. Er wordt reeds met de nieuwe
attesten gewerkt (zie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1993; 118
(24): 832).

* Ook rond de regeling
Bcdrijfscontrole Dierziekten kan de
discussie van tarifering gevoerd
worden. Een goede controle op dier-
ziekten kost tijd.

* Er was afgesproken dat het secretari-
aat van de KNMvD de aanbevelin-
gen in de nota \'Ongebruikt Kapitaal\'
zou uitwerken. De commissie VDA
heeft met waardering kennis geno-
men van de uitwerking van de aan-
bevelingen (waarover meer in een
volgend Tijdschrift).

* Op dit moment wordt onder meer de
discussie \'norm werkweek\' gevoerd
in het Discussieplatform Arbeids-
voorwaarden. Deze discussie zou
echter ook van belang kunnen zijn
voor de ouder wordende dierenarts
en dient dan ook breed gevoerd te
worden. Het bedoelde discussieplat-
form is ingesteld door het
Hoofdbestuur. Er hebben zowel
praktici-werkgevers als praktici-
werkncmers zitting in en het komt
binnenkort in het Tijdschrift aan de
orde.

yoor meer in/ormalie: Sophie Deleu.

stafmedewerker publiciteit, tel. 030-

510111.

1862 de Maatschappij ter Bevordering
der Veeartsenijkunde in Nederland tot
stand komt.

De feiten zijn anders: De Maatschappij
ter Bevordering der Veeartsenijkunde
in Nederland is opgericht in 1846 en
koninklijk erkend in 1847. Deze
Maatschappij was één van de vele lan-
delijke verenigingen van beroepsbeoe-
fenaren, die in de relatief korte periode
van 1840 - 1850 zijn ontstaan.
Een centrale ontwikkeling van bestuur
en maatschappij was reeds begonnen
in 1795 met de Bataafsche Republiek.
De Belgische Opstand van 1830 tot
1839 heeft in Nederland enerzijds een
verdere ontplooiing afgeremd, ander-

-ocr page 68-

zijds is er in die periode een stert: na-
tionaal bewustzijn gegroeid en ont-
stond er een breder draagvlak voor na-
tionale ontwikkelingen.
De landelijke Verenigingen van
Onderwijzers, Bouwmeesters, en
Apothekers dateren van 1842, de
Broederschap van Notarissen van
1843, de Vereniging van Botanici van
1845, de Vereniging van Ingenieurs
van 1847 en de Maatschappij ter
Bevordering der Geneeskunst van
1849. Ook een aantal Landbouw-
Maatschappijen is in deze periode op-
gericht; Groningen 1837, Zeeland
1843 en de Hollandse Maatschappij
voor de Landbouw 1847.
De eerste Algemene Vergadering van
Rijksveeartsen, georganiseerd door de
initiatiefnemers uit Zuid-Holland,

Geachte mevrouw, mijnheer,

Hierdoor wil ik u, mede namens mijn
collegae, op de hoogte brengen van
mijn verbazing over het verschijnen
van een in onze ogen dubieuze adver-
tentie in Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1993; 118(22): 752.
In deze advertentie worden sollicitan-
ten opgeroepen voor de functie van
dierenarts m/v \'die onder dc paraplu en
met hulp van de bestaande organisatie
een eigen praktijk gaat op- en uitbou-
wen\'.

Deze advertentie wekt duidelijk de in-
druk, opgesteld te zijn voor een onder-
neming anders dan een dierenartsen-
praktijk, die door het in dienst nemen
van een gediplomeerd dierenarts
nieuwe markten hoopt aan te boren.
Afgezien van het feit dat deze plannen
onze praktijk direct zouden kunnen be-
nadelen, wil ik onze bezwaren tegen
het verschijnen van een dergelijke ad-
vertentie in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde toelichten, gezien
vanuit een algemeen diergeneeskundig
belang.

Meer dan ooit moet benadrukt worden,
dat een dierenarts veel meer is, dan een
verkoper van diergeneesmiddelen. Op
basis van zijn kennis dient hij de vee-
houder te adviseren en zijn handelin-
gen dienen zowel een curatief als pre-
ventief karakter te dragen. Wanneer
een praktizerend dierenarts in dienst is
van een (farmaceutisch) bedrijf, wordt
een ander kader geschapen, waardoor
de nadruk meer op medicijn verkoop
komt te liggen. Dat dit een ontwikke-
ling is, die de totale beroepsgroep niet
ten goede komt, moge duidelijk zijn.
De KNMvD zal dit hopelijk beamen.

tri Uli\'

47

vond plaats op 28 juni 1848 te Arnhem.
In deze vergadering werd een nieuwe
landelijke vereniging opgericht, het
Centraal Veeartsenijkundig Genoot-
schap (CVG). Het CVG was een ge-
nootschap in de traditionele zin en het
bestond uit twee vooraanstaande vee-
artsen, voor het leven benoemd. Het
CVG nam op zich de verdere
Algemene Vergaderingen te organise-
ren, waarvan er in de periode van 1848
tot 1860 twaalf zijn gehouden; twee in
Arnhem, twee in Amsterdam, één in
Rotterdam en zeven in Utrecht.
Met name de Zuid-Hollanders hebben
zich voortdurend tegen de autoritaire
aanpak verzet. Regelmatig werd in de
Algemene Vergadering een oproep ge-
daan om tot eenheid te komen, maar
pas in de Algemene Vergadering van

Goede ontwikkelingen binnen de
Maatschappij, zoals de GVP-code, het
antibioticabeleid en de op handen
zijnde certificering van dierenartsen-
praktijken verliezen anders volledig
hun bestaansrecht. Hoewel de nega-
tieve ontwikkelingen voortvloeiend
uit genoemde advertentie, juridisch
niet te voorkomen zijn, betekent dat
nog niet dat de KNMvD hieraan haar
volledige medewerking hoeft te verle-
nen.

Ciezien het grote belang voor de dier-
geneeskunde in haar algemeenheid,
hopen wij dat de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
eerst grondig onderzoek heeft verricht
naar de achtergrond van deze adver-
tentie. Als dat niet is gebeurd, is het
wenselijk dit alsnog te doen en eventu-
eel een reactie in het Tijdschrift tc
plaatsen. Mocht uit onderzoek blijken
dat onze vemioedens juist zijn, dan is
het wellicht beter dit soort adverteer-
ders in de toekomst te adviseren hun
advertenties anders op te stellen. In elk
geval dienen potentiële sollicitanten
geen verkeerd beeld te krijgen van het
KNMvD-standpunt in deze kwestie.
Onze beroepsgroep wordt meer dan
ooit door allerlei instanties kritisch be-
keken. Laten we de veterinaire gelede-
ren gesloten houden en ontwikkelin-
gen zoals hierboven geschetst, buiten
onze Maatschappij houden!

G.A. van Eijden, DAP Pulten

Hier past allereerst een verontschuldi-
ging. De redactie van het Tijdschrift
had de betreffende advertentie nooit
mogen plaatsen. De procedure, die een
advertentie doorloopt is als volgt:
-de advertentie komt binnen op het se-
1862 kwam een verzoening en samen-
smelting tot stand, waarbij de naam
Maatschappij ter Bevordering der
Veeartsenijkunde in Nederland in ere
werd hersteld.

K O N I N K L I .1 K H N H D E R L A N 1) S K MAATSCHAPPIJ VOOR D I i ; R Ci E N E E S K U N D K

Bij de derde Algemene Vergadering
van 11 september 1851 te Utrecht was
een vertegenwoordiger van de
Afdeling Groningen aanwezig. Bij ge-
legenheid van de vijfde Algemene
Vergadering op 27 augustus 1853 te
Utrecht deelde de Afdeling Groningen
zonder explicatie mede, niet meer mee
te doen; in 1879 werd opnieuw aan-
sluiting gezocht.

Voor verdere details zie mijn artikelen
in Dier en Arts, 1993; 3 en 4: 76 en
149.

F. W. van der Kreek

cretariaat van de redactie,
-de bureau-redacteur verwerkt de ad-
vertentie, als het een \'gewone adver-
tentie\' betreft,

-de bureau-redacteur schakelt de alge-
meen secretaris in, om de advertentie
te beoordelen, indien de advertentie
\'afwijkend\' is en

-de advertentie wordt wel of niet ge-
plaatst.

Dit keer is de procedure fout gelopen,
waarschijnlijk omdat de term \'gewone
advertentie\' niet nauw genoeg om-
schreven was. U kunt ervan op aan, dat
deze tenn inmiddels zeer goed gedefi-
nieerd is.

De woorden van collega Van Eijden
klinken verder als muziek in de oren
van ondergetekende. Ik zou bijna zeg-
gen: \'Nou hoort u het ook eens van een
ander\'.

Het is waar, dat onze beroepsgroep kri-
tisch bekeken wordt. Het positieve ge-
volg hiervan is, dat wij ook kritisch
naar onszelf kijken. We formuleren
dan ook zelfde eisen waaraan een die-
renarts zou moeten voldoen om certifi-
caatwaardig praktijk tc voeren. We
zetten zelf een omvangrijk project op
om ons bij te scholen op het gebied van
apotheekbeheer en we bepalen zelf
hoe we met antibiotica om wensen te
gaan. Er is druk van buitenaf voor no-
dig om hieraan te beginnen.
Maar Van Eijden heeft gelijk, als hij
zegt, dat we onze gelederen gesloten
moeten houden. De redactie van het
Tijdschrift heeft geenszins de bedoe-
ling gehad, deze stellingname te on-
dermijnen.

Sophie Deleu, stafmedewerker publi-
citeit KNMvD

-ocr page 69-

Geachte collega Kampelmacher.

In uw eerste interview ais voorzitter
van de KNMvD stelde u vast, dat er
binnen de KNMvD een uitholling be-
gonnen was, nadat dierenartsen voor
anderen gingen werken. Met name
doelde u op degenen die voor de over-
heid waren gaan werken; de ambte-
lijke dierenarts dus.

Op de Jaarvergadering in Almelo van
dit jaar heb ik u gevraagd wat u met die
uitholling bedoelde en hoe het tijdens
uw voorzitterschap met die uitholling
gegaan was.

U antwoordde, dat u hierover in
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1993; 118(18) uw mening had gege-
ven en omdat ik dit artikel niet gelezen
had stelde u voor, dat ik dat eerst zou
doen.

Intussen heb ik het betreffende artikel
gelezen en wil daarop met het vol-
gende reageren:

In dit artikel geeft u aan, dat de dierge-
neeskundige opleiding zodanige in-
houd heeft, dat dc afgestudeerde meer
kanten op kan. Hij kan het traditionele
beroep kiezen en prakticus worden.
Hij kan kiezen voor de vleeskeuring,
vroeger vaak gecombineerd met de
normale praktijkuitoefening, maar la-
ter als volle dagtaak. Hij kan bij de
Gezondheidsdienst of bij de veevoe-
derindustrie gaan werken en ook bij de
overheid zijn er diverse mogelijkhe-
den.

Het is natuurlijk prachtig dat een oplei-
ding de mogelijkheid biedt om op ver-
schillende terreinen werkzaam te zijn.
De pas afgestudeerde kan veel kanten
op en ook degene die enkele jaren in de
praktijk heeft gewerkt kan alsnog een
andere werkkring zoeken.

Wanneer u stelt, dat dierenartsen voor
anderen zijn gaan werken, dan is dat
mogelijk geweest doordat de opleiding
hen daarv oor de mogelijkheden bood.
Wanneer het gevolg daarvan uithol-
ling binnen de KNMvD is geweest zou
dit in uw visie aan de opleiding te wij-
ten zijn.

Ik denk daar anders over. Vroeger leid-
den die diergeneeskundige opleiding
alleen op voor de beroepsuitoefening
als veearts, later als dierenarts.
Toen bleek, dat men met deze oplei-
ding ook andere beroepsmogelijkhe-
den had, heeft men over het hoofd ge-
zien, dat de belangen van de beroeps-
groep \'praktizerende dierenartsen\' niet
altijd parallel lopen met de belangen
van de instanties waar de overige die-
renartsen zijn gaan werken.
Mijn mening is samengevat:
Dc uitholling binnen de KNMvD is
geen gevolg van het feit dat men met
de opleiding diergeneeskunde meer-
dere vormen van beroepsuitoefening
kan kiezen. Wel is deze uitholling op-
getreden doordat degenen die geen
prakticus werden toch een stem in het
kapittel hielden om over de belangen
van de praktici te oordelen, vaak op
belangrijke bestuursfuncties.

Mijn conclusie is:

Het is in het belang van de diergenees-
kunde dat

- de opleiding zo breed mogelijk het
gehele gebied der diergeneeskunde
bestrijkt,

- er een Koninklijke Maatschappij
voor Diergeneeskunde
is, waarvan
alle dierenartsen lid zijn,

- dat er binnen de KNMvD belangen-
verenigingen bestaan, die als rechts-
personen kunnen optreden, waarvan

de belangenvereniging van praktize-
rende dierenartsen er één is.
Met collegiale groet,

L. Tholhuijsen. Made

Geachte college Tholhuij.sen.

Het wil mij voorkomen dat u het be-
treffende interview met mij (Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde, 1988;
113(5); 281-5) niet goed heeft gelezen
of niet juist heeft geïnterpreteerd. Dat
er \'binnen de KNMvD een uitholling
begonnen was\' heb ik na lezen en her-
lezen van de tekst niet kunnen vinden.
Het gaat om de zin op bladzijde 283,
waar ik zeg: \'Men heeft mensen ge-
vonden die bereid waren buiten de ge-
meenschap (dat wil zeggen buiten de
KNMvD) te treden door bij anderen in
dienst te gaan om andermans belangen
te dienen\'. Met belangen wordt duide-
lijk bedoeld: belangen, die noch het
métier dierenarts, noch de diergenees-
kunde bevorderen.

Dat ik hierbij met name op dierenart-
sen doelde, die voor de overheid zijn
gaan werken, is volstrekt onjuist.
Ondergetekende heeft een geheel be-
roepsleven voor de overheid gewerkt,
met plezier en zeker niet tot schade van
de diergeneeskunde. Wat ik wel ge-
zegd heb is, dat wij als dierenartsen
juist bij de overheid belangrijke toppo-
sities hebben verloren en dat mij dat
verbaasd heeft.

Indien collega Tholhuijsen mijn bij-
drage in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde, 1993; 118(18) goed gele-
zen heeft, zal hij tot de conclusie
komen, dat wij het wat betreft zijn ver-
dere uiteenzettingen volledig eens
zijn.

E.H. Kampelmacher

LEDENVERGADERING AFDELING NOORD-BRABANT

Zoals u elders in het Tijdschrift kunt
lezen, heeft de redactie officieel be-
sloten verslagen van de vergaderin-
gen van Afdelingen en Groepen te
publiceren, mits voldaan is aan be-
paalde voorwaarden. De discussie
hierover kwam op gang naar aanlei-
ding van het verslag van de Afdeling
Noord-Brabant, die besloten heeft
ook het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde als communicatiemiddel te
willen gebruiken. Zowel de redactie
als het Hoofdbestuur juichen dit ini-
tiatief toe. Er moest echter wel een
besluit over genomen worden, in
verband met een mogelijk toekom-
stig ruimtegebrek (De redactie ver-
wacht natuurlijk een stroom van
verslagen). Dit had tot gevolg, dat
het verslag van de vergadering van
de Afdeling Noord-Brabant later ge-
publiceerd wordt dan de bedoeling
was. Dit komt (behoudens calamitei-
ten) in de toekomst niet meer voor.

48

Woensdag 15 september hield de
Afdeling Noord-Brabant haar leden-
vergadering in de geheel verbouwde
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Boxtel. Meer dan zestig leden bezoch-
ten de vergadering, die voorafgegaan
werd door een rondleiding door het ge-
bouwencomplex. De Gezondheids-
dienst bleek zeer functioneel en in mo-
derne kleurstellingen aan de eisen van
deze tijd te zijn aangepast. Met name
het voeren van een Sterlabcertificaat
kwam in de overzichtelijke bouw tot
uiting.

K O N 1 N K 1. 1 J K i: N 1 1) I-. R 1. N D S I M A A T S (■ 11 A I\' I\' 1 J V O O R Dl F R G i: N !■: I\'. S K U N I)

Na deze rondleiding begon de huis-
houdelijke vergadering. Alhoewel op
de septembervergadering altijd een
hele ris vaste nummers opgevoerd
moeten worden, werd ook nu weer
aandacht besteed aan de actuele pro-
blematiek in de diergeneeskunde.
Behalve het spuien van mededelingen,
het installeren van nieuwe leden, het

-ocr page 70-

behandelen van de agenda van de
Algemene Vergadering en de verkie-
zingen en de benoemingen kwamen
ook de invoering van het logboek en de
georganiseerde bestrijding van de
ziekte van Aujeszky aan de orde.
Het logboek bleek in de praktijk nog
voor enige verbetering vatbaar. De le-
den brachten duidelijk naar voren dat
er behoefte was aan geautomatiseerde
systemen. Gelukkig werd vanuit het
bureau van de \'Maatschappij\' duide-
lijk gemaakt dat de volgende oplage
van het logboek op vele fronten verbe-
terd wordt.

l^lnitfiliriM

Met name de tariefstelling bij de ver-
plichte vaccinatie tegen de ziekte van
Aujeszky schijnt in de praktijk op pro-
blemen te stuiten. Collega Augustijn
was speciaal uitgenodigd om de ach-
tergronden van de afspraken, die met
betrekking tot de Aujeszky-regeling
gemaakt waren, toe te lichten. Op 10
november zou er opnieuw overleg ge-
voerd worden over de tarieven. Het
zou pas in januari duidelijk worden of
alle varkenshouders aan de ent ver-
plichting gevolg hebben gegeven.

De avond werd besloten met de mede-
deling, dat er ook voor 1994 een
nieuwjaarsborrel op het programma
staat.

NAJAARSVERGADERING GROEP PAARDENPRACTICI

Op II november werd de najaars-
vergadering van de Groep Paardcn-
practici gehouden in het Postiljon
Motel Strand Nulde.

De voorzitter opende om 14.00 uur het
symposium \'Koliek bij het paard\' en
heette erelid professor Wagenaar en de
sprekers welkom. Het symposium, dat
zeker tot de PAO-activiteiten van de
Groep gerekend mag worden, zou niet
gerealiseerd zijn zonder de steun van
de Paardenverzekeringen: de AMEV,
de Eerste Friesche, de Hippo en de
Paarden Vee Unie.

Als eerste spreker gaf collega Kals-
beck een overzicht van de indicaties,
mogelijkheden en problemen bij het
uitvoeren van buikpuncties als hulp-
middel bij het inschatten van de ernst
van koliek en bij het stellen van de
(waarschijnlijkheids )diagnose.
De finna Intervet heeft hiertoe een
setje samengesteld: een lange trocard
met aanzetstuk en speciale stompe
punctienaalden. Het setje is op aan-
vraag verkrijgbaar.

Als tweede onderwerp kwamen het
diagnostiseren van liggingsverande-
ringen en het reponeren van een en-
trapment aan de orde. Collegas Steve-
rink gaf een overzicht van de
achtereenvolgende gebeurtenissen bij
afklcmming van een darmdeel en de
gegeneraliseerde effecten daarvan op
het gehele systeem. De werking van
pijnstillers (NSAID\'s) werd uitvoerig
toegelicht.

Na de pauze besprak collega Van der
Velden de chirurgische behandeling
van een aantal opstipaties en liggings-
veranderingen. Hierbij kwamen onder
meer de overlevingskansen, de inten-
sive care en het kostenplaatje aan de
orde. Er volgden uitgebreide discus-
sies.

Ter afsluiting van het namiddagpro-
gramma leidde reisorganisator Ter
Heijden collega Offereins in, die de
toehoorders een magnifieke bustour
door Ierland in het vooruitzicht stelde
(september 1994, met partners). Er
werd door de aanwezigen ten minste
één bus geclaimd.

Om 20.00 uur werd het symposium
voortgezet door collega Leendertse
met een lezing over koliek bij veulens.
Het werd duidelijk dat een veulen nog
geen volwassen paard is, anders re-
ageert en niet alleen verschillende oor-
zaken van koliek heeft, maar ook een
andere benadering vraagt. De nazorg
en de intensive care vragen de meeste
aandacht.

De lezingen worden in Aambeeld en
Aesculaap gepubliceerd.
De Groep organiseert in januari een
avond waarop de \'voorwaarden voor
behandeling, keuring en betaling\' wor-
den besproken die de grondslag kun-
nen vormen voor een WA- en
Vermogcnsaansprakelijkheidsverzeke-
ring.

TAAKOMSCHRIJVING ASIELDIERENARTS

De Centrale Asielraad van de
Nederlandse Vereniging tot Be-
scherming van Dieren en de
KNMvD hebben overleg gevoerd
over de werk/aamheden van dieren-
artsen ten behoeve van asieldieren
en de daarbij behorende tarieven.
De uitkomsten van dit overleg zijn
uitgewerkt in de herschreven publi-
katie betreffende de taakomschrij-
ving van een dierenarts verbonden
aan een dierenasiel en de hierbij
overeengekomen tarieven.

In de publikatie, gericht op een uni-
fomi asielbeleid, worden afspraken
weergegeven ten aanzien van de in-
houd van de werkzaamheden van een
aan een asiel verbonden dierenarts.
Het betreft hier de zogenaamde intra-
murale zorg, waartoe onder meer het
asielbezoek en het adviseren van de
dagelijkse leiding behoren.

49

Tevens wordt in de publikatie aan-
dacht besteed aan de nazorg van bij
een nieuwe eigenaar geplaatste asiel-
dieren. Het gaat hierbij om het service-
consult. Er is voor de volgende bena-
dering gekozen: iedere eigenaar, die
via het asiel een huisdier verkregen
heeft, krijgt een zogenaamd service-
consult. Dit consult is tot dertig dagen
na afgifte van het betreffende dier met
behulp van een verwijsformulier te
verkrijgen. De nieuwe eigenaar kiest
zelf een dierenarts. Het verwijsformu-
lier wordt, indien nodig, door het asiel
verstrekt.

De tarieven voor visites, consulten en
verrichtingen ten behoeve van asiel-
dieren zijn in onderling overleg tussen
beide partijen tot stand gekomen. Bij
de totstandkoming is sterk rekening
gehouden met het sociale aspect van
de zorg voor asieldieren. Dit heeft ge-
leid tot lagere tarieven dan de normaal
te hanteren praktijktarieven. Om een
goed uniform asielbeleid te kunnen
voeren, is het hanteren van deze afge-
sproken tarieven een belangrijke voor-
waarde.

K {) N I N K I. 1 J K K N K 1) i: R 1. A N D S F. MAATSCHAPPIJ VOOR D I F R (i F N i: F! S K U N D F

Voor het declareren van de werkzaam-
heden wordt gebruik gemaakt van een
standaard declaratieformulier, dat per
blok te verkrijgen is bij de KNMvD.

De publikatie is te verkrijgen hij het
bureau van de KNMvD. Marjoleine de
Mol. tel. 030-5lOm.

-ocr page 71-

VERSLAGEN EN
NOTULEN

Het wordt door de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
zeer op prijs gesteld, als de Afdelin-
gen en Groepen een samengevat ver-
slag van de gehouden vergaderingen
publiceren. Om ruimtegebrek te
voorkomen geldt als voorwaarde
dat dit verslag niet meer dan een ge-
typt A-viertje lang is. Het verslag
dient zo min mogelijk Mnside Infor-
mation\' te bevatten en dus begrijpe-
lijk te zijn voor alle leden. De redac-
tie behoudt zich het recht voor
verslagen niet te plaatsen of in te
korten. Namen van personen, die
benoemd zijn in commissies en der-
gelijke, worden onder een apart
hoofdje bij de personalia vermeld.
Leden die een artikel of ingezonden
brief willen schrijven voor het
Tijdschrift worden van harte aange-
moedigd (in dat geval geldt de be-
perking van één A-viertje natuurlijk
niet).

De notulen van de Algemene Ver-
gadering, gehouden op 2 oktober
1993, zijn goedgekeurd. Ze zijn dus
reeds beschikbaar voor de geïnte-
resseerde lezer. De notulen worden
in elk geval voorafgaand aan de ver-
gadering aan alle leden toegestuurd.
Belangrijke discussiepunten zijn
weergegeven in Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1993; 118(21):
725-726.

N oor meer informatie en notulen:
bureau KNMvD, tel. 030-510111.

KADERCURSUS

Sinds 1982 organiseert de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde
kadercursussen voor haar
bestuursleden.

Zo zijn er bijvoorbeeld de Kadercursus
voor Beginners, voor Gevorderden en
voor Vergevorderden.
Doel van de cursussen is onder meer:

- inzicht en vaardigheid verkrijgen in
het funktioneren als bestuurslid van
een Groep en/of Afdeling;

- bewustworden van noodzaak en me-
thodiek van permanente beleidsont-
wikkeling;

- meer inzicht en vaardigheid verkrij-
gen in het besluitvormingsproces;

- verder ontwikkelen van leidingge-
vende kwaliteiten;

- beter leren vormgeven van vergade-
ringen.

iili mi

5G

Tot nu toe werden de Kadercursussen
bijgewoond door mensen die reeds een
bestuursfunktie bekleden.
Teneinde de werving van nieuwe
Bestuursleden te vergemakkelijken en
een extra informatiebron te bieden aan
die leden, die zich interesseren in een
funktie binnen de KNMvD, heeft het
Hoofdbestuur besloten een cursus
voor geïnteresseerden te organiseren.

Voor de deelnemers aan deze cursus
geldt dat:

- deelname en verblijf kosteloos zijn;

- reiskosten cn privé gemaakte kosten
(zoals telefoon, consumpties) voor
eigen rekening zijn;

- men intern verblijft in het Aparthotel
te Dclden;

- deelname in principe betekent dat
men bereid is activiteiten binnen de
KNMvD te ontwikkelen.

Deze vrije cursus Jonge Dierenart-
sen/Bestuursleden zal gehouden wor-
den van 8 tot en met 10 september
1994 in het Aparthotel te Delden.
De aanvang op 8 september is om on-
geveer 16.00 uur; de afsluiting op 10
september omstreeks 17.00 uur.

Indien men interesse heeft in deelname
aan deze cursus of nadere informatie
wenst te ontvangen, kan men contact
opnemen met T.W. te Giffel of één van
zijn secretaresses, 030 -510111.

K O N I N K 1.1 j K t: N t: I) i; R L A N I) s t: M a a t s f ii a p p i j voor D : h r o t; n i; k s k u n d i-

Het World Veterinary Congress 1995
wordt gehouden van 3 tot 9 september
in Yokohama (Japan). De volgende
onderwerpen zijn geselecteerd om tij-
dens het congres aan de orde te komen:

- biotechnologie in de ontwikkeling
van vaccins en diagnostische tests,

- de uitdaging van de preventie en het
onder controle houden van varkens-
ziekten in de 21 eeuw,

- nieuwe ontwikkelingen in onder-
zoek naar infectieuze ziekten bij
pluimvee,

- de rol van de dierenarts in de revali-
datie en het uitzetten van wilde die-
ren,

- moderne laboratoriumdiagnostiek
ten behoeve van diergezondheid,
veiligheid van voedingsmiddelen en
toxicologie,

- de anatomie van wilde dieren en de
anatomische technieken ten behoeve
van onderwijs,

- veterinaire geschiedenis in Azië en
Oceanië,

- kreupelheid bij paarden,

- luchtwegaandoeningen bij rundvee
en kerntransplantatie bij runderem-
bryo\'s,

- pathologie als bron voor modellen in
biomedisch onderzoek.

WEEKENDDIENSTREGELING VOOR
ORTHOPEDISCHE SPOEDGEVALLEN
ZUID WEST NEDERLAND

1/2 jan HCrouwers, Naaldwijk. Tel 01740-24401

8/9 jan C Lutz, Prinsenbeek. Tel 076 - 415030

15/16 jan J Hoevers, Utrecht. Tel 030 - 517517

22/23 jan N Femhout, Den Haag. Tel 070 - 3524221

29/30 jan H Crouwers, Naaldwijk. Tel 01740 - 24401

5/6 feb KCrama, Rotterdam. Tel 05483-72211

12/13 feb J vd Broek, Rotterdam. Tel 010 - 4191491

19/20 feb J vd Vijver, Voorburg. Tel 070 - 3900800

26/27 feb 1 Palgi, Honselersdijk. Tel 070 - 3660701

spoed: 06528- 13446

5/6 mrt Th Ottenschot, Utrecht. Tel 030 - 516683

12/13 mrt C Lutz, Prinsenbeek. Tel 076-415030

19/20 mrt J Hoevers, Utrecht. Tel 030 - 517517

26/27 mrt N Fernhout, Den Haag. Tel 070 - 3524221

Informatie over deze Weekenddienstregeling (bijvoorbeeld in geval van onbereik-
baarheid van de dienstdoende dierenarts) is tevens te verkrijgen via tel.nr.: 05483 -
72211.

-ocr page 72-

- dc hygiëne van voedingsmiddelen in
de 21 eeuw,

- gezondheid van gekweekte vissen
en de veiligheid van produkten en

- transport van dieren en pijnbestrij-
ding bij dieren.

De KNMvD werd gevraagd suggesties
te doen voor sprekers over deze onder-
werpen. Alle ontvangen suggesties
worden ter overweging naar de organi-
satoren gestuurd.

Geïnteresseerden dienen vóór 30 ja-
nuari 1994 contact op te nemen met dr.
Tj. Jorna. bureau KNMvD. tel. 030-
510111.

Uli un I

ATTESTEN GEMEDICI-
NEERD VOEDER

De nieuwe attesten voor gemedici-
neerd voeder zijn verkrijgbaar bij het
bureau van de KNMvD. De nieuwe at-
testen voldoen aan de Regeling
Administratievoorschriften ingevolge
de Diergeneesmiddelenwet.

De nieuwe attesten kosten ƒ 21,50 incl.
BTW per bloc van 25 sets.
Bestellingen kunnen worden opgege-
ven bij de KNMvD telefoon 030-
510111 (R. Broeshart).

mm

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs In-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

VAN MEDEWERKER TOT ASSOCIE

De cursus \'van medewerker tot asso-
cié\' voor jonge dierenartsen werd van
17 tot en met 19 november voor de
tweede maal georganiseerd in
Aparthotel Dcldcn te Delden. Een
groep van twintig dierenartsen, afge-
studeerd in dc jaren \'89 tot en met \'91,
kwam samen. Er werd niet alleen de
gelegenheid geboden om studieverha-
len op te halen, maar vooral om met el-
kaar te praten over de toekomst.
Dit gebeurde in de vorm van gesprek-
ken in werkgroepjes over onderwer-
pen die varieerden van arbeidsrecht tot
financiering en contracten. De deelne-
mers brachten op deze wijze zelf zo-
veel mogelijk informatie bij elkaar. De
één had op het ene, de ander op het an-
dere vlak meer \'know how\'. De groe-
pen presenteerden de aldus verza-
melde infomiatie, waarna de inleiders
één en ander toelichtten en in goede
banen leidden.

Door deze wijze van werken kwamen

51

CURSUS VETERI-
NAIRE FARMACA

In de Stichting Postacademisch On-der-
wijs Natuurwetenschappen (PAON)
werken universiteiten en maatschappe-
lijke organisaties samen. Het PAON or-
ganiseert zowel nationaal als internatio-
naal postacademisch onderwijs op het
terrein van de natuurwetenschappen en
verwante gebieden. De activiteiten va-
riëren van themadagen tot modulair op-
gezette korte meerdaagse cursussen.
Op 28 en 29 april wordt een cursus ge-
houden over Veterinaire Farmaca,
nieuwe ontwikkelingen en residupro-
blematiek. In het voorlopige pro-
gramma staan vermeld:
niet alleen de standaardprocedures
voor bepaalde zaken aan de orde, maar
was er ook gelegenheid om van ge-
dachten te wisselen over alternatieven,
die bepaalde collega\'s overwogen of
gekozen hadden.

Opvallend was, dat bij de bespreking
van verschillende onderwerpen naar
voren kwam, dat de meeste mensen in
de groep een duidelijke voorkeur aan
de dag legden voor meer vrije tijd bo-
ven meer geld verdienen. Dit werd
door een enkeling ook al verwezenlijkt
in de vorm van vruchtbare onderhan-
delingen over part-time-associatics.
Naast onderwerpen die direct met as-
.sociëren te maken hebben, werden ook
onderwerpen aangesneden die betrek-
king hadden op het functioneren bin-
nen een maatschap. Zo maakten de
deelnemers kennis met conflictbeheer-
sing cn brainstormen. Het brainstor-
men leverde in tien minuten een was-
lijst van manieren op om het \'binnen

K O N I N K 1 1.1 K i: N (•: d i: r i. a n d s c M a a t s c h a p p i j v o or D i i; r ci v. n i-; i: s k u n d k

- Diergeneesmiddelen, nieuwe ont-
wikkelingen (prof Verhocff, minis-
terie van LNV); biofarmaceutisch
aspecten (prof Pijpers, Universiteit
Utrecht); analytische aspecten (dr.
Schilt, RIKILT-DLO);

- Farmacokinetiek, vergelijkende as-
pecten in relatie tot GVP (prof Van
Miert, PB-BK modelling)

- Biotransformatie-/« vitro modellen
(dr. Hoogenboom, RlKlLT-DLO);

- Interacties, diergeneesmiddelen/
groeibevorderaars (dr. Witkamp,
Universiteit Utrecht);

- Risk Assesment (dr. Van Leeuwen,
RIVM; dr. Nouws, dr. Kuiper, RI-
KILT-DLO);

- Nieuwe inzichten in farmacon-re-
ceptorinteractie, isomerie (prof

een maatschap leuk te houden\'.
De inleiders waren allen op de één of
andere manier bij de KNMvD betrok-
ken. Daardoor leerden de cursisten
binnen de beroepsorganisatie de juiste
mensen kennen om problemen of vra-
gen voor te leggen. De inzet van de in-
leiders en met name van de cursuslei-
der, de heer Te Giffel, om de cursus
zelfs tot in de kleine uurtjes tot een
goed einde te brengen, werd zeer op
prijs gesteld. Namens de groep harte-
lijk dank!

De cursus was te kort om alles te weten
te komen, maar lang genoeg om de
weg te leren kennen. De deelnemers
hebben een goede aanzet gekregen om
met aanstaande \'maten\' in onderhan-
deling te gaan. Fijn dat de KNMvD op
deze wijze laat blijken niet alleen voor
de \'zittende garde\', maar ook voor
jonge dierenartsen klaar te staan.

Frank Glorie en Trudv van der Goes

Frink Gremmels, Universiteit
Utrecht); en
- EG-beleid voor diergeneesmidde-
len, richtlijnen voor klinisch onder-
zoek, residu-analyse, MRL en phar-
maco-vigilance.

De cursus duurt twee dagen en wordt
in Zeist gehouden. De kosten bedragen
ƒ 2175,- inclusief maaltijden. Een ka-
mer kost ƒ 145,- per nacht.

Heeft men belangstelling voor deze
cursus, dan wordt men verzocht zo
spoedig mogelijk vrijblijvend contact
op te nemen met PAO-natuurweten-
schappen. Antwoordnummer 10494,
2300 WB Leiden, tel. 071-214155. Jax.
071-226549.

-ocr page 73-

Het bureau van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde
kent jaarlijks minstens twee
belangrijke diergeneeskundige ge-
beurte- nissen. Het Jaarcongres voor
haar eigen leden in oktober georgani-
seerd door één van de aFdelingen van
de Maatschappij in samenwerking met
het bureau op de Julianalaan in
Utrecht. Elk jaar wordt er een thema
gekozen en worden er lezingen met be-
trekking tot dat thema gehouden.
Het tweede belangrijke jaarlijks terug-
kerende congres onder de vlag van de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdie-
ren is het internationale Voorjaarsda-
gencongres. In 1967 - 27 jaar geleden!
- organiseerde de (irocp Geneeskunde
van het Kleine Huisdier voor de eerste
maal een bijeenkomst voor haar eigen
leden en andere belangstellenden. Een
bijeenkomst voor dierenartsen die
geïnteresseerd waren in het vakgebied
van dat - toen nog geheten - kleine
huisdier.

I.

Jk.

DE 1994 VOORJAARSDAGEN COLUMN: DE NAAM

Een enkeling hield zich toen al uitslui-
tend bezig met de behandeling van
honden en katten. Het gros van de be-
zoekers van die bijeenkomst bestond
uit die dierenartsen die in gemengde
praktijken werkten en meer kennis
wilden vergaren over diergeneeskun-
dig werk bij genoemde dieren. Deze
bijeenkomst vond plaats in Utrecht -
Hotel des Pays Bas - in het voorjaar.
De Groep benoemde een commissie
die onder voorzitterschap van de hui-
dige hoogleraar Jan Ciajentaan de
Voorjaarsdagencommissie werd ge-
noemd. De Groep heet inmiddels
Groep (ieneeskunde Gezelschapsdie-
ren en telt bijna 700 leden. Het gering
aantal deelnemers aan die eerste
Voorjaarsdagenbijeenkomst is inmid-
dels uitgegroeid in 1993 tot meer dan
600 dierenartsen. Bovendien is de een-
daagse nationale bijeenkomst in

Utrecht vervangen door ;en internatio-
naal congres van maar liefst drie da-
gen. De voertaal is Engels, maar er
worden elke dag ook erkele seminars
gepresenteerd in onze eigen moeder-
taal.

Die moedertaal is er ook debet aan dat
de naam \'Voorjaarsdagen\' congres is
ontstaan. De Belg en de Zuid-
Afrikaan begrijpen er misschien nog
iets van. Maar de andere buitenlanders
begrijpen er helemaal niets van. Na
uitleg aan die buitenlander over de
naam willen we wel eers de vertaling
\'Springdays\' of \'Frühlingstage\' of
\'Les Jours des Printemps\' gebruiken.
Met de wisseling van de wacht binnen
de commissie wordt er weer gesproken
over de naamsverandering. De public
relation officer kan er eigenlijk ook
niets mee. Maar toch ..... iedere bui-
tenlander die eenmaal in zijn leven die
\'Voorjaarsdagen\' heeft mogen mee-
maken, vergeet die naam nooit meer,
al kan hij of zij het niet uitspreken!
Juist daarom misschien blijft het de
\'Voorjaarsdagen\' : Annual Internatio-
nal Veterinary Congress. De huidige
commissie staat er achter en wenst U
een goed 1994 met als belangrijke da-
tum:

APRII. 22 - 24, 1994 AMSTER-
DAM - THE NETHERLANDS

O

\\\'oor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diersenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
cnlle!>ae:

Aarts, P.A.J.A.; 1993; 3581 llü Utrecht;
Ramstraat 15.

(irasdijk. T.; 1993; 6942 KD Didam;
Fazantstraat 41.

Nootcboom. Mevr. M.; 1993; 3981 ZN Bunnik;
Vletwcide 96.

Sterk. T.; 1993; 2411 KJ Bodegraven;
Bourgondischclaan 9.

Overleden:

Op 9 december 1993 Dr J.W.M.A. Mullink te
Bunnik.

Koninklijke Onderscheidingen:

Drs. (). de Vries te Wassenaar benoemd tot
Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Prot\'.Dr. S.ü. van den Bergh tc Bilthoven be-
noemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse
Leeuw.

Promotie:

Op 13 januari 1994 Drs. F.R. Statleu te Utrecht.

Personalia

52

.lubilea:

Dr. B H. Kessens tc Emmen. afwezig. 6()jaar, 15
januari 1994

E.L. Lansink te Borculo. afwezig, 55 jaar, 17 ja-
nuari 1994

Y. Isracli tc Michmorel (Israël), afwezig. 25 jaar
17 januari 1994

J.S. van Wittevcen te Delft, afwezig. 35 jaar. 19
januari 1994

D.J. Ubbels te Winterswijk, afwezig, 25 jaar, 24
januari 1994

J.G.J. Giescn te Hollen, afwezig. 30 jaar, 24 ja-
nuari 1994

M. Mulder te Eursingc. afwezig. 25 jaar. 30 ja-
nuari 1994

J. Snicenk te Almelo, afwezig, 25 jaar. 31 janu-
ari 1994

J.P.J. Peclcn tc Emmen. afwezig. 25 jaar. 31 ja-
nuari 1994

l.A.T. Rigter te Maasbracht. aanwezig, 35 jaar.
31 januari 1994

Dr. Th.A M. Elsinghorst te Bilthoven. afwezig.
30jaar. 31 januari 1994

J, Beekman te Dc Waal (Texel), aanwezig, 30
jaar. 5 februari 1994

Mevr. W. Pol-van Dongeren te Langelo (D), af-
wezig. 30 jaar, 5 februari 1994
Dr. F.H.J. Jaartsveld te Boxtel, afwezig. 40 jaar.
9 februari 1994

J.C. de Graaf te (ironingen. afwezig. 40 jaar. 9
februari 1994

Koninklijkf N Fl) 1 r 1. a n i)s I Maatschappij voor D i i r (i f n i f s k u n d i

Dr. C". Holzhauer te Rozcndaal (Gld), afwezig,
40 jaar. 9 februari 1994

Prof.Dr. F.J. Grommers te Bilthoven, afwezig,
35 jaar. 12 februari 1994
Dr. J.M.F. Saes te Weert, afwezig, 35 jaar. 12 fe-
bruari 1994

R.O. Cohen te Kiriat-Tivon (Israël), afwezig. 35
jaar, 12 februari 1994

MUTATIES:

198 Abelsnia-van der (Joot, .Mevr. 1,.T.;
1988; 3434 CE Nieuwegein;
Meidoornstraat 12; lel. 03402-61421
privé, 070-3793123 bur.; beleidsmedew.
V.D.

200 Asyee. mevr. S.E.; 1989; 3512 GP Utrecht;
Annastraat 7; tel. 030-311886 privé.
02518-54345 prakt.; p.. medew. bij
H.B.M.M.Wolters.
203 Bax. H.A.D.; 1983; 4207 GH Gorinchem;
Ravelijn 33; tel. 01830-3790.3 privé,
32774 prakt.; fav (11830-33574; p., gczel-
schapsd,

206 Bernard. Mevr. F.L.O.S.; 1989; zie:
Huurneman-Bernard, .Mevr. FM..O.S.

207 Binnerts, S.; 1929; 8124 AM Wesepe; p/a
.Achterhoekstraat .34; (woonadres: Het
Weijtendaal, Oranjelaan 18; 8131 DB
Wijhe).

211 Bos. J.IL; 1985; 3583 HT Utrecht;
Mauritsstraat 74 bis; tel. 030-545474 privé.

-ocr page 74-

08376-19110 bur.; fax 08376-13727: d.
Ouwehands Dierenpark (fax privé: 030-
546474).

348 BurggraafT. B.W.; 1986; 53894
Mechernich (Duitsland); Knappenweg
23; tel. 00-49-2443-8501 privé, 2256-7155
prakt.; p.. medew. bij M.P.M. de Kanter.

225 Douw. B.G.; 1992; 7534 F.C Glancrhrug
(Enschede); Operastraat 104; tel. 053-
324292 prakt.; p., medew. bij Dr.
Zikken.

226 Duives, G.J.; 1983; 5591 PR Heeze;
Gemini 43; tel. 04907-65699; wnd.d.

237 Goot, Mevr. L.T. van der; 1988; zie:
.\\bclsma-van der Goot, Mevr. 1..T.

237 Govaert. Mevr. A.J.M.A.; Gent-1991;
naar het buitenland.

350 Govaert. Mevr. A.J.M.A.; Gent-1991;
9100 Sint Niklaas (België); Prins
Boudcwijnlaan 2; tel. 00-32-3-7664744;
wnd.d.

238*Grasdijk. T.: 1993; 6942 KB Didam;
Kazantstraat 41; tel. 08362-21960 privé,
08367-63167 prakt.; p., medew. bij R.
Pouw.

238 Groenland. G.J.R.; 1986; 7218 MA
Almen; Binnenweg 26; tel. 05750-43607
privé, 05738-1243 prakt.; fax 05738-2418;
p., geass. met P. van Harten, R. van Oyen
en H G. I\'elgrum.

242 Hammink, P.; 1992; 3514 AVV Utrecht;
Gruttershof 32; tel. 030-711155; wnd.d.

242 Hanenberg, E.R.O.M.; 1983; 6521 CB
NijmcKen; Coehoornstraal 39; tel. 080-
233514 privé, 08855-87634 bur.; fax
08855-77333; d. bij Intervet.

242 Hanje, Mevr. A.W.; 1992; 9626 AP
Schildwoldc; Schildwolderdijk 45; tel.
05982-2549; wnd.d.

242 Haringsma, P.C.; 1992; 3245 LA
Sonimelsdijk; Kokseweg 4; tel. 01870-
84646 privé, 82897 prakt.; p., medew. hij
\\V..I. \\ ink.

248 Hoeve. Mevr. A.E. van; 1985; 2312 RG
Leiden; Oude Singel 140; tel. 071-224243
privé. 01718-12930 prakt.; p., gezel-
schapsd.

250 Hoorn, Mevr. C.J. van; 1987; 3951 CN
Maant; De Ruijterlaan 6; tel. 03432-3545
privé. 02290-15461 prakt.; fax 02290-
1.5461; p., medew. bij K. Bijleveld.

253 lluurnenian-Bcrnard, Mevr. F.I,.().S.;
19X9; 7137 IIK l.ieveldc; Stikkewcg 6; tel.
05440-62101; d.

253 Huyben, Mevr. M.W.C.; 1984; 7384 CK
Wilp (Gld); Marsstraat 11; leL 05716-
1504 privé, 05700-60222 bur.; fax 05700-
34104 ; d. G.v.D. Oost-Nederland.

263 Koch. M.J.M.; 1986; 2971 BC
Bleskensgraaf; .\\kkerw indeplaats 10;
lel. 01849-2947 privé, 1605 prakt.; p.

279 Meijer-Schallenberg, Mevr. E.M.: 1959;
25X4 EN \'s-Gravenhage; Com. Jolstraat
85; tel. 070-3558370; p.. gezelschapsd..
uitsluitend acupunctuur.

281 Meursinge. J.A.; 1964; 6880 .AC \\ elp
(Gld); Postbus 119; tel. 06-56025040; d.

283 Muskens, J.A.M.; 1983; 5268 GA
Helvoirt; \'t Heike 1; tel. 04118-3239
privé, 04116-59500 bur.; fax 04116-
59550; d. G.v.D. Zuid-Nederland.

287* Nootcboom, Mevr. M.; 1993; 3981 ZN
Bunnik; Vletweide 96; tel. 03405-67980;
wnd.d.; wel. mede«. I\'.IL (F.D., vkgr.
Infectieziekten en Immunologie, afd.
V irologie).

291 Peeters, J.H.M.; 1991; 3998 \\VJ
Schalkwijk; Neereind 39; tel. 0.3409-
2564 privé, 1238 prakt.; p., medew. bij
P.L. van Paassen.

292 Pennekamp. B.W..; 1975; 9731 MR
Groningen; Dudoklaan 8; tel. 050-
425518 privé, 263255 prakt.; p., geass.
met Mevr. A.J. Steenbergen-van der Bilt.
294* Poen, H.W.; 1981; 2131 BA Hoofddorp;
Hoofdweg 621; tel. 02503-35311 privé,
070-3187739 bur.; fax 070-3187701; be-
leidsmedew. Preventie

Gezondheidszorg; luitenant-kolonel-
dierenarts bij Min. van Defensie,
Directie Militair Geneesk. Beleid.
299 Rijkenhuizen, Th.A.A.; 1990; 3961 XD
Wijk bij Duurstede; Vechtsteen II; tel.
03435-77829 privé. 010-4064200 bur.;
Technical Service Manager bij Pfizer.
311 Smit, F.J.; 1992; 9626 AP Schildwolde;
Schildwolderdijk 45; tel. 05982-2549
privé, 1558/05985-1356 prakt.; p.. me-
dew. bij H.J. Buurma en E.N.J. Hettinga.
313*Stafleu. Dr, F.R.; 1982; U-1994; 3524 CK
Utrecht; Boven Zevenwouden 9; tel. 030-
883973 privé, 532033 bur.; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Proefdierkundej/centr.
voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht; on-
dcrwijscoörd. opl. dicr\\crz. Biotechnici
Ghijsseninst. Utrecht.
315* Sterk. T.; 1993; 2411 KJ Bodegraven;
Bourgondischelaan 9; tel. 01726-17607
privé, 13798 prakt.; p. medew. bij G.
Hofland.

356 Strijkstra, (J.T.; 1978; 49401 Damme-
Rottinghausen (Duitsland);

Hufeisenstrasse 77; tel. 00-49-5491-4569
privé. 05492-8010 prakt.; p.
328 Vettorato. E.; 1985; 5109 TS \'s-
Gravenmoer; Hoefslag 17; tel. Ü162.3-
16808 privé, 12346 prakt.; p., geass. met
F.Th.M. Otten en (i.M. Sueters.
333 Waard, (i.J. de; 1991; 7462 RP Rijssen;
R. Bosmastraat 213; lel. 05480-21068
privé, 21222 prakt.; p., tnedew. bij ,I.G.
Kunst.

333 Waard-van der Weij, Mevr. W. de; 1991;
7462 RP Rijssen; R. Bosmastraat 213;
tel. 05480-21068 privé, 21222 prakt.; p.,
medew. bij ,I.C;. Kunst.

336 Werf P.J. van der; 1971; 7437 BH
Bathmen; Dcvcnterweg 31 A; tel. 05704-
1365 privé. 05700-53000 prakt.; fax
05700-55851; p.. geass. met A. Baas,
K A M. Herder, L H. Hotsma, U.S. Kooi,
H. Lieuwen cn H. Pott.
342 Wolters, H.B.M.M.; 1979; 1902 PS
Castricum; Laan van Albcrtshocve 138-
140; tel. 02518-71624 privé, 54345 prakt.;
fax 02518-72224; p., gezelschapsd.
358*Yadin. IL; 1971; Rechovot (Israël);
Gordon c 43/25; tel. 00-972-8-460570
privé, 3-9681619 prakt.; fax 00-972-3-
9681753; medew. bij Veterinary Inst.,
Virology Dep.
Alle gegevens die vanaf Personalia 15 januari
1994 worden gepubliceerd, kunnen helaas niet
meer opgenomen worden in het
Diergeneeskundig Jaarboek 1994!

AFDELINGEN EN GROEPEN:

.\\fdeling Noord-Brabant:

In.stelling van diverse commissies binnen dc af-
deling:

Commissie Rustend Dierenartsen:

J.Ci.M. Claessens (vz)
A.M.F.deBok
C.M.T. Willems
C.J. Okkerse

Commissie Gezelschapsdieren:

H.C.M. Oerlcmans (vz)
N. Ypenburg
Mevr. P.M.J. Wulms

Commissie Praktijkvoering:

J.H.M. Maathuis(vz)
J.Th. Weeda
J.G.H. van Schaik

Aktiviteitencommissie:

P.H.J. Weijens(vz)
W.C). van den Ekker
A.H.A. Steentjes

Groep Paardenpraktici:
Lustrum commissie 1996:

W. Back
G.A. Berghuis
G.T. ter Heijden
Mevr. G.W. Smeenk
E. Welling

Post Academisch Gndervidis Diergeneeskunde

VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor dc
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de gezelschapsdierenpraktijk
ƒ4725,-

- 6 weken van 5 dagen op afspraak (94.06)
Veterinaire Apotheek II Gemengde Praktijk
ƒ 2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de sclcc-
tie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergcneeskundc ontvangt u een uitnodi-
ging met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Introductie practischc toepassing van echografie
bij gezelschapsdieren ƒ 470,—
-5 maart 1994 (94/08)

- 4juni 1994 (94\'09)
Koliek paard: de eerste-lijns aanpak
ƒ370,-

- 19januari 1994 (94/27)
Assistentie voorbereiding en nazorg
operatiepatiënt ƒ 395,-

- 29 januari 1994 (94/28)
Schrijven van een artikel ƒ 1100,—

- 1 februari en 15 maan 1994 (94/43)
(iynaecologie paard ƒ 790,-

- 3en4februan 1994 (94 23)
Veterinaire Apotheek 1 (iemengde Praktijk
/ 1450,-

- 7.x en 9 februari 1994 (94/04)

- 30 en 31 mei en I juni 1994 (94/05)
Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren ƒ 260,-

- Thorax, X februari 1994 (94; 13)

- Abdomen, 15 februari 1994 (94 14)

-ocr page 75-

- Skclct.22 februari 1994 (94/15)

- Thorax, 16 maart 1994 ( 94/16 )

- Abdomen, 23 maart 1994 (94/17)

- Skelet. 30 maart 1994 (94/18)
Fibular head transposition (THEORIE)
ƒ310,-

- 10 februari 1994 (94/38)
Fibular head transposition

THEORIE PRAKTIJK) ƒ795,--

- 10 en 12 februari 1994 (94/39)

- 10 en 12 februari 1994 (94/40)

- 10 en 26 februari 1994 (94/41 )

- 10 en 26 februari 1994 ( 94/42 )
Diergeneeskunde en biologische veehouderij
ƒ490,-

- 16 februari 1994 (94/03)
Pluimveediagnostiek (klinische cn eerstelijns
post mortale diagnostiek ) ƒ 475,-

- 23 februari 1994 (94/50)
Chirurgie urinewegen gezelschapsdieren
ƒ 390,-

- 25 februari 1994 (94/31)
Voeding van het varken in relatie tot gezondheid

ƒ 1040,"

- 1 en 2 maart 1994 (94/19)
Assistentie Paard ƒ 600,-

-4 maart 1994 94/48

BSE/SCRAPIE ƒ180,-

-10 maart 1994 ( 94/44)
Fertiliteit Rund ƒ375,-

-17 maart 1994 (94/49)

Themadag lever ƒ 375,—

-18 maart 1994 (94/20)

Practischc anaesthesie paard ƒ 1045,-

- 22 en 23 maan 1994 (94/01)
Verkenningen in de echografie ƒ 1.025,—

- 24 en 25 maart 1994 (94/25)
Practischc anaesthesie paard ƒ1475.-

. ij , „ j
liinnyï^

- 29, 30 en 31 maart 1994 (94 \'02)
Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk ƒ 945,-

- 23 en 24 maart 1994 (94/10)
Behandeling van kruisbandlet,sels ƒ 685.—
-25 maart 1994 (94/35)

- 3 juni 1994 (94/36)
-I0junil994 (94/37)
Cursus 94/35 en 94/36 zijn volgeboekt.
Geiten Capita Selecta ƒ 495,-

-14 april 1994 (94/30)

Patiëntendemonstratie landbouwhuisdieren
ƒ205,-

-19 april 1994 (94/29)

Uiergezondheid bij het rund ƒ 1025,—

- 21 en 22 april 1994 (94,/45)
Buikchirurgie rund ƒ 495,-

-28 april 1994 (94/26)

Practischc echografie gynaecologie rund
(Drachten) ƒ 940.-

-3 mei 1994 (94/21)

-10 mei 1994 (94/22)

Cursus 94/21 is volgeboekt.
Nieuw Burgerlijk Wetboek c.q. Wettelijke as-
pecten ƒ 470.-
-19 mei 1994 (94/24)
Sectiebeelden bij de kat ƒ 345.-
-20 mei 1994 (94/33)
Recente ontwikkelingen in het onderzoek van
varkensziekten ƒ 635.-
-2 juni 1994 (94/47)
Fokkerijmethoden landbouwhuisdieren
ƒ735,-

-7 juni 1994 (94 32)

IBR/BVD /430.-

- 15juni 1994 (94/46)

Het immobiliseren van wilde of verwilderde
dieren ƒ1050,-

-17junil994 ( 94/.\'!4)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205,3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374. Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

Doorlopende agenda

Januari

15 PAO-D cursus: 94/07 Introductie practi-
schc toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

18 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund.

19 PAO-D cursus: 94/27 Koliek paard; de eer-
ste-lijns aanpak

20 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: schaap /
geit.

27 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s middags). Onderwerp: pluim-
vee.

27 Bijeenkomst praktici varkensgezondheids-
zorg in West- en Midden-Nederland bij
deGezondheidsdienst voor Dieren West-
en Midden-Nederland. Ronsseweg 553,
Gouda. Aanvang 14.00 uur. Programma:
sectiebevindingen bij varkens door K.
Peperkamp; interpretatie van uitslagen-
door C.G. Mensink.

Complete financiële
dienstverlening waar de dierenarts
beter van wordt.

Uw medisch vrije hcriicp is met wcinif,\' iiiidero
heroepeti te vergelijken. Niet alleen voor wat hctrcft de
inhoud van uw protcssie, maar vooral ook de financiële
structuur en de specifieke risico\'s.

C^enE Bank is vari oudsher specialist op het
Kcbied van financiële dienstverlening aan dieren-
artsen.

Wij denken dan ook dat u niet gehaat hent
hij versnipperde deeloplossingen die kunnen leiden
tot hiaten in uw financiële huishouding. U kunt van ons
een geïntegreerde aanpak van al uw finaticiële prohlema-
tieken verwachten.

Zo stellen wij met u persoonlijke lange termijn-
planningen op. Wij zorgen voor invulling op maat en
hegeleiding over de jaren. Het gaat er tenslotte om, zowel
nu als straks zonder financiële zorgen te leven. Tijdige
hijstellingen kunnen pijnlijke ingrepen voorkomen.

Het ligt voor de hand, dat liquiditeitsheheer en
vermogensvorming vast deel uitmaken van het plan.

Evenzeer maakt het afdekken van mogelijke risico\'s on-
derdeel uit van dit samenhangende en financiële plan.
Daartoe beschikt ("enE via haar dochter OnE Verzeke-
ringen over afdoende kennis.

Bovendien kunt u uw pensioenprohlematiek
met een gerust hart aan de deskundigheid van ons
Pensioenadvieshureau overlaten. Zij beschikt over
een aantal gespecialiseerde adviseurs die voor u
een adequate voorziening kunnen realiseren. Een
voorziening die nu betaalbaar is en die straks voldoende
zekerheid en inkomen garandeert.

Belt u voor meer inlormatie ot vtwir een af-
spraak de heer A.R. van der Wurft, telefoon 030-560 357.
Ons adres: CenE Bank, Hercule.splein 5, 3584 AA
Utrecht.

ENC

CRHDiCT EN Effecten Ba.\\k

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR Diergeneeskunde

54

-ocr page 76-

In onze overwegend grote-huisdierenpraktijk vragen wij

ASSISTENTIE (m/v)

voor alle voorkomende werkzaamheden.

Reflectanten kunnen hun sollicitaties, voorzien van een curriculum vitae, zenden aan:
Dierenartsenpraktijk Oploo-Overloon, Vierlingsbeekseweg 50, 5825 AX Overloon.

Gemengde praktijk in provincie Groningen met moderne kleine-huisdierenpraktijk en goed geoutil-
leerde paardenkliniek en inseminatiestation, vraagt voor werkzaamheden in de consultatieve prak-
tijk een

DIERENARTS (m/v)

Sollicitaties richten aan: Dierenkliniek Noord-Nederland, Postbus 427,9640 AA Veendam.

Een gemengde groepspraktijk in Noord-Brabant vraagt, op korte termijn een

DIERENARTS (m/v)

Gevraagd worden:

een brede inzetbaarheid voor zowel grote als kleine huisdieren;
een optimale motivatie.

Geboden worden:

een gevarieerde taakinhoud;

bij gebleken geschiktheid de mogelijkheid tot associatie.

Sollicitaties met C.V. kunt u richten aan de redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht onder nummer 5/94.

Eenmanspraktijk, vnl. rundvee, in het noorden van het land zoekt zo spoedig mogelijk een

ENTHOUSIASTE DIERENARTS (M/V)

met differentiatie landbouwhuisdieren en interesse voor kleine huisdieren. Ervaring en achterwacht
strekken tot aanbeveling maar zijn geen vereiste. Bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot asso-
ciatie. Sollicitaties met c.v. en referenties binnen 10 dagen richten aan de Redactie Tijdschrijft voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht onder nummer 6/94

-ocr page 77-

Universiteit Utrecht

De Uniifersiteit Utrecht is in drieënhalve
eeuw uitgegroeid tot de meest complete
universiteit van Nederland: een rijk-
geschakeerde, internationaal georiëti-
teerde instellitig van wetenschappelijk
ondertvijs en onderzoek. De 14
faculteiten, 18 onderzoeksinstituten
en $3 studierichtingen bieden stu-
denten en medewerkers boeiende
mogelijkhedm zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan discipli-
nes en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht
van Utrecht. Wetenschappelijke
traditie, moderne technieken en
op de toekomst gerichte pro-
gramma\'s dragen daaraan
verder bij. Met bijna
25.000
studenten, ruim 7.000 perso-
neelsleden en een jaaromzet
van 700 miljoen guldeti
vormt de universiteit de spil
van het Kentiiscetitrum
Utrecht. Wmit deze positie
in Midden-Nederland
onderhoudt zij een geva-
rieerd contactenpatroon met
universiteiten en gespeciali-
seerde onderzoeksinstituten
over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij
anders vermeld, richten aan de
genoemde personeelsdienst. Vergeet u
niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrou-
wen op alle niveaus even vanzelfsprekend
vertegenwoordigd zijn als mannen. Bij vol-
tijdse funaie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er Is een regeling voor flexibel
zwangerschaps- en ouderschapsverlof; er zijn
95 plaatsen voor kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde
De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Neder-
land. De faculteit neemt in Europa een toppositie in
op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiën-
tenzorg en is geaccrediteerd bij de American &
Canadian Veterlnary Medical Association.

Bij de faculteit is plaats voor een

Gewoon hoogleraar

in het vakgebied iciinische
en moleculaire genetica
van gezelschapsdieren

U gaat werken bij de vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren.

Uw taken bestaan uit het initiëren, verrichten, bege-
leiden van en leiding geven aan het wetenschappelijk
onderzoek; het coördineren en geven van onderwijs;
het verrichten van bestuurlijke werkzaamheden.
Wij vragen een gepromoveerde onderzoeker die:
getoond heeft deskundig te zijn op het gebied van de
moleculaire genetica; inzicht heeft in pathobiologi-
sche aspecten van erfelijke aandoeningen; bereid en
in staat is om stimulerend en innoverend werkzaam te
zijn op het gebied van de klinische genetica van gezel-
schapsdieren; getoond heeft leiding te kunnen geven
aan en verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor
wetenschappelijk onderzoek; bewezen ervaring heeft
bij het verwerven van externe financiering ten behoe-
ve van onderzoeksprojecten; bereid is nationaal en
internationaal wetenschappelijke contacten te onder-
houden met (verwante) instellingen; belangstelling
heeft voor de fokkerij van gezelschapsdieren en voor
populatiegenetica en epidemiologie; beschikt over
didactische kwaliteiten; in staat is leiding te geven aan
en verantwoordelijkheid te dragen voor onderwijs op
het gebied van de klinische en moleculaire genetica;
bereid en in staat is te participeren in leidinggevende
managementtaken.

Wij bieden een aanstelling in vaste dienst.

De omvang van de functie is 100%.

Uw salaris bedraagt maximaal f 11 566,- (hoogleraren-

schaal A van het BBRA) bruto per maand, bij volledige

aanstelling.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met de heer prof. dr
G.J. W. van der Meij (voorzitter van de benoemings-
adviescommissie), telefoon (030) 534042. De functie
staat beschreven in een voor de kandidaat beschik-
bare profielschets.
Vacaturenummer 70339.

Tevens is bij de faculteit plaats voor een

Gewoon hoogleraar

in het vakgebied pluimvee-
bedrijfsdiergeneeskunde

U gaat werken bij de vakgroep Bedrijfsdiergenees-
kunde & Voortplanting, afdeling Pluimveebedrijfs-
diergeneeskunde.

Uw taken bestaan uit het initiëren, verrichten, bege-
leiden van en leiding geven aan het wetenschappelijk
onderzoek, alsmede het uitdragen van de resultaten
ervan; het verrichten van bedrijfsbegeleiding op een
aantal pluimveebedrijven; het coördineren en geven
van onderwijs; het onderhouden van de institutionele
samenwerking met de Gezondheidsdienst voor Dieren
in West- en Midden Nederland, in het bijzonder met
het Pluim-veecentrum van de dienst; het verrichten
van bestuurlijke werkzaamheden.
Wij vragen een gepromoveerde dierenarts die:
deskundig is op het vakgebied en hiervan blijk heeft
gegeven in de vorm van publikaties van hoog gehalte;
in staat is externe fondsen voor onderzoek te verwer-
ven; didactische en bestuurlijke bekwaamheden bezit;
bereid en in staat is te functioneren in de universitaire
bestuursstructuur; bereid is samen te werken met aan-
grenzende vakgebieden; bereid en in staat is nauw
samen te werken met de Gezondheidsdienst voor
Dieren in West- en Midden Nederland, in het bijzon-
der met het Pluimveecentrum van de dienst; indien
hij/zij geen Nederlands kent, bereid is zich binnen
redelijke termijn in deze taal te leren uitdrukken.
Wij bieden een aanstelling in vaste dienst. De
omvang van de functie is 100%. Uw salaris bedraagt
maximaal f 11 566,- (hooglerarenschaal A van het
BBRA) bruto per maand, bij volledige aanstelling.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met de heer prof. dr
A. Brand, voorzitter van de benoemingsadviescom-
missie, telefoon (030) 5310 87. De functie staat
beschreven in een voor de kandidaat beschikbare
profielschets. Vacaturenummer 70340.
Voor beide functies geldt: Uw schriftelijke sollici-
tatie, vergezeld van curriculum vitae en lijst van
publikaties, kunt u binnen vier weken vertrouwelijk
richten aan de decaan van de faculteit Diergenees-
kunde, prof. dr H. W. de Vries, p/a Bureau Faculteit
Diergeneeskunde, Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.
Degenen die de aandacht willen vestigen op naar
hun mening geschikte kandidaten wordt gevraagd
zich daartoe schriftelijk tot de
decaan te richten. _ -----

-ocr page 78-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 3, 1 FEBRUARI 1994

^QJl^HiB

WETENSCHAP

ACTUA

BIJ DE VOORPLAAT

In deze aflevering \'Dierenartsen bepalen po-
sitie in veranderende markt\'.

EDITORIAL

Van de Hoofdredactie 55

OVERIGE ARTIKELEN

Overheidsrechtspraak. arbitrage en bindend advies; lood om oud ijzer?

./.£". Bosch-Boesjes 56

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Mogelijkheden van Ovum Pick-Up bij het rund; M. W.M. Roelofsen- Vendrig. R Boni.

Y.A. Wurth. M.C. Pieterse en Th.A.M. Kruip 61

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Afscheidscollege Profes.sor van den Bergh 64

Mijnheer de rector magnificus, dames en heren 64

(leachte professor van den Bergh, beste Monne 70

1 ngezonden stukProf. dr.J.M.V.M.Mouwen 70

Dierenartsen bepalen positie in veranderende markt; Sophie Deleu 11

Nieuwe situatie noodslachtingen 74

DLO-Instituut voor veehouderij en diergezondheid opgericht 75

Stik.stofuitschciding grazende koeien omlaag 75

Erfelijke ziekten bij de boxer 76

Instelling NVDV-Lustrumprijs 76

MOVIR-DTO trendsetter 77

Telefoonnummer 77

Proefverslagen proefstation voor de varkenshouderij 77

CURSUSSEN EN CONGRESSEN

Bijscholingscursus en \'preccptorship\' vogels en bijzondere gezclschap.sdieren 1994 77

EVA Praktijkgerichte vogelgeneeskunde 78

VETERINAIR VERLEDEN

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd; Cheiron 78

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE

Amoxycilline 79

BOEKBESPREKINGEN 60,80

yirbac

Diergeneesmiddelen

TIACIL OOGDRUPPELS BIJ OOGINFEKTIES

Documentatie op
aanvraag beschikbaar

K O N I N K l 1 J K E N b l) E R L A N I) S !■: MAATSCHAPPIJ VOOR D I R R (i E N H H S K U N I) H

-ocr page 79-

HDOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof.dr.J. E. van Dijk

Prof.dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E.J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent. België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville. Florida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller(lsraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

DrM.F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W, Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr.J.Oosterom (Dem)

Prof dr A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher(Giessen, Germany)

Prof dr. F. J Ruitenberg (Amsterdam.\'Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (Ithaca. New York, U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Prof dr G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J. H, M. Verheijden (Utrecht)

Profdr H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. Ci. M. van Waes (Utrecht)

Dr.Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M, van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G, J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, .ISOX SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll.fax 030-51 17 87),

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschriß voor Diergeneeskunde is hel vereni-
gingstijdschrit^ van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen nicl-leden van
dc Koninklijke Nederlandse Maat.schappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordl vast-
gesteld door het Hoofdbestuur,

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 Icn name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN.\'AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443,

DRUK

Drukkerij G, van Dijk B V.. Brcukelcn (tel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V.. Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

REFERATEM
VRAAG EIM ANTWOORD

Leptospirose koopvernietigend?

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P, Teenstra. lid

Drs, S. D, Feitsma. lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T.W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M, C. van Oostrum-Schuumian Hess
Mw, mr. P. S. van Egmond
Mw.drs. S.A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

79

81

82

85

86

87

88
90
90

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Jaarverslag Raad voor Specialisatie en Registratiecommissie
Specialisatie Vogelgeneeskunde door Raad erkend
De 1994 Voorjaarsdagen column: De verwekking
Sparen met dc baas

PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

56

CONTENTS

OTHER PAPERS

Settlement of disputes by judge or arbitrator; is there any difference?
J.E. Bosch-Boesjes

ORIGINAL PAPERS

Possibilities of Ovum Pick-Up in cattle; M. W.M. Roelofsen-Vendrig. R. Boni.
Y..4. Wurlh. M.C. Pieterseen Th.A.M. Kruip

61

All rights reserved

Verklarin}^:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4), Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden m dc inhoud van dc in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij dc auteur is vernield of in
dc inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advcrtcnlics kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift rnag worden verveelvoudigd etV\'of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van dc Redactie.

f Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / .Agrieldturai tiiologv and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological .abstracts. Cambridge Scienli/ic .Abstracts).

-ocr page 80-

rnTTrr^rriiniifiiiïii

VAN DE HOOFDREDACTIE

Dit nummer van het Tijdschrift is verrijkt met een nieuwe rubriek: Veterinair Verleden. De rubriek wordt
door de leden van het Veterinair Historisch Genootschap \'Argos\' verzorgd en gunt de lezer een blik op de
geschiedenis van ons beroep.

Men zegt weieens, dat de toekomst niet meer is wat het is geweest. Als variant daarop zou men kunnen
zeggen, dat het verleden toch altijd weer anders is dan men had gedacht. Als men zich daar tenminste mee
bezig wil houden. De snelle ontwikkelingen die we meemaken zorgen ervoor, dat de vernieuwing van
vandaag de veroudering is van morgen. In de Verenigde Staten krijgen de wetenschappers door een artikel
in het tijdschrift \'The Scientist\' steeds meer belangstelling voor de geschiedenis van de \'Maatschappijen
voorwetenschap\':

\'Interest soars among scientists who seek inspiration, enrichment and practical examples from their pre-
decessors \'.

0ns beroep zit eveneens in het schuitje van vernieuwing met alle aanpassingseisen van dien. Daarom is
het een steuntje in de rug om te weten wat er precies aan vooraf is gegaan en hoe men in het verleden de di-
verse ziekteproblemen te lijf ging. Welke vroegere ontwikkelingen maken dat de weg wordt bewandeld
die thans wordt ingeslagen? Antwoorden op dit soort vragen verhoogt de motivering om de uitdagingen
van vandaag aan te gaan.

Een voorbeeld in eigen land is het pas verschenen boekje onderredactie van Peter Koolmees: \'History and
Bibliography 1918-1993\'. Hierin wordt de wordingsgeschiedenis van de Vakgroep Voedingsmiddelen
van Dierlijke Oorsprong beschreven door de verschillende hoogleraren en wetenschappelijke medewer-
kers. De duizend met name genoemde, verschenen publikaties illustreren fraai de onderwerpen die suc-
cessievelijk belangrijk werden gevonden.

Het is verrassend te kunnen constateren dat er vaak niets nieuws onder de zon is, als men de voorgeschie-
denis kent. De ideeën die al in de oudheid bestonden zijn soms werkelijk modern te noemen.
De lezer raakt wellicht zodanig geïnteresseerd, dat inspiratie en verrijking het gevolg is. De Hoofdredactie
hoopt althans dat dat gebeurt.

Verder komen in deze aflevering onder meer de onderwerpen academische vorming en een veranderende
markt voor de diensten van de dierenarts aan de orde. Deze lijken in eerste instantie ver uit elkaar te lig-
gen. Toch blijkt juist die academische vorming essentieel voor het \'innovatief vermogen\', of liever gezegd
creativiteit, van de dierenarts. Professor Van den Bergh schetst in zijn afscheidscollege hoe academische
vorming tot stand zou kunnen komen.

De Hoofdredactie

-ocr page 81-

OVERHEIDSRECHTSPRAAK, ARBITRAGE EN
BINDEND ADVIES; LOOD OM OUD IJZER?

Tijdsc hr mor Diergeneeskd 1994: ! 19:56. - 60

J. E. Bosch-Boesjes ^

SAMENVATTING

Als tussen samenwerkende partijen een geschil bestaat
en partijen er zelf niet meer uitkomen, is de vraag wie zal
worden benaderd om in het geschil een beslissing te ge-
ven: de overheidsrechter, arbiters of een bindend advi-
seur.

In beginsel is in Nederland rechtspraak in civiele zaken
in handen gelegd van de overheidsrechter. De wet biedt
de ruimte voor berechting van geschillen door particu-
liere rechters. De wil om de beslissing in ecn geschil op te
dragen aan particuliere rechters moet duidelijk uit de
overeenkomst blijken.

Deze vormen van geschillenbeslechting hebben alle hun
voor- en nadelen. Voor welke vorm van geschillenbe-
slechting men kiest, zal afhangen van verschillende per-
soonlijke factoren.

Arbitrage is een eenvoudige, informele, en (niet altijd)
goedkope procedure, waar partijen nauw bij betrokken
zijn, in tegenstelling tot de procedure voor de overheids-
rechter.

Bindend advies heeft ten opzichte van arbitrage weer een
aantal specifieke voor- en nadelen.
Eventuele bezwaren die men tegen arbitrage of bindend
advies heeft, kan men ondervangen door in het contract
daarover een nadere regeling te treffen. Tevens is het van
groot belang dat men hoge eisen aan arbiters en bindend
adviseurs stelt, zowel op vakinhoudelijke als op juridisch
gebied.

Tot slot wordt kort ingegaan op de wijze waarop binnen
de KNMvD arbitrage in het algemeen wordt geregeld.

INLEIDING

Daar, waar mensen met elkaar samenwerken, worden afspra-
ken gemaakt, die bij voorkeur schriftelijk in een contract
worden vastgelegd. Verreweg de meeste afspraken worden
nageleefd zonder dat zich problemen voordoen. Als zich al
een verschil van mening voordoet, zullen partijen meestal
onderling, op basis van geven en nemen tot elkaar trachten te
komen. Lukt het echter niet om het geschil uit de wereld te
helpen, dan is uiteindelijk een beslissend oordeel van een on-
partijdige derde vaak de enige oplossing. De vraag is dan:
wie wordt daarvoor benaderd of zal daarvoor in de toekomst
benaderd worden, de overheidsrechter, arbiters, of een bin-
dend adviseur?

In beginsel is in Nederland rechtspraak in civiele zaken in

\' Mevr. mr. drs. J.E. Baseh-Boesjes. Universitair doeenl. vakgroep Privaalreehl en

Notarieel Reehl. Juridische faeuiteil. R. U. Groningen.
- De term advies is enigszins misleidend omdat hef bindend advies feitelijk geen ad-
vies is. maar een he.\'ili.-ising in een geschil.

handen gelegd van de overheidsrechter, wiens taak het is
bindende beslissingen te geven in zaken die hem worden
voorgelegd (art. 112 Grondwet). Voorts bepaalt art. 17
Grondwet dat niemand
tegen zijn wil kan worden afgehou-
den van de rechter die de wet hem toekent (i.e. de overheids-
rechter).

Toch is het monopolie op het terrein van de rechtspraak niet
zo absoluut als het lijkt. Met de woorden \'tegen zijn wil\' be-
vat art. 17 Grondwet een opening die ruimte laat voor be-
rechting van geschillen door particuliere rechters:
arbitrage.
Partijen kunnen, indien zij dat wensen, hun geschil door par-
ticuliere rechters laten berechten, tenzij het geschil betrek-
king heeft op een recht waarover partijen niet naar eigen in-
zicht kunnen beschikken. Zo zijn beslissingen op het terrein
van het personen- en familierecht, voogdij, huwelijk, echt-
scheiding bij uitsluiting aan de overheidsrechter opgedra-
gen. Dc wil om de beslissing in een geschil op te dragen aan
particuliere rechters moet duidelijk uit de overeenkomst blij-
ken. Dat geschiedt door in het contract een arbitraal beding
op te nemen, waarmee partijen dan vrijwillig de weg naar de
overheidsrechter afsluiten.

Er is nog een tweede vorm van particuliere rechtspraak mo-
gelijk, die nauw verwant lijkt aan arbitrage, het
bituiend ad-
vies.
Ook hier moeten partijen, indien zij hun geschil door
een bindend adviseur willen laten beslechten, daartoe ecn
bepaling in hun contract opnemen. Zij komen dan overeen,
dat een tussen hen gerezen geschil zal worden onderworpen
aan de uitspraak van één of meer derden, welke uitspraak zal
gelden als een partijen bindend advies^ en de kracht zal heb-
ben van een tussen hen gesloten overeenkomst.
In het hiernavolgende zou ik deze verschillende vormen van
geschillenbeslechting met hun voor- cn nadelen naast elkaar
willen zetten.

CIVIELE OVERHEIDSRECHTSPRAAK
In het beperkte kader van deze beschouwing is het onmoge-
lijk een compleet beeld te schetsen van de civiele procedure
in Nederland. Ik volsta dan ook met het aangeven van enkele
kenmerken.

De civiele procedure bij de overheidsrechter is omgeven
door een groot aantal waarborgen, vastgelegd in het Wet-
boek van Burgerlijke Rechtsvordering en in ecn aantal inter-
nationale verdragen.

De door de overheid aangestelde functionarissen om recht te
spreken zijn onafhankelijke juristen, in Nederland kent men
geen lekenrechtspraak, zoals in Amerika het geval is (jury-
rechtspraak).

Civiele overheidsrechtspraak wordt over het algemeen ge-
kenmerkt door een langdurig, schriftelijk gevoerd proces,
waarbij men als partij zelf nauwelijks bij de procesvoering is
betrokken. Men is verplicht zich te laten vertegenwoordigen
door een procureur, die het proces voor de rechtbank voert
(behalve in kantongerechtsprocedures). Hierdoor wordt ge-
garandeerd dat het proces deskundig wordt gevoerd, boven-
dien zijn partijen vaak te emotioneel betrokken bij de zaak.

Tijdschrift voor D i f r g e n f f; s k u n d f , Deel 119, A f t. e v t; r i n g 3 , 1994

56

-ocr page 82-

IA tl

Af

tl I fi

ftiriiiiiiiiiiiihiMri

« 1 > t A

Snelheid

Wat de snelheid van procederen betreft is men mede afhan-
kelijk van het tempo van de rechtbank en de procureurs.
Overigens bestaat de mogelijkheid om, indien snel een uit-
spraak van de rechter vereist is, in een kort geding op redelijk
korte termijn een zgn. voorlopige voorziening te verkrijgen.

Openhaarheid

De procedures bij de overheidsrechter worden in het open-
baar gevoerd, de rechter kan slechts om gewichtige redenen,
b.v. op grond van \'s lands veiligheid, belangen van minderja-
rigen of privacy-overwegingen (scheidingsprocedures), be-
velen dat het geding geheel of gedeeltelijk met gesloten deu-
ren plaats vindt. Het oordeel van de rechter moet echter,
voorzien van een deugdelijke motivering, te allen tijde ter
openbare terechtzitting worden uitgesproken.

Tenuitvoerlegging van het vonnis

De uitspraak van de rechter, vervat in het vonnis, is direct
vatbaar voor executie, d.w.z. als de verliezende partij de uit-
spraak niet wenst na te komen, kan het vonnis direct door de
deurwaarder ten uitvoer worden gelegd door beslag op goe-
deren te leggen.

Indien de uitspraak niet de betaling van een geldsom bevat,
maar een verbod van bepaalde gedragingen, dan kan de na-
koming van die uitspraak gewaarborgd worden door het op-
leggen van een dwangsom, die vervolgens zonodig weer
door de deurwaarder geïnd kan worden.

Kosten

De kosten van een gerechtelijk procedure bestaan uit deur-
waarderskosten, griffierechten, kosten van de procureur,
kosten van getuigen en deskundigen. De partij die verliest,
kan door de rechter veroordeeld worden de door de tegenpar-
tij gemaakte kosten te vergoeden. Echter, de kosten die men
vergoed krijgt voor de procureur dekken over het algemeen
niet zijn declaratie, zodat men, ook al is men de winnende
partij, toch nog rekening moet houden met een aanvullende
nota van dc eigen procureur.

Hoger heroep

Is men het niet eens met de uitspraak van de rechter, dan kan
men in beginsel zijn zaak nog eens, in hoger beroep, aan een
hoger rechterlijk college voorleggen.

ARBITRAGES

Evenals de civiele overheidsrechtspraak is arbitrage ook met
een aantal wettelijke waarborgen omgeven\'^, zoals het recht
op hoor en wederhoor, een wrakingsregeling^ en regels om-
trent het getuigenverhoor.

Een belangrijke vereiste voor de toepasbaarheid van arbi-

Literatuur m. h. t. arbitrage en bindend advies:

Berg van den. A J.. e.a . Arhilragerecht. 2e druk, 1992. Zwolle, p. 11 t/m 36.
tlugenholtz. W.. Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht, bewerkt door
W.H. Heemskerk. 16e druk Utrecht. 1991.nrs. 202t/m2l3.

Snijders. H.J. en H.F.M. Hqfhuis.in: "De rechter aan de kant ". BundelJonge Balie
Congres 1992. Zwolle, p. / t/m 24.

Snijders H.J.. e.a.. Nederlands burgerlijk procesrecht. 1993. nrs. H3S t/m 910.
Stein. P.A.. Compendium van het burgerlijk procesrecht. 9e druk. 1992. Zwolle, p.
232t/m25H.

Lo.Madige burgerlijke rechtsvordering. Kluwer.p. iy-2 t/m H\'-I3.
Art. 1020-1076 Wetboek van Burgerlijke Recht.nordering.

Wraken wil zeggen dat een partij officieel te kennen geeft dat zij om een bepaalde op
de wet berustende reden de rechter/arbiter ongeschikt acht om in een bepaalde zaak
te oordelen.

" Zo bevat het standaardas.sociatie-contract van de KNMvD een arbitraal beding
waarin wordt bepaald dat partijen de Ereraad zullen verzoeken de arbiters te be-
noemen.

trage is, dat partijen bij het sluiten van het contract zijn over-
eengekomen dat een eventueel geschil zal worden voorge-
legd aan arbiters. Is een dergelijk beding niet gemaakt, dan
zal men niet bij arbiters terecht kunnen. Omgekeerd kan men
ook niet meer bij de overheidsrechter terecht, wanneer men
een arbitraal beding heeft gemaakt. Men dient zich dus te re-
aliseren dat men bij het sluiten van het contract een keuze
maakt, die in de verre toekomst door kan werken.
Arbitrage onderscheidt zich van overheidsrechtspraak onder
meer op de volgende punten.

Arbiters hoeven geen juristen te zijn en worden door partijen
benoemd, in tegenstelling tot de overheidsrechter, die bij
Koninklijk Besluit voor het leven wordt benoemd. Partijen
kunnen in hun contract bepalen dat zij de benoeming van ar-
biters aan een derde of een organisatie overlaten^. Ook kun-
nen zij een vaste arbitragecommissie als arbiters aanwijzen.
Verder is men bij arbitrage niet verplicht zich te laten verte-
genwoordigen door een procureur.

Tenslotte kunnen arbitrale vonnissen niet direct ten uitvoer
worden gelegd, in tegenstelling tot vonnissen gewezen door
de overheidsrechter. Men dient eerst daartoe verlof te krijgen
van de President van de rechtbank. De President toetst de ar-
bitrale uitspraak niet inhoudelijk, maar uitsluitend de ge-
volgde procedure.

Voordelen van arbitrage ten opzichte van de overheids-
rechtspraak

In de literatuur worden vele voor- en nadelen van arbitrage
genoemd. Ik zal op enkele daarvan ingaan, waarbij opge-
merkt moet worden dat sommige voordelen ook als nadelen
beschouwd kunnen worden.

Eenvoudige, informele, goedkope procedure
Arbitrage is een eenvoudige procedure en kan daardoor een
snelle, infonnele en goedkope procesgang zijn, waar de par-
tijen nauw bij zijn betrokken. Snel, omdat arbiters er naar
zullen streven de behandeling op één mondelinge zitting te
concentreren. Goedkoop, omdat bij arbitrage men niet ver-
plicht is zich te laten vertegenwoordigen door een procureur,
zodat de kosten van de procedure beperkt kunnen worden.
Kostenbesparend en snelheidsbevorderend is ook het feit dat
inschakeling van deskundige rapporteurs \'van buiten\' over-
bodig kan zijn, omdat de beslissing van het geschil bij arbi-
trage kan worden opgedragen aan personen die op het gebied
van het geschil een speciale technische deskundigheid en er-
varing bezitten.

Bij arbitrage wordt ook een snellere en goedkopere rechts-
gang verwacht door de omstandigheid dat hoger beroep ge-
woonlijk is uitgesloten (tenzij partijen uitdrukkelijk de mo-
gelijkheid van (arbitraal) hoger beroep in het contract
hebben opgenomen).

Beslotenheid

Het beginsel van openbaarheid van behandeling en uit-
spraak, zoals dat voor overheidsrechtspraak geldt, geldt in
zijn algemeenheid niet voor arbitrage. Dit beginsel beoogt de
mogelijkheid te bieden controle uit te oefenen op zowel de
behandeling van de zaak als de uitspraak. Het heeft daardoor
een preventieve werking en is een waarborg voor onpartij-
dige behandeling. Zo wordt voorkomen dat bij het publiek
wantrouwen ontstaat ten aanzien van de gang van zaken bij
de rechtspleging.

In aanmerking nemende, dat partijen in een geschil door-
gaans beslotenheid zullen prefereren en dat er bij arbitrage

-ocr page 83-

achteraf door de overheidsrechter een controle op de wijze
van behandeling van het geschil plaats vindt, behoeft tegen
dit verschil met de overheidsrechtspraak geen bezwaar te be-
staan. Wel zou het een goede zaak zijn, als arbiters er naar
zouden streven hun vonnis (anoniem) te publiceren.

Deskundigheid

Bij een uit meerdere arbiters bestaand scheidsgerecht dat ju-
ridische en vakinhoudelijke deskundigheid combineert, is de
mogelijkheid van een duidelijke onjuiste beslissing minder
groot dan bij afdoening door één rechter, zoals dit voor het
overgrote deel bij de overheidsrechtspraak het geval is.

Meer bevoegdheden

Arbiters kunnen, als partijen dit uitdrukkelijk zijn overeen-
gekomen, eventuele leemten in de overeenkomst aanvullen
(art. 1020 lid 4 WvBRv). De overheidsrechter is hiertoe niet
bevoegd.

Nadelen van arbitrage ten opzichte van de overheids-
rechtspraak

Juridisch minder deskundig

Arbiters beschikken soms over onvoldoende juridische
scholing en rechterlijke ervaring. Dit kan gecompenseerd
worden door in het scheidsgerecht een jurist als arbiter te be-
noemen, bij voorkeur in de functie van voorzitter of secreta-
ris.

Het beginsel dat rechterlijke uitspraken gemotiveerd dienen
te worden, geldt zowel voor arbiters als voor de overheids-
rechter, maar aan de motivering van particuliere rechters
worden in het algemeen niet zulke hoge eisen gesteld als aan
de motivering door overheidsrechters. Dat betekent echter
niet dat arbitrale vonnissen niet behoorlijk gemotiveerd be-
hoeven te worden. Een behoorlijke motivering van de uit-
spraak is immers van groot belang. Het verhoogt bij partijen
de acceptatie van de beslissing en is een waarborg voor de
kwaliteit van de rechtspraak.

Niet sneller en goedkoper

Arbitrage zal vaak niet goedkoper zijn dan overheidsrecht-
spraak, omdat de arbiters door de gedingvoerenden voor hun
bemoeienissen gehonoreerd moeten worden. Vergeleken
met deze kosten zijn de griffierechten bij de overheidsrechter
relatief laag.

Bovendien zijn de meeste gedingen zo ingewikkeld dat de
partijen, ondanks dat er geen verplichte procesvertegen-
woordiging is vereist, veelal van een advocaat gebruik ma-
ken, met alle gevolgen van dien voor de kosten.
Daarnaast kost een gecompliceerde arbitrage ook dikwijls
niet minder tijd dan de behandeling van dezelfde zaak bij de
rechtbank, terwijl de controle op de voortgang van de proce-
dure voor partijen niet altijd optimaal mogelijk is.

Gevaar voor partijdigheid

Bij arbitrage bestaat een groter gevaar voor partijdigheid. De
waarborgen ten aanzien van de onafhankelijkheid en onpar-
tijdigheid van de rechter die in de wet zijn neergelegd, moet
men bij arbitrage goeddeels missen. De mogelijkheid om
partij-arbiters te benoemen (d.w.z. dat één of meer arbiters
uitsluitend door ieder der partijen benoemd worden, naast

\' Ook Je KNMvD heeft in haar slandaardconiracten als geschillenregeling arbitrage
opgenomen.

IAft

i i in Ui II ii^

een neutrale aanvullende arbiter) of om de arbiters door een
derde te laten benoemen, kan ook de onpartijdigheid niet
waarborgen.

Overigens biedt de wet, evenals dat het geval is bij over-
heidsrechtspraak, de mogelijkheid om een arbiter te wraken,
indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan zijn onpartijdig-
heid of onafhankelijkheid (art. 1033 WvBRv).

Niet altijd hoger beroep

Bij arbitrage bestaat niet automatisch de mogelijkheid om de
zaak in tweede instantie aan een hoger rechtsprekend college
voor te leggen. Dit moet expliciet in het contract zijn over-
eengekomen. Overigens is niet altijd een vast arbitraal hoger
college ter beschikking.

Samenvattend kan worden gesteld dat beide vormen van
rechtspraak hun voor- en nadelen hebben en dat het uiteinde-
lijk partijen zelf zijn die kiezen voor particuliere rechtspraak,
indien zij van oordeel zijn dat de voordelen opwegen tegen
de nadelen. Voorts hebben zij de vrijheid om naar eigen in-
zicht in het contract de wettelijke regeling aan te passen.
Hebben partijen echter bij het sluiten van het contract een-
maal gekozen voor arbitrage, dan zijn zij aan hun keus ge-
bonden.

Van arbitrage wordt in Nederland veel gebruik gemaakt.
Vaak is een arbitraal beding opgenomen in algemene con-
tractsvoorwaarden, en bij veel takken van het bedrijfsleven
zijn vaste scheidsgerechten ingesteld, b.v. het bouwbedrijf,
de veehandel, de voetbalsport\'\'. Ook in het internationale
handelsverkeer vindt arbitrage veel toepassing.

BINDEND ADVIES

Bovengenoemde voor- en nadelen van arbitrage ten opzichte
van overheidsrechtspraak zijn grotendeels ook van toepas-
sing op de tweede veelvoorkomende vorm van geschillenbe-
slechting door particulieren, het bindend advies.
Hoewel deze vorm van particuliere geschillenbeslechting
enigszins op arbitrage lijkt, is het beslist niet hetzelfde. Zoals
gezegd zijn partijen in dit geval overeengekomen, dat een
tussen hen gerezen geschil zal worden onderworpen aan de
beslissing van één of meer derden, welke beslissing zal gel-
den als een partijen bindend advies en de kracht zal hebben
van een tussen hen gesloten overeenkomst.
In geval van een bindend advies is de tussenkomst van de
rechter echter niet geheel uitgesloten; de uitvoering van een
bindend advies kan door de rechter op vordering van één der
partijen worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid
(art. 248 Boek 6 BW). Wanneer een partij zich niet aan het
bindend advies houdt, kan de wederpartij hem aanspreken
wegens wanprestatie bij de gewone rechter. Deze zal dan
moeten oordelen of het gegeven advies, hetzij uit hoofde van
de inhoud, hetzij uit hoofde van de wijze waarop het tot stand
is gekomen, zo zeer ingaat tegen hetgeen redelijk en billijk
is, dat een partij in strijd met de redelijkheid en billijkheid
handelt door haar wederpartij aan dit advies gebonden te wil-
len houden. Dat laatste is bij voorbeeld het geval wanneer bij
de behandeling geen hoor en wederhoor is toegepast. Het be-
tekent echter niet dat een partij in elke onjuistheid, die zij
meent aan te treffen in de gronden, waarop het advies berust,
aanleiding mag vinden om de bindende kracht van het advies
bij de rechter te bestrijden.

Bindend advies heeft ten opzichte van arbitrage een aantal
specifieke voor- en nadelen, die men tegen elkaar zal moeten
afwegen bij zijn keuze.

-ocr page 84-

Voordelen van het bindend advies ten opzichte van de ar-
bitrage

Overheidsrechter blijft in beeld

Door een bindend-advies-beding schakelen partijen de over-
heidsrechter niet helemaal uit, in tegenstelling tot een arbi-
tragebeding. Een bindend advies wordt namelijk geacht deel
uit te maken van het tussen partijen overeengekomene; het is
een stukje overeenkomst, dat wordt toegevoegd aan de be-
staande overeenkomst. Komt een partij de gegeven beslis-
sing vervolgens niet na, dan kan men alsnog zich tot de rech-
ter wenden. Zodoende kan een bindend advies iets verder
aan materiële controle van de overheidsrechter onderworpen
worden dan een arbitraal vonnis.

Informeler

De procedure van bindend advies is nog informeler dan die
van arbitrage, zowel wat de contractuele grondslag (een
mondelinge overeenkomst is voldoende), de wijze van be-
handeling als de vormgeving van de beslissing betreft.
Omtrent de wijze van procederen zijn bij bindend advies
geen wettelijke voorschriften, zodat vooral niet-juridisch-
geschoolde deskundigen en partijen met bindend advies be-
ter overweg kunnen dan met arbitrage.

Nadelen van het bindend advies ten opzichte van de arbi-
trage

Geen wettelijke waarborgen

Arbitrage berust op de wet en is met een aantal waarborgen
omringd, voor bindend advies geldt dit alles niet. Een ana-
loge toepassing van de arbitrageregels zou uitkomst kunnen
bieden.

Geen hoger beroep

Er is geen mogelijkheid om in hoger beroep te komen. De
enige mogelijkheid die partijen hebben is naar de overheids-
rechter stappen, die de uitvoering van het bindend advies kan
toetsen aan de redelijkheid en billijkheid.

Geen dwangsom mogelijk

Bij bindend advies is er niet de mogelijkheid om dwangsom-
men op te leggen teneinde een partij te kunnen prikkelen om
één en ander na te komen, dit in tegenstelling tot arbitrage en
overheidsrechtspraak.

Geen tenuitvoerlegging mogelijk

Als bij het bindend advies de in het ongelijk gestelde partij
niet in de beslissing wenst te berusten, is er niet op eenvou-
dige wijze een tenuitvoerlegging te verkrijgen. Voor de ten-
uitvoerlegging van een arbitraal vonnis is weliswaar het ver-
lofvan de President van de rechtbank nodig, maar dit verlof
wordt verleend na een summiere procedure. Bij een bindend
advies dient men eerst een (lange) civiele procedure te door-
lopen.

Geen getuigen onder ede horen

Bindend adviseurs kunnen wel getuigen horen, maar kunnen
deze niet onder ede horen in tegenstelling tot arbiters.
Desgewenst dient men via een voorlopig getuigenverhoor dit
bij de overheidsrechter laten geschieden.

Samenvattend kan worden gesteld, dat bindend advies als
geschillenbeslechting een geaccepteerde en eenvoudige me-
thode is om een derde in het geschil te laten beslissen.
Bindend advies wordt veel in consumentenzaken toegepast
(b.v. makelaardij, branchegeschillencommissies), omdat het
een laagdrempelige en eenvoudige wijze van klachtenbehan-
deling is.

1Ä f fk m.

~ i Ii ii t É IMfii ^

59

SLOTBESCHOUWING

Alle hier beschreven vormen van geschillenbeslechting kun-
nen benut worden bij geschillen tussen dierenartsen. Voor
welke vorm van geschillenbeslechting men kiest - de over-
heidsrechter, arbitrage of bindend advies - zal afhangen van
verschillende persoonlijke factoren. Bij het opstellen van
een contract dient men dus in eerste instantie te overwegen
of men een geschillenbeslechting door particuliere rechters
wenst of niet, en zo ja, welke vorm men dan prefereert, arbi-
trage of bindend advies. Men dient zich daarbij te realiseren
dat men, zolang het contract van kracht is, gebonden is aan
deze eenmaal gemaakte keus.

Heeft men voor particuliere rechtspraak gekozen, dan zal
men nog een keuze moeten maken voor arbitrage of bindend
advies. Ook hierbij zullen persoonlijke omstandigheden en
waarderingen mede de keus bepalen. Eventuele bezwaren
die men tegen arbitrage of bindend advies heeft, kan men on-
dervangen door in het contract daarover een nadere regeling
te treffen. Zo kan men overeenkomen dat hoger beroep mo-
gelijk is; ook over de benoeming van arbiters kan men een ei-
gen regeling treffen.

Een groot voordeel van arbitrage is dat men de zaak ter be-
oordeling voorlegt aan een vakinhoudelijk deskundig col-
lege, waarbij men zonder juridische bijstand kan procederen.
Nadeel is dat arbiters doorgaans over minder juridische
scholing en ervaring beschikken. Ook de beslotenheid van
de procedure kan als nadelig worden ervaren.
In ieder geval is het van groot belang dat men hoge eisen aan
arbiters en bindend adviseurs stelt, zowel op vakinhoude-
lijke als op juridisch gebied.

Tot slot wil ik nog even kort ingaan op de arbitrageclausule
die de KNMvD in haar standaardcontracten adviseert en op
de wijze waarop in het algemeen arbitrage wordt geregeld
binnen de KNMvD.

De KNMvD adviseert haar leden een arbitrageclausule op te
nemen, waarin o.a. bepaald wordt dat partijen de Ereraad
zullen verzoeken arbiters te benoemen. Feitelijk betekent dit
dat partijen de keuze van arbiters uit handen geven. In een
conflictsituatie, die geruime tijd na het sluiten van het con-
tract kan optreden, kan dat frustratie opleveren (hoewel par-
tijen oorspronkelijk met deze wijze van benoeming hebben
ingestemd). In de praktijk blijkt er een vaste pool van des-
kundigen (juristen, practici, accountants) te zijn waaruit voor
benoemingen geput wordt. Op deze wijze kan beschikt wor-
den over ervaren arbiters, hetgeen de rechtspraak ten goede
kan komen en behoeft het geen bezwaar te zijn dat de keuze
van arbiters wordt overgelaten aan de Ereraad.
Wel zou ik er voor willen pleiten dat er door de KNMvD een
arbitrageprocedurereglement wordt opgesteld. In dit regle-
ment zou vastgelegd kunnen worden binnen welke termijn
de door de Ereraad aangewezen arbiters uitspraak moeten
doen, dat er altijd een mondelinge behandeling plaats dient
plaats te vinden, enz. Weliswaar wordt daarmee de vrijheid
van het inrichten van de procedure door arbiters enigszins
beperkt, maar het schept naar partijen toe meer duidelijk-
heid.

Tenslotte acht ik het ter bevordering van de openbaarheid

Tijdschrii-t voor Diero hnei:s kunde , Deel 119, Aflevering 3, 19 94

-ocr page 85-

wenselijk dat arbiters hun uitspraken anoniem publiceren in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, opdat de uitspraak
controleerbaar is en zonodig richtinggevend kan zijn voor
collegae in soortgelijke geschillen.

Is de keuze voor overheidsrechter, arbitrage en bindend ad-
vies nu lood om oud ijzer? Zoals uit het bovenstaande blijkt,
is dat niet helemaal het geval. Echter, men dient zich te reali-
seren dat, welke vorm van geschillenbeslechting men ook
kiest, het nog altijd de beste en goedkoopste oplossing is om
te trachten door bemiddelen en redelijkheid zelf de proble-
men op te lossen. Het recentelijk door de KNMvD geïni-
tieerde netwerk van dierenartsen die bereid zijn bij conflic-
ten te bemiddelen, kan daarbij een belangrijke rol spelen.

ié * i\'^ifi h A Ja f»

SUMMARY

Settlement of disputes by judge or arbitrator; is there
any difference?

Jn a dispute between co-operating parties who cannot come to an agree-
ment, an important question is: who will be approached to give a decision in
this dispute: the civil court, arbitrators or a \'bindend adviseur\' (i.e. a unpar-
tial third person who gives an absolute ruling).

In the Netherlands in principle the civil court is charged with civil jurisdic-
tion, but it is authorized in certain situations to charge private persons with
it. The content to charge jurisdiction to private persons must have been laid
down explicitly in the contract.

Both ways of jurisdiction have advantages and di.sadvantages.
The choice one makes, depends on personal matters.

Arbitration is a simple, informal and (not always) cheap procedure, in
which parties are more involved than in the civil court procedure.

UTILIZATION OF RENEWABLE ENERGY SOURCES AND
ENERGY-SAVING TECHNOLOGIES BY SMALL-SCALE MILK
PLANTS AND COLLECTION CENTRES.

O

FAO Production and Health Paper 93. 1992. ISBN 92-5-
103102-9, 11 pagina\'s. Written hy G. Riva of the Institute of
Agricultural Engineering, University of Milan, Italy.

Dit werk geeft de theoretische achtergrond voor het gebruik
van hernieuwbare energiebronnen met mogelijke toepassing
bij de inzameling, opslag en verwerking van melk.

Het geheel wordt beschreven in acht hoofdstukken. Het be-
gint met algemene aspecten van hernieuwbare energiebron-
nen en een summiere, schematische beschrijving van de
energie behoefte van melkverwerking. Daarna volgen de ka-
rakteristieken van zon-, wind-, water-, aardwarmte en bio-
massa energie. De conversie via verbranding, vergassing en
anaerobische fermentatie wordt beschreven met de respec-
tievelijke apparatuur (panelen, molens, turbines, wisselaars,
ketels, generatoren, accu\'s en fermentatievaten). Vervolgens
wordt de economische vergelijking en evaluatie van energie
en apparatuur besproken in termen van netto waarde nu, ge-
voeligheidstesten en de interne rentevoet met als voorbeeld
een diesel en een met hout gevoede generator. Het besluit
met een case-studie die een diesel met een stoomgenerator
vergelijkt ter illustratie van keuzes die men heeft op het plat-
teland.

Boetepreig

Volgens de introductie van het document beoogt het een
korte richtlijn te zijn voor energiebronnen en -technologie
relevant voor kleine tot middelgrote melkfabrieken met een
capachiteit van 500 tot 2000 liters per dag. Het is geschreven
voor onderzoekers, voorlichters/trainers en technische inge-
nieurs. Dit betekent ook dat dierenartsen het document nogal
theoretisch en algemeen beschrijvend zullen vinden. Veel
details op technisch zowel als op economisch gebied staan
weliswaar schematisch opgeschreven over de gehele lengte
van het document, maar de taal en stijl is erg technisch en
wetenschappelijk.

Concrete illustraties met kleine melkfabrieken en melkop-
haalcentra die in de praktijk met hernieuwbare energiebron-
nen werken zal men tevergeefs zoeken in het stuk. Ook prak-
tijkvoorbeelden van mogelijke introductie en resultaten van
energiebesparing door toepassing van hernieuwbare energie
in de rurale zuivelsector ontbreken. Wel geeft het document
vergelijkenderwijs alle mogelijke details van warmtepro-
duktie en energieopwekking van de verschillende energie-
bronnen en de verscheidenheid aan typen apparatuur die men
kan gebruiken voor een technische en economische haal-
baarheidsstudie. Het is daarom voornamelijk geschikt voor
geïnteresseerde planners en zuiveltechnologen in de rurale
zuivelsector.

R. de Jong

-ocr page 86-

11 il PI

éÈt^ÊiéÉÊÊ

Tijdschr voor Diergeneeskd 1994: 119:61-63

MOGELIJKHEDEN VAN OVUM PICK-UP BIJ HET
RUND

M.W.M. Roelofsen-Vendrig\'\', R.BonP, Y.A.Wurthl M.C.Pieterse^
en Th.A.M.Kruipt.

SAMENVATTING

De rundveefokkerij heeft er naast K.I. en E.T. een
nieuwe voortplantingstechniek bij gekregen. Het is het
verzamelen van eicellen uit het levende dier via echogra-
fisch geleide follikelpunctie, gevolgd door embryopro-
duktie
in vitro. Van 10 dieren, waarbij gedurende drie
maanden twee keer per week alle follikels ^ 2 mm ge-
puncteerd en leeggezogen werden, konden in totaal 1677
eicellen worden verkregen. Daarvan werden er 1342
(80%) gebruikt voor
in vitro rijping, bevruchting en ont-
wikkeling. De bevruchting geschiedde voor alle eicellen
met het zaad van één stier. In totaal werden 218 trans-
planteerbare embryo\'s geproduceerd. Omgerekend naar
een jaarproduktie zou dit gemiddeld 87 embryo\'s per
dier betekenen, met een variatie tussen de dieren van 28
tot 132. Wanneer deze embryoproduktie
in vitro ook met
sperma van elke willekeurige stier kan worden gehaald
zal deze techniek in de plaats komen van MOET
(Multiple Ovulation and Embryo Transfer), een techniek
waarmee nu een gemiddelde jaarproduktie van 25 trans-
planteerbare embryo\'s per
dier wordt verkregen.

INLEIDING

in de rundveehouderij wordt
veelvuldig gebruik gemaakt
van moderne technieken om
op een zo efficiënt mogelijke
manier nakomelingen te ver-
krijgen van genetisch hoog-
waardige runderen. Hierbij
moet gedacht worden aan
kunstmatige inseminatie (K.I.),
cmbryotransplantatie (E.T.)
en tegenwoordig ook aan
in
vitro
productie van embryo\'s
via
in vitro maturatie (IVM),
in vitro fertilisatie (IVF) en in
vitro
ontwikkeling tot een
transplanteerbaar embryo (re-
ageerbuiskalf).
E.T. heeft zich de laatste tien
jaren tot een veel gebruikte
techniek ontwikkeld. Em-
Per rectum wordt het ovarium tegen
bryo\'s worden verkregen na

inductie van een superovulatie bij het donordicr. Vervolgens
worden de embryo\'s 7 dagen na de inseminatie uit de baar-
moeder gespoeld en getransplanteerd of ingevroren. Vooral
de wisselende reactie van runderen op de hormonale behan-
deling om superovulatie te induceren, levert bij MOET
(Multiple Ovulation and Embryo Transfer) problemen op.
Daarnaast duurt het in het algemeen ongeveer 7 weken,
voordat een donor opnieuw voor superovulatie in aanmer-

\' Emhrylec B.l\'.. Zeist.
\' Faculteit Oiergenee\\kutule. Utrecht.

61

king kan komen. De gemiddelde opbrengst aan transplan-
teerbare embryo\'s via superovulatie-inductie en spoelen is
op jaarbasis ongeveer 25. Met de komst van de
in vitro pro-
ductie van embryo\'s, een techniek die eind tachtiger jaren
met succes werd ontwikkeld en waarbij men aanvankelijk
uitging van slachthuis ovaria/oöcyten, kwam de gedachte op
dat langs die weg mogelijk ook het aantal embryo\'s per gese-
lecteerd vrouwelijk rund kon worden verhoogd, alsmede het
aantal combinatiemogelijkheden met verschillende stieren.
Voorwaarde voor een dergelijke embryoproduktie was wel,
dat een niet-chirurgische en eenvoudige methode moest wor-
den ontwikkeld, om herhaalbaar (zoveel mogelijk) oöcyten
te verzamelen bij het levende dier.

In de humane I VF-programma\'s werd voor het verzamelen
van oöcyten reeds gebruik gemaakt van een niet-chirurgi-
sche methode voor het punctercn van follikels onder echo-
scopische begeleiding. Aanvankelijk verzamelde men de oö-
cyten percutaan via het abdomen onder lokale anesthesie.
(1-4) Pas later ging men over op het puncteren via de vagina.
(5,6) Dit alles onder echoscopische begeleiding.

T I j 1) s c 11 R 11 T VOOR D 1 R R Ci i; N E i; s K u N I) i;, Deel 119, A f l e v e r i n (i 3 , 1994

In 1988 is deze humane techniek om oöcyten te verzamelen
gemodificeerd voor runderen aan de Faculteit
Diergeneeskunde (7). De methode wordt Ovum Pick-Up
techniek (OPU) genoemd. Met deze techniek kan men bij
runderen regelmatig meerdere oöcyten per dier verzamelen,
ongeacht het stadium van de cyclus van het dier. De eicellen
kunnen vervolgens in het laboratorium worden gerijpt
(IVM) en bevrucht (IVF) waarna kan worden getracht deze
oöcyten te laten ontwikkelen tot levensvatbare embryo\'s. Na
transplantatie kunnen de aldus verkregen embryo\'s uit-

-ocr page 87-

groeien tot i<aiveren.

Bij Embrytec B.V. is, in samenwericing met de Faculteit
Diergeneeskunde, getracht de OPU-techniek tot een voor de
praktijk toepasbare methodiek te ontwikkelen voor de pro-
duktie van embryo\'s, zowel van melkvee als van vleesvee. In
dit artikel zal aan de hand van de resultaten van één experi-
ment worden aangegeven hoe vaak bij één en het zelfde rund
gepuncteerd kan worden en hoe de runderen en de ovaria
hierop reageerden. Daarnaast zal worden aangegeven bij
welke dieren deze techniek kan worden toegepast.

MATERIAAL EN METHODEN

Tien \'at random\' geselecteerde HF-dieren werden tweemaal
per week gepuncteerd gedurende 12 weken. De HF-runderen
werden geselecteerd uit runderen bestemd voor de slacht. Bij
het selecteren van de dieren waren de volgende voorwaarden
gesteld: geen afwijkingen aan het geslachtsapparaat, uterus
gemakkelijk te retraheren en normaal cyclisch.
De gezondheid van de runderen werd ten tijde van de punc-
tie-sessies nauwlettend gecontroleerd.

Elk rund werd voor de punctie-sessie gesedeerd met een in-
traveneuze injectie van Domosedan® (0.1 ml/100 kg). Dit
sedativum relaxeert tevens de darmen, waardoor er tijdens
het puncteren geen passage van mest plaats vindt en rectale
manipulatie gedurende ongeveer een half uur mogelijk is.
Bovendien is het belangrijk, dat de runderen tijdens het
puncteren stilstaan. Een epidurale anesthesie met 5 ml lido-
caïne cum adrenaline voorkomt persen.
De mest werd uit het rectum verwijderd, waarna de anus,
vulva en het perineum zeer grondig werden schoongemaakt
met een desinfectans.

De gebruikte echo-apparatuur was van het merk Hitachi,
type EUB 415, en voorzien van een electronische 6.5 MHz
sector transducer. De transducer wordt geplaatst in een spe-
ciaal ontwikkelde 50 cm lange houder, waarin zich de naald-
geleider bevindt.

De binnendiameter van de gebruikte punctienaald is 0.9 mm.
De punctienaald is via een IVF-set (Talas, art. no. A 160),
waaraan tevens de opvanghuis is bevestigd, verbonden aan
de afzuigpomp (Labotech, model 3014). Deze pomp levert
de zuigkracht, welke nodig is om de aangeprikte follikels
leeg te zuigen.

De houder wordt in de vagina gebracht, caudolateraal, afhan-
kelijk van het te puncteren ovarium. Per rectum wordt het
ovarium tegen de transducer aan gelegd (Figuur 1). Via het
scherm van de monitor kan men de aanwezige follikels
zichtbaar maken. De diameter van de zichtbaar te maken fol-
likels ligt boven de 2 mm. Men plaatst deze follikels op de
punctielijn, die aangeeft waar de naald het ovarium binnen-
komt. Vervolgens wordt door een tweede persoon de naald,
via de vaginawand, in de follikel gebracht en tegelijktertijd
wordt de follikel leeggezogen (Figuur 2). Dit gebeuren kan
worden herhaald, totdat er geen follikels meer op het ova-
rium zichtbaar zijn. De vloeistof van de gepuncteerde folli-
kels wordt opgevangen in een verzamelbuis. Deze buis
wordt direct na het punkteren in een stoof van 37°C gezet om
het afkoelen van de oöcyten tegen te gaan. Tot slot wordt de
vloeistof in het laboratorium onderzocht op de aanwezigheid
van oöcyten.

Aan het eind van de proefperiode werden de runderen ge-
slacht. Het geslachtsapparaat werd macroscopisch en micro-
scopisch bekeken, om de invloed van regelmatig OPU na te
gaan. Tevens werd er na het slachten coupes van de ovaria
gemaakt voor histologisch onderzoek.

RESULTATEN

De resultaten staan vermeld in tabel 1.

Per punctie-sessie werden gemiddeld 8 eicellen dat wil zeg-
gen 16 eicellen per koe per week verzameld. Twintig procent
van deze eicellen waren zonder cumuluscellen en werden
niet in kweek gebracht. Er resteerden dus gemiddeld 12-13
eicellen per week. Met een in ons laboratorium behaalde pro-
duktie-efficientie van 16% betekende dit 2 transplanteerbare
embryo\'s per week per dier. De resultaten in tabel 1 laten
zien dat er tussen de dieren sprake was van een grote variatie
in het aantal te puncteren follikels, het aantal eicellen dat kon
worden verzameld en het aantal embryo\'s dat werd geprodu-
ceerd. Koe nummer 89 en 124 laten daarbij tevens zien, dat
meer follikels en eicellen niet direkt ook betekende \'meer
embryo\'s\'. Ook bij de
in vitro produktie van runderembryo\'s
bleef een verschil in fertiliteit van de dieren duidelijk zicht-
baar.

Tabel 1. Runderembryoproductie in vitro In een programma waarbij tweemaal per week, gedurende drie maanden, eicellen werden verzameld via de ovum
pick-uptechniek (10koeien,1 stier).

Gepuncteerde follikels \'
aant. x (±SEM)

Koenummer

Verzamelde eicellen 2
aant. x (±SEM)

Klieving ^
aant. (%)

Blastoeysten
aant.

(%)

(26.1)
(23.1)
(17.0)
(15.8)
(17.5)
(6.4)
(15.7)
(9.0)
(11.5)
(9.4)

43
42
31
27
22
10
14
7
9
13

(67)

(68)
(78)
(64)
(64)
(73)
(64)
(78)
(73)
(64)

111

123
142
109
81
114
57
61
57
89

211
235
218
214
149
189
107
92
89
173

10.6

10.7

9.9

9.7

7.5

9.5
4.9

4.6
4.0

8.7

0.8
0.8
0.6
0.8
0.5
0.9
0.6
0.5
0.4
0.8

15.5

19.0

19.1
18.0

13.2
17.4
9.8
10.7
8.1
14.1

1.5
0.9
1.0
1.1
0.6
1.3
0.6
0.7
0.5
1.0

153
3

198

127

90

89

124

95

29

310
417
421
395
263
347
215
213
179
282

TOTAAL

(16.0)

218

(69)

8.0

0.3

944

1677

3042

14.5

0.4

\' aantal = totaal aantal gepuncteerde follikels gedurende de drie maanden.

= gemiddelde aantal gepuncteerde follikels per punktiesessie
- aantal = aantal verzamelde eicellen gedurende drie maanden

= gemiddeld aantal verzamelde eicelen per punctie-sessie.
^ aantal = aantal gekliefde eicellen na maturatie en fertilisatie.
* aantal - aantal ontw ikkelde blastoeysten na 7 dagen.

-ocr page 88-

Ill #

II i iiili I f iwrii

Bij de runderen werd gedu-
rende de proefperiode geen
oestrus meer waargenomen.
De cyciiciteit verdween vol-
ledig daar de follikels niet
meer de kans kregen te ovule-
ren, en een corpus luteum niet
meer gevormd werd. De folli-
kelgroei werd niet verstoord;
ze nam zelfs iets toe!
Ondanks het veelvuldig punc-
teren konden er in het abdo-
men geen reacties worden
waargenomen; verklevingen
en vergroeiingen werden niet
geconstateerd. Wel hadden de
ovaria van de proefrunderen
aan het eind van het 12 weken
durende experiment een har-
dere consistentie. Histolo-
gisch onderzoek toonde aan,
dat er in de cortex meer bind-
weefsel was gevonnd. Zoals
vermeld heeft dit echter geen gevolgen gehad voor de folli-
kelgroei.

DISCUSSIE

Met de OPU-techniek is men in staat regelmatig meerdere
oöcyten bij één rund te verzamelen. Deze kunnen zich in het
laboratorium met behulp van IVM/IVF ontwikkelen tot em-
bryo\'s. Uit andere experimenten bleek dat zelfs drachtige
runderen tot 3 a 4 maanden graviditeit nog oöcyten kunnen
leveren voor de embryoproduktie
in vitro.
Het puncteren van de runderen tweemaal per week leverde
brduidend meer oöcyten op, dan met éénmaal per week
puncteren (8). Door het tweemaal per week puncteren krij-
gen dc follikels geen tijd om uit te groeien tot dominante fol-
likels en te ovuleren. Er wordt geen corpus luteum (CL) ge-
vormd met als gevolg dat de runderen hun cyciiciteit
verliezen. Door het telkens puncteren van de dominante fol-
likel, die normaliter de groei van andere follikels remt, krij-
gen deze follikels nu wel de kans om zich te ontwikkelen. Dit
in tegenstelling tot het éénmaal per week puncteren, waarbij
de dominante follikel wel de kans krijgt om uit te groeien en
te ovuleren, waardoor het dier cyclisch blijft.
Aangenomen wordt dat deze OPU-techniek ook bruikbaar is
in alle andere gevallen waarbij follikels op de ovaria aanwe-
zig zijn, zoals tijdens de pubertijd, de drachtigheid, anoes-
trus, nymfomanie en bij runderen die niet op een superovu-
latie reageren of runderen welke om de één of andere reden
niet op de gebruikelijke manier drachtig willen worden (9).
Dit zijn normaliter perioden, waarin de kans op voortplanten
niet aanwezig is. Deze techniek kan, indien gewenst, ook
worden aangewend bij de voortplanting van beschermde en
met uitsterven bedreigde diersoorten.
OPU in combinatie met IVM/IVF vormt een zeer goede
techniek voor het optimaal benutten van oöcyten van hoog-
waardige runderen. Men zou als het ware met elke oöcyt de
mogelijkheid hebben een nieuwe hybride te maken.
Omgerekend naar produktie op jaarbasis zou volgens het be-
schreven experiment deze techniek per koe 52 x 2 = 104 em-
bryo\'s kunnen opleveren. Momenteel wordt er echter nog
zeer veel variatie per koe gevonden wat betreft eicelop-
brengst en embryoproductie. Bovendien is het nog niet dui-
delijk of het sperma van elke stier zich leent voor IVF. Als
dat wel het geval is heeft de praktijk er een zeer potente
voortplantingstechniek bij gekregen.

\'■m

SUMMARY

Possibilities of ovum pick-up in cattle.

Cattle breeding has a new reproduction technique in addition to artificial
insemination and embryo transfer. It is the collection of ova from living ani-
mal by means of tdtrasound guided follicle aspiration (ovum pick-up), follo-
wed by embryo-production
in vitro. Follicles larger than 2 mm were punctu-
red and the ova were collected twice weekly during 3 months. In total 1677
ova were collected from ten cows: 1342 (Hl)%) were used for
in vitro matu-
ration, /\'ertilization. and embryoculture. .411 ova were fertilized with .semen
from one bull, and 21H transferable embryos were produced. Calculated on
a year basis, this would amount to H7 embryos per animal, with an intra-
animal variation between 2/i and 132. This new technique may replace
MUt\'T (Multiple Ovulation and Embryo Transfer: yearly average of 25
transferable embryos per animal), if the embryo-production via OPU can
be performed with .semen from any selected bull.

LITERATUURLIJST

1. Lenz S, and Lauritsen JG. Ultrasonically guided percutaneous spiration
of human follicles under local anaesthesia: a new method of collecting
oocytes form
vitro fertilization. Pert and Steril 1982; 38: 673-7.

2. Wikland M, Nilsson L, Hansson R, Hamberger 1, and Janson PO.
Collection of human oocytes by the use of sonography. Pert and Steril
1983;39:603-8.

3. Feichtinger W, and Kemeter P. Laparoscopic or ultrasonically guided
follicle aspiration for
in vitro fertilization. J in vitro Fert and Emb Transf
1984; 1:245-9.

4. ewin A. Laufer N, Rabinowitz R, and Schenker JG. Ultrasonically gui-
ded oocyte recovery for
in vitro fertilization:An improved method. J in
vitro
Fen and Emb Transf 1986; 3: 370-3.

5. Gleicher N, Friberg J, Fullan N, Giglia RV, Mayden K, Kesky T, and
Siegel 1. Egg retrieval for in vitro fertilization by sonographically con-
trolled vaginal culdocentesis. The Lancet 1983; 508-9.

6. Dellenbach P, Nisand I, Moreau L, Feger B. Plumere C, Gerlinger P,
Brun B, and Rumpler V. Transvaginal sonographically controlled ova-
rian follicle punkture for egg retrieval. The Lancet 1984; 1467.

7. Pieterse MC, Kappen KA, Kruip ThAM, and Taverne MAM.
Aspiration of bovine oocytes during transvaginal ultrasound scanning of
the ovaries. Theriogenology 1988; 30: 751 -2.

8. Kruip ThAM, Pieterse MC, Beneden ThH van. Vos PLAM, Wurth YA,
and Taveme MAM. A new technique for bovine embryoproduction:
potential alternative for superovulation. Vet Ree 1991; 128: 208-10.

9. Bejaarde Feikje 29 leverde door eicelpunctie haar 62e nakomeling.
Veetech( 1992) april 2;465.

TIJDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 1 19, Aflevering 3, 1994

63

-ocr page 89-

■■IM

immÊÊÊÊÊm

Vraag en Antwoord

AFSCHEIDSCOLLEGE
PROFESSOR VAN DEN BERGH

Op 15 oktober 1993 nam prof.dr.
S.G. van den Bergh officieel afscheid
als decaan van de Faculteit
Diergenees-kunde. Hij hield zijn af-
scheidscollege in de Pieterskerk en
\'iedereen\' was er. In Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1993;
118(20): 654-655 heeft men kunnen
lezen dat de vakgroep Biochemie
een afscheidssymposium had geor-
ganiseerd, in de Pieterskerk nam
Van den Bergh echter afscheid van
zijn niet-wetenschappelijke ambt.
Hij hield op de bekende eigen wijze
een vlammend betoog over academi-
sche vorming, wat is het en hoe geeft
de Faculteit inhoud aan deze bela-
den term? Van den Bergh gaf aan
waar het volgens hem aan schortte
in het curriculum en schetste de ont-
wikkelingen op dit gebied gedu-
rende zijn decanaat. De redactie van
het Tijdschrift drukt deze toespraak
integraal af, opdat iedereen er ken-
nis van neemt.

Oud-voorzitter van de KNMvD,
prof.dr. E.H. Kampelmacher, sprak
namens de beroepsvereniging van
dierenartsen. \'Je afscheidscollege
zou verplichte literatuur moeten
zijn voor iedere diergeneeskunde
student en dierenarts\', sprak hij en-
thousiast. Hij bedankte Van den

Bergh voor de prettige samenwer-
king tussen Faculteit
Diergeneeskunde en KNMvD.
Er werden toespraken gehouden
door drs. C.C.J.M. van der Meijs,
hoofd van de Veterinaire Dienst,
prof.dr. H.W. de Vries, opvolger van
V an den Bergh als decaan van de
Faculteit en door prof.dr. J.A. van
Ginkel, Rector Magnificus van de
Universiteit Utrecht, die de eer had
Van den Bergh de onderscheiding
\'Ridder in de Orde van de
Nederlandse Leeuw\' op te spelden.
De term \'bestuurlijke integriteit\'
leek centraal te staan in deze lo-
vende toespraken.

De praeses van de Diergeneeskun-
dige Studenten Kring, Hugo
Krabbenborg, wist V an den Bergh
tot slot te ontroeren door hem te in-
stalleren als Lid van Verdienste van
de DSK.

Vandaag precies vier weken geleden
heb ik afscheid genomen van mijn vak,
de biochemie. Mijn vakgenoten aan de
Faculteit en uit den lande hebben mij
een onvergetelijke dag bezorgd. Er
was een wetenschappelijk symposium
georganiseerd op dat terrein van de
biochemie, waarop ikzelf gedurende
bijna veertig jaar werkzaam ben ge-
weest. Er waren, ook op die dag, toe-
spraken en een receptie en er werd mij,
namens heel veel vrienden, collegae en
familieleden een geschilderd portret
aangeboden, gemaakt door Arie
Schippers. Dat schitterende schilderij
kan vandaag natuurlijk niet nogmaals
worden onthuld, maar het zal voor ie-
dereen te zien zijn op de receptie na af-
loop van deze plechtigheid. Mocht U
geen gelegenheid hebben om mij al-
daar persoonlijk de hand te drukken,
gaat U dan in ieder geval even mijn
portret begroeten.

Ik heb dus al afscheid genomen van
mijn vak. Dit afscheidscollege handelt
dan ook niet over een biochemisch on-
derwerp. Ik denk dat die mededeling
voor velen Uwer een hele opluchting
zal betekenen. Vandaag neem ik af-
scheid van de Universiteit Utrecht,
waar ik gedurende ruim 25 jaar hoog-
leraar mocht zijn en van de Faculteit
der Diergeneeskunde, waarvan ik de
laatste 12 jaar decaan (oftewel be-
stuursvoorzitter) ben geweest. En als u
vindt dat dit afscheidscollege beslist
een titel moet hebben, dan zou die zo
ongeveer moeten luiden: "Van ver-
strooide professor tot bijklussende
hoogleraar". Niet dat daamiec nu pre-
cies mijn handel cn wandel wordt
weergegeven, maar het geeft wel aar-
dig aan hoeveel er in 25 jaar in acade-
mia is veranderd. Was 25 jaar geleden
een professor in de ogen van het pu-
bliek nog voornamelijk een in zijn stu-
deerkamer teruggetrokken zonderling,
nu kijkt men mij wantrouwend aan als
ik ergens een hamer koop, een hark.
een emmer of zelfs maar een pincet.
En dat danken wij dan aan een
Rotterdamse collega, die als Minister
van Onderwijs niet wilde toegeven dat
het bijklussen een specifieke Rotter-
damse misstand was, die het derhalve
als een nationaal probleem presen-
teerde en die daarmee de hoogleraren
een nieuw epitheton bezorgde en de
universiteiten opnieuw een deuk in
hun imago.

Er is natuurlijk veel meer veranderd
sinds ik in 1968 naar Utrecht kwam.
De studentenonlusten, die uiteindelijk
tot de democratisering van de universi-
teiten zouden leiden en waarvan ik in
Amsterdam de eerste uitingen al had
meegemaakt, hadden Utrecht nog niet
bereikt. Ik heb in Utrecht nog de ver-
gaderingen van de Academische
Senaat bijgewoond; ik herinner mij
daarvan slechts een meelijwekkend
vertoon van bestuurlijk onvermogen.
De Faculteit werd in die tijd nog uit-
sluitend door haar hoogleraren be-
stuurd en de hoogleraar-directeur
vomide het hoogste gezag binnen de
instituten. Thans nemen medewerkers
en studenten deel aan het bestuur op
alle universitaire niveaus. Er wordt
vaak wat neutraal gezegd dat wij daar-
mee hebben leren leven. Ik zou het
veel positiever willen fomiuleren: in
alle besturen, raden en commissies
waarin ik heb mogen participeren, heb
ik die inbreng hoog leren waarderen.
Met name op het facultaire niveau is
het besturen veel te belangrijk gewor-
den om het volledig aan hoogleraren
over te laten.

MIJNHEER DE RECTOR MAGNIFICUS.
DAMES EN HEREN

De Faculteit der Diergeneeskunde
huisde in 1968 nog in sterk verouderde
en ontoereikende gebouwen op het
oude terrein aan de Biltstraat. Slechts
één kliniek was in 1967 reeds verhuisd
naar de nieuwe locatie in De Uithof,
waar sindsdien een moderne, ruime fa-
culteit is verrezen, waarnaar men van-
uit de hele wereld komt kijken.
De Faculteit telde onder haar studen-
ten in 1968 ongeveer 25% meisjes. Dat
percentage bleef gedurende vele jaren
constant. Rond 1980 begon het percen-
tage meisjes onder de aankomende
studenten echter te stijgen. Tegen ie-

-ocr page 90-

ders verwachting in hield die stijging
niet op bij 50%, maar zette door. De
laatste jaren stromen rond de 65%
meisjesstudenten onze Faculteit bin-
nen. Er is geen duidelijke verklaring
voor dit verschijnsel, dat zich overi-
gens ook in alle andere landen van
Europa en in vele landen ter wereld
voordoet, maar het is zeker dat het ver-
strekkende gevolgen heeft voor de
Faculteit, voor de diergeneeskunde en
voor het beroep van dierenarts.
Wie in 1968 tot hoogleraar werd be-
noemd, trof tussen de vele papieren die
hij van de Universiteit ontving, ook
een knippatroon aan voor een toga. Ik
begaf mij daamiee naar de Firma Jörg,
een kleermaker in de Schoutenstraat,
waar ik informeerde of men voor mij
een toga kon maken. \'Dat kan, domi-
nee\', was het antwoord. Ik zocht het
mooiste fluweel en de fraaiste tressen
uit, want het ding moest tenslotte vele
tientallen jaren dienst doen.
Hoogleraren bleven in die tijd immers
nog tot hun zeventigste jaar in functie
en van \'vervroegd uittreden\' had men
nog nooit gehoord. Tegenwoordig
schaffen hoogleraren geen eigen toga
meer aan, maar lenen zij voor elke
voorkomende gelegenheid er één uit
een togafonds, dat beheerd wordt door
onze voortreffelijke pedel. Het ver-
heugt mij toch wel, dat ik op het eerder
genoemde schilderij ben afgebeeld in
een toga, die niet van Mevrouw van
den Berg is, maar van Mijnheer van
den Bergh.

Er is natuurlijk nog veel meer veran-
derd aan de Universiteit in de afgelo-
pen 25 jaar. Men denke slechts aan de
onafgebroken stroom van nieuwe wet-
en regelgeving, die vanuit Den Haag
op de universiteiten bleef afkomen.
Men denke aan de enorme groei van
het aantal studenten, ook aan onze
Faculteit, al werd die groei daar afge-
remd door de instelling van een nume-
rus fixus. Men denke aan het op gang
komen van een aanzienlijke derde
geldstroom, aan nieuwe bestuurlijke
filosofieën, die moesten worden ge-
toetst en geïmplementeerd, aan de
groeiende budgetten in de jaren 60 en
70 en aan de voortdurende bezuinigin-
gen in de jaren 80 en 90. Men denke
aan de schaalvergroting in het weten-
schappelijk onderzoek en aan de
voortdurende plicht om het onderwijs
aan te passen aan de snelle vermeerde-
ring van onze wetenschappelijke ken-
nis, aan nieuwe inzichten op onder-
wijskundig gebied en aan de
veranderingen die optraden in ons
maatschappelijk draagvlak: de Neder-
landse dierhouderij. Eigenlijk leek al-
les voortdurend in beweging.

m I fi

»«II i tl émÊ

65

Toch bleef ook een aantal zaken on-
veranderd. Onveranderd bleef de moti-
vatie, waarmee de studenten naar onze
Faculteit komen. Zij hebben slechts
één, meestal reeds lang gekoesterde
wens en dat is om dierenarts te worden
in de praktijk. Onveranderd bleef ook
de traditionele mening bij de meerder-
heid van de facultaire medewerkers,
dat het onderwijs aan onze Faculteit in
de eerste plaats een opleiding moet
bieden tot dierenarts, waarmee dan
impliciet altijd de eerstelijns praktikus
wordt bedoeld. Onveranderd bleef ook
de naam van de Faculteit der
Diergeneeskunde. En dat is jammer en
in veel opzichten verkeerd.
In de eerste plaats gaat het in grote de-
len van de veterinaire praktijk al lang
niet meer over \'genezen\'. De moderne
dierenarts houdt zich veel meer bezig
met de gezondheid en het goede func-
tioneren van dieren, die hij tracht te
optimaliseren, dan dat bij bezig is met
het genezen van zieke dieren of dieren
met een afwijking of letsel.
In de tweede plaats geeft de naam dier-
geneeskunde een verkeerd imago aan
de discipline. Dat geldt bijvoorbeeld
heel duidelijk voor de arbeidsmarkt.
De afgestudeerden van onze Faculteit
zijn door hun veterinaire opleiding op
een veel breder gebied inzetbaar dan
het woord diergeneeskunde sugge-
reert. En tenslotte is de naam van dc
Faculteit voor een belangrijk deel
schuldig aan het verkeerde beroeps-
beeld waarmee de aankomende stu-
denten naar onze Faculteit komen.
In het midden van de jaren 80 heeft de
Faculteit, in samenwerking met de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde (KNMvI3),
een onderzoek laten instellen naar de
arbeidsmarkt voor haar afgestudeer-
den. Ook uit dat onderzoek kwam dui-
delijk naar voren dat de vlag van de
Faculteit de lading niet meer dekte. In
het eindrapport van dat onderzoek
wordt gesteld dat de huidige naam een
te beperkte uitleg suggereert, namelijk
\'gericht op het genezen van dieren en
beperkt tot het bieden van een prakti-
kusopleiding\'. Toen in dat eindrapport
dan ook de aanbeveling werd gedaan
om de naam van de Faculteit te wijzi-
gen in Faculteit der Veterinaire
Wetenschappen, heeft het toenmalige
faculteitsbestuur die aanbeveling di-
rect, unaniem en van ganser harte
overgenomen. Maar daarmee had het
bestuur zich lelijk verkeken op de
kracht van de diergeneeskundige tradi-
tie binnen de Faculteit. De naam van
de Faculteit mocht niet veranderd wor-
den en het onderwijs aan de Faculteit
bleef een opleiding tot het beroep van
dierenarts.

T I j I) SC\'11 R 11 T VOOR D I H R (i i: N H [■; s K u N D i;, Drkl 1 1 9 , A 1. h V e r I n (i 3 . 1994

Wat doet een dergelijke beroepsoplei-
ding aan een universiteit? Het is dezer
dagen precies 75 jaar geleden dat die
opleiding een academische status
kreeg. In 1918 werd \'s Rijksveeart-
senijschool immers bevorderd tot
Veeartsenijkundige Hoogeschool. Het
landbouwonderwijs in Wageningen,
dat tezelfdertijd de status van
Landbouwhogeschool kreeg, heeft het
75-jarig bestaan dit jaar uitvoerig ge-
vierd. Het is merkwaardig, maar mis-
schien veelzeggend, dat onze Faculteit
aan dat jubileum geen aandacht heeft
besteed. Alleen onze vakgroep Voe-
dingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong staat dit jaar uitvoerig stil bij
haar 75-jarig bestaan. Onze Faculteit
heeft de traditie om alleen het jaar
1821 te herdenken, waarin de
Veeartsenijschool werd opgericht.
Volgens velen zijn wij dan ook altijd
een school gebleven.
Maar de nieuwe Staatssecretaris van
Onderwijs Cohen plaatst de Faculteit
voor een duidelijke keuze. In het zo-
juist verschenen Hoger Onderwijs cn
Onderzoek Plan laat hij onomwonden
weten dat de Universiteit er is voor we-
tenschappelijke opleidingen met een
hoofdletter W en niet voor min of meer
veredelde beroepsopleidingen. De uni-
versiteiten moeten zich onderscheiden
van andere instellingen voor hoger on-
derwijs door meer nadruk te leggen op
het wetenschappelijke karakter van
hun opleidingen.

Gelukkig had de Faculteit die keuze
voor een wetenschappelijker opleiding
al enkele jaren geleden gemaakt.
Sindsdien is een nieuw curriculum in
ontwikkeling, waarin duidelijk meer
aandacht zal worden gegeven aan de
academische vorming van de dieren-
arts. Dat uitgangspunt is althans onom-
streden en het is ook nadrukkelijk vast-
gelegd. In de praktijk van een nieuw
onderwijsprogramma blijkt het echter
niet zo makkelijk in te vullen en waar
te maken.

Want was is eigenlijk die academische
vorming, die de laatste tijd weer zo
sterk in de belangstelling staat? Het is
met het begrip \'academische vorming\'
precies als met begrippen als \'liefde\'

-ocr page 91-

of \'misselijkheid\', ledereen heeft wel
ongeveer een idee wat er onder moet
worden verstaan, maar de ware beteke-
nis is moeilijk in woorden te vangen.

Het probleem van de academische vor-
ming speelt aan alle Faculteiten en is
de laatste jaren vooral acuut geworden
door de steeds toenemende aantallen
universitaire studenten. In het verleden
werden die studenten wetenschappe-
lijk gevormd door ze op te leiden tot
zelfstandige beoefening der weten-
schap, dat wil zeggen ze kregen alle-
maal een opleiding tot wetenschappe-
lijk onderzoeker. De huidige
studentenaantallen maken het in veel
Faculteiten echter onmogelijk om ze
nog allemaal tot onderzoeker op te lei-
den. Daar komt nog bij dat steeds meer
studenten niet naar de universiteit ko-
men om onderzoeker te worden. Zij
missen daartoe de ambitie en in veel
gevallen ook de aanleg. Zij komen
naar de universiteit om er een vak te le-
ren waarin ze geïnteresseerd zijn en
waarmee ze hopelijk een goede baan
kunnen verwerven en een profitabele
carrière. Onder de druk van deze om-
standigheden besloten met name de
studentrijke Faculteiten om het prin-
cipe los te laten dat iedere universitaire
student moest worden opgeleid tot on-
derzoeker. De onderzoekersopleiding
werd verschoven naar de nog net be-
staande tweede fase, dan wel naar dc in
opkomst zijnde onderzoeksscholen.
Maar het weghalen van de opleiding
tot onderzoeker uit de gangbare uni-
versitaire opleidingen leidde onom-
koombaar tot de vraag wat de meer-
waarde van die universitaire
opleidingen dan nog was ten opzichte
van allerlei andere vak- en beroepsop-
leidingen. En als antwoord op die
vraag kwam het begrip academische
vorming ten tonele. De academische
vorming moest de leidraad worden
voor de invulling van universitaire op-
leidingen.

Er is over dat begrip academische vor-
ming sindsdien uitvoerig en intensief
gediscussieerd. Binnen de universiteit
werden er vele geschriften en zelfs
hele conferenties aan gewijd. Buiten
de universiteit werden er krantenpa-
gina\'s en tijdschriften over volge-
schreven. Ik heb die discussie steeds
met grote belangstelling gevolgd.
Toch zal ik niet proberen die discussie
hier vandaag samen te vatten, dan wel
te becommentariëren. Ik wil hier
slechts proberen aan te geven welke
conclusies er naar mijn mening uit
kunnen worden getrokken voor de op-
leiding aan onze Faculteit, nu deze het
besluit heeft genomen ook haar oplei-
ding een meer wetenschappelijk ka-
rakter te geven. Hoe moeilijk het is een
dergelijk besluit vorm te geven in een
nieuwe onderwijsopzet, moge overi-
gens blijken uit het feit dat de meeste
medewerkers van de Faculteit, als ze
zich er al iets bij kunnen voorstellen,
academische vorming slechts vertalen
als \'vergroting van het probleem-op-
lossend vermogen der studenten\'.
Nu is het aanleren van probleem-op-
lossende vaardigheden inderdaad een
belangrijk aspect van de academische
vorming, maar niet het enige en zeker
niet het belangrijkste. Tot nu toe werd
in onze opleiding de oplossing meestal
tegelijk met het probleem aangereikt.
Het traditionele diergeneeskunde-on-
derwijs heeft altijd veel meer de na-
druk gelegd op kennisoverdracht dan
op analyse, evaluatie en synthese van
die kennis. De studenten zullen moe-
ten leren omgaan met wetenschappe-
lijke informatie. Zij moeten leren de
relevante informatie op te sporen en te
verwerken. Zij zullen moeten leren,
dat een probleem niet kan worden op-
gelost als er geen duidelijke vraagstel-
ling is geformuleerd. Zij zullen kennis
moeten nemen van wetenschapstheo-
rieën en onderzoeksmethoden, opdat
zij het probleem zelfstandig en syste-
matisch kunnen aanpakken. Ze moeten
het belang van een correcte verslagleg-
ging leren zien. De dierenarts kan al
lang niet meer toe met standaardoplos-
singen voor standaardproblemen. Dus
moet de creativiteit van de studenten in
alle onderwijssituaties worden uitge-
daagd om oorspronkelijke oplossingen
te vinden voor unieke situaties.

ii I fi

MViriMi

66

I let vergroten van het probleem-oplos-
send vermogen der studenten is dus
een belangrijk aspect van de academi-
sche vorming. Maar veel belangrijker
acht ik dat er een einde komt aan de
overwaardering van de feitenkennis.
In grote delen van het huidige onder-
wijsprogramma doceren de docenten
slechts feiten, die de studenten vervol-
gens uit hun hoofd leren. Bij de exa-
mens wordt dan tenslotte getoetst of er
voldoende feitenkennis geaccumu-
leerd is. Onderwijs dat slechts bestaat
uit de overdracht van feitenkennis mag
gerust strijdig genoemd worden met
een waarlijk academische vorming.
Onderwijsgevers zouden zich beter
moeten realiseren dat de studenten de
helft van de uit het hoofd geleerde fei-
ten kort na hun examen al weer verge-
ten zijn en dat van de andere helft ten
tijde van het afstuderen een groot deel
al weer verouderd of niet meer juist is.
Professor Kampelmacher, de voorzit-
ter van de KNMvD, heeft twee weken
geleden in zijn laatste jaarrede nog
eens beklemtoond hoe kort, de half-
waardetijd van veterinaire kennis is.
Als wij dat voldoende tot ons laten
doordringen komt er misschien ook
eens een einde aan het onzalige ge-
bruik om alle veterinair-relevante ken-
nis van het ogenblik een plaats te ge-
ven in het onderwijsprogramma. Alle
beschikbare kennis moet thans nog aan
de aanstaande dierenarts worden over-
gedragen, elke vaardigheid moet hij le-
ren beheersen. De gangbare redene-
ring achter dit streven naar vol-
ledigheid is dat de dierenarts in de
praktijk geen enkel detail van de dier-
geneeskundige kennis zou kunnen
missen. Hij zou, bij een patiënt
staande, ogenblikkelijk ter plaatse alle
relevante kennis bij de hand moeten
hebben om zijn beslissing op te base-
ren.

Tijdschrift VOOR DiERGENEESKUNt)E, DEFL 119, AFLEVERINC; 3, 1994

In deze toch wat onwezenlijke visie
komt naar mijn mening iets tot uiting
wat eigenlijk tot de fraaiste karakter-
trekken van onze Faculteit moet wor-
den gerekend, namelijk de gezamen-
lijk beleefde verantwoordelijkheid van
alle docenten voor de kwaliteit van de
opleiding. Zij voelen het als een zware
opdracht dat de toekomst van de dier-
gezondheid in Nederland in de handen
ligt van hun afgestudeerden. Een
slechte jurist of een slechte chemicus
krijgt een slechte baan of helemaal
geen baan, maar een slechte dierenarts
verknoeit de gezondheid van onze die-
ren. Hij vormt in die visie een bedrei-
ging voor de volksgezondheid, hij
brengt de export van dieren en dier-
lijke produkten in gevaar; hij is een ri-
sico voor de toekomst van ons land en
misschien zelfs van de hele mensheid.
De docenten aan onze Faculteit gaan
gelukkig geleidelijk aan inzien dat zij
hun zware verantwoordelijkheid beter
zullen kunnen dragen als zij zich niet
langer richten op de overdracht van
feitenkennis, maar op het aanbrengen
van inzicht bij hun studenten. Als zij
bij het examineren niet langer de hoe-
veelheid kennis toetsen, maar nagaan
of voldoende inzicht aanwezig is en of
daar creatief mee kan worden omge-
gaan.

Waarlijke academische vorming legt
de nadruk meer op begrip dan op fei-
tenkennis, meer op mechanismen dan

-ocr page 92-

op symptomen, meer op regels dan op
uitzonderingen. Moderne ontwikke-
lingen in de diergeneeskunde vragen
steeds dringender om academisch ge-
vormde dierenartsen. Ik denk in dit
verband bijvoorbeeld aan de epide-
miologie van multifactoriële ziekten,
aan bedrijfsgezondheidszorg, aan
kunstmatige voortplantingstechnieken
en computer-ondersteunde diagnos-
tiek. Slechts de academisch gevormde
dierenarts zal de ontwikkelingen in de
biotechnologie kunnen bijhouden.
Maar ook de pure clinicus is gebaat bij
een academische opleiding, nu hij
steeds vaker geconfronteerd wordt met
complexe nieuwe problemen met een
groeiend aantal factoren, die hij in zijn
besluitvorming moet meewegen.

Wij zullen onze studenten distantie
moeten aanleren: een kritische toet-
sing van nieuwe kennis en inzichten,
ook de eigen. Wij zullen een gezonde
portie scepsis in hen moeten aankwe-
ken: twijfel aan gevestigde kennis cn
inzichten, ook hun eigen. Wij zullen
hen niet alleen de zekerheden binnen
elke discipline moeten bijbrengen,
maar juist ook de onzekerheden. Wij
zullen hen ervan moeten overtuigen
dat er vaak geen objectiveerbare ze-
kerheden zijn en dat dus meerdere vi-
sies naast elkaar kunnen bestaan. Dat
laatste is voor veterinaire studenten
ecn geheel nieuw gezichtspunt. Zij ha-
len hun kennis uit \'standaarddictaten\'
(het woord allen al is veelbetekenend)
en zij menen daarin de ultieme waar-
heid te vinden. Zij reageren onwennig
als een docent twee mogelijkheden po-
neert en vragen onmiddellijk welke
van de twee zij \\ oor hun examen moe-
ten leren. Zij kunnen niet begrijpen dat
twee docenten verschillende meningen
kunnen verkondigen. Met dat onbegrip
hebben zij op een gegeven moment
mijn toenmalige collega in de celbio-
logie De Voogd van der Straaten zo-
zeer tot wanhoop gedreven, dat hij in
vertwijfeling uitriep: \'Als jullie op
mijn college iets anders horen dan op
het college biochemie, dan geldt wat
Professor Van den Bergh heeft ge-
zegd\'.

Wanneer wij in de toekomst onze stu-
denten ertoe kunnen bewegen om ge-
regeld de bibliotheek te bezoeken, an-
ders dan om er een rustige, verwarmde
studieplek te vinden, dan zal dit euvel
spoedig verdwijnen.
De afgestudeerde van een universitaire
opleiding zal hebben geleerd dat er
grenzen zijn aan zijn eigen kennen en
kunnen. De academisch gevormde die-
renarts zal eerder geneigd zijn om an-
dere, meer deskundige collegae in te
schakelen of te consulteren. Wij zullen
de blik van onze studenten moeten ver-
ruimen door hen kennis te laten maken
met belendende wetenschapsgebieden
en hen te wijzen op de samenhang van
diverse disciplines. Dat zal hun het
vermogen geven om in interdiscipli-
naire teams samen te werken.
Wij zullen hen, meer dan tot op heden
mogelijk is, in de gelegenheid moeten
stellen om hun blik te verruimen door
internationale ervaring op te doen.
ERASMUS, het studentenuitwisse-
lingsprogramma van de Europese
Gemeenschap, schept daarvoor een
prachtige gelegenheid, maar op dit
moment zijn er blijkbaar nog te veel
factoren, zoals studiedruk en studie-
financiering, die een ruime deelname
van veterinaire studenten aan dit pro-
gramma beletten.

Academische vorming veronderstelt
ook enig historisch besef. Ik wil hier
niet pleiten voor een herinvoering van
het vak Veterinaire Geschiedenis,
maar studenten zouden wèl moeten le-
ren hoe onze huidige kennis tot stand is
gekomen. Dat kan hen zicht geven op
de ontwikkeling van de wetenschap en
op de steeds toenemende snelheid van
die ontwikkeling. Dat zou hun tevens
het besef kunnen bijbrengen van de
noodzaak van levenslange bijscholing.
Academische vorming moet leiden tot
dc attitude om zichzelf steeds zelfstan-
dig van nieuwe ontwikkelingen op de
hoogte te houden en tot de gedreven-
heid om in het eigen vak voortdurend
nieuwe kennis te verwerven.

En tenslotte is er een verband tussen
academische vorming en algemene
ontwikkeling. Ik zei al dat we ons alle-
maal een zekere voorstelling maken
van wat academische vorming in-
houdt. Vinden wij dan niet eigenlijk
dat een ware academische vonning
ook moet leiden tot eruditie? Zou niet
elke academicus een intellectueel
moeten zijn, een erfgenaam van onze
beschaving? In mijn jaarlijkse toe-
spraak tot de nieuw-aangekomen stu-
denten heb ik daar altijd op gezin-
speeld. Ik heb hun voorgehouden dat
zij in Utrecht niet alleen een vak kwa-
men leren, maar dat zij hun studenten-
tijd tevens moesten gebruiken om zich
wijder te ontwikkelen. Ik wees hen de
weg naar de boekenkast, het museum,
het theater en de concertzaal.

Ik realiseer mij dat wij als docenten ge-
ringe invloed kunnen uitoefenen op de
intellectuele en culturele ontwikkeling
van onze studenten. Maar dat ontslaat
ons niet van een taak in dezen. Wij
moeten, waar mogelijk, onze studen-
ten hierin een voorbeeld geven en,
waar toepasselijk, hen inspireren, hen
uitdagen en hen op het spoor zetten.
Daarnaast moeten wij er natuurlijk
voor zorgen dat de opleiding aan de
Faculteit die wijdere ontwikkeling niet
in de weg staat, daar tijd voor vrijlaat,
er mogelijk zelfs aan appelleert. Een
simpele maatregel als het toestaan van
keuzevakken buiten de directe biome-
dische sfeer, zou in dit opzicht al zeer
vruchtbaar kunnen blijken.

Wanneer de Faculteit der Diergenees-
kunde er werkelijk in zou slagen om
voor de aanstaande dierenartsen een
meer wetenschappelijke opleiding tot
stand te brengen, dan zal dat ook ver-
gaande consequenties hebben voor de
arbeidsmarkt. Ik heb aan het begin van
dit college al betoogd dat afgestudeer-
den van onze Faculteit op een veel bre-
der gebied inzetbaar zijn dan alleen in
de praktijkuitoefening. Er zijn talloze
beroepsmogelijkheden voor dierenart-
sen op gebieden die vaak slechts zijde-
lings met de diergeneeskunde te ma-
ken hebben, zoals in onder-
zoeksinstituten, in het industriële be-
drijfsleven, in allerlei takken van
staatstoezicht, in allerlei functies bij
hogere en lagere overheden en in de
politiek. De dierenarts heeft zich tij-
dens zijn studie veel kennis verworven
op gebieden als microbiologie, patho-
biologie, zootechniek, proefdier-
kunde, voedingsleer, epidemiologie,
geneesmiddelengebruik en toxicolo-
gie. In de Verenigde Staten vinden
steeds meer dierenartsen emplooi op
dergelijke gebieden. Professor Kam-
pelmacher heeft onlangs in een artikel
in het Tijdschrift voor Dierge-nees-
kunde betreurd dat een dergelijke ont-
plooiing van het beroep, die hij altijd
heeft voorgestaan, in Nederland niet
heeft doorgezet en hij lijkt zich daar nu
bij te hebben neergelegd. Ik deel zijn
treurnis, maar ik acht de kansen van de
dierenarts op de secundaire en tertiaire
arbeidsmarkt nog niet verkeken, mits
aan een aantal voorwaarden kan wor-
den voldaan.

De eerste voorwaarde is de hiervoor
reeds aangegeven verandering van een
zuivere beroepsopleiding in een echte
universitaire opleiding, met veel keu-
zemogelijkheden voor de studenten

-ocr page 93-

om zich op specifieice interessegebie-
den verder te scholen. Buiten het voor
dierenartsen gereserveerde beroepsge-
bied van praktijkuitoefening en vlees-
keuring zal de dierenarts moeten con-
curreren met afgestudeerden van
andere opleidingen. Daarbij zal een
opleiding die hem heeft geleerd pro-
blemen aan te pakken en zichzelf
voortdurend verder te ontwikkelen een
enorme steun in de rug zijn.
Een tweede voorwaarde is dat de druk
op de afgestudeerden om zich op die
andere arbeidsmarkten te begeven gro-
ter moet worden. Zolang er voor alle
afgestudeerden plaats is op de primaire
arbeidsmarkt, zullen zij voornamelijk
daarin hun plaats blijven zoeken. Nu is
het over de jaren altijd uiterst lastig ge-
bleken om een goede prognose te ma-
ken over de toekomstige omvang van
die primaire arbeidsmarkt. Zelfs het
reeds eerder genoemde arbeidsmarkt-
onderzoek, aan het eind van de jaren
80 door duurbetaalde deskundigen uit-
gevoerd, heeft daaromtrent geen dui-
delijke kwantitatieve indicaties opge-
leverd. Maar in de laatste jaarrede van
de voorzitter van de KNMvD heb ik
hem toch weer horen zeggen dat de
vooruitzichten niet gunstig zijn. De
noodzaak voor de dierenarts om uil te
zien naar andere bcroepsgebieden zal
dus vanzelf toenemen. Wanneer wij
echter, mèt Professor Kampelmacher,
van mening zijn dat het van wezenlijk
belang is dat de inbreng van dierenart-
sen toeneemt in de ontwikkelingen van
wetenschap, bedrijfsleven, volksge-
zondheidszorg cn overheidsbeleid,
dan zullen wij dat proces moeten sti-
muleren. Naar mijn mening is dat een
overtuigend argument, maar ook een
dwingende reden om te streven naar
een uitbreiding van het aantal afgestu-
deerden met een veterinaire opleiding.
Kortom, wij moeten met zijn allen.
Faculteit èn KNMvD, het lef opbren-
gen om te streven naar een verhoging
van de numerus fixus. En als U nu
mocht tegenwerpen dat ik daamiee
onze afgestu- deerden dus eigenlijk te-
gen hun wil een ongewenst beroep wil
opdringen, dan zou ik daar tegenover
willen stellen dat ik veeleer mogelijk-
heden wil openen voor al die dierenart-
sen die na enkele jaren in de praktijk
teleurgesteld raken en er geen uitda-
ging meer in vinden.
Er is echter nog een derde voorwaarde
waaraan voldoen moet worden om het
beroep werkelijk tot ontplooiing te
kunnen brengen. De visie van de oplei-
ders aan de Faculteit op het beroep van
dierenarts zal moeten veranderen.
Want niet alleen de aankomende stu-
denten hebben een veel te romantische
verwachting van de dierenartsenprak-
tijk, ook bij de meeste medewerkers
van de Faculteit bestaat nog altijd een
bijna mystieke verering voor een ver-
ouderd beroepsbeeld. Wellicht kan ik
dit met een anekdote toelichten:
Er is in de loop der jaren veel gediscus-
sieerd over de vraag hoe het beperkte
aantal studenten dat tot de Faculteit
kon worden toegelaten, moest worden
geselecteerd uit het vele malen grotere
aantal dat zich voor de studie dierge-
neeskunde aanmeldde. Persoonlijk
heb ik altijd verdedigd dat wij, bij ge-
brek aan andere criteria, gewoon de
mensen met de hoogste eindexamen-
cijfers moesten nemen. Maar daarte-
gen bestonden grote bezwaren. Wie
kon immers garanderen dat de scholie-
ren met de hoogste eindexamencijfers
ook de beste studenten waren voor de
studie diergeneeskunde? Onze toen-
malige collega Schlimine heeft toen
overtuigend aangetoond dat er een sig-
nificante relatie bestond tussen de cij-
fers die studenten hadden behaald op
hun eindexamen en hun resultaten bij
het propaedeutisch examen aan onze
Faculteit. Maar daannee waren de
eindexamencijfers nog niet geaccep-
teerd als selectiecriterium. Want je
mocht toch niet zomaar aannemen dat
goede resultaten bij het propaedeu-
tisch examen leidden tot goede resulta-
ten in de rest van de studie. Ik heb mij
er toen maar eens aan gezet om dat uit
te zoeken. Daarbij werd overduidelijk
dat de prestaties van de studenten bij
het propaedeutisch examen een voor-
treffelijke indicatie gaven voor de re-
sultaten in de rest van de studie tot en
met het afsluitende dierenartsexamen.
Toch waren de eindexamencijfers nog
steeds geen aanvaardbaar selectiecrite-
rium, omdat het behalen van goede cij-
fers op het dierenartsexamen nog hele-
maal niet betekende dat men ook een
goede dierenarts zou worden.
Ziedaar het beeld van de eerstelijns
dierenarts, die kennelijk geen hersens
nodig heeft, maar die uitgerust met de
kennis uit zijn standaarddictaten, aan-
gevuld met de verhalen van zijn col-
lega\'s en met veel handvaardigheid, in
de praktijk dagelijks wonderen ver-
richt.

68

Diezelfde bijna antiwetenschappelijke
visie op de beroepsuitoefening van de
dierenarts speelt ook een rol in de
wijze waarop veel dierenartsen mijn
vak, de biochemie, benaderen.
Enerzijds zijn zij vol ontzag voor zo\'n
moeilijk vak. Overal waar hun eigen
kennis ophoudt, begint voor hen de
biochemie. Anderzijds zijn ze er be-
nauwd voor en ontkennen zij graag dat
de dierenarts er iets van zou moeten
weten.

Tijdschrift voor D i k r ci f n f; f s k u n d e , Deel 119. A f l e v f; r i n o 3 , 1994

Ik maakte met dit verschijnsel voor het
eerst kennis toen een eerstejaars stu-
dente diergeneeskunde voor haar pro-
paedeutisch examen zakte op grond
van een onvoldoende cijfer voor het
vak biochemie. Spoedig daarop kreeg
ik haar vader aan de telefoon, een die-
renarts. Het kon toch niet waar zijn,
professor, dat zijn dochter was gezakt
op een zo onbelangrijk vak als de bio-
chemie. Hij werkte al ruim twintig jaar
in de praktijk en hij had daarvoor nog
nooit kennis van de biochemie nodig
gehad. Ik was toen nog een jong hoog-
leraar en mijn spontane commentaar
op deze ontnuchterende mededeling
leent zich slecht voor herhaling in een
kerkgebouw.

Men kan deze opmerking van een be-
narde vader gemakkelijk naast zich
neerleggen, maar het is toch wel diep
treurig om na al die jaren te moeten
constateren dat deze zelfde opvatting
over het vak biochemie nu doorklinkt
in het zojuist verschenen eindrapport
van de commissie die voor onze
Faculteit een nieuw curriculum heeft
ontworpen. Daarin wordt de omvang
van het vak biochemie tot minder dan
de helft teruggebracht en wordt een
globale kennis van het vak voor dier-
geneeskunde-studenten voldoende ge-
acht.

Gedurende de 25 jaar dat ik hoogleraar
in de veterinaire biochemie ben ge-
weest, heb ik steeds de ruimte gekre-
gen om mijn vak aan de aanstaande
dierenartsen te presenteren. Ik deed dat
natuurlijk niet alleen, maar tezamen
met een groot aantal medewerkers. Dat
dat onderwijs door de studenten op
prijs werd gesteld, bleek bij de vele on-
derwijs-evaluaties. Nog onlangs werd
mijn collega Van Golde door de stu-
denten verkozen tot \'docent van het
jaar\'. Uit een onlangs gehouden en-
quête onder pas-afgestudeerde dieren-
artsen blijkt dat zij het vak biochemie
wel degelijk van belang achten voor
hun dagelijkse beroepsuitoefening.
Desalniettemin wordt, binnen een
week na mijn afscheid, aan de
Faculteitsraad een voorstel voorgelegd
om de omvang van het vak biochemie
in de veterinaire opleiding tot ver be-
neden een aanvaardbaar minimum te

-ocr page 94-

reduceren. Dat voorstel gaat geheel
voorbij aan het feit, dat het vak bioche-
mie in de veterinaire opleidingen in
alle ons omringende landen tenminste
dezelfde oinvang heeft als thans nog in
Utrecht, en in veel gevallen daar zelfs
ver boven uit gaat. Dat voorstel gaat
ook voorbij aan een opmerkelijke con-
clusie, die te vinden is in de vele
Europese en Amerikaanse nota\'s die
de laatste jaren verschenen zijn over de
toekomst van de diergeneeskunde en
de veterinaire opleiding. In al die
nota\'s, waaraan de curriculumcom-
missie wel steeds refereert, wordt ge-
constateerd dat in een opleiding die
meer nadruk wil leggen op begrip dan
op feitenkennis en die de studenten de
basis wil verschaffen, waarop zij zich
zelf levenslang verder kunnen ontwik-
kelen, méér aandacht zal moeten wor-
den gegeven aan de veterinaire basis-
vakken, omdat die het inzicht
verschaffen in de samenhang tussen
alle feiten en weetjes van de dierge-
neeskunde en omdat die daardoor er zo
aanzienlijk toe hebben bijgedragen om
van de moderne diergeneeskunde een
begrijpelijk vak te maken.
Volgende week beslist de Faculteits-
raad dus of het hem menens is dat de
opleiding in de diergeneeskunde een
werkelijk academische opleiding moet
worden.

De beschikbare tijd voor dit afscheids-
college loopt ten einde. Wie meer wil
weten over mijn opvattingen op veler-
lei terreinen, raad ik aan straks uit het
academiegebouw een exemplaar van
het laatste Universiteitsblad mee te ne-
men, waarin U een uitvoerig interview
met mij aantreft onder de titel
\'Parmantig bestuurder van Koninkrijk
Diergeneeskunde\'. Gelukkig toont de
er bij geplaatste foto van mij een gro-
tere mate van gelijkenis dan die titel.
In een eerder interview, inmiddels ge-
publiceerd in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde. begon Hoofdredacteur
Sybcsma met dc vraag: Wat is naar uw
mening het belangrijkste dat u in de
twaalf jaar van uw decanaat hebt be-
reikt? De vraag overviel mij op dat
moment volledig. Ik had nog onvol-
doende tijd gehad om afstand te nemen
en de balans op te maken. Had ik iets
bereikt? Wilde ik eigenlijk iets berei-
ken toen ik decaan werd? Het kan toch
niet alleen parmantigheid zijn geweest
die mij er toe dreef die zware taak op
mij te nemen. Mijn opvolger als de-
caan. collega Dc Vries, heeft er im-
mers tijdens een werkconferentie van
de Faculteit in maart van dit jaar nog
eens op gewezen dat bestuursfuncties
binnen de universiteit geen aanzien ge-
nieten. \'Tijd besteed aan bestuurlijke
zaken wordt beschouwd als onnodig
tijdverlies, belemmering van de eigen
loopbaanmogelijkheden en verwaarlo-
zing van het eigen vak\'.
Inmiddels heb ik over de vraag van
Sybesma kunnen nadenken. Ik denk
dat ik decaan ben geworden omdat ik
het de moeite waard vond. De enige
Faculteit der Diergeneeskunde in dit
land is een kostbaar goed. Zij heeft
drie uiterst gewichtige taken: het op-
leiden van zeer gemotiveerde jonge
mensen voor een maatschappelijk be-
langrijk beroep met grote ontplooi-
ingsmogelijkheden, het vermeerderen
van de kennis binnen een aantal nauw
samenhangende praktische èn funda-
mentele disciplines en de zorg voor de
gezondheid en het welzijn van de aan
onze klinieken toevertrouwde patiën-
ten. Dat unieke geheel achtte ik de
moeite waard om er mijn tijd, mijn
aandacht, mijn organisatorische en
mijn bestuurlijke ervaring aan te wij-
den. Bovendien voelde ik mij natuur-
lijk gestreeld door het feit dat men de
leiding van de Faculteit toevertrouwde
aan een niet-dicrenarts. Of ik iets be-
reikt heb moeten de na mij komende
sprekers maar vertellen.

•Iii!

69

Ik heb ik ieder geval in het bestuur van
de Faculteit een prachtige tijd gehad en
ik heb er bijzonder veel voldoening
aan beleefd. Men pleegt bij dit soort
gelegenheden dan te zeggen: ik ben ie-
dere dag met plezier naar mijn werk
gegaan. Nou, vergeet het maar.
Bezuinigen is geen lolletje, steeds
\'neen\' moeten verkopen maakt ook
niet vrolijk en tegenvallers waren er
vele.

De grootste tegenvaller, in mijn bele-
venis, was dat het besluit om een
Gezondheidsdienst voor Dieren te ves-
tigen op dc terreinen van onze
Faculteit op het allerlaatste moment in
heroverweging is genomen. Jarenlang
intensief overleg en uitgebreide onder-
handelingen op velerlei niveaus had-
den uiteindelijk vorig jaar tot het be-
sluit geleid dat de Gezondheidsdienst
voor Dieren in West- en Midden-
Nederland, die net gefuseerd is met de
Gezondheidsdienst voor Pluimvee,
een nieuw onderkomen zou bouwen
vlak naast het Hoofdgebouw van onze
Faculteit. Ook melkcontrole en kunst-
matige inseminatie waren in de plan-
nen betrokken. Daarmee zou een
unieke combinatie van veterinaire
kennis, zorg, onderzoek en praktijk
zijn ontstaan, die voor heel dierhou-
dend Nederland van belang zou zijn en
die voor alle betrokkenen grote voor-
delen zou kennen. Het plan is helaas in
de ijskast gezet. Dat heb ik dus in ieder
geval niet bereikt. Moge mijn opvolger
er alsnog in slagen deze voor veterinair
Nederland cruciale aangelegenheid tot
een goed einde te brengen.
Er waren natuurlijk ook heel veel posi-
tieve ervaringen tijdens mijn decanaat.
De erkenning van onze opleiding door
de Amerikanen hoef ik hier niet meer
te noemen. Die wordt tegenwoordig te
pas en te onpas door de voorzitter van
ons College van Bestuur gememo-
reerd, in veel ronkender bewoordingen
dan ik tot mijn be.schikking heb.

Tijdscfirikt VOOR Dm;r(;i;ni;i:skuni)i:, Di;i:i. 119. A h 1.1; v i: r i n o 3,

Het mooiste aspect van het werk als
decaan is datje met zó veel verschil-
lende mensen te maken krijgt, van heel
jonge studenten tot heel oude emeriti.
Je zit met ze in besturen, commissies,
raden, forums, vergaderingen of werk-
groepen; je moet met ze overleggen, ze
overtuigen, raadplegen, complimente-
ren, vennanen, samenbrengen, toe-
spreken, beoordelen, installeren en
huldigen. En tussen als die bedrijven
door ontstaat er samenwerking, re-
spect, loyaliteit en vriendschap. En tot
mijn grote blijdschap heb ik gemerkt
dat die zich niet laten beïnvloeden
door zakelijke onenigheden of hooglo-
pende meningsverschillen. Ik ben al-
len dankbaar voor de ondervonden
vriendschap, steun en vertrouwen.

Voorts dank ik hier in het openbaar
mijn lieve Louise. Op een heel stuur-
loos en leeg moment ben jij in mijn le-
ven gekomen en je hebt er weer rich-
ting en een heel nieuwe inhoud aan
gegeven. Ik hoop dat ik je mijn dank
daarvoor altijd voldoende laat blijken.
Dank ook voor de onrust die je in mijn
leven brengt, schoon je vader \'t je ver-
bood. \'Never a dull moment\' is jouw
devies cn je zorgt wel dat wij daarnaar
leven. Het zal mij er in elk geval voor
behoeden om in mijn nu aanvangende
emeritaat in verveling weg te sukke-
len.

Ik dank de studenten voor de grote eer
die zij mij hebben bewezen door mij
per rijtuig naar deze kerk te rijden.

En tenslotte dank ik U allen voor Uw
komst en voor Uw aandacht.

994

-ocr page 95-

Het is mij een eer en genoegen lieden
voor het eerst als oud-voorzitter van de
KNMvD een toespraak te mogen hou-
den en nog wel bij het afscheid van de
oud-decaan van onze faculteit.

Jij hebt, Monne, tijdens de tweede
helft van je decanaat mij als gespreks-
partner gehad, namens de beroepsver-
eniging van de Nederlandse dierenart-
sen en ik heb tijdens mijn gehele
voorzittersperiode met jou contacten
gehad als spreker namens de faculteit.
Met de definities \'gesprekspartner\' en
\'contacten\' heb ik reeds tot uiting wil-
len brengen dat wij, ofschoon niet al-
tijd dezelfde doelstellingen voor ogen
hebbende en het niet altijd in alles eens
zijnde, op een prettige en vruchtbare
wijze met elkaar zijn omgegaan. Ten
minste, zo heb ik het ervaren en zo wil
ik het ook vandaag bij je officieel af-
scheid gaarne onderstrepen.
Jouw kwaliteiten zijn vier weken gele-
den en nog wel op een schema op het
zwarte bord uitvoerig aan de orde ge-
komen. Zij waren voor mij, en onge-
twijfeld voor velen, goed herkenbaar.
Eén wil ik er vooral noemen, omdat dit
bij contacten tussen partijen altijd van
groot belang is - bestuurlijke integri-
teit.

Deze integriteit is bij discussies over
alle mogelijke vraagstukken van groot
belang, wil men in elkaar vertrouwen
hebben en op elkaar aan kunnen. Jij
bezit deze integriteit in hoge mate. In
het Engels heet \'integer incorruptible\',
hetgeen mijns inziens nog een verfij-
ning toebrengt aan wat het woord zeg-
gen wil. Bij de N van Simon - ik be-
greep op deze middag voor het eerst de
oorsprong van de naam Monne - was
ik nooit op het \'lachgas\' en zeker niet
op \'No lunch\' gekomen, dat laatste
vooral niet, omdat je bij de vele maal-
tijden die wij gemeenschappelijk in
binnen- en buitenland mochten onder-
gaan, de dis altijd zeer veel eer hebt
aangedaan. Als notoir kleine eter heb
ik dit met bewondering gade geslagen.
Neen, toen de N verscheen dook er
voor mij direct een ander begrip op en
wel \'No nonsense\'. Op de buitenkant
van je vergadermappen was in enkele
woorden reeds het scenario van de ver-
gadering aangegeven en werd er altijd
ter zake vergaderd. Deze aanpak lag
geheel in mijn lijn, maar je deed het
veel perfecter dan ik en ik mag je nu
aan het einde van de rit zeggen dat ik
daarvoor grote bewondering had en er
met enige jaloezie naar keek. Je dit tij-
dens de rit te zeggen was een tactische
fout geweest; je had dit bij een of an-
dere gelegenheid zeker gememoreerd.
Monne, bedankt voor je grote inspan-
ning voor het wel en wee van onze fa-
culteit, voor je bijdrage aan de oplei-
ding van de dierenarts, voor je inzet
om Utrecht in de gehele veterinaire
wereld aanzien te geven en last but cer-
tainly not least voor de opbouwende
bijdrage in de contacten tussen facul-
teit en KNMvD. De samenwerking
tussen faculteit en KNMvD heb jij in
een tijdens ons Jaarcongres 1992 ge-
houden rede, zo voortreffelijk samen-
gevat, dat ik niet anders kan dan jou te
citeren: \'op tal van terreinen wordt tus-
sen KNMvD en Faculteit intensief,
van harte en met succes samenge-
werkt\'.

70

Vele zaken zijn in de afgelopen zes
jaar aan de orde gekomen en ofschoon
wij in het begin niet altijd in dezelfde
richting dachten, hebben wij het toch
over de gehele lijn voor elkaar gekre-
gen dat onze neuzen in één richting
stonden. Behalve de periodieke verga-
deringen, hebben hiertoe ook onge-
twijfeld de gesprekken onder vier ogen
bijgedragen. Gesprekken - haast nooit
langer dan enkele minuten - tijdens re-
cepties, symposia, buitenlandse reizen
- no nonsense, ter zake.
In het begin zei ik dat dit mijn eerste
activiteit is als oud-voorzitter van de
KNMvD. Ik zou mij kunnen voorstel-
len dat dit ook de laatste is. Er is een
tijd van komen en een tijd van gaan.
Aangezien ik door het gebeuren in
Europa gedurende de twintigste eeuw
vrij laat ben gekomen, ga ik ook iets la-
ter weg. Jij neemt vandaag wel af-
scheid als decaan, maar er liggen be-
langrijke taken voor je. De KNMvD is
bijzonder verheugd dat je bereid bent
geweest het voorzitterschap op je te
nemen van de recentelijk ingestelde
Raad voor Dieraangelegenheden. De
diergeneeskunde en de dierenarts ver-
wachten veel van deze Raad en wij zijn
overtuigd dat jouw bijdrage hierin een
positieve zal zijn. Je kent de diverse
problemen, je kent de gedachtenwe-
reld van de dierenarts. Jouw zojuist
uitgesproken magistrale afscheids-
rede, een rede die verplichte literatuur
voor dc student en afgestudeerde zou
moeten zijn, onderstreept dit ten volle.
Of je iets bereikt hebt, vraagje in deze
rede. Wis en waarachtig, Monne!
Hiervoor dank! Dank namens dc
Nederlandse dierenarts, maar tevens
dank namens vele dierenartsen in de
wereld, die van jouw activiteiten heb-
ben geprofiteerd. Het ga je, samen met
je lieve Louise, nog vele jaren goed!

GEACHTE PROFESSOR
VAN DEN BERGH, BESTE MONNE,

Ti,idsciirii t voor D 1 ü r (11-, n i: [■; s k u n d f., Df;fl 119, Afifvfrinc, 3, 1994

Prof.dr. J.M.V.M. Mouwen heeft als
voorzitter van de examencommissie
van het vierde studiejaar van de
Faculteit Diergeneeskunde een rede
uitgesproken bij de uitreiking van
de doctoraal-bul. De rede gaat over
academische vorming en sluit der-
halve prachtig aan bij het afscheids-
college van prof.dr. S.G. van den
Bergh. De uitreiking v<md plaats op
20 september 1993 in het
Academiegebouw van de Universi-
teit Utrecht.

Dames en Heren.

Na de uitreiking van de diploma\'s wil
ik graag gebruik maken van de gele-
genheid enkele woorden tot u te spre-
ken.

Overzicht geslaagden

Het totale aantal geslaagden bedraagt
169. Een nadere analyse leert het vol-
gende:

- 69c/en 100? (=59%);

- 2 X ? \'cum laude\' (eerste keer sinds
invoering twee-fasen-structuur in
1982, ondanks versoepeling van de
cum laude-norm vanaf 1991 van-
wege groter aantal vakken);

-4x5 \'metgenoegen\';

- benodigd aantal studiejaren (inclu-
sief propedeuse):
*85%:<6j.->20%:6j

30%: 5j.
30%: 4j.
5%: 3j.

* 15%:>6j.
Kanttekening

Ik weet niet goed hoe de zojuist ge-
noemde cijfers te interpreteren als het
gaat om de studeerbaarheid van het
diergeneeskundig onderwijsprogram-

-ocr page 96-

ma.

Gezien het feit dat 65% van de studen-
ten de doctorale fase in drie tot vijfjaar
afrondt, lijkt het curriculum goed stu-
deerbaar. Een dergelijke conclusie zou
echter in strijd zijn met het in 1988 op-
gestelde rapport \'Arbeidsmarktonder-
zoek voor veterinair opgeleiden\',
waarin sprake is van ecn overvol curri-
culum en een zware studiebelasting.
De Faculteit Diergeneeskunde beoogt
met haar opleiding niet alleen een
goede ambachtelijke dierenarts, maar
ook een academisch gevormde.
Academische vorming heeft niet al-
leen te maken met een wetenschappe-
lijke benadering binnen het dierge-
neeskundige vakgebied, maar ook met
een bredere wetenschappelijke, cultu-
rele en sociale oriëntatie daarbuiten.
Zij is mede van belang in verband met
de diergeneeskundige bijdrage aan de
in standhouding cn duurzame ontwik-
keling van de maatschappij.

Het examen waarvoor u nu geslaagd
bent, heeft vooral uw voortgang met
betrekking tot het ambachtelijke as-
pect van de diergeneeskunde gemeten
en in beperkte mate het aspect van de
algemene academische vorming. De
mate waarin dit laatste aspect door u is
ingevuld kan eigenlijk alleen door
uzelf worden beoordeeld. Daarom is
de interpretatie van de eerder ge-
noemde cijfers met betrekking tot de
studeerbaarheid van het curriculum
niet goed mogelijk, omdat deze mede
alliankclijk is van dc tijd die besteed is
aan algemene academische vorming.
Hoewel dc voortgang van uw alge-
mene vorming mij grotendeels onbe-
kend is, moet ik mij daarover, gezien
het onderwijsbeleid in Nederland ge-
durende het laatste decennium wel
zorgen maken. Bij dit onderwijsbeleid
staat ecn maximale studiesnelheid te-
gen minimale kosten voorop, hetgeen
onder meer tot uiting is gebracht in be-
perking van de inschrijvingsduur en
studiefinanciering, de tempobeurs cn
het Hoger Onderwijs Bekostigings-
model, waarnaar de universiteit be-
taald krijgt op basis van het aantal af-
gestudeerden. Wellicht heeft het
Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan
(HOOP), dat op Prinsjesdag ver-
schijnt. nog verdere maatregelen van
deze strekking in petto.
Een dergelijk beleid hangt volgens mij
samen met een Nederland gegroeid
klimaat van intellectuele en culturele
vervlakking, waarbij het begrip
\'marktwaarde" als belangrijkste crite-
rium geldt. Tekenend voor dit klimaat
is bijvoorbeeld het vanwege de bezui-
nigingen in geldnood geraakte
Studium Generale van onze Universi-
teit. Een dergelijk klimaat heerst niet
alleen onder bestuurders, maar helaas
ook onder docenten en studenten.
Vooral de betrokkenheid van studen-
ten bij dit klimaat is niet hoopgevend,
omdat uit deze groep de toekomstige
beleidmakers zullen worden gerecru-
teerd.

71

Gelukkig gaan de laatste tijd steeds
meer stemmen op om het tij van oppor-
tunistisch onderwijsbeleid te keren. Zo
ook bij de Faculteit Diergeneeskunde,
alwaar sedert enkele jaren hard ge-
werkt wordt aan een vernieuwing van
het curriculum. Een curriculum, dat
beter afgestemd zal zijn op de sterk
veranderende behoeftes van de maat-
schappij en meer ruimte zal geven
voor algemene academische vorming.
Ook u zult daarvan in de toekomst
kunnen profiteren via postacademisch

T I .1 DSC li R I [ T \\ C)()R DlIRCil. NI. 1. SKIINDI, 1) [■ i; l. 119. A 1 I. 1. V H R 1 N Ci 3. 1994

WIE ZAL HET EEN ZORG ZIJN?
Uitgangspunt was het rapport \'De toe-
komst van de diergezondheid, wie zal
het een zorg zijn?\' van het ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, toegelicht door mevrouw dr.
C.H.M. Julicher zelf Julicher is voor-
zitter van de werkgroep van het minis-
terie, die het rapport heeft opgesteld.
Ze zei \'zelf verbaasd te zijn over de
impact van het rapport\' cn noemde het
een \'discussiestuk\'. Ze lichtte met veel
enthousiasme de ideeën toe die de ach-
tergronden vormden van het plan voor
de toekomst, maar zei ook, dat het rap-
onderwijs.

Aan het einde van mijn toespraak wil
ik u tenslotte, mede namens alle ove-
rige docenten van de doctorale fase,
van harte gelukwensen met het door u
behaalde diploma. Mede gelet op de
internationale erkenning ervan, kunt u
daarop terecht trots zijn. Voorts wen-
sen wij u veel succes met de verdere
beroepsopleiding tot dierenarts, waar-
mee u reeds sedert kortere of langere
tijd begonnen bent.

Bij onze gelukwens zouden wij gaarne
ook uw ouders, overige familieleden,
vrienden en kennissen willen betrek-
ken, die hedenmiddag in groten getale
zijn opgekomen.

Ik wens u allen nog een plezierige
voortzetting van deze voor u histori-
sche dag.

Ik dank u voor uw aandacht.

J.M.V.M. Mouwen, voorzitter examen-
commissie vierde studiejaar.

DIERLIJKE PRODUKTIE IN PERSPECTIEF

DIERENARTSEN BEPALEN POSITIE
IN VERANDERENDE MARKT

Ongeveer honderd dierenartsen bezochten op 11 december een bijeenkomst
op de Faculteit Diergeneeskunde (FD), georganiseerd door de Groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ). De bijeenkomst \'Dierlijke produktie
in perspectief werd onder meer bijgewoond door leden van de Groep
Praktici Grote Huisdieren (GPGH) en ging over de toekomst van de dierge-
zondheid. Dierenartsen die niet aanwezig waren hebben wellicht via de krant
vernomen, dat dc heer Ta/.elaar, voorzitter van het Produkschap voor Vee en
V lees, \'uiterst genuanceerd\' uit de hoek kwam en dat de dierenarts moet be-
palen welke rol hij of zij in toekomst wil spelen in de dierlijke produktieketen.
In de vorige aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft W.
S\\ besma, voorzitter van de Hoofdredactie, al een woordje gewijd aan dit on-
derwerp.

Door Sophie Deleu

port hier en daar provocerend was op-
gesteld. \'Het is dan ook de bedoeling
dat iedereen reageert en dat er een ver-
volg wordt gegeven aan onze ideeën\',
aldus Julicher.

Het rapport van het ministerie legt de
primaire verantwoordelijkheid voor
een produkt bij de producent (in eerste
instantie de veehouder). Door de één-
wording van Europa en een daardoor
groter risico van insleep van dierziek-
ten, is deze visie inmiddels niet meer
weg te denken. Het is voor de overheid
immers niet meer mogelijk om vrijwel
alle produkten te controleren, nu dat

-ocr page 97-

niet bij de grens mag gebeuren. Elke
veehouder of handelaar, die \'het niet
zo nauw neemt\' kan een dierziekte in
het land introduceren, hetgeen gevol-
gen kan hebben voor alle veehouders
en daarvan afliankelijke bedrijven in
Nederland. Het is niet verwonderlijk
en zelfs zeer te waarderen dat er een
systeem bedacht is, die deze \'tijdbom\'-
situatie hanteerbaar maakt.
Certificering van het produktieproces
en een systeem van zelfverzekering te-
gen ziekte-uitbraken, moeten onder
meer voorkómen, dat een veehouder,
die \'risico-bewust\' in plaats van \'ri-
sico-belust\' is, de dupe wordt van zijn
collega die het algemeen belang pas in
laatste instantie dient.
Ondanks het feit, dat staatssecretaris
Gabor van LNV op het Jaarcongres
1993 van de KNMvD beweerde dat er
van bezuinigingen van de overheid
geen sprake was, blijken veel van de
ideeën van de werkgroep overigens
toch ingegeven te zijn door de
\'Heroverwegingsoperatie Kosten Dier-
gezondheidszorg\'.

De dierenarts wordt in het rapport af-
geschilderd als iemand die slechts cu-
ratief te werk gaat en als eerste naar
medicijnen en vaccinaties grijpt.
Curatief is tegenwoordig \'not done\',
want ziekten hadden voorkómen moe-
ten worden.

Wie wel de capaciteiten heeft om de ri-
sico-bewuste ondernemers te begelei-
den in het vinden van een \'gezond-
heidsbalans\' op zijn bedrijf, wordt in
het midden gelaten (De nota \'Dierge-
zondheid, ook onze zorg\', opgesteld
door een werkgroep van de KNMvD,
gaat hierop in.). Dc gezondheidsbalans
maakt straks bijvoorbeeld uit, hoeveel
premie er aan de verzekerende maat-
schappij betaald moet worden voor het
uitbreken van ziekten.
Bovendien moet het diergezondheids-
niveau in Nederland toonaangevend
worden in Europa, vooral in verband
met veel export. Het geneesmiddelen-
gebruik moet afnemen en er mag niet
meer gevaccineerd worden. Dit heeft
weer te maken met een EG-richtlijn.
\'Ik besef wel\', zei Julichcr \'dat we in
de werkgroep iets te simpel dachten
over de bestrijding van dierziekten
zonder medicijnen en vaccinaties\'. Het
is nu aan de dierenartsen om aan te ge-
ven in hoeverre dit mogelijk is.
Het ministerie streeft daarnaast ook
naar een \'samenhang in beleid voor de
dierlijke sector\', ingebed in een \'le-
venskrachtige, veilige en duurzame
veehouderij\'.

ft

»"f"! I m

rili im

72

\'De betrokkenheid van de overheid
blijft vooral belangrijk, als het gaat om
een algemeen maatschappelijk belang,
zoals volksgezondheid, dierenwelzijn
en de bestrijding van dierziekten die
van nationaal belang zijn\', stelde
Julichcr enigszins gerust.
Vooral voor de samenhang van het be-
leid en uitvoering daarvan is er een
\'herijking\' nodig op bijna alle fronten.
Vragen als \'wat is de taak van de over-
heid en waar houdt die op?\' dienen be-
antwoord te worden. Voor de dieren-
arts en zijn beroepsgroep geldt, dat ook
zij hun taken moeten omschrijven en
aftakenen, met andere woorden certi-
ficeren.

Zoals Julicher het stelde, ziet de dier-
gezondheid er in de toekomst niet
slecht uit. De dierenarts zou hier een
prachtige rol in kunnen spelen, mits hij
snel inspringt op de veranderende
vraag. Wordt de droom, dat de dieren-
arts kan leven van bedrijfsbegeleiding
werkelijkheid of niet? De stelling van
de KNMvD is, dat de dierenarts bij uit-
stek weet wat diergezondheid inhoudt.

CONCURREREND DIENSTVER-
LENEND

Directeur dr. P.W. De Leeuw van de
Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren (SGD) belichtte de visie van de
SGD op de toekomst. Dc SGD heeft te
maken met een omvangrijke reorgani-
satie en heroverweging van taken. De
Leeuw tracht dc vraag \'Hoe stel je je
eigen organisatie zo goed mogelijk op
om in te spelen op de ontwikkelingen?
te beantwoorden.

Allereerst is er per sector een visie ge-
formuleerd op de tweedel ij nstaken.
Daartoe zijn er klankbordgroepen ge-
formeerd, waarin veehouders zitting
hadden.

De verschillende visies zijn getoetst en
voor commentaar naar alle mogelijke
organisaties gestuurd, waar de SGD
mee te maken heeft. Het bestuur van
dc SGD heeft daarop een besluit gefor-
muleerd.

\'Waar kiest de organisatie voor?\'
vroeg De Leeuw. Allereerst is gesteld
dat de SGD een organisatie is van en
voor de veehouders. De Stichting stelt
zich tot doel de dierlijke produktie te
optimaliseren vanuit de invalshoek ge-
organiseerde gezondheidszorg. Ge-
zondheid staat bovenaan, maar ook
produktveiligheid en kwaliteit vergen
aandacht. De SGD positioneert zich
daarbij in de tweede lijn.
\'Dat houdt in dat wij ons bezighouden
met georganiseerde dierziektenbestrij-
ding, tweedelijns gezondheidszorg en
gerelateerd tweedelijns onderzoek\',
vatte De Leeuw de missie samen.
De kerntaken van de SGD omvatten
onder meer zorgen voor sluitende
l&R- en bedrijfsinformatiesystemen,
accreditatie van certitlcerings- en in-
spectie-activiteiten, (onderhoud van)
Sterlab-erkenning van de laboratoria
en tot slot voor een cultuuromslag, die
inhoudt dat de organisatie efficiënter
en unifonner werkt.
Voor de eerste lijn geldt daardoor, dat
er meer bereidheid moet komen tot het
uitvoeren van controles en tot certifi-
cering van de eigen praktijk.
Het bedrijfsleven wil daarnaast het
profijtbeginsel doorgevoerd zien,
wenst dus service en deskundigheid te-
gen een lage prijs. Dit komt neer op
een hogere specialisatiegraad en een
afbakening van de taken. De SGD
moet immers concurrerend worden
met DLV, coöperaties en integraties.
De Leeuw plaatste ook enkele kantte-
keningen bij het rapport van het minis-
terie. \'Zo ben ik bijvoorbeeld sceptisch
gestemd over de gezondheidsbalans\',
zei hij \'je weet niet goed waar je over
praat\'. Het belang van risico-analyse,
modelbouw en economische modelle-
ring is al onderkend door de SGD. De
Stichting heeft destijds samen met dc
Veterinaire Dienst een hoogleraar aan
de Landbouw Universiteit Wagenin-
gen benoemd, prof Dijkhuizen. Hij
maakt een risico-analyse studie van de
introductie van klassieke varkenspest.
\'Dit blijkt uitermate complex en dan
praat je over één monocausale ziekte,
waar veel van bekend is\', aldus De
Leeuw. Het vaststellen van een ge-
zondheidsbalans, die epidemische en
endemische ziekten omvat, waarin in-
vloeden van zootechniek nauw om-
schreven worden en waarin ook wel-
zijn is opgenomen, leek De Leeuw een
onmogelijke taak: \'Vooralsnog stapt
daar geen verzekeringsmaatschappij
in, ben ik bang\'.

Tijdsciiriit voor D i e r g f. n e: e s k u n d e , Deel 1 19, Aflevering 3, 1994

Het begrip gezondheidsbalans moet
eigenlijk gezondheidsstatus worden.
Dc term status is beter hanteerbaar dan
balans. De Leeuw sloot zijn positief-
kritische betoog af met de woorden dat
\'de ideeën alleen gefaseerd kunnen
worden uitgewerkt\'.

MENTALITEITSKWESTIE
Voor de pauze was tot slot ir. R.J.
Tazclaar, voorzitter van het
Produktschap voor Vee en Vlees
(PVV) en het Produktschap voor
Pluimvee en Eieren (PPE), aan het

-ocr page 98-

woord.

Hij pleitte tegen een afbraakscenario
van dc dierlijke produktie in
Nederland, ik ga ervan uit, dat ook de
Nederlandse overheid de bijdrage van
de veehouderijsectoren aan het Bruto
Nationaal Produkt blijft koesteren en
zich inzet om de problemen van het
huidige tijdsgewricht te overwinnen\',
begon Tazelaar.

Hij was redelijk optimistisch over de
toekomst, maar was er zich wel van
bewust dat die toekomst afhangt van
de mate van innovatie in onze produk-
tie- en managementsystemen en de
mate waarin ondernemingen erin sla-
gen een concreet en effectief kwali-
teitsbeleid te introduceren.
Tazelaar trok vervolgens van leer te-
gen de dierenarts en was vrij negatief
over het \'innovatief vermogen\' van de
beroepsgroep.

Met de opleiding werden korte metten
gemaakt. \'De afgeleverde dierenartsen
zijn niet in staat om op een bedrijf dc
risico\'s te onderkennen, te bewaken en
te beheersen\', aldus de voorzitter \'Ze
kunnen niets zondereen tas vol chemi-
sche middelen\'. Hij pleitte en passant
voor een distributie van diergenees-
middelen via de apotheker: \'Een die-
renarts is tinancieel afliankelijk van de
verkoop van medicijnen, een verkeerd
uitgangspunt\'.

Hij vond ook dat de residuproblema-
tiek in stand gehouden wordt, doordat
er telkens weer nieuwe middelen op de
markt komen. \'Ik ben van mening dat
medicijnen alleen moeten worden toe-
gelaten, indien er een adequate detec-
tiemethode wordt bijgeleverd\';
Tazelaar kwam op dreef
De dierenarts heeft volgens Tazelaar
in elk geval onvoldoende kennis en
vaardigheden met betrekking tot het
uitvoeren van risico-analyses, epide-
miologisch onderzoek, het opzetten
van kwaliteitssystemen, inclusief de
H ACCP-aanpak, het begeleiden en ad-
viseren van bedrijven, het begeleiden
en voorlichten van groepen mensen
binnen bedrijven en noem maar op:
\'Als er in het LNV-rapport over een
mentaliteitsverandering gesproken
wordt, op wiens mentaliteit wordt dan
eigenlijk gedoeld en wie moet dan ei-
genlijk wiens mentaliteit veranderen?\'
Het LNV-rapport benadrukt de be-
hoeft aan een integratie van het veteri-
naire en zoötechnische kennisnetwerk,
zowel ten aanzien van opleiding, als
ten aanzien van onderzoek en voor-
lichting. \'Ik heb dan ook altijd een ver-
gaande samenwerking tussen de LUW
en de FD gepleit\', zei Tazelaar.
Tot slot droeg hij als oplossing aan, dat
een op te zetten \'paraveterinaire oplei-
ding\' aan de Agrarische Hogeschool te
Leeuwarden, wellicht geen paraveteri-
nairen zou moeten afleveren, maar
\'managers dierlijke produktieketens\'.
\'Paraveterinair klinkt teveel als hulpje
van de dierenarts\', vond hij \'Terwijl
het andersom zou moeten zijn\'. De
dierenarts zou de technisch deskun-
dige in dienst van deze \'manager\' zijn.
De manager zou in staat zijn om in de
hele keten, vanaf fokkerij tot en met
slagerij, invulling te geven aan de
noodzakelijke kwaliteitssystemen, zon-
der daarbij bedrijfseconomische, lo-
gistieke, operationele of volksgezond-
heidseisen uit het oog te verliezen.
Slechts met grote inspanning kan de
dierenarts in de toekomst een rol spe-
len als \'manager dierlijke produktieke-
tens\', althans volgens Tazelaar. Dc op-
leiding moet meer op het uiteindelijke
produktiedoel van landbouwhuisdie-
ren gericht zijn.

•• ■ ffi

mAèÊÊÉlÊÊÊÊÊÊÊkÊlm

73

\'Heeft er iemand iets te vragen? Want
de heer Tazelaar kan zo dadelijk niet
bij de discussie aanwezig zijn\', zei de
voorzitter van het ochtendprogramma,
J. Minderhoud. Jammer, want het was
misschien nuttig geweest om Tazelaar
wat nader aan de tand te voelen.
Prof A. Brand, vakgroep bedrijfsdier-
geneeskunde en voortplanting, wenste
toch iets te zeggen: \'Ik ga hier niet de
Faculteit verdedigen, maar de studen-
ten worden allemaal opgeleid om be-
drijven te begeleiden. Er is helaas maar
weinig vraag naar deze dienst en ze
wordt heel slecht betaald. Heeft u daar
een oplossing voor?\' Dit bleek inder-
daad een moeilijk punt.
Collega Van Gulick, oud-prakticus te
Gernert, voegde daar nog aan toe dat
iemand diverse diploma\'s moet heb-
ben als hij drop of maandverband wil
verkopen, maar als hij duizend varkens
koopt is hij ineens veehouder: \'Gaat u
daar wat aan doen, meneer Tazelaar,
want anders zitten wij daar mooi met
onze risico-analyses en epidemiolo-
gisch onderzoek?\'

GVER TIEN JAAR
Na de pauze sprak drs. H. Verburg,
Veterinair Hoofdinspecteur, ministe-
rie van Welzijn, Volksgezondheid en
Cultuur (WVC): \'Als ik de definities
in het rapport van LNV lees van een
gezond dier, een gezond produkt en
een gezond bedrijf, dan klinkt dat als
muziek in mijn WVC-oren\'.
Een hoge veedichtheid in combinatie
met open grenzen en een non-vaccina-
tiebeleid maken het bereiken van een
toonaangevend gezondheidsniveau
echter moeilijk. Zelfs als een bedrijf
de hoogst wenselijke diergezond-
heidsstatus heeft verkregen, kan een
uitbraak van een besmettelijke ziekte
bij dc buren de bedrijfsvoering lamleg-
gen. \'De vraag werpt zich op of het
non-vaccinatiebeleid niet op termijn
ter discussie moet komen\', aldus
Verburg \'de reden dat men niet wil
vaccineren is uiteraard legitiem -men
wil geen smetstof verspreiden- maar
men zou dierziekte-uitbraken kunnen
voorkómen door te enten met ge-
merkte vaccins\'.

Tijdschrift voor D i e r ü r n i; n s k u n » t;, D r r l 1 19, A r l r v r r i n (i 3

Daarnaast is het volgens Verburg no-
dig om op korte termijn criteria vast te
stellen waaraan een bedrijf moet vol-
doen om een bepaalde kwalificatie te
krijgen: \'Hier ligt een taak voor veteri-
nair en zoötechnisch Nederland, om
daar in goed overleg inhoud aan te ge-
ven\'.

Bedrijven die niet aan de eisen vol-
doen, zouden van de markt moeten
verdwijnen. Je loopt anders het risico,
dat de goede bedrijven, die wel geïn-
vesteerd hebben, oneerlijke concur-
rentie wordt aangedaan. Het gevolg
zou zijn, dat de hele sector op termijn
het loodje legt.

Een groot probleem is, dat de
Nederlandse veehouder nogal wat kos-
ten moet maken voordat hij eventueel
iets gaat verdienen. \'Kostenverlagcrs
die in het rapport genoemd worden,
zoals een lager gebruik van dierge-
neesmiddelen, minder ziekte, minder
uitval, wegen wellicht niet op tegen de
meerkosten\', dacht Verburg hardop.
\'Bij onze inspecties zien we moderne,
goed geïsoleerde pluimveebedrijven
en we zien tochtige oude kippenhok-
ken. Je vraagt je af waarom bedrijven
onder dc slechtere omstandigheden
doorwerken. Uit rendementsoogpunt
is het echter geen probleem om zo te
produceren\'.

Verder wordt het weren van ziekten
volgens Verburg te veterinair tech-
nisch ingekleurd, waardoor men te
veel regels stelt. \'Met de open grenzen
zul je toch een antwoord moeten geven
op de vraag hoe een bedrijf andere be-
drijven kan vrijwaren en wat de prik-
kel voor die bedrijven moet zijn.
Anders moet je bij iedere boer een
AID-er inkwartieren,\'
Wellicht zou op een brainstormbijeen-
komst, waarbij boeren en veehandela-
ren deze vraag voorgelegd krijgen, een
oplossing gevonden kunnen worden.

994

-ocr page 99-

\'Je zou eigenlijk enkele enthousiaste-
lingen aan het werk moeten zetten om
een proefopzet te maken hoe deze
ideeën in de praktijk te realiseren zijn
voor enkele belangrijke ziekten\', zei
Verburg.

Hij complimenteerde tot slot de werk-
groep met de heldere formulering van
de ideeën: \'Als de vandaag besproken
ideeën over tien jaar vertaald zijn in
het beleid van de sector ben ik een te-
vreden mens\'.

GENERALIST

De discussie werd geleid door dr. P
Leetlang. Hij hield echter eerst geheel
onverwacht een inleiding: \'In Amerika
spreekt men over Food Animal
Veterinarians (FAV). De zaal zit er vol
mee, maar realiseren wij ons dat?\'
Het gezamenlijk streven moet gericht
zijn op integrale kwaliteitszorg in de
dierlijke produktiekolom.
Wat is de rol van de FAV? Hij heeft
reeds de bedrijfsbegeleiding geïntro-
duceerd. Dit zou omgevormd moeten
worden tot kwaliteitsbegeleiding.
Vereiste is dan wel, dat de veterinaire
praktijk zelf een gecertificeerde status
krijgt.

\'9 ^ m

\'Ik denk dat de dierenarts de eerste
moet zijn, die door het bedrijfsleven
wordt geraadpleegd voor de toetsing
van eventuele problemen en het is be-
langrijk dat hij daarbij een onafhanke-
lijke positie inneemt\', beweerde
Leeflang. \'Dit heeft niets te maken met
de in het rapport gesuggereerde mono-
polie-positie van de dierenarts\'.
Door zijn brede opleiding is de dieren-
arts de generalist die alle schakels van
de produktie-keten kan overzien en be-
oordelen, de detective die oren en ogen
openhoudt voor elk detail binnen de
complexe moderne produktiesyste-
men. Dit kan leiden tot het inschakelen
van specialisten, die ook dierenarts
zijn of HBO-erofWageninger.
\'Dat moet u waarmaken, dat benadrukt
de Faculteit in zijn nieuwe curricu-
lum!\' sprak Leetlang enthousiast \'We
noemen dit Integrale Kwaliteits Zorg\'.

Er werd opgemerkt dat de dierenarts
wel in een moeilijke positie zat, door-
dat hij moeilijk diensten kan verlenen
waar niet om gevraagd wordt. \'Laat
het bedrijfsleven de juiste vragen stel-
len en wij staan klaar!\' riep iemand.
Verder vond men het jammer dat bij de
opstelling van het rapport \'dierge-
zondheid in de toekomst\' geen des-
kundigen waren geraadpleegd: \'Zo
zou je niet van ziekten, maar van infec-
ties moeten spreken\'. Julicher reali-
seerde zich dat wel, maar zei dat het in
dit geval niet de bedoeling was om alle
beweringen te toetsen.
Een uiterst belangrijke opmerking
was, dat de consument misschien wel
\'veiligheid en betrouwbaarheid\' voor-
op stelt, maar dat hij niet weet waar hij
over praat. Het tochtige kippenhok
wordt uiteindelijk veel meer gewaar-
deerd, dan de moderne pluimveestal.
Ga je veel investeren in betrouwbaar-
heid en veiligheid, dan wil de consu-
ment straks \'ambachtelijk geprodu-
ceerde\' voedingsmiddelen. Helemaal
niet romantisch, zo\'n veilige stal.

De discussie was dus levendig en de
combinatie Groep GKZ-Praktici Grote
Huisdieren is voor herhaling vatbaar.
Samenwerken is belangrijk is deze
tijd, waarin een PVV-voorzitter onge-
straft een schot hagel kan lossen.

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 december 1993 werd inde
rubriek actua aangekondigd dat er een
nieuwe situatie voor de noodslachtin-
gen aanstaande was. Toen werd ver-
wacht dat deze nieuwe situatie per 1 ja-
nuari zou ingaan. De wetgever (het
ministerie van WVC) heeft deze dead-
line niet gehaald. De wetgeving met
betrekking tot de nieuwe situatie is in
de tweede week van januari gepubli-
ceerd in het Staatsblad (het Besluit
produktie en handel vers vlees) en in
de Staatscourant (het Keurings- en on-
derzoekingsregulatieO-

In de nieuwe situatie zijn twee zaken
van belang voor de praktizerende die-
renarts.

l.Voor de speciale noodslachtingen
(zie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1993; 118; 786) zal de practi-
cus gevraagd worden om de keuring
voor het slachten te verrichten. Het
resultaat van deze keuring moet
vastgelegd worden op een formulier
dat verkrijgbaar is bij de bijzondere
slachtplaatsen en de RVV kringkan-
toren. (Het formulier behoort bij de

74

RVV-instructie R B-()2: Bijzondere
slachtplaatsen, keuring en toezicht).
Indien een slachtdier op de boerderij
uit nood gedood moet worden, moet
het dier voorafgaand aan het doden
(door verbloeding) bedwelmd wor-
den. Voor het bedwelmen kan een
noodslachtcr ingeschakeld worden.
Ook is het denkbaar dat de praktize-
rende dierenarts, mits hij een wapen-
vergunning terzake heeft, zelf een
schietmasker voor het bedwelmen
heeft.

2. Bij de wijziging van het Keurings-
regulatief 1994 is zoveel als moge-
lijk de redactie en de opzet van het
oude Keuringsregulatief gevolgd.
Dit betekent dat in de eerste artike-
len de meest ongunstige keuringsbe-
slissing vermeld worden, terwijl in
de volgende artikelen de keurings-
beslissing steeds gunstiger wordt
voor de eigenaar van het slachtdier.
In het nieuwe Keuringsregulatief
1994 staan drie nieuwe aspecten die
voor de praktizerende dierenarts
belangrijk zijn.

a. Er is een aansluiting met de nog in
voorbereiding zijnde nieuwe
Destructiewet gemaakt. Dat wil
zeggen dat er bij de keuringsbe-
slissing \'at1<euren\' een onder-
scheid gemaakt wordt tussen vlees
dat ongeschikt is voor menselijk
en dierlijke consumptie (= hoog
risico-materiaal) en vlees dat on-
geschikt is voor menselijke con-
sumptie (= laag risico-materiaal);

Tijd sc ii rikt voor D i h r (i i: n i; c s k u n d k , D i; i; i. 119, A k i i: v i; r i n (i 3, 1994

b.De mogelijkheid om vóór het
slachten een slachtdier reeds af te
keuren is gecreëerd. Bij een aantal
ziekten genoemd in artikel 1 en 2
kan direct tot aflceuring overge-
gaan worden. Het gaat daarbij om
een aantal besmettelijke dierziek-
ten (bv. MKZ, KVP, AVP, BSE,
SVD, schape- en geitepokken,
Teschense ziekte) maar ook een
aantal zoönosen (acute
Salmonellose, vlekziekte, rabiës,
botulisme, maligne oedeem).

- vlees van slachtdieren die niet
voor het slachten gekeurd zijn;

- vlees van gestorven slachtdieren;

- vlees van doodgeboren slachtdie-
ren;

-ocr page 100-

vlees van ongeboren dode vruch-
ten;

vlees van zieke dieren die koorts
hebben;

vlees van cachectische dieren;
vlees van slachtdieren met multi-
pele tumoren, multipele abcessen
of multipele ernstige verwondin-
gen;

vlees van dieren met anaemie.
Hieronder worden niet begrepen
\'anaemische\' vleeskalveren en
verbloeders tijdens de partus.

75

- het DLO-Ccntraal Diergeneeskun-
dig Instituut (CDl-DLO) te Lelystad,

- het DLO-Centnim voor Onderzoek en
Voorlichting voor de Pluimveehou-
derij \'het Spelderholt\' (COVP-DLO)
te Beekbergen,

- het DLO-Instituut voor Veeteelt-
kundig Onderzoek \'Schoonoord\'
(IVO-DLO)te Zeist en

- het Dl.O-instituut voor Veevoe-
dingsonderzoek (IVVO-DLO) te
Lelystad.

Het nieuwe ID-DLO is een instituut
met meer dan zeshonderd arbeids-
plaatsen. Dit is een uitbreiding ten op-
zichte van de huidige werkgelegen-
heid in de provincie Flevoland met
circa tweehonderd arbeidsplaatsen. In
de loop van 1995 zullen de meeste me-
dewerkers van COVP-DLO en IVO-
DLO in Lelystad werkzaam zijn. De
concentratie zal in de komende jaren
gepaard gaan met nieuw- en verbouw
van een aantal gebouwen in Lelystad.

De fusie leidt tot een verdere integratie
van het zoötechnisch en diergenees-
kundig onderzoek in Nederland. De
positie van het dierlijk DLO-onder-
zoek in de nationale en internationale
onderzoekswereld wordt hiermee ver-
sterkt. het onderzoek van het ID-DLO
wordt verricht voor de overheid, met
name voor het ministerie van
Landbouw. Natuurbeheer en Visserij,
voor het agrarisch bedrijfsleven, voor
consumenten als kritische gebruikers
van de eindprodukten uit de vechoude-

c. De keuringsbcslissing \'vrijbank\'
en voorwaardelijk goedkeuren on-
der voorwaarde van sterilisatie
vervallen.

Vlees van slachtdieren die voor
het slachten door de prakticus ge-
keurd zijn (=speciale noodslach-
ting) kan bij goedkeuring alleen
het nationale merk krijgen. Dit
vlees moet plaatselijk verkocht
worden.

DLO-INSTITUUT VOOR VEEHOUDERIJ EN
DIERGEZONDHEID OPGERICHT

Per 15 december 1993 is het DLO-in-
stituut voor Veehouderij en Dierge-
zondheid (ID-DLO) opgericht. Het
nieuwe instituut is gevestigd in
Lelystad. Het ID-DLO ontstaat door
de samenvoeging van vier DLO-insti-
tuten, te weten:

rij en voor de internationale overheid,
zoals de Europese Unie. Het instituut
neemt de bestaande verplichtingen van
de fusicpartners over. Verder wordt de
samenwerking in Nederlandse univer-
sitaire onderzoeksscholen voortgezet
in internationale onderzoeksprojecten.

INZETTEN

Dc onderzoekers van het ID zullen
zich nog meer dan in het verleden in-
zetten voor het verweven, benutten en
uitdragen van kennis ter bevordering
van een duurzame veehouderij.
Welzijn en gezondheid van dieren,
kwaliteit en veiligheid van produkten
en een minimale belasting van het mi-
lieu zijn de uitgangspunten bij het on-
derzoek naar een efficiënte produktie
cn naar een hoogwaardige produktie-
keten voor vlees, melk cn eieren.

Het instituut zal aan deze doelstelling
bijdragen door het uitvoeren van fun-
damenteel strategisch en toepassings-
gericht onderzoek. Hierbij is het func-
tioneren van het dier als entiteit het
uitgangspunt.

Per 1 januari is prof dr. C.J.G.
Wensing benoemd als directeur van
het ID-DLO, mevrouw dr.ir. A.J. van
der Zijpp als directeur onderzoek en
tevens plaatsvervangend directeur en
ir. A.W.H. van Weeldercn als bedrijfs-
kundig directeur.

T 1.1 o s c" ii r 1 h t voor D 11; r (i n i-: i; s k u n i) k , D i; i: u 119, A i l h v k r i n o 3 . 1994

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1989 voor de afle-
veringen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zijn inmiddels niet
meer voorradig.

Wel zijn nog verkrijgbaar de banden
voor de jaargangen 1988, 1990 tot en
met 1993.

STIKSTOF
UITSCHEIDING
GRAZENDE
KOEIEN OMLAAG

De uitscheiding van stikstof via de
urine van koeien kan verminderd
worden door tijdens de weidepe-
riode een gedeelte van het gras te
vervangen door ander voer met een
laag eiw itgehalte, zoals snij maïs of
maïskolvensilage en krachtvoeder
op basis van maïsmeel of suikerbie-
tenpulp. Het eiwitegehalte in het
rantsoen van de koeien neemt hier-
door af, waardoor de stikstofverlie-
zen in de pens afnemen. Een daling
van het eiwitgehalte in gras tot 225
gram per kilogram droge stof heeft
geen negatieve effecten op de eiwit-
voorziening van grazende koeien.

Dit concludeert A.M. van Vuuren in
zijn proefschrift \'Vertering en stikstof-
inetabolisme van met gras gevoerde
koeien\', waarop hij dinsdag 21 decem-
ber is gepromoveerd aan de
Landbouwuniversiteit Wagenin-gen.
Het onderzoek dal geleid heeft tot dit
proefschrift werd uitgevoerd op het
DLO-instituut voor Veevoe-dingson-
derzoek (IVVO-DLO) te Lelystad.

Dc droge stof die een koe in de wei op-
neemt bestaat vaak voor een kwart uit
eiwit. Dit betekent dat een melkkoe
met een gemiddelde opname van zes-
tien kilogram droge stof uit gras ruim
vier kilogram eiwit per dag opneemt,
terwijl zij slechts ongeveer negenhon-
derd gram melkciwit produceert. Met
andere woorden: van het opgenomen
eiwit komt maar twintig procent terug
in dc melk. Het dier breekt tachtig pro-
cent af De stikstof die daarbij vrij-
komt, verschijnt in mest en urine. Als
de stikstof in mest en urine niet op-
nieuw wordt gebruikt voor de gras-
groei, komt het als ammoniak in de
lucht of als nitraat in het grondwater.
In het onderzoek is gezocht naar mo-
gelijkheden om tijdens de weidepe-
riodc de benutting van het eiwit door
melkkoeien te verbeteren.

Bij koeien op gras treden de meeste ei-
witverliezen op door de vertering in de
pens. Van Vuuren vond een rechtlijnig
verband tussen het eiwitgehalte in gras
en de eiwitverliezen in de pens. Deze

-ocr page 101-

verliezen ontstaan, zodra het eiwitge-
halte boven de 160 gram per kilogram
droge stof komt. De eiwitstikstof die in
de pent verloren gaat, komt voor het
grootste gedeelte terecht in het milieu.
Uit het oogpunt van milieu zou het
gras dus niet meer eiwit mogen bevat-
ten dan 160 gram per kilogram droge
stof. Zo\'n laag eiwitgehalte is echter
alleen maar te bereiken als de veehou-
ders weinig stikstof strooien. Een la-
gere stikstofgift leidt tot een langza-
mere grasgroei, hetgeen de kwaliteit
van het gras en de grasopbrengst nega-
tief kan beïnvloeden. Hierdoor kan
ook de melkeiwitproduktie dalen. Een
mogelijk oplossing is het eiwit van

Op 1 januari 1994 is er een genetisch-
epidemiologisch onderzoek van start
gegaan naar de relatie tussen teeltme-
thoden en erfelijke ziekten bij de
Boxer. De cohort-studie vindt plaats in
de Boxer-populatie van Nederland en
neemt vijfjaar in beslag.
Vanaf 1 januari worden er ongeveer
zestienhonderd boxerpups (vierhon-
derd nesten) tot hun spccnlccftijd in-
tensief gevolgd, door onder meer een
enquête te houden onder de fokkers.
Deze fokkers zijn niet noodzakelijk
aangesloten bij de Nederlandse Boxer
Club. Na de speenleeftijd worden vier-
honderd van de zestienhonderd pups
gedurende vier jaar intensief gevolgd.
De overige honden worden minder in-
tensief gevolgd.

De onderzoekers zijn geïnteresseerd in
de frequentie van genetische aandoe-
ningen en de overige ziekten die voor-
komen bij de Boxer. Verder worden de
risicofactoren geanalyseerd die moge-
lijk van invloed zijn op het voorkomen
van ecn ziekte (zoals afstamming,
teeltmethode, voeding, verzorging,
huisvesting).

De Boxerfokkers en -eigenaren vullen
de enquêtes in. Tevens houdt de fokker
of eigenaar een dagboek bij, waarin
ruimte is om aantekeningen te maken
over bijvoorbeeld behandelingen, vac-
cinaties en operaties.
De onderzoekers zouden het op prijs
stellen als de praktici, waarbij de
Boxer-eigenaren cliënt zijn, diagnoses
en therapieën bij betrokken Boxers
kort in het dagboek wilden optekenen.
Dit zou de kwaliteit van de gegevens
\'hoogbemest gras\' verdunnen door
een deel van het gras te vervangen
door ander voer met een laag eiwitge-
halte. Zulke voeders zijn: snijmaïssi-
lage, krachtvoeders op basis van maïs-
meel of suikerbietenpulp, natte
suikerbietenpulp, com cob mix of
maïskolvensilage.

ife ■ M

76

A.M. van Vuuren werd geboren op 27
september 1950 te Alphen aan de Rijn.
Hij is dierenarts en sinds 1975 als we-
tenschappelijk medewerker verbonden
aan de het IVVO-DLO op het gebied
van de verteringsfysiologie van de
melkkoe.

T 1 J [) S C H R I KT VOOR D I E R (it; N F. E S K U N D H , D E E 1. 119, A F 1. F V E R 1 N O 3 , 1994

bevorderen, hetgeen belangrijk is voor
de validiteit en de betrouwbaarheid
van het onderzoek: een eventuele ver-
wijzing naar een specialist, al of niet
aan de universiteitskliniek verbonden,
is in dit verband wellicht waardevol.
Tevens worden de dierenartsen ge-
vraagd om bij het overlijden van een
Boxer, die bij het onderzoek betrokken
is, het dier in overleg met de eigenaar
ter sectie aan te bieden bij de vakgroep
Veterinaire Pathologie aan de
Faculteit Diergeneeskunde. Voor de
sectie worden geen kosten in rekening
gebracht.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door
dierenarts mevrouw A. Nielcn. Haar
begeleiders zijn dr. B.W. Knol (vak-
groep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren) en dr. Y.H. Schukken (vak-
groep Bedrijfsdiergeneeskunde cn
Voortplanting). Tevens werken mee:
mevrouw dr. I. van der Gaag (vak-
groep Veterinaire Pathologie) cn drs.
G. Ubbink (W.K. Hirschfeld Stichting).
Het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, de Raad van
Beheer op Kynologisch Gebied en de
Nederlandse Boxer Club subsidiëren
het onderzoek.

De medewerking van de praktici wordt
door alle betrokkenen zeer gewaar-
deerd. Als tegenprestatie worden geïn-
teresseerden op de hoogte gehouden.
De prakticus ontvangt de resultaten
van het onderzoek, indien hij of zij
naam en adres bij de bevindingen ver-
meldt.

Koor meer informatie: drs. A. Nieten,
tel. 030-539175, hgg. 539411.

INSTELLING NVDV-
LUSTRUMPRIJS

De instelling van de NVDV
(Nederlandse Vereniging van Dieren-
artsen voor Vogels) -lustrumprijs is
bekend gemaakt tijdens het Jubileum-
symposium \'Vogelgenees-kunde anno
1993\'. Het symposium werd gehouden
op 18 november in het auditorium van
Janssen Phamaceutica BV te Tilburg.

De Stichting Bevordering Kennis over
Vogelziekten en Verantwoord Vogel-
bezit (BKVV) heeft de prijs ter waarde
van / 1000,- aangeboden aan de jubile-
rende vereniging. De prijs wordt eens
per vijfjaar toegekend vooreen weten-
schappelijk geschrift, dat de kwaliteit
van de vogelgeneeskunde evident be-
vordert en dat tevens voldoet aan het
criterium \'opmerkelijke prestatie\'. Het
geschrift moet derhalve voldoen aan
de doelstellingen van de Stichting
BKVV.

DOCTORAALSCRIPTIE

In aanmerking komen geschriften met
de omvang van een doctoraalscriptie,
die in beginsel door een student in de
diergeneeskunde (of door een andere
ingezetene van Nederland) in de
Nederlandse taal geschreven zijn.
Voor de eerste keer gaat het om ge-
schriften die in 1993 of in de vier voor-
afgaande jaren tot stand zijn gekomen.
In 1998 worden dus geschriften beoor-
deeld die in 1998 of in de vier jaren
daarvoor zijn geschreven.

Bij een gelijke unieke prestatie zou de
voordracht meer dan één genomi-
neerde kunnen betreffen. In dat geval
delen zij in principe het prijzengeld.
De prijs wordt uitgereikt op voor-
dracht van de bij de vogelgeneeskunde
betrokken docenten verbonden aan de
Faculteit Diergeneeskunde. Dc prijs
wordt voor de eerste maal uitgereikt
tijdens de Jaarvergadering van de
NVDV of een andere passende gele-
genheid in het jaar volgend op het lus-
trumjaar.

Om mee te dingen dienen inzendingen
van niet-studenten uiterlijk 31 maart
1994 in het bezit te zijn van de voorzit-
ter van de Stichting BKVV (postbus
75, 3958 ZV Amerongen) en vervol-
gens op 31 december van het be-
treffende lustrumjaar.

-ocr page 102-

MOVIR-DTO
TRENDSETTER

Op een buitengewone ledenvergade-
ring, gehouden op 21 december, is
door de leden van Movir-DTO met
overweldigende meerderheid van
stemmen een aantal voor verzeke-
ringsland baanbrekende voorstellen
aangenomen.

Gelet op de bijzondere positie die deze
onderlinge voor het vrije beroep in-
neemt en dc maatschappelijke bewo-
genheid van de leden bij de uitoefe-
ning van hun beroep, achtte het bestuur
de tijd rijp voor een initiatief voor een
zwangerschapsuitkering, een voorzie-
ning waar de verenigingen van vrou-
welijke vrije beroepers al jarenlang
voor ijveren. Maar het is ook een on-
derwerp waar steeds meer mannen
vanuit hun maatschappijvisie betrok-
ken zijn.

De regeling houdt een uitkering in bij
zwangerschap van maximaal zestien
weken. Door de goede financiële posi-
tie van Movir-DTO leidt deze produkt-
vcrfraaiing niet tot premieverhoging.
Daarnaast komt Movir-DTO tegemoet
aan de al lang bestaande en op diverse
ledenvergaderingen geuite wens van
haar verzekerden tot verruiming van
artikel 2.4 van dc verzekeringsvoor-
waarden. Het betreft hier de leeftijd
waarop bij de bepaling van arbeidson-
geschiktheid uitsluitend nog wordt ge-
keken naar beroepsarbeidsongeschikt-
heid. Deze leeftijd is verlaagd van
vijftig naar vijfenveertig jaar. Deze
verbetering heeft ook geen premiever-
hoging tot gevolg.

Het voornemen om de statutaire naam
te wijzigen in \'Movir\' is als hamerstuk
goedgekeurd door de algemene leden-
vergadering.

TELEFOON-
NUMMER

In de \'weekenddienstregeling voor or-
thopedische spoedgevallen in Zuidwest-
Nederland\' zijn enkele telefoonnum-
mers verkeerd weergegeven. Het
betreft onder meer het nummer 05483-
72211 van Call Centre Nederland
(Holten) waar informatie over de
weekenddienstregeling te verkrijgen
is. Het nummer van collega Crama is
ook 05483-72211.

Het Proefstation voor de Varkenshou-
derij geeft verschillende proefversla-
gen uit:

- een modelmatige benadering van
procesproblemen bij de biggenpro-
duktie in het kader van 1KB (p 3.103,
/lO,-),

- extra waterverstrekking aan lacte-
rende zeugen geeft geen betere re-
sultaten (p 1.98,/15,-)

- verband ultrasone meting van spek-
dikte bij vleesvarkens en latere clas-

De Afdeling Vogels en Bijzondere
Dieren van de Vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren organiseert,
zoals in voorgaande jaren in samen-
werking met de Afdeling Laborato-
rium en Bijzondere Dieren van de
Vakgroep Pathologie ccn bijscho-
lingscursus \'vogels en bijzondere ge-
zelschapsdieren\'. De cursus is be-
stemd voor dierenartsen en omvat het
theoretisch onderwijs \'vogels cn bij-
zondere dieren\' dat momenteel door
de co-assistenten uit de differentiatie
Gezelschapsdieren genoten wordt.
Indien er buitenlandse studenten aan-
wezig zijn, wordt een deel van de cur-
sus in het Engels gegeven. De vol-
gende onderwerpen komen aan de
orde:

- knaagdieren en konijnen, reptielen
(ziektekundige aspecten),

- volièrevogels (ziektekundige aspec-
ten),

- reptielen (klinische aspecten),

- konijnen (klinische aspecten),

- kleine zoogdieren (klinische aspec-
ten en chirurgie rat),

- postduiven (klinische aspecten),

- aanvullende onderzoeksmethoden
bij vogels (endoscopie, bloedonder-
zoek, electrocardiografie),

- chirurgie vogels (theorie en practi-
cum).

sificatieresultaten (p 1.104, ƒ 15,-)
en

- diepstrooiselsysteem Finnfeeds in
het algemeen niet inpasbaar op be-
drijven (p 1.102, ƒ15,-).

Exemplaren van deze proefverslagen
kunnen worden verkregen door het be-
treffende bedrag over te maken op P
51.73.462, onder vermelding van het
rapportnummer.

BIJSCHOLINGSCURSUS EN \'PRECEP-
TORSHIP\' VOGELS EN BIJZONDERE
GEZELSCHAPSDIEREN 1994

- papegaaien (klinische aspecten) en

- anaesthesiologie.

In 1994 zijn er vijf bijscholingscursus-
sen:

A3/2; 10/2; 17/2; 24/2; 3/3; 10/3; 17/3,
B24/3; 31/3; 7/4; 14/4; 21/4; 28/4;

24/2 of 14/7; 3/3 of 21/7; 19/5; 26/5,
C2/6; 9/6; 16/6; 23/6; 30/6; 7/7; 14/7;

21/7; 28/7; 4/8,
Dl 1/8; 18/8; 25/8; 8/9; 15/9; 22/9;

29/9; 6/10; 13/1 Oen
E2()/l(); 27/10; 3/11; 10/11; 17il;

24/11; 1,12; 8/12; 15/12; 22/12.
De cursusmiddagcn starten om 13.30
uur en duren tot 16.30 uur. De laatste
cursusdag eindigt rond 15.00 uur. De
kosten voor de cursus bedragen ƒ 875,-.
Het is alleen mogelijk voor een volle-
dige cursus in te schrijven.
Opgave kan schriftelijk bij dr. J.T.
Lumeij, Afdeling Vogels en Bijzon-
dere Gezelschapsdieren, Vak-groep
Geneeskunde van Gezelschaps-dieren,
Yalelaan 8, 3584 CM Utrecht, fax:
030-518126 onder vermelding van
\'bijscholingscursus\' in dc linker bo-
venhoek, tel. 531799 tussen 14.00 uur
en 14.30 uur. Men wordt verzocht de
voorkeur voor een paar aanvangsdata
uit te spreken.

Na opgave wordt een acceptgiro thuis-
gestuurd. De volgorde van inschrijven
wordt bepaald door de volgorde van
binnenkomst van betalingen. Een
schriftelijke bevestiging van inschrij-
ving wordt na betaling toegezonden en
geldt als toegangsbewijs.
Gemteresseerden wordt gevraagd zo

PROEFVERSLAGEN PROEFSTATION
VOOR DE VARKENSHOUDERIJ

TIJDSCHRIFT VOOR D I i; R C, F; N I; I. S K U N D F; , D i: F; i. 119, Aflfvfrino 3. 1994

77

-ocr page 103-

■I I ft

m

spoedig mogeliji< te reageren.

Naast deze bijscholingscursus kent de
Afdeling Vogels en Bijzondere
Gezelschapsdieren ook een zoge-
naamd (full-time) \'preceptorship\'. Dit
is een aaneengesloten periode van tien
weken waarin aan de hand van polikli-
nische patiënten en opgenomen pa-
tiënten nadere scholing plaats vindt in
de diergeneeskundige aspecten van
vogels en bijzondere dieren. Naast dit
praktisch onderwijs vindt er ook bo-
vengenoemd cursorisch onderwijs
plaats op de donderdagmiddagen.
Vaak volgen buitenlandse dierenartsen
een dergelijk \'preccptorship\' aan de
Faculteit Diergeneeskunde, maar het
onderwijs is ook toegankelijk voor
Nederlandse dierenartsen. De kosten
voor een \'preccptorship\' bedragen
ƒ 3000,-. Inschrijving vindt plaats in
overleg.

78

EVA PRAKTIJK-
GERICHTE VOGEL-
GENEESKUNDE

EVA Training Centre organiseert
sinds 1989 cursussen praktijkgerichte
vogelgeneeskunde op het gebied van
dc post(wedstrijd)duiven en papegaai-
achtigen. De cursussen zijn bestemd
voor dierenartsen-praktici en voor die-
renartsen werkzaam in het bedrijfsle-
ven, bij de overheid of in onderzoek.

De onderwerpen die behandeld wor-
den, zijn klinische en postmortale dia-
gnostiek, preventie, ziekten en thera-
pie, voeding en voedingsziekten. In de
cursus postduiven wordt speciale aan-
dacht besteed aan de medische bege-
leiding. Reeds in maart 1994 (vóór het
vliegseizocn) worden de eerste cursus-
sen georganiseerd op de zaterdagmor-
gen van 9.00 uur tot 14.00 uur op de
Gezondheidsdienst voor Dieren in
West- en Middennederland, locatie
Doom:

- postduiven 12 maart

- papegaai-achtigen 26 maart.
De deelnamekosten bedragen per cur-
sus ƒ 275,-, exclusief BTW, inclusief
(nieuw) werkboek en consumpties.

Voor meer informatie en opgave: EVA
Training Centre, Postbus 110, 3956
ZT Leersum (NL), tel. 03434-56566,
fax 03434-57122.

Veterinair verleden

De:e nihriek is samengesteld door le-
den van het Veterinair Historisch
Genootschap \'Argos\'

Een doeltreffende diergeneeskundige
behandeling heeft de meeste kans van
slagen via drie uitgangspunten:

- de psychische behandeling door
middel van muziek en toverspreuken

- de behandeling met geneesmiddelen
en

- de behandeling met behulp van het
mes.

Dat was althans de opvatting van de-
gene die als grondlegger van de dier-
geneeskunde wordt beschouwd name-
lijk Cheiron.

Hij is echter niet de eerste met name
bekende diergeneeskundige. Op een
zegel uit Mesopotamië, dat in het
Louvre te bezichtigen is, wordt mel-
ding gemaakt van Uriugaledinna, die
als dierenarts in 2050 v.C. werkzaam
was aan het hof van de Sumerische
stadskoning Umingirsu in Lagasch.
Toch wordt Cheiron als de eerste die-
renarts beschouwd vooral omdat er
over hem veel meer bekend is. Deels
komt hij tot ons door
Oudgriekse sa-
gen, zoals die zijn overgeleverd door
de auteurs uit de oudheid, deels door
Thessalische vertellingen, die we nu
nog uit de mond van oude mensen kun-
nen vernemen, die in het Pelionge-
bergte leven. We dienen hierbij tc be-
denken, dat een sage altijd een
historische bron heeft in tegenstelling
tot een sprookje.

Veel bijzonderheden wijzen er op, dat
Cheiron en zijn leerling Asklepios in-
derdaad hebben geleefd. Cheiron zou
een centaur zijn geweest, half mens-
half paard. Eigenlijk betekent centaur
\'bereden stierenjager\'. Mogelijker-
wijze kwamen de centauren omstreeks
1300 v.C. uit het gebied van de Donau
en Rusland en drongen op hun snelle
paarden Thessalië binnen. Men leefde
toen in een tijd, dat paarden in
Griekenland nog onbekend waren en
dat de binnenvallende, vrijwel dag en
nacht op paarden zittende Russen een
enorme indruk maakten op de
Thessaliërs. Toen koning Ixion een be-
loning uitloofde voor het doden van
wilde runderen, die zijn velden ruï-
neerden, hebben de centauren zich
hierbij volgens de sage bijzonderlijk
verdienstelijk betoond.
Niet alleen brachten ze kennis be-
treffende de geneeskunde van het
paard met zich mee maar, ook ijzer en
ijzeren wapens.

Tijdschrift voor D i h r c, k n f. i; s k u n d e , D e f i. 119, afli;vERiNCi 3, 1994

Zij vermengden zich met de inheemse
bevolking. Cheiron zou Chariklo tot
vrouw hebben genomen.
De oudste bron voor deze kennis is de
Ilias. Homerus beschouwt zowel
Cheiron als Asklepios als historische
personen. Deze bron is daarom zo inte-
ressant, omdat hij dateert uit de jaren
775
V.C., een periode waarin centauren
nog als mensen werden bekeken, in de
literatuur vanaf ong. 600 v.C. worden
de centauren als mengwezens, half
paard-half mens afgeschilderd.
Homerus geeft in de Ilias (16:143 ev;
19:390 ev) aan, dat Cheiron in het
Peliongebergte leefde. Dit gebergte
bevindt zich in het zuidoosten van
Thessalië op het schiereiland
Magnesia.

De plaats van zijn grotwoning is vrij
nauwkeurig in de verschillende sagen
omschreven. Het verbaast ons dan ook
niet, dat de Duitse dierenarts/histori-
cus Hausmann, aan wie veel infomia-
tie uit dit artikel is ontleend, op 25 au-
gustus 1981 een grot ontdekte, die aan
de beschrijvingen voldeed. Hausmann
meent voldoende bewijzen te hebben
om de stelling te rechtvaardigen, dat
het hier de oorspronkelijke grotwo-
ning van Cheiron betreft. Deze woning
was aan dc open zijde gesloten door
een muur voorzien van een afsluitbare
ingang. Het uitgehakte stenen bed, zo-
als in dc sagen beschreven, was nog
aanwezig. Merkwaardig is, dat zulke
woningen toch vaak vrij luxueus wa-
ren ingericht, bijvoorbeeld met tapij-
ten en meubelen. Een brede trap leidde
naar de hoog gelegen ingang. Zijn leer-
lingen en andere levensgezellen woon-
den in hutten er omheen.
Cheiron wordt beschreven als een
wijze, vrolijke en zachtaardige man.

VOORGANGERS: DIERENARTSEN
UIT VROEGER TIJD

CHEIRON

-ocr page 104-

I lij stond bekend als een zeer goed ob-
servator van dieren en slaagde er in om
een relatie te leggen tussen de aard van
een ziekte en de kruiden, die de dieren
zochten ter genezing van hun kwaal.
Zo ontdekte hij de geneeskundige wer-
king van de geslachten Centauria.

Helleborus (nieskruid), Ampelopsis
(wilde wingerd) en Artemisia (onder
meer dragon, citroenkruid en absint).
Gewapend met deze kennis heeft hij
talloze mensen en dieren behandeld.
Tot in de 2()ste eeuw werden nog
steeds een aantal van de door hem ont-
dekte geneeskundige planten in de
diergeneeskunde gebruikt.

Volgens de sagen heeft Cheiron een
verhandeling (Cheironos biblos) ge-
schreven over paardenziekten. Dit ge-
schrift is verloren gegaan maar was
wel in de 13e eeuw v.C. in gebruik bij
de diverse Thessalische vorstenhoven.

In de Ilias lezen wij (vertaling Dr. J.
van Gelder) over Cheiron in verband
met medische behandelingen onder
andere het volgende:

Ilias IV 210-218

Nadat hij (Machaon de zoon van de
volmaakte geneesheer Asklepios) dc
wond, waar dc bittere pijl was door-
drongen had onderzocht, wiste hij het
bloed af en bracht vakkundig een ver-
band aan van pijnstillende kruiden,
volgens een recept dat zijn vader eens
gekregen had van de centaur Cheiron.

•I ■ M

Ilias XI 829-

Snijd (Patroklos) deze pijl uit mij dij;
was het donkere bloed af met lauw wa-
ter; strooi er verzachtende genees-
krachtige kruiden op: ze zeggen, dat
Achilles je daannee bekend maakte,
aan wie Cheiron hun werking leerde,
die zachtaardigste van de Centauren.

Naast Homerus hebben in de vroegste
periode ook Hesiodos (8e eeuw v.C)
en vooral Pindaros (518-438) aandacht
geschonken aan Cheiron. In de latere
periode hebben talloze schrijvers (on-
der meer Vergilius, Ovidius en
Plinius) over hem bericht. Historisch is
dit van geringere betekenis.

Dat de invloed van Cheiron nog zeer
lang doorwerkte, mag blijken uit het
feit dat in de Beierse Staatbibliotheek
een uniek handschrift wordt bewaard,
bekend als \'Mulomedicina Chironis\'.
Het is in de vierde eeuw n.C. geschre-
ven door iemand, die de naam Chiron
als pseudoniem gebruikte. Hij ge-
bruikte Cheiron regelmatig als bron.
Hel handschrift bevat enkele hoofd-
stukken, bijvoorbeeld over malleus,
die van de centaur zelf afkomstig zou-
den zijn.

Volgens de Griekse schrijver Pindaros
(518-438) hield Cheiron zijn leerlin-
gen, waaronder de later zeer beroemde
Asklepios, zijn drie stelregels voor:

- de psychische behandeling door mid-
del van muziek en toverspreuken

- de behandeling met geneesmiddelen
en

- de behandeling met behulp van het
mes.

We verwonderen en verbazen ons ero-
ver, wanneer we ons verdiepen in de
inzichten van Cheiron, de grondlegger
van de diergeneeskunde, dat deze man
al zulke moderne opvattingen had.

In deze tijd waarin het diervriendelijke
management opnieuw als een gunstig
element in de gezondheidszorg is ont-
dekt, zou de invloed van de psychische
behandeling een interessant onder-
werp van studie kunnen zijn.

AMOXYCILLINE

Solvay Duphar Animal Health heeft
nu naast het amoxycillinepreparaat
Duphamox® LA het kortwerkende
Duphamox® in haar antibioticumpro-
gramma. Dc Duphamoxlijn onder-
scheidt zich door een uitstekende op-
schudbaarheid cn inspuitbaarheid.
Door toevoeging van een kortwerkend
preparaat aan de bestaande lijn heeft
de dierenarts de keus om het middel te
gebruiken, dat het beste past bij een
specifieke behandeling.

Bescherming van kuikens tegen
de ziekte van Marek en NCO
door een gereconnbineerd kal-
koenen Herpesvirus vaccin met
een NCD-genoom.Morgan e.a.
Avian Diseases 1992; vol 36,
No. 4: 858-70.

NCD-virus bezit een RNA-genoom
dat codeert voor zes eiwitten. Twee
daarvan zijn de oppervlakte-glycopro-
teïne Hemaglutinine-neuramidase
(HN) en het koppelingsciwit (F). Elke
van het corresponderende deel van het
genoom van deze eiwitten is inge-
bouwd in het genoom van een HVT-
vaccin (PBl). Het HVT-vaccin is een
levend vaccin tegen de Ziekte van

PLUIMVEE

79

Tijdschrift voor D i f r c; e n f f s k u n d f . D f f l 119, A f l f v f: r i n o 3 , 1994

Marek. In vele landen is het gebruike-
lijk de kuikens op de eerste levensdag
intramusculair met deze entstof te vac-
cineren. Tijdens dit onderzoek werd
onderzocht of de gerecombineerde
HVT-vaccins bescherming boden te-
gen experimentele infecties met NCD-
en Marek-virussen.
In een reeks van experimenten werden
groepen van 30 SPF witte leghorn één-
dagskuikens intra-abdominaal gevac-
cineerd met de gerecombineerde vac-
cins HVT/F, HVT/HN en met een
combinatie van beide, HVT/HN F.
Daarnaast werden kuikens respectie-
velijk gevaccineerd met een HVT-vac-
cin (PBl), intra-abdominaal) of met
een NCD-vaccin (Hitchner BI) (ocu-
lair). Tevens werden ongevaccineerde
dieren als controlegroepen opgezet.
Op de 28^^"^ levensdag werden alle
groepen intramusculair gechallenged
met een velogeen NCD-virus en gedu-
rende 20 dagen beoordeeld.

Dc vaccinaties hadden geen negatief
effect op dc gezondheidstoestand van
dc kuikens. De bescherming tegen het
NCD-virus was bij de met Hitchner B1
groep 100%. Van de ongevaccineerde
groep en de met het HVT-vaccin
geënte groep stierven alle dieren door
de challenge. Van het HVT/F-vaccin
vertoonden meer dan 90% van kuikens
na challenge geen ziekteverschijnse-
len. Het HVT/HN-vaccin bood slechts
een bescherming van 35 tot 58%. Het
combinatie-vaccin HVT/HN F gaf
een volledige bescherming tegen de
challenge.

In het tweede experiment werd zowel
een intramusculaire als een oculaire
challenge uitgevoerd. Hier bleek dat
het lIVT/F-vaccin het effectiefste was
van de gerecombineerde vaccins: on-
afliankelijk van de challenge-route
was de bescherming 96%.
De bescherming tegen de Ziekte van
Marek werd bepaald door een zelfde

-ocr page 105-

proefopzet en een intra-abdominale
challenge met een virulent Marek vi-
rus. Op 60 dagen werden de kuikens
geëuthanaseerd en onderzocht op tu-
moreuze afwijkingen. Van de contro-
legroep hadden alle dieren tumoreuze
afwijkingen van verschillende orga-
nen. Door de beide recombinant-vac-
cins werd een bescherming opge-
bouwd die niet slechter was dan
beschenning door het PB 1-vaccin.
Geconcludeerd werd dat het inbouwen
van een deel van het NCD-genoom
geen negatieve invloed had op opbouw
van de beschemiing tegen de Ziekte
van Marek.

De mogelijkheid om gerecombineerde
H VT-vaccinvirussen, met een voor het
koppelingseiwit coderend NCD-gen,
te gebruiken als levende vector om een
immuniteit op te wekken tegen een ve-
logene NCD-virus zien de auteurs als
een begin van nieuwe reeks vaccins.
Het zou, volgens hen, mogelijk moe-
ten zijn een multivalent HVT-vaccin te
construeren door verschillende genen
van verschillende virale ziekteverwek-
kers in het genoom van het vaccin vi-
rus te inplanteren. Het zou hierdoor
zelfs mogelijk zijn discriminerende
serologische tests uit te voeren en te
differentiëren tussen vaccin- en veld-
infecties.

m ■ ■ I m

T.H.F. Fahri

VOEDINGSMIDDE-
LENHYGIENE

Vorming van annmoniak en ami-
nen tijdens bederf van slachtkui-
kens. Schnnitt RE und Schmidt-
Lorenz W. Lebensm. Wiss.u.-
Technol. 1992; 25 (Ij: 6-1 ü.

De vonning van ammoniak en biogene
aminen tijdens bacteriologisch bederf
van slachtkuikens werd vergeleken
tussen naakt bewaren in luchtkoeling
en verpakt bewaren bij 4"C.
De concentratie ammoniak in de huid
stijgt in het voor-bederfstadium
slechts langzaam. Bij een k.v.e. van
10\'\'-10^ (bederf) was de stijging snel.
Aminen: vanaf de vierde (verpakt) en
zesde (naakt) dag het mogelijk puter-
sine, cadaverine, histamine en tyra-
mine te meten.

Cadaverine is de belangrijkste amine
in beide methoden. Puterscine en cada-
verine geven het begin van bederf aan
en de hoeveelheid stijgt, naannate het
bacteriologisch bederf vordert.
De huid van vers geslachte kuikens be-
vat 125 mg vrije aminozuren per 100
gram huid. Dit wordt in de koelketen
verviervoudigd. Bederfbacteriën zet-
ten deze aminozuren om in ammoniak
en aminen. Van 1979 t/m 1984 zijn er
onderzoeken naar ammoniak gedaan
bij vis, melk en vlees. Aminen waren
een index voor tonijn, kaas, visproduk-
ten, vlees en vleesprodukten.
Bij de kuikens in naakte toestand steeg
het ammoniak gehalte met een 10-
voud, bij ingepakte kuikens was dit
slechts een vijfvoud. De onderzoekers
vinden een grote variatie in het ammo-
niakgehalte van de verse huid: zij
schrijven dit toe aan stress voor het
slachten. Bij ingepakte karkassen een
snellere stijging van aminen en ammo-
niak dan bij naakte karkassen; mis-
schien ten gevolge van een afname van
het
02-gehaltc.

A.E.E. Soethoiit

UTILIZATION OF RENEWABLE ENERGY SOURCES AND
ENERGY-SAVING TECHNOLOGIES BY SMALL-SCALE MILK
PLANTS AND COLLECTION CENTRES

FAO Production and Health Paper 93,
1992. ISBN 92-5-103102-9. II pa-
gina\'s. Written hy G. Riva of the
Institute of Agricultural Engineering.
University of Milan. Italy.

Dit werk geeft de theoretische achter-
grond van het gebruik van hernieuw-
bare energiebronnen met mogelijke
toepassing bij de inzameling, opslag
en verwerking van melk.
Het geheel wordt beschreven in acht
hoofdstukken. Het begint met alge-
mene aspecten van hernieuwbare ener-
giebronnen en een summiere, schema-
tische beschrijving van de energie
behoefte van melkverwerking. Daarna
volgen de karakteristieken van zon-,
wind-, water-, aardwarmte en bio-
massa energie. De conversie via ver-
branding, vergassing en anaërobische
fermentatie wordt beschreven met de
respectievelijke apparatuur (panelen,
molens, turbines, wisselaars, ketels,
generatoren, accu\'s en femientatieva-
ten). Vervolgens wordt de economi-
sche vergelijking en evaluatie van
energie en apparatuur besproken in
temien van nettowaarde nu, gevoelig-
heidstesten en de interne rentevoet met
als voorbeeld een diesel en een met
hout gevoede generator. Het besluit
met een case-studie die een diesel met
een stoomgenerator vergelijkt ter illus-
tratie van keuzes die men heeft op het
platteland.

80

Volgens de introduktie van het docu-
ment beoogt het een korte richtlijn te
zijn voor energiebronnen en -techno-
logie relevant voor kleine tot middel-
grote melkfabrieken met een capaciteit
van 500 tot 2000 liters per dag. Het is
geschreven voor onderzoekers, voor-
lichters/trainers en technische ingeni-
eurs. Dit betekent ook dat dierenartsen
het document nogal theoretisch en al-
gemeen beschrijvend zullen vinden.
Veel details op technisch zowel als op
economisch gebied staan weliswaar
schematisch opgeschreven over de ge-
hele lengte van het document, maar de
taal en stijl is erg technisch cn weten-
schappelijk.

T 1.11) s c 11 R n t VOOR Dl i; r (i i n i; i; s k u n n i-:, D i: i: i. 119, A i l i: v i; r i n c; 3 , 1994

Concrete illustraties met kleine melk-
fabrieken en melkophaalcentra, die in
de praktijk met hernieuwbare energie-
bronnen werken, zal men tevergeefs
zoeken in het stuk. Ook praktijkvoor-
beelden van mogelijke introductie cn
resultaten van energiebesparing, door
toepassing van hernieuwbare energie
in de rurale zuivelsector, ontbreken.
Wel geeft het document vergelijken-
derwijs alle mogelijke details van
wannteproduktie en energieopwek-
king van de verschillende energie-
bronnen en de verscheidenheid aan ty-
pen apparatuur die men kan gebruiken
voor een technische en economische
haalbaarheidsstudie. Het is daarom
voomamelijk geschikt voor geïnteres-
seerde planners en zuiveltechnologen
in de rurale zuivelsector.

R. de Jong

-ocr page 106-

FEEDING DAIRY
COWS IN THE
TROPICS.

FAG Animal Production and Health
Paper H6. 1991, ISBN 92-5-103029-4,
244 paginas.

Proceedings of the FAO Expert Con-
sultation held in Bangkok, Thailand
from 7-11 July 19H9. Edited by
Andrew Speedy and Rene San.soucy.

Dit boek bevat uitstekende bijdragen
van een grote groep experts met we-
reldwijd vergaarde kennis en ervaring
die relevant zijn voor de melkveevoe-
ding in de tropen. Het begint met de
economische en politieke perspectie-
ven op middellange termijn in dc mon-
diale melkveehouderij.

Uitgebreid wordt ingegaan op de in-
vloed van (warme) klimaatsfactorcn
op de produktiviteit, de fysiologische
beperkingen, de veevoedkundige ka-
rakteristieken en de fokkerijvraagstuk-
kcn in tropische melkveehouderijsys-
temen. Diergeneeskundige aspecten
komen weinig aan bod behalve in za-
ken als vruchtbaarheid en de reductie
van mastitis door beperkt zogen.
Terecht wordt dc aandacht vooral ge-
richt op haalbare technologie voor en
gebaseerd op tropische omstandighe-
den en bedrijfssystemen. Dit betekent
het afstemmen van de rundveehouderij
op dc beschikbaarheid en kwaliteit van
dc voederbronnen. De gewenste pro-
dukticrichting van niet alleen melk
maar ook vlees wordt geschetst, als-
mede de voederstrategieën voor met
name kleine boeren met rundvee maar
ook voor hen met rivier- en moeras-
buffels. De laatste categorie is zeer be-
langrijk voor grote delen van Zuid- en
Oost-Azië. Toekomstige aspecten van
veevoerproduktie en grasland komen
uitgebreid aan bod met de mogelijke
rol van vlinderbloemigen, snijgrassen
en boomvoeders voor eiwitsupple-
mentatie in een op grasland geba-
seerde (melk)veehouderij.

Daarnaast wordt verslag gedaan van
specifiek onderzoek, studies en re-
cente ontwikkelingen in de melkvee-
houderij van Thailand, tropisch China
en Latijns-Amerika. Er is een over-
zicht van het potentieel van tropisch
grasland cn het semi-aride rangeland
in West-Afrika voor de melkveehou-
derij, maar ook van de voersystemen
en problemen in de Indo-Ganges ge-
bieden. Voor het eerst wordt ook uitge-
breid verslag gedaan van ervaringen
met beperkt zogen in de melk/vlees
veehouderij en dc opfok van vaarzen
in de tropen.

Twee case-studies worden beschre-
ven: de eerste gaat in op de voeder- en
zuivelontwikkeling in de dichtbe-
volkte bananen/koffie zone van
Arusha/ Kilimanjaro in Noord-
Tanzania; de tweede behandelt de ont-
wikkeling van veevoedingsonderzoek
bij de boer in Mauritius met lokale
vecrassen, grassen, vlinderbloemigen
en de rol van suikerriettoppen.
Tenslotte is er bijdrage over de erva-
ringen met door FAO gesteunde prak-
tijktrainingen op het gebied van vee-
voer, voederconservering en vee-
voeding.

De verschillende bijdragen laten zich
gemakkelijk lezen, mede door een
groot aantal ondersteunende tabellen
en figuren. In de bijdragen komen zo-
wel de inzichten en vernieuwingen ge-
test op de onderzoekcentra als die op
het boerenbedrijf aan de orde. Veel
praktische vragen passeren de revue
op het gebied van economische en
praktische haalbaarheid, rassen en fok-
kerij, voeders en voeding, praktijkop-
leidingen en voorlichting, allen toege-
spitst op verschillende regio\'s en
bedrijfssystemen (inclusief die voor
buffels). Het geheel geeft een goed
overzicht van recente, praktische za-
ken inclusief verwijzingen naar voor-
gaande overzichten van de tropische
melkveevoedering en ideëen voor toe-
komstig onderzoek en ontwikkeling.

Voor dierenartsen, veetelers en stu-
denten met belangstelling voor tropi-
sche veehouderij bevat dit boek een
schat aan tropenkennis in de veevoe-
ding die door deze expert conferentie
aan het licht is gekomen. Het is een
welkome aanwinst voor de (hand) bi-
bliotheek van hen die gespitst zijn op
het produktie potentieel, de voedings-
problemen en de mogelijke oplossin-
gen in de melk/vlees veehouderij in
tropische gebieden en meer extensieve
bedrijfssystemen.

R. de Jong

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie een deskun-
dige bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

VRAAG

Een boer koopt koeien waarvan er later
één Icptospirose positief blijkt te zijn.
Dit komt aan het licht bij tankmonster
cn vervolgens individuele bemonste-
ring. Is een koopvernietigende verkla-
ring op zijn plaats? Zo ja, is verkoper
aansprakelijk tc stellen voor de ge-
maakte kosten? (Let wel: gebieden
met veel en met nauwelijks Icptospi-
rose.)

81

ANTWOORD

In Nederland blijkt een groot aantal
bedrijven besmet te zijn met
Leptospira hardjo. Er bestaan welis-
waar regionale verschillen in de preva-
lentie van de infectie, maar in alle de-
len van Nederland zijn geïnfecteerde
bedrijven gevonden. Een koper moet
er daarom rekening mee houden, dat
hij bij willekeurige aankoop de kans
heeft geïnfecteerde dieren aan te ko-
pen. Een koper neemt dus een risico,
waarvan hij de gevolgen zelf moet dra-
gen.

T 1.11) s c 11 R 11 T v o o r D 11; r c, i: n k i; s k u n d i-:, D i: i: l 119, A n. [■: v k r i n c, 3 , 1994

Wanneer echter de koper uitdrukkelijk
gevraagd heeft om
L.hardjo vrije die-
ren, en de verkoper heeft bewust infor-
matie verzwegen aangaande infecties
met dit agens, dan zal de verkoper aan-
sprakelijk kunnen worden gesteld voor
de vervolgschade voor het hele bedrijf

De koper zal in dat geval moeten aan-
tonen, dat zijn bedrijf vrij van
L.
Aa/ïZ/o-infecties was op het moment
van de koop en ten tweede, dat de aan-
gekochte dieren geïnfecteerd waren op
het moment van de aflevering.

-ocr page 107-

INLEIDING

Hier volgt het Jaarverslag over 1992
en 1993 van de Raad voor Specialisa-
tie (RvS) en de Registratiecommissie
(RC). Het jaarverslag van de RVS en
het jaarverslag van de RC zijn samen-
gevoegd tot één geheel omdat in beide
overleggroepen vrijwel dezelfde dis-
cussies plaatsvinden met dit verschil
dat de RC komt met voorstellen die
vervolgens door de RvS worden goed-
gekeurd dan wel afgekeurd.

SAMENSTELLING RVS EN RC
Zie voor de samenstelling van de RvS
en de RC respectievelijk de bijlagen 1
en 2.

Wijziging samenstelling RVS

In het jaar 1992 vonden de volgende
wijzigingen in de samenstelling van de
RvS plaats:

Profdr. A.H. Willemse is opgevolgd
door profdr. H.J. Breukink als lid na-
mens de Faculteit Diergeneeskunde.
Prof Breukink was plaatsvervangend
lid; dr. G. Schuijt neemt nu deze plaats
in.

Dr. J.M. van Leeuwen is opgevolgd
door dr. E.A. ter Laak als adviseur na-
mens het ID-DLO. Ter Laak is reeds
lid van dcRVS.

In het jaar 1993 is de samenstelling als
volgt gewijzigd:

Prof dr. A.Rijnberk is opgevolgd door
profdr. F.J. van Sluijs.
Dr. J.F. Westendorp heeft het lidmaat-
schap opgezegd. Dr. J.M. de Kruijf zal
Westendorp opvolgen.

in september 1992 heeft de jaarlijkse
wisseling van het voorzitterschap
plaatsgevonden. Dr. T.S.G.A.M. van
den Ingh volgde dr. J.M. van Leeuwen
op.

De Raad voor Specialisatie heeft in het
jaar 1992, drie maal vergaderd en wel
op 14 januari, 28 april en 8 september.
In het jaar 1993 is vergaderd op 11 mei
en 7 december.
Wijziging samenstelling RC
Profdr. M.C. Horzinek heeft zijn lid-
maatschap opgezegd. Hij was lid na-
mens de Faculteit Diergeneeskunde
voor het hoofdgebied microbiologie.
Dr. J.T. Lumeij is opgevolgd doormw.
dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan, voor het hoofdgebied ve-
terinaire specialisten van de KNMvD.
De Registratiecommissie is in 1993
uitgebreid met dr. J.T. Lumeij voor het
hoofdgebied vogelgeneeskunde.
Profdr. H.W. de Vries (hoofdgebied
interne geneeskunde der gezelschaps-
dieren) is opgevolgd door dr. E. Teske.
Dr. Teske was reeds lid, waardoor een
vacature is ontstaan.

De Registratie Commissie heeft in het
jaar 1992, vier maal vergaderd en wel
op 26 maart, 16 juni, 13 oktober en 15
december.

In 1993 heeft de Registratiecommissie
vergaderd op 20 april, 29 juni en 11
november.

GENOMEN BESLUITEN
Door de RvS erkende specialismen

In 1992 heeft de RvS het specialisme
Vogelgeneeskunde officieel erkend.

Bijlage 1

lid

Namens de Faculteit Diergeneeskunde

Prof.dr. G.H. Huisman
Dr.J.M.A. Snijders
Profdr. H.J. Breukink
Dr. Th.S.G.A.M. v.d. Ingh
Profdr. F.J. van Sluijs

Namens de K.N.M.v.D.

Dr. J.M. de Kruijf
Dr. E.A. ter Laak
Drs. E. Offereins
vacature
vacature

.Adviseurs:

Dr. P.W.Wester. R.I.V.M.

Dr. J.H.M. Nieuwenhuijs, Ministerie van W.V.C.

Mr.drs. H. Lommers, Ministerie L.N.V.

Dr. P W. de Leeuw, S.G.D.

Dr. E.A. ter Laak.C.D.I.

Toehoorders:

Drs. E. Teske, Groep Veterinaire Specialisten
Drs. K. van Muiswinkel, Registratiecommissie
J.J. van der Kaaden, Faculteit der Diergeneeskunde

B ÏRi^ t.i w w «r ^ • -(T^ ^^

."H1 11 \'ii\'i

JAARVERSLAG RAAD VOOR SPECIALISATIE
EN REGISTRATIECOMMISSIE

In 1993 heeft de RvS de volgende spe-
cialismen erkend: veterinaire diervoe-
ding, reproduktie paard en inwendige
ziekten paard.

Dierenartsendiploma vereist

De Raad voor Specialisatie heeft op
verzoek van de Commissie van Beroep
overwogen kandidaten met een zoge-
naamde \'vrije studierichting\' in aan-
merking te laten komen voor registra-
tie als veterinair specialist. De RVS
heeft echter in deze als volgt beslist:
voor inschrijving in het Nederlands
Veterinair Specialistenregister is een
absolute vereiste dat de kandidaat be-
schikt over het dierenartsendiploma.
Dit betekent dat kandidaten die de zo-
genaamde \'vrije studierichting\' heb-
ben genoten aan de Faculteit der
Diergeneeskunde niet kunnen worden
geregistreerd als veterinair specialist,
ook al voldoen zij aan de eisen die ge-
steld zijn ten aanzien van kennis en
werkzaamheid.

ferm n.p (niet praktizerend) regle-
mentair vastgelegd

Het toekennen van de letters n.p. (niet-

S.WIKNSTEIJ.ING RAAI) VOOR SPECIALISATIE per31 deccmbcr IW

plaatsvervangend lid

Profdr. A.S.J.P.A.M. van Miert

Dr. D.J. Houwers

Dr. G. Schuijt

Profdr. E. Gruys

Dr. A.J. Venker-Van Haagen

Drs. K.J.M. Stróbl
Drs. J. Sol
Drs. J.W. Pasman
Dr. J. Goudswaard
Drs. Th.M. Bosman

KONINKLIJKE NEDERLANDSE Maatschappij VOOR D I F R G F N F F S K U N D F

82

-ocr page 108-

Bijlage 2 SAMENSTEI.l.ING REGISTRATIECOMMISSIE per 31 december 1993

Lid

Plaatsvervangend lid

Hoofdgebied

Faculteit

Profdr. J.M.V.M. Mouwen

Dr. J.E. van Dijk

Veterinaire Pathologie

Dr. E. Teske

Dr. J. Rothuizen

Interne geneesk. gezclscbd.

Dr. A. Willemse

Dr. M.A. Wisselink

Dermatologie der gezelschd.

Profdr. K.J. Dik

Dr. G. Voorhout

Veterinaire Radiologie

Dr. F.C. Stades

Dr. M.H. Boevé

Oogheelk. der gezelschapsd.

Profdr. J.E. Gajentaan

Dr. H.A.W. Hazewinkel

Chirurgie der gezelschapsd.

Vacature

Dr.W.M.L. Hendrikx

Veterinaire Microbiologie

Drs. P. Fontijne

Dr. H.C. Kalsbcek

Reprod./Inw. ziekten paard

Profdr. F. Németh

Profdr. A. Bameveld

Chirurgie paard

Profdr. JG van Logtestijn

Drs. K.E. Dijkmann

Volksgezondheid

Profdr LFM van Zutphen

Dr. V. Baumans

Proefdierkunde

Profdr. J.H.M. Verheijden

Dr. R. Kuiper

Landbouwhuisdieren

Dr. J.T. Lumeij

Vogelgeneeskunde

K.N.M.v.D.

Drs. M. Bethlehem

Dr. J.W.M.A. Mullink

Veterinaire Pathologie

Vacature

Drs. A.J. van Toor

Interne geneesk. gezelschd.

Drs. M.W. Vroom

Drs. E. Cesar

Dermatologie der gezelschd.

Drs. K. van Muiswinkel

Drs. A. van Gastel-Jansen

Veterinäre Radiologie

Drs. A. Heijn

Drs. W.G. Roelofsen

Oogheelk. der gezelschd.

Drs. Y. Krooshof

Dr. A.a:M.E. Lubberink

Chirurgie der gezelschd.

Drs. G.H.A. Borst

Drs. A.C.A. van Exsel

Veterinaire Microbiologie

Drs. G.A. Berghuis

Drs. S. Boersma

Repr .\'inw. ziekt, paard

Drs. E.K. Welling

Drs. L.A.J. Smeenk

Chirurgie paard

Drs. P.A.M. Verhoeven

Drs. J. Veenhof

Volksgezondheid

Drs. P.G.C. Hemians

Dr. J.P. Koopman

Proefdierkunde

Dr. J. Verhoeff

Drs. M.K. Buth

Landbouwhui.sdieren

Dr. M.M. Sloet van Oldruiten-

Drs. J.W. Garretsen

Veterinaire Specialisten

borgh-Oosterbaan

praktizerend) aan een erkende specia-
list die niet als zodanig 50% werkzaam
is in zijn specialisme, is door de RVS
officieel vastgelegd in het reglement
voor erkenning en registratie van vete-
rinaire specialisten (artikel 45).

Wijziging naam specialisme oog-
heelkunde der gezelschapsdieren

De RC stelde voor de naam \'oogheel-
kunde der gezelschapsdieren\' te wijzi-
gen in \'oogheelkunde\'. Aan deze
naamswijziging liggen de volgende
twee redenen ten grondslag: ten eerste
moet de oogheelkunde worden gezien
als een algemeen vakgebied dat alle
diersoorten omvat. Ten tweede is het
op Europese terrein zo, dat de oogheel-
kunde ook alle diersoorten omvat.
De RVS neemt in deze het principe-
besluit dat er een 2 a 3 maanden du-
rende extra opleiding komt voor de
verschillende onderdelen van de oog-
heelkunde, waarna het aangepaste pro-
fiel bekrachtigd kan worden. Wat be-
treft de naamgeving zullen eerst de
Europese ontwikkelingen worden af-
gewacht. Voorlopig blijft de naam
\'oogheelkunde der gezelschapsdieren\'
gehandhaafd.

Kegistratiegelden met ingang van
1 januari 1994

Voor inschrijving in het Nederlands
Veterinair Specialistenregister zijn de
volgende tarieven voor 1994 vastge-
steld (alle bedragen inclusief 17,5%
BTW).

Leden van de KNMvD betalen
ƒ 50,-, niet-leden betalen bij inschrij-
ving in 1994: ƒ 1.000,-cn als bijdrage
voor 1994: ƒ375,-.
De bijdragen voor opleiding en de
facto procedure zijn vastgesteld op:
ƒ 200,- bij aanmelding; ƒ 200,- bij
examen, toetsing of afronding;
ƒ 200,- bij visitatie. (Zie Tijdschr
Diergeneeskd 1993; 118:24).
De bedragen zijn vastgesteld in over-
leg met de Groep Veterinaire Specia-
listen.

Het Hoofdbestuur en Algemeen Be-
stuur zijn accoord gegaan met de ge-
noemde bedragen. Per jaar zal aan de
hand van de gemaakt kosten worden
bezien of de registratiebijdragen wor-
den verhoogd dan wel worden ver-
laagd.

Maximaal één specialisme uitoefe-
nen

De Raad voor Specialisatie heeft het
principebesluit genomen dat dierenart-

SC HEMA TOTSTANDKOMING ERKENNING SPECIALISME

K O N 1 N K L I J K K N L D [-; R L A N D S E MAATSCHAPPIJ VOOR D 1 E R (i E N E E S K U N D E

83

-ocr page 109-

ujrm^mm jm

Bijlage 3

ERKENDK SPKCIAI.ISTEN

Naam

Specialisme

Inschrijfdatum

In 1992 Hcrdcn dc volgende dierenartsen erkend als specialist:

Dr. A. Appeldoorn

Chirurgie der gczelschapsd.

8-09-1992

G.J. Breur, M.Sc. Ph D.

Chirurgie der gczelschapsd.

14-01-1992

H. van Herpen

Chirurgie der gezelschapsd.

14-01-1992

Dr. M.H.Mircl<

Veterinaire pathologie

28-04-1992

Dr. R.F. Nickel

Chirurgie der gczelschapsd.

14-01-1992

Th.R.F.Ottenschot

Chirurgie der gczelschapsd.

8-09-1992

Dr. E.M.J. Schrauwcn

Interne geneesk. gczelschapsd.

26-03-1992

B.F.. Sjollema

Chirurgie der gczelschapsd.

14-01-1992

C.P.L.J. Verschucrcn

Interne geneesk. gczelschapsd. NP

14-01-1992

Dr. K. Weijer

Veterinaire pathologie

14-01-1992

In 1993 werden de volaende dierenartsen erkend als specialist:

Dr. A.E. van de Braak

Veterinaire Dierv oeding

30-06-1993

J.M.M. Comelissen

Vogelgenecskunde

K. Crama

Chirurgie der gczelschapsd.

11-05-1993

M.A. van Gestel

Chirurgie der gczelschapsd.

1 1-05-1993

M.H.Th. Govers

Chirurgie der gczelschapsd.

11-05-1993

J. Kirpensteijn

Chirurgie der gczelschapsd.

11-0.5-1993

Prof.dr. A.Th van "t Klooster

Veterinaire dier\\oeding

30-06-1993

l.P. Leendertse

Rcpr. inwendige ziekten paard

07-12-1993

C.L. van Liniborgh

Veterinaire Diervoeding

30-06-1993

Dr. J.T. Lumeij

Vogelgenecskunde

07-12-1993

Dr. H.W. Merkens

Chirurgie paard

1 1-05-1993

A.M.P.Nap

Interne geneesk. gczelschapsd

30-07-1993

Dr.A.B.M. Rijkenhuizen

Chirurgie paard

11-05-1993

R.J. Roosje

Dermatologie der gczelschapsd

30-07-1993

M L. Schmidt

Veterinaire Radiologie

11-05-1993

1..F. van de Velde

Chirurgie paard

07-12-1993

Dr. M.A. van der Velden

Chirurgie paard

07-12-1993

ü.ll.vanderWal

Rcpr. inwendige ziekten paard

07-12-1993

Dr. P R. van Weeren

Chirurgie paard

07-12-1993

F..K. Welling

Chirurgie paard

11-05-1993

Dr. 1. Westerhof

Vogelgenecskunde

07-12-1993

Bijlage 4

OVERZICHTSTANDN AN ZAKEN SPECL\\I.ISMEN per31-l2-93

Specialisme

Aantal specialisten

Aantal specialisten Bijzonderheden

ingeschreven in het

in opleiding

NVSR

- \\ elerinaire Palholo(>ic

32

7 Geen.

- X\'eterinaire Kadinlogie

9

1 Geen.

- Chirurgie der );e/elschapsdieren

23

3 Geen.

- Interne (jeneeskunde der

16

3 Geen.

gezelschapsdieren

- Dermatologie der gezelschapsdieren

4

Er is een tutor (intermediair tussen specialist in opleiding en specia-

lisatiecommi.ssic) benoemd.

- Oogheelkunde der gezelschapsdieren

4

1 Cieen.

- Keproduklie paard

Het specialisme is gesplitst in een specialisme rcproduktie paard en

- Inwendige ziekten van het paard

7

een specialisme inwendige ziekten paard. De profielen worden mo-

menteel uiteen gehaald. Ook w

ordt gewerkt aan het vormen van

twee specialisaticconiniissies. Aanmelden voor de fado-erken-

ning: vóór 1 april 1995!

- Chirurgie van het paard

9

.•Vanmeiden voor de facto-erkenning: vóór 1 april 1994!

- \\ eterinaire Microbiologie

4

De uitwerking van het profiel is

gecompliceerder dan is verondcr-

stekl. De RC en RVS zullen in samenwerking met de specialisalie-

comniissie veterinaire microbiologie werken aan een spoedige tot-

standkoming van hel profiel.

- \\ ogelgeneeskiinde

2

1 .\\anmelden voor de facto-erkenning: vóór 1 februari 1996!

Besloten is dat Nederlandse dierenartsen de Europese dc l\'acto pro-

cedure doorlopen. De Registraliccommissie zal de Europees er-

kende specialisten, indien gewenst, inschrijven in het Nederlands

Veterinair Special islenregister.

- \\ eterinaire Diervoeding

3

.Aanmelden voor dc facto-erkenning: vóór 1 november 1995!

- Proefdierkunde

De RVS concludeert aan de hand van de bevindingen van de

Oriëntatiecommissic dal er geen bclioelte is aan een apart veterinair

register voor proefdierkunde. Proefdierkundigcn kunnen zich laten

registreren in een daarv oor aanwezig overhcidsregister.

- Landbouw huisdieren

Nog niet erkend

Het specialisme landbouw huisdieren is opgesplitst in drie deelspe

door de RVS

cialisnien. tc weten: Herkauwers. Varkens en Pluimvee. Voor alle

drie de deelspecialismen is een voorlopige specialisatie commissie

ingesteld.

- Dierlijke produktie en

Nog niet erkend

Op basis van een notitie van de oriëntaticcommissie is besloten

\\ olksgezondheid

door dc RvS

een voorlopige specialisatiecommissie in te stellen.

84 K o N 1 N K L LI K E N F 1) E R 1. A N 1) s F MAATSCHAPPIJ VOOR

: D 1 E R (i E N F E S K U N D i:

-ocr page 110-

sen voor maximaal één specialisme
kunnen worden ingeschreven in het
Nederlands Veterinair Specialisten-re-
gister. De basis van dit besluit is dat
meer dan 50% van de tijd moet worden
besteed aan het specialisme, uitgegaan
van een 38-urige werkweek. {Door
part-timers dient minimaal 19 uren per
week besteed te worden aan het spe-
cialisme).

Specialisme reproduktie / inwendige
ziekten paard gesplitst

De Raad voor Specialisatie is accoord
gegaan met splitsing van dit specia-
lisme in een specialisme reproduktie
paard en een specialisme inwendige
ziekten paard, (voor meer informatie
verwijzen wij naar het Tijdschr
Diergeneeskd, 1993; 118:24).

UITREIKING CERTIFICATEN

1992

De Uitreiking van de certificaten, be-
horende bij de inschrijving in het
Nederlands Veterinair Specialistenre-
gister, vond plaats tijdens het Jaarcon-
gres, op vrijdag 2 oktober 1992. De
voorzitter van de KNMvD, Prof.dr,

E.H. Kampelmacher, had de eer aan
tien specialisten de felicitaties met bij-
behorende certificaten te overhandi-
gen. In bijlage 3 staan de in 1992 er-
kende specialisten.

1993

Tijdens het Jaarcongres 1993, op vrij-
dag 1 oktober, had Prof.Dr. E.H.
Kampelmacher wederom de eer de
specialisten hun certificaat te overhan-
digen. Dertien specialisten kregen het
certificaat. In bijlage 3 staan de namen
van deze dierenartsen.

SPECIALISATIE VOGELGENEESKUNDE
DOOR RAAD ERKEND

De Raad voor Specialisatie heeft het
specialisme vogelgeneeskunde op
basis van een internationaal profiel
erkend in 1992. Daarna is met de
voortgang van het specialisme ge-
wacht op de Europese ontwikkelin-
gen.

Nederlandse dierenartsen die zich ge-
specialiseerd hebben in de vogelge-
neeskunde kunnen volgens ecn inter-
nationale /ac to-procedure in aan-
merking komen voor erkenning en re-
gistratie als specialist. Europees er-
kende specialisten worden automa-
tisch ingeschreven in het Nederlands
Veterinair Specialistenregistcr (NVSR).
Meer infomiatic over the European
College of Avian Medicine and
Surgery, de wijze van aanmelding en
de (/e /ar/o-proccdure vindt u in on-
derstaand manuscript.
Nederiandse dierenartsen die in aan-
merking willen komen voor inschrij-
ving in het NVSR, dienen zich binnen
een periode van twee jaar (vanaf 1 fe-
bruari 1994 tot 1 februari 1996) te
melden bij de secretaris van de regis-
tratiecommissie. Dit kan door een ko-
pie van de aanmelding voor de
de
/«c7o-procedure (zie onderstaand ma-
nuscript) te sturen naar: dr. Tj. Joma
(secretaris Registratiecommissie),
Postbus 14031,3508 SB Utrecht.
Een Nederlandse specialisatiecom-
missie zal het specialisme bewaken.
Dierenartsen die de opleiding tot spe-
cialist vogelgeneeskunde willen vol-
gen, kunnen contact opnemen met dr.
J.T. Lumeij, Vakgroep Geneeskunde
Gezelschapsdieren van de Faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht.

85

Inlichtingen zijn te verkrijgen bij het
secretariaat van de KNMvD.

European College of Avian
Medicine and Surgery
De facto Procedure for Diplomate
Status

The European College of Avian
Medicine and Surgery (ECAMS) is a
veterinary speciality organization
which was founded according to the
guidelines laid down in the Report and
Recommendations on the Transna-
tional Organization of Veterinary
Specialisation (IlI/F/5385/5/91), which
was adopted by the Advisory Com-
mittee on Veterinary Training of the
European Commission at its meeting
on 12th Februari 1992. The founding
Act was signed at a Notary in the
Netherlands on August 13th and the
ECAMS has been offlcialy registered
at the Chamber of Commerce in
Utrecht as a non-profit veterinary spe-
cialty organization.
Presently the ECAMS is seeking re-
cognition by the Preliminary Euro-
pean Board of Veterinary Specialisa-
tion.

The ECAMS was an initiative of the
European Committee of the Associa-
tion of Avian Veterinarians, which in
turn resulted from initiatives in the late
eighties/eariy nineties in Europe and
other non-European countries (i.e.
USA, Australia, Israel) in response to
a growing demand for better avian me-
dical and surgical services for birds th-
rough specialization, and a need to
hannonize certification in this area.

K <) N 1 N K 1.1.1 K K N i: 1) [■; R I, A N t) s [■; M A A T s c II A p p ij voor D I [■; r (i i; n i: i; s k u n i) i

An Organizing Committee (OC) was
nominated by the European Commit-
tee of the Association of Avian
Veterinarians in March 1992.

The necessary qualifications of the
members of the OC were authentica-
ted by three independent international
recognized avian specialists, resident
outside Europe. The OC has develo-
ped a Consistution, Bylaws, and
Iterim Rules and Regulations.
The European Committee of the
Association of Avian Veterinarians
has nominated Invited Specialists to
act as founder members of the
ECAMS.

Subsequently the ECAMS has been
founded by Invited Specialists accor-
ding to the aforecited ACVT guideli-
nes.

The specialty avian medicine and sur-
gery is a clinical species oriented spe-
cialty. The specialty involves medical
and surgical disciplines and involves
various body systems within the class
Aves. The specialist in avian medicine
and surgery will work primarily as a
clinician who is concerned with all as-
pects of diagnosis and management of
diseases of birds other than poultry
(i.e. companion birds, ornamental
birds, zoo birds, racing pigeons, birds
kept for falconry, wild birds, ratites).
The primary objectives of the College
are to advance avian medicine and sur-
gery in Europe and increase the com-
petency of those who practice in this
field.

All suitable qualified veterinarians are

-ocr page 111-

entitled to apply for Diplomate status
by the new college through a
de facto
procedure within the initial 5 years af-
ter the official foundation of the
College (Interim Rules and
Regulations). It should be stressed that
all aspiring applicants must first have
been recognized as specific avian spe-
cialist at national level, when applica-
ble.

Applicants should submit their appli-
cation to the Secretary of the Interim
Board. The application should include
a curriculum vitae, a description of the
way the expertise has been acquired, a
description of the way in which the
specialty is currently practiced, and a
list of publications. Four copies of
these documents should be submitted
in four seperate indexed folders. From
this information it should be clear that
the applicant meets the relevant crite-
ria in the Constitution of the College
(Article 5, section 2b). The application
fee of 180 ECU should be made paya-
ble to the Treasurer of the European
College of Avian Medicine and
Surgery (with no costs for the benefi-
ciary). Complete application packages
received by the Secretary before
December 15th will be considerd by
the invited specialists to fonnulate a
proposal for further consideration or
rejection of the applicant to be discus-
sed by all invited specialists at the fol-
lowing March meeting of the ECAMS.

The Registration Committee of the
Board of Veterinary Specialization of
the Royal Netherlands Veterinary
Association (RNVA) has recognized
the ECAMS on its meeting of
November 11, 1993. Dutch veterina-
rians seeking Diplomate status in
avian medicine and surgery have to
fulfill the requirements laid down by
the ECAMS and once they become
ECAM Diplomates they will automa-
tically be acknowledged in the
Netherlands as specialist in avian me-
dicine and surgery. It should be stres-
sed, however, the regulations of the
RNVA stipulate that de facto recogni-
tion of veterinarians from the
Netherlands is only possible for 2 ye-
ars after the publication of this an-
nouncement in the Journal of the
Royal Netherlands Veterinary
Association (
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde). A
Specialization
Committee for Avian Medicine and
Surgery appointed by the RNVA will
supervise and guard the correct proce-
dures.

A publication is available from the
Secretary which gives detailed infor-
mation on veterinary specialisation in
Europe in general, the European
College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), including the
Consistution, Bylaws, Interim Rules
and Regulations and an Infonnation
Brochure. The latter contains informa-
tion on requirements for admission to
the College, a profile of the speciality,
and application and examination pro-
cedures. A Dutch translation of the
Consistution is included since this was
used for legal registration of the
ECAMS in the Netherlands.

For further information: B.H. Coles,
MRCVS, Avian Specialist (RCVS),
Secretary European College of Avian
Medicine and Surgery, Cranmorc
Veterinary Centre, 140 Chester Road,
Childer Thornton, Wirral Cheshire
L661QN,U.K.,Fax ^ 0513399141.

BANDEN 1993

Verzamelbanden 1989 voor de alle-
veringen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zijn
inmiddels niet
meer
voorradig.

Wel zijn nog verkrijgbaar de banden
voor de jaargangen 1988,1990 tot en
met 1993.

Reeds een jaar geleden - februari 1993 -
kwam het commissielid, verantwoor-
delijk voor het wetenschappelijk
programma, met zijn eerste ideeën: de
onderwerpen voor het volgende jaar -
1994. Je kunt immers niet wachten tot
het eerstvolgende congres voorbij is.

De draagtijd is langer dan een jaar.
Onderwerpen kiezen, het vinden van
en toezeggingen krijgen van de juiste
sprekers vereisen meer dan een jaar
voorbereiding. Sommige onderwer-
pen zijn uitemiatc geschikt voor uit-
sluitend wetenschappelijke zaken:
new developments & current research.
Dc practicus wil onderwerpen waar
haar of zijn kennis mee wordt ver-
groot: het liefst morgen toepasbaar in
de praktijk. De industrie krijgt even-
eens de gelegenheid nieuwe aanwin-
sten op diergeneeskundig gebied niet
alleen te tonen tijdens het congres,

maar bij-
voorbeeld
ook een
bijdrage te
leveren in
het organi-
seren van
een works-
hop of
wct-lab. Dc praktische toepassing van
hun produkten worden dan door dc
congresbezoeker getest en/of beoe-
fend.

Wat denkt u van de reservering in de
RAI? Thans heeft dc commissie al op-
ties lopen tot het jaar 2000! Hoe lang
bent u dan alweer afgestudeerd? Te
oud voor iets nieuws? Soms denk je
dat wel eens, als je zelf ouder wordt en
je steeds minder jaargenoten op de
Voorjaarsdagen ontmoet. Met andere
woorden, \'onze congress-logistica\'
denkt zeer ruim vooruit. U begrijpt
het, tot het jaar 2000 is zij commissie-
lid!

Buitenlandse congressen: in het verle-
den gebeurde het nogal eens dat con-
gressen in Europa samenvielen. Het
jaarlijkse BSAVA-congres in Enge-
land wordt immers ook in het voorjaar
gehouden. Hoewel de Engelsen na-
tuurlijk hun
Commonwealth gedachte

K. o n 1 n k 1.1 j k i; N i: t) I, r l a n 1) s f: Maatschappij voor D i i: r c; h n i; i; s k u n d i-

86

-ocr page 112-

■ Mü

Wén

* «

nog niet verloren zijn, is het najaren zo
dat het BSAVA-congres en het
Voorjaarsdagen congres elkaar niet
echt meer in de haren zitten. In de tach-
tigerjaren is nog geprobeerd een soort
\'combined congress ticket\' te maken
voor bezoekers van beide congressen.
Onze congressen zouden dan na elkaar
(within 10 days) plaatsvinden. De be-
langstelling daarvoor was echter niet
van enige betekenis. Mede dankzij
enige FECAVA-bemoeienis is er nu
een afspraak, dat de BSAVA-club haar
congres begin voorjaar (eind maart/be-
gin april) organiseert en dat de
Hollanders dit eind april doen. De
commissie is daar blij mee. Het lijkt
net of wij meer tijd hebben. In 1994 is
dat ook zo: APRIL 22 - 24. Er zijn ook
andere voordelen. Het weer is mis-
schien wat beter, in ieder geval war-
mer; de buitenlander vindt een schitte-
rende keukenhof, de jaarlijkse \'must\'
is het social program; de jaarlijkse
boottocht, die u niet mag missen, is
vriendelijker en de Nederlandse prac-
ticus heeft eind april meer mogelijkhe-
den of meer zin om het congres te be-
zoeken.

Een speciaal thema kent het congres
niet. Er zijn wel altijd onderwerpen die
meer belangstelling krijgen dan ande-
ren: chirurgie en dermatologie zijn
daar voorbeelden van. Ook kan het zijn
dat een bepaalde diergeneeskundige
discipline drie dagen lang in het pro-
gramma voorkomt.

De bezoeker kan er dan voor kiezen
om dat bepaalde programma drie da-
gen lang te volgen opdat hij of zij weer
geheel up to date \'s maandags na het
congres kan beginnen. De als padde-
stoelen uit de grond groeiende
Europese specialisten-clubs (ESVOT -
EVDS - EVA - ESVIM etc.) kunnen
tijdens de Voorjaarsdagen hun eigen
congres houden. Een welkome aanvul-
ling op het programma! Dit \'eigen\'
programma wordt volledig in ons con-
gres opgenomen en kunnen onder be-
paalde voorwaarden door iedere con-
gresdeelnemer worden bezocht. Een
andere mogelijkheid die het congres in
Amsterdam biedt, is het incorporeren
van onderwerpen die niet uitsluitend
het gezelschapsdier aangaan. Zo is er
enige jaren geleden aan de paardcn-
practici een \'paarden\'-programma
aangeboden.

In mei - nauwelijks een maand na slui-
ting van het laatste congres ligt dan het
(soms zeer) voorlopige wetenschappe-
lijke programma voor de commissiele-
den ter beoordeling. Het social pro-
gram is voorgevonnd en het \'echte\'
werk kan beginnen. Allereerst de
KLOMPENFOLDER. Ook al weer
zo\'n onbegrijpelijk woord: typische
voorjaarsdagentaai. Daarover later
meer.

In de agenda:

22 - 24 APRIL VOORJAARS-
DAGENCONGRES 1994!

Vóór 1 januari had men ook de moge-
lijkheid om te sparen met de baas. Zo
had en heeft men de spaarloonrege-
ling, de premiespaarregeling en de
winstdelingsspaarregeling. Nieuw is
de aandelenoptieregeling. De be-
staande regelingen zijn echter aanzien-
lijk soepeler geworden.
Bij een bedrijfsspaarregeling spaart
een werknemer met bedragen van loon
of winstuitkering. Daar bovenop kan
de werkgever jaarlijks een bonus ge-
ven.

Fiscaal-actueel

87

Algemeen

Wie kunnen er allemaal profiteren van
de regelingen? In feite iedere werkne-
mer. Er wordt slechts een uitzondering
gemaakt voor de directeur grootaan-
deelhouder die tevens enig werknemer
(of samen met dc partner) is. Heeft de
directeur grootaandeelhouder dus nog
één iemand anders in dienst (al dan
niet parttime), dan mag de directeur
ook deelnemen.

Voor het invoeren van een van de re-
gelingen geldt als eis dat zij open moet
staan voor minimaal 75% van de werk-
nemers. Deelnemen is niet verplicht.

ä Nederlanders worden in het buitenland wel

■ ■ eens gekenschetst als gierig of in het gunstigste
Roosmaelen geval zuinig. Ik zou willen zeggen dat wij een
BDO spaarzaam volk zijn. \\ anaf 1 januari wordt

Camps het sparen nog eens extra gestimuleerd,

^ers Up bestaande bedrijfsspaarregelingen, waar-

Adviseurs \'^\'j \'"en flscaal vriendelijk kan sparen, zijn na-

- melijk aanzienlijk uitgebreid. Door van deze

regeling gebruik te maken kan een aardig voordeel behaald worden voor zo-
wel de werkgever als de werknemer. De regering ziet het invoeren van een be-
drijfsspaarregeling zelfs als een alternatief voor structurele (bruto) loonsver-
hogingen.

Na een vaste periode mag het spaar-
geld en eventueel de bonus van de
werkgever, inclusief de gekweekte
rente belastingvrij worden opgeno-
men.

Koninklijke N i: d i: r l a n d s l Maatschappij voor D i l r ci h n k h s k u n d e

De gespaarde bedragen moeten mini-
maal vier jaar (= 48 maanden) op een
geblokkeerde spaarrekening worden
gestald.

Dit is de zogenaamde blokkeringspe-
riode die men in acht moet nemen om
buiten de belastingheffing te blijven.
De blokkeringspcriode geldt niet als
het spaargeld wordt gebruikt voor de
aankoop van een eigen woning, bij
beëindiging van dc dienstbetrekking,
of de aankoop van effecten (die u dan
niet tegen contanten mag verkopen ge-
durende de lopende blokkeringspe-
riode). Ook kan onder bepaalde voor-
waarden het gespaarde bedrag
gebruikt worden voor verzekerings-
sparen; bijvoorbeeld door het aanko-
pen van een lijfrente- of kapitaalsver-
zekering.

De rente (en het dividend) op de spaar-
gelden mogen wel tijdens de blokke-
ringsperiode opgenomen worden, zon-
der dat dit fiscale consequenties heeft.
Voor de rente die ontvangen wordt op
de geblokkeerde rekening geldt een
extra rentevrijstelling van ƒ 1.000
(ƒ2.000 per echtpaar).

Deze rentevrijstelling komt dus bo-
venop de gewone rentevrijstelling van
ƒ 1.000 (ƒ 2.000 per echtpaar). Zijn

-ocr page 113-

aandelen gekocht van de spaargelden,
dan geldt hiervoor een extra dividend-
vrijstelling van ƒ 1.000 (ƒ 2.000 voor
echtparen).

Een echtpaar kan thans dus in totaal
tweemaal ƒ 2.000 rente en tweemaal
ƒ 2.000 dividend is ƒ 8.000 belasting-
vrij ontvangen.

De regelingen

De afzonderlijke regelingen kennen
ook specifieke voorwaarden. Een korte
schets.

Spaarloonregeling

De spaarloonregeling biedt de moge-
lijkheid om per jaar een bedrag tot
ƒ 1.541 van het brutoloon apart te zet-
ten zonder dat hierover loon- of in-
komstenbelasting of werknemers-pre-
mie verschuldigd is. Ook voor de
werkgever is het spaarloon lucratief,
omdat geen werkgeverslasten (sociale
verzekeringspremies en overheve-
lingstoeslag) verschuldigd zijn over
het vrijgestelde spaarloon.
In de blokkeringsperiode mag het
spaarloon niet opgenomen worden
voor aflossing van de hypotheek op de
eigen woning. Wat wel kan is het
spaarloon gebruiken voor betaling van
premies op een levensverzekering.

Premiespaarregeling
Bij deze regeling wordt een deel van
het netto-loon van de werknemer op
een geblokkeerde rekening gestort. Dc
werkgever kan dit bedrag middels een
(belastingvrije) premie verdubbelen,
met een maximum van / 1.027 per
jaar. De premie van de werkgever mag
wel minder maar niet meer bedragen
dan de door de werknemer gespaarde
som. Toegestaan is dat de werkgever
reeds aan het begin een voorlopige
premie toekend. Het voordeel is dat de
premie dan eerder rentedragend is.

Winstdelingsregeling
Dit is een fiscaal vriendelijke manier
van delen. De werknemer kan een be-
drag met een maximum van ƒ 1.541
per jaar netto ontvangen in de vorm
van een winstuitkering. Net als bij de
andere regelingen moet dit bedrag vier
jaar vastgezet worden. In afwijking
van de eerdere spaarregelingen mag de
winstuitkering ook direct uitgekeerd
worden. De werkgever is dan wel 35%
belasting over het uitgekeerde bedrag
verschuldigd.

Deze regeling kan een fiscaal-vriende-
lijk alternatief zijn voor tantième-rech-
ten.

tili

éÊm

88

Door de tantième-regeling (deels) om
te zetten in deze winstregeling en het
oude \'bruto tantième-bedrag\' te ver-
minderen met de door de werkgever
verschuldigde 35% belasting, is de
werkgever even duur uit als voorheen,
terwijl de werknemer nu per saldo
35% belasting heeft betaald over het
tantième. Voorheen moest de werkne-
mer veel meer belasting betalen over
het tantième.

A andelenoptieregeling
Deze regeling zou ik buiten dit bestek
willen laten. De regeling maakt het
mogelijk om een werknemer fiscaal
vriendelijk te laten deelnemen in de
B.V. van de werkgever.

Combinatie toegestaan

Een werknemer kan van alle vier de re-
gelingen tegelijkertijd gebruik maken.
Er geldt echter wel een gezamenlijk
maximum: de vrijstelling van de
winstdelings-, aandelenoptie- en spaar-
loonregeling mag tezamen niet meer
dan ƒ 1.541 bedragen. Ongeacht de
aanwezigheid van de hiervoor ge-
noemde regelingen geldt voor de pre-
miespaarregeling een maximum van
ƒ 1.027.

Per saldo kan een werknemer dus in
1994 maximaal een bedrag van ƒ 2.568
aan onbelaste uitkeringen genieten.

Aanpassing jubileum- en feestda-
genuitkeringen

Ter financiering van de nieuwe bc-
drijfsspaarregeling is dc regeling voor
de jubileum- en feestdagenuitkeringen
deels afgeschaft. Kon de werknemer
vóór I januari 1994 nog een bedrag
van ƒ110 netto ontvangen bij een er-
kende feestdag, met een maximum van
ƒ 550 per jaar, thans is het maximum
teruggebracht tot ƒ 300. Nieuw is dat
dit bedrag in één keer mag worden uit-
gekeerd.

Ook in de jubileumuitkeringen is fors
gesneden. Van alle uitkeringen bij ju-
bileum of einde dienstbetrekking, zijn
slechts de uitkeringen bij een 25- en
40-jarig dienstverband overgebleven.
Zo kan één maandloon netto uitge-
keerd worden. Het aanpassen van de
arbeidsvoorwaarden op dit punt is
daarom aan te bevelen.

Samenvattend

Tussen bruto en netto gaapt normaliter
een behoorlijk gat. De nieuwe bedrijfs-
spaarregeling maakt het mogelijk om
een deel van het brutoloon netto te ont-
vangen. In de meeste gevallen geldt
hiervoor een wachttijd van vier jaar,
waarbij men wel de rente (met extra
rente-vrijstelling) tussentijds mag op-
nemen. De periode van vier jaar kan
bekort worden indien de werknemer
zijn hypotheek aflost, of bijvoorbeeld
een lijfrente- of kapitaalsverzekering
afsluit.

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier (i e n e e s k u n d e

Indien u geïnteresseerd bent om de re-
geling toe te passen, raadpleeg dan uw
huisbankier, accountant of belasting-
adviseur.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Dingemanse. Mevr. J.; 1993; 3194 üü

Hoogvliet; Falstaffstraat 171.

Eshuis. E.W.D.; 1993; 9625 Maia Sao Miguel -

Acores (Portugal); p/a (ïorreana.

Groenewoud-Jelsma. Mevr. H.J.C.; 1993; 3853

WL Ermelo; Kanarichof 30.

Lcmmen. J.A.; 1993; 3524 KI) Utrecht; Kent

46.

Meijers. Mevr. H.J.; 1993; 3731 GB De Bilt;
Utrechtseweg 381.

Veldman. Mevr. J.M.M.; 1993; 5403 EV Uden;
Drossaard 9.

Weij. P.J.W. van der; 1993; 9251 NB Bergum;
De Yp 82.

Winkelmolcn. W.1..M.; 1993; 5025 GH Tilburg;
Zemikestraat 43.

,\\ls lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Klooster. G.G.M. van "t; 1984; Addis Ababa
(Ethiopië); P.O. Box 5507.
Touw. Mevr. P.J.; 1993; 5591 TT Heeze; De
Zegge 8.

Wijk. A.W.J. van; 1993; 7152 JC Eibergen;
Ketterinkbraak 37.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft hel Hoofdbestuur aangenomen:

Alink. Mevr. F.M.; 3523 TV Utrecht; W.A.
Vultostraat 103.

Bosma, Mevr. J.H.; 3571 HP Utrecht;
Rauwenhofflaan 218.

Coumans, B.W.R.; 3705 ZP Zeist; Warande
192.

Harst. M.R. van der; 3521 VV Utrecht; Da Costa
kade 48.

Hesseling. B.L.; 3566 ME Utrecht; Gageldijk 3
E.

Straal. Mevr. J.S.A.M.; 3513 CV Utrecht;
Bethlehemweg 3 C.

Vermeulen. Mevr. D.Y.; 3523 GM Utrecht;
Turkooislaan 38.

Wilmink. Mevr. J.; 3512 JA Utrecht; Domstraat
3.

Promotie:

Op 27 januari 1994 Drs. J.W. Hesselink te
Marum.

-ocr page 114-

Overleden:

Op 30 december 1993 Drs. J.C. Peters te Oud-
Vossemeer.

JUBILEA

J. Beekman te De Waal (Te.xel), aanwezig. 30
jaar, 5 februari 1994

Mevr. W. Pol-van Dongeren te Langelo (D), af-
wezig. 30 jaar, 5 februari 1994
Dr. F.ll.J. Jaartsveld te Bo.xtel. afwezig. 40 jaar,
9 februari 1994

J.C\'. de Ciraaf te Groningen, afwezig. 40 jaar. 9
februari 1994

Dr. C\'. Ilolzhauer te Rozendaal (Gld). afwezig,
40 jaar. 9 februari 1994

ProfDr. F.J. Cirommers te Bilthoven. afwezig.
35 jaar. 12 februari 1994
Dr. J.M.F. Saes te Weert, afwezig. 35 jaar, 12 fe-
bruari 1994

R.C). Gohen te Kiriat-Tivon (Israël), afwezig, 35
jaar, 12 februari 1994

B. Cierritscn te Steenwijk. afwezig, 25 jaar. 28
februari 1994

B. Reitsma te Sneek. afwezig, 25 jaar. 28 febru-
ari 1994

Dr. P.H.A. Poll te Arnhem, aanwezig. 35 jaar. 28
februari 1994

Ci. Holland te Bodegraven, aanwezig, 35 jaar. 28
februari 1994

A. Annenia te Winschoten, afwezig, 35 jaar. 28
februari 1994

ProfDr. F. Lagerweij te Bunnik: op het werk
aanwezig. 35 jaar. 28 februari 1994

MUTATIES:

202 Bartcls, Ci.J.H.C.: 1989: 488.*; Ak
/.undert: Neysenpad 22; tel. 01696-
72349 prakt.; p., mede«, bij A.J.M.
Antonissen en ll..\\.\\ .{\'. Kessel.
204* Beijnum. Mevr. L.M. van: 1988: naar het

buitenland.
347» Beijnum. Mevr. L.M. van: 1988: 46446
Kmmerich-F.lten (Duitsland);

Fiehelkamp 5; lel. «0-49-2828-1511
privé, 0«.146-63«0(l prakt.; p., mede«,
bij P.N. Beenen, N.S..I. Hoojjland, .1. de
Jon«, A.,I.M. Metz, H.P.A. van der
Meulen, P.,I.M. Stroomer en H.W.K.
Swart; d. bij Coöp. I.and van C uijk (tel.
0885(1-12754).
205 Berg. P.M.A. van den; 1968: 2931 GP
Krimpen a/d Lek: Schepenstraat II: tel.
01807-16586 privé. ül(M47fl744 bur.;
fax 010-4470756; dlr. R.V .\\. krin«
Rotterdam.
207 Bic. J. de: 1958: 7913 AA
Hollandscheveld: Rieg.shoogtendijk 57:
tel. 05284-3461: r.d.
215 Brouwer. A.J.: 1988: 8076 PV
\\ lerhoutcn; TonKcrensewcj; 29; tel.
05771-1038 privé, 03412-54442 prakt.:
fax 03412-.54385: p.. geas.s. met J.M.J.
Frijlink. H.A.R. Kok en Y.D. van der
Werff

.349 Dam. II.C.B. van: 1987: naar Nederland.
220 Dam. II.C.B. van: 1987: 3722 W P
Bilthoven; Putterlaan 97; tel. 030-
288223 bur.; fax 030-288223; d. hij
Idexx S.A.

222 Dijk. F.P. van: 1992: 3862 TD Nijkerk:
Brahmslaan 16: tel. 03494-63812 privé,
62526 prakt.: p.
226 Duyn. J.C. van: Cient-1988: 9418 TK
Wijster: Ilamveld I: tel. (L5936-2966 privé.
05930-22456 prakt.; fax 05930-26199;
p., s^\'f^s. met C;. de Weerd, {;.
W eKj;emans en ,1.11. W ieehcrs.

89

233 Franken. J.W.G.: 1991: 61.13 W Z Slttard;
Berkenlaan 16; tel. 046-529864 privé,
512417 prakt.; p., medew. bij .M.M.J.L.
Benders en C.J.H.M. Maass.

234 Geerts. A.A.J.: 1989: 4876 BE Etten-
Leur; V\\aldhoornlaan 112; tel. 040-
532540 prakt.: p., medew. bij J. Floor. J.H.
ten Hoopen en J.P.M. Schijf

237 Ciorkom. L.P. van: 1985: 1380 AD W eesp;
Postbus 156; tel. 02940-17776 prakt.: fax
02940-13732; p.. geass. met R. van
Wessum.

241 ♦ Haa.s. G.A.J. de; 1977: 6537 KS Nijmegen:
Meijhorst 9266: tel. 080-449137 privé,
441544 prakt.; fax 080-446965: p., gezel-
schapsd.: vet. adviesbureau N et\'s Clients
Care.

241 Hagen. F.H.J. van: 1992: 7064 LM
Silvolde: Bontebrug 92: tel. 08356-81651
privé. 05440-61313 prakt.; p., medew. bij
C.J. Hartveld, P.C.J. Hopmans, G.A.I.
Kamp en .A.J.I. te Maarssen.

244 Havik, E.J.: 1989: 9001 ZJ Grouw:
Oedsmawei 13: tel. 05662-2976 privé,
1299 prakt.; fax 05660-1125; p., jjeass.
met !.. Kalsbeek, F.W.L. Sehuurmans
en M.J. \\Mcrsma.

245 Hekerman. M.T.J.: 1987: 5725 RG
Heusden gem. .\\sten; Meijelseweg 39;
tel. 04935-60574 privé, 04937-94335
prakt.: fax 04937-967(L5: p.. geass. met
G.H.11. Berg.s. B.J.II.M. Slaats en J.F.M.
Smeets. Pluimveepraktijk Zuid-
Nederland.

246 Hendriks, Mevr. S.D.; 1991: .1572 BD
Itreeht; Biltstraat 50 bis; tel. 030-
716562; wnd.d.

246 Herbes. R.Ci.: 1987: 3892 A\\ Zeewolde;
lleermoes 2; tel. 03242-4538 privé, 085-
528888 bur.: 085-528338; vel. adj. i.V.G.
regio Cielderland, Utrecht en Flevoland.

247 Hesselink. Dr. J.W.: 1980: lJ-1994; 9363
JA Marum: Rewerdaheerd 9: tel. 05944-
3662 privé. 1600 prakt.; fax 05944-3585:
p.. geass. met E K. Dolfijn en B.G.
Tillema.

248* Hoekstra. R.M.M.: 1974: 5.561 TG
Riethoven (NB): Walikerplein 2: tel.
04970-12858; fax 04970-17996; p.. dui-
ven.

254 Jager, Mevr. W.M.: 1992: .5403 (iB liden;
Sehepenhoek 231; teL 04132-61505;
wnd.d.

260 Kemme. R.M.F.J.: 1993: 4611 BH Bergen
op Zoom; Faurestraat 18; tel. 01640-
39073; p., meden, hij W.l,. Keers en
J.W .M. Zomer.

352 Klooster. G.G.M. van \'1: 1984; Addis
Ababa (Ethiopië); P.O.Box 5507: tel. 00-
251-1-612318 privé. 151669 bur.: Animal
Di.sease Control Specialist. Technical
Advisor to Pan African Rinderpest
Campaign Project, E.E.Ci.. RDP Livestock
Ser\\ ices B.V. (toevoegen als lid).

265 Koot. Mevr. V.C.: 1990: 1791 AZ Den
Burg: Wezenland 7 B: tel. 02220-22054
privé. 12527 prakt.: fax 02220-22062; p.,
geass. met .\\.B.F. Domhof, L..A.M. van
\\ Met en P.H. van de V\\ erken.

269 Laarakker. E.Ci.A.: 1992: 3572 SM
Utrecht: Bekkcrstraat 172: tel. 030-722363
privé. 08370-12432 prakt.: vet. acupunct.,
werkzaam bij D.A.P. Kortenoord te
Wageningen.

277 Mak). Dr. A.: Parana-I98(): llannover-
1987: 6522 H H Nijmegen;
l bbergseveldweg 28; tel. 080-607067
privé, 08855-87600 bur.; fax 08855-
77333: d. bij Intervet B.V.

K O N I N K L I j K F: N F D [■: R L A N D S F: Maatschappij VOOR D I I: R ci I: N F F S K U N D E

281 Moene. Mevr. A.: 1993; 3512 BV Utrecht;
Boothstraat 17 H; tel. 030-367182 privé,
01859-30055 prakt.; p., medew. bij
Ph.K.H.Jueh.

284 Nauta. Mevr. B.B.; 1989; 8076 P\\-
Merhouten; Tongerenseweg 29; tel.
05771 -1038 privé, 03410-31305 prakt.; p.,
geass. met
P.Cj.M. van Rooijen.

285 Nieuwenhuizen, ll.M.M.; Gent-1987;
5835 CT Beugen; Transportcentrum 8
A; tel. 08856-2255; wnd.d.

354 Nijhuis, A.J.; 1981: 46459 Rees
(Duitsland); Empeler Strasse 67; tel. 00-
49-2851-58287 privé, 58186 prakt.; fax
00-49-2851-3259; p.

286 Nobelen, F.C.G.M. van den: 1991; 7475
BR Markelo; Loosboers.straat 28; tel.
05476-3595 privé. 1764 prakt.; fax 05476-
3125: p , geass. met T. Feenstra, P.J.M.
Franssen en B..M. Holtkamp.

288*Oomen, Mevr. B.J.A.M.; 1988: 2821 I.E
Stolwijk; Benedenkerkseweg 106; tel.
01824-2588 privé, 01803-18687 prakt.: p..
medew. bij R.J. Sterk.

288 Oosterom. ProfDr. J.; 1971: Rotterdam-
C;cneesk.-1985: 4731 EH Oudenbosch;
Romelaan 6: tel. 01652-18786 privé, 015-
793731 bur.: Principal Scientist med. en
vet. microbiologie bij C;ist-Broeades;
gasthir. L niv. Cïent (F.D., vkgr. Diergen.
Toezicht op Eetwaren) tel. 00-32-9-
2282783.

290 Paardekooper, Mevr. E.Y.; 1990; 5711 BK
Somcren; Beukelaar 29; tel. 04937-96418
privé. 91770 prakt.; fax 04937-96770: p.,
medew. bij 11.A. Derkx, M.M.E.H. van
Kuijk, R.E. Paauwe, R.J.ML.
Raymakers. L.A.J. Smeenk. A.ll.A.
Steentjes, J.A. We.sterbeek, D.L. Willink
en F.Th.C. de Wit.

295 Potters. Mevr. J.B.M.M.: 1990; 6101 HJ
Echt: Julianastraat 8; tel. 04754-88134
privé. 85151 prakt.; p.. geass. met S.
Bonestroo, W.t.H. van Herten, P. I .M.
Eankveld, C.W .A.A.M. Mutsaers en J.J.
Wolswinkel.

302 Rosmalen. Mevr. M.S.H. van: 1992; 6871
JS Renknm; Hogenkampseweg 110; tel.
08373-10185 privé, 16085 prakt.; p., ge-
ass. met Mevr. E.C. Feith.

302 Ruitenbeek. Mevr. W,; 1992: 3882 NM
Putten; Hoeverveldweg 9; tel. 02159-
3H)87 prakt.; p., mede», bij F.J. ter
Beek.

308* Schuur. Mevr. W.; 1992: 3722 VVP
Bilthoven; Putterlaan 97; tel. 030-
288223; «nd.d.

310 Smaling, Mevr. A.J.; 1992: 8531 I.V
l.emmer; \\ rouwezand 5; tel. 05146-
6204 privé, 4433 prakt.: fax 05146-6303;
p.. medew. bij 11. Vrieselaar.

315 Stevense. J.; 1965: 7544 MH Enschede:
Kostverloren 44: tel. 053-761669 privé.
0.5490-15561 bur.; k.d. R.\\ .\\. kring
■Almelo.

316 Suichies, II.R.: 1992: 7683 W Den Ham
(O); Kosterskamp 32 A; tel. 0.5495-3598
privé, 2600 prakt.; fax 0549.5-2725; p.,
mede», bij C;..\\. Berghuis. M. Bossers,
W. Koster, J.H.J. Mensinga en ll.G.M.
Wesselink.

317 Swart. Mevr. F.E.M. de: 1990: 8141 NE
lleino; Bornweg 3: tel. 05729-2014 privé,
05720-5.1334 prakt.; p., mede», bij II.P.
Quist, S. Reindersma, M. \\ crhoef en
J.W. Zuurhout.

320 Toledo. M.N. van: 1992: 6871 JS

-ocr page 115-

Kenkuni; H(>scnkampscwe}> 110; tel.
08.173-10185; wnd.d.
321 Touw, Mevr. P.J.; 1993; 5591 TT Hee/e;
De Zegge 8; tel. 04(1-863690 privé,
04907-61349 prakt.; p., niedcH. bij G.J.
Molenkamp en J.Th. VVeeda (toevoegen
als lid).

357 Uilenberg, Prof.Dr. G.; 1955; U-1972;
94440 Santeny (Frankrijk); 2 Rue Cieorge
Sand; tel. 00-33-1-43860339; r.d.
327 Vemooij, G.M.C.; 1987; 1191 JN
Ouderkerk a/d Amstel; Ambachtenstraat 6;
tel. 02963-5534 privé, 4646 prakt.; p., ge-
ass. met C.J.J. Jonker en P.VV.M.
Westgeest.

333 Vugt, Dr. F. van; 1973; U-1977; 1357 GX
Almere; Schapenmeent 237; tel. 036-
5313927 privé, 070-3793424; medew.
N.R.L.O., Min L.N.V., Directie
Wetenschap en Technologie (vrije studier-
ichting).

335 Weerd, G. de; 1965; 9411 PS Beilen;
Stationslaan 10; tel. 05930-24651 privé,
22456/22371 prakt.; fax 05930-26199; p.,
geass. met J.C, van Duyn. G. Weggemans
enJ.H. Wiechers.

335 Weggemans, G.; 1989; 9414 TI.
Hooghalen; Kanaal NZ 3; tel. 05930-
26277 privé. 22456 prakt.; fax 05930-
26199; p., geass. met J.C. van Duyn,G. dc
Weerd en J.H. Wiechers.

336 Werkhorst. P.; 1957; 8271 BG
IJsselmuiden; Baan 50; tel. 05202-14068;
r.d.

338 Wiechers, J.H.; 1973; 9411 l.P Beilen;
Asserweg 25; tel. 05930-23221 privé.
22456 prakt.; fax 05930-26199; p., geass.
met J.C. van Duyn, G. de Weerd en Ci.
Weggemans.

339 Wijk, A.W.J. van; 1993; 7152 JC
Eibergen; Ketterinkbraak 37; tel. 05454-
75978 privé, 71390 prakt.; p.. medew. bij
C.J. Blaauboer. M.l. van den Dikkenberg
cn R.M.J. Rutten (toevoegen als lid).

341 Wilmink. Mevr. J.M.; 1991; 3704 MX
Zeist; Brugakker 58-91; tel. 0.3404-
56836 privé, 030-531323 bur.; wet. me-
dew. U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren).

341 »Winkelmolen. W.L.M.; 1993; 5025 GH

Tilburg; Zernikestraat 43; tel. 013-
439894 privé, 331648 prakt.; p., mede»,
bij W.R.J. Rasenberg en W.S.J.
Rasenberg.

342 Wolff. N.R.; 1988; 3524 WT Utrecht;
Vesuvius 23; tel. 030-886928 privé, 020-
6947578 prakt.; p., gezelschapsd., geass.
met I.. Elenbaas.

343 Ypma, I.M.; 1993; 5853 AB
Siebengewald; (;ochsedijk 71 A; tel.
08852-1133 privé, 08854-3000 prakt.; p.,
medew. bij C.G.J.M. van Aaken. A.A.
Hesen, M.H.J. Kerstens en Th.A.M.
Witjes.

345 Zweers, A.D.; 1985; 9301 WE Roden;
Zijpendaal 27; tel. 05908-15400 prive.
19475 prakt.; p.. geass. met E.P. Dijk.

Alle gegevens die vanaf Personalia 15 januari
1994 worden gepubliceerd, kunnen helaas niet
meer opgenomen worden in het Diergenees-
kundigjaarboek 1994!

■ t It 1 il

90

VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

K. O N 1 N K 1 .1 j K F NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR D I F R G E N F F: S K U N D F

Heroriëntatie op dc gezelschapsdierenprak-
tijk ƒ4725,-
-6 weken van 5 dagen op afspraak (94/06)
Veterinaire Apotheek II (Jemengde Praktijk

ƒ 2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de selec-
tie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodi-
ging met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Introductie practische toepassing van echo-
grafie hij gezelschapsdieren / 470,-
-5 maart 1994(94/08)
-4 juni 1994(94/09)

Gynaecologie paard /79ü,-

- 3 en4 februari 1994(94/23)

V eterinaire Apotheek I (Jemengde Praktijk

J 1450.-

- 7, 8 en 9 februari 1994(94 ()4)
-30en31 meien 1 juni 1994(94/05)
Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren ƒ260,-

- Thorax. 8 februari 1994 (94/13)
-Abdomen, 15februari 1994(94/14)

- Skelet. 22 februari 1994(94/15)
-Thorax. 16 maart 1994(94/16)
-Abdomen, 23 maart 1994(94 17)

- Skelet, 30maart 1994(94/18)

De cursussen 93/13. 93/16 en 93/17 zijn volge-
boekt. Opgave voor de wachtlijst is mogelijk.
Fihular head transposition (THEORIE)

- 10 februari 1994(94/38) ƒ310.-
F\'ibular head transposition (THEORIE
PRAKTIJK) ƒ795,-

- 10 en 12 februari 1994(94/39)

- 10 en 12 februari 1994(94\'40)
Pluimveediagnostiek (klinische en eerstelijns
post mortale diagnostiek) ƒ475,-
-23 februari 1994(94/50)

Chirurgie urinewegen gezelschapsdieren

ƒ390,-

-25 februari 1994(94/31)
N\'oeding van het varken in relatie tot gezond-
heid ƒ 1040,-

- 1 en 2 maart 1994(94/19)

Assistentie Paard ƒ 600,-

-4 maart 1994 94/48

Fertiliteit Rund ƒ375,-

- 17 maart 1994(94/49)

Themadag lever ƒ375,-

-18 maart 1994 (94/20)

Practische anaesthesie paard ƒ 1045,-
-22 en 23 maart 1994(94/01)

Practische anaesthesie paard ƒ 1475.—

- 29. 30 en 31 maart 1994 (94/02)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk ƒ945,-

-23 en 24 maart 1994(94 10)
Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685.-
-25 maart 1994(94,05)
-3 juni 1994 (94,\'36)

-10junil994 (94/37)

De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Geiten Capita Selecta ƒ 495,-

-14 april 1994 (94/30)

Patiëntendemonstratie landbouwhuisdieren

ƒ205,-

-19 april 1994 (94/29)

Liergezondheid bij het rund ƒ 1025,-

-21 en 22 april 1994 ( 94/45)

Buikchirurgie rund ƒ495.-

-28 april 1994(94/26)

Practische echografie gynaecologie rund
(Drachten) ƒ940.-

-3 mei 1994(94/21)

- 10 mei 1994(94/22)

De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor dc
wachtlijst is mogelijk.

Nieuw Burgerlijk W etboekc.q. W ettelijke as-
pecten ƒ 470,"

- 19 mei 1994(94/24)

Sectiebeelden bij de kat ƒ 345,-

-20 mei 1994(94/33)

Recente ontw ikkelingen in het onderzoek van
varkensziekten ƒ635,—

-2 juni 1994 (94M7)

IBR/B\\D ƒ430,-

-15 juni 1994 (94/46)

Het immobiliseren van w ilde of verw ilderde
dieren ƒ 1050,-

- 17 juni 1994(94/34)

Nadere infomiatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochurc.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205. 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374. Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

Doorlopende agenda

3-4 PAO-D cursus; 94/23 Gynaecologie
paard

7—9 PAO-D cursus: 94/04 Veterinaire apo-
theek 1 gemengde praktijk
8 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.
Paviljoen Molen-wijk, Molenwijk 2, 5282
SH. Boxtel (tel : 04116-72302)
8 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant

te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: paard.
8 PAO-D cursus: 94/13 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren
10 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant

te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: rund.
10 PAO-D cursus: 94/38 Fibular Head

Transposition (theorie)
10—12 PAO-D cursus: 94/39 Fibular Head

-ocr page 116-

Transposition (theorie pral<tijl<)

10-12 PAO-D cursus: 94 40 Fibular Head
Transposition (theorie praktijk)

15 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

15 PAÜ-D cursus: 9414 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

15 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD

16 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund

17 Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur.

21 Afdelingsvergadering afdeling Zuid-
Holland van de KNMvD

21 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland

22 PAO-D cursus: 94,15 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

22 Vergadering van de Afdeling Utrecht in
"Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur

23 Algemene Ledenvergadering Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, 20 uur te
De Bilt.

23 PAO-D cursus: 94 50 Pluimveediagnos-
tiek

23 Algemene ledenvergadering Groep
Cieneeskunde Gezelschapsdieren

24 Werkvergadering Herkauwers op de
Ciezondheidsdienst voor Dieren in Noord-
Nederland te Drachten om 14.(K) uur

24 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel ("s avonds). Onderwerp: varken.

24 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

25 PAO-D cursus: 94/31 Chirurgie urinewe-
gen gezelschapsdieren

17 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: gezel-
schapsdieren.

17 PAO-D cursus: 94/49 Fertiliteit Rund

18 PAO-D cursus: 94/20 Themadag lever

22— 23 PAO-D cursus: 94/01 Praktische ana-
esthesie paard

23 PAO-D cursus: 94/17 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

23— 24 PAO-D cursus: 94 10 Apotheek voor
assistenten in de dierenartsenpraktijk

24 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s middags). Onderwerp: pluim-
vee.

25 PAO-D cursus: 94/35 Behandeling van
kruisbandletsels

26 Papegaai-achtigen: voeding en huisves-
ting. klinisch en postmortaal onderzoek,
preventie, ziekten en therapie. Inl. en opg.
Eva Training Centre, Postbus 110, 3956
ZT Leersum, lel. 0,3434-56566; fax:
03434-57122.

29— 31 PAO-D cursus: 94/02 Praktische ana-
esthesie paard

30 PAO-D cursus: 94/18 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

31 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel ("s avonds). Onderwerp: rund.

April

4— 5 Tagung der Europäischen Gezellschaft
für Veterinär Pathologie, Zürich.

14 PAO-D cursus: 94 30 Geiten Capita
Selecta

19 PAO-D cursus: 94/29 Patiëntcndemon-
.stratie landbouwhuisdieren

21 22 PAO-D cursus: 94,/45 Uiergezondheid
bij het rund

22— 24 Voorjaarsdagen, Amsterdam RAI.

28 PAO-D cursus: 94 26 Buikchirurgie rund

Mei

3 PAO-D cursus: 94/21 Praktische
Echografie Gynaecologie Rund

10 PAO-D cursus: 94/22 Prakti.sche
Echografie Gynaecologie Rund

17 Vergadering Afdeling Groningen Drenthe
van de KNMvD

17 Ledenvergadering van de afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

17 Ledenvergadering afdeling Zeeland.

18 Afdelings vergadering, Noord-Brabant op
lokatie

19 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur.

19 PAO-D cursus: 94/24 Nieuw Burgerlijk
Wetboek c.q. Wettelijke aspecten

20 PAO-D cursus: 94/33 Sectiebeelden bij de
kat

25 Afdelingsvergadering afdeling Zuid-Hol-
land van de KNMvD

25 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland

28— 30 SAVAB-Flanders weckend, provin-
cieshuis te Antwerpen. \'Animals in crisis\';
Practical Emergency and Critical Care of
Life - Treatening Conditions. Dr. Tim
Crowe, and Dr. Rebecca Kirby (The
Veterinary Institute of Trauma. Emer-
gency and Critical Care. The Emergency
Center, Milwaukee, USA). For informa-
tion contact Dr. R. Lippens, Moerstraat 27,
B 2970 Schilde. Tel. 32-3-6582535/8827
(or fax 0206).

30—31 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire
Apotheek 1 gemengde praktijk

Maart

1 Ledenvergadering Afdeling Limburg van
de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant "Dc Waever" te Heythuyscn

1 2 PAO-D cursus: 94/19 Voeding van het
varken in relatie tot gezondheid

2—5 9th DV(i Congress on Avian Diseases,
Auditorium of the Medizinische ficrklinik
of the Veterinary Faculty. Ludwig-
Maximilians-Universität. München,
Koninginstrasse 16, D-80539. Informa-
tion: phone (89)-31561970.

2—5 Basic Fquine AO-vctcrinary corse in
(iemian. Waldenburg, SwitzcHand. For in-
formation contact AO-Vet. Center.
Monika (Jutscher, Wintcrhurerstr. 260.
8057 Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-
3130384.

4 PAO-D cursus: 94/48 Assistentie paard

5 PAO-D cursus: 94/08 Introductie practi-
schc toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

12 Postduiven: medische begeleiding, voe-
ding en prestatie, klinisch en postmortaal
onderzoek, preventie, ziekten, therapie.
Inl. en opg. Eva Training Centre. Postbus
110. 3956 ZT Leersum. tel. 03434-56566;
fax:0.3434-57122.

16 Dierenartsen Kring ten oosten van de
IJssel. aanvang 20.00 uur

16 PAO-D cursus: 94/16 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren

17 Bijecnkom.st (irocp Cieneeskunde van het
Rund.

Dix voor een
deskundige diagnose

Vindt u verzekeringen en financieringen ondoorzichtig? Da\'s
jammer. Maar nog spijtiger wordt \'t als u zich daarbij neerlegt.
Want dan mist u - bijvoorbeeld - de deskundige diagnose van
Dix & Co. Een diagnose, die uitmondt in haarscherpe adviezen.
Maak geen brokken en kies tijdig één adviseur, niet meer. Eén
adviseur, die onafhankelijk is en uw héle financiële bescher-
ming verzorgt. En die daarvoor uw persoonlijke situatie op
spannende momenten helder en snel in beeld kan brengen.
Omdat hij het totale overzicht heeft.

<

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELj^ARS IN ASSURANTIËN
Tel, 030 51 15 20 Mauntsstraat 100, 3583 HW Utrecht

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR D i E R G E N F; E S K U N D E

91

-ocr page 117-

4-mans associatie met een gemengde praktijk gevestigd te Gulpen, zoekt wegens uittreden van een
collega,

EEN JONGE, ENTHOUSIASTE DIERENARTS M/V

met interesse in rundvee en gezelschapsdieren. Ervaring en achterwacht strekken tot aanbeveling.
Brieven met curriculum vitae binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad richten aan: Dierenkliniek
Heuvelland, Nieuwstraat 40, 6271 AZ Gulpen.

Landbouwhuisdierenpraktijk, met accent op intensieve veehouderij, zoekt een

ENTHOUSIASTE DIERENARTS (M/V)

om na vertrek van een oudere collega de maatschap weer op sterkte te brengen.
Inlichtingen: P.M.Cornelissen, De Schammelte 22, 7731 BM Ommen. Tel: 06-52918934 overdag;
05291-56754\'s avonds.

Eerstelijns gezelschapsdierenpraktijk in het oosten van het land zoekt voor haar dependance per di-
rect een

DIERENARTS M/V

Zij die beschikken over goede sociale vaardigheden, enthousiasme, ervaring een aantoonbare inte-
resse in het gezelschapsdier, genieten de voorkeur. Aangeboden wordt een voorlopig driedaagse
werkweek, met mogelijkheden tot uitgroei naar een full time dienstverband of assosiatie.
Echtparen die een tweeling-baan ambiëren, worden nadrukkelijk verzocht te reageren.
Brieven met curriculum vitae en referenties binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad richten
aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder
nummer 7/94.

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming, actief op de markt van telefonische dienstverle-
ning voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

TELEFONISCHE ACHTERWACHT

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijd binnenkomende gesprekken worden aangenomen met uw praktijknaam en afgehandeld vol-
gens uw instructies. Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u gebruik maken van enkele mogelijkheden:

° P.I.T. Doorschakeldienst (ODA)
O »21

° Doorschakelapparaat

Indien u over een semafoon beschikt, zullen wij u, indien noodzakelijk, oproepen. Bijvoorbeeld:

1 spoedvisite 3 praktijkbezoek

2 normale visite 4 medicijnaanvraag

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te adviseren over onze mogelijkheden. Het spreekt voor zich, dat een
persoonlijke en vertrouwelijke behandeling wordt gewaardborgd.

Voor meer informatie: Call-Centre Nederland, de heer Rob Winkelaar
Industriestraat 7, 7451 BA Holten.Telefoon: 05483-72211/Telefax: 05483-62345

-ocr page 118-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION
DEEL 119. AFLEVERING 4, 15 FEBRUARI 1994

OVERIGE ARTIKELEN

Kwaliteitszorg in de vleesproduktie \'Van von ostertag naar totale kwaliteitszorg\';

J. G. van Logtestijn 93

OVERIGE ARTIKELEN

Ademhalingsproblemen, groeivertraging en gewrichtsontsteking bij kalkoenen en vleeskuikens
door een pasteurella-achtige bacterie: ornithobacterium rhinotracheale of\'taxon 28\';
P.N.G.M. van Beek. P.C.M. van Empel. G. van den Bosch. P K. Storm. J.H. Bongers.
enJ.H.duPreez
 99

VRAAG EN ANTWOORD

Uitbraak S. Dublin: I.J.R. Visser

ACTUA

101

102
102

104

105

105

106
106
108
109
109

109

110

110
111
111
112

113
113

VAN DE HOOFDREDACTIE
INGEZONDEN

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Wat te doen met wrakke dieren? Sophie Deleu
Voldoende vers stro

Rabiescertificaat-officieel Nederlands dierenpaspoort
Eerste master of veterinary research:
Ingrid van der Gaag
1993 en de Novad Coöperatie Ideëel

Programmatisch vaccineren ziekte van .Aujeszky; J. P.\\V. XI. .4kkermans

Platform alternatieven voor dierproeven

Commissie veterinaire parasitologie

Grazen in de toekomst

Computers communiceren met veedata

CURSUSSEN EN CONGRESSEN

MEDEDELING VD

STUDENTENREFERATEN

REFERATEN

VRAAG EN ANTWOORD

Vaccineren tegen BVD-virus-infecties; G.H. Wentink

BOEKBESPREKINGEN

WETENSCHAP

nieu^A

TIACIL OOGDRUPPELS BIJ OOGINFEKTIES

Docutnentatie op
aanvraag beschikbaar

yiMbac

Diergeneesmiddelen

K t) \\ l N k I. 1 .1 K i: N l U R l. .\\ NOS ii M A .A T S C" II IM\' IJ VOOR D M! R Cl V. \\ l- I-; S k U N L) l.

-ocr page 119-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof dr. J. E. van Dijli

Prof dr G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr M. Drost (Gainesville, Florida. U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Profdr L. van der Heide (Storrs, Connecticut. U.S.A.)

Profdr E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia, U.S.A.)

Dr M. F, de Jong (Zwolle)

Prof dr A. Th. van \'t Klooster(Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif(Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr J. M. V. M. Mouwen (Utrechtl

Dr J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr J.Oosterom(Dem)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr N. C. Pedersen (Davis. California. U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen. Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrechtl

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York, U.S.A.)

Prof dr J. de Schepper (Gent. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mtt . dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Pret. dr J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr H. W. de Vries (Utrechtl

Prof dr P. F. G. ,M. van Waes(Utrechl)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr G. C.\\an der Weyden (Utrechtl

Prof. dr L. F. M. van Zulphcn (Utrechtl

BUREAU-REDACTEUR

R.G.J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn \\ enegenwoordigd alle Afdelingen cn
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij v oor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 ll/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschriß vtmr Diergcnccskiimlc is het vercni-
gingslijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen nicl-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij viwr
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordl vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Poslbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr W \')3 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Brcukelcn (lel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V.. Veendam (lel. 05<)87-23065. fax
(15W7-I3827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven. penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra. lid

Drs. S. D. Feilsma, lid

Dr Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel. secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing
Corine van Kalles
S. L. Oostindiën

114

115

116
116
117
117

118|

118!.

119j|

I2()|i

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

S?\'\'."-^ " MMHMI

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt: C. van Kalles
Voorzitter opent Avicultura
Presentatie? uw eigen creatie!
Tarievenpublikatie

Reparatie \'WAO-gat" voor dierenartsen-medewerkers in de praktijk
Uitstel premieplicht waarnemers

VOORJAARSDAGEN
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

93

CONTENTS

OTHER PAPERS

Quality care in meatproduction; J.G. van Logresiijn.

OTHER PAPERS

Respiratory problems, growthdepression and arthritis in commercial turkeys and broilers
caused by a Pasteurella-like organism:
Ornilhohacierium rhinotradteale or \'Taxon 28\'
P.N.G.M, van Beek. P.C.M.van Empel. C. van den Bosch. P.K.Siorm. J.H.Bongers. and
J.H.du Pree:.

99

AII rights reserved

ViTklarinif;

Richtlijnen voiir auteurs (Vancouver Slyle) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie iK>k Tijdschr Diergeneeskd 1992; j
117:31 -4). Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor sctiade welke - direct of indireci - hel gevolg miK\'hl zijn ;
van gebleken onjuistheden in dc inhoud \\an de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auleur is vernield of in
dc inhoud van dc in dit tijdschrift geplaatste advcrtcnlics.

Advenenlies kunnen zonder opgaaf van redenen dinir de Rcdaclie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uil dil lijdschrifi mag worden ver\\cclvoudigd cn/of openbaar gemaakt. diMir middel van druk. microtllm of op I

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toeslemming van dc Redactie.

(Pai>ers tii\'l\'eurinf; in diis iourmd are lisled in Carrcnl Conwms, .Agricidlural Bioliigv and Environmenud Science /i
htde.x-Mcdicus. Inde.v i\'eterinariiis / f\'clerinarv Btdielin. Biolt>gical.-th.slracls. Candtridgc Scicniijic . llnnvcts).

KONINKLIJKE: NEDERLANDSE M A . \\ T S C H A P P i J VOOR D I F: R H E N E E S K U N D I

-ocr page 120-

KWALITEITSZORG IN DE VLEESPRODUKTIE

VAN VON OSTERTAG NAAR TOTALE KWALITEITSZORG\'

J.C. van Logtestijn\'\'

SAMENVATTING

Von Ostertag legde de wetenschappelijke basis voor het
thans nog praktisch over de hele wereld heen toegepaste
systeem van vleeskeuring. Daarbij wordt op basis van
waarnemingen vóór en na het slachten door de dieren-
arts of zijn medewerker beslist of vlees van slachtdieren
al dan niet geschikt is voor consumptie. Dit systeem heeft
jarenlang goed gewerkt, met name in de tijd dat moest
worden gelet op verschillende infectieuze zoönosen.

Maar al enige tijd voldoet dit systeem niet meer. Zo schiet
het bijvoorbeeld tekort in bescherming van de consu-
ment tegen residuen en enteropathogene micro-organis-
men. Een nieuwe analyse van risico\'s, waar het in feite bij
de keuring om gaat, moet worden uitgevoerd. De kosten
van de keuring worden niet meer in een juiste verhou-
ding geacht tot de werkelijke gezondheidsbescherming.
Het is nuttig en nodig om de consument adequate garan-
ties te verschaffen, niet alleen ten aanzien van de veilig-
heid, maar ook ten aanzien van de kwaliteit van de pro-
dukten en zelfs ook de kwaliteit van de wijze waarop deze
zijn geproduceerd (milieu-aspecten, welzijn van dieren,
verantwoord gebruik van voedermiddeien en dierbehan-
delingsmiddelen e.d.). Ook de situatie in de dierlijke pro-
duktiesector (gezondheidstoestand van de dierstapel,
diergezondheidszorg, consument/marktgerichte pro-
duktie e.d.) noodzaakt tot een andere opzet.

De traditionele keuring als sluitstuk van de dierlijke pro-
duktie moet plaats maken voor een systeem, waardoor de
gehele produktie kan worden overzien en de consument
één samenhangend totaalpakket van garanties kan wor-
den gegeven, samen met alle gewenste relevante informa-
tie over produktiewijzen en produkten.

INLEIDING

In dit artikel wordt een persoonlijke visie gegeven op de ont-
wikkeling tot nu toe van Integrale Ketenbeheersing (1KB) in
de Nederlandse vleesproduktie én over in de toekomst moge-
lijk c.q. wenselijk of noodzakelijk geachte verdere ontwik-
keling daarvan.

Gaame heb ik aan een desbetreffend verzoek van de
Redactie voldaan, omdat ik de verdere ontwikkeling van
geïntegreerde kwaliteitszorg in de dierlijke produktie wil sti-
muleren.

In de afgelopen decennia is door zowel de overheid als het
bedrijfsleven veel aandacht besteed aan verbetering van de

\' Prul.ilr. J.C run Loglc.slijn ■ himglauiir HygiOne van t\'imlingsniulihU\'n van
Dierlijke Oorsprong. Universiteit Utrecht. Faculteit Diergeneeskunde. Vi\'DO.
Yalelaan J. Po.sthus .Stl 175. JMIK TD Utrecht

93

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 93-/i

kwaliteit van de dierlijke produktie én van de daaruit afkom-
stige dierlijke produkten. Dat gebeurde door het entameren
van onderzoek, door kennisoverdracht, stimulerend beleid
en vooral ook door actie in de praktijk. Een en ander hing sa-
men met ingrijpende veranderingen in de dierlijke produk-
tiesector maar ook in de marktsituatie. De dierlijke produk-
tiesector wordt namelijk - niet langer opererend in een
schaarste- maar in een overschotmarkt - steeds meer gecon-
fronteerd met de reacties van een steeds mondiger en kriti-
scher consument. De vleeshandel moet zich als eerste \'ver-
antwoorden\' maar geeft uiteraard haar verantwoordelijkheid
door naar de gehele sector.

Consumenten maken zich vaak zorgen over de veiligheid en
de kwaliteit van vlees. Deze uitspraak lijkt een dooddoener.
Want wie zijn die \'consumenten\' en hoe weten wij hoe zij re-
ageren? Dat is inderdaad niet exact in cijfers weer te geven.
Toch is er wel een beeld uit regelmatig uitgevoerd consu-
mentenonderzoek. De media zijn in dit verband beeldbepa-
lend; enerzijds doordat de media waarnemen en rapporteren
wat onder de mensen leeft en anderzijds doordat zij de pu-
blieke opinie beïnvloeden. Vele en vaak emotionele reacties
van consumenten, althans de media, op chemische en micro-
biologische risico\'s, die via vlees de gezondheid zouden be-
dreigen en de wijze waarop tegenwoordig vlees wordt gepro-
duceerd, zijn bekend. De media lijken overigens wel eens te
vergeten dat er al zóveel is gedaan om zowel de kwantiteit
als de kwaliteit van de vleesproduktie en van vlees te verbe-
teien en om gezondheidsrisico\'s weg te nemen. Zo waren er
de enorme campagnes, bedoeld om gevreesde zoönosen als
tuberculose en brucellose uit te roeien. Er is veel gedaan aan
verbetering van de hygiëne in de dierlijke produktie en aan
georganiseerde diergezondheidszorg. De hygiëne bij dier-
transport, slachten en be- en verwerken van vlees is sterk
verbeterd. Door selectie, verbeterde voeding en verzorgmg,
allerlei maatregelen in de boerderij- en slachterijsectoren is
de sensorische vleeskwaliteit gemiddeld genomen en zeker
in relatie tot de prijs goed te noemen. Niet te ontkennen valt
echter dat er nog steeds een aantal problemen zijn! En daar
besteedt onze maatschappij veel aandacht aan.

Integrale beheersing van de produktieketen wordt nu gezien
als een belangrijke bijdrage tot de oplossing van een aantal
problemen. De negatieve invloed op het imago van de vlees-
sector door de negatieve publiciteit rond het voorkomen van
enteropathogenen in en op vlees en van residuen van groei-
bevorderaars heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat het
1KB- systeem veel sneller is ingevoerd dan tien jaar geleden
nog werd verwacht. Marketing-overwegingen hebben geleid
tot een wat haastige introductie, waarbij niet altijd de consu-
mentenbelangen voorop stonden maar ondanks wat bezwa-
ren mogen we toch vaststellen dat er een goede ontwikkeling
heeft plaatsgevonden.

Huidige zorg voor veiligheid van vlees

Op dit moment worden veel maatregelen uitgevoerd of ont-

Tij dsc ii rikt voor D i l r o r n e e s k u n d e . Deel 1 19. .aflevering 4. 1994

-ocr page 121-

wikkeld, waardoor aan de consument goede garanties kun-
nen worden gegeven ten aanzien van de veiligheid en de
kwaliteit van vlees.

De ontwikkeling van Specific Pathogen Free (SPF) en
Minimal Disease (MD) programma\'s kan in principe een
verdere verbetering opleveren van de gezondheidstoestand
van de veestapel. Bij een top-down-benadering en strikte
toepassing van Good Hygiene Practices zal dat wel lukken.
Het biedt ook de mogelijkheid tot vermindering van het ge-
bruik van dierbehandelingsmiddelen. Met veel interesse
worden de ontwikkelingen op dit gebied in Denemarken en
in Nederland gevolgd. Het is wel de vraag of men bij een
hoge infectiedruk tijdens de produktie én tijdens de fase juist
voor het slachten (transport, stallen in slachterijen) een
(her)besmetting van produktiedieren kan voorkómen. Ook
om deze reden verdient verbetering van het transport en
transportmiddelen veel aandacht!

Het voer is nog steeds een potentiële bron van besmetting
van de veestapel met bepaalde enteropathogene micro-orga-
nismen. Verhitting en doorstralen van grondstoffen, toevoe-
gen van organische zuren, maar zeker pelleteren en in het al-
gemeen Good Manufacturing Practices bij produktie,
distributie en verstrekken van voeders, kunnen bijdragen tot
verbetering van de situatie.

De laatste tien jaren wordt steeds meer aandacht besteed aan
de competitieve uitsluiting van bepaalde enteropathogenen
in het maagdarmkanaal van produktiedieren, met name
pluimvee en vleesvarkens. Toepassing van het intussen wel-
bekende Nurmi-concept en het gebruik van probiotica lijken
te kunnen leiden tot vermindering van het aantal symptoom-
loze dragers van enteropathogene micro-organismen.
Terecht wordi de laatste jaren door vele onderzoeksinstellin-
gen aandacht gewijd aan de competitie tussen verschillende
soorten micro-organismen in het lumen en aan de wand van
het maagdarmkanaal en aan de interactie tussen het beschik-
bare substract en de micro orp,anismen teneinde deze inter-
actie te kunnen beïnvloeden. Dit gebeurt overigens niet al-
leen met het oog op de enteropathogenen-problematiek,
maar ook met het doel de gezondheidstoestand en het weer-
standsvermogen van de dieren te verbeteren én om de con-
versie van voeders te verbeteren (1).

Er ontstaat gelukkig steeds meer begrip voor en ook toepas-
sing van beheerst en minimaal gebruik van dierbehande-
lingsmiddelen en Good Veterinary Practice. Het feit dat
practizerende dierenartsen direct financieel belang hebben
bij de verkoop van dierbehandelingsmiddelen, werkt welis-
waar nogal complicerend. Toch leiden een complex van wet-
telijke regelingen (met name in het kader van de
Diergeneesmiddelenwet) en vrijwillige regelingen (gebruik
van witte lijsten e.d.) tot een veel beter beheerst gebruik van
dierbehandelingsmiddelen. De practizerende dierenartsen,
c.q. de KNMvD leveren hier een goede bijdrage via de Code
voor Goede Praktijkuitoefening en het formularium voor
varkens en pluimvee! Het gebruik van gemedicineerd voer
leverde een zeer nuttige bijdrage aan de vleesproduktie.
Preventieve toepassing van allerlei behandelingsmethoden
en curatief gebruik van farmaca hebben ongetwijfeld in
kwantitatieve zowel als kwalitatieve zin eveneens een waar-
devolle bijdrage geleverd. Het streven moet echter nu gericht
zijn op een beheerst en minimaal gebruik van farmaca met
het oog op het welzijn van dieren, de volksgezondheid en het
milieu. Overigens zou men, door een betere voorlichting van
de consument omtrent wat wérkelijk gebeurt en over de wér-
kelijke vóór- en nadelen van al of niet toepassen van ver-
schillende maatregelen - zoals het gebruik van farmaca - een
heleboel onrust kunnen wegnemen. Residuen in vlees vor-
men echter nog steeds een niet te onderschatten (maar door
velen en vooral de media óverschat) probleem. Er is al veel
bereikt enerzijds door allerlei maatregelen gericht op een be-
ter beheerst gebruik van dierbehandelingsmiddelen en het
voorkómen van milieucontaminanten en anderzijds door een
op zichzelf goed fianctionerend controlesysteem in de pri-
maire sector en in de slachterijen.

ij

»LI it

MfU

Last but not least: ook in de slachterijen en in de sector be- en
verwerking en distributie is erg veel gebeurd waardoor de
veiligheid van vlees sterk is verbeterd. Een sterk verbeterde
slachttechnologie, welbewuste toepassing van zogenaamde
Good Manufacturing Practices en het Hazard Analysis
Critical Control Point (HACCP-)systeem hebben geleid tot
duidelijke verbeteringen. Er is veel gedaan aan verbetering
van constructie en onderhoud van gebouwen en equipment,
aan goede reinigings-en desinfectiemethoden en aan oplei-
ding en motivatie van personeel. Decontaminatie van kar-
kassen en vlees met bepaalde organische voedingszuren zou
de veiligheid van het produkt verder kunnen verbeteren,
maar is in Nederland helaas vooralsnog niet toegestaan.

Traditionele vleeskeuring

De traditionele vleeskeuring - als sluitsmk van dierlijke pro-
duktie en gebaseerd op de eind vorige eeuw door Von
Ostertag ontwikkelde principes - heeft haar waarde ter be-
scherming van de volksgezondheid en ook wel ter handha-
ving van kwaliteit overduidelijk bewezen. Ook in de toe-
komst zal die vleeskeuring, zij het in een afgeslankte en
aangepaste vorm, als sluitstuk van de vleesproduktie, moe-
ten blijven bestaan. Toezicht vóór en na het slachten van
slachtdieren zal op de een of andere manier noodzakelijk
blijven. Het gaat om variabel biologisch materiaal met signi-
ficante verschillen in gezondheidstoestand ten gevolge van
allerlei in- en extrinsieke gezondheidsbeïnvloedende facto-
ren. Bij bepaalde (groepen van) slachtdieren kan dit toezicht
een beperkter omvang aannemen en zal het gebaseerd kun-
nen worden op een via risico-analyse statistisch verantwoord
gebleken steekproef Dus zal ook in de toekomst een aantal
dierenartsen - weliswaar (hoeveel?) geringer dan thans -zich
met deze \'traditionele\' keuring bezig houden, in publiek-
danwel privaatrechtelijk dienstverband.
Het huidige, in feite in Nederiand vanaf het begin van deze
eeuw toegepaste, systeem heeft enkele belangrijke beperkin-
gen. Ze vormden ca. 15 jaar geleden al de aanzet tot het den-
ken óver en het onderzoeken van een systeem van integrale
ketenbeheersing:

- onvoldoende garanties voor de afwezigheid van schadelijk
geachte of ongewenste residuen van contaminanten, dier-
behandelingsmiddelen en voederadditieven (meer dan toe-
gestaan in tolerantielevels);

- praktische onmogelijkheid om symptoomloze dragers van
enteropathogene micro-organismen op te sporen, die tij-
dens slachten en bewerken leiden tot contaminatie van
vlees en daardoor voedselinfecties bij de mens (2).

Het (te) negatieve imago dat de dierlijke produktie en met
name ook de vleessector heeft opgelopen, is voor een be-
langrijk deel terug te voeren op calamiteiten, veroorzaakt
door onverantwoord c.q. ongeoorloofd gebruik van teveel of
te langdurig gebruik van dierbehandelingsmiddelen en met
name groeibevorderaars, maar voorts zeker ook door het
vóórkomen van enteropathogene micro-organismen. Het
huidige vleeskeuringssysteem kan deze problemen hoog-

Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Deel 1 19. Aflevering 4, 1994

94

-ocr page 122-

IC»

IUb4

Rii I «i m

llt*

stens signaleren maar niet voorkómen.
Een belangrijk discussiepunt vormen de kosten van de keu-
ring. Het is logisch dat het bedrijfsleven, dat in toenemende
mate deze keuring moet financieren, niet alleen naar de baten
maar ook naar de kosten kijkt en zich afvraagt of de uiteraard
beperkte middelen wel goed besteed worden. Het is ook be-
grijpelijk dat het bedrijfsleven zich daarbij nogal eens eenzij-
dig opstelt. Maar, gooi niet de oude schoenen weg voordat...
De waarde van een zorgvuldig uitgevoerde keuring, ook al is
die dan aan vernieuwing toe, in relatie tot wérkelijke consu-
mentenbescherming én consumentengeruststelling mag be-
slist niet onderschat worden. Bovendien denkt men wel eens
wat al te optimistisch over de ruimte tot eigen beleid, die de
EG een uiteindelijk toch relatief kleine Lid-Staat toestaat!

IKB de remedie?

Zoals eerder is aangeduid, werd zo\'n vijftien jaren geleden al
een systeem van Integrale Ketenbeheersing (IKB) als dé op-
lossing voor de problemen aangeduid. In dat kader wijdde de
VVDO in 1983 haar jaariijkse Open Dag aan dit thema. Een
samenvatting van de voordrachten werd gepubliceerd in het
1 april-nummer 1984 van dit Tijdschrift.
1KB werd destijds vooral gedacht als een systeem om de pro-
blemen rond de veiligheid van vlees door residuen en enter-
opathogenen te voorkómen en daardoor het imago van de
vleessector en van het produkt vlees op te vijzelen. IKB zou
daarom alle onderdelen moeten omvatten van de vleespro-
duktieketen die invloed op de veiligheid van het eindprodukt
kunnen hebben en zou de nodige garanties daartoe moeten
leveren. Het zou een geïntegreerde aanpak betekenen vanuit
de veevoedersector, de primaire sector (incl. de gezond-
heidszorg en de behandeling van dieren), de vleesbe- en ver-
werkende sector en de distributiekanalen tot aan de consu-
menten. Een sluitende identificatie en registratie zou moeten
en kunnen (dat viel nogal tegen!) worden ontwikkeld.
Tussen deze schakels zouden relevante informatiestromen
tot stand moeten komen en wel in beide richtingen. Een cen-
trale, primaire aanspreekbare verantwoordelijkheid voor de
kwaliteit en de veiligheid van vlees zou worden gelegd bij de
producent (en dus niet bij de vleeskeuringsdienst). Het over-
heidstoezicht zou moeten bestaan uit een controlesysteem
dat de drie genoemde sectoren zou omvatten. De traditionele
vleeskeuring, d.w.z. individuele keuring van alle slachtdie-
ren zou in een aangepaste vorm blijven bestaan, maar voor-
zover mogelijk en nodig vervangen of aangevuld worden
door schriftelijke garanties van de veeleverancier, controle
door de slachterijen zelf en een ante- en post-mortem keu-
ring met behulp van zoveel mogelijk moderne inspectietech-
nieken (bijv. steekbloedonderzoek, infrarood- en videotech-
nieken) met name gericht op \'verborgen gebreken\'. Een
bonus-malussysteem zou goede prestaties belonen en
zwakke schakels helpen mee in het gareel te lopen.
In de jaren 1985-1990 is veel onderzoek uitgevoerd naar een
geschikte aanpak (3, 4). Intussen is IKB in Nederland volop
in praktijk gebracht. De Produktschappen voor Vee en Vlees
en Pluimvee en Eieren hebben daartoe de nodige regelingen
getroffen. De pluimvee-, vleeskalver- en vleesvarkenssecto-
ren kennen nu op het IKB-idee gebaseerde systemen. In
1992 werden bijvoorbeeld rond 1 miljoen slachtvarkens on-
der het IKB-regime aangevoerd en geslacht, in 1993 waren
dat er naar verwachting 3 miljoen, in 1994 zal dat naar ver-
wachting al ongeveer een derde van de produktie omvatten.
Voor de rundersector, i.h.b. de vleesstierensector is er nu ook
een regeling. In de vleeskalversector blijkt de SKV-regeling
goed te werken.

95

De ontwikkeling van IKB is eigenlijk veel sneller gegaan
dan destijds werd verwacht. De ontwikkeling is zeker bevor-
derd door enkele sinds 1985 voorgekomen calamiteiten (zo-
als de clenbuterol-affaires) en door de overschotsituatie op
de vleesmarkt, waardoor de vleesproducent zich gaarne in
positieve zin wil onderscheiden.

Soms wordt de vrees geuit dat kleinere boerenbedrijven en
vleesbedrijven niet aan de IKB-eisen zouden kunnen vol-
doen of de daarmee gepaard gaande organisatie en admini-
stratie niet kunnen opbrengen. Inderdaad betekent IKB een
zwaardere belasting van de producenten. De sector kan en
moet er voor zorgen dat deze belasting voor alle onderdelen
op te brengen en rendabel is. En hoe dan ook lijkt IKB een
noodzakelijke ontwikkeling voor de gehele sector. De zwak-
ste schakel bepaalt nu eenmaal de sterkte van de gehele ke-
ten.

IKB MOET WORDEN UITGEBOUWD
Enkele grote vleesbedrijven vinden intussen blijkbaar \'IKB\'
niet ver genoeg gaan en hebben daar bovenop ten behoeve
van de afnemers extra kwaliteitszorg en -garanties gezet. Die
garanties betreffen bijvoorbeeld de selectie, de houderij en
de voedering van de dieren, dierwelzijnsaspecten en de pre-
sentatie van de produkten. Deze in principe goede ontwikke-
ling moet wel in de hand worden gehouden omdat de kosten
tegen de baten moeten opwegen én vooral omdat het IKB-
systeem herkenbaar, betrouwbaar en duurzaam moet blijven.

T 1.11) SC\'II i( M r \\ ()()K D 11 K (11 N I I s k u N I) I , Dl.II 119. .X I 1.1 \\ 1 lu \\ (I 4. 1994

DIERENARTSEN IN DE VLEESPRODUKTIE

Van
conceptie

1

Voortplanting

i

Fokken en vermeerderen

Mesten

Slachten, bewerken

Verwerken

Distributie

Consument

Consumptie

Figuur 1. Schematische weergave van de schal<els in de dierlijlte produk-
tie. waarin dierenartsen van oudsher een rol vervullen

-ocr page 123-

Maar hoe zou 1KB dan wel kunnen worden uitgebouwd?
Tijdens een symposium van de World Association of
Veterinary Food Hygienists te Stockholm in 1989, is er van
onze kant gepleit voor de invoering van LIQUA
[Longitudinal Integrated Quality Assurance], een systeem
voor longitudinaal geïntegreerde kwaliteitszorg (5). Dat om-
vat dus veel meer dan een systeem als LISA (longitudinal in-
tegrated safety assurance) (En 1KB was door ons aanvanke-
lijk gedacht als een LISA-systeem). LIQUA omvat - zoals
vermeld is in de inleiding - alle aspecten, die de consument
tegenwoordig betrekt in de beoordeling van de kwaliteit en
de veiligheid van zowel de dierlijke produktie als het voe-
dingsmiddel van dierlijke oorsprong. In Stockholm hebben
wij het begrip QSA ingevoerd. Dat betekent dat voor de con-
sument niet alleen \'quality\', en in het bijzonder \'safety\' telt
maar ook de \'acceptability\'. Er kunnen namelijk nog zoveel
garanties worden gegeven ten aanzien van kwaliteit en vei-
ligheid, de consument oordeelt uiteindelijk over de aan-
vaardbaarheid van proces en produkt.

Met kwaliteit wordt hierna bedoeld: al die eigenschappen en
intrinsieke factoren van vlees die uiteindelijk bij de afnemer,
de consument, de waarde daarvan bepalen en m.a.w de con-
sument brengen tot kopen. \'Totale Kwaliteit\' is in die zin dus
duidelijk méér dan alleen veiligheid (is in feite niet meer dan
een - belangrijk! - kwaliteitsaspect) of sensorische kwali-
teit. Het gaat bij de consument dan ook om:

- de wijze waarop vleesproduktiedieren worden geselec-
teerd, vermeerderd en gehouden;

- de belasting van het milieu door de dierlijke produktie, bij-
voorbeeld bij de winning van voedermiddelen, bij het hou-
den van de dieren en bij de verwerking van bij- en afval-
produkten, m.a.w. door de totale dierlijke produktie;

- de keus tussen het consumeren van vlees of andere eiwit-
bronnen in onze samenleving in relatie tot (te) zeer onge-
lijke beschikbaarheid van vlees in de wereld of van de voor
dc produktie van vlees noodzakelijke veevoedergrondstof-
fen (waarvan men soms wat al te makkelijk aanneemt dat
ze voor humane voeding geschikt zijn of gemaakt zouden
kunnen worden);

- de waarde c.q. de (on)misbaarheid van vlees in het totale
voedingspatroon van de mens;

- het imago van de vleesindustrie, zoals dat wordt bepaald
door produktiewijzen, kwaliteitszorg, arbeidsomstandig-
heden, presentatie, motivatie van medewerkers enz.

1KB zal in de toekomst inhoudelijk met name door LIQUA
moeten worden bepaald of anders gezegd moeten zijn geba-
seerd op het QSA-concept: kwaliteit, in het bijzonder veilig-
heid. Overigens wordt aan de uitbouw van 1KB al gewerkt
(6). Het Produktschap voor Vee en Vlees is bijvoorbeeld
druk doende een hygiënecode voor slachterijen in de regelin-
gen op te nemen. Ik pleit ervoor om zo snel mogelijk de in-
houd van het IKB-programma uit te bouwen naar een sys-
teem waarin LIQUA volledig is opgenomen.

Wat houdt LIQUA in?

Wellicht kan een schematische weergave het duidelijkst illu-
streren wat bedoeld wordt.

In figuur 1 is een beeld gegeven van de huidige produktieko-
lom. In alle fasen van die verticale kolom gebeurt veel om
uiteindelijk de consument het produkt te bieden, waar deze
behoefte aan heeft, maar er is (te) weinig communicatie tus-
sen de verschillende schakels en de acties zijn (te) weinig ge-
coördineerd. De pijlen in de linkerkolom geven aan dat er in
de lijn \'van conceptie tot consumptie\', veel gebeurt (óók dus
door de diergeneeskunde!) met het oog op consumentenbe-
langen, maar er is geen sprake van een doorlopend en geïnte-
greerd systeem. En de consument staat wel aan het eind van
de keten maar heeft weinig invloed op wat er in de keten ge-
beurt c.q. de keten houdt onvoldoende rekening met consu-
mentenwensen en -appreciatie. De vleeskeuring volgens het
Von Ostertag-systeem is beperkt tot de slachthuisfase, heeft
geen of weinig kennis van wat er in voorgaande fasen van de
keten gebeurt en wordt toch primair verantwoordelijk geacht
voor de veiligheid van het produkt.

96

In figuur 2 is een beeld geschetst van een in de toekomst ge-
wenste situatie gebaseerd op LIQUA resp. QSA. De consu-
ment is in het centrum van de dierlijke produktie geplaatst.
De gehele sector heeft niets voor de consument te verbergen
en laat duidelijk zien wat er gebeurt, hoe produktiedieren
worden gefokt, vermeerderd, gehouden, gevoederd, behan-
deld, getransporteerd, geslacht enz. Omgekeerd kan de con-
sument duidelijk naar de sector zijn mening en zijn apprecia-
tie laten horen. De verschillende schakels in de keten
hebben, in IKB-verband, voortdurend zicht op wat er in de
andere schakels gebeurt en op de wensen en ideeën van de
consument en richten hun gezamenlijke actie daarop. De
\'vleeskeuring\' is niet langer een eindproduktcontrole, zoals
aangeduid in figuur 1, maar is gesitueerd in het centrum bij
de consument. Ze behartigt ook de wisselwerking tussen de
consument en de verschillende produktieschakels. Ze is in
feite opgenomen in of geëvolueerd tot een totaal kwaliteits-
zorgsysteem. Aan verantwoorde produktiemethoden, in het
bijzonder welzijn van dieren en kwaliteit van de dierlijke
produktie en van de daaruit voortkomende voedingsmidde-

^ Consumptie

Conceptie

figuur 2. Schematische weergave van de rol van dierenartsen in een op
de consument gericht LIQUA-systeem in de vleesproduktie

T i j Ü s c ii r 11- t voor D i l r (w: n 1 i; s k b n n l , D i-: i; l 119, A i l i; i; r i n c; 4, 1 9 9 4

DIERENARTSËN IN DE VLEESPRODUKTIE~^

-ocr page 124-

len van dierlijke oorsprong, de twee voor de consument be-
langrijkste zorgen op dit moment, wordt daarbij alle nodige
aandacht gegeven. Er wordt optimale aandacht besteed aan
informatieoverdracht zowel tussen de consument als naar de
verschillende schakels van de keten.

Dit kwaliteitszorgsysteem zorgt ook voor het doorgeven van
relevante informatie en implementatie van relevante beheer-
singstechnieken terug in de keten, vanuit de consument naar
de slachtsector en van deze naar de boerderij (3).
Dit systeem wordt onder meer uitgevoerd door, om met de
Voorzitter van het Produktschap voor Vee en Vlees te spre-
ken, de managers - (ook) dierenartsen - \'die in staat zijn om
het gehele proces van kwaliteitsborging gestalte te geven\'
(Ir. R.J. Tazelaar t.g.v. 75 jaar VVDO, Rede 8 oktober 1993,
Aula Universiteit Utrecht).

In dit systeem wordt samengewerkt, c.q. informatie uitge-
wisseld, tussen de dierenartsen en andere disciplines in de
gehele dierlijke produktiekolom. De diergeneeskunde kan
zo in de verschillende schakels van de dierlijke produktie
een groot aantal traditionele maar ook nieuwe taken vervul-
len in het kader van moderne longitudinale geïntegreerde
kwaliteitszorg, direct in het belang van en gefinancierd door
die schakels zelf

Kwaliteit houdt in deze visie in de zorg voor het totaal van
aspecten, die voor de consument van belang zijn, nogmaals
dus: door de gehele produktieketen heen de zorg voor sen-
sorische kwaliteit, veiligheid, voedingswaarde en verwer-
kingseigenschappen van eindprodukten, van welzijn van
dieren, milieu-aspecten, optimale benutting van grondstof-
fen en produkten. \'Kwaliteit\' is in deze zin het geheel van
voor de consument belangrijke aspecten, inclusief de veilig-
heid. De vleeskeuring in de traditionele zin wordt in deze vi-
sie dus omgebouwd tot (een onderdeel van) totale kwaliteits-
zorg. Het ligt voor de hand kwaliteitszorg te integreren en te
laten resulteren in één duidelijk samenhangend beeld voor de
consument:

- de consument reageert op een totaalbeeld van produktie-
wijze en -aard het produkt;

- de vleeshandel als eerst verantwoordelijke en aangespro-
kene, zal dit totaalbeeld willen presenteren;

- economische overwegingen zullen wel leiden tot het ver-
der integreren van de wegen die leiden tot het afgeven van
één totaalbeeld.

MQDERNE VLEESKEURING

Zoals eerder is gesteld, ook in de toekomst kan één of andere
vorm van \'keuring\' van slachtdieren, als sluitstuk van de
dierlijke produktie. niet gemist worden. Hoe dan ook zal dit
keuringssysteem een belangrijke functie vervullen in het ka-
der van internationale regelingen en afspraken, met name
vanwege de EEG, de Codex Alimentarius/GATT en impor-
terende landen. De vleeskeuring blijft waarde behouden in
verband met de signalering van de gezondheidstoestand van
de veestapel. Maar behalve ten aanzien van veiligheid zullen
ook met betrekking tot andere kwaliteitsaspecten van het
eindprodukt garanties moeten worden afgegeven (6, 7, 8,9).
Enkele karakteristieken van keuring(toezicht) voor en na
slachten nieuwe stijl zijn:

- de keuring bouwt voort op c.q. is een sluitstuk van een sys-
teem van integrale ketenbeheersing. De keuring voor het
slachten bestaat uit controle van door de boer en diens des-
kundigen, m.n. de practizerende dierenarts verstrekte in-
formatie over de gezondheidstoestand en de behandeling
van (koppels) dieren en voorts een eenvoudig klinisch on-
derzoek. De keuring na het slachten bestaat uit een \'cos-
metisch\' onderzoek van het geslachte dier en met moderne
hulpmiddelen uitgevoerde visuele controle, zonodig aan-
gevuld met laboratoriumonderzoek;

- de keuring is niet alleen gericht op bescherming van de
volksgezondheid maar - nog duidelijker dan voorheen
- gericht op de bevordering van de gezondheid en het wel-
zijn van de veestapel (sectiezaalfunctie, steekbloedonder-
zoek als bron van nuttige informatie, terugsturen van in-
formatie);

- de keuring is gebaseerd op een statistisch verantwoorde
analyse van werkelijke risico\'s, die via slachtdieren en
vlees de volksgezondheid, de diergezondheid en het mi-
lieu benadelen;

- de keuring houdt ook in toepassing van op het HACCP-
principe gebaseerde beheersing van de bedrijfshygiëne;

- de keuring is geïncorporeerd in een sluitend Identificatie-
en Registratiesysteem;

- de zorg voor het welzijn van dieren neemt een belangrijke
plaats in;

- aan sensorische en technologische kwaliteit van vlees
wordt de nodige aandacht besteed;

- de keuring gaat gepaard met een bonus-malussysteem, bij
de uitbetaling van de boer;

- de keuring moet een onafhankelijk karakter hebben. Al ligt
er een primaire verantwoordelijkheid bij de producent, de
consument zal toch (terecht) garanties blijven eisen van
een objectieve, onatbankelijke instantie.

DE ROL VAN DE DIERENARTS

tJelukkig heeft de dierenarts en ook de KNMvD steeds beter
begrepen dat de landbouwhuisdierenpraktijk niet alleen ge-
richt is op economie, dierwelzijn en diergezondheid maar
een essentieel onderdeel uitmaakt van een systeem, gericht
op het produceren van voedingsmiddelen voor de mens. Zo
is begrepen welke kansen IKB biedt om de dierlijke produk-
tie op een hoger peil te brengen en wat de dierenarts daartoe
kan c.q. moet bijdragen. Er is positief gereageerd op de ont-
wikkelingen, terwijl 1KB misschien iets in zich leek te heb-
ben (en ook wel hééft!) van een papierwinkel, beknotting
van vrijheid en zelfstandigheid in de beroepsuitoefening.
IKB gebaseerd op LIQUA biedt een zeker nog grotere uitda-
ging. Terwijl 1KB tot nu toe nog vooral gericht is op het ver-
mijden van negatieve invloeden en negatieve beeldvorming,
biedt LIQUA volop mogelijkheden om de positieve kwaliteit
van de dierlijke produktie en van voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong te bevorderen en te tonen aan de consu-
ment. De dierenarts is bij uitstek geschikt om in een IKB-Ll-
QUA-systeem in multidisciplinair verband een belangrijke
rol te spelen.

De dierenarts is nu al door zijn opleiding goed toegerust om
een verantwoorde produktie van voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong door dieren in een gezonde omgeving en on-
der verantwoorde, gezonde en duurzame houderijomstan-
digheden te bevorderen. Graag sluit ik mij aan bij de
geWhte over de toekomst van ons beroep, door
Kampelmacher recentelijk in dit tijdschrift geuit (10). De
diergeneeskundige opleiding geeft volgens hem een unieke
startpositie. De dierenarts werkte, werkt en zal blijven wer-
ken \'tot heil van mens en dier\'!

De invoering van het nieuwe curriculum in september 1994
biedt de student nog betere mogelijkheden om zich te be-
kwamen in \'dierlijke produktie en volksgezondheid\' naar

D 11: r (i i; n 1-: r: s k u n d i:, D i; i; i. 119. A i i i \\ i: r i n ci 4 . 1994

97

Tudschrikt voor

-ocr page 125-

ijl «J

11

m

ook in bijvoorbeeld logistiek, techniek en technologie, statis-
tiek, bedrijfskunde, management, m.a.w. geïntegreerde ken-
nis- en ervaringsgebieden die voor de uitoefening van be-
doelde taken vereist zijn. Dit type dierenarts houdt zich nog
minder dan de landbouwhuisdierenarts van nu bezig met het
\'genezen\' van dieren. Maar wordt het niet hoog tijd het be-
grip dier\'genees\'kunde te vervangen door een ander? En de
faculteit dan ook consequent te verdelen in twee richtingen
\'gezelschapsdieren\' en daarnaast en zoveel mogelijk in een
samenwerkingsverband - \'dieriijke produktie en volksge-
zondheid\'?

In welke vorm de toekomstige kwaliteitszorg zal worden ge-
goten, is op dit moment nog niet zo duidelijk. Wel duidelijk
is dat de dierenarts positief kan en moet inhaken op alle
nieuwe ontwikkelingen zowel in de publiek- als de privaat-
rechtelijke sfeer. Met dienstbaarheid, deskundigheid en on-
dernemingslust lukt dat de dierenarts in de praktijk zowel als
in de georganiseerde kwaliteitszorg.

Nederiand staat niet alleen in denken en doen m.b.t. kwali-
teitszorg in de vdo-sector. Ook in andere Europese landen
(Denemarken, Frankrijk) is veel gaande. Illustratief zijn bi^
voorbeeld doelstellingen, geformuleerd in oktober 1992 in
Kansas City, USA tijdens een symposium, bijgewoond door
allerlei disciplines uit de vdo-sector (ook dierenartsen):

1. identificeer en kwantificeer maatschappelijke zorg om-
trent vdo en produktsystemen teneinde de communicatie
te verbeteren tussen consumenten en voedselindustrie;

2. voldoe aan consumentenbehoefte in de (inter)nationale
markt aan \'competitieve\' en
hoge-kwaüteits-vdo;

3. ontwikkel geïntegreerde \'food animal\'-managementsys-
temen en diergezondheidszorgsystemen die een effi-
ciënte, competitieve en verantwoorde produktie mogelijk
maken van veilig en kwalitatief hoogstaand voedsel in re-
latie tot welzijn van dieren en een gezond milieu;

4. verbeter de efficiency van het gebruik van \'resources\'
teneinde de kwaliteit van het milieu te behouden en te ver-
beteren;

5. verbeter geïntegreerde kwaliteitszorgsystemen voor vdo;

6. ontwikkel en pas toe wetenschappelijke methoden om het
welzijn van dieren in de dierlijke produktie te bepalen.

SUMMARY

Qualitv care in meat production

Von Osièrtag developed the scientific basis for the system of meat inspeclton
which is still applied over practically the whole world. The decision as to
whether meat is fil for human consumption is based on obserx\'ations made
bv the veterinarian or his/her assistant before and after slaughter This sys-
tem has worked well for years, particularly in the time when various injec-
tious zoonoses were important.

Recently, however the system has been found more and more lacking. For
example protection of the consumer from residues and enteropathogenic
microorganisms is insufficient. A new analysis of the risks, which are. in fact
what meat inspection is about, must be carried out. The costs of inspection
are no longer considered to be in the right proportion to the actual level of
public health protection. It is useful and necessary to provide the consumer
with adequate guarantees, not only with respect to safety, but also with re-
spect to the quality of the products and even the way in which they are pro-
duced (environmental aspects, well-being of animals, responsible use of
feedstuffs and animal handling systems, etc.). The situation in the animal
production sector (health status of the herd, animal health care, consu-
mer/market orientated production, etc.) also makes a different set-up neces-
sary. The traditional meat inspection as the last step in animal production
must make wav for a system whereby the whole of production can be taken
into account and the consumer can be given a total package of all relevant
desired guarantees, paired with alt relevant information on production me-
thods and products.

LITERATUUR

1. Uriings HAP Ed. Interruption of bacterial cycles in animal production:
related to veterinary public health. Proc. Workshop, Dept. Science of
Food of Animal Ongin, ISBN 90-393-0140-9, Utrecht 1993.

2. Logtestijn JG van. The integrated surveillance system of the animal and
meat production chain and meat inspection. Tijdschr Diergeneeskd
1984;109:290-1.

3. Eibers ARW. The use of slaughterhouse information in monitoring sys-
tems for herd health control in pigs. Thesis, Utrecht University 1991;

145 pp. ^ ,.

4. Harbers AHM. Aspects of meat inspection in an Integrated Quality
Control system for slaughter pigs. PhD Thesis, Utrecht University,
1991; 136 pp.

5. Logtestijn JG van, Bijker PGH ,Dijkmann KE, Smulders FJM, and
Snijders JMA. Ve\'.erinarians and the QSA concept. Proc. Xtb Symp.
World Ass. of Vet. Food Hygienists, Stockholm. 1989; p 45-7.

6. Schouwenburg JN , Logtestijn JG van, Paardekooper EJC, and S\'.iijdcts
JMA. Integrated Quality Control in the Dutch pig sector. Proc. of the
39th International Congress of Meat Science and Technology, Calgary.
2-6 August, 1993.

7. Berends BR , Snijders JMA, and Logtestijn JG van. The etTicacy of cur-
rent EC meat inspection procedures and some proposed revisions vith
respect to microbiological safety assurance - A critical review. Vet Rec
1993;133:414-5.

8. Snijders JMA, Smeets JFM. Harbers AHM. and Logtestijn JG van. The
evolution of meat inspection of slaughter pigs. Fleischwirtscbaft 1989;
69: 1422-4.

9. Snijders JMA, Schouwenburg JN, Logtestijn JG van, and Berends BR.
Modernization of current meat inspection procedures. Proc. of the 39th
International Congress of Meat Science and Technology, Calgary. 2-6
August, 1993.

10. Kampelmacher EH. Enkele gedachten over de toekomst van ons beroep.
Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 596-8.

tijdsc iikii r voor Dm rgi nfi ski n d f . Dffi 1 19, ai i i m ring 4. 1994

98

-ocr page 126-

" \' -......

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 99-101

ADEMHALINGSPROBLEMEN, GROEIVERTRAGING EN
GEWRICHTSONTSTEKING BIJ KALKOENEN EN VLEESKUIKENS
DOOR EEN PASTEURELLA-ACHTIGE BACTERIE:
ORNITHOBACTERIUM RHINOTRACHEALE OF TAXON 28\'.

P.N.G.M. van Beek\'\', P.C.M. vanEmpel^, G. van den Bosch^,
P.K. Storm^, J.H. Bongers\'\'. J.H. du Preez^

SAMENVATTING

Sinds augustus 1993 zijn ademhalingsproblemen bij
vleeskalkoenen (2-8 weken) en vleeskuikens (4-6 weken)
waargenomen, gepaard gaande met purulente pneumo-
nie, ernstige groeivertraging en snel toenemende sterfte
(tot 10-15%). Uit aangetaste weefsels werd een niet nader
getypeerd pleiomorf Gram-negatief staafje geïsoleerd.
Deze Pasteurella-achtige bacterie waarvan de taxonomie
nog niet definitiefis vastgesteld, wordt sinds kort ook wel
aangeduid als
Ornithobacterium rhinotracheale gen. nov.
sp. nov.
of \'Taxon 28\'. Experimenteel was met deze bac-
terie ernstige groeivertraging en arthritis op te wekken
bij kalkoenen en kippen. Ademhalingsproblemen ten ge-
volge van
O. rhinotracheale konden (tot dusver) experi-
menteel niet worden gereproduceerd. Het is de eerste
keer dat deze kiem in Nederland bij pluimvee wordt geï-
soleerd.

INLEIDING

In 1991 is Ornithobacterium rhinotracheale (O. rhinotra-
cheale)
voor het eerst uit vleeskuikens met milde luchtweg-
aandoeningen en ernstige groeivertraging geïsoleerd in Zuid
Afrika door J. H. du Preez. In Duitsland werd in 1992
O. rhi-
notracheale
in kalkoenen, ouder dan 13 weken, aangetroffen
met ademhalingsproblemen, longontsteking en sterfte (5).
Ook in Noord Amerika zijn in 1991 biochemisch vergelijk-
bare maar in de serologie (tot nu toe) afwijkende bacteriën
uit pluimvee met ademhalingsproblemen geïsoleerd (3).
Sinds medio 1993 doen zich op diverse bedrijven in Zuid-
Nederland gevallen voor van ademhalingsproblemen bij
vleeskalkoenen en vleeskuikens, waarbij opvalt dat het sec-
tiebeeld gepaard gaat met purulente pneumoniën en soms
hoge sterfte (10-20% in enkele weken). Met name bij kal-
koenen valt op dat de problemen, ondanks medicineren, we-
kenlang aanwezig kunnen blijven. Ook bij vleeskuikens
worden bij sectie vergelijkbare afwijkingen aangetroffen.
Dit was aanleiding om het bacteriologisch onderzoek te rich-
ten op
O. rhinotracheale, dat tot dusverre niet in Nederland
was aangetoond.

BEVINDINGEN
Klinisch beeld

Op diverse bedrijven worden klinische verschijnselen aan-
getroffen, gekenmerkt door snotteren, natte ogen en zwelling
van de sinus infraorbitalis; tevens wordt ernstige groeivertra-
ging geconstateerd. Op enkele bedrijven was sprake van aan-
houdende sterfte ondanks medicatie. Bij vleeskuikens wor-
den geringe tot matige ademhalingsproblemen en acute

\' Slichlin)- Gezomilleid.siliensl \\ (Hir Dieren in Zuid Netlerlantl.
- fnlen\'et liilcnwlioinit B. I\'.
F(W;if Farms. Otiliinislimlein. Re/whlic nI Smilh .■ilrica.

Sterfte waargenomen. Bij kalkoenen worden de eerste ver-
schijnselen waargenomen op 2-8 weken leeftijd en bij vlees-
kuikens meestal vanaf ongeveer 4 weken leeftijd.

Sectiebeeld

De eerste waarnemingen in de praktijk kenmerkten zich door
ernstige etterige longontstekingen bij kalkoenen van 4 tot 8
weken leeftijd. Het sectiebeeld lijkt daarbij op een
Pasteurella multocida-mkci\\Q. maar dan op een ongekend
vroege leeftijd. Later bleek dat op verschillende bedrijven al
op een leeftijd van ongeveer twee weken ontstekingen van
de voorste en diepere luchtwegen (sinus infra-orbitalis en
luchtzakken) en pericarditis kon worden waargenomen. Uit
deze ontstekingen kon
O. rhinotracheale worden geïsoleerd.
Bij vleeskuikens vanaf ongeveer 4 weken leeftijd zijn inmid-
dels ook meerdere bevindingen van purulente pneumoniën
bekend.

Bacteriologisch onderzoek

Uit aangetaste weefsels werd een pleiomorf Gram-negatief
staafje geïsoleerd. Deze bacterie bleek zowel biochemisch
als serologisch overeen te komen met een bacterie die ook
wel wordt^aangeduid als
O. rhinotracheale (6) of\'Taxon 28\'
(1). O.
rhinotracheale is een langzame groeier die (vooral bij
primaire isolatie) beter groeit bij 5-1 O^\'o CO^.
Na 48 tot 72 uur incubatie op schapebloedagar bij 37 °C, zijn
grijze of grijs-witte kolonies te zien die vaak sterk variëren in
grootte, maar zelden groter zijn dan 2-3 mm. en een indrin-
gende geur afscheiden. De belangrijkste biochemische ei-
genschappen worden vermeld in tabel 1.
De groei
in vitro verloopt traag en overgroei van andere aan-
wezige snelgroeiende bacteriën, zoals
E. coli, kunnen de
aanwezigheid van
O. rhinotracheale verhullen.

Tabel 1. Enkele belangrijke biochemische eigenschappen van O. rhinotra-
cheale.

(vaak zwak)
(temperatuur afhankelijk)

^ (temperatuur atliankelijk)

Nitraat reductie
Catalase test
Cytochroom-oxydase
Voges Proskauer test
Urease\'

ONPGofPNPÜ lest
Lysine decarboxylase
Ornithine decarboxylase
Arginine dehydrolase
Indol test

Groei op Mc Conkey agar
Fermentatie van:
Fructose
Lactose
Galactose

\' Er zijn enkele isolulen gevonden die wea.se negaliel zijn.

-ocr page 127-

EXPERIMENTELE RESULTATEN

Teneinde na te gaan in hoeverre de geïsoleerde kiem de oor-
zaak van klinische verschijnselen kon zijn, werden kunstma-
tige
infectie-experimenten uitgevoerd. Daarbij bleek, dat O.
rhinotracheale
in isolatoren bij zowel kalkoenen als kippen
binnen 14 dagen statistisch significante groeivertraging (zie
tabel 2) veroorzaakt.

Een eenvoudig vaccinatie experiment bij vleeskuikens
toonde aan dat beschenning tegen groeivertraging mogelijk
moet zijn. In dit experiment zijn de dieren eenmalig gevacci-
neerd met een experimenteel bacterin.
Na infectie (met ± 10^ levende kiemen per injectie direct in
de luchtzakken) bleek de kiem vaak moeilijk te reïsoleren.
Wel werden arthritiden waargenomen (zowel bij vleeskui-
kens als vleeskalkoenen) waamit
O. rhinotracheale terug te
kweken was.

Tabel 2. Gemiddelde dagelijkse gewichtstoename na besmetting1 met O.
rhinotracheale (kalkoenenstam GGD-1261).

controlegroep
besmet

56 gram

42 gram

controlegroep
met besmet

82 gram^

60 gram\'\'

Diersoort

Kalkoen!
Kip2

vaccinatiegroep
besmet

niet getest^

61 gram\'\'

zijn enkele gevallen bekend met aanhoudende uitval, waar
medicineren nagenoeg niets hielp en zelfs 25% uitval werd
waargenomen over een periode van enkele weken. Recent in
Zuid-Nederland geïsoleerde stammen bleken overwegend
resistent tegen flumequine, matig gevoelig voor enrofloxa-
cine en trimethoprim/sulfa en gevoelig voor tetracycline en
ampicilline te zijn. Uit Duits onderzoek (5) bleek dat 90%
van de
O. rhinotracheale isolaten ongevoelig was voor en-
rofloxacine en zelfs 100% ongevoelig voor trime-
thoprim/sulfa, terwijl alle isolaten gevoelig bleken voor tetr-
acyclines en amoxycilline.

DISCUSSIE

Uit orgaanmateriaal van diverse kalkoen- en vleeskuiken-
koppels met ademhalingsproblemen (zowel in Nederland als
in andere landen) is een nieuwe Pasteurella-achtige bactene
gekweekt:
O. rhinotracheale of\'Taxon 28\'. Mogelijk komt
deze bacterie reeds lanpre tijd voor en werd dat met onder-
kend doordat de bacterie
in vitro langzaam groeit en een ver-
hoogd C02-gehalte bij de primaire isolatie tot aanzienlijk
betere kweekresultaten leidt. Tot heden was het bij de meeste
laboratoria niet gebruikelijk om pluimveemateriaal voor
bacteriologisch onderzoek routinematig onder 5-10% CO2 te
incuberen en het is dus mogelijk dat
O. rhinotracheale lan-
gere tijd onopgemerkt is gebleven in onderzoeksmateriaal
van pluimvee. Ook het overgroeien door eventueel andere
aanwezige bacteriën, bijv.
E. coli. kan de aanwezigheid van
O. rhinotracheale verhullen. Bij kalkoenen met vergelijk-
bare problemen werd in het recente verleden
P. haemolytica
en/of £. coli geïsoleerd. Pas na aanpassing van de kweekme-
thode (langere incubatie bij 5-10 % COj) werd
O. rhinotra-
cheale
aangetroffen, al dan niet tezamen met £. coli.
Expenmenteel is aangetoond dat O. rhinotracheale in staat
is ernstige groeivertraging te veroorzaken. Ademhalings-
problemen veroor/aakt^door
O. rhinotracheale zijn expen-
menteel (nog) niet aangetoond. Het is mogelijk dat een infec-
tie met bijvoorbeeld TRT-virus (Turkey Rhinotracheïtis) of ;
NCD-virus (Newcastle disease) hiervoor als predispone- |
rende factor nodig is (2.4). De ernstige beschadiging van de \'
longen is waarschijnlijk de oorzaak van de sterfte. :
Aangetaste dieren die niet sterven blijven mogelijk door ;
deze longaantastingen aanhoudende ziekteverschijnselen
vertonen. Ook het vaak falen van orale therapie kan hierdoor :
mogelijk worden verklaard, omdat dieren met longaantastin- ;
gen minder drinken en dus minder medicijnen opnemen. ;
Bovendien zijn de meeste antibiotica waarschijnlijk minder .
goed in staat de kiem te bereiken in punilent ontstekingsma-
teriaal.

Nadere studie inzake de epidemiologie en pathogenese van
infecties met
O. rhinotracheale is gewenst, omdat er sterke
aanwijzingen zijn dat infecties met
O. rhinotracheale grote
economische schade kunnen veroorzaken. Momenteel lopen i
er nog enkele experimenten. Publicatie van deze en overige ;
reeds bekende gegevens is in voorbereiding. ,

SUMMARY i

Respiratory problems, growthdepression and asthritis j
in commercial turkeys and broilers caused by a
Pasteurella-like organism

Since .iugiist 1993 moderate to serious respiratory problems with necrotic :
pneumonia, growthdepression and fast increasing mortality are seen in \\
commercial turkeys (2-S weeks of age) and broilers (4-6 weeks of age). .-In
unidentitied pleiomorphic Gram-negative rod was isolated jrom ajfected
tis.mes. This Pasleurella-like organism, with yet unknown ta.xoiwmy. is rc-
centlv named
Omithobacteriiim rhinotracheale gen. nov. sp. nov. ur Tu.von

Difrufnefsklndf. Dffl 1 1 9 , a f l f v f r i n cj 4 . 1994

Tijdschrift VOOR

100

1  Besmetting v ond plaats met ±10" levende kiemen per injectie direct in de
luchtzakken.

dieren besmet op 32 dagen leeftijd, gewichtstoename over een periode
jan 11 dagen.

^ dieren besmet op 28 dagen, gewichtstoename over een periode van 14
dagen.

^ in dit experiment werden geen kalkoenen gevaccineerd,
significant verschil (p< 0.001) met besmette controlegroep,
significant verschil lp<0.005) met besmette controlegroep.

Voor de statistische bet ekening werd gebruik gemaakt van de Student t-test.

SEROLOGISCH ONDERZOEK

Bij bloedonderzoeken (met behulp van een experimentele
Elisa-test) van verschillende bedrijven, waar zich bovenge-
noemde problemen hadden voorgedaan, zijn antistoffen aan-
getroffen tegen
O. rhinotracheale. De aanwezigheid van O.
rhinotracheale
in het koppel is daannee aannemelijk ge-
maakt, maar het causaal verband met de voorkomende ziek-
teproblemen is nog onvoldoende aangetoond.

ANTIGENE EIGENSCHAPPEN

Verwantschap tussen de O. rhinotracheale stammen onder-
ling (behalve voor sommige Amerikaanse isolaten) is aange-
toond, zowel met een Elisa-test als met een Agargel-precipi-
tatie test. Onderzoek toonde ook aan dat
O. rhinotracheale
met behulp van deze testmethoden te onderscheiden is van
overige Pasteurella-achtige bacteriën die voorkomen bij
pluimvee (o.a.
P. multocida. P. anatipestifer).

THERAPIE

Bij kalkoenen bleek dat de gebmikelijke oraal toegepaste
therapeutica een matig tot slecht resultaat gaven; met name
toepassing van enrofloxacine en trimethoprim/sulfa bleken
soms weinig effectief, vooral wanneer reeds pneumonie aan-
wezig was. De behandeling met tetracyclines en syntheti-
sche penicillines leek incidenteel wat betere resultaten te ge-
ven. . .
Bij kalkoenen bleek toepassing van antibiotica per injectie
(meestal 2x) soms de enige effectieve toedieningswijze. Er

-ocr page 128-

isfr-1

■ I Uil

■nii^tf

tui M

É^yiu

2S\'. Experimenlally severe growlhdepression and arlhhiis could he evoked
in commercial turkeys and chickens. Respiratory signs caused by O.
rhino-
tracheale
could not (yet) he reproduced experimentally. This is the first re-
port of the isolation of this organism in poultry in the Netherlands findings.

LITERATUUR

1. Bisgaard M. Persoonlijke mededeling.

2. Charles SD. Nagaraja KV. Halvorson DA, and Barnes DM. Influence of
Newcastle disease virus on the severely of
Pasteurella anatipestifer in-
fection in turkeys. Research in Vet Sei 1993: 55: 209-14.

3. Charlton BR. Channings-Santiago SE. Bickford AA. Cardona Carol J.
Chin Richard P. Cooper George L, Droual Roben, Jeffrey Joan S,
Meteyer Carol U, Shivaprasad HL. and Walker Richard L. Preliitiinary
characterisation of a pleyomorphic gram-negative rod associated with
avian respiratory disease. J Vet Diagn Invest 1993; 5: 47-51.

Cook Jane KA. Ellis Marjorie M, and Muggins Michael B. The pathoge-
nesis of turkey rhinotracheitis virus in turkey poults inoculated with the
virus alone or together with two strains of bacteria. Avian Pathol 1991;
20: 155-66.

Hafez HM. Kruse W, Emele J und Sting R. Eine Atemwegsinfection bei
Mastputen durch Pasteurella ähnliche Erreger: Klinik. Diagnostik und
Therapie. Internationale Fachtagung über Gefliigelkrankheiten;
Deutsche Veterinärmedizinische Gesellschaft e.V. Frankfurter Strasse
89. D-35392 Potsdam. 28.07-30.07 1993. p 105-12.
. Vandamme P. Segers P. Vancaneyt M. Hover K van. Mutters R,
Hommez J, Dewhirst F, Paster B. Kerstens K, Falsen E. Devrieze L,
Bisgaard M, Hinz K-H, and Mannheim W. Description of
Ornithohacterium rhinotracheale gen. nov. sp. nov. isolated from the
avian respiratory tract. International Journal of Systematic Bacteriology.
(1994 in press).

UITBRAAK S. DUBLIN

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvan-
gen vraagstelling vond de redactie mevrouw drs. l.J.R.
Visser (Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Neder-
land) bereid om voor de lezers een annvoord te formuleren.

Vraag en Antwoord

VRAAG

Afgelopen herfst heb ik in mijn praktijk een uitbraak van
Salmonella dublin bij volwassen rund\\ee gehad. (Gesloten bedrijf,
nooit aankoop, oorzaak niet te achterhalen.) Er zijn vijf runderen
gestorven of geëuthanaseerd. Er hebben drie koeien verworpen.
Zeker 25 dieren hebben zeer hoge koorts gehad en zijn behandeld
met antibiotica. Diverse dieren hadden waterdunne mest (sprei-
ding!). Dc schade voor de veehouder was enorm. De kalveren zijn
preventief gedurende tien dagen met antibiotica behandeld. De stal-
len zijn voor zover mogelijk grondig gedesinfecteerd. Hoe groot
acht u de kans. dat er zich later dragers ontwikkelen? Wat moet ik
doen om deze dragers op te sporen? (Hoe vaak onderzoek, bloed
en/of faeces?) Wat zijn in Nederland de ervaringen met dragers, dat
wil zeggen wanneer worden zij lijder?

ANTWOORD

Het door de vraagsteller beschreven beeld karakteriseert een ty-
pisch verloop van een Salmonella-uitbraak, zoals dat de afgelopen
jaren op diverse melkveebedrijven is waargenomen. Vaak echter
blijkt op dit soort bedrijven voor het manifest worden van de
Salmonella-problematiek, predisponerende factoren aanwezig te
zijn geweest, zoals een infectie met IBR of BVD of was de minera-
lenvoorziening wat aan de marginale kant. In een enkele regio, zo-
als de provincie Zuid-Holland spelen leverbotinfecties bovendien
nog een rol. De salmonella-kringloop is zeer complex en insleep
kan via tal van mogelijkheden hebben plaatsgevonden. De vraag-
steller spreekt van een "gesloten bedrijf" echter binnen de melkvee-
houderij kent men eigenlijk géén gesloten bedrijven. Weliswaar
waren er geen aankopen geweest, maar op de bedrijven vindt vrij-
wel altijd binnenloop plaats van handelaren. Kl-medewerkers. vee-
verloskundigen. dierenartsen etc. zonder dat er bedrijfsgebonden
kleding en schoeisel of laarzen wordt aangetrokken. Daamaast
wordt de stal bevolkt door kleine loslopende huisdieren, katten,
honden, muizen, ratten, vliegen de vogels in en uit. kortom allemaal
mogelijke vectoren die de bacteriën kunnen verslepen cn binnen
brengen. In mest kunnen de Salmonellae lange tijd overleven
vooral bij lage temperatuur en bij aanwezigheid van geschikte voe-
dingsbestanddelen, zoals nageboortes en verworpen vmchtjes, kun-
nen ze zich ook nog vermeerderen. Bij het uitrijden van de besmette
mest over het grasland wordt aldus een weide besmetting geïni-
tieerd en blijft een bedrijfsgebonden kringloop onderhouden.
Dragers van een Salmonella kunnen in twee groepen worden onder-
scheiden.
Latente dragers: de dieren herbergen de Salmonellae
zonder dat deze in de mest aantoonbaar is en
actieve dragers: dieren
waarbij de Salmonellae in de faeces en/of melk aanwezig zijn. Deze
aanwezigheid kan intermitterend zijn, terwijl ook de aantallen kun-
nen variëren. Ook kunnen Salmonellae in een dier slechts als pas-
sant voorkomen. Bij een klinische uitbraak wordt wel waargeno-
men dat niet als ziek onderkende dieren met normale mest eveneens
veel Salmonella in de faeces hebben. De kans dat zieke dieren dra-
ger worden na herstel van een emstige klinische septicaemische in-
fectie geldt in principe voor al deze dieren. De salmonella kan zich
temgtrekken in macrofagen welke zich in onder meer lymfklieren
kunnen handhaven. Aldaar kan de kiem latent aanwezig blijven.
Hoeveel van deze dieren vervolgens een actieve drager, dat wil zeg-
gen uitscheider worden is niet goed aan te geven. Dit kan per bedrijf
wisselen van één tot enkele dieren. Diergebonden en bedrijfsgebon-
den factoren spelen hierbij een rol. Dieren met een leverbotinfectie
kunnen na een klinische Salmonella-infectie allemaal actieve dra-
gers worden. De Salmonella blijft in de beschadigde galgangepi-
theelcellen actief en kan zich ook in de galvloeistof handhaven en
vermeerderen en wordt aldus via de mest uitgescheiden. Bij een
verwerper met een Salmonella- en leverbotinfectie zou één op de
vijf dieren tot actieve drager kunnen worden. Het opsporen van dra-
gers kan door middel van serologie of faeceskweek gebeuren. IVIen
dient zich te realiseren dat dit niet 100% sluitend is. Bij de serologie
is de semmagglutinatie-test een mogelijkheid. Hierbij worden de
0-titer en de H-titer bepaald. De H-titer geeft in het algemeen na in-
fectie eerder een stijging dan de O-titer. Dieren, die een halfjaar na
een klinische uitbraak op een bedrijf nog een hoge O-titer hebben
zijn verdacht als dragers. Echter niet alle zieke dieren ontwikkelen
titers of dieren met hoge O-titers worden tot actieve dragers. Via het
bacteriologisch onderzoek van faeces kunnen deze actieve dragers
als uitscheiders worden opgespoord. Dit faeces-onderzoek zou men
eveneens een half jaar na een uitbraak kunnen laten verrichten.
Daar de mogelijkheid van een intermitterende uitscheidcr aanwezig
is, dient dit na een maand herhaald te worden. Uitscheiders in loop-
stallen verspreiden de Salmonella door de gehele stal. Bovendien
zijn in de loopstal ook de drinkwater-bakken faecaal verontreinigd.
Vooral de kalvergroep loopt gevaar bij aanwezigheid van uitschei-
ders op een bedrijf Dit kan komen doordat de veehouder de kalver-
stal vanuit de loopstal besmet of via faecaal verontreinigde melk.
De meeste klinische uitbraken doen zich in de herfst voor en recidi-
veren het jaar daarop in het algemeen niet. Is het bedrijf gesitueerd
in een regio met een hoge Salmonella-prevalentie dan zou men kun-
nen overwegen om de dieren preventief te vaccineren aan het einde
van de zomerperiode.

-ocr page 129-

ft I Ä_

VAN DE HOOFDREDACTIE

Misschien heeft de opmeriizame lezer het gemerkt, de redactie vaart op halve kracht. Bureauredacteur R. Haring is geveld door
rugklachten. Zag het er in het begin naar uit, dat deze klachten snel zouden verdwijnen, langzamerhand lijkt het lang te gaan
duren. Vandaar dat het redactie-secretariaat overschakelt op het noodplan.

Het noodplan houdt onder meer in, dat de functie van bureau-redacteur tijdelijk overgenomen wordt door de stafmedewerker
publiciteit en dat de deadlines met één dag vervroegd worden. Men wordt gevraagd begrip te tonen voor het feit dat het
Tijdschrift af en toe dunner is dan gewoonlijk.

Voor de wetenschappelijke artikelen geldt, dat er nu en dan vertaalde artikelen uit de Vetermary Quarteriy (VQ) zullen ver-
schijnen, hetgeen helemaal geen afbreuk aan de kwaliteit hoeft te doen. Veel van de VQ-artikelen zijn zeer interessant en het
tijdschrift zelfstaat heel goed aangeschreven. .

De redactie vraagt iedere lezer om zoveel mogelijk kopij aan te leveren voor\' Actua\' en \'KNMvD\'. Verslagen van bijeenkom-
sten, ingezonden brieven, wetenswaardigheden uit de krant, opiniërende stukjes over de meest uiteenlopende onderwerpen, al-
les is welkom (Ten overvloede: de redactie houdt het recht stukken te redigeren, in te korten of niet te plaatsen).
Er stroomt vanaf nu natuurlijk een geweldige hoeveelheid kopij binnen: een geluk bij een ongeluk. De lezer zou veel vaker zijn
of haar betrokkenheid kunnen tonen door het schrijven van een berichtje. Het is altijd aardig om een stukje van een collega te
herkennen. Discussies over maatschappelijke onderwerpen die de diergeneeskunde raken, zouden best in het Tijdschrift ge-
voerd kunnen worden. Op die manier draagt het Tijdschrift bij aan het ontstaan van een \'mening van de beroepsgroep\'.
Kortom: de redactie hoopt, dat door het noodplan een grotere hoeveelheid lezers actief bij het Tijdschrift betrokken raakt.
Dit zou ook op de langere termijn een verrijking van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde betekenen.

De Hoofdredactie

Geachte redactie,
22 november 1993.

Graag willen wij reageren op het arti-
kel met betrekking tot de identificatie
van huisdieren onder de rubriek
\'Nieuw(s) van de industrie in het
\'Tijdschrift voor Diergeneeskunde\',
1993; 118(19): 632.
Aangezien volgens ons deze informa-
tie venvarrend zou kunnen werken,
leek het ons op zijn plaats hier het een
en ander te verduidelijken.
Elektronische Identificatie (El) komt
de laatste jaren steeds meer in de be-
langstelling te staan. Dit is de reden
geweest om op 4 maart 1993 een
Nederiandse werkgroep met betrek-
king tot de EI van gezelschapsdieren
op te richten. In deze werkgroep parti-
ciperen diverse belanghebbenden, zo-
als de SRGN (Stichting Registratie
Gezelschapsdieren Nederland), Raad
van Beheer, de dierenbescherming, de
GGG (Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren), de industrie en de kat-
tenverenigingen. In deze werkgroep is
men tot de conclusie gekomen dat de
EI duidelijke voordelen biedt boven de
momenteel gebruikte tatoeages. Ook is
men het erover eens, dat de standaardi-
satie van het elektronische identifica-
tiesysteem van groot belang is.
Transponders dienen door één stan-
daardtype reader gelezen te kunnen
worden. Momenteel bestaan er twee
mogelijkheden om tot een standaardi-
satie te komen:

A. De ISO (International Standard
Organisa tion)-standaard.
De ISO is een organisatie die zich be-
zighoudt met standaardisatie op aller-
lei terreinen. Binnen de ISO is een
werkgroep (EG 3) opgericht, die mo-
menteel zeer actief is om tot een stan-
daardisatie te komen. In eerste instan-
tie zullen transponders voor land-
bouwhuisdieren naar alle waarschijn-
lijkheid in de oormerken worden aan-
gebracht omdat (intra-musculair)
geïmplanteerde transponders bij land-
bouwhuisdieren momenteel nog tot te-
veel problemen leiden (zoals bij uit-
snijden tijdens de slacht). Tot een
standaardisatie van de transponders is
men binnen de ISO, in tegenstelling tot
eerdere berichten, nog niet gekomen.
Wel ligt er een \'working draft\' klaar.
Hoelang het nog zal duren voordat er
een definitieve ISO-standaard komt is
nog onduidelijk,

B. De FECA VA (De Europese Orga-
nisatie voor gezelschapsdieren-prak-
tici)-standaard.

De FECAVA is al meer dan vijf jaar
bezig met het onderzoek naar de mo-
gelijkheden van elektronische identifi-
catie voor gezelschapsdieren. In 1992
werd binnen deze organisatie zelfs een
speciale werkgroep opgericht.

Onlangs heeft deze werkgroep een be-
paald systeem als Europese standaard
aangewezen (zie onder meer de be-
richtgeving in de Animal Pharm).
Deze beslissing van de FECAVA is
onder meer gebaseerd op het feit dat de
producent van deze transponders be-
reid was haar files voor andere fabri-
kanten open te stellen. Hierdoor stelt
deze producent andere fabrikanten in
staat haar technologie te gebruiken
voor de produktie van hun transpon-
ders. Een reden die misschien nog wel
belangrijker was voor de keuze van de
FECAVA was het grote aantal dieren
(ongeveer 450.000 op een totaal van
500.000) waarbij deze transponder is
ingebracht en de reeds jarenlange
(ruim 8 jaar) goede ervaringen met dit
systeem.

Onlangs hebben enkele andere fabri-
kanten besloten de FECAVA stan-
daard over te nemen. Doordat nu meer
fabrikanten de standaard-transponder
kunnen produceren zal er een gezonde
concurrentie ontstaan.

Om een goede plaats op de markt te
blijven te behouden werken alle pro-
ducenten natuuriijk aan een constante
verbetering van hun transponders. Er
wordt door hen nu onder meer gewerkt
aan een transponder, waarmee het mo-
gelijk is om met de reader direct de li-
chaamstemperatuur van het dier te be-
palen.

Binnen Europa staan ondertussen de
ontwikkelingen niet stil (zie tabel 1).
In bijvoorbeeld Denemarken en som-

-ocr page 130-

mige delen van Spanje is het reeds ver-
plicht jonge honden te identificeren. In
deze en ook andere Europese landen
wordt daarvoor de FECAVA stan-
daard gebruikt. Ook in Nederland zal
de elektronische identificatie zijn in-
trede doen. Het is ons belang dat wij
dezelfde standaard gebruiken als in
bijvoorbeeld Spanje en Denemarken,
zodat gezelschapsdieren door heel de
EG met hetzelfde systeem geïdentifi-
ceerd kunnen worden.

G.T.J.M. Theunissen, veterinair advi-
seur Rhóne Mérieux.

FIDIN OVER
TOEKOMST
DIERGEZONDHEID

De projectgroep \'Diergezondheid in
beweging\' van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visse-
rij (LNV) heeft medio 1993 het rap-
port \'De toekomst van de dierge-
zondheid, wie zal het een zorg zijn?\'
uitgebracht. De FIDIN (Vereniging
van fabrikanten en importeurs van
diergeneesmiddelen) verwondert
zich zeer over de inhoud en de toon-
zetting van het rapport.

De opstellers zijn uiterst negatief over
de situatie van diergezondheidszorg
op dit moment. Het lijkt alsof de dier-
gezondheidszorg zich jarenlang in een
bepaalde richting ontwikkelt, terwijl
veterinair Nederland zich van deze si-
tuatie niet bewust is of gelaten aan de
zijlijn toekijkt. Overheid, veehouderij-
sector, dierenartsen en gezondheids-
diensten krijgen van de opstellers een
dikke onvoldoende.
De FIDIN vindt dit een zeer onwerke-
lijke weergave van de situatie. De ana-
lyse is derhalve niet juist. Uiteraard
kent ook het huidige systeem van dier-
ziektepreventie en -bestrijding zijn
zwakke plekken, maar Nederland
heeft er absoluut geen rommeltje van
gemaakt. Een sterke economische po-
sitie kan niet op een zwak fundament
zijn gebouwd en de huidige economi-
sche betekenis van de sector is juist be-
reikt door het systeem dat in de afgelo-
pen jaren is gevolgd. Een eenzijdig
negatief oordeel over de diergezond-
heidszorgsituatie in Nederland is der-
halve niet op zijn plaats en draagt naar
de mening van de FIDIN nergens toe
bij, in elk geval niet aan een verbete-
ring van het imago van de Nederiandse
produkten in het buitenland.

m #

JFM 1 im

103

Dat de diergezondheidszorg in bewe-
ging is, akkoord. Dat er met name door
de ontwikkelingen in het EG-beleid
een andere wind waait, ook akkoord.
Er is ook voldoende reden om een toe-
komstperspectief te schrijven, bijvoor-
beeld vanwege de noodzakelijke her-
verdeling van taken in verband met de
terugtredende overheid, waardoor het
bedrijfsleven in de toekomst meer ver-
antwoordelijkheid moet dragen. Er is
echter onvoldoende reden voor het
schetsen van eenzijdig negatief beeld.
Van de FIDIN-zijde wordt waardering
uitgesproken voor het feit, dat een po-
ging is gedaan een analyse te maken
van de problematiek en bepaalde doel-
stellingen te formuleren. De abstracte
en filosofische manier waarop dat is
gedaan, maken het rapport echter wei-
nig \'grijpbaar\'. Daarom is het moeilijk
concreet in te gaan op de door de op-
stellers geformuleerde \'streefbeelden\'
en \'toekomstperspectieven\'.
Wat wel opvalt, is dat diergeneesmid-
delen in een rapport dat gaat over dier-
gezondheidszorg nauwelijks worden
besproken. Diergeneesmiddelen zijn
echter onmisbaar voor een goede dier-
gezondheidszorg in Nederland. Hoe
kan het dat deze uitspraak en een toe-
lichting daarop in het gehele rapport
ontbreekt? Dit dwingt ons vraagtekens
te plaatsen bij het realiteitsgehalte van
het rapport en de daarin beschreven
scenario\'s

Diergeneesmiddelen worden slechts
incidenteel in het rapport genoemd en
dan alleen nog in negatieve zin.
Gesproken wordt onder meer over het
gewenste \'ontbreken van structurele
afhankelijkheid van dierbehandelings-
middelen\'. verder wordt \'extra medi-
catie\' zonder meer gekoppeld aan \'re-
siduproblemen, imagoverlies en be-
lemmeringen op afzetmarkten\'. Deze
zaken worden wel heel simpel met el-
kaar in verband gebracht. Medicatie
kan leiden tot residuen, residuen leiden
pas tot problemen bij overschrijding
van MRL\'s of residutoleranties en
zelfs dat hoeft nog niet onmiddellijk
imagoverlies en problemen op de af-
zetmarkt tot gevolg te hebben.
Het gebruik van diergeneesmiddelen
wordt verder genoemd als grondslag
voor een bestemmingsheffing waaruit
de diergezondheid wordt bekostigd
\'waarbij het mes aan twee kanten
snijdt\', omdat het selectief en restric-
tief gebruik van diergeneesmiddelen
bevordert. Bestemmingsheffingen en
regulerende heffingen worden ge-
makshalve op één hoop gegooid.
Ernstig bezwaar maakt de FIDIN ech-
ter bovenal tegen de ongemotiveerde
stelling, dan moet worden gestreefd
naar een selectief en restrictief gebruik
van diergeneesmiddelen.
Niet een selectief en restrictief ge-
bruik, maar een verantwoord gebruik
van diergeneesmiddelen zou centraal
moeten staan in dit rapport, omdat juist
dat de diergezondheidszorg optimaal
dient. Daartoe zijn op vele fronten pro-
jecten gestart die verantwoord dierge-
neesmiddelengebruik als hoofd- of ne-
vendoelstelling hebben en waaraan de
FIDIN actief medewerking verieent.
Genoemd kunnen worden de IKB-sys-
temen en de G VP- en GMP-codes. Een
verantwoord diergeneesmiddelenge-
bruik wil overigens niet zeggen, dat in
alle gevallen minder diergeneesmidde-
len worden gebruikt. In bepaalde ge-
vallen kan een tijdelijk verhoogd ge-
bruik van diergeneesmiddelen geïndi-
ceerd zijn, zoals bij de eradicatie van
de ziekte van Aujeszky en de Salmo-
nellaproblematiek in relatie tot de
volksgezondheid.

T ij i) s c\' ii r 11\' T voor Dl i: r ci i-; n i-: i; s k. u n i) t:, D i; i-; i 1 1 9 , A i-1.1: \\ i: k i n n 4 . 1 9 9 4

Bij de niet-gemotiveerde doelstelling
dat diergeneesmiddelen restrictief
moeten worden gebruikt plaatst de
FIDIN overigens de opmerking dat
Nederiand verhoudingsgewijs al een
laag gebruik van diergeneesmiddelen
kent. De omzet van diergeneesmidde-
len in Nederland bedraagt zes procent
van het gebruik in de gehele Europese
Unie, terwijl Nederland goed is voor
ongeveer tien procent van de agrari-
sche produktie van dierlijke oor-
sprong. Deze cijfers illustreren het
kennisniveau en de \'risico-belustheid
of -bewustheid\' van de Nederlandse
ondernemer en onderstrepen het tot nu
toe gevoerde veterinair beleid!
Naast projecten die verantwoord dier-
geneesmiddelengebruik stimuleren,
ondersteunt de FIDIN ook initiatieven
en regelingen die leiden tot certifice-
ring van ondernemingen en instellin-
gen in de dierlijk produktiekolom, zo-
als uitvoerig in het rapport \'de
toekomst van de diergezondheid\' be-
schreven. Dergelijke projecten in het
teken van kwaliteit zijn ook elders in
de maatschappij zeer actueel en ook
voor de dierlijke produktiesector wen-
selijk en noodzakelijk.
Het spreekt vanzelf dat de FIDIN bij
de toekomstiize discussies over de

-ocr page 131-

diergezondheidszorg betrokken wil
zijn. Daarnaast stelt de FIDIN echter
wel de voorwaarde dat haar positie en
belangen worden erkend, evenals het
feit dat diergeneesmiddelen, zowel in
de preventie als in de bestrijding van
dierziekten nu en in de toekomst een
niet weg te denken tol spelen.

Wij zijn van mening met het boven-
staande een constructieve bijdrage aan
de discussie te hebben geleverd.

Reactie FIDIN. december 1993

De Raad voor Dierenaangelegenhe-
den. waarin onder meer de KNMvD
vertegenwoordigd is, adviseert de mi-
nister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij en de Tweede Kamer dat run-
deren en paarden met gebroken poten
(ofbenen) op de plaats van het ongeluk
moeten worden gedood en verbloed,
waarna ze elders verder geslacht kun-
nen worden. Vervoer van (grote)
wrakke dieren zou \'onnodig lijden\'
met zich meebrengen.
In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1993; 118(23): 786 staat be-
schreven wat de gewijzigde richtlijn
\'vers vlees\' voor de dierenarts bete-
kent. Dieren die in nood worden ge-
dood, worden \'speciale noodslachtin-
gen\' genoemd.

SPECIALE NOODSLACHTING
In het geval dat de dierenarts het dier-
in-nood doodt kan hij of zij de keuring
voor het slachten verrichten.
Waarschijnlijk levert dat niet al teveel
problemen op.

De dieren moeten echter direct na be-
dwelming door verbloeding worden

n ê

•VI 1 11

fil Tiliï

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

WAT TE DOEN MET WRAKKE DIEREN?

Wrakke dieren mogen binnenkort niet meer vervoerd worden, althans niet
ver en dan nog onder zeer speciale voorwaarden. Dit heeft gevolgen voor de
veehouder, maar ook voor de dierenarts. Bovendien mogen gestorven dieren
niet meer geslacht worden.

Deze maatregelen lijken elkaar tegen te spreken: aan de ene kant mag je
wrakke dieren niet onnodig laten lijden, aan de andere kant mag je ze niet
meer slachten als ze dood zijn. Hoe gaat de dierenarts hiermee om? Het blijkt
dat er zelfs \'als je het goed wil doen\' veel haken en ogen zitten aan deze rege-
lingen en adviezen.

Door Sophie Deleu

gedood. Dit levert, indien het op het
bedrijf moet gebeuren, wel degelijk
problemen op.

Waar laatje bijvoorbeeld het bloed? In
de put? Officieel genomen is een grote
hoeveelheid bloed als gevaariijk afval
te beschouwen en zou in de milieubox
moeten worden afgevoerd. Wetgeving
is altijd perfect op elkaar afgestemd.
Bovendien is het bloed misschien be-
smet. want als dieren in-nood worden
gedood gaat het niet alleen om dieren
met een gebroken poot, maar ook om
dieren met bijvoorbeeld salmonellose.
De KNMvD is er dus om volksgezond-
heidsredenen in principe op tegen, die-
ren op de bedrijven te laten verbloe-
den. Dat het een enkele keer voorkomt,
is misschien onvermijdbaar, maar het
is geen oplossing voor het probleem
van de wrakke dieren. Op de bedrijven
slachten past niet in deze tijd van \'be-
trouwbaarheid en veiligheid van pro-
dukten\'. Na het verbloeden (onder be-
vredigende hygiënische omstandighe-
den) moet het betreffende dier onmid-
dellijk (binnen een uur) naar een daar-
voor aangewezen slachtplaats ver-
voerd worden.

Als verbloeden gevaarlijk kan zijn en
transport te pijnlijk, wat moeten vee-
houder en dierenarts dan met zieke,
wrakke dieren?

PRAKTIJK

Dieren die duidelijk afgekeurd wor-
den, moeten natuuriijk geëuthanaseerd
worden. In veel praktijken gebeurt dat
steeds vaker. De keuring vóór het
slachten wordt belangrijker, de dieren-
arts kan niet meer zeggen \'probeer
maar\'. De mogelijke opbrengsten van
een dergelijk experiment worden na-
melijk lager. \'Vrijbank\' en \'sterilisa-
tie\' zijn keuringsuitspraken die niet
meer gedaan mogen worden. Een dier
wordt goedgekeurd of afgekeurd.
Keuring en vervoer worden tegelijker-
tijd duurder, dus de veehouder zal va-
ker aan de dierenarts-prakticus vragen
een voorspelling te doen over de af-
loop.

Gestorven dieren worden overigens
niet meer goedgekeurd.
Dieren die in principe kerngezond zijn,
maar aan een mechanisch mankement
lijden (dieren met gebroken ledema-
ten), zouden goedgekeurd kunnen
worden. Een oplossing voor de dieren-
arts zou zijn: de keuring voor het
slachten verrichten en de noodslachter
laten bellen Tussen uitbloeden en ver-
voer mag namelijk niet veel tijd ver-
strijken. Als de dierenarts het dier zou
bedwelmen en laten verbloeden cn de
transporteur komt niet binnen een uur
is alle moeite vergeefs geweest. De
noodslachter kan het dier direct trans-
porteren.

Blijft het probleem van de grote hoe-
veelheid bloed bestaan. Ideaal zou een
mobiele noodslachtplaats zijn, waann
een dier gekeurd en geslacht zou kun-
nen worden. Maar dan lopen de slacht-
kosten weer dermate op. dat het dier
beter niet geslacht kan worden.
Bovendien kan deze mobiele slacht-
plaats maar op één plaats tegelijk zijn.
Zou euthanaseren dan toch de enige
oplossing zijn?

VERVOEREN

Het vervoer van wrakke dieren is de|
afgelopen tijd vaak ter discussie ge-i
weest. Een video van het vervoer van|
wrakke dieren, die door de dierenbe-i
scherming onder de aandacht werd ge-i
bracht, heeft zelfs in Den Haag heel
wat stof doen opwaaien.
De vraag \'of het wel zo erg is\' was ir
één keer beantwoord: ja, het is erg.
ledereen die een wrak dier moet ver-
voeren weet hoe erg het is. Geslecf
met dieren is vreselijk om te zien. van
daar dat mensen die zich ermee bezij
houden vaak de ogen sluiten. Deze
•blindheid\' is hen niet helemaal te veri
wijten, want het is bijna onmogelijk

D : F. R (i E N E E S K U N D E . D E! E L 1 1 9 . A F L E V E R I N Ci 4 , 1 9 9 J

TiJDSC IIRII-T VOOR

104

-ocr page 132-

k-l-l ■ ««

ifi IÉ I

mm

m

om een wrak dier op efficiënte wijze
pijnloos te vervoeren. Een koe die niet
meewerkt is één van de zwaarste
\'voorwerpen\', die er bestaan. En als je
je ogen eenmaal dicht hebt, kijkje over
het algemeen ook niet meer zo kritisch
naar je eigen handelen. Ook dierenart-
sen weten hoe wrakke dieren vervoerd
worden en zorgen vaak, dat ze het erf
af zijn als het gesleep gaat beginnen.
Maar het is ook niet makkelijk om een
oplossing te vinden. Dieren op de be-
drijven slachten is hygiënisch onver-
antwoord. Mobiele noodslachtplaat-
sen bouwen is economisch onverant-
woord. Je zou natuurlijk kunnen zeg-
gen, dat dieren die niet kunnen lopen
helemaal niet geslacht mogen worden.
Dan ben je overal vanaf. Het is echter
moreel gezien ontoelaatbaar om dieren
\'weg te gooien\' als ze nog ten nutte ge-
maakt kunnen worden. Bedenkende
wat er allemaal voor nodig is om een
stuk vlees te produceren, werp je niet
een dier weg in het zicht van de eind-
streep van het produktieproces. Dit is
althans in Nederland niet de gewoonte
(ons bin zunig), maar misschien is dit
de toekomst.

Kunnen we ze dan niet toch vervoe-
ren? Er gaan stemmen op van wel. De
voorschriften zouden natuurlijk flink
aangescherpt moeten worden. Er zou
voor \'blindheid\' gewaakt moeten wor-
den. Wellicht kan een leek of een orga-
nisatie van leken toezien, dat het ver-
voer volgens de algemeen geldende
normen van de samenleving plaats-
vindt. Laadkleppen, lorries, karretjes,
zachte ondergrond, individueel ver-
voer, alles is mogelijk.

DISCUSSIE

Hierover vindt momenteel een discus-
sie plaats binnen de KNMvD en onder
meer binnen de Raad voor Dierenaan-
gelegenheden. Men is natuuriijk ver-
plicht om erover na te denken. Zeker
van dierenartsen mag verwacht wor-
den dat ze genuanceerd denken over
dierenleed. Maar ook over de finan-
ciële situatie van de veehouder, de ei-
gen financiële situatie, de financiële si-
tuatie van Nederland, het milieu in al
zijn facetten, de volksgezondheid in
het algemeen en de veiligheid van de
consument in het bijzonder moet de
dierenarts vaak beslissen in enkele se-
conden.

In een situatie waarin zoveel factoren
meespelen, is het misschien een goed
idee om de grenzen te bepalen. Waar
begint het dierenleed en waar houden
de andere zeer belangrijke zaken op?
Wellicht kunnen de dierenartsen tot
een collectief standpunt komen.

VOLDOENDE VERS STRO

In aansluiting op het artikel over wrakke dieren publiceert de redactie
een stukje over kindertransport aan het einde van de 18® eeuw.
Voorzitter van de Hoofdredactie, W. Sybesma vond het in het boek \'de
mythe van de moederliefde\', van Elisabeth Badiner, pag. 108-38,
Rainbow Pocket ISBN 906766 0647.

In Frankrijk heerste aan het einde van de 18® eeuw een verregaande on-
verschilligheid ten aanzien van het transport van kinderen, die door vaak
vooraanstaande families meegegeven werden aan voedsters of minnen.
Deze woonden vaak op het platteland. Pas in 1773 werden er politievoor-
schriften uitgevaardigd met betrekking tot dat transport.

De voerlieden en andere personen, die kinderen vervoerden werden ver-
plicht een voertuig te gebruiken dat voorzien was van een houten vloer
met een voldoende hoeveelheid vers stro en dat overdekt was met een ste-
vig zeil. Bovendien was vereist, dat de voedster meereisde in de wagen om
ervoor te zorgen dat er geen baby uit kon vallen. De sterfte gedurende
deze transporten bedroeg vijf tot vijftien procent.

Bertin, de minister van Lodewijk XV, stichtte eerst in 1762 de veeartsen-
ijschool in Lyon en in 1766 die in Alfort, alvorens hij zich bekommerde
om de grote kindersterfte.

Hij gaf opdracht aan de lijfarts van de koning, Joseph Raulin, een hand-
boek voor vroedvrouwen in de provincie te schrijven Deze vrouwen wa-
ren in hun onwetendheid verantwoordelijk voor een groot aantal onge-
lukken tijdens de bevalling.

RABIESCERTIFI-
CAAT-OFFICIEEL
NEDERLANDS
DIERENPASPOORT

Er bestaan voor de rabiesvaccinatie
van hond en kat twee officiële docu-
menten: het \'roze certificaat\' van de
RVV en het officiële Nederlands
Dierenpaspoort (NDP), dat door de
Stichting Registratie Gezelschaps-
dieren Nederland (SRGN) wordt
verstrekt en waarvan het (nieuwe)
model
26 februari 1991 is vastge-
steld bij beschikking van de staats-
secretaris van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visse-
rij (LNV).

Gebleken is, dat er bij sommige die-
renartsen onduidelijkheid bestaat ten
aanzien van de invulling van de kolom
\'vervaldatum vaccinatie\', die vanaf
pagina 12/13 in het NDP voorkomt bij
de rabiesvaccinatie/gezondheidsver-
klaring.

Op het \'roze formulier\' moet niet al-
leen aangegeven worden hoelang de
vaccinatie geldig is voor wederinvoer
in Nederland (dit is óf drie óf twaalf
maanden), maar moet ook de vervalda-
tum van het vaccin zelf worden ver-
meld. Deze laatste datum, die te vin-
den is op de sticker van het vaccin,
wordt in het NDP niet meer gevraagd.
Met de \'vervaldatum vaccinatie\'
wordt derhalve niet bedoeld de verval-
datum van het vaccin, maar de geldig-
heidstermijn voor wederinvoer in
Nederland. Daarom dient in de kolom
\'vervaldatum vaccinatie\' een datum
ingevuld te worden, die drie dan wel
twaalf maanden later is dan de entda-
tum.

Tot slot wordt erop gewezen, dat het
bedrag voor de verstrekking van het
NDP, dat door de SRGN aan de eige-
naar van de hond of kat in rekening
wordt gebracht, per 1 januari 1994 ver-
hoogd is naar ƒ 15,-.

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. Verkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 en 1991 t/m
1993. De prijs van de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 ine). 17,5%
BTW en de banden van 1992 en 1993
/30,-incl. 17,5% BTW.

-ocr page 133-

il 111

EERSTE MASTER OF VETERINARY
RESEARCH

Op dinsdag 11 januari 1994 werd in de Raadszaal van de Faculteit
Diergeneeskunde het eerste diploma \'Master of Veterinary Research\' uitge-
reikt aan mevrouw drs. Ruth Zadoks. Zij verkreeg deze titel op grond van
haar onderzoek naar het \'Bovine vulval papillomatosis/carcinomatosis
(BVP/C)\' bij het rund (FH) in Zimbabwe.

De commissie Vrij Doctoraal Diergeneeskunde heeft de weg geopend voor ex-
cellente sti\'denten om na of naast hun reguliere doctoraal examen een \'excel-
lent tracé\' te doorlopen: een onderzoekstage, die afgesloten wordt met de titel
\'Master of Veterinary Research (MVR)\'. Met deze titel heeft de afgestu-
deerde dierenarts waarschijnlijk meer mogelijkheden om, buiten de praktijk,
een baan te vinden.

Harare, Zimbabwe.

De bul, behorende bij deze titel, werd
Ruth Zadoks overhandigd door de de-
caan van de Faculteit Diergenees-
kunde, profdr. H. de Vries, die ook
nog even stilstond bij dit unieke mo-
ment. Vervolgens memoreerde haar
begeleider dr. Rutten het verioop van
het onderzoek. De situatie in Zim-
babwe was natuuriijk niet altijd ideaal
voor een beginnende onderzoeker,
maar ze had zich er prima doorheen
geslagen en gelijktijdig ook nog een
paar andere onderzoeken aangepakt.
Tot schrik van velen was ze ook nog
even gaan parachutespringen en dronk
ze met wat veterinaire vrienden een
aantal flessen \'Black Label\'; dat bleek
echter niet alleen een whiskey maar
ook een biermerk te zijn!

Naast haar geweldige studie- en onder-
zoekprestaties is de jonge master toch
geen saaie boekenwurm, getuige haar
vele nevenactiviteiten zoals haar oud-
DSK-bestuurslidmaatschap en zitting
in de commissie VDA van de
KNMvD.

De Faculteit Diergeneeskunde heeft
met het verkrijgen van deze Masters-
titel, de weg voor een aantal studenten
geopend om zichzelf ook op onder-
zoekniveau te profileren hetgeen zeker
de beroepsmogelijkheden in de toe-
komst zal vergroten. Een loffelijk stre-
ven!

Door Ingrid van der Gaag

Na de opening van de openbare verga-
dering door prof.dr. G.H. Huisman,
voorzitter van de commissie Vrij
Doctoraal Diergeneeskunde, hield
Ruth Zadoks een voordracht over haar
onderzoek. Ze deed dit in het Engels in
verband met de aanwezigheid van een
begeleider uit Zimbabwe. Aan de hand
van sheets en dia\'s gaf ze het belang-
stellende gehoor een duidelijk beeld
van het doel en de methoden van haar
onderzoek. Bij de oorzaak van het
BVP/C kan gedacht worden aan een
genetische predispositie, UV-licht en
het ontbreken van gepigmenteerde
huid, mogelijk in combinatie met het
bovine papilloma virus (BPV). Indien
dit BPV inderdaad kan worden aange-
toond zou deze BVP/C mogelijk zowel
als model voor verder onderzoek naar
het virus, de cofactoren en de carcin-
ogenesis, alsook voor de immunopro-
fylaxe en immuuntherapie bij tumoren
van mens en dier kunnen dienen.
Hoewel via verschillende technieken
(onder meer electronenmicroscopie,
immunohistochemie, DNA-hybridiza-
tie, Poly-merase Chain Reaction) de
aanwezigheid van BVP-partikels, an-
tigeen en DNA werd geprobeerd aan te
tonen bleek dat steeds negatief te ver-
lopen, hetgeen nog niet wil zeggen dat
het virus geen rol kan spelen. Naar
aanleiding van vier vragen uit de zaal
gaf ze dan ook duidelijk aan op welke
punten verder onderzoek noodzakelijk
is.

106

Dit onderzoek werd begeleid vanuit
verschillende disciplines, vakgroepen
en universiteiten, te weten dr.
V.P.M.G. Rutten en dr. H.P. Egberink
(Vakgroep Infectieziekten en Immu-
nologie) en drs. S.A. Goedege-buure
(Vakgroep Pathologie) van de Facul-
teit Diergeneeskunde in Utrecht, dr.
W.J.G. Melchers (Vakgroep Medi-
sche Microbiologie) van de Medische
Faculteit te Nijmegen en prof F.W.G.
Hill en profdr. M.J. Obwolo van de
Faculty of Veterinary Sciences in

tijdst iirift voor dii;r(ienel£skunde, deel 119. a f l e v e r i n o 4 , 1994

1993 EN DE
NOVAD COÖPERATIE
IDEËEL

1993 is het eerste volledige jaar
waarin de NOVAD Coöperatie
Ideëel (NCI) heeft gefunctioneerd
als onafhankelijke takorganisatie,
die zich bezighoudt met informatise-
ring en automatisering.

Bij de start van NCI leefde de gedachte
dat de organisatie concrete produkten,
geschikt voor verkoop aan software-
huizen, zou opleveren. Gaande het jaar
werd steeds duidelijker dat de kracht
van de organisatie veel meer ligt in het
samen brengen van partijen die een ge-
meenschappelijk doel nastreven. Het
na te streven doel is uniformering en
standaardisatie van gegevens, zodat
gegevens uitgewisseld en geanaly-
seerd kunnen worden (eventueel geau-
tomatiseerd).

-ocr page 134-

De NCI heeft zich dan ooic meer en
meer ontwii<i<eld tot een intermediair
tussen verschillende organisaties in
den lande die zich bewegen op het ge-
bied van de diergezondheid. Te noe-
men zijn hier (zonder volledig te zijn)
het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV), de
Landbouw Universiteit te Wagenin-
gen (LUW), de Faculteit Diergenees-
kunde, diverse groepen van de
KNMvD, zoals Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Groep Genees-
kunde van het Rund, Groep
Geneeskunde van het Varken, Groep
Geneeskunde van het Paard en de
Groep Praktici Grote Huisdieren, de
KNMvD als geheel, het Agrarisch
Telematica Centrum (ATC) en ook
zeer vele praktici.

CONTACTEN

Met al deze organisaties (mensen)
worden contacten onderhouden en
worden projecten uitgevoerd die het
\'veterinaire produkt\' ten behoeve van
de cliënt (lees veehouder/gezelschaps-
dieren-eigenaar) versterken. Hierin
kan de dierenarts zich dan ook volledig
profileren.

Er zijn dus veel goede contacten ge-
legd. maar er zijn ook veel meetbare
resultaten behaald:

1. EDKEIectronic Data Interchange)-
dap(dierenartsenpraktijk) varken is
praktijkrijp.

2. EDl-dap rund is op papier klaar en
kan dus gebouwd worden.

3. Er is een uniforme diagnoselijst
rund.

4. Er is een uniforme diagnoselijst
varken.

5. Het STandaardkengetallen Over-
zicht (STO) vruchtbaarheid is ge-
test.

6 Het STO-produktie en het STO
diergezondheid zijn testrijp.

7. VoortPLantingsplan van het
Nederlands Rundvee Syndicaat is
getest.

8. Er is een functioneel ontwerp uit-
wisseling hengstenhouderpakket-
dap adminstratiesysteem.

9. De patiëntenkaart paard is klaar.

10. Er is een enquête gehouden door
SGD, KNMvD en de NCl (waar-
over spoedig meer in een volgende
aflevering van het Tijdschrift).

Op korte termijn worden gerealiseerd:

1. Het protocol gynecologie paard met
uniforme diagnoselijst.

2. Functionele specificaties vrucht-

baarheidsmodule.
Op de wat langere termijn worden ook
concrete resultaten in de gezelschaps-
dierensector gerealiseerd.
Zeven praktici zijn intensief bezig met
het Signaleringsproject voor de Gezel-
schapsdieren. Het doel is te komen tot
protocollaire afspraken, die moeten
leiden tot uniforme diagnosestelling.
Er zijn algoritmen besproken, ontwik-
keld op de Faculteit Dierge-neeskunde
en er is ervaring opgedaan met het
werken ermee in de praktijk.
In 1993 hebben alle veterinaire auto-
matiseringsfirma\'s hun medewerking
toegezegd voor een inventarisatie en
gedeeltelijke standaardisatie van de
patiëntenkaart van gezelschapsdieren.
Dit wordt in 1994 verwezenlijkt.

Het ondernemingsplan voor 1994 is
door de besturen van de AUV,
KNMvD en NCI unaniem en met en-
thousiasme goedgekeurd. Hierin is de
voortgang en de innovatie van vele
projecten voor 1994 beschreven.

ROL DIERENARTS
Vooral de rol van de dierenarts, in rela-
tie met het rapport \'Diergezondheid,
wie zal het een zorg zijn\' van hel mi-
nisterie van LNV zal nadrukkelijk
door NCl worden geprofileerd.
Dit is géén project en het is als zodanig
niet terug te vinden bij de projectbe-
schijvingen. Wel kan dit rapport veel
gevolgen hebben voor een groot aantal
projecten. Er is dan ook, naar aanlei-
ding van dit rapport, veel tijd gestoken
in overleg met belanghebbende en ge-
lijkgestemde organisaties.
Gezamenlijk hebben deze organisaties
alle informatiseringsprojecten in de
landbouw geïnventariseerd. Deze in-
ventarisatie maakt het mogelijk nauw
betrokken te worden bij nieuw te vor-
men beleid. Immers, zowel bestaande
projecten als het overheidsbeleid zijn
gericht op preventieve diergezond-
heidszorg en zullen uiteindelijk moe-
ten leiden tot een duurzame en veilige
landbouw. Nauwkeurige afstemming
tussen beide is noodzakelijk. De die-
renartsen kunnen in het kader van be-
drijfsdiergeneeskunde daaraan een
steentje bijdragen en het zal in de toe-
komst een belangrijke bestaansreden
zijn.

De beide werknemers van de NCl zijn
het afgelopen jaar herhaaldelijk naar
buiten getreden met lezingen en pre-
sentaties, zowel voor dierenartsen (de
Groepen, Afdelingen, Algemeen Be-
stuur van de KNMvD, AUV-bestuur)
als voor veehouders, softwarehuizen
en de Landbouw-maatschappij
Friesland.

Ook in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde kwam vaak één van de acti-
viteiten van de NCI aan de orde.
Begin 1993 is een cursus VAMPP-
STO georganiseerd. Merkwaardig ge-
noeg was het aantal aanmeldingen
laag, zeker omdat bekend is, dat maar
weinigen makkelijk kunnen omgaan
met een protocollaire diagnosestelling,
terwijl de behoefte daaraan groot is.
De tray-out was echter zeer geslaagd
met acht deelnemers.
Het grote probleem voor de NCI is in
dit geval: hoe vertel ik de prakticus het
nut van deze cursus.
In het vooijaar is een Electronic-mail
symposium gehouden in samenwer-
king met de stichting PAO-dierge-
neeskunde. Dit symposium is door
zo\'n honderd collega\'s bezocht en
werd als zeer positief ervaren.
Eind 1993 is het boekje \'EDI in de
agrarische sector uitgekomen\'. De ve-
terinaire bijdrage aan dit boekje is ge-
schreven door K. de Haas. Het boek is
als relatiegeschenk gestuurd naar be-
stuursleden van de NCI en andere be-
langstellenden. Het is officieel aange-
boden aan de voorzitter van de
KNMvD, de heerA.W. Udo.

BEGROTING

Bij het realiseren van al deze projecten
is de NCI ruim binnen de vastgestelde
begroting gebleven.
De uitvoering van het ondernemings-
plan van 1993 heeft alleen maar kun-
nen plaats vinden door de hartverwar-
mende samenwerking met meer dan
zestig praktici in het land. Ook de
steun van de verschillende besturen
was zeer belangrijk. Het is gebleken
dat NCI voor diverse organisaties een
belangrijk aanspreekpunt is geworden
wat betreft automatisering en informa-
tisering. In 1994 zullen deze contacten
verdiept en uitgebreid worden.

Het jaarverslag is ook voor geïnteres-
seerde niet-leden beschikbaar. Nieuwe
leden zijn hartelijk welkom. Een groot
aantal leden geeft een breed draagvlak
bij de beroepsgroep weer (voor prak-
tici ƒ 300,- en voor niet-praktici
ƒ150,-).

Voor meer informatie en aanmelding
Joost de Veer. 05476-2085 of 030-
545 749 en .Aart de Zeeuw. 01825-
3029.

-ocr page 135-

Men had twee sprekers uitgenodigd:
L. Leontides sprak over milieu- en ma-
nagementfactoren, die van invloed zijn
op het circuleren van veldvirus van de
ziekte van Aujeszky op intensief ge-
vaccineerde bedrijven in Noord-
Duitsland.

J.A. Stegeman besprak de resultaten
van de vaccinatieproef die bekend
staat als het project \'Diessen\'.
Er waren 25 belangstellenden, over-
wegend afkomstig van de Gezond-
heidsdiensten voor Dieren, fokkerij-
groeperingen en Veterinaire Dienst.

De aanleiding van het programmati-
sche enten in Noord-Duitsland was,
dat telkens weer uitbraken van de
ziekte van Aujeszky werden waarge-
nomen in Zuid-Jutland, grenzend aan
het Duitse Sleeswijk-Holstein, on-
danks intensieve saneringen. Opval-
lend hierbij was, dat dit gebeurde in
perioden met zuidenwind. De geïso-
leerde virusstamrnen bleken genetisch
identiek met stammen uit Noord-
Duitslai.d.

Men ent met G | -negatieve vaccins. De
volgende stap is het opsporen van var-
kens met Gj-antilichamen en het
slachten van de G ] - positieve zeugen.
In 1995-1996 stopt men met enten en
hoopt men vrij te zijn.

Zeugen en beren worden driemaal per
jaar \'voor de voet weg\' gevaccineerd.
Fokgelten van het eigen bedrijf wor-
den voor de eerste maal geënt op een
leeftijd van twaalf tot zestien weken en
aangekochte gelten binnen drie weken
na aankomst. Mestvarkens worden
slechts eenmaal gevaccineerd op een
leeftijd van tien tot dertien weken, mits
afkomstig van een bekend adres waar
geënt wordt en binnen drie dagen wan-
neer de entstatus niet bekend is.

Controle geschiedt met behulp van een
screenings-Elisa op antilichamen en
verdere differentiatie met twee Gj-ne-
gatieve Elisa-testen.
Een probleem was het grote aantal
monsters dat onderzocht moest wor-
den, te weten 500.000 dieren staande
op 2050 bedrijven. Het onderzoek
werd daarom selectief aangepakt,
waarbij het gebied onderverdeeld
werd in units op basis van het aantal
bedrijven per vierkante kilometer, het
gemiddelde aantal dieren per bedrijf
en het aantal dieren per vierkante kilo-
meter.

ft I ft

Elk kwartaal worden in tien units van
25 bedrijven twintig varkens onder-
zocht.

De volgende waarnemingen werden
gedaan;

a. Men zag een duidelijke daling van
Gj-positieve dieren op fok-, ver-
meerderings- en mestbedrijven.
Deze daling was minder uitgespro-
ken op combi-bedrijven (vermeer-
deraar/mester).

b. Een minder goed resultaat werd ver-
kregen op grote bedrijven, op bedrij-
ven met een dichte bezettingsgraad,
op bedrijven die veel aankochten en
op bedrijven die eerder klinisch de
ziekte van Aujeszky hadden gehad
en op bedrijven waar in het verleden
zij het onregelmatig was gevacci-
neerd.

c Gj-positieve dieren werden vooral
gevonden op bedrijven waar de var-
kens veelvuldig leden aan longaan-
doeningen en diarree en minder op
bedrijven met problemen als atrofi-
sche rhinitis, veel slecht groeiende
dieren en veel sterfte.

d. Het percentage Gj-positieve dieren
daalde in de loop van de entcam-
pagne snel tot vijf Hierna daalde het
percentage zeer langzaam.

e. Bij herbesmetting van een goed ge-
vaccineerd bedrijf bleef het aantal
G1 -positieve dieren beperkt.

f Hoe langer gevaccineerd werd, des
te beter was het resultaat. Men
kwam echter alleen door vaccineren
niet tot volledige sanering,
g.Niet alleen de kwaliteit van de G|-
negatieve vaccins was belangrijk,
maar ook het vaccinatiesysteem.

PROGRAMMATISCH VACCINEREN
ZIEKTE VAN AUJESZKY

Kan een programmatische enting tegen de ziekte van Aujeszlty in een ende-
misch besmet gebied het circuleren van veldvirus tot staan brengen? Over
deze vraag organiseerde de firma Intervet op 20 december 1993 een thema-
middag.

door dr. J.P.W.M. Akkermans

Collega Stegeman lichtte de resultaten
van de entproef \'Diessen\' toe.
In 1989 is men begonnen met het pro-
grammatisch enten. Bij de start was het
percentage Gj-positieve mestvarkens
49 en thans in 1993 nog maar één.
Problemen heeft men met biggen, die
van buiten het entgebied worden aan-
gevoerd. Van de zeugen had in 1989
bijna 69% Gj-antilichamen; thans is
dit 13%.

Gebleken is echter wel, dat een twee-
malige enting de verspreiding van
veldvirus niet verhindert.
Voorts wordt duidelijk, dat men niet
vrij komt door alleen te enten; men
moet
Gj-positieve dieren zo snel mo-
gelijk van het bedrijf verwijderen.
Een onderzoek op vijftig gesaneerde
bedrijven naar het al dan niet voorko-
men van
Gj-positieve varkens had als
resultaat dat er zeventien opnieuw be-
smet waren. Hieronder waren er zes
die (per vergissing) niet alle serologi-
sche G]-positieve dieren hadden op-
geruimd. Van de elf overige (25%) wa-
ren er vijf met één, twee met twee, één
met drie, één met vier, één met dertien
en één met 29 dier(en).
Ook werd geconstateerd, dat soms G j -
positieve biggen werden aangetroffen
bij
Gj-negatieve zeugen.

De volgende conclusies werden ge-
trokken:

a. Bij mesters zijn de resultaten betei
dan bij vermeerderaars/mesters.

b.De aantallen Gj-positieve zeugen
op de bedrijven dalen naarmate er
langer wordt geënt.

c. Op goed gevaccineerde bedrijven
blijven herbesmettingen beperkt tot
enkele dieren.

d. Aankoop dient te geschieden van
G j -negatieve bedrijven.

Al met al is de saneringscampagne zo-
als die thans van start is gegaan hoop-
gevend. De aandacht mag echter niet
verslappen. Wanneer na sanering ge-
stopt moet worden met enten, is nog
niet duidelijk.

Enkele kanttekeningen

Op de vraag of gevaccineerde varkens,
die geen Gj-antilichamen hebben,
toch drager kunnen zijn van het veldvi-
rus bleef men het antwoord schuldig.
Men kan zich afvragen of vaccineren
en saneren in Nederland zin heeft, als
de bedrijven in het westen van
Duitsland en het noorden van België
dit nalaten.

-ocr page 136-

A »J|

PLATFORM ALTERNATIEVEN VOOR
DIERPROEVEN

Eind augustus 1986 heeft de staatssecretaris van het ministerie van Welzijn,
Voll<sgezondheid en Cultuur het Platform alternatieven voor dierproeven of-
ficieel geïnstalleerd.

Taak van het Platform is onder meer het adviseren van de overheid en andere
subsidieverleners over subsidiëring van alternatieven.

Bepalend is daarbij de relevantie van het projectvoorstel in het kader van ver-
vanging, vermindering en verfijning van het proefdiergebruik. Hieronder
wordt verstaan onderzoeksmethoden die leiden tot besparing van het proef-
diergebruik alsmede tot minimalisering van de aantasting van het welzijn van
proefdieren.

De nadruk zal liggen op de ontwikkeling en validatie van methoden.

Het Platform bestaat uit vertegen-
woordigers van de overheid, van in-
dustriële ondernemingen die met dier-
proeven werken en van dierbescher-
mingsorganisaties.

Voor subsidiëring van alternatieven is
per jaar 2 miljoen gulden beschikbaar.
Gedurende de afgelopen jaren zijn in
totaal ongeveer zeventig projectvoor-
stellen voor subsidie in aanmerking
gekomen.

Om het zoeken naar alternatieven te
bevorderen streeft het Platform ernaar
onderzoek op diverse gebieden te sub-
sidiëren.

Voor de komende ronde worden
vooral voorstellen voor de ontwikke-
ling en validatie van alternatieven op
de volgende gebieden tegemoet ge-
zien:

- ontwikkeling, controle of ijking van
geneesmiddelen en

- onderzoek met betrekking tot hart-
en vaatziekten.

Bovendien zal bij de beoordeling extra
aandacht worden besteed aan voorstel-
len, die leiden tot vermijding van ern-
stige pijn en ernstig ongerief.

Wanneer men in aanmerking wenst te
komen voor subsidiëring in 1995 dient
men bij het secretariaat nieuwe aan-
vraagformulieren aan te vragen. Men
ontvangt dan tevens de procedure voor
beoordeling van de projecten.

Het projectvoorstel dient vóór 1 april
1994 door het Platform te zijn ontvan-
gen. In het najaar van 1994 zal het ad-
vies aan de subsidieverleners worden
vastgesteld.

Formulieren kunnen worden aange-
vraagd bij het secretariaat Platform al-
ternatieven voor dierproeven, p.a.
Veterinaire Hoofd Inspectie. Postbus
5406, 2280 HK Rijswijk, tel. 070 -
3407032\\33.

COMMISSIE VETERINAIRE
PARASITOLOGIE

De Nederlandse Vereniging voor Parasitologie heeft in haar voorjaarsvergade-
ring van 1993 de Commissie Veterinaire Parasitologie (CVP) ingesteld.
De aanleiding tot het instellen van de CVP was het verschijnen van het rapport
\'Veterinaire Parasitologie, Quo Vadimus?\' in 1992. Dit rapport gaat in op de
taakafbakening van de veterinaire parasitologie in Nederiand en bevat boven-
dien aan aantal doelstellingen over de gewenste ontwikkeling van het vakge-
bied.

De huidige commissie heeft de penvoering van het vakgebied en doet dit in sa-
menspraak met vertegenwoordigers van het Centraal Diergeneeskundig
Instituut, de Erasmus Universiteit, de Farmaceutische Industrie, de Gezond-
heidsdiensten voor Dieren en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieuhygiëne.

Voor meer informatie en voor het genoemde rapport: drs. M.H. Vertommen,
Gezondheidsdienst voor Dieren in West- en Midden-Nederland, Postbus 43,
3940 AA Doom, tel. 03430-13641, fax 03430-14754.

GRAZEN IN DE
TOEKOMST

De melkveehouderij blijft in 2005 één
van de sterkste sectoren van de
Nederlandse landbouw. Door een da-
ling van het melkquotum en een stij-
ging van de melkproduktie per koe
daalt het aantal koeien fors, van 1,9
miljoen (1990) naar 1,2 miljoen
(2005). Melkveebedrijven vangen dat
op door quotum aan te kopen. Als ge-
volg daarvan neemt het aantal melk-
veebedrijven af van 47.000 tot minder
dan 26.000. Door de sterke schaalver-
groting blijft het inkomen van de
melkveehouders op peil, ondanks mi-
lieu-investeringen en investering in
melkquornm. Deze verwachting spreekt
het Informatie en Kennis Centrum
(IKC) Veehouderij uit in de toekomst-
verkenning \'Grazen in de toekomst\' die
op 10 december gepubliceerd is (nr 40).

De vleesstierenhouderij krijgt de ko-
mende jaren flinke klappen te verdu-
ren. De Mac Sharry-besluiten zorgen
in deze sector voor een sterke achter-
uitgang van de internationale concur-
rentiepositie. Daardoor zullen veel
vleesstierenhouders hun toch al lage
inkomens zien dalen, waardo«-)r mi-
lieu-investeringen niet kunnen worden
gedaan. Veel bedrijven zullen ge-
dwongen worden te stoppen.

INDUSTRIE

Voor de toeleverende en afnemende
industrie (waaronder de dierenartsen-
praktijken, red.) betekent de daling
van het aantal dieren en bedrijven in de
veehouderij in het algemeen een da-
ling van de omzet. Ook in de industrie
zal het aantal bedrijven sterk afnemen,
terwijl de kwaliteit van de produkten
en de ondersteuning die de bedrijven
aan de veehouder leveren steeds be-
langrijker worden.

In \'Grazen in de toekomst\' probeert
het IKC-Veehouderij op basis van be-
leidsnota\'s, onderzoeksrapporten en
verwachtingen van deskundigen een
antwoord te geven op de vraag hoe de
Nederlandse grondgebonden veehou-
derij (melkveehouderij, overige rund-
veehouderij en schapenhouderij) er
uitziet in 2005. Het doel van de studie
is beleidmakers bij overheid en be-
drijfsleven te ondersteunen bij het ma-
ken van keuzes voor de toekomst van
de veehouderij. In de publikatie is be-
schreven hoe de omvang en de struc-

-ocr page 137-

ft #

I"IPI I il

Ifari

tuur van de primaire grondgebonden
veehouderijsectoren in 2005 zullen
zijn, hoe de kolom er uitziet en hoe de
bedrijfsvoering op landbouwbedrijven
veranderd is als gevolg van onder meer
het landbouwbeleid, het milieubeleid,
de stijging van de melkproduktie en de
onttrekking van grond aan de land-
bouw.

BEELD

Er staan in het rapport ook beschrijvin-
gen van bedrijven die de toekomstige
veehouderij karakteriseren. Met deze
beschrijvingen proberen de auteurs
een beeld te geven van hoe boeren zul-
len denken in 2005, wat hun drijfveren
zijn en hoe ze op basis daarvan hun be-
drijf zullen hebben vormgegeven.
Deze toekomstverkenning is één van
de toekomstgerichte studies die het
IKC op dit moment voor de hele vee-
houderij verricht. Soortgelijke studies
worden in het voorjaar van 1994 voor
de pluimvee- en varkenshouderij ge-
publiceerd.

De brochure \'Grazen in de toekomst\'
is verkrijgbaar door storting van
ƒ 39.-op P 431939. ten name van IKC-
Veehouderij te Ede. onder vermelding
van publikatie 40 en naam en adres.

COMPUTERS COMMUNICEREN MET
VEEDATA

Het Agrarisch Telematica Centrum
(ATC) heeft een nieuwe versie van de
Datadictionary voor de rundveehoude-
rij uitgebracht: VeeDATA 93.1.
VeeDATA is een \'woordenboek\' met
een omschrijving van alle begrippen
die van belang zijn in de automatise-
ring in de rundveehouderij-sector. Bij
automatisering is het belangrijk dat
alle betrokkenen exact hetzelfde ver-
staan onder hetzelfde begrip. Het ATC
geeft de Datadictionary met name ont-
wikkeld voor bedrijven die program-
matuur maken voor proces- en ma-
nagementcomputers.
Met behulp van VeeDTA is het
daarom mogelijk gestandaardiseerde
gegevens tussen computers uit te wis-
selen doordat leveranciers van soft-
ware gebruik maken van één en de-
zelfde Datadictionary.
De eerste versie van de Datadictionary
voor de rundveehouderij werd uitge-
bracht in 1990 door de takorganisatie
TAURUS. Op dit moment maken alle
managementprogramma\'s gebruik van
de Datadictiona.y. In de toekomst zul-
len slachterijen, veevoederfabrieken,
zuivelindustrie steeds vaker gebruik
maken van VeeDATA. Want ook deze
bedrijven gaan steeds meer communi-
ceren met veehouders; daarvoor zijn
gestandaardiseerde gegevens noodza-
kelijk.

In VeeDATA staan ongeveer 3.500
gegevens, onder meer uit de minera-
lenboekhouding melkveehouderij, in-
formatiemodel melkvee- en schapen-
houderij, het I&R-systeem, het NRS-
informatiesysteem, de TAURUS-stan-
daardkoppeling, EDI-zuivel, EDI-
NRS en Veenet.

Samenstellers van computerpro-
gramma\'s kunnen er in vinden hoe ze
bijvoorbeeld meststoffen, voedermid-
delen en gewassen moeten coderen,
hoeveel cijfers en letters zij moeten ge-
bruiken voor adressen of gehaltes, of
zij gewichten moeten weergeven in
tonnen of kilogrammen, welke waar-
den gegevens mogen hebben en even-
tuele bijzonderheden.

VeeDATA is alleen gericht op de
rundveesector. Het ATC heeft één
Datadictionary voor de gehele land- en
tuinbouw, ADED genaamd. Vee-
DATA is hier integraal onderdeel van.
Met ADED hebben alle agrarische be-
drijven een standaard woordenboek
om met elkaar te kunnen communice-
ren via de computer. Dit draagt bij aan
betere communicatiemogelijkheden
voor de gehele agrarische sector.

TWEE

CONGRESSEN

tesenencun

I _

110

Het \'Gesellschaft für Pferdeheilkunde\'
organiseert op 31 oktober en 1 novem-
ber 1994 een internationaal sympo-
sium Gewrichtsaandoeningen bij het
Paard in Dortmund (Duitsland). Men
vraagt om bijdragen op het gebied van
etiologie, pathogenese, diagnose en
therapie van gewrichtsaandoeningen
in het algemeen, maar in het bijzonder
bij het paard. Het doel van het sympo-
sium is een internationale vergelijking
van de stand van de wetenschap en
praktijk op dit gebied. Voorstellen
voor thema\'s en samenvattingen kun-
nen worden ingediend bij prof.dr.
Bodo Hertsch. Burgwedelerstrasse 85,
D-30916 Isernhagen, Duitsland, tel.
0511-738145.

Vijftig stickers

Het internationale congres over ge-
neeskunde van gezelschapsdieren en
paarden van het \'Ungarischer vet. -
med. Gesellschaft\' vindt plaats van 3
tot 4 juni 1994 in Boedapest
(Hongarije). Ook de \'Deutsche vet. -
med. Gesellschaft\' en de \'Österrei-
chischen Gesellschaft der Tierärtzte\'
participeren in dit congres. Ongeveer
vijftig sprekers uit Duitsland, Neder-
land, Oostenrijk, Zwitserland, Spanje,
Hongarije en de Verenigde Staten le-
veren hun bijdrage aan het pro-
gramma.

Voor meer informatie: redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, tel.
030-510111.

T IJ D S C H R I K T VOOR D li; R Cl K N li E S K U N D i; , D E E L 119. A E L E E R 1 N Cl 4 . 1994

SEMINAR
VELDPROEVEN

Hoe kan je aantonen dat een dierge-
neesmiddel werkt, of juist niet? Over
dit onderwerp werd in april 1993 in
Berg en Dal een internationaal semi-
nar gehouden met als thema: \'Field
Trial and Error\'. De bijeenkomst was
een gezamenlijk initiatief van
Epidecon (European Network for
Epidemio-logy) en Intervet
International.

Deelnemers uit alle Europese landen
en werkzaam op het gebied van regi-
stratie, wetenschap (bijvoorbeeld vi-
rologie en bacteriologie), epidemiolo-
gie, de veterinaire praktijk en
afkomstig uit de pharmaceutische in-
dustrie, kwamen gedurende twee da-
gen bij elkaar om te spreken over het
ontwerpen, uitvoeren en interpreteren
van veldproeven. De doelstellingen

-ocr page 138-

van de bijeenkomst waren om be-
staande tegen- stellingen te overbrug-
gen, een open discussie tussen de be-
trokkenen te bevorderen en op tot een
bepaalde consensus met betrekking de
uitvoering van veldproeven te komen.

LEZINGEN

Het seminar begon met vijf lezingen
over de basisprincipes van veldproe-
ven. Daarna kregen de deelnemers,
verdeeld over zes werkgroepen, de op-
dracht een studie-opzet te maken voor
een veldproef met een vaccin, een
wormmiddel of een pharmaceutisch
produkt. De resultaten werden in een
gezamenlijke vergadering besproken.
Als laatste onderdeel werden de ont-
wikkelingen in de EG door drie spre-
kers toegelicht.

Met name door de samenwerking in de
werkgroepen ontstond er een duidelijk
wederzijds begrip tussen de verschil-
lende partijen en deelnemers.
De proceedings van het seminar

111

Drs. C.J. Cysouw benoemd tot lid
van de Raad voor Veterinaire
.Aangelegenheden te Brussel.

Met ingang van 1 maart 1994 zal drs.
C.J. Cysouw als Raad voor Veterinaire
Aangelegenheden worden toegevoegd
aan het Bureau van de Landbouwraad
bij de Permanente Vertegenwoordi-
ging bij de Europese Unie te Brussel.
De Raad voor Veterinaire Aangele-
genheden zal in principe zorgdragen
voor de coördinatie in de overleggroe-
pen, inzake veterinaire zaken en de
desbetreffende advisering voor de
Raad van de Europese Unie.

Drs. Cysouw (59) studeerde dierge-
neeskunde aan de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht. Na het
behalen van zijn dierenartsexamen
was hij als wetenschappelijk ambte-
naar verbonden aan de kliniek voor ve-
terinaire verloskunde en gynecologie.
Van 1962 tot eind 1970 was hij werk-
zaam als hoofd van de Dienst voor de
Vleeskeuringsdiensten Sas van Gent.
Temeuzen en Hoek. Ook was hij van
(Engels) bevatten naast de volledige
tekst van de lezingen en de verslagen
van discussies en werkgroepen ook
een aantal nuttige referenties:

ffi ff"* ■ ■ fi

1. Europese richtlijn voor het uitvoeren
van klinische proeven met dierge-
neesmiddelen (377/90).

2. De uitvoeringen van klinische proe-
ven met diergeneesmiddelen in de
EG (Fedesa).

3.Epidecon evaluatie-formulieren voor
de wetenschappelijke beoordeling
van een veldproef

Voor een ieder die bij het ontwerp, uit-
voering of de interpretatie van veld-
proeven betrokken is, kunnen deze
proceedings een nuttige en handige re-
ferentie zijn.

Men kan een exemplaar van de pro-
ceedings bestellen bij het secretariaat
van het Organisatie Comité, Postbus
31, 5830 AA Boxmeer, ter attentie van
Maria van Dijck (tel. 08855-87623).

CYSOUW BENOEMD TOT RAADSLID

T I J 13 S C 11 R 1 1 T \\O O R D 1 t: R (i li N i; E S K U N D K , D L K L 119. A T L L V E R 1 N (i 4 , 1994

1962 tot 1981 werkzaam als praktize-
rend dierenarts in Midden-Zeeuws
Vlaanderen.

In 1981 werd hij benoemd tot inspec-
teur bij de Veterinaire Dienst en tevens
tot hoofd van de afdeling in- en export
van levende dieren en dierlijke pro-
dukten.

In 1989 volgde zijn benoeming tot
hoofd van de stafafdeling Internatio-
nale Veterinaire Aangelegenheden bij
de Veterinaire Dienst.

In 1991 werd de heer Cysouw be-
noemd als secretaris van de Interna-
tional Animal Health Code Commis-
sion van het Office International des
Epizootics.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN
In Nederiand kwamen in de periode
van 26 oktober 1993 t/m 16 januari
1994 de volgende gevallen van be-
smettelijke dierziekten, waarvan aan-
gifte verplicht is, voor:

Rotkreupel

Totaal 5 gevallen in 4 gemeenten.
Friesland: 2 gevallen in 2 gemeenten
Noord-Holland: 3 gevallen in 2 ge-
meenten

Pseudo-vogelpest

Totaal 1 geval in Noord-Brabant

Eerste kwartaal 1994

Pathofysiologie van de schildklier bij
het rund; Joep Lemmen; SRy240/93:
31 pp.

De bruikbaarheid van electrische ge-
leidbaarheidsmetingen in de praktijk;
LM. Ypma; SR 241/93: 26 pp.
Nalbufine (Nubain®) als post-opera-
tieve pijnstiller bij de hond; R.M.F.J.
Kemme; SR 242/93:43 pp.
Een vergelijking van hechtmaterialen
en hechtmethoden toegepast bij de
ventrale laparotomie bij het paard;
W.L.M. Winkelmolen; SR 243/93: 32
pp.

Paratuberculose: een onderzoek naar
de intra-uteriene overdracht bij het
rund; S. van Leeuwen; SR 244/93: 18
pp.

Zoönosen bij door de AID in beslag
genomen dieren; Jan Willem Baljet en
Ann Kusters; SR 245/93: 103 pp.
Pseudomonas mastitis bij het rund:
een literatuuroverzicht; P.A.J.A.
Aarts; SR 246/93:47 pp.
Vaccinaties bij schapen; Jaap Brand:
SR 247/93: 28 pp.

De therapie bij klinische acetonemic
bij het rund: een literatuur onderzoek;
Erik van der Sommen; SR 248/93: 23
pp.

The uavs in which veterinary medicine
can contribute to a sustainable
livestock development in developing
countries; D.J.M. Mouwen; SR 249/
93: 18 pp.

Transvaginale follikelpunctie in gesu-
perovuleerde koeien: een vergelijking
tussen drie punctienaalden; René
Baltussen;SR250/93:36pp.
Werkzaamheid en veiligheid van hon-
deziektevaccins, een literatuurstudie;
Carrie Wesselius; SR 251 /93: 25 pp.
De voortekenen van het afkalven bij
vleestypische kruislingsvaarzen; Aleid
Verhoeff;SR252/93:28pp.
Non-steroidal anti-inflammatory drugs
bij het paard; E.P.I. Warmèr-dam; SR
253/93: 65 pp.

Virulentiejactoren van Escherichia
coli geïsoleerd uit honden met diarree;
Jeanet de Goot, SR 254/93: 26 pp.
Selenium en de immuunrespons, een
literatuuronderzoek; Saskia Rijpert,

OVERZICHT
STUDENTEN-
REFERATEN

-ocr page 139-

SR 255/93: 20 pp.

Streptococcus suis bij het varicen: een
inventarisatie; M.H.W. Moonen, SR
256/93:39 pp.

Abortus bij het rund, een diagnostisch
protocol: Jeroen Jen Hong Li, SR
257/93:41 pp.

Lasix en exercise-induced pulmonary
hemorrhage; I. de Best, SR 258/93: 31
pp.

Onderzoek naar het voorkomen van
het feline immunodeficiëntievirus
(katte-aids virus) bij de Nederlandse
asielkat; P. F.M. Hendriks, SR 259/93:
58 pp.

Aspecten van angst bij honden.
Erfelijkheid, uiting, ontwikkeling, ras-
verschillen en therapie; Margriet
Brandsma, SR 260/93: 33 pp.
De ductus parotis transpositie bij de
hond; G. Blokland, SR 261/93: 30 pp.
Tsetse control using traps, screens and
odour attractants; Marina de Haan, SR
262/93:31 pp.

Gezondheidm fertiliteit bij de Maleise
tapir; Esmeralda Heutinck, SR 263/93:
46 pp.

Endocrinological and immunological
aspects of the equine endometrial cup
reaction; A.P. Koets, SR 264/93: 80
pp.

Sedatie en anaesthesie bij landbouw-
huisdieren; een literatuuronderzoek;
René Sol, SR 265/93: 102 pp.
Een inventarisatie van tandheelkun-
dige afwijkingen bij 99 honden; Servé
Smeets en Frans Rem, SR 266/93: 48
pp.

Een bewegingsanalyse van het belas-
tingskreupele paard; Joke Dingemanse
en Marjolein Hartog, SR 267/93: 37
pp.

RUND

Pseudomonas mastitis bij het rund;
Een literatuuroverzicht: P.A. J.A.
Aarts: SR 246/93: 47pp.

In dit literatuuroverzicht wordt onder
meer ingegaan op de virulentiefacto-
ren van
Pseudomonas aeruginosa, de
ziekteverschijnselen in het algemeen
en meer in het bijzonder van de uierin-
fecties.

Men onderscheidt acute, subacute en
chronische gevallen.
Meestal is een enkel dier aangetast. In
de literatuur worden echter ook stalen-
zootieën beschreven.

Meestal ziet men laesies in meerdere
kwartieren bestaande uit oedeemvor-
ming, necrose en incidenteel granu-
loomvorming met fistels van waaruit
telkens opnieuw het omringende weef-
sel kan worden besmet.

DIAGNOSTIEK

De diagnostiek is niet makkelijk. Bij
het nemen van de monsters voor bacte-
riologisch onderzoek moet de grootst
mogelijke hygiëne worden betracht.

Pseudomonas aeruginosa is immers
ook een normale \'bewoner\' niet alleen
van de huid en van de darmen maar
ook van het milieu in de directe omge-
ving van het betreffende dier. Vaak
zijn ook de melkleidingen besmet. Bij
de monstemame moeten de spenen
goed droog zijn. Vaak is het aantal
pseudomonas-bacteriën in het melk-
monster laag. Geadviseerd wordt de
melk gedurende 24 uur bij 37°C weg
te zetten en dan opnieuw te kweken.

ONGEVOELIG

De bacterie is ongevoelig voor een
groot aantal antibiotica. Het meeste
succes heeft men met Colistine, genta-
mycine en tobramycine. Ingegaan
wordt op \'niet antibiotica\' behandelin-
gen zoals met
E. coli endotoxine en
met suikeroplossingen.

Als infectiebronnen worden genoemd:
besmet water, het gebruik van gecon-
tamineerde droogzetters, besmette
wasdoeken en voorts op factoren, die
de algemene weerstand veriagen zoals
\'droog melken\', het gebruik van im-
muunsuppressoren en dergelijke.

Preventie dient te bestaan uit het ver-
warmen van was- en spoelwater (bij
70°C worden pseudomonas-bacteriën
gedood), droogzetters voor éénmalig
gebruik, wegwerphanddoekjes en te-
peldesinfectie.

In de discussie wordt gesteld dat die-
ren die geleden hebben aan een
Pseu-
domonas mastitis van het bedrijf die-
nen te worden afgevoerd.

(Na behandeling van mastitiden ver-
oorzaakt door
Streptococcen en/of sta-
fylokokken met hiervoor geëigende
preparaten geven pseudomonas-kie-
men vaak opnieuw problemen. Deze
bacterie kan zich ongeremd vermeer-
deren waardoor zelfs septicemieën
kunnen ontstaan zoals door referent
meerdere malen is waargenomen.)

Bescherming door vaccinatie
tegen nierbronchitis

Lambrechts C, Pensaert M en Duca-
telle R. Avian Pathology 1993; 22:
577-90.

Door middel van challengeproeven
(intraveneus of via aerosol) werd het
beschermende effect onderzocht van
vaccinatie (oogdruppel) met verschil-
lende nefropathogene infectieuze
bronchitis virus (NIBV) veldstammen.
Hl20, H52 of D274. De SPF-leghom
kuikens werden op twee weken leeftijd
gevaccineerd (bij Hl20 en ft52 met ±
10 hendosis ref) en vier weken later
geïnfecteerd met verschillende NIBV-
stammen.

De vaccinatie met de NlBV-veldstam-
men veroorzaakte tot 24% uitval. De
intraveneuze challenge met NIBV gaf
bij deze kuikens geen sterfte (binnen
drie dagen). Bij de kuikens gevacci-
neerd met H120. H52 of D274 was er
minder sterfte dan bij de niet-gevacci-
neerde kuikens.

Na aerosol challenge met de Belgische
NIBV-stam B1648 (met een hoge do-
sis ref) bleken de met Belgische
NIBV-stammen gevaccineerde kui-
kens op trachea-niveau goed be-
schermd. Deze bescherming bleek par-
tieel bij de met de Italiaanse
NIBV-stam. H120, H52 of D274 ge-
vaccineerde kuikens.

Er was geen sterfte bij de met NIBV
gevaccineerde kuikens. De sterfte van
de met HI20. H52, D274 of niet ge-
vaccineerde kuikens liep op tot 10%.
(Volgens de auteurs gaf H52 een iets
betere bescherming dan Hl20 en
D274. Wegens het totaal ontbreken
van enige vorm van statistiek in dit ar-
tikel, lijken mij dit soort conclusies op
basis van deze cijfers niet gerechtvaar-
digd ref)

Het artikel wordt beëindigd met een
pleidooi voor de ontwikkeling van een
veilig, geattenueerd NIBV-vaccin.

J.J. de Wit

PLUIMVEE

-ocr page 140-

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer Prof.
dr. G.H. Wentink (Faculteit der
Diergeneeskunde) bereid om voor
de lezers een antwoord te formule-
ren.

VRAAG

Op een rundveebedrijf heb ik BVD ge-
diagnostiseerd. Er zijn afwijkende kal-
veren geboren. Er hebben koeien ver-
worpen. De dragers zijn, voor zover
mogelijk met behulp van bloedonder-
zoek opgespoord en opgeruimd. De
veehouder wil dat ik zijn dieren zal
vaccineren. Welk vaccinatieschema
raadt u mij aan? Vanaf welke leeftijd?

ANTWOORD

Wanneer op een rundveebedrijf kalve-
ren worden geboren die afwijkingen
hebben ten gevolge van een intraute-
riene infectie met BVD-vinis, en wan-
neer ook nog dieren hebben verworpen
als gevolg van deze infectie, moet men
er van uit gaan dat het BVD-virus
reeds enige maanden tevoren in de
koppel heeft gecirculeerd. Het meren-
deel van de dieren zal als gevolg van
deze epizootie geïnfecteerd zijn en dus
waarschijnlijk immuniteit hebben op-
gebouwd tegen BVD-virus. Uit expe-
rimenten in de praktijk blijkt, dat de
immuniteit tegen BVD-virus na een
doorgemaakte veldinfectie tenminste
vier jaar zodanig is, dat een infectie
met BVD-virus na vier jaar niet leidde
tot infectie van de foetus. De noodzaak
om in een dergelijke situatie tot vacci-
neren tegen BVD-virus over te gaan is
niet zo dringend als in de vraagstelling
wordt gesuggereerd.
Er doen zich echter ook situaties voor
waarin een persistent met BVD-virus
geïnfecteerd kalf wordt geboren zon-
der dat andere dieren in de koppel
geïnfecteerd zijn geraakt. De moeder
van het persistent geïnfecteerde kalf
kan buiten het bedrijf geïnfecteerd zijn
geraakt op bijvoorbeeld tentoonstel-
lingen of shows, maar kan ook drach-
tig aangekocht zijn en reeds in het eer-
ste deel van de dracht de infectie heb-
ben doorgemaakt. In een dergelijke si-
tuatie kan de geboorte van het persis-
tent geïnfecteerde kalf de aanleiding
zijn van een epizootie in de koppel. In
deze omstandigheden is direct ingrij-
pen absoluut noodzakelijk, in welke
vorm dan ook. Dit zou kunnen gebeu-
ren door het opsporen van alle persis-
tent geïnfecteerde dieren en deze te
verwijderen en/of door vaccinatie van
alle dieren die gevoelig zijn voor en
BVD-virusinfectie.
De in de vraag beschreven werkwijze
om door middel van viruskweek per-
sistent geïnfecteerde dieren op te spo-
ren is een werkwijze die algemeen
wordt aanbevolen. Echter, vele waar-
nemingen in de praktijk maken duide-
lijk dat ondanks het opsporen en oprui-
men van de dragers het BVD-virus in
vele gevallen toch aanwezig blijft in de
koppel, of vroeg of laat weer zijn in-
trede doet op het bedrijf Het is niet
duidelijk waar het virus blijft of waar
het vandaan komt.

VACCINEREN
TEGEN BVD-
VIRUS-INFECTIES

n ■ Ji

f iV lifft ii

Vaccinatie van dieren die nog niet met
BVD-virus in contact zijn geweest is
theoretisch de aangewezen weg om in
de toekomst problemen als gevolg van
infecties met dit virus te voorkomen.
De oplossing is de pinken te vaccine-
ren voor de eerste inseminatie, dus op
een leeftijd van 12 tot 14 maanden.
De vaccinatie zal tenminste een solide
immuniteit moeten induceren tot mini-
maal dag 120 van de dracht, dus gedu-
rende een periode van ongeveer vijf
maanden. Helaas zijn de beschikbare
vaccins tegen het BVD-virus geen van
allen getoetst op dit aspect. De vaccins
zijn gecontroleerd op hun veiligheid,
of op het vermogen om antilichamen
op te wekken. Er zijn slechts weinig
experimenten aangaande commercieel
verkrijgbare vaccins beschreven
waarin de weerstand van gevacci-
neerde dieren tegen een proefinfectie
met BVD-virus wordt getoetst. De
schaars beschikbare rapporten en arti-
kelen melden met name de zeer snelle
ontwikkeling van antilichamen tegen
BVD-virus na de proefinfectie; waar-
nemingen omtrent het optreden van vi-
remie of beter nog waarnemingen aan-
gaande protectie van de foetus zijn niet
beschikbaar. Hoewel de in de vraag
gesuggereerde methode van vaccine-
ren theoretisch dan weliswaar de aan-
gewezen werkwijze lijkt, moet helaas
gesteld worden dat BVD-virus vaccins
niet zijn getoetst op hun vermogen een
immuniteit op te wekken die het moe-
derdier in staat stelt de foetus te be-
schermen. De handelswijze om tot
vaccinatie over te gaan moet helaas
dan ook worden beschouwd als een op
grond van de beschikbare gegevens
weinig betrouwbare methode.

LEUKOSEN BIJ
HERKAUWERS

Leukosen der Wiederkäuer. Wolfgang
Wittmann. Gustav Fisher Verlag Jena.
1993.

Onder deze titel heeft de auteur een
zeer volledig literatuuroverzicht ge-
schreven. Het boek is samengesteld
met medewerking van diverse andere
wetenschappers, maar Wittmann is de
penvoerende auteur.
Het boek omvat 259 pagina\'s en is on-
derverdeeld in vier delen. Het eerste
deel omvat 216 bladzijden en be-
schrijft alle aspecten van leukose van
het rund. Het eerste hoofdstuk be-
schrijft uitgebreid de historie van leu-
kose bij het rund, inclusief alle veron-
derstellingen die in het verleden
opgang hebben gedaan omtrent oor-
zaak en verspreiding van de ziekte. Het
is interessante informatie waarmee
vreemde gedachten-kronkels die in het
verleden opgang hebben gedaan over
leukose en de pogingen tot bestrijden
worden vastgelegd.
Daama geeft de auteur de stand van za-
ken van de huidige kennis weer: de li-
teratuur is bijgewerkt tot en met 1991.
Beschrijvingen van het virus, van de
epidemiologie, de immunologie, de
kliniek, de pathologie, de diagnostiek
inclusief de laboratoriumdiagnostiek
en van de bestrijding worden uitge-
breid behandeld.

In de laatste 30 bladzijden bespreekt
de auteur de sporadische runderieu-
kose, en leukosen bij schapen en gei-
ten. In het laatste hoofdstuk wordt het
runder immunodeficientie virus be-
sproken.

Het is al met al een leuk naslagwerk
voor de gespecialiseerde dierenarts die
veel met runderleukose van doen
heeft. Voor de gemiddelde prakticus is
de informatie te overdadig.

G.H. Wentink

-ocr page 141-

Op 31 december 1992 waren er bij de
vacaturebank 117 dierenartsen inge-
schreven die per direct full-time werk
in de praktijk zochten. In januari van
dat jaar waren dit er 119. Dit aantal is
in 1992 dus vrijwel constant gebleven.
Daarnaast staan bij de vacaturebank
ook part-time werkzoekenden, dieren-
artsen die van baan willen veranderen
(en dus niet werkloos zijn), dierenart-
sen die een baan buiten de praktijk
zoeken en dierenartsen die nog moeten
afstuderen, ingeschreven.

DIERENARTSEN DIRECT BE-
SCHIKBAAR VOOR DE PRAKTIJK

Direct beschikbare dierenartsen zijn in
twee groepen te verdelen:

1. dierenartsen op zoek naar full-time
werk in de praktijk en

2.dierenartsen op zoek naar part-time
werk in de praktijk.

De eerste groep (op zoek naar full-time
werk) bleef in 1992 vrijwel constanten
bestond uit gemiddeld 117 dierenart-
sen. Deze dierenartsen waren werk-
loos, op mogelijke korte waarnemin-
gen na. Dit betekent ten opzichte van
de totale beroepsgroep dierenartsen in
Nederland, dat gemiddeld 3% werk-
loos was. Ongeveer twee derde van
deze full-time werkzoekenden was op
zoek naar een baan in hoofdzakelijk de

LriklKH.-l

VRAAG EN AANBOD OP DE
ARBEIDSMARKT

De Vacaturebank verzamelt maandelijks gegevens betreffende het aantal die-
renartsen dat werk zoekt en het aantal banen en aanvragen
voor waamemm-
gen dat hier tegenover staat. Zo heeft de KNMvD een beter mz.eht .n de ar-
Lidsmarkt. De navolgende geg
evens hebben betrekking op 1992._

Door Corine van Kalles

114

gezelschapsdierenpraktijk en éénderde
in de gemengde en landbouwhuisdie-
renpraktijk.

De tweede groep (op zoek naar part-
time werk) blijkt in 1992 enorm ge-
groeid te zijn. Op 31 december 1992
waren 60 dierenartsen op zoek naar
een part-time baan, terwijl dit er in ja-
nuari van dat jaar slechts 24 waren. Dit
betekent dus een toename van 150% in
de loop van 1992. Tweederde van deze
60 dierenartsen is vrouw.
Het grootste deel van de groep part-
time werkzoekenden was op zoek naar
werk in de gezelschapsdierenpraktijk
(77%); 23% zocht werk in de ge-
mengde of de landbouwhuisdieren-
praktijk.

Koninklijke

DIERENARTSEN GP TERMIJN
BESCHIKBAAR VOOR DE
PRAKTIJK

De groep dierenartsen die op termijn
beschikbaar is, bestaat uit dierenartsen
die nog moeten afstuderen, van baan
willen veranderen of tijdelijk niet be-
schikbaar zijn op de arbeidsmarkt, om-
dat ze voor langere tijd waarnemen.
Op 31 december 1992 waren er 67 die-
renartsen die op termijn beschikbaar
waren. In januari waren dit er nog 31;
dit betekent dus een toename van
116% in 1992. Deze toename wordt
voor een groot deel veroorzaakt door
een stijging in het aantal dierenartsen
dat van baan wil veranderen.
In 1992 zijn 145 studenten afgestu-
deerd.

DIERENARTSEN DIE WERK
ZOEKEN BUITEN DE PRAKTIJK

Bij de vacaturebank staan ook dieren-
artsen ingeschreven, die werk zoeken
buiten de praktijk. Hiermee wordt be-
doeld: werk in het bedrijfsleven, bij de
overheid, in het onderwijs of in de far-
maceutische industrie. Op 31 decem-
ber 1992 waren er twintig dierenartsen
ingeschreven, die op zoek waren naar
zo\'n baan buiten de praktijk. Dit aantal
blijkt in 1992 vrijwel constant te zijn
geweest.

GEMELDE WAARNEMINGEN EN
VACATURES

In het kader van dit overzicht zijn er
twee plaatsen waar vacatures gemeld
worden, namelijk het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en de vacaturebank.
Daarnaast worden bij de vacaturebank
ook nog aanvragen voor waarnemin-
gen gemeld.

In 1992 werden er gemiddeld per
maand veertien aanvragen gedaan
voor waarnemingen in gezelschaps-
dierenpraktijken en negen aanvragen
voor waarnemingen in gemengde en

landbouwhuisdierenpraktijken.

Dit aantal was in de maanden juni, juli
en augustus iets hoger in verband met
de zomerwaamemingen. Het aantal
aanvragen voor vaste banen was in de

gezelschapsdierenpraktijken gemid-
deld vier per maand en in de gemengde

en landbouwhuisdierenpraktijken ge-
middeld zeven per maand. Daarnaast
werd in 1992 nog viermaal een aan-
vraag gedaan, waarbij het ging om ba-
nen buiten de praktijk.
In het Tijdschrift voor Diergenees-

NEDERL.andse m .. a t s c h a P p u voor DIERGENEESKUNDE

-ocr page 142-

kunde werden in 1992 per maand ge-
middeld dertien banen gemeld. Het be-
trof dan gemiddeld drie banen (=23%)
in de gezelschapsdierenpraktijk, zes
banen (=46%) in de gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijk en vier banen
(=31%) buiten de praktijk.

CONCLUSIE

In 1992 is het aantal dierenartsen dat
per direct op zoek is naar flill-time
werk in de praktijk constant gebleven.
Er is echter wel een grote toename in

115

\'Dames en heren, sierpluimveehou-
ders en -fokkers, het zal u niet verba-
zen dat ik in mijn openingswoord ook
aandacht besteed aan een groot veteri-
nair probleem binnen het geheel van
de pluimveehouderij. Met het geheel
bedoel ik zowel de bedrijfsmatige
pluimveehouderij als de sierpluimvee-
houderij en niet alleen in ons land
maar in geheel West-Europa!
U raadt het al: pseudovogelpest of
New Castle Disease (NCD). Een zeer
belangrijke pluimveeziekte, die wordt
veroorzaakt door het NCD-virus, een
paramyxovrus-type 1. Sinds augustus
1992 hebben we te maken met een zeer
virulente, ziekteverwekkende stam
van het NCD-virus. In feite werd dit
virus ai in december 1991 aangetrof-
fen bij een koppel sierpluimvee in het
Gelderse Afferden. Dit virus is waar-
schijnlijk West-Europa binnengeko-
men door illegale import van vogels
uitZuid-Oost-Azië.
Dierenartsen leveren een belangrijke
aandeel in de aanpak van pseudovo-
gelpestproblematiek. De dierenarts
voert als enige de NCD-vaccinaties uit
bij bedrijfs- en sierpluimvee. Maar, en
dat is wellicht nog veel belangrijker, u
levert als sierpluimveehouder ook een
belangrijke bijdrage aan de bestrijding

\' Uel dunk aan J. F. Hei/nianx
het aantal dierenartsen dat een part-
time baan zoekt in de praktijk.
Daamaast is ook het aantal dierenart-
sen, dat van baan wil veranderen geste-
gen.

«r^T\'iTm

Daarentegen bleef het aantal waarne-
mingen en vacatures bij zowel de
vacaturebank als in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde gedurende
1992 vrij constant.

VOORZITTER OPENT AVICULTURA^

Vrijdagmorgen, 14 januari: de voorzitter van de KNMvD, drs. A.W. Udo,
opent het unieke jaarlijkse kleindier-evenement van Avicultura. Voor de
97ste keer staan drie dagen in het teken van de sportfokkerij van rassen die
commercieel gezien niet meer interessant zijn, maar die vaak al honderden ja-
ren oud zijn. Het evenement is tevens van groot opvoedkundig belang, omdat
het mensen in staat stelt contact met dieren te hebben en zo de relatie mens-
dier bevordert. De voorzitter maakt van de gelegenheid gebruik om de NCD-
situatie en -maatregelen te schetsen. Het gebeurt immers niet vaak, dat zoveel
sierpluimveehouders bij elkaar zijn. De redactie publiceert dit gedeelte van
zijn openingstoespraak opdat alle praktici kennis nemen van hetgeen hij over
NCD verteld heeft.

Ko M \\ K 1 IJ k 1 N I Dl R 1 \\ N DSl M \\ \\ I St II \\ IMM J \\ OOK D I 1 R (. 1 \\ 1 I ^ K l \\ I) I

en wering van NCD en andere besmet-
telijke vogelziekten.
U weet ongetwijfeld dat de wering cn
bestrijding van pseudovogelpest in
ons land wettelijk is geregeld (in
Nederiand in de. Veewet en de
Vogelziektenwet) juist vanwege het
feit dat deze ziekte zeer besmettelijk is
en schadelijk voor de pluimveehoude-
rij. Als deelnemer aan deze tentoon-
stelling hebt u hier ook mee te maken:
volgens een uitvoeringsvoorschrift
van de Vogelziektenwet mogen hoen-
derachtigen en kalkoenen alleen op
deze tentoonstelling worden toegela-
ten indien ze vergezeld gaan van een
pseudovogelpest-entverklaring.
Overigens moeten alle hoenderachti-
gen en kalkoenen van de deelnemende
fokkers, voor zover ze ouder zijn dan
dertig dagen, tenminste twee weken en
ten hoogste vijf maanden voor het be-
gin van de tentoonstelling zijn geënt
tegen pseudovogelpest. Deze enting
moet gebeuren door middel van de
oogdruppelmethode of per injectie.
Met hoenderachtigen worden onder
meer bedoeld: kippen, fazanten, pau-
wen, pauwfazanten, kwartels, parel-
hoenders, hokko\'s, tragopanen en
ruigpoothoenders.

Voor de bedrijfspluimveesector, dat
wil zeggen alle bedrijven die bedrijfs-
matig pluimvee houden en de daamee
verbonden slachterijen, veevoerfa-
brieken enzovoorts is de schade
enorm, zodra pseudovogelpest offi-
cieel wordt vastgesteld. Als een bedrijf
besmet is verklaard wordt al het aan-
wezige pluimvee gedood en gedestru-
eerd. Het bedrijf wordt vervolgens ge-
reinigd en ontsmet. Om het besmette
bedrijf worden een beschermingsge-
bied (3 km) en een toezichtsgebied (10
km) ingesteld; binnen deze gebieden
wordt een vervoersverbod ingesteld
voor vogels, broedeieren, mest en
strooisel. Hiermee wordt beoogd een
verdere verspreiding van het virus een
halt toe te roepen.

In Noord-Brabant en Limburg kwa-
men de meeste NCD-uitbraken voor,
aangezien dit het gebied is met de
grootste dichtheid aan pluimveebe-
drijven. Eén uitbraak bracht schade te-
weeg voor tientallen bedrijven.
In de periode van augustus \'92 tot ok-
tober \'92 deden zich 44 officieel be-
vestigde uitbraken voor bij bedrijfs-
pluimvee en zestien bij sierpluimvee.
In deze periode is alleen al aan de aan-
pak van deze uitbraken 5,5 miljoen uit-
gegeven; de economische schade voor
de bedrijfspluimveehouders is een
veelvoud hiervan. Ook de emotionele
schade voor de direct betrokken
pluimveehouders moet niet worden
onderschat.

Naast de directe aanpak van de be-
smette bedrijven in Zuid-Nederland, is
voor geheel Nederland het NCD-ent-
schema voor bedrijfspluimvee ver-
zwaard. De NCD-vaccinaties voor be-
drijfspluimvee zijn wettelijk verplicht
en moeten worden uitgevoerd door de
dierenarts.

De inderhaast uitgevoerde NCD-en-
tingen bij het bedrijfspluimvee hadden
binnen enkele maanden tot gevolg dat
het beschermingsniveau (het gehalte
aan antistoffen in het bloed) drastisch
verbeterde.

Voor sierpluimvee geldt alleen de ent-
plicht indien wordt deelgenomen aan
een tentoonstelling. Alleen in Noord-
Brabant en Limburg is eind \'92 het
eenmalig voor de voet weg enten van
sierpluimvee verplicht gesteld. Alhoe-
wel er geen algemene NCD-entver-
plichting is voor sierpluimvee, wordt u
wel zeer dringend geadviseerd om uw
dieren te laten inenten. Sierpluimvee
en zeker niet-gevaccineerd sierpluim-
vee wordt gezien als een belangrijke
besmettingsbron voor ander sier-
pluimveehouders en bedrijfspluim-
veehouders.

In het begin van de NCD-epidemie be-

-ocr page 143-

tekende een uitbraakje bij een koppel-
tje van tien sierhoenders ook dat de
omliggende pluimveebedrijven wer-
den geblokkeerd. Dit gaf uiteraard de
nodige wrevel bij de georganiseerde
bedrijfspluimveehouderij, zeker als
het daarbij ging om niet-gevacci-
neerde dieren die via de markt of een
handelaar waren aangekocht! Dit is
meer dan eens vastgesteld tijdens deze
NCD-epidemie.

Naast de directe aanpak van de be-
smettingshaarden en NCD-vaccinaties
is er nog een derde belangrijke pijler
waarop de aanpak zich richt: hygiëne.
Onder hygiëne vallen niet alleen het
goed schoonhouden en regelmatig ont-
smetten van hokken, maar ook de ver-
antwoorde aanschaf van nieuwe die-
ren, quarantaine van nieuwe dieren,
geen bezoekers toelaten in de dierver-
blijven en contacten met zieke dieren
vermijden.

Ik kom dan weer op het begin van mijn
verhaal: de georganiseerde sierpluim-
veehouderij speelt een belangrijke rol
in de ziektepreventie.

Hierbij is een aantal zaken van belang:

1. Import van vogels moet worden ver-
boden, tenzij aan strenge regels
wordt voldaan (gezondheidscertifi-
caten en quarantaine).

2. Sierpluimvee moet geënt worden te-
gen NCD, bij voorkeur per injectie
Tdode entstoO waarbij het raadzaam
is dieren vóór te enten met een le-

Een uitstekende mogelijkheid om aan
deze training te werken biedt de cursus
\'Presentatie? Uw eigen creatie!\', die
de KNMvD voor haar leden ook in
1994 organiseert en wel op 26, 27 en
28 mei.

De aanvang is op donderdagmiddag en
de afsluiting op zaterdagmiddag.
Deze cursus wordt intern gehouden in
het Aparthotel te Delden en is bestemd
voor dierenartsen, leden van de
KNMvD, die werkzaam zijn in de
praktijk, het bedrijfsleven of bij de
overheid.

De cursus heeft als doel de bevorde-
vende entstof Duiven moeten tegen
een paramyxovirus-infectie geënt
worden, dit geeft waarschijnlijk be-
scherming tegen infectie met NCD-
virus.

■jTlilltll. .1

irvfin I

3. Koop alleen dieren van bekende her-
komst met een bewijs van enting.

4.Wees voorzichtig in uw contacten
met andere (sier)pluimveehouders.
De organisatie van tentoonstellingen
keuringen onder deze omstandighe-
den vereist zeer goede en sluitende
controle van de gezondheidsstatus
en -verklaringen van ingeschreven
dieren.

5. Er moet in overleg met de georgani-
seerde bedrijfspluimveehouderij ge-
keken worden naar de mogelijkhe-
den om een betere monitoring van de
belangrijkste, besmettelijke pluim-
veeziekten op te zetten binnen de
sierpluimveehouderij.

Hierbij valt in eerste instantie te den-
ken aan NCD,
Mycoplasma gallisepti-
cum,
infectieuze laryngotracheïtis,
Marek, Gumboro,
Mycobacterium
avium
(aviare tuberculose) en salmo-
nella.

Op dit moment is het al enkele maan-
den rustig, wat betreft officieel ge-
melde en bevestigde uitbraken van
pseudovogelpest, de laatste vier mel-
dingen betroffen overigens alle sier-
pluimvee.

Toch is het gevaar nog niet geweken,
dus wees op uw hoede.\'

PRESENTATIE? UW EIGEN CREATIE!

Een dierenarts wordt in zijn of haar werk regelmatig geconfronteerd met
presentatietechnieken, zowel in de persoonlijke als in de zakelijke sfeer.
Iedere dierenarts dient daarom deze presentatietechnieken te beheersen en
zichzelf te trainen in de vaardigheid ervan.

ring van de persoonlijke en zakelijke
presentatie, waarbij onder meer aan-
dacht wordt besteed aan:
a.persoonlijke presentatie; het ver-
groten van de vaardigheid in het
houden van inleidingen (opbouw
van een inleiding, gebruik hulpmid-
delen, persoonlijke presentatie),
h.zakelijke presentatie, het ontwikke-
len van ideeën en plannen voor een
goede presentatie van de eigen prak-
tijk, dienst of het bedrijf waarvoor
men werkt.
De werkwijze is als volgt: leren door
doen; analyseren van geleerde activi-
teiten en het eigen functioneren daarin.

inzicht vergroten met behulp van theo-
retische modellen.

Om de deelnemers zoveel mogelijk
aan hun trekken te laten komen, is het
deelnemersaantal beperkt tot 15 perso-
nen.

Indien men interesse heeft in deelname
aan deze cursus, kan men voor injbr-
matie en/of aanmelding contact opne-
men met Marjoleine de Mol, tel. 030 -
51 01 H (bureau KNMvD).

TARIEVEN-
PUBLIKATIE

In de maand december heeft eenieder
de publikatie betreffende de tarieven
voor de consultatieve praktijk ontvan-
gen. Mocht men onverhoopt geen pu-
blikatie hebben ontvangen dan kan
men contact opnemen met het secreta-
riaat van de KNMvD (Marjoleine de
Mol).

De tarievenpublikatie kan tot leidraad
dienen bij het, naar gelang tijd en om-
standigheden, vaststellen van tarieven
voor de eigen praktijk.
Ten opzichte van vorig jaar zijn de ta-
rieven voor dit jaar met 1,8 % ver-
hoogd (inflatie).

Op bladzijde 36 is helaas een fout in de
publikatie geslopen. De Rabiësfor-
mulieren zijn te verkrijgen door over-
making van f 0,50 per stuk (binnen-
land) of f 3,~ per stuk (buitenland) op
postrekening 119302 ten name van de
rekenplichtige van de RVV. (Telefo-
nische informatie via de RVV; tel. 070
- 3578838, de heer R. van Oost.)

Ter verduidelijking willen wij u erop
wijzen dat het tarief voor bloedtappen
in het kader van
SVD is te vinden op
bladzijde 11 van de publikatie. Het ta-
rief is gelijk aan bloedafname bij ex-
port varkens:

< 10 varkens visite f 6,90
10-50 varkens visite f5,50
>50 varkens visite f4,45
zeugen, ongeacht
het aantal visite f 6,90

Aan de entstoffen voor de georgani-
seerde entingen tegen pseudovogel-
pest (NCD) op bladzijde 42 van de ta-
rievenpublikatie kan worden toege-
voegd:

Mycofarm Delvax NCD Emulsie
500-f32,10 6% f34.03

-ocr page 144-

Aansluitend op de berichtgeving over
de nieuwe wetgeving rond de WAO in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 september 1993 (pag. 564),
vraagt het Hoofdbestuur gaarne uw
aandacht voor het volgende.
Door het Discussieplatform Arbeids-
voorwaarden\' - een overleg tussen
praktici-werkgevers en praktici-werk-
nemers - is uitvoerig gekeken naar de
consequenties van de nieuwe regeling
van de WAO (Wet op de Arbeids-on-
geschiktheidsverzekering) voor die-
renartsen, die als medewerker in loon-
dienst in de praktijk werkzaam zijn.
Deze wettelijke regeling is op 1 augus-
tus 1993 van kracht geworden.
De nieuwe WAO-regeling komt er
simpelweg gezegd op neer dat een
langdurig arbeidsongeschikte na één
jaar een uitkering op grond van de
Ziektewet te hebben gekregen, terug
zal vallen op een uitkering ter grootte
van 70% van het wettelijk minimum-
loon (voor 1994 ƒ2.163,20 bruto) plus
een (minimale) toeslag op grond van
de leeftijd en het verschil tussen het
minimumloon en het laatst verdiende
.salaris. Het aldus ontstane \'WAO-gat\'
kan een terugval in inkomen van 50%
betekenen. In de oude WAO-regeling
ontving een langdurig arbeidsonge-
schikte een uitkering ter grootte van
70\';\'\'o van het laatst verdiende salaris
(tot een ma.ximum jaarsalaris van
ƒ 74.865,-). Vooralle duidelijkheid: de
WAO is alleen van belang voor werk-
nemers; zelfstandigen betalen geen
premie voor de WAO, maar hebben
meestal een particuliere arbeidsonge-
schiktheidsverzekering afgesloten.

Ook dierenartsen die als medewerker
in de praktijk werkzaam zijn, kunnen
met de gevolgen van de nieuwe WAO
worden geconfronteerd. Ter illustratie:
een dierenarts van 30 jaar met een .
bruto maandsalaris van ƒ 5.100,-- zal
bij langdurige arbeidsongeschiktheid
geconfronteerd worden met een
WAO-gat van ruim ƒ 18.500,- per jaar
(plus de 30% minder inkomen, die ook
volgens de oude regeling al zou weg-
vallen, in dit voorbeeld ƒ 19.800,-).
Ter reparatie van het \'WAO-gat\' kan
de werknemer een verzekering afslui-
ten, zodat bij onverhoopte langdurige
arbeidsongeschiktheid toch een uitke-
ring ter grootte van 70% van het salaris
wordt ontvangen. Het Discussieplat-
form Arbeidsvoorwaarden heeft bij
verschillende verzekeringsmaatschap-
pijen offertes en polisvoorwaarden
voor reparatie van het \'WAO-gat\' aan-
gevraagd. Na bestudering van deze in-
formatie is men tot de conclusie geko-
men dat dierenartsen-medewerkers het
beste een verzekering tegen de finan-
ciële gevolgen van de nieuwe WAO
kunnen afsluiten bij de Movir^ of de
UAP\'\'. De jaarpremie voor zo\'n verze-
kering\' liggen tussen ƒ 400,- en ƒ 750,-
, afhankelijk van leeftijd en salaris.
Deze premie is fiscaal aftrekbaar.
Gezien het belang van een dergelijke
verzekering, worden alle dierenartsen
die als medewerker werkzaam zijn
door de KNMvD aangeschreven met
informatie over de verzekeringsmoge-
lijkheden. Deze informatie zal ook
worden opgenomen in het afstudeer-
pakket, dat de KNMvD toestuurt aan
dierenartsen die de studie diergenees-
kunde aan de Faculteit Diergenees-
kunde hebben afgerond.
Het Discussieplatform en het Hoofd-
bestuur zijn van mening dat de kosten
van de verzekering niet voor rekening
van de werkgever komen, maar dat
deze door de werknemer worden be-
taald. De werkgever wordt nl. op
zijn/haar beurt ook geconfronteerd
met de financiële gevolgen van het
streven naar vermindering van het
ziekteverzuim en moet vanaf 1 januari
jl. bij ziekte van de werknemer gedu-
rende de eerste twee weken zelf het sa-
laris doorbetalen. Ook kan de werkge-
ver een malus (boete) worden
opgelegd als een werknemer in de
WAO terechtkomt. Uiteraard staat het
werkgever en werknemer vrij over de
betaling van de kosten andere afspra-
ken te maken.

lU

Voor nadere informatie kan men contact
opnemen met het Bureau van de
KNMvD, mevrouw M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess, tel. 030-510111.

K t) ni n k l 1.1 k 1. N i: 1) !•: r l n i) s i; M a a r s c ii \\ p im .i o o r D i i- r c, i-: n i-: i; s k l n d i:

\' himwnkort zal hvt Oiscussicplaifoi\'m aan ii wonlcn

y<M)rgi\'.\\U\'UI.
\' gcha.sccnl i>f} hef KNAfvO-advics van /WJ.
Burgwal i. 34.^2 NZ Nieuwegein. fel. 03402-474:0.
Vugluenveg 74. 5211 CM Den Bttsi h. 073-13271!.
• gcha.seerdof)/trcniies \\ tH>r 19^3.

REPARATIE \'WAO-GAT\' VOOR
DIERENARTSEN-MEDE-
WERKERS IN DE PRAKTIJK

UITSTEL
PREMIEPLICHT
WAARNEMERS

In het najaar van 1993 heeft de
BVG, de bedrijfsvereniging
waar dierenartsenpraktijken
onder vallen, laten weten dat
vanaf 1 januari 1994 voor waar-
nemers in de dierenartspraktijk
sociale verzekeringspremies
zouden moeten worden betaald.
Deze wijziging in de beoordeling
van de verzekeringsplicht
vloeide voort uit een uitspraak
van de Centrale Raad van
Beroep (het hoogste rechtscol-
lege op sociaal-rechtelijk ter-
rein). Simpel gezegd betekent de
wijziging dat iedere waarne-
ming, bijvoorbeeld het waarne-
men van een avondspreekuur,
niet meer bruto afgerekend kan
worden, maar dat er een loon-
dienstverhouding ontstaat; de
waarnemer moet bij de BVG
worden aangemeld als werkne-
mer en ook weer worden afge-
meld en ontvangt een netto-bet-
aling. De prakticus moet de
ingehouden premies afdragen.
De KNMvD heeft hierover con-
tact opgenomen met de BVG en
heeft aangegeven dat deze wijzi-
ging verstrekkende gevolgen
heeft voor de dierenartsen. Ook
andere zusterorganisaties (zoals
de NMT en de LHV) hebben dit
bij de BVG aangekaart en in een
gezamenlijke brief is gevraagd
om een halfjaar uitstel, teneinde
de beroepsgroepen adequaat te
kunnen informeren over de
nieuwe situatie. Het bestuur van
de BVG is aan dit verzoek tege-
moet gekomen en derhalve zal
de gewijzigde verzekerings-
plichtbeoordeling pas op 1 juli
1994 ingaan. Tot die datum gel-
den de bekende normen met be-
trekking tot loondienst en waar-
neming (zie de publikatie \'Het
in dienst nemen van personee\').
Binnenkort wordt u nader geïn-
formeerd over de nieuwe regel-
geving. Voor informatie kan
men contact opnemen met het
Bureau van de KNMvD, mevr.
M.C. van Oostrum-Schuurman
Hess, tel. 030-510111.

-ocr page 145-

Elk jaar wordt het voorlopige pro-
gramma voor het komende Vooijaars-
dagen congres samengevat en in fol-
dervorm gedrukt. De bedoeling
daarvan is om de buitenlander te atten-
deren op het bestaan van Vooij aars-
dagen - Amsterdam, de data kenbaar te
maken en natuurlijk de topics aan te
geven die het wetenschappelijk pro-
gramma biedt. Namen en adressen
worden genoemd en een antwoord-
kaart voor meer informatie is erin ver-
werkt. Het plaatje aan de buitenkant
moest iets Hollands zijn. Dus de tulpen
en molens maar ook ons echt Hollands
schoeisel waren in beeld. En hoe! Zo
duidelijk zelfs dat de commissie be-
sloot te spreken over de Klompenfol-
der. Een vanzelfsprekendheid. Maar
als je als nieuweling in de commissie
komt en er wordt over de Klompen-
folder gesproken dan weet je niet
waarover het gaat. Inmiddels is de bui-
tenkant aangepast aan de tijd en zijn de
afbeeldingen niet alleen maar tulpen,
molens en klompen. Op belangrijke
buitenlandse congressen verschijnen
de commissieleden met zakken vol
folders, vootjaarsdagenpen- nen, dros-
teflikken, bloembollen en erwtensoep
om potentiële congresbezoekers voor
onze Vooijaarsdagen naar Amsterdam
te halen. Dankzij dergelijke acties ko-
men er toch ieder jaar weer 200 - 300
buitenlanders naar Amsterdam.

De Vooijaarsdagen: 22, 23 en 24 april
in het RAI - Congrescentrum. Wat
staat er te gebeuren? Er zijn meer le-
zingen als voorheen, er worden dit jaar
meer lezingen gehouden in de
Nederiandse taal en er zijn vijf interes-
sante programma-onderdelen waaraan
de deelnemer actief kan meedoen.

1. Case-oriented orthopedie surgery.
In kleine groepjes worden de deelne-
mers geconfronteerd met orthopedi-
sche problemen: onderzoek, klini-
sche verschijnselen, difTerentiaal
diagnostiek en een eventueel behan-
delingsplan worden uitgevoerd. De
resultaten van de bevindingen van
de deelnemers zullen besproken
worden.

DE KLOMPENFÜLDER

118

2. Ultrasonography wet lab.

Hier krijgen de deelnemers de gele-
genheid zichzelf vertrouwd te ma-
ken met de technieken, de normale
positie van het hart en de belangrijke
buikorganen. Dit practicum in de
Kliniek in Utrecht is voor slechts 40
deelnemers toegankelijk. Niet wach-
ten met aanmelden is de boodschap!

3. Laboratory aided diagnosis.

Hier is het ook puzzelen geblazen.
Verschillende materialen worden
aangeboden. U maakt uw eigen dif-
ferentiaal diagnose. Aan het eind
worden de uitslagen besproken. Een
leerzame uitdaging.

4. Case-oriented radiology.

Een introductie over abdominale ra-
diologische opnamen wordt gevolgd
door een eigen interpretatie van een
aantal aan de deelnemer verstrekte
foto\'s. Tenslotte worden deze inter-
pretaties weer besproken.

5.Label reading of diets.

Aan de hand van droogvoer- en blik-
voer-voorbeelden wordt u bijge-
bracht hoe te ruiken en hoe te kijken
naar deze heerlijkheden. Wat zegt
het etiket of wat is de juiste samen-
stelling? U zult na deze bespreking
op de zondagmiddag ongetwijfeld
verlangen naar een andere smaak in
uw mond: de borrel geschonken tij-
dens \'het Afzakkertje\'. Opnieuw een
vooijaarsdagenkreet die niets anders
wil zeggen dan \'Farewell party\': tot
volgend jaar. Maar dan eerst 1994:
22-24 april!

KoMNkl.IJKL NFDFRLANDSF MAATSCHAPPIJ VOOR D M R Ci F N F H S K U N D i:

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Blokdijk, Mevr. J.C.M.; 1993: 9804 SB
Noordhom; S. Benninghestede 7.
Buijs, Mevr. E.A.; 1993; 3512 JH Utrecht; Wed
3 bis.

Extra, W.R.H.; 1993; 3562 K.W Utrecht;
Gloriantdreef237.

Haan, Mevr. M.I. de; 1993; 3512 NV Utrecht;
Dorstige Hartsteeg 22.

Hermens, E.L.G.; 1993; 4121 EM Everdingen;
GraafHuibertlaan9.

Klem. Dr. W.R.; 1974; U-1986; 3563 ME
Utrecht; Vechtdijk 378.

Jong, Mevr. A.J. de; 1994; 7156 MC Beltrum;
Mr. Nelissenstraat 14 A.
Schoenmakers, K.; 1993; 8265 GE Kampen;
Scheerling 129.

Schuur. Mevr. W.; 1992; 3722 WP Bilthoven;
Putterlaan 97.

Smits, J.M.; 1993; 6825 AE Arnhem; p/a
Beverweerdlaan 5.

Steen, A. van der; 1977; 5756 AL Vlierden;
Pastoriestraat 23.

Velden-ten Hoonte, Mevr. W. van der; 1979;
7009 JK Doetinchem: Catsstraat 9.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het hoofdbestuur aangenomen:

Bosch. J.G.M.J.: 1972: 5242 AN Rosmalen;
Willem de Zwijgerlaan 8.
Bosschieter. Mevr. A.; 1993; 3582 ZL Utrecht;
l.B. Bakkerlaan 197.

Brand. J.; 1993; 3581 JL Utrecht: Oudwij-
keneldstraat 2 bis.

Cartier van Dissel. Mevr. A L.; |99|; Radcliffe

on Trent. Nottinghamshire NG12 2HZ

(Engeland); 15 Woodland Close.

Goehnng. L.S.: 1993: 91245 Simmelsdorf

(Duitsland); Unterwindsberg 3.

Jen Hong Li, J.G.W.: 1993; 5768 PX Meijel:

Bloemendaalseweg 27.

Kemme. R.M.F.J.: 1993: 4611 DH Bergen op
Zoom; Faurestraat 18.

Schuttert, Mevr. M.G.: 1993; 5712 RS Someren;
Haagdoomweg 19.

Smeets. Mevr. J.H.A.A.; 1993; 6994 AW De
Steeg; p/a Van Aldenburglaan 2.
Stassen. P.F.S.; 1977: 5913 HD Venlo;
Herungerweg 170.

Wesselius, Mevr. C.A.F.; 1993; 9618 PD
Woudbloem; Slochter Ae 21.

Als kandidaatlid van dc Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Antonis, A.F.G.; 3582 SB Utrecht;
Pelikaanstraat 12.

Baldée, Mevr. S.J.C.; 3515 AZ Utrecht; A. van
Leeuwenberchstraat 24.

Boxel. E.D.H.M. van: 3513 CT Utrecht:
Kruisweg 24 bis A.

Grinsven, Mevr. H.E.C. van; 3583 ZD Utrecht:
Antoniushof 103.

Harder, Mevr. M.D.C.; 2012 ME Haarlem:
Vredenhofstraat 14.

Hoogendoom. Mevr. B.C.; 3817 CL
Amersfoort; Amhemseweg 128.
Kuiper. R.V.; 3454 HW De Meem; Reyerscop
16 A.

-ocr page 146-

Levy, A.; 3571 AP Utrecht; Frits Coerslaan 44.
Wardt, S.T. van der; 1403 SX Bussum; Prinses
Margrietplantsoen 4.

Zwart, Mevr. F.R. de; 3581 AH Utrecht;
Nachtegaalstraat 24 bis.

Overleden:

Drs. C.M.J. Blok te Oud-Beijerland op 13 janu-
ari 1994.

Jubilea:

B. Gerritsen te Steenwijk, afwezig, 25 jaar, 28
februan 1994

B. Reitsma te Sneek, afwezig, 25 jaar, 28 febru-
ari 1994

Dr. P.H.A. Poll te Arnhem, aanwezig, 35 jaar,
28 februari 1994

G. Hofland te Bodegraven, aanwezig, 35 jaar, 28
februari 1994

A. Annema te Winschoten, afwezig, 35 jaar, 28
februari 1994

ProfDr. E. Lagerweij te Bunnik; op het werk.
aanwezig, 35 jaar, 28 februari 1994
G.A. Zeelen te Lochern, afwezig, 40 jaar, 6
maan 1994

C. Brakman te Deil. afwezig, 40 jaar, 6 maart
1994

J.G.M. Claessens te Udenhout. afwezig. 40 jaar
6 maart 1994

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van

30 november 1993:
W.R.H. Extra

Geslaagd voor het dierenartsene.xamen van

31 december 1993:
G.D.de Boer

Mevr. H.G.S. Roelfsema
K. Schoenmakers

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 7
januari 1994:

Mevr. A.J.de Jong
GGM Nijs
Mevr. M. Veen

MUTATIES;

199 Aharon. Mevr. D.C.; 1986; 3561 JM
Utrecht: Ebrodreef 67: tel. 030-626693
privé, 020-6920936 prakt.; p. voor fysio-
therapie en revalidatie bij dieren.
204 Beer. Mevr. L.C.M. de; 1992; 3581 TP
Utrecht; Renstraat 20; tel. 030-518983
privé. 08385-19167 prakt.: p,. medew. bij
M. Duifliuizen, R.J.H. Hoebink en
W.Th.G, \\ ullings,
206 Beunis. S.; 1990; 3886 P.\\ Garderen:
Putter«eg 82-33; tel. 05776-2840 privé.
020-6944766 prakt.; p.. medew. bij
Spoedkliniek voor Dieren Amstedam B.V.
208* Blokdijk. Mevr. J.C.M.; 1993; 9804 SB
Noordhorn: S. Benninghestede 7; fel.
05945-7592 privé. 050-515352 prakt.; p.,
medew. bij K. de Vries.
208* Boer, G,D. de: 1993; 3581 PZ Utrecht;
Joke Smitplein 58; tel. 030-318667;
wnd.d.

211 Bosch. J.G.M.J.; 1972; 5242 AN
Rosmalen; Willem de Zwijgerlaan 8; tel.
04192-18890 privé. 03430-13641; d.
G.v.D. West- en Midden Nederland, afd.
Pluimvee, lokatie Doom. (toev. als lid).

212 Bosschieter. Mevr. A.; 1993; 3582 ZL
Utrecht; I.B.Bakkerlaan 197; tel. 030-
512192; wnd.d. (toev. als lid).

213 Brand. J.; 1993; 3581 JL Utrecht:
Oudwijkcncldstraat 2 bis; tel. 030-514923
privé. 03412-54442 prakt.; fa.x 03412-
54385; p., medew. bij A.J. Brouwer, J.M.J.
Frijlink. H.A.R. Kok en Y.D. van der
Werff. (toev. als lid).

liTniAil. ^w^^

348 Cartier van Dissel, Mevr. A.L.; 1991;
Radcliffe on Trent. Nottinghamshire
NGI2 2HZ (Engeland); 15 Woodland
Close; tel. 00-44-602-335615; p., gczel-
schapsd. (toev. als lid).

221\'Delhaes. Mevr. L.M.; 1993; 5081 XV
Hilvarenbeek; Oude Tilburgseweg 4;
tel. 04255-3414 privé, 04254-2402
prakt.; fax 04254-2302; p,. medew, bij
C.W,1V1. Augustijn, J.,M, Berger, F.W.
Berndsen, G.C. Charpentier, O.A,
Dobbenburgh, J.W. Eshuis, VI.J,J, van
der Linden. G,W,Th. Mourits, J.A.M,
Vermeer, A.R.L. de Vries en H.J.H. van
Wijk.

224 Don, P.P.; 1983; 7827 LM Emmen;
Eendenveld 82; tel. 05910-32728 privé,
13789 prakt.; p„ geass, met Mevr. E.L.
Vreugdenhil.

231 Evers. A.A.M.; 1985; 5044 VD Tilburg;
Langendijk 31; tel. 013-705442 privé,
705400/554131 prakt,; p„ geass. met
H.U. Dijk, J. Kaandorp, C, van
Pinxteren en H.H.J.M. Timmermans.

231* Extra. W.R.H,; 1993; 3562 KW Utrecht;
Gloriantdreef 237; tel. 030-628173;
wnd,d.

349« Geels, Mevr. F.B.M.; 1979; 74000 Annecy
(Frankrijk); La Cantilène. 2 Impasse
Aimé Vaschv; tel. 00-33-50579016; fax
00-33-50579Ól6;p.

234 Geerts. A.A.J.; 1989; 4876 BE Etten-Leur;
Waldhoomlaan 112; tel, 01608-14917
privé, 13645 prakt.; fax 01608-35926; p..
medew, bij J,H.A..VI. Bartels, K,H.J,
Lambeek, J.F.G. Maathuis en l.C.A.M.
van Oosterhout.

236 Giessen. Mevr.Dr. J.W.B, van der; 1986;
U-1993; naar het buitenland.

350 Giessen. Mevr.Dr. J.W.B, van der; 1986;
U-1993; navis, CA 95616 (II,.S.A.); 6.39
Arthur street; tel, 00-1-916-759-8715
privé, 752-9402 bur,; fax 00-1-916-752-
8692; wel. meden. Dep. of Medical
.Microbiologv Univ. of California. Davis
CA 95616,

350 Goehrmg, L.S.; 1993; 91245 Simmelsdorf
(Duitsland); Unterwindsberg 3; tel. 00-49-
9155-1828 privé. 215 prakt.; fax 00-49-
9155-216; p.. medew. bij Dr. M. Englisch,
(toev. als lid).

237 Graaf, J. de; 1989; 6641 HV Beuningen
(GId); Morgenster 13; tel. 08897-77334
privé, 08894-12432 prakt.; p., geass. met
L. Belonje en J.W.A. Giesen.

239 Groot. D.J.A. de; 1961; 7475 CC Markelo;
Fokkerstraat 14; tel. 05476-2468; r.d.

239 Groot. P.H.S. de; 1988; 3607 W B
Maarssen: Duivenkamp 774; tel. 03465-
75814 privé. 03407-73756 prakt,; p,. me-
de». bij G.J. Bijvoet en Mevr, C.,M,
Deden.

243 Hasselt-lordens, Mevr. C.M. van; 1977;
7399 AA Empe; Voorsterweg 170; tel.
05757-6264 privé, 05750-18800 prakt.; p..
medew. bij P.H..M. Barendregt, B,
Bruins L.H. zn, en G. van der Horst.

350 Hebeda. Mevr. S.E.; 1992; St. Columb
■Major, Cornwall TR9 6AX (Engeland);
Tower View flat 2, Lower East street:
tel. 00-44-637-881332 privé. 880307
prakt.; p., medew. bij Penmellyn \\\'et.
Group.

245 Hellebrekers. Prof. Dr. L.J.; 1980; U-
1988; 3941 EE Diwrn; Bcatrixlaan 20; tel.

03430-12921 privé, 030-531781/531136
bur.; fax 030-518126; hlr. U.U. (F,D.,
vkgr. Geneeskunde van Gczelschapsd.
en vkgr. Proefdierkunde).

245 Hendrickx. Th.G.J.H.; 1963; 6101 AX
Echt; Maasbrachterweg 9; tel. 04754-
81392; d.

351 Holzapfel. H.; 1979; 54439 Merzkirchen
(Duitsland); Körrig 47; tel. 00-49-6581-
3391;p.

252 Huijskens. Mevr. H.J.; 1991; 7468 JD
Enter; Erve Oldenhof 65; tel. 05478-3405
privé, 05476-1764 prakt.; p., medew, bij
T. Feenstra, P.J..M. Franssen, B..M.
Holtkamp en F.C.G.M. van den
Nobelen.

253 Hulten, P.J..M. van; 1978; 5476 ZW
Vorstenbosch; Bedafseweg 3; tel. 04130-
41850 privé. 04139-2929 prakt.; p., geass.
met M.C.M. Bossers, A.H.C. Kuijpers.
E.W.H.M. van der Velden en A.H.H.M
Winters.

256 Jen Hong Li. J.G.W.; 1993; 5768 PX
Meijel; Bloemendaalseweg 27; tel. 04766-
4310 privé, 04760-73292 prakt.; p., me-
dew. bij L.C.M. Boonen, J.A.M. ten Dam.
W. Oldenburger, C.J. Uytewaal, J.H.J.
Vestjens, G.A.M. Wieland en R.T.J.A. de
Winne, (toev. als lid),

256* Jong, Mevr. A.J. de; 1994; 7156 MC
Beltrum; Mr. Nelissenstraat 14 A; tel.
05448-2295 privé, 1366/2121 prakt.; p.,
mede» , bij H.B. van Lom en J. .Neleman,

258 Kaaij, Mevr. M. van der; 1991; 1815 DL
.\\lkmaar; Egmonderstraat 11 A; tel,
072-150920 privé. 030-537563 bur.; spe-
cialist in opleiding (J.U. (F.D., vkgr.
Geneesk. van Gezelschapsd.).

260 Kemme. R..M.F.J.; 1993; 4611 DH Bergen
op Zoom; Faurestraat 18; tel. 01640-
39073; p.. medew. bij W.L. Keers en
J.W.M. Zomer, (toev, als lid),

261 Kissels, W.P.M.L.; 1985; 3705 AJ Zeist;
P C Hooftlaan 40; tel n34(U-6202ft privé.
079-411321 bur.; fax 079-425013; medew
bij SmithKline Beecham; Division ma-
nager Livestock. Benelux.

274\' Lok. Mevr. J.K.; 1990; 8147 RE GIETH-
MEN: Koedijk 5; tel. 05291-51775 privé.
56000 prakt.; p.. medew. bij J. Keizer.
W.G. Romijnen W. Sobels.

278 Meerman. Mevr. A.; 1993; 3271 BJ
Mijnsheerenland: Laan van Westmolen
109; tel. 01862-4364 privé. 01860-18932
prakt.; p., medew. bij J. Schep.

284 Nawijn. R.W.; 1992; 3402 SJ IJsselstein;
Overwaard 13; tel. 03408-72739 privé.
020-6100547 bur.; d. bij Stichting
Dierentehuis "Groot Amsterdam".

286* Nijs, G,G..M.; 1994; 3514 VE
UTRECHT: Kievitdwarsstraat 14; tel.
030-714493; wnd.d.

291 Palgi. L; 1970; 2543 AK \'s-Gravenhage;
Het Zicht 61-63; tel. 070-3660701 prakt.;
fax 070-3660701: p.

294 Pons. W.; 1967; 4132 XT Vianen (ZH); L.
Christinestraat 6; tel. 03473-71666 privé;
k.d. R.V.V. kring .\\peldoorn.

300* Roelfsema. Mevr. H.G.S,: 1993: 3571 PJ
Utrecht: Kernkanipplantsoen 7; tel.
030-718570: wnd.d.

3(X) Roelofs. A.J.H.M.; 1986; 7495 RB Ambt-
Delden: Hagmolenweg 13: tel. 05472-
92310 privé. 05407-65222 prakt.; p., ge-
ass. met Dr. H.P. Hoebe. J.H.M. Put. C.B.
van der Sluijs en A. Timmerman.

302 Ruitenbeek. Mevr. W.; 1992; 3882 NM
Putten; Hoe\\cr\\eldweg 9 A; tel. 03418-

-ocr page 147-

62588 privé, 02159-31087 prakt.; p., me-
dew. bij F.J.ter Beek.
306* Schoenmakers, K.; 1993; 8265 GE
Kampen; Scheerling 129; tel. 05202-
10934 privé, 12255 prakt.; p.. medew. bij
O. Drent, H.A. Hagen, K. Hoving en
C.G. van Laar.
307»Schreuder, H.J.; 1985; 6247 AE
Gronsveld; Rijksweg 179; tel. 04408-
3751 privé, 045-728365 bur.; fax 045-
728815; lok. h. R.V.V. kring Weert, lok.
Limburg-Zuid.
308 Schuttert, Mevr. M.G.; 1993; 5712 RS
Someren; Haagdoomweg 19; tel. 04937-
90564 privé, 91770 prakt.; fax 04937-
96770; p., medew. bij H.A. Derkx,
M.M.F.H. van Kuijk, R.E. Paauwe,
R.J.M.L. Raymakers, A.H.A. Steentjes,
L.A.J. Smeenk, J.A. Westerbeek, D.L.
Willink en F.Th.C. de Wit.
(toev. als lid).
356 Sibbes, Mevr. J.C.; Gent-1992; Cheshunt,
Hertfordshire EN8 9DG (Engeland);
217A Turners Hill; p., medew. bij
Toddbrook Vet. Centre.
356 Smeets, Mevr. J.H.A.A.; 1993; 6994 AW
De Steeg; p/a Van Aldenburglaan 2; tel.
08309-54434; p., medew. bij Robin Lewis
Vet. Surgery (88 Manor Chase, Beddau,
Nr. Pontypridd, Mid Glamorgan, CF38
2JE S-Wales (Engeland); tel. 00-44-443-
217692 privé, 430944 prakt.; fax 00-44-
443-430243).
(toev. als lid).
311 Smit F.J.; 1992; 9626 AP Schildwolde;
Schildwolderdijk 45; tel. 05982-2549/
1558 privé, 05985-1356 prakt; fax 05985-
3175; p., geass. met H.J. Buurma en
E.N.J. Hettinga.
313 Spits-Eshuis. Mevr. W.C.; 1956; 7201 AP
Zutphen; Jacob Damsingel 21; tel. 05750-
41853; r.d.

313 Stades, Dr. F.C.; 1970; U-1983; 3707 CD
Zeist; Verlengde Slotlaan 91; tel. 03404-
39125 privé,
030-539411/531695 bur.;
specialist Oogheelkunde der Gezelschaps-
dieren; Univ. hoofddocent U.U. (F.D.,
vkgr Geneesk. van Gezel-schapsd.).

314 Stassen, P.F.S.; 1977; 5913 HD Venlo;
Heningerweg 170; tel. 077-516231,
663053 prakt.; p., geass. met Mevr.
G.H.M. Stassen-Pouwels.
(toev, als lid).

315 Stokvis, A.T.J.M.; 1991; 6591 XN
Gennep; Hoekweg 34; tel. 08851-15567
pnvé,
08855-89922 tst. 334 bur.; d. bij
Euribrid B.V.

320 Toor, F.C.H. van; 1989; 2241 VV
Wassenaar; Hyacinthstraat 28; tel.
01751-18199 privé, 77707
prakt.; p., me-
dew. bij J.Th.M. van Schie.
357* Veen, Mevr. M.; 1994; Bridlington,
East-Yorkshire Y016 5UY (Engeland);
13 Rosewood Close; tel. 00-44-262-
401945 privé, 674085 prakt.; fax 00-44-
262-671120; p., medew. bij Garth House
Vet. Surgery.
329 Vincenten, C.J.C.; 1979; 4854 PD Bavel;
Koolpad 14 A; tel. 01613-2700 privé,
01619-2333 prakt.; p.. geass. met
J.M.M.G. van Dijk, W.C. de Leeuw en
J.C. Schetters.

337 Wesselius, Mevr. C.A.F.; 1993; 9618 PD
Woudbloem; Slochter Ae 21; tel. 05981-
6275; wnd.d
(toev. als lid).

338 Wiemer, P.; 1988; 4041 BA Kesteren;
Betuwestraatweg 14; tel. 08886-3567
pnvé, 2900 prakt.; p., geass. met W.M.
Mestebeld, J.J. Pouwer en D.N. Tap.

358 Wilten, J.; 1975; 74000 Annccy
(Frankrijk); La Cantilene, 2 Impasse

Aimé Vaschy; tel. 00-33-50579016; fax
00-33-50579016; p.

Alle gegevens die vanaf Personalia 15 januari
1994 worden gepubliceerd, kunnen helaas niet
meer opgenomen worden in het Diergenees-
kundigjaarboek 1994!

Herhaalde oproep:

Van de volgende personen zijn de gegevens on-
bekend;

Aalderen-Koster, Mevr. R. van; 1955
Dwars, W.B.; 1969
Guldemond, G.C.; 1977
Hartmann, H.J.; 1952
Hendrikse, Dr. R.P.; 1946; U-1962
Hoff, H.W. van
\'t; 1977
Jongh,E.de;1957
Klein Hofmeyer, H.J.A.; 1988
Lende, P.B. van der; 1957
Marsman, W.R.; 1976
Schoonhoven, Mevr. E.E.; 1989

Buitenland:

Bouman, Mevr. M.; 1986
Eggink,G.J.; 1953
Gorsira, R.; 1958
Kooreman, Mevr. K.M.; 1985
Meertens.J.K.; 1982
Verschuuren, J.M.; Gent-1986
Warmerdam, Mevr. M.M.; 1987

Om het Diergeneeskundig Jaarboek zo volledig
mogelijk te houden, verzoekt de Redactie een te-
der die informatie kan geven over bovenver-
melde collegae, contact op te nemen met de le-
denadministratie van de K.N.M.v.D. tel.
030-510111, vraag naar Anne Marie Boverhuis.

CURSUSSEN
VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de gezelschapsdierenprak-
tijk

ƒ4725,-

6 weken van 5 dagen op afspraak (94/06)
Veterinaire Apotheek H Gemengde Praktijk

ƒ 2900,"

tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwichtige
indeling van groepen te komen zal de selectie
plaatsvinden door de cursusleiders. Via PAO-
Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodiging
met daarin plaatsingsdatum.
Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkenvijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Introductie practische toepassing van echo-
grafie bij gezelschapsdieren

ƒ470,-

5 maart 1994(94/08)
4 juni 1994(94/09)

Veterinaire Apotheek I Gemengde Praktijk
ƒ 1450,-

30en 31 meien 1 juni 1994(94/05)
Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren
ƒ 260,-

Skelet, 22 februari 1994(94/15)

Thorax, 16 maart 1994(94/16)

Abdomen, 23 maart 1994 (94/17)

Skelet, 30 maan 1994(94/18)

De cursussen zijn volgeboekt. Opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Pluimveediagnostiek (klinische en eerstelijns
post mortale diagnostiek)

ƒ475,~

23 februari 1994(94/50)
Deze cursus is volgeboekt.
Chirurgie urinewegen gezelschapsdieren
ƒ 390,-

25 februari 1994(94/31)

Voeding van het varken in relatie tot gezond-
heid

ƒ 1040,-

1 en 2 maart 1994(94/19)
Assistentie Paard

ƒ600,-

4 maart 1994(94/48)
Fertiliteit Rund

ƒ375,-

17 maart 1994(94/49)
Themadag lever
ƒ375,-

18 maart 1994(94/20)
Ptactische anaesthesie paard
ƒ 1045,-

22 en 23 maart 1994 (94/01)
Practische anaesthesie paard
ƒ 1475,-

29, 30 en 31 maart 1994(94/02)

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Apotheek voor assistenten in de dierenartsen-
praktijk

ƒ945,-

23 en 24 maan 1994(94,10)
Behandeling van kruisbandletsels

ƒ685,-

25 maan 1994(94/35)
3jum 1994(94 36)
10 jum 1994(94/37)

De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.
Geiten Capita Selecta
ƒ495,-

14apnl 1994(94/30)

Patiëntendemonstratie landbouwhuisdieren

ƒ 205,-

I9apnl 1994(94/29)
Uiergezondheid bij het rund

ƒ 1025,-

21 en 22 apnl 1994(94/45)
Buikchirurgie rund
ƒ495,-

28 april 1994 (94/26)

Practische echografie gynaecologie rund
(Drachten)
ƒ 940,-

3 mei 1994 (94/21)
10 mei 1994(94/22)

De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Nieuw Burgerlijk Wetboek c.q. Wettelijke as-
pecten

ƒ470,-

maatschappij voor diergeneeskunde

Koninklijke Nederlandse

120

-ocr page 148- -ocr page 149-

19 mei 1994(94/24)
Sectiebeelden bij de kat

ƒ345,-

20 mei 1994(94/33)

Recente ontwikkelingen in hel nnder/oek van
varkensziekten

/635,-

2 juni 1994 (94/47)
IBR/BVD
y 430.-

15 juni 1994(94/46)

Het immobiliseren van wilde of verwilderde
dieren

J 1050,-

17 juni 1994(94/34)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205,3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

cursus: 94/23 Gynaecologie

3—4 PAO-D
paard

7—9 PAO-D cursus: 94/04 Veterinaire apo-
theek I gemengde praktijk
8 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.
Paviljoen Molen-wijk. Molenwijk 2, 5282
SH. Boxtel (tel.: 04116-72302)
8 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant

te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: paard.
8 PAO-D cursus: 94/13 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren

Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: rund.
PAO-D cursus: 94/38 Fibular Head
Transposition (theorie)
10—12 PAO-D cursus: 94/39 Fibular Head

Transposition (theorie praktijk)
10—12 PAO-D cursus: 94/40 Fibular Head

Transposition (theorie praktijk)
15 Vergadering Overijssel
Aanvang: 20.00 uur.

15

15

15

16

17

21

21
22

10

22

10

23

23

23

Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

PAO-D cursus: 94/14 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD

Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund

Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen. aanvang 20.30 uur.
Afdelingsvergadering afdeling Zuid-
Holland van de KNMvD
Ledenvergadering .«Kfdeling Zuid-Holland
PAO-D cursus: 94/15 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur

Algemene Ledenvergadering Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren. 20 uur te
De Bilt.

PAO-D cursus: 94/50 Pluimveediagnos-
tiek

■Algemene ledenvergadering Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren

Gevraagd:

DIERENARTS m/v

in gemengde tweemanspraktijk in het midden van het land.

üe werkzaamheden liggen overwegend in de runde.- en gezelscliapsdierenpraktijk. De voorkeur
gaat uit naar kandidaten met enige ervaring en een achterwacht. Uw schriftelijke reactie mei curricu-
lum vitae kL-nt u richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031
3508 SB Utrecht, onder nummer 8/94

In een gemengde praktijk in het westen van het land wordt op korte termijn een

DIERENARTS m/v

gevraagd. Liefst met achterwacht. Woonhuis beschikbaar. Reacties gaarne richten aan de Redactie
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, ondernummer 9/94

121

K t) N I N K 1. 1 .1 K 1- N 1- I) I: R L A N n S F M

\\ rsc\'11 1\'I\'I j \\()OR D II: K Cl 1, \\ I i: s K i N I) 1

Dierenartsengroepspraktijk voor landbouwhuisdieren te Oss heeft op korte termijn plaats voor een

DIERENARTS m/v

met interesse voor de rundvee- en varkenshouderij. Na een algemene inwerkperiode zal de nadruk
van de werkzaamheden liggen op de begeleiding van varkensbedrijven. Daarnaast zal ook de con-
sultatieve praktijk tot de dagelijkse verantwoordelijkheid blijven behoren.

Geïnteresseerden kunnen direct reflecteren aan onderstaand adres:
Dierenartsengroepspraktijk voor landbouwhuisdieren, Wolfskooi 23, 5345 MH Oss.

-ocr page 150-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 5, 1 MAART 1994

^^IHHBI

WETENSCHAP

ACTUA

BIJ DE VOORPLAAT

Het beeldje op de voorplaat is van prof.dr E.H.
Kampelmacher. Hij heeft het meegebracht uit Lima
(Peru). In de Andes dient het beeldje als vruchtbaar-
heidssymbool. Het wordt gevuld met bloemen cn
aan de deur van een huis gehangen als de bewoon-
ster zwanger is (foto Fotobureau \'t Sticht/Henk
Tukker).

OVERIGE ARTIKELEN

Streptokokken-infecties als doodsoorzaak bij ter sectie aangeboden varkens;
J.P. W.M. Akkermans en U. Vecht

VRAAG EN ANTWOORD

Bedrijf met paratuberculose; G. Benedictus

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Oud-Algemeen Secretaris bezoekt president The Gambia
Het maakbare dier geregeld;
J.M. Wijsmuller
Diaserie verantwoord diergeneesmiddelen
Marian Oenema voorlichter RVV
Serpo-expositie heeft nu ook permanente stek
Hellebrekers benoemd tot bijzonder hoogleraar
Garantieverklaring roze kalfsvlees

Vacature veterinair medewerker in Pakistan en Afghanistan
Tussen zand en klei

CURSUSSEN EN CONGRESSEN

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE

WAT IS UW DIAGNOSE?

INGEZONDEN

WAT WAS UW DIAGNOSE?

VETERINAIR VERLEDEN

BOEKBESPREKINGEN

REFERATEN

STUDENTENREFERATEN

123
128

130

131
131

131

132

133

133

134
134

134

134

135

135

136

137

138
140
142

Universele oorreiniger
voor honden en katten

de niet-irriterende oplossing

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR D i E R G E N i; E S K U N D E

-ocr page 151-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof dr. J. E. van Dijli

Prof dr G. H. Wentinl<

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8- 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

VÄBSnuüs\'

H».

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Profdr E. D. Heller(lsraël)

Dr W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr M. F. de Jong(ZwolJe)

Prof dr. A. Th. van \'I Klooster (Utrecht)

Dr R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr.J.Oosterom (Delft)

Prof dr A. D. M. E. Osterhaus (Bihhoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof dr M Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam. Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr K. A. Schal (Ithaca, New York, U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gem. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfon, France)

Mw. dr A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wcnsing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G. J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Poslbus 14031. 3508 SB Utrecht (tel.
030-5! 01 II fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschriß voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niel-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Uirechl. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Poslbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Tussen hamer en hole; Sophie Deleu

Postacademiale opleiding .specialist in veterinaire diervoeding

Vacatures in besturen cn commissies verband houdend met de 141 Algemene

Vergadering van de KNMvD

Cursus \'van medewerker naar associé\'

Attestformulieren correct invullen

Taakomschrijving asicldicrcnartsen

MEDEDELINGEN GHD
FISCAAL-ACTUEEL
VETERINAIR TUCHTRECHT
VOORJAARSDAGEN
MEDEDELINGEN GGV
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

OTHER PAPERS

Death of swines caused by Streptococcen; J.P. W.M. Akkermans. and U. Vecht

123

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke-direct of indireci - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dil tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dil tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakl, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke loestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents ^ Agricultural Biology and Envirtmmental Science /
Inde.x-Medicus. Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological .Abstracts. Cambridge Scientijic .Abstracts).

Drs. A. W. Udo. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzilter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw.. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

144

146

147

148
148
152

148

149

150

151

151

152

154

155

KONINKLIJK!. NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR D I E R C; E N F: E S K U N D E

-ocr page 152-

Nou

.vv^/vy^ COL te o\'A^ IK HoEif= O

VBf^rerUe^J HOE: LAajig PIT DKjRBh^r^ nè 9

Bovenstaande situatie geeft nnisschien aanleiding tot
een moment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als
een als in het leven. Het afsluiten van een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering valt derhalve een beetje in de
categorie noodzakelijk kwaad. Het moet. En als het dan
toch moet, dan maargoed.

Movir is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen,
met een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke
risico van de door haar verzekerde beroepsgroepen.
Wat dat in uw situatie betekent, rekent uw vertrouwde
assurantie-adviseur u graag voor

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is
een reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende
om de voorlichtingsbrochure te ontvangen.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Postbus 2160, 3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

-ocr page 153-

^ B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
18 onderzoeksinstituten en $3 studie-
richtingen bieden studenten en medewerkers
boeiettde mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en de
nadruk op kwaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht. Wetenschap-
pelijke traditie, moderne techniekett en op
de toekomst gerichte programma\'s dragen
daaraan verder bij. Met bijna 2^.000 stu-
denten, ruim
7.000 personeelsleden en
een jaaromzet van
700 miljoen gulden
vormt de universiteit de spil van het
Kenniscentrum Utrecht, lénuit deze posi-
tie in Midden-Nederland onderhoudt zij
een gevarieerd contactenpatroon met
universiteiten en gespecialiseerde onder-
zoeksinstituten over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger1
schaps- en ouderschapsverlof; er zijn 95 plaatsen voor
kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde

De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt
in Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en
patiëntenzorg en is geaccrediteerd bij de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Gewoon hoogleraar

in het vakgebied iiygiëne van voedings-
middelen van dieriijice oorsprong

U gaat werken bij de vakgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong.

Uw taken bestaan uit het coördineren en geven van onderwijs; het initiëren,
verrichten, begeleiden van en leiding geven aan het wetenschappelijk onder-
zoek; het onderhouden van contacten met het maatschappelijke veld; het
verrichten van bestuurlijke werkzaamheden.

Wij vragen een gepromoveerde academicus, bij voorkeur een dierenarts
die: deskundig is en hiervan blijk heeft gegeven in de vorm van publikaties
van hoog gehalte; kan worden beschouwd als een generalist met een diep-
gaande kennis van de microbiologie en de epidemiologie • in het bijzonder
van de kringlopen \'dier-milieu-dierlijk produkt-mens\' - en van de risicoschat-
ting van de contaminatie van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong
(Hazard Analysis of Critical Control Points) en met een gedegen mathema-
tisch/statistisch inzicht; voldoende ervaring heeft op het gebied van de vei-
ligheid en kwaliteit van produktiesystemen, van produkten en van geïnte-
greerde kwaliteitszorgsystemen; in staat is externe fondsen voor onderzoek
te werven; didactische en bestuurlijke bekwaamheden bezit; bereid en in
staat is te functioneren in de universitaire bestuursstructuur; bereid is samen
te werken met medewerkers van andere vakgebieden; indien hij/zij de
Nederlandse taal niet beheerst, bereid is zich binnen redelijke termijn in
deze taal te leren uitdrukken.

Wij bieden een aanstelling in vaste dienst. De omvang van de functie is
100%. Uw salaris bedraagt maximaal f 11 580,- (hoogleraarschaal A van het
BBRA) bruto per maand, bij volledige aanstelling.

Heeft u belangstelling? De functie staat beschreven in een voor de kandi-
daat beschikbare profielschets. Telefonische inlichtingen kunnen worden
ingewonnen bij de heer prof. dr J.H.M. Verheijden, voorzitter van de
benoemingsadviescommissie, telefoon (030) 531088/531248. Uw schrifte-
lijke sollicitatie, vergezeld van curriculum vitae en lijst van publikaties. kunt
u binnen vier weken na verschijning van dit blad vertrouwelijk richten aan
de decaan van de faculteit Diergeneeskunde, de heer prof. dr. H.W. de Vries,
p/a Bureau Faculteit Diergeneeskunde, Postbus 80163, 3508 TD Utrecht.
Vacaturenummer 70405. Degenen die de aandacht willen _

vestigen op naar hun mening geschikte
kandidaten wordt gevraagd zich
daartoe schriftelijk tot de ^

decaan te wenden.

-ocr page 154-

STREPTOKOKKEN-INFECTIES ALS DOODSOORZAAK BIJ
TER SECTIE AANGEBODEN VARKENS

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119 123-8

J.P. W.M. Akkermans^ en U. Vecht ^

SAMENVATTING

Er werd een onderzoek verricht naar de prevalentie van
streptokokken-typen geïsoleerd uit gevallen van septica-
emieën, meningo-encefalitiden, endocarditiden, polyar-
thritiden en pneumonieën als doodsoorzaak bij alle var-
kens, die in de periode 1 januari 1988-31 december 1991
ter onderzoek werden aangeboden.
Cultures werden aangelegd uit lever, milt, nieren en her-
senen van alle dieren en uit hartkleppen, gewrichten,
bronchiën en longen bij pathologische veranderingen.
De resultaten worden toegelicht aan de hand van zes ta-
bellen.

Streptokokken als groep vormen in dit onderzoek een be-
langrijke bacteriologische infectiebron bij scpticaemieën
= 38% meningo-encefalitiden = 21% cn endocarditiden =
74%.

Streptococcus suis type 2 is de meest geïsoleerde strepto-
kok bij sepsis = 36%, meningo-encefalitis = 52% en endo-
carditis = 36% in vergelijking met andere streptokok-
ken-speciës.

Streptococcus suis type 1 komt niet uitsluitend voor bij
biggen tot de speenleeftijd maar is ook bij oudere var-
kens vooral bij endocarditiden een veel voorkomend pa-
thogeen agens.

Bij de bespreking wordt ingegaan op gegevens bekend
uit de Nederlandse en buitenlandse literatuur.
Gesteld wordt dat de betekenis van streptokokken-infec-
ties in het algemeen cn van
Streptococcus suis type I en 2
in het bijzonder is toegenomen onder invloed van milieu-
en managementfactoren zoals schaalvergroting, import
van buitenlandse varkens en uitroeiing c.q. bestrijding
van andere varkensziekten.

INLEIDING

Streptokokken-infecties van het varken staan momenteel
sterk in de belangstelling, vooral die infecties die veroor-
zaakt worden door
Streptococcus suis type 2. Deze belang-
stelling wordt nog versterkt door het feit dat dit type soms
ook aansprakelijk is voor humane infecties met onder andere
een meningo-encefalitis als mogelijk gevolg. Dc risicogroep
is beperkt tot varkenshouders, slagers en slachters (22).
De Nederlandse varkenshouderij heeft echter al jaren te
kampen met streptokokken-infecties.
In 1905 berichtte Poels al over aandoeningen veroorzaakt
door deze bacteriën. Hij bracht deze kiemen in verband met
longontstekingen, darminfecties, navelontstekingen en in-
fecties na castreren.

\' Dr. .iP.H\'.M. .Akkermans. Gezondheidsdienst voor Dieren H\'esl- en Midden-

Nederiund. PosihttsHl. 2X00 .■{B Gouda.
\' Dr V. I \'echl. Centraal Diergenee.skundig /nstitiuu (CDI-DLO). Po.sthus 65. K2()l)
.4B Lelvstad.

123

In 1926 isoleerde Ten Thije regelmatig Streptokokken uit de
hierboven genoemde processen alsmede uit gewrichtsontste-
kingen. Vaak echter kon hij geen relatie leggen tussen de uit-
slag van het bacteriologische en van het pathologische on-
derzoek, Hij schreef dit toe aan het optreden van een
toxinaemie uitgaande van een locale infectie van
Streptokok-
ken zoals een tonsillitis en een enteritis. Later (1936) ver-
meldde hij het voorkomen van meningo-encefalitiden en van
ontstekingen van het achterhoofdsgewricht veroorzaakt door
deze bacteriën.

Janssen en Van Dorssen isoleerden in 1951 Streptokokken uit
gevallen van encefalitiden bij biggen op een zestal bedrijven.
Deze stammen werden door De Moor (1963) ondergebracht in
drie nieuwe serologische groepen van het Lancefield classifi-
ceringssysteem en wel de groepen R, S en T.
In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zijn publicaties ver-
schenen over de relatie van
Streptokokken en endocarditiden
(15,3, 13), septicemieën (6) en navelinfecties (8).
De Lancefield R, S en T stammen hadden een biochemisch
profiel dat overeenkwam met dat van
Streptococcus suhaci-
dus.
Deze werden vanaf 1968 regelmatig geïsoleerd uit ge-
vallen van artritis, pneumonie, meningitis, endocarditis en
sepsis bij varkens (Jaarverslagen Centraal Diergeneeskundig
Instituut en Gezondheidsdiensten voor Dieren).
Engelse onderzoekers (5) vonden dat de serologische ver-
schillen tussen de Lancefield groepen R, S en T het gevolg
waren van een andere samenstelling van de Polysacchariden
van het kapsel. Daardoor verviel de oude Lancefield indeling
die op verschillen in de antigeenstructuur van de celwand be-
rustte. Voorgesteld werd de Lancefield groep S stammen
voortaan te benoemen als
Streptococcus suis type 1 {S. suis
type 1) en de Lancefield groep R stainmen als Streptokokken
suis type 2
{S. suis type 2). Vecht et al. (18) stelden voor op
grond van biochemisch en serologisch onderzoek van 314
stammen ter typering ontvangen van vier Gezondheidsdien-
sten voor Dieren om de naam
Streptococcus suhacidus te
vervangen door
S. suis. Het bleek dat S. suis type 2 (16,2%)
S. suis type 1 (4,4%) en S. eqidsimilis { \\l>,T/o) in de periode
juni-december 1983 de meest frequent geïsoleerde
Strepto-
kokken waren. Het percentage S. suis, onverschillig welk
serotype, besloeg 53,5% van de onderzochte stammen.
Het frequent voorkomen van
S. suis type 2 werd in verband
gebracht met de import van Engelse varkens (21). In
Engeland werden op meer dan 50% van de bedrijven dragers
gevonden van
S. suis type 2 (4).

Ook stalcnzoötieën veroorzaakt door dit serotype komen
voor (3). Recent werd een bedrijfsprobleem veroorzaakt
door
S. suis type 1 beschreven waarbij 79 biggen afkomstig
van 53 tomen aan een sepsis stierven (7).

Het doel van het hier beschreven onderzoek is de prevalentie
van Streptokokken typen geïsoleerd uit gevallen van sepsis,
meningo-encefalitis, endocarditis, polyartritis en pneumonie
als doodsoorzaak aan te geven. De waarnemingen werden
gerelateerd aan de leeftijd van de ter sectie aangeboden var-
kens.

T 1 J D S C H R I F 1 VOOR D 1 E R Ci F: N E F S K U N I) li , D E E L 119, A F L E V E R 1 N Ci 5 , 1994

-ocr page 155-

É I l\'^IH r ii lllfiTlliiiiimiiiin

MATERIAAL EN METHODE

Het onderzoek betrof varkens die voor sectie waren aange-
boden bij de Gezondheidsdienst voor Dieren West- en
Midden Nederland en waarvan de leeftijd bekend was.
Inzendingen bestaande uit meerdere dieren van dezelfde
leeftijd waarbij de anamnese en het pathologische onderzoek
één aandoening deed vermoeden, werden als één geval be-
schouwd. In totaal werden 4786 gevallen in de periode 1 ja-
nuari 1988 - 31 december 1991 onderzocht. Dit aantal omvat
meer dan 95% van de in deze periode ter sectie aangeboden
varkens.

Indeling geschiedde volgens leeftijd in zeven klassen te we-
ten: < levensweek (neonatale periode), 2-4^ levensweek
(zoogperiode), 5-8^\'^ levensweek (speenperiode), 9-12^ le-
vensweek (opfokperiode) 13-16^ levensweek (vroege mest-
periode), 17-26®\'^ levensweek (late mestperiode) en meer
dan 26 weken (de fokperiode).

Voor het pathologisch onderzoek werd de linker borst- en
buikwand verwijderd, werd een dwarsdoorsnede gemaakt
door de neus ter hoogte van de tweede premolaar en werd de
kop in de lengteas doorgezaagd. Voorts werden minstens
vier gewrichten onderzocht (elleboog-, carpaal-, knie- en tar-
saalgewricht).

De hersenen werden histologisch onderzocht na haematoxy-
line-eosine kleuringen van 5 micron coupe\'s van medulla
oblongata, cerebellum, corpus quadrigeminum en cerebrum
gefixeerd in 10% gebufferde formaline.

Uit lever, milt, nieren en hersenen werden 5% schapebloed -
2% agarplaten beënt. Bij een endocarditis geschiedde dit ook
van het ontstoken weefsel en tevens werd hiervan een Gram-
preparaat gemaakt.

Bij macroscopische longafwijkingen werd uit het aangetaste
weefsel en de bronchiën geënt op bloedagarplaten waarna in
de mediaanlijn een entstreep van een
Micrococcus n.sp.
(stam \'Old Terpstra\' CDI/DLO) cultuur werd aangebracht
om de mogelijke aanwezigheid van
Actinohacillus pleuro-
pneumoniae
en van Haemophilus parasuis te kunnen aanto-
nen. Alle platen werden tot maximaal 60 uur bebroed bij
37°C onder normale atmosferische condities.

Na isolatie werden Streptokokken rein gekweekt.
Serotypering van
S. suis geschiedde met behulp van een ag-
glutinatietest met konijnehyperimmunsera (CDI-DLO) voor
de types 1, 2 en 1/2 en met een coagglutinatietest (Streptex
®) voor Lancefield-groep C Streptokokken. Andere diagnos-
tische antisera waren niet in bezit.

Stammen die met deze sera niet getypeerd konden worden
staan vermeld als Streptokokken niet typeerbaar (Strept NT).
Hieronder bevinden zich
Enterococcaceae (anhemolytisch,
zuurvorming, stolling en reductie van lakmoesmelk, groei
bij 45°C), stammen uit de viridansgroep (alfa hemolyse,
zuurvorming uit melk en groei bij 45°C) en stammen uit de
overige Lancefield-groepen.

Bij de evaluatie werd het accent gelegd op de vermoedelijke
doodsoorzaak. Betrof dit een ander agens dan de soms toch
geïsoleerde Streptokokken, dan werden deze als van geen be-
lang beschouwd en staan dus niet in de tabellen vermeld.

RESULTATEN

De frequentie van isolatie van Streptokokken uit gevallen
van septicemieën geprojecteerd tegen de leeftijd staat in ta-
bel 1. Tevens worden hier bacteriën vermeld die bij septice-
mieën vaak werden geïsoleerd.

De meeste septicemieën van S. suis type 1 werden vastge-
steld bij biggen in de kraamstal (42 van de 66).
S. suis type 2
septicemieën werden meestal waargenomen bij gespeende
varkens (62 van de 73 gevallen).

De frequentie van voorkomen van groep C .Streptokokken in
relatie met een sepsis was bij alle leeftijdscategorieën laag.
E. coli veroorzaakt vaak een sepsis bij jonge dieren. Andere
bacteriën spelen bij dit syndroom nauwelijks een rol. Een
meningitis en/of encefalitis werd zelden waargenomen bij
gevallen van een septicemie veroorzaakt door Streptokok-
ken.

De frequentie van isolatie van Streptokokken uit de hersenen
geprojecteerd tegen de leeftijd staat in tabel 2. Alleen die iso-
laties worden hier vermeld, die
uitsluitend uit de hersenen
werden gekweekt.

S. suis type 2 kwam het meest voor (50%). Meestal bestond
er naast een meningitis ook een encefalitis met celinflltraten

Tabel 1. Relatie tussen leeftijd en het aantal positieve bacteriologische bevindingen bij varkens met een sepsis.

Leeftijd

Species

< 1 week

2-4 w

5-8 w

9-12W

I3-16W

I7-26W

>26w

totaal

S. suis 1

5

37

II

4

5

4

66

S. suis 2

1

10

18

17

15

12

73

S. suis 1/2

1

2

1

3

1

8

s.nt

3

13

17

8

-

3

1

45

S. Lancefleld C

1

4

2

2

1

1

11

E. coli

23

66

8

5

4

2

108

Actinohacillus suis

4

7

1

1

13

Overige bacter.

6

13

4

3

2

5

1

34

Totaal strept.

II

66

47

34

13

20

2

203

Totaal andere

33

86

12

9

7

7

1

155

bacteriën

Sepsisbeeld

23

38

46

25

18

14

6

170

(bact. negatief)

Totaal sepsis

69

190

105

68

39

41

9

528

% strept.sepsis

16

35

45

50

57

49

22

38

-ocr page 156-

in de grijze substantie en slechts bij uitzondering in de witte
substantie.

Het karakter van de ontsteking was meestal (circa. 80%) ex-
sudatief. In ongeveer 10% van de gevallen domineerden
mononucleaire ontstekingscellen de segmentkemigen en bij
minder dan 10% bestonden de Infiltraten uitsluitend uit
mono-nucleaire cellen. Bij infecties van andere bacteriën
dan
Streptokokken was er steeds sprake van een exsudatief
beeld. Een viertal keren werd
S. suis type 2 geïsoleerd uit de
hersenen waarbij eveneens sprake was van een infectie met
het virus van de ziekte van Aujeszky. Tweemaal werd ook
S.
suis
gekweekt bij varkens gestorven aan een pneumonie ver-
oorzaakt door /).
pleuropneunwniae.

Driemaal werden Streptokokken uit de hersenen gekweekt
zonder dat er histologisch een waarneembaar ontstekings-
proces was. Deze negen gevallen worden in tabel 2 niet ver-
meld.

Tabel 3 geeft een overzicht van dc frequentie van isolatie van
Streptokokken uit de hartkleppen van varkens in de diverse
leeftijdsklassen. Er bestond nauwelijks verschil tussen het
voorkomen van
S. suis type 1 en S. suis type 2 ten aanzien
van de diverse leeftijdsgroepen. Wel was het aantal niet ge-
typeerde
Streptokokken hoog. De betekenis van andere bac-
teriespeciës bij endocarditiden leek gering. Vlekziektebac-
teriën werden slechts driemaal aangetoond. Van de 143
gevallen was de bacteriekweek 31 maal negatief Bacterio-
scopisch werd echter bij deze groep in meer dan 50% een
streptokokken-infectie vastgesteld.

Tabel 3. Relatie tussen leeftijd en het aantal positieve bacteriologiscfie bevindingen bij varkens met een endocarditis.

Leeftijd

species

<1 week 2-4 w

5-8 w

9-l2w

13-16W

17-26W

>26 w

totaal

S. suis 1

2

3

8

10

1

24

S. suis 2

2

14

18

3

37

S. suis 1/2

3

1

4

S.NT

1

2

16

12

3

1

35

S. Lancefield C

1

1

E. rhushiop.

1

2

3

A. suis

1

1

\\ Totaal strept.

1 2

7

38

43

8

2

101

Totaal andere

bacteriën

1

1

2

1

5

Bacteriol. neg.

1 3

11

10

5

1

31

Totaal endocar.

2 4

8

50

55

15

4

138

% Strept.

50 50

88

76

80

53

50

74

125

TIJDSCHRIFT

V OOR D 1 F R 0 E N F F S K U N 1) F , D E E L

119,,

AFLEVERING 5,

1 994

Meestal was alleen de valvula tricuspidalis aangetast; soms
waren ook veranderingen waarneembaar aan de valvula bi-
cuspidalis en de semilunairkleppen van aorta en arteria pul-
monalis. Incidenteel bleken meerdere kleppen tegelijk aan-
getast te zijn. Bij de betreffende dieren waren de
parenchymateuze organen en de longen dan sterk gestuwd.
Soms bevonden er zich in het myocard en de nieren onste-
kingshaarden.

Bij histologisch onderzoek van de hersenen werden in meer
dan 50% van de onderzochte gevallen micro-abcessen waar-
genomen. Deze konden voorkomen zowel in de grijze als in

ia

Tabel 2. Relaties tussen leeftijd en het aantal positieve bacteriologische bevindingen bij varkens met een meningo-encefalitis.

leeftijd

Species

<1 week

2-4 w

5-8 w

9-12w

13-16W

17-26W

>26 w

totaal

5. suis 1

1

1

10

3

1

4

20

5. suis 2

17

8

3

7

35

S. suis 1/2

3

1

4

S.NT

1

10

3

1

15

S. Lancefield C

1

1

1

3

A. pyogenes

1

3

4

3

4

2

17

P. mullocida

4

1

2

7

Overige bact.

3

1

8

-

2

-

14

Totaal strept.

1

3

40

14

6

13

77

Totaal andere

3

2

15

5

7

4

2

38

bacteriën

Meningo-enc.

exsudatief

6

26

70

64

41

36

3

246

totaal men.ene.

10

31

125

83

54

53

5

361

% strep.

10

10

32

17

11

25

21

-ocr page 157-

de witte substantie van medulla oblongata, cerebellum, cor-
pus quadrigeminum en cerebrum.

Elfmaal werd naast een endocarditis een andere doodsoor-
zaak gevonden (ziekte van Aujeszky, fibrineuze pneumonie
e.d.). De laesies zoals hierboven beschreven ontbraken dan.
Deze gevallen staan niet in tabel 3 vermeld.

Tabel 4 geeft een overzicht van de frequentie van isolatie van
Streptokokken en andere bacteriën weer, die uitsluitend uit
gewrichten werden geïsoleerd, onderverdeeld in de diverse
leeftijdsklassen. Wanneer deze bacteriën ook uit de organen
en/of hersenen werden gekweekt staan deze vermeld in tabel
1. Het bacteriologisch onderzoek van 133 dieren uit deze
groep verliep 67 maal negatief; 27 maal werden
Streptokok-
ken gekweekt en 39 maal een andere bacterie. S. suis type 1
en
S. suis type 2 werden tesamen slechts 8 maal geïsoleerd.
De meeste gewrichtsontstekingen door
Streptokokken wor-
den gezien bij dieren van twee tot vier weken oud. Tabel 5
geeft een overzicht van de
Streptokokken die in reincultuur
of bijna in reincultuur werden
gekweekt uit pneumonisch
veranderd longweefsel. Longontsteking werd hierbij als
doodsoorzaak beschouwd.

Het totaal aantal Streptokokken geïsoleerd uit de vermelde
pathologische processen bij dieren van de diverse leeftijds-
klassen staat in tabel 6. Hier staat ook vermeld het aantal var-
kens ontvangen in de betreffende leeftijdscategorie alsmede
het percentage streptokokkeninfecties.
Samen vormen
S. suis type 1 en S. suis type 2 ongeveer twee-
derde van het aantal geïsoleerde
Streptokokken uit pathologi-
sche processen.

• ft ■iprif^i.i,« m.

Tabel 4. Relatie tussen leeftijd en het aantal positieve bacteriologische bevindingen bij varkens met een artritis.

leeftijd

species

< 1 week

2-4 w

5-8 w

9-12w

13-16W 17-26W >26w

totaal

S. suis 1

3

1

4

S. suis 2

1

2

1

4

S.suis\\/2

S.NT

8

3

4

2

17

S. Lancefield C

1

1

2

E. coli

6

4

1

11

A. pyogenes

6

3

2

1 1 1

14

Overig bacter.

4

4

4

1

1

14

Totaal strept.

13

6

6

2

27

Totaal andere

bacteriën

10

14

8

3

1 1 2

39

Bacteriol.neg.

1

19

15

14

11 6 1

67

Totaal artritis

11

46

29

23

14 7 3

133

% strept.

28

21

26

14

20

Tabel 5. Relatie tussen leefti|d en het aantal positieve streptokokken-isolaties in reincultuur bij varkens met een pneumonie.

leeftijd

species

< 1 week

2-4 w

5-8 w

9-12w

I3-16W 17-26W >26w

totaal

5. suis 1

1

1

3 2

7

5. suis 2

2

2

4

10 6 2

26

S. suis 1/2

1

1 1

3

S.NT

3

5

7 5

20

S. Lancefield C

1

1 1

3

Totaal strept.

2

7

11

22 15 2

59

126

TIJDSCHRIFT

VOOR D 1 E R Ci f; N E F S K U N D E , D E E L 1 19, AFLEVERING 5 ,

1 994

S. suis type 1 infecties komen meer voor op jeugdige leeftijd
in vergelijking met 5.
suis type 2.

S. suis type 2 werd het meest frequent geïsoleerd uit ziekte-
processen van het varken.

DISCUSSIE

Op grond van de huidige resultaten kan men zich afvragen;
komen streptokokken-infecties meer voor dan voorheen?
Poels (14) beschouwde in 1905 streptokokken-infecties als
zeer belangrijk. Hij noemde echter geen percentages. Ten
Thije deelde in 1936 mede dat in de voorafgaande zes jaar hij
deze infectie had waargenomen bij 13-23% van de ingezon-
den varkens van het Veterinair Pathologisch Instituut te
Utrecht. Akkermans( 1) vond over een periode van 9 jaar blij-
kens een rapportage in 1968 een totaal van 121 streptokok-
ken-infecties waaraan hij pathogene betekenis toekende. Het
onderzochte materiaal was echter niet representatief voor de
dagelijkse praktijk. Vooral het aantal dieren lijdende aan
varkenspest, de ziekte van Aujeszky, enzoötische pneumo-
nie en dysenterie (Doyle) lag hoger dan het landelijke ge-
middelde.

-ocr page 158-

De Bruin icweekte op een abattoir uit 100 gevallen van endo-
carditis 23 maal
Streptokokken en 52 maal vlekziekte-bacte-
riën (2). Vlekziekte komt thans nauwelijks meer voor. Engel
et ai (6) publiceerden in 1974 dat op een totaal van 9219
slachtvarkens, waarbij bacteriologisch onderzoek noodzake-
lijk werd geacht, 245 maal
Streptokokken werden geïsoleerd.
Het merendeel van de stammen werd getypeerd als
S. siiba-
cidus,
hetgeen nu als 5. suis benoemd zou worden.
Medegedeeld werd voorts dat 71 stammen behoorden tot
Lanccfield C, 40 tot Lancefield L, 26 tot Lancefield
R = S.
suis
type 2 en 7 tot Lancefield S = suis type 1.

Het hoge aantal niet typeerbare stammen duidt er op dat an-
dere
S. .v»K-typen een belangrijke rol spelen.
In totaal werden deze typen bij dit onderzoek 132 maal uit
varkens gekweekt die lijdende waren aan een endocarditis.
Hiervan waren er 72 positief op
S. suis.
Van der Velde etal.(2\\) deden in 1987 onderzoek in de pro-
vincie Gelderland naar het voorkomen van dragers van
suis type 2 op 18 bedrijven met en zonder klinische proble-
men.

Er werden tonsilbiopten genomen. Op bedrijven met proble-
men bedroeg het aantal dragers 14% cn op bedrijven zonder
2%.

Van Leengoed et al. (11) bestudeerden in 1987 het voorko-
men van
Streptokokken en meer speciaal van S. suis type 2 in
161 tonsillen van varkens afkomstig van 10 bedrijven waar
zeer veel meningitiden voorkwamen. Ongeveer 40% van de
biggen van 7 - 9 weken oud was positief
Ditzelfde percentage werd ook gevonden op een bedrijf waar
hersenvliesontstekingen niet werden waargenomen.
Op al deze boerderijen bestond een duidelijke relatie met
Engelse importen.

In Engeland heeft Jones (10) in 1976 eenzelfde onderzoek
gedaan. Hij vond in tonsilbiopten van slachtvarkens slechts
1,1% S. suhacidus.

Vecht (19) slaagde erin binnen de groep S. suis type 2 viru-
lentie kenmerken te detecteren. In verdere experimenten
(20) werd in kiemvrije biggen aangetoond dat stammen met
deze kenmerken meer pathogeen waren dan stammen zonder
deze \'markers\'.

Mogelijk dat in de praktijk infecties aanslaan onder invloed
van predisponerende factoren zoals besmettingen met virus-
sen (Aujeszky, PPRS) of bacteriën
(Bordetella bronchisep-
tica, A. pleuropneumoniae).
Waarschijnlijk veroorzaken
streptokokken-infecties al jaren problemen in Nederland
(14, 16). Het lijkt aannemelijk dat door importen vanuit
Engeland er meer virulente stammen vooral van S.
suis type
2 zijn binnengekomen (21).

Onder invloed van milieu- en managementfactoren zoals
schaalvergroting komen bepaalde ziektebeelden thans meer
voor dan voorheen. Dit wordt nog geaccentueerd nu men er
in geslaagd is door stamping out (varkenspest, mond- en
klauwzeer) en vaccinaties (vlekziekte) bepaalde infecties te
elimineren.

Ten aanzien van de pathogenese nog het volgende.
Het is bewezen dat varkens dragers kunnen zijn van patho-
gene streptokokken in de tonsillen en in de bovenste lucht-
wegen (4).

Mede onder invloed van predisponerende factoren kan een
infectie aanslaan. De streptokokken dringen via epithcellae-
sies in het lichaam, veroorzaken sepsis en kunnen op be-
paalde predilectieplaatsen zoals hartkleppen, pleura, ge-
wrichten en hersenen ontstekingsprocessen veroorzaken.
Een aantal dieren sterft; andere overwinnen aanvankelijk de
infectie. Deze varkens kunnen dan alsnog later overlijden.
Bij een sepsis van
S. suis type 1 of S. suis type 2 was de ge-
middelde leeftijd ± 6 weken, bij een meningitis veroorzaakt
door deze species ongeveer 8 weken en bij een endocarditis
12 weken. Enkele malen werden op verschillende tijdstippen
biggen uit dezelfde toom ontvangen, waarvan de eerste ge-
storven waren aan een sepsis van genoemde streptokokken;
de volgende aan een meningitis cn de laatste aan een endo-
carditis.

SUMMARY

Death of swines caused by streptococcen

Research was carried out into the prevalence oj streptococcal ty pes isolated
from pigs that died of septicaemia, meningo-encefalitis, endocarditis, and
pneumonia and which were brought in for investigation from I January
19/iS to 31 December 1991. Cultures were prepared from the liver, .spleen,
kidneys, and brains of all animals and from the heart valves. Joints, bronchi,
and lungs of animals with pathological changes.

The results are presented in si.x tables. As a group, streptococci were a ma-
jor source of bacterial infection in septicaemia I3H%), meningo-encefalitis
(21%). and endocarditis (74%). Of the streptococcus types.
Streptococcus
suis
type 2 h ö.v isolated the most often in .sepsis (36%), meningo-encefalitis
(52%). and endocarditis (36%).
Streptococcus suis type I was found not
only in piglets up to the age of weaning but also in older pigs and was a com-
mon pathogen in pigs with endocarditis. The discussion takes into conside-
ration data from the literature. It is concluded that the significance ofstrep-
tococcus infections, and those involving
Streptococcus suis types I and 2 in
particular, has increa.sed under the influence of environmental and ma-
nagement factors (scaling-up of production, import of pigs from abroad, e.x-
termination and control of other pig diseases).

LITERATUURLIJST

1. Akkermans JPWM. Jaarverslag Stichting voor Diergeneeskundig
Onderzoek 1968:43-4.

2. Bruin JJM de. Onderzoekingen omtrent de relatie tussen de localisatie

1 • f V-ü I f-ft^l « Ji

n i I rtili t l ii n

Tabel B. Relatie tussen leeftijd en het aantal positieve isolaties van de diverse streptokokken-specles uit pathologische processen.

Species

< 1 week

2-4 w

5-8 w

leeftijd
9-12 w

I3-I6W

I7-26W

>26w

totaal

S. suis 1

6

43

26

16

19

11

121

S. suis 2

1

13

41

40

46

28

2

181

S. .suis 1/2

1

2

5

10

3

23

S. Lancefield C

1

6

4

4

3

2

20

S.NT

4

22

35

31

21

12

1

126

Aantal varkens

onderzocht

490

831

1063

944

822

549

87

4786

aantal strept

14

86

107

103

96

50

5

461

% .strept t.o.v.

secties

3

10

10

II

12

9

6

9,6

-ocr page 159-

• t 1

üÉiia

1 • tl

\'Mli

van endocarditis bij het varlcen en de aard van de geicweclcte Itiemen.
Tijdschr Diergeneesl^d 1964; 89: 605-8.

3. Clifton-Hadley FA. Streptococcus suis 2 infection. Brit Vet J 1983; 139:
1-5.

4. Clifton-Hadley FA, Alexander TJL, Upton 1 and Duffus WPH. Further
studies on the subclinical carrier state of
Streptococcus suis type 2 in
pigs. Vet Ree 1984; 114: 513-18.

5. Elliot SD. Streptococcal infections in young pigs 1. An immunochemical
study of the causative agent (PM Streptococcus). J Hyg Camb 1966; 64:
205-12.

6. Engel HWB. Narucka. U. en Westendorp, JF. Streptokokken bij slacht-
varkens. Tijdschr Diergeneeskd 1974; 99: 1162-70.

7. Glessen J van der, Nes A van en Ingh T van de. Acute sterfte bij biggen
door Streptococcus suis type 1. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:691-
93.

8. Gunnik JW. Biggensterfte veroorzaakt door Streptococcus zoöepidemi-
cus. Tijdschr Diergeneeskd 1970; 95: 299-01.

9. Janssen J. en Dorssen CA van. Meningo-encefalitis bij varkens door
Streptokokken. Tijdschr Diergeneeskd 1951; 76: 815-32.

10. Jones JET. The carriage of beta haemolytic streptococci by healthy pigs.
Br Bet J 1976; 132:276-80.

11. Leengoed LAMG van. Vecht U and Verheyen ERM. Strptococcus suis
type 2 infections in pigs in the Netherlands (part two). The Vet Quart
1987; 9: 111-7.

12. Moor CE de. Septicaemic infections in pigs caused by haemolytic strep-
tococci of new Lancefield groups designated R. S and T. Anthonie van

Leeuwenhoek 1963; 29: 272-80.

13. Narucka U and Westendorp JF. Endocarditis in slaughter pigs. Neth Jof
Vet Sei 1973;98:655-60.

14. PoelsJ. De varkensziekten in Nederland 1905. Bibliotheek CDl Postbus
65 Lelystad.

l5.Schomagel H. Endocarditis. Tijdschr Diergeneeskd 1936; 63: 57-71
idem 1936:63: 143-52.

16.Thije JH ten. Streptokokken-infecties en biggensterfte. Tijdschr
Diergeneeskd 1926;53:385-94.

n.Thije JH ten. Ziekten bij varkens. Tijdschr Diergeneeskd 1936; 63:
1313-24.

18. Vecht U, Leengoed LAMG van en Verheijen ERM. Streptococcus suis
infection in pigs in the Netherlands (part one). Vet Quart 1985; 7: 315-
21.

19. Vecht U. Wisselink HJ, Jellema ML, and Smith HE. Identification of
two proteins associated with virulence of
streptococcus suis type 2.
Infection and Immunity 1991; 59: 3156-62.

20. Vecht U, Wisselink Dijk van JE, and Smith HE. Virulence of
Streptococcus suis type 2 strains in Newborn Germfree Pigs Depends on
Phenotype. Infection and Immunity 1992; 60: 550-6.

21. Velden EWHM, Raemakers SJ, Vecht U en Cromwij WAJ.
Streptococcus suis type 2 bij varkens. Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112:
66Ö-4.

22.Zanen HC, and Engel HWB. Porcine streptocci causing meningitis and
septicaemia in man. The Lancet 1975; 7: 1286-8.

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ont-
vangen vraagstelling vond de redactie de heer dr. G.
Benedictus (Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-
Nederland) bereid om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

VRAAG

Wij hebben een bedrijf met paratuberculose bij rundvee in
onze praktijk. Op dit bedrijf worden sinds twee jaar de kalve-
ren gevaccineerd. De veehouder wil liever vandaag dan mor-
gen van het vaccineren af, omdat hij nu niet meer kan hande-
len. Hij kan namelijk geen vee meer voor het leven
verkopen. Hoe zijn de resultaten van het vaccineren op de
langere termijn? Wanneer kan een veehouder stoppen met
vaccineren?

ANTWOORD

Op een bedrijf waar paratuberculose heerst, kunnen een aan-
zienlijk deel van de populatie (tot 50%) èn de omgeving be-
smet zijn met
Mycobacterium paratuberculosis. Dit is af-
hankelijk van de infectiedruk en de bedrijfsomstandigheden.
Dat gegeven, samen met de lange incubatietijd en het voor-
komen van dragers c.q. uitscheiders, is de reden dat derge-
lijke bedrijven geen vee voor het leven mogen verkopen.

Door de lege artis uitgevoerde vaccinatie wordt de klinische
paratuberculose op een bedrijf bedwongen. Uit de landelijke
vaccinatieproef van de Gezondheidsdiensten bleek het per-
centage klinische gevallen op besmette bedrijven door de
vaccinatie te dalen van elf naar minder dan één. De dieren die
ondanks de vaccinatie toch nog klinische paratuberculose
kregen, haden vaak een bijzondere achtergrond: te laat ge-
vaccineerd, de moeder was ook klinisch aangetast, als kalf in
de gierput gevallen of bij vergissing toch niet gevaccineerd.
Vaccinatie kan niet verhinderen dat dieren nog uitscheider
van de sinetstof via de mest (en melk?) zijn. Het niveau van
de uitscheiding (aantal micro-organismen per gram mest)
daalt waarschijnlijk wel. Daardoor neemt de infectiedruk op
een bedrijf af, maar wordt
M. paratuberculosis niet geëlimi-
neerd.

BEDRIJF MET
PARATUBERCULOSE

In regio\'s waar paratuberculose als vanouds voorkomt, is
eradicatie met de huidige kennis en diagnostische methoden
niet mogelijk. Bij stoppen met vaccineren zal de besmetting
afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden in dergelijke ge-
vallen na verloop van tijd weer de kop opsteken. Afliankelijk
van de omstandigheden kunnen in andere gevallen alle die-
ren op een bedrijf éénmalig voor dc voet weg worden gevac-
cineerd of als de omstandigheden ongunstiger zijn, dienen
geleidelijk alle jonge dieren tc worden gevaccineerd gedu-
rende minimaal zes jaar.

De verkoop voor het leven voor de binnenlandse handel van
gevaccineerde dieren is toegestaan, mits de verkoper (en de
(tussen-)handelaar) dit erbij venneld. De export is in het al-
gemeen niet meer mogelijk vanwege interferentie met de
geëiste tuberculinatie.

Vaccinatie is overigens al snel lonend. De economische
schade ten gevolge van paratuberculose is op gevaccineerde
bedrijven gemiddeld ƒ 250,- per afgevoerde koe lager dan
op niet-gevaccineerde bedrijven. De export moet dus wel
wat extra opleveren om dit verschil goed te maken.

LITERATUUR

1. Van Schaik G. Het economisch rendement van vaccineren tegen paratu-
berculose bij het rund. Landbouwuniversiteit Wagcningen 1993, Vak-
groep Agrarische Bedrijfsecono-mie.

2. Whitlock RM. An overview of Johnc\'s disease. Proc Ints Coll
Paratuberculosis Orlando 1991: 514-22.

3. Kalis CHJ. Benedictus G, 1992. Experiences w ith the use of an experi-
mental vaccine in the control of paratuberculosis in the Netherlands. In:
Chiodine RJ. Kreeger JM (eds) 1992.

Proceedings of the Third International ColUxjuium on Paratuberculosis.
Providence: International Assiciation for Paratuberculosis. Inc; pp 484-94.

-ocr page 160-

Products wil

graag praten met

een dierenarts die

een functie als

business unit

manager ambieert.

Leo Pharmaceutical Products in
Weesp is de autonome Nederlandse vesti-
ging van het Deense moederbedrijf. Vanuit
drie divisies zijn wij verantwoordelijk voor
de marketing en distributie van humane en
veterinaire geneesmiddelen en diervoeding.
De veterinaire divisie bestaat uit de Business
Unit voeding en verzorging en de Business
Unit geneesmiddelen, en behoort tot de top
10 van de Nederlandse markt. Leo Pharma-
ceutical Products kenmerkt zich door de
kwaliteit van haar produkten, de betrouw-
baarheid van de informatie en de klantvrien-
delijkheid. Hierdoor is bij de dierenarts een
uitstekende naam opgebouwd.

Vanuit uw achtergrond bent u in staat
de mogelijkheden van het Leo-veterinaire ge-
neesmiddelenpakket in kaart te brengen. U
maakt sterkte- en zwakte-analyses, bepaalt de

Leo Pharmaceutical

marktmogelijkheden en maakt vervolgens
produkt- en promotieplannen. Een andere
belangrijke taak is het onderhouden van con-
tacten met opinion leaders binnen de Veteri-
naire Faculteit en toonaangevende dieren-
artsenpraktijken. Daarnaast traint en bege-
leidt u de twee produktspecialisten in de
buitendienst en bent u nauw betrokken bij
de registratie van diergeneesmiddelen .

Kortom: een all-round functie waar-
in u zowel sales manager, product manager
als account manager bent.

Voor deze functie denken wij aan een
afgestudeerd dierenarts die beschikt over eni-
ge jaren werkervaring in een dierenartsen-
praktijk en/of binnen de voedings- of far-
maceutische industrie. U bent een open,
enthousiaste persoonlijkheid en beschikt
over analytisch en strategisch inzicht. Daar-
naast bent u contactueel sterk waardoor u
zich thuis voelt tussen zowel dierenartsen als
hoogleraren. Van belatig is dat u een genera-
list bent, die zowel de praktische vertaalslag
naar de dierenarts weet te maken maar ook
in staat is om met visie strategische keuzes
te maken. Uw leeftijd is 28-40 jaar en u
woont binnen een straal van 35 kilometer
van Weesp of bent bereid daarheen te ver-
huizen.

Leo Pharmarceutical Products biedt
u een uiterst boeiende functie met veel vrij-
heid en verantwoordelijkheden. Ook kunt u
rekenen op een positieve werksfeer en een
uitstekend pakket arbeidsvoorwaarden.

Bent u die all-round dierenarts en
wilt u bouwen aan uw toekomst en die van
Leo Pharmaceutical Products? Schrijf dan
binnen 10 dagen een brief, onder vermel-
dingvan 8026, naar de heer J.C. van Milten-
burg van Interselect-Farma, Hamseweg 22a,
3828 AD Hoogland. Vermeld hierin uw
motivatie en sluit een beknopt curriculum
vitae bij. Voor meer infor-
matie kunt u bellen naar
033 805901.

De kwaliteit van het leven is het doel van onze middelen

-ocr page 161-

^ I «1

V iE J —

Een dergelijk geval doet zich voor in
de republiek The Gambia (West-
Afrika) waar de dierenarts Sir Dawda
Kairaba Jawara al gedurende meer dan
vijfentwintig jaar het ambt van presi-
dent bekleedt.

Sir Jawara heeft zijn opleiding ge-
volgd aan dc Veterinaire Faculteit te
Edinburgh (Schotland) en heeft na zijn
afstuderen een aantal jaren als dieren-
arts gewerkt bij het ministerie van
Landbouw in zijn geboorteland. In die
periode heeft hij zich ook al intensief
op het politieke vlak bewogen en bij
het onafhankelijk worden van het land
in 1965 is hij tot minister-president en
later in 1970 tot president van dc
Republiek verkozen.
Dat hij zijn belangstelling voor de
diergeneeskunde bleef behouden,
bleek overduidelijk bij zijn bezoek aan
Nederland in 1978 toen hij deelnam
aan een conferentie over de Sahel-lan-
den in Amsterdam. Tijdens dit bezoek
heeft hij de mogelijkheid aangegrepen
om een bezoek te brengen aan de
Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht.

OUD-ALGEMEEN SECRETARIS BEZOEKT
PRESIDENT THE GAMBIA

In de discussie over de toekomstmogelijkheden voor dierenartsen wordt vaak
niet alleen aan de primaire, maar ook aan de secundaire en tertiaire markt
aandacht besteed. Vooral wanneer een collega een functie weet te verwerven
in de tertiaire markt wordt daarvan over het algemeen met de nodige trots
melding gemaakt. Een extreem geval van verovering van de tertiaire markt
doet zich voor als een collega tot het hoogste ambt van een land wordt verko-
zen.

Bij het treffen van
de voorbereidin-
gen voor een be-
zoek aan zijn
dochter, schoon-
zoon en klein-
dochter in The
Gambia heeft col-
lega Wijgergangs,
oud-algemeen se-
cretaris van de
KNMvD, thans
conservator van
het Museum Dier-
geneeskunde, po-
gingen in het werk
gesteld om na-
mens veterinair
Nederland een \'te-
genbezoek\' aan
Sir Jawara te brengen. Alhoewel het
lang onduidelijk bleef of een dergelijk
bezoek wel mogelijk was, is het uitein-
delijk toch gelukt. Collega Wijger-
gangs en echtgenote werden door de
president ontvangen.
Na het uitwisselen van de formalitei-
ten en het aanbieden van enkele ca-
deaus bleek de president erg geïnteres-
seerd in dc structuur van de gezond-
heidszorg voor dieren in Nederland.
Aan de hand van enkele organisatie-
schema\'s ver-
schafte de oud-al-
gemeen secretaris
de nodige infor-
matie.

Collega Wijger-
gangs heeft bij het
bezoek aan zijn
dochter in The
Gambia tevens de
mogelijkheid te
baat genomen om
in Bansang, waar
zijn dochter

woont, een bezoek
te brengen aan het
iield-station van
het International
Trypanotoleance
Centre, waar on-
der meer twee Zwitserse dierenartsen
werkzaam zijn. Naast het onderzoek op
het gebied van trypanosoiTiiasis werd
op het field-station ook veel aandacht
besteed aan het vóórkomen en het be-
strijden van parasitaire infecties.
\'Opvallend daarbij is, dat de
Gambiaanse veehouder kennelijk wei-
nig oog heeft voor de economische be-
tekenis van het rund, maar wel van het
paard, het schaap en de geit\', aldus
Wijgergangs en vervolgt: \'Frusterend
was echter, dat er op het field-station
nog ruimschoots mogelijkheden aan-
wezig waren voor verder onderzoek,
maar dat daar vanwege gebrek aan
fondsen geen gebruik van werd ge-
maakt. Mogelijk ligt hier nog een taak
voor Nederland om daar invulling aan
te geven\'.

THE GAMBIA
De Republiek The Gambia ligt
in West-Afrika aan de
Atlantisch Oceaan. Op 18 fe-
bruari 1965 werd deze oudste
en laatste Britse bezitting in
West-Afrika onafhankelijk lid
van het Britse Gemenebest. In
1970 werd de republiek uitge-
roepen. Door zijn ligging als en-
clave in Sénégal is The Gambia
op nauwe samenwerking met
dit land aangewezen. De hoofd-
stad Banjul, voorheen Bathurst
geheten, ligt aan de kust. De
grootte is 9926 vierkante kilo-
meter en telt volgens de meest
recente cijfers rond de één mil-
joen inwoners.

Bansang ligt ruim driehonderd
kilometer landinwaarts.

-ocr page 162-

De rapportage is tevens bedoeld als
een stimulans voor discussie over de
rol en verantwoordelijkheid van poli-
tiek en overheid betreffende andere
ethische kwesties van wetenschap en
technologie.

Het eerste hoofdstuk behelst een over-
zicht van de politieke discussie over
genetische modificatie in Nederland.
In hoofdstuk twee wordt aandacht be-
steed aan de verantwoordelijkheid van
politiek en overheid met betrekking tot
controversiële ethische vraagstukken.

HET MAAKBARE DIER GEREGELD

Op 21 oktober is aan de heer P.M. Blauw, voorzitter van de Vaste
Kamercommissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het rapport
\'Het maakbare dier geregeld\' aangeboden. Deze rapportage, die over poli-
tieke besluitvorming en genetische modiricatie van dieren gaat, levert een bij-
drage aan de verdere besluitvorming over genetische modificatie van dieren.

- »T

die samenhangen met wetenschappe-
lijke en technologische ontwikkelin-
gen. Gepleit wordt voor een koers tus-
sen ideologische inmenging en
laissez-faire-beleid in, met veel nadruk
op flexibiliteit en corrigeerbaarheid
van beslissingen. In het derde hoofd-
stuk wordt de voorgestelde handel-
wijze afgezet tegen de praktijk.
De volgende vier hoofdaanbevelingen
vloeien hieruit voort:
- De voorlopige status van de \'Nee,
tenzij\'-stellingname dient expliciet

gemaakt te worden.

- Er dient een formeel politiek evalu-
atie-moment te worden afgesproken,
waarop zo nodig op eerdere keuzen
kan worden teruggekomen.

- Er dient meer infonnatie te komen
over de verschillende opties die mo-
gelijk zijn (\'Ja\', \'Ja,mits\', \'Nee,tenzij\'
en \'Nee\').

- De maatschappelijke discussie dient
te worden voortgezet en verder ge-
stimuleerd.

De publikatie is te bestellen via DOP
(Distributiecentrum Overheidspubli-
katies. Postbus 1366, 2302 BJ Leiden,
tel. 071-352500. Politieke besluitvor-
ming en genetische modificatie van
dieren, NOTA-rapportage 1993, sa-
menstelling L.C. Fretz en L.
Sterrcnbcrg, ISBN 90 346 2876 O,
ƒ20,-.

J.M. Wijsmuller

Op initiatief van het Informatie en
Kennis Centrum (IKC) Veehouderij is
door het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV) een
voorlichtingsproject gestart. Dit pro-
ject heeft tot doel voorlichtingsmateri-
aal te ontwikkelen voor veehouders,
dierenartsen en voorlichters over het
gebruik van diergeneesmiddelen.

A. Pijpers, hoogleraar Veterinaire
Farmacie, mevrouw C.E. Bos, apothe-
ker bij AUV, J.Frens, dierenarts bij
Intervet Intemational, H.C.A.
Leemans, dierenarts bij de Veterinaire
Dienst en C.H.P. Pellicaan, apotheker
bij de Faculteit Diergeneeskunde heb-
ben daartoe een rapport uitgebracht
over het omgaan met diergeneesmid-
delen.

Op verzoek van dierenartsen en voor-
uitlopend op het gereedkomen van
voorlichtingsmateriaal, heeft AUV
een serie tekstdia\'s ontwikkeld, aange-
vuld met enkele kleurendia\'s van situ-
aties in de dierenartsenpraktijk, de
auto van de dierenarts en de situatie bij
de veehouder. De serie is heel goed te
gebruiken voor voorlichting aan vee-
houders en tijdens studie-avonden en
dergelijke.

ONDERWERPEN
Aan de orde komen onder meer de on-
derwerpen \'Wat zijn diergeneesmid-
delen?\', \'Wat zijn de risico\'s?\',
\'Selectief en restrictief gebruik\',
\'Bewaren van diergeneesmiddelen\' en
\'Wettelijke aspecten\'.

Bij de serie wordt een beschrijving van
de dia\'s geleverd en het rapport van de
projectgroep. In de herfst komen drie
videobanden beschikbaar over dierge-
neesmiddelen gebruik bij respectieve-
lijk rundvee, varkens en pluimvee.
Toegezegd is ook dat deze in de collec-
tie van de WFSS kunnen worden opge-
nomen.

De diaserie B43 Verantwoord Dierge-
neesmiddelengebruik is omstreeks 1
maart gereed. Voor meer informatie:
Cobi Nieuwpoort, 08850-94321. De
serie is zowel te koop als te huur.

DIASERIE VERANTWOORD
DIERGENEESMIDDELENGEBRUIK

Er is een nieuwe set (tekst-)dia\'s beschikbaar bij de W.F. Speckmann
Stichting beschikbaar, met als onderwerp \'verantwoord gebruik van dierge-
neesmiddelen\'.

Op allerlei fronten begint men zich bewust te worden dat er verandering moet
komen in de wijze waarop men niet diergeneesmiddelen omgaat. Hierbij zijn
\'selectier cn restrictier sleutelwoorden.

MARIAN
OENEMA
VOORLICHTER
RW

Marian Oenenia (26) is onlangs
als medewerker voorlichting en
PR in dienst getreden van de
Rijksdienst voor de Keuring van
Vee en Vlees (RVV) van het mi-
nisterie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij.
Oenenia was voorheen persvoor-
lichter bij de directie Voorlich-
ting en Externe Betrekkingen
van hetzelfde ministerie.
Zij heeft geschiedenis gestudeerd
in Leiden.

De nieuwe PR-functionaris volgt
bij de RVV Carmen Sweerts op,
die een functie heeft aanvaard bij
het bureau voorlichting en PR
van de Vrije Universiteit in
Amsterdam.

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. V erkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 en 1991 t/m
1993. De prijs van
de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 incl. 17,5%
BTW en
de banden van 1992 en 1993
/30,-incL17,5%BTW.

-ocr page 163-

: m m^M jji
fi\\ il fil

m

SERPO-EXPOSITIE HEEFT
NU OOK PERMANENTE STEK

onwetendheid, door toeristen, produk-
ten van bcschennde dieren het land
mee ingenomen. Bij de grenscontrole
geeft dat ecn hoop ellende die voorko-
men had kunnen worden.
Elders in het monumentale pand wordt
met behulp van een videopresentatie
een blik achter de schennen van
SERPO geworpen. Met computers kan

Meer dan elf jaar lang heeft de rei/ende slangenexpositie SERPO tientallen
steden, van Groningen tot aan Maastricht, aangedaan. Honderdduizenden
mensen bezochten deze exposities.

Een veel gestelde vraag was waar de
dieren vandaan kwamen en waar de
rest van de collectie dieren van
SERPO te bezichtigen was. Tot voor
kort was dit niet mogelijk. Onlangs
echter opende SERPO haar, groots op-
gezette, pennanente reptielenhuis in
Delft. In natuurgetrouw ingerichte ter-
raria leven vele soorten slangen, hage-
dissen, schildpadden cn krokodillen.
In een onderwater-panorama kunnen
krokodillen en al ligatoren, door centi-
meters dik veiligheidsglas, bekeken
worden in een visrijk en natuurlijk
leefmilieu. Behalve de honderden le-
vende dieren kan de bezoeker in het
natuur-historisch museum, op de eer-
ste etage in het reptielenhuis, veel te
weten komen over het leven van rep-
tielen en amfibieën. Over haar ge-
schiedenis, hier zijn onder meer enkele
fossiele delen van oerreptielen en di-
nosaurussen te bezichtigen. De rol van
reptielen in leder, voedsel en far-
maceutische industrie komen ruim-
schoots aan de orde. Met door de
Algemene Inspectie Dienst in beslag
genomen goederen, produkten van be-
schermde diersoorten, wordt de bezoe-
ker duidelijk gemaakt wat nu wel of
niet geoorloofd is mee te nemen van
vakantie. Veelal wordt uit een soort
de bezoeker tot slot, zelf de opgedane
kennis over reptielen testen.

Behalve de vaste expositie in het rep-
tielenhuis zullen er regelmatig wissel-
exposities of thema-dagen georgani-
seerd worden. Zaterdag 26 februari
staat in het teken van de groene legu-
aan. De groene leguaan is een forse, in
de bomen levende, hagedis, die in
Nederland door velen als huisdier ge-
houden wordt. Met voordrachten en
dialezingen wordt ingegaan op de rela-
tie vitamine D3 en de kalkhuishouding
van de groene leguaan.
Een bezoek aan het nieuwe SERPO-
reptielenhuis te Delft is, voor zowel de
leek als de liefhebber op reptielenge-
bied, zeker de moeite waard, men moet
er zo\'n anderhalf a twee uur voor uit-
trekken.

SERPO-reptielenhuis ligt aan het sta-
tionsplein 8 in het Centrum van Delft.
Door haar centrale ligging aan het sta-
tionsplein is uitstekend te bereiken met
het openbaar vervoer, trein, bus en
tram stoppen min of meer voor de deur
van het reptielenhuis.
Het reptielenhuis is het gehele jaar da-
gelijks geopend van 10.00 tot 18.00
uur, met uitzondering van 25 decem-
ber en 1 januari.

Entree 4-11 jaarƒ4,50, 12-64 jaar/8,-
en C.IP-ers en Pas 65 -houders / 6,—
per persoon. Inlichtingen: 015-
122184, fax: 015-616928.
Dc slangcnexpo SERPO blijft, overi-
gens in wat uitgebreidere vorm dan
voorheen, rondreizen door het gehele
land.

-ocr page 164-

k-ff-i I m

De leerstoel is op voorstel van ge-
noemde Stichting door het College van
Bestuur van de Universiteit Utrecht in-
gesteld aan de Faculteit Diergenees-
kunde en ondergebracht bij de Vak-
groep Proefdierkunde.

De Stichting Proefdier en Maatschap-
pij stelt zich ten doel een bijdrage te le-
veren aan een zo verantwoord moge-
lijk gebruik van proefdieren door het
bevorderen van onderwijs en onder-
zoek op het gebied van de proefdier-
kunde, met inbegrip van het welzijn
van proefdieren en alternatieven.

De ontwikkeling van de biomedische
wetenschap is voor een belangrijk deel
gebaseerd op dierexperimenteel on-
derzoek. Bij een deel van dit dierexpe-
rimenteel onderzoek worden zeer ver-
schillende vornien van anesthesie en
pijnbestrijding toegepast. De keuze
van middelen en methoden bij de klei-
nere proefdiersoorten stoelt deels nog
op traditie en overlevering. Met het in-
stellen van de leerstoel beoogt de
Stichting Proefdier en Maatschappij
om het welzijn te bevorderen van de
proefdieren die aan experimenten
waarbij anesthesie en pijnbestrijding
te pas komt worden blootgesteld. Dit
kan voor een belangrijk deel worden
gerealiseerd door de deskundigheid
van degenen, die verantwoordelijk zijn
voor de opzet en uitvoering van derge-
lijke proeven te verhogen.

Tevens is vermeerdering en versprei-
ding van kennis over interacties van
anesthesie en van pijnbestrijding met
voorgenomen onderzoek noodzake-
lijk.

De Stichting Proefdier en Maatschap-
pij meent dat bestudering van de anes-
thesiologie van proefdieren het beste
plaats kan vinden aan de Faculteit
Diergeneeskunde.

Dr. Hellebrekers is reeds geruime tijd

HELLEBREKERS BENOEMD TOT
BIJZONDER HOOGLERAAR

Per 1 januari 1994 is dr. L.J. Hellebrekers door de Stichting Proefdier en
Maatschappij benoemd tot bijzonder hoogleraar in de \'Anesthesiologie van
Proefdieren\'.

als veterinair anesthesioloog verbon-
den aan de Vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren van deze facul-
teit. Hij heeft een grote kennis opge-
bouwd op het gebied van de anesthesie
van kleinere diersoorten en daarover
veel publikaties geschreven en voor-
drachten gehouden.

De Vereniging Kalfsvlees Houderij
Kern is opgericht in 1990 door zelf-
standige roze-kalfsvlees-producenten.
De VKHK streeft naar een continuïteit
van de kwaliteit van roze kalfsvlees.
Tevens wil de vereniging de belangen
behartigen van de aangesloten leden.
De beweegredenen om tot een garan-
tieverklaring te komen zijn de behoef-
ten uit allerlei maatschappelijke gele-
deren om te komen tot hormonenvrij
kalfsvlees en aandacht te vestigen op
roze kalfsvlees.

De garant ieverklaring waarborgt dat
de kalveren vrij zijn van verboden
groeibevorderaars; dat de kalveren ge-
huisvest zijn in een diervriendelijke
groepshuisvesting; de aanwezigheid
van voldoende daglicht en vers drink-
water gedurende 24 uur van de dag en
dat de kalveren gevoerd worden met
de natuurlijke voedingsstoffen, zoals
maïs, brok en granen.

LOGO

De garantieverklaring is herkenbaar
aan het logo van de VKHK.
Het roze kalfsvlees heeft de merknaam
\'natural pink veal\' meegekregen. De
garantieverklaringen worden genum-
merd uitgegeven. De garantieverkla-
ring wordt in drievoud ondertekend
door de mester. Eén exemplaar wordt
met de levering van de kalveren door
de slachter meegegeven. Eén exem-
plaar gaat naar de vereniging zelf en
één exemplaar behoudt de mester. De
slachterij kan een kopie overdragen
aan de grossier. Vervolgens heeft de
grossier een bewijs in handen dat het
roze kalfsvlees voldoet aan de gestelde
eisen in de garantieverklaring. Uitein-
delijk kan de detailhandel de consu-
ment waarborgen dat het roze kalfs-
vlees hormoonvrij is en diervriendelijk
opgefokt is.

De Vereniging Kalfsvlees Houderij Kern (VKHK) komt met een garantiever-
klaring voor roze kalfsvlees. Deze garantie-verklaring houdt onder meer in
dat het roze kalfsvlees, dat haar leden produceren, vrij is van verboden groei-
bevorderaars. Het garantiebewijs kan vanaf heden bij de kalveren geleverd
worden. Deze kunnen verkregen worden bij het secretariaat van de VKHK.

CONTROLE

De garantieverklaringen worden op
vrijwillige basis uitgegeven. Als ach-
teraf blijkt dat het roze kalfsvlees niet
voldoet aan de bovengenoemde eisen
dan wordt de mester geroyeerd en kan
hij geen aanspraak meer maken op de
garantieverklaringen. Als de slachte-
rijen vervolgens geen kalveren meer
aannemen zonder verklaring is het
VKHK roze kalfsvlees hormonenvrij.
Controle hierop wordt uitgevoerd door
de SKV en AID. Er zal ook sprake zijn
van strenge eigen controle.

-ocr page 165-

Onder verantwoordelijkheid van de
Stichting Afghanistan Comité
Nederland te Amsterdam, en met
technische ruggesteun van het CDI-
DLO, wordt in Peshawar, Pakistan,
een veterinair trainingsproject ge-
richt op Afghanistan uitgevoerd. In
de vijf jaar dat het project nu loopt,
zijn al meer dan 300 para-veterinai-
ren en vaccinatoren opgeleid en uit-
gezonden naar Afghanistan. Ten be-
hoeve van de begeleiding en controle
van het binnen Afghanistan uitge-
voerde veldwerk zoekt het Bestuur
van de Stichting op korte termijn
een \'veterinair veldwerker\'.
Het leveren van veterinair-techni-
sche ondersteuning voor de verschil-
lende onderdelen van het project en
het uitvoeren van epidemiologische
survey\'s behoren tot het takenpak-
ket. Het computermatig kunnen
verwerken van databestanden
strekt dan ook zeer tot aanbeveling.
Uitzending vindt plaats op basis van
een contract voor een termijn van
een jaar met mogelijkheid van ver-
lenging. Salariëring overeenkomstig
in Nederland gebruikelijke over-
heidsnorm.

■z » —

Belangstellenden dienen binnen
veertien dagen na het verschijnen
van dit blad te regaren door te
schrijven naar het Bestuur van
voornoemde Stichting, Graven-
straat 8,1012 NM Amsterdam.

Voor vragen op veterinair-technisch
terrein kan men zich telefonisch
wenden tot de veterinair-adviseur
van de Stichting, drs. B.E.C.
Schreuder, tel: 03200-73911/73359
(bur.).

VACATURE VETERINAIR MEDEWERKER
IN PAKISTAN EN AFGHANISTAN

TUSSEN ZAND
EN KLEI

Tussen zand en klei is de titel
van de nieuwste CD van Rinus
Rasenberg. Met liedjes over
boeren, beesten en burgers en
ais rode draad: de genegenheid
en de bezorgdheid om het wel
en wee van de boer en het leven
op het platteland.
Rasenberg zingt ook over de de-
cadentie van de consument.
Zijn teksten zijn overwegend
spitsvondig, kritisch, filosofisch
en humoristisch.
Belangstellenden kunnen de
CD bestellen door ƒ 23,80,- (in-
clusief BTW) over te maken op
Rasenberg-creatief Rabo
121402681, Roermond of F
698659. De firma Aesculaap
zorgt voor gratis verzending.

§ Conjressenencyrsyssen

Na de succesvolle reizen naar de con-
gressen in Wenen en Rome heeft
Aesculaap besloten om samen met
Hill\'s Pet Nutrition een congresreis te
organiseren naar Durban.
Het is de bedoeling om na het congres
in Durban een interessante postcon-
grestour te maken door de mooiste
streken van Zuid-Afrika.
Bij de samenstelling van het reispro-
gramma is ernaar gestreefd een even-
wicht te vinden tussen wetenschap,
cultuur en een kennismaking met één
van de mooiste natuurgebieden van
onze aarde. Ook is er tijd uitgetrokken
voor een bezoek aan de universiteits-
kliniek \'Onderstepoort\' in Pretoria,
waar men zich op de hoogte kan stellen
van de ontwikkelingen op diergenees-
kundig gebied.

De postcongrestour, die is uitgestip-
peld in samenwerking met South
African Airways, de official carrier
van het wereldcongres, biedt afwisse-
ling van kosmopolitische steden, zoals
Durban, Kaapstad en Pretoria cn de na-
tuurgebieden Garden Route (tussen
Port Elisabeth en Kaapstad), het
Transvaalse Bosveld en de wereldver-
maarde Kruger Wildtuin.
Gedurende de reis overnacht men in
hotels, lodges en in rondavels van de
restcamps in het Krugerpark.
Geïnteresseerden kunnen contact op-
nemen met Aesculaap (tel. 04116-
75915, Frans Sluyters).
Het complete arrangement, alsmede
het congresprogramma worden dan zo
spoedig mogelijk toegezonden.

VIERDE JAAR-
CONGRES ESVIM

Het vierde Jaarcongres van de
European Society of Veterinary
Internal Medicine (ESVIM) wordt ge-
houden van 9 september tot 11 septem-
ber 1994 in het Brussels Congress
Center.

WSAVA-CONGRES IN ZUID-AFRIKA

Het negentiende wereldcongres van de World Small Animal Veterinary
Association wordt van 23 oktober tot en met 11 november gehouden in
Durban, Zuid-Afrika.

Onderwerpen worden behandeld op de
volgende niveaus: biomedisch onder-
zoek, gespecialiseerde en gevorderde
praktijkuitoefening. Het organiserend
comité nodigt wetenschappers uit om
samenvattingen toe te sturen voor pos-
ter sessies en dergelijke. De congres-
taal is Engels.

Voor meer informatie en aanmelding:
Context International, Rue Middel-
bourg 48, 1170 Brussel, België, fax
003226729785.

VIRBAC BRENGT
NIEUW KATTE-
LEUKEMIEVACCIN

Leucogen is het eerste, met behulp
van recombinant DNA geprodu-
ceerde vaccin tegen een retrovirus,
het Feline Leukemie Virus (FeLV).
Het vaccin bestaat uit zuiver P45 op-
pervlakte-antigeen verkregen door
recombinatie van een
E. coli-stam.

-ocr page 166-

Door de zuiverheid wordt een hoge en
effectieve bescherming verkregen, is
het uitgesloten dat voor de kat im-
muunsuppressieve viruspartikels aan-
wezig zijn en is constante kwaliteit van
de entstoftiter gegarandeerd.
De antilichaamtiter heeft geen invloed
op een eventueel later uit te voeren leu-
kemietest.

Door de bescherming tegen de virusin-
fectie (subgroep FeLV-A) wordt te-
vens de ontwikkeling van andere sub-
groepen, zoals FeLV-B en FeLV-C

KOOIKER-REU

waaronder de met katteleukemie geas-
socieerde tumoren, voorkomen.
Met Leucogen kunnen katten vanaf de
leeftijd van negen weken tegen Feline
Leukemie worden gevaccineerd. Na
de eerste keer wordt er slechts één keer
na twee weken geboosterd. Daama is
één jaarlijkse herhalingsenting nood-
zakelijk.

Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Virbac Nederland BV,
telefoon 03420-93008.

Wat is UW diagnose?

w

Het duurde tot de Jaarvergadering
1990, waar mr. Mertens op een door
mij gestelde vraag antwoordde dat de
Code inderdaad niet aan de regels vol-
deed. Hij adviseerde het Hoofdbestuur
één en ander in orde te brengen.
De manier waarop dat gebeurd is, is
voor mij nog steeds de reden om de
rechtskracht van de Code, op zijn
zachtst gezegd, te betwijfelen.
Het lijkt mij veel meer op de weg van
mr. Mertens om bij zijn afscheid hel-
derheid te verschaffen over de rechts-
kracht van de Code, dan uitspraken te
doen die men van een voorzitter van de
Ereraad niet zou verwachten.
Zijn laatste zin in het artikel \'oh, maar
ik ben nog niet uit veterinair
Nederland weg hoor\' klinkt dan ook
bijna als een bedreiging.

L. Tholhuijsen

SCHOENMAKER
BLIJF BIJ JE LEEST

Meester Mertens geeft als zijn mening:
Dierenartsen willen die apotheek zo
graag houden, maar moet je niet seri-
eus overwegen of een dierenarts niet
alleen arts zou moeten zijn?
Het staat mr. Mertens natuurlijk volle-
dig vrij om een eigen mening te heb-
ben over het praktij krecht van de die-
renarts, maar bij het beëindigen van
zijn werkzaamheden als jurist bij de
KNMvD verwacht men toch eerder
een terugblik op de rechtsontwikke-
ling binnen de KNMvD dan een uit-
spraak die op de toekomst is gericht en
bovendien tegengesteld is aan wat het
Bestuur als zijn beleid aan de leden
voorhoudt.

Mr. Mertens is zijn werk bij de Ereraad
begonnen op het moment dat door mij
werd vastgesteld dat de Code voor de
Dierenarts niet aan de wettelijke eisen
voldeed.

Hoofdbestuur, Codecommissie en
Ereraad stelden zich op het standpunt,
dat de Code wel aan de eisen voldeed
en zelfs rechtskracht had ten aanzien
van niet-leden. Discussie hierover in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
werd afgewezen.

KLINISCHE GEGEVENS

Op uw spreekuur wordt een vijfjarige Kooiker reu aangeboden niet grote
aantallen recidiverende pustulae op de kop en de romp. Naast intacte pus-
tulae zijn ook collarettes, crustae en erosies zichtbaar (zie afbeelding). Er
is geen sprake van jeuk, er is wel enige haaruitval. Het algemeen klinisch
onderzoek levert geen afwijkingen op: het dier is levendig, eet en drinkt
normaal en heeft een normale lichaamstemperatuur. De perifere lymfe-

knopen zijn niet vergroot. Een vier
weken durende behandeling met
een antibioticum heeft geen verbe-
tering opgeleverd.

l.Wat zijn uw differentieel diagno-
ses?

l.Welk nader onderzoek stelt u in?
3.Wat is de meest waarschijnlijke
diagnose? (zie pagina 136)

WIE IS DE SCHOENMAKER?

Tholhuijsen houdt zich al jaren met
rechtsvragen bezig. Ik duid hem dat
niet euvel. Het lijkt me goed. dat die-
renartsen hun maatschappelijke blik
zoveel mogelijk verruimen. Dat heb ik
in het gewraakte artikel ook betoogd.
Nooit heb ik gesteld, dat de Code
rechtskracht mist. Wel heb ik, inder-
daad in 1990, het Hoofdbestuur gead-
viseerd om ter vermijding van tw ijfel
de Code in de statuten van de
Maatschappij te verankeren. Dat is ge-
beurd.

Tenslotte: ik ben \'uit veterinair
Nederland nog niet weg\' in die zin, dat
ik mij met veterinair recht blijf bezig-
houden. Wellicht kunnen Tholhuijsen
en ik elkaar op dat terrein nog eens
ontmoeten. Als hoefsmeden alle die-
renartsen ten goede.

T. Mertens

DE MANDERS-
BRADA STICHTING

Na een mededeling in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde einde 1990
over de doelstelling van de Stichting
ten aanzien van zwerfdieren in de
ruimste zin, werd mij de vraag gesteld,
wat deze Stichting effectief heeft ge-
daan.

Zowel in 1991 als in 1992 zijn subsi-
dies verschaft en voor de goede orde
volgt hier een overzicht van de subsi-
dies over 1993:

-ocr page 167-

Exoten

Egelopvang Den Haag

Stichting NOP (Papegaaienopvang Veldhoven)
Reptielenzoo Iquana te Vlissingen
International Fund for Animal Welfare
Ouwehands Dierenpark;berenopvang
gereserveerd: Stichting Aap

ƒ43 500,-

ƒ 20 000,-
ƒ 10 000,-
ƒ 5000,-
ƒ 2500,-
ƒ 2500,-
ƒ 15 000,-
ƒ 10 000,-

Totaal

Honden en katten

Stichting Dierenambulance Den Haag
NVBD Oegstgeest de Postbrug
St. Dierenleed en dierenasiel A\'dam
St. Dierenopvang Bommelerwaard
St. Kat in nood, Lauwerszijl

gereserveerd: DLO St. Dierentehuis Leiden en omstreken
Dierencentrum Helmond

ƒ 65 000,-

ƒ 15 000,-
ƒ 2500,-

Totaal
Vogels

Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels
Fügelpits-Anjum

Totaal

Totaal

ƒ 17 500,-

ƒ 126 000,-

Omdat de doelstelling is subsidies te verschaffen aan Stichtingen en Verenigingen,
voomamelijk ter bevordering van nieuwbouw, betere huisvesting, verzorgings- en
behandelingsmogelijkheden, worden de bedragen pas effectief zodra de nieuw-
bouw en dergelijke een aanvang nemen (vandaar het begrip gereserveerd).

R.E. de Maar

ƒ 1000,-
ƒ 10 000,-
ƒ 10 000,-
ƒ 2500,-
ƒ 10 000,-
ƒ 10 000,-

ARA-ONDERZOEK

Geachte redactie.

Hiermee reageer ik op het artikel in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 december 1993 \'Een vergelijkend
software onderzoek door de
AdviesRaad Automatisering van de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdie-
ren\'.

Met genoegen heb ik het rapport gele-
zen over het vergelijkend onderzoek
van de vijf programma\'s die in aan-
merking komen voor gebruik in de ge-
zelschapsdierenpraktijk.
Als aanvulling op dit software-onder-
zoek verslag wilde ik graag het vol-
gende kwijt.

Sinds enkele jaren werken wij in een
tweemanskliniek voor gezelschapsdie-
ren met het Fysicom-programma zeer
tot onze tevredenheid. Met veel gemak
levert dit zeer succesvolle programma
een enonne tijdsbesparing op.

Vooral ook in de dependance verbon-
den via een modem.
Zelfs de balie-functie werkt voortref-
felijk.

J.C. Schmidt

Wat was UW diagnose?

1. Differentieel diagnoses

- Bacteriële folliculitis.

- Demodicosis.

- Schimmelinfectie.

- Auto-immuundermatose.

- Subcomeale Pustuleuse Dermatose
(SPD).

2. Nader onderzoek

Geïndiceerd is het volgende onder-
zoek:

- een bacteriologisch onderzoek met
een antibiogram van een intacte
pustel;

- cytologisch onderzoek van een in-
tacte pustel;

- microscopisch onderzoek van
meerdere (diepe) huidafkrabsels;

- een schimmelkweek;

- histologisch onderzoek van huid-
biopten.

Resultaten

- De uitslag van het bacteriologisch
onderzoek is negatief: er worden
geen bacteriën gekweekt.

- Cytologisch onderzoek levert voor-
namelijk neutrofiele polymorfker-
nigen op: er zijn geen bacteriën en
geen acantholytische cellen te zien.

- Microscopisch onderzoek van huid-
afkrabsels levert niets op.

- De schimmelkweek is negatief.

- Histologisch onderzoek levert on-
der het
Stratum comeum gelegen
epidermale pustulae op waarin
grote aantallen polymorfkemigen.
Er zijn geen bacteriën of schiminels
zichtbaar, en er is geen sprake van
acantholysis.

3. De meest waarschijnlijke diag-
nose

Op basis van bovenstaande gegevens

is de meest waarschijnlijke diagnose:

SPD.

Discussie

SPD is een immuungemedieerde aan-
doening met een tot nu toe onbekende
pathogenese. Waarschijnlijk ontstaan
de ontstekingsreacties op neerslagen
van imniuuncomplexen in de huid.
Bacteriën spelen geen of slechts een
secundaire rol. SPD kan bij de hond op
alle leeftijden en bij alle rassen voor-
komen waarbij de Dwergschnauzer
gepredisponeerd lijkt te zijn.
Jeugdklachten zijn zeer variabel: ze
kunnen afwezig zijn maar soms ook
zeer heftig. De voorkeurslokalisatie
van de pustels is voomamelijk de kop
en romp, waarbij het soms opvalt dat
de pustels in tegenstelling tot een bac-
teriële folliculitis niet voorkomen aan
haarfollikelopeningen. De aandoening
reageert noch op antibiotica noch op
corticosteroïden.

Als nader onderzoek is het bacteriolo-
gisch onderzoek met antibiogram ze-
ker geïndiceerd. In dit geval is het
denkbaar dat sprake was van resisten-
tie ten opzichte van het gekozen anti-
bioticum. Bij SPD zal de bacterie-
kweek van een intacte pustel negatief

-ocr page 168-

zijn of slechts een a-pathogene kiem
opleveren.

Cytologisch onderzoek van een pustel
bijvoorbeeld door middel van een af-
drukpreparaat is een vrij eenvoudige
techniek die zeer nuttige informatie
kan opleveren. In dit geval kan cytolo-
gie infonnatie opleveren omtrent het al
of niet voorkomen van bacteriën of
acantholytische cellen, welke laatste
bij Pemfigus gezien kunnen worden.
Demodicosis is een belangrijke diffe-
rentiaal diagnose die met behulp van
microscopisch onderzoek van diepe
huidatlcrabsels uitgesloten kan wor-
den. Demodex mijten moeten vrij ge-
makkelijk te zien zijn.
Haaruitval, ontbreken van jeuk,
crustae en soms pustels passen in het
klinisch beeld van een pathogene
schimmel. Huidafkrabsels, onderzoek
met de Wood.se lamp, en als
meest be-
trouwbare techniek de schimmelkweek
dienen te worden uitgevoerd om de
diagnose te bevestigen. Stel uw diag-
nose \'schimmel\' niet blindelings op
bijvoorbeeld het voorkomen van
\'ronde schilferige plekken\'!
Histologisch onderzoek van huidbiop-
ten zal in de meeste gevallen moeten
uitwijzen of er aanwijzingen zijn voor
een auto-iinmuundennatose zoals bij-
voorbeeld Systemisch Lupus Erythe-
matosus (SLE) of een Pemfigus-va-
riant. In dergelijke gevallen is het
raadzaam de hulp in te roepen van een
specialist dermatologie.
Gezien het ontbreken van jeuk kunnen
allergische oorzaken als atopie of een
voedselallergie uitgesloten worden.
Dc therapie van SPD bestaat uit de
toediening van Dapsone (diafenyl-
sulfon) gedurende minimaal drie
maanden in een dosering van 4-5
mg/kg per dag verdeeld over drie por-
ties. Soms is een langere behandeling
nodig die uiteindelijk op effect wordt
gegeven. Bijwerkingen van Dapsone
zijn onder meer leukopenic, trombope-
nie en afwijkende leverenzymen. Deze
bijwerkingen treden sporadisch op en
zijn reversibel. De prognose van deze
aandoening is goed.

LITERATUUR

- Muller GH. Kirk RW, and Scott DW. Small
Animal Dermatology, vierde editie. Saunders
Co. Philadelphia, 1989: 828-31.

- Kalaher KM, and Scott DW. Subcorneal pu-
stular dermatosis in dogs and in human be-
ings: comparative aspects. J Am Ac Derm
1990:22: 1023-8.

Correspondentie te richten aan dr. MA.
Wisselink. Vakgroep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren. Yalelaan 8. Postbus 80154. 3508
TD Utrecht.

Veterinair verleden

2. ABSYRTUS

Het verwondert ons niet, dat in veteri-
naire kringen Absyrtus een grotere
naamsbekendheid geniet dat Cheiron.
Op talloze manieren wordt de naam
van deze dierenarts uit de oudheid le-
vend gehouden. Absyrtus werd gebo-
ren aan de westkust van Klein-Azië en
leefde van 300-360. Zowel in zijn ei-
gen land als ook in Alexandrië, des-
tijds het centrum van de geneeskunde,
heeft hij een opleiding tot dierenarts
gevolgd. Het accent van de toenmalige
opleidingen lag op de geneeskunde
van het paard.

Van 332-334 heeft Absyrtus als staf-
paardenarts gediend in het leger van
Constantijn de Grote, die toen regel-
matig strijd leverde met de Sannaten
en de Goten. Als paardenarts in het le-
ger had men een zeker aanzien en men
was vrijgesteld van een aantal ver-
plichtingen. De paardenarts had onder
meer toezicht op het paardenhospitaal,
ofwel het veterinarium. De Sarmaten
vonnden een stam, die oorspronkelijk
leefde tussen de Zee van Azov en de
Kaukasus. Het was een ruitervolk dat
een scytische taal sprak. In de loop der
tijden trokken ze naar het westen en
kwamen tegenover keizer Constantijn
de Grote te staan, die toen heerste over
het gehele Romeinse Rijk. De
Sarmaten werden verslagen en daarna
verspreid over het hele Donaugebied.

ERVARING

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT
VROEGER TIJOl

In deze periode heeft Absyrtus een
grote ervaring opgedaan in de paar-
dengeneeskunde. Na zijn krijgspe-
riode heeft hij zich in 334 gevestigd in
Klazomenai, een klein stadje aan de
westkust van Klein-Azië, later be-
roemd geworden vanwege de opgegra-
ven Klazomeense sacrofagen uit 525-
475 v.C. Later heeft hij ook nog
vertoefd in Prusa en Nicomedia, twee
grote beroemde steden in de westhoek

/ Deze nihriek is samengesteld door leden van het
I \'elerinair tlistoriseh Genootschap

van Klein-Azië. Hier had hij als practi-
cus veel meer mogelijkheden dan in
het kleine Klazomenai. Gezien het feit,
dat hij aan de genezende kracht van
bijbelse namen geloofde wordt veron-
dersteld, dat hij christen was. Hij heeft
zijn oude dag doorgebracht in
Klazomenai. In de eerste periode, dus
in 334 heeft hij in Klazomenai al zijn
opgedane kennis op schrift gesteld. Hij
heeft deze kennis niet alleen verkregen
door de behandeling van de paarden
van Constantijn de Grote maar ook
door zijn contacten met de Sarmaten,
die een eeuwenlange ruitertraditie
hadden. Absyrtus publiceerde in de
vorm van brieven of als antwoord op
een aan hem gestelde vraag of spon-
taan. De brieven waren gericht aan to-
taal 65 adressanten, zoals hogere en la-
gere militairen, collega\'s, paar-
denfokkers, vrienden, leerlingen of ge-
woon paardenliefhebbers.

Later heeft Absyrtus zijn voorschriften
verzameld en als boek uitgegeven,
Biblion Hippiatrikon, met een voor-
woord dat gewijd was aan zijn vriend
en stadgenoot de voortreffelijke arts
Asklepiades.

Het ontbrak Absyrtus bepaald niet aan
een gevoel voor eigenwaarde. Hij
voelde zich zelf als de grote autoriteit
op het gebied van de diergeneeskunde.
Zo werd hij ook door zijn tijdgenoten
beschouwd cn zelfs nog eeuwen
daarna.

Hoe moeten wij hem op grond van zijn
nagelaten werk beoordelen? Als men
hem bijvoorbeeld met de andere au-
teurs uit de Mulomedicina Chironis
vergelijkt, dan komt Absyrtus er niet
zo goed af Zijn geschriften worden
gekenmerkt door een zekere opper-
vlakkigheid. Nergens gaat hij dieper
op de materie in. Ook spreekt hij zich
zelf tegen in verschillende brieven. Dit
zal ook samenhangen met de door hem
gekozen wijze van presenteren van
zijn kennis: namelijk de briefvorm. Dit
werkt in de hand, dat er geen systema-
tisch overzicht wordt gegeven over de
diverse behandelwijzen.

ADERLATEN

Uitgebreide informatie wordt gegeven
over het aderlaten. Zo dient men bij

-ocr page 169-

koorts flebotomie te verrichten aan de
slapen of in het gezicht, bij tetanus aan
de koot afwisselend voor en achter, bij
voetverwondingen aan de kroon en bij
oogziekten onder de oogappel. Bij
glaucoom heeft aderlaten geen zin,
daar deze kwaal ongeneeslijk is.
Merkwaardig is, dat er bijna nergens
gesproken wordt over de hoeveelheid
af te nemen bloed. Absyrtus stond zeer
afwijzend tegenover het aderlaten ter
voorkoming van ziekten. Afgeraden
werd om ader te laten bij uitgeputte
dieren.

Uitvoerig beschrijft Absyrtus ^
diverse chirurgische ingrepen.
t ft
Aan zijn collega Dios legt hij uit Qj
hoe men een hernia scrotalis van
een oudere hengst moet behandelen.
Aan de paardenarts Memnon bericht
hij wat te doen met een bijtwond van
het scrotum. Nauwkeurig geef hij weer
hoe men een ontstoken klier dient te
extirperen. Eerst een incisie rondom in
het gezonde weefsel, daarna voorzich-
tig de klier met een spatel vrijmaken en
tenslotte met de vingers verwijderen.

Nauwkeurig antwoordt Absyrtus een
zekere Justos hoe te handelen bij een
perforatie van de buikwand. Hij maakt
hierbij een indeling naar de ernst van
de verwonding: met prolaps van darm,
met beschadiging van buikvlies (peri-
tonion) of uitsluitend een huidwond.
Men diende het buikvlies net als de hu-
mane artsen te naaien en wel met een

Hoewel er in die tijd veel gebruik
gemaakt werd van brandijzers
bij de behandeling van ziek-
ten, was Absyrtus daar geen
voorstander van. Een uitzon-
dering maakte hij voor de be-
handeling van nieraandoe-
ningen en van knie- en
voetproblemen.

wollen, fijn gesponnen draad. Hoewel
het castreren van hengsten niet gebrui-
kelijk was, geeft Absyrtus wel precies
aan hoe deze ingreep verricht moet
worden.

Absyrtus omschrijft op een voorbeel-
dige wijze de symptomen van een aan-
tal ziekten, zoals kwade droes en ko-
liek.

Wat ons verbaast is, dat Absyrtus
machteloos stond bij een overvulde
urineblaas van een paard en niet de
blaascatheter noemde die al 700 jaar
eerder was geïntroduceerd in de hu-
mane geneeskunde en die later nog
weer verbeterd was. De oorspronke-
lijke catheter was door paardenartsen
uitgevonden.

VERDIENSTE

Een grote verdienste van Absyrtus is,
dat hij zich is gaan verdiepen in de
etiologie van de verschillende ziekten.

Voor zover bekend is hij de eerste die
aandacht schonk aan dit facet van de
diergeneeskunde en daar was hij dan
ook niet weinig trots op. Dysurie kon
verklaard worden door te lange dag-
marsen, waarbij de dieren geen gele-
genheid krijgen te urineren. Hierdoor
zou ook een ontsteking van de urine-
leiders kunnen ontstaan. Strangurie
zou kunnen optreden, wanneer een
paard zich niet beweegt en er scherpe
sappen op gaan treden.
Ook bij winterse koude kan het dier
^ gaan lijden aan strangurie.
Maagproblemen kunnen ver-
^^ klaard worden door een ge-
fX^ stoorde spijsvertering. Dit kan
O vele oorzaken hebben.

Alle geschriften van Absyr-
tus zijn helaas verloren ge-
gaan.

Door overlevering is veel be-
waard en al deze kennis is in
de eeuwen na Constantijn de
Grote verzameld en als schit-
terende handschriften uitgege-
ven. Twee hiervan zijn voor
dierenartsen van belang:
Geoponica, waarin de bestaande
kennis over dc landbouw is verza-
meld en Hippiatrica over de dierge-
neeskunde. In dit laatste handschrift is
Absyrtus de belangrijkste bron.

Tot aan de jaren, dat het diergenees-
kundig onderwijs van de grond kwam
(1eeuw) was de Hippiatrica en daar-
mee de Biblion Hippiatrikon van
Absyrtus de belangrijkste basis van de
diergeneeskundige kennis. Het is de
grote verdienste geweest van Oder en
Hoppe om de Hippiatrica van latijnsc
verklaringen te voorzien en als Corpus
Hippiatricorum Graecorum het licht te
laten zien.

Een Duitse groep promovendi (waar-
onder Schaffer) heeft het hele werk in
het Duits vertaald.

IN SITU CONSERVATION OF LIVESTOCK AND POULTRY

Elizabeth L Henson 1992. FAO
Animal Production and
Health Paper 99, 111 pp. ISBN 92-5-
103143-6.

Deze handleiding is samengesteld om
de bestaande kennis en ervaring bijeen
te brengen voor het verschaffen van
een theoretische achtergrond en een
advies voor het behoud van levende
dier populaties die met uitsterven be-
dreigd worden.

Het omvat dan ook zeer veel ideeën en
principes die sinds 1948 in ruim 40
FAO-publikaties zijn beschreven.

Eerst wordt een overzicht gegeven van
de factoren die hebben geleid tot een
diversiteit aan genetisch dierlijk mate-
riaal en welke factoren een rol spelen
bij hun uitroeiing.

Het volgende hoofdstuk gaat in op de
behoefte aan conservering. Hierbij
wordt het economisch potentieel, we-
tenschappelijk gebruik en cultureel be-

-ocr page 170-

lang besproken. Het belang van popu-
latie-omvang, inclusief de effecten van
een kleine populatie op genetische va-
riatie worden bediscussieerd.
Vervolgens worden de verschillende
methodes voor het conserveren van le-
vende populaties behandeld en verge-
leken met de voor- en nadelen van pre-
servering van diepgevroren genetisch
materiaal.

In het laatste hoofdstuk worden prak-
tijkvoorbeelden gegeven ten aanzien
van conserveringsprogramma\'s die in
de wereld plaatsvinden. In het ene land
overheerst het motief \'ziekteresisten-
tie\', in andere landen spelen adaptatie
aan het klimaat een grote rol.
Nederland wordt als voorbeeld ge-
noemd, waarbij voor het beheer van
natuurgebieden vee geïmporteerd
moest worden, omdat door de hoge
specialisatie van de Nederlandse vee-
teelt, geharde rassen uitgestorven wa-
ren.

ii I M

-- - .......................

Aan het eind van de handleiding staat
een aantal programma\'s die, al naar
gelang het aantal van bedreigde popu-
laties, in werking zouden moeten tre-
den, om deze rassen voor uitsterven te
behoeden.

Al met al een handleiding die aanbevo-
len kan worden aan een ieder die het
behoud van de genetische diversiteit
van onze landbouwhuisdieren ter harte
gaat.

D. Zwart

LEGUME TREES AND OTHER
FODDER TREES AS PROTEIN SOURCES
FOR LIVESTOCK

Er is een grote keuze aan soorten die
geschikt zijn voor diverse produktie-
systemen of dat is via een plantage (ei-
witbank), als levende heg, op het erf,
of als rijen tussen voedselgewassen.
Vele soorten hebben veel doeleinden,
zoals voedsel-, timmer- en brandhout
voor de mens, voedsel voor dieren èn
om direct te eten èn als onderdeel van
krachtvoer èn als stikstofbron voor ge-
wassen.

Het is een goed boek, met weinig te-
kortkomingen die echter door de uitge-
vers vermeden hadden kunnen wor-
den. Het is jammer dat er geen
wetenschappelijke index is, die een es-
sentieel onderdeel behoord te zijn van
een wetenschappelijk boek. Het kan
worden aanbevolen voor een ieder die
werkzaam is in een landbouw/vee-
teeltsysteem. De dierenarts die in
Nederland blijft kan er uit leren dat er
nog andere voedselbronnen zijn dan
gras, maïs en krachtvoer.

L. \'t Mannetje
D. Zwart

Edited by Andrew Speedy and Pierre-

Luc Pugliese. 1992.

FAO Anima! Production and Health

Paper 102, 329pp.

ISBN 92-5-103203-3.

Dit boek bevat de verslagen van een
\'FAO Expert Consultation\' die in ok-
tober 1991 in Mardi (Malaysia) gehou-
den werd.

Bomen voor veevoeding, speciaal de
vlinderbloemigen spelen in de tropen
in toenemende mate een belangrijke
rol voor de voedselvoorziening van
planteneters. Dit boek bevat een inlei-
ding, 22 hoofdstukken en verschil-
lende pagina\'s conclusies en aanbeve-
lingen.

Na een hoofdstuk geschreven door hel
\'Intemational Centre for Research on
Agroforestry\' (ICRAF) in Kenya, vol-
gen vier hoofdstukken die de plaats
van voedselbomen en -struiken be-
schrijven in Azië, de droge regio van
tropisch Afrika, de vochtige regio van
tropisch Afrika en Noord-Afrika. Het
onderscheid dat gemaakt wordt tussen
het gebruik en de waarde van in het
wild voorkomende en aangeplante bo-
men, speciaal voor Afrika, is zeer
bruikbaar.

De hoofdstukken door Leng c.s.,
Devendar, D\'Mello en Dicko en
Sikena dragen bij tot een beter begrip
ten aanzien van de voedingswaarde
van voedselbomen en -struiken voor
herkauwers en één-magigen. Anti-nu-
tritionele factoren zijn belangrijk,
maar de sectie in het hoofdstuk van
Kumar over mimosine met Leucaena
vermeldt echter niet dat herkauwers in
Zuid-Oost Azië en Hawaï geen
schadelijke gevolgen ondervinden,
omdat pens flora in staat is mimosine
en het derivaat 3.4 dihydroxy-piridine
af te breken, waardoor Leucera (volle-
dig) ongevaarlijk wordt. Dc pensflora
die hier verantwoordelijk voor is, is
met succes in Australië en Afrika
geïntroduceerd.

Er is een interessant hoofdstuk van
Leng en elf andere auteurs, dat aan-
toont dat een groot aantal bomen en
struiken in staat is om het aantal pens-
protozoa terug te brengen en daardoor
de ratio eiwit/energie te verlagen bij
herkauwers die slechte voedergewas-
sen eten.

In het inleidende hoofdstuk door
Baumer staan enkele merkwaardige
opmerkingen zoals stikstof-concentra-
ties in de bladeren van 20-30% (be-
doeld wordt ruw eiwit) en dieren die
grote hoeveelheden Gliricidia sepium
eten en niet groeien, terwijl in de laat-
ste drie hoofdstukken (Leng, Choo en
Arreaza; Preston; Moog) aangetoond
wordt dat deze struik een aanzienlijke
bijdrage levert aan de dierlijke produk-
tie.

EXPLAINING
LAMINITIS AND
ITS PREVENTION

A book for the horse owner.
Robert A. Eustace BVSc Cert. E.O.
Cert. E.P. MRCVS

The laminitis Clinic, University if
BristoL E.F.S 20, The Glebe,
Wrington, Bristol. ISBN 0-9518974-0-
3.

Dit 71 pagina\'s tellende overzichte-
lijke Engelstalige boekje geeft een
bondig overzicht van de hedendaagse
kennis aangaande hoefbevangenheid.
De auteur is hoofd van de \'hoefbevan-
genheidskliniek\' van de Universiteit
van Bristol en heeft een volledige dag-
taak aan hoefbevangenheid en alle
daaruit voortvloeiende complicaties.

In de acht hoofdstukken komen achter-
eenvolgens aan de orde: de normale
anatomie van de voet, de Pathogenese
van hoefbevangenheid, de doelstellin-
gen van hoefverzorging en chirurgi-
sche ingrepen, de medicamenteuze be-
handelingsmogelijkheden, de etiolo-
gie, de voeding en andere zootechni-
sche aspecten, de diagnose en eerste
veterinaire hulp en de prognose.
Het boek wordt gesierd door vele dui-

-ocr page 171-

iUè

I ft

Ii

i

delijke tekeningen en zwart-wit foto\'s.
Op duidelijke wijze wordt het verschil
uitgelegd tussen paarden met hoefbe-
vangenheid waarbij het hoefbeen kan-
telt {\'founders\') en paarden waarbij
het hoefbeen voomamelijk zakt (\'sin-
kers\'). De wijze waarop wordt aange-
geven dat de diagnose kan worden ge-
steld en de beschreven medicamen-
teuze therapie komen grotendeels
overeen met de in Nederland en inter-
nationaal gevolgde handelswijze.
Over het toepassen van de beschreven
\'heart bar shoe\', een ijzer met straalon-
dersteuning, wordt echter wisselender
gedacht.

Samenvattend kan worden gesteld dat
dit boekje, mede gezien de prijs, een
aanwinst is voor iedere dierenarts die
zich bezighoudt met paarden. Voor de
Nederlandse paardeneigenaar is het
boekje misschien minder geschikt om-
dat veelvuldig gebruik gemaakt wordt
van Engelstalig vakjargon.

M.M. Sloet van
Oldniitenhorgh-Ooaterbaan

THE MANAGE-
MENT OF GLOBAL
ANIMAL GENETIC
RESOURCES

FAO Animal Production and Health
Paper No. 104. 1993. 309 pp. Edited
hyJ. Hodges. ISBN 92-5-103235-1.

Sinds 1948 wordt er door de FAO aan-
dacht besteed aan de conservering van
genetische diermateriaal. Ongeveer
50% van de sindsdien verschenen
FAO uitgave behandelen in min of
meer uitgebreide vormen dit aspect.
De thans verschenen publikatie is een
verslag van een in 1992 gehouden con-
sultatie van experts over het manage-
ment van genetische dierlijk materiaal
van gedomesticeerde landbouwhuis-
dieren. Een gigantische taak indien
men bedenkt dat er in de wereld om-
vattende databank, 2054 rassen be-
kend zijn. Toch zal men in deze publi-
katie, mede dankzij de uitgebreide
referenties veel van zijn gading vinden
over de verschillende landbouwhuis-
dieren. Tevens beschrijft men ook
praktische methoden voor conserve-
ring, met speciale aandacht voor be-
dreigende rassen. De biotechnologi-
sche mogelijkheden worden bespro-
ken en men schuwt daarbij niet futuris-
tisch te denken, bijvoorbeeld perser-
vering van DNA-materiaal. Aandacht
wordt besteed aan de institutionele, fi-
nanciële en administratieve structuren
die nodig zijn voor een wereldwijd
programma met zijn regionale en na-
tionale componenten.

De aanbevelingen richten zich op de
institutionele infrastructuur, het moni-
toren van produktiegegevens, ontwik-
keling en conserveringsprogramma\'s
van diverse rassen, biotechnologie en
legale aspecten.

De publikatie kan aanbevolen worden
voor een ieder die de conservering van
het genetische potentieel van onze
landbouwhuisdieren ten harte gaat.

D. Zwart

HOMOEOPATHIE

i

Homoeopathie en wormbestrij-
ding

Krause HD. Die Behandlung von
Wumiinfectionen met Abrotanum.
Biologische Tiemicdizin 1993; 10; 13-
9.

Krause gebruikt Abrotanum (Citroen-
kmid) vanwege de bijwerkingen en de
veelvuldige recidieven bij de gebrui-
kelijke wormmiddelen. Heel belang-
rijk zijn in dezen echter de preventieve
maatregelen, zoals hygiëne en vlooi-
enbestrijding.

Buiten Abrotanum worden als worm-
middelen in de homoeopathie onder
meer genoemd Cina (Levantalsem),
Spigelia (Kmisbladklokje) en Viola
odorata (Maarts viooltje).
Het onderzoek vond plaats in het eer-
ste halfjaar van 1992 bij 27 honden en
20 katten, die ter enting in de kliniek
werden aangeboden.
Faeces werden onderzocht op wormei-
eren. Na tien dagen werd dit onderzoek
herhaald eventueel nog eens na twintig
dagen. Ingezet werden mebendazole,
levamisole, pyrantel en Abrotanum.
Zijn conclusie was, dat Abrotanum Dl
te gebruiken is bij lichte infecties; bij
een zware besmetting moet ecn con-
ventioneel middel worden gebruikt.
De vraag, die men in de praktijk vaak
gesteld krijgt, of men wonnen ook niet
homoeopathisch kan bestrijden, kan
men niet zonder meer positief beant-
woorden. Wel kan men zoeken naar
een passend constitutiemiddel, waar-
door de kans op recidief kleiner wordt.

I

te

l.A.T. Rigter

VOEDINGSMID-
DELENHYGIENE

Varkenslintworm in een Joodse
gemeenschap

Schantz PM, Moore AC, Mufioz JL et
al.
Neurocysticercosis in an Orthodox
Jewish community in New York City.
N Engl J Med 1992;327:692-5.

Bij vier niet-geparenteerde patiënten
uit een Orthodox-Joodse gemeenschap
in New York, die recidiverende epilep-
tische insulten hadden, werden radio-
logisch cysteuze afwijkingen in de
hersenen aangetroffen. Uiteindelijk
werd neurocysticercose door
Taenia
solium
gediagnostiseerd. De patiënten
aten geen varkensvlees en waren geen
van allen kort tevoren in het buitenland
geweest. Zij hadden zelf geen lintwor-
men in de darm. Diverse familieleden
hadden antistoffen tegen cysticerci en
bij enkelen werden cysten in de herse-
nen aangetroffen.

De vier families van de patiënten had-
den als huishoudster vrouwen in dienst
of in dienst gehad die kort tevoren wa-
ren geëmigreerd uit landen van Latijns
Amerika, waar
T. soliwn endemisch is
(zie ook N Engl J Med 1992; 327: 727-
8; ref). Bij één huishoudster werden
Taenia-eieren in de feces aangetrof-
fen; deze en een tweede hadden een
positieve serologische reactie. In de
betreffende Joodse gemeenschap had
94% van de families een huishoudster;
89% van hen was afkomstig uit Latijns
Amerika. De onderzoekers conclude-
ren, dat de besmetting waarschijnlijk
door de huishoudsters was overge-
bracht.

Taenia-eieren kunnen worden overge-
bracht door direct contact met een lint-
worm-drager of door opname van be-
smet voedsel, water of drek. Uit

T IJ D S C H R I K T VOOR D I E R ü E N E E S K U N DE , D E E L 119, A E L E V E R 1 N (i 5 , 1994

140

-ocr page 172-

•i ■ M

■iffifiMliüiii

m

literatuurgegevens blijkt, dat Taenia-
eieren kunnen worden teruggevonden
in het vuil onder de nagels, zowel als
op de huid en de kleren van lintworm-
dragers. Het risico van overdracht van
eieren wordt groter, indien zulke per-
sonen voedsel toebereiden.
In 1990 werden in de USA bij de keu-
ring na het slachten slechts bij drie van
de meer 83 dan miljoen onderzochte
varkens cysticerci aangetroffen. Het
aantal vastgestelde gevallen van neuro-
cysticercosis nam in de USA gedu-

PAARD

Corticosteroïden en endometritis

A.M.Mc.Donnell, and E.D. Watson
Equine Veterinary Science 1993; vol
13, no 4: 202-6.

Endometritis bij de menie wordt in de
praktijk op veel manieren behandeld.
Volgens enkele publikaties zou een
parenterale behandeling met corticos-
teroïden goede resultaten geven omdat
corticosteroïden een \'overdreven\' re-
actie van het endometrium op de ont-
stekingsprikkel zouden voorkomen en
aldus een snellere genezing zouden be-
werkstelligen.

Bij een aantal merries werd experi-
menteel een endometritis geïnduceerd.
Dit gebeurde met Str. zoöepidcmicus
tijdens een progesteron-behandeling.
Vijf dagen later werd met de behande-
ling begonnen. De merries werden in-
gedeeld in de volgende vier groepen:
1. 3 dagen 2g ampicilline intra uterien
(lU)

PLUIMVEE

Bescherming van kuikens tegen
de ziekte van Marek en NCD
door een gerecombineerd kal-
koenen Herpesvirus vaccin met
een NCD-genoom

Morgan e.a. Avian Diseases 1992; vol
36, No. 4: 858-70.

NCD-virus bezit een RNA-genoom
dat codeert voor zes eiwitten. Twee
daarvan zijn de oppervlakte-glycopro-
teïne Hemaglutinine-neuramidase
(HN) en het koppelingseiwit (F). Elke
van het corresponderende deel van het
genoom van deze eiwitten is inge-
bouwd in het genoom van een HVT-
vaccin (PBl). Het HVT-vaccin is een
rende de tachtiger jaren sterk toe van-
wege verbeterde diagnostische metho-
den en het toegenomen aantal emi-
granten uit gebieden waar cysticerco-
sis endemisch is.

Omdat de lintworm bij de mens tot tien
jaar oud kan worden, kunnen personen
uit endemische gebieden, zeker als zij
met voedsel werken, lange tijd een
bron van besmetting vormen.

M.P. Smit

2. 3 dagen steriel water lU.

3. 3 dagen 2g ampicilline lU 4
mg/100 kg dexamethason IV

4. 3 dagen 4 mg/100 kg dexamethason
IV

Na afloop van de behandeling bleek dat:

- merries uit groep vier meer vloeistof
in de uterus hadden dan de merries
uit de andere groepen.

- het bacteriologisch onderzoek bij de
merries uit groep twee en vier in alle
gevallen sterk positief was. Tussen
de groepen één en drie bestonden
geen verschillen.

- de histologische veranderingen wa-
ren in groep vier het meest uitge-
sproken. In de groepen één en drie
waren de histologische veranderin-
gen mild.

De conclusie is duidelijk: dexame-
thason vermindert de ontsteking van
het endometrium niet na een acute in-
fectie. Er is dan ook geen enkele reden
corticosteroïden te gebruiken bij de
behandeling van endometritis bij de
merrie.

A. de Kriiif

levend vaccin tegen de Ziekte van
Marek. In vele landen is het gebruike-
lijk de kuikens op de eerste levensdag
intramusculair met deze entstof te vac-
cineren. Tijdens dit onderzoek werd
onderzocht of de gerecombineerde
HVT-vaccins bescherming boden te-
gen experimentele infecties met NCD-
en Marek-virussen.
In een reeks van experimenten werden
groepen van 30 SPF witte leghorn één-
dagskuikens intra-abdominaal gevac-
cineerd met de gerecombineerde vac-
cins HVT/F, HVT/HN en met een
combinatie van beide, HVT/HN F.
Daarnaast werden kuikens resp. ge-
vaccineerd met een HVT-vaccin
(PBl), intra-abdominaal) of met een
NCD-vaccin (Hitchner BI) (oculair).
Tevens werden ongevaccineerde die-
ren als controlegroepen opgezet. Op de
28^\'^ levensdag werden alle groepen
intramusculair gechallenged met een
velogeen NCD-virus en gedurende 20
dagen beoordeeld.

De vaccinaties hadden geen negatief
effect op de gezondheidstoestand van
de kuikens. De bescherming tegen het
NCD-virus was bij de met Hitchner
BI-groep 100%. Van de ongevacci-
neerde groep en de met het HVT-vac-
cin geënte groep stierven alle dieren
door de challenge. Van het HVT/F-
vaccin vertoonden meer dan 90% van
kuikens na challenge geen ziektever-
schijnselen. Het HVT/HN-vaccin
bood slechts een bescherming van 35
tot 58%. Het combinatie-vaccin
HVT/HN F gaf een volledige be-
scherming tegen de challenge.

In het tweede experiment werd zowel
een intramusculaire als een oculaire
challenge uitgevoerd. Hier bleek dat
het HVT/F-vaccin het effectiefste was
van de gerecombineerde vaccins: on-
afhankelijk van de challenge-route
was de bescherming 96%.
De bescherming tegen de Ziekte van
Marek werd bepaald door eenzelfde
proefopzet en een intra-abdominale
challenge met een virulent Marek vi-
rus. Op 60 dagen werden de kuikens
geëuthasecrd en onderzocht op tumo-
reuze afwijkingen. Van de controle-
groep hadden alle dieren tumoreuze
afwijkingen van verschillende orga-
nen. Door de beide recombinant-vac-
cins werd een bescherming opge-
bouwd die niet slechter was dan
bescherming door het PBl-vaccin.
Geconcludeerd werd dat het inbouwen
van een deel van het NCD-genoom
geen negatieve invloed had op opbouw
van de bescherming tegen de Ziekte
van Marek.

De mogelijkheid om gerecombineerde
H VT-vaccinvirussen, met een voor het
koppelingseiwit coderend NCD-gen,
te gebruiken als levende vector om een
immuniteit op te wekken tegen een ve-
logene NCD-virus zien de auteurs als
een begin van nieuwe reeks vaccins.
Het zou, volgens hen, mogelijk moe-
ten zijn een multivalent HVT-vaccin te
construeren door verschillende genen
van verschillende virale ziekteverwek-
kers in het genoom van het vaccin vi-
rus te inplanteren. Het zou hierdoor
zelfs mogelijk zijn discriminerende
serologische tests uit te voeren en te
differentiëren tussen vaccin- en veld-
infecties.

T.H.F. Fahri

-ocr page 173-

DE VOORTEKENEN
VAN HET AFKALVEN
VAN VLEESTYPISCHE
KRUISLINGVAARZEN

Q^üd

Aleid Verhoeff; SR 252\\93: 28 pp.

Bij vleestypische koeien is het kalf de
belangrijkste opbrengst. Een vlot ver-
lopende partus is essentieel en het tijd-
stip waarop deze begint dient niet te
ontsnappen aan de waarnemingen van
de eigenaar. De scriptie bestaat uit een
literatuurstudie aangevuld met eigen
onderzoek. In het deel literatuuronder-
zoek worden de honnonale verande-
ringen besproken die vooraf gaan aan
de partus gevolgd door een evaluatie

REPRODUKTIE-
KENMERKEN

Overzicht van enkele reproduktieken-
merken bij Friese hengsten; W.A.
Haytema: SR/235/93: 25pp

In deze scriptie zijn de resultaten sa-
mengevat van het sperma-onderzoek
uitgevoerd bij 84 hengsten van het
Friese ras. De hengsten zijn onder-
zocht in de jaren 1987 tot en met 1991
bij de Vakgroep Bedrijfsdiergenees-
kunde en Voortplanting van de
Faculteit Diergeneeskunde Universi-
teit Utrecht.

Er is getracht een beeld te vormen van
de reproduktiekenmerken bij jonge
Friese hengsten door het beantwoor-

THERAPIE BIJ KLINI-
SCHE ACETONEMIE

De therapie bij klinische acetonemie
bij het rund. Erik van der Sommen; SR
248/93:23 pp.

In deze scriptie wordt een literatuur-
overzicht (vanaf ± 1970) van de thera-
pieën, die worden aanbevolen bij
koeien lijdende aan slepende melk-
ziekte.

it I

ÊÊÊ

van fysiologische veranderingen zoals
daling van de lichaamstemperatuur,
opuieren, uieroedeem, verslappen van
de banden, vulvazwelling en vulvauit-
vloeiingen. Er blijken nog al wat ver-
schillen in beoordeling te bestaan ver-
oorzaakt door ras en leeftijd van de
koeien en de deskundigheid en nauw-
keurigheid van waarnemers en waar-
nemingen.

Wat betreft het voorspellen van de
aanvang van de partus hebben deze
kenmerken weinig praktische beteke-
nis met mogelijke uitzondering van het
verslappen van de banden.
Ook gedragsveranderingen zijn bestu-
deerd zoals het zich afzonderen, niet
dringen aan de voerbak, rusteloosheid,
het liggen in halve of hele zij-ligging
en de frequentie en duur van het her-
kauwen.

Geconcludeerd wordt dat een en ander
van weinig praktische betekenis is om
het juiste tijdstip van het begin van de
partus te bepalen wel om te stellen, dat
de geboorte binnen 24-48 uur zal
plaatshebben.

den van de volgende vragen:

1. Wat zijn de gemiddelde waarden en
de standaardafwijkingen van deze
reproduktiekenmerken?

2. Heeft de leeftijd invloed hierop?

3.Zijn er verschillen tussen hengsten
van het ITS en het KWPN met be-
trekking tot deze reproduktieken-
merken?

Opvallende uitkoinst is dat de stan-
daarddeviaties erg groot zijn. Een deel
hiervan is te verklaren door de signifi-
cante verschillen tussen dc opeenvol-
gendeejaculaten.

Voor wat betreft de leeftijd is er alleen
voor het kenmerk volume een signifi-
cant verschil gevonden tussen jonge en
oudere hengsten. Dit in tegenstelling
tot met wat in de literatuur gebruikelijk
wordt geacht. De oorzaak hiervoor is

De behandeling richt zich op het be-
perken van het glucoseverlies, het ver-
hogen van de glucogeneogenese, het
verminderen van de lipolyse en op het
verbeteren van de eetlust.

Ingegaan wordt op de behandeling met
propyleen-glycol (oraal), propionaat
(intraveneus), glucocorticosteroïden
(intramusculair), glucose (intrave-
neus), insuline (intramusculair) en ni-
cotinezuur (oraal). De vóór- en nade-
len worden besproken.

Wel kan betekenis worden toegekend
aan pijnuitingen, zoals trippelen, slaan
naar de buik, frequent liggen en op-
staan, het afhouden van de staart van
het lichaam waarmede de ontsluitings-
fase gepaard gaat.

In het eigen onderzoek van kruislingen
(nakomelingen van HF-koeien en
Piemontese stieren) werd gekeken
naar oedeemvorming van het uier,
oedeemvorming van de buik, vulva-
zwelling, vulvauitvloeiing en verslap-
ping van de banden. De vaarzen heb-
ben meestal weinig oedeem, vulva-
uitvloeiing bleek lastig te bepalen.
Wanneer de banden verslappen volgt
de partus binnen 36 uur. Men treft ech-
ter ook dieren in partus zonder dat de
banden volledig verslapt zijn.

Ook het opuieren en de vulvazwelling
zijn waarnemingen, die weinig indica-
tief zijn om het juiste moment van de
partus te bepalen. Een combinatie van
kenmerken alsmede kennis van de ge-
dragsuitingen van het individuele dier
geeft meer informatie.

waarschijnlijk te vinden in het feit dat
we hier niet tc maken hebben met ase-
lect gekozen groepen. Bovendien is
het leeftijdsverschil tussen de beide
groepen niet erg groot.
In vergelijking met de waarden gevon-
den bij de KWPN-hengsten zijn dc on-
derzoeksresultaten bij de Friezen la-
ger. Dit geldt met name voor de
belangrijke parameters TNB, totaal
aantal spenniën in het ejaculaat en het
percentage nomiaal gebouwd levende
spcrmiën.

Om enige verbetering in de huidige si-
tuatie te brengen lijkt verdere selectie
de aangewezen weg, voor zover moge-
lijk natuurlijk. Mijns inziens is het ook
erg belangrijk om een vinger aan de
pols te houden bij de bevruchtingsre-
sultaten in de komende jaren.

Op basis van vergelijkend onderzoek
wordt een therapie aanbevolen be-
staande uit propyleen-glycol in combi-
natie met glucocorticosteroïden even-
tueel aangevuld in ernstige gevallen
met intraveneuze injecties van propio-
naat.

Insuline heeft een aantal negatieve bij-
werkingen; nicotinezuur heeft minder
bijwerkingen en zou insuline kunnen
vervangen. Dit laatste behoeft echter
nog nader onderzoek.

-ocr page 174-

In order to reinforce our Benelux Livestock Team we have
an immediate opening for a

SB

SmithKlme Beecham

Animal Health

Technical
Manager

We are global leader in the
Animal Health Industry,
having one of the largest
and most advanced
Research and Development
organisations in the world,
with a comprehensive
product range for Livestock
and Companion Animals.
We are dedicated to the
quality and breadth of our
productrange, to the service
of our costumers and to
innovate research.

In this responsible and inspiring job you will provide
technical support and information service to the Benelux
Livestock Division to assist the achievement of country
sales objectives.

Principle job duties are planning and conducting trials,
technical training of representatives, answering customer
technical questions and keep contact with dicisionmakers,
authorities and opinion leaders.

The incumbent will be located in Zoetermeer but substan-
tial Benelux travel is involved.

The requirements for this job are:

- degree as a veterinarian

- 3 to 5 years experience in mixed or livestock practice

- local languages and English

- high level of communication skills

- able to work in a team

- sense of priorities

- analytical mind

Additional characteristics apreciated:

- background from industry, university or animal health
institute

- computer literacy

- age 30-35 years

Salary and secondary labour conditions belong to the top
of this industry.

For more information about this job you can call our

actual Technical Services Manager C. Klaassen DVM

(0)79-411321 or (0)71-217076 (private)

Your application should be sent, within 14 days after

appearances of this magazine, to

W. Kissels DVM

Division Manager, Livestock

SmithKline Beecham Animal Health B.V.

Franklinstraat 1

2723 RE ZOETERMEER

NEDERLAND

-ocr page 175-

TUSSEN HAMER EN HOLE

Oud-voorzitter van de KNMvD, prof.dr. E.H. Kampelmacher, is tegenwoor-
dig ijs en weder dienende op de golfcourse te vinden. KNMvD-beslommerin-
gen heeft hij enkele maanden geleden achter zich gelaten, daar mag A.W. Udo
zich mee bezig houden. Toch is hij bereid nog eens terug te kijken op zijn
voorzitterschap, dat zes jaar duurde (1987-1993). Wat waren belangrijke ont-
wikkelingen van de afgelopen jaren? Wat verwacht Kampelmacher voor de
toekomst van de
KNMvD?

Door Sophie Deleu

pups en de geboorte verliep gecompli-
ceerd, maar de opvang verschilde in
niets van die in een kraamkliniek. Het
leek sterk op de geboorte van onze kin-
deren. In mijn tijd was dat zeker niet
het geval\'. De oud-voorzitter heeft ooit
een blauwe maandag gepraktizeerd,
maar werd al snel aangetrokken door
de wetenschap.

Of hij ook vindt dat de dierenarts zich
vaak teveel op een eiland bevindt? \'Ja,
daar snijd je een onderwerp aan dat
mijns inziens te maken heeft met de in-
tellectualisering van

Kampelmacher is beslist niet \'in een
gat gevallen\' na de overdracht van de
hamer. Hij golft, bridget, schrijft zijn
memoires, is actief grootvader en be-
antwoordt de gestelde vragen met de-
zelfde geestdrift, die iedereen zo goed
van hem kent. Nog steeds vraagt hij
zich af, waarom dierenartsen de secun-
daire en tertiaire arbeidsmarkt niet ont-
ginnen. Hij wordt weer enthousiast als
hij terugdenkt aan de mensen die hij
heeft ontmoet in zijn voorzitterstijd.

JONGE DIERENARTSEN
Waarom dierenartsen niet op beleids-
posten terechtkomen? \'Daar zijn het
de types niet voor\', vindt
Kampelmacher. \'Wie wil er dierge-
neeskunde studeren? Dat zijn doe-
mensen. Als je zo nodig op het minis-
terie van Landbouw wil werken, ga je
naar Wageningen\'. Volgens
Kampelmacher is dit de eerste selectie:
\'Degenen die diergeneeskunde stude-
ren willen geen burgemeester worden
of wetenschappelijk onderzoek doen.
Die willen werken als zelfstandig on-
dernemer\'.

Bijna alle afgestudeerden komen
daama in de praktijk terecht. En de
praktijk is geen goede voedingsbodem
voor politici, want het werk slokt de
mensen op. Praktici hebben vaak wei-
nig tijd om zich echt in andere zaken
dan diergeneeskunde te verdiepen. \'Ze
leiden als het ware aan een energie-te-
kort\'. Dit zou de tweede selectie kun-
nen zijn.

Kampelmacher, die reeds vijftig jaar
tegen de diergeneeskunde aankijkt, is
ervan teruggekomen dat een overschot
aan dierenartsen zou leiden tot een ver-
andering in deze situatie: \'Hoe dan
ook; 95% gaat naar de Uithof om \'die-
renarts\' te worden\'. Dit
blijkt ook uit enquêtes,
gehouden onder studen-
ten.

Niettemin biedt de op-
leiding genoeg kansen
om een andere richting
in te slaan. \'Onze studie
is fantastisch breed\',
meent hij. \'Neem nou
de milieuproblematiek,
dat was voor ons niets
nieuws. Dierenartsen
hielden zich al met mi-
lieu bezig toen het over-
grote deel van de men-
sen het begrip \'ozon-
laag\' nog helemaal niet
kende. De destructiewet
is in wezen de eerste
milieuwei\'. Hetzelfde
geldt voor epidemiolo-
gie. \'Dat heeft onze
aandacht sinds mensen-
heugenis. Zowel mens
als dier zijn in feite niet
meer dan celhopen, bio-
logisch gezien\'. Een
dierenarts die niet in de
praktijk wil of kan wer-
ken, heeft in elk geval
wel de mogelijkheid om
een andere richting in te
slaan.

Niettemin is de oplei-
ding sterk veranderd
sinds Kampelmacher
studeerde. \'De basis is
dezelfde, maar de invul-
ling is anders. Het ni-
veau is sterk gestegen\'.
Vooral de geneeskunde
van het gezelschapsdier
heeft een geweldige
vlucht genomen. \'Ik
was verbaasd toen ik
een tijd geleden met
onze teckel \'s nachts
naar de Kliniek voor
Gezelschapsdie-ren moest. Ze kreeg

\'De basis is dezelfde, maar de invulling is an-
ders\'

-ocr page 176-

ons beroep. Ik heb dat ook in mijn laat-
ste jaarrede aangesneden\'. Kampel-
macher schetste daarin het belang van
talenkennis, literatuur, toneel en an-
dere liefhebberijen in het leven van
een jonge dierenarts. \'Maar\', zegt hij
\'er is vooruitgang\'! Hij studeerde in de
tijd dat prof Krediet de studenten ver-
weet, dat ze met dezelfde pet op het
hoofd vertrokken als waarmee ze aan-
gekomen waren. \'Ik heb veel jonge
dierenartsen ontmoet de afgelopen ja-
ren en hun brede interesse trof me aan-
genaam\', aldus Kampelmacher.

\'Zo stond ik ook
te kijken van het
feit dat er op een
gegeven mo-
ment een veteri-
nair symphonie-
orkest speelde.
Vroeger was dat
ondenkbaar\'.
Overigens heeft
ook prof Van
den Bergh recent
in zijn magistra-
le afscheidsrede
duidelijk deze
aspecten ten to-
nele gevoerd.

KNMVD
Kampelmacher
noemt enkele
belangrijke ver-
anderingen bin-
nen de KNMvD
gedurende zijn
voorzitterschap:
\'Kijk, ik ben na-
tuurlijk aange-
treden toen de
situatie niet di-
rect rozegeur en
maneschijn was.
Dc inrichting
van het schip
moest verande-
ren\'. Hij vindt
zelf de reorga-
nisatie van het
secretariaat één
van de nuttigste
en belangrijkste
behaalde resul-
taten. \'Als ge-
woon lid besef
je niet wat het
secretariaat al-
lemaal doet. Nu
ik de vereniging
door en door
heb leren kennen weet ik dat het secre-
tariaat het alpha en het omega van de
KNMvD betekent\'.
Hij is niet gevraagd om voorzitter te
worden vanwege zijn diergeneeskun-
dige kennis. Toen hij aantrad wist hij
praktisch niets van de modeme dieren-
artsenpraktijk. \'Voor 1971 was ik ac-
tief binnen de KNMvD, ik was bij-
voorbeeld voorzitter van de
Hoofdredactie en lid van het
Hoofdbestuur, maar mijn werk als di-
recteur van het RIVM nam me daama
totaal in beslag.\' Na zijn benoeming in
Wageningen (1971) heeft hij weinig
van doen gehad met de KNMvD.
\'Ik weet me als de dag van gisteren te
herinneren dat ik werd opgebeld door
Kapsenberg of ik voorzitter wilde wor-
den\', glimlacht Kampelmacher, \'ik
zei, na enige aarzeling, ja en het was
als een sprong in het diepe\'.
Een belangrijke trend noemt
Kampelmacher de snel voortschrij-
dende intemationalisering. We func-
tioneren in Europa en niet op een afge-
legen eiland. Dat zal in de komende
decennia steeds meer naar voren ko-
men. \'Ik had het niet voor niets over ta-
lenkennis\'.

Maar daarnaast is de stijgende wel-
vaart gunstig geweest voor de ontwik-
keling van de diergeneeskunde. Niet
alleen profiteerde de gezelschapsdie-
renarts van een grotere koopkracht,
ook in de veehouderij was er geld be-
schikbaar voor diergezondheidszorg.
Vooral bij de gezelschapsdieren heeft
de welvaart geleid tot de inzet van mo-
derne middelen in de diergenees-
kunde. \'Of dit zich ook in de toekomst
voortzet is nog maar de vraag\', filoso-
feert Kampelmacher.
\'Het Hoofdbestuur heeft zich gedu-
rende mijn tijd onder meer bezig ge-
houden met de discussie over de die-
renarts en de apotheek en de
verantwoordelijkheden die het beheer
van een apotheek met zich brengt\',
zegt hij en denkend aan de clenbutero-
laffaire: \'Hierbij hebben wij steeds te
maken met een -gelukkig klein- aantal
zwarte schapen binnen ons beroep, die
ons allen in diskrediet brengen en ons
imago negatief beïnvloeden. Dat de
apotheek qua opleiding, kennis en be-
heer bij de dierenarts behoort, is voor
mij geen discussiepunt\'.
Het bewaken van het imago van de
dierenarts is één van de taken van de
KNMvD, maar \'daar moet men zich
niet zoveel van voorstellen. De kerk
probeert dat ook sinds eeuwen, maar of
de diverse kerken er in slagen\'?
De KNMvD is volgens de oud-voor-
zitter vooral een spreekbuis van de die-
renarts en is tevens een service-verle-
nend orgaan. \'Daarnaast dient de
KNMvD, als groep dierenartsen, de in-
dividuele dierenarts op zijn rechten en
zijn plichten te wijzen ... vooral op zijn
plichten\', zegt hij bedachtzaam. \'Want
een mens weet altijd vrij goed wat zijn
rechten zijn, maar de plichten worden
vergeten, kijk maar in het verkeer\'.
Op de vraag wat die plichten dan pre-
cies inhouden antwoordt hij: \'We die-
nen de diergeneeskunde ethisch en
wettelijk correct te bedrijven, we moe-
ten schade aan mens en dier -vergeet
vooral het dier niet- zoveel mogelijk
voorkomen en herstellen. Door dieren-
arts te worden hebben we die taak op
ons genomen\'. Hij voegt er wellicht
ten overvloede aan toe, dat als mensen
veel geld willen verdienen ze beter een
ander vak kunnen kiezen.
De hoofdtaak van de KNMvD is dus
eigenlijk het vaststellen van normen en
waarden? \'Dat heeft inderdaad een
heel hoge prioriteit. De normen en
waarden liggen dan ook vast in de
Code.\' Ten tijde van zijn aantreden
maakte Kampelmacher zich ongerust
over de 20% dierenartsen die geen lid
waren van de KNMvD en die dus niet
te bereiken zijn. Gelukkig is het aantal
leden, vooral jonge dierenartsen, stij-
gende. \'Ik zie inmiddels in, dat er altijd
een percentage onbereikbaar zal blij-
ven\', zegt hij. Een goede ontwikkeling
noemt hij het van-kracht-worden van
de Wet op dc Uitoefening van de
Diergeneeskunde (WUD) en het
Veterinair Tuchtrecht.
Er zijn natuurlijk altijd rotte appels in
de mand. De vraag is of je dierenartsen
die zich niet aan de nonnen en waar-
den houden uit de mand moet gooien
of juist niet. \'Er is wel wat voor te zeg-
gen om leden die zich niet aan de re-
gels houden te royeren\', vindt
Kampelmacher \'Toch is mijn ervaring,
dat je die mensen er beter wel bij kunt
hebben, dan kun je nog enige sturing
uitoefenen. Een niet-lid kan ons nog
veel meer schade toebrengen\'.
In de tijd dat Kampelmacher de scepter
zwaaide zijn er vast ook zaken blijven
liggen die wel degelijk aandacht ver-
dienen. \'Ongetwijfeld, maar ik moet
wel zeggen dat we juist heel veel din-
gen hebben opgepakt die waren blij-
ven liggen\'. Hij noemt in dit verband
een uitbreiding van de dienstverlening,
onder meer door het aanstellen van een
staf op het bureau. \'Ik denk dat we een
plafond bereikt hebben wat de dienst-
verlening betreft, gezien onze finan-

-ocr page 177-

ciële middelen\'.

Eén van de meest stimulerende erva-
ringen van de afgelopen jaren vindt hij
de grote bereidheid onder dierenartsen
om taken op zich te nemen: \'Bijna alle
leden zeggen \'ja\' als je ze vraagt voor
een functie\'. Ondanks het feit dat
Kampelmacher eigenlijk een buiten-
beentje was -\'Zo voel ik het zelf-
heeft hij niets dan medewerking on-
dervonden gedurende zijn voorzitter-
schap.

Het is aan de KNMvD om de capaci-
teiten van de leden te ontsluiten. Als
voorbeeld hiervan noemt Kampel-
macher het instellen van het netwerk
van dierenartsen.

\'Het Hoofdbestuur en het Algemeen
Bestuur moeten het voortouw nemen
en mensen betrekken bij de problema-
tiek die op dat moment speelt\', schetst
hij dc juiste gang van zaken. \'Het com-
municeert ook gemakkelijker als veel
mensen goed op de hoogte zijn\'.

TOEKOMST

Kampelmacher wil ook wel een blik
op de toekomst werpen. Hij vindt het
belangrijk dat er binnenkort op alle
diergeneeskundige gebieden aanvul-
lende opleidingen te volgen zijn, met
aandacht voor internationale uitwisse-
ling. De toenemende contacten met het
buitenland vragen om talenkennis en
informatieoverdracht. Verder vindt de
oud-voorzitter, dat er aandacht moet
zijn voor kadervomiing binnen de be-
roepsorganisatie. Vooral jonge dieren-
artsen moeten in de gelegenheid ge-
steld worden om bestuurlijke
vaardigheden op te doen.

\'Verder hoop ik dat de leden van de
noodzaak van een behoorlijke contri-
butie doordrongen raken, ondanks het
feit dat de eigen inkomsten teruglo-
pend zijn. Dat ze niet voortdurend vra-
gen \'wat krijg ik ervoor?\', want veel
van de activiteiten van de KNMvD
zijn pas op lange termijn effectief.
Kampelmacher kan het weten.
Over zijn memoires wil hij nog niet
veel vertellen. In 1938 zat hij in de
strafgevangenis te Veenhuizen en
heeft in die tijd een dagboek geschre-
ven dat in 1987 in Oostenrijk werd ge-
publiceerd. Nu zet hij de eerste vijfen-
twintig jaar van zijn leven op papier,
omdat zijn belevenissen uit die tijd pa-
rallel lopen met een stuk Europese ge-
schiedenis.

\'Ik zou ook willen pleiten voor een vak
\'veterinaire geschiedenis\' in de oplei-
ding\', gaat hij verder. \'Geschiedenis
helpt je om kritiek te nuanceren. Als je
bedenkt dat de faculteit 73 jaar geleden
werd opgericht en je kijkt wat een
vooruitgang er geboekt is, dan roep je
niet lichtzinnig dat de opleiding niet
deugt\'.

Kampelmacher maakt zich enigszins
zorgen over de angst en dreiging die op
dit moment heerst in de maatschappij.
\'Ik herken veel dingen van vroeger,
daarom schrijf ik mijn herinneringen
op. Mijn memoires houden op bij de
bevrijding van Nederland\'. Wat
daama gebeurde hebben velen van
onze generatie zelf meegemaakt.
Studie, baan, huwelijk, kinderen, alle-
maal wel belangrijk, maar niet bijzon-
der. Mijn eerste 25 levensjaren waren

De opleiding, die vier jaar duurt, om-
vat een theoretische en praktische
scholing van dierenartsen in de dier-
voeding met een duidelijk accent op
aan de voeding gerelateerde (klini-
sche) problemen en op de kwaliteits-
zorg van de produkten. Een onder-
dat wel. Hij is bang dat de techniek de
mens op een gegeven moment voorbij
zal streven. \'We kunnen van alles,
maar we kunnen niet in vrede met el-
kaar leven\', zegt hij.

De oud-voorzitter kijkt wat de
Koninklijke Nederlandse Maatschapij
voor Diergeneeskunde
betreft, terug
op zes jaar medewerking en samen-
werking. Hij heeft niet alleen alom
steun ontvangen, maar ook, samen met
zijn vrouw, die hem steeds enthousiast
terzijde stond, vrienden gemaakt. \'Dit
heeft mijn toch al zeer interessante le-
ven nog meer verrijkt. De diergenees-
kunde en de dierenarts hebben hierbij
een significante rol gespeeld. Daar ben
ik dankbaar voor\'.

POSTACADEMIALE OPLEIDING SPECIA-
LIST IN DE VETERINAIRE DIERVOEDING

Onlangs is door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde
en de Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht de instelling van
een postacademiale opleiding tot specialist in de veterinaire diervoeding offi-
cieel bekrachtigd (Tijdschrift voor DiergeneeskundE 1993 (118); 21: 726).

zoekjaar en een stagejaar in de toe-
komstige (of potentiële) werkkring
complementeren de opleiding.
De kennis van de wijzen waarop de
voeding de gezondheid en de produk-
tie van dieren kan beïnvloeden, is sterk
toegenomen. Deze toename en de

-ocr page 178-

complexiteit van die invloeden, verei-
sen van degenen die dat gebied betre-
den, een specialistische kennis van zo-
wel de diervoeding als van de
diergeneeskunde. Met de nu erkende
postacademiale specialisatierichting in
de veterinaire diervoeding, komen
specialisten beschikbaar die uitste-
kend kunnen functioneren als staf- of
researchmedewerker, als chef de tech-
nique van petfoodindustrieën, meng-
voederbedrijven en toeleveranciers en
als voedingsspecialist bij onderzoeks-
instellingen, gezondheidsdiensten, ad-
viesbureaus en (semi-) overheidsorga-
nen waar de unieke combinatie
dierenarts-voedingsdeskundige ge-
wenst zal zijn. Gehoopt wordt dat kan-
didaten voor deze opleiding een onder-
steuning of sponsoring kunnen krijgen
van het bedrijfsleven om dan later
eventueel bij het bedrijf een aanstel-
ling te verwerven. Ten minste één kan-
didaat per jaar kan met een specialis-
tenopleiding veterinaire diervoeding
aanvangen.

De opleiding die door de Faculteit
Diergeneeskunde wordt ingericht en
door de Raad van Specialisatie wordt
getoetst, richt zich na een brede scho-
ling voornamelijk op één van dc drie
doelgebieden:

de gezelschapsdierensector, met als
specialisatie de veterinair-nutritionele
problematiek van gezelschapsdieren;
de landhouwhiiisdierensector, inclu-
sief toeleveranciers met als aandachts-
gebied de landbouwhuisdieren en
de sector overige dieren, met vele dier-
soorten zoals proefdieren, pelsdieren,
dierentuindieren en vissen.
Nadere inlichtingen over opleiding en
erkenning kunnen worden ingewon-
nen bij de
Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
secretariaat van de Raad voor
Specialisatie, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
.4an het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

Hoofdbestuur

J.J. van Zutven
C.W.M. Augustijn
A. Mostert
Dj .P. Teenstra

Algemeen Bestuur

Mw. Dr. G.J. Binkhorst
J.P. van Calker
J.D.F.J. Hangers
Mw. M.E. Lutz-
Vogelenzang
G. Maris

Mw. N.A.P.C.
de Visser
E. Wondergem
J.C. Baars

Financiële Commissie

G.P.M.M. Tacken

Overeenkomstig artikel 72 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor tc dragen en de namen van hen tij-
dig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Dr. J.M. de Kruijf 1994 aftredend en herbenoembaar

Mw. L M. Overduin 1994 aftredend en herbenoembaar
N.J.G.J. van der Wielen 1994 aftredend en herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 65 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tij-
dig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Tarievencommissie

K. van Muiswinkel

B.U. Schuurmans
R.J.S.Takkenberg
L.M.Otto

1994 aftredend en herkiesbaar
1994 aftredend en niet herkiesbaar
1994 aftredend en niet herkiesbaar
1994 aftredend en niet herkiesbaar

Groep Paardenpraktici 1994 aftredend en herkiesbaar

Afdeling Groningen/Drenthe 1994 aftredend en herkiesbaar
Afdeling Overijssel 1994 aftredend en herkiesbaar

Groep Homoeopathisch werkende

dierenartsen 1994 aftredend en herkiesbaar

Groep Geneeskunde

Gezelschapsdieren 1994 aftredend en herkiesbaar

Groep Dierenartsen werkzaam

in het Bedrij fsleven 1994 aftredend en herkiesbaar

Afdeling Zeeland 1994 aftredend en herkiesbaar

Afdeling Gelderland 1994 aftredend en niet herkiesbaar

VACATURES IN BESTUREN EN COMMISSIES
VERBAND HOUDENDE MET DE 141E
ALGEMENE VERGADERING VAN DE KNMVD

Landelijk representant
Landelijk representant
Regio Oost
Regio West

Overeenkomstig respectievelijk artikel 31 en 32 van de Statuten worden de betrokken
Afdelingen/Groepen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tij-
dig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Overeenkomstig artikel 33 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen/Groepen ver-
zocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene
Vergadering aan het Hoofdbe.stuur mede tc delen.

Ereraad

Th.G.J.H. Hendrickx Regio Zuid

Mr. C.J.H. Scheuennan Regio West

J. Schölte Albers Regio Zuid

1994 aftredend cn herkiesbaar
1994 aftredend en herkiesbaar
1994 aftredend en niet herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 38 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor
dc Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te delen.

Regio Zuid

1994 aftredend en niet herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 62 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken
Afdelingen verzocht eventuele kandidaten voor tc dragen en dc namen van hen tijdig voor
de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede tc delen.

Groep Veterinaire Specialisten
Groep Praktici Grote Huisdieren
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren

1994 aftredend

en

herbenoembaar

1994 aftredend

cn

herbenoembaar

1994 aftredend

cn

herbenoembaar

1994 aftredend

en niet

herbenoembaar

-ocr page 179-

lirmiiRi«

Weet u bijvoorbeeld:

- wat precies een maatschap is en wat
samenwerking hierin inhoudt?

- wat er komt kijken bij de financie-
ring van een maatschap?

- hoe u een accountantsrapport moet
lezen?

- hoe u dient te onderhandelen en hoe
u met een conflict moet omgaan?

- wat er zoal komt kijken bij arbeids-
recht en pensioenvoorziening?

- wat voor verzekering u dient af te
sluiten en hoe u dit het beste kunt
doen?

CURSUS VAN MEDEWERKER NAAR
ASSOCIÉ

Dit jaar wordt de cursus \'Van medewerker naar associé\' wegens grote be-
langstelling tweemaal georganiseerd en wel op 15 tot en met 17 juni en 16 tot
en met 18 november. Deze cursus is speciaal bestemd voor dierenartsen, die
pas enkele jaren zijn afgestudeerd. Fn de cursus wordt aandacht besteed aan
zaken, waar een prakticus ongetwijfeld mee te maken krijgt.

- welke rechtsvormen er zijn binnen
een praktijk?

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 januari 1994 staat een
verslag van twee cursisten naar aanlei-
ding van de cursus van november
1993, dat zeker de moeite van het le-
zen waard is.

Door middel van de cursus \'Van me-
dewerker naar associé\' wil de
KNMvD pas afgestudeerde dierenart-
sen de mogelijkheid bieden de kennis
op het gebied van voornoemde zaken
te verbreden. Omdat het Hoofdbestuur
het belangrijk acht dat deze cursus ge-
houden wordt, zal de KNMvD hieraan
een grote financiële bijdrage leveren,
zodat de kosten voor deelname aan
deze interne cursus slechts ƒ 200,— per
persoon bedragen. Dit bedrag is inclu-
sief verblijfkosten.

De cursus wordt intern gehouden in
het Aparthotel te Delden.
Tijdens de cursus zal, anders dan ge-
bruikelijk, niet alleen een deskundige
aan het woord zijn. Uitgaande van het
principe dat volwassenen van elkaar
leren, zal er veel zelfwerkzaamheid
van de deelnemers gevraagd worden.
Het deelnemersaantal is beperkt tot
twintig personen. Geïnteresseerden
worden verzocht zo spoedig mogelijk
contact op te nemen voor informatie
en/of aanmelding met Marjoleine de
Mol of Marit Siem, tel. 030 - 51 01 11
(bureau KNMvD).

ATTESTFORMULIEREN CORRECT
INVULLEN

De nieuwe Verordening Gemedicineerd Voeder is sinds 15 november 1993
van kracht. Voor het voorschrijven van gemedicineerd voeder dient de die-
renarts gebruik te maken van de wettelijke attestformulieren (zie Tijdschr
Diergeneeskd 1993; 118(24): 832). Bloes met attestformulieren kunnen bij de
KNMvD worden besteld (zie Tijdschr Diergeneeskd 1994; 119(2): 51).

SPECIALIST OF
GESPECIALISEERD?

In de blocomslag is een gebruiksaan-
wijzing weergegeven. De fonnulieren
dienen correct te worden ingevuld,
omdat de niengvoerproducenten vol-
gens de GMP-regeling dienen te pro-
duceren (zie Tijdschr Diergeneeskd
1993; 118(24): 815).

Mengvoerproducenten geven aan dat
het invullen van attesten niet altijd
zorgvuldig geschiedt. Veel voorko-
mende onzorgvuldigheden zijn: het
niet-invullen van het registratienum-
mer van het medicijn, de naam van het
medicijn, de dosering, de hoeveelheid
medicijn, de gebruiksduur van het ge-
medicineerde voeder en de wachttijd.

De dosering op het attest moet over-
eenkomen met de registratiebeschik-
king, die op het etiket vermeld behoort
te zijn. De dierenarts mag geen afwij-
kende dosering voorschrijven, al be-
reikt hij of zij met een eigen dosering
betere resultaten. Bovendien mogen
dierenartsen in plaats van de wettelijke
fonnulieren, geen eigen ontwerp-attest
gebruiken. Als de attestformulieren
niet correct worden ingevuld, zal de
mengvoerproducent weigeren tot pro-
duktie van het gemedicineerd voeder
over te gaan, omdat dit in tegenspraak
is met de GM P-regeling. Bovendien
krijgt de veehouder daardoor te laat het
gemedicineerd voeder geleverd. Dit
kan leiden tot irritatie tussen veehou-
der en dierenarts.

HELPEN

De KNMvD wil nagaan hoe ze de die-
renarts hierbij nog beter kan helpen
door bijvoorbeeld op de attestfonnu-
lieren geleverde anti-doordrukkarton
veel gebruikte middelen af te drukken.
Dit betreffen middelen die ook voor-
komen op de lijst, die in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1993; 118(19):
626 is gepubliceerd. Verder is het mo-
gelijk om eventuele op- en aanmerkin-
gen door te geven aan het secretariaat
van de KNMvD, telefoon 030-510111.

De dierenartsen mevrouw E. v. den
Dungen (Lelystad) en P.L.F. Bours
(Tilburg) zijn geslaagd voor de toets
Veterinaire Homoeopathic.
Zij hebben de drie onderdelen van de
toets, te weten het gedeelte over de ho-
moeopathische theorie, het gedeelte
over homoeopathisch geneesmiddel-
kennis en tenslotte het uitwerken van
drie casuïstiken met goed resultaat af-
gelegd.

De beoordeling geschiedde door twee
ervaren homoeopathisch-werkende
dierenartsen en een homepathisch arts.
Beide collega\'s worden daarom in de
\'toetslijst\' vermeld, zoals die in het
Diergeneeskundig Jaarboek 1993 op
pagina 189 opgenomen is.
Deze vermelding is bedoeld als een te-
ken voor collega-dierenartsen en eige-
naren van huisdieren dat betreffende
dierenartsen voldoende kennis van de
veterinaire homeopathie hebben, dat
zij zich extra specialistische kennis ei-
gen hebben gemaakt om dieren ho-
moeopathisch te kunnen behandelen
en derhalve specialist homoeopathic

-ocr page 180-

genoemd kunnen worden.
In aansluiting op deze toets heeft de
Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen in 1992 besloten dat de
dierenartsen op de toetslijst voortaan
tenminste eenmaal per jaar een uitge-
breide casus van een door hen in dat
jaar behandelde homeopathisch pa-
tiënt moeten inleveren, die in een van
de studievergaderingen dan gepresen-
teerd en besproken kunnen worden.
Dit is bedoeld om het niveau en kwali-
teit van kennis te kunnen garanderen.

J.H. W.M. Miltenburg

Fiscaal-actüeel

Bij onroerende zaken zijn er, net als bij
andere bronnen van inkomsten, aan de
ene kant inkomsten en aan de andere
kosten. Is er sprake van een eigen wo-
ning, dan is de hoofdregel dat deze in-
komsten en kosten forfaitair worden
vastgesteld door middel van het over-
bekende huurwaardeforfait. De
waarde van de woning wordt vastge-
steld en daaruit vloeit dan een be-
paalde bijtelling bij het inkomen voort.
Daarmee is de kous af Bij verhuursitu-
aties is het zo dat de huurgelden als in-
komsten worden opgegeven en de af-
schrijvingen, alle zakelijke lasten en
onderhoudskosten als aftrekpost gel-
den.

De financieringslasten (hypotheek-
rente) zijn in elke situatie aftrekbaar en
wel bij degene die deze lasten betaalt.

De vraag wie welke inkomsten moet

JlXl.

WIJZIGING
TELEFOONNUMMER

Het telefoonnummer van de se-
cretaris van de Groep Homoeo-
pathisch-werkende Dierenart-
sen drs. P.C. Kroft (Oldenzaal) is
gewijzigd. Het nieuwe nummer

luidt: 05410-21010.

HET TER BESCHIKKING STELLEN VAN
EEN WONING DOOR DE OUDER AAN
EEN STUDEREND KIND

aMr L J Studenten zijn over het algemeen weinig
■ ■ draagkrachtig. Een ander kenmerk van een
Roosmaelen Student is dat hij of zij vaak moeite heeft om ge-
BDO schikte woonruimte te vinden. Als ouder zult u
Camps merken dat het bepaald niet eenvoudig is om
uw zoon of dochter in een (betaalbare) woning
Adviseurs kamer onder te brengen. Te langen leste
wordt dan maar een woning gekocht, waarbij
- de woning al dan niet wordt gedeeld met an-
dere studenten \'in nood\'. Over de fiscale gevolgen heeft de Hoge Raad onlangs
een belangrijke uitspraak gedaan.

aangeven en in hoeverre er sprake is
van aftrekbare kosten, is afhankelijk
van de wijze waarop de woning aan het
kind ter beschikking wordt gesteld.
Grofweg gezegd zijn er drie mogelijk-
heden:

- de woning wordt verhuurd

- het kind krijgt een gebruiksrecht

- of de ouder gedoogt dat het kind de
woning bewoont, zonder dat sprake
is van een recht

VERHUUR

De verhuurvariant is aantrekkelijk
wanneer de woning veel onderhoud
behoeft. De ouder ontvangt huur van
zijn kind, welke bij hem belast is. Daar
tegenover mag de ouder de afschrij-
vingen (te stellen op 15% van de huur),
alle zakelijke lasten, waaronder het ei-
genaarsdeel van de onroerend goedbe-
lasting en de erfpachtcanon en alle
kosten van onderhoud aftrekken, mits
hij deze voor zijn rekening neemt. Er
moet wel een reële huurprijs vastge-
steld worden, anders is er (deels)
sprake van een zogenaamd gebruiks-
recht, waarover hieronder meer. Bij
een oude woning zal de huurprijs rela-
tief laag zijn, waardoor de kosten de
opbrengsten overtreffen. De ouder
krijgt derhalve per saldo een aftrek-
post. In feite wordt in deze situatie het
pand mede op kosten van de fiscus op-
geknapt.

Er zullen ouders zijn, die vinden dat
hun studerend kind geen huur hoeft te
betalen. Immers een studiebeurs is be-
paald geen vetpot. Om het hierboven
beschreven fiscale voordeel te kunnen
realiseren moet, zoals gezegd, een
reële huurprijs betaald worden.

De oplossing in deze is om een bedrag
ter hoogte van de huurgelden te schen-
ken aan het kind en vervolgens het
kind daadwerkelijk huur te laten beta-
len. Zouden de huurgelden direct wor-
den kwijtgescholden, zonder daadwer-
kelijke betalingen over en weer, dan
zal gesteld worden dat sprake is van
een gebruiksrecht.

Over de geschonken bedragen is geen
inkomstenbelasting verschuldigd.
Eventuele schenkingsrechten worden
slechts verschuldigd, indien het totaal
van de geschonken bedragen de
ƒ7.468,- overtreffen. In de meeste ge-
vallen zullen de maandelijkse betalin-
gen overigens aangemerkt worden als
een periodieke uitkering binnen de fa-
miliesfeer. Deze blijft bij iedere belas-
tingwet buiten aanmerking.

GEBRUIKSRECHT
De ouder geeft het kind al dan niet
voor een bepaalde periode het recht
van gebruik. Het kind, en niet de ouder
als eigenaar, wordt belast voor het
huurwaardeforfait. Eventuele onder-
houdskosten zijn in het geheel niet af-
trekbaar; niet bij de ouder en niet bij
het kind.

Dit alternatief kan aantrekkelijk zijn.
In jaren dat er weinig of geen kosten
zijn aan de woning, zal in een verhuur-
situatie de huuropbrengst hoger zijn
dan het bedrag van de onderhoudskos-
ten. De ouder/verhuurder zal dan met
betrekking tot de woning een positief
bedrag op zijn aangiftebiljet moeten
vermelden. Als de ouder daarvoor te-
gen 60% belast wordt, dan is de ver-
huurvariant onvoordelig.
Weliswaar is in de situatie, waarin
sprake is van een gebruiksrecht de stu-
dent \'het kind van de rekening\', im-
mers deze krijgt een bijtelling ter
hoogte van het huurwaardeforfait,
maar dit zal veelal niet echt pijn doen.
De kans is groot, dat het bedrag van het

-ocr page 181-

huurwaardeforfait niet daadwerkelijk
belast is. Wordt toch een deel belast,
dan geschiedt dat tegen een tarief van
ongeveer 38%, dat aanmerkelijk lager
is dan het tarief van de ouder.
Wel moeten de gevolgen voor de stu-
diefinanciering in de gaten gehouden
worden. Het huurwaardeforfait is im-
mers inkomen voor de student. Bij een
te hoog inkomen loopt de studiebeurs
gevaar. In 1994 mag de student ruim
ƒ8.000,- aan neveninkomsten hebben.
In 1995 wordt dit bedrag zelfs opge-
trokken naar ƒ 15.000,-.

GEDOGEN

Tot voor kort werd veelal gebruik ge-
maakt van de \'gedoogconstructie\'. De
student wordt geen
recht van bewo-
ning toegekend, maar de ouders gedo-
gen slechts zijn of haar aanwezigheid
in de woning, zonder dat daarvoor een
vergoeding wordt gevraagd. Bij de
parlementaire behandeling is deze si-
tuatie aan de orde geweest. De
Staatssecretaris deelde mee dat in ged-
oogsituaties de ouder bij zijn inkomen
de economische huurwaarde (onge-
veer 3% van de leegwaarde van de wo-
ning) moet bijtellen. Net als in dc vcr-
huursituatie zou de ouder vervolgens
alle kosten die voor zijn rekening ko-
men mogen aftrekken, zo werd in het
algemeen geredeneerd.
Dc Hoge Raad, ons hoogste rechtscol-
lege, heeft zich onlangs uitgesproken
over de gedoogsituatie bij ouders en
hun kinderen. De Hoge Raad is van
mening dat de Staatssecretaris zich
vergist heeft.

In deze situatie dient de ouder belast te
worden voor het huurwaardeforfait en
is er geen plaats voor de ruimere aftrek
voor onderhoudskosten, lasten en af-
schrijving. Dat de Hoge Raad de wet-
gever op dusdanige wijze overruled is
hoogst ongebruikelijk, maar de feiten
liggen er wel. De conclusie is dat de
gedoogconstructie tot het verleden be-
hoort, omdat na deze uitspraak de con-
structie fiscaal niet meer interessant is.
Er is echter geen man over boord: de
verhuursituatie heeft nagenoeg het-
zelfde effect als de gedoogconstructie
in het verleden.

150

SAMENVATTEND

Bij oude woningen is de verhuursitu-
atie over het algemeen de meest gun-
stige. Bij een woning waarbij de kos-
ten gering zijn in het toekennen van
een gebruiksrecht het meest aantrek-
kelijk. Gedogen wordt fiscaal niet
meer gedoogd.

Veterinair tuclitreclit

ALGEMEEN BELANG
Het algemeen belang vereist, dat de
diergeneeskunde naar behoren wordt
uitgeoefend en dat er geen met die uit-
oefening in verband staande gedragin-
gen plaatsvinden, die aan een goed
functioneren van de gezondheidszorg
voor dieren afbreuk kunnen doen.

Hierbij spelen vele facetten en ver-
schillende gedragingen een rol. Deze
zijn echter niet in nauwkeurige straf-
rechtelijke delictsomschrijvingen tc
verwoorden. Daarom is gekozen voor
het tuchtrecht om het veterinair hande-
len te nonneren en te toetsen.

TEKORTSCHIETEN IN DE ZORG
Indien bij het Veterinair tuchtcollege
een klacht is ingediend omtrent enig
handelen van een dierenarts, gaat dit
college na of er sprake is van een tucht-
vergrijp. Van een dergelijk vergrijp is
sprake indien de dierenarts:

- door enig handelen tekort schiet in
de zorg, die hij als dierenarts behoort
te betrachten ten opzichte van één of
meer dieren, met betrekking tot
welke zijn hulp is ingeroepen, wordt
verleend of in geval van nood be-
hoort te worden verleend, of

- hij op andere wijze in zodanige mate
tekort schiet in hetgeen van hem als
dierenarts mag worden verwacht,
dat daardoor voor de gezondheids-
zorg voor dieren ernstige schade kan
ontstaan.

Het betreft hier een zogenaamde \'open
norni\'. Uit de uitspraken van de tucht-
colleges zal blijken wanneer wel of
niet sprake is van verwijtbaar tekort-
schieten. Met andere woorden: het
moet nog duidelijk worden, hoe de col-
leges de norm interpreteren. Daarom
wordt ook in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde aandacht aan deze
uitspraken besteed.

K O N I N K t. I J K t-; N E I) E R l. A N [) S F. M A A T S C H A I\' P IJ VOOR D 1 F R O E N [■; E S K U N D E

AANTAL KLACHTEN
Het tuchtcollege heeft tot nu toe onge-
veer 170 klachten in behandeling.
Deze klachten hebben met name be-
trekking op de diergeneeskundige zorg
voor gezelschapsdieren. Ongeveer ze-
ventig klachten zijn inmiddels afge-
rond, onder meer doordat een deel van
de klachten is ingetrokken en een aan-
tal klachten ongegrond is verklaard.
In tien gevallen werd de klacht ge-
grond verklaard. In deze gevallen heeft
het tuchtcollege de dierenarts tevens
een maatregel opgelegd, bijvoorbeeld
een waarschuwing.

DE GECASTREERDE KATER IN
SHOCK

Dierenarts X heeft een kater gecas-
treerd. Na de operatie is het dier in
shocktoestand geraakt en enige tijd la-
ter gestorven. Sectie heeft uitgewezen
dat het hart en de nieren van de kater
afwijkingen vertonen, die kunnen pas-
sen bij een lokaal zuurstoftekort, mo-
gelijk samenhangend met de narcose.
De eigenaar van de kat is van mening
dat de dierenarts te weinig informatie
heeft verstrekt over het risico van een
castratie. Daarnaast is de eigenaar van
mening dat de houding van de dieren-
arts weinig coöperatief was vanaf het
moment dat de kater in shock was ge-
raakt .

Het tuchtcollege moest de vraag beant-
woorden of uit de gegeven feiten kan
worden afgeleid dat de dierenarts te-
kort is geschoten in de zorg die hij be-
hoort te betrachten.

Het college overwoog daartoe:
Het verstrekken van voldoende en
juiste infonnatie en de houding van
een dierenarts ten opzichte van een ei-
genaar of begeleider van een dier kan

GECASTREERDE KATER IN SHOCK

Sinds oktober 1992 geldt op basis van de Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde (WUD) 1990 de tuchtrechtspraak voor dierenartsen. Het
Veterinair tuchtcollege en beroepscollege zijn de instanties, die met deze
rechtspraak zijn belast. In deze colleges hebben respectievelijk vier en twee
dierenartsen zitting.

In Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1992; 117(2): 60-61 is overigens meer te
lezen over de procedure van het tuchtrecht.

Stafmedewerker van de KNMvD, mr. Sabien van Egmond licht in deze
nieuwe rubriek een aantal interessante zaken toe.

-ocr page 182-

in vooricomencle gevallen zodanig ge-
brekkig zijn, dat de dierenarts daarmee
te kort schiet in zijn zorg.
In het onderhavige geval is de kater -
dit kan als vaststaand worden aange-
nomen- gestorven aan een met zekere
regelmaat voorkomende complicatie
van algehele anesthesie. Naar het oor-
deel van het college heeft noch het ni-
veau van de informatieverschaffing,
noch de houding van de dierenarts te-
genover de diereigenaar, de zorg die de
dierenarts behoort te betrachten ten
opzichte van het door hem behandelde
dier, negatief beïnvloed.
In verband met het voorgaande is het
college van mening dat uit de vast-
staande feiten niet kan worden afge-
leid dat de dierenarts te kort is gescho-
ten in zijn zorg.

Het college verklaart de klacht onge-
grond.

INFORMATIEPLICHT

In dit geval gaat het volgens de dieren-
arts om een verschijnsel dat bij katten
vaker voorkomt, maar jammer genoeg
niet te voorkomen is. De dierenarts
heeft de risico\'s van een castratie naar
zijn zeggen wel medegedeeld aan zijn
cliënt.

f\\.llll«ltfo

Duidelijk wordt, dat het van belang is
om de cliënt duidelijk te informeren
over de risico\'s die samenhangen met
een operatie. In de eerste plaats is het
hierbij van belang, dat de informatie in
voor de cliënt begrijpelijke bewoor-
dingen wordt gegeven. Houd er reke-
ning mee, dat de cliënt geen grote
(dier)geneeskundige kennis heeft en
dat sommige cliënten emotioneel kun-
nen reageren als hun dier een opera-
tieve ingreep moet ondergaan.
Gezien de overwegingen van het
Veterinair tuchtcollege is het in elk ge-
val zaak om de met een zekere regel-
maat voorkomende complicaties bij
algehele anesthesie aan de cliënt mede
te delen.

POST ACADEMISCH ONDER-
WIJS DIERGENEESKUNDE
In de relatie dierenarts-cliënt
spelen naast het tuchtrecht ook
andere wettelijke aspecten een
rol. Denk bijvoorbeeld aan
koopkwesties, aansprakelijk-
heid en het gebruik van alge-
mene voorwaarden. Een en an-
der is met de invoering van het
Nieuw Burgerlijk Wetboek
(deels) op een andere wijze ge-
regeld dan voorheen. Reden
waarom PAO-Diergeneeskun-
de op 19 mei 1994 een cursus
Nieuw Burgerlijk Wetboek en
wettelijke aspecten organiseert.
In deze cursus zullen genoemde
onderwerpen aan de orde wor-
den gesteld en waar mogelijk
met voorbeelden uit de praktijk
worden toegelicht. Voor meer
informatie kunt u contact opne-
men met PAO-Diergeneeskun-
de 030-517374.

Hoewel Koning Winter zich nauwe-
lijks laat gelden, wordt door menigeen
al reikhalzend uitgekeken naar het
voorjaar. De Voorjaarsdagencommis-
sie maakt daarop geen uitzondering.
Het traditioneel aan het gelijknamige
jaargetijde verbonden congres staat
immers voor de deur en wordt van 22
tot en met 24 april in de Amsterdamse
RAI georganiseerd. De Klompenfol-
der (zie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 februari jl.) is inmiddels
verstuurd en de eerste verzoeken om
meer informatie over onder meer het
programma, komen bij de commissie
binnen.

Ook alle KNMvD-leden en abonne-
menthouders ontvangen ingesloten in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
het gehele programma-overzicht en
een inschrijvingsformulier.
Een keur aan sprekers geeft acte de
présence tijdens de Voorjaarsdagen
1994. Zij hebben inmiddels hun tek-
sten voor de Proceedings aangeleverd.
De Engelstalige Proceedings worden
dit jaar voor het eerst in The
Veterinary Quarterly geïntegreerd.

HET PROGRAMMA

ABONNEES

Dus louter abonnees van de Veterinary
Quarterly ontvangen dit jaar de pro-
ceedings als supplement. De procee-
dings bevatten van bijna alle sprekers
een bijdrage over de meest uiteenlo-
pende onderwerpen, zoals doseringen
voor inspuitanestetica voor kleine
knaagdieren, entschema\'s aangepast
volgens de nieuwste inzichten, onder-
zoeksprotocol voor röntgenologisch
onderzoek van het abdomen, zeer
boeiende overzichtsartikelen met be-
trekking tot neurologische afwijkin-
gen, infectieziekten en de betekenis
van het veterinaire tuchtrecht. De pro-
ceedings zijn bovendien voor alle con-
gresdeelnemers beschikbaar. De twee
commissieleden, die als \'guest editor\'
voor deze proceedings optreden, dra-
gen ook zorg voor de samenstelling
van het programma. Zij worden daar-
bij secretarieel ondersteund door
Jolanda Antonie van de
Koninklijke
Nederlandse Maatschap-pij voor
Diergeneeskunde.

Belangstellenden die meer informatie
willen over de Voorjaarsdagen 1994
kunnen elke dinsdag en donderdag tus-
sen 10.00 en 16.00 uur contact met
haar opnemen (030-510111).

Tijdens de zomermaanden wordt het
dertiende IPVS-congres georganiseerd
en wel in Bangkok, Thailand. Solvay
Duphar organiseert in samenwerking
met Groep Geneeskunde van het
Varken een reis. Ook de VVAA orga-
niseert een reis naar Thailand.

Solvay Duphar

Aansluitend op het congres is er een
rondreis, die de deelnemers onder
meer zal leiden langs de beroemde
River Kwai, oude steden, de grens met
Laos, geïsoleerd levende bergvolkeren
en nog vele andere indrukwekkende
bezienswaardigheden.
Het aantal plaatsen is helaas niet onbe-
perkt!

Voor nadere inlichtingen kan men zich
wenden tot Solvay Duphar Animal
Health Benelux, drs. E.J. Jedema/mw.
J. Nijhuis, tel.nr. 020 - 549 08 87.

VVAA

Thailand, het Land van de Glimlach ...
Een prachtige bestemming in het mys-

IPVS-CONGRES
IN BANGKOK

-ocr page 183-

terieuze, betoverende Verre Oosten,
waar adembenemende tempels, schit-
terende paleizen en kleurrijke exoti-
sche markten in juni 1994 het decor
bepalen voor het dertiende IPVS con-
gres. Naar aanleiding van dit congres
heeft het reisbureau van VVAA
Nederlandse Vereniging van Artsen -
in nauwe samenwerking met de KLM -
diverse aantrekkelijke arrangementen
samengesteld, die overigens ook voor
een eventuele meereizende partner bij-
zonder de moeite waard zijn!

In de publikatie, gericht op een uni-
form asielbeleid, worden afspraken
weergegeven ten aanzien van de in-
houd van de werkzaamheden van een
aan een asiel verbonden dierenarts.
Het betreft hier de zogenaamde intra-
murale zorg, waartoe onder meer het
asielbezoek en het adviseren van de
dagelijkse leiding behoren.

Tevens wordt in de publikatie aan-
dacht besteed aan de nazorg van bij
een nieuwe eigenaar geplaatste asiel-
dieren. Het gaat hierbij om het service-
consult. Er is voor de volgende bena-
dering gekozen: iedere eigenaar, die
via het asiel een huisdier verkregen
heeft, krijgt een zogenaamd service-
consult. Dit consult is tot dertig dagen
na afgifte van het betreffende dier met
behulp van een verwijsformulier te
verkrijgen. De nieuwe eigenaar kiest
zelf een dierenarts. Het verwijsformu-
lier wordt, indien nodig, door het asiel
verstrekt.

De tarieven voor visites, consulten en
verrichtingen ten behoeve van asiel-
dieren zijn in onderling overleg tussen
beide partijen tot stand gekomen. Bij
de totstandkoming is sterk rekening
gehouden met het sociale aspect van
de zorg voor asieldieren. Dit heeft ge-
leid tot lagere tarieven dan de normaal
te hanteren praktijktarieven. Om een
goed uniform asielbeleid te kunnen

Ltk/l J

De VVAA organiseert twee reizen. De
eerste begint op 24 juni en duurt tot 2
juli. Deze reis is eigenlijk alleen deel-
name aan het congres.

De tweede reis begint eveneens op 24
juni, maar wordt gevolgd door een
post-congres-arrangement en duurt tot
6juli.

Voor nadere inlichtingen kan men zich
wenden tot VVAA reisbureau,
Genoveve van Erp (030 - 474 303)

TAAKOMSCHRIJVING
ASIELDIERENARTS

De Centrale Asielraad van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van
Dieren en de KNMvD hebben overleg gevoerd over de werkzaamheden van
dierenartsen ten behoeve van asieldieren en de daarbij behorende tarieven.
De uitkomsten van dit overleg zijn uitgewerkt in de herschreven publikatie
betreffende de taakomschrijving van een dierenarts verbonden aan een die-
renasiel en de hierbij overeengekomen tarieven.

voeren, is het hanteren van deze afge-
sproken tarieven een belangrijke voor-
waarde.

Voor het declareren van de werkzaam-
heden wordt gebruik gemaakt van een
standaard declaratieformulier, dat per
blok te verkrijgen is bij de KNMvD.

De publikatie is te verkrijgen bij het
bureau van de KNMvD, Marjoleine de
Mol, tel. 030-510111.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Caramin, P.J.J.; Gent-1984; 2930 Brasschaat
(België); Frilingiei 33.

Louw, G.H.J. van de; 1994; 3515 AD Utrecht;
Zaagmolenkade 34 bis.

Veen, Mevr. M.; 1994; Bridlington, East-
Yorksiiire YOI6 5UY (Engeland); 13 Rose-
wood Close.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het hoofdbestuur aangenomen:

Boer, Mevr. M. van den; 1993; 7161 MJ Neede;
Diepenheimseweg 34 A.
Bruin, D. de; 1993; 3581 SR Utrecht; Wolter
Meukelslaan 28.

mmmÊÊÊÉÊÈ

Damen, E.A.; 1993; 3584 ZB Utrecht; Enny
Vredelaan 63.

Greven, Mevr. S.H.; 1993; 3581 LL Utrecht;
lepstraat 24.

Laar, Mevr. K.J.C. van; 1993; 1059 VZ
Amsterdam; Rietwijkerstraat 2 hs.
Loomans, F.T.M.; 1993; 5715 BB Lierop;
Hoolstraat 6.

Nieuwenkamp, Mevr. A.E.; 1993; 3527 BN
Utrecht; Trumanlaan 507.
Noort, Mevr. A.A. van den; 1993; 3704 BV
Zeist; Nijenheim 73-19.

Otten, F.Th.M.; 1975; 4941 DG Raamsdonks-
veer; Haven 10.

Rem, F.; 1993; 3582 CT Utrecht; Krommerijn
73.

Rockland, Mevr. Y.E.A.; 1993; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 28.

Verhoeff, Mevr. A.L; 1993; 3512 NV Utrecht;
Dorstige Hartsteeg 7 A.

Vries, T.S. de; 1974; 3958 BN Amerongen;
Utrechtsestraatweg 49.

Ypma, LM.; 1993; 5853 AB Siebengewald;
Gochsedijk 71 A.

Zuilen, C.D. van; 1993; 3572 RT Utrecht;
Goedestraat 4 bis.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Asselt, Mevr. M. van; 3513 EX Utrecht;
Oudenoord 432.

Rambags, B.P.B.; 3514 CA Utrecht; Adelaar-
straat 15.

Wink, Mevr. M.G.E.; 3961 XD Wijk bij
Duurstede; Vechtsteen 11.

JUBILEA:

G.A. Zeelen te Lochem, afwezig 40 jaar, 6 maart
1994

C. Brakman te Deil, afwezig, 40 jaar, 6 maart
1994

J.G.M. Claessens tc Udcnhout, afwezig, 40 jaar,
6 maart 1994

Dr. J. Frens te Boxmeer, afwezig, 30 jaar, 24
maart 1994

Dr. J.W. Gunnink te Bilthoven, afwezig, 30 jaar
24 maart 1994

J. Kuipers te Hattem, afwezig, 30 jaar, 24 maart
1994

F.W. van Hoff te Alphen (NB), afwezig, 30 jaar
24 maart 1994

G. van Westrhenen te Tiel, afwezig, 25 jaar, 29
maart 1994

Dr. G. Schuijt te Houten, afwezig 25 jaar, 29
maart 1994

C.H. van Wees te Warffum, afwezig, 25 jaar, 31
maart 1994

Mevr M.T. IJzerman te Steenwijkerwold, afwe-
zig, 25 jaar, 31 maart 1994
J.H. van Til te Kollum afwezig, 25 jaar, 31
maart 1994

Cieslaagd voor het dierenartsenexamen van
3! januari 1994:

Louw, G.H.J. van de

(Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 4
februari 1994:

Brama, P.A.J.
Geelen, Mevr. S.N.J.
Koning, Mevr. T.
Moonen, M.H.W.
Rofina,J.E.
Schoemaker, N.J.
Wiggen, K.H. van

-ocr page 184-

MUTATES:

201 Baerveldt, Mevr. M.C.; 1990; 2803 RR
Gouda; Hopgaarde 4;
tel. 01820-83416
privé, 34466 prakt.; p.,
geass. met Mevr.
W.G. Roelofsen.
206 Beukers-Schröder. Mevr. L.C.M.; 1970;
5671 CN Nuenen; Loenijs van
Laneveltlaan 9; tel. 040-831766; plv.i.
R.V.V. kring Weert.

209 Boer, Mevr. M. van den; 1993; 7161 MJ
Neede; Diepenheimseweg 34 A; tel.
05450-93448 privé, 05457-71270 prakt.;
p.. medew. bij M.J.W. Bussink. L. de
Haan. P. den Hartog. J. Prins, J.C. van der
Sar en L.F. van de Velde (toev. als lid).

209* Boerhof. J.; 1971; 8269 PA Kampen;
Flevoweg 85;
tel. 05202-22304; lok.d.
R.V.V. kring Almelo.

210 Boogaerdt. A.; 1941; 2441 CR Nieuwveen;
Oude-Nieuwveenseweg 45; tel. 01723-
8244;
r.d.; R.O.N.

210 Boorden J. de; Gent-1987; naar het bui-
tenland.

348 Boorder, J. de; Gent-1987; Godmanehes-
ter, Cambridgeshire PE18 8QR (Enge-
land); 16 Hudpool; tel. 00-44-480-
890431 bur.; patholoog, Huntingdon
Research Centre.

211 Bos. J.H.; 1985; 3583 HT Utrecht;
Mauritsstraat 74 bis; tel. 030-545474 privé,
08376-19110 bur.; fax 08376
-13727; d. bij
üuwehands Dierenpark
(tel. uitsl. ma, wo
en vr v.m. 9.00 - 10.00 uur)(fax privé:
030-546447).

213* Brama, P.A.J.; 1994; .3572 XM Utrecht;
M. \\. de Ruvterstraat 1 bis; tel. 030-
731591; d.

216 Bruin, D. de; 1993; 3581 SR Utrecht;
Wolter lleukelslaan 28; tel. 0.10-514111;
wnd.d. (toev. als lid).
216 Brus. D.A.H.; 1983; .5464 VS Mariaheide
(gem. Veghel); Ratelaar 16; tel. 04130-
43207 privé, 04135-1350 prakt.;
fax
04135-1495;
p.. geass. met L.B.H. ten
Hove. J.W.M. Miltenburg. P.J.A.M.
Pulskens.
C.J.M. Schouten cn J.A.C. van
Vuren.

220 Damen. E.A.; 1993; 3584 ZB Utrecht;
Enny Vredelaan 63; tel. 030-541721 privé.
08859-51593 prakt.; p.. medew. bij Dr. J.J.
Geene, A.J.A.M. Mouwen, J.J. Pen cn
T.J.M. Vercammen
(toev. als lid).
229 Elings. S.J.C.; 1988; 8181 XN Heerde; A.
Lyphartlaan
.16; tel. 05782-5673 privé.
1368 prakt.; p.. gea.ss. met E.J.C. Thybaut.
232 Forcest, Jhr. A.W. van; 1967;
6851 MZ
Huissen; Korte I.nostraat 60;
tel. 085-
342012 privé, 030-531698 bur./08370-
19120 prakt.; p., uitsl. Vet.
Tandheelkunde; wet. medew. U.U. (F.D.,
vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd.) tel.
spreekuur uitsl. do 8.45-9.00 uur; medew.
Vet. Specialistisch Centrum "De Wagen-
renk", consultant Ouwehands Dierenpark,
Rhenen; wet. medew. Univ. Zürich. Vet.
Med. Klinik Zahnheilkunde (tel. 00-41-1-
3651241).

2.14*Geelen, Mevr. S.N.J.; 1994; 3572 CM
Utrecht; Kapelstraat 42; tel. 030-
715263; wnd.d.

238 Greven. Mevr. S.H.; 1993; 3581 FL
Utrecht; lepstraat 24; tel. 030-513993;
wnd.d.
(toev. als lid).
239»Groot. Mevr. Dr. M.J.; 1985; U-1992;
3524 TA Utrecht; Treek 20; tel. 030-
895568 privé, 08370
-75452 bur. wet. me-
dew. histopathologic RIKILT-DLO afd.
Risico .Analyse & Toxicologie.

153

241 Haffmans. Mevr. F.; 1992; 3904 BB
Veenendaal; Groen van Prinsterer-
straat 31 ; tel. 08385-42533 privé,
14234
prakt.;
fax 08385-2207; p., medew. bij
S.R. Heslinga.
241 Hallebeek, Mevr. J.M.; 1992; 3512 TA
Utrecht; Potterstraat 12 bis; tel. 030-
313011 privé,
532013 bur.; specialist in
opleiding (Vet. Diervoeding) U.U. (F.D.,
vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding der
Grote Huisd.).
246»Hermsen. B.J.; 1958; 7041 CK \'s-
Heerenberg; Schaapskooiweg 8; tel.
08346-61361;
r.d.
250* Hooft. Dr. A.J.G. van \'t; 1953; U-1959;
5263 GH Vught; Heiweg 20; tel. 073-
560860;
r.d.; oud-i.\\.D.; oud-i.V.G.;
oud-spec. export dierlijke prod. R.V.V.;
O.O.N.

251 Hove, L.B.H. ten; 1969; 5469 ST Erp;
Groothees 10; tel. 04135-1990 privé, 1350
prakt.;
fax 04135-1495; p., geass. met
D.A.H. Brus, J.W.M. Miltenburg,
P.J.A.M. Pulskens,
C.J.M. Schouten en
J..4.C. van Vuren.
260 Kempeneers, P.A.; 1987; 2244 BH
Wassenaar; Buurtweg 147; tel. 070-
3282321 privé, 3908908 prakt.; p., geass.
met P.M.M. Waenink.
264* Koning, Mevr. T.; 1994; 3527 SJ
Utrecht; Spaaklaan 263; tel. (BO-
960336; d.

265 Kraak, J.H.; 1973; 6095 NC Baexem;
Rijksweg .14;
tel. 04748-1702 privé.
04749-4242 prakt.; fax 04749-1889; p., ge-
ass. met J.P.J.M. van den Broek, A.C.G.M.
de Groot, M G. de Jong, J.G. Neuteboom
en J.G.A. Slaats.
269 Laar, Mevr. K.J.C. van; 1993; 1059 VZ
Amsterdam; Rietwijkerstraat 2 hs; tel. 020-
6152278 privé, 070-3660946 prakt.; p. bij
Haags Dierencentrum
(toev. als lid).
272 Liberg. D.B.; 1975; 8861 EL Harlingen;
Kerkpoortstraat 29;
tel. 05178-
16624
/14158 privé, 05175-31274 prakt.;
fax 05175-32176; p.. geass. met F.A.
Kleinjan.

274 Loomans. F.T.M.; 1993; 5715 BB Lierop;
Hoolstraat 6; tel. 04926-1407 privé,
04139-2929 prakt.; p.. medew. bij M.C.M.
Bossers, P.J.M. van Huiten, A.H.C.
Kuijpers, E.W.H.M. van der Velden en
A.H.H.M. Winters
(toev. als lid).
274*l.ouw,
G.H.J. van de; 1994; 3515 AD
Utrecht; Zaagmolenkade 34 bis; tel.
030-732645; wnd.d.
278 Meerakker. Mevr. C.P.L.M. van de; 1987;
6014 BF. Ittervoort; Daalakkerstraat 34;
tel. 04756-6259 privé,
04955-1225 prakt.;
p., medew. bij M.W.G.H. Heijmans,
A.Th
.E. Kooien, M.l.M. Linthorst, K.G.P.
Pouwels, J.W.H. Scheres, F.G.M.
Scheijmans en G.P.M.M. Tacken.
282 Mombarg, M.J.; 1993;
5469 PJ Erp;
Hurkske 2; tel. 04135-2850 privé,
1350
prakt.;
fax 04135-1495; p., medew. bij
D.A.H. Brus, L.B.H. ten Hove, J.W.M.
Miltenburg, P.J.A.M. Pulskens,
C.J.M.
Schouten en J.A.C. van Vuren.
282*Moonen, M.H.W.; 1994; 6001 GB
Weert; Hoogpoort 86; tel. 04950-21549;
wnd.d.

282 Mosel. Mevr. Dr. M. van; 1984; U-1991;
3435 RS Nieuwegein; Boomkruiper 13;
tel. 03402-41388;
wet. medew. U.U. (F.D..
vkgr. Inwendige Ziekten en Voeding der
Gr Huisd.).

283*Munnik, A.J. van der; i960; 9471 PD

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR Diergeneeskunde

Zuidlaren; Lijsterbeslaan 12; tel. 05905-
92722;
d.

283* Munster, C.H. van; 1973; 3454 AR De
Meem; Meentweg 85;
03406-66779;
lok.d. R
.V.V. kring Rotterdam.

285 Nielcn, H.L.J.; 1976; 7871 PH Klijndijk;
Melkweg 59;
tel. 05919-13353 privé,
12363 prakt.; p.

285 Nieuwenkamp. Mevr. A.E.; 1993; 3527
BN Utrecht; Trumanlaan 507; tel. 030-
932113; wnd.d.
(toev. als lid).

287 Noort. Mevr. A.A. van den; 1993; 3704
BV Zeist; Nijenheim 73-19; tel. 03404-
52909; wnd.d.
(toev. als lid).

287 Offereins, E.; I960; 3735 ME Bosch en
Duin; Biltseweg 42; tel. 030-290581;
fax
030-294083; r.d.

287 Oijen, P.W.C.M. van; 1985; 5712 GW
Someren; Hoevenstraat 26; tel. 04937-
90353 privé, 91770 prakt.; fax 04937-
96770;
p., geass. met H.A. Derkx,
M.M.F.H. van Kuijk, R.E. Paauwe,
R.J.M.L. Raymakers, L.A.J. Smeenk,
A.H.A. Steentjes, J.A. Westerbeek, D.L.
Willinken F.Th.C. de Wit.

354* Oosterhout, M.A.B, van; 1960; 2322
Hoogstraten (België); Lageweg 17; tel. 00-
32-3-3148818; plv.i. R.V.V. kring Breda.

289 Opio, H.S.N.; 1993; 3523 PH Utrecht;
Kariboestraat 257; tel. 030-523335 privé.
05712-71805 bur.; fax 05712-74272;
lok.d. R.V.V. kring Apeldoorn, lok.
Twello.

289 Otten, F.Th.M.; 1975; 4941 D(i Raams-
donksveer; Haven 10; tel. 01621-15878
privé, 15229 prakt.; p., geass. met G.M.
Sueters en E. Vettorato
(toev. als lid).

290 Otto, L.M.; 1959; 1165 HW Halfweg
(NH); Emmaplein I; tel. 02907-4340;
r.d.

291 Palgi. L; 1970; 2543 AK "s-Gravenhagc;
Het Zicht 61-63;
tel. 070-3291592 privé,
3660701 prakt.; fax 070-3660701 ; p.

292 Pesman, Mevr. M.E.; 1988; 1276 GZ
Huizen; Anker 4; tel. 02152-59844 privé,
51512 prakt.; p., medew. bij B H. Liem.

296 Pulskens, P.J.A.M.; 1977; 5427 CX
Boekei; Irenestraat 59; tel. 04922-3179
privé. 04135-1350 prakt.;
04135-1495; p..
geass. met D.A.H. Brus. L.B.H. ten Hove,
J.W.M. Miltenburg, C
.J..M. Schouten en
J
.A.C. van Vuren.

296* Ouadvlieg, R.F.P.M.; 1956; 6019 AW
Wessem; Steenweg 9 B; tel. 04756-6632
privé,
04950-39185 bur.; plv.i. R.V.V.
kring Weert; oud-i.V.D.; oud-i.V.G.

298 Rem, F.; 1993; 3582 CT Utrecht;
Krommerijn 73; tel. 030-523133; wnd.d.
(toev. als lid).

300 Rockland, Mevr. V.E.A.; 1993; 3981 ZL
Bunnik; Vletwcidc 28; tel. 03405-71231;
wnd.d.
(toev. als lid).

.100*Rofina, J.E.; 1994; 2924 TE Krimpen
a/d IJssel; Plechtaak 7; tel. 01807-20599;
wnd.d.

301 Roos, S R.; 1978; 5473 CK Heeswijk-
Dinther; Zijlstraat 9; tel. 04139-3292 privé.
04130-83333 tst. 331 bur.; fax 04130-
40229; External Relations Manager
Waltham Worldwide.

355 Scherpenzeel. O.R.W. van; 1990; 22600
St. Barnabé (Frankrijk); 20 Rue Pierre
Mendès France; tel. 00 .13-96266657
privé,
96289823 prakt.; p.. geass. met
Mevr. E.R. Ostendorf-Otto.

305*Schoemaker, N.J.; 1994; 3981 ZN
Bunnik; \\ letweide 122; tel. 03405-
71173; d.

306 Scholten, H.H J.; 1955; 6561 AH

-ocr page 185-

Groesbeek; Molenweg 23; tel. 08891-
71436;
r.d.

306 Schouten, C.J.M.; 1989; 5427 SN Boekcl;
Leeuweriklaan 36; tel. 04922-2499 privé,
04135-1350 prakt.;
fax 04135-1495; p.,
geass. met D..\\.H. Brus, L.B.H. ten
Hove, J.W.M. Miltenburg, P.J.A.M.
Pülskens en J.A.C. van Vuren.

307 Schuld, J.M.; 1956; 5038 NN Tilburg;
Bredaseweg 292; tel. 013-683144;
r.d.;
oud-lok.h. R.V.V. Tilburg/Waalwijk.

308 Schut, A.J.; 1986; 1507 SP Zaandam;
.Magda Janssensstraat 60; lel. 075-
314515 privé,
160761 prakt.; p., geass.
met F.J. van de Kamp, H.C.J.
Schoenmakeren E.P. Snuif

311 Smit, F.I.; 1990; 5263 GL Vught;

Middenweg 6; tel, 073-564028; wnd.d.
356 Theeuwes, P.A.J.M.; 1992;
5048 AD
Tilburg; p/a Ledeboerstraat 26;
tel. 00-
32-14-659606 privé, 013-636264 prakt.;
p., m.n. vleeskalveren (Grote Baan 190;
2380 Ravels (België)).
321 Trompert, H.M.; 1988; 3192 PD
Hoogvliet; Botreep 86; tel. 010-4166049
privé.
4950218 bur.; fax 010-4950421;
lok.d. R.V.V. kring Rotterdam.
324 Vegt, D.J. van der; 1991; 2411 GM
Bodegraven; Gravenstein 60; tel. 01726-
50738 privé, 13798 prakt.; p., medew. bij

G. Hofland.

326 Verhoeff, Mevr. A.I.; 1993; 3512 NV
Utrecht; Dorstige Hartsteeg 7 A; tel. 030-
369094; wnd.d.
(toev. als lid).
328 Verweij, A.M.M.; 1992; 3862 MR
Nijkerk; Gérard Douhof 80; tel. 03494-
62347 privé,
03410-23960 bur.; lok.d.
R.V.V. kring Apeldoorn, lok. Veluwe
west/Harderwijk.
330 Vliex, E.L.H.M.; 1992; 6191 XE Beek
(L); Margrietstraat 51; tel. 046-373558
privé, 371885 prakt.; p., medew. bij
P.G.L.J. Boskamp.

332 Vries, T.S. de; 1974; 3958 BN Amerong-
en; Utrechtsestraatweg 49; tel. 03434-
53897 privé. 03430-13641 tst. 34 bur.; fax
03430-14754; d. G.v.D. West- en Midden
Nederland; h. Pluimveegez.zorg
(toev. als
lid).

333 Vuren, D.M.N. van; 1960; 5469 PJ Erp;
Hurk.ske4; tel. 04135-1880;
r.d,

333 Vuren, J.A.C. van; 5469 NH Enp;
Gcmcrtscdijk 10;
tel. 04135-3449 privé,
1350 prakt.;
fax 04135-1495; p„ geass.
met D.A.H. Brus, 1..B.H. ten Hove,
J.W.M. Miltenburg, P.J.A.M. Pulskens
en C.J.M, Schouten.

334 Want. C.J. van der; 1991; 5506 EE
Veldhoven; Nijverheidslaan 14; tel. 040-
543443
privé, 532540 prakt.; p., medew.
bij J. Floor, J.H. ten Hoopen en J.P.M.
Schijf

336* Wensvoort, Dr. G.; 1982; U-1989; 7971
CP Havelte; Dorpsstraat 29; tel, 03200-
76611 bur.; fax 03200-42804;
wet. me-
dew. C.D.I.

339* Wiggen, K.H. van; 1994; 2396 HA
Koudekerk a/d Rijn; Dorpsstraat 3; p.,
medew . bij Dr. A.VV. Helder en G. Roest.

339 Wijnberg, Mevr. I.D.; 1990; 9073 HJ
Marrum; Ringweg 59; tel. 05181-2832
privé, 05183-1947 prakt.; p., medew. bij

H.W.L.M. Fuchs en M. de Vries,

343 Ypma, LM.; 1993; 5853 AB
Siebengewald; Gochsedijk 71 A; tel.
08852-1 133 privé, 08854-3000 prakt.; p.,
medew. bij C.G.J.M. van Aaken, A.A.
Hesen, M.H.J. Kerstens en Th.A.M. Witjes

ijriiiiiii.

(toev. als lid).

344»Zingstra, P.H.; 1977; 7213 ED Gorssel;
Deventerweg 35; tel. 05759-3549 privé,
05490-27075 bur.; lok.h.
R.V.V. kring
Almelo, lok. Holten; plv. kringdir.
R.V.V, kring Almelo.
344 Zuilen, C.D. van; 1993; 3572 RT Utrecht;
Goedestraat 4 bis; tel. 030-713127 privé,
539411 bur.; specialist in opleiding U.U.
(F.D., vkgr. Geneesk. van Gezelschapd.)
(toev. als lid).

Alle gegevens die vanaf Personalia 15 januari
1994 worden gepubliceerd, kunnen helaas niet
meer opgenomen worden in het Diergenees-
kundigjaarboek 1994!
Herhaalde oproep;

Van de volgende personen zijn de gegevens on-
bekend:

Aalderen-Koster, Mevr. R. van; 1955
Dwars, W.B.; 1969
Guldemond,G.C.; 1977
Hartmann, H.J.; 1952
Hendrikse, Dr. R.P.; 1946; U-1962
Hoff, H.W. van\'t; 1977
Jongh, E.de; 1957
Klein Hofmeyer, H.J.A.; 1988
Lende, P.B.vander; 1957

VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de

gezelschapsdierenpraktijk ƒ 4725,-

- 6 weken van 5 dagen op afspraak (94/06)
Veterinaire Apotheek 11

Gemengde Praktijk ƒ 2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal dc selec-
tie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodi-
ging met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Introductie practische toepassing van echografie
bij gezelschapsdieren ƒ470,—

- 5 maart 1994 (94/08)

- 4juni 1994 (94/09)

Veterinaire Apotheek 1

(jcmengde Praktijk ƒ 1450,-

- 30en 31 meien 1 juni 1994 (94/05)

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren ƒ 260,-

- Thorax, 16 maart 1994 (94/16)

- Abdomen, 23 maart 1994 (94/17)

- Skelet, 30 maart 1994 (94/18)
De cursussen zijn volgeboekt. Opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Voeding van het varken in

Marsman, W.R.; 1976

relatie tot gezondheid

ƒ 1040,-

Schoonhoven, Mevr. E.E.; 1989

- 1 en 2 maart 1994

(94/19)

Buitenland:

Assistentie Paard

ƒ600,-

Bouman, Mevr. M.; 1986

- 4 maart 1994

94/48

F.ggink.G.J.; 1953

Gorsira.R.; 1958

Feniliteit Rund

ƒ375,-

Kooreman, Mevr. K.M.; 1985

- 17 maart 1994

(94/49)

Meertens,J.K.; 1982

Smit, Mevr. A.E.; 1991

Themadag lever

ƒ375,-

Smith-Schalkwijk, Mevr. M.J.; 1976

- 18 maart 1994

(94/20)

Varsano.D.; 1972

Verschuuren,J.M.;Gent-1986

Practische anaesthesie paard

ƒ 1045,-

Wamierdam. Mevr. M.M.; 1987

- 22 en 23 maan 1994

(94/01)

Om het Diergeneeskundig Jaarboek zo volledig

Practische anaesthesie paard

ƒ 1475,-

mogelijk te houden, verzoekt de Redactie een ie-

- 29, 30 cn 31 maart 1994

(94/02)

der die informatie kan geven over bovenver-
melde collegae, contact op te nemen met de le-
denadministratie van de K.N.M.v.D. tel.
030-510111, vraag naar Anne Marie Boverhuis.

Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor dc
wachtlijst is mogelijk.

Apotheek voor assistenten in de

dierenartsenpraktijk ƒ945,-

- 23 en 24 maart 1994 (94/10)

Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685,—

- 25 maan 1994 (94/35)

- 3juni 1994 (94/36)

- 10 juni 1994 (94/37)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

ƒ205,-
(94/29)

ƒ 1025,-
(94/45)

ƒ495,-
(94/26)

ƒ495,-
(94/30)

Geiten Capita Selecta

- 14 april 1994

Patiëntendemonstratie
landbouwhuisdieren

- 19 april 1994

Uiergezondheid bij het rund

- 21 en 22 april 1994

Buikchirurgie rund

- 28 april 1994

Practische echografie gynaecologie

rund (Drachten) ƒ940,-

- 3 mei 1994 (94/21)

- 10 mei 1994 (94/22)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

-ocr page 186-

Nieuw Burgerlijl( Wetboelc c.q.
Wettelijl<e aspecten

- 19 mei 1994

Sectiebeelden bij de kat

- 20 mei 1994

Recente ontwikkelingen in het
onderzoek van varkensziekten

- 2 juni 1994

IBR/BVD
- 15 juni 1994

Het immobiliseren van wilde
of verwilderde dieren

- 17 juni 1994

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

Maart

1 Ledenvergadering Afdeling Limburg van
de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant "De Waever" te Heythuysen

1 —2 PAO-D cursus: 94/19 Voeding van het
varken in relatie tot gezondheid

2—5 9th DVG Congress on Avian Diseases,
Auditorium of the Medizinische Tierklinik
of the Veterinary Faculty, Ludwig-
Maximilians-Üniversität, München,
Koninginstrasse 16, D-80539. Informa-
tion: phone{89)-31561970.

2—5 Basic Equine AO-veterinary corse in
German. Waldenburg, Switzerland. For in-
formation contact AO-Vet. Center,
Monika Gutscher, Winterhurerstr. 260,
8057 Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-
3130384.

3—4 München: 9e Tagung über Vogelkrank-
heiten. Tauben, Verhalten und Verhaltens-
störungen beim Vogel.

Anmeldung: Tel.: 00.49.89.31.56.19.80;
fax.: 00.49.89.31.56.19.82; of per brief-
kaart aan: Institut für Geflügelkrankheiten,
Veterinairstrasse 3, D-85764 Oberschleis-
sheim. Kosten :DM 150,-.

4 PAO-D cursus: 94/48 Assistentie paard

5 PAO-D cursus: 94/08 Introductie practi-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

12 Postduiven: medische begeleiding, voe-
ding en prestatie, klinisch en postmortaal
onderzoek, preventie, ziekten, therapie.
Inl. en opg. Eva Training Centre, Postbus
110, 3956 ZT Leersum, tel. 03434-56566;
fax:03434-57122.

16 Dierenartsen Kring ten oosten van de
Ussel, aanvang 20.00 uur

16 PAO-D cursus: 94/16 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren

ƒ470,--
(94/24)

ƒ 345,-
(94/33)

/635,-
(94/47)

ƒ430,-
(94/46)

ƒ 1050,-
(94/34)

17 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund.

17 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: gezel-
schapsdieren.

17 Jaarvergadering Groep Paardenpractici

17 PAO-D cursus: 94/49 Fertiliteit Rund

18 PAO-D cursus: 94/20 Themadag lever

22— 23 PAO-D cursus: 94/01 Praktische ana-
esthesie paard

23 PAO-D cursus: 94/17 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

23— 24 PAO-D cursus: 94/10 Apotheek voor
assistenten in de dierenartsenpraktijk

23 \'Communicatie of krommunicatie?\'
Bijeenkomst/workshop voor vrouwelijke
dierenartsen in de provincie Utrecht.
Aanvang: 19.30 uur, KNMvD kantoor.
Voor informatie en aanmelding: Eveline
Jansen, 030-516949, Angelie Braakman,
030-871419.

24 Kring Dierenartsen de Gelderse Vallei, in
de Schakel te Nijkerk. Aanvang: 20.15 uur.
Gastspreker: drs. H. Lommers. Onder-
werp: "Tuchtrecht" enz.

24 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s middags). Onderwerp: pluim-
vee.

25 PAO-D cursus: 94/35 Behandeling van
kruisbandletsels

26 Papegaai-achtigen; voeding en huisves-
ting, klinisch en postmortaal onderzoek,
preventie, ziekten en therapie. Inl. en opg.
Eva Training Centre, Postbus 110, 3956
ZT Leersum, tel. 03434-56566; fax:
03434-57122.

29- 31 PAO-D cursus: 94/02 Praktische ana-
esthesie paard

30 PAO-D cursus: 94/18 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

31 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: rund.

April

4— 5 Tagung der Europäischen Gezellschaft
fur Veterinär Pathologie. Zürich.

14 PAO-D cursus: 94/30 Geiten Capita
Selecta

14 Klinische avond van Dierenkliniek
Emmeloord.

Deze avond zal worden gehouden in Hotel
\'t Voorhuys, De Deel te Emmeloord.

19 PAO-D cursus: 94/29 Patiëntendemon-
stratie landbouwhuisdieren

18 Vergadering regio Oost van de AUV,
Postiljon Deventer, aanvang 20.00 uur.

21—2? PAO-D cursus: 94/45 Uiergezondheid
bij het rund

22—24 Voorjaarsdagen, Amsterdam RAI.

25 Vergadering regio Zuid van de AUV,
Novotel Eindhoven, aanvang 20.00 uur.

28 PAO-D cursus: 94/26 Buikchirurgie rund

28 Vergadering regio Noord van de AUV,
Postiljon Heerenveen, aanvang 20.00 uur.

Mei

3 PAO-D cursus: 94/21 Praktische Echo-
grafie Gynaecologie Rund

4 Vergadering regio West van de AUV, Afrit
de Meem, aanvang 10.00 uur.

10 PAO-D cursus: 94/22 Praktische Echo-
grafie Gynaecologie Rund

17 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD

17 Ledenvergadering van de afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te Marken-
binnen, aanvang 20.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

17 Ledenvergadering afdeling Zeeland.

17 Vergadering Overijssel
Aanvang: 20.00 uur.

18 Afdelings vergadering. Noord-Brabant op
lokatie

19 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
Ussel, aanvang 20.00 uur.

19 PAO-D cursus: 94/24 Nieuw Burgerlijk
Wetboek c.q. Wettelijke aspecten

20 PAO-D cursus: 94/33 Sectiebeelden bij de
kat

25 Afdelingsvergadering afdeling Zuid-Hol-
land van de KNMvD

25 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland

28—30 SAVAB-Flanders weekend, provin-
cieshuis te Antwerpen. \'Animals in crisis\':
Practical Emergency and Critical Care of
Life - Treatening Conditions. Dr. Tim
Crowe, and Dr. Rebecca Kirby (The
Veterinary Institute of Trauma, Emer-
gency and Critical Care. The Emergency
Center, Milwaukee, USA). For informa-
tion contact Dr. R. Lippens, Moerstraat 27,
B 2970 Schilde. Tel. 32-3-6582535/8827
(or fax 0206).

30—31 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire
Apotheek 1 gemengde praktijk

Juni

1 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire
Apotheek 1 gemengde praktijk

1— 3 Second International Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Information:
Prof C. van Peteghem, Symposium Chair-
man, Faculty of Pharmaceutical Sciences,
University of Ghent, Harelbeke-straat 72,
B-9()00 Ghent, Belgium. Phone (32)
9/2218951 (ext.235). Fax (32)9/220 5243.

2 PAO-D cursus: 94/47 Recente ontwikke-
lingen in het onderzoek van varkensziekten

2— 4 Congres European Society Veterinary
Dermatology (ESVD) Bordeaux. Voor in-
formatie: dr. R. Harvey. 207 Daventry Rd.,
Cheylesmore, GB-Coventry CV3 5HH.

3 PAO-D cursus: 94/36 Behandeling van
kruisbandletsels

4 PAO-D cursus: 94/09 Introductie practi-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

7 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

7 Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur

9 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20 uur te De Bilt.

9 Algemene ledenvergadering Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren

10 PAO-D cursus: 94/37 Behandeling van
kruisbandletsels

13—24 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant -DNA- technologie. Voor in-
formatie, tel. 030-534888.

15 PAO-D cursus: 94/46 IBR/BVD

16 Derde lustrum Nederiands Kampioen-
schap Kleiduivenschieten voor Dieren-
artsen bij Dorhout Mees te Biddinghuizen.
Organisatie is in handen van Boehringer

-ocr page 187-

Ingelheim.

PAO-D cursus: 94/34 Het iinmobilisereti
van wilde of verwilderde dieren
Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur

17

30

Augustus

24—27 ESVD Workshop on Feline Derma-to-
logy, Utrecht, the Netherlands. Further in-
formation: Organising Committee, ESVD
Workshop on Feline Denmatology,
Valelaan 8, P.O.Box 80.154, 3508 TD
Utrecht, the Netherlands. Fax: 31-30-
518126.

29— 2 September XVIII World Buiatrics con-
gress, XXVI Congress of the Italian asso-
ciation of Buiatrics, Bologna Italy, Palazzo
della Cultura e dei Congressi. Information
Sogepaco Convention and Travel, Piazza
Costituzione 5c, 1-40128 Bologna. Phone
39-51 -6375111- ( fax 39-51 -6375149).

IL^IilllJI. -I

Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur.
16 Ledenvergadering afdeling Zeeland.
18— 22 Autumn Conference of the European
Society of Veterinary Pathology. Cuneo,
Italy.

20

Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD.

Data ledenvergadering Afdeling Limburg
van de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant "De Waever" te Heythuysen
Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur

Vergadering Overijssel
Aanvang: 20.00 uur.
Ledenvergadering Afdeling Gelderland.
Algemene ledenvergadering Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20 uur te De Bilt.

13

13

13

20

13

20

13

14

14

20
20
21

20

20

22
22

22

Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD

Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur.
Data ledenvergadering Afdeling Limburg
van de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant "De Waever" te Heythuysen
Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur

Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland
Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20 uur te De Bilt.
Algemene ledenvergadering Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.
Vergadering Overijssel
Aanvang: 20.00 uur.
Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

September

7 Dierenartsen Kring ten Oosten van de

IJssel, aanvang 20.00 uur.
7 Afdelingsvergadering Noord-Brabant,
Paviljoen Molen-wijk, Molenwijk 2, 5282
SH, Boxtel (tel.: 04116-72302)

14 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland

15 Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van dc KNMvD in Café De

November

10

Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur.
12 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke

dierenartsen.
26 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren
December

1995
Mei

II-

13 26. Jahresversammlung der Schweizer-
ischen Vereinigung für Klein-tiermedizin
SVK.

JAARKALENDER 1994 MEDISCHE WIELERKRING NEDERLAND

5 en 6 maart Winterweekend Zuid-Limburg (Euroncd)

(zaterdag) Trainingsrit (± 100 km): R. Tullemans,

tel. 04947-2011

(zondag) ATB-veldtoertocht: V. Buur, tel. 02230-35800

26 maart GP Voorjaarswedstrijd Spaarnwoude
(zaterdag) Aanvang: 13.00 uur

V. Buur, tel. 02230-35800
17 april GP Voorjaarswedstrijd Tiel

(zondag) Aanvang: 13.00 uur, aansluitend jaarvergadering: 15.00 uur. H. In den Bosch, tel. 03440-12973

7 mei GP Voorjaarswedstrijd Beverwijk

(zaterdag) Aanvang: 13.00 uur

V. Buur, tel. 02230-35800

28 mei GP NK-baan Gent (samen met.....)

(zaterdag) Aanvang: 12.00 uur, baan open: 10.00 uur

K. Haverkamp, tel. 03430-16446
11 t/ml8juni Bedevaart naar "MontVentoux" deel III

(een week) K. Bruin, tel. 023-386022

25 juni GP NK-weg lokatie nog onbekend

(zaterdag) Aanvang: 13.00 uur

2 en 3 juli Limburgweekend

(zaterdag) Toertocht: A. Kortenbach, tel. 045-258285

(zondag) Veldtoertocht

7 t/m 11 sept. GP WK Wenen

N. Reijnen, tel. 09-4921531449
24
september GP Afsluitende najaarswedstrijd Zaandam prijsuitreiking GP-klassement
(zaterdag) Aanvang: 13.00 uur

V. Buur, tel. 02230-35800
9 oktober Gentlemen Koppelkoers/tijdrit Tiel

(zondag) Aanvang:

H. In den Bosch, tel. 03440-12973
GP: telt mee voor het Grand Prix klassement.

-ocr page 188-

un i

NEVEN KALENDER 1994 MEDISCHE WIELERKRING NEDERLAND

Dit jaar eens iets \'extra \'s\' met als doel zoveel mogelijk leden iets te bieden.

Cyclosportieve tocht Limburg 80 km (pittig parcours)

Wedstrijd VIWB (Belgische "MWN") te Zolder

Cyclosportieve tocht Limburg 100 km (zwaar parcours)

Cyclosportieve tocht Limburg 125 km (zwaar parcours)

Toertocht "Artsen zonder grenzen"

Tocht door Tunesie MWB

Cyclosportieve tocht Leuven MWB

Cyclosportieve tocht Payottenland MW B

Jeux Mondiaux Evian

Wedstrijd St Anna Pede MW B

Tocht van St. Petersburg tot Moskou

Wedstrijd Eecio MW B

Belgische kampioenschappen O.L. Vrouwe van Waver
Wedstrijd V erviers MW B
Veldtijdrit Driebergen

19 of 20 maart

3 april

9 of 10 april
23 of 24 april

30 april
30/4 t/m 5/5
29 mei

12 juni
juni

31 juli

begin augustus
21 augustus
28 augustus

4 september
november

R. Tullemans, tel. 04947-2011
N.Reijnen, tel. 09-4921531449
R. Tullemans, tel. 04947-2011
R. Tullemans, tel. 04947-2011
J. Stoffels, tel. 05240-13068
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
N. Reijnen, tel. 09-4921531449
L.van Eeden, tel. 03438-21012

Call-Centre Nederland

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call Centre Nederland is een jonge en dynamische on-
derneming, actief op de markt van telefonische dienst-
verlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit mo-
ment gebruik van onze:

telefonische
achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken wor-
den aangenomen met
uw praktijknaam en afgefiandeld
volgens
uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorscfiakelen kunt u ge-
bruik maken van enkele mogelijkheden:

• P.T.T. Doorschakeldienst (ODA)
.♦21

• Doorschakelapparaat

Indien u over een semafoon bescfiikt, zullen wij u. In-
dien noodzakelijk, oproepen. Bijvoorbeeld:

1. spoedvisite 3. praktijkbezoek

2. normale visite 4. medicijnaanvraag

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te advi-
seren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en vertrou-
welijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland, de heer Rob Winkelaar

Industriestraat 7,7451 BA Holten

Telefoon: 05483 - 73311 / Telefax 05483 - 73322

Dix voor een
deskundige diagnose

Vindt u verzekeringen en financieringen
ondoorzichtig? Da\'s jammer. Maar nog spij-
tiger wordt \'t als u zich daarbij neerlegt.
Want dan mist u — bijvoorbeeld — de
deskundige diagnose van Dix & Co. Een
diagnose, die uitmondt in haarscherpe ad-
viezen.

Maak geen brokken en kies tijdig één advi-
seur, niet meer. Eén adviseur, die onafhan-
kelijk is en uw héle financiële bescherming
verzorgt. En die daardoor uw persoonlijke
situatie op spannende momenten helder en
snel in beeld kan brengen. Omdat hij het
totale overzicht heeft.

^ Laat Dix uw éne adviseur zijn ^

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKEU^ARS IN ASSURANTIËN
Tel. 030 - 51 15 20 Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrectit

K o N 1 N K L 1 J K i: N F I) E R L A N D S H MAATSCHAPPIJ VOOR D I i: R (i E N F F: S K U N I) E

157

-ocr page 189-

Gevraagd in overwegend grote-huisdierenpraktijk in het midden van het land een

DIERENARTS (m/v)

Mogelijkheid van associatie aanwezig. Schriftelijke sollicitaties s.v.p. binnen 14 dagen na het ver-
schijnen van dit tijdschrift sturen naar Tijdschrift voor Diergeneeskunde, postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer 14/94.

Gevraagd

DIERENARTS (m/v)

voor parttime-baan kleine-huisdierenpraktijk 7 weken vakantiewaarneming. Omgeving Rotterdam.
Reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 15/94.

Hubbard Nederland B.V., onderdeel van de MSD-groep, produceert en verkoopt pluimveefokkerij-
produkten in Europa, Afrika en het Midden-Oosten.

Voor spoedige indiensttreding zoeken wij een jonge

DIERENARTS (m/v)

Taken:

- De veterinaire begeleiding en supervisie van de produktiebedrijven en de broederij;

- extrene en interne pluimvee-management-adviezen;

- taken binnen de produktie en de klantenbegeleiding.

Profiel:

- Dierenarts met opleiding of enkele jaren ervaring in de pluimveehouderij, of interesse in pluimvee;

- goede contactuele vaardigheden en kunnen samenwerken in teamverband;

- goede administratieve vaardigheden en talenkennis;

- bereid zich voor 100% voor het bedrijf in te zetten en in de omgeving van Wezep te gaan wonen.

Voor de succesvolle kandidaat biedt deze funktie naast een aantrekkelijk salaris en dito secundaire
arbeidsvoorwaarden, uitzicht op uitstekende toekomstmogelijkheden!

Voor eventuele verdere informatie en uw sollicitatie kunt u zich wenden tot:

HUBBARD NEDERLAND B.V.

Ir. G. Vandecandelaere, Postbus 31, 8090 AA Wezep
Tel. 05253 - 2727

-ocr page 190-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 6, 15 MAART 1994

EDITORIAL

ANTIBIOTICUMBELEID

Veterinair antibioticumbeleid: aanbevelingen van een weritgrocp;
A.E.J.M. van den Bogaard. A.J. Breeuwsma. C.H.M. Jidicher. A. Mostert.
J.H.M. Nieuwenhuis. //. Vaarkamp. J. Verhoeff en A. Vidto

SPECIAL

159

160

ACTUA

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Project verantwoord diergeneesmiddelengebruik: voorbeeld van een geïntegreerde aanpak 184

Oosterom buitengewoon hoogleraar 185

Geen raadslid maar Raad 185

Aangepaste versie positieve lijst 185

186
186

188

CURSUSSEN EN CONGRESSEN

INGEZONDEN

VRAAG EN ANTWOORD

Echografie als onderdeel begeleiding zeugenbedrijven:./. H\'. Zwolsehen

BIJ DE VOORPLAAT

Dc foto op de voorpagina heeft betrekking op het
Veterinair Aniibioticumbcicid. In deze adcvcring
van het Tijdsehrifl voor Diergeneeskunde wordt dit
onderwerp uitvoerig belicht, (foto: <jeert Bistervels)

VOOR VETERINAIRE
DERMATOLOGIE

Universele oorreiniger
voor honden en katten

de niet-irriterende oplossing

-ocr page 191-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof dr. J. E. van Dijk

Prof dr. G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M, Drost (Gainesville. Florida. U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Profdr. E. D. Hel Ier (Israël)

Dr W.A. Hunneman (Boxtel)

Dr Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr.J.Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr. M. Pen.saert(Gcnt. België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G. J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In de/e raad zijn iciicccnwuordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (lel.
030-51 01 ll/fax 030-51 1787).

ABONIMEMEIMTSPRIJS

Het Tijdschriß voor Diergeneesliunde is hel vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V.. Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 0111. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra. lid

Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr, Tj. Joma, algemeen secretaris
I. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A.M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

189
189

189

190
190
190

190

191

191

192

193

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Steeds meer veehouders lezen veehouder en dierenarts

Communicatie ofkrommunicatie

Verklaring noodslachtingen

Bijeenkomst asieldierenart.sen

Misleidende advertentieverkoop

Onderzoek naar fraude

MEDEDELINGEN GP
VOORJAARSDAGEN
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dil lijdschrifi opgenomen artikelen waarbij de auleur is vermeld of in
de inhoud van de in dil tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uil dil tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakl. dcxir middel van druk. microfdm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van dc Rcdaclie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinär)- Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 192-

TOLFEDINE®: NIET-STEROID ANTHNFLAMMATOIR

Het niet-steroïde, anti inflammatoire TOLFEDINE munt uit zowel in werkzaamheid als in gebruiksgemak.

Werkzaamheid: • Tolfénamzuur, het werkzame bestanddeel van TOLFEDINE, is een oorspronkelijk
molecuul, met opvallende anti inflammatoire en analgetische eigenschappen. • TOLFEDINE werkt in
op twee niveau\'s tijdens het vasculaire ontstekingsstadium. • De
aanwezigheid van een lever-dunne darm cyclus geeft zowel een
direkt als een resorptievertragend effekt.

Gebruiksgemak: • TOLFEDINE kan zowel bij de kat als bij de
hond gebruikt worden. • De presentatie is uitstekend aangepast
aan de verschillende gewichten van honden en katten. • De
toediening per injektie I.M. of S.C. kan worden afgewisseld met
een orale toediening.

TOLFEDINE - iniektievloeistot - Samenstelling: Tolfénamzuur: 4 g - Excipiens Q.S.R 100 ml. Indikaties:
Anti inf lammatoir bi| de kat en de hond. Dosering en gebruiksaanwijzing: Eén iniektie subcutaan of intra
musculair van 1 ml/10 kg, deze befiandeling kan zonodig na 48 uur herfiaald worden, of één iniektie
subcutaan of intra-musculair van 1 ml/10 kg, waarna de befiandeling oraal voortgezet kan worden.
Verpakking: Flakon van 10 ml, deze bevat 400 mg Tolfénamzuur.

TOLFEDINE- hond - Deelbare tabletten - Samenstelling: Tolfénamzuur: 60 mg - Excipiens Q.S.P.
1 tablet. Indikaties: Anti inflammatoir bi] de hond. Contra indikaties: Gastro duodenaal zweren. Bijwer
kingen: Voorbiigaande gastro intestinale intolerantie, zonder noodzaak de behandeling te stoppen.
Dosering: 1/2 ä 1 tablet/10 kg per dag oraal, te verdelen over 2 giften, gedurende 3 ä 5 dagen. Verpak
king: Doos ä 16 tabletten, deze bevat 960 mg Tolfénamzuur.

TOLFEDINE- kat kleine hond - Tabletten - Samenstelling: Tolfénamzuur 6 mg - Excipiens O S.P 1 tablet.
Indikaties: Antrinflammatoir bi| de kat en de kleine hond. Contra indikaties: Gastro duodenaal zweren.
Bijwerkingen: Voorbijgaande gastro intestinale intolerantie, zonder noodzaak de behandeling te
stoppen. Dosering: 1/2 a 1 tablet/kg per dag oraal, te verdelen over 2 giften, gedurende 3 a 5 dagen.
Verpakking: Doos a 20 tabletten, deze bevat 120 mg Tolfénamzuur.
Diergeneeskundig gebruik. De voorgeschreven dosering met overschrijden.

Een prcxJukt van

^véfoquinoT)

Alleenvertegenwoordiging in Holland

-ocr page 193-

6 ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve
eeuw uitgegroeid tot de meest complete uni-
versiteit van Nederland: een rijkgescha-
keerde, internationaal georiënteerde instel-
ling van wetenschappelijk onderwijs en
onderzoek. De 14 faculteiten, 18 onder-
zoeksinstituten en S3 studierichtingen
bieden studenten en medewerkers boei-
ende mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en
de nadruk op kwaliteit bepalen de aan-
trekkingskracht van Utrecht. Weten-
schappelijke traditie, moderne technie-
ken en op de toekomst gerichte pro-
gramma\'s dragen daaraan verder bij.
Met bijna 25.000 studenten, ruim

000 personeelsleden en een jaarom-
zet van
700 miljoen gulden vormt de
universiteit de spit van het Ketmis-
centrum Utrecht, lénuit deze positie in
Midden-Nederland ottderhoudt zij een
gevarieerd contactenpatroon met uni-
versiteiten en gespecialiseerde onder-
zoeksinstituten over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders
vermeld, richten aan de genoemde perso-
neelsdienst. Vergeet u niet het vacaturenum-
mer te vermelden. De universiteit streeft
ernaar dat vrouwen op alle niveaus even van-
zelfsprekend vertegenwoordigd zijn als man-
nen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel
zwangerschaps- en ouderschapsverlof; er zijn 95
plaatsen voor kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde

De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt in
Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiënten-
zorg en is geaccrediteerd bij de American & Canadian Veterinary Medical
Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts-assistent

U gaat werken bij de vakgroep Radiologie.

Uw taken bestaan uit onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg betreffende de
diagnostische beeldvorming (röntgenologie, echografie) bij grote huisdieren en
gezelschapsdieren. In dit verband zult u worden opgeleid tot specialist veterinaire
radiologie conform het door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergenees-kunde erkende opleidingsprofiel.

Wij vragen iemand met een voltooide dierenartsopleiding en speciale belang-
stelling voor diagnostische beeldvorming. U bent bereid en in staat te funrtione-
ren in teamverband en samen te werken met andere vakgebieden.
Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor de duur van 1 jaar waarbij een
jaarlijkse verlenging tot maximaal 4 jaar mogelijk is. Indiensttreding vindt plaats
per 1 mei 1994. Afhankelijk van aanleg, inzet en specifieke belangstelling t.a.v.
radiodiagnostisch en/of echografisch onderzoek bij grote huisdieren of gezel-
schapsdieren bestaat de mogelijkheid tot doorstroming naar een op termijn vrij-
komende functie van universitair docent. De omvang van de functie is 100%.
Uw salaris bedraagt maximaal f 5977,- (schaal 10 BBRA) bruto per maand,
bij volledige aanstelling.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contaa opnemen
met prof. dr. K.J. Dik, telefoon (030) 5312 58 of 5312 64. Uw schriftelijke sollicita-
tie kunt u richten aan de afdeling Personeel & Organisatie van de
faculteit Diergeneeskunde, t.a.v. mevrouw
J.S. Drost, Yalelaan 1, de Uithof,
3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer
70406.

-ocr page 194-

EDITORIAL

De KNMvD is al enkele jaren beleidsmatig bezig de distributie en toepassing van diergeneesmiddelen te
ordenen. De beleidsgroep Veterinaire Apotheek doet daartoe het voorbereidende werk. Tevens waakt deze
groep over alle zaken met betrekking tot diergeneesmiddelen. Deze beleidsgroep heeft aan het
Hoofdbestuur de nota Veterinaire Apotheek 1 aangeboden. Na discussie in Hoofdbestuur en Algemeen
Bestuur is deze nota aan de leden verzonden. Sindsdien houdt de beleidsgroep zich bezig met de nota
Veterinaire Apotheek II. Deze wordt op korte termijn aan het Hoofdbestuur aangeboden.

Intussen is er een discussie over een verantwoord diergeneesmiddelengroep op gang gekomen. De over-
heid het bedrijfsleven, de veehouderij en niet in het minst de dierenartsen doen daar aan mee. Allereerst
kwam het antibioticumbeleid aan de orde. Dit onderwerp is ontstaan tijdens een studiedag op het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne in maart 1990. Het bleek dat door een vrijelijk ge-
bruik van antibiotica problemen kunnen ontstaan, zoals resistentie van micro-organismen met als moge-
lijk gevolg risico\'s voor de volksgezondheid.

Naar aanleiding hiervan is er een werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid gevormd, waarin een aantal
mensen zich op persoonlijke titel bezig heeft gehouden met het formuleren van een veterinair antibioti-
cumbeleid. De definitieve versie van de nota Veterinair Antibioticumbeleid is in december 1993 aan het
Hoofdbestuur aangeboden en in februari 1994 in het Algemeen Bestuur besproken. Een tussenversie
wordt al gedurende twee jaar binnen de beroepsgroep verspreid. Het Hoofdbestuur heeft de
Hoofdredactie verzocht een themanummer van het Tijdschrift te wijden aan dit veterinair antibioticumbe-
leid. Alle leden kunnen op deze manier kennis nemen van het beleid en de aanbevelingen.
Hoofdbestuur en Algemeen Bestuur willen in dit themanummer het veterinair antibioticumbeleid ter dis-
cussie stellen. Reacties worden graag afgewacht door het secretariaat van de KNMvD.

Het Hoofdbestuur dankt de werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid voor haar bijdrage aan dit thema-
nummer en voor het vele werk dat zij heeft verricht.

\'Het antibioticumbeleid is hetformularium voor de dierenarts.\'

Dr. Tj. Jorna,
algemeen secretaris

-ocr page 195-

VETERINAIR ANTIBIOTICUMBELEID:
AANBEVELINGEN VAN EEN WERKGROEP

A.E.J.M. van den Bogaard\'\', A.J. Breeuwsma^, C.H.M. Julicher\'\',
A. Mostert\'\', J.H.M. Nieuwenhuijs\'\', H. Vaarkamp\'\', J. Verhoeff en A. Vulto\'\'

SAMENVATTING

In deze nota wordt achtereenvolgens een aantal aspecten van het veteri-
nair antibioticumbeleid aan de orde gesteld. In het hoofdstuk \'Inleiding\'
worden de redenen die geleid hebben tot het formuleren van regels voor
het toepassen van antibiotica door dierenartsen toegelicht.
In het hoofdstuk \'Beleidsmatige aspecten en het wettelijk kader\' wordt
het kader van diergeneeskundig antibioticumgebruik omschreven; de be-
leidsmatige aspecten van genoemd gebruik en het wettelijk kader worden
beschreven. Het hoofdstuk \'Kwantitatieve gegevens\' bevat de kwantita-
tieve gegevens betreffende het gebruik van antibiotica in het algemeen en
in de diergeneeskunde in het bijzonder.

Het hoofdstuk \'Het huidige antibioticumgebruik door dierenartsen\' pre-
ciseert de wijze waarop dierenartsen antibiotica toepassen binnen de ver-
schillende vormen van praktijkuitoefening; eveneens worden de selectie-
criteria om tot een rationeel gebruik van antibiotica te komen in de
diergeneeskunde uiteengezet.

In het hoofdstuk \'Het nieuwe veterinaire antibioticumbeleid: toevoegin-
gen en verfijningen\' wordt een verbreding van het veterinair antibioti-
cumbeleid geformuleerd dat een optimaal therapeutisch gebruik van anti-
biotica moet bewerkstelligen en daarnaast rekening houdt met de
preventie van ontstaan, selectie en verspreiding van resistente bacteriën.
Dit geformuleerde beleid leidt tot de toegelichte aanpak in de vorm van
het formularium. Eveneens gaat dit hoofdstuk in op de gegevens die nodig
zijn om het effect van het antibioticumbeleid te kunnen evalueren en te
sturen (resistentie-peilstations en registratie veterinair antibioticumge-
bruik). Het belang van een goede Post Marketing Surveillance van geregi-
streerde diergeneesmiddelen wordt onderstreept.

De neerslag van het veterinair antibioticumbeleid, onder meer in de vorm
van het formularium, betekent een advies aan de dierenartsen; echter
geen vrijblijvend advies (Het toetsen van het veterinair handelen, zoals
dat conform de WUD zal geschieden wordt toegelicht in de paragraaf
\'wettelijk kader\').

De medewerking van de dierhouders bij het bevorderen van het juiste ge-
bruik van antibiotica wordt belicht in de paragraaf \'Medewerking dier-
houders\', waarna in de paragraaf\'Educatie en nascholing\' de consensus-
vorming d.m.v. educatie en nascholing in het kader van veterinair
antibioticumgebruik onder de loep genomen is.

INLEIDING

Sinds de ontdekking van de antibiotica
heeft de toepassing van deze middelen
een grote vlucht genomen. Antibiotica
worden op grote schaal en in grote ver-
scheidenheid op verschillende wijze
toegepast.

\' Beleidsgroep \'Velerinuire .Apotheek\', Koninklijke
Nederlandse Maat.schappij voor Diergeneeskunde,
december 1993.

Foto\'s: Geert Bistervels

Het gebruik van antibiotica beïnvloedt
op diverse manieren onze leefomge-
ving. In eerste en laatste instantie heb-
ben de antibiotica hun faam te danken
aan hun werking als geneesmiddel.
Daarnaast is de ontdekking dat de toe-
voeging van antibiotica aan veevoeder
in subtherapeutische doseringen tot
groeiverbetering leidt, de reden van
een grootschalig gebruik in de veevoe-
derindustrie. Niet onvermeld mag blij-
ven het gebruik van antibiotica in de
plantenteelt (zogenaamd fytosanitair
gebruik).

Per saldo bereikt anno 1992 een grote
hoeveelheid antibiotica het milieu en
wel langs vier wegen:

1.als geneesmiddel, voorgeschreven
door artsen

2. als diergeneesmiddel, voorgeschre-
ven door dierenartsen

3.als groeibevorderaar, toegepast door
de veevoederindustrie

4. via het gebruik in de plantenteelt (fy-
tosanitair)

De Nederlandse dierenartsen zijn de
primaire begeleiders van een deel van
deze antibiotica\'stroom\' en daarom
achten zij het hun taak om een zoge-
naamd veterinair antibioticumbeleid te
formuleren. In het kader van Goede
Veterinaire Praktijkuitoefening (GVP)
worden protocollen opgesteld voor
vele deelgebieden van de diergenees-
kundige praktijk. Dientengevolge is
het deelgebied van het veterinair anti-
bioticumgebruik, dat in deze nota aan
de orde komt, een logisch en belang-
rijk onderdeel van GVP.

Waarom is een veterinair antibioti-
cumbeleid belangrijk?

- De dierenarts, die in de praktijk ge-
confronteerd wordt met een situatie
waarin het gebruik van antibiotica
aangewezen is, heeft behoefte aan
goede infonnatie over de in aanmer-
king komende antibiotica.

- De overheid heeft de taak een beleid
te formuleren en uit te voeren dat het
bestaan waarborgt van een vol-
doende groot pakket goede midde-
len, dat op de juiste manier ingezet
kan worden, op de juiste manier ge-
distribueerd door de juiste mensen
naar de juiste dieren (zie ook
Memorie van Toelichting van de
Diergeneesmiddelenwet).

- De farmaceutische industrie wenst
duidelijkheid, zowel van de kant van
de beleidsmakers als van de gebrui-
kers, als het gaat om structurering
van het antibioticumgebruik.

-ocr page 196-

iiimrii ill É niriii

- De consument van produkten van
dierlijke oorsprong wil kwaliteitsga-
ranties ten aanzien van mogelijke re-
siduen.

- Het (diergeneeskundig) gebruik van
antibiotica kan resistentie veroorza-
ken; dit is niet alleen ongewenst van-
uit diergeneeskundig oogpunt maar
is mogelijk ook van belang voor de
volksgezondheid.

- De houders van de dieren willen
maximale zekerheid dat de toege-
paste therapieën vei-
lig en doelmatig
zijn, zowel in veteri-
nair als in econo-
misch opzicht.

- Het welzijn van de
behandelde dieren
wordt voor een
groot deel bepaald
door de kwaliteit
van de diergenees-
kundige zorg, waar-
onder het tocpas.sen
van antibiotica.

Het voorgaande heeft
een duidelijk motief
gevormd voor de
Koninklijke Neder-
landse Maatschappij
voor Diergeneeskunde
oin als beroepsorgani-
satie het protocol voor
veterinair antibioti-
cumgebruik te ontwer-
pen.

In deze nota komen
achtereenvolgens de
verschillende onder-
delen van het veteri-
nair antibioticumbe-
leid aan de orde. De
hoofdstukken \'Inlei-
ding\', \'Beleidsmatige
aspecten en het wette-
lijk kader\', \'Kwantita-
tieve gegevens\' en
\'Het huidige antibioti-
cumgebruik door die-
renartsen\' bevatten al-
pmene en specifieke
De consument wil
informatie over het
diergeneeskundig ge-
bruik van antibiotica, waarbij het
hoofdstuk \'Het huidige antibioticum-
gebruik door dierenartsen\' gewijd is
aan de traditioneel bestaande wijze om
het dagelijks werk
lege artis uit te voe-
ren. Het hoofdstuk \'Het nieuwe veteri-
naire antibioticumbeleid: toevoegin-
gen en verfijningen\' daarentegen
bevat de contouren van de \'collectieve

structuur\' die voorgesteld wordt om
het genoemde gebruik te stroomlijnen.
De paragrafen onder dit hoofdstuk
(van \'Inleiding\' tot en met \'Educatie
en nascholing\') gaan in op verschil-
lende aspecten van het veterinair anti-
bioticumbeleid.

Met nadruk dient gesteld te worden dat
dierenartsen zich uitsluitend bezig-
houden met het gedeelte van het anti-
bioticumgebruik dat gerekend moet

worden tot hun vakgebied (nummer
twee van de vier genoemde stromen).
De andere toepassingsgebieden van
antibiotica komen in deze nota daarom
niet ter sprake.

Door de leden van de betrokken werk-
groep is na zorgvuldig overleg consen-
sus bereikt over de inhoud van deze
nota. Alle leden van de werkgroep
hebben deelgenomen op persoonlijke
titel en als KNMvD-lid. Door mr.drs.
H. Lommers (ministerie van LNV) is
de paragraaf betreffende de WUD ge-
schreven. De specifieke deskundig-
heid van de verschillende leden is bij
het schrijven van deze nota zo goed
mogelijk benut. Goede Veterinaire
Praktijkvoering is hierdoor weer dui-
delijker geworden.

BELEIDSMATIGE
ASPECTEN EN HET
WETTELIJK KA-
DER

Antibioticumgebruik:
geen losstaand feno-
meen

Antibiotica en chemo-
therapeutica zijn veel-
gebruikte middelen. Er
zijn verschillende as-
pecten die van belang
zijn vooreen veterinair
antibioticumbeleid en
er bestaat bovendien
wettelijke regelgeving.
Dit hoofdstuk is ge-
wijd aan deze aspecten
en wetten.

Het gebruik van anti-
biotica kan niet los ge-
zien worden van het
traject dat voorafgaat
aan een dergelijk aan-
wenden, noch van het
traject dat erop volgt.
Voordat de beslissing
tot het toepassen van
antibiotica genomen
kan worden dient vast
te staan dat er geen al-
ternatieve handelwijze
bestaat.

Deze vaststelling kan
uitsluitend geschieden,
nadat aan allerlei deel-
gebieden die van
rechtstreeks belang
zijn voor de biotoop
van de patiënt, aan-
dacht is besteed, zoals
huisvesting (ventilatie,
isolatie, verwarming, leefruimte).
Verzorging, voeding, drinkwater, be-
smettingsdruk/hygiëne, bedrijfsanam-
nese en bedrijfsvoering.

Het \'voortraject\' dat afgelegd wordt
voordat de beslissing tot antibioticum-
gebruik genomen wordt, omvat daar-
mee vele elementen van Goede

TIJDSCHRIFT VOOR D i F R CI F N I; F S K U N D F , D i: F i 119, A i L F v F R i N (i 6, 1994

161

-ocr page 197-

ilSiiii^ièK^

Veterinaire Praktijkuitoefening, van
klinische kennis tot epidemiologische
inzichten, van vaccinaties tot bedrijfs-
begeleiding in de landbouwhuisdie-
renpraktijk.

Het gehele voortraject wordt geken-
merkt door het streven naar het voor-
komen van antibioticumgebruik.
Wanneer echter alle preventie gefaald
heeft of zich anderszins een calamiteit
voordoet, wordt de beslissing tot anti-
bioticumgebruik genomen. Nadat deze
beslissing genomen is komt de \'keuze\'
van het te gebruiken middel aan de
orde.

Aan de hand van de kennis van het be-
drijf en van de aandoeningen en de bij-
behorende behandelingsmogelijkhe-
den zal een keuze gemaakt moeten
worden uit het grote aantal beschikbare
middelen. Deze keuze zal zich (op een
enkele uitzonde-
ring na) beperken
tot geregistreerde
diergeneesmidde-
len.

Immers, alleen dan
is gewaarborgd dat
het middel kwalita-
tief goed is en dat -
bij gebruik vol-
gens voorschrift -
de werkzaamheid
van het middel vol-
doende opweegt te-
gen de mogelijke
schadelijke gevol-
gen ervan. Van be-
lang is de weten-
schap dat bij de
registratie van dier-
geneesmiddelen
evenwel geen ver-
der onderscheid ge-
Resistentie is mogelijl< ool< van belang voor de volksgezondheid
maakt wordt tussen

de middelen die aan de basis- voorwaar-
den voldoen. Bij optimaal antibioti-
cumgebruik zal een dergelijk onder-
scheid door dc dierenarts wel degelijk
gemaakt moeten worden.

bij koppelbehandeling (bijvoorbeeld
bij topdressing: eet elk dier wel ge-
noeg/niet teveel?);

- de in acht te nemen wachttermijn
voor voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong moet verantwoord
zijn.

Bij het beoordelen van de middelen die
in een fomiularium op de lijst van eer-
ste-keuze-middelen zouden kunnen
komen, zijn de volgende weegfactoren
aan de orde:

- de kwaliteit (waaronder aspecten,
zoals formulering en houdbaarheid);

- de werkzaamheid (waaronder aspec-
ten, zoals resistentie-inductie, be-
schikbaarheid op werkingsplaats);

- de veiligheid (waaronder aspecten.

Een bepaald ziektegeval wordt geken-
merkt door factoren die specifiek zijn
(bijvoorbeeld soort en gevoeligheid
van het pathogene agens); deze facto-
ren en de farmacologische eigenschap-
pen van het te kiezen antibioticum zijn
van grote invloed op het te verwachten
heilzame effect.

Daarnaast is bewezen dat het gebruik
van antibiotica het ontstaan van resis-
tentie en de selectie en verspreiding
van resistente bacteriën bevordert.
Mogelijk bestaat er zelfs een risico dat

resistente bacteriën, afkomstig van
dieren via voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong, de mens kunnen kolo-
niseren en hun resistentie overdragen
op bacteriën die pathogeen zijn voor
de mens. Dit is een tweede motief om
te komen tot een selectief gebruik.

Beleidsmatig is daardoor de wense-
lijkheid van een beargumenteerde
voorkeurslijst van primair te gebrui-
ken antibiotica duidelijk (een zoge-
naamd formularium): een lijst van aan-
doeningen en daarbij een aantal
middelen van eerste, tweede en even-
tueel derde keuze.

Uitgangspunten bij het opstellen van
een formularium zijn onder meer:

- het streven naar individuele behan-
deling van dieren;

- het voorkómen van dosis-problemen

zoals toxiciteit voor doeldier, residu-
problematiek, toxiciteit voor toepas-
ser);

- het welzijn van het doeldier;

- de economische modaliteiten (kos-
ten/baten-analyse);

- schadelijkheid voor het milieu.

Wanneer dieren dus, ondanks alle
goede en gestructureerde zorg, in een
situatie terechtgekomen zijn, waar an-
tibioticumgebruik onvermijdelijk is
geworden, dient een optimale behan-
deling ingesteld te worden, dat wil
zeggen een effectieve behandeling met
zo min mogelijk nadelige gevolgen.
Hierbij moet opgemerkt worden dat de
meest effectieve behandelingsme-
thode beslist niet altijd de minst belas-
tende hoeft te zijn, vandaar de tenn
\'optimaal\'. Het veterinair antibioti-
cumbeleid is erop
gericht om zo wei-
nig mogelijk anti-
biotica te gebrui-
ken en bij voor-
keur gebruik te
maken van antibi-
otica die de omge-
ving van het dier
het minst belasten,
zonder dat dit dc
doelmatigheid van
de behandeling
aantast.

Nadat antibiotica
ingezet zijn bij de
behandeling van
een aandoening
volgt opnieuw een
traject van dierge-
neeskundige zorg.
Niet alleen is het
volksgezondheids-
kundige aspect aan de orde (wachtter-
mijn c.q. residuproblematiek, resisten-
tiebewaking etcetera), ook de bedrijfs-
/patiënthistorie is uitgebreid. Vast-
legging van de resultaten en de gevol-
gen van het antibioticumgebruik op in-
dividueel, koppel-, bedrijfs- en regio-
niveau zijn van belang. De dierenarts
zal altijd de behandeling koppelen aan
adviezen om het ontstaan van nieuwe
problemen in de toekomst te voorko-
men.

De betekenis van het voorgaande is dat
het gebruik van antibiotica niet een
losstaand fenomeen is, maar een stap is
in een ontwikkelingsreeks; deze reeks
en deze stap kunnen beleidsmatig ge-
fonnuleerd worden.

-ocr page 198-

iiHf II in É iïi\\ i I

Wettelijk kader

Voor het tbrmuleren van beleid is het
wettelijk kader een belangrijk gege-
ven.

Tot 1 mei 1987 was de Antibioticawet
van kracht. Op grond van artikel 2 van
deze wet was het verboden antibiotica,
die bestemd of mede bestemd waren
voor aanwending bij dieren, te verko-
pen.

Dierenartsen, artsen en apothekers wa-
ren van dit verbod uitgezonderd.
Degenen die bedrijfsmatig handelden
in antibiotica konden ontheffing van
dit verbod krijgen. Hiertoe werden
door de minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij zoge-
naamde legitimatiebewijzen
afgegeven. In de huidige situ-
atie wordt de distributie van en
de handel in antibiotica (als-
mede de controle daarop) gere-
geld in de Diergeneesmidde-
lenwet en haar uitvoerings-
regelingen. Deze regelgeving
heeft de Antibioticawet ver-
vangen.

Kanalisatie

Op basis van de \'Kanalisatie-
regeling diergeneesmiddelen
cn gemedicineerde voeders\'
mogen antibiotica alleen via
tussenkomst van een dierenarts
worden afgeleverd aan houders
van dieren.

De Regeling kent een paar uit-
zonderingen. Veeverloskundi-
gcn cn castreurs mogen een be-
perkt aantal antibiotica buiten
dc dierenarts om toepassen bij
dieren.

Het verbod dat in de Regeling
opgenomen is geldt niet voor
die antimicrobiële middelen,
die uitsluitend geschikt en be-
stemd zijn voor orale toepas-
sing bij aquarium- en terrari-
umdieren. in een verpakking
die ten hoogste vijf gram van
de werkzame stof bevat.
Ook middelen die uitsluitend geschikt
en bestemd zijn voor orale toepassing
bij kooi- en volièrevogels en post- en
sierduiven en niet-bedrijfsinatig ge-
houden kleine knaagdieren en die als
werkzame stof slechts tetracycline,
oxytetracycline, chloortetracycline of
sulfonamiden bevatten in een hoeveel-
heid van ten hoogste vijf gram zijn uit-
gezonderd.

Handel

Degenen die bedrijfsmatig handelen in
antibiotica moeten op grond van arti-
kel 21 van de Diergeneesmiddelenwet
in het bezit zijn van een vergunning.
Deze vergunning wordt slechts ver-
leend indien voldaan is aan de eisen
die neergelegd zijn in het \'Eisen- en
controlebesluit vergunning dierge-
neesmiddelen\'.

Op grond van dit besluit dient de ver-
gunninghouder onder meer te beschik-
ken over een deugdelijke opslagplaats,
waar de kwaliteit van de diergenees-
middelen gewaarborgd is en blijft.

Administratie

Op grond van de \'Regeling admini-

stratievoorschriften ingevolge de
Diergeneesmiddelen-wet\' dienen ver-
gunninghouders, dierenartsen cn an-
dere personen die antibiotica afleveren
en/of daarin handelen een administra-
tie bij te houden. De administratie
dient zodanig ingericht te zijn, dat
daaruit te allen tijde op eenvoudige
wijze kan worden afgeleid op welk
tijdstip welke zelfstandigheden in
welke hoeveelheden van wie werden
ontvangen, waartoe zij werden be-
stemd, onderscheidenlijk aan wie zij
werden afgeleverd, bij welke dieren zij
werden toegepast alsmede in voorko-
mend geval de plaats en wijze van ver-
nietiging.

Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde (WUD)

Op grond van de Diergeneesmidde-
lenwet (1985, Stb. 410) mogen dieren-
artsen alleen maar diergeneesmiddelen
bereiden, voorhanden of in voorraad
hebben, afleveren of bij dieren toepas-
sen, die geregistreerd zijn. Alle geregi-
streerde diergeneesmiddelen hebben
de toets aangaande de veiligheid, ef-
fectiviteit en kwaliteit doorstaan. Al
deze geregistreerde diergeneesmidde-
len mogen dus in principe door
de dierenarts toegepast worden.
Een deel van de geregistreerde
diergeneesmiddelen valt onder
de kanalisatieregeling, omdat
deze zonder tussenkomst van
een dierenarts gevaar voor de
gezondheid van mens of dier
kunnen opleveren. Voor deze
laatste diergeneesmiddelen is
dus een extra waarborg inge-
bouwd, zodat ze alleen maar via
een deskundig opgeleide be-
roepsgroep \'in het verkeer\'
kunnen worden gebracht. Al
met al is op basis van de
Diergeneesmiddelenwet een
systeem ontwikkeld, waarin op
meerdere plaatsen waarborgen
zijn ingebouwd, zodat er van
uitgegaan mag worden dat er
werkzame diergeneesmiddelen
in de samenleving gebruikt
worden die geen gevaar voor de
gezondheid van mens of dier
opleveren. Binnen dat systeem
heeft de dierenarts bij de ver-
strekking van diergeneesmid-
delen in principe \'de vrije
keus\'. Het is aan deze beroeps-
beoefenaar overgelaten welk
specifiek middel hij of zij in een
gegeven situatie wenst toe te
passen. Daarbij komt nog dat op
grond van de WUD 1990 dc dierenarts
zelfs het alleenrecht heeft verkregen
(behoudens enkele uitzonderingen)
om een behandeling toe te passen of
voor te schrijven. De dierenarts is de
spil in de gezondheidszorg voor dieren
geworden.

In de WUD worden geen specifieke ei-
sen aan de dierenarts gesteld. Er ko-
men in de wet dan ook geen nauwkeu-
rig omschreven delictomschrijvin- gen
voor, zoals dat in het Wetboek van
Strafrecht wel het geval is. De vele
facetten die bij de veterinaire berocps-

-ocr page 199-

uitoefening in het geding kunnen zijn,
kunnen namelijk onvoldoende in der-
gelijke nauwkeurige delictomschrij-
vingen tot uiting worden gebracht.
Naar een omschrijving in de zin van
\'De dierenarts dient zich aan de regels
van het formularium te houden\', wordt
dan ook tevergeefs in de WUD 1990
gezocht. Vooralsnog is de dierenarts
dus vrij om zijn beroep naar eigen in-
zicht uit te oefenen. De WUD 1990
stelt slechts een aantal algemene eisen,
maar die zijn scherp gesteld (artikel
14);

a. de dierenarts mag niet te kort schie-
ten in de zorg die hij behoort te be-
trachten. Hij moet dus zorg-
vuldig werken;

b.de dierenarts moet voldoen
aan hetgeen van hem mag
worden verwacht;

c. de dierenarts mag de gezond-
heidszorg voor dieren niet in
gevaar brengen.

Het zijn deze open nomien die
via de jurisprudentie van het
veterinair tuchtcollege en be-
roepscollege een nadere invul-
ling zullen krijgen. De afwe-
ging van de feiten in een
gegeven casus is echter een
taak van de rechter en het is niet
mogelijk daar op vooruit te lo-
pen. Natuurlijk zullen de beide
tuchtcolleges rekening houden
met het beleid van de overheid
om te komen tot ecn situatie,
waarin diergeneesmiddelen re-
strictief en selectief worden
toegepast. Ook de memorie van
Toelichting op de WUD 1990
(Tweede Kamer, zitting 1982-
1983, 17646, nr 3) wijst in die
richting als het volgende wordt
opgemerkt: \'Het toedienen van
diergeneesmiddelen vormt een
belangrijk onderdeel van de
diergeneeskunde. Er dienen ga-
ranties te worden geschapen dat
diergeneesmiddelen op zorgvuldige
wijze worden toegepast bij dieren en
dat in geen geval onnodig diergenees-
middelen worden voorgeschreven\'.

Of een dierenarts in een gegeven situ-
atie op een zorgvuldige wijze dierge-
neesmiddelen heeft toegepast, zal af-
hangen van de omstandigheden van
het geval. Ook de beide tuchtcolleges
zullen echter behoefte hebben aan een
kader, waarbinnen het mogelijk is om
bepaalde handelingen te toetsen. Het is
dan ook vanuit die invalshoek dat het
formularium bekeken moet worden. Er
is geen rechtstreekse plicht voor de
dierenarts aanwezig om zich aan het
formularium te houden. Het formula-
rium kan echter wel een rol spelen bij
de weging van het \'voorschrijfgedrag\'
van een dierenarts door de tuchtrech-
ter. Als de tuchtrechter namelijk wordt
gevraagd een uitspraak te doen over
een (be)handeling van een dierenarts
zal hij daarbij in de regel rekening hou-
den met hetgeen er in de studie dierge-
neeskunde is onderwezen en wat er on-
der de beroepsgroep leeft. Dat kunnen
bijvoorbeeld zijn de regels die in deze
nota zijn verwoord (onder meer het

■ NMPli

ffHl i

formularium), indien ze in het curricu-
lum van de diergeneeskunde-studie
zijn opgenomen, ze breed gedragen
worden door de beroepsgroep en alle
leden van de beroepsgroep zich ervan
op de hoogte hebben kunnen stellen.
Het zal echter van de gegeven situatie
afhangen of een zondigen tegen bij-
voorbeeld de regels van het formula-
rium een vergrijp tegen de hierboven
genoemde normen inhoudt.
Resumerend kan dan ook gesteld wor-
den dat, de WUD 1990 enige stevig-
heid verschaft, maar dat het er vanaf
zal hangen hoe het formularium uitge-
werkt wordt, in welke mate ze door de
beroepsgroep onderschreven wordt en
wat de foeilelijke omstandigheden van
een aanhangig geval zijn of tot het op-
leggen van een maatregel kan worden
overgegaan als de regels van het for-
mularium door een dierenarts zijn
\'overtreden\'.

Conclusie

Het gebruik van antibiotica door die-
renartsen is nimmer een losstaand
fenomeen, maar kent altijd een voor-
en natraject; daamaast bestaat wette-
lijke regelgeving, inclusief de WUD,
die algemeen gerespecteerd
wordt.

KWANTITATIEVE
GEGEVENS

Bij het formuleren en handha-
ven van een veterinair antibioti-
cumbeleid is het van belang te
weten welke hoeveelheden an-
timicrobiële middelen in het ge-
ding zijn. Zoals in de inleiding
van deze nota is aangegeven
zijn er vier belangrijke stromen
waarlangs antimicrobicle mid-
delen in het milieu komen:

1. via het gebruik in dc land- cn
tuinbouw (fytosanitair ge-
bruik in de gewasbescher-
ming);

2. als groeibevorderaar en pre-
ventivum (zoals coccidiosta-
tica) toegepast door de vee-
voederindustrie;

3. als diergeneesmiddel, voor-
geschreven door dierenartsen
cn

4. als geneesmiddel, voorge-
schreven door artsen.

Over de stromen onder 1. en 2.
zijn geen betrouwbare openbare
gegevens beschikbaar.
De dierenarts is uitsluitend ver-
antwoordelijk voor de stroom in
categorie 3. In het kader van deze nota
is onderzoek verricht naar de kwantita-
tieve omvang en opbouw van het ge-
bruik van antimicrobiële middelen \'op
recept\' in de diergeneeskunde. In dit
hoofdstuk wordt de rapportage beperkt
tot globale gegevens over de hoeveel-
heid gebruikte antibiotica (in gewicht)
en verdeeld over verschillende groe-
pen van stoffen. Er is getracht het ge-
bruik te relateren aan doorgaans toege-
paste doseringen en aan de omvang
van het gebruik bij de mens. De gege-
vens betreffen het jaar 1990.

-ocr page 200-

Het onderzoek vond plaats met mede-
werking van de FIDIN (de Vereniging
van Fabrikanten en Importeurs van
Diergeneesmiddelen in Nederland) en
is uitgevoerd door het Instituut voor
Medische Statistiek te Den
Haag/Rijswijk en de Apotheek van de
Faculteit Diergeneeskunde en is gefi-
nancierd door de Veterinaire
Hoofdinspectie van het ministerie van
WVC.

Materiaal en methode

Het onderzoek is grotendeels geba-
seerd op de marktgegevens die worden
verwerkt door het Instituut voor
Medische Statistiek (IMS) te Den
Haag. Dit instituut baseert haar rappor-
tage op twee bronnen:

- directe gegevensverstrekking door
fabrikanten en importeurs en

- panelmetingen bij een representatief
aantal dierenartspraktijken.

Omdat niet de gehele bedrijfstak mee-
werkt aan het opstellen van deze om-
zetstatistiek, worden van de niet-mee-
werkende bedrijven de gegevens
verkregen uit extrapolatie van de pa-
nelmetingen. Daardoor is er ten aan-
zien van de produkten van niet-mee-
werkende bedrijven sprake van een ze-
kere onnauwkeurigheid van naar
schatting twintig procent. Bij dit on-
derzoek zijn niet alle in 1990 verkrijg-
bare diergeneesmiddelen meegeno-
men. De onderzoekers hebben zich
beperkt tot circa negentig procent van
het jaarverbruik uitgedrukt in geld. De
laatste tien procent bestaat uit een
groot aantal \'kleine\' preparaten die be-
trekkelijk weinig invloed hebben op
het totaalbeeld.

Tabel 1. Omvang van het gebruik aan antibiotica voor groepsmedicatie. toe te passen door voer of
drinkwater in massa werkzame stof [x 1.000 kg) met een schatting van de verdeling van tiet gebruik
over verschillende doeldieren.

Groep Groepsmedicatietolaal

Relatief

Overig rundvee

Varkens

Pluimvee

Nutsdieren overig

(xLOOOkg)

procent

(1 1,000 kg)

(« 1,000 kg)

(x 1,000 kg)

(X 1.000 kg)

Penicillinen

6,6

3,0

1,7

2,4

2,2

0,3

Cefalosporinen

0

0

0

0

0

0

Aminoglycosiden

4,0

1,8

1,5

1,9

0.5

0,1

Pen/Streps

0

0

0

0

0

0

Lincos/inacroliden

2,7

1,2

0,1

2,0

0,7

0

Tetracyclinen

103,6

47,1

29,0

44,5

30,0

0

TMP

3,5

1

Sulfa\'s

47,5

1.6

Totaal Sulfa\'s TMP

21,0

18,9

11,7

16,8

3,6

Quinolonen

3,1

6

0,4

0,4

2,3

0

Nitrofuranen

24,6

11.2

7,4

14,8

2,5

0

Overigen

24,5

11,2

5,9

15,5

2,9

0,2

Totaal

220,1

100,0

64,8

93,1

58,0

4,2

Relatief aandeel

29,5

42,3

26,3

1,9

procenl

procent

procent

procenl

Bron: IMS Nederland Den Haag/Rijswijk en met dank aan de directies van AUV/Cuijk en
Dopharma/Raamsdonksveer. die bereid waren controlegegevens ter beschikking te stellen.

165

Voor de analyse van de omzetgege-
vens zijn de diergeneesmiddelen in
volgorde van omvang opgesplitst in
drie groepen:

I. Middelen die grotendeels wor-
den toegepast als groepsmedica-
tie (op recept gemedicineerd
voer of drinkwater);

II. Middelen die grotendeels wor-
den toegepast op individuele ba-
sis (injectievloeistoffen, tabletten
en capsules) en die worden gedo-
seerd op basis van het aantal kilo-
grammen lichaamsgewicht en

III. Middelen die worden toegepast
op individuele basis als orgaan-
behandeling en die worden gedo-
seerd per dier (met name intrau-
teriene en intramammaire prepa-
raten);

mt

T I J O S C H R I K T VOOR D I E R (i H N H E S K U N D E , D E! E l. 119, AFLEVERING 6 , 1994

De benadering van deze drie groepen
is verschillend geweest.
Ad 1.
Middelen die grotendeels wor-
den toegepast als groepsmedicatie (op
recept gemedicineerd voer of drinkM>a-
ter).

Voor deze preparaten is de hoeveel-
heid werkzame stof per verpakking be-
rekend, waarna dit gewicht is verme-
nigvuldigd met het aantal verkochte
verpakkingen. De verschillende werk-
zame stoffen zijn samengevoegd tot
groepen van stoffen (penicillinen, tetra-
cyclinen etcetera). Er is een correctie
aangebracht op basis van gegevens di-
rect verstrekt door de twee grootste le-
veranciers van voormengsels. Het re-
sultaat, uitgedrukt in ton werkzame
stof, is opgenomen in tabel I. Op basis
van het op het etiket aanbevolen ge-
bruik is een schatting gemaakt van de
procentuele verdeling over doeldieren
(met name vlees- en fokkalveren, var-
kens en pluimvee).

Ad II. Middelen die grotendeels
worden toegepast op individuele basis
(onder meer injectievloeistoffen, ta-
bletten en capsules) en die meestal
worden gedoseerd op basis van het
aantal kilogrammen lichaamsgewicht.
Per pieparaat is vastgesteld wat de ge-
middelde dagdosering is, waaruit kon
worden afgeleid hoeveel kilogram dier
gedurende 1 dag (=kilogram.dagdosis)
met een verpakking kon worden be-
handeld. Vervolgens zijn de (respec-
tievelijke bestanddelen in) preparaten
gegroepeerd in antibiotica-groepen en
werd dc massa werkzame stof terugge-
rekend. Het resultaat, uitgedrukt in ki-
logram werkzame stof, is opgenomen
in tabel II.

Op basis van een enquete die is gehou-
den in tien dierenartsenpraktijken (met
gezamenlijk veertig dierenartsen) is
geprobeerd een schatting te maken
over de procentuele verdeling van het
gebruik over diersoorten. Hiertoe wer-
den zes categorieën doeldieren onder-
scheiden:

1. melkgevend rundvee

2. overig, niet-melkgevend rundvee
(met name vlees- en fokkalveren)

3.varkens

4. pluimvee

5. overige nutsdieren (paarden, scha-
pen, geiten en dergelijke)

6. gezelschapsdieren (honden en katten).

-ocr page 201-

Deze procentuele verdeling is tevens
opgenomen in tabel II.

Ad. 111. Middelen die worden toege-
past op individuele basis als orgaanbc-
handeling en die worden gedoseerd
per dier (met name intra-uteriene cn
intra-mammaire preparaten).

Voor deze groep diergeneesmiddelen
is het aantal dierbchandclingen bere-
kend: voor intra-uteriene behandelin-
gen het aantal dosecr-eenheden; voor
intra-mammaire preparaten zijn vier
injectoren gelijkgesteld aan één dag-
behandeling van een dier. De gegevens
staan vermeld in tabel 111, met een on-
derverdeling naar dezelfde antibiotica-
groepen als hiervoor. Er is in het kader
van dit onderzoek geen onderscheid
gemaakt tussen droogzetters (preven-
tie; circa 60 procent) en lactatieprepa-
raten (therapie; circa 40 procent).

Indien een intra-mammair preparaat
meerdere antibiotica bevatte, telde dat
antibioticum slechts mee voor de frac-
tie (\'^2\' \'^3\' \'^4 etcetera).

In het onderzoek werd een probleem
gevormd door
combinatie-prepara-
ten.
De volgende benadering is daarbij
gevolgd. Voor veelgebruikte vaste
combinaties (trimethoprim met een
sulfa, een penicilline met een aminog-
lycoside) is deze combinatie als één
entiteit beschouwd (TMPS, Penstrep,
Penkana, Pennco). In de overige ge-
vallen zijn de verschillende bestandde-
len van combinatiepreparaten apart
geteld. Bij de intramammaire prepara-
ten werden aldus injectoren met bij-
voorbeeld drie antibiotica per antibio-
ticum maar voor \'^3 geteld.

Tabel 2. Gmzet aan individueel toe te passen middelen (op basis van lichaamsgewicht), uitgedrukt in
kilogrammen werkzame stof (op basis van 90 procent van de marktwaarde) met een op een enquete
gebaseerde schatting van de verdeling van het gebruik over de verschillende groepen dieren.

.\\ntibiotica Individuele

Melkvee

Overig

\\ arkens

Pluimvee

.Nuts

Huisdier

groep

medicatie

rundvee

overig

kS

kg

kS

H

kg

kg

kg

Penicillinen

8.790

290

1.046

5.089

75

1.336

941

Cefalosporinen

248

43

136

69

Aminoglycosiden

3.278

325

1.341

1.446

10

85

62

Pea\'Streps

25.200

4.360

6.527

13

50

176

0

Lincos/Macroliden

1.040

197

96

432

28

163

Tetracyclinen

7.110

1.031

1.536

539

320

213

71

TMPS

6.161

3.932

TMP

1.256

Sulfa\'s

9.070

Totaal Sulfa\'s

1.304

8.234

330

231

135

TMP

314

25

173

5.132

1

3

Quinolonen

336

46

70

95

20

Nitrofuranen

7.070

339

4.673

239

92

71

Overigen

1.513

Totaal

69.873

7.958

23.831

31.415

878

2.141

2.962

Bron: IMS Den Huag/ Rijswijk en Apotheek Diergeneeskunde. Utrecht.

ffüi Hl friiri iiii n

Verantwoording

In een aparte publicatie zal gedetail-
leerd verslag worden gedaan van de
wijze van uitvoering van dit onder-
zoek, de resultaten en een meer diep-
gaande analyse ervan onder meer gere-
lateerd aan aantallen dieren.

Resultaten

In Tabel 1 zijn de gegevens opgeno-
men van het antibioticagebruik in de
vonn van groepsmedicatie middels
veevoeder of drinkwater (totaal circa
220 ton) met een schatting van de ver-
deling van het gebruik over verschil-
lende doeldieren. Deze gegevens spre-
ken voor zich.

In Tabel 11 zijn de gegevens opgeno-
men van het gebruik van middelen uit
groep II, de individueel toe te passen
middelen op basis van het lichaamsge-
wicht van het dier. Aan de hand van de
gehouden enquete is een schatting ge-
maakt van het gebruik over de ver-
schillende diersoorten. In Tabel IV is
hetzelfde gebruik weergegeven, maar
nu tevens uitgedrukt in de grootheid
kilogram-dagdosis (de \'één kilogram-
dagdosis\' is de gemiddelde dosis die
wordt toegepast om één kilogram van
een dier gedurende één dag te behan-
delen). Deze grootheid maakt het mo-
gelijk het gebruik in kilogrammen om
te rekenen naar het behandelde aantal
dieren en de manier waarop het middel
praktisch wordt toegepast.

Voor de humane geneeskunde zijn
vergelijkbare, zij het niet-identieke,
onderzoeken verricht (bron: IMS
Nederland, Den Haag). In 1990 zijn in
totaal zestigmiljoen dagdoseringen an-
tibiotica verstrekt. Hiervan bestond 44
procent uit penicillinen, 31 procent uit
tetracyclinen en twaalf procent uit tri-
methoprim/sulfa en zes procent uit
macroliden. Deze vier groepen waren
samen dus goed voor 93 procent van
het gebruik. De fluoroquinolen en dc
cefalosporinen omvatten respectieve-
lijk vier en twee procent van het ge-
bruik. Uitgaande van een gemiddeld
mensgcwicht van 50 kg (jong cn vol-
wassen door elkaar) kan dit humane
gebruik eveneens worden uitgedrukt
in kilogram.dagdoses. Deze berekende
gegevens zijn eveneens opgenomen in
tabel IV. De omvang van het gebruik
van de diergeneesmiddelen die vallen
in groep 11 bedraagt circa 2,5 miljard
kg.dagdoses. Het humane gebruik van
antibiotica in 1990 bedroeg op de-
zelfde wijze berekend circa driemil-
jard kg.dagdoses.

In Tabel 111 zijn de gegevens opgeno-
men over het gebruik van preparaten
die worden toegepast per orgaansys-
teem (uterus of uier). Hieruit blijkt dat
in 1990 circa 990.000 maal een dosis
van een intra-uterien preparaat is toe-
gediend en dat er circa 6,9 miljoen
maal een uierkwartier-behandeling
heeft plaatsgevonden met een antibio-
ticum. De 1,88 miljoen melkkoeien in
Nederland ondergingen in Nederland
gezamenlijk ruim 1,7 miljoen behan-
deldagen met vier injectoren (1,7 mil-
joen uierbehandeldagen komen over-
een met 6,9 miljoen kwartierbehan-
deldagen). In totaal wordt op deze
wijze bij benadering 4.000 kg antibio-
ticuin toegediend

TIJDSCHRIFT VOOR D i F R C; F N F: F; S K U N D F , DFEI. 119, AFLEVERINC; 6 , 1994

166

-ocr page 202-

IJljIMf ""l

41 lii^l

iAMJ

Tabel 3, Gebruik van Individueel toe te passen middelen (op basis van orgaan: intra-uterien of intra-
mammair) uitgedrukt in aantal dier-behandeldagen (op basis van 90 procent van de nnarktomzet).

Intra-mammair(uier)

Intra-uterien

Totaal

Relatief

(hchandt\'ldaücn)

(doseereenheden)

procent

Penicillinen

833.157

13.403

846.560

31.0

Cefalosporinen

4K.723

0

48.723

1.8

Aminoglycosiden

184.787

26.563

211.350

7.8

Pen Streps

416.187

4.800

420.987

15.4

Lincos\'Macroliden

IOÜ.176

0

100.176

3.7

Tetracyclinen

29.107

819.664

848.771

31.1

Sulfa\'s en TMPS

12.727

25.367

38.094

1.4

Nitrofuranen

0

45.808

45.808

1,7

Overigen

112.127

54.160

166.287

6,1

Totaal

1.7.36.991

989.755

2.726.756

100,0

Inlra-iilerieiu\' ainihiohca hehumietingen (I doseereenheid = / behandeling)
hura-mammair toegepaste antibiotica (uitgedfukt in hehandeldagen:

I hehandeldag - 4 injectoren: er is geen onderscheid gemaakt tussen droogzetters en lactalieprepa-
ruten).

schrijven van antibiotica. In deze glo-
bale benadering is wel voorbijgegaan
aan het feit dat het gebmik van antibio-
tica zich concentreert op enkele secto-
ren van de bedrijfsmatige veehouderij.

Antimicrobiële middelen via het
veevoeder als additief

In de inleiding van dit hoofdstuk is ge-
steld, dat over de omvang van het ge-
bruik van antimicrobiële veevoederad-
ditieven geen nauwkeurige openbare
gegevens voorhanden zijn. Een schat-
ting van het totale gebruik is wel te ma-
ken. Volgens de opgave van het
Produktschap voor Veevoeder werden
de volgende hoeveelheden mengvoe-
der in 1990 geproduceerd (in miljoe-
nen kilogram):

- voor rundvee: 4.053

- voor varkens: 7.690

- voor pluimvee: 3.308

In totaal betekent dit een produktie van
circa vijftien miljoen ton mengvoeder.
Naar schatting bevat circa tachtig pro-
cent hiervan een antimicrobieel addi-
tief Groeibevorderaars/antibiotica
worden gemiddeld toegevoegd tot een
concentratie van circa dertig gram/ton
(naar schatting van het gebruik); de
coccidiostatica tot gemiddeld 85
gram/ton (naar schatting \'^3). Deze be-
nadering leidt tot een totaalhoeveel-
heid van circa zeshonderd ton toege-
voegde actieve stof
Een criterium voor de toelating van
een veevoederadditief (veelal toege-
voegd als groeibevorderaar of als coc-
cidiostaticum) is dat de kans op het op-
treden van kruisresistentie met
therapeutisch toegepaste antibiotica
verwaarloosbaar klein geacht kan wor-
den. Enkele toegelaten stoffen (zoals
spiramycine, tylosine en nitroïmidazo-
len) vertonen wel kruisresistentie met
(dier)geneeskundig gebruikte antibio-
tica.

Omvang gebruik versus blootstel-
ling

De omvang van het totale gebruik van
antibiotica in de diergeneeskunde in
een zeker jaar dient gerelateerd te wor-
den aan de populatie dieren die aan de
zorg van de dierenarts is toevertrouwd.
In tabel V zijn de gegevens opgeno-
inen over het aantal dieren dat in 1990
in Nederland werd gehouden (zoge-
naamde mei-telling). Het is deze popu-
latie dieren die aan de berekende hoe-
veelheden antibiotica is blootgesteld.
De totale massa aan dieren die in 1990
werd gehouden bedroeg bij benade-
ring 3.000 miljoen kilogram (zie tabel
V). Aan deze dieren is in totaliteit circa
300 ton antibiotica toegediend. Hieruit
kan men afleiden dat per dag aan alle
dieren 300 ton/365 = 0,82 ton antibio-
tica werd toegediend. Dit komt over-
een met een gemiddelde behandeling
van 0,27 mg/kg/dag.
Een zelfde calculatie voor het humane
gebruik komt neer op 0,20 mg/kg/dag,
dus vrijwel gelijk aan het veterinaire
gebruik.

Op grond hiervan mag men conclude-
ren dat de dierenarts in zijn algemeen-
heid terughoudend is met het voor-

Conclusie

Uit dit onderzoek blijkt dat het totale
gebruik op een gegeven dag in 1990
aan antibiotica op recept in de dierge-
neeskunde (de som van de groepen 1,
II
en 111) circa driehonderd ton actieve
stof bedraagt. De omvang van het ge-
bruik als veevoederadditief - buiten de
dierenarts om - is naar schatting twee-
maal zo groot.

Indien het diergeneeskundig gebruik
van antibiotica nader wordt geanaly-
seerd blijkt de groepsmedicatie circa
driemaal zo groot in omvang te zijn als
het individuele gebruik. De omvang
van het individuele gebruik in de dier-
geneeskunde is in dezelfde orde-
grootte als het gebruik in de genees-
kunde. Het diergeneeskundig gebruik
concentreert zich op de meer klassieke
antibiotica. Varkens, overig rundvee
(waartoe voornamelijk mestkalveren
moeten worden gerekend) en pluim-
vee nemen, zoals verwacht, het leeu-
wedeel van de groepsmedicatie voor
hun rekening.

Tot slot moet worden bedacht dat het
aantal voor behandeling in aanmer-
king komende dieren een veelvoud be-
draagt van de Nederlandse bevolking.
Op basis van de massa van de \'popula-
tion at risk\' is de groep dieren vier
maal zo groot als de Nederlandse be-
volking (circa 3.000 miljoen kilogram
versus circa 750 miljoen kilogram). De
gemiddelde blootstelling van dieren
aan antibiotica op voorschrift van de
dierenarts bedraagt 100 mg/kg per
jaar. Gegeven de gangbare dagdose-
ringen van antibiotica mag men con-
cluderen dat gemiddeld genomen in de
diergeneeskunde terughoudend wordt
omgegaan met antibiotica.

-ocr page 203-

Tabel 4. Vergelijking van de Omvang Gebruik van Antibiotica op recept die worden toegepast op basis
van kilogrammen lichaamsgewicht in de diergeneeskunde en de humane geneeskunde (1990) .

Groep 11

Relatief

Groep 11

Relatief

Humaan

Relatief

individuele

Individuele

gebruik

medicatie

medicatie

(kilogram)

procent

kji.dagdoses
(xlO*)

procent

kg.dagdoses
(xlO\')

procent

Penicillinen

8.790

12,6

293

11,7

1.308

44.2

Cefalosporinen

248

0.4

12

0.5

64

2,2

Aminoglycosiden

3.278

4.7

131

5,2

20

0.7

Pen/Streps

25.200

36.1

672

26,8

Lincos/Macroliden 1.040

1.5

104

4,2

165

5.6

Tetracyclinen

7110

10,2

611

24,4

926

31,2

TMPS

6.161

8,8

352

11,9

TMP

1.256

1,8

Sulfa\'s

9.070

13.0

Totaal Sulfa\'s

411

16.4

TMP

314

0,4

52

2,1

122

4.1

Quinclonen

336

0.5

19

0,8

Nitrofuranen

7.070

10.1

202

8,0

5

0.2

Overigen

1.513

Totaal

69.873

100,0

2.509

100,0

2.962

100.0

Groep II: ontleend aan tabel II, individueel toe te passen antibiotica.

kg.dagdoses = kilogram-dagdosering: de gemiddelde hoeveelheid antibioticum die nodig is om I kilo-
gram van een dier gedurende I dag te behandelen.

Humaan: humane gebruik van antibiotica uitgedrukt in kilogram.dagdo.ses, gebaseerd op een gemid-
delde dagdosis (DDD) en een gemiddeld mensgewicht van 50 kg (jong en oud door elkaar).

nader te bezien.
Gezelschapsdieren

In de gezelschapsdierenpraktijk houdt
de dierenarts spreekuur, zoals een
huisarts dat doet. Zonder dat er, zoals
bij de huisartsen, regelgeving bestaat
om de vaste relatie arts/patiënt in stand
te houden is er in de gezelschapsdie-
renpraktijk sprake van een opvallende
binding tussen dierenarts en eigenaar
van het dier. Wisseling van dierenarts
komt zelden voor. Belangrijke selec-
tiecriteria van een diereigenaar bij de
keuze van een dierenarts blijken vol-
gens recent onderzoek de houding van
de dierenarts, de goede bereikbaarheid
en de dienstverlening te zijn.
De consulten betreffen slechts voor
een gedeelte aandoeningen waarbij be-
handelingen met antibiotica tot de mo-
gelijkheden behoren. Een zeer groot
deel van het consultatieve werk is van
preventieve aard, zoals vaccinaties,
voedingsadviezen en gedragsadvie-
zen. Het is opvallend hoe het karakter
van de werkzaamheden in de gezel-
schapsdierenpraktijk in twintig jaar
tijd veranderd is van curatief naar pre-
ventief. Demiatologischc problemen,
vaak parasitair van aard, vormen een
belangrijk deel van het curatieve werk.
Aandoeningen die gepaard gaan met
koorts (zoals gastro-enteritiden en
pneumonieën), waarbij primaire of se-
cundaire bacteriële infecties een rol
spelen, leiden vaak tot het gebruiken
van antibiotica. In nagenoeg alle ge-
vallen wordt de kuur parenteraal be-
gonnen en vervolgens oraal voortge-
zet. Eigenaren zijn erg begaan met het
wel en wee van hun dieren en volgen
over het algemeen de adviezen van de
dierenarts nauwgezet op.
Te allen tijde wordt het verloop van de
ziekte en de effectiviteit van de thera-
pie door dierenarts zelf gecontroleerd.

HET HUIDIGE ANTIBIÜTICUMGE-
BRUIK DOOR DIERENARTSEN
Zoals vermeld in het hoofdstuk
\'Beleidsmatige aspecten en het wette-
lijk kader\' staat antibioticumgebruik
door dierenartsen niet op zich. Altijd is
er een voortraject en een vervolgtra-
ject. In dit hoofdstuk wordt ingegaan
op de vanouds bestaande werkwijze
ten aanzien van antibioticumgebruik,
zowel wat betreft de \'setting\' als wat
betreft de regels van Goede
Veterinaire Praktijkuitoefening.

De verschillende praktijksituaties

De diergeneeskundige praktijk is
tweeledig van karakter. Aan de ene
kant is te onderscheiden de praktijk
van de gezelschapsdieren-prakticus,
aan de andere kant is er de praktijk van
de landbouwhuisdieren-(nutsdieren-)
prakticus. Het gegeven dat in verreweg
de meeste gevallen beide praktijksoor-
ten door dezelfde persoon uitgeoefend
worden, is niet van belang in dit (anti-
bioticumbeleid-jverband.
Het is nuttig om per praktijksoort de
manier van het antibioticumgebruik

Het is usance dat een gezelschapsdier
een aantal malen in zijn leven in con-
tact komt met een dierenarts; naast die
enkele keer dat er antibiotica aan te pas
komen zijn er de contacten die preven-
tief van aard zijn. De kliniek-trouw èn
de follow-up zijn de kenmerken van de
gezelschapsdierenpraktijk.
Vanuit beleidsoogpunt zijn de vol-
gende vaststellingen van belang:

1.het toepassen van antibiotica vindt
(einpirisch) plaats, zoals in de huis-
artsenpraktijk, zonder voorafgaand
bacteriologisch onderzoek;

2.de follow-up is de basis voor de kli-
nische ervaring ten aanzien van de
effectiviteit van een antibioticum
(\'empirie\');

3. de hoeveelheid gebruikt antibioti-
cuin is niet groot: de behandeling is
meestal individueel;

4. de therapictrouw bij de behandeling
van gezelschapsdieren is groot;

5. er is dikwijls intensief contact tussen
het dier dat met antibiotica behan-
deld wordt en de verzorger(s); over-
dracht van endogene micro-organis-
men, zoals tussen huisgenoten
onderling, is niet onwaarschijnlijk en

6. het aantal cliënten per praktijk is
groot (honderden), maar deze bezit-
ten gemiddeld slechts één of enkele
dieren.

Landhouwhiiisdieren
De prakticus in de landbouwhuisdie-
renpraktijk kent een andere praktijk-
voering dan de collega in de gezel-
schapsdierenpraktijk. Waar de laatste
ineerdere honderden eigenaren met
hooguit enkele dieren tot de praktijk
rekent, heeft de eerste de zorg voor ten
hoogste enkele tientallen boerderijen-
populaties. Per boerderij zijn vaak

-ocr page 204-

Tabel 5. Aantallen dieren per diersoort, zoals die werden gehouden in Nederland in 1990.

Diersoort

.Aantal

Gemiddeld gewicht

Totaal gewicht

(1990)

(kilogram)

kilogram x 10*)

Melkgevend rundvee

1.878.000

500

939

niet-melkgevend rundvee

mestjongvee

1.200.000

250

overig

1.848.000

200

240

totaal rundvee

4.926.000

300

554

varkens

125

fokzeugen

1.657.000

200

331

mestvarkens

13.530.000

50

675

totaal varkens

15.187.000

pluimvee

1

legkippen

44.320.000

3

133

mestkuikens

48.445.000

0.75

36

eenden

1.086.000

2

2

kalkoenen

1.052.000

10

10

totaal pluimvee

94.903.000

overige nut.sdieren

paarden en pony\'s

89.253

500

45

.schapen

1.702,000

50

85

geiten

61.000

30

2

honden

1.300.000

20

26

katten

1.8000.000

4

7

Totaal

3,085

(bron: agriciilliiral <laUi IWJ. LEI & CBS e.a.)

grote tot zeer grote aantallen (duizen-
den) dieren aanwezig.
In tegenstelling tot de gezelschapsdie-
renarts bezoekt de landbouwhuisdie-
renarts altijd zijn patiënten ter plaatse.
Deze handelwijze leidt ertoe dat de
dierenarts niet alleen kennis heeft van
het zieke dier, maar ook van het koppel
waarin dat dier leeft. Behalve het kop-
pel speelt ook de kennis van de stal een
grote rol: huisvesting is een belang-
rijke factor. Fouten in de huisvesting
zijn een belangrijke oorzaak van ziek-
ten.

Vervolgens komen de voeding, de wa-
tervoorziening en de ventilatie aan de
orde: drie onmisbare grootheden voor
klinische expertise.
Het management, de bedrijfsvoering,
is een betrekkelijk moeilijk te definië-
ren, maar wezenlijk gegeven voor
diergeneeskundig handelen op de
boerderij. De bedrijfsgeschiedenis is
eveneens een essentieel gegeven
(ziekte-uitbraken, antibiogrammen).
Tenslotte is er de regionale infonnatie
die de taxatie van de clinicus mogelijk
maakt (epidemiologie).
De landbouwhuisdierenarts die gecon-
sulteerd wordt in verband met (bij-
voortaan de ziekte te voorkomen.
Uit deze gang van zaken blijkt dat het
toepassen van antimicrobiële midde-
len in de landbouwhuisdierenpraktijk
een onderdeel van GVP is en wel een
onderdeel van een heel systeem, dat
primair gericht is op het voorkómen
van ziekten.

voorbeeld) \'zieke varkens\' benadert
dit probleem volgens een bepaalde
systematiek:

- regiogeschiedenis-analyse

- bedrijfsgeschiedenis-analyse: wat te
verwachten?

- epidemiologie: wat is de kans op?

- klinische diagnostiek: individu plus
koppel: wat te meten?

- genetica: raspredispositie?

- huisvesting: isolatieprobleem?

- ventilatie: constant verversing?

- voeding: correct rantsoen?

- pathologie: sectieresultaat?

- microbiologie: agens, gevoeligheid

Na zo via subjectieve en objectieve ge-
gevens tot een diagnose te zijn geko-
men, wordt door de dierenarts een be-
handelingsplan opgesteld:

- farmacotherapie: medicijnen?

- (bio-)farmacie: welke formulering/
toepassingsvorm?

- economie: kosten/baten?

- toxicologie: residuen?

- kwaliteitsbewaking: karkasbeschadi-
ging?

Een behandelingsplan gaat altijd ge-
paard met een preventieplan teneinde

Hoewel de behandeling van individu-
ele zieke dieren het hart vormt van het
diergeneeskundig handelen staat ech-
ter toch het koppelbelang in de grote-
huisdierenpraktijk voorop.
In de landbouwhuisdierenpraktijk is
het accent van de werkzaamheden
voor veel meer dan de helft preventief
Het systeem van bedrijfsbegeleiding
heeft op grote schaal ingang gevonden
en domineert de agenda van de land-
bouwhuisdieren-prakticus. Op vaste
dag en tijdstip wordt de boerderij be-
zocht en volgt volgens vast protocol de
bedrijfscontrole. Een dergelijk bege-
leidingsbezoek staat voor meer dan ne-
gentig procent in het teken van de pre-
ventie. Een enkele patiënt komt aan de
orde, maar het systematisch voorkó-
men van aandoeningen bepaalt de han-
delingen en het overleg. Ook het over-
leg over de toe te passen medicijnen bij
gesignaleerde afwijkingen is onder-
deel van de begeleiding.
Om duidelijk te maken hoezeer de be-
drijfsbegeleiding (als wegbereider
voor de Integrale Keten Beheersing,
IKB) het functioneren van de prakticus
bepaalt de volgende vaststelling: waar
voorheen de landbouwhuisdierenarts
per dag tien tot twintig (en meer) con-
sultatieve bezoeken aflegde is het aan-
tal visites tegenwoordig vaak minder
dan vijf, waaronder altijd wel enkele
consultatieve. Bedrijfsbegeleiding is
de kern en de basis van het werk in de
landbouwhuisdierenpraktijk.

Beleidsmatig zijn de volgende waar-
nemingen van belang:

1.het toepassen van antibiotica is om-
geven door preventie en vervolg;

2. de keuze van de toe te passen antibi-
otica vindt veelal plaats op grond
van bedrijfshistorie;

3. regelmatig worden ernstig zieke
en/of gestorven dieren pathologisch
en microbiologisch onderzocht;

4.klinische expertise wordt onder-
steund door voornoemd laborato-
rium-onderzoek;

5. controle op de ingestelde therapie en
preventie vindt altijd plaats;

6. de veehouder is heel goed in staat tot
beoordeling van de kwaliteit van de
verleende diergeneeskundige zorg;

TIJDSCHRIFT VOOR D I F R O K N H F S K U N D F , DEFI 119, AFLEVERING 6, 1994

169

-ocr page 205-

[■llUf ïl

7. de therapietrouw is groot, mede om-
dat de tiierapie in overleg met de
veehouder wordt vastgesteld en om-
dat de geleverde hoeveelheden exact
toereikend zijn en als een onge-
wenste kostenpost beschouwd wor-
den;

8. koppelbehandelingen vereisen rela-
tief grote hoeveelheden dure antibi-
otica;

9. bij een uitbraak van een besmette-
lijke ziekte in een bepaalde afdeling
van een boerderij kan vroege thera-
pie (preventie) bij andere koppels in
de directe omgeving noodzakelijk
zijn.

SELECTIECRITERIA BIJ ANTIBIO-
TICUMGEBRUIK

Antibiotica behoren tot de meest ge-
bruikte diergeneesmiddelen, waarvan
het gebruik echter kritisch door de bui-
tenwereld gevolgd wordt. Dit heeft
meerdere oorzaken. Antibiotica (of
hun mctabolieten) toegediend aan
nutsdieren kunnen in voedingsmidde-
len van dierlijke oorsprong terechtko-
men (de residu-problematiek).

De belangrijkste oorzaak is echter dat
gebruik van antibiotica kan leiden tot
het ontstaan van resistentie bij bacte-
riën en selectie en verspreiding van re-
sistente bacteriën in de omgeving.
Aangezien het ontstaan van resistentie
in een populatie gecorreleerd is aan dc
hoeveelheid antibiotica, gebruikt in
die populatie, lijkt dc meest effectieve
manier om het ontstaan en versprei-
ding van resistentie te bestrijden be-
perking van het gebruik van antibio-
tica. Dc professionele verantwoorde-
lijkheid van de dierenarts eist dat dit
gebeurt zonder dat een adequate dier-
geneeskundige zorg in gevaar komt.
Het is daarom belangrijk dat antibio-
tica uitsluitend gegeven worden indien
het gebruik geïndiceerd is en dan op
een juiste wijze toegepast worden.
Men kan verschillende soorten ge-
bruik onderscheiden:

- therapeutisch (curatief)

- profylactisch

- preventief

- groeibevorderend

In deze paragraaf wordt uitsluitend in-
gegaan op het therapeutisch gebruik
van antibiotica door dierenartsen. Wel
wordt eerst het begrip \'preventief ge-
bruik\' uiteengezet, evenals enkele an-
dere begrippen die gemakkelijk tot
verwarring leiden (profylaxe, vroege
therapie, groeibevordering).

170

Preventief gebruik van antibiotica
Onder profylaxe wordt verstaan: het
kortdurend toedienen van antibiotica
aan individuele dieren, waarvan men
weet dat ze gedurende die tijd aan een
infectie worden blootgesteld, zoals tij-
dens een operatie. Hierbij dient het ge-
bruik beperkt te worden tot ingrepen
met een hoog infectierisico, zoals chi-
rurgie van de tractus digestivus of in-
grepen aan de vrouwelijke tractus ge-
nitalis (gecontamineerde operaties). In
principe geeft men eenmalig, vlak
voor de ingreep, een intraveneuze bo-
lusinjectie met antibiotica waarvoor de
te verwachten contaminanten
goed gevoelig zijn. Eventueel
kan de behandeling 24 uur
worden gecontinueerd.
Met preventief gebruik van
antibiotica bedoelt men het
gedurende meerdere dagen
meestal oraal, toedienen van
antibiotica aan (groepen) die-
ren met de bedoeling om mo-
gelijke bacteriële infecties te
voorkomen. Hierbij zijn twee
situaties te onderscheiden:

A. Enkele dieren van een
groep hebben een duide-
lijke klinische infectie,
waarvan men weet dat die
erg besmettelijk is. Ter
voorkoming van uitbrei-
ding van de infectie of het
klinische manifest worden
van de infectie in reeds be-
smette dieren, behandelt
men de hele groep. Dit is
feitelijk \'vroege therapie\'.
De criteria voor keuze van
een antibioticum zijn gro-
tendeels gelijk aan die
voor curatieve toepassing,
echter zal in dit geval
meestal voor toediening
via voer of drinkwater ge-
kozen worden. Antibio-
tica, die de kolonisatie-
weerstand ernstig versto-
ren, dienen bij groepsbehan-
deling vermeden te worden.

B. Preventie van (bacteriële) infecties
bij groepen dieren, die klinisch ge-
zond zijn. Men geeft deze dieren
antibiotica als men meent dat ze
een verhoogde kans op ziekten
door bacteriële infecties hebben,
doordat ze bijvoorbeeld afkomstig
zijn van verschillende bedrijven en
daardoor mogelijk voor het eerst in
contact komen met pathogene kie-
men, waartegen ze nog geen im-
muniteit hebben; een andere reden
is dat bij dieren de afweer vemiin-
derd is door bijvoorbeeld een viro-
logische infectie, slechte conditie
en stress. Deze vorm van preventie
lijkt slechts bruikbaar, wanneer
men met enige zekerheid een infec-
tie door een specifieke bacterie kan
verwachten. Pogingen om te voor-
komen dat welke bacterie dan ook
een infectie veroorzaakt leiden er
slechts toe dat juist de meest resis-
tente soorten infecties veroorzaken
met alle gevolgen van dien. Vooral
bij preventief gebruik dient men
het risico op een infectie af te we-

T I ,1 DSC II R I FT VOOR D I F R (i i: N F F S K U N I) i: , D F F l. 119, A F L F V F R I N (i 6, 1994

gen tegen de reële kans om deze
door het preventief geven van anti-
biotica te voorkomen of de ernst
van de gevolgen te verminderen,
maar vooral tegen het verhoogde
risico op (super-)infecties met mul-
tipel-resistente bacteriën.

Het antibioticumgebruik in het kader
van groeibevordering valt buiten het
bestek van de diergeneeskunde en
daaraan zal derhalve in dit verband
verder geen aandacht geschonken
worden. Men dient er zich echter wel

-ocr page 206-

terdege van bewust te zijn dat de door
tabriicanten van veevoeder toege-
voegde groeibevorderaars en coccidios-
tatica niet alleen resistentie kunnen in-
diceren, maar ook negatieve interacties
kunnen veroorzaken met de door de
dierenarts gebruikte antibiotica. Alvo-
rens voor een bepaald antibioticum te
kiezen moet de dierenarts zich op de
hoogte (kunnen) stellen van eventuele
aan het voer toegevoegde stoffen met
antimicrobiële activiteit.

Na deze korte uitweiding over ver-
.schillende begrippen volgt nu de gang

van zaken bij het therapeutisch ge-
bruik van antibiotica door dierenart-
sen.

Bij elke patiënt en elke ziekte-uitbraak
gaat men volgens een vast schema te
werk.

Diagnose

De diagnose wordt gesteld op grond
van klinisch onderzoek van het zieke
dier of dieren. Belangrijke bijkomende
gegevens kunnen verkregen worden
uit de anamnese, de status van de hok-
genoten of andere dieren op het bedrijf
(of de verzorger) en uit de bedrijfshis-
torie met betrekking tot ziekten.
In sommige gevallen kan een sectie ter
plaatse en het maken en beoordelen
van Grampreparaten de prakticus hel-
pen bij het stellen van de juiste diag-
nose. Bacteriële infecties dienen
vroegtijdig behandeld te worden.
Derhalve moet de dierenarts op klini-
sche gronden beslissen:
l.of een bacteriële infectie een rol

speelt in het ziektebeeld;
2. welke bacteriesoort het meest waar-
schijnlijk de infectie veroorzaakt;
3.of er mogelijk sprake is van een
menginfectie;
4. of het instellen van een the-
rapie met antibiotica geïn-
diceerd is.

Soort antibioticum
Men kan het probleem onder-
verdelen in drie vragen, die in
de aangegeven volgorde moe-
ten worden beantwoord:

1. kan het ziekteproces posi-
tief beïnvloed worden door
gebruik van antibiotica?

2. zo ja, zijn er meerdere anti-
biotica waarvan men kli-
nisch nuttig effect kan ver-
wachten?

3. als dat het geval is, hoe
maakt men dan een verant-
woorde keuze?

De dierenarts kiest voor een
bepaald antibioticum op basis
van subjectieve (zoals erva-
ring, hearsay, wens van de
veehouder) maar vooral op
basis van objectieve gege-
vens:

- gevoeligheid van de waar-
schijnlijke ziekteverwek-
ker;

- resultaten uit klinische ef-
fectiviteitsstudies of uit ex-
perimentele besmettingen;

- farmacokinetiek (verschil-
lend per diersoort en leeftijd moge-
lijk beïnvloed door het ziektepro-
ces);

resistentie (inductie of selectie);
verstoring kolonisatieresistentie;
interactie met andere diergenees-
middelen
(cave: groeibevorderaars
en coccidiostatica! Deze antibiotica
worden buiten de dierenarts om aan
diervoeders toegevoegd);
toxiciteit (kan door de ziekte beïn-
vloed worden);

residuen (behalve van de famiacolo-
gische eigenschappen van het antibi-

oticum ook afhankelijk van de far-
maceutische formulering, toedie-
ningswijze en klinische toestand van
het dier).
- kosten-baten-analyse.

Nadat besloten is welk antibioticum of
welke antibiotica geschikt zijn voor
behandeling, komt de volgende keuze
aan de orde:

Toedieningswijze c.q. farmaceutische
formulering

1 .bij ernstig zieke dieren dient men re-
kening te houden met een vermin-
derde voer- en wateropname en
heeft parenterale behandeling de
voorkeur;

2. in geval van circulatiestoomissen
(septische shock) is intraveneuze
toediening geïndiceerd;

3.bij orale toediening moet rekening
gehouden worden met de invloed
van voedingsbestand- delen op de
resorptie van antibiotica uit de dann;

4. de farmaceutische formulering is
van invloed op de biologische be-
schikbaarheid van hel antibioticum
en de mate van weefselirritatie op in-
jectieplaats (spuitplekken). Dit laat-
ste is niet alleen van belang voor het
welzijn van de dieren, maar ook met
betrekking tot residuen op de injec-
tieplaats.

Cave: om spuitplekken te voorko-
men is het
lege artis toedienen van
injecties uitermate belangrijk;

5.de gebruikte formulering moet ge-
schikt zijn voor dc gekozen wijze
van toepassing.

Bepaling van dosis en therapieduur
Hierbij dient men zich in principe te
houden aan de bij de registratie van
diergeneesmiddelen geautoriseerde
gebruiksvoorschriften. Bij de registra-
tie is rekening gehouden met de vol-
gende gegevens:

1 .pathofysiologische processen kun-
nen de farmacokinetiek van antibio-
tica in hoge mate beïnvloeden. Dit
kan gevolgen hebben voor de effec-
tiviteit, toxiciteit en wachttermijnen;
2. de dosering wordt doorgaans opge-
geven per kilogram lichaamsge-
wicht en hangt onder meer samen
met de gewenste antibioticumcon-
centratie op de plaats van de infectie
en de mate van gevoeligheid van de
verwekker. Moeilijk bereikbare in-
fecties, zoals meningitiden, vereisen
een hogere dosering en bij urine-
weginfecties kan met een lagere do-
sis volstaan worden;

-ocr page 207-

3. bij dieren jonger dan een maand is de
dosering per kilogram lichaamsge-
wicht meestal hoger dan bij volwas-
sen soortgenoten; het doseringsin-
terval daarentegen moet vaak langer
zijn omdat de uitscheiding door le-
ver en nieren nog niet volledig ont-
wikkeld is en

4. de toediening dient in principe mini-
maal voortgezet te worden tot kli-
nisch herstel bereikt is. Voor be-
paalde infecties, zoals Osteomyelitis
en meningitis, is een veel langere be-
handelingsduur noodzakelijk. Toe-
diening van antibiotica bij abcessen
geeft door slechte penetratie en inac-
tivatie van antibiotica in ab-
cessen, veelal slechte resulta-
ten.

Het kanvoorkomen dat de die-
renarts, vanzelfsprekend onder
eigen verantwoordelijkheid,
van de registratievoorschriften
af moet wijken.

N.B: Alvorens met een antibio-
tische therapie te beginnen ver-
dient het, zeker in geval van
groepsbehandeling, aanbeve-
ling monsters voor laborato-
rium-onderzoek te nemen om
(zonodig later) hel oorzakelijk
agens aan te (kunnen) tonen en
om de gevoeligheid ervan voor
antibiotica te (kunnen) bepalen
(bijvoorbeeld in geval van falen
van de therapie).

Produktkeuze

Aan de hand van de beschreven
criteria besluit een praktizerend
dierenarts of een antibioticum
geïndiceerd is; zo ja, welk anti-
bioticum, welke toedienings-
wijze en fannaceutische formu-
lering. Vervolgens moet hij/zij
een in Nederland geregistreerd
Ventilatie:
diergeneeskundig produkt kie-
zen dat aan de gestelde eisen voldoet.
De vraag is hoe de prakticus een ge-
fundeerde keuze uit de ter beschikking
staande preparaten maakt. Informatie-
bronnen zijn;

\\.De bijsluiter en het etiket: informa-
tie uit het registraticdossier, die niet
in strijd mag zijn met hetgeen vast-
gesteld is in de registratiebeschik-
king op basis waarvan een dierge-
neesmiddel in Nederland in de
handel mag zijn en toegepast mag
worden. Deze informatie is zeer be-
knopt en het is onmogelijk om hier-
mee verschillende preparaten onder-
ling te vergelijken. Het is wenselijk,
zeker voor UDA-produkten, de tekst
van de bijsluiter meer op de eigenaar
of dierverzorger, die de medicijnen
moet toedienen, af te stemmen.

2. Produktin formatie door de fabri-
kant:
De fabrikant beschikt over
veel informatie betreffende haar
produkten. Het is voor de praktize-
rende dierenarts echter niet altijd
makkelijk om deze informatie tot
zijn/haar beschikking te krijgen en
dan nog is het moeilijk om de objec-
tiviteit ervan te beoordelen.

3. Literatuur: in wetenschappelijke
tijdschriften wordt regelmatig over

antibiotica en over (klinisch) onder-
zoek met verschillende diergenees-
kundige preparaten gepubhceerd.
Deze infonnatie is door deskundi-
gen getoetst (peer-review).

Het blijft echter moeilijk om een afge-
wogen keuze te maken tussen de ver-
schillende beschikbare preparaten. Er
bestaat derhalve behoefte aan een in-
strument om op systematische en ge-
standaardiseerde wijze inzicht te krij-
gen in de informatie, die over een
diergeneesmiddel beschikbaar is.
Door dr. A.G. Vulto, apotheker aan de

iiui«»»-! rfiin

Faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht, is naar analogie
van de zogenaamde Deventer- of
Moeys-lijst, die voor preparaten voor
toepassing bij de mens gebruikt wordt,
een \'standaardinformatie diergenees-
middelen\' opgesteld. Hierin worden
alle aspecten systematisch gerang-
schikt, waarin een dierenarts inzicht
moet kunnen hebben om diergenees-
middelen in verschillende situa- tics
optimaal te kunnen gebruiken. De lijst
is vooral ook geschikt voor onderlinge
vergelijking van preparaten van ver-
schillende fabrikanten en zij geeft dui-
delijk inzicht in de lacunes in beschik-
bare informatie. Alle gegevens
in de lijst dienen gestaafd te
(kunnen) worden met onder-
zoeksgegevens of literatuur en
dienen gebaseerd te zijn op het
(gesloten) registratiedossier.
Voor de dierenarts is deze lijst
een middel om zich snel, objec-
tief en adequaat te informeren
en verschillende preparaten te
kunnen vergelijken; voor de in-
dustrie is het een middel om aan
te tonen, dat de geclaimde ef-
fectiviteit van haar produkten
goed gedocumenteerd is.
Het lijkt dan ook verstandig om
bij voorkeur preparaten te ge-
bruiken, waarbij de informatie
volgens voornoemde stan-
daardlijst ter beschikking staat.

Beoordeling van het effect
van de therapie

Klinisch resultaat
Men dient primair op grond van
klinische resultaten de therapie
te evalueren cn de noodzake-
lijkheid van nader (laborato-
rium )onderzock en veranderin-
gen in antibioticabeleid te
overwegen. Het is belangrijk
laboratoriumuitslagen niet au-
tomatisch te laten prevaleren
boven het klinisch resultaat. Indien een
micro-organisme geïsoleerd wordt wat
de aanvankelijke klinische diagnose
bevestigt, is dit nuttige aanvullende in-
formatie. Zijn de laboratoriumuitsla-
gen tegengesteld aan de oorspronke-
lijke waarschijnlijksheidsdiagnose dan
is een herbeoordeling geïndiceerd. Als
het specimen afkomstig is van norma-
liter steriele en niet aan besmetting
blootstaande plaatsen in het lichaam,
zoals bloed, gewrichtsvocht, pleura-
vocht, ascites, dan heeft het isoleren
van een bacterie grote betekenis, zelfs
als de aangetoonde bacterie verschilt

-ocr page 208-

van hetgeen klinisch verwacht werd.
Wordt echter een niet-verwacht micro-
organisme geïsoleerd uit de bovenste
luchtwegen, tractus digestivus, of uit
uitwendige laesies dan dient de geïso-
leerde species kritisch beschouwd te
worden (immers deze plaatsen herber-
gen een complexe fysiologische en
nuttige microbiële flora), alvorens de
ingestelde therapie aangepast wordt;
in dat geval is beoordeling van het kli-
nisch resultaat doorslaggevend.

Gevoeligheidshepaling
Veel bacteriële species zijn constant
gevoelig voor bepaalde antibiotica (ta-
bel 1). Indien men op klinische gron-
den een van deze micro-organismen
verwacht of als deze geïsoleerd wordt,
is een gevoeligheidsbepaling niet
noodzakelijk. Bij
bepaalde species
(vooral Gramne-
gatieve staven)
varieert het resis-
tentiepatroon aan-
zienlijk en is na
isolatie een ge-
voeligheidsbepa-
ling geïndiceerd.
Indien een gevoe-
ligheidsbepaling
wordt gedaan is
het aan te bevelen
om de minimale
remmingsconcen-
tratie (MRC/VIIC)
van antibiotica te
bepalen. Op basis
van de MIC kan
men een betere
schatting doen
welke serumcon-
centraties nodig
zijn en dus op
welke wijze men
moet toedienen, welke fannaceutischc
formulering geschikt is en in welke do-
sering noodzakelijk is om
in sim effec-
tieve concentraties te bereiken.
Soms is er een duidelijke discrepantie
tussen het resultaat van laboratorium-
onderzoek en het waargenomen klini-
sche resultaat.

Is het bacteriologisch onderzoek nega-
tief, ondanks duidelijke klinische aan-
wijzingen voor een bacteriologische
infectie, dan moet men aan de vol-
gende oorzaken denken:

1.er zijn reeds antibiotica toegediend
voor het moment van monstemame;

2. er zijn fouten gemaakt bij de mon-
stemame, het transport en/of het be-
waren van de inonsters;

het antibioticum

173

3.er zijn fouten op het laboratorium
gemaakt;

4. er is een micro-organisme in het spel
dat speciale laboratoriumtechnieken
vereist, zoals mycobacteriën, myco-
plasmata, chlamydia of anaëroben;

5. de eigen afweer van de patiënt heeft
de infectie al overwonnen; in dit ge-
val zal de patiënt als de laboratoriu-
muitslag bekend wordt al hersteld
zijn. Dit hoeft echter niet voor kop-
pelgenoten te gelden.

Treedt, ondanks het feit dat het isolaat
goed gevoelig is voor het toegepaste
antibioticum, toch geen of onvol-
doende verbetering op, dan dient men
het volgende te overwegen:
l.het antibioticum bereikt niet of in
onvoldoende mate de infectieplaats,

TIJDSCHRIIT VOOR Dit;RGEN[;ESkUN[)K, DEEI. 119, A n. E v i; R i N o 6. 1994

omdat de gebruikte dosering tc laag
is, de toedieningswijze niet ade-
quaat, of omdat de bacteriën zich be-
vinden op voor bepaalde antibiotica
moeilijk bereikbare plaatsen (bij-
voorbeeld de meninges of intracellu-
lair, bijvoorbeeld gefagocyteerde
bacteriën);

2. abcessen dienen indien mogelijk ge-
draineerd te worden. Antibiotica
dienen hierbij in principe alleen als
ondersteuning van het genezings-
proces. De meeste antibiotica pene-
treren onvoldoende in een abces
en/of worden geïnactiveerd door
pus. Daarom is het klinisch resultaat
bij abcederende ontstekingen vaak
teleurstellend;

3. meerdere species zijn bij het infecti-
euze proces betrokken (menginfec-
ties), waarvan er slechts een werd
geïsoleerd waarop de keuze van het
antibioticum was gebaseerd. Vooral
zogenaamde obligaat-anaërobe bac-
teriën worden vaak gemist bij isola-
tie;

ü iM^i*» i ir%T9m I ■

4. bij het nemen van monsters, tijdens
het transport en bij de verwerking op
het laboratorium kunnen ook fouten
gemaakt worden, die de uitslag on-
betrouwbaar maken. Monsters kun-
nen gecontamineerd worden met
huidflora of faecale bacteriën.
Tijdens inadequaat transport kunnen
gevoelige bacteriën doodgaan en/of
overgroeid worden door andere
soorten. De geïsoleerde bacteriën
zijn niet altijd de primaire oorzaak
van het ziekteproces;

5. uit een grote
populatie bacte-
riën zijn door se-
lectie of door
mutatie stammen
voortgekomen
die minder ge-
voelig c.q. resis-
tent zijn tegen
het gebruikte an-
tibioticum;

6. tijdens de antibi-
otische therapie
heeft een super-
infectie inet een
nieuwe patho-
gene species
plaatsgevonden.
Vooral bij gelijk-
tijdige onder-
drukking van de
eigen microbiële
flora door een
kolonisaticresis-
tentie-onvrien-

delijk antibioticum zal dit makkelij-
ker plaatsvinden.

De laatste twee fenomenen (resis-
tentie en superinfectie) treden vooral
op bij langdurige toediening van
brecd-spectrum-antibiotica en bij
een ernstig gestoorde eigen afweer
van de patiënten en
7.een belangrijke oorzaak van het fa-
len van een antibiotische therapie is
het niet of niet juist toedienen van de
antibiotica door de eigenaar of ver-
zorgers van dieren. Men dient er
zich vooral bij orale toediening van
te vergewissen dat de dieren de
voorgeschreven antibiotica ook vol-
gens voorschrift opnemen. Voedsel-
compo-nenten (bijvoorbeeld Ca^^ -
ionen in melk) kunnen met absorptie

-ocr page 209-

van bepaalde antibiotica uit het
maagdarmkanaal interfereren.

N.B: Behalve antibiotica zijn een
goede verzorging, het verstrekken van
aangepaste voeding en verdere onder-
steunende maatregelen van e.s.sentieel
belang bij de behandeling van injectie-
ziekten. Antibiotica zijn hier beslist
geen substituut voor.

Bijwerkingen

1. Het toepassen van antibiotica kan
gepaard gaan met bijwerkingen.
Een van de belangrijkste bijwerkin-
gen van veel (vooral breedspec-
trum-) antibiotica is de onderdruk-
king van de eigen flora van het dier.
Niet alleen kan dit leiden tot een
verstoring van de darmfysiologie
(diarree), maar

vooral wordt
hierdoor de ko-
lonisatieweer-
stand verlaagd
(dat wil zeggen
het dier wordt
gevoelig voor
kleine aantallen
pathogene bac-
teriën, die nor-
maliter een der-
gelijk dier niet
kunnen infecte-
ren). Dit kan lei-
den tot een su-
perinfectie met
nieuwe, vaak
multipel resis-
tente (voor-
waardelijk) pa-
thogene bacte-
riën.

2. Overgevoelig-
heidsreacties:

exanthemen worden bij dieren zel-
den waargenomen. Koorts komt
vooral voor na injecties met olie of
olie/wateremulsies of propyleen-
glycol bevattende preparaten (on-
der meer bij de zogenaamde \'long-
acting\'-formuleringen). De oorzaak
is hier niet zozeer het antibioticum
maar de famiaceutische formule-
ring. Ook kunnen mindere ernstige
reacties, zoals braken, misselijk-
heid en diarree voorkomen. Van
deze overgevoeligheidsreacties is
bij dieren relatief weinig bekend en
er wordt daarom mogelijk te weinig
rekening mee gehouden. Wel zijn
ernstige overgevoeligheidsreacties
beschreven na gebruik van antibio-
tica (onder meer procaïne penicil-
line) bij paarden (shock) en varkens
(abortus).

3. Directe toxiciteit: nierfunctiestoor-
nissen en beschadiging van de ner-
vus vestibularis (vooral door ami-
noglycosiden), leverfunctiestoor-
nissen en reversibele beenmergon-
derdrukking. Polymyxines en nitro-
furanen zijn in (te) hoge doseringen
of in combinatie met andere stoffen
(groeibevorderaars coccidiostatica)
neurotoxisch en carbadox is toxisch
voor de bijnieren.

N.B: Bij het optreden van onverwachte
bijwerkingen dient men het risico van
het staken van een therapie af te wegen
tegen de ernst van de bijwerkingen en
niet zonder meer op een alternatief an-
tibioticum, met opnieuw de mogelijk-

heid van zelfs ernstiger bijwerkingen
over te schakelen. Bepaalde indivi-
duen zijn namelijk bijzonder gevoelig
en hebben ook bij behandeling met an-
dere soorten antibiotica een vergrote
kans op bijverschijnselen. Onver-
wachte en onbekende bijwerkingen
dienen in de toekomst gemeld te wor-
den bij het op te richten Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen.

Combinaties van antibiotica

Indicaties

In beginsel dient een pathogeen agens
bestreden te worden met één antibioti-
cum (\'one bug, one drug\'). Er kunnen
echter gegronde redenen aanwezig
zijn om twee of meer antibiotica (al of
niet in één produkt verenigd) tegelijk

i^iiiii......iiiiiiiiiiiiiniM-• 1 ff r\'ii ii 11 iiniiiiiiia

te gebruiken.

Alvorens men een therapie met een
combinatie van antibiotica instelt, die-
nen monsters genomen te worden voor
isolatie, determinatie en gevoelig-
heidsbepaling van het etiologisch
agens c.q. agentia.

1. ernstige ziektegevallen die veroor-
zaakt kunnen worden door qua ge-
voeligheid verschillende bacteriële
species;

2. ernstige ziektegevallen waarbij het
waarschijnlijk oorzakelijk agens
vaak multipel resistent is;

3. ziektegevallen veroorzaakt door
meerdere pathogene species; deze
menginfecties zijn door bacterieel
synergisme vaak erg virulent en de

gevoeligheid
van de betrok-
ken species is
meestal erg ver-
schillend. Dit is
een van de voor-
naamste indica-
ties voor het ge-
lijktijdig ge-
bruik van twee
antibiotica;
4. om de kans op
het ontstaan van
resistente mu-
tanten of het uit-
selecteren van
ongevoelige
subpopulaties bij
langdurige the-
rapie te voorko-
men, gebruikt
men twee of
meer antibiotica
waartussen geen
kruisresistentic
bestaat. Men dient hier echter gere-
serveerd tegenover te staan;

5. sommige antibiotica werken syner-
gistisch. Ze versterken eikaars wer-
king aanzienlijk en zijn dan vaak in
veel lagere doseringen al bacteri-
cide. Bovendien kan hierdoor soms
een aanzienlijke dosisvermindering
bereikt worden, wat vooral bij toxi-
sche antibiotica resulteert in een ver-
minderd risico bij een voldoende an-
tibacteriële werkzaamheid en

6. een bijzondere vonn van combina-
tietoepassing is de combinatie van
lokale en systemische toediening
van antibiotica. Hier zal op fannaco-
logische gronden vaak voor toepas-
sing van twee verschillende antibio-
tica gekozen worden.

TiJDSCIIRIhT VOOR DlKR(ii;NEF:SkUN[)K, D i: I 1 119, Afl. FVKRINCi 6, 1994

174

-ocr page 210-

iiiMnr"! I

mi ni

_ i jh

il Iii I

Nadelen

Men dient i<ritisch te staan ten opzichte
van het gecombineerde gebruii< van
antibiotica. Overwegingen zijn:
1 .combinaties van antibiotica hebben
zelden meer effect dan een effectief
cn adequaat gedoseerd antibioticum
alleen;

2. antibiotica kunnen antagonistisch
werken. Dit leidt tot een vermin-
derde effectiviteit. Hoewel hiervoor
veel gewaarschuwd wordt, valt anta-
gonisme in de praktijk erg mee,
doordat de farmacokinetische eigen-
schappen per antibioticum vaak erg
verschillen. Hierdoor is meestal op
een bepaald moment slechts
één antibioticum in overmaat
in de infectiehaard aanwezig.
Het is dan echter zinloos om
twee antibiotica te geven;

3.hoe meer antibiotica worden
toegediend, hoe groter de
kans op bijwerkingen;

4. verschillende antibiotica kun-
nen eikaars fannacokinetisch
gedrag beïnvloeden, waar-
door het vaststellen van
wachttermijnen bemoeilijkt
worden en

5. Last but not least:
de dierenarts en eigenaar kun-
nen het gevoel krijgen dat
men alles heeft gedaan wat
mogelijk is. Deze houding
leidt makkelijk tot het nalaten
van pogingen om de juiste
diagnose te stellen, het ovcr-
bodig-achten van aanvullend
pathologisch en microbiolo-
gisch onderzoek en vooral
een misplaatst gevoel van ze-
kerheid.

HET NIEUWE
VETERINAIRE
ANTIBIOTICUMBELEID:
TOEVOEGINGEN EN
VERFIJNINGEN
Inleiding

In het voorafgaande hoofdstuk werd
aangegeven hoe een praktizerende die-
renarts, zodra antibiotica geïndiceerd
zijn, een rationele keuze kan maken.
Door de toename van het aantal be-
schikbare antibiotica wordt de keuze
steeds moeilijker. In veel gevallen kan
men op rationele gronden uit meerdere
antibiotica kiezen. Voor praktizerende
dierenartsen, die hun vakgebied ook
op vele andere gebieden moeten bij-
houden, is het feitelijk onmogelijk om
van alle nieuwe ontwikkelingen op het
gebied van de antibiotische therapie op
de hoogte te blijven. De verkoop.strate-
gie van de farmaceutische indu.strie,
die zich niet alleen beperkt tot dieren-
artsen, maar zich soms ook recht-
streeks tot veehouders richt, kan er toe
leiden, dat of door de logische wens
van dc dierenarts om het beste te ge-
bruiken, maar vaak ook geëist door
zijn cliënt of diens voorlichters, steeds
of te snel de nieuwste antibiotica ge-
bruikt worden, terwijl in veel gevallen
de oudere middelen even effectief of
zelfs beter zijn. Zelfs voor specialisten
op het gebied van infectieziekten, zo-
als veterinaire microbiologen, is het
moeilijk om alle informatie over de

175

vele nieuwe antibiotica op hun waarde
tc toetsen. Daarom is een advies in de
keuze van een antibioticum per indica-
tie gewenst. De keuze per indicatie
moet vastgesteld worden in het kader
van onderling afgesproken antibioti-
cumbeleid.

Een antibioticumbeleid omvat een
aantal regels, dat behalve de criteria
voor rationele toepassing, een aantal
andere factoren laat meewegen in de
beslissing, welk specifiek antibioti-
cum of specifieke combinatie uit het

1 1 J DSC II R I I T VOOR D I i: R (i 1- N H t: S K U N D i: . Dl 11. 119, Al L i;vi, RINCi 6, 1994

aantal rationele keuzemogelijkheden,
men voor een bepaalde indicatie het
best kan gebruiken.
Het hierbij gestelde doel is tweeledig:

1. het waarborgen van een optimale be-
handeling van patiënten en de be-
scherming van dieren met een ver-
hoogd risico op infecties en

2. het onder controle houden van anti-
bioticumresistentie (onder meer
door het in reserve houden van be-
paalde antibiotica).

Behalve met het streven om het beste
middel te gebruiken voor het individu-
ele dier dient dus ook rekening gehou-
den te worden met de invloed
van het diergeneeskundig anti-
bioticumgebruik op de omge-
ving.

Het nieuw voorgestelde veteri-
nair antibioticumbeleid bestaat
uit een aantal onderdelen:

1.het fomiularium

2.resistentie-peilstations

3.registratie van veterinair anti-
bioticumgebruik

- getalsmatig

- bijwerkingen

4. medewerking van dierhou-
ders

5.educatie en nascholing van
dierenartsen.

Formularium

Teneinde GVP op het terrein
van het antibioticumgebruik
door dierenartsen te bevorderen
wordt door de KNMvD per
diersoort een formularium op-
gesteld.

Een formularium is niets meer
(en niets minder) dan een bear-
gumenteerde voorkeurslijst van
te gebruiken middelen; per
diersoort worden de meest
voorkomende ziekten genoemd
met daarbij een lijst van midde-
len van eerste keuze. Tenzij een
dierenarts gegronde redenen
heeft om anders te besluiten zal de
keuze voor een antibioticum op één
van de in het formularium genoemde
middelen vallen.

De functie van een formularium is
meervoudig:

1.1 let bevorderen van een juist gebruik

van de beschikbare middelen;
2. het bevorderen van de uniformiteit
in het antibioticumgebruik en daar-
door van de controleerbaarheid van
ondenneer het gebruik, de resisten-
tievorming, de bijwerkingen, de mi-

-ocr page 211-

lieu-effecten en
3.het bevorderen van de discussie om-
trent het juiste gebruii< van antibio-
tica.

Door de Werkgroep Veterinair Anti-
bioticumbeleid zijn de randvoorwaar-
den om te komen tot het opstellen van
een formularium geformuleerd.

Strategie

Naast het diergeneeskundig gebruik
op de wijze, zoals beschreven in het
hoofdstuk \'Het nieuwe veterinaire an-
tibioticumbeleid: toevoegingen en
verfijningen\' bestaat de noodzaak
voor een strategie om resistentie-ont-
wikkeling of de verspreiding van resis-
tente bacteriën te voorkomen:

1. Gebruik antibiotica in principe al-
leen parenteraal
of oraal en niet
lokaal, tenzij
specifiek geïn-
diceerd, zoals
bij mastitis cn

Otitis;

2. Diversificeer de
antibioticum
keuze per aan-
getast orgaan-
systeem:
bijvoorbeeld
bêtalactam-an-
tibiotica primair
voor luchtweg-
infecties cn qui-
nolonen voor
bacteriële infec-
ties uitgaande
van de (tractus)
digestivus;

3. Tracht (hier-
mee) te voorko-
De kosten-baten analyse
men dat groe-
pen dieren meerdere malen tijdens
hun leven met hetzelfde of een
kruisresistentie vertonend antibioti-
cum worden behandeld;

4. Gebruik op een verantwoorde ma-
nier combinaties van antibiotica.
Hierbij dient echter aangetekend te
worden dat dit alleen geadviseerd
kan worden als voldoende weten-
schappelijk onderbouwd is dat het
de behandeling duidelijk verbetert
of de kans op resistentie ontwikke-
ling vennindert en

5. Roteer de antibiotica van eerste
keus. Zodra een toename van resis-
tentie tegen een eerste keus antibio-
ticum wordt geconstateerd dient dit
als eerste keuze middel vervangen
te worden door een ander middel.

II m ■

Men kan zelfs overwegen om vol-
gens een vast schema verschillende
antibiotica te laten rouleren als mid-
del van eerste of tweede keuze.

Toepassing van deze uitgangspunten
moet resulteren in een beperkte lijst
van voorkeursmiddelen voor meer dan
negentig procent van de gevallen, waar
de in Nederland praktizerende dieren-
artsen mee geconfronteerd worden,
gebaseerd op wetenschappelijke gege-
vens en praktijkervaring. Een derge-
lijke lijst wordt een \'formularium\' ge-
noemd.

Indien de verantwoordelijke dierenarts
een goede reden heeft om niet één van
de eerste keuze antibiotica te gebrui-
ken, komt een tweede keuze antibioti-
cum in aanmerking. In de meeste ge-

vallen zal dit een resistentieprobleein
zijn met een eerste keuze middel of een
mogelijke toxische interactie met voe-
deradditieven. Derde-keuze-antibio-
tica mogen alleen gebruikt worden na-
dat een gevoeligheidsbepaling van het
oorzakelijke micro-organisme uitge-
wezen heeft dat eerste- en tweede-keu-
zemiddelen niet effectief zijn en/of na
overleg met een erkende specialist.
Een intercollegiaal consult met een
specialist is een effectieve manier om
het gebruik van derde-keuze-antibio-
tica te controleren zonder dat een
goede en effectieve behandeling van
zieke dieren wordt bemoeilijkt.
Klinische adviezen over diagnose en
behandeling van bacteriële aandoenin-
gen moeten gegeven worden door spe-
cialisten in infectieziekten: veterinaire
microbiologen en species-specialisten.
Nieuwe antibiotica zijn in principe
nooit eerste-keuze-antibiotica, tenzij
overduidelijk hun voordeel ten op-
zichte van bestaande middelen is aan-
getoond.

De laboratoriumondersteuning be-
hoort volledig in overeenstemming te
zijn met het antibioticumbeleid. Het is
belangrijk dat onjuist gebruik van anti-
biotica zo min mogelijk gestimuleerd
wordt. De praktizerende dierenarts be-
hoort uitsluitend een uitslag van een
gevoeligheidsbepaling te krijgen als
een bacteriële species geïsoleerd is, die
de mogelijke oorzaak van de aandoe-
ning kan zijn. Uitslagen dienen in het
verlengde te liggen van het vigerende
antibioticumbeleid. Middelen van
derde of verdere
keuze worden
slechts vermeld op
het antibiogram
als daartoe een re-
delijke noodzaak
bestaat. Alleen
wanneer een mul-
tipel bacterie is
geïsoleerd mag in-
formatie over de
gevoeligheid voor
derde keuze anti-
biotica verstrekt
worden. Dit ont-
moedigt het ge-
bruik van derde
keuze antibiotica
aanzienlijk

N.B: het oiuler-
zoek vindt wel
pkmts, maar de
uitslag wordt uit-
sluitend vermeld
wanneer de aanvrager zelf daar-om
vraagt en deze vraag kan motiveren.

Het rechtstreeks sturen van gevoelig-
heidsuitslagen aan veehouders is on-
gewenst, omdat dit ondeskundig ge-
bruik van antibiotica stimuleert en
nadelig interfereert met het veterinair
antibioticumbeleid.
Men dient zich goed te realiseren dat
het veterinair antibioticumbeleid, met
als essentieel onderdeel het formula-
rium, geen vereenvoudiging van de
diergeneeskundige praktijkuitoefe-
ning betekent. Een verantwoorde be-
slissing of antibiotica geïndiceerd zijn
kan alleen door een dierenarts geno-
men worden en ook alleen de dieren-
arts beschikt over voldoende kennis

-ocr page 212-

om met behulp van het fonnularium
een verantwoorde keuze te maken in
de geest van het veterinair antibioti-
cumbeleid.

Aangezien het onmogelijk is om in een
formularium met alle facetten van de
diergeneeskunde en met alle praktijk-
omstandigheden rekening te houden,
dient het formularium dan ook te allen
tijde als een advies beschouwd te wor-
den; echter geen vrijblijvend advies.
Hij of zij, die bewust van het formula-
rium afwijkt zal zichzelf er van moeten
overtuigen, dat hij/zij die beslissing
ten overstaan van collega\'s kan verant-
woorden. Een afwijking van het for-
mularium dient op dezelfde wijze on-
derbouwd te kunnen worden als het
formularium zelf.

Besloten is dat per
diersoort door een
commissie van
deskundigen een
formulariumvoor-
stel geformuleerd
zal worden. Per
formulariumcom-
missie fungeert
een werkgroeplid
als voorzitter en
een diersoortdes-
kundige als weten-
schappelijk
mentor. Elke for-
mulariumcommis-
sie telt tenminste
een prakticus, een
microbioloog en
een veterinair far-
macoloog/-
farma-ceut naast
de gcnoeinde twee
leden.
De formularium-

commissies betreffen vooralsnog de
volgende diersoortenZ-groepen:

1. Melkvee

2. Vleesvee

3. Varkens

4. Pluimvee

5. Gezelschapsdieren

6.Paarden
7.Sierpluimvee

8. Kleine herkauwers

De formulariumvoorstellen zullen ge-
publiceerd worden in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
(TvD) en uitge-
geven worden als een handzaam boek-
werkje. Na publicatie in het TvD wordt
een jaar genomen ten behoeve van dis-
cussie in de beroepsgroep alvorens het
fonnularium als zodanig de status van
officieel formularium te geven.

iriUIâ

Resistentie-peilstations

Inleiding

Het continu volgen van de resistentie
prevalentie en het diergeneeskundig
antibioticumgebruik zijn absoluut
noodzakelijk om een antibioticumbe-
leid een wetenschappelijke basis te ge-
ven, om de invloed van het beleid te
kunnen evalueren en om het beleid, in-
dien nodig, tijdig te kunnen aanpassen.
Bacteriën kunnen zich bijzonder snel
en effectief aan hun omgeving aanpas-
sen. Dit betreft zowel hun stofwisse-
ling als hun weerstand tegen antibacte-
riële middelen.

fe I ( m Ai d B!" I C" I ipi^

Het adagium van Beyerink: \'alles is
overal en het milieu selecteert\' ver-
klaart dit voor een groot deel: de best

aangepaste soorten of stammen zullen
andere verdringen uit een ecologische
nis, zodra zich daar een verandering
voordoet. Niet alleen selectie van be-
staande aangepaste stammen of acqui-
sitie van nieuwe species is hierbij van
belang, ook de bacteriën zelf kunnen
zich aanpassen aan hun omgeving.
Doordat bacteriën zich erg snel (kun-
nen) delen ontstaan per tijdseenheid
vele mutaties in het bacteriële genoom,
waama mutanten die beter aangepast
zijn aan de omgeving, geselecteerd
worden (survival of the fittest).
Bovendien kunnen bacteriën onder-
ling genetisch materiaal uitwisselen.
Al deze processen zijn van belang voor
bacteriën om zich snel te kunnen aan-
passen aan veranderende milieu-om-
standigheden, zoals het ter beschik-
king komen van nieuwe substraten (=
voeding) of contact met toxische stof-
fen, zoals antibiotica. Indien bacteriën
zich aanpassen aan de aanwezigheid
van antibiotica in het milieu, noemen
we dat resistentie ontwikkeling.

Resistentie

Aangezien hierover soms onduidelijk-
heid bestaat, lijkt het nuttig om de term
\'resistentie\' nader te preciseren.
In de klinische betekenis betekent re-
sistentie dat een infectie-ziekte, ver-
oorzaakt door een resistente bacterie,
niet bestreden wordt door een behan-
deling met een bepaald antibioticum.
In microbiologische zin betekent resis-
tentie dat een antibioticum in hoge
concentraties geen of nauwelijks ef-
fect heeft op een
bepaalde bacterie
of dat een bepaald
isolaat veel minder
gevoelig is voor dat
antibioticum dan
de meeste andere
bacteriën die tot
dezelfde species
behoren.

Het is nuttig om
onderscheid te ma-
ken tussen onge-
voeligheidenresis-
tentie. Bacteriën
zijn ongevoelig
voor een bepaald
antibioticum, om-
dat of het antibioti-
cum niet op de
plaats van werking
kan komen of om-
dat het aangrijpt op
een structuur of
stofwisselingspro-
ces die bij deze soort bacterie niet
voorkomt. Het is dus een species-ken-
merk. De op een diagnostisch labora-
torium geïsoleerde bacteriën worden
niet getest tegen antibiotica waar de
geïsoleerde species ongevoelig voor
is.

Resistentie kan ontstaan door muta-
tie(s) in het bacteriële chromosoom,
waardoor de aangrijpingsplaats van
het antibioticum of de doorlaatbaar-
heid van de bacteriële celwanden ver-
andert, zodat het antibioticum onwerk-
zaam wordt. Deze vorm van resistentie
wordt alleen verticaal (dat wil zeggen
op het nageslacht) doorgegeven.
Doordat deze resistente klonen vaak
een verminderde vitaliteit hebben, ver-
dwijnen zij na het stoppen van de anti-

-ocr page 213-

biotische tlierapie meestal langzamer-
hand vanzelf uit de microbiële flora
van het dier en uit de populatie.
Een bacterie kan ook resistent worden
door overdracht van genen die coderen
voor resistentie-factoren, bijvoorbeeld
enzymen, zoals ß-lactamases. Deze re-
sistentie-factoren liggen veelal extra-
chromosomaal op ringvomiige stukjes
DNA: resistentie- of R-plasmiden. Bij
celdelingen delen ze mee en gaan over
naar beide dochtercellen, maar boven-
dien kunnen ze via conjugatie overge-
dragen worden op andere bacteriën
(horizontale resistentie-overdracht).
Overdracht kan plaats vinden binnen
dezelfde species maar ook naar
andere soorten. Behalve via
Pla-
smiden en via conjugatie kun-
nen resistentie genen (chromo-
somale en extra-chromosomale)
ook overgaan via transductie of
transfectie. Hierbij wordt door
bacteriofagen (bacterie-virus-
sen) het genetisch materiaal in-
gepakt en overgebracht naar een
andere bacterie.

Als voorbeeld: E. coli is onge-
voelig voor penicilline omdat
penicilline niet door de celwand
van de bacterie heen kan drin-
gen. Ampicilline kan dit wel en
verstoort dan de opbouw van de
celwand. Daarom zijn de
meeste
E. co/i-stammen hier-
voor gevoelig. Sommige
E. coli
-stammen hebben echter een be-
paald gen, meestal gelegen op
een plasmide, dat codeert voor
een enzym ß-lactamase. Hier-
door wordt het ampicilline on-
werkzaam gemaakt voordat het
bij de celmembraam komt.
Deze stammen zijn dus resis-
tent.

Verwarring kan ontstaan omdat
ongevoeligheid ook wel natuur-
lijke resistentie wordt genoemd
en resistentie verworven resis-
tentie.

Indien de mutatie-frequentie groot ge-
noeg is, kan een resistente mutant ge-
selecteerd worden tijdens een antibio-
ticumkuur (bijvoorbeeld streptomy-
cine-resistentie).

R-plasmide-bevattende bacteriën kun-
nen alleen tijdens een behandeling met
antibiotica geselecteerd worden indien
het plasmide al in de endogene flora
van het dier aanwezig was of het dier
tijdens de kuur gekoloniseerd wordt
met een bacterie met een R-plasmide.
Het is duidelijk aangetoond, dat indien

m^nnmnti

R-plasmiden in een populatie aanwe-
zig zijn, zij snel overgedragen worden
op andere bacteriën als er een selectie-
druk door antibioticumgebruik ont-
staat.

Verspreiding van R-plasmiden kan
worden tegengegaan door hygiënische
maatregelen en door vermindering van
het gebruik van antibiotica.
Verbetering van de hygiëne, zodanig
dat verspreiding van endogene flora
tussen dieren onderling voorkomen
wordt, is bij dieren, die in groepen ge-
huisvest zijn en waarbij faecaal con-
tact onvermijdelijk is, onmogelijk.
Wel kan door een goede hygiëne be-

vorderd worden dat zo min mogelijk
exogene bacteriën met R-plasmiden in
de populatie komen en dat R-plasmi-
den vanuit de populatie (onder behan-
deling) andere groepen dieren, mensen
(bijvoorbeeld via voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong) of het milieu
besmetten.

De meest effectieve methode om het
ontstaan van resistentie en het ver-
spreiden van resistentie-factoren tegen
te gaan is het opheffen van de selectie-
druk c.q. beperking van het gebruik
van antibiotica.

Gemuteerde resistente bacteriën zijn
vaak minder vitaal. Bacteriën met R-
plasmiden hebben vaak een langere
generatietijd dan dezelfde bacteriën
zonder dit plasmide. Hierdoor ver-
dwijnen zodra de selektiedruk afneemt
c.q. het gebruik van een antibioticum
gestaakt wordt, de resistente bacteriën
langzaam weer uit de populatie.
Op R-plasmiden komen vaak gelijktij-
dig verschillende resistentie-genen
voor, waardoor een bacterie dan tegen
meerdere antibiotica resistent wordt
(multipele resistentie). Gebruik van
een antibioticum kan daardoor de re-
sistentie in een populatie ook doen toe-
nemen tegen andere antibio-
tica.

Binnen een groep antibiotica
(bijvoorbeeld de bêtalactani-
antibiotica) kan gebruik van
één van deze antibiotica ook
resistentie tegen ander midde-
len van dezelfde groep induce-
ren, omdat het resistentieme-
chanisme hetzelfde is (kruis-
resistentic).

In de veehouderij kan door de
behandeling van grote groepen
dieren gelijktijdig de selectie-
druk erg groot zijn. Toch be-
staan er weinig of geen aanwij-
zingen dat bij het falen van een
antibiotische therapie in de
diergeneeskunde het resistent
worden tijdens een behande-
ling van aanvankelijk gevoe-
lige pathogene micro-organis-
men een belangrijke rol speelt.
Wel komen superinfecties met
in dat geval meestal multipel
resistente bacteriën voor.

Resistentieprohlematiek
Antibiotica behoren tot de
meest gebruikte diergenees-
middelen. Er bestaat een dui-
delijk verband tussen het ge-
bruik van antibiotica en het
voorkomen van resistentie te-
gen die antibiotica in een populatie.
Hoewel dit verband niet monocausaal
is en ook andere factoren een rol spe-
len, dient derhalve zorgvuldig met an-
tibiotica te worden omgegaan, zoals in
de voorafgaande hoofdstukken is uit-
eengezet. Zodra een nieuw antibioti-
cum wordt geïntroduceerd, ontstaat
vroeger of later resistentie tegen dat
antibioticum. Dit is uit diergeneeskun-
dig oogpunt een ongewenste situatie.
Immers, therapeutisch antibioticum-
gebruik in de diergeneeskunde is in
eerste instantie een empirische thera-

Ti j i)sC\'11 R 11-T VOOR D 11; R(11, N e 1. sK u N nE , Dei;i. 119, A F L i; V i; r 1 N (i 6, 1994

178

-ocr page 214-

\'ü

ü lil É\'iui i

pie. Onderzoek naar de antibioticum-
resistentie van het oorzakelijk micro-
organisme zal meestal pas worden
aangevraagd wanneer de ingestelde
therapie faalt. Een toename van antibi-
oticumrcsistentie bij pathogene micro-
organismen vermindert de kans op
succesvolle behandelingen met het be-
treffende antibioticum. De gevolgen
hiervan, zoals langere ziekteduur ho-
gere mortaliteit en lethaliteit en de
noodzaak van het gebruik van weer an-
dere antibiotica, dient men niet te on-
derschatten. Sommige dierpathogenen
zijn bovendien ook besmettelijk voor
de mens, zoals
Salmonellae waardoor
de volksgezondheid in het geding kan
zijn. Naast invloed op pathogenen
wordt ook de endogene flora van die-
ren bij behandeling met antibiotica
blootgesteld aan
antibiotica.

Antibiotica wor-
den na opname in
het dierlijk li-
chaam, niet alleen
naar het infectie-
gebied getrans-
porteerd, maar
ook naar andere
delen van het li-
chaam cn in meer
of mindere mate
worden zij uitge-
scheiden in alle
externe secreten.
Het resultaat is dat
ook de normale ei-
gen microflora
van behandelde
dieren aan het an-
tibioticum wordt
blootgesteld. Dit
gebeurt in hoge
mate met de darrnflora, zeker wanneer
een oraal toegediend antibioticum niet
volledig wordt geresorbeerd, maar ook
als een parenteraal toegediend antibio-
ticum in de dann wordt uitgescheiden
(bijvoorbeeld via de gal) en niet volle-
dig wordt teruggeresorbeerd. Het ge-
volg hiervan is een verschuiving van
de residente microflora in de richting
van een grotere resistentie tegen het
gebruikte antibioticum. Gevoelige
bacteriën worden gedood cn de onge-
voelige species of resistente bacteriën
blijven leven en nemen de plaats in van
de verdreven bacteriën.
Gewoonlijk leidt dit niet tot klinische
symptomen bij het behandelde dier
zelf en ook zal het slechts zelden een
negatieve invloed op de therapie heb-
ben (hoewel lethale gevallen voorko-
men; men denke aan penicilline bij ca-
via\'s).

179

Het gebruik van antibiotica bij dieren
leidt dus tot een toename van resisten-
tie in de dominante faecale flora van
dieren tegen de gebruikte antibiotica.
Deze resistentie zal zich ook binnen de
groep verspreiden. Zelfs overdracht
naar andere diersoorten, waaronder de
faecale flora van de mens (onder meer
via voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong) valt niet uit te sluiten.
Algemeen wordt aangenomen dat de
faecale flora als reservoir dient van re-
sistentiegenen en dat deze hieruit over-
gedragen kunnen worden op (poten-
tieel) pathogene bacteriën. Aangezien
infecties met resistente bacteriën

Till) SCHRIFT VOOR D I F R Ci F N F F S k U N I) F , D F F I 119. A F 1. F V F R I N Ci 6. 1994

moeilijker zijn te behandelen, dient
toename van resistentie en versprei-
ding van resistentiefactoren, zowel uit
diergeneeskundig belang als uit het
oogpunt van de volksgezondheid zo-
veel mogelijk voorkomen te worden.

Een belangrijk instrument daarbij is
een veterinair antibioticumbeleid. Om
dit beleid echter te kunnen fomiuleren
en het effect te meten en zonodig het
beleid aan te passen is kennis van de
prevalentie van resistentie in patho-
gene en faecale bacteriën een eerste
voorwaarde.

Op de tweede plaats moet men inzicht
hebben in de voornaamste factor die
dit proces beïnvloedt: de hoeveelheid
gebruikte antibiotica; tenslotte dient
nagegaan te worden hoe resistente
bacteriën zich verspreiden (veehoude-
rijsystemen en veehandelstromen).

Resistentie-peilstations
In Nederland vindt reeds op uitgebreide
schaal onderzoek naar resistentie van
pathogene micro-organismen plaats
door de laboratoria van de regionale
Gezondheidsdiensten voor Dieren.
Praktizerende dierenartsen worden
hierbij snel op de hoogte gebracht van
de uitslagen. Over het algemeen func-
tioneert dit systeem goed. Met de hier-
uit voortkomende gegevens zou echter
veel meer gedaan kunnen worden. Het
verdient aanbeveling om dit systeem,
dat retrospectief is voor het individu-
ele casus en matig prospectiefis op be-
drijfsniveau, uit te breiden naar een re-
sistentiesurveil-
lance per bedrijf,
praktijk, regio en
landelijk. Hiervoor
is behalve stan-
daardisatie tussen
de verschillende la-
boratoria onderling
vooral een geauto-
matiseerd dataver-
werkingssysteem
nodig, zodat de uit-
komsten regelma-
tig (wekelijks of
maandelijks) ter
beschikking ko-
men.

Via het Laborato-
rium Informatie
Systeem van de la-
boratoria van de
Gezondheidsdien-
sten voor Dieren
(LIS) en door stan-
daardisatie van
deze laboratoria is dit mogelijk.
Particuliere laboratoria, die microbio-
logisch onderzoek voor dierenartsen
doen, zouden volgens dezelfde stan-
daard moeten werken. Zij dienen der-
halve onder rechtstreeks toezicht van
een veterinaire microbioloog te staan,
die hun resistentiegegevens via het
LIS aanlevert.

Tevens kunnen deze publikaties wor-
den gebruikt om praktici te adviseren
en het antibioticumbeleid (bij) te stu-
ren.

Mogelijk verdient het aanbeveling om
te streven naar een betere selectie van
het te onderzoeken materiaal. Thans
vormen isolaties uit dieren, gestorven
na falen van een ingestelde therapie,
het belangrijkste deel en hierop zijn de

-ocr page 215-

beschikbare resistentiegegevens voor-
namelijk gebaseerd. Op deze wijze
wordt sterk geselecteerd en hoeven de
resultaten van het onderzoek geen
juiste afspiegeling te zijn van de feite-
lijke (resistentie-) problematiek. Het
nemen van materiaal voor microbiolo-
gisch onderzoek bij zieke dieren met
typische ziekteverschijnselen bijvoor-
beeld door puncties, biopten en long-
spoelingen dient dan ook te worden
gepropageerd.

Het voorkomen van resistentie tegen
antimicrobiële middelen bij bacteriën
is in Nederland tot nu toe niet systema-
tisch bestudeerd. In de resisten-
tie-epidemiologie is deze infor-
matie van belang voor het
bepalen van de omvang van de
resistentie en om een uitspraak
te kunnen doen over de bruik-
baarheid van de gangbare anti-
biotica.

Aangezien de via plasmiden
overdraagbare resistentie het
grootste probleem vormt, kan
vaak als indicator de resistentie
in de aerobe Gram-negatieve
faecalc flora
Enterohacteha-
ceae
gebruikt worden.
Bij de mens is in de open popu-
latie in Nederland hiernaar ver-
schillende malen onderzoek
verricht.

Er bestaan plannen om ook hier
door middel van registratie van
antibiotica-resistentie in de eer-
stelijn tot een regelmatig onder-
zoek naar de resistentie- preva-
lentie te komen.

Het lijkt zinnig om via steek-
proeven bij slachtdieren dit ook
jaarlijks te doen en per groep de
resistentie te registreren om
met behulp van deze techniek
een antwoord trachten te krij-
gen op dc volgende vragen:

reeks gecorreleerd aan het gebruik
van dat antibioticum in die be-
treffende diersoort?

5. Bestaat er een verband tussen de re-
sistentiepatronen en prevalenties en
de veranderingen, die hierin gedu-
rende de tijd optreden met die welke
bij mensen buiten het ziekenhuis ge-
vonden worden?

6. Is een consequent doorgevoerd vete-
rinair antibioticumbeleid hierop van
invloed?

Belangrijk is dat deze gegevens regel-
matig en snel per regio en landelijk be-
schikbaar komen. Op meer vertrouwe-
lijke basis zou dit ook per bedrijf en
veelheden bij dieren toegepaste antibi-
otica vomit aanleiding tot veel discus-
sie. De vraag is voor wie en waarom
een dergelijke registratie essentieel is.
De overheid, de consument, de veteri-
nair microbioloog, de medisch micro-
bioloog, de farmaceutische industrie,
de praktizerende dierenartsen: zij allen
hebben uiteenlopende belangen bij een
nauwgezette registratie van het veteri-
nair-therapeutisch antibioticumge-
bruik. Het veterinair antibioticumbe-
leid, zoals in dit hoofdstuk uiteen-
gezet, gaat primair uit van de belangen
van de diergeneeskunde. Dit belang
valt te destilleren uit het doel van het
functioneren van de dierenarts,
namelijk het zijn van arts voor
dieren en hoeder van de volks-
gezondheid; de interferentie
van dierenartsen in de produk-
tieketen van voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong dient
volstrekt transparant, contro-
leerbaar en borghaar te zijn. De
verschillende genoemde par-
tijen hebben elk behoefte aan
registratie, maar hebben tegelij-
kertijd de neiging de lasten van
een dergelijke registratie neer
te leggen bij andere partijen.

É iwrn I

Vanuit de werkgroep Veteri-
nair Antibioticumbeleid zijn
twee redenen geformuleerd om
getalsmatige registratie te be-
pleiten:

1. Het is wenselijk om een mo-
gelijke correlatie tussen het
ontstaan van een bepaalde re-
sistentie en het gebruik van
een zekere hoeveelheid anti-
bioticum te kunnen vaststel-
len.

2. De mate waarin het formula-
rium c.q. het veterinair anti-
bioticumbeleid als geheel ef-
fect sorteert zal gemeten
moeten kunnen worden.

1. Wat is op het moment de om-
vang van de bacteriële resistentie bij
de verschillende groepen nutsdieren
per regio en landelijk?

2. Verandert deze resistentieprevalen-
tie voor de verschillende antibiotica
in het verloop van de tijd?

3.Zijn er groepen dieren aanwijsbaar
die een bijzonder risico lopen op een
verhoogd dragerschap van resistente
stammen?

4.Zijn hiervoor risicofactoren op te
sporen, zoals het gebruik van antibi-
otica en is de resistentieprevalentie
in een bepaalde diersoort rechtst-
per praktijk mogelijk moeten zijn. Op
deze wijze kunnen afwijkende resis-
tentiepatronen en verschuivingen in de
resistentieprevalentie snel waargeno-
men en nader onderzocht worden.
Praktizerende dierenartsen kunnen re-
gelmatig op de hoogte gehouden wor-
den en, indien nodig kan het fonnula-
rium gewijzigd worden.

Registratie veterinair antibioticum-
gebruik

Getalsmatig

De registratie van de soorten en hoe-

Uitgaande van de Diergeneesmidde-
lenwet is de verplichting tot het regis-
treren van antibioticumgebruik door
industrie en dierenartsen verplicht; op
de veehouder en de dierenarts rust de
verplichting het zogenaamde logboek
bij te houden, zodat uiteindelijk de mo-
gelijkheid zal ontstaan om iedere dis-
cipline zich van gegevens te laten
voorzien.

Het nog niet-beschikbaar zijn van
doelmatige automatisering als oplos-
sing voor de als onmogelijk ervaren
verplichting tot administratie maakt

-ocr page 216-

dat de verwezenlijking van het ge-
stelde doel nog enige tijd op zich zal
laten wachten. De pluriformiteit van
de belangen van de geïnteresseerde
groeperingen bevordert het ontstaan
van de benodigde autoinatisering niet.
Desal-niettemin zal op afzienbare ter-
mijn de zo noodzakelijk geachte trans-
parantie, controleinogelijkheid en
borgbaarheid tot stand moeten komen.

Bijwerkingen (post marketing sur-
veillance, PMS)

Inleiding

Op het moment dat een diergenees-
middel wordt toegelaten op de markt,
zijn weliswaar zoveel mogelijk aspec-
ten onderzocht, maar zijn toch niet alle
details bekend over werkingen en bij-
werkingen. Pas wanneer een dierge-
neesmiddel algemeen wordt toe- ge-
past, zal een
volledige indruk
verkregen worden
van het eventuele
optreden van on-
verwachte effec-
ten.

De reden daarvoor
is dat onderzoek
uitgevoerd ten be-
hoeve van de regis-
tratie zijn fysieke
en getalsmatige
beperkingen kent.
Het is namelijk on-
doenlijk oin een
nieuw middel bij
elke categorie die-
ren (zoals drach-
tige, zieke, lacte-
rendc, juveniele
dieren), bij zeer
grote aantallen die-
ren en gedurende zeer lange periodes te
testen. Daaroin wordt het onderzoek op
beperkte schaal en onder specifieke
condities uitgevoerd.

Post Marketing Surveillance (PMS),
ook wel farmacovigilantie genaamd, is
het bewaken van geneesmiddelen na-
dat zij zijn toegelaten op de markt.
Daartoe worden de effecten van het
middel onder praktijkomstandigheden
gevolgd. In het kader van PMS is het
allereerst noodzakelijk om onver-
wachte bijwerkingen te signaleren.
Het betreft dus met name bijwerkingen
die niet voorzien werden bij de toela-
ting op de markt. Naast het voorkómen
van een bijwerking is het ook van be-
lang inzicht te verkrijgen in de ernst
van de bijwerking, de kans dat een bij-
werking zal optreden en de omstandig-
heden die het optreden in de hand wer-
ken. PMS richt zich uitdrukkelijk op
deze laatste aspecten, die overigens
óók van belang kunnen zijn voor bij-
werkingen die reeds langer bekend
zijn. Tenslotte zal een continue bewa-
king te allen tijde noodzakelijk blijven
omdat het optreden van nieuwe onbe-
kende bijwerkingen, zoals interacties
met nieuwe diergeneesmiddelen, im-
mers altijd mogelijk is.

Betekenis van PMS voorde praktijk
PMS kan worden beschouwd als een
verlengstuk van het onderzoek dat
werd uitgevoerd in het kader van de re-
gistratie van een diergeneesmiddel.
Meldingen van bijwerkingen kunnen
er zodoende toe leiden dat een registra-

tic wordt aangepast of zelfs ingetrok-
ken. Uiteraard wordt een dergelijke
maatregel vooraf gegaan door een ter-
dege en objectief onderzoek.
PMS kan dus worden beschouwd als
een concept dat de veiligheid van the-
rapieën met diergeneesmiddelen in de
toekomst zal bevorderen.

PMS in de praktijk

in Nederland zal een Bureau Bijwer-
kingen Diergeneesmiddelen (BBD)
worden opgezet. Naar verwachting zal
dit bureau op korte termijn zijn activi-
teiten starten. Momenteel bekijkt een
overleggroep op welke wijze dit bu-
reau het beste gestalte gegeven kan
worden. In deze overleggroep hebben
onder meer zitting de KNMvD, de far-
maceutische industrie, CDl, Gezond-
heidsdienst voor Dieren, de Faculteit
Diergeneeskunde en de Veterinaire
Dienst.

MUMaRi

Uitgangspunten zijn dat dierenartsen
op vrijwillige basis bijwerkingen zul-
len melden en dat de industrie in dit ka-
der een aantal verplichtingen krijgt op-
gelegd. Dierenhouders zullen niet
direct aan het bureau kunnen melden.

PMS in internationaal verband
Een goed functionerend BBD zal in
staat zijn om op een optimale wijze
deel te nemen aan PMS in internatio-
naal verband. Doordat op deze manier
het gezichtsveld verbreed wordt van
Nederland tot ver over de grenzen, zul-
len bepaalde tendensen en minder
vaak voorkomen-de of emstige zaken
veel sneller, met een grotere nauwkeu-
righeid en met veel
meer zekerheid
aan de oppervlakte
komen.

De rol van dieren-
artsen in PMS
De eerder ge-
noemde overleg-
groep is van me-
ning dat het
adequaat functio-
neren van ecn
P M S - s y s t e e m
staat of valt met de
bereidheid van
dierenartsen om
ï bijwerkingen te
melden. De die-
renarts zal daarom,
naast het kritisch
beoordelen van er-
varingen met dier-
geneesmiddelen,
ook bereid moeten zijn om eventuele
ongewenste effecten te melden aan het
BBD.

Bovendien heeft de veterinaire be-
roepsgroep een eigen verantwoorde-
lijkheid voor PMS. Deze vloeit voort
uit de sleutelpositie die dierenartsen is
toebedacht bij de kanalisatie van anti-
microbiële middelen.

Vledewerking dierhouders

Bedrijfshegeleiding
Bedrijfsbegeleiding is het systeem
waarbij de praktizerend dierenarts op
vaste tijden de boerderij bezoekt. In
1974 geïntroduceerd, is het systeem nu
de kern van de landbouwhuisdieren-
praktijk. Tijdens de bedrijfsbegelei-
ding wordt door de dierenarts met de

-ocr page 217-

\'I illlil»«*!

^ÉAMiiÉa

li Ml"!"!!

MJhtti

veehouder een standaardpakket hande-
hngen uitgevoerd. Te allen tijde omvat
dit pakket een aantal handelingen (zo-
als drachtigheidsonderzoek en vacci-
naties) en worden controles uitgevoerd
met betrekking tot de gezondheidssta-
tus van de dieren. Het gebruik van
diergeneesmiddelen wordt besproken
en conform de regels van GVP vastge-
legd. Van groot belang is het steeds te-
rugkerende overleg tussen veehouder
en dierenarts. De vaste frequentie van
de bedrijfsbezoeken is de basis om een
continue follow-up van het dierge-
neesmiddelengebruik te bewerkstelli-
gen.

Een groot deel van de aan mensen
voorgeschreven en gedistribueerde ge-
neesmiddelen lijkt niet of onvol-
doende gebruikt te worden, is in de
diergeneeskunde dit gevaar door het
systeem van bedrijfsbegeleiding mini-
maal. Afgezien van de voortdurende
controle door de dierenarts op het dier-
geneesmiddelengebruik is er aan de
zijde van de veehouder een goed mo-
tief om een therapie volledig uit te voe-
ren en te rapporteren naar de dierenarts
over de klinische effecten: farmaco-
therapie is uiteindelijk een kostenpost,
waartoe pas na gedegen overleg toe
besloten wordt en het is kapitaalver-
spilling om een therapie niet af te ma-
ken.

Voorlichting

De Nederlandse dierenarts van de ja-
ren negentig heeft een overzichtelijk
aantal bedrijven onder zijn hoede; dit
impliceert dat er veelvuldig contact
bestaat tussen veehouder en dierenarts.
Naast de bezoeken in het kader van be-
drijfsbegeleiding zijn er de consulta-
tieve bezoeken door dc dierenarts aan
de boerderij en het telefonisch overleg
tijdens het spreekuur van de dierenarts.
De drempel voor de veehouder om de
dierenarts om raad te vragen is laag en
het belang van de dierenarts om de
veehouder optimaal voor te lichten is
groot. Het is inmiddels in meer dan de
helft van de praktijken de gewoonte
om regelmatig vergaderingen te beleg-
gen tussen studieclubs van veehouders
en dierenartsen. Tijdens deze vergade-
ringen wordt voorlichting gegeven
over uiteenlopende zaken die de dier-
geneeskunde betreffen, waarbij het
diergeneesmiddelengebruik dikwijls
aan de orde komt. Het veterinair anti-
bioticumbeleid wordt op deze manier
uitgedragen bij degenen die vaak de
laatste schakel vormen bij de toepas-
sing van antibiotica.

Informatie

Naast voorlichting wordt door dieren-
artsen ook infonnatie verstrekt aan de
veehouders in de vorm van een bulle-
tin. Per maand wordt, vaak in combi-
natie met de nota, de aandacht van de
veehouder gevraagd voor enkele vete-
rinaire wetenswaardigheden. Het ge-
bruik van diergeneesmiddelen is één
van de meest besproken onderwerpen
in deze bulletins. Voorlichting over
wachttijden, residuen en gebruiks-
voorschriften wordt op deze manier op
groeiende schaal bedreven. Het effect
van voorlichting op deze manier is dui-
delijk meetbaar.

Motivatie

Medewerking van de dierhou-
ders voor een juist gebruik van
diergeneesmiddelen wordt
voor een groot deel veroor-
zaakt door de motivatie die bij
hen bestaat. Zowel in de gezel-
schapsdierensector als bij de
landbouwhuisdieren zijn de ei-
genaren van dieren sterk ge-
motiveerd om het beste voor
hun dier te doen. De affectie
voor het gezelschapsdier en de
betrokkenheid bij het land-
bouwhuisdier (eveneens eco-
nomisch) maken dat de dier-
houder zeer goed gemotiveerd
is om alle medewerking aan
een juiste farmacotherapie te
verlenen. Het is opvallend hoe
gretig diereigenarcn de infor-
matie van de dierenarts ter
harte nemen.

Educatie

Het opleidingspeil van de ge-
middelde Nederlandse vee-
houder is van middelhoog ni-
veau, terwijl veehouders met
een hogere agrarische oplei-
ding steeds meer voorkomen.
In het agrarisch beroepsonder-
wijs wordt door dierenartsen
les gegeven in vele aspecten van de
diergeneeskunde; het juiste gebruik
van diergeneesmiddelen is daarin een
onderbelicht onderwerp tot nu toe. Het
verdient aanbeveling om het ge-
noemde onderwerp meer prioriteit te
geven in het agrarisch onderwijs.
Resumerend kan gesteld worden dat
de medewerking van de dierhouders
om te komen tot een juist gebruik van
antibiotica en chemotherapeutica al-
leszins voldoende is. De vorm van sa-
menwerking met de dierenartsen, de
voorlichting en infonnatie die op vrij
grote schaal en steeds meer standaard
verstrekt wordt, gecombineerd met de
positieve instelling ten aanzien van het
dier bewerkstelligen een goede moti-
vatie voor loyale medewerking. Ten
aanzien van de educatie bestaat de ba-
sis voor verdere verbetering, maar is
nadere actie gewenst.

Educatie en nascholing

De huidige werkwijze in de dierge-
neeskundige praktijk geeft gerede aan-
leiding om aan te nemen dat de dieren-
artsen bereid zijn om advies te
aanvaarden en positief staan tegenover

een veterinair antibioticumbeleid.
Dc adviezen in een formularium moe-
ten het uitgangspunt zijn voor
(post)academisch onderwijs met be-
trekking tot diergeneeskundig antibio-
ticumgebruik.

Nascholingsactiviteiten over antimi-
crobiële therapie zijn erg populair bij
Nederlandse dierenartsen. De meeste
van deze cursussen zijn echter zuiver
cursorisch van opzet (top down ap-
proach). Om de uitwisseling van erva-
ringen en ideeën tussen docenten en
cursisten, veelal ervaren praktici, te

T I J DSC II R 1 KT VOOR D I R R G E N E E S K U N D E , DEEL 119, AFLEVERING 6, 1994

182

-ocr page 218-

M Mivirimvifvi 11

[■u in\'i> iii\'i nil I

■iff^

bevorderen is het wensehjic dit soort
cursussen regelmatig te houden en er
een meer probleem-georiënteerd ka-
rakter aan te geven.
Doordat in dit soort bijeenkomsten
\'het formularium\' de gouden stan-
daard is wordt de acceptatie ervan be-
vorderd. Bovendien kunnen onvolko-
menheden of onpraktische adviezen
uit het formularium gemakkelijk ont-
dekt worden.

Op deze wijze is post-academisch on-
derwijs een essentieel onderdeel van
een antibioticumbeleid. Door het com-
mentaar van praktici en adviezen uit de

praktijk in nieuwe uitgaven van het
formularium tc verwerken (bottom up
approach) wordt consensus en een al-
gemene acceptatie van het beleid be-
vorderd. Op deze manier ontstaat een
continue educatie en een vomi van in-
tercollegiale toetsing (veterinary au-
dit), waarbij dierenartsen onderling re-
gelmatig hun professioneel handelen
bespreken.

In de praktijk wordt op diverse fronten
enthousiast aandacht besteed aan edu-
catie en nascholing met betrekking tot
antibioticagebruik. Door verschillende
organisaties zoals de Gezondheids-
diensten, het PAO en de Groep
Geneeskunde van het Rund zijn cur-
sussen en colleges betreffende dit on-
derwerp georganiseerd. Het aanbren-
gen van een degelijke structuur in al
deze activiteiten wordt nadrukkelijk
door de werkgroep bepleit. Enkele ini-
tiatieven daartoe zijn reeds genomen.
Door de beroepsgroep (KNMvD in sa-
menwerking met twee farmaceutische
bedrijven: AUV en Intervet) is inmid-
dels een 5-jarig project \'Versterking
van de farmaceutische scholing van de
dierenarts\' gestart, waarin
een viersporenbeleid wordt
uitgevoerd dat onder meer de
nascholing in genoemde zin
omvat. De Faculteit
Diergeneeskunde heeft de op-
dracht aanvaard de educatie
en nascholing ten aanzien van
onder meer het veterinaire an-
tibioticumbeleid uit te voe-
ren.

De Werkgroep Veterinair
Antibioticumbeleid adviseert
met klem de KNMvD om de
genoemde vormen van educa-
tie en nascholing blijvend tc
ondersteunen.

Conclusie

In dit hoofdstuk zijn nieuwe
toevoegingen en verfijningen
van het bestaande veterinair
antibioticumbeleid aangege-
ven. Het formularium als lijst
van eerste-keuze-middclcn
moet conform de beschreven
strategie leiden tot een epide-
miologisch meer verant-
woord antibioticumgebruik,
dc resistentie-peilstations zul-
len een nog belangrijker rol
spelen, registratie van hoe-
veelheden en onverwachte
bijwerkingen van antibiotica
zullen bijdragen tot betere
diergeneeskunde, dc medewerking
van dierhoudcrs wordt officieel her-
kend en erkend als cruciaal en tenslotte
wordt educatie en nascholing van de
dierenartsen die het beschreven beleid
uitvoeren als essentieel gekenmerkt.

-ocr page 219-

■I I ft

PROJECT VERANTWOORD DIERGENEESMIDDELENGEBRUIK:
VOORBEELD VAN EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK

Dierenartsen leggen zichzelf steeds
meer verplichtingen op bij het gebruik
van diergeneesmiddelen. De GVP-
code omschrijft onder meer regels die
een juist gebruik van diergeneesmid-
delen waarborgen. Formularia spelen
in op deze problematiek.
Maar het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV) is ook
doordrongen van het belang van het
juist omgaan met diergeneesmiddelen
in de Nederlandse veehouderijsector
en besteedt er in het beleidsvoornemen
aandacht aan. Om een verant- woord
diergeneesmiddelengebruik te verwe-
zenlijken heeft het ministerie een aan-
tal activiteiten gestart:

- de registratieverplichting voor die-
renarts, vergunninghouder en vee-
houder (logboek);

- het verzamelen van gebruikscijfers;

- het schatten van milieu-effecten van
diergcnecsmiddclengebuik en

- voorlichting van de sector over ge-
bruik van diergeneesmiddelen.

Voorlichting van de sector wordt ver-
wezenlijkt door middel van het project
Verantwoord Diergeneesmiddelen-
gebruik.

RESTRICTIEF EN SELECTIEF
Verantwoord diergeneesmiddelenge-
bruik klinkt mooi, maar wat houdt dat
eigenlijk in? Om hier een antwoord op
te geven, hanteert het ministerie de be-
grippen restrictief en selectief
Restrictief: wees terughoudend met
het gebruik van diergeneesmiddelen in
die gevallen waar ziekten voorkómen
kunnen worden door aanpassingen in
de bedrijfsvoering.

184

Selectief: gebruik diergeneesmiddelen
alleen in die gevallen waar de voorde-
len van het gebruik opwegen tegen de
te verwachten nadelen en bijwerkin-
gen.

Beide aspecten, restrictief en selectief,
bepalen of er op een veehouderijbe-
drijf sprake is van verantwoord om-
gaan met diergeneesmiddelen. Het is
daarbij vanzelfsprekend dat alleen ge-
registreerde middelen op de juiste
wijze aan het dier worden toegediend.

VERANTWOORD
Over de begrippen restrictief en selec-
tief wordt langdurig gediscussieerd in
verschillende organisaties. Het is im-
mers niet zeker dat een restrictief en
selectief gebruik van diergeneesmid-
delen een verantwoord gebruik waar-
borgen. Ook de KNMvD neemt enigs-
zins afstand van deze begrippen en legt
bij een verantwoord diergeneesmidde-
lengebruik de nadruk op een correct
voorschrijfgedrag na een juiste diag-
nosestelling.

Los van het begrip verantwoord, is het
voor iedereen duidelijk, dat het ge-
bruik van diergeneesmiddelen op veel
bedrijven verbeterd kan worden.
De noodzaak hiertoe en de manier
waarop vormen de inhoud van het
voorlichtingsproject Verantwoord
Diergeneesmiddelengebruik (VDGG).
In het project worden voorlichtings- en
onderwijsmaterialen gemaakt die ge-
richt zijn op veehouders, voorlichters,
dierenartsen en het landbouwonder-
wijs. Aangezien veehouders verreweg
de meeste diergeneesmiddelen zelf
toedienen, vonnen zij de belangrijkste
doelgroep.

De voordelen en de risico\'s van dier-
geneesmiddelengebruik en aandachts-
punten bij opslag en gebruik worden
zeker behandeld in de voorlichting.
Daamaast wordt een aantal ziektebeel-
den in de sectoren rundvee-, varkens-
en pluimveehouderij besproken. Dit
zijn die ziekteproblemen, waarbij men
vaak terugvalt op het gebruik van dier-
geneesmiddelen, terwijl er ook andere
manieren zijn om deze problemen te
voorkomen. Met andere woorden: er is
sprake van structureel gebruik van
diergeneesmiddelen. Het gebruik is als
het ware ingepast in de bedrijfsvoe-
ring. Om dit structureel gebruik te
doorbreken, is er gezocht naar moge-
lijke aanpassingen in het bedrijf of het
bedrij fsmanagement.
De projectgroep gaat ervan uit, dat de
veehouder de juiste mentaliteit bezit
om diergeneesmiddelen te gebruiken,
maar dat er nog onvoldoende kennis
over de werking van geneesmiddelen
aanwezig is. Wat kunnen antibiotica
onder welke omstandigheden en wat
kunnen ze in elk geval niet? Aan de
hand van deze vragen wordt een voor-
lichtingsboodschap geformuleerd.

De veehouderij zoekt zijn weg naar een gezonde en duurzame dierlijke pro-
duktie. De consument volgt de ontwikkelingen en kijkt steeds kritischer naar
de gebruikte produktiemethoden. Producenten van dierlijke produkten wil-
len de consument tevens een produkt bieden, dat vrij is van ongewenste stof-
fen. De belasting van het milieu moet minimaal zijn, terwijl welzijn en gezond-
heid van dieren optimaal dienen te zijn, wil men van duurzaam kunnen
spreken.

Ook het gebruik van diergeneesmiddelen is in dit verband vanzelfsprekend
een punt van discussie. Diergeneesmiddelen kunnen duidelijke voordelen op-
leveren voor gezondheid, welzijn en milieu, mits ze verantwoord worden ge-
bruikt. Een verantwoord diergeneesmiddelengebruik is dus een essentiële
voorwaarde voor een gezonde veehouderij met een goed imago.

T:J[) SCHRIKT VOOR D I F. R Ci E N [-; E S K U N 1) E , D E E I. 119, AFLEVERING 6, 1994

VOORLICHTING

Voorlichters en dierenartsen worden
gevraagd dezelfde boodschap over
diergeneesmiddelen uit te dragen. Ze
kunnen daarbij gebruik maken van de
geproduceerde voorlichtingsmateria-
len. Dierenarts en voorlichter hebben
rechtstreeks voordeel van voorlichting
aan hun cliëntèle, want de communica-
tie over het gebruik van diergenees-
middelen verloopt eenvoudiger: als de
veehouder weet wat hij van een ge-
neesmiddel mag verwachten en er op
de juiste wijze mee omgaat, is hij ook
tevreden over het resultaat. Kent de
veehouder de beperkingen van genees-
middelen, dan is hij eerder geneigd een
oplossing te zoeken in de richting van
voeding, huisvesting en management.
Bovendien draagt een goede voorlich-
ting van de cliënt bij aan een positief
imago van dierenarts en voorlichter.
De keuze van diergeneesmiddelen
komt in het voorlichtingsproject niet
aan de orde, daar van dierenartsen als
adviseurs verwacht mag worden dat ze
hun vakkennis op de juiste wijze aan-
wenden.

SAMENWERKING

Het VDGG-project wordt gekenmerkt

-ocr page 220-

door een goede samenwerking tussen
de verschillende disciplines en organi-
saties. Dierenartsen, apothekers, land-
bouw- en voorlichtingsdeskundigen
maken dit project samen tot een suc-
ces. De uitvoering is in handen van het
Informatie en Kennis Centrum (IKC)-
veehouderij, de regionale Gezond-
heidsdiensten voor Dieren, de Facul-
teit Diergeneeskunde, de Landbouw-
voorlichting (DLV), de KNMvD,
AUV en het landbouwonderwijs
(STOAS). Ook de farmaceutische in-
dustrie, de mengvoederindustrie, een
aantal praktizerende dierenartsen en
agrarische scholen werken mee aan de
inhoud van de voorlichtingsbood-
schap. De produktie van voorlichtings-
materialen wordt gefmancierd door de

ft

AI

k1"l I fi

Veterinaire Dienst, de directie Vee-
houderij en Zuivel (VZ) en het Land-
bouwonderwijs.

De grote groep organisaties zorgt sa-
men voor een heldere inhoudelijke
boodschap, die op een goede manier
via de juiste kanalen bij de uiteindelijk
gebruikers wordt gebracht.

WINTERMAANDEN
De laatste maanden van 1993 is er hard
gewerkt aan een uitgebreide pro-
bleemanalyse. Dankzij de grote inzet
binnen deze groepen ligt er een stevige
basis voor een voorlichtingsbood-
schap. Begin 1994 formuleert een
groep voorlichtings- en vakdeskundi-
gen welke boodschap op welke manier
bij de doelgroepen moet worden ge-
bracht, waarna de produktie van voor-
lichtings- en onderwijsmiddelen kan
starten. Als alles volgens de planning
verloopt, zijn de produkten uiterlijk in
september 1994 klaar. Ze kunnen dus
in de komende wintermaanden ge-
bruikt worden. Bij de Speckmann-
stichting is reeds de eerste serie dia\'s
\'Gebruiksaspecten\' beschikbaar.
Met de uitvoering van dit project zijn
de organisaties daadwerkelijk samen
op weg naar een verantwoord dierge-
neesmiddelengebruik binnen een
duurzame veehouderij

(Voor meer infonnatie kan men con-
tact opnemen met Sophie Deleu,
Stafmedewerker Publiciteit bij de
KNMvD, telefoon 030-510111).

OOSTEROM BUITENGEWOON
HOOGLERAAR TE GENT

sprong naar de consu-
ment. De hygiëne bij
het slachten cn bij de
produktie en bereiding
van levensmiddelen
spelen een belangrijke
rol, alsmede de tendens
naar meer \'natuurlijke\'
en aan de andere kant
meer bewerkte (kant-
en-klare) produkten.
Ook mogelijk voorko-
men van ongewenst re-
siduen (waaronder anti-
biotica en mycotoxi-
nen) krijgt aandacht.
Verwacht wordt dat de
samenwerking met de
Universiteit Gent leidt
tot een uitbreiding van
het wetenschappelijk
netwerk, waaruit Gist-
brocades relevante kennis kan putten
voor huidige en toekomstige onder-
zoek projecten.

GEEN RAAOSUD
MAAR RAAD

In het artikeltje van de Veterinaire
Dienst in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 15 februari is abusieve-
lijk vermeld dat de heer Cysouw be-
noemd werd tot raadslid. De Ve-
terinaire Dienst wees ons erop dat de
heer Cysouw benoemd is tot Raad.

Dr. J. Oosterom is op 1 februari be-
noemd tot buitengewoon hoogleraar
V eterinaire Volksgezondheid aan de
Faculteit Diergeneeskunde te Gent
(Vakgroep Diergeneeskundig Toe-
zicht op Eetwaren).

Het betreft een 20%-aanstelling in het
kader van de functie Principal
Scientist medische en veterianire mi-
crobiologie bij Gist-Brocades.
Tot het vakgebied behoren de trans-
missiewegen van pathogene bacterie-
soorten van landbouwhuisdieren via
voedingsiniddelen van dierlijke oor-

AANGEPASTE
VERSIE POSITIEVE
LIJST

Een belangrijk onderdeel van de
PVV/IKB-regeling Varkens is het ver-
antwoord gebruik van diergeneesmid-
delen. Daarbij wordt ernaar gestreefd
niet alleen de hoeveelheid, maar ook
het aantal mid jelen te beperken. In het
kader van deze IKB-regeling is
daarom een zogenaamde positieve lijst
van te gebruiken antibiotica opgeno-
men. Op deze lijst zijn dc categorieën
antibiotica opgenomen, waarvan het
gebruik door deelnemers aan de
PVV/IKB-regeling is toegestaan. In
het komende jaar zullen overigens ook
positieve lijsten voor andere catego-
rieën diergeneesmiddelen opgesteld
worden.

Op de positieve lijst antibiotica waren
tot nu toe alleen de werkzame stof, de
toedieningsvorm en de wachttermij-
nen vermeld. Dc lijst is nu echter uit-
gebreid met de merknamen van de
middelen die in het kader van de
Diergeneesmiddelenwet definitief ge-
registreerd zijn. Voor de goede orde:
middelen die nog niet definitief gere-
gistreerd zijn (en dus niet op de lijst
voorkomen), mogen wel gebruikt blij-
ven worden (uiteraard onder de voor-
waarde dat de werkzame stof op de
lijst voorkomt). De lijst zal elk half
jaar worden geactualiseerd.

Deze aangepaste versie van de posi-
tieve lijst is op 1 maart jl. van kracht
geworden binnen de PVV/lKB-rege-

TIJDSCIIRMT VOOR DlKR(iKNHKSKUNDi:, DEEL 119, K L E V E R 1 N (. 6, 1994

185

-ocr page 221-

■II it

ii

ÜU

ling Varkens. De lijst is reeds aan een
groot aantal DAP\'s en andere betrok-
kenen toegezonden. Mocht men nog
geen exemplaar ontvangen hebben,
dan is deze aan te vragen bij het
Produktschap Vee en Vlees, Postbus
5805, 2280 HV Rijswijk, tel 070-
3409236 (mevrouw M. van de Hout).

VOORJAARS-
BIJEENKOMST
VHG

y CofessEoeocyrsyssen

De voorjaarsvergadering van het
Veterinair Historisch Genootschap
(VHG) wordt in Utrecht gehouden op
25 maart. De bijeenkomst is deze keer
een gezamenlijk initiatief van het
VHG en de Vereniging voor Land-
bouwgeschiedenis.

Plaats van samenkomst is collegezaal
102 op de eerste etage van het hoofd-
gebouw van de Faculteit Diergenees-
kunde op de Uithof. In goed overleg
met het bestuur van de Vereniging
voor Landbouwgeschiedenis is een
thema gekozen dat in de interessesfeer
van de leden van beide verenigingen
ligt: zootechniek en veehouderij in
(economisch-)historisch perspectief

Lr wordt onder meer aandacht besteed
aan de volgende onderwerpen:

- Zootechniek in Utrecht

- Hconomisch-historisch overzicht
van de Nederlandse veehouderij
vanaf de Tweede Wereldoorlog

- Het nut van en het vemiaak met
hoenderrassen in het verleden

- Conservering van historische huis-
dierrassen.

\'s Middags wordt een bezoek gebracht
aan het Biltstraatcomplex.

Er wordt een tegemoetkoming ge-
vraagd van ƒ 20,-, te voldoen bij aan-
komst. De Uithof is te bereiken vanaf
CS Utrecht met de buslijnen 11 en 12.
De halte is op de kruising van de
Heidelberglaan en de Bolognalaan ge-
legen.

In Aflevering 4 van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde meldt Sophie
Deleu dat de KNMvD er in principe op
tegen is om dieren op bedrijven te laten
verbloeden, omdat dit te grote risico\'s
zou opleveren voor de volksgezond-
heid. Zij lijkt hiermee aan te geven dat
de KNMvD afstand zou willen nemen
van het advies over wrakke dieren, dat
op 5 november 1993 door de Raad
voor Dierenaangelegenheden (RDA)
aan Staatssecretaris Gabor is uitge-
bracht. Een dergelijke stellingname
van de KNMvD zou mij hogelijk ver-
bazen, omdat genoemd advies is voor-
bereid in samenwerking met een lid
van het Hoofdbestuur van de KNMvD
en omdat het advies vervolgens una-
niem is aanvaard door de RDA, waarin
ook de KNMvD vertegenwoordigd is.
Naar mijn mening is hier dan ook
sprake van een misverstand. Wat is er
precies aan de hand?
In de zomer van 1993 bracht de
Dierenbescherming uiterst onverkwik-
kelijke beelden op de televisie omtrent
het vervoer van wrakke dieren.
Politiek Den Haag raakte erdoor in rep
en roer. Dc Tweede Kamer stelde vra-
gen cn Staatssecretaris Gabor beloofde
op korte tcmiijn met inaatregelen te
zullen komen. In .september stelde hij
voor het vervoer van wrakke dieren
aan strenge voorschriften te binden.
Dc meningen over dit voorstel liep
sterk uiteen. De Dicrcnbeschemiing
wilde het vervoer van wrakke dieren
volledig verbieden; het landbouwbc-
drijfsleven meende dat zulk vervoer
verantwoord zou kunnen geschieden.
De RDA, waarin alle belangengroepe-
ringen vertegenwoordigd zijn, bewees
zijn bestaansrecht door een compro-
mis te vinden en een daarop gebaseerd
unaniem advies aan de Staatssecretaris
uit te brengen. Hij nain dat advies ver-
volgens maar al te graag over, alhoe-
wel het afweek van zijn oorspronke-
lijke voorstel. Ook in de Tweede
Kamer ondervond het compromis van
de RDA grote waardering en instem-
ming.

NOGMAALS: WAT
TE DOEN MET
WRAKKE DIEREN?

Het advies van de RDA houdt in dat
grotere dieren (runderen en paarden),
die door botbreuken in het bewegings-
apparaat niet zelfstandig op de veewa-
gen kunnen komen, niet meer mogen
worden vervoerd. Als gevolg van dit
verbod zullen deze dieren dus niet
meer levend naar het slachthuis kun-
nen worden afgevoerd. Als de houder
van zo\'n dier het toch wil laten slach-
ten, zal het dus ter plaatse inoeten wor-
den gedood. De dierenarts zal dan de
keuring voor het slachten moeten ver-
richten. Als hij (of zij) daarbij aanwij-
zingen vindt die hem aanleiding geven
om het dier af te keuren, dan kan hij de
veehouder voorstellen het dier te do-
den door bijvoorbeeld een euthanasie-
middel. Worden bij de keuring geen
afwijkingen geconstateerd, dan kan hij
de noodslachter laten bellen, dan wel
zelf het dier bedwelmen en verbloe-
den.

Het ter plaatse verbloeden geldt dus
niet voor alle dieren die in nood wor-
den gedood, zoals het artikel van
Sophie Deleu lijkt te suggereren.
Slechts runderen en paarden met bot-
breuken, waarvan het vlees nog geva-
loriseerd kan worden, komen daarvoor
in aanmerking. En hoe groot is eigen-
lijk de kans dat een koe met een gebro-
ken poot tevens miltvuur heeft?
Een compromis is natuurlijk nooit de
hoogste wijsheid, maar het is wel het
hoogst haalbare bij afweging van alle
belangen. Het compromis van de RDA
behelst trouwens uitdrukkelijk een tij-
delijke regeling. De RDA heeft de
Staatssecretaris laten weten binnen
twee jaar met een nader advies te zul-
len komen en een werkgroep ingesteld
om dat nadere advies voor te bereiden.
Deze werkgroep bestudeert ook een
aantal nieuwe technische ontwikkelin-
gen op dit gebied, zoals een hol slacht-
mes, dat kan worden aangesloten op
een vacuümpomp, aangepaste lorries
en laadkleppen.

S.G. van den Bergh,
Voorzitter Raad voor
Dierenaangelegenheden

KNMVD ONDER-
SCHRIJFT ADVIES RDA

Wanneer de KNMvD aangeeft er in
principe op tegen te zijn om wrakke
dieren op bedrijven te laten verbloe-
den. omdat dit te grote risico \'s zou op-
leveren voor de volksgezondheid dan
betreft deze stelling het hele potentieel
aan wrakke dieren. In dit kader vormt

-ocr page 222-

■I Iii

dienen te gaan om welke dieren dit
gaat en hoe diervriendelijke vervoers-
oplossingen kunnen worden gevonden.
De KNMvD heeft daarom voorge.steld
om in deze werkgroep mensen \'uit het
veld\' op te nemen. Dit voorstel is in-
middels uitgevoerd. De KNMvD neemt
dus geen afstand van het advies over
wrakke dieren dat op 5 november 1993
aan de RDA aan staatssecretaris
Gabor is uitgebracht, maar blijft dit
steunen. De KNMvD kijkt echter ver-
der dan alleen naar gebroken benen en
hoopt dat de werkgroep dit ook zal
doen.

Tj. Jorna.

het aantal paarden en runderen met
botbreuken slechts een klein percen-
tage. Over de categorie grotere dieren
met botbreuken bij de voorbereiding
van het advies en na de bespreking van
het advies in de RDA, was een una-
niem advies uit te brengen.
De KNMvD staat achter dit advies, al
geeft de uitvoering op de bedrijven wel
eens problemen.

De vertegenwoordiger van de KNMvD
in de Raad voor Dierenaangelegen-
heden (RDA) heeft in de bespreking
andere voorbeelden van wrakke die-
ren aangehaald -ook grotere- die vol-
gens haar wel vervoerd kunnen wor-
den. De ingestelde werkgroep zou na

Algemeen Secretaris KNMvD,
tevens lid RDA

Bespreking van het artikel \'An out-
break of bovine tuberculosis on a dairy
farm\' gepubliceerd in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1993; 118(17):
541-4.

Zeer opvallend waren de cijfers in ta-
bel 4. De reacties op tuberculine met
een concentratie van 2()()() IE per injec-
tie waren vaak groter dan die op 5000
IE.

Dit was het geval bij dieren die circa

Figuur 1. De spuitenhouder.

AN OUTBREAK OF BOVINE
TUBERCULOSIS

zes weken eerder zeer sterk hadden ge-
reageerd en waarbij nog duidelijke res-
ten van de vorige reacties aanwezig
waren. De lokale allergie was dus ken-
nelijk niet normaal. Overigens kunnen
er ook menselijke fouten zijn gemaakt;
onder meer verwisseling van spuiten
in de hand gewerkt door onduidelijke
opschriften van de carpules en derge-
lijke. Het gebruik van een spuitenhou-
der (zie Figuur 1) is dan ook aan te be-
velen.

•riem om
de hals

Voor de bevestiging van de diagnose
bovine tuberculose was er na de sterke
reacties op de enkelvoudige test in
feite geen noodzaak voor het uitvoeren
van de gecombineerde test (V-Z B
5000).

Sectie en na-onderzoek van enkele
duidelijke reageerders was voldoende
geweest. Aan de herhaling van de tu-
berculinatie kan wel betekenis worden
toegekend voor dieren, die bij het eer-
ste onderzoek niet of zeer zwak re-
ageerden. Ze kunnen positief zijn ge-
worden. Bij de beoordeling van de test
wordt genoemd \'Een positieve tuber-
culinatie, dat wil zeggen een toename
in huiddikte van twee mm of groter\'.
Deze maat van twee mm stamt uit de
tijd dat men niet 5000 IE bezigde maar
7500 IE. Verder is de aard van de reac-
tie van minstens evenveel belang als
de maat. Als voorbeeld kan dienen dat
indertijd een zeer melkrijk rund met
een fijne huid een reactie vertoonde
van 1,2 mm. Deze was echter wel oe-
demateus. Deze reactie werd ten rechte
als positief beoordeeld.

De herkomst van de tuberculose op het
eerste bedrijf: er wordt gedacht, al-
thans genoemd, een infectie door een
rund uit Oostenrijk. Dit is echter reeds
geslacht en er zijn geen nadere gege-
vens. De vraag rijst: als bij de keuring
na het slachten tuberculose zou zijn
geconstateerd, was dit dan doorgege-
ven aan de betreffende instantie.
Gezondheidsdienst voor Dieren en/of
Inspectie?

Het is bekend dat zeer veel gevallen
van herinfectie van reeds gesaneerde
rundveebedrijven werden veroorzaakt
door mensen met bovine tuberculose,
zowel van de longen als van de nieren.
Dit kan nog steeds gebeuren. Ook ou-
dere personen kunnen onverwachts in-
fectieus blijken te zijn. Meer dan één-
derde van 96 stammen van
M. bovis,
onderzocht aan het CDl, was afkom-
stig van patiënten ouder dan 65 jaar.
Een andere bron van re-infectie van
reeds gesaneerde bedrijven kan gele-
gen zijn in de aarzeling om de kleine
reacties bij zeer goede runderen als po-
sitief te verklaren. Dit is voorgekomen
bij Kl-stieren.

Algemene opmerking

Vele jonge dierenartsen hebben nooit
tuberculose gezien. Er werken wel
Nederlandse dierenartsen in landen
waar dit wel voorkomt, zelfs een ern-

-ocr page 223-

■ Iii

stige plaag vormt.

Zou het niet wenselijk zijn geweest om
bij uitbraken van tuberculose als de
onderhavige de diergeneeskundige fa-
culteit maximaal in te schakelen. De
dieren zouden dan in kleine aantallen
aan de faculteit kunnen worden onder-
zocht bij het leven: tuberculinatie, kli-
nisch onderzoek, eventueel sputum en
melkonderzoek.

Na doden, de dieren volgens de gebrui-
kelijke techniek laten slachten.
Uitvoeren van de keuring na het slach-
ten volgens de gebruikelijke, maar
zorgvuldig uitgevoerde techniek met
onder meer aandacht voor het voorkó-
men van bezoedeling van de bout met
infectieus materiaal.

Dit alles natuurlijk onder strenge voor-
schriften en toezicht ter voorkoming
van infecties. Het voorkómen van de
bezoedeling van eetbare delen is zeer
belangrijk voor landen waar men niet
tot afkeuren overgaat voor gehele
slachtdieren bij lokale tuberculose.
Verdere minitieus onderzoek, wijzen
op de verschillen in pathologisch-ana-
tomische beelden van diverse organen
enz. In het laboratorium verder maken
van onder meer uitstrijkjes van spu-
tum, sediment melk, lymfeklieren, en-
ten op voedingsbodems van verdacht
materiaal.

Het is te hopen dat bij een volgende be-
drijfsbcsmetting het beschikbare mate-
riaal intensief wordt gebruikt, speciaal
voor het onderwijs.

H. Huitema

Me! belangstelling is kennis genomen
van de ingezonden brief van collega
Huitema. In zijn brief plaatst hij een
paar kanttekeningen bij het artikel
\'Een uitbraak van rundertuberculose
op een melkx\'eehedrijf.

Collega Huitema constateert, dat de
reactie op de injectie met 85000 niet
groter is dan de recatie op de injectie
B2000(tabel4).

Een grotere reactie op de injectie met
85000 ligt echter wel in de lijn der ver-
wachting. Onze eigen verklaring is dat
bij een aantal dieren de injectie met
85000 te ver richting het schouder-
blad heeft plaatsgevonden.

Namens de auteurs
J. Veling

ECHOGRAFIE ALS
ONDERDEEL
BEGELEIDING ZEU-
GENBEDRIJVEN

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drs.
J. W. Zwolse hen (D.A.P. Gemert) be-
reid om voor de lezers een antwoord
te formuleren.

VRAAG

Wij overwegen een scanner aan te
schaffen voor controle op drachtigheid
bij zeugen. Wat voor soort scanner
wordt er gebruikt en hoe zijn dc erva-
ringen in de praktijk?

ANTWOORD

Over de zin of de onzin van de inzet
van een scanner voor de drachtigheids-
diagnostiek bij zeugen is al veel dis-
cussie geweest. Het zou niet rendabel
zijn voor de bedrijven en het apparaat
zou te duur en te kwetsbaar zijn om
mee te nemen tussen dc varkens. Toch
hebben wij drie jaar geleden besloten
om onze voor de paarden aangeschafte
scanner in te gaan zetten bij de zeugen.
Inmiddels is de echografie een niet
meer-weg-te-denken onderdeel ge-
worden van de begeleiding van zeu-
genbedrijven. De toepassing varieert
van het testen van enkele twijfelaars
tot het routinematig controleren van
alle gedekte dieren.

Mogelijkheden van toepassing:

1. Bedrijf met teveel terugkomers.
Door vroeg te testen (vanaf 22 dagen
dracht) en dit eventueel na één of
twee weken te herhalen, kan het pa-
troon van terugkomen worden ge-
analyseerd.

2. Beperken van het aantal verliesda-
gen door vroegere diagnose. Zelfs
als de oorzaak van de problemen niet
gevonden kan worden, levert dit
toch rendement op.

3.Tijdwinst behalen voor grote en zeer
grote bedrijven door het hele test-
werk van hen over te nemen. Door
per tijdseenheid te werken zijn de
kosten van het scannen voor deze
bedrijven per zeug vrij laag. Daarbij
opgeteld de week voordeel die ze
hebben door een eerdere en een ze-
kere diagnose, is dit voor meerdere
grote bedrijven in onze praktijk een
reden geweest om ons de drachtig-
heidsdiagnostiek over te laten ne-
men.

Naast drachtigheidsdiagnostiek kan er
ook diagnostiek plaatsvinden aan de
ovaria. Zo zijn cysteuze follikels trans-
cutaan vaak prima te zien. Ook nor-
male follikels zijn, met name op het
rechter ovarium, vaak goed zichtbaar
te maken. Door het beeld te bevriezen
en een meting te doen van de follikels
kan er dan een uitspraak gedaan wor-
den over een al dan niet te verwachten
eisprong. Verdere diagnostiek aan de
ovaria is wel mogelijk, maar dient
transrectaal te geschieden. Zelfs deze
methode is eenvoudiger toe te passen
dan men in eerste instantie zou ver-
wachten. Hoewel weinig toegepast,
wordt het een enkele keer gedaan bij
een niet herig te krijgen zeug.
Al met al worden er bij ons in de prak-
tijk zeer veel zeugen gescanned.
Alleen door mijzelf al zo\'n vier- a vijf-
duizend per jaar. Het apparaat dat wij
hiervoor gebruiken is een PIE Medical
450. Dit is een linear array-toestel met
een prima beeldkwaliteit. In een alge-
mene praktijk waarin wordt overwo-
gen ook echo\'s te maken van kleine
huisdieren is het verstandig de aan-
schaf te overwegen van een sector-
scanner. Naast de 450 hebben wij der-
halve nog een extra scanner aange-
schaft cn wel een PIE Medical 200V.
Dit apparaat heeft de mogelijkheid tot
aansluiting van zowel een sector-
probe als een lineaire probe. Overal in-
zetbaar dus. Een scanner is in onze
praktijk niet meer voldoende. We heb-
ben er inmiddels drie in gebruik. Ze
worden ingezet bij de paarden, de
schapen, de geiten, de kleine huisdie-
ren en vooral dus bij de zeugen.
Kortom: Voor ons een niet-meer-weg-
te-denken hulpmiddel in de praktijk.

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. V erkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 cn 1991 t/m
1993. De prijs van de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 Incl. 17,5%
BTW en de banden van 1992 en 1993
ƒ 30,-incl. 17,5% BTW.

-ocr page 224-

Veehouder en Dierenarts, het populair-
wetenschappenji<e kwartaahijdschrift
dat dc dierenarts verspreidt onder zijn
veehouders, heeft nu een abonnemen-
tenaantal van bijna 22.000. Twee jaar
geleden was de oplage 21.000 en vijf
jaar geleden was deze 15.500.
Ongeveer tweehonderd dierenartsen-
praktijken verstrekken Veehouder en
Dierenarts aan hun cliënten met runde-
ren, varkens, pluimvee, kleine herkau-
wers cn paarden. Indien dierenartsen
overwegen veehouders kennis te laten
maken met Veehouder cn Dierenarts
dan kan men contact opnemen met het
redactiesecretariaat (030-510111).
Het aprilnummer van veehouder en
Dierenarts bevat informatie over be-
langrijke voorjaarsaangelegenheden en
zeer lezenswaardige overzichtsartike-
len voor zowel veehouder als dieren-
arts. De inhoud is als volgt:

1111 nil

Diarree bij jonge Icalveren, geen ho-
peloos geval;
door dr. E.G.F. Vanop-
denbosch. Vanopdenbosch geeft prak-
tische tips over wat de veehouder moet
doen om sterfte en slechte groei door
diarree, zoveel mogelijk te voorkomen.
\\ accinatie het strijdwapen tegen
coccidiose;
door drs. H.A. Derkx.
Derkx schrijft over zijn ervaringen met
vaccinatie tegen coccidiose. De resul-
taten van de enting in de praktijk zijn
zeer bevredigend als men zich aan de
spelregels houdt.

Mycoplasma bovis toch kwaadaardi-
ger dan gedacht;
door drs. J A.
Westerbeck.
Mycoplasma bovis is al-
tijd voor vrij onschuldig gehouden. Uit
dit artikel van Westerbeek blijkt dat dit
mycoplasma toch tot meer kwaadaardi-
ger werk in staat is.

Omstandigheden veetransport staan
ter discussie;
door dr. E. Lambooij.
Transport van landbouwhuisdieren kan
directe negatieve gevolgen hebben
voor het eindprodukt. Stress en ver-
moeidheid zijn de oorzaak. Lambooij
geeft wenken om het welzijn van de
dieren tijdens transport te verbeteren.
Goed bewegen kunt u leren via
Oefentherapie Cesar;
door M. de Lint
en A. Wolters. Rugklachten en pijn aan
ledematen kunnen het gevolg zijn van
een verkeerde lichaamshouding. Hoe
moet u vooral niet te werk gaan en wat
is een goede manier van bewegen. Via
duidelijke foto\'s worden foutief en
goed uitgevoerde bewegingen belicht.
Ecthyma vooral gevreesd in lam-
mertijd;
door drs. P. Vellema. Velle-
ma schrijft onder meer over de zin en
onzin van enten tegen deze ziekte.
Ook dierenartsen maken eigen kwa-
liteitsrichtlijnen;
door dr. Tj. Joma.
Niet alleen veehouders zijn druk in de
weer met het realiseren van kwaliteits-
richtlijnen voor vlees en zuivel (1KB,
SKV). Ook voor dierenartsen staat veel
op stapel (GVP, Certificering).
Vroeg dekken merrie vergroot kans
op infecties;
door drs. J.L.A.M.
Remmen. Tijdstip van dekken en dek-
hygiëne vormen de hoofzaken van het
artikel.

STEEDS MEER VEEHOUDERS LEZEN
VEEHOUDER EN DIERENARTS

Bedrijfsadviezen: longwormpreven-
tie, klauwproblemen, melcelgetal, ge-
bruik en bewaren diergeneesmiddelen,
gebruik injectiespuit, voeding varkens,
klimaat en schoonmaken varkensstal,
worbestrijding paard, enten tegen \'het
bloed\', pasteurellose, scheren schapen.
Europees handelsverkeer schapen.

yr

m

COMMUNICATIE OF
KROMMUNICATIE

Op het bureau van de KNMvD vindt
op 23 maart de tweede VDA-bijeen-
komst voor vrouwelijke dierenart-
sen provincie Utrecht plaats. De bij-
eenkomst, die om half acht \'s avonds
begint, staat geheel in het teken van
communicatieproblemen op het
werk en wordt verzorgd door drs.
Anita Schmidt, vennoot bij een orga-
nisatie-adviesbureau. Na een theo-
retische inleiding volgt een gedeelte,
waarin een actieve deelname van de
aanwezigen verwacht wordt. Door
middel van oefeningen wordt inzicht
in de eigen communicatiepatronen
verkregen. Voor meer informatie
kan men contact opnemen met
Eveline Jansen (030-516949) of met
Angelie Braakman (030-871419).

VERKLARING NOODSLACHTINGEN

Dc praktizerende dierenarts dient bij in nood te slachten dieren een verklaring
te schrijven over de keuring voor het slachten door hem of haar verricht. Deze
keuring dient op het bedrijf plaats te vinden en de verklaring moet tijdens het
hele transport met het dier meegaan.

Het invullen van de verklaring, dat overigens vrij eenvoudig is, wordt volgens
de RVV en de VI door een aantal dierenartsen slecht gedaan. Dit kan gevolgen
hebben voor de cliënt. Dieren, vergezeld van een slechte ingevulde verkla-
ring, zullen niet gekeurd kunnen worden en verdwijnen in de destructor. Het is
bovendien niet toegestaan dat handelaren of noodslachters langsrijden te vra-
gen om even naar het dier te kijken en een verklaring te schrijven. Een verkla-
ring per fax is helemaal niet toelaatbaar. Dierenartsen laat uw beroepscode
niet in diskrediet brengen. Meer informatie is te vinden in de afleveringen
1993; 23: 786 en 1994; 3: 74 van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Bedenk tevens dat een dier, dat op het bedrijf in-nood-gedood wordt, be-
dwelmd moet worden en vervolgens verbloed. Wanneer een dier ten gevolge
van bloeding in nood wordt gestoken en niet is bedwelmd, zal het dier wel
worden gekeurd. De RVV is zich aan het beraden hoe hiermee officieel mee
dient te worden omgegaan.

-ocr page 225-

JMLti

Het overleg tussen de Centrale
Asielraad van de Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van
Dieren en de KNMvD heeft geresul-
teerd in een herschreven publikatie
betreffende de taakomschrijving
van een dierenarts verbonden aan
een dierenasiel.

Ter nadere uilwerking van deze publi-
katie en ter intensivering van de onder-
linge contacten van asieldierenartsen
zullen genoemde organisaties geza-
menlijk een bijeenkomst voor asieldie-
renartsen organiseren.
Deze bijeenkomst vindt plaats op 27
april vanaf 13.00 uur in Congres-
centruin de Eenhoorn te Amersfoort.
Tijdens deze bijeenkomst wordt door
verschillende inleiders aandacht be-
steed aan besmettelijke ziekten in
asielen (onder meer aan VIF, katten-
schimmel en kennelhoest) en aan de in
de genoemde publikatie beschreven
asieltaken van een dierenarts. Na de
verschillende inleidingen is er gele-
genheid voor discussie en infomiele
contacten.

BIJEENKOMST ASIELDIERENARTSEN

Benadrukt dient te worden dat ook die-
renartsen die op dit moment niet direct
bij een asiel betrokken zijn, welkom
zijn. In een volgend Tijdschrift voor
Diergeneeskunde volgt meer informa-
tie over het exacte programma van de
bijeenkomst.

Om inzicht te verkrijgen in het aantal
deelneiners worden belangstellenden
verzocht zich aan te melden voor deel-
name. Aanmelding kan geschieden bij
het secretariaat van de KNMvD, 030-
510111 (Marjoleine de Mol). Men kan
dan tevens de voomoemde publikatie
opvragen.

MISLEIDENDE
ADVERTENTIE-
VERKOOP

Onder de titel \'Een gewaarschuwd
mens telt voor twee\' is in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
(1993, atleveringen 2 en 23) aandacht
gevestigd op de misleidende werving
voor advertenties door een aantal pu-
blikatie- en advertentiebureaus. Om-
dat dit kennelijk een nationaal pro-
bleem is heeft de Stichting De
Ombudsman hierover een duidelijke
brochure samengesteld. In deze bro-
chure wordt aandacht besteed aan de
soorten van advertentieverkoop en
worden adviezen gegeven over wat te
doen en hoe te reageren.
De Brochure \'advertentieverkoop\' kan
men opvragen bij de Stichting de
Ombudsman, telefoon 035 - 722722.

NOTEERT U EVEN:

JAARCONGRES
1994

Friesland heet u welkom op 30 september en 1 oktober
in het Congrescentrum De Lawei te Drachten.

THEMA

DIERGENEESKUNDE NA 2002

N.B. Vergeet ook vooral de Sportdag niet op donderdag 29 september !

Namens dc Congrescommissie
L. van der Zee

ONDERZOEK
NAAR FRAUDE

Het Hoofdbestuur heeft in haar verga-
dering van 16 februari jongstleden be-
sloten om leden, die betrokken zijn bij
een onderzoek naar frauduleuze han-
delingen of nalatigheden in het kader
van de Regeling Bcdrijfscontrole
Dierziekten met betrekking tot SVD,
ter verantwoording bij de Ereraad te
melden. Het Hoofdbestuur dient thans
een klacht met betrekking tot één lid in.

In Je pers is beschreven dat een die-
renarts uit Sint Oedenrode nwgenlijk
betrokken is in de SVD-affaire. Het be-
treft echter
geen dierenarts uit de
groepspraktijk Sint Oedenrode.

GROEP PAARD
AUTOMATISEERT

Automatisering is niet meer weg te
denken uit onze hedendaagse prak-
tijkvoering. Het bestuur van de
Groep Paardenpractici van de
KNMvD heeft dan ook een Automa-
tiseringscommissie ingesteld, be-
staande uit de collegae drs. W. Back,
drs.
S. Boerma, drs. P.W.C.M. van
Oijen en drs. J.W.E. Peters.

Specifieke automatiseringswensen
van de leden betreffende de genees-
kunde van het paard worden zodoende
op één lijn te gebracht en via de NO-
VAD Coöperatie Ideëel (NCl) aan de
belanghebbende automatiserings-
firma\'s doorgegeven.
De belangrijkste behoefte van de leden
van de Groep bestaat vooralsnog uit
een patiëntenkaart, specifiek voor het
paard en geïntegreerd in het adminis-
tratiepakket van de dierenartspraktijk.
Het idee bestaat om daaraan diverse
onderzoekprotocollen te koppelen, zo-
als gynaecologisch onderzoek, kreu-
pelheidsonderzoek en longfunctie on-
derzoek.

SAMENWERKINGSVERBAND

Bovendien bestaat er een samenwer-
kingsverband tussen de comtnissie, de
Gezondheidsdienst voor Dieren (drs.
J.L.A.M. Remmen en drs. F.J.H.

-ocr page 226-

Sluijter), de Faculteit Diergenees-
kunde (prof.dr. B. Colenbrander, Ir. A.
van Buiten) en het Proefstation voor
de Paardenhouderij te Lelystad (drs.
(j. Bruin). Er wordt hard gewerkt aan
een pakket voor de hengstenhouder.
Niet alleen de hengstenhouder, maar
ook de dierenarts kan op het hengsten-
station zijn of haar bevindingen, ver-
richtingen en medicijngebruik in het
programma invoeren. Het afgelopen
jaar is er al proefgedraaid op twee
hengstenstations onder begeleiding
van de collegae drs. P.W.C.M. van
Oijen en drs. P. Wiemer. Het komende
seizoen wordt er in elk geval weer op
deze stations gedraaid met een gebrui-
kersvriendelijke \'windows\'-versie
van het programma.
Op 1 februari is het rapport, met de de-
fmitie van de patiëntenkaart Paard en
het gynaecologieprotocol, inclusief de
codering voor diagnose en therapie,
aangeboden aan de automatiserings-
firma\'s door het bestuur van de Groep
Paardenpractici en de NCl. Het rap-
port, over de uniformiteit in de uitwis-
seling van gegevens tussen het heng-
stenhouderspakket en het admini-
stratiepakket van de dierenarts was
reeds in een eerder stadium aangebo-
den.

tfiii nm

Beide rapporten zijn tot stand geko-
men in nauwe samenwerking met de
NCl (drs. J.J. de Veer) en geschreven
door de externe automatiseringsdes-
kundige drs. J.P.M. Klink.
Op de voorjaarsvergadering van de
Groep van 17 maart aanstaande zullen
de layout en de definities van de pa-
tiëntenkaart en het gynaecologie pro-
tocol zoals reeds verwerkt in het heng-
stenhouderspakket, gedemonstreerd
worden.

Namens de
Automatiseringscommissie
van de Groep Paardenpractici,
drs. W. Back

GEEN
1 APRIL GRAP

Het bureau van de
KNMvD is op
vrijdag 1 april
(Goede Vrijdag)
gesloten.

Met nadruk wordt
gesteld dat dit geen
1 april-grap
betreft.

Het \\ oorjaarsdagencongres wordt
wel eens te duur genoemd.
Noor een onafhankelijk weten-
schappelijk congres van drie dagen
met vijf simultane lezingen per dag-
deel valt dat eigenlijk wel mee.

Elk ander internationaal congres dat
zich wat betreft niveau en allure kan
meten met het Voorjaarsdagen-
congres, is beduidend duurder. Eén
van de redenen is het niet-uitbesteden
van dit congres aan een organisatiebu-
reau. De commissieleden doen het im-
mers allemaal zelf met secretariële on-
dersteuning vai de KNMvD. Ook het
bedrijfsleven is voor de Voorjaarsda-
gen van essentieel belang: de bijdra-
gen voor de tentoonstellingsactivitei-
ten en de financiële hulp van diverse
bedrijven om sprekers uit te nodigen,
bepalen mede de deelnamekosten.
Zolang er nog dierenartsen zijn die in
zo\'n commissie zitting willen nemen
en zolang er nog bedrijven zijn met be-
langstelling voor de diergeneeskunde
zullen de kosten voor de deelnemers
opvallend laag zijn!

HET

PRIJSKAARTJE

191

Men kan er van uitgaan dat een drie-
daags congres van deze allure nergens
anders zo goedkoop is als in Neder-
land. Klinkt dat ongeloofwaardig dan
wordt men van harte uitgenodigd om
van 22 tot en met 24 april aanwezig te
zijn in de RAI te Amsterdam. Voor
meer informatie kan men dinsdag en
donderdag contact opnemen met
Jolanda Antonic, KNMvD, telefoon
030-510111.

PRIJSKAARTJE

VOORJAARSDAGEN 1994

Drie dagen toegang voor

algemeen programma ƒ 295.-

Drie dagen toegang

voor leden van de GGG ƒ245.-

Toegangsprijs

voor één dag congres ƒ 175.-

Toegangsprijs voor
één dag leden (]GG ƒ 160.-

Superlidmaatschap van de GGG

vrije toegang
Bezoek aan de tentoonstelling
per dag ƒ 35,-

Een praktijkbadge,
alleen voor leden GGG ƒ345.-
Extra toegangsprijs voor:
Een aantal seminars ƒ 40.-

ESVCE-symposium
(ethologie) ƒ 80.-

EVDS-congres

(Tandheelkunde) ƒ 80.-

Het lidmaatschap van de GGG (Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren) heeft
dus belangrijke financiële voordelen!

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR Diergeneeskunde

Hof. J. van \'t; 1993; 3551 EG Utrecht; 2e
Daalsedijk 169.

Lange. Mevr. L.J. de; 1981; 9171 LH Blija;
Klaphorncwei 8.

Rofina, J.E.; 1994; 2924 TE Krimpen a/d IJssel;
Plechtaak 7.

Santen. Mevr. J.M.; 1993; 105« KX
Amsterdam; Warmondstraat 191 111.
Sommen, E.J. van der; 1993; 7522 BT
Enschede; Kottendijk 56.

Overleden:

Op 18 februari 1994 Drs. A.J. van Groenland te
Oudenbosch.

Jubilea:

Dr. J. Frens te Boxmeer, afwezig 30 jaar. 24
maart 1994

Dr. J.W. Gunnink te Bilthoven, afwezig 30 jaar.
24 maart 1994

J. Kuipers te Hattem, afwezig 30 jaar, 24 maart
1994

F.W. van Hoff te Alphen (NB), afwezig, 30 jaar
24 maart 1994

G. van Westrhenen te Tiel. afwezig. 25 jaar. 29
maart 1994

Dr. G. Schuijt te Houten, afwezig 25 jaar. 29
maart 1994

C.11. van Wees te Warffum. afwezig 25 jaar, 31
maart 1994

Mevr. M.T. IJzerman te Steenwijkerwold. afwe-
zig, 25 jaar, 31 maart 1994
J.H. van Til te Kollum afwezig, 25 jaar, 31
maart 1994

-ocr page 227-

J.H. Hoogendoom te Ouderkerk a/d Ussel, af-
wezig, 30jaar, 6 april 1994
L.C. Blanken te Bennekom, afwezig, 40 jaar, 6
april 1994

S.D. Meeuwisse te Bracebridge (Canada), afwe-
zig, 35 jaar, 8 april 1994
Dr. K.G. Robijns te Reeuwijk, afwezig, 40 jaar,
13 april 1994

ProfDr. M.F. Kramer te De Bilt, afwezig, 40
jaar, 13 april 1994

J.B. Wiehers te Beilen afwezig, 40 jaar, 13 april
1994

ProfDr. D. Zwart te Bilthoven, afwezig, 40 jaar
13 april 1994

Mutaties:

202 Baretta, J.W.; 1951; 3961 MN Wijk bij
Duurstede; Wijkersloot 33; tel. 03436-
1413;
r,d.; R O N.
207 Bijvoet, G.J.; 1990; 3454 JR De Meem;
Park Voorn 1
B; tel. 03406-65642 privé,
63315, 03407-73756 prakt.; p., geass.
met Mevr. C.M. Deden.
348 Bolwerk. J.H.T.M.; 1987; 10825 Berlijn
(Duitsland); .Meranerstrasse 45, appt.
45; tel. 00-49-30-8546649; postgraduate
student in Tropical Vet. Epidemiology
& Preventive Medicine, Faculty of Vet.
Medicine, Free Univ. Berlin.
211 Bos, Mevr. M.H.M.; 1982; 3401 CN
IJsselstein; Kerkstraat 6; tel. 03408-
87117 privé,
04130-83333 bur.; fax
04130-40229;
d. bij Waltham Vet. Service.
220 Dam, W.A. van; 1989;
1015 PX
Amsterdam; Egelantiersstraat 77 I; tel.
020-6384475 privé,
6228567 prakt.; p.
226 Duives, G.J.; 1983; 5591 PR Heeze;
Gemini 43; tel. 04907-65699 privé,
04242-
83535 prakt.; p., medew. bij C.J.M.
Achten, G.M.J.M. Boink, F.L.P.C.
Donders, A.H,iVI. van Doremalen,
J,H,M, Maas en M.G. van der Weele;
docent A.H..S. \'s-Hertogenboseh (tel.
073-120788 tst. 249 bur.).
350 Hoftijzer, J.; 1969; Bangalore (India);
The Golden Enclave, 44 Sapphire,
Airport Road; tel. 00-91-80-8510861
bur.; fax 00-91-80-8510409; vet. mede«,
bij ISKAYEF LTD.

256 Jedema. E.J.; 1967; 1018 ST Amsterdam;
Plantage Parklaan 20 hs; tel. 020-
4205539 privé, 5490887 bur.; vet. ma-
nager Solvay Duphar .4ninial Health
Benelux.

257 Jorritsma, Mevr. ILT.M.; 1993; 5768 PX
Meijel; Bloemendaalseweg 27; tel. 04766-
4310 privé,
04750-33317 prakt.; p., me-
dew. bij M.C.A. Rasenberg.

273 Linden. W.J. van der; 1992; 2611 BE
Delft; Oude Delft 131; tel. 015-137983
privé,
079-619413 prakt.; p.. medew. bij
A.A.P. Groenewegen. J.J. de Groot. C M.
de Haan en J.G.T. Krijnen.
275 Lumeij. Dr. J
.T.; 1979; U-1987; 3992 NV
Houten; Jachthoeve 34; tel. 03404-72520
privé, 030-531799 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd.,
afd vogels en bijz. dieren); specialist
Interne Geneeskunde der Gezelschaps-
dieren
n,p.; specialist Vogelgenecskunde;
Diplomate European College of Avian
Medicine and Surgery.
279 Meij, B P.; 1986; 3722 GM Bilthoven;
Julianalaan 251; tel. 030-286723 privé,
539411/531696 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd.,
afd. Orthopedie); specialist Chirurgie der
Gezelschapsdieren;
Diplomate European

fill n III

College of Vet, Surgeons.
279* Meijers, Mevr. H.J.; 1993; 3731 GB De
Bilt; Utrechtseweg 381; tel. 030
-204959;
wnd.d.

281 Miltenburg, J.W.M.; 1973; 5469 TD Erp;
Empeldonk 16; tel. 04135-2367 privé,
1350 prakt.;
fax 04135-1495; p., geass.
met D.A.H. Brus, L.B.H. ten Hove,
P.J.A.M. Pulskens, C.J.M. Schouten en
J.A.C. van Vuren.
284 Nelis, P.C.; 1983;
5341 CZ Oss;
Peperstraat 13 A; tel, 04120-43786
privé,
41755 prakt.; fax 04120-47471; p.,
geass. met W.G. van den Ekker, H.W.
Martin, H. Oosterveen, M.H.J.J. Wester-
hof

299 Rinzema, J.D.; 1982; 1113 HS Diemen;

Botterweg 89; tel. 020-6997209; d.
299 Ritsema van Eek. Mevr. C.; 1992; 5051
DW Goirie; Nieuwkerksedijk Zuid 22;
tel. 013-341006 privé,
674590 prakt.; p.,
medew. bij J.A.P.M. Bakx en J.J.M. van
Riel.

303 Sander, F.H.; 1970; 4381 AV Vlissingen;

Oranjedijk 8; tel, 01184-15899; d.
303 Savelbergh, Mevr. H.B.S.; 1993; 6412 HJ
Heerlen; Zeswegenlaan 240; tel. 045-
708122;
wnd.d.
305*Schoemaker, N.J.; 1994; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 122; tel. 03405-71173;
specia-
list in opleiding L.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde (ie/.elschapsd.).
319 Tholhuysen. L.J.Th.; 1952; 4921 DA
Made; Lignestraat 1; tel. 01626-82566;
r.d.; oud-piv.i. R.V.V.; oud-leraar
M.A.S. Breda.
320* Timmermans-van Lienden, Mevr. M.;
1987; 3069 ZP Rotterdam; Toon van
Vlietstraat 25;
tel 010-4213176; p.

334 Waenink, P.M.M.; 1984; 2522 AM \'s-
Gravenhage; Van Musschcnbroekstraat
171; tel. 070
-3994610 privé, 3908908
prakt.; p.,
geass, met P..V. Kempeneers.

335 Weg. W.J. van dc; 1953; 8097 SK
Oosterwolde (GId); Winterdijk 12 1; tel.
05252-1817;
r.d.

337 Westerhof Mevr. 1.; 1985; 3722 GM
Bilthoven; Julianalaan 251; tel. 030-
286723 privé, 531799 bur.; wet. medew.
U.U. (F.D., vkgr. Geneesk. van Gezel-
schapsd., afd. vogels en bijz. dieren); spe-
cialist Vogelgenecskunde;
Diplomate
European College of .\'Vvian Medicine
and Surgery.

Herhaalde oproep:

Van de volgende personen zijn de gegevens on-
bekend:

Dwars. W.B.; 1969
Hartmann. H.J.; 1952
Hendrikse, Dr. R.P.; 1946; U-1962
Hoff, H.W. van\'t; 1977
Jongh,E.de; 1957
Klein Hofmeyer, H.J.A.; 1988
Lende, P B. van der; 1957
Marsman, W.R.; 1976
Schoonhoven, Mevr. E.E.; 1989

Buitenland:

Bouman, Mevr. M.; 1986
Eggink,G.J.; 1953
Gorsira, R.; 1958
Kooreman, Mevr. K.M.; 1985
Meertens,J.K.; 1982
Smit, Mevr. A.E.; 1991
Smith-Schalkwijk, Mevr. M.J.; 1976
Varsano.D.; 1972

Verschuuren. J.M.; Gent-1986
Warmerdam, Mevr. M.M.; 1987

Om het Diergeneeskundig Jaarboek zo volledig
mogelijk te houden, verzoekt de Redactie een ie-
der die informatie kan geven over bovenver-
melde collegae, contact op te nemen met de le-
denadministratie van de K.N.M.v.D. tel.
030-510111, vraag naar Anne Marie Boverhuis.

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor dc
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de

ge/elschapsdierenpraktijk / 4725,—

- 6 weken van 5 dagen op afspraak (94/06)
Veterinaire Apotheek 11

Gemengde Praktijk ƒ 2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de selec-
tie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodi-
ging met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee tc hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Introductie practische toepassing van
echografie bij gezelschapsdieren
ƒ 470,—

- 4 juni 1994 (94/09)

Veterinaire Apotheek I

Gemengde Praktijk ƒ 1450,-

- 30 en 31 meien 1 juni 1994 (94/05)
Cursus is volgeboekt, opgave voor de wachtlijst
is mogelijk.

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren
 ƒ 260,-

- Thorax, 16 maart 1994 (94/16)

- Abdomen, 23 maart 1994 (94/17)

- Skelet, 30 maart 1994 (94/18)
De cursussen zijn volgeboekt. Opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

ƒ375,-
(94/49)

Fertiliteit Rund

- 17 maart 1994

Themadag lever ƒ 375,-

- 18 maart 1994 (94/20)
Deze cursus is volgeboekt. Opgave voor wacht-
lijst is mogelijk.

Practische anaesthesie paard ƒ 1045,—

- 22 en 23 maart 1994 (94/01)

Practische anaesthesie paard ƒ 1475,-

- 29, 30 en 31 maart 1994 (94/02)

KONINKLIJKE NEDERLANDSE Maatschappij VOOR DIERGENFFSKUNDF:

192

-ocr page 228-

Deze cursus is volgcboel<t. Opgave voor de
waclitlijst is mogelijlc.

Apotheek voor assistenten in de

dierenartsenpraktijk ƒ 945,--

- 23 en 24 maart 1994 ( 94/10)
Cursus is volgeboekt, opgave voor de wachtlijst
is mogelijk.

Behandeling van kruishandletsels ƒ 685,-

- 25 maart 1994 (94/35)

- 3 juni 1994 (94/36)

- 10 juni 1994 (94/37)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Geiten Capita Selecta ƒ 495,—

- 14 april 1994 (94/30)

Patiëntendemonstratie
landbouwhuisdieren ƒ205,-

- 19 april 1994 (94/29)

Uiergezondheid bij hel rund ƒ 1025,—

- 21 en 22 april 1994 (94/45)

Buikchirurgie rund ƒ 495,—

- 28 april 1994 (94/26)

Practische echografie gynaecologie

rund (Drachten) ƒ940,-

- 3 mei 1994 (94/21)

- 10 mei 1994 (94/22)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Nieuw Burgerlijk Wetboek c.q.
Wettelijke aspecten
 ƒ 470,-

- 19 mei 1994 (94/24)

Seeliebeclden bij de kal ƒ 345,-

- 20 mei 1994 (94/33)

Recente ontwikkelingen in het

onderzoek van varkensziekten ƒ 635,—

- 2juni 1994 (94/47)

I BR/BV!) ƒ43(),-

-15 juni 1994 (94/46)

Het immobiliseren van wilde

of verw ilderde dieren ƒ 1050,-

- 17 juni 1994 (94/34)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

Doorlopende ageoda

17 Werkvergadering afdeling Noord-Brabant

te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: gezel- 23
schap,sdieren.

Jaarvergadering Groep Paardenpractici
PAO-D cursus: 94/49 Fertiliteit Rund
PAO-D cursus: 94/20 Themadag lever

22— 23 PAO-D cursus: 94/01 Praktische ana-
esthesie paard

23 PAO-D cursus: 94/17 Interpretatie röntge- 24
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

assistenten in de dierenartsenpraktijk
\'Communicatie ofkrommunicatie?\'
Bijeenkomst/workshop voor vrouwelijke
dierenartsen in de provincie Utrecht.
Aanvang: 19.30 uur, KNMvD kantoor.
Voor informatie en aanmelding: Eveline
Jansen, 030-516949, Angelie Braakman,
030-871419.

Kring Dierenartsen de Gelderse Vallei, in
de Schakel te Nijkerk. Aanvang: 20.15 uur.
Gastspreker: drs. H. Lommers. Onder-
werp: "Tuchtrecht" enz.

17

17

18

23—24 PAO-D cursus: 94/10 Apotheek voor

orüchttng^^":\'\'\'\'

V.o-f-

artsen

vraag vrijblijvend
onze informatiebrochure

>

<

alle financiële perikelen
rondom uw praktijk,
w.o. overname, associatie,
pensioen, financiering
verzekerirv;

Dix & Co helpt u over de drempel

Afgestutjeerd en nu — of straks — praktisch aan de slag?
Doe een beroep op Dix & Co. want als — onafhankelijk —
adviesbureau onderzoekt Dix & Co uw kansen. Beoordeelt
contracten. Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbehoefte en
regelt met u de gewenste financiering en verzekeringen.
Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht — bij asso-
ciatie en assistentie.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

Maart

16 Dierenartsen Kring ten oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur

16 PAO-D cursus: 94/16 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren

17 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund.

Tel 030 51 15 20

DIX&CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU

MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Maunissiraai 100. 3583 HW Uirectii

-ocr page 229-

ilTl ftil ri

Gevraagd in een grote tweemanspraktijk in het oosten van het land

EEN DIERENARTS (m/v)

met belangstelling voor de gemengde praktijk. Achterwacht strekt tot aanbeveling.
Salariëring volgens KNMvD-normen. Brief met curriculum vitae richten aan de redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 16/94.

Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s middags). Onderwerp: pluim-

PAO-D cursus: 94/35 Behandeling van
kruisbandletsels

Papegaai-achtigen: voeding en huisves-
ting, klinisch en postmortaal onderzoek,
preventie, ziekten cn therapie. Inl. cn opg.
Eva Training Centre. Postbus IK), 3956
ZT Lecrsum. tel. 03434-56566; tax:
03434-57122.
29—31 PAO-D cursus: 94/02 Praktische anaes-
thesie paard

PAO-D cursus: 94/18 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

Werkvergadering afdeling Noord-Brabant
te Boxtel (\'s avonds). Onderwerp: rund.

31

April

4-5 Tagung der Europäischen Ciezellschaft
fiir Veterinär Pathologie, Zürich.

13 VVDO-middag \'Doorbreken van bacterio-
logische kringlopen in de vleesproduktie\'
onder voorzitterschap van profdr. J.Ci. van
l-ogtestijn. Er wordt een overzicht gegege-
ven van de resultaten van onderzoek,
waarin verschillende anteropathogenn. zo-
als
salmonella, lisleria en cam/n lohacler.
Voor deelname / 75.- overmaken op reke-
ningnummer 394572343.

14 PAO-D cursus: 94/30 Ciciten Capita
Selecta

14 Klinische avond van Dierenkliniek
Emmeloord.

Deze avond zal worden gehouden in Hotel
\'t Voorhuys. De Deel tc Emmeloord.

19 PAO-D cursus; 94 29 Paticntendemon-
stratie landbouwhuisdieren

18 Vergadering regio Oost van dc AUV.
Postiljon Deventer, aanvang 20.00 uur.

24

25

26

30

Geef dan de voorkeur aan CALOL!

CALOL bevat als werkzame stof het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dit geeft reeds in de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ca-ionen, waardoor er een snelle opname in
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeft tevens invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuit het bot en er meer vrij, aktief calcium in
het bloed komt.

Doordat het Calciumchloride van CALOL is in-
gekapseld in Soyaboonolie heett het geen
prikkelende invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk in kontakt met het maagslijmvlies.

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in te
geven. De koe vindt het zelfs lekker

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van melkziekte aanzienlijk.
Tevens kan het preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon è 450 gram:
Calciumchloride 2H2O
Magnesiumchloride
Soyaboonolie
Gedemineraliseerd water

180,0 g
3,6 g
126,0 g
140,4 g

Vetin Nederland BV

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

Toepassing en dosering

CALOL is een voedingssupplement dat bij cal-
cium- en/of magnesiumtekort kan worden toe-
gediend.

1ste flacon - zodra de koe weer overeind staat,

meestal na een Ca/Mg infuus
2de flacon - 12 uur later

Ter preventie:

1ste flacon - 24 uur vóór het afkalven
2de flacon - direkt na het afkalven
3de flacon - 12 uur na het afkalven
4de flacon - 24 uur na het afkalven

Calol

®

Gebrek aan Calcium?

IN APRIL: 500,- TOT 1.500,- KORTING OP PAARDEN ANESTHESIE APP.

Bij ons is beslist niet duur

VETERINAIRE ANAESTHESIE APPARATUUR

Wij leveren hoogwaardige, uit de humane geneeskunde afkomstige operatie-, anaes-
thesie- en bewakingsapparatuur tegen scherpe prijzen. Goed afgewerkt, perfect wer-
kend, volledige garantie en deskundige begeleiding.

Tel: 030 - 965 185 Bereikbaar van maandag t/m zaterdag van
08.00-22.00 uur.

^DO

-ocr page 230-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 7, 1 APRIL 1994

OVERZICHTSARTIKELEN

Lood en gezondheid; 7. Tesink

VOOR DE PRAKTIJK

Een kalf met een mesothelioom;///. van der Kolk. A.F. Hendriks en J.P. Koeman

WETENSCHAP

197

202

ACTUA

BIJ DE VOORPLAAT

In deze aflevering een artikel over
afvalstromen in en vooral uit de die-
renartsenpraktijk.

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Voor niets gaat alleen de zon op

Reactie op stress bij varkens gelijk aan die van mensen

Nouws volgt Janssen op

Weekenddiensten erthopedische spoedgevallen
Afnemen aspiratiebiopten vereenvoudigd;
E. Teske
Diermanagement centraal in Delar
Nieuwe handleiding standaardoverzichten
Invoer en herinvoer van honden en katten
Intervet is InstruVet
Nieuw repertorium
Afscheidscollege prof Van Logtestijn
Pennestreken

Effectief toezicht op de aanprijzing van diergeneesmiddelen
Veterinair goltVampioenschap

WAT IS UW DIAGNOSE?
CURSUSSEN EN CONGRESSEN

VRAAG EN ANTWOORD

Plotselinge fertiliteitsproblemen; A. de Kniif
Druppeltjes in de nek; P.J. Roosje

202
211
211
214

214

215
215

215

216
216
216
216
217
228

217
217

218
219

ruimte voor contract-advertentie

-ocr page 231-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

[)r. C. Terpstra

Prof.dr. J. E. van Dijk

Prof.dr. G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Jorna

VWETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J, Breultinli (Utrecht)

Prof. dr. M. Dcbacliere (Uent. België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesvilie. Florida. U.S.A.)

Prof. dr. F. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs. Conncclicut. U.S.A.)

Prof.dr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackvvood (Athens. Georgia. U.S.A.)

Dr. M. F. dc Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. dc Kruir(Gcnt. België)

Prof dr. J. G. van Logleslijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J.M.V.M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws(Nijmcgcn)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. F. <)slerhaus(Bilthovcn)

Prof dr. N. C. Pcdcrsen (Davis. California. U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent. België)

Prof dr. M. Reinacher (Ciiesscn. Cjcrmany)

Prof dr. F. J. Ruitenberg (Amslcrdam.Utrcchl)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (Ithaca. New Vork. U.S.A.)

Prof dr. J. dc Schepper (Cicnt. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr. A. J. Venkcr-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. II. M. Verheijden (Utrcchl)

Prof dr H. W, de Vries(Ulrecht)

Prof dr. P. F. Ci. M. van Wac.s(Ulrcchl)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Wcydcn (Utrcchl)

Prof dr. L. F. M. van Zulphcn (Uirccht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G.J.M , Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn \\ertegenwoordigd alle Afdelingen en
(iroepen van de Koninklijke Nedcrland.se Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-U). Postbus 14031. .3508 SB Utrcchl (tel.
030-51 01 11 fax 030-5: 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het TiJJschrifi voor Diergenceskumh\' is het vereni-
gingstijdschrin van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en vix>r niet-dierenartsen wordl vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 cn C cn F bank
N.V.. Postbus 85100. 3508 AC Uirccht. nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Brcukclcn (lel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V.. Vcendam (lel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrechl. Telcfixm: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo. vmirzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven. penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra. lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Jorna. algemeen secretaris
T. W. te GitTel. secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Kgmond
Mw. drs. S. A.M.Deieu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L.Oostindiën

WAT WAS UW DIAGNOSE

220

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE

221

REFERATEN

221

STUDENTENREFERATEN

222

BOEKBESPREKINGEN

222

KNMVD

IN MEMORIAM

Comclis Marinus Jacob Blok; G. Vass en A. Rodenburg

224

MAATSCHAPPIJ-NIEUWS

224

VOORJAARSDAGEN

225

PERSONALIA

226

PAO-DIERGENEESKUNDE

227

DOORLOPENDE AGENDA

228

CONTENTS

REVIEW PAPERS

Lead and health; J. Tesink

197

THE VETERINARY SCENE

Mesothelioma in a Holstein-Friesian calf; J.H. van Jer Kolk, A.F. Hendriks,

and J.P. Koeman 202

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992:
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke-direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden inde inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
dc inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en-of openbaar gemaakt, diwr middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisleJ in Current Contents / Agricultural Biologv anil Environmental Science
Inilex-Medicus. Index Veterinarius / I\'eterinarv Bulletin. Biological .Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

K () N I N K L IJ K N [-: D H R L A N D S E- MAATSCHAPPIJ VOOR D I Fi R G F N H S K U N D E

-ocr page 232-

Zorg voor specifiek afval uit
de dierenartspraktijk

Inzameling en verwijdering van specifiek afval in dierenartsenpraktijken is aan
strenge voorschriften (Wet Milieubeheer) gebonden en vraagt om continuïteit,
betrouwbaarheid, regelmaat en systematisch geïntegreerde aanpak van de
ophaaldienst.

BFI Ziekenhuisservice biedt u de volgende diensten waarmee zekerheid op dat
traject gewaarborgd is en tevens belangrijke besparingen op kosten gerealiseerd
kunnen worden:

• Milieuvriendelijke kunststof vaten waarmee scheiding aan de bron veilig en
verantwoord kan gebeuren.

• Een op praktijkervaring gebaseerd inzamelconcept volgens een abonnemen-
tensysteem.

• Landelijke service.

• Mogelijkheid tot combinatie met inzameling van klein chemisch afv\'al.

• Een duidelijke rapportage.

• Verbranding volgens de wettelijke voorschriften.

• Deskundig advies,

Wilt u weten welke voordelen en zekerheden inschakeling van
BFI Ziekenhuisservice u biedt? Neem dan contact op met

03

BFI Ziekenhuisservice, Avelingen West 15, 4202 MS Gorinchem
Telefoon 01830-33021. Fax 01830-32743

-ocr page 233-

Speciaal voor de hond:
Puivex spot-on.

Pulvex spot-on is een nieuw,
niet-systemisch insekticide
tegen vlooien, luizen en teken
bij honden. Het werkt zeer
effectief en is door het eenmalig
opbrengen op de rug van het dier
zowel voor de hond als het baasje
uiterst gebruiksvriendelijk.

Doodt vlooien, luizen en
teken onmiddellijk.

Na eenvoudig openknippen en
opbrengen verspreidt Pulvex
spot-on zich binnen 24 uur over het
gehele lichaam van de hond en
doodt alle vlooien,
teken en luizen
waarmee het in
contact komt.
Eenmaal behan-
deld is de hond tenminste 4
weken verlost van deze verve-
lende parasieten.

Veilig en gemakkelijk
toe te dienen.

Door de ingenieuze
verpakkingswijze is
Pulvex spot-on heel
veilig en gemakkelijk

Dé oplossing tegen
vlooien, luizen en teken

bij honden
schuilt in een
klein hoekje.

toe te passen.
. In tegenstelling tot bij

andere insekticiden komen
problemen met het opbren-
gen (morsen etc.) bij Pulvex spot-on
praktisch niet voor en behandeling
geschiedt in een handomdraai.
Pulvex spot-on is niet voor niets de
ideale keuze voor de behandeling
van vlooien, luizen en teken bij de
hond.

Pulvex spot-on

Het \'knippen-knijpen-klaar\' insekticide tegen vlooien luizen en teken.

Pitman-Moore

Pitman-Moore Nederland B.V. De Molen 5, 3994 DA Houten. Telefoon 03403-40405. Fax 03403-50942.

-ocr page 234-

■É«ifaiii-|iiiliiiiAiilJïife]iifii

LOOD EN GEZONDHEID

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 197-201

J. Tesink\'\'

SAMENVATTING

Lood is, voor zover beleend, voor mens en dier in geen en-
kel opzicht nodig of nuttig.

Vrijwel steeds zijn gevallen van loodvergiftiging te wijten
aan de opname per os van een te grote hoeveelheid lood
(alimentaire besmetting). Als veilige grenswaarde voor
runderen geldt een anorganisch loodgehalte van het
rantsoen van < 44 mg per kg droge stof.
Een loodintoxicatie kan zich in vier vormen openbaren
en wel een gastro-intestinale, een encefalopathische en
een hematologische vorm en/of als een perifere neuropa-
thie. Bloedonderzoek naar het zinkprotoporfyrine(ZPP)-
gehalte en naar het bloedloodgehalte is aangewezen om te
bepalen of er sprake is van een loodvergiftiging.
De grenswaarde van het ZPP-gehalte is 2,5 tot 3,0 jjg/g
Hb(Fe). Een ook wel gehanteerde grenswaarde is een
ZPP-gehalte van < 3 mg/I RBC .

Het veilige bloedloodgehalte voor herkauwers is < 150
Hg/I; te hoog is echter een bloedloodgehalte van > 250
MS/1-

De Beneluxrichtlijn van I augustus 1991, inzake de
grenswaarde van lood in vlees, nier en lever voor mense-
lijke consumptie is weergegeven (variatie 0,3 tot I mg Pb
per kg vers produkt). De grenswaarde voor melk is 0,05
mg Pb per kg. De therapie is aangegeven.

INLEIDING

Behalve in loodhoudende ertsen komt lood (Pb) overal ter
wereld in geringe hoeveelheden voor. Het atoomgewicht is
207, het smeltpunt ligt op 327°C. Lood verdampt dus niet in
het buitenmilieu. Met andere woorden, uit een met lood ver-
ontreinigde bodem stijgen géén loodhoudende dampen op.

NEDERLANDSE SITUATIE
Depositie op de bodem

Bodem, oppervlaktewater, de onderwaterbodem en het
grondwater kunnen verontreinigd zijn met lood(verbindin-
gen). Als bronnen (1990) zijn te noemen de industrie (55
ton), afvalverbranding (54 ton) en verkeer (240 ton).
De loodemissie door het verkeer bedroeg in 1976 2,3 kiloton
(k-ton) bij een loodgehalte van de benzine van 0,7 g per liter.
In 1978 werd het loodgehalte teruggebracht tot 0,4 g per li-
ter. Dit had een daling van de loodemissie tot 1,35 k-ton tot
gevolg. In oktober 1986 werd het loodgehalte in de benzine
verder teruggebracht tot 0,15 g per liter.
Tevens werden in dat jaar loodvrije benzinesoorten geïntro-
duceerd. In 1991 bedroeg de emissie nog slechts 0,2 k-ton.
Ondanks de groei van het autopark daalde het bezinever-

\' dr. J. Tesink. Directeur Raadgevend Bureau Milvetos. I\'an Du.weldorpstraat 7.
4461 i.T C
mcs.

bruik door de toepassing van meer zuinige benzinemotoren
van 1,9 miljard liter per jaar (1976) tot 1,6 miljard liter per
jaar in 1991.

Langs de autosnelweg Rotterdam-Delft-Rijswijk bedroeg de
depositie van lood in 1984 246 g/ha (14). De natte en de
droge depositie tezamen bedroegen in 1991 over Nederland
gemiddeld 47 g Pb/ha.

In de omgeving van een fabriek bij Rijswijk, waar uit loodaf-
val onder meer \'zuiver\' lood wordt geïsoleerd (13,14), be-
droeg het gemiddelde loodgehalte van de bovenste laag (5
cm) van de bodem (na drie fabrieksincidenten, die in 1982 en
1983 plaatsvonden) in een gebied van 325 meter noordelijke
richting, 225 meter zuidoostelijke richting en 350 meter zui-
delijke richting (zes monsterplaatsen, bemonstering om de
drie maanden) als volgt (Tabel 1);

Tabel 1. Spreiding gemiddelde loodgehalte rond een loodverwerkende fa-
briek in Rijswijk na drie fabrieksincidenten.

150-650
130-630
110-570
130-670
110-520

1983

1984

1985

1986

1987

Spreiding

315 mg Pb per kg droge grond
305 mg Pb per kg droge grond
280 mg Pb per kg droge grond
283 mg Pb per kg droge grond
265 mg Pb per kg droge grond

In Alblasserdam werd op een dumpplaats een hoeveelheid
van 1000 mg lood per kg droge grond gevonden, Stein
spande dc kroon met 8872 mg lood per kg droge grond.
In 177 weiland-grondmonsters van de uiterwaarden van de
Maas, de Geul en de Roer werden van 1984 tot en met 1987
loodgehaltes van 21 tot 390 mg Pb per kg droge grond ge-
vonden. Dit betekende een gemiddelde van 178 mg. Er wa-
ren indertijd twee uitschieters met respectievelijk 1017 en
1128 mg Pb per kg droge grond.

In het Lickebaertgebied in Rijnmond bedroeg het loodge-
halte van de bovenste laag - 5 cm - van de bodem in de pe-
riode juni 1983 tot juni 1984, 66 mg Pb per kg droge grond
(10).

Het loodgehalte van straatstof kan op sommige drukke ver-
keerspunten in de grote steden oplopen tot enkele duizenden
mg per kg.

De aangegeven looddepositie door jagers en hengelsporters
bedraagt respectievelijk 425 ton en 50 ton per jaar (1992).
Sinds I februari 1993 mag niet meer worden gejaagd met pa-
tronen, die loden kogeltjes bevatten; stalen korreltjes, als ook
bismuth- en zinkkorreltjes zijn wel toegestaan.

De chemische samenstelling van het \'bodemlood\' hangt van
velerlei factoren af, zoals de loodbronnen, de samenstelling
van de bodem (percentage humus in klei, veen, zand) en van
de zuurgraad (pH).

Deze factoren bepalen in zeer belangrijke mate de oplosbaar-
heid van lood. In een zure, kalkarme grond met een pH van 4
is het lood meer in ion-vorm aanwezig dan in een kalkhou-
dende grond met een pH van > 6,5.

Het overgrote deel van de loodverbindingen is complex ge-

-ocr page 235-

bonden aan met name de humus- en kleideeltjes. Dit bete-
kent dat in humusarme gronden het lood-ion in een hogere
concentratie voorkomt dan in de andere grondsoorten.
Uitspoehng treedt zeer langzaam op en bereikt pas na vele
jaren het grondwater.

Normen

Ten aanzien van de bodemsanering gelden momenteel (de-
cember 1993) nog drie grenswaarden: A-waarde 50, B-
waarde 150 en C-waarde 600 mg Pb per kg droge grond,
waarbij A = referentiewaarde, B = toetsingswaarde/nader
onderzoek en C = toetsingswaarde/saneringsonderzoek. Bij
600 mg Pb per kg droge grond treden toxische effecten op
bodemfauna en terrestrische fauna op.
De microflora toont veranderingen in de produktie, evenzo
tonen mineralisatieprocessen in de bodem meetbare rem-
ming (4).

Te verwachten valt dat in de loop van 1994 de nieuwe lei-
draad bodembescherming van kracht wordt, Dc A-, B- en C-
waarden komen te vervallen: de A-waarde wordt straks sig-
naleringswaarde genoemd en de C-waarde interventie-
waarde. De B-waarde vervalt.

De interventiewaarde voor lood in grond en sediment wordt
verlaagd van 600 (huidige C-waarde) naar 530 mg Pb per kg
droog. Voor grondwater zal 75 ng/1 gelden (nu 200 |ig/l).
Voor gereinigde grond en gereinigd sediment is de streef-
waarde 85 mg Pb per kg droge grond.
Zuiveringsslib als meststof mag per 1 januari 1995 niet meer
dan 100 mg Pb per kg droge stof bevatten. Ten aanzien van
oppervlaktewater wordt gestreefd naar 4 |ig Pb/1 met als
grenswaarde 25 ng/1; deze bedraagt nu 30 pg/l.
Leidingwater (drinkwater) kent nu een grenswaarde van 50
Hg Pb/1. De WHO heeft de Europese Unie aanbevolen haar
richtlijn ten aanzien van lood in drinkwater aan te passen en
de grenswaarde naar 10 jig Pb/1 te verlagen.
Het regenwaterbevatte in 1991 gemiddeld over Nederland 6
Hg PbA.

Lucht

De Nederlandse grenswaarde bedraagt 0,5 ^ig per m^; de EG^
geeft als grenswaarde 2 ng per m^ aan.
Op trottoirs, waarlangs zeer veel verkeer rijdt, dat wil zeggen
meer dan vijfduizend voertuigen per dag, wordt de grens-
waarde overschreden: op ongeveer 250 km trottoir >0,5 |ig
per m^ en op ongeveer 150 km trottoir is de overschrijding
>2,0 (ig perm^.

In 1991 bedroeg de luchtconcentratie van lood over
Nederland gemiddeld 0,05 ng per m^. Bij een 98-percentiel
bedroeghetgemiddelde 0,18 |ig per m^( 11).

LOODÜPNAME; GEVOLGEN VGOR DE GEZOND-
HEID

Hetgeen hieronder is vermeld heeft uitsluitend betrekking op
anorganische loodverbindingen.

Loodopname

Via het voedsel (alimentaire besmetting)
Gewassen, waaronder grassen, nemen via het wortelstelsel
slechts een (zeer) geringe hoeveelheid lood uit de bodem op.
Hoe lager de bodem-pH, des te beter de opname. In loodon-
belaste gebieden is het loodgehalte van het gras 2 tot 5 mg
per kg droge stof, voornamelijk veroorzaakt door natte en

- EG per / november / 993 vervangen door EU.

mffi

■nu

kt IfiiPi

HibÉl

droge depositie vanuit dc lucht. Hogere gehaltes ontstaan
door natte en droge depositie en voorts door aangekleefde
gronddelen met een, door bezoedeling, bovennormaal lood-
gehalte (13,14). Ook opspattende loodhoudende faeccsdeel-
tjes zorgen ervoor dat het loodgehalte lokaal toeneemt.
Voorts kan het loodgehalte van het gras onder bruggen be-
duidend toenemen, wanneer oude loodhoudende verflagen
(onder meer menie) tijdens het gritstralen erop neerslaan (dit
gebeurde onder meer tijdens werkzaamheden aan de spoor-
brug bij Culemborg, waardoor runderen stierven).
Tijdens de perioden van afnemende grasgroei, geringe of de
afwezigheid daarvan, neemt de hoeveelheid biomassa sterk
af, waardoor het loodgehalte van het aanwezige gras toe-
neemt (ongeveer factor 4). Fletzclfde geldt ten aanzien van
andere verontreinigingen door depositie (onder meer zware
metalen [sg > 5 g/ml] en fluoriden).

Niet al het lood dat via natte depositie op het gras terecht
komt blijft op het bladoppervlak achter (14) (Tabel 2).

Tabel 2. Percentage regenwatsr dat op het gras achter blijft.

Neerslag in mni%

regenwater dal op blad achterblijft

1

50

2

40

3

35

4

30

5

25

6

21

7

20

8-9

19

10 cn meer

18

De hoeveelheid neerslag is dus vooral bepalend voor de hoe-
veelheid regenwater en de daarin aanwezige stoffen, die op
het bladoppervlak achterblijft.

Via de huidmondjes van het gras wordt geen lood opgeno-
men.

Bestanddelen van krachtvoer kunnen - gelukkig zeer zeld-
zaam - met lood bezoedeld blijken (1,18,19).

Uit het opgenomen voedsel (gras, kuilvoer, krachtvoer), in-
clusief drinkwater, komen loodionen vrij uit het door de re-
actie van het maagzuur (HCl) met het lood gevormde
loodchloride. Het absorptiepercentage bedraagt ongeveer
tien. Voor de aan het gras, hooi, kuilvoer aanklevende grond-
delen en overige opgenomen gronddelen geldt een absorptie-
percentage van vijf Geschat wordt dat een volwassen rund
per os per dag gemiddeld 500 g gronddelen opneemt (voor
een schaap ligt die hoeveelheid tussen de 75 en 150 g.).
In een met lood besmet weiland is de bepaling van het lood-
gehalte van de grond dus een vereiste.
Uit de genoemde absorptiepercentages volgt dat 90 tot 95
procent van het opgenomen lood via de mest het lichaam
verlaat (6,7,10,12,13,14).

Via de ademhaling (inhalatoire besmetting)
De deeltjesgrootte van lood in de uitlaatgassen van benzine-
motoren varieert van 0,01 (im tot meerdere millimeters.
Vijftig tot zeventig procent daarvan is < 5 |im en daarvan is
zestig tot tachtig procent < 2 |im (7).
Looddeeltjes <5 ^im gedragen zich als een gas en kunnen
derhalve gemakkelijk tot diep in de longen worden inge-
ademd. Grotere deeltjes worden \'gevangen\' in de vochtige
substantie, die aanwezig is op het slijmvlies van de voorste

-ocr page 236-

luchtwegen. Deeltjes, die gevangen zijn in dc neus en in de
keelholte worden doorgeslikt.

Het absorptiepercentage van geïnhaleerd lood (deeltjes <5
|.im) ligt op ongeveer40 (6,7,12).

Een volwassen mens ademt per dag ongeveer 20 m^ 1 ucht in
en uit. Bij ecn Pb-gehalte van de lucht van 0,2 )ig/in-\\ bete-
kent dit 4 ng-opname. Bij veertig procent absorptie betekent
dit een opname van 1,6 ng lood.

Een volwassen, niet-hoogdrachtig rund ademt bij een \'nor-
male\' buitentemperatuur cn luchtvochtigheid per dag 115 m^
lucht in en uit. In een \'loodvrij\' gebied betekent dit een op-
name van 115 X 0,08 = 9,2 ng; bij veertig procent absorptie
dus een opname van 3,7 |ig lood.

Drinkt de koe per dag zeventig liter water met een Pb-gehalte
van 10 |ig/l, dan bekent dit bij een absorptiepercentage van
10, een opname van 70 |.ig. Eén en ander houdt in dat lood-
vergiftiging vrijwel steeds een alimentaire vergiftiging is en
geen inhalatoire.

Gevolgen voor de gezondheid

Lood is voor zover bekend in geen enkel opzicht voor de ge-
zondheid van mens, dier en plant nodig of nuttig. Het is zelfs
als een potentieel giftige stof aan te merken.
Het door de longen of door het maagdarmkanaal geabsor-
beerde lood wordt via het bloed in het lichaam verspreid.
Ongeveer negentig procent van het in het bloed aanwezige
lood is gebonden
aan en in de erythrocyten; het overige is ten
dele aan plasma-eiwitten gebonden, dan wel vrij diffundeer-
baar. Het loodgehalte van het bloed (PbB) wordt uitgedrukt
in Hg Pb/1.

De biologische halfwaardetijd van het PbB bedraagt onge-
veer vier weken (mens). Voor runderen zou een langere tijd
gelden, namelijk vier tot negen weken (18). Het grootste deel
van het geabsorbeerde lood wordt in de compacta van de bot-
ten opgeslagen. De halfwaardetijd zou hiervan meer dan tien
jaar bedragen (6). In de lever en in de nier wordt eveneens
lood opgeslagen; ook in de spieren is lood aantoonbaar.
Uitscheiding vindt via de urine plaats en ook in geringe mate
via dc melk.

Pb-ionen regeren met de vrije S-H-groepen van aminozuren,
die onder meer aanwezig zijn in diverse enzymen, met als
gevolg dat deze daardoor in hun werking worden geremd
(6,12.18,19,20).

De gevolgen hiervan zijn een afnaine van het gehalte van
delta-aminolevulinezuur-dehydratase (ALA-D) in erythro-
cyten en een toename van ALA-D in urine, evenals een toe-
name van het zinkprotoporfyrine(ZPP)-gehalte van het
bloed.

Het hemoglobinegehalte en het aantal erythrocyten in het
bloed dalen. Reden hiervoor is dat lood het enzym ferroche-
latase remt. waardoor de inbouw van twecwaardig ijzer in
het hemmolecuul wordt verhinderd. Zink neemt de plaats in
van het ijzer. Er wordt zinkprotoporfyrine (ZPP) gevormd.
Het gevolg hiervan is dat er een verminderd zuurstoftrans-
port (anemie) is en een verhoging van het ZPP-gehalte van
het bloed plaatsvindt (5,12,18,20).

Het verhoogde ZPP-gehalte kan worden geineten met een
hematotluorometer.

Vanwege de levensduur van de erythrocyten (100 tot 120 da-
gen) en de invloed van het in het bot opgeslagen lood, kan
het ZPP-gehalte nog verhoogd zijn, terwijl het bloedloodge-
halte alweer normaal is (5,15).

Bij het onderzoek naar loodintoxicatie bij rundvee in Noord-

%mMwr

11 I É Élfi ■

Ncdcrland in 1989 bleek de halfwaardetijd van ZPP gemid-
deld negen weken te bedragen. Bij acute tot subacute loodin-
toxicatie van runderen via het voeder is een periodieke con-
trole van het ZPP-gehalte aangewezen. Op grond van de
resultaten daarvan kan een prognose worden gemaakt over
het verloop van de loodintoxicatie (wel of geen blijvend na-
deel). De grens zou liggen bij <3 mg ZPP/1 RBC (18).

Symptomatologie

Een loodintoxicatie kan zich in vier vormen openbaren: een
gastro-intestinale, een encefalopathische, een hematologi-
sche vorm en als een perifere neuropathie.
Bij runderen hebben intoxicatiebeelden zeer vaak een acuut
verloop. Bij paarden en schapen is het verloop meestal chro-
nisch (3).

Rund

Acute vergiftiging

Acute vergiftiging ontstaat na absorptie van \'veel\' loodionen
in een kort tijdsbestek, zoals na een orale opname van lood-
houdende verven (likken aan met menie behandelde voor-
werpen). Ook na het eten van zeer sterk met lood bezoedeld
gras, veroorzaakt door het uitvallen van de zuiveringsinstal-
latie van een loodverwerkcnde fabriek (13,14), ontstaat
acute vergiftiging.

Verschijnselen van acute vergiftiging bij kalveren zijn brul-
len en ze willen als het ware tegen de stalmuur op klimmen.
Ze zijn ongevoelig voor prikkels van buitenaf. Deze exitatie-
bcelden worden veelal gevolgd door een depressie cn col-
laps. Blindheid is vrijwel steeds aanwezig. De dood kan zeer
snel intreden (3,12). Dc differentieel diagnose luidt \'lal\'.
De verschijnselen van acute vergiftiging bij runderen van
oudere leeftijd zijn een slingerende gang, spierrillingen, ko-
liekaanvallen, tandenknarsen en blindheid. Soms treedt ver-
lamming op van de tong, keel en strottehoofd door aantasting
van dc N. glossofaryngeus. De differentiële diagnose bij run-
deren luidt \'kopziekte\'.

Chronische vergiftiging

Chronische vergiftiging ontstaat wanneer gedurende langere
tijd een hoeveelheid loodionen in het maagdarmkanaal
wordt geabsorbeerd, die onvoldoende is om het acute vergif-
tigingsbeeld op te roepen. Kalveren en runderen met een
chronische loodintoxicatie vermageren sterk, de slijmvlie-
zen zijn bleek (anemie), hebben last van sufheid en een te
dunne ontlasting, obstipatie, tympanic en koliek. Vanwege
de ontstane chronische anemie (Hb < 6,5 mmol/1) en het ge-
daalde celstofwisselingsniveau, loopt bij runderen de melk-
produktie achteruit, treedt er groeivertraging op en vcnnin-
dert de conditie. Dit gebeurt bij een orale opname van > 1,5
ing Pb per kg lichaamsgewicht. Hierbij treedt namelijk geen
herstel meer op van de ALA-D-activiteit.
Om economische redenen verdient het aanbeveling de aan-
getaste dieren op te ruimen.

Een voorbeeld hiervan is dat, ingeval de melkproduktie met
bijvoorbeeld 500 kg per rund is afgenomen en de melkvee-
stapel uit zestig stuks bestaat, de schade 60 x 500 x ƒ 0,90 =
ƒ27.000 bedraagt.

Bij een fabrieksincident moet de verzekeringsmaatschappij
de dieren ovememen en dient het verontreinigde gras diep
(onder het maaiveld) te worden afgemaaid en verwijderd op
kosten van de verzekering. Ook de herinzaai en de kosten
van aanschaf van nieuw rundvee (13,14) moet de verzeke-

-ocr page 237-

ringsmaatschappij vergoeden.

De adviesgrenswaarden inzake het loodgehalte in een rant-
soen voor een rund van 500 kg met een voedselopname van
16 kg droge stof (inclusief gronddelen) zijn in tabel 3 weer-
gegeven.

Tabe,l 3. Advlesgrenswaarden loodgehalte rantsoen rund van 5CKD kg met
een voedselopnanne van 16 kg droge stof (inclusief de gronddelen).

aanvaardbaar < 700 mg Pb = < 44 mg Pb per kg ds\'
verdacht 700-800 mg Pb = 44-50 mg Pb per kg ds\'

ongewenst (fout) >800 mg Pb = 50 mg Pb per kg ds\'

\' droge stof

Paard

Paarden tonen een verminderde eetlust, gewichtsverlies, een
dorre stugge huid, spierzwakte en een stramme gang met
veelal overkoot lopen.

Koliekverschijnselen worden veelvuldig waargenomen, een
loodzoom (zie ook onder mens), blindheid en anemie echter
niet.

Kenmerkend is de verlamming van de N. recurrens, waar-
door de glottis niet meer (voldoende) sluit. Dit heeft een toe-
nemende kans op verslikken met aansluitende verslikpneu-
monie tot gevolg (3,16).

Schaap

Schapen zijn depressief, loom en suf Daarnaast bestaan de
verschijnselen uit anorexie, vermageren, een atactische
gang, intermitterende koliek, zelden excitatie of tonische
krampen. Verstopping en soms een stinkende diarree kunnen
eveneens optreden.

Hond

Honden uit met name grote steden worden ter onderzoek
aangeboden, omdat ze een afwijkend gedrag vertonen, zoals
overmatig blaffen, janken, soms een buitensporig rengedrag,
spierrillingen, verminderde eetlust en soms diarree (9,21).
Bij deze patiënten moet het ZPP-gehalte worden bepaald en,
indien het is verhoogd, ook het bloedloodgehalte.

Mens

Bij de mens wordt slechts zelden een acute loodvergiftiging
waargenomen; echter wel een (sub-)chronische vergiftiging,
die onder meer de volgende kenmerken heeft; moeheid, ano-
rexie, anemie, vermagering en verschijnselen van de zijde
van het zenuwstelsel. Kenmerkend is de verlamming van de
N. radialis waardoor de functie van de handmusculatuur ver-
stoord raakt (dropping hand). Ook het centrale zenuwstelsel
raakt functioneel verstoord. Hierdoor ontstaan depressivi-
teit, veranderd gedrag (zoals angst- en woedeaanvallen),
hoofdpijn en slapeloosheid. Bij slechte mondhygiëne ont-
wikkelt zich op de grens van tand en tandvlees een grauwe
loodzoom, die bestaat uit grauw-zwarte korreltjes van lood-
sulfiede, ontstaan door de reactie van H2S - gevormd door
mondbacteriën - met het via het speeksel uitgescheiden lood.
Bij kinderen kan een chronische loodvergiftiging leiden tot
een achterstand in de geestelijke ontwikkeling (6,17).

Beoordeling resultaten laboratoriumonderzoek (bloed, le-
ver. nier en melk).
Bloed
Runderen:

Voor runderen geldt een veilig bloedlood-gehalte van < 150
Hg/1; bedenkelijk is 150-250 ng/1 en te hoog is > 250 |ig/l.

■ ■■ ih HAiiÉMiiif.lTiiiiiiii m

Heronderzoek na één tot twee maanden is nodig indien het
gehalte 150-250 pgPb/l bedraagt.

Bij loodonbelaste jonge runderen van maximaal één jaar
oud, varieert het ZPP-gehalte van 0,3 tot 1,3 |xg/g Hb(Fe) bij
een bloedlood-gehalte van 15 tot 90 |xg/l (15).
Het ZPP-gehalte kan ook worden uitgedrukt in mg/1 rode
bloedcellen (RBC). De grenswaarde bedraagt dan < 3 mg/1
RBC(18).

Ingeval een ZPP-gehalte van > 6 tot 7 pg/l Hb(Fe) is geanaly-
seerd, is bepaling van het bloedloodgehalte aangewezen.

Mens:

Het bloedloodgehalte dient bij personen, die niet beroepsma-
tig met lood in aanraking komen niet méér te bedragen dan
250 Hg per liter. Voor mannen en vrouwen, die wel beroeps-
matig met lood in aanraking komen geldt een bloedloodge-
halte van respectievelijk 400 ng/1 en 300 ng/1. De EU geeft
een richtlijn aan van 600 ng/1.

Vanwege de negatieve invloed van lood op de ontwikkeling
en het functioneren van het zenuwstelsel geldt in Nederland
voor kinderen tot zes jaar een mediaanwaarde van < 200 ^g/l,
90 percentiel < 250 ng/1,98 percentiel < 300 ng/1 (19).

Leveren nier

Als adviesgrenswaarden worden voor lever en nier verschil-
lende loodgehaltes in mg per kg droge stof aangehouden
(10,11,12) (Tabel 4).

Tabel 4. Advieswaarden loodgehaltes in eng per kg droge stof voor lever
en nierschors.

bovengrens
normaal

gevarengrens

3,3
7,5

25(30)
.50(60)

lever

niersehors

te huog
bedenkelijk

3,3-25 (.30)1
7,6-50(60)1

\' a/hankelijk van individuele gevoeligheid

Tabel 5. (Sub)-acute Pb-intoxicaties uit de praktijk
loodgehalte in mg/kg dsl

nier

aantal

lever

soort

20-52
67-111
32 (gern.)

56-217 3
67-161 2
88(gcm.)3

plaats

Rijswijk \'82 ris\'
Stein-83 r^
Noord-Nl \'89 r^

\' drogestof:
- r=nind. s=schaap

In de loop der jaren kwamen verschillende (sub)acute Pb-in-
toxicaties voor, waarvan in tabel 5 enkele voorbeelden.
Bij monitoring van het rundvee in het Lickebaertgebied
(Rijnmond) in 1983 en \'84 werden de levers en de nieren van
zeven runderen onderzocht. Het resultaat van het onderzoek
was dat de lever 0,7 en de nier 2,5 mg Pb per kg droge stof
(gemiddelde waarde) bevatte.

De Landbouw Advies Commissie (LAC) Milieukritische
Stoffen laat jaarlijks onder meer levers en nieren van ge-
slachte dieren onderzoeken op de aanwezigheid van voor de
mens, na consumptie, schadelijke stoffen, zoals lood, cad-
mium en kwik.

De analyseresultaten worden weergegeven in mg per kg vers
produkt. Omrekening naar het aantal mg per kg droge stof
vond plaats (volgens TNO te Zeist bevat de lever dertig pro-
cent droge stof en de nier twintig procent droge stof.

-ocr page 238-

Tabel 6 , Loodgehalte in mg per kg droge stof in lever en nier van runde-
ren en schapen in de periode 1981 tot en met 1991.

Loodgehalte in mg per kg droge stof

lever mediaan n\' nier mediaan n\'

ruiul
1981
1987
1991

schaap
1981
1987
1991

58
24
24

25
24
24

0,2-2,13 0.53
0,07-1.1 0.27
0.17-0.47 0.2

11
24
24

1.4-11.7 4.3
0.57-5.7 1.7
0.17-3.16 0.7

11
24
24

0.7-7.5 2,4
0,5-3,3 1,0
0,35-2,6 0,8

0,75-7,0 2,5
0,75-3.8 1.25
<0.1-5,5 0.9

\' » = aantal onikrzochte monsters

De bevindingen over de jaren 1981 tot en met 1991 zijn in ta-
bel 6 weergegeven.

De in tabel 6 te vinden daling van het loodgehalte loopt pa-
rallel met de vermindering van het loodgehalte van benzines
van 0,7 g/1 in 1976 tot 0,15 mg/1 per 1 oktober 1986 en de in-
voering (1986) van loodvrije benzines.
Sinds 1 augustus 1991 is de Benelux-richtlijn inzake toleran-
tiewaarden (grenswaarden) voor menselijke consumptie van
produkten van dierlijke oorsprong van kracht (Tabel 7).

Tabel 7. Benelux-richtlijn (01-08-91] tolerantiewaarden voor menselijke
consumptie van produkten van dierlijke oorsprong.

tolerantiewaarden

Vlees

Varkenslever

runderlcver

pluimveelever

varkensnier

rundemier

0.3 mg per kg vers produkt
1.7 mg per kg vers produkt
3.3 mg per kg vers produkt
1.7 mg per kg vers produkt
1.7 mg per kg vers produkt
3.3 mg per kg vers produkt

Melk

De grenswaarde voor melk bedraagt 0,05 mg lood per kg
(Warenwet, Nederlandse Staatscourant, 27juni 1988).
Ten behoeve van het melkonderzoek naar het loodgehalte
moet, na grondige reiniging van de spenen dc melk via een
catheter worden afgenomen om een mogelijke bezoedeling
met looddeeltjes van buitenaf uit te sluiten.

Therapie

a. Toediening in acutc gevallen per os van inagnesiumsulfaat
of carbomedicinale (alleen bij aliinentaire besmetting). Er
wordt onoplosbaar loodsulfaat gevormd, dat tevens een
laxans is (2).

b. Intraveneus een twee-procentige oplossing in fysiologi-
sche NaCl van CaNa2 EDTA-dosering: 10 tot 220 mg per
kg lichaamsgewicht in een infuus over twaalf uren of twee
snelle intraveneuze toedieningen van 110 mg per kg li-
chaamsgewicht met een tussenpauze van zes uren.

Een dosering van 220 mg per kg over twaalf uren mag
slechts om de dag worden toegediend. Het totale aantal be-
handelingen mag maximaal vier a vijf bedragen. Het ont-
stane PbNa2 EDTA-complex is vrijwel a-toxisch, water-
oplosbaar en kan via de urine worden afgevoerd (3).

c. Andere auteurs (2) bevelen voor alle diersoorten een
CaNa2 EDTA-dosering per dag aan van 75 mg per kg li-
chaamsgewicht opgelost in fysiologisch NaCl in een con-
centratie van twee procent. De oplossing moet langzaam
intraveneus worden toegediend. In acute gevallen moet
men drie tot vier dagen achtereen behandelen. De eerste 48
uur moet de dagdosering in gelijke porties worden ver-
deeld en om de twee tot vier uur worden toegediend.
Voor honden wordt aangegeven (21): 5 dagen achtereen
50 mg CaNa2 EDTA per dag per 0,45 kg lichaamsgewicht.
De maximale dagdosering wordt in vier gelijke delen ver-
deeld en subcutaan ingespoten in een 5-procentige oplos-
sing. Per 1 ml van deze oplossing wordt 10 mg CaNa2
EDTA toegevoegd.

m »■-•

^iJniliwti

^"iTrf^fiff^mÊÊrn

SUMMARY
Lead and health

As far as is l<nown. lead is not required hy animals. Lead poisoning is almost
alwavs caused by the oral ingestion of too much lead (alimentary contami-
nation). Less than 44 ing lead per kilogram dr\\\' weight of feed is considered
.safe for cattle. Lead intoxication presentes in a gastrointestinal form, an
encephalic form, a haematological form, and as peripheral neuropathy.
Zinc-protoporphyrin (ZPP) and zinc levels in blood should he measured to
diagiw.se lead poisoning. The acceptable range of ZPP is 2.5 to 3.(1 pg/g
Hb(Fe) or less than 151) fig/l: more than 250 pg/l is too high. Benelux regu-
lations from 1991 give acceptable concentrations for meat, kidneys, liver
(between 0.3 and 0.1 mg Ph per kilogram), and tnilk (0.05 tng Pb per kilo-
gram) destined for human consumption. The treatment for lead poisoning is
de.scrihed.

LITERATUUR

1. Baars AJ et af loodintoxicatie bij rundvee in Noord-Nederland.
Tijdschr Diergeneeskd 1990;115: 882-90.

2. Clarke ML. Harvey DG. and Humprcys DJ. Vet Toxocol 1982; 55-60
ISBN 070 200 8621.

3. Corte-de Baeten K.. Lood en Loodvergiftigingen bij huisdieren. RU
Gent. Laboratorium voor Farmacologie en Toxicologie.

4. Doelman P et al. Ecotoxiteit van lood. Chemisch Magazine 1986; 8:

516-20.

5. Dominicus P, Schot R. Vroege D. Klop MCI en Zee M. Arbeidsom-
standigheden. gezondheidsklachten en loodgehalte in bloed bij schil-
ders. Tijd,schr Sociale Gezondheidszorg 1985. 63: 914-8.

6. Gezondheidsraad. Advies inzake lood. Den Haag 24 januari 1984.

7. Guicherit R. Enkele beschouwingen over lood als verontreiniging van
de buitenlucht. ICi-TNO Delft nr. 333.

8. JansHWA. Lood is nooit weg. Artsen Auto 1990; 56: 1394-400.

9. Knecht CD et al. Clinical, clinicopathologic and electro-encephalo-
graphic features of lead poisoning in dogs. J Am Vet Med Assoc 1979;
175: 106-201.

10. Reconstructie Cie Midden-Dellland Maasland. Bodem- en gcwas-on-
derzoek Midden-Delfland 1983-\'84.

11. RIVM. Milieudiagnose 1991. 11 luchtkwaliteit rapport nr. 222101022.
12-92.

12. Tesink J. Lood. Tijdschr Diergeneeskd 1972.97:317-26.

13. Tesink J. Loodemissie door Uzimet. Rapport (iczondheidsdienst voor
Dieren in West- en Midden Nederland. 1982.

14. Tesink J. Oorzaken, gevolgen cn te nemen maatregelen betreffende het
verhoogde loodgehalte van weilandgras rond Uzimet BV. Raadgevend
Bureau Milvetox MT 191. 1985.

15. Tesink J. Nota inzake toepasbaarheid van het onderzoek naar het zink-
protoporfyrine(ZPP-)gehalte van bloed, als signaaltest voor een te hoge
loodbelasting van herkauwende landbouwhuisdieren. Raadgevend
Bureau M ilvctox MT251, 1986.

16. Westen J. Orgaanziekten bij de grote huisdieren, Bockhoeven Utrecht
1935.

17. Wirth W. Hecht G und Gloxhuber C. Toxicologie Fibel. G. Thieme
Verlag Stuttgart. 1971.

18. Wijbenga A. Kolk FR van der. Visser IJR en Baars AJ. Loodintoxicatie
bij rundvee in Noord-Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117: 78-
81 .

19. Wijbenga A. Milieuverontreiniging en daarmee gepaard gaande conta-
minatie van landbouwhuisdieren. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:

517-9.

20. Ziclhuis RL en Wibowo AAE. De gezondheidkundige betekenis van
het loodgehalte in het bloed. Ned Tijd.schrGeneeskd 1978; 22: 122.

21. Zook BC. Carpenter JL. and Leeds EB. Leadpoisoning in dogs. J Am
Vet MedAss 1996:155: 1329.

TIJDSCHRIFT VOOR D I F R ci F N F E S K U N D F , DEEL 119, AFLEVERING 7 , 1994

201

-ocr page 239-

EEN KALF MET EEN MESÜTHELIQOM

Tijdschr Diergeneeskd 1994: IIV 202-3

J.H. van der Kolk\'\', A.F. Hendriks^ en J.P. Koeman^

SAMENVATTING

Een 35 dagen oud HF-kalf vertoonde sinds 2 weken een
progressieve toename van de buikomvang. Bij aankomst
in de kliniek vertoonde het kalf een geringe koliek. Door
middel van punctie van de buikholte werd een hemorra-
gische vloeistof verkregen welke 2,8
G.L"\'. leucocyten be-
vatte. Zowel tijdens een exploratieve laparotomie als bij
sectie werd een mesothelioom aangetroffen.

INLEIDING

Het mesothelioom is een maligne neoplasie uitgaande van de
serosa, welke vooral wordt aangetroffen bij het rund en de
hond (5). Mesotheliomen zijn bij het rund gewoonlijk conge-
nitaal en worden dan ook meestal gezien bij kalveren (1,5,8).
Daamaast werd de neoplasie ook beschreven bij praktisch
voldragen runderfoeten (1) en bij oudere koeien tot 10 jaar
(4,6).

In de literatuur zijn er weinig klinische beschrijvingen van
runderen met een mesothelioom. De meeste gevallen werden
vastgesteld in slachthuizen (7,9). In Nederland vond men bij
5 van de 231 (=2,2%) neoplasieën afkomstig van runderen
een mesothelioom (7).

In dit artikel worden de klinische en laboratoriumbevindin-
gen weergegeven van een kalf met een mesothelioom.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een 35 dagen oud HF-vaarskalf werd aangeboden aan de
Kliniek voor Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren, omdat het sinds 2 weken een sterke omvangstoe-
name van dc buik vertoonde.

Het kalf bleef het rant.soen van 3 maal IV: liter kunstmelk
goed opnemen.

KLINISCH ONDERZOEK

Het kalf was bij aankomst in de kliniek in een goede verzor-
gingstoestand en in een redelijke voedingstoestand. Het kalf
stond gestrekt en had een peervormige en in omvang toege-
nomen buik. Bij algemeen onderzoek werd een regelmatige,
costo-abdominale ademhaling gevonden met een frequentie
van 36 per minuut. De pols had een frequentie van 136 sla-
gen per minuut en was regelmatig, krachtig en equaal. De li-
chaamstemperatuur bedroeg 39,9"C. De extremiteiten waren
warm en de turgor was goed. De slijmvliezen waren roze,
vochtig en vertoonden geen bloedingen of laesies. De lymfe-
knopen waren niet vergroot en niet pijnlijk bij palpatie.
Bij onderzoek van respiratie- en circulatie-apparaat werden

202

\' i\'akgraep inwendige Ziekten en l\'oeding der Grote Huisdieren. Faculteit

Diergenee.skunde. Po.sthus fitl. 152. 3S()S TD Utrecht.
■ i\'akgroep .Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren. Faculteit

Diergeneeskunde. Po.sthus mt. 153. 35I)K TD Utrecht.
> Vakgroep Pathologie. Faculteit Diergeneeskunde. Poslbus IW.I5H. 35ll/< TD
Utrecht.

geen afwijkingen gevonden. Onderzoek van de buik leverde
een positieve undulatie op. Er was geen sprake van een dé-
fense musculaire. Na sondage van de pens werd een normale
inhoud verkregen. Rectaal touchér leverde enkel normale
mest op.

BLOEDONDERZOEK

Het routine-bloedonderzoek leverde 6,8 G.L"\'. leucocyten
op (normaal 5-10 G.L"\'.) met 30% segmentkemigen en 69%
lymfocyten. De hematocriet was licht gestegen (0,37). De
activiteit van alkalische fosfatase bedroeg 196 U.L"\' (nor-
maal< 225 U.L"\'). De totale serumbilirubine-concentratie
was niet verhoogd (<20,0 [jimol L"\'.), evenals de ureum-en
creatinine-concentraties (respectievelijk 3,2 mmol L"\'. en 55
|j,mol L"\'.).

Het totale eiwitgehalte bedroeg 48 g.L"\'. met de volgende
electroforese: 48,4% albumine, 28,3% «-globulines, 9,7%
ß-globulines en 13,6%
7-globulines.

BUIKPUNCTIE

Vanwege de positieve undulatie werd een buikpunctie uitge-
voerd, waarbij veel hemorragisch vocht werd verkregen met
2,8 G.L"\' leucocyten.

EXPLORATIEVE LAPAROTOMIE
Op basis van de koliek, de toegenomen buikomvang en het
verkregen punctaat uit de buikholte werd besloten tot een ex-
ploratieve laparotomie. Het abdomen bleek overvuld te zijn
met zeer veel hemorragisch vocht. Er werd geen afwijkende
ligging of overvulling van delen van de digestie-tractus ge-
constateerd. Er werden veel wit-rood gemarmerde, verkalkte
en spongieuze weefselproliferaties met een diameter varië-
rend van 2 tot 60 mm aangetroffen op het peritoneum, het
diafragma cn op delen van de digestie-tractus. Deze knob-
bels konden gemakkelijk losgemaakt worden van de onder-
grond. Afwijkend weefsel werd weggenomen voor bacterio-
logisch en pathologisch onderzoek. Tevens werd een
monster van het buikvocht genomen voor bacteriologisch
onderzoek. De buikwand werd lege artis in 4 lagen gesloten.
Na de uitslag van het spoed-histologisch onderzoek van het
weggenomen weefsel en in overleg met de eigenaar werd het
kalf geëuthanaseerd.

BACTERIOLOGISCH ONDERZOEK

Het bacteriologisch onderzoek van zowel het buikvocht als

van het weggenomen weefsel verliep negatief

PATHOLOOG-ANATOMISCH ONDERZOEK
Bij de sectie van het magere kadaver werd in de buikholte
veel hemorragisch vocht aangetroffen. Op het parietale en
viscerale peritoneum waren talrijke onregelmatige knobbel-
tjes tot plaques aanwezig, vooral op het diafragma, de leb-
maag en de pens (Figuur 1). In de omgeving van de lebmaag
kwamen twee zachte, grijze haarden met bloedingen voor
met een diaineter van 6 cm.

Histologisch vertoonden de woekeringen op het peritoneum
een papillifere groeiwijze met weinig stroma, dat bedekt was

Tl JU SC II RIFT VOOR D I F R G F N E F S K U N D F , DFFL 119, A F L F V F R I N (i 7, 1994

-ocr page 240-

Figuur 2. Stroma met enkele mononucleaire ontstekingscellen. De bekle-
ding is soms epitheelacfitig. Tussen de papillen veel cytoplasma-rijke losse
tumorcellen. HE: obj 15x.

met grote cellen voorzien van een grote bleke kern inet één
of meer grote nucleoli (Figuur 2). Soms vormden deze cellen
een rijtje éénlagig kubisch cpitheel. In de interpapillaire
spleten kwamen ook veel losse tumorcellen voor, meestal
rijk aan cytoplasma. Er was ecn duidelijke kernpolymorfie
aanwezig, waarbij enkele dubbelkernige en meerkernigc cel-
len voorkwamen. Er waren verscheidene mitosen aanwezig.
Hier en daar kwamen kleine kalkdeposities voor. In het
stroma was een geringe focale lymfoplasmacellulaire ontste-
king aanwezig. Op enkele plekken was het weefsel necro-
tisch en hemorragisch. In de mesenteriale lytnfeknopen werd
geen neoplasie gevonden.

DISCUSSIE

Vanwege de toegenomen buikomvang van het kalf, het ge-
strekt staan en de positieve undulatie werd overgegaan tot
punctie van de buikholte. Afwijkende vloeistof uit de buik-
holte kan worden verwacht (bij aanwezigheid van faecespas-
sage) in geval van 1) een peritonitis, 2) een infarct in de
darmwand, 3) een perforatie van de digestie-tractus, 4) een
blaasruptuur, 5) een perforatie van het galafvoersystcem. 6)
een intraperitoneale bloeding en 7) een neoplasie van het pe-
ritoncuin (2). Op basis van de aanwezigheid van faecespas-
sage waren een invaginatie of een torsie in de digestie-trac-
tus onwaarschijnlijk.

Gezien het verkregen punctaat bleven mogelijkheden 1,2 en
7 over in de differentiële diagnose. Een peritonitis (al dan
niet via een infarct) was op basis van het aantal leucocyten in
het buikpunctaat niet uit te sluiten (11). Bij het rund is de
concentratie leucocyten in het buikpunctaat niet de meest be-
trouwbare aanwijzing voor de aanwezigheid van een perito-
nitis. Van ineer betekenis is wat dat betreft het relatieve aan-
tal neutrofiele en eosinofiele granulocyten in het
buikpunctaat. Zo blijkt een peritonitis vaak samen te gaan
met meer dan 40% neutrofiele granulocyten en ininder dan
10% eosinofiele granulocyten in het buikpunctaat (11). Over
de aard van het buikpunctaat in geval van een mesothelioom
zijn de meningen verdeeld. Zo wordt melk-achtig punctaat
beschreven (5), evenals hemorragisch punctaat (1).
De diagnose kon uiteindelijk door middel van een explora-
tieve laparotomie worden gesteld, waarna (na overleg met de
eigenaar) euthanasie volgde gezien het maligne karakter van
de neoplasie. De prognose van een mesotheliooin bij het
rund is in principe infaust. De beschreven patholoog-anato-
mische kenmerken passen bij het beeld van een mesotheli-
oom (5).

Beschrijvingen van de klinische symptomen van kalveren
met een mesothelioom zijn schaars. Het meest opvallend
blijkt de toenemende buikomvang te zijn door vochtopho-
ping, welke soms resulteert in geboorte-problemen (1,5). De
vochtophoping in geval van een mesothelioom wordt toege-
schreven aan obstructie van de lyinfe-afvoer (5). Bij een 3
maanden oud kalf met de aandoening werd 25 liter vocht in
de buikholte aangetroffen (1). Bij een 4 maanden oud kalf
met een mesothelioom werd tevens tympanic gezien (6).
Mesotheliomen bij volwassen runderen zijn in verband ge-
bracht met asbest (3,10). Bij de congenitale vorm lijkt een
causale relatie met asbest niet voor de hand te liggen, mede
omdat nooit asbestvezels bij deze vorm zijn aangetoond.

SUMMARY

Mesothelioma in a Holstein-Friesian calf

A 35-day-old llolstcin-Fricsian calf"had shown progressive abdominal di.s-
tension for tw o w eeks. On admission, the calf showed signs of abdominal
di.scomfort. llaemorrhagic lluid was obtained by paracentesis and contained
2.x (i.L"\'. leucocytes. At both laparotomy and autopsy (after euthanasia) a
mesothelioma was found.

LITERATUUR

1. 13asker\\ille A. Mesothelioma in the calf Vet Path 1967:4: 149-56.

2. Blood DC. Radostits OM. and Henderson JA. Vet Med. 7th edition.
Bailliere Tindali. London 1989; 161.

3. Croft W. Environmental asbestos and mesotheliomas in dairy calves.
Proe Am Assoc Cancer Res 1983:24; 188.

4. Hashimoto N. Oda T, and Kadota K. An ultrastructural .study of malig-
nant mesotheliomas in two cows. Japn J Vet Sci 19X9; 51; 327-36.

5. Jubb KVF. Kennedy PC, and Palmer N. Pathology ofdomestic animals,
4th edition. Volume 2. Academic Press. San Diego 1993; 443-4.

6. Klopfer U, Brenner (i. Nobel TA. Perl S. and Yakobson B.
Mesothelioma in canle. a rare or an unidentified tumour. Zentralbl
Vcteriniirmed Reihe B 19X3; 30; 785-8.

7. Misdorp W. Tumours in large domestic animals in the Netherlands. J
Comp Path 1967:77:211-6.

8. Mi.sdorp W. Tumors in newborn animals. Path Vet 1965: 2; 328-43.

9. Pearson OR. Bry.son DCi. and McCracken RM. Mesothelioma in an
abattoir sur\\ey of cattle in Northern Ireland. Irish Vet J 1982: 36; 13-4.

10. Sakai K. Hisanaga N. Tanabe E, and Takeuchi Y. Asbestos fiber content
in the lung of a cow with peritoneal mesothelioma, health risk by non-
occupational exposure to asbestos fibers. J Clin Exp Med 1987: 142;
353-4.

11. Wilson AD. Hirsch VM. and Osborne AD. Abdominocentesis in cattle:
technique and criteria for diagnosis of peritonitis. Can Vet J 1985: 26:
74-80.

-ocr page 241-

AFVAL UIT DE PRAKTIJK:

VOOR NIETS GAAT ALLEEN DE ZON OP

Berichten en verslagen

WETGEVING

Dc Wet Milieubeheer, hoofdstuk
Afvalstoffen, regelt de afvoer van be-
drijfsafval, dat wil dus zeggen van al
het afval dat in een bedrijf wordt ge-
produceerd. Het gaat hierbij zowel om
\'gewoon afval\', zoals filterzakjes, pa-
pier en overgebleven etenswaren, als
om gevaarlijk afval (voorheen che-
misch afval), waaronder specifiek zie-
kenhuisafval. Kortom: al het afval dat
geen huishoudelijk afval is, is automa-
tisch bedrijfsafval.

Afvoer van bedrijfsafval kan niet meer
op kosten van de totale gemeenschap
(via bijvoorbeeld de reinigings-
heffing). Het principe bij bedrijfsafval
is: de vervuiler betaalt en is verant-
woordelijk voor de afvoer van zijn ei-
gen afvalstoffen. De Wet Milieu-
beheer hanteert daartoe een zorgvul-
digheidsnorm:

Iets gewoon weggooien is er tegenwoordig niet meer bij. Een tonnetje voor dit,
een containertje voor dat, veel dierenartsen weten er alles van. Na het echte
werk nog even sorteren.

Fixeer is gevaarlijk afval, baarmoeders zijn specifiek ziekenhuisafval of de-
structiemateriaal. Wat moet ik met een hoop die in de opname is geprodu-
ceerd? Die is plotseling bedrijfsafval en voor de afvoer moet de vervuiler theo-
retisch betalen.

Eenvoudig is het niet, de afvalwetgeving. Hoe meer men zich erin verdiept,
des te heviger de tegenstrijdigheden en hoe groter de onduidelijkheden. De
verklaring zit hem in het gegeven dat het allemaal niet zo zwart-wit is, als we
graag zouden willen.

\'Iedereen hij wie in de uitoefening van
zijn beroep of bedrijf afvalstoffen ont-
staan. is het verboden handelingen te
verrichten of na te laten, waan\'an hij
kan weten of redelijkerwijs vermoeden
dat deze handelingen schadelijke ge-
volgen voor het milieu zullen hebben \'

Sommige gemeenten accepteren be-
drijfsafval, maar in principe wordt het
via een ander kanaal afgevoerd. Een
bedrijf moet daartoe een contract slui-
ten met een afvalverwerkend bedrijf

Gevaarlijk afval

Het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke
Afvalstoffen (BAGA, 1 januari 1994)
is een onderdeel van hoofdstuk Afval-
stoffen van de Wet Milieubeheer.
Daarin wordt gedefinieerd wat gevaar-
lijk afval is (zie \'Klein Chemisch
Afval\').

Gevaarlijk afval moet op speciale
wijze worden afgevoerd en verwerkt.
Dc naam chemisch afval is sinds 1 ja-
nuari 1994 vervangen door gevaarlijk
afval, vanwege eenheid in terminolo-
gie binnen de Europese Gemeenschap.
Specifiek ziekenhuisafval, dat vrij-
komt bij medische handelingen in in-
tra- en extramurale instellingen -ook
dierenartsenpraktijken zijn extra-mur-
ale instellingen- valt onder gevaarlijk
afval om esthetische en ethische rede-
nen en wegens mogelijk besmettings-
gevaar. Het specifiek ziekenhuisafval
moet derhalve een apart verbrandings-
proces ondergaan.

De Wet Milieubeheer verbiedt gevaar-
lijk afval te storten, te mengen met an-
der afval en te lozen.

KLEIN CHEMISCH AFVAL
Dierenartsenpraktijken produceren
waarschijnlijk alleen zogenaamd
Klein Chemisch Afval (KCA, besluit
Inzameling Chemische Afvalstoffen).
Dit is minder dan 200 kilogram per
maand en moet meegegeven worden
aan een inzamelaar met een speciale
vergunning of ingeleverd worden bij
een KCA-depot. Soms heeft de ge-
meente een KCA-depot, dat openge-
steld is voor kleine hoeveelheden ge-
vaarlijk afval van bedrijven, maar hier
mag maar een beperkte hoeveelheid
per bedrijf per jaar ingeleverd worden
(tegen betaling wel te verstaan).
Voor KCA heeft men geen meldings-
plicht, wel omschrijvingsplicht. Dat
wil zeggen dat het duidelijk moet zijn,
wat er in welke vaten wordt afgevoerd.
Als men een contract sluit met een ver-
gunninghoudende inzamelaar, wordt
dit vanzelf goed geregeld. Wil men het
zelf wegbrengen, dan moet er elke keer
een groot aantal formulieren ingevuld
worden.

Hier zit overigens wel een addertje on-
der het gras: indien men gevaarlijk af-
val afgeeft aan een onbevoegde (bij-
voorbeeld een inzamelbedrijf zonder
geldige vergunning), blijft de onderne-
mer verantwoordelijk voor het afval.
Dit geldt ook als het niet volgens de re-
gels verwerkt wordt. Het is daarom be-
langrijk dat men een transportbon ont-
vangt (rekening is niet genoeg) of een
kopie van het omschrijvings/ont-
vangstformulier. Dit is een soort vrij-
waringsbewijs. Het ministerie van

-ocr page 242-

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Orde-
ning en Milieubeheer (VROM) heeft
dit zo geregeld, omdat het inzicht wil
houden in de afvalstromen in Neder-
land (dierenartsen zijn niet de enigen,
die te maken hebben met een logboek).
Zie voor een overzicht van de afvals-
tromen figuur 1.

Duur?

\'Hoe houd ik het goedkoop?\' wordt
vaak een beetje wanhopig gevraagd.
De inzamelaars lijken forse prijzen te
hanteren. Iets wat eerst \'gratis\' was,
kost nu handenvol geld. De vervuiler
moet immers zelf betalen.
Het afvoeren van gevaarlijk afval is
per definitie duurder dan je in eerste
instantie zou denken. Het ministerie
van VROM stelt hoge eisen aan dc ver-
werking en verbranding van gevaarlijk
afval. Er is strenge wetgeving over de
emissie-eisen van verbrandingsinstal-
laties, het aanbod van afval is groter
dan de ovens kunnen verwerken en het
verdient de voorkeur dat het afval in
Nederland verwerkt wordt.
Je kunt bovendien niet al het gevaarlijk
afval bij elkaar in de verbrandingsoven
gooien, want dan krijg je de meest
wilde chemische reacties. Met andere
woorden: zelfs als verschillende soor-
ten afval in dezelfde oven verbrand
mogen worden, moeten ze toch nog
gesorteerd worden, omdat ze na elkaar
verbrand moeten worden.
De verbranding van de verschillende
soorten afval vindt plaats onder gecon-
troleerde omstandigheden. Soms moet
er extra zuurstof toegevoerd worden,
anders brandt het goedje helemaal niet.
Het is dus geen wonder dat deze pro-
cessen duur zijn.

Inkoop

Men kan het ontstaan van gevaarlijk
afval in een dierenartsenpraktijk op
verschillende manieren zoveel moge-
lijk beperken. Zo is het nuttig om bij de
inkoop de voorkeur te geven aan een-
voudig te legen verpakkingen, chloor-
vrije oplosmiddelen, schoonmaakmid-
delen op alkalibasis en minder schade-
lijke verven en inkten.
Tevens werkt het besparend om ver-
ontreinigingen in oplosmiddelen te la-
ten bezinken (bezinksel is goedkoper
af te voeren) en verpakkingen zorgvul-
dig te legen. Zorgvuldig Icegge-
schraapte verpakkingen vonnen geen
gevaarlijk afval, mits de verpakking
zelf dat niet is. Waar mogelijk is herge-
bruik van verpakkingen aan te bevelen.
Scheiden

Dc verwerkingskosten van gevaarlijk
afval zijn lager, als de afvalstoffen
naar soort worden aangeboden. Vaten
met onbekende inhoud worden tegen
het hoogste tarief verwerkt. Met de af-
valverwerker moet afgesproken wor-
den hoe het afval aangeboden moet
worden en tegen welk tarief
Als inen verschillende tonnen of con-
tainers vult met verschillende gevaar-
lijke afvalstoffen, is het wel de bedoe-
ling dat er geen andere afvalstoffen in
terecht komen. Daartoe wordt een con-
tract getekend met degene die het afval
inzamelt. Dit betekent ook, dat ieder-
een in de praktijk goed op de hoogte
moet zijn van het gevoerde afvalbeleid
van de praktijk. Om dit te garanderen
is het nuttig om werkinstructies te ma-
ken en op elke ton of container duide-
lijk aan te geven waar deze voor be-
stemd is.

Figuur 1. De verschillende afvalstromen.

Onder chemisch of gevaarlijk afval
vallen de volgende afvalstoffen:

- afgewerkte oliën, olie-watermeng-
sels

- lood, arseen, nikkel, amalgaam,
zink, cadmium, tin, kwik(thermo-
meters)

- zuren, zuurmengsels

- ammoniakhoudende restanten

- verven, vernis, coatings, latex

- afbijtmiddel

- ontwikkelaar, fixeer

- koolwaterstoffen

- bestrijdingsmiddelen

- loog, loogmengsels

- oplosmiddelen, anders dan water

- lijm, kit, kleefmiddelcn

- drukinkt, vloeibare toner

- peroxyden

- siliconen

- batterijen

In het BAGA wordt niet alleen be-
schreven welke .stoffen gevaarlijk af-
val kunnen zijn, maar worden ook de

Afval

Huishoudelijk
afval

Bedrijfsafval

Gcvaarlijlc/cheinisch

afval

Gevaarlijk
medisch alval

^ Baga ^

«— Hoofdstuk Afvalstoffen Wet milieubeheer —•

-ocr page 243-

daarbij behorende processen en con-
centratiegrenzen aangegeven. Het gaat
dus te ver om van bovengenoemde
stoffen te zeggen dat ze automatisch
onder gevaarlijk afval vallen. Er kan
bijvoorbeeld bij een bepaald proces
een \'gevaarlijke\' stof vrijkomen, zon-
der dat de concentraticgrens gehaald
wordt. Op dat moment wordt er geen
gevaarlijk afval geproduceerd.

Medicijnen

Medicijnen worden niet in deze lijst
genoemd. Bij specifiek ziekenhuisaf-
val (zie \'specifiek ziekenhuisafval\')
worden alleen cytostatica als gevaar-
lijk afval genoemd.

Oude, af te voeren diergeneesmidde-
len zijn onder te verdelen in de vol-
gende categorieën:

- synthetische, organische en anorga-
nische chemicaliën, zoals sulfona-
mides, vitamines en magnesium-
oxide,

- antibiotica,

- stoffen van plantaardige of dierlijke
oorsprong, zoals insuline en

- biologisch materiaal, zoals vaccins
en sera.

Eigenlijk zijn deze geneesmiddelres-
tanten op grond van hun samenstelling
gevaarlijk afval te noemen. Toch wor-
den geneesmiddelen niet zo genoemd,
omdat \'men\' bang is vooreen negatief
beeld van medicijnen. De onschuldige
consument verkeert immers in de ver-
onderstelling, dat medicijnen gezond
zijn: \'Je wordt er toch beter van?\'
In veel praktijken worden verlopen
medicijnen niettemin als gevaarlijk af-
val afgevoerd.

Waarschijnlijk mogen oude medicij-
nen, zoals verlopen tabletten, binnen-
kort als specifiek ziekenhuisafval wor-
den afgevoerd (zie \'specifiek zieken-
huisafval\').

im ^-iMB m

206

Afvalstoffen die vrijkomen bij het pro-
duceren van medicijnen kunnen trou-
wens wel gevaarlijk afval zijn.

Lege flesjes

Ook lege, uitgelekte flesjes waarin me-
dicijnen gezeten hebben, worden niet
aangemerkt als gevaarlijk afval. Ten
eerste worden medicijnen niet offi-
cieel gevaarlijk afval genoemd, ten
tweede is een leeg flesje vergelijkbaar
met \'een zorgvuldig leeggeschraapte
verpakking\'.

Theoretisch gezien mogen lege medi-
cijnflesjes dus gewoon als overig be-
drijfsafval afgevoerd worden. Toch is
het aan te bevelen hiervoor een rege-
ling te treffen, want leken zijn bang
voor dit soort materiaal.
In de gewone glasbak zijn deze flesjes
niet op hun plaats, want dan komt be-
drijfsafval in het circuit van het huis-
houdelijk afval. Op dat moment betaalt
niet de vervuiler, maar de totale ge-
meenschap. Bovendien is dan niet be-
kend, dat er in de flesjes geneesmidde-
len gezeten hebben. De sorteerders van
het glasverwerkende bedrijf zijn niet
gewaarschuwd en zetten de band stil,
omdat ze zich een hoedje schrikken.
Het is in veel gemeenten verboden
naaldlege medicijnflesjes te storten op
de vuilstortplaats. De flesjes zouden
daar terecht kunnen komen als de die-
renartsen ze in de gewone container
gooien. Dan voert de gemeente ze af
als \'overig bedrijfsafval\', samen met
plastic verpakkingen en dergelijke.

TIJDSCHRIFT VOOR D I F R O F N E E S K U N D F , D E E i. 1 19, AFLEVERING 7 , 1994

Het is natuurlijk niet toelaatbaar, dat
bijvoorbeeld kinderen die in de buurt
van de vuilstortplaats spelen, oude me-
dicijntlesjes kunnen vinden en opra-
pen.

Men moet dus in veel gevallen toch
een afspraak maken met een verwer-
kend bedrijf

De lege flesjes vonnen het grootste
probleem in het hele afvalverhaal.
Medicijnen worden in hoogwaardig
glas geleverd. Als ze niet gerecycled
kunnen worden is het veel beter als
medicijnen in plastic worden verpakt.
Glas kun je namelijk niet verbranden.
Veel inzamelaars halen lege medicijn-
flesjes op als gevaarlijk afval. Dit doen
ze om etische en esthetische redenen.
De bedrijven kunnen er niets anders
mee dan verbranden als gevaarlijk af-
val, categorie \'oude medicijnen\', ter-
wijl het voor 99,99% om duur glas
gaat.

Er zijn dierenartsen die een glasrecy-
cle-bedrijf het naaldlege glas laten op-
halen. Dit kost minder dan afvoeren als
gevaarlijk afval. Het aanbieden van
glas van medicijntlesjes aan een rccy-
cle-bedrijf is alleen mogelijk onder
speciale voorwaarden.
Ten eerste moet de ondernemer onder-
tekenen dat er geen gevaarlijk afval in
de flesjes gezeten heeft. Van veel fles-
jes is het inderdaad mogelijk om dat te
garanderen. Ten tweede moeten de
flesjes ontdopt worden (de rubber dop-
pen verstoppen de zeven) en zoveel
mogelijk leeg gedrupt zijn.

-ocr page 244-

Het valt overigens niet mee om een
glasverwerkend bedrijf zover te krij-
gen om het glas aan te nemen, want als
er met de hand gesorteerd wordt, is het
geen ideaal materiaal om je werkne-
mers aan bloot te stellen.
Niettemin bevatten de lege flesjes
slechts in bepaalde gevallen een kleine
hoeveelheid geneesmiddel. Wat dat
betreft is een pot met een rest pinda-
kaas veel gevaarlijker, die bevat im-
mers nog een relatief tlinkc hoeveel-
heid allatoxine. Maar een pot pinda-
kaas heeft een veel gunstiger imago.
Volgens de jonge Evcrt wordt je er
zelfs groot en sterk van, zodat je snel-
ler kunt schaatsen. Het moet echter
mogelijk zijn om de werknemer aan de
sorteerband goed te instrueren. Heel
veel angst voor medicijnen wordt im-
mers ingegeven door de humane
drugsproblematiek, die niet van toe-
passing is op de diergeneeskunde.
Tevens is het mogelijk om al de flesjes
om te spoelen cn uit tc laten lekken.
Dan worden dc flesjes ook als gewoon
glas afgevoerd en gerecycled. \'Maar
dan verdwijnt het spul gewoon in het
riool!\' roept de prakticus vertwijfeld
uit. De wetgeving is op dit punt niet
helemaal duidelijk en multi-interpreta-
bel.

Toch is spoelen misschien niet zo\'n
gekke oplossing, want er vindt een
grote verdunning van dc werkzame
stoffen plaats. Kijkend naar de totale
milieubelasting is zelf spoelen dus
waarschijnlijk een redelijk verant-
woorde oplossing. Ga je de flesjes ver-
zamelen, dan ontstaat er namelijk
spoelwater, dat zeer verontreinigd is.

m

■! i Ji

En wat doe je daar dan weer mee? Dat
weet eigenlijk niemand.
AUV rondt over ongeveer drie maan-
den een onderzoek af naar deze mate-
rie (project Lege medicijnflessen; che-
misch afval of de glasbak?). Een jaar
lang is er gediscussieerd en onderzoek
gedaan om de afval-status van oude
medicijnflesjes vast te stellen. Ook in-
stanties, zoals de Unie van Water-
schappen en de stichting Natuur en
Milieu denken mee over de milieube-
lasting.

Ook al zijn oude medicijnen geen ge-
vaarlijk afval in de zin der wet, mis-
schien vinden dierenartsen wel, dat ze
toch zo behandeld moeten worden.
Waarschijnlijk zijn de lege flesjes in
categorieën in te delen en zal er toch
een gedeelte als specifiek ziekenhuis-
afval verbrand moeten worden.
Op het moment dat dierenartsen vin-
den dat bepaalde stoffen niet in een rc-
cycle-circuit terecht mogen komen
(neem bijvoorbeeld Xylazinc), is het
wenselijk dat de fabrikanten dc midde-
len in plastic afleveren.
Er wordt ook naar mogelijkheden ge-
zocht om flesjes op te halen en centraal
te spoelen of te recyclen. Zodra hier-
over iets meer bekend is, wordt er in
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
aandacht aan besteed.

Spuiten

Voor spuiten (zonder naalden uiter-
aard) geldt een beetje hetzelfde.
Theoretisch gezien vormen ze geen
gevaarlijk afval (tenzij ze een grote
hoeveelheid bloed bevatten of moge-
lijk besmet zijn). Toch worden ze vaak
om esthetische en ethische redenen als
gevaarlijk afval verbrand. Spuiten
hebben nu eenmaal een negatieve ge-
voelswaarde (drugs, AIDS) bij de leek
en dus ook bij de afvalverwerkers. Het
is immers niet bekend, wat er precies
in die spuit gezeten heeft.
Spuiten zouden strict genomen als
overig bedrijfsafval afgevoerd kunnen
worden. Als de gemeente het overig
bedrijfsafval laat verbranden, samen
met het huishoudelijk afval, dan is er
formeel ook niets op tegen om spuiten
als overig bedrijfsafval af te voeren.
Als de spuiten op de vuilstortplaats te-
recht komen, is het raadzaam om een
andere oplossing te zoeken.

Ontwikkelaar en fixeer

Sommige praktici konden tot voor kort
hun ontwikkelaar en fixeer kwijt bij de
KCA-kar. De inzamelende beambte
gaat er dan waarschijnlijk van uit dat
dc betreffende \'ontdoener\' een foto-
hobbyist is, want dan gaat het om huis-
houdelijk afval. Weet men dat het om
bedrijfsafval gaat, dan krijgt de prakti-
cus plotseling een berg papieren in te
vullen. Hij of zij moet immers zelf be-
talen voor de verwerking. De ge-
meente is overigens niet verplicht het
gevaarlijk afval van bedrijven te ac-
cepteren.

Ontwikkelaar en fixeer worden dus bij
voorkeur aan een vergunninghou-
dende inzamelaar meegegeven.

SPECIFIEK ZIEKENHUISAFVAL
Voor specifiek ziekenhuisafval (ook
wel gevaarlijk medisch afval ge-
naamd) geldt, dat de inzamelaar een
speciale vergunning moet hebben om
het in tc zamelen. Deze vergunning
houdt in dat dc inzamelaar het afval

-ocr page 245-

niet alleen op mag halen, maar dat hij
het in een bepaalde regio ook op moet
halen.

De vergunninghouders halen het spe-
cifiek ziekenhuisafval op bij zieken-
huizen, tandartsen, huisartsen en die-
renartsen. Ze zijn dus niet branche-
gericht maar afvalgericht.
Het ministerie van VROM tracht met
behulp van dit vergunningensysteem
te voorkomen, dat er enerzijds bedrij-
ven zijn, die hun gevaarlijk afval niet
kwijt kunnen en anderzijds dat de prij-
zen voor de afvoer in bepaalde regio\'s
de pan uit rijzen.

Bevoegde bedrijven mogen specifiek
ziekenhuisafval ophalen en alleen af-
voeren naar de enige bevoegde ver-
brandingsoven voor dit doel: de
Ziekenhuis Afval Verwerkings Instal-
latie Nederland (ZAVIN) in Dor-
drecht.

Lek-en luchtdicht

De tijd dat ziekenhuisafval afgegeven
kon worden aan ziekenhuizen en apo-
theken is voorbij. Ze hebben hiertoe
geen vergunning en zijn dus strafbaar.
Strikt genomen is de dierenarts, die
specifiek ziekenhuisafval meeneemt
van veehouderijbedrijf naar de prak-
tijk ook een inzamelaar, tenzij hij of zij
dat afval zelf geproduceerd heeft.
Het is dus aan te raden om de veehou-
ders zelf hun gevaarlijk afval te laten
afvoeren (vaccin- en andere UDD-
flesjes meenemen, vanwege de
Diergeneesmiddelenwet!).
Voor hen geldt overigens, dat zij hun
specifiek ziekenhuisafval voorlopig
nog via de gemeente kwijt kunnen;
netjes in de inilieubox.
De inzamelbedrijven leveren tonnen
voor het specifiek ziekenhuisafval.
Deze tonnen zijn lek- en luchtdicht na
sluiting en worden mee verbrand. Men
betaalt voor de tonnen in wezen twee
keer: één keer voor de ton zelf en één
keer voor het verbranden van de ton
voor het tarief van specifiek zieken-
huisafval.

De kosten voor het ophalen van speci-
fiek ziekenhuisafval variëren sterk. De
prijzen zijn afhankelijk van dc hoe-
veelheid afval en van de frequentie van
inzamelen. Er zijn verschillende be-
drijven met een vergunning, elk met
hun eigen prijzen. Dit hangt af van de
geboden service en de hoeveelheid
klanten.

Onder specifiek ziekenhuisafval val-
len de volgende afvalstoffen:
- scherpe voorwerpen (naalden, scal-

pels, capillairen, bloedhuizen),

- grote hoeveelheden bloed, plasma
en andere pa.steuze vloeistoffen, die
besmettingsgevaar opleveren of niet
esthetisch zijn (men kan als crite-
rium voor \'esthetisch\' aanhouden,
dat het uitgesloten moet zijn, dat er
uit het afval bloed gaat lekken),

- anatomische resten en dieren (ook
wel af te voeren als kadavers door
tniddel van destructie),

- laboratoriumafval dat mogelijk bac-
terieel, viraal of met schimmels be-
smet is (dit mag onder speciale om-
standigheden geautoclaveerd
worden en als gewoon afval worden
afgevoerd, mits bekend is waar het
om gaat),

- cytostatica en de voorwerpen waar
ze mee in aanraking zijn geweest en

- beddingafval (stro en matrasjes) in-
dien mogelijk besmet met ziektekie-
men.

Er wordt aan gewerkt om oude medi-
cijnen als specifiek ziekenhuisafval te
mogen verbranden, wat goedkoper is
dan het als aparte categorie gevaarlijk
afval, behandelen. Specifiek zieken-
huisafval wordt namelijk in een aparte
oven verbrand. Hiervoor wordt waar-
schijnlijk wel een vergunning ver-
strekt aan de ZAVIN.

Vergunning

Voor het ophalen van specifiek zie-
kenhuisafval kan men met verschil-
lende bedrijven in zee gaan. Het is heel
belangrijk dat het gekozen bedrijf een

-ocr page 246-

vergunning heeft.

Helaas komen er, vergeleken met een
intramurale instelling, relatief kleine
hoeveelheden specifiek ziekenhuisaf-
val vrij in een dierenartsenpraktijk (50
tot 100 liter per maand). Per volume-
eenheid is de afvoer duur, omdat de in-
zamelaar veel adressen moet bezoeken
om de vrachtwagen richting verbran-
dingsoven vol te krijgen.

De volgende bedrijven hebben een
(voorlopige) vergunning voor het in-
zamelen van specifiek ziekenhuisaf-
val:

- Boon BV, Middelburg, tel. 01180-
38040

- Dusseldorp BV, Chemische afval-
stoffen, tel. 05443-95555

- Ecotechniek Chemie BV, Utrecht,
030-957922

- Van Gansewinkel BV, Maarheze,
tel. 04959-3519

- Van Gansewinkel BV, Moerdijk, tel.
01650-52288

- GOR Chemie BV, Twello, tel.
05712-73977

- Hoogers, afd. Chemisch Afval, BV
Handels- en Transportmij, Geldrop,
tel. 040-858655

- Icochema BV, Amsterdam, tel. 020-
6114011

- Nova Chemie BV, Wildervank, tel.
05987-58444

- Rentokil BV, Rijswijk, 03406-
62754

- Spitman Chemie BV, Oosterbcek,
ofwel BFI Ziekenhuisservice, tel.
01830-33021

2D9

- Verol Recycling Limburg BV,
Maastricht, tel. 043-630640

- Van Vliet Speciaal Afval BV,
Utrecht, tel. 030-432211

- Wielemaker BV, Transport- en
Containerbedrijf, Koudekerke, tel.
01185-2440

- Zwolle, gemeente, sector
Milieubeheer, Zwolle, tel. 038-
982444.

Service

Bij het uitzoeken van een inzamelaar is
het belangrijk om tc letten op de kos-
ten, maar ook op de service die gebo-
den wordt. Het is de bedoeling dat het
specifiek ziekenhuisafval redelijk fre-
quent wordt opgehaald en dat de ton-
nen dan ongeveer vol zijn. Anders be-
taalt de ontdoener keer op keer teveel,
want de tonnen worden mee verbrand.
Dc plaats van vestiging doet voor dc
kosten eigenlijk weinig ter zake, want
iedere inzamelaar moet het afval in elk
geval in Dordrecht bij de ZAVIN afle-
veren. Een inzamelaar in de eigen re-
gio heeft wel de verplichting het speci-
fiek ziekenhuisafval te komen halen,
als dat gewenst is.

De finna\'s Boon BV (Middelburg) en
BFI Ziekenhuisservice (Gorinchem)
hebben te kennen gegeven zich op de
veterinaire markt te begeven.
BFI levert voor dierenartsenpraktijken
een speciale 50-liter container, die elke
vier weken wordt opgehaald en ver-
vangen door een nieuwe. Ook als de
ton niet helemaal vol is, kost dat niet
extra. Men kan ook het andere gevaar-
lijke afval door BFI laten afvoeren
(combinatie-contract), zoals ontwik-
kelaar en fixeer.

T 1 J [) s C\' II R 1 K T VOOR D n; R (i K N F. E S K U N D E , D E E L 1 19, A F L E V E R 1 N (i 7 , 1994

Tot voor kort bestond ook de firma
VLS (Utrecht). Deze firma richtte zich
niet alleen op gevaarlijk en specifiek
ziekenhuisafval, maar bijvoorbeeld
ook op vervoer van kadavers en sectie-
materiaal naar de destructor, cremato-
ria en laboratoria. VLS zou recentelijk
na een faillissement samengaan met
Ecotechniek BV (Utrecht), die in te-
genstelling tot de VLS zelf wel een
vergunning heeft voor inzameling van
gevaarlijk afval. Ecotechniek BV heeft
echter te kennen gegeven, dat de over-
name niet doorgaat. Alle contracten
met VLS zijn automatisch komen te
vervallen. VLS overweegt het bedrijf
op andere wijze voort te zetten.

QVERIG BEDRIJFSAFVAL
Ook het afvoeren van het overig be-
drijfsafval kost in principe geld. Het is
niet nodig dat de inzamelaar van het
overig afval een speciale vergunning
heeft.

Men kan het dus afvoeren via verschil-
lende kanalen. Sorteren kan ook hier
veel besparing opleveren. Papier en
gewoon glas kunnen vaak wel via in-
zameling van oud papier (bijvoorbeeld
door de fanfare) en de glasbak van de
gemeente afgevoerd worden. Strikt ge-
nomen mengt men ook hier huishou-
delijk afval met bedrijfsafval.
Menig praktijk heeft een container,
waarin gewoon afval wordt verza-
meld. De gemeenten willen deze vaak
wel legen, maar vragen uiteraard geld
voor hun diensten. Zelf naar de vuil-
stortplaats rijden haalt voor de kosten
niet veel uit, want ook daar moet be-
taald worden.

Het lijkt in elk geval voordelig de hond
in de opname vaak uit te laten, dan ver-

-ocr page 247-

dwijnen de uitwerpselen tenminste di-
rekt gratis in het grondwater.

KADAVERS

Kadavers kunnen op verschillende
wijzen afgevoerd worden. Deze pro-
blematiek valt onder de Destructiewet.
behalve als ze ter crematie of voor sec-
tie worden aangeboden. De Destruc-
tiewet wordt op dit moment koortsach-
tig herzien. Op dit moment is de afvoer
van kadavers dan ook niet goed gere-
geld.

Er zijn drie soorten kadavers:

- dode dieren die worden gecremeerd,

- dode dieren voor sectie en

- dode dieren voor destructie.

Voor elke soort moet een regeling ge-
troffen worden.

Dieren die gecremeerd moeten worden
vormen meestal geen probleem, omdat
veel crematoria een transportdienst
hebben. Even terzijde: dode honden en
katten mogen worden begraven op een
terrein, dat ter beschikking staat van de
eigenaar, of op een hondenbegraaf-
plaats.

Dieren voor sectie en voor destructie
kunnen wel logistieke problemen ge-
ven.

Per gemeente gelden andere regels
voor destructiemateriaal. Niet alle ge-
meenten wensen zich met deze materie
bezig te houden, alhoewel dit wel zou
moeten krachtens de Destructiewet. In
een aantal gemeenten zijn er kadaver-
inzamelpunten waar de destructor
langsrijdt.

De mogelijkheid bestaat om dode ge-
zelschapsdieren zelf naar de gezond-
heidsdienst(-depot) dan wel faculteit
te brengen (sectiemateriaal) en het de-
structiebedrijf te vragen om \'de ton\'
(destructiemateriaal) te komen legen,
tegen betaling uiteraard. Dit is waar-
schijnlijk de goedkoopste manier,
maar wel omslachtig. Uit hygiënisch
oogpunt is het niet wenselijk om zelf
met kadavers rond te rijden. Om maar
niet te spreken van esthetische dan wel
ethische beweegredenen om de wagen
van de destructor uit woonwijken te
weren.

In een aantal gevallen wordt de dieren-
ambulance bereid gevonden de kada-
vers (destructiemateriaal) mee te ne-
men en ter destructie aan te bieden. De
tarieven lopen uiteen. Sommige trans-
portdiensten van crematoria nemen
ook destructiemateriaal mee. Om voor
de hand liggende redenen is niet elk
crematorium bereid om deze service te
verlenen.

Het is overigens verboden destructie-
materiaal aan de destructie te onttrek-
ken.

Dc fimia VLS heeft wel gezegd zich
nog steeds te willen inzetten voor deze
zaak. Terecht signaleerde het bedrijf,
dat de dierenartsenpraktijken vaak met
hun kadavers omhoog zitten.
Zodra de nieuwe wetgeving duidelijk-
heid verschaft, wordt daarvan melding
gemaakt in dit Tijdschrift.

INFORMATIE

Het blijkt, dat de wetgeving over afval
in het geheel niet eenduidig is. Iedere
prakticus of groep praktici moet voor
zichzelf een afvalbeleid uitstippelen.
Ten aanzien van lege flesjes bijvoor-
beeld moet de dierenarts zelf de ver-
antwoordelijkheid nemen om ze wel of
niet als gevaarlijk afval af te voeren.
De KNMvD neemt hierover geen
standpunt in, want de meningen zijn te
zeer verdeeld.

• i ÏU

Iedereen in de praktijl^ moet op de hoogte zijn van het afvalbeleid.

AUV-advies was zo vriendelijk om dit
artikel van commentaar te voorzien,
teneinde een zo duidelijk mogelijk
beeld te scheppen van de problemen.
AUV houdt zich immers al jaren met
dc afvalproblematiek bezig. Intussen
vult AUV-advies op verzoek een aan-
tal wettelijke regelingen concreet in
voor de dierenartsenpraktijk.
Het blijft echter een zaak van de prak-
ticus zelf om een afvalbeleid te fomui-
leren en te voeren.

BROCHURES

Het ministerie van VROM geeft bro-
chures uit, die nuttig kunnen zijn:

- Dc landelijke lijst van inzamelbe-
drijven chemisch afval

- Milieuveilig omgaan met chemisch
afval

- Preventie en hergebruik van afval-
stoffen, samenvatting van het afval-
stoffenbeleid voor de ondernemer

De brochures zijn te verkrijgen bij
Distributiecentrum VROM, Postbus
351, 2700 AJ Zoetermeer, tel. 079-
449449.

Ook bij AUV is een boekje verkrijg-
baar: Afvalstoffenverwijdering uit de
praktijk. Alhoewel deze brochure
enige tijd geleden werd opgesteld, is
de infonnatie nog steeds actueel. De
wetgeving is sindsdien wel aange-
.scherpt (één cn ander is niet meer vrij-
blijvend). Er wordt een goed overzicht
geboden van dc soorten afvalstoffen
die in de praktijk kunnen ontstaan.

De uitvoering van het afvalstoffenbe-
leid is in Nederland sterk gedecentrali-
seerd, vandaar dat er per provincie en
zelfs per gemeente verschillende re-
gels gelden. Bovendien biedt de ene
gemeente meer service op dit gebied
dan de andere. Het is daarom verstan-
dig om tevens contact op te nemen met
de provincie (dienst Water en Milieu)
en de gemeente.

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. \\ erkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 en 1991 t/m
1993. De prijs van de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 incl. 17,5%
BTW en de banden van 1992 en 1993
ƒ 30,-Incl. 17,5% BTW.

-ocr page 248-

[)it steh de gedragskundige ir.
Manfred Hessing in het proefschrift
waarop hij dinsdag 22 februari aan de
Landbouwuniversiteit Wageningen
promoveerde.

Verschillen in gedrag tussen individu-
ele dieren, die in een groep samenle-
ven zijn van groot belang voor het so-
ciaal gedrag. Dc gedragsvariatie uit
zich in het algemeen alleen in stress-
volle situaties. Recent onderzoek heeft
aangetoond dat dieren verschillen in
de manier waarmee zij omgaan met
stressvolle situaties (de zogeheten \'co-
ping\'). De dieren doen dit door middel
van een actieve dan wel passieve res-
pons.

Deze verschillende \'coping\'-stijlen
komen overeen met de twee (klas-
sieke) gedragsreacties op stress: vech-
ten of vluchten versus afwachten of te-
rugtrekken. Het bestaan van zo\'n
duidelijke tweedeling in gedragsrcs-
pons is reeds aangetoond bij onder
meer mensen, apen cn honden.
Hessing onderzocht of zo\'n individu-
ele gedragskarakterisering ook opgaat
voor varkens en wat hiervan de gevol-
gen zijn voor de sociale relaties in de
varkenshouderij waar dieren veelal in
groepen worden gehuisvest.

RANGORDE

In groepen gehuisveste varkens verto-
nen een duidelijke sociale rangorde,
waarbij de sociale status van een indi-
vidueel varken kan worden afgeleid uit
de uitkomst van gevechten en voer-
concurrentieprocven. Uit het onder-
zoek blijkt dat ranglage dieren een ho-
gere ziektegevoeligheid en een lagere
celgebonden afweer (immuunreactivi-
teit) vertonen dan varkens met een ho-
gere rangorde. Hessing ontwikkelde
een test waarmee kan worden vastge-
steld of varkens over een \'actieve\' dan
wel \'passieve\' coping-strategie be-
schikken.

Varkens verschillen aanmerkelijk in de manier waarop /ij omgaan met
stressvolle situaties. De dieren zijn in dit opzicht, net als mensen, te onder-
scheiden in twee typen, die samenhangen met een actieve dan wel passieve ge-
dragsrespons op stressfactoren. De verschillen hebben grote gevolgen voor de
ziektegevoeligheid van individuele varkens en de sociale structuur van groe-
pen. Dit heeft opmerkelijke consequenties voor de varkenshouderij: vleesvar-
kens uit gemengde groepen, waarin zowel \'actieve\' als \'passieve\' varkens zit-
ten, zijn gezonder, kennen minder agressie, groeien gemiddeld meer cn
leveren kwalitatief beter vlees, dan groepen die uitsluitend uit één type var-
kens bestaan. Het lijkt daarom, ook in economisch opzicht, verstandig om in
de varkenshouderij groepen samen te stellen op basis van individuele ge-
dragseigenschappen.

Door biggen in een zogenaamde rug-
test een minuut op hun rug vast te hou-
den en het aantal ontsnappingspogin-
gen te tellen zijn de dieren in te delen
in \'verzetters\' (meer dan twee ont-
snappingspogingen) of \'niet-verzct-
ters\' (minder dan twee ontsnappin-
gen). De verzetters in de rugtest zijn
tevens de agressieve individuen in een
sociale situatie en
vice versa. Daannec
is de rugtest een praktische toepasbare
methode om de coping-strategie van
een varken eenvoudig te bepalen: ac-
tief (verzetters) en passief (niet-verzet-
ters).

HARTSLAG

Actieve en passieve varkens blijken
aanmerkelijk tc verschillen in fysiolo-
gische eigenschappen. Zo is de hart-
slag van een actief varken tijdens een
rugtestprocedurc hoger en stijgt de
hartslag van zo\'n varken aantnerkelijk
in reactie op ccn nieuw object (een val-
lende emmer), terwijl de hartslag van
passieve dieren zelfs daalt. Dit resul-
teert in meer hartafwijkingen bij het
actieve varken cn in meer maagwand-
beschadigingen bij het passieve dier.
Deze resultaten vertonen sterke over-
eenkomsten met gegevens gevonden
bij andere dieren en mensen.

Ook in immunologisch opzicht zijn
opmerkelijke verschillen waargeno-
men. In reactie op stressfactoren
(nieuwe omgeving, verplaatsen) tonen
de actieve varkens een verlaagde maar
kortdurende celgebonden immuunres-
pons, terwijl de passieve varkens meer
een chronische verlaging laten zien.
De passieve varkens tonen daarente-
gen hogere gehaltes van specifieke an-
tilichamen dan de actieve dieren.

REACTIE QP STRESS BIJ VARKENS GELIJK AAN
DIE VAN MENSEN

GROEPSSAMENSTELLING
Hessing onderzocht tevens de gevol-
gen van een groepssamenstelling, ge-
baseerd op de individuele gedragsei-
genschappen, voor het opgroeien van
vleesvarkens in een (gesloten) var-
kenshouderij. Daartoe werden zes
hokken met alleen actieve, zes hokken
met alleen passieve en zes hokken met
zowel actieve als passieve varkens ge-
formeerd.

De gemengde groep deed het aanmer-
kelijk beter. De groep kende minder
agressie, terwijl de gemiddelde groei
van de varkens enkele tientallen gram-
men per dag hoger was dan bij de an-
dere twee groepen. De dieren waren
gezonder (minder borstvliesontsteking
en maagwandbeschadiging) en de
kwaliteit van het vlees was beter (een
hoger vleespercentage en betere kar-
kasclassificatie). Dit resulteerde in een
aanzienlijk betere uitbetaling van circa
tien gulden per varken, \'Ook in econo-
misch opzicht is het dus voordelig om
groepen varkens samen te stellen op
basis van individuele gcdragseigen-
schappen\'.

\'Het is belangrijk dat men. ook in de
intensieve veehouderij, niet alleen een
perfect klimaat en voeding aanbiedt,
maar ook oog heeft voor de sociale
omgeving van landbouwhuisdieren.
Daarnaast is het voor gedragsonder-
zoekers heel intrigerend dat actieve en
passieve varkens elkaar nodig blijken
te hebben om tot een stabiele sociale
organisatie te komen\', meent Hessing.

NOUWS VOLGT
JANSSEN OP

Begin dit jaar is Anita Nouws-van
Gastel als Veterinair Consulente in
dienst getreden van de Waltham
Veterinaire Service. Anita neemt hier-
mee de functie van Joset Janssen over,
die eind vorig jaar naar Schotland is
geëmigreerd. Evenals haar voorganger
is Anita diëtiste. Zij heeft de HBO-op-
leiding Voeding en Diëtiek in Den
Haag in 1988 afgerond.

Tl J DSCll R 1 1 T VOOR D 1 1 R (1 i; N K 1. S K U N I) i: , Dili 119, A KLEVE RINCi 7, 1994

211

-ocr page 249-

De vruchtbare kant
van ons pakket produkten

-ocr page 250-

De vruchtbare kant
van onze samenwerking

I

n de meest voor-
komende gevallen gebruikt u ze reeds.
De produkten uit onze serie therapeutische
hormoon-preparaten ter verbetering van de vrucht-
baarheid en reproduktie van runderen. Een pakket produkten dat
elke keer weer z\'n vruchten afwerpt. Om het gebruik ervan doelmatig te stimuleren
is een goede voorlichting naar de veehouders essentieel.

Intervet biedt u thans de mogelijkheid deze zelf ter hand te nemen.
In de vorm van een educatief dia- of video-programma dat u gratis enige tijd van ons
kunt lenen. Zodat veehouders, uit uw praktijk, extra door u kunnen worden geïnfor-
meerd over tochtigheidswaarneming en synchronisatie van de oestrus.

Want er is toch zeker niemand die de vruchtbaarheid van z\'n koeien en
vaarzen graag op de tocht zet...

Bel daarom vandaag nog even met onze verkoop-binnendienst op nummer
08855-87654. Wij sturen u het programma van uw keuze dan dezelfde dag nog toe.

Cjntervet)

INTERVET NEDERLAND B.V.
Boxmeer

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

-ocr page 251-

april

2-4
9/10
16/17
imA
30/1 mei
mei
7/8
12

14/15
21-23
28/29
juni
4/5
11/12

Informatie over deze weekenddienstregeling (bijvoorbeeld indien een dierenarts
onbereikbaar blijkt te zijn) via tel. 05483-73311 (Call-Centre Nederland, Holten).

AFNEMEN ASPIRATIEBIOPTEN
VEREENVOUDIGD

De firma Medical Trading Company Netherlands te Groningen heeft een ap-
paraat ontwikkeld (Metacron Instrument) waarmee het afnemen van aspira-
tiebiopten vereenvoudigd moet worden. Het instrument is ontwikkeld aan de
hand van een idee van dr. P.K.H. Hut, die als chirurg verbonden is aan het
.Martini Ziekenhuis in Groningen.

Bij het ontwikkelen van dit instrument
stonden drie uitgangspunten centraal:

- de punctietechniek moet verfijnd
worden om deugdelijk celmateriaal
voor de beoordeling te krijgen;

- het instrument moet met één hand
kunnen worden bediend om de an-
dere hand vrij te houden voor fixatie
van het verdachte weefsel en
- het instrument moet zijn te bedienen
met de zogenaamde pennegreep
(hierdoor zou de werkafstand tussen
de hand en het te puncteren weefsel
zo gering mogelijk zijn).

WEEKENDDIENSTEN ORTHOPEDISCHE
SPOEDGEVALLEN

H. Crouwers, Naaldwijk, tel. 01740-24401
K. Crama, Rotterdam, tel. 05483-73311

J. van de Broek, Rotterdam, tel. 010-4191491
J. van de Vijver, Voorburg, tel. 070-3900800

I. Palgi, Den Haag, tel. 070-3660701 (spoed 06-52813446)

Th. Ottenschot. Utrecht, tel. 030-516683
C. Lutz, Prinsenbeek, tel. 076-415030
J. Hoevers, Utrecht, tel. 030-517517
N. Femhout, Den Haag, tel. 070-3524221
H. Crouwers, Naaldwijk, tel. 01740-24401

K. Crama, Rotterdam, tel. 05483-73311
J. van de Broek. Rotterdam, tel. 010-4191491

Dit heeft geresulteerd in de produktie
van de MeTraCron (zie foto). Het is
een ruim achttien centimeter lang ap-
paraat (inclusief naald). De 37 milli-
meter lange 20G dikke naald zit min of
meer vastgeklonken aan de spuit en
kan dus niet gewisseld worden. In de
spuit zit een veermechaniek, waardoor
eenvoudig met één druk op de witte
knop twee milliliter vacuüm gezogen
wordt. Hierdoor kan men inderdaad de
spuit met een \'pennegreep\' vasthou-
den en goed richting geven tijdens het
nemen van het aspiratiebiopt.
De auteur heeft met een aantal van
deze MeTraCon-instrumenten geëxpe-
rimenteerd. De ervaringen zijn posi-
tief De spuit ligt goed in de hand en er
is goed mee te manoeuvreren. De die-
ren schrikken niet van het veermecha-
nisme. Het aantal succesvolle biopten
is even hoog als bij de gelijktijdig uit-
gevoerde methode met de standaard-
spuiten en -naald. Het opgezogen ma-
teriaal kwam goed uit de spuit op het
glaasje terecht, waarna het uitgestre-
ken kom worden.

Het door de fabrikant geclaimde voor-
deel dat dit instrument met één hand te
bedienen is, zodat de andere hand vrij
is voor fixatie van het verdachte weef-
sel, is een verkeerde voorstelling van
zaken. Weliswaar is het instrument
met één hand te bedienen, maar dat is
een gewone spuit met een naald ook.
Met de standaardprocedure voor
DN AB\'s wordt eveneens met één hand
de spuit vastgehouden (Teske, Dunne
naald aspiratie Biopsie, Tijdschr voor
Diergeneeskd, 1988; 113(9): 512-4).
Doordat de naald niet van de spuit af te
krijgen is moet voor elk nieuw te biop-
teren weefsel het MeTraCon-instru-
ment gebruikt worden. Bij een hond
met bijvoorbeeld meer mammatumo-
ren en verdachte lymfeklieren kan dit
een kostbare zaak worden, omdat de
prijs van een MeTraCon-instrument ƒ
18,50 exclusief BTW bedraagt. Indien
men dit afzet tegen de prijs van een
disposable Icc spuit en naald, betaalt
men toch wel erg veel voor dit extra
beetje gemak.

Samenvattend kan gesteld worden dat
men met het MeTraCon-instrument
goed en prettig aspiratiebiopten kan
nemen, maar dat de meerprijs ten op-
zichte van een disposable lOcc spuit
toch wel groot is.

E. Teske

-ocr page 252-

Delar 92/93 gaat met name in op de re-
latie tussen diermanagement en de be-
drijfseconomische kengetallen. Hier-
bij wordt specifiek aandacht besteed
aan de relaties tussen melkproduktie,
kalversterfte, fokkerij kosten en die-
renartskosten. Met behulp van deze
publikatie en het tabellenboek kunnen
veehouder en begeleider de sterke en
minder sterke punten van de bedrijfs-
voering opsporen, door de eigen resul-
taten te spiegelen aan de gepresen-
teerde gegevens.

OPVALLEND

Uit hoofdstuk drie blijkt dat de kalver-

Iedere melkveehouder die met een ma-
nagementprogrammam werkt, be-
schikt te zijner tijd over een standaard-
overzicht. Een standaardover- zicht
geeft informatie op bedrijfsniveau.
Met de kengetallen op het Stan-daard-
overzicht is een snelle signalering van
problemen op bedrijfsniveau moge-
lijk. Er zijn standaardoverzichten ont-
wikkeld voor Vruchtbaarheid, Melk-
produktie en Diergezondheid.
Het standaardoverzicht is in alle ma-
nagementprogramma\'s gelijk. Als be-
geleider heeft men hiermee de moge-
lijkheid om de veehouder gericht te
adviseren.

Het Informatie en Kennis Centrum
voor de Rundvee-, Paarden- en Scha-
penhouderij heeft een handleiding ge-

Vanaf 1 mei 1994 worden nieuwe re-
gels voor invoer en herinvoer van hon-
den en katten uit EU/EVA-lidstaten van
kracht. EU/EVA-lidstaten zijn België,
Denemarken, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Ierland, IJsland, Italië,
Liechtenstein, Luxemburg, Nederland,
Portugal, het Verenigd Koninkrijk,
Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk.

sterfte van kalveren ouder dan veertien
dagen beduidend lager is op hoog-pro-
duktieve bedrijven.
De dierenartskosten en de fokkerij kos-
ten per koe zijn op hoog-produktieve
bedrijven hoger, maar dat verschil is
nauwelijks aanwezig als die D worden
uitgedrukt per 100 kg melk.
De publikatie Gil Delar Kengetal-
lenanalyse 92/93 kost ƒ 29,- inclusief
het tabellenboek. Ze zijn te bestellen
door het verschuldigde bedrag over te
maken op P 431939 ten aanzien van
IKC-Veehouderij in Ede onder ver-
melding van publikatienummer en
adres.

DIERMANAGEMENT CENTRAAL IN DELAR

In de tweede week van januari zijn bij de IKC-afdeling Rundvee-, Schapen-
en Paardenhouderij in Lelystad verschenen: de publikatie Delar (Deel
Administratie Rundveehouderij) Kengetallenan-alyse 92/93 en het Delar-ta-
bellenboek(Gll)

Het is de vierde uitgave uit de reeks Delar-resultaten.

NIEUWE HANDLEIDING STANDAARD-
OVERZICHTEN

maakt voor het gebruik van standaard-
overzichten. In de handleiding wordt
uitgebreid aandacht besteed aan de op-
zet van standaardoverzichten, de bere-
kening van de kengetallen (uitgewerkt
aan de hand van voorbeeldberekenin-
gen, de benodigde invoer van de ken-
getallen en de analysemogelijkheden
van het standaardoverzicht.
De handleiding is zowel los als in een
multomap verkrijgbaar voor respectie-
velijk ƒ 25,-en ƒ42,-.

De handleiding is te bestellen door het
bedrag over te maken op rekening-
nummer 367041499 van het ATC te
Wageningen onder vermelding van
STO-handleiding losbladig of STO-
handleiding multomap.

INVOER EN HERINVOER VAN HONDEN
EN KATTEN

De regels gelden ook voor het over-
brengen van honden van het eiland
Svalbard naar het Noorse vasteland.
Voor invoer en herinvoer van honden
en katten naar Noorwegen moet de ei-
genaar van het dier een aanvraag indie-
nen voor het verkrijgen van een invoer-
vergunning (M-()473) bij Statens
Karantenstasjon (het Rijksquarantai-
nestation) voor dieren.

De voorwaarden omvatten de volgende

eisen:

- identiteitsmerk,

- veterinair attest,

- parasietenbehandeling tegen echino-
coccose
(E. miiltiociilaris),

- vaccinatie tegen rabies en een ver-
volgcontrole op antistoffen,

- vaccinatie tegen leptospirose (alleen
honden),

- vaccinatie tegen hondeziekte (alleen
honden)en

- douanecontrole.

Van al deze eisen is alleen de vervolg-
controle op antistoffen tegen rabies
nieuw.

De hond of kat moet gedurende het aan
de invoer of herinvoer voorafgaande
jaar gevaccineerd worden tegen rabies
met een goedgekeurd vaccin. Dit dient
bevestigd te worden in een vaccinatie-
attest dat door de behandelend dieren-
arts wordt afgegeven. Het attest moet
getoond worden aan de dierenarts die
het veterinaire attest afgeeft.
Op het formulier voor het veterinaire at-
test (M-0470) staat een lijst van goed-
gekeurde vaccins. In Noorwegen is op
dit moment maar één vaccin geregi-
streerd: Rabisin.

De basisvaccinatie tegen rabies gebeurt
nomiaal met één injectie. Hervaccinatic
wordt daama jaarlijks uitgevoerd. Dc
allereerste vaccinatie kan plaatsvinden
als de hond drie maanden oud is en als
de kat veertien maanden oud is.
Het dier dient voldoende antistoffen
(>0,5 IE) tegen rabies in het bloed te
hebben. Dc bloedproef voor controle
van antistoffen kan op zijn vroegst vier
maanden na de rabiesvaccinatie van de
hond, die niet eerder gecontroleerd is op
antistoffen, afgenomen worden. De
bloedproef voor controle van een hond
die eerder jaarlijks is gevaccineerd en
eerder is gecontroleerd op antistoffen,
kan één maand na de vaccinatie afgeno-
men worden. De bloedproef na de ra-
biesvaccinatie van de kat voor de con-
trole van antistoffen kan op zijn vroegst
vier maanden later. Dat geldt ook voor
controle op antistoffen na hervaccina-
tic.

Het onderzoek van antistoffen moet uit-
gevoerd worden door een goedgekeurd
laboratorium. Het resultaat wordt ge-
stuurd aan de behandelende dierenarts
en de eigenaar van het dier. De eigenaar
van het dier ontvangt het origineel van
het antwoord, dat getoond dient te wor-
den aan de dierenarts die het veterinaire
attest afgeeft.

Uitzondering: bij invoer of herinvoer

-ocr page 253-

van katten uit het Verenigd Konink-
rijk, Ierland en Ijsland is geen rabies-
vaccinatie en navolgende controle op
antistoffen vereist.

Voor meer informatie: bureau KNMvD,
tel. 030-510111.

INTERVET IS
INSTRUVET

In het artikel \'Najaarsvergadering
groep paardenpractici\' Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994; 119 (2): 49 is
een foutje geslopen. Het setje bestaande
uit een lange trocart met aanzetstuk en
speciale stompe punktienaalden is niet
samengesteld door de firma Intervet,
maar door InstruVet BV.

Iki

NIEUW

REPERTORIUM

Naar verwachting is de zesde editie
van het Repertorium Diergeneesmid-
delen begin juni leverbaar. In deze edi-
tie zijn alle diergeneesmiddelen opge-
nomen die door de FIDIN-leden in
Nederland worden aangeboden.

Naast het Repertorium wordt ook een
boekje met wachttijdadviezen (WTA)
uitgegeven. Dit zijn de wachttijden,
zoals vermeld bij de produkten in het
Repertorium.

De praktici worden in de eerste helft
van april persoonlijk geïnformeerd
over de uitvoering, de wijze van be-
stellen en de prijs.

AFSCHEIDS-
COLLEGE
PROF. VAN
LOGTESTIJN

Prof. dr. J. G. van Logtestijn
neemt eind juni 1994 afscheid van
de Universiteit Utrecht en de
Vakgroep Voedingsmiddelen van
Dierlijke Oorsprong (VVDO).
Hij heeft bijna 25 jaar leiding ge-
geven aan zijn vakgroep. Op
maandag 9 mei houdt hij om
16.00 uur zijn officiële afscheids-
college in de Aula van het
Academiegebouw aan het Dom-
plein te Utrecht.

GELOOF HET
OF NIET...

Pennestretefi

In Nederlatui kijkt niemand meer op
van een in trés chique gestoken
dame, die parmantig paradeert met
aan het lijntje een volledig volgens
de laatste mode aangeklede poedel,
gehuld in een keurig vestje (Schotse
ruit) tnet bijpassend strikje. Zulke
poedeltjes doen niet hun behoeften,
maar ontlasten zich en voelen zich
volgens de betreffende eigenaren uit-
stekend thuis op tentoonstellingen,
waar ze ter meerdere glorie van hun
haasjes, hun beste pootje trachten
voor zetten. De per.sonificatie van de
hond heeft zich inmiddels ook op an-
derefronten ingezet.

De Seniorenclub in Wassenaar (let
wel: een tehuis voor bejaarde die-
ren!) gebruikt al sinds enkele maan-
den de zogenaamde hondenwater-
mand. Wa.ssenaar is niet in de laatste
plaats bekend vanwege het uiterlijke
woonvertoon. Dat het bejaarde dier
er een eigen woonoord-op-stand
heeft gevonden, wekt dan ook geen
verbazing.

De hondenwatermand is ovetge-
waaid uit -hoe kan het ook ander.s-
Amerika om pardoes neer te strijken
op het glooiende gazon van de
Wassenaar.^ seniorenclub. vlak
naast het prieeltje, waar enkele
hoogbejaarde poedels zich tegoed
doen aan een smakelijk biefstukje
(medium). Na deze voortreffelijke
maaltijd, strekken deze viervoeters
zich voor het middagdutje, even uit
op de hondenwatermand. \'Want\', zo
staat er in een persbericht van H^O-
Trading te lezen, die verantwoorde-
lijk was voor dat luchttransport, \'de
bezitters van een hondenwatermand
zeggen dat hun dier het kennelijk
heerlijk vindt, want ze liggen er veel
en lang op\'. Het wachten is nu nog op
door zo\'n Westenwind aangevoerde
.speciale rolschaatsjes, waarop de
hond. voortgetrokken door baas of
bazin, zich helemaal niet meer druk
hoeft te maken om een teveel aan li-
chaamsbeweging. of misschien op de
nauwelijks zichtbare incontinentie-
slip met piasgootje.

-ocr page 254-

Dit wordt gezien als een positieve ont-
wikkeling omdat het een bewijs is dat
de branche haar maatschappelijke ver-
antwoordelijkheid op dit terrein heeft
ingezien en verwoord.

In toenemende mate is het adverterend
bedrijfsleven in Nederland actief op
het gebied van zogenaamde zelfregu-
lering. In het kader van zelfregulering
heeft de FlDlN reeds in 1988 de Code
Aanprijzing Veterinaire Produkten
aangenomen. Deze Code is in 1993
aangepast aan de huidige maatschap-
pelijke nonnen, waarbij tevens de
Europese \'Code of Practice\' van FE-
DESA is geïmplementeerd.

De FlDlN heeft gemeend door het sa-
men met de veterinaire beroepsgroep
instellen van een speciale Commissie,
de CAVP, een breder draagvlak en uit-
straling van de Code te bewerkstelli-
gen. De doelstelling van de CAVP is,
naar aanleiding van klachten of op ver-
zoek, aanprijzingen van veterinaire
produkten te toetsen aan de Code.
Indien de Commissie van mening is
dat een aanprijzing in strijd is met de
Code kan zij een aanbeveling doen.

IMPACT

Verwacht mag worden dat de Code
binnen de kleine branche van fabrikan-
ten en importeurs van diergeneesmid-
delen een maximale zelfregulerende
impact zal hebben en dat het werk van
dc controlerende Commissie zichzelf
overbodig zal maken. Juist dan zal het
doel van de Code bereikt worden, na-
melijk een eigen vrijwillige normering
op het gebied van aanprijzing van ve-
terinaire produkten.
De Commissie bestaat uit drie leden te
weten:

EFFECTIEF TOEZICHT OP DE AAN-
PRIJZING VAN DIERGENEESMIDDELEN

Dc vereniging van Fabrilvanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen in
Nederland, de FIDIN, en de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde,
hebben ingestemd met de instelling van de Commissie
Aanprijzing Veterinaire Produkten, de CAVP. Deze Commissie zal toezien op
de Code voor de Aanprijzing van Veterinaire Produkten.

een onafhankelijke voorzitter zijnde
eenjurist;

een lid te benoemen door de FlDlN;
een lid te benoemen door de KNMvD.

VERTEGENWOORDIGERS
Voorts wordt de Commissie onder-
steund door twee vertegenwoordigers
van de secretariaten van de FIDIN re-
spectievelijk de KNMvD. Deze leden
hebben een adviserende stem.
Als voorzitter van de CAVP is be-
noemd mr. G. J. Ribbink te Amster-
dam. Mr. Ribbink is lid van het
College van Beroep van de Reclame
Code Commissie.

Het secretariaat van de CAVP is ge-
vestigd aan de Julianalaan 8-10, 3581
NT te Utrecht.

De Code Aanprijzing Veterinaire
Produkten wordt uitgegeven door de
FIDIN cn is opvraagbaar bij het secre-
tariaat van de FIDIN, postbus 123,
3850 AC Ennelo, tel. 03417-51703,
fax 03417-51881.

Wat is UW diagnose?

KLINISCHE GEGEVENS

Op uw spreekuur wordt een drie maanden oude Duitse herder-pup
aangeboden met een sinds twee dagen bestaande pijnlijk gezwollen
snuit. De gehele snuit en in mindere mate de oogleden blijken fors ge-
zwollen en ontstoken te zijn (zie afbeelding). De problemen gaan ge-
paard met sloomheid en een slechte eetlust. Bij het algemeen klinisch
onderzoek zijn de regionale lymfeknopen fors gezwollen. De lichaams-
temperatuur bedraagt 39,8°C. Volgens de eigenaar nemen de proble-
men nog steeds in ernst toe. De nestgenoten vertonen geen afwijkingen.

DUITSE HERDER-PUP

WORKSHOP DER-
MATOLOGIE BIJ
KATTEN

De European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) organiseert een
driedaagse workshop voor haar leden
cn voor gezelschapsdierenpraktici. De
workshop bestaat uit lezingen, een
wet-lab en presentatie van patiënten.
Er wordt Engels gesproken.
De onderwerpen zijn:

- cytologie, histologie en immunolo-
gische technieken in de dermatolo-
gie,

- diagnostiek van de kat met pruritis,

- gebruik en misbruik van corticoste-
roïden,

- endocriene ziekten,

- dermatofytose,

- zeldzame huidaandoeningen en

- atopic.

-ocr page 255-

I-V"! I It

li

Deze onderwerpen worden toegelicht
door dr. V. Fadok (USA), dr. K.
Thoday (UK), dr. T. Willemse (NL),
dr. B. Belshaw (NL), dr. E. Teske (NL)
en dr. J.P. Koeman (NL).
De workshop wordt gehouden in con-
ferentiecentrum Woudschoten te Zeist
(bij Utrecht). Er is een mogelijkheid
tot overnachten.

Voor meer informatie: organisatie
ESVD Workshop on Feline Dermato-
logy, dr. M.A. Wisselink, drs. M.W.
Vroom en drs. P.J. Roosje, Yalelaan 8,
postbus 80154, 3508 TD Utrecht, fax
030-518126.

PLOTSELINGE
FERTILITEITS-
PROBLEMEN

BIJEENKOMST WDO

De \\akgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong (VVDO) van de
Faculteit Diergeneeskunde organiseert woensdag 13 april in het
Hoofdgebouw Diergeneeskunde een themamiddag over \'Doorbreken van
bacteriologische kringlopen in de vleesproduktie\'.

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer Prof.
dr. A. de Kruif (Faculteit Dierge-
neeskunde, Universiteit Gent) be-
reid om voor de lezers een antwoord
te formuleren.

Tevens worden deze dag de procee-
dings verstrekt.

Het doel van deze bijeenkomst is een
overzicht te geven van de resultaten
van onderzoek. Verschillende entero-
pathogenen, zoals
salmonella, listeria
en Campylobacter komen deze middag
aan de orde.

Onder leiding van profdr. J.G. van
Logtestijn worden deze onderwerpen
breedvoerig belicht door achtereenvol-
gens dr. J.M.A. Snijders, ir. A.M.G.

Ook dit jaar wordt op de dag vooraf-
gaand aan het BSAVA-congres (7 april
1994) een Walthamsymposium geor-
ganiseerd. in samenwerking met de
European Society of Comparative
Gastroenterology (ESGCG). Het on-
derwerp is Diagnosis and Management
of Intestinal Disease in Dogs and Cats.

Het programma bevat de volgende on-
derdelen:

- The nomial handling of diet, are all
dogs created equal? (J. Zentek,
Hannover)

- Enteric bacteria, friend or foe? (R.
Batt, Londen)

- Food associated intestinal damage,
lessons from man (M. Marsh,
Manchester)

- New developments in dietary ma-
nagement of intestinal disease (W.G.
Guilford, New Zealand)

- Detecting damage, imaging or ima-
gination? (C. Lamb, Londen)

- Repairing damage, the cutting edge
of gastroenterology surgery (R.
Bright, Tenessee).

van den Elzen, drs. B.R. Berends, dr.
H.A.P. Uriings en drs. M.J.B.M.
Weijtens. De middag begint om één
uur en wordt om even na vij f uur beslo-
ten met een informeel gedeelte.

Belangstellenden die deze bijeen-
komst willen bijwonen dienen ƒ 75,-
over te maken op rekeningnummer
394572343 ten name van VVDO
Utrecht, onder vcnnclding van
\'Bacteriologische kringlopen\'.

ESCG/WALTHAM SYMPOSIUM

Het symposium vindt plaats in Hall 5,
ICC, Bimiingham. Congresdcclne-
mers kunnen het Waltham Symposium
kosteloos bijwonen. Lunch cn koflle
worden aangeboden door Waltham.
Voor meer informatie cn registratie
(het aantal deelnemers is beperkt):
Waltham Veterinary Service, Margriet
Bos, postbus 81,5460 AB Veghcl, tel.
04130-83333, fax 40229.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
.\\an het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

VRAAG

Welke scrologisch en/of biochemisch
bloedonderzoek is zinvol te laten ver-
richten op melkveebedrijven met plot-
seling optredende fertiliteitsproble-
men in de vorm van drie- en zesweekse
terugkomers? Campylobactcriosis en
Trichomoniasis, alsmede een slechte
oestrus-detectie zijn uitgesloten.

ANTWOORD

Als het drachtigheidspercentage op
een melkveebedrijf plotseling sterk
daalt, dan komen de volgende oorza-
ken in aanmerking:

\\.De kwaliteit van het sperma. Dit is,
zeker bij een plotselinge daling van
het drachtigheidspercentage op be-
drijven waar natuurlijke dekking
plaats vindt de belangrijkste factor.
Klinisch onderzoek van het ge-
slachtsapparaat en onderzoek van
het sperma zijn noodzakelijk voor dc
diagnose.

Op bedrijven waar doe-het-zclf-Kl
wordt toegepast kan soms de sper-
niakwaliteit plotseling achteruitgaan
omdat bijvoorbeeld \'de stikstof een
keer op is geweest\' of iets dergelijks.

2. Het toeval. Deze factor wordt te
vaak vergeten. Het is zeer goed mo-
gelijk dat als er tien koeien worden
geïnsemineerd er negen drachtig
zijn, eveneens is het zeer goed mo-
gelijk dat er van de volgende tien
geïnsemineerde koeien er negen te-
rugkomen. Zelfs op bedrijven van
50 koeien spelen toevalsfactoren
nog een grote rol. Het is daarom ui-
termate belangrijk terdege met deze
factor rekening te houden en niet af
te gaan op gegevens van tien of twin-

-ocr page 256-

tig i<oeien, maar bij de beoordeling
van de fertiliteit op een bedrijf min-
stens uit te gaan van zestig a zevetig
koeien. Vaak blijkt een plotselinge
daling van het drachtigheidspercen-
tage betrekking te hebben op een
kleine groep koeien in een bepaalde
periode, waardoor de veehouder in
paniek raakt en zijn dierenarts de si-
tuatie erger voorstelt dan dat ze in
werkelijkheid is.

h.Een plotselinge verslechtering van
de inseminatietechniek.
Hiermee
dient vooral rekening te worden ge-
houden op bedrijven waar doe het
zelf KI word toegepast.

A.Infecties. De vraagsteller sluit en-
kele infecties zelf uit. Blijven nog
over infecties met het BVD-virus,
clamydia\'s. Mycoplasma\'s, BHV4,
IPV en misschien enkele zelden
voorkomende virussen.

DRUPPELTJES
IN DE NEK

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie mevrouw drs.
P..J. Roosje (Vakgroep Geneeskunde
van Gezelschap.sdieren) bereid om
voor de lezers een antwoord te for-
muleren.

VRAAG

Onder de vele vlooienbestrijdingsmid-
delen nemen de zogenaamde \'druppel-
tjes in de nek\' (Tiguvon spot on) een
belangrijke plaats in bij hond en kat. Is
dit echter wel zo\'n goed middel bij de
voor vlooien allergische dieren?
Immers, om het middel binnen te krij-
gen zal de vlo toch eerst een bloed-
maaltijd moeten nuttigen, waardoor
het dier toch nog in contact komt met
het vlooienspeeksel. Is er een beter al-
ternatief.\'

ANTWOORD

Indien \'druppels in de nek\' (Tigu-
von®) gebruikt worden als anti-ecto-
parasiticum zal een vlo inderdaad een
bloedmaaltijd moeten nuttigen voor-
dat deze gedood wordt. Wanneer de
vlo de huid doorboort en zich vervol-
gens voedt met bloed wordt er tegelij-
kertijd speeksel van de vlo in de huid
geïnjecteerd, waarin anticoagulantia,
anesthetica en stoffen met antigene ei-

«nVllriil

Globaal kan worden gesteld dat deze
infecties een betrekkelijk geringe rol
spelen bij fertiliteitsstoornissen,
waarbij in veel gevallen niet precies
bekend is wat de betekenis ervan is
bij het drachtig worden.
Het is vrijwel zeker dat als op een
bedrijf de koeien geïnsemineerd
worden met sperma van verschil-
lende stieren, dat afkomstig is van
een erkend KI-station, men deze in-
fecties \'wel kan vergeten\' als oor-
zaak van het plotseling optreden van
fertiliteitsstoornissen. Op bedrijven
met natuurlijke dekking kan als het
sperma besmet is met één of andere
kiem of virus (bijvoorbeeld BVD-
virus) wel een plotselinge verslech-
tering van de fertiliteit optreden,
maar meestal is dat van korte duur.

5.Andere oorzaken. Dit betreft een
vergaarbak van allerlei factoren die
heel misschien of ooit wel eens een

genschappen. Dieren met een vlooien-
allergie zullen als reactie op het aan-
bieden van deze antigenen vooral met
een type 1 of ook wel met een type IV
overgevoeligheidsreactie reageren.
Deze reacties leiden tot het ontstaan
van heftige jeukklachten en huidver-
anderingen. Hieruit mag blijken dat bij
dieren met een vlooienallergie het be-
langrijkste doel is contacten met
vlooien zoveel mogelijk te voorko-
men. Bij deze dieren moet dan ook een
uitgebreid vlooienbestrijdingspro-
gramma toegepast worden dat zich
dient te richten op:

1.het dier met de vlooienallergie
(hond/kat);

2.contactdieren (hond/kat) en

3. de omgeving (huis, auto, garage)

Honden

- De voorkeur gaat uit naar anti-ecto-
parasitaire middelen die een residu
achterlaten zoals bijvoorbeeld een
permethrin bevattende spray
(Defendog "); 1 keer per 4 - 6 weken
toegediend of een pour-on produkt
dat pennethrin bevat (Pulvex spot
on®).

- De genoemde adulticide middelen
kunnen gecombineerd worden met
een orale groeiremmer Lufenuron
(Program®). Dit middel wordt vol-
gens de bijsluiter toegediend.

Katten

- De bij de hond genoemde anti-ecto-
fertiliteitsstoomis zouden kunnen
geven. Te denken valt aan ernstige
voedingsfouten, zoals ernstige defi-
ciënties, oestrogenen in het voeder,
erfelijke aandoeningen (bijvoor-
beeld toevallig veel witte vaarzen-
ziekte) en intoxicaties.

Het bovenstaande overziende kan niet
anders worden geconcludeerd dan dat
serologisch en/of biochemisch bloed-
onderzoek van weinig of geen waarde
is. Serologisch onderzoek is pas bewij-
zend als er zowel een duidelijke titer-
stijging als een oorzakelijk verband
aangetoond kan worden tussen de be-
treffende infectie en het niet drachtig
worden.

Ook van biochemisch onderzoek valt
niets te verwachten, omdat er bij even-
tuele afwijkingen vrijwel nooit sprake
is van een verband met plotselinge op-
tredende fertiliteitsstoornissen.

parasitica die een residu achterlaten
kunnen bij de kat niet gebruikt wor-
den. Daarom kan voor de kat een
permethrin bevattend poeder
(Pulvex®) 1-2 X per week gebruikt
worden in combinatie met een van
de volgende middelen: Tiguvon® of
Bolfo" lx per 3 weken toegediend
of Cyflee® tabletten volgens de bij-
sluiter toegediend.
De combinatie van poeder en één
van de genoemde middelen is moge-
lijk omdat de pyrethroïden een ander
werkingsmechanisme hebben dan
de genoemde organische fosforver-
bindingen (Tiguvon®, Bolfo®,
Cyflee

- De bovenstaande middelen kunnen
ook bij dc kat gecombineerd worden
met de orale groeiremmer
Lufenuron (Program®), als suspen-
sie toe te dienen volgens de bijslui-
ter.

Huis

Door regelmatig in huis goed te stof-
zuigen wordt vooral de voedselbron
van de larvale stadia, die zich in huis
bevindt weggenomen. Daarnaast 1
keer per 2 maanden het huis en andere
plaatsen waar de hond of kat zich veel
bevindt insprayen met een spray die
naast een adulticide middel ook een
groeiremmer bevat (Methopreen),
bijv. Siphotrol®. Het is belangrijk dat
voor het gebruik van de spray gestof-
zuigd wordt en eventueel gedweild en
dat na gebruik van de spray dit gedu-

-ocr page 257-

rende enkele dagen niet gedaan wordt.
Vooral tapijten, naden en kieren die-
nen goed gesprayd te worden.

Richtlijn

Het bovengenoemde schema is een
richtlijn voor dieren met een vlooien-
allergie. Bij dieren waar sprake is van
een pulicosis zonder vlooienallergie
zijn ook andere bestrijdingsprotocol-
len mogelijk. Een goed vlooienbestrij-
dingsprogramma dient aangepast te
worden aan de drie eerder genoemde
punten en de levensomstandigheden
van het dier. In dit schema nemen de
genoemde groeiremmers zoals Metho-
preen en Lufenuron een belangrijke
plaats in. Dit omdat deze middelen
zeer specifiek werkzaam zijn tegen de
larvale stadia van de vlo en dus ook
zeer effectief zijn om infestatie van de
omgeving te bestrijden. Daamaast
kunnen deze groeiremmers goed ge-
combineerd worden met andere anti-
ectoparasitaire middelen vanwege hun
specifieke werking en zeer lage zoog-
dier toxiciteit.

Kans

Als laatste punt mag natuurlijk niet
vergeten worden dat juist bij dieren
met een vlooienallergie de preventie
van vlooien altijd gecontinueerd moet
worden, ook wanneer deze niet zicht-
baar zijn op het dier.

Ondanks een dergelijke aanpak blijft
de kans op recidieven aanwezig, om-
dat toch contacten met vlooien blijven
plaatsvinden. Voor deze dieren rest
niets anders dan corticosteroïden op
effect, alternerend en in afdalende do-
sering toe te passen.

Hyposensibilisatie bij honden met een
vlooienallergie is nauwelijks een alter-
natief, omdat deze behandeling bij de
vlooienallergie slechts in ongeveer
20% van de gevallen succesvol is.

LITERATUUR

1. Muller GH. Kirk RW. and Scott DW. Small
animal dermatology 4th ed. Philadelphia:
Saunders Co. 1989:482-90.

2. Dryden M. Fleas: fleas biology and control.
Proceedings AAVD & ACVD meeting. San
Diego 1993: 75-86.

3. Willemse T. A double blind study on the ef-
fect of an insect growth regulator on fleas of
dogs and cats. Proceedings 2nd World
Congress of Veterinary Dermatology,
Montréal 1992:60.

4. Trudeau WL, Femandez-Caldas E, Fox RW.
et al. Allergenicity of the cat flea
(Ctenocephalides felis felis). Clin and Exp
Allergy 1993;23:377-83.

■■Ii«

Wat was yw diagnose?

1. Differentieel diagnoses

- Demodicosis.

- Drug eruptions: readies op toege-
diende medicamenten zoals antibi-
otica, vaccinaties of wormmidde-
len.

- Urticaria: oedemateuze zwellingen
na bijvoorbeeld contacten met plan-
ten of insekten..

- Acne.

- Nasale Pyodermie.

- Juveniele cellulitis.

2. Nader onderzoek

Als de anamnese geen informatie ople-
vert in de richting van drug eruptions
of andere uitwendige invloeden is het
volgende onderzoek geïndiceerd:

- microscopisch onderzoek van
meerdere diepe huidafkrabsels;

- een bacteriologisch onderzoek met
een antibiogram van de huidlaesies;

- histologisch onderzoek van meer-
dere huidbioptcn.

Resultaten

- Microscopisch onderzoek van huid-
afkrabsels levert niets op.

- Bacteriologisch onderzoek levert
groei van
Staphylococcus interme-
dius
op.

- Histologisch onderzoek levert een
diffuse demiatitis op in de dermis
en epidermis, bestaande uit neutro-
ficlc en mononucleaire cellen.

3. De meest waarschijnlijke diag-
nose

Op basis van bovenstaande gegevens
is de meest waarschijnlijke diagnose:
Juveniele cellulitis.

Discussie

Juveniele cellulitis is een aandoening
die enkele jaren geleden nog be-
schouwd werd als een pyodermie.
Tegenwoordig denkt men dat de
Pa-
thogenese berust op een immuniteits-
stoomis. Sommige auteurs denken aan
een overgevoeligheidsreactie, terwijl
anderen menen dat hier sprake is van
een immuundeficiëntie.
Juveniele cel-
lulitis
wordt gezien bij jonge honden
tot de leeftijd van ongeveer een half
jaar, waarbij de lokalisatie van de
huid- en slijmvlieslaesies op de snuit,
lippen, oogleden en oorschelpen zeer
karakteristiek is. Op deze plaatsen is
sprake van een pijnlijke zwelling,
haaruitval en diepe ontsteking die ge-
paard gaat met erosies, korstvonning,
fistels en het vrijkomen van sereus tot
hemopurulent vocht. De regionale
lymfeknopen zijn fors gezwollen en
kunnen zelfs abcederen. Eventueel is
uitbreiding naar de anus of preputium
mogelijk. Predisponerende factoren
voor het aanslaan van deze aandoening
zijn: een deficiënte voeding, een
slechte hygiëne of endoparasieten.
Als er geen aanwijzingen zijn voor re-
cent toegediende medicamenten of
contacten met planten e.d, is een be-
langrijke differentiaal diagnose demo-
dicosis. Microscopisch onderzoek van
meerdere diepe huidafkrabsels is dan
ook geïndiceerd.

mum

Het bacteriologisch onderzoek is geïn-
diceerd in verband met de in te stellen
therapie. Overigens is de bacterie-
kweek soms negatief, of levert een a-
pathogene kiem op: een illustratie van
de gedachte dat bacteriën in de
Patho-
genese waarschijnlijk geen primaire
rol spelen.

Acne en nasale pyderinie kunnen kli-
nisch enige verwarring geven, of-
schoon de lokalisatie van de laesies bij
deze aandoeningen meestal beperkt
blijft tot respectievelijk de kin en de
neusrug.

De therapie van Juveniele cellulitis be-
staat uit de gecombineerde toediening
van antibiotica (minimaal drie weken)
en corticosteroïden op effect. Het toe-
dienen van alleen antibiotica blijkt in
de meeste gevallen onvoldoende ver-
betering op te leveren. Het zal duide-
lijk zijn dat het gebruik van bijvoor-
beeld Prednison bij hondjes van deze
leeftijd slechts met de nodige terug-
houdendheid en in de laagst mogelijke
dosering dient te geschieden. Daar-
naast kan een ondersteunende topicale
behandeling gegeven worden met bij-
voorbeeld antiseptische shampoo\'s.
Over het algemeen is de prognose
goed: als restverschijnsel ziet men
soms littekenvonning ten gevolge van
destructie van haarfollikels.

LITERATUUR

- Muller GH. Kirk RW. and Scott DW. Small
Animal Dermatology, vierde editie, Saunders
Co., Philadelphia, 1989, 840-1.

- While SD, Rosyehuk RAW, Stewart LJ, Cape
L, and Hughes BJ. Juvenile celllulitis in dogs;
15 cases (1979-1988). J Am Vet Med Assoc
1989; 195: 1609-11.

Correspondentie te richten aan: Dr. M.A.
Wisselink. Universteitskliniek voor
Gezelschapsdieren. Yalelaan 8. Postbus 80154,
3508 TD Utrecht.

-ocr page 258-

Colibacillose veroorzaakt bij slacht-
kuikens groeivertraging, slechte voe-
derconversie, verminderde slachtkwa-
liteit en verhoogde afkeuringspercen-
tages. Recent onderzoek toont aan dat
colibacillose effectief kan worden be-
handeld met neomycine.
Daartoe brengt Upjohn Biosol® op de
markt. Het middel kan zowel via het
voer als door het drinkwater worden
toegediend. Voor inlichtingen: Ujohn-
Benelux, D. van Dellen, tel. 00-
3238909507.

COLIBACILLOSE

Fl I il

jh^yy

PRODUKTGROEP
ENZYMEN

Hoechst Veterinär GMBH (Wiesba-
den) en Solvay SA (Brussel) zullen sa-
menwerken in de produktgroep enzy-
men. Doel van deze samenwerking is
de technologische kennis van Solvay
te combineren met de sterke marktpo-
sitie van Hoechst Veterinär op de
markt van veevoederadditieven.

In de loop van 1994 kunnen de eerste
produkten voor pluimvee en varkens
verwacht worden. Beide ondememin-
gen verwachten een aanhoudende
groei van het gebruik van enzymen die
speciaal voor toepassing in veevoeder
zijn ontwikkeld.

ABL620

Radiometer introduceert de ABL620:
pH-bloedgassen, CO-oximetrie en el-
ectrolyten in één systeem. Het systeem
meet de parameters pH, pC02, p02,
tHb, SO2,02Hb, COHb, MetHb, RHb,
K , Na^, Ca^"^, Cl" en geeft ook bere-
kende parameters.

Onderdeel van dit systeem is de
EMLIOO, een nieuw type electrolyt-
analyzer. Deze is ook apart te koop en
meet in 53 seconden de hoeveelheid
electrolyten in vol bloed of verdunde
urine.

Voor aanvullende informatie: Radio-
meter Nederland BV, postbus 233,
2700 AE Zoetermeer, tel. 079-
614593, fax 079-614599.

PAARD

O

Embryo-transplantatie

Hinrichs K. Anim Reprod Sei 1993;
vol 33: 227-40.

De eerste embryo-transplantatie heeft
bij de merrie in 1972 plaats gevonden.
Sindsdien is de techniek slechts lang-
zaam vooruit gegaan.
Het percentage embryo\'s dat na uit-
spoelen (7 dagen na ovulatie) wordt te-
ruggevonden ligt bij jonge merries vrij
hoog (70%) maar is veel lager bij ou-
dere merries (30%). Embryo\'s afkom-
stig van oudere merries geven na trans-
plantatie een laag drachtigheids-
percentage (45%). De oorzaak van dit
verschijnsel is niet gelegen in het ute-
riene milieu, maar embryo\'s van ou-
dere merries blijken minder levens-
krachtig te zijn.

Receptormerries dienen jong te zijn en
moeten bij voorkeur ovuleren van één
dag voor de ovulatie van de donor tot
twee dagen daama. Als receptormer-
rie kan ook goed gebruik gemaakt
worden van met progesteron behan-
delde geovariëctomeerde merries. Een
groot probleem bij de merrie is het on-
voldoende reageren op superovulatie.
Van alles is geprobeerd: FSH, andere
gonadotrope hormonen, GnRH en im-
munisatie tegen inhibine, maar de re-
sultaten vallen tegen: gemiddeld twee
of drie ovulaties.

Referaten

Paarde-embryo\'s kunnen net zoals
runderembryo\'s ook in tweeën worden
gesneden, maar de drachtigheidsper-
centages zijn laag. Het invriezen van
embryo\'s leidt eveneens tot hoge ver-
liezen. De embryo\'s kunnen wel 24
uur bij 4 C worden bewaard.
In het laatste gedeelte van het artikel
wordt de oöcyten transfer besproken.
Hierbij worden via slachthuisovaria of
via ovum pick up verkregen oocyten in
grote follikels gebracht van receptor-
merries. Zeven dagen na inseminatie
en ovulatie kunnen dan verscheidene
embryo\'s worden uitgespoeld. Deze
techniek staat echter nog in de kinder-
schoenen.

A. de Kruif

KIP

Effect van salinomycine op im-
muunrespons na NCD-vaccinatie

The effect of salinomycin on the im-
mune response of chicks.
M.A. Shalaby, A.A. El-Sanousi, M.M.
Yehia, A. Naser, and l.M. Reda. 1993;
100: 182-5.

Dit onderzoek was bedoeld om het ef-
fect vast te stellen van een anticocci-
diosemiddel (salinomycine) op de im-
muunrespons van de kip na een
Newcastle Disease (NCD)-vaccinatie.
Tweehonderd eendagskuikens werden
in vier gelijke groepen ingedeeld.
Groep 1 en 11 van 1 tot 49 dagen leeftijd
kregen respectievelijk 60 en 120 ppm
salinomycine in het voer.

Groep 111 kreeg geen salinomycine in
het voer. Groep I, 11 en 111 werden op
21 dagen leeftijd gevaccineerd tegen
NCD. Groep IV kreeg geen salinomy-
cine en geen NCD-vaccinatie. Elke
week werd van alle dieren bloed getapt
en antistoffen bepaald (HAR, NCD).
De titers van groep 1 en 111 hadden een
vergelijkbaar verloop in hoogte en tijd.
Groep II bleek sterk achter vanaf drie
weken leeftijd en op zeven weken leef-
tijd waren geen antistoffen meer aan-
toonbaar. Een velogene NCD-stam
werd gebruikt in een challenge experi-
ment (tijdstip van challenge werd niet
vermeld, Ref): dit gaf bij groep II een
beschermingsgraad van slechts 27%,
vergeleken met 86% bij de groep I, en
14% bij groep IV. Bovendien bleek dat
er bij groep II een significante daling
was van het totaal aantal leucocyten
vanaf drie weken leeftijd, ten opzichte
van groep I.

Bursa-gewichten (geen bursa-body-
weight ratio\'s, ref) waren op zeven
weken het laagst voor groep II. Een
lymfocytenstimulatietest, om na te
gaan wat het effect van salinomycine
is met betrekking tot de mitogene res-
pons van lymfocyten, gaf aan dat
groep II over de gehele periode laag
scoorde. Groep I gaf op vier en zes we-
ken leeftijd ook een verlaagde activi-
teit te zien.

In zijn algemeenheid werd alleen bij
120 ppm salinomycine, zowel ten aan-
zien van de humorale, als de cellulaire
immuniteit, duidelijk negatieve effec-
ten vastgesteld. De resultaten uit de
NCD challenge-test onderschrijven
dat.

P. van Beek

-ocr page 259-

Een vergelijking van hechtmaterialen
en hechtmethodcn toegepast bij de
ventrale médiane laparotomie bij het
paard. W.L.M. Winkelmolen; SR243/
93: 32 pp.

Aan de hand van een literatuurstudie
wordt in dit referaat ingegaan op:

a. de operatietechniek;

b. hechttechniek vandelibeaalba;

c. structuur en resorbeerbaarheid van
het hechtmateriaal.

De voor- en nadelen worden bespro-
ken waarbij punten als kwaliteit van de
wondgenezing, treksterkte beïnvloed
door hechtmethode en hechtmateriaal,
wondinfecties, dehiscenties (wijken
wondranden), het ontstaan van her-
nia\'s etc. ter discussie staan.
Alle operatietechnieken, hechttechnie-
ken en hechtmaterialen hebben voor-
en nadelen zodat definitieve conclu-
sies niet getrokken kunnen worden.

VERGELIJKING HECHTMATERIALEN EN
HECHTMETHODEN

■iff*

Opening van de buikholte in de ven-
trale mediaanlijn geniet de voorkeur;
hechting van het peritoneum lijkt niet
noodzakelijk; de \'far and near\'-hecht-
methode die een goede treksterkte aan
de wond geeft verdient aanbeveling al
is er een verhoogd risico van purulente
uitvloeiingen.

Dc eenvoudige doorlopende naad lijkt
steeds meer gebruikt te worden. De
verhouding draadlengte/wondlengte is
belangrijk. Deze moet ongeveer 4:1
bedragen met een rek van 30%.
Het gebruik van catgut en chroomcat-
gut wordt ontraden als resorbeerbaar
hechtmateriaal. Beter voldoen de mul-
tifilamente hechtdraden Vicryl (poly-
glactin 910) en Dexon (polyglycol-
zuur) al hebben deze draden na
toepassing aanleiding gegeven tot het
ontstaan van wondinfecties.

Een dikke hechtdraad of het dubbel ne-
men van de hechtdraad om dehiscentie
tegen te gaan is van weinig betekenis
mits men kan beschikken over dun
hechtmateriaal van voldoende trek-
sterkte. Bij het gebruik van dun hecht-
materiaal is de kans op het optreden
van wondinfecties kleiner.

Gewezen wordt op de correcte plaat-
sing van de hechtingen (1 cm van el-
kaar en 1 cm uit de wondrand).

Leukasen der Wiederkäuer. Wolfgang
Wiitmann. Gustav Fisher Verlag Jena.
1993.

Onder deze titel heeft de auicur een
zeer volledig literatuuroverzicht ge-
schreven. Het boek is samengesteld
met medewerking van diverse andere
wetenschappers, maar Wittmann is de
penvoerende auteur.
Het boek omvat 259 pagina\'s en is on-
derverdeeld in vier delen. Het eerste
deel omvat 216 bladzijden en be-
schrijft alle aspecten van leukose van
het rund. Het eerste hoofdstuk be-
schrijft uitgebreid de historie van leu-
kose bij het rund, inclusief alle veron-
derstellingen die in het verleden
opgang hebben gedaan omtrent oor-
zaak en verspreiding van de ziekte. Het
is interessante infonnatie waamiec
vreemde gedachten-kronkels die in het
verleden opgang hebben gedaan over
leukose en de pogingen tot bestrijden
worden vastgelegd.
Daama geeft de auteur de stand van za-
ken van de huidige kennis weer; de li-
teratuur is bijgewerkt tot en met 1991.

LEUKOSEN BIJ
HERKAUWERS

Beschrijvingen van het virus, van de
epidemiologie, de immunologie, de
kliniek, de pathologie, de diagnostiek
inclusief de laboratoriumdiagnostiek
en van de bestrijding worden uitge-
breid behandeld.

In dc laatste 30 bladzijden bespreekt
de auteur dc sporadische runderleu-
kose, en leukosen bij schapen cn gei-
ten. In het laatste hoofdstuk wordt het
runder immunodeficiëntie virus be-
sproken.

Het is al met al een leuk naslagwerk
voor de gespecialiseerde dierenarts die
veel met runderleukose van doen
heeft. Voor de gemiddelde prakticus is
de informatie te overdadig.

G.H. Wentink

BIOLOGISCHE
TECHNIEKEN BIJ
LANDBOUWHUIS-
DIEREN

Emhnotransfer und assoziierte Bio-
technieken bei landwirtschaftliche
Nutztieren. Heiner Niemann und Burk-
hard Meinecke. Ferdinand Enke
Verlag Stuttgart. 1993: 158.

Een zeer lezenswaardig geheel dat de
verschillende onderdelen van de mo-
derne technieken op het gebied van de
embryotransplantatie behandelt ver-
scheen van de hand van de hoogleraren
Niemann uit het veeteeltinstituut in
Mariënsee en Meinecke van de
Faculteit in Hannover. In zo\'n 150 pa-
gina\'s wordt op zeer deskundige wijze
de diverse aspecten, geïllustreerd door
duidelijke schema\'s, besproken.
Aan het eind zijn kleurenfoto\'s over de
alledaagse ET-technick met het desbe-
treffende instrumentarium toege-
voegd.

De bedoeling van deze publikatie is
om het hiaat van gedrukte kennis te
overbruggen dat nog al eens ontstaat
tussen de snelle wetenschappelijke en
praktische ontwikkelingen en het ver-
schijnen van een handboek.
Men kan vaststellen dat men daar al-
leszins in is geslaagd.

Literatuur, soms tot in 1992, wordt bij
elk hoofdstuk uitvoerig aangehaald .
Deze hoofdstukken gaan over de tech-
nieken van de ET, dc invricstechnie-
ken van eicellen en embryo\'s, de tech-
nieken van het maken van identieke
tweelingen, chimaeren, hybriden en
mozaïeken, geslachtsbepalingen, klo-
nen en de genetische manipulatie.
De verschillende landbouwhuisdieren
passeren daarbij de revue.
Tevens is er nog een hoofdstuk over
wettelijke en ethische aspecten.
Dit is zonder meer een boekje, zeker
voor een geïnteresseerde prakticus, om
aan te schaffen.

W. Svbesma

-ocr page 260-

K ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve
eeuw uitgegroeid tot de meest complete uni-
versiteit van Nederland: een rijkgescha-
keerde, internationaal georiënteerde instel-
ling van wetenschappelijk onderwijs en
onderzoek. De 14 faculteiten, 18 onder-
zoeksinstituten en S3 studierichtingen
bieden studenten en medewerkers boei-
ende mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en
de nadruk op kwaliteit bepalen de
aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne
technieken en op de toekomst gerichte
programma\'s dragen daaraan verder
bij. Met bijna 2^.000 studenten,
ruim
7.000 personeelsleden en een
jaaromzet van
700 miljoen gulden
vormt de universiteit de spil van het
Kenniscentrum Utrechl. lónuit deze
positie in Middai-Nederland
onderhoudt zij een gevarieerd con-
tactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoeksinstitu-
ten over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders
vermeld, richten aan de genoemde perso-
neelsdienst. Vergeet u niet het vacaturenum-
mer te vermelden. De universiteit streeft ernaar
dat vrouwen op alle niveaus even vanzelf-
sprel^end vertegenwoordigd zijn als mannen.
Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreeicbaar. Er is een regeling voor flexibel
zwangerschaps- en ouderschapsverlof; er zijn 95
plaatsen voor kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde

De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt in
Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiënten-
zorg en is geaccrediteerd bij de American & Canadian Veterinary Medial
Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Hoogleraar

in het vakgebied Kiinisciie Chemie der Grote
Huisdieren

U gaat werken bij de Vakgroep Inwendige Ziekten S Voeding der Grote
Huisdieren.

Uw taken bestaan uit het initiëren, verrichten en begeleiden van en leiding
geven aan pathobiochemisch onderzoek op het gebied van ziekten der grote
huisdieren, met speciale aandacht voor de vetstofwisseling; participatie in kli-
nisch chemisch onderzoek ten behoeve van begeleiding van nutsdierbedrijven;
overleg met klinici en voedingsdeskundigen over mogelijkheden voor labora-
toriumonderzoek en over verkregen laboratoriumgegevens ten behoeve van
onderzoek en patiëntenzorg; de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaam-
heden en voor de kwaliteit van de werkzaamheden van het klinisch chemische
laboratorium; het geven van onderwijs; het verrichten van bestuurlijke werk-
zaamheden.

Wij vragen een gepromoveerde (bio)chemicus, (medisch) bioloog of dierenarts
die: blijk heeft gegeven van onderzoekdeskundigheid op pathobiochemisch
gebied door publikaties van hoog gehalte; blijk heeft gegeven van deskundig-
heid op het gebied van de klinische chemie; beschikt over inzicht in de klinische
diagnostiek en ziektekunde der grote huisdieren, respectievelijk bereid is zich dit
inzicht te verwerven; bereid is samen te werken met medewerkers van ander
vakgebieden; beschikt over didactische kwaliteiten; bereid en in staat is tot het
functioneren in de universitaire bestuursstructuur; in staat is externe fondsen
voor onderzoek te verwerven; indien hij/zij geen Nederlands kent, bereid is zich
binnen redelijke termijn in deze taal te leren uitdrukken.
Wij bieden een aanstelling in vaste dienst. De omvang van de functie is 100%.
Uw salaris bedraagt maximaal f 11.580,- bruto per maand (hoogleraarschaal A
van het BBRA), bij volledige aanstelling.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact opnemen
met de heer prof.dr. J.E. van Dijk (voorzitter van de benoemingsadviescommis-
sie), telefoon (030) 53 43 64/ 53 43 03. De functie staat beschreven in een voor de
kandidaat beschikbare profielschets. Uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld van
curriculum vitae en lijst van publikaties, kunt u binnen vier weken vertrouwelijk
richten aan de decaan van de faculteit Diergeneeskunde, prof.dr H.W. de Vries,
p/a Bureau Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.
Degenen die de aandacht willen vestigen op naar hun mening geschik-
te kandidaten wordt gevraagd zich daartoe schrif-
telijk tot de decaan te wenden.
Vacaturenummer 70407.

-ocr page 261-

CORNELIS
MARINUS JACOB
BLOK

Op 13 januari 1994 is, zoals op de
aankondiging was vermeld, het aardse
leven voltooid van onze collega

Cornelis Marinas Jacob Blok, op de
leeftijd van ruim 64 jaar.
Kees werd geboren op 12 november
1929 in Almkerk, waar zijn vader bur-
gemeester was. Daar bezocht hij ook
de lagere school en was kind-aan-huis
bij een vriendje op de boerderij. Van
1942-1947 volgde Kees de HBS te
Gorinchem. In 1947 liet hij zich in-
schrijven aan de Faculteit Dierge-
neeskunde te Utrecht.
Na zijn afstuderen in 1954 vervulde hij
Vt\\\'eejaarz\'n tnilitaire dienstplicht.
In 1956 nam Kees de praktijk over van
collega Schuring in Oud Beijerland.
Op 31 juli 1956 trad hij in het huwelijk
met Phil Cordewener. Uit dit huwelijk
werden vier dochters en een zoon ge-
boren.

Later werd de praktijk uitgebreid met
de praktijk van collega van Beek uit
Numansdorp, daaruit groeide een
drukke gemengde eenmanspraktijk.
In die tijd hebben wij Kees leren ken-
nen als een serieuze, hard werkende
collega, waar we altijd een heroep op
konden doen. Dat werd door ons hij-
zonder gewaardeerd. Wij hadden alle
drie een eenmanspraktijk in de
Hoeksche Waard en hebben zo vele ja-
ren de weekends en de vakanties voor
elkaar waargenomen en hebben veel
steun aan elkaar gehad.
In 19H4 studeerde dochter Janneke af
en kwam Kees helpen, wat voor hem
wel hijzonder leuk was. Zo kon het
praktijkgedeelte in Numansdorp weer
nieuw leven worden ingeblazen en
kreeg Kees wat meer tijd voor zichzelf
Op maatschappelijk terrein heeft hij
zich jaren lang en met een groot en-
thousiasme ingezet voor het behoud
van de historische en landschappelijke
waarde van de Hoeksche Waard.
In mei 1992 deed Kees de praktijk over
aan collega Fennema. Op bijzondere
wijze nam hij in een overvolle zaal af-
scheid van zijn cliënten. Het was voor
Phil en Kees een hele verandering,
maar ze zaten nog vol plannen en had-
den veel hobby \'s.

Helaas werd hem niet veel tijd gege-
ven. Na ongeveer een halfjaar werd
zijn gezondheid zorgelijk.
Op dinsdag IH januari 1994 vond in de
Gereformeerde Kerk te Oud-Beijer-
land, onder grote belangstelling de af-
scheidsdienst plaats, waarna de be-
grafenis te Gies.\'ienhurg.
Wij wensen Phil en de kinderen veel
sterke toe om zonder hem verder te

gaan.

G. Va.ss
A. Rodenburg

GEVARIEERD PRO-
GRAMMA BIJEEN-
KOMST ASIEL-
DIERENARTSEN

Zoals in Het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 maart
jongstleden, reeds is aangekondigd
organiseren de Centrale Asielraad
van de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren en de
KNMvD op 27 april een bijeen-
komst voor asieldierenartsen in
Congrescentrum De Eenhoorn te
Amersfoort.

De bijeenkomst begint om 13.30 uur;
vanaf 13.00 uur ontvangst met koffie.
Tijdens deze bijeenkomst worden le-
zingen gehouden over uiteenlopende
onderwerpen:

- Diagnostiek en therapie van huid-
schimmelinfecties en antibioticum-
gebruik bij gezelschapsdieren, door
dr. D.J. Houwers;

- Omgaan met niesziekte, FIV en FIP
in dierenasielen, door drs. R.J.
Wirtz;

- Toelichting op de publikatie be-
treffende de taakomschrijving van
een dierenarts verbonden aan een
dierenasiel, door T.W. te Giffel en
drs. G.J. te Winkel.

Na de verschillende inleidingen is er
gelegenheid voor discussie en infor-
mele contacten.

Ook dierenartsen die op dit moment
niet direct betrokken zijn bij een asiel
zijn deze dag welkom.

Om inzicht te verkrijgen in het aantal
deelnemers worden belangstellenden
verzocht zich aan te melden voor deel-
name. Hier zijn geen kosten aan ver-
bonden. Aanmelding kan geschieden
bij het secretariaat van de KNMvD,
030-510111 (Marjoleine de Mol). Bij
het secretariaat kan men ook de be-
treffende publikatie opvragen.

PARTICIPATIE
VROUWELIJKE
DIERENARTS

In het Postiljon Motel te
Deventer vindt donderdag 28
april een discussie-avond
plaats over \'de participatie
van de vrouwelijke dieren-
arts in de diergeneeskundige
praktijk\'.

Deze avond wordt georgani-
seerd door de .Afdeling Gel-
derland, de .Afdeling Over-
ijssel en de regio Oost van de
vrouwelijke dierenartsen.
Ook zal gediscussieerd wor-
den over deeltijd-associaties,
een mogelijkheid die voor
mannen èn vrouwen van be-
lang is. Nadere informatie zal
binnenkort aan de leden wor-
den toegestuurd.

-ocr page 262-

SOLVAY

DUPHAR ANIMAL HEALTH BENELUX

Tijdens de zomermaanden wordt
het dertiende IPVS-congres geor-
ganiseerd in Bangicok, Thailand.
In samenwerking met de Groep
Geneeskunde van het Varken or-
ganiseert Solvay Duphareen reis.

Aansluitend op het congres is er
een rondreis, die de deelnemers
onder meer zal leiden langs de be-
roemde River Kwai, oude steden,
de grens met Laos, geïsoleerd le-
vende bergvolkeren en nog vele
andere indrukwekkende beziens-
waardigheden. Het aantal plaat-
sen is beperkt. Voor meer inlich-
tingen kan men zich wenden tot
Solvay Duphar Animal Health
Benelux, drs. E.J. Jedema of me-
vrouw J. Nijhuis, tel. 020-
5490887.

225

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

®

iin liii i i

IPVS-CONGRES
IN BANGKOK

Let op: voor een ieder die graag luistert
naar praktijkgerichte informatie in de
Nederlandse taal. De meeste voor-
drachten tijdens de Voorjaarsdagen
worden en werden in de Engelse taal
gepresenteerd.

Er zijn jarenlang simultaanvertalingen
verzorgd in het Duits en Frans. Van
deze simultaanvertalingen bleek wei-
nig gebruik te worden gemaakt en zijn
daarom in verband met de hoge kosten
uit het programma verdwenen.
\'Waarom ook geen voordrachten in
onze eigen taal?\' was een veel ge-
hoorde wens vanuit het Nederlandse
deelnemersveld.

In 1994 kan men volop genieten van
een goed programma in de
Nederlandse taal. Er is nu ook geko-
zen voor die Nederlandse dierenarts
die wil luisteren naar voordrachten in
zijn \'moers taal\': maar liefst vier se-
minars in het Nederlands. Er worden
praktische zaken behandeld die iedere
dierenarts aangaan.

Op de vrijdag is er een seminar gewijd
aan zoönosen van veterinair belang.
Aan de orde komen toxoplasma-infec-
ties, virale infecties met als bekendste
de rabies, kattekrabziekte, toxacara-in-
fecties en het larva migrans syndroom
bij de mens en toxacarose bij hond en
kat. Tenslotte wordt er een overzicht
gegeven van de belangrijkste zoöno-
sen in ons eigen land met speciale aan-
dacht voor de gezelschapsdieren.
Op de zaterdag kan men luisteren naar
inleiders uit eigen land die over vacci-
naties in de praktijk spreken. Hoe
wordt de effectiviteit van vaccins ge-
test en hoe koint men erbij dat het vac-
cineren van dieren riskant en niet ef-
fectief zou zijn? Hoe wordt het
vaccinatieschema vastgesteld met het
doel zowel het individuele dier als een
groep dieren te beschermen? Ook
komt de prakticus aan het woord over
marketing-technische aspecten van het
vaccineren in de praktijk: waardeert de
cliënt de rol van de dierenarts in de
vaccinatie van het huisdier wel? De
bedoeling is dat men na afloop van dit
seminar er het volgende spreekuur
weer vol tegen aan kunt gaan.
Natuurlijk is er op de zaterdag weer het
Dierenarts Assistenten Nascholings
programma - kortweg de DANS ge-
noemd - geheel in de Nederlandse taal.
Sinds enkele jaren is er ook op de zon-
dag een programma voor assistentes.
Dierenartsen zijn van harte welkom
om dit programma geheel of gedeelte-
lijk te volgen, als ze voor de Voor-
jaarsdagen zijn ingeschreven.
Informatie over het DANS-pro-
gramma bij de Voorjaars-dagen com-
missie: KNMvD op de dinsdag en don-
derdag tel: 030-510111.
Op zondag zijn er twee seminars in het
Nederlands.

KONINKLIJKK NH OER LAN DSF. MAATSCHAPPIJ VOOR DiERCiENEESKUNDE

\'s Morgens over de veterinaire wetge-
ving: het veterinair tuchtrecht en de
erecode van de KNMvD worden be-
sproken en toegelicht. Hoe zit het met
de aansprakelijkheid in het licht van
het nieuwe Burgerlijk Wetboek en
EEG lijnen? Het is belangrijk kennis
van zaken te hebben over de
Beroepsaansprakelijkheid en de vete-
rinaire praktijk. Deze achtergronden
van praktijkvoering zijn reeds van
groot belang in de praktijk in de USA
en Engeland. Nu is het de kans up to
date te geraken en zo ons diergenees-
kundig handelen volgens de regels en
met de minste kans op vervolgingsri-
sico\'s uit te voeren. Een schitterende
afsluiting is ongetwijfeld het aanhoren
van de sprekers in een seminar over
fertiliteit, obstetrie en neonatologie.
De dag wordt beëindigd met het begin
van het leven: Wat doen we met een
hormonale dysbalans bij de teef.\' Hoe
gaan we om met anatomische stoornis-
sen en infecties die fertiliteitsproble-
men veroorzaken?

Verschillende behandelingsmogelijk-
heden van de zieke pup worden aange-
geven na bespreking van de oorzaken
van morbiditeit en mortaliteit en de
normale ontwikkeling. Tenslotte
wordt de pathofysiologie en de behan-
deling van de dracht en partus van de
teefbesproken.

Het informele sluitstuk van de Voor-
jaarsdagen op de zondagmiddag.

Voorjaarsdagen: 22-24 april 1994.
Inlichtingen: Jolanda Antonie (dins-
dag en donderdag) 030-510111.

OOK IN OE NEDERLANDSE TAAL

-ocr page 263-

O

Voor hel lidmaalschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Maree. J.T.M.; 1983; 2675 LE Honselersdijk;
Harteveldlaan 3.

Moonen. M.H.W.; 1994; 6001 GB Weert;
Hoogpoort 86.

Poelma. W.; 1993; 3511 PK Utrecht;
Oudegracht 310 bis.

Vries, Mevr. J.M.L. de; 1993; 3583 VS Utrecht:
Frederik Hendrikstraat 144.
Wiggen, K..H. van; 1994; 2396 HA Koudekerk
a/d Rijn; Dorpsstraat 3.

.Als lid van de Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde heeft hel
Hoofdbestuur aangenomen:

Aans, P.A.J.A.; 1993; 3581 HB Utrecht;
Ramstraat 15.

Borgers, J.W.; 1993; 4621 AJ Bergen op Zoom;
Klimopstraat 26.

Comelisse, C.J.; 1993; 3512 EZ Utrecht;
Kloksteeg49.

Delhaes, Mevr. L.M.; 1993; 5081 XV
Hilvarenbeek; 0udeTilburgseweg4.
Deugd, J. de; 1993; 3551 TA Utrecht;
Bremstraat 17.

Egmond, M.J. van; 1993; 7913 BM
Hollandscheveld; Kraaiheidestraat 1.
Gra,sdijk, T.; 1993; 6942 KD Didam;
Fazantstraal41.

Hülsen, J.H.J.L.; 1993; 5531 DV Bladel;
Schalieven 34.

Kaasenbrood, Mevr. J.H.; 1993; 2026 ZE

Haarlem: Vergierdewcg 221.

Leeuwen. Mevr. S. van; 1993; 3607 KV

Maarssen; Spechtenkamp 354.

Mombarg, M.J.; 1993; 5469 PJ Erp; Hurkske 2.

Nootcboom, Mevr. M.; 1993; 3981 ZN Bunnik;

Vletweide 96.

Ooms, IL; 1993; 3531 SB Utrecht; Joh.
Camphuy.sstraat 17.

Sol, R.H.C.; 1993; 3514 VM Utrecht; J. de
Bekastraat 4.

Stcerenbcrg, E.T.; 1993; 3572 BT Utrecht;
Vccartsenijstraat 39.

Sterk, T.; 1993; 2411 KJ Bodegraven;
Bourgondischelaan 9.

Wipkink, Mevr. C.L.; 1993; 3531 F.J Utrecht;
Van Riebeeckstraat 20 bis.

.Ms kandidaatlid van de Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
hel Hoofdbestuur aangenomen:

Aken, N. van; 3981 ZM Bunnik; Vletweide 50.
Bultena, W.K.T.; 3533 SV Utrecht; Petristraat
15.

Mulder. Mevr. A.M.C.; 3514 TZ Utrecht;

Nieuwekeizersgracht 36 bis.

Rost van Tonningen, Mevr. D.M.; 3512 GL

Utrecht; Oudkerkhof 46 A.

Schipper, A.J.; 3531 HL Utrecht; Bankaplein

14.

OVERLEDEN:

Op 4 maart 1994 Drs. Th. van der Kooi te Oud-
Beijerland.

Personalia

ni Hü f i

226

JUBILEA:

J.H. Hoogendoom te Ouderkerk a/d IJssel, af-
wezig, 30 jaar, 6 april 1994
L.C. Blanken te Bennekom, afwezig, 40 jaar, 6
april 1994

S.D. Meeuwisse te Bracebridge (Canada), afwe-
zig, 35 jaar, 8 april 1994
Dr. K.G. Robijns te Reeuwijk, afwezig, 40 jaar,
13 april 1994

Prof.Dr. M.F. Kramer te De Bilt, afwezig, 40
jaar, 13 april 1994

J.B. Wichers te Beilen, afwezig, 40 jaar. 13 april
1994

ProfDr. D. Zwart te Bilthoven, afwezig, 40 jaar
13 april 1994

H. Hemminga te Komhom, afwezig, 30 jaar, 29
april 1994

S. Hamstra te De Bilt, afwezig, 30 jaar, 29 april
1994

J.A.M. Schrooyen te Liempde, afwezig, 30 jaar,
29 april 1994

H.F. Matthijsen te Heino, aanwezig?, 30 jaar, 29
april 1994

M.I.M. Linthorst te Grathem, afwezig, 30 jaar,
29 april 1994

G. Vass te Nieuw-Beijerland, aanwezig, 30 jaar,
29 april 1994

A.J.J.J. den Baars te Huizen (NH), afwezig, 30
jaar, 29 april 1994

Cieslaagd voor hel dierenartsenexamen van
28 februari 1994:

Akkerdaas. Mevr. L.C.
Bakker, Mevr. L.M.
Baltussen, M.W.J.
Bolsenbroek, D.J.
Maynard, Mevr. I.D.

MUTATIES:

200 Aarts, P.A.J.A.; 1993; 3581 HB Utrecht;
Ramstraat 15; tel. 030-515430; wnd.d.
(loev. als lid).
201* Akkerdaas, Mevr. L.C.; 1994; 2011 KC
Haarlem; Klein Heiligland 47; lel. 023-
323247; «nd.d.
203* Bakker, Mevr. L.M.; 1994; 3524 BD
llrechl; OldambI 71; tel. 030-884732;
wnd.d.

204* Ballussen, M.W.J.; 1994; 3583 VS
Utrecht; Frederik Hendrikstraat 144;
lel. 030-518572; d.

204 Barcndrecht, R.A.; 1992; 3572 DC
Utrecht; Vccartsenijstraat 85; tel. 030-
721502;
wnd.d.

208 Best, Mevr. 1. de; 1993; 6685 BK
Haalderen; Van de Mondeweg 25; lel.
08811-64023 privé, 64760 prakt.; p.. me-
dew. bij J.VV.M. Nas.

209 Biermann, J.H.T.J.; 1988; 5731 WH
Mierio; Meidoom 50; tel. 04927-65572
privé, 04920-33808 prakt.;
fax 04920-
50898; p., geass. mei G. van den Berg,
H.J.M.H. Duijsens, S.H. Ouwerkerk en
J.1...M. Regouin.

210 Blommaart, R.A.M.; 1988; 1325 CF
Almere; Bud Abbollslraal 8; lel. 036-
5378055 privé, 5330717 prakt.; p., me-
dew. bij N.H.R, Kroes,

212* Bolsenbroek, D.J.; 1994; 6732 DG
Harskamp; l.aarweg 19; lel. 08383-
7677; wnd.d.
213 Borgers, J.W.; 1993; 4621 AJ Bergen op
Zoom; Klimopstraat 26; tel. 01640-57423
privé, 35112 prakt.; p., medew. bij W.L.
Keers en J.W.M. Zomer; medew. bij J.L.L.
Mouws
(loev. als lid).
222 Cleef, Mevr. K.J.W. van; 1992; 2312 JE

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR Diergeneeskunde

Leiden; Nieuwe Rijn 40; tel. 071-122648;
p,, geass. met .A.K.M. Basliaans.
222 Coesant, R. van; 1993; 7451 DL Hollen;
Verzelslraal 31; tel. 05483-62750; p.,
medew. bij S. Minnema.
222 Comelisse, C.J.; 1993; 3512 EZ Utrecht;
Klokstecg 49; tel. 030-313976; wnd.d.
(toev. als lid).

224 Dam, W.A. van; 1989; 1015 PX
Amsterdam; Egelantiersstraat 77
I; tel.
020-6384475 privé, 6228567 prakt.; p.

225 Delhaes, Mevr. L.M.; 1993; 5081 XV
Hilvarenbeek; Oude Tilburgseweg 4; tel.
04255-3414 privé, 04254-2402 prakt.; fax
04254-2302; p., medew. bij C.W.M.
Augustijn, J.M. Berger, F.W. Bemdsen,
G.C. Charpentier, O.A. Dobbcnburgh,
J.W. Eshuis, M.J.J. van der Linden;

G.W.Th. Mourits, J.A.M. Vermeer, A.R.L.
de Vries en H.J.H. van Wijk
(toev. als lid).

225 Deugd, J. de; 1993; 3551 TA Utrecht;
Bremstraat 17; tel. 030-438023 privé,
01804-25253 prakt.; p., medew. bij W. van
Erk, P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij en Mevr.
C.P.M.Valstar
(loev. als lid).
232 Egmond, M.J. van; 1993; 7913 BM
Hollandscheveld; Kraaiheidestraat I: tel.
05284-2133 prakt.; tax 05284-1738; p.,
medew. bij G. Jcurink
(loev. als lid).
234 Evenhuis, Mevr. J.R.J.; 1991; 7587 LL De
Lutte; tel. 05415-51608 privé.
05457-
72755 prakt.; p., medew. bij M.J.W.
Bussink, 1.. de Haan, P. den Hartog, J.
Prins, ,I
.C. van der Sar en L.F. van de
\\eldc.

234 Extercatte, A.G.M.; 1974; 7707 PG
Balkbrug; Den Kaat 4; tel. 05230-57025; p.
241
Gigase-Rodenburg, Mevr. W.L.; 1992;
3292 LA Strijcnsas; Buitendijk 13; tel.
01854-3208 privé,
010-4169005 prakt.;
p., medew. bij J.F.J. van den Broek.
C.
Buesink, Mevr. A.H.M. Koert, A.W.
Kramer, Mevr. L..M.M, Oorsprong en
Mevr, C.H. Smit.

241 Glorie, F.S.G.; 1990; 7123 AE Aalten; De
Pas 12; tel. 05437-77143 privé, 73340
prakt.;
fax 05437-75745: p., geass. met

H.B.F. Arink, M.G.M. Brinkhoff, A.W.
Udo, H.J.W. Waterval en P.C. Witjens.

242 Goossens, J.M.M.; 1954; 5845 FM Sint
Antonis; Den Hoek 16 A; tel. 08858-1204;
r.d.;
R.O.N.

243 Grasdijk, T.; 1993; 6942 KD Didam;
Fazantstraat 41; tel. 08362-21960 privé,
08367-63167 prakt.; p., medew. bij R.
Pouw
(loev, als lid).

243 (iroenland, G.J.R.; 1986; 7232 Cl.
Warnsveld; Kloetschup 32; tel. 05750-
23824 privé,
05738-1243 prakt.; fax
05738-2418; p., geass. met P. van Harten.
R. van Oyen en H.G. Pelgrum.
247 Halsema, W.B.; 1987;
8474 BH
Oldeholtpade; G.F. Vosslraat 8; lel.
05610-88608 privé,
88555 prakt.; p., me-
dew. bij A.P. Clotscher, S.R. van der Laan
en W.F. Ouwerkerk.
258 Hulsen, J.H.J.L.; 1993; 5531 DV Bladel;
Schalieven 34; tel. 04977-83838 privé,
82534 prakt.; p., medew. bij J.M.H.G.
Dorscheidt, F.J. Lamberts en A.S.T. Peels
(loev. als lid).
363 Janssen, Prof. J.; 1958; 1390 (ïrez-
Doiceau (België); Champ de Maubroux 2;
tel. 00-32-10-842068 privé. 2
-2953143
bur.; fax 00-32-2-2953144; hoofd van de
Divisie Vet. Wetgeving van de Europese
Unie.

264 Kaaij, Mevr. M. van der; 1991; 1815 DL

-ocr page 264-

Alkmaar; Egmonderstraat 11 A; tel. 072-
150920 privé.
117505 prakt.; p., mcdcw.
bij K.H.H.Grevelt.
264 Kaasenbrood, Mevr. J.H.; 1993; 2026 ZE
Haarlem; Vergierdeweg 221; tel. 023-
372634; wnd.d.
(toev. als lid).
278* Leeuw. W.A. de; 1983; .3844 RE
Hardernijk; \\ eldkersmcen 70; tel.
03410-27727 privé,
070-3407030 bur.;
toegev.i. V.H.1.
278 Leeuwen, Mevr. S. van; 1993; 3607 KV
Maar.ssen; Spechtenkamp 354; tel. 03465-
73282; wnd.d.
(toev. als lid).
357*.\\Ia.vnard, Mevr. I.D.; 1994; Curaçao
(Ned. Antillen); Phocnixweg 2; tel. 00-
599-9-379763 privé, 655182/617476
prakt.; p., mede». bij .A.J
.S.
Dwarkasing en O.B. de Haseth.
289 Mombarg, M.J.; 1993; 5469 PJ Erp;
Hurkske 2; tel. 04135-2850 privé. 1350
prakt.; fax 04135-1495; p.. medew. bij
D.A.H. Brus. L.B.H. ten Hove, J.W.M.
Miltenburg, P.J.A.M. Pulskens, C.J.M.
Schouten en J.A.C. van Vuren
(toev. als
lid).

292 Nieuwendijk. H.A.; 1988; 8932 NS
Leeuwarden; Verlengde Schrans 116; tel.
058-155033 privé. 123891 prakt.;
fax 058-
128367;
p., geass. met .VI.C.M. Iniholz en

H.E. Wieringa.

294 Nooteboom, Mevr. M.; 1993; 3981 ZN
Bunnik; Vletweide 96; tel. 03405-67980;
wnd.d.; wet. medew. U.U. (F.D.. vkgr.
Infectieziekten en Immunologie, afd.
Virologie
)(toev. als lid).

295 Ooms, C.P.M.; 1966; 6034 PM
Nederweert; Toendrastraat 7; tel. 04951-
26223 privé.
(14950-39185 bur,; lok.d.
R.\\ krinj; V\\ eert, lok. Noord.

295 Ooms, H.; 1993; 3531 SB Utrecht; Joh.
Camphuysstraat 17; tel. 030-943469;
wnd.d.
(toev. als lid).

301 Pinxten, Mevr. P.H.M.C. van; (;ent-1986;
5271 AS Sint Michielsgestel; Ceintuurwcg
17; tel. 04105-16466; p.

296 Put. J.H.M.; 1984; 7496 BF. Hengevelde;
Pieperiet 16; tel. 05473-33243 privé,
330.34 prakt.;
p., geass. met Dr. H.P.
Hoebc, A.J.H M. Roelofs, C.B. van der
Sluijs en A. Timmerman.

354 Reither. N.P.; 1990; N-5047 Fana
(Noorwegen); Fuglehospitalet,
Fanahammeren 72; tel. 00-47-
55916(180/942(17194; p,

300 Rockland. Mevr. Y.E.A.; 1993; 3981 ZL
Bunnik; Vletwcide 28; tel. 03405-71231
privé.
080-446975 prakt.; p.. medew. bij
,I.P. van .-\\nierongen en Mevr. C.I.. van
.^merongen-Overgaauw.
308 Rodenburg, Mevr. W.L.; 1992; zie:

Gigase-Kodenhurg, Mevr. W .L.
308 Roest, J.C.; 1979; 2271 BA Voorburg
(ZM); Parkweg 211;
tel, 070-3872734
privé,
3870893 prakt.; fax 070-3873648;
P-

308 Römer, Mevr. D.A.M.; 1992; Naar de
Ned. .Antillen.

357 Römer. Mevr. D.A.M.; 1992; Curaçao
(Ned. .Antillen); Korpcraal»eg9; p., me-
dew. hij .\\.J
.S. Dwarkasing en O.B. de
Haseth.

355 Rooij.E.M.A.; 1988; Naar Nederland.

309 Rooij, E.M.A.; 1988; 8225 LC Lelystad;
Horst 1208; tel. 03200-48363 privé,
76611 bur,; wel. medew. C.D.I. -

I.D./D.L.O., afd. Zoogdiervirologie.
315 Schreurs, O.J.M.; 1991; 5803 CN Venray;

Boterbloem 21; tel. 04780-87128 privé.

MjOkMMm.J

iTTuiii i

227

41741 prakt.; fax 04780-41987; p„ geass.
met
Y. Greydanus. C.J. Pel, A.J.P M. van
Sundert cn N.J. Zegers.
316 Schuurmans, R.G.A.; 1987; 8171 XE
Vaassen; Vuurdoomstraat 182; tel. 05788-
76907 privé, 74427 prakt.;
p., geass. met
R.B.M. Bomers.
321 Sol.R.H.C.; 1993; 3514 VM Utrecht; J. de
Bekastraat 4; tel. 030-719970 privé.
03429-1316 prakt.; p.. medew. bij A.E.E.
Bunte. H.W. Hamster, W. Kamphuis en R.
Ykema
(toev. als lid).

321 Sprang, Mevr. E.W.M. van; 1993; 3085
GS Rotterdam; Schammenkamp 26; tel.
010-4809935 privé, 2100011 prakt.;
p..
medew. bij P.J. van der Heijden.

322 Stades. Dr. F.C.; 1970; U-1983; 3707 CD
Zeist; Verlengde Slotlaan 91; tel. 03404-
39125 privé, 030-531695 prakt.;
fax 030-
518126;
Univ. hoofddocem U.U. (F.D.,
vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd.);
Diplomate European College Vet.
Ophthalmologists;
 specialist
Oogheelkunde der Gezelschapsdieren.

323 Steerenberg. E.T.; 1993; 3572 BT Utrecht;
Veeartscnijstraat 39; tel. 030-717035; p.
(toev. als lid).

323 Sterk, T.; 1993; 2411 KJ Bodegraven;
Bourgondischclaan 9; tel. 01726-17607
privé, 13798 prakt.; p., medew. bij G.
Hofland
(toev. als lid).

324 Straatman, Th.J.D.; 1973; 9721 AP
Groningen; Verl. Hereweg 175; tel. 050-
263684 privé, 181418 prakt.;
fax 050-
143346;
p., geass. met M.A. van Messel.

346 Westerhuis, A.H.; 1973; 6866 GC
Heelsum; .Magnolialaan
7; tel. 08373-
14639 privé,
08370-12432 prakt.; fax
08370-26400; p., gea.ss. met H.A.M. van
Eist en S.W. Schukking; adv. V.S.M.
Geneesmiddelen B.V. Alkmaar.

347 Wieringa, H.F.; 1977; 8935 PK
Leeuwarden; Bostulp 22; lel. 058-887071
privé, 123891 prakt.;
fax 058-128367; p.,
geass. met
M.C.M. Imholz en H A.
Nieuwendijk.

350 Wipkink, Mevr. C.L.; 1993; 3531 EJ
Utrecht; Van Riebeeckstraat 20 bis; tel.
030-933358; wnd.d.
(toev. als lid).
370 Woensel. Th.M.H. van; 1972; B-3920
l.nmniel (België); Kerkstraat 61
tel.
00-32-1 1546663; r.d.
353 Zegers, N.J.; 1990;
5813 CA IJsselstevn
(L); Kievitsweg I; tel. 04780-42162
privé,
04780-41741 prakt.; fax 04780-
41987;
p., geass. met Y. (ireydanus, C.J.
Pel.
O.J.M. Schreurs en A.J.P M. van
Sundert.

353 Zegers-Wennckes, Mevr. P.J.M.J.; 1991;
5813 CA Msselstevn (L); Kievitsweg I;
tel. 04780-42162 privé,
080-449449
prakt.; fax 080-441010; p., medew. bij
G.J.H. van Amerongen.

354 Zwart, Prof Dr. P.; 1955; U-1963; 3981 EK
Bunnik; Burg. v.d. Weijerstraat 16; tel.
03405-61644;
fax 03405-67262; em. hlr.
U.U.;
vet. adv. .MB&\\\'S; specialist Vet.
Pathologie.

Herhaalde oproep;

Van dc volgende personen zijn de gegevens on-
bekend:

Dwars. W.B.; 1969
Hartmann, H.J.; 1952
Hendrikse. Dr. R.P.; 1946; U-1962
Hoff, H.W. van "t; 1977
Klein Hofmeyer, H.J.A.; 1988

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR Diergeneeskunde

Lende. P.B.vander; 1957
Marsman, W.R.; 1976
Schoonhoven, Mevr. E.E.; 1989

Buitenland:

Bouman. Mevr. M.; 1986
Eggink.G.J.; 1953
Gorsira.R.; 1958
Keet.C.M.J.E.; 1974
Kooreman, Mevr. K.M.; 1985
Smit, Mevr. A.E.; 1991
Smith-Schalkwijk. Mevr. M.J.; 1976
Varsano.D.; 1972
Verschuuren, J.M.; Gent-1986
Warmerdam, Mevr. M.M.; 1987

Om het Diergeneeskundig Jaarboek zo volledig
mogelijk te houden, verzoekt dc Redactie een ie-
der die informatie kan geven over bovenver-
melde collegae, contact op te nemen met de le-
denadministratie van de K.N.M.v.D. tel.
030-510111. vraag naar Anne Marie Boverhuis.

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de gezelschaps-
dierenpraktijk
 / 4725,-

- 6 weken van 5 dagen op afspraak (94,06)

V eterinaire Apotheek 11

Gemengde Praktijk ƒ 2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de selec-
tie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodi-
ging tnet daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Introductie practische toepassing van
eehogranebij gezelschapsdieren
ƒ 470,—

- 4juni 1994 (94/09)

\\ eterinaire Apotheek I

Gemengde Praktijk ƒ1450,-

- 30 en 31 mei en 1 juni 1994 (94/05)
Cursus is volgeboekt, opgave voor de wachtlijst
is mogelijk.

Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685,-

- 3juni 1994 (94 36)

- 10 juni 1994 (94/37)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

ƒ495,-
(94 30)

Geiten Capita Selecta

- 14 april 1994

-ocr page 265-

Patiëntendemonstratie

landbouwhuisdieren ƒ205,--

- 19 april 1994 (94/29)

Uierge/ondheid bij het rund ƒ 1025,—

- 21 en 22 april 1994
(94/45)

Buikchirurgie rund ƒ 495,-

- 28 april 1994 (94/26)

Practische echografie gynaecologie rund
(Drachten)
 ƒ 940,-

- 3 mei 1994 (94/21)

- 10 mei 1994 (94/22)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Nieuw Burgerlijk Wetboek c.q.

Wettelij ke aspecten ƒ 470,-

- 19 mei 1994 (94/24)

Sectiebeelden bij de kat ƒ 345,-

- 20 mei 1994 (94/33)

Recente ontwikkelingen in het onderzoek van
varkensziekten
 ƒ 635,-

- 2juni 1994 (94/47)

IBR/BVD ƒ 430,--

- 15 juni 1994 (94/46)

Het immobiliseren van wilde of
verwilderde dieren ƒ1050,-

- I7juni 1994 (94/34)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Eax: 030 - 516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100: giro van
de ABN 1412.

-■v^nmHr-»

i^äjüübfljyi

25 Vergadering regio Zuid van dc AUV,
Novotel Eindhoven, aanvang 20.00 uur.

27 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei (met partners), 15.00 uur, fa.
Instruvet, Amerongen.

28 PAO-D cursus: 94/26 Buikchirurgie rund
28 Vergadering regio Noord van de AUV,

Postiljon Heerenveen, aanvang 20.00 uur.
28 Discussie-avond over \'participatie van dc
vrouwelijke dierenarts in de diergeneeskun-
dige praktijk\' in het Postiljon Motel te
Deventer (Meer informatie wordt de leden
toegestuurd)

VETERINAIR GOLF-
KAMPIOENSCHAP

Op vrijdag 10 juni wordt voor de zesde
maal het Veterinair Golfkampioen-
schap van Nederland gehouden. Plaats
van handeling is de uitdagende golf-
baan Grevelingenhout te Bruinisse.
Iedere golfspelende Nederlandse die-
renarts die in het bezit is van minimaal
een golfvaardigheidsbewijs wordt van
harte uitgenodigd om deel te nemen.
Zij die al eerder deelnamen hebben
geen aansporing nodig. De naam
Alfasan staat er borg voor dat het die
dag aan niets zal ontbreken.
De indeling van de wedstrijden is als
vanouds: \'s morgens een greensome-
stableford wedstrijd over negen hole\'s
en \'s middags achttien hole\'s stable-
ford om het kampioenschap van
Nederland.

Deelnemers kunnen zich aanmelden
door ƒ 25,- over te maken op bankre-
kening 325748160 ten name van het
Veterinair Golfcomité, Eikenlaan 3 te
Hattem, onder vermelding van de han-
dicap.

Meer informatie is verkrijgbaar bij het
organiserend comité: G.T. Kaal (030-
611671). J. Kuipers (02506-42716) en
L.M. Otto (02907-3567).

April

4— 5 Tagung der Europäischen Gezellschaft
für Veterinär Pathologie, Zürich.

13 VVDO-middag \'Doorbreken van bacterio-
logische kringlopen in de vleesproduktie\'
onder voorzitterschap van profdr. J.G. van
Logtestijn. Er wordt een overzicht gegege-
ven van de resultaten van onderzoek, waarin
verschillende anteropathogenn, zoals
sa/-
monella. lisleria
en Campylobacter. Voor
deelname ƒ 75,- overmaken op rekening-
nummer 394572343.

14 PAO-D cursus: 94/30 Geiten Capita Selecta

14 Klinische avond van Dierenkliniek

Emmeloord.

Deze avond zal worden gehouden in Hotel
"t Voorhuys, De Deel te Emmeloord.

19 PAO-D cursus: 94/29 Patiëntendemon-stra-
tie landbouwhuisdieren

18 Vergadering regio Oost van de AUV,
Postiljon Deventer, aanvang 20.00 uur.

21—22 PAO-D cursus: 94/45 Uiergezondheid
bij het rund

22—24 Voorjaarsdagen, Amsterdam RAL

Onafhankelijke en Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

-ocr page 266-

De Unirersiteil Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk onderwijs en onderzoek. De 14
faculteiten, 18 onderzoeksinstituten eti $3
studierichtingen bieden studenten en mede-
werkers boeiende mogelijkheden zich verder
te ontplooien. De rijkdom aan disciplines
ni de nadruk op kwaliteit bepalen de aan-
trekkingskracht van Utrecht. Weten-
schappelijke traditie, moderne technieken
en op de toekomst gerichte programma\'s
dragen daaraan verder bij. Met bijna
2^.000 studenten, ruim 7.000 perso-
neelsleden en een jaaromzet van 700
miljoen gulden vormt de universiteit de
spil van het Kenniscentrum Utrecht.
Kinuit deze positie in Midden-Neder-
land onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoeksinstituten
over de gehete wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders
vermeld, richten aan de genoemde personeels-
dienst. Vergeet u niet het vacaturenummer te ver-
melden. De universiteit streeft ernaar dat vrouwen
op alle niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoor-
digd zijn als mannen. Bij voltijdse functie is invulling
in deeltijd bespreekbaar Er is een regeling voor flexi-
bel zwangerschaps- en ouderschapsverlof; er zijn 95
plaatsen voor kinderopvang.

Faculteit Diergeneeskunde

De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt in
Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg
en is geaccrediteerd bij de American & Canadian Veterinary Medical Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Gewoon hoogleraar

in het vakgebied immunologie

U gaat werken bij de vakgroep Infectieziekten & Immunologie.
Uw taken bestaan uit het geven van leiding aan de afdeling Immunologie; het coör-
dineren en geven van onderwijs; het initiëren, verrichten, begeleiden van en leiding
geven aan het wetenschappelijk onderzoek van de afdeling: het verrichten van
bestuurlijke werkzaamheden. Met de nieuwe hoogleraar dient het onderzoekpro-
gramma van de afdeling in de volle breedte versterkt te worden. Dit programma
omvat de volgende onderdelen: de identificatie en functionele karakterisering van
MHC en andere membraanmoleculen in de immuunrespons; de T-lymfocyt als regu-
lator van de immuunrespons in het bijzonder bij experimentele auto-immuun artritis
en vaccinontwikkeling ten behoeve van virale en bacteriële infecties; immunologie
van dierlijke tumormodellen in relatie tot immunotherapie; immunoparasitologie,
gericht op Pathogenese en preventie van parasitaire infecties.
Wij vragen een cellulair-immunoloog met ruime onderzoekservaring en (interna-
tionale) bekendheid binnen het vakgebied van de Immunologie en tevens, gezien
de samenstelling van de vakgroep, met een specifieke kundigheid in het gebied van
de microbiologie en infectieziekten. Verder wordt van de nieuwe hoogleraar ver-
wacht dat hij/zij: vertrouwd is met de typisch diergeneeskundige problematiek van
immunologisch gemedieerde ziekteprocessen; over expertise beschikt betreffende
de hybridomatechniek en de daarbij behorende produktie en zuivering van mono-
clonale antilichamen; aantoonbare affiniteit heeft met moleculaire biologische tech-
nieken; in staat is leiding te geven aan een afdeling waarbinnen zowel onderwijs,
klinische dienstverlening als onderzoek tot het takenpakket behoren; aantoonbare
kwaliteiten heeft met betrekking tot het aangaan van (internationale) samenwer-
kingsverbanden; aantoonbare ervaring heeft met het verwerven van externe finan-
ciering voor onderzoek; in staat is een voortrekkersrol te vervullen bij vernieuwin-
gen van het onderwijs binnen het betreffende vakgebied; geregistreerd staat als
immunoloog (SMBWO); bereid en in staat is te functioneren in de universitaire
bestuursstructuur

Wij bieden een aanstelling in vaste dienst. De omvang van de functie is 100%.
Uw salaris bedraagt maximaal f 11 580,- bruto per maand (hoogleraarschaal A
BBRA), bij volledige aanstelling.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact opnemen
met mevrouw prof dr J. Fink-Gremmels-Gehrmann, voorzitter van de benoemings-
adviescommissie, telefoon (030) 53 5453/53 5400. De functie staat beschreven in een
voor de kandidaat beschikbare profielschets. Uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld
van curriculum vitae en lijst van publikaties, kunt u vertrouwelijk binnen drie weken
na verschijnen van dit blad richten aan de decaan van de faculteit Diergeneeskunde,

prof. dr H.W. de Vries, p/a Bureau Faculteit Diergeneeskunde, _________

Postbus 80163, 3 508 TD Utrecht. - - "

Vacaturenummer 70411.

B ^ Universiteit Utrecht

-ocr page 267-

Gevraagd:

ACTIEVE DIERENARTS

m/v

in goed geoutilleerde gezelschapsdierenkliniek in Limburg. Reacties gaarne richten aan de Redactie
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 19/94.

Gevraagd:

DIERENARTS

m/v

in gemengde tweemanspraktijk. De werkzaamheden liggen overwegend in de varkens- en de gezel-
schapsdierenpraktijk. De voorkeur gaat uit naar kandidaten met differentiatie landbouwhuisdieren,
enige ervaring en een achterwacht. Woonruimte beschikbaar. Op termijn associatie bespreekbaar.
Reacties binnen 7 dagen richten aan: D.A.P. De Meemortel, Meemortel 54, 6021 AG Budel.

Gemengde dierenartsenpraktijk in Limburg zoekt voor direkt

ENTHOUSIASTE DIERENARTS

m/v

voor alle voorkomende werkzaamheden, met voorkeur rundvee. Sollicitaties richten aan Redactie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 18/94.

DEELNEMINGSKAm

DRAAGT BIJ AAN KEUZE VOOR NIEUW HUISDIER!

U hebt het reeds gelezen in aflevering 22 {nov.93).

Veel dierenartsen zijn tot bestelling overgegaan en de reacties zijn uiterst positief. In
sommige gevallen gebeurt het ook: uw cliënt(en) komen weer met een \'nieuw\' huisdier
op het spreekuur

Om u in de gelegenheid te stellen wat meer variatie in de verzending van de condoléan-
cekaart te brengen introduceert Apollonia s Cards te Ouderkerk a/d Amstel 6 nieuwe
kaarten.

Bij bestelling van 12 stuks van elk der 6 nieuwe kaarten, krijgt u een schitterend boekje:
\'De hond en het steelpannetje\' kado!

VOOR INLICHTINGEN/BESTELLINGEN:

Apollonias Cards, tel./fax: 02963-4348

-ocr page 268-

Gezocht ter overname, door enthousiaste dierenarts

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

indien mogelijk met dienstenregeiing (ook in het Noorden/Oosten).

Uw reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 21/94.

Gevraagd

DIERENARTS

m/v

voor een kliniek voor paarden en kleine huisdieren. Liefst met enige ervaring op beide vakgebieden.
Schriftelijke sollicitaties s.v.p. binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad sturen naar drs. H.M.B.J.
Schiffelers, Groeneweg 1,6456AW Onderbanken-Bingelrade.

Dierenarts met zes jaar ervaring in paardenpraktijk, differentiatie grote huisdieren en interesse in
kleine huisdieren zoekt

NIEUWE WERKKRING

Telefoonnummer: 05788-71008. Reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 38 Utrecht, onder nummer 20/94.

Gevraagd

GEMOTIVEERDE DIERENARTS

m/v

voor paardenkliniek in het zuiden van het land, met interesse voor chirurgie en orthopedie. Reacties
gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer 20/94.

-ocr page 269-

HVA-INTERNATIONAL BV

Worldwide Agricultural Development

Gespecialiseerd in het ontwikkelen, adviseren en beheren van iandbouw-projecten in de
Tropen. In deze gebieden heeft HVA-International thans 45 projecten in zo\'n twintig
landen in uitvoering.

Wij zoeken op zeer korte termijn een gekwalificeerde en ervaren medewerker voor de volgende positie:

VEE-ARTS

Rundveehouderij/Pluimveehouderij

Project:

Ten behoeve van één van de projecten in Saoedi Arabië zoekt HVA een vee-arts. Deze zal deel uitmaken

van een team van 6 experts dat toegevoegd is aan het ministerie van Landbouw en Water in Saoedi Arabië.

Taken:

• Ontwikkelen van beleid t.a.v. de opzet en beheer van de diergezondheidszorg uit te voeren door de
overheid

• Het adviseren van het management van melkvee- en pluimveebedrijven teneinde de gezondheidszorg
te verbeteren

• Het begeleiden van de uitvoering van richtlijnen en voorschriften betreffende de gezondheidszorg op
melkvee- en pluimveebedrijven

• Participeren in training cursussen ten behoeve van medewerkers op het gebied van de
gezondheidszorg

• Het samenstellen van voorlichtingsmateriaal betreffende de gezondheidszorg

• Het ondersteunen van het management van het het Al Hassa Dairy-Project, (toekomstig proefbedrijf) ter
verbetering van de gezondheidszorg

• Het ondersteunen van de opzet en uitvoering van toegepast onderzoek op het Al Hassa Dairy-Project.

• Bijhouden van internationale ontwikkelingen betreffende de gezondheidszorg en het evalueren van
toepassingsmogelijkheden onder de gegeven omstandigheden in Saoedie Arabië.

Eisen:

• Universitaire opleiding diergeneeskunde

• Minimaal 7 jaar praktische ervaring in de uitvoering van de gezondheidszorg, zowel op melkvee- als
pluimveebedrijven

• Ervaring met de organisatie van de gezondheidszorg (provinciaal/landelijk) is zeer gewenst

• Ervaring met de gezondheidszorg op grootschalige veeprojecten (melkvee/pluimvee) in
Noord-Afrika of het Midden-Oosten is zeer gewenst.

• Goede contactuele eigenschappen

• Goede beheersing van de Engelse taal

Contractduur: tot december 1995 (met mogelijke verlenging)

Standplaats: Riyadh, Saoedi Arabië

Uw sollicitatie vergezeld van een uitvoerig, in het Engels gesteld C.V., kunt u richten aan:

HVA-International BV, ter attentie van Ir. M. A.G. ter Huurne, Postbus 503,1110 AM Diemen

Telefoon: 020-6608109

-ocr page 270-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 8,15 APRIL 1994

EDITORIAL

OVERZICHTSARTIKELEN

Ritueel slachten: godsdienstige aspecten; J. leenhof

OP VERWIJZING

Specialisatie in Europees perspectief; F.J. van Sluip

VOOR DE PRAKTIJK

Nieuwe regels: een perspectief voor oude therapieën: T. Cuperu.s

BOEKBESPREKING

WETENSCHAP

229

230

234

236
233, 236

BERICHTEN EN VERSLAGEN

De oprichting van de Veterinaire Studentenrijvereniging De Solleysel: Paul J.J. MantUger.i 238

De Solleysel viert zestigjarig bestaan 241

EASVO praatte over rol van prakticus: J MindcrhouJ 241
Slachtdieren krijgen aandacht tijdens vergadering Animal Welfare Working

Ciroup: J. MinderhouJ 242

To beast or not to beast 243

REFERATEN 243

MEDEDELINGEN VD 244

INGEZONDEN BRIEVEN 244

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 245
VRAAG EN ANTWOORD

Diarree bij jonge gespeende kittens: II. Camlien Ruigerx 245

Beste voer voor hond met diabetes mellitus: R. van Noort 246

BOEKBESPREKINGEN 247

STUDENTENREFERATEN 250

ACTUA

Europa ontdekt de^oordeÊen
van de Bolus _
met het gat ^

chronominric ®

slow-release bolus
bescherivt jongvee
kuratief en
preventief tegen
maagdarm- èn
longwormen

yirbac

Uitgebreide dokumentatie
verkrijgbaar bij uw dierenarts.

-ocr page 271-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr.C. Terpstra

Prof. dr. J.E. van Dijk

Prof.dr.G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastrichl)

Prof. dr H. J. Breukink (Ulrechl)

Prof dr M. Debackere (Gent. België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drosl (Gainesville. Florida. U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Slorrs. Connecticut. U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia. U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A.Th. van "t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr A. de Kruif (Genl. België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Ulrechl)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschol (Lelystad)

Dr.J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis. California. U S A.)

Prof dr. M. Pensaeri (Genl. België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen. Germany)

Prof dr. F. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrechl)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York. U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wcnsing (Utrcchl)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Ulrechl)

BUREAU-REDACTEUR

R.ü. J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031. 3.S08 SB Ulrechl (lel.
030-51 01 11,fax030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hel vereni-
gingslijdschrifi van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abi>nncmcntsprijs voor dierenartsen niel-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vasl-
gesleld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 len name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en F hank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Ulrechl. nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (lel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V.. Veendam (lel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10. Uirecht

Postbus 14031. 3508 SB Ulrechl. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W, M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zulven. penningmeester

Drs, A. Mostert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj, P, Teenstra, lid

Drs. S. D. Feilsma. lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. Ie Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Ooslrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van t:gmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L.Ooslindiën

252
252

252

253

253

254

254

255

256

257
257

229

230

234

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Bijeenkcimsi asieldierenartsen

Meer vrouwen en part-timers in de praktijk

MEDEDELINGEN GGG
MEDEDELINGEN HB
MEDEDELINGEN GGR
VOORJAARSDAGEN
FISCAAL-AKTUEEL
MEDEDELINGEN AFDELINGEN
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

EDITORIAL
REVIEW PAPERS

To slaughter ritually: religious aspects; J. Veenhof

CLINICAL REFERRALS

Specialisation in European perspective; F.J. van Sluip

THE VETERINARY SCENE

New rules: a perspective for old therapeutics; T. Cuperu.s

236

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4), De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dil tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vernield of in
dc inhoud van de in dit tijdschrift geplaalsie adverlenlies.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redaclic worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakl. dcHïr middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schri(lelijke toestemming van dc Redaclic.

(Papers uppeuring in l lus Journul are lisled in Currenf Conienfs / Agriculfural Biolog}- and Environmenhd Science /
Inde.x-Medicus. Inde.x
i\'eferinurius / yeferinarv Bullelin. Biological Ahstructs. Cambridge Scientijic Alystracis).

-ocr page 272-

^ WiL-T U DE /4U -pOuf^MEMeAJ

OF MOC^/UAA«^

Bovenstaande situatie geeft nnisschien aanleiding tot
een nnoment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als
een als in het leven. Het afsluiten van een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering valt derhalve een beetje in de
categorie noodzakelijk kwaad. Het moet. En als het dan
toch moet, dan maargoed.

Movir is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen,
met een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke

Civt»

Postbus 2160, 3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

• EXCLUSIEVE ZEKERHEID VOOR EEN ONDERLINGE PRIJS •

risico van de door haar verzekerde beroepsgroepen.
Wat dat in uw situatie betekent, rekent uw vertrouwde
assurantie-adviseur u graag voor

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is
een reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende
om de voorlichtingsbrochure te ontvangen.

-ocr page 273-

En dat deed hij allemaal op één
vertrouwd adres:
Bij de VVAA

Haije Mensonides

(dierenarts)

heeft vandaag zijn
associatiecontract
besproken, fiscaal
advies gevraagd
over de besteding van de
ontvangen goodwillsom
en zich opgegeven voor
de 55^(reis-)club

t-i-\'

▼ praktijkadvisering ▼ financieringen ▼ contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering t congresreizen ▼ sociaal cuiturele evenementen

▼ belastingadviezen en accountancy ▼ aangifte en T-biljetten ▼ jaarrekeningen
T loonadministraties ▼ advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

T seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen

▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing

De ondernemende vereniging

VVAA

Atoom weg 100
3542 AB Utrecht
Tel. 030 -47 49 11

-ocr page 274-

i • »p-^t-m f^

fi ï nin ï i\'ii
EDITÜRIAL

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde worden veelal zaken aan de orde gesteld, die voor de praktize-
rende dierenarts van belang zijn. Af en toe worden er artikelen met betrekking tot de be- en verwerking
van vlees gepubliceerd. Normaliter is er dan sprake van een vaktechnisch verhaal. In dit nummer wordt er
aandacht geschonken aan het rituele slachten.

Het slachten zonder voorafgaande bedwelming is al een aantal jaren een onderwerp voor overleg tussen
overheidsdiensten, islamitische koepelorganisaties en dierenbescherming. De overheid draagt daarbij
zorg voor de uitvoering van de regelgeving, de Islamitische organisaties bepleiten het recht op het toepas-
sen van dit speciale aspect ten behoeve van hun godsdienst en de dierenbescherming komt op voor het die-
renwelzijn. Daarnaast zijn er waar nodig contacten met de Joodse geloofsgemeenschap.
Het artikel, dat is geschreven door collega J. Veenhof, beperkt zich tot die godsdiensten die in Nederland
aanleiding geven tot het rituele slachten en laat bijvoorbeeld het onthoofden van slachtdieren, zoals dat bij
de Sikhs gebruikelijk is buiten beschouwing.

Over dierenwelzijn kunnen dierenartsen uit hoofde van hun vakkennis zonder meer meediscussiëren. De
cultuurtheologische aspecten van het rituele slachten zijn echter veel minder bekend. Daarom leek het de
Hoofdredactie een goede gedachte om kort voor het jaarlijkse offerfeest van de mohammedanen (dit jaar
in het Pinksterweekend) de theologische aspecten van het rituele slachten aan de orde te stellen, zodat be-
trokkenen en geïnteresseerden zelf tot een gewogen oordeel kunnen komen.

Het rituele slachten is op dit ogenblik beleidsmatig binnen het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij onderwerp van bespreking. In het kader van het opstellen voor de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren zal u dat niet verbazen. Het artikel van Veenhof kan mogelijk een bijdrage leveren aan deze
discussie.

De Hoofdredactie

-ocr page 275-

"Wl^ilH

III ri

ki ■ f» IF«

ü.

RITUEEL SLACHTEN: GODSDIENSTIGE ASPECTEN

J. Veenhof

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

In dit artikel wordt een overzicht gegeven over het rituele
slachten.

Met name de godsdienstige aspecten met betrekking tot
het Jodendom en de Islam worden besproken. Daarbij
komen aan de orde: het vóórkomen van rituele slachtin-
gen, de tijdrekening, heilige boeken en spijswetten.

RITUEEL SLACHTEN, GODSDIENSTIGE ASPECTEN
Ritueel slachten vindt al zolang plaats als mensen dieren
slachten (1). Het rituele slachten is namelijk onlosmakelijk
verbonden aan de godsdienstoefening en de geloofsbeleving
van mensen. In Nederland is het ritueel slachten al vele jaren
bekend vanwege de aanwezigheid van de Joods-Orthodoxe
geloofsgemeenschap en de bescheiden export van vlees van
ritueel geslachte dieren naar Israël en Zwitserland. De laatste
decennia is het ritueel slachten in Nederland toegenomen
vanwege het groeiende aantal moslimgelovigen.
Bij het ritueel slachten zijn verschillende aspecten te onder-
kennen: juridische, fysiologische, slachttechnische, ethi-
sche, welzijns- en godsdienstige aspecten. In dit artikel zal
voornamelijk ingegaan worden op de godsdienstige aspecten
voor zover die in de Nederlandse situatie aan de orde zijn.
Dit betekent dat de godsdienstige achtergronden van het
Jodendom en de Islam met betrekking tot het rituele slachten
toegelicht worden. Daarbij komen de volgende onderwerpen
achtereenvolgens aan de orde:

- het vóórkomen van rituele slachtingen;

- tijdrekening;

- godsdienstige geschriften;

- spijswetten.

Het voorkomen van rituele slachtingen

In Nederland wordt er tot nu toe op basis van de vleeskeu-
ringswet aan de Joden en aan de Mohammedanen de moge-
lijkheid geboden om dieren ritueel te slachten voor de natio-
nale markt. Beide geloofsgroepen slachten op die basis door
het jaar heen een vrij groot aantal dieren ritueel. De moslims
laten bovendien een aantal dieren tijdens het jaarlijkse offer-
feest dat aan het einde van de Ramadan, de vastenmaand,
plaatsvindt ritueel slachten.

Het aantal rituele slachtingen is de laatste jaren nogal toege-
nomen. zoals blijkt uit tabel 1 (2). Deze toename is verklaar-
baar omdat het aantal personen dat de Islam aanhangt is toe-
genomen. Opvallend is echter dat het aantal geslachte
schapen sterker is gestegen dan het aantal Moslim-belijders.
Het slachten voor export van vlees en ritueel geslachte die-
ren naar Israël en Zwitserland vindt plaats op basis van een
ontheffing van de veewet.

Drs.J. I\'eenhdi, BonmukkcrwcgX. 6741 DXLummn.

Tabel 1. Het aantal moslims en het aantal rituele slachtingen tijdens het
offerfeest in Nederland gedurende de laatste tien jaar.

Jaar

Datum Ie

Aantal

Aantal

Aantal

Aantal schapen

offerdag

moslims

runderen

schapen

per 1000 moslims

1982

283.500

324

13.662

48

1983

16-09

298.100

424

14.645

49

1984

06-09

308.900

436

15.175

49

1985

25-08

318.600

463

15.685

49

1986

16-08

335.000

640

18.305

55

1987

04-08

355.9(M)

429

17.280

49

1988

23-07

380.100

714

18.545

49

1989

13-07

405.900

749

19.450

48

1990

02-07

432.700

419

23.363

54

1991

21-06

459.900

458

27.665

60

1992

10-06

483.300

1.018

38.335

80

1993

31-05

9

1.087

38.232

•}

De tijdrekening

De wereld werd geschapen in 3761 voor Christus (Tabel 2).
Dit heeft Rabbi Hillel (rond 350 n. Chr.) berekend aan de
hand van de leeftijd van de aartsvaders. De berekeningen van
Hillel lopen grotendeels in de pas met de berekeningen van
christelijke schrijvers. Luther berekende dat de aarde 3960 v.
Chr. werd geschapen. De schepping geldt als de begindatum
van het Joodse geloof Voor het Christendom is de geboorte
van Christus het begin van één grote wereldkerk. Voor het
begin van de Islam geldt het tijdstip waarop de profeet
Mohammed van Mekka naar Medina vluchtte, omdat zijn
preken in Mekka niet in goede aarde vielen. In tabel 2 is ook
te lezen dat de Islam (^onderwerping) een jongere gods-
dienst is dan het Jodendom en het Christendom. Het is
daarom niet verwonderlijk dat in de Islam zeer veel elemen-
ten uit het Jodendom en het Christendom aanwezig zijn zoals
verderop zal blijken.

Andere aspecten uit tabel 2 zijn de lunaire en solaire periodi-
citeit. Twaalf maanden van 29\'/2 dag (een maancyclus) leve-
ren een maanjaar op van 354 dagen hetgeen rondweg elf da-
gen korter is dan het zonnejaar (365, 2.422 dagen) dat men
later vaststelde (5). Pogingen om deze jaren met elkaar in
overeenstemming te brengen zijn niet succescol geweest, zo-
dat en in Israël en in de Islamitische wereld twee kalenders in
gebruik zijn: het lunairejaarvoorde godsdienstige activitei-
ten en het solaire jaar voor de maatschappelijke zaken. Het
verschil tussen deze twee jaren wordt zichtbaar in het jaar-
lijks terugspringen van de datum van het Islamitische
Offerfeest met elf dagen (Tabel I). Voor het vaststellen van
de exacte datum van het Offerfeest is de eerste waarneming
van de nieuwe maan door de officiële clerus vereist. Deze
vaststelling vindt in ieder Islamitisch land afzonderlijk
plaats. De in Nederland wonende moslims ontlenen de data
voor het Offerfeest aan hun vaderland. Doordat Turkije en
Marokko ver uit elkaar liggen (ca. 4000 km) hebben deze
landen verschillende data voor hun Offerfeesten en moeten
we in Nederland rekening houden met twee verschillende
data voor dit feest. Dit verschil is vaak één dag.

TIJD SCHRIKT VOOR DIE RGENKKSKUNDE. DEEL 119, APLEVERiNCi 8, 1994

230

-ocr page 276-

1 • ffl

mm

Tabel 2. Enkele karakteristieken van liet Jodendom, het Ciiristendom en de Islam,

Aanvang tijdstip

Jodendom

3761 (7okt.)vóórChr,
(schepping der wereld)

Kalender

Heilig boek

Begeleidende
geschri ften

Thora en overige
boeken van het
Oude Testament

Talmoed

kerkelijk: maanjaar
maatschappij
als christenen

t

Christendom

Christus\' geboorte-

Zonnejaar

Bijbel (= Oude en
Nieuwe Testament)

Talloze

15-16juli622
(vlucht uit Mekka
= hedzjra)

Islam

Maanjaar

Quran of Koran

Soenna

Godsdienstige geschriften

Voor de christenen is de bijbel, het boek der boeken, het hei-
lige geschrift. De bijbel is verdeeld in het Oude en Nieuwe
Testament. Beide bijbeldelen zijn onderverdeeld in een aan-
tal bijbelboeken. Het Jodendom erkent slechts een deel van
het bock der boeken als het heilige boek. Voor hen geldt de
Tenach (de wet en de profeten). De Tenach komt globaal
overeen met het Oude Testament. Het absolute fundament
voor het Jodendotn is de Thora. Dit zijn de vijf eerste boeken
van het Oude Testainent.

De Islam kent als heilig boek de Koran (= oplezing). In vroe-
ger tijden werd de Koran in verband met het analfabetisme
vrijwel altijd voorgedragen. De Koran is ingedeeld in 114
Soera\'s (hoofdstukken). Deze Soera\'s zijn na Mohammed\'s
dood opgeschreven. Noch uit de tekst, noch uit de structuur
van de verzen zijn historische conclusies te trekken. De
Soera\'s zijn achteraf gedateerd op basis van nauwgezette
studies.

Omdat de teksten van de heilige boeken soms onduidelijk
waren bleken er verschillende cxegesen mogelijk. Daarom
was er behoefte aan nadere richtlijnen. Door de Joden wordt
gebruik gemaakt van de Talmoed en door de Moslims van de
Soenna. Zo wordt in de Talmoed het algemene gebod uit
hoofdstuk 12 van het Oudtestamentische boek Deuterono-
mium nauwkeurig uitgewerkt. In vers 21 van dat hoofdstuk
staat: \'Slacht zoals ik U geboden heb\'. De uitwerking van dit
vers in de Talmoed is zo gedetailleerd dat er sprake is van
een volledig slacht- en onderzoekingsvoorschrift dat bijna
niet onderdoet voor het aan de Vleeskeuringswet gekoppelde
Onderzoekings- en Keuringsregulatief (6).

Op basis van de geschriften mogen de Joodse en Moslim ge-
lovigen alleen maar vlees van ritueel geslachte dieren eten.
Dc vraag die rijst is wat de diepste beweegreden is voor het
slachten zonder voorafgaande bedwelming. Om deze vraag
te beantwoorden is bestudering nodig van de offercultus.
Vele volken geloven alleen dan vlees te mogen eten wanneer
het slachtdier aan de God(en) gewijd is. Men vindt in vele
oude godsdiensten inderdaad een hechte band tussen (1):

- het slachten, met als doel het geslachte dier of een deel er-
van aan God te wijden;

- beoordeling van het geslachte dier door cultusdienaren om
na te gaan of het vlees wel geschikt is om te offeren;

- het gemeenschappelijk nuttigen van grotere of kleinere de-
len van het geslachte dier.

231

Bij de op religie steunende beoordeling van slachtdieren kan
gedacht worden aan het uitbannen van kwade geesten, het
voorkómen van ziekten en dergelijke Vast staat dat er oor-
spronkelijk een gemeenschappelijke maaltijd werd genut-
tigd waarbij God aanwezig was. Later kwamen daar elemen-
ten als gave, dank en schulddelging bij. Dat voor deze offers
uitsluitend het beste werd gebruikt vloeit voort uit het \'hoge\'
doel dat ermee beoogd werd. Gode eer brengen. De dieren,
maar ook de veldvruchten en ander offermateriaal moeten
gaaf en rein zijn (7).

In het christendom heeft het ritueel slachten geen plaats
meer. In het Nieuwtestamentische deel van de bijbel staat in
het boek Marcus (hoofdstuk 7 vers 15) \'niemand wordt on-
rein door wat van buiten af in hem komt, maar omgekeerd
door wat uit hem naar builen komt\'. Ook in de brieven van
Paulus wordt er herhaaldelijk in deze richting gewezen.
Door het Nieuwe Testainent, waarin Jezus Christus als
Verlosser centraal staat, heeft de offercultus geen plaats
meer in de christelijke kerk. Voor het christendom zijn de
Oudtestamentische spijswetten praktisch gezien overbodig
geworden. Daarom wordt in het hieronder volgende over-
zicht over de voedselbehandeling alleen maar de Joodse en
Moslim-traditie behandeld (Tabel 3).
Het overzicht in tabel 3 behoeft zeker nog enige verklaring
ten aanzien van de Joodse godsdienst.
In de eerste plaats inogen alleen die dieren gegeten worden
die zowel gespleten hoeven hebben als die herkauwen. Het
varken heeft in de volksmond de naam voor het Jodendom
verboden te zijn. Dit is juist. De reden hiervoor is niet dat het
om een onrein (=onhygiënisch) dier zou gaan maar omdat
het varken niet voldoet aan de twee zojuist genoemde eigen-
schappen.

Menigmaal wordt geopperd dat de spijswetten een hygië-
nisch doel dienen. Dit is zeer wel denkbaar. De keurings-
techniek (=de bcdiekah) die voor de longen voorgeschreven
wordt vereist een minitieus longonderzoek. Zo\'n onderzoek
was in de tijd van Mozes, toen deze wetten opgesteld werden
zeer zinvol omdat tuberculose in die tijd endemisch was.
Het vlees van de achterhand, distaal van dc achtste rib, wordt
niet gegeten. Deze gewoonte is terug te voeren tol het ver-
haal uit het bijbelboek Genesis (hoofdstuk 32, vers 32)
waarin verteld wordt dat de Man Gods bij de beek Jabbok
aartsvaders Jacob op de heupspier heeft geslagen waardoor
hij mank werd. Men kan erover twisten of bij deze slag de M.
psoas of de N. ischiadicus met de omliggende bloedvaten be-

T I J D S C II R 1 E T VOOR D 1 E R Cl E N E E S K U N D E , D E E 1. 1 19, A E L i; V E R I N O 8 , 1994

-ocr page 277-

schadigd werd. Indachtig het oude adagium \'in dubiis ab-
stine\' (zie er in twijfelgevallen maar vanaO wordt daarom in
het algemeen de gehele achterhand niet geconsumeerd.
Alleen als er voldoende vakmanschap aanwezig is om de
verboden delen (bloedvaten en zenuwen) te verwijderen, het
zogenaamde poorsen, is consumptie van het vlees van de
achterhand geoorloofd.

Nébélah en téréfah betekenen beiden onrein. In het eerste ge-
val betreft het een kadaver en in het tweede geval betreft het
een dier dat bij postmortale keuring zodanig afwijkingen
vertoont dat tot afkeuring overgegaan moet worden op basis
van talmoedische voorschriften. Een geringe chronische
pleuritis, bijvoorbeeld, is reeds voldoende om het vlees van
gehele dier als téréfah. onrein, te beschouwen. Téréfah bete-
kent letterlijk: door de wilde dieren verscheurd.
De in Nederland gebruikelijke indeling van slachtdieren in
categorieën is niet nieuw (9). De bijbelse geschriften kennen
in feite ook categorie 7 voor gestorven dieren (nébélah) cn
categorie 5 voor dieren die door een ongeval waren getroffen
(téréfah).

Bloed en vet zijn oin verschillende redenen niet voor con-
sumptie toegelaten. Bloed dat als het begin van alle leven
wordt gezien mag om die reden beslist niet genuttigd wor-
den. Dit is onder andere in de bijbelboeken Leviticus (hoofd-
stuk 17 vers 13) en Deuteronomium (hoofdstuk 12 vers 23)
te lezen. Vet wordt in tegenstelling tot de spiereiwitten gere-
serveerd voor God (Leviticus 13:14). Vet wordt als een \'geu-
rige gave\' gebrandofferd (10).

In de spijswetten wordt het eten van een aantal vogelsoorten
verboden. Met naine vleesetende vogels, zoals aasgieren,
zijn verboden. De verklaring van De Wolf hiervoor is het ge-
geven dat deze vogels doorlopend met de dood in contact
zijn en daarom tot onreine dieren verklaard zijn (8). Heel
stringent zijn deze oud-testamentische voorschriften niet ge-
let op het feit dat het rabbinaat al geruime tijd geleden (1883)
een naar tijd en plaats aangepaste lijst voor Amsterdam heeft
uitgegeven (6).

Van de waterdieren mogen alleen de dieren die vinnen en
schubben hebben, vissen dus, gegeten worden. Vissen kun-
nen in feite moeilijk ritueel geslacht worden. Daaroin is het
ophalen van de vis uit het water gelijkgesteld met het ritueel
slachten. Dit is blijkbaar niet in tegenspraak met het funda-
mentele gebod van volledige uitbloeding zoals dat geldt voor
zoogdieren en vogels (11).

1 ft ffv-^f^I fi m

^^am ï h ii t

Tabel 3. Samenvatting van de spijswetten van het Jodendom en de Islam.

Heilige dag

Verboden voedsel

Bijbel/
Koranteksten

Slachtwijze

Jodendom

Zaterdag

Van zoogdieren met

Talmoed: uitleg

(Vrijdag vanaf

gespleten hoeven

van Deuteronomium

zonsondergang tot

en die herkauwen:

12:21

zaterdag zonsondergang)

de achterhand
het bloed
het vet

die onrein zijn
Vogels:
24 soorten
Waterdieren:

slechts wat vinnen schubben heeft
Nébélah/Téréfah

Genesis 32:32
Deut. 12:23
Lev. 3:16,17

Lev. 11 en
Deut. 14

Islam

Vrijdag

Soera:

Hals doorsnijden en

(Soera 62:9)

1. gestorv ene

2. bloed

3. zwijnevlees

4. alles waarover de naam
van Allah is uitgeroepen

2: 173
6: 145
16:115
6: 121

laten doodbloeden

232

Het eten van insekten, zoals de sprinkhanen die we in ver-
schillende bijbelverhalen tegenkomen, is in de moderne tijd
haast niet meer van betekenis.

Bij de bereiding van het vlees moet er een absolute scheiding
zijn tussen melk- en vleesspijzen. Deze scheiding is terug te
voeren op de Thora (Exodus 23:19, Exodus 34:26 en
Deuteronomium 14:21). Daar staat geschreven: \'Gij zult het
bokje niet koken in de melk van zijn tnocder\'. Deze schei-
ding gaat zover dat er tussen het nuttigen van vlees en melk
ca. 6 uur in tijd inoet verlopen.

Dc slachttechnick, met name het aanbrengen van de hals-
snede, is bij het .lodendom nauwkeurig omschreven. De hals-
snede mag alleen door een speciaal daartoe opgeleid per-
soon, de sjochet. uitgevoerd worden. Bij het aanbrengen van
deze snede moet met onder andere de volgende punten reke-
ning gehouden worden:

- het mes mag niet stilstaan tijdens het snijden;

- er mag niet op het mes gedrukt worden;

- het mes mag niet bedekt worden door haren of wol;

- het mes moet voor iedere volgende snede gecontroleerd
worden op \'schaarden\' (oneffenheden);

- nagegaan moet worden of oesophagus, trachea of bloedva-
ten scheuren.

De geringste afwijking tijdens het doden maakt het slacht-
dier onrein (6).

De Islam kent ook spijswetten. Zij vormen een sobere vorm
van de gedétailleerde voorschriften van het Jodendom en
zijn eenvoudig samengevat in de vier punten in het overzicht
in tabel 3. De onderverdeling in zoogdieren, vogels en water-
dieren is bij de Islam onbekend. Het 4e punt, alles waarover
de naain van Allah is uitgeroepen, onderscheidt zich even-
wel van de Joodse riten. Dit punt vormt de verklaring voor de
aarzeling die moslims hebben als ze bij anderen aan tafel ge-

T IJ [5 S C II R I F T VOOR D I F R (i F N F E S K U N I) F , D E E F 1 19, A F F E V F R I N (i 8 , 1994

-ocr page 278-

nodigd worden. Bij de Islam wordt voor het aanbrengen van
de halssnede een kort gebed uitgesproken. Bij het aanbren-
gen van de snede wordt het dier op de rechterzijde gelegd
met het gezicht naar Mekka. De snede wordt gemaakt met de
rechterhand en gewoonlijk uitgevoerd door de heer des hui-
zes.

Verdere voorschriften over het slachten staan niet in de
Koran. De Soenna geeft daarover meer infonnatie. Mede
daardoor is het voor de Islamiet zonneklaar hoe hij met het
slachtdier moet omgaan. Er staat onder andere geschreven:
\'Gij zult het mes niet wetten in het aangezicht van het dier\'
en \'het dier moet voor het slachten rusten\'. In het algemeen
kan gesteld worden dat de Koran een diervriendelijk boek is.

NAWOORD

Bij tiet sclirijven van dit artikel is gebruik gemaakt van de \'Groot Nieuws
Bijbel\' van 1985 van de Katholieke Bijbelstichting/Nederlands Bijbelge-
nootschap en van dc Koran zoals deze is vertaald door prof. J.H. Kramers, in
leven arabist te Leiden.

LITERATUUR

l.Oijen CF van en Reitsma K. Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong. Deel 11. N.V. Uitgevers-Maatschappij voorheen Van
Mantgem & Dc Goes. Amsterdam. 1950.

2. Postema HJ. Hel rituele slachten tijdens het Islamitische Offerfeest.
Inspectierapport RVV. oktober 1993.

3. Ramadan M. Ritueel ...? Hoezo? Scriptie over ritueel slachten.
Keurmcestersopleiding voorjaar 1992.

4. Centraal Bureau voor de Statistiek: Statistisch Jaarboek 1993. SDU-uit-
geverij, \'s-Gravenhage.

5. Grote Winkler Prins Encyclopedie, deel 12. 1991.

6. Vedder A en Goudsmit NN. De Joodsch-rituele voorschriften omtrent
het slachten en het daarbij behorende onderzoek. J.R. Joachimstal
5644/1833.

7. Gispen WH. Bijbelse Encyclopedie. Kok. Kampen. 1982.

8. Wolf Joh. de. Schaduwen van licht. Bijbelstudie over het boek
Leviticus. De Vuurbaak. Bameveld.

9. Vleeskeurings-en destructiewet. deel 1. Tjeenk Willink. Zwolle. 1987.

10 Kamp LB. Joodse riten en symbolen. Arbeiderspers, Amsterdam. 1968.

11. Regenstein en Regenstein. An introduction to the Kosher Dietary Laws
for foodscientist and food processors. Foodtechnology (1)1979.

FELINE DENTISTRY

November 1992. volume 22 number 6 of The Veterinary
Clinics of North America, Small Animal Practice. Guest
Editor Colin E. Harvey.
WB Saunders Company (ISSN 0195-5616)
Philadelphia, London, Toronto, Montreal, Sydney. Tokyo.
The Curtis Center, Independence Square West, Philadel-
phia, PA 19106-3399 USA.

Deze uitgave in \'The Veterinary Clinics of North America-
serie\' is geheel gewijd aan tandheelkundige zorg bij de kat.
Een goede keuze. Ten eerste is de belangstelling voor dier-
geneeskundige hulp aan de kat sterk aan het toenemen. Er
zijn in een aantal landen (onder andere Zwitserland en de
Verenigde Staten) reeds meer huiskatten dan huishonden.
Ten tweede neemt de belangstelling voor tandheelkundige
behandelingen bij gezelschapsdieren (en ook de kat!) toe.

Er zijn duidelijke verschillen tussen aandoeningen in de
mondholte bij de kat en de (kleine) hond. Niet alleen de ana-
tomie maar ook de fysiologie en pathologie. Met name ko-
men er bij dc kat twee oraal-dentale aandoeningen voor die
in de praktijk dagelijkse kost kunnen zijn als er aandacht
voor is. Ten eerste het zogenaamde gingivitis-stornatitis-fa-
ryngitis-complex. Hoewel er reeds een aantal oorzaken
wordt genoemd, wordt er veel research gedaan naar ander
oorzaken. Hierbij zou de immunologie weieens een belang-
rijke rol kunnen spelen (hoofdstuk 5,6,7, pag. 1323 -1384).

Ten tweede de zogenaamde tandhalslaesies (necklesions,
resorptive lesions of teeth, cervical lesions or bucco-cervical
lesions). Thans moet er geconstateerd worden dat er van
deze aandoening nog steeds geen zekere oorzaak beschreven
is. Helaas is er ook geen adequate behandeling die succesvol
genoemd mag worden (American Veterinary Dental Society

Congres - oktober 1993; ref). Voorkomen, etiopathogencse,
classificatie en de resultaten van diverse behandelingen wor-
den beschreven in de hoofdstukken 8,9,10, pag. 1385 - 1432.
Uiteraard worden anatomy, radiologisch onderzoek en inter-
pretatie besproken (1 en 2). Interessant is hoofdstuk 3: \'Oral-
dcntal disease in cats: A feline practioner\'s perspective\'.
Hoe start ik ecn tandheelkundig programma voor katten op
in mijn praktijk?

De hoofdstukken 11 en 12 zijn belangrijk voor de eerstelijns
practicus om te onderkennen wanneer een patiënt moet wor-
den verwezen cn hoe de behandeling in zijn werk gaat. Voor
cndodontischc behandelingen en het corrigeren van maloc-
clusies is meerkennis cn ccn uitgebreider up-to-date-instru-
mentarium noodzakelijk.

In hoofdstuk 13 worden 73 katten besproken die behandeld
zijn wegens kaakfracturcn.

Onder leiding van Colin Harvey (een taak die hem wel is toe-
vertrouwd, gezien zijn talrijke publikaties en zijn \'leader-
ship\' in de veterinaire tandheelkunde) zijn er zeventien
schrijvers die in dertien hoofdstukken (231 bladzijden) (te?)
veel bij elkaar hebben geschreven over felin dentistry. Onze
Nederlandse collega Rob van Wessum, dierenarts te Weesp
heeft samen met Harvey en Hennet de resultaten van onder-
zoeken in Nederland en de USA naar het voorkomen van fe-
line dental resorptive lesions besproken en vergeleken met
andere onderzoeken. De literatuurverwijzingen volgen aan
het eind van elk hoofdstuk. Aan het slot volgt een cumula-
tieve index over de serie 1992 (1469 -1496).

Dit boek is een welkome aanwinst voor de \'katten\'-litera-
tuur. Zeker voor de dierenarts die zich of specialiseert in de
kat en/of tandheelkunde bij dieren. Voor de eerstelijns prak-
ticus is het toch een hele kluif U kent dat wel: veel tekst,
kleine letters, weinig foto\'s en figuren.
Toch maar aanschaffen als u veel katten in de praktijk op uw
spreekuur ziet!

Andries van Foreest

-ocr page 279-

SAMENVATTING

De ontwikkeling van Europese organisaties voor de er-
kenning en registratie van veterinaire specialisten wordt
beschreven. Er wordt aandacht besteed aan het ontstaan
van specialistenverenigingen in de vorm van \'colleges\' en
\'societies\' en aan de ontwikkeling van overkoepelende in-
stanties, zoals de \'Interim Board of Veterinary Specia-
lisation\' en het \'Coordinating Committee\'. Het belang
van ondersteuning door een gezaghebbend Europees or-
gaan wordt genoemd; geconstateerd wordt dat de EG
vooralsnog een afwachtende houding aanneemt. Er
wordt gewezen op de beperkte mogelijkheden om specia-
listen op te leiden. Tot slot wordt de vraag opgeworpen of
het zinvol is dat er in Nederland en in Europa vrijwel
identieke, maar volledig gescheiden structuren bestaan
voor de erkenning en registratie van veterinaire specia-
listen.

INLEIDING

De ontwikkeling van een Europese structuur voor de erken-
ning en registratie van specialisten is in een stroomversnel-
ling geraakt. In 1993 werd de \'Interim Board of Veterinary
Specialisation\' opgericht, waarbij op dit moment vijf
Europese specialistenverenigingen zijn aangesloten^. Deze
verenigingen zijn druk bezig met het benoemen van specia-
listen-op-uitnodiging, die de opgerichte \'Colleges\' vorni
moeten geven. Eén vereniging heeft inmiddels een eerste
groep \'diplomates\' geëxamineerd en hiermee het eerste
Europe.se specialistenexamen gerealiseerd.
Het hoge tempo waarin deze ontwikkelingen zich voltrekken
en het belang ervan voor de positie van de Nederlandse spe-
cialist als vcrwijsadres in de zich ontwikkelende structuur
van de diergezondheidszorg zijn aanleiding om in deze ru-
briek wat uitgebreider stil te staan bij de opkomst van de spe-
cialisatie in Europa.

HARROGATE

De eerste aanzet voor een Europese aanpak van de speciali-
satie werd gegeven tijdens het BSAVA-congres van 1989 in
Harrogate. Op initiatief van Phillipe Moreau (Limoges,
Frankrijk) kwam hier een groep van 26 gezelschapsdieren-
art,sen bijeen om van gedachten te wisselen over de moge-
lijkheid om de specialisatie in Europees verband te organise-
ren. De bijeenkomst resulteerde in de oprichting van een
werkgroep, die verscheidene malen onder leiding van Hans

\' SpecialisI Chirurgie der Gezelschapsdieren. Diplomate. European College of
(\'eterinary-Surgeons.

■ European StK-iety ofyelerinury- Medicine (ESUM). European College ol l\'elerinar}-
Surgeons (ECi\'S). European College of i\'elerinary- Dermatologists lECl\'D).
European College ol\' yeterinary Ophtalmologists (ECVOi. European Sucietv of
yetehnary Diagnostic Imaging (ESl\'Dh.

Koch (Birkenfeld, Duitsland) bijeen kwam in het bij Dijon
gelegen dorp Béze. Deze \'groep van Bèze\' produceerde in
1990 een document met de titel \'Veterinary Specialisation in
Europe: Companion Animals\', dat als richtinggevend kan
worden beschouwd voor de organisatie van de specialisatie
in Europa. In dit document wordt een structuur geschetst van
specialistenverenigingen en overkoepelende instanties, die
inmiddels voor een deel is gerealiseerd.

COLLEGES EN SOCIETIES

Terwijl de \'groep van Bèze\' zich boog over de gewenste
structuur namen anderen het initiatief tot het oprichten van
Europese specialistenverenigingen. De wijze waarop deze
verenigingen werden georganiseerd was niet in alle gevallen
gelijk. Er kunnen ruwweg twee soorten worden onderschei-
den: \'Colleges\' en \'Societies\'. Societies zijn verenigingen
bij welke men zich zonder voorgaande selectie als lid kan
aanmelden. Colleges daarentegen zijn verenigingen waarvan
men in principe alleen lid (\'diplomate\') kan worden door het
afleggen van een examen. In de aanloopperiode worden door
de meeste Colleges echter ook specialisten aangezocht (\'spe-
cialists by invitation\') of zonder examen geaccepteerd
("de
facto
recognized specialists\').

Interne geneeskunde, dermatologie, ofthalmologie en radio-
logie zijn begonnen als Society en zijn nu bezig om vanuit
deze Societies Colleges te vormen. Chirurgie is direct van
start gegaan als College. Met uitzondering van de chirurgie
kennen alle genoemde Colleges \'specialists by invitation\' en
\'de facto recognized specialists\'. De chirurgen kozen voor
een verplicht examen voor alle leden, met inbegrip van de
oprichters. Voor het afnemen van dit examen werd de hulp
ingeroepen van het American College of Veterinary Sur-
geons (ACVS).

BOARD EN COMMITTEE

Het eerder genoemde document \'Veterinary Specialisation
in Europe: Companion Animals\' beschrijft een structuur
waarin de specialistenorganisaties ressorteren onder twee
overkoepelende instanties. Dit zijn de \'Board of Veterinary
Specialisation\' en het \'Coordinating Committee for
Veterinary Specialisation\'. Op het eerste gezicht lijkt het
misschien wat overdadig om twee paraplu-organisaties in
het leven te roepen. Bij nadere beschouwing blijken beide
organen echter een verschillende functie te hebben. Dit
hangt nauw samen met het feit dat de structuur is ontworpen
om te functioneren onder auspiciën van de EG.
Het \'Coordinating Committee\' (CC) vormt de bovenste van
de twee koepels. Het is een breed samengestelde commissie
met vertegenwoordigers van alle deelnemende landen en
sectoren (bevoegde autoriteiten, beroepsbeoefenaren, onder-
wijs), aangevuld met waarnemers van diverse instanties, zo-
als de Federatie van Dierenartsen in Europa (FVE), de
Europese Vereniging van Onderwijsinstellingen voor Dier-
geneeskunde (AEEEV), de Dienst Consumentenbeleid en
het Directoraat-generaal VI van de EG en de Board of
Veterinary Specialisation (BVS). Het CC is vooral bedoeld
om politieke druk vanuit de samenleving op te vangen, zodat

SPECIALISATIE IN EUROPEES PERSPECTIEF

F.J. van Sluijs

-ocr page 280-

de tweede laag (de Board of Veterinary Specialisation) zijn
werkzaamheden kan beperken tot kwesties van vaktechni-
sche aard.

DE HOUDING VAN DE EG

Vanaf het allereerste begin werd zowel door de \'groep van
Bèze\' als door de Europese specialistenverenigingen ge-
streefd naar een ontwikkeling onder verantwoordelijkheid
van de EG. In Europa is dit immers de meest gezaghebbende
instantie en de enige organisatie die kan zorgen voor wette-
lijke regelingen en financiering van de voorziene structuur.
Op dit gebied is de voortgang echter gering. De door de
\'groep van Bèze\' uitgedachte structuur keert weliswaar terug
in een advies van het Raadgevend Comité voorde Opleiding
van Dierenartsen (ACVT) aan de Europese Commissie. De
Commissie heeft tot op heden geen bereidheid getoond om
de overkoepelende organen te installeren. Het is zeer de
vraag of hierin op korte termijn verandering komt.

DE REACTIE VAN DE COLLEGES
Bij gebrek aan initiatieven van bovenaf ontwikkelt de orga-
nisatie zich nu vanuit de Colleges. Deze eigenen zich hierbij
een grotere rol Joe dan in het advies van het ACVT was voor-
zien. Dit betreft vooral de erkenning en registratie van spe-
cialisten. In het advies van het ACVT is deze rol voorbehou-
den aan de Board of Veterinary Specialisation, maar op dit
moment wordt deze taak vervuld door de Colleges. Het is
twijfelachtig of dit in de toekomst nog kan worden terugge-
draaid.

Dit initiatief moet overigens niet worden geïnterpreteerd als
een afwijzing van de leidende rol van de EG. De vijf ge-
noemde Colleges hebben zelf een voorlopige (Interim)
Board of Veterinary Specialisation opgericht (IBVS), waar-
van de taak en de samenstelling grote overeenkomst verto-
nen met die in het advies van het ACVT. Het enige verschil
is dc erkenning en registratie van specialisten, die dc
Colleges graag in eigen hand houden. Het instellen van het
Coordinating Committee blijft voorbehouden aan dc autori-
teiten van de EG. Zolang deze stap niet is gezet blijft de
Board \'voorlopig\'.

ONTWIKKELINGEN

Behalve dc reeds genoemde in de Interim Board vertegen-
woordigde verenigingen ontwikkelen zich nieuwe Colleges.
Kort geleden werd het European College of Avian Medicine
and Surgery (ECAMS) opgericht, dat naar verwachting in
april 1994 zal toetreden tot de Interim Board. In de vakgebie-
den pathologie en anesthesiologie worden op dit moment
stappen gezet om ook hier tot de vorming van Europese
Colleges te komen. Andere vakgebieden zullen ongetwijfeld
volgen. Het is te hopen dat hierbij ook specialismen zullen
ontstaan op het gebied van de geneeskunde van landbouw-
huisdieren en van de produktie van voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong. De opkomst van dergelijke specialis-
men zou er toe kunnen bijdragen dat de EG een meer actieve
rol zal spelen in de diergeneeskundige specialisatie.

OPLEIDING

Nu de verschillende Colleges hard op weg zijn om hun de-
finitieve vonn te bereiken wordt een ander probleem actueel:
waar moeten de specialisten worden opgeleid? De opleiding
wordt in de reglementen van de Colleges nauwkeurig om-
schreven, maar er zijn in Europa nog maar weinig instituten
die in staat zijn om een dergelijke opleiding te verzorgen.
Het ziet er naar uit dat op dit gebied nog heel wat werk moet
worden verzet, voordat de door het ACVT aanbevolen struc-
tuur kan functioneren. De toekomst zal moeten uitwijzen of
er voldoende opleidingscapaciteit kan worden gecreëerd om
in de Europese behoefte aan specialisten te voorzien.

Tijdsdmll voor niergemvskumle IW4. 119: SS.

GEVOLGEN VOOR NEDERLAND
De wijze waarop de specialisatie in Nederland is georgani-
seerd vertoont grote gelijkenis met de in het advies van het
ACVT geschetste structuur. De belangrijkste verschillen
zijn het centrale beheer van het register en het ontbreken van
een examen. De overige eisen die aan specialisten worden
gesteld zijn identiek aan die van de Europese colleges. Het is
derhalve niet verbazend dat erkenning over en weer weinig
problemen oplevert. De Europese Colleges stellen als toela-
tingseis voor het examen onder meer dat de kandidaat in het
land van vestiging moet zijn geregistreerd als specialist, als
een dergelijke titel daar tenminste bestaat. Bij het in 1992
door de Nederlandse Raad voor de Specialisatie erkende spe-
cialisme \'vogelgeneeskunde\' worden Europees erkende spe-
cialisten automatisch ingeschreven in het Nederlands
Veterinair Specialisten Register. Er is weliswaar een
Nederlandse specialisatiecommissie ingesteld, maar de taak
van deze commissie blijft beperkt tot het \'bewaken van het
specialisme\'^. Deze beperking komt voort uit de geringe om-
vang van het vakgebied in Nederland. Het kleine aantal spe-
cialisten dat voor bestuursfuncties beschikbaar is zou er on-
vermijdelijk toe leiden dat verscheidene functies worden
gecombineerd in één persoon, wat in het algemeen als min-
der gewenst wordt beschouwd. Voor de grotere vakgebieden
speelt dit in mindere mate, maar toch kan ook hier de vraag
worden gesteld of wij ons de luxe van een dubbele structuur
kunnen permitteren. Het naast elkaar functioneren van
Europese en nationale raden en commissies met een vrijwel
identieke taak en werkwijze kost veel geld en menskracht,
die niet meer kunnen worden besteed aan de eigenlijke taak
van dc specialisten: het uitoefenen van de diergeneeskunde
op specialistisch niveau.

SUMMARY

Specialisation in European perspective

The Jevehpmenl of European organisations for the recognition and regist-
ration ql
Veterinär)\' specialists is described. Attention is given to the forma-
tion of specialty groups in the form of \'colleges\' and \'societies\' and to the
development of umbrella organisations such as the \'Interim Board of
Veterinary Specialisation\' attd the \'Coordinating Committee\'. The impor-
tance of support by a governmental organisation is indicated: it is conclu-
ded that the EEC awaits further advancement. It is pointed out that the ca-
pacity to train .specialists is limited at present. Finally the useftdness of
maintaining two almost identical but completely separated .systems for the
recognition and registration ofveierittary .specialists in the Netherlands and
in Europe is questioned.

op verwijzing namens de

Groep Veterinaire Specialisten

coördinatie R. C. Nap, spec chir gezelschapsdieren

-ocr page 281-

Op een avond belde een varkenshouder voor een zeug met
een prolapsus uteri. Eerder werden deze dieren door hem di-
rect naar de noodslachting gebracht en de biggen over andere
zeugen verdeeld. De huidige regels bij noodslachting waren
voor hem aanleiding te denken dat, door inschakeling van
zijn dierenarts, een beter financieel resultaat te behalen zou
zijn.

Door ons wordt, gedurende een lange periode, bij een pro-
lapsus uteri bij een zeug, waarbij de uterus onbeschadigd is,
met veel genoegen en resultaat een oude en misschien wat
onbekende behandeling toegepast.

Nadat de zeug onder narcose is gebracht, wordt om de uterus
een kunststof zak aangebracht, die vervolgens rondom aan
de vulva wordt vastgehecht. Door nu de zak, die tevoren met
glijmiddel glad gemaakt is aan de binnenkant, vanaf het uit-
einde op te draaien, wordt de uterus terug in de buikholte ge-
bracht (verbluffend is met hoeveel gemak dit steeds weer
gaat). Vervolgens wordt de inversio manueel verholpen.
Tenslotte wordt eventueel nog een hechting volgens Bühner
oin de vagina aangebracht.

Wij vinden dit een goede methode, waarbij het onder narcose
krijgen van de zeug en de krappe werkomstandigheden in dc
kraamstal vaak de grootste hinderpalen zijn.

Bij aankoinst op het bedrijf troffen we ecn zeug aan met een
gedeeltelijke prolaps (ongeveer 60 cm) van één uterushoom
en één levend big.

Volgens de verwachting van de eigenaar zouden er zeker
nog tien biggen in de zeugen aanwezig zijn. De \'zak\'-me-
thode leek niet geschikt, omdat recidive (van de prolaps) mo-
gelijk werd geacht.
Besloten werd tot sectio.

Na opening van de buik werden eerst uit de gedeeltelijk ge-
prolabeerde baannoederhoom vijf, helaas dode, biggen ge-
haald. Vervolgens werden uit de andere hoorn vier levende
biggen gehaald. Na sluiting der uteris-sneden werd de gepro-
labeerde hoom door trekkracht vanuit de buikholte gerepo-
neerd. Dit ging eerst wat moeizaam, ook omdat onbekend
was hoeveel trekkracht de baarmoeder zou kunnen verdra-
gen.

Tenslotte werd de vagina door middel van een hechting vol-
gens Bühner gedeeltelijk afgesloten.
De volgende dagen bleek de zeug gezond en de biggen tevre-
den. Ze was bovendien pleegmoeder geworden van vijf extra
biggen.

Deze twee methoden van behandeling van een prolapsus
uteri bij de zeug zijn \'oud nieuws\'. U kunt ze beide opslaan
in de, zeer uitgebreide, standaarddictaten van prof.dr. F.C.
van der Kaay en wel het dictaat \'Ziekten bij het moederdier
in verband met de partus\', druk 1964 bladzijde 44.
De kunststofzakken waren via de instrumenthandel te ver-
krijgen.

T. Cuperus

im

NIEUWE REGELS: EEN PERSPECTIEF VÜQR OUDE
THERAPIEEN

KLEURENATLAS VAN ZIEKTEN BIJ SCHAPEN EN
GEITEN

Color Atlas oj Diseases and Disorders of the Sheep a tul Goat
K.A. Linklater MC. Smith.Wolfe Publishing, 1993

Dit boek is samengesteld uit kleurenfoto\'s, die bijna alle
ziekten die bij schaap en geit bekend zijn, afbeelden. Het
boek bestaat uit maximaal dertig procent tekst. Het geeft
zeer summier een beschrijving van de ziektebeelden. Op
grond van de beknoptheid hoeft de lezer dan ook geen diep-
gang van de beschrijvingen te verwachten. Zeer kort worden
het ziektebeeld en de etiologie genoemd. Opmerkingen om-
trent de therapie ontbreken.

De kracht van het boek is echter de fotoserie van gemiddeld
uitstekende kwaliteit. Het vormt daardoor een onmisbaar be-
zit voor iedere prakticus of specialist die met kleine herkau-
wers te maken heeft.

De auteurs hebben het boek verdeeld in achttien hoofdstuk-
ken, die alle een orgaansysteem behandelen. Het maakt het
boek daardoor in eerste aanzet handig te gebruiken om vlug
iets op te zoeken. Wanneer ziekten meerdere orgaansyste-
men aantasten, moet de lezer voor lief neinen alle foto\'s be-
treffende een ziekte in meerdere hoofdstukken op te zoeken.
Dit mag geen bezwaar zijn het boek aan te schaffen en te ge-
bruiken. Aanschaf van het boek is aan te bevelen.

G.H. Wetuink

-ocr page 282-

H£r ALKALISCHE TU GEKEERD

ailat (Ie kat heeft gegeten, leidt de secretie van maagzuur tot een
1-stijging in het bloed en vervolgens in de urine. Deze post-prandiale
kalische piek"is een gevaarlijke periode voorde kat, waarin struviet
istallen (blaasgruis) of zelfs calculi kunnen worden gevormd. Daarom
de dieettherapie bij katten met FLUTD (Feline Lower Urinary Tract
iscase) in de eerste plaats gericht op continue verzuring van de urine,
t proces noemen wij ook wel: "uromodulatie".

Het nieuwe Feline pH Control droogvoer is door de voedings-
j;.>ikundigen van Waltham,\'s werelds toonaangevende autoriteit op liet
ïhied van voeding en verzorging van huisdieren, speciaal ontwikkeld
»or katten die gevoelig zijn voor FLI TD. Dit dieet voldoet aan de
fcifieke voedingshehoeften van deze katten en staat garant voor een
lektieve en succesvolle lange termijn behandeling.

liet Feline pH Control droogvoer bevat aange-
^.ste hoeveelheden van belangrijke mineralen. Met name
H magnesiumgehalte is beperkt om de kans op vorming
|m stru vietkristailen te reduceren. Het dieet is bovendien
fht verteerbaar waardoor vochtverlies via de faeces
lordt beperkt.

De werkzaamheid van het Feline pH Control
•oogvoer is in Waltham studies\' aangetoond. De urine
I tijdens de onderzoeksperiode bedroeg gemiddeld 6.3,
lim onder de risieo-grens van 6.5. Daarnaast was ook
; acceptatie buitengewoon goed.

Therapietrouw thuis bij de eigenaar is een voor-

6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 1
Time (Hours)

waarde voor een succesvolle behandeling van chroni-
sche aandoeningen, zoals bijvoorbeeld FLlfTD. Fffek-
tiviteit, goede acceptatie en gemakkelijk gebruik zijn
dan ook primaire voorwaarden bij een lange termijn
dieettherapie. Uw advies staat hierbij centraal.

Behalve het nieuwe droogvoer kunt u ook het
Feline pH Control blikvoer voorschrijven. Beide
produkten zijn onderdeel van onze serie diëten voor
hond en kat, die uitsluitend via de dierenarts ver-
krijgbaar zijn. \\^or nadere informatie kunt u
zich wenden tot de Waltham Veterinaire Service,
Antwoordnummer 10013,5460 VB Veghel.

pH Control Dry Diet
• three times daily

Feeding time

T"

■» \'I

-1 0 1 2 3 4 5

WALTHAM

THE WORLD\'S LEADING AUTHORITY
ON PET CARE AND NUTRITION

( NIEUW. FELINEpH CONTROL DIEET DROOGVOER

IMDAT THERAPIETROUW GARANT STAAT VOOR EFFEKTIVITEIT OP UNGERE TERMIJN

©

Jf. I.Dala on file.
Krgisltre^IVac^^

Kffcm, 1<)0,3

-ocr page 283-

k I fi

^ üft fi^Éir

DE OPRICHTING VAN DE VETERINAIRE
STUDENTENRIJVERENIGING DE SOLLEYSEL

In oktober 1934 werd in Utrecht de Veterinaire Studenten Rijvereniging op-
gericht. In dit artikel wordt ingegaan op de drijfveer van de studenten en me-
dewerkers van de veterinaire faculteit te Utrecht om een dergelijke vereni-
ging op te richten. Daarnaast wordt de voorloper van deze vereniging, die van
1911 tot en met 1925 bestond als ondervereniging van het Veterinair
Studenten Corps \'Absyrtus\', belicht.

Door Paul J.J. Mandigers\'

Hoewel Absyrtus deze vereniging in
maart 1912 als ondervereniging er-
kende, bleef de omvang van deze
Veterinaire Studenten Rijvereniging,
zoals zij vanaf 1912 werd genoemd,
klein. Ongetwijfeld zullen de hoge
kosten verbonden aan het paardrijden
een rol hebben gespeeld.

Dressuurmatig paardrijden was in die
tijd niet voor iedereen weggelegd. Het
was in verhouding tot andere sporten
duur. Slechts de rijkere burgers en boe-
ren die bedrijfsmatig paarden hielden,
waren hierin actief Als we de leden-
lijst van de VSR uit 1913 overzien dan
blijken er acht van de twaalf leden oor-
spronkelijk uit een grote stad te komen
en slechts vier uit een destijds hoofd-

Berichten en verslagen

Op 25 oktober 1934 werd door een
kleine groep studenten en facultaire
stafleden een veterinaire rijvereniging
opgericht (4). Hiermee werd negen
jaar na de opheffing van het Veterinair
Studenten Corps Absyrtus en haar on-
dervereniging \'Veterinaire Studenten
Rijvereniging\' (VSR) weer een invul-
ling gegeven aan de behoefte om in
diergeneeskundig verband paard te rij-
den. In dit artikel wordt kort ingegaan
op de VSR, zoals zij bestond van 1911
tot en met 1925 en de drijfveer om in
1934 weer tot de oprichting van een
veterinaire studentenrijvereniging over
te gaan.

DE VETERINAIRE
RIJVERENIGING VOOR 1934
Op 31 oktober 1911 werd de eerste ve-
terinaire rijvereniging opgericht door
een kleine groep van acht veterinaire
studenten, nadat een eerdere poging
vruchteloos bleek door gebrek aan
animo. Blijkbaar was er, vooral van de
zijde van \'paardenmenschen\', gewe-
zen op een tekortkoming in de oplei-
ding tot veearts. De enige groep veteri-
naire studenten die zich voordien
bezig hield met de rijkunst werd ge-
vormd door de aspirant-reserve-paar-
denartsen. Zij deden dit niet zozeer in
het kader van het veeartsenijkundig
curriculum, maar meer omdat zij hier-
toe verplicht waren (11).

\' PJJ. Mandigers. dierenarts, lid van de Werkgroep
Het Historisch Gezelschap der l \'SR De Solleysel.
Goedestraat I4c. 3i72 RTte Utrechl.

zakelijk agrarisch georiënteerd dorp.
En dit terwijl van de overige studenten
ongeveer 40% uit een grote stad af-
komstig was en het merendeel (60%)
uit een destijds hoofdzakelijk agra-
risch georiënteerd dorp (11).
In 1913 wordt in de veterinaire studen-
ten-almanak voor het eerst het doel
van de toenmalige VSR omschreven.
\'Waar het onderwijs aan \'s Rijks
Veeartsenijschool, in den omgang met
en \'t gebruik van het paard niet volle-
dig kan zijn, daar zien wij thans de
VSR op eigen initiatief de elementen
ter vollediging zoeken\' (11). Toch was
dit kleine groepje, zoals uit de versla-
gen in de veterinaire studenten alma-
naks blijkt, zeer actief Al in 1916
sprak men van de \'traditionele\' rij-
jool, (deze werd elk jaar na afioop van
de groentijd op verzoek van de senaat
gehouden) en de jaarlijkse carrou.sel
(foto 1). Zo had deze kleine club in vijf
jaar tijd kans gezien zich te verrijken
met tradities en had zij zich ondanks
een korte periode van onvrede met de
senaat van Absyrtus (1) een plaats bin-
nen de veterinaire studentenwereld
verworven. Het ledenaantal varieerde.

-ocr page 284-

maar schommelde voortdurend rond
de tien op een totaal van 160 tot 200
studenten. Het steeg pas in 1925 tot 21
ruiters (10). Voor wat betreft de ach-
tergrond van de ruiters uit 1925 was
het merendeel (75%) nog steeds af-
komstig uit een grote stad (10).
Als vast domicilie had deze vereniging
de Stads Rijschool, voorheen Acade-
mische Rijschool, onder leiding van
rijmeester J.P. Blokhuis. De lesgelden
waren niet gering en bedroegen tussen
de ƒ 1,50 en ƒ 2,50 per uur (4,12). Op
een enkele kleine onderbreking na
bleef de vereniging hier rijden tot aan
de ophefTmg (1,10,11). Of deze club,
net als later, ooit plannen heeft gehad
om in de manege van de

Veeartsenijkundige Hogeschool te rij-
den is onbekend.

Toen in 1925 de Veeartsenijkundige
Hogeschool onderdeel werd van de
Rijks Universiteit werd niet alleen be-
sloten tot opheffing van Absyrtus (im-
mers alle veterinairen konden nu lid
worden van de Utrechtse studenten-
verenigingen) maar ook tot opheffing
van de meeste onderverenigingen. De
enige vereniging die dit heeft overleeft
is de Kegelclub Duim In \'t Gat (7,8).
Toch is het niet zo geweest dat de reeds
langer bestaande en grotere studenten-
verenigingen hun eigen paardrijver-
eniging hadden. Pas in 1925 werd de
eerste opgericht en wel USR Pegasus
van Unitas Studiosorum Rhenotrajec-
tinum (1925) later gevolgd door USR
Bellerophon van het Utrechts Studen-
ten Corps (1929) en USR Hippeia van
CS Veritas (1936). Er werd daarvoor
wel al door USC (6,14) en UVSV-le-
den (6) in klassikaal verband gereden.
Dit was echter niet in een hippisch ver-
enigingsverband.

HEROPRICHTING VAN DE VSR
□F OPRICHTING VAN EEN
NIEUWE VSR?

Zeven jaar na de opheffing van
Absyrtus werd in de tijd dat de facul-
teitskwestie speelde (Van Gildestein
naar Uithof deel 2 pagina 481-90) in
1932 de Diergeneeskundige Studenten
Kring opgericht (8). Mede op initiatief
van de toenmalige Maatschappij voor
Diergeneeskunde werd het idee geop-
perd om een neutrale \'kring\' op te rich-
ten, die een verbetering van de band
onder de veterinaire studenten moest
bewerkstelligen. Het doel was niet zo
zeer een gezelligheidsvcreniging te
vormen maar een vereniging, die de
over de diverse studentenverenigingen
verspreide veterinairen weer een
saamhorigheidsgevoel zou bezorgen
(8). Zo ontstond zeven jaar na de op-
heffing van het VSC \'Absyrtus\' dc
Diergeneeskundige Studenten Kring
als veterinaire facultcitsvcrcniging.
Wellicht was de reden om (opnieuw)
ecn veterinaire paardrijvereniging op
te richten \\anuit deze gedachtengang
ook zeer verklaarbaar, want hoewel de
veterinairen bij verschillende rijver-
enigingen konden rijden was het aantal
veterinairen dat paard reed toch vrij
klein. Het was de in 1935 benoemde
hoogleraar in de zootechniek G.M. van
der Plank, die begin 1934 de studenten
opriep een veterinaire rijvereniging op
te richten. De reden tot oprichting van
een dergelijke vereniging was, zoals
uit een brief van de student J.A.
Blanken blijkt, geen andere dan die in
1911 (2,3).

\'Hij (Van der Plank) raadt het rijden
sterk aan, in de eerste plaats, omdat het
voor een veterinaire student de meest
voor de hand liggende sport is en ver-
der uit praktische overwegingen. Het is
namelijk bekend dat een vrij groot aan-
tal dierenartsen, al dan niet vrijwillig
genoodzaakt is een rol te spelen in de
zich steeds meer uitbreidende lande-
lijke ruiterbeweging, bijvoorbeeld als
bestuurs- of jurylid, voor conditiekeu-
ringen, om een lezing te houden, enz.
Dat verschillende dierenartsen daarbij
moeilijkheden ondervinden omdat ze

-ocr page 285-

geen ruiters zijn, is ooic beidend.
Bovendien neemt paardrijden door
burgers sterk toe, zodat verwacht kan
worden, dat genoemde diensten ook
buiten de landelijke beweging steeds
meer gevraagd zullen worden\' (2).

Jan Blanken (2,3,4) nodigde zijn me-
destudent Dick Rutgers en de pas aan-
gekomen eerstejaars Eddie Voûte bij
hem thuis uit voor nader beraad (3).
Zowel Blanken als Rutgers hadden
deel uit gemaakt van het eerste DSK-
bestuur en zij waren dus bekend met
bestuurlijk werk. Voûte was eerder se-
cretaris geweest in een, door hem in
zijn geboortedorp Bergen opgerichte
landelijke rijvereniging. Deze drie stu-
denten hebben een voorstel uitgewerkt
dat tijdens een bijeenkomst in de colle-
gezaal van Zootechniek, aan de veteri-
naire studenten gepresenteerd werd.

Voorzitter van deze vergadering was
L.L.E. Beuvery, de toenmalige vice-
praeses van de DSK. Deze vergadering
werd bijgewoond door de docenten
Van der Plank, W.H. Schultze
(Histologie) en G. Krediet (Anato-
mie). Ongeveer 25% van het totale
aantal veterinaire studenten was aan-
wezig (6). Vanuit de zaal kwam weer-
stand tegen de oprichting van een vete-
rinaire studentenrijvereniging. Het
waren de studenten G. Wagenaar (de

^ Nog niet gepubliceerde gegevens ontleend aan een
enquête van de werkgroep Het Historisch
Gezelschap der VSR De Solleysel. gehouden onder de
dierenartsen, die van 1934 tot en met 1940 studeer-
den Het retourpercentage was 35%.

Tabel 1. Overzicht van de naamgeving en bijbehorende jaartallen voor de beide veterinaire studenten
rijverenigingen

latere hoogleraar Inwendige Ziekten)
en J. Winsser (later werkzaam bij de
Kleine Huisdieren), die zich er tegen
verzetten. Beiden waren Unitariër en
vreesden een leegloop van de eigen rij-
vereniging Pegasus (6). Toch werd
met meerderheidsstemmen besloten
tot de oprichting van de Veterinaire
Rijvereniging (6). Staande de vergade-
ring werd een bestuur gekozen. Tj.
Bakker (praeses; hij was immers wat
ouder), E.J. Voûte (ab Actis), mejuf-
frouw M.F. Westerling (fiscus) en J.P.
van den Woerd (commissaris). De in-
tenties van de prille vereniging waren
niet gering. Naast rijlessen werden
cursussen in \'tuigleer\', \'inspannen\' en
\'monsteren van paarden\' georgani-
seerd. Ook werden er lezingen en ex-
cursies voor leden en belangstellenden
georganiseerd (4). In 1935 werd, in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
door DSK-praeses Beuvery het be-
staan van de nieuwe vereniging gepre-
zen: \'Zij zou zeker een lacune gaan
vullen\' (5). Dit was al eerder in 1913
door een ab Actis van de Absyrtus rij-
vereniging geschreven (11).
Evenals in 1911 werd als naam geko-
zen voor Veterinaire Rijvereniging
(VRV). Het was oorspronkelijk het
idee om zowel studenten als medewer-
kers deel te laten nemen. Gestart werd
in de Stads Rijschool te Achter
Clarenburg (4). Zo reden onder ande-
ren Schultze (die tijdens de eerste rijles
meteen zijn been brak). Van der Plank,
S. Koopmans (conservator bij
Fysiologie) en E.J. Slijper (privaatdo-
cent bij de Veterinaire Zoölogie) mee
(6). Naar een idee van prof Krediet is
in 1935 het achtervoegsel aan de naam
toegevoegd (6) ter ere van de be-
roemde Franse paardenarts Jacques de
Solleysel (1617-1680) (foto 2). Pas in
de jaren zestig zou de naam verande-
ren van VRVin VSR(13).

Datum

1911-1912

1912-1925

1934-1935

1935-1960
1960-heden

Naam

De vraag blijft natuurlijk bestaan of de
huidige VSR een voortzetting is van de
ondervereniging van Absyrtus. Het be-
langrijkste verschil met de onderver-
eniging is dat de oprichters in 1934 ko-
zen voor een van de DSK - onafhanke-
lijke vereniging. Omdat zowel het doel
als achtergrond echter gelijk zijn aan de
VSR uit 1911 - de veterinaire student in
contact brengen met alle facetten van
de hippische sport - is het waarschijn-
lijk juist te stellen dat Van der Plank
(die in 1911 afstudeerde), voor de tot-
standkoming van het paardrijden in ve-
terinair verenigingsverband, gespie-
geld aan de VSR uit 1911-1925, een
belangrijke aanzet heeft gegeven.

Ongetwijfeld zal het onderwijskundig
aspect, dat een dergelijke vereniging
heeft, zeer belangrijk zijn geweest. Dit
blijkt ook uit een enquête^ gehouden
onder dierenartsen, die begin jaren
dertig studeerden. Zo had 50% van de
toenmalige leden geen enkele ervaring
met paarden. Van de leden die wel er-
varing hadden met paarden had 13%
dressuurmatig rijles genoten. Allen
waren ze afkomstig uit een boven-
\'middenstands\'milieu en 22% had rij-

Afkorting

Veterinaire Rijvereniging
Veterinaire Studenten Rijvereniging,
ondervereniging van V.S.C. Absyrtus
Veterinaire Rijvereniging
Veterinaire Rijvereniging \'De Solleysel\'
Veterinaire Studenten Rijvereniging \'De Solleysel\'

V.R.V.

V.S.R.
V.R.V.

V.R.V. \'De Solleysel\'
V.S.R. \'De Solleysel\'

-ocr page 286-

ervaring met paarden op het boerenbe-
drijf. De resterende 15% had geen rij-
ervaring maar kwam via vader, die die-
renarts of boer was, in contact met
paarden. Het ledenaantal was in de eer-
ste jaren net als bij haar voorganger
klein. De vereniging zou pas na de
tweede wereldoorlog echt opbloeien.
Desalniettemin werd door de kleine
groep actief invulling gegeven aan de
wens om bezig te zijn met de hippische
sport (foto 3).

DANKBETUIGING
De auteur dankt de overige leden van
de Werkgroep Het Historisch Gezel-
schap der VSR danken voor hun me-
dewerking aan dit artikel.
De activiteiten van de werkgroep wor-
den ondersteund door de
Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde
en Solvay Duphar Ani-
mal Health Benelux.

LITERATUUR

1. Aken H van. Verslag van de Veterinaire
Studenten Rijvereeniging. In: Veterinaire
Studenten Almanak 1916. 1916; 141-4.

2. Blanken JA. Brief van J.A. Blanken aan
D.J.H. Rutgers. Utrecht oktober 1934
Archiefnummer 34027200.4123.

4. Bakker Tj. Toespraak van Tj. Bakker tij-
dens een college van profdr. G. Krediet
voor de eerstejaars te Utrecht. 1935.
Archiefnummer .^5()()00TB.412.

5. Beuver>\' LI.E. Studentenorganisatie in de
diergeneeskundige faculteit. Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1935:62: 1208-13.

6. Beuvery Lt.E. Mondelinge mededeling te
Utrecht en te Krimpen aan de Ussel. 1993.

7. Dorssen CA van. \'Absyrtus\' en de
Utrechtse Veterinaire Studenten Bond. In:
Van Gildestein naar Uithof 150 jaar dierge-
neeskundig onderwijs in Utrecht, deel II.
eds. C.A. Offringa e.a. Rijks Universiteit te
Utrecht. Faculteit der Diergeneeskunde
1981:473-80.

8. Dorssen CA van en van der Flier RJ. De
Diergeneeskundige Studenten Kring. In:
Van Gildestein naar Uithof. 150 jaar dierge-
neeskundig onderwijs in Utrecht, deel II.
eds. C.A. Offringa e.a. Rijks Universiteit te
Utrecht. Faculteit der Diergeneeskunde.
1981:481-505.

9. DSK. De Diergeneeskundige Studenten
Kring in de Studentenmaatschappij.
Tijdschr Diergeneeskd 1941; 68: 89.

10. Groof H de. Veterinaire Studenten
Rijvereeniging. In: Veterinaire Studenten
Almanak 1925. 1925:98-103.

11. Kok DJ. Verslag van de Veterinaire
Studenten Rijvereeniging. In: Veterinaire
Studenten Almanak 1913. 1913: 127-36.

12. Lisman AJAM. Van riddennatige rijschool
tot Utrechtse manege 1641-1971. 1971:1-
15.

13. Siegenbeek van Heukelom OCD.
Jaarverslag VSR over 1960-1961.

14. Vredenburgh WCA Baron van. Schets van
eene geschiedenis van het Utrechtse
Studentenleven. Oosthoek. Utrecht. 1914 2
7-8.

■I I ii

nä^MaaaSmäm

241

De Veterinaire Studenten Rijvere-
niging (VSR) De Solleysel viert on-
der het motto \'Hippies\' van 21 tot en
met 25 september haar zestigjarig
bestaan. Het twaalfde lustrum
wordt luister bijgezet door tal van
activiteiten.

Het pogramma luidt als volgt:
Woensdag 21 september. Om 16.30
uur de opening van de feestelijkheden
met aansluitend een receptie, om 20.00
uur gevolgd door een interessante le-
zing.

SOLLEYSEL VIERT ZESTIGJARIG
BESTAAN

Donderdag 22 september: Deze dag
staat in het teken van de honorairen.
Vanaf 22.00 zijn belangstellenden
welkom op het monsterbaanfeest. Er
treden twee bands op.
Vrijdag 23 september. Dc leden van
De Solleysel houden deze dag een bui-

TIJDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 119, AFLEVERINC; 8, 1994

Een inventarisatie onder de aanwezige
EASVO-leden over de situatie in de
verschillende landen leverde op dat in
Griekenland en Zweden de landbouw-
huisdierenpraktijk uitgeoefend wordt
door dierenartsen, die geheel of ge-
deeltelijk in overheidsdienst werk-
zaam zijn en dus een ambtelijke status
hebben. In de andere Europese landen
verrichten practici onder verantwoor-
delijkheid van een officiële dierenarts
taken met betrekking tot onder meeer
rapportage over de gezondheidsstatus
van bedrijven en van dieren, monster-
nemingen in het kader van dierziekte-
bestrijdingsprogramma\'s en voor ex-
port, TBC-onderzoek en entingen.
Afhankelijk van de structuur en het
aantal dierenartsen in overheidsdienst
worden practici vaak (Nederland) of
zelden (Italië) ingeschakeld.
In de meeste landen werken practici
gedeeltelijk in de vleeskeuring. Dit is

tenrit.

Zaterdag 24 en zondag 25 september:
Gevarieerd feestgedruis op het facul-
teitsterrein. Er is onder meer een ste-
denontmoeting van de Stichting
Nederlandse Studentenruiters, een
dressuurwedstrijd tussen leden, een
menwedstrijd en een hengstenshow
(met medwerking van De Dalhoeve en
Lauw van Vliet). Verder wordt er een
gezellig strodorp ingericht.

Leden, oud-leden en andere belang-
stellenden zijn tijdens de festiviteiten
welkom.

Voor meer informatie kan men van
maandag tot en met zaterdag in de
avonduren contact opnemen met VSR
De Solleysel, telefoon 030-531 338.
Het postadres is Yalelaan 1, 3584 CL
in Utrecht.

EASVO PRAATTE OVER ROL VAN
PRAKTICUS

De European .Association of State V eterinary Officers (EASVO) vergaderde
op 14 november 1993 in Brussel. Eén van de punten die aan de orde kwamen,
was de \'rol van de practicus bij officiële taken\'. Het bestuur van de speclalis-
tengroep van de practici in de F\\ E (UEV P) is bij dc EG-Commissie op bezoek
geweest om ervoor te pleiten dat in de EG-lidstaten alle praktizerende dieren-
artsen de status van officiële dierenarts moeten krijgen. Het FVE-Bestuur
was hierin niet gekend en was het met dit voorstel niet eens.

niet het geval in Nederland, Italië en
delen van Spanje. In Denemarken en
Oostenrijk wordt door pactici alleen
gekeurd op bedrijven die alleen voor
de binnenlandse markt produceren.
Officiële certificering door practici ge-
beurt in Portugal. In Frankrijk en
Nederland kent men Plaatsvervan-
gende Inspecteurs, die ook mogen cer-
tificeren. In Portugal worden practici
vaak onder druk gezet door cliënten-
veehouders om valse certificaten af te
geven, wat dan ook regelmatig ge-
beurt. De Veterinaire Diensten in dit
land zijn gereorganiseerd. Dit heeft
nog niet tot de gewenste verbeteringen
geleid. Bij de laatste uitbraak van
Afrikaanse varkenspest duurde het ze-
ventien dagen voor vier van de elf ge-
vallen aan Brussel werden gerappor-
teerd. Onderdruk van politici is slechts
één van de zeven gevallen van BSE ge-
meld aan de EG.

-ocr page 287-

In enkele landen bestaan verplichte
cursussen, die practici moeten hebben
gevolgd, voordat officiële taken mo-
gen worden verricht. Na- en bijscho-
ling, speciaal gericht op het onderken-
nen van besmettelijke dierziekten en
wetgeving, zijn nodig, ook voor amb-
telijke dierenartsen.
In bepaalde delen van Duitsland wor-
den vaccinaties en tuberculinaties ver-
richt en bloedmonsters genomen door
inspecteurs, die in een volledig ambte-
lijk dienstverband werken. Dit acht de
EASVO ongewenst. Het bestuur van
de EASVO zal trachten om in overleg
met het UEVP-bestuur tot een geza-
menlijke aanbeveling aan de FVE te
komen.

TOETSING DIERGENEESKUNDIG
HANDELEN

Naar aanleiding van het agendapunt
\'toetsing diergeneeskundig handelen\'
is geïnventariseerd hoe de controle op
het werk van de dierenarts in verschil-
lende landen is geregeld en welke
sancties er kunnen worden toegepast
indien er gefraudeerd wordt. Behalve
Nederiand en de Scandinavische lan-
den kent elk land een Orde van
Dierenartsen, die zowel door een eigen
tuchtrecht als door de rechter overtre-
dingen kan laten bestraffen, zowel van
landelijke wetgeving, als ook bij on-
collegiaal handelen. In landen zonder
een dergelijke orde kent men wetge-
ving op het gebied van het diergenees-
kundig handelen, terwijl de beroeps-
vereniging het intercollegiale gedrag
toetst (ereraad). In het algemeen kun-
nen praktizerende dierenartsen uitge-
sloten worden van officiële taken, in-
dien er gefraudeerd wordl. Een
dergelijke beslissing wordt echter niet
snel genomen.

m

DIERZIEKTESITUATIE

Om een aantal redenen is hierover
grote bezorgdheid bij de EASVO-le-
den: onbetrouwbare certificering, het
niet-functioneren van de meldingssys-
temen Shift en Animo, druk van poli-
tici op certificerende dierenartsen om
onjuiste zaken te verklaren, te weinig
kennis bij dierenartsen van besmette-
lijke dierziekten, verschillende uitleg
van richtlijnen in lidstaten en het natio-
naal vervoeren van dieren door veerij-
ders op internationale routes. Om deze
redenen heeft de EASVO de volgende
resolutie aan de FVE aangeboden:
The Commission must seek to ensure
that the enforcement of regulations
takes place in all the member states
and that the regulations have been ac-
curately incorporated into National
laws.
Deze resolutie is aangenomen en
hierop zal bij de EG-Commissie wor-
den aangedrongen.

DIERENWELZIJN
In te weinig lidstaten wordt het onder-
werp \'dierenwelzijn\' volgens de ver-
gadering voldoende ernstig genomen,
terwijl certificering, identificatie,
transport en welzijn één geheel beho-
ren te zijn. Zo goed als preventie van
dierziekten een prioriteit is, moet wel-
zijn dit ook zijn. De verplichte stops
tijdens lange reizen maken de zaak
vaak nog slechter. Maximum-afstan-
den van de boerderij tot het slachthuis
moeten worden vastgesteld.

BESTUURSVERKIEZING
Het Bestuur is voor de komende twee
jaar als volgt samengesteld:
J. Minderhoud (Nederland) voorzitter,
J. Broderick (Ierland) secretaris, R.
Marques Leitao
(Portugal) penning-
meester en
M.R. Gamero (Spanje)
vice-voorzitter.

J. Minderhoud

SLACHTDIEREN KRIJGEN AANDACHT TIJDENS VERGADERING
ANIMAL WELFARE WORKING GROUP

DIERENTRANSPORTEN
Uit de vergadering kwam naar voren
dat het transport naar het slachthuis
niet langer mag duren dan acht uur. Nu
reizen slachtdieren soms meer dan
twee dagen, terwijl dieren die voor
mestdoeleinden zijn bestemd gedu-
rende dezelfde tijd de andere kant uit
reizen. De Engelse overheid streeft
naar een maximum reistijd van 24 uur;
nu is dat nog maximaal 15 uur zonder
onderbreking. De politie moet toezicht
houden op overtredingen. ANIMO
moet ook gebruikt worden om de
transporttijden te registreren en te con-
troleren. Chauffeurs zijn in het alge-
meen niet geïnteresseerd in de wel-
zijnsaspecten en dierenartsen geven in
enkele lidstaten zeer gemakkelijk ver-
voerscertificaten af, ook omdat er zeer
veel druk op hen wordt uitgeoefend
om niet te moeilijk te doen. In slacht-
huizen zouden dierenartsen kritisch op
de welzijnsaspecten van de aange-
voerde slachtdieren moeten letten.
Identificatie is dan weer belangrijk.
Transporttijden worden sterk ver-
lengd, doordat Oostenrijk geen door-
gaand vervoer van dieren meer toe-
staat.

SLACHTDIEREN

Vlees van ritueel geslachte dieren
moet herkenbaar zijn. De voorsnijders
moeten goed opgeleid zijn en gecerti-
ficeerd worden door de officiële die-
renarts. Het merendeel van de leden is
van mening dat dieren slechts na ver-
doving gedood mogen worden. In ver-
band met de ontwerp-richtlijn be-
treffende verdoving van slachtdieren
zijn discussies gaande over de wacht-
periode voor de verdoving na aan-
komst van de dieren in het slachthuis.

De Aninmal Welfare W orking Croup van de FN E vergaderde op 13 novem-
ber 1993 in Brussel. Er kwamen verschillende interessante onderwerpen aan
de orde, waarin het slachtdier een belangrijke rol vervulde.

Het is gebleken dat na een periode van
twaalf uur vasten voor het slachten de
Salmonella-hcwndingcn sterk terug-
liepen. Er is een voorstel om speen-
lammeren binnen twee uur te moeten
slachten. Om praktische redenen ver-
zet Engeland zich hiertegen.
Tijdens de vergadering werden indrin-
gende beelden vertoond van drie vi-
deofilms over diertransportcn en één
over stierengevechten, titel \'Dance of
Death\'.

NATIONALE INITIATIEVEN
Verschillende landen kwamen met be-
langwekkende initiatieven.
Engeland\'. Uit een rapport van de Farm
Animal Welfare Council(FAWC):
Transport wrakke en zieke dieren, bij-
zondere noodslachtingen. Code of
conduct voor het houden van nutsdie-
ren, onderzoek naar het houden van
wilde zwijnen.

Spanje: Er is geen nationale dierenbe-
schermingswet vanwege de stierenge-
vechten. Elke kritiek hierop wordt op-
gevat als een aanval op de nationale

-ocr page 288-

cultuur. Van de wetgeving op het ge-
bied van dierenwelzijn, dat wordt
overgelaten aan dc departementen,
komt weinig terecht. Er zijn grote pro-
blemen met zwervende honden en kat-
ten.

Duitsland\'. Er komt een verbod op het
couperen van hondestaarten.
Nederland\'. Raad voor de Dierenaan-
gelegenheden. Wet op de Dierproe-
ven, Internationale Scharrelvlees
Controle (ISC).

Ierland\'. Nieuwe regels voor \'hare-
coursing\', waardoor de hazen meer
kans hebben aan de honden te ontsnap-
pen. Vragen worden gesteld over het
\'velvetten\' van herten. Dr. Barry
0\'neil zal op de volgende bijeenkomst
informatie geven over de manier
waarop dit in Nieuw-Zeeland gebeurt.
Zweden\'. Een nieuwe welzijnswet voor
dieren is in werking getreden. Legbat-
terijen worden tussen 1999 en 2006 ver-
boden.

M ........■""■ ■ i«

wawj I iiiiiffiiiiiiiiiiiiiiMii

Noorwegen: Snavel-branden bij kippen
is verboden. Veehouderij- en slachtor-
ganisaties nemen gezamenlijke initiatie-
ven ter verbetering van het dierenwel-
zijn.

Italië\'. Volgens een nieuwe wet mogen
personen werk weigeren, wanneer dat in
strijd is met dierenwelzijn.
België\'. Straathandel in honden en katten
is verboden. Voor dierenwelzijnszaken
hebben de officiële dierenartsen nu ook
opsporingsbevoegdheid. In-stellingen
waar dierproeven worden gedaan moe-
ten een ethische commissie hebben.
Denemarken: Verplichte registratie van
honden is ingevoerd. Elk veehouderij-
bedrijf moet een goedgekeurde slacht-
ruimte hebben voor dieren die in nood
gedood moeten worden.

J. Minderhoud

Een groot gedeelte staat natuurlijk bij
voorbaat vast: de ingrediënten bloe-
menjurken, extravagante hoeden en
jacquets, de receptie in het Hoofdge-
bouw van de Faculteit en de optocht
van de receptiegangers naar de draf-
baan.

De genodigden worden ditmaal op
passende wijze en met vrolijke klan-
ken begeleid. Op de drafbaan worden
twaalf koersen verreden.

HOOGTEPUNT

Het hoogtepunt is vanzelfsprekend de

Peerdepietenkoers. Wie wordt dit jaar
Peerdep(i)et(ra) en volgt Sandrine op,
de Peerdepetra van vorig jaar?
Ook de reünisten komen deze dag
weer in actie; deze koersveteranen la-
ten zien dat zij het draven nog niet ver-
leerd zijn. Ze strijden op het scherpst
van de snede om de eerste plaats.

DEMONSTRATIES
Tussen de koersen door zijn er demon-
straties van bokkewagens, Nederlands
beste trial-coureur cn van een meute,
\'s Avonds kleden de studenten zich om

TO BEAST OR NOT TO BEAST

Op 30 april viert de Diergeneeskundige Studenten Kring (DSK) haar
dies in de vorm van Peerdepieten 1994. Het bestuur van de DSK organiseert
dit traditionele feest voor de keer. Vanaf december is er hard gewerkt
aan het programma.

voor het tweede hoogtepunt van
Peerdepieten: het gala. De feestcom-
missie heeft een prachtige lokatie ge-
vonden in het Gelderse land, die ge-
heel past bij het thema \'To beast or not
to beast\'. Vier bands spelen muziek in
verschillende genres.

PRACHTIGE DAG
Het belooft een prachtige dag te wor-
den. Reden voor menig dierenarts om
weer eens richting Utrecht te trekken.
Wat is er fijner op Koninginnedag, dan
als vanouds een pilsje drinken op de
drafbaan?

Voor meer informatie of kaarten (te-
gen gereduceerd tarief vooraf verkrijg-
baar): Arno Werners, h.t. Praeses der
DSK, Yalelaan I, 3584 CL Utrecht,
tel. 030-534678.

PAARD

Referaten

McConnico RS, Roberts MC, and
Tompkins M. Penicillin-induced im-
mune-mediated hemolytic anemia in a
horse. J Am Vet Med Assoc 1992;
201: 1402-3.

Medewerkers van de North Carolina
State University beschrijven een op-
merkelijk geval van anemie bij een
paard. Het betreft een 5-jarige Quarter
Horse-merrie, die vanwege demiatofi-
lose gedurende vijf dagen (2dd) intra-
musculair was behandeld met pro-
caïne-penicilline G in een dosering
van 22.000 lU kg LG. Juist nadat de
vijfdaagse behandeling ten einde was
vertoonde de merrie anorexic, sloom-
heid en icterus. De rectale temperatuur
varieerde van 38,9 tot 40 graden
Cel-
sius. Het paard werd 36 uur na afloop
van de vijfdaagse behandeling opge-
nomen in de kliniek van de universi-
teit. De hematocriet bedroeg toen
10,4% (nonnaal is 36 tot 42%). Na een
verblijf van zes dagen in de kliniek be-
reikte de hematocriet weer de normale
range en trad klinisch herstel op. In dc
kliniek werd uitsluitend correctie toe-
gepast van de vocht- en electrolyten-
balans. Direct na aankomst in de kli-
niek was de Coombs-test positief en
kon een titer van 1:2()0 worden aange-
toond van anti-lichamen ten opzichte
van penicilline. Zeven weken later was
de Coombs-test negatief, maar be-
droeg dc anti-lichaamtiter nog steeds
1:2()0. Na veertien weken waren beide
testen negatief

J.H. van der Kolk

PAARD

MacAllister CG, Morgan SJ, Bome
AT, and Pollet RA. Comparison of ad-
verse effects of phenylbutazone, flu-
nixin meglumine, and ketoprofen in
horses. J Am Vet Med Assoc 1993;
202:71-7.

De nevenverschijnselen van de intra-
veneuze toediening van drie NSAID\'s
werden onderzocht bij het paard. Het
betrof fenylbutazon, flunixine meglu-
mine en ketoprofen. De drie farmaca

T IJ I) S C II R I K T VOOR D 1 K R (i E N E i: S K U N 0 i: , D E E L 1 19, A F l. E V E R I N Ci 8 , 1994

243

-ocr page 289-

■■ I «t

bly

dyb

werden driemaal daags gedurende
twaalf dagen toegediend. Per keer
werd een totaal (de door de fabrikant
geadviseerde) dagdosis toegediend.
Aldus was de dosering van fenylbuta-
zon 4,4 mg per kg LG (n=3), van flu-
nixine meglumine 1,1 mg per kg LG
(n=5) en van ketoprofen 2,2 mg per kg
LG (n=5). Ter controle werden bij drie
paarden uitsluitend een 0,9-NaCl-op-
lossing toegediend. Op dag 13 werden
alle paarden geëuthanaseerd. Alleen
de toediening van fenylbutazon resul-
teerde in een significante (p<0,05) da-
ling van de totale eiwit- en albumine-
concentraties in het perifere bloed op
dag 8 en dag 13. Bij geen enkele paard
kon occult bloed in de faeces worden
aangetoond. Alleen in het geval van fe-
nylbutazontoediening werden in de
mondholte significant meer erosies en
ulcera gevonden. Erosies in het slijm-
vliesgedeelte van de maag kwamen
significant meer voor bij alle met
NSAID\'s behandelde paarden. Ulcera
aldaar kwamen significant meer voor
na flunixine meglumine en fenylbuta-
zon-toediening. Intestinale leasies
werden uitsluitend gevonden na fenyl-
butazontoediening. Renale papilne-
crose werd alleen gezien bij met fenyl-
butazon (drie van de drie) en met
flunixine meglumine (één van de vijf)
behandelde paarden. Opmerkelijk was
de vond.st van een necrotiserende
pneumonie na toediening van fenylbu-
tazon (n=l) en flunixine meglumine
(n=l).

J.H. van der Kolk

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 17 januari tot en met 6 maart de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte ver-
plicht is, voor:

Rotkreupel

Totaal één geval in Noord-Holland
SVD

Totaal één geval in Gelderland.

WAT TE DOEN MET
WRAKKE DIEREN?

Ingezonden brieven

Geachte Redactie,

Mijn gedachten bij het artikel \'Wat te
doen met wrakke dieren?\' in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1994; 119(4): 104-5).

De voorlichting over de nieuwe keu-
ringsregels aan de dierenartsen kan er-
mee door. De datum van invoering
kwam erg plotseling. Daarover hebben
wij van de verantwoordelijke instan-
ties niet op tijd bericht gehad. De voor-
lichting richting veehouder leek weer
nergens op (net als bij het logboek)!
De regelgeving werkt soms erg tegen-
gesteld. De nieuwe inrichtingseisen
voor noodslachtplaatsen zijn zodanig,
dat men de investering niet aandurft en
de zaak sluit. De verwachting is, dat
Groningen en Drenthe zonder nood-
slachtplaatsen komen. Nu al worden in
Drachten wrakke en liggende koeien
uit Winschoten en omstreken aange-
voerd (over snel transport gesproken).

Keuring voor het slachten

Overdag door de RVV alleen \'keuring
op het oog\', verder niets! Buiten kan-
tooruren in principe door de prakticus
die de opdracht tot noodslachting
geeft. Het formulier vraagt alleen keu-
ring op het oog (uitwendige afwijkin-
gen), geen uitgebreid onderzoek (zoals
pols en temperatuur), met andere
woorden: leeft de koe nog? Wel wordt
naar medicijngebruik gevraagd, \'zie
logboek\'. Ik ken geen veehouder die
het logboek serieus bijhoudt, ook een
gevolg van slechte voorlichting en on-
gelukkige formulieren.
Overdag wordt nergens naar gevraagd,
\'s nachts wel; vreemde constructie!
Buiten kantooruren \'keur\' ik ook die-
ren op de slachtplaats. Deze dieren zijn
dus op initiatief van de veehouder af-
gevoerd. Van dit vee is het medicijnge-
bruik mij onbekend.
Indien de RVV deze verklaringen niet
zou accepteren (Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1994; 119(6): 189),
is altijd nog naar voren te brengen dat
het dier op dat moment eigendom is
van de slager, handelaar of transpor-
teur. Het vervoer van dieren met ge-
broken poten hangt van de omstandig-
heden af De meeste koeien blijven
rustig liggen (met paarden heb ik geen
ervaring). De vraag is: hoe krijg ik het
dier fatsoenlijk uit de stal en op de vee-
wagen? Wil je het dier ter plekke be-
dwelmen en laten verbloeden, dan
moetje voor je eigen veiligheid ook de
ruimte hebben. Ook dan moet er ge-
sleept en gesjord worden.
Verbloeden op het bedrijf lijkt mij
geen goede zaak. Voor bedwelmen is
een schietmasker (met wapenvergun-
ning) nodig. Is het verantwoord zo\'n
apparaat met patronen in de auto,
meestal niet afgesloten, elke dag mee
te nemen? Lijkt mij niet. Koeien die
zichzelf laten verbloeden (zoals moge-
lijk bij een gecompliceerde partus of
een prikkeldraadverwonding aan het
uier), zouden mijns inziens nog wel
geslacht kunnen worden, mits de die-
renarts het dier nog levend gezien
heeft en snel transport mogelijk is. De
zin in het artikel \'dieren die duidelijk
afgekeurd zullen worden, moeten na-
tuurlijk geëuthanaseerd worden\' had
moeten luiden: \'kunnen beter geëutha-
naseerd worden\'. Uiteraard afhanke-
lijk van de omstandigheden.
Een \'terminale\' koe mag van mij een
natuurlijke dood sterven (een mens
mag je in principe ook niet helpen). Ik
heb ooit aan een rechter de vraag ge-
steld of een koe mag sterven (in een
proces over een stervende koe ten ge-
volge van vermeende verwaarlozing).
Ik kreeg toen geen antwoord, de \'vee-
houder\' werd vrijgesproken. Trans-
portmiddelen kunnen worden aange-
past. Er dient een redelijk dicht
netwerk van noodslachtplaatsen te
blijven. Liggend vee moet vervoerd
kunnen worden. Veehouders zouden
\'slijtend\' vee eerder af moeten voeren,
zodat het geen wrakke dieren worden.
Bijgaand het briefje dat ik mijn vee-
houders heb gestuurd. Dit was nodig,
omdat de overheid (RVV) geen voor-
lichting heeft gegeven.
Per 17 januari 1994 zijn de vleeskcu-
ringsregels veranderd (EG). (De over-
heidsvoorlichting leek nergens op,
vandaar dit briefje):

- Gestorven vee moet rechtstreeks
naar de destructor.

- Er wordt alleen nog goedgekeurd
(EG of binnenland) en afgekeurd.

- De Vrijbank is afgeschaft.

- Vee, dat buiten kantooruren geslacht
moet worden, moet liefst op het be-
drijf levend gekeurd worden door
een (uw) dierenarts. De betreffende
keuringsverklaring moet met het

-ocr page 290-

dier mee.

- Probeer, indien mogeliji<, dieren
voor noodsiachting overdag (ruim)
voor 17.00 uur op het slachthuis te
krijgen (betere prijzen).

S. de Boer, Opeinde

CLENBUTEROL

Volgens een onderzoek van de
Algemene Inspectie Dienst (Trouw, 8
maart 1994) maakt een kwart van de
Nederlandse rundveehouderij nog
steeds misbruik van het verboden
groeimiddel clenbuterol. De AID nam
in 1993 bij 1585 runderen urine of
bloedmonsters. Daarv an bleken er 334
te zijn behandeld met clenbuterol van
de 354 bedrijven die werden bezocht
waren er in 141 in overtreding en kre-
gen er 138 een proces verbaal. Hoe
past deze waarneming in de zo ge-
roemde ketenbewaking en wat voor
rol spelen dierenartsen (levering van
clenbuterol) hierbij? Het lijkt me dat
deze bevinding niet bijdraagt aan het
vertrouwen, dat in het kader van de de-
regulering, aan de producent wordt ge-
steld. Als dierenarts en als consument
maak ik mij ernstig zorgen.

W. Misdorp,

Amsterdam

OPEN DAGEN

PROEFSTATION

VARKENSHOUDERIJ

Op vrijdag 22 (van 14.00 tot 21.00 uur)
en zaterdag 23 april (van 14,00 tot
17.00 uur) is het Proefstation voor de
Varkenshouderij te Rosmalen open
voor publiek. Aanleiding voor de open
dagen zijn de verbouwingen in 1993
aan de dekstal cn aan de stal voor
drachtige zeugen. In deze stallen wor-
den verschillende huisvestingssyste-
men met elkaar vergeleken tijdens de
dracht en de dekfase. In de vier ver-
schillende afdelingen voor guste en
dragende zeugen zijn een voerligbox,
het Biofix systeem, een voerligbox
met uitloop en groepshuisvesting met
een voerstation geïnstalleerd.

TIENDE WETEN-
SCHAPPELIJKE
BIJEENKOMST
AETE

De tiende wetenschappelijke bijeen-
komst van de European Embryo
Transfer Association (AETE) wordt
op 9 en 10 september gehouden in de
\'Ecole Normale Superieure de
Lyon\' (Frankrijk).

Het programma van deze bijeenkomst
luidt als volgt:

- plenaire lezingen, waarin onder
meer de volgende onderwerpen aan
de orde komen:

* de metabole regulering van de
functie van het ovarium,

* het effect van mineralen in het
voedsel op de fertiliteit van koeien,
in het bijzonder in relatie tot embryo-
transplantatie,

* />i-v;7ra-produktie van embryo\'s
na Ovum Pick Up,

* koeien versus vaarzen als embryo-
recipiënten cn

* fertilisatie; hoe en waarom?

- een ronde-tafeldiscussie over \'super-
ovulatie; recente ontwikkelingen en
praktische ervaringen\',

- korte presentaties,

- postersessie,

- studentencompetitie over het onder-
werp \'biotechnologie ten dienste
van de rcproduktie van gedomesti-
ceerde dieren\'. Vier presentaties
worden uitgekozen. Er wordt een
prijs van ƒ 5000,- uitgeloofd aan de
student met de beste presentatie.

De AETE, onder leiding van voorzitter
Michel Thibier, telt ongeveer driehon-
derd leden uit West- en Oost-Europa.
Daamaast zijn er ook nog leden uit
Afrika, Azië en Amerika.

De doelstelling van de organisatie is
het bevorderen van initiatieven van
onderzoekers, docenten en praktici en
de uitwisseling van infonnatie op het
gebied van embryotransplantatie.

Voor meer informatie en lidmaat-
schap: madame M.J. Savaton, secréta-
riat AETE, INRA Physio Repro,
37380 Nouzilly, France, tel. (33)
47.42.79.18, fax (33)47.42.77.43 of
drs. J.A.H. van Lieshout, Zuid-Oost
Genetics, st. Janstraat 24, 5507 ND
Veldhoven, tel. (0)4905-2444, fax
(0)4905-2768.

ALGEMENE
LEDENVERGADE-
RING NCI

De Algemene Ledenvergadering
van de Novad Coöperatie Ideëel is
vastgesteld op woensdag 27 april
1994 in het Postiljon Motel te
Bunnik, aanvang 20.00 uur.

Op de agenda staat onder meer de be-
stuursverkiezing. A. Pijpers is aftre-
dend en niet herkiesbaar, H. Wessels is
aftredend en niet herkiesbaar en A.C.
de Zeeuw is aftredend maar wel her-
kiesbaar. Daamaast presenteert Joost
de Veer het jaarverslag 1993.

Voor meer infonnatie: A.C. de Zeeuw,
secretaris NCI, Lekdijk West 75, 2861
ET Bergambacht, tel. 01825-3029.

WIJZIGING
TELEFOON-
NUMMER

Het telefoonnummer van de heer
Otto in het berichtje over het
Veterinair Golfkampioenschap in
het Tijdschrift van 1 april is niet
02907-3567, maar 02907-2567.

DIARREE BIJ
JONGE GESPEEN-
DE KITTENS

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie mevrouw dr.
H. Carolien Rutgers bereid om voor
de lezers een antwoord te jormule-
ren.

VRAAG

Wat zijn de oorzaken van diarree bij
jonge gespeende kittens van ongeveer
zeven weken en wat valt eraan te
doen?

-ocr page 291-

ANTWOORD

De overgang van melk tot vast voedsel
rond het spenen kan op zichzelf diarree
veroorzaken, vooral als deze overgang
abrupt geschiedt. Deze diarree is vaak
van korte duur en aangezien het een
osmotische diarree is, zijn voedings-
maatregelen (kortdurende voedselont-
houding gevolgd door frequent voeden
van een licht verteerbaar dieet zoals
gekookte vis) vaak curatief Zware in-
fecties met parasieten (voornamelijk
Toxocara en Toxascaris) beginnen
ook vaak rond deze tijd klinische pro-
blemen te geven en onderzoek van de
ontlasting op wormeieren is altijd van
belang in deze patiënten. De stress van
het spenen kan ook de reden zijn dat
andere parasitaire infecties, zoals coc-
cidiose en giardia-infectie, klinisch
manifest worden. Coccidia zijn vaak
asymptomatisch aanwezig, maar in
onhygiënische of stressvolle omstan-
digheden kunnen ze een enterocolitis

BESTE VOER VOOR
HOND MET DIABE-
TES MELLITUS

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drs. R
van Noort (Diergeneeskundig
Specialisten Centrum) bereid om
voor de lezers een antw oord te for-
muleren.

VRAAG

Wat is het beste voer voor een hond met
diabetes mellitus? In welke hoeveel-
heid? Wat voor vlees? (rund? gekookt?)
Hoe vaak moet je een ingestelde hond
of kat controleren door middel van
bloedonderzoek?

Indien de patiënt redelijk gereguleerd is
en het dier desondanks toch afvalt, moet
je je voederhoeveelheid dan aanpassen?
Wanneer moet je daarmee beginnen en
hoe?

ANTWOORD

Diabetes mellitus bij de hond wordt in
het merendeel van de gevallen veroor-
zaakt door langdurige of herhaalde
blootstelling aan progesteron of proges-
tagenen. Deze stoffen stimuleren groei-
hormoon secretie, wat perifere insuline
resistentie geeft. Hierdoor ontstaat hy-
perglycemie die de pancreas stimuleert
tot verhoogde secretie van insuline.

iiAÉi

I ft
it ii]

(dikwijls met bloedige diarree) veroor-
zaken. Naast behandeling met sulfo-
namiden is verbetering van hygiëne en
behuizing van belang. Giardia-infectie
in jonge kittens veroorzaakt meestal
een acute waterige diarree; aantoning
van de oöcysten in de ontlasting kan
moeilijk zijn, omdat het organisme
vaak erg onregelmatig uitgescheiden
wordt en meerdere opeenvolgende
ontlastingsmonsters moeten onder-
zocht worden voordat Giardia kan
worden uitgesloten. Behandeling met
metronidazol (30 mg/kg/dag gedu-
rende 5-7 dagen) is gewoonlijk effec-
tief

Virussen of bacteria kunnen ook de
oorzaak van diarree zijn, waarbij weer-
standsvermindering door de stress van
het spenen en vermindering van de
matemale immuniteit een rol spelen.
Panleukopenie wordt weinig meer ge-
zien, maar corona-virus kan nog wel

Desondanks blijft de werking van insu-
line geremd door het groeihormoon. De
hyperglycemic blijft bestaan en dus de
prikkel tot extra produktie van insuline.
Wanneer de pancreas langere tijd (4
weken) \'boven zijn kunnen\' moet wer-
ken, kunnen de beta-cellen uitgeput ra-
ken en daalt de insulineproduktie.
Indien de oorzaak van de verhoogde in-
sulineproduktie wordt weggenomen,
kunnen de beta-cellen soms herstellen.
Derhalve wordt aangeraden zo snel mo-
gelijk tot ovariohysterectomie over te
gaan ten einde de bron van progesteron
te verwijderen. Indien de oorzaak van
diabetes mellitus, injecties met progest-
agenen is, kan de oorzaak niet simpel-
weg worden verwijderd. De werkings-
duur van de moderne progestagenen is
enkele maanden, wat tot irreversibele
beta-cel uitputting zal leiden indien
niets wordt gedaan. Door directe en
adequate regulatie van de glucose-spie-
gel door middel van insuline-injectie
kan soms beta-cel-uitputting voorko-
men worden en is herstel mogelijk. Ook
hier wordt ovariohysterectomie aange-
raden.

Diabetes mellitus kan ook ontstaan op
basis van gestegen plasmaconcentraties
van diabetogene hormonen (glucocorti-
costeroïden, thyroxine, epinefrine, glu-
cagon, groeihormoon) ten gevolge van
excessieve secretie, gestoorde atbraak
of toediening. Deze hormonen kunnen
perifere insulineresistentie, verhoogde
gluconeogenese en glycogenolyse, hy-
perinsulinemie en gestoorde glucoseto-
eens een kortdurende diarree veroor-
zaken, vooral in catteries. Het is onbe-
kend in hoeverre andere virussen (bij-
voorbeeld rota-virus) een rol spelen.
FeLV kan soms een ernstige acute
diarree veroorzaken (\'panleukopenia-
like syndrome\'), maar dit is zeldzaam
en gebeurt voornamelijk in catteries
met een zware FeLV-besmetting. FIV
kan naast andere symptomen ook diar-
ree veroorzaken, maar in jonge kittens
is dit niet erg waarschijnlijk. Zowel
Campylobacter dXs Salmonella kunnen
een (bloedige) enterocolitis veroorza-
ken, voornamelijk in jonge dieren met
verminderde weerstand. De diagnose
wordt gesteld op basis van een posi-
tieve ontlasting kweek in een dier met
passende klinische symptomen; som-
mige dieren zijn namelijk asymptoma-
tische dragers. Behandeling met anti-
biotica is het beste gebaseerd op een
gevoeligheidsbepaling.

lerantie geven. Van diabetes mellitus
ontstaan ten gevolge van glucocorticos-
teroïden (Cushing of toegediend) wordt
aangegeven dat dit meestal irreversibel
is.

Het belangrijkste van het dieet bij dia-
betes mellitus is dat het constant qua sa-
menstelling en hoeveelheid is.
Hierop wordt immers de hoeveelheid
insuline aangepast. Voeders met een
hoog gehalte aan simpele suikers (bij-
voorbeeld sucrose) dienen vemieden te
worden, aangezien dit een snelle en
grote stijging van de glucose concentra-
tie in het bloed na de maaltijd kan ge-
ven. De semi-moist-vocdingen bevat-
ten vaak meer simpele suikers dan
droog- of blikvoer. Het ideale dieet
voor een diabetes mellitus-patiënt heeft
een trage passagesnelheid door het
maagdarmkanaal met langzame ab-
sorptie van nutriënten ten einde de
postprandiale stijging van bloedgluco.se
te miniseren. Dat kan op een aantal ma-
nieren bewerkstelligd worden. Belshaw
geeft aan 5 g/kg lich.gewicht droogvoer
en 5 g/kg lich.gewicht vlees te voeren.
Op deze manier wordt minder koolhy-
draat en meer eiwit opgenomen. Het ei-
wit kan, indien nodig voor energie, om-
gezet worden in glucose. Dit proces
kost tijd, waardoor de opname van glu-
cose in de bloedbaan meer geleidelijk
verloopt. Het soort vlees (rund, kip, var-
ken etc) doet waarschijnlijk niet ter
zake, doch dient uit veiligheidsoverwe-
gingen gekookt te zijn. Bij de mens be-
staat het ideale dieet voor diabetici uit

-ocr page 292-

55-60% complexe koolhydraten (zet-
meel), 20% eiwit en 20-25% vet. Voor
de diabetische hond zijn de ideale per-
centages niet bekend, maar vergelijk-
bare waarden lijken te prefereren. In de
humane geneeskunde is veel aandacht
gegeven aan het nut van extra vezel-
toediening aan het dieet. Vooral de op-
losbare vezels (guar gum, pectine) lij-
ken een gunstig effect te hebben op de
regulatie van diabetes mellitus-patiën-
ten. Verhoging van de oplosbare vezels
consumptie geeft een afname van de
nuchtere en postprandial bloedglucose-
concentratie, glucose-excretie via de
urine en dagelijkse insulinebehoefte.
Deze effecten treden waarschijnlijk op,
omdat de oplosbare vezels de passage-
tijd in het maagdarmkanaal verlengen,
de koolhydraatabsorptie vertragen, de
secretie van maagdannkanaal-hormo-
ncn beïnvloeden en de weefselgevoe-
ligheid voor insuline verhogen. Het
blijkt dat (complexe) koolhydraten een
synergistisch effect met verhoogde ve-
zel-opname hebben. Voor optimaal ef-
fect van verhoogde vezelopname, moet
het dieet minstens 40% koolhydraten
bevatten. Toegenomen oplosbare vezel-
opname heeft ook een effect op het vet-
metabolisme bij de mens. Nelson
(1991) vond in experimenteel opge-
wekte diabetes mellitus bij de hond een
gunstig effect van oplosbare en onop-
losbare vezels op de regulatie van de
bloedsuikcrspiegel. Er zijn (nog) geen

FUTTERMITTEL
KUNDE

Heinz Jerocli. Gerhard Flachowsky,
Friedrich Weiszhach.
Uitgever: Gustav Fisher Vertag Jena.
Stuttgart. 1993.

ISBN 3-334-00384-1. 510 pagina\'s.
100 grafieken. 23H tabellen. Prijs: DM
98.-.

In dit boek waaraan dertien deskundi-
gen hun bijdragen leverden, zijn van
een groot aantal voedcrmiddelen de
voor de voeding van landbouwhuis-
dieren belangrijke eigenschappen en
publikaties verschenen over de invloed
van extra vezeltoediening aan natuur-
lijk voorkomende diabetes mellitus bij
de hond. Noch is het effect op langere
termijn van vezelsupplementatie onder-
zocht. Echter naar analogie van de hu-
mane geneeskunde lijken high-fiber-
diëten een rol te hebben in de behande-
ling van canine diabetes mellitus-pa-
tiënten. Een deel van de honden met
diabetes mellitus vertoont overgewicht.
Ook hier zouden high-fiber-diëten kun-
nen helpen. Indien de hond een normaal
lichaamsgewicht heeft maar na instel-
len van de behandeling afvalt, dient
meer eten gegeven te worden, gelijke-
lijk verdeeld over de twee maaltijden.
Aan de hand van bloedglucosebepalin-
gen dient besloten te worden of en hoe-
veel de insuline-gift verhoogd moet
worden. Indien dc hond na instellen van
de therapie (ongewenst) in gewicht toe-
neemt, dient minder voedsel gegeven te
worden.

ft

■ 111

Ten einde hypoglycemic te voorkomen,
dient nu direct minder insuline gegeven
te worden en moet men niet wachten op
bloedsuikerbepalingen voor de tweede
maaltijd om te zien of de insuline ver-
laagd moet worden. Wel moet aan de
hand van bloedsuikerbepalingen de
juiste hoeveelheid insuline weergevon-
den worden in de nieuwe situatie (van
minder voer).

Bij starten van de behandeling zal elke
dag, een uur voor de tweede maaltijd.

bijzonderheden beschreven. Behalve
de voederwaarde-bepalende bestand-
delen, de in Duitsland en elders ge-
bruikte eenheden voor de beoordeling
van de voederwaarde, krijgen ook an-
dere kwaliteitseigenschappen als ei-
witbestendigheid, snelheid cn fcmicn-
tatie van de koolhydraten en het al of
niet voorkomen van ongewenste ver-
bindingen onder andere antinitritio-
nele factoren-ANF\'s) ruim aandacht.

Verder geven de auteurs voor met
name enkelvoudige voedcrmiddelen
aan hoeveel van die produkten in een
rantsoen opgenomen kan worden en
wat de invloed van die voedermidde-
len op de produktie, de gezondheid van
de dieren en de kwaliteit van de pro-
dukten kan zijn. Aan de teelt, conser-
vering, bewaring en verwerking van
diverse groenvoeders, ook van minder
bekende produkten als com-cob mix,
snijgranen en diverse kruisbloemigen,
wordt uitvoerig aandacht besteed.

het bloedsuiker bepaald moeten wor-
den. Driemaal daagse urine glucosebe-
paling (voor tweede maaltijd, \'s avonds
en volgende ochtend) is veel minder be-
trouwbaar en kan tot fatale fouten lei-
den. Indien de patiënt goed gereguleerd
is (meestal na 5-7 dagen), dient de eige-
naar 2-3 maal per week de ochtend
urine op suiker te controleren. Zolang
het een spoortje positief is wordt de-
zelfde dosering insuline gegeven. Bij
sterkere positieve urine mag nooit zon-
der meer de insulinegift verhoogd wor-
den. Er kan immers sprake zijn van het
Somogy-effect! Derhalve is een sterker
(dan spoor) positieve urine een indica-
tie tot bloedglucose bepaling voor de
tweede maaltijd. Goed geïnstrueerde en
oplettende eigenaren kunnen vaak aan
hun hond zien of er iets veranderd
is/moet worden

LITERATUUR

1. Anderson JW. Fiber and healtii: an overv iew.
The Am Gastr 1986; 81; 10: 892-7.

2. Belshaw BE. Endo notes, Klinieic voor
Gezelschapsdieren, Universiteit Utrecht.

3. British Diabetic Association: Dietary recom-
mendation for people w ith diabetes:an update
for the 1990-s. Diab Med 1992; 9 (2): 189-
203.

4. Maskell XEetai Diabetes Mellitus in the dog:
the role of complex carbohydrates and practi-
cal management. WALTHAM Inter-national
FOCUS 1993; vol 3: 11-9.

5. Nelson RW et al. Effects of dietary fiber sup-
plementation on glycemic control in dogs
with alloxan induced diabetes mellitus. Am J
Vet Res 1991; 12 dec : 2060-6.

In het hoofdstuk over industriële bij-
produkten wordt aan de hand van dui-
delijke schema\'s de herkomst/berei-
dingswijze van een groot scala van
voedenniddelen beschreven. Naast de
bekende bijprodukten van granen (ze-
melen, gries e.a.), van de oliewinning
uit plantenmateriaal (-schroten en
-schilfers), van de bierberciding (bos-
tel, gist e.a.) en van de suikerindustrie
(pulp, mela.sse e.a.) komen ook minder
bekende bijprodukten, zoals blad-
groente (-afval), kool(-afval) en aard-
appelschillen aan de orde. Bij al die
produkten zijn mogelijkheden/beper-
kingen in rantsoenen van landbouw-
huisdieren opgenomen.

Verder zijn afzonderlijke hoofdstuk-
ken gewijd aan stro en vezelrijke voe-
denniddelen, knolgewassen en worte-
len, granen en zaden, eiwitrijke
voedermiddelen van dierlijke her-
komst, vetten en oliën, voedermidde-
len van microbiële herkomst (onder

-ocr page 293-

meer Single Cell Protein), mengvoe-
ders en additieven, keukenafval en
afval van bakkerijen en als laatste die-
rexcrementen en pensinhoud. Het
hoofdstuk over mengvoeders, minera-
lenmengsels en additieven is toegesne-
den op de Duitse situatie.

Het boek wordt afgesloten met 52 pa-
gina\'s tabellen en een uitvoerig tref-
woordregister. In de tabellen wordt per
voedermiddel aangegeven de samen-
stelling (onder meer volledige Weende-
analyse, het suiker- en zetmeelge-
halte), de verteringscoëfficiënt van de
organische stof en de energetische
waarde uitgedrukt in diverse eenheden
voor zowel herkauwers als varkens en
pluimvee. In de tekst is uiteengezet
hoe de diverse eenheden zijn bere-
kend. (De afleiding van de VEM is he-
laas niet correct). Verder zijn in de ta-

248

FAO Animal Production and Health
Paper No. 107. 1993. 271 pp. Edited
hyS. Mack. ISBN 92-5-103164-9.

Deze FAO-publikatie is de weergave
van ecn workshop met 45 deelnemers
die van 10-14 december 1990 in Rome
onder auspiciën van de FAO gehouden
werd. Het bevat een introductie, een
samenvatting van de aanbevelingen en
discussies en 24 voordrachten die de
duurzaamheidsaspecten van verschil-
lende kanten belichten. Uit deze laatste
komt duidelijk naar voren dat dierlijke
produktie een complex, interactief
proces is, dat uil verschillende compo-
nenten bestaat en afhankelijk is van
bodem, menselijke hulpbronnen en ka-
pitaalinvesteringen.

In vrijwel alle ontwikkelingslanden
vindt men veeteelt in diverse vormen
in verschillende eco-systemen en met
een wisselende graad van intensiteit en
biologische efficiëntie. Dit betekent
dat wanneer men een betekenisvolle
discussie over het begrip \'duurzaam-
heid\' wil hebben, men terug moet val-
len op zowel een breed spectrum van
biologische en aardwetenschappen, als
wel op politieke, sociale en economi-
sche factoren die direct verband hou-
bellen vrij volledige gegevens te vin-
den over de gehalten aan alle essen-
tiële aminozuren, mineralen, spoorele-
menten en vitamines.

m ê
lUÈà,

I m

uÊiSm i^rffi\'*

Voor een optimaal gebruik van voe-
dermiddelen in een produktiegerichte,
milieuvriendelijke en gezonde voe-
ding van nutsdieren is gedetailleerde
kennis van de samenstellende bestand-
delen en kwaliteitseigenschappen van
de voedemiiddelen onmisbaar. In het
boek Futtennittelkunde is die kennis
bijeengebracht. Het vormt een goed
naslagwerk voor degenen die in hun
werk geconfronteerd worden met aan
de voeding gerelateerde problemen,
vooral wanneer minder bekende voe-
dermiddelen deel uitmaken van het
rantsoen.

R. van der Berg
A. Th. van \'t Klooster

STRATEGIES FOR SUSTAINABLE ANIMAL
AGRICULTURE IN DEVELOPING
COUNTRIES

T IJ D s Cll R I K T VOOR D 1 E R Ci E N E K S K U N I) i: , D E E L 119, A F L E V E R I N Ci 8 , 1994

den met de veeteelt in ontwikkelings-
landen.

Als men deze workshop beschouwd
om een aantal van deze aspecten be-
licht te krijgen dan is men zeker in
deze opzet geslaagd.

Vanuit diverse disciplines is er een
groeiend besef dat de dierlijke produk-
tie in de derde wereld (doch niet alleen
daar) zich niet ontwikkelt, zoals het
zou moeten. Daamaast houdt het geen
gelijke tred met de behoefte aan dier-
lijke produkten door de snel groeiende
wereldbevolking. Bovendien wordt de
veeteelt er van beschuldigd tot uitput-
ting van de bodem te leiden. Het is
echter vaak de eindfase van een degra-
datieproces dat begonnen is met on-
verantwoorde boskap en via uitputting
van mineralen door landbouwgewas-
sen (die ook nodig zijn om onze
Nederlandse veestapel te voeden) leidt
tot een situatie waar alleen vee zich
nog maar kan handhaven.

Daamaast is de sobere realiteit, dat on-
danks de vele ontwikkelingsprojecten,
er weinig of geen verandering is in de
efficiëntie van de dierlijke produktie in
ontwikkelingslanden.

De doelstelling van deze consultatie
van experts was om specifieke criteria
en vragen te ontwikkelen die verband
houden met de planning en implemen-
tatie van duurzame veeteelt-pro-
gramma\'s in de derde wereld.

Onderwerpen die ter sprake zijn geko-
men waren beleidsvraagstukken, ver-
wachting en verwerking van dierlijke
produkten, praktische zoötechnische
oplossingen, integratie van landbouw
en veeteelt formuleren van veeteelt-
projecten en ondersteunende diensten
waaronder diergezondheid.

Wat de diergezondheidsaspecten be-
treft werd er geconstateerd dat er zeer
veel dierenartsen zijn in ontwikke-
lingslanden, maar zonder behoorlijke
middelen om hun taak uit te voeren.
Dierenartsen hebben overigens wel
vaak toegang tot dc boeren. Met deze
achtergrond en mede gezien het feit
dat de grote epizoötieën grotendeels
onder controle zijn gebracht, wordt het
sterk aanbevolen dat de dierenartsen
zich concentreren op een verhoging
van de dierlijke produktie en als infor-
matie-coördinatoren fungeren. Dat be-
tekent dat ze vaak iets af moeten weten
van huisvesting, voeding en manage-
ment. Privatisering van de veterinaire
diensten en een herziening van het cur-
riculum is hiervoor een vereiste.

Het veterinaire research zou zich meer
moeten concentreren op het gebruik
van lokale geneesmiddelen en het ont-
wikkelen van (thermostatisch) vac-
cins.

Het zal duidelijk zijn dat deze works-
hop nog vele vragen onbeantwoord
laat. De FAO, in samenwerking met dc
Wereldbank, is dan ook van plan ver-
volgstudies te entameren, waarbij
vooral de criteria en implementatie
van duurzame dierlijke produktie cen-
traal zal staan. Hopelijk komen dan
ook nog ethische en welzijnsaspecten,
waaraan de veehouderij moet voldoen,
ter sprake.

Al met al een publikatie die van harte
aanbevolen wordt voor een ieder die
meer inzicht wil hebben over de vee-
teelt in ontwikkelingslanden, maar ook
hoe de intensieve veeteelt (waaronder
Nederland) via import van veevoeder
en export van veeteeltprodukten, de
veeteelt aldaar beïnvloedt.

D. Zwart

-ocr page 294-

J.D.Hoskins. editor; 25 auteurs.
Uitgever W.B. Saunders Company,
Philadelphia.

ISBN 0- 7216-2354-9. 556pagina \\s

Een boek gewijd aan de pediatrie van
de hond en de kat voorziet in een grote
behoefte. Doordat pup en kitten imma-
tuur geboren worden, vereisen verzor-
ging en behandeling bij ziekte een spe-
ciale kennis. Nog altijd bedraagt het
sterftepercentage van pups tot het spe-
nen ongeveer twintig tot dertig pro-
cent! Hoewel dit percentage al vele ja-
ren niet lijkt te veranderen, mag deze
sterfte niet als normaal worden be-
schouwd.

Het boek ziet er zeer verzorgd uit en
bevat veel afbeeldingen en foto\'s. Het
is echter jammer dat er gebruik ge-
maakt wordt van eenheden zoals
pounds, ounces, Fahrenheit, cups en
teaspoons. Het boek bevat 21 hoofd-
stukken, die voor het merendeel or-
gaansysteemgericht zijn. Uitzonde-
ringen hierop zijn bijvoorbeeld de
hoofdstukken \'The physical examina-
tion and radiography\', geschreven
door D.S. Greco en J.W.Watters en
\'Behavior development and behavior\',
van B.V. Beaver, die vecl goede infor-
matie verschaffen.

Het is betreurenswaardig dat er een
hoofdstuk ontbreekt dat specifiek de
problemen tijdens en in aansluiting op
de partus, zoals asfyxie, hypoxic en
acidose behandelt. Tenslotte vindt
meer dan zestig procent van de sterfte
van pups tot het spenen plaats gedu-
rende de partus en de eerste week na de
partus, voor een groot deel als gevolg
van deze partus.

Doordat de hoofdstukken door ver-
schillende auteurs zijn geschreven is er
een verschil in kwaliteit. Het hoofd-
stuk \'The eye\', geschreven door M.B.
Glaze en J.D. Carter wordt door M.H.
Boevé beoordeeld als een redelijk
compleet en schematisch opgezet, van
circa vijftig foto\'s en tekeningen voor-
zien hoofdstuk. De verstrekte informa-
tie is van een goed gehalte, maar is wat
te weinig beperkt tot de problemen van
jonge dieren, terwijl afwijkingen zoals
\'conjunctivitis neonatorum\' en \'em-
bryotoxon\', die typisch bij zeer jonge
dieren worden gezien ontbreken. Bij
sommige afwijkingen (bijvoorbeeld
cataract) wordt ruim aandacht aan de
hier\\oor bestaande raspredisposities
geschonken. Bij andere (membrana
pupillaris persistens) ontbreekt deze
geheel. Het hoofdstuk \'The digestive
system\', geschreven door J.D. Hoskins
is volgens B.E. Belshaw voor het me-
rendeel ecn opsomming van pcdiatri-
sche problemen van dit orgaansys-
teem. Het beschrijft correct congeni-
tale anatomische afwijkingen, maar is
zwak als het gaat om een belangrijk
probleem als diarree. Het is meer een
overzicht van de literatuur zonder de
essentiële noot van de kritische inter-
pretatie. Het hoofdstuk \'Endocrine and
metabolic systems\' geschreven door
C.B. Chastain wordt door B.E.
Belshaw daarentegen als zeer goed
omschreven: het kan model staan wat
betreft de integratie van theorie en
praktijk, voldoende specifiek in alle
details om het onmiddellijk bruikbaar
te laten zijn in de klinische praktijk.
Ook het hoofdstuk \'The liver and he-
patobiliary disorders\', geschreven
door S.A. Center en W.E. Hombuckle
bevat buitengewoon veel informatie,
die zeer praktisch is. Daarentegen is
het hoofdstuk \'Nutrition and nutri-
tional disorders\' van J.D. Hoskins wel
goed als het gaat om voedingsproble-

FAO Animal Production and Health
Paper No. 105, 177pp.
Edited hy J.B. Ahington. ISBN 92-5-
1032 73-4.

Het doel van deze monografie is om na
te gaan in hoeverre het landbouwsys-
teem in de heuvels en bergen van
Nepal onder druk staat en degradatie
van natuurlijke hulpbronnen plaats
vindt. Speciale aandacht wordt hierbij
besteed aan de rol van vee in het tradi-
tionele systeem, welke factor de pro-
duktiviteit beperkt en hoe in de toe-
komst veeteeltproduktie duurzaam
verhoogd kan worden. Overbegrazing
en verlies aan bodemvruchtbaarheid
worden als de voornaamste problemen
gezien. Duurzame opties zoekt men in
de vermindering van het aantal stuks
vee door betere afzet via markten, ste-
rilisatie en strengere selectie van on-
men, maar het toch zeer belangrijke
onderdeel, over het verzorgen van
moederloze pups en kittens, is voorna-
melijk een aanhalen van de literatuur
zonder een kritische interpretatie. De
hoeveelheid melkvervangingsmiddel
en de frequentie van voeden worden
veel te laag geadviseerd, zodat het toe-
passen van deze gegevens ernstige
problemen zal geven. Dat de prakti-
sche betrokkenheid met pups ook bij
sommige andere auteurs lijkt te ont-
breken blijkt bijvoorbeeld ook uit het
hoofdstuk \'The immune system\' ge-
schreven door P.J. Felsburg, waarin
uitgebreid wordt ingegaan op immu-
nodeficiënties en dergelijke, maar
waarin geen gegevens staan over de
ontwikkeling van het immuunsysteem
met betrekking tot het eerste moment
van vaccineren.

VETERINARY PEDIATRICS; DOGS AND
CATS FROM BIRTH TO SIX MONTHS

Concluderend: Het boek bevat goede
hoofdstukken en is daarom waardevol
om te bezitten. Het zou echter meer
correcte praktische informatie mogen
bevatten en in veel hoofdstukken ko-
men de problemen van de zeer jonge
pup te weinig aan de orde. Zo begint
\'The preventive health program\' in het
gelijknamige laatste hoofdstuk, ge-
schreven door J.D. Hoskins op een
leeftijd van zes tot acht weken!

A.C. Schaefers-Okkens

SUSTAINABLE LIVESTOCK PRODUCTION
IN THE MOUNTAIN AGRO-ECOSYSTEM
OF NEPAL

produktief vee. Daamaast tracht men
door betere huisvesting, gezondheids-
zorg en voeding, de produktie per dier
te verlagen. Men denkt dat men nu het
tij nog kan keren, hoewel de neer-
waartse spiraal van verminderde bo-
demvruchtbaarheid en erosie elk jaar
voortschrijdt, waarbij meer en meer
marginale gronden onder cultivatie
worden gebracht en bossen over
geëxploiteerd worden om de toene-
mende bevolking en dierlijke popula-
tie te onderhouden.

Hoewel deze handleiding primair ge-
schreven is voor landbouwers, veete-
lers en ecologen zou een ieder die
Nepal bezoekt, deze handleiding moe-
ten lezen om zich te realiseren dat een
catastrofe dreigt als men het land-
bouwsysteem niet verandert.

D. Zwart

-ocr page 295-

Jan Willem Baljet en Ann Kusters;
SR/245/93: 103 pp

In een inleiding wordt een motivatie
gegeven van het onderzoek te weten:

a. het verkrijgen van financiën van de
overheid voor de opvang van zwerf-
dieren waaronder ook de in beslag
genomen exotische dieren vallen;

b. een analyse te geven aan de hand van
sectierapporten van twee dierentui-
nen (Blijdorp en Artis) van zoöno-
sen die bij hun dieren in het verleden
zijn vastgesteld;

c. een advies te geven hoe dierverzor-
gers (en controleurs bijvoorbeeld
van de AID) zich tegen zoönosen
kunnen beschermen.

Er wordt een lijst gegeven van dier-
soorten, die in het recente verleden
door dc AID in beslag zijn genomen en
van de zoönosen die bij deze dieren
kunnen voorkomen.

De zoönosen die werden vastgesteld,
te weten: aviaire tuberculose, balanti-
diasis, campylobacteriosis, pasteurel-
losis, psittacosis, salmonellosis, toxo-
plasmosis en pseudotuberculosis
worden besproken aan de hand van ca-
pita, zoals definitie ziekte, etiologie,
geografische verspreiding, voorkomen
bij de mens, voorkomen bij dieren,
sectierapporten, symptomen ziekte bij
de mens, differentieel diagnose, symp-
tomen ziekte bij dieren, infectiebron,
wijze van overdracht, de rol van dieren
in de epidemiologie van de ziekte,
diagnose, therapie en preventie.

Bij het controleren van zendingen van
exotische dieren worden maatregelen
aanbevolen, zoals het hanteren van een
stok met knijper (slangen), het gebruik
van een kijkglas met verlichting om in
zakken te kunnen kijken, een degelijke
gereedschapskist voor het openen van
kratten, het dragen van een mondmas-
ker eventueel voorzien van een stof-
filter (apen en slangen), verkleed-
voorschri ften, transportvoorschri ften
en goede desinfectiemogelijkheden
van dierverblijven. Voorts worden ad-
viezen gegeven betrekking hebbende
op persoonlijke hygiëne zoals het was-
sen van de handen, rookvoorschriften,
het verzorgen van wonden.

ZOONOSEN BIJ
DOOR DE AID IN
BESLAG GENO-
MEN DIEREN

k"V"l I ii

..................................

Voorts wordt gewezen op het geven
van een goede voorlichting uitgaande
van directie en dierenarts naar verzor-
ger en ambtenaar toe. Er is een goede
literatuurverzameling.

Het referaat wordt ter lezing aanbevo-
len aan al degenen, die uit hoofde van
hun beroep regelmatig met exotische
dieren in contact komen (een goede
scriptie, ref).

CYSTEUZE

OVARIELE

FOLLIKELS

De etiologie van Cysteuze Ovariëele
follikels bij het rund;
A.W.J. van Wijk en F. Niestijl Jansen:
SR/226\'93: 39 pp

Cy.steuze Ovariëlc Follikels (COF)
vonnen een aandoening bij koeien die
in de Nederlandse veehouderij aan-
zienlijke schade kan veroorzaken.
Alhoewel veel cysteuze follikels weer
verdwijnen zonder schade te berokke-
nen kan een cysteuze follikel die blijft
bestaan de tussenkalftijd verlengen.
Nadat in deze scriptie eerst de \'nor-
male\' folliculogenese en ovulatie bij
het rund kort beschreven worden, gaan
wij in op het probleem COF

Over het algemeen worden in de litera-
tuur twee soorten cysten beschreven:
folliculaire cysten en geluteïniseerde
cysten. Folliculaire cysten zijn meestal
dunwandig, hetgeen betekent dat er
weinig of geen luteïnisatie in de wand
heeft plaatsgevonden. Geluteïniseerde
cysten hebben een dikkere wand,
waarin wel luteïnisatie heeft plaatsge-
vonden, deze wand is in staat proges-
teron te produceren.

Klinisch kan COF leiden tot drie soor-
ten abnormaal oestrisch gedrag, name-
lijk: anoestrus, onregelmatige korte
cycli en nymfomanie, waarbij nymfo-
manie kan worden be.schreven als een
min of meer continue bronst.

De diagnose van COF wordt in de
praktijk over het algemeen gesteld
door middel van rectaal exploreren.
Uit de literatuur blijkt dat het differen-
tiëren tussen folliculaire en geluteïni-
seerde cysten met behulp van rectaal
exploreren niet goed mogelijk is.
Mocht er in de praktijk behoefte be-
staan om deze differentiatie toch te
maken dan zijn de melkprogesteron-
test en/of echografisch onderzoek
naast het rectale onderzoek een goede
aanvullende diagnostiek.

In deze scriptie hebben wij getracht
alle recente literatuur over het ontstaan
van cysteuze ovariële follikels op een
rij te zetten.

Op basis van de op dit moment be-
kende feiten gaat men er vanuit dat
COF het gevolg is van een neuro-en-
docriene storing van, wat wij zouden
willen noemen, het hypothalamus-hy-
pofyse-gonadensysteem (het HHG-
systeem). Dit HHG-systeem reguleert
alle reproduktiefuncties in het vrouwe-
lijke rund.

Wij hebben zes hypothesen over het
ontstaan van COF aan de hand van het
HHG-systeem besproken. Het blijkt
dat de meeste hypothesen eigenlijk
niet op zich zelf staan maar zeer nauw
met de andere hypothesen verbonden
zijn. Ook zijn vele onderzoeken ge-
daan in relatie tot voeding, hoge mclk-
gift, retentio secundinarum, intra utc-
riene infecties en ontstaan van COF
Het meeste onderzoek naar de etiolo-
gie van COF gaat uit van dieren die
reeds COF ontwikkeld hebben. Het
zou ons inziens zinvol zijn om een on-
derzoek te starten waarbij de dieren
worden gevolgd voor, tijdens èn na het
ontwikkelen van COF

Concluderend hebben wij de indruk
dat de neuro-endocriene regulatie (het
HHG-systeem) van de fertiliteit van
het vrouwelijke rund zeer fijn en uitge-
breid regelmechanisme is en dat bij
koeien met COF er ergens in dit me-
chanisme onderdelen ontspoord en/of
ontregeld kunnen zijn.
Vandaar ook dat wij van mening zijn
dat COF een multifactoriële en een
nog grotendeels onbegrepen etiologie
heeft.

-ocr page 296-

Prograrn: de pil voor de vlo

\\

//

S)\'/

IT

stopt het vlooienprobleem op radikale wijze:
Program voorkomt dat de vlo zich voortplant,
beschermt honden en katten kontinu (zonder
afname in werkzaamheid tussen behandelingen in),
is gemakkelijk in gebruik en handig gedoseerd in
tabletten (voor honden) of ampullen (voor katten),
is ongevaarlijk voor mens en huisdier, wordt oraal
toegediend en vermijdt het gebruik van
konventionele insekticiden in de huiselijke kring,
voorkomt het ontstaan van vlooienplagen in huis,
mits toegepast volgens de gebruiksaanwijzing.

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

... omdat voorkomen beter is dan genezen

Animal Health
Division

Postbus 1048
4700 BA Roosendaal
Telefoon 01650-97305
Fax 01650-97283

PROGRAM tabletten bevatten
30°o w/w Lufenuron.
PROGRAM suspensie bevat
7°o w/w Lufenuron.
Indikatie: voor maandelijkse
orale toediening ter bestrijding
van vlooien door onderbreking
van de levenscyclus.
Contra-indikaties: geen.

-ocr page 297-

Zoals in een vorig Tijdschrift reeds
is aangekondigd organiseren de
Centrale Asielraad van de Neder-
landse
V ereniging tot Bescherming
van Dieren en de KNMvD op 27
april om 13.00 uur een bijeenkomst
voor asieldierenartsen in Congres-
centrum De Eenhoorn te Amersfoort.

Tijdens deze bijeenicomst worden de
volgende lezingen gehouden:

- Diagnostiek en therapie van huid-
schimmelinfecties en antibioticum-
gebruik bij gezelschapsdieren, door
dr. D.J. Ffouwers;

- Omgaan met niesziekte, FIV en FIP
in dierenasielen, door drs. R.J.
Wirtz;

- Toelichting op de publikatie be-
treffende de taakomschrijving van
een dierenarts verbonden aan een
dierenasiel, door T.W. te Giffel en
drs. G
.J. te Winkel.

DISCUSSIE

Na de verschillende inleidingen is er
voldoende gelegenheid voor discussie
en een informeel samenzijn.
Ook dierenartsen, die op dit moment
niet direct bij een asiel zijn betrokken
zijn welkom.

Om inzicht te verkrijgen in het aantal
deelnemers worden belangstellenden
verzocht zich tijdig aan te tnelden. De
deelname is gratis. Aanmelding ge-
schiedt bij het secretariaat van de
KNMvD, 030-510111 (Marjoleine de
Mol). Men kan dan tevens de ge-
noemde publikatie opgevragen.

BUREAU 8 MEI
GESLOTEN

De medewerkers van het secre-
tariaat van de KNMvD knijpen
er op 6 mei een dagje tussenuit.
Dat betekent dat het bureau de
gehele dag gesloten is.

BIJEENKOMST
ASIELDIEREN-
ARTSEN

Op het ogenblik is meer dan de helft
van het aantal afgestudeerden vrouw
en al deze mensen willen aan het werk.
Met andere woorden, heel veterinair
Nederland krijgt te maken met vrou-
wen die meer, minder of weer willen
werken.

Ook mannelijke dierenartsen koeste-
ren steeds vaker de wens niet full-time
te hoeven werken. Tijd voor het gezin
en hobby is belangrijk geworden.
Daamaast wil een stijgend aantal ou-
dere dierenartsen de hoeveelheid werk

De Groep stelt zich tot doel:

- de bestudering van problemen, die
samenhangen met de geneeskunde
van gezelschapsdieren en

- de behartiging van de specifieke be-
langen van de beoefenaren van deze
geneeskunde.

De Groep heeft daartoe een
Adviesraad Automatisering, een
Adviesraad Ziektekostenverzekerin-
gen. een Adviesraad Inrichtingseisen
Gezelschapsdieren, een Kascommis-
sie, een Publieksfoldercommissie, een
Referatencommissie, een Tarieven-
commissie Gezelschapsdieren, een
Werkgroep Geneeskunde Vogels en
Werkgroep Voeding Gezelschapsdie-
ren. In 1993 zijn bovendien de voorbe-
reidingen getroffen voor het oprichten
van een Werkgroep Bijzondere
Dieren.

afbouwen tot aan de pensioengerech-
tigde leeftijd.

Diverse praktici, mannelijke en vrou-
welijke, doen op de discussie-avond
uit de doeken, welke problemen zij
hierbij tegenkomen en hoe zij die heb-
ben opgelost.

Na de pauze is er gelegenheid om een
discussie te voeren. Belangstellenden
zijn welkom vanaf 20.15 uur in het
Postiljon Hotel Deventer, Deventerse-
weg 121, tel. 05700-24022.

GGG BEGROET 700-STE LID TIJDENS
VOORJAARSDAGEN

De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG) is opgericht in 1947 ter
vereniging van dierenartsen, leden van de KNMvD, met belangstelling voor
de geneeskunde van gezelschapsdieren. De Groep telt binnenkort zevenhon-
derd leden. Het /evenhonderdste lid wordt tijdens de Voorjaarsdagen 1994 in
de bloemetjes gezet.

Belangrijke punten voor het bestuur
van de Groep waren in 1993 apotheek,
automatisering, arbeidsongeschikt-
heidsverzekeringen, FECAVA, FVE,
microchips, de Najaarsdag, PAO-D,
publieksfolders, SAVAB-Flanders, ta-
rieven, VEDIAS, de Voorjaarsdagen,
de Werkgroep Geneeskunde Vogels,
de Werkgroep Voeding Gezelschaps-
dieren, WSAVA en ziektekostenver-
zekeringen voor gezelschapsdieren
(instelling Adviesraad Ziektekosten-
verzekeringen, voorjaar \'93).
Een belangrijke activiteit vormde de
Najaarsdag in de Reehorst te Ede. Er
namen 350 leden deel aan deze dag. Er
kwamen verschillende klinische on-
derwerpen aan de orde, maar ook
\'praktijkvoering in de gezelschapsdie-
renpraktijk in het jaar 2000\' kreeg aan-
dacht.

De Voorjaarsdagen werden in 1993
voor de zesentwintigste keer gehou-
den. 560 Deelneiners bezochten het
congres, waaronder 117 buitenlanders.
Er zijn 39 sprekers geweest, waaron-
der uit het buitenland: Barr, UK
(echografie), Benett, UK (artritis),
Desnoyers, Frankrijk (bouw van een

MEER VROUWEN EN PART-TIMERS IN
DE PRAKTIJK

Op 28 april organiseert de Afdeling Gelderland, samen met de Afdeling
Overijssel en de \\ D.4 regio oost een discussie-avond met als thema: meer
vrouwen en part-timers in de praktijk.

-ocr page 298-

moderne praktijk), Drapé, Frankrijk,
(orthopedische chirurgie), Marder,
USA (gedrag), Patterson, USA (erfe-
lijke ziekten), Roudebush, USA (voe-
ding) en White, USA (dermatologie).
Nederlandse sprekers hebben onder
meer de volgende onderwerpen behan-
deld: erfelijke ziekten, gedrag, neuro-
logie, oogheelkunde, tandheelkunde
en weke-delenchirurgie. Dertien stu-
denten hebben deelgenomen aan de
postersessie.

Leden van de GGG krijgen overigens
een aantrekkelijke korting op de entree
van de voorjaarsdagen. Voor de
Voorjaarsdagen 1994 is het superlid-
maatschap geïntroduceerd: lidmaat-
schap GGG en entree general pro-
gram VJD.

KOPIJ OP DISKETTE

De redaktie stelt het up prijs indien tek-
sten, die langer zijn dan een ..\\4-tjc op bij
voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch
is ook mogelijk) »orden aangeleverd in
Word Perfect 5,1 (andere versies zijn
nok mogelijk). Aan hel eind van regels
gelieve geen harde returns te geven.

253

WAT SPEELT ER
ZICH AF IN VETERI-
NAIR NEDERLAND

Tijd voor een onderonsje met het
Hoofdbestuur. Het begin van de
lente levert wellicht een nieuw geluid
op. Wat speelt er zich af in veterinair
Nederland?

♦ De nota Veterinair Antibioticumbe-
leid is voltooid en gepubliceerd in
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1994; 119(6). De eerste reacties op
dit discussiestuk zijn al binnen.
Wellicht ten overvloede: iedereen is
uitgenodigd om commentaar te leve-
ren. Het antibioticumbeleid is een
dynamisch gegeven.

* Profdr. A, Pijpers en profdr. J. Fink-
Gremmels hebben hun inaugurele
rede gehouden, respectievelijk geti-
teld \'omwille van de kwaliteit\' en

BIJEENKOMSTEN
GGR GOED
BEZOCHT

Het jaarverslag van 1993 van de Groep
Geneeskunde van het Rund (GGR)
laat onder meer zien dat het aantal le-
den rond de 450 schommelt. De Groep
heeft vorig jaar zes wetenschappelijke
bijeenkomsten georganiseerd, waar-
van er drie met naam en toenaam ge-
noemd worden. De bijeenkomsten
werden uitstekend bezocht.
De eerste bijeenkomst vond plaats in
de Tijgerzaal in de dierentuin Artis.
Oud-voorzitter R. Back gaf een over-
zicht van dc ontwikkeling van de rund-
veehouderij in Nederland. Daamaast
vertelde M. Frankenhuis, dierenarts bij
Artis, dat Artis meer is dan alleen her-
kauwers.

\'hylemorfisme: materie en vorm\'.
De redes worden gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

* Het Hoofdbestuur volgt de ontwik-
kelingen rond de structuur van het
ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij (LNV) op de voet.
Dc reorganisatie zou weieens gevol-
gen kunnen hebben voor het aantal
dierenartsen op beleidsposten, het-
geen zijn weerslag heeft op dc totale
beroepsgroep.

Het feit dat de Veterinaire Dienst
wordt opgesplitst en ondergebracht
bij verschillende directies is onwen-
selijk. Het Hoofdbestuur meent dat
er een veterinaire eenheid te herken-
nen moet zijn voor binnen- en bui-
tenland.

* Het Hoofdbestuur heeft een klacht
ingediend bij de Ereraad tegen een
lid dat betrokken is bij frauduleuze
handelingen of nalatigheden in het
kader van de Regeling Bedrijfscon-
trole Dierziekten (Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1994; 119(6):
190). Men wordt op de hoogte ge-
houden van de ontwikkelingen.

* Het thema voor de Besturendag 1994
is gekozen: certificering van dieren-
artsenpraktijken. Als subthema is ge-

iMIVlIfi^

K O N 1 N k 1. I J K I N 1 I) i: R 1 A N 1) S 1 M A A T S f II A I\' P 1 .1 V O OR D 1 I R (I 1. N I 1 S k U N 1) I

In april werd de Groep ontvangen in
\'Zodiac\' te Wageningen. Dr.ir. A.
Groen hield een voordracht over de
mogelijkheden van selectie op vrou-
welijke vmchtbaarheid. Ir. J. Schrama,
profir. S. Tamminga en drir. G. Hof
behandelden respectievelijk de ener-
giebehoefte van jonge kalveren, aspec-
ten van de nieuwe eiwitwaardering en
de relaties met de praktijk.
Op 16 september heeft de Groep een
internationaal symposium georgani-
seerd in samenwerking met de
Belgische Vereniging voor Rundvee-
geneeskunde. Het onderwerp was
rundveeziektenbestrijding in België en
Nederland, waar ligt de grens? De on-
derwerpen werden telkens door een
Belgische en een Nederlandse spreker
toegelicht. Zie voor een uitgebreid van
dit symposium Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1993; 118 (23):
778-85. De onderwerpen van de ove-
rige bijeenkomsten waren Caseous
Lymfa-denitis en Scrapie bij het
schaap, botulisme bij herkauwers en
het \'celgetal\'. De bijeenkomsten zijn
uitstekend bezocht.

kozen: commerciële activiteiten
KNMvD.

Op de Besturendag discussiëren
Hoofdbestuur en bestuursleden van
Afdelingen en Groepen over een be-
paald onderwerp. Meestal wordt een
onderwerp gekozen, waarvoor een
groot draagvlak gewenst is. Vorig
jaar stond de Besturendag in het te-
ken van de relatie mens-dier. Een
verslag van dc Besturendag wordt
gepubliceerd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

* Het Hoofdbestuur heeft een voorstel
van de Commissie Ethiek over de
cava punctie bij varkens besproken
en voert overleg om hieraan een ver-
volg te geven.

* Voorzitter en secretarissen voeren
overleg inet de voorzitters van dc
Groepen over de voortgang van de
ontwikkeling van de kwaliteitsricht-
lijn voor dierenartsenpraktijken.

* Inzake de reorganisatie van de
Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren (SGD) heeft de KNMvD in
de diverse oriëntatienota\'s per disci-
pline aangegeven hoe zij het werk
van de gezondheidsdiensten ziet, met
name in de toekomst. Er is goede

-ocr page 299-

nota genomen van dit commentaar.

* Het Hoofdbestuur is van mening dat
het nieuwe curriculum van de studie
diergeneeskunde bijdraagt aan de
diergeneeskunde in zijn algemeen-
heid. Het Algemeen Bestuur ziet in
het nieuwe curriculum een goede op-
leiding voor de dierenarts.

Zette de KNMvD vroeger reeds haar
voet tussen de deur als een zweem
van differentiatie aan de orde was, te-
genwoordig wordt differentiatie ge-
zien als een bijdrage aan de kwaliteit
van de uit te oefenenen diergenees-
kunde.

* De Groep Gezondheids- en Kwali-
teitszorg heeft een rapport uitge-
bracht: Kwaliteit in de diergenees-
kundige begeleiding van dierlijke
produktie, een zorg van de Groep
GKZ. Het rapport is een uitwerking
van het rapport van de Klankbord-
groep RVV. Het rapport bevat de
historie, actualiteit en activiteiten op
het gebied van ledenwerving en een
visie op de volksgezondheid in de
toekomst. De toonzetting van het
rapport is kritisch positief

* Er is onrust ontstaan onder de prak-
tici over de BTW-controle. Het blijkt
dat 1992 wordt gebruikt als peiljaar
voor de voorafgaande jaren; dit is in
veel gevallen niet correct. In de oude
BTW-regeling was de regel dat han-
delingen, die men zelf verricht en
middelen die men zelf toepast vrijge-
steld waren van BTW en dat \'toon-
bankverkoop\' tot zes procent was be-
last. In de nieuwe regeling zijn de
handelingen en de zelf toegepaste
middelen belast met 17,5 procent en
de \'toonbankverkoop\' is zes procent
gebleven. Besprekingen hierover lo-
pen met de inspecteur. Daamaast
stelt de FIOD een actieplan op, zodat
doelgroepen in de toekomst gericht
begeleid en gecontroleerd kunnen
worden.

* Zowel dierenartsen als RVV melden
dat de invulling van de verklaringen
voor noodslachtingen problemen op-
levert. Ook de AID heeft reeds die-
renartsen aangesproken over dit on-
derwerp. Er wordt op zeer korte
termijn overleg gevoerd met de VHI
en de RVV.

Voor meer informatie kan men contact

opnemen met Sophie Deleu, stafmede-
werker publiciteit KNMvD, telefoon

030-510 111.

nil »

BHFBÜÜÜÜirTTlI TSrrHSaüSe

Er zijn drie goede redenen waarom de
Nederlandse dierenarts, die in zijn of
haar praktijk gezelschapsdieren be-
handelt, het Voorjaarsdagen Congres,
dat op 22, 23 en 24 april in de RAI in
Amsterdam georganiseerd wordt,
moet bezoeken:

1. Diergeneeskundige kennis
Nieuwe kennis opdoen of de huidige
kennis aanscherpen: de vemieuwin-
gen, de herhalingen en overzichten,
de praktische toepassingen en het
beoefenen daarvan, het bespreken
van klinische casuïstieken.

2. Het samen scholen

Door de onderlinge ontmoetingsmo-
gelijkheden ontstaat de voor de
Voorjaarsdagen zo kenmerkende
gemoedelijke sfeer. Niet alleen het
verleden vormt een boeiend ge-
spreksonderwerp, ook de lezingen
en praktisch gerichte seminars leve-
ren stof voor discussie op. Het is een
gezellig congres waar de deelnemer
zich direct thuis zal voelen en dat

Fiscaal-actueel

Verhuiskosten als aftrekbare ar-
beidskosten of een onbelaste vergoe-
ding

alle kansen biedt om met een tas vol
folders en nieuwe kennis naar huis te
gaan.

DE INDUSTRIE EN DE VOORJAARS-
DAGEN

3. Df tentoonstelling
Er is een grote ruimte beschikbaar
vooreen tentoonstelling van de vete-
rinaire industrie. De tentoonstelling
is zo georganiseerd dat er gedurende
het gehele congres produktinforma-
tie wordt gepresenteerd. Er zijn veel
aan de veterinaire beroepsgroep ge-
lieerde bedrijven, die de gezelschap-
dieren- praktikus veel informatie te
bicden hebben. Op honderden vier-
kanter meters vindt men een keur
aan informatie over vaccins, voe-
ding, dieeten, radiologische appara-
tuur, wetenschappelijke boeken en
software. Ook niet-congresgangers
kunnen de tentoonstelling (tegen een
bescheiden entreeprijs) bezoeken.
Na \'afloop van de lezingen op vrij-
dagmiddag (om ongeveer 17.00 uur)
is er voor alle deelnemers een infor-
mele receptie, aangeboden door de
gemeente Amsterdam en het minis-
terie van Landbouw, Milieu-beheer
en visserij in de tentoonstellings-
ruimte. Tijdens de receptie worden
verschillende gezellige activiteiten
georganiseerd.

EEN VERHUIZING. DE STUDEERKAMER,
KOFFIEGELD EN FRIET MET MAYONAISE

Vier verschillende zaken en toch nauw verweven. Deze verwevenheid zit \'m in
de fiscale aftrekbaarheid en de onbelaste vergoedingssfeer. Dit blijkt uit re-
- cente rechtspraak en voor wat betreft de eerste

aMr.L.J. drie items: een goedkeuring van de

van Staatssecretaris. Onlangs heeft de Hoge Raad,

hoogste rechtscollege, zeer verrassend be-
Camps aftrekbaarheid van verhuiskosten,

Obers de kosten van de Studeerkamer en overdekos-

Beiasting- ten van koffie en thee tijdens werkuren. In een
Adviseurs; recente resolutie heeft de Staatssecretaris de
Belastingdienst opgedragen hoe om te gaan
met deze arresten. In dit artikel zullen de arresten en de resolutie aan de orde
komen . Een arrest over een zak patat wordt als toetje vermeld.

Tot voor kort waren verhuiskosten
slechts aftrekbaar of konden de kosten
onbelast worden vergoed, indien de
nieuwe dienstbetrekking tot verhui-
zing noopte. Hiervan is onder meer
sprake, indien bij het aangaan van een
nieuwe dienstbetrekking de werkne-
mer door de werkgever tot een verhui-

-ocr page 300-

zing gehouden is. Vaak kan de zake-
lijkheid aangetoond worden, als er
sprake is van een substantiële reistijd-
verkorting.

In een recent arrest is de Hoge Raad op
de stoel van de wetgever gaan zitten en
heeft de regeling aangevuld. Op zoek
naar een eenvoudig criterium, waar-
door zonder nader onderzoek de ver-
huiskosten aftrekbaar zijn, heeft de
Hoge Raad beslist dat de kosten so-
wieso aftrekbaar zijn, indien de
nieuwe woning binnen een straal van
tien kilometer van de werkplek ligt. De
uitspraak is zo geformuleerd dat het
niet nodig is, dat de belastingplichtige
verhuist vanwege de nieuwe baan.
Ook bij de bestaande dienstbetrekking
zijn de verhuiskosten aftrekbaar en
eventueel onbelast te vergoeden door
de werkgever, als de nieuwe woning
maar binnen tien kilometer van de
werkplek ligt. Wordt dit criterium let-
terlijk toegepast, dan zijn de kosten
ook aftrekbaar of kunnen de kosten on-
belast vergoed worden, wanneer de
werknemer reeds voor de verhuizing
binnen een straal van tien kilometer
woonde. Bij een dergelijke verhuizing
kunnen toch eigenlijk bijna alleen per-
soonlijke motieven een rol spelen. De
Hoge Raad zal mogelijk niet het oog
hebben gehad op een dergelijke onge-
rijmde situatie. Toch is dit de strekking
van de uitspraak. Zo ook zijn de kosten
aftrekbaar of te vergoeden bij een ver-
huizing van bijvoorbeeld elf kilometer
naar negen kilometer van de werkplek.

De vraag die nog beantwoord moet
worden is: welke kosten zijn aftrek-
baar of welk bedrag mag onbelast wor-
den vergoed?

Volgens de wet zijn slechts aftrekbaar:
de kosten van transport en opslag van
de inboedel, de reiskosten, kosten van
schoonmaken van de woning en het
pasklaar maken van de stoffering. De
herinrichtingskosten zijn dus niet af-
trekbaar. Dit is anders voor ambtena-
ren. Voor deze groep zijn de herinrich-
tingskosten wel onbelast te vergoeden
op grond van het \'Verplaatsingskos-
tenbesluit voor ambtenaren\'. De
Staatssecretaris heeft dit verschil in
behandeling in strijd geacht met het
zogenaamde gelijkheidsbeginsel.
Hij heeft geoordeeld dat ook voor niet
ambtenaren de herinrichtingskosten in
acht genomen mogen worden. Ze kun-
nen niet alleen onbelast vergoed wor-
den, maar zijn ook aftrekbaar.
Er geldt overigens wel een beperking
aan de aftrek en de onbelaste vergoe-
ding. Er is namelijk een maximum ge-
steld van twaalf procent van het jaarin-
komen, tot een bedrag van ƒ 12.000,-.

Studeerkamer en het koffiegeldar-
rest

Eén van de pijlers van ons rechtssys-
teem is het gelijkheidsbeginsel: gelijke
monniken, gelijke kappen. Bij de in-
voering van de Oort-wetgeving in
1990, heeft de wetgever gemeend dat
deze regel in het belastingrecht niet al-
tijd toegepast hoeft te worden. De
Hoge Raad dacht hier, in een door een
belastingrechter (!) aanhangig ge-
maakte zaak, geheel anders over:
Volgens de wet mogen werknemers
(inclusief degene die in dienst is van de
eigen BV), die meer dan de
helft van
de inkomsten vanuit de studeerkamer
verwerven een bedrag van vijftien pro-
cent van de huur c.q. vijftien procent
van het huurwaardeforfait (in het geval
van een eigen woning) ten laste van het
inkomen brengen. Daarnaast mag vijf-
tien procent van de energiekosten als
aftrekpost worden opgevoerd. Een
rechter uit het oosten van het land kon
zich niet vinden in de regeling voor
wat betreft de bezitters van een eigen
woning. Hij achtte het niet juist dat een
huurder vijftien procent van het volle
huurbedrag mag aftrekken, terwijl de
aftrek voor een bezitter van een eigen
woning ophoudt bij het veel lagere
huurwaardeforfait. Van een gelijke be-
handeling zou pas sprake zijn indien
de bezitter van een eigen woning vijf-
tien procent van het bruto-huurwaar-
deforfait, welke l\'^h hoger is dan het
netto-bedrag, zou mogen aftrekken.
Verder was de rechter van mening, dat
als een werknemer niet belast wordt
voor de door de werkgever verschafte
koppen koffie, degenen die dit voor-
recht moeten ontberen een bedrag van
het inkomen zou mogen aftrekken. De
Hoge Raad had dit voor de invoering
van de Oort-wetgeving, op grond van
het gelijkheidsbeginsel, al eens beslist.
De Oort-wetgeving zou hieraan toch
geen einde gemaakt kunnen hebben,
aldus de rechter.

De leden van de Hoge Raad stelden
hun collega geheel in het gelijk.
Aftrekbaar is vijftien procent van het
bruto-huurwaardeforfait en daarnaast
ook nog eens ƒ 1,- per gewerkte dag
voor koffie. De Staatssecretaris heeft
zich hierbij neergelegd.

Friet met mayonaise niet belast

Voor werkgevers die het personeel wat
langer willen vasthouden, heeft de

Hoge Raad onlangs een aardige uit-
spraak gedaan. Het volgende was het
geval. Een werkgever verzocht zijn
werknemers op bepaalde dagen (in
verband met koopavond) wat langer te
blijven. Om de ergste honger te stillen,
liet de werkgever voor het personeel
enkele etenswaren van de snackbar
aanrukken. De inspecteur ontdekte dit
en wilde loonbelasting naheffen.
Immers indien de werkgever aan zijn
werknemers maaltijden verstrekt moet
een volgens de wet vastgesteld bedrag
als loon in natura worden aangemerkt.
\'Nee\', zei de Hoge Raad, met snacks
doet men niet de maaltijd. De regeling
met betrekking tot gratis maaltijden is
derhalve niet van toepassing. De ver-
strekte frieten konden niet belast wor-
den. Een ongezonde hap wordt fiscaal
kennelijk ontzien.

JAARVERSLAG AF-
DELING UTRECHT

De Afdeling Utrecht heeft in 1993 vier
keer vergaderd in \'t Oude Tolhuys in
Utrecht en wel in de maanden februari,
mei, september en december.
De opkomst varieerde tussen de twaalf
en de negentien leden en was daarmee
hoger dan in 1992.

Voor de ledenvergaderingen werden
elke keer een vertegenwoordiger van
de RVV, een vertegenwoordiger van
de Gezondheidsdienst voor Dieren en
een secretaris van de KNMvD uitge-
nodigd. Op deze manier is een goede
communicatie op gang gekomen tus-
sen leden van de afdeling - waaronder
ook veel dierenartsen die aan de
Faculteit Diergeneeskunde verbonden
zijn - en de organisaties waar de die-
renarts mee te maken heeft. Het
Bestuur streefde ernaar de vergaderin-
gen kort te houden, zodat er tijd was
voor een gezellig samenzijn achteraf
Het Bestuur heeft veel tijd gestoken in
het verbeteren van de onderlinge con-
tacten, waarvan een gezellige bow-
lingavond het gevolg was.
In 1993 hebben zich vier nieuwe leden
aangemeld, twee leden hebben hun lid-
maatschap beëindigd. Het aantal leden
bedraagt nu 79.

-ocr page 301-

De Afdeling Zuid-Holland van de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde
blikt terug
op het afgelopen jaar. Een kleine greep
uit de gebeurtenissen:
De Afdeling Zuid-Holland is een
voortzetting van de 1847 opgerichte
Zuid-Hollandse Maatschappij voor
Veeartsenijkunde en telt 137 leden. De
ledenvergaderingen vonden in 1993
alle plaats in de \'Sociëteit Standvas-
tigheid\' te Delft.

In februari gafir. M.I. Vervoort een in-
leiding over afvalverwijdering uit de
praktijk. Collega Maathuis heeft op de
junivergadering automatiseren in de
dierenartsenpraktijk toegelicht. J.
Staman besprak in september de

Personalia

O

Vour het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor

Dierjieneeskunde hebben zich aangemeld de
volgende collegae:

Have, M.B. ten: 1955: 7711 PH Langeweg:
Pootweg 9.

Koning, Mevr. T.: 1994: 3892 AA Zeewolde:
Havikskruid II.

Peutz, Mevr. J.L.J.A.; 1985: 2586 ÜG \'s-
Ciravenhage: Rottcrdamsestraat 7 A.
Schoemaker, N.J.; 1994: 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 122.

JUBILEA:

H. Hemminga te Komhom, afwezig, 30 jaar, 29
april 1994

S. Ilamstra te De Bilt, afwezig, 30 jaar, 29 april
1994

J A M. Schrooyen tc Liempdc, afwezig, 30 jaar.
29 april 1994

H.F. Matthijsen te Heino. aanwezig, 30 jaar, 29
april 1994

M.l.M. Linthorst te Grathem. afwezig. 30 jaar,
29 april 1994

Ci. Vass te Nieuw-Beijerland, aanwezig, 30 jaar.
29 april 1994

A.J.J.J. den Baars te Huizen (NH), afwezig, 30
jaar, 29 april 1994

D. van Baren te Borger, afwezig. 25 jaar. 2 mei
1994

Mevr. A P. van Asperen te Zoetermeer. afwezig,
25 jaar, 2 mei 1994

Dr. H.J. Postema tc Nunspeet, afwezig. 25 jaar.
2 mei 1994

R.J. Kaasenbrood te Schijndel. aanwezig, 25
jaar, 2 mei 1994

E.P. Dijkte Roden.afwezig,25jaar. 2 mei 1994
K. Schuiling te Barendrecht, onbekend. 40 jaar.
6 mei 1994

J. Hoving te Hardenberg, afwezig. 40 jaar. 8 mei
1994

ProfDr. W. Misdorp te Amsterdam, afwezig. 40
jaar. 10 mei 1994

liTin WN m

Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren en de gevolgen daarvan voor de
dierenarts-prakticus.
In december tenslotte vertelde de heer
Lamers de aanwezigen over de
Stichting SOHO, een organisatie die
honden opleidt voor hulp aan gehandi-
capten. Mevrouw M. Kik gaf tijdens
dezelfde vergadering een toelichting
op de nota Ongebruikt Kapitaal van de
commissie VDA.

Op elke vergadering werd verslag ge-
daan van de vergaderingen en activi-
teiten van commissies, de Redactie
Advies Raad, het Algemeen Bestuur,
het Hoofdbestuur, de Rijksdienst voor
de Keuring van Vee en Vlees en de
Veterinaire Hoofd Inspectie.

G.K. Roek te Eefde. afwezig. 40 jaar, 13 mei
1994

MUTATIES:

201* Akkerdaas, Mevr. L.C.; 1994: 2011 EC"
Haarlem: Klein Heiligland 47: tel. 023-
323247 privé, 030-5317-/9
bur.; o.k. me-
dew.
U.LI. (K.D., vkgr. Cieneeskunde van
(Gezelschapsd.).
206 Heer, J.C.II.EM. de: 1991; 8016 AL
Zwolle: Van de Grondenmarkc 16; tel.
038-661433 privé, 214420 prakt.; p.,
ge-
ass. met
R.J, Bus.
210 Blokland-Heijnen. Mevr D.M.G.L.; 1992:
.3531 TC Utrecht: Padangstraat 20; tel.
030-938187 privé. ()76-48IH00 bur.; fa\\
076-421 141; d. hij HilPs Pet Nutrition.
223»Corstjens. P.; 1982: 6461 C;E Kerkrade;
Nullanderstraat
104; tel. 045-452631: p..
gezelschapsd.

250 llekemian. T W.M.: 1991; 4205 RA
(iorineheni; Koningin .lulianalaan I;
tel. 01830-47243 privé, 237.14 prakt.; p.

251 llenneckcn, M.; 1991: naar het buiten-
land.

362 llenneckcn. M.: 1991; Peshawar
(Pakistan); c/o D( A-(\\
TSC), I niv.
P.O.Box 792; tel. 00-92-521-840414
priNé. 840258 bur.; d.
254 Hof. R.E. van t; 1990: 9642 KE
\\ eendam; Ijariet 21; tel. 05987-.W283
privé, 22234 prakt.; p., meden, bij Dr.
R. Boosman, R.M.Cï. Keerewecr en B.
Prins.

259 D\'Huy. Mevr. N.H.E.: Cient-1987: 5492
HD Sint-Oedenrode; Nijnselscwcg 19 A:
tel. 04138-79023 privé. 72650 prakt.:
fax
04138-76639;
p.. medew. bij J.T.J. ten
Hove. W H.M. van lersel. P.J.G. Kühne.
G.J. Toxopcus. J.C. Valk en P D. Verhulst.
264*Jongh. E. de: 1957:
7981 LL Diever,

Titanialaan 7; tcL 0.S211-I,W; d.
271 Komijn. R.E.; 1965: 2211 AP
Noordnijkerhout; Troelstralaan 11; tel.
02523-70516 privé,
070-3793532 bur.: h.
Afd. Vet. Epidemiologie bij de V.D.. Min.
L.N.V.

277 Lammens. P.: 1953: 3844 AB Harderwijk:

Oranjelaan 44; tel. 03410-12516; d.
289*Moonen, M.H.W.; 1994: 6001 GB Weert;

AFDELING ZUID-HOLLAND BLIKT TERUG

Hoogpoort 86: tel. 04950-21549 privé.
0492.V61402 prakt.; p.. mede«, bij
•I.G.P.M. Donkers, J.L. Eikelenboom,
P.,I. Kocnders. F.I..M. Konings. M.J.A.
Nüvens, G.B.M. Versehuuren, N..I.G..J.
van der W ielen en J.W. Zwolsehen.

290 Mulder, J.H.; 1965: 4209 SE Schelluinen;
\\oordiJk 65; tel. 01845-2001 privé,
01830-23734 prakt.: p.

290*Munnik. A.J. van der: i960: 6089 NP
Heibloem; Pater van Donstraat 42; tel.
04749-6476; r.d.

291 »Nes, J.J. van: 1973; 3708 VD Zeist;

Frederik Hendriklaan 52; tel. (B404-
30230 privé, 030-534033 bur.; Univ. do-
cent
U.U. (F.D., vkgr Cjenecsk. van
Gezelschapsdieren.
Intern/Neurologie).
298 Patemotte, P.B.; 1991; 8391 BH
Noordwolde (F); Hoefslag 7; tel. 05613-
3556 privé, 1999 prakt.:
fax 0561,1-1224;
p., geass. met
E.J. Hamburger, Cj. Nijhof
en A.E. Schuring.
368»Smith-Schalkwijk, Mevr M.J.; 1976,
Courtnay B.C. \\ 9N 7J3 (Canada); RR4
- S430 -C12; tel. 00-1-604-3378220; d.
319 Smit. A.J. de: 1993; 3572 WB Utrecht; Dc
Blieckstraat 103: tel. 030-715448 privé.
03200-76828 bur.; fax 03200-76827; wet.
medew. C.D.I., ID DLO, Afd. Zoogdier
Virologie.

324»Stolp. A.C.; 1987; 3145 XM Maassluis;
Spechtstraat 120: tel. 01899-24620 privé.
21978 prakt.: p..
geass. met H.J. van de
Kamp. E.C. Scholten. A. Slikkerveer en
H.W. Wagenaar.
329 Trompert. H.M.; 1988; 3192 PD
H(H)gvliet; Botreep 86; tel. 010-4166049
privé.
4905715 bur.; lok.d. R.\\ .N . kring
Rotterdam, lok. Havendistrict.
332 Veer-Goosen. Mevr. M.E. de: 1974; 7475
RM Markelo; Roudaaltcrweg 4; tel.
05476-2085:
d.
337 Vijver. M A M. van de: 1933: 4.5.12 M.I
l erneuzen; Stuvesande 80. app. 286; tel.
01150-21443;
r.d ; R.O.N.

HERHAALDE OPROEP:

Van de volgende personen zijn de gegevens on-
bekend:

Dwars, W.B.; 1969
llartmann,H.J.: 1952
Mendrikse, Dr. R.P.: 1946; U-1962
Holï. H.W. van \'t; 1977
Klein Hofmeyer.H.J.A.: 1988
Lende. P B. van der: 1957
Marsman. W.R.; 1976
Schoonhoven. Mevr. E.E.; 1989

Buitenland:
Birnbaum. S.C.; 1966
Bouman. Mevr. M.; 1986
Eggink.G.J.; 1953
Friedeman.C.F.: 1984
Ciorsira.R.; 1958
Keet.C.M.J.F.: 1974
Kooreman. Mevr. K.M.: 1985
Levanon. A.; 1978
Or-Ad, A.: 1975
Smit. Mevr. A.E.; 1991
Varsano, D.: 1972
Versehuuren, J.M.: Cient-1986
Wamierdam. Mevr M.M.: 1987
Om het Diergeneeskundig Jaarboek zo volledig
mogelijk te houden, verzoekt de Redactie een ie-
der die infomiatic kan geven over bovenver-
melde collegae, contact op te nemen met de le-
denadministratie van de K.N.M.v.D. tel.
030-5101 11. vraag naar Anne Marie Boverhuis.

K O N I N K L I j K i: NEDERLANDSE Maatschappij VOOR D I F R ci F N F F S K U N D F

256

-ocr page 302-

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

VOORJAAR 1994

in onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op dc gezelschaps-
dierenpraktijk ƒ 4725.-

- 6 weken van 5 dagen op afspraak (94/06)

Veterinaire Apotheek II

Gemengde Praktijk / 2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de selec-
tie plaatsvinden door dc cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodi-
ging met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Introductie practische toepassing \\an
echugraflebij gezelschapsdieren
J 470,-

- 4juni 1994 (94/09)

N\'eterinaire .Apotheek I

(;emengde Praktijk ƒ 1450,-

- 30 en 31 mei en 1 juni 1994 (94/05)
Cursus is volgeboekt, opgave voor dc wachtlijst
is mogelijk.

Behandeling van kruisbandletsels / 685,-

- 3juni 1994 (94/36)

- lOjuni 1994 (94/37)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor dc
wachtlijst is mogelijk.

Recente ontwikkelingen in het onderzoek van
varkensziekten ƒ635,—

- 2juni 1994 (94/47)

IBR/BVD ƒ430,-

- 15 juni 1994 (94/46)

Het immobiliseren van wilde of
verwilderde dieren ƒ1050,-

- 17juni 1994 (94/34)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490.
Bankrekeningnummer 55.56.71.100: giro van
de ABN 1412.

Doorlopende apda

April

18 Vergadering regio Oost van de AUV,
Postiljon Deventer, aanvang 20.00 uur.

22— 24 Voorjaarsdagen, Amsterdam RAI.

23 Congres EVDS tijdens Voorjaarsdagen in
de RAI te Amsterdam.

25 Vergadering regio Zuid van de AUV,
Novotel Eindhoven, aanvang 20.00 uur.

27 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei (met partners). 15.00 uur. fa.
Instruvet. Amerongen.

28 Vergadering regio Noord van de AUV.
Postiljon Heerenveen. aanvang 20.00 uur.

28 Discussie-avond over "participatie van de
vrouwelijke dierenarts in de diergenees-
kundige praktijk\' in het Postiljon Motel te
Deventer (Meer infomiatie wordt de leden
toegestuurd)

PAO-D cursus: 94/21 Praktische Echo-
grafie Gynaecologie Rund
Vergadering regio West van de AUV. Afrit
de Meem. aanvang 10.00 uur.
PAO-D cursus: 94/22 Praktische Echo-
grafie Gynaecologie Rund
Vergadering Afdeling Groningen Drenthe
van de KNMvD

Ledenvergadering van de afdeling Noord-
Holland van dc KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te Marken-
binnen. aanvang 20.30 uur.
Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.
Ledenvergadering afdeling Zeeland.
Afdelingsvcrgadering. Noord-Brabant op
lokatie

Dierenartsen Kring ten Oosten van de
Ussel. aanvang 20.00 uur.
PAO-D cursus: 94/24 Nieuw Burgerlijk
Wetboek c.q. Wettelijke aspecten
PAO-D cursus: 94/33 Sectiebeelden bij de
kat

Afdelingsvergadering afdeling Zuid-
Holland van de KNMvD

Mei

Geiten Capita Selecta

ƒ495.-

- 14 april 1994

(94 30)

3

Patiëntendenionstralie

landbouwhuisdieren

ƒ205.-

4

- 19 april 1994

(94/29)

10

L\'iergezondheid bij het rund

ƒ 1025.-

- 21 en 22 april 1994

17

(94/45)

17

Buikchirurgie rund

ƒ495,-

- 28 april 1994

(94/26)

Practische echografie gynaecologie rund

17

(Drachten)

ƒ 940,-

- 3 mei 1994

(94/21)

17

- 10 mei 1994

(94/22)

18

De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

19

Nieu» Burgerlijk W etboek c.q.

19

Wettelijke aspecten

ƒ470,-

- 19 mei 1994

(94/24)

20

Sectiebeelden bij de kat

ƒ 345,-

25

- 20 mei 1994

(94/33)

26 Vergadering Groep Homoeopathisch-wer-
kende Dierenartsen in het Jaarbeurscon-
grescentrum. aanvang 19.30 uur.

28—30 SAVAB-Flanders weekend, provin-
cieshuis te Antwerpen. \'Animals in crisis\':
Practical Emergency and Critical Care of
Life - Treatening Conditions. Dr. Tim
Crowe, and Dr. Rebecca Kirby (The
Veterinary Institute of Trauma, Emer-
gency and Critical Care. The Emergency
Center. Milwaukee, USA). For informa-
tion contact Dr. R. Lippens, Moerstraat 27,
B 2970 Schilde. Tel. 32-3-6582535/8827
(or fax 0206).

30—31 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire
Apotheek 1 gemengde praktijk

Juni

1 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk

1— 3 Second International Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Information:
Prof C. van Peteghem, Symposium Chair-
man, Faculty of Pharmaceutical Sciences,
University of Ghent, Harelbeke-straat 72,
B-9000 Ghent. Belgium. Phone (32)
9/2218951 (ext.235). Fax (32)9/220 5243.

2 PAO-D cursus: 94/47 Recente ontwikke-
lingen in het onderzoek van varkensziekten

2— 4 Congres European Society Veterinary
Dcnnatology (ESVD) Bordeaux. Voor in-
formatie: dr. R. Harvey. 207 Daventry Rd..
Cheylesmore. GB-Coventry CV3 5HH.

3 PAO-D cursus: 94/36 Behandeling van
kruisbandletsels

4 PAO-D cursus: 94/09 Introductie practi-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

7 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

7 Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis" te Utrecht, aanvang
20.15 uur

9 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.

10 PAO-D cursus: 94/37 Behandeling van
kruisbandletsels

13— 24 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant -DNA- technologie. Voor in-
formatie. tel. 030-534888.

15 PAO-D cursus: 94/46 IBR/BVD

16 Derde lustrum Nederlands
Kampioenschap Kleiduivenschieten voor
Dierenartsen bij Dorhout Mees tc
Biddinghuizen. Organisatie is in handen
van Boehringer Ingelheim.

17 PAO-D cursus: 94/34 Het immobiliseren
van wilde of verwilderde dieren

30 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
Ussel. aanvang 20.00 uur

.Augustus

24—27 ESVD Workshop on Feline Denna-to-
logy. Utrecht, the Netherlands. Further in-
formation: Organising Committee. ESVD
Workshop on Feline Demiatology.
Yalelaan 8. P.O.Box 80.154. 3508 TD
Utrecht, the Netherlands. Fax: 31-30-
518126.

29— 2 september XVIII World Buiatrics con-
gress. XXVI Congress of the Italian asso-
ciation of Buiatrics. Bologna Italy. Palazzo
della Cultura e dei Congressi. Information
Sogepaco Convention and Travel. Piazza

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR Diergeneeskunde

257

-ocr page 303-

wwrnnmrnJ\'^\'\'

■jjillhOi i

ÉiËSSiÜÉ\'

Costituzione 5c, 1-40128 Bologna. Phone
39-51 -6375111 (fax 39-51 -6375149).

September

7 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur.

7 Afdelingsvergadering Noord-Brabant,
Paviljoen Molen-wijk, Molenwijk 2, 5282
SH, Boxtel (tel.: 04116-72302)

9 -10 10"i Scientific Meeting of the
European Embryo Transfer Association
(AETE), Lyon, France. Inf J.A.H.
Lieshout, tel. 04905-2444).

9—12 ESVIM Congress, Brussels

Congress Center, Brussels. Information:
Context Intemational, Middelbourg 48,
1170 Brussels, Belgium, fax: 32-2-672-97-
58.

12—17 Vlll\'h Congres of the Intemational
Society of Animal Hygiene (ISAH), St.
Paul, Minnesota. Informatie: dr. F. van
Eerdenburg, Faculteit Diergeneeskunde,
tel: 030-532023, telefax: 030-521887.
Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland
Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur.
Ledenvergadering afdeling Zeeland.

18— 22 Autumn Conference of the European
Society of Veterinary Pathology. Cuneo,
Italy.

Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur

Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD.

Data ledenvergadering Afdeling Limburg
van de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant \'De Waever te Heythuysen.
Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' tc Utrecht, aanvang
20.15 uur

Ledenvergadering Afdeling Gelderland.
Ledenvergadering (iroep Geneeskunde
Ciczelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.
Ledenvergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen in hel Jaar-
beurscongrescentrum te Utrecht, aanvang
19.30 uur.

November

10 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur.

12 Landelijke bijcenkom.st voor vrouwelijke
dierenartsen.

24 Ledenvergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen in het
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, aan-
vang 19.30 uur.

26 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren

December

13 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD

13 Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen. aanvang 20.30 uur.

13 Data ledenvergadering Afdeling Limburg
van de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant \'De Waever" te Heythuysen.

13 Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang

14

15

16

20

20

20

20

22
22

22

20.15 uur

13 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20 uur te De Bilt.

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aan\\ ang 20.00 uur.

21 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

1995
.Maart

22—25 The 21®\' congress of the German
Veterinary Medical Society, Bad Nauheim
(near Frankfurt am Main). Germany about
\'Current Research Results in Veterinary
and Comparative Medicine\'. Phone: 49-
511 -856-742 (fax: 49-511 -856-7691).

Mei

11 — 13 26. Jahresversammlung der
Schweizerischen Vereinigung für Klein-
tiermedizin SVK.

O

%

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in te
geven. De koe vindt het zelfs lekker.

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van melkziekte aanzienlijk.
Tevens kan het preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon ä 450 gram:
Calciumchloride 2H2O
Magnesiumchloride
Soyaboonolie
Gedemineraliseerd water

180,0 g
3,6 g
126,0 g
140,4 g

Toepassing en dosering

CALOL is een voedingssupplement dal bij cal-
cium- en/of magnesiumtekort kan worden toe-
gediend.

1 ste flacon - zodra de koe weer overeind staat.

meestal na een Ca/Mg infuus
2de flacon - 12 uur later

Ter preventie:

1 ste flacon ■ 24 uur vóór het afkalven
2de flacon - direkt na het afkalven
3de flacon - 12 uur na het afkalven
4de flacon ■ 24 uur na het afkalven

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

m%mm

®

Calol

Gebrek aan Calcium?

Geef dan de voorkeur aan CALOL!

CALOL bevat als werkzame stol het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dil geeft reeds in de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ca-ionen, waardoor er een snelle opname in
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeti tevens invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuit het bot en er meer vrij, akiief calcium in
het bloed komt.

Doordal het Calciumchloride van CALOL is in-
gekapseld in Soyaboonolie heeft het geen
prikkelende invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk in kontakt met het maagslijmvlies.

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. Verkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 en 1991 t/m
1993. De prijs van de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 incl. 17,5%
BTW en de banden van 1992 en 1993
ƒ 30,-incl. 17,5% BTW.

-ocr page 304-

U als congresdeelnemer heeft

GRATIS TOEGANG

tot de commerciële tentoonstelling
die gehouden wordt tijdens het

VÜORJAARSDAGENCONGRES OP 22, 23 EN 24 APRIL

in het RAI-congrescentrum te Amsterdam.

Tijdens deze expositie waaraan meer dan 40 toonaangevende firma\'s
hun medewerking verlenen, is het mogelijk om in ongedwongen sfeer
nader kennis te maken met uw leveranciers die u graag informeren
over de NIEUWSTE ONTWIKKELINGEN op veterinair gebied.

4

De tentoonstelling wordt dit jaar op vrijdag, zaterdag en zondag gehouden.
Gedurende deze dagen zullen onder meer de volgende exposanten aanwezig zijn

om u te ontvangen:

Aesculaap

Instruvet BV

Aesculaap/Hill\'s

Janssen Pharmaceutica BV

Animed/Virbac

Karl Storz Endoscopie BV

A.U.V.

Leo Pharmaceutical Products BV

B.D.0.

Margery Import

Beiersdorf

MB«&VS

Beun-de Ronde

Mycofarm Nederland BV

Biomedic BV

Nemas/Konica

Boehringer Mannheim BV

Novad CV

Boekhandel Broese Kemink

Paragon Peteare Nederland BV

Cardiovet

Pie Medical Benelux BV

Ciba Anima! Heahh

Pitman Moore Nederland BV

Cyanamid Animal Health

Rhône Mérieux BV

Deltabron

Robouw Medische Techniek BV

Denkavit Nededand BV

Röntgen Controle Nederland

Dusseldorp/AM Transport

Royal Canin Nederland BV

Euregio Laboratory Services

Sanofi Santé BV

Flanders Medical Equipment

Schering-Plough Animal Health BV

Floris Veterinaire Produkten

SmithKline Beecham

Grofarm Nederand CV

Solvay Duphar Animal Health Benelux

Hope Farms BV

Tesink Veterinaire Produkten BV

lAMS Pet Food Int. Inc.

Trovet

Idexx

Upjohn Animal Health

Instruments Morin

-ocr page 305-

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. Verkrijgbaar zijn nog de
banden van het TvD 1988 en 1991
t/m 1993. De prijs van de banden
1988 en 1991 bedraagt ƒ 26,45 incl.
17,5% BTW en de banden van 1992
en 1993/30,- incl. 17,5% BTW.

alle financiële perikelen
rondom uw praktijk,
w.o. overname, associatie,
pensioen, financiering
verzekering

voor artsen

Dierenartsenpraktijk
Zeewolde zoekt op korte ter-
mijn een derde

COLLEGA
m/v

Gevraagd worden: brede in-
zetbaarheid; voornamelijk
rundvee en gezelschapsdie-
ren; goede contactuele eigen-
schappen; in teamverband
kunnen werken; ervaring
strekt tot aanbeveling.

Geboden worden: goede faci-
liteiten in een nieuwe en mo-
derne kliniek;

salariëring naar inzetbaarheid
en ervaring.

Schriftelijke sollicitaties
gaarne binnen 14 dagen na
verschijnen van dit tijdschrift
aan D.A.P. Zeewolde,
Gildenveld76, 3892 DJ
Zeewolde. Voor informatie
kunt u bellen 03432-1521 tus-
sen 08.00 en 09.00 uur.

ACHTERSTALLIGE BETALINGEN

Naarmate de tijd verstrijkt worden ze oninbaar en een bron van ergenis,
nog afgezien van de financiële nadelen.

Tijdige aanpak is geboden!

Wij werken betrouwbaar en efficiënt. Vrijblijvend verstrekken wij u uitvoerige informatie.

Bemiddelings- en Adviesbureau

Valynco BV

Mr. G. J. Teerink, Albrechtlaan 3,1404 AH Bussum, tel. 02159-42018

-ocr page 306-

VETERINAIRE PRODUKTEN B.V.

Floris Veterinaire Produkten B.V. maakt deel uit van Grampian Pharmaceuticals Limited.

Binnen de ondernenning bestaat de vacature

DIERENARTS m/v

Door een uitbreiding aan aktiviteiten van Grampian Pharmaceuticals Limited binnen de Nederlandse
onderneming zoeken wij een funktionaris (m/v) die zich bezig zal houden met het technische begelei-
den van nieuwe registraties. Deze nieuwe registraties zullen hoofdzakelijk vaccins zijn. De funktiona-
ris houdt zich verder bezig met de planning en het assisteren van de marketing bij bestaande en
nieuwe produkten.

De funktie houdt verder een nauwe samenwerking in met de research- en ontwikkelingsafdeling in
Engeland. Het Nederlandse kantoor is gevestigd in Vught. Een regelmatig bezoek aan het moederbe-
drijf in Engeland is noodzakelijk. Het beheersen van de Engelse taal in woord en geschrift is derhalve
een must!

Met de hand geschreven sollicitatie, in het Engels, onder bijvoeging van uw curriculum vitae, kunt u
richten aan: De direktie van Floris Veterinaire Produkten B.V., Kempenlandstraat 33, 5262 GK Vught.

In Dierenkliniek Ridderkerk is plaats voor een

COLLEGA m/v

Gevraagd worden: inzetbaarheid in Paarden- en Gezelschapsdierenpraktijk; goede contactuele ei-
genschappen; kunnen werken in teamverband. Ervaring strekt tot aanbeveling.

Geboden worden: goede faciliteiten in een moderne kliniek; vrije dagen voor congresbezoek; sala-
riëring naar inzetbaarheid en ervaring; goede (weekend-) dienstregeling; mogelijkheid te specialise-
ren. Sollicitaties richten aan Maatschap Dierenartsen Ridderkerk, Jacob Catsstraat 3, 2785 BE
Ridderkerk. Voor informatie: P.J.H.M. Meeus, tel. 01806-21812, na 21.00 uur.

GEZOCHT: een ambitieus

DIERENARTS m/v

in grote-gezelschapsdierenpraktijk in het oosten van het land. Ervaring gewenst.
Doel: associatie en/of overname.
Groot praktijkpand aanwezig.

Brieven met C.V. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 1431,
3508 SB Utrecht, onder nummer 23/94.

-ocr page 307-

DOPHPRmP

VETERINAIRE FARMACEUTICA

Producent van veterinaire farnnaceutische produkten. Moderne produktie-facilitei-
ten. Vooraanstaande positie op de binnenlandse markt en sterk in ontwikkeling
zijnde export.

Roept gegadigden op voor de funktie van

DIERENARTSENBEZOEKER

m/v

Bij deze nieuwe funktionaris dient de bereidheid aanwezig te zijn om hoofdzakelijk
op provisie-basis te werken. Voor degene die beschikt over de volgende hoedanig-
heden, ligt er een uitstekende toekomst bij DOPHARMA in het verschiet.

goede contactuele eigenschappen
vakkenis (bereid is die te verwerven)
doorzettingsvermogen/zelfdiscipline/zelfvertrouwen
ijver en loyaliteit

DOPHARMA staat borg voor de uitstekende kwaliteit van haar produkten, een
goede prijs en een prima service.

Voor deze uitdagende funktie kunt u uw sollicitatie brief met curriculum vitae en re-
cente pasfoto toezenden aan:

Direktie Dopharma B.V.
Zalmweg 24, Postbus 205
4940 AE Raamsdonksveer

-ocr page 308-

Onafhankelijke en Professionele Adviseurs

op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

-ocr page 309-

CYANAMÊD

AMMAL HEALTH

Cyanamid Benelux maakt deel uit van een internationale onderneming en heeft duidelijk gekozen voor de
wetenschappen van het leven. Farmaceutica, medische apparatuur, gewasbescherming en ... diergezondheid
zijn de marktsegmenten waarop we actief zijn.

Cyanamid Animal Health, verantwoordelijk voor de marketing van Cyanamid\'s diergeneesmiddelen, is binnen
dit geheel een kleine dynamische groep die zich een uitstekende reputatie heeft weten te verwerven op de
Nederlandse en Belgische markt. Met name op de diergeneesmiddelenmarkt kent u ons van produkten als
CYFLEE*, AUREOMYCIN® en vaccins.

Onze R&D-afdeling heeft het mogelijk gemaakt dat wij binnenkort een aantal belangrijke nieuwe
produkten kunnen introduceren. Daarom zoeken wij:

2 Dierenartsbezoekers
Nederiand m/v

die al enkele jaren ervaring hebben
met produkten voor landbouw,
huisdieren en bij voorkeur met
endo- en ecto-parasitica.
Commercieel inzicht en kennis van
de markt is een absolute
vereiste. Zelfstandig kunnen
werken een must.
Woonachtig in het zuiden of
oosten van Nederland of bereid
daarheen te verhuizen.

1 Dierenartsbezoeicer
Beigië m/v

met enkele jaren ervaring met
produkten voor zowel grote als
kleine huisdieren, met name
endo- en ecto-parasitica.
Tweetaligheid is een pluspunt.
Deze zelfstandige functie vergt veel
pioniersgeest, waarbij natuurlijk
een degelijke ondersteuning vanuit
de firma vanzelfsprekend is.

1 iVlariceting iVlanager
Benelux m/v

die betrokken zal zijn bij het
marktonderzoek en de ont-
wikkeling en opvolging van de
marktstrategie en marketing van
een diergeneesmiddel, gebaseerd
op een nieuwe molecule, effectief
tegen endo-en ecto-parasieten.
Verscheidene jaren marketing-
ervaring met diergeneesmid-
delen lijken ons voor deze functie
onontbeerlijk. Beheersing van de
Engelse taal is een vereiste.

Er is een uitstekend pakket incl. secundaire arbeidsvoorwaarden aanwezig. Hebt u belangstelling voor één van
deze functies, zend dan uw brief met c.v. naar:

Cyanamid Benelux (Nederland) B.V.
Mevr. P. Poelmans
Stationsplein 23
4872 XL Etten-Leur
Tel. 01608-87851

Cyanamid Benelux (Belgium) N.V./S.A.

Mevr. P. Poelmans

Rue du Bosquet 15

1348 Louvain La NeuMe

Tel. 010 -47 17 51

of neem voor nadere inforrflatie telefonisch contact op met mevr. P. Poelman» of drs. J. Schrooyen.
Strikte vertrouwelijkheid is gegarandeerd.

CYANAMÊD

QUALTTYFORA BETTER LIFE

(t:

-ocr page 310-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL ÜF THE RÜYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 9, 1 MEI 1994

EDITORIAL 259

SAMENVATTINGEN

De Bacteriële (dier)ziekten in beweging; J. W.B. van der Giessen. T. Eger. J. Haagsma.

B..4.M. van der Zeijst. M.J. Gerritsen. M.J. Koopmans. T. Olyhoek.

Nancy M.C. Bleumink-Pluym. Maria E.B. Werdler, DirkJ. Houwers. Joyce M. Parlevliet.

Ben Colenhrander. L.M. Schouls. P. Lintermans, Hilde Smith. Uri Vecht. Henk iVis.ielink.

Frans Reek. Arno Gielkens. Mari Smits. Johannes F. van den Bosch. Agnes ter Huurne.

Marina van Houten. Doreene Hyatt. Lynn Joens en Wim Gaastra 260

OVERZICHTSARTIKELEN

Bedwelmen van slachtdieren op de boerderij; E. Lambooij 264

VOOR DE PRAKTIJK

Zit er bij u ook wel eens een steekje los?; S. Th.L.J. Hijlkema 267

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Diergeneesmiddelengebruik ter discussie; Sophie Deleu 268

Vaccin tegen PRRS in de maak 271

Zoönosen als volksgezondheidprobleem; K. Schaapveld en H.F. Treurniet 272

Informatiemiddag over bedrijfsbegeleiding 275

Nieuwe produkties Speckmannstichting 276

Nationale postcractie DIO 276

Managementprogramma\'s onder controle in de melkveehouderij 277

Rottweiler meegenomen 277

Eén is tien 277

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 277

WAT IS UW DIAGNOSE?

Kalfskoe; .4. A\'An/tï/\' 278

VRAAG EN ANTWOORD

Entadvies ziekte van Aujeszky; T.G. Kimman 278

VETERINAIR VERLEDEN 280

WAT WAS UW DIAGNOSE 282

WETENSCHAP

ACTUA

Europa ontdelit de^oordelen
van de Bolus
met het gat^^

chronomintk ®

slow-release bolus
beschermt jongvee
kuratiefen
preventief tegen
maagdarm- èn
longwormen

yirbac

Uitgebreide dokumentatie
verkrijgbaar bij uw dierenarts.

-ocr page 311-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M.de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Profdr. G. H.Wentinl(

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Jorna

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesvilie, Florida. U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut. U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller(Israël)

Dr W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia, U.S.A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr. M. Pen.saert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrechl)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York, U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. dc Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr, Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L F M. van Zutphcn (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R. G. J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 ll/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Dmkkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Vcendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

IxIMIVIVU

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8 -10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

\\ «SYtnis^

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

KNMVD

MAATSCHAPPIJ-NIEUWS
MEDEDELINGEN GKZ
MEDEDELINGEN GHD
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE

CONTENTS

REVIEW PAPERS

Stunning of animals on the farm; E. Lamhooij

264

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dil tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology- and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological .Abstracts, Cambridge Scientific .Abstracts).

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A.M.Deieu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

284
284

284

285

286

-ocr page 312-

PARVO

de "killer" van honden

vraagt om een effectieve aanpak:
Nobi®-vac Parvo-C.

- potente vaccinstam: CPV 154

- hoge virustiter: > 1TCID50

Mycofarm Nederland BV. De Bilt, lel: 030-212800

^^^Mycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

-ocr page 313-

GEEN STUKJE

BLUFT
ONBEHANDELD!

Coopertix houdt rundvee vliegemnij.

(](><)pertix pouiHJti (2% cyhalothrin) biedt rund-
vee een uitstekende bescheniiing tegen vliegen.
Een C-oopertix-behandeliiig vermindert het aantal
irriterende insekten «p cle liiiid van het dier niet

meer dan 95%.

Coopertix komt overal
door de
speciale
olie-
oplossing.

Behaiiclelen
met C-oopertix
is dankzij cle
ponr-f)!!
methode erg

eenvoudig. Een kleine hoeveel- . ,

\' \'/! 7

heid Coopertix (10 ml) op de rug \'

van de koe iiitgieten tiissen cie schoiiclerblaclen is
alles wat ii hoeft te doen.

Dankzij de imieke olie-c^plossing verdeelt
Coopertix zich snel en grondig over cle gehele
huid van cle koe, zonder te irriteren. Geen stukje
wordt hierbij overgeslagen, zodat CAX)pertix over-
al zijn werk kan doen.

Zonder
vliegen de
zomer door.

Gechuende het
weicle.seizoen
besc\'hernit
Coopertix \\ ier
tot zes weken
lang optimaal
tegen \\ liegen.
.•\\fhankelijk van
de vliegendruk
zijn tvvee cjf drie
behandelingen per koe dus voldoende voor een
zomer zonder vliegen.

de vliegenbestrijder dieffheer bereikt.

Pitman-Moore

Pitman-Moore Nederland B.V. De Molen 5, 3994 DA Houten. Telefoon 03403-40405. Fax 03403-50942

-ocr page 314-

Onder de titel \'De bacteriële (dier)ziekten in be-
weging\' werd op 19 november 1993 een sympo-
sium georganiseerd door de afdeling Bacterio-
logie van de Vakgroep Infectieziekten en
Immunologie van de Faculteit Diergeneeskunde.
Net als bij het vorige symposium in 1988, was de aanleiding voor dit symposium het gereedkomen van (de
nu dus tweede, geheel herziene druk van) het boek \'Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen hij
dieren \', onder redactie van dr. J.L. Comelisse. Aanwezig waren onder anderen de auteurs en redacteur
van het boek en vertegenwoordigers van de Nederlandse en Vlaamse Gezondheidsdiensten voor Dieren,
de ID-DLO, het RIVM, de VHI, de Veterinaire Dienst, de farmaceutische industrie en de diergeneeskun-
digefaculteiten van Utrecht en Gent.

In verschillende inleidingen werd een overzicht gegeven van de snelle ontwikkelingen in de (veterinaire)
bacteriologie met name op het gebied van de diagnostiek en de vaccinontwikkeling. Voor de praktische
bestrijding van dierziekten zijn deze ontwikkelingen belangrijk, gezien de veranderende gezichtspunten
betreffende het gebruik van antibiotica en de diergezondheidszorg. Dr. Verschueren van de FEDESA
opende de dag met een toelichting op het antibioticum-aspect, terwijl de dag kritisch werd afgesloten met
een inleiding van mevrouw dr. Julicher van de Veterinaire Dienst over de organisatie van de diergezond-
heidszorg. Met name deze laatste inleiding leverde de nodige discussie op. De samenvattingen, die zeker
ook voor de prakticus interessant zijn, worden op de volgende pagina \'s gepubliceerd, voorafgegaan door
een inleiding.

tVCTEN

259

T I J D S C\' H R I F T VOOR D I F R G F N F F S K U N [) F , D F E L 119, A F L E V E R 1 N (] 9 , 1994

-ocr page 315-

« «ri

« n

DE BACTERIËLE (DIERIZIEKTEN IN BEWEGING

O

INLEIDING

Dr. C. Verschueren, FEDESA, Brussel, gaf een overzicht
van de ontwikkeling en het gebruik van antibiotica in de
diergeneeskunde nu en in de toekomst. Terwijl de ontwikke-
ling van nieuwe middelen al tijdrovend en duur was, vormen
nu ook de hogere kosten voor registratie een probleem. De
voordracht gaf de haat/liefde-verhouding weer die er ten op-
zichte van deze agentia bestaat. Ze zijn nodig, maar vormen
tegelijkertijd een gevaar: residuvorming en resistentie-ont-
wikkeling. De daaruit voortvloeiende terughoudendheid bij
het gebruik van antibiotica zal ook een negatieve invloed
hebben op de ontwikkeling van nieuwe antibiotica.

De volgende vier voordrachten waren gewijd aan de toepas-
sing van de polymerase kettingreactie in de diagnostiek (zie
Hilderink
et al., Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115: 1111-7).
Deze methode werd pas in 1985 ontdekt; in 1993 werd er een
Nobelprijs voor uitgereikt. De techniek heeft intussen grote
toepassingen gevonden binnen de bacteriologie. Mevrouw
dr.
J.W.B. van der Giessen ging in op de bestrijding van bo-
viene paratuberculose door detectie van dragers. De PCR op
zichzelf is uiterst gevoelig, maar het probleem is de opwer-
king van mestmonsters, zodanig dat alle remmende invloe-
den op de PCR worden verwijderd. De detectie van
Leptospira hardjobovi.s bij het rund werd besproken dooi
mevrouw drs. M.J. Gerritsen. Hier is de PCR een zeer gevoe
lige en betrouwbare methode om in urine bacteriën aan te to
nen. De uitscheiding per dier varieert. Mevrouw ing. N
Bleumink-Pluym ging in op de mogelijkheden om drager
schap van
Taylorella equigenitalis bij paarden gevoelig en
snel te diagnostiseren. Dr. L.M. Schouls besprak de moge-
lijkheden om niet-kweekbare bacteriën te diagnostiseren.
Dit heeft al geleid tot detectie van nieuwe pathogene bacte-
riën. Daamaast gaf hij de mogelijkheden aan om met behulp
van een \'genen-paspoort\' voor bacteriën de verspreiding
hiervan in de biosfeer te volgen.

Het middagprogramma stond in het kader van vaccinontwik-
keling.

Dr. P. Lintermans besprak het vóórkomen van \'nieuwe\'
darmpathogene
Escherichia co/;\'-stammen. Mogelijk bezet-
ten deze nieuwe stammen een ecologische niche, die is ont-
staan door de succesvolle bestrijding met de bestaande vac-
cins van de \'oude\' enterotoxinogene
E. co/;-stammen.
Wanneer de problemen toenemen zijn nieuwe vaccins nodig.
Mevrouw dr. H. Smith besprak de grote vooruitgang die is
geboekt in het onderzoek van
Streptococcus suis bij het var-
ken. Er zijn twee genen geïdentificeerd die een rol lijken te
spelen bij vimlentie. Deze genen kunnen worden gebruikt
voor diagnostiek en vaccinontwikkeling. Dr.
J.F. van den
Bosch rapporteerde over de ontwikkeling van een
Actinohacillus pleuropneumoniae subunit-vaccin. Het vac-
cin bevat drie toxinecomponenten en een oppervlakte-eiwit.
Het is ter registratie aangeboden. Mevrouw dr. A. A.H.M. ter

Samenvattingen

260

Huume besprak een nieuwe aanpak in de vaccinontwikke-
ling: het maken van gedefinieerde mutanten die een gen voor
een vimlentie-factor missen. Ze slaagde erin een hemolysine-
gen van
Serpulina hyodysenteriae uit te schakelen. De ver-
anderde bacterie is verzwakt en nog steeds immunogeen.

De dag werd afgesloten met een voordracht van mevrouw dr.
C.H.M. Julicher, leider van de projectgroep Diergezondheid
in Beweging, die het in juli 1993 uitgekomen rapport \'De
toekomst van de diergezondheid: wie zal het een zorg zijn?\'
heeft uitgebracht. Zij gaf aan hoe het denken over de vraag
waarom de overheid zich zo gedetailleerd bemoeit met de
diergezondheid, op gang is gekomen.
De conclusie van de werkgroep was dat de overheid zich
veel globaler met de diergezondheid moet bezighouden en
dat de ondernemer centraal dient komen te staan. Er moet
een balans worden gevonden tussen rendement, milieu en
volksgezondheid, en diergezondheid en -welzijn. Hoewel bij
de diergezondheid de preventie voorop staat, zijn curatieve
maatregelen of vaccinaties, die dienen om ongewenste om-
standigheden op het bedrijf te compenseren, uit den boze. Dc
discussie spitste zich toe op het gegeven dat het te simpel is
te veronderstellen dat preventie van dierziekten, zonder ge-
bmik te mogen maken van vaccinaties, op korte termijn mo-
gelijk zal zijn. Het zal zaak zijn dat in de komende periode,
vanuit de veehouderij en door degenen die betrokken zijn bij
de diergezondheid, argumenten worden aangedragen die het
rapport ondersteunen of hijstelling ervan nodig maken.

NIEUWE MOGELIJKHEDEN VOOR
DE BESTRIJDING VAN BOVINE
PARATUBERCULOSE

J.W.B. van der Giesseni, T. Eger^, J. Haagsma^
en B.A.M. van der Zeijst\'\'

SAMENVATTING

Paratuberculose is een chronisch-progressief verlopende
bacteriële infectieziekte bij herkauwers veroorzaakt door
Mycohacterium paratuherculosis. In Nederland is paratu-
berculose vooral van belang in de rundveehouderij. De be-
strijding is gebaseerd op de verwijdering van dieren, die de
bacterie met de mest uitscheiden (uitscheiders) en het
voorkómen van infectie bij jonge kalveren. Verschillende
landelijke georganiseerde bestrijdingsprogramma\'s hebben
niet tot een afname van het aantal besmette bedrijven geleid
en in 1989 is daarom het laatste bestrijdingsprogramma ge-
staakt. Een belangrijke oorzaak van deze slechte resultaten is
de afwezigheid van goede diagnostiek om vroegtijdig de uit-
scheiders op te sporen en te verwijderen. De andere moge-
lijkheid van bestrijding, vaccinatie, reduceert wel het aantal
klinisch zieke dieren, maar heeft weinig effect op de afname
van de infectiedmk.

2

T 1 J D S C H R I K T VOOR D I K R G E N E E S K U N I) K , D E E L 119, AFLEVERING 9 , 1994

tnfectiezickwn en Immunologie afd. Bacieriotogie. Faadteir l^iergeneeskunde.
Uirechl.

Centraal Diergeneeskundig Instituut. Lelystad.

-ocr page 316-

Het kweken van de bacterie is de enige betrouwbare test,
maar heeft als praktisch nadeel dat pas na drie tot zes maan-
den een uitslag bekend is vanwege de zeer langzame groei
van
Mycobacterium paratuberculosis.
Tot voor kort ontbraken de mogelijkheden om een diagnosti-
sche test te ontwikkelen, waarmee snel en betrouwbaar de
uitscheiders konden worden opgespoord om zo effectief een
bestrijding op te zetten. Met behulp van DNA-probes en de
Polymerase kettingreactie (PCR) is de afgelopen jaren een
test ontwikkeld om snel en betrouwbaar bacteriën in de mest
van geïnfecteerde dieren aan te tonen. Vooral het gevoelig
kunnen aantonen van mycobacterieel DNA in mest is een
moeizame stap in de ontwikkeling van de test gebleken.
Deze test kan bijdragen tot de reductie van de infectiedruk op
positieve bedrijven door het snel verwijderen van zware,
middelmatige en misschien lichte uitscheiders. Zo kan er een
bestrijding worden opgezet, waarbij door middel van een pe-
riodieke screening snel nieuwe uitscheiders worden verwij-
derd. Ervaring, opgedaan met de kweek op een aantal bedrij-
ven, leert echter dat het jaren kan duren voor de koppel \'vrij\'
is. Uit recent pathogenetisch onderzoek is gebleken, dat
geïnfecteerde dieren ook aangetoond kunnen worden met
behulp van de PCR op bloedmacrofagen. Zelfs dieren, die
nog geen bacteriën uitscheiden zijn zo op te sporen. Dit kan
een hoopvolle ontwikkeling voor de vroegdiagnostiek bete-
kenen. Thans wordt onderzocht in hoeverre deze kennis kan
bijdragen aan de bestrijding van bovine paratuberculose.
Samenvattend kan geconcludeerd worden, dat met de intro-
ductie van de moleculaire biologie in de bacteriologie, er
nieuwe mogelijkheden zijn ontstaan om een zo moeilijk te
diagnostiseren ziekte als paratuberculose in de toekomst ef-
fectief te kunnen bestrijden.

DETECTIE VAN LEPTOSPIRA
INTERROGANS SEROVAR
HARDJO SUBTYPE HARDJOBOVIS
IN RUNDERURINE

M.J. Gerritsen\'\', M.J. Koopmans\'\' en T. Olyhoek\'\'

Centraal Diergeneeskundig Instituut. .Afdeling Bacteriolagie. H2iHi.AB Lelystad.

SAMENVATTING

De conventionele diagnose van een leptospirose-infectie
wordt verricht door middel van serologische technieken,
waarvan de microscopische aglutinatietest (MAT) en de en-
zyme-linked immunosorbent assay (ELISA) de voornaamste
zijn. Deze technieken geven echter geen informatie over het
gegeven of een geïnfecteerd dier leptospiren uitscheidt via
de urine. Kweek, immunofuorescentie maar ook DNA-hy-
bridizatie kunnen gebruikt worden om leptospiren in urine
aan te tonen, maar deze technieken zijn langzaam, arbeidsin-
tensief of niet gevoelig genoeg. Daarom zijn vele belangrijke
aspecten met betrekking tot
L. hardjobovis-\'m^QcUQS, zoals
het uitscheidingspatroon van de bacterie en het effect van
een antibioticum behandeling op uitscheiding, onvoldoende
bekend. Met de introductie van de Polymerase Chain
Reaction (PCR) werd het mogelijk DNA van kleine hoeveel-
heden micro-organismen in verschillende klinische mon-
sters te detecteren. Door gebruik te maken van de PCR zijn
we momenteel dan ook in staat
L. hardjobovis DNA speci-
fiek, gevoelig en snel in runder urine aan te tonen door ge-
bruik te maken van de PCR.

Met behulp van deze methode hebben we het uitscheidings-
patroon van experimenteel geïnfecteerde runderen geëvalu-
eerd. Uit deze experimenten bleek, dat de uitscheidingsduur
en de mate van uitscheiding per dier sterk varieerden, terwijl
de serologie geen significante verschillen liet zien. Tevens
hebben we het effect van een antibioticumbehandeling op de
uitscheiding onderzocht. Hierbij bleek, dat een antibioticum-
behandeling de uitscheiding binnen een paar dagen deed
stoppen. De serologie echter bleef positief, zij het significant
lager in vergelijking met niet-behandelde runderen.

DETECTIE VAN TAYLORELLA
EQUIGENITALIS. DE VERWEKKER
VAN CEM

Nancy M.C. Bleumink-Pluymi, Maria E.B.
Wendleri, DirkJ. Houwers\'\'. Joyce M. Parlevliet^,
Ben Colenbrander^ en Bernard A.M. van der
Zeijst\'\'

RIVM. Poslhus I. 3720.4B Bihhoven.

SAMENVATTING

Een PCR voor de detectie van Taylorella equigenilalis, de
verwekker van Contagious Equine Metritis (CEM), werd
ontwikkeld en geëvalueerd.

De nucleotide-volgorde van het 16S rRN A-gen van T. equi-
genilalis
werd bepaald. De hiervan afgeleide primerset en
probe werden getest op het chromosomaal DNA van 64 be-
schikbare
T. equigenilalis-stammcn en dat van een aantal
bacteriën, virussen en gisten. De PCR bleek specifiek; zowel
de primers als de probe reageerden uitsluitend met de
T.
equigenilalis-stammen.

De detectiegevoeligheid van de PCR in klinisch materiaal
werd vergeleken met die van de internationaal voorgeschre-
ven bacteriologische kweekmethode. Hiervoor werden 78
genitale swabs gebruikt afkomstig van 33 klinisch verdachte
en 22 recent geïmporteerde paarden.

Met de kweek werden in totaal drie monsters positief bevon-
den, met de PCR direkt van de swab waren negen monsters
positief, terwijl met de combinatie kweek-PCR in 29 mon-
sters (waaronder negen geïmporteerde paarden) DNA van
T.
equigenilalis
aantoonbaar was.

\' Vakgroep Infectieziekten en Immunologie. Faculteit Diergeneeskunde. Universiteit
Utrechl.

^ Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. Faculteit Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht

DE DIAGNOSTIEK VAN MOEILIJK
KWEEKBARE BACTERIËN

LM. Schouls\'\'
SAMENVATTING

Momenteel zijn zo\'n 2500 verschillende bacterie-species be-
kend. Uit diverse studies is inmiddels echter gebleken dat het

-ocr page 317-

aantal species dat voorkomt veel hoger is. Geschat wordt dat
minder dan twintig procent van alle bestaande bacteriesoor-
ten gekweekt kan worden. Dit impliceert dat ook een aantal
bacterie-species, dat een rol speelt in de medische en veteri-
naire bacteriologie, niet geïdentificeerd is, omdat kweek niet
of vrijwel niet mogelijk is.

Gebleken is dat analyse van -via de polymerase ketting reac-
tie (PCR) verkregen- bacteriële 16S ribosomale
RNA(rRNA)-genen, een belangrijk middel is om bacteriën
te identificeren. Alle bacteriën bevatten 16S rRNA-genen,
die behalve sterk geconserveerde ook sterk variabele delen
bevatten. Door bepaling van de basevolgorde van een 16S-
gen van een bacterie-species en vergelijking met een uitge-
breide 16S rRN A-databank, kan deze bacterie geclassifi-
ceerd worden zonder dat kweek heeft plaatsgevonden. Op
deze wijze is reeds een aantal niet of nauwelijks kweekbare
pathogene bacteriën geïdentificeerd. Voorbeelden hiervan
zijn de bacteriën die kattekrabziekte en de ziekte van
Whipple veroorzaken.

Bepaling van de 16S rRN A-sequentie levert echter alleen
classificering op species-niveau op, verschillen tussen clo-
nale isolaten zijn hiermee niet aantoonbaar. Door gebruik te
maken van primers gebaseerd op sequenties, die op meer-
dere plaatsen in het genoom voorkomen, kunnen met behulp
van de PCR-techniek patronen gegenereerd worden waar-
mee bacterie-species onderverdeeld kunnen worden in groe-
pen. Deze primers kunnen random-sequenties zijn (RAPD)
of gebaseerd zijn op repeterende DNA-elementen, zoals de
ERIC-sequenties in enterobacteriën.
Behalve deze meer algemene benaderingen is het ook moge-
lijk een specifiek deel van het bacterie-genoom met behulp
van de PCR te amplificeren en vervolgens te digestercn met
een restrictie-enzym. Het ontstane fragmentatie-patroon kan
vervolgens gebruikt worden om de bacteriën te classificeren.

\'NIEUWE\' DARMPATHOGENE
ESCHERICHIA COLI: VIRULENTIE-
FACTOREN, DIAGNOSTIEK EN PO-
TENTIËLE VACCINALE ANTIGENEN

P. Lintermans\'\'

SAMENVATTING

De belangrijkste virulentiefactoren van darmpathogene E.
coli
zijn adhesines en enterotoxines. De enterotoxische E.
coli
(ETEC) behoren tot de best bestudeerde groep colibacil-
len. Meer recent werden de verotoxigene
E. coli (VTEC)
geïsoleerd. Deze groep wordt gekenmerkt door produktie
van verotoxines VT-I, VT-11 (synoniem voor SLT-1 en SLT-
II of Shiga-like toxine) of SLT-llv (synoniem voor EDP of
edema disease principle). Op bepaalde VTEC-stammen wer-
den aanhechtingsfactoren beschreven. Andere stammen be-
schikken over het vermogen aan te hechten aan de darmmu-
cosa en vervolgens de darmvilli weg te vegen (attaching and
effacing £■. co//of AEEC).

Als volgende groep vermelden we de CNF 1- en CNF2-pro-
ducerende
E. co//-stammen. De CNF 1-stammen produceren
een toxine, dat polycytokaryose verwekt bij Vero-cellijnen;

NIDO. Brussel.

dit toxine is verschillend van de enterotoxines en de vero-
toxines. Hun aandeel in de veterinaire pathologie is nog on-
duidelijk. De CNF2
E. coli produceren een toxine dat ver-
want is aan CNF 1: het CNF2-toxine.
Een groep stammen, die zeker onze aandacht verdient, is de
groep enteropathogene
E. coli (EPEC). Als virulentiefacto-
ren vermelden we de aanhechting aan epithelia en aanhech-
ting aan en wegvegen van darmvilli (AEEC activiteit).
Verder is er geen produktie van gekende enterotoxines, vero-
toxines noch CNF toxines.

Als laatste groep vermelden we de entero-invasieve E. coli
(EIEC); deze groep wordt zelden teruggevonden bij huisdie-
ren en wordt dan ook niet verder besproken.
De huidige colibacillaire vaccins zijn efficiënt, maar worden
gekenmerkt door hoofdzakelijk twee problemen. Enerzijds
ontstaan er problemen indien de inhoud van deze vaccins te
beperkt is en men geen rekening houdt met de steeds evolu-
erende antigenen van de pathogene coli flora. Anderzijds tre-
den er problemen op indien niet tijdig wordt geënt. Daarom
wordt het onderzoek toegespitst op de identificatie van
nieuwe en relevante virulentiefactoren. Tevens wordt de mo-
gelijkheid onderzocht om adhesie-blockers aan te wenden,
die na orale toediening een efficiënte bescherming van het
pasgeboren kalf kunnen verwezenlijken. Enkele voorbeel-
den van dit onderzoek worden besproken.

IDENTIFICATIE EN KARAKTERISE-
RING VAN VIRULENTIEKENMER-
KEN VAN STREPTOCOCCUS SUIS
SEROTYPE 2

Hilde Smith I Uri VechtP, Henk Wisselink^, Frans
Reek\'\', Arno Gielkens\'\' en Mari Smits\'\'

SAMENVATTING

Streptococcus suis serotype 2-infecties bij jonge biggen vor-
men in Nederland sinds 1983 een groeiend probleem. De
ziekte wordt gekenmerkt door meningitis, arthritis, sepsis cn
sterfte. Dc ziekte is tevens een zoönose; na infectie kan ook
de mens sepsis en meningitis krijgen. Volwassen varkens
kunnen de bacterie in de neus en in dc tonsillen dragen zon-
der zelf ziek te worden. Via deze dragers kan de infectie op
gevoelige dieren (jonge biggen) worden overgedragen.
Er zijn zowel pathogene als niet-pathogene stammen van
Streptococcus suis type 2. Onderzoek aan het CDI heeft uit-
gewezen dat pathogene stammen twee eiwitten synthetise-
ren, die niet gesynthetiseerd worden door apathogene stam-
men. Deze twee eiwitten zijn: het 136-kDa MRP
(muramidase-released protein) en het 110-kDa EF (extracel-
lulaire factor). Naast pathogene MRP\'^\'EF"\'" en apathogene
MRP-EF-stammen, zijn ook zwak-pathogene MRP\'\'\'EF -
stammen geïdentificeerd. Deze stammen produceren, be-
halve het 136-kDa MRP, een EF-eiwit met een vergroot mo-
lecuulgewicht.

Om meer inzicht te krijgen in de rol die MRP, EF en EF
spelen in de Pathogenese van 5. suis type 2 en voor de ont-

\' .Aj\'deling Moleculaire Biologie. Centraal Diergeneeskundig Instituut. Edelhertweg

15.8219 PH Lelystad.
^ .Afdeling Bacteriologie. Centraal Diergeneeskundig Instituut. Edelherrn-eg 15. 8219
PH Lelvstad

-ocr page 318-

If

i.

Af:

4

wikkeling van DNA probes en PCR, werden de genen, die
coderen voor deze eiwitten gekloneerd in
E. coli en geanaly-
seerd. Van deze genen werd de nucleotide-volgorde bepaald.
De afgeleide aminozuur-sequenties van MRP, EF en EF
bleken weinig of geen homologie te hebben met eiwitse-
quenties aanwezig in de EMBL-databank.
Binnen de eiwitten, die gecodeerd worden door deze genen,
bleek voor een aantal structureel en functioneel verschil-
lende domeinen te kunnen worden aangewezen. De N-termi-
nale gedeelten van de EF- en EF -eiwitten bleken identiek te
zijn. EF -eiwitten bevatten aan de C-terminus een groot aan-
tal repeterende aminozuur-sequenties. EF -eiwitten ver-
schillen onderling in het aantal en de samenstelling van deze
repeats. Dit zou verschil in antigene specificiteit kunnen
weerspiegelen. Het 110-kDa EF-eiwit mist deze repeats.
Aangezien MRP"\'\'EF"\'"-stammen sterk pathogeen en
MRP"\'"EF -stammen veel minder pathogeen zijn voor jonge
biggen, zou dit verschil (aan-/afwezigheid van repeats) van
belang kunnen zijn voor het verschil in pathogeniciteit van
deze stammen.

Om te bestuderen of MRP en EF werkelijk virulentiefactoren
zijn, werden in een pathogene MRP"\'"EF"\'"-stam het
mrp-gen
of het e/-gen gericht uitgeschakeld. Als MRP en EF inder-
daad een rol spelen bij de pathogenese, zullen dergelijke
stammen niet of verminderd pathogeen zijn.

VARKENSDYSENTERIE: VACCIN-
ONTWIKKELING IN EEN NIEUW
JASJE

Agnes ter Huurne\\ Marina van Houten\'\', Doreene
Hyattß, Lynn Joens^, Ben van der Zeijst\'\' en Wim
Gaastra\'\'

SAMENVATTING

Varkensdysenterie is een besmettelijke dikke-damiaandoe-
ning, veroorzaakt door
Serpiilina hyodysenteriae. Deze
ziekte veroorzaakt vooral economische schade op mestvar-
kenbedrijven. Momenteel worden voor de bestrijding van
varkensdysenterie grote hoeveelheden antibiotica gebruikt,
mede omdat er geen goed vaccin is. De hemolysine produk-
tie door
S. hyodysenteriae speelt een belangrijke rol in de pa-
thogenese van varkensdysenterie. Een
S. hyodysenteriae-
stam die zodanig genetisch veranderd is, dat dit hemolysine
niet meer wordt geproduceerd, is veel minder virulent, zowel
in muizen als in varkens dan de wildtype-stam.
Deze hemolysine-negatieve mutant is tevens getest als \'vac-
cinstam\' in varkens. Van de varkens die met de mutant wa-
ren \'gevaccineerd\', was vijftig procent beschermd tegen een
challenge met een grote dosis virulente bacteriën. Alle con-
troledieren kregen varkensdysenterie. Omdat de immuniteit
tegen het hemolysine mede een rol kan spelen in de bescher-
ming tegen varkensdysenterie, zijn immunisatie-proeven ge-
daan in muizen met het hemolysine-eiwit. Vervolgonder-
zoeken in varkens zijn gepland met de mutant, met het
hemolysine-eiwit en met beide. Echter, de ontwikkeling van
een vaccin gebaseerd op de hemolysine-negatieve mutant
lijkt nu al veelbelovend.

Inlerxel tnlernaliimal BK PmihmJI. 5/iJ(l.4A Boxmeer

DE ONTWIKKELING VAN EEN
ACTINOBACILLUS PLEUROPNEU-
MONIAE SUBUNIT-VACCIN

Johannes F. van den Bosch\'\'

SAMENVATTING

Pleuropneumonie, ook wel éénzijdige longontsteking ge-
noemd, wordt veroorzaakt door^.
pleuropneumoniae (App)
en is één van de meest belangrijke respiratoire aandoeningen
in varkens, verantwoordelijk voor belangrijke schade in met
name mestvarkens. De op dit moment beschikbare vaccins,
gebaseerd op geïnactiveerde hele bacteriën, zijn niet erg ef-
fectief en geven regelmatig lokale entreacties. Wij hebben
een
App subunit-vaccin ontwikkeld, gebaseerd op gezui-
verde antigenen in een waterig adjuvans (Diluvac Forte®),
dat bescherming biedt tegen alle .4/;/;-serotypen (1-12). Dit
vaccin wordt binnenkort voor registratie ingediend.
Het vaccin bevat drie gedetoxificeerde toxines (Apxl, Apxii
en ApxIIl) en een buitenmembraan-eiwit (OMP) van
App als
actieve componenten. Apxl, voorheen Hlyl of Clyl, indu-
ceert bescherming tegen de /i/jp-serotypen 1, 5a, 5b, 9, 10 en
11. Apxll, voorheen Hlyll,
App. Clyll of Cyt, is vooral van
belang voor bescherming tegen de .4/>/;-serotypen 7 en 12.
Apxlll, voorheen Ptx, Clylll of Mat, induceert bescherming
tegen de /Ipp-serotypen 2,3,4,6 en 8. Het OMP-antigen, dat
in dc membraan van alle /f/;/j-serotypen aanwezig is, werkt
vooral synergistisch op de bescherming geïnduceerd door
Apxl. Vaccinatie met alleen Apxl of alleen OMP biedt
slechts een beperkte bescherming tegen
App challenge, ter-
wijl vaccinatie met de combinatie van Apxl en OMP een vol-
ledige beschenning tegen challenge geeft.

Dc effectiviteit van het vaccin na intramusculairc toediening
op een leeftijd van ongeveer zes cn tien weken, is op uitge-
breide schaal aangetoond in challenge-experimenten met
verschillende /J/j/j-serotypen, in zowel SPF varkens als in
conventionele mestvarkens afkomstig van /(pp-positieve be-
drijven. Lokale ent-reacties na vaccinaties werden niet waar-
genomen. Systemische ent-reacties als een voorbijgaande
koortsreactie en verminderde activiteit van de dieren gedu-
rende enkele uren na de vaccinaties, werden weliswaar re-
gelmatig waargenomen, maar zonder enig effect op de groei
gedurende de totale mestperiode.

\' Vakgroep Infectieziekten en Immunologie. Faculteit Diergeneeskunde. Universiteit
Utrecht.

^ Dept. of Veterinärs-Science. University of Arizona

-ocr page 319-

I n

êLLL

L 1 - 1

dA

BEDWELMEN VAN SLACHTDIEREN
OP DE BOERDERIJ

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119(10) 264-6

ii 1

E. Lambooij

SAMENVATTING

Recent is het Keurings- en onderzoekingsregulatief ge-
wijzigd, waardoor het mogelijk wordt om slachtdieren
op de boerderij te bedwelmen en te verbloeden. Deze
handelingen mogen door een praktizerend dierenarts
uitgevoerd worden. In de Gezondheids- en welzijnswet
wordt onder meer gesteld, dat het niet toelaatbaar is om
het welzijn van het dier te benadelen. Op de boerderij
kunnen het beste mechanische methoden toegepast wor-
den. Het schietmasker heeft duidelijk de voorkeur. Het
schietmasker dient frontaal op de kruising van de imagi-
naire lijnen tussen oog en oor of occipitaal boven de aan-
hechting van het ligamentum nuchea in de richting van
de hersenen geplaatst te worden. Een wapenvergunning
is vereist voor het gebruik van het schietmasker.
Aangezien bij veel praktizerende dierenartsen ervaring
ontbreekt met het bedwelmen en verbloeden van slacht-
dieren wordt aanbevolen deze handelingen aan de nood-
slachter over te laten.

INLEIDING

In het Tijdschrift voor DiergeneeskunJe vm 1 februari 1994
worden door wijziging van het Keurings- en onderzoekings-
regulatief aanwijzingen gegeven hoe er gehandeld dient te
worden bij een noodslachting op de boerderij. In dit regula-
tief staat vermeld, dat indien een slachtdier op de boerderij
uit nood gedood moet worden, het dier voorafgaand aan het
doden door verbloeding bedwelmd moet worden. In de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren staat aangegeven,
dat het verboden is om zonder redelijk doel of met over-
schrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toe-
laatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel
de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Dit
betekent, dat een dodingsmethode moet worden toegepast,
waarbij het dier zo min mogelijk lijdt. De eisen, die hieraan
gesteld worden, zijn:

1) er moet snel bewusteloosheid optreden;

2) bij het toepassen van een bedwelmingsmethode mag er
geen onacceptabele excitatie optreden en

3) het dier mag tijdens de verbloeding niet weer bij bewust-
zijn komen.

Bedwelmingsmethoden, die voor het verbloeden toegepast
worden, kunnen in 4 groepen ingedeeld worden:

1) mechanische methoden;

2) electrische methoden;

\' DLO-Inslilmil voor i\'eehomlerij en Diergezondheid, vestiging Zeist. Postbus 501.
3700.4M Zeist.

3) gassen en

4) injiceerbare anesthetica.

De laatste groep mag niet bij slachtdieren gebruikt worden,
omdat er residuen in het karkas achterblijven. Het toedienen
van gassen (alleen C02-gas is toegestaan) kan niet op de
boerderij aanbevolen worden om technische redenen en in
het kader van arbeidsomstandigheden (gevaar).
Voor het bedwelmen van het dier kan de dierenarts een
noodslachter inschakelen. Ook kan de dierenarts de hande-
ling zelf uitvoeren. De meeste dierenartsen hebben geen er-
varing met het bedwelmen van slachtdieren. Om deze reden
wordt hier enige informatie over mechanische en electrische
bedwelmingsmethoden gegeven.

MECHANISCHE METHODEN
Kopslag

De oudste bekende methode om een dier te bedwelmen of te
doden is met een klap op de kop met behulp van een stok of
een zware knots. In West-Europa is men waarschijnlijk in de
1eeuw hiermee begonnen, omdat men in steden ging wo-
nen en de ruimte om te slachten beperkt werd. Een voordeel
van kopslag is namelijk, dat het dier na de slag vrijwel stil
ligt. Algemeen wordt aangenomen, dat bij een klap op de
kop de drukgolven zich in de craniale holte voortzetten,
waarbij door snelle oscillaties een traumatische depolarisatie
van de celmembraan wordt veroorzaakt.
Onderzoek heeft bij slachtdieren aangetoond, dat 80-90%
van de dieren na de slag bewusteloos is en de overige dieren
alleen geparalyseerd zijn. Het blijkt, dat voor ieder individu
een verschillende kracht nodig is om bij kopslag bewuste-
loosheid te bewerkstelligen. Afhankelijk van de mate van
beschadigingen, die in de hersenen zijn ontstaan na de kop-
slag, zal het dier na kortere of langere tijd (tot enkele uren)
sterven of weer bij bewustzijn komen. De laatste mogelijk-
heid is ethisch niet aanvaardbaar.

Om bovenstaande redenen dient kopslag niet als methode
voor het bedwelmen van dieren op de boerderij toegepast te
worden. Wel kan als alternatief een klein dier (vogels, vis-
sen) hard met een voorwerp of op een harde ondergrond ge-
slagen worden, waarbij direct nekbreuk optreedt of de nek
daama manueel gebroken wordt.

Pistool en schietmasker

Het pistool en het schietmasker hebben bijna hetzelfde wer-
kingsprincipe. Bij een pistool krijgt een kogel snelheid en
kracht door het laten ontbranden van een kruitlading of door
middel van luchtdmk. Deze kogel moet de huid en schedel
penetreren en de hersenen binnendringen. Bij een schietmas-
ker krijgt een pen via een exploderende kmitlading of via
luchtdruk of door het ontspannen van een veer kracht en
snelheid om de schedel en de hersenen te penetreren, waarbij
de pen gelimiteerd uitschiet.

Het pistool is al vele eeuwen bekend, daarentegen is het

-ocr page 320-

schietmasker pas aan het begin van deze eeuw ontwikkeld.
In het slachthuis was de vrije kogel en het lawaai een be-
zwaar. Het schietmasker met kruitlading of luchtdruk wordt
voor alle slachtdieren gebruikt en het masker met een veer-
systeem alleen voor kleine dieren (konijn). Zowel het pistool
als het schietmasker worden bij paarden, wilde of wild ge-
worden dieren gebruikt.

Een kogel, afgevuurd uit een pistool, dringt met grote snel-
heid door de huid en schedel van een dier. De hersenen kun-
nen zowel mechanisch als door schokgolven of door tijde-
lijke cavitatie (holtevorming achter de kogel) beschadigd
worden. De pen van een schietmasker snijdt na afvuren door
de huid heen en ponst door de schedel. De beschadiging van
de hersenen is mechanisch van aard en wordt bewerkstelligd
door het optreden van voorwaartse schokgolven.
Het pistool is een reeds lang beproefd wapen bij intermense-
lijke conflicten. Een kogel, die het hoofd raakt hoeft echter
niet altijd bewusteloosheid te veroorzaken. Dit fenomeen
treedt vooral op als een klein deel van de cortex beschadigd
is. Optreden van bewusteloosheid en stil liggen na toedie-
ning is vooral afhankelijk van de schokgolven, die in de rich-
ting van het ruggemerg gaan. Bij toepassing van het schiet-
masker dienen de diepere hersendelen (thalamus) of direct
mechanisch door de pen of door de opgewekte voorwaartse
schokgolven beschadigd te worden. Om zeker te zijn dat be-
wusteloosheid wordt veroorzaakt dient het schietmasker of
pistool frontaal op de kruising van de imaginaire lijnen tus-
sen oog en oor (Figuur 1) of occipitaal boven de aanhechting
van het ligamentum nuchea in de richting van de hersenen
geplaatst te worden (Figuur 2). Van de huidige schietmas-
kers uitgezonderd van degene met een veersysteem kan aan-
genomen worden, dat er voldoende kracht ontwikkeld kan
worden om de schedel van de meeste huisdieren te penetre-
ren. Bij varkens is echter aangetoond, dat de potentiële
kracht van de pen van een schietmasker geen garantie biedt
voor penetratie van de schedel. Hiermee dient ook rekening
gehouden te worden bij dieren met een zware schedel of
dikke huid.

Il l à it ■!

-ocr page 321-

Bij gebruiic van een schietmasker is het mogelijk, dat er
daarna met name bij varkens convulsies optreden. Indien het
pistool of schietmasker frontaal geplaatst wordt en in de
richting van het ruggemerg geschoten wordt zullen er geen
of weinig convulsies ontstaan (Figuur 3). Er dient bedacht te
worden, dat na indringing in de hersenen van de kogel of pen
het dier niet direct sterft. Dit kan enkele minuten tot vele uren
duren, afhankelijk van de hersenbeschadiging.
Na toepassing van het nekschot (Figuur 2) treedt er geen ver-
hoging van de hersenactiviteit op. Kennelijk is het waarne-
men van pijn niet aanwezig. Door het verbreken van de ver-
binding tussen hersenen en de rest van het lichaam vertoont
het lichaam paralyse. Het lichaam kan dus niet reageren op
prikkels en prikkels bereiken ook de hersenen niet. Via de N.
trigeminus (V« kopzenuw), die niet verbroken wordt, gaan er
echter wel prikkels van en naar de hersenen. Deze situatie
moet het dier machteloos ondergaan. Het nekschot dient dan
ook
niet toegepast te worden.

ELEKTRISCHE BEDWELMING

De electroconvulsieve therapie wordt in de humane praktijk
gebruikt ter behandeling van zware depressies. Deze me-
thode is in de twintiger jaren voor het bedwelmen van dieren
geïntroduceerd. Een aantal jaren later is dit de uiteindelijke
methode voor het bedwelmen van varkens geworden.
Momenteel wordt deze methode ook veel toegepast voor
pluimvee en schapen.

Voor het toedienen van een electrische schok wordt een elec-
trode aan beide zijden van de kop geplaatst of één elektrode
op de kop en één op het lichaam. In het laatste geval stopt het
hart met bloed pompen en sterft het dier door zuurstofge-
brek.

Bewusteloosheid treedt op bij het opwekken van een alge-
meen epileptiform insult. Dit wordt gekenmerkt door een to-
nische fase (verkrampen van de spieren), gevolgd door een
klonischc fase (vele spierkrampen) en uiteindelijk een uit-
puttingsfase (verslapping van de spieren). Het insult duurt
ongeveer 20 - 60 s, afhankelijk van de diersoort. Gedurende
de drie fasen is een mens bewusteloos. Analoog hieraan
wordt gesteld, dat een dier ook bewusteloos is. Voor het op-
wekken van een gegeneraliseerd epileptiform insult is een
bepaald minimum amperage noodzakelijk: varkens 1,27 A
(± 240 V), schapen 0,5 A (± 160 V), vleeskalveren 1,2 A (±
140 V), konijnen 0,3 A (± 80 V), vleeskuikens 65 mA (± 90
V), kalkoenen, eenden en ganzen 100 -150 mA. Over andere
diersoorten is wat betreft het minimum amperage weinig be-
kend.

Indien naast het ontregelen van de hersenen ook het hart ont-
regeld wordt door de elektrische stroom dan sterft het dier di-
rect. Het voordeel hiervan is dat het epileptiform insult afge-
broken wordt en er geen of weinig klonische spierkrampen
ontstaan. Wel zal ervoor gezorgd moeten worden, dat er tij-
dens de bedwelming voldoende stroom door zowel de herse-
nen als het hart gaat. Bij onvoldoende stroomdoorgang in de
hersenen, maar wel voldoende in het hart zullen de dieren
veel pijn hebben, doordat in eerste instantie bewusteloosheid
ontbreekt. Ook zal er voldoende tijd (> 3 s) moeten zijn,
waarin stroom door het hart loopt om fibrilatie of stilstand op
te wekken.

I f«

lAfl

GDNCLUSIES EN AANBEVELINGEN

- Kopslag dient niet toegepast te worden als bedwelmings-
methode op de boerderij, omdat er geen garantie is, dat de
dieren bewusteloos raken. Indien er geen andere methode
voorhanden is, kan een klein dier (vogels, vissen) hard op
een voorwerp geslagen worden (kopslag nekbreuk).

- Het pistool en het schietmasker kunnen bij een juist ge-
bruik als bedwelmingsmethode op de boerderij toegepast
worden. Het schietmasker heeft hierbij een duidelijke
voorkeur. Echter het huidige schietmasker biedt geen ga-
rantie dat de pen de schedel van slachtvarkens penetreert
en er kunnen na toediening bij varkens veel spierkrampen
optreden. Indien een dierenarts deze methode wil gaan toe-
passen wordt aanbevolen eerst op dode dieren en daarna
op levende dieren in het slachthuis te oefenen. Voor het in
bezit hebben en gebruiken van een pistool of schietmasker
is een wapenvergunning vereist.

- Electrische bedwelming en electrokutie zijn goede metho-
den om dieren voor het slachten te bedwelmen. Echter, na
alleen elektrische bedwelming op de kop dient het dier zo
spoedig mogelijk verbloed te worden, omdat het insult
maar een beperkte tijd duurt. Het toepassen van deze me-
thode op de boerderij is moeilijk, omdat er voor de meeste
dieren geen geschikte mobiele apparatuur in de handel is.
Voor het mogen toedienen van deze methode is toestem-
ming van de veterinaire inspectie nodig.

- Een probleem is, dat praktizerende dierenartsen zelden
voldoende ervaring krijgen met het bedwelmen van slacht-
dieren. Bovendien zullen de dieren in allerlei posities lig-
gen, waardoor correct bedwelmen moeilijk is. Uit dierwel-
zijnsoogpunt wordt aanbevolen om de noodslachter het
werk uit te laten voeren, omdat het dier toch naar een
noodslachtplaats moet worden afgevoerd.

SUMMARY

Stunning of animals on the farm

Recent changes in the Inspection Regulations have made it possible for
practising veterinarians to stun and bleed animals on the farm. The Health
and Welfare Law stipulates, amongst other things, that it is not permissible
to put the welfare of the animal to disadvantage. Mechanical methods are
the most suitable for use on farms, and of these methods the humane (cattle)
killer is clearly to be preferred. The humane killer should be placed fron-
tally. where the imaginary lines between the eyes and ears cross, or occipi-
tally above the brain. .4 firearms license is needed.
.\'Is many practising vete-
rinarians are not experienced in the stunning and bleeding of animals, it is
advised that these actions be left to emergency slaughtermen.

T IJ D S C H R I H VOOR DIERGENEESKUNDE, D E E L 119, A E L E V E R I N Ci 9 , 1994

266

-ocr page 322-

1« f r-^i-li ii I I

ZIT ER BIJ U OOK WEL EENS EEN STEEKJE LOS?

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119:267

S.Th.LJ. Hijlkema\'\'

Voordepraktl

Bij een keizersnede van het rund kan er veel misgaan. Zie
hiervoor ook het artikel \'Keizersnede bij het rund: denkt al
doende\' Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118(5): 151-2.
Voor veel complicaties kunt u uiteraard niet instaan, tenzij ze
te wijten zijn aan uw operatietechniek. In dat geval spreken
we van een kunstfout. Dat u zonder het te beseffen en met de
beste bedoelingen heel gemakkelijk een kunstfout kunt ma-
ken, wil ik in het navolgende duidelijk maken.

Volgens de Utrechtse methode wordt de uteruswond doorlo-
pend gehecht door middel van een Cushing-hechting met een
modificatie van de heer Fonteyne. Deze manier van hechten
voldoet in de praktijk prima, echter aan het eind van deze
hechting zal er moeten worden afgeknoopt. In de meeste ge-
vallen wordt hiertoe een lus van de op één na laatste hechting
verknoopt met het losse uiteinde van de laatste hechting. Dat
deze knoop voor onaangename verrassingen kan zorgen, zal
ik vervolgens trachten te illustreren.

Allereerst is het van zeer groot belang, te beseffen dat één
van de \'poten\' van de lus, de voortzetting is van de draad
waarmee de uterus gehecht is. Het grootste gevaar bij deze
manier van aflcnopen bestaat daarin, dat de losse einddraad
als lussen of halve steken rond de lus komen te liggen. Dit
gevaar wordt groter naannate de \'poten\' van de lus verder uit
elkaar staan. Zeker wanneer de knoop ook nog eens \'verzon-
ken\' wordt gelegd, wordt een dergelijke \'valse knoop\' niet
opgemerkt. Het overtollige hechtmateriaal, dus ook de lus,
wordt afgeknipt. Wanneer er nu sprake is van enige tractie op
de hechtdraad in de wond en die is er, want volgens de
Utrechtse methode moet er onder enige spanning worden ge-
hecht, kan deze draad zich heel gemakkelijk uit zijn omwik-
kelingen bevrijden. Wat in zo\'n geval overblijft is een losse
draad, die niet rafelig is, dus geen draadbreuk, en een knoop,
die nog keurig op zijn plek zit. Oppervlakkig lijkt het dan
ook alsof de draad vóór de knoop is doorgeknipt, tevens lijkt
de draad aan de korte kant, alsof er een stukje tussenuit is. Dit
laatste komt omdat de uterus onder spanning gehecht is.

Overigens, voordat u dit beeld kunt aanschouwen is er uiter-
aard al sprake van een dode koe. Veel praktici volstaan niet
met het leggen van drie knopen, maar leggen zes, zeven of
nog meer knopen: het vertrouwen in de knoop is kennelijk
niet zo groot. Het enonne aantal knopen en het flink aantrek-
ken na elke individuele knoop, verhogen natuurlijk wel de
weerstand die wordt uitgeoefend op de hechtdraad in boven-
staande situatie, maar de draad blijft glad en het gevaar van
losschieten blijft. Deze knoop geeft dus nooit zekerheid!

Een iets andere situatie ontstaat, wanneer er wel een keurige
platte knoop wordt gelegd, maar ook dan kan niet worden
volstaan met het leggen van drie knopen. De draad waar het
om gaat, dus nogmaals de draad vanuit de uteruswond, wordt
ook hierbij niet verknoopt, maar als het ware vervlochten in
de eigenlijke knoop, die gelegd wordt tussen het andere been
van de lus en het vrije uiteinde. Meer knopen leggen geeft
hierbij wel een beter effect, maar geeft nog steeds geen echte
zekerheid. Een goede knoop moet met drie keer knopen vast-
zitten. Wanneer er vijf of zes keer geknoopt moet worden, is
de knoop ondeugdelijk, vooral omdat ook nog eens het risico
bestaat, dat de knoop \'verkeerd valt\', zoals hierboven be-
schreven.

Het losschieten van deze knoop gebeurt vaker dan menigeen
denkt. Bovendien kan, zoals reeds gesteld, dit worden gezien
als een gebrekkige operatietechniek en dus als een kunstfout.
Redenen te meer dus om aan dit probleem wat te doen. De
oplossing zal dus gezocht moeten worden, in een andere ma-
nier van knopen. Uitgaande van hetzelfde uitgangspunt, dus
een lus en een vrij uiteinde, wordt van een lus van het vrije
uiteinde door de reeds aanwezige lus gehaald en goed aange-
trokken. Deze handeling wordt nog twee keer herhaald en de
\'knoop\' zit vanuit de baarmoeder gezien muurvast.
Vervolgens wordt het losse uiteinde in zijn geheel door de
laatst ontstane lus gehaald, aangetrokken en de knoop is een
feit. Dit lijkt op haken en meer is het ook niet. De voordelen
zijn dat de knoop nooit los schiet, omdat deze zichzelf vast-
trekt en dat de hechtdraad niet onderbroken wordt door het
afknippen van een lus; er blijft immers maar één draad over.
Vanzelfsprekend is één en ander ook van toepassing op het
afhechten van de spierlagen en de huid. Deze knoop geeft u
natuurlijk geen garantie op een goede afloop van een keizer-
snede, maar één ding is zeker, men zal u niet meer ophangen
aan een losschietende knoop.

Dierenarts te Joure

-ocr page 323-

VERANTWOORD OF RESTRICTIEF?

DIERGENEESMIDDELENGEBRUIK TER
DISCUSSIE

Berichten en verslagen

Door Sophie Deleu

Van de zijde van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) droeg mevrouw Juhcher een
steentje bij aan de discussie. Zij schetste
i<ort de inhoud van het inmiddels be-
kende rapport \'Diergezondheid in de
toekomst, wie zal het een zorg zijn?\'
Julicher stond vooral stil bij het streef-
beeld van de projectgroep Diergezond-
heid in Beweging: een koppositie in
Europa op het gebied van diergezond-
heid, gecombineerd met een goed
imago van onze dierlijke produkten.
\'Hoe kun je in hemelsnaam zo\'n naïef
rapport maken?\' was één van de reac-
ties geweest. Julicher vond dat het rap-
port in elk geval in één van de doelstel-
lingen geslaagd was; het openen van de
discussie over diergezondheid: \'Want
het was de eerste keer dat iemand
durfde te zeggen, dat het helemaal niet
zo goed gaat, met onze diergezond-
heid\'.

Wat Julicher betreft is de herijking van
rollen het belangrijkst. De overheid
wordt een ander soort gesprekspartner
voor het bedrijfsleven, namelijk één
van de velen die meepraten. Dat houdt
in dat de overheid in de toekomst min-
der regels maakt, maar dat houdt tevens
in dat het bedrijfsleven veel meer zelf
moet uitzoeken. Omdat dit ingrijpend is
voor alle betrokkenen, kan een invul-
ling slechts gestalte krijgen door nauw
overleg. Met andere woorden: de ver-
schillende belanghebbenden moeten
veel aandacht besteden aan de onder-
linge communicatie.
Julicher vond de vraagstelling \'restric-
tief of verantwoord?\' zinloos. \'Als u
mij vanmiddag kunt uitleggen, waarom
we deze discussie voeren, dan heb ik
weer wat geleerd!\' Julicher was niet
mals met haar commentaar op de
FIDIN: \'Ik ben zo bang dat u wel doet
alsof u begaan bent met de
diergezondheid, maar dat u
eigenlijk helemaal geen ge-
sprek wilt\'. En dat terwijl
communicatie zo ontzettend
gewenst is, in verband met
die herijking.

De belangstelling was groot voor de themamiddag van de FIDIN op 30
maart in Nijkerk. De tweehonderd deelnemers waren nieuwsgiering afge-
komen op de prikkelende titel van deze bijeenkomst: \'Diergeneesmidde-
lengebruik, verantwoord of restrictief?\'.

Had men gedacht dat er een interessante discussie zou ontstaan, of dat het
erom zou spannen met de overheid en de FIDIN tegenover elkaar? Niet
dus. De statements over en weer waren provocerend genoeg, maar een
werkelijke dialoog kwam niet op gang. Zijn de uitgangspunten dan toch
onverenigbaar?

\'Open de luiken\', was dan
ook haar goede raad \'laat
zien dat de diergezondheid u
werkelijk een zorg is\'.

BOERENVERSTAND
\'Jorritsma, we zoeken ie-
mand met shit on his boots\'.
Met deze woorden werd de
heer Jorritsma, onafhanke-
lijk melkveehouder te Fries-
land, gevraagd zijn zegje te
doen over diergeneesmidde-
lengebruik, restrictief of ver-
antwoord? Zijn verhaal was
op de praktijk gericht.
Hij liep in sneltreinvaart
langs de ontwikkelingen in
de melkveehouderij sinds de
Tweede Wereldooriog. Pro-
duktie-uitbreiding was troef,
onder meer gestimuleerd
door de overheid.
\'Door de enorme groei in de
veehouderij en de gevolgen hiervan,
stelt de samenleving ons een groot aan-
tal kritische vragen. De sector onder-
kent dat er in bepaalde gebieden maat-
regelen genomen moeten worden, maar
wij veehouders vinden dat het soms
doorslaat naar de andere kant\', aldus
Jorritsma.

Vooral de explosieve produktie van kri-
tische rapporten door en voor de over-
heid, was een doom in het oog van de
kritische veehouder: \'Over ammoniak-
emissie en de gevolgen daarvan schij-
nen er 120 rapporten te liggen... waarin
ik als boer de relatie met de praktijk
meestal mis!\'

Jorritsma maakte de aanwezigen duide-
lijk, dat het beeld dat de boer een roeke-
loze spuiter is, niet juist is. \'Het dierge-
neesmiddelengebruik is een gevolg van
een goede communicatie tussen de on-
dernemer en zijn dierenarts\'. Volgens
Jorritsma kan deze relatie alleen maar
in stand blijven als de dierenarts de apo-

-ocr page 324-

theek blijft beheren: \'diergeneesmidde-
lengebruik door de veehouder hoort in
relatie te staan met een deskundig ad-
vies en dit hoort thuis bij de dierenarts\'.
De dierenartsen zullen zich meer be-
wust moeten zijn dat ze een onderne-
ming te leiden hebben. Een onderne-
ming die naast de normale dienst-
verlening, specialisme in huis heeft.
Men kan zo extra deskundigheid bie-
den. De dierenarts onderscheidt zich
van de bonafide handelaar. Hij kan
structurele problemen, in overleg met
de veehouder, proberen op te lossen.
Een streng restrictief beleid brengt vol-
gens Jorritsma grote risico\'s met zich
mee, in de meeste gevallen komt het
welzijn van het dier in gevaar: \'Een
mastitisgeval moet direct door de boer
zelf worden behandeld, economisch ge-
zien maar ook in het belang van de koe
zelf.

In de melkveehouderij is de controle op
gebmik van groeiremmende stoffen
overigens zo groot, dat men zich wel
even bezint, voordat men begint. Eén
van de aanbevelingen van Jorritsma
richting ministerie: \'Kijk bij het schrij-
ven van al die rapporten eens naar de
Nederiandse controlesystemen\'.
Volgens de melkveehouder werd het
hoog tijd dat de gebruikte hoeveelheid
bestrijdings- en geneesmiddelen eens
afgezet worden tegen de hoeveelheid
geproduceerd vlees en groente. \'De ver-
gelijking met andere landen, waar we
\'gezonde produkten\' kunnen krijgen,
zou wel eens gunstig voor Nederiand
uit kunnen vallen\'. Hij durft dan ook
rustig te stellen, dat certificering met
Europese normen voor de Nederlandse
veehouder geen probleem is, maar het
zou wel mogelijk moeten zijn, dat door
de Europese landen wederzijdse con-
troles uitgevoerd worden.
Volgens Jorritsma is een verantwoord
diergeneesmiddelengebmik met nuch-
ter boerenverstand een kwestie van een
goede harmonie tussen economisch
perspectief en dierenwelzijn, met de
volledige kwaliteitsgarantie op het
eindprodukt: \'Dames en heren, wij vee-
houders en dierenartsen samen kunnen
de verantwoording aan, om de gezond-
heid van onze veestapel op een nog ho-
ger peil te brengen\'.

DUURZAME VEEHOUDERIJ
\'Het door de overheid neergezette
streefbeeld mist zo nadrukkelijk elke
minder wenselijke situatie...het is dui-
delijk dat het nooit haalbaar zal zijn\', al-
dus drs. C.P.R.M. Damen, directeur van
de Gezondheidsdienst voor Dieren in

Zuid-Nederiand. \'Kortom, met het
hoofd in de wolken. Wat mij betreft
mag dat, maar dan wel met de voetjes
op de grond!\' Het verieden laat diverse
ontwikkelingen zien, die mede hebben
geleid tot een verantwoord diergenees-
middelengebruik. Damen wees op de
de Diergeneesmiddelenwet: Hierdoor
is het gebruik van diergeneesmiddelen
administratief te volgen, tot aan het log-
boek op bedrijfsniveau\' (\'Dit laatste is
zijn doel helaas volledig voorbij ge-
schoten door de mate van gedetailleerd-
heid van de eerste opzet\'). Een belang-
rijk effect van de Diergeneesmid-
delenwet is ook, dat slechts geregis-
treerde diergeneesmiddelen op de
markt zijn toegelaten.
Hij haalde ook de Wet op dc Uitoefe-
ning van de Diergeneeskunde aan, waar
in de memorie van toelichting is opge-
nomen dat \'in geen geval onnodig dier-
geneesmiddelen worden voorgeschre-
ven\'. Verder noemde Damen de 1KB-
systemen, waarbinnen men slechts on-
der voorwaarden diergeneesmiddelen
van een toegelaten lijst gebruikt.
\'Ik wijs op de wezenlijke verandering
die in de wijze van praktijkuitvoering in
de landbouwhuisdierensector is ont-
staan\', vervolgde hij \'De consultatieve
praktijk is sterk op de achtergrond ge-
drongen\'. Zo kon met de invoering van
bedrijfsbegeleiding het diergeneesmid-
delengebruik op de bedrijven met meer
dan de helft worden teruggebracht.
Tot slot noemde hij de nota Veterinair
Antibioticumbeleid en de formularia.
\'Dit neemt niet weg dat de huidige ver-
bruikscijfers stof tot nadenken geven\',
zei Damen \'Al verbruikt Nederiand
minder antibiotica dan verwacht mag
worden op grond van het aandeel in de
dierpopulatie, dan andere landen in de
Europese Gemeenschap\'.
De afgelopen jaren is de benadering van
de diergezondheid in beweging ge-
weest. Een gevolg is, dat de inhoud van
het begrip \'verantwoord diergenees-
middelengebruik\' de komende jaren
ook verandert. \'Ik mis op dit moment
echter voldoende begrip voor de situ-
atie waarin de Nederiandse veehouderij
zich bevindt\', aldus Damen \'De vee-
houderij heeft naar mijn idee recht op
voldoende tijd zich aan te passen aan de
veranderende wensen, gedachten en ei-
sen van de overheid en de consument\'.
Er moet immers een relatie zijn tussen
de verwachte aanpassingen en de finan-
ciële mogelijkheden van de sector.
Damen pleitte voor de opname van de
term \'financieel gezonde omstandighe-
den\' in de defmfitie van een duurzame
veehouderij (een gezond produkt, af-
komstig van een gezond dier in een ge-
zonde produktie-omgeving).
Als gewenste ontwikkelingen noemde
Damen een verdere intensivering van
de preventieve gezondheidszorg. Bin-
nen het kader van de EG-wetgeving
moet een beleid komen over de wering
van dierziekten. Alle deelnemers aan de
produktiekolom moeten zich realiseren
dat het verhandelen van levende dieren
binnen Europa per definitie risico\'s op-
levert.

\'Voor onze varkenssector betekent dit
wellicht, dat het in het belang van de
sector kan zijn de grote hoeveelheid le-
vende varkens, die jaariijks geëxpor-
teerd wordt, te vervangen door een
structuur waarin men in Nederland zelf
afmest en verwerkt\', deed Damen er
nog een schepje bovenop.
Hij pleitte verder voor een uitbouw van

-ocr page 325-

sectoraal aangepakte en door de
Gezondheidsdiensten te organiseren
dierziektenbestrijding. Op bedrijfsni-
veau is een nog intensievere dierge-
neeskundige begeleiding door dieren-
artsen wenselijk.

\'ik onderstreep het belang van vol-
doende zoötechnische kennis\', zei
Damen \'De Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Dier-geneeskunde
pleit niet voor niets voor meer zootech-
niek in de veterinaire opleiding en zoö-
technische medewerkers in dierenart-
senpraktijken\'.

Het is overigens een illusie te veronder-
stellen dat diergeneesmiddelengebruik
uit de veehouderij te bannen zou zijn.
Zo dient de vaccinatie gezien te worden
als waardevolle ondersteuning van zoö-
technische preventieve maatregelen.
\'Het beeld van de vaccinatie als maske-
ring van ongewenste omstandigheden
is te gemakkelijk\', zei Damen \'boven-
dien kan met behulp van vaccinaties het
welzijn van dieren soms aanzienlijk
verbeterd worden en kunnen hele re-
gio\'s vrijgemaakt worden van een be-
paald agens\'.

Damen voorziet een negatieve beeld-
vorming van het dierlijk produkt.
Steeds meer dieren moeten in de toe-
komst afgemaakt worden, vanwege een
non-vaccinatiebeleid uit Brussel: \'We
verkopen dat niet meer, zeker als er wel
goede vaccins voorhanden zijn\'.
Damen sloot zijn betoog af met een po-
sitieve aanbeveling: \'Als alle betrokke-
nen, inclusief de overheid, intensief sa-
menwerken, is er steeds verantwoorder,
steeds minder sprake van diergenees-
middelengebruik\'.

■E S

rnmmmw^Uis,

VOLKSGEZONDHEID EN
DIERGENEESMIDDELENGEBRUIK
Drs. J.H.G. Goebbels, plaatsvervangend
Hoofdinspecteur van de Veteri-naire
Hoofd Inspectie van het ministerie van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,
ging in op de residutolerantie, de residu-
controle en de distributie van genees-
middelen. Aan de vaststelling van de
maximale residutolerantie (MRL) kleeft
een aantal interessante aspecten. Ten
eerste is er over de wachttermijn één en
ander op te merken: \'De wachttermijn is
een
directe afgeleide van dc MRL.
Indien blijkt dat de wachttermijn on-
praktisch is (tien dagen bij leggend
pluimvee) dan zou de toepassing van
zo\'n middel voor die indicatie verboden
moeten worden\'. Als er een wachtter-
mijn is vastgesteld, dan kan het zo zijn
dat de MRL in de spuitplek nog niet be-
reikt is. Toch is het niet nodig en niet
zinvol om met deze injectieplaats reke-
ning te houden, aangezien de spuitplek
meestal wordt verwijderd tijdens het
verwerkingsproces. Deze benadering is
overigens niet juist voor farmacologisch
zeer actieve stoffen, omdat deze nauwe-
lijks spuitplekken geven en bij opname
tot emstige klachten kunnen leiden.
Goebbels vindt het vanuit volksgezond-
heidsoogpunt moeilijk te verdedigen dat
een MRL alleen geldt voor het doeldier:
\'Als een MRL geldt voor het vlees van
mnderen, dan is het onmogelijk te stel-
len dat vlees van paarden, dat aan de
MRL voldoet, een gevaar zou beteke-
nen voorde volksgezondheid\'.Hij voor-
ziet door dit probleem grote handels-
technische conflicten binnen de
Europese Unie. De industrie moet vol-
gens Goebbels zelf een residubepalings-
methode aanleveren, als er een MRL is
vastgesteld, \'Omdat zij belanghebbende
is\'.Zo snel mogelijk moeten het MRL-
beleid en het additievenbeleid op elkaar
afgestemd worden. Uitgangs-punt zou
kunnen zijn, dat de additieven onderge-
bracht worden bij de diergeneesmid- de-
lenwetgeving.

Goebbels pleitte ervoor, dat de genees-
middelenindustrie zelf de regulering
van de diergeneesmiddelendistributie
en het gebmik van diergeneesmiddelen
ter hand neemt: \'De 1KB zou als model
kunnen dienen, waarin de farmaceuti-
sche industrie een actief participerende
groep zou zijn\'. De overheid kan zich
dan beperken tot het scheppen van voor-
waarden, zonder reserve van grote bud-
getten voor een inefficiënte controle.
Met andere woorden: \'Beide facetten
zijn verenigbaar, mits de farmaceuti-
sche industrie een transparant beleid
voert\'.

-ocr page 326-

DE FACTOR

DIERGENEESMIDDELEN
Na deze uiteenzettingen overhandigde
de voorzitter van de FIDIN, S. Sietsma
\'De factor diergeneesmiddelen\' aan de
heer P. Blauw, voorzitter van de vaste
kamercommisie van Landbouw.
De FIDIN heeft de laatste jaren veel en
vaak moeten reageren op rapporten en
nota\'s van het ministerie van LNV,
maar ook van andere instanties. \'Het
werd tijd dat de FIDIN zelf haar mening
uitsprak over de produktie en het ge-
bruik van diergeneesmiddelen in de
diergezondheidszorg, zonder dat daar
nou direct aanleiding toe was\', aldus de
voorzitter.

Blauw waarschuwde de aanwezigen
voor de effecten van een negatieve be-
richtgeving, zo goed als die soms be-
doeld is. \'Neem nou de bollenindus-
trie\', zei hij \'Op het moment dat men
besloot de hoeveelheid gebruikte ge-
wasbeschermingsmiddelen omlaag te
brengen, stonden onze bloembollen di-
rect te boek als gifbollen\'. Hij stelde dat
de discussie over verantwoord dierge-
neesmiddelengebruik wellicht ook die
kant op zou leiden. Het valt niet te ont-
kennen dat de Nederianders zichzelf nu
en dan in de vingers snijden met een ne-
gatieve houding ten opzichte van de ei-
gen produkten. Een eenvou-
dige boodschap: gepaste
trots is best op zijn plaats.

DIN

DISCUSSIE

De discussie bleef een beetje
mat. Veel vragen waren na-
tuurlijk voor de vertegen-
woordigers van de ministe-
ries LNV en WVC, respec-
tievelijk Julicher en Goeb-
bels. Nog steeds wordt van
de overheid verwacht dat zij
normen stelt en daarop con-
troles uitoefent. Duidelijk
werd, dat het bedrijfsleven
dit zelf moet doen. Goebbels
vergeleek de geneesmidde-
lenindustrie met de auto-in-
dustrie om aan te geven, dat
er best een systeem denkbaar
is, waarmee de overheid zich
niet zozeer bemoeit. Werpt
zich onmiddellijk de vraag
op, of dit voor dc dierge-
neesmiddelenproduktie en
-distributie wel zo wenselijk
is.

VERENONG

VAN FABRIKANTEN EN IMPC
VAN DIERGENEESMIDOELEN
IN NEDERLAND

lemand in de zaal maakte zich
er ongerust over, dat het beleid
van de overheid voornamelijk gericht
is op de wensen van de consument, ter-
wijl de consumment niet weet waar hij
over praat: \'Uit een enquête bleek dat
veertig procent van de ondervraagden
erop tegen was dat koeien kuil voer te
eten krijgen!\' Nadat de hilariteit hier-
over enigszins geluwd was, zei Julicher
-en daar had zij ook wel weer gelijk in-
dat het bedrijfsleven zelf kan kiezen of
zij iets met deze gegevens van de con-
sument wil doen: \'Dat de consumenten
veiligheid en betrouwbaarheid willen,
is genoeg reden voor u om er aandacht
aan te besteden\'.

De vraagsteller heeft in zoverre gelijk,
dat een goede vooriichting van de con-
sument belangrijk is. Je gaat bij de be-
steding van de huishoudpot ook niet uit
van de wensen van de jongste van drie.
De voorzitter van de Fedesa vroeg de
overheid \'Het niet-toestaan van een vei-
lig en betrouwbaar geneesmiddel mee
te nemen in de risico-analyse van het
ontstaan van een alternatief circuit\'.
Deze vraag was voor Julicher, die ant-
woordde dat \'Het alternatieve circuit er
eerst ook was, maar dat het door het
verbieden van een bepaald middel uit te
roeien is\'. Beiden hebben waarschijn-
lijk gelijk. Feit is, dat de handel in bij-
voorbeeld clenbuterol onverminderd
doorgaat, terwijl dierenartsen hun han-
den er niet meer aan vuil maken.

Tot slot probeerde een toehoorder een
voorzet te geven voor een werkelijke
discussie over het thema: \'Het is na-
tuuriijk niet bevordelijk voor de dierge-
neeskunde als je zonder meer een res-
trictief beleid zou voeren, maar wel is
gebleken dat er in veel gevallen een
structurele afhankelijkheid van dierge-
neesmiddelen bestaat\'. Het is die struc-
turele afhankelijkheid die het ministerie
uiteindelijk probeert te bestrijden, ook
door middel van het project verant-
woord diergeneesmiddelengebruik. En
daar kan ook de Fidin niet veel op tegen
hebben. Misschien bedoelde Julicher
dat wel toen ze zei, dat de discussie
\'verantwoord of restrictief zinloos
vond. Toch wel nuttig, zo\'n themamid-
dag. Misschien staan de neuzen weer
iets meer in dezelfde richting? Het hoeft
elkaar niet tegen te spreken, verant-
woord en restrictief

VACCIN TEGEN
PRRS IN DE MAAK

Boehringer Ingelheim werkt aan de
ontwikkeling van een vaccin tegen de
virusziekte PRRS (Porcine Repro-
ductive and Respiratory Syndrome,
ofwel Abortus Blauw).

In het kader van deze ontwikkeling
werd op initiatief van Boehringer
Ingelheim in 1991 een internationale
werkgroep gevormd, waarin de belang-
rijkste instellingen zijn vertegenwoor-
digd, die betrokken waren bij de ont-
dekking van het virus dat PRRS
veroorzaakt. Bedoelde instellingen zijn
het Centraal Diergeneeskundig Insti-
tuut (CDI-DLO) Lelystad, de Univer-
siteit van Minnesota, USA en Boeh-
ringer Ingelheim Animal Health. Inc.,
de veterinaire vestiging van Boehringer
Ingelheim te St. Joseph, Missouri USA.
In Europa werd het oorzakelijke agens
van PRRS, onder de naam Lelystadvi-
rus (I-I 102), voor het eerst door CDI-
DLO geïsoleerd in alveolair macrofa-
gen van het varken. In de Verenigde
Staten werd het agens, aangeduid als
Al IC VR-2332, voor het eerst geïso-
leerd door Boehringer Ingelheim
Animal Health Inc. Isolatie vond plaats
op een gepatenteerde cellijn uit long-
materiaal van een gnotobiotisch varken.

-ocr page 327-

dat besmet was met door de Universiteit
van Minnesota beschikbaar gesteld
veldvirus. Onmiddellijk na de ontdek-
king van het virus is patent met wereld-
wijde dekking aangevraagd. De samen-
werking met het CDI-DLO en de
Universiteit van Minnesota, waardoor
kennis en ervaring van beide instituten
worden samengevoegd, verloopt voor-
spoedig.

SAMENVATTING
Zoönosen kunnen gedeflnieerd wor-
den als infectieziekten die onder na-
tuurlijke omstandigheden, eventu-
eel via insekten, van gewervelde
dieren op de mens worden overge-
bracht. Aan de hand van deze de-
finitie wordt een overzicht gegeven
van in Nederland voorkomende zoö-
nosen. Gegevens over deze groep in-
fectieziekten zijn afkomstig uit gege-
vensbronnen in de humane en de
veterinaire sector. Uit de inventari-
satie komt naar voren dat infecties
door consumptie van voedsel van
dierlijke oorsprong de belangrijkste
oorzaak van zoönosen vormen; naar
schatting hebben jaarlijks ongeveer
420.000 mensen klachten ten ge-
volge van infecties door
Salmonella
en Campylohaeter. De overige bestu-
deerde zoönosen vormen in Neder-
land een beperkt maar herkenbaar
gezondheidsprobleem; door concen-
tratie ervan bij sommige beroeps-
groepen en de bestaande mogelijk-
heden van preventie zijn ze voor
bepaalde doelgroepen van belang.

INLEIDING

Epidemiologische surveillance speelt
een belangrijke rol bij preventie en be-
strijding van infectieziekten. Een veel
gebruikte definitie van surveillance is
die van Langmuir (1): \'Surveillance is

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. \\ erkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 en 1991 t/m
1993. De prijs van de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 incl. 17,5%
BTW en de banden van 1992 en 1993
ƒ 30,-incl. 17,5% BTW.

ZOÖNOSEN ALS VOLKSGEZOND-
HEIDPROBLEEM^

K. Schaapveld^ en H. F. Treurniet^

Instanties in de veterinaire sector

the continued watchfulness over the
distribution and trends of incidence
through the systematic collection, con-
solidation and evaluation of morbidity
and mortality reports and other rele-
vant data\'. Gegevens over infectie-
ziekten kunnen in het kader van sur-
veillance uit verschillende bronnnen
afkomstig zijn, waaronder bijvoor-
beeld de aangifte door artsen, resulta-
ten van laboratoriumdiagnostiek en
gerichte studies onder de bevolking. In
het geval van zoönosen zijn gegevens
afkomstig uit zowel de veterinaire sec-
tor als uit de gezondheidszorg in
Nederland. Omdat dit in Nederland
voor het grootste deel gescheiden cir-
cuits zijn, waarbij weinig gegevensuit-
wisseling plaatsvindt, is een volledig
overzicht over het vóórkomen van
zoönosen niet aanwezig. In opdracht
van het ministerie van Welzijn, Volks-
gezondheid en Cultuur, onder begelei-
ding van de Veterinaire Hoofdinspec-
tie, heeft TNO Preventie en Gezond-
heid (TNO-PG) daarom een inventari-
satie uitgevoerd om de aard en omvang
van het zoönosenprobleem in kaart te
brengen. In de studie zijn tevens knel-
punten in de registratie van zoönosen
onderzocht, teneinde suggesties te
kunnen doen om in het bestaande sys-
teem verbeteringen aan te brengen. Op
basis van de onderzoeksresultaten, die
in rapportvorm verschenen zijn (2),
wordt in dit artikel een overzicht ge-
presenteerd van het vóórkomen van
zoönosen in Nederland.

MATERIAAL EN METHODEN
In het kader van de gegevensverzame-
ling werden gesprekken gevoerd met
personen, verantwoordelijk voor of
betrokken bij de registraties binnen
verschillende instanties, vermeld in ta-
bel 1. Gedurende de inventarisatie
werd een groot aantal gegevens verza-
meld uit (jaar)verslagen, onderzoeks-
rapporten en niet-gepubliceerde resul-
taten van de verschillende instellingen.
Een aantal registraties is om praktische
redenen buiten beschouwing geble-
ven, waaronder die van dierenartsen,
huisartsen en medisch specialisten als-
mede de gegevens uit ziekenhuislabo-
ratoria.

Behalve incidentie- en prevalentiecij-
fers werd informatie verza- meld over
sterfte, ziekteverzuim, arbeidsonge-
schiktheid en ziekenhuisopnamen ten
gevolge van zoönosen. In aanvulling
op de gegevensverzameling werd ten-
slotte de Nederlandse en buitenlandse
literatuur bestudeerd voor informatie
die eveneens voor de inventarisatie
van belang was.

Tabel 1. Instanties in de volksgezondheids- en veterinaire sector, betrokken bij de gegevensverzame-
ling inzake zoönosen

Instanties in de volksgezondheidssector

Geneeskundige Hoofdinspectie van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid
Inspectie Gezondheidsbescherming/Keuringsdienst van Waren
Referentielaboratorium bacteriële meningitis van het RIVM in het AMC
Referentielaboratorium leptospirose van het RIVM in het KIT
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
Streeklaboratoria

\' O/I artikel is een gewijzigde versie van een artikel
\'Zoönosen in Nederland\' dat eerder verscheen in het
Tijdschrift voor Stwiale Gezondheidszorg {1993 nr
7. hl. 3HH-92). Publicatie in hel Tijdschriji vimr
Diergeneeskunde geschiedt met toestemming van hef
Tijdschriji vtmr Sociale Gezondheidszorg.

2 TNO Preventie en Gezondheid (TNO-PGl. Po.slhiK
124. 231)1) .AC Leiden. telefMtn I)7I-ISI ISI. fa.x 071-
1763H2.

Centraal Diergeneeskundig Instituut
Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees
Rijks-Kwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten
Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde

Stichting Gezondheidszorg voor Dieren met regionale gezondheidsdiensten en
Gezondheidsdienst voor Pluimvee

Veterinaire Dienst, ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Veterinaire Hoofdinspectie van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid

-ocr page 328-

\'tjyü

1

Iii ii

Tabel 2. Lijst van bestudeerde zoönosen

Virale infecties

Hantaanvirus infectie

Influenza

Koepokken

Lymfocytaire choriomeningitis
Rabies

Bacteriële infecties

Anthrax

Brucellose

Campylobacteriose

Clostridium perfringens-infectie

Erysipeloid

Leptospirose

Listeriose

Lyme ziekte

Omithose/psittacose

Pest

Salmonellose
Streptococcose

Tuberculose (door M. bovis of M. avium)

Tularaemie

Versiniose

Parasitaire infecties

Anisakiasis

Ascariasis

Cryptosporidiose

Cutane larvae migrantes (Strongyloides sterco-
ralis)

Echinococcose

Giardiasis

Pneumokystose

Taeniasis en Cysticercose

Toxocariasis

Toxoplasmose

Irichinose

Rickettsiaie infectie

Q-koorts

Mycotische infecties

Microsporie
Trichophytie

Informatie werd alleen verzameld over
de zoönosen die voldoen aan de vol-
gende definitie: Zoönosen zijn infec-
tieziekten die in Nederland onder na-
tuurlijke omstandigheden (eventueel
via insekten) van gewervelde dieren
op de mens worden overgebracht. De
definitie omsluit een aantal verschil-
lende manieren van transmissie. Zo
kunnen infecties overgebracht worden
door direct contact met levende of
dode dieren, maar ook door contact
met dierlijke produkten, zoals bloed,
urine en faeces; eventueel kan de mens
hiermee via de bodem, het water en
planten in aanraking komen. Con-
sumptie van besmet voedsel van dier-
lijke oorsprong is een andere belang-
rijke manier van transmissie. In het
onderzoek zijn alleen de voedselinfec-
ties opgenomen waarbij het betrokken
voedsel van vertebraten aflcomstig is
(dus geen schelpdieren, garnalen etc.);
voedselvergiftigingen vallen niet on-
der de definitie aangezien deze door
toxinen veroorzaakt worden. De \'na-
tuurlijke omstandigheden\' in de de-
finitie sluiten de gevallen van infectie
uit die door werkzaamheden in labora-
toria veroorzaakt zijn. Verder zijn zoö-
nosen die door reizigers uit het buiten-
land geïmporteerd worden buiten
beschouwing gebleven. Met uitzonde-
ring van twee schimmelinfecties (mi-
crosporie en trichofytie) zijn schim-
melinfecties en infestaties met geleed-
potigen om praktische redenen niet in
het onderzoek betrokken. De lijst met
bestudeerde zoönosen is weergegeven
in tabel 2. In het kader van dit artikel
wordt niet ingegaan op het ziektever-
loop, de diagnose en verspreiding van
de verschillende zoönosen bij de
mens; hiervoor wordt verwezen naar
handboeken (3,4).

RESULTATEN

Op basis van de verzamelde gegevens
is een schatting gemaakt van de inci-
dentie van de zoönosen bij de mens
(Tabel 3). De cijfers geven geen volle-
dig inzicht in het totaal aantal gevallen
van besmetting onder de bevolking.
Voor sommige zoönosen komt uit in-
cidenteel onderzoek belangrijke aan-
vullende informatie naar voren over de
asymptomatisch of \'griepachtig\' ver-
lopende infecties. Zo werd
L. monocy-
togenes
in Nederland aangetoond in de
faeces van 77% van een groep labora-
toriumpersoneel en in 62% van een
groep kantoorpersoneel; al deze perso-
nen waren klinisch gezond (6). Ook
kwam uit serologisch onderzoek naar
specifieke IgM- en IgG-antilichamen
tegen
C. hurnetii naar voren, dat
45,5% van een groep van 857 bloeddo-
noren seropositief was (7). Voor de
lintworm
Taenia saginata is berekend
dat 0,2-0,3% van de bevolking besmet
is (8), terwijl de diagnose door artsen
per jaar slechts ongeveer dertig maal
geregistreerd wordt. Voor deze drie
zoönosen valt de op registraties geba-
seerde incidentie in de categorie 1-99
gevallen per jaar.

Tabel 3. Zoönosen ingedeeld volgens de geschatte gemiddelde jaarlijkse incidentie in Nederland

< I infectie met lymfocytair choriomeningitis-virus, rabies, influenza, koepokken, anthrax,

pest, anisakiasis, tularaemie, trichinose, infectie met Strongyloides stercoralis (als
zoönose), giardiasis Hantaanvirus-infecties,

1 -99 brucellose, leptospirose, listeriose, Q-koorts, Streptococcus .vu/.v-infectics, tuberculose

(doorW. avium en M. /Kn«), echinococcose, taeniasis, toxocariasis, ascariasis, infecties met
Trichophyton mentagrophytes, T. verrucosum en Microsporum canis

100-1000 Lyme-ziekte, kattekrabziekte, erysipeloid, voedselinfecties door C. perfringens, omithose,
yersiniose, cryptosporidiose, pneumokystose*, toxoplasmose

> 1000 salmonellose, campylobacteriose

* Ook pneumokystose is bestudeerd, omdat deze infectie momenteel één van de meest voorkomende
complicaties is in HlV-geïnfecteerden (5). Onduidelijk is echter of deze infectie inderdaad tot de zoö-
nosen behoort: de verwekker ervan.
Pneumocystis carinii, komt wel in bepaalde dieren voor maar
deze lijken geen belangrijke bron van infectie voor de mens te zijn.

Om inzicht te krijgen in de omvang
van het zoönosenprobleem in Neder-
land zijn, behalve geregistreerde aan-
tallen, de andere in \'materiaal en me-
thoden\' genoemde indicatoren bestu-
deerd.

Uit de gegevens van het Centraal
Bureau voor de Statistiek over sterfte
ten gevolge van (mogelijke) zoönosen
bleek deze minimaal te zijn. In 1986-
1990 zijn per jaar gemiddeld 21 sterf-
gevallen met als doodsoorzaak een
(mogelijke) zoönose geregistreerd,
waarvan achttien ten gevolge van sal-
monellose. Sterfte is daardoor geen ge-
schikte indicator om de omvang van
het probleem mee in kaart te brengen.
Cijfers over medische consumptie zijn
afkomstig van de Stichting Informa-
tievoorziening Gezondheidszorg (SIG);
hier wordt onder meer het aantal zie-
kenhuisopnamen geregistreerd met de
bijbehorende diagnose (zie tabel 4).
De codering van de infecties is geba-
seerd op de Intemational Classifica-
tion of Diseases (ICD, negende revi-
sie) van de Wereldgezondheidsorga-
nisatie. Evenals voor de sterftecijfers
van het CBS geldt dat niet alle geregis-
treerde infecties die hier als zoönosen
zijn weergegeven, besmettingen van
dier op mens betreffen. Zoönosen,
waarmee relatief veel verpleegdagen
zijn gemoeid zijn: salmonellose, liste-
riose, infecties met het lymfocytair
choriomeningitis-virus en toxoplas-
mose.

De indicatoren ziekteverzuim en ar-
beidsongeschiktheid ten gevolge van
zoönosen bleken in Neclerland niet

-ocr page 329-

I ■ I M

Ï ii

m

Tabel 4. Aantallen ziekenhuisopnamen met een mogelijke zoönose als hoofddiagnose, 1986-1990.

ICD-coda

1986

1987

1988

1989

1990

GDV

Bactariil* Infactl««

003

Salmoneiloso

979

877

811

888

823

1,6

005.2

C. ptrfringens

2

0

0

1

0

75,0

021

Tularaamia

0

0

0

0

0

-

022

Anthrax

0

0

0

0

0

-

023

Brucellosen

0

2

3

6

1

14,4

027.0

L. monocytogenes

23

23

18

21

13

29,7

027.1

Erysipeloid

6

6

7

8

4

12,0

073

Ornithose

60

78

59

52

35

15,6

078.3

Kattekrabziekte

50

35

40

32

30

8,2

100.0

Ziekte van Wail

8

14

35

24

26

13,0

100.9

Leptospirose* •

4

3

6

9

24

13,8

Viral* Infactiaa

049.0

lcmv

41

33

21

22

17

2,2

051.0

Koepokken

0

0

0

0

0

071

Rabies

0

0

0

0

0

-

078.6

Hentaan virus

0

0

0

0

0

-

Rickattaiaa

083.0

Q-koorts

19

14

10

12

6

10,8

Paraaitaira infactiaa

122

Echinococcose

34

48

39

?6

39

13,4

123.0

Taeniasis

4

6

3

1

2

4,3

123.1

Cysticercose

12

4

1

2

5

12,6

124

Trichinose

1

1

1

0

0

20,0

127.0

Ascariasis

6

10

6

5

2

11,5

127.1

Anisakiasis

0

0

0

0

0

128.0

Toxocariasis

1

2

1

1

1

9,0

130

Toxoplasmose

105

85

105

76

90

12,5

136.3

Pneumokystose

29

23

34

80

106

17,8

LCMV = lymfocytair choriomeningilis virus

♦ In de laatste kolom is de gemiddelde duur van de verpleging (GD V) in dagen voor 1990 weergege-
ven. Indien voor een infectie geen gevallen in I99U gerapporteerd zijn, is de gemiddelde verpleeg-
duur van het eerste daaraan voorafgaande jaar genomen waarin wel één of meer gevallen geregis-
treerd zijn.
** niet nader gespecificeerd

bruikbaar om de omvang van het zoö-
nosenprobieem te schatten. De be-
staande registraties laten een derge-
lijke gedetailleerde analyse niet toe.

DISCUSSIE

Om een aantal redenen zijn geregis-
treerde gegevens niet altijd bruikbaar
ten behoeve van informatie over het
voorkomen van zoönosen in Neder-
land. Registraties zijn namelijk vaak
opgezet ter verantwoording van de
diagnostische verrichtingen of ter be-
scherming van vee, maar niet voor de
surveillance van infectieziekten bij de
mens. Laboratoriumgegevens zijn
daardoor vaak moeilijk te interprete-
ren. Zo is onbekend wat de omvang is
van de bevolkingsgroep waarop gerap-
porteerde laboratoriumgegevens en in-
cidentiecijfers betrekking hebben.
Vaak wordt laboratoriumonderzoek
herhaald bij dezelfde patiënt, wat tot
dubbeltellingen kan leiden. Gerap-
porteerde micro-organismen hebben
bovendien niet altijd tot klachten ge-
leid en hebben in dat geval geen zoö-
nose veroorzaakt; zeker bij individuen
die veel met dieren in aanraking ko-
men bestaat een verhoogde kans op
wen, een volksgezondheidsprobleem
van grote omvang, waarvoor speci-
fieke bestrijdingsmaatregelen bestaan
of zijn voorgesteld (9,10,11,12). Men
schat dat in Nederland per jaar onge-
veer 420.000 mensen klachten hebben
van een voedselinfectie ten gevolge
van
Salmonella of Campvhhacter
(13).

dergelijke toevalsbevindingen. Het
aantal bepalingen en bevindingen
(waaronder ook reeds eerder doorge-
maakte infecties) is sterk afhankelijk
van het inzendgedrag van artsen en de
bepalingen die in laboratoria standaard
op ingestuurd materiaal worden uitge-
voerd. Niet altijd is bekend of de gere-
gistreerde infectie, die als zoönose
voor kan komen, ook inderdaad van
een dier afkomstig is; sommige zoöno-
sen kunnen ook van dier op mens en
vervolgens van mens op mens over-
gaan, bijvoorbeeld cryptosporidiose.
Ondanks de beperkingen van het mate-
riaal was het mogelijk een overzicht
van het vóórkomen van zoönosen sa-
men te stellen. Samenvattend kan men
zeggen dat in Nederland jaarlijks bij
ruim duizend mensen een zoönose
(volgens de gehanteerde definitie)
wordt gediagnostiseerd, exclusief de
gevallen van voedselinfecties door
Salrtionella of Campylobacter, Uit
serologisch onderzoek en extrapolaties
blijkt dit getal slechts het topje van de
ijsberg van alle zoönotische infecties
te zijn.

Voedselinfecties zou men als een af-
zonderlijk probleem kunnen beschou-

Al met al vormen zoönosen een her-
kenbaar probleem voor de volksge-
zondheid dat belangrijk is vanwege de
mogelijkheden voor preventie die er
bestaan en vanwege de kans op uitbrei-
ding bij verslappende aandacht.
Vergeleken met ziekten die in Neder-
land domineren, zoals hart- en vaat-
ziekten, kanker en andere chronische
ziekten, nemen zoönosen een beschei-
den plaats in. In mindere mate geldt dit
ook voor de positie van zoönosen bin-
nen het geheel van infectieziekten. In
bepaalde beroepsgroepen echter, an-
ders dan in de algemene bevolking,
zijn zoönosen wél relatief belangrijk.
Voorbeelden hiervan zijn
Leptospira
hardjo-\'\\nkc\\iQS
bij landbouwers,
streptococcose door
Streptococcus suis
in varkenshouders, slachters en slagers
en Lyme-ziekte bij boswachters.
Door goede bestrijdingsprogramma\'s
zijn bepaalde zoönosen zeldzaam ge-
worden en andere zelfs al jaren niet
meer gevonden, zoals trichinöse res-
pectievelijk rabies; dit wil niet steeds
zeggen dat het betreffende micro-or-
ganisme niet meer aanwezig is in het
dierlijk reservoir. Andere in Nederland
zeldzame zoönosen worden opgelopen
in het buitenland, door contact met
geïmporteerde dieren of in laboratori-
umsituaties, bijvoorbeeld een infectie
met Hantaan-virus of echinococcosis.
Sommige zoönosen blijken in opmars
te zijn, zoals bijvoorbeeld Lyme-
ziekte (14,15). Dit kan komen doordat
de incidentie van deze ziekten inder-
daad stijgt of omdat er meer op wordt
gelet, al dan niet vanwege de beschik-
baarheid van nieuwe diagnostische
tests. Een andere reden van toename
(nu en in de toekomst) kan sterkere im-
port vanuit het buitenland zijn, zeker
nu na 1992 de grenscontrole is wegge-
vallen. In 1992 werden drie gevallen
van trichinöse aangegeven na het eten
van uit het voormalige Joegoslavië
geïmporteerd besmet vlees. Dierziek-
ten die in Nederland niet meer voorko-
men, zoals brucellose en tuberculose,
zouden op deze manier weer geïntro-
duceerd kunnen worden. Zoönosen
vormen verder een groeiend probleem
in AIDS-patiënten en patiënten bij wie

-ocr page 330-

immunosuppressie is toegepast. In
deze patiënten kunnen infecties, die
gewoonlijk asymptomatisch verlopen,
in een aantal gevallen zelfs dodelijk
zijn, waaronder cryptosporidiose en
pneumokystose. Andere zoönosen zul-
len in de toekomst wellicht afnemen,
zoals bijvoorbeeld Icptospirose door
vaccinatie van runderen of voedselin-
fecties door de bestraling van voedsel
met gammastraling.
Voor het overzicht over het vóórko-
men van zoönosen in Nederland was
het nodig gegevens uit verschillende
bronnen te combineren, waarbij de ge-
gevens niet altijd eenvoudig beschik-
baar bleken te zijn. De informatiever-
zameling leent zich in deze vorm dan
ook niet voor de surveillance van zoö-
nosen. Om de surveillance te verbete-
ren, zal eerst vastgesteld moeten wor-
den welke informatie per zoönose
nodig is. Dit hoeft zeker niet meer te
zijn dan momenteel geregistreerd
wordt; het kan ook betekenen dat juist
minder informatie verzameld wordt, of
dat dit op een andere manier zal moe-
ten gebeuren. Globaal zouden de zoö-
nosen, rekening houdend met het ver-
schil in informatiebehoefte per zoö-
nose, in twee groepen ingedeeld kun-
nen worden. Allereerst zijn dit de zoö-
nosen waarvoor vanwege hun infre-
quente vóórkomen en/of ernst volle-
dige melding nodig is. Hieronder val-
len de meeste zoönosen die nu wette-
lijk aangifteplichtig zijn volgens de
Wet Bestrijding Infectieziekten en
Opsporing Ziekte-oorzaken. Behalve
rapportage wordt in het geval van deze
infecties namelijk ook actie onderno-
men door de GGD onder supervisie
van het Staatstoezicht. Een tweede
groep wordt gevormd door de zoöno-
sen waarbij niet direct actie nodig is,
maar waarbij wel de behoefte bestaat
om een indruk te krijgen van het ver-
loop van de incidentie. Gegevens kun-
nen hierbij zowel van gericht epide-
miologisch onderzoek afkomstig zijn
(zoals dat nu plaatsvindt voor voedsel-
infecties (11)) als van analyse van be-
staande laboratoriumuitslagen. In het
laatste geval is standaardisatie van diag-
nostiek en verslaglegging van belang
teneinde interlaboratoriumvariatie te
minimaliseren. Als duidelijk is aan
welke informatie behoefte is, met
welke snelheid rapportage plaats moet
vinden en aan welke instanties dit
moet gebeuren, moet er vervolgens
goede gegevensuitwisseling bestaan
tussen (humane en veterinaire) instan-
ties. Eén van de manieren om dit doel-
matig te laten plaatsvinden is een net-
werk te vormen tussen de verschil-
lende instanties die op humaan en ve-
terinair gebied gegevens over
zoönosen verzamelen. Een centraal
verzamelpunt, waarbij terugrappor-
tage naar de verschillende medewer-
kende instanties plaatsvindt, zou hierin
een belangrijke rol kunnen hebben.

LITERATUUR

1. Langmuir AD. The surveillance of commu-
nicable diseases of national importance. N
Engl J Med 1%3;268:182-92.

2. Treurniet HF en Schaapveld K. Zoönosen in
Nederland. Leiden: NIPG-TNO, 1992.

3. Bell JC. Palmer SR. and Payne JM. The
zoonoses. Infections transmitted from ani-
mal to man. Londen: Edward Arnold of
Hodderand Stoughton. 1988.

4. Benenson AS. Control of communicable
diseases in man. 15th ed. Washington:
American Public Health Association, 1990.

5. Orholm M, Nielsen TL, Molten-Andersen
W, Lester A, and Kolmos HJ. Pneumocystis
carinii pneumonia in AIDS patients: clinical
course in relation to the parasite number
found in routine specimens obtained by fi-
beroptic bronchoscopy. Scand J Infect Dis
1992:24(3): 301-7.

6. Kampelmacher EH en Noorle Jansen LM
van. Listeriose bij mens en dier in
Nederland (1958-1977). Ned Tijdschr
Geneeskd 1979; 123:557-64.

7. Richardus J H. Q-koorts in Nederland: klini-

NOVAD c.i. en de vakgroep Agrari-
sche Bedrijfseconomie van de Land-
bouwuniversiteit Wageningen orga-
niseren dinsdag 3 mei om 14.00 uur
in de Leeuwenborch (zaal 64) aan de
Hollandsewcg 1 in Wagenin-gen een
informatiemiddag over economische
hulpmiddelen bij de steeds belang-
rijker wordende bedrijfsbegeleiding
op zeugenbedrijven.

Tijdens deze bijeenkomst wordt inge-
gaan op de economische aspecten van
de zeugenhouderij in het algemeen en
de bedrijfsbegeleiding in het bijzonder.
Wat de bedrijfsbegeleiding betreft
wordt aangegeven welke (nieuwe) eco-
nomische hulpmiddelen en/of model-
len hiervoor ontwikkeld zijn door de
vakgroep Agrarische Bedrijfsecono-
mie en als prototype beschikbaar zijn
voor gebruik in de praktijk. Het gaat
hierbij om modellen toegespitst op het
dagelijks management (opsporen van
sterke en zwakke punten in de bedrijfs-
voering, ondersteunen van insemina-
sche. epidemiologische en immunologische
aspecten [proefschrift]. Delft: Technische
Universiteit. 1985. Dutch Efficiency
Bureau Pijnacker.

8. Knapen F van en Buys J. Lintwormen in
Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1985;
110: 761-70.

9. Hoogenboom-Verdegaal AAM. Notermans
S. Incidentie-onderzoek voedselvergiftigin-
gen: een nieuwe aanpak. Food Management
1990;7:25-7.

10. Hoogenboom-Verdegaal AAM en Postema
CA. Voedselinfecties. The Practitioner
1990;5:549-54.

11. Hoogenboom-Verdegaal AAM, During M
en Engels GB et al. Epidemiologisch en mi-
crobiologisch onderzoek met betrekking tot
gastro-enteritis bij de mens in de regio\'s
Amsterdam en Helmond, in 1987 en 1988.
Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksge-
zondheid en Milieuhygiëne, 1990.

12. Huisman J. Listeria monocytogenes: een
ubiquitair voorkomend micro-organisme.
Ned Tijdschr Geneeskd 1989; 133: 1917-8.

13. Hoogenboom-Verdegaal AAM. During M,
Engels GB
et al. Een bevolkingsonderzoek
naar maag/darmklachten in vier regio\'s van
Nederland uitgevoerd in 1991, deel 1.
Onderzoeksmethodiek en incidentieberekc-
ning gastro-enteritis. Bilthoven: Rijksinsti-
tuut voor Volksgezondheid en Milieu-
hygiëne, 1992.

14. Nauta AP, Kuiper H. Houweling H et al.
Lyme borreliose en bosarbeid. Tijdschr Soc
Gezondheidsz 1991;69:9-12.

15. Moll van Charante AW en Nauta AP. Lyme
borreliose als beroepsziekte. Tijdschrift voor
Toegepaste Arbowetenschap 1991; 4: 2-5.

INFORMATIEMIDDAG OVER
BEDRIJFSBEGELEIDING

tie- en vervangingsbeslissingen, eco-
nomische simulatie produktie- en
vruchtbaarheidsmanagement). Vervol-
gens gaat een praktizerend dierenarts in
op zijn reeds opgedane ervaringen met
het daadwerkelijk toepassen van deze
modellen op bedrijven. Tenslotte
wordt aandacht gegeven aan de vraag
hoe deze modellen voor een bredere
groep praktici toegankelijk gemaakt
kunnen worden. Daarbij kan zowel
worden gedacht aan de beschikbaar-
heid op de eigen computer, alsook aan
het centraal laten doorrekenen van be-
drijven. Tevens wordt de mogelijkheid
geboden deel te nemen aan trainings-
cursussen, waardoor men kennis kan
maken met de modellen.

De toegang tot de informatiemiddag is
vrij. Voor meer informatie kan men
contact opnemen met Joost de Veer,
NOVAD c.i. telefoon 05476-2085 of
met Albert de Vries, Vakgroep
Agrarische Bedrijfseconomie, telefoon
08370-83583.

-ocr page 331-

De veterinaire mediatheelv W.F.
Speckmannstichting heeft in oktober
1993 een catalogus uitgegeven. Sinds-
dien is er een aantal nieuwe produk-
ties te huur en/of te koop. Het gaat
hierbij om de volgende titels:

Chirurgische behandeling van koliek bij
het paard:
Deze videoband is een aan-
vulling op de band Diagnose Koliek. De
chirurgieband behandelt de elementaire
chirurgische benadering, voorbereiding
laparotomie en nazorg (verkoop ƒ 185,-
inclusief werkboekje).
Klassieke varkenspest: De videoband
toont de klinische verschijnselen van
klassieke pest, zowel de acute als de ch-
ronische beelden. Tevens worden de
maatregelen om verspreiding te voorko-
men in EG-verband geschetst (verhuur
ƒ58,50; verkoop/171,-).
Dagboek van een paard deel IV: ziekten
en herkenning:
De videoband laat de
verschijnselen zien van een groot aantal
ziekten bij het paard en is uitermate ge-
schikt voor het houden van een lezing
voor paardenhouders. In een aantal ge-
vallen gaat de producent van de video,
collega F.C.H. van Toor in op de pre-
ventie. Er wordt ook aangegeven wan-
neer een dierenarts geraadpleegd moet
worden. De film wordt ingeleid door
prof. Breukink. (Verkotip ƒ 75,-.).
Voorkom ziekte-insleep op een varkens-
bedrijf:
Deze videoband is gemaakt
door de Cehave/Encebe en de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Zuid-Neder-
land. Behandeld worden het \'schone/
vuile-weg\'-principe, de eisen aan de hy-
giënesluis, aankoop, quarantaine en ont-
smetten van veewagens, het belang van
schone spuiten en naalden en ongedier-
tebcstrijding (verhuur ƒ 42,-; verkoop
ƒ155,-).

Welzijnsvriendelijke huisvestingssyste-
men varken:
De videoband is voor voor-
lichtingsdoeleinden geproduceerd door
de Intema-tionale Scharrelvarkens Con-
trole (ISC). De voor- en nadelen van in-
tensieve en welzijnsvriendelijke syste-
men worden belicht, onder meer vanuit
de gezichtspunten van de varkenshou-
der. Daama worden beelden getoond
van beide systemen. De eisen van de
ISC komen aan de orde en de controle
op de hele keten van voerleverancier tot
consument. Daar-naast worden beelden
getoond van welzijnsvriendelijke huis-
vesting van kippen en kalveren (verhuur
ƒ 44,-; verkoop ƒ 57,-).

Embiyotransplantatie bij het rund:
Recent vervaardigde de STOAS Agri-
media deze video voor het landbouwon-
derwijs. De hele ET-procedure wordt
getoond, onder meer met animatiebeel-
den. De band gaat ook in op de voor- en
nadelen van ET (verhuur ƒ 64,-; verkoop
ƒ167,-).

Voeding hond: In deze videofilm behan-
delt Mike Davies de principes van de
voeding van de hond, zowel van de pup,
de drachtige en zogende teef en van de
gewone hond. Er wordt aandacht be-
steed aan de eisen die aan een home-
made-maaltijd en aan industriële voe-
ders gesteld worden. Een film voor
zelfstudie en voor zeer geïnteresseerde
leken, als ondersteuning bij een lezing
over dit onderwerp (verkoop ƒ 180,-).
Hoe/mechanisme en doorbloeding hoef
Slow-motionbeelden, röntgenbeelden
en doorsneden tonen welke effecten de
belasting van de hoef heeft op de weke
en harde delen van de hoef en op de
doorbloeding. De doorbloeding wordt
zichtbaar gemaakt door contrastvloei-

Hoewel het reeds enige tijd is gele-
den dat de Stichting Diergenees-
kunde in Ontwikkelingssamenwer-
king (DIO) in de kolommen van dit
tijdschrift prijkte, blijkt de stichting
geenszins stil te zitten. Het uitbren-
gen van een nieuwe poster vormt één
van de speerpunten van de huidige
activiteiten.

Op meerdere fronten timmert de stich-
ting flink aan de weg. In januari be-
zochten bijvoorbeeld alle leden van de
organisatie Vétérinaires Sans Frontiè-
res-Europa (VSF-E) Utrecht voor de
jaarvergadering. Er werd onder meer
besloten dat het secretariaat van VSF-
E voor het komende jaar bij DIO wordt
ondergebracht.

Het India-project (waarin Indiase fa-
milies een stal met melkkoeien behe-
ren) loopt volgens de VSF-E goed. De
Indiase veehouders zijn erin geslaagd
om schoolkinderen regelmatig van
melk te voorzien. Dit project heeft
zelfs aandacht gekregen van de
Nederlandse televisie en werd belicht
in het programma \'Alle dieren tellen
mee\'. DIO geeft inmiddels een eigen
stof in te spuiten.

ft ü ■ m

NIEUWE PRODUKTIES SPECKMANNSTICHTING

De film is geschikt voor zelfstudie en
voor het houden van voordrachten voor
manegehouders, fokkers en andere
geïnteresseerde paardenhouders (ver-
koop ƒ 148,-).

Band-diaserie blaasjesziekte: Blaasjes-
ziekte wordt aan de hand van dia-beel-
den systematisch behandeld. Deze
Engelse serie is in eerste instantie be-
doeld voor dierenartsen en studenten,
maar delen zijn ook zeer geschikt voor
lezingen voor de varkenshouder (ver-
huur ƒ 43,-; verkoop ƒ 108,-, inclusief
geluidsband en werkboekje).
Diaserie verantwoord diergeneesmid-
delengebruik:
Aan deze diaserie is reeds
aandacht besteed in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Voedingsstoornissen en nitraat/nitriet-
vergiftiging-.
Deze diaserie is sinds kort
weer verkrijgbaar.

Voor inlichtingen en bestellingen: me-
vrouw Nieuwpoort, AUV/WFSS, tel.
08850-94321.

NATIONALE POSTERACTIE DIO

krantje uit: \'DIO-Dialoog\'. Eén van de
doelstellingen van deze uitgave is het
op de hoogte houden van de achterban
van alle ontwikkelingen en activiteiten
binnen cn van de organisatie.

POSTER

In april heeft de stichting een nieuwe
poster uitgebracht en folders ontwor-
pen, die bedoeld zijn om het publiek
op de hoogte te stellen van de activitei-
ten van DIO. De stichting verwacht
hiermee de naamsbekendheid te ver-
groten en donateurs aan zich te binden.
Tijdens het onlangs gehouden Voor-
jaarsdagencongres zijn de poster en
folders uitgedeeld aan de gezelschaps-
dierenpraktici. De landbouwhuisdie-
renpraktici ontvangen het pakket via
Intervet BV.

DIO doet een nadrukkelijk beroep op
de dierenarts deze actie te ondersteu-
nen door de poster in de wachtkamer te
hangen en de folders binnen handbe-
reik te leggen van de cliënten.
Voor meer infonnatie kan men contact
opnemen met de stichting DIO,
Yalelaan 17, 3584 CL, Utrecht, tele-
foon 030-532032.

-ocr page 332-

Tussen softwareleveranciers en
melkveehouderijdeskundigen zijn
afspraken gemaakt om aan aantal
diergebonden kengetallen op de-
zelfde wijze te berekenen. De ken-
getallen staan vermeld op Stan-
daardoverzichten.

Melkveehouders kunnen nu cijfers
over vruchtbaarheid, melkproduktie
en diergezondheid met elkaar verge-
lijken, ongeacht het managementpro-
gramma waar ze mee werken.

De begeleider, dierenarts of voorlich-
ter, krijgt op verschillende bedrijven
met behulp van een Standaardover-
zicht vergelijkbare informatie, zodat
hij of zij sneller eventuele problemen
kan signaleren. Voorwaarde is, dat de
afspraken op een juiste wijze zijn ver-
werkt in de programma\'s.
Daartoe moeten de gemaakte afspra-
ken gecontroleerd worden. Het
Agrarisch Telematica Centrum (ATC)

Congressen en cursussen

\\ oor het eerst in haar bestaan or-
ganiseert de Charles L. Davis Foun-
dation for Advancement of Veteri-
nary and Comparative Pathology
haar (Europese) congres niet in
Engeland, maar van 26 tot en met
28 september in Nederland.

Het congres van deze non-profit-or-
ganisatie, die zich richt op voortgezet
onderwijs in de pathologie, wordt ge-
houden in het EurOase Hotel en
Congrescentrum \'Amersfoort\' aan de
Stichtse Rotonde 11 in de gelijkna-
mige plaats.

Voorafgaand aan het congres wordt
op 25 november van zeven tot negen
uur \'s avonds in het congrescentrum
een informele receptie aangeboden
door de firma Hazelton uit Engeland.

voert deze controle uit volgens de
COAS-methode (COntrole Agra-ri-
sche Software).

Het ATC heeft in de varkenshouderij
reeds ervaring opgedaan met dit sys-
teem. Met COAS wordt alleen gecon-
troleerd of managementprogramma\'s
de afspraken over het berekenen van
de kengetallen hanteren; er wordt dus
geen uitspraak gedaan over de ge-
bruiksvriendelijkheid van het pro-
gramma of over andere kwaliteitsas-
pecten.

CONTROLE

Leveranciers kunnen zich onder be-
paalde voorwaarden aanmelden om
hun programma te laten controleren.

Voor meer informatie kan men con-
tact opnemen met Liesbeth Grijsen
(ATC), Agro Business Park 58, 6708
PW, Wageningen, telefoon 08370-
79658.

DAVIS FOUNDATION VOOR HET EERST IN
NEDERLAND

Op 27 september staat van vier tot vijf
uur \'s middags een bezoek aan de
Vakgroep Veterinaire Pathologie van
de Faculteit Diergeneeskunde op het
programma (De organisatie zorgt
voor vervoer). Vervolgens is er een
wandeling door het oude gedeelte van
Utrecht en aansluitend een diner in de
stad. In het hotel zijn voor congresbe-
zoekers veertig kamers gereserveerd.
De kosten bedragen 75 gulden per
persoon per nacht, inclusief ontbijt
(zondagnacht ƒ 50,-). Men wordt ver-
zocht om vóór 1 augustus te reserve-
ren, telefoon 033-620054, telefax
033-619281.

De kosten voor het congres bedragen
120 Engelse ponden voor leden van
de Davis Foundation en 140 Engelse
ponden voor niet-leden. De kosten
voor het diner op dinsdagavond be-
dragen vijftien Engelse ponden.

Voor meer informatie of het aanvra-
gen van inschrijfformulieren kan men
contact opnemen met drs. S.A.

MANAGEMENTPROGRAMMA\'S ONDER
CONTROLE IN DE MELKVEEHOUDERIJ

ROTTWEILER
MEEGENOMEN

Op zondag 10 april is het
Rottweiler-teelje van Ineke Klein
vanaf een parkeerplaats in Tien-
hoven meegenomen door een man
in een licht-grijze Mercedes. Het
drie maanden jonge hondje heeft
tatouagenummer ERS 3739.
Lezers van het tijdschrift die meer
informatie kunnen verschaffen of
wellicht dierenartsen, die de
Rottweiler reeds op het spreekuur
hebben gehad kunnen contact op-
nemen met Ineke Klein, telefoon
03469-1850.

EEN IS TIEN

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1994; 119(7): 214 wordt abu-
sievelijk gesuggereerd, dat dr.
E. Teske een dunne-naaldbiopsie
neemt met een Icc spuit. Hiertoe ge-
bruike men echter een lOcc-spuit,
zoals verderop in het artikeltje dui-
delijk wordt.

Goedegebuure of met dr. Ingrid van
der Gaag, Vakgroep Pathologie,
Faculteit Diergeneeskunde, postbus
80.158, 3508 TD te Utrecht, telefoon
030-534303, telefax 030-516853.

Het programma luidt als volgt:
Maandag 26 september
9.00-12.30 uur:

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh,
Universiteit Utrecht; Pathology of the
livcr

14.00-17.00 uur:

Dr. W. Misdorp, Universiteit Utrecht;
Mammary gland tumors

Dinsdag 27 september

9.00-12.30 uur:

Dr. M.D. McGavin, Universiteit van
Tennessee (VS); Photography in pa-
thology

14.00-15.30 uur:

Dr. C. Zurcher, Biomedical Primate
Research Centre, Rijswijk; Pathology
of immune deficient monkeys
16.00-17.00 uur:

Bezoek aan het oude gedeelte van
Utrecht en aansluitend een diner.

W oensdag 28 september

9.00-12.30 uur:

Dr. M. Robinson, Zeneca CTL in

-ocr page 333-

Macclesfield (VK); Toxicologicai pa-
thology of the eye
11.00-12.30 uur:

Dr. Rubin, Hoffman-La Roche in New
Yersey(VS);

Toxicologicai evaluation of the
Cardiavasculair system
14.00-17.00 uur:

Dr. H. Luginbuehl, Universiteit van
Bern (Zwitserland);
Pathology of the Cardiovasculair sys-
tem in domestic animals.

il il

De W\'agenrenk houdt op donderdag
19 mei een klinische avond in motel
Westend aan de Amsterdamseweg
505 in .Arnhem. De bijeenkomst be-
gint om acht uur.

Het programma ziet er als volgt uit:

20.00-20.30 uur:

Ontvangst

20.30-21.00 uur:

Drie patiënten met buikpijn; A.A.M.E.
Lubberinken J.W. Garretsen
21.30-22.00 uur:
pauze

22.00-22.30 uur:
Tandfracturen; A.W. van Foreest
22.30-23.00 uur:
Ulcus comeae; A. Heijn

KLINISCHE AVOND DE WAGENRENK

Complicaties van een normale
partus bij het rund

A. De Kruif, Vlaams Dier-geneeskd
Tijdschr 1993; 62: 189-92.

Het artikel is een weergave van een
voordracht die schrijver heeft gegeven
tijdens een PAO-cursus in Nederland.
Van een gecompliceerde normale par-
tus wordt gesproken wanneer na een
normaal begin klinisch het volgende
wordt waargenomen: stuitligging, dood
of weinig levenskrachtig kalf, tweeling-
dracht, afwijkend kalf, abnormaal ge-
boortekanaal of wanneer er sprake is
van een te vroeg beginnen met de ver-
lossing, er te hard moet worden getrok-
ken of het moederdier ziek is.
Genoemde onderwerpen worden apart
besproken, waarbij de behandelingen
worden aangegeven. Gesteld wordt,
wanneer een keuze moet worden ge-
maakt tussen een aantal handelingen,
dit dient te geschieden in samenspraak
met de eigenaar. Dit vermindert onder
meer de \'aansprakelijkheidsstelling\'
van de dierenarts door de veehouder
wanneer het verloop ongunstig mocht
zijn. In gevallen van twijfel of de ge-
boorte met \'normale\' trekkracht per via
naturalis kan geschieden dient tot sectio
te worden overgegaan wat sterk wordt
aanbevolen bij stuitligging, weinig le-
venskrachtig kalf en te groot kalf

KALFSKOE

KLINISCHE GEGEVENS

Op de kliniek wordt een vierde kalfskoe aangeboden die achttien dagen
geleden met behulp van de dierenarts normaal gekalfd heeft. Ze is aan dc
nageboorte blijven staan.

De koe is na het kalven nooit helemaal goed geweest maar is sinds zeven
dagen duidelijk te traag. Ze is eergisteren door de dierenarts onderzocht
en behandeld met een magneet en antibiotica voor \'scherp in\'. De koe is

daarna niet beter geworden. Ze heeft een opge-
trokken buik, kreunt en heeft een pols van 85.

De rectale temperatuur bedraagt 39,8°C. De
pensbewegingen zijn verminderd. De pijnproe-
ven zijn positief. De eetlust is matig.
De mest heeft een normale consistentie en kleur.
Er is een weinig vaginale uitvloeiing.

1. Wat is uw difTercntiële diagnose?

2. Welk nader onderzoek stelt u in?

3. Wat is dc meest waarschijnlijke
diagnose?

RUND

Wat is UW diagnose?

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer dr.
T.G. Kimman (Centraal Dierge-
neeskundig Instituut) bereid om
voor de lezers een antv^ oord te for-
muleren.

VRAAG

Wat is op dit moment het beste entad-
vies ten aanzien van de ziekte van
Aujeszky voor fok- en mestvarkens en
waarom?

ANTWOORD

Bij het beantwoorden van deze vraag
is het van belang om het doel van vac-
cinatie goed in ogenschouw te nemen.
Sinds 1 september 1993 staan alle vac-
cinaties van varkens tegen deze ziekte
in het teken van het Nationaal
Programma Bestrijding ziekte van
Aujeszky. Het belangrijkste doel van
vaccinatie tegen de ziekte van
Aujeszky is sindsdien om het percen-
tage besmette varkens terug te dringen.
We kunnen ervan uitgaan dat hiermee
ook de klinische en economische ge-
volgen van de ziekte sterk terugge-
drongen zullen worden. Omdat sinds 1
september een verplicht entschema
van kracht is geworden, is de keuze-
vrijheid voor de prakticus sterk be-
perkt. Het verplichte schema schrijft
voor dat zeugen en beren eenmaal per
vier maanden gevaccineerd worden
(alle dieren tegelijkertijd). Opfokzeu-

ENTADVIES ZIEKTE
VAN AUJESZKY

-ocr page 334-

gen en -beren worden bij opleg gevac-
cineerd (10^ tot 12^ levensweek), als-
mede vier weken later en aan het einde
van de opfok. Mestvarkens worden
volgens het verplichte schema binnen
zes weken na opleg gevaccineerd (lO*-
tot 16^ levensweek).

Een tweede vaccinatie van mestvar-
kens wordt echter sterk aangeraden.
Vooralsnog mogen alle in Nederland
geregistreerde entstoffen gebruikt
worden. Dit betekent dat alleen ent-
stoffen gebruikt mogen worden die het
virale gE (voorheen gl\') eiwit missen,
zodat aan de hand van serologisch on-
derzoek de vooruitgang van het pro-
gramma gevolgd kan worden en be-
drijven een Aujeszky-vrij certificaat
kunnen verwerven. Na deze korte in-
leiding zal ik hierna enige aspecten
wat nader uitwerken.

Eisen aan het vaccin

Gezien het doel van vaccinatie, zullen
we nu bij voorkeur een vaccin gebrui-
ken dat varkens geheel tegen het aan-
slaan van een infectie met veldvirus
kan beschermen.

Dit betekent een zodanige bescher-
ming dat varkens, zelfs na besmetting
met een hoge dosis van een sterk viru-
lente stam, geen virus gaan uitschei-
den, niet latent met het virus geïnfec-
teerd raken (zodat ze ook na verloop
van tijd geen virus kunnen gaan uit-
scheiden) en geen antilichaamrespons
tegen het gE-eiwit opbouwen. Deze
zogenaamde complete of\'steriele\' im-
muniteit geeft de beste garanties dat de
gevaccineerde varkens geen andere
varkens infecteren. De infectieketen
zal dus snel doodlopen. Helaas blijken
de huidige vaccins slecht in staat om
steriele immuniteit op te wekken. Toch
kunnen ook de huidige vaccins wel bij-
dragen aan de bestrijding van de ziekte
van Aujeszky. Vaccinatie zorgt er na-
melijk voor dat er meer virus nodig is
om een infectie tot stand te brengen
(naar schatting ongeveer 100 x meer
virusdeeltjes) en mocht infectie toch
tot stand komen, dan zal de duur en
mate van virusuitscheiding beperkt
worden. Deze twee effecten samen
kunnen leiden tot een sterke beperking
van de overdracht van het virus van

Op hel laatste internationale herpes virus congres, ge-
houden in juli 199} in Piltshurgh, is besloten om voor
alle herpesvirus eiwitten de nomenclatuur van hel
herpes simplex virus aan le houden. Dil betekent Jat
het gl-eiwil van hel virus van de ziekte van Aujeszky
voortaan gE genoemd wordt.

varken tot varken, zelfs zodanig dat de
infectieketen doodloopt (1).
Beperking van virustransmissie door
vaccinatie kan onder experimentele
omstandigheden goed worden vastge-
steld en vormt de basis voor de succes-
volle terugdringing van de ziekte van
Aujeszky in de praktijkproef Diessen.

Keuze van het vaccin

Om het aantal infecties zoveel en zo
snel mogelijk terug te dringen, zullen
we dus het ideaal van steriele immuni-
teit zoveel mogelijk willen benaderen.

Het is duidelijk dat Aujeszky-vaccins
verschillen in de mate van effectiviteit
(3, 5, 6). Deze verschillen worden be-
paald door de vaccinstam, het \'levend\'
of \'dood\' zijn, de hoeveelheid virus-
deeltjes in het vaccin en het al-of-niet-
geadjuveerd zijn. De literatuur is eens-
gezind over het feit dat levende vac-
cins effectiever zijn dan dode vaccins.
Zowel op het CDl als in de laborato-
rium van dr. Vannier (Frankrijk),
bleek de stam 783 effectiever dan an-
dere stammen in het tegengaan of te-
rugdringen van virusuitscheiding (5,
6). In een proef op het CDl werd door
vaccinatie met stam 783 infectie volle-
dig voorkomen bij vier van de acht
varkens (zonder adjuvans)(6) en in een
proef in Frankrijk bij zes van de acht
varkens (met adjuvans)(5). Bij mater-
naai immune varkens, dat wil zeggen
varkens aan het begin van de mestpe-
riode, bleek een tweemalige intramus-
culairc vaccinatie met stam 783 effec-
tiever dan een tweemalige intramus-
culairc vaccinatie met de Bartha-stam
of een eenmalige intranasale vaccina-
tie met de stammen 783 of Bartha (6).

Stam 783 is waarschijnlijk zo effectief,
omdat hij geconstrueerd is vanuit de
zeer immunogene (en virulente) NIA-
3-stam en omdat hij slechts twee dele-
ties omvat, respectievelijk van het gE
en het thymidine kinase(TK)-gen.

Deletie van een van deze twee genen
afzonderlijk vermindert het immun-
ogene vermogen van het virus niet tot
nauwelijks. De combinatie van de TK
en gE-deletie doet dat echter wel (on-
gepubliceerde gegevens). De Bartha-
stam omvat, behalve een deletie van
het gE-gen, ook mutaties van genen
coderend voor het gl(voorheen gp63)-
eiwit, kapseleiwitten en het immun-
ogene gC(voorheen glll)-eiwit. Ver-
scheidene laboratoria hebben aange-
toond dat de effectiviteit van levende
vaccins vergroot wordt door het vac-
cinvirus op te lossen in een adjuvans
(3, 5, 7). Het werkingsmechanisme
van de adjuvering is overigens onbe-
kend. Tenslotte is ook bij levende vac-
cins het virusgehalte van belang. Bij
matemaal immune varkens bleek vac-
cinatie met 10^ plaque forming units
(PFU, virusdeeltjes) van stam 783 op-
gelost in o/w emulsie klinische ver-
schijnselen en virusuitscheiding na
een challenge infectie minder goed te
beperken dan vaccinatie met 10^^ en
10^ PFU (2). Deze bevinding en nog
niet-gepubliceerde resultaten behaald
met experimentele deletie-stammen
duiden op het belang van \'total viral
antigenic load\' voor het induceren van
bescherming. Consequent vaccineren
met een hoge dosis van stam 783 opge-
lost in o/w adjuvans is ook het vaccina-
tie-protocol dat gebruikt is bij het suc-
cesvol terugdringen van de ziekte van
Aujeszky in de praktijkproef Diessen.

Omdat vaccins verschillen in de mate
waarin ze uitscheiding van Aujeszky
virus kunnen beperken, zal het minis-
terie van Landbouw, Natuurbe-heeren
Visserij het \'Entstoffenbesluit\' wijzi-
gen. Na een overgangsperiode mogen
alleen die vaccins gebruikt worden die
minstens even effectief zijn in het te-
gengaan van virusuitscheiding als een
\'Gouden Standaard-vaccin\', dat be-
staat uit 105^ PFU van stam 783 opge-
lost in o/w adjuvans.

Het schema

Omdat een enkele vaccinatie door-
gaans onvoldoende immuniteit op-
wekt, zeker bij dieren met matemale
antilichamen en omdat immuniteit na
vaccinatie of infectie geleidelijk af-
neemt, zijn hervaccinaties noodzake-
lijk. Voor het Nationaal Programma
Bestrijding ziekte van Aujeszky is
voor vermeerderingsbedrijven geko-
zen voor het schema \'driemaal voor de
voet weg\', in de verwachting dat met
dit schema zo min mogelijk dieren zul-
len worden vergeten, infectieketens op
bedrijven stilgelegd zullen worden en
de frequentie van vaccinatie vol-
doende hoog is. Op vermeerderingsbe-
drijven zijn de jonge biggen voor hun
eerste vaccinatie dus alleen beschermd
door matemale antilichamen. Hoewel
bekend is dat matemale antilichamen
alleen infectie niet kunnen voorko-
men, bleek in de proef Diessen deze
categorie dieren toch niet vaak besmet
te worden. Kennelijk zijn de gehaltes
matemale antilichamen in combinatie

T I J t) S f H R I H VOOR D I K R Ci H N K K S K U N I) t: , D E E L 1 19, A E L E V E R I N Ci 9 , 1994

279

-ocr page 335-

met het intensieve vaccinatie-protocol
bij de zeugen voldoende om ook deze
categorie dieren te beschermen.

De zwakke plek van de bestrijding ligt
bij de mestvarkens. Hoewel geadvi-
seerd wordt om mestvarkens twee-
maal te vaccineren, is in het Nationaal
Programma slechts een enkele vacci-
natie verplicht gesteld. Deze categorie
dieren zal bij eenmalige vaccinatie
minder goed beschermd zijn, mede
omdat de effectiviteit van vaccinatie
tegengegaan wordt door de bij deze
dieren nog vaak aanwezige matemale
antilichamen.

Recent is onder praktijkomstandighe-
den aangetoond dat een tweemalige
vaccinatie van mestvarkens met stam
783 in o/w emulsie in dubbel opzicht
van belang is. Binnen afdelingen met
tweemaal gevaccineer-de varkens
maakte gemiddeld 10% van de dieren
een infectie door. Binnen de afdelin-
gen met eenmaal gevaccineerde var-
kens lag dit percentage significant ho-
ger en bedroeg 38%. De gemiddelde
groei per dier per dag was bij de twee-
maal gevaccineerde dieren hoger dan
bij de eenmaal gevaccineerde dieren
en wel zodanig dat de extra kosten van
de tweede vaccinatie ruimschoots
goed gemaakt werden door de betere
groei (4).

N\'accinatie alleen is niet voldoende

Hoewel vaccinatie tegen het virus van
de ziekte van Aujeszky dus doorgaans
geen \'steriele immuniteit\' opwekt, kan
het strikt en intensief vaccineren wel
een bijdrage leveren aan het terugdrin-
gen van de ziekte. Het is evenwel be-
langrijk niet alleen op vaccinatie te
vertrouwen. Omdat de immuniteit na
vaccinatie niet volledig is worden op
goed gevaccineerde vermeerderings-
bedrijven nog wel incidentele infecties
gezien (\'single reactors\'). Deze single
reactors stellen hoge eisen aan diag-
nostiek en de vraag is waar het virus in
deze gevallen vandaan komt.

Besmetting door aankoop van geïnfec-
teerde dieren, reactivatie van latent vi-
rus, overdracht via materialen, mensen
of dieren en aërogene verspreiding
vanuit partieel gevaccineerde mestvar-
kenbedrijven of -afdelingen zijn mo-
gelijkheden, maar uiteraard alle slecht
te bewijzen. Gelukkig komt het dank-
zij de vaccinatie in deze gevallen
slechts zelden tot een massale virus-
verspreiding. Toch zullen bedrijven
die \'single reactors\' hebben niet echt
vrij van de ziekte worden en moeite
hebben om het Aujeszky-vrij-certifi-
caat te behalen of te behouden. Een
strict aanvoerbeleid zal helpen dit pro-
bleem zoveel mogelijk te beperken,
waarbij eventueel quarantaine toege-
past kan worden. (Quarantaine is ech-
ter een kunst apart en vereist in elk ge-
val \'all in - all out\'.) Indien aërogene
transmissie van virus bijdraagt aan de
incidentele besmetting van vermeerde-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (3)1

VEGETIUS

Veterinair verleden

Zonder twijfel kan Vegetius worden beschouwd als de meest
gezaghebbende bron gedurende lange tijd voor de dierge-
neeskunde. Zijn boek
Aflis veterinariae sive Mulomedicinae
libriquator
heeft vanaf de vijfde eeuw tot In de achttiende
eeuw een zeer grote invloed gehad. Het boek Is in 1532 in het
Duits vertaald, in 1543 in het Italiaans, in 1748 in het Engels
en in 1563 en 1783 in het Frans. Opvallend is, dat Publius
Renatus Vegetius geen dierenarts was, maar slechts een
groot paardenliefhebber.

Toch heeft hij kans gezien veel kennis te vergaren op dierge-
neeskundig gebied, deels door eigen ervaring maar ook door
gebruik te maken van bestaande geschriften, allereerst van
de zogenaamde
Mulomedicina Chironis, die in de tweede
helft van de vierde eeuw uit zowel uit Griekse (Absyrtus) als
Latijnse fragmenten was samengesteld.
Veel is ook geleerd van onderworpen volkeren, omdat de
Romeinen altijd bereid waren om goede ervaringen over te
nemen. Daarnaast heeft hij veel kennis uit de humane ge-
neeskunde overgenomen.

Waarschijnlijk heeft Vegetius in de vijfde geleefd; exacte ge-
gevens over zijn leven zijn niet bekend. In de inleiding van
zijn boek noemt hij Chiron, de pseudonieme auteur van de
Mulomedicina Chironis en Absyrtus (3(X)-360). Omdat hij de
Hunnen noemt, een ruitervolk uit Midden-Azië, dat om-
streeks 370 de Wolga overtrok en Europa overspoelde, kan
worden gesteld, dat hij rond 370 moet hebben geleefd.
Vegetius uitte in het voorwoord zijn bezorgdheid over de sta-
tus van de diergeneeskunde in zijn tijd: "Sedert lang is de
veeartsenijkunde in verval geraakt door het geringe voor-
deel, dat men er van heeft, zodat niemand zich meer aan de
studie wijdt en temeer nu men meer en meer de methoden
van de Hunnen en andere barbaren volgt en aan de paarden
geen zorgen wijdt en ze zomer en winter buiten laat lopen"
(vertaling door J.Wester, die de Franse vertaling van 1783
gebruikte).

ringsbedrijven, dan zal aan het pro-
bleem \'single reactors\' pas een einde
komen indien ook de mestvarkens op-
timaal beschermd worden.

LITERATUUR

1. De Jong MCM, and Kimman TG.
Experimental quantification of vaceine-in-
duced reduction in virus transmission.
Vaccine 1994, in press.

2. Kimman TG. Comparative efficacy of three
doses of the genetically engineered

f^affta Kmft t

Crancf / @albun0/ Brenne
tpïc man bcrmv;fp;H
bur^) ben bo^ticrflcnbi^en
tein bef^>icbcn/al(miï7ar|
argtcn/aud^ Bürgern pr
»ml>0eJ)cn/(e{>ebier

von ncwrm burc^f

facttirsn 0tt tttg set>en/t>i
(Scrrucftîû^raticffart
in

Vegetius verdedigt de veeartsenijkunde, die zeker niet min-
der geacht moet worden dan die van de medicus. "Als de art-

\' Deze rubriek wordt samer^gestekt door leden van hel Velerinait Hislohsch Genootschap

-ocr page 336-

Aujeszky\'s disease vims vaccine strain in
pigs with maternal antibodies. Vaccine
1992;10:363-5.

Pensaert MB. De Smet K, and De Waele K.
Extent and duration of virulent virus excre-
tion of pigs vaccinated with different glyco-
protein-deleted Aujeszky\'s disease vaccines.
Vet Microbiol 1990;22:107-17.
Stegeman A. Effectiviteit van vaccinatie te-
gen de ziekte van Aujeszky bij vleesvarkens.
Linea Recta, December 1993; 15-7.
Vannier P, Hutet E, Bourgeuil E, and
Cariolet R. Level of virulent virus excreted

by infected pigs previously vaccinated with
different glycoprotein deleted Aujeszky\'s
disease vaccines. Vet Microbiol I99l;29:
213-23.

6. Van Oirschot JT. Moormann RJM. Bems
AJM, and Gielkens ALJ. Efficacy of a
pseudorabies virus vaccine based on deletion
mutant strain 783 that does not express
thymidine kinase and glycoprotein I. Am J
Vet Res 1991;52:1056-60.

7. Visser N. Effectiviteit van adjuvantia. Tijd-
schr Diergeneeskd 1991; 116: 299-300.

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. Verkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 en 1991 t/m
1993. De prijs van de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 incl. 17,5%
BTW en de banden van 1992 en 1993
ƒ 30,-incl. 17,5% BTW.

sen al lof oogsten bij hel vaststellen van de aard van een ziekte bij de mens, die toch met hand en stem aanwijzigingen kan geven over zijn lijden, hoe-
veel meer is het dan niet nodig om de aard van de ziekte te kennen bij het sprakeloze dier dat geen aanwijzingen over het eigen lijden kan geven" (naar
J.Boessneck in: H.Schebitz und W.Brass. Allgemeine Chirurgie für Tierärtze und Studierende. Berlin 1975, pagina 20).

De geneesmiddelen waren zeer ingewikkeld samengesteld (men spreekt van polyfarmacie). Soms bestonden ze uit wel tien tot twintig componenten
waardoor ze zó duur werden, dat ze de waarde van fiet dier overtroffen. Dit had uiteraard een averechts effect op het functioneren van de diergenees
kunde. Niemand wijdde zich meer aan de studie en daardoor kwam men in een vicieuze cirkel terecht.

Als voorbeeld het volgende recept van een scherp werkend smeersel: bitumen van Judaea, manna, wierook
Arabische gom, propulus (uit bijenkorven), galbanum (uit umbelliferen), styrax, was, hars geschraapt van een wijn
vat, Italiaanse vogellijm, sap van hysope en pek uit het land der Brutiërs. Dit alles tot een zalf gekookt.
Deze polyfarmacie, ontwikkeld door Galenus, is tot in de negentiende eeuw in zwang geweest en heeft de dierge
neeskunde in ongunstige zin beïnvloed. Ook Boerhave heeft nog gebruik gemaakt van sterk samengestelde krui
denrecepten in de humane geneeskunde.

Vegetius keert zich tegen dit gebruik, zeggend dat het toedienen van deze recepten voortkomt uit winstoogmerken
en dat zuinige diereigenaren daarom hun dieren vaak aan hun lot overlaten of hun toevlucht nemen tot kwakzalve
rijen.

Vegetius was doordrongen van de noodzaak om kennis te hebben van de anatomie van het dier. Anders kon vol
gens hem de behandeling niet rationeel zijn. Hoe onvolmaakt de anatomische kennis nog was, blijkt uit de vol
gende uitspraak: "Een paard heeft twee beenderen aan de kop, twee vanaf het voorhoofd tot de neusopeningen en
twee aan de onderkaak". Volgens Vegetius telde het paard 170 beenderen.

De aderen die met name genoemd worden beperken zich tot die, die van belang waren voor het aderlaten. Hij zegt
"Er zijn onder meer twee aderen In het gehemelte, twee onder de ogen, twee aan de borst, twee aan de onderarm
en twee aan de hakken\'. In totaal kent Vegetius 27 aderen. In hoofdstuk XXI legt hij uit, dat men vooral niet klakke-
loos moet aderlaten, maar rekening moet houden met bijvoorbeeld de leeftijd en de kracht van het dier. Anders zou
het middel wel eens erger dan de kwaal kunnen zijn. In de antieke geneeskunde werden slechts geringe hoeveel-
heden bloed afgetapt voor diagnostische doeleinden (haematoskopsis).

In hoofdstuk XXIII benadrukt hij, dat men nooit bloed mag afnemen door middel van aderlaten van gecastreerde
dieren, aangezien deze met het verlies van hun testikels al veel kracht hebben verloren.
Vegetius hechtte een grote waarde aan het bepalen van de leeftijd van het paard. Dit niet alleen in verband met de
handel in deze dieren maar ook -en daarmee liep hij zijn tijd ver vooruit- in verband met het feit dat geneesmiddelen
door jonge dieren soms minder goed worden verdragen dan door volwassen dieren.
Abcessen werden tot rijping gebracht door pappen en daarna met een mes geopend. Tumoren wist men a/ Zege ar-
tis te extirperen. Een behandeling van een aantal aandoeningen, zoals staar, entropion en hydrops ascites wordt
keurig beschreven. Waarschijnlijk zijn deze echter overgenomen van de humane geneeskunde en zijn ze nooit
met succes in die tijd in de diergeneeskunde toegepast. Behalve het toedienen van geneesmiddelen of het aderla-
ten beschrijft Vegetius ook nog andere behandelingsmethodes.

Bijvoorbeeld: "Als de bijtwond van een slang stinkend vocht afscheidt is er een uitstekend middel voor: men doodt
een bok, een haan of een lam en legt de verse longen, hart of lever van dit dier op de wond. Hierdoor wordt het gif
aangetrokken".

Na de eerste twee boeken die volledig aan het paard zijn gewijd, behandelt Vegetius in het derde boek de runder-
ziekten, waarbij hij grotendeels teruggaat op Columella; in het vierde en laatste boek komt de anatomie aan de
orde, maar bovenal de receptuur.

Het belang van Vegetius is geweest, dat hij een uitvoerig boek heeft geschreven waarin een samenvatting wordt
gegeven van de Grieks-Romeinse kennis op veterinair gebied of in de woorden van Leclainche: "II convient donc
de considérer Ie livre de Vegèce comme une "somme" représentant Ie bilan d\'une époque" Wester meent dat de
volksdiergeneeskunde nog tot in de negentiende eeuw uit Vegetius heeft geput.

t^mep f allctlep

VdtM^ o^<r intmbi^mH

/ pnb anbcrm ju (>cyleit / tc»
Kfien erf ennen fol / ff rfïlii^
üeffetium Henatvm/inia^
3(^miet>en/ fieutcrn/Die^
n/t>ic mit ffemelten Vtc^
nutflic^/au^notftfi
ibjömflen.

E.P.0.

Titelblad van de Duitse vertaling van het werk
van Vegetius [Frankfurt am Mein - 15B5J.

-ocr page 337-

iirn rir

Wat was uw diagnose?

Differentiële diagnose

a. peritonitis ten gevolge van:

- een traumatische reticulitis

- een uterusruptuur

- een darmkneuzing tijdens de partus

- een lebmaagulcus.

b. ernstige endometritis - metritis

c. hepatitis (diffuus/abcederend)

d. mastitis

e. pleuritis - (pneumonie)

Nader onderzoek

- rectaal onderzoek

- vaginoscopisch onderzoek

- onderzoek van de uier

- punctie van de buikholte (hoeveel-
heid en uitzicht van het buikvocht,
cytologie, totaal eiwit)

- bloedonderzoek (cytologie, leveren-
zymen, electroforese).

Resultaten van het nader onderzoek

- bij rectaal onderzoek is een te grote
dikwandige uterus te voelen met
daarin een grote harde omkapscldc
massa, waarin en waaromheen zich
wat gas heeft opgehoopt. Er is crepi-
tatie te voelen.

- bij vaginoscopisch onderzoek is een
weinig stinkende uitvloeiing te zien.
De cervix is voor drie vingers door-
gankelijk.

- de uier en de melk zijn normaal.

- het buikvocht werd niet onderzocht.

- bloedonderzoek werd niet uitge-
voerd.

De meest waarschijnlijke diagnose

Op basis van de gegevens van het na-
der onderzoek is de meest waarschijn-
lijke diagnose: een emfysemateus kalf

Discussie

Zoals uit de opgestelde differentiële
diagnose blijkt, was de aanwezigheid
van een emfysemateus kalf ook voor
ons een grote verrassing. Een emfyse-
mateus kalf had zeker in de differen-
tiële diagnose opgenomen moeten
worden, indien de partus nog maar en-
kele dagen voor het onderzoek zou
hebben plaatsgevonden. In het hier be-
schreven geval was de koe reeds acht-
tien dagen
post partum, terwijl ze niet
eens ernstig ziek was.
Bij navraag beweerde de dierenarts die
de koe verlost had, dat hij na extractie
van het eerste kalf zeker nog naar een
tweede kalf had gevoeld. Mogelijk
heeft het tweede kalf te diep gelegen of
heeft de dierenarts niet diep genoeg
gevoeld. Het laatste is het meest waar-
schijnlijk omdat de koe niet extreem
groot was. Het verhaal van de dieren-
arts werd door de veehouder beves-
tigd: hij had de dierenarts zelfs nog ge-
attendeerd op het feit dat de koe toch
wel erg dik was geweest voor één vrij
klein kalf

Zoals uit de anamnese blijkt was thuis
de diagnose \'scherp in\' gesteld. Dit
was niet juist, alhoewel voor dc hand-
liggend (zie verder). De dierenarts had
geen rectaal onderzoek verricht omdat
hij van mening was, dat de symptomen
duidelijk op een traumatische reticuli-
tis wezen en rectaal onderzoek daarom
geen zin had. Toch zou rectaal onder-
zoek zeker de juiste diagnose hebben
opgeleverd.

Dit is het zoveelste bewijs van het feit
dat een diagnose pas gesteld mag wor-
den na een volledig onderzoek. Dat de
koe in de loop van de eerste week
post
partum
niet zeer ernstig ziek is gewor-
den en geen peritonitis heeft gekregen
wekt verwondering. Waarschijnlijk
was het achtergebleven kalf erg klein
(± 20 kg) en is het rottingsproces lang-
zaam op gang gekomen. Ook het feit
dat de koe weinig uitvloeiing heeft ge-
had wijst in deze richting.
Toch werd het dier langzamerhand
zieker en ging de eetlust steeds verder
achteruit, hetgeen wijst op een
progressieve aandoening. Waarschijn-
lijk zou het dier uiteindelijk toch een
ernstige toxinemie en sepsis hebben
gekregen en zijn gestorven.
Tabel 1 laat duidelijk zien dat de thuis
gestelde diagnose traumatische reticu-
litis \'de hoogste ogen gooit\'. Alles
wijst in die richting. Toch was deze
diagnose niet juist, hetgeen impliceert
dat men bij het opstellen van een diffe-
rentiële diagnose voorzichtig te werk
moet gaan en altijd rekening moet hou-
den met onverwachte zaken.
Bij de betreffende patiënt is geen the-
rapie ingesteld. Gezien de nog rede-
lijke goede gezondheidstoestand van
de koe werd de veehouder geadviseerd
het dier te laten slachten.
Dit was geen succes: de koe werd afge-
keurd. Indien men toch een therapie
had willen instellen, dan zou alleen
hysterectomie in aanmerking zijn ge-
komen.

A. de Kruif

Tabel 1. Pro\'s en contra\'s van de differentiële diagnose

Differentiële diagnose

Pro

Contra

Peritonitis ten gevolge van:
a) traumatische reticulitis

-symptomatologie

b) uterus ruptuur

- symptomatologie

- te laat na partus

- normale mestpassage

- normale partus

c) darmkneuzing tijdens dc partus

- symptomatologie

- te laat na partus

- normale mestpassage

- nomiale partus

d) lebmaagulcus

-symptomatologie
- tijdstip na partus

- normale mestpassage

- normale kleur mest

Endometritis-metritis

-symptomen
- tijdstip na panus

- weinig vag. uitvloeiing

Hepatitis

- koorts

- positieve pijnproeven

- meestal secundair aan ander ontstekingsproces

Mastitis

- koorts

- tijdstip na partus

- opgetrokken buik

- positieve pijnproeven

Pleuritis! pneumonie)

- koorts

- positieve pijnproeven

- geen echte longverschijnselen

-ocr page 338-

Onafhankelijke en Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

Ter overweging:

een dierenarts
is iemand
die gehaat
is hij een
beestenbende

Een tweemans landbouw-
huisdierenpraktijk in NW-
Overijssel zoekt wegens
uittreden van collega een

DIEREN-
ARTS

m/v

De praktijk omvat overwe-
gend rundveehouderij.
Ervaring strekt tot aanbe-
veling, een achterwacht is
zeer gewenst. Bij gebleken
geschiktheid mogelijkheid
tot associatie.

Sollicitaties met C.V. bin-
nen 7 dagen richten aan
het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde,
Postbus 14031,3508 58
Utrecht, onder nummer
25/94.

>

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

<

Dix & Co helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu — of straks — praktisch aan de slag?
Doe een beroep op Dix & Co, want als — onafhankelijk —
adviesbureau onderzoekt Dix & Co uw kansen. Beoordeelt
contracten. Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbehoefte en
regelt met u de gewenste financiering en verzekeringen.
Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht — bij asso-
ciatie en assistentie.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

DIX&CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU

MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauriissirasi 100. 3583 HW Ulrechi

-ocr page 339-

Een uitstekende mogelijkheid om aan
deze training te werken, biedt de cur-
sus \'Presentatie? Uw eigen creatie!\',
die de KNMvD voor haar leden ook in
1994 organiseert en wel op 26, 27 en
28 mei. De aanvang is op donderdag-
middag en de afsluiting op zaterdag-
middag.

De cursus wordt intern gehouden in
het Aparthotel te Delden en is bestemd
voor dierenartsen die lid zijn van de

PRESENTATIE? UW EIGEN CREATIE!

Een dierenarts wordt in zijn of haar werk regelmatig geconfronteerd met pre-
sentatietechnieken, zowel in de persoonlijke als in de zakelijke sfeer. Iedere
dierenarts dient daarom deze presentatietechnieken te beheersen en zichzelf
te trainen in de vaardigheid ervan.

KNMvD en werkzaam zijn in een
praktijk, het bedrijfsleven of bij de
overheid.

□OEL

De cursus heeft als doel de bevorde-
ring van de persoonlijke en zakelijke
presentatie, waarbij onder meer aan-
dacht wordt besteed aan:
persoonlijke presentatie: het vergroten
van de vaardigheid in het houden van
inleidingen (opbouw van een inlei-
ding, gebruik hulpmiddelen, persoon-
lijke presentatie);

zakelijke presentatie: het ontwikkelen
van ideeën en plannen voor een goede
presentatie van de eigen praktijk,
dienst of het bedrijf waarvoor men
werkt.

De werkwijze is als volgt: leren door
doen: analyseren van geleerde activi-
teiten en het eigen functioneren daarin,
inzicht vergroten met behulp van theo-
retische modellen.

Om de deelnemers zoveel mogelijk
aan hun trekken te laten komen, is het
deelnemersaantal beperkt tot vijftien
personen. De kosten voor deze cursus
bedragen ƒ 850,— per persoon, inclu-
sief overnachtingen en maaltijden.
Er is nog een zeer beperkt aantal plaat-
sen beschikbaar. Belangstellenden
dienen derhalve zo spoedig mogelijk
contact op te nemen met Marit Siem of
Marjoleine de Mol, telefoon 030-510
111 (bureau KNMvD).

De maatschappelijke ontwikkelingen
gaan snel. De diergeneeskunde heeft de
veranderingen tot nu toe altijd goed
kunnen volgen. Het is de vraag hoe de
diergeneeskunde in de toekomst op ver-

anderingen in de landbouwhuisdieren-
sector, de gezelschapsdierensector en
de veranderingen op het gebied van de
Volksgezondheid in moet spelen. Het
antwoord op deze vraag wordt door een
aantal collega-inleiders voorbereid en
uiteindelijk worden beantwoord door u!
Collega Ruitenberg geeft in het och-
tendgedeelte een \'overall view\' van de
diergeneeskunde van 1960 tot heden,
met een doorkijk naar de toekomst. In
het koffiedik ziet hij twee scenario\'s.
De collegae Van Beukelen en Poll ge-
ven \'s middags aan hoe de opleiding
moet worden ingericht om aan de
vraag te voldoen. Collega Vaarkamp
geeft suggesties op welke wijze de toe-
komstige dierenarts zich in (op) de
markt moet bewegen en tenslotte zul-
len de collegae Wijsmuller en Cesar
zich samen met de toehoorders afvra-
gen \'waartoe zijn wij (de veterinaire
beroepsgroep) op aarde\', om te komen
tot een afgewogen conclusie.

De Congrescommissie

JAARCONGRES
RICHT BLIK
OP DE TOEKOMST

Onder het vooruitstrevende thema \'Diergeneeskunde na 2003 (of gaat dit te
snel)\' wordt op 30 september en 1 oktober het Jaarcongres van de KNMvD
gehouden in het Friese Drachten. De jaarlijkse sportdag is op 29 september.

RAMP OF ZEGEN

.Moet het Brussels beleid bewonderd
of bekritiseerd worden; wat wordt er
in Brussel bekokstoofd? Over dit
thema zullen zaterdag 4 juni
Nederlandse vertegenwoordigers in
het Brussels veterinaire circuit, onder
het motto \'Het Veterinair beleid uit

Brussel: ramp of zegen? inleidingen
houden.

De sprekers zijn achtereenvolgens drs.
J.H.G. Goebbels (Veterinaire Hoofd
Inspectie van de Volksgezondheid),
drs. J.M. Rojer (VVP), drs. C.J.
Cysouw (permanent vertegenwoordi-
ger van de Veterinaire Dienst bij de
EG) en F. van Dongen (Produktschap
voor Vee en Vlees).

Behalve de ambtelijke dierenarts,
krijgt de prakticus in toenemende mate
te maken met taken, die hem vanuit
Brussel worden opgelegd, zoals de
ante wor/em-keuring van slachtkui-
kens door praktici en de speciale nood-
slachtingen.

De organisatie van deze dag is in han-
den van de Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg.

Belangstellenden zijn vanaf 10.00 uur
welkom in collegezaal Cl01 van de
Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 1
in De Uithof

De kosten bedragen ƒ 17,50, aan de
zaal te voldoen. Aanmelding kan ge-
schieden bij de secretaris van de Groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg, T.G.
van Vuurst, telefoon 070-3280996.

-ocr page 340-

Deze cursus is niet alleen bedoeld voor
studenten diergeneeskunde en belang-
stellenden werkzaam aan de Faculteit
Diergeneeskunde, maar ook voor
praktizerende dierenartsen, die kennis
willen maken met de homoeopathie.

De cursus geeft onder meer bekend-
heid aan de principes van de homoeo-
pathie, laat zien wat er veterinair mo-
gelijk is op dat gebied en tracht daar-
naast deelnemers enthousiast te maken
voor de homoeopathie.

De cursus begint telkens om acht uur
\'s avonds (tot ongeveer tien uur) en
wordt gehouden in collegezaal ClOl
van het Hoofdgebouw Diergenees-
kunde. De kosten bedragen tien gulen
per persoon, te voldoen vóór aanvang
van de eerste cursusavond.

E.C. van der Waa, studenten-bestuurs-

lid GHD zegt over deze cursus:

\'In deze tijd waarin de belangstelling
voor alternatieve geneeswijzen en met
name de homeopathie, sterk is toege-
nomen, wordt het tijd dat ook de vete-
rinaire gemeenschap meer oog krijgt
voor deze vorm van geneeskunde.
Mogelijk kan deze cursus hiertoe bij-
dragen\'.

INTRODUCTIECURSUS HOMOEOPATHIE

De Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen (GHD) organiseert op 17
en 24 mei in samenwerking met Diergeneeskundige Studenten Kring een in-
troductiecursus homoeopathie.

BANDEN TVD

De banden TvD 1990 zijn uitver-
kocht. Verkrijgbaar zijn nog de ban-
den van het TvD 1988 en 1991 t/m
1993. De prijs van de banden 1988 en
1991 bedraagt ƒ 26,45 incl. 17,5%
BTW en de banden van 1992 en 1993
ƒ30,- incl. 17,5% BTW .

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben /.ich aangemeld de volgende
collegae:

Baltussen, M.W.J.; 1994; 3583 VS Utrecht;
Fred. Hendrikstraat 144.
Reens, Mevr. N.; 1991; 3573 PH Utrecht; P.
Maleterstraat 6.

Tilburg-van Zutphen. Mevr. A.C. van; 1972;
4124 KD Hagestcin; Lekdijk 78.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Blokdijk. Mevr. J.C.M.; 1993; 9804 SB
Noordhom; S. Benninghestede 7.
Dingemanse, Mevr. J.; 1993; 3194 GG
Hoogvliet; Falstaffstraat 171.
Eshuis, E.W.D.; 1993; 9625 Maia, Sao Miquel -
Acores (Portugal); p/a Gorreana.
Groenewoud-Jelsma, Mevr. H.J.C.; 1993; 3853
WL Ermelo; Kanariehof 30.
Hermens, E.L.G.; 1993; 4121 EM Everdingen;
Graaf Huibertlaan 9.

Jong. Mevr. A.J. de; 1994; 7156 MC Beltrum;
Mr. Nelissenstraat 14 A.
Klein. Dr. W.R.; 1974; U01986; 3563 ME
Utrecht; Vechtdijk 378.

Lemmen. J.A.; 1993; 3524 KB Utrecht; Kent 46.
Meijers, Mevr. H.J.; 1993; 3731 GB De Bilt;
Utrechtseweg381.

Schuur, Mevr. W.; 1992; 3722 WP Bilthoven;
Putterlaan 97.

Smits, J.M.; 1993; 6825 AE Arnhem; p/a
Beverweerdlaan 5.

Steen, A. van der; 1977; 5756 AL Vlierden
Pastoriestraat 23.

Veldman, Mevr. J.M.M.; 1993; 5403 EV Uden
Drossaard 9.

Weij, P.J.W. van der; 1993; 9251 NB Bergum
De Yp 82.

Winkelmolen. W.L.M.; 1993; 5025 GH Tilburg
Zernikestraat 43.

Personalia

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Boer, E.J.W. de; 3581 PC Utrecht; Parkstraat 31.
Boonstra, Mevr. A.C.C.; 3512 ER Utrecht;
Ambachtstraat 11.

Kelder, G.J.; 3434 TA Nieuwegein; Hazelaar-
straat 9.

Kusters, Mevr. A.H.A.; 3512 EE Utrecht; Lange
Jufferstraat 36.

Ooms. Mevr. B.; 3514 TZ Utrecht; Nieuwe
Keizersgracht 36 bis.

Overleden:

Op 17 maart 1994 overleed Drs. D. Ringnaida te

Oss.

Jubilea:
Rectificatie:

S. Hamstra te De Bilt cn H.F. Matthijsen te
Heino vierden op 29 april 1994 hun 35-jarig
jubileum. In de personlia van I en 15 april
stond dit helaas verkeerd vermeld!

D. van Baren te Borger, afwezig, 25 jaar, 2 mei
1994

Mevr. A.P. van Asperen te Zoetermeer, afwezig,
25jaar,2mci 1994

Dr. H.J. Postemate Nunspeet, afwezig, 25 jaar, 2
mei 1994

R.J. Kaasenbrood te Schijndel, aanwezig, 25
jaar, 2 mei 1994

E.P. Dijk te Roden, afwezig, 25 jaar, 2 mei 1994
K. Schuiling te Barendrecht, onbekend, 40 jaar,
6 mei 1994

J. Hoving te Hardenberg, afwezig. 40 jaar, 8 mei
1994

Prof Dr. W. Misdorp te Amsterdam, afwezig, 40
jaar, 10 mei 1994

G.K. Roek te Eefde, afwezig, 40 jaar, 13 mei
1994

W.A. Hermans te Langbroek, afwezig. 40 jaar,
18 mei 1994

S. Piersma te Hemelum. afwezig, 40 jaar. 18 mei
1994

J.H. Santema te Tzummarum, afwezig, 40 jaar,
18 mei 1994

Dr. W. Sybesma te Driebergen, afwezig. 40 jaar,
18 mei 1994

Mevr.Dr. A.M. Schuiringa-Sybesma te Tolbert.

afwezig, 40 jaar, 18 mei 1994

F. van der Veen te Bolsward, aanwezig, 40 jaar,

18 mei 1994

W.M. Gotink te Zwolle, afwezig, 45 jaar, 20 mei
1994

A.N. Leermakers te Helvoirt, afwezig, 45 jaar,
20 mei 1994

B.S. Postma te Bolsward, afwezig. 45 jaar, 20
mei 1994

L.A. van Langeraad te Giessenburg, aanwezig,
35jaar,27mei 1994

P.H.A.M. van Maanen te Cuyk, aanwezig, 35
jaar, 27 mei 1994

H. Eil te Hengelo (Gld), afwezig, 35 jaar. 27 mei
1994

H.A.V.C. Kessel te Zundert, afwezig, 35 jaar, 27
mei 1994

Mutaties:

210 Blokdijk, Mevr. J.C.M.; 1993; 9804 SB
Noordhom; S. Benninghestede 7; tel.
05945-7592 privé, 050-515352 prakt.; p.,
medew. bij K. de Vries (toev. als lid).
224 Deden. Mevr. C.M.; 1984; 3451 RK
Vleuten; Parkweg 32; tel. 03407-73796
privé, 73756 prakl.;p., geass. met G.J.
Bijvoet.

227 Dingemanse, Mevr. J.; 1993; 3194 GG
Hoogvliet; Falstaffstraat 171; tel. 010-
4383012 privé, 4526695 prakt.; p., medew.
bij G. Meursing (toev. als lid).
360 Eshuis, E.W.D.; 1993; 9625 Maia, Sao
Miquel - Acores (Portugal); p/a Gorreana;
tel. 00-351-96-44427 prakt.; p., medew. bij
Mevr. M.J.P.E. Obels (toev. als lid).
234 Exsel, A.C.A. van; 1971; 5296 KZ Esch;
Leunisdijk 36; tel. 04110-1619 privé,
04116-59500 tst. 339 bur.; fax 04116-
59550; d. G.v.D. Zuid-Nederland, h. lab.
243 Groenewoud-Jelsma. Mevr. H.J.C.; 1993;
3853 WL Ermelo; Kanariehof 30; tel.
03417-56945 privé, 53325 prakt.; fax
03417-58051; p., medew. bij B.J. Carrière
en Mevr. M E. Carrière-Bothof (toev. als
lid)

252 Hermens. E.L.G.; 1993; 4121 EM Ever-
dingen; Graaf Huibertlaan 9; tel. 03472-
2355 privé, 03402-61892 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. A.C. van Tilburg-van

-ocr page 341-

Zutphen en A. Zuring (toev. als lid).

263 Jong. Mevr. A.J. de; 1994; 7156 MC
Beltrum; Mr. Nelissenstraat 14 A; 05448-
2295 privé. 1366/2121 prakt.; p., medew.
bij H.B. van Lom en J. Neleman (toev. als
lid).

269 Klein. Dr. W.R.; 1974; U-1986; 3563 ME
Utrecht; Vechtdijk 378; tel. 030-622755
privé, 531350 bur.; Univ. hoofddocent
U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Grote Huisdieren)(toev. als
lid)

269* Klein Hofmeyer, H.J.A.; 1988; naar het
buitenland.

363* Klein Hofmeyer, H.J.A.; 1988; Taber,
Alberta TOK 2G0 (Canada); # 1-5205-57
Street; d.

271 »Koning. Mevr. T.; 1994; 3892 AA Zee-
wolde; Havikskruid 11; tel. 03242-6830
privé, 6066 prakt.; p., geass. met Mevr. 1.
Hoogendoom.

279 Lemmen. J.A.; 1993; 3524 KB Utrecht;
Kent 46; tel. 030-883011 ; wnd.d. (toev. als
lid).

365* Meertens. J.K.; 1982; Te Aroha (Nieuw-
Zeeland); 63 Gilchrist street; tel. 00-64-
7-8849798 privé, 8848014 prakt.; fax 00-
64-7-8848833; senior vet./elnic super-
visor .\\nimal Health Centre, Morrins-
ville,

286 Meijers, Mevr. H.J.; 1993; 3731 GB De
Bilt; Utrechtseweg 381; tel. 030-204959;
wnd.d. (toev. als lid).

288*Moens, M.N.J.; 1986; 2311 KG Leiden;
Plantsoen 23; tel. 071-144750 privé,
125057 prakt,; p,

289 Moser, H.; 1971; 5344 EB Oss;
Lisztgaarde 33; tel. 04120-46348 privé,
25955 bur,; h. Levende V\'eekeuring
R,V,V, kring Oss; plv, kringdir. R.V.V.
kring Oss.

292 Nieuwland. H.J. van; 1993; 3731 GB De
Bilt; Utrechtseweg 381; tel. 030-204959

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

VOORJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de gezelschapsdierenprak-
tijk

/4725,-

-6 weken van 5 dagen op afspraak (94/06)

Veterinaire .\\potheek II Gemengde Praktijk

ƒ 2900,-

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de selec-
tie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodi-
ging met daarin plaatsingsdatum.

privé. 531112 bur.; wet. medew. U.U,
(F.n., vkgr. Inwendige Ziekten cn
\\ oeding der Grote Huisdieren).

297 Osterhaus. ProfDr. A.D.M.E.; 1974; U-
1978; 3981 CH Bunnik; Dr. Breveestraat
16; tel. 0.3405-64338 privé, 010-4081111
tst, 8066 bur,; fax 010-4365145; hlr.
\\ irologie, Fae. (Geneeskunde & Gezond-
heidswetenschappen, Erasmus Univ,
Rotterdam,

311 Sambeek. A.J.J. van; 1987; 5246 XE
Hintham; tel. 073-427731 privé. 04780-
71238 bur.; fax 04780-71541; hoofd bij
Resaerch Interchemie Werken "De
Adelaar" B.V.

316 Schuur. Mevr. W.; 1992; 3722 WP
Bilthoven; Putterlaan 97; tel. 030-288117;
wnd.d. (toev. als lid).

368 Smits, J.M.; 1993; 6825 AE Arnhem; p/a
Beverweerdlaan 5; tel. 085-612577 privé,
00-7-095-2165288 bur.; junior consultant
Zoötechnician E.C. project Moscou (toev.
als lid).

322 Steen. A. van der; 1977; 5756 AL
Vlierden; Pastoriestraat 23; tel. 04930-
13282 privé. 12230 prakt.; p., geass. met
G.J. de Groot, J.H.S.M.M. van Gulick,
J.C.H. van Noort en P.P. Slotboom (toev.
als lid).

333 Veldman. Mevr. J.M.M.; 1993; 5403 EV
Uden; Drossaard 9; tel. 04132-54314
privé, 04192-19144 bur.; medew. bij G.
van Dommelen, Bovar B.V. (varkensfok-
bedrijf)(toev,alslid).

337 Vijver, H.A.M. van de; 1933; 4532 MJ
Temeuzen; Stuvesande 80, app. 286; tel.
01150-21443; oud-h.VI,d. - Ir. R.M.L.S.;
r.d.;R.O.N.

344 Weij. P.J.W. van der; 1993; 9251 NB
Bergum; De Yp 82; tel. 05116-3552/8181
privé, 1505prakt.; p., medew. bij G. Alsma
en C. Hennis (toev. als lid).

350 Witlkclmolen. W.L.M.; 1993; .5025 GH

Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Praktische Echografie Gynaecologie Rund /
940,-

-3 mei 1994(94, 21)
-lOmei 1994(94/22)
-17 mei 1994(94/69)

De cursussen 94/21 cn 94/22 zijn volgeboekt.

Nieuw Burgerlijk Wetboek c,q. Wettelijke
aspecten ƒ 470,-
-19 mei 1994(94/24)

Sectiebeelden bij de kat

ƒ345,-

-20 mei 1994(94 33)

Veterinaire .Apotheek I (Jemengde Praktijk

ƒ 1450,-

-30 en 31 mei en I juni 1994 (94/05)

Cursus is volgeboekt, opgave voor de wachtlijst

is mogelijk.

Recente ontwikkelingen in het onderzoek
vanvarkensziekten

ƒ635,-

-2juni 1994(94-47)

Behandeling \\an kruisbandletsels

ƒ 685,-

Tilburg; Zemikestraat 43; tel. 013-439894
privé. 331648 prakt.; p.. medew. bij W.R.J.
Rasenberg en W.S.J. Rasenberg (toev. als
lid).

373 Zayed. Dr. I.; 6523 LV Nijmegen; Twaalf
Apostelenweg 25; tel. 080-225017 privé.
04120-62825 bur.; Chief Toxicologist
N.V. Organon Int., Oss.

Herhaalde oproep:

Van de volgende personen zijn de gegevens on-
bekend:

Dwars, W.B.; 1969
Hartmann, H.J.; 1952
Hendrikse, Dr. R.P.; 1946; U-1962
Hoff, H.W. van\'t; 1977
Lende, P B. van der; 1957
Marsman, W.R.; 1976
Schoonhoven, Mevr. E.E.; 1989

Buitenland:

Bimbaum, S.C.; 1966
Bouman. Mevr. M.; 1986
Eggink.G.J.; 1953
Friedeman. C.F.; 1984
Gorsira. R.; 1958
Keet. C.M.J.F.; 1974
Kooreman. Mevr. K.M.; 1985
Levanon, A.; 1978
Or-Ad, A.; 1975
Smit, Mevr. A.E.; 1991
Varsano, D.; 1972
Verschuuren, J.M.; Gent-1986
Warmerdam, Mevr. M.M.; 1987

Om het Diergeneeskundig Jaarboek zo volledig
mogelijk te houden, verzoekt de Redactie een ie-
der die informatie kan geven over bovenver-
melde collegae, contact op te nemen met de le-
denadministratie van de K.N.M.v.D. tel. 030-
510111, vraag naar Anne Marie Boverhuis.

-3 juni 1994(94/36)
-lOjuni 1994(94/37)

De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Introductie practische toepassing van echo-
grafie bij gezelschapsdieren

ƒ 470,-

-4 juni 1994(94/09)

Deze cursus is volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

IBR/BVD

ƒ430,-

-15 juni 1994(94/46)

Het immobiliseren van wilde of verwilderde
dieren

ƒ 1050,-

-17 juni 1994(94,34)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100: giro van
de ABN 1412.

-ocr page 342-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

□EEL 119. AFLEVERING 1G, 15 MEM 994

EDITORIAL

OVERZICHTARTIKELEN

Liggingsveranderingen en resectie van het colon ascendens bij het paard:
een literatuuroverzicht aan de hand van twee patiënten;
Marianne M. Sloet
van Oldruitenhorgh-Oosterhaan en M.A. van der Velden

VRAAG EN ANTWOORD

Koe met leptospirose

WETENSCHAP

287

288

292

BERICHTEN EN VERSLAGEN

\'Utrecht is het centrum van dc wereld niet\'; Sophie Delen 296

Samenvatting van tweede rapport van de coördinatiewerkgroep \'vaccinatie ziekte van Johne\' 298

ACTUA

BIJ DE VOORPLAAT

\'Zeg maar gewoon Toon\',
(zie pag. 296)

Bcgcleidingspakket voor dierenartsen
Onderzoek naar FlV-besmetting van kat wint Waltham Award
Maria Ponec wint Hugo van Poelgeestprijs

BSAVA-congres biedt bezoeker veel praktische informatie; R. van Noort en
P A M. Overgaauw
Veterinair Golfkampioenschap

Hond en kat central tijdens ESCG/Waltham symposium; R. van Noort en
P.A.M. Overgaauw

Marketing manager Virbac geregistreerd

Nederland sterk vertegenwoordigd tijdens AAMA-congres in Boston

MEDEDELINGEN VHI
NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE
CONGRESSEN EN CURSUSSEN
PAO-DIERGENEESKUNDE
MEDEDELINGEN VD
BOEKBESPREKING
STUDENTENREFERATEN
REFERATEN

300

300

301

302

303

303
305

305

306
308

308

309

309

310

311
311

Europa ontdekt ile^oordelen
van de Bolus ^^^—

met het gat^^

Uitgebreide dokumentatie ,

verkrijgbaar bij uw dierenarts.

chronomintk ®

slow-release bolus
beschermt jongvee
kuratief en
preventief tegen
maagdarm- èn
longwormen

yirbac

S"

-ocr page 343-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kniijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof.dr. J.E. van Dijk

Prof dr. G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Stons, Connecticut. U.S.A.)

Profdr. E.D. Heller(Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia. U.S.A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof dr M. Pensaeri (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr K. A. Schat (Ithaca, New York, U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. 11 W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G.J M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 11/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift s-oor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordl vast-
gesteld door het Hoofdbestuur

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht ABN/AMRO N.V., Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N V.. Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B V., Breukelen (lel. 03462-
61304, fax 03462-64565)

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB UUïcht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

314
316

316

317

318

319
319

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Voorjaarsdagen Sophie Deleu
Vedias start vacaturebank

MEDEDELINGEN AFDELINGEN
FISCAAL-ACTUEEL
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

REVIEW PAPERS

I )isplaccnient and resection of the large colon in the horse: a literature review
on the basis of two cases;
Marianne M. Sloet van Oldruitenhorgh-
Oosterhaan en M.A. van der Velden

288

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid \\ oor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in dc inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are lisled in Current Contents .Agricultural Biology and Environmental Science
tnde.x-Medicus. Index Velerinarius / yeterinar,- Bulletin. Biological .4hslracls. Cambridge Scientific Ahstracts).

-ocr page 344-

H^T ALKALISCHE TU GEKEERD

Nadat de kat heeft gegeten, leidt de secretie van maagzuur tot een
pH-stijging in liet bloed en vervolgens in de urine. Deze post-prandiale
[alkalische piek" is een gevaarlijke periode voor de kat, waarin struviet
kristallen (blaasgruis) of zelfs cak-ull kunnen worden gevormd. Daarom
Is de dieettherapie bij katten met FLL TD (Feline Lower Urinary Tract
Disease) in de eerste plaats gericht op continue verzuring van de urine.
L>it proces noemen wij ook wel: "uromodulatie".

Het nieuwe Feline pH (^ontrol droogvoer is door de voedings-
deskundigen van >^\'althani,\'s werelds toonaangevende autoriteit op het
|el)ied van voeding en verzorging van huisdieren, speciaal ontwikkeld
ifoor katten die gevoelig zijn voor FIA TD. Dit dieet voldoet aan de
Ipccifleke voedingsbehoeften van deze katten en staat garant voor een
tffektieve en succesvolle lange termijn behandeling.

Het Feline pH Control droogvoer beval aange-
paste hoeveelheden van belangrijke mineralen. Met name
het magnesiumgehalte is beperkt om de kans op vorming
fan struvietkristallen te reduceren. Het dieet is bovendien
Kcht verteerbaar waardoor vochtverlies via de faeces
»vordt beperkt.

De werkzaamheid van het Feline pH Control
^roogvoer is in Waltham studies\' aangetoond. De urine
H tijdens de onderzoeksperiode bedroeg gemiddeld 6.3,
lini onder de risico-grens van 6.5. Daarnaast was ook
Ie acceptatie buitengewoon goed.

Tberapietrouw thuis bij de eigenaar is een voor-

75-

65

6-

55

\\\\\\\\\\\\

Mean urine pH 6.3

^ Effect of normal diet <md f>U Control Dry Diet on urine pH\'
Feeding time ^^ Once daily feeding

I I T

6 7 8 9 10 11
Time (Hours)

waarde voor een succesvolle behandeling van chroni-
sche aandoeningen, zoals bijvoorbeeld FLL\'TD. Fffek-
liviteit, goede acceptatie en gemakkelijk gebruik zijn
dan ook primaire voorwaarden bij een lange termijn
dieettherapie. Uw advies staat hierbij centraal.

Behalve het nieuwe droogvoer kunt u ook het
Feline pH Contrei blikvoer voorschrijven. Beide
produkten zijn onderdeel van onze serie diëten voor
hond en kat, die uitsluitend via de dierenarts ver-
krijgbaar zijn. \\bor nadere informatie kunt u
zich wenden tot de Waltham Veterinaire Service,
Antwoordnummer 1001,3,5460 VB Veghel.

pH Control Dry Diet
three times daily

I I I I\' \'I

-r

I 1\' r

I I

12 13 14 15 16 17 18 1

1 2 3 4 5

WALTHAM

THE WORLD\'S LEADING AUTHORITY
ON PET CAME AND NUTRITION

NIEUW. FELINE pH CONTROL DIEET DROOGVOER
OMDAT THERAPIETROUW GARANT STAAT VOOR EFFEKTIVITEIT OP LANGERE TERMIJN

whiskas

ftrl. 1. Data on file.
Registered Trademark

Kffem, 1993

-ocr page 345-

COTHIVET

Ontsmettende en verzorgende spray

SAMENSTELLING

Tinctuur van de Centella asiatica

Natuurlijke etherische olie van de Lavendula officinalis

Natuurlijke etherische olie van de Rosmarinus officinalis

Tinctuur van de Aesculus hippocastanum

Natuurlijke etherische olie van de Thymus officinalis

Natuurlijke etherische olie van de Cupressus officinalis

Tinctuur van de Medicago sativa

Tinctuur van de Carlina acualis

89,5
5,8
1,5
1,2
0,9
0,8
0,16 %
0,14 %

Vo
%

%
%
%
%

Toe te passen bij hond en kat voor de verzorging en ontsmetting van de bescha-
digde en geïrriteerde huid.

Toediening - dosering:

COTHIVET 3 a 4 maal daags aanbrengen. Dit kan elke dag herhaald worden.
Cothivet is niet giftig. Het aflikken is niet schadelijk voor het dier, maar moet zo
mogelijk worden voorkomen, omdat het de werking van het middel vermindert.

Flacon met verstuiver
30 ml
100 ml

Uitsluitend voor uitwendig gebruik

Waarschuwingen:

Vermijdt het sprayen in de ogen.

Brandbaar.

Vétoauino

-ocr page 346-

\'Utrecht is het centrum van de Wereld nietzegt
Toon Wilderheek, algemeen directeur Intervet
International, in een boeiend vraaggesprek met
Sophie Deleu elders in dit tijdschrift. Internatio-
naal gezien heeft globetrotter Wilderbeek onge-
twijfeld gelijk. Wat Nederland betreft is Utrecht in elk geval geografisch wel het centrum. Ook wat veteri-
naire allure betreft spreekt Utrecht een nadrukkelijk woordje mee.

Verder in dit nummer de successtory van het afgelopen Voorjaarsdagencongres, waarvan Geert Bistervels
een interessante foto-impressie maakte.

Marianne M. Sloet van Oldenruitenborgh-Oosterbaan tekende voor de opening met haar artikel
\'Liggingsveranderingen en resectie van het colon ascendens bij het paard: een literatuuroverzicht aan de
hand van twee patiënten\'. Ook voor praktizerend dierenarts interessant leesvoer

Een vooruitblik: in de 1 juni-qflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde een verslag van de
Besturendag 1994, waarin op spraakmakende wijze de wel- of niet-commerciële positie van de KNMvD
aan de orde wordt gesteld.

De Hoofdredactie wenst u veel leesplezier.

287

1 1 J t) S C II R I H VOOR D 1 E R (i F. N E E S K U N D K , D E E L 119, A F L E V E R I N (I 10, 1994

-ocr page 347-

m

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119 2f<fi-92

li\'tiTn\'rriTini

LIGGINGSVERANDERINGEN EN RESECTIE VAN
HET COLON ASCENDENS BIJ HET PAARD: EEN
LITERATUUROVERZICHT AAN DE HAND VAN
TWEE PATIENTEN

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\' en
M.A. van der Velden^

Overzichtsartikel

SAMENVATTING

Na een overzicht van de liggingsveranderingen en de re-
sectie van het colon ascendens worden aan de hand van
literatuurgegevens twee patiënten besproken.
Een vierjarige KW\'PN-nierrie werd een week ante par-
tum aangeboden met de anamnese koliek sinds 12 uur.
Bij rectaal onderzoek w as alleen een grote uterus met een
levend veulen te voelen. Bij proeflaparotomie bleek een
partiële liggingsverandering van het colon ascendens
aanwezig te zijn. Resectie van ongeveer 75% van het co-
lon ascendens was noodzakelijk. De merrie bracht 5 da-
gen postoperatief een dood veulen, maar herstelde ver-
der goed. Een negenjarige KWPN-hengst was reeds drie
maal aangeboden met een dislocatie van het colon over
de milt-nierband en therapeutisch gerold. Om recidief te
voorkomen werd, op een moment dat het paard geen ko-
liek had en in goede toestand verkeerde, met
succes de
linker helft van het colon ascendens gereseceerd.

INLEIDING

Liggingsveranderingen van het colon ascendens vonnen een
belangrijke oorzaak voor de emstigere kolieken bij het
paard. Chirurgisch ingrijpen is hierbij vaak noodzakelijk (6).
Het snel onderkennen van een liggingsverandering van het
colon ascendens is noodzakelijk om operatief ingrijpen nog
een kans van slagen te geven.

Na een overzicht van de anatomie van het colon ascendens
en de mogelijke liggingsveranderingen aan de hand van lite-
ratuurgegevens, worden twee patiënten besproken waarbij
een succesvolle resectie van een groot deel van het colon
ascendens is uitgevoerd.

LITERATUUROVERZICHT
Anatomie

Het colon ascendens is door de anatomische bouw gevoelig
voor liggingsveranderingen, omdat het grote colon alleen
rechts in de buik gefixeerd is. Dit komt voort uit het feit dat
bij het paard een oorspronkelijk kort stuk darm zich ontwik-
keld heeft tot een zeer groot darmdeel (4). Het colon ventrale
dextrum komt uit het coecum aan de dorsomediale kant en
loopt vervolgens naar cranioventraal; via de flexura diafrag-

\' Dr. M.M. Sloet van Oldruitenhorgh-Oosterhaan. Vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisdieren. Yalelaan 16. 35X4 CM Utrecht. 1)30-531112. fax
l)30-531fll7.

^ Dr, M.A, van der Velden. Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren. Yalelaan 12. 35H4 CM. Utrecht, 030-531323.

288

matica ventralis (flexura stemalis) gaat het colon verder als
colon ventrale sinistrum naar caudaal; voor de bekkeningang
gaat het via de flexura pelvina over in het smallere colon dor-
sale sinistrum dat dorsaal over het colon ventrale sinistrum
weer naarcraniaal loopt; na de flexura diafragmatica dorsalis
loopt het brede colon dorsale dextrum weer naar caudaal (de
maagvormige verwijding); de diameter neemt abrupt af als
het colon ascendens vervolgens overgaat in het colon trans-
versum, dat dwars in de buik loopt onder het voorste deel van
de linker nier, net craniaal van de voorste scheilswortel.
De dorsale laag en de ventrale laag van het colon zitten aan
elkaar vast door middel van het ligamentum intercolicum.
Het linker dorsale en ventrale deel van het colon liggen ver
der \'vrij\' in de buik. Het rechter ventrale colon zit enerzijd
vast aan het coecum en anderzijds aan het rechter dorsale co
Ion. Het laatste deel van het rechter dorsale colon ligt ge
fixeerd aan de kop van het coecum en de pancreas.

Overzicht liggingsveranderingen van het colon ascen-
dens

De liggingsveranderingen van het colon ascendens zijn (7,8,
11, 15, 16):

* \'entrapment\' (left dorsal displacement = nephrosplenic
entrapment)

Het linker dorsale en ventrale colon liggen nog steeds in de
linker buikhelft, maar hangen over het milt-nierbandje.
Hierbij kan het linker colon ± 180 gedraaid zijn, mogelijk
als gevolg van een ophoping van gas in het ventrale deel en
een ophoping van vastere inhoud in het dorsale deel.

* right dorsal displacement\' (RDD)

Hierbij worden twee vormen onderscheiden: de RDD met
een zogenaamde \'laterale flexie\' en die met een zoge-
naamde \'mediale flexie\'. Bij de laterale flexie ligt het hele
colon verkeerd om in de buik. Het rechter ventrale colon
gaat vanuit het coecum eerst langs de rechter buikwand
naar caudaal. De flexura diafragmatica ventralis (flexura
stemalis) ligt voor het bekken, het linker ventrale colon
loopt in de linker buikhelft naar craniaal, de flexura pel-
vina ligt bij het diafragma en het linker dorsale colon loopt
in de linker buikhelft van craniaal naar caudaal. De flexura
diafragmatica dorsalis ligt weer voor het bekken en het
rechter dorsale colon loopt van caudaal naar craniaal in de
rechter buikhelft. Bij de RDD met mediale flexie ligt het
colon min of meer spiegelbeeldig aan de RDD met laterale
flexie. De flexura pelvina is vanuit zijn normale positie
verder geschoven naar rechts en naar craniaal. Het rechter
ventrale colon loopt nu vanuit het colon naar mediaal,
langs de linker buikwand naar caudaal, voor het bekken
langs naar rechts en caudaal van het coecum. Vervolgens
loopt het linker ventrale colon lateraal van het coecum
meer of minder ver naar voren. De flexura pelvina ligt dus

T 1 J » SC H R 1 I T VOO R D 1 i; R (| EN E F. S K U N I) H , DEEL 1 1 9 , A E L E V E R I N G 10, 19 94

-ocr page 348-

in de richting van het diafragma. Vervolgens loopt het lin-
ker dorsale colon weer lateraal van het coecum naar cau-
daal, waar het overgaat in het rechter dorsale colon. Dit
rechter dorsale colon loopt achter het coecum om naar cra-
niaal om over te gaan in het colon transversum.
Bij beide vormen van right dorsal displacement kan het co-
Ion ook getordeerd zijn.

* torsio coli (colonic volvulus)

Hierbij draait het colon om zijn eigen lengte-as (90-720°).
De torsieplaats kan in principe overal liggen, maar ligt
meestal in het rechter colon vlak bij het coecum, waarbij
dus bijna het hele colon getordeerd is. De uiteindelijke lig-
ging van de diverse colondelen is zeer variabel en wordt
bepaald door de plaats, richting en aantal graden van de
torsie, en de mate van dilatatie van de diverse colondelen.
Bij een draaiing van meer dan 270° treedt verstoring op
van de bloedvoorziening van de colonwand. De mate van
draaiing, de bestaansduur en het eventueel meegedraaid
zijn van het coecum bepalen de ernst van de toestand.

* retroflexio

Hierbij is de flexura pelvina meer of minder ver naar crani-
aal \'omgeklapt\'. Er bevindt zich als het ware een \'knik\' in
het linker dorsale en ventrale colon.

Symptomen

Bij een entrapment van het linker colon over de milt-nier-
band kan de koliek zeer wisselend zijn. De algemene toe-
stand van het paard is meestal goed: normale pols en bloed-
waarden. Een buikpunctie levert meestal een normale
hoeveelheid helder geel buikvocht op. Soms is de hoeveel-
heid buikvocht vergroot door transsudaat vanuit het \'in de
knel zittende\' colon. Incidenteel treedt ook een roodverkleu-
ring van het vocht op doordat lekkage van erythrocyten is
opgetreden. Bij rectaal exploreren is het op het milt-nier-
bandje liggende colon duidelijk te voelen en te herkennen
aan de taeniae die daar naar toe lopen. Verder is er vaak een
gasophoping in het colon te voelen en soms treedt er ook een
obstipatie op.

Bij de \'right dorsal displacement\' kunnen de klinische symp-
tomen zeer variëren en zijn volledig afhankelijk van de mate
van verplaatsing en de daarmee samenhangende passagebe-
lemmering van ingesta in het colon. Bij rectale exploratie
zijn er aanwijzingen dat er sprake is van een liggingsveran-
dering van het colon ascendens doordat er colondelen liggen
op afwijkende plaatsen, dwars voor het bekken langs of late-
raal van het coecum. De exacte localisatie van de verschil-
lende colondelen is echter vaak moeilijk vast te stellen.
Oedeem in het ligamentum intercolicum is een duidelijke
aanwijzing dat de bloedvoorziening van het colon in de
\'knel\' zit en dat chirurgisch ingrijpen geïndiceerd is.

O

Bij een torsio coli geven geringe draaiingen van 90-270
doorgaans geen aanleiding tot complete afsluiting van de
bloedvoorziening. Verdere draaiingen verhinderen de bloed-
voorziening van het getordeerde deel van het colon wel en
geven zeer snel aanleiding tot ernstige aantasting van de
darmwand.

Klinisch geven een zeer heftige koliek, die niet, of onvol-
doende, reageert op pijnstillers, een hoge pols en afwijkende
bloedwaarden aan, dat chirurgisch ingrijpen noodzakelijk is.
Bij rectale exploratie kan vaak veel gas in het colon gevoeld
worden, waarbij soms ook oedeem in het ligamentum inter-
colicum is waar te nemen. Een torsieplaats is doorgaans te
ver naar craniaal gelegen om te voelen. De buikpunctie van
een paard met colon-torsie kan normaal zijn. Harrison (9)
geeft aan dat een normaal buikpunctaat geen garantie is voor
het afwezig zijn van een liggingsverandering: 11 van de 15
paarden met een torsio coli en pre-operatief een normaal
buikpunctaat moesten tijdens de operatie toch geëuthana-
seerd worden omdat de colonwand niet meer levensvatbaar
was.

Ook bij een retroflexio zijn de symptomen en de ernst van de
toestand afhankelijk van de mate waarin de passage van in-
gesta in het colon en incidenteel de bloedvoorziening van het
colon worden verstoord.

Het feit dat de tijd die verloopt tussen de eerste symptomen
van een paard met bijvoorbeeld een 360 torsio coli en de
dood van de patiënt vaak minder is dan zes uur, geeft aan dat
zeer snel ingrijpen noodzakelijk is. Paarden met liggingsver-
anderingen van het colon die heftige, niet op een normale do-
sering pijnstillers reagerende koliek vertonen, hebben een
redelijke kans bij operatie zolang de pols nog niet sterk ge-
stegen is, de bloedwaarden nog redelijk zijn en het buikpunc-
taat nog niet afwijkend is. Van paarden met een torsio coli
die reeds een hoge pols, sterk afwijkende bloedwaarden en
veel rood buikpunctaat hebben is de prognose bij operatie
slecht.

Therapie

De therapie van een entrapment van het colon bestaat uit het
\'rollen\' van het paard onder volledige anaesthesie. (12) Dit
rollen heeft een goede prognose, maar soms is chirurgisch
ingrijpen noodzakelijk: enerzijds omdat het colon bij het rol-
len er soms niet \'af wil, anderzijds omdat incidenteel door
het rollen een verdere liggingsverandering van het colon op-
treedt die direct chirurgisch ingrijpen noodzakelijk maakt.

Dc chirurgische correctie van liggingsveranderingen van het
colon waarbij nog geen, of nog geen ernstige, veranderingen
van de darmwand zijn opgetreden heeft een vrij gunstige
prognose. Wanneer de colonwand niet meer levensvatbaar
is, is de enige mogelijkheid om het dier misschien nog tc red-
den een resectie, mits dit technisch mogelijk is (1).
Een andere indicatie voor resectie van een aanzienlijk deel
van het colon is de preventie van een recidief colondislocatie
(13).

De laatste decennia zijn zeer wisselende resultaten gepubli-
ceerd van resectie van delen van het colon ascendens. Bonfig
(3) geeft aan dat resectie van meer dan 2/3 deel van het colon
ascendens niet zinvol is, omdat de paarden postoperatief veel
problemen met te slappe faeces houden. Ducharme
et al. {5)
beschrijven dat bij ponies en paarden een resectie van maxi-
maal 75% van het colon technisch mogelijk is en dat de die-
ren postoperatief in goede conditie blijven. Zij beschrijven
echter niet de consistentie van de faeces. Herthei
et al. (10)
beschrijven vier merries, die ieder een derde maal torsio coli
hebben, na twee maal eerder succesvol geopereerd te zijn.
Bij deze derde maal voeren zij resectie uit van het gehele lin-
ker colon en de helft van de beide rechter colonlagen met een
side-to-side colocolostomie. Alle vier merries doen het post-
operatief nog jarenlang goed.

CASUÏSTIEK
Patiënt 1

Een vierjaar oude KWPN-merrie werd aan een praktizerend

-ocr page 349-

dierenarts aangeboden met de i<lacht tLolietc sinds eni<ele
uren. De icolieic was matig ernstig, tcrabben en liggen, maar
de pols was normaal. Het dier werd behandeld met flunixine-
meglumide\' (1 mg/kg), maar dit had onvoldoende effect. Na
zes uur werd de dierenarts weer geroepen, de merrie had nog
steeds veel koliek en de pols was opgelopen tot 70 sla-
gen/minuut. Sonderen van de maag leverde geen winst op.
De merrie kreeg een spasmolyticum pijnstiller^ en werd
naar de Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren doorgestuurd.

Bij aankomst in de Kliniek was de merrie matig koliekerig.
De ademhalingsfrequentie was 16 per minuut. De pols had
een frequentie van 72 slagen/minuut en was regelmatig, re-
delijk krachtig en equaal. De temperatuur was 37.5 C. De
slijmvliezen waren rood met een CRT duidelijk > 1 seconde,
de turgor was slecht en de oren en onderbenen waren koud.
Onderzoek van respiratie en circulatie leverde verder geen
bijzonderheden op. Bij onderzoek van het digestie-apparaat
vertoonde het paard een erg dikke gespannen buik en beider-
zijds waren hoogtonige borborygmi en rechts een steel-
bandje te horen. De merrie was aan het opuieren. Bij sonde-
ren werd geen overlading van de maag gevonden. Bij rectaal
onderzoek werd alleen een zeer grote niet contractiele uterus
met een bewegend veulen gevoeld. Delen van de digestie-
tractus konden niet gepalpeerd worden. Een buikpunctie is
niet uitgevoerd omdat bij hoogdrachtige dieren doorgaans de
uterus wordt aangeprikt en het niet mogelijk is buikvocht te
verkrijgen.

Bij bloedonderzoek werden een verhoogde hematocriet
(0.491/1) en een normaal aantal leucocyten (10.0 G/1) gevon-
den. De pH was vrijwel normaal (7.338) met een normale
PCO2 (5,5 kPa) en een iets te lage standaard bicarbonaat-
concentratie (20.9 mmol/1) en base excess (-3.6 mmol/1).
In overleg met de eigenaar werd besloten het paard
conserva-
tief tc behandelen. Het paard werd met flunixinemeglumide
en paraffine (2 liter oraal) behandeld en aan een infuus
(Ringer met 5% glucose) gezet.

Drie uur later en na 12 liter Ringer IV te hebben gekregen,
was het paard nog steeds wisselend koliekerig. De polsfre-
quentie was gezakt tot 54 slagen/minuut, de turgor bleef ech-
ter zeer matig en het paard voelde perifeer nog steeds koud
aan. Beiderzijds bleven borborygmi en vage steelbandjes
aanwezig. Rectaal onderzoek, na het geven van een spasmo-
lyticum (hyoscine-N-butylbromide^ 0.2 mg/kg), leverde
geen nieuwe aanwijzingen op.

Bij bloedonderzoek bleek dat de hematocriet te hoog bleef
(0.46 1/1). De pH was normaal (7.353) met een normale
pC02 (5,7 kPa), standaard bicarbonaat-concentratie (23.1
mmol/1) en base excess (-2.0 mmol/1).
Het infuus werd voortgezet en weer vier uur later, na toedie-
ning van nogmaals 6 liter Ringer, kreeg het paard meer ko-
liekverschijnselen. De polsfrequentie was nu 56 slagen per
minuut, de turgor matig en het paard bleef perifeer koud.
Herhaald onderzoek van het digestie-apparaat leverde geen
nieuwe gegevens op. Het bloedonderzoek gaf geen verande-
ringen te zien. In overleg met de eigenaar werd besloten tot
een proeflaparotomie. Het paard werd verwezen naar de
Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren.

Vóór de operatie kreeg het dier benzylpenicilline\'* (20.000

\' Finadyne\'. Schering

^ Buscopan compositum*. Boehringer Ingelheim
^ Buscopan*, Boehringer Ingelheim

lE/kg) en gentamicine^ (3mg/kg) IV toegediend.
De operatie werd uitgevoerd bij het dier in rugligging onder
algehele anesthesie. Dc buikholte werd geopend door middel
van een ventrale mediane laparotomie. Exploratie van en
manipulatie in de buikholte werden erg bemoeilijkt door de
grote uterus. In de buik werd veel serosanguineus vocht aan-
getroffen. Het coecum was sterk overvuld met voomamelijk
gas, dat verwijderd werd via punctie.

In het colon ascendens werd een torsie van ongeveer 270" ge-
vonden. De torsieplaats was halverwege in de rechter colon-
lagen gelocaliseerd. Het colon werd zover als mogelijk was
extra-abdominaal gebracht, waama de torsie kon worden ge-
corrigeerd. De wand van de in de torsie betrokken colonde-
len (delen van beide rechter colonlagen en de beide gehele
linker colonlagen) was sterk verdikt, atonisch en donkerrood
van kleur. Het ligamentum intercolicum was oedemateus
verdikt en de bloedvaten erin waren getromboseerd. Deze af-
wijkingen veranderden niet nadat de torsie was opgeheven.
Een enterotomie in de flexura pelvina, uitgevoerd ter ledi-
ging van het colon, liet tevens zien dat de mucosa daar ter
plaatse donkerpaars verkleurd was. Het getordeerd geweest
zijnde colongedeelte werd op grond van de zichtbare veran-
deringen als niet meer vitaal beschouwd. Gezien de localisa-
tie van de torsieplaats was resectie van de getordeerde colon-
delen technisch mogelijk. Allereerst werd een side-to-side
anastomose gemaakt tussen de gezonde delen van het rechter
dorsale en het rechter ventrale colon. Daama werd het afwij-
kende colongedeelte geamputeerd, waama de open uitein-
den van het rechter dorsale en rechter ventrale colon gesloten
werden.

Direct postoperatief kreeg de merrie procaïne-penicilline-G\'^
(20.000 lE/kg IM), en vervolgens 8 en 16 uur na de eerste
gentamicine-tücdiening nogmaals dezelfde dosering IV. Op
Dl en D2 werden procaïne-penicilline (20.000 lE/kg Idd
IM) en gentamicine (4,5 mg/kg 2dd IV) toegediend.
De merrie herstelde aanvankelijk goed. Gedurende de eerste
postoperatieve dagen werden noch bij klinisch onderzoek,
noch bij bloedonderzoek ernstige afwijkingen gevonden. De
merrie wilde graag eten, toonde geen koliekverschijnselen
meer, en produceerde regelmatig mest, waarvan de consis-
tentie weliswaar te slap was. Op D5 was de merrie echter te
sloom, en de eetlust sterk verminderd. Op D6 verwierp ze
een dood, nagenoeg voldragen veulen. De nageboorte werd
manueel verwijderd. Ter preventie van een endometritis
werd gedurende vier dagen een behandeling ingesteld met
trimethoprim-sulfa^ (15 mg/kg 2dd IV langzaam via een ca-
theter). Na de abortus herstelde de merrie geleidelijk weer.
Op DIO werden de huidhechtingen verwijderd, de laparoto-
miewond genas goed. Het rantsoen werd geleidelijk opge-
voerd. Op D20 is de merrie uit de kliniek ontslagen. Ze kreeg
toen 6 kg hooi en 2.5 kg krachtvoer, verdeeld over 4 porties
per dag. De consistentie van de mest werd geleidelijk beter.
Na vier maanden liep het paard thuis dag en nacht in de
weide en was de consistentie van de faeces volgens de eige-
naar volkomen normaal.

Patiënt 2

Een negenjarige KWPN-hengst met een jarenlange historie
van frequente koliekaanvallen, was in de loop van een pe-

^ Depocilline*. Mycofarm
\' Gentamicine\'5 "/«..AUV
\'\' Leoirox" 24%, Leo

-ocr page 350-

riode van ongeveer één jaar driemaal in de Kliniek voor
Inwendige Ziekten behandeld wegens een entrapment van
het colon door middel van rollen van het paard onder alge-
hele anesthesie. Om nog meer recidieven te voorkomen c.q.
onmogelijk te maken werd besloten tot resectie van het ge-
hele linker colon. De operatie is uitgevoerd in de Kliniek
voor Heelkunde, en wel op een moment dat het dier niet lij-
dende was aan een liggingsverandering van het colon en kli-
nisch geen afwijkingen vertoonde. Voor de operatie is de
hengst enkele dagen zeer beperkt gevoerd om de vulling en
daarmee de omvang van het colon te beperken.
Bij exploratie van de buikholte, na openen van de buik in de
ventrale mediaanlijn, werden geen afwijkingen gevonden.
Het colon werd zover mogelijk buiten de buikholte gebracht.
Eerst werd een side-to-side-anastomose gemaakt tussen de
dorsale en ventrale colonlaag ter plaatse van de flexura dia-
fragmatica dorsalis respectievelijk ventralis. Vervolgens
werd het gehele linker colon geamputeerd. Het postopera-
tieve verloop was zeer bevredigend en er hebben zich geen
complicaties voorgedaan. De hengst toonde een goede eet-
lust en het rantsoen werd geleidelijk opgevoerd. De consis-
tentie van de mest bleef normaal. Drie weken na operatie is
de hengst naar huis gegaan. Hij at toen driemaal daags \'/2 kg
hooi en driemaal daags 2 kg krachtvoer. Bij informatie ruim
twee jaar later bleek de hengst nog steeds klachtenvrij. Het
dier was in goede toestand en presteerde bevredigend in de
sport.

DISCUSSIE

Het met zekerheid stellen van de diagnose \'liggingsverande-
ring van het colon ascendens, die chirurgisch ingrijpen ver-
eist\' in een zodanig vroeg stadium dat de colonwand nog vi-
taal is, is een bijzonder lastige zaak. De mate van koliek
(pijn) en de invloed van pijnstillende middelen zijn een be-
langrijk hulpmiddel om die gevallen waarin chirurgisch in-
grijpen noodzakelijk is, zo vroeg mogelijk te onderkennen.

Het stellen van een diagnose bij een hoogdrachtige merrie
met koliek is lastig, omdat dc grote uterus het rectale onder-
zoek belemmert en een buikpunctie onmogelijk maakt. Door
middel van het verdere klinisch onderzoek en het bloedon-
derzoek moet vastgesteld worden of chirurgisch ingrijpen
wel of niet geïndiceerd is.

De hier beschreven merrie had een zodanige liggingsveran-
dering van het colon dat, achteraf gezien, direct chirurgisch
ingrijpen beter was geweest. Het feit dat operatief ingrijpen
pas 8 uur na aankomst plaatsvond kwam voort uit twee over-
wegingen. De eerste overweging was dat de merrie in eerste
instantie goed op de infusen reageerde: de polsfrequentie
daalde, zij behield borborygmi, de bloedwaarden verbeter-
den en de merrie toonde geen heftige kolieksymptomen. De
tweede overweging was dat een laparotomie bij een merrie
kort ante partum nogal wat bezwaren heeft. Vaak treedt in
samenhang met de koliek, anesthesie en stress een abortus op
en bij de geboorte van het veulen kan tengevolge van het per-
sen een hernia ter plaatse van de laparotomiewond optreden.
Toen echter na enkele uren de koliek eerder verergerde dan
verminderde, de hematocriet te hoog bleef en de merrie pe-
rifeer te koud bleef ondanks veel infuus leek een proeflapa-
rotomie de beste optie. De beslissing \'laparotomie\' wordt al-
tijd genomen in overleg met de eigenaar. Naast puur
veterinaire overwegingen spelen in dit overleg de kosten van
een operatie, de risico\'s en mogelijke complicaties van een
operatie en de economische én emotionele waarde van het
paard een belangrijke rol.

iii^j^i if-tir

Punctie van een met gas overvuld colon, enterotomie van het
colon om een teveel aan inhoud te verwijderen en repositie
van het colon zijn ook in Nederland regelmatig uitgevoerde
ingrepen bij liggingsveranderingen van het colon ascendens.
Een enterotomie van het colon ascendens, die meestal wordt
uitgevoerd in de flexura pelvina, wordt om twee redenen ge-
daan. Ten eerste is het pas na het verwijderen van de inhoud
mogelijk met het colon te manipuleren en de torsie terug te
draaien. Ten tweede worden tesamen met de darminhoud
ook vele afbraakproducten en toxinen verwijderd die zich in
het afgesloten darmdeel hebben opgehoopt. Een bijkomend
voordeel van een enterotomie is dat de dikte van de darm-
wand en het aspect van de mucosa kunnen worden beoor-
deeld. Het aspect van de serosa blijkt namelijk een minder
goed criterium te zijn voor de beoordeling van de vitaliteit
van de darmwand en dus voor het stellen van de prognose
dan het aspect van de mucosa (14). Een rose mucosa met een
darmwand van normale dikte heeft een goede prognose,
maar wordt bij een echte torsio coli slechts zelden aangetrof-
fen, een donkerrode tot rood-blauwe mucosa met een ten ge-
volge van stuwingsoedeem verdikte darmwand heeft een ge-
reserveerde prognose en een paarse tot zwarte mucosa met
een sterk verdikte darmwand heeft een zeer slechte tot in-
fauste prognose.

In dc literatuur wordt vermeld dat sommige liggingsverande-
ringen van het colon, met name de torsie en het entrapment,
nogal eens recidiveren, vooral bij fokmerries. (13) Op grond
van deze bevindingen zijn diverse technieken ontwikkeld
om dergelijke recidieven te voorkomen, c.q. onmogelijk te
maken. Huskamp beschrijft de mogelijkheid om een recidi-
verend entrapment te voorkomen door sluiting van het spatio
lienorenale. (11) Via een laparotomie hoog in de flank
wordt, na resectie van dc 1rib, het ligamentum lienorenale
vastgehecht aan de dorso-mediale zijde van de milt. De ope-
ratie is moeilijk uitvoerbaar, leidt lang niet altijd tot het ge-
wenste resultaat en wordt eigenlijk niet meer toegepast. De
resectie van het linker colon is beschreven door Herthcl (10)
en Bertone (1). Hoewel het een ingrijpende operatie is, is het
een bruikbare en zekere methode om het gewenste doel te
bereiken. Een derde mogelijkheid is een zogenaamde colo-
pexie, waarbij het linker ventrale colon gefixeerd wordt aan
de ventrale buikwand (13). Dit is een relatief eenvoudige in-
greep, waarvan echter de consequenties op langere termijn
thans nog onvoldoende bekend zijn. Bij de in het onderha-
vige artikel beschreven hengst is daarom gekozen voor de
colonresectie om recidief van een colonentrapment te voor-
komen. Gezien het verloop van de patiënt in de eerste twee
jaar na operatie is het gewenste resultaat verkregen.

CONCLUSIE

Een partiële resectie van 75% van het colon ascendens wordt
in de literatuur wel vermeld, zowel bij proefdieren (5, 17),
als bij patiënten (2, 8, 10) maar is in Nederiand nog niet eer-
der beschreven. Beide hier beschreven patiënten tonen aan
dat resectie van een groot deel van het colon mogelijk is zon-
der dat het paard er blijvende gevolgen, in de vorm van diar-
ree of conditieverlies, van ondervindt.
Het verwijzen van een paard met een mogelijke liggingsver-
andering van het colon naar een kliniek waar chirurgisch in-
grijpen mogelijk is dient zo snel mogelijk te geschieden. De
prognose van liggingsveranderingen van het colon wordt in
eerste instantie bepaald door de mate van torsie en het tijds-

-ocr page 351-

verloop tussen ontstaan van het probleem en het moment van
chirurgisch ingrijpen. Resectie van een deel van het colon
behoort tot de mogelijkheden en behoeft naderhand geen
aanleiding te geven tot conditieverlies of te slappe faeces.

DANKBETUIGING

Danl< gaat uit naar dr. H.C. Kalsbeek (Vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Huisdieren) voor zijn adviezen bij de evaluatie van de
patiënten en het vervaardigen van dit artikel.

SUMMARY

Displacement and resection of the large colon in the
horse: a literature review on the basis of tw o cases

A review of displacements and surgery of the large colon is given on the ba-
sis of two cases. A four-year-old Dutch Warmblood mare was referred, one
week before foaling, for colic of twelve hours duration. At rectal palpation a
large uterus was found, but no cause for the colic. Laparotomy revealed a
colonic volvulus and resection of about 75% of the large colon was neces-
sary. A dead foal was bom five days postoperatively, but the mare recovered
well. A nine year-old Dutch Warmblood stallion with a history of frequent
colic had been treated for nephrosplenic entrapment three times. Resection
of the left part of the colon was performed succesfully to prevent another en-
trapment.

LITERATUUR

1. Bertone AL. Large colon resection. In: Advances in equine abdominal
surgery, eds. Snyder JR, and Markel MD. Veterinary Clinics of North
America, Equine practice, WB Saunders Company, 5; 1989: 377-94.

2. Boenig KJ und Saldem FChr von. Beitrag zur Resektion der linken
Kolonlagen beim Pferd. Der prakt Tierarzt, 1985; 7: 579-81.

3. Bonfig H. Zur Torsio coli ascenditis des Pferdes - eine retrospektive
Analyse von 292 Fällen. Hannover, Germany: Tierärztlichen
Hochschule Hannover, 1987.

4. Dyce KM, Sack WO, and Wensing CJG. Textbook of veterinary ana-
tomy. WB Saunders Company, Philadelphia, 1987.

5. Ducharme NG, Homey FD, Arighi M, Baird JD, Burton JH, and Livesey
MA. Surgical and nutritional implications of extensive colonic resection
in ponies and horses. Proc. 31 AAEP Ann Conv 1985: 505-13.

6. Edwards GB. Equine colic - the decision for surgery. In: Proc. H\'\'\' Bain
Fallon Memorial Lectures. Ed. Dyke TM, Sydney, 1992; 83-90.

7. Edwards GB. Rectal examination. In: Proc. 14"\' Bain Fallon Memorial
Lectures. Ed. Dyke TM, Sydney, 1992; 93-101.

8. Hackett RP. Colonic volvulus and inmssusception. In: Robinson NE ed.
Current therapy in equine medicine 2. Philadelphia: Saunders, 1987:66-8.

9. Harrison IW. Equine large intestinal volvulus, a review of 124 cases.
Vet. Surgery, 1988; 17:77-81.

10.Herthel DJ, Boles CL, Rick MC, Bigley JC, Hunt R, and Perdue B.
Partial large colon resection in the mare. Proc. 31\'\'\' AAEP Ann Conv
1985:487-91.

11.Huskamp B. Displacement of the large colon. In: Robinson NE ed.
Current therapy in equine medicine 2. Philadelphia: Saunders, 1987: 60-
5.

12. Kalsbeek HC. Further experience with non-surgical correction of ne-
phrosplenic entrapment of the left colon in the horse. Equine Vet J 1989;
21:442-3.

13. Markel MD. Prevention of large colon volvulus. In: Snyder JR, and
Markel MD eds. Advances in equine abdominal surgery. Veterinary
Clinics of North America, Equine practice, WB Saunders Company, 5;
1989:395-406.

14. Snyder JR, Pascoe JR, Maegher DM, and Spier SJ. Predisposing factors
and surgical evaluation of large colon volvulus in the horse. Proc. 34\'\'\'
AAEP Ann Conv 1988:21-7.

15. Snyder JR, and Spier SJ. Diseases of the large intestine associated with
acute abdominal disease. In: Smith BP ed. Large Animal Internal
Medicine. St. Louis: The CV Mosby Company, 1990: 694- 703.

16. Snyder JR, and Spier SJ. Nonstrangulating and strangulating obstruction
of the ascending colon. In: Robinson NE ed. Current therapy in equine
medicine 3. Philadelphia: WB Saunders Company, 1992: 218-23.

17. Sullins KE, Stashak TS, and Ralston SL. Experimental large intestinal
resection in the horse: technique and nutritional performance. Proc. 31 \'•\'
AAEP Ann Conv 1985: 497-503.

lekeurige aankoop de kans heeft geïnfecteerde dieren aan te
kopen. Een koper neemt dus een risico, waarvan hij dc ge-
volgen zelf moet dragen.

KOE MET LEPTOSPIROSE

O

Vraag en Antwoord

Naar aanleiding van onderstaande uit de praktijk ontvan-
gen vraagstelling vond de redactie een deskundige bereid
om voor de lezers een antwoord te formuleren.

Wanneer echter de koper uitdrukkelijk gevraagd heeft om
L.hardjo-\\v\'\\]Q dieren en de verkoper heeft bewust infonnatie
verzwegen aangaande infecties met dit agens, dan zal de ver-
koper aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de vervolg-
schade voor het hele bedrijf

De koper zal in dat geval moeten aantonen, dat zijn bedrijf
vrij van
L. hardjo-mï^cXxcs was op het moment van de koop
en ten tweede, dat de aangekochte dieren geïnfecteerd waren
op het moment van de aflevering.

VRAAG

Een boer koopt koeien waarvan er later één leptospirose po-
sitief blijkt te zijn. Dit komt aan het licht bij tankmonster en
vervolgens individuele bemonstering. Is een koopvernieti-
gende verklaring op zijn plaats? Zo ja, is verkoper aanspra-
kelijk te stellen voor de gemaakte kosten? (Let wel: gebie-
den met veel en met nauwelijks leptospirose.)

ANTWOORD

In Nederland blijkt een groot aantal bedrijven besmet te zijn
met
Leptospira hardjo. Er bestaan weliswaar regionale ver-
schillen in de prevalentie van de infectie, maar in alle delen
van Nederland zijn geïnfecteerde bedrijven gevonden. Een
koper moet er daarom rekening mee houden, dat hij bij wil-

-ocr page 352-

"IK WEg-T pAT JE GOE.P f^PT^A/l/^/^R- yjORiG (^/^AA^ HEB
~roc|-( EEKI P^P^ W£0<OES THOJS .

Bovenstaande situatie geeft misschien aanleiding tot
een moment van reflectie. Er bestaat immers zoiets als
een als in het leven. Het afsluiten van een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering valt derhalve een beetje in de
categorie noodzakelijk kwaad. Het moet. En als het dan
toch moet, dan maar goed.

Movir is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen,
met een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke

Civ.®

^ Pncfhi IC ■) I An

Postbus 2160, 3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

• EXCLUSIEVE ZEKERHEID VOOR EEN ONDERLINGE PRIJS •

risico van de door haar verzekerde beroepsgroepen.
Wat dat in uw situatie betekent, rekent uw vertrouwde
assurantie-adviseur u graag voor

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is
een reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende
om de voorlichtingsbrochure te ontvangen.

-ocr page 353-

Virbac introduceert
een nieuwe
amoxicilline formulering
met uitsteicende
papieren

Belangrijk nieuws voor
dierenartsen. Virbac introduceert
SURAMOX, een nieuwe formulering
van 10% injecteerbare amoxicilline met
een aantal unieke eigenschappen.

Definitief geregistreerd

Suramox heeft een brede en definitieve regi-
stratie verkregen en is de eerste injecteerbare
amoxicilline die is opgenomen in de officiële
PW/IKB Positieve Lijst van toegelaten dier-
geneesmiddelen voor de varkenshouderij.
Suramox is definitief geregistreerd voor een
groot aantal indicaties, zoals luchtweginfecties,
infecties veroorzaakt door Salmonella spp.,
E. coli, urogenitaalinfecties, maagdarmkanaal-
infecties en andere aandoeningen.
Uitgebreide informatie in de vorm van de
S.P.I.D.-lijst is op aanvraag verkrijgbaar.

weefselvriendeiijk

Voor de veehouderij staat de kwaliteit van vlees
centraal. Naar aanleiding van de daaruit voort-
vloeiende IKB-eisen dienen eventuele weefsel-
irritaties en residuen na behandeling volledig te
verdwijnen. Daarnaast moet de inspuitbaarheid goed
zijn en dient het gebruik van bepaalde toevoeg-
middelen te worden vermeden. Op basis van deze
uitgangspunten heeft Virbac Suramox ontwikkeld. De
uitkomsten van onderzoek door Farma Research
spreken voor zich. Na 14 dagen was het weefsel
op de injectieplaatsen in vrijwel alle gevallen
volledig hersteld en werden er geen meetbare
residuen meer aangetroffen.

n

uniek desinfectiesysteem

Naast de uitstekende papieren is er nog een
steekhoudend argument om voortaan Suramox
te gebruiken. Dat is het unieke gepatenteerde
desinfectiedopje, de Stericap, dat u op de
Suramox flacon kunt bevestigen. In de dop zit
een snelwerkend des-

__infecterend middel,

dat de naald bij
iedere dosis reinigt
en ontsmet. Een
extra zekerheid, die
alleen Virbac u biedt.
Zonder extra kosten.

Suramox met Stericap, voor optimale zekerheid

yÏKbac

quality by research

Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Telefoon 03420-93008 Fax 03420-90164

-ocr page 354-

Goofy heeft geen
wormen meer

Lopatol bestrijdt spoelwormen, lintwormen en haakwormen.
Het is een breedwerkend anthelminticum met gemicro-
niseerde nitroscanaat als werkzame stof. Een éénmalige
toediening is voldoende om alle wormen te bestrijden.
De gemicroniseerde 100 en 500 mg Lopatol tabletten zijn
verkrijgbaar in kleinverpakking

en in voordelige kliniek- -

verpakking, Lopatol kan bij
jonge en volwassen honden
worden toegepast.
Ciba Animal Health:
na gezondheid de beste
oplossing.

•"^"ïsr il

r

I

!iuvnN

Nuvan Top®

Vlooien kunnen lint-
wormen overbrengen.
Nuvan Top is een krachtig
middel tegen vlooien,
luizen en teken bij honden
en katten. Nuvan Top
werkt uiterst snel en
langdurig tegen deze
ectoparasieten en gaat
herinfektie met lintwormen
door vlooien tegen.
Nuvan Top is CFK vrij.

Lopatol bevat per tablet 100 of 500 mg nitroscanaat Reg NL 7383
(100 mg tab), Reg NL 7384 (500 mg tab). Raadpleeg de bijsluiter voor
gebruik Nuvan Top B bevat fenitrothion (0,8%) en dichloorvos (0,2%)
Raadpleeg gebruiksaanwijzing voor gebruik. 1025 N

(gDloxg

Animal Health Division

Postbus 1048, 4700 BA Roosendaal.
Tel. 01650 - 97305, Fax 01650 - 59605.

-ocr page 355-

TOON WILDERBEEK, ALGEMEEN DIRECTEUR INTERVET INTERNATIONAL

\'UTRECHT IS HET CENTRUM VAN DE WERELD NIET\'

Toon Wilderbeek is dierenarts èn sinds 1 mei 1994 algemeen directeur van
Intervet International. Over verovering van de tertiaire arbeidsmarkt ge-
sproken... Het is verrassend, uniek wellicht, dat een dierenarts een dergelijke
positie inneemt.

Niettemin heeft hij nog steeds de voor de dierenarts zo kenmerkende uitstra-
ling: weinig bla-bla, en wat dit vraaggesprek betreft een houding van \'als het
moet, dan moet het maar\'. Op het eerste gezicht een gewone dierenarts (\'zeg
maar Toon\'), maar wel één die over de hele wereld zijn licht heeft opgestoken.
Wat is zijn drijfveer, hoe komt hij ertoe om leiding te geven aan een bedrijf
met internationale allure?

Door Sophie Deleu

na een paar jaar wereldwijd verant-
woordelijk voor de totale research, de
produktie en de kwaliteit. Hij nam als
technisch deskundige zitting in de di-
rectie. \'Dat blijft zo, ook nu ik alge-
meendirecteur ben\'.

WERELD VAN VERSCHIL
Toon vindt met name het internatio-
nale aspect stimulerend van deze func-
tie: \'Ik ontmoet mensen uit alle delen
van de wereld, ieder met zijn eigen ve-
terinaire cultuur\'. Hij beschouwt zich-

Berichten en verslagen

TOEVAL?

Van een zorgvuldige carrièreplanning
was geen sprake. Toon is zelfs min of
meer toevallig bij Intervet Interna-
tional terecht gekomen: \'Ik werkte al
driejaar aan een project in Tunesië op
het platteland en had eigenlijk nauwe-
lijks contact met veterinair Nederland.
Ik had zin om de grijze cellen weer
eens te laten werken.\' Hij besloot tij-
dens een vakantie in Nederland te re-
ageren op een vacature bij Intervet.
Samen met Jan Baars kwam hij op het
\'Veterinary Service Department\'
(VSD) terecht. \'Het VSD was en is
nog steeds de brug tussen markt cn re-
search\', legt Toon uit. \'Het VSD voert
veldproeven uit om nieuwe produkten
te testen, maar doet ook sugge.sties
voor nieuwe produkten en toepassin-
gen\'. Begon het VSD als clubje van
twee, inmiddels werken er vijftien die-
renartsen uit verschillende landen. De
activiteiten strekken zich wereldwijd
uit. \'Vooral de praktische inbreng is
heel belangrijk, de VSD-dierenartsen
zijn vanaf het eerste moment bij een
nieuw produkt betrokken. Ze kennen
de produkten dan ook van haver tot
gort en geven de dierenarts-praktici
advies over het gebruik\', aldus Toon.
\'In het begin was het VSD een unieke
constructie, maar het vindt bij veel
firma\'s navolging\'.

Het bedrijf is eigenlijk steeds blijven
groeien. Ook nu wordt er bijna voort-
durend gebouwd om alles en iedereen
te kunnen huisvesten. Toon werd na
enige tijd hoofd van de afdeling en was

-ocr page 356-

zelf nog steeds als honderd procent
dierenarts. Al geeft hij natuurlijk een
andere invulling aan het vak, dan ge-
bruikelijk. \'Ik houd me met dierge-
neesmiddelen bezig, de beschikbaar-
heid van goede geneesmiddelen is
essentieel voor de dierenarts in het
veld\'.

Op de vraag hoe hij de werknemers in
de verschillende landen met de neuzen
dezelfde kant op krijgt antwoordt hij
fijntjes: \'Je moetje goed realiseren dat
Utrecht niet het middelpunt van de we-
reld is\'. Intervet is heel plat georgani-
seerd. De lokale maatschappijen heb-
ben een grote zelfstandigheid, dus de
cultuurverschillen geven eigelijks
nauwelijks problemen. \'We hebben
over de hele wereld zo\'n 120 dieren-
artsen in dienst, dat levert hele interes-
sante discussies op\'.
Om samen te werken, daar waar cul-
tuurverschillen wel een rol spelen, is
het volgens Toon belangrijk om je in te
leven de belevingswereld van een an-
der: \'Voor de Nederlandse dierenarts
is zijn methode vaak de enige be-
staande methode, maar dat leer je rela-
tiveren in het buitenland\'. Deze ge-
dachtengang is de Nederlandse dieren-
arts wel enigzins ingegeven door de
Faculteit Diergeneeskunde. \'Utrecht
bekleedt een monopoliepositie, in
Frankrijk bijvoorbeeld zijn er meer op-
leidingscentra voor dierenartsen, dus
daar zijn de dierenartsen gewend aan
het feit dat er meer wegen naar Rome
leiden\'.

CERTIFICERING

Wat vindt Toon van certificering van
dierenartsenpraktijken?
Voor hem is het evident, dat dierenart-
sen goed werk af moeten leveren. Als
certificering bijdraagt aan de kwaliteit
van de dienstverlening, dan is zo\'n ini-
tiatief natuurlijk toe te juichen. Maar er
zit wel een gevaarlijk kantje aan. \'Hoe
ga je zoiets beoordelen en wie doet uit-
eindelijk de uitspraak wel- of niet-ge-
certificeerd?\', vraagt Toon zich af.
\'Bepaalde specialismen zijn goed te
meten, maar de kwaliteit van de uitge-
oefende diergeneeskunde niet\'. Een
sterrensysteem is uit den boze. Toon:
\'Als je onderscheid maakt in de zin
van \'de een is beter dan de de andere\'
dan slaat diergeneeskundig Nederland
elkaar binnen de kortste keren de her-
sens in\'. Strikte en duidelijke beper-
king van de certificering tot bijvoor-
beeld inrichting, gebruik van dierge-
neesmiddelen, milieu-aspecten en de
admistratie is volgens de algemeen di-
recteur van Intervet essentieel om een
dergelijk project te laten slagen: \'Het
dierenartsdiploma geeft je het recht
om diergeneeskunde uit te oefenen,
dan moet niet een semi-overheidsin-
stantie trachten om een tweede drem-
pel op te werpen\'. Hij drukt de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde
op het hart
om vooral te waken voor schisma\'s.
\'Draagvlak is in dit geval ontzettend
belangrijk\'.

DUITSLAND IN DE STEEK
Op de vraag of er wel sprake is van een
non-vaccinatiebeleid, reageert Toon:
\'Wie heeft dat eigenlijk gezegd?\' De
veehouderij moet zo ingericht worden
dat de dieren gezond zijn en blijven.
\'Als er een ziekte dreigt of uitbreekt
zie ik niet in waarom er niet gevacci-
neerd kan worden\'. Het zijn ook niet
de dierenartsen die bepalen of het wel
gebeurt. \'De overheid en de boeren
zelf beslissen, dat is een politieke
zaak\'.

Zo is Toon absoluut niet te spreken
over de gang van zaken rond de uitbra-
ken van varkenspest in Duitsland.
Duitsland heeft duidelijk aan de bel
getrokken en toestemming gevraagd
om een nood-vaccinatie uit te voeren.
Het antwoord was nee. \'Ook Neder-
land stemde in Brussel tegen vaccina-
tie. Dat vind ik een uiterst kortzichtig
standpunt\'. Toon ziet zelf niet in wat er
op een nood-vaccinatie tegen zou zijn.
\'Let wel, Intervet is onpartijdig, want
wij leveren geen varkenspestvaccin\'.
Hij vindt dat de Nederlanders de
Duitsers op een vervelende manier in
de steek laten. \'Het lijkt allemaal zo
aardig, want onze prijzen gaan om-
hoog. Maar als er straks hier varkens-
pest uitbreekt -en daar kun je op wach-
ten- staan de Duitsers ook niet te
springen om ons te helpen!\'
Toon ergert zich ook aan de hypocriete
houding van \'Brussel\'. \'Tegen mond-
en klauwzeer wordt niet geënt, maar
wel worden er vaccin-noodbanken op-
gericht. Met andere woorden, men
hinkt op twee gedachten\'.

INDUSTRIE EN OVERHEID
De overheid is zich aan het terugtrek-
ken. Dit betekent ook voor het be-
drijfsleven dat het wellicht enigszins
de koers moet aanpassen. Toon heeft
zo zijn eigen mening over de samen-
werking tussen overheid en bedrijfsle-
ven: \'Het bedrijfsleven heeft inmid-
dels een grotere researchcapaciteit dan
de overheid zelf Dat is wel iets om re-
kening mee te houden\'. Intervet
Intemational beweegt zich op de inter-
nationale markt. \'We komen overal en
weten vaak van tevoren welke ziekten
ook in Nederland zullen uitbreken\'.
Het bedrijfsleven speelt hier dan ook
op in. Zo kunnen plotselinge uitbraken
van dierziekten vaak slechts tot staan
gebracht worden, doordat de industrie
de vaccins al in grote hoeveelheden
voorradig heeft.

\'Met dit gegeven in het achterhoofd is
het voor de overheid en industrie mis-
schien tijd om de klokken gelijk te zet-
ten. Concurrentie tussen die twee moe-
ten we vermijden\'.

Toon noemt de Aujeszky-bestrijding
een voorbeeld van hoe het niet moet:
\'De producenten van vaccins zijn ge-
vraagd om mee te denken over het op-
stellen van een bestrijdingspro-
gramma. Hier is serieus op gereageerd,
doch met de voorstellen is nauwelijks
rekening gehouden. Dit heeft de zaak
jaren vertraagd, want allerlei firma\'s
hebben juridische stappen ondemo-
men.\' Ook de overheid zou keuzes
moeten maken. \'De ene firma is de an-
dere niet; gelijke monniken, gelijke
kappen gaat in dit geval niet op\'.
Toon pleit voor een forum waarin be-
drijfsleven en overheid hun zegje kun-
nen doen. \'De industrie is immers ook
afhankelijk van de overheid, want die
moet onze produkten toelaten\'. Het
zou wenselijk zijn dat een aantal kwes-
ties breder besproken wordt. \'Anders
zie je ook telkens weer dezelfde men-
sen, die hun eigen visie doordrukken;
dat lijkt me geen goede zaak\'.

DIERENARTS

Toon is ook weieens verbaasd als hij
de mening van anderen over de dieren-
arts hoort. \'Neem nou de heer
Tazelaar, voorzitter van het Produkt-
schap voor Vee en Vlees. Gebaseerd
op zijn uitspraken, lijkt het dat hij de
rol van de dierenarts niet helemaal
heeft begrepen\'. Niettemin is Toon er-
van overtuigd dat we dat aan onszelf te
wijten hebben: \'Dierenartsen zijn vaak
geneigd daar anderen de schuld van te
geven, maar dat is niet correct\'. We
hebben ons een verkeerd imago laten
aanmeten en dat soms nog bevestigd
ook.

De KNMvD zou hierin volgens Toon
een belangrijke rol kunnen spelen:
\'Vooropgesteld dat de vereniging zich
bezig houdt met het bevorderen van de
diergeneeskunde, veel meer dan met
belangenbehartiging van de leden\'.

-ocr page 357-

\'Wat dat betreft heeft de KNMvD zich
in het verleden vaak te passief opge-
steld en met KNMvD bedoel ik eigen-
lijk de beroepsgroep als zodanig\', al-
dus Toon. Hij begrijpt, dat dieren-
artsen in de praktijk weinig tijd vinden
om te strijden voor zoiets vaags als het
algemeen belang. \'Maar iedereen zou
op lokaal niveau moeten uitdragen,
wat de dierenarts allemaal kan op het
gebied van dier- en volksgezondheid\'.
Anders gezegd: \'Je hoeft niet in een
comité te zitten om PR te bedrijven\'.

Sommige praktijken zijn daar overi-
gens uitstekend in geslaagd. Voor de
gezelschapsdierenartsen ligt het een
beetje anders, moet Toon toegeven.
\'Die ondervinden veel minder druk
van buitenaf, zijn als het ware zo vrij
als een vogeltje in de beroepsuitoefe-
ning\'. Het functioneren van de gezel-
schapsdierenarts is dan ook wezenlijk
anders dan van de landbouwhuisdie-
renarts. Niettemin is er ook voor de
KNMvD wel een gulden middenweg
te bewandelen: \'De vereniging moet
het belang van de diergeneeskunde be-
nadrukken, tot heil van mens en dier in
plaats van tot heil van dierenartsen!\'

TERTIAIRE MARKT
Het blijft inderdaad iets wonderlijks,
de tertiaire arbeidsmarkt. Is de dieren-
arts echt niet geschikt voor leidingge-
vende posities of is het slechts een
kwestie van niet willen?
99% Van de potentiële dierenartsen
studeert diergeneeskunde om dieren-
arts in zogenaamde engere zin te wor-
den. En de praktijk heeft ook charme;
het is een mooi vak.
\'Na korte of langere tijd slaat toch
vaak de sleur toe\', weet Toon. \'De op-
leiding geeft de pas-afgestudeerde
heel veel mogelijkheden. Na een aan-
tal jaren echter, steekt de dierenarts-
prakticus op de arbeidsmarkt ongun-
stig af.\' Hij doelt op de grotere vraag
naar specialisatie in het bedrijfsleven.
\'Een jonge dierenarts kunnen wij bij-
voorbeeld in de research nog wel ge-
bruiken, maar als de dierenarts de leef-
tijd van veertig gepasseerd is wordt het
moeilijker\'. Toon vindt het overigens
niet nodig om meer specialisatie in de
opleiding te brengen. \'Nee, ik signal-
eer slechts de noodzaak om op jongere
leeftijd te beslissen wat je nou eigen-
lijk wilt doen\'.

Is Wilderbeek nou zo bijzonder, dat hij
zijn vleugels zo wijd heeft uitgesla-
gen? Nee, hij is gewoon Toon.

•» « M

DOEL VAN HET ONDERZOEK
De doelstelling van dit onderzoek was
tweeledig: in de eerste plaats te toetsen
in hoeverre vaccinatie met dit vaccin
de uitval ten gevolge van klinische pa-
ratuberculose zou kunnen terugdrin-
gen en ten tweede te controleren in
hoeverre het aantal dieren dat drager is
van
M: paratuherculosis kon worden
gereduceerd door het uitvoeren van
een systematisch vaccinatieschema.
Het experimentele vaccin bevatte hit-
tegedode
M. paratuberculosis-bacte-
riën in een olie-water-emulsie en werd
geproduceerd door het Centraal
Diergeneeskundig Instituut.

WERKWIJZE

Het onderzoek is uitgevoerd op melk-
veebedrijven, waar het uitvalspercen-
tage ten gevolge van klinische paratu-
berculose gedurende de twee jaar
voorafgaand aan het begrip van de ex-
perimentele vaccinatie meer dan vijf
procent had bedragen. Op alle bedrij-
ven zijn de kalveren strikt gescheiden
van de koeien opgefokt. Vóór de leef-
tijd van dertig dagen werden de kalve-
ren subcutaan gevaccineerd. Op een
deel van de bedrijven zijn bij het begin
van het onderzoek ook de melkkoeien
gevaccineerd.

In de vorige rapportage is melding ge-
maakt van de reactie van de gevacci-
neerde dieren op de intradermale toe-
diening van boviene en aviaire tuber-
culines en van het ontstaan van knob-
bels op de entplaats. In het kort worden
de resultaten van dat aspect van het on-
derzoek nogmaals weergegeven.
Na vaccinatie met dit vaccin had onge-
veer dertig procent van de dieren een
positieve reactie ten aanzien van bo-
viene tuberculine. Bij tuberculine in
een zodanig reactiepatroon, dat de be-
treffende dieren positief worden be-
oordeeld in het tuberculose-onder-
zoek.

Zes procent van de dieren, dat ge\\ acci-
neerd werd in de eerste levensmaand
ontwikkelde een knobbel op de injec-
tieplaats met een doorsnede groter dan
vijftien centimeter, terwijl vaccinatie
op oudere leeftijd bij bijna de helft van
de dieren een entknobbel groter dan
vijftien centimeter veroorzaakte.
Daarentegen was de entknobbel klei-
ner dan vijf centimeter bij 72 procent
van de dieren, die in de eerste levens-
maand werden gevaccineerd en bij 24
procent van de dieren die op hogere
leeftijd werden geënt.
In het tweede rapport worden de gege-
vens met betrekking tot de graad van
bescherming tegen klinische paratu-
berculose na vaccinatie en met betrek-
king tot het percentage dieren dat dra-
ger van
M. paratuherculosis is, in een
gevaccineerde populatie weergege-
ven.

KLINISCHE BESCHERMING
In de gevaccineerde groep dieren is het
percentage uitval op grond van klini-
sche paratuberculose beduidend lager
dan in de groep niet-gevaccineerde

SAMENVATTING VAN TVVEEDE RAP-
PORT VAN DE COORDINATIEWERK-
GROEP VACX:iNATlE ZIEKTE VAN JOHNE\'

De vrijwillige bestrijding van de ziekte van Johne (paratuberculose) volgens
de reglementen van 1972 en 1979 was gebaseerd op tijdige afvoer van be-
smette runderen en op het doorvoeren van stringente hygiënische maatrege-
len ten aanzien van de opfok van kalveren met als doel te voorkómen dat kal-
veren oraal met
Mycobacterium (M.) paratuherculosis besmet worden. Een
inventarisatie aangaande de uitvoering van de vereiste hygiënische maatrege-
len toonde aan, dat op geen enkel bedrijf alle voorgeschreven maatregelen
konden worden uitgevoerd. Daarnaast werd in toenemende mate duidelijk,
dat de beschikbare diagnostische methoden tekort schoten om in een vroegtij-
dig stadium dragers van
M. paratuherculosis op te sporen. V anaf 1984 zijn
dan ook geen nieuwe bedrijven meer toegelaten tot deelname aan de vrijwil-
lige bestrijding volgens de reglementen van 1972 en 1979.
In 1984 is een begin gemaakt met het vaccineren van runderen op melkveebe-
drijven tegen paratuberculose in combinatie met een zo goed mogelijke hy-
giëne ten aanzien van speciaal de kalveropfok.

Dit onderzoek is uitgevoerd in een samenwerkingsverband van alle regionale
gezondheidsdiensten, het Centraal Diergeneeskundig Instituut en de
Stichting Gezondheidszorg.

-ocr page 358-

dieren. Op de bedrijven waarop alleen
het jongvee werd gevaccineerd in de
eerste levensmaand, werd elf procent
van de niet-gevaccineerde dieren op
grond van klinische paratuberculose
afgevoerd, terwijl het uitvalspercen-
tage met klinische paratuberculose in
de gevaccineerde groep slechts 0,8
procent bedroeg (Tabel 1). Deze ver-
schillen bestonden tussen de gevacci-
neerde en niet-gevaccineerde dieren
binnen bedrijven, zodat bedrijfsin-
vloeden slechts een minimale invloed
hebben. De diagnose klinische paratu-
berculose is in alle gevallen postmor-
taal bevestigd. Concluderend kan ge-
steld worden dat vaccinatie tegen
paratuberculose grotendeels de uitval
door klinische paratuberculose voor-
komt. Met betrekking tot dit aspect
leidt vaccinatie tot grote winst voor de
bedrijven.

Op vier bedrijven in Noord-Nederland
zijn bij het begin van de proef ook alle
oudere dieren gevaccineerd. De uitval
wegens klinische paratuberculose be-
droeg op deze bedrijven 5,7 procent,
dus lager dan op de groep bedrijven
waarop de melkkoeien niet werden ge-
vaccineerd (11%). Hieruit zou gecon-
cludeerd kunnen worden, dat vaccine-
ren van oudere dieren een gunstig
effect kan hebben op de uitval door kli-
nische paratuberculose. Het betreft in
dit geval een vergelijking tussen twee
groepen bedrijven, zodat bedrijfsin-
vloeden niet kunnen worden uitgeslo-
ten. Deze gegevens moeten daarom
met de nodige voorzichtigheid worden
geïnterpreteerd.

Tabel 1. Afvoer wegens klinischie paratuberculose bij niet gevaccineerde en gevaccineerde dieren in
Noord- en Zuid Nederland

Paratuberculose vaccinatie Totaal afvoer Aantal klinisch •) % klinisch

paratuberculose paratuberculose

Niet gevaccineerd
Gevaccineerd

2019 222 11.0
1047 8 0.8

*) De klinische diagnose paratuberculose is postmortaal bevestigd door middel van histologi.sch. bac-
teriologisch (Ziehl-Neelsen). en/of cultureel onderzoek van darm en/of darmtymphonodi.

Tabel 2. Bevindingen van
Midden Nederland

het cultureel onderzoek van gehomogeniseerd sectiemateriaal in West en

Totaal afvoer

Cultureel positief

Niet gevaccineerd
Gevaccineerd 55

170 70(41.2%)
9(16.4%)

Tabel 3. Bevindingen bij het postmortaal onderzoek van de slachtkoeien, die werden afgevoerd van
de deelnemende bedrijven aan het proefvaccinatieprogramma van de Gezondheidsdiensten in Noord
en Zuid Nederland.

Sectie \'
Cultureel ^

- - Totaal
. . aantal

dieren

Gevaccineerd
Niet gevaccineerd

43(6.7%) 26(4.0%) 169(26.2%) 408(63.2%) 646
194(12.9%) 198(13.2%) 231(15.4%) 879(58.5%) 1502

Seclie .■ postmortaal onderzoek positief beoordeeld op grond van macroscopisch, histologisch,
en/of bacteriologisch onderzoek: -; postmortaal onderzoek negatief beoordeeld.

Een volgend aspect van het onderzoek
betrof het aantal dieren dat na toepas-
sing van het vaccinatieschema subkli-
nisch besmet was met
M. paratubercu-
losis.
Voor dit doel werden van alle
dieren na slachting ileum, de ileocoe-
cale klep, de eerste twintig centimeter
van het coecum en de bijbehorende
lymfonodi verzameld in het slachthuis.
Infectie met
M. paratuberculosis is be-
paald na microscopisch onderzoek van
darmafschraapsels na kleuring volgens
Ziehl-Neelsen en/of na cultureel on-
derzoek van gehomogeniseerde darm-
delen en lymfonodi.
Op de Gezondheidsdienst West- en
Midden-Nederland heeft postmortaal
uitsluitend een cultureel onderzoek
plaats gevonden.

Op de tweede bedrijven, waarop alleen
het jongvee was gevaccineerd, bleek
ruim veertig procent van de niet-ge-
vaccineerde dieren cultureel positief
ten aanzien van M
paratuberculosis,
terwijl bij slechts zestien procent van
de gevaccineerde dieren het cultureel
onderzoek positief verliep (Tabel 2).
Op de Gezondheidsdiensten Noord- en
Zuid-Nederland werd een macrosco-
pisch onderzoek, een histologisch en
een cultureel onderzoek uitgevoerd bij
ruim zestig procent van de geslachte
runderen. De sectie werd positief be-
oordeeld wanneer macroscopisch
en/of histologisch (inclusief bacterio-
scopisch onderzoek na kleuring vol-
gens Ziehl-Neelsen) verschijnselen
van paratuberculose werden vastge-
steld. Daarnaast is van deze dieren een
cultureel onderzoek uitgevoerd van
gehomogeniseerd darm- en lymfono-
dusmateriaal. De resultaten staan ver-
meld in tabel 3. Het percentage dieren,
dat symptoomloos drager was van M.
paratuberculosis (cultureel onderzoek
positief, sectie negatief) bedroeg in de
gevaccineerde groep ruim 26 procent
en in de niet-gevaccineerde groep ruim
vijftien procent. Daarentegen was het
percentage dieren waarbij postmortaal
verschijnselen van paratuberculose
werd vastgesteld in de gevaccineerde
groep beduidend lager (6,7 plus
4%)
dan in de niet-gevaccineerde groep
(12,9 plus 13,2%).

Cultureel . mycobactine ajhankelijk groei van Mycobacteria op gemodificeerde voedingsbodems
volgens Löwestein-Jensen of volgens Smith: -: geen groei van mycobactine afhankelijk
Mycobacteria.

CONCLUSIE

De Coördinatie Werkgroep komt tot
de conclusie, dat vaccineren tegen pa-
ratuberculose de uitval als gevolg van
de ziekte van Johne sterk terugdringt
en een lager percentage dieren post-
mortaal veranderingen heeft die het
gevolg zijn van een infectie met
M. pa-
ratuberculosis.
Echter, het percentage
dieren, dat besmet is met
M. paratu-
berculosis,
is in de gevaccineerde
groep soms beduidend lager in de niet-
gevaccineerde groep (bedrijven in
West- en Midden-Nederland), maar op
andere bedrijven juist hoger (Noord-
en Zuid-Nederland). Mogelijk liggen
aan dit verschil bedrijfsinvloeden ten
grondslag, aangezien de bedrijven in
West- en Midden-Nederland al enkele
jaren betrokken waren bij een intensief
paratuberculose-bewakingsproramma,
voordat tot vaccinatie werd overge-
gaan. Eliminatie van
M. paratubercu-
losis
van bedrijven is niet voorgeko-
men en reductie van het infectieniveau
op geïnfecteerde bedrijven door syste-
matisch toepassen van dit vaccin tegen
paratuberculose is slechts ten dele tot
stand gekomen.

Voor een definitieve bestrijding van
paratuberculose zal gezocht moeten
worden naar alternatieve of aanvul-
lende maatregelen. De Werkgroep
hoopt dat detectie van uitscheiders op

-ocr page 359-

basis van polymerase chain reacties
(PCR-technieken) en afvoer van deze
dieren van de bedrijven zicht zal bie-
den op uitroeiing van de ziekte van
Johne. Echter, ook dan blijft het pro-
bleem bestaan dat besmette, maar nog
niet-detecteerbare uitscheidende die-
ren worden gemist. Voor deze groep
dieren moet een betrouwbare diagnos-
tiek worden ontwikkeld.

Het volledige rapport is op te vragen
bij de Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren, Prinsevinkenpark 24,2585 HL
Den Haag en bij de regionale
Gezondheidsdiensten voor Dieren.
De samenstelling van de Coördinatie
Werkgroep \'Vaccinatie Ziekte van
Johne\': prof dr. H.J. Breukink (voor-
zitter), prof dr. G. H. Wentink, dr. J.
Haagsma, drs. J. van der Giessen, drs.
C.H.J. Kalis, Drs. D. de Lange, Drs.
J.J. Snoep, Drs. H. van Weering, Drs.
G.d Vries (secretaris).

BEGELEIDINGS-
PAKKET VOOR
DIERENARTSEN

Comvee BWBoerderij-Automatise-
ring heeft met het begeleidingspak-
ket Comru en/of Comzog, ter voor-
bereiding van bedrijfsbezoeken,
sinds dit jaar een nieuwe vorm van
dienstverlening aan dierenartsen.
Comru en Comzog zijn management-
programma\'s voor respectievelijk de
melkveehouderij en de zeugenhoude-
rij. Het begeleidingspakket bestaat uit
het computerprogramma, een begelei-
dingsmap, bestanden om in te lezen en
modemondersteuning vanuit Deven-
ter. Dierenartspraktijken kunnen met
dit pakket op eenvoudige wijze de be-
drijfsgegevens van hun cliënten inle-
zen. Hiermee kan de analyse van het
rundvee- en/of varkensbedrijf beter
verzorgd worden.

Deze vorm van gegevensuitwisseling
is een eerste stap richting het lande-
lijke project EDl-DAP, waarbij op
electronische wijze gegevens uit de
managementpakketten door dierenart-
sen gebruikt worden voor hun (veteri-
naire) bedrijfsbegeleiding.
Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Comvee BV/Boerderij-
Automatisering, ir. A. Merks, telefoon
05700-38680.

Van de onderzochte katten bleek 4,4
procent FlV-positief De piek van de
FlV-besmetting ligt bij katten ouder
dan vijf jaar, waarbij een significant
hoger percentage besmettingen (13
procent) bij zieke dieren werd gecon-
stateerd. Uit onderzoek van Hendriks
blijkt dat FlV-infecties relatief vaak
voorkomen bij oude, ongecastreerde
katers. Daamaast zijn ook clusters van
FlV-infecties aangetroffen. Geïnfec-
teerde katten kunnen daarmee een be-
smettingsrisico vormen voor gezonde
huiskatten.

Gedurende twee jaar heeft Hendriks in
totaal 723 kattesera uit zestien asiels
getest op FlV-antilichamen en feline
leukemie virus (FeLV) antigeen.
Het onderzoek had plaats onder asiel-
katten, vanwege het grote infectier-
isico binnen deze groep. De bevindin-
gen van Hendriks aangaande het
vóórkomen van FlV-infecties stroken
met onderzoeksresultaten, die tot nu
toe verschenen in internationale publi-
katies. Zij ontdekte dat het relatieve
voorkomen in Nederland lager is dan
in sommige andere landen, zoals
Engeland. FlV-infectie is een chroni-
sche aandoening, die via bijt- en vecht-
wonden wordt overgebracht op soort-
genoten. Het is niet besmettelijk voor
de mens. Hendriks vond geen co-in-
fecties van FIV en FeLV.
De jury was eenstemmig van mening
dat de afstudeerscriptie van Hendriks
de eerste prijs verdiende. Margriet
Bos, dierenarts van de Waltham
Veterinaire Service en lid van de jury:
\'Paula heeft dit onderwerp zelf uitge-
kozen. Op een intelligente manier en
met veel doorzettingsvermogen heeft
zij het onderzoek uitgevoerd. Het ge-
drag van de kat in relatie tot FlV-infec-
ties is een nieuwe invalshoek. De jury
heeft dit zeer gewaardeerd. Het biedt
ook aanknopingspunten voor nadere
bestudering van besmettingsrisico\'s.
Dierenartsen krijgen regelmatig te ma-
ken met geïnfecteerde katten. Dit on-
derzoek geeft hun meer informatie om
kattebezitters voor te lichten over der-
gelijke infecties\'.

ONDERZOEK NAAR FIV-BESMETTING
VAN KAT WINT WALTHAM AWARD
1994

Paula Hendriks, studente aan de Faculteit Diergeneeskunde heeft tijdens het
onlangs gehouden \\ oorjaarsdagencongres de Waltham Award 1994 ontvan-
gen voor haar afstudeeronderzoek naar het vóórkomen van het feline immu-
nodeficiëntie-virus (FIV) bij Nederlandse asielkatten. Zij heeft ook het gedrag
van de katten onderzocht in relatie tot de overdracht van de besmetting.

-ocr page 360-

BERNER SENNENHOND
De tweede prijs ging naar Edwin
Visser en Marijke van der Vlis voor
hun afstudeerscriptie over het vóórko-
men van specifieke ziekteproblemen
bij Bemer Sennenhonden. In drie jaar
tijd werden 458 honden van dit ras on-
derzocht, die werden aangeboden aan
de Universiteitskliniek voor Gezel-
schapsdieren. De ziekteproblemen
werden vergeleken met die van de
New Foundlander (een vergelijkbaar
ras) en met de problemen van alle ruim
25.000 in dezelfde periode aangebo-
den honden. De meest opvallende
ziektebeelden die uit de vergelijking
naar voren kwamen zijn: aseptische
suppuratieve meningitis (ASM), heup-
dysplasie (HD), los processus coronoï-
dus medialis (LPC), maligne histiocy-
tose (MH), maagdilatatie-volvulus
syndroom (MDV) en voorste-kruis-
bandlaesie(VKL).

De belangrijkste conclusie is dat een
aantal van de bovengenoemde ziekte-
problemen relatief vaker voorkomt bij
de Bemer Sennenhond dan bij andere
rassen, hetgeen een erfelijke basis aan-
nemelijk maakt. Het relatieve risico
voor een Bemer Sennenhond om één
of meerdere van deze ziekten te krij-
gen ligt twee tot 75 keer hoger vergele-
ken met de totale populatie. Stam-
boomonderzoek en fokmaatregelen
zouden de incidentie van de gevonden
aandoeningen tot een aanvaardbaar ni-
veau moeten kunnen reduceren.

GEBITSONDERZÜEK BIJ
HONDEN

Frans Rem en Serve Smeets wonnen
de derde prijs van de Waltham Award
1994. Zij onderzochten gebitsafwij-
kingen van 99 honden, die om andere
dan tandheelkundige redenen onder
anesthesie werden gebracht. De eige-
naren van de honden beantwoordden
vragen over voeding, kauwgewoonten
en mondhygiënische maatregelen.

Bij negentig procent van de honden
bleek paradontitis voor te komen, wat
overeenkomt met voorgaande onder-
zoeken. Het aantal honden met maloc-
clusie is opmerkelijk (52 procent).
Belangrijkste conclusie is dat het ge-
ven van louter kauwmateriaal, geen
garantie is om paradontitis te voorko-
men. Gebitsreiniging (tandenpoetsen)
en voer spelen daarin ook een rol. De
dierenarts zou mondhygiëne meer on-
der de aandacht moeten brengen van
hondebezitters.

lyy^

kvp 1 m
ii im

WALTHAM AWARD
De Waltham Award is een initiatief
van de Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren en van de Waltham
Veterinaire Service van Effem, de
diervoedingsdivisie van Mars BV.
Dit bedrijf produceert onder meer
Pedigree Pal, Whiskas en de veteri-
naire dieetrange van Waltham.

De Waltham Award gaat jaarlijks naar
de student(e) Diergeneeskunde, die het
afgelopen jaar de beste afstudeerscrip-
tie heeft geschreven over de genees-
kunde van gezelschapsdieren. Doel-
stelling van de prijs is het stimuleren
van eigen, wetenschappelijk onder-
zoek onder gezelschapsdieren in de
breedste zin van het woord. De prijs is
volgens Margriet Bos de afgelopen
tien jaar uitgegroeid tot een begrip bin-
nen de diergeneeskunde in binnen- en
buitenland: \'De belangstelling voor de
Waltham Award is enorm. Inzenders
doen niet alleen mee voor de erken-
ning en de geldprijs van ƒ 1.500,—,
maar ook omdat aan de hoofdprijs
sinds dit jaar een studiereis van een
week is verbonden. De winnaar gaat
deze zomer naar de Waltham Summer
School in Engeland. In het Waltham
Centre for Pet Nutrition komen alle

Maria Ponec heeft donderdag 28
april de Hugo van Poelgeestprijs (in-
gesteld voor de ontwikkeling van al-
ternatieven voor dierproeven) ge-
wonnen. In het zeventiende-eeuwse
regentenhuis Snouck Hurgronje in
Leiden kreeg zijn een bedrag van
ƒ 15.000,- overhandigd. De prijs werd
aan Ponec toegekend, omdat zij ge-
bruik maakte van een techniek, waar-
door het mogelijk wordt menselijke
huidcellen als een volwaardige huid te
kunnen laten uitgroeien in een petri-
schaaltje. Haar inzet en succes om de
basale processen van de huid te bestu-
deren in een spontaan groeiende huid
onder gecontroleerde laboratorium-
condities, kan de oplossing worden
om de gewraakte huidirritatie-testen
op dieren terug te dringen en uitein-
delijk te verA angen. Volgens de jury is
het werk een voorbeeld van gedegen
fundamenteel onderzoek, dat op den
duur de doorbraak oplevert, waar-
winnaars uit Europa, de Verenigde
Staten en Australië bijeen om hun on-
derzoeksresultaten te presenteren en
onderling ervaringen uit te wisselen.
Daamaast is er een uitgebreid sociaal
en wetenschappelijk programma, met
tal van lezingen over diervoeding en
daaraan gerelateerde onderwerpen.
Een geweldige kans om studiegenoten
uit andere landen te ontmoeten en con-
tacten te leggen\'.

ONDERZOEKSCENTRUM
Het Waltham Centre for Pet Nutrition
is het intemationale onderzoekscen-
trum van de diervoedingsdivisie van
Mars. Het instituut verricht onderzoek
naar de voeding, het gedrag en de ver-
zorging van gezelschapsdieren.

In Nederland bestond de jury voor de
Waltham Award 1994 uit drie perso-
nen van de Faculteit Diergeneeskunde
van de Universiteit Utrecht, te weten
prof dr. J.E. Gajentaan, prof dr. A.Th.
van \'t Klooster, dr. H.A.W. Hazewin-
kel en mevrouw drs. M.H.M. Bos, die-
renarts van de Waltham Veterinaire
Service. De prijs werd dit jaar voor de
elfde keer uitgereikt. De winnaars van
de tweede en derde prijs ontvingen re-
spectievelijk ƒ 1.000,- en ƒ 500,-.

MARIA PONEC WINT HUGO VAN POEL-
GEESTPRIJS

door de gebruikelijke dierproeven op
het gebied van de toxicologie, kosme-
tica en farmacologie worden terug ge-
drongen.

Dr. Ponec is, zoals het testament van
mevrouw Van Poelgeest- Spatkova
omschrijft, een onderzoekster, die
zich heeft ingezet om binnen een ge-
bied, waar dierproeven usance zijn
aan een dierproef vervangend alter-
natief te werken met behoud van de
wetenschappelijke en praktische
waarde. De onafhankelijk weten-
schappelijke jury bestond uit prof.dr.
Tj. de Cock Buning (voorzitter.
Dierproefvraagstukken Leiden), prof.
dr. L. F. M. van Zutphen (Proefdier-
kunde, Utrecht), dr. C. H. M.
Hendriksen (coördinatiepunt alter-
natieven, RIVM Bilthoven), dr. J. B.
F. van der Valk (hoofd Nationaal
Centrum voor Alternatieven, Utrecht)
en dr. B. Blaauboer (Research
Institute Toxicology, Utrecht).

-ocr page 361-

\'Chronisch braken\' (W. Guilford,
New Zealand) is een aandoening die
vooral gezien wordt bij de kat.
Haarballen zijn lang niet altijd de oor-
zaak! Van het regelmatig optredende
probleem dat gezonde dieren \'s nachts
of vroeg in de ochtend vloeistof (met
of zonder gal) braken, is de oorzaak
niet bekend. De oplossing blijkt bij een
aantal patiënten eenvoudig: vroeg in
de ochtend of zelfs \'s nachts voedsel
verstrekken! (Mogelijk speelt een, re-
latief, verhoogde maagzuursecretie
een rol. Overdag wordt dit gebufferd
door het aanwezige voedsel vermengd
met speeksel. In de nacht is lange tijd
geen voedsel in de maag, waardoor
aanwezig maagzuur irritatie van de
mucosa kan veroorzaken - Ref)
Anti-emetica zijn zelden geïndiceerd,
waarbij metoclopramide als \'very
poorly effective\' werd aangemerkt.
Betere resultaten verkreeg Guilford
met fenothiazinederivaten als
(Stemetil® en Lagactil® siroop). Deze
stoffen blokkeren het braakcentrum en
werken derhalve \'een stap hoger\' dan
metaclopramide, dat op chemorecep-
tor trigger zone en perifere receptoren
werkt. Als vloeistoftherapie bij bra-
kende dieren is Ringers lactaat de eer-
ste keus, terwijl aandacht besteed moet
worden aan eventueel noodzakelijke
kaliumsuppletie (15-80 m Eq/lit.in-
fuus).

Als voeding bij chronisch braken
wordt een hypo-allergeen dieet gead-
viseerd. Na drie tot vijf dagen braken
in combinatie met anorexie is een
(par)enterale voeding bij de kat al
noodzakelijk om keto-acidose te voor-
komen.

De behandeling van Otitis externa (C.
Griffm, USA) leidt vaak tot frustaties
bij de behandelend dierenarts en de ei-
genaren. Herkenning en een goed on-
derscheid in primair inducerende (ach-
terliggende) oorzaken (CA, parasie-
tair, metabool, neoplasma); predispo-
nerende faktoren (atopie, vlooienaller-
gie, voedsel/kontaktovergevoeligheid)
en zaken die de eenmaal ontstane pro-
blemen onderhouden (bacteriën, gis-
ten, otitis media, progressieve patholo-
gische veranderingen) zijn noodzake-
lijk om tot een oplossing in diagnos-
tiek en therapie te komen.
\'Skin allergy testing\' was een ander
onderwerp dat door Griffm werd be-
sproken. Twee zaken vielen op, omdat
ze duidelijk afwijken van de Neder-
landse situatie. Ten eerste is Griffm,
evenals de andere aanwezige dermato-
logen, overtuigd van het feit dat katten
overeenkomstig de hond betrouwbaar
intradermaal getest en daarna met al-
lergeenextrakten behandeld (hyposen-
sibilisatie) kunnen worden. Ten
tweede, voedingsmijten spelen in de
USA geen rol in een universele test-
reeks; daarentegen schimmels (indoor
uitdoor) weer wel! (Uniformiteit bij
veterinaire dermatologen op mondiaal
niveau met betrekking tot deze punten
zou veel onduidelijkheid in de eerste-
lijn kunnen voorkomen - Ref)

Bij het onderwerp \'ulceratieve kerati-
tis\' (Mould. UK) werden diverse oor-
zaken en behandelingsmethoden be-
sproken. Opvallend hierbij was de
overtuiging in Engeland dat overhech-
ting van de comea met het derde oog-
lid als onderdeel van een therapie ab-
soluut gecontra-indiceerd is! Wanneer
een comea-aandoening met een derde
ooglid-overhechting geneest, dan ge-
neest het volgens Mould ook zonder;
het belemmert onderzoek van de
voortgang van een proces (\'hide a dis-
aster\'); reduceert een effectieve medi-
catie; geeft druk op een dunne comea
en heeft een slechte bloedvoorziening.
Op het gebied van de cardiologie had
de organisatie in Larry Tilley (USA)
een spreker van formaat gevonden. Op
duidelijke en overzichtelijke wijze
werden cardiologische diagnostiek,
therapie en veelgemaakte fouten be-
sproken. Hij onderstreepte de (Ameri-
kaanse) opvatting dat beperking van
natrium bij congestief hartfalen zeer
nuttig kan zijn. Zeker bij kleine hon-
derassen kan de natriumopname uit het
voer en vooral (de juist aan deze hon-
den) verstrekte snacks een emstige be-
lasting voor het falende hart beteke-
nen. De meeste commerciële voeders
bevatten relatief veel natrium. De spe-
cifieke \'hartdiëten\' zijn goed van sa-
menstelling, maar kunnen soms aan-
leiding zijn tot een te sterke reductie in
de natriumopname. In dat geval ont-
staat hypotensie met als gevolg een
prikkeling van het renine-angioten-
sine-aldosteron-systeem, die weer re-
sulteert in een te sterke vloeistofreten-
tie en vasoconstrictie. Tilley maakt
derhalve bij hartaandoeningen vaak
gebruik van eiwit- en zoutbeperkte
\'nierdiëten\'. Deze zijn bovendien wat
minder beperkt in kalium. Vooral bij
oudere katten spelen nierproblemen en
hypokaliemie in meer dan vijftig pro-
cent van de hartproblemen eveneens
een rol.

Het professioneel georganiseerde BSAVA-congres, bezocht door meer dan
2.500 belangstellenden, bood een ruime keus aan praktische onderwerpen op
het gebied van de dermatologie, orthopedie, cardiologie, gastro- enterologie,
opthalmologie, radiologie (dr. Pim Wolvekamp), chirurgie, urologie, endocri-
nologie, anesthesiologie, rcproduktie en ziekten van exotische dieren. Van en-
kele interessante lezingen van dit congres dat van 8 tot en met 10 april in
Birmingham werd gehouden, volgen hier samenvattingen.

m #11» ■ ■ ■ ft

BSAVA-CONGRES BIEDT BEZOEKER VEEL PRAKTISCHE
INFORMATIE

Hij prees verder het middel enalapril
(een angiotensine-converting-enzyme
(ACE) inhibitor) aan als het eerste the-
rapeuticum, dat de oorzaak van het
hartfalen aanpakt (Dit is niet geheel
korrekt. Eén van de compensatieme-
chanismen van het hart is de inschake-
ling van het renine-angiotensine-al-
dosteron systeem. Hierdoor treedt
vasoconstrictie en toename van het cir-
culerend volume op. Aanvankelijk
geeft dit een verbetering van de hart-
funktie. Echter, zodra de cardiale re-
serve is opgebmikt, gaan de compen-
satiemechanismen in het nadeel
werken. Therapie van congestief hart-
falen richt zich op het voorkómen van
nadelige effecten van de compensatie-
mechanismen. Zeker wanneer de oor-
zaak van het inschakelen van de com-
pensatiemechanismen niet verholpen
kunnen worden, zoals een lekkende
AV-klep). Enalapril is een ACE-inhi-
bitor en voorkomt de vorming van het
angiotensine II. Hierdoor neemt het
circulerend volume en de vasocon-
strictie af en wordt zowel de voor- als
de nabelasting van het hart verlaagd.
De oorzaak van het hartfalen, zoals een
lekkende klep of cardiomyopathie,
blijft echter bestaan! Daarom kan niet
gesteld worden dat enalapril de oor-
zaak aanpakt. Desalniettemin is enala-
pril een zeer welkome aanvulling in de

-ocr page 362-

cardiologische therapie, mits gebruikt
op de juiste indikatie - Ref.).
Enalapril is in Nederland waarschijn-
lijk binnen één jaar als diergeneesmid-
del geregistreerd en verkrijgbaar.
Tilley stelde vast dat de gedachte dat
digoxine voor elke hartafwijking geïn-
diceerd is, gelukkig afneemt. De enige
indicaties voor digoxine zijn nog con-
gestieve cardiomyopathie, supraven-
triculaire aritmieën en tachycardieën.
Het voorschrijven van digoxine op ba-
sis van alléén een waargenomen souf-
fle wordt als een kunstfout beschouwd.
Een praktische tip was dat dieren die
hoesten op basis van congestief hartfa-
len meestal vermagerd zijn en op de
röntgenfoto altijd een vergroot hart
met verplaatsing van de trachea heb-
ben, terwijl dieren die hoesten ten ge-
volge van longafwijkingen vaker een
normale of te goede voedingstoestand
vertonen!

Trauma kan vaak de aanleiding zijn
van het ontstaan van arytmieën. Soms
pas enkele dagen later! Het is daarom
raadzaam om uitgebreid cardiologisch
onderzoek uit te voeren bij een trauma-
patiënt, die verslechtert na aanvanke-
lijk te zijn opgeknapt.
De nieuw geadviseerde dosering van
het diureticum furosemide (2 mg/kg
2dd bij de hond en 1 mg/kg 2dd bij de
kat) werd nog eens benadrukt. Een ho-
gere dosering furosemide heeft name-
lijk het risico dat juist hypotensie ont-
staat, waarna de angiotensine-pro-
duktie weer wordt geprikkeld met vaso-
constrictie tot gevolg, hetgeen juist on-
gewenst was.

Tenslotte verzorgde collega Pim
Wolvekamp (samen met H. McAllister
uit Ierland) een hele dag over röntge-
nologische interpretatie van thoracale
en abdominale aandoeningen op de
hem gewoonlijke, duidelijke, prakti-
sche en humoristische wijze. Hij on-
derstreepte het grote belang van het
maken van röntgenfoto\'s in twee rich-
tingen bij thoraxaandoeningen.
Wanneer een DV- of VD-opname niet
mogelijk is (bijvoorbeeld door be-
nauwdheid van het dier), dan is een
beiderzijdse laterale opname een goed
alternatief om toch een goede indruk te
verkrijgen.

R. van Noort, dierenarts-Specialist
Interne Geneeskunde
Gezelschapsdieren Amsterdam.
P.A.M. Overgaauw, dierenarts-
Technical Manager, Virbac Nederland
BV Bameveld

VETERINAIR
GOLFKAMPIOEN-
SCHAP

Voor de zesde maal wordt vrijdag
10 juni het Veterinair Golfkam-
pioenschap van Nederland ge-
houden en wel op de fraaie golf-
baan Grevelingenhout te Brui-
nisse. Iedere golfminnende die-
renarts, die in het bezit is van een
gülfvaardigheidsbewijs, wordt uit-
genodigd hieraan deel te nemen.
Zij die reeds eerder hebben deel-
genomen, hebben geen aanspo-
ring nodig. Het golfkampioen-
schap wordt mede mogelijk
gemaakt door de firma Alfasan.
De indeling van de wedstrijd is
als volgt: \'s morgens een green-
some stableford-wedstrijd over
negen hole\'s en \'s middags een
achttien hole\'s stableford om het
kampioenschap van Nederland.
Deelnemers kunnen zich aanmel-
den door ƒ 25,- over te maken op
bankrekening 3257. 48160, post-
rekening 93.46.11 van de RABO-
bank te Hattem ten name van het
Veterinair Golfcomité, Eikenlaan
3 te Hattem, onder vermelding
van de handicap.
Meer informatie is verkrijgbaar
bij het organiserend comité: G.T.
Kaal (030-611 671), J. Kuipers
(05206-42716) en L.M. Otto
(02907-2567).

Op 7 april werd in Birmingham, voor-
afgaande aan het BSAVA congres (zie
elders in dit tijdschrift), het derde sym-
posium van de European Society of
Comparitive Gastroenterology (ESCG)
gehouden, zoals altijd gesponserd en
georganiseerd door Waltham. De titel
van het symposium luidde \'Diagnosis
and management of intestinal disease
in dogs and cats\'. Behalve veterinaire
sprekers was er, net als op de eerdere
symposia, een spreker uit de humane
geneeskunde. Het voert te ver om een
uitgebreide samenvatting van alle le-
zingen te geven. Vandaar dat alleen dc
belangrijkste of nieuwe zaken worden
vermeld.

Dr. J. Zentek (Universiteit Hannover)
hield een lezing over de \'benutting van
voedsel\' door het dier. Behalve pro-
duktie-technische zaken, zoals smake-
lijkheid en verteerbaarheid spelen ook
veterinaire aspecten mee. Deze zijn
verzameld onder de noemer doelma-
tigheid (suitability) van het voer. De
doelmatigheid varieert per individu
(onder meer afhankelijk van passage-
snelheid, bacterie-flora), maar er blij-
ken ook rasverschillen te zijn in verte-
ringscapaciteit. Diverse experimenten
laten zien dat Duitse doggen ten op-
zichte van Beagles met hetzelfde voer
meer faecaal water, natrium en kalium
uitscheiden. Ook werden verschillen
in verteerbaarheid in organisch materi-
aal gevonden. Een mogelijke verkla-
ring zou zijn dat grote rassen een rela-
tief kleiner maagdarmkanaal (mdk) en
kleinere lever hebben (bij Beagles be-
draagt het gewicht van mdk zeven pro-
cent van het lichaamsgewicht, de lever
vijf procent. Bij Duitse doggen is dit
drie respectievelijk twee procent - niet
vermeld werd dat mogelijk een betere
vergelijking gemaakt kan worden op
basis van metabool gewicht of li-
chaamsoppervlak - Ref).

Dc voordracht van prof R. Batt
(Universiteit Londen) ging over de
\'bacteriële flora in het mdk\'. Bij de
hond is het aantal bacteriën in maag en
dunne darm laag (10^ tot 10^ bact/ml).
Richting ileum en colon neemt dit aan-
tal sterk toe (10"^). Tevens neemt het
aantal anaëroben en gram-negatieven
sterk toe. Bij de kat echter bleek recen-
telijk dat het aantal bacteriën in de
dunne darm veel hoger is (10^ tot 10^)
en worden in de dunne darm ook meer
anaëroben en gram-negatieven gevon-
den dan bij de hond. Belangrijke facto-
ren in de regulatie van het aantal en
soort bacteriën zijn de maagzuursecre-
tie, motiliteit-mdk, lokale immuniteit,
gal- en pancreas-secretie, de glycoca-
lix en bacteriële interacties. Deze laat-
ste kunnen worden onderscheiden in
intraluminale veranderingen (onder
meer competitie voor substraat, pro-
duktie van groeiremmers en suppres-

HOND EN KAT CENTRAAL TIJDENS
ESCG/WALTHAM SYMPOSIUM

-ocr page 363-

sie van aanhechting) en extraluininale
effecten (versterking antilichaampro-
duktie, stimulatie-fagocytose). De
gunstige effecten van de normale flora
bestaan uit verhindering van groei van
pathogenen, produktie van nutriënten,
zoals kortketen vetzuren (de belang-
rijkste voedingsbron van enterocyten
in het colon!) en vitaminen (vitamine
K, foliumzuur, biotine). Nadelige ef-
fecten van de flora zijn competitie
voor energie en substraat, produktie
van schadelijke metabolieten (gehydr-
oxyleerde vetzuren en gedeconju-
geerde galzuren zetten secretie aan in
het colon) en beschadiging van de mu-
cosa, die resulteert in ontstaan of ver-
ergering van ontstekingsreacties.
Verstoring in de regulatie van de flora
kan resulteren in overgroei van de nor-
male flora of colonisatie van pathoge-
nen. Overgroei kan aangetoond wor-
den door middel van een verhoogd
serum foliumzuur en verlaagd serum
cobalamine. Deze test heeft een rede-
lijke specificiteit, maar een lage sensi-
tiviteit. Betere testen zijn de H2-bre-
ath-test en (de gouden standaardtest)
het kweken van, met endoscopie ver-
kregen, dunne darminhoud. Bij de
hond worden bij bacteriële overgroei
meer dan 10^ bact/ml gevonden. Het
kweken van faeces is zinloos. Als the-
rapie geeft Batt één maand oxytetracy-
cline of metrazol in combinatie met
een dieet met goed verteerbaar koolhy-
draat. goede kwaliteit eiwit en weinig
vet (bijvoorbeeld een selected protein
dieet).

Indien kolonisatie van pathogenen
wordt vermoed, is de beste test het
kweken van dunne-darminhoud (zo-
wel aëroob als anaëroob). In uitzonde-
ringsgevallen is faeceskweek nuttig,
vooral indien gebruik gemaakt wordt
van specifieke DNA-probes.
Dr. M. Marsh heeft veel onderzoek ge-
daan op het gebied van immunologi-
sche aspecten van malabsorptie bij de
mens. Zijn werk spitst zich toe op glu-
ten-overgevoeligheid (coeliaki) en tro-
pische spruw. Bij de mens komen ge-
netisch gepredisponeerde individuen
voor, waarbij bepaalde eiwitten (prola-
mines) uit meel van onder meer tarwe,
graan, rogge en haver een immunolo-
gische reactie opwekken, het blijkt om
een T-cel gemedieerde afweerreactie
te gaan. Dit kan resulteren in infiltratie
van de lamina propria met lymfocyten,
hypertrofie van de crypten en verkor-
ting van de villi. Als klinische sympto-
men kunnen vermageren, vermoeid-
heid en diarree worden waargenomen.
Bij familieleden van dergelijke patiën-
ten kunnen lichte symptomen worden
waargenomen (latente gluten overge-
voeligheid). Waarschijnlijk speelt T-
cel gebonden immuniteit ook een rol
bij diarree ten gevolge van Giardia,
Cryptosporidia, worminfecties en
melk-ei-soya-allergie.

304

Dr.G. Guilford (Massey Universiteit
Nieuw-Zeeland) is een fervent voor-
stander van het gebruik van diëetmaat-
regelen bij afwijkingen van het mdk.
Bij afwijkingen van een orgaan dat zo
nauw betrokken is bij de digestie als
het mdk, zijn dieetmaatregelen min-
stens zo belangrijk als medicamen-
teuze maatregelen. Het dieet heeft een
grote invloed op motiliteit, secretie,
vemieuwingssnelheid en morfologie
van het mdk en op de samenstelling en
omvang van de micro-flora. Als voor-
beeld kan gegeven worden dat de to-
nus van de onderste slokdarmsfincter
verhoogd wordt door eiwit en verlaagd
door veel vet in het dieet. Een eiwitrijk
dieet wordt geadviseerd bij protein
loosing enteropathy en gastro-oesofa-
gcale reflux, terwijl vetarm voedsel
aangeraden wordt bij exocriene pan-
creas insufficiëntie, pancreatitis, lever-
aandoeningen, maldigestie, vertraagde
maaglediging en gastro-oesofageale
reflux.

Het herstel van de enterocyten in de
dunne dann wordt bevorderd door het
aminozuur glutamine en in de dikke
dann door het vetzuur butyraat. De bu-
tyraat-produktie kan verhoogd worden
door oplosbare voedingsvezels (psy-
lium, guar gum) toe te voegen aan het
dieet. Onoplosbare vezels zijn meer
buikvormers en kunnen geïndiceerd
zijn bij constipatie. Tevens verdunnen
zij de coloninhoud, verlagen de ammo-
niumopname en hebben mogelijk anti-
carcinogene effecten. Na gunstige er-
varingen met omega-3 vetzuren
(visolie) bij de mens bij onder meer
diabetes mellitus en rheuma, worden
ook in de gastroenterologie goede ef-
fecten van visolie gezien, zoals het
verminderen van de ontstekingsreactie
in de mucosa.

Dr. C. Lamb (Universiteit Londen) gaf
aan dat röntgen-contrastonderzoek
voor structurele afwijkingen van het
mdk steeds minder belangrijk wordt.
De slokdarm, maag, duodenum en co-
lon zijn met de endoscoop te onderzoe-
ken, waarbij ook weefselonderzoek
gedaan kan worden door middel van
biopten. Ook met echografie kan een
groot deel van het mdk onderzocht
worden, hoewel dit veel ervaring en
kennis vereist. Voor functionele afwij-
kingen kan contrast onderzoek wel
nuttig zijn. In Lamb\'s optiek dient de
volgorde van onderzoek te zijn: natief
röntgenonderzoek gevolgd door endo-
scopie en/of echografie.

T 1 J D S C II R 1 h T VOOR D I E R (i E N H E S K U N O i; , D E E L 119, A E L E V E R 1 N G 10, 1994

Tenslotte behandelde prof R. Bright
(Universiteit Tennessee) de chirurgi-
sche kant van enkele maagdarmaan-
doeningen. Verkregen pylorus hyper-
trofie treedt vooral op bij kleine
hondenrassen en bestaat uit hypertro-
fie van de mucosa (itt de aangeboren
Pylorusstenose bij de Boxer waarbij de
1. muscularis gehypertrofieerd is).
Symptomen zijn progressief braken,
vermageren en anorexie (gedurende
weken tot jaren). De diagnose wordt
gesteld via röntgenfoto\'s, endoscopie
en/of echografie. De therapie bestaat
uit een Y-U flap pyloroplastiek, waar-
bij de gehypertrofieerde mucosa moet
worden verwijderd. De maag moet dus
worden geopend in tegenstelling tot de
pylorotomie bij de Boxer! Bij de kat
met chronische constipatie ten gevolge
van een megacolon, die niet reageert
op medicamenteuze therapie, dient
subtotale colectomie te worden uitge-
voerd. Vrijwel het gehele colon dient
verwijderd te worden! Onenigheid be-
staat in de literatuur of de ileocaecale
klep verwijderd of gespaard dient te
worden. Als variant op het in één of
twee stappen met een conventionele
hechting sluiten van de vaatanomalie
bij portosystemische shunt, toonde
Bright de ameroid constrictor. Dit is
een roestvrij stalen ring met daarbin-
nen materiaal (ameroid) die geleidelijk
uitzet onder invloed van lichaams-
vocht. Deze ring wordt om het afwij-
kende vat gelegd waardoor een lang-
zame afsluiting (binnen dertig tot
zestig dagen) wordt bereikt. Deze me-
thode zou het risico van de (fatale) por-
tale hypertensie verlagen.

Samenvattend kan gesteld worden dat
de ESCG en Waltham voor de derde
maal een zeer interessante en drukbe-
zochte dag hebben georganiseerd,
waarbij praktische zaken werden ge-
presenteerd en het streven van de
ESCG, het samenbrengen van specia-
listen uit diverse disciplines en het en-
thousiastmeren van practici voor de
gastroenterologie, succes lijkt te heb-
ben.

(Informatie over het lidmaatschap van

-ocr page 364-

de ESCG is te verkrijgen bij mevrouw
dr. I van der Gaag, Vakgroep Veteri-
naire Pathologie, Faculteit Dierge-
neeskunde, Universiteit Utrecht. De
abstracts van dit symposium kunnen
opgevraagd worden bij Waltham
Veterinaire Service. De proceedings
worden gepubliceerd in een uitgave
van Waltham Symposium. Hierover

wordt te zijnder tijd bericht
Waltham Intemational Focus).

m

R. van Noort, dierenarts-specialist
Interne Geneeskunde
Gezelschapsdieren, Amsterdam.
P.A.M. Overgaauw, dierenarts-
Technical Manager, Virbac Nederland
BV, Bameveld.

KOPIJ OP DISKETTE

Dc redaktie stelt het op prijs indien tek-
sten, die langer zijn dan één A4-tje op bij
voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch
is ook mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies zijn
ook mogelijk). Aan het eind van regels
gelieve geen harde returns te geven.

MARKETING MANAGER
VIRBAC GEREGISTREERD

Niet alleen diergeneesmiddelen, maar
ook de betere marketeers zijn te her-
kennen aan het feit dat ze geregistreerd
zijn.

In 1991 werd het Register voor
Marketeers door de Nederlandse over-
heid officieel erkend en de daarbij be-
horende titel RM (Register Marketeer)
erkend en beschermd (zoals RA voor
Register Accountants).
Het NIMA (Nederlands Instituut voor
Marketing) is verantwoordelijk voor
het beheer en de inschrijving in het re-
gister.

In het Okura Hotel in Amsterdam wer-
den door profdr. H.J. Kuhlmeijer
(voorzitter van het College voor
Register Marketeers) de eerste zeven
certificaten in 1994 uitgereikt.
Eén van de nieuw-ingeschrevenen is
A. Vroege, die nu dus als geregi.streerd
Marketing Manager in dienst is van
Virbac Nederland.

In zijn functie is Vroege ook voorzitter
van de Commissie Reklame Aangele-
genheden (CRA) en voorzitter van de
PR-commissie van de FIDIN.

NEDERLAND STERK VERTEGENWOORDIGD
TIJDENS AAHA-CONGRES IN BOSTON

Gestimuleerd door professor J. E.
Gajentaan en de heer K. van
Cappellen, produkt-manager Bene-
lux van Solvay-Duphar, heeft een
groep van acht personen het Ameri-
can Animal Hospital Association-
congres, dat van 5 tot en met 9 maart
in Boston (USA) werd georgani-
seerd, bezocht.

Een aantal personen van de
Nederlandse vertegenwoordiging nam
deel aan de Spring Management
Conference, die in het totaal 228 parti-
cipanten telde. De openingstelling van
de eerste spreker, Veme Hamish,
luidde \'Crazy times call for crazy or-
ganizations\' en zette de toon voor een
uiterst onconventionele en, alleen
daardoor al, boeiende serie voordrach-
ten en discussies. Een volgende slo-
gan, hoewel voortkomend uit de 3M-
groep, lijkt voor de (Nederlandse)
diergeneeskunde gemaakt: \'We are
trying to sell more and more intellect
and less and less materials\'.
Hoewel de Europese deelnemers soms
hun wenkbrauwen optrokken bij som-
mige Amerikaanse benaderingen, was
het totaalbeeld van deze management-
conference zeer positief veel stof om
na een kleine vertaalslag in de eigen si-
tuatie toe te passen.
Aansluitend aan het congres zelf met
3439 (!) deelnemers, waaronder die-
renartsen, assistenten en andere gas-
ten. Een aantrekkelijke formule bleek
de plenaire ochtend-sessie \'Pearls of
Veterinary Medicine\' waar 1200 men-
sen geboeid luisterden naar korte voor-
drachten van ongeveer tien minuten.
Maar verder was er voor elk wat wils,
met het bekende dilemma dat soms
twee activiteiten die men zou willen
bezoeken op hetzelfde tijdstip plaats-
vonden. De congres-thema\'s waren
gastroenterologie, bijzondere dieren,
vogels, oncologie, dermatologie, neu-
rologie, gedrag, tandheelkunde, car-
diologie, radiologie, critical care, uro-
logie, anesthesie, chirurgie, hema-
tologie, pediatrie, infectieuze aandoe-
ningen, de kat en voeding (voor veel
onderwerpen gold: bien etonnée de se
trouver ensemble) en \'Education with

-ocr page 365-

a difference\', waarin onderwerpen als
het hangbuikzwijn, maar ook nieuwe
opnamerichtingen bij de radiologie
werden behandeld. En tenslotte waren
er nog vijf grote sessies met Japanse
vertaling, die dc aantrekkelijkheid van
het congres voor een vrij grote groep
Japanners kennelijk sterk verhoogden.
Behalve de wetenschappelijke infor-
matie was het contact tussen de leden
van de Nederlands-georiënteerde
groep plezierig en ontstonden veel
nieuwe relaties met Amerikaanse en
andere deelnemers. Boston was nog
wat koud, maar wat ervan te bezien
viel was boeiend; grote havens, niet al
te veel wolkenkrabbers en een vrien-
delijke atmosfeer.

Het volgende congres vindt plaats in
Denver, Colorado van 25-29 maart
1995 en gezien de ervaringen tijdens
het afgelopen congres...een aanrader!

INFORMATIE

Voor informatie kan men contact op-
nemen met profdr. J.E. Gajentaan,
Faculteit Diergeneeskunde, tel 030-
531705, mr. K. van Cappellen,
Solvay-Duphar, tel 020-5490837 of
met dr P.H.A. Poll, PAO-
Diergeneeskunde, tel 030-517374.

Op instigatie van de Veterinaire
Inspectie \'Noord\' hebben de studenten
B. de Roo en H.J. Timmerman, in het
kader van een afstudeeropdracht van
de Rijks Agrarische Hogeschool Prof
H,C, van Hall Instituut te Groningen,
een scriptie geschreven getiteld
\'Botulisme op het rundveebedrijf.
Deze scriptie kwam tot stand onder be-
geleiding van drs. B. Bruins Jzn. (VI),
drs. M.P. Smit (RVV), drs. D.J.
Poppema (Van Hall) en ir. A. Groen
(Van Hall).

Door middel van literatuuronderzoek
(aangevuld met infomiatie van onder
meer het Rijks Instituut voor
Volksgezondheid en Milieuhygiëne,
het Centraal Diergeneeskundig
Instituut, de Gezondheidsdienst voor
Dieren \'Noord Nederland\', praktize-
rende dierenartsen) en bezoeken aan
veebedrijven is getracht antwoorden te
krijgen op de volgende vragen:

- Neemt het aantal gevallen van botu-
lisme op mndveebedrijven toe?

- Hoe groot is de bedrijfsschade in ge-
vallen van botulisme?

- Wat zijn de belangrijkste oorzaken?

- Welke (preventieve) maatregelen
kunnen veehouders nemen?

- Welke wettelijke voorschriften gel-
den voor kadavers en pluimvee-
mest?

- Wat is de betekenis voor de volksge-
zondheid?

In tabel 1 wordt een overzicht gegeven
van het aantal gevallen waarin, op ge-
leide van klinische verschijnselen, on-
derzoek is verricht op dc botulinum
toxinen C en D. De uitkomst van het
onderzoek is positief ( ) wanneer
toxine in het serum, de lever of de
pensinhoud werd aangetroffen.
Hoewel er sprake is van een gebrek-
kige registratie van gevallen van botu-
lisme die zich op (pluim)veebedrijven
voordoen, lijkt de conclusie gerecht-
vaardigd dat het aantal gevallen van
botulisme, vooral type C, op die be-
drijven toeneemt.

Als kenmerkende verschijnselen van
botulisme bij runderen worden vooral
de slappe staart en tong genoemd.
Voor de veehouder is de totale schade
soms aanzienlijk. Deze kan bestaan uit
sterfte en/of afvoer van vee, vermin-
derde melkgift en vemietiging van
(kuil)voer. Op één bedrijf, waarvan
vijftien melkkoeien moesten worden
afgevoerd, werd de schade getaxeerd
op ongeveer ƒ 70.000,— . Sommige
veehouders hebben mede daarom een
catastrofe- of calamiteitenverzekering
afgesloten.

BOTULISME OP HET RUNDVEEBEDRIJF

Twaalf mndveebedrijven, waar zich in
het verleden botulisme explosies had-
den voorgedaan, werden bezocht.
Vastgesteld werd dat het gebruik van
droge pluimveemest op of nabij het be-
drijf vaak (in mim 65% van de geval-
len) de oorzaak van botulisme bij de
mnderen was. In deze gevallen werden
kadavers van pluimvee aangetoond in
de mest die over die percelen was uit-
gereden.

In akkerbouwgebieden wordt veel
droge pluimveemest uitgereden en on-
afgedekt opgeslagen. De mndveehou-
derijen, gelegen in deze gebieden, lo-

jaar

rundvee

pluimvee

Tot

C

D

-tox

C

D

-tox

1988

2

22

37

6

2

4

73

1989

5

28

55

6

3

9

106

1990

1

22

71

5

0

10

109

1991

11

30

65

11

3

5

125

1992

17

28

71

26

3

9

154

-ocr page 366-

pen risico\'s door de verspreiding van
(delen van) pluimveekadavers door
vogels, zoals kraaien.
Naast rundveebedrijven werden ook
vijf mestkuikenbedrijven bezocht,
waar zich uitbraken van botulisme
hadden voorgedaan. De mest van deze
bedrijven werd voor een belangrijk
deel afgevoerd en aangewend zonder
extra voorzorgsmaatregelen! Sinds
enige tijd bestaat de mogelijkheid om
pluimveemest door speciale fermenta-
tieprocessen non-toxisch te maken, zo-
dat het daama veilig kan worden be-
nut, zelfs als veevoer.
Het onderzoek van de studenten wees
uit, dat de herkomst van dertig tot ze-
stig procent van de droge pluimvee-
mest, aangevoerd in de noordelijke
provincies, niet is te traceren. Deze
mest wordt via handelaren aangele-
verd.

In de scriptie worden de volgende
(preventieve) maatregelen voor rund-
veehouders aanbevolen:
kadavers van vogels of wild verwijde-
ren;

- overgaan op leidingwater als drink-
water voor de runderen;

- alle runderen uit het \'besmette\' ge-
bied weghalen en eventueel opstal-
len;

- geen droge pluimveemest op gras-
land aanwenden;

- besmette percelen (gras)land om-
ploegen;

- gras van besmette percelen verwer-
ken in grasdrogerijen;

- runderen in gebieden met hoge in-
fecticdruk preventief enten.

Na de enting kan toxine-bevattend
(kuil)voer zonder problemen gevoe-
derd worden.

In de scriptie worden ook enige maat-
regelen opgesomd die door akkerbou-
wers en pluimveehouders kunnen wor-
den genomen. Ter voorkoming van
botulisme-uitbraken (type C) onder
pluimvee is het van belang dat pluim-
veekadavers gedurende de gehele
mestperiode regelmatig (en in het be-
gin van de mestronde tweemaal daags)
worden verwijderd.
In de wet- en regelgeving met betrek-
king tot droge pluimveemest wordt
nog onvoldoende rekening gehouden
met botulisme. Aanpassing van deze
wetgeving op het gebied van onder
meer de opslag en het gebruik kan in
preventief opzicht een bijdrage leve-
ren.

Wanneer krachtens de voorgenomen
wijziging van de Destructiewet gestor-
ven pluimvee tot destructiemateriaal
wordt verklaard, zou het aantal kada-
vers in de mest kunnen afnemen door
een frequentere verwijdering van kad-
avers tijdens de mestrondes. Hierbij
dient overigens te worden opgemerkt
dat het in de praktijk niet doenlijk
blijkt om alle kadavers uit de mest te
verwijderen.

• M

Produkten van runderen die toxine van
Clostridium botulimmi, type C en D,
bevatten, zoals bijvoorbeeld melk,
kaas en vlees vormen geen gevaar voor
de volksgezondheid, daar de mens niet
erg gevoelig is voor deze toxinen en de
hoeveelheden toxinen in deze produk-
ten doorgaans zeer gering zijn.

In de maand februari 1994 heeft een
inspecteur van de Europese Unie in
Nederland een aantal (nog) niet EEG-
erkende roodvlees-slachterijen be-
zocht. Alle slachterijen dienen sinds
het tot stand komen van de inteme
markt te voldoen aan de voorwaarden
gesteld in de vers vlees Richtlijn
(64/433/EEG).

Op basis van bovengenoemde
Richtlijn mogen slachterijen die min-
der dan twintig Groot-Vee-Eenheden
per week slachten, voldoen aan minder
stringente inrichtingseisen. Dit zijn be-
drijven met een zogenaamde perma-
nente derogatie. Grotere slachterijen
mogen in individuele gevallen tot ui-
terlijk 31 december 1995 afwijken van
bepaalde inrichtingseisen. Dit zijn be-
drijven met een zogenaamde tijdelijke
derogatie.

In Nederland is één en ander geregeld
in het onlangs gepubliceerde \'Besluit
produktie en handel vers vlees\'.
Het inspectiebezoek betrof zowel be-
drijven met een permanente als bedrij-
ven met een tijdelijke derogatie.
Het was voor het eerst dat dit type be-
drijven (die alleen lokaal/nationaal
vlees mogen afzetten) aan een EU-in-
spectie werden onderworpen. Dit
kwam ook tot uiting in het karakter van
het inspectiebezoek. Niet zozeer werd
gekeken naar het individuele bedrijf,
maar meer naar de manier waarop en
de mate waarin in Nederland uitvoe-
ring wordt gegeven aan de voorschrif-
ten van de Richtlijn. Binnen Europa
doen veel verhalen de ronde dat be-
paalde lidstaten het niet zo nauw zou-

Blijkens informatie verkregen tijdens
de bedrijfsbezoeken werden de runde-
ren, die ter slachting afgevoerd werden
wegens vergiftiging door C.
botuli-
num,
in de meeste gevallen onvoor-
waardelijk goedgekeurd voor con-
sumptie.

De studenten komen tot de conclusie
dat, indien de afdekplicht voor de op-
slag van pluimveemest wordt gereali-
seerd, de onderwerkplicht gehand-
haafd blijft en geen pluimveemest
meer wordt uitgereden op grasland, het
mogelijk moet zijn om botulisme on-
der rundvee in belangrijke mate te
voorkomen.

INSPECTIE KLEINE SLACHTERIJEN DOOR
INSPECTEUR EUROPESE UNIE

den nemen met de voorschriften.
Mede daarom is de Commissie van
plan nog in de eerste helft van 1994
alle lidstaten (m.u.v. Denemarken) te
bezoeken. De bevindingen zullen wor-
den vastgelegd in individuele rappor-
tages per lidstaat.

Het feit dat de Commissie daadwerke-
lijk aandacht zal schenken aan de uni-
formiteit van uitvoering van de vers
vlees Richtlijn is zeer verheugend.
Vanzelfsprekend zullen de rapporta-
ges van zowel de bevindingen in
Nederland als die van de andere lidsta-
ten met zeer veel interesse worden ge-
volgd.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 171/2
% BTW). De banden voor het TvD

1990 zijn uitverkocht. Verkrijgbaar
zijn nog de banden van 1988 en 1991
tot en met 1994. De banden 1988 en

1991 kosten ƒ 26,45 (inclusief 171/2
% BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 511606
ten name van de KNMvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus jaar-
gang).

T 1 J I) SC\'II R 1 I-T VOOR D I H R Ci i; N i: K S K U N I) K , D li K l 119, A F L R V i: R I N Cl 10, 1994

307

-ocr page 367-

BOEHRINGER

INTRODUCEERT

METACAM

Metacam®, nieuw op de Nederlandse markt.

Boehringer Ingelheim heeft onlangs
het produkt Metacam® in Nederland
geïntroduceerd.

Metacam is een niet-steroïd antiflogis-
ticum (NSAID) met sterk analgeti-
sche, antiflogistische en antipyretische
werking. Het bevat als werkzame stof
meloxicam (1,5 mg/ml).
Metacam is definitief geregistreerd
(REG NL 7862) voor de symptomati-
sche pijnbestrijding en remming van
de onstekingsreactie bij zowel acute
als chronische aandoeningen van het
bewegingsapparaat van de hond.

Rond de in onze gemeenschap voorko-
mende dieren kunnen situaties ont-
staan, waarbij zij gevaar opleveren
voor mensen en/of materiële zaken. Te
denken valt aan ontsnapte, in paniek
geraakte dieren; de bekendste voor-
beelden zijn runderen (stieren al hele-
maal!) buiten het slachthuis, paarden
uit de wei gebroken en los op de weg.
Maar ook agressieve honden en katten
en wilde (denk onder meer aan reptie-
len) of verwilderde dieren kunnen ern-
stige problemen opleveren; soms zijn
deze met geduld en beleid op te lossen.
Is dit niet het geval of is er acuut ge-
vaar, dan moet ingegrepen worden.
Een belangrijke reden niet (als eerste)
een dierenarts te hulp te roepen is dat
men die in een andere rol kent: de
hulpverlener bij zieke (groepen) die-
ren. Vaak wordt dan door lokale over-
heden, dierenbescherming, door die-

\' Zie toelichting cursusoverzichi PAO voor de maand
juni elders in dit tijdschrift.

renartsen zelf^ en individuele burgers
verwezen naar, of hulp gevraagd aan,
de politie. Het is immers de taak van de
politie de openbare orde te handhaven.
De politie vraagt derhalve vaak aan de
praktizerende dierenartsen voor even-
tualiteiten een zekere hoeveelheid ver-
dovende, spierverslappende of narco-
tiserende middelen ter beschikking te
stellen. Deze middelen vallen echter
onder het UDD-regime van de
Diergeneesmiddelenwet (Stb 1985,
410) en mogen alleen door een dieren-
arts worden toegepast. Het verbod
deze middelen af te geven geldt ook in-
dien het toepassen van deze middelen
moet geschieden bij niet (gemakke-
lijk) benaderbare dieren! De politie is
soms van mening dat zij zonder deze
middelen, toe te dienen via narcose-
pistool of -geweer, haar taak niet goed
kan uitoefenen. Het afgeven van ge-
noemde UDD-middelen is, gelet op de
risico\'s voor mens en dier, onaccepta-

Ook dierenartsen, als eerste te hulp geroepen, ver-
wijzen frequent naar de politie, yersloring van het
praktijkritme en gebrek aan er\\-aring lijken de meest
belangrijke redenen voor die verrijzing te zijn: ook
onduidelijkheid over \'wie betaalt de declaratie?\',
speelt een rol Toch moet benadrukt worden da! de
dierenarts een openbare functie heeft, de klok rond.
waarbij de noodzaak beslaat een acceptabele oplos-
sing te (helpen) bieden. Deze oplossing kan niet be-
slaan uit hel afgeven van UDD-middelen.

PAO-CURSUS IMMOBILISEREN VAN
WILDE OF VERWILDERDE DIEREN\'^

bel. Ook schrijft de WUD voor dat een
dier, na door toediening van een zoda-
nig middel in een veranderde fysiolo-
gische omstandigheid te zijn gebracht,
niet zonder hulp van een dierenarts kan
en mag worden gelaten. Het is dan ook
de verantwoordelijkheid van de be-
roepsgroep voor bovenvermelde om-
standigheden adequate oplossingen te
bieden. Een model zou kunnen zijn dat
de dierenarts op verzoek van de politie
meegaat, soort en dosering van het
middel vaststelt en bij een eventueel
gebrek aan ervaring de toediening
overlaat aan de agent. De dierenarts
blijft verantwoordelijk voor het dier en
kan niet besluiten, na toediening, weg
te gaan. Het dier is een \'patiënt\' ge-
worden.

Een betere oplossing voor het onder-
havige probleem is een landelijk net-
werk van dierenartsen met kennis en
ervaring op voornoemd terrein en in
het bezit van de nodige apparatuur en
farmaca. Het initiatief van het PAO-D
om terzake een cursus te organiseren
kan hier een belangrijke bijdrage leve-
ren. Collegae, die aan een dergelijke
oplossing een bijdrage willen leveren
worden verzocht zich voor deze theo-
retische
en praktische PAO-cursus
\'Immobiliseren van wilde of verwil-
derde dieren\' in te schrijven. Ook al
heeft men (enige) ervaring, het ver-
dient toch aanbeveling de cursus te
volgen. Kennis wordt verdiept en men

-ocr page 368-

leert elkaar kennen, zodat het vormen
van een landelijk netwerk gemakkelij-
ker plaats vindt. Dierenartsen die heb-
ben deelgenomen ontvangen een \'bre-
vet\'; als ze deelnemen aan het
landelijk netwerk zal deze organisatie
bij de overheden worden geïntrodu-
ceerd, zodat voor een adequate belo-
ning inzake verleende diensten kan
worden gezorgd. Ook zullen, in over-
leg, aanpassingen binnen het arsenaal
van diergeneesmiddelen moeten plaats
vinden. De Veterinaire Dienst zal
daarbij behulpzaam zijn. In eerste
overleg is reeds ter sprake gekomen
dat de overheid ook behulpzaam zal
zijn bij het verkrijgen van een eventu-
eel benodigde vuurwapenwet-vergun-
ning en van een vergunning om de toe-
dieningsinstrumenten vrijelijk over
gemeente- of regio-grenzen te kunnen
vervoeren. Het is aan de beroepsbeoe-
fenaren de plicht, voortvloeiende uit
de Diergeneesmiddelen-wet en de
WUD, in te vullen en uit te oefenen!

11 ft

m

VOORPROEFJE
CONGRESREIS
ZUID-AFRIKA

Zoals eerder vermeld organiseren
Aesculaap en Hill\'s Pet Nutrition een
reis naar het negentiende WSAVA
Congres, dat van 23 oktober tot 11 no-
vember in Durban (Zuid-Afrika)
wordt gehouden.

Als voorproefje op deze interessante
congresreis en post-congrestour wordt
er dinsdagavond 31 mei door South
African Airways een voorlichtings-
avond gehouden in restaurant \'t Oude
Tolhuis, Weg naar Rhijnauwen 12-15
in Utrecht.

Men kan dan tijdens een proeverij ken-
nis maken met enkele Kaapse wijnen.
Belangstellenden voor deze avond, die
om 20.15 uur begint kunnen zich aan-
melden bij de heer Sluyters van
Aesculaap, telefoon 04116-75915.

i

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 171/2
% BTW). De banden voor het TvD

1990 zijn uitverkocht. Verkrijgbaar
zijn nog de banden van 1988 en 1991
tot en met 1994. De banden 1988 en

1991 kosten ƒ 26,45 (inclusief 171/2
% BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 511606
ten name van de KNlVlvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus jaar-
gang).

JUNI

Hieronder volgt een overzicht van het
cursusaanbod van PAO-Diergenees-
kunde voor de inaand juni. Aanmel-
ding voor deze curussen is nog moge-
lijk. PAO-Diergeneeskunde is telefo-
nisch te bereiken via nummer: 030 - 51
73 74 of door middel van een fax: 030 -
51 64 90.

Recente ontwikkelingen in het onder-
zoek van varkensziekten

(94/47), donderdag 2 juni 1994, 08.30 -
17.00 uur, Henry Dunanthuis te Zeist,
kosten ƒ 635,-.

Gedurende deze dag, die onder leiding
staat van prof.dr. J.H.M. Verheijden, zal
door de verschillende sprekers inzicht
worden gegeven in de hieronder ge-
noemde onderzoeksresultaten van een
aantal projecten van met name de
Faculteiten het CDl.
Actinohacillus
Pleuropneumonie, drs.
A.L.M. Cruijsen - Ziekte van Aujeszky,
drs. A. Bouma - PRRS, Dr. G. van
Wensvoort - Speendiarree, Dr. M.J.A.
Nabuurs - Septic Shock, Dr. L.A.M.G.
van Leengoed - Dysenterie Doyle, Dr.
A.A.H.M. ter Huume - Streptococcen-
infecties, Dr. U. Vecht.

IBR/BVD

(94/46), woensdag 15 juni, 08.30-17.30
uur, CDl te Lelystad, kosten ƒ430,-.
De ochtend is volledig op IBR gericht,
de middag op BVD. Deze virusziekten
worden belicht vanuit de moleculaire vi-
rologie en de betekenis daarvan op de
praktijk. De dag staat onder leiding van
profdr. J.Th. van Oirschot.
Een beknopte inhoud: Moleculaire viro-
logie en de betekenis daarvan voor de
praktijk: dr. F.A.M. van Rijswijk - IBR,
dr. R.J.M. Moorman - BVD -
Epidemiologie en diagnostiek: drs. M.J.
Kaashoek - IBR, profdr. G.H. Wentink
- BVD - Vaccinatie: drs. J.C. Bosch -
IBR en drs. G.M. Zimmer - BVD.

Immobiliseren van wilde of verwil-
derde dieren

(94/34), vrijdag 17 juni, 08.30 - 17.00
uur. Hotel \'Ruimzicht\' te Zeddam, kos-
ten/1.050, -.

Gedurende de ochtend komen aan de
orde: Anesthetica in het wildbeheer, kli-
nische farmacologie, profdr. L.J.
Hellebrekers - Uitmsting en indicatie
voor gebruik. Principes veilig en doel-
treffend werken, drs. P.S.J. Klaver - pa-
thofysiologie, trauma, shock en CMS,
drs. M.J. Hoyer - EHBO bij accidentele
eigen toediening anaesthetica, drs.
P.S.J. Klaver.

De middag is volledig gereserveerd
voor het practicum en demonstratie van
verschillende wapens en anesthetica op
damherten.

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 7 maart tot en met 10 april de vol-
gende gevallen van besmettelijke dier-
ziekten, waarvan aangifte verplicht is,
voor:

Rotkreupel

Totaal 4 gevallen in 3 gemeenten
Friesland 3 gevallen

in 2 gemeenten
Drenthe 1 geval

Schurft

Totaal 2 gevallen in 2 gemeenten
Groningen 1 geval
Drenthe 1 geval

Pseudo-vogelpest

Totaal 2 gevallen in
Gelderiand

gemeente in

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 369-

Horse Power, A history of the horse
and the donkey in human societies. J.
Clutton-Brock. Harvard University
Press, Cambridge Massachusetts
(1992).

Het onderwerp van dit werk is de rol
van het paard, de ezel en het kruisings-
produkt in de gemeenschap der men-
sen, vanaf de vroegste domesticatie tot
heden. De schrijfster is zoöloge en ar-
cheozoöloge. Zij is werkzaam in het
Britisch Museum (Natural History) te
Londen en actief betrokken bij het on-
derzoek van dierresten uit archeologi-
sche opgravingen.

Het werk is verdeeld in drie hoofdon-
derdelen, die weer verdeeld zijn in
meerdere hoofdstukken. Het eerste
deel behandelt de phylogenetische ge-
schiedenis der
Equidae vanaf het
Ecceen tot en met het Holoceen, met
nadruk op het paard
Eqiitis ferus, en de
ezel
Eqiius africanus. Daarna volgt een
bespreking van het wilde paard en de
wilde ezel in het historische tijdperk tot
heden. Het tweede deel behandelt de
kruisingsprodukten van het geslacht
Equus (paard, ezel, zebra en onager).
Het produkt is vrijwel steeds steriel,
met uitzondering van een enkele vrou-
welijke nakomeling.
Van betekenis voor het gebruik zijn al-
leen muildier (V. ezel, M. paard) en
muilezel (V. paard, M. ezel). Tot aan
de komst van de motor heeft het muil-
dier een grote rol gespeeld in het trans-
port. Het derde deel behandelt de ge-
schiedenis van paard, ezel en muildier
in de samenleving, het hoofdonder-
werp van het boek, verdeeld over ne-
gen hoofdstukken. Het doorloopt de
hele geschiedenis vanaf de vroegste
domesticatie tot aan het begin van de
20ste eeuw.

Tegen het einde van de laatste IJstijd,
10.000 jaar v. Chr., was het paard een
belangrijk jachtobject. Volgens een ou-
dere theorie werd het paard bejaagd
door een grote kudde paarden te achter-
volgen en over een steile rotswand in
de afgrond te drijven. Dat zou alleen
kunnen met behulp van jager te paard
en die waren er niet. Het paard was toen
nog niet gedomesticeerd. Een veel aan-
nemelijker theorie veronderstelt, dat
een kleine kudde door jagers te voet er-
gens in het nauw werd gedreven, waar
de ingesloten dieren werden gedood.
Vanaf 7.000 jaar v. Chr. wordt het
wilde paard in Europa steeds zeldza-
mer blijkens de vondsten, maar circa
4.000 jaar v. Chr. zien we in toene-
mende mate paarden verschijnen, die
tekenen van beginnende domesticatie
vertonen.

HORSE POWER

De belangrijkste vondst op dit gebied is
afkomstig van opgravingen nabij
Dereivka in de Oekraine, aan de bene-
denloop van de Dnjepr.
De skeletresten zijn door Russische on-
derzoekers beoordeeld en toegeschre-
ven aan het huispaard. Westerse onder-
zoekers zijn verdeeld in hun oordeel
over de conclusies van de Russische
onderzoekers. De schrijfster bena-
drukt, dat er zeer weinig harde feiten
zijn om het waar en wanneer van de
vroegste domesticatie te fixeren.
Vanaf2000 jaar v. Chr. zien we, dat het
huispaard zich snel verspreidt over
Zuid-West Azië en Europa. De meeste
van deze huispaarden zijn met de men-
sen meegekomen vanuit het kernge-
bied ten Noorden van de Zwarte en de
Kaspische Zee, maar lokale domestica-
tie hier en daar in Centraal en West
Europa is niet uit te sluiten. Die eerste
huispaarden zijn niet veel kleiner dan
de wilde voorouder, zoals dat bij de
meeste andere diersoorten wel ge-
beurde. Er zijn in diezelfde periode ge-
leidelijk aanwijzingen voor het gebruik
als rijdier en trekdier te bespeuren.
De wilde ezel leefde in geheel Noord-
en Noord-Oost Afrika, en wellicht ook
in Arabië. Het materiaal uit opgravin-
gen is spaarzaam en slecht gedocumen-
teerd. De oudste vondsten van huis-
ezels zijn afkomstig uit Egypte en
Arabië. Daar werd het dier als lastdier
gebruikt vermoedelijk al vanaf 2500
jaar
V. Chr., maarzeker vanaf 1000 jaar
V. Chr

In hoofdstuk 5 wordt onder andere de
ontwikkeling van het transport op wie-
len, het berijden van paarden en de ont-
wikkeling van het zadel besproken. Er
is een korte paragraaf over het hoefbe-
slag, maar die is erg onvolledig en
deels onjuist.

In de volgende hoofdstukken wordt de
rol van paard en ezel in de Oudheid be-
sproken a.v.: in hoofdstuk 6 Egypte en
Westelijk Azië, en de mogelijke do-
mesticatie van de onager, in hoofdstuk
7 Skytië en het Verre Oosten, en in
hoofdstuk 8 de klassieke wereld,
Griekenland en het Romeinse Rijk.
Uit al deze gebieden is er veel materi-
aal, deels van dierresten, maar vooral
van kunstuitingen en teksten. Dat laat-
ste geldt niet voor de Skythen, die geen
geschreven taal hadden. Maar ze zijn
door Griekse geschiedschrijvers be-
schreven. Voorts hebben we over de
paarden van de Skythen een unieke in-
formatie door de paardengraven bij
Pazyryk uit de 5e eeuw v. Chr.
Hoofdstuk 9 behandelt de rol van het
paard in de Middeleeuwen (circa 500-
1500 AD). In Europa wordt na de val
van het Romeinse Rijk en het binnen-
vallen van volkeren uit het Oosten een
nieuwe samenleving opgebouwd op
basis van het leenstelsel en de ridder-
schap. Er ontwikkelt zich een nieuwe
gevechtstechniek. Het is de tijd van de
strijder te paard met de zware wapen-
uitrustig. Hierin past ook de ontwikke-
ling van het zadel met stijgbeugels.
De wereld van Genghis Khan (1162-
1227) bestond uit de verovering van
grote delen van Eurazië, en de vesti-
ging van een imperium, door hem en
zijn Mongoolse ruiterhorden tot stand
gebracht.

Hoofdstuk 10 bespreekt de verovering
van de beide Amerika\'s door de
Europeanen. Zoals bekend hebben de
voorouders van het paard vanaf het
Eoceen tot en met het Pleistoceen hun
ontwikkeling grotendeels in Noord-
Amerika doorgemaakt. Tegen het
einde van het Pleistoceen stierf het
wilde paard in Amerika uit. Reeds op
zijn eerste reis over de Atlantische
Oceaan in 1492 heeft Columbus paar-
den meegevoerd. Bij alle volgende rei-
zen der Europeanen werden paarden
meegenomen, waarvan slechts weini-
gen de reis overleefde. Reeds kort na
deze eerste importen ontsnapten er
paarden, die zich in vrijheid handhaaf-
den op meerdere lokaties in Noord- en
Zuid-Amerika, en zich snel vermenig-
vuldigden. In het begin van de 17e
eeuw waren er al enorme kuddes.
Voorts wordt in dit hoofdstuk het in ge-
bruik nemen van het paard door de au-
tochtone volkeren beschreven, en het
leven en werken der bereden veehoe-
ders op de grote veebedrijven.
In hoofdstuk 11 wordt de verdere ont-
wikkeling van de paardenhouderij
vanaf de Middeleeuwen tot heden in
het kort weergegeven. De schrijfster
beperkt zich hoofdzakelijk tot Groot
Brittannië. Voor het gebruik in de land-
bouw heeft het trekrund zich nog lange
tijd gehandhaafd. In Zuid Europa heb-
ben van ouds her de ezel en het muil-
dier de voorkeur boven het paard. De
18e eeuw wordt wel de eeuw van de

-ocr page 370-

vooruitgang genoemd, met grote ver-
anderingen en vernieuwingen in de
landbouw en de industrie. Dat ging ge-
paard met verbetering van de kwaliteit
der landbouwhuisdieren onder andere
het paard.

Hoofdstuk 12 behandelt de geschiede-
nis van het renwezen. Het begint met
een beschrijving van de wagenrennen
in de klassieke wereld. Daama volgt de
ontwikkeling van het renwezen in
Groot Brittannië met de daaraan ten
grondslag liggende fokkerij van het
renpaard.

In haar conclusies benadrukt de schrijf-
ster de bijzondere plaats van het paard
en de ezel, omdat ze steeds als individu
worden beschouwd en behandeld, en
niet als één uit een kudde, zoals bij het
rund, het varken en het schaap.
Evenals in al zijn handelen heefl de
mens zich ook tegenover de dieren zeer
tegenstrijdig gedragen, met een men-
geling van enerzijds mededogen en on-
baatzuchtigheid, anderzijds wreedheid
en hebzucht.

Tot zover de bespreking van de onder-
werpen, die in dit boek ter sprake ko-
men. De schrijfster is erin geslaagd om
de geschiedenis van het paard, de ezel
en het muildier in onze samenleving op
overzichtelijke wijze te schetsen. Niet
alle onderwerpen worden even diep-

311

BACTERIEN IN
LYMFEKNOPEN

Het voorkomen van de betekenis van
bepaalde bacteriën in de lymfeknopen
van slachtvarkens; H.S.N. Opio:
SRy232/93: 19pp

Het varken leeft in een milieu, veront-
reinigd met micro-organismen, waar-
onder de potentieel pathogene bacte-
riën. Deze bacteriën zijn op de huid, de
slijmvliezen, in het maagdarmkanaal
en uit de lymfeknopen van klinisch ge-
zonde dieren te isoleren. Onder deze
bacteriën is een aantal dat van zoöno-
tisch belang is. Het gaat meestal om de
enteropathogene bacteriën: Salmo-
nella, Campylobacter, Yersinia en
Staphylococcus. Ziekten door som-
mige van deze enteropathogenen eisen
gaand besproken, maar een uitvoerige
bibliografie, met veelal recente werken
biedt aan iedereen, die verder wil gaan,
de mogelijkheid om dieper te graven.
Daarin ontbreekt een publikatie van S.
Bökönyi (1988), waarin deze melding
maakt van een Russisch onderzoek
door L.A.Makarova en T.N. Nurumov
(1987), die bij onderzoek in
Kazakhstan aanwijzingen hebben ge-
vonden voor de aanwezigheid van
huispaarden op meerdere vindplaatsen,
waarvan de oudste dateren uit het
vierde millenium v. Chr. juist, zoals de
vondsten van Dereivka, voornoemd.
De schrijfster is onduidelijk en onzorg-
vuldig in haar standpunt omtrent de
vroegste domesticatie van het paard, en
in haar topografische en etnografische
indicaties.

li m

Afgezien van deze bemerkingen is het
boek een uitstekende informatiebron,
en voor ieder, die belangstelling heeft
voor de geschiedenis der Equiden zeer
aan te bevelen.

Bökönyi S, (1988). Von kupferzeitli-
chen Schafen und Pferden. Ausstel-
lungs-Katalog \'Macht, Herrschaft und
Gold\'. Moderne Galerie des Saarland-
Museums, Saarbrücken.

^y.A. Hermans

T 1 J 1) S C\' 11 R 1 K T VOOR D 1 E R (J E N E E S K U N 0 E , D E E L 1 19, A E L E V E R 1 N Cl 10, 1994

jaarlijks vele honderdduizenden
slachtoffers in Nederland. Het risico is
het hoogst voor een steeds groeiend
deel van de bevolking: de mensen die
immuun minder competent zijn.
Omdat het belang van een integrale
aanpak gericht op alle stadia van de
produktiekolom, van veevoederpro-
duktie tot en met de produktie van bac-
teriologisch veilig vlees. Preventie van
besmetting van de varkens tijdens de
mestperiode is mogelijk bij gemoti-
veerde toepassing van algemene hy-
giënische maatregelen. Een verbete-
ring van de slachthygiëne moet de
oppervlaktebesmetting van vlees, het-
zij door lymfe, hetzij door darminhoud
kunnen verminderen. Het desinfecte-
ren van messen met een melkzuurop-
lossing en het afschaffen van het aan-
snijden van lymfeknopen tijdens de
vleeskeuring moeten hiertoe positieve
bijdragen leveren. In de literatuur
wordt de besmetting van vlees door
lymfe nooit benadrukt. Gezien de aan-
wezigheid van deze bacteriën zowel in
de tonsillen als in de lymfeknopen, is
kruisbesmetting te verwachten bij
slechte slachttechnieken.

VOEDINGSMIDDEL-
ENHYGIENE

O

Het wassen van lamskarkassen

L.1. Ellerbrock, J.F. Wegener en G.
Arndt. J. Food Protection 1993 (5); 56:
432-6.

In dit Duitse onderzoek wordt het ef-
fect van het wassen van lamskarkassen
op de bacteriologische gesteldheid na-
gegaan.

In een periode van vijf maanden wer-
den 50 lamskarkassen onderzocht. In
totaal werden 900 tests uitgevoerd om
het totaal aantal aërobe k.v.e. en het
aantal Enterobacteriaceae te bepalen.
Deze bacterie-aantallen werden be-
paald met behulp van Rodacplaatjes en
de Swabtest. De monsters werden ge-
nomen na het afhuiden en na het was-
sen van de karkassen aansluitend aan
de evisceratie. Dc monsters werden op
verschillende plaatsen op het karkas
genomen: dorsaal in het lendegebied,
naast het borstbeen, aan de mediale
zijde van het kniegewricht, aan de me-
diale zijde van het ellebooggewricht
en op de plaats van de kauwspier. Uit
de resultaten blijkt dat het wassen van
het karkas geen verbetering geeft van
de bacteriologische kwaliteit.
Aan de rugzijde is er zelfs een sterke
stijging van de bacterie-aantallen
waarneembaar ten gevolge van het
wassen. Daarnaast heeft het wassen bij
het bewaren van de karkassen een ster-
kere vermeerdering van bacteriën tot
gevolg in vergelijking met niet was-
sen.

Het totaal aantal aërobe k.v.e. dat met
Rodacplaatjes werd bepaald ligt tussen
100 en 1000 k.v.e. per 20 cm^. Bij de
bepaling met de Swabmethode werden
hogere aantallen bacteriën en een ster-
kere spreiding (zoals te verwachten)
vastgesteld: 1000 tot 100.000 k.v.e.
per 20 cm^. Voor het aantal Entero-
bacteriaceae zijn de getallen: 10 tot
100 (Rodac) en 100 tot 1000 (Swab)
k.v.e. per20cm2.

De auteurs geven aan dat bij contami-
natie niet gewassen moet worden maar
dat de contaminatie via trimmen ver-
wijderd dient te worden.

J.M. de Kruijf

Referaten

-ocr page 371-

GEZELSCHAPS-
DIEREN

Invloed van werpen, seizoen en
klimaat op de anoestms van de
hond.

C. Linde-Forsberg en A. Wallén.
Joumal of Small Animal Practice
1992;33:67-70.

De onderzoekers hebben de lengte van
319 perioden van anoestrus van 36
Beagles, 36 Duitse Herders en 20
Labrador Retrievers geanalyseerd in
relatie met werpen, klimaat en seizoen
en tevens werd daarbij gelet op de fre-
quentie van de oestrus. De gemiddelde
anoestrus van alle teven bleek signifi-
cant langer bij Beagles (247 /-5 da-
gen) (P kleiner dan < 0.001). Bij de te-
ven die geen pups hadden gekregen
tussen twee oestrusperioden in was de
anoestrusduur niet significant ver-
schillend tussen de drie rassen: 172 /-
10 dagen voor de Beagles, 166 /- 6
dagen bij de Duitse Herders en 172 /-
7 dagen voor de Labrador Retrievers.
Indien de teven een nest hadden ge-
worpen dan bleek de anoestrus bij alle
drie rassen duidelijk langer. Bij de ge-
worpen hebbende Beagles was de in-
terval 256 /- 5 dagen (84 dagen lan-
ger), bij de Herders met nest was deze
224 /- 6 dagen (58 dagen langer) en
bij de producerende Retrievers was dit
224 /- 5 dagen (52 dagen langer). De
langste anoestrus werd genoteerd bij
de beagle-teven die in de herfst gedekt
waren en geworpen hadden.
Het duurde tot in juni\'juli voordat deze
dieren weer loops werden. De oestrus
periode was gelijkelijk verdeeld over
het jaar voor de herders en retrievers
die in huis werden gehouden, maar
voor de beagles, die zonder verwar-
ming en kunstlicht in kolonies buitens-
huis (Zweden!) gehouden werden was
dit een veel langere gemiddelde anoes-
trus en was er een hoge oestruspiek in
mei tot en met juli.

Er was significant verschil in de lengte
van de anoestrus tussen teven van het-
zelfde ras (P < 0.01) maar het ras (be-
agles versus herders en retrievers) had
een grotere invloed op de variatie (P <
0.001).

De onderzoekers bekritiseren eerder
gedane experimenten van anderen
maar blijven zelf ook zitten met veron-
derstellingen, zoals bijvoorbeeld de
onduidelijke invloed van het laten
werpen van de beagles en het opvoe-
den van de pups in binnenhokken met
kunstlicht op hun endogene seizoens-
rythme en op hun \'inteme klok\'.
Wel komen zij tot de conclusie dat zo-
wel genetische als uitwendige factoren
(klimaat) een invloed op de lengte van
de anoestms en de frequentie van de
oestrus bij de hond hebben. Daarbij
wijzen zij aan de hand van hun resulta-
ten en die van anderen als belangrijk-
ste factor hierbij aan of de dieren al dan
niet geworpen hebben.

• ■ « Ii»

J. van Dobbenhurgh

PLUIMVEE

Pseudomembraneuze enteritis
bij vogels na gebruik van fluoro-
quinolonen

Ronald S. Hines and Sherry
Dickerson. Pseudomembranous ente-
ritis associated with ciprofloxacin and
Clostridium difficile in a penguin
(Eudyptes chrysolophus). Joumal of
Zoo and Wildlife IVIedicine 1993; 24
(4): 553-6.

Bij diverse diersoorten is pseudomem-
braneuze enteritis als gevolg van het
gebruik van bepaalde antibiotica be-
schreven. Dc pathofysiologie van deze
door antibiotica geïnduceerde enteritis
omvat destructie van normale maag-
darmflora, overgroei van Clostridium
difficile en produktie van enterotoxine
die verantwoordelijk is voor de veran-
deringen aan het dannepitheel. Recent
werd aan de lijst van antibiotica die
pseudomembraneuze colitis kunnen
veroorzaken een vertegenwoordiger
van de fluoroquinolonen toegevoegd.
Bij diersoorten waarbij pseudomem-
braneuze enteritis bekend is (onder an-
dere haasachtigen, knaagdieren, paard
en primaten, inclusief de mens) dient
men derhalve voorzichtig te zijn met
het toedienen van fluoroquinolonen.
Het onderhavige artikel beschrijft een
geval van pseudomembraneuze enteri-
tis na het gebruik van ciprofloxacine
bij een pinguïn. Acht dagen nadat een
antibiotische behandeling werd inge-
steld voor een bumblefootinfectie ont-
wikkelde zich een pseudomembra-
neuze enteritis die binnen 24 uur
resulteerde in sterfte van het dier. De
normale darmflora (onder andere
E.
coli.
Proteus, Acinetobacter, Entero-
coccus, Streptococcus, Stafylococcus)
bleek niet meer aanwezig maar wel
werd een atypische flora gevonden
(Aerococcus viridans, Pseudomonas
cepacia,
Rhodotorula rubra en
Clostridum difficile. Het sectiebeeld
was typisch voor een door C.
difficile
geïnduceerde enteritis zoals bij andere
diersoorten beschreven.

Fluoroquinolonen dienen niet routine-
matig te worden ingezet bij voor pseu-
domembraneuze enteritis gevoelige
diersoorten. Hoewel dit het eerste ge-
documenteerde geval is van door fluo-
roquinolonen geïnduceerde enteritis
bij een vogel zijn er aanwijzingen dat
soortgelijke complicaties kunnen op-
treden na gebruik van enrofloxacine
bij struisvogels (ref).

J. T. Lumeij

VOGELS

Werkzaamheid van een nieuw
anticoccidiose-middel Semdura-
mycine in batterijproeven.
A.P. Ricketts, E.A. Glazer, T.T.
Migaki, and J.A. Olson
Poultry Science 1992; 71: 98-103.

Momenteel zijn er vijf ionofore anti-
coccidia op de markt namelijk: mo-
nensin, lasalocide, salinomycine, nara-
sin en maduramycine. Een nieuwe loot
aan deze stam is semduramycine: het
fermentatieprodukt van
Actinomadura
roseoruj\'a.
Het middel kan ook half-
synthetisch geproduceerd worden. Op
laboratoriumschaal bleek semduramy-
cine werkzaam te zijn tegen
E.tenella.
E.acen-ulina. E. maxima. E.necatrix en
E.brunetti.
De optimale dosering bleek
20 tot 30 ppm tc zijn en vergelijkbaar
met 60 ppm salinomycine. Het effect
op groei- en voederconversie van 25
ppm semduramycine bij niet-geïnfec-
teerde dieren was ook vergelijkbaar
met 60 ppm salinomycine. Monensin,
salinomycine en narasin vertonen een
negatieve interactie in combinatie met
tiamulin doordat tiamulin het metabo-
lisme in de lever van deze ionofore an-
ticoccidia vermindert. Net als lasalo-
cide en maduramycine bleek semdura-
mycine praktisch niet in de lever ge-
metaboliseerd te worden en er ook
weinig of geen interactie met tiamulin
plaats te vinden.

Semduramycine is onder de naam
Aviax geregistreerd door Pfizer Inc.

W. Braunius

-ocr page 372-

UNIEK AANBOD

ter overname aangeboden

GEZELSCHAPSDIERENKLINIEK

IN ZUID-EUROPA

Praktijkprofiel: Uw profiel:

• Total pet-care\'concept • U hebt praktijkervaring

• Toplokatie • U bent inventief en lost zelf tweedelijns

• Goed geoutilleerd problemen op

• Uitstekende concurrentiepositie • U bent service/cliënt gericht

• Goed functionerend teann • U beschikt over eigen middelen

• Internationaal cliëntenbestand • U durft een uitdaging aan

• Zowel eerste-als tweedelijns

• Geschikt voor één of meerdere dierenartsen

• Volop groeimogelijkheden

• Uitstekend netto-rendement

• Prettig \'privé\' leefklimaat
(speciaal voor kinderen)

Uw reacties gaarne richten aan Dix&Co, Postbus 14108, 3508 SE Utrecht

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming, actief op de markt van telefonische dienstverlening
voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met uwpraktijknaam en afgehandeld volgens uw
instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u gebruik maken van enkele mogelijkheden:

• P.T.T. Doorschakeldienst (ODA)
•*21

• Doorschakelapparaat

Indien u over een semafoon beschikt, zullen wij u, indien noodzakelijk, oproepen. Bijvoorbeeld:

1. spoedvisite 2. normale visite 3. praktijkbezoek 4. medicijnaanvraag

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te adviseren over onze mogelijkheden.
Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland B.V.
Rob Winkelaar

Industriestraat?, 7451 BA Holten

Telefoon: 05483 - 73333 / Telefax 05483 - 73322

-ocr page 373-

IUI nil

atschappij nieuws

De Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren is zo trots als een pauw.
Geruime tijd vóór de Voorjaarsdagen
was reeds bekend dat het zevenhon-
derdste lid zich zou aanmelden.

Dc Groep heeft van de gelegenheid ge-
bruik gemaakt om dit gelukkige lid,
Mieke Leistra, tijdens het congres in
de bloemetjes te zetten. Bestuursleden
hebben ook tijdens het congres niet
stilgezeten; als gevolg van een wel
heel actieve acquisitie -\'waarom vul je
de bon nu niet even in?\'- hebben zich
ongeveer vijftig dierenartsen ter
plekke aangemeld. De Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren mag zich
derhalve binnen de KNMvD de groot-
ste Groep noemen.

Maar deze Voorjaarsdagen 1994 wa-
ren om meer redenen memorabel. Zo is
ook de duizendste dierenartsassistente,
die inschreef voor het DANS (Dieren-
arts-Assistenten Na-Scholing) -pro-
gramma gefêteerd met een bos bloe-
men. Met andere woorden: ook de
DANS is in de loop der jaren groot ge-
worden. Het aantal cursisten overtreft
zelfs al enkele ja-
ren het aantal die-
renartsen dat de
Vootjaarsdagen be-
zoekt.

voorjaarsdagen 1994

Het goede weer gaf iets extra \'voorjaars\' aan liet jaarlijkse congres van de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, de Voorjaarsdagen. Dit congres,
vroeger niet meer dan een serie lezingen, is inmiddels uitgegroeid tot een in-
ternationaal evenement van formaat. Ook deze keer was de opkomst groot:
709 dierenartsen bezochten de seminars, de interactieve programma\'s en de
tentoonstelling. Dat betekent twintig procent meer deelnemers dan vorig jaar.

Door Sophie Deleu/foto\'s: Geert Bistervels

De Voorjaarsda-
gen zelf waren als
altijd gezellig.
Men keuvelt, men
drinkt een drankje
en hapt een hapje.
En natuurlijk volgt
de dierenarts die
seminars waarnaar
zijn of haar inte-
resse uitgaat. Een
uitgebreide keus
werd ook dit jaar
geboden.

Voor het eerst was er een volledig pro-
gramma in het Nederlands, naast de
Engels gesproken seminars en presen-
taties. De proceedings zijn overigens
als aflevering van de Veterinary
Quarterly beschikbaar. De bezoekers
van de Voorjaarsdagen vonden ze in
hun \'pakketje\'.

Het feest laat zich overigens zeer kort
omschrijven als \'swingend\'.
Hoogtepunten in het wetenschappelijk
programma waren volgens de kenners
de lezingen van mevrouw C.L. Chris-
man en van M.J. Bojrab, respectieve-
lijk op neurologisch en chirurgisch
gebied. Beide sprekers hielden ver-
scheidene goed bezochte presenta-
ties. Een ander programmapunt, dat ze-
ker voor herhaling vatbaar is, was het
wet lab echografie. De deelnemers wa-
ren zo enthousiast en fanatiek, dat ze
niet te bewegen waren om een kwar-
tiertje koffie te drinken.

SUCCES

Het DANS-programma was een suc-
ces. Meer dan duizend dierenartsassis-
tenten bevolkten op zaterdag en zon-
dag de RAI. Op zaterdag is vooral het
verhaal \'De telefoon stoort en scoort\'
van de heer F. Koop in goede aarde ge-
vallen, waarschijnlijk door de zeer le-
vendige presentatie. En ook op zondag
waren de assistenten tevreden over het
gehalte van de lezingen.

Tot slot mag niet onvermeld blijven
dat de industrie wederom een zeer in-
fonnatieve tentoonstelling heeft ver-
zorgd, aangevuld met hapjes en mu-
ziek. Ook dat is altijd weer een
gewaardeerd aspect van de Voorjaars-
dagen. \'Het lijkt wel of we hebben ge-
winkeld\', was het commentaar van een
enthousiaste dierenartsassistente.

K O N I N K L I J K F N F D E R L A N l) S F MAATSCHAPPIJ VOOR D 1 F R Ci E N F E S K. U N D E

314

-ocr page 374-

Vri|dagmorgen 22 april: een drukte van belang aan de inschrijfbalie. Binnen twee uur zaten meer dan
vierhonderd dierenartsen, verdeeld over vijf verschillende parallelsessies.

■ in-

Ook de gezelligheid is een belangrijk aspect van de Voonaardagen. Een hapie en een drankje mogen
dan ook niet ontbreken.

-ocr page 375-

tmrn

In het verleden werden de namen van
de assistenten geadministreerd en kon-
den werkgevers voor ƒ 50,- een perso-
neelsadvertentie plaatsen in de kwar-
taaluitgave VEDIAS-info. Door de
verschijningsfrequentie van het blad,
kan in voorkomende gevallen niet di-
rect ingesprongen worden op het even-
tuele spoedeisende karakter van de
vacature. Nu wil VEDIAS hieraan te-
gemoet komen door een eigen vacatu-
rebank te starten. Door middel van de
vacaturebank wil VEDIAS gegevens
verzamelen van leden die een vaste of
tijdelijke werkplek of een stageplaats
zoeken of van leden die als oproep-
kracht dienst willen doen. Ook wil VE-
DIAS voor werkgevers op zoek gaan
naar een assistente of stagiare.
Voorwaarde om in de vacaturebank te
worden opgenomen is dat men lid of
donateur van VEDIAS moet zijn.

VOORDELEN

De vacaturebank biedt verschillende
voordelen. Een vacature wordt, verge-
leken met de oude situatie, doorgaans
sneller behandeld. VEDIAS verwacht
dat dit ertoe zal leiden dat werkgevers
in toenemende mate gebruik zullen
maken van deze service. Werkgevers
die donateur willen worden van VE-
DIAS mogen één jaar onbeperkt vaca-
tures indienen voor hetzelfde bedrag,
als waarvoor men voorheen één vaca-
ture kon indienen. Bovendien ontvangt
men vier maal per jaar de VEDIAS-
info.

VEDIAS START VACATUREBANK

De Vereniging voor Dierenartsassistenten (VEDIAS) krijgt regelmatig vra-
gen over vacatures, niet alleen van dierenarts-assistenten, maar ook van
werkgevers, die zich tot de vereniging richten met het verzoek om een vaca-
ture op te vullen.

Werkgevers kunnen zich met hezelfde
formulier aanmelden als nieuwe leden.
Zodra men in het donateursbestand is
opgenomen, ontvangt men een formu-
lier, waarop een mogelijke vacature
vermeld kan worden.
Leden die werk of een stageplaats zoe-
ken kunnen zich nu voor de vacature-
bank bij VEDIAS aanmelden.
Voor meer informatie kan men contact
opnemen met Jeanette Vos (03404-
23243) of met Yolanda Veenstra
(04180-15536).

In de Afdeling Utrecht staan de afde-
lingsvergaderingen steeds in het teken
van veel algemene informatie en actu-
aliteit enerzijds en ontspanning, gezel-
ligheid en contacten tussen collegae
anderzijds. Dc vergadering van 22 fe-
bruari was daar een goed voorbeeld
van. Het infomiatieve gedeelte wordt
bij voorkeur verzorgd door leden van
de Afdeling die in het betreffende ge-
bied werkzaam zijn. Is dit niet moge-
lijk, dan nodigt het Bestuur een verte-

kopij op
diskette

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

genwoordiger uit voor het bijwonen
van de vergadering.

In februari gaf de heer T.W. Te Giffel
actuele KNMvD-informatie: het over-
leg tussen asieldierenartsen en de die-
renbescherming over de tarieven in de
asiels, de cursus presentatietechnieken
en de BTW-controles door de belas-
tingdienst. Collega Rutgers infor-
meerde de Afdeling over de invoering
van het nieuwe curriculum van de
Faculteit Diergeneeskunde.

Van de Gezondheidsdienst voor Die-
ren was er helaas geen spreker. De
Afdeling hoopt tijdens de komende
vergadering weer een onderhoudend
verslag van collega Verhoeff te krij-
gen.

Namens de RVV bracht collega van
der Molen veel duidelijkheid in door
de \'nieuwe\' Vleeskeuringswet veran-
derde regels rond noodslachtingen.
FIDlN-informatie werd door collega
Hogerhuis verzorgd, deze keer over
(voorlopige) registratie en vermelding
ervan op de produkten. Hij verwees
hierbij naar het binnenkort te verschij-
nen nieuwe Repertorium Diergenees-
middelen waarin bij de produkten cor-
recte informatie over registratie
vermeld zal zijn.

VERGADERING AFDELING
UTRECHT

Om goed tien uur verplaatste het hele
gezelschap zich van de zakelijke ver-
gaderzaal naar de gezellige bar van het
Oude Tolhuis. Hier werden de discus-
sies voortgezet onder het genot van
een drankje. Ook werden allerlei zaken
op privé- en werkgebied doorgespro-
ken.

Op 7 juni is er weer zo\'n Afdelings-
vergadering!

Hannie Haddehngh.
secretaris Afdeling Utrecht

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs
bedraagt, evenals die voor de
banden 1992 en 1993, ƒ 30,- (in-
clusief 171/2 % BTW). De ban-
den voor het TvD 1990 zijn uit-
verkocht. Verkrijgbaar zijn nog
de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994. De banden 1988 en
1991 kosten ƒ 26,45 (inclusief
171/2 % BTW). De banden zijn te
bestellen door het betreffende be-
drag over te maken op postreke-
ning SNR 511606 ten name van
de KNVIvD, onder vermelding
van \'Banden\' (plus jaargang).

-ocr page 376-

Voor de fiscale gevolgen van het vakan-
tiehuis is het van belang of de eigenaar
naast het eigen gebmik ook verhuurt.

Eigen gebmik

Het vakantiehuis wordt voor de belas-
tingheffing gezien als eigen woning,
waarop het welbekende huurwaardefor-
fait van toepassing is. Afhankelijk van
de waarde van de woning, moet een be-
drag bij het belastbare inkomen geteld
worden. Een groot verschil met de situ-
atie waarin de eigen woning als hoofd-
verblijf dient, is dat in dit geval moet
worden uitgegaan van 100% van de
waarde van de woning en niet van 60%!
Niet van belang is de periode waarin ge-
bmik is gemaakt van het huis. Het gaat
erom of de eigenaar over de woning kon
beschikken. Dit wordt zeer strikt uitge-
legd. In een procedure heeft de rechter
beslist dat de woning ook ter beschik-
king staat indien krachtens een gemeen-
teverordening deze, gedurende de win-
termaanden, niet betrokken mocht
worden. De belastingplichtige kreeg
derhalve een bijtelling over twaalf
maanden in plaats van negen maanden,
hetgeen hem redelijk leek.

Tijdelijke verhuur

Financieel is het aantrekkelijk om de va-
kantiewoning zo nu en dan te verhuren.
Over de periode van verhuur is het huur-
waardeforfait niet van toepassing. Bij
tijdelijke verhuur is slechts 75% van de
huur belast. Daar staat tegenover dat de
onderhoudskosten niet aftrekbaar zijn.
De huurvergoeding voor het meubilair
en gas, water en licht moet voor de volle
100% aangegeven worden, maar dan
mogen de daarop betrekking hebbende
afschrijvingen en overige kosten afge-
trokken worden.
Een voorbeeld:

De heer Z. heeft een vakantiewoning ge-
kocht voor/100.000,-.

Fiscaal-actueel

317

Hij heeft de woning met een hypothe-
caire lening gefinancierd. De rente be-
draagt in 1994 / 7.500,-. Hij heeft in
1994 zelf een maand in het huisje door-
gebracht. Via een bemiddelingsbureau
is het huisje drie maanden verhuurd ge-
weest. Heer Z. heeft / 7.200,- aan huur
ontvangen waarvan ƒ 750,- betrekking
heeft op het meubilair en / 750,- op gas,
water, licht en beheerskosten. Voor het
pand zelf is dus / 5.700,- aan huur ont-
vangen. Uit deze rekenexercitie blijkt
dat het mogelijk is om voor een bedrag
van / 200,-per maand, gedurende negen
maanden per jaar een vakantiewoning
ter beschikking te hebben. Bij verkoop
in de toekomst is de waardestijging ui-
teraard onbelast.

Permanente verhuur
De hierboven beschreven regeling van
tijdelijke verhuur heeft twee nadelen.
Enerzijds is voor de periode dat het
huisje niet wordt verhuurd het huur-
waardeforfait van toepassing en ander-
zijds zijn de onderhoudskosten niet af-
trekbaar. Dit is nadelig, indien het
pandje veel onderhoud vergt. Een oplos-
sing hiervoor is het volgende. De \'ex-
ploitatie\' van de vakantiewoning wordt
geheel in handen gegeven van een zoge-
naamd vakantiebemiddelingsbureau.
Deze draagt met name zorg voor de ver-
huur, waarbij ook de eigenaar zijn va-
kantie in zijn eigen huisje moet boeken
bij het bureau. Dit heeft tot gevolg dat de
regeling van tijdelijke verhuur niet meer
geldt, maar dat er sprake is van perma-

K O N I N K L I J K F: N F I) F R I. A N D S F MAATSCHAPPIJ VOOR D I E R (1 F N F i: S k LI N l) l-

Uitwerking

(belaste) huuropbrengst (75% van) 5.700
huurwaarde forfait 2.510 * 9/12
verhuur meubilair minus afschr. (750-300)
vergoeding gas enz. minus kst (750-750)
hypotheekrente

belastbare opbrengst

bij: minder te betalen inkomstenbelasting
i.v.m. negatieve inkomsten stel 50% van 895
af: onroerende zaakbelasting stel

Kosten per jaar
nente verhuur, In dat geval geldt, zoals
in iedere verhuursituatie dat alleen de
ontvangen huurpenningen worden be-
last (dus geen huurwaardeforfait ten
tijde van leegstand) en dat alle onder-
houdskosten aftrekbaar zijn. Op deze
wijze kan op kosten van de fiscus een
bouwvallig pandje weer netjes opge-
knapt worden!

VAKANTIEWONING EN FISCUS

Heeft u dat ook wel eens, eenmaal op vakantie,
het gevoel dat u de ideale vakantieplek heeft
gevonden. Slenterend langs de etalage van de
plaatselijke makelaar en overtuigd van het
idee dat u hier een vakantiewoning zou moeten
kopen. Wat kost nu zo\'n tweede woning? In
een notedop wordt hierna aangegeven waarop
de eigenaar flscaal moet letten.

Vakantiewoning in het buitenland
Voor de vakantiewoning in het buiten-
land geldt vanuit Nederlands oogpunt
hetzelfde als voor woningen in Neder-
land. De inkomsten worden in Neder-
land belast. Daarbij komt dat veelal deze
inkomsten ook in het land van de wo-
ning worden belast. Nederiand verleent
echter in verband hiermee een reductie
op de te betalen inkomstenbelasting.
Levert de buitenlandse woning een ver-
lies op dan mag dit verlies verrekend
worden met overige Nederlandse in-
komsten. Het is overigens wel raadzaam
om, bij de aanschaf van een vakantie-
huis in het buitenland, informatie in te
winnen omtrent tal van andere zaken
dan allen de fiscaliteit.

Anti-cumulatieregeling
De vermogensbelasting kent de zoge-
naamde anti-cumulatieregeling, welke
bepaalt dat men nooit méér aan inkoms-
ten- en vermogensbelasting te zamen
hoeft te betalen dan 68% van het jaarin-
komen. Vermogende mensen maken
gebmik van deze regeling door het jaar-
inkomsten te drukken door bijvoorbeeld
aftrekposten te creëren. Onlangs is deze
regeling aangescherpt en is bepaald dat
rente boven een bedrag van
/ 20.000,— niet in acht wordt genomen
voor deze regeling. Met andere woorden
de rente boven / 20.000,- geldt voor
deze regeling niet meer als aftrekpost.
Een uitzondering wordt gemaakt voor
rente op een hypotheeklening welke is
aangegaan voor de
aanschaf van een
eigen woning. Zoals hiervoor is vermeld
geldt de vakantiewoning ook als eigen

Fiscale inkom.sten eti kosten Werkelijke inkomsten en kosten

4.275
1.880
450
O

-7.500
negatief 895

5.700

O

-7.500

448
-I.IOO

1452

-ocr page 377-

woning (tenzij sprake is van permanente
verhuur). De vakantiewoning kan dus
gebruikt worden voor de taxplanning!

Omzetbelasting

In een aantal gevallen moet bij verhuur
van de vakantiewoning 6% BTW in re-
kening worden gebracht aan de huur-
ders. Dit is bijvoorbeeld het geval, in-
dien het huis staat op een recreatiepark
en het huis wordt verhuurd met tussen-
komst van een bemiddelingsbureau.
Verhuurt de eigenaar zelf, dan hoeft in
beginsel geen BTW in rekening ge-
bracht te worden. Dit is slecht anders,
indiende woning meer dan 140 dagen in
het jaar verhuurd is. Het in rekening
brengen van BTW bij de verhuur kan
aantrekkelijk zijn. In dat geval mag alle
BTW -17,5% van alle verbouwings - en
onderhoudskosten en bij een nieuwe
woning zelfs van de aankoopprijs - te-
ruggevorderd worden. De woning wordt
hierdoor aanmerkelijk goedkoper.

Personalia

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bakker. Mevr. L.M.; 1994; 3524 BD Utrecht;
Oldambt?!.

Vollema, Mevr. J.R.; 1994; 9088 CB Wirdum
(F); Tsjacrderdijk 9.

Overleden:

Op 10 april 1994 Drs. F.J. Koksma te Amster-
dam.

Op 12 april 1994 Drs. A.H.P. van der Put te
Uden.

Op 16 april 1994 Drs. W. van Veen te Oostburg.
Jubilea:

W.A. Hermans te Langbroek,afwezig.40 jaar, 18
mei 1994

S. Piersma te Hemelum.afwezig, 40 jaar, 18 mei
1994

J.H. Santema te Tzummarum, afwezig, 40 jaar,
18 mei 1994

Dr. W. Sybesma te Driebergen, afwezig, 40 jaar,
18 mei 1994

Mevr.Dr. A.M. Schuiringa-Sybesma te Tolbert,
afwezig, 40 jaar, 18 mei 1994
F. van der Veen te Bolsward, aanwezig, 40 jaar,
18 mei 1994

W.M. Gotink te Zwolle, afwezig, 45 jaar, 20
mei 1994

A.N. Leermakers te Helvoirt, afwezig, 45 jaar,
20 mei 1994

B.S. Postma te Bolsward, afwezig, 45 jaar, 20
mei 1994

L.A. van Langeraad te Giessenburg
aanwezig, 35 jaar, 27 mei 1994
P.H.A.M. van Maanen te Cuyk, aanwezig, 35
jaar, 27 mei 1994

H. Eil te Hengelo (Gld), afivezig, 35 jaar, 27 mei
1994

H.A.V.C. Kessel te Zundert. afwezig, 35 jaar, 27
mei 1994

M. Gaakeer te Goes, afwezig, 60 jaar, 1 juni
1994

K.K. Kadijk te Sint Anthonis, afwezig, 25 jaar,
2juni 1994

J.A.J.M. Peters te Oldenzaal, afwezig, 45 jaar, 3
juni 1994

W.J. Nijhof te Winterswijk, afwezig, 45 jaar, 3
juni 1994

M.C.J. Priems te Maastricht, afwezig, 45 jaar. 3
juni 1994

H.L.L. van Werven te Zwolle, onbekend, 60
jaar, 14 juni 1994

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van
28 februari 1994:

Gooijer, J.W. de
Vollema, Mevr.J.R.

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van
31 maart 1994:

Boereboom, M.A.M.
Both. Mevr. A.M.
Bracke, M.B.M.
Esselink, Mevr. H.
Jansen, Mevr. S.D.R.
Straten, M. van
Vreede, Mevr. A.M. de
Wille, G.

Wink, Mevr. M.G.E.
Mutaties:

200 Aamink, G.H.M.; 1981; 7591 PX
Denekamp; Knik 19; tel. 05413-52477
privé, 52268 prakt.; fax 05413-51767; p.,
geass. met A.J.W. Bolscher, J.P.M.
Boswerger, I.F. de Jongen B.J.F. Löwik.
200 Aarts, P.A.J.A.; 1993; 8312 AR Creil; I.
Tademastraat 42; tel. 05278-4808 privé,
44(11 prakt.; p., medew. bij Dr, P.J,.M,
van W cgen.
203 Baas, J.J.M.; 1983; 1689 B,l Zwaag;
Klaverwoud 45; tel. 02290-62523 privé.
15461 prakt.: p.
205»Bastiaans, A.R.M.; 1992; 2.352 KF.
Leiderdorp; l okhorst 115; tel. 071-
419888 privé, 896868 prakt.; p., geass.
met Mevr. K.J.W. van Cleef
206 Bekink, W.; 1969; 7973 KS Oarp:

Paardeweide 10; tel. 05229-2578: p.
209* Bijleveld, K.; 1966; 1621 BE Hoorn;
Bierkade 8-9, "Dantzig"; tel. 02290-
19630; fax 02290-19630; d.
209 Bijleveld-Huussen, Mevr. E.M.; 1968;
1621 BE Hoorn; Bierkade 8-9, "Dantzig";
tel. 02290-19630; fax 02290-19630; d.
211* Boereboom, M.A.M.; 1994; 3999 NV
Tuil cn \'t Waal: Waalseweg 68; tel.
0.3402-65078 privé, 08855-71406 prakt.;
p., medew. hij L.J..M. .\\rts en F.C,M.
Genügten.

212 Bolscher. A.J.W.; 1962; 7634 PN Tilligte,
Oostmarsumsestraat 121; tel. 05412-21486
privé, 52268 prakt.; fax 05413-51767; p.,
geass. met G.H.M. Aamink, J.P.M.
Boswerger, I.F. de Jongen B.J.F. Löwik.
215 Boswerger. J.P.M.; 1973; 7635 LT
Lattrop; Ottershagenweg 50; tel. 05412-
29392 privé, 05413-52268 prakt.; fax
05413-51767; p., geass. met G.H.M.
Aamink, A.J.W. Bolscher. I.F. de Jong en
B.J.F. Löwik.
215* Both. Mevr, A.M.; 1994; 3524 GH
Utrecht: Simplonbaan 457; tel. 030-
896446: w nd.d.

216* Bracke. M.B.M.; 1994; 3582 XD
Utrecht: l.B.Bakkerlaan 89 IV; tel. 030-
511232; wnd.d.

231 »Eerdenburg, Dr. F.J.C.M. van; 1986; U-
1991; 5316 BD Delwijnen; De Eng 3; tel,
04185-3037; p., gezelschapsd.
234* Esselink. Mevr. H.; 1994; 3573 BM
Utrecht; S. Bikostraat 402; tel. 030-
722699; wnd.d.
236 Flamand, L.J.; 1993; 4835 NH Breda;
Ginnekenweg 206; tel, 076-650288; p.,
medew. bij J.F.M. Spoorenberg.
240 Gemmeke, E.A.A.C.; 1992; 3137 VA
\\ laardingen; R. Schumanring 214; tel.
010-4743275 privé, 4351466 prakt.; fax
010-4359621; p., medew. bij H.J. van de
Kamp, E.C. Scholten, A. Slikkerveer en
H.W. Wagenaar.
242*Gooijer, J.W. de; 1994; 1191 KL
Ouderkerk a/d .Amstel; Rondehoep
West a.b, t.o. 37; tel. 02963-1002; d.
247 Hanje, Mevr. A.W.; 1992; zie: Smit-
Hanje, Mevr. A,W.

250 Hemminga, H.; 9363 EB .Marum;
Lindsterlaan 42 C; tel. 05944-3253
privé, 05946-59033 tst. 230 bur.; fax
05964-58134; h. kwal. dnst. pluimvee-sl-
achterij T. Storteboom B.V.

251 Hendriks, A.F.; 1990; 6881 VP Velp; H.
Avelinghstraat 5; tel. 085-645930 privé,
634067 prakt.; p.

362 Hennecken, M.; 1991; Peshawar
(Pakistan); Chinar Road 22 C,
University Town; tel. 00-92-840414
privé, 44731/40871 bur.; fax 00-92-521-
840258; depoty director VTSC van het
DCA (Ned. Afghanistan Comitee).
255 Hoogendoom. Mevr. L; 1993; 3561 HR
Utrecht; Tannhauserdreef 270; tel. 030-
612869 privé, 03242-6066 prakt.; p., ge-
ass. met Mevr. T. Koning.
262* Jansen, Mevr. S.D.R.; 1994; 4727 SG
Moerstraten; l.uienhoekweg 6; tel.
01658-4223; wnd.d.
263 Jong. I.E. dc; 1986; 7591 JA Denekamp;
De Roerdomp 16: tel. 05413-52675
privé, 52268 prakt.; fax 05413-51767; p.,
geass. met G.H.M. Aamink, A.J.W.
Bolscher. J.P.M. Boswerger en B.J.F.
Löwik.

263 Jong-Kromwijk, Mevr. P.M.A.G. de;

1993; naar het buitenland.
363* Jong-Kromwijk. Mevr. P.M.A.G. de;
1993; Orpington. Kent BR6 OAV
(Engeland): 2 C Broxbourne Road; tel,
00-44-789-20941 privé, 81-8503206
prakt.; p., medew, bij Passey Place
\\et.
Surgery.

270 Koendcrs, P.J.; 1992; 5421 BP Gemert;
Molenakkerstraat 82; tel. 04923-68607
privé, 61402 prakt.; fax 04923-66650; p.,
geass. met J.G.P.M. Donkers, J.L. Eikelen-
boom. F.L.M. Konings, M.J.A. Nuyens,

G.B.M. Verschuuren, N.J.G.J. van der
Wielen en J.W. Zwolschen.

275 Kuiper, B.; 1988; 5397 LX Lith;
Mutjeskamp 2; tel. (»4128-2339 privé,
073-419575 bur.; fax 073-418543; bedr.d.
Notox B.V,

365 Loth. L.H.; Gent-1988; naar Nederland.
282 Loth. L.H.; Gent-1988; 7585 PR Glane;

Haweg 14; tel, 053-611932; d.
287 Meulen, H.P.A. van der; 1989; 7011 VN
Gaanderen; Beitserijstraat 6; lel. 08350-
40512 privé, 08340-24631 prakt.; p., ge-
ass. met P.N. Beenen. N.S.J. Hoogland, J.
de Jong, A.J.M. Metz, P.J.M. Stroomer en

H.W.F. Swart.

-ocr page 378-

288 Mol. E.P.C.J.; 1979; 2215 ZJ Voorhout;
Postbus 1
01 ; tel. 02522-15231 ; p.

296 Oo.sterwijk-Flour. Mevr. Dr. A.G.R.;
Gent-1978; Antwerpen-1979; 2471 PS
Zwammerdam; Dr. Schreuderstraat 28; tel.
01726-13782 privé, 020
-5908558 bur.;
fax 020-6915183; adviseur Nieuwe
Ontwikkelings Activiteiten Hoechst
Holland N,V,

301 Ploeg, Mevr. C.J.M. van der; 1984; 5632
A.\\ Eindhoven; Tweelingenlaan 28; tel.
040-424485 privé,
04906-1682 prakt.; p.,
medew. bij J.P.M. Spoorenberg.

305 Ree, G. van der; 1992; 3511 LB Utrecht;
Willemsplantsoen 7 A; tel. 030-342098
privé.
078-135779 prakt.; fax 078-
515266;
p.

305 Ree. H. van der; 1957; 3328 AR
Dordrecht; tuchtenburg 129;
tel. 078-
186927 privé. 135779 prakt.;
fax 078-
515266;
p.

310 Rouwette. H.J.F.; 1976; 5807 BM Oo,stmm
(L); Randenrade 32; tel. 04780-87729
privé.
04192-19144 bur.; fax 04192-
11670; d. bij Bovar B
.v.

312 Schaap. Mevr. J.J.; 1990; 2904 \\M
Capelle a/d Ussel; l.ofoten 30; tel. 010-
4508035 privé. 020-5908327; Registration
officer. Hoechst Holland N.V.

367 Schrijen. Mevr. E.S.M.; Gent-1989;
Singapore 1953; How Sun Drive 41A;
tel. 00-65-2890870 privé, 4488153
prakt.; fax 00-65-2890870; p., medew.
bij Mevr. J. Tan.

Post Academisch Onderwiis Diergeneeskunde

voorjaar 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op dc wachtlijst
slaan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de gezelschaps-
dierenpraktijk
 ƒ4725,-

- 6 weken van 5 dagen op afspraak
(94/06)

\\ eterinaire .Apotheek 11

Gemengde Praktijk ƒ 2900,--

- tweemaal dit voorjaar. Om tot een evenwich-
tige indeling van groepen te komen zal de selec-
tie plaatsvinden door de cursusleiders. Via
PAO-Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodi-
ging met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te
houden dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Nieuw Burgerlijk \\\\ etboek c,q, W ettelijke as-
pecten
 ƒ 470,-

- 19 mei 1994 ( 94/24)
Sectiebeelden bij de kat ƒ 345,-

- 20 mei 1994 (94/33)

319 Smit. F.J.; 1992; 9626 BH Schildwolde;
Meenteweg 2; tel, 05982-2549 privé,
1558 prakt,;
fax 05985-3175; p., geass.
met H.J. Buurma en E.N.J. Hettinga.

319 Smit-Hanje, .Mevr,A,W.; 1992; 9626 BH
Schildwolde; .Meenteweg 2; tel. 05982-
2549;
wnd.d.

368 Smits. J.M.; 1993; naar .Nederland.

320 Smits. J.M.; 1993; 4003 ZH Tiel; Joke
Smitstraat 22; tel. 03440-10321; wnd.d.

324*Straten, M. van; 1994;3571 AL Utrecht;

Gisbert Bromlaan 64; tel. 030-718013; d.
332 Vegt. D.J. van der; 1991; 2411 PK
Bodegraven; .Meije 63 A; tel. 01726-
85034 privé,
13798 prakt.; p., medew. bij
G. Honand.

339*Vollema, Mevr. J.R.; 1994; 9088 CB
Wirdum (F); Tsjaerderdijk 9; lel.
05105-52083 privé, 05110-72064 prakt.;
fax 05110-76456; p., medew, bij J,W , de
Boer, K.S. Broersma, F, in \'t Hout en J,
Niehof,

340*Vreede, Mevr, A,M, de; 1994; 3723 BN
Bilthoven; Rubenslaan 9 A; tel, 030-
291696; d,

344 Weeren, Dr. P.R. van; 1983; U-1989; 4105
AE Culemborg; Gelddijk 32; tel. 030-
531323 bur.; specialist Chirurgie van hel
Paard; wel. medew. U.U. (F.D., vkgr. Alg.
Heelkunde en Heelkunde der
Gr. Huisd.).
.349* Wille, G.; 1994; 3511 KG Utrecht;

I.ijnmarkt 47; tel. 030-322447; d.
350* Wink, Mevr. M.G.E.; 1994; 3961 XD
Wijk bij Duurstede; Vechtsteen 11; tel.
03435-77829; d.

Veterinaire .Apotheek I Gemengde Praktijk /

1450,-

- 30en 31 meien 1 juni 1994
(94/05)

Cursus is volgeboekt, opgave voor de wachtlijst
is mogelijk.

Recente ontw ikkelingen in het onderzoek van
varkensziekten

ƒ 635,-

- 2juni 1994
(94/47)

Behandeling van kruisbandletsels / 685,-

- 3juni 1994
(94/36)

- lOjuni 1994
(94/37)

De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Introductie practische toepassing van echo-
grafie

bij gezelschapsdieren ƒ470,-

- 4juni 1994
(94/09)

Deze cursus is volgeboekt, opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

IBR/BVD

ƒ430,-

- 15 juni 1994
(94/46)

Het immobiliseren van wilde of

verw ilderde dieren ƒ1050,-

- 17junil994 (94/34)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374. Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 14l2
.mei

Doorlopende agenda

17 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD

17 Ledenvergadering van de afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De Marken
aan de Dorpsstraat 62 te Marken-binnen.
aanvang 20.30 uur.

17 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.
Deze vergadering is
verschoven naar 24 mei!

17 Ledenvergadering afdeling Zeeland.

17 PAO-D cursus 94/69, Praktische
Echografie Gynecologie Rund.

18 Afdelingsvergadering, Noord-Brabant op
lokatie.

19 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
Ussel, aanvang 20.00 uur.

19 PAO-D cursus: 94/24 Nieuw Burgerlijk
Wetboek c.q. Wettelijke aspecten.

20 PAO-D cursus: 94/33 Sectiebeelden bij de
kal.

24 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

25 Afdelingsvergadering afdeling Zuid-
Holland van de KNMvD

26-28 Cursus \'Presentatietechnieken\'. Kosten:
ƒ850,-, inclusief maaltijden en overnachtin-
gen (inlichtingen Marit Siem of Marjoleine
de Mol, bureau KNMvD, telefoon 030-
510111).

26 Vergadering Groep Homoeopathisch-wer-
kende Dierenartsen in hel
Jaarbeurscongre.scentrum, aanvang 19.30
uur.

28-30 SAVAB-Flanders weekend, provincies-
huis Ie Antwerpen. \'Animals in crisis\':
Practical Emergency and Critical Care of
Life - Treatening Conditions. Dr. Tim
Crowe, and Dr. Rebecca Kirby (The
Veterinary Institute of Trauma, Emer-gency
and Critical Care. The Emergency Center,
Milwaukee, USA). For information contact
Dr. R. Lippens, Moerstraat 27, B 2970
Schilde. Tel. 32-3-6582535/8827 (or fax
0206).

30 31 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk

Juni

1 Themadag over \'De nieuwe gezondheids-
en welzijnswet voor dieren\' in het
Jaarbeuscongrescentrum te Utrecht.
Inschrijving vanaf negen uur \'s morgens.

1 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire Apotheek
I gemengde praktijk

1 3 Second International Symposium on
Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges. Belgium. Information:
Prof. C. van Peteghem. Symposium Chair-
man. Faculty of Pharmaceutical Sciences.
University of Ghent. Harelbeke-straat 72.
B-9000 Ghent, Belgium. Phone (32)
9/2218951 (ext.235). Fax (32)9.220 5243.

2 PAO-D cursus: 94/47 Recente ontw ikkelin-
gen in het onderzoek van varkensziekten

2 4 Congres European Society Veterinary
Demiatology (ESVD) Bordeaux. Voor in-
fonnatie: dr. R. Harvey, 207 Daventry Rd.,
Cheylesmore. GB-Coventry CV3 5HH.

-ocr page 379-

Dierenartsenpraktijk Deurne zoekt een

ENTHOUSIASTE COLLEGA m/v

Wij vragen: een brede inzetbaarheid in de landbouwdierenpraktijk; het willen en kunnen functione-
ren in een groot een hecht team en goede contactuele eigenschappen. Ervaring en een achterwacht
en strekken tot aanbeveling.

Zij die geïnteresseerd zijn worden verzocht binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift te
reflecteren en hun sollicitatie te richten aan: Groepspraktijk dierenartsen, Postbus 264, 5750 AG
Deurne.

Dierenkliniek \'De Beuk\' te Wolvega zoekt op korte termijn een

JONGE ENTHOUSIASTE DIERENARTS m/v

met belangstelling voor gezelschapsdieren en paarden.
Wij vragen een collega:

met relevante praktische ervaring; een flexibele instelling; goede contactuele en sociale vaardighe-
den; die zelfstandig kan funktioneren; met een brede belangstelling.

Wij bieden:

een interessante uitdagende baan in een nieuwe en moderne kliniek; een gemengde praktijk (met de
nadruk op rundvee); full-time/part-time dienstverband; salariëring volgens KNMvD-normen.

Schriftelijke sollicitaties met C.V. voor 1 juni sturen naar:
Dierenkliniek \'De Beuk\', Grindweg 130,8471 EM Wolvega.

Goed gemotiveerde dierenarts (m) zoekt

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

voor samenwerking, danwel overname.

Reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 29/94

-ocr page 380-

Onafhankelijke en Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

Biedt zich aan:

GEMOTI-
VEERDE
DIEREN-
ARTS

m/v

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

HBO-opleiding ACUPUNCTUUR

met redelijke
ervaring, zoekt
± halfjaarlijkse
assistentschap in
gezelschaps-
dierenpraktijk.

Ook part-time
(minimaal 4 dagen
per week).

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting (N.A.A.S.) organiseert
wederom haar succesvolle Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi, fysiotherapeuten, mensendiek(st)ers
en cesaristen.

De opleiding begint op 8 oktober 1994 en vindt plaats op zaterdagen en
zondagen in Motel Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G.A. van der Burg, tandarts en acupuncturist, tevens
auteur van het Handboek voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure dienen belangstellenden
te schrijven naar:

Administratie cursus N.A.A.S., postbus 177, 1200 AD Hilversum of bellen
met 035-834456 (na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van de N.A.A.S. bij vergoe-
dingen van acupuntuurbehandelingen.

Reacties richten
aan de redactie
van het Tijdschrift

voor
Diergeneeskunde,
Postbus 14031,
3508 SB Utrecht,
onder nummer
28/94.

-ocr page 381-

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK
VAN BEPERKTE OMVANG

ter overname, gelokaliseerd in de driehoek: Amsterdam - Nijmegen - Zutphen.

Reacties naar: M. Maus, Buys Ballotstraat 13,3572 ZR Utrecht. Telefoonnummer: 030-721846.

Groepspraktijk in Zuid-Oost Brabant zoekt

DIERENARTS m/v

voor alle voorkomende werkzaamheden.

Sollicitaties binnen 14 dagen richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 31/94.

Dierenarts met vier jaar ervaring in de gezelschapsdieren zoekt een

ANDERE WERKKRING

(eventueel part-time) in het midden van het land of in de Randstad.

Reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 26/94.

Gevraagd:

DIERENARTS m/v

in een gemengde driemanspraktijk.

De werkzaamheden liggen grotendeels op het gebied van de landbouwhuisdieren.
Uitsluitend schriftelijke reacties, binnen 10 dagen richten aan:
D.A.P. Kollum, Postbus 67, 9291 AB Kollum.

-ocr page 382-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 11,1 JUNI 1994

EDITORIAL

OVERZICHTARTIKELEN

Epidemiologie en bestrijding van longworminfecties bij het rund; M. Eysker

WETENSCHAP

321

322

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Gezelschapsdierensector onderkent belang van communicatie; Sophie Deleu 328

Beheersen van infecties via de lucht kan varkensziekten voorkomen 329

Peerdepieten 1994, kleurrijk schouwspel; Sophie Deleu en Geesje Rotgers 330

Swine Vesicular Disease te lijf; H.J. Postema 332

Museum Diergeneeskunde bestaat veertig jaar 333

Minsken doch gewoan etVes in skjinne jas learzcn oan; Rinus van Wijck 334
Een echte hoogleraar in de volle betekenis van het woord verlaat de faculteit;
W. Svhesma 334

Jan Janssen benoemd tot hoogleraar 335
Regeringsstandpunt heroverweging subsidies dierziekten aangeboden aan Tweede Kamer 336

Voor de eerste keer: European Dentistry Award 336

Functie chief veterinary officer vastgesteld 337

Croden vice-president Animal Health Division 337

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 337

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE .340
VRAAG EN ANTWOORD

Corticosteroïden in de praktijk; A.S.J.P.A.M. van Mien 340

REFERATEN 342

STUDENTENREFERATEN 344

BOEKBESPREKINGEN .346

ACTUA

BIJ DE VOORPLAAT

T.W.teGifTel
koninklijk onderscheiden

(zie pag. 350)

Europa ontdelct de voordelen
van de Bolus
met het gat

chronomintk ®

slow-release bolus
beschermt jongvee
kuratief en
preventief tegen
maagdarm- èn
longwormen

yirbac

Uitgebreide dokumentatie
verkrijgbaar bij uw dierenarts.

-ocr page 383-

HOOFDREDACTIE

Dr, W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof dr. G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut, U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W Jackwood (Athens. Georgia. U.S.A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J.M.V.M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Dem)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent. België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen. Germany)

Prof dr. E. J Ruitenberg (Amsterdam Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (Ithaca. New York. U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr P. F. G. M van Waes (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G.J. M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel
030-51 01 ll/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrifl voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrin van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maat.schappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdt)estuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel, 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

KNMVD

»Al»

Drs. A. W. Udo. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven. penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostmm-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw.drs. S.A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

IIM MEMORIAM

Hans MxiWink.J P.Koopman. J.C.J. van Vlieten L.F.M. van Zutphen
Wim van Veen; Jan van de Vijver

MAATSCHAPPIJNIEUWS

T.W. te Giffel, Ridder in de Orde van Oranje Nassau; Sophie Deleu
Is het resultaat lonend\'.\' Sophie Deleu
l.intjes in de veterinaire wereld

MEDEDELINGEN GHD
MEDEDELINGEN GPW
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

348

349

350
352
355

355

356

356

357
357

CONTENTS

REVIEW PAPERS

Epidemiology and control of lungworm infections in cattle; M. Eysker

322

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen \\oor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - hel gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden inde inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
dc inhoud van de in dit tijdschrifl geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrifl mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van dc Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biotogv and Environmental Science
InJe.x-Medicus. Index Veterinurius \' Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scienlijic Abstracts).

-ocr page 384-

m

Een hoogtepunt voor de KNMvD: secretaris ing.
T.W. te Giffel is benoemd tot Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau (zie voorpagina). Hij werd onder-
scheiden, vanwege zijn grote verdiensten voor on-
der meer de Maatschappij. Zoals hij zelf al zei: \'Ik
beschouw dit lintje ook als een beloning voor de KNMvD als geheel; blijkbaar vindt de gemeenschap ons
werk belangrijk\'. Reden genoeg dus, om de secretaris ook in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde in de
bloemetjes te zetten...

In deze aflevering tevens een verslag van de Besturendag 1994: Afgevaardigden van Besturen van
A fdelingen en Groepen bogen zich over \'certificering van dierenartsenpraktijken\' en \'commerciële activi-
teiten van de KNMvD\'.

Over beide onderwerpen ontstond een interessante discussie. En zoals u het in het artikel kunt lezen, er
zijn praktici die in de hemel geloven. Ook solidariteit is nog niet uitgestorven in diergeneeskundig
Nederland. Deze vaststelling is toch op z \'n minst verheugend te noemen in een tijd van economische on-
zekerheid en aardverschuivingen op het vlak van de diergezondheidszorg.

Ook de Novad Coöperatie Ideëel (NCI) organiseerde een interessante brainstormdag over de toekomst
van de gezelschapsdierenpraktijk, waarvan een impressie in dit nummer De uitkomsten zijn verbazing-
wekkend: intercollegiale toetsing staat hoog op de verlanglijst van de gezelschapsdierenprakticus. En dat
is wel een aandachtspunt van de NCI, maar natuurlijk niet van de NCI alleen. Ook voor de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren en de KNMvD in haar totaliteit is deze wens van de prakticus belang-
rijk.

De Hoofdredactie.

321 T I J DSC H R I h T V OO R D I H R G E N F. E S K U N D K , DEFL 1 1 9 , A F L F V E R I N G II, 19 94

-ocr page 385-

11111!
M

EPIDEMIOLOGIE EN BESTRIJDING VAN
LONGWORMINFECTIES BIJ HET RUND

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119. 322-5

M. Eysker\'\'

Overzichtsartikel

SAMENVATTING

Er wordt een overzicht gegeven van de epidemiologie en
de bestrijding van longworminfecties bij het rund. In een
korte inleiding komen de prevalentie van longwormin-
fecties en longwormziekte aan de orde. Hierna worden
belangrijke aspecten van de levenscyclus, de bronnen
van primaire infecties, de mogelijke oorzaken van uit-
braken van longwormziekte en de voorspelbaarheid van
longwormziekte behandeld. Tenslotte worden verschil-
lende methoden voor de bestrijding van longwormziekte:
vaccinatie, strategisch toepassen van anthelmintica,
waakzaamheid en anthelmintische behandeling en be-
weidingsmaatregelen besproken. Geconcludeerd wordt
dat allerlei aspecten in aanmerking genomen vaccineren
nog steeds de beste preventie oplevert.

INLEIDING

Hoewel een vaccin al tientallen jaren beschikbaar is komen
infecties met en ziekte veroorzaakt door
Dictyocaulus vivi-
parus
nog steeds algemeen in ons land voor. De meeste uit-
braken worden gezien aan het eind van het weideseizoen.
De ziekte treedt vooral op bij kalveren. Oudere dieren zijn
als regel immuun. Om de immuniteit op te bouwen en in
stand te houden moet de incidentie van infectie hoog zijn.
Sero-epidemiologisch onderzoek wijst er op dat op het over-
grote deel van de bedrijven in Nederland infecties voorko-
men (1,2). Op veel bedrijven lopen kalveren infecties op
zonder dat ziekte optreedt. Er is dus een balans tussen de op-
bouw van infecties en de opbouw van een weerstand hierte-
gen. De uitkomst van dit evenwicht bepaald of ziekte zal op-
treden. Er kunnen sporadisch uitbraken optreden bij oudere
runderen. Als regel zal er dan, door het uitblijven van
(her)infecties, onvoldoende immuniteit zijn.

EPIDEMIOLDGIE
Aspecten van de levenscyclus

De volwassen wormen leven in de bronchioli en bronchiën.
De eieren met daarin een larve worden opgehoest en inge-
slikt en tijdens de passage door de digestietractus komen de
larven uit. In de faeces ontwikkelen ze zich tot het infecti-
euze derde stadium (L3).

Zeer belangrijk is dat gedurende vrijwel het gehele weidesei-
zoen de ontwikkeling tot L3 en de daarop volgende migratie
naar het gras binnen een week plaats kan vinden (10).
Verspreiding van de zeer trage L3 vindt vooral plaats via de
schimmel
Piloholus (11). De larven kruipen in de sporangiën
en deze worden dan rond het middaguur tot enkele meters

\' Vakgroep injeeliezieklen en Immunologie, .Ajdeiing Parasitologie en Tropische
Diergeneeskunde. Faculteit Diergeneeskunde, UU. Yalelaan I, Postbus Htl.l6S.
S5IIH TD Utrecht.

weggeschoten. Dit mechanisme blijkt niet alleen kwantita-
tief erg belangrijk te zijn maar verklaart ook de snelheid
waarmee de larven massaal op de wei aanwezig kunnen zijn
(4). Een weiland is binnen een week besmet. Ook andere fac-
toren, zoals diarree, regen, regenwormen, insekten en me-
chanische middelen als hoeven, laarzen en machines, kun-
nen een rol spelen bij de verspreiding van de larven maar
deze zijn in vergelijking met
Piloholus van geringe beteke-
nis. Als regel blijven de infectieuze larven in de zomer maar
enkele weken in leven (5,10). In herfst en winter duurt ont-
wikkeling, migratie en verspreiding langer en de larven kun-
nen zelfs overwinteren op de wei.

Na opname door de gastheer penetreren de larven de darm-
wand en migreren dan via lymfe en bloed naar de longen
waar ze na ongeveer een week aankomen. De prepatent pe-
riode is ruim drie weken. Bij de meeste dieren duurt de pa-
tente periode niet langer dan een week of zes, maar in som-
mige dieren kan het veel langer duren. Deze \'carriers\' of
dragers die vaak geen symptomen meer vertonen zijn epide-
miologisch heel belangrijk. Het voorkomen van carriers in
het voorjaar houdt vooral verband met hervatting van de ont-
wikkeling van larven die overwinterd hebben in de gastheer
als geïnhibeerde vroeg vijfde stadia.

Bronnen voor primaire infecties

Voor de opbouw van infecties en ziekte zijn de primaire in-
fecties erg belangrijk. Er zijn in principe 3 situaties waarin
een primaire infectie kan worden opgelopen, deze worden
hieronder besproken.

Overwintering op de wei

In Europa zijn er regionale verschillen in de epidemiologi-
sche betekenis van overwintering van larven op de wei. In
Zwitserland cn Oostenrijk zou dit van geen enkele betekenis
zijn. In Denemarken en Nederland wordt overwintering op
de wei soms wel, maar ook wel eens niet, waargenomen. Op
de Britse eilanden is het wel belangrijk, vooral in de natte at-
lantische regio\'s. Volgens Jorgensen (10) is de grootte van
de kudde en het tijdstip van naar buiten gaan van belang, om-
dat de weideinfecties in het voorjaar laag zijn en bovendien
snel verder afnemen. In grote kuddes die vroeg naar buiten
gaan is de kans dus groter dat één van de dieren een lichte pa-
tente infectie krijgt.

Carriers

In Zwitserland en Oostenrijk is de overwintering in carriers
de belangrijkste bron voor primaire infecties, maar ook el-
ders is de rol van carriers aangetoond. Meestal zijn carriers
jaarlingen, maar het kunnen ook de koeien zijn. Een onder-
zoek naar de meest waarschijnlijke oorzaak van uitbraken
van longwormziekte op praktijkbedrij ven in Nederland wees
in 8 van de 25 bestudeerde gevallen koeien als carrier aan
(15). Uit vervolgonderzoek bleek inderdaad dat, bij vrijwel
alle kuddes melkkoeien enkele lichte uitscheiders van long-
wormlarven te vinden zijn in het voorjaar (8). Koeien zijn

-ocr page 386-

dus veel belangrijker als carrier dan vroeger werd aangeno-
men. Bovendien betekent dit dat kuddes melkkoeien de in-
fectie op een laag niveau in stand houden. Hierdoor wordt de
immuniteit tegen longworm gehandhaafd.
Hertachtigen als ree, damhert en edelhert vormen mogelijk
een aparte categorie van carriers. Kruisinfecties van hert op
rund zijn mogelijk, maar ze slaan veel slechter aan dan infec-
ties van rund op rund (3). Vermoedelijk zijn hertachtigen
daarom niet zeer belangrijk in de epidemiolgie van dictyo-
caulose van het rund.

Stalinfecties

Stalinfecties, alhoewel als regel niet belangrijk, kunnen
voorkomen. Heel sporadisch kunnen ze zelfs tot ziekte lei-
den (12). Meestal zullen stalinfecties optreden via besmet
drinkwater of voer. In Denemarken is aangetoond dat
Pilobolus ook een rol bij de transmissie op stal kan spelen.
Hierbij moet dan wel bedacht worden dat de omstandighe-
den op stal verre van optimaal zijn voor het rondkomen van
de cyclus van deze schimmel. In principe kan de vaccinatie
ook leiden tot een stalinfectie. Enkele bestraalde larven kun-
nen volwassen worden en dat kan resulteren in uitscheiding
van longwormlarven als de kalveren naar buiten gaan.

Mogelijke oorzaken van uitbraken van longwormziekte

Volgens Michel (13) zouden uitbraken in de eerste, de
tweede of eventueel de derde generatie na infectie optreden.
In welke generatie ziekte op zal treden is afhankelijk van het
primaire infectieniveau en de omstandigheden voor ontwik-
keling en migratie van de larven op de wei. Zijn argument
hiervoor is dat het moeilijk voorstelbaar is dat meer dan drie
generaties van lichte infecties niet tot de opbouw van vol-
doende immuniteit zou leiden. Aangezien de lengte van de
prepatent periode ruim drie weken is en de translatietijd min-
der dan een week, treden uitbraken ongeveer één, twee of
drie maanden na primaire infectie op (Figuur 1). Dit gegeven
is een verdere aanwijzing dat primaire infecties en uitbraken
niet vaak door overwinterde larven op de wei veroorzaakt
worden, aangezien deze dan immers vooral in de eerste helft
van het weideseizoen zouden optreden wat in Nederland niet
het geval is. Uitbraken zijn dus vooral terug te voeren tot in-
fecties die via carriers worden verkregen.
Weersomstandigheden hebben ook een invloed op het optre-
den van longwormziekte omdat deze de infectiegraad van de
wei bepalen. Hoewel ook onder warme en droge zomerse
omstandigheden nog steeds transmissie van longworminfec-
ties optreedt (4) komen uitbraken vooral vooronder natte zo-
mer- en herfstcondities.

Voorspelbaarheid van longwormziekte

De reden dat uitbraken volstrekt onvoorspelbaar zijn is dat
nooit zeker is wanneer primaire infecties zullen optreden.
Immers het is niet bekend of er een overwinterde infectie op
de wei is en of er carriers zijn, en zo ja, welke dieren. Daarom
zal het patroon van larvenbesmetting van de wei zeer varia-
bel zijn in tijd en plaats, zelfs binnen bedrijven. Niettemin
moet er een seizoensmatige trend zijn in de infectieuziteit
van weiden omdat uitbraken vooral aan het eind van het wei-
deseizoen voorkomen.

Wanneer echter bekend is wanneer primaire infecties zijn
opgetreden is het verloop van longworminfecties goed voor-
spelbaar. Gedurende het overgrote deel van het weidesei-
zoen zal een wei binnen een week na contaminatie met long-
wormlarven besmet zijn met infectieuze larven via de zeer
efficiënte translatie met
Pilobolus. Bovendien zullen, als
kalveren een lichte primaire infectie hebben opgelopen, de
herinfecties vanaf een kleine week na het begin van de uit-
scheiding van larven via de faeces vele malen zwaarder zijn
dan de primaire infecties.

Misschien dat het verloop van infecties op praktijkbedrijven
veel voorspelbaarder is te maken als kalveren naar buiten
gaan op een wei waar eerst de koeien gelopen hebben. Het is
dan immers vrijwel zeker dat ze meteen een lichte primaire
infectie op zullen lopen (8). Een ziekteuitbraak zou dan
vanaf twee tot drie maanden na het naar buiten gaan kunnen
beginnen, althans wanneer niet preventief wordt ingegrepen
(Figuur 1).

BESTRIJDING
Algemeen

Het dilemma waarmee we geconfronteerd worden bij de be-
strijding van longwormziekte bij het rund is dat enerzijds de
runderen een voldoende immuniteit moeten opbouwen en
onderhouden en dat anderzijds de opbouw van infecties zo-
danig moet zijn dat er geen economische schade mag optre-
den. In de praktijk betekent dit dus mede dat systemen waar-
bij gepoogd wordt de parasiet lokaal uit te roeien gevaarlijk
zijn. Immers in een regio met hoge prevalentie zoals ons land
zal herintroduktie van de parasiet vroeg of laat gebeuren. Het
gevaar is dan groot dat een uitbraak niet tot de kalveren be-
perkt blijft maar dat ook de koeien ziek worden. De econo-
mische schade is dan groot mede omdat er geen erg effec-
tieve anthelmintica zijn die aan melkkoeien kunnen worden
toegediend met gevolg dat dan de melk langdurig niet kan
worden geleverd. Terecht of ten onrechte wordt tegenwoor-
dig vaak beweerd dat, mede als gevolg van suppressieve
wormbestrijding, de incidentie van longwormziekte bij
koeien is toegenomen. In ieder geval staat wel vast dat tegen-
woordig de toepassing van het vaccin terrein verliest.
Vermoedelijk worden in plaats daarvan vooral suppressieve
applicaties van anthelmintica toegepast.

Vaccinatie

Het vaccin bestaat uit het toedienen van tweemaal een dosis
van ongeveer 1000 bestraalde larven met een tussenpoos van

T I J 1) s C H R I t T V O O R D I E R (i l: N E E S K U N D K , D E E L 119, AFLEVERING II, 1994

323

-ocr page 387-

I ft

Mk

4 weken. Kalveren moeten bij de eerste toediening minstens
6 weken oud zijn. Twee weken na de laatste toediening gaan
de kalveren naar de weide. Voor de verdere opbouw, en het
in stand houden, van de immuniteit is het belangrijk dat de
dieren steeds opnieuw geïnfecteerd worden. Wanneer na de
vaccinatie herinfectie 6 maanden uitblijft kan de bescher-
ming tegen een zware infectie onvoldoende zijn. Aangezien
een enkele bestraalde larve toch volwassen wordt, kunnen
gevaccineerde kalveren zelf verantwoordelijk zijn voor de
noodzakelijke herinfecties. Dit betekent bovendien dat wei-
den waar gevaccineerde kalveren gelopen hebben niet persé
veilig zijn voor niet gevaccineerde dieren.

De volgende voordelen van vaccinatie kunnen worden aan-
gegeven:

- Het is eenvoudig op stal uit te voeren.

- Er is een goede combinatie mogelijk met de meeste syste-
men ter preventie van maagdarmwormziekte.

- Alhoewel niet gegarandeerd kan worden dat de immuniteit
gedurende het gehele leven in stand blijft, is er geen andere
methode waarbij een voldoende immuniteitsopbouw beter
gewaarborgd is.

Als nadelen kunnen worden aangemerkt:

- Er moet rekening gehouden worden met transmissie van
infectie van gevaccineerde naar niet gevaccineerde dieren.
Het is dan ook niet verstandig te gaan vaccineren op een
bedrijf waarvan niet zeker is dat longworminfecties voor-
komen. Dit is ook een belangrijke reden waarom in lage
prevalentie regio\'s als Denemarken vaccinatie niet wordt
toegepast.

Strategisch toepassen anthelmintica

Enkele systemen die bedacht zijn voor de bestrijding van
maagdarmwormziekte hebben ook een invloed op de ont-
wikkeling van longworminfecties. Deze zullen hieronder be-
spoken worden:

Sustained release bolus met morantel en levamisole
De \'Paratect-flexbolus\' met de werkzame stof morantel
geeft een beschenning tegen longworminfecties gedurende
de eerste 60 dagen na toediening. Hij kan veilig gecombi-
neerd worden met de vaccinatie.

De levamisole bevattende \'Chronomintic bolus\' geeft een
beschenning van 90 dagen tegen longworminfecties.
Combinatie met vaccinatie is niet aan te bevelen omdat de zo
belangrijke herinfecties gedurende deze 90 dagen geblok-
keerd worden door het continue vrijkomen van het worm-
middel.

De oxfendazole pulse release bolus
De oxfendazole bevattende \'Repidose 5\', \'Repidose Forte\',
\'Synantic Multidose 130\' en \'Synantic Multidose Plus\' ge-
ven een bescherming tegen longwormziekte gedurende 130
dagen. Deze boli zijn te combineren met vaccinatie omdat er
tussen de pulsen in een infectie kan worden opgenomen en
de wormen kunnen zich dan bijna tot het volwassen stadium
ontwikkelen. Bovendien komt, met name de eerste puls, niet
in alle gevallen op tijd, zodat dan zowel maagdarmwormei-
eren als longwormlarven via de faeces op de wei kunnen ko-
men. Dit moet meer als een voordeel dan als een nadeel ge-
zien worden omdat een gebrekkige immuniteitsopbouw
eerder een nadeel van dit systeem is dan een gebrekkige on-
derdrukking van de worminfecties.

Behandelen met inten\'allen

Men kan behandelen op 3, 6 en eventueel 9 weken na het
naar buiten gaan met (pro)benzimidazolen of levamisole,
maar ook op 3, 8 en eventueel 13 weken na het naar buiten
gaan met ivermectine.

Beide systemen berusten op hetzelfde principe als bovenge-
noemde boli, namelijk dat door onderdrukking van de eiuit-
scheiding aan het begin van het weideseizoen de wei tot het
einde van het weideseizoen veilig te gebruiken is. Het voor-
naamste verschil is dat ivermectine een residu-effect heeft
van enkele weken. Vandaar de langere tussenpozen.
Deze systemen zijn wat hun combinatie met vaccinatie be-
treft min of meer te vergelijken met de oxfendazole pulse re-
lease bolus.

Immuniteitsopbouw bij strategisch gebruik van anthelmin-
tica

Bij gebruik van de oxfendazole boli, de levamisole bolus en
behandelen met intervallen kan er een voldoende immuni-
teitsopbouw plaats vinden als er betrekkelijk zware long-
worminfecties plaats vinden tijdens de werkzame periode.
Het dilemma is dat de weideinfecties in het voorjaar zeer
laag zijn en dat bovengenoemde systemen opbouw van in-
fecties onderdrukken. Op praktijkbedrijven zal dus als regel
de opbouw van immuniteit tegen longworm onvoldoende
zijn als de werkzame periode van deze systemen is beëin-
digd. Het is misschien aan te bevelen om, wanneer anthel-
mintica strategisch gebruikt worden, de koeien in het voor-
jaar eerst op de kalverwei te doen. Het is dan vrijwel zeker
dat de kalveren een lichte primaire infectie op zullen lopen
(8). Bij de morantel bolus wordt geen immuniteit opge-
bouwd als infectieuze larven worden opgenomen tijdens de
werkzame periode en de fabrikant geeft dan ook aan dat voor
de preventie van longworm de bolus gecombineerd kan wor-
den met vaccinatie.

Voordelen

- Bovengenoemde suppressieve systemen geven in het eer-
ste weide.seizoen meestal een afdoende bescherming tegen
maagdarmworm- en longworminfecties.

- Dc bolussystemen zijn gemakkelijk toe te passen.

Nadelen

- Dc systemen zijn eigenlijk bedoeld voor preventie maag-
darmwormen; soms treedt er een uitbraak van longworm-
ziekte op aan het eind van het weideseizoen.

- Er is onvoldoende opbouw van immuniteit tegen long-
wonn en als de boli toegepast worden bij kalveren die laat
naar buiten gaan op gemaaid land, ook tegen
Ostertagia.

Dose and move systeem

Dit systeem berust op de wetenschap dat de infectieuze lar-
ven van maagdarmwormen in het voorjaar als regel nog niet
in grote aantallen aanwezig zijn, maar vanaf de \'mid-zomer
stijging\' in juli wel (13). Kalveren worden daarom in juli be-
handeld met een wormmiddel en verweid naar schoon land.
Het zal duidelijk zijn dat dit systeem niet effectief is tegen
longworm, zelfs niet als een anthelminticum gebruikt wordt
dat werkzaam is tegen deze parasiet. Wel zou, als de kalve-
ren op het moment van behandelen al een lichte primaire in-
fectie achter de rug hebben, de behandeling op een juist mo-
ment kunnen komen om ziekte te voorkomen terwijl
bovendien voldoende immuniteit wordt opgebouwd. De toe-
pasbaarheid van dit systeem wordt momenteel onderzocht

-ocr page 388-

bij de afdeling Parasitologie van de faculteit Diergenees-
kunde. Indien zou blijken dat dit in de praktijk uitgevoerd
kan worden is er dus sprake van natuurlijke vaccinatie.
Wanneer kalveren in het voorjaar op koeieweiden naar bui-
ten gaan zullen ze vrijwel altijd direkt een lichte primaire in-
fectie oplopen. Dit zou dan mogelijk perspektieven bieden
voor toepassing van het dose and move systeem voor pre-
ventie van zowel longworm als maagdarm wormen.

Waakzaamheid en therapie

Waakzaamheid en therapie zijn in combinatie zeer geschikt
voor veel praktijkbedrijven. De meest genoemde reden om
anthelmintica toe te passen bij rundvee is als therapie van
longwormziekte bij kalveren (14). Als een boer goed op zijn
kalveren let, zodat tijdig behandeld kan worden, is de schade
meestal gering. Bij dergelijke boeren is waakzaamheid en
therapie daarom mogelijk een reëel alternatief voor andere
opties ter bestrijding van longwormziekte. Bij boeren die
niet in staat zijn hun kalveren voldoende aandacht te geven is
dit principe niet haalbaar.

Beweidingsmaatregelen

De bestrijding van longwormziekte met behulp van bewei-
dingsmaatregelen gaat uit van het verweiden voordat er een
mogelijkheid is van zware herinfecties wanneer er eenmaal
uitscheiders binnen een koppel zijn. Dit betekent in feite dat
niet-immune groepen dieren steeds
hinnen 4-5 dagen ver-
weid moeten worden naar een veilig perceel. Aangezien het
tijdstip van het oplopen van infecties onzeker is, is het vrij-
wel onmogelijk in te schatten wanneer met dit schema be-
gonnen moet worden. In Cuba worden, en in de vroegere
DDR werden, de kalveren ter preventie van longwormziekte
dan ook systematisch elke 3-4 dagen naar een nieuw perceel
verweid. Deze percelen werden na minimaal 35-40 dagen
opnieuw gebmikt (9). Het systeem voldeed bij systematische
toegepassing goed. Door het veelvuldig verweiden naar
steeds weer nieuwe percelen is de insluip van lichte long-
worminfecties vrijwel verzekerd, waardoor immuniteitsop-
bouw optreedt.

Uit een driejarig onderzoek bij de afdeling Parasitologie van
de faculteit Diergeneeskunde bleek een adequate preventie
van longwormziekte ook mogelijk te zijn door kalveren elke
week om te weiden over 6 perceeltjes (6,7). Elke twee weken
omweiden over 3 percelen resulteerde wel in longworm-
ziekte (7). Een belangrijk bezwaar van het Oostduitse, en het
in Utrecht geteste, systeem is dat het niet effectief is tegen
maagdarmwormziekte. Maagdarmwormlarven blijven na-
melijk veel langer in leven dan longwormlarven zodat dieren
niet terug kunnen gaan naar reeds gebruikte percelen. (6,7).
Bovendien zal duidelijk zijn dat alle beweidingssystemen
die aangegeven kunnen worden voor de preventie van maag-
darmwormziekte niet effectief zijn tegen longworm omdat
de beweidingsperioden dan langer dan een week zijn. Wel
hebben maatregelen als tussentijds maaien en alternerend of
samen weiden met andere diersoorten enig effect.
Hoewel het dus inogelijk is zware longworminfecties via be-
weidingsmaatregelen te voorkomen, is dit in de praktijksitu-
atie onhaalbaar.

CONCLUSIE

Met betrekking tot de bestrijding van longworm hebben di-
verse managementsystemen al of niet gecombineerd met een
therapeutische behandeling bepaalde voordelen. De conclu-
sie luidt tenslotte dat vaccineren nog steeds de beste, zij het
niet 100% effectieve, manier is om longwormziekte te voor-
komen. Alle andere beschikbare systemen leveren meer ri-
sico\'s.

DANKBETUIGING

Drs. J.H. Boerscma en prof. dr. A.W.C.A. Comelissen worden bedankt voor
het kritisch doorlezen van het manuscript.

SUMMARY

Epidemiology and control of lungworm infections in cat-
tle

The epidemiology and control of lungworm infections in cattle are revie-
wed. A short introduction is given on the prevalence of lungworm infections
and lungworm disease. Thereafter important aspects of the life cycle, the
causes of primary infections, the possible causes of outbreaks of lungworm
disease and the predictability of lungworm disease are reviewed. Finally
different control measures for lungworm disease, vaccination, strategic ant-
helmintic treatment, vigilance and anthelmintic treatment and grazing ma-
nagement are discussed. It is concluded that vaccination is still the best pre-
ventive method.

LITERATUUR

1. Boon JH, Kloosterman A, and Brink R van den. The incidence of
Dicyocaulus viviparus infections in cattle in the Netherlands I: The
Enzyme Linked Immunosorbent Assay as a diagnostoc tool. Vet Quart
1982; 4: 155-60.

2. Boon JH, Kloosterman A, and Lende T van der. The incidence of
Dictyocaulus viviparus infections in cattle in the Netherlands II: Survey
ofsera collected in the field. Vet Quart 1984; 6: 13-7.

3. Comgall W, Coutts AGP, Watt CF, Hunter AR, and Munro R.
Comparison by experimental infections in cattle of a
Dictyocaulus spe-
cies occurring naturally in red deer and a dyctyocaulus of bovine origin.
Vet Rec 1988; 122:302-4.

4. Eysker M. Direct measurement of dispersal of Dictyocaulus viviparus in
sporangia
of Piloholus. Res Vet Sci 1991; 50: 29-32.

5. Eysker M, and Miltenburg L van. Epidemiological patterns of gastroin-
testinal and lung helminth infections in grazing calves in the
Netherlands. Vet Parasitol 1988; 29: 29-39.

6. Eysker M, Boerscma JH, Comelissen JBWJ, Kooyman FNJ, and Leeuw
WA de.
Dictyocaulus viviparus: Effect of rotational grazing on the deve-
lopment of infections. Vet Parasitol I992;41: 127-35.

7. Eysker M, Boerscma JH, Comelissen JBWJ, Kooyman FNJ, Leeuw
WA dc, and Saatkamp HW. The effect of rotational grazing for periods
of one or two weeks on the build-up of lungworm and gastrointestinal
nematode infections in calves. Vet Quart 1993; 15:20-4.

8. Eysker M, Claessens EW, Lam TJGM, Moons MJ, and Pijpers A. The
prevalence of patent lungworm infections in herds of dairy cows in the
Netherlands. Vet Parasitol 1994; in press.

9. Hiepc Th, Buchwaldcr R, and Ribbeek R. Lehrbuch der Parasitologie,
Band 3: Veterinamicdizinische Helminthologie. VEB Gustav Fischer
Verlag Jena. 419 pp. 1985.

10. Jorgensen RJ. Studies on the lungworm Dictyocaulus viviparus (Bloch,
1792) and its epidemiology in young cattle w ith a description of an at-
tempt to prevent parasitic bronchitis. Acta Vet Scand Suppl 1981; 76: I -
77.

11. Jorgensen RJ, Ronne H, HelstedC, and Iskander AR. Spread of infective
Dioctyocaulus viviparus larvae in pasture and to grazing cattle: experi-
mental evidence of the role of
Piloholus fungi. Vet Parasitol 1982; 10:
331-9.

12. Jergenscn RJ, Bisgaard Madsen E, Gronvold J, and Heje NJ. Akut respi-
rationsvejslidelse blandt permanent opstaldede ungtyre. Dansk Vet
Tidsskr 1985; 68: 358-63.

13. Michel JF, The control of some nematode infections in calves. Vet Rec
1969; 85:326-9.

14. Ploeger HW\'. Effect of nematode infections on productivity of young
and dairy cattle on commercial dairy farms in the Netherlands.
Proefschrift, LUW, 1989, 165 pp.

15. Saatkamp HW, Eysker M, and Verhoeff J. Studies on the causes of out-
breaks of lungworm disease on commercial dairy farms in the
Netherlands. Vet Parasitol 1994; in press.

-ocr page 389-

Dé oplossing tegen
vlooien, luizen en teken

bij honden
schuilt in een
klein hoekje.

Speciaal voor de hond:
Pulvex spot-on.

Pulvex spot-on is een nieuw,
niet-systemisch insekticide
tegen vlooien, luizen en teken
bij honden. Het werkt zeer
effectief en is door het eenmalig
opbrengen op de rug van het dier
zowel voor de hond als het baasje
uiterst gebruiksvriendelijk.

Doodt vlooien, luizen en
teken onmiddellijk.

Na eenvoudig openknippen en
opbrengen verspreidt Pulvex
spot-on zich binnen 24 uur over het
gehele lichaam van de hond en
doodt alle vlooien,
teken en luizen
waarmee het in
contact komt.
Eenmaal behan-
deld is de hond tenminste 4
weken verlost van deze verve-
lende parasieten.

Veilig en gemakkelijk
toe te dienen.

toe te passen.

In tegenstelling tot bij
andere insekticiden komen
problemen met het opbren-
gen (morsen etc.) bij Pulvex spot-on
praktisch niet voor en behandeling
geschiedt in een handomdraai.
Pulvex spot-on is niet voor niets de
ideale keuze voor de behandeling
van vlooien, luizen en teken bij de
hond.

Pulvex spot-on

Het \'knippen-knijpen-klaar\' insekticide tegen vlooien luizen en teken.

Pitman-Mooie

Pitman-Moore Nederland B.V. De Molen 5, 3994 DA Houten. Telefoon 03403-40405. Fax 03403-50942.

-ocr page 390-

Dix & Co helpt u over de drempel

Enthousiast dierenarts-
echtpaar met ervaring
zoekt, ter overname

EEN

SCHAPS-
DIEREN-
PRAKTIJK

Afgestudeerd en nu — of straks — praktisch aan de slag?
Doe een beroep op Dix & Co. want als — onafhankelijk —
adviesbureau onderzoekt Dix & Co uw kansen. Beoordeelt
contracten. Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbehoefte en
regelt met u de gewenste financiering en verzekeringen.
Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht — bij asso-
ciatie en assistentie.

Laat Dix uw éne adviseur zijn

>

<

DIX&CO

Bij voorkeur niet in de
Randstad.

Reacties richten aan het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer
32/94.

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauiiissiraiit 100. 3S83 HW Utrecht

GEVRAAGD: in een overwegend grote-
huisdierenpraktijk

EEN DIERENARTS

m/v

met een brede diergeneeskundige be-
langstelling.

alle financiële perikelen
rondom uw praktijk,
v/.o. overname, associatie,
pensioen, financiering,
verzekering:

Geboden wordt een gevarieerde werk-
kring waarin \'s winters de nadruk ligt op
de behandeling van rundvee en schapen
en \'s zomers op de behandeling van
kleine huisdieren en paarden.
Achterwacht wordt op prijs gesteld.

artsen

Schriftelijke sollicitaties kunt u richten
aan H. Schols, Vermaningspad 4,9163
JD Nes, Ameland.

-ocr page 391-

metaplansessie nci

GEZELSCHAPSDIERENSECTOR ONDERKENT
BELANG VAN COMMUNICATIE

Berichten en verslagen

ALLES IS GQED

Zet eens dertig dierenartsen bij elkaar
en stel een vraag. Iedereen weet hoe
dat gaat: drie hebben er een grote
mond en de rest houdt zich stil. De drie
grote monden gaan achteraf met een
tevreden gevoel naar huis -\'Ik heb
mijn best gedaan\'- maar de organisator
is er niet achter, wat \'men\' wil.
Een metaplansessie is dus anders geor-
ganiseerd. Aan de hand van een start-
vraag schrijven de aanwezigen \'kre-
ten\' op papiertjes. \'Alles is goed,
schrijf maar op wat je invalt\'. De pa-
piertjes worden op een groot bord ge-
plakt. Grote schreeuwers hebben even-
veel stemmen als de bedaarde types.
Na een minuut of tien vraagt de discus-
sieleider de deelnemers de kreten te
verklaren en groepeert ze. Op die ma-
nier ontstaan er \'clusters\'. De clusters
krijgen daama een algemene kreet op-
geplakt, een soort grootste gemene de-
ler.

Tot slot krijgt iedereen vijf stickertjes
(sterren) en wordt gevraagd om ze bij
de clusters te plakken. Als een onder-
werp belangrijk gevonden wordt,
krijgt het van iedereen één of meer
stickers.

Heel automatisch ontstaat er dan een
prioriteitenlijst. Zonder enige discus-
sie krijg je inzicht in het draagvlak
voor een bepaald onderwerp. Het is als
brainstormen, maar heeft als voordeel
dat ook het belang van bepaalde onder-
werpen boven komt drijven.

Wat is dat, een metaplansessie? Joost de Veer, dierenarts-manager van de
NCl, moet het weten, want hij organiseerde er één op zaterdag 9 april.
Ongeveer dertig ge/elschapsdierenartsen waren uitgenodigd voor een mega-,
muiti- of meta-brainstormsessie (hoe je het ook noemen wilt) over de toe-
komst van de gezelschapsdierenpraktijk.

De NCI wilde namelijk antwoord krijgen op enkele essentiële vragen.
Joost: \'Wil automatisering van dierenartsenpraktijken succesvol verlopen,
dan moet onderzocht worden voor welke zaken een draagvlak bestaat\'.

Door Sophie Deleu

KANSEN EN BEDREIGINGEN
Op de bewuste zaterdag was Jaap
Klink discussieleider van de metaplan-
sessie van de NCI. Hij heeft inmiddels
een rapport van de resultaten uitge-
bracht. Er waren ook enkele genodig-
den, zoals Peter Poll van Stichting
PAO-D, die als dierenarts net als ieder
ander een duit in het zakje deed, maar
die natuurlijk ook heel geïnteresseerd
was in de uitkomsten voor de planning
van cursussen. Zo zijn ook voor de
KNMvD en de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren in het bijzonder, de
prioriteitenlijsten een mogelijke lei-
draad.

De startvraag voor de metaplansessie
was in dit geval:

voor ontwikkelingen (kansen en
bedreigingen) zijn er de komende vijf
tot tien jaar te verwachten voor de
ge-
zelschapsdierenpraktijk?

Na een ochtend brainstormen ontstond
de volgende lijst ontwikkelingen, in
volgorde van belangrijkheid (dat is
nou juist zo aardig):

1. De vorming van groepspraktijken en
de interne organisatie in die praktij-
ken

2. Een steeds groter wordende vraag
naar kwaliteit van de dienstverle-
ning (van een mondiger en beter
geïnformeerde consument)

3. Specialisatie

4. Het juridisch kader (gevormd door
tuchtrechtspraak en certificering)

5. De onderiinge marktverdeling (nieuwe
praktijkvormen)

6. De toegang tot externe kennis (lite-
ratuur, uitwisselen van kennis en er-
varing)

7. Nieuwe diensten

8. De maatschappelijke ontwikkelin-
gen (bijvoorbeeld milieu)

Over deze onderwerpen is overigens
niet uitgebreid gediscussieerd (al wa-
ren de gesprekken in de pauzes heftig
genoeg); er is alleen gesignaleerd.
Bij \'groepspraktijken\' moet men ook
denken aan \'samenwerkingsverban-
den\' tussen meer praktijken, waarbij er
één hoofdpraktijk is. De aanwezigen
waren ervan overtuigd, dat de ontwik-
keling van groepspraktijken opnieuw
een cascade van ontwikkelingen op
gang brengt. Zo is het bijvoorbeeld
niet ondenkbaar dat in de toekomst een
niet-dierenarts de manager is van een
praktijk.

COMMUNICATIE
Na de lunch, besloot de discussielei-
der, was de startvraag:

Hoe kan communicatie bijdragen aan
punt 2 van de ochtendsessie, een ver-
betering van de kwaliteit van de
dienstverlening?

De NCI vond punt 2 meer in de lijn lig-
gen van haar werkzaamheden (infor-
matisering) dan punt 1, de vonning
van groepspraktijken. Bovendien is de
vraag om kwaliteit een ontwikkeling
van buitenaf, waarop de dierenartsen
moeten en willen reageren.
De organisatie verwachtte, dat het
thema \'vorming van groepspraktijken\'
beter uitgewerkt zou kunnen worden
als eerst de omgeving van de dierenart-
senpraktijk (druk van buitenaf) in
kaart was gebracht.

Het antwoord op de tweede vraag moet
gezocht worden in de volgende rich-
ting, aldus de deelnemers:

1. Communicatie met collega\'s, inter-
collegiale toetsing (met stip; dit
cluster had ontzettend veel sterre-
tjes)

2. Persoonlijke communicatieve vaar-
digheden

3. Informatieverstrekking aan de cliënt
na het spreekuurbezoek

4. Protocols en standaards

5. Bewaking van het vervolg van een

T 1 J D S C H R I h T VOOR D 1 H R G K N E F S K U N 1) E , D E E L 1 19, AFLEVERING 1 1 , 1994

328

-ocr page 392-

m tm^imw m

liitiiiliiiff\'fliirfliMfi

spreekuurbezoek

6. Algemene voorlichting

7. Juiste informatie over patiënt en
cliënt bij binnenkomst

8. Afspraken vooraf met cliënt over uit
te voeren verrichtingen.

Communicatie met collega\'s en inter-
collegiale toetsing werden dus het be-
langrijkst gevonden. Achteraf zeg je
\'nogal wiedes\', maar het is nuttig dat
dit op papier staat. De NCI heeft nu ge-
reedschap om er vanuit haar gezichts-
punt aan te werken. Bovendien kunnen
ook andere groeperingen van deze
kennis gebruik maken.

CULTUURVERSCHILLEN
Er restte de deelnemers nog enige tijd
om een volgend onderwerp aan te pak-
ken. Het bleek niet moeilijk om een
vraag te bedenken:

Welke knelpunten staan een systeem
van intercollegiale toetsing in de weg?

Dit was blijkbaar een inspirerende
vraag, want de kreten waren suggestief
en creatief Een kreet als \'ik ben een
betere dierenarts dan mijn buurtcol-
lega\' bleek heel goed te passen bij \'ei-
genwijs\'.

Heel confronterend waren dan ook de
resultaten:

1. Cultuurverschillen tussen praktijken

2. Financiën (tarieven)

3. Kritiek

4. Hoe?

5. Eigenwijs (een cluster apart)

Vrijwel iedereen achtte de samenwer-
king en communicatie met collega\'s
van groot belang, maar constateerde
dat dit toch op veel belemmeringen
stuit. Cultuurverschillen zijn verschil-
len in opvatting over praktijkvoering.
Een voorbeeld is een verschil in be-
reikbaarheid. In de ene praktijk is een
antwoordapparaat een vloek, in de an-
dere doet men er helemaal niet moei-
lijk over, dat de klanten teruggebeld
worden. Het zijn verschillen die niet
onder het cluster \'eigenwijs\' vallen,
maar eerder een verschil van mening
genoemd moeten worden. Overigens
is de dierenarts wel weer zo eigenwijs
(punt 5) dat hij of zij niet al te gemak-
kelijk over die cultuurverschillen heen
stapt.

Eén van de aanwezigen was overigens
van mening dat het geen zoden aan de
dijk zou zetten om te proberen de cul-
tuurverschillen te nivelleren: \'We
moeten kijken wat we wel samen kun-
nen doen, dan blijkt uit het resultaat
vanzelf dat verschillen minder rele-
vant zijn\'. Gewoon beginnen dus.
Dc vraag werd gesteld, of de dierenarts
geen behoefte heeft aan een cursus in
communicatieve vaardigheden. Peter

Poll (PAO-D) had het antwoord klaar:
\'In het najaar zullen we het weten,
want dan staat er één op het pro-
gramma. Aan de belangstelling kun-
nen we zien of er behoefte aan is\'.

WAT MOET DE NCI NU?
\'Tja\', zei Joost \'voor de NCI zijn dit
geen gunstige resultaten, want je kunt
onderlinge communicatie niet automa-
tiseren zonder dat die verschillen in
cultuur minder van belang geacht wor-
den\'. Het is niettemin nuttig om dit te
weten, het betekent gewoon dat er
eerst heel veel energie in de dierenart-
sen zelf gestoken moet worden.
Jaap Klink formuleerde dit op een po-
sitieve manier: \'U bent geneigd om de
knelpunten bij uzelf te zoeken en niet
bij de automatiseringsfirma\'s\'. Ecn
metaplansessie om dit te onderzoeken
heeft gelukkig als voordeel, dat nie-
mand persoonlijk verantwoordelijk is
voor de uitkomst.

De NCI kan in elk geval weer even
vooruit. De in de toekomst uit te zetten
lijnen voor de gezelschapsdierensector
zullen op deze sessie gebaseerd zijn.
De Stichting PAO-D en de KNMvD
(Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren) zetten intercollegiale toetsing
wellicht nog iets hoger op de agenda.
Eigenwijs zal de dierenarts waar-
schijnlijk altijd blijven, maar commu-
niceren kun je leren.

De publikatie is bedoeld als voorstudie
om te inventariseren welke methoden
van microbiologische behandeling van
lucht het meest geschikt zijn om verder
te ontwikkelen. De technische en eco-
nomische haalbaarheid stond daarbij
voorop.

De gezondheid van het varken is een
belangrijk aandachtspunt in de mo-
derne varkenshouderij. Voor een uit-
gebalanceerde gezondheidszorg is pre-
ventie van groot belang. Om preven-
tief te kunnen werken moet men in-
sleeproutes van ziekten beheersen.
Omdat infecties via de lucht nog niet
beheersbaar blijken te zijn, heeft de

beheersen van infecties via
de lucht kan varkensziekten
voorkomen

Het Informatie en Kennis Centrum (IKC), afdeling \\ arkenshouderij heeft in
publikatie G13 \'De aërogene infectieroute; microbiologische zuivering van
binnenkomende ventilatielucht bij varkensstallen\' een aantal mogelijkheden
beschreven om deze infectieroute te beheersen.

IKC-afd.eling Varkenshouderij hieraan
aandacht besteed. De mogelijkheden
om de aërogene infectieroute te be-
heersen zijn er, maar vragen om ver-
dere studie en onderzoek.
De conclusies uit de voorstudie geven
aan, dat nader onderzoek en discussie
gewenst zijn. De projectgroep heeft
een aantal discussiepunten geformu-
leerd en doet in het laatste hoofdstuk
van de publikatie een aantal onder-
zoeksvoorstellen.

Naar aanleiding van dit rapport wordt
op het varkensproefbedrijf in Sterksel
momenteel gewerkt aan de bouw van
een Air Pathogeen Free-stal.

De publikatie G13 is te bestellen door
25 gulden over te maken op postreke-
ning 431939 ten name van IKC-
Veehouderij te Ede onder vermelding
van G13 \'De aërogene infectieroute\'
èn het adres van de besteller.

BANDEN TVD

\\ anaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,-(inclusien71/2 %
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht, Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 toten
met 1994, De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 171/2 %
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 511606
ten name van de KNMvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus jaar-
gang).

-ocr page 393-

PEERDEPIETEN 1994 KLEURRIJK
SCHOUWSPEL

Peerdepieten 1994 leek tot grote tevredenheid van de aanwezigen sterk op
Peerdepieten 1993. Zo scheen het traditionele Oranje-zonnetje, af en toe be-
dreigd door dikke regenwolken, die zich gelukkig pas de volgende dag hebben
geleegd. Ook het bier smaakte op de drafbaan net zo goed als altijd. En na-
tuurlijk kwam iedereen, iedereen weer tegen. Geen betere plek om te reünië-
ren, dan de Hilversumse drafbaan op 30 april.

Door Sophie Deleu en Geesje Rotgers/foto\'s Geert Bistervels

dit jaar de boventoon. Het dessin mag
uit bloemen bestaan, maar dat is zeker
niet noodzakelijk.

De intocht van Bestuur der DSK en ge-
nodigden had plaats in koetsen en ou-
derwet.se bussen. Het zag er gezellig
uit. Onder de genodigden bevond zich
A.W. Udo, voorzitter van de KNMvD.
Als pauzeprogramma\'s had de vice
praeses van het DSK-Bestuur gezorgd
voor demonstraties van de Koninklijke
Nederlansche Jachtvereeniging (jacht
met de meute), bokkewagens en een
motortrial-show. Een indrukwekkend
programma, dat vlekkeloos is afge-
werkt.

De geheel eigen veterinaire interpreta-
tie van Ascot-style neigt tegenwoordig
weer naar bloemen. Fruit en groente op
de hoeden zijn enkele jaren \'je van het\'
geweest, maar het gewicht van deze
produkten heeft de dames waarschijn-
lijk doen besluiten weer zijden bloe-
men te bevestigen op de kleurrijke
hoofdtooien. Tevens bleek, dat korte
jurken ook \'passé\' zijn. Lange jurken
tot vlak boven de enkel, die wijd uit-
staan zonder plooien, voerden althans

De Peerdepietenrace is gewonnen
door Fuus Thate. Zij was vorig jaar or-
ganisator van het Peerdepietenfestijn
en maakte het feest dit jaar van een wel
heel bijzondere zijde mee: voorop in
de Peerdenpietenkoers. Zij startte snel
en is nooit meer ingehaald. De koers
werd overigens professioneel gereden;
een mooi gesloten veld en geen gekke
dingen als \'vier dik de bocht door\'.
De reünistenkoers is vanzelfsprekend
een verhaal apart. Geesje Rotgers, me-
dewerker van het secretariaat van de
KNMvD en voor deze gelegenheid
langs de kant aanwezig, tekende het
volgende verslag op:

Tegen kwart voor vijf, onder een regel-
matig doorbrekend voorjaarszonnetje,
verschenen de eerste reünisten op de
baan. Voor deze koers hadden zich tien
dierenartsen aangemeld. Allen hadden
in hun studententijd al eens deelgeno-
men en zeven van hen waren indertijd
gekroond tot Peerdepiet of
Peerdepetra van het jaar. Gerben de
Boer, de allereerste Pierdepiet uit de
veterinaire geschiedenis, was ook van
de partij. Hij won de race in 1958. In
die tijd werden de traditionele wed-
strijden nog gehouden op Drafcentmm
Mereveld.

INRIJDEN

De pikeurs stuurden bij het inrijden

TIJDSCHRIFT VOOR D i E R G F N E F. S K u n D E , DEEL 119. AFLEVERING 11, 1994

330

-ocr page 394-

- A

■My

m

hun paarden behendig heen en weer
langs de toeschouwers. Door de luid-
sprekers werden zij voorgesteld, zodat
direct duidelijk werd welke dierenarts
achter welk paard schuil ging. Het veld
bestond dit jaar uit (met deelnamejaar
Peerdepietenkoers) Mirjam Bos
(1986), Sophie Deleu (1990), Margot
Kampert (1978), Rob Back (1964),
Gerben de Boer (1958), Krijn
Coppoolse (1979), Koos Koot (1970),
Jan Kraak (1971), Jac Oomen (1964)
en Pol van de Vijver (1960).

De pikeurs kregen een kwartier de ge-
legenheid om hun paard warm te lo-
pen, waarbij de draf soms al stevig
werd ingezet. Voor de toeschouwer
was dit op zich al een aardig schouw-
spel. Gezien het deelnemersveld, be-
loofde het een spannende race te wor-
den. Door de luidsprekers klonk: nog

twee minuten,.....nog één minuut......

nog tien seconden ..... De hekkenwa-
gen begon richting de startlijn te rij-
den, waar hij zich op topsnelheid los-
maakte van de dravers.
Dc kunst is nu om het
paard zo dicht mogelijk
achter de startwagen te
laten draven, zodat de
eerste meters winst al
zijn behaald bij het los-
tijden van de wagen.
Helaas was deze geluk-
kige startpositie niet

voor alle deelnemers weggelegd. En
het bleek maar weer eens dat het dan
niet meer lukt aansluiting te vinden bij
de groep...

WINNAAR

Mirjam Bos, met haar paard Chantal
Ge, werd de uiteindelijke winnaar. Al
vanaf het begin van de race was zij
vóór in het veld te vinden. Geen van de
deelnemers wist in de twee ronden du-
rende race de koppositie van haar over
te nemen. Onder luid applaus, pas-
seerde Mirjam Bos met grote voor-
sprong, als eerste de finish. Na de
(bloemen)huldiging reed zij nog een
ereronde voor het publiek. Uit handen
van Udo ontving zij de Absyrtus-prijs.
Deze prijs is speciaal beschikbaar ge-
steld voor de beste pikeur onder de
reünisten.

Al met al was Peerdepieten \'94 weer
een geslaagde dag. De gokkers zullen
wellicht niet veel gewonnen hebben,
omdat Chantal Ge niet als winnaar was
getipt. De studenten hebben vanzelf-
sprekend de hele nacht gefeest op het
gala, het sluitstuk van Peerdepieten
\'94, in de streekschouwburg te Cuijk.

-ocr page 395-

DE BUURTONDERZOEKEN
Op 17 en 18 februari werd in Haarle
een buurtonderzoek uitgevoerd. Alle
varkensbedrijven in het beschermings-
gebied Haarle werden bezocht, kli-
nisch geïnspecteerd en er werden
3.095 bloedmonsters op 65 bedrijven
genomen. In het toezichtsgebied wer-
den uitsluitend de bedrijven bezocht
waar in het verleden \'single-reactors\'
waren of waar volgens de beschikbare
gegevens mogelijk varkens aanwezig
zouden kunnen zijn en waar geen re-
cent bloedonderzoek had plaatsgevon-
den. Uit het bloedonderzoek bleek een
varkensbedrijf grenzend aan de ex-
portplaats besmet te zijn. Later is uit
mestmonsters van dit bedrijf SVD-vi-
rus aangetoond. Op 22 en 23 maart is
het buurtonderzoek herhaald. Er wer-
den geen besmette of verdachte bedrij-
ven aangetroffen. Daarom werden op
29 maart het beschermingsgebied en
het toezichtsgebied opgeheven.
Op 26, 27 en 28 februari werd in
Bergharen een buurtonderzoek ver-
richt. Alle varkensbedrijven in het be-
schermingsgebied Bergharen werden
bezocht, klinisch geïnspecteerd en er
werden op 61 bedrijven 2.622 bloed-
monsters genomen. In het toezichtsge-
bied werden uitsluitend de bedrijven
bezocht waar in het verleden \'single-
reactors\' waren of waar volgens de be-
schikbare\'gegevens mogelijk varkens

\' Coördinator SVD-acties
aanwezig zouden kunnen zijn en waar
geen recent bloedonderzoek had
plaatsgevonden. Uit het bloedonder-
zoek bleek dat er geen bedrijven in de
omgeving besmet waren. Op 16 en 17
maart is het buurtonderzoek herhaald,
waarbij geen besmette bedrijven zijn
aangetroffen. Op 24 maart is daarom
het beschenningsgebied en het toe-
zichtsgebied opgeheven.
Bij de diverse buurtonderzoeken zijn
de bloedmonstemame\'s door de prak-
tizerende dierenartsen uitgevoerd. De
praktici slaagden erin de benodigde
tijd vrij te maken, zodat bij elk van de
buurtonderzoeken in korte tijd alle
varkensbedrijven werden bemonsterd.

Naar aanleiding van een klacht op 25 januari door de Italiaanse autoriteiten
over verschijnselen van Swine Vesicular Disease (SVD) in een partij slacht-
varkens, die geëxporteerd was op 19 januari van een verzamelplaats in mid-
den-Overijssel, zijn bij de herkomstbedrijven, de verzamelplaats en de vee-
wagens onderzoeken verricht. Op 15 februari bleek SVD-virus aangetoond te
kunnen worden in mestmonsters uit de verzamelplaats. De volgende dag werd
een beschermingsgebied (straal 3 kilometer) en een toezichtsgebied (straal 10
kilometer) ingesteld rond Haarle. In beide gebieden werd het vervoer van
varkens verboden. Vanwege de contacten met een andere verzamelplaats in
het Land van Maas en Waal, werd ook deze verzamelplaats gesloten en be-
monsterd. Op 23 februari werd in mestmonsters uit deze verzamelplaats
eveneens SVD-virus aangetoond. Op 24 februari werd rond Bergharen een
beschermingsgebied ingesteld en een dag later een toezichtsgebied. In febru-
ari en maart zijn buurtonderzoeken en traceringsonderzoeken uitgevoerd op
varkensbedrijven, waarbij honderden varkensbedrijven waren betrokken.
Tevens werd gedurende de week van 28 februari tot 5 maart een grootschalige
reinigings- en ontsmettingsactie uitgevoerd, waarbij alle erkende Nederland-
se varkensverzamelplaatsen en geregistreerde veetransportmiddelen na be-
monstering grondig zijn gereinigd en ontsmet.

Door H.J. Postema\'

DE TRACERINGSONDERZOEKEN
De varkens die sinds I januari 1994
aan de beide verzamelplaatsen zijn ge-
leverd, waren afkomstig van 983 ver-
schillende bedrijven. Aan de hand van
de gegevens van de Identificatie &
Registratie Regeling (l&R-regeling)
en van de \'Regeling Bedrijfscontrole
Dierziekten\' (RBD-regeling) waren de
bedrijven te achterhalen. Uit het be-
stand van de Rijksdienst voor de keu-
ring van Vee en Vlees (RVV) en de
Regionale Gezondheidsdiensten voor
Dieren (RGD\'s) werd een uitdraai ge-
maakt van alle bloedonderzoeken van
de herkomstbedrijven sinds september
1993. Alle bedrijven waar in het verle-
den enkele \'single-reactors\' waren
(zeven bedrijven) en waar onduidelijk-
heden over waren (23 bedrijven) zijn
bezocht, klinisch geïnspecteerd en op-
nieuw bemonsterd. In totaal zijn onge-
veer 2.689 bloedmonsters extra geno-
men. Aan de hand van de oorspron-
kelijke en aanvullende gegevens was
een goed inzicht te verkrijgen in de
SVD-situatie (serologisch en klinisch)
van de herkomstbedrijven. Er werden
geen \'verdachte\' bedrijven aangetrof-
fen. Bij dit deel van de traceringson-
derzoeken zijn de bedrijfsgegevens
van 983 bedrijven kritisch doorgeno-
men.

SWINE VESICULAR DISEASE TE LIJF

NIEUWE KLACHTEN UIT ITALIË
Op 9 maart kwam er een klacht over
een SVD-uitbraak in een van oor-
sprong Nederlandse partij biggen. De
biggen waren op 23 februari van een
verzamelplaats in de Achterhoek
geëxporteerd. Op 14 maart waren alle
bedrijven die varkens en biggen had-
den geleverd aan de betreffende verza-
melplaats in kaart gebracht. Het bleek
dat 69 varkenshouders slachtvarkens
en biggen hadden geleverd op 21 en 23
februari. Alle herkomstbedrijven wa-
ren recent onderzocht volgens het
RBD-protocol (totaal 1.192 bloed-
monsters) en op geen van deze bedrij-
ven waren dieren met antistoftitcrs
aangetroffen.

Op 22 maart werden door Italië twee
klachten gemeld over twee partijen
Nederlandse slachtvarkens die op 27
en 31 januari van twee verzamelplaat-
sen in Midden-Nederland waren ver-
trokken en waarin varkens bleken voor
te komen, waarvan enkele dagen na
aankomst in Italië werd aangetoond
dat deze antistoffen tegen SVD bevat-
ten (vijf respectievelijk zeven dieren).
De herkomstbedrijven zijn op 23
maart in kaart gebracht. Het ging om
67 varkensbedrijven. Een deel van de
bedrijven is indirect achterhaald via de
\'handelaarsstickers\'. De betreffende
varkens zijn in die gevallen aan de ver-
zamelplaats geleverd op naam van de
handelaren en bij de betreffende han-
delaren moesten dan weer de aanlever-
adressen achterhaald worden. Na on-
derzoek bleek dat deze bedrijven allen
voldeden aan de RBD-regeling en dat
recent op alle bedrijven klinisch on-
derzoek was verricht en bloedmon-
sters waren genomen door de praktici.
Op grond van deze gegevens werd be-
sloten geen nader klinisch en/of sero-

-ocr page 396-

logisch onderzoek uit te voeren.
In geen van de gevallen dat er klachten
waren uit Italië bleek het mogelijk om
van individuele dieren met antistoffen
het specifieke herkomstbedrijf te her-
leiden. De huidige I&R-regeling voor-
ziet niet in een zodanige merking van
varkens dat het UBN-nummer van het
herkomstbedrijf eenvoudig is te ach-
terhalen.

DE QRGANISATIE
Sinds de RBD-regeling van kracht is
(september 1993) is er (wederom) een
coördinatiecentrum bij RVV-centraal
te Voorburg actief Daar worden de ge-
gevens van de regionale gezondheids-
diensten (adressen en bloedmonster-
name\'s), van de RVV-kringen en het
CDl in computerbestanden bijgehou-
den. Daamaast worden van daaruit de
vervolgonderzoeken en traceringson-
derzoeken gecoördineerd. Het gaat
daarbij vooral om nader onderzoek op
bedrijven waar één of enkele dieren
met afweerstoffen zijn aangetroffen in
de reguliere stroom bloedmonsters. Bij
klachten uit het buitenland, wordt met
AID en de betreffende RVV-kring een
door het coördinatiecentrum een over-
zicht gemaakt van de SVD-gegevens
van de herkomstbedrijven.
Bij de recente problemen hebben de
RVV-kringen Almelo en Nijmegen/
Oss in de regio\'s crisis-centra inge-
richt. Van daar uit werden de buurton-
derzoeken geleid en werd in een latere
fase het verstrekken van ontheffingen
geregeld. Beide crisis-centra (te
Wierden en te Ewijk) hebben uitste-
kend gefunctioneerd. In het bijzonder
voor de beantwoording van telefoni-
sche vragen en voor het regelen van de
ontheffingen waren deze centra on-
misbaar. De adresbestanden en de be-
drijfsgegevens voor de buurtonderzoe-
ken werden uitgewisseld met het
landelijk coördinatiecentrum. De com-
municatie tussen de beide centra en de
Veterinaire Dienst, de Regionale
Gezondheidsdiensten, de praktici en
de Rijkskeuringsdienst voor Vee en
Vlees verliep uitstekend.

DE SAMENWERKING TUSSEN
DIENSTEN

De samenwerking tussen de diverse
diensten was uitstekend. De RGD\'s le-
veren via modems gegevens onder
meer omtrent de bloedname\'s voor de
RBD-regeling. Daamaast waren de
RGD\'s actief bij het verzorgen van di-
verse mailingen aan de varkenshou-
ders in de ingesloten gebieden en wer-
den gezamenlijk met onder meer de
GD\'s voorlichtingsavonden gehouden
in beide gebieden.

yikämäJLM

333

De Algemene Inspectie Dienst was ac-
tief bij de bewaking van de vervoers-
verboden en bij het uitzoeken van de
traceringsgegevens. Het achterhalen
van de UBN-nummers was bewerke-
lijk in de gevallen dat er met hande-
laars-stickers werd gewerkt. In de an-
dere gevallen werden de UBN-
nummers uit de bedrijfsadministraties
herleid en waren herkomstbedrijven
via het coördinatiecentrum in kaart te
brengen.

Het CDl heeft behalve de permanente
stroom van bloedmonsters tevens de
bloedmonsters voor de buurtonderzoe-
ken en de traceringsonderzoeken ver-
richt. Bovendien zijn duizenden mest-
monsters van verzamelplaatsen en
veewagens onderzocht. De uitslagver-
strekking van de buurtonderzoeken
verliep gecoördineerd. Er zijn afspra-
ken gemaakt om de gegevensuitwisse-
ling met het coördinatiecentrum RVV
in de komende weken per modem te la-
ten plaatsvinden.

Door de ervaring van bijna twee jaar
voortdurende varkensziekteproblemen
is een systeem gegroeid, waarbij de
voor Brussel relevante informatie vlot
leverbaar is. Door de inspecteur van
het Permanent Veterinair Comité
(PVC) uit Brussel werd naar aanlei-
ding van zijn bezoek op 23 februari
weliswaar kritiek geleverd op de mo-
gelijkheden van verplaatsingen van
varkens binnen Nederland en op de
transportketen; hij sprak echter zijn
waardering uit over de aanpak van de

T IJl) SCHRIKT \\ ()()R D I I R (i i; N i; I S K U N D F. , D F i: L 119, AFI. IVFRINCi 11, 19 94

Het is op 5 november precies veertig
jaar geleden dat het Museum
Diergeneeskunde werd opgericht als
afdeling van het Universiteitsmuseum
Utrecht.

Mede ondersteund door de Faculteit
Diergeneeskunde, de
Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde
en gedurende de laatste
jaren door de Stichting Vrienden van
het Museum Diergeneeskunde (de
Numan Stichting) is het Museum
Diergeneeskunde uitgegroeid tot een
museum, waarin een duidelijk over-
zicht wordt gegeven van de ontwikke-
ling van de diergeneeskunde in
Nederland.

SVD in het algemeen en de aanpak met
behulp van de buurtonderzoeken en
traceringen in het bijzonder. De erva-
ring van de afgelopen twee jaar heeft
er toe geleid dat de diverse diensten en
dierenartsen vlot kunnen inspelen op
de acties bij uitbraken van besmette-
lijke dierziekten. Het nut is bewezen
van een permanent systeem, waarbij
een data-bestand actueel wordt gehou-
den met relevante bedrijfsgegevens.

DE SINGLE-REACTORS

Bij de bloedonderzoeken blijkt één
promille van de varkens een betrekke-
lijk laag gehalte aan antistoffen tegen
SVD te vertonen na onderzoek met
beide toegepaste testen (ELISA en
aansluitend de SN-test). Bij vervolg-
onderzoeken op de bedrijven, waar
deze reagerende bloedmonsters van
afkomstig waren, wordt veelal aange-
toond dat er meer dieren met afweer-
stoffen op deze bedrijven voorkomen,
zij het dat het bijna in alle gevallen het
om een gering aantal dieren gaat. Een
uitzondering was een bedrijf in Alphen
(NBr) waar in november 1993 tiental-
len dieren afweerstoffen bleken te heb-
ben. Bij de huidige werkwijze wordt
altijd een vervolgonderzoek ingesteld
op het bedrijf, indien er één dier wordt
aangetroffen met een duidelijke antis-
toftiter, of twee of meer dieren met een
lage titer. Omtrent de oorzaak van het
fenomeen \'single-reactors\' is nog on-
voldoende bekend. Niet uitgesloten
moet worden dat het wordt veroor-
zaakt door het SVD-virus of door een
virus dat antigenetisch verwant is aan
SVD-virus.

museum diergeneeskunde
bestaat veertig jaar

Ter gelegenheid van het veertigjarig
jubileum wordt vrijdag 4 november in
het hoofdgebouw van de Faculteit
Diergeneeskunde een symposium ge-
houden dat als thema heeft \'De ge-
schiedenis van de verloskunde van het
rund\'. Dan wordt tevens een op dit on-
derwerp betrekking hebbende tentoon-
stelling geopend. Het symposium
wordt afgesloten met enkele feestelijk-
heden en een receptie.
Belangstellenden kunnen zich schrif-
telijk of telefonisch aanmelden bij het
Museum Diergeneeskunde, postbus
80150, 3508 TD in Utrecht, telefoon
030-534675. Aan deelname zijn geen
kosten verbonden.

-ocr page 397-

J. Panman, voorzitter van de drie
Friese landbouworganisaties, wees de
aanwezigen in zijn inleiding op het be-
lang van een gesloten bedrijf cn op dc
risico\'s van insleep van ziektekiemen
door buurman, handelaar en dieren-
arts.

Aansluitend was P. Micdema, voorzit-
ter van de Afdeling Melkveehouderij
en Zuivel van het Landbouwschap, aan
het woord. Hij stelde kwaliteit centraal
in de Melkveehouderij: \'Het imago
van zuivel moet bewaakt worden, want
dc consument zal altijd kritisch blij-
ven\'. Hij was fel op collega-boeren die
geneesmiddelen kopen in het \'grijze
circuit\' en wees op de op handen
zijnde certificering van bedrijven.
Aan Miedema ook de eer om het stal-
bord te onthullen, waarop met grote
letters prijkt: \'Minsken doch gewoan
efkes in skjinne jas en learzens oan\'
(mensen doe gewoon even een schone
jas en laarzen aan).

Na een rondleiding over het bedrijf
van S. de Vries ging G. Benedictus, di-
recteur van de Gezondheidsdienst
voor Dieren in Noord-Nederland, in op
de vraag \'Wat is een gesloten bedrijf.\'\'
Om een bedrijf gesloten te houden
staan de veehouder de volgende maat-
regelen ter beschikking: het vermijden
van direct en indirect contact, het niet-
terugnemen van dieren, die eenmaal
van het bedrijf zijn geweest (bijvoor-
beeld voor export), aandacht voor IBR
en paraTBC bij aankoop en gebruik
van ontsmettingsbakken en bedrijfs-
kleding. Ook Benedictus benadrukte
het belang van deze maatregelen voor
het imago van Nederlandse zuivelpro-
dukten: \'Op de langere termijn levert

ii- II ril

\'minsken doch gewoan efkes in
skjinne jas en learzens dan\'

Op vrijdag 29 april werd met het vastspijkeren van een stalbord op de Frisia
State te Harich het startsein gegeven om bedrijven, die deelnemen aan het
project \'Meten is Weten\', meer gesloten te maken. Het project is een initiatief
van de afdeling Informatisering en Automatisering van de Landbouwmaat-
schappij Friesland (LmF). En natuurlijk is ook de NCI van de partij.

Door Rinus van Wijck

Gelardeerd met muziek van Berlioz en
Saint Saens nam daarvoor Van
Logtestijn als hoogleraar (vakgroep
dat toch een economisch voordeel op\'.
E. van Enige legde uit hoe het project
\'Meten is Weten\' tot stand is gekomen.
Het voornaamste doel van dit project,
een initiatief van de afdeling Informa-
tisering en Automatisering van de
Landbouwmaatschappij Friesland
(LmF), is kennisoverdracht van vee-
houder naar veehouder en van begelei-
ders (onder andere dierenartsen) naar
veehouders. Deze kennisoverdracht
wordt met name gestimuleerd, doordat
er in studiegroepen aan bepaalde on-
derwerpen wordt gewerkt. Dit maakt
het project bijzonder, want er wordt di-
rect aan een draagvlak voor de werk-
wijze gewerkt. De kennisoverdracht
komt als het ware tot stand voor en
door veehouders.

En natuurlijk mocht op zo\'n moment J.
de Veer, dierenarts-manager van de
Novad Coöperatie Ideëel (NCI), niet
ontbreken. De NCI houdt zich immers
bezig met informatisering van dieren-
artsen(praktijken), begeleiders van de
veehouders. De Veer legde uit, wat de
NCI is en doet. In het project \'Meten is
Weten\', waarin de NCI vanzelfspre-
kend participeert, wordt de gezond-
heidsbegeleiding protocollair bena-
derd. De verzamelde gezondheids-
gegevens worden gebruikt om kenge-
tallen (op uniforme wijze) te bereke-
nen en te analyseren. Op deze manier
is de gezondheidsbcgeleiding heel in-
tensief cn daardoor sterk preventief
van aard.

Tot slot discussieerde het gezelschap
over mogelijk landelijke uitbreiding
van het project \'Meten is Weten\', de
grotere gevaren van insleep bij geslo-
ten bedrijven en het belang van een
goede exportpositie.

EEN ECHTE HOOGLERAAR IN DE
VOLLE BETEKENIS VAN HET
WOORD VERLAAT DE FACULTEIT

\'Een echte hoogleraar in de volle betekenis van het woord\', zo schetste de
voorzitter van het College van Bestuur, drs. J.F.G. Veldhuis, prof. J.G. van
Logtestijn alvorens hem namens de Koningin, te benoemen tot Ridder in de
Orde van de Nederlandse Leeuw.

Door W. Svbesma

Voedingsmiddelen van Dierlijke Oor-
spomg) op 9 mei jongstleden, in een
volle aula afscheid met een college, geti-

-ocr page 398-

teld Tot heil van mens en dier- een
symphonie fantastique?\'. De terreinen
waarop het werk van de vakgroep in de
afgelopen dertig jaar werd ingericht en
uitgebouwd, zijn modernisering van de
vleeskeuring, milieuprotectie, welzijn
dieren, verbetering van de positieve
kwaliteit van de produkten en natuuriijk
voor een onderwijsinstelling, de verbe-
tering van het onderwijs.
Op al deze gebieden zijn stuk voor stuk
indrukwekkende resultaten behaald die
nader werden besproken. In zijn oratie
in 1973, toen hij prof.dr. J.H.J. van Gils
opvolgde, had hij deze gebieden al voor-
zichtig aangestipt.

ONDERSTEUNING DIERLIJKE
SECTOR

De geweldige ontwikkeling die de ge-
hele dieriijke sector de laatste decennia
heeft doorgemaakt, is een geweldige
prestatie geweest van de veehouder, de
toeleverings- en afzetindustrie. De be-
hoefte aan een begeleiding vanuit het
onderzoek, die de vakgroep en Van
Logtestijn goed begrepen, leverde veel
wetenschappelijke resultaten op. Of het
nu op het gebied van de microbiologie
was, het transport en welzijn van dieren,
de ontwikkeling van kwaliteitsproduk-
ten uit bijprodukten, waardoor het mi-
lieu wordt gespaard of het opzetten, het
uitdenken en helpen toepassen van de
Integrale Keten Bewaking, ofwel de
Integrale Kwaliteits Borging (1KB)
(Vooral dit laatste moet Van Logtestijn
en de zijnen in positieve zin worden aan-
gerekend - WS).

Veel van het onderzoek mondde uit in
proefschriften, die tot nog toe 22 docto-
res opleverden. Aangezien verschei-
dene daarvan van buiten de faculteit
kwamen (waaronder zes van het IVO)
gaf dat tevens aan hoezeer de scheiden-
de hoogleraar belang hechtte aan sa-
menwerking met andere wetenschappe-
lijke instellingen.

■II II

TOEKOMSTVISIE

Als visie schetste van Logtestijn het vol-
gende perspectief

- De toekomst vraagt dat de dierenarts
zich zeer positief zal in moeten zetten
in de totale kwaliteitszorg.

- Intemationale kennisoverdracht, waar-
bij PAO een belangrijk vehikel kan
zijn in een internationaal netwerk
mede gericht op duurzame produktie
gezien in het licht van de wereldvoed-
selsituatie is noodzakelijk.

Meer concreet zal daarbij het oplossen
van de Salmonella- en Campylobacter-
problematiek vooraan moeten komen te
staan.

OPVOEDINGSOVERDRACHT
Als zoon van een veehouder uit Soest
was hij er al vroeg van doordrongen dat
het gaat om liefde en eerbied voor al wat
leeft, waarbij het respect voor het afwij-
kende van de ander zeer belangrijk is.
Geparafraseerd in \'Gun iedere gek zijn
gebrek\'. Het is de muziek die de rijkdom
van de natuur het beste kan symbolise-
ren en uitdmkken. Vandaar het deel van
de Symphonie Fantastique van Hector
Berlioz, met een apotheose die het be-
klimmen van het schavot, het defini-
tieve afscheid voorstelt. Maar ook het
deel van het Camaval der Dieren van
Saint Saens met een kakelend kippehok
inclusief een haan.

FACULTEITSPLUIMVEE
Het was dit laatste deel dat zijn af-
scheidsrede afsloot waarbij hij een
schets gaf van de omgeving waarin hij
zijn onderwijs en onderzoektaak ver-
vulde. \'Immers\', zo betoogde hij, \'Is de

Dat gebeurt om half zes \'s middag in
de aula van het academiegebouw aan
het Domplein in Utrecht.
Jan Janssen werd op 6 januari 1933 ge-
boren te Rotterdam. Hij verwierf het
einddiploma HBS-B in 1951. In 1958
werd hij dierenarts. Na het vervullen
van de militaire dienstplicht werkte hij

Faculteit Diergeneeskunde met zijn
hoogleraren en medewerkers niet het
beste te karakteriseren als een kippe-
hok?\' Alhoewel het om de eieren zou
moeten gaan wordt er nogal overvloedig
gekakeld door veel regel- en meetkip-
pen zonder al te hoge produktie. Hanen
met veel libido, die de neiging hebben
kemphanen te worden, maar ook kriel-
en sierkippen, die door elkaar heen
scharrelen zijn er veelvuldig aan te tref-
fen. Het is toch wel een schitterend kip-
pehok, waarin vaccinatie tegen de ge-
vreesde kwalititis evenwel niet gemist
kan worden.

TOESPRAKEN EN RECEPTIE
Met toespraken van de decaan van de
Faculteit prof dr. H.W. de Vries en drs.
J.F.G. Veldhuis, voorzitter van het
College Van Bestuur werd deze ludieke
en zeer inhoudsrijke plechtigheid, onder
regie van dr. J.M.A. Snijders, beëindigd.
Aan Van Logtestijn werd, zoals eerder
vermeld vanwege zijn grote verdiensten
voor de Faculteit, voor de Universiteit
en zeker ook voor Nederland de versier-
selen behorende bij het ridderschap van
de Nederiandse Leeuw uitgereikt. Er
was uiteraard zeer veel waardering voor
het inzicht, de energie en de toewijding
die hij aan de dag legde. De vakgroep is
tijdens zijn hoogleraarperiode verdub-
beld dank zij zijn talent om de derde
geldstroom aan te boren. Als een trotse
haan met de orde op zijn borst reci-
pieerde daama de scheidende hoogle-
raar samen met zijn stralende echtge-
note. Dit gebeurde in de Senaatszaal
waar zeer velen uit het bedrijfsleven, uit
de wetenschappelijke wereld en vele
vrienden en collega\'s hun gelukwensen
kwamen aanbieden. Zijn carriere, door
hem betiteld als tweede levensfase, was
volgens hem met recht en reden een fan-
tastische symfonie geweest.

jan janssen benoemd tot
hoogleraar

Met de oratie \'Grenzenloos; veterinaire spelregels vóór en na 1 januari 1993\'
zal Jan Janssen op vrijdag 10 juni zijn ambt als hoogleraar op het vakgebied
van de veterinaire wetskennis aanvaarden.

vervolgens gedurende acht jaar als
prakticus. In deze periode was hij te-
vens directeur van de gemeentelijke
vleeskeuringsdienst.
In 1968 trad hij in dienst van het minis-
terie van Landbouw en Visserij, waar
hij als veterinair inspecteur van de
Veterinaire Dienst verantwoordelijk

-ocr page 399-

was voor het veterinaire beleid op het
gebied van de im- en export van dieren
en dierlijke produkten. In 1983 werd
hij tot adjunct-directeur van deze
dienst benoemd. Vanaf 1969 was hij
betrokken bij het Internationaal Dier-
ziektenbureau (OlE), waar hij onder
andere vice-voorzitter was van de
Animal Health Code Commission. Op
1 februari werd hij Hoofd van de
Divisie Veterinaire en Zoötechnische
Wetgeving bij het Directoraat-
Generaal voor de Landbouw van de
Europese Commissie te Brussel.

Deze divisie is belast met de harmoni-
satie van de wetgeving op het gebied
van de dierziektenbestrijding, de vete-
rinaire volksgezondheid, het welzijn
van dieren en de veeteelt van twaalf
lidstaten van de EG. Vanuit zijn func-
tie geeft Jan Janssen mede leiding aan
het totstandbrengen van het uitge-
breide scala aan maatregelen dat moet
worden getroffen om ook voor de dier-
lijke sector een ongedeelde Europese
binnenmarkt te verwezenlijken.

regeringsstandpunt heroverweging subsidies dier-
ziektebestrijding aangeboden aan tweede kamer

De Ministerraad heeft op 15 april
jongstleden de aanzet gegeven voor
een heroriëntatie op het terrein van de
diergezondheidzorg. De Raad deed dit
aan de hand van de behandeling van
het rapport Heroverweging \'Subsidies
Dierziektebestrijding\' en het rapport
\'De toekomst van de diergezondheid\',
dat in juli vorig jaar aan de Tweede
Kamer is gezonden. Samen met het be-
drijfsleven zal de komende jaren aan
de nieuwe aanpak voor de diergezond-
heid worden vormgegeven.
De nieuw te varen koers impliceert een
andere verdeling van de verantwoor-
delijkheid tussen overheid en bedrijfs-
leven op het terrein van de diergezond-
heid. Centraal in de nieuwe aanpak
staat preventie van dierziekten en de
eigen verantwoordelijkheid van de on-
dernemer hiervoor. Een toonaange-
vend diergezondheidsniveau vormt
een voorwaarde voor een goede soci-
aal-economische positie van de dier-
lijke sector. De overheid blijft direct
betrokken bij terreinen als het dieren-
welzijn, de volksgezondheid en de
aanpak van een aantal dierziekten. Het
zal hierbij gaan om bijvoorbeeld het
verschaffen van een regelgevingska-
der, handhaving en opsporing en het
geven van (inter)nationale garanties.
Directe betrokkenheid van de overheid
bij de uitvoering van taken op het ge-
bied van de diergezondheid zal in de
toekomst minder voor de hand liggen.

KQSTEN

In het kader van de heroverweging is
nagegaan in hoeverre het totaal van de
kosten van de diergezondheidszorg in
verdergaande mate door het bedrijfsle-
ven gedragen kan worden.
Hiertoe zijn vier beleidsvarianten ont-
wikkeld, die alle een wijziging inhou-
den van de huidige verdeling van de fi-
nanciële verantwoordelijkheid tussen
overheid en bedrijfsleven. Twee va-
rianten hebben betrekking op de pre-
ventieve gezondheidszorg en twee op
de politionele dierziektebestrijding.
Bij de preventieve diergezondheidzorg
wordt in dc varianten voorzien in fi-
nanciering van basisvoorzieningen,
waarmee de overheid haar verplichtin-
gen kan nakomen, al of niet aangevuld
met projectfinanciering. In het eerste
geval leidt dit tot een striktere verde-
ling tussen overheid en bedrijfsleven
in de financiering; in het tweede geval
wordt door middel van een stelsel van
verzekeringen in grotere mate geappe-
leerd aan de eigen verantwoordelijk-
heid van de ondernemer. Dc regering
kiest voor de tweede variant.
Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat
de overheid in 1998 structureel 12
\'/2
miljoen gulden beschikbaar zal stellen
voor basisvoorzieningen van tienmil-
joen voor projectmatige financiering
van het veranderingsproces. Dit bete-
kent een verlaging van het subsidie-
niveau van 14,7 miljoen gulden vanaf
1998. Ten aanzien van de politionele
dierziektebestrijding bestaan de va-
rianten uit verdergaande toepassing
van het profijtbeginsel cn beëindiging
van de schadevergoedingsregeling.
De regering heeft confomi het her-
overwegingsonderzoek besloten tot
ccn haalbaarheid.sonderzoek om na tc
gaan of invoering van ecn verzeke-
ringsstelsel mogelijk is. Dit onderzoek
moet begin 1996 zijn afgerond. Vanuit
de binnenkort op te richten projecten-
organisatie \'Bedrijfsleven-Overheid\'
wordt het veranderingsproces ge-
coördineerd.

Staatssecretaris Gahor heeft, mede namens de ministers Kok en D\'ancona,
onlangs het regeringsstandpunt Heroverweging \'Subsidies Dierziektebe-
strijding\' aan de Tweede Kamer aangeboden.

In zijn proefschrift beschrijft Thomas
Erikson het diagnostisch nut van aan-
vullend klinisch en radiologisch onder-
zoek. Tevens heeft hij statistisch bewe-
zen dat er een variatie is tussen de
tanden in het tijdstip en de ernst waarin
ze worden aangetast. Dit verklaart dat
bij periodontitis opeenvolgende perio-
den van progressie en stabilisatie wor-
den gezien.

De prijs, een cheque van duizend dollar
en een kristallen prisma, is op de jaar-
lijkse bijeenkomst van de European

voor de eerste keer: european
_
dentistry award_

De Deen Thomas Erikson is winnaar van de eerste European Dentistry
Award. Hij kreeg de onderscheiding voor zijn proefschrift over marginale pe-
riodontitis bij honden. Thomas Erikson is als wetenschappelijk onderzoeker
verbonden aan de Koninklijke Veterinaire Universiteit te Kopenhagen.

Veterinary Dentistry Society (EVDS)
tijden dc \'Voorjaarsdagen 1994\' (inter-
national Veterinary Congress) in
Amsterdam uitgereikt. De European
Dentistry Award is een initiatief van de
The Upjohn Company, een internatio-
nale producent van geneesmiddelen.
Deze jaarlijkse prijs is voor het eerst
uitgereikt. Kandidaten dienen een we-
tenschappelijk artikel, thesis, disserta-
tie of praktisch onderzoek in te zenden.

De sluitingstennijn voor de uitreiking
in 1995 is 31 maart 1995. Voor meer
informatie: D. van Dellen, Upjohn-
Benelux, tel. 00-32-38909507.

-ocr page 400-

Deze functie binnen het ministerie
weerspiegelt het belang, dat LNV
hecht aan een duidelijk structuur voor
veterinaire beleids- en uitvoeringsaan-
gelegenheden, zowel op nationaal als
internationaal niveau.
De CVO is verantwoordelijk voor be-
leid en uitvoering van dierziektenbe-
strijding en certificering van dieren en
dierlijke produktie. Hiertoe zullen bij
de Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees (RVV) en bij de directie
Milieu, Kwaliteit en Gezondheid
(MKG) van het ministerie duidelijke
omschreven veterinaire eenheden ge-
vormd worden die de CVO ten dienste
staan.

De CVO vertegenwoordigt Nederland
internationaal, zowel bij de Europese
Unie als bij andere internationale orga-
nisaties, alsook in overleg met derde
landen. In EU-verband is de CVO ver-
antwoordelijk voor de besluitvorming
in aangelegenheden inzake dierziekten
en veterinaire aspecten van de voed-
selveiligheid. Bij de aangelegenheden,
de EU betreffend, zal de CVO onder-
steund worden door de Veterinaire
Raad van de Permanente Vertegen-
woordiging in Brussel.

functie chief veterinary officer
vastgesteld

De Bestuursraad van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) heeft de taken van de Chief Veterinary Officer (CVO) vastgesteld.
Reeds eerder was drs. C.C.J.M. van der Meijs benoemd in de functie van CVO.

De CVO is internationaal, binnen de
kaders van het nationale beleid, ver-
antwoordelijk voor de toelating van
het gebruik van diergeneesmiddelen.
De CVO is rechtstreeks geplaatst on-
der de politieke en ambtelijke top van
het ministerie.

croden vice-
president
animal health
division

Upjohn heeft Peter Croden be-
noemd tot vice-president van de
Animal Health Division. Croden
startte zijn carrière bij Upjohn in
1968, waar hij bij de Canadese
vestiging verschillende functies
bekleedde. Upjohn heeft in
Nederland vestigingen te Ede en
Naaldwijk. The Upjohn Compa-
ny is een internationale, op on-
derzoek gerichte producent van
onder meer diergeneesmiddelen.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 171/2
% BTW). De banden voor het TvD

1990 zijn uitverkocht. Verkrijgbaar
zijn nog de banden van 1988 en 1991
tot en met 1994. De banden 1988 en

1991 kosten ƒ 26,45 (inclusief 171/2
% BTW ). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 511606
ten name van de KNMvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus jaar-
gang).

In het najaar is de Vakgroep
Inwendige Ziekten en Voeding der
Grote Huisdieren 25 jaar gevestigd
in De Uithof. De vakgroep besteedt,
onder het motto \'binnenstebuiten\',
aan dit zilveren jubileum op 16 no-
vember aandacht in de vorm van
een symposium.

Congressen eo cursussen

Het veertigste International Congress on
Meat Science and Technology
(ICOMST 1994) belooft een groot suc-
ces te worden. Per 1 mei waren reeds 350
abstracts ontvangen. Voor dit intematio-
nale wetenschappelijke congres over
vlees en vleestechnologie, dat van 28 au-
gustus tot 2 september in Den Haag ge-
houden wordt, heeft het departement van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
geld beschikbaar gesteld aan jonge on-
derzoekers uit Oost-Europa. Hierdoor

Dan wordt onder meer ingegaan op de
praktische aspecten van de onder-
zoeksactiviteiten van de vakgroep.

In het ochtendprogramma geven de
heren P.M. Blaauw (voorzitter van dc
kamercommissie van landbouwaange-
legenhcdcn), ir. B.J. Odink (secretaris
van het Produktschap voor Vee en
Vlees) en profdr. H.J. Breukink, inlei-
dingen over ontwikkelingen in de
landbouw en de plaats die de dierge-
neeskunde daarin inneemt.

VIER ZALEN

een kwart eeuw \'interne\' in
de uithof

Medewerkers van de vakgroep geven
\'s middags, verspreid over vier zalen,
aandacht aan respectievelijk het paard,
de herkauwers, het vleeskalf en het
varken.

onderzoekers uit oost-europa
naar icomst 1994

kunnen tien wetenschappers, afkomstig
uit Polen, Slowakije, Hongarije en
Slovenië het gehele congres bijwonen.
De landbouwattaché\'s in de betreffende
landen zorgen in overleg met secretariaat
van het ICOMST 1994 voor de selectie.
Belangstellenden kunnen de Final
Circular met aanmeldingsformulier
aanvragen hij het secretariaat 40th
ICOMST \'94. p.a. TNO-Voeding
Postbus 360, 3700.4J Zeist. tel. 03404-
44542.

T 1 J D s C H R I F T V O O R D 1 F R CJ F N E E S K U N D E , D E E L 119, A F L E V E R 1 N (i II, 1994

337

-ocr page 401-

U!

iB.LVET

VENTIPULMIN

BOEHRINGER 4
INGELHEIM f
INNOVATOR IN — .

De

opluchting voor paarden

lve:

B.I.VET Boehringer

De veterinaire activiteiten van Boehringer
Ingelheim gaan wereldwijd B.I.VET heten.
Een naam die beter past bij internationals.
De basisopstelling blijft gelijk. Met zijn elven
gaan we er enthousiast tegenaan.
Met succesvolle geneesmiddelen voor dieren.
En een flitsende service voor dierenartsen.
B.I.VET in the winning mood.
In Alkmaar begon immers de Victorie?
En nou maar hopen dat de jongens in
Amerika \'t óók goed doen!

-ocr page 402-

iV

r I

■y

É:r

(!> :

BlVETi

1B.I.VET

M

»1

Bewegingsvrijheid in druppelvorm

Van links naar rechts, achter: Wim Hondelink,
Willem van den Dool, Jolanda Mul, Tom Peters,
Rein Schippers en Herman Stokkers.
Voor: Michel Wimmers, Harmannus Harkema, ■.
Marja Krol, Douwe de Boer en Hubertus Stawik.

.we;

jy

Boehring^
Ingelheim r"

BOEHRINGER INGELHEIM BV
POSTBUS 8037. 1802 KA ALKMAAfc

elheim op z*n best!

TEL. 072-66imj FAX 072-617673

-ocr page 403-

siphotrol tegen
vlooien

Janssen Pharmaceutica BV brengt een
nieuw middel tegen de bestrijding van
vlooien op de markt: Siphotrol® S.
Het betreft een gezuiverde vorm van
het bekende Siphotrol®. Door gebruik
te maken van geavanceerde produktie-
technieken is het racemisch mengsel
van de insektengroeiregulerende stof
methopreen gezuiverd en is alleen de
actieve vorm van methopreen nog aan-
wezig. De effectiviteit van de nieuwe
samenstelling is gelijk aan die van de
oude vorm.

corticoste-
roïden in de

praktijk

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer prof.
dr. A. S. J. P. A. M. van Miert
(Faculteit Diergeneeskunde) bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

VRAAG

Vraag over corticosteroïden in de ge-
zelschapsdierenpraktijk. Veel toege-
paste middelen zijn prednison/predni-
solon en de tluorderivaten van
Prednisolon het dexa- en bêtamet-
hason. De laatste hebben een aanzien-
lijk sterkere (circa zeven maal) antiflo-
gistische werking en worden dan ook
lager gedoseerd. De glucocorticoïde
werking van prednison/prednisolon is
daarentegen weer zo\'n zeven maal
sterker dan die van dexa- en bêtamet-
hason. Op grond van deze gegevens
ben je geneigd voor de antiflogistische
toepassing in de gezelschapsdieren-
praktijk, de voorkeur aan dexa-/bêta-
methason te geven.

Complicerend is het gegeven, dat
dexa-/bêtamethason een buitenge-
woon sterk remmende invloed op de
hypofyse schijnen te hebben (De Wied
in \'Algemene Farmacotherapie\' derde
druk), waardoor het voor langere toe-
passing minder geschikt zou zijn.
Tenslotte schijnt
in vivo zo\'n vijftig
procent van het prednison te worden
omgezet in prednisolon, waardoor je
geneigd bent de voorkeur te geven aan
dit laatste. In de praktijk blijkt ieder
aan \'de eigen\' cortico te zijn gewend.
Maar er zijn ook collega\'s, die met drie
of vier verschillende middelen werken
en voor elk een specifieke toepassing
zien. Wat is rationeel en wat niet?

ANTWOORD

Bij de beantwoording van deze vraag
zijn de volgende aspecten van belang:
de farmacodynamische en famiacoki-
netische eigenschappen, fannaceuti-
sche formulering, indicaties en toedie-
ningswijzen.

Glucocorticosteroïden werken antiflo-
gistisch, antiproliferatief en immuno-
suppressief Ze remmen namelijk de
vorming van ontstekingsmediatoren,
zoals tumor necrosis-factor, interleu-
kine-1,
Prostaglandinen, thromboxa-
nen en leukotriënen; ze remmen de op-
name van antigenen door fago-
cyterende cellen en de eiwitsynthese in
gestimuleerde T- en B-lymfocyten, ge-
ven depletie van lymfoïd weefsel
(vooral
in de thymus) en ze remmen de
activiteit van Fibroblasten en de vor-
ming van granulomen. In samenhang
hiermee kunnen ze ulcerogeen werken
(maag, colon), de wondgenezing ver-
tragen en het infectierisico verhogen.
Andere neveneffecten hangen samen
met de invloed, die ze hebben op de ei-
wit-, koolhydraat- en vetstofwisseling
(negatieve stikstofbalans door een kat-
abool effect; hyperglycemic en een
diabetogene werking door vermin-
derde perifere benutting van glucose,
versterkte opname van glucose door de
lever, toename van de glycogeensyn-
these en gluconeogenese uit aminozu-
ren; lypolyse), de calciumhuishouding
(osteoporose door verminderde op-
name en versterkte renale excretie van
Ca-ionen), de vochthuishouding (toe-
name van de diurese) en het hypothala-
mus/hypofyse/bijnier-regulatiesys-
teem (remming van het vrijkomen van
C(orticotropine) R(eleasing) F(actor)
en dus van ACTH). Het laatst ge-
noemde effect is vooral duidelijk bij
het rund. Niet alle glucocorticosteroï-
den zijn even potent. Zo is de anti-
inflammatoire activiteit in vergelij-
king met hydrocortison
(Cortisol) bij
prednisolon vier keer, bij methylpred-
nisolon en triamcinolon vijf keer, bij
dexamethason dertig keer en bij beta-
methason dertig tot veertig keer groter.
In vergelijking met het mineralocorti-
costeroïd aldosteron bezitten hydro-
cortison en methylprednisolon een
duidelijke doch geringere invloed op
de natrium-kalium huishouding, ter-
wijl dexa- en betamethason deze wer-
king missen. Glucocorticosteroï-den
(in vrije vorm) bezitten -bij monogas-

-ocr page 404-

irische species- een goede orale biolo-
gische beschikbaarheid vanuit het
maagdarmkanaal (> 80%); na IM toe-
diening worden waterige oplossingen,
in tegenstelling tot suspensies, snel ge-
resorbeerd. De plasma-eiwitbinding
varieert (hydrocortison 95%; dexa- en
betamethason 80%) en daarmee ook
het verdelingsvolume (hydrocortison
0,3 1/kg; dexamethason 1,2 1/kg).
Glucocorticosteroïden passeren de
bloed-hersen-barrière en ook de
placenta. In de lever worden ze afge-
broken (hydrocortison sneller dan
dexa- en betamethason) waarna ze als
glucuronide en sulfaatester door de
nieren worden uitgescheiden. De eli-
minatie half-waarde tijd van hydro-
cortison is korter (hond/paard: 1,2-3
uur; rund 2,5-3,5 uur) dan die van
dexamethason (rund/paard 3-6,5 uur).
De werkingsduur -inclusief de nega-
tieve invloed op de ACTH-secretie- is
echter langer dan men op basis van de
11
/2ß-waarden zou verwachten (hydro-
cortison: 8-12 uur; dexa- en betamet-
hason: 12-72 uur). Door de vertraagde
resorptie na IM toediening van gluco-
cort icosteroïden-esters (m icrokri sta-
lijne suspensies van de acetaat-, diace-
taat-, dipropionaat- en fenylpropio-
naatvonn) wordt de werkingsduur en
de negatieve invloed op de ACTH-se-
cretie verlengd tot perioden langer dan
twee weken.

Voor topicale applicatie (bijvoorbeeld
in de dennatologie) is de estervorm
eveneens van belang. De penetratie in
de huid is namelijk afhankelijk van het
lipoflele karakter van de gekozen ver-
binding (bij hydrocortison-17-butyraat
beter dan hydrocortison-21-acetaat).
De hydrolyse van een aantal esters
(21-acetaat, 17-21 dipropionaat, 16a-
17a-acetonide) verloopt bovendien
langzaam, waardoor de locale werking
langdurend blijft bestaan (met geringe
kans op systemische neveneffecten).
Voor topicale toepassing komen onder
meer in aanmerking: hydrocortison-
21 -acetaat 0,1 -1 % (mild), methylpred-
nisoIon-21-acetaat 0,025% (mild),
dexamethason 0,01% (mild), hydro-
cortison-17-butyraat 0,1% (potent) en
triamcinolon-acetonide 0,1% (potent).
Naarmate de potentie toeneemt, neemt
ook de kans op systemische bijwerkin-
gen toe, vooral wanneer de te behande-
len oppervlakte relatief groot is, de be-
handeling plaats vindt onder occlusie
of wanneer het preparaat tevens
DMSO bevat (versterkt de dermale
resorptie). Voor topicale toepassing
worden glucocorticosteroïden vaak
gecombineerd met antibiotica bij on-
der
meer E.coli mastitis (rund) en pro-
liferatieve Otitis externa (hond/kat).

341

Systemische toepassing van glucocor-
ticosteroïden
is onder meer geïndi-
ceerd bij anafylactische shock, asthma
(paard), tendovaginitis-arthritis (paard),
primaire acetonemie (rund), allergi-
sche huidreacties (bijvoorbeeld vlooi-
enallergie bij
de hond), auto-immuun
dermatosen (hond)
en leukose (kat).
Bij de laatste twee indicaties worden
ze veelal toegepast
in combinatie met
cytostatica. In het algemeen wor-
den
glucocorticosteroïden kortdurend
hoog gedoseerd, waarbij
de therapeuti-
sche breedte (veiligheidsmarge) bij
hydrocortison
en Prednisolon groter is
dan bij dexa- en betamethason (om re-
denen
eerder vermeld). Bij anafylacti-
sche shock verdienen, vanwege een
kortere latentietijd, hydrocortison en
Prednisolon de voorkeur boven dexa-
en betamethason;
de water oplosbare
vormen van hydrocortison en Predni-
solon worden dan IV toegediend in
een
relatief hoge dosering (hydrocortison:
50 mg/kg langzaam IV, te herhalen na
drie tot zes uur; Prednisolon: 10-30
mg/kg
langzaam IV, te herhalen na
acht tot twaalf uur). Bij acute asthma-
aanvallen (paard) worden waterige op-
lossingen van hydrocortison en Pred-
nisolon
geadviseerd in een IM dose-
ring van
respectievelijk 2-3 mg/kg cn
0,2-0,5 mg/kg. Dexamethason (dc
goed
wateroplosbare en snel hydroly-
tisch
te splitsen esters, zoals het 21-is-
onicotinaat en het 21-dinatriumfos-
faat)
wordt bij primaire acetonaemie
(rund) geadviseerd in een IM dosering
van
0,02-0,08 mg/kg. Bij allergische
huidreacties, auto-immuun dermato-
sen
en leukose (hond/kat) is de behan-
delingsduur
langer. Hydrocortison
komt
bij deze indicaties niet als middel
van eerste keuze
in aanmerking van-
wege
zijn mineralocorticosteroïde-ac-
tiviteit.

Wel in aanmerking komt Prednisolon
(tabletten voor orale toediening), dat
geadviseerd wordt in een startdosering
van 1-3 mg/kg bij de hond (\'s morgens
te geven) en van 2-5 mg/kg bij de kat
(\'s avonds te geven), gevolgd door een
onderhoudsdosering bij de hond van
twee keer daags 0,5 mg/kg of om de
dag 2 mg/kg (bij de kat \'s avonds, om
de dag 5 mg per dier). Prednison is als
zodanig niet werkzaam. Na opname
vanuit het maagdarmkanaal (biologi-
sche beschikbaarheid wat minder dan
bij Prednisolon) wordt het in de lever
omgezet tot het werkzame Predniso-
lon.

T 1 J D S C- H R 1 I T v O OR Dl I- R (! i; N F, F. S K U N D h , D F: Fl. 119, A F L F] V F R 1 N (i 11, 1994

Deze bioactivering geschiedt bij nor-
male leverfunctie betrekkelijk snel
(halfwaarde tijd prednison ongeveer
één uur). De geadviseerde orale dose-
ring bij een tiendaagse kuur (éénmaal
daags) bedraagt voor prednison: start-
dosis 20 mg per dier, daarna trapsge-
wijs te verlagen tot O mg op dag elf

Deze voorbeelden maken duidelijk dat
per indicatie en per diersoort gekeken
moet worden welk glucocorticosteroïd
in aanmerking komt. Tenslotte, het ge-
bruik van combinatie-preparaten, die
naast glucocorticosteroïden tevens an-
tibiotica bevatten, is uit oogpunt van
\'Goede Veterinaire Praktijk\' onge-
wenst: het doseringsvoorschrift -geba-
seerd op de biologische beschikbaar-
heid en de farmacokinetische para-
meters van het antibioticum- leidt tot
accumulatie van het glucocorticoste-
roïd met mogelijk ongewenste neven-
effecten als gevolg. Voor meer details
wordt verwezen naar: \'Grundlagen der
Pharmakotherapie bei Haus- und
Nutztieren\', (eds) W. Löscher, F.R.
Ungemach, R. Kroker, tweede editie
(1994). Uitgever: Paul Parey, Berlijn-
Hamburg, en \'Veterinary applied
pharmacology and therapeutics\', (eds)
G.C. Brander, D.M. Pugh, R.J.
Bywater, W.L. Jenkins, 5e druk
(1991). Uitgever: Bailliére Findall,
London.

BANDEN TVD

Nanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994, De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 171/2
% BTW ), De banden voor het TvD

1990 zijn uitverkocht. N\'erkrijgbaar
zijn nog de banden van 1988 en 1991
tot en met 1994, De banden 1988 en

1991 kosten ƒ 26,45 (Inclusief 171/2
% BTW), De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 511606
ten name van de KNMvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus jaar-
gang).

-ocr page 405-

voedingsmidde-
lenhygiëne

Referaten

Specerijen, mangaan en starter-
culturen

M.J. Coventry, and M.W. Hickey. The
effect of spices and manganese on
meat starter culture activity. Meat
Science 1993;33:391-9.

De verzurende werking van startercul-
turen is noodzakelijk voor een succes-
volle produktie van salami- en cerve-
laatachtige worstsoorten. Verschillen-
de factoren hebben invloed op de acti-
viteit van starterculturen. Aanwezig-
heid van mineralen en het positieve of
negatieve effect van kruiden en spece-
rijen bepalen de bacterie-activiteit. In
het onderzoek werd het effect van
mangaan en magnesium en bepaalde
specerijen vergeleken. Commerciële
starterculturen, die geen mangaan be-
vatten, verzuren significant langzamer
dan starterculturen met toegevoegd

zeehond

Continued presence of phocine
distemper virus in the Dutch
Wadden Sea seal population

l.K.G. Visser, E.J. Vedder, H.W. Vos,
M.M.J, van de Bildt, and A.D.M.E.
Osterhaus. Vet Rec 1993; 133: 320-2.

Bij serologisch onderzoek naar het
voorkomen van anti lichamen van het

hond

Vergelijking van conservatieve en
chirurgische behandeling van
maag dilatatie-torsie patiënten

Andrea Meyer-Lindenberg, Ingeborg
Rahlfs, Anita Harder und Michael
Fehr. Kleintierpraxis 1993; 38: 71-82.

Tussen 1 januari 1988 en 30 april 1991
werden aan de Kliniek voor Kleine
Huisdieren in Hannover 134 honden
met symptomen van maag dilatatie-
torsie aangeboden.

«t IJt

fini fil

mangaan. Het verschil was ongeveer
0.2 pH eenheden in 48 uur. 1.2 ppm
Toegevoegd mangaan is voldoende
om een optimale of bijna optimale fer-
mentatie te realiseren binnen 48 uur, in
aanwezigheid van alle geteste spece-
rijen. Getest werden: paprika, mild en
heet, zwarte peper, een commerciële
milanomix en mettwurstmix. De fabri-
kanten van met starterculturen ver-
vaardigde worstsoorten moeten bij een
selectie van starterculturen het al of
niet-aanwezig zijn van voldoende
mangaan een rol laten spelen.

F. van Kossem

Salmonella enteritidis in eieren van
experimenteel besmette hennen

Richard K. Gast en C.W. Beard. J
Food Prot 1992; 55 (3): 152-6.

Voor dit onderzoek werden 68 hennen
oraal besmet met
S. enteritidis-stam
13a. Controle met cloacaswabs. Dc ei-
eren werden van dag vier tot dag veer-
tien na besmetting verdeeld in drie
groepen (elk 130 stuks). Groep 1 werd
direct onderzocht; groep 2 na zeven
dagen bij 7,2°C en groep 3 na zeven

zeehonden distcmper-virus (PDV|)
bleek een groot percentage zeehonden,
zowel baby\'s, jonge, als jong-volwas-
sen exemplaren, die in het opvangcen-
trum te Pieterburen werden verzorgd
positief te zijn. Het onderzoek strekte
zich uit over een periode van vijf jaar
(1988-1992). De antilichamen gevon-
den bij baby-zeehonden zouden van
matemale oorsprong kunnen zijn; de
overige dieren moeten een besmetting
actief hebben doorgemaakt. De resul-

Dertien dieren stierven of werden van-
wege hun slechte toestand geëuthana-
seerd en 33 honden met een dilatatie
werden conservatief behandeld door
decompressie via sondering; hiervan
recidiveerde 75,8%.

Volgens de hierna beschreven me-
thode werden 88 dieren (19 dilataties,
69 torsies) geopereerd, 63 ervan
(79,7%, 15 dilataties, 48 torsies) ver-
lieten na herstel de kliniek in goede al-
gemene toestand.

De chirurgie bestond uit een laparoto-
mie waarbij in het geval van torsie de
dagen bij 25°C. In groep 1 werd in drie
procent van de eieren 5.
enteritidis
aangetoond, in groep 2, vier procent en
in groep 3 was het zestien procent.
Ook het aantal
S. enteritidis was in
groep 3 het hoogste, echter meestal
minder dan 10 kve per ml. In de
Verenigde Staten kwam meer dan
tachtig procent van de humane
S. ente-
ritidis-besmetüngen
via voedsel ten
gevolge van eieren tot stand.

Ü

Epidemiologisch waren bij voor-
noemde besmettingen meestal drie
factoren in het spel:

1. S\'e-besmette eieren werden gelegd
door Se-besmette hennen;

2. Verkeerd bewaren van ei/eiwit/ei-
geel maakte vermeerdering tot een
infectieus niveau van Se-mogelijk;

3.Besmette eieren moeten onvol-
doende verhit zijn geweest vóór ver-
werking of consumptie (zelfge-
maakte mayonaise, roomijs, drank,
dessert, scrambled eggs of omelet).

et gekoeld bewaren (ook in de keuken)
en het correct verhitten van eieren zal
een mogelijke humane besmetting met
S. enteritidis een heel eind voorkomen.

A.E.E. Soethout

taten komen niet overeen met die van
een soortgelijk onderzoek in Enge-
land. Schrijvers zijn van mening dat
zeehonden na het doorstaan van de
ziekte het virus gedurende kortere of
langere tijd uitscheiden waardoor het
in de populatie blijft circuleren. Het
lijkt noodzakelijk te zijn, bij het onder
controle houden van de infectie, pas-
geboren dieren te vaccineren.

J.P. W.M. Akkermans

maag werd gereponeerd en indien no-
dig een maagwandresectie of een mil-
textirpatie werd uitgevoerd. De gas-
tropexie vond daama plaats op een
relatief technisch eenvoudige en wei-
nig tijdrovende manier. Eerst wordt
het navelvet verwijderd. Een assistent
fixeert de maag met een tampon of
klem bij het antrum pylori in het cra-
niale deel van de wond. De buik wordt
dan doorlopend met een Kürschner
naad met vicryl O of 1 vanaf caudaal
gesloten, de serosa en muscularis van
de maagwand over een lengte van on-
geveer vijf centimeter meenemend.

-ocr page 406-

Bij 6,6% van de geopereerde dieren
met een torsie trad een recidief op (di-
latatie), twee tot zes maanden na de
operatie.

Drie dieren (1 dilatatie, 2 torsies) wer-
den om andere redenen geëuthana-
seerd. De resterende 54 honden, 88,5%
(14 dilataties, 40 torsies) waren tot 21
maanden na de operatie klachtenvrij.

A.J.Steenbergen-van der Bilt

rund

In wtro-fertilisatie

Greve T, Madison V, Avery B,

Callesen H, Hyttel P.

Anim Reprod Sci 1993; vol 33: 51-69.

Het betreft een zeer lezenswaardig ar-
tikel, waarin een overzicht van de ont-
wikkelingen op het gebied van de
in
y;7ra-fertilisatie (IVF) wordt gegeven.
De resultaten van de IVF-techniek zijn
de laatste jaren sterk verbeterd.
Zeventig procent van de, van slacht-
huisovaria of via ovum piek up verkre-
gen eicellen worden bevrucht, terwijl
30% het morula- of blastula-stadium
bereikt. Toch is de kwaliteit van
in vi-
tro
gekweekte embryo\'s minder goed
dan van
in vivo, via embryo-transplan-
tatie uitgespoelde embryo\'s.
In vitro-
embryo\'s hebben minder cellen en zijn
ook gevoeliger voor invriezen dan
in
v/vo-embryo\'s.

Tevens is het percentage embryonale
sterfte bij
in v/7ra-embryo\'s verhoogd.
De preciese oorzaken voor de vermin-
derde levens- vatbaarheid zijn nog on-
bekend. Hier ligt dan ook een belang-
rijke taak voor het onderzoek. IVF
heeft grote toekomstmogelijkheden,
mits de kwaliteit van de gevormde em-
bryo\'s goed genoeg is. Zodra dat het
geval is kan IVF gebruikt worden in de
fokkerij, voorclonen, transgenese, stu-
die van tweelingen en embryonale
sterfte, onderzoek van oöcyten en voor
klinische doeleinden, zoals het verkrij-
gen van nakomelingen van steriele
koeien en stieren (micro-injectie van
sperma in de eicel).

Dit artikel moet zeker worden gelezen
door allen die belangstelling hebben
voor het 1 VF-gebeuren.

A. de Kruif

■I I ii

schaap

Een gevoelige nieuwe methode
om in het pathologische labora-
torium de diagnose scrapie te
kunnen stellen

Miller J.M., A.L. Jenny, W.D. Taylor,
R.F. Marsh, R. Rubenstein, R.E. Race.
Immunohistochemical detection of
prion protein in sheep with scrapie. J
Vet Diag Invest 1993; 5: 309-16.

Het prion proteïne (PrP), dat geasso-
cieerd is met de Pathogenese van scra-
pie, komt in twee vormen voor. Uit
scrapie-positieve hersenen kan men
een vorm extraheren die protease-re-
sistent is (PrP-res), terwijl normale
hersenen een protease-gevoelige va-
riant bevatten (PrP-sen). Er zijn geen
aanwijzingen dat nucleïnezuren een
rol spelen bij de Pathogenese. Men
neemt aan dat na infectie van het dier
met PrP-res het lichaamseigen PrP-sen
een postranslationele verandering on-
dergaat. Deze verandering heeft waar-
schijnlijk betrekking op de secundaire
structuur van het eiwit, waardoor het
PrP-res ontstaat.

Het beschreven onderzoek was er op
gericht om met behulp van immuno-
histochemie PrP-res in schapeherse-
nen aan te tonen. Hiertoe werden de
hersenen op een speciale manier ge-
fixeerd en in paraffine ingebed. Er
werd een zeer goed functionerende im-
muunhistochemische detecticmethode
ontwikkeld op basis van polyclonale
antilichamen. Voor toepassing van
deze techniek werden de coupes gede-
paraffinecrd en behandeld met miere-
zuur om de immunoreactiviteit van
PrP-res te bevorderen en PrP-sen te de-
graderen. Hersenen van 21 scrapie-po-
sitieve schapen waren de positieve
controles. In alle gevallen kon het an-
tigeen met een wijd verspreide distri-

paard

Nevenverschijnselen van
NSAID\'S

MacAllister CG, Morgan SJ, Bome
AT, and Pollet RA. Comparison of ad-
verse effects of phenylbutazone flu-
nixin meglumine, and ketoprofen in
horses. J Am Vet Med Assoc 1993;
202:71-7.

butie in de hersenstam worden aange-
toond. De kleuring was vooral inten-
sief in neuronen en rondom bloedva-
ten. De techniek was ook succesvol op
vriescoupes en op autolytisch materi-
aal! De coupes van veertien scrapie-
negatieve controleschapen (waarvan
drie uit een kudde met scrapie-geval-
len) waren echt negatief Materiaal van
elf dieren, die histopathologisch nega-
tief waren maar klinisch verdacht,
scoorde in vier gevallen positief De
bij het artikel opgenomen kleuren-
foto\'s zijn zeer overtuigend (ref).
Een nadeel van de beschreven me-
thode is de speciale fixatie. Hiertoe is
een nog te publiceren (Miller J.M.,
A.L. Jenny, W.D. Taylor, J.B. Katz.
Immunohistochemical detection of
prion protein in formalin-fixed brain
for diagnosis of scrapie in sheep. J Vet
Diag Invest 1994;6: in press; en abs-
tract met gelijke titel in: Proc Annual
Meeting Amer Ass Vet Lab Diagnost,
Las Vegas 1993) methode ontwikkeld
om formaline-gefixeerde paraffinc-
coupes via autoclaveren in gedestil-
leerd water gedurende dertig minuten
voor te behandelen. De resultaten hier-
van zouden zeker zo goed zijn als, of
nog beter dan de conventionele histo-
pathologic.

(Deze techniek is een uitdaging voor
de Nederiandse laboratoria, die zich
bezig houden met scrapie-diagnostiek.
Omdat uit proefdieronderzoek bekend
is dat, voordat scrapie klinisch tot ui-
ting komt en voordat de pathologische
laesies aantoonbaar zijn, een snelle
vermeerdering van het PrP-res plaats
vindt, biedt deze methode waarschijn-
lijk ook zeer goede vooruitzichten om
dieren, die in de incubatieperiode ver-
keren te detecteren. Het verdient
daarom de grootste aanbeveling in het
kader van georganiseerde scrapie-be-
strijding veterinair pathologische la-
boratoria in te schakelen -reO-

E. Gruvs

De nevenverschijnselen van de intrave-
neuze toediening van drie NSAID\'s
werden onderzocht bij het paard. Het
betroffen fenylbutazon, flunixine,
meglumine en ketoprofen. De drie far-
maca werden driemaal daags gedu-
rende twaalf dagen toegediend. Per
keer werd een totale (de door de fabri-
kant geadviseerde) dagdosis toege-
diend. Aldus was de dosering van fe-
nylbutazon 4,4 mg per kg LG (n=3),
van flunixine meglumine 1,1 mg per kg

T 1 J [) S C II R I f T \\ o o R D I e R (i F N f. e S K U N D e , D e e L 119, A F L e V e R 1 N (i 11, 1994

343

-ocr page 407-

LG (n=5) en van ketoprofen 2,2 mg per
kg LG (n=5). Ter controle werd aan
drie paarden uitsluitend 0,9%-NaCl-
oplossing toegediend. Op dag 13 wer-
den alle paarden geëuthanaseerd.
Alleen de toediening van fenylbutazon
resulteerde in een significante (P <
0,05) daling van de totale eiwit- en al-
bumineconcentraties in het perifere
bloed op dag 8 en dag 13. Bij geen en-
kel paard kon occult bloed in de faeces
worden aangetoond. Alleen in het ge-
val van fenylbutazontoediening wer-
den in de mondholte significant meer
erosies en ulcera gevonden. Erosies in
het slijmvliesgedeelte van de maag
kwamen significant vaker voor bij alle
met NSAID\'s behandelde paarden.
Ulcera aldaar kwamen significant va-
ker voor na flunixine meglumine en fe-
nylbutazon toediening. Intestinale le-
sies werden uitsluitend gevonden na
fenylbutazontoediening. Renale papil-
necrose werd alleen gezien bij het fe-
nylbutazon (drie van de drie) en met
flunixine meglumine (één van de vijf)
behandelde paarden. Opmerkelijk was
de vondst van een necrotiserende pneu-
monie na toediening van fenylbutazon
(n= 1) cn fluxinine meglumine (n=l).

J. H. van der Kolk

varken

Eigenschaften von Bordetella
bronchiseptica-stämmen
in
Schweinestaliuft
R. Stehmann und G. Mehlhom.
Wiener Tierärztliche Monatschrift
1993;80:75-7.

Schrijvers bestudeerden de virulentie-
kenmerken (haemolyse, haemaggluti-
natie, produktie toxines, K-factoren)
van
Bordetella hronchiseptica-slam-
men die zij op een groot varkensbedrijf
hadden geïsoleerd uit de stallucht. In de
afzonderlijke ruimten werd het all-in-
all-out-systeem toegepast, zowel in de
fokafdelingen als in de mestafdelingen.
Niet alleen verticale transmissie (zeug-
big) maar ook horizontale tussen de di-
verse ruimten kwam veel voor. In het
laatste geval was steeds sprake van in-
fectie via \'besmette\' lucht. Bestrijding
van
Bordetella hronchiseptica lijkt der-
halve niet mogelijk op bedrijven van
enige omvang (Dit zou ook op kunnen
gaan voor andere met de lucht over-
draagbare micro-organismen, zoals
Pasteurella multocida, ActinobaciUus
pleuropneumoniae,
het virus van de
ziekte van Aujeszky e.a. -ref).

J.P. W.M. Akkermans

overzicht studentenreferaten

Oi

Ammoniumchloride ter preventie van urolithiasis bij mestlammeren; Aantal van
Nek en Wim Schreurs, SR\\268\\94: 43 pp.

Gezocht: wonderdierenarts; onderzoek naar de verwachtingen van huisdiereige-
naren met betrekking tot een dierenarts; Jolanda Boeriand en Judith Essink,
SR\\269\\94; 55 pp.

Veiligheidsaspecten van het verhitten van voedsel in de huishoudmagnetron. Een
literatuuroverzicht; M.E.C.A. Arts, SR\\270\\94: 34 pp.

Hvpothvreoïdie en congestieve cardiomyopathie bij de hond; Y.E.A. Rockland,
SR\\271\\94:29pp.

The effect of pasteurization on Mycobacterium paratuberculosis in milk;
Hendrik-Jan Roest, SR\\272\\94: 18
pp. \'

Is er een rol voor fosfaat in de etiologie, therapie en preventie van melkziekte?;
Roel de Haan, SR\\273\\94: 38 pp.

Toxocara canis-, Toxocara cati- en Toxascaris leonina-\'mkciKS bij honden en
katten en hun therapie; W.R.H. Extra, SR\\274\\94: 37 pp.

Een onderzoek naar het voorkomen van paratuberculose op de kinderboerderij
van Artis; Jan-Willem de Gooyer, SR\\275\\94: 35 pp.

Wild als monitor voor schadelijke stoffen in het milieu; Marjan Leneman,
SR\\276\\94: 38 pp.

Apexfracturen. Literatuuronderzoek naar apexfracturen bij het paard: achter-
gronden, behandeling en prognose. Inclusief: retrospectief onderzoek naar de
prognose van apexfracturen na apexresectie; ff.J. van Nieuwland, SR\\277\\94: 47

PP

Afvoerredenen bij melkvee, een vergelijking tussen landen; J.M.M. Veldman,
SR\\278\\94: 26 pp.

De Tracheotubus. De toepassing, de oude modellen en een nieuw model voor
grote huisdieren; Bas Kolpa, SR\\279\\94: 19 pp.

Dermatitis digitalis, a classification system; A.1. Koopmans, SR\\280\\94: 51 pp
(in het Engels geschreven).

Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen; Joske Kaasenbrood,
SR\\281\\94:79pp.

Tumoren uitgaande van de tandstructuur bij het paard; A.J. de Jong, SR\\282\\94:
33 pp.

De Crvptorgram; het maken van zoekrammen door scrotumamputatie bij pasge-
boren lammeren;
J.H.J.L. Hülsen, SR\\283\\94: 37 pp.

Hypothetische risicofactoren voor klauwziekten in Costa Rica; Hanneke
Blokdijk, SR\\284\\94: 29 pp (uitgebreide Spaanse toevoeging).
Melkveehouderij in Nieuw-Zeeland. Beschrijving van een reproduktiesysteem;
Phaedra Eblé en Ria Klein Kranenbarg, SR\\285\\94: 74 pp.
Salmonella rfj/Wi/i-infecties bij runderen. Het gebruik van de serologie; Sandrine
Vroeijenstijl, SR\\286\\94:46 pp.

Factoren die het te kort afscheuren van het navelvlies bij het kalf beïnvloeden;
Cario van Wiggen, SR\\287\\94:47 pp.

Doodsoorzaken bij dag- en nachtroofvogels; Atty Roelfsema. SR\\288\\94: 26 pp.
Behandelingsmogelijkheden van tibia-fracturen bij de hond; M. van den Boer,
1993: 35pp*).

Voor het aanvragen van studentenreferaten kan men contact opnemen met het re-
dactiesecretariaat van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, telefoon 030-
510111.

*) Is nog niel door ons leverbaar.

Stydentenreferaten

-ocr page 408-

■I I fl

j

ék

toxocara-infec-
ties bij honden
en katten

Toxocara canis-, Toxocara cati- en
Toxaecaris
/eo«/«a-infecties bij hon-
den en icatten en hun therapie
W.R.H. Extra; SR 274\\94: 37 pp.

De scriptie is een hteratuuroverzicht
van de pathogeniteit, de Pathogenese,
alsmede therapie en profylaxis van
spoelworminfecties, zoals
T. canis, T.
cati
en T. leonina bij hond en kat.
De twee eerstgenoemde species kun-
nen ook ziekteverschijnselen veroor-
zaken bij de mens.

De pathogeniteit van T. leonina is min-
der dan van de beide andere soorten.
T
ca«w-infecties ontstaan en/of

a. transplacentair,

b. transmammair,

c. paratenisch (opeten van besmette
knaagdieren, wormen en slachtafval-
len) en/of door opname van infecti-
euze eieren.

Bij T. cati heeft geen transplacentaire
overdracht plaats en bij
T.leonina ook
geen transmammaire.
Een patente infectie met spoelwormen
wordt gediagnostiseerd op basis van
ziekteverschijnselen, zoals braken,
diarree, dikke buikjes, slechte conditie
(bij
T.canis ook zenuwverschijnselen)
aangevuld met coprologisch onder-
zoek op wonnen en wormeieren.
Gewenst is hierbij het toepassen van
een flottatietechniek.
Om infecties onder controle te houden
dienen anthelmintica te worden ge-
bruikt, zowel bij jonge als oude dieren
aangevuld met hygiënische maatrege-
len, zoals ontlasting verwijderen (om
de drie dagen), schoonmaken kattebak
(om de twintig dagen) gevolgd door
de-infectie, waarvoor waterige jodi-
umoplossingen worden aanbevolen.
De geschiktheid als anthelminticum
van imidazolverbindingen, pipera-
zine-adipaat, ivermectine, pyrantel-
pamoaat, milbemycine en andere is be-
wezen. Er worden behandelingssche-
ma\'s aangegeven.

Volwassen teven moeten tweemaal
per jaar behandeld worden, lacterende
teven extra tien tot veertien dagen
post
partum
alsmede vijf weken erna. Bij
jonge puppies dient de eerste behande-
ling plaats te hebben op een leeftijd
van twee weken en verder om de twee
weken tot drie maanden; hierna om de
maand en vanaf zes maanden twee-
maal per jaar.

345

Aanbevolen wordt om volwassen kat-
ten tweemaal per jaar te ontwormen en
lacterende poezen extra vier weken
post partum. Kittens krijgen een ant-
helminticum op een leeftijd van vier/
vijf weken en vervolgens om de maand
tot een leeftijd van een halfjaar.

monitor voor

schadelijke

stoffen

Wild als monitor voor schadelijke

stoffen in het milieu

Marjan Leneman: SR 276\\94: 38 pp.

T I J D S ( H R M T VOOR Dl I R (1 h N I I. S K IJ N I) 1- , D H I L

Het doel van dc scriptie was weten-
schappelijk gefundeerde kennis bijeen
te brengen over de belasting van het
milieu door schadelijk stoffen in het
algemeen en lood en cadmium in het
bijzonder en dan met betrekking tot de
opname van deze stoffen door wild. Er
is gekeken naar onderzoeksresultaten
bij hert, ree, wild varken en haas.
De schade kan direct zijn, hetgeen wil
zeggen op de gezondheidstoestand van
het wild, maar ook indirect op dc ge-
zondheidstoestand van de mens, die
het wild consumeert. De dieren kun-
nen als indicator fungeren voor de mi-
lieubelasting. De detectie van de stof-
fen moet betrouwbaar kunnen
geschieden. Ingegaan wordt op de
keuze van de organen. De concentratie
van de stoffen in de diverse weefsels
loopt sterk uiteen bij de genoemde
diersoorten.

Het bestuderen van de resultaten in di-
verse jaren geeft een indruk over een
mogelijk voortschrijdende belasting
van het milieu. Wild leeft en eet in het
milieu gedurende lange tijd en wordt
daarom beschouwd als een goede indi-
cator.

De belasting met schadelijke stoffen
voor het in het wild levende dier is af-
hankelijk van veel factoren. Genoemd
worden het soort voedsel, eventuele
bijvoeding, regiokenmerken, klimaat-
omstandigheden, leeftijd en conditie.
Het is gebleken dat wild meer lood en
cadmium opneemt dan de landbouw-
huisdieren. Vlees van wild kan worden
gegeten mits de parenchymateuze or-
ganen worden afgekeurd.

de tracheo-
tubus

De Tracheotubus;
SR/279/94: 19 pp.

In deze scriptie worden drie tubi be-
sproken, die gebruikt worden bij tra-
cheostomie van onze huisdieren, te
weten de Biesalskitubus gemaakt van
plastic van de fabrikant Rüsch, een
metalen tubus met een lang recht been
en de tweedelige tubus van Hauptner.
Deze tubi hebben onderling vergele-
ken allerlei voor- en nadelen. Er werd
theoretisch en praktisch onderzoek ge-
daan naar mogelijk bruikbare nieuwe
modellen. Hierbij werd uitgegaan van
een aantal basisvoorwaarden, zoals het
makkelijk inbrengen, goed reinigen,
steriliseerbaar en niet te duur.
Met een nieuw ontwikkeld model ge-
noemd K (Kolpa) werden experimen-
ten gedaan bij kalveren. Uitgegaan
werd van een ronde metalen buis met
een lang recht been en een buiging van
90° gemonteerd op een schijf voor be-
vestiging op de huid. De binnenste
helft van het lange rechte been is voor
de helft open. Vervolgens wordt alleen
in de bocht een plastic licht flexibele
binnenmantel van plastic met een hoek
van 90° aangebracht, die veel korter is.
Men zou dit apparaat een gemodifi-
ceerde Biesalskitubus kunnen noe-
men.

De binnenmantel kan gemakkelijk
verwijderd en schoongemaakt worden;
de buitenmantel kan blijven zitten.
Laatstgenoemde mantel kan ook niet
verstopt raken, omdat deze half open
is.

Door het afgeronde uiteinde (lepel-
vorm) kan de tubus eenvoudig worden
ingebracht.

Ervaringen opgedaan bij kalveren wa-
ren gunstig; bij paarden is er nog niet
mee gewerkt.

9, Am. iviRiNCi II, 1994

KOPIJ ÜP DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

Bas Kolpa:

-ocr page 409-

Hans-Joachim Bienielc & Kristian
Walter Bieniek. Stuttgart: ENKE,
1993, P.O.Box 300366, D-70443
Stuttgart. ISBN 3-432-99841-4

Gedurende de laatste jaren heb ik ver-
schillende veterinair-tandheelkundige
uitgaven besproken die Engelstalig
zijn. Deze keer een recente uitgave in
de Duitse taal: zes hoofdstukken, 157
bladzijden tekst waarin 265 tekenin-
gen, schema\'s, overzichten en foto\'s
zijn opgenomen.

In het eerst hoofdstuk worden niet al-
leen de ontwikkeling, tandwisseling en
anatomie besproken; het is plezierig
om nu eens de functie en opbouw van
het gebit bij de verschillende diersoor-
ten naast elkaar te beschouwen (aap,
varken, hond, kat, schaap, geit, konijn,
cavia, hamster, muis en rat). Een ge-
miste kans om het gebit van de mens
bij deze vergelijkende odontolgic mee
te nemen. Jammer! Doorbraakstoor-
nissen, tandwisselproblemen en ont-
wikkelingsstoornissen worden behan-
deld.

Het volgende hoofdstuk gaat over de
chirurgische tandheelkunde: inkorten
van knaagdiertanden, extracties, frac-
turen, nieuwvormingen. Ook hoofd-
stuk drie is basiskennis voor iedere
dierenarts, die zich met tandheelkun-
dige aspecten bij dieren bezighoudt: de
parodontologie.

De laatste drie hoofdstukken zijn over-
zichtelijk en duidelijk geschreven.
Natuurlijk kunnen de meeste dieren-
artsen conserverende (4), prothetische
(5) of orthodontische (6) behandelin-
gen uitvoeren. Hij of zij moet alleen de
kennis van deze behandelingen ont-
wikkelen; over de juiste en optimale
faciliteiten beschikken en de training
voor deze handelingen uitvoeren. De
bespreking door de auteurs van deze
tandheelkundige behandelingen is
daarvoor zeer geschikt. Beiden hebben
in Duitsland vele tandheelkundige cur-
sussen voor dierenartsen verzorgd (zo-
als in alle disciplines in de diergenees-
kunde is het een \'must\' om ook tand-
heelkundige cursussen (hands-on,
wet-labs) te volgen om goede en ver-
antwoorde resultaten te boeken -Ref).
Aan het eind van vijf van de zes hoofd-
stukken wordt een samenvatting van
instrumenten en materialen gepresen-
teerd. Dc tien pagina\'s literatuurver-
wijzingen en een tien pagina\'s tellend
trefwoordenregister zijn een prima
aanvulling.

zahnheilkunde
für die klein-
tierpraxis

•■ i fl

Aanschaffen of niet? Voor de verza-
melaar en voor de tandheelkundig
geïnteresseerde een goede investering.
Eveneens voor die dierenarts die liever
Duits dan Engels leest. Voor alle an-
dere dierenartsen kan ik alleen maar
zeggen dat ik dit boek een aanwinst
vindt voor de diergeneeskunde. Ook al
is een zekere kennis op tandheelkun-
dig gebied reeds aanwezig dan biedt
dit boek door middel van zijn eigen be-
nadering en woorden een welkome
aanvulling. Van harte aanbevolen.

Andries van Foreest

principles of
laboratory
animal science

Principles of laboratory animal
science. A contribution to the humane
use and care of animals and to the
quality of experimental results.

Edited by L.F.M. van Zutphen, V.
Baumans and A.C. Beynen. Elsevier,
Amsterdam, London, New York,
Tokyo. ISBN 0-444-81487-6 (paper-
back).

Dit boek van vierhonderd pagina\'s is
een vertaling en bewerking van het bij
dier-experimentele onderzoekers wel-
bekende boek "Proefdieren en Dier-
proeven\' van dezelfde redacteuren
(Wetenschappelijke uitgeverij Bunge,
Utrecht, 1991).

De lijst van medewerkers is uitgebreid
met zeventien auteurs uit zeven wes-
terse landen.

Door de bewerking zijn de Europese
regelgeving, eisen ten aanzien van
welzijn en Good Laboratory Practice
en wetenschapsfilosofische, statisti-
sche en methodologische onderbou-
wing van dierexperimenten als nieuwe
aspecten ingevoerd of uitgebreid. De
Nederlandse regelgeving is in deze in-
temationale uitgave weggelaten. De
inleiding in de wetenschapsfilosofi-
sche overwegingen van David Hume,
Karl Popper en Thomas Kuhn en de
consequenties hiervan voor het ont-
werpen van dierproeven zijn compact,
terzake en zeer leesbaar weergegeven
en vonnen verplichte kost voor iedere
onderzoeker. Nieuwe inzichten zijn
verder verwerkt in de hoofdstukken
over gedrag, stress, welzijn, voeding
en experimentele resultaten. Geneti-
sche standaardisatie (DNA markers!)
en anesthesie, analgesic en euthanasie.
Als nieuw hoofdstuk is \'recognition of
pain and distress\' toegevoegd.

De lezer krijgt vooral een zeer goed in-
zicht in de relevante achtergrond-in-
formatie. Het adagium van dit boek is:
verantwoord gebruik van hoogwaar-
dige dieren in goed opgezette dier-
proeven. Naar bepaalde feiten zal
soms tevergeefs gezocht worden of
moet de lezer het hebben van verspreid
weergegeven voorbeelden (bijvoor-
beeld voor wat de ziekten bij proefdie-
ren betreft). Andere proefdierkundige
feitelijkheden (bijvoorbeeld huisves-
tings- en voedingseisen, sommige
bloedwaarden, keuze en dosering van
anesthetica) worden daarentegen over-
zichtelijk vernield.

De proefdierkunde is een goede dienst
bewezen door deze beknopte inleiding
in dit vakgebied. Wat de Nederlands-
talige uitgave betekent en heeft bete-
kend voor de vorming van dier-experi-
mentele onderzoekers en met name
voor de opleiding van art. 9-functiona-
rissen in Nederland kan deze uitgave
internationaal betekenen: een goede
PR voor proefdierkundig Nederland.

J.E. van Dijk

kopij op
diskette

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één .A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 410-

STICHTING GEZONDHEIDSDIENST VOOR
DIEREN IN ZUID-NEDERLAND

De Stichting, voortkomend uit het agrarisch bedrijfsleven, stelt zich tot doel ten behoeve van de vee-
houders in het werkgebied Noord-Brabant en Limburg de gezondheidstoestand van de landbouw-
huisdieren in de ruimste zin te bevorderen, waarbij haar taken door circa 200 medewerk(st)ers wor-
den, uitgevoerd in binnen- en buitendienst.

Wij zoeken op korte termijn een collega, die na het afstuderen enkele jaren ervaring heeft opgedaan
in de rundveesector

DIERENARTS m/v

Functie-informatie:

• het verzorgen van tweedelijn rundvee-gezondheidszorg;

• het uitvoeren en mede-ontwikkelen van begeleidingssystemen;

• het verrichten van praktijkonderzoek;

• het geven van voorlichting aan en het onderhouden van contacten met rundveehouders en practici
Nadere informatie:

• salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden zoals van toepassing bij Gezondheidsdiensten;

• voltijdige werkweek van 40 uur.

Wegens een op hande zijnde reorganisatie geldt de aanstelling voor bepaalde tijd voor één jaar.

Telefonische inlichtingen zijn te verkrijgen bij het hoofd van de afdeling Rundveegezondheidszorg:
de heer drs. A. Emmerzaal.

Sollicitaties dienen binnen 7 dagen na verschijnen van dit tijdschrift gericht te worden aan de heer
C.G.M. Godding, hoofd P&O.

Correspondentie-adres: Gezondheidsdienst voor Dieren Zuid-Nederland, Postbus 4, 5280 AA Boxtel,
telefoon 04116-59500.

GEVRAAGD: omstreeks 1 juli in gemengde twee-manspraktijk in Noord-Holland

VASTE ASSISTENT m/v

Achterwacht strekt tot aanbeveling.
Woonhuis met praktijkruimte anwezig.

Sollicitaties richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508
SB Utrecht, onder nummer 33/94.

-ocr page 411-

ni \\iAri

HANS MULLINK

Op 9 december jongstleden, overleed
in de leeftijd van 57 jaar Johannes
Wilhelmus Maria Aloisius Mullink
aan de gevolgen van een ziekte die
zich ruim een jaar tevoren openbaarde.
Hans werd geboren in een onderwij-
zersgezin in Oudewater. Hij doorliep
daar de lagere school en vervolgens in
Gouda de middelbare school. Hij was
vaak te vinden in de natuurrijke omge-
ving van Oudewater en ontwikkelde
een grote belangstelling voor alles wat
leefde. Het was dan ook niet verwon-
derlijk dat na de middelbare school de
keuze viel op de studie diergenees-
kunde. Na zijn afstuderen in 1960
werd hij assistent bij het pathologisch
instituut om zich daar in de pathologie
te specialiseren. Hij was ook belast
met het geven van colleges. Vele toen-
malige studenten zullen zich vooral
nog twee dingen herinneren: het
vroege tijdstip van aanvang (\'s woens-
dags om 8.00 uur) en de heldere, goed
voorbereide colleges, waarin altijd
ruim plaats was voor het tonen van
verduidelijkende dia\'s.
Hans trad in 1961 in het huwelijk met
Betty van Duijvendijk, zijn jeugd-
liefde, die hij op 16-jarige leeftijd had
leren kennen. Uit het huwelijk werden
twee dochters geboren.
In 1967 trad Hans in dienst van het
Centraal Proefdierenbedrijf TNO,
waar hij zich in de proefdierpathologie
bekwaamde.

Hans was tevens verantwoordelijk
voor de gezondheidsbewaking van de
inteeltstammen bij het Zoötechnisch
Instituut (hoofd: profdr. W.K.
Hirschfeld).

348

Naast dit werk was er ook ruimte voor
het doen van eigen onderzoek. Dit on-
derzoek leidde onder meer tot een
proefschrift met als titel \'Blood pres-
sure and hypertension in the mouse\'.
De promotie vond in 1975 plaats.
Mede door de activiteiten op het ge-
bied van proefdieren was Hans één van
de grondleggers van het vakgebied
Proefdierkunde in Nederland. Hij
stond aan de wieg van allerlei ontwik-
kelingen. Zo was hij in 1971 mede-op-
richter van de Nederlandse Vereniging
voor Proefdierkunde (NVP), waarvan
hij tevens de eerste voorzitter werd.
Van 1967 tot 1972 was Hans redac-
tielid van het tijdschrift Biotechniek,
dat in 1962 opgericht was.
In deze tijd is een intensieve samen-
werking ontstaan met prof.dr. P. Zwart
van de afdeling Bijzondere Dieren.
Urenlang konden ze samen histologi-
sche preparaten bestuderen en bedis-
cussiëren. Als patholoog was Hans
vooral geïnteresseerd in hetgeen zich
afspeelde op het grensgebied van ge-
zondheid en ziekte en normaal en ab-
normaal. Hans was geen kamerge-
leerde. Hij verbond de pathologie met
de bedrijfsvoering en bedrijfshygiëne.
Veel van zijn klinische kennis ver-
werkte hij in een hoofdstuk over de
muis in een handboek over proefdie-
ren. Hij stimuleerde dierverzorgers tot
het doen van klinische waarnemingen
cn was verrukt als één van de mensen
met een levende muis kwam, waarbij
een endometritis was gediagnosteerd.
Pathologische bevindingen werden te-
ruggekoppeld naar de medewerkers en
hun werd uitgelegd waarom bepaalde
maatregelen noodzakelijk waren.
Daarnaast was Hans direct betrokken
bij de ontwikkeling van het onderwijs
in de proefdierkunde aan de Faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht. Hij was
lid van de eerste facultaire Commissie
Proefdierkunde, die zich in 1973 bera-
den heeft over de omschrijving van de
inhoud van het onderwijs in de proef-
dierkunde. Deze commissie kwam al
direct tot de conclusie dat voor dit vak-
gebied een ordinariaat ingesteld
diende te worden. Vooruitlopend
daarop werd besloten om al een begin
te maken met het inrichten van een
cursus proefdierkunde voor studenten
in de diergeneeskunde. Ook bij de op-
zet en uitvoering van dit onderwijs was
Hans actief betrokken.

Na het overgaan in 1988, van het
Centraal Proefdierenbedrijf TNO in
andere handen, werd Hans aangesteld
als Proefdier-deskundige van de ge-
hele TNO-organisatie in Nederland.
Het adviseren bij onderzoek en bij ge-
bruik van proefdieren door onderzoe-
kers werd tevens een belangrijk onder-
deel van zijn werk. Zijn inmiddels
omvangrijke kennis van proefdieren,
een grote dosis mensenkennis en een
sterk vermogen tot relativeren maak-
ten dat hij deze functie op uitstekende
wijze heeft uitgevoerd.
Ook in deze fase was Hans, op part
time-basis, nauw betrokken bij het on-
derwijs in de proefdierkunde, gegeven
vanuit de Vakgroep Proefdierkunde
aan studenten en aankomende onder-
zoekers.

K O N 1 N K l- 1 J K h N 1-; I) K R L A N D S E M A A T S C\' H A P P 1 .1 VOOR DIERGENEESKUNDE

Zijn onderwijs werd door de studenten
zeer gewaardeerd. Met zijn didacti-
sche gaven wist hij velen te inspireren.
Hans had ook buiten de beroepssfeer
een levendige en brede belangstelling
en hij was bereid zich voor allerlei za-
ken in te zetten. Zo was hij jarenlang
trainer van een zwemgroep voor vol-
wassenen van ZV De Rumpst in zijn
woonplaats Bunnik. Hij was een bege-
nadigd fotograaf, die erin slaagde het
kleine in de natuur op een uiterst boei-
ende manier vast te leggen. Zijn werk
is verschillende malen bekroond met
prijzen.

Hans hield ervan zich soms te profile-
ren als onconventioneel. Zo bediende
hij zich van een motorfiets als vervoer-
middel om aan dc vergaderingen van
de TNO-leiding deel tc nemen in de
korte tijd dat hij daartoe behoorde.
Geamuseerd kon hij vertellen van de
verbazing die dit opwekte bij de col-
lega\'s.

Hans had nog veel kunnen doen maar
is ons helaas veel te vroeg ontvallen.
We mogen aannemen dat hij als patho-
loog van het begin af aan wist dat de
diagnose van zijn ziekte een spoedig
heengaan betekende. Hij heeft zijn
omgeving daarmee zo min mogelijk
willen belasten. Zijn relativerend ver-
mogen kwam tijdens de druk bezochte
crematieplechtigheid nog éénmaal
naar voren toen zijn oudste dochter
Yvonne namens Hans zei de plechtig-
heid als zijn \'afscheidsfeestje\' te be-
schouwen.

Wij wensen Betty en de kinderen veel
kracht toe dit verlies te dragen.

J.P. Koopman
J.C.J. van Vliet
L.F.M. van Zutphen

-ocr page 412-

wim van veen

Op 16 april 1994 overleed in zijn wo-
ning te Oostburg Wim van Veen op
een leeftijd van bijna 89 jaar.
Wim is geboren op 28 juli 1905 in de
Drieharingenstraat te Utrecht, waar hij
zijn jeugd doorgebracht heeft.
Na de HBS had Wim naar de
Zeevaartschool gewild, maar in die tijd
kreeg hij een longontsteking en werd
hierdoor later afgekeurd voor de
Zeevaartschool.

Hij besloot toen om dierenarts te wor-
den en na een heel vlotte studie stu-
deerde Wim afin 1932.
Van 1932 tot 1935 was Wim driejaar
werkzaam als assistent-dierenarts op
Interne Ziektes bij professor Wester.
In 1935 vestigde hij zich als prakticus
in Ruinen in het hartje van Drenthe. In
1946 solliciteerde hij met succes bij de
gemeente Oostburg, die een keurings-
dierenarts vroeg.

Deze baan stond toen garant voor een
klein, maar vast inkomen.

Toen Wim in Oostburg ging wonen
kon hij meteen aan de slag als prakti-
cus, want in deze tijd was er geen die-
renarts in Oostburg.
Toch zeker in zijn beginperiode was de
paardenpraktijk het belangrijkste
werk, veel later pas de runderen en de
varkens.

Verhalen uit die tijd waren meestal de
moeilijke verlossingen van de

nmemoriafn

Belgische trekpaarden en de embryo-
tomieën.

De tijd van de keizersneden heeft Wim
op het laatst nog meegemaakt, maar hij
deed dit het liefst samen met een an-
dere dierenarts.

Ook voor de opkomende kleine-huis-
dierenpraktijk voelde Wim zich te oud.
Dat was meer voor zijn opvolger, vond
hij.

Wim heeft de praktijk uitgeoefend tot
30 augustus 1970, de datum, dat on-
dergetekende zijn mooie en grote
praktijk overnam. Wim was inmiddels
65 jaar geworden.

Na zijn afstuderen is Wim getrouwd
met Nan van Loghem, afkomstig uit
Zeist.

Uit dit huwelijk zijn vier kinderen en
elf kleinkinderen voortgekomen.
Ondanks zijn drukke éénmanspraktijk
kon Wim altijd tijd vinden als er een
beroep op hem gedaan werd.
Hij was jarenlang voorzitter van de
Afdeling Zeeland van de KNMvD en
was dus tevens lid van het Algemeen
Bestuur.

Jarenlang had hij ook zitting in de

Tarievencommissie.

Hij is vele jaren secretaris geweest van

de Veetentoonstelling te Oostburg.

Wim was charterlid van de Rotary

Club te Oostburg, die opgericht is in

juli 1954.

Hij is dus bijna 40 jaar lid geweest van
deze club en heeft zijn sporen hier
ruimschoots verdiend.
Vanuit deze Rotary Club is Wim
mede-oprichter geweest van de Probus
Club West Zeeuws Vlaanderen, een
club van oudere mensen die hun (lei-
dinggevende) beroep niet meer uitoe-
fenen. Op zijn 85-jarige leeftijd was hij
voorzitter van deze club. De grote
hobby van Wim en Nan van Veen was
met de caravan rondtrekken, vooral na
zijn pensionering. Op hun laatste cara-
vantocht in augustus 1982, werd Nan
ziek.

Thuis gekomen bleek er sprake te zijn
van een schildkliercarcinoom met me-
tastasen in de hersenen. Nan overleed
op Hjanuari 1983.

Wim heeft toen een moeilijke tijd
doorgemaakt, maar heeft zich wonder-
wel goed hervonden, dankzij de goede
contacten met zijn bijna even oude
zussen, zijn kinderen en vooral klein-
kinderen en de contacten via de Rotary
Club en Probus Club. Bovendien las
Wim van kind af aan veel, waardoor
hij een erudiet man was.
Wim is ziek geworden in november
1993, vanwege een maagcarcinoom,
die niet te opereren was.
Tevreden en zonder pijn kon hij thuis
blijven wonen, liefdevol verzorgd
door zijn kinderen en de Maatschap-
pelijke Dienst. Tot 16 april, toen is
Wim overleden.

Hij was niet bang om te sterven, want
hij was overtuigd van reïncarnatie,
waarvan het gedicht op de rouwkaart
getuigde.

De crematie vond plaats op woensdag
20 april 1994 te Temeuzen. De plech-
tigheid werd bijgewoond door de fa-
milie, kennissen en collega\'s.
Een legendarische dierenarts van de
oude stempel is van ons heengegaan.

Jan van de Vijver

-ocr page 413-

i^mitii. -■

T.W. TE GIFFEL RIDDER IN DE ORDE VAN
ORANJE-NASSAU

Het was vrijdag 29 april een bijzondere dag voor de KNMvD: secretaris ing.
T.W. te Giffel (53) werd koninklijk onderscheiden als Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau. Speciaal voor deze gelegenheid was burgemeester A.D.
Stigter overgekomen uit Maarn, de woonplaats van Te Giffel. Zij decoreerde
de secretaris op zijn werkplek, het bureau van de KNMvD.

Door Sophie Deleu

VERBLUFT

Volkomen verbluft trad de secretaris
de grote vergaderzaal binnen. Leden
van Hoofdbestuur, Algemeen Bestuur,
medewerkers van het secretariaat, fa-
milie en vrienden hadden zich in het
geheim verzameld. Te Giffel was on-
der valse voorwendselen weggeroepen
uit een vergadering \'wegens een acute
uitbraak van pseudo-vogelpest\'.

Het was nog even spannend, want de
secretaris vond zelf, dat hij daarvoor
geen vergadering hoefde af te kappen.
Algemeen secretaris, dr. Tj. Joma,
heeft hem echter toch zover kunnen
krijgen naar de Julianalaan te komen.
Te Giffel maakt dit jaar de twintig jaar
vol als secretaris van de KNMvD. En
zijn werkkamer hangt de landkaart van
Nederland volgeprikt met vlaggetjes,
voor elke praktijk één.

Î. ,. \'iA

Ar- \'

Mevrouw Te Giffel ontvangt voor de gelegenheid een Oranje-bos uit handen van de algemeen secre-
taris, de heer Joma.

hij heeft in de loop der jaren toch wel
een bijzondere positie verworven. In

Voor een groepspraktijk een andere
kleur vlaggetje dan voor een ééninan-
spraktijk. Te Giffel durft rustig te stel-
len dat hij bijna alle dierenartsen onder
de vlaggetjes persoonlijk kent. Hij is
met andere woorden in zijn kamer als
een spin in het web van diergenees-
kundig Nederland. Waarschijnlijk is er
niemand in Nederland, die zoveel
praktijken geboren heeft zien worden,
groot heeft zien worden of uiteen heeft
zien vallen.

RIDDER

Burgemeester Stigter vond het dan ook
niet meer dan gepast, dat zij de secreta-
ris de medaille op het bureau in
Utrecht op de borst speldde. Maar: \'Ik
moest toestemming vragen aan de bur-
gemeester van Utrecht en ik ben blij
dat ik die gekregen heb, want ik wil
toch graag mijn eigen burgers onder-
scheiden\'.

Ze vertelde onder meer dat Te Giffel
werd onderscheiden vanwege zijn cen-
trale positie binnen de vereniging. \'Het
is belangrijk voor een organisatie om
terug te kunnen vallen op iemand die
alles weet, alles al een keer eerder ge-

-ocr page 414-

zien heeft\'. Juist nu de maatschappij
aan veel veranderingen onderhevig is,
is het goed om stil te staan bij hetgeen
ervaring voor een beroepsvereniging
betekent. \'Het heeft Hare Majesteit
dan ook behaagd om u te benoemen tot
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau\',
aldus Stigter. Haar toespraak was
doorspekt met humor. Relativerend
sprak zij van \'bemonstering\' bij het
opspelden van de decoratie: \'Het be-
scheiden lintje in het knoopsgat mag u
altijd dragen en is mijns inziens ook
mooier\'.

BEDAARD EN ONTROERD
Te Giffel, bedaard als altijd, maar toch
enigszins zichtbaar ontroerd, bedankte
allen: \'Ik begrijp dat veel mensen zich
de afgelopen week hebben ingespan-
nen om dit voor mij te organiseren\'.
Alhoewel de secretaris er prat op gaat,
overal vanaf te weten, is het toch ge-
lukt deze gebeurtenis zonder zijn me-
deweten voor te bereiden. \'Dat geeft
natuurlijk te denken...\', zei Te Giffel
zelf al.

HET SECRETARIAAT
Hij heeft het bureau van de KNMvD
groot zien worden. Toen hij aankwam,
werkten er op het secretariaat veertien
mensen. Tegenwoordig bestieren 21
medewerkers het kantoor aan de
Julianalaan, dat inmiddels in twee sa-
mengevoegde panden gevestigd is.
Was de aard van de werkzaamheden
destijds dezelfde als nu, de omvang er-
van is spectaculair toegenomen. Nog
geen half jaar geleden zei een nieuw
lid van het Algemeen Bestuur: \'Ik wist
niet dat de KNMvD zoveel deed!\'
Vandaar dat het secretariaat nog niet
zo lang geleden is uitgebreid met een
staf Veel van het werk dat vroeger

De geboren Achterhoeker (Lichten-
voorde, 1941) bezocht na het behalen
van het Gymnasium B-diploma de
Hogere Landbouwschool te Deventer.
Hij begon zijn loopbaan bij het
Instituut voor Bodemvruchtbaarhgeid
te Haaren en trad in 1970 in dienst van
de Plattelands Jongeren Gemeenschap
Nederland, als secretaris-penning-
meester. Vanaf 1974 tot heden is hij
secretaris van de KNMvD. Zoals Te
Giffel zelf altijd zegt: \'Ik kan blijkbaar
niets anders dan secretaris zijn\'.

Meike, de oudste dochter van Te Giffel, heeft de gebeurtenis integraal opgenomen, ongehinderd
door kennis van filmtechniek. Ze heeft \'s ochtends nog de gebruiksaanwijzing van het apparaat be-
studeerd.

door twee secretarissen werd gedaan,
is overgedragen aan stafmedewerkers,
die met hun specifieke expertise ieder
weer eigen werk creëren. Eigenlijk is
de hoeveelheid bezigheden steeds
groeiende, zoals in elke gezonde orga-
nisatie.

TWINTIG JAAR

De werkzaamheden, die Te Giffel nu
al bijna twintig jaar met plezier uit-
voert, bestaan uit het adviseren van
dierenartsen over goodwill, praktijk-
overdracht, associatie en maatschaps-
problemen, het organiseren van cur-
sussen en congressen en het partici-
peren in diverse overlegorganen. Zijn
slotzin \'Ik hoop dat ik dit nog jaren
mag doen\', spreekt boekdelen.
Enkele dagen later zei Te Giffel, toen
hij het secretariaat nogmaals bedankte,
het lintje ook als een compliment voor
de KNMvD als geheel te beschouwen:
\'Blijkbaar vindt de gemeenschap ons
werk belangrijk en nuttig\'.

KOPIJ OP DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

K O N 1 N K I I J K R N E D E R 1- A N D S H MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

351

-ocr page 415-

■ Uil

CERTIFICERING EN COMMERCIELE ACTIVITEITEN

\'IS HET RESULTAAT LONEND?\'

KWALITEITSRICHTLIJN
Na de gebruikelijke \'ontvangst met
koffie\' installeerden de dierenartsen
zich voor een inleiding over certifice-
ring van dierenartsenpraktijken door
profdr. A. Pijpers. Hij ging kort in op
de inmiddels door een aantal Groepen
opgestelde Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken (KvD). De
vraag wel of niet certificeren bleek ei-
genlijk niet meer aan de orde. De be-
sturen van de Groepen Praktici Grote
Huisdieren, Rund, Varken en
Geneeskunde Gezelschapsdieren heb-
ben zich reeds duidelijk positief uitge-
sproken over certificering. Er is ook al
een voorzet gegeven, hoe dat zou moe-
ten. \'In de Kwaliteitsrichtlijn voor
Dierenartsenpraktijken zijn slechts mi-
nimumeisen voor de praktijkvoering
weergegeven\', aldus Pijpers. \'De kwa-
liteit van de uit te oefenen diergenees-
kunde komt niet ter sprake\'. Dieren-
artsen worden geacht de diergenees-
kunde naar behoren en tot heil van
mens en dier uit te oefenen. Afvalligen
kunnen door het Veterinair Tuchtcol-
lege aangepakt worden. Pijpers schet-
ste in vogelvlucht de inhoud van onder
meer de volgende hoofdstukken in de
KvD: taak en functie van de dierenarts
(vast dient te liggen, wie welke verant-
woordelijkheid draagt), externe com-
municatie (onder meer over tarieven,
klachten, lidmaatschap KNMvD), in-
richting praktijkruimten, apotheekbe-
heer (jawel, ook in de auto), archive-
ring van de behandelingen, hygiëne,
veiligheid en afvalbeleid, klachtenbe-
heer en kwaliteitsaudits (zelfinspectie
en intercollegiale toetsing). Deze eisen
zijn zodanig geformuleerd -althans.

dat is de bedoeling- dat zeventig pro-
cent van de dierenartsen over vijf jaar
een certificaat in bezit kan hebben.
Pijpers stipte even een mogelijk ster-
rensysteem aan, als tegemoetkoming
aan sommige praktijken, die veel meer
dan het minimum in kwaliteit investe-
ren \'En hoe ga je dan met concurrentie
om?\'. De landbouwhuisdierenpraktici
waren verbazingwekkend genoeg be-
reid om veel te investeren in de praktij-
kruimten voor de gezelschapsdieren,
terwijl de
pure gezelschapsdierenprak-
tici de eisen zo minimaal mogelijk wil-
den fomiuleren. Dat gezelschapsdie-
rcnpraktijken vaak in woonwijken
liggen, is hiervoor een mogelijke ver-
klaring. Over uitbreiding van het pand
beslisje nou eenmaal niet zeifin hartje
Amsterdam.

WAT IS KWALITEIT?
Dr. J.L. van Os. net als vorig jaar dis-
cussieleider, voegde nog een woordje
toe aan dit onderwerp. Hij vergeleek
certificering van dierenartsenpraktij-
ken met certificering, zoals hij die
kende in het bedrijfsleven. Van Os is
immers door de wol geverfd op dit ge-
bied, gezien zijn lange ervaring bij
Gist-Brocades. \'Ik zou toch nog even
ter discussie willen stellen of er wel
gecertificeerd wordt\', begon Van Os.
Certificering kost veel energie (en
geld) en het moet wel duidelijk zijn,
dat dit de moeite loont. Eerst gaf hij
een definitie van kwaliteit. Handig,
want de betekenis van dit begrip wordt
weieens uit het oog verloren in de race
\'om erbij te horen\'.

Kwaliteit is het voldoen aan de van-
zelfsprekende of overeengekomen be-
hoefte van afnemers.
Waarom certificeren? Volgens Van Os
zijn er twee belangrijke redenen om
het wel te doen: omdat het (ooit) moet
en omdat het voordelen biedt. \'Het
moet wellicht vanwege eisen van de
afnemers of vanwege eisen van de
overheid\', zei hij. \'Voordelen kunnen
zijn een betere positie ten opzichte van
de afnemers, een betere positie, dan
wel erkenning van het beroep, minder
afbreukrisico en meer inzicht in de or-
ganisatie\'. Hierbij moet men wel blij-
ven bedenken dat de landbouwhuis-
dierenpraktici, wat certificering be-
treft, in een heel andere positie verke-
ren, dan de gezelschapsdierenpraktici.
In de veehouderij wordt op dit moment
immers alles en iedereen gecertifi-
ceerd. Alle schakels in de produktieke-
ten moeten eraan geloven. Kortom: de
landbouwhuisdierenpraktijk zal wel
moeten. Het voordeel is dat de afne-
mers ook veel beter op de hoogte zijn
van de inhoud van zo\'n certificaat, dan
de gemiddelde eigenaar van hond of
kat. Van Os was zeer duidelijk over de
gezamenlijk te stellen normen: \'De ei-
sen moeten doelmatig, realistich en
haalbaar zijn\'. Eisen moeten bijdragen
aan de kwaliteit. \'Eisen over de par-
keerplaats horen er dus mijns inziens
niet bij\'. Realistisch betekent in dit ge-
val onder meer, dat er een termijn
wordt gesteld, waarbinnen één en an-
der voor elkaar moet zijn. \'En met
haalbaar bedoel ik, dat we moeten star-
ten met een voldoende breed draag-
vlak\', aldus Van Os.
De procedures moeten eenvoudig, be-
grijpelijk en overzichtelijk zijn (KISS:
Keep It Simple Stupid).
De stelling van de discussieleider:

Certificering van dierenartsenpraktijken, waar beginnen we aan? Hoe
geef je zoiets vorm, wie beslist uiteindelijk? Met deze vragen werden de af-
gevaardigden van Besturen van Groepen en Afdelingen geconfronteerd
op de Besturendag 1994. De Besturendag is indertijd in het leven geroepen
om voor bepaalde onderwerpen een bestuurlijk draagvlak te creëren.
Over sommige zaken ben je als Algemeen Bestuur immers niet in één ver-
gadering uitgepraat. Dit jaar vergaderden de Bestuursleden op 13 april in
congrescentrum Euroase te Amersfoort, \'s Ochtends boog men zich over
certificering; \'s middags discussieerden de afgevaardigden over commer-
ciële activiteiten van de KNMvD. De vraag \'wel of niet?\' leek simpel, maar
bleek de aanwezigen te stimuleren zich van hun beste zijde te laten zien...

Door Sophie Deleu

Certificeerbare kwaliteit dient meer te
worden gebaseerd op een (controleer-
bare) juiste instelling dan op het min of
meer volledig beschikbaar zijn van fa-
ciliteiten of veterinaire \'mogelijkhe-
den \'.

De te nemen stappen in het proces van
certificering zijn 1) oriëntatie en be-
sluitvorming, 2) inventariseren en be-
oordelen, 3) registreren, 4) inplemen-
teren, 5) inteme audit en tenslotte 6)
externe audit. De stappen 1 en 2 moe-
ten collectief genomen worden, 3,4 en

-ocr page 416-

5 individueel en 6 wederom collectief.
Voor degenen die zich de terminologie
nog niet helemaal eigen hebben ge-
maakt: audit is volgens het E/N-woor-
denboek controle, rekenschap (dag des
oordeels).

Geen eenvoudige zaak dus. Vooral de
energie die praktici individueel moe-
ten opbrengen om de procedures te im-
plementeren en te controleren is geen
sinecure. Ook de laatste stap \'jezelf la-
ten controleren\' is voor de dierenarts
geen gemakkelijke.

De discussie werd op de rails gezet met
de volgende vragen:

1. Certificering moet leiden tot kwali-
teitsverbetering. De Kwaliteitsricht-
lijn voor Dierenartsenpraktijken
(KvD) bevat dan ook de minimum-
eisen, die gesteld worden aan de or-
ganisatie van een praktijk. De mini-
mumeisen zijn zo opgesteld dat de
vier Besturen van de Groepen, die
het initiatief genomen hebben, ho-
pen dat binnen vijfjaar zeventig pro-
cent van alle dierenartsenpraktijken
gecertificeerd kan zijn.

Is dit percentage wenselijk en reëel?
Wat is de toekomst van de niet-ge-
certificeerden?

2. Het gehele certificeringsproces
vergt van de dierenartsen-praktici
nogal wat inspanningen (financiën,
tijd) en zal een voortdurend proces
blijken te zijn, waarbij het pakket
van eisen eerder toe, dan af zal ne-
men. Zal het uiteindelijke resultaat
lonend zijn?

3. Bij certificering horen toetsen en
controleren. Welke organisaties of
mensen zijn daarvoor, na opleiding,
voor u geschikt en acceptabel?
Bijvoorbeeld: collega-praktici uit
andere regio\'s, gezondheidsdienst-
medewerkers, RVV-medewerkers
of anderen, niet-veterinairen.

De aanwezigen discussieerden in
groepjes en brachten na een uur ver-
slag uit. Aan Van Os de eer om de klu-
wen van opmerkingen te ontwarren en
te structureren.

De discussie over wel of niet certifice-
ren bleek gauw gevoerd: het is duide-
lijk dat de landbouwhuisdieren niet te
kiezen hebben en dat de gezelschaps-
dierenpraktijken er voordeel van kun-
nen hebben. Bovendien is het voor de
gezelschapsdierenpraktici concurra-
tief gezien onwenselijk dat hun land-
bouwhuisdieren-collegae wel gecerti-
ficeerd zijn en zij niet.

ZEVENTIG PROCENT?
De vraag of zeventig procent een reëel
percentage is, werd over het algemeen
met een volmondig \'ja\' beantwoord,
(vijf procent wil niet en zal niet, vijfen-
twintig procent zal zoveel mogelijk
meegetild worden.) Men verwachtte
dat er voor de niet-gecertificeerden in
de gezelschapsdierensector altijd een
markt zou blijven bestaan. In de land-
bouwhuisdierensector is een niet-ge-
certificeerde praktijk gedoemd om te
sterven. Maar dat is misschien geen
slechte ontwikkeling (snel-weg-die-
renartsen). Er werd geopperd, dat het
toekennen van deelcertificaten wel-
licht een oplossing kon bieden aan
praktijken, waar de investering in cer-
tificering een slok op een borrel zou
betekenen. Uiteindelijk zag de verga-
dering toch maar af van dit idee, want
\'Hoe maak je dat nu weer duidelijk aan
de afnemer?\'. Praktijken worden dus
in hun geheel gecertificeerd, of niet...

VIJF JAAR

Vijf jaar vond men in eerste instantie
wat lang. Vooral de landbouwhuisdie-
renpraktici zitten, mede onder druk
van organisaties zoals het Produkt-
schap voor Vee en Vlees, te springen
om het proces te starten. Niettemin is
vijfjaar zo voorbij.

Van Os: \'Het creëren van een draag-
vlak voor de gestelde normen is mijns
inziens een onmisbare stap. Ik schat
dat dit proces zo\'n anderhalfjaar in be-
slag neemt\'.

Na de publikatie van de eisen zou een
praktijk toch ongeveer twee jaar de tijd
moeten krijgen om ze te implemente-
ren. Intercollegiale hulp en interne au-
dit horen overigens in deze fase thuis.
\'Ja maar, ik heb begrepen, dat vijftig
procent nu al aan de eisen voldoet!\',
was één van de opmerkingen. Door-
gewinterde certificeerders, zoals die-
renartsen werkzaam bij de gezond-
heidsdiensten, waren er echter van
overtuigd dat geen één praktijk zonder
meer gecertificeerd kon worden en
vonden twee jaar \'aan de korte kant\'.
Tot slot zou de controlefase een half
jaar duren... kom je precies op vijfjaar
uit.

DE MOEITE WAARD
\'Zeker op lange termijn\', dacht men \'is
certificering lonend\'. Vooral het ver-
beterde inzicht in de organisatie moet

tijd en energie besparen. \'Het succes
van dit gehele certificeringsproces
hangt sterk af van de PR rond het certi-
ficaat\', meenden de aanwezigen. Het
moet de cliënt duidelijk zijn, waar een
\'gecertificeerde praktijk\' voor staat.
Vooral in de gezelschapsdierensector
valt er op dat gebied nog veel missie-
werk te verrichten.

Van Os drukte de dierenartsen op het
hart te voorkomen dat het publiek zijn
eigen mening vormt. De kwaliteit die
gecertificeerd wordt, heeft immers
geen betrekking op het diergeneeskun-
dig handelen, terwijl een certificaat dat
misschien doet vermoeden.
Van het één kwam het ander: mag je
reclame maken met je certificaat? Mag
je het certificaat bijvoorbeeld buiten
aan de muur spijkeren? Daarvoor
moest eerst een andere vraag beant-
woord worden: garandeert een certifi-
caat een hogere kwaliteit?
Men was het er uiteindelijk over eens,
dat er door een betere organisatie en
communicatie zeker minder fouten ge-
maakt zouden worden. Dus van een
hogere kwaliteit van de dienstverle-
ning mag best gesproken worden.
Voor de gezelschapsdierenpraktici is
reclame (of beter gezegd: profilering)
wellicht één van de grootste drijfveren
om tot certificering over te gaan.
Bovendien past profilering bij de doel-
stelling \'de klant beter informeren\'.
Opmerking uit de zaal: \'goed, dan kun-
nen we nu dat bord wel gaan ontwer-
pen\'.

In elk geval is consensus over dit on-
derwerp belangrijk. Enkele eisen aan
de PR rond het certificaat mogen wel
gesteld worden.

Ook de \'sterren\' begonnen weer te
stralen, \'voor de praktici die nog in de
hemel geloven\'. Sommige praktijken
willen verder gaan dan die praktijken,
die ternauwernood de norm halen.
Alleen, mag je je dan profileren als een
vier-sterren-praktijk?

DYNAMIEK EN TOETSING
Ander punt: het PVV vraagt erkenning
van vakmanschap in plaats van certifi-
cering van de praktijkvoering.
Waarschijnlijk zijn die twee op termijn
niet meer goed te scheiden.
Duidelijke afspraken zijn derhalve ge-
wenst over de dynamiek van het pro-
ces. Wanneer en waarom gaan we de
eisen eventueel verhogen. Het valt
waarschijnlijk niet goed, als de eisen
verhoogd worden op het moment dat
veertig procent na veel geploeter ein-
delijk de norm haalt. Eerst in de

-ocr page 417-

breedte en dan in de diepte, is het de-
vies. Draagvlalc is verschrikkelijk be-
langrijk.

Over toetsing was het gezelschap dui-
delijk: de normen worden door de
K.NMvD opgesteld, de toetsing ge-
schiedt door een andere, onafhanke-
lijke instelling of commissie, ledereen
was er zonder meer voor, dat er in elk
geval praktici meedachten over deze
controle. Een belangrijk geluid was
ook de vraag naar een professionele
aanpak van het proces. Zowel de bege-
leiding van het proces als de (externe)
PR dienden uitbesteed te worden.
Met frisse moed, na een drankje en een
hapje, discussieerde het gezelschap \'s
middags over \'commerciële activitei-
ten van de KNMvD\'.

KNMVD COMMERCIEEL?
Ter inleiding van het discussie-onder-
werp was K. Theunissen van de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij tot bevordering van de Genees-
kunst (KNMG) uitgenodigd. Hij ver-
telde van de initiatieven die de KNMG
in de commerciële richting ontplooid
heeft . Aanleiding tot het ondernemen
van dergelijke activiteiten was de
vraag van jonge leden van de KNMG
\'Wat heb ik aan mijn lidmaatschap?\'
Ook de KNMvD is niet onbekend met
deze vraag. Vooral jonge leden zien
vaak niet in, dat het behartigen van een
algemeen belang \'zoveel geld\' moet
kosten. Ze vragen om een tastbare
dienstverlening.

De KNMG heeft in het verleden veel
commerciële activiteiten ondernomen.
De vereniging heeft daartoe zelfs een
aparte stichting in het leven geroepen:
de Stichting Dienstverlening Medici
(1985-1993). Kernactiviteiten waren
verzekeringen (tussenpersoon), auto-
matisering en het produceren en uitge-
ven van boeken. De stichting had ook
een aantal nevenactiviteiten, die in re-
latie dienden te staan met de beroeps-
uitoefening. Voorbeelden zijn de ver-
koop van schrijfmachines, faxen,
telefoonbeantwoorders, bankarrange-
menten, instrumentarium en auto\'s.
De stichting is met de kernactiviteiten
enthousiast van start gegaan, maar
stuitte op veel problemen. Eén voor
één werden de activiteiten opgeheven.
Uiteindelijk verloor de stiching zijn
bestaansrecht. De toehoorders herken-
den overigens veel van de knelpunten.
Ook binnen de KNMvD heeft het on-
derwerp automatisering veel stof doen
opwaaien. Moraal van dit verhaal: be-
zint eer ge begint.

4

t k-^ t i m

354

SPECIFIEKE KENNIS
Ook Van Os had over dit onderwerp
een woordje te zeggen. Hij noemde
een aantal argumenten voor het onder-
nemen van commerciële activiteiten:
\'Het kan bijvoorbeeld zo zijn, dat er
een specifieke kennis is vereist, die al-
leen intem aanwezig is\' Hij noemde
verder, dat wensen soms extern niet re-
aliseerbaar zijn (en intem wel). Het
kan ook zijn dat afhankelijkheid van
derden ongewenst of onhandig is.
\'Maar of het financieel echt voordelig
is?\' Van Os waarschuwde ervoor, dat
een financieel voordeel alleen te ver-
wachten is, als de winst van derden
(die het ook kunnen doen) groter is dan
hun voordeel door schaalvergroting.
\'En juist dit \'voordeel\' roept de nade-
len op\', aldus Van Os. Tot slot vond
hij, dat de kwaliteit van de dienstverle-
ning voorop moet staan. Kort gezegd:
\' Doe niet wat een ander beter kan!\'

De stellingen als leidraad voor de dis-
cussie:

1. De Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde
(KNMvD) moet geen commerciële
activiteit opstarten, omdat de leden
alleen maar baat hebben bij een pro-
fessionele organisatie die in de uit-
oefening van het beroep kwaliteits-
bevordering tot stand brengt en bij
voortduring nastreeft.

Een commerciële activiteit zal voor
de KNMvD consequenties hebben,
doordat een groot aantal leden het
lidmaatschap zal opzeggen.

2. De KNMvD moet wel een commer-
ciële activiteit opstarten, omdat de
leden naast de kwaliteitsbevordeimg
ook een toegevoegde waarde ont-
vangen, waarbij een deel de contri-
butie wordt terugverdiend, doordat
produkten goedkoper te verkrijgen
zijn.

Door deze commerciële activiteit
vergroot de KNMvD haar draagvlak
voor dierenartsen om lid te worden
en of te blijven.

Het leek zo\'n simpel onderwerp. Maar
van het één kwam het ander. Want wat
is commercieel? In elk geval geen sy-
noniem van winstgevend.
De teneur van de discussie was in elk
groepje \'Nee, tenzij...\'

COMMERCIEEL BELANG

\'Alleen bij een groot collectief belang
mag de KNMvD commerciële activi-
teiten ontplooien\', vond een groep
\'bijvoorbeeld in de verzekeringen\'.
Brochures en andere produkten moch-
ten ook best iets opbrengen of in elk
geval quitte draaien.
Conclusie van Van Os: de KNMvD
mag ook op commercieel gebied de
belangen van de leden behartigen,
maar daar toch eigenlijk geen directe
commerciële belangen bij hebben.
Bij vergelijking tussen de activiteiten
van de KNMG en die van de KNMvD
valt wel een verschil op. De dierenart-
sen zijn immers ook in veel gevallen
lid van de coöperatie AUV. AUV
neemt een aantal taken op zich, die an-
ders ongetwijfeld op het bordje van de
KNMvD terecht gekomen waren. Een
voorbeeld daarvan is de verkoop van
instrumentarium.

lUS.:»-

K O N I N K l. 1 J K. t, N H 1) H R L A N D S F MAATSCHAPPIJ VOOR D I F R Ci F N i: F S K U N D E

Een ander groepje vond -en dit geluid
kwam vaker terug- dat de KNMvD wel
commerciële activiteiten mag initië-
ren, maar voor de uitvoering ervan
moet doorverwijzen. Uitgangspunt
voor het opstarten van dergelijke acti-
viteiten moet dienstverlening zijn.

CONTRIBUTIE

Zoals al eerder gezegd, kwam van het
één het ander. De discussie spitste zich
toe op de besteding van de contributie.
De KNMvD \'strijdt\' natuurlijk voor
een algemeen belang, maar medewer-
kers van het secretariaat geven vaak
persoonlijke adviezen. Deze adviezen
worden onder de noemer \'service\' gra-
tis aan leden verstrekt. Het uitbrengen
van een advies kan veel tijd in beslag
nemen. Is dit eerlijk? Kan de KNMvD
de leden die persoonlijke service wil-
len, hiervoor iets in rekening brengen?
En kan de basis-contributie dan niet la-
ger zijn?

Het is niet moeilijk om een systeem te
bedenken, waarbij persoonlijke dien-
sten betaald worden. Als voorbeeld
zou een lidmaatschap van de ANWB
kunnen dienen, waarin het lidmaat-
schap van de Wegenwacht niet auto-
matisch inbegrepen is. Ook AUV heeft
een acceptabele oplossing: leden beta-
len voor de diensten van AU V-advies.
Het gezelschap had aanvankelijk geen
bezwaar tegen het in rekening brengen
van persoonlijk diensten. Om een
voorbeeld te noemen: als de secretaris,
ing. T.W. te Giffel, praktijken bezoekt
om te bemiddelen bij problemen of als
hij goodwill uitrekent voor bepaalde
praktijken, mag hij daar apart voor la-
ten betalen. Enkele aanwezigen waren
daar zelfs sterk voor.
Bezwaren waren er ook... Want na-

-ocr page 418-

tuurlijk valt persoonlijk niet helemaal
te scheiden van collectief. Soms doet
ecn medewerker van het bureau bij het
uitbrengen van een persoonlijk advies
ervaring op, die voor het collectief van
belang kan zijn. Om een voorbeeld te
noemen: de KNMvD organiseert cur-
sussen voor jonge dierenartsen (\'Van
medewerker tot associé(e)\'), waarbij
onder meer gebruikt gemaakt wordt
van de ervaringen van Te Giffel \'in het
veld\'.

Een dienstverlenings-quotum zou
daarvoor de oplossing zijn. leder lid
heeft recht op een aantal uren persoon-
lijke aandacht inbegrepen bij de con-
tributie. Wil hij of zij meer aandacht,
dan wordt daarvoor een uurloon in re-
kening gebracht.

De aanwezige secretariaatsmedewer-
kers slaakten een zucht van verlichting
toen dit idee weer werd verworpen.
(Want dat is een administratieve romp-
slomp!) De vergadering vond een quo-
tum bij nader inzien een naar idee.
Ander punt van overweging: sommige
leden zetten zich geheel belangeloos in
voor de KNMvD. Is het niet belache-
lijk om te veronderstellen dat zij apart
moeten betalen voor persoonlijke
diensten? En moet de KNMvD deze
leden dan betalen voor hun inzet? Een
gauw rekensommetje leverde op, dat
de contributie dan al gauw tot astrono-
mische hoogten zou stijgen.

SOLIDARITEITSPRINCIPE
\'Bovendien verlaten wij op deze ma-

355

Benoemd tot Ridder in de Orde van

Oranje-Nassau:

- ing. T.W. te Giffel te Maam, secretaris
van de
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde
(zie ook
elders in dit Tijdschrift)

- drs. M.T. Zijlmans te Waalwijk, dieren-
arts-prakticus.

nier het solidariteitsprincipe\', sprak
een bezorgd bestuurslid. Hij was er
sterk op tegen dat bepaalde diensten
apart betaald moesten worden. Vooral
in deze tijd van economische onzeker-
heid was het bezwaarlijk dat uitgere-
kend de KNMvD het idee zou verlaten,
dat zij er is voor alle dierenartsen. \'Als
er een praktijk met problemen zit,
moeten die dierenartsen geholpen
worden. En dat mag van mijn contribu-
tie, ja!\' Deze korte, maar heftige rede-
voering leverde een spontaan ap-
plausje op. Plotseling bevonden de
aanwezigen zich op dezelfde golf-
lengte. De discussie duurde niet lang
meer. Men was het erover eens, dat
eendracht juist op dit moment heel be-
langrijk is.

ghd wil hogere
opkomst studie-
vergaderingen

Nogmaals werd het belang van een
goede communicatie binnen de vereni-
ging onderstreept. Leden moeten we-
ten wat zij kunnen verwachten van hun
beroepsvereniging. Met de contributie
wordt veel gedaan. Maar vooral wat
het \'algemeen belang\' betreft, is het de
leden niet duidelijk wat de KNMvD
precies onderneemt. Daamaast zou er
ook geen verwarring mogen bestaan
over de afbakening van de taken van
de KNMvD. \'Beperken en doorverwij-
zen\', vonden de aanwezigen.
De invloed die de verening zou moeten
hebben, wordt vaak zwaar overschat.
Dierenartsen vormen slechts een
kleine beroepsgroep. Daarom is het
werkelijk geweldig om te ervaren, dat
de solidariteit heel groot is.

lintjes in de veterinaire wereld

Hare Majesteit de Koningin heeft, ter gelegenheid van Koninginnedag, op
voordracht, respectievelijk mede op voordracht van de minister van
I.andbouw, Natuurbeheer en Visserij onder meer de volgende onderscheidin-
gen verleend:

Benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau:

- dr. P. leeflang te Alphen aan den Rijn,
plaatsvervangend inspecteur bij de
Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees.

- drs. C.H.A. Pinkse te Doetinchem, direc-
teur Kring Doetinchem van de Rijks-
dienst voor de keuring van Vee en Vlees.

RECTIFICATIE

K O N 1 N K 1 I .1 K K N i; D I. R l. A N 1) s M A A T S C 11 A 1\' I\' I J V C) OR D I i: R (1 I N 1- i: S K U N I) V.

De foto\'s bij verslag over de
Voorjaarsdagen in het vorige
tijdschrift zijn niet alleen ge-
maakt door Geert Bistervels,
maar ook door Ab Hevn.

Het bestuur van de Groep Homoeo-
pathisch-werkende Dierenartsen wil
de teruggang van bezoekersaantal-
len aan studievergaderingen een
halt toeroepen. Volgens het jaarver-
slag over 1993 van de groep is het be-
zoek aan de studievergaderingen op
een bedenkelijk laag niveau geko-
men en wil men het opkomstpercen-
tage de komende jaren opvijzelen.
Vergeleken met de zusterorganisaties
mag de groep niet mopperen, doch het
is duidelijk voor verbetering vatbaar.
Nu de individualisering van onze Wes-
terse maatschappij toeneemt, moet
juist het sociale contact bij het bezoek
van deze avonden prevaleeren boven
het vergaren van kennis met betrek-
king tot het vakgebied. Het onderwijs
in de basiskennis van dc homeopathie
is volgens het bestuur van de groep
eveneens een heet hangijzer. In het
jaarverslag staat hierover: \'Willen wij
ons profileren in ons \'specialisme\' ho-
meopathie, dan zal het onderricht aan
onze toekomstige leden drastisch ver-
beterd dienen te worden. Het samen-
werken met de Stichting Homeopa-
thische Opleidingen zal waarschijnlijk
de enige oplossing zijn om de conti-
nuïteit en kwaliteit optiinaal te waar-
borgen\'. Marijke Lutz trad in het ver-
slagjaar af als voorzitter van de groep.
Lutz was overigens de eerste vrouwe-
lijke voorzitter van een Groep van de
KNMvD. Vera Baumans, dierenarts te
Zeist, volgde haar op. Verder stond
1993 in het teken van de naamsveran-
dering van de groep. Sindsdien zijn de
leden verenigd in de Groep Homoeo-
pathisch-werkende Dierenartsen (GHD).
Het bestuur hoopt dat deze mutatie
voor haar leden een stimulans mag zijn
om de activiteiten van de groep op een
hoger niveau te brengen. De bijeen-
komsten die de groep organiseerde,
zoals studie-avonden en de najaarsver-
gaderingen, werden bezochten door
gemiddeld ongeveer 25 personen. Het
ledental daalde licht in 1993 tot 199.

-ocr page 419-

In de jaarvergadering van de Groep
Pluimveewetenschappen, die op 22
maart bij Intervet in Boxmeer werd ge-
houden, is besloten de contributie te
verhogen. Daarvoor zijn enkele rede-
nen aan te wijzen, waarvan de volgende
het vermelden waard zijn: de groep be-
staat in 1996 vijftig jaar en wil dit heu-
gelijke feit niet onopgemerkt voorbij la-
ten gaan; tijdens het WPVA-congres in
Sydney (Australië) wordt een poging
gedaan om het congres in 1997 naar
Maastricht te halen. Indien deze poging
succesvol blijkt, zijn daarvoor finan-
ciële middelen nodig.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
.Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Jansen, Mevr. S.D.R.; 1994; 4727 SG

Moerstraten; Luienhoekweg 6.

Smeets, S.P.; 1993; 3523 HG Utrecht; Slotlaan

114.

.\\ls lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
hel Hoofdbestuur aangenomen:

Buijs, Mevr E.A.; 1993; 3512 JH Utrecht; Wed
3 bis.

Caramin, P.J.J.; Gent-1984; 2930 Brasschaat
(België); Frilingiei 33.

Extra, W.R.H.; 1993; 3562 KW Utrecht;
Gloriantdreef237.

Haan, Mevr. M.l. de; 1993; 3512 NV Utrecht;
Dorstige Hartsteeg 22.

Louw, G.H.J. van de; 1994; 3515 AD Utrecht;
Zaagmolenkade 34 bis.

Schoenmakers, K.; 1993; 8265 GE Kampen;
Scheerling 129.

Veen, Mevr. M.; 1994; Bridlington, East-
Yorkshire Y016 5UY (Engeland); 13
Rosewood Close.

Velden-ten Hoonte, Mevr. W. van der; 1979;
7009 JK Doetinchem; Catsstraat 9.

.Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:
Bulk, Mevr. M.E.; 2407 BD Alphen a/d Rijn;
Steekterweg33.

Deinum, J.; 3732 GJ De Bilt; Wilhelminalaan
37.

Hasperhoven, G.J.; 3512 TN Utrecht;
Predikherenstraat 2 bis.

Heijen, K.H.; 3582 ZD Utrecht; l.B.Bakkerlaan
169.

jubileum met
gouden randje

Personalia

Merhottein, J.A.E.; 3531 ET Utrecht; J.P.
Coenstraat 16 bis.

Mioch, P.; 3731 GC De Bilt; Utrechtseweg429.
Nout, Mevr. Y.S.; 3532 EJ Utrecht; J. de
Meesterstraat 3 bis A.

Sprock, Mevr. M.E.; 3525 VP Utrecht; Hooft
Graaflandstraat 105.

Steenmans, R.J.M.; 3524 VR Utrecht; St.
Gotthard 7.

□VERLEDEN:

Op 2 mei 1994 overleed Dr. D.J. Peterse te
Oostermeer.

Op 3 mei 1994 overleed Drs. A. van den Akker
te Zwolle.

JUBILEA:

M. Gaakeer te Goes, afwezig, 60 jaar, 1 juni
1994

K.K. Kadijk te Sint Anthonis, afwezig, 25 jaar,
2 juni 1994

J.A.J.M. Peters te Oldenzaal, afwezig, 45 jaar, 3
juni 1994

W.J. Nijhof te Winterswijk, afwezig, 45 jaar, 3
juni 1994

M.C.J. Priems te Maastricht, afwezig, 45 jaar, 3
juni 1994

H.L.L. van Werven te Zwolle, onbekend, 60
jaar, 14juni 1994

Prof.Dr R. Kroes te Bilthoven, afwezig, 30 jaar,
16juni 1994

P. Fontijne te Bilthoven, afwezig, 30 jaar, 16
juni 1994

Dr. U. Haije te Hoog Soeren, afwezig, 40 jaar,
19juni 1994

LP. Risseeuw te Schoonhoven, afwezig, 40 jaar,
I9juni1994

Dr. Th.S. Zwanenburg te Bilthoven, afwezig, 60
jaar, 19 juni 1994

E.F. dc Nijs te Hulst (Z), afwezig, 40 jaar, 19
juni 1994

U. Sybesma te Sleeuwijk, afwezig, 35 jaar, 20
juni I9Q4

J.J. Meiessen te Koog a/d Zaan, afwezig, 45 jaar
30juni 1994

Koninklijke Onderscheiding:

Ing. T.W. te Giffel te Maam benoemd tot Ridder
in de Orde van Oranje Nassau.

(ïeslaagd voor het dierenartsenexamen van
29 april 1994:

Vlis, Mevr. M. van der

MUTATIES:

203 Back. R.; 1967; 7242 MJ Lochem;
Heggerank 163;
tel. 05730-52570 privé,
54027 prakt.; fax 05730-57622; p., geass.
met S. Dooperen M.Ph.J. Hovius.
208 Bergh, Mevr D.H.M. van den; 1993; 3524
VG Utrecht; Dolomieten 50; tel. 030-
882095 privé.
013-674590 prakt.; p., me-
de». bij J.A.P,M, Bakx en J,J.M. van
Riel.

216» Braam, H.P.; Gent-1988; 2241 AK
Wassenaar; Deijlerweg 186;
tel. 01751-
79143 privé, 070-3792563 bur.; d.
Veterinaire Dienst, LNV.
216 Brand,J.; 1993;
7122 JH .\\alten; Velsdijk
1; tel. 05437-66523 privé, 73340 prakt.;
fax 05437-75745; p., medew. bij H,B,F,
Arink, M.G.M, Brinkhoff, F.S.G.
Glorie, A.W. L\'do, H.J.W. Waterval en
P
.C. W itjens,
216 Brand, A.M. van den; 1993; Naar het bui-
tenland.

359 Brand, A.M. van den; 1993; Lutz, Fl
33549 (U.S.A.); 1150 W estwood drive; d.

220 Buijs, Mevr. E.A.; 1993; 3512 JH Utrecht;
Wed 3 bis; tel. 030-322148; wnd.d.
(toev,
als lid).

220 Bunt. Mevr. C. van de; 1992; 7587 LE De
Lutte; Molthofweg 7; tel. 05415-52181
privé, 05410-30005 prakt,; p., medew.
hij J.G, Bruggert, D. Hamhuis, L.J.J,
Hulshof, H.C.A. Koek, J.S. Koopmans
en H,P,D. V eldhuis,

348 Caramin, P.J.J.; Gent-1984; 2930
Brasschaat (België); Frilingiei 33; tel. 00-
32-3-6531063 privé, 2-4222754 bur.;
Technical Manager Solvay Duphar
(toev.
als lid).

225 Dieten, Dr. S.W.J. van; 1934; U-1963;
5623 DR Eindhoven; Petruspark 26; tel.
040-656726;
r.d.;O.O.N.

227 Dirkzwager, Mevr. A.; 1989; 3852 LN
Ermelo; Haspel 29, hs
A; tel, 0.3410-
18.344 privé,
03200-52294 bur.; wet. me-
dew. C.L.O.-instituut, "De Schothorst".

234 Extra, W.R.H.; 1993; 3562 KW Utrecht;
Gloriantdreef 237; tel. 030-628173; d.
(toev, als lid).

235 Feijter, A.J. de; 1972; 2595 GL \'s-
Gravenhage; Mariastraat 29; tel. 070-
3851175; d.

236 Flipsen, F.M.J.M.; 1992; 7772 GV
Hardenberg; Hofweg 91; tel. 05232-66453
privé.
01832-1280 prakt,; p., mede», bij
A. Baks en M. de Jonge,

372 Giffel, Ing. T.W. te; 3951 ET Maam;
Kometenhof 6; tel. 03432-2689 privé, 030-
5101II bur.; volambt. secr. K.N.M.v.D.;
R.O,N,

242 Goudeketting, S.H.; 1984; 8017 DR
Zwolle; Flora Bilderbeekstraat 67; tel.
038-654003 privé, 546020/661025 prakt.;
fax 038-550837; p., geass. met H.J.
Timmers.

245 Haan, Mevr. M.L de; 1993; 3512 NV
Utrecht; Dorstige Hartsteeg 22; tel. 030-
341223 privé,
04254-2402 prakt,; p„ me-
de», bij C,W.M. Augustijn. J.M,
Berger, F.W. Berndsen. G.C.
Charpentier, O.A, van Dobbenburgh.
J.W. Eshuis, M.J.J, van der Linden,
G.W.Th, Mourits. J.A.M, Vermeer,
A,R.L. de Vries en H.J.H. van Wijk
(toev. als lid).

257 Hoynck van Papendrecht, M.H.C.M.;
1991;
2671 CZ Naaldwijk; Dijkweg 34;
tel, 01745-17443 privé, 01740-24401
prakt.; p„ geass, met H.L.R,.M.
Crouwers.

266 Kamps, L.; 1989; 7546 PD Enschede;
Helmerstraat 201; tel. 053-282019 privé,
305805 prakt.; fax 053-327448; p.. me-
dew. bij P.C.R. Baars en H.W. Wessels.

282 Louw, G.H.J. van de; 1994; 3515 AD
Utrecht; Zaagmolenkade 34 bis; tel. 030-
732645; d.
(toev. als lid).

290 Mulder, J.H.; 1965; 4209 SE Schelluinen,
Voordijk 65; tel. 01845-2001 ;
r.d.; oud-le-
raar
C.M.A.S.

293 Nijs, Mevr. M.G.M. de; 1989; 1906 VH
Limmen; Roelat
72; tel. 02205-4048;
wnd.d.

298 Peelen, J.P.J.; 1969; 4105 DT Culemborg;
Siedersstraat 3; tel, 0.3450-31705 privé,
070-357881 1 bur.; fax 070-3876591; pro-
jectmanager Centrale Directie R.V.V.

367 Rooijmans, C.L.J.J.; Gent-1986; 2970
Schilde (Beligë); Waterstraat 107; tel.
00-32-3--3834121;p.

274 Schoenmakers, K.; 1993; 8265 GE
Kampen; Scheeriing 129; tel. 05202-
10934 privé, 12255 prakt.; p., medew. bij

-ocr page 420-

O. Drent, H.A. Hagen, K. Hoving en C.G.
van Laar
(toev. als lid).

318 Sliedrecht. Mevr. M.H.; 1993; 2312 WE
Leiden; Janvossensteeg 38; tel. 071-
132420 privé,
070-3248651 prakt.; p., me-
dew. bij P. Kraayenhagen.

319 Smeenk, J.; 1969; 7607 KT Almelo;
Bomsestraat 102;
tel. 0546-817197 privé,
812903 prakt.;
p„ geass. met H.t.A.
Verstappen; vet. medew. Maandblad Onze
Hond.

331 Valks, M.M.H.; 1989; 6511 TJ Nijmegen;
St. Canisiussingel 36; lel. 080-605719
privé,
08855-87658 bur.; fax 08855-
78062; d. bij Intervet Ned. B.V.

369 Veen, Mevr. M.; 1994; Bridlington, East-
Yorkshire Y0I6 5UY (Engeland); 13
Rosewood Close; tel. 00-44-262-401945
privé, 674085 prakt.; fax 00-44-262-
671120; p., medew. bij Garth House Vet.
Surgery
(toev. als lid).

332 Velden-ten Hoonte, Mevr. W. van der;
1979; 7009 JK Doetinchem; Catsstraat 9;
tel. 08340-44482 privé, 42955 prakt.; p.,
geass. met Mevr. E. Wiethoff (toev. als
lid).

338*Vlis, Mevr. M. van der; 1994; 3583 BR
Utrecht; Frans Halsstraat 32 bis; lel.
030-510038; wnd.d.

341 Vrij, J.P.; 1969; 7315 EP Apeldoorn;
Gemzenstraat
98; tel. 055-225484 privé,
215214 prakt.; p., geass. met E.J.W.
Hermelink.

345 Werkhorst, P.; 1957; 8271 BG
IJsselmuiden; Baan 50; tel. 05202-14068;
d.

348*Wijnands. M.V.W.; 1986; 3523 XA
Utrecht; Julianaweg 269; lel. 030-
871773 privé,
03404-44487 bur.;
Toxicologisch Patholoog TNG-Voeding.

dr. R.J.M. Moorman - BVD -
Epidemiologie en diagnostiek: drs. M.J.
Kaashoek - IBR, profdr. G.H. Wentink
- BVD - Vaccinatie: drs. J.C. Bosch -
IBR en drs. G.M. Zimmer - BVD.

Immobiliseren van wilde of verwil-
derde dieren

(94/34), vrijdag 17 juni, 08.30 - 17.00
uur, Hotel \'Ruimzicht\' te Zeddam, kos-
ten ƒ 1.050, -.

Gedurende de ochtend komen aan de
orde: Anesthetica in het wildbeheer, kli-
nische farmacologie, profdr. L.J.
Hellebrekers - Uitrusting en indicatie
voor gebruik. Principes veilig en doel-
treffend werken, drs. P.S.J. Klaver - pa-
thofysiologie, trauma, shock en CMS,
drs. M.J. Hoyer - EHBO bij accidentele
eigen toediening anaesthetica, drs.
P.S.J. Klaver.

De middag is volledig gereserveerd
voor het practicum en demonstratie van
verschillende wapens en anesthetica op
damherten.

Doorlopende agenda

Juni

I Themadag over \'De nieuwe gezondheids-
en welzijnswet voor dieren\' in het
Jaarbeuscongreseentrum te Utrecht.
Inschrijving vanaf negen uur \'s morgens.

1 PAO-D cursus: 94/05 Veterinaire
Apotheek I gemengde praktijk

1- 3 Second International Symposium on

Hormone and Veterinary Drug Residue
Analysis, Bruges, Belgium. Infonnation:
Prof. C. van Peteghem, Symposium Chair-
man, Faculty of Pharmaceutical Sciences,
University of Ghent, Harelbekestraat 72,
B-9000 Ghent, Belgium. Phone (32)
9/2218951 (ext.235), Fax (32)9/220 5243.

2 PAO-D cursus: 94/47 Recente ontwikke-
lingen in het onderzoek van varkensziekten

2- 4 Congres European Society Veterinary

Dermatology (ESVD) Bordeaux. Voor in-
formatie: dr. R. Harvey, 207 Daventry Rd.,
Cheylesmore, GB-Coventry CV3 5HH.

3 PAO-D cursus; 94/36 Behandeling van
kruisbandletsels

JUNI

Hieronder volgt een overzicht van het
cursusaanbod van PAO-Diergenees-
kunde voor de maand juni. Aanmel-
ding voor deze curussen is nog moge-
lijk. PAO-Diergeneeskunde is telefo-
nisch te bereiken via nummer: 030 - 51
73 74 of door middel van een fax: 030 -
51 64 90.

I BR/BVD

(94/46), woensdag 15 juni, 08.30-17.30
uur, CDl te Lelystad, kosten ƒ 430,-.
De ochtend is volledig op IBR gericht,
de middag op BVD. Deze virusziekten
worden belicht vanuit de moleculaire vi-
rologie en de betekenis daarvan op de
praktijk. De dag staat onder leiding van
profdr. J.Th. van Oirschot.

Een beknopte inhoud: Moleculaire viro-
logie en de betekenis daarvan voor de
praktijk: dr. F.A.M. van Rijswijk - IBR,

Onafhankelijke en Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

-ocr page 421-

ii^mm

4 PAO-D cursus: 94/09 Introductie practi-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

7 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

7 Vergadering van de Afdeling Utrecht in
"Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur

9 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.

9 Studiedag Nederlands Zoötechnische ver-
eniging over \'toekomst van de grondge-
bonden melkveehouderij in Nederland\' in
de Reehorst te Ede, aanvang half tien \'s
morgens.

9 Bijeenkomst Groep Pluimveeweten-
schappen, aanvang 14.00 uur.

10 PAO-D cursus: 94/37 Behandeling van
kruisbandletsels

13—24 Workshop Moleculaire Biologie en
Recombinant -DNA- technologie. Voor in-
formatie, tel. 030-534888.

15 PAO-D cursus: 94/46 IBR./BVD

15-17 Cursus \'Van medewerker naar associé\'.
Kosten ƒ200,-, inclusief maaltijden en
overnachtingen (inlichtingen Marit Siem
of Marjoleine de Mol, bureau KNMvD, te-
lefoon 030-510111).

16 Derde lustrum Nederlands Kampioen-
schap Kleiduivenschieten voor Dierenart-
sen bij Dorhout Mees te Biddinghuizen.
Organisatie is in handen van Boehringer
Ingelheim.

17 PAO-D cursus: 94/34 Het immobiliseren
van wilde of verwilderde dieren

30 Dierenart.sen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur

Augustus

24-27 ESVD Workshop on Feline Dermato-
logy, Utrecht, the Netherlands. Further in-
formation: Organising Committee, ESVD
Workshop on Feline Dermatology,
Yalelaan 8, P.O.Box 80.154, 3508 TD
Utrecht, the Netheriands. Fax: 31-30-
518126.

29- 2 September XVIII World Buiatrics con-
gress, XXVI Congress of the Italian asso-
ciation of Buiatrics, Bologna Italy, Palazzo
della Cultura e dei Congressi. Information
Sogepaco Convention and Travel, Piazza
Costituzione 5c, 1-40128 Bologna. Phone
39-51-637511 1 (fax 39-51-6375149).

29-2 40\'*\' Intemational Congress of Meat
Science and Technology, The Hague, the
Netherlands. Congress seer. H.O.L.
Parkstraat 29,2514 JD The Hague. Tel: 31 -
70-365-7850, fax: 31-70-361-4846.

September

6 De jaarlijkse kampioenschappen \'kleidui-
venschieten\' voor co-assistenten bij Dor-
hout Mees te Biddinghuizen. De organisa-
tie is in handen van Boehringer Ingelheim.

7 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel. aanvang 20.00 uur.

7 Afdelingsvergadering Noord-Brabant,
Paviljoen Molenwijk, Molenwijk 2, 5282
SH, Boxtel (tel.:04116-72302)

9-10 lO"" Scientific Meeting of the European
Embryo Transfer Association (AETE),
Lyon, France. Inf J.A.H. Lieshout, tel.
04905-2444).

9-12 4\'h ESVIM Congress, Brussels Congress
Center, Bmssels. Information: Context

Geef dan de voorkeur aan CALOL!

CALOL bevat als werkzame stof het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dit geeft reeds in de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ca-ionen, waardoor er een snelle opname in
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeft tevens invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuit het bot en er meer vrij, aktief calcium in
het bloed komt.

Doordat het Calciumchloride van CALOL is in-
gekapseld in Soyaboonolie heeft het geen
prikkelende invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk in kontakt met het maagslijmvlies.

Intemational, Middelbourg 48, 1170
Bmssels, Belgium, fax: 32-2-672-97-58.

12-17 VIII\'l\' Congres of the Intemational
Society of Animal Hygiene (ISAH), St.
Paul, Minnesota. Informatie: dr. F. van
Eerdenburg, Faculteit Diergeneeskunde,
tel: 030-532023, telefax: 030-521887.

14 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland

15 Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur.
Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.
Ledenvergadering afdeling Zeeland.

15

16

Calol

Gebrek aan Calcium?

®

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in te
geven. De koe vindt het zelfs lekker.

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van melkziekte aanzienlijk.
Tevens kan het preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon à 450 gram:
Calciumchloride 2H2O
Magnesiumchloride
Soyaboonolie
Gedemineraliseerd water

180,0 g
3,6 g
126,0 g
140,4 g

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

Toepassing en dosering

CALOL is een voedingssupplement dat bij cal-
cium- en/of magnesiumtekort kan worden toe-
gediend,

1ste flacon - zodra de koe weer overeind staat,

meestal na een Ca/Mg infuus
2de flacon - 12 uur later

Ter preventie:

1ste flacon - 24 uur vóór het afkalven
2de flacon - direkt na het afkalven
3de flacon - 12 uur na het afkalven
4de flacon - 24 uur na het afkalven

GEVRAAGD: in gemengde praktijl< in het zuiden van het land

COLLEGA m/v

die vooral geïnteresseerd is in de varkens en paarden.

Mogelijkheid tot associatie aanwezig. Sollicitaties richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 34/94.

-ocr page 422-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 12,15 JUNI 1994

^^^HHHB

□VERZICHTSARTIKELEN

De Hazard analysis critical control point (HACCP)-benadering bij de produktie van vlees;

B.R. Berends en J.M. A. Snijders 360

BOEKBESPREKINGEN 365
BERICHTEN EN VERSLAGEN

Eerste exemplaar Repertorium Uitgereikt aan voorzitter KNMvD; Sophie Deleu 366

EG-regeling dieetvoeders; status praesens 367

Antibiotica tegen melkerskoorts 367

Derde vaccinatieronde IBR-proef 368

Inventarisatie voorraden Aujeszkyvaccin 368

Verhuisd 368

Rekenen per sector: model berekeningen voor veehouderij-activiteiten 368

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE 369

INGEZONDEN BRIEVEN 369

CONGRESSEN EN CURSUSSEN 370

MEDEDELINGEN RW 370

STUDENTENREFERATEN 370

MEDEDELINGEN VD 371

REFERATEN 372

BOEKBESPREKING 374
VRAAG EN ANTWOORD

Vaccinatieschema ten aanzien van parvo; A. Pijpers en J. H.M. Verheijden 374

INHOUD VEEHOUDER EN DIERENARTS 375

WETENSCHAP

ACTUA

Huidprobleem

Géén probleem

Hydrocortiderm

V^ z^ U
VETERINAIRE HANDELSMAATSCHAPPIJ bv

4286 BA Almkerk • Kerkslraal 7-9 - HOLLAND -

Dermatologische crème

Telefoon 01834-1782

-ocr page 423-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesvilie, Florida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut, U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller (Israël)

Dr W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia, U.S.A.)

DrM. F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. F. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr N. C. Pedersen (Davis. California. U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam,\'Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrechl)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G.J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn \\uTicgcin\\(i(trdigii alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 ll/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo. voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

378

378

379

379

380
382

382

383

383

384

385

385

386

387

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Kadervonning voor vrouwelijke dierenartsen

Werkgroep alternatieve associatievormen

Partnerprogramma Jaarcongres 1994 \'Diergeneeskunde na 2002"

Voetbal tijdens sportdag 1994

Lezer tevreden over tijdschrift, maar...

Reparatie \'WAO-gat\' voor Rijksambtenaren

Mededelingen Commissie Ethiek

Erkenning bedrijfsbegeleiders IKB-bedrijven; Sophie Deleu
Wet üp identificatieplicht van kracht
Literatuurservice voor dierenartsen
Opnieuw uitstel premieplicht waarnemers

MEDEDELINGEW HB

FISCAAL-ACTUEEL

PERSONALIA

CONTENTS

REVIEW PAPERS

The Hazard Analysis Critical Control Point Approach in meat production;
B.R. Berends, and J.M.A. Snijders

360

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

{Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents / Agricultural Biology- and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Inde.x Veterinarius / Vetehnary- Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts}.

-ocr page 424-

Sonja Debruyne

(dierenarts)

1

heeft vandaag
advies gevraagd
over praktijk-

overname, een
financiering voor haar
auto geregeld en hulp
gekregen bij het invullen
van haar aangiftebiljet

En dat deed ze allemaal op één
vertrouwd adres:
Bij de VVAA

▼ praktijkadvisering t financieringen t contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering t congresreizen ▼ sociaal-culturele evenementen

▼ belastingadviezen en accountancy t aangifte en T-biljetten ▼ jaarrekeningen

▼ loonadministraties ▼ advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

▼ seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen

VVAA

Atoom weg 100
3542 AB Utrecht
Tel. 030 -47 49 11

▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing

De ondernemende vereniging

-ocr page 425-

Virbac introduceert
een nieuwe
amoxicilline formulering
met uitsteicende
papieren

Belangrijk nieuws voor
dierenartsen. Virbac introduceert
SURAMOX, een nieuwe formulering
van 10% injecteerbare amoxicilline met
een aantal unieke eigenschappen.

Definitief geregistreerd

Injekti
Flakon

Suramox heeft een brede en definitieve regi-
stratie verkregen en is de eerste injecteerbare
amoxicilline die is opgenomen in de officiële
PW/IKB Positieve Lijst van toegelaten dier-
geneesmiddelen voor de varkenshouderij,
Suramox is definitief geregistreerd voor een
groot aantal indicaties, zoals luchtweginfecties,
infecties veroorzaakt door Salmonella spp.,
E. coli, urogenitaalinfecties, maagdarmkanaal-
infecties en andere aandoeningen.
Uitgebreide informatie in de vorm van de
S.P.I.D.-lijst is op aanvraag verkrijgbaar.

irritaties en residuen na behandeling volledig te
verdwijnen. Daarnaast moet de inspuitbaarheid goed
zijn en dient het gebruik van bepaalde toevoeg-
middelen te worden vermeden. Op basis van deze
uitgangspunten heeft Virbac Suramox ontwikkeld. De
uitkomsten van onderzoek door Farma Research
spreken voor zich. Na 14 dagen was het weefsel
op de injectieplaatsen in vrijwel alle gevallen
volledig hersteld en werden er geen meetbare
residuen meer aangetroffen.

Unielc desinfectiesysteem

Naast de uitstekende papieren is er nog een
steekhoudend argument om voortaan Suramox
te gebruiken. Dat is het unieke gepatenteerde
desinfectiedopje, de Stericap, dat u op de
Suramox flacon kunt bevestigen. In de dop zit
een snelwerkend des-
_ infecterend middel,

dat de naald bij
iedere dosis reinigt
en ontsmet. Een
extra zekerheid, die
alleen Virbac u biedt.
Zonder extra kosten.

Suramox met Stericap, voor optimale zelcerheid

W.

^ ( ^

IIM

A

plaats de blauwe dop

met Stericap
op de Suramox flacon

open de Stericap
door de zegeling te
verbreken met een
draaiende beweging

]/irbac

quality by research

Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Bameveld. Telefoon 03420-93008 Fax 03420-90164

-ocr page 426-

De oplettende lezer zal het niet zijn ontgaan dat
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde de afgelopen
2 V2 jaar een behoorlijke gedaanteverwisseling
heeft ondergaan. Niet alleen visueel is het tijd-
schrift in een ander jasje gestoken, ook inhoudelijk
is behoorlijk aan de weg getimmerd. Hoewel het tijdschrift éénmaal in de twee weken verschijnt wordt na-
drukkelijk ingespeeld op de actualiteit. Bovendien zijn er verschillende rubrieken geïntroduceerd, waar-
door een grotere variatie is aangebracht in het aangeboden leesvoer

Een onlangs gehouden enquête onder de dierenartsen in Nederland heeft aangetoond dat de door de
Hoofdredactie voorgestane koerswijziging, waardering ondervindt. Dan neemt niet weg dat ook kritiek is
geleverd op het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. De dierenarts is van mening dat het tijdschrift verder
verbeterd zou worden indien de kolommen gesierd zouden worden met meer praktisch gerichte artikelen.
Een onlangs ingestelde commissie onderzoekt momenteel hoe aan deze wens kan worden tegemoet geko-
men. In dit tijdschrift een samenvatting van de uitslag van deze enquête.

Verder nog een terugblik op de presentatie van het eerste exemplaar van het vernieuwde (zesde) FIDIN
Repertorium, waarin meer diergeneesmiddelen dan ooit in staan. Voorzitter A.W. Udo van de KNMvD
ontving op 25 mei het eerste exemplaar uit handen van J.A.M. Schrooyen, voorzitter van de Repertorium
Commissie.

Uiteraard is er in dit tijdschrift ook voldoende te lezen over puur diergeneeskundige zaken.

De Hoofdredactie

-ocr page 427-

DE HAZARD ANALYSIS CRITICAL CONTROL POINT
(HACCP]-BENADERING BIJ DE PRODUKTIE VAN
VLEES

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 12: 360-5

S.R Berends\'\' en J.M.A. Snijders\'\'

Overzichtsartitelen

SAMENVATTING

De Hazard Analysis Critical Control Point (HACCP)-be-
nadering is een methode die het huidige systeem van de
waarborging van de veiligheid en kwaliteit van vlees zou
kunnen transformeren tot een flexibel en optimaal inte-
graal beheers- en besturingssysteem.
In dit artikel wordt ingegaan op de oorsprong en de ba-
sisprincipes van de HACCP-benadering en wordt bedis-
cussieerd waarom deze benadering nog niet zo vaak toe-
gepast is. Geconcludeerd wordt dat de implementatie
van de HACCP-benadering bij de produktie van vlees -
van conceptie tot consumptie - een reëel toekomstbeeld
kan zijn. Voorwaarden zijn evenwel dat wetenschappe-
lijk valide risicoanalyses beschikbaar komen, dat over-
heden de juiste randvoorwaarden scheppen en dat alle
bij de produktie van vlees betrokken partijen niet alleen
het nut van de benadering gaan inzien, maar ook ge-
traind worden hun handelen daarnaar te richten.

INTRODUCTIE

Al geruime tijd bestaat in brede kring de mening dat vanuit
een volksgezondheidsperspectief de wijze waarop ons vlees
wordt geproduceerd en de wijze waarop de veiligheid hier-
van wordt gewaarborgd niet meer in alle gevallen toereikend
is (5,6,14,21).

De rationalisatie van de dierlijke produktie heeft ertoe geleid
dat sinds de vijftiger jaren de omvang, de produktiviteit en de
gezondheid van onze veestapel enorm zijn toegenomen.
Echter, de concentratie van de dierlijke produktie op steeds
minder bedrijven van steeds groter omvang en in bepaalde
regio\'s heeft ook geleid tot het ontstaan van de heersende
problemen met een aantal (bacteriële) zoönotische agentia,
zoals
Salmonella spp. en Campylobacter spp. (14).
De wijze waarop de veiligheid van vlees wordt gewaarborgd
heeft daarbij de ontwikkelingen in de dierhouderij onvol-
doende gevolgd. In feite zijn de grondslagen en de uitvoering
van de vleeskeuring sinds haar invoering begin deze eeuw
niet wezenlijk gewijzigd. De thans belangrijkste potentiële
volksgezondheidsrisico\'s die zijn te associëren met de aan-
gevoerde slachtdieren bestaan uit het latent dragerschap van
zoönotische (bacteriële) agentia en de aanwezigheid van re-
siduen van diergeneesmiddelen en milieucontaminanten en
niet meer uit aandoeningen die duidelijke pathologisch-ana-
tomische laesies veroorzaken, zoals tuberculose. De huidige

\' Vakgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong. Faculteit Diergeneeskunde.

Universiteit Utrecht. Postbus HO. 175. 35l)/i TD Utrecht.

ante en post wor/ew-vleeskeuring is noch ontworpen, noch
voldoende toegerust om deze potentiële risico\'s adequaat te
beheersen, c.q. te elimineren (13,14,28).
Systematisch uitgevoerde en wetenschappelijk valide risico-
analyses worden gezien als noodzakelijke voorwaarde voor
het ontwerpen van nieuwe en betere waarborgingssystemen
(1,2,5,6). Tot op heden is nergens ter wereld een volledige,
formele en samenhangende (kwantitatieve) analyse van ri-
sico\'s te associëren met de consumptie van vlees uitgevoerd
(1,2,6,38). Hierdoor ontbreekt thans de wetenschappelijke
basis voor een verantwoorde verandering van ons huidige
waarborgingssysteem (1,2,5,6,7). De Vakgroep Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong wil met het in 1992 ge-
starte onderzoeksproject \'Modernisering van de keuring met
behulp van risicoanalyse\' een deel van de bestaande lacunes
opvullen (12,13,14).

Een op systematische risicoanalyse gebaseerde methode van
procesbesturing en beheersing die reeds heeft bewezen ef-
fectief te kunnen zijn is de \'Hazard Analysis Critical Control
Poim (HACCP)-benadering\' (2,21,24,42,43). Indien goed
uitgevoerd kan een HACCP-benadering ervoor zorgen dat
het ontstaan van eventuele risico\'s voorkomen wordt, c.q. ri-
sico\'s op dat punt in een proces beheerst worden waar ze
(nog) beheerst kunnen (moeten) worden (1,2,3,4,8).
Daar dc HACCP-benadering, ondanks het potentiële nut,
niet zo wijdverbreid is, wordt in het navolgende allereerst
een overzicht gegeven van de basisprincipes. Vervolgens
wordt getracht na te gaan in hoeverre dit concept ook toepas-
baar is bij de beheersing van risico\'s te associëren met dc
produktie en consumptie van vlees.

HERKOMST EN BASISPRINCIPES VAN DE HACCP-
BENADERING

Oorspronkelijk is begin zeventigerjaren de systematiek van
de HACCP-benadering ontwikkeld en toegepast door de
Pillsbury Company teneinde de microbiologische veiligheid
en kwaliteit van voedsel geproduceerd voor het Ameri-
kaanse ruimtevaartprogramma te kunnen waarborgen (9).
Als uitgangspunt fungeerde alle reeds her en der verspreid
aanwezige kennis en ervaring op het gebied van de risico-
analyse en het risicomanagement. Het nieuwe aan de bena-
dering was dat de vanuit verschillende industriële en weten-
schappelijke disciplines afkomstige, vrij op zichzelf staande
manieren van risicoanalyse en risicomanagement werden sa-
mengebracht in één logisch en allesomvattend concept
(14,17). Hierdoor is de HACCP-benadering een universeel
toepasbare, systematische methode van geïntegreerde pro-
bleemanalyse en probleemoplossing. Dit houdt in dat de ana-
lyse van risico\'s en het daaropvolgend ontwerpen van be-
heersconcepten van zeer uiteenlopende activiteiten in
principe op dezelfde wijze kan plaatsvinden; of het nu de uit-
voering van gasanesthesie, de opfok van dieren, of de pro-
duktie van verf of levensmiddelen betreft. Afhankelijk van

-ocr page 428-

het produkt, het proces, de uitgangspunten van de onderzoe-
kers of producenten, of de eisen die de consument of wetge-
ver stellen kunnen de risico\'s daarbij worden gedefinieerd
als zijnde microbiologisch, chemisch, fysisch, technisch, fy-
siek, of zelfs esthetisch van aard (9,15,16,17,18,36,44).
De toepassing van de HACCP-benadering omvat in beginsel
altijd het navolgende zes-stappenplan (3,4,8):

1.Het uitvoeren van een analyse van alle mogelijke risico\'s
die zijn te associëren met de produktie, distributie, ver-
koop en het gebruik/consumptie van het geproduceerde;

2. De identificatie van \'kritische controlepunten\' in de res-
pectievelijke (deelprocessen met betrekking tot het ont-
staan of toenemen van deze risico\'s (Critical Control
Points, CCPs);

3. De bepaling van geëigende parameters en de frequentie
waarmee deze kritische controlepunten gecontroleerd
moeten worden, alsmede de criteria die aangeven wanneer
het proces wel of niet onder controle is;

4. Het toezicht houden op deze kritische controlepunten
(Monitoring);

5. Het consequent corrigeren van normafwijkingen en het
behandelen van de gedurende de periodes van normafwij-
king geproduceerde goederen via formeel vastgelegde
procedures (controle), alsmede het bijhouden van een slui-
tende administratie waarin onder andere de geregistreerde
waarden en de eventuele correctieve acties worden vastge-
legd;

6. Verificatie dat het aldus ontworpen systeem ook in de
praktijk aan de gestelde eisen, c.q. doelen voldoet.

Voor een goed overzicht, een goede risicoanalyse en een
goede keuze van kritische controlepunten is een uitvoerige
beschrijving van het proces belangrijk. Dit kan bijvoorbeeld
aan de hand van stroomdiagrammen (42).
De risicoanalyse zelf kan zuiver kwantitatief van aard zijn,
of werken met een meer kwalitatieve, c.q. semi-kwantita-
tieve indeling, zoals bijvoorbeeld een indeling in risicoklas-
sen van \'hoog\' tot \'laag\' (2-4,18). Dit laatste is noodzakelijk
indien gebrek aan valide wetenschappelijke gegevens een
goede kwantificering van risico\'s onmogelijk maakt (1,12).
Een juiste keuze van de kritische controlepunten is één van
de meest essentiële onderdelen van de hele benadering. Bij
een te ruime keuze zal een gecompliceerd en dus slecht be-
heersbaar systeem ontstaan. Ten aanzien van de beheersing
van een specifiek risico in een bepaald (deel)proces mogen
daarom eigenlijk ten hoogste vijf ä zes kritische controlepun-
ten aanwezig zijn. Een te zuinige of verkeerde keuze zal uit-
eindelijk nergens toe leiden. Derhalve moeten alleen die
punten in een proces waarbij een verlies aan controle ook
werkelijk zal leiden tot het ontstaan of een onacceptabele
stijging van risico\'s worden aangemerkt als kritisch contro-
lepunt. Soms kan een evaluatie ertoe leiden dat een proces
als geheel als kritisch controlepunt moet worden aangemerkt
(30). Een voorbeeld van het soort \'sleutelvragen\' dat men
dient te stellen bij de identificatie van kritische controlepun-
ten wordt gegeven in figuur 1.

Een groot aantal parameters kan in principe worden gebruikt
bij de controle van de kritische punten. Voorbeelden hiervan
zijn visuele inspecties van de uitvoering van bepaalde pro-
cessen of de optische reinheid van de daarbij gebruikte appa-
ratuur en dergelijke; microbiologische parameters, zoals
soorten en aantallen bacteriën per cm^; chemische parame-
ters, zoals de pH of concentraties van bepaalde stoffen; fysi-
sche parameters, zoals tijd-temperatuur combinaties van be-
paalde processtappen; of technisch-administratieve zaken,
zoals de specificaties en garantieverklaringen van toeleve-
ranciers. Aangezien het doel is lopende produktieprocessen
te controleren en eventueel te corrigeren, moeten de gekozen
parameters liefst zeer snel te bepalen zijn, de meetresultaten
nauwkeurig en de criteria eenduidig te interpreteren. Hierom
zal het hanteren van microbiologische normstellingen veelal
onwerkbaar blijken te zijn. Zelfs relatief\'snelle\' microbiolo-
gische identificatie-, c.q isolatiemethodes vergen tenslotte
vooralsnog enige uren tot enige dagdelen en zijn bovendien
ook in kwantitatieve zin nog niet erg nauwkeurig (10,22,23).
In een ideale situatie vindt het toezicht op kritische controle-
punten continu plaats. Indien dit uit risico-analytisch oog-
punt verantwoord is, kunnen praktische overwegingen ertoe
leiden dat in plaats daarvan controles door middel van steek-
proeven of met intervallen plaatsvinden. Tevens is belang-
rijk dat de gekozen parameters door de verantwoordelijke
functionarissen goed kunnen worden geregistreerd, zoals
bijvoorbeeld met behulp van goed geplaatste en duidelijk af-
leesbare meters; duidelijke testuitslagen; of duidelijk aflees-
bare garantieverklaringen. Hierdoor kunnen afwijkingen van
de normen snel worden waargenomen en gecorrigeerd. Uit
de administratie van de geregistreerde parameters dient bo-
vendien snel duidelijk te worden waar en hoelang het proces
niet onder controle was, omdat alleen zó goed kan worden
nagegaan welk deel van een charge de formeel vastgelegde
aparte behandeling dient te krijgen.

361

Verificatie van het ontworpen HACCP-systeem met behulp
van onafhankelijke, externe deskundigen verschaft de extra
mogelijkheid om het proces, c.q. het bedrijf te laten certifice-
ren (exteme audits) (27). Daar het tijdsaspect bij de verifica-
tie geen belangrijke rol speelt, zijn microbiologische criteria
hier wel goed te gebruiken.

Verder is een belangrijke grondgedachte in het HACCP-con-
cept dat ieder afzonderiijk bedrijf, i.e. iedere afzonderlijke
produktielijn, naast het bezit van een aantal gemeenschappe-
lijke kenmerken en CCP\'s, ook een aantal \'eigen\', unieke
kritische controlepunten zal hebben. Bij een HACCP-bena-
dering kan men dus niet volstaan met het opstellen van alge-
mene richtlijnen op basis van een sector- of produkt(ie) ge-
richte risicoanalyse en CCP-identificatie. Een ander we-
zenskenmerk is, dat zodra relevante nieuwe gegevens over
geanalyseerde risico\'s bekend worden of in een proces een
verandering wordt aangebracht, zoals de introductie van een
nieuwe technologie of een nieuwe receptuur, de risicoana-
lyse geheel opnieuw dient te worden uitgevoerd. Zo ook in-
dien een voorheen niet als zodanig herkend (consumenten)-
risico manifest wordt.

DISCUSSIE

Ondanks het feit dat velen in theorie erkennen dat het hui-
dige systeem van waarborging van de veiligheid van vlees
veranderen moet en dat een HACCP(achtige)-benadering
daarvoor mogelijk de meeste perspectieven biedt, gaapt er
tussen theorie en implementatie een grote kloof (15,16,
33,40). Dit komt niet in het minst, omdat (kwantitatieve) risi-
coanalyse een relatief jonge tak van de wetenschap is.
Dientengevolge heerst bij wetenschappers, overheden en be-
drijfsleven nogal wat verwarring omtrent wat onder risico-
analyse en HACCP-benaderingen moet worden verstaan en
hoe men bij de implementatie hiervan nu eigenlijk tewerk
dient te gaan (15,16,30).

In feite is het HACCP-systeem circa twintig jaar na de intro-
ductie wereldwijd alleen in de conservenindustrie formeel

TUDSCHRIKT voor DlER(iENEESKUN[)E, DEEL 1 19, AFLEVERING 12, 1994

-ocr page 429-

een structureel onderdeel van de bedrijfsvoering geworden
(17). De produktie van conserven is evenwel een relatief
eenvoudig proces en heeft ten aanzien van bijvoorbeeld de
microbiologische veiligheid slechts twee \'echte\' kritische
controlepunten (thermische behandeling en preventie van
nabesmetting door constructie van de blikken) (17,45).
Hierdoor kan in de conservenindustrie de procesanalyse en
de procesbesturing relatief eenvoudig worden gehouden en
heeft het HACCP-concept zo een grote vlucht kunnen ne-
men. In andere takken van de voedingsmiddelenindustrie
zijn processen daarentegen veelal ingewikkelder. Juist de
combinatie van een gebrek aan ervaring en inzicht ten aan-
zien van risicoanalyse en HACCP-benaderingen, complexi-
teit van processen en een gebrek aan bruikbare resultaten van
wetenschappelijk onderzoek wordt ervoor verantwoordelijk
gehouden dat de benadering buiten de conservenindustrie

-ocr page 430-

weinig ingang heeft gevonden (15-17).
Voor een groot deel is het bestaande gebrek aan inzicht, er-
varing en onderzoek weer te herleiden tot het feit dat in veel
gevallen geen economische of wettelijke noodzaak bestond
om zich bezig te houden met de implementatie van HACCP-
benaderingen (17). De eisen die consument en wetgever
thans (gaan) stellen op het gebied van de veiligheid van pro-
dukten en de wijze waarop in EG-verband de produktaan-
sprakelijkheid wordt geregeld zullen risico-analytische be-
naderingen als basis voor nieuwe waarborgingssystemen
echter noodzakelijk inaken. Voor slachterijen en de vlees-
verwerkende industrie lijken dergelijke benaderingen bo-
vendien mogelijkheden te bieden om zich in een verzadigde
markt in positieve zin te onderscheiden van de concurrentie.
Daamaast biedt de benadering ook wat meer direkte econo-
mische voordelen, omdat tegen minimale faalkosten en opti-
male preventiekosten produkten van constante kwaliteit en
veiligheid kunnen worden geproduceerd (20).
Het bovenstaande geldt ook voor de (intensieve) veehoude-
rij. Daar is de aandacht tenslotte vrijwel altijd gericht ge-
weest op (economisch) belangrijke dierziekten (31,41).
Buiten de bestrijdingsprogramma\'s gericht op tuberculose
en brucellose, of meer recent ten aanzien van
Salmonella en-
tehtidis
in de pluimveesector, zijn weinig voorbeelden te be-
denken waar men zich bewust heeft bezig gehouden met de
beheersing van zoönosen in de boerderij fase. Het effect van
moderne hui vestingssystemen op de prevalentie van bijvoor-
beeld
Toxoplasma gondii bij vleesvarkens, moet dan ook
meer beschouwd worden als een gunstig neveneffect dan het
resultaat van een bewuste strategie (11). Bij consumenten en
overheden groeit echter het bewustzijn dat vele van de (po-
tentiële) volksgezondheidsrisico\'s te associëren met vlees in
feite juist ontstaan in de boerderijfase (13,14,28). Hierdoor
zal ook de veehouderij er niet aan kunnen ontkomen zich op
het gebied van volksgezondheidsaspecten meer inspannin-
gen te gaan getroosten (13,26,29,31,37,41).
Naast de economische druk die gevormd wordt door de
vraag of, en zo ja tegen welke prijs, veehouders in de toe-
komst hun dieren nog zullen kunnen afzetten indien deze
niet voldoen aan de eisen die wetgevers en afnemers (dan)
stellen, kan ook voor veehouders het produceren via een
HACCP-systeem een direkt financieel nut hebben. Het is een
feit dat dierlijke produktie met Specific Pathogen Free
(SPF)-achtige systemen aanzienlijk hogere investeringen
vergt dan de thans gangbare systemen. Anderzijds is even-
wel gebleken dat een nuttig neveneffect van alleen al een
aantal (slechts gedeeltelijk werkzame) maatregelen gericht
op de beheersing van
Salmonella spp. bij vleesvarkens was,
dat ook de incidentie van voor de veehouder direkt econo-
misch belangrijke ziekten, zoals Transmissible Gastro
Entiritis (TGE) en de Ziekte van Aujeszky, afnam en dien-
tengevolge de voederconversie reeds met 10% verbeterde
(34).

De invoering van de Integrale Keten Beheersing (1KB) en
IKB-achtige systemen, zoals de produktie van merkvlees,
heeft in de intensieve veehouderij bovendien reeds een in-
frastmctuur geschapen voor de verdere introductie van op
volksgezondheidsaspecten gerichte HACCP-benaderingen
(42,43,28). De wijze waarop in het 1KB systeem residuen
van diergeneesmiddelen worden beheerst is een voorbeeld
van een reeds ingevoerde en op dergelijke aspecten gerichte
HACCP-benadering.

Bovendien zijn de resultaten van onderzoek aangaande
kwantitatieve risicoanalyse en HACCP-benaderingen als
hulpmiddel bij de waarborging van de kwaliteit en veiligheid
van vlees, van stal tot tafel, tamelijk hoopgevend met betrek-
king tot de mogelijkheden tot (verdere) implementatie
(12,13,19,32,33,35,46). Hierbij moet worden aangetekend
dat de hoeveelheid werk die op dit gebied nog verzet moet
worden groot is. Dit betreft werk op het gebied van de me-
thodologie van de kwantificering van risico\'s te associëren
met de consumptie van vlees, werk op het gebied van de
daadwerkelijke analyse van deze risico\'s en werk op het ge-
bied van het ontwerpen van werkelijk effectieve beheerscon-
cepten( 1,2,12,38).

I i^iir\'

Het streven van de Codex Alimentarius Commissies en de
EU zijn wat betreft de waarborging van de veiligheid en
kwaliteit van vlees gericht op het via een HACCP-benade-
ring omvormen van het huidige systeem van (politionele)
\'eindproduktcontroles\' tot een flexibel, op iedere specifieke
situatie toegesneden, integraal beheers- en besturingssys-
teem (5,7). De implementatie van deze benadering zal echter
enige tijd op zich moeten laten wachten. Niet alleen vanwege
het bovengenoemde feit dat een groot deel van de risicoana-
lyses en de CCP-identificatie nog moet plaatsvinden, maar
ook omdat in een aantal gevallen bestaande regelgeving en
verdere vormen van overheidsbemoeienis een daadwerkelijk
effectieve implementatie van HACCP-benaderingen in de
weg kunnen staan (16,17,21,32,39,44). Een voorbeeld hier-
van is het niet toestaan om in de slachtlijn karkassen eventu-
eel te decontamineren met \'natuurlijke\' stoffen zoals melk-
zuur. De huidige situatie ten aanzien van zoönotische
agentia, zoals bijvoorbeeld
Salmonella spp., op en in de aan-
gevoerde slachtdieren zal ervoor zorgen dat zonder een de-
contaminatiestap in de slachterijen de bestaande consumen-
tenrisico\'s, zelfs bij maximale inspanningen, vrij marginaal
zullen worden beheerst (1,13).

Elk systeem staat of valt met de praktische uitvoering ervan.
Zeker bij een HACCP-systeem is de kwaliteit en de inzet van
diegenen die hiermee belast zijn van eminent belang. Een
niet goed naleven van de ontworpen procedures en voor-
schriften is net zo desastreus als een verkeerde keuze van kri-
tische controlepunten. Om het systeem werkbaar te doen zijn
wordt een grote inspanning op het gebied van scholing/trai-
ning en (zelf)discipline bij de daadwerkelijke uitvoering ge-
vergd (3,16,18,30,33). Ook voor de praktizerend dierenarts
is hier een belangrijke taak weggelegd (37).
In de huidige situatie ontbreekt in zowel de veehouderij als
in de industrie een deel van de noodzakelijke kennis en
kunde, of wordt deze niet effectief toegepast. Met name waar
het de effectieve beheersing van microbiële contaminatie be-
treft (14,20,33,34,40). Het klaarblijkelijke onvermogen om
bestaande contaminatiecycli van
Salmonella spp. te doorbre-
ken is hier het \'levende\' bewijs van (13,34). Alvorens de
produktiekolom in staat zal zijn om HACCP-benaderingen
te implementeren, zal dus, naast voldoende motivatie, ook
voldoende kennis en kunde in huis moeten zijn. Ook dit zal
tijd vergen.

Concluderend kan echter gesteld worden dat, indien weten-
schappelijk valide risicoanalyses beschikbaar komen, over-
heden dejuiste randvoorwaarden scheppen en alle bij de pro-
duktie van vlees betrokken partijen niet alleen het nut van de
benadering gaan inzien, maar ook getraind worden hun han-
delen daamaar te richten, implementatie van het HACCP-
concept bij de produktie van vlees een reëel toekomstbeeld
zal zijn.

-ocr page 431-

SUMMARY

The Hazard Analysis Critical Control Point Approach in
Meat Production

The Hazard Analysis Critical Control Point (HACCP) approach is a method
that could transform the current system of safety and quality assurance of
meat into a really efTective and flexible integrated control system.
This article discusses the origin and the basic principles of the HACCP ap-
proach. It also discusses why the implementation of the approach is not as
widespread as might be expected. It is concluded that a future implementa-
tion of the approach in the entire chain of meat production, i.e. from concep-
tion to consumption, is possible. Prerequisites are, however, that scientifi-
cally validated risk analyses become available, that future legislation forms
a framework that actively supports the approach, and that all parties invol-
ved in meat production not only become convinced of the advantages, but
also are trained to implement the HACCP approach with insight.

LITERATUUR

1. Anonymus. National Research Counsil (NRC). Meat and Poultry
Inspection - The Scientific Basis of the Nation\'s Program. Washington,
D.C. (USA): National Academy Press, 1985.

2. Anonymus. National Research Counsil (NRC). Poultry Inspection - The
Basis for a Risk Assessment Approach. Washington D C. (USA):
National Academy Press, 1987.

3. Anonymus. The International Commission on Microbiological
Specifications for Foods (ICMSF) of the International Union of
Microbiological Sciences. Application of the hazard analysis critical
control point system to ensure microbiological safety and quality.
Oxford, London etc.: Blackwell Scientific Publications, 1988.

4. Anonymus. National Advisory Committee on Microbiological Criteria
for Foods. HACCP Principles For Food Production. Washington D.C.:
United States Department of Agriculture, Food Safety Inspection
Service Information Office, 1989.

5. Anonymus. Draft Report to Scientific Committee on ante mortem
Inspection Red Meat. Working Document V1/6346/90-EN (PVET/
EN/1030). Brussels: Commission of the European Communities,
Directorate-General for Agriculture, 1990.

6. Anonymus. Institute of Medicine, Food and Nutrition Board Committee
on Evaluation of USDA Streamlined Inspection System for Cattle (SIS-
C). Streamlined Inspection System For Cattle (SIS-C). Washington,
D.C. (USA): National Academy Press, 1990.

7. Anonymus. Codex Alimentarius Commission. Report of the ses-
sion, Rome, Italy, 1-10 July 1991. ALINORM 91 40 1991. Rome:
Secretariat of the Joint FAO \'WHO Food Standards Programme, 1991

8. Anonymus. National Advisory Committee on Microbiological Criteria
for Etx>ds. Hazard Analysis and Critical Point System. Washington
D C.: United States Department of Agriculture. Food Safety Inspection
Service Information OtTice, 1992.

9. Baumann HE. HACCP: Eintuhrung. In: Pierson MD, Coriett D (Eds).
HACCP Grundlagen der produkt- und prozeBspezifischcn Risikoana-
lyse. Hamburg: Behr\'s Verlag GmbH & Co, 1993.

10. Berends BR en Snijders JMA. Nieuwe technieken cn de vleeskeuring:
Oriëntatie naar en evaluatie van een aantal ontwikkelingen op weten-
schappelijk/technologisch gebied met potentiële bruikbaarheid voor de
vleeskeuring. VVDO-rapport H9123. Utrecht: Vakgroep Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong, Faculteit Diergeneeskunde,
Universiteit Utrecht. 1991.

11. Berends BR. Smeets JFM, Harbers AHM, Knapen F van en Snijders
JMA. Investigations with enzyme-linked immunosorbent assays for
Trichinella spiralis and Toxoplasma gondii in the Dutch Integrated
Quality Control for finishing pigs\' research project. Vet Quart 1991; 13:
190-8.

12. Berends BR. Modelbouw ten behoeve van een formele kwantitatieve ri-
sicoanalyse van de consumptie van vlees. VVDO-rapport H9307.
Utrecht: Vakgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong, Facul-
teit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, 1993.

13. Berends BR. Een geïmplementeerd beschrijvend epidemiologisch mo-
del van
Salmonella spp. ten behoeve van een kwantitatieve risiconalyse
van de consumptie van varkensvlees. VVDO-rapport H9308. Utrecht:
Vakgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong. Faculteit
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, 1993.

14. Berends BR, Snijders JMA. and Logtestijn JG van. Efficacy of current EC
meat inspection procedures and some proposed revisions with res-pect to
microbiological safety: a critical review. Vet Rec 1993; 133:411-5.

15. Bryan EL. Hazard Analysis Critical Control Point: What the system is
and What it is not. J Environ Health 1988; 50: 400-1.

16. Bryan FL, Guzewich JJ, and Todd BCD. Use of the Hazard Analysis

I iMi ti^di^«! ij^r*

Critical Control Point Approach by State. Provincial and Local Food
Protection Agencies: Results of a Survey and Discussion. Dairy, Food
and Environmental Sanitation 1993; 13:323-31.

17. Buchanan RL. HACCP: A re-emerging approach to food safety. Trends
in Food Science and Technology 1990: I; 104-6.

18. Childers AB. and Rohrer SL. A New Approach to Food Safety: HACCP.
In: Proc 37"\' Int Congr Meat Hyg Technol, Kulmbach, Germany, 1-6
September 1991.

19.Clarke GC. The Hazard Analysis and Critical Control Point (HACCP)
Approach to Slaughter Quality in Red Meat Abbattoirs. In: Proc X\'l\' Int
Symp WAFVH, Stockholm Sweden, 2-7 July 1989.

20. Geräts GE. Werken aan kwaliteit. Aspecten van kwaliteitszorg en hy-
giëne in de industriële vleessector. Dissertatie, Universiteit Utrecht,
1990.

21. Hathaway SC, and McKenzie AI. Post mortem Meat Inspection
Programs: Separating Science and Tradition. J Food Prot 1991; 54:471-5.

22. Hofstra H, Havekes M, Plas J van der, Bosch C ten, and Huis in\'t Veld
H. Monoclonal antibodies and DNA hybridisation in food microbiology.
De Ware(n) Chemicus 1990; 20:67-73.

23. Huis in\'t Veld J, Hartog B, and Hofstra H. Changing perspectives in
food microbiology: implementation of rapid microbiological analyses in
modem food processing. Food Rev Int 1988; 4: 271-329.

24. Hudson CB. Risk assessment and risk management: key factors in food
safety management. Food Australia 1991 (9); 43: 10-2.

25. Humber J. Kontrollpunkte und kritische Kontrollpunkte. In: Pierson
MD, Coriett D (Eds). HACCP Grundlagen der produkt- und
prozeßspezifischen Risikoanalyse. Hamburg: Behr\'s Vertag GmbH &
Co, 1993.

26. John.ston AM. Veterinary sources of foodbome illness. The Lancet
1990;336:856-8.

27. Jouve JL. Incorporating HACCP into Quality Systems (ISO 9000). In:
Proc Xlth Int Symp WAFVH, Bangkok, Thailand, 24-29 October 1993.

28. Logtestijn JG van. Kwaliteitszorg in de vleesproduktie: van Von
Ostertag naar totale kwaliteitszorg. Tijdschr Diergeeneeskd 1994; 119:
93-8.

29. Mayer A. Zoonoses and food hygiene: present and future. In: Proc X""
Int Symp WAFVH, Stockholm Sweden, 2-7 July 1989.

30. Mayes T. Simple users\' guide to the hazard analysis critical control point
concept for the control of food microbiological safety. Food control
1992; 3: 14-9.

31. McCapes RH, Osbum BI, and Riemann H. Safety of foods of animal ori-
gin: Responsibilities of veterinary medicine. J Am Vet Med Assoc 1991;
199: 870-4.

32. McCapcs RH. Osbum BI. and Ricmann H. Safety of foods of animal ori-
gin: model for elimination of
Salmonella contamination of turkey meat.
JAM Vet Medic Assoc 1991; 199:875-80.

33. Niemi VM. and Front M. Improvement of Municipal Health Control of
Retail Food Stores. In: Proc Xl"» Int Symp WAFVH. Bangkok.
Thailand. 24-29 October 1993.

34.0o.sterom J van en Notermans S. Verder onderzoek naar dc mogelijk-
heid varkens
Salmonella-Wi] te mesten en te slachten. Tijdschr
Diergeneeskd 1983; 108: 177-86.

35. Pmcha JC. Hollingsworth JM, and James WO. The Application of
HACCP to Poultry Inspection: Status Report of a Feasability Study. In:
Proc Xih Int Symp WAFVH, Stockholm Sweden, 2-7 July 1989.

36. Rhodehamel EJ. Übersicht der biologischen, chemischen und physikali-
schen Risiken. In: Pierson MD, CorIctt D (Eds). HACCP Gmndlagcn
der produkt- und prozeßspezifischen Risikoanalyse. Hamburg: Behr\'s
Verlag GmbH & Co, 1993.

37. Robinson RA. and Nagarja K. Principles of Pre-Harvest Food Safety in
the Production of Dairy and Meat. In: Proc XI* Int Symp WAFVH.
Bangkok, Thailand. 24-29 October 1993.

38. Rodricks JV. In: Testimony of Joseph V. Rodricks -1987 Chairman of
the Committee on Public Health Risk Assessment Of Poultry Inspection
Programs of the National Academy of Sciences- at the Joint Public
Hearing of The U.S. House of Representatives Cominitte on Agricul-
ture, The Department of Operations and Nutrition Subcommittee, and
the Livestock Subcommittee on Review of Meat and Poultry Inspection
System of the Department of Agriculture. 1300 Longworth House
Office Building Washington. D.C., March 16. 1993. Washington. D.C.:
United States General Accounting Office, 1993.

39. Sinell HJ. HACCP und Lebensmittelgesetzgebung. In: Proc X"- Int
Symp WAFVH, Stockholm Sweden, 2-7 July 1989.

40. Sixl W, Mikalusowa M, and Sixl B. Does the Hygiene Program in Food
Factories and HACCP Work in Practice? In: Proc Xl\'h Int Symp
WAFVH, Bangkok, Thailand, 24-29 October 1993.

41. Skovgaard N. HACCP Approach: The Concept at Farm Level. In: Proc
Xth Int Symp WAFVH, Stockholm Sweden, 2-7 July 1989.

-ocr page 432-

42. Snijders JMA. Beïnvloeding van de microbiologische kwaliteit van var-
kensvlees. In: Hartog LA den, Schumer DL, Visser-Reyneveld Ml
(Eds.). Kwaliteitszorg in de varkenshouderij van voer tot vlees.
Wageningen: Centrum voor Landbouwpublicaties en Landbouwdocu-
mentatie(Pudoc), 1992.

43. Snijders JMA, Logtestijn JG van, and Berends BR. Integrated Quality
Control and HACCP as prerequisites for a modernized system of meat
inspection. In: Proc XI>h Int Symp WAFVH. Bangkok. Thailand. 24-29
October 1993.

bovine spongiform
encephalopathy

Richard H. Kimberlin. FAO Animal Production and Health
Paper no. 109. FAO, Rome, 1993. ISBN 92-5-103155-X.
Verkrijgbaar bij: Director, Publications Division, Food and
Agriculture Organization of the United Nations. Viale delle
Terme di Caracalla, 00100 Rome, Italy.

Dit handzame boekje van 68 pagina\'s over bovine spongi-
forme encefalopathie (BSE), is al weer nummer 109 in de
lijst van Animal Production and Health Papers, uitgegeven
door de FAO. Hoewel deze serie zich voornamelijk bezig
houdt met problemen uit de regio\'s in de wereld, waar de
FAO haar werkterrein hoofdzakelijk heeft, te weten de
Derde Wereld, worden in deze serie ook regelmatig onder-
werpen behandeld, die voor onderzoekers en anderen uit de
zogeheten meer ontwikkelde landen van belang zijn. Dit deel
is er zo één.

Na een korte inleiding over verwante spongiforme encefalo-
pathieën, gaat de auteur uitvoerig in op het ontstaan van BSE
in het Verenigd Koninkrijk (VK). De geografische versprei-
ding van BSE in het VK en de verschillende factoren, die een

het nederlandse ezel-
boek

Het Nederlandse Ezelboek betreft een voor Nederland be-
werkte vorm van het boek \'The professional handbook of the
donkey\' dat uitgegeven werd door het Engelse opvangcen-
trum voor ezels \'The donkey sanctuary\' in 1989.
Het boekje is 168 pagina\'s dik en is doorspekt met vele
zwart-wit foto\'s en verhelderende tekeningen.
Het boekje bestaat uit twintig hoofdstukjes. Het is vooral be-
doeld voor de ezelhouder en geeft in beknopte vorm zeer
veel informatie over deze aardige diersoort.

Door vier auteurs werd het vertaald en bewerkt voor de
Nederlandse situatie. Het is in grote lijnen ingedeeld in zoo-

ik.

ir f n fc É

44. Snyder OP. Total Quality Management (TQM): A System for Safety,\'
Customer Satisfaction and Productivity Assurance. Part XIV. Dairy,
Food and Environmental Sanitation 1993; 13:356-9.

45. Sperber WH. Festlegung kritischer Kontrollpunkte. In: Pierson MD,
Corlett D (Eds). HACCP Grundlagen der produkt- und prozeßspezi-
fischen Risikoanalyse. Hamburg: Behr\'s Verlag GmbH & Co, 1993.

46. Veary CM. The Application of the HACCP Principle in a Large Rural
Poultry Abattoir in the Republic of South Africa. In: Proc Xl\'^ Int Symp
WAFVH, Bangkok, Thailand, 24-29 October 1993.

rol speelden bij de vermeerdering van het infectieuze agens -
niet alleen de rol van het destructieproces, maar ook de recy-
cling van besmet bovinemateriaal- worden uitvoerig bespro-
ken. Hierna behandelt de auteur achtereenvolgens de
klinische verschijnselen, pathologische bevindingen en diag-
nostiek van BSE. Het laatste gedeelte van het boekje gaat
over de maatregelen, die getroffen zijn om verdere versprei-
ding van de ziekte tegen te gaan, om de epidemie tot stand te
brengen en om blootstelling van de mens aan het BSE agens
te voorkomen.

Alle genoemde hoofdstukken bieden de (veterinair ge-
schoolde) lezer voldoende en goed toegankelijke informatie.
Een hierbij te noemen minpunt zou kunnen zijn dat de auteur
zich vooral op de Britse situatie heeft gericht, maar uiteinde-
lijk is dat ook weer niet onterecht, gegeven het feit dat BSE
hoofdzakelijk een Britse aangelegenheid is gebleken.
Een ander minpunt zou kunnen zijn dat de verstrekte infor-
matie gebaseerd is op literatuur niet jonger dan uit 1991,
waardoor sommige delen mogelijk enigszins gedateerd aan-
doen. Dit geldt echter zeker niet voor de meeste van de hier-
boven gespecificeerde hoofdstukken, waardoor de eindcon-
clusie overeind kan blijven: dit boekje biedt de
geïnteresseerde dierenarts een goed overzicht over BSE en
het ontstaan ervan. Daarbij is het aanzienlijk leesbaarder dan
de gemiddelde, meer specialistisch gerichte, literatuur.
NB: Voor insiders: een bewerking van dit boekje is eerder
verschenen in de vorm van een artikel in de
Scientific and
Techical Review
serie van het OIE, 1992; 11(2): 347-390.

B.E.C. Schreuder

techniek, ziekten en wetenswaardigheden over exterieur,
shows en training.

De ziekten worden verspreid over diverse hoofdstukken,
zeer summier besproken, zodat de ezelhouder zich een beeld
kan vormen welke problemen zich kunnen voordoen en zo-
doende sneller vakkundige hulp in kan roepen indien nodig.
Soms is de informatie erg beknopt maar soms ook zodanig
uitgebreid dat de dierenarts het boekje wel degelijk kan ge-
bruiken als een nuttig geheugensteuntje of naslagwerkje.
Het is dus aan te bevelen voor een ieder die iets met ezels te
maken heeft.

Het Nederlandse Ezelboek is uitgegeven door \'Het
Nederlandse Ezelstamboek\'. Het secretariaat hiervan wordt
verzorgd door: Mevrouw W.C. Galesloot, Korte Broekstraat
8, 6999 DG Hummelo, tel: 08348-2013. Met haar kunt u
contact opnemen voor infonnatie over verspreiding en ver-
koop.

M.H. van der Hage

-ocr page 433-

EERSTE EXEMPLAAR REPERTORIUM UITGEREIKT
AAN VOORZITTER KNMVD

De voorzitter van de Repertorium Commissie van de FIDIN, J.A.M.
Schrooyen, heeft het eerste exemplaar van het vernieuwde zesde FIDIN
Repertorium uitgereikt aan de voorzitter van de KNMvD, A.W. Udo. De
heuglijke gebeurtenis vond plaats in Hotel \'Het Ampt van Nijkerk\' te Nijkerk
op 25 mei. Het Repertorium is inderdaad in een geheel nieuw jasje gestoken:
de omslag is uitgevoerd in frisse kleuren (zalm,
mosgroen, beige en natuurlijk
paars) en de uitgave is duidelijk lijviger dan de vorige. Het Repertorium heeft
ook een kleine broer gekregen in de vorm van de eerste editie van de \'FIDIN
Wachttijdadviezen\'.

Door Sophie Deleu

ste, in leer gebonden exemplaar aan
Udo: \'Met name de inleidingen ge-
schreven door de Redactie Raad. onder
leiding van prof. A. Pijpers, zijn uitge-
breid en bevatten de nieuwste inzich-
ten over de werking van de diergenees-
middelen\'. De inleidingen worden dan
ook gebruikt in onderwijs en PAO.
Schrooyen besloot zijn inleiding met
de woorden: \'Mijnheer Udo, de vijfde
editie hebben wij overhandigd aan de
toenmalige minister Braks van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
in aanwezigheid van ongeveer 300
dierenartsen. U bent geen oud-minis-
ter, maar u bent voorzitter van de
KNMvD en wij weten dat er ongeveer
3000 dierenartsen achter u staan\'.

HARTELIJKE DANK

Udo zei \'Zeer verheugd te zijn, om de
zesde uitgave rechtstreeks uit handen
van de FIDIN te mogen ontvangen\'.
Vernomen is dat de opzet van deze edi-
tie van het Repertorium geheel is ver-
nieuwd. \'Namens alle dierenartsen in
Nederland spreek ik hierbij de dank uit
voor dit excellente stuk werk\'. Het zijn
immers die dierenartsen in de praktijk,
de dierenartsen bij de Gezondheids-
diensten en instituten, die steeds met
belangstelling naar het Repertorium
uitkijken.

Nu de hele registratie van diergenees-
middelen in een eindfase is, is de vraag

Berichten en verslagen

In het FIDIN Repertorium zijn alle
diergeneesmiddelen opgenomen, die
de FIDIN-leden in Nederland aanbie-
den. 25 Bedrijven werkten eraan mee.
Als peildatum voor het wel of niet op
de Nederlandse markt aanwezig zijn,
is november 1993 genomen.

3GÜÜ DIERENARTSEN
In tegenstelling tot wat iedereen ver-
wachtte, dat de verplichte registratie
van diergeneesmiddelen een inkrim-
ping van het aantal produkten met zich
zou brengen, blijken er meer dierge-
neesmiddelen dan ooit in het
Repertorium te staan. Met gepaste
trots overhandigde Schrooyen het eer-

■II\'
tl

\'■I

-ocr page 434-

i^FI I ii
ii 111

naar een volledig overzicht groot.
\'Voorheen was elke uitgave van het
Repertorium vergelijkbaar met de vo-
rige, maar mijn opmerking staat er
mede borg voor, dat u nu met een ge-
heel nieuwe opzet bent gekomen\',
sprak de voorzitter.

Naast het Repertorium zijn inmiddels
andere boekwerken verschenen waarin
de kenmerken van diergeneesmidde-
len onder de aandacht worden ge-
bracht. Maar deze geschriften blijken
in het gebruik toch problemen te ge-
ven. Ook is een voorzichtig begin ge-
maakt met een geautomatiseerde data-
bank, waarin de gegevens van geregi-
streerde diergeneesmiddelen liggen
opgeslagen. Udo: \'De kinderziekten
van de beginfase van de geautomati-
seerde systeem maken wij nu mee\'.
Een uitgave in de vorm van een hand-
zaam boekwerk, zoals het Reperto-
rium, is dan ook erg belangrijk voor de
beroepsgroep.

\'Ook wil ik vanaf deze plaats bena-
drukken dat er naast deze feestelijke
uitreiking steeds een goed overleg is
tussen FIDIN en KNMvD\', aldus Udo
\'In een periode waarin steeds gesleu-
teld wordt aan inzichten is een goede
basis voor overleg heel belangrijk voor
beide partijen\'.

Over het antibioticumbeleid en de
(nu-nog-concept-)formularia moeten
KNMvD en FIDIN steeds blijven
overleggen "Want dat kan iedereen een
werkzame positie opleveren\'.

De voorzitter stipte nog even aan, dat
de KNMvD van zins is, in navolging
van het antibioticumbeleid, een vacci-
natiebeleid te formuleren: \'Hopelijk
mogen we dan gebruik maken van de
expertise van sommige FIDIN-leden\'.

eg-regeling dieetvüeders; status praesens

Deze speciale voeders mogen, in de
zin van de Richtlijn 93/74/EEG van de
Raad, in de handel gebracht worden
mits zij voldoen aan een aantal criteria.
Daarbij zijn als additieven (toevoe-
gingsmiddelen diervoederwetgeving)
in beginsel alleen toegelaten die in
richtlijn 70/524/EEG zijn geregeld.

VEREISTE CRITERIA
De positieve lijst, bijlage deel B ont-
werprichtlijn, vermeldt in zes kolom-
men (benevens enkele toelichtingen
als voetnoot) de vereiste criteria te we-
ten:

1. bijzonder voedingsdoel,

2. essentiële voedingskenmerken,

3. soort of categorie dieren,

4. vermeldingen op het etiket,

5. aanbevolen gebruiksduur en

6. andere vermeldingen.

ONDUIDELIJK

In totaal zijn tot nu toe 29 dieettypen
voor hond of kat apart mogelijk, ter-
wijl voor landbouwhuisdieren zeven-
tien typen zijn vermeld, deels apart en
deels per groep (bijvoorbveeld herkau-
wers).

In artikel 1 is bepaald dat dieetvoeders
door de lidstaten alleen in de handel
mogen worden gebracht als zij vol-
doen aan de bestemming en voor-
schriften die in de bijlage A (alge-
meen) en B (positieve lijst) zijn
vermeld. Hierbij is de kanalisatie ech-
ter niet beschreven. Is het verboden om
deze speciale voeders als diergenees-
middel in de handel te brengen? Tot nu
toe wordt hierop door regelgevers ont-
wijkend gereageerd. Als diergenees-
middel voor vrije verkoop (OTC, over
the counter preparaat) kunnen zij onaf-
hankelijk van de criteria uit de richtlijn
worden samengesteld en geregi-
streerd. Eventueel, indien ze stoffen
bevatten die dit nodig maken, uitslui-
tend via de dierenarts gekanaliseerd.
Over nutritionele beoordeling van een
formule toe te passen bij een bepaalde
aandoening, spreken we maar niet.

Dieetvoeders worden in het ambtelijk jargon aangeduid als \'diervoeders met
bijzonder voedingsdoeP.

De ontwerprichtlijn van de Commissie vereist de vaststelling van een voor
aanvulling vatbare positieve lijst van dieetvoeders, die uiterlijk op 30 juni
1994 gereed moet zijn.

PETFOODS

Deze onduidelijkheid speelt vooral
een rol bij de petfoods aangezien, al-
thans in Nederland, deze voeders on-
der hoog BTW-tarief vallen, in tegen-

Dit blijkt uit het proefschrift \'Bovine
Leptospirosis. Aspecten van uitschei-
ding, antimicrobiële behandeling en
karakterisering van het genoom\',
waarop biologe dr. M.J. Gerritsen on-
langs is gepromoveerd aan de
Universiteit Utrecht. Mevrouw Ger-
ritsen verrichte haar onderzoek op het
stelling tot de landbouwhuisdiervoe-
ders en, jawel, de diergeneesmiddelen!

Dit levert voor een dieetvoeder voor
hond of kat, dat als diergeneesmiddel
wordt verkocht, een margevoordeel
van minstens 11 % op. Als bovendien
blijkt dat de BTW-tarieven in de ver-
schillende lidstaten anders liggen is de
voorgestelde regeling onvoldoende,
tenzij over kanalisatie en/of BTW een
verandering komt. Dit laatste lijkt, ze-
ker op korte termijn onwaarschijnlijk.
Als gewone petfoods in Nederland als
diergeneesmiddel worden aangemeld
(voorkomt ziekten en kwalen), mogen
ze dan geregistreerd en wel met 6%
BTW als OTC-preparaten verkocht
worden? Welke rechtsgeleerde kan
hierover iets zeggen? Het wordt nog
een gezellige boel in de petfoodsector!
Nadere gegevens kunnen bij het
Produktschap voor Veevoeder in Den
Haag worden aangevraagd.

C.L. van Limborgh

antibiotica tegen melkerskoorts

Melkerskoorts, een ziekte die met name melkveehouders via hun runderen
kunnen oplopen, is te bestrijden door de dieren te behandelen met een anti-
bacterieel middel. Hiermee ligt de uitroeiing van de ziekte in Nederland bin-
nen handbereik.

Instituut voor Veehouderij en Dierge-
zondheid (ID-DLO) in Lelystad. Het
onderzoek is mogelijk gemaakt door
bijdragen van de Veterinaire Hoofd-
inspectie (WVC) en de Veterinaire
Dienst (LNV). In haar veldonderzoek
heeft ze samengewerkt met de
Gezondheidsdienst voor Dieren in

-ocr page 435-

Drachten.

Melkerskoorts is bij mensen een griep-
achtige ziekte, die gepaard gaat met
koorts en algehele malaise die maan-
den kan aanhouden. Oorzaak is de bac-
terie
Leptospira hardjobovis, die bij
runderen Icptospirose veroorzaakt. Bij
runderen gaat de ziekte onder meer ge-
paard met een verminderde melkgift.
Andere dieren en de mens kunnen via
de urine van geïnfecteerde runderen
besmet worden.

Om het uitscheidingsverloop en het ef-
fect van een behandeling met een anti-
bacterieel middel te kunnen onderzoe-
ken heeft dr. Gerritsen eerst een
Polymerase Chain Reaction (PCR)

Doel van de veldproef is te onderzoe-
ken of toepassing van deze vaccins
leidt tot een vermindering van de cir-
culatie van BHV 1 - de veroorzaker
van koeiegriep - op melkveebedrijven.
De resultaten worden in het voorjaar
van 1995 verwacht. Als het veldvirus
inderdaad wordt teruggedrongen, zal
de Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren een campagne starten om de
Nederlandse rundveestapel vrij te krij-
gen van de ziekte.

Uitroeiing van dit virus moet de eco-
nomische basis van de melkveehoude-
rij verstevigen en de exportpositie be-
vorderen. De proefis gestart eind 1993
en loopt nog ten minste tot het einde
van dit jaar. Er zijn in totaal zo\'n
ontwikkeld. Met behulp van deze me-
thode kan de bacterie gevoelig en spe-
cifiek in monsters runderurine worden
aangetoond. De PCR is een eenvou-
dige, snelle en zeer gevoelige methode
om een ziektekiem specifiek te kunnen
aantonen. Met deze techniek wordt
DNA vermeerderd, zodat ook zeer
kleine aantallen ziekteverwekkers
kunnen worden aangetoond.

i ii

Teven heeft dr. Gerritsen met behulp
van deze detectiemethode aangetoond
dat schapen ook Leptospira hardjobo-
vis kunnen uitscheiden. De theoreti-
sche mogelijkheid bestaat dat zij run-
deren kunnen besmetten.

derde vaccinatieronde ibr-proef

Afgelopen maand (mei 1994) werden alle runderen op bedrijven die deelne-
men aan de nationale bovine herpesvirus 1 (BHV 1) veldproef voor de derde
maal gevaccineerd. In deze wereldwijde unieke veldproef worden twee
nieuwe \'marker\'vaccins tegen koeiegriep (IBR) onderzocht op werkzaam-
heid: een vaccin dat op het Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid (ID-
DLO) is ontwikkeld in samenwerking met Bayer AG en een vaccin van de
firma SmithKline Beecham.

INVENTARISATIE VOORRADEN
AUJESZKYVACCIN

Op korte termijn zullen de dierenartsenpraktijken een brief van de regionale
gezondheidsdiensten ontvangen, waarin gevraagd wordt om de voorraad van
de diverse Aujeszkyvaccins op te geven op een bijgevoegd voorraadformulier.
Daarnaast worden grote verliezen door breuk of regelmatig onderling uitwisse-
len tussen verschillende dierenartsenpraktijk geïnventariseerd. Bij het admini-
stratief controleren van de voorraden blijken landelijk bij sommige dierenart-
senpraktijken onwaarschijnlijk grote voorraden te bestaan. Bij een
zorgvuldige opgave (eenmaal per half jaar) zullen geen grote verschillen tussen
aankoop en gedeclareerde aantallen vaccin en de voorraad mogen optreden.

18.000 runderen op 131 bedrijven bij
betrokken. De veldproef staat onder
verantwoordelijkheid van het ID-DLO
en is een afronding van het onderzoek
naar ccn nieuwe bcstrijdingsmethode
voor koeiegriep.

De uitvoering vindt plaats in samen-
werking met de Gezondheidsdienst
voor Dieren in Oost-Nederland, de
overige Gezondheidsdiensten voor
Dieren, de Faculteit Diergeneeskunde
en de Landbouw Universiteit Wage-
ningen. De proef wordt mede gefinan-
cierd door Bayer AG, SmithKline
Beecham en Holland Genetics.
Slechts 8% van de bedrijven is vrij van
IBR. Het veterinaire beleid van de
Europese Unie is erop gericht het IBR-
virus op termijn uit te roeien.

verhuisd

Solvay Duphar Animal Health
Benelux BV is verhuisd en heeft
sinds 13 juni een nieuw adres:

Van Houten Industriepark 25,
1381 MZ Weesp, telefoon
02940-65907, telefax 02940-
32298.

rekenen per
sector: model-
berekeningen
voor veehoude-
rij-activiteiten

Bij het maken van bedrijfsbegrotin-
gen, saldoberekeningen, bedrijfsbe-
oordelingen en berekeningen voor in-
vesteringen worden normen en
rekenregels gebruikt. Verschillen in
begrippen en in gebruik van nonnen en
van rekenregels leiden tot misverstan-
den en communicatieproblemen.

Het Informatie en Kennis Centrum
Veehouderij (IKC-V) heeft daarom de
bundel \'Rekenen per sector\' uitgege-
ven.

In deze bundel staan modelberekenin-
gen voor 23 verschillende produktie-
takken van de veehouderij, te weten:
melkveehouderij (extensief en inten-
sief), schapen (Flevolander en
Texelaar), melkgeiten, vleesstieren
(50% vleesras), vleesvarkens, zeugen
leghennen (op batterij en op strooisel)
vleeskuikens, vleeskuikenouderdie
ren, opfokvleeskuikenouderdieren
vleeskalkoenen, vleeseenden, nertsen
konijnen en broederij-eendagskui
kens.

Met behulp van de rekenregels kan
voor een individueel bedrijf een be-
drijfseconomische berekening worden
uitgevoerd. Wellicht bevatten de pu-
blikaties ook voor de dierenarts inte-
ressante gegevens.

Bestellen publikatie G16 \'Rekenen per
sector\': maak ƒ 23,- over op P
4431939 ten name van IKC-
Veehouderij te Ede, onder vermelding
van het publikatienummer en naam en
adres.

-ocr page 436-

In Noorwegen heeft men de Springer
uitgevonden. De Springer is ontwik-
keld om veilig met de hond te kunnen
fietsen. Het is een constructie, die op
de fiets gemonteerd kan worden en die
het mogelijk maakt om toch met twee
handen aan het stuur te fietsen. Dc
hond wordt beschermd tegen verkeer,
pedalen en wielen. Een laaggeplaatse
spiraalveer absorbeert zoveel mogelijk
rukken en trekken van de hond. Een
veiligheidslijn bevrijdt de hond direct,
als hij plotseling aan de verkeerde
zijde van een boom of lantaampaal
schiet.

Gebruik van de Springer is toegestaan
bij het UV-examen.
De Springer is verkrijgbaar bij fiets- en
dierenspeciaalzaak voor ƒ 119,-.

Bij de Aesculaapbedrijven werken
momenteel ongeveer 180 mensen.
Voor dc veertig medewerkers te
Boxtel heeft de reorganisatie rechtst-
reekse gevolgen; 23 van hen kunnen
worden herplaatst, maar voor zeven-
tien medewerkers moest helaas ont-
slag worden aangevraagd. De betrok-
ken bonden zijn inmiddels geïn-
formeerd over de reorganisatie en over
de voorgestelde sociale maatregelen.

WAARQM?

Dc concentratie van de produktie op
één lokatie is noodzakelijk om in de
toekomst te kunnen voldoen aan de
nieuwe strengere Nederlandse en
Europese richtlijnen voor de fabricage
van diergeneesmiddelen.

Om aan de voor.schriften van de
Diergeneesmiddelenwet te kunnen
voldoen moeten de producenten van

veilig op stap
met fiets en
hond

■f C i»

Er zijn verschillende soorten vliegen
die wereldwijd voorkomen. In
Nederland komen we in stallen vooral
de huisvlieg (Musea Domestica) en
zeer kleine vliegjes voor. Deze soorten
zijn in staat zich razendsnel te ver-
meerderen, vooral bij oplopende tem-
peraturen.

De huisvlieg kan in minimaal twaalf
dagen een nieuwe generatie voortbren-
gen. De eieren worden vooral gelegd
in mest of natte voerresten. In een var-
kensafdeling met mestputten betekent
dit, dat er altijd een voedingsbodem is
voorde vliegen.

Werd er in het verleden veel gebruik
gemaakt van vliegenmeppers en plak-
strips om deze insekten te bestrijden,
tegenwoordig worden vooral chemi-
sche middelen (eerst gechloreerde
koolwaterstoffen, daama organische
fosforverbindingen) ingezet. Deze
stoffen zijn ook giftig voor zoogdie-
ren.

Een groot probleem is dat de vliegen

strengere regelgeving dwingt
aesculaap bv tot reorganisatie

De Nederlandse fabrikant van diergeneesmiddelen ,\\esculaap BV met vesti-
gingen in Boxtel, Bladel, Nijverdal en Heusden Zolder (België), gaat reorgani-
seren. Alle produktie wordt op termijn geconcentreerd in de vestiging te
Bladel. De commerciële en logistieke diensten worden ondergebracht bij
Aesculaap BV in Boxtel.

diergeneesmiddelen veel investeren in
onder meer onderzoeksactiviteiten, la-
boratoria, machines, kwaliteitssyste-
men en her- en bijscholing van perso-
neel. Tevens worden fabrikanten
geconfronteerd met strengere milieu-
eisen.

MAXIMALE CONCENTRATIE
Deze regelgeving, gecombineerd met
een sterk toegenomen (intemationale)
concurrentie op de open Europese
markt, dwingt Aesculaap tot een maxi-
male concentratie van alle produktie-
activiteiten.

De directie betreurt het uitermate dat
in de nieuwe structuur niet alle werk-
gelegenheid behouden kan worden.
Met de reorganisatie echter, die gefa-
seerd wordt doorgevoerd, verwacht de
directie de continuïteit van de gehele
Aesculaap Groep te kunnen waarbor-
gen.

zeer snel resistent worden tegen de di-
verse middelen, vanwege de snelle ge-
neratiewisseling.

Via een Deense firma is het Entomax-
systeem op de Nederlandse markt ge-
bracht. Het bestaat uit roofvliegen
(Ophyra Aenescens), waarvan de
made de made van de huisvlieg opeet.
Verschillende stadia van de roofvlie-
gen worden geleverd in dozen, die in
een afdeling worden opgehangen. De
roofvliegen komen uit, maar vliegen
niet rond. Ze gaan op het oppervlak
van de mest zitten en bezorgen geen
overlast.

De bestrijding van vliegen met vliegen
wordt door de firma Zungo (Uden) be-
geleid, aangezien het belangrijk is dat
er een biologisch evenwicht ontstaat.

biologische vliegenbestrijding

Voor meer informatie: Zungo Onge-
diertebestrijding en Hygiëneverzor-
ging BV, tel. 04132-66612.

vraag en
antwoord?

Ingezonden brieven

In het verslag van de jaarvergadering
1991 wordt op bladzijde 18 door col-
lega Staman opgemerkt dat er een ver-
binding wordt gelegd tussen de statu-
ten en de Code. Hij vraagt zich af wat
het verschil is tussen de Code en een
bindend besluit en of de Ereraad de be-
voegdheid heeft ten aanzien van een
bepaling in de Code , deze te laten ver-
vallen omdat een dergelijke bepaling
\'uit de tijd\' is. Kan de Ereraad dit doen
zonder een voorafgaande besluit van
het Algemeen Bestuur en de Alge-
mene Vergadering?
Mr. Mertens antwoordt hierop dat het
gevraagde leidt tot een strikt juridische
discussie. Een discussie die hij vervol-
gens niet aangaat, zodat op de vraag
geen antwoord wordt gegeven. Het
antwoord had mijns inziens moeten
luiden dat de Ereraad geen bevoegd-
heid heeft om de tekst van de Code te
wijzigen. Het is de rechter ook niet
toegestaan de tekst van de wet te ver-
anderen.

-ocr page 437-

Door Mr. Mertens wordt in hetzelfde
jaarverslag opgemerkt dat in de wetge-
ving de Code als geldend recht wordt
beschouwd voor alle dierenartsen.
Mijn vraag luidt dan: Waar kan ik in de
wetgeving de bevestiging van boven-
staande stelling vinden?
Wanneer mr. Mertens mij niet euvel
duidt dat ik rechtsvragen stel zal ik het
op mijn beurt hem niet kwalijk nemen
wanneer hij mij op die vragen ant-
woordt geeft.

L. Tholhuijsen, Made

ANTWOORD

De vindplaats is artikel 6: 248 BW.

Mr. T. W. Mertens

(Discussie gesloten)

van kattegek
tot gekke kat

Coogressen en cursussen

Archaeopteryx, de veterinaire ver-
eniging voor vogels en bijzondere
dieren, organiseert zaterdag 22 ok-
tober het symposium \'Van kattegek
tot gekke kat\'.

De volgende onderwerpen komen aan
de orde: De geschiedenis van de kat en
soorten katten/katachtigen; erfelijk-
heidsleer en afwijkingen; internatio-
naal fokprogramma voor katachtigen
en de kat als ondergeschoven kindje
van de diergeneeskunde.
Het symposium begint om negen uur
\'s morgens en duurt tot ongeveer vier
uur \'s middags. Tijdens het sympo-
sium wordt tevens een kattententoon-
stelling ingericht.

Op het kringlaboratorium te Leeu-
warden is onderzoek uitgevoerd naar
de aanwezigheid van residuen van an-
tibiotica in uierweefsel. Dit omdat ui-
erweefsel gebruikt kan worden bij de
bereiding van vleesprodukten. Uit een
eerder onderzoek (1989) leek slechts

0.6.procent van de uiers positief te zijn
op antibiotica. Omdat dit percentage
lager was dan verwacht, is opnieuw
onderzoek uitgevoerd. De methode
van onderzoek is hiervoor aangepast.
Het uierweefsel is geïnactiveerd door
het gedurende tien minuten te verhit-
ten op SST. Het inactiveren is om
twee redenen gedaan:

1. Er treedt coagulatie van eiwitten op,
zodat weefselgebonden residuen
vrijkomen (hierdoor is een hoger
aantal positieven te verwachten).

2. Het enzym lactase wordt geïnacti-
veerd. Dit enzym heeft bacterie-
groei-remmende eigenschappen
(vals-positieven worden zo voorko-
men).

Het onderzoek is uitgevoerd op 200
goedgekeurde uiers. Indien er bij het
onderzoek, dat met een microbiologi-
sche techniek op zeven verschillende
platen is uitgevoerd, groeiremming
werd geconstateerd, is bevestigingson-
derzoek verricht door het RIKILT.
Dc 200 uiers zijn ingedeeld in twee
groepen: van lacterende en van niet-
lacterende runderen. Van de uiers van
83 niet lacterende runderen is 9,6 pro-
cent positief bevonden. In vijf mon-
sters werd neocimine aangetoond, in
één monster zat waarschijnlijk ampi-
cilline en in één monster waarschijn-
lijk penicilline.

Van de uiers van 117 lacterende runde-
ren is 5,1 procent positief gebleken. In
vijf gevallen is neocymine aangetoond
en in één geval penicilline. In totaal
zijn veertien van de 200 monsters posi-
tief bevonden. Dat komt overeen met
zeven procent van het aantal onder-
zochte monsters.

Onderzoek op chlooramphenicol

Op basis van een produktschapveror-
dening is het verboden chlooramfeni-
col toe te dienen aan onder meer mest-
varkens. Dit verbod is gebaseerd op
het feit dat chlooramfenicol camico-
geen is. Dc afgelopen jaren is chloor-
amfenicol toch gevonden bij slacht-
varkens. Ook bij de uitvoering van het
screeningsprogramma dat door de
RVV wordt uitgevoerd (Nationaal
Plan) is chlooramfenicol aangetoond.
In overleg met de directies MKV, VD
en AID van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
het PVV en de VHI en de directie VVP
van het ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur is een
aantal acties ondernomen. Bij alle vee-
houders en dierenartsen is de produkt-
schapverordening nogmaals onder de
aandacht gebracht. Daarnaast is er
door de AID en de RVV een actie uit-
gevoerd waarbij een zo\'n negentig
mestvarkensbedrijven bemonsterd
zijn.

In totaal zijn 500 monsters genomen
en onderzocht. Bij monsters van drie
bedrijven is chlooramfenicol aange-
toond. Uit dit onderzoek blijkt dat on-
danks een verbod en de herhaalde
voorlichting chlooramfenicol nog
steeds wordt toegediend.

onderzoek uierweefsel

dermatitis digitalis, a classification system

A.I. Koopmans: SR 280/94: 51 pp.

Schrijver deed onderzoek naar de fre-
quentie van voorkomen van dermatitis
digitalis ( de ziekte van Mortellaro)
op twee bedrijven.

Beoogd werd een exacte beschrijving
van de laesies gedurende het verloop
van het proces en deze beschrijving te
kwantificeren in getallen.
Het basisgetal of grondgetal hierbij
was twee; de ernst werd uitgedrukt als
exponent met cijfers oplopend van 1
tot 6. De som van deze getallen werd
weergegeven in een grafiek. Gepro-
jecteerd tegen de tijd kon het gene-
zingsproces of de terugslag worden
gevolgd.

Aan de volgende punten werd aan-
dacht geschonken: plaats en uitge-
breidheid proces, aspect epitheel, as-
pect hoorn, het voorkomen van
ulceraties, profileraties, fissuren en de
grootte ervan, pijnuitingen bij druk, de
mate van stank, verlammingen e.a.

-ocr page 438-

Voorts werden de veranderingen in
vier verschillende verschijningsvor-
men ingedeeld:

a. beeld zonder acute laesies;

b. beeld met acute veranderingen;

c. beeld met genezingsprocessen en

d. beeld niet onder te brengen bij één
van de drie voorafgaande.

Het doel van deze weergave is niet al-
leen het beoordelen van het verloop
van de aandoening en het resultaat van
een ingestelde behandeling maar biedt
ook mogelijkheden voor een gedach-
tenwisseling met andere onderzoe-
kers.

In de inleiding wordt ingegaan op de
etiologie, de epidemiologie, de diffe-
rentieel diagnostiek, de therapie en de
profylaxe.

De scriptie is geschreven in de
Engelse taal en kan ter bestudering
worden aanbevolen (ref).

apexfracturen

H.J. van Nieuwland; SR 277\\94: 47
pp.

Het betreft deels een literatuuronder-
zoek waarbij aandacht besteed wordt
aan achtergronden, behandeling en
prognose, deels een retrospectieve stu-
die naar de resultaten van apexresectie
op de Vakgroep Heelkunde van de
Veterinaire Faculteit te Utrecht bij
paarden.

Apexfracturen komen vaak voor bij
dravers en Engelse volbloeds en dan
voornamelijk bij jonge dieren.
Het blijkt dat de achterbenen en dan
met name de leterale sesambeenderen
het meest gevoelig zijn voor de kwet-
suur al is de literatuur hierover niet
eenduidig.

De apexfractuur kan het gevolg zijn
van overbelasting van het kogeldraag-
apparaat, de ontwikkeling van het ko-
geldraagapparaat en/of het skelet en/of
de spieren.

Deze overbelasting kan ontstaan tij-
dens het verrichten van arbeid, trainen,
draven en springen of onder invloed
van trauma.

De prognose van de apexresectie zoals
uitgevoerd door de \'Vakgroep Heel-
kunde is goed indien de resultaten van
alle operaties tezamen worden beoor-
deeld. Kleine of matig grote apicale
fragmenten zijn gunstig voor de prog-
nose.

•f 1 ü

M.E.C.A. Arts: SR 270/94: 34 pp plus
bijlagen.

In deze literatuurstudie wordt voorna-
melijk ingegaan op de technische pro-
blemen die verband houden met het
onderzoek op de geschiktheid van
magnetronovens om pathogene micro-
organismen en meer speciaal bacteriën
te doden dan wel in aantal te reduce-
ren.

Er blijken grote verschillen te bestaan
tussen de diverse typen magnetron-
ovens en tussen de afzonderlijke appa-
raten binnen een type, zodat geconclu-
deerd wordt dat elke oven als een
\'individu\' moet worden beschouwd.
De verschillen berusten op onder meer
nuttig geleverd vermogen, nuttige in-
houd, materiaal oven, materiaal draai-
plateau, systeem energieverstrekking
en plaats instroom van de microgol-
ven.

Ook het volume en de samenstelling
van het produkt, dat bereid moet wor-

In Nederland kwamen in de periode
van 11 april tot en met 8 mei 1994 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte ver-
plicht is, voor:

Rotkreupel

Totaal 11 gevallen in 11 gemeenten
groningen 1 geval

Friesland 8 gevallen

Noord-Holland 1 geval
Utrecht 1 geval

Schurft

Totaal 1 geval in Friesland
Pseudo-vogelpest

Totaal 8 gevallen in 1 gemeente in
Gelderland
den hebben invloed op de microbiële
reductie. De aanwezigheid van veel
water, veel vet, de aanwezigheid van
bot en een hogere begintemperatuur
hebben een gunstige invloed; veel zou-
ten, veel eiwit, een lagere begintempe-
ratuur en een grotere massa hebben
een ongunstige werking.

veiligheidsaspecten van het ver-
hitten van voedsel in de huishoud-
magnetron

Alle onderzoekers, die vermeld wor-
den hebben problemen gehad bij het
bepalen van de temperatuur van het
produkt in de oven. De resultaten zijn
onderling moeilijk vergelijkbaar.
De verwachting wordt uitgesproken
dat het in de directe toekomst mogelijk
zal zijn goede en veilige magnetron-
ovens op de markt te brengen en dat de
betrouwbaarheid ervan gegarandeerd
kan worden.

Thans moet geconcludeerd worden dat
geen absolute garantie kan worden ge-
geven met betrekking tot het on-
schadelijk maken van micro-organis-
men en bacteriële toxines.

besmettelijke dierziekten

Vogelpest

Totaal 4 gevallen in
Brabant.

gemeente in

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar dc
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ .^0,-(inclusiefl7i/2 %
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994. De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 17\'/2 %
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 5116Ü6
ten name van dc KNMvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus Jaar-
gang).

-ocr page 439-

Referaten

Bacteriocinen van melkzuurbac-
teriën: natuurlijke conserveer-
middelen?

B. ten Brink. Voedingsmiddelen tech-
nologie 1993; 23 september, nr. 20.

Melkzuurbacteriën worden al vele
eeuwen gebruikt bij de produktie van
voedingsmiddelen en veevoeders.
Melkzuurfermentatie is één van de
oudste manieren om bederfelijke
grondstoffen als melk, vlees en groen-
ten te conserveren. De antagonistische
werking van melkzuurbacteriën tegen
bederforganismen en pathogenen be-
rust voor een groot deel op de pH-da-
ling, die optreedt ten gevolge van
melkzuurproduktie. Daamaast kunnen
bepaalde melkzuurbacteriën bacterio-
cinen vormen.

Volgens de klassieke definitie is een
bacteriocine een eiwitachtige verbin-
ding met bactericide-activiteit tegen
zeer nauw verwante organismen.
Voor Gram-positieve organismen, zo-
als melkzuurbacteriën, geldt echter dat
het inhibitie-spectrum van de ge-
vormde bacteriocinen soms aanmerke-
lijk breder is.

dÄ-üfe-;

Het meest bekende bacteriocine van de
melkzuurbacteriën is nisine.
Het merendeel van de Gram-positieve
bacteriën, waaronder bederfverwek-
kers en pathogenen als Clostridiae,
Stafylococci en Listeriae, is gevoelig
voor nisine.

Gram-negatieve bacteriën, gisten en
schimmels worden niet geremd. Met
name de laatste vijf jaar is het aantal
bekende bacteriocinen sterk toegeno-
men.

Soms worden uitsluitend zeer nauw
verwante stammen geremd, terwijl an-
dere bacteriocinen in staat zijn
Clostridia of Listeria te remmen.
Onderzoek aan bacteriocinen is één
van de vier hoofdaandachtsgebieden
van het Bridge-programina, dat wordt
gecoördineerd door prof J.H. J. Huis in
\'t Veld van TNO-Voeding.
Momenteel worden vijftien verschil-
lende bacteriocinen nader onderzocht.
Behalve nisine zijn er op dit moment
geen bacteriocinen, die al op indus-
triële schaal worden toegepast. Er
wordt wel met diverse bacteriocinen
onderzoek verricht naar de applicatie-
mogelijkheden, waaronder het bestrij-
den van Listeria in vlees- en zuivelpro-
dukten.

voedingsmiddelenhygiëne

Het is vooralsnog onduidelijk waarom
sommige stammen Clostridia en
Listeria wel gevoelig zijn voor een be-
paald bacteriocine, terwijl andere
stammen ongevoelig zijn.
De toepasbaarheid van bacteriocinen
bij de conservering van voedingsmid-
delen kan ook worden verbeterd door
gebruik te maken van combinaties van
bacteriocinen.

Mede gezien de toenemende weer-
stand van de consument tegen voe-
dingsmiddelen waaraan chemische
conserveringsmiddelen zijn toege-
voegd en de toenemende vraag naar
produkten waarin uitsluitend natuur-
lijke additieven zijn verwerkt, is het
wenselijk om voeding op natuuriijke
wijze te verduurzamen. De remmende
werking van bacteriocinen van melk-
zuurbacteriën kan hierbij een belang-
rijke rol spelen. De auteur verwacht in
de toekomst een grote markt voor bac-
teriocinen van melkzuur-bacteriën.

W.J. Bruckwilder

voedings-
middelen
hygiëne

Tijd voor winkelen en koken

M. McHugh, K. Greenan, C. Kerrigan,
S. WightiTian.

Food, shopping and cooking cycles.
British Food Journal 1993; 5: 12-6.

Dit onderzoek naar de invloed van tijd
op winkel- en kookgedrag werd ver-
richt onder 300 vrouwen in drie win-
kelcentra in Noord-Ierland. De wer-
kende vrouwen winkelen het liefst op
hun weg van werk naar huis tussen
18.00 en 21.00 uur.

De meeste werkende vrouwen beste-
den minder dan één uur per dag aan in-
kopen van voedsel. In Schotland heeft
men hieruit zelfs de consequentie ge-
trokken dat de winkels ook op zondag
open zijn. Alle respondenten geven
een groot deel van hun budget uit aan
verse, onbewerkte voedingsmiddelen.
Werkende vrouwen besteden meer
aan tijdsbesparende, gemakkelijke
vers bewerkte en ingeblikte produkten
dan vrouwen die niet werken. De
meeste vrouwen noemen kwaliteit als
de belangrijkste factor die hun aan-
koop bepaalt. Kwaliteit wordt bij zo-
wel werkende als niet-werkende vrou-
wen direct gevolgd door gemak als
koopargument.

De conclusie van deze studie is dat tijd
een sleutelfactor is in kook- en koop-
gedrag. Winkelen is een activiteit die
met een maximum aan efficiency en
een minimum aan tijdverlies moet ge-
beuren.

Omdat kwaliteit en gemak elkaar niet
uitsluiten zijn er voldoende mogelijk-
heden om aan de wensen van de doel-
groep werkende vrouwen tegemoet te
komen.

F. van Rossem

voedings-
middelen
hygiëne

Evaluatie van protamine als con-
serveermiddel

M. Uyttendaele en J. Debevere.
Voedingsmidd. techn. 1993; 23 sept.:
nr20.

Protamine is een natuurlijk antimicro-
bieel eiwit, aanwezig in de spermacel
van vissen. Het gebruik van prota-
mine past binnen de huidige trend van
het gebruik van natuurlijke conser-
veermiddelen als alternatief voor che-
mische conserveermiddelen in le-
vensmiddelen. Protamines zijn
kleine, eenvoudige, sterk basische ei-
witten met antimicrobiële activiteit.
De optimale activiteit wordt bereikt
bij een alkalische pH en een lage zout-
concentratie.

Dc sterk positief geladen molecuul

-ocr page 440-

wijzigt de celwandpermeabiliteit, wat
leidt tot afsterving van de bacterie.
De auteurs onderzochten de mogelijk-
heid van toepassing van protamine bij
wijtingfilet, kipfilet, rundergehakt en
een industrieel bereide kerriesaus, ten
opzichte van
Bacillus cereus en
Listeria monocytogenes rauw en ge-
pasteuriseerd.

In alle rauwe bewaarproeven had toe-
voeging van protamine geen effect. Bij
besmetting na pasteurisatie wordt
L
monocytogenes
niet geremd in kipfilet
en rundergehakt. Bij wijtingfilet had
protamine wel effect na pasteurisatie
vooral bij toevoeging van hoge con-
centraties (5000 ppm). In de kerriesaus
kon 5000 ppm de uitgroei van
L. mo-
nocytogenes
en B. cereus na pasteuri-
satie drie dagen vertragen bij een be-
waartemperatuur van 10°C.
In vitro werden bevredigende resulta-
ten geboekt bij gebruik van protamine
als antibacterieel agens. In Tryptic Soy
Broth is protamine erg reactief tegen
L monocytogenes en B. ceureus. De in
dit onderzoek gebruikte levensmidde-
len zijn echter te complex van samen-
stelling.

Protamine precipiteert met de aanwe-
zige eiwitten. Protamine vertoont al-
leen een snelle en effectieve antimi-
crobiële activiteit, wanneer er geen
andere componenten in competitie tre-
den voor de interactie met protamine.
Het feit dat protamine in de onder-
zochte gevallen niet werkt wijten de
schrijvers enerzijds aan de te hoge ge-
haltes hoogmoleculaire eiwitten die
snel met protamine reageren en ander-
zijds het basische eiwit inactiveren en
anderzijds aan de lagere pH waardoor
de antimicrobiële werking van prota-
mine afneemt.

W.J. Bruckwilder

hond

Behandeling van orale tumoren
bij de hond

F.J.M. Verstraete. Vlaams Dierge-
neesk Tijdschr 1993; 62: 143-50.

In dit overzichtsartikel wordt gesteld,
dat bij klinische beoordeling van ge-
zwellen in de mondholte van de hond
men moet uitgaan van het zoge-
naamde TNM-systeem. Hierbij staat
T voor het bepalen van de grootte van

11 ii
biéAi

homoeopathie

Groepstherapie bij een kudde
geiten

D. Froment. Deutsches Journal fur
Homöopathie 1993; 12(2): 163-6.

Een kudde van zestig geiten verma-
gerde, ondanks de goede eetlust. Ge-
vallen van Caseous Lymfadenitis
speelden weer op. Er was sprake van
dikke neusuitvloeiing en niezen, ter-
wijl de oudere dieren dyspneu ver-
toonden (chronische pneumonie). De
symptomen waren in het voorjaar van
1990 verergerd. De bij onderzoek ge-
constateerde verdikte gewrichten de-
den aan Caprine Arthritis Encefalitis-
infectie denken. De huid was dof en de
melkgift afgenomen. De dieren maak-
ten een levendige indruk.

microbiologie

Erysipelothrix endocarditis bij
een patient nnet een hartklep af-
komstig van het varken

J.H.E. Hayek. Joumal of Infection
1993;27:203-4.

Een 77 jaar oude boer werd in een zie-
kenhuis in Engeland opgenomen met
wat algemene klachten en een infectie
van de luchtwegen. Hij was bekend
als patiënt, die 20 maanden daarvoor
een xenotransplantaat van het varken
als aortaklep had gekregen.

Enige dagen na opname kreeg patiënt
koorts en raakte verward. Uit bloed-
kweken werd een Gram-positief

de tumor en het beoordelen van botin-
vasie, N voor aspect en omvang van de
regionale lymfeklieren en M voor het
beoordelen van metastasen op afstand.
Röntgenologisch onderzoek wordt
aanbevolen om botinfiltratie te kunnen
vaststellen; histo-pathologisch onder-
zoek is noodzakelijk om het gezwel te
classificeren. Ingegaan wordt op de
verschillende typen, zoals melano-
men, plaveicelcarcincinomen, fibro-
en osteosacomen, epuliden, tumoren
van het tandweefsel.
Gezien het feit, dat tumoren in de bek

Bij repertorisatie werden gebruikt:

- Emaciation with appetite, ravenous;

- Lean people;

- Cough exertion;

- Abcess suppurations;

- Milk suppressed;

- Skin filthy;

- Runs about en

- In spring.

Sulphur M werd ingezet, waama veel
abcessen doorbraken, maar de CAE-
symptomen bleven aanhouden.
Vooral na de bronst ontstond er een-
zijdige mammites. Een nieuwe reper-
torisatie leverde lodum op. Een M-po-
tentie gaf na twee dagen een
eerstverergering, waama de kudde
zich volledig herstelde. Het symp-
toom \'vermageren en toch blijven
dooreten\' past het best bij dit middel.

A.G.G. Kok

staafje geïsoleerd, dat werd gedetermi-
neerd als Erysipelotrhix rhusiopathiae.
Door de cardioloog werd een endocar-
ditis van genoemde klep vastgesteld.
Behandeld werd met penicilline en ne-
tilmycine. Hij werd zeven weken na
opname ontslagen met een slecht func-
tionerende aortaklep.
Erysipelothrix rhusiopathiae is een or-
ganisme, dat bekend staat vanwege
zijn voorkeur voor groei in bescha-
digde hartkleppen. In dit speciale ge-
val ging het om een boer, die in zeer
nauw contact met varkens leefde en
daamaast nog een xenotransplantaat
had. De auteurs nemen aan, dat dit var-
kensxenotransplantaat patiënt extra
gevoelig heeft gemaakt voor infectie
met deze bacterie.

J. Goudswaard

snel infiltreren in het botweefsel maar
Iaat metastaseren wordt chimrgisch
ingrijpen aanbevolen waarbij ook aan-
getast botweefsel in maxilla en mandi-
bula moet worden verwijderd. Op de
operatietechnieken wordt uitvoerig in-
gegaan. De resultaten ten aanzien van
functionele en morfologische aspecten
worden geëvalueerd. Ook wordt inge-
gaan op de gemiddelde levensduur van
de operatief behandelde honden (8-12
maanden).

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 441-

gezelschaps-
dieren

Angiostrongylus vasorum infec-
tion in seven dogs

M.W. Pat-teson, C. Gibbs, P.R.
Wotton, M.J. Day. The Veterinary Re-
cord 1993; 23: 565-70.

De metastrongylus angiostrongylus
vasorum kan honden infecteren en
doordringen tot in het hart en de lon-
gen. Overbrenging geschiedt door een
tussengastheer (mollusk) of via naakt-
en huisjesslakken.

In Europa is de infectie tot nu toe vast-
gesteld in Ierland, Denemarken,
Frankrijk, Engeland en nu ook Wales.
De symptomen bestaan voornamelijk
uit dyspneu, tachypneu, hoesten en
gebrek aan uithoudingsvermogen.
Röntgenologisch zijn er gevlekte pa-
renchymateuze Infiltraten in de longen
waar te nemen. Bloedonderzoek levert
geen specifieke uitslagen op. Soms
zijn er larven te vinden in een trachea-
spoeling of in de faeces, hetgeen pa-
thognomonisch is. Postmortaal zijn de
larven waar te nemen in de longarte-
riën en de rechter ventrikel. Thera-
peutisch worden benzimidazoles en
ivermectin aangegeven.

A.G.G. Kok

sonographie bei hund und katze

In het voorwoord, dat voor meer dan
tachtig procent geschreven is door de
tweede auteur, wordt aangegeven
waarom dit boek zich beperkt tot echo-
grafisch onderzoek van het abdomen:
dit is in de praktijk het best uitvoerbaar
met de gebruikelijke echografie-appa-
ratuur.

In het eerste deel worden de fysische
en technische aspecten van het gebruik
van ultra-geluid behandeld, met aan-
dacht voor beeldvorming, technische
wetenswaardigheden over de drie
gangbare typen scanners en onder-
zoektechnieken. Een hoofdstuk over
artefacten bij echografisch onderzoek
sluit dit algemene deel af

In de overige hoofdstukken worden de
diverse organen en/of orgaansystemen
behandeld, waarbij steeds op systema-
tische wijze aangegeven wordt welke
transducer voor het betreffende orgaan
het meest geschikt is: hierbij blijkt de
sectorscanner met een frequentie van 5
mHz de meest universele te zijn en
verdient de linear array de voorkeur
voor onder meer onderzoek van de
blaas, de uterus en de nieren van de
kat.

De positionering van de hond of kat
wordt vermeld met de plaats, waar het
betreffende orgaan het meest optimaal
in beeld te brengen is. Het normale
beeld wordt beschreven en is als af-
beelding zichtbaar. Onder elke afbeel-
ding in dit boek is een schematische
tekening geplaatst, die zeer verhelde-
rend werkt. Per orgaansysteem wor-
den diverse afwijkingen op prettige
wijze besproken en geïllustreerd. Er
staat aan het eind van elk hoofdstuk
een literatuurverwijzing. Na blaas,
prostaat en uterus komen milt, nier en
lever uitgebreid aan de orde met
daama aandacht voor het maagdarm-
kanaal, het omentum en mesentarium
en de hydrops ascites.
Het nut van een artificieel liquo-peri-
toneum wordt besproken, mede op ba-
sis van de dissertatie van de tweede
auteur: een techniek die vergelijkbaar
is met het pneumoabdomen in de ront-
genologic.

Naar aanleiding van onder-
staande uit de praktijk onn-angen
vraagstelling vond de redactie de
heren prof dr. A. Pijpers en prof
dr. J.H.M. Verheijden (Faculteit
Diergeneeskunde) bereid om voor
de lezers een antwoord te jbrmu-
leren.

Aan het echografisch onderzoek van
de inhoud van het scrotum wordt
nogal veel aandacht besteed: er wor-
den meer afbeeldingen getoond dan
van bijvoorbeeld de lever en de dar-
men. Als grensgebied van het abdo-
men wordt aandacht besteed aan de li-
quothorax en het diafragma. Een
hoofdstuk over onderzoek van fistels
en de toepassing van punkties onder
echobegeleiding sluiten dit boek af
Dit boek bevat veel informatie over
zowel het normaalbeeld als tal van re-
gelmatig voorkomende afwijkingen in
het abdomen en kan hiermee voorzien
in de groeiende behoefte aan vooral
het zien van echobeelden, die aanwe-
zig is bij degenen die beschikken over
echografie-apparatuur in de praktijk.

J. W. Garretsen

vaccinatieschema ten aanzien van
parvo

VRAAG

Welk vaccinatieschema ten aanzien
van parvo, raadt u aan op een varkens-
vermeerderingsbedrijf.^ (Hoe vaak, al-
leen gelten of ook oudere zeugen,
soort vaccin?)

ANTWOORD

Parvo-virus infecteert het varken langs
oronasale weg, vermenigvuldigt zich
en verspreidt zich binnen het varken
via een kortstondige viremie.
Ongeveer 10 tot 14 dagen na de infec-
tie passeert het virus de placenta en in-
fecteert de foeten. Wanneer deze in-

-ocr page 442-

fectie plaats vindt vóór dag 70 van de
dracht, dan treedt sterfte op gevólgd
door resorptie of mummificatie.
Wanneer sprake is van een foetale in-
fectie later in de dracht dan worden
door de foeten antilichamen gevormd
en overleven ze de infectie. Vaak wor-
den slechts één of enkele foeten trans-
placentaal geïnfecteerd, waarna intra-
uterien verspreiding optreedt. Aan-
genomen wordt dat een zeug na het
doormaken van een infectie levens-
lang immuun is. Een vaccin tegen par-
vovirus beoogt te voorkomen dat in de
eerste helft van de dracht transplacen-
tale transmissie van het virus optreedt.
De meeste vaccins blijken zowel onder
experimentele condities als in het veld
het beoogde effect te sorteren. De
gangbare vaccins kunnen bij de zeug
geringe entreacties veroorzaken, maar
ze zijn veilig voor de foeten. Op dit
moment zijn alleen geïnactiveerde
vaccins, met aluminium-hydroxide of
olie-achtige bestanddelen als adju-
vans, beschikbaar. Behalve het enkel-
voudige vaccin is het parvovirus vac-
cin ook in combinatie met Aujeszky-
of vlekziekte-vaccin verkrijgbaar.
Op de Nederlandse bedrijven zal een
aanzienlijk deel van de gelten lage ti-
ters vertonen of seronegatief zijn.
Vaccinatie van gelten lijkt dan ook
economisch verantwoord. Vanwege
de soms lang aanhoudende matemale
immuniteit is het raadzaam dieren niet
vóór een leeftijd van zes maanden te
vaccineren; om dezelfde reden beveelt
een aantal producenten bovendien een
tweevoudige vaccinatie aan. Voorts
moet de vaccinatie zijn afgerond voor
het dekken c.q. insemineren.
De gangbare vaccins induceren in het
algemeen slechts een geringe titerstij-
ging. Op veel bedrijven blijken oudere
worps-zeugen echter hoge antili-
chaamtiters te vertonen. Aangenomen
wordt dat deze dieren na de vaccinatie
contact hebben gehad met veldvirus
en door deze \'boostering\' voor de rest
van hun leven beschermd zullen zijn.
Of op bepaald bedrijf al dan niet moet
worden overgegaan tot het vaccineren
van oudere worps-zeugen zal dan ook
afhangen van de serologische status
van deze groep dieren. Op grond van
de gegevens van een representatieve
steekproef uit de verschillende paritei-
ten kan per bedrijf de optimale vacci-
natiestrategie worden bepaald.

veehouder en dierenarts nu ook
in vlaanderen een succes

blad. Maar het duurt wellicht niet lang of
zij nemen ook abonnementen af voor
hun vaste klanten. Veehouder en
Dierenarts wordt immers voor de vee-
houder geschreven.

De juli-aflevering van Veehouder en
Dierenarts bevat de volgende artikelen:
Belangstelling voor struisvogels neemt
toe.
door F.J.H. van Middelkoop. In
Nederiand komt de struisvogelhouderij
van de grond. De toekomstverwachting
is echter dat deze bedrijfstak niet om-
vangrijk zal worden. De auteur geeft een
overzicht van de verschillende aspecten
van het houden van struisvogels op com-
merciële basis.

Strategisch vaccineren van rundvee.
door drs. C.H.L. Klaassen. Waarom vac-
cineren we in Nederiand niet meer tegen
mond- en klauwzeer en juist wel tegen
IBR? Dit hangt af van de aard van de
ziekten, de verspreiding ervan en van de
mogelijkheid om goede vaccins te pro-
duceren. De auteur geeft aan, welke
overwegingen van belang zijn bij de be-
slissing \'wel of niet vaccineren\'.
Snel behandelen tweelingdracht gebo-
den.
door drs. D.L. Willink. Een twee-
lingdracht leidt slechts zelden tot twee
gezonde veulens. De praktijk leert dat
snel ingrijpen noodzakelijk is om de
dracht van tenminste één veulen veilig te
stellen. Echografisch onderzoek is es-
sentieel bij het herkennen en behandelen
van tweelingdracht.

Vruchtbaarheid hangt samen met rant-
soen,
door ing. T. Cox. Elk jaar bij elke
koe een gezond kalf lijkt niet haalbaar.

Q Veehouders Dierenarts

De grootscheepse promotie-actie \'Vee-
houder en Dierenarts verovert de Belgi-
sche markt\' lijkt succes te hebben.
Belgische dierenartsen sloten zo\'n twee-
honderdvijftig abonnementen af, nadat
twee afleveringen van Veehouder en
Dierenarts in hun brievenbus gevallen
waren. Speciaal voor dit doel verscheen
ook een artikel van een Belgische auteur
in het april-nummer: diarree bij jonge
kalveren; geen hopeloos geval, door dr.
E. Vanopdenbosch. Veel Belgische col-
legae wilden Veehouder en Dierenarts
eens proberen en abonneerden alleen
zichzelf op dit populaire vooriichtings-

terwijl op de bedrijfsvoering niets aan te
merken is. Denk dan eens aan de voe-
ding. Vooral het rantsoen in de droog-
stand kan grote invloed hebben op de
ontwikkeling van de eicellen.
Rose kalfsvlees nieuwe trend in vlees-
produktie,
door ir. B.K. Vreeburg. De
prijzen voor rood kalfsvlees zijn slecht.
Produktie van wit vlees gaat echter ge-
paard met relatief hoge kosten.
Overstappen op rose kalfsvlees is voor
diverse stierenmesters interessant geble-
ken. Wat is rose kalfsvlees en wat maakt
deze markt interessant?
Vloer kraamhok van grote invloed op
uit\\\'al biggen,
door mevrouw ing. A.
Hoofs. Uit jarenlang onderzoek van het
Varkensproeftjedrijf te Sterksel is geble-
ken dat de inrichting van het kraamhok
van grote invloed is op de uitval van big-
gen. Vooral het type vloer speelt een rol.
Dit artikel geeft resultaten van het verge-
lijkend onderzoek tussen een kunststof-
roostervloer en een metaal-roostervloer.
Ook de invloed van andere kraamhokin-
ventaris komt aan de orde.
Schijndracht mogelijk hij vijfde van de
geitenstapel,
door drs. J.W. Hesselink.
Schijndracht komt veel voor bij melk-
geiten; soms wel bij 20% van de geiten-
stapel. Er zijn aanwijzingen voor een er-
felijke aanleg. De behandeling bestaat
uit een tweemalige toediening van
Pro-
staglandines. met een tussentijd van
twee weken.

Veterinaire bedrij fsadviezen: klaarma-
ken exportvaarzen, voeding in de droog-
stand, waterbehoefte zeugen, bijvoede-
ring veulens en extra zorg bij spenen,
schapen scheren en groei prob lemen bij
lammeren.

-ocr page 443-

U houdt van dieren,

Ons verhaal: Aesculaap heeft een bijzonder roerige lijd
achter de rug. In die periode hebben we keihard
gewerkt aan de toekomst. Door een actief overname-
beleid hebben we de afgelopen twee jaar nationale en inter-
nationale schaalvergroting gerealiseerd. Zo konden we het
registreren en produceren van diergeneesmiddelen eco-
nomisch maken en de rechten verwerven voor een pakket
geregistreerde diergeneesmiddelen.

Misschien lieten we de afgelopen periode soms een steekje
vallen, maar we legden de basis voor de toekomst.

Of wilt u fabeltjes horen 7 Aesculaap heeft de afgelopen
twee jaar de markt afgestruind op zoek naar kandidaten
voor overname. Het bedrijf kocht alles wat los en vast zat
in een blinde poging de grootste te worden. Deze expansie-
drift en deze grootheidswaan maken dat het bedrijf inmid-
dels op een gegarandeerd faillissement afstevent.

Ons verhaal: Dat onze buitendienstmedewerkers slechts

twee keer per week bestellingen af kwamen leveren, gekop-
peld aan ecn systeem van hoge orderkosten, was een misser van
onze kant. U vroeg terecht weer om de mogelijkheid om orders
boven de ƒ150,- zonder orderkosten direct bezorgd te
krijgen. Daar hebben we naar geluisterd en we zijn op onze
schreden teruggekeerd.

Of wilt U fabeltjes horen ? In feite gebruikte Aesculaap de buiten-
dienstmedewerkers als chique chauffeurs. Daarbij houdt
het bedrijf geen rekening met de kleine orders die
je vanuit een kleine éénmanshuisdieren-
praktijk nu eenmaal plaatst.

Ons verhaal: We waren erg enthou-
siast over het beleggingssysteem dat we
introduceerden. We waren er van overtuigd
dat hierin aanmerkelijke voordelen voor u
zaten. In ons enthousiasme is dit beleggings-
systeem zo voortvarend gemtroduceerd, dal dil
gepaard ging met veel onduidelijkheden. Die onduide-
lijkheden maakten dat wij uiteindelijk helaas af

-ocr page 444-

laar niet van fabeltjes

hebben moeten zien van verder gebruik van dit financiële sys-
teem. We keerden terug naar de oude voorwaarden.

Of wilt U fabeltjes horen 7 Aesculaap gebruikt die verre omweg over
Jersey en Curagao alleen om uw kortingen uiteindelijk in hun
eigen portemonnaie te laten verdwijnen.

Dit als typisch voorbeeld van hun korte termijnpolitiek die erop
gericht is snel investeringen terug te verdienen om er dan met de
vette buit vandoor te gaan.

On.S verhaal: We moeten steeds efficiënter werken. Niet alleen de
nieuwe EEG-richtlijnen ten aanzien van registraties nopen ons
daartoe, ook nieuwe stringente milieu-eisen en de GMP- en GLP-
normen maken dal we onze organisatie efficiënt in moeten
richten. Maar hoe de integratie van diverse bedrijfson-
derdelen in dat licht ook uit mag vallen; afspraken
komen we na.

• labeltjes
. krant-.-\'

V

Of wilt u fabeltjes horen ? Bij Aesculaap is
men druk doende met allerlei duistere con-
structies die maar één duidelijk doel
hebben: u de verdiende kortingen door
de neus le boren.

Ons verhaal: Feiten, die ons het vertrouwen
geven voor de toekomst. Aesculaap als uw
partner voor diergeneesmiddelen. Alle onderdelen
van de Aesculaap Groep staan klaar voor de toekomst. Met
eigen produktie, maar ook als commercieel kanaal met een groot-
handelsfunclie, een eigen label, veterinaire instrumenten, Hill\'s en
de exclusieve distributie van kwaliteitsprodukten van derden.
Als leverancier van diergeneesmiddelen kunnen we dat nog maar
op één manier krachtiger stellen: Aesculaap belooft beterschap.

Aesculaap bv

Belooft beterschap

MIJLSTRAAT 35 - 5281 Lj BOXTEL-TEL. 04116-75915

-ocr page 445-

i^itfirii.
1111 fTT^

ma

In het verleden heeft de Commissie
voor Advies voor de Beroepsuitoefe-
ning van de Vrouwelijke Dierenarts
(VDA) het initiatief genomen voor
deze vorm van nascholing. De Com-
missie heeft er bij het Hoofdbestuur
voor gepleit deze activiteit financieel
en organisatorisch te ondersteunen.
Het Hoofdbestuur heeft positief gerea-
geerd op dit verzoek en zodoende wor-
den de bijeenkomsten sinds 1992 door
het bureau van de KNMvD georgani-
seerd. In de maanden september en ok-
tober 1994 zal derhalve weereen reeks
bijeenkomsten plaatsvinden. Op het
programma staan een inleiding door
dr. L.J.E. Rutgers, \'Omgaan met eu-
thanasie bij gezelschapsdieren\' en een
inleiding door mevrouw drs. M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess, \'Recente
wijzigingen in de sociale wetgeving\'.
Bart Rutgers, dierenarts-ethicus, werk-
zaam als universitair docent bij de
werkgroep Diergeneeskunde & Sa-
menleving aan de Faculteit Dierge-
neeskunde, zal nader ingaan op het eu-
thanasievraagstuk in de gezelschaps-
dierenpraktijk. Uit diverse enquêtes is
gebleken dat veel dierenartsen worste-
len met de vraag in welke gevallen eu-
thanasie bij gezelschapsdieren ge-
rechtvaardigd kan worden. Bij het
zoeken naar antwoorden op deze vraag
kunnen ethische afwegingsmodellen
een goed hulpmiddel zijn. Aan de hand
van concrete praktijkvoorbeelden zal
worden ingegaan op de mogelijkheden
en beperkingen van dergelijke afwe-
gingsmodellen.

In de inleiding over de sociale wetge-
ving door Marij van Oostrum-
Schuurman Hess, werkzaam als staf-
medewerker bij de KNMvD, komen
vooral de gevolgen van de veranderin-
gen voor werkgever en werknemer aan
de orde. Bijvoorbeeld de vraag of de
werkgever een zieke werknemer direct
moet melden bij de bedrijfsvereniging
of dat hij/zij het nog even kan aanzien
(en zodoende het aantal ziekmeldin-
gen laag kan houden!). Krijgt een
zieke werknemer nu nog maar 70%
van zijn of haar salaris of is dc werkge-
ver verplicht dit aan te vullen tot
100%? Wat is er veranderd in de
Werkloosheidswet? Wie krijgen te
maken met de Arbowet en wanneer

kadervorming voor vrouwelijke
dierenartsen

Ook in 1994 wordt door het bureau van de KNIMvD de Kadervorming voor de
vrouwelijke dierenartsen georganiseerd: regionale en kleinschalige nascho-
lingsbijeenkomsten voor vrouwelijke dierenartsen. Behalve twee lezingen,
één op veterinair gebied en één meer algemeen-maatschappelijk van aard,
zijn de informele contacten tussen de vrouwelijke dierenartsen - de netwerk-
functie - bij deze bijeenkomsten van belang.

moet je aangesloten zijn bij een
Arbodienst? Uiteraard is er ruime ge-
legenheid tot het stellen van. vragen
over deze onderwerpen.
De bijeenkomsten worden van 13.30
tot 17.30 gehouden:
op zaterdagmiddag
17 september
1994
ten kantore van de KNMvD te
Utrecht;

op zaterdagmiddag 24 september
1994
in hotel Days Inn te Best;
op zaterdagmiddag 15 oktober 1994
in restaurant \'De Toerist\' te Zwolle.
De ko.sten voor deze bijeenkomsten
bedragen ƒ 35,— voor leden van de
KNMvD en ƒ 65,— voor niet-leden.
Alle vrouwelijke dierenartsen ontvan-
gen in augustus
1994 een uitnodiging
voor deze bijeenkomsten.
Wilt u :ich nu al aanmelden, hel dan
naar het bureau van de KNMvD. tel.
030 -5101II (mevr. Zouterih).

De Commissie voor Advies voor de
Beroepsuitoefening van de
Vrouwelijke Dierenarts (VDA) onder-
zoekt welke alternatieven mogelijk
zijn bij het associëren in de praktijk.
Men kan hierbij bijvoorbeeld denken
aan parttime-associaties en aangepaste
winstverdeling tussen associés. De
Commissie heeft daartoe een werk-
groep ingesteld en nodigt belangstel-
lende mannen en vrouwen uit in de
werkgroep plaats te nemen. Beschikt u
al over een \'alternatief associatiecon-
tract, dan zou de Commissie het zeer
op prijs stellen een afschrift (uiteraard
met weglating van persoonlijke gege-
vens) van uw contract te mogen ont-
vangen.

U kunt contact opnemen met de
Commissie VDA: mevrouw E.J.M.
Auwerda (tel. 070-3623089), mevr. S.
Rijnboutt (tel. 01882-1532), of met het
bureau van de KNMvD, mevr. M.C.
van Oostrum-Schuurman Hess (tel.
030-510111).

werkgroep alternatieve
associatievormen

-ocr page 446-

De bedoeling is de partners van deel-
nemers aan de themamiddag op vrij-
dagmiddag uit drie heel verschillende

bestemmingen te laten kiezen:

1. Met de bus naar Eemewoude, waar
men aan boord gaat van een rond-
vaartboot voor tocht door het
unieke natuurgebied \'De Alde
Feanen\'. Er gaat een deskundige
mee van \'It Fryske Gea\', die van al-
les zal vertellen over verleden, he-
den en vooral over de toekomst van
dit \'wetland\' van intemationale al-
lure. Men richt zich in plaats van
behoud nu meer op herinrichting
van het gebied om verloren gegane
vegetatie en fauna, zoals de otter, te
terug te krijgen.

2. Met de bus naar Veenklooster in
het Noordoosten van Friesland,
waar men een rondleiding krijgt
door \'Fogelsangh State\'. Het ter-
rein van het voormalige Premon-
stratenser klooster werd in 1639 ei-
gendom van Dirck Fogelsangh, die
er een buiten stichtte.

Twee eeuwen later liet de toenma-
lige eigenaar door tuinarchitect
Roodbaard een bostuin aanleggen
in de Engelse landschapstijl met
bijzonderheden, zoals een herten-
kamp, een hermitage, een ijskelder
en een drie-armige brug.
\'Fogelsangh State\' geeft een prach-
tige indruk van de sfeer van een
Friese buitenplaats te midden van
park en bos.

3. Met de bus naar Het Fries Scheep-
vaart Museum te Sneek. In het mu-
seum krijgt men een beeld van alle
aspecten van de Friese scheeps-
bouw en van de scheepvaart, zowel
die op zee als die op de binnenwa-
teren. Schilderijen, honderden
scheepsmodellen, zeilprijzen. ins-
tmmenten, gereedschappen en cu-
riosa roepen herinneringen op aan
de Friese Admiraliteit, de grote
zeevaart, de 18\'\'^ en eeuwse
kustvaart, de beurt- en vrachtvaart
en de visserij. Aan het museum is
de Sneker Oudheidkamer verbon-
den, met stijlkamers en een zilver-
zaal, met één van de rijkste collec-
ties op het gebied van Fries zilver.

Partnerprogramma op de zaterdag-
morgen van 10.00-12.00 uur.
In Drachten zeifis \'Het Fries Paarden
Centrum\' gevestigd. Een logische ge-
dachte was een bezoek aan dit cen-
trum, opgericht in 1991 om de veel-
zijdige en opmerkelijke eigenschap-
pen van het Friese paard zichtbaar te
maken.

Wat nu precies de werkzaamheden
zijn van het centrum wordt in een
korte introductie met dia\'s, een rond-
leiding en misschien een demonstra-
tie verduidelijkt.

Een tipje van de sluier: een ritje met
dc paardentram is één van de activi-
teiten.

partnerprogramma jaarcon-
gres 1994 diergeneeskunde na
2002

Hier volgt wederom een bericht uit Friesland over het Jaarcongres van
de KNMvD te houden op 29 en 30 september en 1 oktober 1994 te
Drachten, met als thema \'Diergeneeskunde na 2002\\
Deze keer informatie over het partnerprogramma op de vrijdagmiddag
van 14.00 tot 16.00 uur en op de zaterdagmorgen van 10.00 tot 12.00 uur.

Het spreekt voor zich dat een verken-
ning van Drachten en de mooie, bos-
rijke omgeving van Beetsterzwaag
met vele buitenhuizen ook tot de mo-
gelijkheden behoort op deze zater-
dagmorgen. In dat geval hoeft men
zich dus niet op voor het programma
naar het Fries Paarden Centrum.
De Congrescommissie hoopt dat zij
de deelnemers met dit zorgvuldig uit-
gekozen programma kan laten genie-
ten van een karakteristiek stukje
Friesland ongeacht de keuze die men
maakt.

Oantsjen yn Fryslan!

voetbal tijdens sportdag 1994

Op donderdag 29 september vindt weer de \'veterinaire\' Sportdag plaats
en wel in Drachten. Friesland, misschien wel de bakermat van het \'vete-
rinaire voetbal\'. Het Friese voetbalteam was jarenlang toonaangevend
binnen \'veterinair voetballend Holland\'.

De laatste jaren is door de vergrijzing het niveau gedaald, maar de inzet is het-
zelfde gebleven en dat zullen ze ongetwijfeld dit jaar weer willen laten zien.
Helaas is het Abe Lenstra Stadion nog niet voltooid, anders zou daar de finale
plaatsvinden. De velden worden dit jaar zeker goedgekeurd en de grote tent
naast de velden zal ongetwijfeld de stemming verhogen.

De bekende deelnemers van vorige jaren (Noord-Brabant moet de titel verde-
digen) zullen ongetwijfeld weer aanwezig zijn, maar ook nieuwe gezichten
zijn van harte welkom. U kunt zich bij de KNMvD opgeven via het opgave-
formulier dat u in juli krijgt toegezonden bij de uitnodigingsbrief voor het
Jaarcongres of telefonisch bij ondergetekende.

J. Hagendijk

-ocr page 447-

LEZER TEVREDEN OVER TIJDSCHRIFT, MAAR,

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft de afgelopen 2V2 jaar ingrij-
pende veranderingen ondergaan, ingezet met een wijziging van het formaat,
destijds een zware bevalling. Eén van de argumenten om over te gaan van een
A5- naar een A4-formaat was de mogelijkheid om lay-out-technisch meer
armslag te hebben. Van deze armslag is de afgelopen tijd ruimschoots gebruik
gemaakt.

heeft het tijdschrift een naslagfunctie.

De leesfrequentie verschilt per ru-
briek. Zowel in positieve als in nega-
tieve zin vallen enkele rubrieken op.
Goed scoren \'Wat is uw diagnose?
(87%), Voor de praktijk (85%), Vraag
en Antwoord (84%), Klinische lessen

Dat was dan direct de volgende ingrij-
pende verandering. Het Tijdschrift
heeft nadmkkelijk een ander aanzicht
gekregen, waarbij de nadruk is gelegd
op een meer duidelijke mbricering.
Daarvoor zijn logo\'s geïntroduceerd:
ze duiden het begin van een rubriek
aan, maar benadrukken ook met be-
hulp van een beeldmerk om welke ru-
briek het gaat. Bovendien zorgen deze
logo\'s of beeldmerken voor een zekere
speelsheid. In deze filosofie passen
ook het vaker afdrukken van foto\'s en
illustraties, die de visuele aantrek-
kingskracht van het tijdschrift moesten
vergroten, evenals het frequenter ge-
bruik van rasters, kaders en andere let-
tertypes.

Ook inhoudelijk is het tijdschrift ver-
anderd. Er zijn enkele rubrieken bijge-
komen, zoals Veterinair Verleden,
Wat is uw Diagnose, Veterinair
Tuchtrecht, Editorial en Fiscaal-
Actueel. Bovendien heeft de \'human
interest\' in actieve zin haar intrede ge-
daan: regelmatig verschijnen er inter-
views met soms kleurrijke personen
uit de veterinaire wereld. Verder is er
veel aandacht voor actualiteit. Zo
wordt regelmatig verslag gedaan van
belangrijke bijeenkomsten, worden
meningen opgetekend en interviews
afgenomen met personen, die met een
veterinaire relevantie actuele zaken
aan de orde stellen. Kortom, actieve
nieuwsgaring.

MENING LEZER

De Hoofdredactie beschouwde dit
pakket aan veranderingen als een
goede reden om de mening van de le-
zer hierover te peilen en heeft daartoe
een enquêtecommissie ingesteld, die
moest onderzoeken of een enquête on-
der de doelgroep van het tijdschrift
zinvol en haalbaar was. Dit bleek in-
derdaad het geval te zijn en samen met
bureau Intomart werd de enquête in-
houdelijk voorbereid en uiteindelijk
door het onderhavige bureau, die op
het gebied van peilingen en enquêtes
een uitstekende naam heeft, uitge-
voerd.

Intomart heeft hiertoe 477 dierenart-
sen (praktici en niet-praktici) bena-
derd, waarvan er uiteindelijk 302 de te-
lefonische vragenlijst van Intomart
beantwoordden. \'Geen gehoor\', wei-
gering, onbereikbaarheid en onjuist te-
lefoonnummer vormden de belang-
rijkste redenen voor de oneigenlijke en
eigenlijke non-respons.
De enquête was gesplitst in het meten
van twee doelstellingen.
Enerzijds de kwantiteit (onder meer
totaalbereik, leesfrequentie, -intensi-
teit en -duur en houding ten opzichte
van advertenties) en anderzijds de
kwaliteit (sterke en zwakke punten,
nut van de informatie, imago van het
tijdschrift, binding, houding ten op-
zichte van recente veranderingen en de
tevredenheid over kwaliteit en kwanti-
teit).

TQTAALBEREIK

Het totaalbereik van het tijdschrift, zo
blijkt uit de enquête, is honderd pro-
cent. Slechts één ondervraagde gaf aan
het tijdschrift nooit te hebben gelezen
(wie zou dat zijn?). Het gemiddelde
bereik ligt ook hoog en wel op 85 pro-
cent, waarbij geen significant verschil
in uitkomst bestaat per leeftijd of prak-
tizerend en niet-praktizerend. Van de
laatste zes nummers worden er gemid-
deld 5,6 gelezen en ruim tachtig pro-
cent van de ondervraagden leest alle
nummers. Van elk nummer wordt ge-
middeld de helft gelezen en men be-
steedt hieraan 54 minuten.
De secundaire lezerskring (ofwel de
meelezers) bestaat uit personen binnen
het vakgebied/werkterrein (49%), per-
sonen buiten het vakgebied/werkter-
rein (5%), partner en/of kinderen thuis
(54%) en anderen (1%).

BINDING

Uit deze gegevens blijkt dat de binding
met het tijdschrift groot is en dat wordt
ondersteund door het gegeven dat
bijna tachtig procent het tijdschrift ook
daadwerkelijk bewaart. Voor 68%

1 JUNI 1994
OefL 119. AI UA/ERING 1 1\'
tSSNi.040 7453

Tijdsc

voor

Dierg

-ocr page 448-

(83%), KNMvD-nieuws (73%),
Ingezonden brieven (72%) en
Personalia (71%). Minder gelezen
worden de rubrieken Editorial (35%),
Fiscaal-Actueel (43%), Veterinair
Verleden (43%), Voorjaarsdagen
(45%) en Cursussen en Congressen
(49%). Hierbij dient te worden opge-
merkt dat ten tijde van de enquête de
Editorial slechts éénmaal was ge-
plaatst en Veterinair Vededen slechts
tweemaal. Alle overige rubrieken va-

îift

eeskunde

riëren in leesfrequentie tussen de vijf-
tig en zeventig procent.
Opvallend is dat er een verschil bestaat
in leesfrequentie tussen de prakticus
en de niet-prakticus. Voor sommige
rubrieken is dat logisch (met name
voor de praktisch-gerichte rubrieken),
maar voor andere rubrieken ligt dat
minder voor de hand. Enkele voorbeel-
den (de percentages tussen haakjes
duiden respectievelijk de prakticus en
de niet-prakticus aan): Personalia
(63% - 84%), Veterinair tuchtrecht
(73% - 64%), Overzichtsartikelen
(69% - 57%), Boekbesprekingen (63%

- 50%), PAO-Diergeneeskunde (65% -
45%), Cursussen en Congressen (59%

- 33%), Veterinair Verieden (35% -
55%) en Fiscaal-Actueel (51 % - 30%).

ADVERTENTIES GOED BEKEKEN
De advertenties in het Tijdschrift wor-
den gemiddeld door driekwart van de
lezers bekeken, waarbij de prakticus
hoger scoort dan de niet-prakticus (re-
spectievelijk 61 en 83%). Dierenartsen
van vijftig jaar en ouder bekijken de
advertenties het minst frequent. Een
oorzaak hiervan kan zijn dat een deel
van deze groep niet meer werkzaam is.
Men leest de advertenties vooral uit in-
teresse en om op de hoogte te blijven
van nieuwe produkten.

STERKE EN ZWAKKE PUNTEN
De ondervraagden hebben ook hun
mening gegeven over de sterke en
zwakke punten van het tijdschrift. Als
sterke punten kwamen naar voren de
actualiteit/op de hoogte blijven, over-
zichtelijkheid, goede lay-out en prak-
tijkgericht.

Die praktijkgerichtheid is ook ge-
noemd bij de zwakke punten, hetgeen
onder meer verklaard kan worden
doordat de prakticus het tijdschrift an-
ders beoordeelt dan de niet-prakticus.
Als ander zwak punt van het tijdschrift
kwam naar voren dat de gezelschaps-
dieren onderbelicht worden in tegen-
stelling tot de landbouwhuisdieren.
Hiermee geven de gezelschapsdieren-
praktici een duidelijk signaal af
Opvallend detail is dat 44 procent van
de ondervraagden geen zwakke punten
weet te noemen.

Verder is men gemiddeld erg te spre-
ken over het lettertype, de lengte van
de artikelen, de lay-out en de leesbaar-
heid. Minder te spreken is men over de
ervaring dat artikelen buiten het vak-
gebied niet toegankelijk worden ge-
maakt en dat informatie niet vaak van
toepassing is op het werk.

Uit de enquête kwam tevens naar vo-
ren dat zo\'n acht van de tien lezers het
tijdschrift (heel erg) zou missen als het
niet meer zou verschijnen.

NIET ONOPGEMERKT
De veranderingen die de afgelopen
twee jaar zijn doorgevoerd, zijn niet
onopgemerkt gebleven. De uiterlijke
verandering, verandering van vormge-
ving, wordt door driekwart van de le-
zers als een verbetering beschouwd.
De meer journalistieke inbreng en de
actuelere infonnatie worden door
meer dan vijftig procent als een voor-
uitgang ervaren. Hierbij dient te wor-
den opgemerkt dat drie van de tien le-
zers die laatste verandering niet is
opgevallen. Dat kan worden verklaard
doordat deze veranderingen geleide-
lijk zijn doorgevoerd en recent van
aard zijn. Bovendien vallen visuele
veranderingen per definitie eerder op
dan inhoudelijke.

De uitslag van de enquête stemt de
Hoofdredactie enerzijds tot tevreden-
heid, juist omdat de weg die 2\'/2 jaar
geleden is ingeslagen door de lezers
gewaardeerd wordt. Anderzijds heb-
ben de ondervraagden duidelijk ge-
maakt dat het Tijdschrift hier-en-daar
verbeterd kan worden. De roep om met
name praktisch-gerichte artikelen is
hoorbaar. Artikelen in het wetenschap-
gedeelte zijn vaak te specialistisch
voor de praktici, terwijl wetenschap-
pers de artikelen niet actueel genoeg
vinden. De Hoofdredactie is momen-
teel druk doende om aan de wens van
de prakticus tegemoet te komen en
zoekt naar wegen om haar plannen in
dit kader te effectueren.

BANDEN TVD

\\anaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor hel Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 17\'/2 %
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van J988 en 1991 tot
en met 1994, De banden 1988 cn 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 17\'/2 %
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 511606
ten name van de KNMvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus jaar-
gang).

-ocr page 449-

.11. « ^

mm

Voor rijksambtenaren zijn de finan-
ciële gevolgen als volgt:
in de \'oude\' situatie ontving de rijks-
ambtenaar bij langdurige arbeidsonge-
schiktheid (langer dan 52 weken) een
uitkering van
76% van het laatst geno-
ten salaris. In de \'nieuwe\' situatie zal
deze uitkering
65% bedragen. Met de
Minister van Binnenlandse Zaken is
overleg gevoerd om dit \'WAO-gat\'
voor rijksambtenaren te repareren.
De reparatie zal via een aanvullende
Invaliditeits Pensioen (IP) plaatsvin-
den. Met de Minister is afgesproken
dat de rijksambtenaar via een collec-
tieve verzekering bij de pensioenver-
zekeraar van de rijksambtenaren, het
ABP, het \'WAO-gat\' kan repareren tot
70% van het laatst genoten salaris.
Hiervoor zal een (lage) premie moeten
worden betaald. Dc hoogte van de pre-
mie is 0,25% op jaarbasis. De neven-
staande cijfervoorbeelden spreken
voor zich:

Daarnaast kunnen rijksambtenaren bij
de verzekeringsmaatschappij OH RA
een individuele aanvullende verzeke-
ring sluiten, de zogenaamde \'arbeids-
ongeschiktheidsverzekering exedent\'.
Met deze verzekering is het mogelijk
het \'WAO-gat\' nog verder te repareren
dan de hierboven beschreven 70%;
men heeft daarbij de keuze uit repara-
tie tot
76% of tot 80% van het laatst
genoten salaris. Wanneer men gebruik
wenst te maken van deze mogelijk-
heid, kan men contact opnemen met de
OHRA; voor het afsluiten van de ver-
zekering moet men een gezondheids-
verklaring invullen. Wanneer de ge-
zondheidsverklaring daartoe aanlei-
ding geeft, zal de OHRA een keuring
kunnen verlangen. Leden van de
KNMvD, die door middel van hun lid-
maatschap zijn doorverbonden bij de
vakcentrale CMHF, kunnen refereren
aan contractnummer 797 bij de
OHRA.

De hierboven beschreven reparatie
van het \'WAO-gat\' van 65% tot 70%
is in 1994 verplicht voor alle rijksamb-
tenaren. Vanaf 1 januari 1995 kunnen
de rijksambtenaren kiezen of zij van
deze \'reparatie-mogelijkheid\' gebruik
wensen te maken.

Als men zich niet wil verzekeren, be-
taalt men uiteraard niet de 0,25% pre-
mie. De keuzemogelijkheid hangt
nauw samen met de privatisering van
het ABP (het wetsvoorstel Financiële
voorzieningen privatisering ABP).

reparatie wao-gat\' voor
_
rijksambtenaren_

In verband met de Wet Terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheids-
regelingen (TBA) die per 1 augustus 1993 van kracht is geworden, is de Wet
op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering ingrijpend veranderd.

Bruto jaarinkomen

Netto premiebedrag per jaar \'

ƒ 30.000,-

/ 3,-

ƒ 50.000,-

ƒ32,-

ƒ 70.000,-

ƒ50,-

ƒ 90.000,-

ƒ77,-

ƒ 125.000,-

ƒ97,-

Gebaseerd (jp premies IV93

Als iemand in staat is, iets of iemand
op de juiste wijze te waarderen, zal hij
ook overeenkomstig hiermee handelen
(het is frappant de diverse betekenis-
sen van het woord handelen hierbij te
betrekken). Een stelling van mij luidt:
als we de waarde van iets of iemand
(h)erkennen en er dienovereenkomstig
mee omgaan, zal dit in alle opzichten
goed en verrijkend blijken te zijn.
Door met dieren om te gaan alsof het
louter dingen zijn, ze uitsluitend als
een instrumentele waarde te hanteren,
doen we niet alleen dat dier tekort
maar ook onszelf en daarmee onze
maatschappij. Veel van het goede en
belevenswaardige gaat dan aan ons
voorbij.

Bij de ontwikkelingen in de intensieve
veehouderij is mijns inziens gebleken
dat een eenzijdige benadering van
huisdieren als economische objecten
niet alleen tot nadeel voor de be-
treffende dieren voert, maar ook eco-
nomische schade oproept.

Bijvoorbeeld: de huisvesting gericht
op vooral arbeidsverlichting en het
kunnen houden van veel dieren in een
beperkte ruimte (korte-termijnecono-
mie) heeft milieuproblemen opgeroe-
pen, terwijl in vele opzichten ziekteri-
sico\'s zijn toegenomen (Frankenhuis
M.T., Nabuurs M.J.A. en Bool P.H.
Veterinaire zorg(en) en intensieve
veehouderij. Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1989; 114 (24)
1237-49)

Hoe is de plaats van de gezelschaps-
dieren in onze huidige maatschappij?
Gunnen wij hun het eigen gedrag in-
clusief blaffen en krabben op zijn tijd,
of moeten de dieren aan ons meubilair
worden aangepast? Bij ziekte of ver-
ouderen van onze dieren met alle on-
gemakken van dien, blijft men dan
consequent aan de eerdere keuze voor
de aanschaf van dat huisdier?
Laten wij bij het beoordelen van de
kwaliteit van het voedsel van dierlijke
oorsprong ook werkelijk het houderij-
systeem meetellen?
Het blijven zoeken naar wegen waarbij
het dier in zijn waarde gelaten wordt
en waarbij welzijnsvriendelijk en ge-
zondheidsbevorderlijk gewerkt wordt,
is een taak die bij uitstek de veterinair
zal aanspreken.

mededelingen commissie ethiek

Weerloze betekenisvolle waarden oftewel: gedenkwaardigheden met betrek-
king tot dieren.

Wanneer wij nadenken over de toe-
komst van de diergeneeskunde zoals
tijdens het aanstaande Jaarcongres be-
oogd wordt, dan is het goed, naast
technische aspecten, deze fundamen-
tele zienswijze te laten meespreken en
uit te werken. Niet alleen bij het
Jaarcongres, maar ook bij het volgen
van de ontwikkeling zoals dat bijvoor-
beeld in PAO-verband gebeurt, hoort
bezinnen op de waarden waar we mee
omgaan, structureel thuis.

J.M. Wijsmuller,
voorzitter commissie Ethiek

-ocr page 450-

Het Produktschap voor Vee en Vlees
(PVV) en de
Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben samen een Good Veterinary
Practice (GVP)-handboek voordieren-
artsenpraktijken opgesteld.
Dit \'handboek\' (een document van on-
geveer tien pagina\'s) bevat een aantal
vragen. Dierenartsen kunnen met be-
hulp van de vragen concreet vastleg-
gen hoe zij de veterinaire zorg op de
IKB-bedrijven vormgeven en hoe zij
waarborgen, dat zijn werken volgens
GVP-normen. De GVP-normen zijn
vastgelegd in de GVP-code.

INHOUD

In Hoofdstuk 1 van het handboek wor-
den vragen gesteld over de inteme or-
ganisatie van de praktijk: wie draagt
welke verantwoordelijkheid?
Het moet duidelijk zijn, welke mede-
werkers betrokken zijn bij de levering
van diensten en goederen aan de var-
kenshouder. Hoofdstuk 2 vraagt naar
dc vastlegging van gegevens over de
begeleide bedrijven. Dierenartsen die
IKB-bedrijven begeleiden worden na-
melijk geacht een bestand van elk be-
drijf bij te houden. De dierenarts dient
de IKB-varkenshouder minimaal
schriftelijk te verklaren, dat hij of zij
handelt volgens de GVP-code. Hoofd-
stuk 3 betreft het beheer en de ver-
strekking van diergeneesmiddelen.
Veel aspecten van diergeneesmiddelen
zijn natuurlijk reeds wettelijk va.stge-
legd, maar voor IKB-bedrijven zijn
aanvullende eisen van kracht, zoals
vastlegging van de indicatiestelling,
van de behandeling en van het pakket
te gebruiken diergeneesmiddelen (de
positieve lijst).

HULPMIDDEL

Het boek is dus een hulpmiddel. Als de
dierenarts de infonnatie op andere
wijze heeft vastgelegd, kan hij of zij
volstaan met het toevoegen van de be-
treffende stukken als bijlagen.
De handboeken zijn reeds verzonden
naar dierenartsenpraktijken waarvan
bekend was dat zij betrokken zijn bij
IKB-begeleiding. De KNMvD heeft
verzocht de handboeken volledig inge-
vuld terug te sturen (zelf kopie hou-
den!) vóór 5 april 1994. Op grond van
de retourontvangen gegevens wordt de
dierenarts, die zich bezighoudt met
IKB-begeleiding voorlopig erkend. In
samenwerking met het PVV wordt een
toetsing opgezet, zodat de voorlopige
erkenning inhoudt kan krijgen en om-
gezet worden in een officiële erken-
ning.

i^iiiiviifiu»

OPROEP

De indruk bestaat, dat sommige die-
renartsen die wel IKB-bedrijven be-
geleiden, nog geen handboek ont-
vangen hebben. Deze dierenartsen

In dienst nemen van nieuwe werkne-
mer

Ook de dierenarts-werkgever krijgt te
maken met de WID. Bij indiensttre-
ding van een nieuwe werknemer is de
werkgever verplicht naar een identi-
teitsbewijs (ID) te vragen. De werkne-
mer is verplicht dit te tonen. Het niet-
veriflëren van de identiteit is een
worden verzocht zo snel mogelijk
contact op te nemen met het secreta-
riaat van de KNMvD, dan wordt dat
rechtgezet. Daarnaast is duidelijk
dat sommige dierenartsen hun
handboek nog niet teruggestuurd
hebben. Omdat dit ook vervelende
gevolgen kan hebben (varkens wor-
den niet meer geslacht en derge-
lijke), doet de KNMvD nogmaals
een oproep om ze terug te sturen.
Voor het al dan niet serieus invullen
draagt de KNMvD geen enkele ver-
antwoordelijkheid.

erkenning bedrijfsbegeleiders
ikb-bedrijven

Het bedrijfsleven (het Produktschap voor Vee en Vlees) eist dat dierenart-
sen(-praktijken) die betrokken zijn bij de begeleiding van IKB-varkensbe-
drijven, als zodanig erkend zijn. Een importerend land wil immers weten
waar het produkt vandaan komt en wat er onderweg mee gebeurd is.
Aangezien Nederland een exportland is, is het hieraan tegemoet te komen.
De nog ontbrekende schakel in de integrale keten is de offlciële erkenning en
registratie van dierenartsen, die betrokken zijn bij de begeleiding van IKB-
bedrijven; een situatie waar nu snel verandering in komt.

Door Sophie Deleu

TOETSING

Ter gemststelling: de toetsing wordt in
geen geval uitgevoerd door de
KNMvD, noch door het PVV. Een on-
afhankelijke instelling wordt aange-
zocht om te beoordelen of de inge-
vulde gegevens werkelijk garanderen
dat de diergeneeskunde op IKB-be-
drijven volgens de GVP-code wordt
uitgeoefend.

De KNMvD is er wel sterk voorstan-
der van, dat dierenartsen volgens de
GVP-code werken; de code is immers
een handleiding voor het bieden van
kwaliteit. De doelstelling van de ver-
eniging \'het bevorderen van de dierge-
neeskunde in de ruimste zin\' houdt in
dat zij meedenkt en -handelt over het
verhogen van de toegevoegde waarde
van de dierenarts. De KNMvD doet dit
niet alleen voor leden; alle dierenart-
sen kunnen de GVP-code en het GVP-
handboek opvragen. Dit betekent dat
ook niet-leden IKB-bedrijven mogen
begeleiden.

Voor meer informatie: bureau
KNMvD, tel. 030-510111.

wet gp de identificatieplicht
van kracht

Sinds I juni 1994 is de Wet op de identificatieplicht (WID) van kracht.
Daarmee wordt bedoeld dat in een aantal situaties met een identiteitsbewijs
moet worden aangetoond dat men is, wie men zegt te zijn. De WTD geldt voor
iedereen vanaf twaalf jaar. Het doel van de wet is de bestrijding van fraude en
criminaliteit.

strafbaar feit. Zolang de betrokkene
geen identiteitsbewijs toont, is het be-
ter hem of haar niet in dienst nemen.
Bij indiensttreding gelden als identi-
teitsbewijs: Nederlands paspoort.
(jeugd)-toeristenkaart, verblijfsdocu-
ment, W-document, niet-Neder-lands
paspoort, waarin door de vreemdelin-
gendienst een \'vergunning tot verblijf

-ocr page 451-

is aangetekend, vluchtelingenpas-
poort, vreemdelingenpaspoort en ge-
meentelijke identiteitskaart.

Kopie van identiteitsbewijs in admini-
stratie bewaren

Verder is de werkgever verplicht van
alle werknemers -dus ook van de men-
sen die al in dienst zijn- een kopie van
hun identiteitsbewijs in de administra-
tie op te nemen. In het algemeen geldt
dat de werkgever verplicht is de ko-
pieën van de identiteitsbewijzen te be-
waren bij de loonadministratie. Bo-
vendien moet men de aard van het do-
cument en het nummer apart in de
loonadministratie noteren. Werkge-
vers hebben een jaar de tijd om -voor
werknemers die al in dienst zijn- aan
deze verplichting te voldoen. Vóór 1
juni 1995 moet alles in orde zijn.

■ÉfjgHÉififfiai^rt

Controle

De werkgever moet de werknemers
erop wijzen dat het nuttig is om een
identiteitsbewijs bij zich te dragen.

Werknemers zijn bij een eventuele
controle door de bedrijfsvereniging of
de belastingdienst verplicht een identi-
teitsbewijs te tonen.

informatie

Een uitgebreide informatiefolder (\'Uw
bedrijf en de identificatieplicht\') is op
te vragen bij het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, telefoon
070-3334455. Deze folder is ook ver-
krijgbaar op het Bureau van de
KNMvD, telefoon 030-510111.

De Faculteit Diergeneeskunde (FD)
kent reeds een interne literatuurser-
vice: de PREX On-Line Information
Service. Medewerkers kunnen hier-
mee op een gemakkelijke manier na-
gaan welke infonnatie over een ge-
vraagd onderwerp beschikbaar is, wat
de meest recente feiten zijn en waar de
informatie te vinden is.

Enkele praktici hebben de weg naar
het literatuursysteem al gevonden, an-
deren doen een beroep op medewer-
kers van de Faculteit Diergeneeskunde
voor specifieke wetenschappelijke in-
formatie en literatuur. Bij de vakgroep
Proefdier-kunde rees dan ook het idee
om dierenartsenpraktijken aan te slui-
ten op het literatuursysteem van de FD.
De vakgroep hoopt dit op korte termijn
samen met de KNMvD te realiseren.

TOEGANKELIJKE INFORMATIE
Welke informatie is toegankelijk op de
Faculteit en komt derhalve ook be-
schikbaar voor dierenartsen? Er is aan-
sluiting met twee soorten databases:

- biomedische databases: Medline
(1984 tot heden, CD-ROM)
Agricola (1970 tot heden, CD-
ROM)

- veterinaire databases: Merckvet
(volledige inhoud van de Merck\'s
Veterinary Manual)

CABvet (samenvattingen van artike-
len uit meer dan 500 veterinair weten-
schappelijke tijdschriften)
De lijst kan in de toekomst worden uit-
gebreid, al naar gelang de behoefte van
de aangesloten praktijken.

OVERZICHTELIJK
De onderwerpen zijn zeer overzichte-
lijk geordend, onder meer naar titel,
tijdschrift en trefwoorden. Daardoor
zijn alle artikelen die over het gezochte
onderwerp beschikbaar zijn, gemakke-
lijk te vinden. Dit maakt het systeem
heel gebruikersvriendelijk.

Via de geautomatiseerde fax (een on-
derdeel van de literatuurservice) kan
men rechtstreeks via de eigen compu-
ter een kopie van het betreffende arti-
kel aanvragen.

PREX On-line Information Service is
24 uur per dag bereikbaar. Jaarlijks
kunnen geabonneerde praktici 120
uren gebruik maken van de service.

EISEN AAN DE COMPUTER
Een aansluiting op de PREX Host
Computer (FD) is mogelijk als uw
computer aangesloten is of kan wor-
den op het wereldwijde netwerk
\'Internet\' of via een modem op het te-
lefoonnet. Aan de computer worden de
volgende eisen gesteld:
- IBM/XT/AT of 100% compatible
(de meeste voldoen hieraan).

literatuurservice voor
dierenartsen

In het najaar van 1991 is een symposium gehouden over een literatuurservice
voor dierenartsen. Tevens is een enquête gehouden, die de haalbaarheid van
een dergelijke service moest aantonen. Veel dierenartsen hebben laten weten
dat zij nog geen gebruik konden maken van een literatuurservice wegens het
ontbreken van een (juist) computersysteem. Inmiddels hebben veel praktici
wel een systeem aangeschaft, dat dergelijke mogelijkheden heeft. Vandaar
dat een literatuurservice nogmaals onder de aandacht wordt gebracht.

- een hard-disk en een diskette-unit
(3,5 of 5,25 inch),

- DOS-versie4.0ofhogeren

- een Hayes compatible modem (2400
of 9600 bps) of een aansluiting op
\'Internet\' (Telnet).

AANSLUITING VAN DERDEN
De FD beschikt over een intern litera-
tuursysteem, waarbij de informatie
wordt geleverd via een CDl. Bij de
aansluiting van derden (dierenartsen-
praktijken) op het literatuursysteem is
de FD verplicht een licentie te kopen.
De abbonementsprijs voor de dieren-
artsenpraktijk is geba.seerd op deze li-
centiekosten en het aantal deelne-
mende praktijken. Bij een deelname
van 80 praktijken bedragen de kosten
derhalve ƒ600,- per jaar Indien min-
der dan 80 dierenartsen(praktijken)
belangstelling hebben, wordt de lande-
lijke literatuurservice niet opgezet.

Voor meer specifieke informatie en
opgave als lid van de literatuurservice:
bureau KNMvD,030-510111.

kopij op
diskette

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 452-

De premieplicht zou inhouden dat de
kortdurende waameming (korter dan
één maand) en het zelfstandig waarne-
men op één dag per week niet langer
\'bruto\' uitbetaald zouden kunnen wor-
den. De prakticus-werkgever zou ver-
plicht worden een loondienstverhou-
ding met de waamemer aan te gaan en
moet dan op het salaris van de waame-
mer loonbelasting, premies volks- en
werknemersverzekeringen inhouden
en afdragen. De KNMvD voert met an-
dere zusterorganisaties, zoals de
Landelijke Huisartsen Vereniging
(LHV) en de Nederlandse Maatschap-
pij tot Bevor-dering der Tandheel-
kunde (NMT) al geruime tijd overleg
met de bedrijfsvereniging BVG over
de op handen zijnde wijziging.
Getracht wordt tot een voor alle betrok-
kenen aanvaardbare oplossing te ko-
men. Voorgesteld wordt waamemers
die voldoen aan bepaalde criteria te be-
schouwen als zelfstandige beroepsbe-
oefenaren; in dat geval is de premie-
plicht niet van toepassing. In verband
met de benodigde tijd voor overleg en
accordering van de voorstellen is een
verder uitstel van de invoeringsdatum
onvermijdelijk. De invoeringsdatum is
derhalve verschoven naar
1 januari
1995.
Binnenkort zal over dit onder-
werp uitgebreide informatie worden
opgenomen in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Voor specifieke vra-
gen kunt u contact opnemen met het
Bureau van de KNMvD, mevrouw
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess,
tel. 030-510111.

opnieuw uitstel premieplicht
waarnemers

Zoals reeds aangekondigd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 fe-
bruari 1994 (p. 117) en de KNMvD-publikatie \'Het in dienst nemen van per-
soneel\' is de op handen zijnde premieplicht voor waarnemers uitgesteld tot 1
juli 1994.

Mededelingen HB

Hoofdbestuur

opgenomen (onder verwijzing naar
de Statuten van de KNMvD) een re-
geling inzake erkenning en registra-
tie van veterinaire specialisten.
Homeopathie is geen erkend specia-
lisme. Derhalve, zo beslist de
Ereraad, kunnen er ook geen \'spe-
cialisten\' bestaan. Het zich voor-
doen als specialist, zonder daarvoor
erkend te zijn, is misleidend. Er
kunnen onjuiste verwachtingen bij
het publiek gewekt worden en col-
lega\'s benadeeld worden. Dit geldt
niet alleen voor homeopathie; ook
de zogenaamde specialisaties rund-
veegeneeskunde, varkensgenees-
kunde en \'roodvlees\' bij de RVV
zijn niet erkend.

Het zich als \'specialist\' laten ver-
melden in de weekenddiensten voor
de regio moet overigens worden ge-
zien als een oneigenlijke vorm van
reclame en is derhalve verwerpelijk
(artikel 10 van de Code).
De KNMvD ziet er zoveel mogelijk
op toe dat het woord \'specialist\' niet
meer oneigenlijk gebruikt wordt.

* Kwaliteitseisen aan dierenartsen-
praktijken (certificering van dieren-
artsenpraktijken) vormen een be-
langrijk aandachtspunt van het HB.
Wellicht ten overvloede: in eerste
instantie vloeit de vraag naar gecer-
tificeerde praktijken voort uit af-
spraken tussen de KNMvD en het

ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij (LNV). Deze af-
spraken geven invulling aan de Wet
op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde (WUD). Toen de
WUD in 1992 van kracht werd, wa-
ren vier zaken nog niet goed gere-
geld: de registratie van dierenartsen,
de regeling voor paraveterinairen,
het tuchtrecht en de inrichtingseisen
voor praktijken, klinieken en zieken-
huizen.

Waar de dierenartsen bij certifice-
ring over praten, zijn de inrichtings-
eisen voor dierenartsenpraktijken.
Deze inrichtings- of kwaliteitseisen
hebben betrekking op de dienstver-
lening en niet op de uitgeoefende
diergeneeskunde.

Certificering van dierenartsenprak-
tijken vindt derhalve plaats op grond
van de inrichting en de interne orga-
nisatie van een praktijk. De Groep
Praktici Grote Huisdieren, de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, de
Groep Geneeskunde van het Rund
en de Groep Geneeskunde van het
Varken hebben hiertoe een kwali-
teitsrichtlijn opgesteld. De inhoud
van deze richtlijn is ter sprake geko-
men in het verslag van de
Besturendag 1994 (Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1994; 119: 11).
De kwaliteit van de uitgeoefende
diergeneeskunde moet overigens
wel gegarandeerd worden bij de er-
kenning van dierenartsen voor be-
paalde dierdisciplines, bijvoorbeeld
varkens (zie elders in dit
Tijdschrift). Daarvoor moet immers
ondertekend worden dat de be-
treffende dierenarts de werkzaamhe-
den volgens de GVP-code uitvoert.

stof tot nadenken

Het Hoofdbestuur (HB) vergadert eens in de drie weken. Als er genoeg stof tot
nadenken verzameld is, worden de aandachtspunten en de besluiten van het
HB gepubliceerd in deze rubriek: \'Van het HB\'.

-ocr page 453-

Alhoewel deze twee zaken nu nog
wel te scheiden zijn, verwacht het
HB dat de erkenning van dierenart-
sen en de certificering van dierenart-
senpraktijken in de toekomst samen
één systeem worden (Dit geldt na-
tuurlijk alleen voor de landbouw-
huisdierensector).

Niettemin is de erkenning van die-
renartsen persoonsgebonden en cer-
tificering praktijkgebonden. Met an-
dere woorden: een gecertificeerde
praktijk moet de randvoorwaarden
scheppen, waarbinnen een erkende
dierenarts kan functioneren. Prak-
tijken worden namelijk in zijn ge-
heel gecertificeerd of niet. Maar een
typische rundveepraktijk schept niet
per definitie de juiste voorwaarden
voor een erkende varkensdieren-
arts... Geen wonder dus, dat beide
systemen nodig zijn om kwaliteit te
garanderen.

Uiteindelijk geeft de handtekening
van de erkende dierenarts de garan-
tie dat geëxporteerde dieren voldoen
aan de eisen die gesteld worden aan
de gezondheidszorg. Resultaat is ho-
pelijk, dat Nederland als exporte-
rend land minder kwetsbaar is.

* Het HB overweegt voor het gebruik
van vaccins een beleid te maken, zo-
als ook voor antibiotica is gebeurd
(zie Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1994; 119(6): 160-83). Het is
namelijk nog maar de vraag of het
Europese non-vaccinatiebeleid vete-
rinair bekeken wel een goed beleid
is. Niet alleen Nederland heeft be-
denkingen bij dit beleid, ook
Duitsland (in verband met varkens-
pest) komt in opstand.

* De aandacht van het HB blijft geves-
tigd op diergeneesmiddelen voor
paarden en op humane middelen die
vooral in de gezelschapsdierensec-
tor worden toegepast. Het HB voert
daartoe intensief overleg met het mi-
nisterie van LNV cn het Landbouw-
schap.

* De Faculteit Diergeneeskunde (FD)
heeft een toekomstvisie geschreven:
\'diergeneeskunde in 2000\'. De op-
leiding van de toekomstige dieren-
artsen is een voortdurende bron van
overleg tussen FD en KNMvD. Over
\'Diergeneeskunde in 2000\' geeft de
KNMvD dan ook haar mening.
Voorlopig betreft het echter nog een
concept.

Voor meer informatie: Sophie Deleu,
stafmedewerker publiciteit KNMvD,
tel. 030-510111.

Fiscaal-actueel

Auto als ondernemingsvermogen
Voor de dierenarts die zijn praktijk als
zelfstandig ondernemer of in maat-
schapsverband drijft, geldt in feite een
soortgelijke regeling als voor de werk-
nemer die in een (personen)auto van
de zaak rijdt. Indien de auto tot het ver-
mogen van de onderneming behoort,
worden in eerste instantie alle kosten
ten laste van de winst gebracht.
Vervolgens vindt, op deze kostenaf-
trek, een correctie plaats voor de privé-
kilometers die met de \'praktijkauto\'
zijn gereden. Op het bedrag van de af-
trekbare autokosten wordt een bedrag
in mindering gebracht van 20% van de
cataloguswaarde (incl. BTW en BPM)
voorzover de arts minder dan 30 km
van de praktijk woont en 24% indien
de woning verder dan 30 km van dc
praktijk is gelegen.

Voorbeeld I

Een arts (praktijk aan huis) heeft in één
jaar ƒ 12.000,-- aan kosten (incl. af-
schrijvingen) gemaakt voor zijn prak-
tijkauto (cataloguswaarde ƒ 40.000,--).
De aftrekbare kosten in dat jaar bedra-
gen:

ƒ12.000,-
ƒ 8.000,-

- Kosten

- Af forfait

aftrekbaar

Dit is slechts anders, indien aange-
toond kan worden dat een bepaalde
auto alleen zakelijk wordt gebruikt
(zie hierna).

Het autokostenforfait is weerlegbaar
De bijtelling of de correctie op de af-
trekbare kosten kan aanzienlijk be-
perkt worden. U dient dan aan tc tonen
dat minder dan 1000 privé-kilometers
met de auto is gereden. Hiervoor moet
een gedetailleerde kilometeradmini-
stratie aan de inspecteur worden over-
legd. Van dag tot dag moet worden bij-
gehouden welke ritten zijn gemaakt en
met welk doel. Het heen-en-weer rij-
den van huis naar werk -
het woon-
werkverkeer -
geldt als zakelijk ge-
bruik. Het is niet zo dat dan helemaal
geen bijtelling plaatsvindt. De bijtel-
ling wordt beperkt tot het aantal gere-
den privé-kilometers vermenigvuldigd
met de voor die auto geldende
(ANWB)-kilometerprijs.
Het voeren van een kilometeradmini-
stratie is in elk geval aan te raden, in-
dien u meer auto\'s in de onderneming
heeft.

Privé-auto

Het is ook mogelijk dat de arts de auto
tot het privé-vermogen van de onder-
neming rekent en vervolgens de auto-
kosten ten laste van de praktijk brengt.
Is er verschil in fiscale consequenties?
Nee, in beginsel niet. Ook dan geldt de
autokostenfictie. In deze situatie die-
nen er twee berekeningen gemaakt te
worden. De eerste berekening is gelijk

de auto in de praktijk

Heilige koe of melkkoe, dat is de vraag. Hoe het ook zij, de auto is voor velen
een dierbaar en vaak onmisbaar bezit. Dierbaar is ook de autobezitter, name-
- lijk voor de fiscus. Inkomsten-, omzet, motor-

aMr.UJ. rijtuigen-, parkeerbelasting en Belasting van

Rwsmaelen Personenauto\'s en Motorrijwielen (BPM), een
BD^"1"^ heffingen waaraan de automobi-

Camps list is onderworpen. In dit artikel wordt aan-

Obers dacht besteed aan aspecten voor de inkomsten-

Belasting- belasting en de BTW van de auto van de
Adviseurs dierenarts/ondernemer.

1 ƒ 4.000,-

Meer auto \'s

Het forfait voor het privé-gebruik
geldt voor elke auto, die tot het onder-
nemingsvermogen behoort. Het wette-
lijk uitgangspunt is dat dan met elke
praktijkauto ook privé wordt gereden.

-ocr page 454-

aan de berekening voor de situatie
waarbij de auto tot het ondernemings-
vermogen behoort (voorbeeld 1). Dus
de totale kosten (in privé gemaakt!)
voor de auto minus het forfait van 20%
of 24%. De tweede berekening gaat uit
van het aantal zakelijk gereden kilo-
meters vermenigvuldigd met 57ct
(1994). Het laagste bedrag van de twee
berekeningen mag als aftrekbare on-
dememingskosten worden opgevoerd.
Voor de duidelijkheid volgt een voor-
beeld.

Voorbeeld 2

De arts uit voorbeeld 1 heeft dezelfde
auto met dezelfde kosten, maar houdt
de auto nu in privé. Met de auto is 9000
km voor de praktijk gereden. De eerste
berekening, die gemaakt moet worden,
is de berekening van voorbeeld 1 (af-
trekbare kosten ƒ 4.000,-). De tweede
berekening is eenvoudig: 9000 x 57 et
= ƒ 5.130,--. De laagste van de twee
berekeningen is het bedrag van de af-
trekbare kosten: ƒ 4.000,-.

BTW

Een onderdeel van de autokosten is de
BTW. Zoals bij alle aan de dierenarts
in rekening gebrachte BTW, wordt de
BTW voor de aanschaf van de auto,
het onderhoud, de benzine e.d. gedu-
rende het jaar verrekend c.q. terugge-
vorderd van de fiscus. Aan het einde
van het jaar moet voor het privé-ge-
bruik een correctie worden gemaakt.
Het privé-gebruik voor de BTW is qua
hoogte gelijk aan het privé-gebruik in
de inkomstenbelasting. De correctie
houdt in dat een deel van de verre-
kende BTW aan het einde van het jaar
weer terugbetaald wordt. De hoogte
van de correctie bedraagt 12% van het
bedrag van het privé-gebruik. in de
meeste gevallen dient aan het einde
van het jaar dus een bedrag aan BTW
terugbetaald te worden van 12% x
20% x cataloguswaarde.
Het voorgaande geldt alleen indien de
auto tot het
ondernemingsvermogen
behoort. Wordt de auto in privé gehou-
den, dan kan geen BTW worden verre-
kend. Dit onderscheid maakt het over
het algemeen aantrekkelijk om auto te
rijden voor rekening van de praktijk en
niet in privé.

Grijs kenteken / bedrijfsauto
De hierboven beschreven forfaitaire
\'20%/24%-regeling\' geldt alleen voor
personenauto\'s. Voor zogenaamde be-
drijfsauto\'s geldt geen forfaitaire rege-
ling voor privé-gebruik. Dat wil niet
zeggen dat geen correctie voor privé-
gebruik plaatsvindt. Op de aftrekbare
autokosten voor de bedrijfsauto wordt
een bedrag in mindering gebracht van
het werkelijk aantal gereden privé-ki-
lometers vermenigvuldigd met de ki-
lometerprijs (bijvoorbeeld ANWB-ki-
lometer-prijs), die geldt voor de auto.
Wanneer is sprake van een bedrijfs-
auto? Een bedrijfsauto is een auto met
een zogenaamd grijs kenteken. Per 1
januari 1994 wordt een aantal auto\'s,
dat voorheen wel werd voorzien van
een grijs kenteken, niet meer aange-
merkt als bedrijfsauto (pick-ups, ter-
rein- en station-wagens). Er geldt een
overgangsregeling voor deze auto\'s:
de 20% of 24% bijtelling of correctie
zal pas vanaf 1 januari 1995 gelden.

Tips

- Gaat u voor enige tijd naar het bui-
tenland, zonder de praktijkauto, stel
de auto dan ter beschikking aan een
personeelslid. De forfaitaire correc-
tie voor het privé-gebruik wordt dan
tijdsevenredig verminderd. Het per-
soneelslid krijgt wel te maken met
een bijtelling, maar deze zal in de
meeste gevallen niet belast worden.

- Een andere mogelijkheid om de bij-
telling te beperken is het laaghouden
van de catalogus-prijs. Tot de cata-
logusprijs behoren onder meer alle
extra\'s die de fabrikant heeft aange-
bracht.

De trekhaak, speciale stoel, gastank,
schuifdak en cd-speler die de dealer
levert, behoren niet tot de catalogus-
prijs.

Personalia

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bolsenbroek, D.J.; 1994; 6732 DG Harskamp;
Laarweg 19.

Broekhuizen, H.; 1985; 4902 PV Oosterhout

(NB); St. Antoniusstraat8.

Roelants, B.H.G.; Luik-1982; B-I 180 Brussel

(België); Merlostraat 84, b. 4.

Wille, G.; 1994; 2411 EM Bodegraven;

Nieuwstraat 72.

Wink, Mevr. M.G.E.; 1994; 3961 XD Wijk bij
Duurstede; Vechtsteen 11.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Hof, J. van \'t; 1993; 3551 EG Utrecht; 2e
Daalsedijk 169.

- Wees erop alert dat de correctie voor
het privé-gebruik van de praktijk-
auto nooit hoger kan zijn dan de wer-
kelijk gemaakte kosten. \'Speel\'
daarom met de afschrijving.

- Voorzover u nog nevenactiviteiten
heeft, buiten uw praktijk, is het ver-
standig om een deel van de eventu-
ele beloning het predikaat \'vergoe-
ding voor autokosten\' te geven.
Voorzover deze vergoeding niet ho-
ger is dan 57 ct/km is deze onbelast.
Dit is gunstiger dan één totaal be-
drag voor de nevenactiviteiten te
vragen en vervolgens bij de aangifte
inkomsten-belasting 57 ct/km als af-
trekbare kosten op te voeren. Deze
autokosten vallen dan in het alge-
mene arbeidskostenforfait, waarop u
toch altijd al recht heeft.

Als er erg veel kilometers worden
gemaakt voor de nevenactiviteiten,
kan de inspecteur stellen dat het
privé-gebruik van de praktijkauto
meer is dan de standaard 20% of
24%.

De bewijslast in deze ligt bij de in-
specteur.

- Werkt de partner van de arts mee in
de praktijk tegen een reële beloning
en staat de praktijkauto ook aan die
partner ter beschikking, dan mag een
deel van het privé-gebruik worden
toegerekend aan de partner. Dit is in
bijna alle gevallen gunstig, omdat de
arts meestal tegen een hoger percen-
tage wordt belast dan de partner. Bij
de partner vindt zelfs in een aantal
gevallen helemaal geen heffing
plaats.

Lange, Mevr. L.J. de; 1981; 9171 LH Blija;
Klaphomewei 8.

Rofma, J.E.; 1994; 2924 TE Krimpen a/d IJssel;
Plechtaak 7.

Santen, Mevr. J.M.; 1993; 1058 KX
Amsterdam; Warmondstraat 191 III.
Sommen, E.J. van der; 1993; 7522 BT
Enschede; Kottendijk 56.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor

Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur
aangenomen:

Alting, Mevr. A.S.; 3524 ZA Utrecht;
Furkabaan 33.

Bameveld, M.H. van; 3522 TC Utrecht;
Westravenstraat 10.

Benders, Mevr. N.A.; 3551 EB Utrecht; 2e
Daalsedijk 49.

Boerhave, H.G.; 9511 PJ Gieterveen; Streek 2.
Boomgaard, M A R. van den; 3531 XK Utrecht;
Curacaostraat 25.

Braskamp, G.C.; 7544 CP Enschede;
Bentelobrink lil.

Carati, Mevr. M.C; 5211 DH "s-
Hertogenbosch; Berewouthof 12.

-ocr page 455-

Danveesh, E.G.; 3818 DX Amersfoort; Graaf
Janlaan 147.

Dekker, J.H.; 3572 HR Utrecht; Ooftstraat 3.
Dijk. J.J. van; 3524 AM Utrecht; Ameland 73.
Donkers, Mevr. A.; 3581 TB Utrecht;
Oudwijkerlaan 45.

Douwes, R.A.; 3572 TG Utrecht; Oude
Kerkstraat 7.

Ebbinge, H.; 3551 SX Utrecht; Asterstraat 2.
Groot, Mevr. C.G.M. de; 3471 CD Kamerik;
Goudenregenlaan 21.

Heeswijk, G.J.M. van; 3513 EP Utrecht;
Oudenoord 465.

Heiden. G. van de; 7002 LL Doetinchem;
Varsseveldseweg 165.

Heijden. Mevr. W.J.R. van der; 3581 PA
Utrecht; Parkstraat 7.

Herten, E.J.W.C. van; 3512 TC Utrecht; Loeff
Berchmakerstraat 11.

Hibma, Mevr. A.; 3582 KG Utrecht;
Bosboomstraat 2 C.

Hoedemaker, L.; 3523 HV Utrecht;
Ridderplantsoen 8 11.

Holtrop. Mevr. W.H.; 1091 CE Amsterdam;
Ruyschstraat 76 III.

Hussen, Mevr. M.J. van; 3581 XG Utrecht;
Beukstraat 26.

Jobse, K.W.; 3532 TP Utrecht; Van
Lennepstraat 36.

Lek. J. van der; 3553 RV Utrecht;

Swammerdamstraat 15 bis.

Monna. Mevr. J.W.; 3705 ZM Zeist; Warande

163.

Offereins. Mevr. N.; 3524 BB Utrecht;
Reiderland 78 D.

Polhuis. Mevr. A.J.B.; 3512 TT Utrecht;
Breedstraat 19 bis.

Schuttelaars. R.W.M.; 5051 RE Goirie;
Kloosterstraat 64.

Timmer. Mevr. M.; 3731 JN De Bilt;
Hessenweg 178.

Vaessen. Mevr. M.M.A.R.; 3906 ET
Veenendaal; Nijhofllaan 98 B.
Veer. J. van der; 3572 XM Utrecht; M.A. de
Ruyterstraat I bis.

Vodégel, Mevr. N.; 3581 JE Utrecht; Van
Alphenplein I.

Wilde. A.H. de; 3581 KH Utrecht; J.M.
Kemperstraat 6.

Wijhe, M.H.W. van; 3523 BB Utrecht;
Bamsteenlaan 33.

JUBILEA;

Prof.Dr. R. Kroes te Bilthoven, afwezig, 30 jaar,
16juni 1994

P. Eontijne te Bilthoven, afwezig, 30 jaar, 16
juni 1994

Dr. U. Haije te Hoog Soeren. afwezig. 40 jaar,
19 juni 1994

LP. Risseeuw te Schoonhoven, afwezig, 40 jaar,
19juni 1994

Dr. Th.S. Zwanenburg te Bilthoven. afwezig. 60
jaar, 19juni 1994

E.E. de Nijs te Hulst (Z). afwezig. 40 jaar, 19
juni 1994

U. Sybesma te Sleeuwijk. afwezig, 35 jaar, 20
juni 1994

J.J. Meiessen te Koog a/d Zaan. afwezig. 45 jaar
30juni 1994

A.D. van Tuinen te Heerenveen. afwezig, 40
jaar, 3 juli 1994

A. HeufTte Deume, afwezig, 40 jaar, 3 juli 1994
H.S. van der Meulen te Ruurlo, afwezig, 40 jaar,
3 juli 1994

J. Bakker te Exloo, aanwezig, 25 jaar, 4 juli 1994
A.H. Brethouwer te De Heume, aanwezig, 25
jaar, 4 juli 1994

J.L. Eikelenboom te Mortel-Gemert, aanwezig.

25jaar, 4juli 1994

Dr. H. van Haeringen te Wageningen, afwezig,
25jaar, 4juli 1994

A. de Leeuw van Weenen te Phuket (Thailand),
aanwezig, 25 jaar, 4 juli 1994

R. van der Burg te Eraneker, onbekend, 25 jaar,
4juli 1994

P. van Schaik te Rotterdam, afwezig, 60 jaar, 5
juli 1994

P.J. Borm te Temeuzen, afwezig, 40 jaar, 5 juli
1994

B.W. Reerds te Gouda, onbekend, 30 jaar, 8 juli
1994

G.A.M. Wieland te Helden, afwezig, 30 jaar, 8
juli 1994

C. Lenten te Kythira (Griekenland), aanwezig,
25 jaar, 11 juli 1994

MUTATIES:

204*Baltussen,M.W.J.; 1994; 5281 SH Boxtel;
Roond 26; tel. 04116-72904 privé,
04242-
83535 prakt.; p., medew. bij C.I.M.M.
Achten. G.M.J.M. Boink. F.L.P.C.
Donders. A.H.M. van Doremalen. J.H.M.
Maas en M.G. van der Weele.
208 Berkhoff. Mevr. C.J.; 1974;
zie: Boer-
Berkhoff, Mevr,
C,J.

210 Blok, Mevr. J.; 1984; 3281 LT
Numansdorp; Molendijk 5; tel. 01865-
4043 privé,
01804-25253 prakt,; fax
01804-25363; p„ medew, bij W, van Erk,
P,J,H..M. Meeus, R, de Roolj, P.J. Rook
cnMevr.
C.P.M. Valstar,

211 Boer-Berkhoff, Mevr. C.J.; 1974; 7339 CL
Ugchelen; Ugchelseweg 86; tel. 055-
337692; p.

211\'Boer. G.D. de; 1993; 9104 BR
Damwoude; Paardebloem
10; tel.
(»5111-1656 privé, 2631 prakt.; p.. medew.
bij G. Houwer.

211 Boer-Nagtegaal, Mevr. M.L. de; 1986;
9104 BR Damwuude; Paardebloem 10;
tel. 05111-1656; d.

212 Bogaerts. B.M.; 1947; 5384 PZ Heesch;
Kortven 8; tel. 04125-1340;
p., duiven,

359» Bruckstein, S.; 1984; 70996 Moshav, Beer

Tuvia (Israël); tel.00-972-8-501986; p.
230 Duinhof. T.F.; 1985; 7642 VC Wierden;
Sparrenlaan
6; tel. 0546-577018 privé,
05700-60222 bur.; fax 05700-34104; d.
G.v.D. Oost-Nederland.
242* Goossens. C.W.W.M.; 1987;
5403 I.H
Uden; Breukrand 323;
tel. 04132-66806
privé, 73540 prakt.; p., geass. met G.
Meijer.

254 Hof, J. van \'t; 1993; 3551 EG Utrecht; 2e
Daalsedijk 169; tel. 030-420157; wnd.d.
(toev, als lid).
258 Huisinga-Blasé, Mevr. O.; 1977; 3703 AL
Zeist; Kersbergenlaan 33; tel. 03404-
30777;
p., gezelschapsd.
258 Hulshof, L.J.J.; 1990; 7577 AP Oldenzaal;
Vlier 23; tel. 05410-30408 privé,
30005
prakt,; p„ geass, met J,G, Bruggert, D,
Hamhuis, H,G.A, Koek. J.S. Koopmans
cnH.P.D. Veldhuis.
269 Kleyn. Mevr. E.F.; 1955; 7812 LT
Emmen; Ronerbrink 51;
tel. 05910-
15435; r.d.

363* Koopmans. Mevr. Dr. M.P.G.; 1983; U-

1990; naar Nederland.
272» Koopmans. Mevr. Dr. M.P.G.; 1983; U-
1990;
3552 EL Utrecht; Ondiep 158; tel.
030-441017 privé, 742391 bur.; fax 030-
281168; afd.h. Gastro-Intestinale
Virusinfekties, R.I.V.M.
277 Lange.Mevr. L.J. de; 198l;9171 LH Blija;
Klaphomewei 8; tel. 05197-2303;
fax

05197-2303; wnd.d. (toev. als lid).
279 Lemmen, J.A.; 1993; 3524 KB Utrecht; tel.
030-883011 privé,
03455-73211 prakt.;
p., medew. bij G.H. Mensen en W.P
.S.
van Weert.

289» Moonen, M.H.W.; 1994; 5425 \\ B Mortel;
Zandstraat 32; tel. 04923-67543 privé,
61402 prakt.; p.. medew. bij J.G.P M.
Donkers, J.L. Eikelenboom, P.J. Koenders,
F.L.M. Konings, M.J.A. Nuyens, G.B.M.
Verschuuren, N.J.G.J. van der Wielen en
J.W.Zwolschen.
304 Punte. P.M.; 1991;
9463 PB Eext;
Hoofdstraat 7; tel. 05926-1118 privé,
3300/2073 prakt,; p„ medew, bij J,Th,C,
Lieven,

308 Rofina, J.E.; 1994; 2924 TE Krimpen a/d
Ussel; Plechtaak 7; tel. 01807-20599;
wnd.d.
(toev, als lid),
311 Rutten, R.M.J.; 1986; 7152 GA Eibergen;
Kruiskamplaan 31; tel, 05454-75882
privé,
71390 prakt.; p., geass. met C.J.
Blaauboeren M.L van den Dikkenberg.

311 Santen, Mevr. J.M.; 1993; 1058 KX
Amsterdam; Warmondstraat 191 III; tel.
020-6153257 privé, 02907-4340
prakt,;
p„ medew. bij W.T. .Mur (toev. als lid).

312 Schat, Mevr. Ing, B.; 1992; 6702 CM
Wageningen; Groen van Prinstererstraat
27; tel. 08370-10345 privé,
08850-94321
tst, 257 bur.; vet, medew,
Onderzoek/Registratie bij
AUV,

314 Schoon, H.P.M.; 1986; 6343 RE
Klimmen; Kaardenbekerweg
5; tel,
04405-3524 privé, 045-751999 prakt,; p„
geass. met
W\'.G.IVl. Ridderbeks.
316 Schuttert, Mevr. M.G.; 1993;
5712 AG
Someren; Boerenkamplaan
70; tel.
04937-90564 privé. 91770 prakt.; fax
04937-96770; p., medew. bij H A. Derkx,
M M.E.H. van Kuijk, P.W.C.M. van Oijcn,
R.E. Paauwe, R.J.M.L. Raymakers, L.A.J.
Smeenk, AHA. Steentjes, J.A.
Westerbeek, D.L. Willink en F.Th.C. dc
Wit.

316 Schuurmans. F.W.L.; 1986; 9007 SE
Idaard; Friesmawei 41; tel. 05662-2200;
p., geass. met E.J. Havik. L. Kalsbeek en
M.J. Wiersma.

320 Sncldcr.G.J.J.; 1961; 1251 JCLaren(NH);
Mauvezand 19; tel. 02153-17130 privé,
10100 prakt.;
fax 02153-80225; p.

321 Sommen, E.J. van der; 1993; 7522 BT
Enschede; Kottendijk 56; tel. 053-329677
privé, 305805 prakt.; p., medew. bij P.C.R.
Baars, E.J. Hurkens en H.W. Wessels
(loev. als lid),

331 Vandenbergh. Mevr. A.G.G.D.; 1990;
2261 XR Leidsebendam; Tevlingen 47;
tel. 070-3177674 privé, 3835205 prakt,;
P-

344 Weijer, Dr. K.; 1968; A-1979; 3440 AD
Woerden; Postbus 198; tel. 020-6798672
privé,
020-5122063 (NKI)/03480-12549
bur.;
fax 020-5122057 (NKl)/03480-
14626 (EVL); specialist Vet. Pahtologie;
wet. medew. Ned. Kanker Instituut (NKI)/
wet. dir. B.V. European Vet. Laboratory
(EVL)

-ocr page 456-

Aangeboden. De inventaris van een

KLEINE-HUISDIERENPRAKTIJK

Het totaal heeft een nieuwwaarde van plusminus / 75.000,- en wordt u aangeboden voor / 30.000,-
R.H.G. Aalfs, tel. 01102-41783.

Tweemansassociatie overwegend landbouwhuisdieren in het oosten des lands zoekt op korte ter-
mijn een

DIERENARTS parttime m/v

Enige ervaring wordt op prijs gesteld. Achterwacht niet noodzakelijk. Uw reacties binnen 14 dagen
na verschijning van dit blad richten aan de redactie van het Tijschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 36/94.

Gevraagd op kort termijn:

DIERENARTS m/v

Gemengde praktijk in het westen van het land zoekt een vaste derde dierenarts. Het hoofdbestand-
deel van het werk zal liggen in de behandeling van paarden en kleine huisdieren. Ervaring strekt tot
aanbeveling. Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen na verschijning van dit tijdschrift richten aan:
W. T. Mur en C.J. de Vries, Sloterweg 294,1171 VH Badhoevedorp.

In een gemengde driemanspraktijk in het oosten van het land is plaats voor een

DIERENARTS m/v

De werkzaamheden liggen overwegend in de gezelschapsdierenpraktijk. Daarnaast zal ook een deel
van de werkzaamheden in de runder- en paardenpraktijk moeten worden verricht. Enige ervaring
strekt tot aanbeveling, ook het hebben van een achterwacht is gewenst. Voor iemand die goed in zijn
vak is en over goede contactuele eigenschappen beschikt, zijn er uitstekende toekomstmogelijkhe-
den. Reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 37/94.

Gezelschapsdierenpraktijk in Noord-Oost Nederland zoekt zo spoedig mogelijk een

COLLEGA m/v

Naast een redelijke praktijkervaring hechten we veel waarde aan:

- goede contactuele vaardigheid

- actieve dienstverlening en inzet voor dier en mens

- belangstelling voor tweedelijns diergeneeskunde.

Uw brief met c.v. kunt u richten aan de redactie van de Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 38/94.

-ocr page 457-

Dierenkliniek Kaisdonk te Roosendaal zoekt een

ERVAREN DIERENARTS m/v

voor een part-time dienstverband.

Het betreft hier een moderne gezelschapsdierenpraktijk, waar een groot belang gehecht wordt aan
praktische ervaring en goede contactuele eigenschappen.

Schriftelijke sollicitaties met C.V. richten aan:
Dierenkliniek Kalsdonk, Gastelseweg 45, 4702 SZ Roosendaal

In drukke, gemengde 2-manspraktijk in Zuid Alberta, zoeken wij een derde

ENTHOUSIASTE DIERENARTS m/v

Inlichtingen: N.L. van Geest DVM, Box 179, Taber, Alberta, Canada, tel. nr. 00-1-403-223-1298.
In de periode 1 t/m 20 juli, ben ik in Nederland bereikbaar voor informatie (tel.nr. 01749-13635).

HBO-opieiding ACUPUNCTUUR

ÏflRIS

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S) organiseert wederom haar succes-
volle Acupunctuuropleiding voor artsen, tand-
artsen, dierenartsen, medische doctorandi,
fysiotherapeuten, mensendiek(st)ers en cesa-
risten.

De opleiding begint op 8 oktober 1994 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het Hand-
boek voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., postbus 177,
1200 AD Hilversum of bellen met 035-834456
(na 19.00 uur).

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma
van de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunc-
tuurbehandelingen.

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118,3732 HL De Bilt
Tel.(030)204114