-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 13, 1 JULI 1994

OVERIGE ARTIKELEN

Specifieke pathogeen-vrije gezondheidsprogramma\'s; C.J. Kuiper en M.R. Th.M. Marten.s 390

WETENSCHAP

VOOR DE PRAKTIJK

Hot spot-behandeling zonder cortico effectief.\' tussen theorie en praktijk; C.P. Timmers

ACTUA

396
402
402

404

405
405

405

407

408

409
409

411

412

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Dierenarts verkeert in niet te benijden tussenpositie; Sophie Deleu
Uniforme diagnose-stelling: ideaal of werkelijkheid?
Stichting voor veearbitrage bemiddelt bij geschillen
David wint Intervetprijs

Reactie Ghene Pharming op Nutricia en Dierenbescherming
Hoofdprijs Virbac voor inwoonster Leek

VRAAG EN ANTWOORD

Paard aan de nageboorte; A. de Kruif

STUDENTENREFERATEN
REFERATEN

PAO-DIERGENEESKUNDE
INGEZONDEN

CONGRESSEN EN CURSUSSEN
VETERINAIR VERLEDEN

394

VIRBAC / ANÊMED

OFFICIALSUPPUERI

Van 27 juli t/m 7 augustus a.s. zal het grootste Paardensport-evenement ter
wereld plaatsvinden in Nederland. Ook daar ontmoet u Virbac/Animed, nu als
\'Official Supplier\'. Bel voor meer (Virbac-)informatie 03420-92544. Tot ziens!

T

= DEN HAAG 1994

quality by research

-ocr page 2-

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 OI 11. Fax 030-511787

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmee.ster)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof.dr.G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof.dr E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van "t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. dc Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr. J.Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof. dr. K. A. Schal (Ithaca. New York, U S A.)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G. J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn xcricgcnwoordigd alle Afdelingen cn
Groepen van dc Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Poslbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 ll/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninkhjke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordl vast-
gesteld door het Hoofdbestuur,

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (lel. 05987-23065, fax
05987-13827)

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

KNMVD

FISCAAL-ACTUEEL
MAATSCHAPPIJNIEUWS
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE

CONTENTS

OTHER PAPERS

Specific pathogen free health programs; C.J. Kuiper. andM.R. Th.M. Martens

390

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Slyle) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indireci - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dil tijdschrift opgenomen anikelen waarbij de auteur is vernield of in
de inhoud van de in dil tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toeslemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / .Agricultural Biology and Environmental Science ■■
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

415

416

417

418

-ocr page 3-

In de toekomst zouden varkens geproduceerd kun-
nen worden, die vrij zijn van voor de volksgezond-
heid schadelijke enteropathogenen, zoals
salmo-
nella, compylobacter
en Yersiniaenterolitica... Dat
valt althans te lezen in het openingsartikel over
SPF-gezondheidsprogramma \'s in deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Een loffelijke
streven, deze programma \'s, omdat voor de opfok SPF-dieren minder diergeneesmiddelen nodig zijn en de
dieren over het algemeen gezonder zijn. Ook voor de export zou dit een belangrijk voordeel kunnen zijn.
Maar er valt ook een keerzijde te ontdekken. \'De moederloze opfok van de biggen vormt een obstakel\', al-
dus de auteur. En dit brengt ons meteen op een omvangrijk artikel in het gedeelte Actua: de nieuwe
Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.

Over de intrinsieke waarde en de beschermwaardigheid van dieren valt nog veel te leren, bleek op een stu-
diedag van Vermande over deze kersverse wet. Misschien vindt de lezer het artikel wat aan de lange kant,
maar er zijn die dag zoveel standpunten geventileerd, die in de ogen van de auteur beslist de moeite van
het vermelden waard zijn.

Interessant is bijvoorbeeld de inleiding van mevrouw Bosch-Boesjes over de positie van de dierenarts ten
opzichte van de Gezondheids- en Welzijnswet...getuige de titel van het betreffende artikel, bevindt de die-
renarts zich in een niet te benijden tussenpositie.

Verder zijn in dit nummer onder meer te vinden: drie interessante ingezonden brieven, een aflevering
Veterinair Verleden en een aardige bijdrage van de NCI, de takorganisatie voor informatisering en auto-
matisering van de dierenartsenprakijken. In het artikel \'Uniforme diagnose-stelling, ideaal of werkelijk-
heid? \', geeft de auteur de inhoud van het project \'Signalering in de gezelschapsdierenpraktijk\' aan. Met
behulp van protocollen werken zeven dierenartsen zodanig aan de vastlegging van diagnoses, dat in de
toekomst betere diagnose-stelling, evaluatie van diagnose-stelling, intercollegiale toetsing en epidemio-
logisch onderzoek mogelijk zijn. Knelpunten en .successen van dit project worden haarfijn aangegeven. En
dit is natuurlijk een zuiver voorbeeld van de manier waarop dierenartsen op tal van fronten bezig zijn met
een verhoging van de kwaliteit van zowel beroepsuitoefening als dienstverlening. Deze trend zien wij niet
alleen in de gezelschapsdieren.sector, maar ook in de sectoren landbouwhuisdieren, volksgezondheid en
onderwijs. Van het bedrijfsleven kan gezegd worden dat zij voorop loopt in de kwaliteitsoptocht. Termen,
zoals kn\'aliteit, certificering en audits zijn immers overgenomen uit het bedrijfsleven en worden nu van
toepassing gemaakt op diensten in plaats van produkten. Geen gemakkelijke opgave, maar de dierenart-
sen pakken de uitdaging met beide handen aan.

De redactie hoopt dat de lezer met behulp van de informatie uit dit nummer weer een beetje beter in staat
is zich een mening te vormen over de veterinaire gebeurtenissen van de laatste tijd, die zich in hoop tempo
voltrekken. Want vooruitlopend op een in te nemen beleidsstandpunt van de Hoofdredactie over het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, is het duidelijk dat dit het hoofddoel van het Tijdschrift is: het voorlich-
ten van de lezers.

De Hoofdredactie

-ocr page 4-

SPECIFIEKE PATHQGEEN-VRIJE
GEZONDHEIDSPROGRAMMA\'S

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 390-3

C.J. Kuiper\'\' en M.R.Th.M. Martens\'\'

Overige adelen

SAMENVATTING

In verschillende landen zijn specifleke, pathogeen-vrije
(SPF, speciflc pathogen free) programma\'s opgezet. De
SPF\'s in Denemarken en Zwitserland zijn reeds ver ge-
vorderd. Het SPF-systeem heeft voordelen voor de ex-
port van dieren en voor de volksgezondheid. Nieuw-
Dalland is een internationaal opererende Nederlandse
varkensfokkerij. In 1989 heeft Dalland een SPF-kernbe-
drijf opgezet in het noordoosten van Frankrijk. Dit be-
drijf is bevolkt met varkens die via keizersnedes zijn ge-
boren. Er wordt in dit artikel toegelicht dat SPF
economische voordelen heeft en dat, onder duidelijke en
goed omschreven voorwaarden, SPF fokken aantrekke-
lijk kan zijn. In de toekomst zouden varkens geprodu-
ceerd kunnen worden, vrij van enteropathogenen die
schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid, zoals
Salmonella, Campylobacter en Yersinia enterocoUtica.

INLEIDING

SPF is de afkorting van Specific Pathogen Free. Het geeft
aan dat betreffende dieren vrij zijn van een aantal omschre-
ven kiemen en/of ziekten, alsook van antilichamen tegen
deze kiemen. SPF-systemen zijn het eerst opgezet in de
Verenigde Staten en Zwitserland (5,6), later ook in
Engeland, Oost- en West-Duitsland en Denemarken. Vooral
in Denemarken is het goed van de grond gekomen door de
gedegen aanpak door de grote en enige Deense varkensorga-
nisatie de Danske Slagterier geholpen door het overwegend
coöperatief ingesteld zijn van de Deense varkenshouder. In
Denemarken werden herinfekties vooral veroorzaakt door
Mycoplasma hyopneumoniae (veroorzaker van de Enzoö-
tische Pneumonie). In 1987 was dit opgelopen tot 13% en dit
had daarvoor al geleid tot een aparte rubriek SPF-bedrijven
die geïnfecteerd waren met Mycoplasma. Deze zijn MS-be-
drij ven genoemd (2,13,14,18).

Om dieren SPF te maken, uitgaande van een conventionele
situatie, zijn er drie mogelijkheden:

1-De biggen na een normale partus steriel opvangen en over-
brengen naar isolatoren voor verdere opfok.

2-Hysterectomie;de zeugen worden geslacht en de baarmoe-
der wordt in gesloten toestand verwijderd waarna de big-
gen in een andere ruimte uit de baarmoeder worden ge-
haald en weer in isolatoren worden gebracht.

3-Hysterotomie, oftewel keizersnede waarbij er onderscheid
is in een open en een gesloten keizersnede. Bij de gesloten
keizersnede wordt er een kunststof ballon over de zeug ge-
plaatst, bij de open niet (3,10).

De omschrijving kan per instantie, die met SPF werkt dus

\' Varkensmderzoekcentrum Nieuw-Daiiand BV. Postbus 16. 5401) AA Venrav.

390

aanzienlijk verschillen. De Dalland-definitie van SPF betreft
de volgende varkens ziektes en pathogenen:
Ziekte van Aujeszky
Transmissible gastroenteritis (TGE)
Aciinobacillus pleuropneumoniae types 1 t/m 12
Streptococcus suis D type 2
Pasteurella multocida DNT"*"
Serpula hydodysenteriae
Mycoplasma hypopneumoniae
Ecto- en endoparasieten

PRRS (porcine reproductive and respiratory sysndrome)

Deze micro-organismeti c.q verwekkers van de genoemde
ziekten zijn gegarandeerd afwezig, evenals hun antilicha-
men. Tegen ziekten, veroorzaakt door bovengenoemde kie-
men, wordt dus niet gevaccineerd.

Dalland heeft een tweede systeem opgezet om SPF-dieren en
hun nakomelingen ook verder in de produktiepiramide te
verspreiden. In dit systeem is de definitie ingekort tot vijf
ziekten en zijn preventieve entingen toegestaan.
Dit systeem wordt Super Health Status genoemd (SHS). Er
zijn nu ook dergelijke bedrijven in andere landen. De leve-
ringen aan deze bedrijven hebben altijd vanuit de primaire
SPF-bedrijven plaatsgevonden.

Om voor SPF of SHS in aanmerking te komen worden er wel
aparte (minimum)eisen gesteld aan de bedrijven en verant-
woordelijke personen. De varkenshouder moet een hoog ni-
veau van vakmanschap tonen. De afstand tussen bedrijven
moet minimaal vijf kilometer zijn voor SPF bedrijven en ten-
minste 500 meter voor SHS bedrijven. Het bedrijf moet vol-
ledig omheind worden en het terrein moet onderverdeeld
worden in \'vuile\' en \'schone\' gebieden. Het bedrijf is ver-
plicht een \'hygiënesluis\' met douche, een quarantainestal en
een afvoerstal te hebben. Voorafgaand aan een bezoek, mo-
gen bezoekers geen contact gehad hebben met varkens of
varkenshouderijen: 48-72 uur voor SPF-bedrijven en 24 uur
voor SHS-bedrijven. Bezoekers moeten het bedrijf betreden
door de hygiënesluis, waar ze zich moeten douchen en smet-
vrije kleding aan moeten trekken. Speciale afspraken moeten
gemaakt worden omtrent transport, voerleverancier, mestaf-
voer en met destructor-diensten.
De Dalland-SHS-bedrijven zijn gegarandeerd vrij van:
Ziekte van Aujeszky

Aciinobacillus pleuropneumoniae type 1 t/m 12
Streptococcus suis D type 2
Pasteurella multocida DNT
Serpula hyodysenteriae

Door de aanwezigheid van bepaalde ziektekiemen zijn con-
ventionele varkens vaker ziek dan SPF-varkens. Dit geeft
een aantal belangrijke voordelen van SPF ten opzichte van
de conventionele situatie (8,9,13,17,20):
op gebied van produktie:

betere vruchtbaarheid
hogere groei

T IJ D S C H R 1 F I VOOR D 1 E R (i F N F F S K U N I) F , D E E I. 119, AFLEVERING 13, 1994

-ocr page 5-

lagere voerconversie
minder mest

geringere veterinaire kosten
meer arbeidsvreugde
op gebied van export :

geen handelsbelemmeringen
t.g.v. ziekten en aanwezigheid van antistoffen
op gebied van selectie:

betere waarnemingen mogelijk door
afwezigheid van (sub)klinische ziekten
op gebied van volksgezondheid:

afwezigheid van humane pathogenen
(Yersinia. Salmonella, Campylobacter) en
diergeneesmiddelenresiduen in varkensvlees

Daarentegen is er een permanente gedisciplineerde aanpak
nodig om het risico van herinfectie zo klein mogelijk te hou-
den. Om een SPF-bedrijf op te starten of om een bedrijf over
te laten schakelen op SPF-structuur, moeten hoge kosten
worden gemaakt (9).

MATERIAAL EN METHODEN

In 1989 is Dalland een SPF-kembedrijf voor de twee zeu-
genlijnen in Noordoost-Frankrijk (Brouennes) gestart. Tot
op heden is de eerder genoemde gezondheidsstatus gehand-
haafd gebleven. Er is voor de lokatie in Noord-Frankrijk ge-
kozen vanwege het nadrukkelijk varkensarme karakter van
de streek. Verder zijn er met de lokale autoriteiten afspraken
gemaakt om binnen een straal van vijf kilometer rond de be-
drijven geen varkensbedrijven toe te staan. Er wordt onder
meer op deze manier getracht om (her)besmetting te voorko-
men. De bouw van een tweede SPF-bedrijf (voor de berenlij-
nen) werd gerealiseerd in juli 1993. Dit bedrijf is bevolkt
door biggen, verkregen via op het CDl te Lelystad uitge-
voerde keizersnedes. De biggen worden direkt na verwijde-
ring uit de baarmoeder en na het afklemmen van de navel-
streng via, een ontsmettingsdip overgebracht naar een
steriele ruimte, waar de biggen verder behandeld worden.
Vervolgens gaan ze via mobiele isolatoren naar de geïso-
leerde opfok.

Het opfokken van moederloze biggen is mede geslaagd om-
dat over biest (via het CDl) kon worden beschikt (80-100 ml
met een spuitje in de bek toegediend).
Het vervoer naar Frankrijk geschiedt door een gespeciali-
seerde vervoerder, die in de pluimveesector ervaring heeft
opgedaan. De inhoud van de wagens is volledig van de bui-
tenwereld afgesloten. Via absoluutfilters komt de lucht bin-
nen en via een overdruk-systeem verlaat de lucht de ruimte
weer. De SPF-status moet via screeningen bevestigd worden
alvorens de biggen vervoerd kunnen worden naar SPF-be-
drijven. CDl/Dalland screent op drie \'indicatoren\' met de
achterliggende gedachte dat als deze er niet in zitten de ove-
rige ook wel zullen ontbreken. Deze indicatoren zijn TGE
(ELISA), Ziekte van Aujeszky (serum neutralisatie test) en
porcine parvo virus (ELISA). Tegenwoordig is PPV vervan-
gen door PRRS (IPMA of ELISA). Na levering, worden
nieuwe biggen gehuisvest in een quarantainestal, waar zij
gescreend worden.

Dc SPF-bedrij ven controleren hun eigen status door elke drie
maanden bloed en mest en neustampons te verzamelen en
die op het CDl op een breed scala aan pathogenen te laten on-
derzoeken
(ActinobaciUus pleuropneumoniae, Bordetella,
wormeieren, influenza, Pasteurella, PED/TGE, Salmonella,
Streptococcus, Serpula).
Wanneer varkens geleverd worden
aan een bedrijf met een lagere gezondheidsstatus, duurt
adaptatie zes tot tien weken. De adaptatie moet in een quar-
antaine-ruimte plaatsvinden, die gescheiden is van de var-
kensstal van bestemming. In deze periode kunnen de inentin-
gen gegeven worden en kan men de dieren klinisch volgen.
Na enkele weken wordt, onder bescherming van antibiotica,
een aantal varkens van het bedrijf van bestemming (in twee
fasen) aan de quarantaine-ruimte toegevoegd. Als de var-
kens geen klinische symptomen van ziekte tonen, kunnen zij
het bedrijf in.

XäLL

RESULTATEN
De opfok

De opfok van moederloze biggen op het CDI, voor het bevol-
ken van het eerste SPF-bedrijf, is goed verlopen. De uitval
bleef in 1989 tot vier weken, beperkt tot 16,7%. Daama viel
in de periode van vier weken tot zes maanden (inclusief SPF-
transport) nog drie procent uit (16). In het voorjaar van 1993
zijn nog eens 166 moederloze biggen (van 20 zeugen) in het
CDl opgefokt. De uitval was ongeveer zeventien procent.

Fertiliteit van SPF varkens (Tabellen la, 1 b, 1 c, 2,2a)

De produktiemogelijkheden zijn duidelijk groter dan onder
conventionele omstandigheden. Wij zien op de kem-fokbe-
drijven grote verschillen met name in de vruchtbaarheid. Op
het SPF-bedrijf in Frankrijk (Brouennes) zijn twee zeugen-
lijnen (van elk tweehonderd dieren), die in Nederland ook
aanwezig zijn. De resultaten zijn behaald met zuivere lijnen
met dekkingen binnen de lijn, dus zonder heterosis-effekt.
Verder heeft men om foktechnische redenen, te maken met
een hoge vervanging van jonge zeugenstapels. Zeugen (120)
afkomstig van het bedrijf in Brouennes zijn gehuisvest in de
\'Porcheric Ecole\' in de buurt van Verdun. De Porcherie heeft
SHS-status en er wordt ingeënt tegen erysipelothrix en coli-
bacillosis. Het bedrijf functioneert als subfokbedrijf voor
een Franse integratie (GPBM); hier worden uit de zuivere
lijn-zeugen, gekruiste biggen geboren, waardoor de vitaliteit
van de biggen hoger zal zijn dan in de zuivere lijn-fokkerij
(Tabel 2).

Mestproef 030-lijn

In deze proef zijn varkens (borgen) van dezelfde lijn gemest.
De SPF-varkens groeiden met 920 gram/dag (n = 80) en de
conventionele varkens met 730 gram/dag (n = 77). De
vlees/vetverhouding was in beide groepen hetzelfde. Met be-
trekking tot de beren (bijprodukten van de fokkerij) onder
proefomstandigheden, was er echter een andere distributie
van vet in de SPF-varkens: meer vet op mg en buik en min-
der in het karkas. Het standaard-hybride-mestvarken, met
speciaal aan de hogere groei en betere voerbenutting aange-
past voer en voerschema, moet het nog beter kunnen doen.

MestproefSHS-varkens (Tabel 3 en Figuur 1)
Gezondheidstechnisch zijn in het SHS-deel echter ook pro-
blemen opgetreden. Acute darmbloedingen (PIA-complex)
blijken op de Nederlandse SHS-bedrijven nogal eens vaker
op te treden dan in conventionele stromen. Helaas is over
deze ziekte nog weinig bekend maar ook anderen melden
een grotere prevalentie voor dit beeld bij SPF-varkens.
Verder blijken deze dieren, zodra ze in contact komen met
conventionele dieren gevoelig voor
Haemophilus parasuis,
een kiem die bij conventionele dieren als een commensaal
beschouwd kan worden. Bij SPF/SHS-varkens kan dit echter
zeer acute ziektebeelden te zien geven (7,14).

-ocr page 6-

Tabel 1 a. Een vergelijking van SPF- en conventionele bedrijven, bevolkt met
twee zeugenlijnen, gebaseerd op resultaten van 1992 (400 SPF-zeugen
en 400 conventionele zeugen).

Conventioneel

Non-return 28 dagen (%) 98

Partus (%) 93

Geboren biggen per worp 11,4
(dood en levend)

Uitval tot spenen (%) 13,6

Dierenarts kosten in gld

per zeug per jaar 23,00

SPF

80
10,7

14

80,00

Tabel 3. Vergelijking resultaten mestvarkens van een SHS-subfokbedrijf
met conventionele bedrijven (1992).

SHS

Conventioneel

Aantal mestvarkens

1.500

40.000

Voer consumptie

2.44

2.13\'

Groei per dag

902.67

779.89\'

Voederconversie

2.71

2.73

Uitval (%)

1.79

2.65

Magere vlees (%)

53.19

55.16*

p <0.01

Tabel 1 b. Vergelijking fokresultaten van zeugen in zeugenlijn D van één
SPF-kernbedrijt en tien conventionele kernbedrijven (1992).

Conventioneel

Non-return (%) 98,70

Worp(%) 93,90

Geboren biggen per worp 11,92
Levend geboren biggen

per worp 10,00

Aantal 275

10D0 -

aso

goo

eso -

ODO
XX -

SPF

X

X X

92,63

84,63*

11,43

9,90
3695

\'U

1-1-1-1-1-r

a.3 3.7 a.g

VtMrupnamr In k)(/niK

—I—

1.7

"T-1-1-1-

3.1 t.3

SPF

Non-retum (%) 98,20

Worp(%) 93,90

Geboren biggen per worp 10,71
Levend geboren biggen

per worp 8,41

Conventioneel

91,69\'
81,32\'
9,62"

8,51
1252

Aantal 200

• p<O.IO:
"p<0.05

Tabel 2. Resultaten van een SHS-subfokbedrijf (porcherie ecole) bij
Verdun van 132 zeugen over de periode van 01-07-1992 tot 2001-
1994,

94,7%
2

54,5%
11,5
10,8
9,8
25 dagen

9,4%
286 gr/dag
24

a. vermeerderaar

Tabel 2a, Resultaten van een SHS-vermeerderaar \'warinaux\' in departe-

- 9% meer geleverde biggen/zeug/jaar

ƒ 160,-

ment Meuse na 324 worpen van gelten in de periode van 01 -07-1993 tot

- 30% lagere veterinaire kosten

- 40,-

31-12-1993.

- lagere voederconversie van zeugen
en biggen

p.m.

Partuspercentage

91,7

- langer produktieleven van zeugen

-t-p.m.

totaal aantal geb. biggen

11,1

ƒ. 200,-

aantal levend geb. biggen

10,8

b. mester

gesp. big/worp

9,8

- 10 % lagere voederconversie

ƒ. 16,-

speenleeftijd

25 dagen

en 10% hogere groei

uitval tot spenen

9,6%

- 30% lagere veterinaire kosten

2,-

groei big tot spenen

290 gr/dag

- lagere uitval

2.-

gesp. big/gem produkt. z.

24,3

ƒ. 20,-

Partuspercentage
Gem. cyclusnutnmer
Vervanging
Totaal aant. geb.biggen
aantal levend geb. biggen
gesp. big/worp
speenleeftijd
uitval tot spenen
groei big tot spenen
gesp. big/gem. produkt.z

Figuur 1. Groei per dag en voerconsumptie van SHS-borgen vergeleken
met die van borgen en jonge zeugen van Dalland-referentiebedrijven
(1992).

DISCUSSIE

De moederloze opfok van biggen vormt een obstakel in het
verkrijgen van SPF-varkens, zeker als men geen SPF-biest
ter beschikking heeft.

Men moet rekening houden met extra uitval onder meer om-
dat de biggen de neiging hebben aan eikaars navel te zuigen
(dit veroorzaakt weer navelbloedingen) en omdat er een ca-
tegorie biggen is, die niet zonder meer zelf begint te drinken.
Om de biggen toch een natuurlijke darmflora mee te geven,
besmetten de Denen de biggen in de opfok met een aantal be-
kende goedaardige bacteriën (lactobacillus,
Streptococcus
faecalis, E
co//-stammen). De technische resultaten in
Denemarken duiden op een financieel voordeel (Tabel 4).

De voordelen om te werken op een bedrijf dat geen diarree of
hoest kent, zijn erg groot. De voordelen strekken zich ook uit
tot de mesterij. Meest opvallende verbeteringen zijn daar te

Tabel 4. Deense technische resultaten voor SPF-bedrijven en conventio-
nele bedrijven (omgerekend naar Nederlandse economische/financiële
cijfers).

-ocr page 7-

behalen in groei en voederconversie.
Door de Landbouwuniversiteit Wageningen is berekend dat
in de Nederlandse situatie ongeveer tien procent van het ver-
strekte voer verbruikt of onbenut gelaten wordt als gevolg
van (sub)klinische infecties, die onder SPF/SHS-omstandig-
heden uiteraard niet aanwezig zijn (20). Op praktijkbedrij-
ven moet bij introductie van SPF-varkens vaak ingeleverd
worden op de gezondheidsstatus en is men verplicht de SHS-
varkens langzaam te laten wennen aan de conventionele om-
standigheden (adaptatie). Telkens als er een overgang plaats-
vindt naar een lagere gezondheidsstatus moet zo\'n ad-
aptatieprocedure gevolgd worden. De ervaringen van de au-
teurs zijn, dat als het adaptatieprotocol goed gevolgd wordt,
er heel weinig problemen optreden. Echter, als de adaptatie-
periode te kort is of als het inentingsprogramma niet wordt
gevolgd, zijn er ernstige infecties van
Haemophilus parasuis
en streptococcus waargenomen.

Door het uitbreken van Abortus Blauw in Nederland in 1991
heeft het SPF-kembedrijf in Frankrijk zijn functie meer dan
waargemaakt. Via dit bedrijf konden de leveranties van
kemdieren naar de diverse landen toch doorgaan, ondanks de
blokkade van Neder-landse bedrijven. Leverantie van dieren
met SPF/SHS-status heeft ook voordelen voor de afnemer,
die belangrijke produktievoordelen kan behalen. Wel moet
aan de voorwaarden, zoals eerder opgesomd voldaan wor-
den. Er zal zeker in de toekomst een markt zijn voor vlees dat
vrij is van humane enteropathogenen, zoals
Salmonella en
Campylobacter jejuni. Mede door de Nederlandse structuur
is een grote uitbreiding van SPF/SHS vooralsnog niet te ver-
wachten.

Anders kan het zijn in gebieden waar de varkenshouderij uit-
breidt en de bedrijven redelijk geïsoleerd liggen. Hier moet
het net als in Denemarken mogelijk zijn om hele SPF-pro-
duktiepiramides op te zetten. Er bestaan ook andere wegen
om de gezondheidsstatus van bedrijven te verbeteren. MEW
(medicated early weaning) is daar een voorbeeld van. Dit
systeem heeft echter het grote nadeel dat alleen bacteriën
geëlimineerd kunnen worden en virussen niet. Andere voor-
beelden zijn de Snufïelziekte- en Aujeszky-programma\'s
(1). Het is echter veel plezieriger om \'schoon\' te zijn en een
beetje \'vuil\' te worden dan om \'heel vuil\' te zijn en te probe-
ren wat \'vuil\' kwijt te raken.

CONCLUSIES

SPF/SHS systemen bieden uitdagende mogelijkheden voor
efficiënte varkensfokkerijen en mestvarkens die minder vat-
baar zijn voor ziektes, onder de voorwaarde dat de vereiste
condities in acht worden genomen. Dit geldt zowel voor be-
drijven, als ook voor het transport en de adaptatieprocessen.
Dalland acht de ongestoorde selectie en vooral de vereen-
voudigde export, als gevolg van de gegarandeerde vrijheid
van belangrijke ziektes en pathogenen (inclusief humane en-
teropathogenen) essentieel.

1
iXt

SUMMARY

Specific pathogen free health programs

SPF programs have been established in various countries, particularly in
Denmark and Switzerland these programs are already well advanced. The
system proves to be advantageous for export dealings but also with regard to
public health. Dalland is an internationally operating Dutch pig breeding or-
ganisation. In 1989 a SPF nucleus breeding farm was established in North-
East France. A special program was set up for the supply of animals from
this SPF nucleus. In this paper it is concluded that SPF can be economically
beneficial. Under certain well-described circumstances SPF breeding seems
feasible. Its is suggested that in future pigs could be produced that will be
free of enteropathogens of interest to public health, e.g.
Salmonella.
Campylobacter
and Yersinia enterocolitica.

LITERATUUR

1. Alexander TJL. The establishment of new herds by medicated early
weaning. In: Diseases of Swine, Ed. Leman. 1982.

2. Barfed K. Serological surveillance in the Danish SPF programme. In:
Proceedings 10"\'\'congress IPVS 1988; 332.

3. Huime M. Het opbouwen en onderhouden van een SPF-systeem in de
varkenshouderij. HAS Dronten (Nederland) 1988.

4. Jorgensen B. Epidemiological analysis of disease records from the
Danish pig breeding stations. I. The material and general description.
Dansk vet tidsskr 1987; 70(24): 1209-19.

5. Keller H. Aktuelle Probleme des Schweizerischen SPF-programmes.
Dtsch Tierarztl Wschr 1980; 87: 449-51.

6. Keller H. The Swiss pig health service (PHS). In: Proceedings lO"\' con-
gress IPVS 1988; 334.

7. Kielstein P, Methling W, Seyfarth D und Keller H. Zur Bedeutung des
glasserischen Krankheit in Schweinebestanden. Arch fiir exp vet med
1986; 40(2): 170-82.

8. Kleiss T. Ziektevrije varkens: een kennismaking in enkele cijfers 1992;
personal communication.

9. Koch W. Der Aufwand fhr die SPF-Sanierung und der Ertrag im
Vergleich zu den Kosten. Schw Arch 1975; 153-62.

10. Kuiper C. Verslag SPF-studiereis Denemarken 1988; personal commu-
nication.

11. Leman AD. Diseases of swine, 7"\' ed. ch. 66 1992; 808-36.

12. Linton AH. Guidelines of prevention and control of salmonellosis. Ed.
WHO Geneva, Switzerland 1983.

13. Madsen P. Twenty years with the Danish SPF-scheme. In: Proceedings
IO\'h congress IPVS 1988; 333.

14. Miniats OP, and Smart NL. Immunization of primary SPF pigs against
Glasser\'s disease. In: Proceedings 10"^ congress IPVS 1988; 157.

15. Nielsen. Royal Agricultural and Veterinary College Copenhagen,
Denmark 1993; personal communication.

16. Paridaans H. Evaluatie bevolking Dalland-Meuse 1991; personal com-
munication.

17. Paridaans H. Voortgangsrapportage 1-5 Dalland-Meuse 1993; personal
communication.

l8.Sanker SU, and Stagaard T. Condemnation of slaughter pigs from
SPF/MS herds. Inflammation of lungs and pleura. Dansk vet tidsskr
1988; 71(20): 1078-81.

-ocr page 8-

Voor de praktijk

In het geval van hot spot is in Nederland de lokale toepassing
van een antibioticum-corticosteroïdzalf wellicht de meest
aangewende therapie. Over het algemeen gaat men er in de
praktijk van uit dat de jeukprikkel gedurende langere tijd
aanhoudt. Immers, het dier blijft krabben en bijten. Sinds
jaar en dag wordt naar tevredenheid dan ook een antibioti-
cum-corticozalf,-emulsie of -spray toegepast. De lokale toe-
passing van een cortico lijkt gerechtvaardigd, omdat het de
jeuk wegneemt en daarmee de aanleiding tot zelftrauma.
Delen wetenschappers dezelfde visie?

Een hot spot begint meestal met een zeer hevige jeukprikkel.
Bijvoorbeeld door ectoparasieten, klitten, vlooiebanden,
anaalzakontsteking, otitis extema. Het dier gaat zichzelf
krabben en bijten en veroorzaakt een zelftrauma. Het dier
kan zichzelf infecteren en we spreken van een pyodermie. In
de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen oppervlak-
te-, oppervlakkige en diepere pyodermieën. In de praktijk is
classificatie niet eenvoudig en wordt gewerkt met de tweede-
ling oppervlakkige en diepe pyodermieën. De wetenschap-
pelijke visie is dat de eerste jeukprikkel, bijvoorbeeld een
vlooiebeet, slechts van korte duur is. Nadat de primaire oor-
zaak is weggenomen, voorkomt scheren dat het haar met het
exsudaat van de huid verkleeft. Dit laatste kan aanleiding ge-
ven tot jeuk, hetgeen wordt versterkt door een broeierig mi-
lieu. Na het wegscheren van de haren van de bewuste huid-
gedeelten zal het dier daarom geen jeuk meer hebben. De
toepassing van een corticosteroïd is daarom in deze visie niet
nodig.

Het is bekend dat lang niet alle behandelingsmethodes, die
ons op de faculteit geleerd zijn in de praktijk worden uitge-
voerd. De reden hiervan is dat deze methodes praktisch
moeilijk uitvoerbaar blijken. Het is dus van belang om een
theoretische behandelingsmethode aan de praktische toepas-
baarheid te toetsen.

C.P. Timmers\'\'

Naar aanleiding van de wetenschappelijke visie heb ik getest
of scheren als altematief voor het toepassen van een cortico
in de praktijk werkbaar en effectief is. Alle aangetaste delen
scheer ik, terwijl ik tevens een rand van ongeveer een centi-
meter van de gezonde huid rondom de hot spot meeneem.
Het scheren dient wel zorgvuldig te gebeuren om onnodige
scheerwondjes te voorkomen. Het kost overigens niet meer
dan een minuut of vijf Daama moet men de plek goed reini-
gen met een desinfecterende zeep en deze droogmaken.
Vervolgens een dunne laag clindamycine zalf^ aanbrengen
en vooral de rode demarcatielijn goed inmasseren.
De eigenaar van de patiënt krijgt een tube zalf mee om de
therapie voort te zetten. Ik vertel de eigenaar de plek eerst
even met een watje te ontdoen van eventuele oude zalfresten
en vuil voordat de nieuwe zalf wordt aangebracht (twee- tot
driemaal daags). Dit stuit in de praktijk op geen enkel be-
zwaar van zijn kant. Deze aanpak oogst veelal waardering,
omdat het genezingsproces meestal verrassend snel ver-
loopt. Gewoonlijk is de situatie binnen een dag gestabili-
seerd.

Nu zal die snelle genezing wel zijn toe te schrijven aan de
werkzaamheid van het antibioticum in combinatie met lever-
traan, maar mijns inziens is ook de afwezigheid van de cor-
tico relevant. Immers, cortico\'s houden de wondgenezing te-
gen.

Dilemma\'s tussen theorie en praktijk zullen altijd wel blijven
bestaan. Maar bij hot spot-behandeling is er wat mij betreft
geen dilemma meer. Toepassing van de genoemde antibioti-
cumzalf, in combinatie met scheren, is in mijn praktijk het
altematief gebleken voor preparaten, die tevens een cortico-
steroïd bevatten. Met deze behandelingsmethode is in prak-
tijk prima te werken. Graag verneem ik van collega\'s wat
hun ervaringen zijn.

II I*

HOT SPOT-BEHANDELING ZONDER
CORTICO EFFECTIEF?
TUSSEN THEORIE EN PRAKTIJK

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 394

\' Dierenarts te Breda

• aindohion*-

-ocr page 9-

Program: de pil voor de vlo

mm ^

1T

stopt het vlooienprobleem op radikale wijze:
Program voorkomt dat de vlo zich voortplant,
beschermt honden en katten kontinu (zonder
afname in werkzaamheid tussen behandelingen in),
is gemakkelijk in gebruik en handig gedoseerd in
tabletten (voor honden) of ampullen (voor katten),
is ongevaarlijk voor mens en huisdier, wordt oraal
toegediend en vermijdt het gebruik van
konventionele insekticiden in de huiselijke kring,
voorkomt het ontstaan van vlooienplagen in huis,
mits toegepast volgens de gebruiksaanwijzing.

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

PROGRAM

... omdat voorkomen beter is dan genezen

Animal Health
Division

Postbus 1048
4700 BA Roosendaal
Telefoon 01650-97305
Fax 01650-97283

PROGRAM tabletten bevatten
30% w/w Lufenuron.
PROGRAM suspensie bevat
7% w/w Lufenuron.
Indikatie: voor maandelijkse
orale toediening ter bestrijding
van vlooien door onderbreking
van de levenscyclus.
Contra-indikaties: geen.

-ocr page 10-

ilt

de nieuwe gezondheids- en welzijnswet voor dieren

\'DIERENARTS VERKEERT IN NIET
TE BENIJDEN TUSSENPOSITIE\'

Berichten en verslagen

Er is een nieuwe wet, die voor dieren
moet opkomen: de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren (GWWD).
Het belangrijkste aspect van deze wet
is het \'Nee, tenzij...-principe\'. De
GWWD is een kaderwet. Dat wil zeg-
gen dat de wet zelf klein is. De strek-
king is als volgt: \'Je mag geen dieren
houden\'. Alle uitzonderingen be-
treffende het houden van en het om-
gaan met dieren worden ingevuld met
Algemene Maatregelen van Bestuur
(AMvB\'s).

Deze uitzonderingen moeten zo breed
mogelijk gedragen worden. Vandaar
dat over elke handeling die eventueel is
toegestaan bij dieren, uitvoerig wordt
gediscussieerd. Iedereen mag meepra-
ten, de chihuahua-eigenaar op vier
hoog, de zelfkazende melkveehouder,
de varkenshouder met exportbelangen
en de gebeten postbode.
Een afspiegeling van de \'wel- en niet-
dierenhoudende maatschappij\' is ver-
enigd in de Raad voor Dierenaangele-
genheden (RDA). De Raad adviseert
het ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij (LNV) bij het invul-
len van de AMvB\'s. Maar ook andere
groeperingen en belangenorganisaties,
zoals de KNMvD, worden aan het
woord gelaten. Sommige groeperingen
hebben belang bij snelle invulling van
de AMvB\'s, anderen hebben juist lie-
ver dat het wat langzamer gaat. Het is
immers te voorzien, dat bepaalde din-
gen in de toekomst niet meer mogen...
Dit is het krachtenveld waarin de
GWWD zich bevindt.

STUDIEGAG

Vermande, een uitgever van onder
meer wetboeken, organiseerde op 1
juni een studiedag over de GWWD. De
inleiders schetsten de juridische impli-
caties voor de praktijk. Mr. T.W.
Mertens, oud-voorzitter van de Ere-
raad van de KNMvD, was dag-voorzit-
ter.

Hij leidde de sprekers in met een inte-
ressante beschouwing over de verande-
rende rechtspositie van het dier in de
afgelopen eeuwen. \'Descartes (±
1600)\' zei Mertens \'beschouwde die-
ren als gevoelloze machines.\' Dieren
hadden kennelijk niet veel recht van
spreken. Het Drentse Landrecht kent
ook een toepasselijke passage: \'Dieren
waarmee ontucht is gepleegd worden
verbrand\'. Pas in de achttiende eeuw
ontstond er in Engeland een wet, die
wreedheid jegens dieren moest indam-
men, de Cruelty to Animals Act
(1867).

Mertens vertelde dat de moderne wet-
gever geneigd is zogenaamde macro-
wetgeving te formuleren -\'neem de

Tot nu toe zijn dieren voor de wet nog dingen. Gek genoeg kan iemand een
hond aanschaffen en van de hand doen als een bos tulpen. Handelen in var-
kens is toegestaan alsof het paprika\'s betreft: \'Bij lang bewaren bederven ze,
maar wat we over hebben gooien we gewoon weg\'.

Natuurlijk is er een verbod op het mishandelen van deze \'dingen\'. Maar wat is
mishandelen? Volgens de wet bijvoorbeeld speelt een rol of er opzet in het spel
is. En wat is opzet? Als er een goede economische of esthetische reden bestaat
om stukken van dieren af te knippen, dan is dat toegestaan... Ook andere ui-
tersten komen voor, zelfs op de TV: \'Want dieren zijn precies als mensen, met
dezelfde wensen\'.

Heel Nederland, in het bijzonder de dierenartsen, vragen zich zo langzamer-
hand af: \'Wat is de waarde van een dier?\'

Het begin van een antwoord werd geformuleerd op de studiedag van
Vermande over de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.

Door Sophie Deleu

Mammoetwet\'- die een groot kader
schept, dat nader ingevuld moet wor-
den. De nieuwe GWWD lijkt hier
enigszins op, maar onderscheidt zich in
die zin van een macrowet, dat hij niet
van toepassing is op alle dieren. Voor
wilde dieren komt er namelijk een
Faunawet. \'Grappig detail\', vond
Mertens \'is dat er in het Oude
Testament al onderscheid gemaakt
wordt tussen wilde dieren en vee.
Sterker nog: vee is een dag eerder ge-
schapen dan de mens...\'

GWWD EN AMVB\'S
Mevrouw mr. drs. M.H. Houpt is ju-
riste bij de directie Juridische en
Bedrijfsorganisatorische zaken van het
ministerie van LNV. Ze vertelde hoe de
GWWD tot stand gekomen is en ging

\'VEE IS EEN DAG EERDER
GESCHAPEN DAN DE MENS\'

in op de invulling van de AMvB\'s door
middel van gedelegeerde regelgeving.

Gezondheid en welzijn

\'In het midden van dc zeventigerjaren
ontstond de behoefte om de bestaande
Veewet (1920) te herzien\'. In een ge-
heel nieuwe wet, de Gezondheidswet,
zouden alle bestaande wettelijke bepa-
lingen (Veewet, Vogelziektenwet,
Bijenwet, Runderhorzelwet, Nertsen-
ziekten wet) worden ondergebracht in
één wettelijke regeling.
Welzijn werd van het begin af aan als
doelstelling genoemd, maar de ver-
snipperde wetgeving op dat terrein
werd in stand gelaten (Wet op de
Dierenbescherming, Wet Dierenver-
voer, Vleeskeuringswet en Veewet).
\'Inmiddels dachten de mensen anders
over de verhouding tussen mens en
dier\', vertelde Houpt. \'Bovendien werd
de dierenbeschermingswetgeving als
krachteloos ervaren\'. Eind \'83 besloot
men dan ook om de welzijns- en ge-
zondheidswetgeving te integreren tot
één wet: de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren. \'Het uit-
gangspunt zou worden: erkenning van

-ocr page 11-

dc intrinsieke waarde van het dier\', al-
dus Houpt. De definitie van het begrip
intrinsieke waarde van het dier ligt ove-
rigens nog steeds niet vast. Houpt om-
schreef deze term als de waarde van
een dier, onafhankelijk van de waarde
of het nut van het dier voor de mens
(het onderscheid tussen paard en trac-
tor - red.). Dc belangen van het dier zijn
daarmee niet meer automatisch onder-
geschikt aan die van de mens; een be-
langrijke kentering.

De KNMvD houdt voor het be-
grip intrinsieke waarde van het
dier de omschrijving van dr.
L.J.E. Rutgers aan. Dierenarts
Rutgers promoveerde in 1993
aan de Faculteit Diergenees-
kunde op het onderwerp \'ethiek
en diergeneeskundig handelen\'.
Intrinsieke waarde is in vele
gangbare waardetheorieën dat-
gene wat op zichzelf goed of nast-
revenswaardig is of wat ter wille
van zichzelf, vanwege eigen ken-
merken, goed is. \'Als wij intrin-
sieke waarde in deze betekenis
van toepassing verklaren op er-
varingen van dieren, dan moet
aan twee voorwaarden voldaan
worden: (1) dieren kunnen lijden
en zich welbevinden, zij hebben
belangen die kunnen worden be-
vredigd of gefrustreerd en (2)
hun welbevinden cn de bevredi-
ging van hun belangen zijn op
zich goed, wenselijk of waarde-
vol.\'

Rutgers heeft ook een operatio-
nele definitie van het begrip inte-
griteit van het dier in het leven
geroepen: de heelheid en gaaf-
heid van het dier en de evenwich-
tigheid van het soortspecifieke
wezen, waarmee het zich au-
tonoom kan handhaven in het
leefmilieu. De idee van intrin-
sieke waarde van het dier komt
namelijk overeen met hetgeen in
de literatuur aangeduid wordt
met integriteit.

De invulling

Houpt schetste de gang van zaken bij
de invulling van de AMvB\'s:
\'Projektgroepen van LNV bereiden de
AMvB\'s voor. De eerste produkten van
deze groepen zijn startnotities (bijvoor-
beeld over het doden van dieren). Deze
zijn open geformuleerd en bedoeld om
discussie op te roepen\'. De projekt-
groepen maken vervolgens met behulp
van de reacties een beleidsvoorstel. De
beleidsvoorstellen worden omgesmeed
tot concept-AMvB\'s, die daama de ge-
bruikelijke procedure volgen. \'Eén van
de meest in het oog lopende problemen
is het nee, tenzij-beginsel\', zei Houpt.
\'Dit dwingt ons tot een inventarisatie
van mogelijkerwijs te houden dieren en
handelingen met dieren\'.

Ander probleem: \'Wat is aanvaardbare
welzijnsaantasting bij bijvoorbeeld het
houden van dieren?\' Een aantal in de
startnotitie opgenomen criteria voor
welzijn: levensverwachting, ziekte en
verwondingen, stereotiep gedrag en
voortplantingssucces. En over zowel
de keuze als de toepassing van de crite-
ria kan men twisten. Want het welsla-
gen van de voortplanting, om maar een
voorbeeld te noemen, is niet alleen af-
hankelijk van de omgeving van het
dier, maar ook van de kennis en facili-
teiten van de houder. \'Op deze manier
verdicht het netwerk van regels zich ra-
zendsnel\', had Houpt ondervonden.

Europa

Houpt stipte ook een ander probleem
aan: \'Wat wij in Nederiand graag zou-
den willen regelen, is elders in Europa
nog een stap te ver\'. Ook dit levert te
gedetailleerde of niet-handhaafbare re-
gelgeving op. Het ministerie kijkt ook
gericht naar alternatieven: zelfregule-
ring, netwerksturing of alleen vooriich-
ting. \'Want het is maar de vraag of alle
welzijnsproblemen van die aard zijn,
dat de overheid met regelgeving moet
ingrijpen\'. Het welslagen van deze al-
ternatieven hangt in belangrijke mate
af van het besef bij alle betrokkenen
(iedereen in Nederiand) dat het dier een
intrinsieke waarde heeft. Er is echter
nog geen algemeen geaccepteerd ni-
veau van bescherming en welzijn dat
het dier geboden moet worden: \'De
meningen lopen sterk uiteen\'.
\'Maar\' eindigde Houpt positief \'De
GWWD mag dan een problematische
wet zijn, het is een buitengewoon goed
instrument gebleken om inzicht te krij-
gen in en om de maatschappelijke dis-
cussie op gang te brengen over de wijze
waarop het dier behandeld moet wor-
den!\'

HUMAAN VERSUS DIERLIJK
\'Uit economische en volksgezond-
heidsbeschermingsmotieven, maar ook
om het dier te beschermen, is er al meer
dan honderd jaar een rijk geschakeerd
wetgevingsprogramma\', begon prof
mr. F.C.B, van Wijmen. \'De mensen-
rechten kregen echter pas na de
Tweede Wereldoorlog een stevige im-
puls\'. Van Wijmen is hoogleraar
Gezondheidsrecht aan Rijksuniversi-
teit Limburg.

Autonomie is voor de plaatsbepaling
van het menselijk individu in de sa-
menleving het centrale concept. We
vinden dat terug in grondrechten als ge-
lijkheid, privacy en integriteitsbescher-
ming.

Voor dieren, die niet voor zichzelf kun-
nen spreken, is de redenering van ouds-
her een andere: \'Centraal staat hier de
vraag van de macht van rationele we-
zens over natuur en cultuur\'. Onze be-
schaving laat zich kennen door de ma-
nier waarop zij levende wezens
respecteert en hanteert.

ONZE BESCHAVING LAAT ZICH
KENNEN DOOR DE MANIER
WAAROP ZIJ LEVENDE WE-
ZENS RESPECTEERT EN
HANTEERT

Wetenschappelijk onderzoek

Voor de afweging van de aanvaard-
baarheid van het doen van wetenschap-
pelijk onderzoek met mens en dier blij-
ken wel dezelfde soort afwegingen
centraal te staan: het belang van het in-
dividu, afgewogen tegen dat van de sa-
menleving, waarbij het risico, het on-
gemak, het leed en de pijn die
proefpersonen en -dieren moeten on-
dergaan betekenisvolle factoren zijn.
\'Voor de humane experimenten is de
preventieve toetsing van experimenten
een schoolvoorbeeld van zelfregule-
ring, voor de dierexperimenten ging de
inspiratie uit van overheidsinterventie
in primair de universitaire wereld\', al-
dus Van Wijmen.

In de afgelopen periode zijn drie wets-
voorstellen aan de Tweede Kamer aan-
geboden: het wetsvoorstel medische
experimenten, het wetsvoorstel mense-
lijke embryo\'s en geslachtscellen en
het wetsvoorstel betreffende dierexpe-
rimentencommissies.
\'Bij het wetsvoorstel medische experi-
menten is de centrale gedachtengang,
dat het verboden is een experiment met
mensen uit te voeren zonder een posi-
tief advies van een zogenaamde me-
disch-ethische commissie\', vertelde
Van Wijmen. \'Deze commissie toetst
of het onderzoek zorgvuldig en deug-
delijk is opgezet en of voldoende maat-
regelen worden genomen om de vrij-
willige deelname van proefpersonen

-ocr page 12-

veilig te stellen\'.

Vanuit de beschermwaardigheid van
embryo\'s (wetsvoorstel menselijke
embryo\'s en geslachtscellen) heeft de
overheid een moratorium afgekondigd:
onderzoekers moeten zich uit eigen be-
weging onthouden van onderzoek op
dit terrein. Aan de Wet Medi- sche
Experimenten wordt hiertoe een para-
graaf toegevoegd waarbij het bijvoor-
beeld verboden wordt om een mense-
lijke kloon te ontwikkelen of een
menselijke embryo in te brengen in de
baarmoeder van een dier. Zo is er een
heel rijtje van verboden, die overigens
algemeen aanvaard zijn.

Dierproeven

\'De voorgestelde regeling van toetsing
van dierproeven houdt in dat voor het
verrichten van dierproeven een vergun-
ning nodig is\', zei Van Wijmen. Aan de
veriening van de vergunning worden
voorwaarden verbonden, die vooral het
aantal dieren en het te berokkenen on-
geriefbeperken.

Het gebruik van alternatieven, indien
aanwezig, is verplicht. Er mag geen
dierproef worden uitgevoerd zonder
positief advies van een dierexperimen-
tencommissie. De proeven waarbij
zeer ernstig ongerief wordt berokkend
moeten van belang zijn voor de essen-
tiële behoeften van mens en dier.
Volgens Van Wijmen geeft dit wel in-
terpretatieproblemen.

WANT HET IS OM DE
BESCHERMING VAN MENS EN
DIER TE DOEN

\'Wetgevingsprocessen zijn aangele-
genheden met een lange adem\', besloot
hij. \'Hopelijk beïnvloedt dit niet de
kwaliteit van de rechtsbescherming in
negatieve zin, want het is om de be-
scherming van mens en dier te doen\'.

DIERENARTS EN GWWD
\'Ik wil vandaag ingaan op de veteri-
nair-juridische aspecten van de
GWWD\', zei mevrouw mr.drs. J.E.
Bosch-Boesjes, universitair docent
burgerlijk recht en burgeriijk proces-
recht aan de Juridische Faculteit,
Rijksuniversiteit Groningen.
Zij legde het accent op de positie van
de dierenarts en zijn verhouding tot an-
deren die in relatie staan tot het dier.

De relatie mens-dier

Bosch-Boesjes schetste twee uitspra-
ken met betrekking tot de omgang met
dieren: \'Korte tijd geleden heeft de

■■in

Hoge Raad zich uitgelaten over de
vraag of het houden van krielhanen on-
rechtmatig is, in verband met een
klacht van een buurman, die door het
vele lawaai van de dieren in de WAO is
beland\'. Het houden als zodanig bleek
niet onrechtmatig, maar van belang is
wel, of de houder in de gegeven om-
standigheden genoeg heeft gedaan om
de door de hanen veroorzaakte overlast
te beperken.

Zo heeft ook een president een uit-
spraak moeten doen over de vraag
of onmiddellijke opzegging van een
samenwerkingsovereenkomst tussen
dierenarts en Stichting Gezondheids-
zorg voor Dieren onrechtmatig was. De
betrokken dierenarts had zich niet aan
de richtlijnen gehouden bij de uitvoe-
ring van de Regeling bedrijfscontrole
dierziekten. De dierenarts voerde aan
dat het werk in de praktijk hem boven
het hoofd was gegroeid en dat het tap-
pen van bloed bij varkens pure dieren-
mishandeling was. De president achtte
-\'met enige aarzeling\'- de opzegging
onder de gegeven omstandigheden on-
rechtmatig.

Bosch-Boesjes: \'Mijns inziens was
hier het persoonlijk belang van de die-
renarts doorslaggevend. Dat belang
was niet dat de dierenarts niet aan een
zinloze behandeling van dieren wilde
meewerken, maar de grote financiële
repercussie, die de opzegging voor
hem zou hebben, nog afgezien van
strafrechtelijke vervolging\'.
Een ander feit: Art. 43 GWWD bepaalt
dat het verboden is om dieren te doden
in andere dan nader aan te wijzen ge-
vallen. Art. 8 lid 3 Boek 5 BW bevat
een regeling voor gevonden dieren die
aan dc gemeente in bewaring zijn gege-
ven. De gemeente kan (op zijn vroegst
na twee weken) het dier verkopen of
weggeven. Mocht dit niet mogelijk
zijn, dan is de burgemeester bevoegd
het dier te laten afmaken.
\'Wat hebben bovenstaande feiten of
uitspraken gemeen?\'vroeg Bosch-
Boesjes zich af \'Het gaat in alle geval-
len om dc relatie mens-dier\'. Men ver-
wacht dat er een afweging plaats zou
vinden tussen beide belangen (van
mens en dier) en dat de GWWD daarbij
richtinggevend zou zijn. In de praktijk
blijkt echter, dat de belangenafweging
wordt gemaakt tussen de belangen van
mensen onderiing of tussen de belan-
gen van het individu en de maatschap-
pij. De belangen van het dier spelen
niet mee; de GWWD is kennelijk nog
niet doorslaggevend.
In de GWWD is wel de basis gelegd
voor het stellen van positieve eisen
waaraan iemand moet voldoen bij het
houden van en omgaan met dieren. Het
dier moet in de toekomst een zelfstan-
dige plaats innemen bij de belangenaf-
weging.

De relatie mens-mens/dier

\'Mijns inziens\' zei Bosch-Boesjes
\'moet het dier niet alleen een zelfstan-
dige plaats innemen in de relatie mens-
dier, maar tevens in de relatie mens-
mens, waarbij op één of andere manier
dieren betrokken zijn\'. Ze doelde op de
relatie eigenaar-dierenarts, de relatie
dierenarts-algemeen belang (overheid)
en de relatie eigenaar-algemeen belang
(overheid).

Algemeen belang

Over het algemeen belang zei de
spreekster het volgende: \'De overheid
is de behartiger van het algemeen be-
lang, zoals exportbelangen, dierge-
zondheidszorg en volksgezondheid\'.
Diergezondheid heeft jarenlang veel
aandacht gehad, ook in het belang van
de mens. Gezondheid garandeert het
dier echter nog geen welbevinden.\' Het
streven naar een optimale gezondheid
kan zelfs op gespannen voet staan met
het streven naar welbevinden. Dat be-
tekent dat het welzijn van dieren naast
diergezondheidszorg steeds meer alge-
mene aandacht moet krijgen.\'

De dierenarts en de GWWD

De dierenarts verkeert volgens Bosch-
Boesjes wat betreft dierenwelzijn in
een niet te benijden tussenpositie;
\'Enerzijds heeft hij vanuit zijn profes-
sie een verantwoordelijkheid jegens
het dier (Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde, WUD), anderzijds
heeft hij vanuit zijn contractuele relatie
zijn verplichtingen jegens dc eigenaar
dan wel het algemeen belang (over-
heid).\'

ENERZIJDS HEEFT DE DIEREN-
ARTS VANUIT ZIJN PROFESSIE
EEN VERANTWOORDELIJK-
HEID JEGENS HET DIER, AN-
DERZIJDS HEEFT HIJ VANUIT
EEN CONTRACTUELE RELATIE
VERPLICHTINGEN JEGENS DE
EIGENAAR, DAN WEL HET
ALGEMEEN BELANG

Er is voor de diergeneeskunde niet al-
tijd ruimte om een keuze te maken.
Niettemin kan de dierenarts individu-
eel een keuze maken en heeft hij ook

-ocr page 13-

een zekere verantwoordelijkheid je-
gens zichzelf (werkplezier, inkomen,
collega\'s).

De Diergeneesmiddelenwet, de WUD
en de GWWD vormen samen een driel-
uik van een moderne en samenhan-
gende veterinaire wetgeving. De
GWWD richt zich van deze drie het
minst tot de dierenarts, maar is wel van
belang omdat de dierenarts nauw be-
trokken is bij de relatie mens-dier.
Waar wordt de dierenarts mee gecon-
fronteerd in de GWWD?

Redelijk doel

Artikel 36 is een centraal artikel: het
bepaalt dat het verboden is zonder re-
delijk doel of met overschrijding van
hetgeen toelaatbaar is, bij een dier pijn
of letsel te veroorzaken dan wel zijn ge-
zondheid of welzijn te benadelen.
Verder is iedereen verplicht hulpbe-
hoevende dieren de nodige zorg te ver-
lenen.

Mn eerste instantie is natuurlijk de eige-
naar een belangrijke factor bij de afwe-
ging of iets wel of niet mag bij een
dier\', meende Bosch-Boesjes. \'Maar
ook de dierenarts, als hij een dier be-
handelt, moet zich steeds afvragen
welk doel met de behandeling wordt
nagestreefd.\'

Diergeneeskundig handelen, waarbij
pijn of letsel optreedt, is geoorloofd
mits het een redelijk doel betreft; een
open norm, die ruimte voor interpreta-
tie laat. Hierin bevindt zich de ruimte
voor de belangenafweging waarbij het
belang van het dier een zelfstandige
factor moet zijn. Bosch-Boesjes:
\'Mijns inziens is de dierenarts gerech-
tigd het uitvoeren van diergeneeskun-
dige handelingen te weigeren, als hij
van oordeel is, dat het doel ontbreekt of
dat het doel slechts bereikt kan worden
met overschrijding van hetgeen toe-
laatbaar is\'.

Ingrepen

Het verrichten van een lichamelijke in-
greep is in principe verboden (Art. 40).
De wetgever heeft daarbij vooral ge-
dacht aan het coüperen van staarten en
oren. Voor deze ingrepen heeft de
overheid de belangenafweging ge-
maakt; ze zijn voorlopig wel of in het
geheel niet toegestaan. Een aantal uit-
zonderingen is in elk geval toegestaan,
zoals onvruchtbaar maken en ingrepen
met diergeneeskundige noodzaak.

Doden

Het is verboden dieren te doden in an-
dere dan nader aan te wijzen gevallen
(Art. 43,44). Bij het nemen van een be-
slissing moet steeds het belang van het
dier als een zelfstandige factor meege-
wogen worden. \'Het is om voor de
hand liggende redenen niet goed moge-
lijk om integraal doden van dieren te
verbieden\', legde Bosch-Boesjes uit.
\'Wel zou een afwegingsmodel ge-
maakt kunnen worden\'. Met name de
vraag of dieren die ongewenst zijn ge-
dood mogen worden is interessant...
\'Moet een dierenarts altijd voldoen aan
de wens van de cliënt?\' Bosch-Boesjes
vreest dat er een grote kans bestaat dat
de eigenaar onwenselijke alternatieven
bedenkt als de dierenarts niet meewerkt
aan euthanasie: \'Van een goede dieren-
arts worden een integere houding,
goede communicatieve vaardigheden
en een oplossingsgerichte instelling ge-
vraagd in het belang van het dier.\'

m m

Wrakke dieren

Ook over huisvesting, fokken, vervoer
en wedstrijden worden nadere regels
gesteld. De dierenarts heeft in deze
gevallen een adviserende functie.
\'Interessante onderwerpen zijn het ver-
voer van wrakke dieren (art. 60) en
aanwezigheid bij wedstrijden (art. 61)\',
aldus de spreekster. Over deze onder-
werpen bestaat nog geen consensus.

Doping

Het gebruik van doping bij wedstrijden
is verboden. Niet alleen voor eigena-
ren, maar ook voor dierenartsen is het
verboden om dopingmiddelen toe te
passen of zelfs maar in bezit te hebben
op het wedstrijdterrein.
Een dierenarts moet dus kunnen aanto-
nen dat hij ten genoegen van een amb-
tenaar dergelijke middelen toepast,
toegepast heeft of niet zal toepassen.
Met andere woorden: een dierenarts
doet er goed aan deze middelen niet
mee te nemen, dan wel een sluitende
registratie van de toediening bij te hou-
den.

Straf

En als de dierenarts zich niet houdt aan
de GWWD? \'Naast strafrechtelijke
vervolging op grond van de GWWD en
civielrechtelijke acties door bijvoor-
beeld de eigenaar van een dier, moet
ook de tuchtrechtelijke weg op grond
van de WUD niet uitgesloten worden
als het gaat om handelen van dierenart-
sen\'. Bosch-Boesjes pleitte ervoor
(\' Vooral in het belang van het dier\') dat
zowel de KNMVD als de Dierenbe-
scherming in tuchtrechtelijke zaken
ontvankelijk zouden zijn.

De doorslag

Welke belangen dienen nu de doorslag
te geven, als een dierenarts geconfron-
teerd wordt met een verzoek een be-
paalde handeling te verrichten? Bosch-
Boesjes: \'In het geval van een
individueel dier dienen bij ongewenst-
heid de belangen van het dier de door-
slag te geven.\'

In het kader van de dierziektebestrij-
ding hoeft de dierenarts zelf geen be-
langenafweging te maken; \'Als de
overheid maatregelen treft, dient zij
ook de belangenafweging te maken.\'

ALS DE OVERHEID MAATRE-
GELEN TREFT, DIENT ZIJ OOK
DE BELANGENAFWEGINGTE
MAKEN

Neemt de dierenarts een bepaalde taak
op zich, in zijn overeenkomst met de
overheid, dan dient hij deze wel zorg-
vuldig uit te voeren.
En zijn eigen verantwoordelijkheid
dan? \'Als de dierenarts zich niet kan
vinden in de maatregel, behoudt hij in
principe de vrijheid om geen contract
met de SGD te sluiten.\'
Tot slot merkte dierenarts Bosch-
Boesjes op: \'Er dient steeds een afwe-
ging van alle belangen plaats te vinden.
De dierenarts zal daarin wijs moeten
zijn. Ik heb er alle vertrouwen in dat de
meerderheid dat ook is.\'

JURIDISCHE HANDHAVING
Mr.dr. D. Boon, advocaat bij Skala
Advocaten te Haren, sprak over de juri-
dische handhaving bij de bescherming
van dieren.

\'Met een goede definitie van \'mishan-
delen\', een geïnteresseerd opsporings-
en vervolgingsapparaat en met een
rechtedijke macht, die zich liet leiden
door de ontwikkeling van de maat-
schappelijke gevoelens over dierenbe-
scherming, zou nauwkeurig afgeba-
kend zijn wat wel en niet toelaatbaar is
in de omgang met dieren\', begon Boon.
\'Echter, niet de kwaliteit en de kracht
van de inhoudelijke wetsartikelen be-
palen de doelmatigheid, juist de kwali-
teit en de slagkracht van de handhaving
zijn van doorslaggevende betekenis
voor de rechtsbescherming van het
dier\'.

Boon meende, dat het nog steeds de
handhaving is die een doeltreffende ju-
ridische bescherming van dieren in de
weg staat.

\'Zo heb ik bepleit om het houden van
andere soorten dieren dan de wetgever

-ocr page 14-

geschikt acht, te verbieden (ja, mits...)\'
zei Boon. \'Nu moeten we ellenlange
lijsten doorploeteren of een dier ge-
schikt is om te houden of niet... een
klein lijstje met soorten die niet gehou-
den mogen worden zou de handhaving
sterk verbeteren.\'

Een ander probleem: de Dierenbe-
scherming is weliswaar gerechtigd te-
gen particuliere partijen te procederen
als vertegenwoordiger van het dier,
maar de ingang bij de rechtbank is
hoogdrempelig en kost veel geld. \'Als
bevoegde rechter zou de kantonrechter
moeten kunnen optreden\', vond Boon.

Geen aangifte

Waarom heeft iemand die op ontoe-
laatbare wijze met dieren omgaat een
goede kans om vrijuit te gaan? \'Dieren
kunnen hun ongenoegen niet laten blij-
ken, doen geen aangifte en zijn, behou-
dens uiteriijke kenmerken van mishan-
deling, geen getuigen\', zei Boon.
Bovendien is het mogelijke aantal on-
toelaatbare feiten van dierenmishande-
ling heel groot.

De wetgever heeft in 1886 gestipuleerd
dat onder dierenmishandeling moet
worden verstaan: het opzettelijke
wreed behandelen van dieren. De opzet
moet tevens op wreedheid zijn gericht.
\'Dit leidde tot zeer bedenkelijke uit-
spraken van de Hoge Raad en lagere
rechters\', aldus Boon. De handelaar in
kattevellen ging vrijuit, toen hij een kat
tegen de keien doodsloeg; zijn oog-
merk was immers het winnen van de
kattehuid.

Boon: \'ik ben van oordeel dat dit effect
nog steeds echoot; het aantal opsporin-
gen en vervolgingen is klein, justitie
pakt alleen gevallen van verwaariozing
en gewelddadig behandelen aan en de
opgelegde straffen zijn laag.\'
Boon stelde voor om heel nauwkeurig
vast te stellen wat wel en wat niet toe-
laatbaar is bij de omgang met dieren...
\'Want ik vraag mij af of de GWWD
met haar vracht aan AMvB\'s een im-
puls zal zijn voor de gewenste bescher-
ming van dieren.\'

Zedelijke gevoelens

Van dierenmishandeling was vroeger
slechts sprake, als de zedelijke gevoe-
lens van mensen bij het aanschouwen
van de daad of de gevolgen daarvan
werden gekwetst. Vandaar dat dieren-
mishandeling in het openbaar ge-
pleegd, zwaarder werd bestraft dan een
feit, begaan in de beslotenheid. Pas in
1981 werd erkend dat dieren moeten
worden beschermd omwille van zich-
zelf. \'Sindsdien vormt welzijnsbenade-
ling het vertrekpunt bij de beoordeling
van dierenmishandelingsvraagstuk-
ken. Echter... niet elke welzijnsbenade-
ling is ontoelaatbaar\', ging Boon ver-
der. \'Hoe belangrijker het menselijk
doel wordt gewaardeerd, des te groter
is de toegestane welzijnsbenadeling.\'

■f ■ M

PAS IN 1981 WERD ERKEND DAT
DIEREN MOETEN WORDEN BE-
SCHERMD OMWILLE VAN
ZICHZELF

Zinloos handelen, waarbij dieren
schade wordt toegebracht is algemeen
aanvaard, ontoelaatbaar. Insekten bij-
voorbeeld worden laag gewaardeerd.
Maar wie de vleugels bij een vlieg uit-
trekt, kan rekenen op een maatschappe-
lijke reactie, die een hoge mate van on-
toelaatbaarheid impliceert...Toch slaan
wij insekten dood. Laakbaar is slechts
het gedrag van degene die zonder er-
door gehinderd te worden insekten
dood.

\'De rechtspraktijk van honderd jaar
laat zien, dat de praktische toepassing
van alle dierenbeschermende maatre-
gelen altijd zwak is geweest.\' De spre-
ker pleitte ervoor dat de wetgever, poli-
tie, justitie, rechterlijke macht en alle
belanghebbenden alle aandacht op de
uitvoerings- en handhavingsactivitei-
ten richtten.

Aanbevelingen

Tot slot had Boon een aantal aanbeve-
lingen. Hij stelde onder meer voor om
nu reeds een wetenschappelijke evalu-
atie te programmeren, om na te kunnen
gaan in hoeverre de GWWD functio-
neert.

Hij wees zijn toehoorders erop, dat die-
renrecht, emancipatierecht is: \'In de
twintiger jaren van deze eeuw heeft
eenzelfde emancipatie plaatsgevonden
ten aanzien van kinderen; hun belangen
zijn sindsdien als rechten geformu-
leerd.\' Het moet dan ook erkend wor-
den dat dieren rechtssubject zijn, dat zij
met andere woorden subjectieve belan-
gen hebben.

De belangenorganisaties (waaronder
de KNMvD) doen er goed aan een be-
leid te formuleren, waarmee civiel-
rechtelijke handhaving gestalte krijgt;
welke feiten verdienen met prioriteit
een toelaatbaarheidstoetsing...
Boon was er voorts op tegen om proef-
diergebmik buiten de openbaarheid te
houden -\'de toelaatbaarheid slechts te
laten toetsen door ethische commis-
sies\'- waarmee het buiten de toetsing
van de onaftiankelijke rechter wordt
gebracht.

En tenslotte: \'Het dier heeft het voor-
deel van de twijfel. Alle omgangsvor-
men met dieren zijn verboden, tot vast-
staat dat deze bij dieren geen of althans
een aanvaardbare welzijnsbenadeling
veroorzaken... Aan dit beginsel is
enigszins gestalte gegeven in de
GWWD, laat het de belangrijkste lei-
draad zijn voor de praktijk!\'

LANDBOUWSCHAP
Het Landbouwschap is positief over de
manier waarop de invulling van de
GWWD tot stand komt. Dat is althans
de strekking van de inleiding van me-
vrouw mr. S.F. Plessius, werkzaam bij
het Landbouwschap: \'De manier
waarop er met alle belanghebbenden
gediscussieerd wordt met behulp van
de startnotities heeft tot gevolg dat we
goed naar eikaars standpunten luiste-
ren. En dit effect werkt ook door in an-
dere onderwerpen.\'

Verordeningen

Een probleem van de opzet van de
GWWD is evenwel dat de invulling
moet (in plaats van mag) geschieden
met behulp van AMvB\'s. \'De verorde-
nende bevoegdheden van het Land-
bouwschap (en andere publiekrechte-
lijke bedrijfsorganisaties, PBO\'s)
komen daarmee te vervallen\', zei
Plessius. Ze vond niet dat dit een be-
zwaar hoefde te zijn, maar het systeem
met verordeningen functioneerde wel
al vele jaren tot ieders tevredenheid.
\'Vooral als er snel behoefte is aan re-
gels, bijvoorbeeld bij de bestrijding
van dierziekten, is de weg van de
AMvB\'s erg lang.\'

EG-Richtlijnen

Vreemd genoeg wint de overheid geen
advies in bij organisaties en andere be-
trokkenen, als ze EG-richtlijnen imple-

IS VOOR EG-WETGEVING
DRAAGVLAK NIET
BELANGRIJK?

menteert. Krachtens de Algemene Wet
Bestuursrecht is dat ook niet nodig.
\'Toch is dat jammer\', aldus Plessius.
\'De overheid wil graag een breed
draagvlak, mag advies inwinnen voor
ontwerprichtlijnen, maar vraagt het
niet.\' Is voor EG-wetgeving draagvlak
niet belangrijk?

\'Er valt weinig te adviseren\', is het
commentaar van de overheid. Plessius

-ocr page 15-

bestreed het idee, dat EG-richtlijnen
maar voor één uitleg vatbaar zijn:
\'Zelfs de Identificatie & Registratie-
Richtlijn kan blijkbaar op verschil-
lende manieren worden opgevat.\' In de
Richtlijn staat dat alle mnderen binnen
dertig dagen gemerkt moeten zijn. In
Nederland bestaan er echter gewetens-
bezwaarden, die deze regel toch weer
heel anders lezen. De overheid geeft
deze gewetensbezwaarden de ruimte,
want er is nu een vrijstellingsregiem.
\'Dus ook deze regel laat ruimte voor
interpretatie\', zei Plessius.

DE DIERENBESCHERMING
Mevrouw mr. M.J.E. Ruizendaal is on-
der andere klachtencoördinator bij de
Landelijke Inspectiedienst Dierenbe-
scherming. \'Dc Dierenbescherming is
op de hoogte van de beperkingen van
de wetgeving\', begon ze. \'Andere in-
strumenten, zoals het bevorderen van
maatschappelijke bewustwording, krij-
gen dus zeker de nodige aandacht. De
Dierenbescherming is echter wel dege-
lijk gebaat bij een goede invulling van
de regelgeving.\'

LID

De Landelijke Inspectiedienst Dieren-
beschenning (LID) is een uitvoerend
deel van de Nederlandse Vereniging tot
Beschenning van Dieren. Ze heeft on-
der andere elf onbezoldigde politie-
ambtenaren in dienst als districtinspec-
teur. Deze zijn dagelijks op pad om
dierenleed aan te pakken. Hiermee ne-
men zij een overheidstaak over. Door
middel van \'thema-controles\' signal-
eert de LID tevens de ontoereikend in
de wet geregelde zaken .
De LID verricht veel van haar taken
naar aanleiding van publieksklachten.
Ze staat meestal, gezien de prioriteiten-
stelling van de overheid, eenzaam
vooraan bij het aanpakken van dieren-
leed. Burgers hebben alle hoop geves-
tigd op de Dierenbescherming en deze
streeft ernaar om aan de verwachtingen
te voldoen.

\'Tegenover dierenwelzijn is de menta-
liteit van de maatschappij wel degelijk
veranderd\', zei Ruizendaal. \'Benade-
ling wordt steeds kritischer bekeken.\'
Zodoende was de wetgeving inmiddels
aan een ingrijpende face-lift toe. De
Dierenbescherming heeft ervoor ge-
vochten, dat in de nieuwe welzijnswet-
geving de intrinsieke waarde van het
dier goed tot zijn recht zou komen...
De Dierenbescherming heeft drie wet-
telijke mogelijkheden om dierenwel-
zijn te bevorderen: de algemene straf-
bepalingen, de civielrechtelijke hand-
havingsmogelijkheid en de strafrechte-
lijke handhavingsmogelijkheid.

Algemene strafbepalingen

De algemene strafbepalingen van het
Wetboek van Strafrecht worden geken-
merkt door een zedenbeschermende ra-
tio; de menselijke belangen, niet het
dierenwelzijn, zijn het uitgangspunt. Is
er opzet in het spel, dan is het mishan-
delen van dieren een misdrijf Gaat het
om verwaarlozing (zonder opzet), dan
is er sprake van een overtreding.
Het Wetboek zwijgt over het doden
van dieren; \'Zolang geen mishandeling
plaatsvindt, zijn dieren hun leven dus
niet zeker.\' Gelukkig is in de GWWD
de zinsnede \'het benadelen van het
welzijn van een dier\' in de artikelen op-
genomen. Het opzetvereiste is ook ver-
dwenen.

Ruizendaal betreurt het overigens, dat
in de huidige situatie de oude bepalin-
gen nog steeds van kracht zijn en dat de
datum van vervanging niet duidelijk is:
\'Een extra vertragende factor in de
strafrechtelijke afhandeling van die-
renwelzijnszakcn.\'

Civielrechtelijk

De praktijk heeft geleerd dat civiel-
rechtelijke handhaving geen garantie
biedt voor het in acht nemen van de be-
langen van dieren. De Dierenbescher-
ming is erkend als belangenbehartiger
van dieren en kan in dure civiele recht-
bankprocedures haar recht proberen te
halen. Dit is echter een uiterst moei-
zame weg.

\'De Dierenbescherming pleit dan ook
voor een verzoekschriftprocedure bij
de Kantonrechter\', aldus Ruizendaal.
Deze procedure kent geen verplichte
procesvertegenwoordiging, stelt geen
hoge eisen aan de bewijsvoering en is
relatief goedkoop.

In de GWWD is vormgegeven dat die-
renbeschermingsorganisaties voor de
belangen van dieren kunnen opkomen.
Het betreffende artikel zal echter niet in
werking treden, omdat inmiddels in
een andere wet is opgenomen dat be-
langenorganisaties in het algemeen
rechtvorderingsrecht hebben. Nog
steeds is de rechtbank daarin de aange-
wezen instantie en bovendien mag een
belangenorganisatie alleen voor andere
personen opkomen.
Ruizendaal: \'Dat betekent dat de
Dierenbescherming alleen via de ge-
kunstelde weg dat dierenleed de belan-
gen van de mens schendt, kan procede-
ren.\'

Strafrechtelijk

De LID mag weliswaar de eerste stap
zetten voor de strafrechtelijke handha-
ving, maar de bewijsproblematiek en
de onmogelijkheid om adequaat in te
grijpen ervaart zij als grote problemen.
\'Het komt erop neer\', vertelde
Ruizendaal \'dat de LID vaak oneigen-
lijk gebmik maakt van inbeslagne-
mingsbevoegdheden.\' Helaas zijn die-
ren ongeschikt voor de opslag die de
bewaring met zich brengt -ze worden
in de regelgeving niet gezien als le-
vende wezens- dus deze inbeslagname
heeft meestal treurige gevolgen...

\'Voorts worden de dieren meer dan
eens na een strafrechtelijke procedure
teruggegeven aan de eigenaar; de
waanzin ten top!\', zo schetste Ruizen-
daal de minimale wettelijke mogelijk-
heden om dierenleed te bestrijden.

MEER DAN EENS WORDEN DE
DIEREN NA EEN STRAFRECH-
TELIJKE PROCEDLREWEER
TERLGGEGEVEN AAN DE EI-
GENAAR; DE WAANZIN TEN
TOP

De Dierenbescherming ziet wel dege-
lijk goede punten in de nieuwe
GWWD, maar... \'Het blijft echter een
emstige omissie dat mogelijkheden tot
handhaving zo marginaal gebleven
zijn.\'

DISCUSSIE

Drs.mr. J. Staman leidde de discussie.
Hij is Hoofd afdeling Welzijn, Ge-
zondheidszorg Gezelschapsdieren en
Beroepsuitoefening, Veterinaire Dienst,
ministerie van LNV.

Samenwerkingsovereenkomst

Natuurlijk vroeg men zich af of een sa-
menwerkingsovereenkomst tussen de
SGD en de dierenarts wel of niet per di-
rect kon worden opgezegd. Aan Bosch-
Boesjes het antwoord: \'Ik ben er in-
middels aan gewend geraakt dat recht
discussie is, misschien is dat voor die-
renartsen in het algemeen moeilijk te
begrijpen...\' Ze stelde dat het opzeggen
van de samenwerkingsovereenkomst
in het ene geval wel onmiddellijk was
toegestaan en in het andere geval niet.
\'Dat hangt van de argumenten en het
verweer af\' Het verweer \'Ik verrek
het\', bleek in elk geval niet efTectief
Niemand mag naar eigen inzicht in-

-ocr page 16-

•RIM

houd geven aan de uitvoering van een
overeenkomst.

Openheid

\'Triest is het\', stelde een aanwezige
\'dat de intensieve veehouderij ver ver-
wijderd is geraakt van de consument.
Niemand laat de consument een kip in
een batterij of een dier aan het einde
van de mestperiode zien.\' Hij pleitte
voor openheid, want ook hij vond het
moeilijk om de intrinsieke waarde van
500.000.000 gehouden dieren in
Nederland in te schatten. Weten waar
we over praten bleek voor meer toe-
hoorders een probleem: \'Wat is de in-
trinsieke waarde van een dier? ik heb
het gevoel dat we niet verder komen
zonder dat we weten wat dat is.\'
In die zin is de manier waarop de invul-
ling van de GWWD is opgezet geen
slechte; er komt tenminste een behoor-
lijke maatschappelijke discussie op
gang.

Beroepsorganisatie

\'Hoe dient de beroepsorganisatie
(KNMvD) om te gaan met de houding
van de dierenarts tegenover dieren?\'
vroeg iemand. Even werd de Code voor
de Dierenarts genoemd, maar die gaat
eigenlijk niet concreet over de bescher-
ming van het dier. Bosch-Boesjes
noemde al eerder de eigenschappen
van een naar haar mening goede die-
renarts: integer, communicatief en op-
lossingsgericht.

DE EIGENSCHAPPEN VAN EEN

GOEDE DIERENARTS: INTE-
GER, COMMUNICATIEF EN OP-
LOSSINGSGERICHT

De KNMvD dient deze eigenschappen
zoveel mogelijk in de dierenarts te sti-
muleren en te ondersteunen. Zij bevor-
dert immers de diergeneeskunde in de
ruimste zin des woords.
Natuurlijk speelt de Commissie Ethiek
een grote rol; zij formuleert collectieve
standpunten over wat wel en niet toe-
laatbaar is bij dieren. Dierenartsen voe-
len zich hierdoor gesteund. De Com-
missie weegt bepaalde belangen af,
hetgeen voor de individuele dierenarts
moeilijk kan zijn.

De dierenarts zelf? Die heeft de morele
verplichting de literatuur op het gebied
van de beschermwaardigheid van het
dier bij te houden en af en toe stil te
staan bij zijn of haar diergeneeskundig
handelen.

uniforme diagnose-stelling:
ideaal of werkelijkheid?

Hoe graag zouden we niet een diagnose stellen zonder aan onszelf en onze be-
handeling te hoeven twijfelen? Helemaal ideaal zou het worden als onze diag-
noses ook intercollegiaal vergelijkbaar werden. Met het project \'Signalering
in de gezelschapsdieren-praktijk\' lijkt de NCI (NOVAD Coöperatie Ideëel)
op weg te zijn naar verwezenlijking van deze idealen.

Het project \'Signalering in de gezelschapsdieren-praktijk\' is een jaar geleden
gestart onder leiding van de NCI. Zeven gezelschapsdieren-practici registre-
ren op uniforme wijze een aantal problemen en de wijze waarop zij tot de
diagnose zijn gekomen. Zij doen dit met behulp van protocollen. Over enige
tijd hopen zij hiermee aan te tonen dat deze werkwijze leidt tot een betere
diagnosestelling, dat diagnoses beter te evalueren zijn, bruikbaar zijn voor in-
tercollegiale toetsing en misschien zelfs voor epidemiologische toepassingen.

algoritmen als registratie-formulier ge-
bruikt. Zeven gezelschapsdierenprak-
tici vullen tijdens of na afloop van het
consult het betreffende algoritme in.
Daamaast gebruiken zij het algoritme
natuuriijk ook als hulpmiddel. De in-
gevulde algoritmen worden verzameld
en opgestuurd naar de NCI.
Een klein team, met onder andere een
vertegenwoordiger van de Vakgroep,

PROTOCOL
(ALGORITME)

oplos-

sing

/

\\

\\

/

Figuur 1. Een stapsgewijze analyse, waarbij de meest discrimineren<Je
stappen het eerst worden genomen.

In het begin kon niemand uit de voeten
met het protocol, dat gevolgd moest
worden om tot de diagnose te komen.
Behoorlijke weerstand, veel wijzigin-
gen en aanvullingen op het formulier
waren het resultaat. Daarbij kostte het
de deelnemers veel tijd. Wat was dan
de motivatie om er toch mee door te
gaan? Daarvoor is een aantal redenen
aan te geven, die hieronder uiteengezet
worden aangege-
ven, voorafgegaan
door een korte toe-
lichting.

pro-
bleem

WERKWIJZE
Voor een aantal pro-
blemen is door de
Vakgroep Gezel-
schapsdieren van de
Faculteit Dierge-
neeskunde een algo-
ritme ter beschik-
king gesteld.
Te weten de \'pro-
blemen\' PU PD, pa-
resc/paralyse, dys-
pnoc, tumor mam-
mae en ascites bij de
hond. De algorit-
men waren gemaakt
als hulpmiddel om
probleem gevallen
in de kliniek econo-
misch aan te pakken.
Volgens een vast pa-
troon wordt een pro-
bleem stapsgewijs
geanalyseerd, waar-
bij de meest discri-
minerende stappen
het eerst genomen
worden (Figuur 1).
In het NCI-project
\'signalering in de
gezelschapsdieren-
praktijk\' worden de

-ocr page 17-

bespreekt de inzendingen.
Aanvankelijk zijn daarbij het meest in-
teressant de afwijkingen van het gebo-
den schema. De patiëntenpopulatie in
de praktijk verschilt immers van die
van de universiteitskliniek! Na enkele
aanpassingen van het algoritme blij-
ken afwijkingen minder vaak voor te
komen en is aan te nemen dat ze ge-
schikt zijn voor praktijkgebruik. Een
niet te onderschatten factor hierbij is
ook dat de deelnemende prakticus ver-
trouwd raakt met deze wijze van wer-
ken en noteren. Zo ontstaat een goed
werkbaar algoritme met eenduidige
keuze-momenten.

De praktici wisselen elke twee maan-
den de onderlinge ervaringen uit, een
begin van intercollegiale toetsing! Er
wordt telkens één onderwerp (algo-
ritme) uitgekozen dat extra aandacht
krijgt. Na tien maanden registreren
ontstond er een klein overzichtje,
waaruit bleek dat registratie-informa-
tie kan opleveren; bijvoorbeeld over
de relatie \'probleem en diagnose\' of
het therapeutisch effect. Het werkte
zeer stimulerend, ook al waren de cij-
fers onbetrouwbaar en de aantallen
veel te klein. Het is nu duidelijk,
waarom de vergelijkbaar werkende
groep huisartsen pas na tien jaar regis-
treren met informatie naar buiten
kwam!

RESULTATEN/MOTIVATIE/
DOELSTELLING

Waarom besteden tien druk bezette
mensen zoveel tijd aan iets dat na een
jaar nog maar nauwelijks (voor buiten-
staanders) aantoonbaar resultaat ople-
vert?

De mogelijkheid om probleemgevallen
elke twee maanden met collega\'s door te
nemen is beslist een argument, maar niet
het belangrijkste. Het is voor de indivi-
duele deelnemer leerzaam. Het wordt
steeds makkelijker om het standaardfor-
mulier in te vullen.

Allemaal waar, maar niet voldoende
motiverend.

De belangrijkste reden om door te gaan
is de groeiende zekerheid bij de deelne-
mers, die alleen door en met een goede
registratie de kwaliteit van de beroeps-
uitoefening te handhaven is. Zij zien in
dat een goede registratie mogelijkhe-
den biedt om daaruit nuttige en be-
trouwbare informatie te genereren.
Het stukje gereedschap dat informatie
genereert uit kale gegevens, heeft de
tovemaam \'automatisering\' gekregen.
Deze stap wil de groep ook nemen (de
praktijk-administratie is uiteraard al
geautomatiseerd). Maar voorop staat
de kwaliteit van de gegevens: hoe be-
trouwbaarder de gegevens, des te waar-
devoller de informatie eruit. Dit project
heeft als hoofddoel op uniforme wijze
een diagnose te (leren) stellen en diag-
noses uniform vast te leggen. Dit jaar
(1994) wordt ook gebruikt om de geau-
tomatiseerde versie van een aantal al-
goritmen uit te testen.
Het voert te ver om in te gaan op alle
voor- en nadelen van het automatiseren
van de diagnose-stelling. Eén voordeel,
buiten de statistische mogelijkheden,
willen we noemen. De papieren versie
heeft al duidelijk gemaakt dat een algo-
ritme een hulpmiddel kan zijn bij een
\'moeilijk\' geval. Het eerste prototype
op de PC heeft duidelijk gemaakt dat
vooral de hulpschermen achter een
vraag/onderzoek hèt voordeel kunnen
zijn van een geautomatiseerd algo-
ritme. Hulp-schermen met actuele in-
formatie op het moment dat ze nodig is.
Een laatste motivatie om de rigide
wijze van invullen vol te houden, is de
zekerheid dat de stappen van het onder-
zoek beargumenteerd zijn. Handig als
er juridische problemen komen. Alle
stappen zijn geregistreerd volgens een
algemeen geaccepteerde en verant-
woorde werk-wijze.

VERVOLG

In het eerste jaar is gebleken dat algo-
ritmen voor patiënten aan de universi-
teitskliniek aangepast moeten worden
aan gebruik ten behoeve van de popu-
latie patiënten in de praktijk. De aange-
paste algoritmen moeten worden geau-
tomatiseerd en voorzien worden van
actuele informatie in de hulpschermen.
Er zijn nu twee prototypen beschik-
baar, vele moeten volgen.
Om te leren werken met algoritmen
zullen in de periferiegroepjes dieren-
artsen moeten samenwerken. Op die
manier zal praktijkervaring bespreek-
baar en vergelijkbaar worden.

VETERINAIRE KENNIS
Samenvattend kunnen we stellen dat
als gevolg van het project \'signalering
in de gezelschapsdierenpraktijk\' de ei-
gen veterinaire kennis wordt verbe-
terd. Niet alleen door het gestandaardi-
seerd registreren van bevindingen,
waardoor een betere evaluatie mogelijk
is, maar ook door de collegiale toet-
sing. Het uiteindelijk resultaat kan
zelfs een kwaliteitsverbetering van en
voor de hele sector zijn.

stichting voor veearbitrage bemiddelt bij geschillen

Gelukkig worden dit soort problemen
vaak in goed onderling overleg door
partijen zelf opgelost. Maar dat lukt
niet altijd. Leiden de problemen tot
een blijvend geschil tussen partijen
dan is professionele hulp geboden ten-
einde de problemen op te lossen. De
Stichting voor Veearbitrage biedt die
hulp in de vorm van advisering en/of
bemiddeling en in de vorm van arbi-
trage (particuliere rechtspraak). De
Stichting is in 1957 in het leven geroe-
pen door het Landbouwschap en de
Nederlandse Bond van Handelaren in
Vee. Al meer dan 35 jaar is de
Stichting actief om geschillen over
runderen, varkens, schapen en paarden
tot een goed einde te brengen. In de
Stichting voor Veearbitrage wordt sa-
mengewerkt door de Nederlandse Bond
van Handelaren in Vee (NBHV), het
Landbouwschap, De Centrale Bond van
Paardenhandelaren in Nederland
(BOPA) en de
Koninklijke Nederland-
se Maatschappij voor Diergenees-
kunde.
Deze organisaties leveren de le-
den van advies- en arbitragecommis-
sies en ondersteunen de Stichting in
Financieel opzicht. Het secretariaat
van de Stichting verstrekt desgewenst
inlichtingen over haar mogelijkheden
van advies, bemiddeling en arbitrage.
Tevens kan de brochure worden aan-
gevraagd met het volledige arbitrage-
reglement en verdere infonnatie over
advies en arbitrage. Tenslotte verstrekt
het secretariaat aanvraagformulieren
voor arbitrages.

Het postadres van de Stichting: Stich-
ting voor Veearbitrage, postbus 354,
3500 AJ Utrecht, telefoon: 030-
333244 (tijdens kantooruren).

Meestal komt bij het kopen van vee na enig onderhandelen een voor beide
partijen aanvaardbare koopovereenkomst tot stand. Soms echter gaat er bij
het uitvoeren van de gesloten overeenkomst iets mis. De verkoper levert bij-
voorbeeld niet datgene wat was afgesproken of het geleverde dier lijdt aan
een verborgen gebrek.

-ocr page 18-

\'Intervet Intemational neemt in
Nederland een unieke plaats in.
Anders dan de meeste farmaceutische
bedrijven richten we ons voor de volle
honderd procent op de diergenees-
kunde\', zei Paul van Aarle, hoofd van
het Veterinary Service Department
van Intervet.

Ui

■ IA

ii ^ii

AUSTRALIË

Bas Kolpa, de winnaar van verleden
jaar, vertelde tijdens de feestelijke bij-
eenkomst over zijn ervaringen in het
land van zijn keuze: Australië. Hij
heeft genoten van een schitterende reis
en heeft twee veterinaire faculteiten

david tussen wint intervetprijs

David Tijssen, vijfdejaars student diergeneeskunde is de gelukkige winnaar
van de Intervetprijs, die op woensdag 1 juni is uitgereikt. De prijs is bestemd
voor degene, die het meest heeft bijgedragen aan de integratie van de
Faculteit Diergeneeskunde. Hij wordt jaarlijks uitgereikt en bestaat uit een
bezoek van één maand aan een land waar Intervet International een zogehe-
ten Local Company heeft.

Hij studeert sinds 1989 aan de
Faculteit en heeft zich op veel manie-
ren ingezet voor studenten, onderwijs
en faculteit en is lid van het Facul-
teitsbestuur en de Studentenraad.

SPRAKELOOS

De anders zo sociaalvaardige prijswin-
naar was totaal overdonderd en zocht
naar woorden: \'Tja, daar sta je dan;
hoewel genomineerd blijft het winnen
van zo\'n prijs een verrassing en over-
valt het je. Graag wil ik van deze gele-
genheid gebmik maken Intervet, de
jury en de Faculteit te bedanken\'. Op
de vraag welk land hij gaat bezoeken
had David nog geen antwoord.

Veterinair Nederland is voor Intervet
Intemational van groot belang. De
Nederlandse filosofie is een basis voor
het reilen en zeilen van het bedrijf dat
wereldwijd opereert. Dierenartsen bij
Intervet vervullen functies in de tech-
nische ondersteuning, registratie en re-
search. Ook minder voor de hand lig-
gende functies zoals verkoop, manage-
ment, produktie en kwaliteitscontrole
worden door dierenartsen bekleed. De
intensieve samenwerking met dieren-
artsen werkzaam bij de Faculteit,
Gezondheidsdiensten, ID-DLO en de
ministeries is van even groot belang
voor Intervet als de samenwerking met
de toekomstig praktizerende dierenart-
sen in veldproeven.

INTERVETPRIJS

\'Het merendeel van de dierenartsen bij
Intervet heeft vóór hun tijd bij ons be-
drijf activiteiten verricht die buiten
Nederland en buiten de directe prak-
tijkervaring liggen. Deze ervaringen
zijn heel nuttig voor een intemationaal
opererend bedrijf, zoals het onze\', al-
dus van Aarle.

Nederlandse dierenartsen kunnen het
zich niet veroorloven uitsluitend ken-
nis te nemen van de in Nederland gel-
dende mening. De Faculteit Dierge-
neeskunde is een instituut dat alle
dierenartsen bindt. Aan de andere kant
moeten ze actief werken aan de verbre-
ding van hun horizon, anders beperkt
datzelfde instituut het gezichtsveld.
Van Aarle: \'Wij hebben het gevoel dat
er behoefte is aan studenten die over
hun studiegrenzen heenkijken en zich
breed inzetten voor de veterinaire ge-
meenschap. Met deze prijs richten wij
ons op hen. Het is de bedoeling dat we
met deze prijs onze waardering uiten
voor de in brede zin actieve student\'.

bezocht in Sidney en Melbourne. Hij
heeft ook meegekeken over de schou-
ders van diverse Australische col-
lega\'s. \'De prijs is ingesteld om sa-
menwerking te stimuleren maar het is
tevens een prima gelegenheid om even
afstand te nemen van alles. Ik hoop dat
Intervet met deze prijsvraag blijft
doorgaan\', zei Bas.

MOEILIJKE KEUZE
Decaan prof dr. H.W. de Vries mocht
als voorzitter van de jury de prijswin-
naar bekend maken: \'Een moeilijke
keuze, omdat de zeven genomineerden
ieder op een eigen manier hebben bij-
gedragen aan de integratie van de
Faculteit\'.

Toch is de jury na ampel beraad tot het
unanieme besluit gekomen, dat David
Tijssen zich het meest heeft ingezet.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar dc
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusiefl7\'/2 %
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994. De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 17"/2 %
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening SNR 511606
ten name van de KNMvD, onder ver-
melding van \'Banden\' (plus jaar-
gang).

-ocr page 19-

reactie gene pharming op nutricia
en dierenbescherming

Het Leidse biotechnologiebedrijf Gene Pharniing Europe betreurt het dat de Dierenbescherming naar dreigemen-
ten heeft gegrepen inzake de relatie tussen Nutricia en Gene Pharming Europe. Op de reactie van Nutricia daarop
heeft Gene Pharming Europe geen commentaar.

Gene Pharming beschikt over alle vereiste goedkeuringen voor het fokken met stier Herman, aan wiens totale aantal
van ongeveer honderdduizend genen één enkel genconstruct is toegevoegd. Dankzij dit gen kan een deel van het
vrouwelijke nageslacht van Herman in de melk de stof humaan lactoferrine produceren. Beperkte proefnemingen
hebben uitgewezen, dat lactoferrine van positieve invloed kan zijn op de bestrijding van infecties in het maag-darm-
kanaal. Deze infecties doen zich vooral voor bij patiënten met een verzwakt afweersysteem, zoals AIDS-patiënten,
kankerpatiënten die met chemotherapie zijn behandeld en bij prematuur geboren baby\'s

De eerste kalfjes zijn inmiddels geboren. Hoeveelheden melk, benodigd voor uitgebreide klinische onderzoekingen
en toelatingsprocedures zullen eind 1995 beschikbaar zijn. Pas na toelating van het produkt kan tot produktie wor-
den overgegaan. Al met al zijn hiermee meer jaren gemoeid. Deze produktie is dus vooralsnog niet aan de orde. De
voorgenomen voortgezette samenwerking tussen Nutricia en Gene Pharming Europe heeft betrekking op de daad-
werkelijke produktie van lactoferrine en een ander biomedisch eiwit met soortgelijke werking, lysosyme. De recente
ontwikkelingen hebben geen invloed op de voortgang van het werk van Gene Pharming Europe.

paard aan de
nageboorte

hoofdprijs virbac voor
inwoonster leek

Mevrouw Luinge uit Leeic (Groningen)
nam onlangs bij Virbac Nederland BV
te Bameveld de hoofdprijs in ont-
vangst van de prijsvraag verbonden
aan het vlooienbestrijdingsmiddel
Defendog. Uit handen van mevrouw P.
Fuchs, Product Maneger Gezelschaps-
dieren kreeg zijn een videocamera. De
prijsvraag bestond uit het completeren
van een rijmpje op een halslabeltje, be-
vestigd aan de verpakking van
Defendog.

Haar rijmpje \'Vlooien maakten mijn
hond het leven zuur, ik zocht dus naar
een goede kuur. Na een behandeling
met Defendog was het met de vlooien
gedaan. En hagel, storm of regen,
Defendog kan er tegen!\' werd door de
jury als meest originele gekozen.

VRAAG

Wat is de beste behandeling voor een
paard aan de nageboorte? Ik heb be-
grepen, dat er tegenwoordig geadvi-
seerd wordt, Oxytocine door middel
van een dmppelinfuus, toe te dienen.
Na hoeveel tijd moetje met zo\'n dmp-
pelinfuus beginnen? Hoe lang moetje
erover doen? Als de nageboorte na
zo\'n infuus afkomt, moet je dan nog
spoelen en waarmee? Als de nage-
boorte na zo\'n infuus, niet afkomt, wat
dan? Opnieuw infuus en ouderwets
manueel verwijderen? Is de behande-
ling voor een pony hetzelfde als voor
een Belgisch trekpaard? Mag er a.b.
(bijvoorbeeld kanacilline) in de uterus
na het spoelen?

ANTWOORD

Voordat ik overga tot de behandeling
van de hier gestelde vragen, wil ik
eerst verwijzen naar het Diergenees-

-ocr page 20-

kundig Memorandum (1990; 1: 37)
met als onderwerp \'Endometritis bij de
merrie\', waarin ook de nageboortepro-
blematiek en de acute endometritis
post partum worden besproken. Ik ga
de daar vermelde zaken uiteraard niet
herhalen. Als een merrie retentio se-
cundinarum (r.s.) vertoont is de eerste
vraag: wanneer moet er ingegrepen
worden?

Het antwoord is: zo snel mogelijk.
Officieel mag zes uur worden ge-
wacht. Dit is juist met het oog op het
eventueel ziek worden van de merrie,
maar het is te lang als het opnieuw
drachtig worden van de merrie erbij
wordt betrokken. Wordt zes uur ge-
wacht dan ontstaat er in veel gevallen
een endometritis, die leidt tot moeilijk-
heden bij het drachtig worden. Mijn
advies is: merries waarvan bekend is
dat ze voorheen r.s. hebben vertoond
en één uur na het veulenen nog aan de
nageboorte staan, moeten worden be-
handeld. Bij alle andere merries wach-
ten tot twee
uur post partum (p.p.).
De tweede vraag is: hoe behandelen?
Het beste is een druppelinfuus met
Oxytocine (45 minuten, I liter, 100 IE
Oxytocine). Mocht dit in de praktijk op
moeilijkheden stuiten, dan kan ook een
IM- of subcut.-injectie worden gege-
ven (50 IE Oxytocine), met als nadelen
dat de merrie meer buikpijn heeft en de
resultaten slechter zijn. Er komen dus
minder nageboortes af, zodat óf een
tweede oxytocine-injectie (buikpijn)
moet worden gegeven óf de nage-
boorte manueel moet worden verwij-
derd. Dit laatste is een groot nadeel,
omdat vrijwel al deze merries een en-
dometritis krijgen en het vlot drachtig
worden wel kan worden vergeten.
Probeer dus zoveel mogelijk uit de ute-
rus te blijven!

Mocht ook na de druppelinfuus de na-
geboorte niet zijn afgekomen dan moet
een tweede infuus worden gegeven.
Komt de nageboorte ook dan niet af
dan moet ze helaas manueel worden
verwijderd. Meestal geeft dit weinig
problemen, omdat de nageboorte door
het infuus vrij los is komen te zitten.
Merries die erg lang aan de nageboorte
zijn blijven staan (langer dan zes uur)
of waarbij deze manueel is verwijderd
moeten grondig gevolgd worden, om-
dat er bij deze dieren door de ophoping
van lochiën gemakkelijk een acute en-
dometritis ontstaat.

Globaal kan worden gesteld dat als de
nageboorte, al of niet na een druppelin-
fuus, binnen zes uur
post partum af-
komt er niet behoeft te worden ge-
spoeld. Komt de nageboorte later af
dan moet er wel worden gespoeld, ze-
ker als ze manueel moest worden ver-
wijderd. Wat het risico op het krijgen
van een acute endometritis betreft, be-
staan er duidelijke rasverschillen.
Pony\'s zijn betrekkelijk ongevoelig en
Belgische trekpaarden zeer gevoelig.
Een acute endometritis kan het beste
als volgt worden gehandeld:

- in een schone emmer wordt hand-
warm leidingwater gedaan (±10 li-
ter);

- aan dit water wordt 100 gram keu-
kenzout toegevoegd;

- via een trechter en een slang wordt
het water in de uterus gebracht;

- daarna wordt het water, waarin de
lochia ondertussen zijn \'opgelost\',
uit de uterus geheveld;

- dezelfde procedure wordt enkele ke-
ren herhaald totdat het teruggehe-
velde water helder is.

Met het spoelen van de uterus worden
dus de toxinen en veel bacteriën ver-
wijderd en wordt tevens het substraat
(bloed, weefselresten) voor bacterie-
groei zeer sterk verdund. Bij een mer-
rie die lang
in partu is geweest of die
aan de nageboorte is blijven staan
en/of waarbij veel weefselresten in de
uterus zijn achtergebleven, is een een-
malige spoeling van de uterus vols-
trekt onvoldoende. Dergelijke merries
dienen eventueel tweemaal daags ge-
durende drie tot vijf dagen te worden
gespoeld, afhankelijk van de ernst van
de symptomen en van het temperatuur-
verioop.

Het best kan men als volgt te werk
gaan:

- van iedere merrie die de eerste of
tweede dag
post partum in de voor-
middag is gespoeld, \'s avonds de
temperatuur opnemen. Is deze te
hoog (> 38,5°C), dan dezelfde avond
nogmaals spoelen;

- Is de temperatuur < 38,5°C, dan in
elk geval de volgende morgen spoe-
len;

- de eigenaar vervolgens adviseren de
merrie tweemaal daags te tempera-
turen. Is de temperatuur te hoog
(grens 38,3°C \'s morgens, 38,5°C \'s
avonds) dan de merrie opnieuw
spoelen;

- een merrie kan beter een keer te vaak
dan een keer te weinig worden ge-
spoeld.

Wordt op deze manier gewerkt dan zal
de gevreesde complicatie \'hoefbevan-
genheid\' vrijwel nimmer optreden.
Met andere woorden: gaat een merrie,
die aan de nageboorte is blijven staan,
aan hoefbevangenheid lijden, dan
komt dit meestal door te weinig spoe-
len. De dierenarts heeft wat dit betreft
een grote verantwoordelijkheid. De
mening van \'het zal wel meevallen\' of
\'morgen zien we wel verder\' leidt zon-
der meer tot een verhoogd aantal paar-
den met hoefbevangenheid.
De laatste vraag gaat over het nut van
a.b. intra-uterien na het spoelen.
Dit nut is slechts betrekkelijk. Het uit
de uterus spoelen van de lochiën staat
veruit bovenaan. A.b. helpen wat dit
betreft niets, hoogstens verminderen
ze de ontstekingsreactie enigszins.

Of er nadelen aan de intra-uteriene toe-
diening van a.b. in de vroege
postpar-
/MOT-periode verbonden zijn is onbe-
kend. Men zou daarbij kunnen denken
aan onder meer de selectie van be-
paalde kiemen. Naar mijn mening is
aangaande het gebruik van a.b. in de
uterus voorzichtigheid geboden.
Zolang niet is komen vast te staan dat
het zinvol is om na het spoelen a.b. toe
te dienen zou ik het niet doen.
Bovendien kan de toediening van a.b.
de dierenarts een vals geruststellend
gevoel geven en hem in de verleiding
brengen niet te spoelen.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs bedraagt, evenals die voor de banden 1992 en
1993, ƒ 30,- (inclusief 17\'/2 % BTW). De banden voor het TvD 1990 zijn uitver-
kocht, Verkrijgbaar zijn nog de banden van 1988 en 1991 tot en met 1994, De ban-
den 1988 en 1991 kosten ƒ 26,45 (inclusief 17</2 % BTW). De banden zijn te bestel-
len door het betreffende bedrag over te maken op postrekening SNR 511606 ten
name van de KNMvD, onder vermelding van \'Banden\' (plus jaargang).

-ocr page 21-

m

m

overzicht studentenreferaten
eerste vier maanden 1994

O

Behandelingsmogelijkheden van tibiafracturen bij de hond; M. van den Boer;
1994.SR\\289\\94:55pp.

Hyperealcemie veroorzaakt door mahgniteiten bij het paard; G.M. Stamps; 1994.
SR\\290\\94: 23 pp.

Later als ik dierenarts ben ... \'Een inventariserend onderzoek naar studiekeuze,
loopbaanplanning en toekomstverwachting van de doctoraal-student Diergenees-
kunde\'; J.S. Marsman en l.C. Oskam; 1994. SR\\291\\94; 132 pp. (met bijlagen als
supplementen).

De rol van VIP (vasoactive intestinal peptide) in de longen; M. Wink; 1994.
SR\\292\\94:21 pp.

Immuniteit tegen Bovine Respiratoir Syncytaal virus na infectie en vaccinatie;
Roelof Swart; 1994. SR\\293\\94: 45 pp.

Hoefbevangenheid bij het paard; D.J. Bolsenbroek; 1994. SR\\294\\94:40 pp.
Klinische diagnostiek van chronische diarree bij het paard; G. Wille; 1994.
SR\\295\\94: 40 pp.

De keuring van tamme konijnen en gehouden wild: nadere uitwerking van de
keuringsregulatieven en het cursusmateriaal; A.C. Evers, S.J. de Kok en E.C. van
dc Laan; 1994. SR\\296\\94: 102 pp.

De rumenotomie nader bekeken; S.D.R. Jansen; 1994. SR\\297\\94: 45 pp.
Fungi op de vacht van showkatten; G.H.J. van der Louw; 1994. SR\\298\\94: 23 pp.
Pluimveeproduktiecijfers en beoordelingsnormen; P.H.J. Simons; 1994.
SR\\299\\94: 50 pp.

Kliermaagdilatatie bij de papegaai; A.M. de Vreede; 1994. SR\\30()\\94: 15 pp.
Voortplanting bij de ijsberen (Ursus maritimus) van het Koninklijk Zoölogisch
Genootschap \'Natura Artis Magistra\'; A.M. Both; 1994. SR\\301\\94: 50 pp.
The hygienic state of the pig-slaughterhou.se of Léon, Spain; Wendy Smits; 1993.
SR\\302\\94: 20 pp.

Killing animals of why no wrong is done to an animal when killed painlessly;
Marc Bracke; 1990. SR\\303\\94: 66 pp (doctoraal scriptie vakgroep Wijsbegeerte)
Een onderzoek naar de relatie tussen bumblefoot en sterfte onder roodrugpelika-
nen in Burgers\' Zoo, Arnhem; A. Tomsjansen en L. Bakker; 1994. SR\\304\\94: 49
pp.

Niet-antimicrobiële therapeutica voor het behandelen van luchtwegaandoenin-
gen bij runderen; G.J.H. Jansen; 1994. SR\\305\\94: 19 pp.

Parma ham: production, normal ham and several abnormalities; R. van de Boom;
1994.SR\\306\\94:30pp.

Resultaten van \'Totale Ablatio\' van de gehoorgang bij de hond; I.D. Maynard;
1994.SR\\307\\94:23 pp.

Voor het aanvragen van studentenreferaten kan men contact opnemen met het re-
dactiesecretariaat (Sandra Tummers), telefoon 030-510 111.

A. van Nek en P. Schreurs: SR\\268\\94:
43 pp.

Uit literatuuronderzoek blijkt dat uro-
lithiasis vooral door magnesium-am-
moniumfosfaatstenen (struviet) wordt
veroorzaakt. De frequentie van voor-

ammoniumchloride ter preventie
van urolithiasis bij mestlammeren

komen is niet bekend. De morbiditeit
in een koppel kan oplopen tot twintig
procent.

Zeer veel aangetaste dieren sterven.
Predisponerende factoren voor het
ontstaan van urolithiasis zijn onder
meer: een hoge krachtvoergift, weinig
ruwvoer, een hoog fosforgehalte van
het voer in combinatie met een Ca/P-
ratio kleiner dan 2,7, erfelijke aanleg,
te weinig drinkwater, een hoge pH van
de urine, castratie en leeftijd.
Salmiak (=NH4C1) kan het ontstaan
van urolithiasis voorkomen. De pre-
ventieve werking berust op het verla-
gen van de pH van de urine (verzu-
ring). De verzurende werking van
salmiak wordt mede bepaald door de
kationanion-balans (KAB) van het
verstrekte voer. De KAB wordt uitge-
drukt in milli-equivalenten (mEq) met
aan de ene zijde natrium"\'\' en kalium"\'"
en aan de andere zijde chloor\' en sul-
faat". De verzurende werking van sal-
miak kan worden verklaard doordat
het Cl\' een H"\'"ion meeneemt, wanneer
het met de urine wordt uitgescheiden.
Er zijn in de literatuur verschillende
experimenten beschreven over de pre-
ventie van salmiak ten aanzien van het
ontstaan van blaasstenen of blaasgruis.
Helaas ontbreken vaak de gegevens
om de KAB van het voer te berekenen,
zodat evaluatie niet goed mogelijk is.
Mogelijke bijwerkingen van salmiak
zijn een metabole acidose, beïnvloe-
ding van het calciummetabolisme, een
hyperkaliëmie, een verminderde voed-
selopname en hoesten.
In deze scriptie wordt voorts een eigen
onderzoek beschreven, waarbij werd
nagegaan de hoeveelheid salmiak, die
nodig is om een voldoende lage pH
van de urine te krijgen. Hierbij werd
tevens de zuur/base-status van het
bloed onderzocht. Wat betreft het cal-
ciumgehalte gebruikte men voer met
een half en voer met één procent in de
droge stof Er werd gewerkt met vier
gehaltes van salmiak respectievelijk O,
0,6, 1,5 en 2% per Kg rantsoen (=brok
hooi). Bij de evaluatie werd de KAB
betrokken.

Studentenreferaten

Het bleek dat een KAB van -50 mEq
per dag de urine verzuurde tot een pH
van ongeveer 5,5. Dit werd in deze
proefopstelling en de gebruikte voe-
ders bereikt bij een gehalte van 1,5%
salmiak per Kg rantsoen. Een verdere
verlaging van de KAB, onder meer te
bereiken door meer salmiak te geven
had geen verdere daling van de pH van
de urine tot gevolg maar wel een meta-
bole acidose. Een hoog Ca-niveau van
het voer leidt minder snel tot acidose
van het bloed dan een laag Ca-gehalte.
Geconcludeerd wordt om ter preventie
van urolithiasis een rantsoen te ver-
strekken met een KAB van -50 mEq en
een Ca-gehalte van minimaal één pro-
cent op basis van droge stof

-ocr page 22-

MÉ^VI lü

iHil

iinivi

is er een rol voor fosfaat in de etiologie. therapie en
preventie van melkziekte?

Roel de Haan; SR 273\\94: 38 pp.

Bij het ontstaan van melkziekte spelen
meer factoren een rol. De toegenomen
calciumbehoefte rond de partus is de
belangrijkste oorzaak voor het optre-
den ervan. Ook andere factoren, zoals
leeftijd, biestproduktie, hoeveelheid
melk, magnesiumstatus en oestrogeen-
spiegel rond de geboorte, zijn van in-
vloed. In de scriptie wordt ingegaan op
literatuur-gegevens, die betrekking
hebben op de fosfaathuishouding, het
fosforgehalte in de voeding en over het
preventief en therapeutisch verstrek-
ken van fosfaat bij het voorkomen of
het behandelen van melkziekte. Ook
wordt ingegaan op de fosfaatabsorbtie
en de fosfaatsecretie en -excretie.
Fosfordeficiëntie wordt gekenmerkt
door een ruw baarkleed, abnormale
stand van de poten, kreupelheid, een
verminderde groei en door osteopo-
rose en demyelinisatie van het bot. Het
geven van teveel fosfor leidt niet tot
ziekteverschijnselen.
Wanneer fosfor van belang is bij de
etiologie en bij de preventie van melk-
ziekte zal het invloed moeten hebben
op het calciumverlies. Uit proeven is
gebleken dat een directe beïnvloeding
niet aanneembaar is; een indirecte
beïnvloeding is daarentegen mogelijk
via hormonen of via regelmechanis-
men, die zowel van invloed zijn op de
fosfor- als op de calciumhuishouding.
Hierbij wordt onder meer gedacht aan
Vitamine D.

Uit talloze onderzoekingen is geble-
ken dat het toedienen van geëigende
infuusvloeistoffen, zoals gebruikelijk
bij melkziekte met en zonder toevoe-
ging van fosfor geen invloed heeft op
het resultaat van de behandeling en
ook niet bij \'downers\', zoals wel eens
verondersteld werd.
Of een nabehandeling per os met fos-
faatverbindingen zin heeft is evenmin
duidelijk al zijn hier wel positieve er-
varingen mee opgedaan.

Het verstrekken van rantsoenen met
minder fosfor om daardoor de cal-
ciumopname te stimuleren heeft in het
ene experiment wel en in het andere
echter minder of geen succes gehad.
Wat betreft de uitvoering van deze
proeven moet echter worden opge-
merkt dat deze de toets der kritiek niet
kan doorstaan.

afvoerredenen bij melkvee. een vergelijking tussen
landen

J.J.M. Veldman, SR 278\\94: 26 pp

In deze scriptie wordt eerst een evalu-
atie gegeven van de gebruiksduur en
de redenen van afvoer, geprojecteerd
tegen de economische aspecten van de
melkveehouderij.

Het gemiddelde afvoerpercentage in
Nederland ligt op ongeveer 33, uit-
gaande van de dieren die éénmaal ge-
kalfd hebben. De gemiddelde afvoer
loopt voor de diverse bedrijven uiteen
en ligt op een leeftijd van 5 tot 6,3 jaar.
Redenen van afvoer zijn voor
Nederland een te lage produktie, min-
der goede reproduktie, mastitis en
poot- en/of klauwafwijkingen. Deze

vogel

Referaten

Newcastle disease virus isolated
from ostriches in South Africa

F.W. Huchzermeyer, and G.H. Ger-
des. J of South Afrika Vet Ass 1993; 4:
140.

min of meer gedwongen afvoer be-
perkt de mogelijkheden van de vrijwil-
lige afvoer. Een foktechnische selectie
is daardoor niet altijd goed mogelijk.
De redenen van afvoer worden verge-
leken met gegevens uit andere landen
en staten, zoals Duitsland, Ierland,
Zwitserland, Califomië, New York en
Ontario.

Behalve in Zwitserland liggen de af-
voerpercentages lager. In Nederland
worden meer dieren afgevoerd om re-
denen van produktie, verminderde fer-
tiliteit, mastitis en poot en/of klauwge-
breken.

Zonder meer stellen dat dit ongunstig
is kan niet. Nederland heeft een hoog

Er worden gevallen beschreven van
pseudovogelpest op drie bedrijven met
struisvogels.

Klinisch zag men zenuwverschijnse-
len zoals ataxie en parese en het niet
rechtop kunnen houden van de kop.

De secties waren weinig kenmerkend.
Een programmatische enting tegen
pseudovogelpest wordt aanbevolen.

J.P. W.M. Akkerman.^

produktieniveau; een behoorlijke se-
lectie op produktie-eigenschappen is
nodig. Een goede gezondheid is hier-
voor een onmiskenbare voorwaarde en
dus een hoger percentage afvoer van
koeien, die niet optimaal functioneren.
Verbetering is echter mogelijk gezien
het gegeven dat de maximale produk-
tie als regel verkregen wordt op een
leeftijd van zes è zeven jaar.
Verlenging van de gebruiksduur moet
men trachten te bereiken door de ge-
zondheidstoestand en de gezondheids-
zorg te verbeteren. Hierbij moet vooral
aan de poten en de klauwen worden
gedacht. Foktechnisch gezien is één en
ander voor discussie vatbaar.

microbiologie

Legionella pneumonie bij een kalf

Fabbi M, Magnino S, Scanziani E, and

Castellani Pastoris M.

Joumal of Infection 1993; 27: 215-6.

Legionella pneumoniae is sinds 1977
bij de mens bekend als verwekker van
de veteranenziekte. Ondanks het wijd
verspreid voorkomen van deze bacte-
rie in water (bij de mens is besmetting

-ocr page 23-

via douches, waarbij het water onvol-
doende verhit wordt en de bacterie in
de leidingen voorkomt) zijn infecties
bij dieren niet beschreven. Serologisch
blijken bij paarden overigens wel an-
tistoffen tegen de bacterie voor te ko-
men.

Eenmaal is de bacterie uit de long van
een kalf (in Israël) geïsoleerd, zonder
dat dit agens een pneumonie had ver-
oorzaakt.

De auteurs, afkomstig uit onder meer
Milaan en Rome, rapporteren nu ech-
ter over een kalf van twintig dagen
oud, die ten gevolge van een ernstige
pneumonie was overleden. Het dier
was afkomstig van een veestapel, waar
in de winter ervoor veel kalveren wa-
ren gestorven.

11 «1
imédÊJ

Post mortaal-onderzoek leverde een
ernstige fibrieuze pneumonie op met
veel necrotische haarden. Vooral in het
cytoplasma van de macrofagen wer-
den veel bacteriën gezien, die bij bac-
teriologisch onderzoek groei van
Legionella pneumophila SGI oplever-
den. Volgens de auteurs is dit het eerst
beschreven geval van een door
Legionella veroorzaakte ernstige
pneumonie (Bij infecties bij de mens is
het gewoonte ook de bron op te sporen.
Helaas hebben deze auteurs dat niet
gedaan, ref.).

De auteurs menen, dat voortaan ge-
richt moet worden gezocht (kweek ge-
lukt alleen op zeer speciale voedings-
bodems, ref) naar
Legionella bij
onverklaarde sterfte bij dieren door
pneumonie.

J. Goudswaard

PAO-DIERGENEESKUNDE SEPTEMBER

Hieronder volgt een beschrijving van
drie PAO-cursussen voor de maand
september. Aanmelding kan telefo-
nisch (030 - 51 73 74) of door middel
van een faxbericht (030 - 51 64 90).

Anesthesie 1, 23 september 1994,
ƒ 575,-- 09.00 - 17.00 te Utrecht.

Cursusleiders: prof.dr. L.J. Hellebre-
kers (Vakgroep Geneeskunde vap
Gezelschapsdieren, FD) en dr. P. van
Dijk (Vakgroep Heelkunde, FD).
Deze cursus bevat een algemene inlei-
ding met betrekking tot de meest ge-
bruikte injiceerbare anesthetica bij zo-
wel gezelschapsdieren als landbouw-
huisdieren.

De aandacht bij deze cursus is vooral
gericht op de toepassingsmogelijkhe-
den van opiaten,
Sedativa (inclusief de
a2-adrenerge farmaca), de verschil-
lende hypnotica (Thiopental, Propo-
fol, Ketamine) en de indicatie(s) voor
het gebruik van spierverslappers bij
landbouwhuisdieren. In het ochtend-
programma wordt de theorie gemeen-
schappelijk behandeld; \'s middags
practicum hond of kalf en paard in
aparte groepen.

Bij aanmelding dient met aan te geven
welk practicum men wil volgen (hond
of kalf/paard).

Pluimvee-entingen, 28 september
1994, ƒ 460,-- 8.30 - 17.00 uur te
Zeist.

Dr. R.M. Dwars (FD) geej\'t een be-
knopt overzicht van de opbouw en de
werking van het immuunapparaat van
de kip.

Het optreden van NCD in Nederland
heeft geleid tot vragen met betrekking
tot de effectiviteit van vaccinatiewijze,
vaccinvirussen en vacinatieschema\'s.
Recente ervaringen met NCD-vacci-
naties bij de kip zullen worden bespro-
ken door dr. J.H.H. van Eek (FD).
Dr. F.G. Davelaar (FD) zal een inlei-
ding verzorgen betreffende de ver-
schillende aspecten van het vaccineren
van pluimvee tegen IB. Een belang-
rijke vraag luidt: \'Wat zijn factoren die
meebepalen of en zo ja hoe, er zal
worden gevaccineerd\'? Deze vraag zal
door drs. P.M. van Dijk (Intervet) wor-
den geïllustreerd aan de hand van een
bespreking van onder meer de ziekten
REO, Gumsboro en CAA. Vaccinatie
tegen bacteriële ziekten, vooral met
gebruikmaking van bacterinen wordt
besproken door dr. E. Goren (GD
W M). Drs. P.N.M.G. van Beek (GD
Zuid) spreekt over vaccinaties bij kal-
koenen en besteedt aandacht aan re-
cente ontwikkelingen van veel bespro-
ken ziekten, zoals TRT. De evaluatie
van het resultaat van vaccinaties aan
de hand van serologisch onderzoek; de
verschillende technieken en de inter-
pretatie komen aan de orde in de inlei-
ding van dr. B. Kouwenhoven (GD
W M).

LPC en OCD (elleboog) hond, 30
september 1994, ƒ 350,-- 14.00 -
17.30 uur te Wageningen.

Cursusleiders: drs. M.H.Th. Govers,
specialist chirurgie der gezelschaps-
dieren en drs. J. W. Garretsen. specia-
list veterinaire radiologie.
Elleboogproblemen bij de jonge hond
vormen een steeds vaker voorko-
mende aandoening. Tijdens deze cur-
sus wordt aandacht besteed aan de ont-
wikkeling van het losse processus
coronoideus en de
Osteochondrose in
de elleboog. De röntgendiagnostiek en
de differentiaaldiagnose daarbij wor-
den uitvoerig behandeld. Uiteraard
wordt aandacht geschonken aan de
operatieve behandelingswijze(n). Af-
hankelijk van de actuele situatie wordt
de opnametechniek voor foto\'s ten be-
hoeve van de Elleboogcommissie be-
handeld.

Voor het volledige cursusaanbod
wordt verwezen naar de brochure van
PAO-D en naar het overzicht elders in
dit nummer.

Ingezonden brieven

Geachte redactie,

Graag wil ik reageren op een recente
verandering bij de Movir (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1994; 119(3):
77).

Mogelijk is een plaatsing in het TvD
een weg om andere dierenartsen van
de problematiek op de hoogte te bren-
gen.

Mijn ongerustheid komt voort uit de
uitbreiding van het pakket van de
Movir met de zwangerschapsuitke-
ring. Op het eerste gezicht lijkt hier

-ocr page 24-

niets mee mis. Het leidt volgens de
Movir niet tot premieverhoging.

Wist u echter dat de BVG (de bedrijfs-
vereniging waar onze assistenten, onze
dierenartsen in loondienst en na 9 juli
zelfs onze waarnemers voor een dag of
een spreekuur, verrekend zijn tegen de
risico\'s van ziekte en arbeidsonge-
schiktheid) het lieve deel van 40% van
hun uitkeringen betaalt in verband met
zwangerschap? Mij staat mogelijk een
premieverhoging van ƒ 3.200,— te
wachten op de ƒ 8.000,— die ik nu al
moet betalen, ondanks een maand ei-
gen risico.

De Movir-DTO verzekert tegen de
geldelijke gevolgen van arbeidsonge-
schiktheid. Onderling verdeelt men het
risico van niet te voorziene, onvoor-
koombare dreiging van ziekte en onge-
lukken. De arbeidsongeschiktheid ont-
staat buiten onze schuld en kan ieder
van ons treffen; de lasten zijn door ons
zelf niet te dragen. Een onderlinge ver-
deling van het risico is een goede zaak.
Een geheel andere zaak is een onge-
compliceerde zwangerschap. Deze is
geen ziekte. Deze is geen ongeval.
Deze wordt naar ik aanneem, gezien
als een geschenk, een verrijking, soms
pas bereikt na lang wachten en hopen.
In ieder geval is het de vrije keuze van
twee mensen. Deze dienen echter de
verantwoordelijkheid samen te aan-
vaarden voor hun keuze. Er is geen en-
kele reden de kosten af te wentelen op
kinderloze medc-beroepsgenotcn.
De Movir beweert dat er geen premie-
verhoging nodig is. Ik kan niet geloven
dat, wanneer de populatie verzekerd
bij de BVG 40% van de premies opeist
voor een uitkering bij zwangerschap,
dit bij de Movir 0% is.

Als er geen premieverhoging nodig is,
dan was óf de premie in het verleden
onnodig hoog, óf er staat mij in de toe-
komst een forse verhoging te wachten.
Natuurlijk is iedereen vrij zich naar ei-
gen behoefte bij te verzekeren, net als
bij de WAO, echter het is verfoeilijk
\'solidariteit\' af te dwingen van kinder-
loze beroepsgenoten.

J.M. Thysse, Den Haag

De redactie heeft Movir gevraagd op
deze brief te reageren, maar Movir
heeft laten weten geen commentaar te
willen geven.

De belangstelling voor natuurproduk-
ten als geneesmiddel neemt de laatste
jaren sterk toe. Ook in de diergenees-
kunde duiken steeds meer van dit soort
middelen op.

Een voorbeeld van zo\'n produkt is P.P.
Strongex-Horse van de firma Lieve.
Volgens de bijsluiter is het een: \'Uniek
breedwerkend natuurpreparaat ter be-
strijding van maag-, darm- en long-
wormen bij paarden\'. Als werkzame
stoffen vermeldt de bijsluiter \'Toemid,
Solium, Tucrium, Scor, China, Aspi-
dium Film, Acil Muriaticum, Saba-
dilla en Namala etc\'. Een waarlijk in-
drukwekkende lijst! Vooral het \'etc\'
interesseerde ons, mogelijk zat er ook
nog een echt anthelminticum in. We
hebben daarom een onderzoek gedaan
naar de effectiviteit van dit produkt te-
gen maag-darmwormen bij het paard.

Tabel 1, De Strongylus-eiuitscheiding van 16
paarden vóór- en 14 dagen na een behandeling
met P.F.Strongex-Horse,

Paard

EPG

Nr.

Voor

Na

behandeling

hehandeling

1

50

2(K)

2

400

650

3

800

350

4

200

5(H)

5

250

400

6

600

650

7

1200

800

g

250

350

9

1550

1200

10

400

650

II

700

600

12

400

50

13

1400

1400

14

1500

950

15

300

200

16

950

300

Gemiddeld EPG 684

578

Dit onderzoek werd als volgt uitge-
voerd. Op één bedrijf werden negen-
tien paarden behandeld met P.F.
Strongex-Horse in de door de fabri-
kant aangegeven dosering. Van deze
paarden werden faecesmonsters verza-
meld direct voor de behandeling en
veertien dagen daarna. Met de Mc
Mastertechniek werd het aantal stron-
gylus-eieren per gram faeces (EPG)
bepaald. Dit is bij paarden een gebrui-
kelijke methode om de effectiviteit
van anthelmintica tegen volwassen
wormen te bepalen zonder dat daar-
voor dieren moeten worden opge-
offerd. Drie paarden werden uit de
proef verwijderd, omdat hun eiwit-
scheiding vóór de behandeling te laag
was (<50 EPG). Het resultaat van dit
onderzoek is weergegeven in tabel 1.

Alhoewel er een geringe daling van het
gemiddeld aantal eieren is, is er een
volledige overlap van de EPG-waar-
den vóór en na de behandeling.
Statistische analyse wijst dan ook uit
dat het verschil tussen de eitellingen
vóór en na de behandeling evengoed
door toeval als door de behandeling
kan zijn ontstaan (P > 0,1). Bovendien
kan men bij een berekende effectiviteit
van vijftien procent niet spreken van
een bruikbaar anthelminticum. Ter
vergelijking: kort voorde bepaling van
de effectiviteit van dit produkt is op
hetzelfde bedrijf met dezelfde bepa-
lingsmethode de effectiviteit van iver-
mectine en pyrantel bepaald. Die bleek
voor beide produkten honderd procent
te zijn.

De leverancier suggereert dat P.F.
Strongex-Horse een homeopathisch
produkt is en heeft het ook aangemeld
bij de Veterinaire Dienst oin het te la-
ten opnemen in de Lijst van Homeo-
pathische Diergeneesmiddelen. Of het
een homeopathisch produkt is dat valt
onder het Besluit Uitzonderingen
Registratie Diergeneesmiddelen, moet
maar bepaald worden door de Veteri-
naire Dienst. Wij zijn er van overtuigd
dat dit \'natuurpreparaat\' als anthel-
minticum, voor de bestrijding van
maag-darmwormen bij paarden, waar-
deloos is. Voor de leverancier is het na-
tuurlijk een waardevol produkt, want
we betaalden wél ƒ 19.50 per injector

J.H. Boersema en /. Saedt,
Vakgroep Infectieziekten en
Immunologie
Postbus 80165
3508 TD Utrecht

De redactie heeft de firma Lieve ge-
ruime tijd vóór publikatie de gelegen-
heid gegeven te reageren. De be-
treffende firma heeft tot op heden niet
gereageerd.

een alternatief anthelminticum?

-ocr page 25-

ritueel slachten

Geachte Redactie,

Hierbij enicele opmerkingen naar aan-
leiding van het artikel \'Ritueel slach-
ten: Godsdienstige aspecten\', geschre-
ven door drs. Veenhof en gepubliceerd
in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 april jl.

Van 1934 tot 1938 was ik verbonden
aan het Openbaar Slachthuis in
Rotterdam en leerde daar de Joodse
Rituele slachting en keuring kennen.
In bovengenoemd artikel staat hier-
over: \'De uitwerking van dit vers in de
Talmoed is zo gedetailleerd dat er
sprake is van een volledig slacht- en
onderzoekingsvoorschrift, dat bijna
niet onderdoet voor het aan de
Vleeskeuringswet gekoppelde Onder-
zoekings- en Keuringsregulatief.
Het kwam indertijd in Rotterdam ech-
ter meermalen voor dat bij ritueel
goedgekeurde runderen bij de daama
volgende vleeskeuring (volgens de
Nederlandse voorschriften) tubercu-
lose werd geconstateerd.
De kwestie van het niet mogen eten
van het vlees van de achterhand: dit
betekent dat het grootste deel van het
spiervlees niet zou mogen worden ge-
geten door de Joodse bevolking. Dit is
economisch niet haalbaar in een land
met alleen een Joodse bevolking. Het
is alleen uitvoerbaar als ander bevol-
kingsgroepen in het land (bijvoorbeeld
Nederland) het vlees van de achter-
hand wel mogen eten.

De gevolgtrekking kan luiden dat het
verbod van het eten van het vlees van
de achterhand niet als een algemeen
geldend gebod moet worden opgevat,
maar slechts betrekking heeft op het
vlees dat is bestemd voor offerande en
dat zal worden gegeven door de pries-
ters. Het is daarom ook niet juist dat
het aantal runderen dat mag worden
geslacht volgens de Joodse ritus, wordt
gebaseerd op de hoeveelheid vlees, ge-
leverd door de voorhand. Hierdoor
wordt namelijk het aantal mnderen,
dat wordt geslacht volgens de joodse
ritus meer dan tweemaal zo groot als
nodig zou zijn, als men die eisen alleen
zou stellen aan het vlees dat kan dienen
als offerande. Het vlees van de achter-
hand mag namelijk ook worden gege-
ten door de Joodse bevolking, bij een
juiste interpretatie van de rituele voor-
schriften.

•tsB»

i"l I «t

ri \' iiüniiiii

Van 1938 tot 1951 werkte ik -afgezien
van een kort recuperatieverlof- in
Indonesië met een overwegend
Islamitische bevolking. Toezicht op de
slachthuizen behoorde tot mijn werk-
zaamheden. Mij werd verteld dat bij
het aanbrengen van de halssnede het
hoofd van het dier afgewend diende te
zijn van Mekka. Hiermee werd door
mij rekening gehouden bij het ontwer-
pen van enkele kleinere slachthuizen.
Overigens heb ik er hiervan slechts één
na de Japanse bezetting bedrijfsklaar
aangetroffen.

Runderen en buffels werden op de lin-
kerzijde neergelegd met behulp van
touwen, gehaald door in de slachtvloer
op vaste plaatsen aangebrachte meta-
len ringen. Voor het verrichten van de

Na het congres zal van 29 oktober tot
11 november een interessante post-
congrestour worden gemaakt. Deze
reis voert door de prachtige tuinroutc
van Port Elisabeth naar Kaapstad.
Deze route is vooral in het Zuid-
Afrikaanse voorjaar beroemd om zijn
bloemenpracht.

Om de omgeving van Kaapstad te le-
ren kennen zijn enkele dagen uitge-

Studie/congresreis 1, \'Hoogtepunten
van de Transvaal\' is van 18 tot en met
30 oktober en laat de deelnemers ken-
nis maken met de natuur en de dieren-
wereld van het meest Afrikaanse
stukje Zuid-Afrika, de Transvaal.
Behalve toeristische hoogtepunten,
zoals de hoofdstad Pretoria, het
halssnede wordt de kop van het lig-
gende dier zo gedraaid dat de onder-
zijde van de hals boven ligt.
De slachter staat of hurkt uiteraard aan
de rugkant van het dier en brengt met
de rechterhand de snede aan. Het bloed
wordt niet als onrein beschouwd, het
was een deel van het slachtloon.

Ik vraag u niet om plaatsing van mijn
geschrijf Wel zal ik het op prijs stellen
als u collega Veenhof van mijn opmer-
kingen op de hoogte stelt. Misschien
kan dit te zijner tijd leiden tot een aan-
vullende publikatie.

Met de meeste hoogachting,

H. Huitema

congresreis durban

Zoals reeds eerder in dit tijdschrift vermeld organiseren Aesculaap en Hill\'s
Pet Nutrition een reis naar het wereldcongres van de World Small Veterinary
Association, dat van 25 tot en met 28 oktober te Durban gehouden wordt.

trokken. Vervolgens gaat men per
vliegtuig via Johannesburg naar
Pretoria, waar onder meer een bezoek
wordt gebracht aan de veterinaire fa-
culteit Onderstepoort.

De laatste dagen van de congrestour
leiden door Oost-Transvaal en het
ICrugerpark waar een aantal safari-
tochten op het programma staat.
Belangstellenden kunnen tot 1 juli
contact opnemen met Aesculaap
(04116-75915, de heer F. Sluyters).
Het volledige reisarrangemcnt en con-
gresprogramma worden dan toegezon-
den.

waa studiereis naar zuid-afrika

In het aan de Indische Oceaan gelegen Durban wordt van 24 tot en met 28 ok-
tober het negentiende wereldcongres gehouden van de World Small Animal
Veterinary Association. Ter gelegenheid van dit congres heeft het reisbureau
van WAA Nederlandse Vereniging van Artsen drie arrangementen naar
Zuid-Afrika samengesteld.

enorme Kruger National Park, het
witte-neushoomrijke Hluhluwe wild-
park en de schilderachtige Blyde River
Canyon, biedt deze pretour een aantal
interessante vakbezoeken. Tijdens
rondleidingen door de Medunsa
(Medical University of South Africa)
Veterinary Faculty en het beroemde

-ocr page 26-

Onderstepoort Veterinary Institute
maakt men kennis met Zuidafrikaanse
collega\'s die vertellen over de onder-
zoeken waar zij zich mee bezighou-
den. Na afloop van het \'bush-avon-
tuur\' in de Oost-Transvaal komt men
op maandag 25 oktober in Durban aan,
waar kamers zijn gereserveerd in het
eersteklas Elangi hotel aan de boule-
vard. Op zaterdag 29 oktober vliegt
men tenslotte terug richting
Amsterdam. Het vliegtuig landt zon-
dagochtend.

ZUID-AFRIKA IN VOGELVLUCHT
Het tweede studie/congresarrange-
ment \'Zuid-Afrika in vogelvlucht\' is
identiek aan de eerste reis doch biedt
tevens een posttour na afloop van het
congres, waarbij men enkele dagen in
Kaapstad verblijft. De deelnemers lo-
geren in een, uitstekend sfeervol hotel
in de binnenstad van Kaapstad, van
waaruit tochtjes in de omgeving wor-
den gemaakt. Natuurlijk ontbreken op
het programma hoogtepunten, zoals de
Tafelberg, het wijndistrict. Kaap de
Goede Hoop en de botanische tuinen
van Kirstenbosch niet. Op 3 november
tenslotte vliegt men in de avond weer
terug naar Amsterdam.

KAAPSE HOOGTEPUNTEN
Het derde arrangement \'Kaapse hoog-
tepunten\' bestaat uit een verblijf in
Durban tijdens het congres, met aan-
sluitend de hierboven beschreven
posttour.

De reissommen bedragen:

reis I( 18 t.m. 30 oktober):

ƒ 4.750,-pp,
reis II (18 oktober t.m. 4 novetnber):

ƒ 5.650,-pp en
reis 111 (23 oktober t.m. 4 november):
ƒ3.950,- pp.

Bovengenoemde prijzen zijn geba-
seerd op verblijf in een gedeelde twee-
persoonskamer, inclusief de retour-
vlucht per South African Airways,
verblijf in eersteklas hotels en lodges,
alle vervoer en transfers en porterage.
Het verblijf in Durban is op basis van
logies/ontbijtbuffet; de overige over-
nachtingen zijn inclusief logies/ont-
bijt/diner.

Tijdens alle arrangementen is er een
VVAA-reisleider aanwezig. Tevens
verzorgt het VVAA-reisbureau zonder
bijkomende administratiekosten de
congresregistratie; een hele zorg min-
der.

INFORMATIE

Belangstellenden kunnen uitgebreide
informatie en een van-dag-tot-dag-
programma aanvragen bij het VVAA-
reisbureau, telefoon 030-411311, af-
deling congresreizen. Overigens
verzorgt het VVAA-reisbureau even-
tueel een individuele verlenging-op-
maat. De medewerkers kennen Zuid-
Afrika uit eigen ervaring en adviseren
met plezier. Wat te denken van bij-

1

W tmlxm ficcito pni^M
itTMnietio? laïntr-ftpo;
ifhcm «no flTcctoio nun

c

: \' ^

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (4)

Veterinair verleden

Jordanus Ruffus is in het begin van de dertiende eeuw geboren in Gerace in Calabrië en overleden
in 1256. Zijn laatste jaren heett hij in gevangenschap doorgebracht. Hij stanfide uit een voorname
fannilie: zijn vader was kasteelheer van Cassino en heer van de Valle di Crati.
Ruffus trad in dienst bij keizer Frederik II van Hohenstaufen, aanvankelijk Rooms-Duits koning en
na 1221 keizer. Deze keizer was een roemrucht man, die als voornaamste levensdoel had de
heerschappij te verkrijgen over Duitsland, Italië en het oostelijk deel van het Middellandsezee-ge-
bied. Frederik II was de stichter van de universiteiten van Napels en Padua en van de geneeskun-
dige school te Salerno. Deze laatste instelling was de eerste officiële opleiding tot arts.
Aan zijn hof In Palermo werd Sicillaans, Latijn, Grieks en Arabisch gesproken. Frederik II was be-
zeten van wetenschap en dat was dan ook de reden, dat veel geleerden uit alle windstreken aan
zijn hof vertoefden. Teksten uit het Perzisch en het Arabisch werden voor de keizer vertaald. Zc
maakte ook Ruffus kennis met de
Arabische inzichten over de hippiatrie.
Opvallend was, dat deze Arabische ken-
nis gedeeltelijk authentiek was en deels
gebaseerd was op kennis van de laatan-
tieken, zoals het Corpus Hippiatricorum
Graecorum, die in de negende eeuw tot
hen was doorgedrongen en in het
Arabisch werd vertaald.

Ruffus kreeg de rang van Imperialis
Marescalius major oi
keizerlijk opperstal-
meester. Het woord
marescalius o^ maar-
schalk is afkomstig van de oud-Duitse
woorden mahr (=paard) en schalc
(=knecht) en het betekent dan oorspron-
kelijk niets anders dan paardeknecht. De
opperstalmeester had de verantwoording
over de paarden: niet alleen over de ge-
zondheid maar ook over de huisvesting
en voeding. Dit was dan ook de reden dat
deze functionaris de reizen en ook de
veldtochten van de keizer meemaakte.
De Imperialis Marescalius major be-
hoorde tot de groep van de belangrijkste
functionarissen van de keizer.
Tevens was hij \'magnus iusticarius\'. Als
zodanig was hij medeondertekenaar van
het testament van de keizer (1).

\' Deze rubriek wordt samerigesteld door leder] van hel Veterinair Historisch Genootschap.

voorbeeld een ornithologische reis,
een arrangement per huurauto of een
reis naar het aangrenzende Namibië of
de vogelrijke Okavango-delta in
Botswana? Men kan geheel vrijblij-
vend informeren naar de vele moge-
lijkheden.

-ocr page 27-

informatie-bijeenkomsten esvot

De European Society of Veterinary
Orthopaedics and Traumatology (ES-
VOT) houdt informatie-bijeenkom-
sten over de nieuwe ontwikkelingen in
de chirurgie van gezelschaps- en land-
bouwhuisdieren. In 1994 staan de vol-
gende bijeenkomsten op stapel:
- de Equine ESVOT-meeting, samen
met de BVEA in Dublin,

- een heupprothese-cursus, Tuttlin-
gen, 15 tot 16 juli 1994 en

- een cursus llizarov-fixatie, Italië.

INSCHRIJVING

Het inschrijfgeld voor de ESVOT be-
draagt DM 138,- (transfer to Schat-
tauer, Postbank Stuttgart BLZ
60010070/3222-708), inclusief het
Journal of Veterinary Comparative
Orhtopedics and Traumatology.

Voor meer informatie: dr. J.F. Bardet,
32 Rue Pierret, F-92200 Neuilly sur
Seine, Frankrijk.

Het is de grote verdienste van Ruffus geweest om een studieboek over het paard te schrijven, Medicina equorum, dat eeuwenlang van grote invloed is
geweest op het veterinaire denken. Het boek is in de eerste jaren vertaald en op bescheiden schaal verspreid. Na de uiMndIng van de boekdrukkunst is
hel op grote schaal verspreid. Er zijn Latijnse, Siciliaanse, Italiaanse, Duitse, Franse en Hebreeuwse versies bekend. Vooral door zijn praktische opzet
werd het een zeer populair werk.

Uit zijn omgang met paarden blijkt wel dat Rulfus een groot kenner van deze diersoort moet zijn geweest. Om een voorbeeld te noemen bij het hoofdstuk
over de verzorging van het jonge paard:
Zorg er voor dat de trens zacht en lictit is. Het dier zal zo minder pijn ervaren en zich daardoor gemakkeïïjker ia-
ten opvoeden. Men dient bij het optuigen het bit met honing ol een andere zoete vloeistof in te strijken, opdat het dier het plaatsen ervan zat associëren
met een aangename ervaring. Het is belangrijk om het dier te laten gewennen aan het geluid van de stad en van smederijen, aan mensenstemmen en
aan schrikaanjagende effecten. Mocht het dier dan toch schrikken en huiswaarts willen, sla het dan niet maar probeer het met zachte stem weer onder
controle te krijgen. Het dier zal zo meer zelfvertrouwen krijgen.

Het veterinaire deel van het boek kenmerkt zich door de topogralische indeling: eerst worden de aandoeningen van het hootd behandeld, vervolgens
die van de hals, de borst, de buik, de rug en tenslotte de ledematen. Er wordt geen verschil gemaakt tussen de uitwendige en de inwendige aandoenin-
gen van de genoemde lichaamsdelen. De afzonderlijke hoofdstukken zijn logisch opgebouwd. Ruffus raadt aan om eerst de patiënt te onderzoeken
door middel van waarneming en palpatie. Daarna volgt de diagnose automatisch en kan een therapie worden ingesteld. In tegenstelling tot de volks-
diergeneeskunde, waarbij altijd succes wordt gegarandeerd, zien we bij Ruffus dat hij duidelijk afstand neemt en bijvoorbeeld bepaalde aandoeningen
als ongeneeslijk verklaart. Men treft in zijn boek geen toverspreuken of andere magische elementen aan, zoals zo dikwijls in de volksdiergeneeskunde
wordt gezien.

Ruffus gaat bij het samenstellen van zijn geneesmiddelen uit van dierlijke, plantaardige, minerale en soms menselijke oorsprong. Deze worden verpul-
verd, gemengd en gekookt. De geneesmiddelen worden intranasaal, infra-oculair, per os of per
anum toegediend. Bij de toedienigsduur spelen de heilige getallen drie en negen een grote rol.
Het branden en aderlaten worden natuurlijk ook vaak geadviseerd.
Het is de grote verdienste geweest van Hiepe om een Italiaanse versie van de Medicina equo-
rum uit het einde van de dertiende eeuw in het Duits te vertalen. Dit bleek de enige versie te zijn
met originele afbeeldingen. Samen met von den Driesch (2) heeft Hiepe aandacht geschonken
aan deze tekeningen. De paarden zijn vrijwel altijd mannelijk en en profil weergegeven. De
paardenarts draagt een baret en een mantel, die tot aan de kuiten reikt. Meestal staat de arts bij
het hoofd van het paard, houdt de teugel losjes vast en geeft met een handbeweging instructies
aan zijn helpers. Het eigenlijke werk wordt door één of twee knechten gedaan. De knechten
herkent men aan kniekousen en aan een nel over de knie komend gewaad. De eerste knecht
draagt een kapje op het hoofd.

Uil het gegeven dal er op geen van de afbeeldingen sprake is van dwangmaatregelen ten aan-
zien van de patiënten kan de vraag gesteld worden of de tekenaar de behandelingen zelf wel
heeft bijgewoond.

Het veterinaire instrumentarium bestond uil een vlijm voor hel aderlaten, waarbij de ader niet
werd gestuwd, een ossehoorn voor het per os toedienen, messen en scalpels. Bij het per anum
toedienen maakte men gebruik van een rietstengel en een soort linnen zak.
De Medicina equorum is eeuwenlang een toonaangevend werk geweest op veterinair gebied.
Dit was ook geen wonder, omdat hel duidelijk, eenvoudig en op de praktijk gericht geschreven
was. Hel heeft in een grote behoefte voorzien tot aan de oprichting van de veterinaire scholen
in de tweede helft van de achttiende eeuw.

LITERATUUR

1. Driesch von den, Angela. De paardengeneeskunde uil de Slalmeestertijd. Argos 1991; 4:
93-6.

2. Driesch von den, Angela und Hiepe Th. Das Buch über die Slalmeisterei der Pferde von
Jordanus Ruffus (13.Jh.) im Ms 78 C 15 des Kupferstichkabinelts in Berlin. Beri Münch
TierarztlWschr1991; 104:133-9.

foto: Uit \'Von den Driesch, pag 122, afb. 167. ^ °

tui^ mcocftno

iR\'itjjtefO 4iia> wn^ltw)

-ocr page 28-

"IK WE^T PATJB ÖOE.P VOR/CT HEB JU-

~rü6|-{ EÊKi PA^P--W££>cO£S THÜlS Gtl^^TGM...."

Bovenstaande situatie geeft nnisschien aanleiding tot
een nnonnent van reflectie. Er bestaat immers zoiets als
een als in het leven. Het afsluiten van een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering valt derhalve een beetje in de
categorie noodzakelijk kwaad. Het moet. En als het dan
toch moet, dan maargoed.

Movir is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen,
met een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke

Civt®

Postbus 2160, 3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

risico van de door haar verzekerde beroepsgroepen.
Wat dat in uw situatie betekent, rekent uw vertrouwde
assurantie-adviseur u graag voor

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is
een reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende
om de voorlichtingsbrochure te ontvangen.

-ocr page 29-

ari 1995 tot en met maart 1995 worden
meegeteld voor de studiefinanciering
van april tot en met december 1995.

De OV-studentenkaart
Het recht op de OV-studentenkaart is
gekoppeld aan het recht op studiefinan-
ciering. Vervalt de studiefinanciering,
dan vervalt ook het het recht op de OV-
studentenkaart. Wordt de kaart toch
aangehouden, dan is de student ƒ 382,-
per maand verschuldigd.

Bijverdiensten en belastingen
Aan het eind van elk kalenderjaar ont-
vangt de student van de Informatie
Beheer Groep een overzicht waarop
staat, welk deel van de studiefinancie-
ring aangegeven moet worden voor de
inkomstenbelasting. Volgens de Wet
op dc Studiefinanciering moet aangege-
ven worden:

- 5% van de basisbeurs, inclusief part-
ner- en oudertoeslag;

- de gehele aanvullende beurs (niet de
rentedragende lening);

- ƒ10,- voor elke maand dat de student
recht heeft op de OV-.studentenkaart.

Zijn er verder geen inkomsten, dan kan
een aangifte inkom.stenbelasting ach-
terwege blijven. Afhankelijk van de
hoogte van de bijverdiensten ontstaat er
een verplichting om een aangifte-biljet
in te vullen.

Over inkomsten tot een bedrag van on-
geveer ƒ 6.000,- is geen belasting ver-
schuldigd. De ingehouden loonbelas-
ting en premie volksverzekeringen
(loonheffing) kunnen teruggevraagd
worden, voorzover deze inhouding
ƒ 150,- of meer bedraagt. Hiertoe moet
de student een T-biljet invullen. Dit bil-
jet is te verkrijgen bij de belasting-
dienst.

Invorderingsvrijstelling
De invorderingsvrijstelling is een soort
kortingsregeling bij de belasting- en
premieheffing voor lage inkomens. In

STUDEREN & BIJVERDIENEN

De zomervakantie komt er aan! Voor veel stu-
denten is dit weer de gelegenheid bij uitstek om
bij te verdienen. Bijverdiensten kunnen gevol-
gen hebben voor de studiefinanciering.
Moet belasting betaald worden en wanneer
krijg je belasting terug?
Ben je tijdens het werk verzekerd bij het zie-
kenfonds? Hieronder volgt een korte schets
van de \'ins en outs\' van het bijverdienen.

bepaalde gevallen wordt geen, of een
lagere, belastingaanslag opgelegd. De
regeling geldt voor \'belastbare\' inko-
mens tussen de ƒ 9.000,- en ƒ 15.000,-.
Buiten de regeling vallen de inkomsten
die in dienstbetrekking zijn verkrijgen
(met andere woorden inkomsten
waarop loonbelasting wordt in-
gehouden). De studie-beurs valt wel on-
der de regeling.

Let op! De basisbeurs wordt voor het
bepalen van het belastbaar inkomen
slechts voor 5% meegenomen.

Scholieren- en studentenregeling
Dit jaar bestaat voor scholieren en stu-
denten een nieuwe regeling voor de
loonbelasting. De regeling houdt in dat
de werkgever bij de inhouding van
loonbelasting niet de gebruikelijke
maandtabel toepast, maar daarvoor in
de plaats de kwartaaltabel (In de
maand- en kwartaaltabellen staat ver-
meld hoeveel belasting de werkgever
moet inhouden op het loon). Voor veel
scholieren en studenten leidt de toepas-
sing van de kwartaaltabel tot een lagere
inhouding van loonbelasting, dus houdt
men netto meer over.
Voor toepassing van de regeling moet
de student samen met de werkgever een
verzoek in dienen bij de Belas-ting-
dienst. Een overweging om de werkge-
ver te verzoeken of hij hieraan wil mee-
werken!

In het geval de student maximaal 29 da-
gen per jaar in de agrarische sector als
seizoenswerker bijverdient en in die pe-
riode de maximale beloning niet meer
bedraagt dan bruto ƒ 1.550,-, dan hoeft
de werkgever geen sociale premies
meer in te houden en af te dragen.

Ziekenfonds

Als werkende student is men verplicht
verzekerd bij het ziekenfonds. Was
men al particulier verzekerd, dan is het
mogelijk om deze particuliere verzeke-
ring tijdelijk op te schorten. Tijdens de
periode dat de student werkt is dan geen
premie verschuldigd. Bij beëindiging
van het werk en daarmee beëindiging
van de ziekenfondsverzekering, gaat
men weer verder als particulier verze-
kerde (en met premie betalen).
Let er dus op dat niet dubbel premie
wordt betaald!

Tips

• Ziet u aankomen dat in een jaar teveel
verdiend wordt, probeer dan met de
werkgever af te spreken dat het inko-
men over twee jaren wordt gespreid.

Fiscaal-actueel

-ocr page 30-

•iawÄi»

De studiebeurs per maand wordt hier-
door voor een gedeelte gekort. Het
recht op een O V-studentenkaart blijft
daardoor bestaan.

Als de beurs wèl tot nul gekort wordt,
moet ƒ 382,- per maand, waarin de
OV-jaarkaart in bezit is geweest, te-
rugbetaald worden.

In het volgende schema staan de gevol-
gen van het bijverdienen voor de studie-
financiering samengevat.

De werkgever betaalt dan bijvoor-
beeld niet ineens ƒ 9.000,- uit in
1994, maar verdeelt dat bedrag over
1994 en 1995, zodat bijvoorbeeld ƒ
8.000,- in 1994 en ƒ 1.000,- in het jaar
daarop uitbetaald wordt. Zodoende is
er door de student in zowel 1994 als
in 1995 minder verdiend dan het
maximum.

Bij onregelmatig inkomen is het mo-
gelijk om het inkomen over twaalf
maanden te spreiden.

Woon je bij je ouders?

ja
—>

Je mag ƒ 8.040,- per jaar of ƒ 670,- per
maand bijverdienen.

V

nee

Woon je samen of ben je getrouwd?
v

ja

Verzorgt je partner een kind?

v

nee
—>

Je mag / 8.040,- per jaar of ƒ 670,- per
maand bijverdienen.

nee
—>

Je hebt geen recht op partnertoeslag. Je
mag zelf wel ƒ 8.040,- per jaar of ƒ 670,-
per maand bijverdienen en je partner
ƒ 17.527,08 per jaar of ƒ 1.460,90 per
maand.

ja

Heb je recht op kinderbijslag?
v

nee
—>

Je hebt geen recht op partnertoeslag. Je
mag zelf wel ƒ 8.040,- per jaar of
ƒ 670,- per maand bijverdienen en je part-
ner ƒ 17.527,08 per jaar of ƒ 1.460,90 per
maand.

ja
—>

Je hebt recht op partnertoeslag. Je mag zelf
ƒ 8.040,- per jaar of ƒ 670,- per maand bij-
verdienen en je partner ƒ 9.491,40 per jaar
of ƒ 790,59 per maand.

SPORTDAG
NUTTELDDS?

Wederom trekken sportieve veterinai-
ren ten strijde ten behoeve van de jaar-
lijkse sportdag op 29 september in
Drachten. De sportdag wordt reeds voor
de achtste maal gehouden. Velen zullen
zich bezig houden met een bal die er-
gens in of heen moet. Voor de spieren
zal het wel goed zijn, verder is het uiter-
aard een nutteloos gebeuren. Nee, dan
de bridgers, die hebben de kaarten in
handen. Gele en rode kaarten worden
niet uitgedeeld, een slechte kaart is zo nu
en dan wel eens te verwachten. Met een
pokerface worden azen opgehouden,
heren geslagen, vrouwen gedekt, boeren
gesneden en tienen gescoord. De begin-
ners in de thuisbridgegroep zullen ande-
ren een lesje leren en de gevorderden in
de wedstrijdbridgegroep kunnen hun re-
putatie waar maken. Voor lichamelijke
kwetsuren hoeft men niet te vrezen,
geestelijk moeten de bridgers onkwets-
baar zijn en in topconditie verkeren.
Veel oude bekenden zullen elkaar weer
ontmoeten, maar ook een aantal nieuwe
deelnemers wordt verwacht op 29 sep-
tember in Drachten.

IV. T. Koopmans,
wedstrijdleider

KNMVD OP ZOEK NAAR ONGEBRUIKT KAPITAAL

In deze nota heeft de Commissie een
aantal aanbevelingen geformuleerd.
De nota is door het Hoofdbestuur en
het Algemeen Bestuur van de KNMvD
besproken en men heeft de aanbevelin-
gen van de Commissie overgenomen.
Ook is de nota op een groot aantal
Afdelingsvergaderingen aan de orde
geweest.

Hoofdbestuur en secretariaat zijn mo-
menteel bezig met het uitwerken van
de aanbevelingen uit de nota.
Eén van de aanbevelingen betreft de

Zoals bekend, heeft de Commissie voor Advies voor de Beroepsuitoefening
van de Vrouwelijke Dierenarts (VDA) in november 1992 de nota \'Ongebruikt
Kapitaal. De beroeps(on)mogelijkheden van de vrouwelijke dierenarts: een
inventarisatie\' gepubliceerd.

vrouwelijke dierenartsen, die in het
Diergeneeskundig Jaarboek als \'d\'
(dierenarts) staan vermeld. Van deze
dierenartsen zijn de KNMvD weinig
tot geen gegevens bekend; bijvoor-
beeld of zij werkzaam zijn of willen
zijn, en zo ja, voor hoeveel uur. In het
laatste geval is het van belang dat deze
dierenartsen zich inschrijven bij de
Vacaturebank van de KNMvD, zodat
een juist beeld ontstaat van het aantal
werkzoekenden op de veterinaire ar-
beidsmarkt. Het secretariaat heeft
daartoe een brief, vergezeld van een
invulformulier, naar al deze dierenart-
sen gestuurd.

Het zou zeer op prijs gesteld worden
als zoveel mogelijk vragenlijsten inge-
vuld geretourneerd werden.

Het is denkbaar dat op grond van de al-
dus verkregen informatie naar voren
komt dat meer aandacht moet worden
besteed aan bijvoorbeeld specifieke
nascholing voor herintredende dieren-
artsen en werken in deeltijd in de prak-
tijk. Uiteraard wordt de verkregen in-
formatie als vertrouwelijk beschouwd.

Voor meer informatie: M.C. van
Oostrum-Schuurman Hess, stafmede-
werker van de KNMvD, tel. 030-
510111.

-ocr page 31-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Boer, G.D. de; 1993; 9104 BR Damwoude;
Paardebloem 10.

Boereboom, M.A.M.; 1994; 3999 NV Tuil en \'t
Waal; Waalseweg 68.

Both, Mevr. A.M.; 1994; 7776 XH Slagharen;
Prinses Marijkelaan 66.

Vreede, Mevr. A.M. de; 1994; 5712 RS
Someren; Haagdoomweg 19.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Have, M.B. ten; 1955; 7711 PH Langeweg;
Pootweg
9.

Koning, Mevr. T.; 1994; 3892 AA Zeewolde;
Havikskruid 11.

Maree, J.T.M.; 1983; 2675 LE Honselersdijk;
Harteveldlaan 3.

Moonen, M.H.W.; 1994; 5425 VB Mortel;
Zandstraat 32.

Peutz, Mevr. J.L.J.A.; 1985; 2586 GO \'s-
Gravenhage; Rotterdamsestraat 7 A.
Poelma, W.; 1993; 3511 PK Utrecht;
Oudegracht 310 bis.

Schoemaker, N.J.; 1994; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 122.

Vries, Mevr. J.M.L. de; 1993; 3583 VS Utrecht;
Frederik Hendrikstraat 144.
Wiggen, K.H. van; 1994; 2396 HA Koudekerk
a.\'d Rijn; Dorpsstraat 3.

JUBILEA:

A.D. van Tuinen te Heerenveen, afwezig, 40
jaar, 3 juli 1994

A. Heuffte Deume, afwezig, 40 jaar, 3 juli 1994
H.S. van der Meulen te Ruurio, afwezig, 40 jaar,
3 juli 1994

J. Bakker te Exloo, aanwezig, 25 jaar, 4 juli 1994
A.H. Brethouwer te De Heume, aanwezig, 25
jaar, 4juli 1994

J.L. Eikelenboom te Mortel-Gemert, aanwezig,
25jaar,4jüli 1994

Dr. H. van Haeringen te Wageningen, afwezig,
25 jaar, 4 juli 1994

A. de Leeuw van Weenen te Phuket (Thailand),
aanwezig, 25 jaar, 4 juli 1994

R. van der Burg te Franeker, onbekend, 25 jaar,
4juli 1994

P. van Schaik te Rotterdam, afwezig, 60 jaar, 5
juli 1994

P.J. Borm te Temeuzen, afwezig, 40 jaar, 5 juli
1994

B.W. Reerds te Gouda, onbekend, 30 jaar, 8 juli
1994

G.A.M. Wieland te Helden, afwezig, 30 jaar, 8
juli 1994

C. Lenten te Kythira (Griekenland), aanwezig,
25 jaar, 11 juli 1994

C.Th. Lankamp te Zuidwolde (D), afwezig, 55
jaar, 22 juli 1994

Dr. H. Huitema te Oosterbeek, afwezig, 60 jaar,
30 juli 1994

Koninklijke Onderscheidingen:

Dr. W. Edel te Groenekan benoemd tot OfTicier

in de Orde van Oranje Nassau.

Dr. P. Leeflang te Alphen a/d Rijn benoemd tot

Personalia

■ m m.

mm

nJfcüiilUÜl^

Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Prof.Dr. J.G. van Logtestijn te Driebergen be-
noemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse
Leeuw.

C.H.A. Pinkse te Doetinchem benoemd tot
Officier in de Orde van Oranje Nassau.
M.Th. Zijlmans te Waalwijk benoemd tot
Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
1 maart 1994:

Leneman, Mevr. J.M.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
9 april 1994:

Oude Luttikhuis, Mevr. R.M.T.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
1 mei 1994:

Boer, E.J.W. de
Dulfer, Mevr. K.
Holten, Mevr. J. van
Hoogenraad, Mevr. R.R.
Knijn, N. A.G.
Kouffeld, Mevr. M.
Swildens, B.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
3 juni 1994:

Gemert-van den Broek, Mevr. M.A.A.C.M. van

MUTATIES:

207* Berg, Mevr. M.J. van den; 1988; 4813 Hll
Breda; Ambachtenlaan 141; tel. 076-
(5)227291 privé; fax 076-(5)227291; p.,
medew. bij W. van Erk, P.J.H.M.
Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en Mevr,
CP.M. Valstar.
359»Bimbaum, S.C.; 1966; 64233 Tel Aviv
(Israël); Beeri Str. 36/5; tel. 00-972-3-
6966081 privé, 8-381414 bur.; fax 00-
972-3-6969262; specialist Inhalation
Toxicologist.
211* Boer, E.J.W.de; 1994; 3581 PC Utrecht;

Parkstraat 31; tel. 030-316654; wnd.d,
212 Bogaard, C.A.; 1992; 8051 KW Hattem;
De Hunze 18; tel. 05206-47606 privé,
42512 prakt,; p., mede«, bij D,H.
Bronsink, J. Kuipers, W. Muideren G.J.
van Selm.

218* Broek, Mevr. M.A.A.C.M. van den;
1994; zie: Gemert-van den Broek, Mevr.
M.A.A.C.M, van
219 Bruins, B.; 1972; 7231 DH Warnsveld;
Boslaan 10; tel, 05750-22538 privé,
05758
-1266 prakt.; p., geass. met P.H.M.
Barendregt en G. van de Horst.
222 Comelisse, C
.J.; 1993; Calcethorpe, Louth,
Lines LNll ORE (Engeland); The Swal-
low Cottage, no,l Pokes Hole; tel, 00-44-
507-608258; p., medew. bij R.W. Plen-
derleith en Assoc.
225 Derksen, A.G.P.; 1985; 3953 LP Maars-
bergen; Buurtsteeg 5; tel, 03433-1985
privé,
03430-14582; p.

230 Druyff, Mevr. M.E.; 1992; Naar het bui-
tenland,

360 Druyff, Mevr. M.E.; 1992; Santiago
(Chili); Los Cactus 1560, La Dehesa; tel.
00-56-2-2157424; d.
230* Dulfer, Mevr. K.; 1994; 1391 GZ Ab-
coude; Gein Noord 21; tel. 02946-5025;
wnd.d.

231 Edel, Dr. W.; 1965; U-1974; 3737 RH
Groenekan; Vijverlaan 20; tel. 03461-2049
privé, 070-3406998 bur.; i.V.G. in alg.
dnst.;
0.0,N.

234 Extra, W.R.H.; 1993; 6134 AC Sittard;

mÊiÊÊÊÊÊ

Rijksweg Zuid 171 ; tel, 046-522583 privé,
527797/741733; p., mede», bij B, Pijls.

235 Feith, Mevr. E.C.; 1978; 6704 PB Wage-
ningen; Dorskampweg 14; tel. 08370-
23116 privé, 08373-16085 prakt.; p., ge-
zelschapsd., geass. met Mevr M.S.H. van
Rosmalen.

240* Gemert-van den Broek, Mevr,
M.A.A.C.M. van; 1994; 3523 GN
Utrecht; Turkooislaan 42; tel. 030-
871416; wnd.d,

361* Gorsira, R.; 1958; Tierra Verde, FL.
33715 (U.S.A.); 363 Pinellas Bayway,
Apt. 29; tel. 00-1-81,3-8643144; p., gezel-
schapsd.

249 Have, M.B. ten; 1955; 4771 PH Langeweg;
Pootweg 9; tel. 01680-29460; r.d.; oud-dir.
Openb. Slachthuis Schiedam
(toev. als
lid).

251 Hendriks, T.R.; 1991; 8701 XV Bolsward;
B. Yntjesstraat 19;
tel. 05157-6519 privé,
2380 prakt.; p., medew. bij J, Harkema
en J.A, de Vries.

255* Hollen, Mevr. J. van; 1994; 3572 DC
Utrecht; Veeartsenijstraat 85; tel. 030-
721502; d.

255* Hoogenraad, Mevr. R.R.; 1994; 3512 JA
Utrecht; Domstraat 3; teL 030-334430;
wnd.d.

259 Huysse, Mevr. M.; 1974; 8711 CG
Workum; Horsaewal
3; tel. 05151-43737;
lok.d. R.V.V. kring Assen/Leeuwarden.

261 Ittersum, A.R. van; 1991; 7827 GM Em-
men; Ransuil 102; tel. 05910-32741
privé, 05919-13151 prakt.; fax 05919-
12889; p., medew. bij W. van Arkel, J,
Bakker, R,K. de Boer, H.J. Haverkate,
A. Klarenbeek, F.W. Oostra en J. van
der Zee.

264 Kaasenbrood, Mevr. J.H.; 1993; 2026 ZE
Haarlem; Vergierdeweg 221; tel. 023-
372634 privé,
072-112133 prakt.; p„ me-
dew, bij M,M. Bron en Mevr, G,M,
Bron-Dietz.

268 Kieboom, R.B.; 1992; 3512 KR Utrecht;
Schalkwijkstraat 55; tel. 030-313329;
le-
raar
M.A.S, Dordrecht,

269 Knaake, F.A.Chr.; 1989; 2551 BE \'s-
Gravenhage; Landrestraat 729; tel. 070-
3258987 privé, 3555531 prakt.; fax
070-
3586604;
p., gezelschapsd.

269* Knijn, N.A.G.; 1994; 1655 LD Sijbekar-
spel; Westerstraat 66; tel. 02299-1564;
d.

271 Koning, Mevr. T.; 1994; 3892 AA Zee-
wolde; Havikskruid II; tel. 03242-6830
privé, 6066 prakt.; p., geass. met Mevr 1.
Hoogendoom (toev.
als lid).

272* Kouffeld, Mevr. M.; 1994; 3524 ZJ
Utrecht; Furkabaan 32; tel. 030-888140;
wnd.d.

278 Leeflang, Dr. P.; 1962; U-1978; 2401 AG
Alphen a/d Rijn; Groenoord 66; tel. 01720-
44322 privé, 070-3578845/3578812 bur.;
fax 070-3876591; plv.i. R.V.V.;
0,0.N.

279 Leloup, M.R.P.; 1986; 8131 GL Wijhe;
Ereprijs 32;
tel. 05702-3622 privé, 1263
prakt.; p., geass. met T.E. Hoekstra, J.M.
Mulder, R. v.d. Wetering de Rooij en E.J.
Wijers.

279* Leneman, Mevr. J.M.; 1994; 3723 PK
Bilthoven; Clara Peeterslaan 27; tel.
030-250041; wnd.d.

364*Levanon, A.; 1978; 36000 Kiriat-Tivon
(Israël); Shicunela 8 A; tel. 00-972-4-
837065 privé, 229561/232705 prakt.; fax
00-972-4-837065; p.

281 Logtestijn, ProfDr. J.G. van; 1956; U-

-ocr page 32-

1965; 3972 EC Driebergen; Drieklinken
63; tel. 03438-17533;
em. hlr. U.U. (F.D.,
vkgr. V
.v.D.O.); R.N.L.
284 Maree, J.T.M.; 1983; 2675 LE Honselers-
dijk; Harteveldlaan 3; tel. 01740-31815
privé, 24544 prakt.; fax 01740-20736; p.,
geass. met M.J. Bakkenes en R.W.F.
Becking
(toev. als lid).
289 Moonen. M.H.W.; 1994; 5425 VB Mortel;
Zandstraat 32; tel. 04923-67543 privé,
61402 prakt.; p., medew. bij J.G.P.M.
Donkers, J.L. Eikelenboom, P.J. Koenders,
E.L.M. Konings, M.J.A. Nuyens, G.B.M.
Versehuuren, N.J.G.J. van der Wielen en
J.W. Zwolschen
(toev. als lid).
366* Or-Ad, A.; 1975; 36000 Tivon (Israël);

Alonim 64; tel. 00-972-4-833288; p.
297* Oude Luttikhuis, Mevr. W.M.T.; 1994;
3582 CN Utrecht; .Minhof 15; tel 030-
544132; wnd.d.

300 Peutz. Mevr. J.L.J.A.; 1985; 2586 GG \'s-
Gravenhage; Rottcrdamsestraat 7 A; tel.
070-3550080 privé, 070-3793089 tst. 3125
bur.; beleidsmedew. V.D., Min. L.N.V.
(toev, als lid).

300» Pink.se, C.H.A.; 1961; 7001 ET Doetm-
chem; Burg. Tenkinkstraat 17; tel. 08340-
27401 privé, 24555 bur.; kringdir. R.V.V.
kring Doetinchem; i.V.D.;
O.O.N.

301 Poelma. W.; 1993; 3511 PK Utrecht;
Oudegracht 310 bis; tel. 030-322679;
wnd.d.
(toev. als lid).

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

NAJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de

gezelschapsdierenpraktijk ƒ 4725,—

- 6 weken van 5 dagen op afspraak
(94/67)

Veterinaire Apotheek II

gemengde praktijk ƒ 2900.-

- tweemaal dit najaar. Om tot een evenwichtige
indeling van groepen te komen zal de selectie
plaatsvinden door de cursusleiders. Via PAO-
Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodiging
met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te
houden dat u niet noodzakelijkerwijs direct
geplaatst kunt worden.
Interpretatie röntgenologisch
onderzoek bij gezelschapsdieren
ƒ 260,—

- Thorax, 13 september 1994 (94/53)

- Abdomen, 20 september 1994 (94/54)

- Skelet, 27 september 1994 (94/55)

- Thorax, 9 november 1994 (94/56)

- Abdomen, 16 november 1994 (94/57)

- Skelet, 23 november 1994 (94/58)

küttiMiiilÉÉil

t^y^wmm.^t

I f^ i l Wi l

302 Poorthuis, L.B.; 1983; 7574 VZ Oldenzaal;
Jan Steenstraat 8;
tel. 05410-30514 privé,
20754 prakt.; p.; manager in bedrijfsle-
ven.

304 Quadvlieg, M.J.F.; 1949; 6301 ES
Valkenburg (L): Nieuweweg 25; tel.
04406-12415 prakt.; p.
306 Relou, Mevr. H.M.; 1991;
3524 SN
Utrecht; Fivelingo 213; tel, 030-890676
privé,
516683 prakt.; p., medew. bij T.R.F.
Ottenschot.

313 Schoemaker, N.J.; 1994; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 122; tel. 03405-71173 privé,
030-539411 bur.; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde van Gezel-
schapsd. )(
toev. als lid).
321 Sol, R.H.C.; 1993; 3882 LG Putten;
Haarweg 1 A; tel. 03419-1840 privé,
03429-1316 prakt.; p., medew. bij A.E.E.
Bunte, H.W. Hamster, W. Kamphuis en R.
Vkema.

322»Stafleu, Dr. F.R.; 1982; U-1994; 3607 EE
Maarssenbroek; Fa/antenkamp 891;
tel. 0.3465-62637 privé, 030
-532033 bur.;
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr. Proefdier-
kunde/centr. voor Bio-ethick en Gezond-
heidsrecht; onderwijscoörd. opl. dierverz.
Biotechnici Ghijsseninst. Utrecht.
325*S»ildens, B.; 1994; 3514 XP Utrecht;
Van Swindenstraat 75; tel. 030-714.343
privé, 531096 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Bedrijfsdierg.
en Voort-

Introductie praktische toepassing van echo-
grafie bij gezelschapsdieren ƒ 470,—

- 17 september 1994 (94/68)
Veterinaire .\\pothcek I gemengde praktijk

/ 1450,-

- 21,22 en 23 september 1994 ( 94/64)
Anesthesie I ƒ 575,—

- 23 september 1994 (94/78)
(Aangeven hond of kalf/paard)

Pluimvee-entingen ƒ 460,—

- 28 september 1994 (94/73)
LPC cn OCD (elleboog) hond ƒ 350,-

- 30 september 1994 (94/61)
Zin en onzin van bloedonderzoek

bij melkkoeien / 380,—

- 4 oktober 1994 (94/91)
.\\cute buik ƒ 365,-

- 7 oktober 1994 (94/62)
Monitoring en analyse van gezondheids- en
productieproblemen

op melkveebedrijven ƒ 1775,-

- I O, 11 en 12 oktober 1994 (94/81)
Case studies interne

geneeskunde gezelschapsdieren f 1080,—

13 oktober 1994 (94/70)
Longaandoeningen paard:

acuut en chronisch / 485,-

14 oktober 1994(94/83)

Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685,-

14 oktober 1994 (94/75)

- 21 oktober 1994 (94/76)

- 4 november 1994 (94/95)
Dermatologie gezelschapsdieren

voor assistenten ƒ 425,—

18 oktober 1994 (94/74)
Patiëntendemonstratie
gezelschapsdieren / 90,—

19 oktober 1994 (94/79)
Toepassing van röntgenologie

bij bijzondere dieren ƒ 345,—

21 oktober 1994 (94/93)
Het keuren van paarden ƒ 1000,-

- 27 oktober, I donderdagTiiiddag op locatie en

planting).

334 Verhoef, M.; 1989; 8111 RA Heeten; Mo-
lenbeltsweg 5; tel. 05726-2433 privé,
05720
-53334 prakt.; fax 05720-55140; p.,
geass. met H.P. Quist, S. Reindersma en
J.W. Zuurhout.

337 Vestjens, J.H.J.; 1985; 5768 XN .Meijel;
Donk 8;
tel. 04766-3716 privé, 04760-
73292 prakt.; p., geass. met L.C.M.
Boonen, J.A.M. ten Dam, W. Oldenburger,
C.J. Uytewaal. G.A.M. Wieland en
R.T.J.A. de Winne.

369 Vis, H.R.J.; 1989; 3572 CA Utrecht; p/a
W\'ittcvrouwensingel 47;
via S.N.V. uitge-
zonden naar Bolivia.

340 Vries, Mevr. C.J. de; 1978; 8061 RN
Genne (gem. Hasselt); Glinthuisweg 9;
tel. 05209-4072;
p., medew. bij Mevr
A.C. Dwarshuis-van Beckum
en medevv.
bij Mevr. H.W.Janssen.

341 Vries. Mevr. J.M.L. de; 1993; 3583 VS
Utrecht; Frederik Hendrikstraat 144; tel.
030-518572; wnd.d.
(toev. als lid).

348 Wiggen, K.H. van; 1994; 2396 HA Kou-
dekerk a/d Rijn; Dorpsstraat 3; tel. 01714-
16302 privé, 071-416945 prakt.; p., me-
dew. bij Dr. A.W. Helder en G. Roest
(toev, als lid).

353» Zijlmans, M.Th.; 1953; 5141 BL Waal-
wijk; Van de Hammenstraat 3; tel. 04160-
51400; d.; R.D. St. Sylvester;
R.O.N.

nabespreking op 15 december 1994 (avond)

(94/88)

Röntgenologisch en echografisch onderzoek

van het urogenitaalapparaat

bij gezelschapsdieren ƒ335,—

- 28 oktober 1994 (94/60)
Veterinaire aspecten van de
struisvogelhouderij in .Nederland
 / 455,—

- 8 november 1994 (94/«2)
U, uw cliënt en uw patiënt ƒ 430,-

- 10 november 1994 ( 94/84)
Binnenstebuiten; een kwart eeuw

interne in De Uithof ƒ 50,-

- 16 november 1994 ( 94/94)
.\\potheekhcheer voor ge/.elschapsdieren-
praktici
 ƒ 1450,-

- 16, 17 cn 18 november 1994 (94/72)
Kliniek en diagnostiek van
leververvetting bij melkkoeien
 ƒ 480,—

- 29 november 1994 ( 94/90)
Klinische les gezelschapsdieren
\'Heeft-iege/.onde oogjes?\'
 ƒ 135,-

- 1 december 1994 (94/77)
Schedelafwijkingen bij de hond cn kat/ 370,-

- 2 december 1994 (94/59)
Digestie apparaat varken ƒ 1550,-

- 6, 7 en 8 december 1994 ( 94/63)
Themadag lever ƒ375,—

- 9 december 1994 (94/80)
Vleeskalveren capita selecta ƒ 630,—

- 15 december 1994 (94/71)
Zeisterdagen ƒ1100.-

- 8-11 november 1994. Week I (94/85)

- 14-18 november 1994, Week II (94/86)

- 21-24 november 1994, Week III (94/87)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon; 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

-ocr page 33-

Aesculaap

De Aesculaap Groep is actief op het gebied van ontwikkeling, produktie en verkoop van diergenees-
middelen voor grote en kleine huisdieren en verzorgt de distributie van diergeneesmiddelen, dieet-
voeders en veterinair instrumentarium. De Aesculaap Groep, met 140 medewerkers op locaties in
Boxtel, Bladel, Nijverdal en Wezep, heeft een sterke positie op de Beneluxmarkt. Ook daarbuiten zijn
wij succesvol.

Het Institute for Veterinarian Research te Wezep is verantwoordelijk voor het onderzoek naar en de
registratie van onze diergeneesmiddelen.

Ter versterking van het IVR hebben wij op korte termijn plaats voor twee

DIERENARTSEN m/v

Technisch/Commercieel Medewerker

In de nieuw te formeren afdeling Veterinary Service, die aanvankelijk zal bestaan uit drie mede-
werk(st)ers, zult u na een interne training, verantwoordelijk zijn voor het oplossen van vragen over
produkten, die dagelijks vanuit de markt op u afkomen.

Verder zal van u technische ondersteuning gevraagd worden bij de ontwikkeling van produkten en
de markt daarvoor, kortom een vertaling van uw vakkennis ten behoeve van Sales en Marketing
(Vacaturenummer: 9402/AG).

Wetenschappelijk Medewerker

Onze afdeling Research & Development bestaat momenteel uit 15 medewerkers, die allen vanuit
hun eigen discipline bijdragen aan de kwalitet van onze produkten en de toekomst van ons bedrijf
(registraties in binnen- en buitenland). U zult verantwoordelijk zijn voor de protocollering, de uit-
voering en rapportage van experimenten. Het onderzoek richt zich op farmacokinetiek, residue-ki-
netiek en de tolerantie van de doeldieren voor de de verschillende produkten. (Vacaturenummer:
9403/AG).

Wat wij van u verwachten zijn vakkennis, enthousiasme, teamgeest en loyaliteit met ons groeiende
bedrijf. Uiteraard zijn voor de eerste functie uw commerciële vaardigheden meer van belang, terwijl
in de tweede functie uw wetenschappelijke vaardigheden op de proef zullen worden gesteld.

Wij bieden twee uitdagende functies in een klein team binnen een zich snel ontwikkelend bedrijf.
Uw salaris zal mede afhankelijk zijn van uw ervaring.

Uw reaktie

Voor meer informatie over vac.nr. 9402/AG kunt u kontakt opnemen met drs. R. Forier, Commercieel
directeur, tel 04977-84676 (Vetimex, Bladel), voor vac.nr. 9403/AG kunt u bellen met dr. D. Masman,
Directeur R&D, tel 05253-2522 (IVR, Wezep).

Uw schriftelijk sollicitatie met CV, kunt u binnen 14 dagen na het verschijnen van deze advertentie
richten aan Aesculaap BV t.a.v. mevrouw A. Goldenbeld, afdeling personeelszaken. Postbus 35,
5280 AA Boxtel, met vermelding van het vacaturenummer.

-ocr page 34-

Financieel zeker!

De financiering van een praktijk is specialistisch
werk. Door onze jarenlange ervaring en onze onaf-
hankelijkheid van financiële instellingen kunnen
wij u van dienst zijn bij het nemen van belangrijke
beslissingen voor uw toekomst.
DIX & CO is een adviesbureau voor medici, niet al-
leen voor een totaal financieel plan maar ook voor
uw verzekeringen en contracten met de bijbeho-
rende fiscale en juridische aspecten. Daarom
strekt onze relatiekring zich uit over het gehele
land.

Voor nadere informatie of een afspraak kunt u ons
bellen.

>

<

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118,3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

Call-Centre Nederland B.V.

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call-Centre Nederland is een jonge en dynamische onderneming, actief op de markt van telefonische dienstverlening
voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit moment gebruik van onze:

telefonische achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken worden aangenomen met uwpraktijknaam en afgehandeld volgens uw
instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u gebruik maken van enkele mogelijkheden:

• P.T.T. Doorschakeldienst (ODA)
.•21

• Doorschakelapparaat

Indien u over een semafoon beschikt, zullen wij u, indien noodzakelijk, oproepen. Bijvoorbeeld:

4. medicijnaanvraag

3. praktijkbezoek

2. normale visite

1. spoedvisite

Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te adviseren over onze mogelijkheden.
Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en vertrouwelijke behandeling wordt gewaarborgd.

Voor meer Informatie:

Call-Centre Nederland B.V.
Rob Winkelaar

Industriestraat?,7451 BA Holten

Telefoon: 05483 - 73333 / Telefax 05483 - 73322

-ocr page 35-

Dierenartsenpraktijk Volkel zoekt:

JONGE ENTHOUSIASTE DIERENARTS (m/v)

Gevraagd worden:

- brede inzetbaarheid voornamelijk landbouwhuisdieren;

- goede contactuele eigenschappen;

- het kunnen werken in teamverband.

Ook pas afgestudeerden of zij die binnenkort afstuderen worden gevraagd te reageren.

Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift richten aan: DAP Volkel,
Antoniusstraat62, 5408 RD Volkel. Voor informatie kunt u bellen 04132-72025,\'s ochtends tussen
08.00 en 09.00 uur.

Gevraagd in Zuid-Oost Nederland een enthousiaste

DIERENARTS M/V

met aantoonbare interesse en/of ervaring in de pluimveediergeneeskunde. Het betreft een full-time
baan met toekomstperspectieven in een dynamische groepspraktijk. Voor salariëring en arbeids-
voorwaarden gelden de richtlijnen van de KNMvD.

Uw reactie gaarne schriftelijk binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB, Utrecht, onder nummer 40/94.

In het zuiden van Nederland zoekt een grote dierenartsenpraktijk een

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN (M/V)

De praktijk bevindt zich in een gemeente van middelgrote omvang. De meeste dierenartsen in deze
praktijk richten hun werkzaamheden op de landbouwsector.

Uw profiel

U bent een dierenarts met reeds veel ervaring in gezelschapsdieren. U bent bereid en in staat om ge-
heel zelfstandig en met veel enthousiasme de afdeling kleine huisdieren fulltime te runnen en verder
uit te bouwen. U bezit goed communicatieve en contactuele vaardigheden.

Werkverband en honorering

Er wordt op basis van een contract gewerkt. In dit contract zullen uw verantwoordelijkheden in over-
leg met u worden vastgelegd.

Met belangstelling zien wij u sollicitatie tegemoet. Brieven aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB, Utrecht, onder nummer 41/94.

TE KOOP:

zeer exclusieve dubbele A.L.M. OPERATIELAMP; 1 x 900 Wen 1 x 450 W. Type ECL651. Plafond-
bevestiging, incl. toebehoren. Prijs / 5000,-; ENRAF - ELECTROTOOM, voor snijden, coaguleren.
Met aansluiting voor endoscoop. Prijs ƒ 1000,-; DROOGSTERILISATOR, 60 - 50 -40 cm. Prijs ƒ 200,
Info: Dierenarts S.J. Peeters, tel. 020-6826819/020-6844239.

-ocr page 36-

Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam heeft een vacature voor

EEN ENTHOUSIASTE
COLLEGA

Interesse en ervaring in de spoedeisende diergeneeskunde
strekken tot aanbeveling. Er wordt gewerkt in nacht en weekend in een roulerend rooster.
Honorering volgens adviestarieven KNMvD.

Reacties gaarne schriftelijk aan Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam, Weesperzijdel 47,1091 ET
Amsterdam, t.a.v. de directie.

SPOEDKLINIEK VOOR DIEREN AMSTERDAM BV, TEL, 020 - 6944766.

Tweemanspraktijk zoekt

ENTHOUSIASTE DIERENARTS (m/v)

met grote belangstelling voor de kalvermesterij.

Schriftelijke reacties met C.V. sturen naar: D.A.P. Thewi B.V., Postbus 5041, 5004 EA Tilburg.
Eenmanspraktijk in West-Brabant zoekt per direct een

ASSISTENT (m/v)

Enige ervaring strekt tot aanbeveling.

Sollicitaties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 42/94.

Goed gemotiveerde dierenarts met jarenlange ervaring in de kleine huisdieren zoekt

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK
TER OVERNAME

in het noorden, oosten of midden van het land.

Uw reacties gaarne richten aan de redactie van Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 43/94.

Vermist:

EEN GOLDEN RETRIEVER

Naam: Hugo, vermist sinds juni 1994, in de omgeving van Almelo. Tatoeagenr. eMA.55. Sexe: reu.
Inlichtingen: Annelies van Tilburg, Dierenkliniek \'De Kooikershof\' te Almelo, tel.nr. 05468-14510.

-ocr page 37-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 14 EN 15. 1 AUGUSTUS 1994

Editorial

OP VERWIJZING

Achillespeesletsel bij de hond: een casuïstiek; L. F.H. Theyse

WETENSCHAP

419

420

VOOR DE PRAKTIJK

Oorzaken van variatie in het gebruik van antimicrobiële middelen in de vleesvarkenshouderij;
J.P. TM. Noordhuizen. A.M. Henken. W. Mocking. C. TH. Vrolijk. P. van Voorthuyzen 423

BOEKBESPREKING

424

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Hylemorfismc: materie en vorm? / Fink-Gremmels

Omwille van de kwaliteit; A. Pijpers

Dierenarts gezocht voor medewerking aan woordenboek

Reunisten gezocht

SKV erkend door STERIN

Prof. Dijkhuizen lid Wetenschappelijk Veterinair Comité

INGEZONDEN BRIEVEN

Complex van .symptomen
Geloof het of niet
Plotselinge fertiliteitsproblemen

VRAAG EN ANTWOORD

Verwerpers mn&, J.A.M. Muskens

WAT IS UW DIAGNOSE?
MEDEDELINGEN VD
NIEUW(S] VAN DE INDUSTRIE
REFERATEN

STUDENTENREFERATEN

ACTUA

426
432

438

439

439

440

440

441
441

442

443
443
443

445

446

VIRBAC / ANIMED

OFFÊCÊALSUPPLIER I

Van 27 juli t/m 7 augustus a.s. zal het grootste Paardensport-eveneinent ter
wereld plaatsvinden in Nederland. Ook daar ontmoet u Virbac/Animed, nu als
\'Official Supplier\'. Bel voor meer (Virbac-)informatie 03420-92544. Tot ziens!

= DEN HAAG 1994

yirbac

quality by research

7

-ocr page 38-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kniijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijl(

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof drE. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr M. F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kniif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. F A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Dr.J. Oosterom (Delfl)

Prof. dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof. dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof. dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U.S.A.)

Prof dr. J. dc Schepper (Gent, België)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof. dr. 0. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G.J.M.Harmg

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll/fax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRD/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Dnikkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan» -10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030-51 01 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T, W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuunnan Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

449

450

450

451

452

KNMVD

MEDEDELINGEN GGG

Bieden verzekeraars echte zorg of slechts een zorgenkind?

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Dienstenverlening BVG tweede halfjar 1994
Golfen tussen de Friese meren

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

CLINICAL REFERRALS
THE VETERINARY SCENE

420
423

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this joumal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 39-

De Adviesraad voor de Verzekeringen van de
Groep Geneeskunde voor Gezelschapsdieren
meent dat de ziektekostenverzekeraars voor gezel-
schapsdieren tot nu toe geen produkt op de markt
brengen dat de moeite van het afnemen waard is.
Dit is, alhoewel een negatieve bevinding, een belangrijke ontdekking. Er is namelijk eerder vastgesteld,
dat er wel degelijk behoefte is aan dergelijke zorgaanbieders. Het niveau van de geneeskunde van het ge-
zelschapsdier wordt steeds hoger en benadert, met de vergaande specialisatie, dat van de mens. En een
stijgend niveau betekent een stijgende kostprijs. In dit tijdschrift bijvoorbeeld, beschrijft L E H. Theyse
de chirurgische reconstructie van het retinaculum van de pees van de M. Flexor digitorum op het tuber
calcanei van een Bordeaux Dog teef. De behandeling leidde tot een volledig functioneel herstel. Over spe-
cialisatie gesproken.

Kort geleden is een vooronderzoek naar de oorzaken van variatie in het gebruik van antimicrobiële mid-
delen op vleesvarkensbedrijven afgesloten. Vijf dierenartsenpraktijken namen deel aan de pilotstudie, die
moest uitwijzen of de toetsingsmethoden geschikt waren voor een groter project. In de toekomst moeten
honderd praktijken en daaraan verbonden vleesvarkensbedrijven meedoen. Het zou slechts een kwestie
van attitude en motivatie zijn om dit aantal te bereiken. Als dit lukt, wordt eens te meer bewezen, dat die-
renartsen werk maken van kwaliteit.

Verder zijn in deze aflevering twee integraal overgenomen oraties te vinden; één van hoogleraar
Vergelijkende Farmacologie van de Huisdieren, mevrouw dr J. Fink Gremmels-Gehrman over hylemor-
fisme en één van hoogleraar Veterinaire Apotheek dr A. Pijpers over kM\'aliteit.

Zoals de praktizerende dierenarts heeft kunnen vaststellen was bij de vorige aflevering een inlegger inge-
sloten over de gewijzigde BVG-premieplicht. Ook nu weer is er nieuws van de BVG over de Wet
Terugdringing Ziekteverzuim. Degenen die belast zijn met personeelszaken, doen er goed aan kennis te
nemen van de nieuwe regelingen.

\'Van alles wat\' is de indruk van deze aflevering. En zo hoort het ook, vindt de redactie. Spreiding in het ge-
brachte nieuws is onderdeel van het streven naar het effectief informeren van het totale lezerspubliek.

Dc Hoofdredactie

-ocr page 40-

ACHILLESPEESLETSEL BIJ DE HOND;
EEN CASUÏSTIEK

Tijdschr Diergeneesk 1994. 119 420-2

L.F.H. Theyse^

SAMENVATTING

Aan de hand van een patiëntenverslag van een 18 maan-
den oude Bordeaux Dog teef worden diagnostiek, diffe-
rentiaal diagnoses en chirurgie bij de luxatie van de pees
van de M. flexor digitorum superficialis besproken.
Therapie bestaat uit de chirurgische reconstructie van
het retinaculum van de pees op het tuber calcanei.
Immobilisatie postoperatief door middel van een spalk-
verband gedurende 3 weken gevolgd door een Robert-
Jones steunverband gedurende opnieuw 3 weken zijn es-
sentieel. De behandeling leidde tot een volledig
functioneel herstel.

INTRODUCTIE

Trauma van de achillespeesformatie bij de hond resulteert,
gezien het belang van deze structuur met betrekking tot de
locomotie, in een ernstig functieverlies (4). Het letsel kan en-
dogeen danwel exogeen van oorsprong zijn. Dit onderscheid
is in zijn algemeenheid van belang, omdat het grotendeels
het type en de localisatie van het letsel bepaalt (11). Onder
endogeen trauma verstaan we een overbelasting door een in-
wendig optredende kracht, waarbij de integriteit van het
peesapparaat wordt aangetast. Hierbij worden veelal avul-
sies waargenomen van de oorsprong, insertie of stabilise-
rende structuren, danwel rupturen in de spier, spierpeesover-
gang of pees. Onder exogeen trauma verstaan we
onderbreking van dc integriteit door een kracht van buitenaf
inwerkend op het pecsapparaat. Hieronder worden partiële
of totale doorklievingen ten gevolge van scherp of stomp
trauma en schuurletsels verstaan (4,13). De achillespeesfor
matie insereert door middel van de achillespees, welke is op
gebouwd uit drie pezige componenten. De pees van de M
Gastrocnemius, de pees van de M. Flexor digitorum superfi
Cialis (M.F.D.S) en uit de pezen van de M. Biceps femoris
de M. Semitendineus en de M. Gracilis. De M. Gastrocne
mius ontspringt met een mediaal en een lateraal pecshoofd
aan de respectievelijke tuberositas supracondylaris op de
achtervlakte van het femur. Beide peeshoofden hebben een
sesambeentje in de vorm van de fabel la.
De beide spierbuiken gaan over in de gemeenschappelijke
eindpees die aanhecht op het tuber calcanei. De M.F.D.S, die
gezamenlijk met het laterale hoofd van de M. Gastrocnemius
ontspringt, is grotendeels gelegen onder deze spierbuiken.
De pees van de M.F.D.S draait vanaf mediaal naar een plan-
taire positie en verbreedt zich ter hoogte van het tuber calca-
nei tot een kap. Deze peeskap bevindt zich plantair van de
aanhechting van de achillespees op de calcaneus. Via een
mediaal en een lateraal retinaculum hecht de peeskap aan het

\' Dr.ï. L.F.H. They.se. Specialist Chirurgie der Gezelschapsdieren i.o. Sectie
Or\'hopedie van de Vakgroep Geneeskunde voor Gezelschapsdieren Universileil
Utrechl, Postbus HO I54. SSOH TD Utrecht. Tel: 030-53169}. Fax: 030-51 Hl26

tuber calcanei. Tussen deze verbreding in de pees van de
M.F.D.S enerzijds en het tuber calcanei met de aanhechting
van de achillespees anderzijds bevindt zich de bursa calca-
nei. Vanaf het tuber calcanei loopt de pees verder naar distaal
om zich op twee niveau\'s te delen tot in totaal vier eindpees-
jes en aan te hechten op Phalanx No.2 van de tweede tot en
met de vijfde teen. De delen van de eindpezen van de M.
Biceps femoris, de M. Semitendineus en de M. Gracilis, die
deel uitmaken van de achillespees, hechten aan op het tuber
calcanei (6).

CASUÏSTIEK

Een anderhalf jaar oude Bordeaux Dog teef werd aangebo-
den op de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren te
Utrecht met een sinds 3 maanden bestaande kreupelheid van
de linker achterpoot. De kreupelheid was plotseling zonder
duidelijk exogeen trauma ontstaan en verergerde tijdens be-
lasting. Dc eigenaar was zwelling rond de punt van de hak
opgevallen. De hond was rust voorgeschreven in combinatie
met koeling van de pees die niet tot verbetering van de loco-
motie hadden geleid. Hierop werd de hond verwezen naar de
UKG ter nadere diagnostiek en behandeling.

-ocr page 41-

Algemene indruk toonde een houdingsafwijking van de lin-
ker achterpoot, waarbij de hond enigzins doorzakte in de tar-
sus. Tijdens monsteren in stap was de hond gering kreupel
aan de linker achterpoot. Algemeen onderzoek toonde geen
klinische afwijkingen. Orthopedisch onderzoek door middel
van inspectie en palpatie toonde een symmetrische zachte
zwelling rond de aanhechting van de achillespees, zich voor-
namelijk uitbreidend naar proximaal. Diepe palpatie van de
aanhechting van de achillespees was matig pijnlijk. Tijdens
passieve bewegingen was een peesstreng voelbaar, die dislo-
ceerde naar een positie lateraal van het tuber calcanei. De
dislocatie trad op tijdens flexie van het tibiotarsaal gewricht,
terwijl repositie manueel mogelijk was tijdens extensie.
Röntgenonderzoek door de Vakgroep Veterinaire Radio-
logie (dr. W.Th.C. Wolvekamp) van de linker tarsus toonde
een prominente wekedelen zwelling rond het tuber calcanei
(Figuur 1). De palmair gelegen glijvlakte van de calcaneus
toonde een forse spur, terwijl er geen aanwijzingen waren
voor een avulsiefractuur van de overige achillespeescompo-
nenten (Figuur 2).

Op basis van deze gegevens werd de diagnose luxatie van de
pees van de M.F.D.S naar lateraal, als gevolg van een ver-
scheuring van het mediale retinaculum, gesteld.
Chirurgische reconstructie van het mediale retinaculum
werd door middel van een mediale benadering uitgevoerd
(Figuur 3). De bursa calcanei werd bij deze benadering ter
inspectie geopend en was overvuld met synovia. De randen
van de glijvlakte van de calcaneus toonden de exostoses

■ MJnir-

(Figuur 4). Het mediale retinaculum werd gerecontrueerd en
geïmbriceerd door middel van liggende U-hechtingen met
niet-resorbeerbaar monofilament materiaal (Prolene 2-0* ).
Stabilisatie van de peeskap op het tuber calcanei en functie-
herstel van de oppervlakkige buiger waren direct. De subcu-
tis en huid werden gesloten met enkelvoudige knoophechtin-
gen met respectievelijk een resorbeerbaar multifilament
materiaal (Vicryl 3-0* ) en een niet-resorbeerbaar monofila-
ment materiaal (Ethilon 3-0* ). Nabehandeling bestond uit
een immobiliserend spalkverband (Cellacast# ) en strikte
rust gedurende 3 weken. Na deze periode is het spalkverband
vervangen door een Robert-Jones steunverband voor nog-
maals 3 weken in combinatie met lijnrust om zo een geleide-
lijke overgang naar volledige belasting mogelijk te maken.
De hond vertoonde 2 maanden postoperatief een volledig
functieherstel.

DISCUSSIE

Luxatie van de pees van de M.F.D.S op het tuber calcanei bij
de hond is een relatief weinig optredende aandoening
(1,3,7,8,9,). De Schotse Herder wordt in de literatuur ge-
noemd als ras met de hoogste incidentie (9,13). Oorzaak van
de aandoening is niet onomstotelijk aangetoond, maar acute
danwel chronische overbelasting van het retinaculum is
waarschijnlijk, hoewel een stomp exogeen trauma niet is uit
te sluiten. Opvallend is dat luxatie van de pees voornamelijk
naar lateraal optreedt tengevolge van de verscheuring van
het mediale retinaculum (1,2,7,8,9,13). De aandoening is
ook beschreven bij het paard en vertoond een duidelijke
overeenkomst met de situatie in de hond. Als mogelijke
ethiologische factor wordt bij deze diersoort ook de overbe-
lasting van het mediale retinaculum tijdens endorotatie bij
een gebogen tarsus genoemd (10,12). Het ontstaan van de
kreupelheid is acuut en het verloop is in het algemeen dat van
een persisterende matige kreupelheid. Tijdens belasting van
de poot kan enig doorzakken in de tarsus waargenomen wor-
den. De diagnose wordt gesteld door middel van orthope-
disch onderzoek van de tarsus, waarbij dislocatie van de pees
tijdens passieve bewegingen van de tarsus te palperen is.
Overvulling van de bursa calcanei is een consistente bevin-
ding. Röntgendiagnostiek van de tarsus is essentieel om
avulsie van de achillespeesaanhechting van de calcaneus en
verdere betrokkenheid van de tarsaalgeledingen uit te sluiten
(4). Differentieel diagnostisch zijn de avulsie van de aan-
hechting van de achillespees, de groeischijffractuur van de
apofyse van de calcaneus bij de jonge hond, bursitis en hy-
groma van belang (13).

De therapie van de luxatie van de M.F.D.S bestaat uit chirur-
gische reconstructie van het retinaculum (1,3,7,8,9,).
Hiervoor worden verschillende hechtmaterialen genoemd,
maar monofilament niet-resorbeerbaar materiaal heeft in de
literatuur de voorkeur (3,5,7,8). Hier werd gebruik gemaakt
van een monofilament niet-resorbeerbaar materiaal
(Prolene*) met goed resultaat. Bij chronische luxaties van de
pees van de M.F.D.S kan versterking van het retinaculum
met een polypropylene mesh in analogie met de behandeling
bij het paard een uitkomst bieden (8,10,12). Immobilisatie
van de tarsus postoperatief door middel van een spalkver-
band wordt in de literatuur uniform aangegeven. Alhoewel
over de duur van de immobilisatie de meningen uiteen lopen
is bekend dat peesrupturen na chirurgische behandeling ge-
durende niet langer dan 3 weken totaal ontlast moeten wor-

* Elhicon, Nordersiedl Germany.

# Cellacasl, Lohmann. Neuwied Germany.

-ocr page 42-

Figuur 3. Mediale huldinclsie van de linker tarsus over het tuber calcanei.

den om daarna weer geleidelijk te worden belast (5). In ana-
logie met deze gegevens is in deze casuïstiek een periode van
3 weken volledige immobilisatie gevolgd door een zelfde pe-
riode met toenemende belasting aangegeven.

CONCLUSIE

De luxatie van de pees van de M.F.D.S leidt tot een onwil en
onvermogen het betreffende achterbeen te belasten. Conser-
vatieve behandeling leidt niet tot herstel. Chirurgische re-
constructie van het retinaculum is de therapie van keuze. De
resultaten van chirurgie zijn in de regel goed. Nabehandeling
in de vorm van totale immobilisatie door middel van een
spalkverband gedurende 3 weken gevolgd door een Robert-
Jones steunverband gedurende nogmaals een zelfde periode
in combinatie met beperkte lijnrust is essentieel om het reti-
naculum te laten genezen.

SUMMARY

On the basis of a casereport of a eighteen months old Bordeaux Dog bitch
the diagnostical procedures, differential diagnoses and surgery of the luxa-
tion of the tendon of the M. Flexor digitorum superficialis are reviewed.
Therapy includes surgical reconstruction of the retinaculum of the tendon
on the tuber calcanei. Immobilisation postoperatively by means of a splint
during 3 weeks followed by a Robert-Jones bandage for another 3 weeks is
essential. Treatment was succesfull and the dog returned to full function.

LITERATUUR

1. Bennett DB In: Whittick GW. Ed. Canine Orthopedics. 2nd Edition
Philadelphia: Lea and Febiger 1990; 775-81.

2. Bennett D and Campbell JR. Unusual soft tissue orthopaedic problems
in the dog. J Small Anim Pract 1979; 20: 27-39.

ix

FIguur 4. Exostoses aan de rand van de glljvlakte van de calcaneus.

3. Bernard MA. Superficial digital flexor tendon injury in the dog. Can Vet
J 1977; 18: 105-7.

4. Bloomberg M. In: Slatter D, Ed. Textbook of Small Animal Surgery.
2nd Edition. Philadelphia: W.B. Saunders Company 1993; 1996-2020.

5. Early DE In: Bojrab MJ. Ed. Pathophysiology in Small Animal Surgery.
Philadelphia: Lea and Febiger 1981; 851-66.

6. Evans HE. and Christensen GC. In: Miller\'s anatomy of the dog. 2nd
Edition. Philidelphia: W.B. Saunders Company 1979; Chapter 6.

7. Marings E. Luxation der Sehne des Musculus flexor digitorum superfi-
cialis im Bereich des Calcaneus. Kleintierpraxis 1992; 37: 775-7.

8. Houlton JEF. and Dyce J. The use of polypropylene mesh for revision of
failed repair of superficial digital flexor tendon luxation in three dogs.
V.C.O.T. 1993; 6: 129-30.

9. Mauterer JV, Prata RG, Carberry CA. and Schräder SC. Displacement
of the superficial digital flexor tendon in the dog. Vet Surg 1992; 21:
398-9.

10. Meagher DM. and Adrete AV. Lateral luxation of the superficial digital
flexor tendon from the calcaneal tuber in two horses. J Am Vet Med
Assoc 1989; 195:495-8.

11.Meutstege FJ. The classification of canine achilles\' tendon lesions.
V.C.OT. 1993; 6: 53-5.

12. Scott EA. and Breuhaus B. Surgical repair of dislocated superficial digi-
tal flexor tendon in a horse. J Am Vet Med Assoc 1982; 181: 171-2.

13. Vaughan LC. Muscle and tendon injuries in dogs. J. Small Anim. Pract.
1979; 20:711-36.

namens de

op verwijzing
Groep Veterinaire Specialisten

coördinatie R. C. Nap, spec chir gezelschapsdieren

-ocr page 43-

lllippipigpij

Tijdschr Diergeneesk 1994; 119 423-4

OORZAKEN VAN VARIATIE IN HET GEBRUIK VAN
ANTIMICROBIELE MIDDELEN IN DE VLEESVAR-
KENSHOUDERIJ

J.P.T.M.Noordhuizeni, A.M.Henken\'\', W.Mockingi. C.T. H. Vrolijk\'\'.
en P. van Voorthuyzen^

Recentelijk werd een vooronderzoek naar de oorzaken van
variatie in het gebruik van antimicrobiële middelen op vlees-
varkensbedrijven afgesloten.

In dit vooronderzoek werden achtereenvolgens de volgende
elementen op hun bruikbaarheid getoetst: een software-pro-
tocol om via electronische weg de cliëntbestanden vanuit
dierenartspraktijken over te zenden naar een centrale ver-
werkingsplaats; een standaardiseringsmethode om de ge-
bruikte antimicrobiële middelen ten aanzien van werkzame
bestanddelen en hoeveelheden op uniforme en onderling
vergelijkbare wijze te coderen ten behoeve van analyse; een
enquete waarin vragen waren opgenomen, die betrekking
hadden op (de beïnvloeding van) het gebruik van antimicro-
biële middelen en die door de dierenartsen op de vleesvar-
kensbedrijven werd afgenomen; een epidemiologische ana-
lyse-methodiek om de verkregen databestanden te kunnen
evalueren.

Het doel was met name deze voomoemde elementen te toet-
sen en niet zozeer (nog) om direct naar de uitkomsten van de
analyse te kijken.

Door MB&VS te Houten die het VIP, het Veterinaire
Informatie Pakket, distribueert onder dierenartsen, werd het
software-protocol ontwikkeld om de cliëntbestanden in te le-
zen en te converteren naar een te analyseren bestand. De
cliëntbestanden waren afkomstig van 5 groepspraktijken van
dierenartsen in Nederiand. Een totaal van 70 vleesvarkens-
bedrijven, die beantwoordden aan de inclusiecriteria en die
klant waren bij deze 5 praktijken, nam eveneens deel aan dit
vooronderzoek.

Uniformeren van de rubricering van antimicrobiële midde-
len vond plaats volgens de indeling in het Repertorium
Diergeneesmiddelen (FIDIN, 1989). De hoeveelheden wer-
den gestandaardiseerd volgens het principe van de Kg-Dier-
Dag-Dosering, zoals eerder beschreven door Van den
Boogaard
et al (1992 en 1994) van de KNMvD
Beleidsgroep Veterinaire Apotheek. Door MB&VS werd
een conversieprogramma ontwikkeld om deze Kg-Dier-
Dag-Doseringen toe te voegen aan de gegevens uit de cliënt-
bestanden. Het aldus verkregen gegevensbestand was ge-
schikt voor statistische analyse.

De enquete werd ontwikkeld na een literatuuranalyse naar
factoren, die mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op
diergeneesmiddelgebmik en de variatie daarin. Na een pre-

1 Vakgroep Veehouderij, divisie Veterinaire Epidemiologie Landbouwuniversiteit
Wageningen.

2 MB&VS. MUMPS Business and Veterinarv Svstems. Houten.

test werd deze enquete door de dierenartsen uit de respectie-
velijke praktijken op de vleesvarkensbedrijven afgenomen
en de gegevens vervolgens in Wageningen ingevoerd in
LOTUS 123, waama een conversie plaatsvond ten behoeve
van statistische analyse.

De epidemiologische analyse-procedure volgde in feite de
standaardprocedure van risico-analyse, dat wil zeggen na
een univariate analyse voor de selectie van relevante facto-
ren volgde een multivariate analyse, waarin de significante
bijdrage van relevante factoren werd getoetst (p< 0.01). Als
uitkomstvariabele werd het totaal medicijngebruik per var-
kensplaats gekozen en, in tweede instantie, het totaal gebruik
van een gesommeerde groep van antimicrobiële middelen,
die tezamen 98% van het totale gebruik uitmaakten.

Zowel het doorseinen van de praktijkgegevens, het ontwik-
kelen van de conversieprogrammatuur, als de uniformering
van de coderingen van de antimicrobiële middelen is succes-
vol geweest. Ook met het enqueteren zijn geen relevante pro-
blemen ontstaan ondanks dat de dierenartsen gemiddeld zo\'n
14 bedrijven per persoon moesten enqueteren in een relatief
korte tijd. Door de centrale positionering van MB&VS in het
geheel kon de anonimiteit worden gewaarborgd. MB&VS
fungeerde in feite, na een voorbewerking van de gegevens,
als doorgeefluik naar de onderzoekers.
Ook de epidemiologische analyse veriiep gunstig. Er werden
twee modellen ontwikkeld en getoetst waarmee een aantal
significante factoren konden worden geïdentificeerd, die in
elk model zo\'n 85% van de variatie in gebruik van antimi-
crobiële middelen konden verklaren. Deze factoren speelden
op het gebied van bijvoorbeeld de huisvesting, management,
geografische ligging van het bedrijf hygiënische aspecten,
dierenartsenpraktijk en veterinaire bedrijfsbegeleiding een
rol. Omdat in het vooronderzoek de steekproef van zowel
dierenartspraktijken, als vleesvarkensbedrijven gering was,
konden geen generaliseerbare uitspraken over deze factoren
worden gedaan. Daarom wordt hier ook niet dieper op deze
factoren ingegaan. Wat wel blijkt, is dat deze wijze van be-
nadering geschikt is om oorzaken voor de variatie betrouw-
baar op te sporen. Op die manier wordt zowel de dierenarts-
praktijk, als het vleesvarkensbedrijf voorzien van duidelijke
en gekwantificeerde elementen, om binnen het praktijkma-
nagement en de bedrijfsvoering van de varkenshouder aan-
passingen te plegen om de variatie terug te dringen.

Om deze laatste doelstelling te bereiken is het echter nodig,
dat in een vervolgtraject zo\'n 100 dierenartspraktijken en
daaraan verbonden vleesvarkensbedrijven meedoen. De be-
nodigde arbeidsinput is echter gering, dus zou het eerder een
kwestie van motivatie, nieuwsgierigheid en attitude zijn om
het genoemde aantal te bereiken. Wat eenieder terugkrijgt
ligt op het terrein van Good Veterinary Practice en Good

-ocr page 44-

Farming Practice. Het biedt de dierenarts de mogelijicheid
zijn dienstenpakicet inzake diergeneesmiddelen gebalan-
ceerd aan te bieden en advisering naar het vleesvarkensbe-
drijf verder te specialiseren. Daarbij zou het aantrekkelijk
zijn als meer toeleveranciers van diergeneesmiddelen aan
dierenartspraktijken in één van de onderzoekfasen zouden
participeren.

Voor de farmaceutische industrie of groothandel zou het
voorts aantrekkelijk kunnen zijn, om na te gaan of de ontwik-
kelde standaardprotocollen voor uniformering van codes van
middelen en hoeveelheden faciliterend werken ten aanzien
van de statistiek van verkoop en gebruik van diergeneesmid-
delen.

De rapportage uit het vervolgtraject zal ook via het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde plaatsvinden.
De 5 dierenartspraktijken en hun 70 deelnemende vleesvar-
kenshouders wordt tenslotte nadrukkelijk dank gezegd voor
hun bereidwilligheid en daadkracht om geheel belangeloos
het vooronderzoek uit te voeren. Moge dat een voorbeeld
zijn voor de collegae die aan het vervolgtraject hun mede-
werking verlenen.

PRAKTIJKGERICHTE VOGELGENEESKUNDE

Deel 1: Postduiven. Van bovengenoemd boek verscheen dit
jaar de derde, gewijzigde druk. Het is geschreven door de
collegae drs. F. W.M. Feld, dr. A. van Loen en dr. G.M.
Dorrestein.

Het boek is in de eerste plaats bedoeld om de praktizerend
dierenarts, die met postduiven te maken krijgt, een goed
overzicht te geven van het gehele gebied van de postduiven-
houderij.

Postduivenhouders houden hun duiven vooral om er wed-
strijden mee te vliegen. Wanneer hun duiven ziek zijn zullen
ze er mee naar de dierenarts gaan, maar zij zullen dit ook
doen als de prestaties achter blijven bij datgene dat de dui-
venhouder verwacht respectievelijk gehoopt heeft, terwijl de
duiven niet duidelijk ziek zijn.

Voor een vruchtbare relatie tussen een dierenarts en zijn
cliënt is het noodzakelijk dat de dierenarts voldoende weet
van het vliegen met postduiven om tot een verhelderend ge-
sprek met de melker te kunnen komen.
Het boek begint met een hoofdstuk over de medische bege-
leiding, waarbij uitvoerig wordt stilgestaan bij de organisa-
tie, de fokkerij, de wedstrijdvormen en de inrichting van de
hokken.

Voor de dierenarts is het hoofdstuk over ziekten, therapie en
preventie erg belangrijk. Zowel de infectieuze als de niet-in-
fectieuze ziekten en aandoeningen worden uitgebreid behan-
deld. Een lange lijst met geneesmiddelen en doseringen sluit
dit hoofdstuk af

Hierna volgt een hoofdstuk over de klinische diagnostiek,
waarna de postmortale diagnostiek volgt. Dit laatste hoofd-
stuk is mede verzorgd door dr. G.M. Dorrestein. Juist door
zijn specialisme zal dit hoofdstuk vooral van belang zijn

voor de op dit gebied gespecialiseerde dierenarts.
Tot slot volgen nog twee hoofdstukken, één over de voeding
van de duiven, het andere over het verband tussen de voeding
en de prestatie.

Beide hoofdstukken geven een goed inzicht in deze voor de
duivenhouder zo belangrijke materie.
Eén van de problemen die een praktizerend dierenarts heeft
is dat hij vaak niet weet hoe de duivenhouder zijn duiven
werkelijk verzorgt, \'s Zomers is het meestal wel in orde,
maar hoe staat het \'s winters als de duivenhouder zijn duiven
slechts bij kunstlicht ziet en als het soms weken lang vriest?
Bij het inenten van de duiven in het verenigingslokaal kan
men door het aanhoren van de onderiinge gesprekken het één
en ander leren. Goede resultaten bij het vliegen worden
vooral verkregen door een grote hoeveelheid zorg en dat wel
365 dagen per jaar.

Ik miste in het boek een gedeelte over het ontsmetten van het
hok. Veel duivenhouders denken dat ze met een plantenspuit
met wat Halamid een hok even kunnen ontsmetten. Als men
echter een hok moet ontsmetten, dat besmet is met
Salmonella\'s, dan moet er veel werk verzet worden.
Ook de hygiëne van het voeren is belangrijk. Ik voerde altijd
in bakken en haalde deze direct na het eten weg.
Nog een opmerking over spuitende jongen. De tijd tussen het
avondvoeren en het voeren \'s morgens is vaak langer dan
twaalf uur. Aan het eind van die periode bedelen de jongen
voortdurend om voer. Ik voerde daarom de duiven met jon-
gen extra vroeg, terwijl ik tevens controleerde of er nog wat
graan in de krop aanwezig was. Ik had dan geen last van
spuitende jongen. Deze kleine bemerkingen doen echter
niets af aan de waarde van het boek. Ik kan het dan ook van
harte aanbevelen. Het boek is te bestellen bij EVA te
Leersum door

ƒ 95,- over te maken op postbankrekening no. 272623 t.n.v.
EVA, Leersum onder vermelding van Postduiven. Het wordt
u vervolgens franco toegezonden.

G. Wagenaar

-ocr page 45-

r

En watf

als uw hond wonnen heeft ?

Met Drontal Plus bevrijdt u honden efficiënt en snel van maag- en darmwormen.
Bayer heeft een middel ontwikkeld met twee belangrijke voordelen :

1. Specifieke wormziekten hoeven niet langer met specifieke produkten bestreden te
worden. Bayer heeft het eerste echte allround ontwormingsmiddel ontwikkeld.
Het is één tegen allen : één middel tegen alle maag- en darmwormen.

2. Er is geen dagenlange behandeling meer nodig. Met het nieuwe allround
ontwormingsmiddel van Bayer volstaat een eenmalige behandeling.

Bayer

Bayer B.V.

Verkoopgroep Veterinair
Nijverheidsweg 26, Postbus 80
3641 AB Mijdrecht
Tel. 02979 - 80666

^"Drontal Plus. Eén middel
tegen rond- en lintwormen.

-ocr page 46-

HYLEMORFISME: MATERIE EN VORM1

Johanna Fink-Gremmels^

ARISTOTELES: DE PARTIBUS ANIMALIUM: \'IN ELK DIER IS ER IETS NATUURLIJKS EN MOOIS. WANT ir
DE WERKEN DER NATUUR WORDEN ORDE EN BEDOELING AANGETROFFEN IN DE HOOGSTE GRAAD.

ierichten en verslagen

Mijnheer de Rector Magnificus,
Zeer geachte aanwezigen.
Elke materie moet een bepaalde geor-
dende vorm aannemen om een functie
te kunnen uitoefenen. Deze basisge-
dachte, dat er een causaal verband be-
staat met het doel van de functionali-
teit, duidde Aristoleles aan als
hylemorfisme. Hij paste deze gedachte
niet alleen toe op de mens, wiens li-
chaam voor hem een bestaande mate-
rie en wiens reacties voor hem vorm-
veranderingen waren, maar ook op alle
andere levende organismen. Tegelij-
kertijd zocht hij ook naar overeen-
stemmende vormen en daarmee naar
wetmatigheden in de vormgeving, om
op die manier de oorzaak, de oor-
sprong van het leven te vinden.

Als ik vandaag over bioactieve mole-
culen spreek, die door micro-organis-
men worden geproduceerd, dan zijn
hierin vele hypothesen van Aristoteles
terug te vinden: de begrensdheid van
de materie -biogene stoffen bestaan
voornamelijk uit de vier basiselemen-
ten zuurstof, stikstof, waterstof, kool-
stof- en de onbegrensdheid van de
vorm, dat wil zeggen de ontelbare ver-
schillende moleculen die zich uit deze
vier elementen kunnen vormen.

De geneeskunst in vroeger tijden kon
slechts gebruik maken van de materie,
die voorhanden was in de vorm van
mineralen, planten en dierlijke pro-
dukten. Deze vonden toepassing in een
symptomatische therapie, teneinde
klachten te verminderen. Hieruit ont-
wikkelde zich, gebaseerd op ervaring

\' Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt
van htwgieraar in de Faculteit der Diergeneeskunde
aan de Universiteit Utrecht, op hel vakgebied van de
vergelijkende farmacologie van de huisdieren, op
donderdag ! O maart 1994.

^ Dr. Johanna Fink-Gremmels. Faculteit Diergenees-
kunde. Universiteit Ulrechl.

Angkak

en overlevering, een omvangrijke we-
tenschap. De geneesmiddelenleer kan
terecht als één der oudste wetenschap-
pen en zeker als de oudste van de me-
dische disciplines worden opgevat.
De artsen uit de oudheid beschikten
over een schat aan artsenijmiddelen,
die alle belangrijke farmaca voor pijn-
bestrijding, verdoving, ontstekings-
remming en stimulering van afzonder-
lijke orgaanfuncties omvatte. De art-
sen uit de middeleeuwen hebben de
tradities van de Griekse en Romeinse
artsen overgenomen, maar zelf hebben
zij geen nieuwe ervaringen verwerkt,
omdat de scholastiek in de plaats van
waarneming alleen speculatieve, dog-
matische pogingen tot verklaring

-ocr page 47-

stelde. Een nieuwe impuls kreeg de
farmacotherapie door de ontsluiting
van nieuwe continenten en landen,
waar vandaan tot dan toe onbekende
geneesmiddelen en geneeswijzen wer-
den ingevoerd. Weer werd de reeds
door Hippocrates geëiste nauwkeu-
rige, zakelijke beschrijving van de pa-
tiënt vóór en na een behandeling door
de arts, noodzakelijk.

Daarmee was de eerste stap gezet naar
een vakdiscipline, die wij thans aan-
duiden als de klinische farmacologie.
Het was een logisch gevolg dat de on-
bekendheid met de nieuwe geneesmid-
delen en met name de giftigheid van
deze middelen, aanleiding gaf tot het
verrichten van dierproeven. Deze
overgang van beschrijvende naar een
exacte, experimentele wetenschap vol-
trok zich in de farmacologie pas omst-
reeks het midden van de vorige eeuw
en is nauw verbonden met de namen
Rudolf Buchheim en Oswald
Schmiedeberg. Zij namen de van ouds-
her gebruikelijke indeling van artsenij-
middelen naar hun functionele wer-
king over, teneinde de arts een
betrouwbaar criterium voor zijn thera-
peutisch handelen te verschaffen.
Hierbij ontstond een verdere systema-
tisering van de werkingen van genees-
middelen en de afbakening van ge-
wenste hoofdwerkingen en
ongewenste bijwerkingen. Belangrijke
groepen stoffen, die de ontwikkeling
van de toenmalige experimentele far-
macologie hebben beïnvloed zijn stof-
fen van plantaardige oorsprong, zoals
analgetica van het morfmetype, digita-
lispreparaten, alkaloïden en plantaar-
dige fenolen en terpenoïden, die als ex-
pectorantia en antiseptica werden
gebruikt.

De traditionele, vooral op een sympto-
matische behandeling gerichte fy to far-
macologie werd pas vanaf de jaren
dertig van deze eeuw aangevuld met
de therapie van infectieziekten, die
zich richtte op het doden (anti-bios)
van pathogene micro-organismen. De
toevallige (her)ontdekking van anti-
bacteriële stoffen in schimmelculturen
van
Penicillium notatum en daarmee
de ontdekking van de penicillinen door
Alexander Fleming en, bijna gelijktij-
dig, de ontdekking van de
Sulfonami-
den als werkzame desinfectantia/che-
motherapeutica in levende organismen
door Gerhard Domagh, brachten be-
slissende veranderingen teweeg in de
farmacologie en de farmacotherapie:

(1) Het onderzoek naar therapeutisch
werkzame stoffen was niet langer toe-
gespitst op planten, maar op micro-or-
ganismen.

(2) Intensieve activiteit op het gebied
van de chemische synthese leidde tot
derivaten en analogen van reeds be-
kende structuurelementen en maakte
zodoende een versterking en/of preci-
sering van farmacologische werkingen
mogelijk.

Deze beide ontwikkelingen verliepen
parallel en voerden al snel tot een doel-
gerichte interdisciplinaire samenwer-
king van farmacologen, medisch geö-
rienteerde microbiologen en chemici.

SECUNDAIRE METABOLIETEN
VAN MICRO-ORGANISMEN IN
DE FARMACOTHERAPIE
Het intensieve speuren naar nieuwe
geneesmiddelen, naar nieuwe antibio-
tisch werkzame stoffen, heeft ons tot
op heden meer dan 8000 verschillende
antibiotica opgeleverd. Het zijn alle-
maal produkten van de secundaire
stofwisseling van micro-organismen,
die in de vegetatieve ontwikkeling van
de producent (primaire stofwisseling)
geen directe fysiologische rol spelen.
De vorming van secundaire metabolie-
ten is niet kenmerkend voor één be-
paalde soort aangezien dezelfde werk-
zame stof, respectievelijk dezelfde
chemische structuur, door andere or-
ganismen van een volledig verschil-
lende soort of klasse, of zelfs door ver-
tegenwoordigers van verschillende
orden gevormd kan worden.

Een voorbeeld vormt de synthese van
cefalosporinen door streptomyceten en
bacteriën. Wel worden bepaalde struc-
tuurtypen vaker bij bepaalde klassen
van micro-organismen aangetroffen.
Zo worden terpenoïde verbindingen
dikwijls door eetbare paddestoelen
(Basidiomyceten) en schimmels ge-
vormd, terwijl aminoglycosiden en po-
lyeenlactonen vooral door streptomy-
ceten worden gesynthetiseerd. Omge-
keerd geldt echter ook dat één orga-
nisme verscheidene antibiotica kan
produceren, bijvoorbeeld de co-pro-
duktie van lasalocide en echinomycine
door
Streptomyces lasaliensis.
Meer dan 70% van alle tot op heden
toe bekende microbiële stofwisse-
lingsprodukten worden door één en-
kele orde, de
Actinomycetales, en hier-
bij vooral door een enkele klasse,
Streptomyces, gevormd. Schimmels,
die historisch als eerste worden ge-
noemd, vertegenwoordigen thans circa
20% van de antibioticaproducenten,
maar de structurele verscheidenheid is
hier geringer dan bij de streptomyce-
ten. Gelet op het klinisch gebruik zijn
echter de oorspronkelijk uit schimmels
geïsoleerde antibiotica van de /3-lac-
tamgroep van enorme betekenis.
Uitgaande van het biosynthetische ba-
sismolecuul, het 6-amino-penicillaan-
zuur, zijn de meeste van de thans be-
kende - en in de kliniek gebruikte -
derivaten verkregen. Chemische mo-
dificatie (halfsynthetische penicilli-
nen) maakte een orale toediening
(zuurstabiliteit) mogelijk, leidde tot
een verhoogde /3-lacatamase stabiliteit
en daarmee tot een uitbreiding van het
spectrum (carbenicilline, ticarcilline,
mezlocilline), alsmede tot een verbete-
ring van de kinetische eigenschappen
{pro c/nvg-principe van het pivampicil-
line, bacampicilline).

Naast de penicillinen ontstond volgens
het grondprincipe van chemische mo-
dificatie van een werkzame structuur
de groep van de cefalosporinen. De
biosynthese van bicyclische ß-lactam-
verbindingen in micro-organismen
wordt gestart door een karakteristiek
tripeptide (Amstein-tripcptide), het-
welk door middel van een cyclase
wordt omgezet in het isopenicilline N,
waaruit vervolgens met behulp van
een acyltransferase het hydrofobe ben-
zylpenicilline (resp. penicilline V) ont-
staat. Tevens is isopenicilline N de
precursor van de groep der cefalospo-
rinen, waarbij door een epimerisering,
resulterend in penicilline N, gevolgd
door een expandcring (deacetoxycefa-
losporine-C-synthetasc) de synthese
van hydrofiele verbindingen, leidend
tot het cefalosporine C, wordt geïni-
tieerd. De afgelopen 10 jaar zijn alleen
binnen deze groep meer dan 1000 ana-
loga gesynthetiseerd en getest, het-
welk laat zien, dat het biogene basis-
molecuul van het 7-aminocefalo-
sporaanzuur, in vergelijking met het 6-
aminopenicillaanzuur, betere moge-
lijkheden biedt tot chemische modifi-
catie en optimalisering van de
werking. Penicillinen en cefalospori-
nen worden tot op heden nog steeds
grotendeels halfsynthetisch geprodu-
ceerd, dat wil zeggen dat het basismo-
lecuul een biofermentatieprodukt is,
dat bij de verdere chemische synthese-
stappen zijn definitieve configuratie
verkrijgt. Pas in 1985 bracht
Woodward de eerste totale synthese
tot stand, waarna de synthese begon

-ocr page 48-

van onverzadigde analoga van penicil-
linen die tot dan toe nog niet in de na-
tuur waren aangetoond.

Het parallelle optreden van structuur-
verwante synthesen bij volledig ver-
schillende genera vormde de aanlei-
ding tot allerlei, dikwijls filosofische,
pogingen tot interpretatie betreffende
de oorspronkelijke betekenis van deze
stofwisselingsprodukten in de eco-
sfeer. Schimmels, zoals onder meer
Penicillium en Cephalosporium spp.,
gebruiken voor hun onderhoudsstof-
wisseling (primaire stofwisseling) min
of meer dezelfde substraten als bacte-
riën. Men zou daarom kunnen veron-
derstellen, dat de biologische beteke-
nis van de synthese van antibiotica
door een schimmel - die zelf resistent
is voor zijn eigen stofwisselingspro-
dukt - erop gericht is, om concurrenten
die ten aanzien van één en hetzelfde
substraat competeren, uit te schakelen.
Deze antroposofische interpretatie, die
vanuit de evolutietheorie en de neiging
tot het behoud van principiële synthe-
sewegen bij verschillende klassen en
species bezien, zeker te weerleggen
valt, heeft echter reeds lang vóór het
nog jonge tijdperk van de causale anti-
biotica-therapie haar praktische weer-
slag in de traditionele levensmiddelen-
conservering gevonden.

Vooral in tropische en subtropische re-
gionen werden eeuwenlang schimmels
gericht gebruikt bij de produktie van
levensmiddelen, bijvoorbeeld soja - en
rijstprodukten en, in Europa, bij het
bereiden van vleesprodukten zonder
kennis van de werkingsmechanismen.
Proef-ondervindelijk was bekend dat
(bacterieel) bederf van levensmidde-
len niet optrad, wanneer op die levens-
middelen schimmels aanwezig waren.
Dikwijls werden - in de zin van de mo-
derne biotechnologie - levensmidde-
len zelfs aktief geïnoculeerd. Een ty-
pisch voorbeeld van een \'biotechno-
logisch produkt\' van het traditionele
China is
Ang-Khak, de rode rijst. Ter
conservering, maar ook ter verbetering
van het aroma en de kleur, werd de rijst
met een schimmel
(Monascus ruber,
Monascus purpureus)
geïnoculeerd.
Het gedroogde eindprodukt, een sterk
rood-gekleurde rijst met een nootach-
tige smaak, is uitermate lang houd-
baar, dat wil zeggen microbiologisch
stabiel. Poeder, uit deze rijst vervaar-
digd, werd voor het kleuren van andere
levensmiddelen, zoals soja-, vis-, en
vleesprodukten gebruikt. Alle aldus
bereide produkten bleken niet alleen
uitermate lang houdbaar te zijn, maar
ze werden ook als \'zijnde zeer gezond\'
gewaardeerd. Toen men, vooral in
Japan, in de zestiger jaren onderzocht
tot welke biologisch werkzame stoffen
de conserverende eigenschappen van
Monascus waren terug te voeren, werd
de groep der monacolinen geïsoleerd.
Reeds na ampel onderzoek werd dui-
delijk, dat de hoog gespannen ver-
wachtingen, dat een geheel nieuwe
groep van antibacterieel werkzame
stoffen zou worden gevonden, niet in
vervulling ging. In vergelijking met
andere, reeds bekende antibiotica, ver-
toonden monacolinen slechts een
zwakke antimicrobiële werking, die
therapeutisch niet effectief te gebrui-
ken was. Enkele oriënterende onder-
zoeken met proefdieren duidden ech-

w

ter op een geheel andere werking,
namelijk een beïnvloeding van de vet-
stofwisseling. Later bleek dat monaco-
linen op grond van hun stuctuurhomo-
logie (mevalolactonderivaten) sterke
competitieve remmers zijn van het en-
zym HMG-CoA-reductase (hydroxy-
methyl-glutaryl-coenzym A-reduc-
tase), dat in een vroege fase van de
sterolbiosynthese de vorming van me-
valonzuur als centrale precursor van
de cholesterolsynthese katalyseert.
Een remming van het HMG-CoA-re-
ductase leidt tot een doeltreffende da-
ling van de cholesterolspiegels in het
bloed, vooral van de LDL-fractie (door
een toename van LDL-receptoren), die
bij de Pathogenese van hart- en vaat-
ziekten (atherosclerose, infarct) een
centrale rol speelt. HMG-CoA-reduc-
tase-inhibitoren, die van monacoline K
zijn afgeleid (bijvoorbeeld lovastatine,
mevastatine, simvastatine, eptastatine)
behoren thans tot de meest succesvolle
therapeutica voor de regulatie van een
pathologisch veranderde cholesterol-
bloedspiegel, aangezien zij niet alleen
een sterke werking hebben, maar bo-
vendien op grond van hun vroege aan-
grijpingspunt in de cholesterolsyn-
these een uiterst geringe toxiciteit, dat
wil zeggen een grote therapeutische
breedte, bezitten.

De ontdekking van de monacolinen
maakt duidelijk dat het leeuwedeel van
de werkingen van biologisch actieve
moleculen, die door micro-organis-
men worden gesynthetiseerd, berust

op een remming van enzymen in euka-
ryote cellen. Dit is analoog aan de rem-
ming van bacteriële enzymsystemen,
zoals bijvoorbeeld in het geval van de
/3-lactamantibiotica. Hiermee werd
een brede heroriëntering van de onder-
zoeksactiviteiten op het gebied van
biogene stoffen uit micro-organismen
geinitieerd. Enzymen gelden thans als
targets voor nieuwe, farmacologisch
werkzame stoffen. Zo heeft het gericht
zoeken naar remstoffen voor sleute-
lenzymen van de catecholaminesyn-
these geleid tot microbiële produkten,
die zich potentieel lenen voor gebruik
als antihypertonica, maar ook als anti-
depressiva (kojizuur, aquayamycine,
fusarinezuur, dopastine). Hetzelfde

-ocr page 49-

geldt voor remmers van het angioten-
sine-converterend enzym (aspergillo-
marasmine) en van het renine (pep-
stanone). Het
screenen van
protease-remmers heeft geleid tot de
vondst van stimulatoren van het im-
muunsysteem, zoals bestatine (uit
Streptoverticillium olivoreticuli), een
specifieke remmer van het aminopep-
tidase B en van het leucine-aminopep-
tidase. Bestadine bewerkstelligt een
immuunstimulatie (door een verho-
ging van de interferon- en interleukine
produktie), heeft antidiabetische en
antineuralgische eigenschappen (rem-
ming van het encephalinase) en blijkt
doeltreffend in de behandeling van
pro-gressieve spierdystrofieën.
Bovendien potentieert het de werking
van cytostatica. De regenererende
werking van bestatine op T-cellen en

de activering van macrofagen hebben
ertoe geleid, dat deze stof wordt ge-
bruikt ter behandeling van kanker en
HlV-infecties.

Bij het screenen worden primaire en
secundaire stofwisselingsprodukten
onderzocht al naar gelang hun struc-
tuuranalogie met sleutelsubstraten van
stofwisselingspadwegen in cellen van
hogere organismen. Doel is het vinden
van (nieuwe) structuurkenmerken, die
aan een biologische werking kunnen
worden gekoppeld. De tweede stap
naar het vinden van farmacofore groe-
pen is dan het zogenaamde
drug de-
sign,
dat wil zeggen, het proberen door
modellering van het molecuul een op-
timaal verband tussen structuur en
werking te realiseren. Vervolgens kan
een partiële- of totale synthetische ver-
andering van het molecuul plaatsvin-
den, om op deze wijze de gewenste ki-
netische eigenschappen te verkrijgen.
Paradoxaal genoeg kent deze ontwik-
keling van nieuwe farmaca uit micro-
organismen een tweetal vertrekpunten:
(1) het gericht zoeken naar farmacofo-
ren die pathofysiologisch relevante
synthesewegen, zoals de arachidon-
zuurstofwisseling kunnen blokkeren,
wat in dit geval kan leiden tot een se-
lectief anti-inflammatoir werkzaam
farmacon; (2) in de praktijk doet zich
echter dikwijls juist een omgekeerde
situatie voor, vooral na de implemen-
tatie van moleculair-genetische me-
thoden bij het zoeken naar werkzame
stoffen. Bij de screening werden tot
nog toe talrijke selectief werkzame

remmers van enzymen gevonden,
waarvan de pathofysiologische bete-
kenis nog niet voldoende bekend is.
Deze werkzame stoffen dienen primair
als modelstoffen in het onderzoek dat
gericht is op de opheldering van patho-
logische processen en tegelijkertijd als
grondstructuren voor geheel nieuwe
farmacoforen.

MYCOTOXINEN EN MYCO-
TOXICOSEN

In tegenstelling tot de farmacoloog,
die micro-organismen en vooral ook
schimmels op grond van hun veelsoor-
tige synthesewegen als creatieve pro-
ducenten van biologisch actieve mole-
culen ervaart, ziet de toxicoloog zich
vooral geplaatst voor een grote ver-
scheidenheid aan toxische secundaire
metabolieten, die dikwijls door de-
zelfde of nauw verwante micro-orga-
nismen worden geproduceerd.

□oor aflatoxine BI veroorzaakte leveraandoeningen: experimenteel onderzoek aan ratten: 1 ppml
(links); controle (midden): 5 ppm AfBI (rechts).

Allereerst moet echter op pathogene
schimmels worden gewezen, die syste-
mische- of lokale infecties, namelijk
mycosen, kunnen veroorzaken. Naar
analogie van de antibacterieel werk-
zame stofTen zijn -ook uit micro-orga-
nismen- nieuwe fungistatica geïso-
leerd ter behandeling van dit soort
mycosen. Evenals de antibiotica zijn
het remmers van de celwandsynthese
van schimmels en gisten. Vooral de
onlangs vastgestelde mogelijkheden
om sleutelenzymen, betrokken bij de
celwandsynthese, zoals chitinesynthe-
tase (remming door nikkomycine en
polyoxine) en ;3-d-glucaansynthetase
(remming door uracil-derivaten uit de
groep van de echinocandinen en acule-
acinen), selectief te remmen, hebben
zeer doehreffende, veilige therapeu-
tica opgeleverd.

Tegenover de infecties door de patho-
gene schimmel zelf de mycosen, staan
de vergiftigingen door mycotoxinen.
Het pathogene agens is hier niet het
micro-organisme, maar de gifstoffen
die het afscheidt. Hoewel mycotoxico-
sen bij mens en dier al eeuwenlang be-
kend zijn, waarbij gewezen kan wor-
den op de vergiftigingen door moeder-
koomalkaloïden, die al in de middel-
eeuwen (St. antonius-vuur) werden be-
schreven, werd pas in de zestiger jaren
een begin gemaakt met het uitvoerig
wetenschappelijk onderzoek aan my-
cotoxinen. De aanleiding hiertoe
vormde een massale intoxicatie onder
kalkoenen
{turkey x-disease) in
Engeland, die later kon worden terug-
gevoerd op een contaminatie met afla-
toxinen van het voer. Aflatoxinen gel-
den ook thans nog mondiaal als de
belangrijkste en bekendste vertegen-
woordigers van de mycotoxinen. In de
natuur komen vooral de aflatoxinen
B|, B2, Gl en G2 voor, die door ver-
schillende species van het geslacht
Aspergillus {Aspergillus flavus, A. pa-
rasiticus)
gevormd worden en die
vooral op aardnoten, maïs, tarwesoor-
ten, noten en op katoenzaad kunnen
worden aangetoond. Zelfs in zeer ge-
ringe hoeveelheden leiden zij bij die-
ren onder meer tot groeistoomissen en
veranderingen in de lever, waarbij
zelfs primaire levertumoren kunnen
worden geïnduceerd. Een verder - voor

-ocr page 50-

de dierlijke produktie belangrijk - ken-
merk is de metabole omzetting van af-
latoxine B| in aflatoxine M|, hetwelk
met de melk kan worden uitgeschei-
den, en zodoende tot een secundaire
besmetting van melk en zuivelproduk-
ten kan leiden.

De economische schade voor de land-
bouw overal ter wereld, alleen al door
plantpathogene en toxinogene
Asper-
gillus
species, is niet te overzien.
Daarbij komt nog een duidelijk risico
voor de mens als consument van zowel
met aflatoxine besmette plantaardige
levensmiddelen, alsook - zij het in
mindere mate - door de opname via le-
vensmiddelen van dierlijke oorsprong.
Aflatoxine Bj geldt als carcinogeen
voor de mens en moet in talrijke lan-
den als oorzaak worden beschouwd
van een verhoogd voorkomen van pri-
maire tumoren in lever en
Oesophagus.
In de europesche context hebben afla-
toxinen echter een geringe betekenis,
vooral door de uniforme regelgeving
binnen de EU en het vaststellen van
maximale concentraties voor aflatoxi-
nen in levensmiddelen en veevoeder,
die de invoer van met aflatoxinen be-
smette grondstoffen uit tropische en
subtropische produktiegebieden ver-
hindert.

Een andere situatie doet zich voor bij
dc toxinen, die door schimmels de ge-
nera
Penicillium of Fusarium worden
gevormd. Beide geslachten zijn aange-
past aan gematigde klimaatzones.
Daardoor kunnen de door deze schim-
mels worden geproduceerde myco-
toxinen frequent - zij het met sterke re-
gionale en seizoensfluctuaties - op
graan- en maïsprodukten worden aan-
getoond. Hoewel acute vergiftigingen
bij landbouwhuisdieren slechts zelden
worden waargenomen, is de economi-
sche schade voor de landbouw enorm
groot. Deze komt enerzijds tot uiting in
de vorm van verminderd rendable
oogst (kleiner aargewicht, gebroken
korrel, kolfvuur bij graan en maïs) en
anderzijds in het optreden van chroni-
sche primaire mycotoxicosen bij land-
bouwhuisdieren. In tegenstelling tot de
meeste orgaanspecifieke aandoenin-
gen, die bij een acute intoxicatie optre-
den, bijvoorbeeld acute nierdeficiëntie
in het verloop van een ochratoxicose,
huidnecrosen bij T2-intoxicaties en
braken na het opnemen van vomi-
toxine (deoxynivalenol), worden chro-
nische mycotoxicosen gekenmerkt
door zeer a-specifieke en daardoor
zeer moeilijk te diagnostiseren veran-
deringen. Op de voorgrond staan een
slechte vertering van het voer, vermin-
derde prestatie (melk- resp. eiproduk-
tie) en vruchtbaarheidsstoornissen.
Tevens heeft experimenteel en epide-
miologisch onderzoek aangetoond dat
mycotoxinen zowel de humorale, als-
ook de cellulaire immuniteit kunnen
doen verminderen. Daarom worden
ook subklinische mycotoxinebelastin-
gen als voorlopers van secundaire bac-
teriële en virale ziekten beschouwd.
Voor de volksgezondheid bestaat er
eveneens een risico. Historisch zijn
dodelijke vergiftingsgevallen bekend
bij honderden mensen die tijdens de
oorlogsjaren beschimmeld graan, be-
smet met fusariumtoxine T2 , hebben
geconsumeerd. Ochratoxine A, be-
kend als nefrotoxine bij varkens, wordt

thans ook in epidemiologische samen-
hang met tumoren van de nier en de
urinewegen bij de mens gezien en
wordt, naast aflatoxine, als belangrijk-
ste carcinogeen werkzame mycotoxine
beschouwd. Voor zearalenon, een
toxine met een oestrogeenachtige wer-
king, is een cancerogene of procancer-
ogene werking niet uit te sluiten. De
toxicologische relevantie van talrijke
andere mycotoxinen, met name de
neurotoxische mycotoxinen, kan tot op
heden nog niet worden ingeschat.
Een typisch voorbeeld van een tot voor
kort niet herkende groep van myco-
toxinen vormt die van de fumonisinen.
Deze door
Fusarium moniliforme ge-
produceerde mycotoxinen werden pas
in het jaar 1988 volledig geïdentifi-
ceerd, hoewel
F. moniliforme mondi-
aal één van de meest frequent voorko-
mende schimmelsoorten is. Fumo-
nisine B, het voornaamste toxine uit
deze groep, leidt tot cerebrale necrosen
bij paardachtigen (Equine leukoencep-
halomalacia) en tot oedemateuze long-
ziekten (Porcine pulmonary edema)
bij het varken. Bij de mens wordt fu-
monisine verantwoordelijk geacht te
zijn voor een verhoogd voorkomen
van oesophagus-carcinomen. Voor
deze uiteenlopende intoxicatiebeel-
den, die door één en hetzelfde toxine
worden veroorzaakt, is tot op heden
geen verklaring gevonden.

Een geheel ander voorbeeld van tot op
heden regionale betekenis zijn de loli-
tremen. In Nieuw-Zeeland en Austra-

lië kent men al sinds verscheidene de-
cennia een ziektebeeld bij weidediercn
(schapen, runderen en paarden), dat op
grond van de klinische verschijnselen
als
\'staggers disease\' wordt beschre-
ven. Alle dieren vertonen een vermin-
derde bewegingscoördinatie (ataxie)
en krampaanvallen. Het verantwoor-
delijke mycotoxine werd in 1981 geï-
soleerd uit de endofyt
Acremonium lo-
lii.
Waarschijnlijk als gevolg van de
invoer van graszaad uit Nieuw-
Zeeland werden in de jaren 1991 en
1992 ook in Nederland vergelijkbare
intoxicatieverschijnselen bij schapen,
runderen en, in enkele gevallen, bij
paarden waargenomen. De door ons
aangetoonde aanwezigheid van het

-ocr page 51-

toxine lolitrem B in gras- en hooimon-
sters maal<t duidelijic, dat er hier waar-
schijnlijk sprake is van een \'geïmpor-
teerde\' mycotoxicose.
Thans moeten wij constateren dat op
mondiaal niveau en eveneens in een
Europesche context, ongeveer 20-25%
van alle graanprodukten die tot voe-
dingsmiddelen en diervoeders worden
verwerkt, meetbare concentraties my-
cotoxinen bevatten. Zoals al is opge-
merkt, kunnen deze schadelijk zijn
voor de gezondheid van landbouw-
huisdieren. Voorts bestaat er een ge-
zondheidsrisico voor de mens, die met
toxinen besmette levensmiddelen con-
sumeert en/of schimmelsporen (coni-
diën) inhaleert met de daarin voorko-
mende mycotoxinen.
Last, hut not
least
is het op grond van het nog
schaarse onderzoek evenmin uit te

sluiten, dat traditionele gefermen-
teerde vleesprodukten en met behulp
van een biologische procédé bereide
vruchtensappen/produkten met myco-
toxinen, die niet door een eenvoudige
routinemethode in levensmiddelen
zijn aan te tonen, gecontamineerd zijn.

Als hoofdoorzaken van de onzekerhe-
den bij de beoordeling van de epide-
miologische relevantie van mycotoxi-
nen voor mens en dier moet het
ontbreken van passende analytische
methodieken en de nog steeds be-
perkte kennis op het gebied van de
schimmelecologie en van de toxicolo-
gische effecten en werkingsmechanis-
men van mycotoxinen worden ge-
noemd. Ondanks het intensieve speur-
werk van de afgelopen 10 jaar moeten
mycotoxinen toch nog steeds worden
ondergebracht bij de groep van \'ver-
waarloosde\' stoffen, waarbij vooral de
buitengewone verscheidenheid aan
mogelijke chemische verbindingen het
systematisch onderzoek tot op heden
heeft bemoeilijkt. Mondiaal worden
vooral de vrijwel niet te becijferen
economische verliezen ten gevolge
van schimmels en mycotoxinen gerap-
porteerd. Voor de toxicologie blijft het
een uitdaging de werkingsmechanis-
men en daarmee de epidemiologische
betekenis van mycotoxinen voor de
gezondheid van mens en dier te onder-
zoeken.

Mijn betoog zou onvolledig zijn, als ik
niet zou trachten om tot een evaluatie.

tot een conclusie te komen. Het inno-
vatief onderzoek naar nieuwe far-
macologisch werkzame structuren is
slechts door een interdiciplinaire sa-
menwerking te realiseren. De doelstel-
lingen worden primair door de humane
geneeskunde bepaald. Dit neemt niet
weg dat de veterinaire farmacologie
een belangrijke bijdrage aan het mole-
culair farmacologisch onderzoek kan
leveren. Immers, door vergelijkend
onderzoek bij uiteenlopende species
kan het inzicht in de principiële wer-
kingsmechanismen van farmaca en in
fylogenetisch geconserveerde of gedi-
versificeerde stofwisselingsreacties,
zoals biotransformatieprocessen en in-
tercellulaire communicatie verdiept
worden. Tevens blijft echter het imple-
menteren van nieuwe therapieconcep-
ten met inachtneming van de fysiolo-
gische en pathofysiologische bijzon-
derheden van diersoorten, vanaf de
wat oudere hond, die als \'familielid\'
wordt gewaardeerd en wiens therapie
alle facetten van de humane genees-
kunst weerspiegelt, tot de melkkoe,
wier therapie door economische as-
pecten wordt bepaald, een uitdaging
voor de veterinaire farmacologie.

Farmacologie en toxicologie zijn op
wetenschappelijk niveau niet van el-
kaar te scheiden. Zij maken gebruik
van dezelfde methodieken en richten
hun onderzoek vaak op dezelfde of
nauwverwante stoffen; zoals aange-
duid, is het bijvoorbeeld haast onmo-
gelijk om de therapeutisch toepasbare
van de toxische metabolieten van mi-
cro-organismen te onderscheiden.

Op het gebied van de vergelijkende
toxicologie heeft de diergeneeskunde
vele en zeer uiteenlopende taken. Zij
omvatten zowel de chemische diag-
nostiek en de epidemiologische beoor-
deling van intoxicaties, als de verant-
woording tegenover de mens die
levensmiddelen van dierlijke oor-
sprong consumeert. Juist aan de hand
van het voorbeeld van de mycotoxinen
wordt duidelijk, dat ook biogene stof-
fen, wier aanwezigheid in plantaardig
voedsel en in diervoeders \'natuurlijk\'
is, niet alleen een risico voor dc volks-
gezondheid, maar tevens epidemiolo-
gische en economische problemen in
de veehouderij kunnen veroorzaken.

Wanneer wij deze overwegingen rela-
teren aan het uitgangspunt van mijn
uiteenzetting, de hypothese van het hy-
lemorfisme, dan kunnen wij constate-
ren, dat de materie die ons door de na-
tuur ter beschikking wordt gesteld,
fascinerend en bedreigend tegelijk is
en blijft. De betrokkenheid van zowel
micro-organismen, planten, dieren en
de mens, hun oecologisch samenspel
en hun afhankelijkheid van milieufac-
toren, alsmede hun directe relatie in de
voedselketen plant - dier - mens, vormt
aanleiding tot fundamenteel microbio-
logisch en farmacologisch-toxicolo-
gisch onderzoek. Het uiteindelijke
doel blijft het waarborgen van de ge-
zondheid van zowel dier als mens.
Niet alleen in het veterinair farmacolo-
gisch en toxicologisch onderzoek,
maar ook in het onderwijs zal dit alle
aandacht blijven vragen.

-ocr page 52-

Dames en heren,

Aan het einde van mijn betoog wil ik
gaarne het
College van Bestuur van de
Universiteit Utrecht bedanken voor
het vertrouwen dat het in mij heeft ge-
steld, toen het mij benoemde tot hoog-
leraar in de vergelijkende veterinaire
farmacologie en toxicologie. Ik prijs
mij gelukkig aan deze universiteit ver-
bonden te zijn.

Collegae hoogleraren van de Faculteit
Diergeneeskunde, wat ik steeds enorm
heb gewaardeerd is de manier, waarop
u mij vanaf de eerste dag hebt opgeno-
men in uw midden. Dit was en is voor
mij een geweldige stimulans om mijn
werk aan deze faculteit voort te zetten.
Medewerkers van de VFFT, alle leden
van het team, met name de vaste kern
Cock, Gert, Nico, Felice, Renger,
Maarten, Sandra als ook onze AIO\'s
Emmigje, Wilma en Mario, wil ik be-
danken voor de collegiale inzet.

Hooggeleerde Van Miert, beste
Adelbert. Meer dan 15 jaar geleden be-
gon onze samenwerking in het kader
van de
European Association for
Veterinary Pharmacology and
Toxicology.
Ik heb deze contacten al-
tijd als zijnde heel constructief en
doelgericht gewaardeerd en ik ben blij
dat wij onze samenwerking hebben
kunnen uitbreiden.

und vielseitige fachliche Ausbildung,
sondern auch eine noch heute leben-
dige Anerkennung Ihrer exakten
Prognosen im Hinblick auf die wissen-
schaftlichen und gesellschaftspoliti-
schen Entwicklungen im Bereich der
veterinärmedizinischen Pharmakolo-
gie und Toxikologie.

U bent ook degene geweest, die mij
heeft geïntroduceerd bij de
hoogge-
leerde Van Genderen.
Beste Herman,
jouw belangstelling en vriendschap
waardeer ik ten zeerste.

Dames en heren studenten, dank zij U
ben ik door middel van een spoedcur-
sus in de Nederlandse taal opgeleid!
De manier waarop wij met elkaar kun-
nen omgaan ervaar ik echt als heel po-
sitief en plezierig, waarvoor ik mijn
waardering en dank wil uitspreken.
Dit brengt mij bij mijn familie, mijn
echtgenoot en natuuriijk vooral bij
mijn kinderen,
Hendrik en Patrick.

A. Pijpers^

Jullie moeten het vaak zonder mij stel-
len! De goede organisatie binnen de
familie, waarbij ik op U, moeder, dik-
wijls een beroep kan doen, maakt dit
gemis, hoop ik, wat makkelijker te dra-
gen.

Ik heb gezegd.

LITERATUUR

- Gräfe U. Biochemie der Antibiotica.
Spektrum Akad Verl Heidelberg, Berlin, New
York, 1992.

- Harvey AL. Drugs from Namral Products.
Ellis Horwood, NY, London, Toronto, 1993.

- CAST. Mycotoxins: Economic and Health
Risks\'. Council for Agricultural Science and
Technology. Ames Iowa, 1989.

- Smith JE, and Henderson RS. (eds).
Mycotoxins in Animal Foods. CRC Press,
Boca Raton, Boston, Ann Arbor, London,
1991.

- Fink-Gremmels J, and Leistner L.
\'Toxicological evaluation of moulds\'. Food
Biotechnology 1991; 4: 579-84.

OMWILLE VAN DE
KWALITEIT1

Hooggeleerde Verheijden, hoogge-
leerde Pijpers.
Voor de collegiale sa-
menwerking op het gebied van het kli-
nisch onderzoek ben ik U zeer
erkentelijk. Beste Anton, in de door
jou aanvaarde taak, het nieuwe vakge-
bied van de Veterinaire Biofarmacie
tot ontwikkeling te brengen, zullen wij
jou van harte ondersteunen.
Verschillende lopende projecten heb-
ben tot een vruchtbare samenwerking
met
collegae van het RITOX, het
RIVM. het RIKILT en het TNO
geleid,
waarvoor ik hier mijn dank en waarde-
ring wil uitspreken.

Velen hebben mijn loopbaan begeleid
en beïnvloed. Vooral tot degene bij
wie ik mijn vuurdoop in dit vakgebied
onderging, mijn leraar de
hoogge-
leerde Kaemmerer
wil ik een woord
van dank richten. Uw visie op de ont-
wikkelingen in ons vakgebied heeft
mij evenzeer geboeid als gestimuleerd.
Prof Kaemmerer, ich freue mich sehr,
daß Sie an diesem Tag hier nach
Utrecht kommen konnten. Mit Ihnen
verbindet mich nicht nur die
Dankbarkeit für eine umfangreiche

Mijnheer de Rector Magnificus,
Waarde toehoorders.
Het vakgebied veterinaire apotheek
houdt zich bezig met de kwaliteit van
diergeneesmiddelen en de toediening
en distributie daarvan. De uiteindelijke
doelstelling daarbij is dat in het veld
het voorgeschreven cq. juiste dierge-
neesmiddel, in een juiste hoeveelheid
en dosering, in een juiste verpakking,
aan de juiste cliënt, op de juiste tijd
toegediend of afgeleverd wordt, voor-
zien van een juiste gebruiksaanwijzing
en de juiste waarschuwingen en/of me-
dedelingen.

Daartoe dient in het vakgebied veteri-
naire apotheek kennis verkregen en
uitgedragen te worden over kwaliteit
van diergeneesmiddelen en over de
omgang daarmee.

Een belangrijk onderdeel van het vak-

\' Rede uilgesproken bij de aanvaarding van hel ambl
van Hoogleraar in de Faeulleil der Diergeneeskunde
aan de Universileil Utrechl, op hel vakgebied van de
Veterinaire Apotheek op donderdag 10 maart 1994.
^ Dr. A. Pijpers. Faculteit Diergeneeskunde.
Universileil Utrecht.

gebied veterinaire apotheek is de vete-
rinaire biofarmacie, dat ik als volgt wil
definiëren:
de wetenschap die zich be-
zig houdt met de bestudering van het
traject dat een farmacologisch werk-
zame stof gaat vanaf de keuze van cl ie
werkzame stof (of genericum) tot de
plaats van werking in het dier.
Anders gezegd: de veterinaire biofar-
macie bestudeert de farmaceutische
formulering van een farmacologisch
werkzame stof voor de beoogde doel-
dierspecies met in achtneming van de
werkzaamheid en veiligheid van dier
en consument. Relevante aandachtsge-
bieden hierbij zijn: farmaceutische
technologie onder meer het gebruik
van hulpstoffen en formuleringsaspec-
ten, diersoortverschillen en therapie-
vriendelijkheid.

Basisbegrippen voor de beoordeling
van biofarmaceutische kwaliteit zijn
farmaceutische en biologische be
schikbaarheid, afgiftesnelheid en ab
sorptiesnelheid van een farmacon
Metingen van de biologische beschik
baarheid en de absorptiesnelheid vor
men tevens de basis voor de beoorde-

-ocr page 53-

ling van de biologische gelijkwaardig-
heid of bio-equivalcntie van dierge-
neesmiddelen.

Het zal duidelijk zijn dat het vakgebied
biofarmacie op deze wijze gedefi-
nieerd, nauw aansluit bij de vakgebie-
den farmacotherapie, waarbij men
komt tot de keuze van een werkzame
stof en de farmacologie, waarbij het
werkingsmechanisme voorop staat.

BIQFARMACEUTISCH ONDER-
ZOEK

Vanaf het moment dat de farmaceu-
tisch werkzame stof ontwikkeld is of
bestaat, zal er volop research gedaan
worden naar de biofarmaceutische as-
pecten om via een correcte toepas-
singswijze, formulering, absorptie en
eliminatie een goede biologische
werkzaamheid te verkrijgen. Daarbij
zal er rekening gehouden moeten wor-
den met specifieke fysiologische en
metabole verschillen tussen de spe-
cies: ik noem als voorbeeld het ver-
schil in digestie-apparaat van herbivo-
ren en camivoren, het verschil in het
conjugerend vermogen tussen de hond
en de kat, maar ook het verschil binnen
één species, waarbij ik denk aan rasge-
voeligheden en verschillen in gewicht,
denk aan de pekingees versus de sint-
bemard.

Daarnaast zijn voor het genericum en
vooral de hulpstoffen waarmee het ge-
nericum tot een diergeneesmiddel is
geworden, de fysisch-chemische ei-
genschappen van belang, die medebe-
palend zijn voor het farmacokinetisch
gedrag en de uiteindelijke residuen in
het lichaam. Als voorbeeld zou ik mas-
titis-injectoren willen noemen. Dit zijn
specifiek veterinair-farmaceutisch ont-
wikkelde diergeneesmiddelen, die
vooral bij het rund aangewend worden
voor de behandeling of ter voorko-
ming van een uierontsteking. Een mas-
titis-injector die ingezet wordt voor de
behandeling van een uierontsteking
tijdens de lactatie, zal hulpstoffen be-
vatten, met geheel andere fysisch-che-
mische eigenschappen, dan een zoge-
naamde droogzetinjector ter preventie
van een uier-ontsteking, ondanks het
feit dat hetzelfde genericum ingezet
wordt. De hulpstoffen in de droogzet-
injector zullen er voor moeten zorgen
dat de werkzame stof langdurig, en-
kele weken, in het uier aanwezig is.
Daarentegen wil men voor de behan-
deling tijdens de lactatie dat de werk-
zame stof slechts een korte tijd in het
uier aanwezig blijft.
Met betrekking tot fysisch-chemische
eigenschappen is het ook interessant
om injectievloeistoffen nader te be-
schouwen. Veel injectievloeistoffen
voor parenterale, veelal intramuscu-
lairc toediening bevatten weefselirrite-
rende stoffen, veelal de hulpstoffen.
Deze stoffen kunnen op de plaats van
inspuiting weefselbeschadiging ver-
oorzaken, soms leidend tot ontsteking
en necrose: ook wel aangeduid als
\'spuitplek\'.

Behalve het gegeven dat uit farmaco-
therapeutisch oogpunt deze spuitplek-
ken nadelig kunnen zijn, daarbij kan
men denken aan een verminderde bio-
logische beschikbaarheid, vertraagde
afgifte van het farmacon, of persisten-
tie van dat farmacon op de injectie-
plaats, zijn de maatschappelijke pro-
blemen aanzienlijk.

De consument is steeds kritischer ge-
worden ten aanzien van voedingsmid-
delen van dierlijke oorsprong. Men
wenst steeds meer garanties, zowel ten
aanzien van het produkt, als ten aan-
zien van dier- en milieuvriendelijke
produktiewijzen. Men ziet dan ook dat
het bedrijfsleven systemen voor
Integrale Keten Beheersing (IKB) aan
het ontwikkelen is, waarbij de produk-
tie wordt gecontroleerd en de kwaliteit
wordt gegarandeerd binnen een geslo-
ten produktieketen. De IKB garandeert
de consument daarbij schoon en veilig
vlees. Voor dit doel worden eisen ge-
formuleerd met betrekking tot vlees-
kwaliteit, herkomst en huisvesting van
dieren, en produktie en samenstelling
van voer. Bovenal moet het vlees vrij
zijn van vleesvreemde stoffen, zoals
residuen van diergeneesmiddelen of
de metabolieten daarvan. Aan de ge-
zondheid van de dieren en de dierge-
neeskundige begeleiding worden dan
ook hoge eisen gesteld. Preventie van
ziekten heeft daarbij de hoogste priori-
teit, veterinaire bedrijfsbegeleiding is
in het kader van IKB verplicht.
Onderzoek van Eibers en anderen
heeft aangetoond dat bij goede veteri-
naire bedrijfsbegeleiding minder dier-
geneesmiddelen ingezet worden, ter-
wijl het bedrijfsresultaat verbetert.
Wanneer evenwel toch diergenees-
middelen ingezet moeten worden mo-
gen uiteraard alleen geregistreerde
(wettelijk toegelaten) diergeneesmid-
delen gebruikt worden, waarbij de
vastgestelde wachttermijnen strikt in
acht genomen dienen te worden. Om
diergeneesmiddelen te laten registre-
ren moet de fabrikant aantonen, dat de
middelen bij toepassing volgens voor-
schrift werkzaam zijn, farmaceutisch
van goede kwaliteit zijn en veilig voor
dier en mens. Dit houdt onder meer in
dat na de voorgeschreven minimale
advieswachttermijn geen schadelijke
residuen van diergeneesmiddelen of
metabolieten daarvan in vlees, melk of
eieren meer aantoonbaar zijn. In het
kader van IKB vindt men dit veelal
niet voldoende: diergeneesmiddelen,
en veelal gaat het hierbij om intramus-
culair toe te dienen middelen, mogen
geen schade toebrengen aan het dier.
Anders gezegd, behandelde dieren
mogen bij slachten geen gevolgen van
de behandeling meer vertonen. En zo-
als hiervoor reeds gezegd kunnen pa-
renterale toedieningsvormen aanlei-
ding geven tot ontsteking, bind-
weefselvorming, abcessen en/of ne-
crose. Nouws heeft in het verleden bij

-ocr page 54-

vergelijkende studies van oxytetracy-
cline-formuleringen in kalveren, var-
kens en schapen duidelijk aangetoond
dat deze weefselbeschadigingen vóór-
komen. Daamaast toonden de onder-
zochte oxytetracycline-preparaten aan-
zienlijke variaties in lokale weefselir-
ritatie in en tussen de spieren: van licht
oedeem tot groenverkleurde spierde-
generatie of necrose. Uitge-breide
weefselbeschadiging met name wan-
neer zich abcessen vormden gaven ook
een langere persistentie te zien van
oxytetracycline op de injectieplaats.
Economisch gezien betekenen spuit-
plekken dan ook een belangrijke scha-
depost. Spuitplekken kunnen onaccep-
tabele residuproblemen veroorzaken,
zowel uit oogpunt van volksgezond-
heidsoverwegingen als uit oogpunt
van kwaliteitsaspecten. Daamaast is
het een algemene beroepsverantwoor-
delijkheid om uit het oogpunt van wel-
zijn pijnlijke injecties zoveel mogelijk
te vermijden.

Omwille van de kwaliteit van parente-
raai toe te dienen diergeneesmiddelen
is het gewenst om in het biofarmaceu-
tisch onderzoek meer aandacht te be-
steden aan voornoemde aspecten als
weefselirritatie en pijnlijkheid. Het
ontwikkelen van nieuwe preparaten
met daarbij gemodificeerde hulpstof-
fen, altematieve bereidingsmethoden
etc., met in achtneming van de species-
verschillen, lijkt in eerste instantie een
aangelegenheid voor de farmaceuti-
sche industrie. Gelukkig kennen we in
onze nabijheid veterinair farmaceuti-
sche firma\'s, die op dit gebied goede
innovatieve research doen.
In ons biofarmaceutisch onderzoek
zullen wij ons richten op de bio-equi-
valentie van diergeneesmiddelen,
waarbij de rol van farmaceutische
hulpstoffen op de biologische beschik-
baarheid, lokale weefselirritatie en re-
siduvorming rond de plaats van toedie-
ning centraal staan. Hiertoe dient
onderzocht te worden of het mogelijk
is om diergeneesmiddelen met daarin
de toegepaste hulpstoffen, voor boven-
staande criteria te toetsen in
in vitro-
modellen en/ of met behulp van biolo-
gische markers in
in v/vo-experi-
menten.

Op een aantal aspecten wil ik wat die-
per ingaan. Wanneer men denkt aan
biologische markers om weefselbe-
schadiging op te sporen kan men den-
ken aan intracellulaire enzymen.
Enzymen die in de literatuur genoemd
worden om in geval van spierweefsel-
schade als indicator te kunnen optre-
den zijn bijvoorbeeld lactaatdehy-
drogenase (LDH), creatinine(phospho)-
kinase (CK), aspartaat aminotransf-
erase (ASAT) en gamma-glutamyl-
transferase (t-GT). Deze enzymen ko-
men bij de verschillende diersoorten
echter niet alleen in spierweefsel voor,
maar ook, en in andere concentraties,
in andere organen. Van Creatinineki-
nase en lactaatdehydrogenase zijn
daamaast verschillende iso-enzymen
bekend, zo komt humaan het CK2
voomamelijk in het myocard voor en
CK3 in de skeletspier. Gezien de vele
variabelen zal het van belang zijn in
het doeldier uitgangsconcentraties te
bepalen en de schommelingen bij een
normaal leefpatroon. In een volgende
fase kan dan onderzocht worden of het
injecteren van stoffen voldoende
kwantitatieve veranderingen teweeg
brengt, waama eventuele diermodel-
len getoetst kunnen worden op hun
bmikbaarheid voor dit onderzoek.
Een altematief of een aanvulling om
de reactie van het lichaam op het toe-
dienen van diergeneesmiddelen te me-
ten zouden acute fase eiwitten kunnen
zijn. Het is echter bekend dat door on-
der meer infecties, chronische ontste-
kingen en een operatie, concentraties
van bepaalde semmeiwitten kunnen
toe- of afnemen. De synthese van deze
acute-fase-eiwitten in de lever neemt
veelal toe, waardoor hogere concentra-
ties in het serum te vinden zijn. Uit ge-
gevens uit de literatuur lijken het C-re-
active protein (CRP), a-l-acidglyco-
protein (a-l-AGP) en haptoglobine
(Hp) interessant als parameter voor het
opsporen en de controle van ontste-
kingsreacties. Echter ook hier geldt
weer evenals bij de enzymen dat deze
eiwitten niet specifiek zijn en dat kine-
tiek en concentraties per diersoort
nogal verschillen.

Voor in v;7ro-onderzoek is in het verle-
den gedacht aan het beoordelen van
hemolytische effecten op erytrocyten
door cytotoxische stoffen. Echter
Svendsen geeft aan dat deze testen
weinig specifiek zijn en daarmee het
scheidend vermogen voor verschil-
lende stoffen gering. Daamaast is het
mogelijk om in celcultures de cyto-
toxiciteit van diergeneesmiddelen re-
spectievelijk de hulpstoffen te onder-
zoeken. Men denkt daarbij allereerst
aan spiercelcultures. Enkele onderzoe-
kers hebben gebmik gemaakt van de
rat skeletspier-cellijn L 6 of van cellij-
nen uit muizespieren om onderscheid
te kunnen maken tussen de spierirrita-
ties veroorzaakt door parenteraal, met
name intramusculair toegediende stof-
fen. Echter onderzoek, met een syste-
matische aanpak naar een vergelijking
tussen de verschillende diersoorten en
validatie van testsystemen, ontbreekt.
Als gevolg daarvan is extrapolatie naar
en validatie in het doeldier niet be-
schreven.

Ik denk dat wij mogelijkheden moeten
vinden om diergeneesmiddelen, of
haar werkzame stof, respectievelijk
hulpstoffen met eerdergenoemde me-
thodes te toetsen op weefselschade en
residuvorming rond de injectieplaats.
Heel duidelijk zal voor ogen moeten
blijven dat onderzoek naar eventueel

-ocr page 55-

genoemde in v;7ro-methodieken of
naar een
in vivo- methode met biologi-
sche markers veel infonnatie kan ople-
veren maar dat uiteindelijk validatie in
klinische experimenten in het doeldier
de bevindingen zullen moeten bevesti-
gen.

Dit soort biofarmaceutisch onderzoek
maar ook het onderzoek en de kennis
van de humaan, maar bovenal veteri-
nair farmaceutische industrie zal in het
kader van technology transfer door ons
opgepakt en uitgedragen moeten wor-
den naar zowel de toekomstige als hui-
dige dierenarts, hetgeen mij brengt bij
het onderwijs in de veterinaire farma-
cie.

ONDERWIJS

De Nederlandse praktizerende dieren-
artsen zijn krachtens de Diergenees-
middelenwet apotheekhoudend. Het
recht om apotheek te houden gaat ge-
paard met de plicht om de apotheek-
functie optimaal uit te voeren. Daarbij
dient de dierenarts kennis te hebben
van de kwaliteit van diergeneesmidde-
len en over de omgang daarmee.
Om daaraan extra inhoud te geven is in
1989 de nota Versterking Farmaceuti-
sche Scholing van de Dierenarts opge-
steld. De beroepsgroep zelve, en ik wil
daarbij noemen de Groep Practici
Grote Huisdieren van de KNMvD,
toentertijd onder voorzitterschap van
Vaarkamp, nam daarbij het initiatief
en zij liet zich daarbij inhoudelijk on-
dersteunen door dr. A.G. Vulto, hoofd
van de Apotheek van de Faculteit
Diergeneeskunde. De nota Verster-
king Farmaceutische Scholing van de
Dierenarts bevatte als voornaamste
strategisch uitgangspunt: technology
transfer oftewel kennisuitwisseling
tussen dierenartsen, farmaceutische
industrie, faculteit en overheid.
Daartoe is het Project Veterinaire
Apotheek bij de Vakgroep Veterinaire
Farmacologie, Farmacie en Toxicolo-
gie gestart, waarbij de KNMvD,
Intervet Intemational en de dierenart-
sencoöperatie AUV de Faculteit
Diergeneeskunde financieel onder-
steunen.

In dit Projekt Veterinaire Apotheek is
als eerste doel gesteld: het vergroten
van kennis van veterinaire farmacie bij
de huidige practici door middel van
postacademiaal onderwijs. Daarbij
wordt aan iedere praktizerende dieren-
arts een eerste cursus gegeven waar
zijn farmaceutische kennis wordt bij-
geschoold. De onderwerpen die daar-
bij centraal staan zijn uiteraard:
1
. de apotheek: taak en functie, logis-
tiek, inrichting, kwaliteitsbewaking,
wettelijke aspecten
l.het diergeneesmiddel: kwaliteitsas-
pecten, registratie, antibioticabeleid,
farmacovigilantie, wachttermijnen,
biofarmacie
3.algemene aspecten: milieu, indus-
triële farmacie, magistrale recep-
tuur.

In een tweede, vervolgcursus worden
de dierenartsen bijgeschoold, die in
groepspraktijken specifiek met het be-
heer van de apotheek zijn belast.
Onderwerpen die daarbij ruimschoots
de aandacht krijgen zijn:
kwaliteitsonderzoek, voorraadbeheer
en produktselektie, apotheek- en per-
soneelsorganisatie, industriële farma-
cie, distributiebeleid, intercollegiale
educatie, veiligheidseisen en onder-
zoeksontwikkelingen.

Beide cursussen blijken een groot suc-
ces. Inmiddels zijn er in ruim driejaar
tijd, vijftien zogenaamde cursussen
PAO-Apotheek I geweest. Hieraan
hebben ongeveer 700 dierenartsen
deelgenomen en er bestaat nog steeds
een wachtlijst. Ik denk dat de rol die
Vulto in deze cursus had en nog steeds
heeft in belangrijke mate tot dit succes
heeft bijgedragen. Aan de cursus
PAO-Apotheek II, die sinds een half
jaar operationeel is, zullen eind 1994,
reeds 90 dierenartsen-apotheekbcheer-
ders deel genomen hebben, die ruim
450 practici vertegenwoordigen.
Ik denk dat vastgesteld kan worden dat
de Nederlandse practicus zijn plicht,
om zijn kennis over apotheek en dier-
geneesmiddelen op peil te houden, se-
rieus neemt.

Het is interessant om hier te vermelden
dat op initiatief van de AUV-dierenart-
sencoöperatie contacten gelegd zijn
om ook in Engeland, Duitsland en
Frankrijk cursussen te organiseren
voor praktizerende dierenartsen om
ook in die landen de kennis over vete-
rinaire farmacie te vergroten. In
Engeland en Duitsland gaat daar deze
zomer ook daadwerkelijk invulling
aan gegeven worden, waarbij ge-
vraagd is om begeleiding en advise-
ring bij het onderwijs vanuit
Nederland.

Niet alleen praktizerende dierenartsen
ook studenten zijn bereid te investeren
in het verkrijgen van kennis over vete-
rinaire farmacie. Meer studenten mel-
den zich aan het eind van hun studie
voor een tienweeks co-schap Veteri-
naire Apotheek aan, om op deze wijze
straks op de arbeidsmarkt een toege-
voegde waarde te bezitten door zich te
kunnen presenteren als toekomstig
apotheekbeheerder.

In de toekomst zal een co-schap veteri-
naire farmacie een structurelere plaats
krijgen. Enkele maanden geleden is
door de Faculteitsraad het curriculum-
rapport aangenomen dat zal voorzien
in een gewijzigd onderwijspro-
gramma.

In de eindtermen voor de opleiding tot
dierenarts staat in dat rapport expliciet
geschreven dat de dierenarts in staat is
om:

- adviezen te geven over de omgang
met en het gebruik van diergenees-
middelen, en

- een praktijk, inclusief een apotheek,
te beheren.

Het is aardig om hier te vermelden dat
in het allereerste Tijdschrift voor vee-
artsenijkunde en veeteelt, nu 131 jaar
geleden, te lezen is dat bij het eindexa-
men der kwekelingen aan \'s Rijksvee-
artsenijschool in 1862, de eerste twee
van acht te tentamineren vakken de
volgende waren:

1. de deugdelijkheid van geneesmidde-
len en voedingsmiddelen,

2. de geneesmiddelleer.
Toentertijd, maar ook nu nemen dier-
geneesmiddelen een belangrijke plaats
in het onderwijs in.

In het nieuwe curriculum zal dan ook
in het uniforme deel van de functiege-
richte fase (het vijfde studiejaar) voor
iedere student een twee weken durend
co-schap farmacie gegeven worden.
Daamaast zullen voor de student tij-
dens de andere co-schappen de klinie-
ken een voorbeeldfunctie moeten ver-
vullen. De klinieken met haar
apotheken en medewerkers zullen de
studenten de praktische implicatie van
de hier bovengenoemde eindtermen
inhoud moeten geven.
Naar mijn mening zal kennis over dier-
geneesmiddelen een steeds belangrij-
ker plaats moeten innemen in de studie
diergeneeskunde, omdat die kennis
een specifieke toegevoegde waarde
van de dierenarts betekent, zowel op
de veehouderijbedrijven als in het con-
tact met de cliënt van de individuele
patiënt.

-ocr page 56-

In de toekomst zullen er voor praktize-
rende dierenartsen ongetwijfeld meer
bijscholingscursussen aangaande de
veterinaire farmacie volgen. Enerzijds,
omdat vanuit de beroepsgroep daar
vraag naar is: men wil graag die apo-
theekfunktie op een zo correct moge-
lijke en kwalitatief hoogstaande wijze
invullen. Anderzijds zal het apotheek-
recht continu de plicht blijven geven
om op de hoogte te blijven van ontwik-
kelingen aangaande diergeneesmidde-
len en apotheek. In mijn gedachte zal
dat in de toekomst niet meer vrijblij-
vend kunnen zijn wanneer ik denk aan
de rechtsverantwoordelijkheid bij het
gebruik en distribueren van dierge-
neesmiddelen door de dierenarts en de
verantwoordelijkheid van de dieren-
arts bij het tot stand komen van voe-
dingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong.

Met andere woorden: een verplicht bij-
scholingsprogramma over diergenees-
middelen en apotheek zal in de toe-
komst voor de apotheekhoudende
dierenartsen onvermijdelijk zijn.

DE APOTHEEKHOUDENDE
DIERENARTS

In de inleiding heb ik u gezegd dat het
vakgebied veterinaire apotheek zich
bezig houdt met de kwaliteit van dier-
geneesmiddelen en de toediening en
de distributie ervan. Ik wil nu ingaan
op de specifieke rol van de dierenarts
bij die distributie van diergeneesmid-
delen.

Ik herhaal dan dat de dierenarts van
oudsher apotheekhoudend is en dat hij
in de Diergeneesmiddelenwet bij de
kanalisatie van diergeneesmiddelen
een centrale rol heeft gekregen.
Hoe komt het en waarom heeft de die-
renarts zo\'n belangrijke rol bij de toe-
diening en distributie van diergenees-
middelen?

Om hierop een antwoord te geven wil
ik u allereerst een beeld schetsen: hoe
de huidige practicus werkt en hoe de
relatie is met zijn cliënten.
Vele gezelschapsdieren komen jaar-
lijks één of enkele malen voor een
check-up en vaccinatie bij de dieren-
arts, terwijl in de landbouwhuisdieren-
sector maandelijkse of nog frequentere
bedrijfsbegeleiding door de dierenarts
een normaal voorkomend fenomeen is.
Daarnaast consulteert een dierhouder
zijn dierenarts tussentijds, wanneer er
een probleem is met de dieren. De die-
renarts zal, na een anamnese afgeno-
men te hebben, een algemeen en even-
tueel nader onderzoek instellen. Op
basis van een diagnose of waarschijn-
lijkheidsdiagnose zal de dierenarts
aangeven welke preventieve of thera-
peutische maatregelen genomen kun-
nen worden. Zonodig zal de dierenarts
dan de therapie instellen en de daar-
voor eventueel noodzakelijke medica-
menten uit zijn apotheek gebruiken en
meegeven. Er zal aangegeven worden
wat de prognose voor de toekomst is
en er zullen adviezen worden gegeven
ter voorkoming van recidieven. De
dierenarts zal een gespecificeerde nota
opmaken, waarop handelingen en me-
dicamenten staan vermeld en de dier-
houder betaalt voor de geleverde dien-
sten en diergeneesmiddelen.
Vooi" de meesten van u is dit een ver-
trouwde gang van zaken en de vertrou-
wenspositie van de dierenarts, aan-
gaande de gezondheidsbegeleiding,
staat centraal en zijn integriteit staat
niet ter discussie. Vrijwel ieder dier-
houder, zowel van gezelschapsdieren
als van landbouwhuisdieren heeft een
\'vaste\' relatie met zijn of haar dieren-
arts en wil dat zo houden. In de
Boerderij van 8 maart 1994 is te lezen
dat, wanneer varkens- en melkveehou-
ders, die aan de top meedraaien, hulp
nodig hebben, de dierenarts één van
degenen is waar zij graag een beroep
op doen. Bedrijfsbegeleiding door de
dierenarts vonden deze veehouders
een belangrijke vorm van aangeboden
dienstverlening.

Dat vertrouwen is óók gebleken in een
enquete van Intomart in 1989 onder
7000 veehouders, waarbij bleek dat
veehouders in overgrote meerderheid
(> 95%) tevreden waren over het feit
dat hun dierenarts, die hun veehoude-
rijbedrijf kent en in vele gevallen be-
geleidt, hun diergeneesmiddelen leve-
rancier was. De argumenten daarvoor
waren het logistieke gemak, kennis
van de boerderij-specifieke omstan-
digheden, kennis van diergeneesmid-
delen en vanwege kostenbeheersing.

In de huidige diergeneeskunde wordt
in de landbouwhuisdierensector meer-
en-meer uitvoering gegeven aan be-
drijfsbegeleiding. In een in het najaar
1993 uitgevoerde enquête van de
KNMvD, Novad Coöperatie Ideeel en
de Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren, waaraan 80% van de groeps-
praktijken heeft meegedaan, blijkt dat
rond de 90% van die praktijken be-
drijfsbegeleiding uitvoert en in het
dienstenpakket aanbiedt. Tijdens die
bedrijfsbegeleiding staat centraal de
diagnostiek, preventie en therapie van
aandoeningen. Therapie is daarbij een
geïntegreerd onderdeel van deze drie-
luik. De dierenarts is de aangewezen
deskundige om die therapie te begelei-
den, vanwege aspecten, zoals de keuze
van het diergeneesmiddel, welke mo-
gelijkheden zijn er voor welke toedie-
ningsvormen onder de gegeven be-
drijfsomstandigheden, therapieduur,
het inschatten van de therapietrouw,
nevenwerkingen, minimale advies-
wachttermijnen en evaluatie van de in-
gestelde therapie. Het is daarbij niet
meer dan logisch dat de dierenarts, die
specifieke kennis over het dier, vee-
houderijbedrijf en diergeneesmiddelen
heeft cn de vertrouwensman en bege-
leider van de veehouder is, de dierge-

-ocr page 57-

neesmiddelen distribueert, om zo-
doende snel en op een logistiek goed-
kope wijze daarin te voorzien. Naast
dit voordeel voor de veehouder, maakt
het hebben van een apotheek ook dat
de dierenarts zijn kennisniveau over
diergeneesmiddelen zal behouden. Bij
huisartsen is immers gebleken dat het
niet-apotheekhoudend zijn, de kennis
over geneesmiddelen deed verminde-
ren, hetgeen men door het instellen van
het FTO, het FarmacoTherapeutisch
Overleg, waarbij apothekers huisart-
sen informeren en bijpraten over ge-
neesmiddelen, weer probeert te verbe-
teren.

WAT KAN ER VERBETEREN ?
In de Diergeneesmiddelenwet is de
mogelijkheid beschreven dat de dier-
houder de voorgeschreven medica-
menten van de officine apotheek be-
trekt. In de gedachte dat een
monopoliepositie in het algemeen niet
wenselijk is en in de Europese Unie
niet acceptabel, is dat heel logisch.
Dierhouders maken om al eerder ge-
noemde redenen weinig gebruik van
deze mogelijkheid. Dat is op zichzelf
geen probleem. Daarbij dienen dieren-
artsen zich echter te realiseren dat hun
voordelige positie op basis van logis-
tiek gemak, bedrijfsspecifieke en vete-
rinaire kennis en de inschatting dat het
economisch voordeliger is om dierge-
neesmiddelen van hen te betrekken,
gepaard moet gaan met kwalitatief de-
zelfde omgang met diergeneesmidde-
len als apothekers met hun medica-
menten.

Ik ben dan ook van mening dat, gege-
ven of ondanks het feit dat dierhouders
in het algemeen zeer tevreden zijn over
het huidige distributiesysteem, het
apotheekrecht aan dierenartsen ver-
plichtingen stelt. De samenleving in
het algemeen en de dierhouders in het
bijzonder, stellen kwalitatief hoge ei-
sen aan de veterinaire praktij kvoering,
waaronder het beheer, distributie en
toediening van diergeneesmiddelen.
Omwille van de kwaliteit zal de apo-
theekhoudende dierenarts dan ook in
de toekomst moeten werken in een
systeem van certificering. Ik denk
daarbij aan certificering van zowel
dierenarts als zijn dierenartsenprak-
tijk. Daarin zal de apotheek en de om-
gang met diergeneesmiddelen kwalita-
tief op een hoog niveau staan en zal
kennis over diergeneesmiddelen in de
toekomst door middel van nascholing,
verplicht op peil gehouden moeten
worden. Dit kwaliteitstraject voor de
veterinaire apotheek zijn reeds vele
honderden dierenartsen ingeslagen.
Zoals reeds genoemd heeft éénderde
van de praktizerende dierenartsen vrij-
willig Post Academisch Onderwijs-
Apotheek gevolgd. Met de zodoende
verkregen kennis heeft men zich gere-
aliseerd dat er dingen veranderen en
moeten veranderen. Voor vele miljoe-
nen guldens is en wordt er in
Nederland geïnvesteerd in verbetering
van praktijkpanden en/of apotheken,
waarbij men op de werkvloer geadvi-
seerd, ondersteund en begeleid wordt
door deskundigen van AUV-Advies.
Dit veterinaire kwaliteitsbesef past
ook in een certificerings- of erkennin-
gensysteem dat in alle geledingen in de
verschillende sectoren van de dierhou-
derij opgeld doet. Ten behoeve van de
veterinaire zorg dienen dierenartsen
volgens de Code voor Goede Veteri-
naire Praktijkuitoefening (GVP) te
werken. Dit systeem van GVP is geba-
seerd op bedrijfsbegeleiding en als
geïntegreerd onderdeel daarvan be-
wust en juist gebruik van diergenees-
middelen. Werken volgens de Code
voor GVP zal getoetst worden (alles
dient protocollair, transparant, borg-
haar en controleerbaar te zijn) en op
basis daarvan kunnen dierenartsen ge-
certificeerd of erkend worden. Voor de
varkenshouderij zal dit laatste op zeer
korte tentlijn in het kader van IKB
reeds plaats vinden. Men moet zich
daarbij voorstellen dat dierenartsen
schriftelijk vastleggen op welke wijze
men op het varkensbedrijf werkt en be-
geleidt en wanneer en op welke wijze
diergeneesmiddelen ingezet worden.
Goede Veterinaire Praktijkuitoefening
is daarbij dan protocollair, inzichtelijk
en controleerbaar gemaakt. In de na-
bije toekomst voorzie ik daarbij dat al-
leen sectordeskundige veterinairen,
die gecertificeerd of erkend zijn, op de
bedrijven zullen komen.
Doordat dierenartsen in dc toekomst
nog meer accent zullen leggen op be-
drijfsbegeleiding en advisering zullen
zij zich daarvoor meer moeten laten
betalen en daardoor zullen zij minder
afhankelijk zijn van marges op dierge-
neesmiddelen.

Zoals eerder opgemerkt stellen afne-
mers van voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong meer-en-meer kwali-
teitsgaranties en voor hen zal het
duidelijk moeten zijn of er, en zo \'ja\',
welke diergeneesmiddelen op welke
wijze zijn toegepast bij landbouwhuis-
dieren. Daartoe zal het gebruik van
diergeneesmiddelen door dierenartsen
en veehouders volledig transparant en
controleerbaar moeten zijn. Het zal
voor iedereen inzichtelijk moeten zijn
welke weg diergeneesmiddelen zijn
gegaan vanaf farmaceutische industrie
tot het dier. In principe zijn de wette-
lijke kaders hiervoor aanwezig, de
praktische uitvoerbaarheid is echter
nog een groot probleem. Een geauto-
matiseerd apotheekbeheersysteem,
waarbij in- en verkoop en verbruik van
diergeneesmiddelen en/of een logboe-
kadministratie volledig geïntegreerd
zijn, zal op termijn noodzakelijk zijn
om de diergeneesmiddelenstroom vol-
ledig in beeld te krijgen. Wanneer dat
gerealiseerd is, moet het mogelijk wor-
den om met de beschikbare gegevens
het voorschrijfgedrag per praktijk of
dierenarts, en het medicamentgebruik
per dierhouder of per bedrijf in beeld te
krijgen. Hiermee kan iedereen dan
weer zijn voordeel doen, door het ge-
voerde bedrijfs-, praktijk-, of alge-
meen diergeneesmiddelenbeleid bij te
stellen of te optimaliseren. En er ont-
staan op deze wijze voor de dierenarts
extra mogelijkheden in het analyseren
en optimaliseren van de bedrijfsvoe-
ring. Met betrekking tot het voor-
schrijfgedrag zou ik nog het volgende
willen opmerken: verschillen in keuze
of volume van diergeneesmiddelen be-
hoeven geen verschil te betekenen in
kwaliteit van praktijk of dierenarts.
Het analyseren van diergeneesmiddel-
keuze en diergeneesmiddelvolume
zonder dier- of bedrijfsgegevens lijkt
namelijk weinig zinvol. In de land-
bouwhuisdierensector blijken variaties
tussen bedrijven, door verschillen in
onder meer management en huisves-
ting zeer groot te zijn, hetgeen tot ui-
ting komt in onder meer de grote varia-
tie in gezondheidskosten per dier per
jaar tussen bedrijven.
Wanneer die diergeneesmiddelen-
stroom volledig inzichtelijk is en het
certificerings- en/of erkenningensys-
teem werkt, is een eventueel veronder-
stelde belangenverstrengeling van de
dierenarts bij het voorschrijven en een
financieel belang hebben bij het afzet-
ten van medicamenten niet meer op-
portuun. De diergeneesmiddelen-
stroom is immers volledig inzichtelijk
en controleerbaar, daamaast kan het fi-
nanciële belang van partijen transpa-
rant gemaakt worden.

In het zojuist geschetste scenario zal er
voor het grootste deel van de
Nederlandse dierenartsen en haar dier-

-ocr page 58-

houders weinig in hun beleid en be-
drijfsvoering veranderen: bedrijfsbe-
geleiding en bewust medicijngebruik
staan reeds lang centraal en kunnen
met de geschetste ontwikkelingen al-
leen maar verbeterd worden.
Echter, voor degenen, die alleen maar
in diergeneesmiddelen willen hande-
len, dient wel de consequentie te zijn,
dat zij niet gecertificeerd of erkend
kunnen zijn, waardoor zij geen ingang
meer hebben op de veehouderijbedrij-
ven. Immers, een erkende dierenarts
zal bedrijven begeleiden, waarbij ver-
koop van diergeneesmiddelen altijd
gerelateerd is aan het dier of aan de
koppel met zijn historie. In vervolg
daarop zal het in de toekomst mogelijk
moeten zijn om deze dierenartsen die
alléén maar diergeneesmiddelen ver-
kopen, door middel van het veterinair
tuchtrecht te beperken in de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde, waaron-
der het voorschrijven en afleveren van
diergeneesmiddelen.
Ik realiseer mij dat het geschetste kwa-
liteitssysteem voor de omgang met
diergeneesmiddelen alleen succesvol
kan zijn, wanneer er voldoende con-
trole wordt uitgevoerd op de verplich-
tingen die iedere partij dient na te ko-
men.

Resumerend: een dierenarts moet de
gezondheid en het welzijn van het dier
bewaken, maar heeft daamaast ook
een rol in de volksgezondheidszorg als
het gaat om de produkten die uit de
veehouderij voortkomen. De dieren-
arts is arts voor de dieren, maar moet
tegelijk bewaker van de volksgezond-
heid zijn. Die dierenarts is dan ook de
eerst aangewezen verantwoordelijke
voor de toediening en distributie van
diergeneesmiddelen. Daartoe dient de
dierenarts wel voldoende kennis te
hebben van de kwaliteit van dierge-
neesmiddelen en over de omgang
daarmee. Hij dient daartoe continu de
nodige investeringen in zichzelf en in
zijn praktijk en/of apotheek te doen.
Verplicht postacademiaal onderwijs
en certificering van dierenartsen en
dierenartsenpraktijken, waarbij de
apotheek een voorname rol vervult,
zijn daarbij omwille van de kwaliteit
onontbeerlijk.

Dames en heren.

Aan het slot van dit betoog wil ik een
aantal mensen dank zeggen.
De leden van het College van Bestuur,
Faculteitsraad en Benoemingsadvies-
commissie bedank ik voor het in mij
gestelde vertrouwen dat heeft geresul-
teerd in mijn benoeming.
Collegae hoogleraren, ik ben u erken-
telijk voor de wijze waarop u mij in uw
midden heeft opgenomen.

Hooggeleerde Van Miert, hoogge-
leerde
Fink, beste Adelhert en
Johanna, ik wil jullie bedanken voor
de prettige collegiale samenwerking
en ik waardeer jullie vriendschap ten
zeerste.

Hooggeleerde Verheijden, beste Jos.
In jou herken ik naast een bevriend
collega, mijn leraar. Je scherpe visie
op onderzoek doen en onze discussies
inspireren mij steeds weer.
De
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde, Inter-
vet International
en de AUV-dieren-
artsencoöperatie
wil ik dank zeggen
voor de financiële ondersteuning van
het Project Veterinaire Apotheek. Uw
betrokkenheid bij dit project gaat ver-
der dan alleen een financiële, hetgeen
ik hooglijk waardeer.
Met verschillende onderzoeksgroepen
en instituten zijn in 1993 de eerste con-
tacten gelegd om veterinair biofar-
maceutisch onderzoek te doen. Ik wil
hier noemen het
Rikilt, Intervet
International
en de Vakgroep Biqfar-
macie van de Faculteit Farmacie
te
Utrecht. Ik hoop in de toekomst op een
verdere vmchtbare samenwerking.

Deze mogelijkheid doet zich nu voor.
De medisch fysicus dr. P.L.M.
Kerkhof verbonden aan de Afdeling
Veterinaire Fysiologie bereidt de
tweede uitgave voor van zijn in 1993
verschenen \'Woordenboek der ge-
neeskunde\' en de uitgever, Bohn
Stafleu Van Loghum, heeft ermee in-
gestemd dat hierin tevens de veteri-
naire termen worden opgenomen.
Voor de gebmiker heeft dit het grote
voordeel dat de talrijke gemeenschap-
pelijke termen vanuit één bron kunnen
worden geraadpleegd.

Het Project Veterinaire Apotheek kent
in
Sietske Mesu en Marieke Groene-
veld
twee medewerkers waarmee het
goed en prettig werken is. Daamaast
dient vermeld dat het Project de en-
thousiaste ondersteuning geniet van
Arnold Vulto, de klankbordgroep en
zovele docenten, waarvoor dank.
De medewerkers van de VFFT en de
Apotheek van de Faculteit
Diergeneeskunde
wil ik bedanken
voor de steeds weer prettige sfeer
waarin wij ons werk doen.
Dames en heren dierenartsen en stu-
denten. Onderwijs geven, iets van el-
kaar leren is buitengewoon boeiend.
Aangaande veterinaire farmacie is nog
veel te onderwijzen, maar ook te leren.
Ik hoop u in de toekomst nog vaak te
ontmoeten om met u van gedachten te
kunnen wisselen.

Ik wil afsluiten met mijn familie. Mijn
vader en moeder, ik ben jullie dank-
baar voor de kansen die jullie mij in
mijn jeugd gegeven hebben.
Els, jou wil ik bedanken voor de vrij-
heid die je me geeft om die dingen te
doen die ik vind dat ik moet doen. Ik
denk dat het feit dat er maar 24 uur in
een etmaal zitten wel zal blijven be-
staan. Maar wat heb ik een goed leven
met jou en onze meiden.
Eva en
Rozemarijn.

Ik heb gezegd, ik dank u voor uw aan-
dacht.

DIERENARTS GEZOCHT VOOR
MEDEWERKING AAN WOORDENBOEK

Hoewel er al langere tijd behoefte bestaat aan een Nederlands-Engels/Engels-
Nederlands woordenboek met de typisch veterinaire termen, is dit ten gevolge
van het te geringe debiet nooit geproduceerd. Om te voldoen aan deze be-
hoefte, zowel van lezers van Engelstalige vakliteratuur als van vertalers van
Nederlandstalige veterinaire teksten, zou aansluiting bij een bestaand me-
disch woordenboek de oplossing kunnen bieden.

AANZET

Een aanzet tot aanvulling van het on-
geveer 15.000 termen tellende woor-
denboek van Kerkhof met in de dierge-
neeskunde gebmikte termen is al
geleverd door Roy Mack, de vroegere
directeur van het Commonwealth
Agricultural Bureau of Animal Health
en hoofdredacteur van \'Index
Veterinarius/Veterinary Bulletin\', die
een grote ervaring heeft met het sa-
menstellen van terminologie-woor-
denboeken (Engels-Frans/Frans-Engels;
Engels-Duits / Duits-Engels; Russisch-

-ocr page 59-

Engels en de vijftalige OIE-terminolo-
gie). Omdat Mack het Nederlands on-
voldoende beheerst en Kerkhof geen
veterinair is, wordt de hulp ingeroepen
\\ an één of meer dierenartsen bij het
opsporen van de termen die opgeno-
men dienen te worden c.q. bij het ver-
talen ervan.

Daar ondergetekende zowel met
Kerkhof als Mack contacten onder-
houdt, wil hij als intermediair optreden
om dit project op gang te brengen.
Bovendien kan hij behulpzaam zijn de
voor dit werk benodigde bronnen aan
te reiken.

If* \' ^

\'>•-1 Vi àA dm,

Zij die een bijdrage willen leveren aan
het tot stand komen van een medisch-
veterinair vertaalwoordenboek in de
boven beschreven opzet worden ver-
zocht contact op te nemen met A.
Mathijsen, Bibliotheek Diergenees-
kunde, Yalelaan 1, Postbus 80159,
3508 TD Utrecht (tel. 030-534638, fax
030-531407).

A. Mathijsen

DIAMANTEN
DIERENARTS

Een 25- of 40-jarig jubileum als die-
renarts is bijzonder. Deze mijlpalen
worden doorgaans in de rubriek
Personalia vermeld. In over-
treffende zin is het 60-jarig jubi-
leum van drs. A. van Keulen wel
heel memorabel en daarom een
aparte vermelding waard.

De reünie, die op 15 november plaats
vindt in Hotel Heidepark in Bilthoven,
is niet alleen bedoeld voor studiegeno-
ten, maar ook voor hun eventuele part-
ners.

Een uitnodiging wordt verstuurd aan
alle dierenartsen die volgens het
Diergeneeskundig Jaarboek 1994 in
1952 zijn afgestudeerd. Velen echter,
die in \'45 of\'46 zijn aangenomen, zijn
eerder of later dan in 1952 afgestu-
deerd. Hieronder zullen er zijn, die
zich betrokken voelen bij het be-
treffende afstudeerjaar, maar zij ont-
vangen geen uitnodiging, omdat de or-
ganisatie niet over de benodigde
gegevens beschikt. Maar ook zij zijn
welkom tijdens het weerzien op 15 no-
vember. Alle \'52-ers\' zullen deze col-
lega\'s er echter attent op moeten ma-
ken dat de reünie plaats vindt.
Een speciaal programma wordt niet sa-
mengesteld; de ontmoeting staat cen-
traal. Wel wordt er een maaltijd geser-
veerd. Belangstellenden, die aan deze
reünie willen deelnemen, dienen zich
vóór I augustus aan te melden bij Joop
Westendorp, telefoon 04125-5038 of
bij Everard den Breeje, telefoon 033-
723205.

REÜNISTEN GEZOCHT

In april 1992 is door Jan de Vries en Joop Westendorp een reünie georgani-
seerd voor dierenartsen die in 1952 zijn afgestudeerd. De opkomst en de reac-
ties waren destijds dermate positief dat men heeft besloten het dit jaar nog
eens over te doen.

De samenkomst is van 10.30 tot 16.00
uur in Hotel Heidepark aan de Jan
Steenlaan 22 in Bilthoven (ongeveer
vijf minuten van het station). De lunch
wordt om 12.30 uur geserveerd (met
dieetwensen kan rekening worden ge-
houden; deze tijdig kenbaar maken).
De kosten bedragen ƒ 67,50 per per-
soon (Dit bedrag dient tijdens de aan-
melding overgemaakt te worden op
giro 55 28 44 t.n.v. E.H. den Breeje,
Amersfoort. Behalve de koffie en een
glas wijn bij de lunch, zijn de overige
drankjes voor eigen rekening.

SKV ERKEND DOOR STERIN

De STERIN/STERLAB-organisatie heeft een nauwgezet onderzoek verricht
naar de wijze waarop de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalveren (SKV)
haar controlewerkzaamheden uitvoert. Het kwaliteitshandboek en de nale-
ving daarvan voldoet aan de internationale kwaliteitsnorm EN 45004. De
SKV acht het verkrijgen van het STERIN-certificaat van groot belang, omdat
daarmee de kwaliteit van de controlewerkzaamheden door een onafhanke-
lijke instantie is getoetst en in de orde bevonden. Dat de SKV erkend is, blijkt
uit het STERIN-logo dat op het briefpapier mag worden gevoerd. Door het
verlenen van een bijdrage heeft ook het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij het belang van de erkenning onderstreept.

de SKV-regelgeving een uitdrukkelijk
verbodsvoorschrift op te nemen ten
aanzien van het gebruik van alle b-
agonisten. Ook therapeutisch gebruik
van wettelijk toegestane clenbuterol-
houdende diergeneesmiddelen is ver-
boden. Hierdoor onstaan geen misver-
standen meer over de draagwijdte van
de verbodsvoorschriften, zoals die je-
gens aangeslotenen gelden. De garan-
tie kalfsvlees-vrij-van-groeibevorde-
raars wordt hiermee gemaximaliseerd.

5ÜÜ AANGESLOTEN
ONDERENEMERS
Het aantal bij de SKV aangesloten on-
dernemers is de laatste maanden flink
toegenomen. Waren er op 1 januari
van dit jaar nog 236 aangeslotenen,
thans zijn dat er al 503. Deze toename
is onder meer een gevolg van het feit
dat alle kalverslachterijen inmiddels
bij de SKV zijn aangesloten. Ook heb-
ben zich veel rose kalvermesters aan-
gesloten.

KEURING AANGEPAST
In de SKV-kalverslachterijen heeft de
RVV haar controles op groeibevorde-
raars aangepast aan de controle-in-
spanningen van de SKV. Dit betekent
dat het aantal RVV-onderzoeken zal
teruglopen van 54.000 naar ongeveer
8000. Momenteel vindt nog overleg
plaats over de gevolgen voor de keu-
ringstarieven.

Het SKV-bestuur heeft in haar verga-
dering van 2 juni 1994 besloten om in

OFFICIER EDEL

Tijdens de jaarlijkse \'lintjesregen\'
op en rond Koninginnedag is aan-
vankelijk in de kolommen van dit
tijdschrift niet vermeld dat W.
Edel benoemd is tot Officier in de
Orde van Oranje Nasau,
waarvan acte.

-ocr page 60-

Dijkhuizen is benoemd vanwege zijn
toonaangevend onderzoek op het ge-
bied van de veterinaire epidemiologie
en economie. Hij leidt een actieve on-
derzoeksgroep op dit terrein en is daar-
naast bijzonder hoogleraar in de eco-
nomie van dierziekten en dierziekten-
bestrijding.

Dijkhuizen speelt bij zijn onderzoek in
op de toenemende vraag naar weten-
schappelijk gefundeerde en modelma-
tige ondersteuning bij het nemen van
beleidsbeslissingen op bedrijfs-, regio-
naal en landelijk niveau. Door het
wegvallen van de grenzen binnen de
Europese Unie en de wens tot harmo-
nisatie van de diergezondheid in de
lidstaten moeten oplossingen gevon-
den worden voor vraagstukken op het
gebied van de diergezondheidszorg.
De gevolgen van deze oplossingen
zullen zeer ingrijpend zijn. Zo is de
vakgroep agrarische bedrijfseconomie
van de LUW onder leiding van
Dijkhuizen en samen met onderzoeks-
instituten in Engeland, Denemarken en
Italië, bezig een computersysteem op
te zetten waarmee bij het uitbreken van
besmettelijke veeziekten als mond- en
klauwzeer snel en adequaat gere-
ageerd kan worden. De leerstoel is in-
gesteld op gezamenlijk initiatief van
de Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren (SGD) en het ministerie van
Landbouw, natuurbeheer en Visserij.
Dijkhuizen verzorgt onderwijs en on-
derzoek aan zowel de LUW als de
Faculteit Diergeneeskunde.

PROF. DIJKHUIZEN LID WETENSCHAP-
PELIJK VETERINAIR COMITÉ

Prof.dr. Aalt A. Dijkhuizen, verbonden aan de vakgroep agrarische bedrijfs-
economie van de Landbouwuniversiteit Wageningen (LUW), is benoemd tot
lid van het Wetenschappelijk Veterinair Comité in Brussel. Het comité geldt
als een gezaghebbend adviesorgaan van de Europese Commissie op het gebied
van de diergezondheidszorg en wordt gevormd door achttien vooraanstaande
wetenschappers uit de diverse lidstaten.

éJi

Ingezonden brieven

Geachte redactie.

Gedurende een aantal jaren komen in
de praktijk Pijnacker bij koeien proble-
men voor met een vrij karakteristiek
complex van symptomen. De koeien,
die deze symptomen vertonen behoren
tot het Holstein-Friesian- of MRIJ-ras.
Een frequentie-verdeling van het aantal
koeien per koppel van bedrijven met
deze problemen is bijgevoegd in onder-
staande tabel. De symptomen variëren
afhankelijk van de fase waarin de koe
verkeert: of de koe de acute fase snel
doorloopt, of langzamerhand in de
chronische fase van het syndroom
komt. In de acute fase ziet men een koe,
die niet overeind komt, koude extremi-
teiten heeft en wat ondertemperatuur
en een gevoelige lebmaagstreek ver-
toont. De subacute fase wordt geken-
merkt door een koe, die plots uit de
melk is, traag eet en ook een gevoelige
lebmaagstreek heet, terwijl de tempe-
ratuursverhoging gering is. Deze fase
gaat geleidelijk over in een beeld,
waarbij het dier totaal niet meer eet,
uraemisch wordt en niet overeind
komt. Het kan ook overgaan in een mil-
dere chronische vorm, waarbij de koe
matig eet, op eieren lijkt te kopen, be-
vangen raakt en langzamerhand verma-
gert. Bij dieren, waarbij in de acute fase
behandeling werd ingesteld, werden na
een week na het begin der symptomen
bij bloedonderzoek verhoogde pepsi-
nogeenwaarden vastgesteld. Bij vier
ter slachting aangeboden dieren wer-
den lebmaagmucosabeschadigingen
aangetroffen, gekenmerkt door erosies
en dystrofische verkalkingen. De ver-
schijnselen werden voornamelijk ge-
zien bij koeien, die op grasland liepen
dat korte tijd voordien, al of niet pleks-
gewijs, bespoten was ter bestrijding
van brandnetelgroei met een herbicide,
waarin de stofTen 2-methyl-4-chloor-
phenoxy-azijnzuur (MCPA of 2-
methyl-4-chloor-phenoxy-proprion-
zuur (MCPP) verwerkt waren. In een
bloedmonster van een plotseling dood
in het weiland gevonden koe werd
MCPA aangetroffen. Ook zijn er resten
MCPA en MCPP aangetoond in kuil-
monsters, zeven maanden na inkuilen
(ITV-TNO, Zeist). MCPA en MCPP
hebben toxische potenties: volgens
Blood an Radostits (1989) is de LD50
voor rundvee in een enkele dosis 300-
lOOOmg/kg. Details over halfwaarde-
tijd en invloed op het milieu zijn te vin-
den in oude publikaties (Luckwill and
Lloyd-Jones 1960; Leafe 1962;
Keamey and Kaufmann 1969; Maier-
Bode 1971). De fabrikant van de in re-
gio Pijnacker gebruikte herbiciden ad-
viseert vijf dagen geen koeien op
bespoten grasland te laten weiden. Niet
iedere veehouder houdt zich hier even
strikt aan, en zeker niet als er slechts
pleksgewijs is gespoten. Het lijkt op
grond van deze gegevens niet uitgeslo-
ten te zijn, dat bij de koeien met het bo-
ven beschreven symptomencomplex
sprake kan zijn van een intoxicatie met
MCPA/MCPP. Via de weg van deze
ingezonden mededelingen verzoeken
wij collegae dierenartsen, die soortge-
lijke problemen hebben geconstateerd
bij melkkoeien en die hierbij aan een
mogelijk verband met ondkruidbestrij-
dingsmiddelen (MCPA/MCPP) den-
ken, om reacties. Gelieve hierbij te re-
ageren naar het adres in Pijnacker, of,
als het gaat om een ingezonden reactie
in het Tijdschrift, naar de redactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

COMPLEX VAN SYMPTOMEN

Tabel 1. Frequentie-verdeling van het aantal koeien per koppel van bedrijven met de beschreven pro-
blemen, waarbij mogelijk sprake is van bestrijdingsmiddelintoxicatie (MCPA/MCPP).

Aantal melkkoeien per koppel

10

20

30 40 50

60

70

koppels 3

2

7 2 13

4

6

M P. Hoogendoorn

REFERENTIES

Blood D.C., O.M. Radostits. Veterinary
Medicine. Bailiier Tindall. London 1989.
Keamey P.C., D.D. Kaufmann. Degradation of
herbicides. Dekker Inc., New York 1969.
Leafe E.L. Metabolism and selectivity of plant
growth regulator herbicides. Nature 1962;
193:485-6.

Luckwill L.C., C.P. Lloyd-Jones, Metabolism of
plant growth regulators, I an IL Ann Appl Biol
1960;48:613-36.

Maier-Bode H. Herbizide und ihre Rückstände.
UlmerVerlag. Stuttgart 1971.

-ocr page 61-

Geachte redactie,

In het Tijdschrift voor Diergenees-
itunde, 1994; 119(7): 216 mocht ik on-
der het kopje \'Geloof het of niet\' een
ietwat denigrerend verhaal aantreffen
betreffende onze \'Seniorenclub\'.
Graag wil ik een paar zaken verklaren
met als doel uw abonnees op de hoogte
te stellen van de realiteit van ge-
noemde Seniorenclub in casu water-
bedden.

In concreto: de Seniorenclub is een ge-
bouw, speciaal neergezet voor het on-
derbrengen van oude houden. Be-
doelde honden zijn eigendom van
bejaarde mensen die zelf niet meer in
staat zijn voor hun dier te zorgen.
Met name ouderen die opgenomen
worden in een bejaarden of verzor-
gingstehuis zijn onze doelgroep.
Eigenaren zijn in staat hun dieren 365
dagen per jaar te bezoeken. Er verblij-
ven dieren uit het gehele land in onze
Seniorenclub. Het is geen bekakte
Wassenaarse aangelegenheid maar een
(helaas) noodzakelijk kwaad om het
leed van bejaarden die naar een bejaar-
den- of verzorgingstehuis moeten gaan
en hun dier niet mee mogen of kunnen
meenemen te verlichten.

Aan het asiel afstaan van dergelijke
dieren is voor hen zwaar, de herplaat-
singsmogelijkheden zijn minimaal en
de dierenartsen worden niet belast met
het laten inslapen van bejaarde, maar
in de basis nog gezonde dieren.
De honden leven in roedelvorm. Er
zijn vijf kamers met buitenrennen voor
een totaal van vijftig honden. Er is een
huiskamer voor het ontvangen van ei-
genaren die hun dier komen bezoeken,
een rolstoel en een invalidentoilet. Het
geheel wordt als onderdeel van het die-
rencomplex van Nationale Dierenzorg
voor negentig procent door vrijwilli-
gers geleid -dit om één en ander betaal-
baar te houden- en speelt hierdoor met
enig hangen en wurgen kiet.
Bejaarden met uitsluitend AOW als in-
komen betalen niets. Anderen betalen
een \'pensioen\' voor hun dier van ƒ 5,~
per dag.

Er is sprake van twee waterbedden in
de Seniorenclub. Een grote wordt ge-
bruikt voor een vitale Herdershond
met een gedegenereerde achterhand.
Voorheen is voor deze hond een diver-
siteit aan ligplaatsen uitgeprobeerd.

■II a

JLéi

Het watermatrasje is een uitkomst ge-
bleken. Immers, de opwaartse druk
van water garandeert het voorkomen
van drukpunten en wij zien dit voor
deze hond als een uitkomst. De andere
watermatras is klein en in gebruik voor
een atopische hond. Hier geldt met
name het voordeel van een zachte lig-
ging in combinatie met het eenvoudige
schoonhouden van de ligplaats.
Watermatrassen zijn namelijk over-
trokken met skai.

Ik heb begrip voor een ieder die een
bejaardentehuis voor dieren als een
sentimenteel instituut ervaart en op

Geachte Redactie,

Naar aanleiding van de beantwoording
van een vraag betreffende plotselinge
fertiliteitsproblemen op melkveebe-
drijven in Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1994; 119(7): 218
zou ik graag het volgende naar voren
willen brengen.

Hoewel profdr. A. de Kruif op de
vraag of serogisch en/of biochemisch
onderzoek op melkveebedrijven met
plotseling optredende fertiliteitspro-
blemen zinvol is, een juist antwoord
heeft gegeven, heb ik moeite met de
onderbouwing van dat antwoord. In de
gestelde vraag wordt een veel voorko-
mend probleem omschreven, waarmee
ik vanuit mijn specifieke werkzaamhe-
den (embryotransplantatie) vaak van
doen heb. Ook heeft de vragensteller
moeite gedaan om aan te geven dat het
hier niet om buitenissigheden gaat zo-
als een drooggevallen spermavat. Nu
zie ik bij de beantwoording van de
vraag een aantal minder relevante za-
ken genoemd terwijl de hoofdoorzaak
naar mijn oordeel onderbelicht blijft.
Ook wordt de factor toeval gebruikt op
een manier die aanleiding geeft tot
misverstanden. Het toeval bestaat na-
tuurlijk in dit soort zaken voomame-
lijk uit ons onbekende oorzaken, waar-
door er in wezen geen sprake is van
toeval. Daamaast zou er bij genoemde
verschillen, namelijk de ene periode
9/10 drachtig en de andere periode
1/10 drachtig, juist wel sprake geweest
zijn significante verschillen. Voe-
dingsfactoren zijn ten onrechte naar de
vergaarbak van niet relevante oorza-
deze basis een niet al te serieus artikel
publiceert. Het bekende \'klok en kle-
pel verhaal\'.

\'GELOOF HET OF NIET

Ik hoop dat u nu weet waar de klepel
hangt en tevens verzoek ik u een wat
realistischer beeld te geven van het hoe
en waarom van onze Seniorenclub en
het gebruik van twee watermatrassen.
Verder zijn wij tegen poedeltjes met
modieuze kledij, rolschaatsjes en ge-
lakte nageltjes.

Wij nemen de verzorging van dieren
serieus en zijn hierin niet sentimenteel
doch realistisch.

J.Boersma,
directeur Nationale Dierenzorg

PLOTSELINGE FERTILITEITSPROBLEMEN

ken verwezen. Ik durf de stelling aan
dat het voorkomen van plotseling ver-
minderde fertiliteit op melkveebedrij-
ven vooral te wijten is aan (voor onze
begrippen) minimale afwijkingen in
de voeding. Op basis van de huidige
voederanalyses kan een aantal afwij-
kingen in de voeding niet vastgesteld
worden, terwijl interacties tussen voe-
dingsmiddelen onvoldoende bekend
zijn. Daamaast komen er voortdurend
nieuwe feiten aan het licht, waardoor
ook een herbezinning op de rol van de
voeding met betrekking tot de fertili-
teit noodzakelijk is. De voederadvise-
ring is tot nu toe puur afgestemd op de
melkproduktie omdat de melkproduk-
tie beter meetbaar is en er een veel di-
recter verband bestaat tussen voeding
en melkproduktie, hetgeen ook voor de
veehouder beter waarneembaar is. Het
feit dat men in de rundveevoeding nog
niet zo ver is en dat er inderdaad nau-
welijks harde relaties gevonden zijn
tussen voeding en fertiliteit is mijns in-
ziens niet voldoende om de rol van de
voeding te bagatelliseren. Van de kant
van de landbouwkundigen bestaat ter-
dege belangstelling voor de relatie
voeding-vruchtbaarheid, omdat de
huidige hoge melkprodukties een ver-
slechtering van de fertiliteit te zien ge-
ven, waarvan de oorzaak nog onvol-
doende bekend is. Gezien
bovenstaande lijkt het mij veel zinvol-
ler om dierenartsen juist op deze mo-
gelijkheid te wijzen in plaats van hun
aandacht daarvan af te leiden.

M.G. Roozendaai,
Roozendaal ET BV, Maru

-ocr page 62-

ANTWOORD

Collega Rozendaal vindt, dat ik in
mijn antwoord minder belangrijke za-
ken heb genoemd. Uiteraard ben ik het
daar niet mee eens. Wij worden als
dierenarts vooral geconsulteerd op be-
drijven met problemen. Dit zijn juist
de bedrijven waar soms buitenissighe-
den, zoals een drooggevallen sperma-
vat als oorzaak voor de problemen
kunnen worden gevonden. Bovendien
blijf ik bij mijn stelling dat het toeval
en dus niet \'toevallige onbekende oor-
zaken\' een belangrijke rol speelt bij
het plotselinge optreden van fertili-
teitsstoringen. Wat de voeding betreft;
collega Rozendaal stelt zelf dat er
\'nauwelijks harde relaties zijn gevon-
den tussen voeding en fertiliteit\'. Het
heeft dus weinig zin om daar verder
over te speculeren. Over de relatie voe-
ding-fertiliteit heb ik in 1990 voor het
Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift
(Vol.59; 33-42) een overzichtsartikel
geschreven. Geïnteresseerde lezers
kunnen daar één en ander nog eens na-
lezen. Als oorzaak van de minder
goede fertiliteit op hoog produktieve
melkveebedrijven wordt in de mo-
derne literatuur vooral gewezen op de
sterk negatieve energiebalans bij zeer
goede melkkoeien. In de bovenge-
noemde publikatie is dat aspect door
mij uitgebreid belicht.

A. de Kruif,

Faculteit van de Diergeneeskunde,

Gent

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer drs.
J.A.M. Muskens (Gezondheids-
dienst voor Dieren in Zuid-
Nederland) bereid om voor de le-
zers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Op een rundveebedrijf verwerpen al
meer dan een jaar teveel koeien (meer
dan 10% vanaf de vierde maand en
over het gehele jaar bij vaarzen en
koeien). Wat is het protocol als de vee-
houder en de dierenarts alles willen
doen om uit de problemen te geraken?
Wat moet je laten onderzoeken en
waarop? Hoe komt het dat slechts in
30% van de probleemgevallen een
diagnose wordt gesteld.
Welke diagnoses worden in volgorde
van belangrijkheid gesteld.

ANTWOORD

In de praktijk wordt, indien het aantal
verwerpers op jaarbasis niet meer be-
draagt dan drie procent, vaak óf geen
nader onderzoek óf alleen bloedonder-
zoek op abortus bang uitgevoerd.
Hierbij moet benadrukt worden dat
een veehouder volgens de landbouw-
schapsverordeningen verplicht is oin
van elk verwerpend rund binnen zeven
dagen een bloedonderzoek op abortus
bang te laten uitvoeren.
Bij het beschreven probleem moeten
de volgende vragen nog gesteld wor-
den:

- Periodes met meer verwerpers (ex-
plosief optreden)?

VERWERPERS RUND

- Vruchtbaarheidsstoornissen en/of
overige ziekteverschijnselen?

- Ook afwijkende kalveren (slap, te
licht bij geboorte, hersenafwijkin-
gen, etc.) geboren?

- Vaccinaties (IBR)?

- Afwijkende nageboorten?

- Aankoop of samenweiden met be-
drijfs vreemde runderen of schapen?

- Voeding (beschimmeld voer, ni-
traatgehalte rantsoen).

- Ook natuurlijke dekking?

- Leptospirose-status tankmelk?

Behalve een uitgebreide anamnese is
het verrichten van sectie op meer ver-
worpen vruchten, inclusief de nage-
boorte met een aantal karunkels, es-
sentieel voor het stellen van een
diagnose. Bij een uitgebreid protocol
worden daarbij de volgende onderzoe-
ken uitgevoerd: bacteriologisch onder-
zoek inclusief
Brucella abortus, IBR-
en BVD-kweek, histologie hersenen
(neospora) en nageboorte, IFT chla-
mydia (nageboorte). Afhankelijk van
de bevindingen bij sectie, kunnen nog
aanvullende onderzoeken plaats vin-
den.

Al of niet gepaard, serologisch bloed-
onderzoek (IBR, BVD, Icptospirose)
kan extra infonnatie geven. Hierbij
moet bedacht worden dat runderen op
het moment van verwerpen vaak al een
seroconversie hebben doorgemaakt.
Daamaast hebben vele dieren afweer-
stoffen tegen de genoemde agentia,
zonder dat er sprake is van verwerpen.
Op grond van de anamnese wordt
soms aan een nitraatvergiftiging ge-
dacht. In dat geval moet meteen het ni-
traatgehalte van het verdachte voeder-
middel bepaald worden.
Soms kan bacteriologisch onderzoek
van een utemsmonster nadere infor-
matie geven over mogelijk infectieuse
oorzaken (o.a. Salmonella). Dit mon-
ster moet dan zeer kort na het verwer-
pen genomen worden.
Dat slechts bij dertig procent van de
probleemgevallen een diagnose wordt
gesteld, wordt voor een belangrijk deel
veroorzaakt door het inzenden van
slechts een (zeer) beperkt aantal
vmchten per probleembedrijf Regel-
matig worden autolytische vmchten
aangeboden en vaak ontbreekt de na-
geboorte. Om de kans op een diagnose
zo groot mogelijk te doen zijn, moeten
dus zo veel mogelijk, verse vruchten
ingezonden worden (inclusief nage-
boorte!).

Ook moet rekening worden gehouden
met het feit dat andere, niet-infecti-
euze, oorzaken een belangrijke rol
kunnen spelen. In de literatuur worden
de volgende oorzaken aangegeven: in-
toxicaties, deficiënties, tweeling-
dracht, hormonale dysfunctie, stress,
allergie, genetische factoren en ingre-
pen (vaccinaties e.d.). Een uitgebreide
anamnese is in dit verband zeer be-
langrijk.

Daamaast moet vermeld worden dat er
zeer waarschijnlijk nog meerdere, nog
niet bekend zijnde, abortusoorzaken
bestaan.

Dat ondanks de zeer goede outillage
van de laboratoria vaak geen diagnose
wordt gesteld, moet men accepteren
als een gegeven en ook incalculeren bij
het inzenden van sectie-materiaal.

Bij de Gezondheidsdienst West- en
Midden-Nederland werden tijdens de
periode 1982-1990 het vaakst de diag-
noses BVD en
Actinomyces pyogenes
gesteld, gevolgd door schimmelinfec-
ties en IBR.

Bij de Gezondheidsdienst Noord-
Nederland waren Salmonellose en
Neospora-infecties de belangrijkste
oorzaken van verwerpen op mndvee-
bedrijven gedurende de jaren 1992 en
1993.

-ocr page 63-

Wat is uw diagnose?

PROBLEEM

Het bedrijf T. te S. zit al jaren In een systematische dierenarts bedrijfsbe-
geleiding. Het is een modern bedrijf met 185 produktiezeugen en 1100
vleesvarkens. Er zijn zes moderne kraamafdelingen en vier afdelingen
met grondhokken voor gespeende biggen. Vanwege een tekort aan ruimte
voor gespeende biggen blijft soms een aantal biggen een week na spenen
in de kraamstal liggen of worden enkele kleinere vleesvarkens-afdelingen
gebruikt om biggen in op te zetten. Het bedrijf doet al jaren mee in een
IKB-keten, waarbij extra kwaliteitseisen aan het bedrijf worden gesteld.

Half augustus werd in de vleesvarkensafdeling, bij de jongste dieren wat
hoest opgemerkt. Na enkele dagen verschenen er dieren met snotneuzen.
De voeropname liep iets terug. Er trad geen uitval op. Enkele weken later
herhaalde dit zich bij een afdeling recent opgelegde vleesvarkens. De ver-
schijnselen namen af, nadat de dieren enkele dagen waren gemedici-
neerd. De laatste bedrijfsenting, enting tegen de ziekte van Aujeszky was
uitgevoerd in januari. De vleesvarkens worden routinematig vier weken
na opleg in de vleesvarkensstal gevaccineerd. De zeugenstapel werd in
september (nadat ontdekt werd dat de bedrijfsvaccinatie in april was
overgeslagen) in één keer tegen Aujeszky gevaccineerd. Eind september
vertoonden Jonge vleesvarkens in enkele afdelingen een krachtige hoest,
versnelde ademhaling en was er sprake van een sterk verminderde voer-
opname. Er stierf één varken. Enkele opfokzeugen in de dekafdeling
hoestten ook, de overige zeugen bleven normaal voer opnemen.
Eind oktober vroeg de eigenaar tussen de begeleidingsbezoeken door om
een extra visite.

In de kraamstallen en de vleesvarkensstallen waren geen ziekteproble-
men. In de grondhokken was een afdeling van 80 biggen (twee weken te-
voren gespeend) ernstig ziek. Een aantal dieren (ongeveer 20%) stond
met de oren langs de kop gestrekt, vertoonde een stijve hals, een enkeling
vertoonde een zwaaiende gang, drie dieren lagen op hun zij en vertoon-
den fietsbewegingen. De eigenaar had een aantal biggen behandeld met
injectie met een combinatiepreparaat van ampicilline en Colistine; deson-
danks stierven er zes biggen.

Er werd in de praktijk sectie verricht en een bacteriologisch onderzoek
ingesteld. Er werden gevonden: bont hart, onderhuids oedeem, fibrine-
slierten in buikholte. Het bacteriologisch onderzoek leverde niets op (be-
handelde dieren). Twee biggen werden via een ophaalpunt naar de ge-
zondheidsdienst ingezonden. Ook bij deze dieren werd
onderhuidsoedeem, longoedeem en fibrineslierten in de buikholte gevon-
den. Bacteriologisch onderzoek verliep nu ook negatief. Bij histologisch
onderzoek van de hersenen werden geen afwijkingen geconstateerd.

VRAGEN

1. Welke ziekten komen voor
de differentieel diagnose in
aanmerking?

2. Welk nader onderzoek stelt
uin?

TITEL? VARKEN??

3. Wat is de meest waarschij n-
lijke diagnose?

(fVat was uw diagnose? zie pagina 444)

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN
In Nederland kwamen in de periode
van 9 mei tot en met 5 juni de volgende
gevallen van besmettelijke dierziek-
ten, waarvan aangifte verplicht is,
voor:

Rotkreupel

Totaal twee gevallen in twee gemeen-
ten in Friesland
Pseudo-vogelpest

Totaal één geval in één gemeente in

Gelderland

Vogelpest

Totaal één geval in één gemeente in
Noord-Brabant

MERCK SHARP &
DOHME BV (AGVET)

De heer D. Huant is per 1 mei be-
noemd tot statutair directeur van MSD
AGVET Benelux te Haarlem. Hij
volgt de heer D. van Weel op. Deze is
met ingang van 1 mei benoemd tot di-
rector European public affairs aan het
Merck Centre for European
Government Affairs te Brussel. De
heer Huant was voorheen sale director
bij MSD AGVET te Frankrijk.

ANTIROBE NU OOK
VOOR KATTEN

Na de toelating van Antirobe® 25 mg
(clindamycine hydrochloride) voor ge-
bruik bij honden is dit antibioticum nu
ook toegelaten voor toepassing bij kat-
ten. Het antibioticum is effectief voor
de behandeling van onder meer geïn-
fecteerde wonden, infecties in de
mondholte en osteomyelitis. Het werkt
zowel direct als indirect via stimule-
ring van het afweermechanisme.
Antirobe® wordt snel door het maag-
darmkanaal opgenomen.
Antirobe® is verkrijgbaar als capsules
van 25, 75 en 150 mg in verpakkingen
van 16 en 18 capsules.

-ocr page 64-

SALINOMYCINE IN
CEHAVE VLEESVAR-
KENSVOEDRES

Cehave heeft het additief in
meer vleesvarkensvoeders
gewijzigd. Hierdoor bevatten
de meeste vleesvarkensvoe-
ders nu Salino-mycine. Zoals
bekend is dit diergeneesmid-
del Tiamulin giftig in combi-
natie met Salinomycine.
Cehave adviseert dierenart-
sen om hiermee rekening te
houden bij het voorschrijven
van tiamulin. De volgende
vleesvarkensvoeders bevat-
ten Salino-mycine: 310, 309,
311, 321, 328, 340, 341, 343,
068,069 en 047.

VACCIN TEGEN
PINKENGRIEP

Onlangs werd BAR VAC® RS door
Boehringer Ingelheim geïntroduceerd.
BAR VAC RS (REG NL 8127) is voor
Nederland het eerste geïnactiveerde
monovalente vaccin tegen de BRSV-
component van pinkengriep. Een ge-
bruiksklaar geleverd pinkengriep vac-
cin, in een afbreekbare en dus
milieu-vriendelijke kunststof multido-
sis-flacon van 20 ml.

BROCHURE
NEFATO

Dit voorjaar is door de Vereniging
van Nederlandse Fabrikanten van
Voedertoevoegingen (NEFATO),
een speciale brochure uitgegeven,
die als titel draagt \'De toegevoegde
waarde van het voer\'.

NEFATO biedt deze brochure aan
om belanghebbenden informatie en
inzicht te geven over en in voeder-
toevoegingen.

Aangezien dierenartsen uit hoofde
van hun beroep betrokken zijn bij
de advisering op het gebied van vee-
voeder, kan deze brochure een nut-
tige bijdrage zijn ten behoeve van de
parate kennis.

De NEFATO-brochure is gratis ver-
krijgbaar bij het secretariaat van de
vereniging, postbus 343, 3850 AH te
Ermelo, telefoon 03417-63671, fax
03417-51881.

SOLVAY DUPHAR
VERHUISD

Na ruim veertig jaar verlaat Solvay
Duphar Animal Health Amsterdam en
betrekt een nieuwe vestiging in
Weesp. Sinds 13 juni is het nieuwe
adres: Van Houten Industriepark 25,
1381 MZ Weesp, Postbus 503, 1380
AP Weesp, tel. 02940-65907, fax
02940-32298.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 17\'/2 %
BTW ). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994. De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 17\'/2 %
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening 511606 ten
name van de KNMvD, onder vermel-
ding van \'Banden\' (plus jaargang).

Wat was UW diagnose?

Differentieel diagnose

Moerbeihartziekte

Gezien het bonte hart en de oedemen,
gecombineerd met een zeer goede
groei, werd hieraan gedacht. Echter een
behandeling met Vitamine E en sele-
nium had geen resultaat.

Streptococcen-infectie
De dieren reageerden niet op een be-
handeling via drinkwater met trime-
thoprim-sulfa. Penicilline-injecties
helpen niet volgens de eigenaar. Er is
geen duidelijke overstrekking van de
hals, enkele dieren lijken af en toe door
de voorbenen te zakken.

Encefalomyocarditis (EMC)
Afgaande op de bleekbonte hartspier
(eigen bevinding prakticus) suggereert
de collega van de Gezondheidsdienst
een nader onderzoek naar EMC.

Porcine reproductive and respiratory
syndrom (PRRS)

Er waren gedurende drie weken geen
andere klachten dan in de afdelingen
met gespeende biggen. Er waren geen
fertiliteitsproblemen, zoals vroegge-
boortes en klinische circulatiestoomis-
sen.

Ziekte van Aujeszky
Omdat er een te lange pauze was tussen
de laatste en de vooriaatste vaccinatie
moest hiermee rekening gehouden
worden, zeker met deze wat vage her-
senverschijnselen. Bij de voor sectie
ingezonden biggen was het histolo-
gisch onderzoek van de hersenen
steeds negatief

Slingerziekte

Tegen slingerziekte pleit het feit dat er
pas sterfte optrad enkele dagen na het
begin van het optreden van de eerste
hersenverschijnselen. Meestal worden
bij coli-enteroxemie een aantal (ge-
zond ogende) biggen dood gevonden.
Er was geen diarree na spenen. Er was
wel sprake van een aantal dieren met
verdikte oogleden.

Influenza

Er was geen sprake van ademhalings-
stoomissen. Er trad wel sterfte op, ech-
ter zonder conjunctivitis of neusuit-
vloeiing.

-ocr page 65-

Enzoötische pneumonie
Er was geen sprake van ademhalings-
stoomissen bij de biggen. In de kraam-
stallen waren geen (hoest)probiemen.
In kraam- en grondhokken was steeds
sprake van een goed klimaat (piafond-
ventilatie). De gegevens van het long-
lever onderzoek van de slachterij gaven
steeds een gunstig beeld te zien.

Nader onderzoek

In overleg met een dierenarts van de
gezondheidsdienst werd een aantal niet
behandelde dieren van de eerstvol-
gende koppel met ziekteverschijnselen
ingezonden voor bacteriologisch on-
derzoek, tezamen met een vraag naar
een uitgebreid histologisch onderzoek
van hartspier, hersenen en longen. De
overige dieren werden behandeld per
injectie met penicilline.

Op 15 november gaf de sectie van drie
dieren het volgende beeld te zien: oed-
eem mesocolon, oedeem subcutis, fi-
brineslierten in de buikholte. Bij het
bacteriologisch onderzoek werd uit de
darm drie maal pathogene coli\'s geïso-
leerd. Histologie: hart, hersenen en lon-
gen niet afwijkend (eenmaal beschadi-
ging hartspier, vermoedelijk ten
gevolge van coli toxines).

Waarschijnlijkheidsdiagnose

Er werd heel gericht een behandeling
ingesteld met colistine via het drinkwa-
ter gedurende tien dagen na spenen. Er
werd een voerbeperking op vijf dagen
(en later ook op tien dagen) na spenen
ingesteld.

Bij het bedrij fsonderzoek op zes de-
cember meldt de eigenaar dat nu er zich
in de voorafgaande drie weken geen
noemenswaardige problemen meer
hadden voorgedaan. Er waren inmid-
dels weer drie kraamcellen biggen ge-
speend.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
.\\an het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

PAARD

Referaten

Progesteron therapie

E.L. Squires. Use of progestins in open
and pregnant mares. Animal
Reproduction Science, 1993; 33: 183-
93.

In dit overzichtsartikel wordt ingegaan
op de progesteron-therapie. Proges-
teron-preparaten worden veelvuldig
aan paarden toegediend. Ze kunnen
zowel per injectie als oraal worden ge-
geven. De volgende indicaties komen
in aanmerking:

- Het vergemakkelijken van de over-
gang van winteranoestrus naar nor-
maal cycleren.
Progesteron-toedie-
ning heeft alleen zin als er óf eerst
kunstmatig is bijgelicht óf er folli-
kels met een doorsnede van min-
stens twee centimeter aanwezig zijn.

- Onderdrukking van oestrus. Dit ge-
lukt met sommige progestagenen
beter dan met andere. Altrenogest
(Regumate) in een hoge dosering
(0,1-0,2 mg/kg) dagelijks toege-
diend geeft redelijke resultaten.

- Ondersteuning van het corpus lu-

VOEDINGSMIDDE-
LENHYGIËNE

Nevelkoeling van lamskarkassen

T. Brown e.a. Spray chilling of lamb
carcasses. Meat Science 1993; 34:
311-25.

De normale koelbehandeling van
lamskarkassen vermindert de vlees-
kwaliteit en de opbrengst. Oorzaak van
dit eerste is vooral het fenomeen cold-
shortening. Het grote gewichtsveriies
wordt veroorzaakt door de verhouding
oppervlak en volume, waardoor veel
verdampingsverliezen optreden.
Cold-shortening kan worden verme-
den door elektrostimulatie. Voor be-
drijven die geen elektrostimulatie wil-
len toepassen is de enige oplossing de
koelsnelheid te verminderen door in
twee fasen te koelen, de beginfase bij
of boven 10°C.

Het verlagen van de koelsnelheid ver-
teum graviditatis c.q. het voorkomen
van embryonale sterfte.
Over deze
indicatie wordt al jarenlang gedis-
cussieerd. Er zijn geen harde bewij-
zen dat progestagenen embryonale
sterfte kunnen voorkomen. Mocht
men ze toch om één of andere reden
willen toedienen dan moet begonnen
worden op D 15. De therapie moet
volgehouden worden tot D 100.
Oestrussynchronisatie.
Progestagenen moeten in dit geval
óf gedurende veertien dagen worden
toegediend óf in combinatie met
Prostaglandines gedurende zeven tot
tien dagen. De resultaten zijn varia-
bel.

Uitstel van de veulenbronst. Omdat
de fertiliteit van de veulenbronst vrij
laag is zou uitstel van deze bronst tot
een betere fertiliteit aanleiding moe-
ten geven. Hiertoe zijn progestage-
nen, soms gecombineerd met oestr-
ogenen gebruikt. Er liggen geen
bewijzen voor dat deze therapie suc-
cesvol is. Prostaglandinen verdienen
de voorkeur.

Omdat progesteron-preparaten da-
gelijks moeten worden toegediend
wordt er veel onderzoek naar lang-
werkende produkten verricht.
Hieraan bestaat dringend behoefte,
maar de ontwikkeling ervan zal nog
wel enkele jaren vergen.

A. de Kruif

hoogt het gewichtsverlies door ver-
damping. Het toepassen van sproeiers,
die water vernevelen over het karkas
vermindert deze verdampings-verlie-
zen en is een relatief goedkope oplos-
sing. In het onderzoek werden drie
koelmethoden met elkaar vergeleken.
Een twee-fasenkoelproces bij 10 C tot
10.00 p.m. gevolgd door O C voor de
14 uur daarna. Er werden twee veme-
velmethodes uitgetest, één waarbij ge-
durende de eerste drie uur met tussen-
pozen water werd versproeid en één
methode waarbij twee uur en tien uur
p.m. water werd versproeid. Beide ver-
nevel-methoden verminderde het ge-
wichtsverlies op 24 uur. Deze verbete-
ring bleef aanwezig tijdens vier dagen
opslag. De tijdwinst bij het koelen tot
10 C kemtemperatuur is bij de veme-
velmethodes niet groot (20 tot 40 mi-
nuten). De methode, waarbij de eerste
drie uur met tussenpozen wordt ge-
sproeid werkt het snelst. Er was geen
verschil in malsheid tussen de koelme-
thoden. Het uiterlijk aanzien van de

-ocr page 66-

karkassen werd na 24 uur door een pa-
nel als onvoldoende beoordeeld. Na
vijf dagen was er geen verschil meer in
beoordeling. Op dat moment werden
geen verschillen in dripverliezen aan-
getroffen tussen karkassen van de ver-
schillende koelmethoden. De bacterio-
logische gesteldheid van de met
nevelkoeling gekoelde karkassen was
niet belangrijk slechter dan de karkas-
sen welke conventioneel gekoeld wa-
ren. Economisch het meest interes-
sante proces is het nevelkoelen
gedurende de eerste drie uur p.m.

F. van Rossem

VOEDINGSMIDDE-
LENHYGIËNE

Ontsmetten van keukensnijplan-
ken

O.N. Ak, D.0. Cliver, C.W. Kaspar. J
Food Prot 1994; 57,1:23-30.

Het reinigen en desinfecteren van plas-
tic en houten snijplanken voor huis-
houdelijk gebruik is onderzocht (ter
voorkoming van kruisbesmetting via
voedsel). Blokjes met een oppervlak
van 25 cm^ werden in bouillon gehou-
den of op een agarplaat gedrukt.
Nieuwe plastic platen waren gemakke-
lijk schoon te maken, maar platen met
meskerven waren moeilijk te reinigen,
zeker wanneer kippevet aanwezig was.
Op houten platen waren minder bacte-
riën terug te vinden dan op plastic.
Reinigen met heet water en een afwas-
middel kon normaliter de bacteriën
verwijderen, ongeacht de bacterie-
soort, de houtsoort en nieuw/gebruikt
hout.

De onderzoekers verwachten in hout
een soort van antibacterieel effect, wat
in plastic niet is gevonden. Om dat te
onderzoeken hebben zij enkele proe-
ven gedaan: papierschijfjes, die hout-
poeder bevatten op voedingsbodems
gelegd: dit gaf geen remming aan de
bacteriegroei, dus de stof is niet mak-
kelijk wateroplosbaar. Een bacterie-
suspensie mengen met houtpoeder: dit
gaf een reductie van 10^ tot 10"*.
Als uitsmijter wordt vermeld, dat
S.
typhimurium
volledig wordt wegge-
vaagd door het poeder van de
Amerikaanse zwarte walnoot.

A.E.E. Soethout

SCHAAP

Prevalence anid incidence of
scrapie in the Netherlands: a
questionnaire survey

B.E.C. Schreuder, M.C.M. de Jong, J.J.
Pekelder, P. Vellema, A.J.M. Broker
and H. Betcke. Vet Rec 1993; 133:
211-4.

Er werd een anamnestisch onderzoek
ingesteld naar de mogelijke frequentie
van voorkomen van scrapie op bedrij-
ven met meer dan 30 schapen (opgave
ministerie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij). Enquêteformulieren
werden gestuurd naar zevenhonderd
bedrijven waarvan er 259 met bruik-
bare informatie werden geretouneerd.
Voorts werden 137 schapenhouders
mondeling geënquêteerd door twee
voor dit doel getrainde studenten.
Op twaalf vragen moest antwoord ge-
geven worden. De belangrijkste waren:
weet u wat scrapie is?; heeft u scrapie
gezien bij uw dieren?; hoeveel gevallen
heeft u waargenomen?; hoe werd de
diagnose bevestigd?; wat waren de be-
langrijkste ziekteverschijnselen?
Geconcludeerd werd dat ongeveer zes
procent van de schapenhouders de
ziekte in zijn kuddes had waargeno-
men; de incidentie was ongeveer 0,1
per 100 ooien. Er werden vaak ziekte-
verschijnselen vermeld, die niet pasten
in het ziektebeeld van scrapie. De re-
sultaten van de schriftelijke enquête
kwamen overeen met de interviews.
De resultaten worden vergeleken met
die van een soortgelijk onderzoek in
Engeland.

Geconcludeerd wordt dat de resultaten
van het eigen onderzoek voor discussie
vatbaar zijn, omdat de diagnose scrapie
meestal was gesteld door de schapen-
houder alhoewel tevens wordt gesteld
dat schapenhouders in het algemeen de
ziekte zeer goed kennen. Dit bleek on-
der meer uit een ander onderzoek,
waarbij de diagnose scrapie in 57 van
de 68 gevallen histopathologisch werd
bevestigd (=77%). Ingegaan wordt op
het probleem stamping out gezien de
lage incidentie van voorkomen.
Stamping out zal pas goed mogelijk
zijn indien met modeme technieken
(moleculair genetisch onderzoek) zal
blijken dat de dieren niet alleen vrij
zijn van het agens maar ook van de pre-
disponerende gevoeligheidsfactoren.

J.P. W.M. Akkermans

RUND

Fetal losses due to rectal palpa-
tion in cows

M.C. Thrumond, J.P. Picasso. J Am
Vet Med Assoc 1993; 203: 432.

Rectale exploratie is bij pas drachtige
dieren niet onschuldig. Hiernaar werd
een onderzoek gedaan bij ongeveer
20.000 runderen. Bij dieren die vier tot
vijf weken respectievelijk vijf tot zes
weken drachtig waren lag het abortus-
percentage op 8,3 en 11,7.
Bij een drachtigheidsduur langer dan
zes weken zag men geen problemen.
Aangeraden wordt rectale exploratie
de eerste anderhalve maand van de
graviditeit niet te verrichten indien
hiervoor geen dringende noodzaak
aanwezig is.

J.P. W.M. Akkermans

IMMUNITEIT TEGEN
BOVINE RESPIRATOIR
SYNCYTIAAL VIRUS
EN INFECTIE EN
VACCINATIE

Roelof Swart, SR\\293\\94:45 pp.

De literatuurstudie bestaat uit vier
hoofdstukken, te weten het BRS-virus,
natuuriijke en experimentele infectie
van het BRS-virus, vaccinatie tegen
het BRS-virus en een samenvatting
met discussie.

Het BRS-virus is verwant aan het hu-
mane respiratoir synctiaal virus
(HRSV). Beide virusgenomen coderen
voor tien verschillende eiwitten die an-
tigenetisch en structureel zeer veel op
elkaar lijken. Binnen het HRSV be-
staan twee subgroepen; vermoed
wordt dat er bij BRSV ook subgroepen
bestaan.

Virusstudies kunnen worden verricht
bij katoenratten, ingeteelde muizen-
stammen, schapen en apen. Helaas is
er een snelle daling van de virulentie
van de gebruikte stammen.

-ocr page 67-

Het BRSV is de meest voorkomende
oorzaak van respiratoire aandoeningen
van kalveren van één tot drie maanden
oud. Herinfecties zijn mogelijk. Deze
hebben meestal een milder verloop.

Na infectie ontstaan zowel humorale
als cellulair gebonden antilichamen.
Humorale antilichamen kan men be-
halve in het serum ook aantonen in het
longspoelsel. IpM antilichamen kun-
nen reeds worden aangetoond acht da-
gen na infectie. Deze verdwijnen ech-
ter ook weer snel.

Voorts bestaat er een duidelijke locale
immuniteit in de luchtwegen gekop-
peld aan het IgA.

Matemale anti lichamen geven geen
volledige bescherming tegen een na-
tuurlijke infectie.

Over de cellulair gebonden immuniteit
is de kennis nog zeer onvolledig.
Immunopathologische mechanismen
alsmede overgevoeligheidsreacties
zouden een rol spelen in de pathoge-
nese van een BRSV infectie.

Immuncomplexen zijn tot dusverre
echter nog niet waargenomen. Het
complement wordt geactiveerd door
specifiek IgG] en IgM hetgeen patho-
logische mechanismen zou kunnen
versterken (Arthus reactie). Ook niet-
functionele antilichamen zouden dit
faenomeen veroorzaken hetgeen dus
ongunstig werkt.

Over de werking van de diverse vac-
cins bestaat nog veel onduidelijkheid.
Vast staat dat geen volledige bescher-
ming wordt verkregen. Hierbij moet
worden opgemerkt dat het vaccin ef-
fectief moet zijn bij jonge dieren, die
nog geen goed ontwikkeld immunap-
paraat hebben. Deze jonge dieren heb-
ben vaak nog matemale antilichamen
die de eigen produktie van afweerstof-
fen remmen.

Men kent geïnactiveerde- en geattenu-
eerde vaccins. Het ontwikkelen van re-
combinantvaccins waarbij gebmik ge-
maakt wordt van diletiemutanten en
van immunstimulerende complexen is
in voorbereiding. Op laboratorium-
schaal worden ook vims-vectorvac-
cins en subunit vaccins getest. Over
passieve immunisatie (antisera, gam-
maglobuline) bij therapie en profy-
laxis is weinig bekend bij kalveren. Bij
de mens blijkt het gebruik van antisera
tegen HRSV betekenis te hebben.

HOEFBEVANGENHEID
BIJ HET PAARD

D.J. Bolsius, SR\\294\\94:40 pp

Hoefbevangenheid is pathologisch ge-
kenmerkt door een acute degenera-
tieve verandering van het stratum spi-
nosum van de lamellen die de
verbinding vormen tussen hoomwand
en hoefbeen.

De bloedvoorziening raakt verstoord
en er ontstaat aldaar een toestand van
hypoxemic. Als gevolg hiervan treedt
stasis op gepaard gaande met vochtuit-
treding tussen de lamellen. Een gevolg
hiervan is dat de hoefas een andere
stand gaat innemen en het hoefbeen
kantelt. Dit veroorzaakt excessieve
pijn. In de eerste hoofdstukken van
deze scriptie wordt op dit alles zeer uit-
gebreid ingegaan.

Als oorzaak van de hoefbevangenheid
wordt aangegeven: voedingsfouten,
hoge bloeddmk, afwijkend beslag,
trauma, overdadige lichamelijke con-
ditie of pathologische processen elders
in het lichaam.

Het ziekteproces zelf is het directe ge-
volg van een verminderde bloedvoor-
ziening van het netwerk van capillai-
ren, dat zorg draagt voor de voeding
van de lamellen. Er ontstaan op capil-
lair niveau thrombi.

Het uittreden van vocht blokkeert
eveneens de capillaire perfusie. De vi-
cieuze cirkel is dan \'gesloten\'.
Over de therapie bestaan veel onduide-
lijkheden. Alle auteurs zijn echter van
mening dat het geven van krachtvoer
(koolhydraatrijk voer) moet worden
beperkt. Alle andere behandelingen
hebben zowel vóór- als tegenstanders,
zoals het geven van verkoeling door
waterbaden, het gebmik van cortico-
steroïden, het toedienen van alpha-
sympathicolytica, het appliceren van
NSAID\'s (non
Steroid anti inflamma-
toir dmgs) als pijnstillers, het gebmik
van heparine (om intravasale stolling
tegen te gaan), het toepassen van gelei-
dingsanesthesie, het geven van bewe-
ging, het verzorgen van de hoeven
(verlagen respectievelijk verhogen van
de versenen, afnemen hoefbeslag), het
stallen op zand, het steunen van de
straal, het verwijderen van een ge-
deelte van de dorsale hoefwand en te-
notomie van de diepe buiger.
Dat er over de behandeling zo vele me-
ningen bestaan is het gevolg van de
verschillende oorzaken van de hoefbe-
vangenheid, een gebrek aan inzicht in
de
Pathogenese, het niet kunnen in-
schatten van de ernst van het proces en
andere.

Bij het instellen van een therapie zou
men zich vooral moeten laten leiden
door het stadium van het proces (acuut,
subacuut, chronisch).

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de banden voor het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden 1992 en 1993, ƒ 30,-
(inclusief 17
\'/2 % BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn nog de banden van
1988 en 1991 tot en met 1994. De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 17
\'/2 % BTW). De banden zijn
te bestellen door het betreffende bedrag over te maken
op postrekening 511606 ten name van de KNMvD, onder
vermelding van \'Banden\' (plus jaargang).

-ocr page 68-

(D

-TAD

Pluimveevaceiiis

TAD Pharmazeutisches Werii GmbH
heeft al ruim 25 jaar ervaring in dierziektepreventie.

TAD Pharmazeutisches Werk GmbH (TAD) is geïnactiveerde entstoffen. Sinds februari 1994 is ORFFA

een toonaangevende Duitse prtxlucent van zowel huma- Nederland Pharma B.V. de agent voor de pluimveevac-

ne- als diergeneesmiddelen. eins van TAD in Nederland.

De plüimveevaccins nemen binnen het assorti-
ment van TAD een prominente plaats in. Voor meer informatie over deze plüimveevaccins
Het is een breed pakket met zowel levende als ^^ kunt u ons bellen of de onderstaande bon insturen.

Orffa

Orffa Nederland Pharma B.V. - Burgstraat 12 - 4283 GG Giessen - Telefoon (01832) 3632 - Fax (01832) 31 17
^-----------------------------------

Naam:
Adres:

PC/Woonplaats:
Telefoonnummer:

Stuur deze bon in een gesloten enveloppe naar:
Orffa Nederland Pharma B.V. - Antwoordnummer 5152 - 4250 XR Giessen (Een postzegel is niet nodig.) ^

Gevraagd op korte termijn

DIERENARTS (m/v)

Een gemengde praktijk in het Zuiden van het land zoekt een vaste assistent. Een groot deel van het
werk omvat de behandeling van gezelschapsdieren, doch ook eerstelijns werkzaamheden in de land-
bouwhuisdieren-praktijk behoren tot het takenpakket

Uw brief met c.v. kunt u richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 45/94.

-ocr page 69-

ONDERZOEK ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN VOOR GEZELSCHAPSDIEREN

BIEDEN VERZEKERAARS ECHTE ZORG OF SLECHTS
EEN ZORGENKIND?

HISTORIE

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde verscheen reeds in 1982 een sa-
menvatting van een onderzoek naar
een ziektekostenverzekering voor hon-
den. Men concludeerde dat een derge-
lijke verzekering op korte termijn
commercieel niet haalbaar zou zijn.
In 1985 voerden de dierenartsen een
brede discussie over de structuur van
de veterinaire zorg voor gezelschaps-
dieren. In die structuur achtten zij een
deugdelijke ziektekostenverzekering
essentieel. De meningen binnen de be-
roepsgroep waren echter verdeeld:
naast voorstanders zijn er collega\'s,
die een inmenging van de verzekeraars
in de praktijkuitoefening vrezen... In
datzelfde jaar toonde een consumen-
tenonderzoek aan dat er een markt be-
stond voor dergelijke verzekeringen.
In de tweede helft van de jaren tachtig
ontplooiden enkele maatschappijen
activiteiten. Eén van deze maatschap-
pijen pleitte zelfs voor een zakelijke
relatie met de prakticus.

De Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren vond hierin voldoende aanlei-
ding om op 10 maart 1993 de
Adviesraad voor de Verzekeringen te
installeren. De werkopdracht van deze
raad bestond uit een inventarisatie van
de verzekeringsmarkt, de toetsing van
de beschikbare verzekeringen, het
vaststellen van de positie van de die-
renarts ten opzichte van de verzekeraar
en de verzekerde en het formuleren
van aanbevelingen op basis van de be-
schikbare polissen.

De behandelingsmogelijkheden van gezelschapsdieren hebben de laatste 25
jaar veel ontwikkelingen doorgemaakt. Niet in de laatste plaats door de op-
komst van een keur aan specialismen, zijn er voor het zieke gezelschapsdier
steeds meer mogelijkheden. En daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan.
Steeds vaker -hoe kan het anders?- dook de term ziektekostenverzekering op
in verband met de ontwikkeling van deze haast humane geneeskunde voor het
gezelschapsdier. De Adviesraad voor de Verzekeringen van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren onderzocht deze \'zorgaanbiedersmarkt\' en
produceerde het rapport Ziektekostenverzekeringen voor Gezelschapsdie-
ren, Echte Zorg of Zorgenkind?

Door Sophie Deleu

INVENTARISATIE
Ten tijde van de aanstelling van de
Adviesraad waren verschillende maat-
schappijen meer of minder actief op de
verzekeringsmarkt: het Nationale
Huisdieren Ziekenfonds BV (later
CREON), Animas Onderlinge
Waarborgmaatschappij UA, Brigida
Onderlinge Waarborg Maatschappij
UA (hieronder valt ook Briass), de Zoo
Onderlinge Waarborgmaatschappij 1
UA en OHRA Schadeverzekeringen
NV. Momenteel kan men slechts bij de
Huisdieren Service Nederland
(Animas en CREON samen) en bij
Brigida Onderlinge Waarborgmaat-
schappij een verzekering afsluiten.

TOETSING

Voor de beoordeling van de verzeke-
ringen heeft de Adviesraad een aantal
toetsingscriteria opgesteld. Zo moet de
verzekeraar bijvoorbeeld de kosten
vergoeden op basis van de adviestarie-
ven van de KNMvD en moet de die-
renarts vrij zijn in zijn of haar keuze
van behandeling.

De bestaande verzekeringen zijn ge-
toetst; de resultaten en getrokken con-
clusies worden vermeld in het rapport.

POSITIE DIERENARTS
De dierenarts neemt binnen de ziekte-
kostenverzekering een bijzondere
plaats in. Alhoewel hij of zij buiten de

relatie verzekeraar/verzekerde staat,
moet de dierenarts toch nu en dan reke-
ning houden met het feit dat het dier
verzekerd is.

Geheimhouding

Met name bij chronisch zieke honden
en katten vraagt de verzekeringsmaat-
schappij weieens inzage in het dossier
van een dier. Dit is, mede gelet op arti-
kel 11 van de Code voor de dierenarts,
alleen mogelijk met toestemming van
de cliënt. Mocht een verzekeraar stel-
len dat de cliënt toestemming gegeven
heeft, dan is het toch raadzaam ook als
dierenarts bij de cliënt navraag te doen.
Bij sommige verzekeringen is in de
polisvoorwaarden opgenomen dat de
verzekerde de verzekeraar tot inzage
machtigt, soms met toevoeging dat het
recht op vergoeding vervalt als de die-
renarts de inzage weigert.

Vrijheid

De dierenarts heeft een totale vrijheid
van veterinair handelen. Het feit dat
het dier verzekerd is kan echter wel de-
gelijk een rol spelen. De verzekerings-
voorwaarden kunnen immers door-
slaggevend zijn bij het nemen van een
beslissing. De dierenarts moet in elk
geval een uit veterinair oogpunt juiste
beslissing nemen, onder meer van-
wege de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde.

Verantwoordelijkheid

Het is van belang dat de dierenarts ook
juist handelt tegenover de verzeke-
ringsmaatschappij; de gewenste for-
mulieren moeten op de juiste wijze
worden ingevuld en er moet correct
gedeclareerd worden.

Voorlichting

Uitgangspunt van de Adviesraad is dat
de voorlichting over ziektekostenver-
zekeringen voor dieren tot de taak van
de verzekeraar of diens bemiddelaar
behoort. In de praktijk is dit helaas nog
niet te realiseren. Het gevolg is dat de
diereigenaar bij zijn dierenarts vraagt
om voorlichting. Het is dan aanvaard-
baar dat de dierenarts in algemene ter-
men voorlichting geeft. De dierenarts
kan de eigenaar wijzen op de belang-
rijkste polisvoorwaarden, zoals de

-ocr page 70-

duur van de overeenkomst, de verlen-
ging, de opzegging en uitsluitingen.
Daamaast kan de dierenarts de eige-
naar ter overweging geven of het ge-
dekte risico zo hoog is dat verzekeren
nodig is. Want slechts zelden zijn de
gedekte kosten hoger dan de premie.

CONCLUSIES

De meest frappante conclusie van de
Adviesraad is wel dat het aanbod van
ziektekostenverzekeringen voor gezel-
schapsdieren beperkt is en voortdu-
rend verandert.

Niettemin is de vraag naar een verze-
kering, die de ziektekosten dekt geste-
gen door de toegenomen mogelijkhe-
den en daardoor toegenomen kosten.
De Raad vindt evenwel dat hef op dit
moment onmogelijk is om in
Nederland een verzekering af te slui-
ten, waarvan de eigenaar een reële
dekking mag verwachten. De onlangs
geïntroduceerde verzekering van
CREON is het overwegen waard, nu
deze voor het leven af te sluiten is.
De voorlichting van de eigenaar is
voor verbetering vatbaar. Dierenartsen
dienen zich overigens goed te realise-
ren dat zij door folders in de wachtka-
mer ter beschikking te stellen suggere-
ren dat zij achter deze verzekering
staan.

De Adviesraad: \'Ziektekostenverzeke-
ringen voor gezelschapsdieren zijn
niet van zodanig belang dat zij een zor-
genkind genoemd moeten worden. Zij
schieten echter wel tekort in het leve-
ren van echte zorg.\'

Voor meer informatie: mr. Sabien van
Egmond, lid Adviesraad voor Verze-
keringen en stafmedewerker van de
KNMvD,tel. 030-510111.

Op grond van de Wet Terugdringing
Ziekteverzuim (TZ) is sinds 1 januari
1994 de werkgever verantwoordelijk
voor de controle en begeleiding van
zieke werknemers gedurende de eerste
twee of zes weken van het ziektever-
zuim. Vanaf 1 januari 1996 zal de
werkgever hiervoor aangesloten moe-
ten zijn bij een erkende ARBO-dienst.

Tot die tijd kan de bedrijfsvereniging
BVG voor de werkgever de controle
en begeleiding uitvoeren, zoals dat tot
1 januari 1994 gebruikelijk was. De
BVG brengt de werkgever hiervoor
wel kosten in rekening: de ziektewet-
premie werd daartoe verhoogd met
0,2% (zie de KNMvD-publikatie \'Het
in dienst nemen van personeel\'.
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1994; 1: 19).

De meeste dierenartsen-werkgevers
zullen van de diensten van de BVG ge-
bruik maken. Als u ook in het tweede
halQaar van 1994 gebruik wilt maken
van de diensten van de BVG voor con-
trole en begeleiding van zieke werkne-
mers, zult u
de BVG daar expliciet
om moeten verzoeken.
Alle dieren-
artsen-werkgevers hebben hierover in-
middels een brief van de BVG ontvan-
gen. Wij raden u aan de bijgevoegde
antwoordkaart voor accoord te teke-
nen en zo spoedig mogelijk te retour-
neren aan de BVG. Voor nadere infor-
matie kunt u contact opnemen met het
bureau van de KNMvD, mevrouw
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess,
tel. 030-510111.

DIENSTVERLENING BVG
TWEEDE HALFJAAR 1994

O

Personalia

Bij St. Nicolaasga, op de grens van
weiden en Vegelinbossen ligt een
schitterende golfbaan.
De donderdag 29 september 1994 zul-
len dierenartsen en/of hun partner het
gras kunnen betreden om elkaar spor-
tief te overtreffen. De slag bij Warns
(1345) zal die dag worden vergeten en
vergeven, heel veterinair Nederland
wordt van harte uitgenodigd een betere
slag te slaan. Mocht het niet achttien
holes lang lukken om zoveel mogelijk
stableford-punten te verzamelen, dan
lukt het misschien om met die ene,
zeldzaam voorkomende, adembene-
mend mooie slag de roem te veroveren
die verbonden is aan de \'longest drive\'
of de \'neary\'.

Aan de baan en de gastvrijheid van de
Friezen zal het niet liggen: \'Jimme
binne tige wolkom\'.
Iedereen die in het bezit is van mini-
maal een GVB kan deelnemen.
Aanmelding met vermelding van uw
handicap aan de KNMvD via het in-
schrijfformulier dat wordt meege-
stuurd met de uitnodiging voor het
Jaarcongres.

Namens de Sportcommissie,
LM. Otto

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben zich aangemeld dc
volgende collegae:

Groenveld. M.; 1976; 7152 JH Eibergen;
Kruiskamp 70.

Hendriks, H.E.B.M.; 1987; 5632 TA

Eindhoven; Italiëlaan 25.

Hildcrink, P.E.; 1991; 7468 JD Enter; Erve

Oldenhof65.

Koedam, Mevr. M.A.; 1982; 3734 HC Den
Dolder; Hermelijnlaan 11.
Oude Luttikhuis, Mevr. W.M.T.; 1994; 3582
cn Utrecht: Minhof 15.

Roest, G.; 1975; 2352 JH Leiderdorp;
Ockcnrode 14.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Baltussen, M.W.J.; 1994; 5281 SH Boxtel;
Roond 26.

Reens, Mevr. N.; 1991; 3573 PH Utrecht: P.
Maleterstraat 6.

-ocr page 71-

Tilburg-van Zutphen. Mevr. A.C. van; 1972;
4124 KD Hagestein; Lekdijk 78.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Dinther, Mevr. R.H.W.J. van; 3524 HD Utrecht;
EifeUl.

Ernst, G.F.J.; 3732 XJ De Bilt; Akker 58.
Es, Mevr. W.R.G.S. van; 3523 TS Utrecht; W.A.
Vultostraat 23.

Genevasen, Mevr. S.J.C.; 6023 BD Budel-
Schoot; St. Lambertusstraat 15.
Geus, P.C. de; 1103 GN Amsterdam;
Grubbehoeve 151.

Goorden, C.J.; 3572 GN Utrecht; Grifstraat 31.
Hagen, G.A. van; 7064 LM Silvolde; Bontebrug
92.

Hancghem, Mevr. M.T. van; 3515 AZ Utrecht;
Van Leeuwenberchstraat 18.
Hendriksen, Mevr. S.W.M.; 3582 VJ Utrecht;
l.B.Bakkerlaan 45.

Kamp, Mevr. M.G.C.; 3511 VZ Utrecht;
Springweg 184.

Kamphuisen, Mevr. K.E.; 3512 CN Utrecht;

Ridderschapstraat 21 bis.

Kooten, Mevr. 1. van; 3704 VJ Zeist; Nijenheim

24-17.

Kraijer, M.; 3583 JT Utrecht; J.W. Erisostraat
20.

Kruidenier, Mevr. E.T.E.; 3583 GA Utrecht;
Koningslaan 2.

Lamberts, M.N.D.; 3511 ZM Utrecht;
Twijnstraat 58 A.

Lambregts, Mevr. E.J.M.; 3551 GW Utrecht;
Hyacintstraat 20 bis.

Mulder, E.; 3981 HA Bunnik; Achterdijk 3.
Neggers, Mevr. C.M.; 3581 PB Utrecht;
Parkstraat 13.

Pors, Mevr. D.B.; 3523 GX Utrecht;
Looplantsoen 120.

Saaze, Mevr. E.T.A. van; 3514 TD Utrecht;
Lysterstraat 2 bis.

Schoolmeesters, M.W.V.; 3513 BC Utrecht;
Weerdsingel WZ33.

Valkenburg, B.P.; 3731 JM De Bilt; Hessenweg
I56A.

Veen, Mevr. L. van; 3524 AR Utrecht; Texel 43.
Waelen, Mevr. S.E.H.M.; 3551 SW Utrecht;
Asterstraat 31.

Werf, Mevr M.C. van der; 3581 KV Utrecht;

Burg. Reigerstraat 58 bis.

Winterink, Mevr. M.P.; 2082 HL Santpoort-

Zuid; Harddraverslaan 47.

Wissink, Mevr. E.H.J.; 3732 HX De Bilt;

Universiteitsweg 10.

With, Mevr. M. de; 3731 JM Dc Bilt;
Hessenweg 158 A.

OVERLEDEN:

Op 19 juni 1994 overleed Drs. R. Lunsche te
Assen.

Overlijdensbericht ontvangen van Drs. A.J.M.
Paulusse te Millingen a/d Rijn.

JUBILEA:

Rectificatie:

van Keulen te Blaricum vierde 5 juli 1994
zijn 60-jarig jubileum!

C.Th. Lankamp te Zuidwolde (D) afwezig 55
jaar 22 juli 1994

Dr. H. Huitema te Oosterbeek afwezig 60 jaar 30
juli 1994

MUTATIES:

200 Aart, Mevr. C.C. van; 1986; 4664 RD
Lepelstraat; Kladseweg 20; tel, 01641-
87256 privé, 01640-37621 prakt.; fax
01640-55086; p.

201 Alphen, M.M. van; Gent-1988; 3931 EP
Woudenberg; Stationsweg 209; tel,
03498-62909 privé, 03434-51616/51555
prakt,; p.

202 Auwerda, Mevr. E.J.M.; 1988; 2561 EC \'s-
Gravenhage; Eahrenheitstraat 52 I; tel.
070-3623089 privé, 010-4745977 prakt,;
p., medew, bij D.J.M. Staring.

204 Baltussen, M.W.J.; 1994; 5281 SH Boxtel;
Roond 26; tel. 04116-72904 privé, 04242-
83535 prakt.; p., medew. bij C.I.M.M.
Achten, G.M.J.M. Boink, F.L.P.C.
Donders, A.H.M. van Doremalen, J.H.M.
Maas en M.G. van der Weele (toev. als
lid),

358 Bansse-lssa, Mevr. L.M.; Gent-1989; .Mon
Plaisir, Paramaribo (Suriname);
Tweekinderenweg 53; tel. 00-597-
453697 privé, 479329 bur,; gouverne-
mentsd, (Min. van L.V.V., afd.
Veeteelt); p.

219 Bruns, A.J.H.; 1992; 5432 AT Cuijk;
Bereklauw 197; tel. 08850-93818; ass.
projectleider Virologische Research Afd.
Intervet Int. B.V.

359 Brussaard, Mevr. H.J.D.; 1993;
Haverfordwest, Dyfed SA63 4SR, Wales
(Groot-Brittannië); Penrhi» Cottages,
Clarbeston Road; tel. 00-44-437-731682
privé, 731327 prakt,; fax 00-44-437-
760111; p., medew, bij The Gak Vel,
Group,

224 Damen, E.A.; 1993; 3584 ZB Utrecht;
Enny Vredelaan 63; tel. 030-541721 privé,
0.34.30-14582 prakt,; p., medew. bij
A.G.P, Derksen.
229* Doremalen-Dral, Mevr. H.M. van; 1982;
5268 BN Helvoirt; Am. Coolenstraat I ; tel.
04118-1927 privé, 04242-83535 prakt.;
p.. medew, bij C.I.M.M. Achten.

G.M.J.M. Boink, K,L,P,C, Donders,
A,I1.M. van Doremalen, J,H..M. Maas en
M.G. van der Weele.

232*Ellinger, Mevr. E.L.; 1987; 7312 SB
Apeldoorn; GoverI Flinckstraat 122; tel.
055-560300; p.. alleen homoeop,
236 Flipsen, F.M.J.M.; 1992; 4265 HJ
(ienderen; Hoofdstraat 45; tel. 04165-
2129 privé, 01832-1280 prakt.; p., medew.
bij A. Baks en M. de Jonge.
241 Go-Colijn. Mevr. E.; 1990; 4926 GE Lage
Zwaluwe; Frieslandlaan 5; tel. 01684-2125
privé, 02153-12706 prakt,; p., medew. bij

H. Blanken,

243 Groenewold, J.; 1965; 1622 DB Hoorn;
Astronautenweg 16; tel, 02290-18953
privé, 16135 prakt.; fax 02290-18953; p.,
gezelschapsd., geass, met Mevr, A,C.W.
Groenewold-Oskam,
246 Hadderingh, Mevr. H.K.; 1980; 3961 GA
Wijk bij Duurstede; IJsselsteen I; tel.
03435-75663 privé, 71477 prakt.; p., me-
dew, bij H.G.M. Sickmann.
249 Heer, P. de; 1963; 7701 AR Dedemsvaart;

Langewijk 360; tel. 05230-12802; r.d.
255» Hontelez, Mevr. L.C.M.P.; 1986; 3571 ET
Utrecht; Prof. Dr, Magnuslaan 14; tel,
030-730783; d.
255* Hoogenraad, Mevr. R.R.; 1994; 3137 VA
Vlaardingen; R, Schumanring 214; tel,
010-4743275; wnd.d.
263 Jong, Mevr. N.; 1992; 5441 PM Oeffeit;
Melder 8; tel. 08856-2742 privé, 0885.5-
76752 prakt.; fax 08855-20919; p., me-
dew. bij R.T.E.M. Scholten en J.M.L.
Verhaegh.

269* Knijn, N.A.G.; 1994; 1655 LD
Sijbekarspel; Westerstraat 66; tel. 02299-
1564 privé, 04120-41755 prakt.; p.. me-
dew. bij W.G. van den Ekker, H.W.
Martin, P.C. Nelis, H. Oosterveen en
M.H.J.J. Westerhof.

271 Kooistra. H.S.; 1990; 3706 BE Zeist;
Lisztplein 16; tel. 03404-55448 privé,
030-539411 bur.; specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr. Geneeskunde
Gezelschapsd.).

273 Krediet, Mevr. T.A.J.; 1983; 3207 VL
Spijkenisse; M. Kleine Gartmanstraat
50; tel. 01880-31426 privé. 01804-25253
prakt.; fax 01804-25363; p., gezelschapsd.,
medew. bij W. van Erk, P.J.H.M. Meeus,
R. de Rooij en Mevr. C.P.M. Valstar.

279 Lempke, H.; 1958; 2341 TT Oegstgeest;
Prinses Irenelaan 42; tel. 071-155467
privé, 020-6191613 prakt.; fax 020-
6106981; p., geass. met B. de Leeuw.

280 Lieshout, M.P. van; 1986; 6026 AE
Maarheeze; Elzerik 2; tel. 04959-4121
privé, 04958-91510 prakt.; p., geass, met
K. Hengeveld.

291 Nederiof, R.A.; 1990; 7721 DP Dalfsen;
Stickerstraat 18; tel, 05293-1243 privé,
1435 prakt.; p., medew. bij G.E.M.
Bistervels, A.P. Kleinjan, W.D.J.
Laanbroek, J.W. Lesschen en A. Smit.

292\'Nieuwenhuis, G.H.; 1966; 7491 GS
Delden; Tijenesch 3; tel. 05407-62575;
r.d.

299* Pen-Dogterom, Mevr. A.E.; 1985; 5455
RB Wilbertoord; Driesweg 10; tel. 08859-
78378; coördinatrice voor cursus
"Dierfysiotherapie" voor St, Bijscholing
Academie Leffelaar (S.B.A.L.) te
.Amsterdam.

305 Reens, Mevr. N.; 1991; 3573 PH Utrecht;
P. Maleterstraat 6; tel. 030-719070; wnd.d.
(toev, als lid),

308*Roelfsema, Mevr. H.G.S.; 1993; naar het
buitenland.

366* Roelfsema, Mevr. H.G.S.; 1993; W igan,
l.ancashire WNl 2RH (Groot-
Brittannië); 55 Walter Scott Avenue; tel.
00-44-942-495252 privé, 42464 prakt.;
p., medew.bij Wm.C. McNish.

309 Ros, A.; 1985; 8375 GA Oldemarkt;
Westerdallaan 3; tel, 05615-2562; wnd.d.

312 Schaik, Mevr. M.G.T.H. van; 1993; 4926
HC Lage Zwaluwe; Griendwerkerstraat
5 A; tel. 01684-4450 privé, 01626-83650
prakt.; p., medew. bij K. Hesseling, E. van
Koesveld, G.H.M. Raamsteboers en S.Tj.
Westendorp.

327 Thoolen, Mevr. LL.; 1991; 7711 HV
Nieuwleusen; Burg. Van Dedemstraat 8;
tel. 050-274546 privé, 265774 prakt.; p.,
medew. bij T. van Til en medew. bij
W.J.E. von Frijtag Drabbe Künzel en
A.C.M. van de Ven.

328 Tilburg, Mevr. A.H.F. van; 1987; 7609 CK
Almelo; De Bakspieker 23; tel. 0546-
829849 privé, 814510 prakt.; p., geass.
met Mevr. E.M. Bartels-Hubert.

328 Tilburg-van Zutphen, Mevr. A.C. van;
1972; 4124 KD Hagestein; Lekdijk 78; tel.
03472-1294 privé, 03473-71260 prakt.; p.,
geass. met A. Zuring (toev. als lid).

337»Vijge, A.; 1992; 3701 TD Zeist; Krullelaan
34; tel. 03404-25835 privé, 05253-2727
bur,; fax 05253-2945; d. bij Hubbard
Nederland B.V.

-ocr page 72-

346 Werven, P. van; 1990; 2665 XK
Bleiswijk; Mesdagstraat 2; tel. 01892-
19322 privé; p., medew. bij M.P.
Hogendoorn.
348 Wijlhuizen, Mevr. W.H.M.; 1989; 7721
DP Dalfsen; Stickerstraat 18; tel. 05293-
1243; wnd.d.

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

NAJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de

ge/elschapsdierenpraktijk ƒ 4725,--

- 6 weken van 5 dagen op afspraak (94/67)
Veterinaire Apotheek II

gemengde praktijk ƒ 2900,--

- tweemaal dit najaar. Om tot een evenwichtige
indeling van groepen te komen zal de selectie
plaatsvinden door de cursusleiders. Via PAO-
Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodiging
met daarin plaatsingsdatum.

Bij aanmelding dient u er rekening mee te
houden dat u niet noodzakelijkerwijs direct
geplaatst kunt worden.
Interpretatie röntgenologisch
onderzoek bij gezelschapsdieren ƒ 260,--

- Thorax, 13 september 1994 (94/53)

- Abdomen, 20 september 1994 (94/54)

- Skelet, 27 september 1994 (94/55)

- Thorax, 9 november 1994 (94/56)

- Abdomen, 16 november 1994 (94/57)

- Skelet, 23 november 1994 (94/58)
Introductie praktische toepassing van echo-
grarie bij gezelschapsdieren
ƒ 470,--

- 17 september 1994 (94/68)
Veterinaire Apotheek I

gemengde praktijk / 1450,--

- 21,22 en 23 september 1994 (94/64)
Anesthesie I ƒ 575,-

- 23 september 1994 (94/78)
(Aangeven hond of kalf/paard)

Pluimvee-entingen ƒ460,-

- 28 september 1994 (94/73)
LPC
en OCD (elleboog) hond ƒ 350,-

- 30 september 1994 (94/61)
Zin en onzin van bloedonderzoek

bij melkkoeien ƒ380,-

- 4 oktober 1994 (94/91)
Acute buik ƒ365,-

- 7 oktober 1994 (94/62)
Monitoring en analyse van gezondheids- en
productieproblemen

op melkveebedrijven ƒ1775,-

- 10, 11 en 12 oktober 1994 (94/81)
Case studies interne

geneeskunde gezelschapsdieren ƒ 1080,—

- 13 oktober 1994 (94/70)
Longaandoeningen paard:

acuut en chronisch ƒ485,-

- 14 oktober 1994 (94/83)

Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685,-

- 14 oktober 1994 (94/75)

- 21 oktober 1994 (94/76)

- 4 november 1994 (94/95)
Dermatologie gezelschapsdieren

voor assistenten ƒ 425,-

- 18 oktober 1994 (94/74)
Patiëntendemonstratie
gezelschapsdieren ƒ90,-

- 19 oktober 1994 (94/79)
Toepassing van röntgenologie

bij bijzondere dieren ƒ 345,-

- 21 oktober 1994 (94/93)
Het keuren van paarden ƒ 1000,-

- 27 oktober, 1 donderdagmiddag op locatie en
nabespreking op 15 december 1994 (avond)

(94/88)

Röntgenologisch en echografisch onderzoek

van het urogenitaalapparaat

bij gezelschapsdieren ƒ 335,-

- 28 oktober 1994 (94/60)
Veterinaire aspecten van de
struisvogelhouderij in Nederland ƒ 455,—

- 8 november 1994 (94/82)
Zeisterdagen ƒ 1100,—

- Week 1,8-11 november 1994 (94/85)

- Week II, 14-18 november 1994 (94/86)

- WeekIII,21-24novemberI994 (94/87)
U, uw cliënt en uw patiënt ƒ 430,—

- 10 november 1994 (94/84)
Binnenstebuiten; een kwart eeuw

interne in De Uithof ƒ 50,-

- 16 november 1994 (94/94)
Apotheekbeheer voor gezelschapsdieren-
praktici ƒ 1450,-

- 16, 17 en 18 november 1994 (94/72)
Kliniek en diagnostiek van
leververvetting bij melkkoeien ƒ480,—

- 29 november 1994 (94/90)
Klinische les gezelschapsdieren

\'Heeft-ie gezonde oogjes?\' ƒ 135,-

- 1 december 1994 (94/77)
Schedelafwijkingen bij de hond en katƒ 370,—

- 2 december 1994 (94/59)
Digestie apparaat varken ƒ 1550,-

- 6, 7 en 8 december 1994 (94/63)
Themadag lever ƒ 375,-

- 9 december 1994 (94/80)
Vleeskalveren capita selecta ƒ 630,—

- 15 december 1994 (94/71)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.
Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205,3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374. Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

Doorlopende agenda

Juli

12 Werkvergadering Herkauwers bij Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Noord-
Nederland te Drachten, aanvang 14.00 uur.

Augustus

24-27 ESVD Workshop on Feline
Dermatology, Utrecht, the Netherlands.
Further information; Organising Commit-
tee, ESVD Workshop on Feline
Dermatology, Yalelaan 8, P.O.Box 80.154,
3508 TD Utrecht, the Netherlands. Fax:
31-30-518126.

29- 2 september XVIII World Buiatrics con-
gress, XXVI Congress of the Italian asso-
ciation of Buiatrics, Bologna Italy, Palazzo
della Cultura e dei Congressi. Information
Sogepaco Convention and Travel, Piazza
Costituzione 5c, 1-40128 Bologna. Phone
39-51-6375111 (fax 39-51-6375149).

29-2 40\'\'\' International Congress of Meat
Science and Technology, The Hague, the
Netherlands. Congress seer. H.O.L.
Parkstraat 29,2514 JD The Hague. Tel: 31 -
70-365-7850, fax: 31-70-361-4846.

September

6 De jaarlijkse kampioenschappen \'kleidui-
venschieten\' voor co-assistenten bij
Dorhout Mees te Biddinghuizen. De orga-
nisatie is in handen van Boehringer
Ingelheim.

7 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur.

7 Afdelingsvergadering Noord-Brabant,
Paviljoen Molen-wijk, Molenwijk 2, 5282
SH Boxtel (tel : 04116-72302)

9-1010*" Scientific Meeting of the European
Embryo Transfer Association (AETE),
Lyon, France. Inf J.A.H. Lieshout, tel.
04905-2444).

9-124\'\'\' ESVIM Congress, Brussels Congress
Center, Brussels. Information: Context
International, Middelbourg 48, 1170
Brussels, Belgium, fax: 32-2-672-97-58.

12-17 Vlll\'h Congres of the International
Society of Animal Hygiene (ISAH), St.
Paul, Minnesota. Infonnatie: dr. F. van
Eerdenburg, Faculteit Diergeneeskunde,
tel: 030-532023, telefax: 030-521887.

13 PAO-D cursus: 94/53. Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren.

14 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland

15 Ledenvergadering afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café Dc
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur

15 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.

16 Ledenvergadering afdeling Zeeland.

17 PAO-D cursus: 94/68. Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

17 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Utrecht, aanvang
13.30 uur (zie pagina 378)

18-22 Autumn Conference of the European

-ocr page 73-

Society of Veterinary Patliology. Cuneo,
Italy.

Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
van de KNMvD.

Data ledenvergadering Afdeling Limburg
van de KNMvD. Dinsdagavond 8.15 uur.
Restaurant \'De Waever te Heythuysen.
Vergadering van de Afdeling Utrecht in
"Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur

PAO-D cursus: 94/54. Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren.
21. 22 en 23 PAO-D cursus: 94/64. Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk.
Ledenvergadering Afdeling Gelderland.
Ledenvergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen in het
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, aan-
vang 19.30 uur.

Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen, aanvang 14.00 uur.
PAO-D cursus: 94/78. Anaesthesie 1.
Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Best. aanvang 13.30
uur
(zie pagina 378)

PAO-D cursus: 94/55. Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren.

Bijeenkomst Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei. Praktijk Bameveld. De Driest 2.

20

20

20

20

22
22

22

23

24

27

27

Wegens mijn \'Leishmaniasis-project\' in Athene, bied ik op het
eiland Kythira te koop aan:

a. Mijn in 1986 gerestaureerde huis
(eilandstijl), op 1/2 hectare grond.

b. Mijn bestaande dierenartsenpraktijk.

c. Alleenverkoop van Provimi Veevoeders
in Kythira.

Werkzaamheden dierenartsenpraktijk hoofdzakelijk gezel-
schapsdieren en kleine herkauwers. Geen concurrentiepositie.

Goede perspectieven voor een dierenarts-Imker (gem. honing-
productie Kythira 50 ton p/j), en/of een dierenarts die het wat
rustiger aan wil doen. Zeer gunstig (fiscaal) klimaat.
Totaal prijs ƒ 430.000,-.

Cornelis Lenten, Potamos 80 200, Kythira, Greece. Tel. (0)735
33658/31929, fax (0)735 33658,

INGELVAC® EN HET

GROTE GEMAK

Zo simpel. Zo snel. Zo zeker. Zo veilig.

Ingelvac Aujeszky MLV bestaat uit een flacon (levend)
virus en een flacon oplosmiddel. Door de onderdruk
in het flesje virus, is met de
Ingelvac Overloopnaald
in een oogwenk kant en klaar vaccin
bereid. In exact de juiste verhouding,
zonder lastige restjes, omdat de
hoeveelheden precies op elkaar
zijn afgestemd. Er zijn verpak-
kingen met 10, 25 en 50
doseringen, zodat aan-
maak altijd afgepast kan
worden naar
behoefte.

Gezelschapsdierenpraktijk regio
Rotterdam/Z.H,E. zoekt per sept./okt.\'94

een jonge
enthousiaste

collega
(m/v)

Functie eisen: ruime ervaring met alge-
mene werkzaamheden; goede sociale
vaardigheden; bereidbaarheid tot avond-
en weekenddiensten. Ambities voor chi-
rurgie is een pré.

Sollicitaties gaarne richten aan de
Redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 46/94.

-ocr page 74-

fFiTi i

aanvang 20.15 uur. Presentatie BF! afval- 19
verwerkingstechnieken, bestuurswisse-
ling. 21

28 PAO-D cursus:94/73. Pluimvee-entingen.

29 Sportdag KNMvD, voorafgaand aan het 21
Jaarcongres, Friesland.

30 PAO-D cursus: 94/61. LPC en OCD (elle- 27
boog) hond.

30-1 oktober Jaarcongres 1994 KNMvD in con-
grescentrum De Lawei te Drachten. Thema 28
: Diergeneeskunde na 2002.

Oktober

4 PAO-D cursus: 94/91. Zin en onzin van

bloedonderzoek bij melkkoeien. 1

7 PAO-D cursus: 94/62. Acute buik.

10, 11 en 12 PAO-D cursus: 94/81. Monitoring 4
en analyse van gezondheids- en productie-
problemen op melkveebedrijven. 5

13 PAO-D cursus: 94/70. Case studies interne
geneeskunde gezelschapsdieren.

14 PAO-D cursus: 94/83. Longaandoeningen
paard: acuut en chronisch.

14 PAO-D cursus: 94/75. Behandeling van
kruisbandletsel. 8

15 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Zwolle, aanvang 13.30
uur
{zie pagina 378). 8,

18 PAO-D cursus: 94/74. Dermatologie ge-
zelschapsdieren voor assistenten. 9

PAO-D cursus: 94/79. Patiëntendemon-
stratie gezelscapsdieren.
PAO-D cursus: 94/93. Toepassing van
röntgenologie bij bijzondere dieren.
PAO-D cursus: 94/76. Behandeling van
kruisbandletsels.

PAO-D cursus: 94/88. 1 Middag op loca-
tie; en 15 december 1994. Het keuren van
paarden.

PAO-D cursus: 94/60. Röntgenologisch en
echografisch onderzoek van het urogeni-
taal-apparaat bij gezelschapsdieren.

November

Groep

Najaarsvergadering van de
Paardenpraktici van de KNMvD.
PAO-D cursus: Behandeling van kruis-
bandletsels.

Symposium ter gelegenheid van het 40-ja-
rig jubileum Museum Diergeneeskunde in
het hoofdgebouw van de Faculteit
Diergeneeskunde. I hema: \'De geschiede-
nis van de verloskunde van het rund\'
Informatie/aanmelding tel: 030-534675.
PAO-D cursus: 94/82. Veterinaire aspec-
ten van de struisvogelhouderij in
Nederland.

9, 10 en II PAO-D cursus: 94/85.
Zeisterdagen Week 1.

PAO-D cursus: 94/56. Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren.

10 PAO-D cursus: 94/84. U, uw cliënt en uw-
patiënt.

10 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur

14, 15, 16, 17 en 18: PAO-D cursus: 94/86.
Zeisterdagen Week II.

16 PAO-D cursus: 94/94. Binnenstebuiten:
een kwart eeuw interne in de Uithof.

16 PAO-D cursus: 94/57. Interpretatie rön-
tegnologisch onderzoek Abdomen bij ge-
zelschapsdieren.

16, 17 en 18: PAO-D cursus: 94/72. Apotheek-
beheer voor gezelschapsdierenpraktici.

16 Symposium \'Binnenstebuiten\' ter gelegen-
heid van het 25-jarig bestaan van de
Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisdieren in De Uithof

16-18 Cursus \'Van medewerker naar associé\'.
Kosten ƒ200,-, inclusief maaltijden en
overnachtingen (inlichtingen Marit Siem
of Marjoleine dc Mol, bureau KNMvD, te-
lefoon 030-510111).

12 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

21, 22, 23, 24 en 25 PAO-D cursus: 94/87.
Zeisterdagen Week III.

23 PAO-D cursus: 94/58. Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren.

BarVac®RS van Boehringer Ingelheim.
Goed bij de pinken.

Boehrii^r ^^
Ingelheim ^^

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel.(030)204114

-ocr page 75-

(Assistent) projectleider

voor de ontwikkeling van veterinaire
antibiotica preparaten

AMzo Nobel is één van de grootste
chemische concerns ter wereld met
73.000 medewerlfefs In meer dan
50 landen. De hoofdzetel bevindt zich
in Arnhem. Wehten Ijij Alao Nobel
betekent een loopbaan bij een
technisch hoogontwikkelde onder-
neming. Het produktenpakket omvat
chemische produkten, verven en
lakken, produkten voor de gezond-
heidszorg en vezels.

AKZO NOBEL

CREATING THE RICHT CHEMISTRVL

Intervet International bv een

dynamische, snelgroeiende onder-
neming, business unit van de Pharma
Group van het Akzo Nobel-concern -
ontwikkelt, produceert en verkoopt
diergeneeskundige preparaten.

De Intervet groep heeft vestigingen
verspreid over de wereld met in
totaal 1.450 medewerkers.
De hoofdvestiging Boxmeer heeft
580 medewerkers. De produkten
worden wereldwijd geëxporteerd.

Uw functie binnen de afdeling
Antibiotica R&D

Deze afdeling verricht onderzoek naar
de interacties tussen antibiotica,
micro-organismen en afweersystemen
van (landbouw)hulsdieren. Dit houdt
onder meer in de ontwikkeling en
toepassing van in-vitro microbio-
logische tests en het uitvoeren van
farmaco-kinetisch onderzoek.
Uiteindelijk doel is de ontwikkeling
van moderne veterinaire antibiotica
preparaten.

Binnen deze jonge afdeling heeft u
een beleidsbepalende inbreng bij de
produktontwikkeling. Dat betekent
onder meer het ontwikkelen van
nieuwe en/of de verbetering van
bestaande antibiotica preparaten,
het ontwerpen van in-vitro en in-vivo
tests en het (doen) uitvoeren van
farmaco-kinetisch en farmaceutisch
onderzoek. U werkt hierbij nauw
samen met andere R&D-afdelingen en
rapporteert aan het afdelingshoofd
Antibiotica.

Uw profiel

Voor deze functie beschikt u over
een academische opleiding dier-
geneeskunde, farmacie of chemie.
U bezit kennis van antibiotica en
specifieke ervaring op het gebied van
medische microbiologie, farmaco-
chemie en/of bacteriële infecties bij
dieren. Voorts heeft u ervaring of
affiniteit met het verrichten van toe-
gepast onderzoek. Uw mondelinge
en schriftelijke uitdrukkingsvaardig-
heid in het Nederlands en het Engels
is goed.

Ons aanbod

Over de primaire en secundaire
arbeidsvoorwaarden kunnen we kort
zijn. Die zijn sterk concurrerend.
Daarnaast kunt u rekenen op goede
doorgroeimogelijkheden, binnen
Intervet of in breder Akzo Nobel-
verband.

Uw reactie

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met de heer dr R. Aerts,
hoofd Antibiotica R&D, telefoon
08855-87600.

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u (m/v)
binnen 14 dagen richten aan de heer
H. Verbeek, hoofd Personeelszaken,
Intervet International bv, Postbus 31,
5830 AA Boxmeer

Gevraagd

ENTHOUSIASTE DIERENARTS (m/v)

in een gemengde praktijk in het Zuiden van het land met nadruk op kleine huisdieren en paarden.
Uw reacties gaarne richten aan de redactie van Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 47/94.

-ocr page 76-

PITMAN-MOORE, een dochtermaatschappij van MALLINCKRODT Group Inc, Chicago, USA is één
van de grootste ondernemingen ter wereld op het gebied van de verzorging, produktiviteit en
voeding van dieren en is actief in meer dan 120 landen. Ter ondersteuning van de technische
afdeling Benelux, gevestigd in Aalst (België) zijn wij op zoek naar een

DIERENARTS

Veterinary Advisor (m/v)

PROFIEL

O U bent circa 30 jaar met een afgeronde Nederlandse studie voor dierenarts;
O U bent goed op de hoogte van de gebeurtenissen in de wereld van de diergeneeskunde;
O U communiceert vlot;

O U bent dynamisch en flexibel en georganiseerd in uw werk;
O Een goede kennis van de Engelse taal is een must en van de Franse taal een pré.

FUNCTIE

O U staat voor het nauwkeurig opstellen en opvolgen van registratiedossiers;
O U draagt bij tot de wetenschappelijk ondersteuning en begeleiding van de buitendienst en u

verzorgt de technical service naar de klanten in de Benelux-landen;
O U rapporteert aan de Veterinary Adivisor Benelux.

WIJ BIEDEN

O Een aantrekkelijk salaris en goede secundaire arbeidsvoorwaarden;
O Een Belgisch contract vanwege de werksituatie;

O Een boeiende werkomgeving en een cultuur, die topresultaat en topkwaliteit nastreeft.

Interesse? Stuur dan binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift, onder confidentiële omslag een
gemotiveerde brief, voorzien van een uitgebreid curriculum vitae en een recente pasfoto naar :
PITI\\AAN-l\\AOORE Belgium n.v., ter attentie van Martine Polen, Termurenlaan 12, 9320 Erembodegem, België,
tel. 00/32/53-786373, fax. 00/32/53-786595.

(ff^ Pitman-Moore

Gemengde 6 manspraktijk in het oosten van het land zoekt per 1 oktober a.s. een

DIERENARTS (m/v)

Naast werkzaamheden in de algemene praktijk bestaat een deel van het werk uit begeleiding van
varkensbedrijven. Het hebben van ervaring en achterwacht strekken tot aanbeveling. Na gebleken
geschiktheid behoort associatie tot de mogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties met een c.v. kunt u binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad richten
aan: D.A.P. Dalfsen, Postbus 20,7720 AA Dalfsen.

-ocr page 77-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119. AFLEVERING 16,15 AUGUSTUS 1994

Editorial

OVERIGE ARTIKELEN

Eracturen van de mandibula en maxilla bij hond en kat; R.C. Nap. B.P. Meij
en fl..4. H\'. Hazewinkel

WETENSCHAP

455

456

Coccidiose-bestrijding: de huidige stand van zaken betreffende preventieve en therapeutische
mogelijkheden;
H\'\'. W. Braunim 463

BOEKBESPREKING

462

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Voorzitter Hoofdredactie veertig jaar dierenarts; Sophie Deleu
AGIS onderkent belang van veterinaire ondersteuning
Ramp of zegen?;
Sophie Deleu
Elleboogdysplasie bij rashonden

Pierre Richard Dick-award voor onderzoek kattekrabziekte
Wat betekent A.O.-Vet?
Consignatieregeling voor diergeneesmiddelen
Struisvogels houden in Nederland

MEDEDELINGEN RW

Invoerbepalingen Australië honden en katten in reizigersverkeer

MEDEDELINGEN VD

Besmettelijke dierziekten

CONGRESSEN EN CURSUSSEN

Waarde bloedonderzoek bij diagnostiek vimsziekten kat
(irote belangstelling voor congres over vlees en technologie
Association of veterinary consultants
A.O.-Vet. basiscursus fractuurbehandeling
Vernieuwde versie technisch model varkensvoeding
Cursussen september

ACTUA

467

470

471

473

474

475

475

476

476

476

476

477

477

478
478
478

Huidprobleem

Géén probleem

Hydrocortiderm

Dermatologische crème

Vétoquino

VETERINAIRE HANDELSMAATSCHAPPIJ bv

4286 BA Almkerk ■ Kerkstraat 7-9 ■ HOLLAND
Telefoon 01834-1782

-ocr page 78-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijls

Prof. dr. G. H Wenlinic

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Don-estein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Profdr E. D. Heller (Israël)

Dr W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia, U.S.A.)

Dr M. F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr A. de Kniif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof. dr J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof dr. E. J Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A Schat (Ithaca, New York, U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. R.J. Slappendel (Utrecht)

Prof. dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R.G. J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14Ü31, 3508 SB Utrecht (lel.
030-51 01 ll/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Poslbus
30. 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Poslbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B V., Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Poslbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzilter

Drs. C.W.M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra. lid

Drs. S. D. Feilsma. lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Ooslrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw.drs. S. A.M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

479,480

480

481

482,483
483

485

486

486

487
487
487

487

488

489

490

491

BOEKBESPREKING
VRAAG EN ANTWOORD

Witvuilen rund; Prof. dr. A. de Kruif
Behandelingsschema brulse koe; Prof. dr. A. de Kruif

REFERATEN

STUDENTENREFERATEN

KNMVD

IN MEMORIAM

Johan C. Peters

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Dierenarts met röntgentoestel slechts op de hoogte van voorschriften

Samenstelling bestuur Stichting Pensioenfonds voor dierenartsen

Elektronische identificatie door de dierenarts

Jaarcongres 1994 "Feestavond"

In Boppeslach! op 29 september 1994

Veterinair hockey op sportdag te Drachten

FISCAAL-ACTUEEL
PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

OTHER PAPERS

Fractures of the mandible and maxilla in the dog and cat; R.C, Nap. B.P Meij

en H.A. W. Hazewinkel 456

Coccidiosis control: present situation regarding the use of anticoccidial drugs

and therapeurics; W. W. Braunius 463

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - hel gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijd.schrif^ opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschriH geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door midde! van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricidtural Biology and Environmental Science
Inde.x-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Sc ientijic .Abstracts).

-ocr page 79-

1« rr-fr-iiLicKifvu fi m

% t i \'H \'il k é iÈlm\\

0

De wereldndterspelen in het Zuiderpark in Den Haag
zijn net afgelopen. Dit evenement heeft een geweldige
uitstraling gehad op de paardesport in Nederland. De
veterinaire keuringscommissie heeft er met haar des-
kundigheid ongetwijfeld voor zorg gedragen dat afwij-
kingen op generlei wijze de uiteindelijke resultaten hebben kunnen beïnvloeden.

Het is van oudsher de paardenarts die aan het begin van het heroep dierenarts stond. Zoals te lezen viel in het fe-
bruarinummer van ditJaar was Cheiron in ongeveer 775jaar voor onze jaartelling één van de vroegste veterinairen
die onder meer een verhandeling schreef over paardenziekten. Naar het jaar 1994 is dat een hele ontwikkeling ge-
weest. Ondanks het feit dat de huidige inzichten ten aanzien van paardenziekten hemelsbreed zullen verschillen van
die in de oudheid, blijft de bron ver^\'ant qua benadering. Cheiron was in de geest in Den Haag aanwezig. Steeds
sneller gaan de maatschappelijke ontwikkelingen lijkt het wel, niet in het minste in het veterinaire beroep.
Zelfs in de vakantie gaat het door Vandaar dat ook deze aflevering van het tijdschrift weer behoorlijk gevuld is met
nieuws over allerlei zaken die de dierenarts direct aangaan. Het wetenschappelijke voorop met een artikel over coc-
cidiosebestrijding van Braunius die wijst op de patstelling ten aanzien van het gebruik van coccidio statica en ge-
neesmiddelen. Bedrijjshygiëne is het wachtwoord voor de toekomst.

Voorts is er het met duidelijke foto \'s verluchte artikel over botbreuken van de kaken bij hond en kat door de auteurs
R. C. Nap, B. R Meij en H. A.W. Hazewinkel. Een verschijnsel volgens hen dat steeds meer voorkomt vanwege aanrij-
dingen in het verkeer of door uit het raam of van het dak springen door de desbetreffende dieren.
In het verlengde van het vorige onderwerp wordt aandacht gevraagd voor het lidmaatschap van de A.O.-Vet dat
staat voor \' Veterlnary Association for the study of Internal Fixation\' een vereniging die zich al 25 jaar bezig houdt
met osteo.synthese-prohlemen. Naast voortgang of fixatie in de wetenschap komen uiteraard diverse andere zaken
aan bod die op een andere manier de lezer van het tijdschrift helpen op de hoogte te blijven.
Dat er nogal wat ontw ikkelingen zijn die bijgehouden moeten worden wordt weerspiegeld in de vele berichten over
te houden cursussen of het nu over diagnostisch bloedonderzoek voor virusziekten hij de kat is of andere speciaal op
het PAO te geven onderwijs over anaesthesie, pluimvee-entingen of al wat dies meer zij.

Ook de kennis van de dierenarts van de voorschriften voor röntgentoestellen behoeft kennelijk enige bijstelling.
Een goede vorm van bijtanken van kennis over moderne vleeskeuring en kwaliteitsbewaking is het bijwonen van
congressen. Aandacht voor de noodzakelijke inspanning voor kennisvermeerdering staat naast ontspanning van de
\'socialprograms\'. Eind augustus komt het wereldcongres over vleeswetenschap en technologie naar Den Haag met
voor veterinairen zeer belangn-ekkende wetenschappelijke informatie over moderne vleeskeuring en kM\'aliteitsbe-
waking terw ijl eind september/begin oktober het Jaarcongres van de KNMvD in Drachten zich zal afspelen met als
thema \'Diergeneeskunde na 2002\'. Een vooruitblik op de ontwikkelingen die ons nog te wachten staan. Quo vadis!
De ontspannende inspanning van de sportdag met dit jaar hockey en (waarschijnlijk) kaatsen en de feestavond
waar Friese liederen zullen klinken afgewisseld met cubaanse cha-cha-cha \'s die menig congresganger de dage-
lijkse problemen laat vergeten. Een waarlijke "boppeslach " naar het zich laat aanzien!

Zoals gezegd, de inspanning gaat aan de ontspanning vooraf De inspanning is nodig om iets op te bouwen, iets
klaar te maken. De voorzitter van de redactie blikt terug naar wat zijn inspanning als veterinair heeft opgeleverd
mede als representant van diegenen die veertig jaar geleden begonnen aan hun veterinaire loopbaan. Een grote
verscheidenheid in beroepsuitoefening qua uiterlijk en inhoud valt dan te constateren hetgeen aangeeft welke di-
verse potenties ons heroep herbergen. Wellicht meer dan in het verleden wordt er van de individuele veterinair meer
gevraagd om de ontwikkelingen hij te kunnen houden. Met deze opsomming van ondenx\'erpen heeft de
Hoofdredactie niet de pretentie gehad volledig te zijn. Gaarne dus aandacht ook voor de andere wetenswaardighe-
den. Het tijdschrift probeert een handreiking te geven aan de lezer van wat er zich allemaal aan relevants voor haar
of hem afspeelt. Ook midden in de vakantieperiode !

De Hoofdredactie

-ocr page 80-

1 ■ f

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 456-62

FRACTUREN VAN DE MANDIBULA
EN MAXILLA BIJ HOND EN KAT

R.C. Napl\'2. B.P. Meip en H.A.W. Hazewinkel^

Overige artikelen

SAMENVATTING

Fracturen van de mandibula en maxilla bij gezelschaps-
dieren zijn vaak het gevolg van aanrijdingen of het vallen
van een hoogte. Het betreft veelal open fracturen vooral
in geval van rostrale lokalisatie van de fractuur. Bij de
diagnostiek moet bijzondere aandacht worden besteed
aan gelijktijdig optredend hersen-, hals- en/of thoraxlet-
sel. De behandelingsprincipes van open kaakfracturen
komen overeen met die voor gecompliceerde fracturen
van de lange pijpbeenderen. Aanpassingen van technie-
ken zijn noodzakelijk in verband met het belang van on-
gestoorde voedselopname, de aanwezigheid van tandele-
menten in de fragmenten, de minimale weke-delen-
bedekking van met name het rostrale deel van de onder-
kaak en de bijzondere mechanische belasting van de bot-
ten. De wortels van de elementen dienen zoveel mogelijk
te worden vermeden. Het uitvoeren van een faryngosto-
mie voorafgaande aan de operatieve behandeling maakt
optimale beoordeling van de repositie en occlusie tijdens
de operatie mogelijk. De gekozen behandelingsmethode
moet zelfstandige voedselopname door de patiënt na de
operatie bij voorkeur toelaten.

INLEIDING

Fracturen bij gezelschapsdieren worden veelal veroorzaakt
door aanrijdingen, vechten of zijn het gevolg van het vallen
van een hoogte. Datzelfde geldt voor fracturen van de man-
dibula en de maxilla (1,4,5). Kaakfracturen worden gekarak-
teriseerd door weke delen zwelling, a-symmetrie, afwij-
kende positie van de segmenten, malocclusie, neusbloeding
en/of bloederige speekselvloed. Opvallend kan zijn het acuut
opgetreden onvermogen de bek (nomiaal) te sluiten. In de
meeste gevallen zijn fracturen van de boven- en onderkaak
zgn. open-fracturen waarbij tenminste contaminatie en in
veel gevallen ook infectie aanwezig zal zijn. De fracturen
kunnen zowel één- als tweezijdig, en enkelvoudig of meer-
voudig zijn.

DIAGNOSE

De diagnose is meestal gebaseerd op anamnese (trauma,
acuut optreden van de klachten), het klinisch beeld en het
palperen van fractuur of fracturen (5,12). Röntgenologisch
onderzoek onder anesthesie kan de diagnose bevestigen en
nauwkeuriger informatie verschaffen over de uitgebreidheid
van de letsels en het verloop van de fractuurlijnen.

\' Speciali\\len Chirurgie der Gezelschapsdieren en Diplomales ECVS. Vakgroep
Geneeskunde van Gezehchap.sdieren. Universiteit Utrecht. Postbus HO!54. iüilH TD
Utrecht

\' Huidig adres: lAMS Petfood International lm . Postbus 57012. 561)5.4.4 Eindhoven.

Uitprojecties en het gebruik van envelopfilms in de bek zijn
noodzakelijk om superposities te voorkomen, maar het risico
is aanwezig dat door de manipulatie met de gefractureerde
kaken aanvullend trauma optreedt. Het kan van levensbelang
zijn de algehele conditie van de patiënt goed te beoordelen
alvorens sedatie of anesthesie voor nader onderzoek toe te
passen. Hierbij moet bijzondere aandacht worden besteed
aan schedel- (inclusief neurologie), hals- en thoraxletsel. De
beschikbaarheid van computertomografie (CT-scanners) in
veterinaire (universiteits-)klinieken heeft de diagnostische
mogelijkheden in geval van schedeltrauma aanzienlijk uitge-
breid (Figuur 1). Deze techniek is vooral waardevol bij frac-
turen van de (rostrale-)schedel, de maxilla en het caudale
deel van de mandibula.

THERAPIE

Het doel van de behandeling moet het zo snel mogelijk her-
stellen van de functie van de kaken zijn, zodat de luchtweg
vrij is en de patiënt zelfstandig kan eten (1,4, 5). Na een ana-
tomische repositie dient de fractuur optimaal gestabiliseerd

T I J D SC II R I FT VOO R D I F R G F N F F S K U N D F , DFFF 119, A F L E V F R I N (i 16, 19 94

456

-ocr page 81-

^ gi S=i-

■ -

te worden. De occlusie moet hiertoe volledig worden her-
steld. De behandeling in geval van kaakfracturen wijkt \'in
principe\' niet af van die bij fracturen aan de extremiteiten (3,
4). Typisch voor kaken is echter 1. het open karakter, 2. de
relatief slechte bedekking met weke delen en 3. de aanwezig-
heid van tanden en kiezen in de fragmenten. De principes
van de open-fractuur behandeling moeten ook bij kaakfrac-
turen zo optimaal mogelijk worden gepraktiseerd. Dat bete-
kent het gebruik van systemische antibiotica, zorgvuldig de-
bridement cn een stabiele
Osteosynthese met zo min moge-
lijk fixatiemateriaal in het fractuur gebied. Kleine losse frag-
menten die niet bijdragen aan de stabiliteit moeten worden
verwijderd. Grote fragmenten (incl. elementen) die wel bij-
dragen aan de stabiliteit moeten in situ gelaten worden.
Bovendien is van belang de (wortels van) elementen zo veel
mogelijk te ontzien bij het aanbrengen van fixatiemiddelen.
In geval van (gevaar voor) holtevorming moet drainage wor-
den verzekerd door middel van Penrose®^- of zuigdrains
(Figuur 2). Potentiële holtevorming treedt vooral op bij frac-
turen in het (pre)molare deel van de mandibula.

In verband met het vrijkomen van bloed in de bek, de farynx
en eventueel de neusholte en nasofarynx worden patiënten
met een kaakfractuur bij voorkeur geïntubeerd teneinde aspi-
ratie van bloed en spoelvloeistofte voorkomen. Dit geldt ook
bij gebruik van inspuitbare anaesthetica daar het intuberen in
dat opzicht effectiever is dan het optamponeren van de fa-
rynx of het laag houden van de kop. Teneinde de fractuur en
dc repositie optimaal te kunnen beoordelen is veelal het ver-
richten van een faryngostomie essentieel. Via deze faryngos-
tomie, uitgevoerd juist caudaal van de kaakomslag, worden
gedurende dc operatie via dc trachcatubc zuurstof en eventu-
ele anesthesiegassen toegediend. Dc chirurgische benaderin-
gen voor het behandelen van kaakfracturen zijn beschreven
in \'The Atlas of Surgical Approaches to bones and joints\',
(14).

In principe staan ook voor de behandeling van kaakfracturen
de fixatiemethoden ter beschikking die bekend zijn van de
behandeling van fracturen aan de extremiteiten (3,4). In ge-
selecteerde gevallen kan behandeling met een muilkorf of
tape-fixatie geïndiceerd zijn. Van deze conservatieve me-
thode kan gebruik worden gemaakt in het kader van de eerste
hulp en in geval van incomplete fracturen of fracturen met
weinig dislocatie bij erg jonge patiënten (Figuur 3). Meestal
echter heeft operatieve behandeling de voorkeur.
De trekkrachtzijde (\'tension-side\') van het bot is bij de ka-
ken de alveolaire zijde (16) (Figuur 4). Fracturen van de
mandibula zullen onder invloed van de contracties van dc M.
digastricus aan de zijde van de elementen wijken en aan dc
ventrale zijde worden gecomprimeerd (Figuur 2). Indien
mogelijk moet derhalve een fixatiemethode aan de alveolaire
zijde worden aangebracht. Aan deze voorkeur beantwoordt

-ocr page 82-

bijvoorbeeld een draadomslingering aan de basis van de aan-
grenzende elementen.

1. fractuur van de symphysis mandibulae (I-deel):

Dit is de meest voorkomende fractuur aan de schedel, vooral
optredend bij katten die van een hoogte zijn gevallen. Bij de
landing werd de schok onvoldoende door de voorpoten op-
gevangen en klapte de onderkaak op de grond waardoor de
beide kaakhelften los van elkaar kwamen. Indien geen ander
letsel aanwezig is, is de behandeling eenvoudig en bestaat uit
het juist caudaal van de baaktanden (en rostraal van het fora-
men mentale) aanbrengen van een cerclage-draad (0.8 - 1.2
mm.) om de beide kaakhelften. De draad kan eventueel ook
om de buitenste snijtanden of hoektanden worden gecirkeld.
De draad drukt de beide kaakhelften tegen elkaar. De draad
dient zo strak mogelijk op het bot van de mandibula te wor-
den aangebracht teneinde weefselnecrose door druk onder de
draad, en het gelijktijdig losraken van de cerclage te voorko-
men. Aanbrengen van de draad kan gebeuren met een half-
ronde holle naald waarde cerclage doorgevoerd wordt, of di-
rect via een ventrale benadering percutaan (Figuur 5). Indien
de cerclage vanuit de bek wordt aangebracht behoeven geen
uitgebreide anti-septische maatregelen te worden genomen.
De twijn kan enig weke-delen-letsel aan de mucosa veroor-
zaken. Dc cerclage aanbrengen vanaf ventraal vereist wel
chirurgische voorbereiding van het operatie gebied (Figuur
6). Het aanbrengen van een aanvullende fixatie door een
Kirschner-draad (K-draad) of een schroef in het rostrale deel
van de mandibula heeft het bezwaar dat de kans op beschadi-
ging van de wortels van de hoektanden erg groot is. De cer-
clage kan meestal na ongeveer 1 maand worden verwijderd.
Indien dan nog geen enkele .stabiliteit is opgetreden zal lan-
gere fixatie ook niet leiden tot genezing. Dan moet een an-
dere behandeling worden ingesteld. Overigens kunnen kat-
ten zeer goed eten met een fibreuze non-union van de
symphysis mandibulae. Recentelijk werd echter gewezen op
de rol van symphysis-fracturen (symphysis-instabiliteit) in
de ethiologie van luxaties van het processus muscularis van
de mandibula, resulterend in onvermogen de bek te sluiten
(7) (Figuur 7).

2. overige fracturen rostrale (I-C) deel van de mandi-
bula:

Op verschillende wijzen kunnen snijtanden zijn uitgebroken
uit de mandibula. Hierbij is soms ook één van de baaktanden
betrokken. In veel gevallen zal met behulp van cerclage-
draad (eventueel gebruik makend van boorkanaaltjes of
schroefjes ter fixatie) het gefractureerde deel, na terugplaat-
sen, gefixeerd kunnen worden in de tandboog. De cerclage
kan om de basis van de tand worden aangebracht (Figuur 8),
maar kan ook met behulp van composietlijm op de elemen-
ten worden vastgelijmd (21). Kleine fragmenten die niet
kunnen worden gefixeerd, moeten worden verwijderd.

3. fractuur van het corpus van de mandibula (P-M deel):

De mandibula bevat bij de volwassen hond caudaal van de
cuspidaat4pre-molaren(P-l t/m P-4) en 3 molaren (M-1 t/m
M-3). M-1 is de grote kies in de onderkaak. Fracturen in dit
gebied kunnen zich op zeer veel manieren presenteren. Bij
het plannen van de behandeling wordt de keuze in belang-
rijke mate bepaald door het verloop van de fractuurlijn en de
daarmee samenhangende stabiliteit, en de aanwezigheid van
(wortels van) elementen in het fractuurgebied (Figuur 9).
Conservatieve behandeling met behulp van een muilkorf of

-ocr page 83-

t Jl f V«: «

I i lili l u ll ■

tape (\'muzzle\') worden genoemd als methode van behande-
ling van enkelvoudige stabiele fracturen met minimale dislo-
catie bij jonge honden. Omdat zelfstandige voedselopname
door de patiënt bij deze behandelingswijze niet of nauwelijks
mogelijk is, moet dit altematief met terughoudendheid wor-
den toegepast. In voorkomende gevallen moet sondevoeding
worden ingesteld.

Indien mogelijk kan met cerclagedraad een lus worden ge-
slagen om de hals van dc elementen ter weerszijde van de
fractuur, de zgn. interdentale fixatie (Figuur 10). Bij deze be-
handeling moet de fractuur stabiel zijn en de elementen moe-
ten goed verankerd zijn in de kaak. Bij instabiele of schuine
fracturen zal de cerclagedraad ter fixatie meer naar ventraal,
na operatieve benadering van de kaaktak, worden aangelegd
door (met K-draad of dun boortje) voorgeboorde gaatjes
(principe van de hemi-cerclage). Bij het aanbrengen van de
draad moeten de (wortels van de ) elementen worden ge-
spaard.

Fixatie met behulp van een dunne intramedullaire pen (IM-
pen)
in het ventrale deel van de onderkaak, moet alleen in
zeer geselecteerde gevallen worden toegepast in verband
met de schade aan de wortels van de elementen die hierbij
vrijwel onvermijdelijk optreedt. Het aanbrengen van een
IM-pen is bovendien niet eenvoudig door de hardheid van
het bot en de geringe ruimte die beschikbaar is.
Beschadiging van innervatie en circulatie verlopend in het
canalis mentalis, resulteert echter niet in opvallende klini-
sche klachten.

Een goede mogelijkheid voor fixatie van onderkaakfracturen
is
de fixateur externe. Zowel uitgevoerd als \'transfixatie\' of
als \'Kirschner frame\' (Figuur 11). De eerste is eenvoudiger
aan te brengen, is lichter en de materiaalkosten zijn aanzien-
lijk lager. Deze methode verdient derhalve de voorkeur. De
pennen worden door de chirurgisch voorbereide huid in het
bot aangebracht waarbij per pen twee cortices worden geper-
foreerd. Bij het plaatsen van de (dunne) pennen (0.8 - 1.4
mm.) moeten de wortels van de elementen worden verme-
den. De externe fixateur is vooral geïndiceerd voor in het
premolare deel gelocaliseerde fracturen en is ook geschikt
voor behandeling van beiderzijdse en/of meervoudige frac-
turen. Er zullen in principe tenminste twee pennen per frag-
ment worden aangebracht. Afhankelijk van het aantal dwars-
pennen en de constructie kan hiermee een grote mate van
stabiliteit worden verkregen.

Tenslotte kan fixatie door plaatosteosynthe.se overwogen
worden. De mandibula wordt meestal van ventraal benaderd,
waarbij de plaat aan de ventro-laterale zijde op het bot wordt
aangebracht. Door de plaat nabij de ventrale begrenzing te
positioneren worden de wortels van de elementen vermeden.
Daar de ventrale zijde van de mandibula zoals eerder gesteld
dc compressiezijde is, en platen bij voorkeur aan de trekzijde
dienen te worden aangebracht, heeft deze positie van de plaat
mechanische bezwaren. In een aantal gevallen is het der-
halve niet mogelijk de plaat te plaatsen (schroeven) zonder
emstige schade aan tc brengen aan de wortels. Bij grote hon-
den is voldoende ruimte voor het aanbrengen van een recon-
structie- of een comprcssieplaat (DCP) aan de ventrale zijde.
Bij kleine honden en katten worden cuttable plates (VCP),
vingerplaatjes en miniplaatjes (2.0 en 1.5 mm.) gebruikt
(Figuur 12).

In alle gevallen moet uiterste zorg worden besteed aan de oc-
clusie. Hiertoe is de eerder genoemde faryngostomie een
noodzaak. Beoordeling van de repositie vanaf ventraal bij
een niet gesloten bek, kan verrassende vergissingen in de be-
oordeling tot gevolg hebben. Onvoldoende fixatie van een
geïnfecteerde fractuur kan leiden tot het ontstaan van een
non-union. Hierbij kan tevens aanzienlijk botverlies door

-ocr page 84-

lAflCTI
t illi

resorptie optreden. Een non-union na l<aai<fractuur moet in
principe volgens dezelfde principes worden behandeld als
iedere andere non-union, hetgeen onder andere inhoudt het
zonodig opfrissen van de fractuuruiteinden, het aanbrengen
van een stabiele fixatie onder compressie en eventueel het
gebruik van autoloog spongieus bottransplantaat (8).
Tenslotte moet voor de volledigheid worden opgemerkt, dat
in geval van zeer hooggradige traumatisering van één der
kaaktakken, waarbij functioneel herstel uitgesloten is, een-
zijdige amputatie van de betrokken kaakhelft (partiële kaak-
resectie) als ultieme optie kan worden overwogen. Vanuit de
oncologische chirurgie is bekend dat honden en katten met
één kaakhelft goed kunnen functioneren (10,20).

4. fracturen van het verticale deel (ramus) van de mandi-
bula

Het bot van dit deel van de mandibula is erg dun en gelegen
tussen de M. masseter en de M. temporalis, deels ingesloten
door de Arcus zygomaticus. Aan de ventrale zijde heeft de
mandibula in dit gebied nog enige massa die eventueel te be-
nutten is voor fixatie van fragmenten. Dc mandibula articu-
leert met de schedel in het relatief grote temporo-mandibu-
lair gewricht (Figuur 13). Een kraakbenige meniscus maakt
deel uit van dit gewricht. Het meest dorsale deel van de verti-
cale mandibula wordt de proc. coronoideus (van de mandi-
bula) genoemd. Voor de stabilisatie van fracturen wordt ge-
bruik gemaakt van cerclagedraad, dunne K-draden en
mini-botplaatjes. Naast de rechte plaatjes zijn diverse bij-
zondere modellen hierbij bruikbaar, bv. de T- en L-plaatjes.
Intra-articulaire fracturen komen voor en de fragmenten zijn
zeer lastig anatomisch te reconstrueren en hebben door hun
slechte vascularisatie sterk de tendens niet te genezen. Bij
dergelijke gevallen cn in geval van meervoudige of splinter
fracturen kan conservatieve (niet-chirurgische) behandeling
worden overwogen. Bij ongunstig verloop kan in een later
stadium eventueel het gewricht worden verwijderd.

5. fracturen van de maxilla

De maxilla bevat caudaal van dc cuspidaat bij de volwassen
hond 4 prc-molaren en 2 molaren. P-4 is de grote kies in de
bovenkaak. Fracturen in de maxilla komen minder frequent
voor dan mandibulafracturcn. Het optreden van neusbloe-
ding, een wekc-dclen-laesie tussen de elementen en/of mal-
occlusie kunnen diagnostisch belangrijk zijn (1,2,5). De res-
piratie kan bij neustrauma, direct na het trauma, maar ook na
operatieve behandeling, zo ernstig gestoord zijn, dat het aan-
brengen van een tracheotubus geïndiceerd is (Figuur 14).
Een aantal maxillafracturen, waarbij slechts minimale dislo-
catie is opgetreden, behoeft geen stabilisatie. Verder gelden
voor de maxillafracturen in grote lijnen de zelfde behande-
lingsprincipes en mogelijkheden als voor mandibulafractu-
rcn. Het ontbreken van een goed bereikbare zijde (vergelijk
de ventrale zijde van de mandibula) en de verhoudingen ten
opzichte van andere delen van de schedel hebben consequen-
ties voor wat betreft de behandelingsmogelijkheden (3,4.
16). De meeste fracturen kunnen worden verzorgd met cer-
clagedraden om de basis van de elementen ter weerszijde
van de fractuur (Figuur 15), cross-pins al of niet met com-
pressie en/of door kleine botplaatjes. Bij palatoschizis kun-
nen de fractuurfragmenten manueel worden gereponeerd en
zonodig met K-pennen in het pallatum durum en een 8-vor-
mig aangebrachte cerclagedraad, worden gecomprimeerd.
De weke delen moeten zoveel mogelijk worden gehecht om
oro-nasale fistelvorming tc voorkomen. Indien reconstructie

T I J D S C H R 1 F I VOOR D 1 E R (i F N F E S K U N 1) F , D E E l, 119, AFLEVERING 16, 1994

460

-ocr page 85-

van dc maxilla en adequate fixatie zijn uitgesloten kan, in ge-
.selccteerde gevallen, worden overwogen de onder- en bo-
venkaak aan elkaar te fixeren met behulp van cerclagedraad.
Bij de kat kunnen de overliggende elementen van maxilla en
mandibula met composietlijm op geringe afstand van elkaar
worden gefixeerd (15). Voeding in de post-operatieve fase
kan via een permanente neussonde worden toegediend.

6. fracturen van mandibula en maxilla

In combinatie voorkomende enkelvoudige fracturen van
mandibula en maxilla worden afzonderlijk behandeld zoals
boven beschreven. Echter indien meervoudige fracturen in
één of beide kaken aanwezig zijn, kan het noodzakelijk zijn
in die gevallen de bek gedurende enige tijd door middel van
cerclagedraad te sluiten (Figuur 16). Ongestoorde respiratie
en indien mogelijk vochtopname moeten uiteraard mogelijk
blijven. Tevens zal de uiterste zorg moeten worden besteed
aan het voorkomen van verslikpneumonie als gevolg van de
sonde- of geassisteerde voeding.

NABEHANDELING

Indien repositie en fixatie geslaagd zijn, moet worden voor-
komen dat de aangebrachte fixatiemiddelen voortijdig losra-
ken door ongepast mechanisch geweld. De termijn gedu-
rende welke de eigenaar hieraan de uiterste zorg moet beste-
den is sterk afhankelijk van de leeftijd van de patiënt, de uit-
gebreidheid van de letsels en de gebruikte fixatiemethode, en
varieert van 1 tot 6 weken. Bij de hond kan gebmik van een
muilkorf worden gemaakt indien aanvullende fixatie geïndi-
ceerd is.

In ieder geval moet de eigenaar/verzorger er (schriftelijk) op
worden gewezen dat het kluiven op botten, stokken, ballen
en ander speelgoed moet worden voorkomen. Ook het spelen
met kinderen en andere honden moet worden vermeden.
Hoewel het niet in alle gevallen nodig is patiënten met een
transfixatie een kraag om te doen ter preventie van (auto-)
mutulatie en losraken van het frame, is veelal het gebruik van
een kraag toch te adviseren.

Antibioticumprofylaxe, wordt gedurende 24 uur voortgezet
(lincomycine 5 mg/kg. en gentamycine 3 mg/kg.). Het thera-
peutisch gebruik van antibiotica wordt veelal gedurende 5
dagen gecontinueerd. Synulox® (amoxycilline met clavul-
aanzuur)^ is hiervoor een goede keuze. De behandeling
wordt in ieder geval gecontinueerd tot één dag na het verwij-
dering van een eventueel aanwezige Penrose drain®. De
drain wordt meestal op de derde dag post-operatief verwij-
derd.

Het aanbieden van smakelijk zacht voedsel (bijv. blikvoe-
ding) zal de voedselopname vooral de eerste dagen post-ope-
ratief in gunstige zin beïnvloeden, zeker in geval van weke-
delen-beschadiging en pijnlijke processen in de bek. Zacht
voedsel kan ook worden verstrekt ter voorkoming van het
losraken van de aangebrachte fixatie. Omdat brokken echter
meestal niet worden gekauwd zal droogvoer in veel gevallen
ook kunnen voldoen. Bij katten en puppies van kleine rassen
moet een periode van vasten zoveel mogelijk worden voor-
komen in verband met als gevolg daarvan optredende meta-
bole complicaties waaronder hypoglycemie (11).
De hond moet tot aan de eerste controle op 4 of 6 weken uit-
sluitend aan de riem worden uitgelaten. Katten blijven tot dat
moment in het hok of in de kamerkennel (100x50x50 cm.).
Beperking van de beweging (rust) moet eventueel in een la-
tere fase worden gecombineerd met beperking van de voe-
deropname ter voorkoming van zwaarlijvigheid. Echter,
schedeltrauma verhoogd aanzienlijk de energiebehoefte, ook
van volwassen dieren. 1 let kan daarom zelfs geïndiceerd zijn
ter ondersteuning energierijk voer via de maagsonde te ver-
strekken (9). Het gewicht van de patiënt dient post-operatief
zorgvuldig te worden geregistreerd om afwijkingen van het
normale- cq. uitgangsgewicht te signaleren. De vitaliteit van
elementen in de fractuurlijn verdient bij de controlcconsul-
ten speciale aandacht.

Nadat de fractuur is genezen worden cerclages en K-draden
die in de bek verlopen alsmede eventueel de grotere botpla-
ten verwijderd.

De overige cerclages, pennetjes en botplaatjes kunnen in situ
blijven, tenzij er een bijzondere reden voor het verwijderen
is. Als zodanig kan bv. genoemd worden het interfereren met
de groei, het (gedeeltelijk) niet bedekt zijn van het implan-
taat of de aanwezigheid van een laaggradige infectie rond het
implantaat, hetgeen eventueel met een (recidiverende) fiste-
ling gepaard kan gaan.

Penrose^ drain. Bard Nederland BV\'. Nieuwegein. NL
* Leukopla.st^. Beiersdorf AG. Hamburg. Duitsland.
\' Pedikit^ KuherCo. Importeur Animed\'Virbac. Barneveld. NL.

ClaKfl.x^ Clawflx. Zeewolde NL.
** Svnulo.x^. Smithkline BeechamAnimal Health BI\'. Zoetermeer NL.

-ocr page 86-

CONCLUSIE

Bij een adequate behandeling genezen kaakfracturen in het
algemeen relatief snel in vergelijking met fracturen in de ex-
tremiteiten. Een uitzondering hierop vormen de fracturen
door geïnfecteerde alveoli van elementen, symphysisfractu-
ren bij oudere patiënten en in geval van osteoporose van de
kaken.

SUMMARY

Fractures of the mandible and maxilla in the dog and cat.

Fractures of the mandible and maxilla are often caused by car accidents or
by falling from a height. Frequently the fractures are open, especially when
the fracture is located rostrally. During diagnostic work-up, special atten-
tion should be given to concominant injury of the brain, and to cervical and
thoracic injuries. The principles of treatment for jaw fractures are identical
to those for complicated long bone fractures. Adaptations of techniques are
necessary because of the need for undisturbed food intake, the presence of
dental elements in the fragments, the poor soft tissue coverage especially in
the rostral part of the mandible, and the typical mechanical load of the bo-
nes. The dental roots should be avoided when possible. Pharyngostomy
prior to fracture treatment allows optimal assessment of the occlusion du-
ring surgery. In general, the treatment should permit non-supported food
intake by the patient after surger}\'.

REFERENTIES

1 Bojrab MJ en Tholen M. Small Animal Oral Medicine and Surgery. Lea
& Febiger, Philadelphia, Pennsylvania USA 1990.

2 Bone DL. Maxillary fractures. In: Current techniques in small animal
surgery. Ed. Bojrab MJ, Lea & Febiger, Philadelphia, Pennsylvania
USA, pp 883-90, 1990

3 Brinker WO, Hohn RB en Prieur WD. Manual of Internal Fixation in
Small Animals. Springer-Verlag, Berlijn Duitsland, 1984.

4 Brinker WO, Piermattei DL en Flo GL. Handbook of Small Animal
Orthopedics and fracture treatment. 2nd Ed. WB Saunders Co,
Philadelphia, Pennsylavania, USA: pp 320-43, 1990.

5 Egger EL. Skull and Mandibular fractures. In: Slatter\'s Textbook of
Small Animal Surgery. 2nd Ed. Ed. Slatter D, WB Saunders Co,
Philadelphia, Pennsylvania USA: pp 1910-21, 1993.

6 Evans HE. The skeleton. In: Miller\'s Anatomy of the dog. 3rd Ed. WB
SaundersCo, Philadelphia, Pennsylvania USA: pp 122-218, 1993.

A

É iirn

7 Hazewinkel HAW en Nap RC. Orthopedic problems involving jaws.
Proceedings XVII WSAVA World Congress, 6-9 Oktober 1993,
Berlijn, Duitsland: pp 103-5, 1993.

8 Hohn RB en Rosen H. Delayed union and nonunion. In: Manual of
Internal Fixation in Small Animals. Eds. Brinker WO, Hohn RB en
Pneur WD. Springer-Verlag Berlijn Duitsland, pp 241-54, 1984.

9 Lewis LD, Morris ML en Hand MS. Anorexia. In: Small Animal Clinical
Nutrition. Mark Morris Assoc., Topeka Kansas, pp 5:1 -43, 1987.

10 Nap RC. Kaaktumoren bij de hond. Tijdschr voor Diergeneesk 1989;
1 14:733-5.

11 Nelson RW. Disorders of the endocrine pancreas. In: Textbook of
Veterinary Internal Medicine. Ed. Ettinger SJ, WB Saunders Co
Philadelphia, Pennsylvania USA: pp 1676-1720, 1989.

12 Newton CD. Fractures of the skull. In: Textbook of Small Animal
Orthopaedics. Eds. Newton CD and Nunamaker DM. WB Saunders Co,
Philadelphia, Pennsylvania USA: pp 287-95, 1985.

13 Nunamaker DM. Fractures and dislocations of the mandible. In:
Textbook of Small Animal Orthopaedics. Eds. Newton CD and
Nunamaker DM. WB Saunders Co, Philadelphia, Pennsylvania USA:
pp 297-305, 1985.

14 Piermattei DL. An Atlas of Surgical Approaches to the Bones and Joints
of the Dog and Cat. 3rd Ed. WB Saunders Co, Philadelphia,
Pennsylvania USA: pp 31-42, 1993.

15 Röcknen FE en Roes F. Treatment of jaw fractures in the cat by fixation
of the upper and lower canine teeth with the composite adhesive techni-
que. Proceedings XVII WSAVA Worid Congress, 6-9 Oktober 1993,
Berlijn, Duitsland: pp 399, 1993.

16 Sumner-Smith G. Fractures of the head. In: Manual of Internal Fixation
in Small Animals. Eds. Brinker WO, Hohn RB and Prieur WD. Springer
Verlag, Berlin, Germany: pp 210-8, 1984.

17 Taylor RA. Mandibular fractures. In: Current techniques in small animal
surgery. Ed. Bojrab MJ, Lea & Febiger, Philadelphia, Pennsylvania
USA,pp 890-3,1990.

18 Tholen MA. Concepts in Veterinary Dentistry. Veterinary Medical
Publishing Co, Edwardsville, USA, 1983.

19 Weigel JP. Trauma to oral structures. In: Veterinary Dentistry, Ed.
Harvey CE, WB Saunders, Philadelphia, Pennsylvania USA; pp. 140-
55, 1985

20 White RAS. Mandibulectomy and maxillectomy in the dog: long-term
survival in 100 cases. J Small Anim Pract 1991;32:69-74.

21 Zetner K. Treatment of jaw fractures in small animals with parapulpar
pin-composite bridges. Vet Clin North Am Small Anim Pract 1992; 22:
pp 1461-71.

EVALUATION OF BREEDS AND CROSSES OF
DOMESTIC ANIMALS.

FAO Animal Production and Health Paper No. H)8, 47pp.
Edited by G.E. Dickerson. ISBN 92-5-103259-9.

Het doel van deze handleiding is om praktische richtlijnen te
geven voor de evaluatie van beschikbare veeteelt soorten en
rassen en hun kruisingen onder de diverse produktie- en
marktomstandigheden die in de wereld voorkomen. De na-
druk valt hierbij op de verschillen tussen en binnen de ras-
sen, omdat deze als basis dienen voor de genetische verbete-
ring. Deze diversiteit heeft zich deels ontwikkeld via
natuurlijke en kunstmatige selectie, deels via cumulatieve
\'random\' veranderingen in de genen frequentie in betrekke-
lijk kleine lokale populaties. Een serieuze beperking voor
het gebruik van genetisch materiaal, is het gebrek aan infor-
matie ten aanzien van de produktiemogelijkheden van vee-
rassen bij de grote variatie van ecosystemen die er op aarde
bestaan. Deze handleiding probeert een aanzet te geven om
tot bio-economische evaluatie van vee te komen.

Er wordt hierbij ingegaan op het meten van produktie, de
factoren die men inbrengt (voeding, arbeid, huisvesting, ge-
zondheidszorg en rente op kapitaal) en de interactie van de
factoren met het genetische materiaal. Verschillende fokme-
thodes en de statische analyse van data worden hierbij be-
sproken. Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan germ plasma
evaluatie voor pluimvee, varkens, schapen, geiten, vlees en
melkvee. Toch blijft het vaak moeilijk om vooraf te voor-
spellen, welke kruising onder een bepaald management het
\'t beste zal doen. Dat blijkt duidelijk uit het voorbeeld van
Brazilië, waar het grote voordeel van de F1-kruising
(Holstein x locaal ras) het best tot uiting kwam onder een
laag niveau van management en niet een kruising met 3/4
Holstein bloed. De handleiding besluit dan ook met de zin-
snede dat speciaal onder moeilijke produktie-omstandighe-
den, meer experimenteel werk gewenst is om tot een juiste
interpretatie van de genetische bijdrage te kunnen komen.
De handleiding is vrij algemeen geschreven en moet dan ook
als een eerste aanzet gezien worden welke keuze men moet
maken om het dier met de juiste genetische aanleg op de
juiste plaats te krijgen.

Prof dr. D. Zwart

-ocr page 87-

COCCIDIOSE-BESTRIJDING: DE HUIDIGE
STAND VAN ZAKEN BETREFFENDE PREVENTIEVE
EN THERAPEUTISCHE MOGELIJKHEDEN

l/l/.l/l/. Braunius\'^

Tijd.tchr Diergeneeskd 1994: 119: 463-5

O

SAMENVATTING

Een overzicht wordt gegeven van de huidige situatie in de
coccidiose-bestrijding bij pluimvee, waarbij zowel het
gebruik van anticoccidia als van coccidiotherapeutica
nader belicht worden. Ook wordt aandacht besteed aan
de ontwikkeling van vaccins, die tot nu toe echter nog een
beperkte toepassing vinden. Een efficiënt gebruik van
preventie- en bestrijdingsmiddelen zal in de naaste toe-
komst nodig zijn, waarbij monitoring van peilbedrijven
van groot belang zal zijn.

INLEIDING

Coccidiose is en blijft een belangrijk discussiepunt in de
pluimveehouderij. Door de jaren heen zijn we gewend ge-
raakt aan een sterk wisselend optreden van de ziekte (Tabel
1).

Tabel 1 Percentage inzendingen met coccidiose (GD Gelderland/Oost-
Nederlandl

Jaar

Jaar

1968

27.9

1981

9.0

1969

39.7

1982

11.5

1970

1983

33.0

1971

1984

32.8

1972

1985

36.3

1973

1986

33.6

1974

1987

-

1975

1988

-

1976

1989

30.5

1977

< 0.5

1990

27.2

1978

1991

39.0

1979

1992

16.6\'

1980

8.4

1993

16.2\'

- .■ niel hekend
* :GD Oost Nederland

Na de introductie van een nieuw anticoccidiosemiddel werd
vaak een dalende tendens gezien, maar vroeg of laat begon
het percentage besmette koppels weer te stijgen. Dit feno-
meen hebben we ook de laatste jaren waargenomen na de in-
troduktie van diclazuril. Momenteel is de Nederlandse vee-
voederindustrie weer grotendeels teruggegaan naar het
gebruik van de nicarbazin-salinomycine shuttle. Maar men
begint zich af te vragen hoe het verder moet. Daamaast speelt
een rol, dat er ook aan de therapeutische kant van de coccidio-

\' Dr. W. W\'. Braunius. Gezondheidsdienst voor Dieren in Oost-Nederland. Postbus 9.
74tmA.A Deventer
sebestrijding het één en ander verandert. De registratie van
diergeneesmiddelen bevindt zich nu in het stadium waarin
definitieve toelatingen verstrekt worden. De gevolgen hier-
van zijn nogal ingrijpend, zoals verderop toegelicht wordt.
De bestrijding van coccidiose lijkt op een dood punt te zijn
aangekomen: nieuwe preparaten voor preventie of therapie
worden in de naaste toekomst niet verwacht. Enkele jaren te-
mg werd nog veel verwacht van de ontwikkeling van vaccins,
maar tijdens het laatste coccidiosecongres in Guelph
(Canada) in 1993 werd duidelijk dat men de optimistische
verwachtingen moet matigen. Enkele onderzoekers op het
congres concluderen dat waarschijnlijk met de huidige vac-
cins geen complete immuniteit kan worden verkregen. Maar
zo werd gemeld: de pluimvee-industrie heeft ook wel wat aan
gedeeltelijke immuniteit gezien de toenemende resistentie
van de parasiet tegen de anticoccidiosemiddelen (1). Een uit-
spraak die nu niet bepaald de indmk wekt, dat sommige on-
derzoekers het zien zitten met de huidige vaccins. Al deze
omstandigheden maken het voor de pluimvee-industrie zeker
niet eenvoudig om het overzicht over de coccidiosebestrij-
ding te behouden. Op de betekenis van coccidiose en de fac-
toren die daarbij een rol spelen willen wij hier niet nader in-
gaan. In dit artikel wordt alleen ingegaan op het gebmik van
anticoccidia, coccidiotherapeutica en vaccins.

Overige aÉelen

Tabel 2. Anticoccidia voor pluimvee-veevoederadditieven.

Merknaam® Actieve stof Toegelaten dosering Wachttermijn
p.p.m.

slachtkuiken opfok dagen opfok
slacht

Amprol

amprolium

62.5-125

62.5-125

3

(tot legrijpheid]

Amprolplus

amprolium

ethopabate

66.5-133

66.5-133

3

Zoalene

dinitrolamide

(dot.)

62.5-125

62.5 125

3

Stenerol

halofuginone

2-3

-

5

Coyden

meticlorpindol

125-125

-

5

Lerbek

meticlorpindol

m.b.q.

110-110

110-110

5

(tot 16 wk.)

Nicarb,

Carbigran

nicarbazin

100-125

-

9

Cycostat

robenidine

30-36

-

5

Salfuride

nifursol

-

-

5

Avatec

lasalocide

75-125

75-125

5

(tot I6wk.)

Cygro

maduramycine

5

-

5

Elancoban

monensin

100-125

100-120

3

(tot 16 wk.)

Monteban

narasin

60-70

-

5

Sacox

salinomycine

50-70

-

5

Clinacox

diclazuril
In ontwikkeling

1

5

Aviax

semuramycine

7

7

7

-ocr page 88-

ANTICOCCIDIA

Voor het gebruik van de toegelaten anticoccidia (Tabel 2) is
een aantal overwegingen van belang:

Seizoensinvloed

Vaak worden de meeste coccidiose-infecties waargenomen
in de herfst en winter. Het ligt dus voor de hand in deze pe-
riode het sterkste middel te gebruiken. Daarnaast zal men on-
der Nederlandse omstandigheden rekening houden met de
invloed die anticoccidia kunnen uitoefenen op de mestcon-
sistentie.

Relatieve werkzaamheid van de anticoccidia (Tabel 3)
leder anticoccidiosemiddel heeft een min of meer specifieke
werking tegen de verschillende f\'/wena-species. Tijdens het
gebruik van elk middel zal in de praktijk in meer of mindere
mate tolerantie of resistentie tegen het gebruikte middel ont-
staan. In tabel 3 wordt de relatieve werkzaamheid van de di-
verse anticoccidia naar beste weten weergegeven. Hieraan
liggen zowel literatuuropgaven als praktijkwaamemingen
ten grondslag.

Tabel 3 Relatieve w/erkzaamheid van anticoccidia.

E.acerx\'tilina E.maxima E.tenella

Coban

Monteban

Sacox

Cygro

Avatec



Merknaam Generische
naam

monensin 

narasin 

salinomycine 

maduramycine 

lasalocid 

\' Cycostat
e Lerbek
"1 Stenerol
j Nicarb/
c Carbigran
Clinacox




H

robenidine 
clopidol mbq

halofuginone 

nicarbazin 

diclazuril 


Specineke eigenschappen van de anticoccidia

Van belang is onder meer in hoeverre het middel coccidio-
cide of coccidiostatisch is. Tevens kan het effect op de im-
muniteitsvorming van belang zijn. Deze twee eigenschappen
hangen nauw samen, immers een middel dat meer parasieten
laat \'doorslippen\' zal eerder aanleiding geven tot het ont-
staan van immuniteit. Er moet op gewezen worden, dat dit
echter per species kan verschillen. De immuniteitsopbouw
bij een continue infektie zal vrij snel plaats vinden (2). Bij
een voldoende dosering zal tegen
E.acervulina binnen 16 da-
gen, tegen
E.maxima binnen 24 en tegen E.tenella binnen 25
dagen een volledige immuniteit ontstaan (Figuur 2). Deze
immuniteitsvorming zal vooral van belang zijn voor het laat-
ste deel van de mestperiode wanneer geen anticoccidia meer
gebruikt mogen worden.

Onder de specifieke eigenschappen moet ook de toxiciteit
van het middel worden gerangschikt. Elk middel is in meer
of mindere mate toxisch voor de gastheer; bijv. lasalocide
heeft een zeer ruime marge tussen de werkzame en de toxi-
.sche dosis terwijl deze van monensin vrij smal is. Een middel
kan ook nog bijkomstige eigenschappen hebben, zoals on-
verenigbaarheid met andere middelen of het veroorzaken
van \'natte mest\'.

«hü

lÈiiBBsmsaLi^

\'Coccidiose-geschiedenis\' van de integratie

Voor een optimaal gebruik van de anticoccidia is het van be-
lang, dat de integratie de gebruikte middelen èn de incidentie
van coccidiose nauwkeurig bijhoudt. De ene integratie zal
meer \'coccidiosegevoelig\' blijken te zijn dan de andere. Dit
kan veroorzaakt worden door verschil in type bedrijven, ma-
nagement etc.

Bovenstaande overwegingen maken het mogelijk om een an-
ticoccidiose- of rotatieprogramma vast te stellen. Tegen-
woordig zijn dit bijna altijd zogenaamde shuttle-pro-
gramma\'s, dat wil zeggen men gebruikt twee anticoccidia
tijdens één mestronde. Dit heeft als voordeel dat men ge-
bruik kan maken van de specifieke eigenschappen van elk
middel. Bovendien geldt als argument dat het voor de para-
siet moeilijker is om resistentie op te bouwen tegen beide
middelen tegelijkertijd. Ook kan het financieel aantrekkelijk
zijn.

Het feit dat deze shuttle-programma\'s op grote schaal wor-
den toegepast geeft wel aan dat men de voordelen hiervan in-
ziet. Men kan in de shuttle eerst een chemisch produkt ge-
bruiken, gevolgd door een ionofoor of andersom. Meestal
wordt de eerste optie gebruikt, gebaseerd op het feit dat dit
van oudsher met nicarbazin-shuttles gebeurde. Maar an-
dersom heeft het voordeel dat een vroegere infectiepiek zal
ontstaan, wat zowel gezien de immuniteitsopbouw als de
compensatoire groei volgens sommigen de voorkeur geniet.
In dit kader kan men ook overwegen de bekende \'oude\' anti-
coccidia zoals amprolium en d.o.t. te gebruiken. Deze zijn
zwak en laten immuniteitsopbouw toe. Het gebruik van twee
chemische anticoccidia in een shuttle kan bevorderend wer-
ken op het ontstaan van necrotiserende enteritis en is daarom
niet aan te bevelen. Het gebruik van combinatiepreparaten
dient alleen te geschieden als er een duidelijke synergistische
werking aangetoond is tussen de componenten.
Voor shuttle\'s kan men de keus maken uit diverse mogelijk-
heden waarbij afhankelijk van de omstandigheden de gc-
bruiksperiode als volgt kan worden aangegeven:
Nicarb/Sacox
Cygro/Clinacox
Nicarb/Cygro
Stencrol/Cygro
Stenerol/Sacox
Monteban/Lerbek
Avatec/Stenerol
Avatec/Lerbck
Cvcostat/Coban

max. 6 maanden
4-6 maanden
4-6 maanden
4-6 maanden
4-6 maanden
max. 4 maanden
max. 4 maanden
max. 4 maanden
max. 4 maanden

In de praktijk zal het er op neer komen dat men twee tot drie
shuttles per jaar toepast. Afhankelijk van de voorgeschiede-
nis van de betreffende integratie kan men een rotatie-pro-
gramma opstellen van bijvoorbeeld twee jaren waarbij er
voor gezorgd dient te worden, dat elk middel een zo lang mo-
gelijke rustperiode krijgt.

Bovengenoemde mogelijkheden zijn van toepassing op de
vleeskuikensector. Voor kalkoenen en legopfok zal over het
algemeen gekozen worden voor een rotatie-programma
waarbij geen shuttles worden toegepast. Het aantal toegela-
ten anticoccidia voor deze sectoren is beperkter dan in de
slachtsector. Zeker in de opfok geldt dat men moet balance-
ren tussen immuniteitsopbouw en schadepreventie. Hierbij
spelen bedrijfsomstandigheden een grote rol. Het gebruik
van vaccins is in de opfoksector echter een goed altematief

T 1JI) s c II R 11 T VOOR D 11. R (i 1 N I i; s K u N 1) I., D H i; 1. 119, A I-1.1: V i; R 1 N Cl 16, 1994

464

-ocr page 89-

tail

I IMIH É iffi^

COCCIDIOTHERAPEUTICA (Tabel 4)
Tot voor enkele jaren werden vieeskuikenkoppels nog op
grote schaal behandeld bij het vaststellen van (subklinische)
coccidiose. Het vinden van een enkele oocyst was vaak al
aanleiding tot het grijpen naar de medicijnpot. De laatste ja-
ren is het inzetten van coccidiotherapeutica verminderd:

a) door de afgenomen infectiedruk;

b) het besef dat therapeutica ook geld kosten en een deel van
de schade er toch al aanwezig is;

c) het conflict tussen \'uitladen\' en de wachttermijnen van de
geneesmiddelen.

Tabel 4. Coccidiose-therapeutica (stand per 1 november 1993).

Merknaam
actieve stof

Firma

Wachttermijn

in dagen

Vleeskuiken Ei

Kalkoen

Baycox *

Bayer

7

-

7

Esb3 *

Ciba

14

II

21

sulfadimethoxine

Veprol

24

-

-

sulfadimidine-Na

Vetinex

17

-

17

sulfadimidine-Na

Dopharma

15

-

15

sulfaquinoxaline-Na

Vetico

14

-

14

voorlopige regislratie

Momenteel worden de voorlopige registraties van dierge-
neesmiddelen omgezet in definitieve en de gevolgen hiervan
worden al zichtbaar. Op 1 november 1993 waren vier stoffen
definitief geregistreerd en de daarbij opgelegde wachttermij-
nen voor vlees zijn zoals verwacht lang namelijk van 14 tot
24 dagen. Er zijn nog twee coccidiotherapeutica, die voorlo-
pig geregistreerd zijn. Voor de legsector is nog niet één mid-
del definitief geregistreerd!!

De beperkte mogelijkheid om in te grijpen betekent dat nog
meer de nadruk moet vallen op de preventie en als dit mocht
falen op een snelle signalering van een uitbraak.

VACCINS (Tabel 5)

Momenteel worden miljoenen guldens uitgegeven aan re-
search voor vaccins. Er zijn verschillende mogelijkheden
denkbaar en beproefd om kuikens te vaccineren. De makke-
lijkste weg is te werken met volvirulente oöcysten; dit con-
cept wordt al jarenlang toegepast in de USA. Een andere mo-
gelijkheid is het toepassen van geattenueerde parasieten.
Voor de praktijk maakt men dan gebruik van vroegrijpe
stammen dat wil zeggen de parasiet heeft een verkorte le-
venscyclus gekregen. Het pathogene effekt is dan behoorlijk
verminderd; het vermogen om immuniteit op te wekken is
zoveel mogelijk in stand gehouden. Een derde mogelijkheid
is om via recombinanttechnieken, de delen van de parasiet
die immuniteit opwekken te isoleren en te vermeerderen.
Deze laatste weg is zeer kostbaar en moeilijk.
Het probleem bij alle vaccins is, dat een volledige immuni-
teit moet ontstaan tegen alle f/wiena-species en dat dan nog
de kans bestaat dat er zgn. variant-stammen doorheen bre-
ken.

Wereldwijd zijn er nu een viertal vaccins in de handel, waar-
van één, namelijk Paracox ® ook in Nederland toegelaten is
en toegepast wordt bij de opfok van ouderdieren. De enting
voldoet goed, maar de verkrijgbaarheid van het vaccin is
soms een probleem. Dit wordt veroorzaakt doordat de pro-
duktie van het vaccin soms onvoldoende is. Verder moet
men er op letten, dat de verstrekking van het vaccin precies
volgens de aanwijzingen geschiedt, er geen anticoccidia in
het voer aanwezig zijn en men niet te snel behandelt als er
toch coccidiose in zo\'n koppel optreedt. Voor slachtkuikens
zijn er momenteel nog geen (financieel aantrekkelijke) vac-
cins op de markt. Voor kalkoenen is in de USA wel een vac-
cin verkrijgbaar, maar helaas is dit vaccin in Nederland nog
niet geregistreerd.

Tabel 5 Vaccins tegen coccidiose.

Handelsnaain

Fabrikant

Virulentie

Methode

Immunocox

Cyanamid (USA)

Volvirulent

Drinkwater

Coccivac

Pitman Moore (USA)

Volvirulent

Drinkwater

Paracox

Pitman Moore (USA)

Geattenueerd

Drinkwater

Livacox

Inst. Vet. Drugs (Tjechië)

Geattenueerd

Drinkwater

CONCLUSIES

In de huidige situatie is coccidiosebestrijding niet zo eenvou-
dig meer. Nieuwe anticoccidia blijken er niet of nauwelijks
meer op de markt te komen, de registratie van coccidiothera-
peutica maakt de therapie er ook al niet eenvoudiger op en de
ontwikkeling van vaccins verloopt moeizaam. Dit betekent
dat men nog meer de nadruk zal moeten leggen op de preven-
tie.

De bedrijfshygiëne verbeteren zal de eerste prioriteit zijn en
hier is zeker nog veel eer te behalen. Er zijn bedrijven, die
nooit problemen met coccidiose hebben dus waarom zouden
anderen het wel hebben? Daamaast is een zorgvuldig ge-
bruik van de beschikbare anticoccidia op zijn plaats. Men
dient wat dat betreft ecn meerjarenplan te maken en aandacht
te schenken aan het volgen van de infectiedruk bijv. door
monitoring van zogenoemde peilbedrijven. Deze peilbedrij-
ven kunnen ook gebruikt worden om resistentiepatronen van
de fi\'wjfnu-species vast te stellen. Het gebruik van coccidio-
therapeutica dient beperkt te blijven en indien nodig tijdig te
worden toegepast. Voor dc opfoksector vonrit de toepassing
van Paracox ® ecn goed alternatief Duur misschien, maar
een echte coccidiose-uitbraak kost meer. Pas het vaccin
zorgvuldig toe en voorkom dat hier in de toekomst ook pro-
blemen mee ontstaan.

SUMMARY

Coccidiosis control: present situation regarding the use of anticoccidial
drugs and therapeutics

A summary is presented of the present situation in coccidiosis control in
poultry, regarding the u.se of anticoccidial drugs and of therapeutics.
.4/.V» attention is payed to the development of vaccins, which usage is limited
up till now. Monitoring the incidence of coccidiosis will he necessary in fu-
ture to enable efficient u.se of anticoccidial drugs and therapeutics.

LITERATUUR

1. Danford: Augustine PC, and Jenkins HC. A Review of Progress in
Coccidial Vaccine Development, In: Proceedings Vl\'\'^ Intemational
Coccidiosis Conference I.R. Barta and M.A. Fernando (Editors)
University of Guelph, Canada, 1993.

2. Stiff Ml, and Bafundo KW. Development of Immunity in Broilers
Continuously Exposed to Eimeria sp. Avian Dis 1993: 37: 295-301.

TIJDS(IIRIFT VOOR D I F R (1 F N E F S K U N D F , D F i: 1. 119, A F L F v i R i N G 16, 1994

465

-ocr page 90-

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

HBO-opleiding ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi, fysiothera-
peuten, mensendiek(st)ers en cesarieten.

De opleiding begint op 8 oktober 1994 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het
Handboek voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., Postbus 177, 1200
AD Hilversum of bellen met 035-834456 (na 19.00
uur).

f^s

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuurbe-
handelingen.

BarVac®RS van Boehringer Ingelheim.
Goed bij de pinken.

alle financiële perikelen
rondom uw praktijk,
w.o. overname, associatie,
pensioen, financiering
verzekering

voorlichtingsbureau

voor artsen v.o.f.

B«HOVEN.030-28424j

vraag vrijblijvend
onze informatiebrochure

-ocr page 91-

VOORZITTER HOOFDREDACTIE VEERTIG
JAAR DIERENARTS

\'LEVENSGELUK IS OP DE FIETS NAAR HET WERK\'

Berichten en verslagen

Op 18 mei 1954 studeerde Watsc
Sybesma af, samen met zijn zuster
Annemeintje. Een unieke gebeurtenis,
want vroeger studeerden er niet zoveel
vrouwen diergeneeskunde en al hele-
maal niet tegelijk inet hun broer. De
viering van het heuglijke veertigjarig
jubileum was dan ook een dubbele.
Sterker nog, de jubilarissen hebben het
passeren van de veertig-jaargrens sa-
men met hun vakbroeders gevierd. Zes
dierenartsen (W. Hermans, J. Sante-
ma, S. Piersma, F, van der Veen en de
twee Sybesma\'s) op dezelfde dag af-
gestudeerd, hielden een feest met
zangborrel in het hoge noorden van
Nederland. \'Er waren ook vrienden uit
die tijd\', vertelt Sybesma. \'En de tijd
had stilgestaan\'. Professor Wagenaar
was er en er werden weer dezelfde
grappen gemaakt. \'Alleen dierenartsen
doen zoiets\', bedenkt Sybesma. De ju-
bilarissen zijn door vrienden gehul-
digd met een (te) breed lint en een glit-
terende medaille. Sybesma laat trots
lachend het pompeuze ereteken zien:
\'We worden nu de \'belangrijke linten-
dragers\' genoemd, dat geeft maar weer
eens aan dat al je bezigheden, nu en in
het verleden, relatief onbelangrijk
zijn\'.

De vrienden waren in al die jaren ken-
nelijk niet veel veranderd.

Overigens telt de familie Sybesma nog
een dierenarts, broer Ulco, die kort ge-
leden z\'n 35-jarig jubileum mocht vie-
ren. Samen zijn de broers en zus
Sybesma goed voor 115 jaar dieren-
arts.

Sybesma heeft drie jaar gemengde
praktijk gedaan bij zijn vader in
Heerenveen (Friesland): \'Maar toen
het serieus werd, heb ik mijn vleugels
uitgeslagen, want aan vastigheid had
ik toen nog geen behoefte\'.

BIJNIERSCHÜRS
Hij deed een promotieonderzoek bij pa-
thologie (Faculteit Diergeneeskunde)
op dc veranderingen in dc bijnierschors
van het zieke rund. \'Ik werkte op het
slachthuis in Utrecht (1957), dus ik kon
mooi al die bijnieren uit de geslachte
koeien plukken\'.

Dit onderzoek borduurde voort op de
toen splinternieuwe stress-theorie van
Selye. Wat nu gewoon lijkt -de bijnier-
schors reageert op stress met een
alarmfase, een aanpassingsfase en ten-
slotte een uitputtingsfase- was toen
\'hot news\' en dus heel interessant. In
Leiden deed Schrabers een vergelijk-
baar onderzoek naar de reactie op
stress van de menselijke bijnierschors.
\'Ik heb toen ook het vitamine C-ge-
halte in die bijnierschorsen bepaald,
want dat scheen te dalen als gevolg van
stress\', aldus Sybesma. \'Het was nog
waar ook\'.

Met deze ervaringen op het gebied van
gestresste bijnierschorsen en het bepa-
len van vitamine C kon hij al vóór zijn
daadwerkelijke promotie terecht op
het IVO, waar hij de invloed van stress
op de vleeskwaliteit onderzocht. \'En
nog steeds is dat een geliefd onder-
zoeksgebied. want gisteren promo-
veerde iemand aan de Faculteit
Diergeneeskunde op pre-slaughter
stress factors on muscle metabolism
and meat quality\', vertelt hij. En ter-
zijde: \'Stress is in feite happiness\'.

\'Door W. Sybesma\' staat vaak boven een artikel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Voor degenen die het nog niet weten: W. Sybesma (65) is
voorzitter van de Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en
de Veterinary Quarterly. Vroeger was hij directeur van het Instituut voor
Veeteeltkundig Onderzoek (IVO) in Zeist, nu vult hij zijn dagen met het
Tijdschrift, de Veterinary Quarterly, de organisatie van het veertigste
ICoMST-congres en tal van andere belangrijke en onbelangrijke zaken.
\'Variety absorbs variety\' is zijn leus. Hij gaat graag met mensen om, laat zich
erdoor inspireren.

Als dierenarts maakte hij onlangs de veertig jaar vol. \'Dat gaat vanzelf als je
niet doodgaat\' relativeert hij. Toch is dit gegeven aanleiding voor een vraag-
gesprek met de voorzitter.

Door Sophie Deleu

HERMAN

Op het IVO hield hij zich ook bezig
met de invloed van vitamine C op de
spermakwaliteit van stieren: \'Maar dat
was meer omdat ik die vitamine C-be-
paling onder de knie had, want van
sperma had ik niet al te veel verstand\'.
Hij stipt daarmee aan dat het uitzoeken
van onderwerpen voor nader onder-
zoek, hoe nuttig ook, nu en dan natte-
vinger-werk is. \'Neem nou vrucht-
baarheid... slechts bij het vrouwelijk
dier is daar iets over bekend en is dit
terrein toegankelijk\', zegt Sybesma,
als altijd geïnteresseerd in dc manier
waarop keuzes tot stand komen.
\'Vandaar dat wij steeds geneigd zijn
dc vruchtbaarheid van het vrouwelijk
dier verder te onderzoeken en die van
het mannelijk dier voor gezien tc hou-
den\'. Volgens Sybesma wordt je dan
ook een soort gevangene van hetgeen
je in het verleden ondernomen hebt.
Niettemin heeft het veeteeltkundig on-
derzoek (of eigenlijk de totale biolo-
gie) een stormachtige ontwikkeling
doorgemaakt: dc biotechnologie. \'Nu-
tricia houdt nu op met Herman, als ge-
volg van de grote druk van buitenaf,
begint Sybesma. \'Maar in het begin
vonden wij het allemaal prachtig, al
mag je dat misschien niet meer zeg-
gen\'. Herman is geboren op het IVO
en staat nu werkeloos in Lelystad.
\'Toch was Herman pas mogelijk toen
er fondsen van Economische Zaken
beschikbaar kwamen\'. Het lijkt een
beetje hypocriet (en geld in het water),
zoals de overheid omgaat met biotech-
nologie. De hele DNA-technologie
herbergt een schat aan mogelijkheden.
Identificatie van dieren met behulp
van elektroforese en fingerprinting om

-ocr page 92-

te selecteren op vleeskwaliteit is een
goed voorbeeld van een nuttige toe-
passing van DNA-onderzoek.
Sybesma tracht een helder oordeel te
formuleren over biotechnologie, hij is
immers de vertegenwoordiger van de
KNMvD in de Afdeling Biotechnolo-
gie van de Raad voor Dierenaangele-
genheden. \'Ik moet eerlijk zeggen, dat
het niet meevalt\', verzucht hij. \'De
mening van de KNMvD moet ook tot
gelding worden
gebracht, verder is
het moeilijk om
consensus te ver-
krijgen\'. Een voor-
deel van de Raad
is, dat men in elk
geval naar eikaars
standpunt moet
luisteren.

MANAGER
In 1972 werd hij
directeur van het
IVO en raakte
daardoor steeds
verder van het on-
derzoek verwij-
derd: \'Je moet er-
voor kiezen, on-
derzoeker blijven
heeft ook zijn
voordelen\'.
Sybesma kon zich
echter wel vinden
in het manage-
ment. Men zegt
echter dat het geen
goede ontwikke-
ling is; al die on-
derzoekers op lei-
dinggevende func-
ties. Er gaat zo een
heel onderzoeks-
potentieel verlo-
ren. \'Maar ja\',
vraagt Sybesma
zich af \'Wat is
wijsheid?
De maatschappij
verandert, dus je
moet je telkens
aanpassen en
steeds discussiëren..\'
In 1989 leek het hem beter om weg te
gaan bij het IVO: \'We stonden voor
een reorganisatie en ik had de VUT-
gerechtigde leeftijd bereikt... Ik heb als
het ware het goede voorbeeld gege-
ven\'. Bovendien leek de reorganisatie
hem geen eenvoudige taak. \'Er zijn
verschillende scenario\'s mogelijk op
zo\'n moment\', zegt hij. \'De één meent
\'small is beautiful\' en de ander ziet
meer in een grote kritische massa;
beide mogelijkheden vragen een ander
soort management\'. Enfin, nu zijn alle
DLO-instituten samengevoegd (ID-
DLO), de kogel is in elk geval door de
kerk. De tijd moet leren of de kritische
massa haar werk goed doet.

468

QUALITY OF LIFE

De \'tijd na het IVO\' werd ingeluid met

T I J [) S C U R I [• T VOOR D I K R (i F. N K K S K U N I) K , D E E L 119, AFLEVERING 16, 1994

de vraag of Sybesma als voorzitter van
het organisatiecomité, het veertigste
International Congress of Meat
Science and Technology (28 augustus
tot en met 2 september in Den Haag)
wilde helpen organiseren. Het thema
van het congres is \'Meat fortifies the
quality of life\'.

Sybesma vindt het spijtig dat het ka-
rakter van congressen in het algemeen
aan het veranderen is: \'Vroeger hoorde
je de nieuwe dingen op congressen, je
moest erbij zijn om op de hoogte te
zijn\'. Tegenwoordig hebben jonge on-
derzoekers de neiging hun belangrijk-
ste resultaten achter te houden voor
publikatie, om patentering mogelijk te
maken. Dit komt de betrokkenheid bij
een congres niet ten goede.
Niettemin lijkt de organisatie, ondanks
een voelbaar gebrek aan professionele
administratieve
ondersteuning,
van de grond te ko-
men; op het pro-
gramma staan ple-
naire sessies,
workshops, pos-
tersessies en we-
tenschappelijke en
culturele excur-
sies. Het thema
heeft het in zich
om discussie uit te
lokken.

Voor dierenartsen
in de sector volks-
gezondheid is dit
een zeer interes-
sante bijeenkomst;
de modeme vlees-
keuring, onder
meer gebaseerd
op risico-analyse,
komt uitgebreid
aan de orde.

TIJDSCHRIFT
\'Toen ik gevraagd
werd voor voorzit-
ter van de Hoofd-
redactie van het
Tijdschrift en de
Vetcrinary Quar-
terly, dacht ik:
daar moet ik beslist
niet aan beginnen!\'
lacht Sybesma.
Maar zijn echtge-
note zei \'ja!, dus
het is er toch van
gekomen (1990).
Wat is de visie van
de voorzitter op
het Tijdschrift?: \'Het is verbeterd en
veranderd, dankzij een groot enthou-
siasme van de Hoofdredactie en de bu-
reauredactie, met voorop Ronald
Haring\'. Het lezerspubliek is ook
dankbaar voor dc inspanningen, blijkt
uit de recent door Intomart gehouden
telefonische enquête.
Het Tijdschrift heeft de vleugels kun-
nen uitslaan, doordat het meer aan-

-ocr page 93-

dacht heeft gekregen van het
Hoofdbestuur. Er zijn nieuwe krachten
aangetrokken (R. Haring en S. Deleu)
en men is minder terughoudend ge-
worden om nieuwe inzichten naar bui-
ten te brengen. \'Toch heeft het
Tijdschrift nog steeds enigszins last
van deze terughoudendheid\', meent de
voorzitter \'maar er wordt aan gewerkt;
het Tijdschrift gaat onherroepelijk
mee met de ontwikkelingen in de vete-
rinaire wereld\'.

Voor de voorganger van Haring overi-
gens niets dan lof \'Hoe heeft De Geus
dat in zijn eentje gedaan?\' verzucht de
Hoofdredactie nu en dan. Wat dat be-
treft is er heel veel veranderd: de ver-
werking van kopij is geautomatiseerd,
de secretariële ondersteuning is geïn-
tensiveerd en het Tijdschrift is totaal
anders vormgegeven. Als gevolg van
actieve nieuwsgaring en activering
van het lezerspubliek is de hoeveel-
heid kopij aanzienlijk toegenomen. De
redactie hoopt op een soort sneeuwbal-
effect; opiniërende artikelen moeten
reacties van lezers oproepen, die weer
ideeën voor artikelen genereren enzo-
voorts enzovoorts... steeds groter.

QUARTERLY

De ontwikkeling van de Veterinary
Quarterly is meer dan stormachtig te
noemen. Werd het tijdschrift vroeger
vier keer per jaar uitgegeven en was
het twee jaar geleden op sterven na
dood, tegenwoordig moet een stijgend
aantal extra nummers worden gepro-
duceerd om de hoeveelheid artikelen
te verwerken. De Quarterly staat op de
vijfde plaats in de wereldranglijst van
veterinaire tijdschriften (Citation

Index). Dit is voor een groot deel te
danken aan een serie artikelen over
PEARS van de zijde van het voormalig
Centraal Diergeneeskundig Instituut,
nu ID-DLO. Het Hoofdbestuur denkt
er inmiddels niet meer over om het
blad op te heffen.

\'Het wordt dan ook tijd, dat we voor
beide tijdschriften een visie op papier
zetten\', meent Sybesma. \'De doelstel-
lingen beginnen namelijk danig uiteen
te lopen\'. Het doel van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde is voorlichten
en prikkelen van de lezers. De
Quarterly daarentegen is hard op weg
om een vooraanstaand veterinair blad
te worden en vraagt dus een andere be-
nadering. \'Van de brede ondertitel
\'Joumal on all aspects of veterinary
science\' wil de redactie naar \'Journal
on veterinary clinical science and epi-
demiology\', aldus de voorzitter. \'Deze
vlag dekt de lading beter en maakt het
blad aantrekkelijker voor publikatie\'.
De wetenschapper wil niet meer voor
de dierenarts in het veld schrijven. En
lezers van het Tijdschrift hebben hele-
tnaal geen behoefte aan wetenschap-
pelijke nieuwigheden, die vooralsnog
geen toepassing vinden in het veld. De
Quarterly voorziet echter wel in de be-
hoefte van wetenschappers; een hoge
Citation Index. Het aantal keren dat
een auteur wordt aangehaald bepaalt
namelijk in hoge mate de waardering
die hij of zij ondervindt van dc facul-
teit of een instituut. De Quarterly is
dan ook in een bepaald opzicht een ser-
vice van de KNMvD aan de verteri-
nair-wetenschappelijke wereld, met
name aan de Faculteit Diergenees-
kunde. \'De faculteit heeft itnmers
vreeind genoeg geen eigen tijdschrift\',
bedenkt Sybesma. \'Er komen van de
Quarterly ook special issues uit, die
voornamelijk door de wetenschappers
van de faculteit worden gevuld\'. Hij
onderstreept daarmee, dat de Quarterly
veterinair Nederland geweldige PR-
mogelijkheden biedt.
Een redactiebeleid voor beide bladen
moet nog voor het einde van de zomer
op papier staan.

AMPLITUDE

\'Variety absorbs variety\' is de lijf-
spreuk van de voorzitter: \'Ik heb ge-
merkt, nu ik niet meer werk, dat een
mens in zijn eentje gauw uitgedacht is.
Ik wordt veel meer geïnspireerd door
mensen in mijn omgeving dan door
mijzelf. Hij is ervan overtuigd dat her-
senen achtemit gaan als personen in
een isolement raken.

Stichting Amplitude, een project van
Sybesma, is gebaseerd op \'variety ab-
sorbs variety\'. Doelstelling is het be-
vorderen van de veterinaire weten-
schap. \'Het idee achter amplitude is
het stimuleren van onderzoek dat nor-
maal niet aan de orde zou komen,
doordat er geen geld voor is, bijvoor-
beeld doordat het niet op de politieke
agenda staat\', aldus Sybesma. \'Alle in-
stituten hebben belangen, die de on-
derzoeksgebieden bepalen\'.
Amplitude wordt zo langzamerhand
alleen nog door Sybesma gedragen -
\'Alhoewel er formeel een bestuur is
natuurlijk\'- en de naam is alleen nog te
vinden in veterinaire tijdschriften on-
der artikelen van de hand van Sybesma
zelf \'Toch is er behoefte aan zo\'n or-
ganisatie\', meent hij.

CARAMBOLE

De veelzijdige Sybesma is niet alleen
dmk met veterinaire bezigheden; hij is
ook actief in de Stichting Carambole.
\'Carambole gaat uit van het principe
dat je elkaar moet aanstoten, wakker
schudden\', vertelt hij. In Carambole-
verband komen mensen samen die hun
baan verloren hebben \'Niet zozeer
jonge mensen als wel mensen die een
goede baan hebben gehad, maar op dc
één of andere manier, bijvoorbeeld bij
een reorganisatie, tussen wal en schip
gevallen zijn\'.

Carambole heeft de \'poetsbrief uitge-
vonden. \'Dat is een brief bij je CV,
waarin je aangeeft welke elementen uit
je CV van invloed waren op je levens-
loop en waarom\', legt hij uit. Dit moet
de werklozen een grotere kans op een
baan bieden. \'Maar of zo\'n brief ook
werkt is een tweede, want als je een be-

-ocr page 94-

paalde leeftijd gepasseerd bent. lijk je
wel voorgoed uitgerangeerd\'. Die leef-
tijd wordt ook steeds vroeger bereikt.
Sybesma meent, dat de huidige gene-
ratie het moeilijker heeft dan de zijne:
\'Vroeger kreeg je met een goed di-
ploma als vanzelf een goede baan, een
goed en telkens stijgend salaris en een
aardig huis\'. Tegenwoordig moet een
mens zich voortdurend bijscholen -\'als
je geen cursus aan het volgen bent. tel
je niet meer mee\'- wordt er bezuinigd
op salarissen en is de kans op een huis
dichtbij het werk miniem.
Sybesma denkt terug aan het genot van
op-de-fiets-naar-het-werk: \'Ja, dat was
voor mij echt levensgeluk, maar is bij-
voorbeeld voor mijn dochter niet meer
weggelegd\'. Het uit de hand gelopen
verkeer is een doom in het oog van de
voorzitter. De afstand Driebergen-bu-
reau KNMvD overbmgt hij dan ook
negen van de tien keer op de fiets.
Maar volgens de optimistische Sybes-
ma moest het tij wel keren, want wel-
vaart kan tenslotte niet blijven
groeien: \'Mensen van deze tijd wor-
den in elk geval wel uitgedaagd tot po-
sitief denken en zoeken naar creatieve
oplossingen\'. Variety absorbs variety.

■I I fl

JUL

RUBIS TeleNet (RTN) is een E-mail-
programma dat zijn weg reeds gevon-
den heeft in diverse branches. Het
wordt dan ook gebruikt door voorlich-
ters in de mengvoerindustrie, dieren-
artsen en melkveehouders. E-mail
staat voor electronic mail: het zenden
van boodschappen van de ene per-
sonal computer naar de andere. De
boodschappen worden verzonden via
dc telefoonlijn (on line) binnen een
kring van aangesloten abonnees (bij-
voorbeeld dierenartsen en melkvee-
houders).

EDI-DAP-RUND

Eerste spreker op de seminars was Joost
de Veer van de NCI; hij hield een duide-
lijk betoog over dc Stan-daard
Overzichten (STO\'s) en over EDl-
DAP-Rund (Electronic Data Inter-
change-Dierenartsenpraktijk-Rund).
EDl-DAP-Rund heeft een aantal aan-
trekkelijke voordelen: het type-
werk wordt sterk gereduceerd en de die-
renarts hoeft maar één analysepro-
gramma te kennen (in veel gevallen
VAMPP) en niet de verschillende ma-
nagementsystemen van de veehouders.
De dierenarts kan de gewenste gege-
vens overhalen van de melkveehouder
en deze vervolgens in VAMPP opzoe-
ken en uitdraaien.
INTEGRATIE

□ATACOM-SEMINARS

AGIS ONDERKENT BELANG VAN
VETERINAIRE ONDERSTEUNING

Het bedrijf AGIS brengt al tien jaar het managementsysteem RUBIS voor de
melkveehouderij op de markt. Het communicatieprogramma RUBIS
TeleNet is een onderdeel van RUBIS.

AGIS hecht een groot belang aan deskundige veterinaire ondersteuning van
het RUBIS managementprogramma op het boerenerf. Vandaar dat het be-
drijf intensief samenwerkt met de Novad Coöperatie Ideëel (NCI), hetgeen
geresulteerd heeft in de organisatie van een serie seminars voor dierenartsen.
Deze Datacom-seminars vonden plaats op 7,9,14, en 16 juni respectievelijk te
Deventer, Drachten, Gouda en BoxteL De seminars zijn gehouden bij de
Gezondheidsdiensten ter plaatse.

Directeur van AGIS G.M. Griffioen,
de tweede spreker, gaf een toelichting
op het managementsysteem RUBIS en
daama op de integratie van RUBIS in
EDl-DAP-Rund. Hij legde dat aan-
schouwelijk uit met behulp van de
RUBIS-begeleiderskaart. Hij gaf ook
drie praktijkvoorbeelden:
- een RTN-bericht van de melkvee-
houder.

- een RTN-uitslag van de Gezond-
heidsdienst en

- een RTN-bestelling van een leveran-
cier.

Griffioen stuurde daartoe onder meer
een RTN-bericht van melkveehouder
\'Cock\' naar dierenarts \'Koeman\' van
de praktijk \'Orlando\' (elke overeen-
komst met bestaande namen berust op
toeval, red.)

EVALUATIE

Gezien de resultaten van de evaluatie
concludeert AGIS dat de seminars een
succes waren. In totaal hebben 69 die-
renartsen de seminars bezocht. 87%
Van de bezoekers meent dat de semi-
nars aan hun de doelstelling voldaan
hebben (onder meer informatie inwin-
nen, oriëntatie en op de hoogte blij-
ven). De besproken onderwerpen zijn
van redelijk tot zeer interessant beoor-
deeld. AGIS is van zins een vervolg-
cursus te organiseren die de huidige
praktische mogelijkheden duidelijker
naar voren brengt. De deelnemende
dierenartsen zullen zelf met RTN aan
de slag moeten.

Voor meer informatie: AGIS. tel.
034H3-3840.

-ocr page 95-

SAMENWERKEN
\'Als men het Brusselse beleid als een
ramp ervaart, is dat niet de schuld van
Brussel\', vindt drs. C.J. Cysouw,
Veterinaire Raad bij de permanente
vertegenwoordiging te Brussel. \'Het
beleid maken wij, alle veterinairen in
dc Europese Gemeenschap (EG)\'.
Cysouw schet.ste de filosofie van het
veterinair beleid voor de interne
markt: \'Er moest harmonisatie ko-
men\'. De harmonisatie betreft dier-
zicktcniveau, dierziektepreventie en
uitroeiingsprogramma\'s en invoer uit
derde landen. Daarnaast moeten
volksgezondheids- en diergczond-
heidsbelangen behartigd worden.
\'Om dit te bereiken is de invloed van
dc Europese Commissie vergroot, dit
moet controle, toezicht, adviezen en
aanvullende maatregelen ten goede
komen\', aldus Cysouw.
Het vrije verkeer heeft heel wat voe-
ten in aarde; er zijn een paar essentiële
randvoorwaarden. Een hoog gezond-
heidsniveau is er één van. \'Dat bete-
kent dat een bedrijf (als kleinste een-
heid), een regio of een heel land
officieel vrij moet zijn van een be-
paalde ziekte\', zei Cysouw. Controle
en garantieverschaffing op de plaats
van oorsprong moet een vroegtijdig
ingrijpen mogelijk maken, als een be-
smetting heeft plaatsgevonden.
De communicatie is natuurlijk een
groot probleem. Het feit dat alle lid-
staten zogezegd gelijkwaardig zijn,
wil nog niet zeggen dat ze elkaar ver-
trouwen. \'Vergroting van het onder-
ling vertrouwen is erg belangrijk\',
meent Cysouw. \'Daarom zal ik ook
aangeven hoe Europa tegen
Nederland aankijkt\'. Ook de techni-
sche aspecten van communicatie vor-
men een knelpunt van vrij verkeer. Er
is een informatiesysteem opgezet
(ANIMO), maar het functioneert nog
niet ten volle. Tot slot staat of valt het
beleid, dat gebaseerd is op vrijwaring
van ziekten, met een officiële erken-
ning van bedrijven, instellingen en
handelaren (en dierenartsenpraktij-
ken).

Gezondheidsniveau

Het hoge gezondheidsniveau is door
\'Brussel\' als volgt gedefinieerd: afwe-
zigheid van ziekten en niet vaccineren.
De controlerichtlijnen zijn gebaseerd
op controle en garantie bij vertrek,
controle onderweg en controle op de
plaats van bestemming. De controle bij
vertrek van levende dieren gaat uit van
erkende bedrijven, erkende handelaren
en een erkend l&R-systeem. Een offi-
ciële dierenarts onderzoekt en certifi-
ceert de lading.

Even terzijde: de handtekening van de
dierenarts neemt een cruciale plaats
in. Dit gaat ook de prakticus aan. om-
dat de Nederlandse overheid een aan-
tal controlerende taken aan de prakti-
cus overlaat (hijvoorbeeld de controle
op het hedrijf).

Het ANIMO-systeem moet een slui-
tende controle van het transport garan-
deren. Werkelijke controle tijdens
transport is dus pas nodig bij verden-
king op fraude. Bij aankomst neemt
men een steekproef Wordt er dan een
ongerechtigheid geconstateerd, dan
geldt het vrijwaringsprincipe: de ba-
sisverantwoordelijkheid ligt bij de ver-
zender. De dierenarts die zijn of haar
handtekening heeft gezet zal zich ook
moeten verantwoorden.
\'Kan de verzender niet de garantie ge-
ven dat de te exporteren dieren vrij zijn
van een bepaalde ziekte, dan kan de
ontvanger zich vrijwaren\', legt
Cysouw uit. \'Italië heeft ons daar
prachtige voorbeelden van laten zien\'.
De Commissie kan ook ingrijpen, als
het werkelijk fout loopt. Zender, ont-
vanger en de Commissie kunnen de
grenzen sluiten.

HET VETERINAIR BELEID UIT BRUSSEL

\'RAMP OF ZEGEN?\'

De Groep Gezondheids-en Kwaliteitszorg (GKZ) nam op zaterdag 4 juni het
veterinair beleid uit Brussel onder de loep. Ongeveer zestig dierenartsen ver-
zamelden zich in collegezaal ClOl van de faculteit. Er komen veel regels op
ons af. Soms zijn ze begrijpelijk, vaker nog hebben dierenartsen het gevoel
dat \'de heren te Brussel\' van het werk in het veld geen kaas gegeten hebben.
Is het beleid een ramp of een zegen? De beleidmakers werden zelf aan het
woord gelaten: \'Leg het maar eens uit!\'

Door Sophie Deleu

Nederland

Hoe kijken de lidstaten tegen
Nederland aan? Cysouw was er zeer
duidelijk over: \'Met zorg, met ver-
wondering en met afgunst!\'
De verwondering betreft de certifica-
tie; hoe wil Nederland dat doen? Alle
afnemers willen juist overheidsgaran-
tie. En hoe is het mogelijk dat de
Veterinaire Dienst wordt opgeheven?
Eén van de pijlers van de risico-ana-
lyse is de structuur van de gezond-
heidszorg.

De buitenlanders, onze afnemers, zijn
ook jaloers; op de kwaliteit van onze
primaire producenten. Cysouw: \'En
op zoiets als de Regeling Bedrijfs-
controle Dierziekten (en de naleving
ervan)\'.

De zorg van het buitenland is ook de
onze. We hebben te maken met een
zeer dichte dierpopulatie en een grote
door- en invoer van dierlijke produk-
ten. \'Voor de preventie en bestrijding
van ziekten is een heldere veteri-
naire organisatie noodzakelijk\', pleit
Cysouw. De huidige structuur laat
geen duidelijke eindverantwoordelijke
zien. Gelukkig is recent een Chief
Veterinary Officer benoemd bij
Landbouw, Natuurbeheer cn Visserij
(CVO).

Tot slot vindt men dat Nederland
slecht reinigt en ontsmet -dit is meer
een zaak van de sector, dan van de
overheid- en is men verbaasd dat wij
werken met postadressen. (Een post-
adres hoeft geen adres te zijn, dit biedt
geweldige mogelijkheden voor de cre-
atieve fraudeur).

Netwerk

In 1993 besloot de Raad dat het ken-
nisniveau van dierziekten te laag was.
Er werd naar Belgisch voorbeeld een
surveillancesysteem opgezet, waarin
de erkenning van bedrijven centraal
staat. \'We willen netwerken van be-
drijven en organisaties creëren, inge-
deeld naar diersoort of ziekte\', aldus
Cysouw. \'Een netwerk omvat de be-
oogde autoriteit voor toezicht, een
aangewezen dierenarts en een beperkt
aantal bedrijven\'. De vorming van een
netwerk is gebaseerd op de volgende

-ocr page 96-

principes: erkenning, controle, infor-
meren van de bevoegde autoriteit, toe-
zicht op het verplaatsen van dieren,
controle op verzoek van de bevoegde
autoriteit en onder geen beding toe-
voeging van niet-gekwalificeerde die-
renartsen. Bij overtreding van de re-
gels raakt men zijn erkenning kwijt.
\'We kennen dit natuurlijk al bij de var-
kensziekten\', stelt Cysouw de aanwe-
zigen gerust. \'Nieuw echter is, dat we
erkenning als basis voor de totale ge-
zondheidszorg invoeren\'.
Tot besluit meent Cysouw, dat zowel
de primaire sector als de gezondheids-
zorg in Nederland de uitdaging van de
interne markt aankunnen, maar:
\'Samenwerken en kwaliteitsdenken
kunnen beter en de preventieve hygië-
nemaatregelen moeten beslist aange-
scherpt worden\'. Vrijwaring is immers
alleen mogelijk, zonder zwakke scha-
kels. De verantwoordelijkheid van de
overheid moet duidelijk blijven voor
de afnemer, daarom zijn heldere struc-
turen nodig.

Cysouw: \'Het beleid uit Brussel kan
een zegen worden als wij met z\'n allen
de schouders eronder zetten\'.

RICHTLIJNEN

Drs. J.M. Rojer is senior beleidsmede-
werker van dc Directie VVP van het
ministerie van Welzijn, Volksgezond-
heid en Cultuur. Zijn deskundigheid
betreft het landbouwbeleid, met name
dc volksgezondheidsaspcctcn met be-
trekking tot communautaire produk-
ten. \'Met de tijd zal de pijn wel slijten\',
denkt Rojer. \'We hebben er gewoon
moeite mee om ons te onderwerpen
aan het keurslijf van de Europese Unie
(EU)\'.

Uniformiteit van wetgeving is één van
de \'key-issues\' van het Europese be-
leid. \'Lidstaten maken dus geen wetten
meer, ze implementeren ze alleen\',
legt Rojer uit.

Voor het maken van richtlijnen zijn
drie organen van belang: de
Commissie van de EU, de Raad van de
EU en het Europees Parleinent. \'Dc
Commissie is het ambtenarenapparaat
van de EU, ze heeft het recht van ini-
tiatief, zij houdt toezicht op de uitvoe-
ring van de communautaire wetgeving
en is intermediair tussen de lidstaten\',
geeft Rojer aan. De Raad is de uitein-
delijke wetgevende macht, die de
overheden van de afzonderlijke lidsta-
ten vertegenwoordigt.
Rojer vindt het spijtig dat het Europees
Parlement slechts een kleine rol is toe-
bedeeld bij het totstandkomen van ve-
terinaire wetgeving: \'Het commentaar
van het Parlement heeft de status van
een advies, men legt het met andere
woorden gewoon naast zich neer".

n I m

m

Beïnvloeding

De Raad, die uiteindelijk beslist, maar
ook de Cominissie bevinden zich in
een sterk krachtenveld; ze worden be-
stookt met zogenaamde lobbyers, ver-
tegenwoordigers, adviesorganen en de
pers. Lidstaten, bedrijfsleven en belan-
gengroeperingen, zoals de Consu-
mentenbond, willen allemaal hun
zegje doen, invloed uitoefenen op be-
slissingen, in hun eigen voordeel na-
tuurlijk.

\'We maken deel uit van de interne
markt. Om deze markt soepel te laten
verlopen is een aantal beleidskeuzes
gemaakt\'. Een lidstaat moet toezien
dat alleen produkten die voldoen aan
de communautaire eisen in de handel
worden gebracht. De nadruk van de
controle ligt bij de produktie, met
name bij het bedrijf van oorsprong.
Rojer geeft een paar voorbeelden van
het beïnvloedingsproces bij de tot-
standkoming van richtlijnen.

Woensdag-gehakt

\'Woensdag-gehakt is in Nederland een
bekend verschijnsel\', lacht Rojer. \'De
rest van Europa kijkt echter neer op de
Nederlandse gehaktcultuur\'. De hui-
dige gehaktrichtlijn maakt dc produk-
tie van het Nederlandse gehakt prak-
tisch onmogelijk. Rojer: \'Er ontstaat
weliswaar een topprodukt, maar het is
te duur voor de Nederlandse gehakt-
eter\'.

Dc Nederlandse overheid en het be-
drijfsleven hebben getracht om meer
begrip te creëren voor het Nederlandse
gehakt. Men heeft de hele Raads-
werkgroep naar Nederland gehaald om
de Nederlandse gehaktcultuur te to-
nen!\' De groep was onder de indruk,
maar de richtlijn is nog niet gewij-
zigd... De meest recente tekstvoorstel-
len gaan echter uit van vergaande uit-
zonderingen voor de nationale markt.
\'Juist nu we een interne markt aan het
realiseren zijn, waarin kleine bedrijven
moeten participeren\', volgens Rojer
geeft dat te denken.

Brusselse regelgeving, zo blijkt, is één
groot compromis.

VOLKSGEZONDHEID
Drs. J.H.G. Goebbels is plaatsvervan-
gend Hoofdinspecteur van de Veteri-
naire Hoofdinspectie (VHI). Hij heeft
zo zijn eigen mening over de slag-
kracht van de EU-regelgeving bij de
bescherming van de volksgezondheid.
Hij schetst de karakteristieken van dc
EU-wetgeving: \'Dc regelgeving is ge-
detailleerd en niet getoetst aan haal-
baarheid, de wetenschappelijke onder-
bouwing is vaak ver te zoeken, elke
diersoort heeft zijn eigen richtlijn, de
verantwoordelijkheid ligt heleniaal bij
de overheid, het beleid is gericht op er-
kenningen en het ontlopen van proble-
men en het initiatief ligt alleen bij de
Commissie\'. Dat is tenminste duide-
lijk.

Doordat tot 1991 de richtlijnen alleen
van toepassing waren op het export-
produkt, stelden de importerende lid-
staten gemakkelijk zeer zware eisen.
Fict eigen bedrijfsleven hoefde hieraan
immers niet te voldoen. \'Tot spijt van
deze landen is er nu geen onderscheid
meer tussen de nationale en de interna-
tionale inarkt, enkele uitzonderingen
daargelaten\', vertelt Goebbels.
Alleen de Commissie heeft recht van
initiatief; de lidstaten kunnen de regel-
geving derhalve niet aanpassen aan
nieuwe ontwikkelingen.
Goebbels laat ecn aantal richtlijnen dc
revue passeren en geeft aan waar ze
\'rammelden\' als het gaat om de be-
scherming van de volksgezondheid.
\'Dc keuring van pluimveevlees vol-
gens de richtlijn kan onvoldoende be-
scherming bieden, terwijl een modem
principe als HACCP niet is opgeno-
men\', vertelt hij. \'Het werken met hy-
giënecodes ontbreekt, onderzoek is
niet geharmoniseerd en er zijn nauwe-
lijks mogelijkheden otn op specifieke
situaties in te spelen\'. En dat terwijl er
zeer veel uitzonderingen opgenomen
zijn (boerderijslachten, gezinsbedrij-
ven...).

Dc richtlijnen \'Invoercontrole dier-
lijke produkten uit derde landen\',
\'Zoönosen\' en \'Residuen\' vertoonden
dezelfde mankementen; veel meten en
weinig concrete maatregelen.
Goebbels stelde een paar verbeterin-
gen voor: \'Lidstaten zouden initiatief-
recht moeten krijgen, de producent
moet meer verantwoordelijkheid dra-
gen en de richtlijnen moeten meer op
wetenschap dan op handelspolitiek ge-
baseerd zijn\'. Veel richtlijnen regelen
de volksgezondheidsbescherming na-
melijk onvoldoende. Daamaast pleit
Goebbels voor openbaarheid van in-
spectieresultaten.

De volksgezondheidsbescherming is
tot nu toe ondergeschikt geweest aan
de dierziektebestrijding, aangezien dit
laatste grote handelsproblemen kon

-ocr page 97-

veroorzaken. \'Indien de Brusselse re-
gelgeving daadwerkelijk de gezond-
heidsbescherming van de consument
serieus wil aanpakken dan moeten de
overheden van de afzonderlijke lidsta-
ten eerst aangeven in hoeverre zij hun
burgers willen beschennen\', besluit
Goebbels.

LOBBYEN

Er spreekt ook een niet-veterinair: ir.
F. van Dongen, vertegenwoordiger
van het PVV en het PPE in Brussel. Hij
belicht het veterinair beleid uit Brussel
vanuit de Produktschappen Vee en
Vlees (PVV) en Pluimvee en Eieren
(PPE). Hij heeft eerst wat geaarzeld
om aan de uitnodiging tot spreken ge-
hoor te geven \'vanwege het selecte ge-
zelschap en vanwege het \'succes\' van
de vorige spreker van het PVV en de
reacties daarop\'. Hij vindt het thema
echter zeer boeiend, dus is bereid de
visie van de sector te geven.
Voor Nederland als exporterend land
is een communautair vcterinair-sani-
tair beleid ecn goede zaak. Dit bete-
kent iinmers gelijke regels in alle lid-
staten. Dit neemt een paar bestaande
handelsbelemmeringen weg. Een an-
dere zegening is de gelijke concurren-
tieverhoudingen die ontstaan als ge-
volg van de gelijke regels.
\'Tot voor kort waren er in de EU lan-
den die niet vaccineerden (een goede
dierziektesituatie) en landen die wel
vaccineerden\', zegt Van Dongen. \'Dit
gaf een handelsbelemmering\'. In het
kader van harmonisatie besloot men
om non-vaccinatie voor de gehele EU
na te streven inet als belangrijkste on-
middellijke gevolg het stopzetten van
de MKZ-enting. Van Dongen: \'Zegen
van dit besluit was het vrijkomen van
nieuwe handelsmogelijkheden, jam-
mer dat de Brusselse regelgeving zo
rigide was, dat import van geënte run-
deren vanuit Duitsland lange tijd niet
mogelijk was".

Voor het bedrijfsleven betekent één
beleid voor heel Europa dus een zegen,
al zijn er wel degelijk rampen uit
voortgevloeid. Als toppunt van ramp
noemde Van Dongen de nog zo recen-
te grenssluitingen.

Van Dongen stipt nog enkele rampjes
aan. Zo gooit Duitsland meer dan eens
roet in het eten als er geharmoniseerd
moet worden. Om een voorbeeld te
noemen: de verhandeling van bere-
vlees wordt door Duitsland tegenge-
houden. Ook de scheiding tussen EG-
goedgekeurde en niet-EG-goedge-
keurde slachterijen wordt hardnekkig

m I ft

■ V ÉÉ fl

473

in stand gehouden.

\'Brussel\' blijkt daamaast machteloos,
als een lidstaat zich onttrekt aan de re-
gelgeving. De controle op naleving
laat bovendien zwaar te wensen over.
Van Dongen ziet slechts twee oplos-
singen: \'Of\'Brussel\' gaat de controle
sterk aantrekken, of het beleid wordt
liberaler en de garanties worden over-
gelaten aan het bedrijfsleven\'.
Het bedrijfsleven ervaart het als een
probleem dat Nederland vaak voor de
muziek uitloopt bij het implementeren
van vooral welzijnsrichtlijnen. De pu-
blieke opinie wordt bijvoorbeeld als
argument gebruikt om maatregelen te
neinen. \'Belangrijk is dan, dat de over-
heid de Europese en niet de Neder-
landse mening als maatstaf neemt\', al-
dus Van Dongen. Anders is van ge-
lijke concurrentieverhoudingen geen
sprake.

DISCUSSIE

De discussie spitst zich toe op de rol
van de Nederlandse dierenarts bij het
stellen van garanties en bij het uitvoe-
ren van voorschriften. Er ontstaat vaak
wrevel, niet door de regelgeving maar
door de onduidelijkheid. Een dieren-
arts overweegt een massale staking,
om aan te geven dat er met de veelheid
aan regels en een gebrek aan controle
op naleving nauwelijks meer te wer-
ken valt. Speciaal het geven van garan-

TiJDStllRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DFEL 119, AFLEVERING 16, 1994

Elleboogafwijkingen, als oorzaak van
kreupelheid bij de hond. krijgen steeds
meer aandacht. Dit lijkt terecht te zijn,
omdat bij bepaalde rassen wel 20-50%
van de onderzochte dieren afwijkingen
aan één of beide ellebooggew richt(en)
blijken te vertonen. Tot deze rassen be-
horen vooral de Bemer Sennenhond.
de Rottweiler en de Labrador en
Golden Retrievers.

Afwijkingen in het ellebooggewricht
die bij deze rassen voor kunnen ko-
men, zijn onder meer:

1 OCD (Osteochondritis dissecans)
van de mediale humeruscondyl,

2 LPC (los proc. coronoideus medialis

ties lijkt ofwel onmogelijk, ofwel een
wassen neus.

Cysouw meent dat er een onderscheid
is tussen het verstrekken van garanties
en het aansprakelijk zijn voor calami-
teiten: \'In de toekomst moeten we
daarover als certificerende dierenart-
sen goed nadenken. Er komt nog meer
op ons af.

De secretaris van de centrale veehan-
delsorganisaties, de heer Leyten vraagt
zich af hoe de overheid zich in de toe-
komst opstelt... \'Meer verantwoorde-
lijkheid voor het bedrijfsleven?
Akkoord, maar dan ook een strengere
controle door de overheid!\' Volgens
Leyten heeft de overheid te weinig
sanctiemogelijkheden. Cysouw pa-
reert deze opmerking door aan te drin-
gen op meer samenwerking tussen
overheid en bedrijfsleven. Toch wil
Leyten, dat als een bedrijf gesloten
moet worden, dat de overheid de sleu-
tel omdraait. Het is kennelijk niet een-
voudig om een evenwicht te vinden bij
het scheiden van de verantwoordelijk-
heden.

Conclusie van de dagvoorzitter, drs. J.
Minderhoud, is dan ook: \'Als we van
een afstandje naar het Bmsselse beleid
kijken hebben we wellicht met een ze-
gen van doen, maar het kan voor
Nederland slechts een zegenrijke tijd
worden als we de problemen gezamen-
lijk het hoofd bieden\'.

MEDEDELING VAN DE SECTIE ORTHOPEDIE
VAN DE W.K. HIRSCHFELD STICHTING

ELLEBOOGDYSPLASIE BIJ
RASHONDEN

van de ulna)

3 LPA (los proc. anconeus van de
ulna), en

4 incongruentie tus.sen de gewrichts-
vlakken van radius-ulna en de hu-
mems.

Deze afwijkingen, die inmiddels be-
kend staan onder de verzamelnaam
\'elleboogdysplasie\' (ED) komen al-
léén of in combinaties voor en gaan
veelal vergezeld van (een zekere mate
van) arthrose in het gewricht.

ERFELIJK

Ze leiden vaak wel, maar niet altijd, tot
kreupelheid van de hond. Dit pro-

-ocr page 98-

bleem kan al op drie tot vier maanden
leeftijd voor het eerst optreden en
soms tijdelijk zijn, maar ook zo ernstig
worden dat het dier later permanent
ernstig kreupel blijft.
Er bestaat inmiddels zekerheid dat de
belangrijkste afwijkingen vallende on-
der elleboogdysplasie mede berusten
op erfelijke factoren. Welke factoren
dat zijn en hoe de wijze van vererven
is, is nog niet precies bekend.
Alhoewel sommige honden al op
jonge leeftijd kreupel lopen, zal niet bij
alle dieren dan reeds een afwijking
op röntgenfoto\'s van het elleboogge-
wricht zichtbaar zijn.
Net als bij heupdysplasie (HD) is vast-
gesteld, dat elleboogdyplasie (punt 1
tot en met 4, of de gevolgen daarvan)
meestal op éénjarige leeftijd bij rönt-
genonderzoek zichtbaar zal zijn, het-
geen van belang is bij het toepassen
van een opsporingsmethode voor deze
afwijkingen. Enkele van de afwijkin-
gen bij ED (vooral de OCD, LPC en
incongruentie) zijn soms zéér moeilijk
op röntgenfoto\'s zichtbaar te maken,
zodat er zware eisen moeten worden
gesteld aan de opnametechniek.

RAAMPLAN

Door de Sectie Orthopedie van de
W.K. Hirschfeld Stichting is een raam-
plan ontwikkeld voor de georgani-
seerde aanpak van het probleem \'elle-
boogdysplasie bij rashonden\'.
Binnen dit plan wordt in nauwe sa-
menwerking tussen een rasvereniging
en de W.K. Hirschfeld Stichting een
uitvoeringsplan voor het ras geformu-
leerd. De uitvoering van dit plan vindt
plaats door de Sectie Orthopedie in sa-
menwerking met de deelnemende die-
renartsen.

Alle verkregen gegevens worden door
de het bureau van de W.K. Hirschfeld
Stichting gedocumenteerd, ter be-
schikking gesteld aan de rasvereniging
en later geanalyseerd ten behoeve van
de fokkerij.

~ ■■tati\'^-1\'

ONDERZOEK

Dierenartsen, die aan dit onderzoek
willen meewerken, kunnen bij het
Bureau van de W.K. Hirschfeld
Stichting een overzicht van de vastge-
stelde werkwijze verkrijgen, alsmede
van de voorwaarden, waaraan de toela-
ting tot deelname aan het georgani-
seerde elleboogonderzoek is gebon-
den.

Het is de bedoeling om te komen tot
een lijst van dierenartsen die willen
meewerken aan het bestrijdingspro-
gramma en op grond van onder meer
het voldoen aan hoge kwaliteitseisen
zijn toegelaten tot deelname aan dit el-
leboogonderzoek. Deze lijst zal ter be-
schikking van de deelnemende rasver-
enigingen worden gesteld.

Voor meer informatie: bureau W.K.
Hirschfeld Stichting,
Sectie Orthopedie, Emmalaan 16-18,
1075AV Amsterdam, fax020-6710846.

PIERRE RICHARD DICK-AWARD VOOR ONDERZOEK
KATTEKRABZIEKTE

In tijdschriften als \'Science\' en
\'Nature\' werd in december 1993 be-
kend gemaakt dat de Wetenschappe-
lijke Commissie van de Stichting P.R.
Dick in 1994 een bedrag van maximaal
S 50.000 beschikbaar stelde voor een
onderzoeksproject op het gebied van
de virale, bacteriële of parasitaire in-
fectieuze ziekten die zijn gerelateerd
aan mens én dier, één van de basis-
doelstellingen van de Stichting.
Maar liefst 374 onderzoeksprojecten
uit de gehele wereld werden ingediend
en beoordeeld door een jury van voor-
aanstaande wetenschappers uit Frank-
rijk en de U.S.A.

KATTEKRABZIEKTE
Het onderzoeksvoorstel \'Rochalimaea
henselae: a zoonotic infection associa-
ted with the domestic cat\' van dr. Jane
E. Koehler (University of California,
San Francisco, Medical School) en dr.

Bruno Chomel (University of Califor-
nia, Davis, Veterinary School) werd
beloond met een eerste plaats.
Rochalimaea henselae is een recent
ontdekte bacterie (zie ook de procee-
dings van de Voorjaarsdagen 1994:
Cat scratch disease van dr. J.F.
Schellekens van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieuhy-
giëne, Bilthoven), die bij de mens de
kattekrabziekte en bacillaire angioma-
tose veroorzaakt, aandoeningen die
worden overgebracht door katten en/of
hun vlooien.

Kattekrabziekte werd in 1950 voor het
eerst beschreven door de Franse on-
derzoeker Debré en wordt gekenmerkt
door een goedaardige, bacteriële lymf-
adenitis bij met name kinderen en
jonge volwassenen. Tegenwoordig
gaat het om een groot aantal gevallen,
alleen in de U.S.A. al jaarlijks 22.000!

Na de oprichting van de Stichting Pierre Richard Dick in 1993 (zie ook
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1993; 118(13): 447) ter nagedachtenis aan
de oprichter van Virbac, is dit jaar voor de eerste keer, tijdens een
Symposium over veterinaire en humane gezondheidszorg in Nice, Frankrijk
op 4 juni, de Jaarlijkse Internationale Prijs voor Wetenschappelijk
Onderzoek toegekend.

BACILLAIRE ANGIOMATOSE
Humane bacillaire angiomatose is een
systemische vorm van kattekrabziekte
die werd ondekt in HlV-positieve pa-
tiënten.

De aandoening wordt gekenmerkt
door huidlesies bestaande uit angio-
mateuze papels en noduli die kunnen
uitbreiden tot enkele centimeters in
diameter en maandenlang met pusvor-
ming kunnen persisteren. Daamaast
ontstaan vasculaire proliferaties in or-
ganen als de leveren milt. De klinische
symptomen kunnen bestaan uit koorts,
uitputting, gewichtsverlies, hoofdpijn,
anorexie en braken. Er kan zelfs sterfte
optreden bij immuunsuppressieve pa-
tiënten.

Bij de kat worden overigens geen
symptomen waargenomen.
De rol van R. henselae bij bacillaire
angiomatose werd opgehelderd door
Dr. Koehler en haar team. Tevens is de
aanwezigheid van de bacterie aange-
toond bij katten van patiënten en in
vlooien van geïnfecteerde dieren.

VERDER ONDERZOEK

Verder onderzoek naar de epidemiolo-
gie van R. henselae bij de mens en de

-ocr page 99-

kat is noodzakelijk voor de ontwikke-
ling van diagnostiek, preventie, en be-
strijding van deze ernstige infectie.
Aangezien de kat een populaire dier-
soort is en het houden ervan zelfs
wordt aanbevolen als therapie voor
oudere, gehandicapte en zieke perso-
nen, is het duidelijk waarom finan-
ciële ondersteuning door de Stichting
P.R. Dick aan dit onderzoek is toege-
kend.

Dit najaar zal het onderwerp waar-
voor in 1995 onderzoeksvoorstellen
kunnen worden ingediend, officieel
worden aangekondigd. Het zal be-
trekking hebben op de ontwikkeling
van nieuwe vaccins en nieuwe metho-
den van vaccinatie.
Hierbij zal speciale aandacht worden
gegeven aan projecten die kunnen lei-
den tot verbetering van de gezondheid
en economie in ontwikkelingslanden
en/of met positieve aspecten ten aan-
zien van het milieu in de brede zin van
het woord.

WAT BETEKENT A.O.-VET?

A.O.-Vet. staat voor \'Veterinary Association for the Study of Internal
Fixation\'. Het is een vereniging die bijna 25 jaar geleden werd opgericht in
analogie aan de reeds tien jaar langer bestaande A.O. (humaan), de
\'Arbeitsgemeinschaft für Osteosynthesefragen\'. Deze laatste is de groep die
al ruim 30 jaar onder meer de osteosynthesecursussen voor artsen organi-
seert in Davos Zwitserland.

Het lidmaatschap van A.O.-Vet. is
mogelijk middels een toelatingsproce-
dure en staat open voor dierenartsen
die intensief met de behandeling van
fracturen bezig zijn en zich kunnen
vinden in de doelstellingen van de ver-
eniging.

A.O.-Vet. telt onder haar leden, naast
tal van vooraanstaande practici, ook
vele prominente grote- en kleine huis-
dicrorthopeden van diverse Universi-
teiten in Europa, de Verenigde Staten,
Australië en Nieuw-Zeeland.

DOELSTELLINGEN
Dc doelstellingen van A.O.-Vet. zijn:
1 .experimenteel en klinisch onderzoek
op hel gebied van de botbiologie ver-
richten,

2. het vastleggen van patiëntgegevens
en het doen van follow-up onder-
zoek van fractuurbehandeling,

3. het verder ontwikkelen van de prin-
cipes en methoden voor de opera-
tieve fractuurbehandeling,

4. het uitwisselen van ervaringen op
het gebied van de interne fixatie van
fracturen met collegae uit de humane
geneeskunde.

INTERNATIONAAL
A.O.-Vet. werkt onder de overkoepe-
ling van A.O.Internationaal (A.O.I.).

A.0.1. bevordert onder meer actief de
centrale documentatie van fracturen op
een groot computersysteem in Davos.
Tevens ondersteunt het jonge acade-
mici bij opleiding en (na-)scholing.
Ook worden in haar \'forschungsinsti-
tut\' in Davos fundamentele onderzoe-
ken verricht. Tevens worden vele art-
sen, metallurgen en dierenartsen in
staat gesteld aldaar een onderzoek te
verrichten op een deelgebied over een
kortere periode.

A.O.-Vet. heeft in Zürich een eigen
Centrum onder leiding van profdr. J.
Auer. Hier worden de veterinaire acti-
viteiten, documentatie, het ontwikke-
len van nieuwe instrumenten en metho-
des, alsmede de vele cursussen voor
beginners en meer gevorderden en
voor veterinaire studenten gecoördi-
neerd. De Europese leden van A.O.Vet
ondersteunen financieel de chirur-
gisch-orthopedische opleiding van een
Europees dierenarts aan de Ohio State
University (de zogenaamde Willeneg-
ger residency).

CONSIGNATIE-
REGELING VOOR
DIERGENEES-
MIDDELEN

Er is op basis van de Diergeneesmid-
delenwet een nieuwe regelgeving van
kracht op het gebied van medicinale
voeders.

Mengvoederfabrikanten hebben daar-
om een consignatieregeling operatio-
neel voor de meeste diergeneesmidde-
len bestemd voor gemedicineerde
diervoeders.

Dc consignatieregeling houdt het vol-
gende in:

Op basis van het op uw attest ver-
melde medicijn met registratienum-
mer neemt Cehave de betreffende
hoeveelheid uit de voorraad, welke de

-ocr page 100-

farmaceutische groothandel bij Ceha-
ve gedeponeerd heeft.

Cehave bereidt vervolgens het medi-
cinale voer en levert het af

Tegelijkertijd met het versturen van
het attest dient u bij de betreffende far-
maceutische groothandel het medicijn
te bestellen, op basis waarvan de far-
maceutische groothandel u een fac-
tuur stuurt.

Ad hoe aanvoer van medicijnen die
wij niet op voorraad hebben blijft ui-
teraard altijd mogelijk.

Om een en ander optimaal te laten ver-
lopen verzoeken wij u de attesten vol-
ledig in te vullen conform de richtlij-
nen van de KNMvD.

476

STRUISVOGELS
HOUDEN IN
NEDERLAND

De struisvogelhouderij in Nederland
neemt een grote vlucht. De infonnatie
over de houderij is voor geïnteresseer-
den, struisvogelhouders en medewer-
kers uit de periferie, zoals dierenart-
sen, .samengebracht in de brochure
\'struisvogels houden in Nederland\'.

In de brochure komen de volgende on-
derwerpen aan de orde: aan- en ver-
koop; van ei tot kuiken; opfokkuikens;
volwassen vogels; wetgeving en regis-
tratie en kengetallen struisvogelhoude-
rij-

Per levensfase worden de huisvesting,
voeding en gezondheid besproken.

In het hoofdstuk kengetallen komen de
opbrengst en de kosten, de benodigde
investeringen en risico-analyse aan de
orde.

De brochure heeft een omvang van 45
pagina\'s en is samengesteld door
Agrarisch Projektenburo Réconfort
met adviezen verleend door de heer
Arts, dierenarts te Staphorst, in op-
dracht van struisvogelboerderij MEI-
LINK.

Voor inlichtingen en bestelling:
Agrarisch Projektenburo Réconfort te
Oene. tel. 05784-1491, fax 057H4-
1762.

.Australië staat sinds kort de invoer
van honden en katten uit diverse
landen toe. De dieren moeten wel
aan verschillende eisen voldoen in
het kader van de bestrijding van ra-
bies.

Deze eisen luiden als volgt:

- Honden en katten moeten na aan-
komst ten minste 120 dagen in quar-
antaine. Tijdens de quarantainepe-
riode inoeten de dieren de nog
nodige inentingen, onderzoeken en
behandelingen ondergaan. De RVV-
kringkantoren kunnen hierover na-
dere informatie verschaffen.

,- De dieren moeten minirnasl. zes.
maanden voor vertrek zijn gevacci-
neerd tegen rabies.

- De dieren worden alleen toegelaten
met een gezondheidscertificaat dat
is gelegaliseerd door een R W-die-
renarts en/of het consulaat.

TunSCMRIKT VOOR D IK R (1 K N C K S K U N [) K , D K K I. 119, A K 1. K V K R I N (i 16, 1994

Conaressenencursossen

Er zijn diverse testmethoden op de
markt, van snelle 10 minuten-bloed-
testen voor de praktijk tot laboratori-
umtesten die enkelen dagen vergen. Er
zal aandacht besteed worden aan de
mogelijkheden en betrouwbaarheid
van de verschillende methoden en aan
de interpretatie van de uitslagen van
met name Fel en Fig.

Het programma:

20.15 uur Ontvangst met koffie
20.30 uur De verschillende testme-
thoden bij de diagnostiek

- De invoervergunning moet aange-
vraagd worden bij de Chief Quaran-
taine Officer (Animal). De adressen
zijn verkrijgbaar bij de RVV-kring-
kantoren.

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 6 juni tot 20 juni 1994 de volgende
gevallen van besmettelijke dierziek-
ten, waarvan aangifte verplicht is,
yopr;

Rotkreupel: totaal vijf gevallen in vijf
gemeenten (één in Fries-
land, twee in Noord-Hol-
land en twee in Zuid-
Holland).

WAARDE BLOEDONDERZOEK BIJ
DIAGNOSTIEK VIRUSZIEKTEN KAT

Het Veterinair l.aboratorium Nederland (VLN) organiseert op donderdag
I september haar jaarlijkse thema-avond over diagnostisch bloedonderzoek.
Het thema van dit jaar is virusziekten bij de kat.

van virusziekte bij de kat
(van snelle praktijktest tot
laboratoriumtest) door dr.
H. Egberink
21.15 uur De juiste behandeling van
laboratoriummonsters na
afname bij de patiënt door
C. Morales
21.30 uur De interpretatie van de uit-
slag en consequenties er-
van voor de kat en de eige-
naar door dr. H. Egberink
22.00 uur Discussie
22.15 uur Afsluiting met een hapje en
een drankje.

De bijeenkomst wordt gehouden in de
bovenzaal van VLN aan de Visdonk-
seweg 2a te Roosendaal (tel. 01650-
67636)

INVOERBEPALINGEN AUSTRALIE HON-
DEN EN KATTEN IN REIZIGERSVERKEER

-ocr page 101-

WORKSHOPS

Een grote belangstelling blijkt ook uit
het hoge aantal wetenschappelijke in-
zendingen: in totaal ontvingen de or-
ganisatoren driehonderd bijdragen uit
32 landen. Deze dienen als basis voor
de discussies in de negen workshops
over specialistische, actuele thema\'s,
die naast de algemene plenaire bijeen-
komsten worden gehouden.
Congresdeelnemers ontvangen deze
publikaties op een computerdiskette,
voorzien van een database systeem,
hetgeen de toegankelijkheid van het
materiaal sterk verbetert.

IMAGO

De driehonderd bijdragen omvatten
een breed scala van onderwerpen, uit-
eenlopend van visies op de toekomst
van het vleesverbruik, het belang van
vlees voor de bevolkingsexplosie in
dc Derde Wereld tot methodieken om
het imago van de sector te verbeteren.
Maar ook worden kwaliteitssystemen,
zoals Integrale Keten Beheersing
(1KB), tegen het wetenschappelijk
licht gehouden. Dit alles wordt afge-
wisseld met gedegen technische ver-
handelingen over veiligheid, houd-
baarheid, inilieu, controle en malsheid.
Voorts zijn er onderzoeken, gebaseerd
op de jongste wetenschappelijke ken-
nis, over onder meer slachttechnologie
en erfelijkheidskennis, welke stoelt op
DNA-technologie. Ook presenteren
enkele intemationale werkgroepen
hun slotconslusies van jarenlang on-
derzoek naar het afstemmen van stan-
daardmethoden, zoals voor het water-
bindend vermogen van vlees. Het
congres biedt de deelnemers een
unieke gelegenheid om kennis te ne-
men van onderwerpen en problemen,
waarvan de expertise in eigen land niet
voorhanden is.

Het veertigste International Congress of Meat Science and Technology
(ICoMST), dat van 28 augustus tot 2 september wordt gehouden in Den Haag,
telde begin juli reeds 370 inschrijvingen uit kringen van wetenschap, indus-
trie en overheid. De deelnemers komen dit jaar uit meer dan dertig landen.
Naast de traditionele grote opkomst uit landen als de VS, Denemarken,
Zweden, Frankrijk, Duitsland en Japan is er dit jaar ook grote belangstelling
uit het voormalige oostblok en zijn er delegaties uit onder meer China, Zuid-
Afrika, Egypte, Nigeria, de Oekraïne, Australië en Brazilië. De brede belang-
stelling bewijst dat het congres wereldwijd als gezaghebbend wordt be-
schouwd op het gebied van vlees en vleesw aren.

GROTE BELANGSTELLING VOOR CONGRES OVER
VLEES EN TECHNOLOGIE

INDUSTRIE EN WETENSCHAP
De opzet van de organisatoren oin het
congres ecn kruisbestuiving tussen
wetcn.schap en industrie te laten zijn,
heeft een goede kans van slagen. De
interesse en de belangrijke financiële
ondersteuning vanuit het bedrijfsleven
getuigen ervan, dat wetenschappelijk
onderzoek voor de industrie steeds be-
langrijker wordt. Gelijktijdig benutten
wetenschappers de aanwezigheid van
de industrie om relevante onderzoeks-
projecten tc lokaliseren.

Ook onder de inleiders is de industrie
ruim vertegenwoordigd. Zo zijn er
gastsprekers zoals William G.
Fielding, president van de Meat Sector
van de Amerikaanse gigant Gargill.
Hij durft, tegen de trend in, de stelling
aan dat de vleesproduktie, marktge-
richt en milieuvriendelijk, de komende
jaren moet verdubbelen tot vervijfvou-
digen. Een uitdaging die industrie en
wetenschap slechts aankunnen door de
handen ineen te slaan.

Vanuit de Nederlandse industrie zal
onder meer ir. G.J. van der Poel, com-
missaris van de Vleeschmeesters en
Cami4 Company de geest prikkelen
met een verhandeling over de promo-
tie van vlees en de juiste marketingme-
thode. Vanuit wetenschappelijke zijde
schragen topsprekers zoals S.
Hathaway uit Nieuw-Zeeland met een
revolutionaire aanpak voor de vlees-
keuring en N. Stickland en P. Purslow
uit de U.K. alsmede een reeks van de
Nederlandse topwetenschappers de
verwachte hoge kwaliteit van het we-
reldcongres. Het congres werd eerder
in 1960 en 1967 in Nederland gehou-
den.

DEELNAME

Deelname aan het congres dat van 28
augustus tot 2 september 1994 in het
Ncdcrland.se Congresgebouw gehou-
den wordt, is nog mogelijk.
Aanmeldingsforinulieren kunnen wor-
den aangevraagd bij Holland Organi-
zing Centre, Parkstraat 29 2514 JD
Den Haag, tel. 070-3657850, fax 070-
3614846.

ASSOCIATION OF

VETERINARY

CONSULTANTS

Steeds meer veterinairen met ervaring
opgedaan bij de overheid, instituten of
particuliere ondememingen nemen de
beslissing om als adviseur te werken
voor het bedrijfsleven. Voor sommi-
gen is dit een hobby, voor anderen is
dit werk van vitaal belang voor hun
broodnodige inkomsten.

Het ondcmemerschap brengt voor
deze veterinairen, die zo lang in dienst
van anderen werkten, een aantal pro-
blemen met zich. Voor potentiële klan-
ten is anderzijds de veterinair adviseur
een nieuw verschijnsel.

De studie diergeneeskunde voorziet
niet in de behoefte aan kennis op ge-
bied van ondernemerschap en marke-
ting. Om aan deze behoefte te voldoen
hebben enkele veterinairen een vereni-
ging opgericht: dc \'Association of
Veterinary Consultants\' (AVC).
De AVC heeft twee doelstellingen:

- het bewaken en verhogen van de
kwaliteit van de door de adviseurs
uit te oefenen diergeneeskunde en

- het geven van voorlichting over het
bestaan van dc hoog opgeleide vete-
rinair adviseurs.

Tijdens het volgende congres van de
EAVTP in Edinburgh van 7 tot 11 au-
gustus is de eerste (infomnele) bijeen-
komst van de AVC georganiseerd.

Voor meer informcitie: BUI Vaiulaele,
BVD Consultants Ltd. H7. av Chev
Jehan. B 1300 Havre. tel
3210243540. fax 32I0243615.

-ocr page 102-

A.O.-VET. BASIS-
CURSUS
FRACTUUR-
BEHANDELING

Een driedaagse A.O.-Vet. basiscur-
sus Fractuurbehandeling, georga-
niseerd door Belgische en Neder-
landse dierenartsen, zal worden
gegeven in één der gebouwen van de
medische faculteit van de Universi-
teit van Antwerpen op 7, 8 en 9 sep-
tember 1995.

De Engelstalige cursus omvat zowel
theoretisch onderwijs als praktische oe-
feningen op het gebied van de fractuur-
behandeling bij gezelschapsdieren. Een
groot aantal gerenommeerde specialis-
ten uit binnen- en buitenland heeft zijn
medewerking toegezegd. De cursuslei-
ders zijn: profdrs. Freek Meutstege
(NL) en dr. Luc Janssens(B).
.Kyof .algamene . cur^u^informfjtie,,
waaronder een volledig programma
met lijst van docenten, kan men zich
wenden tot het cursus-secretariaat:
AO-Vet. p/a Svnthes Belgie,
t\'Kindstraat 56. B-lüOO BRUSSEL.
Tel. 32.(0)2/5 IS.HO. 15 of Fax
32.(0)2/514.16.13

■■ ■ Ii

Donderdag 29 september vindt de pre-
sentatie plaats van het vemieuwde
Technisch Model Varkensvoeding
(TMV).

Dit rnodel voorspelt dc groei en groei-
samenstelling, de stikstof- en fosfor-
uitscheiding van vleesvarkens.

Dc studiemiddag handelt over de hui-
dige stand van zaken van het model, de
toepassingen en de ervaringen, de toe-
komstige uitbreiding en het gebruik en
de toepassingsmogelijkheden in de
praktijk. Er wordt onder meer een de-
monstratie gegeven.

IteiM

De studiemiddag wordt georganiseerd
voor geïnteresseerden, werkzaam in dc
mengvoederindustrie, de voorlichting
het onderzoek en het onderwijs.

Voor meer informatie: Proefstation
voor de Varkenshouderij, afdeling pu-
hlikatiezaken. tel. 04192-86555.

BANDEN TVD

\\anaf heden zijn verkrijgbaar de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs bedraagt, evenals die voor de banden 1992 en 1993,
ƒ .^0,- (inclusief 17\'/2 % BTW). De banden voor het TvD 1990 zijn uitverkocht.
\\ erkrijgbaar zijn nog de banden van 1988 en 1991 toten met 1994. De banden 1988
en 1991 kosten ƒ 26,45 (inclusief 17\'/2 % BTW). De banden zijn te bestellen door
het betreffende bedrag over te maken op postrekening 511606 ten name van de
KNiMvD, onder vermelding van \'Banden\' (plus jaargang).

STUDIEMIDDAG VOOR VOORLICHTING,
ONDERZOEK EN ONDERWIJS

VERNIEUWDE VERSIE TECHNISCH
MODEL VARKENSVOEDING

Hieronder treft u een tweetal cursussen
voor de maand september aan. Opgave
is telefonisch (030 - 51 73 74) en door
middel van een fax (030 - 51 64 90)
mogelijk.

Anaesthesie L 23 september 1994,
ƒ 575,-- 09.00 - 17.00 uur te Utrecht.

Cursusleiders: Profdr. L.J. Hellebre-
kers (Vakgroep Geneeskunde van Ge-
zelschapsdieren, FD) en Dr. P. van
Dijk (Vakgroep Heelkunde, FD).

Deze cursus bevat een algemene inlei-
ding met betrekking tot de meest ge-
bruikte injiceerbare anaesthetica bij
zowel gezelschapsdieren als land-
bouwhuisdieren.

CURSUSSEN
SEPTEMBER

Hierbij is de aandacht vooral gericht
op: dc toepassingsmogelijkheden van
opiaten, sedativa (inclusief de o(2-ad-
rencrge farmaca), de verschillende
hypnotica (Thiopental, Propofol, Ke-
tamine) en de indicatie(s) voor het ge-
bruik van spierverslappers bij land-
bouwhuisdieren. In het ochtendpro-
gramma wordt de theorie gemeen-
schappelijk behandeld; \'s middags
practicum hond of kalf en paard in
aparte groepen.

Bij opgave s.v.p. aangeven welk prac-
ticum u wilt volgen (hond of kalf/
paard).

Pluimvee-entingen, 28 september
1994, ƒ 460,- 8.30 -17.00 uur te Zeist.

Dr. R.M. Dwars (FD) geeft een be-
knopt overzicht van de opbouw en de
werking van het immuunapparaat van
de kip. Het optreden van NCD in
Nederland heeft geleid tot vragen met
betrekking tot de effectiviteit van vac-
cinatiewijze, vaccinvirussen en vaci-
natieschema\'s. Recente ervaringen
met NCD-vaccinaties bij de kip zullen
worden besproken door Dr. J.H.H. van
Eck(FD).

Dr. F.G. Davelaar (FD) zal een inlei-
ding verzorgen betreffende de ver-
schillende aspecten van het vaccineren
van pluimvee tegen IB. Een belang-
rijke vraag luidt: "Wat zijn factoren
die meebepalen of, en zo ja hoe, er zal
worden gevaccineerd"? Deze vraag
zal door drs. P.M. van Dijk (Intervet)
worden geïllustreerd aan de hand van
een bespreking van o.a. de ziekten
REO, Gumboro en CAA. Vaccinatie
tegen bacteriële ziekten, vooral met
gebruikmaking van bacterinen zal
worden besproken door Dr. E. Goren
(GD W M). Drs. P.N.M.G. van Beek
(GD Zuid) zal spreken over vaccina-
ties bij kalkoenen met aandacht voor
recente ontwikkelingen van veel be-
sproken ziekten zoals TRT. De evalu-
atie van het resultaat van vaccinaties
aan de hand van serologisch onder-
zoek; de verschillende technieken en
de interpretatie komen aan bod in de
inleiding van Dr. B. Kouwenhoven
(GD W M).

-ocr page 103-

Boekbesprekingen

Cecilia Gorrel, Susanna Pennman,
Peter Emily. Pergamon Press Oxford,
New York, Seoul, Toh\'o, 1993. ISBN
0-08-042270-5. 54 bladzijden - 51 te-
keningen en foto\'s

Te bestellen bij: Pergamon Press,
Headington Hill Hall, Oxford OX3
Engeland.

Deze nieuwe verschijning in de reeks
verzorgd door Pergamon Veterinary
Handbooks Series mag niet ontbreken
in de behandelkamer van de dierenarts.
Het is een vervolg, meer een aanvul-
ling op de in 1990 verschenen uitgave
in deze reeks: Handbook of Small
Animal Dentistry (auteurs Emily &
Pennman; zie de bespreking in TvD,
deel 117, aflevering 9, 1992 - pp 277).

Het doel van deze uitgave is de dieren-
arts-in-de-praktijk die aanwijzingen te
geven die noodzakelijk zijn om orale
spoedgevallen te onderkennen, te be-
handelen en/of in een stabiele staat te
verwijzen naar een dierenarts, gespe-
cialiseerd in tandheelkundige behan-
delingen. Duidelijk wordt dat het trek-
ken van gebitselementen niet de enige
- veelal zelfs een af te keuren - aan te
bieden behandeling mag zijn. De hier
beschreven eerstelijns behandelingen
kunnen uitgevoerd worden zonder ex-
tra voorzieningen met de bedoeling
gebitselementen te behouden.

■■ • ^

Het slechts 54 bladzijden bevattende
handboek bevat zeven hoofdstukken.
Na de introductie wordt ingegaan op
de radiologie, veelal noodzakelijk als
aanvulling op de visuele inspectie en
het klinisch onderzoek. Hoofdstuk drie
gaat in op de endodontische en paro-
dontale ontstekingen, terwijl in het
vierde deel het weke-delen-trauma
wordt behandeld (oronasale fistels, pa-
latum defecten).

Hoe traumatische beschadigingen van
gebitselementen ontstaan en behan-
deld kunnen worden, is van belang
voor iedere practicus die geconfron-
teerd wordt met de \'uitgeslagen\' tand
of de gefractureerde tand of kies.

HANDBOOK OF SMALL ANIMAL
ORAL EMERGENCIES

In hoofdstuk zes worden eenvoudige
atraumatische technieken beschreven
om kaakfracturen de eerste hulp te ver-
lenen.

Malocclusies veroorzaken dikwijls
pijn en pathologische afwijkingen van
het zachte weefsel vooral bij honden.
Het is belangrijk deze afwijkingen
vroeg vast te stellen en zonodig te be-
handelen of op tijd te verwijzen. Na dit
hoofdstuk volgt een twee bladzijden
tellende index.

Het boek(je) leest zeer plezierig, niet
in het minst door de uitstekende, zeer
verhelderende tekeningen en foto\'s.
De behandelingen worden besproken
in een step-by-step methode. Een heer-
lijk boek, één avond!

Kortom, een uitgave die in iedere ge-
zelschapsdierenpraktijk thuishoort,
ook al is er geen sprake van meerken-
nis in tandheelkundige behandelingen.
Het zal tot de \'even nakijken\' boeken
in de spreek-Zoperatiekamer behoren.
EEN MUST!

Andries van Foreest

A COLOUR ATLAS OF VETERINARY DENTISTRY
AND ORAL SURGERY,

Peter Kertesz. Wolfe Publishing
(ISBN 0 7234 1542 0).
Mosby - year book Europe Ltd. Brook
House. 2 - 16 Torrington Place,
London WCIE 7 LT Engeland.

Peter Kertesz heeft een boek samen-
gesteld wat uniek genoemd mag wor-
den. Het is voor de dierenarts geïnte-
resseerd in de tandheelkunde, voor de
dierentuinen en wildparken een uit-
gave die ik graag zou willen betitelen
als een \'hebben\' boek. Er zijn maar
liefst 620 schitterende foto\'s en 80 ra-
diologische beelden. Heerlijk om al-
leen maar plaatjes te kijken. Niet al-
leen plaatjes van honden en katten
maar ook tal van niet-gedomesti-
ceerde dieren zoals apen, knaagdie-
ren, leeuwen, olifanten en vogels ko-
men uitvoerig aan de beurt.

Kertesz is tandarts en heeft daamaast

479

T 1J DSC 11 R I KT VOOR D 1 K R (i t: N i: H S K u N D i;, Diihi. 119, AFL[;vi;RiN(i 16. 1994

jarenlang klinisch werk gedaan bij di-
verse diersoorten. Hij heeft duizenden
foto\'s gemaakt en vele instmmenten
en technieken ontwikkeld om zijn weg
in de veterinaire tandheelkunde te vin-
den. Hij begrijpt als geen ander dat het
werken bij dieren totaal anders is dan
bij de mens, die wel of niet rustig in de
stoel zit (ligt), zijn mond op gewenste
ogenblikken opendoet, spoelt en weer
terugkomt als de herinnering in de bus
is gevallen. Zijn voorbereiding voor
een operatie en zijn technieken zijn
aangepast aan de mogelijkheden en de
tijdsfactor (anesthesie!). Hij is perfec-
tionist, toont dat tijdens zijn werk
maar weet zich wonderwel aan te pas-
sen aan de werkomstandigheden. Hij
spreekt ook over \'the specialist dental
team\': \'This branch of veterinary den-
tistry demands absolute dedication,
especially in the investment of time in
the study of regional anatomy and the
design and funding of instruments and
equipment, and is not to be embarked
upon by professionals who are
looking for a \'fun\' day of their wor-
king week\'.

Kertesz heeft het boek geschreven om
een aantal klinische beelden in de
mondholte bij diverse diersoorten te
tonen als een hulp bij de diagnose. Hij
bespreekt tandheelkundige behande-
lingen, die ethisch verantwoord zijn en
die van nut kunnen zijn voor het dier
indien de gebitselementen behouden
moeten worden. De noodzaak daartoe
en de prognose daarvan. Zijn eerste
hoofdstuk over de geschiedenis is de
enige in zijn soort. De hoofdstukken
zijn bekende uit andere boeken: anato-
mie, vergelijkende
Odontologie, ont-
wikkelingen en abnormaliteiten.
Parodontopathieën en aandoeningen
van de harde tandweefsel worden be-

-ocr page 104-

schreven en behandelmethoden aange-
geven. Trauma, endodontologie, res-
tauratieve behandelingen worden in de
hoofdstukken acht en negen behan-
deld. Extractie-technieken in hoofd-
stuk tien. De orthopedische ingrepen
aan de onder- en bovenkaak worden
behandeld door John Houlton - de
orale tumoren door Richard White -
beiden uit Cambridge, Small Animal
Department. Geoffrey Lane (dieren-
arts, University of Bristol) bespreekt
de tandheelkundige aandoeningen bij
het paard.

Het is een uitermate plezierig leesbaar
boek (fijn lettertype) en biedt naast de
index een uitstekend overzicht waarin
de gebruikte tandheelkundige termen
verklaard worden (glossary 18 bladzij-
den). De bibliografie daarentegen is
zeer matig, gewoon onvoldoende in
deze tijd. Het toont aan dat de schrijver
niet erg up to date is als het gaat om

R. Hahn, H. U. Kupferschnüed lind F.
Fischerleitner, Stuttgart: Enke, 1993
(Vetprax). ISBN 3-432-25621-3. 131
hlz.. 73 afbeeldingen, waarvan 9 in
kleur

In het voorwoord wordt aangegeven
dat de veelzijdige materie van de
kunstmatige inseminatie bij het rund
in dit boek is samengevat. De verschil-
lende facetten van de kunstmatige in-
seminatie worden door verscheidene
auteurs beschreven.
Zo komt aan de orde: ontwikkeling en
huidige stand van de KI, waarom KI,
anatomie en fysiologie van de manne-
lijke respectievelijke vrouwelijke ge-
slachtsorganen, selectie en aanschaf
van stieren, bestrijding dierziekten,
spermaproduktie, sperma-opslag op
het Kl-station en distributie spenna,
werkwijze van stikstofvat en sperma-
doses door de inseminator, hygiëne bij
KI, onderzoek voor het insemineren,
Kl-techniek, vruchtbaarheidsparame-
ters, drachtigheidsonderzoek, vrucht-
baarheidsmanagement, aansprakel ij k-
heid van de inseminator en wettelijke
voorschriften voor de KI. Het is de au-
teurs gelukt om een goed totaalbeeld
van de runder-KI te geven. Doordat
een groot aantal onderwerpen aan bod
komen in maar 131 bladzijden kan niet
reeds bekende en recente literatuur in
de diergeneeskunde waarin tandheel-
kunde aan de orde komt. Jammer!
Is dit handboek aan te bevelen?
Jazeker, voor die dierenarts die er ple-
zier in heeft aan de hand van plaatjes
kijken meer kennis te vergaren om-
trent de tandheelkunde bij dieren. De
foto\'s zijn voorzien van uitvoerige
verklaringen en dat maakt het ook zo
plezierig leesbaar. Het boek is geen
\'must\', zoals ik in boekbesprekingen
andere tandheelkundige handboeken
wel betiteld heb. Maar het zal in uw
boekenkast niet misstaan: het is onge-
twijfeld het mooiste boek op dierge-
neeskundig - tandheelkundig gebied
wat er staat. Met dank aan de schrijver:
Peter Kertesz, die zijn vrije tijd en on-
getwijfeld veel financiële middelen in
deze uitgave gestopt heeft!

Andries van Foreest

ieder onderwerp volledig behandeld
worden. Als het aantal bladzijden voor
een boek niet overschreven mag wor-
den, is het goed wanneer verschillende
auteurs eenzelfde onderwerp (bijvoor-
beeld spermakwaliteit) ineenschuiven.
Ook zaken als verschillende ontdooi-
technieken en insemineren door mid-
del van een buisspeculum kunnen wor-
den weggelaten, zodat de aanbevolen
techniek uitgebreider aan de orde kan
komen. Aan het einde van het boek is
een literatuurlijst opgenomen, tevens is
bij figuren en tabellen vaak een bron
venneld. De auteurs sluiten hun hoofd-
stuk niet af met een literatuurverwij-
zing. Zodoende worden uitspraken als
\'talrijke onderzoekingen geven een po-
sitieve correlatie tussen testikels en het
aantal geproduceerde zaadcellen\' niet
onderbouwd. Verschillen met de
Nederlandse situatie zijn onder andere
ontdooitemperatuur van het spenna,
fixatie van het te insemineren rund,
vruchtbaarheidsparameters en enige
onderzoeken van Kl-stieren.
Het boek Künstliche Besamung beim
Rind geeft goed de hoofdzaken van de
runder-Kl weer. Als men dieper op een
onderwerp wil ingaan, zal men ander
naslagwerk erbij moeten hebben.

Th. Dijkstra

KÜNSTLICHE BESAMUNG BEIM
RIND

VRAAG

Steeds meer veehouders willen de
koeien niet meer met antibiotica be-
handeld zien als er goede alternatieven
zijn. In verband met de steeds stren-
gere eisen ten aanzien van wachttijden
yoor.de melk en het sjachten bij de be-
handeling van rundvee wil ik u vragen
of er speciaal bij koeien alternatieven
zijn voor de behandeling van witvui-
lers in de vorm van Prostaglandines
en/of lugol?

Met andere woorden:

wat doe je met een koe die wiltvuilt,

geen pyometra:

- 2 weken na het kalven

- 3 weken na het kalven

- 4 weken na het kalven

- 5 weken na het kalven

- 6 weken na het kalven?

ANTWOORD

Als inleiding op mijn antwoord zou ik
eerst willen verwijzen naar een ver-
zoeksartikel over endometritis dat ik
enkele jaren geleden heb geschreven
(TvD 115, 1990, 51-60). In dit artikel
komen een aantal aspecten aan de orde
die van direct belang zijn bij het beant-
woorden van de gestelde vragen. Ik ga
deze hier niet opnieuw bespreken. De
vraagsteller heeft zeer concrete vragen
(\'wat doe je\'?). Ik zal ze dan ook zo \'to
the point\' mogelijk trachten te beant-
woorden, in de hoop dat eerst de
moeite wordt genomen bovengenoemd
artikel opnieuw (?) te lezen. Allereerst
dit: een koe met een emstige endome-
tritis in de 2e week post partum wit-
vuilt nog niet. Ze heeft een vies stin-
kende uitvloeiing die pas rond de 14e
dag post partum overgaat in witvuilen.
Een dergelijke lochiometra-koe is

WITVUILEN
RUND

-ocr page 105-

soms ziek. soms niet. De endometritis
wordt veroorzaakt door een heel scala
van zowel aërobe als anaërobe bacte-
riën.

De beste behandeling is nog steeds het
intra-uterien toedienen via een pipet
van 2 a 3 gram Oxytetracycline opge-
lost in ± 100 ml 0,9% NaCl gedurende
1,2 of 3 dagen afhankelijk van de ernst
van de symptomen. In de literatuur en
ook volgens mijn eigen ervaring, be-
staan er geen overtuigende bewijzen
dat andere therapieën beter zijn.
Concreet: een aanvullende parenterale
behandeling met antibiotica (a.b.)
en
/of hormonen (oxytocine, Prostag-
landinen, oestrogenen) is dus niet no-
dig. Is de koe ernstig ziek en is er
sprake van sepsis dan zijn parenteraal
a.b. wel op hun plaats, maar dat ge-
beurt slechts zeer zelden. Voor de hier-
genoemde intera-uteriene a.b. therapie
bestaan geen alternatieven, zoals lugol
of andere \'schoonmaak\' middelen.
Naar mijn mening zijn ze ook niet no-
dig omdat de therapie effectief is, de
lochiometra verdwijnt immers, en de
schade wat het thuis houden van de
melk betreft valt wel mee omdat er pa-
renteraal geen a.b. behoeven te worden
toegediend.

Vervolgens zijn we in de 3e week p.p.
aangekomen. Koeien die dan (nog) een
endometritis hebben gaan witvuilen,
ook de al of niet behandelde lochiome-
tra patiënt. Wat is nu de beste therapie?
Kort en krachtig: er bestaat geen thera-
pie die betere resultaten geeft dan niets
doen en afwachten. Het spijt mij wer-
kelijk voor de \'behandelaars\' onder
ons, maar het is niet anders! Precies
hetzelfde geldt voor de 4e week p.p.
Vrijwel alle witvuilende koeien wor-
den tussen de 14 en 28 dagen p.p. in-
wendig tochtig, de uterus contraheert,
leegt zich en, \'o schrik\', dat zien we en
we willen er meteen iets aan doen. Wij
moeten als dierenartsen leren accepte-
ren dat de natuur in een aantal gevallen
prima werk verricht en dat wij met al
onze therapieën er niets aan kunnen
verbeteren en in een aantal gevallen de
situatie zelfs verslechteren. Mijn ad-
vies is dus: blijf eraf!

Mocht de dierenarts door de boer ge-
dwongen worden toch een behande-
ling in te stellen (waar zijn we eigen-
lijk mee bezig?) dan kent iedereen wel
parenterale of vaginale therapieën die
zeker geen kwaad kunnen. Probeer in
ieder geval de veehouder her op te voe-
den.

Gelukkig levert de 5e en 6e week meer
werk op (zie het artikel). Witvuilers
moeten in deze periode worden gecon-
troleerd en die koeien die witvuilen en
op één van de ovaria een corpus lu-
teum (c.1.) hebben moeten worden be-
handeld met Prostaglandinen (PG). Er
is niets op tegen deze therapie 14 da-
gen later nog een keer te herhalen. Na
4 weken is er dus wel degelijk een al-
tematief voor a.b. namelijk PG. Het is
niet alleen een alternatief het is zelfs
een veel betere therapie.
Of lugol of een ander uterien desinfec-
tiemiddel nog in de auto van de practi-
cus thuis hoort, waag ik sterk te betwij-
felen. Mijn advies is: probeer de dop
zoveel mogelijk op de fles te laten zit-
ten. Ik ben mij er van bewust met de
hier, expres gegeven, scherpe stelling-
name een (groot) aantal collega\'s voor
het hoofd te hebben gestoten. Bij voor-
baat excuses! Het is een boeiend on-
derwerp voor discussie. Uw eventuele
reacties zijn welkom en zullen het
leesgenot en de levendigheid van ons
Tijdschrift zeker verhogen. Wie klimt
in de pen?

(P.S. Denk eraan: bij elk degelijk on-
derzoek hoort een goede controle-
groep.)

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer prof.
dr. A. de Kruif (Faculteit Dierge-
neeskunde te Gent) bereid om voor
de lezers een antwoord te formule-
ren.

VRAAG

Wat is het beste behandelingsschema
voor een brul se koe?

ANTWOORD

De vraag \'wat het beste behandelings-
schema voor een brulse koe is\', kan op
verschillende manieren beantwoord
worden, afhankelijk van persoonlijke
voorkeur en ervaringen. Uit de vraag
blijkt dat de koe bruis is, hetgeen in-
houdt dat het dier al meer symptomen
vertoont dan te vaak en onregelmatig
tochtig. Als een dergelijke situatie lan-
ger dan een paar weken bestaat, wordt
de prognose snel ongunstiger. Op dit
punt beginnen de mogelijke therapieën
al sterk uiteen te lopen.
Naar mijn mening (persoonlijk getint,
want gedegen literatuur is er niet veel
over) kan een koe die sinds kort bruls-
heidsymptomen, vertoont het beste
worden behandeld met óf een GnRH
preparaat óf een HCG preparaat óf een
combinatie van HCG en progesteron
(Nymfalon®). Een voorkeur heb ik
niet. De kans op genezing bedraagt on-
geveer 70%. Het stuk knijpen van de
cysten, hetgeen veel dierenartsen niet
kunnen laten, bevordert de genezing
niet. Zijn de symptomen na 5 dagen
niet verdwenen, dan heeft de therapie
gefaald. Zijn de symptomen verdwe-
nen dan kan er pas van genezing wor-
den gesproken, als het interval injec-
tie-le tochtigheid langer is dan 16
dagen. Of een rectale controle van de
koe door de dierenarts, 7 tot 14 dagen
na het instellen van de therapie zinvol
is, staat nog te bezien. Het is op dat
moment namelijk zeer moeilijk om
middels rectaal onderzoek te voelen
of de cyste niet of wel heef^ gere-
ageerd. Zelfs een melkprogesteron-
test heeft weinig nut, omdat de proge-
steronconcentratie sterk kan variëren.
Het is daarom beter af te gaan op de
symptomen.

BEHANDELINGSSCHEMA BRULSE KOE

Indien de koe niet reageert op één van
bovengenoemde geneesmiddelen dan
kan getracht worden haar liefst zo
snel mogelijk nog eens in te spuiten
met óf hetzelfde middel óf één van de
andere middelen. In hoeverre afwis-
seling, bijvoorbeeld Nymfalon in
plaats van GnRH, betere resultaten
geeft dan het niet afwisselen, is onbe-
kend. Het toedienen van een dubbele
dosis GnRH is in elk geval zinloos.
Over het effect van een dubbele dosis
Nymfalon of HCG is niets bekend.
Als de koe ook dan nog niet reageert,
wat na enkele dagen reeds blijkt, of
als de veehouder wat te lang heeft ge-
wacht met het inroepen van dierge-
neeskundige hulp, met andere woor-
den als de koe al langer bruis is, ben ik
voorstander van het gebruik van een
PRlD-spiraal. Een dergelijke spiraal
(zonder oestrogeen capsule) moet

-ocr page 106-

minstens 12-14 dagen intravaginaal
blijven teneinde de progesteronspiegel
lang genoeg hoog te houden. Over wat
\'lang genoeg hoog genoeg\' is kan wor-
den gediscussieerd. De vagina van een
brulse koe is erg vochtig (slijm) het-
geen een snelle resorptie van de proge-
steron uit de spiraal bevordert. De pro-
gesteronconcen-tratie in het bloed
daalt dan ook na 8 a 10 dagen al weer
sterk en blijft gedurende de rest van de
tijd eigenlijk te laag. Toch genezen een
aantal koeien met één PRID.
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan
een PRID spiraal boven een oorim-
plant.

Gezien het bovenstaande verdient het

VOEDINGS-
MIDDELEN-
HYGIËNE

Referaten

Besmettingen met lintwormen

Despommier DD. Tapeworm infection
- the long and the short of it. N EngI J
Med 1992; 327: 727-8.

De risico\'s van het voorkomen van
lintwormen bij de mens worden in het
kort beschreven. De dwerg-lintworm
(Hymenolepsis nana) veroorzaakt
soms diarree bij kinderen. Door sani-
taire maatregelen en vleeskeuring zijn
besmettingen met de vis-lintworm
(Diphyllohothrium latum) en de run-
der-lintworm
(Taenia saginata) afge-
nomen. Besmetting met een species
van Diphyllobothrium is echter in de
USA toegenomen door een grotere
consumptie van sashimi en sushi, ge-
maakt van Pacific zalm. In Scandina-
vië is tien procent van de bevolking be-
smet met de vis-lintworm, die megalo-
blastische anemie kan veroorzaken.
T.
saginata
vormt vooral een groot pro-
bleem in Oost-Afrika. In Latijns
Amerika en Zuid-Afrika veroorzaken
de larven van de varkens-lintworm
(Taenia solium) af en toe neuro-
cysticercosis, een levensbedreigende
ziekte. In de USA wordt neurocysti-
cercosis vooral aangetroffen onder im-
migranten uit Mexico en landen van
de voorkeur de PRID na 6 dagen te
vervangen door een nieuwe. Dit is de
therapie die wij momenteel toepassen
bij waardevolle koeien, met naar mijn
mening (subjectief) vrij goede resulta-
ten. Als de koe 1 a 2 dagen na het ver-
wijderen van de 2e PRID tochtig
wordt, krijgt ze aan het begin van deze
tochtigheid nog een injectie met
GnRH. Op deze wijze hebben we toch
enkele probleemgevallen die in de
praktijk al met \'van alles\' behandeld
waren drachtig gekregen.
Geneest een koe ook niet met één of
twee PRlD\'s en heeft ze cysten op één
ovarium, dan kan een éénzijdige ova-
riectomie worden overwogen. Wij

A

■i • f»

Centraal- en Zuid-Amerika, waar grote
hoeveelheden rauw of onvoldoende
verhit varkensvlees worden geconsu-
meerd. In deze landen worden varkens
in arme rurale gebieden gehouden, ter-
wijl humane fecaliën niet op een sani-
taire wijze kunnen worden opgeruimd..
Door onhygiënisch handelen kunnen
dragers van
T. solium zichzelf en - via
contact - ook andere personen met ei-
eren besmetten. Aldus kunnen mensen
zowel tussengastheer als definitieve
gastheer zijn, terwijl varkens slechts
als tussengastheer optreden.
Aangezien de volwassen
T. solium wel
tien jaren in leven kan blijven, vormt
neurocysticercose een lange-termijn-
risico.

Omdat gebruikelijke preventieve
maatregelen in veel gebieden - waar
cestode infecties endemisch zijn - niet
genomen kunnen worden, zullen der-
gelijke infecties een probleem voor de
volksgezondheid blijven.

M.P. Smit

RUND

A long term epidemiological
study of bovine viral diarrhoea in-
fections in a large herd of dairy
cattle

A. Moerman, P.J. Straver, M.C.M. de
Jong, J. Quak, Th. Vaanvinger, J.T.
van Oirschot. Veterinary Record 1993;
132:622-6.

Er werd een onderzoek verricht naar
de verspreiding van het BVD virus op
een groot bedrijf met meer dan 200
melkgevende dieren en 200 vaarzen en
hebben dat geprobeerd bij drie koeien.
Bij 2 ervan werd het andere ovarium
na verloop van tijd ook cysteus. De 3e
koe is drachtig geworden. Het boven-
staande overziende kan worden ge-
steld dat er ondanks de weinige litera-
tuur die voorhanden is toch een paar
aanbevelingen kunnen worden gedaan
en wel de volgende:

- hoe eerder kan worden ingegrepen,
hoe beter;

- wacht niet te lang met het instellen
van een PRlD-therapie;

- twee PRlD\'s gedurende 2x6 dagen
is beter dan één PRID gedurende 12
dagen;

- eenzijdige ovariëctomie is dubieus.

kalveren.

Een scheiding werd gemaakt tussen
groepen waarin persistent met BVD
virus geïnfecteerde runderen voor-
kwamen en groepen waarin het BVD
virus circuleerde zonder dat hier dra-
gers warden gevonden (transiently yi-
raemic).

Het gehele onderzoek duurde meer
dan vier jaar en het bestond uit serolo-
gisch onderzoek op antilichamen
(Elisa), virologisch onderzoek van
EDTA bloed alsmede van organen van
geaborteerde, dood geboren en jong
gestorven kalveren.
De volgende waarnemingen werden
gedaan.

In de groep waarbinnen het virus cir-
culeerde waren 27 dieren = 15% aan
het eind van de observatieperiode nog
steeds negatief Het leek erop dat de
infectie \'dood\' liep.
Bij vijf dieren die antilichamen had-
den voor het begin van het onderzoek
werd seroconversie gezien (een vier-
voudige titerstijging). In de groep met
persistent geïnfecteerde kregen er 59
van de 60 binnen drie maanden af-
weerstoffen. Een dier was nog na acht
maanden negatief

Bij een groep van tien dieren werd een
virusdrager gebracht. De vijf sero-ne-
gatieve runderen kregen antilichamen;
bij één van de vijf seropositieve dieren
had seroconversie plaats.
In de onderzoekperiode werden 269
kalveren geboren (levend, dood, abor-
tus) die onderzocht werden op BVD
virus en 213 hiervan ook op antilicha-
men. Men nam 42 maal overdracht
waar van het virus naar de foetus bij
koeien die tijdens de graviditeit de be-
smetting hadden opgelopen.
Er bleken minstens vijf virusdragende

-ocr page 107-

kalveren te zijn geboren. Geconclu-
deerd werd dat in de groepen met cir-
culerend virus zonder persistent geïn-
fecteerde dieren virusverspreiding
langzaam gebeurt. Afhankelijk van de
grootte van het bedrijf kan deze jaren
doorgaan (hier 2\'/2 jaar). Voorts wor-
den niet alle dieren besmet. In de prak-
tijk is dit mede afhankelijk van bij-
voorbeeld de populatiedichtheid, de
immuunstatus, de koppelgrootte en de
reproduktie ratio.

Dieren in contact met een persistent
geïnfecteerd exemplaar raken snel be-
smet. Gesteld wordt dat vruchten van
seropositieve koeien, die hernieuwd in
contact komen met het virus, niet geïn-
fecteerd worden.

■I I ft

Bij serologisch negatieve runderen
zou transplacentaire overdracht van
virus pas plaats hebben na de 45ste dag
van de graviditeit. Voor dit tijdstip
werd het niet waargenomen.
Alleen kalveren besmet tussen de 60-
120 dag van de graviditeit zouden per-
sistent viraemisch kunnen worden.
Sommige van deze dieren hadden pre-
colostraal afweerstoffen die later weer
verdwenen waren. Besmetting met het
virus van de vrucht na de 120ste dag
van de drachtigheid geeft meestal aan-
leiding tot de vorming van afweerstof-
fen. Schrijvers trekken de conclusie
dat bij de bestrijding van BVD het niet
alleen noodzakelijk is om de virusdra-
gers op te sporen en te verwijderen
maar ook de kalveren serologisch en
virologisch te blijven onderzoeken tot
meer dan één jaar hierna (viruscircula-
tie).

J.P. W.M. Akkermans

Vaccinaties bij schapen. Jaap Brand;
SR247\\93:28pp.

Aan de hand van een literatuurstudie
wordt de werkzaamheid besproken
van entstoffen gericht ter voorkoming
van pasteurellosis, Clostridium infec-
ties, rotkreupel en ecthyma. Ook
wordt ingegaan op de immunologische
respons (humorale antilichamen) van
enkele entstoffen.
Het volgende valt te vermelden:
De entstoffen tegen pasteurellosis be-
vatten meestal verschillende serotypen
van Pasteurella haemolytica. Het type
Kj dat in Nederland het meest voor-
komt is slecht immunogeen.
Heptovac P* een combi-multi-vaccin
van Pasteurella haemolytica en Clo-
stridia species geeft een redelijke pro-
tectie en de werking ervan is zeker niet
minder dan van de mono-vaccins. In
de praktijk werd echter geen volledige
bescherming gezien tegen pasteurello-
sis en evenmin in challenge experi-
menten. Het gelijktijdig voorkomen
bij hetzelfde dier van pasteurella in-
fecties met infecties van mycoplas-
mata en van virussen zou het debet aan
kunnen zijn.

Het lokale verdedingsmechanisme (cel-
lulair) is met betrekking tot de pathoge-
nese van pasteurellosis nog onvol-
doende onderzocht.

En tegen Clostridium infecties (entero-
toxaemie, lamb dysentery, tetanus
e.a.) geven goede resultaten. Er zijn
nauwelijks verschillen tussen de di-
verse onderzochte entstoffen (Cove-
xin-8®, Heptovac®P, Hepto-vac® en
Miloxan®).

VACCINATIES
BIJ SCHAPEN

Er is alleen een positieve invloed van
rotkreupelvaccinaties waargenomen
wanneer entingen curatief werden toe-
gepast in combinatie met bekappen en
het gebruik van voetbaden. Een nadeel
is dat er nauwelijks kruisbescherming
is tegen diverse serotypen van Bacillus
nodosus. Met behulp van moderne
DNA-technieken hoopt men betere
entstoffen te kunnen maken. Voorts
bleek, dat de humorale immunrespons
duidelijk beïnvloed werd door het
soort adjuvans.

Het is niet duidelijk of er een relatie
bestaat tussen de hoogte van de se-
rumtiter en de mate van bescherming.
Hoewel ecthymavaccins een duide-
lijke immunologische respons hebben
wat betreft humorale antilichamen ge-
ven de gebruikte entstoffen geen vol-
ledige bescherming. Men vermoed dat
de immuniteit berust op de cellulaire
afweer. Na een natuurlijk doorge-
maakte infectie zijn de dieren in chal-
lenge-proeven wel beschermd. Er
wordt geadviseerd niet tegen ecthyma
te enten.

FERTILITEIT
VAN DE
HENGST

Fertiliteit van de hengst; een quantifi-
cering van het reproduktieresultaat;
C.J.W. Scheffer en L. van den
Wollenberg: SR/228/93: 44 pp

Het doel van dit onderzoek was om de
fertiliteit van de hengst te quantifice-
ren. Dit gebeurde op een zodanige
wijze dat er zo min mogelijk externe
factoren in de bepaling ervan mee-
speelden. Hiervoor was als eerste
noodzakelijk deze factoren zichtbaar
te maken en te bekijken in welke mate
zij het uiteindelijke vruchtbaarheids-
resultaat beïnvloeden. De belangrijk-
ste factoren die invloed hebben op het
vruchtbaarheidsresultaat van een
hengst zijn:

- de merrie: leeftijd, gynecologische
voorgeschiedenis, embryonale sterf-
te, aantal merries en cyclus van de
merries die een hengst dekt;

- het management: spermabehande-
ling, kundigheid en ervaring van in-
seminator en begeleidend dieren-
arts, wijze van inseminatie, drach-
tigheidsdiagnose en administratie op
een hengstenstation.

Doordat twee hengsten van één en het-
zelfde hengstenstation in dit onder-
zoek betrokken werden en de merrie-
groep van deze hengsten niet sig-
nificant van elkaar verschilden in de
hierboven opgesomde eigenschappen
mogen deze twee factoren uitgesloten
worden in de bepaling van het vrucht-
baarheids-resultaat van de hengsten.
Het bleek dat de oudere hengst met
minder goed sperma een lager totaal
drachtigheidspercentage haalde en
hiervoor bovendien meer cycli nodig
had, dan de jongere hengst die een be-
tere spermakwaliteit had. Dit was tot
uitdrukking te brengen in de vergelij-
king die op de meest adequate wijze
de fertiliteit van een hengst weergeeft:

Tot. aantal bewerkstelligde drachtigheden

•100

Tot. aantal cycli geïnsemineerd

-ocr page 108-

GENE PHARMING EUROPE

Gene Pharming Europe BV is the leader in transgenic cattle technology for the production of biomedical pro-
teins in milk. The company is the European subsidiary of GenPharm International,

Inc., and currently has over 40 employees. The company operates two farms (> 250 animals) in The Netherlands.

Gene Pharming Europe is interested in meeting candidates for the position of

VETERINARY SURGEON

You will be responsible for echoscopic retrieval of oocytes from live donor cows (Ovum Pick-Up), bovine
embryo transfer, amniocentesis and for their further optimization. You will also be responsible for the
health status and the selection of anmals.

The ideal candidate is a qualified veterinary surgeon experienced in bovine reproduction, and willing to alternate
routine work with research and development activities. A flexible personality, well developed social kills and a
good command of the English language are prerequisites.

Gene Pharming Europe offers a full time position with attractive working conditions, including a salary
commensurate with responsibilities and a stock options plan.

To apply, please send your resume, list of publications and a short description of your current activities to
Gene Pharming Europe B.V., Human Resources Department, c/o Ms. M. Gerritsen, Niels Bobrweg 11-13,
2333 CA Leiden, The Netherlands.

Gevraagd:

DIERENARTS M/V

in een gemengde praktijk in het oosten van Gelderland.

Gewenst: Juiste opstelling ten opzichte van patiënt en cliënt (inzet en service-bereidheid).

Juiste instelling voor gemengde praktijk (alle diersoorten zijn belangrijk).
Geboden: Modelcontract I, alternatief III, 2b.

Gevarieerd werk met eigen verantwoording.

Bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot associatie.

Sollicitaties richten aan Redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht,
onder nummer 49/94.

Financieel zeker!

De financiering van een praktijk is specialistisch werk. Door
onze jarenlange ervaring en onze onafhankelijkheid van finan-
ciële instellingen kunnen wij u van dienst zijn bij het nemen van
belangrijke beslissingen voor uw toekomst.
DIX & CO is een adviesbureau voor medici, niet alleen voor een
totaal financieel plan maar ook voor uw verzekeringen en con-
tracten nnet de bijbehorende fiscale en juridische aspecten.
Daarom strekt onze relatiekring zich uit over het gehele land.

Voor nadere informatie of een afspraak kunt u ons bellen.

-<

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Tel. 030 - 51 15 20 Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

DIX& CO

Gemengde praktijk in
westen van het land zoekt

ENTHOUSIASTE

COLLEGA
(M/V)

Achterwacht strekt tot aan-
beveling. Bij gebleken ge-
schiktheid behoort associa-
tie tot de mogelijkheden.

Sollicitaties richten aan
Redactie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, on-
der nummer 48/94.

-ocr page 109-

JÜHAN C. PETERS

Op 30 december 1993 overleed in de
leeftijd van 90jaarJohan C. Peters na
een voltooid leven. Johan C. Peters
werd geboren in 1903 als jongste van
drie kinderen. Zijn vader was che f van
de tekenkamer bij werkspoor. Zijn
broer en zuster studeerden beiden ge-
neeskunde. Johan C. Peters doorliep
de lagere school en deed einde.xamen
HBS toen hij 17
^/2 jaar oud urn. Een
belangrijk deel van zijn interesse lag
op het grensgebied van techniek en
(dier)geneeskunde. liet is dan ook niet
verwonderlijk dat hij als assistent op
het fysi.sch laboratorium van Philips
ging werken. Na twee jaar zag hij dat
hij daar niet snel vooruit zou komen en
ging hij diergeneeskunde studeren.
Peters studeerde goed en snel. meestal
tot diep in de nacht. In 4.5 jaar werd
het diploma behaald. Nog vele jaren
later was hij vol lof over de toenmalige
docenten die hem inzicht in en liejde
voor het vak schonken.
In 1926 vestigde hij zich in Rotterdam,
als dierenarts voor uitsluitend kleine
huisdieren, dit tegen het advies van ve-
len in. De praktijk ontwikkelde zich
voorspoedig, mede door zijn persoon-
lijkheid werd Peters een prominente ji-
guur in de Rotterdatnse gemeenschap.
Vit het huwelijk met Nel Maaren werd
één zoon. Hans. geboren. Het tweede
huwelijk met Hetty H\'illems van
Beveren schonk hem twee kinderen.
Eddie en Leo. Vaak ging Peters met
zijn kinderen kamperen. Inmiddels
was zijn praktijk landelijk bekend ge-
worden. Van heinde en ver kwamen
mensen tnet hun patienten. Vanaf 1940
heeft Peters 40 jaar lang de paarden
van de bereden Brigade van de
Rotterdamse politie gekeurd.
In de praktijk werd met moderne tech-
nieken gewerkt. Röntgetwnderzoek
was een fundament in zijn praktijk. In
de oorlog.sjaren werd er naar alterna-
tieven gezocht en werden door hem
röntgenjbto \'s op papier gemaakt.
Fysiotherapie en vooral diathermie
werden al in een vroeg stadium ge-
bruikt. Het kolossale apparaat (ter
grootte van een vroegere tajélkoel-
kast). had zeven stroomkringen en
heeft steeds regelmatig dienst gedaan.
Collega Peters dacht veel na over the-
rapieën en maakte zelf verschillende
preparaten. In zijn behatulelingsme-
thoden paste hij zich aan bij de patho-
fysiologische processen in de dieren.
Zo werden scheef vergroeide fracturen
weer gecorrigeerd door wekenlange
continue druk en trek in de gewenste
richting, een en a tuier met zelf gebo-
gen slappe stalen veren. Zijn kennis
van de chemie was zodanig dat hij nog
op zeventigjarige leej\'tijd de chemicus
van een der grote farmaceutische in-
dustrieën kon controleren en moest
corrigeren.

Innemorian

In 1945 werd Peters aangezocht als
dierenarts voor de Diergaarde
Blijdotp. Een functie die hij tot 1975
tnet veel enthousiastne vervulde.
Betrokken bij de Geneeskunde van
Kleine Huisdieren probeerde Peters
kennis te verspreiden en het niveau te
verhogen. Samen tnet Dr. J. Winsser
en Dr. J.G. Ojemann. werd in 1947.
als eerste ter wereld, de Groep
Geneeskunde van het Kleine Huisdier
opgericht. Vanaf het begin was Peters
bestuurslid en van 1950 tot en met
1961 voorzitter.

In 1954 werd door collega Peters een
oproep in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde geplaatst om te kottien tot
een Kring van Dierentuindieren-art-
sen en andere, in e.xotische dieren
geïnteres.seerden. Dit initiatief inspi-
reerde profdr. F. C. Kraneveld tot ver-
dere initiatieven om met behulp van
het College van Curatoren van de
Rijksuniversiteit Utrecht een Dieren-
tuinafdeling aan het toenmalige
Instituut voor Tropi.sche en Proto-zo-
aire Ziekten op te richten. De Kring
van Dierentuiiulierenartsen kwam
twee maal per jaar bijeen, waarbij col-
lega Peters een duidelijke en originele
inbreng had.

Door een uitstekend attalytisch waar-
nemingsvertnogen. gepaard met een
omvangrijke schat aan praktijkerva-
ringen en de capaciteit zich pregnant
uit te drukken heeft collega Peters ook
in geschriften zijn kennis en ideeën uit-
gedragen. Met briefjes stimuleerde hij
atuleren. tnet ingezonden stukken
bracht hij zijn mening tot uiting, via
voordrachten op vergaderingen en
congressen verspreidde hij zijn kennis.
Film werd als audiovisueel middel in-
gezet.

Zijn instelling om bij te dragen tot het
vergroten van kennis kwam ook duide-
lijk tot uitdrukking in het zoeken tiaar
en langdurig onderhouden van samen-
werking met diverse instellingen. Hij
had goede contacten met het toenma-
lige CDl te Rotterdam, schakelde me-
dische specialisten in bij het werk in de
Dietgaarde Blijdorp (hield daarbij het
heft in handen) en streefde er naar. de
afdeling Ziektekunde Bijzondere
Dieren van de Faculteit Diergenees-
kunde aan zo goed mogelijk materiaal
te helpen, tot wederzijds profijt. Dit
streven heeft mede geleid tot meerdere
gezamenlijke publicaties.
In 1975 trouwde collega Peters met
Els Hubbelmeijer, die hem reeds meer-
dere jaren terzijde gestaan had.
Peters heeft zich steeds volledig voor
het welzijn van de patiënten ingezet.
Op zijn vijjiigjarig ambt.sjubileum filo-
soferend vroeg hij zich af als iemand
zou zeggen \'Je hebt nu zoveel ervaring
met medicamenten, stel dat je van nu
af aan met één medicament verder zou
moeten werken welke zou je dan kie-
zen? \' Hij beantwoordde de vraag zelf
\'Dan koos ik fysiologische, want daar-
mee breng je het dier in een betere toe-
stand \'.

Op tachtigjarige leeftijd werd de prak-
tijk verkocht. Peters ging \'vervroegd
tnet de VUT\'. Het heeft nog enkele ja-
ren geduurd, voordat hij aan die situ-
atie gewend was. Zijn jarenlange
liefde voor het maken van films werd
voortgezet. De gewaardeerde Rotter-
dain.se Filmclub vervangen door de
dichterbijgelegen Roosetulaalse. Zijn
speels-analytische geest .scherpte hij
aan een andere reeds lang onderhou-
den liefhebberij: het oplossen van
ciyptogrammen. In Oud Vossemeer
had hij met zijn vrouw Els een huis met
een grote tuin gekocht. Hij genoot van
de zeljdangelegde tuin. kocht doelbe-
wust grote bomen - \'zodat hij er zelf
nog wat aan had\'- plantte duizend nar-
cissen en groef zijn vijver in de stugge

-ocr page 110-

Zeeuwse klei. Indrukken en ideeën
werden in tekeningen vastgelegd.
Soms reageerde hij met stukjes in de
krant op situaties in zijn omgeving.
Langzaam werd zijn gezondheid min-
der, maar zijn geest bleef helder.
Geneigd tot zeljheschouwing, voldaan
over zijn leven en alles wat er tot stand
gebracht was. kwam hij in het voor-
jaar van 1993 tot de conclusie: \'de
koek is op\'. Zijn vrouw Els heeft hem
tot de laatste minuut liefdevol ver-
zorgd.

Peters heeft in de diergeneeskunde een
prominente plaats ingenomen en laat
een leegte achter. Moge het Els en zijn
kinderen gegeven zijn, kracht te putten
uit de herinnering aan een goede per-
soonlijkheid, die hen dankbaar was
voor alles wat zij hem gegeven hebben.

P. Zwart, Bunnik

VOORLICHTINGSAVOND OP 8 SEPTEMBER

DIERENARTS MET RÖNTGENTOESTEL
SLECHT OP DE HOOGTE VAN
VOORSCHRIFTEN

In de publikatie \'de praktizerende dierenarts en het gebruik van röntgentoe-
stellen\' van de Veterinaire Hoofdinspectie van de Volksgezondheid (1990)
werden een paar stevige conclusies vermeld.

Sluiting en borrel aangeboden door
H.E.S. en Animed/ Virbac.

De avond wordt gehouden in het
Postiljon Motel Bunnik (aan de Al2)
en de kosten bedragen ƒ 25,-. Na af-
loop is een samenvatting van de lezin-
gen beschikbaar.

lll^iiroiwmJi

1.Het blijkt dat dierenartsen met een
röntgentoestel in het algemeen slecht
op de hoogte zijn van de wettelijke
voorschriften.

2. In 44% van de gevallen beschikt de
dierenarts niet over de vereiste des-
kundigheid.

3. Met nut van bepaalde voorschriften
wordt niet altijd even duidelijk door
de praktizerende dierenarts ervaren.

4. Slechts tweederde van de praktijken
gebruikt controlemiddelen, zoals
badges.

5. Voorlichting over het gebruik van
röntgentoestellen aan praktizerende
dierenartsen is dringend gewenst.

INSPECTIE-INSPANNINGEN
In 1991 verscheen daarop een rapport
van het ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZ en W), direc-
tie Gezondheid, afdeling Stralings-
hygiëne: \'Richtlijnen inzake röntgen-
toestellen bij dierenartsen\'.
De opstellers refereerden aan het ge-
noemde onderzoek en deden de aanbe-
veling de inspectie-inspanningen te
verhogen, gezien de geconstateerde
omissies.

De Arbeidsinspectie is van zins hier
werk van te maken en ziet toe op hand-
having van de wettelijke voorschriften
krachtens de Kernenergiewet en de
Arbeidsomstandighedenwet (ARBO-
wet).

VOORLICHTINGSAVOND
In samenwerking met de firma H.E.S.
(Hospital Equipment Service) te Kam-
pen organiseert Animed/Virbac een
voorlichtingsavond op 8 september.
De algemeen secretaris van de
KNMvD, dr. Tj. Joma zal het onder-
werp, veiligheidsaspecten bij het ge-
bmik van röntgentoestellen in de prak-
tijk, inleiden. Het Hoofdbestuur wil
hiermee het initiatief van de firma
Animed/Virbac van harte ondersteu-
nen.

Het programma is als volgt:

- 20.00 uur

Inleiding door dr. Tj. Joma

- 20.15 uur

Wettelijke aspecten an de verant-
woordelijkheden voor de dierenarts
als werkgever door ing. L. Vlas-
kamp, beleidsmedewerker ministe-
rie van SZ en W, afdeling Stralings-
hygiëne

- 21.00 uur Pauze

- 21.15uur

Technische veiligheidsaspecten van
röntgenapparatuur door J. Gankema,
technisch directeur H.E.S. Kampen

- 21.45 uur

Praktische veiligheidsaspecten bij
röntgenopnamen door mevrouw drs.
M.L. Schmidt, specialist Veterinaire
Radiologie

- 22.15 uur Discussie

- 22.30 uur

SAMENSTELLING
BESTUUR STICHTING
PENSIOENFONDS
VOOR DIERENARTSEN .

Het Bestuur van de Stichting
Pensioenfonds voor Dieren-
artsen is momenteel als volgt
samengesteld:

S. Dooper (voorzitter)
H.A.R. Kok (vice-voorzitter)
J.K. Prins

(secretaris-penningmeester)
Mw. IJ.H. Beenen-Louwerse
A.M. Visee
C.W.M. Augustijn
H. Meulenaar
E
.K. Dolfijn (adviseur)

In de in september te houden
deelnemersvergadering zijn de
heren J.K. Prins, afkomstig uit
de Groep Practici Grote
Huisdieren en de heer A.M.
Visee, afkomstig uit de Groep
Geneeskunde Gezelschaps-
dieren aftredend. Beide be-
stuursleden zijn bereid om een
nieuwe bestuursperiode in te
vullen.

Het Hoofdbestuur stelt voor wel
de heer Prins als de heer Visee te
herbenoemen voor de komende
bestuursperiode.

-ocr page 111-

In het buitenland is El veel populairder
dan in Nederland. In Spanje bijvoor-
beeld zijn al 200.000 dieren van een
chip voorzien.

Dc transponder, een stukje metaal met
een glazen omhulling wordt door laag-
frequente radiogolven geactiveerd,
waardoor de reader een getal/letter-
combinatie van tien karakters kan to-
nen. Indien het inbrengen van
transponders via de dierenarts zou ver-
lopen biedt dat enkele voordelen: een
goede bereikbaarheid voor de cliënt,
een verantwoord inbrengen en een ge-

JAARCONGRES
1994

"DE FEESTAVOND"

i.ocatie: Drachten, Friesland

Thema: Diergeneeskunde na 2002

Datum: 29 September Sportdag
30 September/ Congres
1 oktober / KNMvD

In een aantal vorige afleveringen van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
is al enige informatie gegeven over de
Sportdag, het Wetenschappelijk ge-
deelte van het congres en het
Partnerprogramma.

Nu dan de Feestavond:

Na de ontvangst door de burgemeester
van de gemeente Smallingerland zal
dc typisch Friese \'Blauhüster Dak-
kapel\' ons naar de dinerzaal begelei-
den. Vervolgens zal Frederieke
Kleefstra een aantal Friese liederen ten
gehore brengen. Tijdens het diner kun-
nen we genieten van Veterinair cabaret
door Friese collegae. Ze zullen de
vroegere, de hedendaagse en wellicht
ook de toekomstige diergeneeskun-
dige werkzaamheden op humoristi-
sche wijze voorbij laten komen.
De avond zal door de Latijns-ameri-
kaanse band Cha-Charanga, geheel in
de sfeer van het congres, worden afge-
makkelijke koppeling aan een geauto-
matiseerde praktijk voering.
Dat de leesbaarheid beter is dan de be-
staande tatoeage, behoeft nauwelijks
venneld te worden. De enige nog be-
staande nadelen zijn de kosten, met
name van de readers en het ontbreken
van een (ISO)standaard. Als deze laat-
ste hindemissen binnen niet al te lange
tijd genomen zijn, kan de achterstand
ingehaald worden, liefst op wettelijke
basis.

lil A M.

- _^^^

Uit: GGG NIEUWS.

sloten. Deze, van Cuba afkomstige
band, is namelijk in de loop van de ja-
ren onder invloed van allerlei stijlen
gegroeid van beschaafde dansmuziek
tot swingen in het kwadraat.
Dit laatste is voorwat betreft de con-
grescommissie ook het voorland van
DIERGENEESKUNDIG NEDER-
LAND.

De bijgevoegde sticker gebruikt u (op
de auto) om aan te geven dat uw VE-
TERINAIR HARTJE op de goeie
plaats zit.

De congrescommissie

IN BOPPESLACH !
OP 29 SEPTEMBER
1994

In het kader van de Veterinaire
Sportdag 1994 te Drachten is de orga-
nisatie op de "bjusterbaerlike" ge-
dachte gekomen kaatsen in het pro-
gramma op te nemen.

Het is de bedoeling met een twaalftal
kaats-enthousiasten een halve compe-
titie te spelen. Een eerste inventarisatie
heeft reeds een zevental spelers opge-
leverd. We hebben dus nog vijf men-
sen nodig. Graag even een telefoontje.
Tel. 03418-53090.

Th. Twerda, Putten.

ELEKTRONISCHE IDENTIFICATIE
DOOR DE DIERENARTS?

l ijdens de ledenvergadering van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
(GGG) op 9 juni 1994 hield mevrouw Marijke de Jong, stafmedewerker van
de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren een betoog over elek-
tronische identiflcatie (EI)

VETERINAIR HOCKEY
ÜP SPORTDAG
TE DRACHTEN

Op de velden van de gerenom-
meerde Friese Hockey club
\'De Graspiepers\' kunnen de vete-
rinaire hockeyers zich op
29 september voor de achtste keer
tegoed doen aan de hockey-ge-
neugten. Nagenoeg alle sportacti-
viteiten worden op het complex
van \'De Graspiepers\' gehouden.
Dus het belooft een heerlijk dagje
te worden! Aarzel dan ook niet en
geeft u zich zo snel mogelijk op.
Ook zij die nog niet eerder aan de
hockey-wedstrijden hebben deel-
genomen nodigen wij uit om dit
jaar de reis naar Drachten te on-
dememen!

Opgave bij: R. Back, Heggerank
163, 7242 MJ Lochern, tel.
05730-54027 (praktijk), 52570
(privé), fax 57622.

Vétoquinol

C^t;

ENC

CKUllEr tN EfHi riN a*NK

«

WAA

(^Tnterv^

•i)
SOLVAY

SOLVAY
DUPHAR

Bayer

^BiW jva

dierenarlsencoöperalif

Upjohn

-ocr page 112-

■ m IP» \'

Fiscaal-actuee

Op 21 juni 1994 heeft de Tweede Kamer
het wetsvoorstel tot wijziging van het ta-
riefopstapje in de vennootschapsbelas-
ting en de verruiming van de zelfstandi-
genaftrek aangenomen.
Ingangsdatum is 1 juli 1994.
Het wetsvoorstel houdt in, dat het belas-
tingtarief van 40% over de eerste
f250.000.- winst van dc B.V., zoals we
dat de laatste jaren hebben gekend,
wordt veranderd in 4()"/() 0ver de eerste
ƒ 100.000,-. Over de resterende winst
blijft het tarief 35%. De winst zal dus
eerder belast zijn tegen het tarief van
35% in plaats van 40%. Daarom is dit
een belastingvedaging. De zelfstandi-
genaftrek is voor win.sten tot f85.560,-
met f 1.500,- verhoogd.
Betekent de verlaging van het opstapje,
dat het sneller voordelig wordt om voor
dc B.V. te kiezen?

H\'unneer een B. V.

Er bestaan veel misvattingen over wan-
neer de B.V. voordeliger wordt. Een
veel gebruikt arguinent is, dat de B.V. al
interessant wordt bij een win.st van bo-
ven de f43.267,- omdat bij de B.V. 35%
of 40% belasting betaald inoet worden,
terwijl je bij een dergelijke winst in de
inkomstenbelasting al 50% of 60% gaat
betalen - dus een stuk meer. Deze rede-
nering is niet juist. Het gaat erom wat
gemiddeld aan belasting betaald wordt
en niet wat over de laatste gulden be-
taald wordt.

Als een ondernemer een winst heeft van
stel f 100.000,- dan betaalt hij - rekening
houdend met de belastingvrije som - on-
geveer 40% inkomstenbelasting. Bij de-
zelfde winst in de vennootschapsbelas-
ting betaalt hij sinds 1 juli 1994 over de
eerste f 100.000,- maar 40% over het
meerdere 35%. Dus zou je zeggen be-
staat er tenminste een voordeel bij een
winst vanaf f 100.000,-. Ook dit is niet
juist. In de inkomstenbelasting kan af-
teressant de B.V. is. De B.V. moet ge-
zien worden als een spaarpot. Je haalt
salaris uit de B.V. en de rest blijft achter
in de B.V. Haal je teveel uit de B.V. dan
heeft de B.V. nauwelijks zin.
Voorts wordt de aanmerkelijk belang-
regeling vergeten. Deze regeling houdt
kort gezegd in, dat bij verkoop van de
aandelen in de B.V. over de meerwaarde
van de aandelen nog belasting betaald
moet worden. Het tarief is 20%. Zo\'n
aanmerkelijk belang kan onder meer
aanwezig zijn, indien u samen met uw
naaste familie meer dan 33\'/.i% van de
aandelen in de B.V. bezit. Voor de re-
kenkundigen: stel winst 100; belasting
40%; resteert 60. Hierover is 20% ver-
schuldigd. Per saldo is dan 52 geheven.
Gelukkig is de 20% pas verschuldigd bij
verkoop van de B.V. En dat duurt veelal
nogjaren.

In het kort komt het er op neer, dat het
niet één-twee-drie uit te maken is of een
B.V. aantrekkelijk is. Er zijn teveel om-
standigheden, die voor de beantwoor-
ding van die vraag meespelen. Daarom
is een op maat gesneden advies nodig
om tot de juiste beslissing te komen.
Hieronder volgt een voorbeeld dat het

DEB. v.:

NU NOG VOORDELIGER?

a Mr. L.J.
van

Roosmaelen
BDO

Camps Wanneer begin jc een B.V.? Het tarief van de

vennootscliapsbelasting is lager dan het tarief
Adviseurs inkomstenbelasting, wat menigeen

reeds de nodige aanzet geeft om voor de B.V. te
kiezen. Recent is de vennootschapsbelasting verlaagd. Dit doet de fantasie op
hol slaan. Wat is de nuchtere werkelijkheid?

hankelijk van de situatie de winst ver-
laagd worden met alleriei aftrekposten,
zoals de meewerk- aftrek en de (ver-
hoogde) zelfstandigenaftrek. Daamaast
wordt de inkomstenbelasting niet gehe-
ven over de winst, maar over het belast-
bare inkomen. Dat betekent, dat allerlei
overige inkomsten (rente-, huurop-
brengsten, huurwaardeforfait e.d.) en af-
trekposten (hypotheekrente, pensioen-
en arbeidsongeschiktheidspremie e.d.)
mee- doen. Daardoor kan het belastbaar
inkomen sterk afwijken van de winst.
Het belastbaar inkomen kan bijvoor-
beeld lager zijn dan de winst.
Of de B.V. voordel^ is, hangt met name
samen met het bestedingspatroon van dc
eigenaar van de B.V. Hoe meer hij als
salaris uit zijn B.V. haalt, hoe minder in-

De praktijk

Bedrijfswinst

LSO.OOO

Tolaal inkomen

l.SO.(KK)

Meewerkallrck (J»»)
Zelfstandigenaftrek
l"()R-dotatic maximum
Arbeidsongesehikthcids\\er/ekcring
l.ijfrentepremie

Totaal aftrekposten

■4.5(K)
4.275
16.004
ft..<iOO
10. W2

42.271

Totale belasting (29%)

43.790

Belastbaar inkomen

Belastingvrije som

Belastbare som
Belasting

H)7.72<J

11 .«50

95.879
4-1.790

Inkomen:

Bedrijfswinst

Arbeidsonge.schikiheids

\\\'erzekering

Lijfrentepremie

Belasting

Besteedbaar in privé

150.000

6.500
10.992
43.790

88.718

Situatie hij de B.\\ .:

Bedrijfswinst

15().0()()

Salaris

Overhevelingstoeslag
Pensioenpremie

9().0(H)
8.8.57
5.496

Totaal aftrekposten
Belastbare winst
VenniHïtsehapsbelasting

104..153
45.647
15.976

Te beleggen door de B.V.

29.671

Pri>é

Salaris

Aftrekbare kosten

Arbeidsongeschiklheids\\er/ekering
Lijfrentepremie

Tolaal aftrekposten
Belastbaar inkomen
Belastingvrije som

98.857
2.086
6.500
5.496

14,082
84.775
11.850

Belasting privé
Belasting B.V.

Totale belasting (31%)

Inkomen:
Lijfrentepremie
Arbeidsongescbikl.verz.
Belasting privé

31.378
15.976

47.354

98.857
5.496
6.5m)
31.378

Belastbare som
Belasting

72.925
31.378

Besteedbaar in privé
Te beleggen door B.V.

Totaal te leesteden

55.482
29.671

85.153

-ocr page 113-

rkiitfirtifijr

een en ander verduidelijkt.
Het springt in het oog, dat het in dit ge-
val niet gunstiger is de praktijk om te
zetten in een B.V. Het netto besteedbaar
inkomen gaat er zelfs op achteruit!

Conclusie

De veriaging van de belastingheffing
voor de B.V. heeft de grens om over te
gaan op de B.V. veriaagd. Om tot een
goede keuze te komen moeten een aan-
tal factoren tegen elkaar afgewogen
worden. Hierbij spelen niet alleen fis-
cale, maar ook andere aspecten een rol.

Hoe het ook zij, per geval moet bekeken
worden wat het beste is. Voor degene
die reeds op de grens zaten om over te
gaan op de B.V.-vorm kan het zinvol
zijn een nieuwe berekening te laten ma-
ken. Voor anderen blijft de situatie
veelal bij het oude.

Personalia

O

Vnor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse .Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Gemert-van den Broek. Mevr. M.A.A.C\'.M. van;
1494; 3523 GN Utrecht; Turkooislaan 42.
(ionzalez. Mevr R.A.; Leon-lW3; .M)49 LG
Tilburg; Perosistraat 361 A.
Grinsven. Mevr H.h.C. van; 1994; 5432 AT
Cuijk, Bercklauw 197.

Hoogenraad. Mevr R.R.; 1994; 3137 VA
Vlaardingen; R. Schumanring2l4.
KoutTcId, Mevr M.; 1994; 8491 GD Akkrum;
Ljouw-erterdijk 26.

Moorman-Roest, Mevr J.; 1986; 5704 KX
Helmond; EIbeplantsoen 81.
Nijs, G.G.M.; 1994; 6411 ER Heerlen; Kap.
Beri.xstraat 10.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het lluofdbestuur aangenomen:

Bakker. Mevr. L.M.; 1994; 3524 BD Utrecht;
01dambt71.

Vollema. Mevr. J.R.; 1994; 9088 CB Wirdum
(E); Tsjaerderdijk9.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Hack. Mevr. M.; 3512 TC Utrecht; L. Berchma-
kerstraat 23.

Heden. Mevr. R. van der: 3945 BA Cothen;
Zandpad 12.

Veen, Mevr. C. van de; 3737 ME Groenekan;
Nw. Weteringseweg 108.
Vonck. Mevr M.J.; 2015 JS Haarlem; L.
Meeszstraat 40.

Wamierdam. P.J.; 3441 BK Woerden; Haven-
straat 44 A.

Wcrff. M. van der; 3512 NV Utrecht; Dorstige
Hartsteeg 15.

Wollenberg. Mevr. L. van den; 3512 NX

Utrecht; Korte Smeestraat 4 A.

□VERLEDEN:

Op 30 juni 1994 overleed Drs. P.J.J. Caramin te
Brasschaat (België).

JUBILEA:

J.W.A.A. Driessen te Halsteren, afwezig, 25
jaar, 9 september 1994

RECTIFICATIE:

In de Personalia van 1 juli 1994 staat de naam
van Drs. M.J.E. Quaedvlieg verkeerd venneld:
i.p.v. M.J.E. Quadvlieg had er moeten staan:
M.J.F. Quaedvlieg!

(k-slaagd voor het dierenartsenesamen van
31 mei 1994:

Mevr. C.H.A.H. van Kimmenade

(Geslaagd voor het dierenartsenexamen van
30 juni 1994:

Mevr. H.E.C. van Grinsven
J.J. Helder
G.J. Hoomenborg
Mevr. P. Laurier
J.N.P.T. Mooij
J.B. Pape

S.A.T.V. Serrarens
E.B. Visser
N.A.J. Vreeburg

(ieslaagd voor het dierenarlsenevamen van I
juli 1994:

K A. Maijer

MUTATIES:

358 Baaijen. M.T.; 1977; 2500 KB \'s-
Ciravenhage; Postbus 20061, Koeriers-
dienst San José; tel. Ü0-506-2655S29
privé, 2377833 bur.; fax 00-506-2602155;
medew. Universidad Nacional. Costa Rica.
203 Bakker. Mevr. L.M.; 1994; 3524 BD
Utrecht; Oldambt 71; tel. 030-884732;
wnd.d. (toev. als lid).
203 Bakker, W.Th.; 1993; 6921 EN Duiven;

Prunuslaan 96; tel. 08367-65750; wnd.d.
205 Barth. Mevr. M.D.E.; 1986; 9247 DF.
Ureterp; Souwe 50; tel. 05I25-1«92
privé, 05120-1.1757 prakt.; p., medew.
bij ,A.K. van der Paauw.

220 Bus. R.J., 1990; 8016 KJ Zwolle;
l.andsheerlaan 173; tcL 03S-600837
privé, 214420 prakt.; p.. gezelschapsd., ge-
ass. met J.C.H.F M. de Beer.

221 Ceyssens, Mevr. K G.F.; Gent-1986; 4924
BD Drimmelen; Batterij 14; tel 01621-
16488 bur.; fax 01621-17538; d. bij
Dopharma Research B.V.

228 Dongen. Mevr. A.M. van; 1992; 3572 RT
Utrecht; Goedestraat 4 bis; tel. 030-713127
privé. 531929 bur.; fax 030-518126; spe-
cialist in opleiding U.U. (F.D., vkgr.
Geneeskunde van Gezelschapsd.).

229 Dorst. J.C.H. van; 1988; 2801 CC Gouda;
Kattensingel 55; tel. 01820-20561 privé,
10958 prakt.; p.. geass. met J.C. Olden-
bandringh.

231 Ebeli, C.J.; 1990; 1338 KK Almere; Im-
palastraat 1; tel. 036-5327514 privé.
5324912 prakt.; p., gezelschapsd.
237 Frieling, W.J.A.M.; 1991; 5397 BP Lith;
Kapelstraat 4; tel. 04128-2601 privé, 2250
prakt.; p., geass. met G.P.C.M. Jenniskens
en A.J.M. van Nistelrooij.
361 Gerritsen. Mevr. C.E.A.; 1989; Faken-
ham, Norfolk NR21 8PF (Groot-
Brittannië); 8 Green Court; tel. 00-44-
328-856726 privé, 862137 prakt.; p., me-
dew. bij Gillham House \\\'et. Surgerv.

240 Giesen, Mevr. M.A.T.; 1993; 5809 ED
Leunen; Steegse Pcelweg 45; tel. 04780-
14770 privé, 41741 prakt.; fax 04780-
41987; p., medew. bij Y. Greydanus. C.J.
Pel. O.J.M. Schreurs, A.J.P.M. van
Sundert en N.J. Zegers.

241 Goes, Mevr. G.J.C. van der; 1990; 3891
DM Zeewolde; Schokker 75; tel. 03242-
2551 privé, 1521 prakt.; p., medew. bij
H.W. Giesen en B.J.J. ten \\ oorde.

361 Gooi. F.J.P.J.E. van; 1973; 69126 Brindas
(Frankrijk); 128 Route de Cherest; tel.
00-33-78455170 privé, 72723010 bur.;
fax 00-33-72723269; dir. Productgroep
Herkauwers bij Rhône Merieux, Lyon.

242 Goossens. Mevr. M.M.C.; 1993; naar het
buitenland.

361 Goossens. Mevr M.M.C.; 1993; Davis,
CA 95616 (U.S.A.); 801 J Street Apt. 28
(Ivv Town Apt.); tel. 00-1-916-7591038
privé, 7521.387 bur.; fax 00-1-916-
7520414; wet. medew. bij Vet. Medical
Teaching Hospital. University of
California.

242 Govers, Mevr. M.H.Th.; 1984; 6852 EN
Huissen; Tas 4; tel. 085-256025 privé,
08370-19120 prakt.; fax 08370-20480; p.,
Dierenziekenhuis "Dc Wagenrenk"; spe-
cialist Chirurgie der Gezelschapsdieren

243*(;rinsven, Mevr. H.E.C. van; 1994; 5432
AT Cuijk; Bereklauw 197; tel. 08850-
93818; wnd.d.

244* Groenveld. M.; 1976; 7152 JH Eibergen;
Kruiskamp 70; tel. 05454-75349 privé.
08355-1725 bur.; lok.d. R.V.V. kring
Doetinchem. lok. Lievelde.

244 Grondhuis, P.; 1958; 6.373 AK Land-
graaf; Ravetsmaar 11; tel. 045-317935; d.

245 Haan. J.P. de; 1992; 3515 XT Utrecht;
Adriaan Bcijcrkadc 16; tel. 030-717480
privé. 020-6532969 bur.; lok.d. R.\\ .\\ .
kring .\\lkmaar/l)c Meern.

250* Helder, J.J.; 1994; 3572 BD Utrecht;
Biltstraat 50 bis; d.

255* Holst, Mevr J.A.; 1990; .1043 PT
Rotterdam; Th. Jacobalaan 50; tel. 010-
4376708; p. (freelance).

255* Holten, Mevr J.M. van; 1994; 3572 DC
Utrecht; Veeartscnijstraat 85; tel. 030-
721502 privé. 04135-1350 prakt.; fax
04135-1495; p.. medew. bij D.A.H. Brus.
L.B.H. ten Hove. J.W.M. Miltenburg,
P.J.A.M. Pulskens, C.J.M. Schouten en
J.A.C. van \\ uren.

256* Hoomenborg, G.J.; 1994; 3572 ZT
I trecht; B. Ballotstraat 33 bis; tel. 030-
719803; wnd.d.

257 Huijbers. R.H.J.; 1991; 5283 GD Boxtel;
Rozengaard 11; tel. 04116-86191 privé;
079-411321 bur.; fax 079-425013;
Technical manager Livestock Benelux,
SmithKline Beecham.

258 Hünen. Mevr E.J.M R.; 1991; 1338 KK
.Almere; Impalastraat I; tel. 036-
5327514 privé. 5360160 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr H.L.P. Labes.

264 Kaasenbrood. Mevr. J.H.; 1993; 1824 HJ
Alkmaar; Lekerwaard 219; tel. 072-
621270 privé, I 12133 123601 prakt.; fax
072-156616; p.. medew. bij M.M. Bron en
Mevr. G.M. Bron-Dietz en mede», bij
Mevr. M. Hof, tel. 036-5341288.

267 Kempeneers, P.A.; 1987; 2244 BH
Wassenaar; Buurtweg 147; tel. 070-

-ocr page 114-

3282321 privé, 3908908 pral<t.; p., geass.
met P.M.M. Waenink.

268* Kimmenadc, Mevr. C.H,.\\,H, van; 1994;
6002 SP Weert; Tobbersdijk 84; tel.
04950-38043 privé, 04120-41755 prakt.;
fax 04120-47471; p.. mede», bij
van den Ekker, J.P.E.M. Langens. H.W,
Martin, H, Oosterveen en M.H.J.J,
Westerhof,

268*Klaasen, Dr. H.L.B.M.; 1987; Nijmegen-
1992; 6641 MT Beuningen (Gld); Pyloon
6; tel. 08897-71419 privé,
08855-87323
bur,; fax 08855-87490;
microbiologisch
onderzoeker;
wet. medew. bij Intervet
International B,V„ afd, Bacteriol. &
Biochem. Res.

271 Kolk, Dr. J.H. van der; 1987; U-I99I;
3703 TJ Zeist; Laan van Bergen 24; tel,
03404-32205 privé,
030-531111 bur.; wet.
medew. U.U. (F.D., vkgr. Inw. Ziekten en
Voeding der Grote Huisdieren).

278* Laurier, Mevr, F,; 1994; 3512 GK
Utrecht; Oudkerkhof 28 .A; tel, 030-
319121; wnd.d.

282 Lunenburg, Mevr. W. van; Gent-1986;
6707 ET Wageningen; Harnjesweg 17;
tel. 08370-26840 privé,
08389-16500
prakt.; p., medew. bij P.J. Arends en P.J.
Kool.

283*Maijer, K,A.: 1994; .3581 PM Utrecht;
Schoolstraat 7; tel. 0.30-310945; wnd.d.

287 Meulenberg, J.; 1991; 9752 NH Haren
. .(Gr.);
Keesomweg 3; .teL Q50.-342173.
privé, 342174 prakt.; p.

289*Mooij, J.N.P.T.; 1994; 3583 AM
Utrecht; A. van Ostadelaan 112; tel. 030-
522209; wnd.d.

366 Obels, Mevr. M.J.P.E.; Gent-1987; 9600
Rabo de Peixe, Sao Miguel-.Acores
(Portugal); Caminho velho de Santana;

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

CURSUSSEN
NAJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk o\\erboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Herorii;ntatie op de gezelschapsdierenprak-
tijk

/4725,-

6 weken van 5 dagen op afspraak (94 67)

Veterinaire .Apotheek 11 gemengde praktijk

ƒ 2900.-

tweemaal dit najaar. Om tot een evenwichtige
indeling van groepen te komen zal de selectie
plaatsvinden door de cursusleiders. Via PAO-
Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodiging
met daarin plaatsingsdatum.

lel. 00-351-96-491440; p.

298* Pape. J.B.; 1994; 3524 CB Utrecht;
Gaasterland 68; tel. 030-884187; wnd.d.

302 Posthuma, Mevr. S.F.M.; 1991; 7475 BR
Markelo; Loosboersstraat 28; tel. 05476-
3595 privé,
1764 prakt.; fax 05476-3258;
p.. medew, bij T, Feenstra, P.J.M.
Franssen, B,M. Holtkamp en F,C.G..M.
van den Nobelen; wnd.d.

307 Ritsema van Eek, Mevr. C.; 1992; 5051 AJ
Goirie; Tilburgseweg 60; tel. 013-
341546 privé.
674590 prakt.; p.. medew.
bij J.A.P.M. Bakx en J.J.M. van Riel.

316 Schurer, E.R.; 1991; 3608 TC Maarssen;
Bloemstede 170; tel.
03465-64065; d.

317*Scrrarens, S.A.T,V.; 1994; 3581 .\\E
Utrecht; Beukstraat 39; tel. 030-510593;
d.

323*Steverink, P.J.G.M.; 1990; 1276 GZ
Huizen (NH); Anker 4; tel. 02152-59844
privé,
531323/534543 bur.; fax 030-
537970;
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Alg. Heelkunde en Heelkunde der Gr.
Huisd.).

.338* Visser, E.B,; 1994; 3572 TH Utrecht;
Oude Kerkstraat 33; tel. 030-734580;
wnd.d,

338» Vlis, Mevr. M. van der; 1994; 3583 BR
Utrecht; Frans Halsstraat 32 bis; tel. 030-
510038 privé,
04970-12100 prakt.; p..
medew. bij M..-V.P,.M. Kappen en M..M,
Volwerk.

339. Vollema,. Mcvt. J.R,; ,1994» 9P88 CD.
Wirdum
(F); Tsjaerderdijk 9; tel. 05105-
52083 privé, 05110-72064 prakt.; fax
05110-76456; p., medew. bij J.W. de Boer,
K.S. Broersma,
F. in \'t Hout en J. Niehof
(toe\\,alslid).

339 Vos, Prof.Dr. J.G.; 1967; U-1972; 3722
GM Bilthoven; Julianalaan 255; tel. 030-

Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren

ƒ 260,-

-Thorax, 13 september 1994(94/53)
-Abdomen, 20 september 1994 (94 54)
-Skelet, 27 september 1994 (94 55)
-Thorax, 9 november 1994 (94/56)
-Abdomen, 16 november 1994(94/57)
-Skelet, 23 november 1994 (94 58)

Introductie praktische toepassing van echo-
grafie bij gezelschapsdieren

J 470,-

17 september 1994(94\'68)

N\'eterinaire Apotheek 1 gemengde praktijk
ƒ 1450,-

21, 22 en 23 september 1994 (94,64)

Anaesthesie I

ƒ575,-

23 september 1994(94/78)
(Aangeven hond of kalf/paard)

Pluimvee-entingen

ƒ 460,-

28 september 1994(94/73)
LPC en OCD (elleboog) hond

287813 privé, 742075 bur.; fax 030-
285283; h. Lab. voor Pathologie.
R.I.V.M.; hlr. Toxicologische Pathologie
U.U. (F.D., vkgr. Pathologie).
.340* Vreeburg, N,A.J.; 1994; 3572 VK
Utrecht; Bollenhofsestraat 87; tel. 0.30-
71.3570; d.

341 Vries, J.P. de; 1927; 9501 AP
Stadskanaal; Maarsdreef 141;
tel.
05990-12153; r.d.
.343» Warmerdam, E.P.L.; 1993;
.3451 EB
Meuten; A. Schweitzerlaan 41; tel.
03407-73816 privé, 030-531250 bur.;
specialist in opleiding
U.U. (F.D., vkgr.
Radiologie).
343 Waterval, H.J.W.; 1980;
7121 EM .Aalten;
Ludgerstraat 60;
tel. 05437-77350 privé.
73340 prakt.; fax 05437-75745; p., geass.
met H.B.F. Arink, M.G.M. Brinkhoff.

F.S.G. Glorie, A.W. Udo en P C. Witjens.
345 Wentink, Prof.Dr. G.H.; 1969; U-1978;

5.301 NL Zaltbommel; Bomela 18; tel.
04180-40645 prakt.;
030-531234 bur.; fax
030-531817;
hlr. U.U. (F.D., vkgr. Inw.
Ziekten en Voeding der Gr. Huisd.).
347 Wichers, B.S.; 1976; 7701 BG
Dedemsvaart; Rheezerend 78; tel. 05230-
13455 privé, 12662 prakt.; p.,
geass. met

G. Kempe.

351 Wit, J.J. de; 1989; 7221 BN Steenderen;
Dorpsstraat 27; tel, 05755-2357 privé,
05700-60222 bur.; fax 05700-34104; d.
. , 0.v,D
..()9Sl-Nederlaiid, afd. Pluimvee.
35l*Wonngoor, Mevr. E.A.\'; 1983;
3524 WE
Utrecht; Olympus 210; tel, 030-890954
privé, 020-6182884 prakt,; p., medew.
bij Mevr. J.T.A. Neijenhuis en R.J.M.
van der W aarden; p., Spoedkliniek voor
Dieren Amsterdam, tel. 020-6944766.

/350,-

.30 september 1994(9461)

Deze cursus is volgeboekt, opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Zin en onzin van bloedonderzoek bij melk-
koeien

) 380,-

4 oktober 1994(94/91)

X\'oortplanting Paard (aanpak probleemmer-
ries)

ƒ200,-

5 oktober 1994(94/97)

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
.\\an het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 115-

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief
Wil %
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994. De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief I7\'/2 %
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening 511606 ten
name van de KN.MvD, onder vermel-
ding van \'Banden\' (plus jaargang).

Acute buik

ƒ 365,-

7 oktober 1994(94/62)

Monitoring en analyse van gezondheids- en
pruductieprnblemen op melkveebedrijven

ƒ 1775,-

10, II en 12 oktober 1994(94/81)

Case studies interne geneeskunde gezel-
schapsdieren

ƒ 1080,-

13 oktober 1994(94/70)

l.ongaandoeningen paard: acuut en chro-
nisch

ƒ485,-

14 oktober 1994(94/83)

Behandeling van krui$l)andletsels

/ 685,-

14 oktober 1994(94/75)

21 oktober 1994(94/76)

4 november 1994(94/95)

De cursussen 94/75 en 94/76 zijn volgeboekt.

Dermatologie gezelschapsdieren voor assis-
tenten
I 425,-

18 oktober 1994(94/74)

Patiëntendemonstratie gezelschapsdieren

J 90,-

19 oktober 1994(94/79)

Toepassing van röntgenologie bij bijzondere
dieren

) 345,-

21 oktober 1994(94 93)

Het keuren van paarden

J 1000.-

27 oktober. I middag op locatie en
nabespreking op 15 december 1994 (avond)
(94/88)

Röntgenologisch en echografisch onderzoek
van het urogenitaalapparaal bij gezelschaps-
dieren

7 335,-

28 oktober 1994(94/60)

Veterinaire aspecten van de struisvogelhou-
derij in Nederland

ƒ455,-

8 november 1994(94/82)

Zeislerdagen

ƒ 1100,-

Week 1, 8 - 11 november 1994 (94/85)
Week II, 14- 18 november 1994(94/86)
Week III, 21 - 25 november 1994 (94/87)

U, u» cliënt en uw patiënt

ƒ430,-

10 november 1994(94/84)

Binnenstebuiten; een kwart eeuw interne in
de t ithof

ƒ50,-

16 november 1994(94/94)

Apotheekbeheer voor gezelschapsdieren-
praktici

ƒ 1450,-

16, 17 en 18 november 1994(94/72)

De Benauwde Patiënt (te Beerse, België)

ƒ 360,-

25 november 1994(94/96)

Kliniek en diagnostiek van leververvetting bij
melkkoeien

ƒ480,-

29 november 1994(94/90)

Klinische les gezelschapsdieren
"Heeft ie gezonde oogjes"?
ƒ135,-

1 december 1994(94/77)

Schedelafwijkingen bij de hond en kat

ƒ370,-

2 december 1994(94/59)

Digestie apparaat varken

ƒ 1550,-

6, 7 en 8 december 1994 (94/63)

l\'heniadag lever

ƒ375,-

9 december 1994(94/80)

Vleeskalveren capita selecta

ƒ630,-

15 december 1994(94/71)

Nadere infonnatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochurc.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374. Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100: giro van
de ABN 1412.

Doorlopende agenda

Augustus

24- 27 ESVD Workshop on Feline
Dermatology. Utrecht, the Netherlands.
Further information: Organizing
C ommittee. ESVD Workshop on Feline
Dermatology, Yalelaan 8, P.O.Box
80.154. 3508 TD Utrecht, the Netherlands.
Fax:31-30-518126.

29— 2 September XVIII World Buiatrics con-
gress, XXVI Congress of the Italian asso-
ciation of Buiatrics, Bologna Italy,
Palazzo della Cultura e dei Congressi.
Information Sogepaco Convention and
Travel, Piazza Costituzione 5c, 1-40128
Bologna. Phone 39-51-637511 1 (fax 39-
51-6375149).

29—2 40\'^ International Congress of Meat
Science and Technology. The Hague, the
Netherlands. Congress seer. H.O.L.
Parkstraat 29. 2514 JD The Hague. Tel:
31-70-365-7850. fax: 31 -70-361 -4846.

September

I Veteriniar Laboratorium Nederland
(VLN) organiseert jaarlijkse thema-avond
betreffende diagnostisch bloedonderzoek.
Aanvang 20.15 uur. De bijeenkomst zal
worden gehouden in de bovenzaal van de
VLN aan de Visdonkseweg 2a te
Roosendaal (tel: 01650 - 67636).

6 De jaarlijkse kampioenschappen \'kleidui-
venschieten\' voor co-assistenten bij
Dorhout Mees te Biddinghuizen. De orga-
nisatie is in handen van Boehringer
Ingelheim.

7 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
Ussel, aanvang 20.00 uur.

7 Afdelingsvergadering Noord-Brabant.
Paviljoen Molenwijk, Molenwijk 2, 5282
SH, Boxtel (tel.: 04116-72302)

9-10 lO\'li Scientific Meeting of the European
Embryo Transfer Association (AETE).
Lyon, France. Inf J.A.H. Lieshout, tel.
04905-2444).

9-12 4\'\'i ESVIM Congress, Brussels Congress
Center, Brussels. Infonnation: Context
International, Middelbourg 48, 1170
Brussels Belgium, fax: 32-2-672-97-58.

12—17 Vlll\'" Congress of the International
Society of Animal Hygiene (ISAH), St.
Paul. Minnesota. Informatie: dr. F. van
Eerdenburg, Faculteit Diergeneeskunde,
tel: 030-532023, telefax: 030-521887.

13 Post-IPVS-meeting van de Cjroep
Geneeskunde van het Varken cn Solvay
Duphar in het Postiljon Hotel te Amhem.

13 PAO-D cursus: 94/53 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren

14 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland

15 Ledenvergadering Afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen. aanvang 20.30 uur.

15 Ledenvergadering Ciroep Cieneeskunde
Cjezelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.

16 Ledenvergadering Afdeling Zeeland.

17 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Utrecht, aanvang
13.30 uur
(zie pagina 378)

17 PAO-D cursus: 94/68 Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren

18- 22 Autumn Conference of the European
Society of Veterinarv Pathology. Cuneo.
Italy.

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

20 Ledenvergadering Afdeling Cironingen
Drenthe van de KNMvD.

20 Ledenvergadering Afdeling Limburg van
de KNMvD. Dinsdagavond 20.15 uur.
Restaurant \'De Waever te Heythuysen.

20 Ledenvergadering van dc Afdeling

-ocr page 116-

Utrecht in \'Het Oude Tolhuis" te Utrecht,
aanvang 20.15 uur

20 PAO-D cursus: 94/54 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

21 —22 en 23 PAO-D cursus: 94/64 Veterinaire

Apotheek I Gemengde Praktijk

22 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

22 Ledenvergadering Groep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen in het
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, aan-
vang 19.30 uur.

22 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen, aanvang 14.00 uur

23 PAO-D cursus: 94/78 Anaesthesie I

24 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Best, aanvang 13.30
uur (zie
pagina 378)

27 Bijeenkomst Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei, Praktijk Bameveld, De Driest 2,
aanvang 20.15 uur. Presentatie BFI afval-
verwerkingstechnieken, bestuurswisse-
ling.

27 PAO-D cursus: 94/55 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

28 PAO-D cursus: 94/73 Pluimvee-entingen

29 Sportdag KNMvD, voorafgaand aan het
Jaarcongres, Friesland.

30—1 oktober Jaarcongres 1994 KNMvD in
congrescentrum De Lawei te Drachten.
Thema : Diergeneeskunde na 2002.

.30 .PAO.D cursus; 94/61.......

LPC en OCD (elleboog) hond

Oktober

4 PAO-D cursus: 94/91 Zin en onzin van
bloedonderzoek bij melkktKien

5 PAO-D cursus: 94/97 Voortplanting Paard
(aanpak probleemmerries)

7 PAO-D cursus: 94/62 Acute Buik

10—11 en 12 PAO-D cursus: 94/81 Monitoring
en analyse van gezondheids- en productie-
problemen op melkveebedrijven

13 PAO-D cursus: 94/70 Case studies interne
geneeskunde gezelschapsdieren

14 PAO-D cursus: 94/83 Longaandoeningen
paard: acuut en chronisch

14 PAO-D cursus: 94/75 Behandeling van
kruisbandletsels

15 Bijeenkomst kadcr\\\'orming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Zwolle, aanvang 13.30
uur
(zie pagina 378).

18 PAO-D cursus: 94/74 Dermatologie gezel-
schapsdieren voor assistenten

19 PAO-D cursus: 94/79 Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren

21 PAO-D cursus: 94/93 Toepassing van rönt-
genologie bij bijzondere dieren

21 PAO-D cursus: 94/76 Behandeling van
kruisbandletsels

27 Jaarvergadering Groep Dierenartsen werk-
zaam in het Bedrijfsleven van de KNMvD.

27 I middag op locatie en 15 december 1994
PAO-D cursus: 94/88 Het keuren van paar-
den

28 PAO-D cursus: 94/60 Röntgenologisch en
echografisch onderzoek van het urogeni-
taalapparaat bij gezelschapsdieren

November

1 Najaarsvergadering van de Groep
Paardenpraktici van de KNMvD.

2 Salmonella Symposium. Aanvang 13.30

iximviiii^

uur bij de Gezondheidsdienst voor Dieren
te Drachten.

4 PAO-D cursus: 94/95 Behandeling van
kruisbandletsels

5 Symposium ter gelegenheid van het 40-ja-
rig jubileum Museum Diergeneeskunde in
het hoofdgebouw van de Faculteit
Diergeneeskunde. Thema: "De geschiede-
nis van de verloskunde van het rund\'
Informatie/aanmelding tel: 030-534675.

8 PAO-D cursus: 94/82 Veterinaire aspecten
van de struisv ogelhouderij in Nederland

8 9, IO en 11 PAO-D cursus: 94/85
Zeisterdagen Week I

9 PAO-D cursus: 94/56 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Thorax bij gezel-
schapsdieren

10 PAO-D cursus: 94/84 U, uw cliënt en uw
patiënt

10 Dierenartsen Kring ten Oosten van de
IJssel, aanvang 20.00 uur.

12 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen.

15— 16, 17 en 18 PAO-D cursus: 94/86 Zeister-
dagen Week II

16 PAO-D cursus: 94/94 Binnenstebuiten;
een kwart eeuw interne in de Uithof

16 PAO-D cursus: 94/57 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren

16 -17 en 18 PAO-D cursus: 94/72Apotheek-
beheer voor gezelschapsdierenpraktici

, 16 5ympOsi.um \' Bimjen^tebuiten\' ter gelegeti-
heid van het 25-jarig bestaan van dc
Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisdieren in De Uithof

16—18 Cursus \'Van medewerker naar associé\'.
Kosten ƒ 200,-, inclusief maaltijden en
overnachtingen (inlichtingen Marit Siem
of Marjoleine de Mol, bureau KNMvD, te-
lefoon 030-510111).

22—23, 24 en 25 PAO-D cursus: 94/87
Zeisterdagen Week III

23 PAO-D cursus: 94/58 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

24 Ledenvergadering Ciroep Homoeopa-
thisch-werkende Dierenartsen in het
Jaarbeurscongrcscentrum te Utrecht, aan-
vang 19.30 uur.

25 PAO-D cursus: 94/96 De benauwde patiënt
(te Beerse, België)

26 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren

29 PAO-D cursus: 94/90 Kliniek en diagnos-
tiek van leververvetting bij melkkoeien

December

1 PAO-D cursus: 94/77 Klinische les gezel-
schapsdieren

2 PAO-D cursus: 94/59 Schedelafwijkingen
bij de hond en kat

4-9 in Davos, Switzerland, Advanced Equine
AO-Veterinary Course in English, Basic
Small Animal AO-Veterinary Course in
English. For information contact: AO-Vet
Centre, Monika Gutscher, Winterhurerstra.
260, 8057 Zürich, Switzerland. TeL 41-1-
31303 83,fax/41-1-31303 84.

6— 7 en 8 december 1994 PAO-D cursus:
94/63 Digestie apparaat varken

8 Bijeenkomst Groep Pluimveeweten-
schappen, aanvang 14.00 uur.

9 PAO-D cursus: 94/80 Themadag lever

13 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe van de KNMvD

13 Ledenvergadering Afdeling Noord-Hol-
land van de KNMvD in Café De Marken
aan de Dorpsstraat 62 te Markenbinnen.
aanvang 20.30 uur.

13 Data ledenvergadering Afdeling Limburg
van de KNMvD. Dinsdagavond 20.15 uur.
Restaurant \'De Waever\' te Heythuysen.

13 Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur.

13 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.

15 PAO-D cursus: 94/71 Vleeskalveren capita
selecta

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

21 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

1995

.Maart

22—25The 21^\' congress of the German
Veterinary Medical Society, Bad Nauheim
(near Frankfurt am Main), Germany about
\'Current Research Results in Veterinary
and Comparative Medicine". Phone: 49-
511 -856-742 (fax: 49-511-856-7691).

26 1st Conference European College Avian
Medicine and Surgery, Jeruzalem.

21 Jaarvergadering van de Groep
Geneeskunde van het Varken in de
Jaarbeurs te Utrecht.

27—31 3rd Conference European
Committee Association of Avian
Veterinarians, Jeruzalem.

Mei

II —13 26. Jahresversammlung der Schwei-
zerischen Vereinigung für Klein-tiermedi-
zin SVK.

September

3 9 World Veterinary Congress (Yokohama)
1995. Theme: Advancing Veterinary
Profession in a Changing World.
Seer, c/o Sankei Convention, Sankei Bldg. lOF,
1-7-2, Otemachi, Chiyoda-ku, Tokyo 100,
Japan, tel. 81-3-3273-2084, fax. 81-3-
3273-2439.

-ocr page 117-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 17, 1 SEPTEMBER 1994

EDITORIAL 493

OVERZICHTSARTIKEL

De melkmachine als oorzaak van sterke onrust bij de koeien (en de veehouder) tijdens het
melken;
H. Laevens. A. Janssens. A. de Kruif. L. de Meulemeester en R. Vandermeersch 495

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Sporotrichosis bij een paard: een case report; S. W.M. Greydanus-van der Putten:

U.R. Klein. B Blankenstein. G.S. de Hoog en J.P. Koeman 500

OVERIGE ARTIKELEN

Viral haemorrhagic disease" bij het konijn, een case report; R.J.T. van der Luer

en M. Bethlehem 503

BOEKBESPREKINGEN 499,502,504

VETERINAIR VERLEDEN

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd:Albrant 506

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Veterinair golfkampioenschap 1994 505

Standaardoverzichten als instrument voor bedrijfsbegeleiding 505

Premierestitutie voor leden Movir 505

CURSUSSEN EN CONGRESSEN

TNO seminar milieukunde 506

Lezingencyclus over dermatologie en urologie 506.

Europese congressen vogelziekten Jeruzalem 507

MEDEDELINGEN VD

Besmettelijke dierziekten 508

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE 508

INGEZONDEN

brief P.H.A. Poll 509

REFERATEN 509

VRAAG EN ANTWOORD

Afwijkend socio-sexueel gedrag; Dr. B. IV. Knol en Dr. A.C. Schaefers-Okkens 510

WETENSCHAP

ACTUA

/

I Documentatie op
\' aanvraag beschikbaar

yiibac

Diergeneesmiddelen

IIACIL OOGDRUPPELS BIJ OOGINFEKTIES

C^/G-i / C

-ocr page 118-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr J. M. de ICruijf(penningmeesler)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijl(

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj, Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent. België)

Dr. G. M. Don-estein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesvilie, Florida, U.S.A.)

Prof dr. E. C. Fidh (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof drE. D. Heller(lsraël)

Dr W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia, U.S.A.)

DrM. F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr A. de Kruif(Gent. België)

Prof dr. J, G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. Oosterom (Dem)

Prof dr A. D. M, E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof lir. N. C. Pedersen\'(Davis, California, U.S.A.)\'

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen. Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K A. Schat (Ithaca. New York, U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)

Dr. R.J. Slappendel (Utrecht)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr H W de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTEUR

R G.J. M Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen cn
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031. 3508 SB Utrecht (tel.
030-5101 11/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrifl mor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrif) van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon; 030-51 01 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF OE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven. penningmeester

Drs. A. Mostert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T.W.teGifTel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw.drs.S. A.M.Deieu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

KNMVD.............................

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Verkiezingen Algemene Vergadering 511

Studiemiddag asieldierenartsen voor herhaling vatbaar 513

Uiteenlopende onderwerpen aan de orde van het AB en HB 513

Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt; C. van Kalles 515

Automutilatie bij katten 516

Hoe, wie, wat en waarom: de Groep Praktici Grote Huisdieren 517

Tennissen tussen de koeien 518

De operatiepatiënt nu met checklist 518

PERSONALIA 519

PAO-DIERGENEESKUNDE 520

CONTENTS

REVIEW PAPERS

The milking machine as a cause of severe uneasiness of cows (and the farmer)

during milking; H. Laevens. A. Janssens. A. de Kruif. L. de Meulemeesler

en R Vandermeersch 495

ORIGINAL PAPERS

Sporotrichosis in a horse: a case report; 5. W.M. Greydanus-van der Pullen.

W.R. Klein. B. Blankenstein. G.S. deHoogenJ.P. Koeman 500

OTHER PAPERS

Viral haemorrhagic disease in rabbits: a case report; R.J. T. van der Luer en M. Bethlehem 503

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder Schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science
Inde.x-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 119-

Het doet wellicht op het eerste gezicht vreemd aan om
in deze inleiding tot dit nummer van het Tijdschrift veel
aandacht te geven aan de Veterinary Quarterly.
Daar is echter alle aanleiding toe. Immers de typisch
onderzoekkundige artikelen verschijnen meer en meer
in de Engelse taal. Het is hier niet de plaats om op de achtergronden in te gaan. Wel heeft dat tot gevolg dat de
stroom Nederlandstalige artikelen die voor het Tijdschrift bestemd zijn sterk afneemt. Er vindt als het ware een ver-
schuiving plaats van het Tijdschrift naar de Veterinary Quarterly van resultaten van onderzoek die voor de
Nederlandse dierenarts gewoon interessant zijn. Het is goed daar eens op te wijzen ook al omdat een abonnement
op de Veterinary Quarterly voor de Nederlandse dierenarts qua prijs erg laag is. Daar komen de laatste tijd regel-
matig extra nummers bij in de vorm van supplementen.

Zo is er dit jaar supplement 1, bestaande uit een veertigtal bijdragen aan de Voorjaarsdagen 1994, verschenen.
Bijdragen die handelen over onderwerpen op gebied als infectieziekten, chirurgie, voeding, ethologie, beeldtech-
nieken en bijzondere dieren. Supplement 2 bevat 14 artikelen over diverse heelkundige aspecten bij het paard, pony
en rund die als lezingen zijn gehouden ter gelegenheid van het 25-jarige jubileum van de Kliniek voor Heelkunde in
de Uithof november \'93. De geïnteresseerde lezer krijgt in beide supplementen apart maar tegelijkertijd bij elkaar
een schat aan vakkennis op het gebied van de diergeneeskunde voor gezelschapsdieren alsmede dat voor (voorna-
melijk) het paard. Inmiddels is ook het tweede reguliere nummer van de VQ verschenen met 16 artikelen over heel
verschillende onderwerpen. Diverse zijn rechtstreeks van belang voor de prakticus zoals die over abortus blauw,
om het eens in het Nederlands te zeggen, over streptococcen infecties bij duiven, over de bronstfrequentie in de zeu-
genhouderij, over de klinische consequentie van bovine virus diarrhee infectie bij melkvee, om maar een paar on-
derwerpen bij naam te noemen. Het is een woord van waardering voor de auteurs op z \'n plaats want als de artike-
len niet geschreven werden hoefde het Tijdschrift, maar nog meer de VQ niet te verschijnen. Veel hangt ook af van
de bereidheid van de leden van de wetenschappelijke redactie of in het Engels, de consultant editorial board. Die
bereidheid om de ingezonden kopij kritisch te bekijken is ontzettend veel waard. Daar wordt wel eens veel te weinig
hij stilgestaan.

Bij het maken van een .supplement komt nog meer kijken dan hij het in elkaar zetten van een VQ-nummer. Voor dat
van de Voorjaarsdagen is zeer veel werk verzet door de collegae H.A. W. Hazewinkel en H.P. Meyer namens de
Voorjaarsdagencommissie, terwijl de collegae A. Bameveld en W.R. Klein de bijdragen aan het erg intere.s.sante
nummer over het Heelkunde Symposium voor hun rekening namen. Maar zonder de redactiestaf aan de Julianalaan
zou het zeker niet gaan. Dit betoog vertoont veel verwantschap met de voorwoorden die de dissertaties gewoonlijk
opsieren. Dank aan de werkers die ervoor zorgen dat een wetenschappelijke prestatie wordt bereikt en gepubli-
ceerd. Voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de VQ geldt mutatis mutandis hetzelfde. Gebundelde nieuwe
diergeneeskundige kennis regelmatig publiceren kan alleen maar met een brede steun van welwillende en uiterst
deskundige referenten en stafmedewerkers. De genoemde verschuiving van artikelen van TvD naar VQ vraagt van
de Hoofdredactie en het Hoofdbestuur een nadere bezinning betreffende de positie van de VQ in het geheel van het
publikatiebeleid van de Maatschappij. Plannen hiertoe zijn in de maak.

Het TvD en de VQ scheppen gezamenlijk ook de voorwaarde en de gelegenheid om de rijkdom aan nieuwe voorna-
melijk Nederlandse diergeneeskundige vakkennis onder de aandacht te brengen van de Nederlandse dierenarts.
Dat is belangrijk vooral als het ook nog eens niet al te veel kost; dat is natuurlijk niet het belangrijkste maar het
maakt de drempel voor aanschaf wel een stuk lager Een schrijver wil erg graag door veel mensen gelezen worden,
de auteurs van onze tijdschriften vormen op deze regel geen uitzondering en men kan zich voorstellen dat de refe-
renten dat dan tevens als extra waardering voor hun opbouwende kritische arbeid en\'aren. Dit nummer is opnieuw
de moeite waard om ter hand te worden genomen. De inhoudsopgave zegt wat dat betreft genoeg. De redactie wenst
u veel leesgenot.

De Hoofdredactie

-ocr page 120-

Pitman-Mooie

Estrumate

Boven Natuurlijk.

L.***

Ijzige koude... striemende regen... of zinderende hitte.

Welk weer het ook is, Estrumate™, het synthetische
Prostaglandine van Pitman-Moore doet zijn werk.

Wie voor Estrumate™ kiest,
weet zich verzekerd van een
effektief en krachtig Prostaglandine
in de prakrijk.

I

^»»aaiiMoore

(^J^ Pitman-Moore

Pitman-Moore Nederland B.V.
De Molen 5
3994 DA Houten
Telefoon 03403-40405.

I Estrumate

cloprosten®

■O-rä

-ocr page 121-

DE MELKMACHINE ALS OORZAAK VAN STERKE
ONRUST BIJ DE KOEIEN (EN DE VEEHOUDER)
TIJDENS HET MELKEN

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119 495-9

H. Laevens\'\', A. Janssens^, A. de Kruif, L. de Meulemeester^
en R. Vandermeersch"^

OverzichteaÉelen

SAMENVATTING

Op een melkveebedrijf had de veehouder klachten over
sterke onrust bij zijn koeien tijdens het melken. Uit de
anamnese bleek dat de problemen begonnen waren na
het aanbrengen van enkele veranderingen aan de melk-
machine. Om de oorzaak van de problemen op te sporen
werd een dynamische of natte meting van de melkma-
chine geadviseerd en uitgevoerd. De cyclische variaties
en de daling van het gemiddeld vacuüm in de korte melk-
slang voldeden niet aan de normen bij koeien met een
hoge melksnelheid (> 4.0 kg/min.). Bovendien bleef bij
deze koeien het gemiddeld vacuüm in het begin van de
lange melkslang te laag. Daarnaast werd bij koeien met
kleine spenen een te hoog stootrandvacuUm gemeten en
bleek de melkkraan in de melkklauw die de uitgang naar
de lange melkslang moet afsluiten bij de afname van een
melkstel, niet meer te functioneren. Hoe deze afwijkin-
gen de rust tijdens het melken kunnen verstoren, wordt
besproken. De advie/.en die werden gegeven om het euvel
tc verhelpen en de resultaten worden beschreven.

INLEIDING

De strenger wordende kwaliteitsnormen voor de melk ver-
plichten de melkveehouder ertoe steeds meer aandacht te be-
steden aan de gezondheid van de uier, die door tal van facto-
ren beïnvloed wordt. Eén van de belangrijkste factoren is de
werking van de melkmachine (2,3,4).
Een slecht werkende melkmachine heeft een nadelig effect
op de speenconditie (I). Zo kunnen een te hoog bcdrijfsva-
cuüm, slecht afgestelde pulsators of niet aangepaste tepel-
voeringen pijn en ocdcemvorming veroorzaken (1). Boven-
dien kunnen de dieren tijdens het melken lastig worden
waardoor de melktijden sterk worden vericngd (1). De vee-
houder heeft er dus alle belang bij dat zijn melkmachine
goed afgesteld is.

In dit artikel wordt een praktijkgeval beschreven waarbij de
melkmachine de oorzaak was van onrust van de koeien tij-
dens het melken.

PROBLEEMSTELLING

Tijdens een bedrijfsbegeleidingsbezoek, begin september
1993, werd door een zeer deskundige veehouder met een

\' Vakgroep Vmnplanting. Verloskunde en Bedrijjsdiergeneeskunde. Faculteit

Diergeneeskunde. Universiteit Gent. Casinoplein 24. 9IM)II Gent. België.
^ Vereniging voor de Melkk^-aliteit. Hagenhroeksesteenweg 169, 2500 Lier. België.
^ Provinciaal Laboratorium voor Dierenziektenhestrijding van Oost-Vlaunderen.
Drongenstationstraat 71. 9031 Drongen. België.

Provinciaal Laboratorium ivwr Dierenziektenhestrijding van H\'est\'Vlaanderen.
IndiLstrielaan 15. HH20 Torhout. België.

modem melkveebedrijf het volgende bedrijfsprobleem ter
sprake gebracht. Er waren veel koeien die de melkstal niet
meer binnen wilden komen. Ze waren zeer onmstig tijdens
het melken en er moest meer dan vroeger met een beugel ge-
molken worden, om te beletten dat de koeien het melkstel af-
trapten. Dit alles had tot gevolg dat de melktijd sterk ver-
lengd was en dat de veehouder geen plezier meer had in het
melken.

DE ANAMNESE
Het bedrijf

Op het bedrijf worden 65 met Red Holstein gekmiste rood-
bonte melkkoeien gemolken. De 305 dagen melkproduktie
bedroeg in 1992 mim 7000 kg. Tijdens de winterperiode
worden de dieren gehuisvest in een moderne ligboxenstal.
In de zomerperiode worden de dieren overdag geweid en
\'s nachts op stal gehouden.

De melkinstallatie

Het melken vindt plaats in een 5V5 dooHoopmelkstal. Dc
iaagliggende melkleiding is tweezijdig aangesloten en heeft
een inwendige diameter van 50 mm. De mclkklauwen heb-
ben een inhoud van 150 ml en zijn aangesloten op een lange
melkslang van 170 cm met een binnendiameter van 14 mm.
Dc lange melkslang is op haar beurt aangesloten op een
melkstroomindicator. Van de melkstroomindicator wordt de
melk afgevoerd naar dc melkleiding. Het pulsaticsysteem is
alternatief, heeft een frequentie van 60 pulsaties per minuut
en werkt met een zuig - mstslagverhouding van 60/40. Een
mechanisch gestuurd afnamesysteem is aanwezig.

De statische meting

Op 13 april 1993 werd een statische of droge meting van de
melkinstallatie uitgevoerd door de technische dienst van de
Vereniging voor de Melkkwalitcit volgens de methode be-
schreven in \'De technische handleiding voor het doormeten
van dc melkmachines\' van het IKC in Ede, Nederland, publi-
catie n° 19 (1991). De voomaamste afwijkingen die tijdens
deze meting gevonden werden, zijn weergegeven en onder-
streept in tabel 1.

Het bleek dat de luchtinlaat in de mclkklauwen bijna drie
keer dc norm overschreed en dat de a-fase van dc pulsatiecy-
clus bij 4 pulsators boven de norm van 15.0 % lag. De veel te
grote luchtinlaat werd veroorzaakt door versleten vacuümaf-
sluiters van de automatische afname in de mclkklauwen.
Geadviseerd werd om de vacuümafsluiters te vervangen en
de magneetkleppen van de 4 pulsators na tc zien. Tevens
werden de mclkklauwen, de lange melkslangcn en de melk-
stroomindicatoren vervangen waardoor het melkafvoerend
gedeelte een binnendiameter kreeg van 16 mm. Hierbij bleef
het volume van de melkklauw onveranderd. De lange melk-
slangcn werden daarenboven ingekort tot 135 cm en de
melkstroomindicatorcn werden vervangen door een ander

-ocr page 122-

type waardoor de melk minder weerstand ondervond bij de
overgang van de lange melkslang naar de melkstroomindica-
tor (zie figuur 1). Bovendien werd door de verdeler van de
melki.nstaljatie geadviseerd om het bedinjfsvacuüni te yerho- ^
gen tot 44 kPa.

Alle geadviseerde veranderingen werden uitgevoerd over
een periode van verschillende maanden en hadden tot gevolg
dat de koeien steeds onrustiger werden tijdens het melken.

HET ADVIES

Om de oorzaak van de onrust bij de koeien op te sporen,
werd op 21 september 1993 een dynamische of natte meting
uitgevoerd door de technische dienst van de Vereniging voor
de Melkkwaliteit volgens de methode beschreven in \'De
technische handleiding voor het doormeten van de melkma-
chines\' van het IKC in Ede, Nederland, publicatie n° 19
(1991). Het dynamisch doormeten van de melkinstallatic
wordt voornamelijk geadviseerd bij klachten over mastitis,
slechte spcenconditie of bij het moeilijk uitmelken van tc
lastige koeien. Met een dynamische meting kunnen afwij-
kingen in het melkafvoerend vermogen en het stootrandva-
cuüm opgespoord worden cn kan het optreden van impacts
nagegaan worden.

(ÉMi

Tabel 1: Uittreksel van het meet- en adviesrapport van de statische meting van 13 april 1993 met de voornaamste gevonden afwi|kingen (onderstreept)

1 "meting

2°meting

normen
volgens
T.A. 84*

opmerkingen

1.1.Bedrijfsvacuüm met alle

melkstellen aangesloten (kPa)

41.5

42.0

bedrijfsvacuüm afgesteld op 42.0 kPa na
eerste meting

2.1.2.Luchtinlaat klauwen (totaal)
(1/min)

291

max.100

te veel luchtinlaat in de melkklauwen

4.0.Drukwisselingssys teem

nr.\'

p.min^

onk.h^

a-Fb\'^

c d^

v.top^

a^

c^

a"

b\'"

c"

d\'"

opmerkingen

3

60.2

0.2

59.7

40.3

42.5

16.8

42.9

10.6

29.7

14.5

45.3

11.0

29.1

a fase te lang

4

60.2

0.4

59.2

40.2

42.5

18,2

41.6

10.3

29.9

13.8

46.3

10.3

29.6

a fase te lang

9

60.1

0.3

59.8

40.2

42.0

17.1

42.7

9.8

30.4

14.3

45.8

10.8

29.1

a fase te lang

10

60.2

0.2

60.2

39.9

42.4

13.5

46.6

10.9

29.0

17.2

42.8

10.3

29.7

a fase te lang

♦ T. A. 84: Technische aanbevelingen 19841 nr: nummer van pulsalor; 2 p. min.: pulsaties per minuut; 3 onk.h: onkantheid werkende pulsatiesyslemen; 4 a b: zuigfase van de pul-
satiecurve; 5 c d: rustfase van de pulsatiecurve; 6 v. top: vacuum van de top van de pulsatiecurve; 7 a: a fase van de pulsatiecurve; 8 b: c fase van de pulsatiecurve; 10 d: d fase van
de pulsatiecurve; 11 a\', b\', c\' en d\':a-, b-, c-en d- fase bij een alternatief werkend pulsatiesysteem.

RESULTATEN
De dynamische meting

De resultaten van de dynamische meting worden in tabel 2
weergegeven. Afwijkende waarden zijn in tabel 2 onder-
streept.

Dc daling van het gemiddeld vacuüm in de korte melkslang
[tabel 2 (koe nr. 97) en figuur 2 (2)], de cyclische variaties
[tabel 2 (koe nr. 97 en koe nr. 139) en figuur 2 (1)] en de tra-
jectmeting [tabel 2 (koe nr. 139)] weken bij koeien met een
hoge melksnelheid (>4.0 kg/min.) te veel af van de normen.
Voor koe nr. 97 werd een daling van het gemiddeld vacuüm
in dc korte melkslang tegenover het bedrijfsvacuüm (drop)
van 8.2 kPa gemeten [figuur 2 (2)]. Dc norm bij koeien met
een melksnelheid van 5 kg/min laat een daling van maximaal
4.2 kPa toe. Bij koe nr. 139 (tabel 2) werd een drop van 5.4
kPa gevonden (norm bij koeien met een melksnelheid van
4.5 kg/min: 3.8 kPa). Ook de cyclische variaties in de korte

(1)

60-
50-

«-«»IvwHfr

»-

20
10

0^

(3)

40-
30-

10

(a)

,\'(c)

koe nr. 97: afwijkend beeld

(4)

(b)

20-

I

I 10- I

koe nr. 47: nomiaal beeld

(a): cyclische variaties in de kone melkslang gedurende 10 seconden; cyclische vana-
ties in de kone melkslang (b) en in de korte pulsatieslang (c) gedurende 1 pulsaliecy-
clus.

-ocr page 123-

mclkslang bij koe nr. 97 waren tc groot [tabel 2 en figuur 2
(1)]. Deze bedroeg 14 kPa, waar de norm een variatie van
maximaal 10 kPa toelaat. Tijdens de trajectmeting, bij koe
nr. 139 (tabel 2), bleef het gemiddeld vacuüm in de korte
melkslang en in het begin van dc lange mclkslang te laag. Pas
voor de melkstroomindicator bereikte het gemiddeld va-
cuüm het bedrijfsvacuüm. Dc oorzaak van deze afwijkingen
bij koeien met een hoge melksnelheid moet gezocht worden
in het tc kleine volume van de melkklauw en in de lussen die
de lange melkslang moet maken vooraleer ze in de melk-
stroomindicator uitmondt. Bij koeien (koe nr. 47, 89 en 26)
met een lage melksnelheid (< 4.0 kg/min) verliepen de drop
[tabel 2 (koe nr. 47 en koe nr. 89)], de cyclische variaties [ta-
bel 2 (koe nr. 47 en 89)] en de trajectmeting normaal [tabel 2
(koe nr. 26) en figuur 3]. De te lage onderdruk in de korte
melkslang, bij koe nr. 26, tijdens de trajectmeting werd ver-
oorzaakt door het luchtzuigen op het einde van de meting [fi-
guur 3(1)].

Het stootrandvacuüm (tabel 2 en figuur 4) lag ver boven de
norm bij koeien met kleine spenen (koe nr. 142). Een nor-
maal stootrandvacuüm blijft in het begin en halverwege de
melkbeurt onder de 10 kPa. Op het einde van de melkbeurt
zijn waarden van meer dan 20 kPa als normaal te beschou-
wen. Stijgt het stootrandvacuüm in het begin of halverwege
de melkbeurt tussen dc 10-20 kPa dan is deze licht verhoogd,
terwijl een stootrandvacuüm van meer dan 20 kPa als te hoog
beschouwd moet worden.

1 II rr-ivn«I im

:ii If 1 II -"„^ü^iiyiyi

Tabel 2: De resultaten van de dynamische meting van de melkinstallabe (21 september \'93)

l.CYCUSCHE VARIATIES

Bedrijfsvacuüm: 42,5 kPa Vacuüm in melkvoerend gedeelte: 42.0 kPa

1.1,In de korte melkslang

koe nr.
97

koe nr.
47

koe nr,
89

Beoordeling en advies

melksnelheid in kg/min.

5,0

3.5

4,0

min. vacuüm (kPa)

25.3

35.7

35.0

max vacuüm (kPa)

39.3

42.8

42.0

gem. vacuüm (kPa)

33.8

40.5

39.2

daling tov, bedrijfsvacuüm (kPa)

1,5

2.8

norm (kPa)

4.3

3.0

3.4

1.2.In de korte melkslang en de
korte pulsatieslang

koe nr.
97

koe nr.
47

koe nr.
89

melksnelheid in kg/min.

5.0

3.5

4.0

gem. vacuüm (kPa)

33.8

40.5

39.2

-t-kPa

5.5

2,3

2.8

- kPa

8.5

4,8

4.2

2.TRAJECTMETING

Plaats trajectmeting

koe nr.
26

koe nr.
139

melksnelheid in kg/min

4.0

4.5

korte melkslang (kPa)

34.4

36.6

achter klauw (kPa)

39.6

35.2

voor indicator (kPa)

42.1

42.5

na indicator (kPa)

43.0

42.5

melkleidin^J^kPa)

43.0

42.9

3.STOOTRANDVACUUM

koe nx.
102

koe nr.
142

koe nr. 142: koe met kleine spenen

begin melken (norm: < 10 kPa)

4.5

30.4

halverwege (norm: < 10 kPa)

4.4

26,3

einde melken (kPa)

18.6

20.5

4.0NREGELMATIGE VACUUM VARIATIES

korte melkslang:

lange melkslang: 28.3 kPa

in melkleiding: 4.7 kPa

Tijdens de dynamische meting kon een plotselinge en grote
luchtinslag bij het automatisch afnemen [figuur 5 (b)] en bij
het aftrappen van het melkstel gehoord en gemeten worden.
Dc oorzaak was te vinden in het slecht functioneren van de
mclkkraan in de melkklauw die de uitgang naar de lange
melkslang moet afsluiten tijdens het afnemen van een melk-
stel of wanneer een koe haar melkstel aftrapt. Doordat het
bedrijfsvacuüm verhoogd was en doordat de binnendiameter
van het melkafvoercnd gedeelte vergroot was, was het lucht-
debiet ter hoogte van de uitgang in de melkklauw naar de
lange melkslang te hoog geworden. Daardoor werd de melk-

-ocr page 124-

kraan in de klauw scheef gezogen waardoor de uitgang naar
dc lange melkslang niet meer goed afgesloten werd. Deze
luchtinslag kon op verschillende plaatsen in de melkleiding
en het melkafvoerend gedeelte gemeten worden. In figuur 5
worden de onregelmatige vacuümvariaties in een lange
melkslang weergegeven. In het begin van de meting vallen
de kleine vacuümvariaties op als gevolg van het luchtzuigen
van één van dc tepelvoeringen in dezelfde mclkstand waar
dc meting werd uitgevoerd. Het vacuümvedies dat halver-
wege de meting optrad, werd veroorzaakt door het automa-
tisch afnemen van een melkstel in een andere melkstand dan
deze waar er gemeten werd.

DISCUSSIE....................

De onrust bij de koeien en het aftrappen van het melkstel
werden veroorzaakt door het verhoogde en bestendige va-
cuüm in de stootrand van de tepelvoering bij koeien met
kleine spenen. Deze dieren moesten vroeger al met een beu-
gel gemolken worden wegens het regelmatig trappen naar
het melkstel. Dc pijn die deze dieren vroeger al enigszins ge-
had moeten hebben, verergerde na het aanbrengen van de

1 itf-tr*

Igggygy

498

Figuur 4: StootrandvacuUm (kPa) bi| koe nr. 102 (normaal beeld] en koe
nr. 142 in het begin (a), halverwege (bj en het einde (c) van de melkbeurt.

^ " (102) ^ ~

60 -

50 - 50 -

50 -

40 - 40 -

40 -

30 - 30 -

30 -

20 - (a) 20 -

(b) 20 -«l

veranderingen naar aanleiding van de statische doonneting
van de melkinstallatie. Dit als gevolg van enerzijds de ho-
gere onderdruk onder de spenen omdat het bedrijfsvacuüm
hoger was afgesteld [41.5 kPa tijdens de statische meting (ta-
bel 1) en 42.5 kPa tijdens de dynamische meting (tabel 2)] en
anderzijds vanwege dc betere afvoer van de melk door de
grotere binnendiameter van het melkafvoerend gedeelte. Het
gevolg hiervan is dat de bloedstroom in de spenen zich gedu-
rende de rustfase van de pulsatiecyclus niet tijdig kan her-
stellen, waardoor er congestie cn pijn optreden. Niet zelden
was er dan ook na het melken een blauw verkleurde en ge-
zwollen kraag zichtbaar aan dc spcenbasis. Bovendien werd,
als een koe haar melkstel aftrapte, een enorme hoeveelheid
lucht in de mclkklauw aangezogen, als gevolg van dc slechte
werking van de mclkkraan. Die luchtinslag veroorzaakte im-
pacts bij de andere koeien die op dat moment gemolken wer-
den. Deze impacts traden ook op wanneer een melkstel auto-
matisch afgenomen werd. Een dergelijke terugslag van dc
melk tegen de spenen kan zo hevig zijn dat dit als een pijnre-
actie ervaren wordt. Dit kon tijdens het melken ook gezien
worden: wanneer een koe haar melkstel aftrapte of wanneer
een melkstel automatisch afgenomen werd, waren er ver-
schillende andere koeien die begonnen te trappen. Een pri-
maire luchtinslag bleek een kettingreaktic tot gevolg te heb-
ben die zo erg kon zijn dat alle koeien die op dat moment
gemolken werden, onrustig werden.
De veehouder werd geadviseerd om;

(i) de automatische afname niet meer tc gebruiken tot deze
vervangen was door een elektronisch gestuurd afname-
systecm en de melkstellcn manueel af te nemen door de
melkkraan in dc mclkklauw terug tc trekken wanneer
een koe Iceggcmolken is. Bij een elektronisch gestuurd
afnamesystccm wordt op het einde van de melkbeurt
met behulp van een membraanklep dc lange melkslang
dichtgeknepen om dc verbinding met het vacuüm tc on-
derbreken. Door de toevoer van lucht langs een lucht-
gaatje in dc mclkklauw wordt het vacuüm in de mclk-
klauw langzaam opgeheven cn kan het melkstel
afgenomen worden.

(ii) de melkklauwen te vervangen door melkklauwen met
een grotere inhoud. De grotere klauwen moeten een be-
tere afvoer van de melk uit de korte melkslang mogelijk
maken zodat dc \'drop\' in de korte melkslang bij koeien
met een hoge melksnelheid de norm niet meer over-
schreidt.

(iii) de tepclvocringen tc vervangen door tepel voeringen met
een kleinere diameter. Dergelijke tepclvocringen ver-
oorzaken minder pijn bij het melken van koeien met
kleine spenen. Het melken van koeien met grote spenen
is zelfs bij gebruik van tepclvocringen met een klein

T 1 J 15 SC II R I FT VOO R D I F R G F N F E S K U N 1) F , DFFI 119, AFLHVFRING 17, 199 4

-ocr page 125-

diameter goed mogelijk.

De gegeven adviezen werden volledig opgevolgd.
Bijkomend werd de zuig - mstslag verhouding van het dmk-
wisselingssysteem van 60/40 op 65/35 gebracht. Na het aan-
brengen van de veranderingen keerde de rust terug in de
melkstal zodat het weer aangenaam was om te melken.

DANKBETUIGING

De auteurs danken de heer M. De Vriese voor het deskundig uitvoeren van
de statische en de dynamische meting en de heer en mevrouw E. De Wilde
voor hun bereidwillige medewerking.

Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt dank zij de financiële steun van
het Instituut ter bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek in de
Nijverheid en de Landbouw (I.W.O.N.L.).

SUMMARY

The milking machine as a cause of severe uneasiness of
cows (and the farmer) during milking

A dairy fanner had complains about uneasiness of the cows during milking.
The problems started after changing some parts of the milking machine.
Therefore a dynamic milking machine test was carried out to detect the
cause of the problems. This test showed that the drainage ability of the mil-
king machine was insufRcient in cows with a high milkability (> 4.0
kg/min.). The cyclic variations in the short milk tube and the drop of the
mean vacuum in the short milk tube did not comply with the standards in
cows with a high milkability. Moreover, in these cows, the mean vacuum in
the beginning of the long milk tube was too low. Beside, the vacuum in the
mouthpiece of the teat cup liner in cows with small teats was far above the
standards and the shut off valves in the claws, which must lock the exit to the
long milk tube nipple when the cluster is taken off automatically, did not
function anymore. The way these deviations disturbed the milking proce-
dure, is discussed. The farmer was advised (i) to replace the automatic clus-
ter remover system by an electronical controlled one. (ii) to replace the mil-
king claws by claws with a larger volume (iii) and to replace the teat cup
liners by teat cup liners with a smaller diameter. After the implementation of
all advises, the cows were at ease again.

m ffl
hà^Ê

■lil

iî Ê m

LITERATUUR

1. Hamann J. Effect of machine milking on teat end condition-A literature
review. Bulletin of the Intemational dairy Federation 1987; 215: 33-53.

2. Klastrup O, Bakken G, Bramley J, and Bushnell R. Environmental
Influences on Bovine Mastitis. Bulletin of the Intemational dairy
Federation 1987; 217.

3. Le Du J. Les mammites bovines: incidence de la conception et du fonc-
tionnement de la machine a traire. Dans \'Les Mammites des Vaches
Laitières\', Ed.: J. Espinasse, Société Française de Buiatrie, 1991.

4. O\'Shea J. Machine milking factors affecting mastitis. Bulletin of the
Intemational dairy Federation 1987; 215: 5-32.

KLINISCHE PATHOLOGIE DER HAUSTIERE

Herausgegehen von H. Hartmann und H. Meyer.
Gustav Fischer Verlag. Jena. 1994 ISBN 3-334-60387-3.

In 622 pagina\'s (kleine letters) geven 17 auteurs (16 Duitse
en één Hongaarse) een overzicht van de pathofysiologische
en pathobiochemische reacties die aan de diverse ziektebeel-
den bij dieren ten grondslag liggen. De eerste ongeveer 50
pagina\'s behandelen de Allgemeine klinische Pathologie die
ook als algemene pathologie kan worden beschreven. Dit ge-
deelte is typisch Duits met veel potjeslatijn van weinig of
niet gebruikte woorden, die ook niet voorzien in een be-
hoefte (bijvoorbeeld pathobiliteit of heterometrie).
Het Spezielle klinische Pathologie gedeelte is gelukkig veel
leesbaarder en moderner. Na een hoofdstuk over de warmte-
huishouding (o.a. koorts en maligne hyperthermie) volgt een
lang, maar in het algemeen te oppervlakkig hoofdstuk over
de pathobiochemie van de stofwisseling (koolhydraten, vet-
ten, eiwitten, anorganische stoffen, sporenelementen, zuur-
base en electrolyten huishouding). In ong, 350 pagina\'s
wordt daama de pathofysiologie van de orgaansystemen be-
handeld. Hierin worden de accenten vaak nogal anders ge-
legd dan in Utrecht gebmikelijk is. Vooral de economisch
belangrijke aandoeningen krijgen veel aandacht; in het alge-
meen is de diepgang echter wat minder dan de Utrechtse
diergeneeskundige studenten gewend zijn. Afhankelijk van
de auteur zijn sommige stukken nogal filosofisch en genera-
liserend van opzet, terwijl in andere hoofdstukken veel feite-
lijke informatie wordt verschaft die men elders moeilijk zou
vinden. De pathofysiologie van het vrouwelijke geslachtsap-
paraat (cyclus, drachtigheid, hydrops van vmcht en -vliezen.

geboorte, retentio secundinamm, puerperium) vond ik zeer
lezenswaardig, maar ook de pathofysiologie van de ademha-
ling, het uier en het zenuwstelsel zou ik de Nederlandse stu-
denten en dierenartsen aanraden te lezen.
Het boek besluit met hoofdstukken over de pathofysiologie
van infectieziekten (afweeraspecten), intoxicaties, bestralin-
gen en van het gedrag.

In het algemeen is dit een heel praktisch gericht boek dat de
(toekomstige) clinicus veel genoegen en inzicht verschaft,
mits hij zich niet teveel laat afleiden door encyclopedische
gewichtigdoenerij van enkele auteurs. Voor docenten is het
verfrissend te zien hoe men zich elders soms tot hoofdzaken
kan beperken.

Het goedverzorgde boek vormt een functioneel geheel met
het \'Lehrbuch der Physiologie der Haustiere\' van Kolb en
\'Pathologie der Haustiere\' van Nicbcrie, Cohrs en Schulz
van dezelfde uitgever.

J.E. van Dijk

-ocr page 126-

SAMENVATTING

Een 9 jaar oude Arabische hengst werd verwezen naar de
vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote
Huisdieren omdat hij multipele verdikkingen aan de bin-
nenzijde van zijn rechter achterbeen had. De knobbels
leken in het verloop van lymfevaten gelokaliseerd te zijn.
Histopathologisch onderzoek van een knobbel liet een
granulomateuze ontsteking zien waarin veel meerker-
nige reuscellen aanwezig waren. Na aanvullende kleurin-
gen werden er sferoïde, gistachtige organismen gevon-
den, waarbij af en toe knopvorming optrad. Op basis
hiervan werd de voorlopige diagnose sporotrichosis ge-
steld. Hieropvolgend is een schimmelkweek ingezet van
een verse knobbel en aldus werd de aanwezigheid van
Sporothrix c.X. Schenckii bevestigd. Vervolgens is een ge-
richte therapie ingesteld waardoor geen uitbreiding van
de laesies heeft plaatsgevonden. Sporotrichosis is een
zeldzaam voorkomende aandoening in Europa, maar
komt vrij veel voor in het zuidelijke deel van de
Verenigde Staten van Amerika.

INLEIDING

Sporotrichosis is een chronische schimmelaandoening die
veroorzaakt wordt door
Sporothhx schenckii. Kenmerkend
bij het paard zijn granulomateuze, soms ulcerercnde ontste-
kingsprocessen, die met name in de extremiteiten voorko-
men. Vaak vindt lokale uitbreiding plaats via lymfevaten die
het gebied draineren. De regionale lymfeknopen zijn hier
meestal niet bij betrokken. Incidenteel worden huidlaesies
gezien waarbij de lymfevaten niet betrokken zijn (1,4,9,11).
De veroorzaker,
Sporothrix schenckii, is een dimorfe schim-
mel die aanwezig is in vegetatie en in de bodem. Besmetting
van de gastheer geschiedt voornamelijk door contaminatie
van huidverwondingen. De schimmel kan overal ter wereld
voorkomen met een voorkeur voor het zuiden van de
Verenigde Staten en landen met ecn vergelijkbaar klimaat
(6,7,8,10). In de literatuur wordt beschreven dat het paard, de
muilezel, de kat, de hond, het rund, de rat, de muis en ook dc
mens gevoelig zijn voor infectie met
Sporothrix schenckii
(1,4,6,7,8,9,11).

KLINISCHE ANAMNESE

Een 9-jarige volbloed Arabische hengst werd op de Kliniek
voor Heelkunde te Utrecht aangeboden vanwege multipele
huidverdikkingen aan de binnenzijde van het rechter achter-
been. Deze knobbels waren daar al 3 maanden aanwezig, va-

\' Vakgrttep Veterinaire Pathologie. Faculteit Diergeneeskunde. Posthu\\ HO. 15H. 35t)S
TD Utrecht.

■ Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren. Faculteit

Diergeneeskunde. Posthis S0J}3. iSOH TD Utrecht.
^ Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum, Faculteit Diergeneeskunde.

Posthm HO.tSti. 35l)>i TD Utrecht.
\' Centraalbureuu \\itorSchimmelcultures. Postbus 273. 3740 AG Baarn.

SPOROTRICHOSIS BIJ EEN PAARD

S.W.M. Greydanus-van der Putten\\ W.R. Klein^, B. Blankensteins,
G.S. de Hoog\'^ en J.P. Koeman\'\'.

rieerden in grootte en leken zich in het verloop van lymfeva-
ten te bevinden (Foto 1). Besloten werd tot het nemen van
een biopt onder algehele anesthesie.

HISTOPATHÜLÜGIE

Macroscopisch betrof het een wit massief knobbeltje van 4
mm doorsnede dat bedekt werd door een intacte epidermis.
Histopathologisch was er een subcutaan gelokaliseerde gra-
nulomateuze ontsteking aanwezig met meerkernige reuscel-
len, histiocyten, lymfocyten, plasmacellen en enkele poly-
morfkemige leucocyten. Na toepassing van aanvullende
histochemische kleuringen (Periodic Acid Schiff en Grocott)
bleken er enkele kleine sferoïde organismen die soms knop-
vorming vertoonden in het ontstekingsweefsel aanwezig te
zijn (Foto 2). Sommige organismen waren gefagocyteerd
door macrofagen en meerkernigc rcuscellen (Foto 3).

De voorlopige diagnose Sporotrichosis werd gesteld en de
volgende stap was het kweken uit een verse knobbel om de
diagnose te kunnen bevestigen............

MYCOLOGIE

Het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum tc
Utrecht heeft de schimmel kunnen kweken op ecn

Tijdschr Diergeneesk 1994: 119 500-2

-ocr page 127-

Sabouraud-dextrose-agar en op ccn Selektief-mcdium bij
een temperatuur van 24 graden Celsius. Op beide media wer-
den bleekgele kolonies gekweekt die langzaam donkerder
werden. Microscopisch onderzoek van de kolonies liet mi-
croconidicn zien die typisch zijn voor
Sporothrix schenckii
(foto 4). Maar de kolonies hadden geen duidelijke witte peri-
ferie zoals in de literatuur wordt beschreven. Bovendien
werden op het Centraalbureau voor schimmelcultures te
Baarn enkele fysiologische verschillen geconstateerd.
Blijkbaar was de stam niet helemaal identiek met
Sporothrix
schenckii
van de mens. De diagnose Sporotrichosis werd
echter wel bevestigd.

THERAPIE

De therapie werd ingesteld zoals geadviseerd door Scott (9).
Gedurende 4 dagen werd 40 mg/kg natriumjodide IV toege-
diend in een 10% oplossing. Daarna werd de therapie oraal
voortgezet gedurende 7 dagen met 2 mg/kg s.i.d., gevolgd
door 100 dagen 1 mg/kg s.i.d.

RESULTAAT

De verdikkingen zijn vrijwel ongewijzigd aanwezig geble-
ven. De follow-up-periode is nu 3 jaar Uitbreiding van de
laesies heeft niet plaatsgevonden.

N

\\

Foto 2. Grocott-kleuring BCXDx. Sferoïd microörganisme met
knopvorming.

DISCUSSIE

Bij het voorkomen van dergelijke nodulaire verdikkingen in
de huid moet differentieel diagnostisch gedacht worden aan
bacteriële en schimmelaandoeningen die zich manifesteren
als granulomateuze ontstekingsprocessen, zoals bijvoor-
beeld Nocardiose, Actinomycose, Cryptococcose en Histo-
plasmose (1,9). Tumoren zijn macroscopisch niet geheel uit
te sluiten en men moet dan bij het paard vooral aan het sar-
coid en het plaveiselcelcarcinoom denken.

Bij de kat kan de diagnose Sporotrichosis vrij gemakkelijk
gesteld worden met behulp van cytologisch onderzoek van
zowel aspiratiebiopten als uitstrijkjes van exsudaat of van
geulcereerde huid. Dit heeft vooral te maken met het feit dat
er in gevallen van felienc Sporotrichosis zeer veel typische
Sporothrix-organismen in het geïnfecteerde weefsel aanwe-
zig zijn (3,5,10), terwijl bij het paard aangegeven wordt dat
Sporothrix vaak moeilijk te vinden is in histologische prepa-
raten, zelfs met behulp van specifieke schimmelkleuringen
(9,10). Daardoor moet cytologisch onderzoek van een
dunne-naald-aspiratiebiopt bij het paard aangevuld worden
met een goede anamnese, klinisch onderzoek, histopatholo-
gisch onderzoek en schimmelkweek. Bij honden en mensen
met Sporotrichosis bevatten de laesies eveneens weinig
schimmelorganismen, zodat ook bij hen cytologisch onder-
zoek weinig zekerheid op zal leveren (3,10).

In de literatuur zijn gevallen beschreven van feliene
Sporotrichosis, waarbij transmissie van de schimmel naar
mensen werd gevonden. De betrokken humane patiënten
waren in alle gevallen in direct contact geweest met besmette
katten, hetzij tijdens de behandeling, hetzij tijdens de verzor-
ging (2,3,5,8). Er wordt geadviseerd om in het geval van
(verdachte) feliene Sporotrichosis hygiënische maatregelen
te treffen en mensen op de hoogte te stellen van het zoönose-
gevaar(5,8,10).

Wat de therapie betreft blijken de in de literatuur opgegeven
doseringen jodium vrij sterk te variëren. Scott (9) geeft de
IV dosering van 40 mg/kg aan gedurende 2 tot 5 dagen,
waarbij een 20% NaJ-oplossing wordt gebruikt. Bij onze pa-
tiënt is besloten een 10% NaJ-oplossing tc gebruiken. De in-
traveneuze toediening wordt gevolgd door een orale toedie-
ning van NaJ, kaliumjodide of organische jodide
(ethyleendiamine-dihydrojodide) 1 tot 2 mg/kg s.i.d. ofb.i.d.
gedurende 1 week, gevolgd door 0.5 tot 1 mg/kg s.i.d. tot 4

-ocr page 128-

weken na herstel. Organische jodide zou voordelen hebben
boven de anorganische doordat het langer in het weefsel aan-
wezig zou blijven. Ackerman (1) adviseert 50 mg/kg NaJ 3
dd op dag 1 en dag 3 gevolgd door organische jodide (28
gram per dag) door het voer. De orale therapie moet minstens
een maand na het verdwijnen van de klinische symptomen
volgehouden worden. De tolerantie voor jodium varieert per
paard. Er dient rekening gehouden te worden met het moge-
lijk optreden van jodismus. Jodismus kan gepaard gaan met
de volgende verschijnselen: schilferige huid, kaalheid,
loomheid, verminderde eetlust, koorts, hoesten, tranenvloed,
neusuitvloeiing, speekselen en soms juist rusteloosheid.
Mochten deze verschijnselen optreden, dan dient de jodium-
dosering veriaagd te worden. Jodium moet niet gebruikt
worden bij drachtige merries (9). Amphotericine-B (9) en
ketoconazole (1) worden als alternatieven voor de jodium-
therapie genoemd. Het toepassen van lokale hyperthermie
zou een gunstig effect kunnen hebben (9). De gebruikte do-
sering heeft niet tot verdwijnen van de laesies geleid, wel tot
een stationair worden van de aandoening. Mogelijk had met
een verhoging van de dosis een beter resultaat bereikt kun-
nen worden. Men kan zich echter ook voorstellen dat in de
ontstekingsprocessen veel bindweefsel is gevormd dat niet
meer wordt afgebroken.

Voorts rest nog de vraag hoe en waar dit paard zijn
Sporotrichósi\'s heeft opgedaan. Bij de mönS kan de infectie
optreden via direkt contact met planten of grond waarin
Sporothrix schenckii aanwezig is (7,9), alsmede bovenge-
noemde transmissie via besmette katten naar de mens
(2,3,5,8).

Een vermeldenswaardig feit bij onze patiënt is, dat het dier
anderhalf jaar voor het manifest worden van de aandoening
vanuit Florida naar Nederland geïmporteerd is. Het is echter
niet duidelijk of deze infectie zo lang latent aanwezig kan
zijn. Een in Nederland opgelopen infectie is derhalve niet ge-
heel uit te sluiten.

il

1 «<

li.

m

DANKBETUIGING

Met dank aan mevr. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan voor
haar bijdrage aan de therapie van deze patiënt.

SUMMARY

Sporotrichosis in a horse: a case report,

A 9-year old male Arabian horse was referred to the Department of Large
Animal Surgery of the University of Utrecht because of multiple nodules on
the inner side of the right hind leg. The nodules seemed to follow a cutaneo-
lymphatic pattern. Histopathology of a nodule showed a granulomatous in-
flammation with the presence of multinucleated giant cells. In PAS- and
Grocott-stained sections, spheroid yeast-like organisms with some budding
were found throughout the tissue. A preliminary diagnosis of sporotrichosis
was made. A fresh nodule was cultured and the presence of
SporothrLx c.f.
schenckii
was confirmed. Antifungal therapy was started, which stopped the
extension of the granulomata. Sporotrichosis is a rare disease in Europe, but
it is quite common in the southern part of the U.S.A.

LITERATUUR

1. Ackerman LJ. Fungal skin disorders. In: Practical equine dermatology
2nd ed. Pratt PW ed. American Veterinary Publications Inc, Goleta,
1989: 79-80.

2. Caravalho J, Caldwell JB, Radford BL, and Feldman AR. Feline trans-
mitted sporotrichosis in the South western United States. West J Med
1991; 154:(4) 462-5.

3. Clinkenbeard KD. Diagnostic cytology: Sporotrichosis. Compend
Contin EducPractVet 1991; 13:(2), 207-11.

4. Davis H, and Worthington WE. Equine Sporotrichosis. J Am Vet Med
Assoc 1964; 145:692-3.

5. Dunstan R W. Langham RE, Reimann KA. and Wakenell PS. Feline spo-
rotrichosis: A report of five cases with transmission to humans J Am
Acad\'Dermatol 1986; l\'5:(\'l),\'37U^.............

6. Fishbum F, and Kelly D. Sporotrichosis in a horse. J Am Vet Med Assoc
1967; 151:45-6.

7. Gonzalez Cabo JF, Heras Guillamon M and de las, Latre Cequiel MV,
Garcia de Jalon Ciercolcs JA. Feline Sporotrichosis: A case report.
Mycopathol 1989; 108: 149-54.

8. Kelly SE, and Clark WT. Feline sporotrichosis: A case rep<irt with
zoonotic involvement. Aust Vet Pract 1991;2I:(3) 139^0.

9. Scott DW. Fungal diseases. In: Large animal dermatology. Harcourt,
Brace, Jovanovich, Inc. Philadelphia: Saunders Company 1988; 188-90.

10. Rosser EJ. Sporotrichosis and public health. In: Current Vetcrinary the-
rapy X. Small animal practice, ed by Kirk RW. Philadelphia: Saunders
1989; 633^.

11. Yager JA, and Scott DW. The skin and Appendages. In: Pathology of
Domestic Animals 4th ed. Jubb KVF, Kennedy PC, Palmer N. eds.
Academic Press Inc. Vol I 1993; 669-70.

IMMUNOLOGISCHE UND MOLEKULARE
PARASITOLOGIE

Boekbespreking

M. Röllinghof und M. Rommel (ed.), Jena/Stuttgart (1994): Gustav
Fischer Verlag, Villengang 2, D-07745 Jena. ISBN 3-334-60506-X.

De Deutsche Forschungsgemeinschaft (DFG) heeft rond 1989 een
zwaartepuntprogramma op het gebied van de parasitologie goedge-
keurd. Dit programma \'Molekulare und immunologische
Mechanismen der Wirt-Parasit-Interaktionen\', heeft een groot aan-
tal Duitse onderzoeksgroepen voor een periode van vijfjaar finan-
cieel ondersteund. Dit programma vormt de basis voor de totstand-
koming van het boek. Het boek bevat 12 hoofdstukken met een
totaal van 237 bladzijden tekst, waarin 23 figuren en 10 tabellen
zijn opgenomen. De opbouw van de hoofdstukken is vrij uniform.
De biologie, de genoomorganisatie, de immunologie en de diagnos-
tiek zijn een vast onderdeel van dc hoofd,stukken. Deze zijn gewijd
aan flagcllaten (Trypanosoma en Leishmania), amoeben
(Entamoeba), sporozoën (Einicria, Toxoplasma, Plasmodium en
Babesia), zuigwomien (Schistosoma), lintwormen (Taenia en
Echinococcus) en rondwormen (Filariën en Dictyocaulus).
Ondanks het grote aantal auteurs zijn de individuele hoofdstukken
terzake en is de leesbaarheid en kwaliteit goed tot zeer goed. Er is,
door de kaderzetting van het boek, ook een beperking. Er zijn
hoofdstukken bij waarbij de auteur zich heeft beperkt tot een over-
zicht van het eigen onderzoek dat door de DFG ondersteund is,
waardoor verwijzingen naar relevant internationaal onderzoek in
deze hoofdstukken beperkt zijn of ontbreken. De lezer krijgt hier-
door vooral een zeer goed inzicht in de huidige stand van zaken van
het Duitse onderzoek op het gebied van de immune- en moleculaire
pardsitologie. Het boek is vooral interessant voor diegene die als
parasitoloog werkzaam zijn, voor practici is het boek slechts van
beperkte interesse.

A.W.C.A.Comelissen

-ocr page 129-

Cl

SAMENVATTING

Bij een tweetal konijnen worden de pathologisch-anato-
mische bevindingen beschreven die, samen met de klini-
sche verschijnselen, passen bij het beeld van \'viral hae-
morrhagic disease of rabbits\'.

Door de massale sterfte en de klinische verschijnselen die
bij deze pas sinds enkele jaren in Europa gesignaleerde,
meestal acuut verlop\'ende virusziekte optreden, zou deze
aandoening kunnen worden aangezien voor een intoxica-
tie.

CASUÏSTIEK

Injuli 1993 werd aan één der auteurs (RvdL) een tweetal ko-
nijnen ter sectie aangeboden. De door de insturende prakti-
cus en de eigenaar geleverde gegevens luidden als volgt:
De gestorven dieren waren aflcomstig uit een groep van 40
konijnen, die op traditionele manier gehouden werd. In de
groep was in de loop van de voorafgaande week massale
sterfte opgetreden: een 25-tal konijnen was overleden.
Het ziekteverloop was kort: de konijnen stierven vrijwel
zonder voorafgaande symptomen; alleen kort voor de exitus
vertoonden ze \'stuipachtige\' bewegingen en maakten ze
schreeuwende geluiden.

Er was door een praktizerende dierenarts sectie verricht op
een aantal konijnen uit deze groep, waarbij als meest opval-
lende bevinding de sterk gevulde maag werd beschreven.
Gedacht werd aan een (voedsel-)intoxicatie, maar ondanks
verandering van dc voersamenstelling bleef dc sterfte aan-
houden.

SECTIEBEVINDINGEN
Konijn 1 verkeerde in goede conditie.
Dc longen vertoonden aan het oppervlak enkele op bloedin-
gen gelijkende donkerrode plekken van max. 3/4 cm. in
doorsnede. In trachea en bronchiën werd lichtrood schuim
aangetroffen.

Het tracheaslijmvlies was rood.

De maag was sterk gevuld tot overvuld.

De milt was licht gezwollen en dof op sneevlakte.

De lever was te bleek en vertoonde een vage tekening.

Aan de hartoppervlakte kwamen (sub-) epicardiale bloe-

dinkjes voor.

Konijn 2 verkeerde in goede conditie en was icterisch.
Dc rechter longhelft was geheel dieprood van kleur (bloe-
ding/hypostase).

\' Sihhergruhhe 3. 6301 .AA Valkenburg

- Diergeneeskundig Centrum Z.O. Drenthe. Postbus 125. 7740.iC Coevorden.

Overige artikelen

Ook de linker hoofdkwab van de longen vertoonde dit beeld.
De maag was sterk gevuld.

De milt was vergroot, gezwollen en dof op sneevlakte.
De lever was bleek en vertoonde een doffe sneevlakte.

HISTOPATHOLOGISCHE BEVINDINGEN
(De coupes waren gekleurd met haemaluin-eosine tenzij an-
ders vermeld)

konijn 1:

long: hyperemie, bloeding en oedeem,
milt: depletie van cellen: weinig witte pulpa met celver-
val; de rode pulpa bestond vnl. uit erytrocyten, zo-
wel in de sinussen als in de Billrothse koorden, met
verval van de weinige, resterende overige cellen.
Met de PTAH (Phosphotungsticacid-hematoxylin)-
kleuring trad blauwkleuring op in een amorf laagje
aanwezig in de koorden langs de sinussen dui-
dend op fibrine-afzetting.
lever: necrose van hepatocyten in het grootste deel der le-
verlobjes met uitzondering van een klein deel van
zone 1 en 11.

nier: glomeruli met sterk verwijde, hyperemische
capillairlissen en tubuli met inhoud (erytrocyten en
op eiwit gelijkend materiaal). De PTAH-kleuring
toonde fibrine-achtig materiaal in de glomerulusca-
pillairen en in bloedvaatjes elders in de nier.

konijn 2:

long: sterke hyperemic, bloeding en enig oedeem,
milt: celdepletie en verval in rode en witte pulpa.

PTAH-kleuring zoals bij konijn 1.
lever: necrose van hepatocyten zoals voor konijn 1 be-
schreven; tevens celrijke portale driehoeken o.a.
met ontsteking en proliferatie van galgangetjes als
gevolg van coccidiose.
nier: glomeruli wisselend hypercmisch. In de glome-
ruli en ook elders in kleine vaatjes hyaliene vorm-
sels, waarschijnlijk microtrombi. Verval en / of au-
tolyse van tubulusepitheel.
thymus: hyperemie en celdepletie.

BACTERIOLOGISCHE BEVINDINGEN
Bacteriologisch onderzoek van lever, milt en long van konijn
I door middel van directe aërobe kweek op bloedagar en
Mc.Conkey-agar was negatief Van konijn 2 werd geen bac-
teriologisch onderzoek verricht.

Na het stellen van de waarschijnlijkheidsdiagnose \'viral hae-
morrhagic disease\' op grond van de in de literatuur beschre-
ven gevallen ( zie discussie ), werden de resterende dieren
geënt met Hebovak ® (Aesculaap BV). In de eerste week na
vaccinatie zijn er nog drie dieren gestorven.

Tijdschr Diergeneeskd 1994; 119: 503-4

\'VIRAL HAEMORRHAGIC DISEASE\'
BIJ HET KONIJN, EEN CASE REPORT

R.J. T. van der Luer\'\' en M. Bethlehem^

-ocr page 130-

DISCUSSIE

Het bovenbeschreven beeld past klinisch en pathologisch-ana-
tomisch goed bij een vimsziekte die bij konijnen beschreven
is: \'viral haemorrhagic disaese\' (VHD); synoniem \'rabbit hae-
morrhagic disaese\' (RHD); synoniem \'viraal haemorrhagisch
syndroom\' (VHS). VHD werd voor het eerst in 1984 in China
beschreven en later ook gerapporteerd in Europa en andere
continenten (4). Sinds 1989 komt de ziekte ook in Nederland
voor (2) en in 1993 is de aandoening opnieuw gerapporteerd
(3). VHD is zeer besmettelijk en komt voor bij wilde konijnen,
in commerciële konijnenhouderijen en bij op traditionele ma-
nier gehouden slachtkonijnen, maar ook bij het huiskonijn
(2,4). Veroorzaker van de aandoening is een virus waarvan de
taxonomie nog aan discussie onderhevig is (2). De infectie
vindt plaats door direct contact en kan ook indirect op vele ma-
nieren tot stand komen o.a. via groenvoer (4). Vooral dieren
ouder dan 2 maanden worden ziek. Na een korte incubatietijd
(24 - 48 uur) ontstaat hoge koorts, soms binnen 24 uur gevolgd
door dyspnoe en nerveuze symptomen. De dood treedt
meestal snel in, vaak ook zonder dat er symptomen worden
opgemerkt. In konijnenbestanden kan tot 90 % der dieren in
korte tijd of zoals vaker het geval is, in het verloop van 1-2
weken sterven (4). De massale sterfte kan doen denken aan
een intoxicatie zoals ook nu het geval was. Bij sectie ziet men
een hemorragische trachea, rode longdelen door bloeding of
bronchopneumonie en zwelling van lever en nieren. De lever
is vaak (erg) bleek van kleUr. Söms is de milt gezwollen en zijn \'
er subepicardiale bloedingen (4). Bloedingen zijn vaak, zoals
ook in ons geval, niet zo opvallend als de naam \'haemorrhagic
disease\' zou doen vermoeden (1). De volle magen die bij de
beschreven secties werden aangetroffen wijzen op een snel
klinisch verloop. Microscopisch is het meest opvallende de
uitgebreide necrose van het leverepitheel. Milt, lymfeklieren
en thymus vertonen lympfocytaire depletie en necrose. De
longen vertonen hyperemie, oedeem en bloedingen. De nierg-
lomeruli zijn hyperemisch. Op meerdere plaatsen kan men mi-
crotrombi vinden in het kader van DIS (diffuse intravasale
stolling) (4). Ook door ons werden aanwijzingen voor DIS
aangetroffen in de nieren. Het met behulp van de PTAH blauw
gekleurde materiaal in de milt werd eerder beschreven (1). De
diagnose kan worden bevestigd met andere technieken.
Echter, de anamnese, het klinisch beeld, het sectiebeeld, de
histo-pathologische bevindingen en het negatieve bacteriolo-
gische onderzoek maken de diagnose VHD al zeer waar-
schijnlijk (3). Voor de preventie zijn momenteel in Nederland
twee entstoffen beschikbaar: Cunical ® (Rhone Merieux BV)
en Hebovak 88T ® (Aesculaap BV ). Na subcutane injectie
van deze entstoffen treedt reeds na vier dagen bescherming op,
die na een week maximaal is. De bescherming houdt 6 maan-
den stand bij gezonde, volwassen dieren. De beschermings-
duur is korter bij enting in besmet milieu (4). Jonge konijnen
kunnen op speenleeftijd (4) worden geënt, maar moeten op 12
weken herent worden (4,5). Vaccinatie in besmet milieu toe-
gepast in de eerste week na uitbraak zou gunstige resultaten te
zien geven (4,5).Of de vaccinatie in het door ons beschreven
geval zinvol geweest is, is moeilijk te zeggen. Ook zonder
vaccinatie worden er na enkele weken meestal geen sterfge-
vallen meer vastgesteld.

■TIFrniT É iirïi

SUMMARY

Viral haemorrhagic disase in rabbits: a case report

The clinical signs and pathological anatomical findings at post-mortem
examination of two rabbits are characteristic of those of \'viral haemorrha-
gic disease\'. Because of the very high mortality, the clinical signs, and the
acute course, this viral disease, which has only recently been reported in
Europe, could be m\'istäkenför poisoning............

LITERATUUR

1. Brander P, Bonjon CE en Bestetti GE. Infektiöse hämorrhagische
Krankheit der Kaninchen im Bemer Sektionsgut (1988-1990); zeitliche
und regionale Verteilung sowie histopathologische Befunde. Schweiz.
ArchTierheilk 1992; 134:383-9

2. Hage, M van der. Pathologie van het konijn. Lezing voor het college van
veterinaire pathologen in Nederland; september 1993.

3. Kleijn van Willigen F. Het viraal haemorrhagisch syndroom (VHS) bij
konijnen. Linea Recta 1993; 3: 26-30.

4. Peeters JE. Het viraal haemorrhagisch syndro<.)m, ecn nieuwe bedreiging
voor de konijnenteelt Vlaams Dierg Tijdschr 1990; 59:208-12.

5. Peeters JE. 1993 (Dierg Mem 1993).

-ocr page 131-

VETERINAIR GOLFKAMPIOENSCHAP 1994

HESEN STERKE KAMPIOEN

Berichten en verslagen

Voor dierenartsen, wericzaam in de
rundveepraktiji< verzorgt NCI (Novad
Coöperatie Ideëel) in samenwerking
met het Instituut Toegepaste Voor-
lichtingskunde (verbonden aan de
LUW) en de Regionale Gezondheids-
diensten de Cursus:

Op vrijdag 10 juni hebben 43 dierenartsen (39 mannen en 4 vrouwen) op de
golfbaan \'Grevelingenhout\' te Bruinisse gestreden om het golfkampioen-
schap voor Nederlandse dierenartsen.

Afgezien van een korte regenbui waren de weersomstandigheden zeer goed. Het is
verheugend, dat op deze niet eenvoudige baan met de Zeeuwse wind als complice-
rende factor, enkele lage handicappers de strijd om de eerste plaatsen uitvochten.
Ton Hesen en Barend van Dam hebben een zeer goede prestatie neergezet, waarbij
Hesen Van Dam drie punten achter zich wist te houden en Van Dam uiteraard (no-
blesse oblige) voor de beste brutoscore zorgde. Bergsma (Zierikzee) speelde een
thuiswedstrijd en werd een goede derde.
Dc uitslag luidde:

1. A.A. Hesen kampioen 1994 34 stablefordpunten

2. B. van Dam 31 stableford punten

3. Sj. Bergsma 31 stableford punten
longest drive dames: mevrouw M.C. ter Keurs

longest drive heren: P.C.R. Baars

neary: R.A.J.M. van Meer.

In de ochtenduren werd gewoontegetrouw een 9-hole\'s grecnsome/stableford
wedstrijd gespeeld. Deze wedstrijd is vooral bedoeld om de spieren los te maken
en de collegiale verhoudingen te verbeteren. Aan beide doelstellingen werd royaal
voldaan.

Dc prijzen werden als volgt verdeeld:

1. B.M. Aukema en mevrouw W. Schuur

2. B. van Dam en W.L. Keers

23 stableford punten
21 stableford punten
21 stableford punten

3. P.C.R. Baars en A.A.S. Eggen
Dit kampioenschap begint al een traditie te worden en het golfleven van de dieren-
arts is nauwelijks denkbaar zonder deze dag.

Tijdens het diner zorgde professor Wagenaar met zijn traditionele tafelrede weer
voor een hoogtepunt. Op humoristische wijze vertellend over zijn rijke schat aan
ervaringen deed hij iedereen het missen van de kampioenstitel snel vergeten.
Nadat de firma Alfasan te Woerden, die er weer borg voor stond dat het ons deze
dag aan werkelijk niets heefl ontbroken, namens alle deelnemers dank was ge-
bracht, werd door de deelnemers de thuisreis aanvaard met het vaste voornemen
volgend jaar weer aanwezig te zijn.

Namens het golfcomité: L.M. Otto.

Tijdens de Algemene Ledenverga-
dering van Movir, die op 22 juni in
Nieuwegein gehouden werd, sprak
dr. F.A.J. van Hussen, voorzitter
van de Raad van Commissarissen in
zijn jaarrede enthousiast over het in
vele opzichten succesvolle jubileum-
jaar.

\'Consequent en gestructureerd werken
aan de terugdringing van de schadelas-
ten werpt zijn vruchten af, aldus de
voorzitter. \'Meevallende schadelasten

PREMIERESTITUTIE VOOR LEDEN MOVIR

en de verdergaande groei zorgden voor
een positief resultaat van ƒ 16 miljoen
na premierestitutie en belasting\'.
Hoewel het niet het beleid is van
Movir om jaariijks premie te restitu-
eren, krijgen de verzekerden 15% van
de over 1993 betaalde premie temg.
Als blijkt dat de positieve ontwikke-
ling in de schadecijfers in de toekomst
structurele vormen aan neemt, liggen
volgens de voorzitter tariefsaanpassin-
gen en/of verdere produktverfraaiin-
gen in de rede.

STANDAARD-
OVERZICHTEN ALS
INSTRUMENT
VOOR BEDRIJFS-
BEGELEIDING

In de cursus komt het volgende aan de
orde:

- lezen en interpreteren van stan-
daardoverzichten (STO\'s);

- uitkomsten vertalen naar advies aan
de veehouder;

- vaardigheden en kennis betreffende
informatie-overdracht (aan indivi-
duele veehouders, aan studiegroe-
pen en op lezingen).

De cursus bestaat uit vier studiebijeen-
komsten en vindt plaats van oktober
1994 t/m januari 1995, één hele dins-
dag in de maand bij de regionale
Gezondheidsdiensten.

Gastsprekers voor de eerste dag zijn:

- Dr. Tj. Joma, alg. secr. KNMvD

- Drs. P. Engel, docent vakgroep
Voorlichtingskunde, LUW

- Drs. J.dc Veer, NCI.

De externe deskundigen voor de an-
dere dagen zijn medewerkers van dc
vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voorplanting en de regionale gezond-
heidsdiensten.

De kosten van dc cursus zijn
ƒ 1000,- inclusief cursusmap en diner.
Per gezondheidsdienst wordt één stu-
diegroep geformeerd.
Maximale deelname per groep is 12
dierenartsen.

Aanmelden voor 15 september 1994
bij:

NCI, t.a.v. Joost de Veer, Julianalaan
8-10, 3581 NT/Postbus 14031, 3508
SB Utrecht. Tel.: 030 - 545749. Fax:
030-511787.

-ocr page 132-

TNO SEMINAR
MILIEUKUNDE

y Cofijressen en cursussen

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (5)

S. ALBRANT

Het Studiecentrum voor Technologie
en Beleid TNO organiseert het 23*^ se-
minar Milieukunde 1994-1995.
Het seminar is multidisciplinair. Het
verschaft een volledig overzicht over
de verschillende aspecten van de mi-
lieuproblematiek en van de aanpak
daarvan. Het is vooral bedoeld voor
hen die zich op een efficiënte manier
willen oriënteren op het zich steeds
uitbreidende \'milieuveld\'.
Het seminar wordt gehouden in vier
perioden van vier dagen:

- het leefmilieu

10 tot en met 13 oktober 1994

- het milieugebruik

12 tot en met 15 oktober 1994

- milieuverontreiniging

6-tot en met 9februari 1-995 ■ • • ■

- milieubeleid

3 tot en met 6 april 1995.

Circa zestig docenten van researchin-
stellingen, universiteiten en industrie
verzorgen de inleidingen.
Het aantal deelnemers is beperkt tot
dertig. De kosten bedragen f 8100,-,
inclusief verblijf, documentatie en een
excursie in de vierde periode.

Voor meer informatie: Studiecentrum
voor Technologie en Beleid TNO,
Postbus 541, 7300 AM Apeldoorn, tel.:
055-493501, fax: 055-421458, me-
vrouw J. Erkelens of de heer dr. W.J.V.
Vermeulen.

LEZINGENCYCLUS
□VER DERMATOLOGIE
EN UROLOGIE

Dit jaar organiseert Animed/Virbac in
samenwerking met Waltham een le-
zingencyclus op het gebied van de der-
matologie en de urologie.
Dr. Ton Willemse, specialist dermato-
logie bij de Vakgroep Geneeskunde
van Gezelschapsdieren en de Euro-
pean College of Veterinary Dermato-
logy, zal het eerste deel van de avond
verzorgen over het onderwerp:
\'Pododermatitis bij hond en kat\'. Na
de pauze spreekt Drs. Ronald van
Noort, specialist inteme geneeskunde

Veterinair verleden

Geen middeleeuws geschrift is sinds de 13e tot aan de
19e eeuw in de Duitssprekende landen zo verbreid ge-
weest als het Paardengeneesboek
{Rossarzneibuch) van
Meister Albrant. Van zijn voorschriften zijn 195 handschrif-
ten bewaard. De grote populariteit springt in het oog als
men dit aantal vergelijkt met dat van het eveneens zeer
bekende werk
Parzival van Wolfram von Eschenbach,
waarvan slechts 86 handschriften bekend zijn. Naast de
195 handschriften zijn er nog 8 incunabelen of wiegedruk-
ken bekend, terwijl er na 1500 vele vertalingen zijn ont-
staan onder andere in het Pools, Hongaars, Spaans,
Russisch, Zweeds en verscheidene in het Tsjechisch.

Albrant was afkomstig uit Duitsland en is na de kroning in
Aken in 1215 van Frederik 11 van Hohenstaufen tot \'
Rooms-Duits keizer met hem meegegaan naar Italië.
Albrant was een zeer deskundig hoefsmid en paardenken-
ner en heeft in Napels jaren gediend bij Frederik 11 als
hoefsmid en stalmeester.

In tegenstelling tot Ruffus was hij wetenschappelijk niet
geschoold. Ondanks dat bleek hij in staat om een bijzon-
der helder boekje te schrijven, dat in 36 hoofdstukken de
belangrijkste ziekten van het paard behandelde. Evenals
dit bij Ruffus het geval was berusten de aanwijzingen tot
behandeling van de dieren op eigen ervaring. Dit spreekt
des te meer als we bedenken dat er veel antieke en bij-
voorbeeld arabische bronnen beschikbaar waren.
Albrant was wars van toverspreuken en andere magische
elementen, iets waar de volksdiergeneeskunde zich graag
aan bezondigde.

Het boek is zeer duidelijk geschreven en bestemd voor
een ieder, die met paarden omging, vanaf het keizerlijk hol
tot aan de eenvoudigste paardenknecht. De door hem
aanbevolen geneesmiddelen waren in elke stalapotheek
voorradig.

1 Eis, G. Albrant und die Albrantforschung. Tierärztliche Umschau, 1960; 15:255-260

2 Mathijsen, A.H.H.M. De Paardengeneesl(unde uit de Stalmeestetli|d (naar een voordracht van Angela von den Driesch).

fioflfa

!lnaur{|i

ffgWIrtim

fygrnfcM

Argos. 1991;4:93-96.

december in het kantoor van Animed/
Virbac te Bameveld.
De lezingen beginnen telkens om 8 uur
\'s avonds en de kosten bedragen 35
gulden per persoon. Inschrijfformu-
lieren worden aan alle dierenartsprak-
tijken toegestuurd. Het is aan te beve-
len zich tijdig aan te melden. Dat kan
bij Virbac Nederiand B,V., Postbus
313, 3770 AH Bameveld, telefoon
03420-93008.

van gezelschapsdieren te Amster-dam,
over: \'Urolithiasis bij hond en kat\'.
Een samenvatting van de beide lezin-
gen zal in gedmkte vorm, compleet
met full-colour illustraties, beschik-
baar zijn. De lezingen vinden plaats op
dinsdag 27 september (Motel Nuland
te Nuland),
dinsdag 18 oktober
(Motel Waanders, Staphorst), dinsdag
22 november
(Hotel Schip-hol A4,
Nieuw Vennep) en
donderdag 22

-ocr page 133-

Als voorbeeld kan voorschrift 31 dienen:
Welch rozz den huefftwang hat,

so nim iinsaet und altes smer und sneid daz durich einander und pint es dem rozz umb die hu-

e ff Uber nacht: es wiert

frisch.

ff

nanrinö

soDftroflj
nnrnont;

Het boek heeft een merkwaardige geschiedenis doorge-
maakt. Waarschijnlijk omdat het in het Duits was geschre-
ven en in een aanspreekbare stijl heeft het, zoals boven al
aangeduid, een enorme verspreiding gehad. Aanvankelijk
had het een zeer geringe omvang, maar allengs werden er
door andere stalmeesters stukken aan toegevoegd, waar-
door het bij sommige uitgaven de omvang van dikke folian-
ten kreeg. De namen van de auteur en de keizer werden
verbasterd tot bijvoorbeeld Albret, Hilbrant of Konrad en
wat de keizer betreft tot Friedrich, Ferdinand of zelfs
Oldrzich.

Als plaats van handeling wordt soms in plaats van Napels
gesproken van Constantinopel of Griekenland.

De therapieën van Albrant vinden we tot in de 19e eeuw te-
njg in allerlei receptenboekjes en populaire veterinaire
werkjes.

Zelfs in het begin van de 20e eeuw heeft men in Beieren
nog sporen van recepten van Meister Albrant kunnen trace-
ren.

Het is vooral aan de studie van Eis -in vruchtbare samen-
werking met veterinair-historici- te danken, dat we meer in-
zicht hebben in de samenhang van alle uitgaven van
Albrants\'
Rossarzneibuch. Voor Eis is het zijn levenswerk
geworden om de gedrukte vertalingen, de acht incunabelen
en de 195 handschriften op te sporen, te inventariseren en
van commentaar te voorzien. Helaas is het niet gelukt om
het oorspronkelijke door meister Albrant geschreven hand-
schrift te achterhalen. Het oudste gevonden exemplaar
stamt uit de 13e eeuw en moet dus geschreven zijn vrij kort
na de uitgave van het oorspronkelijke weri<.

E.P.0.

EUROPESE
CONGRESSEN
VOGELZIEKTEN
JERUZALEM

In maart 1995 wordt voor de vijfde
maal een congres over vogelziekten
op Europese schaal georganiseerd.
Het totale programma is een combi-

Titelblad van de uitgave Straatsburg 1547 van het Rossarzneibuch.ln de inleiding is de verfiaspeling van de auteurs-
en plaatsnaam te lezen:" Hat gemacht meister AlbrecMKeiserFridhchs sctimldtundmarsialler von ConstanHnopel"

natie van het derde wetenschappe-
lijke congres van \'the European
Committee of the Association of
Avian Veterinarians\' en het eerste
wetenschappelijke congres van de
European College of Avian Medi-
cine and Surgery (ECAMS). De con-
grestaal is Engels.

Beide congressen worden gehouden in
het congrescentrum Ma\'ale Hahami-

KOPIJ QP DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

sha in de nabijheid van het Kibbutz
gastenverblijf Ma\'ale Hahamisha in de
heuvels rond Jeruzalem in Israël.

Op zondag 26 maart is de scientific
meeting van de ECAMS. het is een
dagvullend wetenschappelijk pro-
gramma verzorgd door officieel er-
kende specialisten in de vogelgenees-
kunde. Bijdragen zijn opgenomen van
Diplomates van de ECAMS en de
American Board of Veterinary
Practitioners (Avian Practice).
Op maandag 26 maart start het congres
van de AAV.

De eerste dag staat in het teken van de
theriogcnologie en de neonatologie bij
vogels. Dinsdag en woensdag zullen
diverse onderwerpen aan dc orde ko-
men met betrekking tot kooi- en voliè-
revogels, wilde vogels en struisvogels.
Praktische oefening met betrekking tot
een groot aantal onderwerpen, onder
meer radiologie, diverse chirurgische
technieken, cytologie, embryologie en
broedtechnieken is mogelijk op don-
derdag. In aansluiting op dit pro-
gramma zullen excursies worden geor-
ganiseerd naar het noorden (onder
meer Acre, Nazareth en dc stmisvogel-
farms ronde het meer van Galilea) en
naar het zuiden (Dode Zee, vogclmi-
gratie bij Eilat, Rode Zee).

Voor registratie voor beide congressen

kan men zich wenden tot

dr. Uri Bendheim, president AAV

Confe-rence, c/o International Travel

& Congresses LTD, p.o. Box 29313

Tel Aviv 61292, Israël,

tel. 972 3 5102538,

fax 972 3 660604.

Koor meer informatie (of informatie-
folder): dr. J.T. Lumeij, voorzitter we-
tenschappelijk programma ECAMS,
afdeling Vogels en Bijzondere Dieren,
vakgroep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren, Yalalaan 8, 3584 CM Utrecht.

-ocr page 134-

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 20juni tot 25 juli 1994 de volgende
gevallen van besmettelijke dierziekten,
waarvan aangifte verplicht is, voor:
Schurft

Totaal 4 gevallen in 4 gemeenten
Groningen 1 geval

Friesland 2 gevallen

Noord-Holland 1 geval
Rotkreupel

Totaal 7 gevallen in 7 gemeenten
Groningen 1 geval

Friesland 2 gevallen

Drenthe 1 geval

Noord-Holland 2 gevallen
Zuid-Holland 1 geval

Apharmo b.v. tc Arnhem (telefoon
085-629022) heeft ter gelegenheid van
het uitbrengen van de vernieuwde
Arthroluxyl® met Hepatropine® een
kunstwerk laten vervaardigen door de
bekende Wassenaarse kunstenaar Hans
Balner.

Dit reliëf \'De drie honden\', met de af-
metingen 40 X 35 cm cn een gewicht
van circa 9 kg, wordt vervaardigd in
Parastone brons (met groene touch).

. Apharmo.stek het kunstwerk tegen bij-
zondere voorwaarden aan zijn relaties
ter beschikking.

Lezers van dit tijdschrift kunnen dit
Parastone brons bestellen met een kor-
ting van f 55,- op de galerieprijs van
f 375,- door overmaking van f 320,-
(inclusief btw en verzendkosten) op
Apharmo\'s rekeningnummer bij de
ABN.AMRO 53.30.43.468.
Omdat de vervaardiging geruime tijd
vergt, zullen aanvragen in volgorde
van aanmelding worden afgeleverd.
Met enige wachttijd dienen de bestel-
lers derhalve rekening te houden.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de ban-
den voor het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde 1994. De prijs bedraagt,
evenals die voor dc banden 1992 cn
199.1, ƒ .10,- (inclusief l?\'/: % BTW).
De banden voor het TvD 1990 zijn uit-
verkocht. Verkrijgbaar zijn nog dc
banden van 1988 en 1991 tot cn met
1994. Dc banden 1988 cn 1991 kosten
ƒ 26,45 (inclusief l?\'/: % BTW). De
banden zijn tc bestellen door het bc-
trerfendc bedrag over tc maken op
postrekening 511606 ten name van dc
K>MvD, onder vermelding van
\'Banden\' (plus jaargang).

ARTHRDLUXYL®

nu verrijkt met hepatropine®,
in 90 stuks verpakking.

Arthroluxyl® wordt door duizenden
dierenartsen in en buiten Europa toe-
gepast bij zowel jonge als volwassen
honden ter ondersteuning van de con-
ditie van het bewegingsapparaat en
voor de opbouw van een gezond been-
derstelsel. Mede onder invloed van er-
varingen van deze dierenartsen wor-
den, ter vergroting van de effectiviteit,
nieuwe ontwikkelingen in Arthro-
luxyl® toegepast.

Apharmo heeft Arthroluxyl® nu ver-
rijkt met hepatropine®. Hepatropine®
is in staat om schadelijke vrije radica-
len weg te vangen, die ontstaan bij mi-
crotrauma\'s van bot en kraakbeen.
Vrije radicalen beïnvloeden de le-
verfuncties negatief, terwijl het opti-
maal functioneren van de lever voor de
goede werking van de kristalmatrix in
Arthroluxyl® essentieel is.

arthroluxyl

90 tabletten

Aritirokixyl® s Mr
vovdmgssupptomanl m
taWetvoon. H«t pnxlukt wtrt
doof dMranartsefi m Europa
re«d* MO dmzandso hondao nwt
sucoM(oagsdwnd H«(tenttBr
ond«nteuotng van da concM«
van hel tïeweflngeappareal en
voor de opbouw van een 9ennd
beendanWael AiffiMt^
beval geen
HJWy .^

noc^i hoffnoncfi

WMMO

Op verzoek van de markt heeft
Apharmo daarbij de verpakking gewij-
zigd van 75 tabletten naar 90 tabletten.
De 90 stuks verpakking is voldoende
voor een maand therapie (3 x daags
één tablet). Ook met hepatropine® is
Arthroluxyl® een absoluut veilig pre-
paraat.

-ocr page 135-

Rhône Mérieux b.v. introduceert
DOLTHENE (Reg.NL 7888)

Zoeict u een breedspectrum anthelmin-
ticum voor puppies en volwassen hon-
den dat gemakkelijk toe te dienen is?
Vanaf nu biedt Dolthene in combinatie
met de handige doseerspuit u daarvoor
de oplossing.

Dolthene is een smakelijk, vloeibaar,
breedspectrum anthelminticum dat
door middel van de bijgeleverde do-
seerspuit direct in de bek of over het
voer kan worden toegediend.
Een volle doseerspuit (± 5 ml), waarop
het gewicht in kg is aangegeven, is
voldoende voor 10 kg lichaamsge-
wicht.

ONTWORMEN VAN PUPPIES EN
VOLWASSEN HONDEN NU STUKKEN
EENVOUDIGER

Dolthene is actief tegen zowel de vol-
wassen als larvale stadia. Tevens
doodt Dolthene de wormeieren.
Dolthene is verkrijgbaar in kartonnen
displays met 10 flakons van 20 of 50
ml.

FENAMINOL
POMPSPRAY

Fenaminol pompspray is een nieuw
cosmetisch produkt van de verzorging
van de staart en de manen van paarden.
Het middel heeft een genezend effect
op schuurplekken. Fenaminol pomp-
spray dient eenmaal per dag, uitslui-
tend op staart en manen, te worden ge-
sproeid. Het is verkrijgbaar in flacons
van 250 ml. Eén flacon is voldoende
voor ongeveer dertig behandelingen.

Voor meer informatie: Janssen
Pharmaceutica B V, diergeneeskun-
dige afdeling, postbus 90240, 5000 LT
Tilburg, fax 013-370372.

Geachte redactie,

In het Pharmaceutisch Weekblad van
11 maart 1994 las ik de volgende me-
dedeling: \'Geen werkzaamheid thro-
luxyl aangetoond\'.

Eén van de vele voedingssupplemen-
ten die in ons land verkrijgbaar zijn,
heet throluxyl. Dit middel bevat per ta-
blet geringe hoeveelheden equisetum
en taraxacum, alsook geringe hoeveel-
heden mineralen en spoorelementen.
Op basis van de samenstelling leek het
onwaarschijnlijk dat dit middel een
gunstige uitwerking zou hebben bij pa-
tiënten met artrose. Niettemin zocht de
leverancier in 1991 dc publiciteit met
de mededeling dat aan de Rijksuni-
versiteit Utrecht onderzoek zou starten
naar de effecten van het middel bij
zulke patiënten (1).

Het desbetreffende onderzoek is in-
middels afgerond en een gedetail-
leerde rapportage zal nog aan dit tijd-
schrift worden aangeboden. De
belangrijkste conclusie willen wij U
echter niet onthouden: er zijn geen
aanwijzingen verkregen dat het middel
bij patiënten met artrose werkzaam is.
We zijn weer een ervaring rijker zon-
der een illusie armer te zijn.

P.A.G.M. de Smet,

Geneesmiddel Informatie Centrum
KNMP, \'s-Gravenhage.
Literatuur:

I. Venema FJ. (Ar)throluxyl. Pharm Weekbl
1992: 127:646.

Bovenstaand bericht brengt nieuw
licht in de discussie die in 1989 en
1990 in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde is gevoerd en die te

vinden is onder:

1. Poll PHA. Nieuw, Arthroluxyl? Tijdschr
Diergeneeskd 1989; 114: 1066-1067.

2. Abrahams CG. Naschrift: Arthroluxyl en ope-
reren. Tijdschr Diergeneeskd 1989;! 14:
1067.

3. Poll PHA. Arthroluxyl, nieuw? revisited of
\'De kleren van de keizer opnieuw opgevoerd
in Amhem?\'. Tijdschr Diergeneeskd
I989;II4: 1170.

4. Abrahams. CG. Arthroluxyl, nieuw, nu prak-
tizeren! Tijdschr Diergeneeskd 1989;! 14:
1258-1259.

5. Poll, PHA. Arthroluxyl, eerst informeren!
Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115: 35.

6. Beyer, HA en Veenis, MW. Arthroluxyl, de
patiënt als proefobject? Tijdschr Diergenees-
kd I990;l 15: 77.

P.H.A. Poli\'

\' Dr. P.H.A.Poll, dierenarts te Amhem

Referaten

PLUIMVEE

Tolerantie van Na-hypochloride
door vleeskuikens en leghennen.

B.L. Damron en L.K. Flunker. Poultry
Science 1993; 72: 1650-5.

In twee experimenten werden vlees-
kuikens gedurende 21 dagen verschil-
lende doseringen van Na-hypo-
chloride in drinkwater verstrekt. De
doseringen varieerden van 1 tot 500
ppm. Pas bij 100 ppm werd de drink-
wateropname gereduceerd en bij 300
ppm werd dc gewichtstoename ver-
minderd. Bij leghennen werden dose-
ringen van 10 tot 100 ppm Na-hypo-
chloride toegepast gedurende 4 tot 8
weken. Hier werd bij 40 ppm de drink-
wateropname gereduceerd en bij 60
ppm de eiproduktie tijdens warm weer.
Bij koele temperaturen was dit
respectievelijk 50 en 100 ppm. De au-
teurs concluderen dat het gebruik van
Na-hypochloride om de kwaliteit van
pluimveedrinkwater te verbeteren in
een dosering van 2 tot 5 ppm geen pro-
bleem vormt gezien de tolerantie. (In
Nederland wordt Na-hypochloride of
chloorbleekloog wel toegepast bij
diverse aandoeningen. Dan wordt
meestal 1 Itr. van de handelsformule-
ring met 40% Na-hypochloride ver-
strekt per 1000 liter drinkwater. Dit
komt overeen met 4 ppm Na-hypo-
chloride in het drinkwater. Zonder bij-
zondere omstandigheden mag men
verwachten dat ca. 1 ppm actief chloor
ontstaat. Ref)

W. W. Braunius

-ocr page 136-

gp 1 A

AF=WIJKEND SOCIO-SEXUEEL GEDRAG

minder gemakkelijk voldaan. Daarvoor
moet het gedrag niet-gerelateerd zijn aan
enig doel, sterk in frequentie zijn toe- of
afgenomen of gepaard gaan met abnor-
male motoriek (5). Voor sterke frequen-
tietoename moet worden gelezen \'ste-
reotypie\' (bijvoorbeeld \'ijsberen\').
Hiervan is bij het onderhavige socio-
sexuele gedrag geen sprake.
De drie vragen betreffen nadrukkelijk de
medicamenteuze behandeling van so-
cio-sexueel probleemgedrag. Daar-voor
komen theoretisch twee groepen far-
maca in aanmerking:
Progestagenen en anti-androgenen. Er is
niet of nauwelijks geschreven over de
behandeling van socio-sexueel pro-
bleemgedrag bij de hond met anti-andr-
ogenen. Wel over de (neven)effectcn
van progestageen-toepassing.
Op grond van onderzoek bij andere dier-
soorten dan dc hond, wordt veronder-
steld dat het werkingsmechanisme van
progestagenen bemst op a) een competi-
tief antagonisme met testosteron via het
enzym 5a-reductase en b) een vermin-
derde gonadotrofinen-afgifte door de
hypofyse-voorkwab (4).
Dc laatste wordt mogelijk zowel op hy-
pothalamus- als op hypofyseniveau
geëffectueerd. Progestagenen zouden dc
afgifte van gonadotrophin-releasing hor-
mone (GnRH) in de hypothalamus rem-
men en daarmee indirect de aanmaak
van gonadotrofinen door de hypofyse.
Maar ze zouden ook een direct remmend
effect op de hypofyse hebben. Het resul-
taat is hoe dan ook een daling van de te-
stosteron-concentratie in het perifere
bloed.

Theoretisch zouden progestagenen dus
kunnen worden gebruikt bij de behande-
ling van socio-sexueel problccmgedrag
bij reuen, want de motivatie daarvoor
wordt sterk beïnvloed door testosteron
(2,4).

Het \'theoretisch\' in dc vorige alinea
duidt erop dat progestagenen niet onver-
kort kunnen worden aanbevolen. Thera-
peutisch zijn dan ook de volgende bena-
deringen te overwegen: a) ethologisch,
b) chirurgisch of c) medicamenteus.
Ad a). Omdat het veelal gaat om aange-
leerd gedrag, met het doel aandacht van
de eigenaar te krijgen, is met bestraffen
ervan de frequentie aanzienlijk te redu-
ceren. Men doet de hond (overdag) bin-
nenshuis de slipketting om en laat de lijn
er achteraan slepen, gedurende 3 weken.
Elk vertoon van het ongewenste gedrag
wordt bestraft met \'foei\' en een simul-
tane mk aan de lijn. De frequentie zal
voldoende dalen, mits de bestraffing ef-
fectief is. Een andere methode zou zijn
de reu (gedoseerd!) op de tenen te trap-
pen (2),

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie de heer
dr. B. W. Knol en mevrouw dr. A.C.
Schaefers-Okkens (Faculteit Dier-
geneeskunde) bereid om voor de
lezers een antwoord te formuleren.

VRAAG

Afwijkend socio-sexueel gedrag

Hoe is de sexueel hyperactieve hond het
beste medicamenteus te behandelen?
Hoe lang werkt zo\'n behandeling? Moet
de behandeling worden herhaald?

ANTWOORD:

Voordat een antwoord kan worden ge-
formuleerd, moeten een aantal door de
vraagstelling opgeworpen vragen aan de
orde worden gesteld.
Uiteraard zonder definitief te kunnen
worden beantwoord. Bijvoorbeeld: Gaat
het de vragensteller om socio-sexueel
gedrag tegenover mensen, honden of al-
lebei? Betreft het alleen reuen of ook te-
ven? Op grond van in de literatuur be-
schreven frequenties van de hierboven
opgesomde problemen (2,4), is het aan-
nemelijk dat dc vraag sexueel gedrag
van reuen tegenover mensen betreft. Bij
de beantwoording zal daarvan worden
uitgegaan.

De vraag is opgebouwd uit drie deelvra-
gen en begint met een stelling:
Afwijkend socio-sexueel gedrag. Eerst
deze stelling.

Daarin zijn drie termen verwerkt:
Gedrag, socio-sexueel en afwijkend. Dat
het om gedrag gaat is geen punt van dis-
cussie, Maar, moet het socio-sexueel of
sexueel gedrag worden genoemd?
Hoewel ons geen literatuur bekend is die
het standpunt kan onderbouwen, lijkt de
term socio-sexueel op zijn plaats.
Want het gaat waarschijnlijk om een
vorm van interactie met de mens, die is
aangeleerd op basis van een sexuele mo-
tivatie. En moet het afwijkend wor-den
genoemd, of ongewenst?
Daarover is discussie mogelijk. Het pro-
bleem betreft als regel voor de soort nor-
maal, aangeleerd gedrag, dat in een voor
de eigenaar ongewenste frequentie
wordt uitgevoerd. Derhalve past het bin-
nen de definitie van ongewenst (= pro-
bleem)gedrag (5). Aan de criteria voor
abnormaal (= afwijkend) gedrag wordt

Ad b). Als dusdoende de frequentie te
weinig daalt, kan het zijn dat de hormo-
nale motivatie voor het gedrag belangrij-
ker is dan de aangeleerde component er-
van.

Castratie is in dat geval te overwegen.
Na die ingreep daalt de plasmaconcen-
tratie van testosteron in enkele uren tot
vrijwel nul, maar desondanks zou slechts
ongeveer 50% van de honden het sexu-
ele gedrag stoppen (2). Mogelijk boekte
men in het geciteerde onderzoek dat re-
sultaat omdat geen aandacht werd be-
steed aan de leer-aspecten van het ge-
drag. Ongewenste neveneffecten van
castratie zijn waarschijnijk beperkt tot
afwezig (2). Wel moet een ethische af-
weging worden gemaakt (1).
Ad c). In laatste instantie kan men, in
theorie, zijn toevlucht nemen tot toepas-
sing van progestagenen. De literatuur
reikt mogelijkheden aan voor zowel
orale als parcHteralc behandeling (2, 3).
De aanbevolen doseringen zijn echter -
in vergelijking met die voor gynaecolo-
gische indicaties, respectievelijk de bij
de mens aangehouden doseringen - zo
hoog, dat ernstig rekening moet worden
gehouden met het optreden van onge-
wenste neveneffecten (2,4).
Deze neveneffecten zijn ondermeer po-
lyfagie, polidipsie/polyurie, hypoplasie
van penis en testes, gestoorde
Spermato-
genese, hyperplasic van mammawccf-
sel, acromegalic en diabetes mellitus (4).
Vooral vanwege deze bijwerkingen,
moet toepassing van progestagenen - op
gedragsindicatie bij hond en kat in het al-
gemeen - worden afgeraden. Derhalve
behoeven werkingsduur noch herhaling
van een behandeling verder commen-
taar.

LITERATUUR

1. Endenburg N en Vorstenbosch JMG. E;thischc
aspecten van het houden van gezelschapsdieren,
een empirische en normatieve analyse. Tijdschr
Diergeneesl<d 1993; 118: 219-27.

2. Hart BL and Mart LA. Canine and Feline
Behavioral Therapy. Philadelphia: Lea &
Febigerl985.

3. Joby R, Jemmen JE and Miller ASH. The con-
trol of undesirable behaviour in male dogs using
megestrol acetate. J Small Anim Pract 1984; 25:
567-72.

4. Knol BW and Egberink-Alink ST. Treatment ol"
problem behaviour in dogs and cats by castra-
tion and progestagen administration: A review .
Vet Quart 1989; 11: 102-7.

5. Knol BW, Schut A cn Helder J. Wie is er de
baas? Probleemgedrag bij de hond - Theorie en
praktijk. Diergencx-skundig Memorandum
1988; 35(2): 105^3.

-ocr page 137-

VERKIEZINGEN ALGEMENE VERGADERING

J.C. Baars te Bemmel (Regio Oost)

\'Het leuke van reizen is thuiskomen\'
stelt Jan Baars. Voor zijn huidige func-
tie bij Intervet International in
Boxmeer, is hij vaak van huis. Baars
beheert hier samen met een Zwitserse
collega het varkenspakket.
Jan Baars is geboren op 17 december
1938 in Baam. Na zijn afstuderen in
1965 begon hij zijn dicrcnartsenloop-
baan bij de Kliniek voor Inwendige
Ziekten van Grote Huisdieren. Via het
toenmalige CDl (lokatie Rotterdam)
en Cofok, kwam hij in 1975 terecht bij
Intervet. Baars legt hier met een inter-
nationaal team van ca. 14 dierenartsen,
die samen de Veterinary Service
Department vormen, een brug tussen
research en de markt, zowel binnen als
buiten het bedrijf

Niet alleen op het maatschappelijke
vlak is Baars een actief man, ook bij
het sociale gebeuren in zijn woonom-
geving is hij nauw betrokken. Zo had
hij ruim tien jaar een plaats in het pro-
ject voor de nieuw- en uitbouw van een
scholengemeenschap en zet hij zich al
jaren in voor het regionale bankwezen.
\'De KNMvD is de beroepsgroep van
joviale mensen\'. Baars is nauw betrok-
ken bij deze beroepsgroep. Binnen de

HOOFDBESTUUR

KNMvD is hij dan ook geen onbe-
kende. Vele functies heeft hij inmid-
dels binnen de KNMvD vervuld. Zo
had hij onder meerjaren de hamer in
handen als voorzitter van de Groep
DIB, was hij lid van het Algemeen
Bestuur, voorzitter van de Afdeling
Gelderland, penningmeester van het
Comité IPVS, lid van de Commissie
Statistiek en de Codecommissie.
Ondanks de complimenten van Baars
aan de veterinaire beroepsgroep, ziet
hij toch enkele zaken waar verbetering
nodig is: veel leden hebben te weinig
belangstelling voor vergaderingen
waar het gaat over algemene KNMvD-
zaken. Daarnaast constateert hij rivali-
teit tussen Groepen. Ook de veelge-
hoorde reactie \'de Julianalaan zal het
wel regelen\' is niet iets wat hij onder-
schrijft. Tevens betreurt hij dat het ei-
genbelang te vaak prevaleert boven dat
van de beroepsgroep.
Naast zijn drukke werkzaamheden
maakt Baars tijd voor zijn gezin cn dc
tuin cn vindt hij ontspanning bij de
Lions-club Betuwe, waarvan hij mede-
oprichter is.

Mw. A.W. Kooper-Nelemans te
Amerongen (Regio West)

Antoinette Kooper-Nelemans (47)
doet graag een aantal dingen naast el-
kaar. Zo heeft zij twee parttime banen.
Zij is werkzaam als eerstelijns prakti-
cus gezelschapsdieren en daarnaast is
zij foktechnisch medewerker van de
Stichting Zeldzame Huisdierrasscn.

Tijdens de Algemene Vergadering op 1 oktober te Drachten zijn een zestal be-
stuursleden aftredend en niet herkiesbaar. Het zijn drie Hoofdbestuursleden:
A. Mostert, Dj.P. Teenstra en C.W.M. Augustijn, één lid van de Ereraad: J.K.
Scholte Albers en één lid van de paritaire afvaardiging in het overleg georga-
niseerde pluimveeziektebestrijding: J.L. Eikelenboom. Inmiddels zijn voor
deze vrijkomende functies nieuwe kandidaten voorgedragen door de verant-
woordelijke Afdelingen of Groepen, die tijdens de Algemene Vergadering
verkiesbaar zijn. Graag stellen wij hen alvast aan u voor.

Deze stichting probeert te voorkomen
dat oorspronkelijke Nederiandse ras-
sen verdwijnen. Dit wordt voorkomen
door het ondersteunen van de fokkers
met voorlichting en advies, het streven
naar de opzet van een genenbank en
het bevorderen van de instandhouding
van de rassen.

Mevr. Kooper geeft te kennen dat het
doen van meer dingen tegelijk de mo-
gelijkheid tot specialiseren beperkt,
maar zij houdt er niet van dingen half
te doen.

Mw. Kooper vindt dat de KNMvD een
dynamische en zichtbare belangenbe-
hartiger moet zijn van de hele beroeps-
groep. Graag wil zij dan ook haar
steentje bijdragen door bestuurlijk en
beleidsbepalend bezig te zijn binnen
deze, toch wat op zich zelf staande, ve-
terinaire wereld. Mw. Kooper geniet
reeds de nodige bekendheid binnen de
KNMvD. Zij was actief als bestuurslid
van de Afdeling Utrecht. Van 1986 tot
1989 voerde zij het secretariaat van
deze Afdeling.

Naast de tijd die haar gezin en de ver-
schillende functies in beslag nemen,
heeft mevr. Kooper helaas niet veel
tijd over voor hobbies. Maar als er tijd
is vult zij die met reizen, lezen, paard-
rijden en tuinieren.

C.L. van Amerongen-Overgaauw te
Nijmegen (landelijk representant)

Sinds haar afstuderen in 1973 runt zij
samen met haar echtgenoot een gezel-
schapsdierenpraktijk. De betrokken-
heid van Caria van Amerongen (47) bij
de gczelschapsdierensector is dan ook
groot. Hun praktijk werd in het begin
van dit jaar uitgebreid met twee die-
renartsen.

Met het reilen en zeilen in de land-
bouwhuisdierensector is mevrouw
Van Amerongen vetrouwd geraakt
door haar lidmaatschap van de
Afdeling Gelderiand. Van 1987 tot

-ocr page 138-

i^Minii. .1

lil i IHM

üüiüÉiffi

Ém

1993 vervulde zij de taak van fiscus in
het bestuur van deze Afdeling.
Mevrouw Van Amerongen stelt dat dit
bestuurslidmaatschap, met de daaruit
voortvloeiende kadercursussen en be-
sturendagen, haar een beter zicht heb-
ben gegeven op het functioneren van
de KNMvD in haar totaliteit. Gezien
de activiteiten van de KNMvD, lijkt
het deel uit mogen maken van het
Hoofdbestuur haar dan ook boeiend.
\'Een goede sfeer tussen bestuursleden
onderling is voor mij heel belangrijk
gebleken\'. Gezien de waarschijnlijke
toekomstige samenstelling van het
Hoofdbestuur, heeft zij zich wat dit be-
treft met enthousiasme kandidaat laten
stellen. \'Ik heb het volste vertrouwen
in een stimulerende samenwerking\'.
Buiten het \'KNMvD-imperium\' had
mevrouw Van Amerongen tevens zit-
ting in een schoolbestuur, een asielbe-
stuur en het bestuur van een kynolo-
genclub. Dc overblijvende vrije tijd
wordt gevuld met boeken, films en
muziek, en met rondzwerven te voet en
per fiets.............

H.W. Bosch te Staphorst (landelijk
representant)

\'Wel heb ik na zes jaar in het bestuur
van de Groep Varken gezeten te heb-
ben, ervaren dat er veel meer is te beïn-
vloeden dan je oppervlakkig zou den-
ken\'. Hein Bosch ziet een zekere
belangenvertegenwoordiging als zeer
noodzakelijk, hoewel zijn activiteiten
binnen de KNMvD meer door toeval-
lige omstandigheden zijn ontstaan dan
uit een diep geworteld samenhorig-
heidsgevoel.

Hein Bosch is geboren op 21 mei 1947
te Heerlen en is werkzaam in een zes-
manspraktijk in Staphorst. Naast de
consultatieve praktijk (rundvee, var-
kens, gezelschapsdieren, paarden,
pluimvee en stmisvogels) begeleidt
Bosch varkensbedrijven. Daamaast
heeft hij speciale aandacht voor de in-
formatiestromen en communicatieve
processen binnen de praktijk.

Naast zijn zitting in het voorgenoemde
Groepsbestuur (1988-1994), zat en zit
Bosch in diverse andere begeleidings-
en adviescommissies op het gebied
van de varkensgezondheidszorg.
Zijn betrokkenheid bij de KNMvD
kreeg vooral gestalte via de Groep
Geneeskunde van het Varken. Zo heeft
Bosch meegedacht over een aantal
projecten dat op langere termijn een
enorme invloed op de diergenees-
kunde kan hebben, zoals certificering,
erkenning diersoortdeskundigen en
toetsing aan de GVP-norm. Bij deze
projecten heeft hij zich bijzonder be-
trokken gevoeld en via het Hoofd-
bestuur ziet hij een mogelijkheid mee
te blijven denken.

Toen Bosch dit voorjaar het Bestuur
van de Groep Varken verliet, was hij
van plan een jaar aan zichzelf te wer-
ken: een paar versleten contacten aan-
halen, een paar cursussen volgen en
een aantal extra boeken lezen. Maar
toen hij werd gevraagd zich kandidaat
te stellen voor het Hoofdbestuur, heeft
hrj de zaken nog eens op een rijtje ge-
zet en gekozen voor een functie in het
Hoofdbestuur. Hopelijk zal er vol-
doende tijd overblijven voor zijn vele
hobbies: taarten bakken, toetjes ma-
ken, lezen, de computer, museum- en
schouwburgbezoek, fietsen en schaat-
sen.

ERERAAD

J.J.G.M. Oomen te UIvenhout
(Regio Zuid)

Dit jaar heeft u hem nog in actie kun-
nen zien tijdens de reünistcncours op
de traditionele Peerdepietendag. Jac
Oomen is ecn fervent beoefenaar van
de drafsport. Daarbij is hij zelf fokker
en eigenaar van paarden voor deze
sport.

Oomen is geboren op 16 juli 1942 in
Breda. Samen met twee associés be-
drijft hij de eerstelijns diergenees-
kunde in een gemengde praktijk in het
Brabantse UIvenhout, vlakbij zijn ge-
boorteplaats.

Oomen is gevraagd om zich kandidaat
te stellen voor de Ereraad. De recht-
spraak is voor hem nog een vrij onbe-
kend terrein en het is voor hem dan ook
een uitdaging in dit orgaan plaats te ne-
men. Daarbij vindt Oomen het interes-
sant om via een dergelijk lidmaatschap
beroepsgenoten van allerlei pluimage
te ontmoeten. Ook in het verleden
heeft hij zich diverse keren ingezet
voor de veterinaire beroepsbelangen.
Het begon met een jaar DSK-bestuur
(1964-1965) in zijn studententijd. Van
1974-1979 was hij bestuurslid van de
Afdeling Noord-Brabant, in de functie
van penningmeester. Ook werd twee
maal meegewerkt aan de organisatie
van het Jaarcongres van de KNMvD.
Aan de lezer van het Tijdschrift wil hij
tot slot nog kwijt dat het hem verheugt
dat de KNMvD de laatste jaren een wat
socialer gezicht heeft gekregen. Dit
geldt eveneens voor het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, waardoor de
leesbaarheid verbeterd is.

PARITAIR OVERLEG PLUIMVEE-
ZIEKTEN

P.J.G. Kühne te Sint Oedenrode
(Groep Pluimveewetenschappen)

Pieter Kühne betreurt het dat een voor-
oplopend land als Nederland, al veel te
lang een hoogleraar op het gebied van
de pluimvee-industrie moet ontberen.
Hij hoopt dat hierin spoedig verande-
ring komt. Kühne is nauw betrokken
bij de pluimveegezondheidszorg: hij is
voorzitter van de Groep Pluimvee-
wetenschappen en ook is hij namens
deze groep adviserend lid van de
Cemtrale Adviescommissie Pluimvee-
gezondheidszorg.

Kühne is vanuit voorgenoemde be-
stuursactiviteiten, al aardig bekend
met de taken die de nieuwe functie,
waarvoor hij nu kandidaat is gesteld,
met zich meebrengt. Deelname aan
dergelijke activiteiten vindt hij belang-
rijk, want \'het vak dierenarts in alle

-ocr page 139-

facetten heeft een georganiseerde
structuur nodig om goed te kunnen
functioneren\'.

Pieter Kühne is geboren op 20 juni
1959 in Amsterdam en thans woon-
achtig in het kerkdorp Nijnsel, vlakbij

Sint Oedenrode. In 1987 studeerde hij
af als dierenarts. K.ühne is werkzaam
in de gemengde praktijk Sint Oeden-
rode; een praktijk waar elf dierenart-
sen werkzaam zijn. Zijn werkterrein
omvat de landbouwhuisdierensector
met speciale aandacht voor de pluim-
veetak. In oktober aanstaande hoopt de
praktijk een nieuwe kliniek te openen.
Kühne treedt bij de werkzaamheden
op als \'bouw-pastoor\'; een roeping uit
hobby en passie geboren.

SCHIMMELS EN ANTIBIOTICA
Dc eerste, inleiding, door dr. D.J.
Houwers, betrof het antibioticumge-
bruik bij gezelschapsdieren en de diag-
nostiek cn therapie van huidschim-
mels.

Ten aanzien van het gebruik van anti-
biotica werd gesteld, dat goede diag-
nostiek vereist is voor een optimaal
therapeutisch gebruik. Het bacteriolo-
gisch onderzoek, de oorzaken van on-
voldoende respons en de AntiBioti-
cum Gevoelighcidsbcpaling (ABG)
werden nader belicht. Spreker stelde
voorts het belang van een juiste mon-
stername aan de orde.
Voor wat betreft de behandeling van
huidschimmels bij katten stelde de
spreker, dat alleen ecn draconische
aanpak met een mycophyt zinvol is.
Ecn aantal specialisten heeft een pro-
tocol opgesteld voor de behandeling
van demiatophytose bij de kat. Dit pro-
tocol is onder meer te verkrijgen bij de
Vakgroep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren, afdeling Dermatologie
van de Faculteit Diergeneeskunde.

NIESZIEKTE, FIV EN FIP
Hoe om te gaan met niesziekte, FIV en
FIP werd door drs. R.J. Wirtz uiteen-
gezet. Recent is in Nederland een on-
derzoek gedaan naar FIV (AIDS bij
katten) in dierenasielen. Van de kat-
tenpopulatie bleek 4,4 % positief te
zijn. Het betreft hier vaak oudere die-
ren, zwerfdieren en katers. De ver-
spreiding, symptomen en behandeling
van FIV werden nader toegelicht.
FIP blijkt een wat resistenter coronavi-
rus te zijn, dat vooral de jongere dieren
treft. Net als bij FIV blijkt, dat het toe-
dienen van antibiotica geen zin heeft.
Niesziekte is een standaardprobleem
in asielen. Hoe meer dieren, hoe groter
de infectiedruk. Gescheiden units met
acht tot twaalf katten, een goede venti-
latie en juiste huisvesting kunnen de
kans op een uitbraak verkleinen. De
enting tegen niesziekte is niet verplicht
(kattenziekte wel), maar wordt wel
aangeraden. De voor- en nadelen van
de spuit- of druppelenting werden door
de spreker uiteengezet.

STUDIEMIDDAG ASIELDIERENARTSEN
VOOR HERHALING VATBAAR

Een zeventigtal dierenartsen, dat verbonden is aan een dierenasiel is op 27
april in Amersfoort bijeengekomen voor een studiemiddag. Deze middag
werd georganiseerd door de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van
Dieren en de KNMvD. Aan de orde kwam een aantal problemen, die veel in
asielen voorkomen. Voorts werd aandacht besteed aan de taakomschrijving
van een asieldierenarts.

Door Sabien van Egmond

TAAKOMSCHRIJVING
Als niet-vctcrinair onderwerp werd op
deze middag de geheel herschreven
publikatie betreffende de taakom-
schrijving van een asieldierenarts toe-
gelicht.

De heer T.W. te Giffel schetste in het
kort de historie van het ontstaan van
deze publikatie. Spreker stelde, dat

UITEENLOPENDE ONDERWERPEN AAN DE ORDE

VAN HET AB EN HB

Zowel het Hoofdbestuur als het Algemeen Bestuur (AB) hebben vergaderd.
Zoals gewoonlijk vindt de lezer een verslag in het Tijdschrift. Er is over zeer
uiteenlopende zaken gesproken, van een heldere structuur van de diergezond-
heidszorg, tot één vaccinatieboekje voor gezelschapsdieren.

* Alhoewel de dierenarts volgens de
Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde geen meldings-
plicht heeft bij het constateren van
een besmettelijke dierziekte -dit is de
verantwoordelijkheid van de eige-
naar- heeft de dierenarts deze plicht
wel krachtens de Gezondheids- en

overieg en goede afspraken op dit ter-
rein tussen de KNMvD en de Dieren-
bescherming belangrijk zijn voor een
eenduidig diergeneeskundig beleid in
asielen. Reden waarom het overleg re-
cent weer is opgestart en ook deze
middag georganiseerd is.
Door drs. G. Te Winkel werd nader in-
gegaan op de inhoud van de taak van
een asieldierenarts, het serviceconsult
en de begeleiding van het asiel.
Spreker gaf aan, dat samenwerking
tussen asieldierenartsen en andere die-
renartsen belangrijk is, In dit kader kan
het dan ook zinvol zijn om bijeenkom-
sten in de regio, op initiatief van de
asieldierenarts, te organiseren,

PRAKTIJK

In de discussies die op dc verschil-
lende inleidingen volgden werden de
specifieke praktijkproblemen en -op-
lossingen in asielen uitgesproken. De
aanwezige dierenartsen waren allen
van mening dat een dergelijke studie-
middag zinvol cn zeker voor herhaling
vatbaar is.

Een uitgebreid verslag van deze stu-
diemiddag (inclusief het protocol voor
de behandeling van dermatophytose
bij katten en een samenvatting van het
onderzoek naar FlV-infecties) is te
verkrijgen op het secretariaat van de
KNMvD, tel 030-5101H (Marjoleine
de Mol).

Welzijnswet voor Dieren (GWWD).
De GWWD is onder meer de opvol-
ger van de Veewet.
Dc KNMvD heeft nogmaals een
brief aan het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) gestuurd, waarin zij aandringt
op één veterinair aanspreekpunt (na-

-ocr page 140-

tionaal en internationaal). Bij de re-
organisatie van LNV dreigt de her-
kenbaarheid van de dierenarts (Vete-
rinaire Dienst) verioren te gaan,
terwijl heel Europa vraagt om een
heldere structuur van de diergezond-
heidszorg. Dit lijkt de KNMvD voor
Nederiand, als exporterend land, on-
wenselijk.

Over privatisering van de vleeskeu-
ring is het AB van mening dat de on-
afhankelijkheid van degene die keurt
absoluut gewaarborgd moet zijn.
Anders zijn garanties ten aanzien van
dc veiligheid van produkten niets
waard.

* Het AB heea de Kwaliteitsrichtlijn
voor Dierenartsenpraktijken uitge-
breid besproken en in zijn algemeen-
heid overgenomen. De richtlijn wordt
nu aan kwaliteitsdeskundigen voor-
gelegd. Het AB heeft nogmaals aan-
gedrongen op een goede communi-
catie rond het kwaliteitsproject en op
een brede discussie binnen de be-
roepsgroep.

Ook pi-aktijkén, wiiaivan de dieren-
artsen geen lid zijn van de KNMvD,
mogen overigens deelnemen aan dit
project. Het AB vindt wel, dat aan-
dacht voor dc kwaliteit van de dienst-
veriening cn de beroepsuitoefening
\'in het veld\' bij uitstek een zaak is
waarin de KNMvD het voortouw
moet nemen.

* Het commentaar op dc Nota Veteri-
nair Antibioticumbeleid zal in één
keer worden gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Opmerkingen kunnen nog ingediend
worden bij het secretariaat van de
KNMvD.

» De NCl heeft de kosten over 1993
goed in dc hand weten tc houden. De
organisatie heeft het beschikbaar ge-
stelde bedrag zelfs niet geheel be-
steed. In 1994 staat ledenwerving
voorop, opdat er een bredere finan-
ciële basis komt. Het is duidelijk, dat
dc dierenartsen het werk van de NCl
\'heel nuttig\' vinden, maar het tot nu
toe kennelijk niet nodig vinden lid te
worden. Dc toekomst moet uitwij-
zen, of het draagvlak voor de NCl
groot genoeg is.

* Een paravetcrinair dicrenartsassis-
tent mag geen UDD-middelen meer
toepassen. Dit besluit is gepubliceerd
in het Staatsblad en onlangs van
kracht geworden.

* De KNMvD heeft aan de Afdelingen
gevraagd een voorstel voor een net-
werk van verdovingsdierenartsen met
de leden te bespreken. Er wordt druk
geïnventariseerd wat de mogelijkhe-
den zijn. PAO-D heeft de eerste cur-
sus op dit gebied achter de rug en pu-
bliceert binnenkort een verslag in het
Tijdschrift voor Diergenees-kunde.

* De Groep Paardenpraktici vraagt
aandacht voor het kleine aantal dier-
geneesmiddelen dat voor paarden
beschikbaar is. Dc staatssecretaris
heeft onderschreven dat deze situatie
zorgelijk is. In navolging van een
Engels initiatief voor de bepaling
van wachttijden (met een onder-
scheid tussen \'high value\'- en
\'mcat\'-horses) komt de Nederiandse
overheid met een voorstel.

* De Afdeling Zuid-Holland meent dat
een artikel in de Statuten, dat handelt
over het indienen van een motie van
wantrouwen door het AB tegen het
Hoofdbestuur (HB), gewijzigd moet
worden. De Afdeling heeft er moeite
mee, dat bij de stemming voor zo\'n
motie de HB-leden zelf stemrecht
hebben. De aanpassing wordt opge-
nomen in de agenda voor de Alge-
mene Vergadering\'. ........

Het betreffende artikel stoelt op de
filosofie, dat HB en AB gezamenlijk
dc KNMvD besturen. Als dit artikel
wordt losgelaten, krijgt het HB een
besturende functie en het AB een
controlerende (pariement).

* De KNMvD heeft van dc RVV ver-
nomen, dat het voorgestelde systeem
van bevoegde dierenartsen niet door-
gaat. Er was een formulier ontwor-
pen, waarbij de dierenarts gevrij-
waard wordt van aansprakelijkheid.
Dc officiële dierenarts zal dus nooit
aansprakelijk gesteld worden voor
de gevolgen van het ondertekenen
van een document, dat een bepaalde
gezondheidsstatus op een bedrijf ga-
randeert.

* Dc Groepen Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, Praktici Grote Huis-
dieren, Geneeskunde van het Varken,
Paardenpraktici, Homocopathisch
Werkende dierenartsen. Pluimvee-
wetenschappen en Veterinaire Spe-
cialisten stellen voor het Hoofdbe-
stuur uit te breiden met een landelijk
representant namens de Groepen, zo-
dat één representant de landbouw-
huisdierensector vertegenwoordigt
en één de gezelschapsdierensector.
Het HB heeft een extra AB-vergade-
ring belegd om dit te bespreken. Dit
onderwerp staat ook op de agenda
voorde Algemene Vergadering.

* De ontwikkelingen op het gebied van
de reorganisatie van de Stichting
Gezondheidszorg voor Dieren wor-
den met spanning afgewacht.

* De KNMvD overweegt in samen-
werking met de geneesmiddelenin-
dustrie om één vaccinatieboekje voor
gezelschapsdieren uit te geven.

Op dit moment worden namelijk veel
meer boekjes uitgegeven dan op
grond van het aantal verkochte vac-
cinatiedoses verwacht mag worden.
De fraude met vaccinatieboekjes
lijkt derhalve aanzienlijk. Om dit in
te dammen is het wellicht wenselijk,
dat de KNMvD de zaak als vanouds
ter hand neemt. Momenteel vindt in-
tensief overleg plaats met de betrok-
kenen.

* Het HB is ervóór, het rapport \'Ziek-
tekostenverzekeringen voor Gezel-
schapsdieren, echte zorg of zorgen-
kind?\' een brede verspreiding te ge-
ven en neemt de aanbevelingen over.

* Ten aanzien van het voorstel van het
Produktschap voor Vee en Vlees
(PVV) om de controle van het ge-
bruik van groeibcvorderende midde-
len te intensiveren is de KNMvD van
mening dat (1) een intensieve con-
trole wenselijk is, maar dat (2) de
overheid deze controle eigenlijk zou
moeten uitvoeren, en niet het PVV.
De overheid dient in elk geval een rol
te spelen in deze publieke verant-
woordelijkheid.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 17\'/2%
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994. De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 17\'/2%
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening 511606 ten
name van de KN.MvD, onder vermel-
ding van \'Banden\' (plus jaargang).

-ocr page 141-

In juni 1993 is het bestand van de vaca-
turebank bijgewerkt. Iedere dierenarts
die bij dc vacaturebank stond inge-
schreven heeft een brief ontvangen cn
kon via een antwoordkaartje aangeven
of zijn/haar inschrijving gehandhaafd
moest worden. Gebleken is, dat er een
aantal mensen stond ingeschreven die
op dat moment geen werk meer zocht
cn dus uitgeschreven kon worden.

Hierdoor is voor een aantal catego-
rieën (dierenartsen op zoek naar part-
time werk, dierenartsen op zoek naar
een andere baan in de praktijk en die-
renartsen op zoek naar een baan buiten
de praktijk) het aantal werkzoekenden
vanaf juni 1993 sterk gewijzigd.

DIRECT BESCHIKBAAR VOOR DE
PRAKTIJK

Dierenartsen die direct beschikbaar
zijn voor werk in de praktijk, zijn in
twee groepen te verdelen:

De Vacaturebank verzamelt maandelijks gegevens betreffende het aantal die-
renartsen dat werk zoekt en het aantal banen en aanvragen voor waarnemin-
gen dat hier tegenover staat. Zo krijgt de KNMvD een beter inzicht in de
arbeidsmarkt.

De navolgende gegevens hebben betrekking op 1993.

Door Corine van Kalles

OVERZICHT VACATUREBANK 1993

VRAAG EN AANBOD DP DE ARBEIDSMARKT

1.dierenartsen op zoek naar fulltime
werk in de praktijk en

2. dierenartsen op zoek naar parttime
werk in de praktijk.

Fulltime

De eerste groep (op zoek naar fulltime
werk) bestond in januari 1993 uit 121
en in december 1993 uit 130 dierenart-
sen (de opschoningsactie in juni heeft
op deze groep geen invloed gehad).
Er is dus een kleine toename in het
aantal fulltime werkzoekenden in de
loop van 1993. Deze dierenartsen wa-
ren werkloos, op mogelijke korte
waarnemingen na. Dit betekent ten op-
zichte van de totale beroepsgroep die-
renartsen in Nederland, dat circa 3%
werkloos was. Ongeveer twee derde
van deze fulltime werkzoekenden was
op zoek naar een baan in hoofdzakelijk
de gezelschapsdierenpraktijk en één
derde in de gemengde en landbouw-
huisdierenpraktijk.

Parttime

De tweede groep (op zoek naar part-
time werk) bestond in januari nog uit
57 dierenartsen. Echter, na het bijwer-
ken van het bestand in juni bleken er
nog maar 22 dierenartsen echt op zoek
te zijn naar parttime werk. Dit aantal
bleef de rest van het jaar constant.
Ongeveer 80% van deze parttime
werkzoekenden zijn vrouwen.
Het grootste deel was op zoek naar een
baan in de gezelschapsdierenpraktijk
(85%); 15% zocht werk in de ge-
mengde of de landbouwhuisdieren-
praktijk.

ÜP TERMIJN BESCHIKBAAR
VOOR DE PRAKTIJK
De groep dierenartsen die op termijn
beschikbaar is, bestaat uit dierenartsen
die nog moeten afstuderen, van baan
willen veranderen of tijdelijk niet be-
schikbaar zijn op de arbeidsmarkt om-
dat ze voor langere tijd waarnemen.
Op 31 december 1993 waren er 67 die-
renartsen die op termijn beschikbaar
waren. In januari 1993 waren dit er 72;
dit betekent dus een zeer geringe af-
name in 1993. Wanneer we alleen kij-
ken naar de groep dierenartsen die van
baan wil veranderen, zien we dat die in
januari 1993 uit 48 personen bestond,
maar in juni 1993 (na het bijwerken
van het bestand) nog slechts uit 31 per-
sonen. Dit aantal nam echter tot de-
cember 1993 weer toe tot 41 personen.
In 1993 zijn 112 studenten diergenees-
kunde afgestudeerd.

WERK BUITEN DE PRAKTIJK

Bij de vacaturebank staan ook dieren-
artsen ingeschreven die werk zoeken
buiten de praktijk. Hiermee wordt be-
doeld werk in het bedrijfsleven, bij de
overheid, in het onderwijs of in de far-
maceutische industrie. In januari 1993
waren er 19 dierenartsen ingeschreven
die op zoek waren naar zo\'n baan. In
juni (na het bijwerken van het bestand)
waren dit er nog 14, maar in december
waren dit er al weer 17. Er was vanaf
juni 1993 dus een kleine toename in
het aantal dierenartsen dat buiten de
praktijk wil werken.

WAARNEMINGEN EN
VACATURES

In het kader van dit overzicht zijn er
twee plaatsen waar vacatures gemeld

-ocr page 142-

worden, namelijk het Tijdschrifl voor
Diergeneeskunde en de vacaturebank.
Daamaast wprden bij de vacaturebank
ook nog aanvragen voor waarnemin-
gen gemeld.

In 1993 werden er gemiddeld per
maand 23 aanvragen gedaan voor
waarnemingen in gezelschapsdieren-
praktijken en 12 aanvragen voor waar-
nemingen in gemengde en landbouw-
huisdierenpraktijken. Dit aantal was in
de maanden mei, juni en juli hoger in
verband met de zomerwaamemingen.
Het aantal aanvragen voor vaste banen
was in de gezelschapsdierenpraktijk
gemiddeld twee per maand en in de ge-
mengde en landbouwhuisdierenprak-
tijken gemiddeld zeven per maand.
Daamaast werd in 1993 nog tien maal
een aanvraag gedaan waarbij het ging
om banen buiten de praktijk.
In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde werden in 1993 per maand ge-
middeld zes banen gemeld. Het betrof
dan gemiddeld één baan (=16%) in de
gezelschapsdierenpraktijk, drie banen
(=50%) ih de geméngdé of landbóuW-
huisdierenpraktijk en twee banen
(=34%) buiten de praktijk.

CONCLUSIE

In vergelijking met 1992 is in 1993 het
aantal fulltime werkzoekenden iets ho-
ger (117 in 1992 en 130 in 1 993). Het
aantal dierenartsen dat op termijn be-
schikbaar is voor werk in de praktijk is
echter in vergelijking met 1992 gelijk
gebleven. Bij de dierenartsen die werk
zoeken buiten de praktijk is sprake van
een kleine afname in vergelijking met
1992 (20 in 1992 en 17 in 1993).
In 1993 zijn er bij de vacaturebank
meer aanvragen voor waarnemingen
gedaan dan in 1992 (in 1992 gemid-
deld 23 per maand en in 1993 gemid-
deld 35 per maand). Daarentegen zijn
er minder aanvragen voor vaste banen
gedaan (gemiddeld twee aanvragen
minder per maand).
Er zijn echter wel meer banen buiten
de praktijk gemeld (vier banen in 1992
en tien banen in 1993).
In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde Izijn In 1993 minder banen ge-
meld dan in 1992 (in 1992 gemiddeld
13 per maand en in 1993 gemiddeld
zes per maand).

BINNENKORT

Binnenkort houdt de KNMvD u elke
maand op de hoogte van de ontwikke-
lingen op de arbeidsmarkt voor dieren-
artsen via een overzicht in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Dit
om de lezer een beter inzicht te geven
in vraag en aanbod, maar bijvoorbeeld
ook in de verhouding mannelijke en
vrouwelijke dierenartsen die een vaste
baan vinden. Sinds januari 1994 houdt
de
KNMvD namelijk ook deze cijfers
bij en het blijkt dat de mannelijke die-
renartsen op dit moment makkelijker
een baan vinden dan de vrouwelijke.
Mede door dit probleem cijfermatig
onder de aandacht te brengen, hoopt de
KNMvD hierin in dc toekomst een
verandering te kunnen bewerkstelli-
gen.

Voor meer informatie: Corine van
■ Kalles. tel. 030--5l0U}.......

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1994; 119(5): 150-151 heb ik
aandacht besteed aan een uitspraak
van het Veterinair tuchtcollege over de
informatieplicht. Conclusie was, dat
de \'met een zekere regelmaat voorko-
mende\' complicaties bij algehele ana-
esthesie vooraf aan de eigenaar ge-
meld moeten worden. In de volgende
uitspraak nuanceert het college deze
informatieplicht.

□E KAMPIOENSKAT
Dierenarts X heeft een Siamese kam-
pioenskat geopereerd, waarbij hij (of
zij) de baarmoeder en de eierstokken
heeft verwijderd. Toen de kat bijkwam
uit dc narcose (ketamine) heeft ze zich
verwond aan de bek. Ook na de tweede
operatie, nodig om de verwondingen te
behandelen, heeft de kat zich verwond.
De kat is na de operatie regelmatig ge-
controleerd toen ze bijkwam uit de
narcose. Weer thuis na de tweede ope-
ratie, begon de kat echter weer te krab-
ben aan mond en lippen.

AUTOMUTILATIE BIJ KATTEN

Sinds oktober 1992 geldt op basis van de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde (WUD) 1990 de tuchtrechtspraak voor dierenartsen. Het
veterinair tuchtcollege en beroepscollege zijn de instanties, die met deze
rechtspraak zijn belast. In deze colleges hebben respectievelijk vier en twee
dierenartsen zitting.

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1992; 117(2): 60-61 is overigens
meer te lezen over de procedure van het tuchtrecht. Stafmedewerker van de
KNMvD, mr. Sabien van Egmond licht in deze rubriek een aantal interes-
sante zaken toe.

ONZORGVULDIG HANDELEN
De eigenaar van de kat was van me-
ning dat de dierenarts onvoldoende
zorgvuldig heeft gehandeld bij de ope-
ratie of de nazorg, waardoor de kat
zichzelf gedurende het bijkomen heeft
kunnen verwonden.

Kort samengevat overwoog het tucht-
college:

Onder deze omstandigheden kan van
klachtwaardig handelen sprake zijn,
als de dierenarts bekend was of bekend
had moeten zijn met het verschijnsel
automutilatie. De dierenarts had in dat
geval niet mogen nalaten de eigenaar
vooraf te informeren over de risico\'s
en had maatregelen moeten treffen om
te voorkomen dat de kat zich zou ver-
wonden.

Het verschijnsel automutilatie is niet
onbekend in de veterinaire praktijk,
maar komt niet in die mate voor, dat
het een reëel risico is dat aan de eige-
naar gemeld moet worden vóór een
operatie. Van de gemiddelde dieren-
arts, die met een redelijke mate van
zorg, kennis en kunde zijn vak uitoe-
fent, kan niet verlangd worden, dat
deze een verdergaand toezicht houdt
gedurende het bijkomen van de nar-
cose dan het geval was bij de Siamese
kampioenskat.

Ook is het bij de huidige stand van de
wetenschap niet mogelijk om in de da-
gelijkse praktijk effectieve maatrege-
len te treffen tegen dit verschijnsel.
De dierenarts is volgens het college
niet tekort geschoten in zijn zorg. Het
college verklaarde de klacht derhalve
ongegrond.

In hoger beroep overwoog het
Veterinair beroepscollege onder meer
dat het in de veterinaire praktijk niet
ongebruikelijk is, dat een dierenarts
een assistente het dier laat overhandi-
gen aan een eigenaar. De dierenarts
heeft het dier wel behandeld, maar is
op dat moment beroepsmatig bezig.
Het beroepscollege heeft de uitspraak
van het tuchtcollege in stand gelaten.

-ocr page 143-

INFÜRMATIEPLICHT EN
NAZQRG

Hieruit kan de conclusie getrokken
worden, dat de bekende risico\'s die zo
vaak voorkomen dat ze reëel zijn, in
elk geval vooraf aan de eigenaar moe-
ten worden meegedeeld. Denk hierbij
aan de normale risico\'s van algehele
anaesthesie.

Kennelijk is het tuchtcollege van me-
ning dat automutilatie niet tot de ri-
sico\'s behoort, die de dierenarts aan de
eigenaar moet mededelen.
Ook de nazorg hoeft niet op extreme
risico\'s gericht te zijn.
Het tuchtcollege verwijst naar de hui-
dige stand van de wetenschap. Van een
gemiddelde dierenarts mag dus wor-
den verwacht dat deze zijn (of haar)
kennis op peil houdt.

Voor meer informatie: mr. Sabien van
Egmond, stafmedewerker van de
KNMvD, tel. 030-510111.

Uit de reacties van veel
KNMvD-ledcn blijkt dat veel van het
werk van de Groep Praktici Grote
Huisdieren onbekend is. Om onbekend
niet onbemind te laten worden, volgt
hieronder een informatief artikel
waarin het bestaan van deze groep
wordt verklaard.

In eerste instantie lijkt er sprake van
overbodigheid; er is immers al ecn
\'Groep Rund\', een \'Groep Varken\',
een \'Groep Pluimvee\' cn een \'Groep
Paard\'. Deze groepen onderscheiden
zich echter van de \'Groep Groot\' door
hun voornamelijk wetenschappelijke
karakter De taak van de Groep Praktici
Grote Huisdieren (GPGH) ligt meer op
het terrein van de belangenbehartiging
van dierenartsen, werkzaam in de
grote-huisdierenpraktijk. Deze belan-
genbehartiging betreft vele facetten,
maar vindt wel steeds plaats binnen het
kader van de KNMvD. Met enkele
voorbeelden zal ik proberen het func-
tioneren van de GPGH concreter te ma-
ken.

* De GPGH heeft enkele jaren geleden
een belangrijke rol gespeeld in de
totstandkoming van de Apotheek-
cursus, waarmee de farmaceutische
scholing van dc dierenarts versterkt
wordt. Hiermee kan nog beter wor-
den aangetoond dat dc dierenarts de
aangewezen persoon is om de dier-
gcneesmiddelenapotheck te beheren.
Dc GPGH ziet het behoud van het
apotheckrecht als ccn van haar be-
langrijkste speerpunten.

* Omdat ecn belangrijk deel van het
veterinair beleid in Bmssel wordt ge-
maakt, vindt de GPGH een sterke ve-
terinaire lobby in Brussel van groot
belang. Na ccn forse investering heb-
ben wij nu ook de mogelijkheid om
op lobbyniveau de totstandkoming
van de Europese wetgeving te beïn-
vloeden. Daarnaast hebben we met
afgevaardigde Jan Togtema een uit-
stekende vertegenwoordiging van
onze groep in dc UEVP, het
Europese equivalent van de GPGH.
Dat dit alles reeds ccn positieve in-
vloed heeft gehad, blijkt bijvoor-
beeld uit het feit dat dc andere lidsta-
ten het belang van een goede
farmaceutische scholing inmiddels
ook inzien en een apotheekcursus
naar het Nederiandse model gaan or-
ganiseren, Alleen door dergelijke
initiatieven kan dc (Europese) beslis-
sing over het apotheckrecht van de
dierenarts beïnvloed worden.

* Na dc bewezen fraude met SVD-
bloed door enkele \'collega\'s\', heeft
de GPGH bij het Hoofdbestuur van
de KNMvD er diverse keren op aan-
gedrongen, om deze lieden het lid-
maatschap van de KNMvD te ontne-
men en om in elk geval in deze
kwestie een zeer actief beleid te han-
teren. Immers deze dierenartsen be-
schadigen door hun handelen de
naam van heel diergeneeskundig
Nederiand.

HOE, WIE, WAT EN WAAROM:
DE GROEP PRAKTICI GROTE HUISDIEREN

* Het bestuur van de GPGH heeft afge-
vaardigden in diverse commissies
binnen cn buiten de KNMvD.
Voorbeelden zijn dc tarievencom-
missie, de Stichting PAO-D en het
Discussieplatform Arbeidsvoorwaar-
den. Hiermee worden op veel terrei-
nen de belangen behartigd van de
landbouwhuisdierenpracticus.

* Door onder andere de registraticpro-
cedures ontstaat ccn probleem bij het
sederen van opgewonden dieren net
voor de slacht. Wanneer dat met xy-
lazinc gebeurt, dient een wachttijd
van 28 dagen te worden aangehou-
den. Het sederen van een wilde stier
voor het slachthuis is daarom weinig
zinvol wanneer de wettelijke bepa-
lingen worden nagestreefd. In dc
praktijk komt daar vanzelfsprekend
weinig van terecht. Wat zijn dan de
consequenties ten aanzien van de
aansprakelijkheid van de dierenarts?
Dc GPGH heeft dit probleem aange-
kaart bij de Veterinaire dienst.

* Sinds eind vorig jaar is de GPGH, in
samenwerking met andere groepen.

-ocr page 144-

zeer intensief bezig om een aanzet te
geven tot de certificering van dieren-
artsenpraktij iten. Dit initiatief is ge-
nomen omdat vanuit het veld alleriei
signalen kwamen, dat het hoog tijd
werd de afnemer van diergeneeskun-
dige diensten een bepaalde kwali-
teitsgarantie te geven. Een professio-
neel adviesbureau heeft een rapport
opgesteld over de kwaliteitsrichtlij-
nen voor dierenartsenpraktijken. Dit
rapport is intensief besproken met
vertegenwoordigers van vrijwel alle
groepen binnen de KNMvD. Het
laatste concept ligt nu bij het hoofd-
bestuur van de KNMvD.
Een enigszins andere taak van de
GPGH is het traditiegetrouw orga-
niseren van de jaarlijkse \'Zeister
Dagen\'. Deze vierdaagse cursus
heeft als doel de prakticus op velerlei
gebieden bij te spijkeren. Tijdens de
laatste van de drie cursussen wordt
op woensdagavond de Algemene
Ledenvergadering van de GPGH ge-
houden.

De GPGH kent een Algemeen Bestuur
dat bestaat uit vertegenwoordigers van
alle afdelingen van de KNMvD. Het
vergadert vier keer per jaar. Het
Dagelijks Bestuur vergadert maande-
lijks en bestaat uit:
G. Heynen (Bameveld), Voorzitter

G. van Eijden (Putten), Secretaris
K. Buth (Burgh-Haamstede),
Penningmeester

B. Schuurmans (Lemmer)
J. Westerbeek (Someren)
K. Verhoeff (De Bilt)
S. Verhaegh (Maarheeze), adviseur

H. Vaarkamp (Vessem), adviseur

Dat de GPGH belangrijk is voor de
landbouwhuisdierenprakticus is nu ho-
pelijk duidelijk geworden voor de le-
zer. Om alle activiteiten te continueren
heeft de GPGH de steun van veel leden
nodig. Daarom volgt hieronder de sub-
tiele vermelding van het adres van on-
dergetekende, alwaar U zich als lid
kunt aanmelden!

G.A. van Eijden, Voordijk la, 3882 RP
Putten, 03418-60478

TENNISSEN TUS-
SEN DE KOEIEN

\'Gras is voor koeien\' beweerde Ivan
Lendl eens: het is hem dan ook nooit
gelukt de titel op Wimbledon te vero-
veren.

Wij proberen wel de titel te behalen;
weliswaar niet die van Wimbledon,
maar de Veterinaire Tennistrofee, die
voor velen van ons minstens zo be-
langrijk is.

In principe worden er alleen dubbels
gespeeld; ter plaatse wordt men aan
een partner gekoppeld (steeds wisse-
lend).

Deze keer spelen we zo mogelijk op
buitenbanen, met uitwijkmogelijkheid
naar binnen (denk om diverse soorten
schoenen). Er wordt dit jaar in twee
speelsterkten gespeeld, te weten in C
en in DE: vergeet dit niet op te geven !!
Onze sterkste punten zijn overigens de
sportiviteit en de gezelligheid en deze
zijn elk jaar volop aanwezig.
• Geef u op en doe mee !!......

,/. Reinders

TIJDELIJKE VERVANGING
BUREAUREDACTIE

Op medische indicatie zal de heer R.C.J.M. Haring vooralsnog enige
maanden tot een jaar zijn werk op het bureau niet meer verrichten.
Als plaatsvervanger is de heer M. de Wolff bereid gevonden de redactie-
activiteiten voort te zetten. De heer De Wolff is 34 jaar en heeft de opleiding
aan de Hogeschool voor de Journalistiek in Utrecht gevolgd.

UITNODIGING

Ter gelegenheid van het Eeuwfeest van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde componeerde Herman Strategier de \'Kleine Rhapsodie\', die
in het oude Tivoli op het Lepelenburg op 12 september 1962 ter opening van het
Galaconcert werd uitgevoerd. Deze feestelijke muziek zal 32 jaar later weer te belui-
steren zijn! Op vrijdag 28 oktober 1994 in het Muziekcentmm Vredenburg in
Utrecht, aanvang 19.30 uur.

De opening van het Intemationaal en Cultureel Centrum van onze Universiteit
Utrecht in de voormalige Rijks-HBS in de Kmisstraat, vormt de aanleiding voor het
uitschrijven van een intemationaal pianoconcours voor studenten. Tijdens het slot-
concert, waarbij vijf finalisten in pianoconcerten zullen optreden, zal het Utrcchtsch
Studenten Concert, onder leiding van Bmno de Greeve, ook de \'Kleine Rhapsodie\'
van Strategier uitvoeren.

Dit feestelijke concert is door leden van de KNMvD gratis bij te wonen (maximaal 2
kaarten per lid). Er is echter een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Belangstellen-
den dienen snel te reageren om teleurstelling te voorkomen. U kunt zich opgeven bij
Marit Siem en Maijoleine de Mol (secretariaat KNMvD tel.nr. 030 - 51 Ol II).

Een unieke gelegenheid vooreen avond muziek - met variaties op het Absyrtus-lied!

\'DE OPERATIE-
PATIENT\' NU MET
CHECKLIST

Dc foldcrcommissie van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren houdt
zich naast het ontwikkelen van nieuwe
folders, de laatste jaren bezig met het
herschrijven van bestaande folders.
Na ongeveer twaalf jaar blijken tek-
sten namelijk aangepast te moeten
worden. En ook de lay-out is aan mode
onderhevig. Op dit moment zijn van
\'de geboorteregeling van de hond\' cn
\'de opcratiepatiënt\' nieuwe versies in
de maak.

De nieuwe versie van \'de operatie-
patiënt\' is voorzien van een losse fiap:
een checklist, die van te voren zou
moeten worden ingevuld. De eigenaar
kan de dierenarts op die manier atten-
deren op eventuele klachten, zoals
hoesten, braken en polydipsie.

Dit geeft de eigenaar een stukje verant-
woordelijkheid over de voorzorg.
Mocht er onverhoopt iets mis gaan,
dan kan de dierenarts geen onzorgvul-
digheid verweten worden.
Mogelijk vinden collegae dit te ver

-ocr page 145-

niet te stuiten; vandaar de extra voor-
zorg.

Bestellen van de folders: via de
KNMvD (zie bestelformulier) of via de
AUV (VPK Groothandelsprodukten 9
rn 10 VPKnr. vanaf68868)

BIJEENKOMST GROEP GENEESKUNDE
VAN HET RUND

De Groep Geneeskunde van het Rund organiseert op 20 september i.s.m. Intervet
Nederland BV een dag met de volgende onderwerpen en sprekers:

10.00 uur
10.15-11.00 uur

11.00- 11.15uur
11.15-11.45 uur

11.45- 12.00 uur
12.00- 13.00 uur
13.00- 14.00 uur
14.00- 14.45 uur

14.45- 15.00 uur

Ontvangst bij Intervet

Dr(s). P.L.A.M. Vos

- Toediening GNRH op de dag van
inseminatie

- Cysteuze ovarieële follikels
Discussie

Dr. J.W. Hesselink, Marum

- Pseudograviditeit bij de geit

Discussie
Lunch

Rondleiding bij Intervet

Dr. D. Aguer(Intervet International)

- De behandeling van inactieve ovaria met Crestau

Discussie

Om ± 15.30 uur wordt de dag afgesloten.

O

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld dc volgende
collegae:

Uixjgaerdt, Prof.Dr. J.; 1947; U-1954; 3708 TA
Zeist; Arnhemse Bovenweg 16, "De
Oldenborgh", flat 76.

Vlis, Mevr M. van der; 1994; 3583 BR Utrecht;
Frans Halsstraat 32 bis.

OVERLEDEN:

Dr. A. van Loen te Amerongen op 13 juni 1994.
Drs. W.R J. Rasenberg te Berkel-Enschot op 14
juli 1994.

Drs. H.H.H.Zanderink teHenglo(O).

JUBILEA:

J.W.A.A. Driessen te Halsteren, afwezig, 25 jaar,
9 september 1994

Mevr. E.G. Graveland-Wolterbeek te Alphen a/d
Rijn,aanwezig, 25jaar, I9september 1994
G. van den Berg te Stolwijk, afwezig, 25 jaar, 19

september 1994

Prof.Dr. G.H. Wentink te Zaltbommel, afwezig.
25 jaar. 19 september 1994
A.C.J. Arens te Tilburg, afwezig. 25 jaar, 19 sep-
tember 1994

Dr. J.H.M. Nieuwenhuijs te Utrecht, afwezig, 25
jaar, 19 september 1994

W.R.M. Stolwijk te Haaksbergen, afwezig, 25
jaar, 19 september 1994

M.M. Lengkeek tc Twcllo, afwezig, 25 jaar, 19
september 1994

J. Hoftijzer te Bangalorc (India), afwezig, 25
jaar, 19 september 1994

M.J.M. Driessen tc Tetcringen, afwezig, 35 jaar,
21 september 1994

Mevr. P.H.B. Seckles te Kropswolde, afwezig,
35 jaar, 21 september 1994
C.P. Visser te Hardinxveld-Giessendam, aanwe-
zig, 35 jaar, 21 september 1994
R. van der Veen te Meerkerk, onbekend, 25 jaar,
27 september 1994

J. Grixithuis te Breda, afwezig, 65 jaar, 29 sep-
tember 1994

J A. Droppers te Arnhem, afwezig, 30 jaar, 30
september 1994

Dr. P.J.M.M. van Gulick te Elsendorp. afwezig.
30 jaar. 30 september 1994
M.J.E. Quaedvlieg te Valkenbrug (L), afwezig,
45 jaar, 30 september 1994

gaan. We moeten er echter rekening
mee houden, dat de maatschappij ver-
kilt en er een toename blijft in het clai-
men van eventueel geleden schade.
Met deze maatschappelijke trend is
niemand blij, maar deze lijkt helaas

MUTATIES:

200 Admiraal, F.P.M.; 1992; 9781 CM Bedum;
Beatrixlaan 1; tel. 05900-13623 privé,
14260 prakt.;
fax 05900-15519; p., geass.
met Mevr. T.HJ. Admiraal-Kok,
C.H.
van Wees en D. van der Wel.

200 Admiraal-Kok, Mevr. T.H.J.; 1992; 9781
CM Bedum; Beatrixlaan 1; tel. 05900-
13623 privé. 14260 prakt.;
fax 05900-
15519; p., geass. met F.P.M. Admiraal,
C.H. van Wees en D. van der Wel.

201 Alten, Mevr I.E. van; 1990; 1382 AH
Weesp; Herengracht 327 A; tel, 02940-
16038 privé, 80451 bur.; fax 02940-
15471; Business Unit Manager Vet Med.
bij Leo Pharmaceutical Products B.V.

206 Beersma,Mevr J.J.; 1993; 6137 RJ Sittard;
Mozartstraat 21; tel. 046-583341 privé,
521991 bur,; fax 046-529042; lok.d.
R.V.V. kring Weert.

209 Beus, Mevr N. de; 1988; 4141 BT
Leerdam; Bergstraat 69; tel. 03451-18809
privé. 01830-32774
prakt.; p., medew. bij
H.A.D. Bax.

359* Boogaerdt, Prof Dr J.; 1947; U-1954; naar
Nederland.

213* Boogaerdt, Prof.Dr J.; 1947; U-1954; 3708
TA Zeist; Arnhemse Bovenweg 16, "De
Oldenborgh", Oal 76; tel. 03404-32267;
rd.

359 Boorder, J. de; Gent-1987; Huntingdon,
Cambridgeshire PE17 6HJ (Groot-
Brittannië); 2 Hogarth Close, St. Ives;
tel. 00-44-480-460120 privé,
890431 bur.;
patholcKig, Huntingdon Research Centre.

220 Buitenhuis, Mevr. C P.; 1993; 5371 KA
Ravenstein; .Maasdijk 55 A;
wnd.d.

228 Dobbelaere, Mevr F.M.F.C. de; Gem-
1987; 3224 TN Hellevoetsluis; Sleedoorn
22; tel. 01883-27447 privé.
010^70744
bur.;
fax 010-4470756; lok.d. R.V.V. kring
Rotterdam.

360 Eshuis, E.W.D., 1993; naar Nederiand.

234 Eshuis, E.W.D.; 1993; 8055 PT Laag-

Zuthem; Kolkweg 39; tel. 05299-7200;
wnd.d.

236 Fortuyn Droogleever, Mevr. A.B.; 1990;
7439 AT Slecnenkamer; Twelloseweg 19
A; tel. 05700-10070;
wnd.d.

239 Geijzendorffer-Veldman, Mevr. M.; 1976;
9645 LR Veendam; Beneden Oosterdicp
209; tel. 05987-22191;
wnd.d.

361 Goossens. Mevr M.M.C.; 1993; Davis,
CA 95616 (U.S.A.); 341 Norte Ave.; tel.
00-1-916-7568926 privé, 7521393 bur.;
fax 00-1-916-7529620; wet. medew.
School of Vet. Medicine, Univ. of
California.

248 Hart, Mevr J.S. \'t; 1993; 3083 MD
Rotterdam; Van Oestendcstraat 23 C;
tel. 010-4859113 privé. 4169005 prakt.;
p., medew. bij J.FJ. van den Broek. C.
Buesink, Mevr. A.H.M. Kocrt, A.W.
Kramer, Mevr. L.M..M. Oorsprong en
Mevr. C.H.Smit.

250» Helden. G M.A. van; 1986; 8081 JD
Elburg; Biesenkamp 52;
tel. 05250-85106
privé,
85182 prakt.; p., geass. met P.
Lansaat.

362 Holzapfel, H.; 1979; 54595 Prüm (Duits-
land); Burgring 20; tel. 00-49-6551-6058;
fax 00-49-6551-539; medew. Kl-vereni-
gingRUW.

255* Hommes. U.E.; 1959; 8624 TD Uitwellin-
gerga; Koartebaen 11; tel.05153-9504; p

264 Junker, Mevr. K.; 1989; 1071 AR
Amsterdam; Van Baerlestraat 55 L; tel.
020-6712047 privé. 6826819 en 6947578

-ocr page 146-

%réiW><1 Ili-\'-\'TiSi^ïjilMii

prakt.; p., medew. bij SJ.C.M. Peeters
en H.HJ. Wijlens; medew. bij L.
Elenbaas en N.R. Wolff.

271 Koopman, H.C.; 1986; 5427 RH Boekei; 308
Hoeve 1; tel, 04922-1851 privé, 04923-
65587 bur.;
fax 04923-64967; d. bij
Interbroed (Gernert).

281 Look, W.J.M. van; 1991; 2518 TT \'s-

Gravenhage; Roggeveenstraat 134; tel. 308
070-3625900 privé, 3524221 prakt; p„
geass, met A. Boersma.

286 Menges, G.Th.A.; 1974; 3448 ER

Woerden; Vogelwikkeveld 22; tel. 03480- 317
16843;
fax 03480-16843; p.; Jac. van Dam-
penningafd. Z.H. KNMvD.

291 Nap, Dr. R.C.; 1979; U-1993; 3731 CJ De 324
Bilt; M. Maeterlinckweg 12; tel. 030-
210409 privé,
040-501812/030-200293
bur.; fax 040-519802/030-201991;
specia-
list Chirurgie der Gezelschapsdieren;
Technical Service Veterinarian Benelux
bij lAMS Petfood International, Ine,;
327
dipl. E.C.V
.S.

301 Planting, F.; 1977; 4388 GV Oost-
Souburg; Zwartezeestraat
6; tel, 01184-
69721; d.

306* Ridderbeks, W.G.M.; 1991; 6336 AR

Hulsberg; Schoolstraat 34; tel, 04405-
3752 privé, 04405-4126/045-751999
prakt,; p., geass. met H.P.M. Schoon.

Roelofsen-Vendrig, Mevr. M.W.M.; 1991;
3621 LE Breukelen; Breukelerwaard 2; tel.
03462-66707
privé, 030-531040 bur,; wet,
medew.
U.U. (F.D, vkgr, Bedrijfsdierg.
en Voortpl.).

Romme, C.P.A.M.; 1984; 3417 EJ
Montfoort; Achterbaan 14; tel. 03484-
75636 privé, 72697 prakt,; p., medew, bij
L. Pool.

Selm, Mevr. J. van; 1990; 3981 BB
Bunnik; Kon, Julianalaan 6; tel. 03405-
71991; wnd,d,

Stokhof, Dr. A.A.; 1968; U-1976; 3953 LZ
Maarsbergen; Parallelweg 1; tel, 03433-
1878 privé,
030-531679 bur.; specialist
Interne Geneeskunde der Gezelschapsdie-
ren; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Geneesk. van Gezelschapsd.).
Teske, Dr. E.; 1981; U-1993; 3742 EL
Baam; Kruiskruidlaan 1; tel. 02154-20973
privé, 030-531592 prakt.;
fax 030-518126;
specialist Interne Geneeskunde der
Gezelschapsdieren; wet. medew. U.U.
(F.D., vkgr. Geneeskunde van Gezel-

schapsd.).

330 Vaart-van de Ven, Mevr. L.P. van der;

1982; naar het buitenland.
369 Vaart-van de Ven, Mevr. L.P van der;
1982;
1950 Kraainem-Brussel (België);
Baron d\'Huartlaan 179; tel. 00-32-2-
7313216;
d.

333 Vellinga, K.; 1976; 8447 EB Heerenveen;
De Warring 17;
tel. 05130-25940 privé.
23350 prakt.; p., geass. met O. Vellinga.
344 Weeren, Dr. P.R. van; 1983; U-1989; 4105
AE Culemborg; Gelddijk 32;
tel. 03450-
12624 privé, 030-531350/531062 bur.;
fax 030-537970;
specialist Chirurgie van
het Paard;
Univ. docent U.U.; wet. medew
U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Gr. Huisd.);
Diplomate
European College of Vet Surgeons.
347 Wetering de Rooij, R. van de; 1988; 8131
GM Wijhe; Meidoorn; 18;
tel. 05702-
2367 privé, 1263 prakt.; p., geass. met T E
Hoekstra, M R P. Leloup, J.M. Mulder en
E.J. Wijers.

354 Zuurhout, J.W.; 1978; 8101 >E Raalte;
Hammerweg 25;
tel. 05720-54028 privé,
53334 prakt.; p., geass. met H.P. Quist, S.
Reindersma en M. Verhoef.

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

CURSUSSEN
NAJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

Heroriëntatie op de gezelschaps-
dierenpraktijk
 ƒ4725,—
6 weken van 5 dagen op afspraak (94/67)
Veterinaire Apotheek II
gemengde praktijk
/ 2900,--
tweemaal dit najaar. Om tot een evenwichtige
indeling van groepen te komen zal de selectie
plaatsvinden door de cursusleiders. Via PAO-
Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodiging
met daarin plaatsingsdatum.
Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren ƒ260,—

-Thorax, 13 september 1994 (94/53)

-Abdomen, 20 september 1994 (94/54)

-Skelet, 27 september 1994 (94/55)

-Thorax, 9 november 1994 (94/56)

-Abdomen, 16 november 1994 (94/57)

-Skelet, 23 november 1994 (94/58)

Introductie praktische toepassing
van echografle bij gezelschapsdieren
ƒ 470,-
17 september 1994 (94/68)

Veterinaire Apotheek 1

gemengde praktijk ƒ1450,—

21\', 22 en 23 september 1994 " " \' (94/64)

Anaesthesie I ƒ 575,-

23 september 1994 (94/78)
(Aangeven hond of kalf/paard)

Pluimvee-entingen ƒ460,-

28 september 1994 (94/73)

LPC en OCD (elleboog) hond ƒ350,-

30 september 1994 (94/61)

Deze cursus is volgeboekt, opgave voor de

wachtlijst is mogelijk.

Zin cn onzin van bloedonderzoek

bij melkkoeien ƒ 380,-

4 oktober 1994 ( 94/91)
Voortplanting Paard

(aanpak probleemmerries) ƒ200,-

5 oktober 1994 (94/97)
Acute buik ƒ365,-
7 oktober 1994 (94/62)
Monitoring en analyse van gezondheids- en
productieproblemen

op melkveebedrijven ƒ 1775,-

10, II en 12 oktober 1994 (94/81)
Case studies interne geneeskunde

gezelschapsdieren ƒ 1080,—

13 oktober 1994 (94/70)
Longaandoeningen paard: acuut

en chronisch ƒ485,—

14 oktober 1994 (94/83)
Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685,—
14 oktober 1994 (94/75)
21 oktober 1994 (94/76)
4 november 1994 (94/95)
De cursussen 94/75 en 94/76 zijn volgeboekt.
Dermatologie gezelschapsdieren

voor assistenten ƒ425,-

18 oktober 1994 (94/74)
Patiëntendemonstratie
gezelschapsdieren
 ƒ 90,-

19 oktober 1994 (94/79)
Toepassing van röntgenologie

bij bijzondere dieren ƒ 345,—

21 oktober 1994 (94/93)

Het keuren van paarden ƒ 1000,—
27 oktober, 1 middag op locatie en nabespreking

op 15 december 1994 (avond) (94/88)

Röntgenologisch en echograrisch onderzoek

\' van het urogénitaalapparaat......

bij gezelschapsdieren ƒ 335,-

28 oktober 1994 (94/60)
Veterinaire aspecten van de
struisvogelhouderij in Nederland
 ƒ 455,—

8 november 1994 (94/82)
Zeisterdagen ƒ1100,-
Week 1, 8-11 november 1994 (94/85)
Week 11, 14 - 18 november 1994 (94/86)
Week III, 21-25 november 1994 (94/87)
U, uw cliënt en uw patiënt ƒ430,-
10 november 1994 (94/84)
Binnenstebuiten; een kwart eeuw

interne in dc Uithof ƒ 50,-

16 november 1994 (94/94)
Apotheekbeheer voor

gezelschapsdierenpraktici ƒ 1450,-

16, 17 en 18 november 1994 (94/72)
De Benauwde Patiënt

(te Beerse, België) ƒ 360,-

25 november 1994 (94/96)
Kliniek en diagnostiek van

leververvetting bij melkkoeien ƒ 480,—

29 november 1994 (94/90)
Klinische les gezelschapsdieren

"Heeft ie gezonde oogjes"? ƒ 135,-

1 december 1994 (94/77)
Schedelafwijkingen bij

de hond en kat ƒ 370,-

2 december 1994 (94/59)
Digestie apparaat varken ƒ1550,-
6, 7 en Sdecember 1994 (94/63)
Themadag lever /375,—

9 december 1994 (94/80)
Vleeskalveren capita selecta ƒ 630,-
15 december 1994 (94/71)

Nadere informatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490
Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

-ocr page 147-

INGELYAC® EN HET

GROTE GEMAK

Zo simpel. Zo snel. Zo zeker. Zo veilig.

Boehringer
Ingelheim

BOEHRINGER INGELHEIM BV
. fOSTBUS 8037., 1802 KA ALKMAAR
TEL. 072-662411 / FAX 072 617673

Ingelvac Aujeszky MLV bestaat uit een flacon (levend)
virus en een flacon oplosmiddel. Door de onderdruk
in het flesje virus, is met de
Ingelvac Overloopnaald
in een oogwenk kant en klaar vaccin
bereid. In exact de juiste verhouding,
zonder lastige restjes, omdat de
hoeveelheden precies op elkaar
zijn afgestemd. Er zijn verpak-
kingen met 10, 25 en 50
doseringen, zodat aan-
maak altijd afgepast kan
worden naar
behoefte.

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030)204114

Gevraagd: in gemengde praktijk in het noorden van het land

COLLEGA M/V

die naast de algemene praktijk vooral geïnteresseerd is in de plüimveediergeneeskunde (o.a. duiven).
Het betreft een full-time baan met toekomstperspectieven in een dynamische groepspraktijk. Voor sala-
riëring en arbeidsvoorwaarden gelden de richtlijnen van de KNMvD.

Uw reactie gaarne schriftelijk binnen 14 dagen na verschijnen van dit blad richten aan de redactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 51/94.

Gevraagd voor gemengde praktijk in het noorden van het land

EEN DIERENARTS M/V

Ervaring en het kunnen beschikken over een achterwacht strekken tot aanbeveling.

Sollicitatie met C.V. gaarne binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift richten aan de redac-
tie van Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, ondernummer 52/94

Middelbare Agrarische School Dordrecht, onderdeel van AOC Groene Delta

ZOEKT ZO SPOEDIG MOGELIJK EEN DOCENT DIERHOUDERIJ

voor 16 lesuren.

Voor informatie over de vacature kunt u contact opnemen met Dhr. G. Visser, MAS Dordrecht, Groene
Zoom 400,3315 LA Dordrecht, telefoon 078-216400 (school), 01860-13114 (privé).

-ocr page 148-

Diervriendelijke
opnameicooien in
moduulsysteem

De originele <cgroene» uit
Zwitserland.

>

Financieel zeker!

De financiering van een praktijk is specialistisch
werk. Door onze jarenlange ervaring en onze onaf-
hankelijkheid van financiële instellingen kunnen
wij u van dienst zijn bij het nemen van belangrijke
beslissingen voor uw toekomst.
DIX & CO is een adviesbureau voor medici, niet al-
leen voor een totaal financieel plan maar ook voor
uw verzekeringen en contracten met de bijbeho-
rende fiscale, en juridische aspecten. Daarom
strekt on^e relatiekring zich uit over het gehele
land.

Voor nadere informatie of een afspraak kunt u ons
bellen.

<

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKEL^RS IN ASSURANTIËN
Maurltsstraat 100, 3583 HW Utrecht

Vier verschillende kooiafme-
tingen zijn modulair samen te
stellen. In de hoogte of de
breedte uit te breiden.

Hierdoor is een optimale
ruimte-indeling mogelijk. De
kooien zijn naadloos vormge-
geven uit warm, geluiddem-
pend materiaal. Robuuste uit-
voering.

indulab

Opname-kooien kombinatie met
toebehoren: bodemrooster, poezen-
bankje, etikethouder en voederscha-

Uitvoerige documentatie is op
aanvraag verkrijgbaar bij:

Vetin-Aacofarma bv
Postbus 86
5280 AB BOXTEL
Tel. 04116 73797
Fax. 04116 76160

-ocr page 149-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 11 9, AFLEVERING 18,15 SEPTEMBER 1994

OVERIGE ARTIKELEN

Normatieve vragen in de diergeneesl^undige beroepspral<tijk: een verkenning;
L.J.E. Rutgers en O.B. Baarda

VOOR DE PRAKTIJK

Bovine Virus Diarrhoea (BVD) een terugkerend probleem:
Th. Dijkstra. J.J Hage en H.J. de With

REFERAAT

WETENSCHAP

525

536
536

VRAAG EN ANTWOORD
BERICHTEN EN VERSLAGEN

Jaarverslag Commissie Registratie Proefdierpathologen

Veterinaire Ruiterdag 1994

Oud-leden Borrel VDU

Professor dr. J .Bouw onderscheiden

Symposium Registratie Diergeneesmiddelen

Miljoen monsters blaasjesziekte

Teleac-cursus houden van huisdieren

PAO-DIERGENEESKUNDE
INGEZONDEN

Bestrijding longworminfecties bij het rund; E.J. van der Kuip
Dupliek inzake ritueel slachten;./. Veenhof

REFERATEN

STUDENTENREFERATEN
BOEKBESPREKING
MEDEDELINGEN VHI

Wijziging opiumwet

ACTUA

538

542
542
542

542

543
543
543

543

544
544

544

546

547

548

Wetenschappelijke lezingen

Pododermatitis bij hond en kat ■ Dr. Ton Willemse
Urolithiasis bij hond en kat - Dr. Ronald van Noort

27 september ] 994 te Nuland

18 oktober 1994 te Staphorst

22 november 1994 te Nieuw Vennep

22 december 1994 te Barneveld

WALTHAM

Inlichtingen:

Virbac Nederlantd BV
Tel.: 03420 . 93008
Fax: 03420 . 90164

-ocr page 150-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kruijf(penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N.J. G.J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent. Beigië)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof dr. E.D. Heller(lsraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof. dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Micrt (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus(Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr K. A. Schat (Ithaca, New York, U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. R.J. Slappendel (Utrecht)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrccht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof. dr. L. F. M. van Zutphen (Utrccht)

BUREAU-REDACTIE

R.G.J.M Haring
M. dc Wolff

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingslijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (lel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 01 11. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven, penningmeester

Drs. A. Mostert, lid

Drs. W. J. Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S.A. M. Deleu

Desiree Raasing

Corine van Kalles

S. L. Oostindiën

550
553

553

555

556

554

554

555

556

557
557

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Ruim een jaar veterinair tuchtrecht; Sabien van Egmond
Discussieplatform Arbeidsvoorwaarden
Kadervorming vrouwelijke dierenartsen
Drachten staat op u te wachten
Bureau-redacteur TvD

MEDEDELINGEN GGG

Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren; noodzaak

VAN DE ERERAAD

Jaarverslag 1993

MEDEDELINGEN GHWD

Opstapcursus Veterinaire Homoeopathie

PERSONALIA
PAO-DIERGENEESKUNDE
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

OTHER PAPERS

Normative questions in veterinary practice: a survey;
L.J.E. Rutgers and D.B. Baarda

552

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke-direct ofindirect-het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden inde inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij dc auteur is vermeld of in
dc inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in ihis journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary- Bulletin. Biological Ahstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 151-

Een goede conditie begint met de juiste
voeding. Een evenwichtige, licht verteerbare,
energierijke voeding zoals Eukanuba.

Eukanuba is een op vlees gebaseerde
kwaliteitsvoeding met hoogwaardige dierlijke
eiwitten. Zoals verse kip en ei, rijk aan essen-
tiële aminozuren, met een eitwirwaarde van
tweemaal dat van plantaardige eiwitbronnen
zoals tarwe en soja.

The lams Company verwerkt uitsluitend
dierlijke vetten, zoals kippevet met een
uitstekend vetzuurprofiel. Daarom hebben
honden gevoed met Eukanuba niet alleen
een mooie, irritatievrije huid met een dikke,
glanzende vacht maar ook een optimaal
energie-niveau.

Koolhydraten van mais en rijst leveren niet
alleen energie. Zij verbeteren ook de kwaliteit
van de ontlasting door regulatie van het water-
gehalte. Door middel van extrusie wordt tevens
hun verreerbaarheid verbeterd. Vanzelfsprekend
bevat Ettkanuba geen kunstmatige smaakstoffen,

kleurstoffen of conserveringsmiddelen. Noch
produkten waarvan op grond van wetenschap-
pelijk onderzoek kan worden aangenomen
dat zij aan de basis liggen van de meeste huid-
allergieën, zoals tarwe, soja, rundvlees of
zuivelprodukten.

Zes weken na overschakeling op Eukanuba
zullen uw klanten al verbetering zien in de
conditie van hun hond.

Tevens kan men door de hoge metabole
energiewaarde van Eukanuba met minder
voeding in de energie-behoefte van de hond
voorzien. Dat maakt Eukanuba bovendien
economisch in gebruik.

THE lAMS«* COMPANY

Even betrokken bij het welzijn van dieren als u.

Wij zijn van mening Jat omt voiding slechts verkocht mag worden door kwaliteitsbetvusu adviseurs. Eukanuba is dan ook uitsluitend te koop bij de betere dierenspeciaalzaken en dierenartsen.
Voor meer informatie en details over uw dichtsbijzijnde verkoopadres kunt u bellen naar: Holland Diervoeders B. V., teL: 030-4796U.

-ocr page 152-

Over twee weken vindt in Drachten het
Jaarcongres 1994 van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde plaats. Sportieve veterinairen
ontmoeten elkaar op de sportdag, geënga-
geerde dierenartsen wonen het congres bij en actieve leden bezoeken de Leden-
vergadering. Enthousiastelingen maken er een uitje van en zijn tweeëneenhalve dag van
huis.

Het thema van dit jaar \'Diergeneeskunde na 2002\' staat garant voor pittige lezingen en
inspirerende toekomstvisies. Eén van de sprekers, de heer J.M. Wijsmuller (bekend van de
commissie Ethiek), zal het hebben over de ethiek van het diergeneeskundig handelen.
Derhalve vindt de lezer in dit nummer een artikel, dat hierbij aansluit: normatieve vragen
in de diergeneeskundige beroepspraktijk; een verkenning. Dr. L.J.E. Rutgers doet hierin
verslag van een onder dierenartsen gehouden enquête over ethische vraagstukken in de
beroepsuitoefening. Deze problematiek blijkt meer als collectief dan als individueel erva-
ren te worden. Met andere woorden: \'ethiek en diergeneeskundig handelen\' misstaat
geenszins op het programma van het Jaarcongres.

Over diergeneeskundig handelen gesproken; het hoofdartikel van het KNMvD-gedeelte
verhaalt over het tuchtrecht, onlosmakelijk verbonden met de Wet op de Uitoefening van
de Diergeneeskunde. Sabien van Egmond, stafmedewerker van de KNMvD, geeft een
overzicht van de belangrijkste uitspraken van het afgelopen jaar en maakt daarmee een
begin met de voorzichtige interpretatie van de \'norm \' die het Veterinair Tuchtcollege en
het Veterinair Beroepscollege hanteren. Uit het artikel blijkt dat de ingediende klachten
vaak voortkomen uit een communicatiestoornis tussen cliënt en dierenarts.

Communicatiestoornissen zijn vaak even moeilijk te bestrijden als onkruid. Dat weet ook
de redactie uit ervaring. Ze doet immers hij elke uitgave weer haar best om door middel
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde de communicatie tussen dierenartsen onderling
zo helder en zo levendig mogelijk te houden.

De Hoofdredactie.

-ocr page 153-

Hgr ALKALISCHE TU GEKEERD

75-

atlat de kat heeft gegoten, leidt de secretie van maagzuur tot een
H-stijging in het bloed en vervolgens in de urine. Deze post-prandiale
ilkalische piek" i.s een gevaarlijke periode voor de kat, waarin struviet
ristallen (blaasgruis) of zelfs calculi kunnen worden gevormd. Daarom
(Ie dieettherapie hij katten met FLITD (Feline Lower Urinary Tract
isease) in de eerste plaats gericht op continue verzuring van dc urine,
it ()roees noemen wij ook wel: "uromodulatie".

Het nieuwe Feline pH Control droogvoer is door de voedings-
pskundigen van ^^ltham,\'s werelds toonaangevende autoriteit op het
ebied van voeding en verzorging van hui.sdieren, speciaal ontwikkeld
jor katten die gevoelig zijn voor FLI II). Dit dieet voldoet aan de
X\'cifieke voedingsbehoeften van deze katten en staat garant voor een
ffektieve en succesvolle lange termijn behandeling.

Het Feline pH Control droogvoer bevat aange-
astc hoeveelheden van belangrijke mineralen. Met name
Pt magnesiumgehalte is beperkt om de kans op vorming
aii .struvietkri.stallen te reduceren. I let dieet is bovendien
cht verteerbaar waardoor vochtverlies via de faeces
ordt beperkt.

De werkzaamheid van het Feline pH Control
roogvoer is in Waltham studies\' aangetoond. De urine
H tijdens de onderzoeksperiode bedroeg gemiddeld 6.3,
jim onder de risico-grens van 6.5. Daarnaast was ook
e acceptatie buitengewoon goed.

\'ITierapietrouw thuis bij de eigenaar is een voor-

as

55

VVV V/A^^:^ V V V V V V V V V V
vv// VV-S VVVV O^V V ^ VVV

-J

^ F.ffect of normal diet and pH Control Dry Diet on urine pll\'
Feeding time Once daily feeding

t r

6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Time (Hours)

waarde voor een succesvolle behandeling van chroni-
sche aandoeningen, zoals bijvoorbeeld FLl TD. Effek-
tiviteit, goede acceptatie en gemakkelijk gebruik zijn
dan ook primaire voorwaarden bij een lange termijn
dieettherapie. Uw advies staat hierbij centraal.

Behalve het nieuwe droogvoer kunt u ook het
Feline pH Contrei blikvoer voorschrijven. Beide
produkten zijn onderdeel van onze serie diëten voor
hond en kat, die uitsluitend via de dierenarts ver
krijgbaar zijn. Vbor nadere informatie kunt
zich wenden tot de Waltham Veterinaire Service,
Antwoordnummer 10013,5460 \\ B Veghel.

Mean urine plH 6.3

pH Control Dry Diet
... . three times daily

\'I

-1 0 1 2 3 4 5

WALTHAM

THE WORLD\'S LEADING AUTHOMITV
ON
PtT CAKE AND NUTMITION

NIEUW. FELINE pH CONTROL DIEET DROOGVOER
IMDAT THERAPIETROUW GARANT STAAT VOOR EFFEKTIVITEIT OP LANGERE TERMIJN

umiskas

jf. 1. Data on fïie.
Ilr^i.«.(rred Trademark

Kffrm, lygS

-ocr page 154-

" WBL PAT PAT Kl\'^J^

Noa ve^L- ir P/>M O\'B- /VUTD 7

Bovenstaande situatie geeft misschien aanleiding tot
een nnoment van reflectie. Er bestaat imnners zoiets als
een als in het leven. Het afsluiten van een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering valt derhalve een beetje in de
categorie noodzakelijk kwaad. Het moet. En als het dan
toch moet, dan maargoed.

Movir is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen,
met een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke

C

Postbus 2160, 3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

• EXCLUSIEVE ZEKERHEID VOOR EEN ONDERLINGE PRIJS •

risico van de door haar verzekerde beroepsgroepen.
Wat dat in uv^ situatie betekent, rekent uv\\/ vertrouv^de
assurantie-adviseur u graag voor

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is
een reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende
om de voorlichtingsbrochure te ontvangen.

-ocr page 155-

NORMATIEVE VRAGEN IN DE DIERGENEESKUNDIGE
BEROEPSPRAKTIJK: EEN VERKENNING^

TijdschrDiergenee.skd 1994: 119: 525-35

L.J.E. Rutgers^ en D.B. Baarda^

SAMENVATTING

Verslag wordt gedaan van een onder praktizerende die-
renartsen in Nederland gehouden enquête over ethische
vraagstukken in de beroepsuitoefening. Uit de populatie
van praktizerende dierenartsen, bestaande uit 2155 per-
sonen, is een aselecte steekproef getrokken van 308 per-
sonen. De toegestuurde vragenlijst werd door 221 dieren-
artsen (72%) beantwoord en geretourneerd.
De enquête heeft uitgewezen dat ethische vraagstukken
meer als collectieve dan als individuele problemen wor-
den ervaren. Een overgrote meerderheid van de praktici
zou, behalve pijn en gezondheid, ook welzijn en/of inte-
griteit willen betrekken in hun overwegingen ten aanzien
van de ethische toelaatbaarheid van handelingen met
dieren.

In de uitoefening van de diergeneeskundige praktijk
kunnen twee ideële doelstellingen worden onderschei-
den: diergericht handelen en klantgericht handelen. Een
tweederde meerderheid van de praktici legt in meer of
mindere mate de nadruk op het diergericht handelen.
Met betrekking tot aanpak van ethische vraagstukken
blijkt ruim driekwart behoefte te hebben aan methodolo-
gische ondersteuning bij het oplossen van morele proble-
men. Naar de mening van de praktici kan in deze onder-
steuning het beste worden voorzien door middel van
intercollegiale gespreksgroepen en post-academisch on-
derwijs. Zeven van de tien dierenartsen zijn voorstander
van het innemen en uitdragen van collectieve standpun-
ten ten aanzien van ethische vraagstukken.

INLEIDING

De laatste jaren worden dierenartsen in hun beroepsuitoefe-
ning in toenemende mate geconfronteerd met vragen over
het functioneren van de diergeneeskunde; vragen die deels
van veterinair-technische, deels van normatieve aard zijn.
De normatieve vragen hebben vooral betrekking op de pro-
blematiek ten aanzien van de relatie mens-dier en de positie
van de dierenarts daarin (7,9, 14, 15, 16, 17, 19,24,25).
De diergeneeskundige praktijkuitoefening wordt geken-
merkt door een driehoeksrelatie, waarin dierenarts en dierei-
genaar in onderling overleg beslissen over het lot van het
dier. Er kunnen zich situaties voordoen waarin belangen en
wensen van de eigenaar botsen met de verantwoordelijkheid
voor het dier. De dierenarts kan dan voor het morele di-
lemma komen te staan te kiezen voor het dier of voor de eige-
naar. De vraag is hoe dierenartsen zich uit dit dilemma red-
den. Dit is sterk afhankelijk van de uitgangspunten die zij in
conflictsituaties hanteren. Van welke normen en waarden

\' Dil artikel i.s een verkorte versie van Je rapportage van de onderhavige enquête, die

is opgenomen in de di.isertatie van de eerste auteur (20).
^ Dr. L.J.E. Rutgers. Werkgroep Diergeneeskunde <& Samenleving. Faculteit Dier-
geneeskunde. Universiteit Utrecht. Yalelaan
7, Postbus HO. 151, 35I)H TD Utrecht.
^ Dr D B Baarda. Vakgroep Pedagogiek. Faculteit Sociale Wetenschappen.
Universiteit Utrecht.

gaan zij uit? Wat streven zij in hun beroepsuitoefening na?
Hoe gaan zij met hun beroepsverantwoordelijkheden om? Er
is tot op heden geen kwantitatief of kwalitatief onderzoek
gedaan naar de mening van praktizerende dierenartsen over
dergelijke normatieve vragen. Het in kaart brengen van op-
vattingen van praktici is van belang, omdat het inzicht ver-
schaft in hoe morele problemen door hen worden ervaren.
Bovendien kan op deze wijze worden achterhaald in hoe-
verre dierenartsen gemeenschappelijke normen, waarden en
idealen hebben, op basis waarvan een op de beroepspraktijk
toegesneden ethiek ontwikkeld zou kunnen worden.
Tegen deze achtergrond is een enquête gehouden onder die-
renartsen die de praktische diergeneeskunde uitoefenen. Het
onderzoek concentreerde zich rond drie hoofdvragen:

1. Welke ethische vraagstukken spelen een rol van betekenis
in de diergeneeskundige beroepsuitoefening.

2. Hoe gaan praktizerende dierenartsen met ethische vraag-
stukken om.

3. Hoe vinden zij dat ethische vraagstukken binnen de veteri-
naire professie zouden moeten worden aangepakt.

Met de eerste hoofdvraag is geïnventariseerd op welke ge-
bieden de morele problemen zich voordoen en hoe proble-
matisch de onderscheiden vraagstukken door dierenartsen
worden ervaren.

De tweede hoofdvraag, waarin de omgang met ethische
vraagstukken centraal stond, werd gesplitst in vier deelvra-
gen:

- Welke dierafliankelijke criteria hanteren dierenartsen
wanneer zij oordelen over de (on)toelaatbaarheid van een
handeling met dieren?

- Waar leggen dierenartsen hun grenzen? Aan welke doel-
einden, technieken, fokkerij- en houderijsystemen wensen
dierenartsen geen medewerking te verlenen?

- Laten dierenartsen zich in hun handelwijze beïnvloeden
door externe factoren en zo ja, welke zijn die exteme facto-
ren?

- Wat streven dierenartsen in de beroepsuitoefening na?
Ligt de nadruk op het diergericht handelen of op het klant-
gericht handelen?

De derde hoofdvraag was gericht op de mening van dieren-
artsen met betrekking tot de manier waarop ethische vraag-
stukken binnen de professie zouden kunnen of moeten wor-
den aangepakt. Deze hoofdvraag omvatte drie deelvragen:

- Vinden dierenartsen dat zij wat betreft de methoden van
ethische afweging voldoende zijn toegerust om aan con-
crete morele problemen het hoofd te kunnen bieden?

- Hebben dierenartsen bij het oplossen van ethische proble-
men behoefte aan ondersteuning?

- Vinden dierenartsen het wenselijk dat de professie collec-
tieve standpunten inneemt inzake ethische kwesties?

OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK
Het onderzoek is in oktober 1991 uitgevoerd door middel
van een schriftelijke enquête onder praktizerende dierenart-
sen, die de diergeneeskunde als vrij beroep uitoefenen. Uit

-ocr page 156-

de populatie van praktizerende dierenartsen in Nederland -
destijds omvatte de populatie 2155 personen - is een aselecte
steekproef getrokken, ter grootte van 308 personen. De lijst
van praktizerende dierenartsen was afkomstig uit het bestand
van de KNMvD.

Teneinde een zo groot mogelijke respons te verkrijgen is de
Dillman-methodegebruikt (5): de non-responders ontvingen
na drie en zes weken een herinneringsbrief Uiteindelijk wer-
den 221 (72%) vragenlijsten terugontvangen, die bruikbaar
waren voor verwerking.

Zowel wat betreft het geslacht als de leeftijd (afstudeerjaar)
van de dierenartsen waren er geen significante verschillen
tussen de populatie, de steekproef en de groep respondenten.
Omdat normatieve vragen in een landbouwhuisdierenprak-
tijk verschillen van die in een gezelschapsdierenpraktijk zijn
de respondenten ingedeeld in drie groepen:

1. Landbouwhuisdierenpraktici: praktizerende dierenartsen
die zich uitsluitend richten op de landbouwhuisdieren.

2.Gezelschapsdierenpraktici: praktizerende dierenartsen die
zich uitsluitend bezighouden met gezelschapsdieren.

3. Gemengde praktici: praktici die zich zowel met landbouw-
huisdieren als met gezelschapsdieren bezighouden.

Gezien de sociale betekenis van het paard voor de mens en
omdat deze diersoort overwegend wordt gebruikt voor recre-
atieve of sportieve doeleinden is het paard gerekend tot de
gezelschapsdieren.

De respondenten zijn in één van de drie groepen ingedeeld
op grond van hun antwoord op dc enquêtevraag op welke
diersoorten of categorieën van dieren zij zich voornamelijk
richten. In tabel 1 is een overzicht gegeven van de indeling
naar type prakticus en naar geslacht.

Tabel 1 Indeling van de respondenten naar type pral<ticus en geslacht.

(ypc prakticus

mnl.

vri.

unbek, tot.

landbouwhuisdierenprakticus

31

2

33

gezclschapsdierenprakticus

53

28

81

gemengd prakticus

8

1 lt)7

totaal

182

38

1 221

Voor de toetsing van significantie van verschillen in ant-
woorden tussen groepen is, waar het variabelen op interval-
niveau betreft, gebruik gemaakt van variantie-analyses. Daar
waar het gaat om een vergelijking van antwoorden van een-
zelfde persoon, is gebruik gemaakt van de t-test voor afhan-
kelijke metingen (paarsgewijs). Waar het een vergelijking
betreft tussen groepen bij variabelen op nominaal niveau,
bijvoorbeeld bij ja/nee-vragen, is gebruik gemaakt van de
Chi-kwadraattoets. In alle gevallen is een significanticgrens
van 5% gehanteerd. Alleen in die gevallen waarin sprake is
van significante verschillen tussen uitkomsten wordt daar-
van melding gemaakt.

DE ENQUETEVRAGEN: RESULTATEN EN DISCUSSIE

Ethische vraagstukken in de diergeneeskundige praktijk-
uitoefening

Op basis van recente literatuur (3, 6, 7, 8, 10, 14, 15, 16, 18,
23, 24, 25, 28, 29) zijn de talrijke ethische vraagstukken sa-
mengebracht in 11 omschreven probleemvelden (Zie tabel
2). Deze probleemgebieden hebben uitsluitend betrekking
op landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, omdat prakti-
zerende dierenartsen vooral met deze diercategorieën te ma-
ken hebben.

De probleemvelden zijn aan de geënquêteerden voorgelegd
en hen is gevraagd op een vijfpuntsschaal aan te geven:

a.hoe problematisch zij de probleemvelden ervaren in hun
eigen werksituatie;

b. in welke mate de probleemvelden aandacht behoeven van
de professie.

De uitkomsten zijn uitgesplitst naar type prakticus.
Met behulp van deze twee vragen is een indruk verkregen in
welke mate de probleemvelden als een
individueel of als een
collectief pToh\\eem kunnen worden aangemerkt.

Resultaten

Vraagstukken waarmee dierenartsen in hun werksituatie het
meest problemen zeggen te hebben zijn het euthanasievraag-
stuk, het ondeskundig omgaan van mensen met hun huisdie-
ren, het fokken van dieren met erfelijke afwijkingen, de kwa-
liteit van het veterinair-technisch handelen, de vertechnise-
ring van het landbouwhuisdier en de vermenselijking van het
gezelschapsdier (Tabel 2, linker kolom). Deze probleemvel-
den hebben bij twee groepen praktici een score van 3 op de
vijfpuntsschaal. Geen enkel probleemveld scoort 4 of 5.
Vraagstukken die volgens de dierenartsen de meeste
aan-
dacht van de professie
behoren te krijgen zijn de toepassing
van groei-, produktie- en prestatiebevorderende middelen,
de kwaliteit van het diergeneeskundig handelen en het fok-
ken van dieren met erfelijke afwijkingen (Tabel 2, rechter
kolom). Deze probleemvelden laten bij tenminste twee groe-
pen praktici een score zien van 5 op de vijfpuntsschaal. Geen
enkel probleemveld scoort lager dan 3.

Discussie

De interpretatie van de uitkomsten van de vraag betreffende
de eigen werksituatie (Tabel 2, linker kolom) stuit op proble-
men: lage scores (\'geen probleem in mijn werksituatie\') zijn
voor verschillende uitleg vatbaar. Het kan zijn dat het pro-
bleemveld niet of mogelijk nog niet van toepassing is in de
werksituatie. Anderzijds is het mogelijk dat het betreffende
probleemveld niet als problematisch wordt ervaren, omdat
men er gewoon geen probleem van maakt, of omdat men
reeds stelling heeft genomen, waarmee het probleem ook is
opgelost. Probleemvelden die laag scoren laten derhalve
geen betrouwbare conclusies toe.

Wat betreft de uitkomsten van vraag b (Tabel 2, rechter ko-
lom) is het opmerkelijk dat naar de mening van de dierenart-
sen alle opgesomde ethische vraagstukken (veel) aandacht
van de professie verdienen. Alle probleemvelden scoren 3 of
hoger op de vijfpuntsschaal.

Tabel 2. Overzicht van de mate waarin dierenartsen ethische vraagstuk-
ken als individueel en als collectief probleem ervaren.

LIIP - landbouwhuisdierenpraktici
(iDP ^ gezelschapsdierenpraktici
(iHM =- gemengde praktici

Zie pagina hiernaast.

Bepaalde probleemvelden zijn alleen van toepassing in een
landbouwhuisdieren- of gemengde praktijk. Voorbeelden
daarvan zijn diergeneeskundige handelingen in de intensieve
veehouderij en de vertechnisering van landbouwhuisdieren.
Desondanks zijn gezelschapsdierenpraktici van mening dat
deze probleemvelden de volle aandacht verdienen van de ge-
hele beroepsgroep. Dierenartsen houden zich dus niet alleen

-ocr page 157-

1 m

zeer belangrijlc
probleem in mijn
werksituatie

geen probleem
in mijn —*>
weriuituatie

behoeft geen
aandacht van <
de profesiie

\\<cnial 2ttT \\*jd
> ajuKlacht van
de profeisie

probleemveld

mediaan*

mediaan\'

LHP

0

0

0

O

Euthanasie van gezelschaps-

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

dieren zonder

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

diergeneeskundige indicatie

0

0

0

0

LHP

0

0

O

0

Gevolgen van ondeskundige

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

omgang van mensen met hun

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

huisdieren

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

Gevolgen van het fokken van

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

dieren met erfelijke

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

afwijkingen

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

Diergeneeskundig handelen

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

in de intensieve veehouderij

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

Operaties zonder

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

diergeneeskundige indicatie

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

Diergeneeskundige handelingen

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

verricht door leken

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

Kwaliteit van het veterinair-

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

technisch handelen

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

\' Vertechnisering\' van het

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

landbouwhuisdier

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

\' Vermenselijking\' van het

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

gezelschapsdier

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

Toepassing van groei-.

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

produktie- en prestatie-

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

verhogende middelen

0

0

0

0

LHP

0

0

0

0

Voortplantingstechnologieën

0

0

0

0

GDP

0

0

0

0

0

0

0

0

GEM

0

0

0

0

0

0

0

0

^ Gezien de beperkte ran^e van tie scores en üe scheefheid van de verdeling is hij de weergave van de scores niet \\\'t)or het gemiddelde maar voor de mediaan
gekozen.

527

T I J DSC M R I ( T VOO K 1) I I R (I I \\ I I S K U N D I , Dili 1 1 9 . A I- I I 1 R I N (i 18. 1994

-ocr page 158-

« M

ttiiitirtwiiÉrMWiiiMiiifl

bezig met ethische vraagstukken op hun eigen deelgebied,
maar zien de aanpak van ethische problemen als een collec-
tieve verantwoordelijkheid. Vergelijking van de linker met
de rechter kolom in tabel 2 leert dat met uitzondering van
\'vermenselijking van het gezelschapsdier\' alle probleemvel-
den door dierenartsen meer als een collectief dan als een in-
dividueel probleem worden ervaren.

Dierafhankelijke toetsingscriteria

Uit de literatuur komt een aantal criteria naar voren aan de
hand waarvan de (on)toelaatbaarheid van handelingen met
dieren kan worden beoordeeld (2, 10, 11, 12, 13, 19, 22, 24,
25, 30, 31). Begrippen die in de dicussie centraal staan zijn:
pijn, lijden, gezondheid, welzijn, intrinsieke of eigen waarde
en integriteit. In de enquête zijn vier van deze kernbegrippen
genoemd en als volgt toegelicht:

- Pijn.

Pijn wordt hier opgevat als pijnuiting; een specifieke reac-
tie op een (pijn)prikkel.

- Gezondheid.

Gezondheid wordt hier opgevat als een toestand van een
normale lichamelijke gesteldheid, dat wil zeggen het vrij
zijn van ziekten en andere lichamelijke aandoeningen of
gebreken.

- Welzijn.

Voor het begrip welzijn van dieren wordt veelal de vol-
gende definitie gehanteerd (30): leven in een redelijke har-
monie met de omgeving, zowel in fysiologisch als in etho-
logisch opzicht. Daarbij behoort de omgeving een zodanige
structuur te hebben, dat deze binnen het adaptatievermo-
gen van het betrokken dier valt. Welzijn heeft dus betrek-
king op zowel gezondheid als op gedrag.

- Integriteit.

Onder integriteit van het dier wordt verstaan: de heelheid
en gaafheid van het dier en dc evenwichtigheid van het
soortspecifieke wezen waarmee het dier zich autonoom
kan handhaven in het leefmilieu (19).
Integriteit omvat meer dan welzijn in de betekenis van
welbevinden. De heelheid en gaafheid van het dier zijn
kenmerken van het dier als natuurlijke entiteit. Integriteit
heeft bovendien niet alleen betrekking op het individuele
dier, maar ook op groepen dieren (populatie, ras, soort).
Met deze omschrijving van integriteit is bedoeld een na-
dere invulling te geven aan het meer abstracte begrip \'in-
trinsieke waarde\' en \'eigen waarde\' van het dier.

Tabel 3. Sets van dierafhankeli|ke toetsingscriteria die praktizerende die-
renartsen idealiter zouden willen hanteren en die zij in werkelijkheid hante-
ren.

Criteria: 1 = pijn

2 = pijn gezondheid

3 = pijn gezondheid welzijn

4 = pijn gezondheid welzijn integriteit

Type prakticus

n

criteria

1

2

3

4

alle groepen

210

idealiter %

1

4

34

61

praktici

werkelijk %

1

31

54

15

landbouwhuisdieren-

30

idealiter %

3

3

33

60

praktici

werkelijk %

3

40

53

3

gezelschapsdieren-

77

idealiter %

0

3

31

66

praktici

werkelijk %

1

21

62

16

gemengde praktici

103

idealiter %

0

6

36

58

werkelijk %

1

35

47

18

Deze vier kernbegrippen zijn gebruikt als dierafhankelijke
toetsingscriteria. Aan de geënquêteerde praktici is gevraagd
welk criterium of welke combinatie van criteria (zie tabel 3)
zij (a)
idealiter zouden willen hanteren, en (b) in werkelijk-
heid
hanteren, wanneer zij oordelen over de toelaatbaarheid
van een handeling met dieren. Daarbij is hen gevraagd hun
keuze te motiveren. Om de uitkomsten van de twee vragen
met elkaar te kunnen vergelijken zijn uitsluitend de respon-
denten geteld die beide vragen hebben beantwoord.

Resultaten

In tabel 3 zijn de antwoorden op beide vragen weergegeven.
Wat betreft de ideale situatie blijkt 95% van alle responden-
ten, behalve pijn en gezondheid, ook welzijn en/of integriteit
te willen betrekken in hun overwegingen ten aanzien van de
toelaatbaarheid van handelingen met dieren. Idealiter zou
61% van alle praktici het integriteitscriterium willen hante-
ren; daarentegen hanteert 15% dit criterium in de werkelijk-
heid. Landbouwhuisdierenpraktici neigen iets minder te kie-
zen voor het integriteitscriterium dan de andere groepen
praktici (niet significant).

Tabel 3 laat zien dat er van \'ideaal\' naar \'werkelijkheid\' een
aanzienlijke verschuiving is opgetreden. De gemiddelde
scores op de eerste vraag (\'ideaal\') en de tweede vraag
(\'werkelijkheid\') zijn respectievelijk 3,6 en 2,8. Dit verschil
is zeer significant (t= 14.96, df=209, p<0.001).
Het merendeel van de respondenten (88%) heeft gemoti-
veerd waarom zij welzijn en/of integriteit geen praktisch
bruikbare toetsingscriteria vinden. Dc antwoorden laten zich
samenvatten in de volgende vijf typen van argumenten:

a. Het waarborgen van de integriteit van gedomesticeerde
dieren is niet mogelijk.

b. Aantasting van integriteit is onder bepaalde omstandighe-
den onvermijdelijk.

c. Integriteit is een moeilijk te operationaliseren begrip.

d. Handhaving van integriteit en de zorg voor het welzijn is
primair een verantwoordelijkheid van diereigenarcn.

e. Pijn en gezondheid zijn in concrete situaties de enige crite-
ria die door een dierenarts goed te beoordelen zijn.

Sommige respondenten geven aan dat zij bij verschillende
diersoorten of categorieën van dieren verschillende sets van
criteria hanteren. Een aantal zegt het integriteitscriterium bij
gezelschapsdieren meer mee te laten wegen dan bij land-
bouwhuisdieren. Voor anderen telt integriteit en soms ook
welzijn bij landbouwhuisdieren in het geheel niet mee.

Discussie

Uit tabel 3 blijkt dat 95% van de praktizerende dierenartsen
idealiter, behalve pijn en gezondheid, ook welzijn en/of inte-
griteit als criterium zou willen hanteren in de beoordeling
van de ethische toelaatbaarheid van handelingen met dieren.
Daarmee getuigen dierenartsen er in overgrote meerderheid
van dat hun morele verantwoordelijkheid voor het dier ver-
der reikt dan alleen het vrijwaren van dieren van pijn en de
zorg voor de gezondheid van dieren.

Om uiteenlopende redenen blijken veel dierenartsen hun ide-
aal in de dagelijkse praktijk niet te kunnen verwezenlijken.
Eén van de factoren die daarbij een rol spelen is dat veel die-
renartsen integriteit en welzijn - ondanks de vooraf gegeven
omschrijving - op geheel eigen wijze interpreteren. Uit de
antwoorden kan worden geconcludeerd dat de bruikbaarheid
van welzijn en integriteit als praktisch hanteerbare toetsings-
criteria onder meer afhangt van de mate van objectiveerbaar-
heid of meetbaarheid van beide grootheden.

-ocr page 159-

Uit de antwoorden biijict dat dierenartsen geneigd zijn te dis-
crimineren tussen diersoorten of categorieën van dieren. Bij
gezelschapsdieren wordt in het algemeen meer gewicht toe-
gekend aan welzijn en integriteit dan bij landbouwhuisdie-
ren. Vooral dierenartsen die zich overwegend bezighouden
met landbouwhuisdieren laten deze criteria vaker vallen dan
dierenartsen die zich alleen op gezelschapsdieren toeleggen.
Het is aannemelijk dat deze verschillen verband houden met
het verschil in functie van landbouwhuisdieren en gezel-
schapsdieren. De uitkomsten bevestigen de veronderstelling
dat gezelschapsdieren in de praktijk anders worden gewaar-
deerd dan landbouwhuisdieren.

Grenzen aan het diergeneeskundig handelen

Mensen hebben om uiteenlopende redenen voordeel of nut
van dieren, uitgedrukt in nuts- of gebmikswaarde, ook wel
instrumentele waarde genoemd. Diereigenaren streven er in
het algemeen naar de instrumentele waarde zo goed mogelijk
tot uiting te laten komen. Er zijn echter situaties denkbaar
waarin wensen en doeleinden van mensen niet meer in over-
eenstemming zijn te brengen met de verantwoordelijkheid
voor het dier. Praktizerende dierenartsen kunnen in derge-
lijke situaties in verlegenheid worden gebracht. Waar leggen
zij hun grenzen? Wat is voor hen volstrekt onaanvaardbaar?
Om hier inzicht in te verkrijgen is de geënquêteerde dieren-
artsen een drietal open vragen voorgelegd:

- Kunt u enkele voorbeelden noemen van verrichlingen die
u pertinent weigert uit te voeren?

- Kunt u enkele voorbeelden geven van technieken, syste-
men en/of fokkerij-methoden
waaraan u nu of in de toe-
komst beslist geen medewerking wenst te verlenen?

- Kunt u concrete voorbeelden geven van doeleinden waar-
aan u geen medewerking wenst te verlenen?

Resultaten

De antwoorden op de drie vragen zijn naar onderwerp inge-
deeld. Het bleek niet mogelijk de antwoorden per vraag te ru-
briceren, omdat er te veel overlap bestond tussen de reacties
op de drie vragen. Derhalve is er in de weergave van de resul-
taten onderscheid gemaakt in twee hoofdrubrieken:

1. Handelingen die dierenartsen pertinent weigeren uit te
voeren (Tabel 4).

2. Systemen, methoden en doeleinden waaraan dierenartsen
geen medewerking wensen te verlenen (Tabel 5, zie vol-
gende pagina).

Met betrekking tot tabel 4 heeft 92% van de respondenten
één of meer handelingen genoemd die zij pertinent weigeren
uit te voeren.

Operatieve ingrepen zonder diergeneeskundige indicatie
vormen een categorie waarmee praktizerende dierenartsen
verhoudingsgewijs grote moeite hebben (Tabel 4A).
Ingrepen die het meest worden genoemd zijn: het couperen
van hondenoren, nagelamputatie bij de kat, het couperen van
staarten en devocalisatie bij honden (stembanden operatief
verwijderen). Het couperen van de staart heeft overwegend
betrekking op de hond, gevolgd door het rund en het paard.
Slechts één respondent vindt het couperen van de staart bij
schapen onaanvaardbaar; het varken wordt niet genoemd.
Dierenartsen ervaren ook het corrigeren van erfelijke afwij-
kingen als problematisch. Een ingreep die daarbij in het oog
springt is de correctie van de cryptorchidie (niet ingedaalde
testikel) bij de hond. Het betreft ingrepen om bij cryptorche
reuen de testikel kunstmatig te laten indalen (operatief of
hormonaal) en het implanteren van een kunstbal.

Tabel 4. Overzicht van handelingen die dierenartsen pertinent weigeren
uitte voeren.

Operatieve handelingen

n

1.

Ingrepen zonder diergeneeskundige indicatie

- niet nader gespecificeerd

12

- couperen oren/correctie oorstand

119

- couperen staart (diverse diersoorten)

64

- devocalisatie hond

57

- ontnagelen kat

104

- tongoperatie melkzuigend rund

11

- overige

16

2.

Correctie van erfelijke afwijkingen

- met nader gespecificeerd

11

- cryptorchidie hond

18

- overige

6

3.

Te vergaande/buitensporige operaties

12

4.

Ingrepen zonder verdoving

- castratie

8

- onthoomen rund

9

- overige

4

5.

Bij wet verboden ingrepen

5

6.

Overige chirurgische handelingen

10

B

Doden van dieren zonder gegronde redenen

n

1.

Euthanasie bij gezelschapsdieren

- zonder diergeneeskundige indicatie.

niet nader gespecificeerd

26

- bij een gezond dier

dat geen afwijkend gedrag vertoont

6

- bij een gezond dier indien niet

naar alternatieven is gezocht

15

- zonder gegronde sociale redenen.

niet nader gespecificeerd

16

- omdat de eigenaar van het dier afwil

6

- vanwege overbodigheid, overlast of ongemak

8

- overige nader aangeduide redenen

15

2.

Doden van landbouwhuisdieren

4

C

Toepassing van groei-, produktie en prestatieverhogende middelen

1.

Groei-, produktie en prestatieverhogende middelen.

niet nader gespecificeerd

12

2.

Groei- en produktiebevorderende middelen

- niet nader gespecificeerd

23

- bovine somatotropine (BST)

28

- clenbuterol

7

3.

Prestatieverhogende middelen

- bij paarden en honden

11

- bij duiven

6

D

Overige diergeneeskundige handelingen

1.

Onjuist of onverantwoord gebruik

van diergeneesmiddelen

8

2.

Pijnstillende middelen t.b.v. wedstrijd.

sport, keuring of verkoop

63

3.

Overige

11

n = aantal keren dat een onderwerp is genoemd.

Onder overige\' zijn alle specifieke handelingen samengebracht die min-
der dan vijf keer zijn genoemd.

In de categorie te vergaande dan wel buitensporige operaties
worden onder meer genoemd het aanbrengen van prothesen,
zoals hartkleppen, pacemakers en prothesen bij honden met
een dwarslaesie.

-ocr page 160-

Tabel 5. Overzicht van systemen, methoden en doeleinden waaraan die-
renartsen geen medewerking wensen te verlenen.

A Voortplantingstechnologieën n

1. Voortplantingstechnologieën bij landbouwhuisdieren enkel
t.b.v. produktiedoeleinden of financieel gewin 7

2. Kunstmatige inseminatie bij gezelschapsdieren die zich niet
spontaan kunnen voortplanten 20

3. Embryotranplantatie 5

4. Kloneren van embryo\'s 7

5. Genetische manipulatie 17

6. Overige 4

B Doeleinden

13
16
15

4

14
12

6

15
55

5
9

6
7

1. Maximalisatie dieriijke produktie

- intensieve veehouderij in het algemeen

- houden van vleeskalveren

- houden van pluimvee op batterijen

- varkenshouderij

- pelsdierhouderij

- vleesveehouderij (\'dikbillcn\')

2. Fokken/houden/handel

- uit winstbejag (niet gespecificeerd)

- \'broodfokkerij\' van gezelschapsdieren

- agressiviteit/vechtsport

- overige sporten met dieren

- schoonheidsfokkerij (rasstandaarden)

- overige

3. Niet nader gespecificeerd

n = aantal keren dat een onderwerp is genoemd.

*-\' Onder \'overige\' zijn alle specifieke systemen, methoden en doeleinden
samengebracht die minder dan vijf keer zijn genoemd.

Veel respondenten (96) hebben te kennen gegeven niet be-
reid te zijn aan het leven van een gezelschapsdier een eind te
maken als daar geen goede reden voor is (Tabel 4B). Dieren-
artsen denken verschillend over welke redenen goede rede-
nen zijn. Sommigen blijven algemeen en beperken zich tot
medische en/of psycho-sociale overwegingen, anderen spre-
ken zich genuanceerder uit.

Vier respondenten geven aan dat zij morele problemen heb-
ben met het doden van landbouwhuisdieren. Dit betreft in
drie gevallen het weigeren van een foetotomie bij een levend
kalf Eén respondent wenst niet te voldoen aan het verzoek
een kalf of lam \'dood te trekken\', omdat een keizersnede te
duur is.

Menig respondent (87) weigert groei-, produktie- en presta-
tieverhogende middelen bij dieren toe te passen (Tabel 4C).
Sommigen laten zich hierover slechts in algemene bewoor-
dingen uit, anderen gaan daar specifieker op in. Met name
het bovine somatotropine (EST) en clenbuterol zijn ge-
noemd.

Met betrekking tot tabel 5 heeft 57% van de respondenten
één of meer voorbeelden genoemd van systemen, methoden
en doeleinden waaraan zij geen medewerking wensen te ver-
lenen. Getuige de antwoorden van de respondenten gaat het
daarbij vooral om systemen, methoden en doeleinden die ge-
paard gaan met een onaanvaardbare aantasting van de ge-
zondheid, het welzijn of de integriteit van het dier.
Wat betreft de voortplantingstechnologieën (Tabel 5A) wen-
sen 20 respondenten geen medewerking te verlenen aan
kunstmatige inseminatie bij gezelschapsdieren die zich niet
spontaan kunnen voortplanten. Genetische manipulatie stuit
bij 17 respondenten op morele bezwaren.
Maximalisatie van de dierlijke produktie wordt door 74 res-
pondenten als problematisch beschouwd (Tabel 58). De be-
zwaren richten zich vooral op de wijze waarop landbouw-
huisdieren worden gehouden. Een verhoudingsgewijs groot
aantal respondenten (96) heeft emstige problemen met voor-
al fokkerij en handel van gezelschapsdieren; in het bijzonder
het houden en fokken van agressieve dieren of van dieren
voor de vechtsport keurt men af

■■\'Ti f i-^p-itWNN^iririFi........

ihkOa iiwliiliiliréiiil \' \'\'tÈrnrnrnm^^

Discussie

Door het gebruik van de termen \'pertinent\' en \'beslist\' had
de vraagstelling een absoluut karakter. De door de respon-
denten genoemde onderwerpen geven derhalve grenzen aan
van wat voor hen absoluut onaanvaardbaar is.
Bij de interpretatie van de antwoorden op de vragen moet
men zich voorts realiseren dat het open vragen betrof Open
vragen stellen respondenten in de gelegenheid de vragen ge-
heel naar eigen inzicht te beantwoorden. De antwoorden
moeten dan ook worden gezien als spontane reacties. Het na-
deel is echter dat nauwkeurige kwantificering niet mogelijk
is. Wel geven de antwoorden een goede indicatie op welke
gebieden de \'morele nood\' het grootst is.
De meeste diergeneeskundige handelingen die dierenartsen
weigeren uit te voeren (Tabel 4) hebben betrekking op gezel-
schapsdieren. Met uitzondering van de groei- en produktie-
bevorderende middelen hebben dierenartsen relatief minder
problemen met de (on)aanvaardbaarheid van bepaalde dier-
geneeskundige handelingen bij landbouwhuisdieren. Op
grond van de antwoorden is hier geen verklaring voor te ge-
ven. Het is mogelijk dat dit verband houdt met het feit dat ge-
zelschapsdieren in de westerse samenleving anders worden
gewaardeerd dan landbouwhuisdieren. Het kan ook zijn dat
men in de veehouderij - bewust of onbewust - belangen van
mensen (met name economische belangen) zwaarder laat
wegen dan belangen van dieren.

Ruim de helft van de respondenten (57%) heeft één of meer
voorbeelden genoemd van systemen, methoden en doelein-
den waaraan dierenartsen (beslist) geen medewerking wen-
sen te verlenen (Tabel 5). Uit de opmerkingen die respon-
denten bij de vraag hebben gemaakt komen redenen naar
voren waarom veel respondenten (43%) geen voorbeelden
hebben gegeven.

In de eerste plaats hebben dierenartsen de neiging zich te
conformeren aan bestaande houderijsystemen. Sommigen
achten het niet juist zich door weigering te verzetten tegen
systemen, methoden en doeleinden die door de samenleving
als geheel of door groepen van mensen zijn aanvaard.
Sommige dierenartsen menen dat zij daarop toch geen in-
vloed kunnen uitoefenen, anderen stellen dat het niet aan de
dierenarts is zich uit te spreken over dieronvriendelijke hou-
derijsystemen.

In de tweede plaats merken veel dierenartsen op dat zij dier-
geneeskundige zorg niet kunnen of mogen onthouden aan
dieren die dat nodig hebben, ook al worden zij op een dieron-
vriendelijke wijze gehouden en ook al worden zij voor dubi-
euze doeleinden gebruikt.

Externe invloeden op het handelen van dierenartsen

Uit de vorige paragraaf kan worden geconcludeerd dat een
aantal dierenartsen zich niet in absolute zin wenst uit te spre-
ken over ethische vraagstukken. Ook voor hen die zich wel
stellig hebben uitgesproken tegen bepaalde handelingen.

-ocr page 161-

systemen, verschijnselen en ontwikkelingen blijkt het niet
altijd eenvoudig om \'pal\' te blijven staan. In de praktijkuit-
oefening kunnen zich immers omstandigheden voordoen
waardoor dierenartsen zich gedwongen zien concessies te
doen. Eén van de enquêtevragen had tot doel dit soort om-
standigheden in kaart te brengen. Deze vraag luidde aldus:
\'Er kunnen exteme factoren aanwezig zijn onder druk waar-
van u zich (soms) gedwongen ziet de door u afgewezen han-
delingen toch te verrichten of toch medewerking te verlenen
aan de door u afgewezen technieken, houderijsystemen of
doeleinden van diergebruik. Zijn er in uw werksituatie der-
gelijke exteme factoren die uw handelwijze beïnvloeden? Zo
ja, welke exteme factoren?\'

Resultaten

De helft van de respondenten zegt dat er in hun werksituatie
exteme factoren zijn die hun handelwijze beïnvloeden. De
door de respondenten genoemde voorbeelden van exteme
factoren zijn gembriceerd in negen verschillende catego-
rieën (Tabel 6).

Tabel 6. Overzicht van externe factoren die van invloed zijn op het hande-
len van dierenartsen.

Externe factoren n

* Gewoontes en/of bedrij fseconomische omstandigheden

in de veehouderij 30

* Psycho-sociale en tmanciële omstandigheden

bij eigenaren van gezelschapsdieren 28

* Commerciële en financiële belangen van de eigen praktijk 12

* Concurrentiedruk 30

* Druk van eigenaren 17

* Intercollegiale verhoudingen binnen groepspraktijken 12

* Veterinair-lechnische omstandigheden 21

* Overheidsmaatregelen 3

* overige 5

n = aantal keren dat een externe factor door de respondenten is genoemd.

Een verhoudingsgewijs groot aantal respondenten geeft aan
te zwichten onder druk van gewoontes in de veehouderij of
vanwege economische omstandigheden van het boerenbe-
drijf Sommige dierenartsen leggen zich neer bij situaties in
veehouderij systemen waar zij in principe tegen zijn met het
argument dat ook dieren in dit soort systemen veterinaire
zorg verdienen. Systemen die in dit verband worden ge-
noemd zijn legbatterijen, het houden van vleeskalveren in in-
dividuele boxen, bepaalde huisvestingssystemen voor var-
kens en de vleesveefokkerij (\'dikbillen\'). Ondanks het feit
dat dierenartsen zich bij de situatie neerleggen proberen ve-
len door middel van dialoog met veehouders verbetering in
de situatie te brengen.

Het economisch argument wordt ook gebmikt ter rechtvaar-
diging van ethisch discutabele ingrepen, zoals het verrichten
van een liesbreukoperatie bij biggen zonder verdoving, de
castratie bij biggen, het onthoomen van rundvee en de tong-
operatie bij melkzuigende koeien.

Ook in de gezelschapsdierenpraktijk doen zich situaties voor
die dierenartsen er toe brengen van hun standpunt af te wij-
ken. Vooral psycho-sociale en financiële omstandigheden
bij huisdiereigenaren blijken daartoe aanleiding te geven.
Uit de antwoorden blijkt dat een relatief groot aantal dieren-
artsen bereid is tot euthanasie bij gezelschapsdieren als geen
goed altematief voorhanden is, bijvoorbeeld herplaatsing, of
wanneer het gaat om behandelingen, waarvan de kosten door
de eigenaar niet kunnen worden opgebracht.
Voorts vormen voor dierenartsen commerciële en financiële
belangen van de eigen praktijk een reden om van hun princi-
pes af te wijken. Zij doen dit met het argument dat het veteri-
nair beroep een dienstverlenend beroep is.
Een andere verhoudingsgewijs vaak genoemde reden waar-
om dierenartsen zich niet aan hun principes houden is de
concurrentiedmk. Een vaak geuit argument is: \'Als ik het
niet doe, doet mijn buurtcollega het wel\'. Een andere reden is
de angst voor cliëntenverlies. Ook wordt concurrentie erva-
ren van niet-dierenartsen.

Dmk van eigenaren is soms ook een reden waarom dieren-
artsen handelingen verrichten die zij eigenlijk afwijzen.
Dmk heeft hier de betekenis van \'chantage\', zoals dreiging
met geweld als een dierenarts de gevraagde handeling niet
verricht of dreigementen dat de eigenaar zelf zijn dier zal af-
maken als de dierenarts dat niet wil doen.
Soms zijn collegiale verhoudingen binnen de groepspraktijk
voor dierenartsen een reden hun principes niet trouw te blij-
ven. Dit speelt vooral bij dierenartsen die in loondienst zijn
en die zich neerleggen bij de mening van hun werkgever.
Een relatief groot aantal dierenartsen voert veterinair-techni-
sche overwegingen aan ter rechtvaardiging van handelingen
die zij eigenlijk niet zouden willen doen. Daarbij gaat het bij-
voorbeeld om het corrigeren van erfelijke afwijkingen waar-
van dieren te lijden hebben, het verrichten van een keizer-
snede bij dieren waarbij deze ingreep was voorzien, en het
kiezen uit verscheidene slechte behandelingsmogelijkheden
bij het ontbreken van een goed altematief Sommige dieren-
artsen verkiezen een discutabele handeling boven euthana-
sie.

Ten slotte kunnen dierenartsen door overheidsmaatregelen
worden gedwongen handelingen te verrichten waartegen zij
morele bezwaren hebben. Een voorbeeld is het moeten do-
den van in beslag genomen pitbullterriërs.

Discussie

Iets minder dan de helft van de dierenartsen zegt in hun prak-
tijkuitoefening niet te maken te hebben met exteme factoren
onder druk waarvan zij zich gedwongen kunnen zien af te
wijken van door hen ingenomen standpunten. Bij de inter-
pretatie van deze uitkomst moeten de antwoorden op de in de
vorige paragraaf behandelde enquêtevragen betrokken wor-
den. Er waren immers respondenten die geen of zeer weinig
voorbeelden hebben genoemd van handelingen die zij perti-
nent weigeren of van systemen, methoden en doeleinden
waaraan zij geen medewerking wensen te verlenen.

Diergericht versus klantgericht handelen

Persoonlijke opvattingen over wat dierenartsen in hun prak-
tijkuitoefening nastreven spelen een belangrijke rol wanneer
een prakticus een ethisch probleem probeert op te lossen. Op
het niveau van de beroepspraktijk kunnen twee belangrijke
ideële doelstellingen worden genoemd:

A. Diergericht handelen\', het bevorderen en/of handhaven
van de gezondheid en het welzijn van dieren (het \'arts der
dieren\' zijn).

B. Klantgericht handelen: het tevreden stellen van de klant
(wensvervulling, dienstbaarheid, doen wat de klant
vraagt).

Het verwerven van een inkomen is ook een doelstelling die
door dierenartsen nagestreefd zal worden, maar aangezien
dit niet specifiek is voor de diergeneeskundige beroepsuitoe-
fening is deze doelstelling buiten beschouwing gelaten.

-ocr page 162-

De geënquêteerden is gevraagd op een negenpuntsschaal
(Zie figuur 1) aan te geven in welke verhouding de doelstel-
lingen A (diergericht handelen) en B (klantgericht handelen)
voor hen maatgevend, c.q. bepalend zijn voor hun handelen
in de beroepsuitoefening.

Een score van 1 t/m 4 op de negenpuntsschaal geeft aan dat
de nadruk in afnemende mate ligt op het
diergericht hande-
len-,
een score van 6 t/m 9 wil zeggen dat in toenemende mate
het
klantgericht handelen overheerst. Een score van 5 bete-
kent dat beide doelstellingen even belangrijk zijn.

Resultaten

Van alle respondenten scoort 64% in de range van score 1
t/m 4, hetgeen betekent dat een ruime meerderheid van de
praktici in meer of mindere mate de nadruk legt op het dier-
gericht handelen. Dit percentage verschilt per type prakticus:
landbouwhuisdierenpraktici 44%, gezelschapsdierenpraktici
81%cn gemengde praktici 57% (Zie figuur 2).
Dc gemiddelde score van landbouwhuisdierenpraktici be-

Figuur 2. Staafdiagrammen van de score van landbouwhuisdierenpraktici
(LHD), gezelschapsdierenpraktici (GD) en gemengde praktici op de vraag
in welke verhouding de doelstellingen A (diergericht handelen) en B (klant-
gericht handelen) voor hen maatgevend, c.q bepalend zijn voor hun han-
delen in de beroepsuitoefening

Figuur 3. Staafdiagrammen van de score van mannelijke praktici en vrou-
weli|ke praktici op de vraag in welke verhouding de doelstellingen A (dier-
gericht handelen) en B (klantgericht handelen] voor hen maatgevend, c.q.
bepalend zijn voor hun handelen in de beroepsuitoefening.

draagt 4.5, van gezelschapsdierenpraktici 3.5 en van ge-
mengde praktici 4.4.

In figuur 3 zijn de scores van mannelijke en vrouwelijke
praktici weergegeven. De gemiddelde score van de manne-
lijke praktici bedraagt 4.2 (n=178) cn van de vrouwelijke
praktici 3.2 (n=38).

Van de 38 vrouwelijke respondenten zijn er 28 gezelschaps-
dierenprakticus, 8 gemengd prakticus en 2 landbouwhuis-
dierenprakticus. Dc gemiddelde scores van mannelijke
(n=52) en vrouwelijke (n=28) gezelschapsdierenpraktici zijn
respectievelijk 3.6 en 3.1.

Uit de variantie-analyse blijkt dat er sprake is van een signi-
ficant effect van het geslacht op de prioritering van beide
doelstellingen (F=4.05, df=l,215, p=0.()45); vrouwelijke
dierenartsen leggen meer de nadruk op het diergericht han-
delen dan mannelijke praktici. Hetzelfde geldt voor het type
prakticus (F=4.26, df=2,215, p=ü.()15); gezelschapsdieren-
praktici leggen meer de nadruk op het diergericht handelen
dan landbouwhuisdierenpraktici en gemengde praktici. Er is
geen sprake van een significant interactie-effect van beide
variabelen (F=0.49, df=2,215, p=0.62), hetgeen betekent dat
geslacht en type prakticus onafhankelijk van elkaar de me-
ning met betrekking tot de doelstelling beïnvloeden.

Discussie

Bij de interpretatie van de uitkomsten moet rekening worden
gehouden met het probleem van de \'sociale wenselijkheid\',
dat wil zeggen dat men bij de beantwoording van de vraag
mogelijk geneigd is aan te sluiten bij de heersende groeps-
moraal of een maatschappelijk verwachtingspatroon.
Hoewel de invloed van de sociale wenselijkheid niet kan
worden uitgesloten, is deze bij een schriftelijke enquête veel
minder groot dan bij een mondeling interview (1).
Uit figuur 2 blijkt dat dierenartsen, die zich met landbouw-
huisdieren bezighouden, meer klantgericht denken dan ge-
zelschapsdierenpraktici. Deze uitkomsten stemmen overeen
met de resultaten van het door Van Dijk en De Vries uitge-

i

-ocr page 163-

voerde arbeidsmarktonderzoek voor veterinair opgeleiden
(4). Op basis van interviews concluderen Van Dijk en De
Vries dat in de landbouwhuisdierensector (bedrijfs)econo-
mische voorwaarden bepalend zijn voor het veterinaire han-
delen.

Gezelschapsdierenpraktici leggen meer de nadruk op het
diergericht handelen dan andere praktici (Figuur 2) en vrou-
welijke praktici doen dat meer dan hun mannelijke collega\'s
(Figuur 3). Het onderzoek van Van Dijk en De Vries (4)
heeft aangetoond dat de landbouwhuisdierenpraktijk sterk
verschilt van de gezelschapsdierenpraktijk. Van Dijk en De
Vries concluderen dat de verschillen minder worden veroor-
zaakt door de verschillen in diersoorten dan wel door de ver-
schillen in verwachtingspatroon dat een diereigenaar van een
dierenarts heeft; in dit licht moet de gezelschapsdierenprak-
ticus over andere sociale vaardigheden beschikken dan de
landbouwhuisdierenprakticus. Van Dijk en De Vries menen
dat het verschil in sociale vaardigheden de oorzaak zou kun-
nen zijn dat \'men\' (= de geïnterviewden) de vrouwelijke die-
renarts bij uitstek geschikt acht voor een carrière in de gezel-
schapsdierensector. Overigens wijzen Van Dijk en De Vries
erop dat het niet terecht is de benodigde sociale vaardighe-
den te vereenzelvigen met wat wel \'typisch vrouwelijke ei-
genschappen\' worden genoemd.

Uit de wijze waarop praktizerende dierenartsen hun doelstel-
lingen naar belangrijkheid indelen, kan worden geconclu-
deerd dat de meerderheid zich \'arts der dieren\' voelt. Dat
dierenartsen vasthoudend zijn in hun rol als \'arts der dieren\'
hebben ook Schuurmans en Smidts (21) ervaren in hun on-
derzoek naar het marktgericht denken van dierenartsen. Uit
dit onderzoek bleek dat 43% van de dierenartsen \'traditio-
neel professioneel\' is ingesteld, dat wil zeggen dat \'adequate
diergeneeskundige hulp verlenen\' respectievelijk \'cura-
tieve/preventieve diergeneeskunde\' als belangrijkste doel-
stelling worden gezien; 20% van de dierenartsen ziet \'inko-
men verwerven\' en 18% \'dienstverlening aan de klant\' als
belangrijkste doelstelling. Hieruit concluderen Schuurmans
en Smidts dat het denken van dierenartsen meer gericht is op
het veterinair-medisch handelen als zodanig dan op de wen-
sen en behoeften van de klant.

Het onderzoek van Schuurmans en Smidts toont eens te meer
aan dat er een spanningsveld is tussen commercieel denken
en berocpsethisch denken. Het veterinaire beroep, dat zich
verantwoordelijk weet voor de gezondheid en het welzijn
van dieren, laat zich niet vergelijken met een ondernemer die
zijn produkten of diensten afstemt op de wensen en behoef-
ten van de consument. De verantwoordelijkheid van een die-
renarts voor een dier dat veterinaire hulp nodig heeft ver-
schilt wezenlijk van de verantwoordelijkheid van een
dienstverlener in een zuiver technisch beroep.

Aanpak van ethische vraagstukken binnen de professie

Het laatste onderdeel van de enquête had betrekking op de
vraag hoe praktizerende dierenartsen vinden dat ethische
vraagstukken binnen de professie zouden kunnen of moeten
worden aangepakt. Om hier inzicht in te verkrijgen zijn aan
de geënquêteerde dierenartsen drie vragen voorgelegd.
In de eerste plaats is gevraagd of zij vinden dat zij wat betreft
methoden van ethische afweging voldoende zijn toegerust
om in hun werksituatie aan concrete ethische problemen het
hoofd te kunnen bieden.

In de tweede plaats is gevraagd of zij bij het oplossen van
ethische problemen ondersteuning wensen en zo ja, op welke
wijze. Daarbij zijn drie verschillende mogelijkheden van on-
dersteuning genoemd:

■ I mil

- post-academisch onderwijs (PAO) over methoden van
ethisch redeneren en probleemoplossing;

- symposium over een concreet ethisch vraagstuk;

- probleemgerichte behandeling van ethische vraagstukken
in intercollegiale gespreksgroepen.

Ten slotte is de dierenartsen gevraagd of zij het wenselijk
vinden dat de professie collectieve standpunten inneemt in-
zake ethische kwesties, dat wil zeggen dat de beroepsgroep
ten aanzien van bepaalde ethische kwesties een collectief
standpunt uitdraagt en dat van de individuele dierenarts
wordt verwacht zich aan dergelijke standpunten te confor-
meren.

Tabel 7. Frequentieverdeling van de antwoorden op de enquêtevragen
met betrekking tot de aanpak van ethische kwesties binnen de professie

A. Vindt u dat u wat betreft methoden van ethische afweging
voldoende bent toegerust om in uw werksituatie aan concrete
ethische problemen het hoofd te kunnen bieden?

n = 22l

n

%

- ja

29

13%

- meestal wel

115

52%

- soms wel, soms niet

61

28%

- meestal niet

12

5%

- nee

4

2%

B.

Zou u bij het oplossen van ethische problemen ondersteuning

wensen?

n = 2l9

n

%

- nee

49

22%

- ja

170

78%

C.

Ja, namelijk door middel van:

n - 170

n

%

- post-acadcmisch onderwijs

57

34%

- symposium

13

8%

- intercollegiale gespreksgroepen

87

51%

- op andere wijze

58

34%

totaal:*2l5

D.

Vindt u het wenselijk dat de professie collectieve

standpunten inneemt inzake ethische kwesties?

n = 2l2

n

%

- nee

61

29%

- ja

15

171%

De respondenten konden meerdere mogelijkheden aankruisen.

Resultaten

Wat betreft de methode van ethische afweging (Tabel 7A)
meent 65% van de respondenten (meestal) voldoende te zijn
toegerust om in de praktijk aan ethische problemen het hoofd
te bieden; 28% heeft daar twijfels over en 7% meent
(meestal) onvoldoende te zijn toegerust.
Op de vraag of men ondersteuning wenst bij het oplossen
van ethische problemen antwoordt 78% van de respondenten
daaraan behoefte te hebben (Tabel 7B). Over de manier
waarop deze ondersteuning zou moeten plaatsvinden wordt
verschillend gedacht (Tabel 7C). Van degenen die onder-
steuning wensen vindt 51% probleemgerichte behandeling
van ethische vraagstukken in intercollegiale gespreksgroe-
pen een aantrekkelijk middel; 34% geeft de voorkeur aan

-ocr page 164-

post-academisch onderwijs. Slechts weinigen (8%) vinden
het symposium een geschikt middel voor een gerichte aan-
pak van concrete ethische vraagstukken.
Veel respondenten (34%) hebben een andere wijze van on-
dersteuning bij het oplossen van ethische problemen ge-
noemd. Sommigen wensen ondersteuning door middel van
publikatie van discussiestukken in vaktijdschriften of na-
slagwerken. Anderen wensen duidelijke wetgeving of duide-
lijke door de professie geformuleerde standpunten of richtlij-
nen (beroepscode). Een aantal respondenten ziet meer heil in
overleg met ervaren collega\'s, deskundigen of adviesorga-
nen. Ten slotte zoeken sommigen de oplossing in de maat-
schappelijke discussie; gerichte educatie en voorlichting
naar het publiek en diereigenaren zouden mensen meer mo-
reel bewust moeten maken.

Wat betreft de laatste vraag antwoordt 71 % van de respon-
denten voorstander te zijn van het innemen en uitdragen van
collectieve standpunten (Tabel 7D).

Discussie

Tweederde van de dierenartsen meent dat zij wat betreft de
methoden van ethische afweging voldoende zijn toegerust
om morele problemen die zich in de praktijkuitoefening
voordoen op te lossen. Dit gegeven zegt alleen
dat dierenart-
sen menen tot probleemoplossing in staat zijn, maar niet
hoe
zij een ethische afweging maken.

Ondanks het feit dat het merendeel van de dierenartsen
meent qua afwegingsmethode voldoende toegerust te zijn,
zou ruim driekwart op een of andere wijze ondersteund wil-
len worden bij het oplossen van morele problemen. Veel die-
renartsen wensen deze ondersteuning door middel van inter-
collegiale gepreksgroepen en post-academisch onderwijs.
Beide middelen kunnen worden beschouwd als vormen van
intercollegiale toetsing die een positieve bijdrage leveren
aan de kwaliteit van de morele oordeelsvorming.
De enquête heeft uitgewezen dat 71% van de dierenartsen
voorstander is van het innemen en uitdragen van collectieve
standpunten ten aanzien van bepaalde ethische vraagstuk-
ken. Uit de opmerkingen die respondenten bij deze enquête-
vraag hebben gemaakt blijkt dat dierenartsen weliswaar zelf
verantwoordelijkheid wensen te dragen voor hun keuzen,
maar dat zij anderzijds er ook aan hechten dat de beroepsge-
meenschap zich collectief uitspreekt over concrete ethische
vraagstukken. Deze bevindingen stemmen overeen met de
conclusies van de in 1991 gehouden studiedag van de
KNMvD over het totstandkomen van de meningsvorming
binnen de KNMvD (26). De uitkomst van het debat was dat
de KNMvD een goed gefundeerd collectief standpunt moet
innemen en uitdragen wanneer daar van binnen of van buiten
de beroepsgroep naar wordt gevraagd. De behoefte aan col-
lectieve standpunten kwam nogmaals naar voren tijdens de
in 1993 gehouden \'Besturendag\' van de KNMvD met als
discussiethema\'s de relatie mens-dier en de ethische en eco-
nomische aspecten van het beroep van dierenarts (27).

CONCLUSIES

Het belangrijkste doel van de enquête was te achterhalen
welke normatieve vragen zich rond het handelen met dieren
in de praktijkuitoefening voordoen en hoe praktizerende die-
renartsen met dergelijke vragen omgaan.
De geënquêteerde dierenartsen is een lijst met ethische
vraagstukken voorgelegd met de vraag aan te geven hoe pro-
blematisch zij deze vraagstukken vinden voor zichzelf (in
hun eigen werksituatie) en in welke mate de vraagstukken
aandacht behoeven van de professie. De inventarisatie heeft
uitgewezen dat de ethische vraagstukken meer als collec-
tieve dan als individuele problemen worden ervaren. De be-
tekenis van de bevindingen is dat er alle reden is voor een
systematische aanpak van ethische vraagstukken door de be-
roepsgroep.

1A f e? MI c« u ü r«

534

In de oordeelsvorming over de morele aanvaardbaarheid van
handelingen met dieren spelen dierafliankelijke toetsingscri-
teria, zoals pijn, gezondheid, welzijn en integriteit een be-
langrijke rol. Een overgrote meerderheid (95%) van de prak-
tici zou, behalve pijn en gezondheid, ook welzijn en/of
integriteit willen betrekken in hun overwegingen ten aanzien
van de ethische toelaatbaarheid van handelingen met dieren.
Er bestaat echter een grote discrepantie tussen de criteria die
praktici
idealiter zoudm willen hanteren en welke zij in wer-
kelijkheid
hanteren. Om uiteenlopende redenen beschouwen
veel dierenartsen welzijn en/of integriteit als praktisch min-
der bruikbare criteria. Voor een deel wordt dit veroorzaakt
door de eigen interpretatie die zij geven aan integriteit en
welzijn. Hieruit valt te concluderen dat er meer terminologi-
sche duidelijkheid geschapen dient te worden.
Dierenartsen stellen grenzen aan hun handelen. Gezien de
grote verscheidenheid aan handelingen, die dierenartsen
weigeren uit te voeren en aan houderij systemen en doelein-
den van diergebruik waaraan zij geen medewerking wensen
te verlenen, lijkt het gewenst dat over deze vraagstukken bin-
nen de professie een gedegen meningsvorming plaatsvindt.
Uit de bevindingen kan worden geconcludeerd dat voor veel
dierenartsen noties als \'kwaliteit van het leven\' (gezondheid
en welzijn) en \'eerbied voor alles wat leeft\' (respect voor de
integriteit van het dier) belangrijke normatieve uitgangspun-
ten zijn.

De enquête heeft uitgewezen dat zich zowel in de landbouw-
huisdierenpraktijk als in de gezelschapsdierenpraktijk om-
standigheden en situaties kunnen voordoen onder dmk waar-
van dierenartsen afwijken van een principiële stellingname
en concessies doen. Conformisme, maar ook het buigen voor
moeilijk te billijken wensen en verlangens van eigenaren
leidt tot handhaving van de status quo, waarbij vooral dieren
het slachtoffer dreigen te worden. De invloed van veel van de
in tabel 6 genoemde exteme factoren op het diergeneeskun-
dig handelen zou kunnen afnemen wanneer dierenartsen zich
meer zouden mengen in de ethische discussie; met vakgeno-
ten, met eigenaren en met de samenleving als geheel.
In de uitoefening van de diergeneeskundige praktijk kunnen
twee ideële doelstellingen worden onderscheiden:
dierge-
richt handelen
en klantgericht handelen. Een tweederde
meerderheid van de praktici legt in meer of mindere mate de
nadruk op het diergericht handelen. Hieruit kan worden ge-
concludeerd dat de meerderheid zich daadwerkelijk \'arts der
dieren\' voelt. Slechts weinigen zijn genegen aan de dienst-
baarheid, c.q. klantgerichtheid de prioriteit te geven. Dit be-
tekent dat dierenartsen zichzelf in hun dienstverlenening aan
diereigenaren beperkingen opleggen wanneer een handeling
niet in het belang van het dier is en/of niet met de beroeps-
ethiek in overeenstemming is (te brengen).
Er is geïnventariseerd hoe praktizerende dierenartsen vinden
dat ethische vraagstukken zouden kunnen of moeten worden
aangepakt. Ruim driekwart van de dierenartsen blijkt be-
hoefte te hebben aan ondersteuning bij het oplossen van mo-
rele problemen. Desgevraagd vinden dierenartsen dat in
deze ondersteuning het beste kan worden voorzien door mid-
del van intercollegiale gespreksgroepen en post-academisch
onderwijs. Zeven van de tien dierenartsen zijn voorstander

T IJ DSC II R 1 KT VOOR D I 1: R (i C N F. [•; S K U N D K , DEFL 1 1 9 , A F L F V F R I N (i 18. 1994

-ocr page 165-

van het innemen en uitdragen van collectieve standpunten
ten aanzien van bepaalde ethische vraagstukken. Uit deze
uitkomsten kan de conclusie worden getrokken dat de ethi-
sche discussie binnen de professie een betere structurering
behoeft.

Eén van de doelstellingen van de enquête was inzicht te ver-
krijgen in hoeverre praktizerende dierenartsen gemeen-
schappelijke nonnen, waarden en idealen hebben, op basis
waarvan een op de beroepspraktijk toegesneden ethiek ont-
wikkeld zou kunnen worden. De enquête heeft uitgewezen
dat er een gemeenschappelijke basis aanwezig is. In de eerste
plaats heeft een tweederde meerderheid er blijk van gegeven
op het diergericht handelen te nadruk te leggen. Ten tweede
hebben de meeste dierenartsen de intentie in morele conflict-
situaties behalve met de gezondheid ook met het welzijn en
met de integriteit van het dier rekening te houden. Een derde
basis voor gemeenschappelijkheid kan worden gevonden in
de bereidheid, c.q. wens van de meeste praktici om ethische
vraagstukken in collectief verband aan te pakken.

SUMMARY

Normative questions in veterinary practice: a survey

In autumn J99I. an inquiry was made among veterinary practitioners in the
Netherlands to obtain information about the following normative questions:
II) which ethical issues are most troublesome in veterinary practice. (2)
how do veterinan practitioners deal with ethical issues and (3) what is their
opinion about the way ethical issues should be dealt with within the veteri-
nary profession? Out of the population of Dutch veterinary practitioners
(2155 persons) a questionnaire was sent to a random sample of 30H pers-
ons: 221 {72%) questionnaires were answered.

One of the questions involved an inventory of ethical issues in veterinary
practice. It is concluded from the results that ethical issues are perceived
more as problems for the veterinary community than as individual pro-
blems.

Moral problems in veterinary practice can generally be characterized as
conflicts between interests and desires of animal owners and the moral res-
ponsibility f()r animals. In weighing interests of humans and animals the fol-
lowing animal dependent criteria can be distinguished: pain, health, wel-
fare and integrity. Nearly all respondents (95%) answered that they would
ideally lake account of the welfare and/or integrity criterion, in addition to
pain and health, in moral decision-making about treatment of animals.
With regard to veterinary practice two important pro fessional attitudes can
he distinguished: an animal-oriented approach and a client-oriented ap-
proach. The survey revealed that the majority of practitioners (64%) give
priority to the animal-oriented approach. Companion animal practitioners
have a stronger animal-oriented altitude than farm animal and general
practitioners, and female practitioners are more animal-oriented than their
male colleagues.

Regarding the process of moral decision-making, 78% of ihe practitioners
want methodological support. The respondents prefer to he supported hy
means of discussion groups (51%) and post-academic education (34%).
The survey revealed that
7/% of the respondents are of the opinion that it is
desirable that the veterinary profession takes a dear stand on particular
ethical i.ssues.

LITERATUUR

1. Baarda DB en Goede MPM de. Basisboek Methoden en Technieken,
Stenfert Kroese, Leiden/Antwerpen, 1990; 135-9.

2. Broom DM. Animal Welfare: concepts and measurement, J Anim Sei
1991;69:4167-75.

3. Commissie van Advies Ethiek en Biotechnologie bij Dieren. Ethiek en
Biotechnologie bij Dieren. Rapport van de adviescommissie, ingesteld
door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21

22.
23.

24.

25,

26

27,

28

29.

30.

31

nrio/90/W 55, Wageningen, 1990.

Dijk C van en Vries B de. Eindrapport arbeidsmarktonderzoek voor ve-
terinair opgeleiden. Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen,
Nijmegen, 1988.

Dillman DA. Mail and telephone surveys. The total design method.
Wiley, New York, 1978.

Endenburg N. en Vorstenbosch J.H.G. Ethische aspecten van het hou-
den van het houden van gezelschapsdieren, een empirische en norma-
tieve analyse. Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:219-27
Frankenhuis MT, Nabuurs MJA en Bool PH. Veterinaire zorg(en) en
intensieve veehouderij. Tijdschr Diergeneeskd 1989; 114: 1237-49.
Eraser AF en Broom DM. Farm Animal Behaviour and Welfare. Third
edition, BallièreTindall, London, 1990.

Grommers FJ. Overvragen: met de beide benen op de grond blijven en
een stap vooruit doen. Inaugurele rede. Tijdschr Diergeneeskd 1993;
118:207-12.

Linskens M, Verhoog H en Achterberg W. Het maakbare dier. Ethiek
en transgene dieren. Publikatie V 14 van de Nederlandse Organisatie
voor Technologisch Aspectenonderzoek (NOTA), Den Haag, 1990.
Regan T. The Case for Animal Rights. Routledge & Kegan Paul,
London, 1983.

Regan T en Singer P (eds.). Animal Rights and Human Obligations.
Second edition. Prentice Hall, Englewood Cliffs, New Jersey, 1989.
Rollin BE. Animal Rights and Human Morality. Prometheus Books,
New York, 1981.

Rollin BE. Veterinary and Animal Ethics. In: Wilson JF. Law and
ethics of the veterinary profession. Priority Press, Yardley, 1989; 24-
49.

Rollin BE. Social ethics, veterinary medicine, and the pet overpopula-
tion problem. J Am Vet Med Assoc 1991; 198: 1153-6.
Rozemond H. Pijn aan het geweten. Tijdschr Diergeneeskd 1985; 110:
21-30.

Rozemond H. Hominum animaliumque saluti. Inaugurele rede.
Tijdschr Diergeneeskd 1989; 114: 65-75.

Rozemond H. Het dier in de biotechnologie: chip of hulpbron. Tijdschr
Diergneeskd 1990; 115: 575-85.

Rutgers LJE. Operatieve ingrepen bij dieren: een veterinair-ethische
beschouwing. Tijdschr Diergeneeskd 1991; 116:331 -44.
Rutgers LJE. Het wel en wee der dieren: ethiek en diergeneeskundig
handelen. Dissertatie Universiteit Utrecht, 1993; 23-65.
Schuurmans AJ en Smidts A. Empirisch onderzoek naar de marktge-
richtheid van dierenartsen in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1990;
115:307-20.

Singer P. Animal Liberation. Random House, New York, 1975.
Studiecommissie Intensieve Veehouderij. Het dier in de intensieve vee-
houderij: evaluatie en perspectief. 1 Ie rapport van dc studiecommissie.
Ned Ver tot Bescherming van Dieren, Den Haag, 1987.
Tannenbaum J. Veterinary Ethics. Williams & Wilkins, Baltimore,
1989.

Tannenbaum J. Ethics and animal welfare: The inextricable connec-
tion. J Am Vet Med Assoc 1991; 198: 1360-76.
Verslag Besturendag KNMvD, 6-11-\'91. Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:64-7.

Verslag Besturendag KNMvD, 21-4-\'93. Tijdschr Diergeneeskd 1993;
118:425-8.

Werkgroep Rasproblemcn Hond en Kat. Mooi, Mooier, Mooist?
Schadelijke raskenmerken bij honden. Ministerie van Landbouw en
Visserij, SDU Uitgeverij, Den Haag, 1988.

Werkgroep Rasproblemen Hond en Kat. Wie mooi moet zijn ....
Schadelijke raskenmerken bij katten. Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, SDU Uitgeverij, Den Haag, 1992.
Wiepkema PR en Putten G van. Welzijnsproblemen bij landbouwhuis-
dieren: begrippen, methoden en perspectieven. In: Wih JG de en
Wierenga HK (red). Welzijn landbouwhuisdieren: van onderzoek naar
praktijk. Pudoc, Wageningen, 1989; 13-9.

Wiepkema PR. Over belasting van ons vee. Tijdschr Diergeneeskd
1992; 117: 141-5.

-ocr page 166-

EÖSÊBEB

BOVINE VIRUS DIARREE (BVD) EEN
TERUGKEREND PROBLEEM

Meestal ziet men in de praktijk bij postnatale BVD-infecties
klinisch geen symptomen (3). Ziet men wel klinische symp-
tomen dan betreft het meestal dieren jonger dan zes maan-
den. Het zeer ernstige ziektebeeld mucosal disease komt
voor bij persistent geïnfecteerde BVD-virusdragers. Deze
vormen de belangrijkste bron van BVD-virus, waarbij de
dragers doorlopend grote hoeveelheden BVD-virus uitschei-
den (9). BVD blijft in runderdrijfmest drie weken infectieus
bij een temperatuur van ST. Bij een temperatuur van 20°C
blijft het virus drie dagen infectieus (5).
Bij dieren die intra-uterien worden geïnfecteerd met BVD is
het van belang of dit vóór of na de 120e dag plaatsvindt (9).
Tot ongeveer de 120e dag is de foetus immuun-incompetent
voor BVD. Indien de foetus deze infectie overleeft zal dit na
de geboorte een persistent geïnfecteerde BVD-virusdrager
geven. Deze kalveren kunnen volkomen normaal zijn, een te
gering geboortegewicht hebben, lang krullend haar hebben,
verminderd levensvatbaar zijn, of neurologische afwijkin-
gen vertonen. Bij een intra-uteriene infectie na ongeveer de
120e dag worden kalveren geboren die normaal, serologisch
positief en immuun zijn ten aanzien van BVD (9).
Een BVD-infectie heeft een negatieve invloed op het drach-
tig worden. Zo geeft Houe et al. aan dat het drachtigheidsper-
centage in de risicoperiode 38% en in de post-risicoperiode
47% is (4). Kalveren die worden geboren uit persistent geïn-
fecteerde dragers zijn zelf ook weer drager (2,7). Ook op een
bedrijf in Drenthe is dit bewijs tot tweemaal toe geleverd. Bij
zowel moeder als dochter werd het BVD-virus aangetoond.
De viruskweek van het eerste en tweede bloedonderzoek
(tenminste drie weken tussenpozen) waren positief Dus zo-
wel moeder als dochter waren BVD-virusdragers. Wil men
van een BVD-drager toch kalveren aanhouden zonder dat
deze persistent zijn geïnfecteerd, dan kan dat via ET (1, 8).
Daar aan de zona pellucida van de embryo\'s en in de spoel-
vloeistof zich grote hoeveelheden BVD-virus kunnen bevin-
den, dienen de embryo\'s correct te worden behandeld en ge-
wassen. Indien men voor ET Feta calf serum (FCS) gebruikt
kan dit FCS zijn verontreinigd met BVD-virus. Wanneer de
fabrikant aangeeft dat er in het FCS geen BVD is aange-
toond, wil dat nog niet zeggen dat er geen BVD in zit. Zo was

t

een aantal FCS-monsters op de Gezondheidsdienst positief
in de BVD-viruskweek. Op de Gezondheidsdienst worden
alle partijen FCS ten behoeve van weefselkweek op BVD
gescreend, waarbij drie passages worden toegepast. De fa-
brikant van FCS passen slechts één passage toe. Dat is min-
der gevoelig. Naast de intra-uteriene BVD-infectie kunnen
dieren worden besmet door direct contact met BVD-dragers
of dieren in het viraemische stadium. Wel dient men erop at-
tent te zijn dat in een koppel runderen waartussen zich een
persistent geïnfecteerd dier loopt, niet alle runderen serolo-
gisch hierop hoeven te reageren (6). Ook dit bleek op het be-
drijf in Drenthe. Uiteraard werd via viruskweek aangetoond
dat de serologisch negatieve runderen geen BVD-dragers
waren.

Th. Dijkstra

(Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland)
J.J. Hage

(Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland)

H.J. de With (DAP Hoogeveen)

LITERATUUR

I. Bak A, Callesen H, Meijling A, Greve T. Calves bom after embryo trans-
fer from donors persistently infected with BVD-virus Veterinary Record
1992; 131:37

2. Brinkhorst GJ, Joumée DLH, Wouda W, Straver PJ, and Vos JH.
Neurological disorders, virus persistence and hypomyelination in calves
due to intra uterine infections with bovine virus diarrhoea virus 1 Clinical
symptoms and morphological lesions. Veterinary Quarterly 1983; 5:
145-55

3. ttorzinek MC. Virusziekten, Vakgr. Infectieziekten en Immunologie,
FD, Utrecht 1989

4. Houe H. Myrup Pedersen K, and Meijling A. The effect of bovine virus
diarrhoea virus infection on conception rate Preventive Veterinary
Medicine 1993; 15: 117-23

5. Moen AR. l.eeuwen JM van. Dierpathogenen in mest: een overzicht. ID-
DLO, Lelystad, juni 1993; 57

6. Moerman A, Straver PJ, Jong MCM de. Quak J. Vaandrager TH,
Oirschot JT van. A long term epidemiological study of bovine viral diar-
rhoea infections in a large herd of dairy cattle Veterianry Record 1993;
132:622-26

7. Straver PJ. Joumée DLH, and Brinkhorst GJ. Neurological disorders, vi-
rus persistence and hypomyelination in calves due to intra uterine infec-
tions with bovine virus diarrhoea virus. II Virology and epizootiology.
Veterinary Quarterly 1983; 5: 156-64

8. Wentink GH, Aarts T. Mirck MH. and Exsel ACA van. Calf from a per-
sistently infected heifer bom after embryo transfer with nomial immunity
to BVD. Veterinary Record 1991; 129: 449-50

9. Wentink GH, Zimmer GM, Straver PJ en Moerman A. Bovine virus diar-
ree/mucosal disease vims: diagnostiek cn benadering in de praktijk.
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1989; 877-85

VOEDINGSMIDDELENHYGIËNE

Referaten

Scrapie associated fibrils in found dead sheep

A.M. Clark. M. Dawson and A.C. Scott. The Vet Rec 1994:
134: 650-1.

In dit artikel wordt gewag gemaakt van het voorkomen van
op scrapie gelijkende insluitsels in neuronen alsmede de
voor scrapie typische fibrillaire structuren in zenuwweefsel
van schapen die men dood had gevonden.
De dieren hadden tevoren geen ziekteverschijnselen ver-
toond. Van de 245 onderzochte schapen waren er 68 positief
Geadviseerd wordt bij het uitvoeren van bestrijdingspro-
gramma\'s van deze ziekte hieraan ook aandacht te schenken
(latente dragers).

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 167-

Goofy heeft geen
wormen meer

Lopatol bestrijdt spoelwormen, lintwormen en haakwormen.
Het is een breedwerkend anthelminticum met gemicro-
niseerde nitroscanaat als werkzame stof. Een éénmalige
toediening is voldoende om alle wormen te bestrijden.
De gemicroniseerde 100 en 500 mg Lopatol tabletten zijn
verkrijgbaar in kleinverpakking

en in voordelige kliniek-
verpakking. Lopatol kan bij
jonge en volwassen honden
worden toegepast.
Ciba Animal Health:
na gezondheid de beste
oplossing.

uvnK

\'■»"Top

NuvanTop®

Vlooien kunnen lint-
wormen overbrengen.
Nuvan Top is een krachtig
middel tegen vlooien,
luizen en teken bij honden
en katten. Nuvan Top
werkt uiterst snel en
langdurig tegen deze
ectoparasieten en gaat
herinfektie met lintwormen
door vlooien tegen.
Nuvan Top is CFK vrij.

Lopatol bevat per tablet 1CX) of 500 mg nitroscanaat Reg NL 7383
(100 mg tab), Reg NL 7384 (500 mg tab) Raadpleeg de bysluiter voor
gebruik Nuvan Top B bevat fenltrothion (0,8%) en dichloorvos (0,2%)

Raadpleeg gebruiksaanwiizing voor gebruik 1025 N

Animal Health Division

Postbus 1048, 4700 BA Roosendaal.
Tel. 01650 - 97305, Fax 01650 - 59605.

-ocr page 168-

■i I ii

MEDICAMENTEUZE BEHANDELING VAN ENDDMETRITIS

VRAAG

In de afgelopen jaren heb ik enkele ke-
ren honden met een grote pyometra met
succes behandeld met Prostaglandines.
Echter vele keren vaker mislukte deze
therapie (in de dosering, zoals aangege-
ven in het tijdschrift van jaren geleden).
Vraag: waarom lukt de behandeling de
ene keer wel en de andere keer niet?
Wat is op dit moment de meest gang-
bare dosering van
Prostaglandines bij
een pyometra bij de hond? Zijn er ook
nadelen verbonden aan een behande-
ling met Prostaglandines?

ANTWOORD

De mate van succes van een behande-
ling van Cysteuze Endometrium Hy-
perplasie(CEH)-endometritis met
Pro-
staglandines in combinatie met een an-
tibacteriële therapie is vooral afhanke-
lijk van de mate van verandering van de
uterus: in hoeverre is er een emstige
vorm van cysteuze endometrium hyper-
plasie en is het myometrium aangetast.
Verder is van belang in welk deel van
de luteale fase de hond zich bevindt ten
tijde van de therapie.
Prostaglandines worden bij de hond,
die lijdt aan CEH-endometritis, toege-
past ter verkrijging van de volgende ef-
fecten:

- het opwekken van uteruscontracties;

- cervixontsluiting-(mogelijk een ge-
volg van de verminderde progesteron
secretie);

- geleidelijke regressie van het corpus
luteum.

Prostaglandines veroorzaken bij de
hond een luteolyse, die sneller verloopt
dan normaal. Deze is echter zeker niet
vergelijkbaar met de snelle luteolyse
die optreedt bijvoorbeeld bij de koe na
een eenmalige behandeling met
Pros-
taglandines. De normaal optredende
regressie van het corpus luteum van de
hond tijdens de luteale fase vindt overi-
gens óók niet plaats ten gevolge van

Prostaglandines aflcomstig uit het endo-
metrium.
Onder meer in verband met
dit geringe effect dat Prostaglandines
op het corpus luteum van de hond heb-
ben, is het noodzakelijk de behandeling
met Prostaglandine
F2„, (150-250
|i,g/kg)(Dinolytic, Upjohn Company,
Ede)
gedurende 4 dagen, 2 x daags, toe
te passen.

Als de therapie gestart wordt in de eer-
ste helft van de luteale fase zal het resul-
taat minimaal zijn.
Het corpus luteum
van de hond functioneert in de eerste
helft van de luteale fase autonoom en
zal vrijwel ongevoelig zijn voor de in-
vloed van Prostaglandines.
Er zal in deze fase geen cervixontslui-
ting optreden en er zal geen versnelde
luteolyse te verwachten zijn.
Met name
in deze eerste helft van de luteale fase
zal vooral bij een pyometra het
risico
van een utemsperforatie toegenomen
zijn.
Men zal echter altijd op een risico
van perforatie bedacht moeten zijn bij
de behandeling van
CEH-endometritis
met Prostaglandines.
Het is dan ook no-
dig de met Prostaglandine behandelde
teef op te nemen en nauwgezet te obser-

VRAAG

Op welke leeftijd kun je op zijn vroegst
met de poezenpil beginnen? Kan dit al
vóór de eerste krolsheid en wat zijn hier-
van de vóór- en nadelen? Als een poes
gejongd heeft, wanneer kun je dan star-
ten met de pil?

ANTWOORD

Het is niet aan te raden vóór de eerste
krolsheid te starten met een progesta-
geenbehandeling. Als een eigenaar geen
krolsheid wenst en niet wil fokken moet
een ovariëctomie worden overwogen.
De niet-geovariëcteerde poes heeft ze-
ven maal zoveel kans op mammatumo-
ren als de jong-geovariëctomeerde poes,
waarbij tevens belangrijk is, dat deze tu-
moren vaak maligne zijn.
Voorts is de kans op fibroadenomatose
waarschijnlijk verhoogd aanwezig als
een progestageen vóór de eerste krols-
heid wordt gegeven.

Daarentegen is er bij de poes geen ver-
hoogd risico op urine-incontinentie na
ovariëctomie zoals bij de hond het geval
is. Als een eigenaar wil fokken, worden
progestagenen bij voorkeur ook niet
vóór de eerste krolsheid gegeven, ook al
veren. Ook in verband met de bijwer-
kingen, onrust, speekselinvloed, hijgen,
vaker urineren en defeceren (diarree) en
braken is opname gewenst. De bijwer-
kingen duren 30-60 minuten, blijken af
te nemen na herhaalde toediening en
zijn voor de teef minder belastend als ze
na de PGF2„-injectie mee wordt geno-
men voor een wandeling. Met name bij
brachycefale honden kunnen deze ne-
veneffecten riskant zijn. De marge tus-
sen de therapeutische dosis en de LD50
(5,13 mg/kg) is relatief gering. De kans
op algeheel herstel van de fertiliteit -
pups na een dekking in een volgende
loopsheid - kan op circa 20% worden
geschat.

Om al deze redenen lijkt een therapie
met Prostaglandines (gecombineerd
met een antibacteriële therapie) slechts
verantwoord te zijn bij jonge waarde-
volle fokdieren en dus bij voorkeur niet
bij brachycefale dieren. In alle andere
gevallen geniet een ovario-hysterecto-
mie de voorkeur.

A.C. Schaefers-Okkens, A. de Kruij,
J. de Schepper.

DE POEZENPIL: WANNEER VOOR HET EERST?
VOOR- EN NADELEN

niet in verband met een mogelijke ont-
wikkeling van CEH-endometritis.
Voorts worden ze zo laag mogelijk ge-
doseerd (circa 2 mg mcgestrolacetaat of
5 mg medroxyprogestcronacetaat per
week).

Een geschikte manier om bij fokpoezen
zonder neveneffecten de frequentie van
de krolsheden zo laag mogelijk te hou-
den is het opwekken van ovulatie tijdens
de oestrus door middel van vagina-sti-
mulatie met behulp van een watten-
staaQe.

Op deze manier kan een interoestmsin-
terval worden verwacht van 6 è 7 weken.
Als de poes heeft geworpen kan de oest-
rus na 1 -21 weken (gemiddeld 8 weken)
worden verwacht. Of de eerste krolsheid
na de partus fertiel is, is onbekend.
Ook al kan ze na de partus al weer snel in
oestms komen, is het toch af te raden tij-
dens de lactatie progestagenen toe te die-
nen, omdat deze een negatieve invloed
kunnen hebben op de melkgift. Over een
mogelijk effect op de kittens, die dit pro-
gestageen via de melk toegediend krij-
gen, zijn geen gegevens bekend, doch
een nadelig effect kan niet worden uitge-
sloten.

-ocr page 169-

VRAAGA

Op welke leeftijd mag je de eerste ami-
loopsheidinjectie laten geven? Is het
waar dat dit niet vóór de eerste loopsheid
mag en waarom dan niet. Heeft een hond
gejongd, na hoeveel maanden kun je dan
het b)este de anti-loopsheidinjectie ge-
ven?

ANTWOORD

Het is het beste met de eerste antiloops-
heidinjectie te wachten tot na de eerste
loopsheid. Geeft men deze injectie vóór
de eerste loopsheid dan is de kans groter
dat er later complicaties, zoals een pyo-
metra, ontstaan. Hoeveel groter deze
kans echter is, is niet bekend. Als een ei-
genaar helemaal geen loopse hond wil
hebben en niet wil fokken, kan ook, in
plaats van levenslang progestagenen
toedienen, een ovariëctomie in overwe-
ging gegeven worden. Ook deze ingreep
heeft echter nadelen en ook hiervoor
geldt dat deze beter na de eerste loops-
heid kan worden uitgevoerd in verband
met een mogelijk groter risico op incon-
tinentia urinae.

TIJDSTIP OESTRUSPREVENTIE EN RISICO\'S
VAN CEH BIJ DE HOND

»■IP» i ii

Als een hond geworpen heeft kan de in-
jectie het beste ongeveer 3 maanden la-
ter, gedurende de anoestrus, worden ge-
geven.

VRAAGB

Tot welk tijdstip voor de echte oestrus
mag je bij de hond nog een injectie met
medroxyprogesteronacetaat geven?
En hoe zit het met proligeston? Hoe
groot is het risico op een endometritis?

ANTWOORD

Medroxyprogesteronacetaat en ook de
meeste andere progestagenen kunnen
het beste parentcraal worden toegediend
in de diepe anoestrus, 1 -2 maanden voor
de te verwachten loopsheid. Als me-
droxyprogesteronacetaat te vroeg in de
anoestrus wordt toegediend, is het effect
te kort, maar als het te laat, dus al tc dicht
voorde volgende loopsheid wordt toege-
diend, is er meer kans op het ontstaan
van CEH - endometritis. De uterus is na-
melijk gevoeliger voor het ontwikkelen
van CEH als een progestageen wordt
toegediend ten tijde van een verhoogd
oestrogeen-niveau.

Proligeston mag eventueel nog in de pro-
oestrus, dus bij de start van de loops-
heidsymptomen worden toegediend. Het
heeft een zwak progestageen-effect en is
daardoor minder riskant in verband met
de ontwikkeling van CEH endometritis.
Het effect van proligeston toegediend in
de pro-oestrus, is daarentegen vaak zo
minimaal -de hond blijft nog dagen
loops en kan drachtig worden als ze in
deze dagen wordt gedekt- dat het ook
voor proligeston niet aan te raden is het
toe te dienen in de pro-oestrus.
Progestagenen veroorzaken bij de teef
een toestand, die vergelijkbaar is met de
mctoestrus maar dan met een metoes-
trusfase, die meestal langer duurt dan
normaal. De predispositie tot het ontwik-
kelen van CEH-endometritis is daardoor
ingebouwd. De kans op het ontstaan er-
van is dus echter afliankelijk van het ge-
bruikte middel en van andere factoren,
zoals dc dosis van het progestageen.

VERSCHIL IN
EFFECTIVITEIT EN
NEVENEFFECTEN
VAN DIVERSE
PROGESTAGENEN

VRAAG

Oestruspreventie bij de hond. Is er veel
verschil in uitwerking, bijwerkingen
tussen dc diverse anti-loopsheidprepa-
ratcn of is dit maar een verkoop-
praatje?

ANTWOORD

Er zijn inderdaad verschillen tussen de
diverse anti-loopsheidpreparaten. Het
verschil heeft te maken met het proges-
tagene effect. Hoe sterker het proges-
tagene effect van een progestagcen is,
hoe meer kans er bestaat op onge-
wenste neveneffecten.
Ook de dosis van het toegepaste proge-
stagcen is essentieel in verband met
het effect en de neveneffecten. Graag
verwijzen wij naar het overzichtsarti-
kel van Okkens et al. (1981) dat nog al-
tijd actueel is en naar het antwoord op
de vraag omtrent de risico\'s voor het
ontwikkelen van CEH.

OKKENS AC, EIGENMANN JE en
WEYDEN CG vd. Preventie van loopsheid
en/of dracht bij de hond door andere me-
thoden dan ovariohysterectomie. Tijdschr
Diergeneeskd 1981; 106 : 1215-25.
OKKENS AC. Ovario-hystcrcctomic bij
de hond. Tijdschr Diergeneeskd 1981; 106:
1129-41. ALLEN WE. Fertility and obste-
trics in the dog. Blackwell Scientific
Publications, London, 1992.

AFBREKEN LQOPSHEID

VRAAG

Als een hond loops is en je probeert
met Anovulin-tabletten de loopsheid af
te breken, hoeveel weken na afloop van
de tablettenkuur kan de hond dan weer
een anti-loopsheidinjectie krijgen?

ANTWOORD

Als met Anovulin (medroxy-progeste-
ronacetaat)tabletten de loopsheid wordt
afgebroken, is er een grote variatie in
het tijdstip waarop de volgende loops-
heid weer optreedt: 2-9 maanden.
Gewoonlijk treedt de loopsheid 1 a 2
maanden eerder op dan verwacht werd.
Als men volledig op zeker wil spelen,
is het dus gewenst de volgende anti-
loopsheidinjectie 7 tot 8 weken na de
Anovulin-kuur te geven.

TIJDSTIP
OVARIECTOMIE

VRAAG

Tijdstip van ovario-hysterectomie: Is het
waar dat een hond het beste geovariëcto-
meerd kan worden 2-3 maanden na een
loopsheid? Wat is hiervan de reden?

ANTWOORD

Over het algemeen wordt eigenaars aan-
geraden hun hond te laten ovariëctome-
ren -het is dus niet nodig ook de uterus te
verwijderen- KK) dagen na de eerste
loopsheid, dat wil zeggen in de diepe
anoestrus. Er is een aantal redenen om
een ovariëctomie in deze periode uit te
voeren. Zo is er voor de eerste loopsheid
mogelijk meer risico op incontinentia
urinae en perivulvaire pruritus. Wegens
een sterkere doorbloeding van de geni-
taaltractus is er tijdens de (pro-)o€strus
een groter opcratierisico aanwezig. Als
tijdens de metoestrus wordt geopereerd
kan de plotselinge daling van het proge-
steronniveau schijndracht veroorzaken.
Om al deze redenen is het het beste om
een ovariëctomie uit te voeren, bij voor-
keur tijdens de diepe anoestrus na de eer-
ste loopshcid. Meer cycli afwachten
heeft als nadeel dat de kans op mamma-
tumoren in het latere leven weer toe-
neemt.

-ocr page 170-

De vruchtbare kant
van ons pakket produkten

-ocr page 171-

De vruchtbare kant
van onze samenwerking

I

n de meest voor-
komende gevallen gebruikt u ze reeds.
De produkten uit onze serie therapeutische
hormoon-preparaten ter verbetering van de vrucht-
baarheid en rcproduktie van runderen. Een pakket produkten dat
elke keer weer z\'n vruchten afwerpt. Om het gebruik ervan doelmatig te stimuleren
is een goede voorlichting naar de veehouders essentieel.

Intervet biedt u thans de mogelijkheid deze zelf ter hand te nemen.
In de vorm van een educatief dia- of video-programma dat u gratis enige tijd van ons
kunt lenen. Zodat veehouders, uit uw praktijk, extra door u kunnen worden geïnfor-
meerd over tochtigheidswaarneming en synchronisatie van de oestrus.

Want er is toch zeker niemand die de vruchtbaarheid van z\'n koeien en
vaarzen graag op de tocht zet...

Bel daarom vandaag nog even met onze verkoop-binnendienst op nummer
08855-87654. Wij sturen u het programma van uw keuze dan dezelfde dag nog toe.

Cjnterv^

INTERVET NEDERLAND B.V.
Boxmeer

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

-ocr page 172-

ierichtenenverslageo

JAARVERSLAG 1993

COMMISSIE REGISTRATIE
PROEFDIERPATHOLOGEN

Tijdens de verslagperiode bestond de
Commissie uit prof.dr. E.J. Ruiten-
berg, voorzitter, namens de Neder-
landse Vereniging voor Pathologie, prof
dr. J.E. van Dijk, namens de
Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde,
dr. J.G. Vos, vice-
voorzitter vanuit de toxicologische pa-
thologie, profdr. J.J. Wee-ning, vanuit
de humane pathologie, dr. R.A.
Woutersen, vanuit de discipline indus-
triële toxicologie, dr. P.W. Wester,
vanuit de toxicologische pathologie en
dr. J.J.T.W.A. Strik, secretaris.
Eén proefdierpatholoog in opleiding
voltooide de opleiding en werd erkend.
De voortgang van het opleidingspro-
gramma van de proefdierpathologen in
opleiding werd bewaakt door het hou-
den van periodieke voortgangsgesprek-
ken tussen CRP, opleider en kandi-
daat.

Er waren per 31 december 1993 dertig
geregistreerde proefdierpathologen en
zeven in opleiding. De opleidingsinsti-
tuten zijn de Vakgroep Pathologie van
de Faculteit Diergeneeskunde, het
Instituut Toxicologie en Voeding
(ITV) TNO, en het Laboratorium voor
Pathologie van het RIVM.
Het reglement en het programma ver-

Ook dit jaar zal er op de eerste woens-
dag in oktober weer een Veterinaire
miterdag worden georganiseerd, en
wel op 5 oktober, door het Speulder en
Sprielderbos en over het Houtdorper-
veld bij Garderen. De miterdag bestaat
uit een recreatieve tocht te paard of
met de koets vanaf half tien \'s och-
tends tot ongeveer 5 uur \'s middags,
met tussendoor een sherrystop en een
lunch. Vertrek en eindpunt is dit jaar
Manege de \'Galgenberg\' te Garderen.
Na het verzorgen der paarden wordt er
nageborreld waama men de dag afsluit
dienden aanpassing. Hiertoe is een voor-
stel binnen de Commissie uitgewerkt
en is tijdens dit verslagjaar van com-
mentaar voorzien. Contacten zijn on-
derhouden met de NVVP, de KNMvD
en de NVT over het reglement en het
opleidingsprogramma. Dit betrof in
het bijzonder de voorgenc..ien diffe-
rentiatie in erkenning als proefdierpa-
tholoog en toxicologisch patholoog.
Aanleiding hiertoe was de aansluiting
bij intemationale ontwikkelingen en
het gegeven dat in de praktijk het
zwaartepunt in het register op de
Toxicologische Pathologie is komen te
liggen. Met het oog hierop is de
Nederlandse Vereniging van Toxico-
logie uitgenodigd in de koepelorgani-
satie plaats te nemen; overleg hierover
is gaande.

Verder is contact onderhouden met de
IFSTP (Intemational Federation of
Societies of Toxicological Patholo-
gists). In het afgelopen verslagjaar
kwam de Commissie driemaal bijeen.
Uit de inkomsten van het certificaat
werden de hieraan verbonden kosten
gedekt.

In opleiding zijn drs. H.C. Baselmans,
drs. P.M. Dortant, drs. D. Goovaerts,
dr. W. de Jong, dr. M. Meijers, dr.
J.H.J. van Nesselrooij en drs. M.V.W.
Wijnands. Nieuw erkend is in 1993
drs. R.J.M.M. Thoolen.

VETERINAIRE RUITERDAG 1994

met een koud buffet en barbecue.
Deelname staat open voor alle dieren-
artsen en hun introducé(e)s die te
paard of met de koets willen deelne-
men. Er is een beperkt aantal huurpaar-
den beschikbaar.

De kosten voor deze dag bedragen
ƒ1. 85,- en paarden zijn te huur voor ƒ1.
100,- de gehele dag.

Verdere informatie en/of opgave
Comité Veterinaire Ruiterdag, p/a A.J.
Noordamp,Vordensebosweg 5, 7251
ME VÖRDEN. Tel.: 05752-3534

OUD-LEDENBORREL

Zaterdag 15 oktober 1994.

Voor informatie:
Stephanie Baldeé, tel.: 030-719542,
Jerry Kreike, tel.: 030-660548.

TSJECHISCHE
ONDERSCHEIDING
PROF. DR. BOUW

Prof dr. J. Bouw is op 23 juli in Praag
benoemd tot erelid van de Tsjechische
Academie voor Wetenschappen. Dit
gebeurde tijdens de vierentwintigste Con-
ference on Animal Genetics.
Tijdens de conferentie werd herdacht
dat 30 jaar geleden in Praag de consti-
tuerende vergadering plaatsvond van
de European Society for Animal Blood
Group Research (ESABR), één van de
voorlopers van de Intemational So-
ciety for Animal Genetics (ISAG).

Tijdens de uitreiking van deze eervolle
onderscheiding werd vooral aandacht
geschonken aan de verdiensten van
prof dr. Bouw voor de ISAG, waarvan
hij mede-oprichter is. Tevens was hij
tot 1970 eerste secretaris en van 1972
tot 1976 voorzitter van deze organisa-
tie. In de laudatie werden ook de grote
verdiensten van prof dr. Bouw gepre-
zen op het gebied van bloedgroepen-
onderzoek bij mndvee, het koppe-
lingsonderzoek bij mndvee en honden
en een aantal van zijn overige activitei-
ten, waarbij met name zijn huidige
functie werd genoemd als voorzitter
van de \'Entente Europeènne d\'Avi-
culture et de Cuniculture\'.

OUD-LEDENDAG

VETERINAIR
DISPUUT UNITAS

-ocr page 173-

SYMPOSIUM
REGISTRATIE
DIERGENEES-
MIDDELEN

De editie van 1994 van het jaarlijkse
symposium over de registratie van
diergeneesmiddelen wordt 12 oktober
te Amersfoort gehouden. Dit jaar staat
centraal \'De (Euro-)registratie dierge-
neesmiddelen na 1 januari 1995\'. Het
in werking treden van de gecentrali-
seerde Europese registratie van dierge-
neesmiddelen, via het European agen-
cy in Londen, zal grote gevolgen heb-
ben voor de registratie, distributie en
beschikbaarheid van diergeneesmid-
delen op nationaal niveau. Op het sym-
posium zullen sprekers vanuit de over-
heid en het bedrijfsleven ingaan op de
consequenties van de nieuwe regelge-
ving. Het programina duurt van 14.00
uur tot 17.00 uur, en vindt plaats in het
Congrescentrum De Eenhoorn te
Amersfoort, gelegen vlakbij het NS-
station. Aanmeldingen dienen te ge-
schieden voor 24 september door het
insturen van de antwoordkaart, die
evenals verdere informatie op te vra-
gen is bij het Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen (Tel. 08370-
75489, Drs. I. Sandberg of Dr. P.
Hekman), of het Platform Registratie
Diergeneesmiddelen (Tel. 03417-
51703, Dhr. R.A. Norg, secretaris).

MILJQEN MONSTERS
BLAASJESZIEKTE

Aan het Instituut voor Veehouderij en
Diergezondheid (ID-DLO) in Lelystad
is op 28 juni het miljoenste monster
getest voor de blaa.sjesziekte bij var-
kens. De verplichtingen aan de var-
kenshouders zijn tot nu toe efficiënt
gebleken. De oorzaak van de huidige
problemen met SVD, en dan specifiek
tijdens de export naar Italië, moet niet
primair worden gezocht op de var-
kenshouderijen, maar mogelijk in het
transport.

TELEAC-
CURSUS
HOUDEN VAN
HUISDIEREN

De educatieve omroep Teleac zal
vanaf zondag 30 oktober op TV 2
een zesdelige serie uitzenden
over het juist verzorgen en op-
voeden van huisdieren. De serie,
bedoeld voor een breed publiek,
is mede tot stand gekomen
dankzij de medewerking van
Dj. Teenstra, dierenarts te Rotter-
dam, die tevens het boek \'Houden
van Huisdieren\' schreef De serie
zal vanaf zondag 30 oktober we-
kelijks te zien zijn van 19.15 uur
tot 19.45 uur op TV 2, het boek is
via Teleac en in de boekhandel
verkrijgbaar.

CURSUSSEN
OKTOBER

Hieronder treft u een drietal cursus.scn
voor de maand oktober aan.

Opgave is telefonisch (030 - 51 73 74)
en door middel van een fax (030 - 51
64 90) mogelijk.

Het keuren van paarden, theoriedag
27 oktober (09.00 - 17.00 uur), keu-
ring op locatie (tussen 3 en 30 no-
vember), nabespreking en discussie
15 december 1994 (20.00 - 22.00
uur), / 1.000,--.

Gezien het toenemend aantal schade-
claims bij verzekeringsmaatschap-
pijen, veroorzaakt door niet goed uit-
gevoerde keuringen, heeft de Groep
Paardenpractici besloten een PAO-
cursus te organiseren voor dierenart-
sen die keuringen verrichten. De cur-
sus bestaat uit:

- theoretische dag;

Profdr. H.J. Breukink,-signalement
en controle pijnstillers tijdens de
keuring-; Dr. M.A. v.d. Velden, -oog
en mond-; Dr. R. Hayer, -algemeen
onderzoek orgaansystemen -; Dr. P.
Stolk, -bewegingsapparaat -;
Profdr F.Németh,-Ataxie-; Profdr
K.J. Dik, -röntgentechniek en -be-
oordeling a.d.h.v. case stories uit dc
praktijk.

- Praktische middag op locatie waar in
groepen van 5 deelnemers paarden
klinisch en röntgenologisch onder-
zocht en de resultaten van het onder-
zoek beoordeeld worden.

- Ecn avond nabespreking en discus-
sie over de op locatie gekeurde paar-
den.

Röntgenologisch en echografisch
onderzoek van het urogénitaalappa-
raat bij gezelschapsdieren, 28 okto-
ber 1994 (14.00-17.00 uur), ƒ 335,--.

De uitvoering en interpretatie van het
natieve röntgenologisch onderzoek
wordt besproken. Indicaties voor, uit-
voering en interpretatie van contrast-
onderzoek van de urinewegen worden
aangegeven en getoond.
De uitvoering van het echografisch on-
derzoek wordt gedemonstreerd, met
aandacht voor het normaalbeeld en een
aantal veelvuldig voorkomende afwij-
kingen.

Regelmatig zal daarbij de afweging
gemaakt worden welke onderzoek-
techniek (röntgen/echo) het meest in-
formatief zal zijn. De cursusleider is
drs. J.W. Garretsen.

Toepassing van röntgenologie bij
bijzondere dieren, 21 oktober 1994
(13.30-17.15 uur), ƒ 345,--.

Drie diergroepen zullen de revue pas-
seren. Van elke categorie wordt de op-
nametechniek, het normaalbeeld en
een aantal frequent voorkomende af-
wijkingen behandeld.
Knaagdieren/Lagomorfa; met name
konijn en cavia: Afwijkingen: schedel
(abces met of zonder botafwijkingen,
haken op kiezen), thorax (pneumonie,
pyothorax), abdomen (haarballen,
ovariumcyste), extremiteiten (luxatie,
arthritis).Vogels; met name papegaai:
sedatie, risico fracture. Afwijkingen:
emfyseem luchtzak, aspergillose, he-
patomegalie, kliemiaagdilatatie, uraat-
kristallen, legnood, hernia ventralis,
sec. hyperparathyreoïdie, fractuur,
loodintoxicatie. Reptielen; schildpad,
slang, leguaan:

Afwijkingen: eieren, nutritieve hyper-
parathyreoïdie, pneumonie, arthritis.
De cursusleiders zijn drs. M.L.
Schmidt en drs 1. Tiemessen.

-ocr page 174-

Ingezonden brieven

Geachte redactie.

Naar aanleiding van het zeer interes-
sante artikel \'Epidemiologie en be-
strijding van longworminfecties bij het
rund\' (Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 1994; 119(.): 322-5) wil ik nog
twee vonnen van management noe-
men, die in Ecuador goede resultaten
hebben gegeven:

- In een vergelijkende proef op het
proefstation Sta Catalina van het
Institutio Nacional de Investigacio-
nes AgroPecuarias (INIAP) in het
begin van de jaren zeventig kwam
het door C.P. Meeckan (Grass to
Milk, derde editie, pagina 25) ge-
noeinde beheer als beste voor de dag
(laagste ei-tellingen, hoogste groei,
geen gevallen van longworm). In dit
beheer worden de kalveren voor de
koeien uitgeweid en blijven nooit
langer dan twee dagen in dezelfde
wei. De kalveren eten de puntjes van
het gras die het minst besmet en het
meest verteerbaar zijn. De grascon-
sumptie van de kalveren is zo gering
dat bij de koeien geen verschil te
merken is. In genoemde proef kwain
het management, waarbij kalveren
wekelijks omgeweid werden over
zes percelen die uitsluitend voor kal-
veren gebmikt werden, duidelijk als
slechtste en als onbevredigend ma-
nagement uit de bus.

- Het op de grote haciendas in Ecua-
dor meest gebruikelijke beheer is dat
het jongvee tot de leeftijd van een
jaar in kralen gehouden wordt. Dit
beheer geeft als het goed uitgevoerd
wordt (voldoende ruimte, kleine
groepen van dezelfde leeftijd, goede
kraal vloer, overdekte ligplaats, vol-
doende eetruimte en volop jong
gras) uitstekende resultaten. Het
gras komt uit de weiden van de
koeien en is dus licht besinet. Als de
kalveren in eerste instantie veel womi-
eieren of larven uitscheiden komen
deze niet in de wei doch op de mest-
hoop. Na een jaar heeft het jongvee
genoeg resistentie en kan rustig naar
buiten.

Het lijkt me dat beide beheersvonnen
ook onder Nederlandse omstandighe-
den interessant kunnen zijn,

Dr. E.J. van der Kuip. Cuenca.

Ecuador.

544

Geachte redactie,

Collega H. Fluitema roert in zijn inge-
zonden schrijven inzake bovenver-
meld onderwerp enkele zaken aan,
welke ik hierdoor graag wil toelichten:

1.Bij het joods ritueel keuren be-
staat de mogelijkheid dat een tu-
berculeus dier \'erdoor schiet\'.

Dit is juist. Bij het bespreken van de
keuringsvoorschriften zoals bij de
joodse orthodoxie gebruikt, heb ik ge-
zegd dat wat gedetailleerdheid betreft
deze het Nederlandse keuringsregula-
tief naar de kroon steken. Dat wil ech-
ter niet zeggen dat beide hetzelfde be-
ogen: bij het jood,se keuren staat het
religieuze aspect op de voorgrond,
waarbij een positieve uitwerking ten
aanzien van de menselijke gezondheid
niet onvemield mag blijven. Dat het
godsdienstige element de boventoon
voert, mag blijken uit het feit dat een
dier met een zeer geringe adhaesieve
pleuritis wordt afgekeurd omdat bij de
keuring de longen niet geheel los lig-
gen. Medisch gezien is zo\'n geringe
aandoening uiteraard irrelevant en
wordt dan ook door de Nederlandse in-
spiciënt als onbelangrijk beschouwd.
Als men bij een beginnend tuberculeus
proces, waarbij alleen nog maar de
lymfeknopen zijn aangetast, deze \'sig-
naalgevers\' niet insnijdt kan men in-
derdaad van \'doorslippen\' spreken.
Overigens: Zouden er voor de tweede
wereldoorlog, toen de Nederlandse
rundveestapel onder de tuberculose
zat, bij de Nederlandse keuring nooit
dieren zijn doorgeslipt?

2. De achterhand wordt niet gegeten.

Dit is slechts het geval als er in die be-
paalde slachterij geen mogelijkheid tot
poorsen (nikkur) aanwezig is. Voor de
Tweede Wereldoorlog was de joodse
geineenschap in bijvoorbeeld Amster-
dain voldoende groot otn een derge-
lijke vakman te onderhouden; hij wist
zeer nauwkeurig de verboden delen te
verwijden. Ook in het huidige Israël is
dit uiteraard geen probleem. Als het
poorsen niet wordt toegepast, wordt de
gehele achterhand veiligheidshalve
verkocht. Dit zou uiteraard bij mensen
die van deze handelingen niet gediend
zijn, tot gewetensnood kunnen leiden,
maar dat is weer een ander verhaal.

T I J D S Cll R I K T V O O R D I E R (i K N H E S K U N [) R , D E F. L 1 1 9 , A F F E V E R I N G 18, 1994

3. Het dier wordt bij de moslim-
slachting op de linkerzijde gelegd.

Voor zover mijn waamemingen strek-
ken tracht men in Nederland het dier
op de rechterzijde te leggen. Dc rech-
terkant gaat boven de linkerkant, ook
bij de joodse orthodoxie. Met de lin-
kerhand wordt vuil verwijderd
(Benjamin = de zoon van mijn rechter-
hand).

Dat het in dit geval niet om een abso-
lute voorwaarde gaat moge blijken uit
het feit dat bijvoorbeeld bij het grote
feest ter afsluiting van de Ramadan
schapen in grote getale worden ge-
slacht in rugligging (op de burrie). Dit
is ook het geval bij runderen die in een
daarvoor geschikt toestel worden ge-
fixeerd en vervolgens in rugligging
worden gebracht.

Men kent in de theologie het begrip
\'adiaphora\'. Hieronder worden hande-
lingen, gebeurtenissen en activiteiten
gerangschikt, die niet dwingend zijn
voorgeschreven en waarvan de beslis-
sing van de handelende persoon maat-
gevend is. Hoewel het begrip hierbo-
ven genoemd in die zin in dc
mosliinwereld niet bekend is, vennoed
ik dat we met een analoog gegeven te
doen hebben.

Hopelijk het) ik hierdoor de ingezon-
den brief van collega Huiteina vol-
doetuie beannvoord.
J. Veenhof. Lunteren.

Referaten

VOEDINGSMIDDELEN-
HYGIËNE

O

European brown hare syndrome
in England

G.P. Dufi: D. Chasey. R. Munro and
M. Wooldridge. The Vet Rec 1994:
134: 669-73.

Vanaf 1966 zijn er in de Europese
Veterinaire literatuur regelmatig me-
dedelingen verschenen over het voor-
komen van een besmettelijke ziekte bij
hazen.

Klinisch ziet met conjunctivitis en

DUPLIEK INZAKE RITUEEL SLACHTEN

-ocr page 175-

apathie alsmede zenuwverschijnselen
als in een cirkel lopen, nodeloos op-
springen en stuipen.
Bij sectie van de dieren, die zowel in
een goede als in een slechte conditie
kunnen zijn, neemt men stuwing waar
van long en lever, roodheid van de tra-
chea en soms een vergrote milt en hart.
Histologisch wordt een hepatitis vast-
gesteld gepaard gaande met necrose
beginnende in de omgeving van de
Glissonse driehoek.
De aandoening wordt veroorzaakt
door een calici-virus thans nog alleen
aantoonbaar met behulp van een elec-
tronenmicroscoop.

De ziekte heeft enige overeenkomst
met de konijnen haemorrhagic disease
syndrome een aandoening voor het
eerst beschreven in China en thans ook
bekend in verschillende Europese lan-
den bij mestdieren. Ook deze ziekte
wordt veroorzaakt door een calici-vi-
rus dat enige verwantschap heeft met
het virus dat bij hazen boven beschre-
ven ziekte geeft.

Wat de epidemiologie betreft wordt
opgemerkt, dat de ziekte meestal uit-
breekt in gebieden met veel hazen. De
overbrenging van de smetstof ge-
schiedt door direct contact. Opvallend
is dat kleine natuurlijke barrières als
een snelweg of een kanaal de versprei-
ding vaak tegenhouden. Het "Brown
hare syndrome" zou al sinds 1976 in
Engeland voorkomen gezien het feit
dat het virus werd aangetoond in een
exemplaar dat in dat jaar werd inge-
vroren omdat men geen doodsoorzaak
had kunnen vaststellen bij een ende-
misch verlopende sterfte.
Op diverse aspecten van deze ziekte
zoals de diagnostiek, het klinische
ziektebeeld, de epidemiologie en de si-
tuatie in andere Europese landen wordt
uitvoerig ingegaan.

Er lijkt sprake te zijn van een nieuwe
ziekte.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

VARKEN

Notifiable diseases of pigs

/. Robertson and J Owen. In Practice
1994:16:110-28.

In dit artikel wordt uitvoerig ingegaan op
dc klinische verschijnselen, de diag-no-
stiek, de pathogenese, de epidemiologie
en vooral de differentieel diagnostiek
van aangifteplichtige ziekten van var-
kens in Engeland te weten mond- en
klauwzeer, blaasjesziekte, vesiculaire
stomatitis, klassieke en Afrikaanse var-
kenspest, miltvuur, de ziekte van
Teschen, de ziekte van Aujeszky en ra-
biës. Een en ander wordt besproken aan
de hand van tabellen waardoor het mo-
gelijk is de aandacht te vestigen op ver-
schillen onderiing tussen genoemde con-
tagieuze ziekten en op verschillen met
niet aangifte-plichtige aandoeningen.
Ook de juridische basis waarop de be-
strijding berust wordt uitvoerig bespro-
ken.

De tekst wordt verduidelijkt met een
groot aantal kwalitatief goede foto\'s.
Ook op de monstemame ten behoeve
van de laboratorium-diagnostiek en op
de te nemen desinfectiemaatregelen
wordt ingegaan.

In Engeland is men erg bevreesd dat als
gevolg van de vrije handel binnen de
E.E.G. besmettelijke dierziekten gemak-
kelijk kunnen worden binnengesleept.
Uiterste waakzaamheid wordt gevraagd.

J.P.W.M. Akkermans

MICROBIOLOGIE

Escherichia coli isolated from
farm animals in England and
Wales between 1986 and 1991

C. Wrav, l.M. McLaren and P.J.
Carroll\'. Vet Rec 1993; 133: 439-42.

In totaal 3595 E.coli-stammen van var-
kens, 1383 van runderen, 407 van
schapen en 402 van kippen werden on-
derzocht op antigeenstructuur, dc aan-
wezigheid van adhaesieve kapselanti-
genen, de produktie van zogenaamde
verotoxines (cpe op Verocellen) en de
vorming van een cytotoxische necroti-
serende factor.

Ook werden gevoeligheidsbepalingen
verricht ten opzichte van een tiental
antibiotica en/of chemotherapeutica.
De stammen waren geïsoleerd uit pa-
thologische processen.
Bij varkens waren de meest voorko-
mende serogroepen 0149, 0|3j^ en Ojj,
bij runderen Og, Op en 0|(,i, bij scha-
pen Ox, Oyjj en 0101 en bij kippen O2
en Oj^. Het Kjjjj adhaesieve antigeen
werd alleen gevonden bij stammen af-
komstig van het varken; het Kyy anti-
geen bij stammen afkomstig van rund
en schaap.

De E.coli\'s van varken, rund en schaap
waren vaak resistent ten opzichte van
de tetracyclines, ampicilline en de
sulfapreparaten en die van pluimvee
ten opzichte van de tetracyclines en fu-
roxone.

De cijfers vermeld in de publikatie ge-
ven niet meer dan een indruk omdat
het toezenden van de stammen niet \'at
random\' was geschied.
De resultaten lijken identiek met die
van eerdere onderzoekingen verricht
in Engeland.

Gewezen wordt op de mogelijke pa-
thogene betekenis voor de mens van
verotoxine producerende E.coli-stam-
men vooral van die behorende tot de
O25 en 0157 serogroep.

J.P. W.M. Akkermans

RUND

Xylazine epiduraal bij de keizer-
snede

Nigel Caidkett, Peter H. Cribb and
Tanya Duke.Can Vet J1993: 34: 674-6.

Recent is gebleken dat xylazine
(Rompun®) ook epiduraal kan worden
toegediend. Het geeft dan zowel sedatie
als analgesic. Schrijvers onderzochten
in hoeverre deze toedieningswijze van
xylazine bruikbaar is bij de keizersnede
bij het rund.

Daartoe werd aan 29 in partu zijnde
koeien met een te grote vrucht xylazine
epiduraal toegediend (0,07 mg/kg ver-
dund met 0,9% NaCl tot een totaal vo-
lume van 7,5 ml). Er werd geen lokale
anesthesie gegeven. De resultaten wa-
ren als volgt:

- Het duurde gemiddeld 23 minuten
voordat de analgesic voldoende was
om te kunnen opereren.

- Bij vijf dieren (18%) was de analge-
sic onvoldoende. Bij 38% voldoende
en bij 42% goed.

- 10% van de dieren was te sterk gese-
deerd en 10% was te nerveus.

- Ernstige ataxie trad bij geen enkel
dier op.

De conclusie is dat xylazine epiduraal
als enig anestheticum onvoldoende
werkt. De schrijvers vermelden in hun
artikel dat ze momenteel xylazine epid-
uraal combineren met lokale anesthesie
en dat ze daarmee zeer goede resultaten
hebben verkregen. Nadere gegevens
betreffende deze methode worden ech-
ter niet vermeld.

Prof. dr. A. de Kruif

-ocr page 176-

De etiologie van Cysteuze Ovariëele
follikels bij het rund;
A.W.J. van Wijk en F. Niestijl Jansen:
SR/226/93: 39 pp

Cysteuze Ovariële Follikels (COF)
vormen een aandoening bij koeien die
in de Nederlandse veehouderij aan-
zienlijke schade kan veroorzaken.
Alhoewel veel cysteuze follikels weer
verdwijnen zonder schade te berokke-
nen kan een cysteuze follikel die blijft
bestaan de tussenkalftijd verlengen.
Nadat in deze scriptie eerst de \'nor-
male\' folliculogenese en ovulatie bij
het rund kort beschreven worden, gaan
wij in op het probleem COF
Over het algemeen worden in de litera-
tuur twee soorten cysten beschreven:
folliculaire cysten en geluteïniseerde
cysten. Folliculaire cysten zijn meestal
dunwandig, hetgeen betekent dat er
weinig of geen luteïnisatie in de wand
heeft plaatsgevonden. Geluteïniseerde
cysten hebben een dikkere wand
waarin wel luteïnisatie heeft plaatsge-
vonden, deze wand is in staat proge-
steron te produceren.
Klinisch kan COF leiden tot drie soor-
ten abnormaal oestrisch gedrag, name-
lijk: anoestrus, onregelmatige korte
cycli en nymfomanie, waarbij nymfo-
manie kan worden beschreven als een
min of meer continue bronst.
De diagnose van COF wordt in de
praktijk over het algemeen gesteld
door middel van rectaal exploreren.
Uit de literatuur blijkt dat het differen-
tiëren tussen folliculaire en geluteïni-
seerde cysten met behulp van rectaal
exploreren niet goed mogelijk is.
Mocht er in de praktijk behoefte be-
staan om deze differentiatie toch te
maken dan zijn de melkprogesteron-
test en/of echografisch onderzoek
naast het rectale onderzoek een goede
aanvullende diagnostiek.
In deze scriptie hebben wij getracht
alle recente literatuur over het ontstaan
van cysteuze ovariële follikels op een
rij te zetten.

Op basis van de op dit moment be-
kende feiten gaat men er vanuit dat
COF het gevolg is van een neuro-en-
docriene storing van, wat wij zouden
willen noemen, het hypothalamus-hy-
pofyse-gonadensysteem (het HHG-
systeem). Dit HHG-systeem reguleert
alle reproduktiefuncties in het vrouwe-
lijke rund.

CYSTEUZE ÜVARIELE
FOLLIKELS

■ • M

Wij hebben zes hypothesen over het
ontstaan van COF aan de hand van het
HHG-systeem besproken. Het blijkt
dat de meeste hypothesen eigenlijk
niet op zich zelf staan maar zeer nauw
met de andere hypothesen verbonden
zijn. Ook zijn vele onderzoeken ge-
daan in relatie tot voeding, hoge melk-
gift, retentio secundinarum, intra ute-
riene infecties en ontstaan van COF
Het meeste onderzoek naar de etiolo-
gie van COF gaat uit van dieren die
reeds COF ontwikkeld hebben. Het
zou ons inziens zinvol zijn om een on-
derzoek te starten waarbij de dieren
worden gevolgd voor, tijdens én na het
ontwikkelen van COF
Concluderend hebben wij de indruk
dat de neuro-endocriene regulatie (het
HHG-systeem) van de fertiliteit van
het vrouwelijke rund zeer fijn en uitge-
breid regelmechanisme is en dat bij
koeien met COF er ergens in dit me-
chanisme onderdelen ontspoord c.q.
ontregeld kunnen zijn.
Vandaar ook dat wij van mening zijn
dat COF een multifactoriële en een
nog grotendeels onbegrepen etiologie
heeft.

ETIOLOGIE VAN
CORNAGE

Hedendaagse inzichten in de etiologie
van comage; H.J. Meijers: SR/233/93:
21 pp

Er zijn vele factoren die een invloed
hebben op het ontstaan van RLN, Er is
een onderscheid te maken tussen pre-
disponerende factoren en etiologische
factoren. Duidelijk van invloed op het
tot uiting komen van RLN zijn ras en
stokmaat. De invloed van geslacht,
bouw, management, klimaat en ge-
ografie is niet aantoonbaar.
Erfelijkheid bepaalt de genetische aan-
leg tot het verkrijgen van RLN. Of de
genetische aanleg leidt tot een relatief
vitamine BI-gebrek, of dat het meta-
bolisme van lange perifere zenuwve-
zels anderszins beïnvloed wordt is nog
niet bekend. Mechanische factoren, in-
fecties en intoxicaties blijken toch van
minder invloed te zijn dan men ge-
dacht heeft.

BACTERIEN IN
LYMFEKNOPEN

Het voorkomen van de betekenis van
bepaalde bacteriën in de lymfeknopen
van slachtvarkens; H.S.N. Opio:
SR/232/93: 19 pp

Het varken leeft in een milieu veront-
reinigd met micro-organismen waar-
onder de potentieel pathogene bacte-
riën. Deze bacteriën zijn op de huid, de
slijmvliezen, in het maagdarmkanaal
en uit de lymfeknopen van klinisch ge-
zonde dieren te isoleren. Onder deze
bacteriën is een aantal dat van zoöno-
tisch belang is. Het gaat meestal om de
enteropathogene bacteriën: Salmonella.
Campylobacter, Yersinia en Staph-
ylococcus. Ziekten door sommige van
deze enteropathogenen eisen jaarlijks
vele honderdduizenden slachtoffers in
Nederland. Het risico is het hoogst
voor een steeds groeiend deel van de
bevolking: de mensen die immuun
minder competent zijn. Omdat het be-
lang van een integrale aanpak gericht
op alle stadia van de produktiekolom,
van veevoederproduktie tot en met de
produktie van bacteriologisch veilig
vlees. Preventie van besmetting van de
varkens tijdens de mestperiode is mo-
gelijk bij gemotiveerde toepassing van
algemene hygiënische maatregelen.
Een verbetering van de slachthygiëne
moet de oppervlaktebesmetting van
vlees hetzij door lymfe hetzij door
darminhoud kunnen verminderen. Het
desinfecteren van messen met een
melkzuuroplossing en het afschaffen
van het aansnijden van lymfeknopen
tijdens de vleeskeuring moeten hiertoe
positieve bijdragen leveren. In de lite-
ratuur wordt de besmetting van vlees
door lymfe nooit benadrukt. Gezien de
aanwezigheid van deze bacteriën zo-
wel in de tonsillen als in de lymfekno-
pen, is kruisbesmetting te verwachten
bij slechte slachttechnieken.

-ocr page 177-

FOOD LOSSES DUE
TO NON-INFEC-
TIOUS AND PRO-
DUCTION DISEASES
IN DEVELOPING
COUNTRIES.

•■in

Deze FAO uitgave beval de bijdrage
van 14 experts over voedselverliezen,
veroorzaakt door niet infectieuze en
management ziekten in de tropen.
Een uitstekend hoofdartikel, getiteld
"Een inventaris van niet-infecticuze en
management ziekte" van Putt, bevat
een literatuuroverzicht van 1970 tot
1990 over dit onderwerp. Hij heeft
hierbij alleen maar die artikelen ge-
bruikt indien ze tevens een schatting
bevatten van hun prevalentie en effect
op de produktiviteit. Als zodanig om-
vat dit overzicht metabole ziekten,
voedingsdeficienties, ziekten veroor-
zaakt door physische en chemische
agentia, nict-infectieuze ncoplasiën,
erfelijke ziekten en ziekten met een
onbekende actiologie.
Uit dit overzicht blijkt dat van som-
mige ziekten redelijk veel bekend is,
bijvoorbeeld neonatale en perinatale
sterfte, maar zeer weinig over minerale
deficienties. Putt schrijft dit laatste toe
aan de moeilijkheid om via een kli-
nisch-epidemiologisch onderzoek tot
een juiste diagnose te komen en het
ontbreken van eenvoudige diagnosti-
sche tests voor minerale deficienties.
Veterinaire diensten in ontwikkelings-
landen houden zich bovendien vooma-
melijk bezig met infectieuze ziekten
en hierdoor zijn er weinig fondsen be-
schikbaar voor niet-infectieuze ziek-
ten. De andere 13 bijdragen variëren
sterk qua inhoud en kwaliteit. Enkele
bijdragen houden zich bezig met de
(veterinaire)-infrastructuur die nodig
is om tot controle van niet-infectieuze
ziekten te komen en bevatten voor de
insider weinig nieuws. Andere artike-
len behandelen minerale deficienties.

reprodukticstoomissen, neonatale sterfte,
verliezen gedurende transport, de di-
verse oorzaken van voedselverliezen
en de genetica van ziekteresistentie.
Gupta uit India geeft een zeer goed
overzicht van de verliezen veroorzaakt
door toxines, waarbij vooral myco-
toxinen en residuen van pesticiden de
aandacht krijgen. Daarbij kan het ni-
veau van residuen die bij de mens ge-
vonden wordt dienen als een index
voor de blootstelling van pesticiden.
India kan daarbij wel eens de kroon
spannen voor een hoog gehalte aan pe-
sticiden residuen die bij de mens ge-
vonden zijn.

Deze FAO publikatie toont duidelijk
het belang aan van deze ziekten en hun
invloed op de produktie. De multifac-
toriële aard van de produktieverliezen,
waarbij er interacties optreden tussen
specifieke infectieuze agentia en ex-
terne factoren vereisen daarom ver-
dere studie. Hoewel de puur sang on-
derzoeker in ontwikkelde landen
weinig nieuws in deze publikatie zal
vinden, kan deze van harte aanbevolen
worden aan een ieder die de dierlijke
produktie in de ontwikkelingslanden
ten harte gaat.

Prof dr. D. Zwart

AKTUELLE
ARBEITEN ZUR
ARTGEMÄSSEN
TIERHALTUNG
1992

Zeeh. K. (ed.): KTBL-Schrift 356.
(Darm.stadt. 1993) - 267pgs. DM28.-.

De Vakgroep Gedragsonderzoek van
de Deutsche Veterinärmedizinische
Gesellschaft organiseert, onder de en-
thousiaste leiding van prof K. Zeeb,
reeds 25 jaar een bijeenkomst in
Freiburg, de hoofdstad van het Zwarte
Woud. Deze bijeenkomst van
Duitstalige onderzoekers van het ge-
drag van landbouwhuisdieren vindt ie-
der jaar plaats in november. Per jaar
worden enkele centrale thema\'s geko-
zen. Daamaast is er ruimte voor vrije
bijdragen. De jaarlijkse workshop
duur 2\'/2 dag. Iedere voordracht wordt
gevolgd door een even lange discus-
sietijd. De KTBL publiceert de voor-
drachten (met Engelstalige titel, sa-
menvatting en onderschriften) een jaar
na de bijeenkomst in een handzaam
boekwerk. Een redactie van de vak-
groep beslist geruime tijd voor de
werkdagen welke voordrachten van
het grote aanbod in aanmerking komen
voor presentatie (en publikatie). De
bijeenkomst van 1992, die onlangs is
uitgekomen als publikatie, had
\'Aanpassing van boerderij- en circus-
dieren\' als centraal thema.
De 22 voordrachten beslaan ieder on-
geveer 10 pagina\'s. De twee eerste
voordrachten (Wiepkema en Sachser)
behandelen een tweetal modellen be-
treffende het mechanisme van het aan-
passingsgedrag, waama Buchenauer
de betekenis van emoties bij dieren be-
schrijft en Nichelmann aanpassings-
processen indeelt in categorieën.
Vervolgens zijn er drie voorbeelden
van aanpassingsgedrag uit de praktijk
van de rundveehouderij.
Als tussenvoegsel is er een voordracht
van Altner als gastspreker over ethiek
en ethologie, waama Broom de rele-
vantie van endogene opioiden be-
spreekt. Er volgen dan een zestal bij-
dragen over varkens. Dc voordrachten
variëren van \'operant conditioning\' tot
groepshuisvesting. Aan het pluimvee
zijn in deze publikatie slechts twee bij-
dragen gewijd. Tenslotte volgt een vrij
bonte rij van circusdieren, herten, al-
paca\'s en kalveren, terwijl Martin af-
sluitend een overzicht geeft van de ge-
hele workshop.

Zoals altijd geeft ook de publikatie van
de rijk geïllustreerde voordrachten van
1992 ecn kwalitatief goed overzicht
van het toegepast gedragsonderzoek in
Duitsland, Nederland, Oostenrijk en
Zwitserland, zoals dat door groepen
onderzoekers van verschillende disci-
plines is uitgevoerd. Gezien de laag
gehouden prijs van het boek (subsidie
Duits Ministerie van Land- en
Bosbouw) en de diversiteit van de on-
derwerpen, zou het voor de hand lig-
gen dat in alle instituten die zich bezig-
houden met veehouderij- en/of
gedragsonderzoek, de volledige reeks
van deze publikaties als naslagwerk in
de kast zou staan. Bovendien bevat ie-
dere uitgave een adreslijst van alle au-
teurs en co-auteurs, waardoor het ge-
makkelijk wordt gemaakt om
eventueel contact met hen op te ne-
men.

De Duitse zustervereniging van de
KNMvD levert met deze activiteit een
belangrijke bijdrage aan het onderzoek
naar het gedrag van landbouwhuisdie-
ren.

G. van Putten

-ocr page 178-

De Opiumwet is in 1976 ingrijpend
veranderd. Reden was het feit dat
Nederland was toegetreden tot het
Enkelvoudig Verdrag van de Vere-
nigde Naties (VN). Om te kunnen vol-
doen aan de verplichtingen van deze
\'Convention on Narcotic Drugs\' is het
wettelijk instrumentarium daartoe
vastgelegd in de Opiumwet.

In 1993 heeft het Nederlands parle-
ment besloten, dat Nederland ook toe-
treedt tot een ander VN-Verdrag, het
Verdrag inzake Psychotrope Stoffen.
Om aan de verplichtingen van dit
Verdrag te kunnen voldoen, is de
Opiumwet opnieuw gewijzigd. Door
publicatie in het Staatsblad 309 van 3
mei j.1. is de gewijzigde Opiumwet in
werking getreden.

De veranderingen raken niet alleen de
(dieren)arts en apotheker, maar ook de
fabrikant, handelaar en importeur van
(humane en veterinaire) geneesmidde-
len en grondstoffen. Let wel: de Opium-
wet heeft niet alleen betrekking op de
gerede geneesmiddelen, maar ook op
de grondstoffen van Opiumwetmid-
dclen.

De lijst van Opiumwetmiddelen is
uitgebreid met zo\'n 100 barbitura-
ten en ben/odiazepinen.

In het kort komt het erop neer, dat de
Opiumwet is uitgebreid met een groot
aantal barbituraten en benzodiazepi-
nen. Deze middelen staan in hoofd-
zaak op Lijst 11, onderdeel a, onder 1
en 2, van de gewijzigde Opiumwet (zie
kader). Het betreft middelen zoals oxa-
zepam (Seresta), diazepam (Valium)
en phenobarbital, maar ook misschien
minder bekende middelen als pentazo-
cine (Fortral), buprenorphine (Tem-
gesic) en gluthethimide.

De (dieren)artsen en apotheekhouden-
den moeten zich bewust zijn, dat deze
middelen nu de status van Opiumwet-
middel hebben gekregen. In de prak-
tijk vallen de gevolgen daarvan echter
wel mee. Het voorschrijven van de
nieuwe middelen mag, met uitzonde-
ring van Lijst
II, onderdeel a, onder 1,
(waarbij pentazocine en buprenor-
phine), op een gewoon recept plaats-
vinden. Van die middelen behoeft,
evenals bij de codeïne-categorie pre-
paraten (Lijst 1, onder B), dan ook geen
doorlopende administratie van in- en
uitslag te worden bijgehouden, zoals
dat voor de klassieke Opiumwetmid-
delen wel geldt.

WIJZIGING VAN DE OPIUMWET

•i • n

De codeïne-categorie preparaten moch-
ten al op een gewoon recept worden
voorgeschreven en afgeleverd en de
aflevering behoeft niet als uitslag in de
doorlopende administratie te worden
bijgehouden door apotheekhouden-
den.

De bewaring blijft voor de meeste,
nieuw aangewezen middelen onge-
wijzigd.

De bewaring van de \'klassieke\' Opium-
wetmiddelen, dus van vóór de onder-
havige wijziging van de Opiumwet,
blijft onveranderd, dus in de daartoe
bestemde opiatenkast.
De preparaten van de recent nieuw
aangewezen middelen (met uitzonde-
ring van Lijst II, onderdeel a, onder 1),
behoeven niet in de opiumkast en mo-
gen blijven opgeslagen zoals dat ook
nu gebeurt.

De grondstoffen van de nieuw aange-
wezen middelen moeten in de opiaten-
kast, dus bij de klassieke Opiumwet-
middelen worden bewaard.

Publicaties van recente wijzigingen
van de Opiumwet:

- Besluit tot vaststelling van de datum
van inwerkingtreding van de wet tot
wijziging van de Opiumwet: Staats-
blad 1994, 309;

- Besluit tot wijziging van het Besluit
aflevering Opiumwetmiddelen op
recept: Staatsblad 1993,502;

- Besluit tot wijziging van het Besluit
voorschrijven Opiumwetmiddelen:
Staatscourant 83, 29 april 1994, blz.
19;

- Wet tot wijziging van de Opiumwet:
Staatsblad 1993,449.

(Inlichtingen Inspectie Geneesmidde-
len: 070-3406423).

Lijst 11, behorende bij de Opiumwet

Onderdeel a.

I. Substanties, voorkomende op de Lijst

III van het Psychotrope Stoffen

Verdrag.

Amobarbital

Cyclobarbital

Buprenorphine

Gluthethimide

Butalbital

Pentazocine

Cathine

Pentobarbital

Preparaten, die één of meer van vorenge-

noemde substanties bevatten.

2. Substanties, voorkomende op de Lijst

IV van het Psychotrope Stoffen

Verdrag.

Allobarbital

Loprazolam

Alprazolam

Lorazepam

Amfepramon

Lormetazepam

Barbital

Mazindol

Benzfetamine

Medazepam

Bromazepam

Mefenorex

Butobarbital

Mcprobamaat

Camazepam

Methylphenobarbital

Chlordiazepoxidc Methyprylon

Clobazam

Midazolam

Clonazepam

Nimetazepam

Clorazepaat

Nitrazepam

Clotiazepam

Nordazepam

CToxazolam

Oxazepam

Delorazepam

Oxazolam

Diazepam

Pemoline

Estazolam

Phendimetrazine

Ethchlorvynal

Phenobarbital

Ethinamaat

Phentermine

Ethylloflazepaat

Pinazepam

Etilamfetamine

Pipradrol

Fencamfamine

Prazepam

Fenproporex

Propylhexedrine

Fludiazepam

Pyrovaleron

Flunitrazepam

Sccbutabarbital

Flurazepam

Temazepam

Halazepam

Tetrazepam

Haloxazolam

Triazolam

Ketazolam

Vinylbital

Lefetamine

Prepratcn, die één of meer van vorenge-

noemde substanties bevatten.

KOPIJ OP DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 179-

Haije Mensonides

(dierenarts)

heeft vandaag zijn
associatiecontract
besproken, fiscaal
advies gevraagd
over de besteding van de
ontvangen goodwillsom
en zich opgegeven voor
de 55Mreis-)club

En dat deed hij allemaal op één

vertrouwd adres:
Bij de VVAA

▼ praktijkadvisering ▼ financieringen ▼ contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering t congresreizen t sociaal-culturele evenementen

▼ belastingadviezen en accountancy ▼ aangifte en T-biljetten ▼ jaarrekeningen

▼ loonadministraties t advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

▼ seminars ▼ congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen

▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen ▼ autoleasing

De ondernemende vereniging

VVAA

Atoomweg 100
3542 AB Utrecht
Tel. 030 ■ 47 49 11

-ocr page 180-

i^Minii.

RUIM EEN JAAR VETERINAIR TUCHTRECHT

COMMUNICATIESTOORNIS VAAK
AANLEIDING TOT KLACHT

VETERINAIR TUCHTCOLLEGE
Taak

Het veterinair tuchtcollege kan kortge-
zegd een dierenarts een maatregel op-
leggen indien hij door enig handelen of
nalaten te kort is geschoten in de zorg
die hij behoort te betrachten ten opzichte
van één of meer dieren. Tevens is een
maatregel mogelijk indien een dieren-
arts op andere wijze te kort schiet in het-
geen van hem in zijn hoedanigheid als
dierenarts mag worden verwacht, waar-
door emstige schade kan ontstaan voor
de gezondheidszorg voor dieren.
De maatregelen die het tuchtcollege kan
opleggen zijn: een waarschuwing, een
berisping, een geldboete, een schorsing
in de bevoegdheid en ontzegging van dc
bevoegdheid.

Procedure

Een procedure bij het tuchtcollege (ge-
middelde behandel ingsduur is circa der-
tig weken, het tuchtcollege streeft emaar
dit te verkorten) vangt aan met een
schriftelijke klacht van degene die
rechtstreeks in zijn belang is getroffen
(veelal dc diereigenaar). Daamaast kan
de zogenaamde \'artikel 29 ambtenaar"
een klacht indienen namens het alge-
meen belang. In eerste instantie verioopt
de procedure schriftelijk, waarbij klager
en beklaagde over en weer op eikaars
standpunten kunnen reageren. Indien
daartoe redenen zijn worden partijen
uitgenodigd voor een openbare zitting
(in de verslagperiode bij 23 zaken),
waama het tuchtcollege uitspraak doet.
De uitspraken van het tuchtcollege wor-
den (vanzelfsprekend) aan betrokkenen
toegezonden en liggen voorts in ge-
anonimiseerde versie ter inzage in de bi-
bliotheek van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

.Aantal zaken

In de verslagperiode zijn 165 klachten
binnengekomen. De indruk bestaat dat
het aantal inkomende klachten op een
redelijk constant niveau van twaalf
klachten per maand ligt.
Op 31 december 1993 waren er nog 101
zaken in behandeling. De overige 64 za-
ken zijn op uiteenlopende wijze afge-
daan.

Wij/e van aftiandelen

.\'\\antal ^aken

niet (verder) in

behandeling genomen

20

ingetrokken

18

kennelijk ongegrond

7

niet ontvankelijk

0

ongegrond

10

gegrond

9

\\\\ at is wat?

Niet verder in behandeling genomen
houdt in dat van klager niets meer wordt
vernomen terwijl niet duidelijk is over
wie of wat wordt geklaagd of dat de
klacht betrekking heeft op een gedra-
ging van vóór 1 oktober 1992. Als de
klager na kennisneming van het verweer
van de dierenarts geen prijs meer stelt op
verdere behandeling wordt de klacht
in-
getrokken.
Een klacht wordt kennelijk
ongegrond
verklaard indien de feiten
waarop zij bemst niet vallen onder de
norm van de wet. Het tuchtcollege kan
dan zonder nader onderzoek en/of zit-
ting de klacht schriftelijk afdoen.
Niet
ontvankelijk
wordt een klacht verklaard
die is ingediend door iemand die daartoe
niet bevoegd was. De klachten die
onge-
grond
worden verklaard zijn zaken
waarbij het tuchtcollege na behandeling
van de zaak ter zitting tot het oordeel is
gekomen dat niet voldoende is komen
vast te staan dat sprake is geweest van
onjuist diergeneeskundig handelen. In
de zaken die door het tuchtcollege
ge-
grond
worden verklaard is het college
van mening dat er sprake is van onjuist
diergeneeskundig handelen. In de ge-
gronde zaken is zevenmaal een waar-
schuwing uitgesproken en tweemaal
een berisping.

Zowel het Veterinair tuchtcollege als het V eterinair beroepscollege hebben
verslag gedaan van hun werk/aamheden over de periode I oktober 1992 tot
en met 31 december 1993. De eerstgenoemde datum is de dag waarop het vete-
rinair tuchtrecht op grond van de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde in werking is getreden. In dit artikel worden de beide jaar-
verslagen nader belicht. Om een beter inzicht te verschaffen in de invulling
van de tuchtrechtelijke norm worden enkele beslissingen van het tuchtcollege
verkort weergegeven.

Door Sabien van Egmond

Van busabonnement tot rekening

Het veterinair tuchtrecht geldt voor die-
renartsen. paraveterinairen, dierverios-
kundigen en castreurs. Tot nu toe heb-
ben alle klachten echter betrekking op
het handelen van een dierenarts. De
meeste klachten hebben betrekking op
de behandeling van gezelschapsdieren.
Meestal wordt geklaagd over een on-
juiste diagnose of behandeling. Ook het
weigeren hulp te verlenen is een veel-
vuldig voorkomende klacht.
Het tuchtcollege is verbaasd; niet alleen
over dc grote variatie in dc manier
waarop de klacht schriftelijk wordt ver-
woord maar zeker ook over degene die
zijn beklag deed over het verlies van zijn
busabonnement.

Vaak blijkt de hoogte van de rekening
een belangrijke drijfveer te zijn voor het
indienen van een klacht. Het tuchtcol-
lege is echter alleen bevoegd te oordelen
over het diergeneeskundig handelen.
Verder is opmerkelijk dat in een aantal
gevallen geklaagd wordt zonder dat met
de betrokken dierenarts over de klacht is
gesproken. Een dergelijk gesprek kan
echter zeer verhelderend werken, het-
geen ook blijkt uit het feit dat in deze ge-
vallen na het vernemen van de reactie
van de dierenarts de klacht veelal wordt
ingetrokken.

De laatste kanttekening betreft de be-
wijskwesties. In sommige gevallen ont-
kent de beklaagde dierenarts de klacht
ten stelligste en is het zijn woord tegen
dat van de klager. In deze gevallen dient
een klacht ongegrond verklaard te wor-
den omdat niet voldoende is komen vast
te staan dat de gestelde handelingen ook
daadwerkelijk op de door klager ge-
stelde wijze hebben plaatsgevonden.

-ocr page 181-

Daarbij gaat het tuchtcollege er vanuit
dat het rechtskarakter van het tuchtrecht
meebrengt dat het voordeel van de twij-
fel altijd aan de beklaagde gegeven dient
te worden. De onvrede die hierdoor ont-
staat bij de klagers kan naar de mening
van het tuchtcollege voorkomen worden
door de potentiële klagers beter te infor-
meren over de (on-)mogelijkheden van
het tuchtrecht.

ENKELE UITSPRAKEN
Bij het verslag van het Veterinair tucht-
college is een selectie van enkele over-
wegingen uit beslissingen van het tucht-
college opgenomen. De selectie moet
enig inzicht verschaffen in de wijze
waarop het college in concrete gevallen
invulling geeft aan de algemene nomi
van de wet. De betreffende uitspraken
zijn hieronder verkort weergegeven.

WEIGEREN HULP TE VERLENEN
Noodgeval

In een zaak waar geklaagd werd over het
feit dat de geraadpleegde dierenarts zou
hebben geweigerd hulp te verlenen
overwoog het college: \'Een dierenarts
dient er vanuit te gaan dat een verzoek
om diergeneeskundige hulp van de hou-
der van een dier, als gegrond dient te
worden beschouwd totdat de dierenarts
op basis van adequate veterinaire argu-
menten tot een ander oordeel kan ko-
men. Dit geldt in het bijzonder bij klach-
ten die mogelijk levensbedreigend zijn
en onmiddellijke actie vereisen\'.

Contant betalen

In ecn andere zaak stelde klaagster dat
dc dierenarts die weekenddienst had,
aanvankelijk had geweigerd om haar
emstig gewonde hond te behandelen, en
eerst na tussenkomst van de dierenam-
bulance daartoe bereid bleek. De dieren-
arts stelde dat hij slechts had aangedron-
gen op contante betaling, maar niet
geweigerd had hulp te verlenen.
Het college overwoog: \'Wanneer een
dierenarts geconfronteerd wordt met
een acute noodsituatie, is hij in beginsel
gehouden om tenminste die handelin-
gen te verrichten die vereist zijn om de
noodsituatie te beëindigen of te stabili-
seren\'. Ecn weigering om dergelijke
hulp te verrichten is alleen te rechtvaar-
digen met overtuigende argumenten.
Deze argumenten moeten bij afweging
van de belangen van het dier enerzijds
en die van de dierenarts anderzijds, tot
afwijking van de nomi aanleiding kun-
nen geven. Zo kan er sprake zijn van een
weigering indien een dierenarts voor dc
behandeling één of meer voorwaarden
stelt die in de concrete omstandigheden
van het geval sterk belemmerend en on-
redelijk zijn. De voorwaarde van con-
tante betaling kan dan ook onder be-
paalde omstandigheden als onredelijk
beschouwd worden. In deze zaak komt
het college echter niet toe aan de vraag
of in casu sprake is van een weigering,
omdat de dierenarts de verklaring van
klaagster ontkent. Onder deze omstan-
digheden kan de exacte gang van zaken
niet worden vastgesteld. De klacht werd
ongegrond verklaard.

ÈVï iHi I

BEWIJSBAARHEID KU\\CHT
Brandwonden

Nadat de kat van klaagster een dag bij
een dierenarts was geweest voor onder-
zoek. bleek de kat brandwonden aan de
rug te hebben. Hoewel onbekend is hoe
en wanneer de wonden zijn veroorzaakt,
stelt klaagster dat de dierenarts op enige
wijze verantwoordelijk moet zijn voor
de verwondingen. Voorts is haar uit in-
formatie van een vervolgens geraad-
pleegde dierenarts gebleken dat deze
verschijnselen zich vaker zouden heb-
ben voorgedaan bij patiënten van de be-
klaagde dierenarts. De dierenarts ont-
kent dat er sprake zou zijn van enig
handelen of nalaten waardoor de ver-
wonding veroorzaakt kan zijn.
Het college overwoog: \'Gelet op de aard
van het tuchtproces, waarin de vraag
centraal staat of de dierenarts een fout
heeft gemaakt en deswege een maatre-
gel opgelegd behoort te krijgen, kan een
klacht slechts als gegrond worden ver-
klaard indien het college aan de hand
van toereikende bewijsmiddelen over-
tuigend bewezen acht dat de beklaagde
een tuchtvergrijp heeft begaan." In casu
wordt de klacht ongegrond verklaard nu
niet bewezen kan worden geacht dat de
verwonding is veroorzaakt gedurende
het verblijf bij de dierenarts en evenmin
dat dc dierenarts een verwijt tc maken
valt.

Verdikkingen in de buikwand of
maagtorsie?

Een dierenarts zou de hond van klager
onvoldoende zorgvuldig onderzocht
hebben toen de hond \'s avonds met
maagklachten werd aangeboden. Nadat
de dierenarts de hond een injectie had
gegeven tegen buikpijn, heeft klager
zich opnieuw tot hem gewend omdat het
steeds slechter ging met de hond. De
dierenarts heeft klager toen naar een an-
dere dierenarts verwezen. Deze tweede
dierenarts con.stateerde een maagtorsie
aan de gevolgen waarvan de hond is
overleden.

Ook hier was sprake van tegenstrijdige
verklaringen. Gezien het karakter van
het tuchtrecht en de door het college
vastgestelde communicatiestoornis tus-
sen klager en de dierenarts was het col-
lege van mening \'dat de dierenarts niet
reeds op de hoogte was van het feit dat
de hond braakneigingen zonder resul-
taat vertoonde, of dat de buik gezwollen
was\'.

Tot welke conclusie had de dierenarts
redelijkerwijze behoren te komen naar
aanleiding van zijn onderzoek, was de
vraag die voor het college overbleef
De dierenarts stelde geen aanwijzingen
te hebben gevonden die wezen op maag-
klachten. Hij zag de door hem geconsta-
teerde verdikkingen in de buikwand als
oorzaak van de klachten. De tweede die-
renarts heeft echter verklaard dat hem
geen verdikking of tumor in de buik-
wand is opgevallen. Voorts heeft de
vaste dierenarts verklaard dat bij diens
laatste bezoek de gezondheidstoestand
van de hond goed was. Tenslotte over-
weegt het tuchtcollege dat het zeer
waarschijnlijk is dat de hond aan een
maagtorsie is overleden en dat de daar-
mee samenhangende verschijnselen ook
reeds eerder die avond waargenomen
hadden kunnen worden. Het tuchtcol-
lege is van mening \'dat de dierenarts bij
een voldoende zorgvuldig onderzoek
redelijkerwijze niet tot de conclusie
heeft kunnen komen dat de klachten van
de hond op bevredigende wijze ver-
klaard konden worden door de aanwe-
zigheid van verdikkingen in de buik-
wand\'. Het feit dat klager later op de
avond wederom contact heeft opgeno-
men met de dierenarts had voor hem
aanleiding moeten zijn om zich te bezin-
nen op zijn eerdere conclusie dat er geen
sprake was van acute klachten.
Ten aanzien van het verweer van de die-
renarts dat klager zich inmiddels tot zijn
eigen dierenarts had kunnen wenden
overwoog het college: \'In geen geval
kan een dierenarts, die in een noodsitu-
atie om hulp wordt verzocht, mogelijke
tekortkomingen in de kwaliteit van zijn
handelen rechtvaardigen door er op te
wijzen dat hij niet de eigen dierenarts
was, of dat de houder van het dier ook
een andere dierenarts had kunnen bena-
deren, wanneer het gaat om een diag-
nose die zonder voorafgaande kennis
van het dier gesteld kan worden\'. Het
college verklaarde de klacht gegrond en
legt de dierenarts een berisping op.

NAZORG

Opgewekte abortus bij merrie

Een dierenarts constateert tijdens zijn

-ocr page 182-

weekenddienst dat de vtTicht van een
meirie levenloos is en geeft het paard
een injectie om de abortus op te wekken.
De merrie was dichtgezet maar de die-
renarts verwachtte, gelet op de bij het
onderzoek geconstateerde ruimte, geen
belemmeringen voor de passage van de
dode vmcht. De dierenarts geeft het ad-
vies aan klager om de merrie goed in de
gaten te houden. De volgende dag had
de abortus nog niet plaatsgevonden en
ging het slechter met de merrie. Een an-
dere dierenarts heeft toen de vrucht ver-
wijderd. In verband met de complicaties
die waren ingetreden is de merrie uitein-
delijk geëuthanaseerd. De dierenarts
heeft onder meer het verweer gevoerd,
dat klager hem veel eerder had moeten
berichten dat de abortus nog niet had
plaatsgevonden.

Het college is van mening dat de geko-
zen handelwijze voor het opwekken van
de abortus niet onjuist is. Wel dient een
dierenarts er op bedacht te zijn dat er
complicaties kunnen optreden die nader
ingrijpen noodzakelijk maken. Dc ver-
antwoordelijkheid van een dierenarts
strekt zich uit tot het tijdstip waarop de
abortus is voltooid. Gelet op de otnstan-
digheden was er geen reden om aanwe-
zig te blijven. In een dergelijk geval
dient de dierenarts echter wel duidelijke
instmcties (begeleiditig, verzorging)
achter te laten. In dit kader stelt het col-
lege, dat van een paardenhouder een ze-
kere mate van deskundigheid verwacht
inag worden. Echter bij een abnomiale
situatie als een opgewekte abortus mag
niet van hein worden verwacht dat hij
deze situatie juist kan inschatten. Het
college overwoog; \'Naar dc mening van
het college dient de dierenarts in een
dergelijke abnomiale situatie in het al-
gemeen het initiatief niet aan dc houder
te laten, doch zich eigener beweging
enige tijd later weer op de hoogte tc stel-
len van de toestand van het dier. Dit
geldt in het bijzonder nu beklaagde niet
de vaste dierenarts was en hij deswege
niet zonder meer mocht afgaan op een
niet door persoonlijke ervaring ge-
staafde indruk van klager\'. De conclusie
was dat de dierenarts tekort was gescho-
ten in zijn nazorg. Omdat de dierenarts
te kennen had gegeven dat hij in het ver-
volg zou mededelen dat binnen enkele
uren de partus tot stand gekomen moet
zijn, volstond het college met het opleg-
gen van een waarschuwing.

Onvoldoende pillen voor euthanasie

Een dierenarts werd benaderd oin de,
aan een emstige levcraandoening lij-
dende hond van klager te laten inslapen.

■ t t i iil É

Gezien de omstandigheden heeft de die-
renarts tabletten afgegeven, zodat de
hond thuis geëuthanaseerd kon worden.
Na toediening ervan trad de dood echter
niet in en begon de hond te janken. Na
telefonisch contact is de dierenarts naar
de klager toegegaan en heeft de hond la-
ten inslapen.

Het tuchtcollege is van oordeel dat het
plegen van euthanasie door een dieren-
arts met grote zorgvuldigheid dient te
geschieden. Daarom moet voor het uit-
voeren van euthanasie een combinatie
van middel, dosering en toedienings-
wijze gekozen worden waarvan de die-
renarts weet dat deze binnen zeer korte
tijd de dood zal veroorzaken. Voorts
wordt slechts zorgvuldig gehandeld, in-
dien de dierenarts het dier observeert
totdat hij de dood ervan constateert.
In het onderhavige geval was de keuze
voor vier tabletten Dormicum\'^ ondeug-
delijk. Door de tabletten door klager te
laten toedienen kon de dierenarts niet
ontniddellijk handelen bij het optreden
van complicaties en heeft hij niet de
dood kunnen vaststellen. Dit wordt door
het college als onzorgvuldig handelen
gekwalificeerd. Het college legde de
dierenarts een waarschuwing op.

Assistente niet zichzelf

Na een zonder complicaties verlopen
sterili.satie is een hond gedurende het
bijkomen ovededen. Ondanks het ex-
treem w amic weer was de hond door dc
assistente onder wanntelampen ge-
plaatst. Waarschijnlijk is oververhitting
de doodsoorzaak.

Op zichzelf acht het college het accepta-
bel dat een dierenarts de zorg voor een
opcraticpaticnt waarbij de ingreep zon-
der complicaties is veriopen overlaat
aan zijn assistente. Daarbij dient de die-
renarts zich er echter van te hebben ver-
gewist dat de assistente in staat is de pa-
tiënt adequaat te verzorgen. Zonodig
dienen bijzondere instmcties gegeven te
worden. Voorts dient er voldoende toe-
zicht te zijn. Dc dierenarts heeft de prak-
tijk verlaten zonder zich op de hoogte te
stellen van de toestand van de hond. Dit
had wel voor de hand gelegen nu hij wist
dat er geen andere toezichthoudende
dierenarts aanwezig was. De dierenarts
wist bovendien, dat de assistente door
persoonlijke omstandigheden al enige
dagen niet zichzelf was. Het college
overwoog: \'Hoewel het college oog
heeft voor de ongelukkige samenloop
van omstandigheden waamiee be-
klaagde op de bewuste dag is gecon-
fronteerd, dient te worden geoordeeld
dat beklaagde onzorgvuldig is opgetre-
den met betrekking tot de nazorg voor
de hond\'. Er volgde gegrondverklaring
en het opleggen van een waarschuwing.

EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID
EN OVERLEG
Comateuze hond

Klagers hadden een hond. die na een
epilepsie-aanval in coma was geraakt,
ter verzorging aangeboden aan een die-
renarts. Zij waren in de veronderstelling
dat de dierenarts, zoals eerder was be-
sproken, de hond aan een infuus zou leg-
gen. De dierenarts heeft de hond echter
niet medicamenteus behandeld. De vol-
gende ochtend is de hond overieden.
Dat een in eerder stadium toegezegde
behandeling niet wordt toegepast kan
niet zonder meer als tuchtvergrijp wor-
den aangemerkt. Het is immers de eigen
verantwoordelijkheid van de dierenarts
om te oordelen welke behandeling inge-
steld moet worden. Bij de behandeling
van een comateuze hond is het in begin-
sel geïndiceerd om een (vocht-)infuus
aan te leggen. Als vaststaand wordt aan-
genomen dat de toestand van de hond zo
ernstig was dat die naar alle waarschijn-
lijkheid niet ineer succesvol behandeld
kon worden. Onder deze omstandighe-
den is het te rechtvaardigen (als besloten
wordt dc patiënt op te geven) om geen
verdere handelingen te verrichten dan
noodzakelijk zijn otn het directe lijden
weg te nemen.

Echter deze beslissing dient niet zonder
overieg met de houder van het dier ge-
nomen te worden. Een dergelijk overieg
stelt de houder namelijk in staat oin des-
gewenst het dier aan de zorg van de die-
renarts te onttrekken. 1 let college kwam
voor het opleggen van een waarschu-
wing dan ook tot het oordeel dat: \'be-
klaagde valt te verwijten dat hij zonder
voorafgaand overleg met de eigenaar
elke behatideling heetï nagelaten, ter-
wijl hij had moeten begrijpen dat deze in
de veronderstelling verkeerde dat hij
een op herstel gerichte behandeling zou
toepassen\'.

VETERINAIR BEROEPSCOLLEGE
Van een beslissing van het Veterinair
tuchtcollege staat beroep open op het
Veterinair beroepscollege. In dc ver-
slagperiode zijn vier zaken bij het be-
roepscollege binnengekomen die nog in
behandeling zijn. In één zaak is door een
dierenarts beroep ingesteld tegen een
hem opgelegde waarschuwing. De ove-
rige zaken betreffen particulieren die
beroep hebben ingesteld tegen de afwij-
zing of ongegrond-verklaring van de
door hen ingediende klacht.

K O N I N K L I J K K N i: I) I R 1. A N 1) S MAATSCHAPPIJ VOOR D It; R (1 l: N E E S K U N 1) I-

552

-ocr page 183-

.1

iHi Î

DISCUSSIEPLATFORM ARBEIDSVOORWAARDEN

VAN WAO-GAT TOT NORMWERKWEEK

m

Het Hoofdbestuur heeft in 1993 op advies van de Commissie Dierenartsen in
Dienstverband (DID) het Discussieplatform Arbeidsvoorwaarden ingesteld.
De achtergrond voor het instellen van dit Discussieplatform was een perma-
nente overlegstructuur te creëren tussen praktici-werkgevers enerzijds en
praktici-werknemers anderzijds. Er was namelijk behoefte aan een mogelijk-
heid voor werkgevers en werknemers om te praten over zaken als arbeids-
voorwaarden en salariëring.

SAMENSTELLING
Het Discussieplatform is als volgt sa-
mengesteld. Voor de praktici-werkge-
vers hebben twee dierenartsen zitting:
één afgevaardigde namens de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, mevr.
E.M. Aubel-Laugeman, en één afge-
vaardigde namens de Groep Praktici
Grote Huisdieren, de heer H.A.R. Kok.
Voor dc praktici-werknemers hebben
twee dierenartsen zitting, die namens de
\'groep\' dierenartsen-medewerkers-in-
de-praktijk (dmp\'ers) vertegenwoor-
digd zijn in de Commissie Dierenartsen
in Dienstverband: mevr. M.L. de Boer-
Nagtegaal en de heer R.A.M. Blom-
maart. Een lid van het Hoofdbestuur, de
heer W.J. Schoorlemmer, is voorzitter
van het Discussieplatform; mevr. M.C.
van Oostrum-Schuurman Hess, stafme-
dewerker bij de KNMvD, ondersteunt
het Discussieplatform van de zijde van
het Bureau van de KNMvD.

BEZIGHEDEN

Het Discussieplatform heeft zich aller-
eerst beziggehouden met een actuele
aangelegenheid: het zogenaamde \'WAO-
gat\'. Het daarover uitgebrachte advies
is overgenomen door het Hoofdbestuur
keringsmogelijkheden.
Momenteel houdt het Discussieplat-
form zich bezig met het ontwikkelen
van een salarisschaal, die voor een lan-
gere periode bruikbaar is dan de hui-
dige adviezen van de KNMvD.
De vraag die daarbij direct opduikt is
wat een \'norm\' werkweek is voor een
dierenarts. Het Discussieplatform houdt
zich aanbevolen voor opbouwende kri-
tiek uwerzijds!

en alle dmp\'ers hebben inmiddels een
brief ontvangen waarin nadere informa-
tie werd gegeven over de nieuwe
WAO-regeling en aanvullende verze-

Foto: fotobureau \'t Sticht, Henk Tukker.

Bart Rutgers, werkzaam bij de vak-
groep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting van de Faculteit
Diergeneeskunde, leidt het onderwerp
\'omgaan met euthanasie bij gezel-
schapsdieren\' in. Het gebruik van ethi-
sche afwegingsmodellen komt uitge-
breid aan de orde.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess,
stafmedewerker bij de KNMvD, gaat
in op de recente wijzigingen in de so-
ciale wetgeving, die voelbaar van in-
vloed zijn op het personeelsmanage-
ment van de dierenartsenpraktijk.
Zowel werkgever als werknemer kun-
nen hier veel van opsteken.
Tot slot is er gelegenheid om infor-
mele contacten met regio-genoten te
leggen of aan te halen; tevens één van
de doelstellingen van de kadervor-
ming.

KADERVORMING VROUWELIJKE DIERENARTSEN

EUTHANASIE EN SOCIALE WETGEVING

De kadervorming voor vrouwelijke dierenartsen gaat weer van start: in de
nazomer van 1994 staan drie regionale, kleinschalige nascholingsbijeenkom-
sten op het programma. Zoals gebruikelijk wordt er één veterinaire inleiding
gehouden en wordt er één algemeen-maatschappelijk onderwerp toegelicht.

De bijeenkomsten vangen aan om
13.30 uur en duren tot 17.30 uur. Ze
worden gehouden op zaterdag 17 sep-
tember (bureau KNMvD in Utrecht),
op zaterdag 24 september (hotel Days
Inn te Best) en op 15 oktober (restau-
rant \'De Toerist\' te Zwolle). De kosten
bedragen ƒ 35,- voor leden van de
KNMvD en ƒ 65,- voor niet-leden.

Aanmelden kan telefonisch: mevrouw
Zouteriks, bureau KNMvD. tel. 030-
510] n. Alle vrouwelijke dierenartsen
hebben bovendien in augustus een uit-
nodiging ontvangen.

-ocr page 184-

Op zaterdag 26 november wordt in
de Reehorst te Ede de jaarlijkse
Najaarsdag van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren (GGG)
gehouden, met als thema \'noozaak\'.

Dankzij dc welwillende sponsoring
van lAMS Pet Food Intemational is de
GGG erin geslaagd een zeer geva-
rieerd en hoogstaand programma sa-
men te stellen. Er zal vanuit de optiek
\'noodzaak\' in mime mate aandacht
zijn voor zaken als de plaats van de on-
cologie in de eerstelijnspraktijk en de
eerste opvang van traumapatiënten
(met differentiatie naar multi-trauma,
spinaal trauma en eerste hulp bij oog-
problemen).

^iw tl m ••

Verder houden vooraanstaande spre-
kers voordrachten over verschillende
aspecten van de dagelijkse praktijk-
voering, zoals communicatie met de
cliënt, ontwikkeling en implementatie
van een gedegen apotheekbeleid in de
gezelschapsdierenpraktijk, beleid ten
aanzien van vaccinatie in besmet mi-
lieu en de behandeling van de anorecti-
sche kat.

Daamaast presenteert zich \'s middags
in de parallelsessie een viertal ver-
schillende werkgroepen: Oncologie,
Voeding, Vogels en Bijzondere Dieren.

Voorwaar voor elk wat wils en tegelij-
kertijd de mogelijkheid om de nood-
zaak van het onderhouden van colle-
giale contacten weer eens nader
gestalte te geven.

P/

Noteer daarom alvast
in de agenda: Najaars-
dag 1994, Nood-zaak,
26 november 1994 in
de Reehorst te Ede.

JAARVERSLAG

1993

Van de Ereraad

In het kalenderjaar 1993 zijn bij de
Ereraad 16 klachten van cliënten tegen
dierenartsen ingediend. Van deze
klachten zijn er 8 doorverwezen naar
het Veterinair Tuchtcollege. De ove-
rige 8 klachten heeft de Ereraad behan-
deld, omdat deze klachten betrekking
hadden op gebeurtenissen die vóór 1
oktober 1992 hadden plaatsgevonden.
De Ereraad heeft in 5 gevallen de
klacht afgewezen of de klager niet-
ontvankelijk verklaard en in 2 gevallen
de klacht gegrond bevonden. 1 Klacht
is door de klager ingetrokken. In beide
gevallen dat dc klacht gegrond was, is
aan de betrokken dierenarts een waar-
schuwing opgelegd. Vanaf 1 januari
1994 neemt de Ereraad geen klachten
van cliënten meer in behandeling, ook
niet als deze klachten zijn ontstaan
vóór 1 oktober 1992.
In 1993 heeft de Ereraad tweemaal op
verzoek van dierenartsen onafhanke-
lijke arbiters benoemd in tussen die-
renartsen onderling gerezen geschil-
len. In beide gevallen ging het om
geschillen over de uitleg en uitvoering
van een maatschapsovereenkomst.
De Ereraad heeft 2 zaken in behande-
ling genomen die onder zijn aandacht
zijn gekomen anders dan door middel
van een klacht.

In beide gevallen heeft de Ereraad aan
het Hoofdbestuur van de K.N.M.v.D.
voorstellen gedaan conform het be-
paalde in artikel 45 van het Huishou-
delijk Reglement (artikel 42 van het
nieuwe Huishoudelijk Reglement).
Ten slotte heeft de Ereraad 11 klachten
in behandeling genomen van dieren-
artsen tegen collega\'s. Hiervan werden
4 klachten niet doorgezet of ingetrok-
ken, meestal nadat op advies van de
Ereraad al of niet met behulp van net-
werkdierenartsen alsnog een compro-
mis werd bereikt. 5 Klachten werden
afgewezen en 2 klachten waren ge-
grond. In de ene zaak werd de be-
trokken dierenarts een waarschuwing
opgelegd en in de andere een voor-
waardelijke boete.

De klachten van dierenartsen tegen
collega\'s hadden vooral betrekking op
ongeoorloofde publiciteit, de naamge-
ving van veterinaire klinieken, het uit-
oefenen van de praktijk in een dieren-
winkel, het gebmik van de vemielding
specialist en de vestiging van een
nieuwe praktijk dichtbij een reeds be-
staande. De Ereraad heeft in deze ge-
vallen de gedraging van de aange-
klaagde dierenarts getoetst aan de
Code voor de Dierenarts. 3 Uitspraken
zijn in geanonimiseerde vorm gepubli-
ceerd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde ter informatie aan de
leden.

In 1993 zijn de Statuten en het
Huishoudelijk Reglement van de
Maatschappij gewijzigd. De Ereraad
heeft met betrekking tot die wijziging
zijn wensen ingebracht. Op grond van
de nieuwe Statuten bestaat de Ereraad
nu weer volledig uit dierenartsen
en wordt bijgestaan door een jurist als
secretaris. Het Algemeen Bestuur
heeft op voordracht van het Hoofd-
bestuur en in goed overleg met de
Ereraad dr J.J. Aukema en
mr drs C.J.H. Scheuemian aangewe-
zen als voorzitter respectievelijk plaats-
vervangend-voorzitter van de Ereraad.
Mr R.P.F. van der Mark en mr H.
Pasman, beiden advocaat te Utrecht,
werden aangewezen als secretaris re-
spectievelijk plaatsvervangend secre-
taris. Dit betekent dat, na een periode
van 30 jaar dat een jurist voorzitter van
de Ereraad was, deze functie nu weer
door een dierenarts wordt vervuld.
In oktober 1993 is afscheid genomen
van mr T.W. Mertens als voorzitter
van de Ereraad. Zijn inzet en juridische
inbreng in de vele zaken die de Ereraad
de afgelopen jaren heeft behandeld,
waren van onschatbare waarde. In alle
gevallen werden de uitspraken van de
Ereraad zeer nauwgezet door hem ge-
toetst en werd de formulering of moti-
vering zonodig gepreciseerd of aange-
vuld.

Tevens is afscheid genomen van de
plaatsvervangend voorzitter mr J. Bij-
kerk, die de afgelopen jaren slechts een
paar maal heeft moeten waarnemen.
Hij heeft de Ereraad in het bijzonder
geadviseerd bij de voorbereiding van
de wijziging van de Statuten en het
Huishoudelijk Reglement.
De Ereraad heeft ook afscheid geno-
men van drs C.J.M. Manders. Hij werd
vooral gewaardeerd vanwege zijn kri-

-ocr page 185-

tisch inzicht en zijn vermogen oot; ge-
compliceerde zaken scherp en helder
te analyseren. Tevens had hij veel in-
breng bij publicaties van de Ereraad in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Manders is inmiddels lid geworden
van het Veterinair Beroepscollege. In
de Ereraad is hij opgevolgd door drs J.
Reinders.

Na 6 jaar administratieve ondersteu-
ning is met veel waardering afscheid
genoinen van mevrouw H.C. Tuynen-
burg Muys-Lanzing. Zij toonde steeds
veel begrip en kennis inzake "good ve-
terinary practice". Zij is opgevolgd
door mevrouw E. Bonnes-Stroomer,
die haar werkzaamheden voor de
Ereraad verricht op maandag- en don-

555

DRACHTEN STAAT
U DP TE WACHTEN

Voor de achtste maal organiseert de
Sportcommissie van uw KNMvD een
sportdag op de dag, voorafgaande aan
het .laarcongres,
donderdag 29 sep-
tember.
Ofschoon het draaiboek zo
goed als compleet is komt er ieder jaar
wel wat anders om de hoek kijken,
aangezien wij ons steeds in een andere
provincie moeten oriënteren. In eerste
instantie leek Drachten niet makkelijk,
maar uiteindelijk kan het de voor-
gaande jaren overtreffen als Pluvius en
u meewerken. Dc collega\'s die de no-
bele golfsport beoefenen hebben hun
eigen golfcourse ter beschikking. De
denkers onder ons zullen die dag in
\'De Lawei\' vertoeven. De hockeyers,
kaatsers, tennissers en voetballers kun-
nen elkaar de hele dag door begroeten,
toejuichen en toedrinken. Zowaar een
veterinaire gebeurtenis die zijn weerga
niet kent. De oud-voorzitter van de
Sportcoinmissie heeft dit jaar het voor-
zitterschap van de Congrescommissie
op zich genomen en ik spreek de hoop
uit dat velen hem de hand zullen druk-
ken.

P.J. van der Werf
voorzitter Sportcommissie

derdagochtend. Op deze dagen is de
Ereraad ook telefonisch te bereiken.
SAMENSTELLING
Eind 1993 was de Ereraad als volgt sa-
mengesteld:

drJ.J.Aukema (voorzitter)
mr drs C.J.H. Scheuerman (plaatsver-
vangend voorzitter)
drsTh.G.J.H. Hendrickx
drsC. Hennis
drsT.E. Hoekstra
drs L. Huiskes-Comelisse
drs J. Reinders
drs J.K. Schölte Albers

Mr R.P.F. van der Mark,
secretaris.

Vétoquinol

fe|rw

CSE

cnmn in EtmnN lUNk

SB

SmithKIme Beecham

(Qnterv^

li)
SOLVAY

SOLVAY
DUPHAR

Bayer

dierenarlsencoöperalie

K O N I N K L N K t-: N I-; 1) K R 1. A N D S t: M A A T S f II A I\' P I J VOOR D I li R (i P N L i: S K U N I) K

Upjohn

Met ingang van 22 september wordt er
door de Commissie Onderwijs van de
Groep Homoeopathisch Werkende Die-
renartsen gedurende een vijftal avon-
den van 19.00 - 20.00 uur een \'Op-
stapcursus veterinaire homoeopathie\'
georganiseerd. Deze cursus, die gratis
toegankelijk is voor studenten dierge-
neeskunde en dierenartsen, zal plaats-
vinden in het Beatrixgebouw van het
Jaarbeurscongrescentrum (Tel. 030-
955911) voorafgaande aan de studie-
vergaderingen van de Groep.

Tijdens de eerste opstapcursus-avond
op 22 september komen de volgende
onderwerpen aan bod:

- Rhus toxicodendron.

- Differentieel-Geneesmiddelen-Diag-
nostiek bij bewegings-stoomissen.

- Basisprincipes homoeopathie.

Docent voor deze avond is: Drs. A.H.
Westerhuis, dierenarts Dierenkliniek
\'Kortenoord\', Wageningen.
Dc data van de volgende opstapcursus-
dagen zijn: 24 november 1994, 26 ja-
nuari 1995, 23 maart 1995 en 18 mei
1995.

Hierbij wordt u tot slot nog gewezen
op dc Najaarstraining van de GHwD,
die op zaterdag 22 oktober 1994 zal
plaatsvinden in Hotel-Restaurant \'Nol
in \'t Bosch\' Hartenseweg 60 te 6704
PA Wageningen (Tel. 08373-19101).
Als onderwerp is gekozen \'Maag-
darm-problemen bij huisdieren\'.
Nadere mededelingen volgen in het
Tijdschrift van Diergeneeskunde van 1
oktober 1994. Opgave voor deze Na-
jaarstraining kan nu reeds plaatsvin-
den per brief (adres: Vogelwikke-veld
22, 3448 ER Woerden) of per fax (fax-
nummer: 03480-16843).

Gérank) Th.A. Menges

DPSTAPCURSUS

VETERINAIRE

HDMDEDPATHIE

-ocr page 186-

Zoals reeds in het vorig nummer ver-
meld is Martin de Wolff sinds 1 sep-
tember tijdelijk aangesteld als bu-
reau-redacteur van het tijdschrift van
de maatschappij. Dit dienstverband
werd noodzakelijk vanwege de te
verwachten langdurige afwezigheid
van de vaste bureau-redacteur.
Martin de Wolff (34) behaalde eer-
der dit jaar het diploma van dc
Hogeschool voor de Journalistiek en
Vooriichting te Utrecht, differentia-
tie Tijdschrift. Hij was als free-lance
journalist werkzaam voor diverse
periodieken.

Overigens was de joumalistiek voor
hem een \'late roeping\', hij belandde
pas op de opleiding op zijn achten-
twintigste. Voor die tijd bekleedde
hij diverse functies in de detailhan-
del en als administratief medewer-
ker

Over de duur van het dienstverband
valt vooriopig weinig te zeggen, om-
dat momenteel moeilijk kan worden
ingeschat wanneer de vaste bureau-
redacteur weer in dc gelegenheid zal
zijn zijn werkzaamheden te hervat-
ten.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook
mogelijk) worden aangeleverd in
Word Perfect 5.1 (andere versies
zijn ook mogelijk). Aan het eind
van regels gelieve geen harde re-
turns te geven.

BUREAU-
REDACTEUR

i^fc t itii

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Hoomenborg, G.J.; 1994; 3572 ZT Utrecht; B.
Ballotstraat 33 bis.

Visser, E.B.; 1994; 3572 TH Utrecht; Oude
Kerkstraat 33.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Boer. G.D. de; 1993; 9104 BR Damwoude;
Paardebloem 10.

Boereboom, M.A.M.; 1994; 3999 NV Tuil en \'t
Waal; Waalseweg 68.

Bolsenbroek. D.J.; 1994; 6732 DG Harskamp;
Laarweg 19.

Both, Mevr. A.M.; 1994; 3527 GH Utrecht;
Simplonbaan 457.

Broekhuizen, H.; 1985; 4902 PV Oosterhout

(NB); St. Antoniusstraat 8.

Jansen, Mevr. S.D.R.; 1994; 4727 SG

Moerstraten; Luienhoekweg 6.

Roelants, B.H.G.; Luik-1982; B-I 180 Brussel

(België); Merlostraat 84, b.4.

Smeets, S.P.; 1993; 3523 HG Utrecht; Slotlaan

114.

Vreede, Mevr. A.M. de; 1994; 5712 RS
Someren; Haagdoomweg 19.
Wille, G.; 1994; 2411 EM Bodegraven;
Nieuwstraat 72.

Wink, Mevr. M.G.E.; 1994; 3961 XD Wijk bij
Duurstede; Vechtsteen 11.

.Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Berg. Mevr. S.A.M. van den; 5032 WR Tilburg;
Reuselpad 9.

Couwenberg, Mevr. P.J.M.; 3511 BL Utrecht;
Jacob.skerkhof8.

Dekkers, Mevr. H.J.; 3514 EM Utrecht;
Bcllamystraat 28.

Dijkstra, Mevr. M.; 3533 AX Utrecht;
Lessinglaan44.

Oomkes, Mevr. C.; 3572 HZ Utrecht; Takstraat
20.

Pino. Mevr B.C.M.; 3514 CS Utrecht;
Koekoekstraat 21.

Wit, Mevr. M. de; 3532 SK Utrecht;
Madioenstraat 1.

JUBILEA;

Mevr. E.G. Graveland-Wolterbeek, te Alphen
a/d Rijn, aanwezig, 25 jaar, 19 september 1994
G. van den Berg te Stolwijk, afwezig, 25 jaar, 19
september 1994

ProfDr. G.H. Wentink te Zaltbommel, afwezig,
25 jaar, 19 september 1994
A.C.J. Arens te Tilburg, afwezig, 25 jaar, 19 sep-
tember 1994

Dr. J.H.M. Nieuwenhuijs te Utrecht, afwezig, 25
jaar, 19 september 1994

W.R.M. Stolwijk te Haaksbergen, afwezig, 25
jaar, 19 september 1994

M M. Lengkeek te Twello, afwezig, 25 jaar, 19
september 1994

J. Hoftijzer te Bangalore (India), afwezig, 25
jaar, 19 september 1994
M.J.M. Driessen te Teteringen, afwezig, 35 jaar,
21 september 1994

Personalia

Mevr. P.H.B. Seekles te Kropswolde, afwezig,
35 jaar, 21 september 1994
C.P. Visser te Hardinxveld-Giessendam, aanwe-
zig, 35 jaar, 21 september 1994
R. van der Veen te Meerkerk, onbekend, 25 jaar,
27 september 1994

J. Groothuis te Breda, afwezig, 65 jaar, 29 sep-
tember 1994

J.A. Droppers te Amhem, afwezig, 30 jaar, 30
september 1994

Dr. P.J.M.M. van Gulick te Elsendorp, afwezig,

30 jaar, 30 september 1994

M.J.F. Quaedvlieg te Valkenbrug (L), afwezig,

45 jaar, 30 september 1994

A. van Lohuizen te Castricum, afwezig, 25 jaar,

3 oktober 1994

R. de Haas te Bergambacht, afwezig, 25 jaar, 3
oktober 1994

J.E.M. Spoorenberg te Leende, aanwezig, 25
jaar, 3 oktober 1994

Dr. R.G.M. ten Berg te Utrecht, onbekend, 25
jaar, 3 oktober 1994

H.C.A. Leemans te Meppel, afwezig, 25 jaar, 6
oktober 1994

J.E. Hage te Heiloo, afwezig, 40 jaar, 8 oktober
1994

E. Koppen te Middelburg, aanwezig (?) 40 jaar,
8 oktober 1994

M. Engelen te Vught, afwezig, 40 jaar, 8 oktober
1994

E.P. Talmon tc Lelystad, afwezig, 40 jaar, 8 ok-
tober 1994

P B. Saathof te Diever, afwezig, 35 jaar, 15 ok-
tober 1994

MUTATIES:

203-Baaij, J.; 1984; 6012 RL Haler;
Hostertstraat 4;
tel. 04756-5880 privé,
04920-46775 bur.; fan Ü4920-27876;
lok.d. R.V.V. kring Weert, lok. Helmond.
211 Boer, G.D. de; 1993; 9104 BR Damwoude;
Paardebloem 10;
tel. 05111-1656 privé.
2631 prakt.; p., medew. bij G. Houwer
(toev. als lid).

211 Boereboom, M.A.M.; 1994; 3999 NV Tuil
en \'t Waal; Waalseweg 68; 03402-65078
privé, 08855-71406 prakt.; p.. medew. bij
L.J.M. Artsen F.C.M. van Genugten (toev.
als lid).

212 Bolsenbroek, D.J.; 1994; 6732 DG
Harskamp; Laarweg 19; tel. 08383-7677
privé, 073-213579 prakt.; p., medew. bij
A.C.H.M. van der Loop en H.J
Wezelenburg
(toev. als lid).

215 Both. Mevr. A.M.; 1994; 3527 GH
Utrecht; Simplonbaan 457; tel. 030-
896446; wnd.d, (toev, als lid)
218 Broekhuizen, H.; 1985; 4902 PV
Oosterhout (NB); St. Antoniusstraat 8; tel.
01620-32529 privé, 32284 prakt.; p., ge-
zelschapsd. en vogels
(toev. als lid).
223 Cysouw, C.J.; 1961; naar het buitenland.
360 Cysouw, C.J.; 1961; 3090 Jezus Eik-
Overijse (België); l.eeuwerikendreef 1;
tel. 00-32-2-6576756 privé, 6791549
bur.; faï 00-32-2-6791776; vertegen-
woordiger Koninkrijk der Nederlanden
bij de Europese Unie, Vet, Raad.
234*Faber. O.K.; 1984; 9356 AD Tolbert;
Oldebertweg 135; tel. 05945-15684 privé.
12828 bur.; fax 05945-18134; lok.d.
R.V.V. kring Assen/Leeuwarden.
247 Hanenberg, E.R.O.M.; 1983;
6522 EP
Nijmegen; Pater Brugmanstraat 82; tel,
080-240742 privé,
08855-87634 bur.; fax
08855-77333; d. bij Inten/et B.V.
262 Jansen, Mevr. S.D.R.; 1994; 4727 SG
Moerstraten; Luienhoekweg 6; tel. 01658-

-ocr page 187-

4223 privé, 079-619413 prakt.; p., me-
de». bij A.A.P. Groenewcgen, J.J. de
Groot,
C.M. de Haan en J.G.T. Krijnen
(toev. als lid).

263 Jong, Mevr. N. de; 1992; 5836 CA
Sambeek; Hoogeindseweg 17; tel.
08855-2181
9 privé, 76752 prakt.; fax
08855-20919; p., medew. bij R.T.E.M.
Scholten en J.M.L. Verhaegh.

366 Roelant.s, B.H.G.; Luik-1982; B-1180
Brussel (België); Merlostraat 84, b.4; tel.
00-32-2-3766560 privé, 7220.344 bur.;
Manager European Registrations
(Pfizer)(toev. als lid)

319 Smeets, S.P.; 1993; 3523 HG Utrecht;
Slotlaan 114; tel. 030-896251;
wnd.d.
(toev. als lid).

320* Soest, J.F.M. van; 1980; 5111 CL Baarle-
Nassau; Roosakkerstraat 13; tel.
04257-
7426 privé, 04116-78222, 076-225660
bur.; fax 04116-73976, 076-226728;
lok.d. R.V.V. kring Breda.

326 Terbijhe, R.J.; 1972; 7203 CL Zutpen; Van
Bourlostraat 9; tel. 05750-10667 privé,
08360-26576 bur.; lok.d. R.V.V. kring
Doetinchem.

373 Verstegen. Prof.Dr.lr., M.W.A.; 6706 EE
Wageningen; Geertjesweg 92; tel. 08370-
12367 privé,
82982 bur.; fax 08370-
84260;
hlr. Veevoeding, L.U.W.

340* Vreeburg. N.A.J.; 1994; 3572 VK Utrecht;
Bollenhofsestraat 87; tel. 030-713570
privé.
04120-41755 prakt.; p., mede», bij
W.C. van den Ekker, J.P.E.M. Langens,
H.W. Martin, H. Oostcrveen en
M.H.J.J. Westerhof.

340 Vreede. Mevr. A.M. de; 1994; 5712 RS
Someren; Haagdoomweg 19; tel. 04937-
92039 privé, 91770 prakt.; fax 04937-
96770; p., medew. bij H.A. Derkx,
M.M.E.H. van Kuijk, P.W.C.M. van Oijen,
R.E. Paauwe, R.J.M.L. Raymakers, L.A.J.
Smeenk. AHA. Steentjes, JA.
Westerbeek, D L. Willink en E.Th.C. de
Wit
(toev. als lid).

349 Wille, G.; 1994; 2411 EM Bodegraven;
Nieuwstraat 72; tel. 01726-50949 privé,
13798 prakt.; p., medew. bij C. Hofland
en L.J. Hofland (toev. als lid)

350 Wink, Mevr. M.G.E.; 1994; 3961 XD Wijk
bij Duurstede; Vechtsteen 11 ; tel. 03435-
77829 privé,
04138-72650 prakt.; p., me-
de». bij J.T,J. ten Hove, W.H.M. van
lersel, P.J
.G. Kühne, G.J. Toxopeus,
J
.C. Valk en P.D. Verhuist (toev. als lid)

Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde

CURSUSSEN
NAJAAR 1994

In onderstaand cursusprogramma is aangegeven
welke cursussen reeds zijn volgeboekt, voor de
overige is reservering nog mogelijk.
Sterk overboekte cursussen worden zo spoedig
mogelijk herhaald. Degenen die op de wachtlijst
staan krijgen daarbij voorrang.

i\'^\'i lim

Heroriëntatie op dc gezelschaps-
dierenpraktijk ƒ 4725,--

6 weken van 5 dagen op afspraak (94/67)
Veterinaire .Apotheek H

gemengde praktijk ƒ 2900,--

tweemaal dil najaar. Om tot een evenwichtige
indeling van groepen Ie komen zal de selectie
plaatsvinden door de cursusleiders. Via PAO-
Diergeneeskunde ontvangt u een uitnodiging
met daarin plaalsingsdatum.
Bij aanmelding dient u er rekening mee te hou-
den dat u niet noodzakelijkerwijs direct ge-
plaatst kunt worden.

Interpretatie röntgenologisch onderzoek bij
gezelschapsdieren ƒ 260,--

-Abdomen, 20 september 1994 (94/54)

-Skelet, 27 september 1994 (94/55)

-Thorax, 9 november 1994 (94/56)

-Abdomen, 16 november 1994 (94/57)

-Skelet, 23 november 1994 (94/58)

De cursussen 94/56 en 94/58 zijn volgeboekt.
Veterinaire Apotheek I
gemengde praktijk ƒ 1450,-

21, 22 en 23 september 1994 (94/64)

Anaesthesie I ƒ 575,—

23 september 1994 (94/78)

(Aangeven hond of kalf/paard)
Pluimvee-entingen ƒ 460,-

28 september 1994 (94/73)

LPC cn OCD (elleboog) hond ƒ 350,-

30 september 1994 (94/61)

Deze cursus is volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.
Zin en onzin van bloedonderzoek
bij melkkoeien ƒ 380,-

4 oktober 1994 (94/91)
Voortplanting Paard

(aanpak probleemmerries) ƒ200.-

5 oktober 1994 (94/97)
12 oktober 1994 (94/98)
De cursussen zijn volgeboekt, opgave voor de
wachtlijst is mogelijk.

Acute huik ƒ 365,-

7 oktober 1994 (94/62)
Monitoring en analyse van gezondheids- en
productieproblemen

op melkveebedrijven ƒ 1775,-

10, II en 12 oktober 1994 (94/81)

Deze cursus is volgeboekt, opgave voor dc
wachtlijst is mogelijk.
Longaandoeningen paard: acuut
en chronisch ƒ 485,-

14 oktober 1994 (94/83)

Behandeling van kruisbandletsels ƒ 685,-
14 oktober 1994 (94/75)

21 oktober 1994 ( 94/76)

4 november 1994 (94/95)

De cursussen 94/75 en 94/76 zijn volgeboekt.
Dermatologie gezelschapsdieren
voor assistenten ƒ 425,-

18 oktober 1994 (94/74)
Patiëntendemonstratie
gezelschapsdieren ƒ 90,-

19 oktober 1994 (94/79)
Toepassing van röntgenologie

bij bijzondere dieren ƒ 345,-

21 oktober 1994 (94/93)

Het keuren van paarden ƒ 1000.-

27 oktober. 1 middag op locatie en nabespreking
op 15 december 1994 (avond) (94/88)
Röntgenologisch en echografisch onderzoek
van het urogenitaalapparaat

bij gezelschapsdieren ƒ 335,-

28 oktober 1994 (94/60)
Veterinaire aspecten van de
struisvogelhouderij in Mederland ƒ 455,-

8 november 1994 (94/82)
Zeisterdagen ƒ1100.—

Week I, 8-11 november 1994 (94/85)

Week II, 14-18 november 1994 (94/86)

Week III, 21 -25 november 1994 (94/87)

U, u» cliënt en u» patiënt ƒ 430,-

10 november 1994 (94/84)
Binnenstebuiten; een kwart eeuw

interne in de Uithof ƒ 50,—

16 november 1994 (94/94)
.Apotheekbeheer voor

gezelschapsdierenpraktici ƒ 1450,-

16, 17 en 18 november 1994 (94/72)
De Benauwde Patiënt

(te Beerse, België) ƒ 360,-

25 november 1994 (94/96)

Kliniek en diagnostiek van

leververvetting bij melkkoeien ƒ 480,-

29 november 1994 (94/90)

Klinische les gezelschapsdieren

"Heeft ie gezonde oogjes"? ƒ135,-

1 december 1994 (94/77)
Schedelafwijkingen bij

de hond en kat ƒ370,—

2 december 1994 (94/59)
Digestie apparaat varken ƒ 1550,-
6, 7 en 8 december 1994 (94/63)
Themadag lever ƒ 375,-
9 december 1994 (94/80)
V lecskalveren capita selecta ƒ 630,—
15 december 1994 (94/71)

Nadere infonnatie over PAO-Diergeneeskunde
cursussen kunt u vinden in onze cursusbrochure.

Inlichtingen: Bureau PAO-Diergeneeskunde
Postbus 85205, 3508 AE UTRECHT.
Telefoon: 030 - 517374, Fax: 030 - 516490

Bankrekeningnummer 55.56.71.100; giro van
de ABN 1412.

September

16 Lustrumviering dierenartsen 1964-1969-
1974-1979-1984-1989. Aanvang 10.30 uur,
Janssen Pharmaceutica B.V., Tilburg.

17 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Utrecht, aanvang 13.30
uur.

17 PAO-D cursus: 94/68 Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

18-22 Autumn Conference of the European
Society of Veterinary Pathology, Cuneo,
Italy.

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel, aan-
vang 20.00 uur

20 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe van de KNMvD.

20 Ledenvergadering Afdeling Limburg van
de KNMvD. Dinsdagavond 20.15 uur.
Restaurant \'De Waever" te Heythuysen.

20 Ledenvergadering van de Afdeling Utrecht
in \'Het Oude Tolhuis" te Utrecht, aanvang
20.15 uur

20 PAO-D cursus: 94/54 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren.

21-22 en 23 PAO-D cursus: 94/64 Veterinaire
Apotheek I Gemengde Praktijk.

22 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

22 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie.

22 Ledenvergadering Groep Homoeopathisch-
werkende Dierenartsen in het Jaarbeurs-

-ocr page 188-

I fc Î i I i < i i â

congrescentrum te Utrecht, aanvang 19.30
uur.

Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen, aanvang 14.00 uur.
PAO-D cursus: 94/78 Anaesthesie I.
Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Best, aanvang 13.30

22

23

24

27

27

28
29

November

Bijeenkomst Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei. Praktijk Bameveld, De Driest 2, aan-
vang 20.15 uur. Presentatie BFI afvalver-
werkingstechnieken, bestuurswisseling.
PAO-D cursus: 94/55 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezelschaps-
dieren.

PAO-D cursus: 94/73 Pluimvee-entingen
Sportdag KNMvD, voorafgaand aan het
Jaarcongres, Friesland.

30-1 oktober Jaarcongres 1994 KNMvD in con-
grescentrum De Lawei te Drachten. Thema
: Diergeneeskunde na 2002.

30 PAO-D cursus: 4.\'6I LPC en OCD (elle-
boog) hond.

Oktober

4 PAO-D cursus: 94/91 Zin en onzin van
bloedonderzoek bij melkkoeien.

5 PAO-D cursus: 94/97 Voortplanting Paard
(aanpak probleemmerries).

7 PAO-D cursus: 94/62 Acute Buik.

10-11 en 12 PAO-D cursus: 94/81 Monitoring
en analyse van gezondheids- en produktie-
problemen op melkveebedrijven.

12 PAO-D cursus: 94/98 Voortplanting Paard
(aanpak probleemmerries).

14 PAO-D cursus: 94/83 Longaandoeningen
paard: acuut en chronisch.

14 PAO-D cursus: 94/75 Behandeling van
kruishandletsels.

15 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Zwolle, aanvang 13.30
uur.

18 PAO-D cursus: 94/74 Dermatologie gezel-
schapsdieren vm>r assistenten

19 PAO-D cursus: 94\'79 Paticntendemonstra-
tie gezelschapsdieren

21 PAO-D cursus: 94/93 Toepassing van rönt-
genologie bij bijzondere dieren

21 PAO-D cursus: 94/76 Behandeling van
kruishandletsels.

21 33e Dies van het Particulier Veterinair
Gezelschap \'Cerberus\'.

22 Najaarstraining GHwD, Maag-darmproble-
men bij huisdieren. Nol in "t Bosch.
Wageningen.

24 AUV-regiovcrgadering, regio Zuid, Motel
Vught, aanvang 20.00 uur.

26 Europäische Tagung der Beamteten
Tierär/te.

27 Jaarvergadering Groep Dierenartsen werk-
zaam in het Bedrijfsleven van de KNMvD.

27 I middag op locatie en 15 december 1994
PAO-D cursus: 94/88 Hel keuren van paar-
den.

27 AUV-regio\\ergadering, regio West, Afrit
De Meer, aanvang 20.00 uur.

28 PAÜ-D cursus: 94/60 Röntgenologisch en
echografisch onderzoek van het urogeni-
taalapparaat bij gezelschapsdieren.

31 AU V-regiovergadering, regio Oost, De
Cantharel te Ugchelen, aanvang 20.00 uur.

Ausschreibung der Planstelle eines ordentlichen Universitätsprofessors/
einer ordentlichen Universitätsprofessorin für Bakteriologie und Hygiene

Am Institut für Bakteriologie und Tierhygiene der Veterinärmedizinischen
Universität Wien ist ab sofort die Planstelle eines ordentlichen Universitäts-
professors/einer ordentlichen Universitätsprofessorin für Bakteriologie und
Hygiene (Nachfolge 0. Univ.-Prof.Dr. Klaus Petzoldt) zu besetzen.

Der Stelleninhaber/die Stelleninhaberin soll die veterinärmedizinische Bakterio-
logie und Hygiene in Lehre und Forschung vertreten. Es wird erwartet, daß die
Bewerber

- ein in- oder ausländisches facheinschlägiges Doktorat und

- eine in- oder ausländische facheinschlägige Lehrbefugnis oder eine gleichzuhal-
tende wissenschaftliche Befähigung besitzen und

- den Nachweis der pädagogischen Eignung erbringen.

Gesucht wird eine wissenschaftlich hervorragend ausgewiesene Persönlichkeit
mit umfangreicher Erfahrung auf den Gebieten der bakteriologischen Diagnostik,
inklusive der molekularbiologischen Techniken, der Immunologie und der
Tierhygiene. Vom Bewerber/der Bewerberin werden Erfahrungen in der Grund-
lagenforschung und in der interdisziplinären Zusammenarbeit erwartet.

Interessenten/Interessentinnen werden eingeladen, ihr Bewerbungsschreiben zu-
sammen met dem Lebenslauf, dem Nachweis der abgeschlossenen Hochschul-
ausbildung, der Darstellung der bisherigen Lehr- und Forschungstätigkeit und
einer Liste aller wissenschaftlichen Veröffentlichungen mit Sonderdrucken von 10
ausgewählten Publikationen bis zum 15. Oktober 1994 an den Rektor der
Veterinärmedizinischen Universität Wien, Linke Bahngasse 11, A-1030 Wien, zu
richten.

Die Veterinärmedizinischen Universität Wien strebt eine Erhöhung des
Frauenanteils ihres Personalstandes an und lädt daher facheinschlägig qualifi-
zierte Wissenschaftlerinnen ausdrücklich zur Bewerbung ein.

Der Rektor: Prof.Dr.Dr.h.c. Elmar Bamberg

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in le
geven. De koe vindt hel zelfs lekker.

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van melkziekte aanzienlijk.
Tevens kan hel preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon è 450 gram:
Calciumchloride 2H2O
Magnesiumchloride
Soyaboonolie
Gedemineraliseerd water

180,0 g
3,6 g
126,0 g
140,4 g

Toepassing en dosering
CALOL is een voedingssupplement dat bij cal-
cium- en/of magnesiumtekort kan worden toe-
gediend.

Isie flacon - zodra de koe weer overeind staat,

meestal na een Ca/Mg infuus
2de flacon - 12 uur later

Ter preventie:

1ste flacon - 24 uur vóór het afkalven
2de flacon - direkt na het afkalven
3de flacon - 12 uur na het afkalven
4de flacon - 24 uur na het afkalven

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

®

Calol

Gebrek aan Calcium?

Geef dan de voorkeur aan CALOL!

CALOL bevat als werkzame stof het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dit geeft reeds in de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ca-ionen, waardoor er een snelle opname in
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeft levens invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuil het bot en er meer vrij, aktief calcium in
het bloed komt.

Doordat het Calciumchloride van CALOL is in-
gekapseld in Soyaboonolie heeft het geen
prikkelende invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk in kontakt met het maagslijmvlies.

-ocr page 189-

STICHTING GEZONDHEIDSDIENST VOOR
DIEREN IN NOORD-NEDERLAND

De Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland, gevestigd in Drachten, is een modern geoutil-
leerde dienst met 120 medewerkers, die de tweedelijns gezondheidszorg voor dieren in de drie noorde-
lijke provincies behartigt.

Per 1 september 1993 is een landelijke campagne voor de bestrijding van de ziekte van Aujeszky gestart
om Nederland vrij te maken van deze ziekte. De Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland
streeft ernaar om haar werkgebied officieel vrij van de ziekte van Aujeszky te maken voor
1 september 1996.

Om deze doelstelling te kunnen realiseren zoeken wij voor de afdeling Varkensgezondheidszorg, die
wordt bemand door twee dierenartsen en drie buitendienstmedewerkers, op korte termijn een

DIERENARTS M/V

om de afdeling zestien uren per weei< gedurende twee jaar te ondersteunen.
De functie-inlioud.

De te benoemen dierenarts zal, na een inwerkperiode, verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse uitvoe-
ring van de bestrijding van de ziekte van Aujeszky. De verantwoordelijkheid zal bestaan uit:

- de administratieve bewaking van de status van alle bedrijven in Noord-Nederland inzake Aujeszky-
besmetting

- begeleiden van het certificeringsprogramma

- bewaking van de uitvoering van de entschema\'s

- het geven van voorlichting en adviezen over de bestrijding van de ziekte van Aujeszky aan varkens-
houders, voorlichters en eerstelijns-dierenartsen

De functie-eisen

- een afgeronde dierenartsopleiding

- in het bezit zijn van een rijbewijs

- het plezierig vinden om in teamverband te werken

- vaardigheid om kennis overte dragen in woord en geschrift

- goede contactuele eigenschappen

Salaris

De salariëring bedraagt minimaal / 1.847,20 tot maximaal ƒ 2.920,40 bruto per maand op basis van een
zestien-urige werkweek. De inschaling is afhankelijk van kennis en ervaring. De arbeidsvoorwaarden
worden vastgesteld conform het arbeidsvoorwaardenpakket van de Gezondheidsdiensten voor
Dieren.

Nadere inlichtingen kunt u inwinnen bij de heer drs. J.H. Lambers, coördinerend dierenarts
Varkensgezondheidszorg (tel. 05120-70700 of privé 05944-3023) of bij de heer drs. P.J. van der Wolf,
dierenarts Varkensgezondheidszorg (tel. 05120-70700 of privé 05126-1557).

Uw sollicitatiebrief, voorzien van een curriculum vitae, kunt u binnen 7 dagen na het verschijnen van
deze advertentie richten aan de Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland, t.a.v. mevrouw
B. Pool, afdeling Personeelszaken, Postbus 361, 9200 AJ Drachten.

De functie is mede mogelijk gemaakt door subsidie van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij.

-ocr page 190-

Novad Coöperatie Ideëel

De moderne dierenarts heeft te maken met een grote stroom
diergezondheidsgegevens. Deze gegevens worden vastgelegd in
systemen, zoals patiëntenkaarten en managementsystemen.
Automatisering van de vastlegging van deze gegevens neemt hand
over hand toe. De Novad Coöperatie Ideëel (NCl) is ervan overtuigd
dat automatisering de dierenarts ondersteunt bij de uitoefening van
de diergeneeskunde.

De NCl stelt zich namelijk ten doel de kwaliteit van de uitgeoefende
diergeneeskunde te verbeteren met behulp van informatisering
en automatisering.

Een nietszeggende verzameling van gegevens wordt met behulp van
kennis informatie. Dit is \'informatisering\'.

Wilt u bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van de uitoefening
van de diergeneeskunde door middel van informatisering?
Wordt dan lid van de NCl.

Voor meer informatie: Joost de Veer, dierenarts-manager van de NCI.

Novad Coöperatie Ideëel, Julianalaan 8-10, 3581 NT Utrecht,
tel. 030-545749/ 05476-2085.

VBÉ

novad coöperatie ideëel

De NCl is een zelfstandige
organisatie van, voor en
door dierenartsen.
Ze voert overleg met
organisaties zoals de
Faculteit Diergenees-
kunde en het Agrarisch
Telematica Centrum
(informatisering en
automatisering in de
landbouw) en met de
softwareproducenten.
De NCI voert samen met
de KNMvD overleg met de
overheid over de gewenste
ontwikkelingen in de
diergezondheidszorg.

Gezelschapsdierenpraktijk in het midden van het land zoekt

ENERGIEKE DIERENARTS M/V
PARTTIME

Er zal geparticipeerd dienen te worden in de dienstregeling en managementtaken. Achterwacht niet
noodzakelijk. Associatie behoort in de toekomst tot de mogelijkheden. Werkervaring strekt tot aanbe-
veling.

Uw reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 TD
Utrecht, onder nummer 54.

Enthousiaste dierenarts (m) met vijfjaar ervaring in de gemengde praktijk, waaronder paarden,
zoekt

VASTE BAAN
MET GOEDE TOEKOMSTMOGELIJKHEDEN.

Reacties richten aan de Redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht,
onder nummer 55.

-ocr page 191-

MEDIO DLX (PHILIPS), MAX. VERMOGEN 99 KV 700 MAS, t.e.a.b.
D.A.P. Ter Horst en De Vries, Vierhouten, telefoon 05771-1296

TE KOOP

RONTGEIMAPPARAAT IN GOEDE STAAT

Dierenarts met bijna 20 jaar praktijkervaring zoekt voor 2 dagen per week werk in

EEN PRAKTIJK

in het midden of zuiden des lands. Brieven richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 56.

Gevraagd

DIERENARTS M/V

in grote huisdierenpraktijk (rundvee, schapen, paarden) te Westwoud. Bedoeling is in beginsel na 1 jaar
te associëren. Brieven richten aan DAP Westwoud, Dr. Nuyensstraat 67, 1617 KB Westwoud.

INGELVAC® EN HET

GROTE GEMAK

IF^S

HBO-opleiding ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi, fysiothera-
peuten, mensendiek(st)ers en cesarieten.

De opleiding begint op 8 oktober 1994 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Hoofddocent is Drs. G.A. van der Burg, tandarts
en acupuncturist, tevens auteur van het
Handboek voor Acupunctuur.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., Postbus 177, 1200
AD Hilversum of bellen met 035-834456 (na 19.00
uur).

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuurbe-
handelingen.

Zo simpel. Zo snel. Zo zeker. Zo veilig.

Ingelvac Aujeszky MLV bestaat uit een flacon (levend)
virus en een flacon oplosmiddel. Door de onderdruk
in het flesje virus, is met de
Ingelvac Overloopnaald
in een oogwenk kant en klaar vaccin
bereid. In exact de juiste verhouding,
zonder lastige restjes, omdat de f A
hoeveelheden precies op elkaar
zijn afgestemd. Er zijn verpak-
kingen met 10, 25 en 50
doseringen, zodat aan-
maak altijd afgepast kan
worden naar
behoefte.

-ocr page 192-

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe connmunicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel.(030)204114

Injectiepreparaten

• Extra wateroplosbare poeders
en orale vloeistoffen

melkmengbare mixen

Feedmixen

Wormmiddelen

Uier- en uteruspreparaten

Vaccins

Postbus 148,8090 AC Wezep.

Wilt u meer informatie over ons
assortiment, bel dan de infolijn:
telefoon 05253 - 33 35

Geregistreerde veterinaire produkten

Your partner in good veterinary practice

-ocr page 193-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 19, 1 DKTOBER 1994

JT^BBBBII

.«\'S»»!.-»:*..««-

EDITORIAL 560

OVERZICHTSARTIKEL

Neurodegcncratieve aandoeningen van het centrale zenuwstelsel bij het paard;

E. Gruys. A.C. Beynen. G.J. Brinkhorst. S. van Dijk. J.P. Koeman en P. Stolk 561

OVERIGE ARTIKELEN

Mogelijkheden van selectie op verhoogde ziekteweerstand bij varkens op basis van
immunologische kengetallen;
E. H\'. Brascamp 568

WETENSCHAP

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Startnotitie pleit voor verdere differentiatie; Sophie Deleu
Diergeneeskunde in 2000: een studie met aparte studierichtingen
Aanvullingen veterinaire mediatheek W.F. Speckmann Stichting

MEDEDELINGEN VHI
CURSUSSEN EN CONGRESSEN

Lustrum Veterinair Dispuut Veritas

Najaarstraining Groep Homoeopalisch-werkende Dierenartsen
Najaarssymposium Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland
Symposium pathologie reptielen en amfibieën
European College of Veterinary Toxicology

MEDEDELINGEN RW
MEDEDELINGEN VD

ACTUA

572
574
583

581

584
584

584

585
585

585

585

VJetenschappeWjke lezingen

walt ham

Inlichtingen:

Virbac Nederland BV
Tel.: 03420 . 93008
Fax: 03420 . 90164

Pododermatitis bij hond en kat - Dr. Ton Willemse
Urolithiasis bij hond en kat - Dr. Ronald van Noort

18 oktober 1994 te Staphorst
22 november 1994 te Nieuw Vennep
22 december 1994 te Bameveld

-ocr page 194-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr. J. M. de Kmijf(penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof.dr.G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. ü. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Profdr M. Drost (Gainesville, Florida. U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut. U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller(lsraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S.G.AM, van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U S A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster(Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J.M.V.M Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California. U S A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Glessen, Germany)

Prof dr. E. J, Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca, New York, U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. R.J, Slappendel (Utrecht)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. II. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P. F.G. M van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrccht)

Prof dr L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTIE

R.G J M Haring
M. de Wolff

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwixirdigd alle Afdelingen cn
(iroepen van de Koninklijke Nederlandse Maat.schap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10, Postbus 14031. 3508 SB Utrecht(tel.
030-51 Ol II fax 030-51 17 87)

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrifl voor Diergeneesitunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 851(K), 3508 AC Utrccht, nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V.. Veendam (tel. 05987-23065, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 51 OI 11. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo, voorzitter

Drs. C. W. M. Augustijn, vice voorzitter

Drs. J. J. van Zutven. penningmeester

Drs. A. Mostert. lid

Drs. W. J. Schoorlemmer. lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. te GilTel. secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. mr P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A.M. Deleu

Mw. D.T.C. Raasing

Mw. drs. C.M. van Kalles

S. L. Oostindiën

585

586

587

588

589

592

593

594

595

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE

PAO-DIERGENEESKUNDE

REFERATEN

VRAAG EN ANTWOORD

BOEKBESPREKING

KNMVD

In Memoriam; Wilhelmus R.J. Rasenberg

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Commissie VDA nieuwe samenstelling

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

561

CONTENTS

REVIEW PAPERS

Neuro-dcgcncrative di.sease of the central nerve-system in the horse;
E. Gruys, A C. Beynen. C.J. Brinkhorst. S. van Dijk. J.P. Koeman and P. Stolk

OTHER PAPERS

Possibilities of selection on high resistance in pigs based on immunological parameters;
E. H\' Brascamp

568

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992:
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct ofindirect - het gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden in dc inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen doordc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, dtxtr middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze t>ok, zonder schriftelijke ttKstemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents / Agricultural Biotogv and Environmental Science .
Inde.X\'Medicus. inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Ahstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 195-

®Ringvac of ringschurft?

^Ringvac de levenslange bescherming
tegen ringschurft.

Ringschurft komt vaak voor.

Dit eeuwenoude probleem wordt
nog vaak met achterhaalde
middelen, zoals afgewerkte olie,
behandeld. Dat is nu niet meer
nodig. Zelfs alle andere middelen
zijn nu overbodig geworden.

Want enting met ®Ringvac
voorkomt ringschurft en
biedt levenslange immuniteit.

Ringschurftproblemen behoren na
vaccinatie met ®Ringvac tot het verleden.

®Ringvac bovis LTF-130
Produktinformatie:

Vaccin voor de actieve immunisatie von rundvee tegen ringschurft;
REG NL
7814; bevat meer dan 7 x 10" levende sporen van
geattenueerd Trichophyton verrucosum per ml; kalveren jonger dan
4 maanden: 2 x 2 ml lm; rundvee ouder dan 4 mnd 2 x 4 ml im;
niet gebruiken bij dieren met klinische ringschurft; wachttijdadvies
slacht 14 dagen. Houdbaarheid: 18 maanden.
Iedere verpakking bevat 10 kalverdoses.

Hoechst Holland N.V.
Animal Health
Postbus 12987
1100 AZ Amsterdam Z.O.
Tel. 020 590 84 94.

Hoechst

-ocr page 196-

De perfecte
therapie

Doeltreffend

Snelwerkend

Betrouwbaar

Baytril is een anti-infectivum met een uniek
werkingsmechanisme. Dit resulteert in een
betrouwbaar bactericide effect. Baytril heeft
een breed anti-bacterieel spectrum. Het
werkt snel, is eenvoudig toe te dienen
en wordt door de dieren probleemloos
verdragen.

Anti-infectivum
voor honden en katten

Werkzame stol: Enrolloxacin. Indicaties : intecties mei voor Baytnl gevoelige micro-organismen btj horxlen en katten, met name inlecties van hel maag-
darmkanaal. de luchtwegen, de urinewegen, de geslachtsorganen, de huid. hel middenoor en wonden. Conira-indicalies : Baytril mag niel virorden toe-
gepast bij honden jonger dan 1 jaar Bi) grote honderassen is hel vanwege de langere groetlase raadzaam lol een leellijd van 1,5 jaar geen Baylnl te
gebruiken. Oosenng : de gebruikelijke dosenng is 5 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over één ol twee doseringen. Dosenngsduur : vijl lol tien
dagen Verpakkingen : injeclievloeislol met 2,5% enrolloxacin (loelatingsnummer REG NL 3144). tabletten mei 15, 50 en 150 mg enrolloxacin {loela-
tingsnummers REG NL 3904, REG NL 3864 en REG NL 3860). Voor meer produktinlormatie : zie verpakkingstekst. Bayer B.V., Division VT,
Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht Teleloon 02979-80666

Bayer B.V.
Division VT
Energieweg 1
3641 RT Mijdrecht

-ocr page 197-

"\'A

Äl

■ \'.A -

^msm

Endex: het gekombineerd ideaal tegen
alle stadia van leverbot én wormen

dhs

Het ideale breedspektrum wormmiddel
voor schapen. Werkt tegen volwassen
en onvolwassen maag-, darmwormen en
alle stadia van de leverbot. Is ook aktief
tegen benzimidazole resistente wormen.
Standaarddosering 1 ml per 5 kg schaap.
Endex is verkrijgbaar in 0,5 liter en 1 liter
verpakking en 2,5 liter rugcontainer.
Ciba Animal Health Division:
na gezondheid de beste oplossing.

Animal Health Division

Ciba-Geigy Agro BV
Stepvelden 10, Postbus 1048
4700 BA Roosendaal
Telefoon 01650-97305
Fax 01650-97283

Endex bevat per ml 50 mg tnclabendazole en 37.5 mg levamisole hydrochloride. Raadpleeg bijsluiter voor gebruik. Wachttermijn vlees 42 dagen, melk 28 dagen. Reg NL 7978,

-ocr page 198-

In deze aflevering van het Tijdschrift wordt onder
meer een overzicht gegeven van de belangrijkste
neurodegeneratieve aandoeningen van het cen-
tralezenuwstelsel bij het paard. Bovendien worden
in hetzelfde artikel gevallen besproken, aangebo-
den aan de Faculteit Diergeneeskunde. Overzichtsartikelen zijn zeer gewild. In één keer wordt alle kennis
over een bepaald onderwerp met elkaar in verband gebracht. (\' Wetenschap is organisatie van kennis\', al-
dus W. Sybesma). De praktici onder de lezers zijn daarnaast in staat hun kennis in korte tijd op te halen en
uit te breiden. Neurodegeneratieve aandoeningen lenen zich daarvoor bij uitstek.

Het tweede wetenschappelijke artikel beschrijft de mogelijkheden van selectie van varkens op verhoogde
weerstand. Weerstand blijkt moeilijk te definiëren; de auteur omschrijft de term als een resultaat van ver-
schillende, slechts deels immunologische processen. De conclusie van het artikel is dan ook dat het onver-
antwoord lijkt om op resistentie tegen bijvoorbeeld één bepaalde ziekte te selecteren. De auteur noemt wel
de mogelijkheid van indexselectie.

Alhoewel selectie op weerstand nog in de kinderschoenen staat, is het een interessant onderwierp voor de
toekomst. Men streeft immers op alle mogelijke manieren naar een verlaagd medicijn- en vaccingebruik
in de veehouderij. Een hoge weerstand bij onze varkens zou derhalve onder meer van invloed kunnen zijn
op de Nederlandse exportpositie.

Het hoofdartikel in Actua bestaat grotendeels uit de startnotitie van de Faculteit Diergeneeskunde:
Diergeneeskunde in 2000; een aparte studie met aparte studierichtingen. In deze startnotitie pleit de fa-
culteit voor een zeer vergaande differentiatie. Aangezien de visie, die in de notitie geventileerd wordt,
nogal wat stof heeft doen opwaaien, leek het de redactie zinvol de tekst in het Tijdschrift op te nemen.

Voorafgaand aan de startnotitie vindt de lezer een interview met profdr A. Rijnberk en profdr. L.M.G. van
Golde, leden van de bestuurscommissie Facultaire Strategie (het brein achter de notitie). De beide profes-
soren geven een toelichting op \'Diergeneeskunde in 2000\'. Bovendien wordt in hetzelfde interview de me-
ning van de KNMvD over de voorgestelde, vergaande differentiatie weergegeven.

De ideeën van de commissie zijn misschien niet helemaal nieuw, ze stonden toch nog nooit zo confronte-
rend zwart op wit. Mocht de lezer zich geroepen voelen otti te reageren, \'Diergeneeskunde in 2000\' heeft
de status van een discussiestuk. De auteurs van de notitie hebben te kennen gegeven niets liever te willen
ontvangen dan reacties \'uit het veld\'.

De Hoofdredactie.

0

Edteria

-ocr page 199-

>i I f«

« • il

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 561-7

NEURODEGENERATIEVE AANDOENINGEN VAN HET
CENTRALE ZENUWSTELSEL BIJ HET PAARD

E. Gruys\'\'*, A.C. Beynen^, G.J. Binkhorst^\', S. vanDijk^, J.P. Koeman\'\' en
P. Stolk3*

Overzichtsartikelen

SAMENVATTING

Een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste neuro-
degeneratieve aandoeningen van het centrale zenuwstel-
sel bij het paard. Het betreft een literatuurbespreking
met vermelding van gevallen (paarden, Przewalski-paar-
den en twee zebra\'s) aangeboden aan de Faculteii der
Diergeneeskunde te Utrecht. Besproken worden: 1.
ataxie geassocieerd met: A/ statische stenose, B/ dynami-
sche stenose, C/ op willekeurige plaatsen in het centrale
zenuwstelsel voorkomende laesies, D/ equiene herpesvi-
rus-infecties, E/ equiene degeneratieve myelo-encefalo-
pathie, of F/ cerebellaire abiotrofle; II. equiene motor-
neuron-degeneratie; III. grass sickness of equiene
dysautononiie; IV. myelomalacie na narcose; en boven-
dien V. equiene leuko-encefalomalacie. Het eigen onder-
zoek toont aan, dat mengvormen van verschillende van
deze aandoeningen kunnen worden vastgesteld. Aan-
gaande de etiologie van de gevonden neurodegeneratieve
afwijkingen van het centrale zenuwstelsel is in de meeste
gevallen weinig met zekerheid bekend. Vlogelijk kan bij
een deel van de patiënten een rol worden toegeschreven
aan vitamine-E-gebrek, eventueel in combinatie met an-
dere factoren. De leuko-encefalomalacie wordt veroor-
zaakt door een bekend mycotoxine met een aangrijpings-
punt in de myelinestofwisseling.

INLEIDING

Neurodegeneratieve veranderingen bij het paard staan in toe-
nemende mate internationaal in de belangstelling. Diverse
gevallen, waarbij na sectie neuronafwijkingen werden vast-
gesteld, zijn in de literatuur beschreven. Verschillende patro-
nen van dc pathologische afwijkingen worden hierbij ge-
noemd, die elk de basis vormen van verschillende ziekte-
beelden, o.a.:

- equiene degeneratieve myelo-encefalopathie,

- equiene motor neuron disease,

- grass sickness (equiene dysautonomie),

- post-anesthetische myelomalacie, en

- de familiaal voorkomende cerebellaire abiotrofie.

\' Vakgroep Palhologie.

^ Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding, en

^ Vakgroep Meetkunde en .Anesthesiologie der Grote Huisdieren. Faculteit
Diergeneeskunde. Yalelaan l. 350H TD. Utrecht. Correspondentie: ProjDr E Gruys.
Vakgroep Palhologie. Faculteit Diergeneeskunde. Yalelaan I. 35I)S TD Utrecht.

* .Uede namens de volgende deelnemers van de Onderzoekersgroep Neurologie van
hel Paard. Faeulleil Diergeneeskunde. Yalelaan I. 350fl TD. Utrecht:
/ vanuil de Vakgroep Palhologie: J. van .Amerongen. Drs.
5..4. Goedegehuure. Dr.

T.S.G..A M van den Ingh. Dr .U Kik:
2 vanuil de Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding: Dr. H.C. Kalsheek. Dr. ,U,

Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan. Dr. T. H\'ensing: en
J vanuil de Vakgroep Heelkimde en .Anesthesiologie der Grote Huisdieren: Prof. Dr
A. Barneveld. Drs. J.S.M M. van Dielen. Drs R. Keg en Prof Dr F. Nemeih.

Ook in ons land komen diverse patiënten met deze beelden
voor. In de meeste publikaties werd een op de klinische
anamnese gerichte bemonstering voor histologisch onder-
zoek uitgevoerd. Bij bredere bemonstering binnen ons pa-
tiëntenmateriaal bleken ook mengvormen van de ziektebeel-
den voor te komen. De oorzaak van de degeneratieve
veranderingen is bij de meeste van deze syndromen niet met
zekerheid bekend. Enkele vermeende hoofdgroepen van
oorzaken zijn: vitamine-E-gebrek; vergiftigingen met di-
verse stoffen, waaronder zware metalen, waardoor mogelijk
vitamine-E-tekort eerder manifest wordt, en specifieke
intoxicaties met doorgaans onbekende (schimmel- of bacte-
rie-) toxinen. Ook erfelijke predispositie wordt bij een aantal
van de ziekten genoemd. In dit overzicht zullen de genoemde
ziektebeelden kort worden besproken. Begonnen wordt met
als uitgangspunt het klinische verschijnsel ataxie. Dc bespre-
king is hierbij speciaal gericht op de differentiële diagnose
van de equiene degeneratieve myelo-encefalopathie, welke
aandoening klinisch door ataxie gekenmerkt wordt. Hierna
volgen de andere bovengenoemde ziekten. Tenslotte wordt
een beschrijving gegeven van een degeneratieve aandoening
van de witte stof van de hersenen waarvan dc oorzaak wel
bekend is (een schimmeltoxine), de equiene leuko-encefalo-
malacie, ook wel mouldy com poisoning genoemd.

I. ATAXIE

In de literatuur zijn diverse artikelen gepubliceerd over
ataxie bij het paard (10, 24, 40, 52). Wegens het karakteris-
tieke klinische beeld wordt in de angelsaksische literatuur
ook wel van wobblers of wobbles gesproken. Het betreft
vooral jonge dieren en in het bijzonder hengsten. Aan dit
ziektebeeld kunnen diverse aandoeningen ten grondslag lig-
gen (40), en deze zullen hier worden besproken.

A. Statische stenose.

Wegens gevonden degeneratieve veranderingen van de witte
stof in het ruggemerg en het daarbij behorende verdelingspa-
troon van de laesies werd als oorzaak vooral gedacht aan
Wallerse degeneratie op basis van ruimte-innemende pro-
cessen in het halsgebied (statische stenose). In een deel van
de patiënten met ataxie zijn deze processen ook aangetoond
(22,45,46, 65). De vernauwing ontstaat vooral door verdik-
king van de ligamenten tussen de wervels (met name van het
lateraal gelegen
Ligamentumßavum), in het ruggemergska-
naal uitpuilende cysten (25, 55, 74) en benige verdikkingen
(65), die het ruggemerg ter plaatse kunnen comprimeren.
Deze ligamentverdikkingen en cysten houden veelal ver-
band met degeneratieve aandoeningen van de tussenwervel-
gewrichten. In ons land heeft Binkhorst (4) bij een groot aan-
tal van de door haar onderzochte paarden met ataxie
artrotische afwijkingen in de tussenwervelgewrichten ge-
vonden. Vernauwingen van het wervelkanaal werden echter
niet aangetoond. Ten aanzien van de artrotische laesies zou
een onjuiste Ca/P-verhouding in de voeding van belang kun-
nen zijn geweest (4). Recent zijn operaties op patiënten met

-ocr page 200-

de boven genoemde oorzaken van stenose beschreven, waar-
bij wisselend succes werd behaald (45). Ook wordt als oor-
zaak van een ruimte-innemend proces in enkele gevallen een
hemia van de nucleus pulposus van een tussenwervelschijf
of een osteomyelitis in een wervel lichamen beschreven (47).

B. Dynamische stenose

Omdat bij veel dieren met ataxie de ruimte-innemende pro-
cessen niet duidelijk aantoonbaar waren, en omdat op rönt-
genfoto\'s genomen van de gebogen hals niet alleen bij dode
veulens (10), maar ook bij levende patiënten, een tijdelijk
\'opwippen\' van wervellichamen (instabiliteit; 55, 74) werd
waargenomen, nam men aan dat een stenosering ook op sub-
luxatie kon berusten en dus dynamisch kon zijn. De snel-
groeiende dieren met een lange hals (volbloed hengstveu-
lens) zouden hiervoor gepredisponeerd zijn. De subjectieve
beoordeling van röntgenfoto\'s van de halswervelkolom van
de patiënten wordt geen goede methode genoemd om ver-
nauwingen te diagnostiseren. Sinds kort zijn verbeteringen
van de radiografische beeldvormende techniek beschreven
(41,46,65), waardoor de mogelijkheden van intravitale diag-
nostiek bij deze paarden sterk vergroot zouden zijn. Door de
ratio te berekenen tussen de nauwste dorsoventrale wervel-
kanaaldiameter en de sagittale doorsnede van het wervelli-
chaam zou men meer succes bereiken ten opzichte van niet-
atactische paarden, met ecn sensitiviteit en specificiteit van
>89% (46).

C. Op willekeurige plaatsen in het centrale zenuwstelsel
voorkomende laesies

Trauma kan tot wisselende laesies aanleiding geven, die
eventueel tot ataxie zouden kunnen leiden. Ook alleen het
voorkomen van bloedingen en oedeem worden genoemd bij
atactische dieren. In Amerika heeft men dikwijls te maken
met het voorkomen van protozoaire infecties bij deze groep
patiënten. De protozoën komen wisselend verspreid in her-
senen en ruggemerg voor en veroorzaken overeenkoinstig
primaire en secundaire pathologische laesies met een varia-
bele distributie en variabele klinische symptomen. De ver-
wekker van deze z.g. protozoaire myelo-encefalitis, waarvan
zich mogelijk een geval binnen ons sectiemateriaal bevindt,
wordt tegenwoordig gedetemiineerd als
Sarcocystis neiir-
ona
(9, 15). Met ziektebeeld komt overeen met dat door de
uitval van delen van het zenuwstelsel op basis van structu-
rele laesies veroorzaakt door ronddwalende parasieten (cere-
brospinale nematodiasis), hetgeen een aantal malen werd
vastgesteld in ons patiëntenmateriaal. Voorts is een inciden-
teel voorkomende thoracolumbale ruggemergsinfarcering
beschreven, waarbij emboli van fibro-kraakbenig materiaal
in de spinale arteriën waren vastgelopen (64). Dit materiaal
is waarschijnlijk afkomstig van een gedegenereerde nucleus
pulposus uit de tussenwervelschijf De infarcering van het
ruggemerg op basis van de fibro-kraakbenige emboli bij die-
ren met een hemia is te verklaren door aan te nemen, dat ge-
degenereerd tussenwervelschijf-materiaal retrograad in de
rond de annulus fibrosus-lopende spinale arterie-takken ge-
perst werd. Deze pathogenese is met name ook bij honden
met een hemia bekend (21, 73).

D. Equiene herpesvirus

Verlammingen door aantasting van het zenuwstelsel als ge-
volg van een herpesvirus-infectie (EMV-1) zijn op verschil-
lende plaatsen in de wereld inclusief Europa vastgesteld (11,
35,49, 59). Men dacht nu eindelijk een verklaring te hebben
voor veel van de gevallen van paarde-ataxie. Een EHV-1-in-
fectie van het zenuwstelsel wordt echter gekenmerkt door
een vasculitis (56), mogelijk op immunologisch-allergische
basis. De aantasting van het zenuwweefsel is secundair aan
de vaatlaesies. Van het virus is niet bekend dat het zich in
neuronen of andere cellen van het zenuwstelsel nestelt en
daar primair beschadiging geeft. Behalve EHV-1 kan ook
EHV-4 overeenkomstige neurologische problemen geven
(43). Het is nog niet 100% uitgesloten dat EHV-4 zich wel in
zenuwcellen zou kunnen nestelen.

E. Equiene degeneratieve myelo-encefalopathie (EDM)

In de meeste gevallen van ataxie blijken de paarden te lijden
aan een primaire degeneratieve aandoening van neuronen
(neuraxonale dystrofie; 2). Ook in de patiënten aangeboden
aan onze faculteit werden, zoals ook eerder beschreven (31),
diverse gevallen gevonden met degeneratie van neuronen in
bepaalde kernen van de hersenstam, o.a. in het verlengde
merg (A\'.
cuneatus accessohus) en de intermediair gelegen
grijze stof in het ruggemerg (Tabellen 1-3). Deze neuronde-
generatie gaat gepaard met lipofuscinestapeling in neuronen,
toename van met lipofuscine-beladen macrofagen in het her-
sen- en ruggemergsweefsel en secundaire degeneratie van de
witte stof in ascenderende en descenderende zenuwbanen.
Deze veranderingen van de witte stof zijn het duidelijkst in
de dorsolaterale en ventromediane banen. De afwijking staat
bekend onder de naam equiene degeneratieve myelo-encefa-
lopathie (EDM) en wordt geassocieerd met vitamine- E-ge-
brek, terwijl de selenium-waarden normaal zijn (1, 5, 7, 8,
31). EDM komt voor bij diverse rassen, in het bijzonder bij
de Amerikaanse Morgan en een Appaloosa-familie (6), maar
is speciaal bij het uit Mongolië afkomstige Przewalskipaard
(28, 31,38). Tabel 1 geeft een overzicht van de EDM-bevin-
dingen bij Nederlandse Przewalski-paarden met ataxie.
Misschien speelt behalve een primair vitamine-E-tekort in
het voer ecn hogere vitamine-E-behoefte van deze dieren
wel een rol. Uit onderzoek van Blythe
et al. (5) is gebleken,
dat de bloed vitamine-E-waarden bij de atactische nakome-
lingen (door EDM) van een aan EDM-lijdende Appaloosa-
hengst significant lager waren gedurende de periode van
snelle groei (2-9 maanden oud) dan bij controle-dieren zon-
der ataxie. De atactische veulens hadden waarden beneden
2p.g/ml versus waarden >3|jig/ml bij de controle-dieren. Uit
het onderzoek van Hulsbosch
et al. (34) bij Nederlandse veu-
lens en jaarlingen en de resultaten van Keulse verzamelon-
derzoeken aan Przewalski-paarden (W. Zimmerman, mon-
delinge mededeling, 1993) blijkt dat dc Nederlandse veulens
en jaarlingen en de Przewalski\'s in diverse dierentuinen in
Europa vitamine-E-bloedwaarden kunnen hebben, die bin-
nen het gevaarlijke traject vallen (waarden lager dan 2|j,g a-
tocoferol/ml), terwijl in sommige dierentuinen Przewalski\'s
met goede waarden voorkomen. Vergeleken met de veulens
en jaarlingen hadden de onderzochte Przewalskipaarden
geen systematisch lagere vitamine-E-status. Bovendien is
duidelijk dat a-tocoferol-waarden lager dan 2p.g/ml niet per
definitie samengaan met klinische symptomen. Intoxicaties
met stoffen als zware metalen, organophosphaten, carbama-
ten, acrylamide, zwavel, plantengiften en schimmels (42,69)
kunnen leiden tot een grotere behoefte aan vitamine E, waar-
door een subklinisch tekort manifest kan worden. Vastge-
stelde risicofactoren (16, 17) voor opgroeiende veulens om-
vatten behandeling van de dieren met insecticiden,
blootstelling aan middelen om hout tegen rot te beschermen
en verblijf in \'dirty lots\' (vervuilde ruimten). Bij de behan-

-ocr page 201-

deling en vooral de preventie van EDM dient men te zorgen
voor toediening van voldoende vitamine-E. De werkzame
substantie is alleen het a-tocoferol. Verschillende van de in
ons land verkrijgbare premixen bleken onvoldoende vita-
mine-E te bevatten om werkzaam te kunnen zijn (34).
Bovendien moet men zich hoeden voor selenium-vergifti-
ging bij toediening van grote doses van preparaten waarin
beide verwerkt zijn. Een in de Keulse dierentuin toegepast en
werkzaam bevonden systeem is toediening van het nieuwe
wateroplosbare d-alpha-tocoferol-polyethyleen-glycolsuc-
cinaat (Vitamin E TPGS) verstrekt in combinatie met zonne-
bloemzaden (W. Zimmerman, mondelinge mededeling,
1993).

Als het gaat om therapie wordt ook wel aanbevolen (8) per
dag oraal 6000 lU d, 1 -a-tocoferol-acetaat te geven en dit vol
te houden tot het derde levensjaar van het dier.

F. Cerebellaire abiotrofie

Bij Arabische paarden, de Zweedse Gotland pony, het
Quarter horse en enkele andere paarderassen kent men een
degeneratieve aandoening van het cerebellum, waardoor de
dieren atactisch worden (12, 62). Er zijn aanwijzingen voor
een erfelijke achtergrond en de meeste gegevens (62) wijzen
op de mogelijkheid van een recessieve aandoening, waarbij
de Purkinje-cellen vervallen en de moleculaire laag ver-
smalt. Het kan vlak na de geboorte optreden maar ook op iets
latere leeftijd (4 maanden tot 2 jaar) tot uiting komen.

Tabel 1. Utrechtse bevindingen bij voor onderzoek aangeboden paardachtagen uit dierentuinen (Przewalski\'s (P) en zebra\'s {ZJ), De diagnose was equiene
degeneratieve myelo-encetalopathie (EDM) in de meerderheid der gevallen.

Table 1. Findings in equids (Przewalski horses (P) and zebras (Z)) from zoos studied in Utrecht. Note the number of cases with equine degenerative myelo-
encephalopathy (EDM) as final diagnosis.

nr

gesl/lftd

anamnese

cunacc

ventneu intmn

degeneratie
Waller

lipofusc

autgan

overig

diagnose

IP

cf laying

±

-

EMND

2P

9 0,5y

ataxia

-

ND

EDM

3P

normal

-

-

ND

no

4P

normal

-

-

-

ND

no

5P

d\\y

ataxia

-

-

ND

cadmium

EDM

6P

cf ly

ataxia

-

-

ND

cadmium

EDM

7P

cf ly

ataxia

-

-

ND

cadmium

EDM

8P

ataxia

-

-

ND

EDM

9P

slight

ND

-

ND

inf in liver

lOP

slight

-

-

ND

inf in liver

IIP

ataxia

insufficiently sampled

ND

7

from birth onwards

inf in liver

I2P

0,5y

ataxia

-

ND

EDM

I3P

9 14d

ataxia

-

ND

EDM

I4P

O young

ataxia

-

-

ND

EDM

I5P

cf 6m

ataxia

±

ND

EDM

I6P

cf old

ataxia

±

±

ND

EDM

I7Z

ataxia

-

ND

EDM

I8Z

ataxia

ND

EMND/EDM

nr

sex/age

anamnesis

cunacc

ventneu intmn

degeneration
Waller

lipofusc

autgan

other

diagnosis

legends:

citnacc = N.cunealus accessorius: ventneu = ventral neurons in spinal cord: inlmn = neurons of intermediate gray matter in spinal cord: Waller =
Walterian degeneration of the spinal white matter: lipofusc = accumulation oflipofuscin: autgan = autonomous ganglia: ND = not determined: lipofusc
lipofuscine accumulation: inf = inflammatory foci: cadmium = high cadmium values in liver

Tremor van het hoofd is bij deze ziekte een typisch kenmerk.
Het staat bekend onder verschillende namen; in de handboe-
ken vindt men meestal nog cerebellaire hypoplasie. Het
wordt tegenwoordig wel cerebellaire abiotrofie genoemd,
omdat de degenererende neuronale cellen aanvankelijk nor-
maal aangelegd worden. Een belangrijke differentiële diag-
nose bij patiënten met tremoren door degeneratie en verlies
van Purkinjecellen is mycotoxicose. In Australië, Nieuw
Zeeland en Amerika kent men veel gevallen van dergelijke
problemen door een op raaigras
(Lolium perenne) voorko-
mende tremorigene schimmel
Acremonium lolii (ryegrass
staggers; 51).

II. EQUIENE MOTÜR-NEURONDEGENERATIE
(EMND)

Sinds 1990 heeft men in de USA (13, 14, 18,60) een nieuw,
ook in Europa (3, 32, 63) en Japan (36) voorkomend, syn-
droom onderkend, dat gekenmerkt wordt door neurondege-
neratie. Deze patiënten liggen veel, zweten en tonen een ka-
rakteristieke onderstandige houding van de benen en een
naar de grond gericht hoofd. Het probleem heeft te maken
met degeneratie van de motorische neuronen in het rugge-
merg en denervatie-atrofie van spieren. Vooral de diepere
spiergroepen blijken aangetast te zijn (68). De paarden blij-
ven goed eten. Ook in België (63) en in ons land (Tabel 2)
komen dergelijke patiënten voor. De oorzaak van de ziekte is
onbekend. Valentine (persoonlijke mededeling, 1993) sug-

-ocr page 202-

inni i i iifii

Dutch warmblood: NFor = new forest: ARAB = arahian: Fr =

Tabel 2. Bevindingen in de periode 1987-1994 bij ter sectie aangeboden paarden afgemaairt wegens problematiek van het centraal zenuwstelsel
Table 2. Necropsied horses euthanised for clinical signs of central nervous systenn lesions from the period 1987-1994

gels/lft

ventneu

degeneratie
intmn Waller

autgan

overig

diagnose

1

foal

ataxia

-

-

ND

EDM

2

7mth

ataxia

-I-

ND

EDM/EMND

3

2y

ataxia

-

-

ND

EDM

4

dysauto

-

±

± inf

EDM/dys

5

ataxia

-

±

- inf

EDM

6 WPN

9 9y

dysauto

-

-1-

-

EMND/dys

7 WPN

c lly

EMND

-t-

-

ND

EMND/?

8 WPN

92y

EMND

-

±

-

-

steal EMND

9 WPN

c 7y

EMND

-

- inf

EMND

lOFjord

c4y

EMND/dys

-

-H

dys/EMND

II NFor

c2,5y

EMND/dys

-

-

dys/EMND

l2Belg

96y

EMND

±

-

inf

EMND/dys

13 Fjord

95y

dysauto

-

t

-

H-

dys/EMND

14Pony

97y

dysauto

t

-

-i-inf

dys/EMND

l5Fr

9l3y

paralil

ND

ND

ND

ND

-1-

dys/?

I6WPN

4mth

dys/EMND

-

-

EMND/dys

17 WPN

c2.5y

EMND

-

dys/EMND

I8ARAB

92.5y

EMND/EDM

-t-

■¥

-

EDM/EMND

I9WPN

94y

dysauto

-

-

-

-n-Hnf

dys

nr/breed

sex/age

anamnesis

degeneration

other diagnosis

ventneu

mtmn

Waller

autgan

legends a.s i.s table I. and

ND = not determined: c = castrated male: in f= infiltration of inflammatory cells: WPN -
friesian: paralil = paralytic ileus

gereert een verband met vitamine-E-deficiëntie, hoewel dit
zeker niet onderbouwd is. Bij de mens met motor-neuron-de-
generatie denkt men aan vergiftiging met insecticiden op or-
ganochloor-basis (23).

III. GRASS SICKNESS (EQUIENE DYSAUTONOMIE)
Sinds het begin van deze eeuw (33, 39, 48, 50) kent men in
West-Europa (met name in Zweden, Schotland en Noord-
Engeland) een complex van problemen bij paarden dat ge-
kenmerkt wordt door uitval van autonome neuronen (19,
53): dysautonomie. In Zuid-Amerika kent men een ziekte-
beeld dat er sterk op gelijkt (66,67). Acute gevallen vertonen
koliek ten gevolge van dunne-darm-ileus en maagoverla-
ding, chronische gevallen een sterk verlaagde darmperistal-
tiek en vermagering. De voedselopname is verminderd en
ook op het terrein van de respiratie-tractus kunnen verschijn-
selen worden waargenomen zoals korsten in de neus en
\'snuiven\'. De dieren met verschijnselen van het voorste deel
van de respiratietractus hebben een slechte prognose (44).
Voorts blijken ponies minder kans op overleven te hebben
dan grotere paarden (44). Omdat deze ziekte speciaal op-
treedt bij dieren met weidegang spreekt men van grass
disease of grass sickness (19, 26, 27, 48, 50). Het wordt
vooral vastgesteld in het voorjaar na droog schraal weer met
de maand mei als toptijd (50). De term dysautonomie wordt
met name meer voor de chronische gevallen gebruikt (19,
20,29). Gedetailleerde celpathologische veranderingen in de
autonome neuronen zijn beschreven (29, 54), waaronder in-
flux van serumeiwitten (30). Op basis van de neuropatholo-
gie in het perifere autonome zenuwstelsel zou de diagnose
aan een ileumbiopt gesteld kunnen worden (57, 58). De
praktische waarde van deze mogelijkheid verdient nadere
onderbouwing. De oorzaak van grass sickness is onbekend.

Op basis van de associatie met weidegang en bepaalde
weersgesteldheid zouden misschien schimmeltoxinen een
rol kunnen spelen. In Colombia heeft men clostridiumtoxi-
nen
(C.perfringens type A) gevonden, maar dit kon bij
Engelse patiënten niet bevestigd worden (54). Ook in ons
land komt grass sickness voor, en zoals uit tabel 2 blijkt, dik-
wijls in combinatie met EMND. Voorts werd bij enige paar-
den, die in Utrecht geopereerd werden wegens koliek en
sterk gedilateerde darmen, maar die geen liggingsverande-
ring bleken te hebben (paralytische ileus), een emstige dege-
neratie van neuronen in de autonome ganglia gevonden.
Dysautonomie lijkt daarom vaker voor te kunnen komen dan
verwacht op basis van typische klinische grass-sickness-
symptomen.

IV. MYELOMALACIE NA HALGTHAAN-ANESTHESIE
IN RUGLIGGING

Wanneer paarden om verschillende redenen en soms voor
weinig betekenende operaties in mgligging onder halothaan-
anesthesie zijn geweest, kan het incidenteel voorkomen dat
enkele van deze dieren tijdens de recovery-periode in de ach-
terhand ernstig zweten en achter niet overeind kunnen ko-
men. Bij dit type patiënten bleek in het thoraco-lumbale ge-
bied necrose van het mggemerg te zijn opgetreden. Het is
een wereldwijd voorkomend probleem (37, 61), waarvan in
Utrecht een serie gevallen nader is bestudeerd (61, en P
Stolk, mondelinge mededeling, 1994). Het bleek te gaan om
een zeer beperkt deel van de dieren met operatie in mglig-
ging, terwijl in een groot deel van deze post-anesthetisch
verlamde paarden subklinische EDM-veranderingen werden
gevonden (Tabel 3). Op basis hiervan is behalve aan veran-
derde bloeddruk ten gevolge van de anesthesie en dmk van
buikorganen op de grote vaten in het kader van de rugligging

-ocr page 203-

(waardoor de spinale circulatie kan zijn verminderd) ook ge-
dacht aan een rol voor subklinisch vitamine-E-gebrek (61).
Bij de oxydatieve penumbra-fenomenen tijdens weefselre-
perfusie na een periode van slechte circulatie zou gebrek aan
het beschermende anti-oxydans a-tocoferol (vitamine E) tot
meer kans op celschade kunnen leiden (71). Bewijzen voor
deze hypovitaminose-E-theorie bij de postanesthetische my-
elomalacie zijn echter nog niet geleverd.

V. EQUIENE LEUCÜ-ENCEFALOMALACIE (ELEM)
Bij het paard kent men vanouds necrose van de hersenstam,
nadat de dieren beschimmeld graan hebben gegeten (mouldy
com poisoning). Deze ziekte wordt klinisch gekenmerkt
door emstige uitvalsverschijnselen van de hersenen en lever-
beschadiging. De verschijnselen beginnen meestal plotse-
ling en omvatten ataxie, blindheid, depressie, hyperexiteer-
baarheid, en met het hoofd tegen de muur staan dringen (51).
Een neurologische patiënt met het morfologische beeld van
deze ziekte is incidenteel ook in ons land gezien, met name
na voedering van broodresten. Bepaalde schimmeltoxinen
(fumonisine BI van de schimmel
Fusarium moniliforme)
worden verantwoordelijk gesteld voor de laesies (70,72), die
speciaal de witte stof betreffen. Het fumonisine veroorzaakt
geen degeneratieve aandoening van de neuronen maar van
de myeline, omdat door dit toxine het sfmgolipide-metabo-
lisme wordt verstoord. Behalve deze vorm van schimmelin-
toxicatie kent men in de wereldliteratuur verschillende an-
dere neurologische syndromen bij het paard, waarbij
schimmelintoxicaties als oorzaak bekend zijn (51).
Voorbeelden hiervan zijn al onder hoofdje F. als differen-
tiële diagnose van de cerebellaire abiotrofie besproken.
Dergelijke intoxicaties zijn echter in ons land niet beschre-
ven en daarom wordt nadere bespreking hiervan thans ach-
terwege gelaten.

ir TC? luup^r^uji

■ i nfii I É iini

565

COMMENTAAR

Het is evident dat diverse neurodegeneratieve syndromen op
allerlei plaatsen van de wereld bij het paard worden onder-
kend. De meeste daarvan zijn ook in ons land waargenomen.
Het getoonde eigen materiaal geeft aan, dat mengvormen
mogelijk zijn. Om dit te kunnen vaststellen dient men ade-
quaat voor het histologische onderzoek te bemonsteren.
Voor Nederland zijn vooral van belang: de EDM bij dieren
met ataxie, de EMND bij motorisch gestoorde dieren (para-
lyse) en de dysautonomie bij paarden met grass sickness en
paralytische ileus. Omtrent de oorzaak tast men bij de meeste
van deze syndromen in het duister. Bij de EDM speelt vita-
mine-E-gebrek waarschijnlijk een sleutelrol.

Tabel 3. Paarden met myelomalacle na halothaan-anesthesie In rugligging (1987-1994)

Table 3. Data ot horses with myelomalacia after halothane-anaesthesia in dorsal recumbency (1987-1994]

nroper

Ift

gesl

ras

obstip

spieren\'vaten
colon

EDM

cuzacc/lipo Waller

myelomalacie haem

1 umb

4m

f

F

necrosis M.I

ND/ /-

TIO ventral grey

thrombosis

2 Forss

ly

f

D

-

necrosis M. glut

/ - /-

T8 ventral grey

pulm thrombosis

LI mid and ventral

3 Forss

lOm

m

D

-

gastric necrosis

/ - /

T15 dorsal grey

tubulonephrosis

Tl7 total grey

necrosis M.I

thrombosis

4 umb

8m

m

D

-

tubulonephrosis

/ - /■

TI5 total grey

oedema M.glut

dors haemorr

venous cong

5 Forss

4y

f

D

degeneration M.I

1 1

TI8-L5 total grey

6 ent

lly

f

D

-

oedema,\'deg M.I

! /-

L2 intermediate

oedema M.glut

and ventral grey

7 umb

ly

f

F

-

oedema.\'deg M.glut

-/ - /-

TI6 interm ventr

L1 total grey

8 Forss

4y

cm

D

oedema muscles

1 1

TI8 necrosis vent

pulmonary thrombosis

grey

gastric erosions

9 ent

I6y

cm

D

-t-

-

1 1-

from TIOdeggrey

congestion dorsaly

lOumb

6m

f

F

-

gastric necrosis

1 1

TI8 interm\'ventral

tubulonephrosis

L3 plus dorsal g

Hem

l.5y

f

F

gastric erosions

1-1

T9 interm grey.

tubulonephrosis

Tl8 total grey

L4 thrombosis

I2ent

-

-

!-

L dorsal grey

I3abd

3y

f

F

gastric erosions

t - /

TI5 total grey

renal pap necrosis

I4abd

F

old card infarct

-/ - /-

TI0-L3 total g.

dysautonomia

L3 throtnbi

I5ent

ly

D

-

-

/ - / -(-

TIO interm grey

cerebellar abiotrophy

nr oper

age

sex

breed

obstip

organs

signs of EDM
c.acc/lipo/Waller

myelomalacia
haemorrhages

legends: ohslin = ohstinations: M.L.= musculus longis.simus: M.glut= musculus glulaeu.s: oper^operalion for: umh= iimhilical hernia: Fors.s= Forssell
operation: enl= enlerolomy: ahd= abdominalsurger}-for vary ing indications.

T ij dsc ii r 11-t voor D 11; r ci [■; n k k s k u n d i:, Di:t;i 119, Aflkvi;rinci 19, 1994

-ocr page 204-

Voedingsdeficiënties met betreicking tot vitamine-E komen
bij het paard veel voor, terwijl dit ook lijkt te gelden voor de
Ca/P-voorziening. Dikwijls wordt hier onvoldoende aan-
dacht aan geschonken. Zeker is dat onder Nederlandse con-
dities bij jonge, groeiende paarden te lage vitamine-E-waar-
den voorkomen. In sommige Europese dierentuinen is dit
ook bij Przewalski\'s het geval. Mogelijk spelen de veel voor-
komende parasitaire darminfecties een extra rol bij het ont-
wikkelen van deficiënties, terwijl belasting met diverse mi-
lieucontaminanten en residuën tot de mogelijkheden be-
hoort. Bij degeneratie van neuronen dient men tenslotte re-
kening te houden met de mogelijkheid van vergiftiging met
schimmeltoxinen. Het voorkomen van wisselende combina-
ties van deze factoren kan mogelijk van invloed zijn op de
vraag, waarom bij de verschillende neurodegeneratieve
ziektebeelden die in het patiëntenmateriaal werden vastge-
steld bepaalde groepen neuronen zijn gaan degenereren.

SUMMARY

Neuro-degenerative diseases of the central nerve-system
in the horse

The most importani neuruJegeneralive diseases of the horse are reviewed.
In addition to the literature, neurodegenerative diseases occurring in pa-
tients (horses, Mongolian Pnewalski-hor.ses, and tno zebras) referred to
the Utrecht yeterinary Faculty are mentioned. Neurodegenerative diseases
described are: I. ataxia associated with: A! static stenosis. B/ dynamic ste-
nosis. C/lesions at various locations in the central nervous lystem, D/ equi-
ene herpesvirus infections, E/ equiene degenerative myelo-encefalopathy,
or F/ cerebellar abiotrophy: II. equiene motor neuron disease: III. grass
sickness or equiene dysautonomia: IV. postanaesthetic myelomalacia: and
v. equiene leuko-encefalomalacia. The patient de.icriptions show, that
mixedforms of some of the differentiated diseases can be diagnosed. Little is
known with certainty about the aetiology of the neurodegenerative lesions
/(>und. In some patients vitamin E may play a role, possibly in combination
with other factors. A mycotoxin known to interfere with myelin metabolism
is involved in leukoemcephalomalacia.

DANKWOORD

De auteurs zijn dank verschuldigd aan diverse collegae voor verwijzing van
de patiënten en voor gespecialiseerde onderzoeken aan de patiënten.

REFERENTIES

1. Baumgärtner W, Frese K, and Elmadfa I. Neuraxonal dystrophy associa-
ted with vitamin E deficiency in two Hallinger horses. J Comp Pathol
1990:103:113-9.

2. Beech J. Neuroaxonal dystrophy of the acccssory cuneate nucleus in
horses. Vet Pathol 1984;21:384-93 .

3. Bergmann V, Dietz Ü, Gängcl M, Schützler H. und Kley B. Zur Klinik
und Pathomorphologie dercquienen Parese. Mh Vet Med I990;45:3I0-
4.

4. Binkhorst GJ. Het ataxiesyndroom hij jonge paarden. Proefschrift
Utrecht, 1976.

5. Blythe LL, Craig AM, Lassen ED. Rowe KE. and Appel LH. Serially
determined a-tocoferol concentrations and results of the oral vitamin E
absorption test in clinically normal horses and in horses with degenera-
tive myeloencefalopathy. Amer J Vet Res 1991 ;52:908-11.

6. Blythe LL. Hultgren BD, Craig AM, Appel LH, Lassen ED. Mattson DE
and Duffield D. Clinical, viral, and genetic evaluation of equiene dege-
nerative myeloencefalopathy in a family of Appaloosas. J Amer Vet
Med Ass 1991; 198: 1005-13.

7. Blythe LL, and Craig AM. Equiene degenerative myeloencefalopathy.
Part 1. Clinical signs and pathogenesis. Comp Com Educat Pract Vet
1992; 14:1215-21.

8. Blythe LL, and Craig AM. Equiene degenerative myeloencefalopathy.
Part II Diagnosis and treatment. Comp Cont Educat Pract Vet 1992; 14:
1633-6.

9. Bowman DD, Cummings JF, Davis SW, Delahunta A, Dubey JP, Suter
MM, Rowland PH, and Conner Dl. Characterization of Sarcocystis
neurona from a thoroughbred with equiene protozoal myeloencephalitis.
Cornell Vet 199; 82:41-52.

10. Dahme E, und Schebitz H. Zur Pathogenese der spinalen Ataxie des
Pferdes unter Zugrundelegung neuerer Befunde. Zbl Vet Med A 1970;
17: 120-43.

i TTTF

I I.Campbell TM, and Studdcrt MJ. Equiene herpesvirus type 1 (EHVI).
Vet Bulletin 1983; 53: 135-46.

12. Conradi A, Dilecce R, Gnudi G, Cacchioli A, and Gianelli P. Cerebellar
abiotrophic ataxia in two quarter horses: pathological findings. Med Vet
1992;9Supp9: 120.

13. Cummings JF, Delahunta A. George C, Fuhrer L. Valentine BA. Cooper
BJ, Summers BA, Huxtable CR, and Mohammed HO. Equiene motor
neuron disease; a preliminary report. Cornell Vet 1990; 80: 357-79.

14. Cummings JF, Delahunta A. Mohammed HO. Divers TJ, Valentine B,
Summers BA, and Cooper BJ. Equiene motor neuron disease: a new
neurologic disorder. Equiene Pract 1991; 13: 15-8.

15. Davis SW, Daft BM, and Dubey JP. Sarcocystis neurona cultured in vi-
tro from a horse with equiene protozoal myelitis. Equiene Vet J 1991;
23:315-7.

16. Dill SG, Kallfelz FA, Delahunta A, and Waldron CH. Serum vitamin E
and blood glutathion peroxidase values of horses with degenerative my-
eloencephlopathy. Amer J Vet Res 1989; 50: 166-8.

17. Dill SG, Correa MT, Erb HN, Delahunta A, Kallfelz A. and Waldron C.
Factors associated with the development of equiene dgenerative mye-
loencefalopathy. J Amer Vet Med Ass 1990; 51:1300-5.

18. Divers TJ, Delahunta A, Summers BA, Mohammed HO, Valentine BA,
Cooper BJ. and Cummings JF. Equiene motor neuron disease: a new
cause of weakness, trembling and weight loss. Comp Cont Educat Pract
Vet 1992; 14: 1222-6.

19. Doxey DL, Gilmour JS, and Milne EM. The relationship between mete-
reological features and equiene grass sickness (dysautonomia). Equiene
VetJ 1991;23:370-3.

20. Doxey DL. Pogson DM, Milne EM, Gilmour JS, and Chisholm HK.
Clinical equiene dysautonomia and autonomic neuron damage. Res Vet
Sei 1992; 53: 106-9.

21.Dyce J, and Houlton JEF. Fibrocartilaginous embolism in the dog. J
Small Anim Pract 1993; 34: 332-6.

22. Ekman S. Ataxia in Swedish warmblood and standardbrcd horses. A ra-
diologic and pathology study. J Vet Med A 1990; 37: 379-91.

23. Fonseca RG, Resende LAL, Silva MD, and Camargo A. Chronic motor
neuron disease related to intoxication with organochloride insecticides.
Acta Neurol Scand 1993; 88: 56-8.

24. Eraser H, and Palmer AC. Equiene incoordination and wobbler disease
of young horses. Vet Rec 1967; 80: 338-55.

25. Gerber H, Fankhauscr R. Straub R, und Ueltschi G. Spinale Ataxie beim
Pferd, verursacht durch synoviale Cysten in der Halswirbelsäule.
Schweiz Arch Tierheilk 1980; 122:95-106.

26. Gilmour JS. Ob.servations on neuronal changes in gra.ss sickness of hor-
ses. Res Vet Sei 1973; 15: 197-200.

27. Gilmour JS, and Jolly GM. Some aspects of the epidemiology of equi-
ene grass sickness. Vet Rec 1974; 95: 77-81.

28. Göltenboth R. Ataxien bei Einhufern im Zoo Berlin. Bcrl Münch
TierärzllWschrl988; 101:252.

29. Griffith IR, Kyriakides E, Smith S, Howe F, and Deary AW.
Immunocytochemical and lectin histochemical study of neuronal lesions
in autonomic ganglia of horses with grass sickness. Equiene Vet J 1993;
25:446-52.

30. Griffith IR. Smith S, Kyriakides E, and Barrie JM. Autonomic neurons
from horses with grass sickness contain serum proteins. Vet Rec 1994;
135:90-1.

31. Gruys E. Ataxie bij paarden. Dier en Arts 1989; 4: 20-31.

32. Hahn CN. and Mayhew IG. Does equiene motor neuron disease exist in
the United Kingdom? Vet Rec 1993; 132: 133-4.

33. Howell J McM, Baker JR, and Ritchie HE. Observations on the coe-
liaco-mesenteric ganglia of horses with and without grass sickness. Br
VetJ 1974; 130: 265-70.

34. Hulsbosch R, Odink J, en (iruys E. Vitamine E en selenium bij paarden.
Dieren Arts 1991;6:27-37.

35. Kraft W. Grabner A, and Fiebiger I. EHV-1-Myeloencephalitis des
Pferdes. Berl Münch Tierärztl Wschr 1982; 95: 321-5.

36. Kuwamura M. Iwaki M, Yamate J. Kotani T, Sakuma S, and Yamashita
A. The first case of equiene motor neuron disease in Japan. J Vet Med
Sei 1994; 56: 195-7.

37. Lerche E, Laverty S, Blais D, Sauvagea. R, and Cuvelliez S.
Hemorrhagic myelomalacia following general anesthesia in a horse.
Cornell Vet 1993;83:267-73.

38. Liu SK, Dolensek EP, Adams CR, and Tappe JP. Myelopathy and vita-
min E defieciency in six Mongolian wild horses. J Amer Vet Med Ass
1983; 183: 1266-8.

39. Mahaffey LW. Ganglionic lesions in grass sickness of horses. Vet Rec
1959;7I: 170-1.

40. Mayhew IG, Delahunta A, Whitlock RH, Krook L, and Tasker JB.
Spinal cord disease in the horse. Cornell Vet 1978; 68: supp 6.

-ocr page 205-

41. Mayhew IG, Donawick WJ, Green SL, Galligan DT, Stanley EK, and
Osborne J. Diagnosis and prediction of cervical vertebral malformation
in throughbred foals based on semi-quantitative radiographic indicators.
Equiene VetJ 1993; 25; 435-40.

42. Maylin GA, Rubin DS, and Lein DH. Selenium and vitamin E in horses.
Cornell Vet 1980; 70:272-89.

43. Meyer H, Thien P, and Hilbert P. Characterization of two equiene her-
pesvirus (EHV) isolates associated with neurological disorders in hor-
ses. J Vet Med 1987;34:545-8.

44. Milne EM, Woodman MP, and Doxey DL. Use of clinical measure-
ments to predict the outcome in chronic cases of grass sickness (equiene
dysautomonia). Vet Ree 1994; 134: 438-40.

45. Moore BR, Reed SM, and Robertson JT. Surgical treatment of cei^\'ical
stenotic myelopathy in horses: 73 cases (1983-1992). J Amer Vet Med
Ass 1993; 203: 108-12.

46. Moore BR, Reed SM, Biller DS, Kohn CW, and Weisbrode SE.
Assessment of vertebral canal diameter and bony malformation of the
cervical part of the spine in horses with cervical stenotic myelopathy.
Amer J Vet Res 1994; 55:5-13.

47. Nappert G, Vrins A, Breton L, and Beauregard M. A retrospective study
of nineteen ataxic horses. Can Vet J 1989; 30: 802-6.

48. Obel AL. Studies on grass disease. The morphological picture with spe-
cial reference to the vegetative nervous system. J Comp Pathol
Therapeut 1955;65:334-46.

49. Petzoldt K, Rosenbruch M, Thien P, Merkt H, und Schulze-Spüntrup J.
Ein Ausbruch von Paresen und Virusabort in einem deutschen
Vollblutgestüt. Berl Münch Tierärztl Wschr 1982; 95: 81-5.

50. Pinsent PJN. Grass sickness of horses (grass disease: equiene dysauto-
nomia). in The Veterinary Annual 29 eds. CGS Grunssel, ME Raw,
FWG Hill. Wright, London 1989, 169-74.

51. Plumlee KH, and Galey FD. Neurotoxic mycotoxins: a review of fungal
toxins that cause neurological disease in large animals. J Vet Int Med
1994;8:49-54.

52. Pohlenz J, und Schulz LC. Rückenmarksveränderungen bei der spinalen
Ataxie des Pferdes in ihrer Abhängigkeit von Ort und Grad der
Veränderungen am Halswirbelskelett. DTierärztl Wschr 1966; 73: 533-
6.

53. Pogson DM, Doxey DL, Gilmour JS, Milne EM, and Chisholm HK.
Autonomie degeneration in equiene dysautonomia (grass sickness). J
Comp Pathol 1992; 107:271-83,

54. Pollin MM. and Griffith IR. A review of the primary dysautonomias of
domestic animals. J Comp Pathol 1992; 106: 99-109.

55. Powers BE, Stashak TS, Nixon AJ, Yovich JV, and Norrdin RW.
Pathology of the vertebral column of horses with cervical static stenosis.
Vet Pathol 1986;23:392-9.

56. Reed SM, Bayly WM, Traub JL, Gallina A, and Miller LM. Ataxia and
paresis in horses. Part 1. DitTerential diagnosis. Comp Cont Educat Pract
Vet 1981: S88-99.

57. Scholes SFE, Vaillant C, Peacock P, Edwards GB, and Kelly DF.
Enteric neuropathy in horses with grass sickness. Vet Ree 1993; 132:
647-51.

58. Scholes SFE, Vaillant C, Peacock P, Edwards GB, and Kelly DF.
Diagnosis of grass sickness by ileal biopsy. Vet Ree 1993; 133: 7-10.

59. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM en Binkhorst GJ.
Neurologische afwijkingen ten gevolge van equiene herpesvirus type 1
en neuritis caudae equinae bij het paard. Een literatuuroverzicht.
Tijdschr Diergeneeskd 1984; 109: 1027-35.

60. Step DL, Cummings JF, Delahunta A, Valentine BA, Summers BA,
Rowland PH, Mohammed HO, Eckerlin RH, and Rebhun WC. Motor
neuron degeneration in a horse. J Amer Vet Med Ass 1993; 202: 86-8.

61. Stolk PWT, Velden MA van der. Binkhorst GJ, and Gruys E.
Thoracolumbar myelomalacia follwing general anaesthesia in horses.
Proc. 4th Intemational Congress of Veterinary Anaesthesia, Utrecht
1991: 100.

62. Sustronck B, Muyile E, De Geest J en De Smidt M. Cerebellaire abiotro-
fie bij drie Arabische volbloedveulens. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr.
1990; 59: 151-4.

63. Sustronck B, Deprez P, Van Roy M, Muyile E, Roels S, and Thoonen H.
Equiene motor neuron disease: The first confirmed cases in Europe.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 1993; 62: 40-4.

64. Taylor HW, Velden MA van der, and Firth EC. Ischemic myelopathy
caused by fibrocartilaginous emboli in a horse. Vet Pathol 1977; 14:
479-81.

65.Tomizawa N, Nishimura R, Sasaki N, Kadosawa T, Senba H, and
Takeuchi A. Relationships between radiography of cervical vetebrae
and histopathology of the cervical cord in wobbling 19 foals. J Vet Med
Sei 1994;56:227-33.

66. Uzal FA, Robles CA, and Olaechea FV. Histopathological changes in
the coeliaco-mesenteric ganglia of horses with \'mal seco\', a grass sick-
ness-like syndrome, in Argentina. Vet Ree 1992; 130: 244-6.

67. Uzal FA and Robles CA. Mal seco, a grass sickness-like syndrome of
horses in Argentina. Vet ResCommun 1993; 17: 449-57.

68. Valentine BA. Delahunta A, George C, Summers BA, Cummings JF,
Divers TJ, and Mohammed HO. Acquired equiene motor neuron dise-
ase. Vet Pathol 1994; 31: 130-8.

69. Van Vleet JF. Current knowledge of selenium-vitamin E deficiency in
domestic animals. J Amer Vet MedAss 1980; 183:321-3.

70. Wang E, Ross PF, Wilson TM, Riley RT, and Merrill AH. Increases in
serum sphingosine and sphinganine and decreases in complex sphingoli-
pids in ponies given feed containing fumonisins, mycotoxins produced
by Fusarium moniliforme. J Nutr 1992; 122: 1706-16.

71. White BC, Daya A, DeGracia DJ, O\'Neil BJ, Skjaerlund JM, Trumble S,
Krause GS and Ralofs JA. Fluorescent histochemical localization of li-
pid peroxidation during brain reperfusion following cardiac arrest. Acta
Neuropathol 1993; 86: 1-9.

72. Wilkins P, Vaala W, Zivotofsky D and Twitchell E. A herd outbreak of
equiene leukoencefalomalacia. Cornell Vet 1994; 84: 53-9.

73. Wouda W, en Nes JJ van. Ruggemerginfarcering veroorzaakt door em-
boli afkomstig uit de tussenwervelschijf Ned Tijdschr Geneeskd 1980;
124: 134-5.

74. Yovich JV, Lacouteur RA and Gould DH. Chronic cervical compressive
myelopathy in horses: clinical correlations with spinal cord alterations.
AustrVetJ 1991;68:326-34.

-ocr page 206-

Overige aÉelen

SAMENVATTING

Weerstand tegen ziekten is het resultaat van verschil-
lende, deels immunologische, processen. Immuno-
logische processen kunnen worden onderscheiden in
aangeboren (niet-specifleke) weerstand (fagocytose) en
verworven (speflcieke) weerstand. Deze laatste is te ver-
delen in cellulaire immuniteit en humorale immuniteit
(antilichamen of wel immunoglobulinen). De drie com-
partimenten van het immuunsysteem werken niet onaf-
hankelijk, maar vullen elkaar aan. Wel kan één van de
compartimenten voor weerstand tegen een bepaalde
ziektebron van overheersend belang zijn. Parameters
voor al deze drie compartimenten zijn deels erfelijk be-
paald; er zijn diverse genen in het spel, bijvoorbeeld de
genen van het MHC-complex. Er zijn aanwijzingen dat
met name aspecten van aangeboren weerstand (het do-
dend vermogen van fagocyten) negatief gecorreleerd is
met humorale immuunrespons. Vergelijking van var-
kensrassen ondersteunt dit resultaat. Anderzijds zijn er
selectie-experimenten uitgevoerd waarbij een meer inte-
grale verbetering van de ziekteweerstand mogelijk bleek.
Dit leidt tot de conclusie dat selectieprogramma\'s zich
zouden moeten richten op indexselectie, waarbij in de in-
dexparameters voor al de drie compartimenten worden
meegenomen. Onderzoek bij bijvoorbeeld muizen en di-
verse landbouwhuisdieren heeft zich geconcentreerd op
bestudering van de erfelijkheid van immunologische pa-
rameters. De feitelijke relatie tussen effect van selectie op
immuunparameters en weerstand tegen ziekte is nog
nauwelijks onderzocht. Voor de onderbouwing van se-
lectieprogramma\'s bij varkens is verder onderzoek met
modeldieren zinvol alsmede het werken aan simulatie-
modellen.

INLEIDING

De relatie tussen fokkerij en gezondheid van varkens is
tweeërlei. Enerzijds is er een relatie die voortvloeit uit de lo-
gistiek van een fokprogramma. Op een beperkt aantal fokbe-
drijven wordt gewerkt aan de erfelijke verbetering van ver-
schillende lijnen of rassen. Nakomelingen van deze lijnen of
rassen worden verplaatst naar bedrijven waar een vermeer-
deringsstap plaatsvindt van deze lijnen. Vervolgens worden
op subfokbedrijven kruisingsprodukten geproduceerd die op
hun beurt verplaatst worden naar vermeerderingsbedrijven.
De daar geplaatste kruisingszeugen produceren biggen voor

\' Vukgroef} Veefokkerij.

\' Vakgroep Veehouderij. Landbouwuniversiteit. Postbus 3iH, 6700 A fl Wageningen
mestbedrijven. Foktechnisch gezien is deze pyramidale op-
bouw efficiënt. Gezondheidstechnisch houdt verplaatsing
van dieren het risico in van ziekteinsleep. Er zijn allerlei ma-
nieren om deze risico\'s in te perken. Het op peil houden van
een uitstekende gezondheid in de top van de pyramide is
daarvan een voorbeeld. Een structuur waarbij steeds slechts
vanuit één en hetzelfde bedrijf wordt toegeleverd aan bedrij-
ven is een andere.

B

1 "f n"*"!*"! > I

Het tweede facet van de relatie fokkerij-gezondheid is de
vraag of door selectie de weerstand tegen ziekten kan wor-
den verbeterd. Van oudsher wordt hieraan gewerkt door de
voorkeur te geven aan gezonde dieren. Ook door de voorkeur
te geven aan fokdieren die goed willen groeien, een goed ex-
terieur hebben en er gezond uitzien. De effectiviteit van dit
systeem is niet bekend, maar het lijkt aannemelijk dat er een
positieve werking vanuit gaat. Het onderzoek richt zich de
laatste decennia op selectie op immunologische parameters,
dat wil zeggen op kengetallen die een maat zijn voor de kwa-
liteit van het immuunsysteem. Dit type onderzoek is het on-
derwerp van dit artikel.

ONDERDELEN VAN WEERSTAND
De immuniteit tegen ziekten heeft zich bij zoogdieren evolu-
tionair in stappen ontwikkeld. Allereerst zijn er allerlei vor-
men van afweer die moeten voorkomen dat ziekteverwek-
kers binnendringen. De huid heeft bijvoorbeeld die functie.
Tevens is een systeem ontwikkeld waarbij fagocyterende
cellen actief zijn. Het is een aangeboren, niet-specifieke af-
weer waarbij binnendringende micro-organismen worden
opgenomen en verteerd. Deze vorm van immuniteit is niet
erg specifiek. Het opnemen en het verteren van microbiële
deeltjes zijn genetisch twee gescheiden activiteiten, waarbij
de kwaliteit van dc tweede stap niet noodzakelijkerwijs ge-
koppeld is aan die van de eerste. De tweede evolutionaire
stap is cellulaire immuniteit, waarbij met name T-lymfocy-
ten betrokken zijn. T-cellen kunnen vreemde deeltjes speci-
fiek herkennen en zijn de regisseurs van de immuunrespons.
De derde vorm van immuniteit is het vermogen antilichamen
(immuunglobulinen) te maken tegen bepaalde antigenen. Dit
heet humorale immuniteit. Met name B-lymfocyten, die
evenals T-cellen deeltjes .specifiek kunnen herkennen, zijn
betrokken bij de produktie van die antilichamen. Er treedt
wisselwerking op tussen deze verschillende systemen. Zo
kan de efficiëntie van het proces van fagocytose verbeterd
worden door de aanwezigheid van specifieke antilichamen.
In veel processen spelen moleculen van het MHC-complex
een rol. Het Major Histocompabiliteits Complex is een con-
glomoraat van nauw gekoppelde genen, waarvan de genpro-
dukten een rol spelen in diverse immunologische reacties.
Produkten van zogenaamde klasse I genen spelen een rol in
de herkenning van antigeen door T-lymfocyten. Deze pro-
dukten komen voor op de oppervlakte van alle lichaamscel-
len. Onderdelen van -met name virale- antigenen worden.

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119 568-7!

MOGELIJKHEDEN VAN SELECTIE OP VERHOOGDE
ZIEKTEWEERSTAND BIJ VARKENS OP BASIS VAN
IMMUNOLOGISCHE KENGETALLEN

E. W. Brascamp\'\' en H.K. Parmentier^

-ocr page 207-

gebonden aan klasse I eiwitten, door geïnfecteerde cellen
aangeboden aan cytotoxische T-cellen. Klasse II antigenen
komen voor op de oppervlakte van B-lymfocyten en macro-
fagen. Ze reguleren de interactie tussen B-cellen, T-cellen en
macrofagen bij de ontwikkeling van humorale immuunre-
spons, doordat net als bij klasse I moleculen, onderdelen van
een antigeen aangeboden worden, in dit geval aan T-helper-
cellen.

Voor de vaststelling van immuunrespons bestaat een veel-
heid aan tests, ofwel
in vivo ofwel in vitro (6). Hoewel alge-
meen gesteld de weerstand tegen ziekte de resultante is van
de werking van het hele hierboven geschetste netwerk, spe-
len in specifieke gevallen bepaalde onderdelen van het sys-
teein een doorslaggevende rol. Bij de bestrijding van een
Salmonella-infectie is bijvoorbeeld niet zozeer de produktie
van antilichamen van betekenis, maar de snelheid waarmee
vertering van de binnendringende bacteriën na opname in
een fagocyt verloopt.

EEN \'EENVOUDIG\' GENETISCH GEVAL
In discussies over genetische aspecten van weerstand tegen
ziekten bestaat de neiging het te zoeken in enkele belangrijke
genen of misschien wel één enkel gen. Soms lijkt de situatie
ook echt eenvoudig en een voorbeeld daarvan is de
E. coli
K88 die enteritis veroorzaakt bij biggen (12). Dit voorbeeld
wordt hier besproken om te laten zien dat \'eenvoudige\' ge-
netische regulatie in sommige gevallen mogelijk is. Het is
echter uitzondering. In de hiema volgende paragrafen zal
blijken dat polygene regulatie van immuunrespons veel va-
ker voorkomt. Bij aanwezigheid van receptoren hechten de
K88
E-coli bacteriën zich aan de damimucosa, groeien, en
produceren enterotoxinen, waama de biggen over het alge-
meen sterven. De aanwezigheid van receptoren berust op één
gen, waarvan twee allelen bestaan, S en s. Dieren met de ge-
notypes SS en Ss bezitten receptoren, en ss niet. Het lijkt dus
dat s-dieren in het voordeel zijn. Het blijkt echter dat biggen
uit SS- en Ss-moeders weerstand bezitten die berust op het
doorgeven van matemale antilichamen. Probleembiggen
zijn dus biggen van het type Ss uit een ss-zeug. Biggen kun-
nen derhalve op twee manieren weerstand hebben: van zich-
zelf (ze hebben dan genotype ss) of vanwege de moeder (die
dan als genotype SS of Ss heeft.) Dit model heeft geleid tot
de suggestie een zuivere ss-berenlijn te fokken. Ongeacht het
genotype van de moeder leidt dit altijd tot K88-resistente
biggen. Dit systeem wordt niet toegepast, mogelijk omdat
het vaststellen van het genotype nog tc gecompliceerd is.
Inmiddels is echter het betreffende gen gelocaliseerd op
chromosoom 13 en zijn tlankercnde genetische merkers be-
kend (5). Dit biedt perspectief op vaststelling van het geno-
type door DNA-typering.

GENETISCH ONDERZOEK BIJ MUIZEN
Veel onderzoek naar genetische aspecten van de werking
van het immuunsysteem is verricht bij muizen. Klassiek
daarbij is het werk van Biozzi
et al. (1). Hier worden resulta-
ten besproken van diverse selectie-experimenten met mui-
zen, waarbij steeds twee selectielijnen zijn gevormd. Eén lijn
met een hoge antilichaamrespons tegen een bepaald antigeen
of een combinatie van antigenen en één lijn met een lage re-
spons. Het meest uitgebreid is onderzoek gedaan naar di-
verse facetten van de antilichaamrespons volgend op een im-
munisatie met schapen- en duiven-rode bloedcellen. Hierbij
werd allereerst nagegaan welke immunisatiedosis optimaal
was in de zin dat in de basispopulatie een aanhoudende im-
muunrespons werd verkregen. De antilichaamtiter neemt
een aantal dagen toe, waama een plateau wordt bereikt om
vervolgens weer te dalen. Als selectiecriterium gold de anti-
lichaamtiter op het plateau. Het selectie-experiment ging
over 40 generaties. Een selectie-experiment als deze biedt de
mogelijkheid te schatten in welke mate het kenmerk waarop
wordt geselecteerd erfelijk is. Dit wordt uitgedrukt in de er-
felijkheidsgraad (h-). Deze parameter kan worden geïnter-
preteerd als de mate waarin een selectieverschil gemiddeld
aangelegd bij beide ouders teruggevonden wordt in de jon-
gen. Een andere interpretatie van de h\' is het deel van de to-
tale fenotypische variantie dat genetisch van aard is. Onder
bepaalde veronderstellingen is het tevens mogelijk iets te
zeggen over het aantal genen dat in het spel is. Verwacht
wordt dat minder genen een rol spelen naarmate na minder
generaties van selectie een eind komt aan de selectierespons.
Daamaast kunnen na diverse generaties van selectie aanvul-
lende experimenten worden gedaan. Bijvoorbeeld of de se-
lectie op een bepaalde antilichaamrespons gevolgen heeft
voor de respons op andere antigenen of voor fagocytoseacti-
viteit.

De selectierespons bleek asymmetrisch te zijn. De lage lijn
daalde sterker in titer dan de hoge steeg. Dit vertaalt zich in
een erfelijkheidsgraad (h\') van 0,15 voor de hoge lijn en van
0,24 voor de lage lijn. De hoge en lage lijn lieten daarbij een
verschillende dosis-responsrelatie zien. De hoge lijn re-
ageerde al bij een lOOx lagere dosis dan de lage lijn. Na 16
generaties werd een selectielimiet bereikt. Daama veran-
derde het verschil tussen de beide lijnen niet meer. De antili-
chaamtiter in de hoge lijn was toen 220x zo hoog als in de
lage lijn. Uitgaande van een gelijk effect van alle betrokken
genen was de conclusie dat er sprake is van ca. 10 genen.
Specifiek is gekeken naar de invloed van allelen van een Ig-
gen en een MHC-gen (het H-2 locus). Deze verklaarden res-
pectievelijk 13 en 10 a 18% van het verschil tussen beide lij-
nen na het bereiken van de selectielimiet. Kennelijk zijn er
naast deze \'klassieke\' immunologische Ig- en MHC-genen
nog andere genen die de grootte van de itnmuunrespons be-
palen. Dit kunnen deels niet-antigeen-specifieke genen zijn.
Kruisingsexperimenten tussen de hoge en lage lijn lieten
zien dat er niet alleen sprake is van positieve en negatieve al-
lelen wat betreft immuunrespons, maar dat er ook sprake is
van interactie tussen positieve en negatieve allelen: De krui-
sing ligt dichter bij de hoge dan bij de lage lijn.
De antilichaamrespons van de beide lijnen op diverse antige-
nen vertoonde hetzelfde beeld als die voor het selectieken-
merk. In (vrijwel) alle gevallen gaf de hoge lijn een hogere
antilichaamtiter. Het effect hiervan is geverifieerd in een in-
fectieproef met
Plastnodiutn herghei. De sterfte bij een ern-
stige infectie bedroeg in de hoge lijn 84% en in de lage lijn
95%. Volgend op vaccinatie bedroeg de sterfte als gevolg
van een even sterke infectie respectievelijk 5% en 85%.
De selectie op antilichaamrespons had in dit onderzoek geen
effect op het niveau van de cellulaire respons. Ook de fago-
cytose in beide lijnen was even effectief De vertering van de
gefagocyteerde cellen was in de hoge lijn echter veel lager.
Biozzi
et al. geven aan dat dit begrijpelijk is. Om een langer
aanhoudende antilichaamrespons mogelijk te maken bij ge-
lijkblijvende fagocytose is het nodig dat de binnendringers
niet te snel geheel vemietigd worden. Zou dat wel gebeuren
dan zou de stimulans voor antilichaamproduktie wegvallen.
Deze als oorzakelijk beschreven relatie blijkt zich niet altijd
voor te doen, zoals bijvoorbeeld in de pluimveeselectielijnen
bij de Vakgroep Veehouderij van de LUW. Deze lijnen zijn

T I j I) s Cll R 11 T V O OR Dl I R (i i: N I i: s k u N n i;, D i-: i; i

569

9 , AIL I: v I: R I N O 19.

994

-ocr page 208-

Iir^r-

geselecteerd op een hoge en lage antilichaamtiter na immu-
nisatie met schape-rode-bloedcellen en laten een groot ver-
schil zien in antilichaam-respons (16). Er zijn echter geen
verschillen gevonden in de capaciteit opgenomen deeltjes te
verteren (10). Tevens is er geen verschil gevonden in cellu-
laire immuniteit tussen de kippenlijnen (15). In tegenstelling
tot het muizenexperiment lijkt selectie bij de kip meer te be-
rusten op nog nadere te identificeren genen die de aantallen
van verschillende typen T- en B-cellen reguleren (14).
In het muizenonderzoek is de beschreven tegenstelling nader
onderzocht door middel van infectieproeven met
Salmonella
en Brucella suis. Het bleek dat de hoge lijn tegen deze bin-
nendringers een veel hogere antilichaam titer liet zien dan de
lage lijn. Bij een zeer sterke infectie stierven alle muizen van
beide lijnen. Bij een mildere infectie stierven alle muizen
van de hoge lijn nog steeds terwijl de lage lijn veel meer
weerstand toonde. Deze weerstand berustte niet op het ver-
mogen om antilichamen te maken (want die is lager in de
lage lijn), maar op het vermogen de binnendringers op te ne-
men in fagocyterende cellen en vervolgens te verteren.
De omvangrijke experimenten met muizen geven aan dat de
drie compartimenten van het immuunsysteem aangestuurd
worden door verschillende groepen genen. De bevindingen
ten aanzien van de antilichaamrespons bij optimale immuni-
satie en een laag niveau van immunisatie laten zien dat de ge-
nen die werkzaam zijn, niet steeds dezelfde zijn. Daamaast is
er een antagonisme vastgesteld met betrekking tot humorale
respons enerzijds en de dodende capaciteit van fagocyte-
rende cellen anderzijds. De Wageningse experimenten met
kippen geven echter aan dat selectie ook kan aangrijpen op
andere genen waardoor genoemde antagonistische respons
niet aanwezig is.

GENETISCH ONDERZOEK BIJ VARKENS
Bij varkens zijn een aantal onderzoekingen gedaan naar de
(genetische) variatie van immunologische parameters.
Buschmann
et al. (2) bestudeerden kengetallen vooralle drie
compartimenten van immuniteit bij Duitse Landvarkens
(DL), Pietrain (Pi), de Duitse Yorkshire (Edelschwein, DE)
en een aantal kruisingen. DL en DE vertoonden een sterkere
dodende werking tijdens de fagocytose van gistcellen dan Pi.
Voor een andere maat voor natuurlijke afweer (oxidatie van
glucose in leucocyten gedurende fagocytose) verschilden de
rassen niet. Het leek erop dat Pi juist boven DL en DE uitstak
wat betreft cellulaire immuniteit (mitogene stimulatie van
lymfocyten). Het niveau van IgG 10 dagen na immunisatie
met ovalbumine als een maat voor humorale respons leek la-
ger in Pi. Dit onderzoek ondersteunt enigszins de hiervoor
weergegeven antagonistische relatie bij muizen tussen na-
tuurlijke afweer en humorale respons. De auteurs geven aan
dat selectie op immunologische parameters veelbelovend
lijkt, maar dat een selectie op een index die de resultaten van
diverse tests combineert, voor de hand ligt. De auteurs wer-
ken zelf met een index waarbij de testresultaten gewogen
worden met de herhaalbaarheid van de test. Beter herhaal-
bare tests wegen daardoor zwaarder. Dit lijkt geen goede
procedure daar de herhaalbaarheid geen maat is voor het be-
lang van de tests voor de immuniteit tegen de belangrijkste
besmettingsbronnen.

In een samenwerking tussen de vakgroep Veehouderij van
de Landbouwuniversiteit en Cofok zijn de lijnen Nederlands
Land varken (NL), Noors Landvarken (NoL), Fins Land-
varken (FL) en Groot Yorkshire (OY) getypeerd voor een
groot aantal immunologische parameters. Met het onderzoek
werd beoogd in indmk te krijgen van verschillen tussen deze
lijnen die de basis vormen van de kmisingsprodukten in de
praktijk en tevens van de mate van erfelijke bepaaldheid van
de diverse parameters. In onderstaande tabel zijn een aantal
resultaten samengevat.

Tabel 1. Resullat^en van het typeren van vier Cofok-lijnen voor een aantal
immunologische parameters. Fagocytose is gemeten met reductietest
die zovi/el opname als vertering van cellen meet. De resultaten berusten
deels op immunisatie met KLH (Keyhole limpet haemocyanin)". Lymrocyt
stimulatietesten (LST) zijn bovendien gedaan met concanavalin A (LST-
ConA) en phytohaemagglutinine (LST-PHA)^\'. Erfelijkheidsgraad-
schattingen zijn gebaseerd op de analyse van halfsib-groepen.

h^

FL

GY

0,68

0,26
0,43
0,29
0,28

NoL NL

Natuurlijke afweer^
fagocytose-activiteit

Cellulaire respons
huidreactie (KLH)
LST-KLH
LST-ConA
LST-PHA

Humorale respons
IgG-KLH

0,33

\' Joling f ju/. (8) 2 Joling era/. (9) 3oskam(l3)

De schattingen van de erfelijkheidsgraden liggen op een-
zelfde niveau als gemeld bij het muizenonderzoek. De lijn-
verschillen zijn voor de diverse maten voor cellulaire immu-
niteit niet gelijkluidend al moet worden opgemerkt dat de
aantallen waarnemingen mbt ConA en PHA aan de kleine
kant waren (180 dieren) om verschillen statistisch significant
aan te tonen. De verschillende KLH-parameters geven een
eenduidig beeld wat betreft NoL en GY. Noors Landvarken
springt er bovenuit en GY wijkt ongunstig af Interessant is
dat de natuurlijke afweer voor GY juist hoger lijkt (13).

In Canada is een selectie-experiment gestart met de Cana-
dese Yorkshire waarbij een geselecteerd wordt op een hoge
dan wel lage fokwaarde voor een combinatie van immunolo-
gische tests (11). De index omvat één parameter voor natuur-
lijke weerstand (opname en doden van
Salmonella typhimu-
rium
door monocyten). Twee voor cellulaire immuniteit
(lymfocytvermeerdering als respons op concanavalin A en
een huidreactie op een gezuiverd eiwitderivaat van
Bacillus
Calmette Geurin) en twee voor humorale respons (serum
IgG en antilichaamrespons na immunisatie met lysozym uit
henne-ei-wit). In de basispopulatie waren de erfelijkheids-
graden 0,18 voor de parameter voor natuurlijke afweer, 0,37
en 0,27 voor die voor cellulaire immuniteit en 0,15 en 0,75
voor de beide parameters voor humorale immuniteit. De se-
lectie-index werd berekend door de resultaten voor elk van
de tests te standaardiseren (door deling door de standaardde-
viatie) en op te tellen. Er heeft één generatie selectie plaats-
gevonden. De hoge lijn en de lage lijn verschilden in de na-
komelingengeneratie ten aanzien van de cellulaire immuun-
parameters en de antilichaamrespons op lysozym. De beide
andere parameters (IgG en monocyt-functie) verschilden
niet.

DISCUSSIE EN CONCLUSIES

Het immuunsysteem is zeer complex en populaties dieren
vertonen aanzienlijke variatie, met als resultaat dat zij als

-ocr page 209-

« ■ ri-ori^iiiff

M li ffl I i É

I nI

è ét\'M\'

lÊm

populatie in staat te zijn adequaat te reageren op een groot ar-
senaal van ziekteverwekkers.

Het onderzoek met varkens heeft weliswaar een aantal as-
pecten laten zien (immuunparameters zijn deels erfelijk be-
paald en er zijn verschillen tussen rassen en lijnen), maar
voor een verantwoorde selectiestrategie lijkt nog onvol-
doende informatie voorhanden. De vraag is op welke wijze
een evenwichtige weerstandsverbetering door selectie tegen
een veelheid aan binnendringers mogelijk is. De beschreven
muizenexperimenten en ook de resultaten van het onderzoek
met de Cofok-lijnen houden vooral een waarschuwing in dat
eenzijdige selectie op één compartiment van het immuunsys-
teem of zelfs resistentie tegen één ziekte niet zinvol is en
zelfs goed contraproduktief kan zijn. Dit wordt ondersteund
door diverse selectie-experimenten met kippen die antago-
nistische responsen hebben laten zien (4,7). De lage correla-
ties tussen de verschillende immuunparameters duiden er
echter op dat simultane verbetering van alle immuunparame-
ters theoretisch mogelijk is (3). Een dergelijk verbetering is
inderdaad gevonden bij kippenlijnen na een beperkt aantal
generaties (7). Ook de resultaten van de Wageningse selec-
tie-experimenten met kippen laten ruimte voor een integrale
genetische verbetering van ziekteweerstand. Selectie op een
combinatie van parameters uit de verschillende comparti-
menten van het immuunsysteem ligt dan voor de hand, waar-
bij de selectie met name kan aangrijpen op genen die een
meer algemene functie hebben in de immuunrespons.
Indexselectie is daarbij een mogelijkheid (2, 11). Het is dui-
delijk dat voor onderbouwing van een selectieprogramma bij
varkens nader onderzoek nodig is. Enerzijds ligt daarbij on-
derzoek met modeldieren voor de hand om daarbij varianten
van selectiestrategieën uit te testen. Tegelijkertijd kan aan de
bouw van simulatiemodellen gedacht worden om de effecten
van selectie aangrijpend op verschillende onderling samen-
hangende gensystemen beter te begrijpen.

SUMMARY

Possibilities of selection on high resistance in pigs based
on immunological parameters

Disease resistance results from different processes which partly are immu-
nological in nature. Immunological processes can he subdivided into innate
(non-specific) resistance (phagocytosis) and acquired resistance. The latter
can he subdivided in cellular and humoral immunity. These three compart-
ments of the immune system do not act independently but are complemen-
tary. Parameters for each of the compartments have a genetic basis, and ex-
pression is affected hy many genes, some of which are known. Experimental
results suggest that especially aspects of innate disease resistance (the kil-
ling capacity of phagocytes) are negatively correlated with humoral im-
mune response. Comparison of pig breeds supports this idea. On the other
hand selection experiments show that simultaneous improvement of various
aspects of the immune system is possible. Consequently, selection program-
mes should utilize index selection including parameters of all three com-
partments. Research in mice and various farm animal species studied gene-
tic aspects of immune parameters. Little attention has been paid to the
relationships between immune responsiveness and resistance to specific in-
fections. To support the implementation of selection programmes for
disease resistance in pigs, further experiments using e.g. mice as a model
and the design of simulation models are useful.

REFERENTIES

1. Biozzi G, Mouton D, Sant\'Anna OA, Passos HC, Gennari M, Reis MH,
Ferreira VCA, Heumann AM, Bouthillier Y, Ibanez OM, Stiffel C, and
Siqueira M. Genetics of Iinniunoresponsiveness to natural antigens in
the mouse. In: Current topics in microbiology and immunology. Vol 85.
Springer Verlag, Berlin, 1979.

2. Buschmann H, Krausslich H, Herrmann H, Meyer J, und Klein-
schmidt AZ. Tierzüchtg. Züchtgsbiol., 1985;I02: 189-99.

3. Cheng S en Lamont SJ. Selection for general immunocompentence in
chickens. Proceedings 4th World Congress on Genetics Applied to
Livestock Production. W.G. Hill, R. Thompson and J.A. Woolliams
(ed). Vol XVI: 58-61. Edinburgh, Scotland, 1990.

4. Dunnington EA, Martin A, Briles WE, Briles RW, and Siegel PB.
Resistence to Marek\'s disease in chicken selected for high and low anti-
body response to lower case"s" sheep red blood cells. Arch. Gefliigelkd.
,1986; 50: 94-6.

5. Edfors-Liija I, Gustafsson U, Ellegren H, Johansson M, Juneja RK,
Marklund L en Andersson L. The intestinal receptor for
Escherichia coli
K88ac pigs; confermed gene localization on chromosome 13 and influ-
ence on specific antibody response to K88. Poster P4.10, International
Conference on Comparative Gene mapping in Terrestrial and Aquatic
Vertebrates, Oslo 7-11 February, 1994.

6. Gianotten N en Wetzels CCH. Selectie op algemene ziekteresistentie bij
melkkoeien door middel van in vitro immunologische parameters van
fokstieren. Vakgroep Veefokkerij, Landbouwuniversiteit, Publicatie-
nummer 30, 1993.

7. Heller ED, Leitner G, Friedman A, Uni Z, Gutma M en Cahaner A.
Immunological parameters in meat-type chicken lines divergently selec-
ted by antibody response to Escherichia coli vaccination. Vet. Immunol.
Immunopathol, 1992; 4: 159-72.

8. Joling P. Mok KS, Vries Reilingh G de. Wever PJM, Comelis RS,
Oskam JPH en Henken AM. An evaluation of immune competence in
different swine breeds. The Veterinary Quaterly, 1993; 15:9-15.

9. Joling P, Wever PJM, Oskam JPH en Henken AM. Lymphocyte stimu-
lation by phytohaemagglutinin and concanavalin A in different swine
breeds, 1993b.

10. Kreukniet M B., Nieuwland M.G.B. en Van der Zijpp A.J. Phagocytic
activity of two lines of chickens divergently selected for antibody pro-
duction. Vet. Immunol. Immunopathol. In press, 1994.

11. Mallard B.A., Wilkie B.N., Kennedy B.W. en Quinton M. Use of esti-
mated breeding values in a selection index to breed Yorkshire pigs for
high and low immune and innate resistance factors. Animal
Biotechnology, 1992; 3(2): 257-80

12. Nicholas FW. Veterinary genetics. Oxford University Press, New York,
1987.

13. Oskam JPH. Mondelinge mededeling, 1993.

14. Parmentier HK, Kreukniet MB, Goeree B, Davison TF, Jeurissen SHM,
Harmsen EGM, Nieuwland MGB. Divergent distribution of lymphocyte
differentiation antigens in chicken lines divergently selected for anti-
body responses tot sheep red blood cells. In voorbereiding, 1994.

15. Parmentier HK, Siemonsma R, Nieuwland MGB. Immune responses to
bovine serum albumin in chicken lines divergently selected for antibody
responses to sheep red blood cells. Poultry Sci. In press, 1994.

16. Pinard MH, Van Arendonk JAM, Nieuwland MGB en Van der Zijpp AJ.
Divergent selection for immune responsiveness in chickens: Estimation
of realized heritability with an animal model. J. Animal Science, 1992;
70: 2986-93.

-ocr page 210-

■ ■ ■ M

J .

DIERGENEESKUNDE IN 2Q00; MEER STUDENTEN IN MEER VAKGEBIEDEN

STARTNOTITIE PLEIT VOOR VERDERE DIFFERENTIATIE

Berichten en verslap

Het is nog niet zo lang geleden, dat de
KNMvD emstige twijfels had bij het
woord \'differentiatie\'. Een dierenarts
moest niet beknot worden in zijn be-
roepsuitoefening. Een hond op het erf
moest immers tegelijk met de koeien
behandeld kunnen worden. Het verla-
ten van de algemene bevoegdheid
werd met een krachtig \'geen sprake
van\' afgedaan.

De KNMvD staat tegenwoordig achter
specialisatie en is vóór differentiatie in
de opleiding. Het Hoofdbestuur heeft
bij het gereedkomen van het nieuwe
curriculum laten weten ervan over-
tuigd te zijn dat een verdergaande dif-
ferentiatie de kwaliteit van de beroeps-
uitoefening ten goede zal komen. Maar
de algemene bevoegdheid is gebleven.
Bovendien is de dierenarts gehouden
bij elk dier in nood op zijn minst eerste
hulp te verlenen, krachtens de nog
verse Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde (WUD). Ook in de
Europese regelgeving is iedere dieren-
arts gerechtigd alle veterinaire hande-
lingen te verrichten.

Nog steeds studeert de student diergeneeskunde af met algemene bevoegd-
heid. Alhoewel zo langzamerhand iedere dierenarts beseft dat het bijna on-
mogelijk is om alles te weten, leeft de mythe van de alleskunner Vlimmen
voort.

De dierenarts is gewend om in elke mogelijke situatie daadkrachtig op te tre-
den, is ervan overtuigd dat de cliënt dat ook verwacht. Parate kennis is zijn
handelsmerk.

Dus de dierenarts houdt zijn boordevolle hoofd rechtop, in de hoop dat de fei-
ten er niet uitstromen. Zoveel als de student gescholden heeft op het teveel aan
ballast in de studie, zo hardnekkig houdt de dierenarts vast aan de algemene
bevoegdheid. Maar de Faculteit Diergeneeskunde leidt in de toekomst geen
all-rounders meer op, als het aan de auteurs van de startnotitie
\'Diergeneeskunde in 2000\' ligt.

Door Sophie Deleu

FACULTAIRE STRATEGIE
De bestuurscommissie Facultaire
Strategie van de Faculteit Diergenees-
kunde heeft een toekomstvisie ge-
schreven, waarin het beeld van de \'die-
renarts-voor-alle-dieren-en-nog-veel-
meer\' ernstig onder druk komt te staan.
De dierenarts kan niet alles weten en
hoeft ook niet meer alles te weten.
De faculteit voelde behoefte aan een
heroriëntatie. De hoofdlijnen hiervan
zijn neergelegd in \'Diergeneeskunde
in 2000, een studie met aparte studier-
ichtingen\' (zo heet de visie of liever
\'startnotitie over de toekomst van de
Faculteit Diergeneeskunde\'). Het is
een boekje vol interessante feiten en
gedachten. Het document vraagt wel
een inleiding, want het doet her en der
meer vragen rijzen, dan antwoorden
geven.

Profdr. L.M.G. van Golde en profdr.
A. Rijnberk, leden van de bestuurs-
commissie Facultaire Strategie, lich-
ten de startnotitie toe.

DIVERGENTIE

De aanleiding voor het opstellen van
deze startnotitie vormen onder meer de
snel optredende veranderingen in het
beroep. De beide professoren noemen
als eerste de roep om kwaliteit, die
voor de richting landbouwhuisdieren
zo anders is dan voor de richting gezel-
schapsdieren. De gezelschapsdieren-
arts dient een bijna humane genees-
kunde te leveren, terwijl de \'veearts\'
een andere richting inslaat door zich te
richten op de koppelgenceskunde, on-
der meer door een sterke integratie van
geneeskunde en zootechniek, met als
oogmerk preventieve gezondheids-
zorg voor landbouwhuisdieren.
Deze divergentie, die van beide rich-
tingen een andere benadering vraagt, is
één van de redenen om onder woorden
te brengen dat de eisen aan de oplei-
ding veranderen. \'De faculteiten dier-
geneeskunde zijn allemaal in de vorige
eeuw opgericht als klinieken voor
paarden en runderen\', vertelt Rijnberk.
\'Intussen is er veel kennis bijgekomen
en is het wellicht nuttig om de koers
opnieuw te bepalen\'.

ARBEIDSMARKT
De tweede reden is de behoefte aan ve-
terinairen in andere vakgebieden dan
de praktijk. Van Golde: \'Ik weet zeker
dat er een specifieke markt is voor die-
renartsen in het onderzoek. Er is name-
lijk een duidelijk onderscheid tussen
dierenartsen en bijvoorbeeld medisch
biologen of landbouwkundig ingeni-
eurs\'. Van Golde meent dat dierenart-
sen zeer goed onderwezen zijn op pa-
thobiologisch gebied, één van de in de

-ocr page 211-

startnotitie genoemde sterke punten:
\'De dierenartsen die zicii op het onder-
zoek hebben toegelegd doen het in ver-
gelijking met andere biomedische on-
derzoekers vaak uitstekend. Ook als ze
zich bezighouden met puur fundamen-
teel onderzoek\'.

Een ander vakgebied dat schreeuwt
om dierenartsen is de veterinair-hygië-
nische richting: \'Daar zullen zelfs alle
zeilen bijgezet moeten worden, anders
verliest de dierenarts dit vakgebied\'.
En dat terwijl de dierenarts, met zijn
pathobiologische kennis, bij uitstek
opgeleid is om de gehele produktieke-
ten te overzien. Integrale Keten
Bewaking is nota bene uitgevonden
door een dierenarts. \'Het is toch eeu-
wig zonde dat wij mensen opleiden die
bij uitstek geschikt zijn voor de sector,
maar het werk uit handen geven aan
anders-opgeleiden, wegens gebrek aan
belangstelling!\', betoogt Van Golde.

NUMERUS FIXUS
De bestuurscommissie heeft getracht
het ei van Columbus te verwoorden:
meer studenten opleiden in meer vak-
gebieden. De numerus fixus moet om-
hoog en het produkt \'dierenarts\', gele-
verd door de faculteit, moet meer op de
diversiteit van de arbeidsmarkt toege-
sneden zijn.

De commissie heeft een beeld voor
ogen zoals in Delft, waar alle studen-
ten ingenieur worden, maar in ver-
schillende richtingen. De student heeft
bij aankomst al gekozen voor een be-
paalde studierichting. De commissie
denkt voor de diergeneeskunde aan
vier grote richtingen: landbouwhuis-
dieren, gezelschapsdieren, volksge-
zondheid en onderzoek. Deze richtin-
gen zullen zodanig uiteen lopen, dat
een student reeds voor aankomst op de
faculteit inoet kiezen welke richting
hij of zij gaat volgen. Omschakelen is
alleen mogelijk om gegronde redenen
(bijvoorbeeld allergie en arbeidsonge-
schiktheid). Ook later blijft het moge-
lijk om via PAO om te scholen, mocht
dat nodig zijn.

Denkt de commissie niet dat bepaalde
richtingen overvuld zullen raken en
andere geen belangstelling zullen on-
dervinden? ledereen gaat toch dierge-
neeskunde studeren om \'dieren beter
te maken\'?

Rijnberk ziet een gedetailleerd -\'maar
zeker haalbaar\'- lotingssysteem voor
zich: \'Het is echter te vroeg om ons
daarover te buigen, we zijn met deze
startnotitie nog niet aan de uitvoering
toe\'.

De heren denken wel dat er voldoende
belangstelling zal zijn voor de andere
richtingen als bijvoorbeeld de klini-
sche richtingen \'vol\' zijn. Of dit wette-
lijk gezien is toegestaan moet nader
onderzoek uitwijzen. Overigens zijn
bij een eerste toetsing van het idee op
ambtelijk niveau geen bezwaren ge-
hoord.

DIERENARTS?

Maar zijn deze onderzoekers en \'hy-
giënici\' dan nog wel dierenartsen te
noemen? Of moet men van veterinair-
geschoolden spreken? Rijnberk en
Van Golde schudden krachtig nee. \'De
kern van onze toekomstvisie is juist,
dat alle mensen die opgeleid zijn aan
de Faculteit Diergeneeskunde, dieren-
artsen zijn\', legt Van Golde uit. \'Juist
als dierenarts heb je meerwaarde bo-
ven een anders-opgeleide, weliswaar
in een specifieke richting, maar duide-
lijk inzetbaar op de arbeidsmarkt.\'
Iedere ingelotene wordt dus dierenarts.
Als men denkt aan differentiatie,
doemt onmiddelijk de keerzijde van
deze medaille op: Wordt de dierenarts
dan niet geweldig beknot in zijn moge-
lijkheden? De heren professoren den-
ken van niet. \'Er komt juist meer
ruimte. Een student heeft meer tijd om
zich toe te leggen op hetgeen hij wil
doen en is dus ook gemotiveerder. Aan
de andere kant heeft de docent te ma-
ken met beter geïnformeerde leerlin-
gen en heeft hij meer tijd per student,\'
aldus Rijnberk. Hij is ervan overtuigd
dat dit een belangrijke kwaliteitsver-
betering van het onderwijs tot gevolg
zal hebben: \'Je hebt meer contact met
de student en hij of zij zal dus eerder in
de studie verantwoordelijkheid gaan
dragen\'. De leerstof gaat namelijk pas
spreken als je het zelf moet doen. Dat
geldt niet alleen voor klinische vak-
ken, maar ook voor bijvoorbeeld on-
derzoek.

\'We willen ons daamaast duidelijker
onderscheiden van een HBO-oplei-
ding dan nu het geval is\', zegt Van
Golde. \'Dit kan onder meer gereali-
seerd worden door een intensiever
contact tussen docent en student, het
beperken van zogenaamd cursorisch
onderwijs en door het volgen van een
wetenschappelijke stage\'.

ONAFHANKELIJKE DENKERS
Ook aan de zijde van de docenten zal
overigens een mentaliteitsverandering
tot stand moeten komen. Heeft het plan
dan wel kans van slagen? Is de weten-
schappelijk medewerker niet reeds
overbezet en is de docent wel gemoti-
veerd voor onderwijs? Volgens
Rijnberk en Van Golde is het inder-
daad belangrijk dat het geven van on-
derwijs een andere, hogere status
krijgt. Van Golde is geenszins bang dat
docenten niet te motiveren zouden
zijn: \'Er zijn altijd mensen enthousiast
over het geven van onderwijs. Ik stel
voor dat die mensen daarvoor vrijge-
maakt worden en wat betreft de voort-
gang van hun carrière niet louter op
publikaties beoordeeld worden\'.
De extra ruimte die de differentiatie
voor de studenten oplevert wordt on-
der meer gevuld met het aankweken
van vaardigheden, waaraan op dit mo-
ment te weinig belang wordt gehecht:
het houden van voordrachten, het pu-
bliceren van artikelen, samenwerken,
leiding geven en het doen van marke-
ting.

Hierdoor krijgt het onderwijs een we-
tenschappelijker karakter. Naar ver-
wachting zijn ook de docenten daar-
voor eerder te motiveren dan voor
louter kennisoverdracht.
Het zijn vooral deze sociale vaardighe-
den, waaraan behoefte is in de veteri-
nair-hygiënische- en onderzoeksrich-
ting. Rijnberk: \'Wat we nodig hebben
zijn onafhankelijke denkers, mensen
die verantwoordelijkheid durven en
kunnen dragen\'. In de startnotitie staat
ook aangegeven dat het de dierenarts
hier en daar mankeert aan zelfbewust-
zijn.

CONCURRENTIE
Is er wel een markt voor de hoog-opge-
leide dierenartsen, die geen dieren
kunnen genezen (het misschien wel
mogen, maar de vaardigheid niet of
nauwelijks bezitten)? Rijnberk wuift
deze twijfels weg: \'Ja, er is wel een
markt, dat was namelijk ook de vraag
toen de specialisaties in de gezel-
schapsdicrenscctor werkelijkheid
werd en naar specialisten is de vraag
ook nog steeds groeiende\'. Goed opge-
leide mensen zijn volgens de profes-
soren altijd in trek. \'Wel zal de dieren-
arts zelf aan de arbeidsmarkt moeten
werken, er is natuurlijk een stevige
concurrentie\'. Dat laatste kan de kwa-
liteit van de beroepsuitoefening echter
ten goede komen.

De toekomstige student diergenees-
kunde zal dus al op de middelbare
school moeten kiezen. Dit schept een
zekere verantwoordelijkheid. Hij of zij
moet immers kunnen kiezen (en willen
kiezen, want het Vlimmen-gevoel is
juist bij middelbare scholieren hard-

-ocr page 212-

nekkig aanwezig).

Voorlichting is derhalve ontzettend
belangrijk. \'Dat is dan ook een taak
van de faculteit\', beamen beide profes-
soren. \'We zullen serieus voorlichting
en PR moeten bedrijven, in samenwer-
king met de KNMvD\'. De KNMvD
heeft immers inzicht in wat er wel en
niet te koop is in veterinair Nederland.
\'Het blijft moeilijk\', glimlacht Van
Golde \'er hoeft maar een serie als Iris
op de TV te verschijnen en al het werk
is voor niets geweest!\'

NAADLOOS

Hoe komt de commissie erbij om
zoiets te bedenken? Er ligt net een
kersvers curriculum klaar om van start
te gaan. Is het niet cru om een totaal
andere aanpak voor te stellen? Van
Golde en Rijnberk bestrijden het idee
dat het om een totaal andere aanpak
zou gaan. In de bestuurscommissie
hebben ook personen zitting die zich
nadrukkelijk met het nieuwe curricu-
lum bemoeid hebben. \'De startnotitie
sluit naadloos aan bij de uitgangspun-
ten van het nieuwe curriculum\', aldus
Rijnberk. \'Laat iedereen er rustig aan
wennen, dan wordt vanzelf de be-
hoefte aan een verdere differentiatie
duidelijk\'.

Het idee van een \'totale differentiatie\'
is overigens niet alleen in Utrecht op-
gedoken. \'Ik hoorde onlangs dat ook in
Davis (USA) wordt erkend, dat een
dierenarts niet meer alle bestaande ve-
terinaire kennis op kan nemen en dat
men denkt aan aparte studierichtin-
gen\', vertelt Rijnberk. \'Gehoord een
discussie in Kopenhagen, zou het me
niet verbazen als het ook in de
Scandinavische landen die kant op zou
gaan\'. \'Dat zie je ook veel in de weten-
schap\', brengt Van Golde het feno-
meen tijdgeest onder woorden.
\'Dezelfde ideeën ontstaan tegelijk op
verschillende plaatsen in de wereld,
zonder contact tussen de personen,
vreemd genoeg\'.

TOONAANGEVEND
En de algemene bevoegdheid? Wette-
lijk gezien zal de dierenarts deze nog
lang behouden. In de praktijk krijgt
deze term echter steeds minder inhoud,
als logisch gevolg van de vergaande
differentiatie.

\'Dan lopen we maar voorop met de
Nederlandse Faculteit Diergenees-
kunde\', besluit Rijnberk. \'We zijn ten-
slotte nog steeds toonaangevend in
Europa\'.

De KNMvD ziet hier en daar toch een
probleem, vooral vanwege de eerder
genoemde interferentie met de WUD
en de Europese regelgeving. Niettemin
onderschrijft de Maatschappij het
grootste gedeelte van de startnotitie.
Ook zij ziet in dat de moderne dieren-
arts, die kwaliteit wil leveren, zich
moet toeleggen op een deelgebied van
het vak diergeneeskunde.
De commissie zoekt de oplossing in
het opleiden van iedere student tot ba-
sis-dierenarts. Een basis-dierenarts is
in elk geval in staat de meest elemen-
taire handelingen te verrichten, zoals
het bieden van eerste hulp. De \'gedif-
ferentieerde dierenarts\' heeft zelf de
verantwoordelijkheid zich te distantië-
ren van een vakgebied waarvan hij de
kennis niet bezit.

De opleiding in Utrecht zal zeker ook
in de breedte een niveau houden, dat
kan wedijveren met menig andere
Europese opleiding. Bovendien krijgt
iedere afgestudeerde genoeg bagage
mee om via post-academisch onder-
wijs bekwaamheid te verwerven op
andere gebieden dan waarvoor aan-
vankelijk gekozen was.

De startnotitie heeft overigens Je sta-
tus van een discussiestuk. De leden van
de KNMvD zijn dus vrij om te zeggen
wat zij ervan denken, wellicht in de
vorm van de ingezonden brief in het
Tijdschrift.

DIERGENEESKUNDE IN 2000:

EEN STUDIE MET APARTE STUDIERICHTINGEN

INLEIDING

Op 10 november 1993 installeerde de
decaan van de Faculteit der Dierge-
neeskunde, Profdr. H.W. de Vries,
een bestuurscommissie Facultaire
Strategie in de volgende samenstel-
ling: Profdr. A. Bameveld, Prof.dr.
L.M.G. van Golde, Profdr. A. Rijnberk
(voorzitter), Dr. F.J.M. Smulders,
Profdr. J.H.M. Verheijden en Profdr.
B.A.M. van der Zeijst. De decaan
meldde in zijn inleiding dat de faculteit
behoefte heeft aan een heroriëntatie
ten aanzien van de te volgen koers. Dit
is onder meer noodzakelijk geworden
door de snel optredende veranderingen
in het beroep. Bovendien gaf hij aan
dat het \'Accreditation Committee\' van
de American Veterinary Medical
Association (AVMA) bij de evaluatie
van 1992 heeft opgemerkt dat de facul-
teit een \'mission statement\' ontbeert.
Ook zou de in gang gezette bestuur-
lijke decentralisatie volgens de decaan
gediend kunnen zijn met een duidelijk
toekomstbeeld. De decaan benadrukte
tenslotte dat de commissie zich aan
geen enkel raamwerk gebonden
hoefde toe voelen en hij gaf de com-
missie alle vrijheid om voorstellen te
formuleren.

In de eerste bijeenkomst maakte de
commissie afspraken over de te volgen
werkwijze en over het tijdpad. De
commissie besloot een notitie samen te
stellen met de volgende elementen:

- Taak faculteit

- Profiel opgeleiden

- Analyse van de bestaande situatie

- Te verwachten ontwikkelingen

- Bespreking

- Aanbevelingen

- Consequenties

De commissie richtte zich hiermee in
sterke mate op de opleiding en besloot
impliciet onderzoek en patiënten-
zorg/dienstverlening onbesproken te
laten. Deze beperking werd naar het
oordeel van de commissie gerecht-
vaardigd door het feit dat het profiel
van dc opleiding in belangrijke mate
bepalend is voor de aard van de beide
overige facultaire taken. Bovendien
was het de commissie bekend dat door
het Instituut voor Veterinaire Weten-
schappen en de Facultaire Commissie
Patiëntenzorg reeds strategische visies
worden ontwikkeld voor respectieve-
lijk onderzoek en patiëntenzorg/
dienstverlening. Met het gereedkomen
van deze rapportages zal het moment
zijn aangebroken waarop kan worden
nagegaan of een integrale \'mission sta-
tement\' moet worden geformuleerd
die afwijkt van wat nu als taak van de
faculteit wordt gezien.
Bij het begin van de werkzaamheden
had de commissie de beschikking over
de rapporten en documenten zoals ge-
noemd in bijlage 1. Voorts werd beslo-
ten om nog in 1993 het binnen de com-
missie beschikbare gedachtengoed in

-ocr page 213-

vier bijeeni<omsten te bespreicen en
vast te leggen en dan de werkzaamhe-
den in 1994 te vervolgen met het raad-
plegen van vertegenwoordigers van
belangenorganisaties, overheid en be-
roep, als ook van deskundigen op per-
soonlijke titel. Voor wat de positie van
de diergeneeskunde ten opzichte van
andere studierichtingen betreft, nam
de commissie als uitgangspunt dat
competitie vermeden moet worden en
dat het accent eerder op complementa-
riteit dient te liggen.

TAAK FACULTEIT

Het verzorgen van opleidingen en het

verrichten van onderzoek ten behoeve

van:

- de bevordering van de gezondheid
en het welzijn van dieren met preven-
tieve en curatieve maatregelen.

- de bevordering van de kwaliteit en
de veiligheid van dierlijke produkten
en van het milieu ten behoeve van de
gezondheid van mens en dier.

PROFIEL OPGELEIDEN
Ter vervulling van deze taken leidt de
faculteit vanouds op tot dierenarts,
waarbij sinds twee decennia twee keu-
zerichtingen bestaan. Het betreft

1.een keuzerichting Landbouwhuis-
dieren en Dieriijke Produktie
(LHDP)en

2. een keuzerichting Gezelschapsdie-
ren (GD).

Binnen de LHDP sector is de oor-
sprong vooral curatief gerichte ge-
zondheidszorg uitgebouwd met pre-
ventieve gezondheidszorg en kwa-
liteitsbeheersing van dierlijk produk-
ten. De keuzerichting GD heeft een
sterk curatief karakter met toene-
mende aandacht voor preventie van
(erfelijke) ziekten en voor de interactie
met de mens.

Daamaast kent de faculteit sinds onge-
veer tien jaren in een toenemend aantal
richtingen een gestmctureerde scho-
ling van afgestudeerde dierenartsen
voor de uitoefening van de diergenees-
kunde op specialistisch niveau, aan de
opleiding van onderzoekers (\'promo-
vendi\') en de verdere scholing van ge-
promoveerde onderzoekers (\'post-
docs\') wordt op het ogenblik nader
vorm gegeven met de in oprichting
zijnde Onderzoekschool voor Veteri-
naire Wetenschappen. Voorts draagt
de faculteit bij aan andere universitaire
opleidingen. Dit betreft onder meer de
opleiding tot medisch-biologisch on-
derzoeker; de faculteit bepaalt mede
het medisch-biologisch profiel van de

(U

Universiteit Utrecht. Ook worden bij-
dragen geleverd aan curricula van an-
dere universiteiten, zoals bijvoorbeeld
de opleidingen op het gebied van de
veehouderij en levensmiddelenleer
aan de Landbouwuniversiteit Wage-
ningen. De huidige opleiding tot die-
renarts heeft een breed pathobiolo-
gisch karakter, waardoor afgestu-
deerden ook een werkkring vinden op
terreinen als bij voorbeeld:

- pathobiologische research

- proefdierkunde

- voedselhygiëne

- milieukunde

- microbiologie

- farmaceutische industrie

- landbouwonderwijs

- beleidsvoorbereiding en -uitvoering

ANALYSE VAN DE BESTAANDE
SITUATIES

De Utrechtse Faculteit der Dierge-
neeskunde is de enige in Nederland.
Het is een faculteit met een zeer voor-
aanstaande positie binnen Europa. Het
niveau blijkt onder meer uit het feit dat
het Utrechtse dierenartsdiploma als
enige buiten het Noordamerikaanse
continent wordt erkend door de
American Veterinary Medical Asso-
ciation en de Canadian Veterinary
Medical Association.
De Faculteit heeft dit niveau weten te
bereiken en te handhaven door onder
meer tijdig in te spelen op nieuwe ont-
wikkelingen, door het verrichten van
kwalitatief hoogwaardig onderzoek en
door ontwikkelingswerk. Ook heeft er
steeds aansluiting plaats gevonden
bij maatschappelijke ontwikkelingen.
Hoewel soms met vertragingen van
een decennium of meer, zijn het curri-
culum en de stmctuur van de Faculteit
bij herhaling aangepast aan verande-
ringen in de beroepsuitoefening, zoals
bijvoorbeeld de opkomst van de ge-
neeskunde van gezelschapsdieren en
de bedrijfsdiergeneeskunde.
Enkele keren heeft de Faculteit ook
een initiërende rol vervuld. Dit was on-
der meer het geval bij de introductie
van de specialistische diergenees-
kunde en bij de invoering van de diffe-
rentiatie binnen het curriculum. Voor
dit laatste zijn reeds begin zeventiger
jaren vrij vergaande voorstellen ont-
wikkeld voor een klinische richting en
een richting volksgezondheid. Dit is
destijds gestuit op veel verzet van
de beroepsorganisatie (Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde, KNMvD) en de over-
heid, met als argument dat de alge-
mene bevoegdheid met een dergelijke
ontwikkeling op het spel zou worden
gezet. Bij gevolg zijn minder ingrij-
pende -hoewel met de jaren geleidelijk
dieper snijdende- differentiaties inge-
voerd. Aldus bestaat een opleiding die
in veel opzichten adequaat voorbereidt
op de beroepsuitoefening, namelijk
een opleiding met bij het afstuderen
een algemene bevoegdheid en een be-
kwaamheid óf op het terrein van
LHDP óf op het terrein van de GD.
Echter de kwaliteit van de beroepsuit-
oefening is niet altijd gediend met deze
brede bevoegdheid. Het blijft mogelijk
dat dierenartsen zich niet beperken tot
óf LHDP óf GD en zich deels met
voorbijgaan aan de ontwikkelingen in
de onderscheiden deelgebieden op alle
terreinen bewegen. De nog steeds
brede opleiding brengt ook met zich
dat deze onvoldoende is toegesneden
op de eerder genoemde werkkringen,
zoals die in beginsel voortvloeien uit
de brede pathobiologische scholing.
Ten aanzien van de vraag of de oplei-
ding voldoende voorbereidt op de
snelle vorderingen in de diverse vak-
gebieden, moet worden opgemerkt dat
tot nu toe een wezenlijk fundament
hiervoor ontbreekt; er is weinig affini-
teit met wetenschappelijke vorming en
methodisch/statistisch denken. Hier-
door is de pas afgestudeerde dierenarts
onvoldoende toegemst met probleem-
analytische vaardigheden, als ook met
een slechts matig ontwikkeld vermo-
gen voor beoordeling van gegevens uit
(populatie) diagnostiek en van thera-
peutische resultaten.

Na deze korte algemene beschouwing
over de sterke en zwakke punten van
de opgeleiden, volgen hieronder meer
specifieke uiteenzettingen over de
kwaliteiten van de opgeleiden in en-
kele deelgebieden.

DE GEZONDHEIDSZORG VOOR
LANDBOUWHUISDIEREN
De pas afgestudeerde met als keuze-
richting LHDP heeft een brede kennis
van de ziektekunde van het individuele
dier en is in het algemeen praktijkge-
richt met goede vaardigheden op het
gebied van de verloskunde en chimr-
gie. Hij beschikt echter over onvol-
doende kennis om de bevindingen bij
het individuele dier te extrapoleren
naar de koppel/populatie, c.q. er is on-
voldoende statistisch/methodisch in-
zicht voor een goede populatiediag-
nostiek. Dit vormt met name een
probleem in het kader van de certifice-

-ocr page 214-

MYCOFA
CARDIO-THERAPIE

Hartaandoeningen komen naar schatting bij 10% van de honden-
populatie voor. In ongeveer 95% van de gevallen is sprake van
verkregen hartafwijkingen, waarvan mitralisinsufficiëntie en con-
gestieve cardiomyopathie de belangrijkste zijn.

Mycofarm geeft de behandeling van honden met deze hartstoor-
nissen een nieuwe impuls, Enalfor. Met de introductie van Enalfor
krijgt de praktizerend dierenarts de beschikking over een gere-
gistreerd diergeneesmiddel, dat gericht en doeltreffend werkt bij
hartfalen door mitralisinsufficiëntie en congestieve cardiomyo-
pathie. Enalfor, met als werkzame stof enalaprilmaleaat, remt het
angiotensin converting enzyme (ACE). ACE is een belangrijke
schakel in het Renine Angiotensine Aldosteron systeem, dat een
grote rol speelt in de mechanismen die de overbelasting van het
cardiovasculaire apparaat veroorzaken.

Behandeling met Enalfor stelt het hart in staat efficiënter te werken
en verlicht de klinische symptonen van het hartfalen. Hierdoor
nemen zowel de levenskwaliteit als de levensverwachting van de
hond met hartfalen significant toe.

-ocr page 215-

M

EN NIEUWE IMPULS

Enalfor

Diergeneesmiddel UDA
Tabletten è 1,2.5, 5,10 of 20
mg enalaprilmaleaat.
Voor orale toediening aan
honden als symptoma-
tische, aanvullende therapie
bij de behandeling met het
diureticum furosemide van
hartfalen, veroorzaakt door
mitralisinsufficiëntie of con-
gestieve cardiomyopathie.
De dosering bedraagt een-
maal daags 0.5 mg/kg
lichaamsgewicht. In ernstige
gevallen mag de dosering
worden verhoogd naar een
maximum van tweemaal
daags
0.5 mg/kg.
Bijwerkingen: pre-renale
azotemie, hypotensie.
Contra-indicaties: toepas-
sing bij drachtige dieren.
Zie voor volledige informatie
de bijsluiter

Reg. NL 8525 t/m 8529

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt, telefoon 030 - 212800

Mycofarm

-ocr page 216-

ring van bedrijven, c.q. het verstrei<t;en
van garanties met betreici^ing tot de
icwaliteit en de veiligheid van het dier-
lijk materiaal dat ter slachting wordt
aangeboden. Voorts is er in het alge-
meen bij het afstuderen onvoldoende
kennis van de vaccinologie en de far-
macotherapie, als ook meer specifiek
van de gezondheidszorg van varkens
en pluimvee. Waar het praktijk voering
betreft is de handelwijze veelal weinig
transparant door tekortkomingen ten
aanzien van protocollaire benadering
en/of de strategie van aanpak.
Toch wordt in veel deelgebieden van
deze sector veelal voldoende profes-
sionele kwaliteit geleverd. Dit is echter
eerder te danken aan de persoonlijk in-
zet van individuele praktici dan aan de
toespitsing van de opleiding.

DE HYGIËNE VAN VOEDINGS-
MIDDELEN VAN DIERLIJKE OOR-
SPRONG/VETERINAIRE VOLKS-
GEZONDHEID

De dierenarts, werkzaam op het terrein
van de hygiëne van voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong, beschikt in het
algemeen over een gedegen kennis van
de pathologische anatomie, als ook een
redelijke kennis van de microbiologie
en enig inzicht in de analytische che-
mie. Niettemin zijn er - zeker gelet op
diens specifieke verantwoordelijkheid
voor de volksgezondheid - tekortko-
mingen als gebrekkig inzicht in de mi-
crobiële kringloop dier-milieu-dierlijk
produkt-mens en in de mathematisch
onderbouwing van de risicoschattingen
van de contaminatie van voedingsmid-
delen van dierlijke oorsprong met pa-
thogene microörganismen en residuen
van o.a. diergeneesmiddelen. Voorts
moeten als zwakke punten worden aan-
gemerkt: te geringe technologische
kennis van het proces van be- en ver-
werking van dierlijke produkten en
halffabrikaten en van de minder ge-
bruikelijke stromen als bijvoorbeeld
wild, gevogelte, konijnen en aquacul-
tuur. Bovendien is in het algemeen de
kennis op het gebied van de (inter)na-
tionale wet- en regelgeving onvol-
doende. Mogelijk zijn bovengenoemde
tekortkomingen mede een gevolg van
de geringe interesse van de studenten
en van de afgestudeerden om dit vak-
gebied verder te ontwikkelen.

DE GEZONDHEIDSZORG VOOR
GEZELSCHAPSDIEREN
Met de keuzerichting geneeskunde
van gezelschapsdieren (hond, kat, an-
dere kleine zoogdieren, vogels en bij-
zondere dieren) heeft de afgestudeerde
op dit terrein een goede startcompeten-
tie, die tijdens de beroepsuitoefening
dient te worden uitgebouwd tot profes-
sionele bekwaamheid.

Dit betekent niet alleen een verdere
uitbouw van de klinische ervaring,
maar ook een zekere inhaalmanoeuvre
in de gebieden die in de keuzerichting
op het ogenblik onvoldoende of niet
zijn vertegenwoordigd: spoedgenees-
kunde, intensieve zorg, mondziekten/
tandheelkunde, klinische immunolo-
gie, klinische voedingsleer en klini-
sche genetica. De kwaliteit van de be-
roepsuitoefening op het gebied van de
geneeskunde van gezelschapsdieren is
sterk gebaat geweest bij de invoering -
nu mim tien jaar geleden- van vier pro-
gramma\'s voor de opleiding tot uitoe-
fening van de geneeskunde van
gezelschapsdieren op specialistisch ni-
veau (interne geneeskunde, chirurgie,
dermatologie en oogheelkunde). De
uit deze opleidingen voortgevloeide
vergroting van het aanbod aan specia-
listische hulp heeft ook sterk kwali-
teitsbevorderend gewerkt voor de
praktijk in de eerste lijn. Er is echter
nog geen sprake van een hecht stelsel
met goede wisselwerking tussen eerste
en tweede lijn. Hiervoor zijn de specia-
listen nog te gering in aantal en is ook
de diversiteit nog onvoldoende.

ONDERZOEK

Zowel bij de industrie als bij de onder-
zoeksinstituten van de overheid be-
staat in beginsel belangstelling voor
gekwalificeerde dierenartsen die zich
als pathobiologisch onderzoeker wil-
len profileren. De opleiding tot dieren-
arts bevat elementen die in andere op-
leidingen (geneeskunde, medische
biologie, biochemie en zootechniek)
niet voorkomen; de student verwerft
een brede speciesgrenzen-overschrij-
dende pathofysiologische kennis.
Gecombineerd met training in weten-
schappelijk onderzoek op terreinen als
bijvoorbeeld microbiologie en milieu-
kunde leidt dit tot een unieke expertise.
De dierenarts is op dit deel van de ar-
beidsmarkt sterk ondervertegenwoor-
digd. Dit vooral ook omdat de oplei-
ding voor de student vrijwel
uitsluitend het beroepsperspectief
heeft van de praktizerende dierenarts
met veel curatieve taken. Binnen dit
wat eenzijdige patroon worden in on-
voldoende mate zelfbewuste dierge-
neeskundigen gecreëerd met een sterk
initiërend vermogen.

BESTUUR EN BELEID
Tot op heden is het aantal dierenartsen
dat een voltijdse werkkring heeft ge-
vonden op het gebied van bestuur en
beleid gering. Dit ondanks het feit dat
de dierenarts door de brede pathobio-
logische scholing, zeker als dier een
sterker wetenschappelijk karakter
krijgt, inhoudelijk sterk staat als het
gaat om bestuurs- en beleidsfuncties in
de biomedische en veeteeltkundige
sectoren. Echter noch in de rompoplei-
ding, noch in de keuzerichtingen is
enige scholing opgenomen in commu-
nicatieve vaardigheden (mondeling en
schriftelijk) ter voorbereiding op lei-
dinggevende en organisatorische func-
ties.

TE VERWACHTEN ONTWIKKE-
LINGEN

De te verwachten ontwikkelingen zul-
len worden besproken aan de hand van
de hierboven genoemde beroepsper-
spectieven. De inleiding tot deze para-
graaf blijft beperkt tot drie algemene
ontwikkelingen waarmee het beroep
en vooral ook de faculteit in toene-
mende mate te maken zullen krijgen,
en ten aanzien waarvan (nadere) posi-
tiebepaling zal worden gevraagd.
Diersoorten.

De laatste decennia heeft er zich in de
diergeneeskundige praktijk een gelei-
delijke verschuiving voorgedaan ten
aanzien van de diersoorten. Zo waren
in de zestiger jaren verreweg de
meeste praktizerende dierenartsen
werkzaam in de LHDP-sector en be-
steedden daarbij soms aandacht aan
gezelschapsdieren; de zogenaamde ge-
mengde praktijk. Bij een in 1991 ge-
houden enquête bleek nog slechts min-
der dan de helft (48%) van de praktici
de gemengde praktijk uit te oefenen;
37% was gezelschapsdierenprakticus
en 15% landbouwhuisdierenprakticus.
Deze ontwikkeling zal zich doorzet-
ten, waarbij de accentverschuiving in
de richting van de gezelschapsdieren
nog zal worden versneld door de toe-
nemende vraag naar kwalitatief hoog-
waardige zorg voor deze dieren en
door het afnemend aantal landbouw-
huisdieren.

Samenwerkingsverbanden.
Hiermee wordt zowel gedoeld op sa-
menwerking van de faculteit met ver-
wante (universitaire) instellingen, als
ook op de samenwerking van de afge-
studeerde met vertegenwoordigers van
andere disciplines. De toenemende
complexiteit van de problemen zal het
meer nog dan tot nu toe noodzakelijk

-ocr page 217-

maken dat voor de probleemoplossing
gebruik wordt gemaakt van elders aan-
wezige expertise en faciliteiten, waar-
voor meer samenwerkingsverbanden
dienen te worden aangegaan.
Medewerkers

In vrijwel alle sectoren van de dierge-
neeskunde worden afgestudeerden bij-
gestaan door medewerkers in oplei-
dingsniveau variërend van L.0. tot
H.B.0. Dit zal in de komende jaren
verder toenemen en de rol van de fa-
culteit in de opleidingen van deze me-
dewerkers zal moeten worden bezien.

□E GEZONDHEIDSZORG VOOR
LANDBOUWHUISDIEREN
Momenteel heeft in de landbouwhuis-
dierenpraktijk de dagelijkse praktij-
kuitoefening steeds vaker betrekking
op zowel consultatieve dienstverle-
ning aan individuele dieren en groepen
dieren binnen bedrijven (\'trouble
shooting\') als op veterinaire bedrijfs-
begeleiding. Inzicht in de pathofysio-
logie en de epidemiologie is hierbij
van cruciaal belang. Daamaast worden
werkzaamheden verricht in het kader
van de georganiseerde gezondheids-
zorg. Binnen de landbouwhuisdieren-
praktijk treedt een steeds verder-
gaande mate van diersoortdifferen-
tiatie op.

Binnen de dierlijke produktiekolom
bestaat in toenemende mate behoefte
aan een systetnatische benadering van
de gezondheidszorg. Strategische en
tactische planning, operationeel be-
heer en evaluatieprocessen binnen de
gezondheidszorg dienen adequaat op
elkaar te worden afgestemd. De ge-
zondheidszorg moet transparant en
controleerbaar worden. Een kwantita-
tieve onderbouwing is daarbij een ver-
eiste. Alleen dan zal voldaan kunnen
worden aan dc hoge kwaliteitseisen,
die aan de inbreng van de landbouw-
huisdierenprakticus in de dierlijke pro-
duktiekolom gesteld zullen worden.
Itnmers, verwacht mag worden dat het
toezicht op de kwaliteit van de dier-
lijke produktie in de toekomst meer
langs de gehele produktielijn zal ko-
men te liggen en minder zal zijn toege-
spitst op de repressieve keuring. Voor
de landbouwhuisdierenprakticus bete-
kent dit dat deze instaat voor de kwali-
teit van zijn handelen, zodat de vee-
houder garanties kan verstrekken met
betrekking tot de kwaliteit en de vei-
ligheid van het dierlijke materiaal, dat
ter slachting wordt aangeboden. De
(verdere) ontwikkeling van protocol-
len, waarin de geïntegreerde veteri-
naire en zoötechnische kennis gesubli-
meerd is, verdient dan ook hoge priori-
teit. Een diersoort-gerichte benade-
ring, waarbij een integrale aanpak van
de onderhavige problematiek wordt
gewaarborgd, verdient hierbij de voor-
keur.

fi #*"ri IA^

In de nabije toekoinst en zeker op de
wat langere termijn zal dierlijke pro-
duktie in Nederlands alleen econo-
misch en maatschappelijk verant-
woord zijn, wanneer deze gebaseerd is
op een uitermate hoog kennisniveau.
Vooralsnog verloopt de bioconversie
van (kunst )meststoffen via plant en
dier tot produkt vrij ondoelmatig.
Bovendien vindt in onvoldoende mate
recycling van dierlijke meststoffen
plaats. De veterinaire beroepsgroep
kan een wezenlijke bijdrage leveren
aan het oplossen van deze problemen.
Meer nog dan voorheen het geval was
zal het optimaliseren van de gezond-
heidsstatus door ziektepreventie geïn-
diceerd zijn. Hierbij zal een uiterst ge-
reserveerd gebruik van diergenees-
middelen dienen te worden gemaakt,
teneinde voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong van hoge kwaliteit te
kunnen garanderen en de recycling
van mest niet op voorhand te frustre-
ren. Bovendien zal in de toekomst het
in stand houden van ondoelmatige,
welzijn.son vriendelijke huisvestings-
systemen door middel van het groot-
schalig gebruik van diergeneesmidde-
len maatschappelijk niet langer
aanvaardbaar zijn.

Ondanks de te verwachten inkrimping
van de veestapel, in combinatie met de
afnaine van het aantal bedrijven en een
toename van het aantal dieren per be-
drijf zullen voldoende mogelijkheden
voor participatie van veterinairen in de
dierlijke produktiekolom voorhanden
zijn. Voorwaarde is wel, dat een syste-
matische, transparante (en dus contro-
leerbare) benadering van de gezond-
heidszorg wordt gerealiseerd. Een
diepgaande kennis van de (patho)fy-
siologie van de onderhavige diersoor-
ten en van de bedrijfsituaties waaron-
der deze dieren worden gehouden, is
een eerste vereiste. Bovengenoemde
voorwaarden kunnen alleen worden
ingevuld wanneer een vergaande dif-
ferentiatie naar diersoort zal plaatsvin-
den. (Her)bezinning op de organisatie
en inrichting van de sector \'grote huis-
dieren\' binnen de Faculteit der
Diergeneeskunde en op de inrichting
van het curriculum lijkt dan ook aan-
gewezen.

Binnen de vanouds als \'grote huisdie-
ren\' aangeduide groep dieren neemt
het paard een aparte plaats in. Dit dier
wordt niet langer gehouden voor trek-
kracht of uit oogpunt van dierlijke pro-
duktie en verhoudingsgewijs speelt het
ook geen grote rol meer in de sector
\'grote huisdieren\'. Het aard wordt nu
vrijwel uitsluitend gehouden voor re-
creatieve doeleinden en enkele aspec-
ten van de paardenhouderij vertonen
dan ook verwantschap met de manier
waarop gezelschapsdieren worden ge-
houden. Tegen deze achtergrond en te
oordelen naar de voortgaande toename
van de financiële belangen binnen de
paardenhouderij, als ook de toename
van de emotionele band tussen eige-
naar en paard, valt nog enige intensive-
ring van de geneeskunde van het paard
te verwachten. Dit brengt met zich mee
dat ook steeds hogere eisen aan de
paardenprakticus zullen worden ge-
steld; dit niet alleen voor wat betreft de
diergeneeskundige kennis en vaardig-
heid, doch ook ten aanzien van de om-
gang met de eigenaar. Ook hier is een
diersoortgerichte differentiatie tijdens
de studie noodzakelijk. Een discipline-
gerichte specialisatie binnen de ge-
neeskunde van het paard ligt in het ver-
schiet.

DE HYGIËNE VAN VOEDINGS-
MIDDELEN VAN DIERLIJKE OOR-
SPRONG/VETERINAIRE VOLKS-
GEZONDHEID

De dierenarts, werkzaam op het gebied
van de hygiëne van voeding.smiddelen
van dierlijke oorsprong, was tot voor
kort een min of meer autonoom opere-
rend functionaris. Zoals hierboven
reeds werd aangegeven mag worden
verwacht dat de kwaliteitsborging in de
toekomst minder zal zijn toegespitst op
de repressieve kering. De procesbewa-
king zal deels op veehouderijbedrijven
plaatsvinden onder verantwoordelijk-
heid van de landbouwhuisdieren- prak-
ticus. Vanuit diens specifieke verant-
woordelijkheid voor de volksgezond-
heid, dient de dierenarts-hygiënist ech-
ter de eisen te fomiuleren waaraan het
dierlijk materiaal, dat ter slachting
wordt aangeboden, moet voldoen.
Voorts is de dierenarts-hygiënist ver-
antwoordelijk voor het waarborgen van
een optimale kwaliteit en veiligheid ge-
durende de slacht- en verwerkingsfase
van het dierlijk produkt. Bovendien
dient deze dierenarts als geen ander het
welzijn van de dieren te garanderen
door er op toe te zien dat onder meer
transport en bedwelming volgens geëi-
gende procedures verlopen.

-ocr page 218-

Teneinde bovengenoemde taicen naar
behoren te Icunnen uitoefenen, dient de
dierenarts-hygiënist een diepgaande
i<ennis te bezitten van de microbiolo-
gie en de epidemiologie -in het bijzon-
der van de kringlopen \'dier-milieu-
dierlijk produkt-mens\'- en van de
risicoschatting van de contaminatie
van voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong (Hazard Analysis of
Critical control Points - HACCP). Een
goed mathematisch inzicht is daarbij
een vereiste. Voorts zal meer dan in
het verleden kennis van immunologi-
sche en serologische detectiemethoden
nodig zijn. Tot slot zullen hoge eisen
worden gesteld op het gebied van ma-
nagement en communicatieve vaardig-
heden.

Voor veterinairen liggen er in de toe-
komst voldoende mogelijkheden voor
participatie in het onderhavige deelge-
bied mits een verdergaande differen-
tiatie tijdens de studie wordt gereali-
seerd in combinatie met specialisatie
na het afstuderen. Met name met be-
trekking tot laatstgenoemde activiteit
zijn internationale afstemming en sa-
menwerking eerste vereisten.

□E GEZONDHEIDSZORG VOOR
GEZELSCHAPSDIEREN
Binnen de geneeskunde van gezel-
schapsdieren treedt een verschuiving
op in de diersoorten. Mogelijk mede
onder druk van negatieve publiciteit
(overlast door uitwerpselen, lawaai en
agressiviteit) neemt het aantal honden
wat af Daarentegen is er bij de katten
een toename van het aantal te bespeu-
ren. Daarnaast zal zich de toenemende
vraag naar diergeneeskundige hulp
voor kleine zoogdieren anders dan
hond en kat, en voor vogels en bijzon-
dere dieren doorzetten.
De ontwikkelingen van de laatste jaren,
extrapolerend naar de toekomst, laat
het zich aanzien dat de vraag naar
hoogwaardige diergeneeskundige ver-
zorging gestadig zal blijven toenemen,
wat zeker ook de verdere ontwikkeling
van diergeneeskundige verzorging op
specialistisch niveau (tweede lijn) zal
bevorderen. Methoden die nu nog
voorbehouden zijn aan universiteitskli-
nieken zullen in de diergeneeskundige
praktijk ingang vinden. Voorts zullen
zich naast de specialisatie per disci-
pline (interne geneeskunde, chirurgie,
dermatologie en oogheelkunde) spe-
cialisaties op deelgebieden (bijvoor-
beeld cardiologie en neurologie) en
specialisaties voor diersoorten (bij-
voorbeeld vogels en kat) ontwikkelen.

Naast de vraag naar hoogwaardige cu-
ratieve hulp zal zich ook een toene-
mende vraag voordoen naar advisering
ten behoeve van ziektepreventie.
Hierbij zal het vooral gaan om fokad-
viezen ten behoeve van de preventie en
uitroeiing van genetische defecten en
schadelijke raskenmerken.

ONDERZOEK

Het nieuwe curriculum met het voor-
ziene probleem-georiënteerde onder-
wijs en met de daarin geplande korte
wetenschappelijke stage, kan ertoe bij-
dragen dat meer studenten affiniteit
krijgen tot wetenschappelijk onder-
zoek. De toekomstige dierenarts heeft
een brede biomedische achtergrond,
maar toch zullen de onderzoekserva-
ring en de toegespitste kennis van de
net afgestudeerde dierenarts nog on-
gunstig afsteken bij die van afgestu-
deerden uit andere biomedische onder-
zoekersopleidingen. Alleen een con-
tingent studenten dat zich gedurende
de studie diepgaand richt op weten-
schappelijk onderzoek zal in staat zijn
de unieke speciesgrenzen-overschrij-
dende pathobiologische achtergrond
dienstbaar te maken aan het biome-
disch onderzoek en aan ontwikke-
lingswerk ten behoeve van bijvoor-
beeld de farmaceutische industrie.

BESTUUR EN BELEID
De heroriëntering in de landbouwsec-
tor en de zich wijzigende visie op de
diergezondheid zullen veel nieuw be-
leid vragen. Dit heeft zowel betrekking
op nationale als op internationale ont-
wikkelingen, waarbij de gedachten ze-
ker ook uit moeten gaan naar ontwik-
kelingssamenwerking. Echter bij een
ongewijzigd facultair curriculum zal
de dierenarts ondervertegenwoordigd
blijven in beleidsfuncties. Met scho-
ling gericht op beleidsondersteuning
zou beter ingespeeld kunnen worden
op de vraag naar diergeneeskundigen
met bestuurlijke kwaliteiten vanuit
niet alleen de overheid doch ook van-
uit consumentengroeperingen en be-
drijfsleven.

BESPREKING

Zoals ook in het voorgaande, zal in
deze bespreking de aandacht vooral
worden gericht op het profiel van de
opgeleiden. Op daarvan af te leiden as-
pecten als de structuur van de Faculteit
en voor een deel ook het wetenschap-
pelijk onderzoek, zal niet worden inge-
gaan. De analyse van de bestaande si-
tuatie en de te verwachten ontwik-
kelingen samen nemend, kan worden
vastgesteld dat de Faculteit Dierge-
neeskunde de taken zodanig vervult
dat nationaal goeddeels in de behoef-
ten wordt voorzien en dat intematio-
naal een vooraanstaande positie wordt
ingenomen, doch wil dit zo blijven dan
zullen op korte termijn maatregelen
nodig zijn. De belangrijkste belemme-
ring voor kwaliteitsverbetering van de
functievervulling van de dierenarts
lijkt te liggen in de breedte van de af-
studeerpakketten. De beschikbare ex-
pertise kan in onvoldoende mate wor-
den overgedragen in het nog steeds
zeer brede curriculum. Deze breedte
gaat ten koste van de kwaliteit van de
beroepsuitoefening in de belangrijkste
keuzerichtingen.

Weliswaar wordt met het nieuwe cur-
riculum, dat in 1995 voor het eerste
studiejaar van start gaat, een verbete-
ring bereikt. Echter door de korte dif-
ferentiaties en de korte wetenschappe-
lijke scholing, zal de juist afgestu-
deerde nog onvoldoende zijn uitgerust
voor toekomstige taken. Een belang-
rijke factor is ook het imago van de fa-
culteit, dat nog steeds niet anders is
dan een opleidingsinstelling voor art-
sen voor dieren. De studenten kiezen
hiervoor en te weinigen besluiten in de
loop van de studie om zich op een an-
dere werkkring te richten.
Oplossingen voor deze problemen
kunnen alleen gevonden worden door
een fundamentele verandering aan te
brengen bij de instroom van de studen-
ten. De kwaliteit van de beroepsuitoe-
fening kan worden verbeterd door de
studenten reeds bij de toelating te laten
kiezen voor een bepaald deelgebied.
Deze toespitsing zal het mogelijk ma-
ken de studenten specifieker toe te rus-
ten. Hierdoor ontstaat voor de faculteit
als geheel een rijker geschakeerd palet
aan afgestudeerden met per deelgebied
meer deskundigheid. Dit zal het moge-
lijk maken dat dierenartsen een groter
segment van de arbeidsmarkt invullen,
hetgeen de werkgelegenheid voor die-
renartsen ten goede zal komen.

AANBEVELINGEN
Om in te kunnen spelen op de vragen
van de toekomst dient op zo kort mo-
gelijke termijn de numerus fixus te
worden verhoogd. Dit zal gepaard
moeten gaan met het voorstel om met
behoud van de algemene bevoegdheid
het profiel van de opleiding ingrijpend
te wijzigen:

1 .Op basis van de markt worden voor
de diverse deelgebieden van de dier-

-ocr page 219-

geneeskunde bepaalde contingenten
studenten toegelaten. Zij maken dus
al bij hun binnenkomst in de
Faculteit een blijvende keus voor
een bepaalde diersoort, een bepaalde
groep diersoorten of een bepaalde
discipline. Voor een eerste gedach-
tengangbepaJing is in bijlage 2 een
eenvoudig schema weergegeven.

2. De eerste studiejaren zullen voor
veel studenten een gemeenschappe-
lijk karakter hebben, doch daama
volgt een sterke differentiatie naar
de bij aanmelding gemaakte keuze.

3. Wetenschappelijke scholing zal de
kern van de opleiding vormen. Voor
de realisatie hiervan zal ook gebruik
gemaakt worden van de hiervoor
buiten de faculteit aanwezige moge-
lijkheden, zoals bijvoorbeeld ID-
DLO, RIVM, LUW en buitenlandse
instellingen.

4. De ontwikkeling van de opleidings-
programma\'s voor de uitoefening
van de diergeneeskunde op specia-
listisch niveau zal met kracht wor-
den voortgezet, waarbij zeker ook
aandacht besteed moet worden aan
niet-klinische richtingen.

CONSEQUENTIES
Indien de Faculteit der Diergenees-
kunde besluit om deze aanbevelingen
te volgen, dan dient bij de implementa-
tie een aantal afgeleide problemen on-
der ogen worden gezien.
Dc commissie noemt er reeds enkele:

- De aanbevelingen sporen met het
nieuwe curriculum zoals dat binnen-
kort van start gaat, doch er zullen aan-
passingen nodig zijn.

- Met oprichting van het instituut voor
Veterinaire Wetenschappen (IVW) en
de plannen voor de instelling van een
onderzoekschool staat de faculteit op
het punt nieuwe wegen in te slaan op
het terrein van het wetenschappelijke
onderzoek. Tijdige besluitvorming
over de bovenstaande aanbevelingen
kan afstemming met de plannen van
het IVW vergemakkelijken.

- Er is een (her)bezinning nodig ten
aanzien van de stmctuur van de facul-
teit en met name geldt dit voor de van-
ouds zo genoemde sector \'grote huis-
dieren\'. Hierbij dient ook mim
aandacht gegeven te worden aan de rol
van patiëntenzorg en dienstverlening.

- In nauw contact met de daartoe be-
voegde instanties dient een procedure
ontwikkeld te worden voor de toela-
ting van de studenten in de diverse stu-
dierichtingen. Dit zal gepaard moeten
gaan met goede voorlichting op mid-
delbare scholen, zodat de aankomende
studenten een realistische toekomst-
verwachting hebben.

SCHEMA VOOR TOEKOMSTIGE
DIERGENEESKUNDIGE STUDIE-
RICHTINGEN

Is dit schematische voorbeeld wordt
uitgegaan van een instroom van 225
studenten. Het is bedoeld als een voor-
beeld voor een eerste gedachtenbepa-
ling ten aanzien van de voorgestelde
studierichtingen diergeneeskunde.
Voor de meeste studierichtingen zal er
alleen in de eerste jaren nog vrij veel
gemeenschappelijk onderwijs zijn; dit
is in het schema aangegeven met van
links naar rechts een steeds nadmkke-
lijker scheidende belijning. Overstap-
pen naar een andere studierichting zal
niet meer mogelijk zijn. Met nadmk zij
nogmaals gesteld dat het hier gaat om
een eerste voorbeeld. Aan de weerge-
geven aantallen studierichtingen en
studenten kan dan ook geen enkele be-
tekenis worden toegekend. Zij het ook
alleen nog voor een eerste gedachten-
bepaling, wordt al wel gemeld dat voor
de diersoortrichtingen op grond van de
situatie van het moment gedacht kan
worden aan bijvoorbeeld:

- gezondheidszorg gezelschapsdieren

- gezondheidszorg herkauwers

- gezondheidszorg varkens

- gezondheidszorg pluimvee

- gezondheidszorg paard

Met deze opbouw, namelijk een brede
start met toenemende toespitsing op de
gekozen studierichting, blijft de alge-
mene bevoegdheid gegarandeerd. Bij
het afstuderen zal slechts op een be-
perkt terrein professionele deskundig-
heid aanwezig zijn, maar met de brede
start wordt een zodanig basiskennis
overgedragen dat de algemene be-
voegdheid overeind blijft.

In het kader van de harmonisatie van de
MRL\'s (maximaaltoelaatbare residu ni-
veau) heeft het CVMP geadviseerd om
chlooramphenicol te plaatsen op Bijlage
4 van Verordening 2377/90 \'houdende
een communautaire procedure tot vast-
stelling van maximumwaarden voor re-
siduen van geneesmiddelen voor dierge-
neeskundig gebmik in levensmiddelen
van dierlijke oorsprong\'. Het \'Comité
voor de aanpassing aan de technische
voomitgang van de richtlijnen inzake ge-
neesmiddelen voor diergeneeskundig
gebmik\' heeft dit advies overgenomen
en daarmee is chlooramphenicol offi-
cieel op Bijlage 4 gekomen. (PB EG L
156)

De reden dat chlooramphenicol op
Bijlage 4 werd geplaatst, is gelegen in
het feit dat er geen MRL kon worden
vastgesteld omdat:

- Geen ADI kon worden vastgesteld;

- Er geen gegevens waren betreffende
die residuen die uit toxicologisch oog-
punt relevant waren;

- Onvoldoende gegevens om een \'mar-
ker\' residu vast te stellen dat kon die-
nen als maatstaf voor het totale residu
gehalte.

Het gevolg van het plaatsen op Bijlage 4
is dat de stof niet meer mag worden toe-
gediend aan dieren die worden geconsu-
meerd. In Nederland is dan ook van alle
chlooramphenicol bevattende middelen
de registratie voor toepassing bij voor de
menselijke consumptie bestemde doel-
dieren doorgehaald (Stcrt. 132, d.d. 14-
07-1994). Door deze doorhaling zijn chl-
ooramphenicol preparaten voor land-
bouwhuisdieren niet geregistreerde mid-
delen geworden waardoor het bereiden,
voorhanden hebben, afleveren en toedie-
nen bij deze dieren is verboden.
Aangezien deze doorhaling bemstte op
het feit dat er geen MRL kon worden
vastgesteld, die veilig is voor de consu-
ment, is het van belang dat het gebmik
van deze stof bij landbouwhuisdieren di-
rect wordt gestaakt. De Veterinaire
Inspectie zal de komende maanden dan
ook intensief gaan bemonsteren teneinde
na te gaan of deze stof bij de genoemde
dieren inderdaad niet meer wordt ge-
bmikt. Het onderzoek wordt uitgevoerd
in de slachterijen en zal bij positieve be-
vindingen worden uitgebreid naar de le-
verancier van het dier en eventueel de
behandelende dierenarts. In eerste in-
stantie zal deze actie er toe moeten leiden
dat de dierenartsen en de veehouders
nogmaals gewezen worden op het feit
dat de wet wordt overtreden. In een la-
tere fase zal er strafrechtelijk tegen de
overtreders worden opgetreden, omdat

CONTROLE-PROGRAMMA CHLOORAMFENICOL

-ocr page 220-

dan bij iedereen bekend moet zijn dat
chlooramphenicoi bij landbouwhuisdie-
ren niet meer mag worden toegepast.

PRÜEF-

ONHEFFINGEN BETER
NAGELEEFD

In de Diergeneesmiddelenwet is de mo-
gelijkheid geschapen om diergenees-
middelen die nog niet zijn geregistreerd
wel reeds toe te passen bij veldproeven.
Hiervoor dient de fabrikant een vergun-
ning aan te vragen bij de Veterinaire
Dienst van het Ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij.
Hierbij dient een onderzoeksprotocol te
worden overgelegd waarin de fabrikant
o.a. aangeeft:

- Samenstelling van het middel;

- De wachttermijn;

- Wie het middel gaat toepassen;

- De veehouder waar het middel wordt
gebruikt;

- De diersoort;

- De periode waarin de proef zal plaats-
vinden.

Indien toestemming wordt verleend,
krijgt de fabrikant een vergunning die
mede namens het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
wordt verieend. Op grond van de in de
Gezondheids-wet aan de Veterinaire
Inspectie opgedragen taken worden er
controles uitgevoerd om na te gaan of de
in de vergunning vermelde voorwaarden
worden nageleefd. De controles worden
uitgevoerd door middel van gesprekken
met de fabrikant en/of de dierenarts.
Tevens worden er controles uitgevoerd
bij dierenartsen en veehouders. Bij deze
controles wordt alleen gelet op de voor
de volksgezondheid relevante zaken.
Tijdens de controles die in 1992 werden
uitgevoerd, werd duidelijk dat de in de
proefontheffing vastgelegde voorwaar-
den niet altijd werden nageleefd. Dit was
voor de Veterinaire Inspectie aanleiding
om met de industrie, verenigd in de
FIDIN, nader van gedachten te wisselen
over de geconstateerde tekortkomingen.
Tijdens deze gesprekken werden hier-
over afspraken gemaakt waarbij de in-
dustrie toezegde de tekortkomingen seri-
eus aan te pakken. Een en ander
gebeurde in nauw overleg met de VD
teneinde voor alle betrokkenen duide-
lijkheid te verschaffen over de eisen die
bij proefontheffingen worden gesteld.
Tevens werden er afspraken gemaakt
om bij onduidelijkheden elkaar te infor-
meren zodat misverstanden direct uit de
wereld konden worden geholpen.
In 1993 werden er door de Inspectie 26
proefontheffingen gecontroleerd en
daarbij werd vastgesteld dat er duidelijk
verbeteringen waren opgetreden. De in-
dustrie had de begeleiding van de proe-
ven veel serieuzer aangepakt waardoor
de communicatie met de practicus en de
veehouder veel beter was geworden.
Tevens was de communicatie met de
Veterinaire Inspectie verbeterd en werd
de VD beter geïnformeerd over het ver-
loop van proeven, hetgeen de controle
een stuk makkelijker maakte.
Ondanks het feit dat er verbeteringen
werden geconstateerd, zijn er nog een
aantal zaken die extra aandacht vragen:

•f I ••

1. De merking van de dieren die aan de
proef deelnemen;

2. De uitvoering van proeven in relatie
tot UDA/UDD middelen aangezien
niet altijd de middelen door de dieren-
arts werden toegediend.

Samenvattend kan worden vastgesteld
dat de in 1992 gestarte controles ertoe
hebben bijgedragen dat door de industrie
bewuster werd omgegaan met proefont-
heffingen, hetgeen door de industrie ook
als een positief feit werd ervaren.
Aangezien deze proeven niet altijd exact
zijn in te plannen, ontstaat er nog wel
eens wrevel over de tijd die verloopt tus-
sen de aanvraag en het afgeven van de
vergunning. In de toekomst moet er
voor dit probleem een praktische oplos-
sing worden gezocht, waarbij aan de
volksgezondheidseisen en de wensen
van de industrie wordt voldaan. De erva-
ringen die door de Inspectie werden op-
gedaan tijdens de controles, zullen te-
vens worden gebruikt door de VD bij het
opstellen van een algemene regeling
voor proefontheffingen.

CONTROLEPRO-
GRAMMA HYGIË-
NISCH VANGEN EN
BEWAREN VAN CON-
SUMPTIEBLOED

Een aantal jaren geleden werd er in nauw
overleg met het bedrijfsleven een werk-
groep ingesteld die tot taak had de hy-
giëne bij het vangen en bewaren van
bloed afkomstig van slachtdieren te ver-
beteren. De werkgroep was samenge-
steld uit vertegenwoordigers van de
VHI, RVV, VD, COV, WDO en de
bloedverwerkende industrie. Deze
werkgroep stelde voor het VVDO een
project te laten uitvoeren waarbij, met in-
achtneming van de praktijk in de
Nederlandse slachterijen, aanbevelingen
moesten worden opgesteld over de wijze
waarop bloed dat bestemd is voor men-
selijke consumptie hyginisch kon wor-
den gevangen en bewaard. Het project
werd gefinancierd door de VHI en het
bedrijfsleven. Tijdens dit project zijn er
ook andere EG-landen bezocht teneinde
een idee te kunnen vormen hoe in die
landen met consumptiebloed wordt om-
gegaan. Het project heeft uiteindelijk ge-
resulteerd in een rapport van VVDO,
waarin wordt aangegeven op welke ma-
nier bloed hygiënisch kan worden ge-
vangen en bewaard. Tevens gaf het rap-
port microbiologische streefwaarden
waaraan hygië- nisch gevangen bloed
zou moeten voldoen. De resultaten van
dit rapport zijn gebruikt bij het opstellen
van een hygiënecode voor bloed be-
stemd voor menselijke consumptie.
Deze hygiënecode is ook besproken in
de Advies-commissie Vleeskeuring en
daar werd positief geadviseerd over deze
code. In de verdere besprekingen werd
toen afgesproken dat het bedrijfsleven
het initiatief zou nemen bij het verwe-
zenlijken van de aanbevelingen van de
code in de praktijk. Wel was duidelijk
aangegeven dat er na twee jaar een eva-
luatie zou worden uitgevoerd teneinde
na te gaan in hoeverre de code daadwer-
kelijk werd nageleefd en dat afhankelijk
van de uitkomst van de evaluatie de
Minister van VWS alsnog wettelijke
maatregelen kon nemen teneinde de hy-
giëne bij het winnen en bewaren van
bloed te garanderen. De Veterinaire
Inspectie heeft nu dan ook van de direc-
tie VVP het verzoek ontvangen aan te
geven in hoeverre de code wordt nage-
leefd. Teneinde hier een antwoord op te
kunnen geven zal de Inspectie in het laat-
ste kwartaal bij een groot aantal EG er-
kende bedrijven controles gaan uitvoe-
ren.

Tevens zullen er controles worden uitge-
voerd bij kleinere slachterijen. Deze con-
troles zullen onaangekondigd plaatsvin-
den, zodat kan worden nagegaan hoe in
de praktijk met deze code wordt omge-
gaan. De resultaten van deze controles
zullen worden geëvalueerd, waama de
directeur WP over de bevindingen zal
worden genformeerd. De directeur WP
zal, afhankelijk van de resultaten van dit
actieprogramma, besluiten of er een
noodzaak bestaat om deze hygiëne-code
geheel of gedeeltelijk in regelgeving om
te zetten, zodat het vrijwillige karakter
van de code verdwijnt en naleving daar-
van een wettelijke plicht wordt.

-ocr page 221-

Verantwoord diergeneesmiddelenge-
bruik. Deze serie volgt een rapport van
het Voorlichtingsproject Verantwoord
Diergeneesmiddelengebruik; dit rapport
wordt bijgeleverd. Behandeld worden:
wat zijn diergeneneesmiddelen? wat
zijn de risico\'s van gebruik ervan? wat
zijn de beperkingen aan het gebmik?
hoe moeten diergeneesmiddelen ge-
bruikt en opgeslagen worden bij de die-
renarts en bij de veehouder? met welke
wettelijke aspecten heeft een veehouder
te maken? Gemaakt met medewerking
van o.a. prof. A.Pijpers, dr. A. Vulto en
drs. J.G.H.van Schaik. Verhuur ƒ 70,-;
verkoop ƒ231,-.

Chirurgische behandeling koliek van
het paard. Deze videoband is een aan-
vulling op de band Diagnose koliek. De
chirurgieband behandelt de elementaire
chimrgische benadering, voorbereiding,
laparotomie en nazorg. Verkoop
ƒ 185,- inclusief werkboekje.

Klassieke varkenspest. De videoband
vertoont de klinische verschijnselen van
klassieke pest, zowel de chronische als
de acute beelden. Voorts de maatregelen
in E.U. verband om de verspreiding te
voorkomen. Verhuur ƒ 58,50; verkoop
ƒ 171,-. (Binnenkort komt er ook een
dia-serie beschikbaar over Afrikaanse
varkenspest).

Dagboek van een paard, deel IV;
ziekten en herkenning. De videoband
laat de uiterlijke verschijnselen zien van
een groot aantal ziekten en is uitermate
geschikt voor het houden van een lezing
voor paardenhouders. In een aantal ge-
vallen wordt door de maker, collega
F.C.H. van Toor, ingegaan op de pre-
ventie; aangegeven wordt ook wanneer
de dierenarts moet worden geraad-
pleegd. De film wordt ingeleid door
prof H.J.Breukink. Verkoop ƒ 75,-.

\\ oorkom ziekte-insleep op een var-
kensbedrijf. Videoband gemaakt door
Cehave/ Encebe en Gezondheidsdienst
voor Dieren in Zuid Nederland als voor-
lichtingsfilm voor varkenshouders.

Behandeld worden o.m. het \'vuile weg -
schone weg\' principe, de eisen aan de
hygiëne-sluis, aankoop, quarantaine en
ontsmetting van veewagens, het belang
van schone spuiten en naalden en onge-
dierte-bestrijding. Verhuur ƒ 42,-; ver-
koop ƒ55,-.

Welzijnsvriendelijke huisvestingssys-
temen varken. Videoband gemaakt ter
voorlichting door de Intemationale
Scharrelvarkens Controle. De voor- en
nadelen van intensieve en van welzijns-
vriendelijke systemen worden belicht,
o.m. vanuit de gezichtspunten van de
varkenshouders. Daama worden beel-
den getoond van beide systemen. De ei-
sen die de ISC stelt komen aan de orde,
almede de controle op de hele keten van
voerleverancier tot consument. Voorts
enkele beelden van welzijnsvriendelijke
huisvesting van kippen en kalveren.
Verhuur ƒ44,-; verkoop ƒ 57,-.

Embryotransplantatie bij het rund.

Recent door STOAS Agrimedia voor
het landbouwonderwijs vervaardigde
videoband. O.a. met behulp van anima-
tie-beelden wordt de hele procedure met
betrekking tot E.T. getoond. Ook de
voor- en nadelen van E.T. worden be-
handeld. Verhuur ƒ 65,-; verkoop
ƒ167,-.

Voeding hond. In deze videofilm be-
handelt Mike Davies de principes van
de voeding van de pup, de drachtige en
zogende teef en de \'gewone\' volwassen
hond. Ook wordt ingegaan op de eisen
die aan \'home-made\' maaltijden en aan
industriële voeders moeten worden ge-
steld. Een film voor zelfstudie en voor
zeer geïnteresseerde leken, als onder-
steuning van een lezing over dit onder-
werp. Verkoop ƒ 180,-.

Hoefmechanisme en doorbloeding
hoef. Slow-motion beelden, röntgen-
beelden en doorsneden tonen welke ef-
fecten belasting van de hoef heeft op de
weke delen en de harde delen van de
hoef al.smede op de doorbloeding. De
doorbloeding wordt o.m. zichtbaar ge-
maakt door contrastvloeistof in te spui-
ten. Geschikt voor zelfstudie en voor
voordrachten voor manegehouders, fok-
kers en andere paardenhouders.
Verkoop ƒ 148,-.

Sinds het uitkomen van de catalogus in oktober 1993 is er een aantal nieuwe pro-
ducties beschikbaar gekomen voor verhuur en/of verkoop. Met name de eerst
genoemde serie dia\'s leent zich er zeer in het bijzonder voor om in deze herfst le-
zingen voor veehouders te ondersteunen. Een zeer actueel onderwerp!

AANVULLINGEN VETERINAIRE MEDIATHEEK
W.F. SPECKMANN STICHTING

Blaasjesziekte.. De ziekte wordt aan de
hand van dia-beelden systematisch be-
handeld. Deze Engelse serie is in eerste
instantie bedoeld voor dierenartsen en
studenten, maar delen emit zijn zeer ge-
schikt voor lezingen voor varkenshou-
ders. Verhuur ƒ 43,-; verkoop ƒ 108,-
(inbegrepen in de prijzen zijn een ge-
luidsband en een werkboekje).

Voedingsstoornissen en nitraat/ni-
triet vergiftiging rund. Deze serie is
uitgebreid en verbeterd en is thans weer
verkrijgbaar. Geschikt voor lezingen
voor mndveehouders. Verhuur ƒ 71,-;
verkoop ƒ 198,-.

Sectiebeelden varkens. De bestaande
serie heeft een aanzienlijke uitbreiding
en up-dating ondergaan. Geschikt voor
zelfstudie en voor lezingen voor var-
kenshouders. Verhuur ƒ 73,-; verkoop
ƒ242,-.

Urethra-obstructie bij de kater.

Recente film van R.F.Nickel over de
anatomie en de klinische verschijnselen
van de urethra-obstructie. Lukt het op-
heffen van de obstructie niet dan wordt
de blaas gepuncteerd en eventueel dc
metabole toestand verbeterd. Daama
wordt de operatie behandeld aan de
hand van live-opnamen en schemati-
sche tekeningen. Studenten en dieren-
art.sen. Verhuur ƒ 52,-; verkoop ƒ 119,-.

Keizersnede bij de hond. Film van
P.H. A.Poll over de narcose en de opera-
tie; ook de verzorging van de pups
wordt kort behandeld. Studenten dierge-
neeskunde en, na enige uitleg vooraf
ook geschikt voor een lezing voor hon-
denfokkers en -liefhebbers.
Verhuur ƒ 58,-; verkoop ƒ 146,-.

Voor inlichtingen en bestellingen kunt
U bellen WFSS/AUV, tel.08850
94321. De complete catalogus wordt U
op verzoek gratis toegezonden. De to-
tale collectie omvat nu mim 110 titels.
De genoemde prijzen zijn inclusief ver-
zending en exclusief BTW.

T I J D SC II R I h T VOOR D I K R (i H N F. S K U N D K , I) F E F 119, AFLEVERING 19, 1994

583

-ocr page 222-

■f I ii

NAJAARSTRAINING 1994

^ Groeo HotTKMOfMtistfi Wertiwide Dwfenamar

Elk jaar organiseert de Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen een
Najaarsdag. Dit jaar zal dit in de vorm zijn van een \'Najaarstraining\', die in samen-
werking met VSM Geneesmiddelen B.V. op zaterdag 22 oktober 1994 zal plaats-
vinden. Als onderwerp is gekozen \'Maag-darm-problemen bij huisdieren\'. Het be-
stuur van de Groep hoopt zowel voor leden als voor niet-leden van de GHwD een
boeiend programma te hebben samengesteld. De training wordt gehouden in
Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch\', Hartenseweg 60 te 6704 PA Wageningen (tel.:
08373-19101).

Het programma van deze Najaarstraining is als volgt:
08.45: Ontvangst met koffie.
09.15: Welkomstwoord.

Mevr. dr. Vera Boumans, Voorzitter GHwD.
09.30: \'De rol van biopsieën in het kader van maag-darm-veranderingen bij
honden kat\'.

Mevr. dr. Ingrid van der Gaag, F.D., Vakgr. Pathologie, NL - Utrecht.
10.15: \'Patholoog-anatomische bevindingen. Welke patiënt past hierbij? Wat
doe ik met de uitslag?\'

Mevr. drs. Lisette Overduin, Veterinaire Specialisten Oisterwijk.
11.00: Koffiepauze.

11.30: \'Homeopathische behandeling van periodiek optredende maag-darm-
problemen bij de hond. Aanwijzingen voor de etiologie?\'
Drs. Steven Schukking/drs. Atjo H. Westerhuis, Dierenkliniek
Kortenoord, NL - Wageningen.
12.15: Discussie.
12.30: Aperitief, Lunch.

13.45: \'Differentieel-geneesmiddel-diagnose braken en diarree\'.

Drs. Jan Wiertz, NL - Geleen.
14.15: Repertoriseren van enkele maag-darm-patiënten\'.

Drs. Piet Quartel, NL - Rotterdam.
14.45: Theepauze.

15.15: \'Homeopathische koppclbehandeling van varkens met maag-darm-
stoomissen\'.

Dr. med. vet. Emst-Peter Andresen, D - Versmold/F - Parijs.
15.45: \'Voeding en maag-dann-stoomissen\'.

Drs. Piet Martin, NL - Harderwijk.
16.15: Discussie.
16.45: Sluiting.

Zowel leden als niet-leden van de Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen
kunnen zich aanmelden door overmaking van (voor leden/studenten) f 60,0()/f
45,00 of (voor niet-leden/studenten)f 75,00/f 60,00 op postrekeningnummer
40.56.352 of bankrekeningnummer 51.72.25.700 t.n.v. Groep Homoeopathisch-
werkende Dierenartsen te Woerden onder vermelding van \'Najaarstraining 1994\'.
De betaling geldt tevens als registratie en dient voor 15 oktober a.s. plaats te vin-
den. In het bedrag is koffie, thee en de lunch begrepen.
Q^rardo Th A Men es

NAJAARS-
SYMPOSIUM

Bij de Gezondheidsdienst voor Die-
ren in Noord-Nederland te Drachten
op woensdag 2 november 1994, aan-
vang 14.00 uur.

ONDERWERP

Salmonellose bij melkvee en klei-
ne herkauwers

PROGRAMMA
14.00 uur:

Opening door Dr. G. Benedictus
14.15 uur:

Drs. Ingrid J.R. Visser, Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Noord-
Nederland: Salmonellosis in melk-
vee in Nederland

14.45 uur:

Dr. C. Wray, Central Veterinary La-
boratory, Weybridge, Groot Brittan-
nië: Salmonellosis in dairy cattle
and sheep in the United Kingdom;
guidelines for practitioners

15.30 uur:
Pauze

15.45 uur:

Dr. B.B. Nielsen, National Veteri-
nary Laboratory, Kopenhagen, De-
nemarken: Salmonellosis in dairy
cattle in Denmark and eradication of
Salmonella dublin by means of an
ELISA test

16.30 uur:
Discussie

17.00 uur:
Borrel

18.00 uur:
Sluiting

• UEZONDHtilDSDIbNST V(X)R DIEREN IN
NOORD-NEDERLAND Morra 2, 9200 AJ
Drachten; telefoon 05120-70700, fax 05120-
20013

twijfeld een avond waar geen enkele
zichzelf respecterende veterinair mag
ontbreken. Tevens willen wij alle oud-
leden oproepen om op zaterdag 8 okto-
ber de traditionele reünistendag en het
afsluitende gala te bezoeken en in ieder
geval het antwoordstrookje van de aan
hun gerichte brief terug te sturen.

PROGRAMMA:

di 4 okt : Receptie

WO 5 okt : Burgerijdag en Maaltijd

9E LUSTUM VERITAS

al weten viert
s van 4 t/m
Deze week
oudste ve-
het teken
\'gheid, maar
worden aan
iatste zal plaats-

Zoals som
het Vete
8 oktobe
zal voor
terinaire
staan va
er zal ook
serieuzere za

do 6 okt : Lezing en Feest
vr 7 okt : Buitendag
za 8 okt : Reünistendag, Diner en
Gala

Al deze activiteiten worden mede mo-
gelijk gemaakt door onze hoofdsponsor
Barneveld Schevers. De negende lus-
tmmcommissie van het Veterinair
Dispuut Veritas hoopt u in groten getale
te mogen verwelkomen.

-ocr page 223-

M m^l I ffl

SYMPOSIUM
PATHOLOGIE
REPTIELEN EN
AMFIBIEËN

Het vijfde internationale symposium
over pathalogie van reptielen en amfi-
bieën vindt volgend jaar plaats van 31
maart tot 2 april in vogelpark Avifauna
in Alphen aan de Rijn. Recente ont-
wikkelingen op het brede terrein van
pathologische aspecten bij reptielen en
amfibiëen zullen op het programma
staan. Een ieder die wil deelnemen aan
het symposium wordt door de organi-
satie verzocht deelnameformulieren
voor 1 december aan te vragen en in te
sturen. Voor correspondentie en infor-
matie kunt u zich wenden tot prof dr.
P. Zwart, Burg. v.d. Weijerstraat 16,
3981 EK BUNNIK (Fax: 03405-
67262)

EUROPEAN

Sc

O

vn

A^iVNiuaiaA

EUROPEAN
COLLEGE OF
VETERINARY
TOXICOLOGY

Tijdens de augustusvergadering van
de European Association for
Veterinary Pharmacology and
Toxicology (EAVPT) is de European
College of Veterinary Toxicology
(ECVT) opgericht.

Voor meer infonnatie: dr. Vre.
Michael Chapman, BP 19, F-69881
JonageCedex.

O

BERICHTEN VAN DE RW

2.Sulfa-onderzoek
Het is bekend dat de nieuwe
Nederlandse niertest (N.N.N.T,-
test), die gebruikt wordt voor het
aantonen van antibiotica bij slacht-
dieren, niet zo gevoelig is voor sulf-
onamiden. Regelmatig worden bij
de N.N.N.T.-test reacties gezien die
mogelijk door sulfapreparaten ver-
oorzaakt worden. De remmingsfase
is in die gevallen onvoldoende om
tot afkeuring over te gaan.
Thans is een nieuwe snelle test be-
schikbaar die geschikt is voor het
opsporen van sulfonamiden. In een
onderzoek waarbij 1139 slachtdie-
ren werden onderzocht, bleken 6
dieren behandeld met een sulfa-pre-
paraat. Nagegaan wordt of deze test
uitgevoerd kan worden bij het on-
derzoek van slachtdieren.

ziekten, waarvan aangifte verplicht is,
voor:

Rotkreupel

Totaal 12 gevallen in 8 gemeenten
Groningen: 2 gevallen in 2 gemeenten
Friesland: 6 gevallen in 3 gemeenten
Noord-Holland: 3 gevallen in 3 ge-
meenten

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 25 juli tot 22 augustus 1994 de vol-

gende gevallen van besmettelijke dier- Zuid-Holland: 1 geval in 1 gemeente.

RAMBO
VALT AAN

Rambo, de Stafford-
shire Bullterrier van
de familie Verwijs
uit Rotterdam, valt
de verpakking aan
van de hoofdprijs
van de door Virbac
Neder-land uitge-
schreven Defendog-
prijsvraag.

De familie won een
video-camera, de
foto bewijst dat
Rambo meer in zijn
nopjes was met de
doos.

. De RVV heeft op een dag 105 scha-
pen onderzocht op het voorkomen
van groeibevorderaars. Redenen
voor deze actie waren:
signalen dat er in deze sector groei-
bevorderende middelen worden toe-
gepast;

enkele positieve uitslagen bij het re-
guliere onderzoek van schapen met
betrekking tot groeibevorderaars.
Alle op de actiedag genomen mon-
sters waren negatief Afhankelijk
van de reguliere onderzoeksresulta-
ten zullen acties zoals hierboven ge-
noemd worden herhaald.

-ocr page 224-

O» 1 ■ «•

Het Amerikaanse ministerie van land-
bouw heeft officiële registratie ver-
leend aan Boehringer Ingelheim
Animal Health Inc. vooreen vaccin te-
gen het Porcine Reproductive and
Respiratory Syndrom (PRRS), in
Nederland bekender onder de naam
Abortus blauw.Deze ziekte wordt in de
Verenigde Staten door een ander virus
veroorzaakt dan in Nederland. Het on-

Op 26 oktober a.s. houdt de Groep
GKZ een symposium met Duitse en
Belgische collegae werkend in de
Veterinaire Volksgezondheid.
Onderwerpen zijn: 75 jaar Vleeskeu-
ringswet in Nederland, privatisering
van Keuringsdiensten, SKV en de im-
port controles aan de EU buitengrens.
De dag zal geopend worden door Prof
dr. B. Sangster, Directeur-Generaal
Volksgezondheid (VWS). Sprekers
zijn de heren Koolmees, Tanking, van

Hieronder treft u een drietal cursussen
voor de maand oktober aan. Opgave is
telefonisch ((030)517374) en door
middel van een fax ((030)516490) mo-
gelijk.

Het keuren van paarden, theoriedag 3
november 1994 (dit is een gewijzigde
datum) (9.00 - 17.00 uur), keuring op
locatie (tussen 3 en 30 november), na-
bespreking en discussie 15 december
1994 (20.00 - 22.00 uur), ƒ 1.000,-.
Gezien het toenemend aantal schade-
claims bij verzekeringsmaatschap-
pijen, veroorzaakt door niet goed uit-
gevoerde keuringen, heeft de Groep
Paardenpractici besloten een PAO-
cursus te organiseren voor dierenart-
sen die keuringen verrichten. De cur-
sus bestaat uit:
- Theoretische dag;

Prof dr. H. J. Breuking, signalement
en controle pijnstillers tijdens de keu-
derzoeksteam, bestaande uit
Amerikanen, Duitsers en mensen van
het Nederlandse DLO-lnstituut voor
Veehouderij en Diergezondheid, ont-
wikkelde een levend virus-vaccin, dat
toegediend moet worden bij biggen
van drie tot achttien weken oud.
Binnen een week biedt het bescher-
ming voor een periode van vier maan-
den.

VACCIN

AMERIKAANSE ABORTUS BLAUW

der Weg, van der Laan (Nederland),
Bruyneel, Boone (België) en Thiele
(BRD). De dag zal om 9.30 uur begin-
nen in het gebouw van de Cehave-
Encebe in Veghel. Belangstellenden
zijn van harte welkom; kosten f 50,—
voor het hele programma. Opgave bij
ondergetekende (070-3280996/01726-
12163).

T. G. van de Vuurst
Van Drinkwaertstraat 13
2596 TK Den Haag

ring; Dr. M. A. v.d. Velden, oog en
mond; Dr. R. Hayer, algemeen onder-
zoek orgaansystemen; Dr. P. Stolk, be-
wegingsapparaat; Prof dr. F. Németh,
Atexie; Prof dr. K. J. Dik, röntgen-
techniek en - beoordeling a.d.h.v. case
stories uit de praktijk.

- Praktische middag op locatie waar in
groepen van 5 deelnemers paarden kli-
nisch en röntgenologisch onderzocht
en de resultaten van het onderzoek be-
oordeeld worden.

- Een avond nabespreking en discus-
sie over de op locatie gekeurde paar-
den.

Toepassing van röntgenologie bij bij-
zondere dieren, 21 oktober 1994
(13.30- 17.15 uur), ƒ 345,-.
Drie diergroepen zullen de revue pas-
seren. Van elke categorie worden de
opnametechniek, het normaalbeeld en
een aantal frequent voorkomende af-
wijkingen behandeld.
Knaagdieren/Lagomorfa; met name
konijn en cavia: Afwijkingen: schedel
(abces met of zonder botafwijkingen,
haken op kiezen), thorax (pneumonie,
pyothorax), abdomen (haarballen.

EUROPAISCHE TAGUNG DER
BEAMTETEN TIERARZTE

ovariumcyste), extremiteiten (luxatie,
arthritis). Vogels; met name papegaai:
sedatie, risico fracture. Afwijkingen:
emfyseem luchtzak, aspergillose, he-
patomegalie, kliermaagdilatatie, uraat-
kristallen, legnood, hernia ventralis,
sec. hyperparthyreoïdie, fractuur,
loodintoxicatie. Reptielen; schildpad,
slang, leguaan: Afwijkingen: eieren,
nutritieve hyperparathyreoïdie, pneu-
monie, arthritis. De cursusleiders zijn
drs. M. L. Schmidt en drs. 1.
Tiemessen.

Extra cursus

Introductie praktische toepassing van
echografie bij gezelschapsdieren, 29
oktober 1994 (9.30-17.30 uur),
ƒ470,-.

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren. De
theoretische aspecten van echografie
zullen besproken worden en de prakti-
sche uitvoering van echografisch on-
derzoek van abdomen en thorax zal ge-
demonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scantechniek; nor-
maalbeeld van diverse organen;
beelden van een aantal veelvuldig
voorkomende afwijkingen.
Indien één van de deelnemers een ei-
gen hond mee kan brengen, die goed
handelbaar is en zo nodig geschoren
mag worden in het gebied van de linea
alba en axillair voor echografisch on-
derzoek van het abdomen en de thorax,
kan in overleg met de Stichting PAO-
Diergeneeskunde 50% reductie ver-
kregen worden op de cursusprijs.
Graag bij aanmelding vermelden of u
een dergelijke hond mee kunt nemen.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 225-

VARKEN

Referaten

□er Einflusz der Anzahl funktio-
nierender Mammakomplexe auf
Vierwochengewicht in der indus-
triellen Schweinezucht.

G. Bilkei. T. Goos und A. Bölcskei. Der
Praktische Tierarzt 1994: 75: 16-8.

Schrijvers zijn van mening dat bij de
vraag of meerworpszeugen opnieuw
voor de fokkerij ingezet kunnen wor-
den uierinspectie of afwijkingen zeer
belangrijk is.

Als gevolg van uitwendige invloeden
(trauma) en infecties kunnen bepaalde
mammapakketten niet meer functione-
ren.

Dit is van invloed op het aantal overle-
vende biggen en op het totaal-gewicht
ervan bij het spenen.
Zij trekken deze conclusie op grond
van waamemingen bij 7829 zeugen
van vier bedrijven. Dieren met minder
dan 10 functionerende pakketten moe-
ten worden afgevoerd. Geen verschil-
len werden gevonden wat betreft over-
levingspercentage en totaalgewicht
tussen groepen zeugen met 11 12 en
met 13/14 functionerende pakketten.

J.P. W.M. Akkermans

PAARD

Adrenocortical carcinoma in a
12 year old mare.

J.H. v.d. Kolk. M.A. Mars ami I. van de
Gaag. Vet Rec 1994; 134: 113-5.

Bij een 12 jarige Nederlandse volbloed
merrie werd een carcinoom gevonden
uitgaande van de bijnierschors. Er wa-
ren geen metastasen. Klinisch had men
gedurende enkele jaren periodieke ko-
liekaanvallen waargenomen. De laat-
ste twee maanden was het dier erg ver-
tnagerd. De wateropname was te hoog
geweest. Het gezwel was rectaal voel-
baar geweest. Het cortisolgehalte van
het bloed was normaal.

In de literatuur zijn nog drie gevallen
beschreven waarbij verschijnselen
werden vermeld als verlies van li-
chaamsgewicht, oedeem achterhand,
lichte koliekaanvallen, apathie en po-
lydipsie. Het s.g. van de urine was
meestal te laag.

J.P. W.M. Akker mans

RUND

Functional effects of a muscari-
nic receptor blockade during
acute respiratory distress syn-
drome in double-muscled calves.

B. Genicot, F. Mouligneau. R. Close
and P. Lekeux. Vet Rec 1994: 134:
110-3.

Benauwdheden die optreden na infec-
ties van de luchtwegen bij runderen
kunnen meestal worden toegeschreven
aan een kramptoestand van de bron.
Deze kramptoestand is voor een deel
het gevolg van een activering van de
muscarine-receptoren gelegen in het
slijmvlies en de spieren van de bron-
chiën.

Anticholinergische middelen zoals at-
ropine en hiermede in werking verge-
lijkbare stoffen kunnen de invloed van
muscarine tegengaan. Een van deze
middelen is ipratropium bromide.
Vijftien dikbilkalveren van het Wit/
Blauwe Belgische ras in leeftijd varië-
rende van 1 week tot 7 maanden en die
lijdende waren aan een acute be-
nauwdheid, mede veroorzaakt door
een infectie van het BRS virus, werden
met behulp van een Atomist gekop-
peld aan een masker behandeld met
ipratropium bromide 0,6 mg viermaal
per dag gedurende 3 a 4 dagen. Voorts
werd ceftiofur natrium 1 mg kg li-
chaamsgewicht éénmaal per dag gedu-
rende 5 dagen intramusculair toege-
diend.

Reeds na 1 uur zag men een duidelijke
klinische verbetering. Ook de onder-
zochte physioliogische parameters (O2
opname, C02, afgifte e.a.) herstelden.
Een en ander werd vergeleken met de
gegevens van drie controledieren die
wel ceftiofur natriuin kregen maar bij
wie in plaats van ipratropium bromide
physiologisch zout werd verneveld.

J.P. W.M. Akkermans

VOEDINGSMIDDELEN-
HYGIENE

Besmetting van rundvee en rund-
vlees met Salmonella en Campy-
lobacter.

E. de Boer. Voedingsmiddelentechnolo-
gie 1994; 27: 12-3.

Het korte artikel begint met een over-
zicht over het voorkomen van Salmo-
nella en Campylobacter bij runderen in
Nederland. Daamaast worden enkele
voorbeelden van voedselinfecties met
Salmonellae ten gevolge van het eten
van rundvlees uit de intemationale li-
teratuur vermeld. Met name infecties
met S. dublin zijn ernstig. Deze
Salmonellasoort wordt weinig aange-
toond in Nederland.

Voedselinfecties met Campylobacter
zijn meestal het gevolg van de con-
sumptie van rauwe melk.

Na deze inleiding doet De Boer verslag
van het mestonderzoek dat de Inspectie
Gezondheidsbeschemiing heeft uitge-
voerd in sainenwerking met de Rijks-
dienst voor de Keuring van Vee en
Vlees. 215 Mestmonsters van slacht-
runderen (140), dragende vaarzen (38)
en mestkalveren (37) werden onder-
zocht op het voorkomen van Salmo-
nella en Campylobacter.

Salmonellae werden alleen aangetrof-
fen bij slachtrunderen (4.3%). Dit per-
centage komt goed overeen met het
percentage Salmonellae dat de onder-
zoeker in verkleind rundvlees (ten on-
rechte aangeduid als vleesprodukt -
Referent) in een eerder onderzoek had
aangetoond.

Campylobacter werd aangetoond in de
mest van slachtrunderen (30,0%), van
dragende vaarzen (44,7%) en van
mestkalveren (27,0%). Dit is geen ver-
rassend resultaat omdat Campylo-
bacter tot de darmflora behoort. Cam-
pylobacter werd in tegenstelling tot
Salmonellae niet aangetoond in ver-
kleind rundvlees. De verklaring hier-
voor is waarschijnlijk dat Campylo-
bacter tijdens het koelproces afsterft.

J.M. de Kruijf

-ocr page 226-

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie mevrouw dr.
A.J. Venker-van Haagen (Faculteit
Diergeneeskunde) bereid om voor
de lezers een antwoord te formule-
ren.

VRAAG:

Honden een othaematoom worden door
mij al jaren behandeld volgens de \'sand-
wich\' methode, ooit in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde in een referaat
beschreven. Ik gebmik hiervoor hexa-
lite, wat ik zelf in de vorm van het oor
knip. De sandwich blijft 14 dagen zitten.
Ik leg bij een groot oor met een groot ot-
haematoom hoogstens vijf hechtingen
aan. In de afgelopen 20 jaren heb ik 3x
meegemaakt dat er gaten in het oor vie-
len, waarschijnlijk veroorzaakt door het
afbinden van de verzorgende bloedva-
ten. Ook heb ik diverse malen meege-
maakt, dat het othaematoom weer vol
liep. Kunt u mij vertellen, welke behan-
delingsmethode u bij een othaematoom
prefereert? Hoe kan ik eerder genoemde
complicaties voorkomen?

ANTWOORD:

Met dc term othaematoom wordt aange-
geven dat er een bloeduitstorting aanwe-
zig is tussen de lagen waamit de oor-
schelp is opgebouwd. De oorzaak van
het ontstaan is soms duidelijk temg te
voeren op het schuren of krabben aan het
oor of krachtig schudden van de kop.
Soms is de oorzaak niet duidelijk, wat
trauma of mutilatie niet uitsluit, maar
ook niet bevestigt. Het othaematoom
wordt herkent aan de fluctuerende massa
tussen de lagen van de oorschelp, die een
klein of een groot deel van de oorschelp
betreft. De oorschelp is in de typische
vorm zwaar en staande oorschelpen han-
gen af onder invloed van het gewicht en
de veranderde structuur. De oorschelp is
niet pijnlijk, maar hindert het dier wel als
de stand veranderd is. Bij de kat is een
oorschelp gevuld met een fluctuerende
massa vaak veroorzaakt door pus-opho-
ping in de oorschelp. Dit moet onder-
scheiden worden van een othaematoom.
In het geval dat er sprake is van een abces
zal de kat een warm en pijnlijk oor heb-
ben en vaak zal het dier ziek zijn.
De behandeling van het athaematoom
zal er op gericht moeten zijn de lagen van
de oorschelp weer, zoals voor het ont-
staan van het othaematoom aan elkaar te
hechten. Wordt spontane genezing afge-
wacht dan bestaat de mogelijkheid dat
het resultaat niet uitkomt op de gewenste
oorspronkelijke situatie. Het haematoom
bevindt zich tussen de kraakbeen lagen
of tussen het kraakbeen en het peri-
chondrium. Het kraakbeen wordt ge-
voed vanuit het perichondrium en indien
het contact tussen het perichondrium en
het kraakbeen niet hersteld wordt, zal het
kraakbeen degenereren en van structuur
veranderen, zodat een onregelmatige ge-
schrompelde structuur ontstaat met cal-
ciflcaties of ostoide veranderingen. De
intussen aan het kraakbeen verkleefde
huid zal deze schrompeling volgen.
Deze veranderingen van de oorschelp
geven zeer veel irritatie en mogelijk pijn
en zijn nogal eens een indicatie geweest
tot het verwijderen van de gehele oor-
schelp. Uit het voorgaande blijkt dat een
othaematoom van enige omvang altijd
voor behandeling in aanmerking komt.
De behandeling zal er op gericht moeten
zijn de lagen van de oorschelp opnieuw
aan elkaar te laten verkleven. Dc initiële
behandeling bestaat dan ook uit het ver-
wijderen van het opgehoopte bloed.
Daama moet een betrouwbare fixatie
aangelegd worden waarbij de lagen zon-
der schuiven tegen elkaar gedrukt wor-
den. gedurende ongeveer 14 dagen. De
dmk op de weefsels moet gedurende de
fixatie zo gelijkmatig mogelijk aange-
bracht worden, zodat de bloedvoorzie-
ning van de huid niet verstoord wordt.
De huid van de oorschelp wordt van
bloed vcwrzien door dc vaten die aan de
convexe zijde te zien zijn. Door bloed-
vaatjes, die lopen door kleine kanaaltjes
in het kraakbeen wordt de dunne huid
aan de concave zijde voorzien. De in dc
bovengestelde vraag beschreven \'gaten
in de oren\' na fixatie zullen ontstaan zijn
door te sterke locale druk op een deel van
de oorschelp waardoor huid, perichond-
rium, en kraakbeen genecrotiseerd zijn.
Onderstaande operatiemethode is ont-
wikkeld om zoveel mogelijk de drei-
gende complicaties het hoofd te kunnen
bieden. De operatie wordt bij een dier in
algemene anaesthesie uitgevoerd. Extra
aandacht moet besteed worden aan de
pijnstilling, zowel tijdens als na de ope-
ratie. De operatie wordt als een steriele
operaties uitgevoerd en in verband met
de onvoldoende mogelijkheden tot het
reinigen van het operatieveld worden
voor en na de operatie breedspectmm
antibiotica toegediend. Het verwijderen
van het bloed, stolsels en fibrine vindt
plaats door een snede aan de concave
zijnde van het oor, door huid en kraak-
been tot het haematoom bereikt is. De
snede moet groot genoeg zijn om een
goede verwijdering van het fibrine mo-
gelijk te maken. Het is de fibrine die, om-
gevormd tot bindweefsel, in belangrijke
mate zal bijdragen tot de deformatie van
de oorschelp. Het gunstige resultaat mag
dan ook verwacht worden indien het oor
geopereerd wordt voordat er fibrine ont-
staan is. Indien men er volstrekt van
overtuigd is dat er geen fibrine aanwezig
is zou in principe het bloed door een
kleine opening verwijderd kunnen wor-
den. Dit is helaas niet vaak het geval. De
grote snede wordt in S-vorm gemaakt
om bij littekencontractie het ontstaan
van onnatuurlijke oorschelpvouwen te
voorkomen. De fixatie vindt plaats door
het aanbrengen van vele hechtingen die
door de oorschelp aangebracht worden,
door de huid aan de convexe kant, door
het kraakbeen en door de huid aan de
concave kant. De knoopjes liggen bij
voorkeur aan de convexe kant waar de
huidlaag dikker is en minder gevoelig is
voor druknecrose. De hechtingen wor-
den in variabele hoeken ten opzichte van
het verloop van de grote bloedvaten ge-
plaatst in de verwachting dat op deze
wijze geen systematische occlusie van
de bloedvoorziening ontstaat. De keuze
van het hechtmateriaal is arbitrair. Sterke
zwelling van de oorschelp na de operatie
is regel. De hechtingen moeten losjes
aangetrokken worden of elastisch zijn.
Chroom-catgut blijkt door de elasticiteit
uitstekend te voldoen. Het materiaal valt
na 14 dagen spontaan uit de oorschelp,
welke tijd overeen komt met de periode
die voor de verkleving nodig is. Het bo-
vengeschrevene maakt duidelijk dat de
behandeling van het othaematoom ge-
bonden is aan enkele gulden regels, maar
in uitvoering gevarieerd kan zijn. De
grootte van het othaematoom en de vorm
van de oorschelp zijn bepalend voor de
keuze van de fixatietechniek. De hier be-
schreven hechtmethode kent geen beper-
kingen. Onvoldoende verkleving vindt
plaats onder invloed van corticosteroï-
den. Ook de toediening van locale corti-
costeroïden (oorzalf) dient in de gene-
zingsperiode vermeden te worden. De
door enige auteurs vermelde succesvolle
behandelingen van othaematomen met
locaal in de holte ingebrachte hoge dose-
ringen corticosteroïden, zijn m.i. nog on-
voldoende onderbouwd om navolging te
verdienen.

OTHAEMATOON
HOND

■ ««

ik

-ocr page 227-

GRUNDLAGEN DER
PHARMAKOTHERA-
PIE BEI HAUS- UND
NUTZTIEREN.

Boekbespreking

2e Auflage, W. Löscher, F.R. Unge-
mach, R. Kroker.

(Uitg. Paul Parey Verlag, Berlin-
Hamburg. 1994, ISBN 3-489-56716-1,
± f120,-).

Ongebruikelijk snel is onlangs de 2e edi-
tie verschenen van dit in 1991 voor het
eerst uitgegeven boek (zie ook boekbe-
spreking in Tijdschr Diergeneeskd 177
(1992), 324). In het voorwoord van de 2e
editie schrijven de samenstellers onder
meer dat een aantal nieuwe hoofdstuk-
ken is opgenomen handelende over
Antiprotozoica (20 biz.), Dermatica (12
blz.), Immuno-suppressiva (2 blz.) en
Homeopathie (18 blz.). Verder vermel-
den zij dat alle bestaande hoofdstukken
geactualiseerd zijn (hetgeen onjuist is)
en dat - door de ontwikkelingen binnen
de EU - nu ook aandacht besteed is aan
diergeneesmiddelen die (nog) niet in
Duitsland geregistreerd zijn. Bij nadere
beschouwing blijken deze uitspraken
niet geheel te kloppen. Zo is de tekst in
het algemene gedeelte (t/m blz. 31) niet
gewijzigd (eerder gesignaleerde onjuist-
heden zijn niet gecorrigeerd); wel is nu
een korte passage toegevoegd over de
EU regelgeving en is de verwijzing naar
enkele farmacologische handboeken ge-
actualiseerd. In het speciële farmacolo-
gie-farmacotherapie gedeelte zijn inder-
daad enkele nieuwe hoofdstukken opge-
nomen. Melkklier, oog en oor worden
echter niet afzonderlijk behandeld. Ook
in het uitvoerige gedeelte handelend
over het maagdarmkanaal wordt geen
aandacht besteed aan het voormagensys-
teem bij herkauwers. Nieuw opgenomen
farmaca zijn propofol (blz. 82), doxom-
bicine (blz. 291), fertireline (blz. 305),
NSAIDs zoals ketoprofen, tolfenamine-
zuuren meloxicam (blz. 320-322) en en-
kele antibacteriële chemotherapeutica
nl. kitasamycine, tilmicosine (blz. 229)
en baquiloprim (blz 238).
Niet genoemd worden echter flumé-
quine (en recentere fluorchinolonen zo-
als danofloxacine, difloxacine enz.), cef-
tiofur, florfenicol en ampicillinc-esters
zoals pivampicilline en bacampicilline.
Als middel van eerste keuze bij infecties
door mycoplasmata. Salmonella .spp.,
E.coli en Pasteurella spp. wordt nog
steeds enrofloxacine aanbevolen en zijn
sulfonamide/trimethoprim, tylosine en
erythromycine altijd middelen van
tweede keuze (blz. 207). Bij lammeren
met coccidiose (blz. 375) wordt aanbe-
volen deze te behandelen met sulfadim-
idine 200 mg/kg i.m. (le dag), gevolgd
door 100 mg/kg i.m. gedurende 4 dagen.
Dit soort voorbeelden illustreert dat de
auteurs weinig vertrouwd zijn met de
praktische veterinaire farmacotherapie.
In de secties anthelmintica en antiecto-
parasitica zijn er ook omissies: netobi-
mine, closantel, clorsulon, luferon, cyro-
mazine, methopreen, cymiazole,
doramectine, moxidectine en nemadec-
tine ontbreken. Resumerend: de 2e editie
van dit boek met dertien figuren en 80 ta-
bellen, voorzien van een overzichtelijke
inhoudsopgave en goed trefwoordenre-
gister geeft korte karakteristieke over-
zichten van voornamelijk in Duitsland
geregistreerde diergeneesmiddelen.
Voor praktizerende dierenart.sen kan het
echter een nuttig naslagwerk zijn (al
blijft er nog wel het een en ander te ver-
beteren). De titel van het boek: \'Gmnd-
lagen der Pharmakotherapie bei Haus-
und Nutztieren\' blijft misleidend: het
gaat in relatie tot veterinaire farmacothe-
rapie niet over de principes van Goede
Veterinaire Praktijk.

A.S.J.P.A.M. van Miert

HANDLING BEI
NUTZ- UND HEIM-
TIEREN

vertaald door O. Dietz, 1994, G. Fischer,
Jena, Stuttgart. ISBN 3-334-60419-5.

Oorspronkelijke titel: Practical Animal
Handling, onder redactie van: R.S.
Anderson and A.T.B. Edney 1991,
Pergamon Press pic.

Deze versie is een lettedijke vertaling
van een in 1991 verschenen Engelse uit-
gave onder redactie van Anderson en
Edney getiteld: Practical Animal
Handling. Degenen die Duits een toe-
gankelijker taal vinden worden hiermee
dus tegemoet gekomen. Het boek,
vooral geschreven voor diergeneeskun-
dige studenten, dierenartsen en dieren-
arts-assistenten bevat 1 algemeen en 16
diersoortgerichte hoofdstukken van in
totaal 215 pagina\'s.

In het eerste hoofdstuk behandelt A.B.
Lawrence (Scottish Agricultural Col-
lege, Edinburgh) de algemene aspecten
van de biologie van het gedrag en meer
in het bijzonder de reactie van dieren op
de mens die het dier wil hanteren. De li-
teratuurverwijzingen, na elk hoofdstuk
gegeven, omvat bij dit hoofdstuk mim
80 verwijzingen tot en met 1990. Daama
zijn er de diersoortgerichte hoofdstuk-
ken, steeds door anderen geschreven.
Aan de volgende diersoorten wordt een
hoofdstuk gewijd (Uissen haakjes is het
aantal pagina\'s aangegeven): mnd (26),
schaap (12), geit (6), hert (11), varken
(9), kip, gans, kalkoen en eend (tezamen
II), paard en pony (25), ezel (7), kat
(13), hond (18), sier-, dierentuin- en
wilde vogels (11), reptielen (11), nuts-
(4) en aquarium- of siervis (5), kleine
zoogdieren (11) en de nerts (4). Vooralle
behandelde diersoorten geldt dat veel
aandacht wordt besteed aan specifieke
hanterings- en fixatietechnieken voor het
veterinair handelen. De verscheidenheid
van de technieken en hulpmiddelen bij
de verschillende diersoorten is aanzien-
lijk. Soms zijn de beschreven methodie-
ken heel specifiek voor bijv. kliniekom-
standigheden beschreven, zoals het
geval voor behandelboxen voor mnde-
ren en paarden. Daamaast echter zijn
voor alle diersoorten ook eenvoudige
technieken zonder of met slechts een-
voudige hulpmiddelen beschreven. Niet
alle bekende hulpmiddelen voor alle be-
handelde diersoorten komen aan de
orde. Zo wordt bijvoorbeeld geen aan-
dacht besteed aan een peesklem voor
fixatie van het achterbeen van een mnd
of een tang voor stuwing van de vena ju-
gelaris voor bloedafname. Voor de geit
wordt een fixatiemethode getoond voor
het uitvoeren van een kunstmatige inse-
minatie; bij het schaap ontbreekt een der-
gelijke beschrijving. Er zijn door het ge-
hele boek veel duidelijke tekeningen
verwerkt die de tekst prima ondersteu-
nen. Het geheel is een gemakkelijk toe-
gankelijke informatiebron voor allen die
met dieren te maken hebben en mag ei-
genlijk in geen dierenartsenpraktijk ont-
breken. Ook voor studenten kan dit boek
al vanaf een vroeg stadium van de studie
nuttige informatie opleveren.
Samengevat: een aan te bevelen boek,
misschien niet voor alle diersoorten
compleet, maar met verscheidenheid aan
methodieken bij veel diersoorten.

L. Elving

-ocr page 228-

ALLINCKRODT
VETERINARY

M

De nieuwe identiteit van Pitman-Mooie

ALLINCKRODT
VETERINARY

-ocr page 229-

Vertrouwde produkten voor
kleine en grote huisdieren

ALLINCKRODT
VETERINARY

-ocr page 230-

i^miifi.

i i I i il 4 AiÉ

WILHELMUS
RUMOLDUS
JOHANNES
RASENBERG

Op 14 Juli 1994 overleed in het
Elisahethziekenhuis te Tilburg collega
Wilhelmus. Rumoldus. Johannes Ra-
senberg.

Vierenzestig Jaar daanoor, op 2!
april 1930. werd Wil geboren in
Wagenberg als vierde kind in een oer-
degelijk Brabants boerengezin.
Na de lagere school in Wagenberg
ging hij naar het toen alom bekende
convict St Marie in Roosendaal. Wil
was er graag, alhoewel hij het er niet
altijd even gemakkelijk had. Daar al
leerde hij zich te handhaven onder
soms wel moeilijke omstandigheden.
Hij bleek een \'knokker\' te zijn die zich
vlot ontwikkelde in doorzettingsver-
mogen en sociale vaardigheden. Wil
deed zijn eindexamen HBS op tijd en
na enige maanden militaire dienst bij
de Koninklijke Marine ging hij, om de
een of andere reden afgekeurd voor de
dienst, in 1951 Diergeneeskunde stu-
deren in Utrecht. Daarmee ging voor
deze rechtgeaarde boerenzoon een
grote wens in ver\\\'ulling.
In zijn veterinaire studiejaar \'51 viel
hij op door de gemakkelijke wijze
waarop hij zijn studie deed en z\'n
vlotte omgang met de medestudenten.
Een en ander re.sulteerde in de uitver-
kiezing tot studievertegenwoordiger
van zijn Jaar. Dat is hij de hele studie
door min of meer gebleven.

n memoriam

Al tamelijk vroeg leerde hij in Utrecht
Jetty Widdershoven kennen, studente
medicijnen en collega-lid van Veritas.
Samen met vrienden en Jetty had Wil
een onbezorgd studentenleven en met
zijn drang tot daden studeerde hij na-
tuurlijk in de kortst mogelijke tijd in
1957 af. Zijn doel was bereikt, hij kon
gaan praktiseren, trouwen met Jetty en
een gezin stichten.

In september 1957 nam hij de halve
praktijk over van collega Toon van den
Bogaard in Tilburg. Tijdens zijn studie
had Wil al een grote belangstelling ge-
toond voor de varkensziekten, tegen de
traditie van de toenmalige diergenees-
kundig onderwijs in. Zijn afstudeer-
scriptie bijvoorbeeld handelde over
atrofische rhinitis bij het varken, een
onderwerp dat heden ten dage nog ta-
melijk actueel is. Dat kwam hem in de
Brabantse praktijk goed van pas.
Samen met een aantal dierenartsen
van zijn generatie introduceerde hij de
uitvoering van de sectio caesarea bij
het rund in de praktijk. Een hele on-
derneming, vooral ook gelet op de op-
vatting van wijlen Professor van der
KaaiJ dat zulks in de gewone boeren-
praktijk niet mogelijk zou zijn.
Verlo.ssen kon hij als de beste en de
dikke MRIJ-vaarzen in Brabant gaven
hem daartoe alle gelegenheid.
In Tilburg startte Wil een gezelschaps-
dierenpraktijk. waarin hij heel na-
drukkelijk en goed door Jetty, docto-
randus medicijnen, terzijde werd
gestaan. Beiden waren zeer geliefd bij
de clientèle en de praktijk breidde zich
dan ook geweldig uit. Zijn expansie-
drang was daarbij wel eens moeilijk te
hanteren en die is hem niet altijd in
dank afgenomen. De collegiale ver-
houdingen hadden het soms zwaar te
verduren.

Wil heeft zich met enorme energie in
de praktijk gestort. Dag en nacht werd
er gewerkt: hij had het geluk dal zijn li-
chaam even sterk was als zijn verstand
groot. Vooral ook aan de gezelschaps-
dierenpraktijk beleefde hij een enorm
plezier en hij verdiepte zich steeds
meer in dit onderdeel van de dierge-
neeskunde. Naast literatuurstudie
H-a.v
hij bijvoorbeeld ieder Jaar een zeer
trouw en leergierig bezoeker van de
Voorjaarsdagen.

Zijn onorthodoxe manier van optreden
in de praktijk, vooral ook op het kleine
huisdierenspreekuur, gaf hem een ze-
kere faam.

Nadat de familie Rasenberg enkele Ja-
ren in Tilburg gewoond had en omdat
de toekomst ruime perspectieven bood.

werd er een schitterend huis met prak-
tijk gebouwd, \'De Rashof, in Berkel
Enschot, vlakbij Tilburg. Daar was het
dat hun geluk tot volle ontMikkeling
kwam. Wil met zijn boerenhart was
een fervent liefhebber van en werker in
de tuin. Dat zou hij, hoe ziek hij later
ook was, tot zijn dood volhouden.
Er werden zeven kinderen geboren,
twee meisjes en vijf jongens. Ook
daarin werd de Brabantse traditie
voortgezet. Er heerste harmonie naast
discipline, liefde en zorg, maar bo-
venal een grote gastx\'hjheid. Men
vormde een goed gezin waarbij de kin-
deren allemaal een gedegen opleiding
a fmaakten of nog volgen. Jetty was en
is daarbij de spil waar alles om draait.
Zij moest nogal eens bijspringen als
het echt spannend werd. Naast de
drukke praktijk ontw ikkelde Wil zich
als een rasechte Bourgondiër. In de
Tilburgse gemeenschap waren de
Ra.senbergs veel geziene gasten op
feesten, de jaarlijkse kermis, carnaval
en in het theater.

Omdat de praktijk steeds meer aan-
dacht vroeg werd vaak assistentie ver-
leend door pas afgestudeerde dieren-
artsen. Aanvankelijk bij de \'massa-
bestrijding\' en later gedurende het ge-
hele jaar. Het aangaan van een asso-
ciatie bleef echter steeds achterwege
omdat de stille wens bleef leven dat
één van de kinderen nog eens dieren-
arts zou worden.

Deze wens is gelukkig in vervulling ge-
gaan. Zoon Wilco studeerde in 1986 af
en na enige jaren assistentie en na-
.scholing elders kwam hij in 1989
\'thuis\' werken. Er ontstond een goed
samenwerkingsverband tussen vader
en zoon, dat helaas te kort geduurd
heeft.

De grote huisdierenpraktijk werd wat
ingeperkt maar met drie praktijkloka-
ties, tv>ee in Tilburg en de praktijk
thuis, M\'a.v er volop werk. Temeer om-
dat Wilco zich gespecialiseerd had in
de orthopedie van het gezelschapsdier.
Toch werd er wat meer tijd gevonden
om onder andere de geliefde \'fietsmid-
dagen\' met vrienden wat frequenter
mee te maken. Wil was daarbij vaak
\'gangmaker\' in beide betekenissen
van het woord. In zijn laatste levensja-
ren heeft hij daar vele vrienden gevon-
den.

Vier Jaar geleden openbaarde zich
voor het eerst in zijn leven iets waar-
mee Wil eigenlijk geen rekening had
gehouden. Hij werd ziek, knapte weer
op. werd weer ziek om uiteindelijk niet
meer beter te worden. Hij gaf zich ech-

-ocr page 231-

ter tot kort voor zijn dood niet gewon-
nen. \'Knokker\' als hij was bezocht hij
iedereen waarvan hij verwachtte dat
die hem genezing kon brengen. Daar-
bij werd Wil sterk ondersteund door
zijn gezin.

Zelfs voor deze \'beer van een vent\' was
de strijd echter niet te winnen.
Gesteund door een diep religieus besef
en een sterk geloof heeft hij zich uitein-
delijk overgegeven.
Onder zeer grote belangstelling is Wil

Rasenberg op 19 juli begraven in zijn
woonplaats. De kerkelijke eredienst
was er één van grote allure, met schit-
terende zang en zeer persoonlijke toe-
spraken van enkele van zijn vele aan-
wezige vrienden.

Dat was de stijl van Wil ten voeten uit.
Met Wil Rasenberg is een collega
heengegaan die ook nogal eens kritiek
uitlokte. Dat is inherent aan de mar-
kante individualist die hij was. Maar
voor al zijn vrienden, kennissen en
cliënten zal Wil een begrip blijven
waarbij waardering en dankbaarheid
de boventoon voeren.
Moge het Jetty en haar gezin gegeven
zijn het verdriet om de leegte die \'Pa
Raas\' achterlaat te kunnen dragen.
Wij wensen hen daarbij alle kracht
toe.

Octaaf Devos
Paul vanMaanen

TIENDE LANDELIJKE BIJEENKOMST VOOR VROUWELIJKE DIERENARTSEN

NIEUWE SAMENSTELLING COMMISSIE VDA

De Commissie VDA is in 1984 door het Hoofdbestuur van de KNMvD inge-
steld en heeft tot taak het Hoofdbestuur gevraagd en ongevraagd van advies te
dienen omtrent beleid ten aanzien van de beroepspositie van de vrouwelijke
dierenarts.

Hoofddoelstelling van de Commissie
VDA is het optimaliseren van de pro-
fessionele mogelijkheden van de vrou-
welijke dierenarts. Tot dc middelen
om dit doel te bereiken behoren het in-
ventariseren van knelpunten bij de be-

Foto: fotobureau \'t Sticht, Ton Minnen.

roepsuitoefening van vrouwelijke die-
renartsen, het streven naar evenredige
vertegenwoording van vrouwelijke
dierenartsen in besturen binnen de
KNMvD en het verbeteren van onder-
linge contacten tussen vrouwelijke
dierenartsen. Om deze contacten te be-
vorderen wordt jaarlijks een landelijke
bijeenkomst voor vrouwelijke dieren-
artsen georganiseerd op de tweede za-
terdag in november. Dit jaar zal de lan-
delijke bijeenkomst voor de tiende
maal worden georganiseerd. Binnen-
kort zal hierover nadere informatie be-
kend worden gemaakt.

SAMENSTELLING
Bij het samenstellen van de Commis-
sie wordt er naar gestreefd verschil-
lende sectoren van de (toekomstige)
beroepsuitoefening te vertegenwoor-
digen. De huidige samenstelling van
de Commissie is als volgt:

Liesbeth Auwerda (dierenarts mede-
werker praktijk, 070-3623089)
Selma Mensen (bedrijfsleven, 08850-
21049)

Marja Kik (voorzitter. Faculteit. 03402-
63681)

Marij van Oostrum-Schuunnan Hess
(secretaris, stafmedewerker KNMvD,
030-510111)

Sonja Potters (associé, 04754-88134)
Sarah Rijnboutt (associé, 01882-1532)
Ilse Tiemessen (specialist, 030-520973)
Ruth Zadoks (student. 030-731281)

INFORMATIE

Met vragen of opmerkingen kunt U
zich wenden tot de leden van de
Commissie of tot het Bureau van de
KNMvD in de persoon van Marij van
Oostrum-Schuurman Hess. Daar kunt
u ook de Nota \'Ongebruikt Kapitaal.
Dc beroeps(on)mogelijkheden van de
vrouwelijke dierenarts: een inventari-
satie\' bestellen.

Deze Nota is geschreven door de
Commissie en bevat informatie over
de positie van vrouwelijke dierenart-
sen in nationaal en Europees perspec-
tief

-ocr page 232-

ÊJkmi,

O

\\\'oor het lidniaatsehap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Cornelis, Mevr. C.; Gem-1990; 2460 Lichtaart
(Kasterlee)(België); Kasterleesteenweg IOC.
Dulfer. Mevr. K.; 1994; 1391 GZ Abcoude;
Gein Noord 21.

Segeren, P.H.M.; Gent-1994; 5056 RC Berkel-
Enschot; Heukelomseweg 11.

□VERLEDEN:

Op 5 augustus 1994 overleed Drs. G.H.P.J.
Gouda Quint te Doorwerth.
Op 6 september 1994 overleed Drs. J. Hingst-
man te Peize.

JUBILEA:

A. van Lohuizen te Castricum. afwezig,25 jaar,
3 oktober 1994

R. de Haas te Bergambacht, afwezig, 25 jaar, 3
oktober 1994

J.E.M. Spoorenberg te Leende, aanwezig, 25
jaar, 3 oktober 1994

Dr. R.G.M. ten Berg te Utrecht, onbekend, 25
jaar, 3 oktober 1994

H.C.A. Leemans te Meppel. afwezig, 25 jaar, 6
oktober 1994

J.E. Hage te Heiloo, afwezig, 40 jaar, 8 oktober
1994

E. Koppen te Middelburg, aanwezig (?) 40 jaar,
8 oktober 1994

M. Engelen te Vught . afwezig, 40 jaar, 8 okto-
ber 1994

E.P. Talmon te Lelystad, afwezig, 40 jaar, 8 ok-
tober 1994

P B. Saathof te Diever, afwezig, 35 jaar, 15 ok-
tober 1994

P. Eenhoorn te Vries, afwezig, 35 jaar, 16 okto-
ber 1994

P.W.A. Seurcn te Sevenum, afwezig, 25 jaar. 17
oktober 1994

N.B. van der Meer te Schijndcl. afwezig, 25 jaar
17 oktober 1994

R.K. de Boer te Borger, afwezig, 25 jaar, 17 ok-
tober 1994

M.J. de Boer te Nieuw Miliigen, afwezig, 25
jaar, 17 oktober 1994

Dr. J.J. Geene te Wanroy, aanwezig, 25 jaar, 17
oktober 1994

W. van der Holst te Stroe (GId), aanwezig, 25
jaar, 17 oktober 1994

Th.T. Adamse tc Haulerwijk, afwezig, 35 jaar,
17 oktober 1994

Dr. L T S. van Ekdom te Leiden, afwezig, 35
jaar, 17 oktober 1994

A.A. Smorenburg te Woerden, afwezig, 35 jaar,
17 oktober 1994

Mevr. R. Dijkstra te Delf\\, afwezig, 35 jaar, 17
oktober 1994

T. van der Laan te Leeuwarden, afwezig, 45 jaar
28 oktober 1994

P. Kleinjan te Wolvega, afwezig, 45 jaar, 28 ok-
tober 1994

Dr. M.J. Dobbelaar te Wassenaar, afwezig, 40
jaar, 30 oktober 1994

W. van der Eijk te Soest, afwezig, 45 jaar, 30 ok-
tober 1994

LM

MUTATIES:

208 Bergman, J.G.H.E.; 1990; 3581

Personalia

Utrecht; Bankstraat 15 A; tel. 030-521831
privé, 08855-87631 bur.; fax 08855-
77333; wet, medew. bij Intervet
International B.V,, afd, \\ SD,
209 Bcukers-Schröder, Mevr. L.C.M.; 1970;
5671 CN Nuenen; Loenijs van
Lancveltlaan 9; tel. 040-831766; plv.i.
R.V.V. kring Weert.

211 Boer, J.W. de; 1985; 9256 HX
Kijperkerk; Reidikker 13; tel. 06-
52780619 privé, 05110-72064 prakt.; fax
05110-76456; p., geass. met K.S.
Broersma, E. in \'t Hout en J. Niehof.

212 Boersma, J.M.; 1981; 1841 JD
Stompetoren; Noordervaart 166; tel.
02203-9798 privé, 9335 prakt.; fa* 02203-
9020; p., geass. met S.D. Blanksma. H.B.
Nienhuis en D.L. van Os.

213 Bongers, J.H.; 1980; 3981 BB Bunnik;
Kon. Julianalaan 26; tel. 03405-70751
privé. 03200-73911 bur.; wet, medew.
ID-DLO, afd. Bacteriologie.

213 Boom-van Bekhoven, Mevr. H.C.M. van
de; 1986; 3401 TR IJsselstein;
Pelgrimsweg 10; tel. 03408-87279; p., me-
dew. bij G,J. Lette; medew, bij Mevr,
S,T, Egberink-Alink.

214 Bos-Halfhide.Mevr.O.H.l.M.; 1990; 5231
KC "s-Hertogenbosch; Zirkoon 27; tel.
073-420663 privé, 04922-3182 bur,;
lok.d. R.V.V. kring Nijmegen/Oss.

219 Bruggen Cate, B A. ten; 1990; 4706 UB
Roosendaal; Diamantdijk 121; tel,
01650-65640 privé, 65800 prakt.; p., ge-
ass. met A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker,
P.H.M.M. Jacobs, A.J.M. Meesters, J.E.J.
Segers en J.M. Verbocht.

220 Buitenhuis, Mevr. C.P. 1993; 5371 KA
Ravenstein; Maasdijk 55 A; tel, 08867-
1041 privé, 04130-42423 prakt,; fax
04130-52686; p., medew. bij C,W,W,M,
(iloossens en G, Meijer.

222 Claus. H.; 1986; 7064 HZ Silvolde; De
Holtplaats 20; tel. 08350-26261 privé,
08340-24555 1st. 225 bur.; fax 08340-
41318; plv. kringdir./lok.h. R.V.V. kring
Doetinchem. lok. Doetinchem.

224 Deckers, E.R.; 1991; 1911 B,l Uitgeest;
Populierenlaan 19; teL 02513-20530
privé, 12227 prakt,; p., medew, bij J.
Borsjeen .X.van Lohuizen,

225 Deugd, J. de; 1993; 2988 BK Ridderkerk:
Rijksstraatweg 98; tel, 01804-21033
privé, 25253 prakt.; p., medew. bij W. van
Erk, P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij, P.J.
Rook en Mevr. C.P.M. Valstar.

360»Eggink. G.J.; 1953; St, Brides Alta TOA

2V0 (Canada); Box 22; d,
233 Erk, W. van; 1973; 3341 BT llendrik-ldo-
.Ambacht; Vrouw Gelenweg 118; tel.
01858-13952 privé, 13659 prakt.; fax
01804-25363; p., geass. met P.J.H.M.
Meeus, R. de Rooij. P.J. Rook en Mevr.
C.P.M. Valstar
236 Eontijne, P.; 1964; 3962 AB Wijk bij
Duurstede; Karolingersweg 65; tel,
03435-78267 privé, 030-531233 bur.; spe-
cialist Reproduktie/lnwendige Ziekten van
het Paard; wet. medew. U.U. (E D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).
242*Gonzalez, Mevr. R.A.; Leon-1993; 7591
JK Denekamp; De Ijsvogel 5; tel. 05413-
55464; wnd.d.
250 Heling, Mevr. W.; Gent-1988; 5492 HV
Sint-Oedenrode; Kerkdijk 14; tel.
04138-79178 privé, 04120-41755 prakt.;
fax 04120-47471; p., medew. bij W.G. van
den Ekker, J.P.E.M. Langens. H.W.

Martin. H. Oosterveen en M.H.J.J.
Westerhof

251 Hendriks, H.A.M.; 1992; 6017 A\\ Thorn;
Bogenstraat 12; tel. 04756-6911 privé,
04955-1225 prakt.; fax 04955-1615; p.,
medew. bij M.W.G.H. Heijmans. A.Th.E.
Kooien, M.I.M. Linthorst, K.G.P.
Pouwels, F.G.M. Scheijmans. J.W.H.
Scheres en G.P.M.M. Tacken.

252 Hertog, A.J.G. den; Gent-1988; 7221 GG
Steenderen; Meidoornstraat 30; tel.
05755-2420 privé, 1266 prakt.; fax 05755-
1269; p.. geass. met H. Eggens en S.
Tichelman.

253 Heuvel. Mevr. E.A.H.M. van den; 1990;
4706 HB Roosendaal; Diamantdijk 121;
tel. 01650-65640 privé, 65800 prakt.; p.,
medew. bij A.J.C. Bakx. B.J.A.M.
Boschker, BA. ten Bruggen Cate.
P.H.M.M. Jacobs, A.J.M. Meesters, J.E.J.
Segersen J.M. Verbocht.

253» Hilgersom, B.; 1983; 6715 DZ Ede;
Dijkhof44; tel. 08380-30929 privé, 03423-
2740 prakt,; p„ geass. met F.T.M.
Nederveen.

255 Holtkamp. B.M.; 1989; 7475 VA
.Markelo; Rijssenseweg 53; tel. 05476-
3574 privé, 1764 prakt.; fax 05476-3125;
p., geass. met T. Feenstra, P.J.M. Franssen
en F.C.G.M. van den Nobelen.
255 Homburg-van den Broek. Mevr. F.T.P.M,;
1984; 4132 XB Vianen (ZH);
Buitenlandpoort 42; tel. 03473-74126
privé. 71260 prakt.; p„ mede», bij .Mevr.
A.C. van Tilburg-van Zutphen en A.
Zuring.

265* Kampen, J.A.T, van; 1986; 7101 F.H
W interswijk; Korenstraat 2; tel. 05430-
22899 privé, 22111 prakt.; fax Ü5430-
18525; p,. geass, met P.S.M. l olsma.
266* Keet, C.M.J.F.; 1974; 5612 DV
Kindhoven; Stevertsemolen 29; tel. 040-
452185; fax 040-434963; Toxicologisch
consulent.

268 Klaassen. C.H.L.; 1976; 2317 KE Leiden;
Donsvlinder 22; tel. 071-217076 privé. 00-
32-10-470495 bur.; fax 00-32-10-470590;
Technical Product Development
Manager bij SmithKline Beecham
Animal Health European Operations.

269 Kloosterboer. J.W., 1956; 7316 AM
Apeldoorn; Pr. Hendrikplein 3; tel, 055-
787351; r.d.

271 Kool, Mevr. E.M.; 1990:3581 GE Utrecht;
Gasthuisstraat 18; tel. 030-331327 privé.
02155-15215 prakt,; p„ medew, bij
J,H.J, Meursing,

272 Koster, R.; 1983; 2253 JA Voorschoten;
l.eidsevseg 229; tel, 071-613836; p., ge-
ass. met Mevr. G. Koster-Stoker, J.H.A.M
Vestjens en Mevr. M. Vestjens-Raadsveld.

272* Koster-Stoker, Mevr. G.; 1984; 2253 JA
Voorschoten; Leidseweg 229; tel. 071-
613836; p., geass. met R. Ko.ster, J.H.A.M.
Vestjens en Mevr. M. Vestjens-Raadsveld.
275 Kruithof, Mevr. S.A.; 1990; 7326 RM
Apeldoorn; Bouwmeestershoeve 30; tel.
055-416869; p.
278 Laveaux, J.W.; 1958; 5995 AD Kessel (L);
Veersepad 13; tel. 04762-2006; r.d.;
R.O.N,

364 Lint, C.B. de; 1962; Mt, Lehman, B.C,
V4X 2H3 (Canada); Ducan Farms Ltd,;
7512 Lefeuvre Road; d

282 Loth, L.H.; Gent-1988; Naar het buiten-
land.

365 Loth. L.H.; Gent-1988; Rotorua (New
Zealand); 89 Gordonroad; tel, 00-64-7-

-ocr page 233-

3487185 privé, 3482152 prakt.; fax 00-
64-7-3482150; p., medevv. bij Rotorua
Vet. Services.

365 Molendijk, Mevr. Z.S.; 1987; 7491 DN
Delden; Visscherij 10; tel. 05407-62175;
d./veeteeltvoorlichting S.N.V. - Nicaragua
- Esteli (Apdo 68, Esteli, Nicaragua).

289 Mooi weer. T.; 1978; 7739 PW
Vinkenbuurt; Kolonie OI; tel. 05230-
57030 privé, 56202 prakt.;
fax 05230-
57616;
p., geass. met E.G.M. Poels en
K.H. Poppens.

290 Mur, W.T.; 1974; 1171 VH
Badhoevedorp; Sloterweg 294; tel. 020-
6597449 privé,
6592615 prakt.; fax 020-
6595946;
p.

291 Nefs-Verhoeven, Mevr. S.A.M.; 1989;
4423 PD Schore; Molenweg 22; tel.
01102-44622 privé, 01131 -2756 prakt.; p.,
medew. bij Mevr L. Huiskes-Comelisse.

291 Nelis, P.C.; 1983; 5342 HL Oss;
Hazeiaarlaan 8; tel. 08855-87600 bur.;
fax 08855-77333; Vet. Relations Officer
bij Intervet Int. B.V., Afd. Vet. Services
Dept.

295 Ooijen, C.J.P.O.; 1980; Naar het buiten-
land.

366 Ooijen, C.J.P.O.; 1980; Mongu (Zambia);
P.O.Box 910034; tel. 00-260-7-221609
privé, 221068/221069 bur.; fax 00-260-7-
221351; Teamleider Livestock Dev.
Project-ll; vet. adv. RDP Livestock
Services B.V.

297 Overbeek. J.R. van; 1988; 4143 BX
Leerdam; Boeylaan 2; tel. 03451-11107
privé, 12270 prakt.; p., geass. met A.E. van
Bekkum, KJ. Broekhuizen en M.J.
Verburgh.

301 Poels, E.G.M.; 1986; 7707 PM Balkbrug;
Oud Avereest 1; tel. 05230-56289 privé,
56202 prakt.;
fax 05230-57616; p., geass.
met T. Mooiweeren K.H. Poppens.

302 Pons, W.; 1967; 8162 PR Wissel;
Ericavveg
25; tel. 05780-28027 privé,
055-666444 bur.; lok.d. R.V.V. kring
Apeldoorn.

302 Poppens. K.H.; 1979; 7739 PK
Vinkenbuurt; Nieuweweg 6; tel. 05230-
57156 privé, 56202 prakt.;
fax 05230-
57616;
p., geass. met T. Mooiweer en
E.G.M. Poels.

307 Rijnbout!, Mevr. S.; 1991; 3238 LS
Zwartewaal; Rijswaardsedijk 12; tel.
01882-1532 privé, 1990 prakt.; p., geass.
met B. van der Linden en H. Westerveld.

366 Roij, Dr. Th.A.J.M. de; 1974; U-1978;

Doorlopende agenda

Oktober

4 PAO-D cursus: 94/91 Zin en onzin van
bloedonderzoek bij melkkoeien.

5 PAO-D cursus: 94/97 Voortplanting Paard
(aanpak probleemmerries).

6 20.00 uur, GD-Boxtel, VDGG in de var-
kenshouderij.

7 PAO-D cursus; 94/62 Acute Buik.
10—11 en 12 PAO-D cursus: 94/81 Monitoring

en analyse van gezondheids- en produktie-
problemen op melkveebedrijven.
11 20.00 uur, GD-Deventer, VDGG in de var-
kenshouderij.

Mahtomedi, MN 55115 (U.S.A.); 59
Locust Street; tel. 00-1-612-4263765
privé, 6819555 bur.; fax 00-1-612-
6819425; Corporate Director, Business
Development, Solvav Animal Health,
Ine.

311 Sar, J.C. van der; 1967; 7261 ND Ruurio;
Höfteweg 3; tel. 05735-2255 privé,
05457-71270 prakt.; p., geass. met M.J.W.
Bussink, L. de Haan, P. den Hartog, J.
Prins en L.F. van de Velde.
311 Sauer, A.J.; 1970; 6500 AL Nijmegen;
Postbus 452;
tel. 085-255313; fax 085-
255313; d. (6852 JH Huissen;
Holthuizerdreef 23).
367 Schrijen, Mevr. E.S.M.; Gent-1989;
Singapore 1648; 21 Salem Walk, Casa
Flora # 03-02; tel. 00-65-4429284 privé,
4488153 prakt.; fax 00-65-4429284; p.,
medew. bij Mevr. J. Tan.
321 Spaans, J.; 1991;
7642 GL Wierden;
Almelosestraat 25;
tel. 0546-575295
prakt.; p., medew. bij J.H.E. Wieten, S.J.
de Groot, H.W.F. Picard, J. Siebelink en

G.J. Stam.

323 Stegeman, J.A.; 1989; 5242 CX Rosmalen;
Gerard Bruningstraat 5;
tel. 04192-19899
privé,
04116-59500 bur.; fax 04116-
59550; d. G.v.D. Zuid-Nederland.
325 Stroom-Kruyswijk. Mevr.Dr. J.H. van der;
1977; U-1985; 3735 LJ Bosch en Duin;
Amersfoortseweg 9
B; tel. 03404-31202
privé, 03402-79722 bur.; vet. adv. Elanco,
divisie Eli Lilly, Nederland.
325 Suichies, H.R.; 1992;
7681 HT
Vroomsboop; De Iepen 4; tel. 05498-
45226 privé,
05495-2600 prakt.; fax
05495-2725; p., medew. bij G.A. Berghuis,
M. Bossers, W. Koster, J.H.J. Mensinga en

H.G.M. Wesselink.

369 Tacoma, H.W.; 1985; Wbakatane (New
Zealand); Paul Road, R.D.2; tel. 00-64-
7-3228733/3049185 bur.; fax 00-64-7-
.3048170;
p., medew. bij Edgecumbe Vet.
Services.

329 Tonk, H.J.M.; 1972; 5646 HZ Eindhoven;
Vluttersven 41;
tel. 040-126126; p., ge-
zelschapsd.

369 Vaart-van de Ven, Mevr. L.P. van der;
1982;
I9.S0 Kraainem-Brussel (België);
Avenue Baron d\'Huart 179; tel. 00-32-2-
7313216; d.

333 Veldman. C.; 1985; 5864 BA Meerio; De
C. van Haeftenstraat 9;
tel. 04789-2572
privé,
04709-82169 prakt.; p., medew. bij
J.C.M. van Dijck, H.J.P. Geurls, R. Holle,

12 PAO-D cursus: 94/98 Voortplanting Paard
(aanpak probleemmerries).

13 14.00 uur, GD-Drachten, VDGG in de var-
kenshouderij.

14 PAO-D cursus: 94/83 Longaandoeningen
paard: acuut en chronisch.

14 PAO-D cursus: 94/75 Behandeling van
kruisbandletsels.

15 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenansen te Zwolle, aanvang 13.30
uur.

18 PAO-D cursus: 94/74 Dermatologie gezel-
schapsdieren voor assistenten.

19 PAO-D cursus: 94/79 Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

20 14.00 uur, GD-Deventer, VDGG in de
pluimveehouderij

21 PAO-D cursus: 94/93 Toepassing van rönt-
genologie bij bijzondere dieren.

G.R.P. de Muinck, P.W.A. Seuren en
P.J.A.C. Verstraelen.
335 Verhoeven, Mevr. S.A.M.; 1989;
zie:

Nefs-Verhoeven, Mevr. S.A.M.
340 Vries, Ir. C.J. de; 1992; 1171 JS
Badhoevedorp; Egelantierstraat 106; tel.
020-6599677 privé, 02907-4340 prakt.;
fax 020-6595946; p., medew. bij W.T.
Mur.

343 Wahl, J.D.; 1981; 1067 PR Amsterdam;
Troelstralaan 40;
tel. 020-6107504 privé,
6112103 prakt.; fax 020-6112103; p., ge-
ass. met Mevr. H.M. Huisman.
345 Wensveen. J.P.I. van; 1969; 7361 CT
Beekbergen; Engelanderweg 32; tel.
05766-2177 privé,
013-622230 bur.; vet.
adv. bij Interpolis/Paarden Vee Unie.
345 Werff, Dr G.D. van der; 1949; U-1968;
8935 DB Leeuwarden; Prins Clausplein
30; lel. 058-800667;
r.d.; oud-i.V.G.; oud-
i.V.D; O.O.N.

347 Westreenen, Mevr. S.C. van; 1990; 5271
TE Sint-Michielsgestel; Tielse Hoeve 13;
tel. 08865-1544 prakt.; p., medew. bij
L.F.J. Arts.

348 Wiersma, S.H.; 1983; 7323 LL
Apeldoorn; Cavatinestraat 1; tel. 055-
668422 privé, 666444 bur.; lok.d. R.V.V.
kring Apeldoorn.

348 Wiertz,J.F.G.M.; 1974; 6161 HW Geleen;
Mauritslaan
32; tel. 046-741391 privé,
745985 prakt.;
fax 046-743837; p., gezel-
schapsd. en vogels; vet. adv. bij Dolisos

B.V.

350 Winne, R.T.J.A. de; 1986; 5988 GD
Helden; Servaashof 27; tel. 04760-76756
privé, 73292 prakt.; p., geass. met L.C.M.
Boonen, J.A.M. ten Dam, W. Oldenburger,

C.J. Uytewaal, J.H.J. Vestjens en G.A.M.
Wieland.

352 Wulffraat, J.G.J.; 1958; 7961 BW
Ruinerwold; Meerkoetlaan
33; tel.
05222-2517;
r.d.; ondersch.; eret. v. Orde
en Vrede.

353 Zomer, J.W.M.; 1983; 4613 AB Bergen op
Zoom; Noordzijde Zoom
37; tel. 01640-
65487 privé, 35112 prakt.; p., geass. met
W.L. Keers en J.L.L. Mouws.

354 Zomer-Mateboer, Mevr. R.W.; 1987; 4613
AB Bergen op Zoom; Noordzijde Zoom
37;
tel. 01640-52332 privé, 65487 prakt.;
p., medew. bij Mevr. M.C.B. Kampert.

354»Zweep, H.J. van der; 1958; 4145 KV
Schoonrewoerd; Overheicop 74; tel.
03454-17.34;
r.d.

21 PAO-D cursus: 94/76 Behandeling van
kruisbandletsels.

21 33e Dies van het Particulier Veterinair
Gezelschap \'Cerberus\'.

22 Najaarstraining GHwD, Maag-darmpro-
blemen bij huisdieren, \'Nol in \'t Bosch\',
Wageningen.

24 AUV-regiovergadering, regio Zuid, Motel
Vught, aanvang 20.00 uur.

25 20.00 uur, GD-Boxtel, VDGG in de rund-
veehouderij.

26 Europäische Tagung der Beamteten
Tierärzte.

26 Symposium \'Gemedicineerde voeders in de

praktijk?\'. Postiljon Hotel Rosmalen, aan-
vang 13.45 uur.

27 Jaarvergadering Groep Dierenartsen werk-
zaam in het Bedrijfsleven van de KNMvD.

-ocr page 234-

Gevraagd in gezelschapsdieren- en paardenpraktijk een vierde

COLLEGA M/V

Op jaarbasis gemiddeld 4 dagen per week in goed geoutilleerde groepspraktijk, salaris/arbeidsvoorwaarden vol-
gens richtlijnen KNMvD, achterwacht niet nodig, werkgebied Westland en Den Haag.Gevraagd: enthousiasme,
goede commutatieve en contactuele eigenschappen, actieve dienstverlening en inzet voor dier en mens met een
gepast besef van commercialiteit. Sollicitatie gaarne schriftelijk aan DAP Honselersdijk, Hartveldlaan 1, 2675 LE
Honselersdijk. Dierenartsen J.T.M. Maree, R.W.F. Becking en M.J. Bakkenes. Inlichtingen door de week tussen
11.00-12.00 op 070-3214111.

Met onmiddellijke ingang gevraagd

DIERENARTS M/V

voor de algemene praktijk. Enige ervaring en het hebben van een achterwacht strekken tot aanbeveling.
Bij gebleken geschiktheid zijn er goede toekomstmogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift richten aan Dierenartsenpraktijk Bergen
Gennep, Siebengewaldseweg 133, 5854 PB BERGEN.

Dierenarts met ruim zes jaar ervaring in de kleine huisdieren zoekt ter overname een

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Reacties s.v.p. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 59/94.

Wegens algehele arbeidsongeschiktheid

TER OVERNAME AANGEBODEN

zeer ruime, moderne, goed geoutilleerde Kliniek voor Gezelschapsdieren met aangrenzend riant woonhuis.
De Praktijk is centraal gelegen in Noord Nederland net snelle verbinding naar de Randstad.

Uw reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 62/94.

Met spoed wordt gevraagd in een gemengde praktijk in Oost-Nederland een

DIERENARTS M/V

De werkzaamheden zullen voornamelijk liggen in de grote huisdierenpraktijk met name de behandeling van runde-
ren en paarden. Wel zullen spreekuren en diensten ten behoeve van de kleine huisdierenpraktijk mede verricht
moeten worden met de twee andere collega\'s.

Bij gebleken geschiktheid zijn er zeer goede toekomstmogelijkheden. Uw reactie gaarne richten aan de redactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 61/94.

Gevraagd:

ENERGIEKE DIERENARTS M/V

Een moderne, goed geoutilleerde kliniek voor gezelschapsdieren in Zuid-Nederland zoekt een vaste derde dieren-
arts.

Brieven richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder
nummer 57/94.

-ocr page 235-

Gevraagd per 1 november een enthousiaste

ERVAREN DIERENARTS M/V

in gemengde driemanspraktijk in het midden van het land, met kennis van varkens en kleine huisdieren, naast de al-
gemene praktijk. Na gebleken geschiktheid is het de bedoeling tot associatie te komen.

Uw reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 60/94.

Gevraagd in een driemanspraktijk in het midden van het land een enthousiaste

DIERENARTS (M/V)

met grote interesse voor runderen, gezelschapsdieren en paarden. De voorkeur gaat uit naar een collega met erva-
ring en achterwacht. Na gebleken geschiktheid wordt van associatie uitgegaan.

Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen na verschijnen van dit Tijdschrift richten aan: D.A.P. Geldermalsen, Beesd,
Deil, p/a Dr. A. Kuyperweg 29, 4153 XA Beesd.

Goed geoutilleerde GEZELSCHAPSDIERENKLINIEK in Z.0. Brabant zoekt een vierde

COLLEGA (M/V)

Gevraagd wordt een enthousiaste optimaal gemotiveerde dierenarts met goede contactuele eigenschappen, die
binnen een klein team maar ook zelfstandig kan functioneren.Grote waarde wordt gehecht aan actieve dienstverle-
ning en inzet voor dieren eigenaar.Al naar gelang de inzet en gebleken geschiktheid behoort associatie te zijner tijd
tot de mogelijkheden. Sollicitaties gaarne richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 58/94.

alle financiële perikelen
rondom uw praktijk,
w.o. overname, associatie,
pensioen, financiering
verzekering

voorlichtingsbureau

voor artsen v.o.f.

>

„LTHOVEN. 030-28424-1

vraag vrijblijvend
onze informatiebrochure

De fiscus als vriend

Fiscaal gezien is vermogensvorming een
peperdure zaak. Immers van elke duizend
gulden inkomen is al gauw zestig procent
bestemd voor de kas van de fiscus.
U kunt hier iets aan doen door gebruik te
maken van de fiscale aftrek-mogelijkheid
die door de wetgever is geschapen.
Want dan verschuift u inkomen van nu naar
straks waardoor u direct een aantrekkelijk
belastingvoordeel geniet.
U kunt hiervan dit jaar nog profiteren.
Belt u gerust als u meer wilt weten.

<

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

-ocr page 236-

De juiste positie
is doorslaggevend

De in hoogte en in hellingshoek
verstelbare onderzoek en/of
operatietafel van
Indulab

a>
■O
(O

E

M

cn

5
cn

geeft u de ideale werkpositie.
De hoogte kan elektrisch nauw-
keurig en uiterst stabiel worden
ingesteld. Op verzoek met rvs
kuipblad (afgebeeld), met fixatie-
inrichting en/of kunststofblad
leverbaar. Zware, stabiele
uitvoering. Onderhoudsvrij
aandrifsysteem. Nieuw is de
schaartafel nnet een hoogte
instelbaar van 35-108 cm. Met
vast of V-blad leverbaar.

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

BarVac®RS van Boehringer Ingelheim.
Goed bij de pinken.

m

Uitgebreide informatie is op
aanvraag verkrijgbaar bij:

Vetin-Aacofarma bv
Postbus 86
5280 AB BOXTEL

tel. 04116 73797
fax. 04116 76160

indulab

-ocr page 237-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119. AFLEVERING 20, 15 OKTOBER 1994

EDITORIAL 597
OVERIGE ARTIKELEN

Voedselallergie bij de hond en kat; M.H-\'. yroom 599

Prospectief onderzoek van een commercieel hypoallergeen dieet bij achttien honden met

een voedselallergie; M. W. yroom 602

BOEKBESPREKING 60i,605

ACTUA

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Veterinaire spelregels voor en na I januari 1993; Oratie Jan Janssen, hoogleraar

Veterinaire Wetskennis 606

M useum diergeneeskunde j ubi leert 615

INGEZONDEN

Met grijze kenteken, een terugkerend item 611

Arrest aansprakelijkheid bij vergiftiging paarden door Taxus Baccata 612

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE 612
CURSUSSEN EN CONGRESSEN

Verslag veertigste intemationale vlcescongres 613

Identificatie bij vogels 614

Symposium Raad voor het Vrije Beroep 614

Leidt koe-klonen tot produktieverhoging? 615

Slavakto en wetenschap 615

Programma PUO-Gent 616

PAO-DIERGENEESKUNDE 617

VRAAG EN ANTWOORD 618

REFERATEN 6i9

WETENSCHAP

ACTUA

Wetenschappelijke lezingen

&

waltham

Pododermatitis bij hond en kat - Dr. Ton Willemse
Urolithiasis bij hond en kat - Dr. Ronald van Noort

Inlichtingen:

Virbac Nederland BV
Tel.: 03420 . 93008
Fax: 03420 . 90164

18 oktober 1994 te Staphorst
22 november 1994 te Nieuw Vennep
22 december 1994 te Barneveld

K O N I N K L I J K L N H t) E R L A N D S K MAATSCHAPPIJ VOOR D I E R (i K N E H S K U N O E

-ocr page 238-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitter)

Dr.J. M. de Kruijf(pcnningmeester)

Dr. C. Terpslra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof dr. G.H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. N. J. G. J. van der Wielen

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs, A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville, Florida. U S A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut. U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof.dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U.S.A.)

Dr M F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr J. Th. van Oirschol (Lelystad)

Prof dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr. M. Pensaert (Gent. België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen. Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrechl)

Prof dr. A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York. U.S.A.)

Prof dr, J. dc Schepper (Gent, België)

Dr, R.J. Slappende! (Utrecht)

Prof dr, G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr, A. J, Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J, H, M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr, H, W, de Vries (Utrecht)

Prof dr, P, F, G, M, van Waes (Utrecht)

Dr, Th, Wcnsing (Utrecht)

Prof dr, G, C, van der Weyden (Utrecht)

Prof dr, L. F. M, van Zulphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTIE

R,G,J M, Haring
M,de Wolfr

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde,

BUREAU

Julianalaan 8-10. Poslbus 14031, 3508 SB Ulrechl (tel.
030-51 01 II/fax 030-51 17 87),

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 len name van dc KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Poslbus
30, 35(K) AA Utrcchl. nr, 55 50 48 861 en C en E bank
N,V„ Poslbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr, 69 93 61
443,

DRUK

Drukkerij G, van Dijk B V., Breukelen (lel, 03462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V,. Veendam (tel. 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

KNMVD

Drs, A, W, Udo, voorzitter

Drs. C, W M, Augustijn, vice voorzitter

Drs. J, J, van Zutven, penningmeester

Drs. A, Mostert. lid

Drs. W. J, Schoorlemmer, lid

Drs. Dj. P. Teenstra, lid

Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr, Tj. JorTia. algemeen secretaris
T.W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw, mr. P, S, van Egmond
Mwdrs, S, A.M, Deleu

Mw, D.T.C. Raasing

Mw. drs, C,M, van Kalles

S, L, Oostindiën

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Ulrechl, Telefoon; 030 - 51 01 11, Fax 030-511787

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Regelgeving diergeneesmiddelen en veevoederadditieven
2de lustrum landelijke bijeenkomst vrouwelijke dierenartsen
Nieuw contract drukkerij/uitgeverij G. van Dijk B.V. en KNMvD
Inhoud Veehouder en Dierenarts
KNMvD-muziek

MEDEDELINGEN GGG

Najaarsdag 1994 met thema \'noodzaak\'

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

OTHER PAPERS

Food allergy in the dog and the cat;. H\'. Vroom

Prospective study of a commercial hypoallergenic diet given to eighteen dogs
with food allergy;
M. W. Vroom

620
622
623
623
623

621

624

625

597
599

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117;31 -4), De Redactie aanvaardl geen aansprakelijkheid voor schade welke - direcl of indirect - het gevolg miKht zijn
van gebleken onjuistheden in dc inhoud van de in dil lijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
dc inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen doordc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dil tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakl. door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie,

(Papers appearing in litis Joiirnai are listed in Current Cimlenh / Agriculltiral Biology and Environmenlai Science /
Indes-Mediclis. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological .Abstracts. Cambridge Scienlific .4hslrucls).

K O N I N K 1.1J K i; NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ O O R DIER G E N E F S K U N D E

-ocr page 239-

we zo\'n 30.000.000 jaar teruggegaan.

Onontbeerlijk: uw diagnose en begeleiding. Vanwege de conditie
van het dier en het specifieke doel van de voeding is niet alleen
uw diagnose vereist maar ook uw begeleiding. Het logisch
gevolg is, dat onze nieuwe, binnenkort te introduceren
produkten alleen bij dierenartsen verkrijgbaar zullen zijn.

Van behandeling naar blijvend welzijn. De filosofie van The
lams Company is erop gericht om door hoogwaardige
voeding, het algehele welzijn van dieren te bevorderen.
Niet alleen op korte termijn, maar ook op lange termijn.
Zodra het geschikt geacht wordt, kunt u uw patiënt dan
ook probleemloos laten overstappen op één van de
Eukanuba produkten uit het reguliere gamma. Want we zijn
dan wel begonnen met zijn geschiedenis, zijn toekomst gaat ons
nog meer ter harte. Voor nadere infonnatie kunt u contact
opnemen met Holland Diervoeders B.V., tel.: 030 - 479611.

THE lAMS«* COMPANY

Even betrokken bij het welzijn van dieren als u

-ocr page 240-

Bovenstaande situatie geeft nnisschien aanleiding tot
een nnoment van reflectie. Er bestaat imnners zoiets als
een als in het leven. Het afsluiten van een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering valt derhalve een beetje in de
categorie noodzakelijk kwaad. Het moet. En als het dan
toch nnoet, dan maargoed.

Movir is een onderlinge verzekeringsmaatschappij,
gespecialiseerd in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen,
met een premiestelling die gebaseerd is op het specifieke
risico van de door haar verzekerde beroepsgroepen.
Wat dat in uw situatie betekent, rekent uw vertrouwde
assurantie-adviseur u graag voor

Sp^eUPE O vr<0£(3^f^ oo\\i<~ zo C^^/^C BOIT-EAJ^

TIlLy ? ^

Mocht u zich liever vooraf willen oriënteren, dan is
een reactie naar onderstaand adres meer dan voldoende
om de voorlichtingsbrochure te ontvangen.

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

• EXCLUSIEVE ZEKERHEID VOOR EEN ONDERLINGE PRMS •

C

Postbus 2160, 3430 CV Nieuwegein.
Telefoon: 03402-47420.

-ocr page 241-

i^f^iiFfTJUj-P^i^i II m

Het jaarcongres van de KNMvD is weer achter de
rug, hetgeen wil zeggen dat de Maatschappij ver-
frist en geheel toegerust met nieuwe bestuursleden
in verschillende gremia de toekomstige knelpunten
krachtdadig gaat aanpakken.
Het idee van de sportdag vooraf bergt het gevaar in zich dat mogelijke blessures afbreuk doen aan die
krachtdadige aanpak, de meeste deelnemers hebben daarentegen ongetwijfeld hun conditie verbeterd.
Sport geeft de mogelijkheid naast de conditieverbetering te zorgen dat de gewichtstoename binnen de per-
ken blijft.

Ontvangsten, bij jubilea, bij bruiloften en partijen en bij openingen die aan de orde van de dag zijn, ma-
ken dat de inwendige mens zodanig \'versterkt\' wordt dat lichaamsbeweging een must is. Naast dit feno-
meen komt ook steeds meer terechte belangstelling in de samenleving voor welke voedingsmiddelen wel of
niet goed meer voor de mens zijn. Het is veelal lastig wetenschappelijk vast te stellen of een bepaald voe-
dingsmiddel werkelijk de boosdoener is.

Varkensvlees bijvoorbeeld wordt als regel betiteld bij dieetadviezen als zijnde onnuttig of schadelijk. Men
kan zich daarbij afvragen in hoeverre hier nog onbewust de notie van onreinheid van varkensvlees in
doorklinkt vanuit die gebieden waar de religie dit produkt verbiedt. En dan hebben we het niet over voed-
selvergiftingen, maar over het symptoom dat bepaalde produkten niet verdragen worden of te wel overge-
voeligheid. In dit nummer van het tijdschrift worden enkele artikelen aan overgevoeligheid gewijd bij
hond en kat, alsmede de behandeling daarvan door een dieet.

Dergelijke artikelen geven een goed inzicht in een problematiek die eveneens bij de mens steeds meer be-
langstelling krijgt. Ze demonstreren daarmee de modelfunctie van de gezelschapsdieren voor ziektever-
schijnselen bij de mens. Dit terrein van het onderzoek naar voedselallergieën zal zich ongetwijfeld verder
uitbreiden. Een dergelijke ontwikkeling brengt met zich mee dat bestaande onderzoekdisciplines zich die-
nen aan te passen. De betekenis van het begrip kwaliteit heeft hier direct mee te maken.
Voedingsmiddelen, waaronder vlees, worden geproduceerd om te worden geconsumeerd. Het consumen-
tisme viert momenteel hoogtij, de consument heeft recht op een kwalitatief hoogwaardig produkt. In het
verslag van het 40ste Internationale Vleescongres in dit nummer wordt gewag gemaakt van de noodzaak
duidelijke wetenschappelijk onderbouwde kwaliteitskenmerken te ontwikkelen ten einde de consument te
kunnen verzekeren van een veilig, lekker en smakelijk stukje vlees. Echter, magerte, vet, kleur en malsheid
zullen als kenmerk, wanneer de trend naar voedselallergie doorzet, niet meer genoeg zijn. Naast deze pa-
rameters verschijnen, wellicht dank zij genoemde nieuwe onderzoekswegen, aanwijzingen op het etiket
welke overgevoeligheden zich voor kunnen doen. Pas als dit soort onderzoek goed van de grond komt we-
ten we echt of varkensvlees als eerste buiten het dieet moet worden gehouden.

De dierenarts is er tot heil van mens en dier. Hetzij via modelonderzoek bij gezelschapsdieren, hetzij door
het ontdekken van nieuwe agentia op het gebied van de zoönosen, de dierenarts zal bij voortschrijdende
ontwikkelingen in de medische sector \'bij de pinken \' moeten blijven.

De Hoofdredactie

597 T I J O S f H R I K T VOOR D I H R G K N i: E S K. U N l) K , D E K L 1 19, AFLEVERING 20, 1994

-ocr page 242-

Éénmalige injectie

Maximaal resultaat!

Micotil is een nieuw en doeltreffend wa-
pen in de strijd tegen ademhalingsaan-
doeningen bij runderen.
Het concentreert zich sterk in de long en
blijft daar minimaal 3 dagen werkzaam
na één subcutane injectie.

Micotil staat borg voor een snel behan-
delingsresultaat. In klinische proeven
werd binnen 24 uur na behandeling een
sterke temperatuurdaling waargenomen.
Klinische symptomen verbeterden bin-
nen 48 uur.

IN 80 % VAN DE GEVALLEN BLEEK EEN
INJECTIE AFDOENDE ALS BEHANDELING\'

*Gemiddeld resullaut uil 6 proeven uitgevoerd in verschillende Europese landen

Micotil

AGSCUldSP bv ÉÉNMALIGE INJECTIE VOOR EEN MAXIMAAL RESULTAAT

Diergeneesmiddelen - Boxtel Distributeur: Aesculaapgrtiep en A.U.V

®

ELANCO

ANIMAL HEALTH

-ocr page 243-

»«nr-

i li^r*

M.W. Vroom\'\'

VOEDSELALLERGIE BIJ DE HOND EN KAT

Tijd.schr Diergeneeskd 1994: 119: 599-601

Overiye artikelen

SAMENVATTING

Het probleemgebied voedselallergie is slechts te om-
schrijven als een niet-seizoensgebonden dermatose bij de
hond en de kat, gepaard gaande met jeuk. Wanneer men
spreekt van voedselallergie, is er niet altijd duidelijk
sprake van een immuungemedieerde reactie, terwijl de
naamgeving dat wel doet vermoeden. De frequentie van
voorkomen van voedselallergie is niet bekend. In de lite-
ratuur warden uiteenlopende percentages genoemd. In
de pathogenese spelen waarschijnlijk een type I- en een
type IV-overgevoeligheid een rol, maar ook een type III-
reactie wordt vermoed. Symptomen van voedselallergie
zijn gastro-intestinale stoornissen en huidklachten. Jeuk
treedt bijna altijd op de voorgrond. De diagnose is uit-
sluitend te stellen met behulp van een hypo-allergeen
dieet, dat enkele weken volgehouden wordt. Diagnosti-
sche testen zijn onbetrouwbaar. De bestanddelen van een
hypo-allergeen dieet mogen nooit eerder aan de patiënt
zijn voorgezet. De zelf-samengestelde diëten kunnen een
tekort aan mineralen, vitaminen en essentiële aminozu-
ren bevatten. Deze tekorten moeten aangevuld worden,
indien het dieet lang wordt volgehouden. De prognose
van voedselallergie is goed, indien het veroorzakende be-
standdeel in de voeding wordt gevonden. Een juiste in-
structie van de eigenaar is erg belangrijk. \\ oedselaller-
gie is nauwelijks medicamenteus te beïnvloeden.

Voedselallergie veroorzaakt een niet-seizoensgebonden der-
matose bij de hond en de kat, die gepaard gaat met jeuk (2, 8,
13). Over het algemeen spreekt men van een voedselallergie.
Dit is niet correct, omdat de pathogenese van een voedselal-
lergie nog niet duidelijk is. Voor alle duidelijkheid volgen
hier enkele definities om het probleemgebied beter te om-
schrijven:

\'Voedselovergevoeligheid i.s een verzamelnaam voor een
aantal ongewenste reacties op de voeding (3. 12).\'
\' Voedselallergie is het afwijkend reageren van het immiiun-
.systeem op bepaalde bestanddelen van het voedsel (3,12). \'
\'Voedselintolerantie is het missen of niet-functioneren van
enzvmen die nodig zijn voor de vertering van het voedsel C3,
12).\'

In dit artikel wordt gesproken van voedselallergie, ook wan-
neer het niet duidelijk is of er sprake is van een immuunge-
medieerde reactie.

599

\' Bo.xlel.iehaan 6. 51161 VD Oisleneijk

VOORKOMEN

Over de frequentie van voorkomen verschilt men in de vete-
rinaire literatuur sterk van mening. Sommige auteurs menen
dat de frequentie minder dan één procent van alle huidklach-
ten is. Andere auteurs claimen een percentage van tien pro-
cent (1, 2, 7, 8). Het aantal huidpatiënten met een voedselal-
lergie aangeboden in de praktijk van de auteur, ligt dichter
bij de acht procent dan bij de één procent. In de literatuur
wordt met betrekking tot voedselallergie bij de mens een
percentage van vijftien procent genoemd (12). Bij kinderen
zou dit percentage zelfs zijn toegenomen van vijf procent in
1946 tot twaalf procent in 1970 (5). De oorzaak voor deze
stijging is onbekend. In USA Today stelt men dat vijftig pro-
cent van dc Amerikaanse bevolking allergische reacties op
voed.sel zou hebben. Dit getal is niet onderbouwd. Sampson
(12) schrijft dat vier tot zes procent van de pasgeborenen en
peuters een abnormale reactie op een bepaald voedermiddel
vertoont.

Er is geen ras-, geslachts- of leeftijdgebondenheid (2, 4, 7,
8). Zo kunnen honden ook pas na enkele jaren op een bepaald
voedermiddel allergisch reageren.

PATHOGENESE

De exacte pathogenese van voedselallergie is nog steeds niet
duidelijk (2,4, 7, 8). Zowel type 1 (direct type overgevoelig-
heid) als type IV (vertraagd type overgevoeligheid) zouden
hierbij een rol spelen (7, 15). Ook type 111 (Arthus-reactie)
wordt al mogelijkheid genoemd (4, 7,8). Er zijn vrijwel geen
gegevens bekend in de literatuur over de pathogenese van
voedselallergie bij de hond en kat. De auteurs verwijzen dan
ook steeds naar elkaar en naar dezelfde bronnen.

Het staat vast dat in de humane situatie een type 1 overgevoe-
ligheid een rol speelt. Er zijn echter aanwijzingen dat ook
type 111 en IV een rol spelen (12).

SYMPTOMEN

Bij de hond kan men de symptomen verdelen in gastro-intes-
tinale stoornissen en huidklachten met jeuk. Primaire huidla-
esies kunnen bestaan uit erytheem, papels en pustels.
Secundaire laesies, zoals crustae, squamae, seborroe, exco-
riaties en ulcera zijn het gevolg van dc jeuk. Maagdarm-
klachten, zoals braken, diarree en fiatulentie kunnen het
beeld completeren, maar ook op zichzelf staan. Het is duide-
lijk dat hèt voedselallergiebeeld niet bestaat (8).

Jeuk is een symptoom dat bijna altijd op de voorgrond treedt.
De jeuk kan zich voordoen alleen op de buik, maar ook aan
de poten, perioculair en op de rug. Er kan sprake zijn van een
secundaire bacteriële infectie. Ook kan een otitis extema
worden gevonden. Soms is er sprake van erytheem in alleen
de verticale gehoorgang. Droge of vette seborroe kan een be-
geleidend symptoom zijn (8).

Bij de kat is het symptomen-beeld anders dan bij de hond.

T 1 J I) S C II R I I- T VOOR D I K R o E N i: i: S K U N D E , D E! E L 119, A F L E V E R I N Ci 20, 1994

-ocr page 244-

Katten kunnen de volgende symptomen vertonen; een mi-
liare dermatitis, erosies ter hoogte van de kop en nek, eosino-
fiele plaque\'s, jeuk met urticaria of angioedemen, alopecia
zonder huidbeschadigingen of jeuk zonder dat er huid- of
vachtafwijkingen te zien zijn (4, 7,8, 14).

Bij de mens is een veelheid van symptomen beschreven:
anafylactische reacties, urticaria, astma, atopische dermati-
tis, gastrointestinale reacties en migraine. De laatste jaren
noemt men ook gedragsstoornissen, convulsies en concen-
tratiestoomissen als een symptoom van voedselallergie (3,5,
9, 12).

DIFFERENTIELE DIAGNOSE

De lijst is zeer uitgebreid omdat voedselallergie zeer wisse-
lende symptomen kent. Bij de hond moet men denken aan:
primaire
Pyodermie, dermatomycose, cheyletiellose, demo-
dicose, scabies, pulicosis, atopic, contactallergie, seborroe,
bacteriële otitis, hypothyreoidie, drug eruptions, zink defi-
ciëntie, sebaceous adenitis (granulomateuze ontstekingsre-
actie van de talgklieren met destructie tot gevolg), leishma-
nia, auto-immuunziekte, mycosis fungoides (maligne
lymphoom uitgaande van T-cellen) (4, 7, 8,14, 15).

Bij de kat bestaat de differentiële diagnose uit: pulicosis,
cheyletiellosis,
NotoeJres cati, vlooienallergie, atopic, con-
tactdermatose van de vlooienband, medicijnovergevoelig-
heid, dermatomycosis en tenslotte alle oorzaken voor een
miliaire dermatitis (4, 7, 8).

Een grondige anamnese, goede huid- en vachtinspectie en
nader onderzoek, zoals huidafkrabsels, bloedonderzoek,
huidbiopten en intradermale allergietest helpen bij het tot
stand komen van dejuiste diagnose (8).

DIAGNOSE

Voedselallergie is tot op heden alleen betrouwbaar te dia-
gnostiseren door middel van een hypoallergeen dieet.
Histologische veranderingen in de huid zijn niet specifiek
voor een voedselallergie. Intradermale testen met voedselal-
lergenen zijn niet betrouwbaar. Ook Rast (radio allergo sor-
bcnt test) en ELISA (enzyme linked immuno sorbent assay)
zijn geen betrouwbare testen voor het diagnostiseren van een
voedselallergie bij de hond en kat (1,2,4, 7,8, 10, 14, 15).

In de humane geneeskunde is de situatie niet veel anders. Er
zijn geen betrouwbare testextracten en de concentratie van
de allergenen is onvoldoende bekend (5). Jewett stelt dat de
reactie van de patiënt het gevolg is van suggestie en kansbe-
reking (6). Misschien wordt in de toekomst de SAFT (skin
application food test) een waardevolle test (9).

Het hypoallergeen dieet bij de hond en kat bestaat uit schape-
vlees of lamshart met witte rijst, tenzij dit al eerder werd ver-
strekt. Het gaat erom dat het dier een voeding krijgt die nog
niet eerder is verstrekt. Gedurende de eerste zes weken mag
het dier niets ander te eten krijgen. Dc oorspronkelijke voe-
ding mag niet meer worden gegeven. In de literatuur vermel-
den sommige auteurs dat de dieren alleen gedestilleerd water
mogen hebben (1,2). In de loop van enkele weken zullen bij
een voedselallergie de jeuk en de huidafwijkingen verdwij-
nen. Over de duur van het dieet bestaat veel onduidelijkheid:
tot voor kort was drie weken voldoende (7). De laatste tijd
blijkt dat een verlenging van het dieet met enkele weken bij
veel honden toch zeer zinvol kan zijn. Rosser (10) vermeldde
in 1990 dat drie weken dieet slechts in vijfentwintig procent
van de gevallen voldoende was. Op dit moment is het advies
een dieet minimaal vier tot zes weken vol te houden. Dit
geldt voor zowel de hond als de kat. In sommige gevallen
moet het dieet langer worden gegeven. Een hypoallergeen
dieet bestaande uit lamsvlees en rijst mist essentiële vetzu-
ren, vitamines, calcium en mineralen (II). Indien het dieet
langer dan 6 weken moet worden gegeven is het raadzaam
het dieet aan te vullen met vitamine B, calcium en wat zonne-
bloemolie. Alleen deze componenten mogen aan het dieet
worden toegevoegd. Het is mogelijk dat de hond ook overge-
voelig reageert op commerciële vitamine-preparaten. Indien
men aan een jonge hond van een snelgroeiend ras een hypo-
allergeen dieet moet geven, dan is het raadzaam direct vita-
mine B-complex en calcium aan het dieet toe te voegen. Om
groeistoornissen te voorkomen kan met het dieet uitstellen
tot de hond ongeveer een jaar oud is. Dit geldt vooral voor
jonge honden van grote, snelgroeiende rassen, zoals de
Duitse Dog.

i\'THWlP i\'UillAKiiM

Voor de kat is een eigengemaakt dieet deficiënt aan taurine,
calcium, thiamine en ijzer (II). Er is een commercieel tau-
rine-supplement in Nederland verkrijgbaar (Taurine, Essen-
tial Pet Care, Nederma, Nijmegen).

Wanneer eenmaal de huidklachten zijn verdwenen is het pro-
voceren met de oorspronkelijke voeding essentieel. Op deze
manier kan men uitzoeken waarvoor het dier overgevoelig
is. Per zeven dagen wordt een voedermiddel aan het dieet
toegevoegd. Bij een verslechtering is het laatst toegevoegde
voedermiddel de oorzaak en dient permanent uit het dieet te
worden geschrapt. Bekende voedercomponenten, die huid-
problemen kunnen veroorzaken bij de hond en kat, zijn on-
dermeer melkprodukten, soja, granen en vis. Ook commer-
ciële voeders en hondekluifjes kunnen problemen ver-
oorzaken (4, 7,8, 14). Problemen die dooreen hypoallergeen
dieet kunnen worden veroorzaakt zijn: diarree, soms bloede-
rige diarree, obstipatie, vermagering en slecht eten. Er zijn
honden die rijst slecht verteren. Deze dieren verdragen ge-
kookte aardappel beter als koolhydratenbron. Mocht de diar-
ree ernstig zijn dan is één dag vasten zinvol. Bij obstipatie
kan het dieet worden aangevuld met extra zonnebloemolie of
men kan de hond vaker uitlaten. Er zijn honden die zoveel
energie nodig hebben, dat ze afvallen van dit dieet. Extra
maaltijden tussendoor en toevoeging van schapevet kan dan
noodzakelijk zijn. Is eenmaal de diagnose gesteld en heeft de
eigenaar geen tijd voor het bereiden van het dieet of heeft de
hond snel last van maag-darmstoomissen dan kunnen com-
merciële hypoallergene diëten een uitkomst bieden. Het
voordeel is dat er een uitgebalanceerde, volledige voeding
wordt gegeven. Er is geen arbeidsintensieve voederberei-
ding meer nodig. Het nadeel is dat sommige dieren ook op
deze diëten overgevoelig reageren (14).

Het spreekt voor zich dat er in de periode waarin gebruik
wordt gemaakt van een testdieet, geen sprake mag zijn van
pulicosis. Ook moet een eventuele secundaire bacteriële in-
fectie worden bestreden. Deze twee factoren kunnen het eva-
lueren van een testdieet onmogelijk maken.

PROGNOSE

De prognose is zeer goed te noemen wanneer het veroorza-
kende voedermiddel wordt gevonden. Een terugval is altijd
mogelijk wanneer het dier enige tijd later opnieuw overge-
voelig is geworden voor een ander voederbestanddeel. Het

Tui) seil RIKT VOOR D I i: R G H N t C S K U N O E , D K E L 119, A KLEVER ING 20. 1994

600

-ocr page 245-

tl I It

« » »1

\'UK

m

nauwkeurig uitvoeren van het dieet beïnvloedt de prognose
in grote mate. Juiste instructie van de eigenaar en begelei-
ding door de dierenarts is van groot belang (8).

THERAPIE

Voedselallergie is slecht met medicamenten te beïnvloeden.
Corticosteroiden geven een matig tot slecht resultaat.
Wassingen verminderen de secundaire seborroe en
Pyoder-
mie bij de hond. Antibiotica bestrijden alleen de secundaire
pyodennie(4, 7,8, 10, 14, 15).

SUMMARY

hood allergy- in the dog or cat can only he described as non-seasonal der-
matitis accompanied hy scratching. When the term food allergy\' is used, an
immune-mediated reaction is twl always meant, although the term would
suggest that it is. The frequency of occurrence of food allerg\\- is unknown,
with the literature giving widely differing percentages. Type / and r\\pe II\'
hypersensitivity reactions probably play a role in the pathogenesis, alt-
hough a type III reaction is also thought to he involved. Gastrointestinal dis-
turbances and skin complaints are symptoms of food alterg\\\\ and scratching
is nearly always mentioned as the most common sign. The diagnosis can
only he made by feeding the animal on a hypoallergic diet, which must be gi-
ven for several weeks. Diagnostic tests are unreliable. The patient should
twl have been previously exposed to the ingredients of the hypoallergic diet.
.4s home-made\' diets may he deficient in minerals, vitamins, and essential
amino acids, these ingredienst must he supplemented if the diet is to be
maintained for a long time. The prognosis of food allerg)- is good if the cau-
sative ingredient is identified. It is important the animals\' owner is given th-
rough instruction. Medicines have little effect on food allergy\'.

LITERATUUR

1. Ackcrman L. Food hypersensitivity: A rare but manageable disorder. Vet
Med 1988: 1142-8.

2. August JR. Dietary Hypersensitivity in dogs: cutaneous manifestations,
diagnosis and management. Compend Contin Educ 1985; 7: 469-80.

3. Bockel-Geelkerken M van. Prevalentie van vermeende voedseloverge-
voeligheid bij kleuters. Ned TijdschrGeneeskd 1992; 136(28): 1351-6.

4. Carlotti DN. Food allergy in dogs and cats: a review and report of 43 ca-
ses. Vet Demi 1990; I (2): 55-62.

5. Elburg RM. Voedsel als oorzaak van atopisch exzeem bij jonge kinderen.
Ned Tijschr Geneeskd 1992; 136(28): 1329-32.

6. Jewett DLJ. A double-blind study of symptom provocatin to determine
food sensitivity. New Engl J of Med 1990; 323: 429-33.

7. Melissen AF. Voedselallergie. Referaat Vakgroep Geneeskunde van het
Gezelschapsdier 1986.

8. Muller GH, Kirk RW, and Schott DW. Small Animal Dermatology 4»\'
ed, Saunders 1989:470-4.

9. Oranje AP. Immunologisch bepaalde contacturticaria door voeding bij
jonge kinderen met constitutioneel exzeem. Ned Tijdschr Geneeskd
1992; 136(28): 1347-51.

10. Rosser EJ. Food allergy in the dog: a prospective study of 51 dogs.
Proceedings of the sixth annual members\' meeting AAVD & ACVD. San
Francisco: American Acadamy of Veterinary Dcnnatology 1990:47.

11. Roudebush P. Results of a hypoallergenic diet survey of veterinarians in
North America with a nutritional evaluation of homemade diet prescrip-
tions. Vet Demi 1992; 3(1): 23-7.

12. Sampson HA. Immunologically mediated food allergy: the importance of
food challenge procedures. Annals of Allergy 1988; 60: 262-9.

13. Shanley KJ. The seborrheic disease complex. In: The Vet Clinics of
North Amenca, Saunders 1990; 20: 1565-6.

14. White SD. Food hypersensitivity in 30 dogs. J Am Vet Med Assoc 1986;
188(7): 695-8.

15. White SD. Food allergy. In: Kirk RW ed. Cun-ent Veterinary Therapy XI,
Saunders. 1992:513-5.

Dit nieuwste handboek over de speciële pathologie van huis-
dieren is een her-uitgave van het bekend standaard werk
\'Zehrbuch der speziellen pathologischen Anatomie der
Haustiere\' van K. Nieberle en P. Cohrs. Het is bewerkt door
Leo-Clemens Schulz (Hannover), de reeds geëmeriteerde
opvolger van Paul Cohrs, in samenwerking met Klaus
Dämmrich (Berlijn), Wolfgang Drommer (Hannover),
Harro Köhler (Wenen), Claus Messow (Hannover), Joachim
Pohlenz (Hannover) en Gerhard Trautwein (Hannover).
Het doel van het bock, dat uit twee aparte elkaar aanvullende
delen bestaat, is een bijdrage te leveren aan de postmortale
diagnostiek bij huisdieren. Dit wordt nagestreefd door mid-
del van een overzicht van orgaanveranderingen in deel 1 en
een etiologisch-diagnostische benadering in deel II.
Dc speciële orgaanpathologie is gerangschikt volgens de
klassieke indeling van organen en orgaansystemen. De
macro- en microscopische pathologie van elk orgaan wordt
voorafgegaan door korte samenvattingen van de embryolo-
gie, structuur, functie en pathofysiologie van het betreffende
orgaan. De bondige pathomorfologische beschrijving wordt
toegelicht inet behulp van 607 macro- en microscopische
zwart-wit afbeeldingen van in het algemeen hoge kwaliteit
en 37 tabellen. Per onderdeel binnen een orgaan wordt ver-
wezen naar relevante literatuur.

PATHOLOGIE DER HAUSTIERE

In deel II worden de ziekten en syndromen behandeld per
diersoort of groep van diersoorten, i.c.: paard, grote en kleine
herkauwers, varken, hond, kat, pelsdieren, konijn en vogels.
De ziekten cn syndromen betreffen door vimssen, bacteriën,
gisten, schimmels en parasieten veroorzaakte aandoeningen,
vergiftigingen, deficiëntie-ziekten, stofwisselingsziekten,
genetisch en immunologisch bepaalde aandoeningen cn ove-
rige aandoeningen zonder bekende etiologie. Per ziekte of
syndroom wordt waar mogelijk een korte samenvatting ge-
geven van de oorzaak, pathogenese, klinische anamnese,
macro- en microscopische veranderingen, differentiaal diag-
nose en aanvullend laboratoriumonderzoek. Tevens wordt
verwezen naar relevante literatuur. Bovendien worden voor
het varken, hond en kat bij z.g. \'Leitsymptomen\' passende
differentiaal diagnostische overzichten gegeven, terwijl bij
pelsdieren een aparte passage wordt gewijd aan reproduktie
stoomissen. In het laatste hoofdstuk wordt de methode van
postmortale diagnostiek aan de orde gesteld. Het boek wordt
tenslotte afgesloten met een lijst van 48 in verband met de
speciële pathologie belangrijkste overige leer- en handboe-
ken.

Het handboek \'Schulz\' kan beschouwd worden als ecn waar-
dige opvolger van het handboek \'Nieberle/Cohrs\'.
Het boek is geschikt als naslagwerk voor studenten, hoewel
het voor hen vanwege de Duitse taal minder toegankelijk zal
zijn. Voorts behoort het een plaats te krijgen op de boeken-
plank van elk (veterinair) pathologi.sch laboratorium.

J.M.V.M. Mouwen

-ocr page 246-

li Ulli ï ä n

M.W. Vroom\'\'

PROSPECTIEF ONDERZOEK VAN EEN
COMMERCIEEL HYPOALLERGEEN DIEET BIJ ACHTTIEN
HONDEN MET EEN VOEDSELALLERGIE

Tijdschr Diergeneeskd 1994: WJ: 61)2-4

klachten waren verdwenen door weer het hypoallergeen
dieet te geven, is een commercieel hypoallergeen dieet
uitgeprobeerd. Zes van de achttien honden ontwikkelden
op dit voedsel huidklachten in de vorm van pruritus,
squamae en erytheem.

INTRODUCTIE

De diagnose voedselallergie is alleen te stellen door middel
van een hypoallergeen dieet (1, 2, 3, 4). Bloedonderzoek
blijkt geen betrouwbare resultaten te geven (2, 4). Tot voor

O

Overige artikelen

SAMENVATTING

Bij achttien honden is de diagnose voedselallergie gesteld
door middel van een hypoallergeen dieet, bestaande uit
lamsvlees en rijst. Na provocatie met het oorspronkelijke
voedsel recidiveerden huidklachten. Nadat deze huid-

Ras

Geslacht m/f

Leeftijd aanvang
(maanden)

Lokalisatie huidproblemen

Reaktie
CDD

Oorzaak

1

Tibetaanse terrier

f

2

lumbosacrale deel rug

commerciële
brok

2

West Highland White terrier

m

12

poten

commerciële
brok

3

West Highland White terrier

m

10

rug, oren

commerciële
brok en kaas

New Foundlander

f

12

oren, carpi, interdigitaal

commerciële
brok

5

Bouvier

m

78

rug, achterpoten, lumbosacraal
deel/rug

commerciële
brok en melk

6

Welsh Springer Spaniel

m

24

interdigitaal, perioculair, rug, buik

dieet-voeder

7

L,abrador Retriever

m

9

rug, buik

commerciële
brok

8

DuiLse Herder

m

60

gegeneraliseerd

commerciële
brok

9

Foxterrier

f

6

lies, rug, oksel, interdigitaal

commerciële
brok

10

Golden Retriever

m

6

recidiverende hot spots
gegeneraliseerd

commerciële
brok

11

Kruising

f

12

buik, mg

commerciële
brok

12

Duitse Herder

m

6

gegeneraliseerd

commerciële
brok, brood

13

Middenslag Keeshond

m

72

gegeneraliseerd

commerciële
brok

14

Chow Chow

m

60

kruis, flanken

commerciële
brok

15

Golden Retriever

f

12

rug

blikvlees

16

Friese Slaby

f

2

oren, perioculair, staart

commerciële
brok

17

Duitse Herder

f

24

gegeneraliseerd

commerciële
brok, dinner

18

Jack Russell terrier

f

36

carpi, tarsi

-

commerciële
brok, kluifjes

Bo.xlelsehaan 6. 5061 KD Oislem ijk

-ocr page 247-

1 JUf"

enkele jaren bestond een hypoallergeen dieet uit kip en rijst.
Wanneer dit dieet gedurende drie weken geen vermindering
van de huidklachten gaf, werd de diagnose voedselallergie
als niet waarschijnlijk beschouwd (1,4).

Op dit moment is de kip vervangen door lamsvlees en de
duur van het dieet uitgebreid tot minimaal 6 weken (2, 4).
Om meerdere redenen is het zelf samenstellen van een hypo-
allergeen dieet niet altijd praktisch: het dieet kan diarree in-
duceren, het kan het ontstaan van tandplaque bevorderen, het
dieet is een niet volledige voeding en het samenstellen van
het dieet is arbeidsintensief (3).

Het doel van dit onderzoek is om te bezien in hoeverre het
hypoallergene dieet van Leo (code: CDD) voldoet als een
hypoallergeen dieet. Dit dieet is een complete voeding.

MATERIAAL EN METHODE

Patiënten werden verdacht van een voedselallergie wanneer er
sprake was van een niet-seizoensgebonden huidprobleem met
pmritus. Eventuele parasitaire infecties waren door middel
van huidafkrabsels of een stofmonster uitgesloten. De patiën-
ten reageerden niet of tijdelijk op een antibioticumkuur van 21
dagen. Erytheem, seborroe en otitis extema en een recidive-
rende bacteriële infectie behoorden tot de symptomen (5).

Het aantal honden bij de aanvang van de proef was 20. Twee
honden zijn uit het onderzoek gelaten. De eerste hond van-
wege medicamententoediening van de verwijzende dieren-
arts. De eigenaar van de tweede hond was niet meer te berei-
ken.

Acht teven, waarvan 4 geovariohysterectomeerd, en 10
reuen, waarvan 1 gecastreerd, hebben aan het protocol vol-
daan.

De volgende rassen waren vertegenwoordigd: Duitse Herder
(3), Golden Retriever (2), West Highland White Terrier (2),
Tibetaanse Terrier (1), New Foundlander (1), Bouvier (1),
Welsh Springer Spaniel (1), Labrador Retriever (1), Fox
Terrier ruw haar (1), Middenslag Keeshond (1), Chow Chow
(1), Friese Staby (1), Jack Russell Terrier (1) en een kruising
van 10 kg (Tabel 1).

Van voedselallergie verdachte honden kregen gedurende mi-
nimaal 6 weken een hypoallergeen dieet bestaande uit lams-
vlees en rijst eventueel aangevuld met groene groente
(Figuur 3). Fruit was toegestaan gedurende deze 6 weken.
Wanneer de huidklachten waren verdwenen, werden de hon-
den geprovoceerd met het oorspronkelijke voer, een com-
merciële brok, dinner of kluilje. Per week werd een onder-
deel van de oorspronkelijke voeding toegevoegd.
Uiteindelijk werd bij alle honden een oorzaak voor de huid-
klachten gevonden (Tabel 1). Daama werd bij alle honden
opnieuw het hypoallergeen dieet gegeven totdat de huid-
klachten waren verdwenen. Tenslotte werd gedurende een
maand het Leo CDD (Leo Phamiaceutical Products BV,
Weesp) ter beschikking gesteld. Gedurende die maand
mocht de eigenaar naast de Leo CDD onderdelen van het hy-
poallergene dieet voeren.

RESULTATEN

De leeftijd van ontstaan van de klachten varieerde van 2
maanden tot ójaarmet een gemiddelde van 1.8 jaren (Figuur
1). De duur van de klachten varieerde van 2 maanden tot 9 ja-

Leeftijd aanvang Klachten

Ka—Ea-.

3 4 5 6

iMlIiJd klachun (jaran)

Figuur 1. Leeftijd van het ontstaan van de allergische klachten.

ren met een gemiddelde van 2.3 jaren (Figuur 2). De duur
van het eigengemaakte dieet varieerde van 6 weken tot 12
weken alvorens de huidafwijkingen en de pmritus waren
verdwenen (Figuur 3).

Leeftijd aanbieden tweede lijns kliniek

im»

Figuur 2. (3uur van de allergische klachten (jaren).

Duur hypoallergeen dieet als diagnosticum
(weken)

Figuur 3. Duur van het eigengemaakte hypoallergenedieet (weken).

Twaalf van de achttien honden (67%) die Leo CDD kregen,
bleven klachtenvrij en vertoonden geen allergische reacties.
Bij zes honden recidiveerden de huidklachten binnen 7 da-
gen. Deze klachten verdwenen nadat het eigengemaakte hy-
poallergene dieet werd gevoerd.

DISCUSSIE

Recidivering van de klachten trad in alle zes gevallen binnen
7 dagen op. De resultaten wijzen er op dat een maand provo-
catie met Leo CDD voldoende is geweest.

Mogelijke oorzaken voor recidivering kunnen de eicompo-
nenten zijn of andere voederbestanddelen die het CDD dieet

-ocr page 248-

tot een volledige voeding maken. Ook waren de patiënten
niet opgenomen, maar verbleven thuis; een dieet valt dan
nooit voor 100% te controleren. Het dieet kan voor sommige
eigenaren erg moeilijk zijn om strikt uit te voeren. Het is in
dat geval echter ook te verwachten dat dezelfde eigenaren
het eigengemaakte dieet ook niet goed uitvoerden. Een deel
van de 34% recidieven op het CDD dieet is dan niet te ver-
klaren door onjuiste uitvoering door de eigenaar. Het speci-
aal eigengemaakte hypoallergene dieet is beter geschikt als
testdieet dan het CDD dieet. Soms blijkt het CDD dieet als
testdieet een altematief te zijn voor een eigengemaakt dieet.
Bij 67% van de honden in deze studie bleek dat er een goede
reactie was op het CDD dieet. Er dient een afweging ge-
maakt te worden tussen praktische overwegingen en de ge-
wenste kans op succes. Het CDD dieet kan een uitkomst zijn
als onderhoudsvoeding wanneer de diagnose voedselallergie
is gesteld. Het CDD dieet is een volledig voeding. Een eigen-
gemaakt hypoallergeen dieet mist deze kwaliteit.

Een uitgebreide mondelinge uitleg ondersteund met schrifte-
lijke informatie en regelmatig telefonisch overleg, blijken
onontbeerlijk voor het uitvoeren van een hypoallergeen
dieet. In bovenstaande studie mochten de dieren wel fruit
eten. Het is beter fruit als tussendoortje te voeren dan bij-
voorbeeld een hondekoekje of kaas. Op deze manier werd
het dieet betrouwbaar uitgevoerd. Beter is om geen enkel
tussendoortje te geven, maar dat is voor een hondebezitter
bijzonder moeilijk, zeker wanneer het testen met de voeding
meerdere maanden in beslag neemt, zoals in deze studie.

De toevoeging van andijvie of sperziebonen (vezelrijke
groene groente) kan noodzakelijk zijn om een dikke darm
diarree te voorkomen. Het eigengemaakte hypoallergeen
dieet mist vezel. Het toevoegen van zemelen is niet raad-
zaam i.v.m. mogelijke overgevoeligheidsreacties voor de
gluten (6).

Dieren, die op melk of \'versnaperingen\' tussendoor aller-
gisch zijn, kunnen een \'normale\' voeding krijgen. Een hypo-
allergeen dieet is dan niet noodzakelijk.

De rasverdeling in dit onderzoek vertoont grote overeen-
komst met dat van Harvey (5). Duitse Herders, Golden
Retrievers en West Highland White Terriers behoren zowel
in Engeland als in Nederland tot de voedselallergie ver-
dachte rassen.

De literatuur (I, 2, 4) vermeldt geen leeftijdspredispositie.
Uit de resultaten van Harvey (5) blijkt dat 52% binnen de
leeftijdsgroep van O t/m 1 jaar valt. Uit dit onderzoek blijkt
dat 55% in deze leeftijdsgroep valt (Figuur I). Beide resulta-
ten suggereren dat een voedselallergie meer bij jonge dieren
voorkomt.

Commerciële voeders bleken de meest voorkomende oor-
zaak te zijn voor een voedselallergie (88.8%) (5). Deze voe-
dermiddelen bevatten dermate veel verschillende grondstof-
fen dat het niet duidelijk is waarvoor de hond allergisch is.

CONCLUSIE

Het speciaal eigengemaakte hypoallergene dieet is beter ge-
schikt als testdieet dan het hypoallergene dieet CDD (Leo).
Soms blijkt het CDD dieet een altematief te zijn voor een ei-
gengemaakt dieet. Indien blijkt dat de hond allergisch re-
ageert op versnaperingen zoals bijvoorbeeld hondekluifjes
of kaas, kan worden volstaan met het weglaten van deze ad-
ditieven en is een speciale voeding niet noodzakelijk.

DANKWOORD

De auteur bedankt de firma Leo voor het ter beschikking stellen van de
dieetvoeding.

SUMMARY

Prospective study of a commercial hypoallergic diet
given to eighteen dogs with food allergy

A diagnosis of food allergy was made in eighteen dogs after they were fed
on a hypoallergenic diet of lambs meat and rice. The skin complaints retur-
ned after the dogs were challenged with the original food. A commercial hy-
poallergenic diet was given once the skin complaints had disappeared after
refeeding of the lamb and rice diet. Six of the eighteen dogs developed skin
complaints (pruritis, scaly skin, and erythema) on the commercial diet.

LITERATUUR

1. Muller GH, Kirk RW, and Schott DW. Sm An Dennatol, 4"\' ed Saunders
1989:470-4.

2. Shanley KJ. The seborrheic disease complex. In: The Vet Clinics of
North America, Saunders 1990; Vol. 20: 1565-6.

3. Roudebush P, and Cowell CS. Results of a Hypoallergenic Diet Survey
of veterinarians in North America with a Nutritional Evaluation of
Homemade Diet Prescriptions. Vet Dermatol 1992; Vol 3, No 1: 23-8.

4. Griffin CE, Kwochka KW, and MacDonald JM. Current Vet Dermatol,
Mosby Year Book 1993: 122-32.

5. Harvey RG. Food allergy and dietary intolerance in dogs: A report of 25
cases. J Small An Pract 1993; 34: 173-9.

6. Klooster van\'t. Persoonlijke mededeling 1994.

-ocr page 249-

kl I fl

i i II •

■ff-nif

.............

Boekbesprekingen

KLINIK DER HUNDE-
KRANKHEITEN

U. Freudiger, E.G. Grünbaum en E. Schimke, 2e gewijzigde
druk. Gustav Fischer Verlag Jena - Stuttgart 1993.

Dit meer dan 1000 bladzijden tellende boek is opnieuw uit-
gegeven omdat de le druk niet meer \'up to date\' was en bo-
vendien bijna was uitverkocht. De 2e vernieuwde uitgave
bevat 643 afbeeldingen waarvan 150 in kleur en 104 tabel-
len. Het boek is verdeeld in 20 hoofdstukken. Na elk hoofd-
stuk is er een literatuurverwijzing. In de eerste 10 hoofdstuk-
ken worden algemene zaken behandeld, zoals methoden van
onderzoek, voeding, bloedtransfusie, röntgentechniek en eu-
thanasie. Daama passeren de \'aandoeningen\' de revue. Het
laatste hoofdstuk bevat een uitgebreid geneesmiddelenover-
zicht met vermelding van werkzame stof, handelsnaam, do-
sering en geneesmiddelgroep.

Het boek is bedoeld als studieboek voor studeren en als na-
slagwerk voor de praktiserende dierenarts en bevat vol-
doende informatie om menig verloren uurtje te vullen. Het
geheel is overzichtelijk geschreven, bevat veel mooie kleu-
renfoto\'s en is prettig om in te lezen. De lezer zal tevergeefs
naar bepaalde in Nederland gangbare therapieën en onder-
zoeksmethoden zoeken. Aan echografie is weinig aandacht
besteed. Alleen de echografie van het hart komt voldoende
aan bod. Als naslagwerk aanbevolen voor die groepen waar-
voor het bestemd is.

N.J. G.J. van der Wielen

HANDBOEK VOOR DE
RUNDVEEHOUDERIJ

Informatie en Kenniscentmm Veehouderij, Publikatie nr.
35,6e herziene dmk 1993.

In dit mim 600 pagina\'s tellende boek wordt beknopte infor-
matie omtrent mndvee-, schapen- en paardenhouderij gege-
ven.

Het boek telt een groot aantal hoofdstukken die betrekking
hebben op verschillende aspecten van het houden van deze
dieren. Het is bedoeld als een naslagwerk waarin gegevens
met betrekking tot de wetten, tot het winnen van voer, het
verstrekken van voer en vele andere wetenswaardigheden op
het gebied van veehouderij kunnen worden nageslagen.
In het eerste hoofdstuk behandelt algemene gegevens, die in
ieder algemeen informatief naslagwerk kunnen worden ge-
vonden.

De volgende hoofdstukken hebben betrekking op bodem en
water, bemesting, wet- en regelgeving met betrekking tot mi-
lieu en meststoffen, graslandgebmik en voeding en groei van
melkvee en jongvee. Ook zijn hoofdstukken gewijd aan be-
drijfsgebouwen, aan melkwinning en aspecten met betrek-
king tot de mechanisatie en automatisering van de bedrijfs-
voering.

Een hoofdstuk handelt over gezondheidsvraagstukken. De
gemiddelde dierenarts zal in dit hoofdstuk geen onbekende
infonnatie aantreffen.

Het boek besluit met een drietal hoofdstukken aangaande de
vleeshouderij, de schapenhouderij en de paardenhouderij.
Het is al met al een boek dat nuttige infonnatie geeft voor de
prakticus grote huisdieren. Bezit van dit boek is voor iedere
praktijk aan te bevelen.

G.H. Wentink

EPIDEMIOLOGISCHE ASPECTEN VAN DICTYOCAULOSE:
EEN LITERATUURONDERZOEK.

O

P. Siderius; SR\\308\\94: 28 pp.

Op basis van een literatuurstudie worden factoren bespro-
ken die van belang zijn voor het ontstaan van een klinische
longworminfectie, voor de opbouw van de immuniteit hier-
tegen, voor het overwinteren van de infectieuze larven en
voor het verspreiden van deze larven.

Klinische longworminfecties ontstaan in Nederland vooral
in de nazomer en de herfst wanneer de klimatologische om-
standigheden voor de \'rijping\' van de L3larven (de infecti-
euze stadia) en de verspreiding van deze larven onder meer
via de sporangia van de schimmel Pilobolus het meest gun-
stig zijn. Pilobolus species zijn zeer nauw verbonden met de
faeces van herbivoren en komen wijd verbreid voor.
Bij een emstige besmetting van de kalveren en eventueel van
de oudere dieren ontstaan ziekteverschijnselen; bij een ma-
tige infectie zijn er nauwelijks problemen en ontwikkelt er
zich een goede immuniteit; bij een geringe besmetting is er
noch ziekte, noch immuniteit en ontstaan er dragers.

Studentenreferaten

De besmeting op een bedrijf wordt onderhouden door deze
dragers. Ook kunnen de L3larven overwinteren in het wei-
land vooral in strenge winters in de bevroren mestkoeken.
Ook op stal zijn infecties mogelijk via besmet voer of besmet
drinkwater. Andere hoefdieren zoals herten en reeën zijn
volgens Nederlandse onderzoekers van geen betekenis voor
het onderhouden van de infectie.

Tenslotte wordt ingegaan op het ontstaan van Dictyocaulose
tijdens het weideseizoen (primaire infectie, verloop infec-
tie).

-ocr page 250-

VETERINAIRE SPELREGELS VOOR EN NA 1 JANUARI 1993

GRENZEN-LOOS

Professor Jan Janssen hield zijn oratie op 10 juni 1994 in het Aeademiege-
houw van de Universiteit Utrecht. Hij is hoogleraar Veterinaire Wetskennis
aan de Faculteit Diergeneeskunde en lid van het Permanent Comité te
Brussel. Zijn oratie gaat in op de effecten van het wegvallen van de Europese
hinnengrenzen op de organisatie van de dierziektenbestrijding in Europa en
In Nederland in het bij/onder.

Janssen gaf een historisch overzicht, schetste de gang van zaken op dit mo-
ment en haalde tot slot flink uit naar de Nederlandse overheid, die \'de inge-
wikkelde structuur van de diergezondheidszorg in Nederland nog gecompli-
ceerder weet te maken\'.

Berichten en verslagen

Ladies and Gentlemen.

First of all / would like to apologise to
all those friends from abroad,
Germany. Spain, United Kingdom,
Brussels, for my adressing the au-
dience in a few moments from now. in
the Dutch language.
My \'inaugural lecture \' as you know is
a public course and for that reason,
although I know perfectly well that you
all present here today do understand
the English language, I felt that spe-
aking \'Nederlands \' was the right thing
to do in my own country and where I
can only present this lecture once.
Before / address you. ladies and gent-
lemen. in Dutch. ! hope that the re.sume

in English will allow you to follow my
speech.

Mijnheer de Rector Magnifwus.
Dames en Heren.

Het is moeilijk het begin van het vete-
rinaire beroep in Europa te dateren.
Meer is bekend uit Mesopotamië en
Egypte, waar bijvoorbeeld 1700 jaar
vóór Christus Hammourabi, koning
van Babyion \'een Code Civil\' publi-
ceert, waarin naast de burgerlijke rech-
ten en plichten en de rechtspleging,
ook de rechten en plichten van diege-
nen aan wie de zorg voor dieren is toe-
vertrouwd, worden vermeld.
In zijn boek \'Historia Animalum\'
spreekt Aristoteles over rabies bij hon-
den en Hippocrates vereeuwigd de ge-
neeskunde van mens en dier met waar-
nemingen over ziekten en aandoe-
ningen, tnaar men moet tot de vierde
eeuw wachten voordat men kan spre-
ken over de eerste dierenartsen, uiter-
aard gaat het hier om Grieken en
Romeinen. De veterinaire wetenschap
vordert slechts zeer langzaam, weten-
schappelijke bijdragen zijn meestal te
danken aan artsen.

%

Over de veeartsenijkunde in Neder-
land in de Middeleeuwen is ons niets
bekend. Vermoedelijk waren het zo-
wel in Nederland als elders in Europa
de \'mariscalci\' die voor de paarden
van de edellieden zorgden, alswel her-
ders en vilders voor het overige vee.
Het is pas aan het einde van de 16e
eeuw, maar vooral in de 17e en 18e
eeuw dat Directeuren van rijscholen de
vorming beginnen van stalmeisters,
ecuyers (Solleysel 1664) en farrier.s,
die een belangrijke bijdrage hebben
geleverd aan de ontwikkeling van de
veeartsenijkunde.

RUNDERPEST

De runderpe.st, voor het eerst in Europa
waargenomen in 1709 heeft met haar
geweldige verliezen voor de veehou-
ders geleid tot een verdere ontwikke-
ling van de veterinaire wetenschap,
voomamelijk en alweer op basis van
studies verricht door medici.
In 1744 vroegen bijvoorbeeld de
Staten van Holland, de Universiteit
van Leyden om advies. De volgende
duidelijke aanwijzingen ter controle
van runderpest werden opgesteld:

- Op n iet-besmette plaatsen mogen
geen personen komen of dieren en
dierlijke produkten worden ge-
bracht, die in contact zijn geweest
met besmette dieren.

- Het transport van runderen en het
contact met personen uit besmette
gebieden moet worden vermeden.

- Kadavers van zieke dieren moeten
worden verbrand en begraven.

Zoals u ziet is 250 jaar geleden de basis
gelegd voor onze huidige bestrijdings-
maatregelen van emstige dierziekten;
in 1754 en volgende jaren aangevuld
met pogingen tot vaccinatie en syste-
matische slachting.

De runderpest bleef in de 18e en 19e
eeuw de aandacht opeisen, waardoor
er een continue uitdaging voor de we-
tenschap en de wetgevers bleef be-
staan. Talrijke stemmen gingen toen
ook op om tot een dierenartsopleiding
te komen. De eerste Veeartsenijschool
werd in 1762 in Lyon gesticht door de

-ocr page 251-

heer Bourgelat, ecuyer van de koning
van Frankrijk, spoedig gevolgd door
Maison-Alfort (1765) en Kopenhagen
(1773). Maar ook beseft de publieke
macht dat nationale wetgeving ter be-
strijding van runderziekten noodzake-
lijk is met als resultaat dat veterinaire
diensten worden opgericht.

INTERNATIONALE ORGANISATIE
VAN DIERZIEKTEN
Bij Wet van 20 juli 1870 gepubliceerd
in Staatscourant 131 komt het tot de re-
geling van het veeartsenijkundig
staatstoezicht en de veeartsenijkun-
dige politie in Nederland. Eind 1870
worden vijf districtsinspecteurs be-
noemd, even later gevolgd door zes
plaatsvervangers en een jaar later is het
totaal reeds 44. De veeartsenijkundige
dienst is een feit op 1 januari 1871.
In deze jaren van beginnend weten-
schappelijk onderwijs, krijgt ook de
wetgeving langzaam aan gestalte door
de aangifteplicht en de bestrijding van
dierziekten (eind 1870), de vleeskeu-
ring (1 907), invoerbeperkingen of ver-
boden en de grenscontroles. Zo is het
dus gekomen. De drie belangrijke pij-
lers waarop de activiteiten van veteri-
naire diensten stoelden zijn:

- de bestrijding van dierziekten;

- de vleeskeuring en

- de grenscontroles.

Elk land, ook de landen in Europa,
vormde zich eigen diensten en eigen
maatregelen, totdat enkele directeuren
van de toenmalige veterinaire diensten
in de beginjaren van de 20®\'^ eeuw een
opmerkelijk initiatief namen. Achten-
twintig landen kwamen overeen een
Internationale Organisatie van Dier-
ziekten (OlE) op te richten met zetel in
Parijs. De doelstellingen waren en
zijn:

- het bevorderen en coördineren van
onderzoek op het gebied van de pa-
thologie en het voorkomen van be-
smettelijke dierziekten die van be-
lang zijn voor de internationale
handel en

- het verzamelen van alle informatie
over dierziekten en bestrijdings-
maatregelen.

Hiertoe gingen de leden-staten de ver-
plichting aan dierziekten, zoals run-
derpest, mond- en klauwzeer te mel-
den, waama het OlE via bulletins alle
andere leden zou informeren.
Dit initiatief was puur veterinair en
heeft heden ten dage zijn grote waarde
reeds bewezen: het OIE is een wereld-
fomm voor de veterinaire wereld ge-
worden, bovendien zijn en worden
nieuwe paden ontgonnen in het kader
van de GATT.

COMMUNAUTAIRE INTEGRATIE
Een andere grote historische fase vindt
zijn oorsprong in een humanistisch en
pacifistisch ideaal, in de bewoordin-
gen van Victor Hugo: \'het voomitzicht
van de Verenigde Staten van Europa\'.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ont-
wikkelden zich de twee voomaamste
gedachtenstromingen die vorm gaven
aan het model van de communautaire
integratie: het federalistische model,
gebaseerd op de dialoog, waarbij de lo-
kale, regionale, nationale en Europese
bevoegdheden elkaar aanvullen en het
functionalistische model, waarbij het
zwaartepunt ligt op de geleidelijke
overdracht van delen soevereiniteit
van het nationale naar het communau-
taire niveau.

Deze beide opvattingen zijn heden ten
dage samengesmolten tot de overtui-
ging dat er, naast nationale en regio-
nale bevoegdheden, een Europese be-
voegdheid moet bestaan, gestoeld op
democratische en onafhankelijke in-
stellingen, die in staat is die terreinen
te beheren, waarop het gemeenschap-
pelijke optreden doeltreffender blijkt
te zijn dan het optreden van elk van de
staten afzonderlijk.

Om te beginnen was de Europese
Gemeenschap een vredesinitiatief Zij
slaagde er immers in de overwinnaars
en overwonnenen van de jongste we-
reldoorlog in een institioneel verband,
waarin het gelijkheidsbeginsel voorop
stond, bij elkaar te brengen. Het
Verdrag van Parijs, waarbij in 1951 de
EGKS werd opgericht, en vervolgens
in 1957 dat van Rome tot oprichting
van de Europese Economische
Gemeenschap en van de Europese
Gemeenschap voor Atoomenergie, in
1986 gewijzigd door de Europese Akte
en, in 1992, door het in Maastricht
goedgekeurde Verdrag betreffende de
Europese Unie, vormden de constitio-
nele grondslagen van dit geheel.
Tussen de lidstaten werden juridische
banden gecreëerd die veel verder reik-
ten dan de contractuele betrekkingen
tussen soevereine staten. De Europese
Gemeenschap heeft haar eigen wetge-
ving, die rechtstreeks van toepassing is
op de Europese burgers en die hen spe-
cifieke rechten verleent.

VRIJ VERKEER

In 1957 werd zoals gezegd besloten de
Economische Gemeenschap op te bou-
wen met als grondslag het vrije ver-
keer van goederen, diensten en wer-
kenden. De douanerechten op indus-
trieprodukten zijn volledig afgeschaft
op 1 juli 1968 en de gemeenschappe-
lijke beleidsterreinen, hoofdzakelijk
het landbouwbeleid en het handelsbe-
leid, krijgen in de loop van dat decen-
nium vaste vorm. Eind \'70 begin \'80
komt de klad in dit proces.
Een \'europessimisme\' dat wordt ge-
voed, zowel door de gevolgen van de
economische wereldcrisis, als door
een moeizame inteme discussie over
de verdeling van de financiële lasten
en de Britse bijdrage aan de gemeen-
schapsbegroting, maakt echter vanaf
1984 plaats voor een nieuwe verwach-
ting dat Europa weer verder zijn vleu-
gels zal uitslaan.

Op basis van een Witboek, in 1985
voorgesteld door de Commissie, be-
sluit de Gemeenschap de opbouw van
de grote Inteme Markt uiterlijk op 1 ja-
nuari 1993 af te ronden. Dit tijdstip,
dat een stimulerende aantrekkings-
kracht uitoefende, en de wettelijke be-
palingen die de concrete invulling van
een zo verreikende doelstelling moge-
lijk maakten, werden bekrachtigd in de
Europese Akte, die op 18 febmari

1986 werd ondertekend en op 1 juli

1987 in werking trad. Het witboek
spreekt over het wegnemen van \'mate-
riële barrières\', \'technische handelsbe-
lemmeringen\' en \'fiscale belemmerin-
gen\'. Met de wetsvoorstellen in dit
Witboek voor ogen, werd een veteri-
naire strategie ontwikkeld, gebaseerd
op de volgende principes:

- dieren en dierlijke produkten kun-
nen vrij bewegen binnen de
Gemeenschap tenzij zij onderwor-
pen zijn aan communautaire beper-
kingen;

- gezondheidscontroles op gezond-
heidsvoorwaarden moeten betrek-
king hebben op en worden verricht
op de plaats van oorsprong (het be-
staande uitgangspunt);

- het gevaar verbonden aan het vrije
handelsverkeer moet worden be-
perkt door te streven naar een hoge
standaard op het gebied van gezond-
heid en hygiëne en

- invoer van dieren en dierlijke pro-
dukten is alleen nog mogelijk uit
derde landen met een gelijkwaardige
gezondheidsstatus en onderworpen

-ocr page 252-

aan dezelfde controlemaatregelen
aan de Gemeenschapsbuitengrens.

Deze principes, vastgelegd in een
\'strategiedocument\' tezamen met de
wetsvoorstellen genoemd in het
Witboek, gaven de koers aan.

HARMONISATIE

Er werd duidelijk gekozen voor de har-
monisatie en niet voor wederzijdse er-
kenning, alhoewel het Hof van Justitie
in 1979 reeds besliste dat in principe
elk rechtmatig in een EG-lidstaat ver-
vaardigd en verkocht produkt tevens in
een andere lidstaat mag worden ver-
kocht. Hieruit vloeide het beginsel van
wederzijdse erkenning voort, onge-
twijfeld de snelste manier om het vrije
verkeer te verwezenlijken.
Waarom dan toch harmonisatie, de
lange weg vol met compromissen, ter-
wijl zelfs het Witboek trachtte een
nieuwe benadering van de harmonisa-
tie in te voeren op grond waarvan de
communautaire wetgeving zich alleen
zou bezighouden met het vaststellen
van de hoofddoelstellingen en vereis-
ten, en- het vaststellen van technische
normen aan normalisatie-instituten
zou overlaten?

Aangezien technische harmonisatie
van rechtstreeks belang is voor het be-
drijfsleven en aangezien de mensen uit
het bedrijfsleven meer kennis hebben
van de details, is het alleen maar rede-
lijk dat zij het zijn, en niet de ambtena-
ren of ministers, die het karwei klaren.
Standaardisatie is meer flexibel dan
wetgeving en de besluitvorming die
ermee gepaard gaat, is voor het be-
drijfsleven dat erbij betrokken is, meer
doorzichtig.

Technische normen zijn echter vor-
men waarin het \'baas-in-eigen-huis\'
gestalte krijgt en dus moeiteloos voor
de bescherming van de eigen markt
kan worden gebruikt. Standaardisatie
door het bedrijfsleven werkt dus niet.
Een eenvoudige opsomming van
slechts enkele veterinaire problemen
op het gebied van gezondheid en con-
sumentenbescherming, waarover de
emoties hoog kunnen oplaaien, spreekt
voor zichzelf: trichineonderzoek, hor-
moongebruik, natuurlijke hormonen,
vlees van mannelijke varkens, bestra-
ling van voedingsmiddelen, transport-
temperatuur van vlees, bewaartempe-
ratuur van consumptie-eieren, vries-
punt van melk, enten of niet enten, ge-
bmik levende vaccins, identificatie
van dieren, quarantaine, hondsdolheid,
bestrijding van dierziekten, prioritei-
ten, diagnose methodieken, welzijn,
huisvesting, transport, diergeneeskun-
dige opleiding, structuren en bevoegd-
heden van veterinaire diensten. Deze
lijst kan eindeloos worden uitgebreid.

«Ii

GRENSCONTROLES
Einde 1990 waren 77 wetsvoorstellen
aan de Raad voorgelegd: mond- en
klauwzeer, stopzetten van de vaccin-
banken, via alle andere ziekten inclu-
sief zoönosen, via vers vlees, aanvaar-
ding van één hygiëne standaard,
residuen, BSE melk- en melkproduk-
ten, vis- en visprodukten, aquacultuur,
sperma, embryo\'s, exotische vogels,
welzijn - transport en huisvesting tot
kikkerbillen en slakken.
Alle voorstellen hadden het doel het
niveau van de dierziektensituatie en de
volksgezondheid te verhogen, met
name door het technisch en financieel
ondersteunen van dierziektenbestrij-
dingsprogramma\'s en het harmonise-
ren van handelseisen op een zo hoog
mogelijk niveau.

Onder die 77 wetsvoorstellen waren er
twee, die van bijzonder belang waren
voor het wegvallen van de binnen-
grenscontrole. De aanvaarding ervan
door de Raad betekende dat de lidsta-
ten zich verbonden tot het opheffen
van de grenscontroles, waarmee één
van de pijlers van de veterinaire dien-
sten verdween. Dit fenomeen van de
verliezen van één van de wezenlijke
redenen van bestaan veroorzaakte on-
rust - en of dat werkelijk nodig is kunt
u aan de hand van een anekdote over
de grenscontrole zelf bepalen.

Voor het Benelux-akkoord van kracht
werd, vond grenscontrole plaats tussen
Nederland en België. Wekelijks wer-
den door een Nederlandse firma ge-
slachte lammeren naar België uitge-
voerd, plaats van handeling Wuust-
wezel. De grensdierenarts wachtte, te-
zamen met douane en grensexpediteur
in het grenscafé op het aangemelde
transport.

De wagen moest zodanig zijn geladen
dat inspectie mogelijk was, dus een
gangpad tussen de lammerkarkassen
en wel één, afhankelijk van het postuur
van de keurende dierenarts. Een brede
gang betekende echter minder vracht!
De wachttijd in de staminéke was al-
tijd lang, omdat de wagen expres later
kwam. Die wachttijd werd zo nuttig
besteed dat de dierenarts bijna altijd
zijn stempel aan de grensexpediteur
overhandigde, die geen gangpad nodig
had om de invoercontrole uit te oefe-
nen en de karkassen van het invoer-
stempel te voorzien.

DRIELEDIG SYSTEEM
Nu, jaren later is deze manier van con-
troleren verdwenen.
Geen grenscontroles meer, oponthou-
den bestaan niet meer, een grote ver-
eenvoudiging van het handelsverkeer
in vee en vlees is gerealiseerd en ver-
vangen door het volgende drieledige
systeem:

1. De Lidstaten van verzending mogen
alleen dieren en produkten naar andere
lidstaten zenden als deze voldoen aan
de Gemeenschapswetgeving; als be-
wijs moeten vereiste documenten
meereizen tot de eindbestemming.

Bovenstaande heeft de vorm aangeno-
men van een stringente controle van
producent en handelaar bij de oor-
sprong. De verplichting om controles
uit te voeren veronderstelt eveneens
het kunnen toepassen van sancties;
voorzien werden intrekking van erken-
ningen van onder meer bedrijven, cen-
tra en organisaties. De verplichtingen
voor de lidstaten worden afgerond
door vast te stellen dat dieren en pro-
dukten, die niet op de nationale markt
mogen worden afgezet ook niet in het
intracommunautair handelsverkeer
kunnen worden gebracht. De traditio-
nele bescherming van invoercontroles
aan de grenzen is vervangen door een
systeem van interne veterinaire con-
troles, uit te voeren door de autoritei-
ten in de lidstaten. Consequentie daar-
van is een nauwere samenwerking met
veterinaire diensten van andere lidsta-
ten en de Commissie. De vastgestelde
regels voor de handel in levende dieren
omvatten tevens een identificatiesys-
teem en een gecomputeriseerd sys-
teem dat veterinaire regio\'s de moge-
lijkheid biedt gegevens over
dierbewegingen te melden.

2. Ofschoon het systeem afhangt van
controle op de plaats van herkomst zijn
niet discriminerende controles op de
plaats van bestemming mogelijk.

Binnen het kader van de jurisprudentie
van het Hof mag een controle op de
controle plaatsvinden. Dit geldt in het
kader van de opsporing van fraude
eveneens tijdens het transport. Indien
bestemmingscontroles tekortkomin-
gen aan het licht doen komen, bestaan
verschillende mogelijkheden:
- vernietiging van de zending in geval

-ocr page 253-

van emstige problemen;

- temgzenden of een andere gebmiks-
bestemming (varkensblaasjesziekte
in Italië, bijvoorbeeld afkomstig uit
Nederland).

In deze gevallen moeten de andere
Lidstaten en de Commissie op de
hoogte worden gebracht. Het heeft al-
tijd in de bedoeling gelegen dat betrok-
ken lidstaten gezamenlijk een oplos-
sing trachten te vinden. Alleen in een
later stadium zou de Commissie tus-
senbeide kunnen komen met een on-
derzoek ter plaatse en eventuele voor-
stellen tot intensivering van de
controles. Het is nog te vroeg om con-
clusies te trekken rondom de tot nu toe
gerezen problemen, die in emst flink
variëren, maar tot nu toe bestaat de
tendens de Commissie direct een rol
toe te kennen, hetgeen haar positie ver-
sterkt.

3.Met het wegvallen van de binnen-
grenscontrole is het praktisch onmoge-
lijk geworden voor lidstaten grenzen te
sluiten. Het was daardoor al te meer
noodzakelijk om het systeem van de
vrijwaringsmaatregelen te vervolma-
ken. De Raad heeft in deze richting een
belangrijke stap gezet in de door de
Commissie gewenste richting met de
aanvaarding van een nieuwe proce-
dure voor de inteme markt.

Deze procedure kan in werking wor-
den gesteld door allerlei factoren, na-
melijk door:

1.\'Alles, wat een ernstige bedreiging
voor de gezondheid van mens en dier
kan betekenen.\'

Het doel is om de Commissie in staat te
stellen snel en efficiënt adequate maat-
regelen te treffen ter bestrijding van
dierziekten, zoönoses of andere aan-
doeningen, die een ernstig gevaar vor-
men voor mens of dier. Dit betekent
een garantie voor de toekomst: acties
door lidstaten ondemomen zijn altijd
onderworpen aan Gemeenschapscon-
trole.

2. De Commissie is in staat gesteld ei-
genhandig, weliswaar in samenwer-
king met de betrokken autoriteiten,
maatregelen te treffen, dit

- na onderzoek ter plaatse en als de ge-
troffen maatregelen onvoldoende
blijken te zijn;

- als de Commissie niet is geïnfor-
meerd over de genomen maatrege-
len.

M

■I ift

609

In elk geval moeten de door de
Commissie eigenhandig genomen
maatregelen zo spoedig mogelijk aan
het Permanent Veterinair Comité wor-
den voorgelegd.

3.Eerste verantwoordelijkheid voor
bestrijding en voorkomen van ziekten
blijft bij de getroffen lidstaat, dit is vi-
taal in het geheel van de Inteme Markt
en onderstreept het vertrouwen in de
lidstaat van herkomst, wiens acties ge-
leid moeten worden door Gemeen-
schapsregels.

De lidstaten van bestemming blijven
echter het recht behouden om tussen-
tijdse beschermende maatregelen te
nemen als emstige volksgezondheid-
of dierziekten redenen daartoe nopen.
Interessant detail het vermelden
waard, is het feit, dat vrijwaringsmaat-
regelen ten opzichte van derde landen
allereerst door de Commissie zelf
moeten worden getroffen op eigen ini-
tiatief of op verzoek van een lidstaat,
waama zo spoedig mogelijk discussie
en aanvaarding, eventueel in gewij-
zigde vorm, in het Permanent Veteri-
nair Comité moet plaatsvinden. Hier is
dus de Unie van mening dat allereerst
actief optreden van de Commissie
noodzakelijk is, waama afstemming
met alle lidstaten plaatsvindt.

De binnengrenscontrole is aldus ver-
vangen door een systeem:

- van controle op de plaats van her-
komst;

- van bepaalde mogelijkheden tot
controles op de plaats van bestem-
ming en

- van het gebruik van de vrijwarings-
maatregelen.

Dit geheel van mogelijkheden wordt in
de allereerste plaats beheerd door de
lidstaten in het kader van de subsidiari-
teit. Maar een zeer belangrijke rol is
uiteindelijk voorbehouden aan de
Commissie, die in het bijzonder een
grote rol speelt bij het beheren van de
vrijwaringsmaatregelen.
Deze afgeleide bestuurstaak van de
Commissie, haar toegekend door de
Raad, is gebonden aan de inspraak van
andere instanties, in samenwerking
met de lidstaten of na inwinning van
het advies van een Permanent Comité.
In het geval van de veterinaire wetge-
ving gaat het om het zogenaamde
Permanent Veterinair Comité (PVC).
In dit PVC wordt de Commissie bijge-
staan door vertegenwoordigers van de
lidstaten. De Commissie zit vóór maar
heeft geen stemrecht.
Voorstellen van de Commissie zijn
aanvaard als er een gekwalificeerde
meerderheid van 54 op 76 stemmen
bestaat.

T I J DSC fl R I I T VOOR D I K R Ci E N K H S K U N D t , D E H l. 119, A E L E V i: R I N (1 2 0, 1994

De stemverhouding is bij Verdrag
vastgesteld op basis van inwonertallen
van de lidstaten. Er zijn stromingen die
vinden dat het Veterinaire Comité het
stemrecht zou moeten baseren op aan-
tallen dieren en/of uitvoerbelangen.
Voor dit laatste is misschien wel wat te
zeggen, maar is politiek volstrekt on-
haalbaar.

De inbreng van een lidstaat, en dit is
een algemeen verbreid misverstand,
hangt in het Comité niet alleen af van
het stemmental maar ook van:

- de technische inbreng;

- de wijze van presentatie;

- het op de hoogte zijn van de situatie
in eigen land;

- de mate waarin de lidstaat-vertegen-
woordiger het vertrouwen van de an-
dere collega\'s bezit. Is hij of zij op
de hoogte van wat er in eigen land
gebeurt (federale staten zijn hier in
het nadeel)? Worden gewekte ver-
wachtingen waargemaakt? Is de ve-
terinaire infrastmctuur opgewassen
tegen z\'n taak?

KINDERZIEKTEN

Het is juist, dat het laatste jaar vele ma-
len een beroep is gedaan op bet
Comité. De omstandigheden, zoals
varkensblaasjesziekte, klassieke var-
kenspest, mond- en klauwzeer, pseu-
dovogelpest, BSE, cholera en salmo-
nella maakten dit noodzakelijk.
Ongetwijfeld zijn lidstaten ongerust
over het wegvallen van de binnen-
grenscontroles, al dan niet terecht. Het
is een gegeven dat importerende lid-
staten meer dan voorheen een beroep
doen op het Comité om problemen ge-
rezen bij de invoercontroles op te los-
sen.

Eén en ander is te verklaren uit het
wantrouwen ten opzichte van dejuiste
uitvoering van de controles op de
plaats van verzending en het gemis van
de binnengrenscontroles.
Er kan niet worden ontkend dat enkele
problemen aan het licht zijn gekomen
ten aanzien van de verzending, door de
controles op de plaats van bestem-
ming. In sommige gevallen zoals de
varkensblaasjesziekte en mond- en
klauwzeer kunnen wij ons gelukkig
prijzen dat dit is gebeurd.
De reacties op deze incidenten hebben
geleid tot maatregelen die veterinair

-ocr page 254-

technisch gezond genoemd kunnen
worden. Het is mijn overtuiging dat
deze kinderziekten tot het verleden
zullen gaan behoren. De probleemaan-
pak van het laatste jaar heeft duidelijk
gemaakt dat het systeem werkt. Een
belangrijk aspect van het functioneren
van het Comité is de snelheid waarmee
informatie loskomt. Openheid over de
genomen besluiten is zeker voor ver-
betering vatbaar. Het is van groot be-
lang dat daarbij iedereen het hoe en
waarom kent.

Uiteraard is dit eveneens een taak voor
de veterinaire diensten van de lidstaten
en niet slechts van de Commissie. Het
verschaffen van informatie over te ne-
men maatregelen door de Commissie
ligt wat moeilijker. Vele voorstellen,
met name voor wat betreft de regiona-
lisatie, dat wil zeggen het insluiten van
regio\'s, worden kort voor de vergade-
ring van het Comité binnen de
Commissie overeengekomen. Over
deze besluiten kan niet met betrokke-
nen worden overlegd. Het komt maar
al te vaak voor dat dan \'ontsnappin-
gen\' worden georganiseerd, die het te-
gendeel van het vrijwaringsprincipe
bewerkstelligen.

Het Comité is voor de lidstaten en de
Commissie een belangrijk instituut ge-
worden, en zoals gezegd, veel hangt af
van de wijze waarop de deskundigen
de toebedeelde taken behartigen, de
mate waarin hun optreden vertrouwen
schept en het apparaat in de vorm van
veterinaire diensten dat ter beschik-
king staat om genomen maatregelen
doeltreffend uit te voeren.
Juist nu veterinairen in de Europese
Unie hebben bewezen uitdagingen zo-
als de Interne Markt te kunnen aan-
gaan en met de noodzakelijke wetge-
ving hebben ingevuld vóór 1 januari
1993, is het van belang op de ingesla-
gen weg voort te gaan.
Hetgeen moet worden bereikt is een
inzet van alle betrokkenen (veehou-
ders, handelaars, practici, gezond-
heidsdiensten, georganiseerd bedrijfs-
leven en de autoriteiten), een veel
grotere zelfdiscipline en een nauwe sa-
menwerking.

De dierenarts speelt in dit verband de
belangrijkste rol. Alleen door onder-
wijs en training zal hij zijn veranderde
rol in de Interne Markt adequaat kun-
nen vervullen.

VETERINAIRE DIENST
Nieuwe ideeën in dit verband zijn de
erkenningen van veehouderijen en van
dierenartsen. Voorzichtigheid is hier

geboden omdat mijns inziens de ge-
hele keten inclusief handelaren en ver-
voerders aan dergelijke regels moeten
voldoen. Deze regels zullen eveneens
aan een officiële controle moeten wor-
den onderworpen. Niet voor niets
sprak men reeds in 1870 over de vee-
artsenijkundige politie en nu over \'po-
lice sanitaire\'. Strenge controles zijn
nodig om ongelukken te voorkomen
en indien ze toch gebeuren snel te cor-
rigeren. Corrigeert men niet zelf, dan
zullen anderen dat wel doen, inclusief
de Commissie die een collectieve ver-
antwoordelijkheid draagt. Als dit laat-
ste gebeurt, dan worden acties ver-
langd, die alleen kunnen worden
uitgevoerd door de officiële autoritei-
ten, in casu een sterke, herkenbare ve-
terinaire dienst, die in staat is adequaat
te reageren en afspraken na te komen,
kortom een dienst waarmee lidstaten
en Commissie zaken kunnen doen.
Vele reorganisaties van veterinaire in-
frastructuren hebben de laatste jaren in
de Europese Unie plaatsgevonden; alle
met bezuiniging tot doel. Maar het re-
sultaat is altijd een beter herkenbare
efficiëntere veterinaire dienst geweest,
beter voorbereid op het wegvallen van
de controles aan de binnengrenzen en
met een dierenarts aan de leiding.

Alleen hier in Nederland doet men
het anders. Hier maakt men dc reeds
onherkenbare structuur nog inge-
wikkelder alsof er geen (handels)be-
langen op het spel staan. Interne
Markt en partners niet bestaan.

Dat is in de eerste plaats onhandig en
gaat in de tweede plaats volledig voor-
bij aan wat nodig is: een slagvaardig
apparaat. Want door de Veterinaire
Dienst in Nederland is de laatste tien
jaar op het gebied van wet- en regelge-
ving een grote inspanning geleverd.
In 1985 kwam de diergeneesmiddelen-
wet gereed, in 1990 de Wet op de
Uitoefening van de Diergeneeskunde
en in 1992 de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren. Deze drie
wetten hebben de wereld van het dier
en van de dierenarts in Nederland in-
grijpend veranderd. Ze vormen dan
ook de belangrijkste nationale rechts-
bronnen voor zowel de veterinaire be-
roepsbeoefenaar als voor de houder
van dieren. Alhoewel bij de systema-
tiek en de structuur van de drie wetten
rekening gehouden is met de dyna-
miek van onder meer de bestrijding
van besmettelijke dierziekten, zal het
toch vooral neerkomen op de mensen
die het beleid maken en uitvoeren om
ervoor zorg te dragen dat die dierziek-
ten ook effectief bestreden worden.
Daarvoor is één Veterinaire Dienst, die
slagvaardig op kan treden, een basis-
voorwaarde en niet een opzettelijke
versplintering over verscheidene orga-
nisaties.

Ik hoop dat het agrarische bedrijfsle-
ven, de maatschappelijke organisaties
en de departementen zich tijdig reali-
seren dat een duidelijk herkenbare
structuur van beleidsmakers tot op de
werkvloer voor een land als Nederland
met zulke enorme agrarische belangen
noodzakelijk is.

Dames en Heren.

Met het voorgaande hoop ik u een idee
gegeven te hebben wat het vak
Veterinaire Wetskennis zoal kan bete-
kenen, hoe op uitdagingen, zoals de
Inteme Markt is, wordt gereageerd en
welke gevolgen het \'partner zijn\' in de
Europese Unie voor de dierenarts
heeft.

Ik prijs mij gelukkig voor enkele jaren
te mogen trachten de studenten een \'tik
van Bmssel te mogen verkopen\'.
Ik ben dan ook het College van Be-
stuur van de Universiteit Utrecht, het
bestuur van de Faculteit Diergenees-
kunde en de benoemingsadviescom-
missie dankbaar voor mijn aanstelling.

I would also like to thank DG VI, the
Directorate General of Agriculture of
the Commission, which made it possi-
ble for me to lecture at this University.

De medewerkers van de Vakgroep
Voedingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong wil ik zeker noemen, omdat
deze de \'vreemde eend in de bijt\' met
zoveel enthousiasme hebben begroet
en opgenomen.

Veel dank ben ik ook verschuldigd aan
mijn ouders, die helaas nooit echt be-
grepen hebben \'waarom die studie
diergeneeskunde?\' en aan echtgenote
en kinderen, die niets hebben nagela-
ten om mij gedurende al die jaren van
mijn werkte houden.

-ocr page 255-

ngezonden brieven

Het rijden in een auto met een grijs
kenteken blijft voor veterinairen
een regelmatig terugkerend item. In
het TvD van 1 december 1993 en dat
van 15 juni 1994 werd hier al aan-
dacht aan besteed, de redactie ont-
ving de volgende bijdrage.

De nieuwe \'grijs\' kenteken regeling

In veel Dierenartsenpraktijken zijn
voertuigen in gebruik die voorzien zijn
van een zogenaamd grijs kenteken. Op
deze bestelauto\'s wordt bij aanschaf
geen belasting voor personenauto\'s en
motorrijwielen (bpm) geheven en is
motorrijtuigen belasting naar het la-
gere vrachtauto tarief verschuldigd.
Ondanks de eisen die vanaf 1988 wor-
den gesteld, zoals blinderen van ramen
etc., is het particuliere gebruik van dit
soort, voor bedrijven bedoelde, auto\'s
steeds toegenomen. Om deze derving
van belasting te beperken heeft de
overheid in december 1993 aanvul-
lende wettelijke maatregelen geno-
men, die per 1 januari 1994 zijn inge-
gaan\'. Hierbij is opnieuw gekozen
voor het aanscherpen van de inrich-
tingseisen voor bestelauto\'s en niet
voor het gebruiker.scriterium. Dit bete-
kent dat particulier gebruik van deze
auto\'s blijft toegestaan. Voor be-
staande auto\'s geldt een overgangsre-
geling tot 1 januari 1995. De eisen die
nu aan de voertuigen gesteld worden
zijn van dien aard dat een grote groep
auto\'s tlscaal gezien op 1 januari 1995
personenwagen wordt. Daar de inrich-
tingseisen bepalend zijn en niet het feit
of de auto beroepsmatig danwel parti-
culier wordt gebruikt, geldt dit ook
voor de auto\'s die in Dierenartsen-
praktijken worden gebruikt. Zo vol-
doen de meeste van personenauto\'s af-
geleide bestelwagens, zoals de Volvo
in Van uitvoering, en gesloten terrein-
wagens als de Nissan Patrol en
Mercedes Benz G serie niet aan de
nieuwe eisen. In de bovengenoemde
wet is, naast de wijziging van de in-
richtingseisen voor bestelauto\'s ook
een wijziging van de wet op de inkom-
stenbelasting opgenomen. Door deze

\' H\'i\'l vun 16 september IV93 tot wijziging van Je H et
op Je belasting van personenauto \'s en motorrijwie-
len I VVl StaalshlaJ IW. 6 73.

wijziging wordt het begrip personen-
auto in de inkomstenbelasting gelijk-
getrokken met de definitie van perso-
nenauto in de wet bpm. Het voordeel
hiervan is dat wanneer een bestelauto
van de praktijk ook privé gebruikt
wordt de bijtellingsregeling niet van
toepassing is. De belangrijkste inrich-
tingseisen voor gesloten bestelwagens
luiden als volgt:

* Vaste vlakke laadvloer.

* Geen zitplaatsen in de laadruimte.

* Laadruimte aan de zijkanten geheel
geblindeerd, behalve wanneer de
laadruimte ten minste 200 cm lang
en 130 cm hoog is.

* Vaste volledige afscheiding tussen
bestuurders zitplaats en laadruimte,
tenzij het dak van de laadruimte ten
minste 25 cm hoger is dan de boven-
kant van de bestuurders deur. In dat
geval is een vaste wand van 30 cm
hoog voldoende.

* De laadruimte moet een denkbeeldig
blok kunnen bevatten van 125 cm
lang, 20 cm breed en 98 cm hoog.

Voor veel auto\'s die niet aan de
nieuwe normen voldoen bestaat de
mogelijkheid tot aanpassen. Als het
genoemde blok in de laadruimte past is
een scheidingswand plaatsen vaak vol-
doende. Soms wordt toch gekozen
voor een verhoogd dak om met een 30
cm schot te kunnen volstaan. Ook
moeten alle zijruiten geblindeerd wor-
den. Als het standaard blok niet in de
laadruimte past zal deze verhoogd
en/of verlengd moeten worden. Dit is
het geval bij o.a. de Volvo Van en de
Mercedes Benz T serie. De kosten van
het plaatsen van een verhoogd dak op
bijvoorbeeld een Mercedes Benz T
model bedragen ongeveer /4500,-.
Voor kleinere auto\'s, zoals de VW
Golf is aanpassen economisch gezien
nauwelijks haalbaar. Het voordeel van
het aanpassen van de auto is niet alleen
een lager tarief voor de motorrijtuigen
belasting (voor een dieselterreinwagen
al snel ƒ2400,- verschil op jaarbasis)
maar ook het voorkomen van inkom-
stenbelasting bijtelling, die al snel
/8Ü00,- netto per jaar bedraagt.
Voor inlichtingen over de wettelijke
regelingen en het aanpassen van uw
auto kunt u zich wenden tot de onder-
getekenden. Ook kunt u de douanetele-
foon (06-0143) of de belastingtelefoon
(06-0443) bellen.

Deze cartoon werd aangeboden door D|. Teenstra.

i*«>l ■ M

GRIJS KENTEKEN, EEN TERUGKEREND ITEM

Dr L. Vellenga
tel. 030-531112/070-3409922
Mring. G.J. Vogelaar tel. 033-701555.

-ocr page 256-

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 februari 1993 bladzijde
134 werd reeds melding gemaakt van
gerechtelijke uitspraken in een tweetal
procedures over de aansprakelijkheid
bij schade, veroorzaakt door vergifti-
ging met Taxus Baccata. In beide ge-
vallen ging de veroorzaker van de
schade vrijuit. Het betreffen vonnissen
van de Rechtbank te Breda (3664/87)
uitgesproken 29 maart 1988 en het
Kantongerecht te Roermond (247/89)
uitgesproken 24 oktober 1989. Op 22
april 1994 heeft ons hoogste rechtscol-
lege de Hoge Raad der Nederlanden ar-
rest gewezen (15.338) in een cassatie-
zaak, die geen betrekking had op de
twee bovenvermelde procedures. In
cassatie werd van het volgende uitge-
gaan: De tuin van B. en V. grenst aan
één zijde aan een weiland van H. Dit
weiland is omheind; de omheining is
voorzien van een afrastering van gaas.
In de tuin van B. en V. bevindt zich
dicht bij deze omheining een afval-
hoop. V. heeft op 6 mei 1989 op deze
afvalhoop een struik gedeponeerd, die
zij enkele dagen tevoren had gevonden
en in de tuin had willen planten. Deze
struik was een Taxus. Bij inwendig ge-
bruik kan Taxus dodelijk zijn voor
paarden. Op 7 mei 1989 hebben twee
paarden van H., die in diens weiland
graasden, van de Taxusstruik gegeten.
Als gevolg daarvan zijn beide paarden
overleden.H. heeft, stellende dat het
overiijden van de paarden aan onrecht-
matig handelen van B. en V. te wijten is
geweest, hen in rechte aangesproken
tot betaling van schadevergoeding. De
Rechtbank te Roermond heeft deze
vordering afgewezen (11 juli 1991).
Het Gerechtshof te Den Bosch heeft
het vonnis van de Rechtbank bekrach-
tigd (23 december 1992). De eis tot
schadevergoeding was f 40.000,--. Het
Hof en de Rechtbank waren tot het oo
rdeel gekomen, dat B. en V. niet wisten
of behoorden te weten, dat Taxus
Baccata bij inwendig gebruik door
paarden fataal kan zijn. Onbesproken
kon zelfs blijven de vraag of V. de
Taxusstruik al of niet op een veilige af-
stand binnen het bereik der paarden
had gedeponeerd of zelfs de loslig-
gende struik door de afrastering van
gaas heen zou hebben gestoken. Nu B.
en V. niet wisten of behoorden te we-
ten, dat Taxus voor paarden giftig was
en dit geen feit van algemene bekend-
heid is, kon B. en V. niet verweten wor-
den, dat ze in strijd met de in het maat-
schappelijke verkeer betamende
zorgvuldigheid hadden gehandeld.

Aldus ook de Hoge Raad. Procederen
is kostbaar, behalve dat het beroep van
eiser tot schadeloosstelling door de
Hoge Raad werd verworpen werd eiser
ook veroordeeld in de kosten van het
geding in cassatie van verweerders B.
en V. (ca. f 4.000,--). Eiser tot cassatie
had bovendien nog de kosten van zijn
eigen advocaat, alsmede de kosten van
juridische bijstand van de tegenpartij
bij Rechtbank en Gerechtshof Het ge-
zegde: \'Wie pleit om een koe, geeft er
een toe\' geldt blijkbaar ook voor paar-
den! In de rubriek \'Recht in bedrijf
van NRC-Handelsblad d.d. 27 mei
1994 bespreekt mr. J.L.R.A. Huyde-
coper bovenbeschreven arrest van de
Hoge Raad en vindt dit arrest geen ver-
rassing: \'indien men niet weet (en ook
niet behoeft te bevroeden) dat een
struik giftig is, is men niet verplicht om
bij het wegdoen van zo\'n struik extra
voorzichtigheid in acht te nemen\'.
Conclusie: als praktizerend dierenarts
kan men zijn cliënt beter adviseren te
overwegen vooraf een deugdelijke ri-
sico-verzekering af te sluiten en maar
niet te rekenen op een uitkering van de
aansprakelijkheidsverzekering van de
veroorzaker der schade.

J.H. Neuteboom
Sittard

ARREST HOGE RAAD DER NEDERLANDEN OVER AANSPRAKE-
LIJKHEID BIJ VERGIFTIGING PAARDEN DOOR TAXUS BACCATA

Mycofarm heeft op 22 september jl. tij-
dens een symposium over hartaandoe-
ningen het nieuwe diergeneesmiddel
Enalfor geïntroduceerd. Enalfor bevat
als werkzame stof enalaprilmaleaat dat
het Angiotensin Converting Enzyme\'
(ACE) remt. ACE is een belangrijke
schakel in het Renine Angiotensine
Aldosteron Systeem (RAAS), dat een
kardinale rol speelt bij de mechanis-
men die uiteindelijk een overbelasting
van het cardiovasculaire apparaat ver-
oorzaken. Enalfor is geregistreerd voor
orale toediening aan honden als symp-
tomatische, aanvullende therapie bij de
behandeling van hartfalen veroorzaakt
door mitralisinsufficiëntie of conges-
tieve cardiomyopathie met het diureti-
cum furosemide. De dosering bedraagt
eenmaal daags 0,5 mg/kg lichaamsge-
wicht. In emstige gevallen mag de do-
sering worden verhoogd naar tweemaal
daags 0,5 mg/kg. Met name tijdens de
eerste week van de behandeling is het
belangrijk patiënten te controleren op
prerenale azotemie en hypotensie.
Omdat het gebmik van Enalfor bij
drachtige dieren onvoldoende is onder-
zocht, wordt de behandeling van drach-
tige dieren ontraden. Behande-ling met
Enalfor stelt het hart in staat efficiënter
te werken en verlicht de klinische
symptomen van hartfalen. Hier-door
nemen zowel de levenskwaliteit als de
levensverwachting van de patiënt met
hartfalen significant toe. Enalfor is be-
schikbaar in 5 presentaties: flacons van
30 tabletten a 1, 2.5, 5, 10 en 20 mg
enalaprilmaleaat.

INTERMEDIAIR
GUMBORO VACCIN

Rhône Mérieux b.v. introduceert BUR 706
(Reg. NL 7907)

Sinds kort is BUR 706 in Nederland gere-
gistreerd. Dit betekent dat dit nieuwe, vei-
lige en effectieve intermediaire Gumboro
vaccin nu óók voorde Nederlandse dieren-
arts beschikbaar is. BUR 706 is een geatte-
nueerd, levend, gevriesdroogd vaccin, ge-
baseerd op de intermediaire stam S 706,
met een titer van tenminste
IO^-^CCODjq
per dosis. BUR 706 wordt in andere
Europese landen al gedurende enige jaren
met succes ingezet. BUR 706 onderscheidt
zich van andere intermediaire vaccins door
zijn grote veiligheid en kan hierdoor ook
aan eendagskuikens toegediend worden.
BUR 706 kan, zonder dat interferentie op
zal treden, simultaan met NCD en IB vac-
cins worden toegediend.
Voor uitgebreidere infonnatie:
Rhóne Mérieux b.v. 020-5473933.

GARDIOTHERAPIE EEN NIEUWE IMPULS
MET ENALFOR® TABLETTEN

-ocr page 257-

Vlees is belangrijk omdat het, naast
melk en eieren, het eindproduct is in de
keten van de dierlijke productie. Als ve-
terinair realiseert men dat zich dat soms
te weinig. Niet alleen de veterinair-hy-
giënist maar zeker ook de dierenarts die
mede verantwoordelijk is voor de
vleesproducerende dieren, of dit nu op
het bedrijf zelf is of gedurende het
transport, of tijdens het oponthoud op
het slachthuis.

De ketenfilosofie die ten grondslag ligt
aan de 1KB organisatie, de integrale ke-
ten bewaking, heeft voor de dierenarts
reeds mede de logboekproblematiek tot
leven gewekt. Een dergelijk congres is
daarom in theorie een must voor niet al-
leen veterinair-hygienisten, maar zeker
ook voor de generalisten.

Deelnemers en onderwerpen

Uit veertig landen waren een 400 tal on-
derzoekers en geïnteresseerden uit het
bedrijfsleven aanwezig om de alge-
mene zittingen en de workshops met
specialistische onderwerpen te volgen.
Deze waren:

microbiologie en vleeshygiene, voe-
ding en gezondheid, transport en be-
dwelming, primaire productie en kwali-
teit aspecten, smaakonderzoek cn con-
sumenten acceptatie, evaluatie en
gebmik van slachtbijprodukten, analy-
tische methodieken, slachttechnologie
en classificatie, rauwe vleesprodukten,
automatisering en mechanisatie, geïnte-
greerde kwaliteitsystemen, kennisover-
dracht en training, fundamenteel onder-
zoek, duurzame produktiesystemen
voor vlees.

Een internationaal gezelschap van vierhonderd wetenschappers uit veertig
landen op het gebied van vlees en vleesprodukten, maar ook afkomstig uit an-
dere gebieden, bevolkte van 29 augustus tot en met 2 september het
Congresgebouw in Den Haag. Het thema van het veertigste Internatinal
Congress of Meat Science and Technologie (ICoMST) was \'meat 40-ries the
quality of life\', aangevend dat vlees een zeer belangrijk voedingsmiddel is.

CONSUMENT STELT STEEDS HOGERE EISEN AAN VLEESKWALITEIT

VEERTIGSTE INTERNATIONALE VLEESCONGRES
EEN SUCCES

Daarnaast konden zogenaamde posters
worden bekeken , met de concrete re-
sultaten van onderzoek op de aangege-
ven terreinen.

Wetenschapsmarkt

Moderatoren, Nederiandse weten-
schappers die (voornamelijk) verbon-
den zijn aan de wetenschappelijke in-
stellingen als daar zijn de VVDO, TNO
en ID-DLO instellingen, specialisten op
bepaalde gebieden hadden voor hun
specifieke gebied gerenommeerde we-
tenschappers aangewezen die een over-
zicht presenteerden over de laatste
stand van onderzoek. Een bmg slaan
naar bedrijfsleven naast wetenschappe-
lijke uitwisseling was de doelstelling
van de bijeenkomst. Vlees en vleespro-
ducten zijn erg belangrijk uit voedings-
oogpunt, daarnaast kan geconstateerd
worden dat in een maatschappij waar de
bevolking het voor de wind gaat, het
vleesgebruik toeneemt. In een derge-
lijke maatschappij onderstreept het
vleesverbruik de verbetering van de
kwaliteit van het bestaan. Deze realiteit
kan men niet ontkennen. De weten-
schap dient er voor te zorgen dat de con-
sumptie veilig is.

Opening

De openingsdag werd gekenmerkt door
inleiders die autoriteiten zijn op hun ge-
bied waardoor de context waarin dit
congres werd gehouden voor de bezoe-
ker concreet gestalte kreeg.

Waar gaat het om in deze sector, waar
liggen de problemen en waar de moge-
lijkheden.

- Ir. R.J. Tazelaar, voorzitter van het
Produktschap voor Vee en Vlees en
het Productschap voor Pluimvee en
Eieren, schetste de toekomstig positie
die vlees in dient te nemen in het
voedselpakket. Daarbij is het nodig
dat kwaliteit in menigeriei opzicht
gehandhaafd of verbeterd zal moeten
worden.

- Mevrouw dr. L. van Vloten, directeur
Wetenschap en Kennisovcr-dracht
van het departement van LNV, gaf
een exposé over de grote economi-
sche betekenis van de vleessector
voorde economie van Nederland.

- Dr. Ir. M.P.M. Vos, voorzitter van het
College van Bestuur van de
Landbouw-Universiteit Wagenin-
gen, benadrukte de betekenis van on-
derzoek waarbij het fundamentele
onderzoek niet gemist kan worden.

- Dr L. Skold, directeur van Cargill,
een groot internationaal concem op
het gebied van graan, veevoer en
vleesproductie stelde vast dat bij een
groeiende welvaart, wereldwijd, een
vergrote vleesconsumptie niet uit kan
blijven. De consumptie van pluim-
veevlees zal zelfs vervijfvoudigen.

- Ir G. van der Poel, zitting hebbende
in de raad van commissarissen van de
Vleesmeesters, een bekende winkel-

-ocr page 258-

keten, betoogde dat de realiteit van
het moment niet erg gunstig is voor
het vlees in z\'n algemeenheid. Dit be-
treft het imago maar tevens is de prijs
die de consument betaalt niet in over-
eenstemming met de productie-
waarde. Extra inspanning is nodig
van wetenschap met bedrijfsleven sa-
men om het produkt de eer te geven
die het verdient. De consument wil
een schoon produkt, dat mals en sma-
kelijk is. De wetenschap moet zich
daar op richten.

Verder verloop

Gezien het jubileumkarakter van het
congres was er op de laatste dag een ju-
bileumzitting waar aan de oprichters
van deze bijeenkomsten nl. prof dr. N.
Niinivaara uit Finland en drs. J.W.
Baretta uit Nederland (indertijd in zijn
functie als directeur van het Slagers-
proefstation) hulde werd gebracht.
Enkele klassieke onderzoekonderwer-
pen zoals het waterbindingsvermogen
van vlees alsmede PSE (vleesdegenera-
tie bij het varken) werden vanuit histo-
risch oogpunt belicht. Eén dag werd be-
steed aan excursie aan de weten-
schappelijke instellingen op vleesge-
bied zoals de instellingen in Zeist, na-
melijk ID-DLO en TNO, alsmede het

RIVM in Bilthoven, het RIKILT in
Wageningen en last but not least de
VVDO in de Uithof Tevens werden
vleesverwerkende bedrijven bezocht.

Publicaties

Vermeldenswaard is het feit dat de zo-
genaamde proceedings, dat wil zeggen
het totaal van de algemene inleidingen
en de andere wetenschappelijke bijdra-
gen, op floppy\'s uitgebracht zijn met
het zoekprogramma Cardbox, waarbij
de figuren als bijlagen verschenen.
Voorts is ter gelegenheid van het ju-
bileum een boekje verschenen in de
TNO reeks getiteld: \'Meat past and pre-
sent: research, production, consump-
tion\' eds. W.Sybesma, P.A.Koolmees
en D.G. van der Heij, met artikelen over
de ontwikkelingen op de verschillende
gebieden van slachten, vleesverwer-
king en vleeskeuring. Beide publicaties
zijn nog te verkrijgen bij TNO Voeding
in Zeist.

Tenslotte

Dit congres poogde door haar opzet via
discussie entamerende workshops de
vooruitgang wetenschappelijk gespro-
ken over te brengen op collega weten-
schappers in de eerste plaats, maar
vooral ook vertegenwoordigers uit het
bedrijfsleven voor te lichten en te infor-
meren over nieuwe mogelijkheden. De
congrescommissie heeft voorts de be-
trokken Nederlandse wetenschappers
gevraagd tijdens de Slavakto hun in-
drukken te geven en hun verzamelde
kennis van dit 40e ICoMST over te
brengen aan belangstellende deelne-
mers aan de SLAVAKTO. Deze wordt
gehouden van 17 tot 20 oktober in de
Utrechtse Jaarbeurs. Lezers van dit ver-
slag die het idee hebben wat te hebben
gemist krijgen de kans om alsnog wij-
zer te worden via een bezoek aan deze
dagen.

In zijn openingspeech wees de voorzit-
ter van de congrescommissie Dr. W.
Sybesma er op dat in het begin van au-
gustus in hetzelfde Congresgebouw het
wereldcongres voor vegetariërs was ge-
houden. Ook daar stond het onderwerp
vlees vrij centraal, al gebeurde dat van-
uit een ander perspectief
Wellicht dat in de toekomst men eikaars
bestaansrecht gaat erkennen door op
basis van de realiteit met elkaar in dis-
cussie te durven gaan.

Het volgende congres zal in 1995 in San
Antonio in Texas worden gehouden,
beginnend op 25 augustus. Daar ver-
wacht men liefst 1500 personen.

THEMADAG NVDV
IDENTIFICATIE BIJ VDGELS;
JE KAN ER NIET DMHEEN

Congressen en cursussen

De Nederlandse Vereniging van Dieren-
artsen voor Vogels (NVDV) houdt op 5
november een themadag voor dierenart-
sen en bestuursleden van vogelvereni-
gingen. Het motto is: identificatie bij vo-
gels; je kan er niet omheen. Identificatie
vraagt steeds meer aandacht. Denk maar
aan de identificatieplicht voor personen
boven de veertien jaar en het oormerk
voor de koe. Ook voor vogels zijn ver-
schillende redenen te noemen die pleiten
voor een duidelijke en betrouwbare
identificatie. De NVDV heeft besloten
aan dit onderwerp een themadag te wij-
den. Niet alleen de identificatiemogelijk-
heden zullen aan de orde komen, maar
ook onderwerpen die hier direct of indi-
rect verband mee houden. De sprekers
gaan in op de huidige situatie, de ont-
wikkelingen, het belang van identificatie
en de hiermee samenhangende proble-
men. Wanneer is identificatie van be-
lang? Wat is de ideale identificatieme-
thode en welke eisen kunnen hieraan
gesteld worden, rekening houdend met
de continuïteit van het kenmerk, de frau-
debestendigheid en de ethische norm? Is
identificatie voor alle vogels gelijk?
Moeten we gebruik maken van aange-
brachte merktekens of voldoet een \'pas-
foto\'? Dit zijn vragen waarop wellicht
een antwoordt gegeven wordt. De
themadag wordt gehouden op 5 novem-
ber in de collegezaal van Diergaarde
Artis te Amsterdam. De kosten bedragen
ƒ 60,- (inclusief lunch) voor niet-leden
en ƒ 50,- voor leden van de NVDV.
Inschrijven is mogelijk door het bedrag
over te maken op P 5346884 of
358421209 ten name van NVDV te
Berkel-Enschot, onder vermelding van
\'identificatie\' en naam. Er is plaats voor
150 deelnemers. Aanmeldingen worden
gehonoreerd op volgorde van inschrij-
ving. Gezinsleden van deelnemers kun-
nen die dag Artis bezoeken tegen het be-
drag van ƒ 16,50 (kinderen tot 18 jaar
ƒ 10,-). Voor meer informatie: secretari-
aat NVDV, tel. 013-334666, fax 013-
335367.

SYMPOSIUM
RAAD VOOR HET
VRIJE BEROEP

\'Pennanente educatie: Verplicht of
niet?\' is het thema van een sympo-
sium van de Raad voor het Vrije
Beroep, dat wordt gehouden op 15
november a.s., aanvang 13.30 uur te
Zeist. Een zestal sprekers uit diverse
vrije beroepen belicht onder meer de
voor- en nadelen van de verplicht-
stelling, permanente educatie als
marketingsinstniment, accreditatie,
praktische problemen zoals registra-
tie van scholingsactiviteiten, af-
dwingbaarheid en mogelijke sanc-
ties.

Het symposium is gratis toegange-
lijk, wel wordt men verzocht zich
voor 30 oktober aan te melden.
Secretariaat RVB, Telefoon 070-
3307110.

T 1 J D S C H R I t T VOOR D I li R Ci 1-; N B i: S K U N D [■:, D H K L I 19, A K L E V E R 1 N O 20, 1994

614

-ocr page 259-

■ M

•\'ftniiü litigiiriÉf 1

KOE-KLONEN LEIDT
TOT EENMALIGE
PRODUKTIEVER-
HOGING

Als Nederlandse melkveebedrijven over-
stappen op het gebruik van gekloonde
embryo\'s kan de melkproduktie in één
keer verhoogd worden tot op een niveau
dat met de huidige fokkerijtechnieken in
ongeveer vijf tot tien jaar bereikt zou
worden. Zo\'n sprong voorwaarts is een-
malig, daarna is de jaarlijkse genetische
vooruitgang van de melkveepopulatie
weer gelijk aan de huidige. Met deze
techniek wordt echter wel inbreuk ge-
maakt op de integriteit van de dieren.
Ethische aspecten dienen, naast foktech-
nische en economische overwegingen,
een rol te spelen in de besluitvorming
rond het toepassen van kloneringstech-
nieken in de veehouderij. Dit conclu-
deert de Wageningse zoötechnicus Imke
de Boer in haar proefschrift waarop zij
onlangs aan de Landbouwuniversiteit
van Wageningen is gepromoveerd. Een
samenvatting van het proefschrift "The
use of clones in dairy cattle breeding\'
kan worden aangevraagd bij de afdeling
vooriichting en pr, tel. 08370 - 84472.

VIERING 4CKJARIG
JUBILEUM
MUSEUM DIER-
GENEESKUNDE

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 juli jongstleden werd reeds mel-
ding gemaakt van de viering van het 40-
jarig jubileum van het Museum Dierge-
neeskunde op vrijdag 4 november a.s. in
het Hoofdgebouw van de Faculteit Dier-
geneeskunde, Yalelaan 1 te Utrecht. In
de ochtend zal een drietal inleidingen
worden gehouden over de geschiedenis
van de verloskunde van het rund. In de
middagzitting zal extra aandacht besteed
worden aan het jubileum zelf Ook is er
gelegenheid om de speciale tentoonstel-
ling over de verioskunde van het rund te
bezichtigen. De dag zal worden geopend
door Drs. P.H. Draaisma, Directeur
Milieu, Kwaliteit en Voeding, Ministe-
rie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij. Belangstellenden kunnen zich
schriftelijk of telefonisch aanmelden bij
het Museum Diergeneeskunde, Postbus
80150,3508 TD Utrecht, telefoon: 030 -
534675. Aan deelname zijn geen kosten
verbonden.

SLAVAKTO EN WETENSCHAP

Van 17 tot en met 20 oktober a.s. wordt wederom in het Utrechtse Jaarbeurs-com-
plex de wereldwijd bekende vakbeurs voor de vleessector georganiseerd: de SLA-
VAKTO. Tijdens die beurs wordt een volledig overzicht gegeven van de huidige
stand van zaken op het gebied van processen, produkten en consumentaangelegen-
heden in de Europese vleessector. Tijdens deze manifestatie is er ook volop gele-
genheid voor iedereen die op de hoogte wil zijn en blijven, kennis te nemen van
nieuwe ontwikkelingen en trends. Om het geheel nog aantrekkelijker te maken,
worden in de Gehoorzaal van de Marijkehal een viertal bijeenkomsten georgani-
seerd. Bekende wetenschappers (verbonden aan de drie grote vleesonderzoeksin-
stituten in Nederland, te weten ID-DLO, vestigingen Zeist en Beekbergen; TNO-
Voeding, Zeist; VVDO-Universiteit Utrecht) en een medewerker van het
Produktschap voor Vee en Vlees en Pluimvee en Eieren zullen dan een overzicht
geven van de stand van zaken en de ontwikkelingen in enkele vleeswetenschapsge-
bieden. Uitgangspunt in die overzichten zal zijn: het onlangs in Den Haag gehou-
den ICoMST-congres op het gebied van vleeswetenschap en technologie.

HET PROGRAMMA ZIET ER ALS VOLGT UIT:
Dinsdag 18 oktober, 11.00-12.00 uur

1. Dr. B. ten Brink: Bereiding van rauwe vleesprodukten

2. Dr. ir. P. Sterrenburg: Bereiding van gekookte vleesprodukten

3. Prof ir. B. Krol: Ontwikkelingen m.b.t. worstdarmen

Dinsdag 18 oktober, 14.00-15.00 uur

1. Dr. ir P. Walstra: Slachttechnologie en classificatie

2. Ir. E.J.C. Paardekooper: Automatisering en mechanisering in

de vleesindustrie

3. Dr. E. Lambooy: Transport en bedwelming van slachtdieren
Woensdag 19 oktober, 14.00-15.00 uur

1. Ir. A. de Vries: Primaire produktie en kwaliteit/vleeskwaliteit

en spierbiologie

2. Prof dr. W. van Dokkum: Voeding en gezondheid in relatie tot vleesconsumptie

3. Prof dr. W. van Dokkum: Consumentenwaardering van vlees en vleesprodukten

Donderdag 20 oktober, 11.00-12.00 uur

1. Dr. R.W. A.E. Mulder: Microbiologie van vlees en vleesprodukten

2. Ir. J.H. Schouwenburg
(PVV):

3. Dr. P.G.H. Bijker:

Kwaliteitszorgen 1KB

Behandeling van eetbare en niet-cetbare dierlijke
bijprodukten

dinsdagmiddag
woensdagmiddag

Getracht is de onderwerpen zodanig te groeperen dat iedere sessie zoveel mogelijk
is toegesneden op de interesse van bepaalde doelgroepen. Alhoewel alle onderwer-
pen wellicht toch interessant genoemd kunnen worden voor alle bezoekers, zullen
de onderstaande doelgroepen zich misschien wat meer aangetrokken voelen tot de
volgende onderdelen:

dinsdagochtend

- Vleesproducenten:
(vleeswarenindustrie en ambachtelijke
slagers)

- Slachterijen, zelfslachtende slagers,
technici en technologen:

- Grootwinkelbedrijven, voedings- en
kwaliteitsdeskundigen:

- Keuringsambtenaren, kwaliteits-
medewerkers, hygiënisten, docenten
vleesonderwijs:

donderdagochtend

De organisatoren hopen dat dit programma voor u (mede) aanleiding zal zijn de
SLAVAKTO te bezoeken en dus één of meerdere bijeenkomsten bij te wonen.

-ocr page 260-

•• • ••

PROGRAMMA POST UNIVERSITAIR ONDERWIJS GENT (BELGIË)

Hieronder volgt het programma van
het post-universitair onderwijs van
de Faculteit Diergeneeskunde te
Gent. Door omstandigheden is de
plaatsing aan de late kant. De redac-
tie hoopt op begrip hiervoor.

Inschrijvingen.

Inschrijvingen voor de cursussen dienen
te gebeuren door overschrijving van het
totale bedrag (eventueel voor meerdere
cursussen) op rekeningnummer
39.24.79.680 (Rabobank - Temeuzen)
t.n.v. Post Universitair Onderwijs,
Casinoplein 24,9000 Gent, met vermel-
ding van alle cursusnummers, die u wilt
volgen.
Inlichtingen

Indien u meer inlichtingen wenst, kunt u
steeds contact opnemen met het secreta-
riaat van het PUO op het nummer 09 32-
9-224.14.00 (Verioskunde) en vragen
naar mevrouw Nadine Lenaerts.

1. PUÜ GROTE HUISDIEREN
Plaats

Alle cursussen worden gegeven in het
Auditorium \'Grote Huisdieren\' van de
Faculteit Diergeneeskunde te Gent,
Casinoplein 24.
Tijdstip

Alle cursussen worden gegeven in de na-
middag van 14.00 tot 17.30 uur, tenzij dit
anders wordt vermeld. Halver-wege de
lessen is er een koffiepauze. Na iedere
spreker is er mogelijkheid tot discussie.
Prijs

De prijs voor de cursussen 2,4,6, 7, 10,
14 en 15 bedraagt ƒ 80,- indien vooraf (=
ten laatste 10 dagen voor de aanvang van
de cursus) inschrijft. Wanneer u op de
dag zelf wenst te betalen, zijn wij ge-
noodzaakt de prijs op ƒ 90,- te brengen,
als gevolg van extra administratiekosten.
De prijs voor de cursussen 3,5,11 en 12
bedraagt ƒ225,-.

RUND

2. Nieuwe inzichten in de voeding van
hoogproductiefmelkvee 21-10-94
Probleemstelling, Profdr. R. de
Wilde (Gent) Nieuwe ontwikkelin-
gen in de voeding van de hoogpro-
ductieve melkkoe, Ir A. Malenstein
(Nl)

De voeding van de droogstaande
koe, Ir. D. de Brabander (Rijksst.
Veevoed.)

Lebmaagdislocaties (verband met de
voeding), Profdr E Muylle (Gent)

3. Vruchtbaarheidsonderzoek
van de stier 04/11/94

Theorie en practicum: spermaname,
spermaonderzoek, rectaal onderzoek
etc., Dr P. Mijten en Dr B. Vandel
Vyvere (Gent). Maximaal 6 perso-
nen per namiddag. Indien er meer
dan 6 belangstellenden zijn, zullen
extra cursusnamiddagen ingericht
worden.

4. Interpretatie van de Melkcontrole-
gegevens 18/11/94
Inleiding, Dr P. Mijten (Gent).
Interpretatie van productiegegevens
en vet-en eiwitgehalte, Profdr. A. de
Kruif (Gent). Verband celgetal-cel-
getalwaarde en mastitis, Dr. H.
Laevens (Gent). Het meten van de
geleidbaarheid van de melk, Profdr.
H. Deluyker (Gent).

5. Echografie bij het rund 25/11/94
Theorie en praktijk.

Maximaal 10 personen, gelegenheid
om zelf bij proefkoeien te oefenen.
Indien er meer dan 10 belangstellen-
den zijn, zullen extra cursusnamid-
dagen ingericht worden.

6. Vruchtbaarheid van vleesvee

16/12/94

Indleiding, Profdr A. de Kruif
(Gent) De keizersnede: factoren die
het optreden van complicaties beïn-
vloeden, het geneesmiddelenge-
bmik, Dr. P. Mijten (Gent).
Mogelijkheden van Ovum Piek Up
en In Vitro Fertilisatie bij vleesvee,
Dr. P. Bols en Dr. A. van Soom
(Gent)

7. retentio secundinarum 27/10/94
In samenwerking met de \'Vereni-
ging ter Bestudering van de
Voortplanting der Huisdieren\'.
Gratis toegang voor de leden van
deze vereniging. Voor niet leden:

ƒ 1. 80,~. Nieuwe inzichten in de
etiologie, ProfDr E. Gmnert
(Hannover). Metabole en hormanale
profielen rond de partus, Dr. P. Bols
(Gent). Therapie en preventie,
Profdr. E. Grunert en Profdr. A. de
Kruif (Gent) 19/11/94

PAARD

9. Osteochondrosis, darmpathologie en
luchtzakaandoening 19/11/94
Organisatie: Belg. Verenig, voor
Paardenpractici.

Inl.: plaats, prijs: Profdr. P. Desmet,
tel: 09-2237193.

Over deze wetenschappelijke verga-
dering ontvangt U nog nader bericht.
U moet zich nu nog niet inschrijven.

10. Radiografisch onderzoek van de
voet van het paard 02/12/94
Klinisch en radiografisch onderzoek
van het kroongewricht bij het paard,
Profdr. F. Verschooten (Gent).

11. Practische oefeningen geleidings-
anesthesie en

intraarticulaire anesthesie 13/01 /95
Maximaal 5 dierenartsen per namid-
dag: gelegenheid om zelf te oefenen.
Indien er meer dan 5 belangstellen-
den zijn, dan zullen extra cursusna-
middagen ingericht worden. Profdr.
P. Desmet (Gent)

12. Practische oefeningen in de radio-
diagnostiek 10/03/95
Maximaal 10 dierenartsen: gelegen-
heid om zelf te oefenen. Indien er
meer dan 10 belangstellenden zijn,
zullen extra cursusnamiddagen inge-
richt worden. De dierenartsen bren-
gen jun eigen radiografieën mee of-
wel worden er foto\'s ter interpretatie
voorgelegd. De dierenartsen moeten
zelf interpreteren en de daamit voort-
vloeiende opmerkingen moeten een
stimulerende discussie op gang bren-
gen die de radiografische prolema-
tiek zal overstijgen.

Profdr. F. Verschooten (Gent)

VARKEN

14. Sanitaire aspecten met betrekking tot
de varksenhouderij 28/10/94
Sanitel V, Dr J.M. robijs (Prov.
Labo Alken). Bedrijfsstructuren,
Profdr J. Viaene (Landb. wet.
Gent). Desinfec-tantia, Dr Apr.
Vleeshouwer (ULB)

15. Worden parasitaire- en zenuwaan-
doeningen onderschat? 09/12/94
Ectoparasieten, Dr. W. Hollanders
(MSD). Endoparasieten, Profdr J.
Vercruysse (Gent). Zenuwaandoe-
ningen: Prevalentie, Dr C. Miry
(Prov. Labo. Torhout) bacteriële,
Profdr. f Haesebrouck (Gent), vir-
ale, Vakgroep Virologie (Gent).

II. PUO GEZELSCHAPSDIEREN
Plaats

Alle cursussen worden gegeven in het
Auditorium \'Grote Huisdieren\' van de
Faculteit Diergeneeskunde te Gent,
Casinoplein 24.

-ocr page 261-

Tijdstip

Alle cursussen worden gegeven \'s
avonds van 20.30 tot 23.00 uur.
Halverwege de lessen is er een koffie-
pauze voorzien, na elke spreker zal er
mogelijkheid zijn tot discussie.
Prijs

De prijs per cursus bedraagt ƒ1. 60,-- in-
dien U vooraf ( = ten laatste 10 dagen
voor de aanvang van de cursus) in-
schrijft. Wanneer U op de dag zelf wenst
te betalen, zij wij genoodzaakt de prijs op
ƒ1. 70," te brengen, dit omwille van ad-
ministratieve redenen.

KLEINE HUISDIEREN

16. Leveraandoeningen bij de kat

20/10/94

Dr. J. Rothuizen (Utrecht)

17. Radiografie van het abdomen bij
hondenkat 03/11/94
Profdr. H. van Bree (Gent)

18. Hematologische diagnostiek bij de
hondenkat 15/12/94

■ IM

J m-

„•-■-KoÄÄ

Dr. R.J. Slappendel (Utrecht)

19. Ethologie en gedragsstoomissen
bij katten 12/01/95
Profdr. F. Odberg (Gent)

20. Diagnose, prognose en behandeling
van auto-immuunziekten

bij KHD 09/02/95

Profdr. E. cox (Gent)

21. Specifieke huidproblemen bij hond
en kat 09/03/95
Dr. A. Willemse (Ufrecht)

22. Neurologische kliniekgevallen bij
hondenkat 06/04/95
Dr. L. van Ham (Gent)

23. Chimrgie van de lage urinewegen en
complicaties ervan

hondenkat 27/04/95

Dr. R.F. Nickel (Utrecht)

PLUIMVEE EN PELSDIEREN
25. verzorging en ziekten

bij struisvogels

Dr. L. van Den Wouwer

26. Klinisch onderzoek van de individu-
ele huiskamervogel 01 /02/95
Dr. M. Krautwald (Giessen, D)
Welke onderzoeksmethodes staan de
practicus ter beschikking en komt
ment het snelst tot een diagnose?

27. Radiografisch onderzoek

van vogels 03/02/95

Interpretaties en klinische betekenis.
Dr. M. Krautwald (Giessen, D)

28. Echografisch onderzoek

bij vogels 03/02/95

26/01/95

(met video demonstraties)
Dr. M. Krautwald (Giessen, D)

23/02/95

29. Bacteriële ziekten
bij duiven

Dr. L. Devrieze
DrP.de Herdt (Gent)

Hieronder treft u een drietal cursussen
voor de maand oktober aan. Opgave is
telefonisch (030 - 51 73 74) en door
middel van een fax (030 - 51 64 90)
mogelijk.

Het keuren van paarden, theoriedag
3 november 1994 (dit is een gewij-
zigde datum) (09.00 - 17.00 uur),
keuring op locatie (tussen 3 en 30 no-
vember), nabespreking en discussie
15 december 1994 (20.00 - 22.00
uur), ƒ 1.000,--.

Gezien het toenemend aantal schade-
claims bij verzekeringsmaatschap-
pijen, veroorzaakt door niet goed uit-
gevoerde keuringen, heeft de Groep
Paardenpractici besloten een PAO-
cursus te organiseren voor dierenart-
sen die keuringen verrichten. De cur-
sus bestaat uit:

- theoretische dag;
Profdr. H.J. Breukink, - signale-
ment - en -controle pijnstillers tij-
dens de keuring -; Dr. M.A. v.d.
Velden, - oog en mond -; Dr. R.
Hayer, - algemeen onderzoek or-
gaansystemen -; Dr. P. Stolk, - be-
wegingsapparaat -;
Profdr. F. Németh, - Ataxie -;
Profdr. K.J. Dik, - röntgentechniek
en -beoordeling a.d.h.v. case stories
uit de praktijk -

- Praktische middag op locatie waar in
groepen van 5 deelnemers paarden
klinisch en röntgenologisch onder-
zocht en de resultaten van het onder-
zoek beoordeeld worden.

- Een avond nabespreking en discus-
sie over de op locatie gekeurde paar-
den

Toepassing van röntgenologie bij
bijzondere dieren, 21 oktober 1994
(13.30-17.15 uur), ƒ 345,--.

Drie diergroepen zullen de revue pas-
seren. Van elke categorie wordt de op-
nametechniek, het normaalbeeld en
een aantal frequent voorkomende af-
wijkingen behandeld.
Knaagdieren/Lagomorfa; met name
konijn en cavia: Afwijkingen: schedel
(abces met of zonder botafwijkingen,
haken op kiezen), thorax (pneumonie,
pyothorax), abdomen (haarballen,
ovariumcyste), extremiteiten (luxatie,
arthritis).Vogels; met name papegaai:
sedatie, risico fracture. Afwijkingen:
emfyseem luchtzak, aspergillose, he-
patomegalie, kliermaagdilatatie, uraat-
kristallen, legnood, hernia ventralis,
sec. hyperparathyreoïdie, fractuur,
loodintoxicatie. Reptielen; schildpad,
slang, leguaan: Afwijkingen: eieren.

nutritieve hyperparathyreoïdie, pneu-
monie, arthritis. De cursusleiders zijn
drs. M.L. Schmidt en drs I. Tiemessen.

EXTRA CURSUS

Introductie practische toepassing
van echografie bij gezelschapsdie-
ren, 29 oktober 1994 (9.30 - 17.30
uur), ƒ 470,"

Deze cursus beoogt een kennismaking
met de praktische toepassingen van
echografie in de gezelschapsdieren-
praktijk als aanvulling op of als ver-
vanging van röntgenologisch onder-
zoek van gezelschapsdieren. De
theoretische aspecten van echografie
zullen besproken worden en de prakti-
sche uitvoering van echografisch on-
derzoek van abdomen en thorax zal ge-
demonstreerd en geoefend worden,
zowel met linear array als sectorscan-
ner van Pie Medical. Er wordt aan-
dacht besteed aan: scantechniek; nor-
maalbeeld van diverse organen;
beelden van een aantal veelvuldig
voorkomende afwijkingen.
Indien één van de deelnemers een ei-
gen hond mee kan brengen, die goed
handelbaar is en zo nodig geschoren
mag worden in het gebied van de linea
alba en axillair voor echografisch on-
derzoek van het abdomen en de thorax,
kan in overleg met de Stichting PAO-
Diergeneeskunde 50% reductie ver-
kregen worden op de cursusprijs.
Graag bij aanmelding vermelden of u
een dergelijke hond mee kunt nemen.

-ocr page 262-

A
fahl

■I I fi

VACCINATE
ADVIES RABIES

DIAGNOSE EN MANAGEMENT VAN
HERMAFRODITISME BIJ HOND EN KAT

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer Dr.
R.F. Nickel (Faculteit Diergenees-
kunde) bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

VRAAG:

Sealyham terrier teefje 1 jaar, 1 x nor-
maal loops, vulva normale plaats. In-
ventrale wand vagina een penis, welke
chirurgisch is verwijderd. Bij castratie
een normale uterus en ovotestis
(path.). Moetje tevreden zijn met het
oplossen van de problemen van dit
teeije of moet je, zeker binnen een
klein ras verder onderzoek doen naar
erfelijke factoren en hoe zetje zo\'n on-
derzoek op?

ANTWOORD:

Bij dit teelje kan de diagnose \'echte
hennaphrodiet\' worden gesteld, omdat
bij het pathologisch onderzoek van de
verwijderde gonaden zowel testiculair
als ook ovarieel weefsel is aangetoond.
De meest voorkomende problemen bij
deze aandoening zijn in feite lokale ir-
ritatie van de vulva t.g.v. de aanwezig-
heid van een klein penisbotje. Deze
verschijnselen van virilisatie tijdens de
embryologische ontwikkeling kunnen
het gevolg zijn van een behandeling
met gestagenen of androgenen tijdens
de dracht\' of zij zijn te verklaren door
de aanwezigheid van testiculair weef-
sel2. Het is belangrijk om de aanwe-
zigheid van testiculair weefsel aan te
tonen. Dit kan ook met behulp van een
testosteron stimulatie test. Hierbij
wordt hCG of GnRH i.v. toegediend
en 60 en 120 minuten daama bloed af-
genomen voor een testosteron bepa-
ling. Bij honden en katten zonder func-
tioneel testiculair weefsel is geen
verhoging van de lage basale waarde te
meten^-\'^. Voor deze patiënten is het
verwijderen van het penisbotje vol-
doende.

Bij honden met zowel ovarieel als ook
testiculair weefsel is ter bevestiging
van de diagnose het histologisch on-
derzoek van de gonaden nodig en zou
eigenlijk een cytogenetisch onderzoek
moeten worden uitgevoerd. De rede-
nen hiervoor zijn, dat de aanwezigheid
van testiculair weefsel bij afwezigheid
van een Y-chromosoom tot de diag-
nose \'XX-sex reversal\' leidt, wat als
autosomaal erfelijke aandoening bij de
Cocker Spaniel bekend is^. Deze aan-
doening is ook bij Beagles, Mopshon-
den, Kerry Blue Terriers en de
Weimaraner beschreven^. De nood-
zaak van een - moeilijk uit te voeren -
cytogenetisch onderzoek is meer of
minder afhankelijk van de vraag of de
ouders of nestgenoten van de leiders
nog voor het fokken worden gebruikt.
Behalve bij \'sex-reversal\' is erfelijk-
heid van hermafroditisme ook bij de
Dwergschnauzer^ en de Bassethond\'\'
bekend (ook autosomaal recessief).
Een X-chromosoom gebonden, reses-
sieve aandoening, waarvan tot nu toe
maar één geval is beschreven, is de te-
stikulaire feminisatie.
M.b.t. het geval van de Sealyham
Terrier is bij het aantonen van een nor-
maal vrouwelijk karyotype het gebruik
van de ouders en de nestgenoten voor
de fokkerij af te raden.

LITERATUUR:

1. Biewenga WJ, Okkens AC, and Wensing
CJG. Anabolica-soms riskant. Tijdschr
Diergeneeskd 1975;7:391-2.

2. Meyers-Wallen VN, and Patterson DF.
Disorders of sexual development in dogs
and cats. In: Kirk RW, ed. Current
Veterinary Therapy Vol X. Philadelphia:
WB Saunders, 1986:1261-9.

3. England GCW, Allen WE, and Porter DJ.
Evaluation ofthe testosterone response to
HCG and the identification of a presumed
anorchid dog. J Small Anim Pract
1989:30:441-3.

4. Memon MA, Ganjam VK, Pavletic MM et
al. Use of human chorionic gonadotropin
stimulation test to detect a retained testis in
a cat. J Am Vet Med Assoc 1992:201:1602-
3.

5. Seiden JR, Moorhead PS, Koo GC et al. XX
sex reversal in the Cocker Spaniel dog.
Hum Genet 1984;67:62-9.

6. Meyers-Wallen VN, Donahoe PK, Ueno S
et al. Mullerian Inhibiting Substance is pre-
sent in testes of dogs with Persistent
Mullerian Duct Syndrome. Biol Reprod
1989;41:881-8.

7. Nickel RE, Ubbink G, Van der Gaag I, et al.
Persistant Mullerian Duct Syndrome in the
Bassethound, Tijdschr Diergeneeskd
1992:117:3 IS.

8. Meyers-Wallen VN, Wilson JD, Griffin JE
et al. Testicular feminisation in a cat, J Am
Vet Med Assoc 1989:195:631-4.

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer prof
dr. A.D.M.E. Osterhaus (Erasmus
Universiteit Rotterdam) bereid om
voor de lezers een antwoord te for-
muleren.

VRAAG:

Het enten van honden tegen Rabies is
in onze praktijk een punt van dispuut.
Aangezien wij tegen de grens met
Duitsland aanzitten, opteren enkele
collegae voor het enten om het jaar.
Anderen vinden alleen enten noodza-
kelijk als de hond over de grans gaat,
zoals bij wet verplicht. Welk entadvies
heeft u voor ons in petto.

ANTWOORD:

De belangrijkste indicatie voor rabies-
vaccinatie van honden in Nederland is
inderdaad het tijdelijk verblijf van de
dieren op die plaatsen in het buitenland
waar hondsdolheid nog enzoötisch is.
Ten onrechte wordt veelal gesteld, dat
rabies in Nederland niet meer voor-
komt. Afgezien van sporadische ge-
vallen die tot het einde van de jaren
tachtig bij wilde zoogdieren en land-
bouwhuisdieren in het oosten en zui-
den van ons landen werden aange-
toond, wordt infectie met nauw aan het
rabiesvirus verwantte vimssen bij
vleermuizen in Nederland regelmatig
aangetroffen. Het betreft hier jaarlijks
één tot enkele tientallen door het
Centraal Diergeneeskundig Instituut
Lelystad (ID-DLO) bevestigde geval-
len die vooral bij de laatvlieger
(Eptesicus serotinus) worden aange-
troffen. Genoemde virussen kunnen
ook bij mens en dier rabies veroorza-
ken. Recent werd door ons aange-
toond, dat de thans in Nederland ge-
bruikte veterinaire rabiesvaccins, ook
tegen deze vimsstammen bescherming
bieden (Rooyakkers et al, manuscript
aangeboden). Mede op grond van bo-
venstaande overwegingen lijkt het
raadzaam om in die gebieden van
Nederland waar honden en katten re-
delijkerwijs in contact kunnen komen
met vleermuizen, de dieren routinema-
tig te latten vaccineren tegen honds-
dolheid.

-ocr page 263-

Referaten

RUND

Relationship between the levels
of antibodies to bovine viral
diarrhoea virus in bulk tank milk
and the prevalence of cows ex-
posed to the virus. G. Niskanen.
The Vet. Record 1993; 133:
341-4.

Van 123 Zweedse en 291 Finse bedrij-
ven met respectievelijk in totaal 3400
en 4540 melkgevende runderen werd
tankmelk onderzocht op het voorko-
men van antilichamen ten opzichte van
het BVD-virus met behulp van een in-
directe Elisa-techniek. Op een aantal
van deze bedrijven met geen, lage of
hoge concentratie aan antilichamen
had nader onderzoek plaats van melk
en bloed van individuele dieren.
De test bleek bmikbaar om bedrijven
met veel, weinig of geen sero-posi-
tieve runderen op te sporen al heeft de
hoogte van de titer van individuele die-
ren wel invloed op de uitslag.
Door herhaaldelijk te screenen kunnen
bedrijven met virusdragers of bedrij-
ven, die recent besmet zijn geraakt
worden opgespoord.
Melkonderzoek op BVD-antilichamen
biedt perspectieven vooreen georgani-
seerde bestrijding.

In Zweden kwamen veel, in Finland
daarentegen weinig bedrijven voor be-
smet met het BVD-virus.

J.P. W.M. Akkerman.^

VOEDINGSMIDDELEN-
HYGIËNE

Groei en afsterven van S. enteri-
tidis (S.e.) in gekoelde en bij
kamertemperatuur bewaarde ei-
eren.

A. Mahdi Saeed and Carol W. Koons. J
FoodProt 1993: 56 (II): 927-31.

De dooiers van 500 eieren werden
geënt met 20 k.v.e. S.enteritidis faag-
type 8. Onderzocht werd de groei van
S.e. na bewaren van de eieren bij 4°C
(gekoeld) en 23°C (kamertemp.). Bij
4°C zien we weinig tot geen groei. Bij
23"C constateren de onderzoekers in 2
tot 3 dagen een vermeerdering tot
IxlO^kve. perml.ei.
Daama werden de gebruikelijke ma-
nieren van verhitten van de eieren on-
derzocht. Van de reeds zwaar besmette
eieren werd bij geen enkele manier van
verhitten alle S.e. vernietigd.
Onderzocht zijn de verhittingsme-
thode: gebakken ei (spiegelei) met een
kemtemperatuur van 65°C, scrambled
eggs (75\'\'C), omelet (83"C) en gekookt
ei(80"C).

O

.^.^irn^mmmmmÉÊÊÊ

In de bij 23\'\'C bewaarde eieren was na
verhitting nog S.e. aanwezig.

Mogelijke oorzaken:

1. hoog aanvangskiemgetal

2. hittegeleiding in gecoaguleerde ge-
deelte waarschijnlijk slecht.

Het zal duidelijk zijn, dat het breken en
klutsen van eieren zo laat mogelijk
moet gebeuren om de koelketen zo
lang mogelijk in stand te houden.
Hierdoor zal een effectieve wal wor-
den opgeworpen tegen een humane be-
smetting met Salmonella enteritidis.

A.E.E. Soethout

MICROBIOLOGIE

Interaction between Streptococ-
cus suis serotype 2 and porcine
reproductive and respiratory
syndrome virus in specific patho-
gen-free piglets.

L. Galina, C. Pijoan. M. Sijtar. W.T.
Christianson. K. Rossow and J.E.
Collim. The Vet Rec 1994: 134: 60-4.

In twee experimenten respectievelijk
verricht met 26 en 32 MD biggen van
13 en 17 dagen oud werd aangetoond
dat een infectie van S. suis type 2 in het
bezit van de virulentiefactoren MRP
en EF alleen aanleiding geeft tot ziek-
teverschijnselen (sepsis, purulente me-
ningitis) wanneer deze wordt vooraf-
gegaan door een besmetting met het
porcine reproductive and respiratory
syndrome virus (PPRSV).
S.suis type 2 (MRP- en EF-) gaf onder
dezelfde omstandigheden geen proble-
men. Na besmetting met PPRSV al-
leen ontstond bij enkele biggen een
non purulente meningitis en een inter-
stitiële pneumonie.

Geconcludeerd wordt dat PPRSV als
trigger werkt voor pathogene S.suis
type 2 infecties zoals reeds eerder
werd vastgesteld voor het virus van de
ziekte van Aujeszky en voor Borde-
tella hronchiseptica.
Deze virussen en bacterie verminderen
de weerstand van het neusslijmvlies
waardoor pathogene
Streptococcen
kans krijgen het lichaam binnen te
dringen.

J.P. W.M. Akkermam

LAM

Ovine lentivirus induced indura-
tive lymphocytic mastitis and its
effect on the growth of lambs.

J.J. Pekelden G.J. Veenink. J.P.W.M.
Akkermans, P. van Eldik, L. Elving
and D.J. Houwers. Vet Rec 1994: 134:
348-50.

Het doel van het onderzoek was na te
gaan de invloed van een induratieve
lymphocytaire mastitis veroorzaakt
door het maidi/visna virus op de groei
van lammeren tijdens de zoogperiode.
Voor het dekseizoen werden 75 drieja-
rige ooien afkomstig van bedrijven
waar maidi veelvuldig voorkwam sa-
mengebracht met eveneens 75 drieja-
rige ooien van bedrijven waar dit ziek-
tebeeld onbekend was.De koppel werd
bedrijfsmatig gehouden.

De lammeren werden gewogen bij de
geboorte en op een leeftijd van 14, 30,
50 en 80 dagen. Hierna werden de
ooien geslacht. Van 6 plaatsen van de
uiers werden coupe\'s gemaakt die be-
oordeeld werden op de voor maidi
kenmerkende lymphocytaire follikel-
vorming. Deze follikels werden ge-
teld. Er bleek een statistisch significant
verband te bestaan tussen het aantal
follikels in het uier en de groeivertra-
ging van de lammeren.
Vergeleken met de nakomelingen van
ooien zonder afwijkingen bedroeg
deze gemiddeld 1,7 kg (drielingen
werden niet meegerekend).
Opvallend was dat het maidi/visna vi-
rus zeer snel de serologisch negatieve
dieren besmette. Binnen negen maan-
den had hiervan 75% afweerstoffen.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 264-

nieuws

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1993; 118(24): 832, is aandacht
besteed aan het nieuwe attest voor ge-
medicineerde voeders op grond van de
vernieuwde regelgeving op dit terrein.
Eén van de consequenties van de
nieuwe regelgeving is dat het onder-
scheid standaard-Zspeciaalvoeder is ko-
men te vervallen.

Een andere belangrijke wijziging houdt
in dat bij de registratie van diergenees-
middelen voor verwerking in diervoe-
ders de eis opgenomen wordt dat ge-
lijktijdige verwerking met de zoge-
naamde A-, D- en K-toevoegingsmid-
delen verboden is, tenzij voldoende ge-
gevens beschikbaar zijn gesteld waar-
uit blijkt dat zich geen contra-indicaties
voordoen.

De gevolgen van dit verbod voor het
normale produktieproces binnen de
mengvoederbedrijven zijn groot, voor-
al ook qua extra kosten. Voorts blijkt
het aantal combinaties met bekende
contra-indicaties zeer beperkt te zijn.

Om deze redenen is door het
Produktschap voor Veevoeder na over-
leg met het betrokken bedrijfsleven
vastgesteld dat er geen redenen zijn
nog langer vast te houden aan dit
Nee, tenzij principe. Bedoeld overleg
heeft geresulteerd in het voorlopig (tot
medio 1995) omzetten van dit principe
in een Ja, mits principe. Dit houdt in dat
alle combinaties zijn toegestaan mits
niet voorkomend op de lijst van verbo-
den combinaties. Afgesproken is dat,
totdat één en ander formeel geregeld is
(aanpassing van de registraties), de
volgende praktische werkwijze ge-
volgd zal worden.

Door het Produktschap voor Veevoe-
der wordt een lijst van (verboden) con-
tra-indicaties opgesteld en aan belang-
hebbenden bekend gemaakt. Bij de
controle wordt het gelijktijdig verwer-
ken van toevoegingsmiddelen en dier-
geneesmiddelen in diervoeder alleen
dan als tekortkoming aangemerkt in-
dien de betreffende combinatie op de
genoemde lijst is genoemd. Hierbij is
het aan de mengvoederfabrikant om
gemedicineerd voeder te maken waar-
bij de verwerkingsvoorwaarden met
betrekking tot gecontraïndiceerde
combinaties in acht worden genoinen.

Voor de praktijk is reeds toestemming
gegeven aldus te handelen. Met de AID
en de Kwaliteitsdienst Diervoedersec-
tor is deze gedoogsituatie afgestemd.
Bij controle zullen combinaties alleen
aangemerkt worden als overtredingen
wanneer deze genoemd staan op de lijst
van verboden-combinaties.

Het mengvoederbedrijfsleven hecht er
waarde aan de dierenartsen er op te at-
tenderen dat bij de bereiding van geme-
dicineerde voeders de nieuwe werk-
wijze wordt gevolgd; het volgens het
attest voorgeschreven (en voor verwer-
king in diervoeder toegelaten) dierge-
neesmiddel wordt dan ook toegevoegd
aan voeder dat volgens dc bepalingen
van de verordening van het
Produktschap voor Veevoeder inzake
toevoegingsiniddelen gefabriceerd
wordt. Van combinaties die niet staan
vermeld op de lijst van verboden-com-
binaties wordt door de bereider voor-
alsnog aangenomen dat de registratie
zonder aanvullende bepalingen over
contra-indicaties heeft plaatsgevonden.

De op dit moment geldende, niet limi-
tatieve, lijst van \'probleemcoinbina-
ties\' tussen diergeneesmiddelen en toe-
voegingsmiddelen luidt:

diergeneesmiddel toevoegingsmiddel

Furazolidon Dinitolmide (DOT)
Furazolidon Carbadox
Aminoglycoside * Bentoniet

* Tot deze groep behoren onder meer:
streptomycine, kanamycine, neomy-
cine, framyticine (\'neomycine-B\'),
gentamycine, tobramycine, paromo-
mycine, sisomycine, amikacine en di-
bekacine.

De diergeneesmiddelen Tiamuline en
Carbadox zijn in tegenstelling tot een
eerder gepubliceerde lijst (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1993; 118(24):
832) niet opgenomen daar deze midde-
len niet geregistreerd zijn voor verwer-
king in gemedicineerd voeder.
Onverenigbaarheid van deze middelen
met additieven (zoals Salinomycine-
natrium, Narasin etc.) blijft bij een an-
dere toedieningswijze dan gemedici-
neerd voeder mogelijk. Het blijft dus
van het grootste belang om van de sa-
menstelling van het voeder op de
hoogte te zijn (onderzoeksplicht).

INTERACTIES TUSSEN DIERGENEESMIDDELEN
EN VEEVOEDERADDITIEVEN

Naast de verantwoordelijkheid van de
mengvoederbereider is het ook aan de
dierenarts (lijst is niet limitatief, zodat
ook andere mogelijke contra-indicaties
onderkend moeten worden) om bij het
voorschrijven van gemedicineerd voe-
der met vermelde lijst rekening te hou-
den. Op grond van artikel 9 sub d van
het Besluit gemedicineerd voeder geldt
voor de dierenarts overigens de ver-
plichting om er zich, voordat hij een
bepaald voeder voorschrijft, van te ver-
gewissen, dat aan het betrokken dier
niet reeds uit andere hoofde diervoeder
waarin een antibioticum of coccidio-
staticum is verwerkt, wordt vervoe-
derd. Dit veronderstelt, zoals al eerder
is gesteld, een onderzoeksplicht van de
dierenarts omtrent hetgeen normaal
door het voeder verwerkt wordt.

Ten aanzien van het belang van het cor-
rect invullen van het nieuwe, en enig te
gebruiken, attest wordt verwezen naar
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1994; 119(5): 148 alsmede naar de
toelichting op de binnenzijde van het
attestenboekje. Voor de volledigheid
inoet gewezen worden op het feit dat
het Besluit gemedicineerd voeder stelt
dat een voeder slechts bereid mag wor-
den met één daartoe geregistreerd dier-
geneesmiddel. Meer dan één dierge-
neesmiddel door één voeder is dus niet
mogelijk.

Het Produktschap voor Veevoeder
geeft overigens een bundel diervoeder-
wetgeving in Nederland uit (deel 2).
Deze bundel gaat in op de regelgeving
met betrekking tot gemedicineerd voe-
der. Voor meer informatie over deze
bundel kunt u contact opnetnen met het
Produktschap, telefoon 070 - 3708341.

K O N I N K 1. I J K r, N t: I) K R 1. A N t) S H MAATSCHAPPIJ VOOR D I K R (i li N i: K S K U N I) H

62Q

-ocr page 265-

NAJAARSDAG 1994:
NOODZAAK

Groep

Geneeskunde
Gezelschapsdieren

Op zaterdag 26 november a.s. zal de
jaarlijkse NAJAARSDAG van de
GROEP GENEESKUNDE GE-
ZELSCHAPSDIEREN weer worden
gehouden in de Reehorst te Ede, dit
jaar met als thema \'NOODZAAK\'.

Dankzij de welwillende sponsoring
van lAMS Pet Foods Intemational is
het de GGG mogelijk u weer een geva-
rieerd en kwalitatief hoogstaand pro-
gramma aan te bieden, waarvan een
belangrijk deel van de onderwerpen
van oncologische aard zijn. Dit laatste
naar aanleiding van het afscheid van
Prof Dr. W. Misdorp van Veterinair
Nederland.

Prof Dr. W. Misdorp, hoogleraar in de
veterinaire oncologie, zal een inleiding
houden over \'De plaats van de oncolo-
gie in de gezelschapsdierenpraktijk\',
\'s Middags zullen voordrachten over
de veterinaire oncologie te volgen zijn
ineen parallelsessie.

Naast het algemene programma be-
staat dit jaar namelijk voor het eerst de
mogelijkheid om \'s middags een paral-
lelsessie te volgen bij één van de ver-
schillende werkgroepen, in het kader
van de nadere profilering van deze
werkgroepen en ten behoeve van de
overdracht van nuttige informatie.
Zodoende heeft u de keuze om een
voordracht te kiezen op het gebied van
uw eigen interesse bij de Werkgroepen
Veterinaire Oncologie, Voeding, Vo-
gels of Bijzondere Dieren.

Ook het algemene programma biedt u
interessante informatie vanuit de op-
tiek van de \'NOODZAAK\'.

De eerste opvang van traumapatiënten
met daarbij een differentiatie naar
multitrauma en spinaal trauma; de eer-
ste hulp bij oogproblemen; communi-
catie met uw cliënt (ook zeer de moeite
waard), ontwikkeling van implemen-
tatie van een gedegen apotheekbeleid
in de GD-praktijk, beleid ten aanzien
van vaccinatie in besmet milieu en de
behandeling van de anorectische kat,
en nog veel meer.

Kortom: noodzakelijk om ook deze

NAJAARSDAG van de GGG weer
bij te wonen.

Aanmelden voor deze NAJAARS-
DAG 1994 kan geschieden door over-
making
(VOOR 10 NOVEMBER
1994)
van f 95,= (voor GGG/SAVAB-
leden) of f 125,= voor niet leden op
postgiro 539180, ten name van de pen-

Programma NAJAARSDAG 1994 van de GGG

Thema Noodzaak, Zaterdag 26 november 1994, in De Reehorst te Ede

08.45 uur: Inschrijving.

09.25 uur: Drs. H. van Herpen; Opening.

09.30 uur: Prof Dr. W. Misdorp; Plaats van de oncologie in de
Gezelschapsdierenpraktijk.

10.00 uur: Drs. J. Kirpensteijn; Chirurgie bij mammatumoren.

10.30 uur: Drs. A. Heijn; De eerst klap: soms meer dan een daalder waard.

11.00 uur: Koffiepauze.

11.30 uur: Drs. R. van Noort; De anorectische kat.
12.00 uur: Dhr. H.J. Eikmans; Communicatie met uw cliënt.
12.30 uur: Lunch.

14.15 uur: Prof Dr. A. Pijpers; Noodzaak van een goed apotheekbeleid in de
gezelschapsdierenpraktijk.

14.45 uur: Dr. H.F. Egberink; Noodzaak van vaccinaties onder verschillende
epidemiologische omstandigheden.

15.15 uur: Theepauze.

16.00 uur: Drs. M.H.Th. Govers; Eerste opvang van traumapatiënten.

16.30 uur: Dr. L.A.A. Janssens; Spiraal trauma: wat moet er direct en wat kan
er later?

PARALLELSESSIE

14.15 uur: Lezingen verzorgd door de Werkgroep Veterinaire Oncologie.
14.45 uur: Lezingen verzorgd door de Werkgroep Vogels.
15.15 uur: Theepauze.

ningmeester van de GGG te Utrecht,
onder vermelding NAJAARSDAG
1994.

Bij betaling aan de zaal zal een toeslag
worden geheven van f 25,= bovenop
eerder vermelde prijs. De toegangs-
prijs voor studenten bedraagt f 45,=
p.p.

16.00 uur: Lezingen verzorgd door de Werkgroep Voeding.
16.30 uur: Lezingen verzorgd door de Werkgroep Bijzondere Dieren.

THE lAMS«* COMPANY

-ocr page 266-

TIENDE LANDELIJKE BIJEENKOMST
VROUWELIJKE DIERENARTSEN

Tien jaar geleden is de Commissie
voor Advies voor de Beroepsuitoefe-
ning van de Vrouwelijke Dierenarts
(Commissie VDA) ingesteld door het
Hoofdbestuur van de KNMvD, daar-
toe aangezet door de initiatiefneem-
sters van een toen nog op te richten be-
langengroepering voor vrouwelijke
dierenartsen.

De Commissie VDA heeft als doel het
optimaliseren van de professionele
mogelijkheden van de vrouwelijke
dierenarts. De huidige Commissie
werkt daar onder andere aan door mid-
del van regionale netwerken van vrou-
welijke dierenartsen, ad-hoc werk-
groepen zoals de werkgroep die zich
momenteel bezighoudt met alternatie-
ven voor conventionele associatie-vor-
men, de door het Bureau van de
KNMvD georganiseerde kadervor-
ming en de jaarlijkse landelijke bijeen-
komst voor vrouwelijke dierenartsen.

De landelijke bijeenkomst vindt dit
jaar plaats op
zaterdag 12 november
vanaf 13.30 uur in Het Oude Tolhuys,
Weg naar Rhijnauwen 13-15 te
Utrecht.

Na een inleiding door de voorzitter van
de Commissie, Marja Kik, geeft Aleid
Lubberink, lid van de Commissie
VDA ten tijde van de oprichting in
1984, een persoonlijke visie op veran-
deringen in de professionele mogelijk-
heden van de vrouwelijke dierenarts
die de afgelopen 10 jaar hebben plaats-
gevonden. De rest van de middag is
gevuld met een tweetal lezingen:

- \'Time management\'

Marian van Tol, trainer, adviseur en
supervisor op het gebied van commu-
nicatie en managementvaardigheden,
belicht verborgen oorzaken van tijdge-
brek in praktijk en privé-leven.

- \'Conflicthantering\'

Wibe Veenbaas, psycholoog/psycho-
therapeut werkzaam in organisatiebe-
geleiding, managementontwikkeling
en hulpverlening, bespreekt modellen
voor het hanteren van conflicten, toe-
gespitst op intercollegiale conflicten in
de veterinaire praktijk

Ter afsluiting is er gelegenheid tot for-
mele en informele discussie waarbij
nieuwe contacten gelegd kunnen wor-
den en oude banden kunnen worden
aangehaald.

Alle vrouwelijke dierenartsen en dier-
geneeskunde studenten, zowel leden
en kandidaat-leden als niet-leden van
de KNMvD, zijn van harte welkom op
deze landelijke bijeenkomst.

De bijeenkomst wordt financieel mo-
gelijk gemaakt door:

Alfasan Diergeneesmiddelen B.V.

Animed/Virbac B.V.

AUV

KNMvD

Paragon Peteare Nederland B.V.
Rhône-Mérieux B.V.

NIEUW CONTRACT DRUKKERIJ VAN DIJK EN KNMvD

Voor de komende vijfjaar zal de druk
van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde wederom verzorgd worden door
de mensen van drukkerij Van Dijk te
Breukelen. Onlangs werd hiervoor het
contract ondertekend.
Van links naar rechts op de foto: De
Heren Van Dijk junior en senior van
het familiebedrijf T.W, te Giffel, se-
cretaris van de KNMvD en
J.M. de
Kruijf penningmeester van de Hoofd-
redactie.

De produktie van het Tijdschrift is in
de loop der jaren een stuk moderner
geworden. Waar de heer De Geus
(oud-hoofdredacteur) gedurende twee
dagen per aflevering de teksten op
grote vellen plakte, wordt tegenwoor-
dig alles op de computer opgemaakt.
Dat gaat sneller en maakt nu eenmaal
een speelsere opmaak mogelijk.

Daamaast is de aanlevering van kopij
geautomatiseerd. Alle teksten worden
kant en klaar op floppy aangeleverd.

Met andere woorden: De mensen van
drukkerij Van Dijk hoeven de teksten
slechts aan de computer te voeren en
aan te geven, hoe en waar ze afgedrukt
moeten worden.

Natuurlijk heeft deze nieuwe manier
van werken de nodige kinderziekten
doorgemaakt, maar het ziet ernaar uit
dat één en ander langzamerhand effi-
ciënter gaat verlopen.

-ocr page 267-

INHOUD VEEHOUDER EN DIERENARTS

Veehouders Dierenarts

Elk kwartaal opnieuw tracht de Redac-
tiecommissie een interessant scala ar-
tikelen samen te stellen voor haar
nieuwe uitgave. De artikelen zijn spe-
ciaal geschreven voor de veehouder en
geven aan wat in het komende seizoen
belangrijk is. Ondanks de beste in-
spanningen van de Redactie-commis-, -
sie kan het zijn dat u een bepaald on-x
derwerp onderbelicht vindt. Of mi
schien heeft u over een onderwerp een
geschikt artikel in huis. De Redacti^
commissie zou het graag van u horeiï.i

In de oktober-aflevering van Veehou-
der en Dierenarts vindt u de volgende
artikelen:

In cie delistal opgelet, dan de kraamstal
goed bezet,
door dr. M.J. Gcudeke.
Iedere zeugenhouder wil uiteindelijk
een goed bezette kraamstal. Gcudeke
gaat in op de eisen die gesteld worden
aan de beer en de inseminatie.
Vervolgens beschrijft hij de zorg in de
gevoelige periode na de inseminatie.
Door een zorgvuldige werkwijze in de
dekstal wordt het aantal terugkomers
verkleind en het aantal biggen vergroot.
Mastitis een onoplosbaar probleem?,

door dr. W.D.J. Kremer Mastitis is
één van de belangrijkste gezondheids-
problemen bij melkkoeien. Wanneer
de ziekte tot een bedrijfsprobleem is
uitgegroeid, kan men door verbetering
van het management de ziekte onder
de knie krijgen. In andere gevallen lijkt
het probleem onoplosbaar. Kremer
gaat in op de achtergronden van masti-
tis.

Najaarscontrole dracliL
door dra. J,J. PenTOtidanks dat\' dV

-

Sterke indruk
\'fstaat dat de 1
iiim1||||iniii hiijii li i"ii|n i i
Ijjii iiliii ililj I Ml ml hebben gespeeld.
Gebruik diergeneesmiddelen welover-
wogen,
door ir. O. van Eijk. Gebruik
van diergeneesmiddelen dient wel-
overwogen plaats te vinden. Dit artikel
handelt over het voorlichtingsproject
over verantwoord diergeneesmidde-
lengebruik, dat in samenwerking met
onder meer IKC, Faculteit, Gezond-
heidsdienst en KNMvD wordt opge-
zet.

Nieuwe konijneziekten VHD eist zijn
tol,
door drs. M.H. van der Hage. De

ziekte VHD is niet meer weg te denken
uit de hedendaagse konijnenhouderij.
Wilde dieren houden de infectie in
stand. VHD is zeer besmettelijk en de
ziekte kent een stormachtig verloop.
Een sterftepercentage van 100% is niet
uitzonderlijk. Alleen vaccinatie geeft
voldoende bescherming.
Deense melkveehouder pakt het an-
ders aan,
door Angelique Gerritzen
(stageverslag MAS). Denen kijken
soms vreemd aan tegen Nederlandse
ewoonten van veehouderij. In dit sta-
everslag komen vooral verschillen
tussen beide landen aan de orde.
jprtplantingstechnieken hij het
^aap, door drs. P. Vellema. Vellema
in zijn artikel een opsomming
Ie mogelijkheden van ingrijpen in
Ie voortplanting bij schapen. De op-
mming loopt van bronstsynchroni-
satie via verschillende Kl-technieken
tot ET. Tot slot stelt de auteur de vraag
of alles wat kan. ook mag.

Voor meer informatie over Veehouder
en Dierenarts en het afsluiten van
abonnementen kunt u contact opne-
men met het Redactiesecretariaat (030
-510111).

Indien u eerst de animo van uw vee-
houders voor Veehouder cn Dierenarts
wilt peilen, is het mogelijk gratis een
aantal proefexemplaren te ontvangen.

KNMvD-MUZIEK

De door Herman Strategler in 1962
gecomponeerde \'Kleine Rhapsodie\',
ter gelegenheid van het toenmalig
eeuwfeest van de KNMvD, is op vrij-
dag 28 oktober a.s. weer te beluiste-
ren.

Dit feestelijk concert is door leden van
de KNMvD gratis bij te wonen (maxi-
maal twee kaarten per lid).
Om teleurstelling te voorkomen die-
nen belangstellenden snel te reageren,
er is slechts een beperkt aantal plaatsen
beschikbaar.

De opening van het Internationaal en
Cultureel Centrum van de Universiteit

Utrecht, in de voormalige Rijks-HBS
in de Kruisstraat, vormt de aanleiding
voor het uitschrijven van een interna-
tionaal pianoconcours voor studenten.
Tijdens het slotconcert, waarbij vijf fi-
nalisten in pianoconcerten zullen op-
treden, zal het Utrechtsch Studenten
Concert, onder leiding van Bruno de
Greeve, ook de \'Kleine Rhapsodie\'
van Strategier uitvoeren.
Men kan zich opgeven bij Marit Siem
en Marjoleine de Mol (secretariaat
KNMvD tel.nr 030-51 01 11).

Een unieke gelegenheid voor een
avond muziek - met variaties op het
Absyrtus-lied!

DIERGENEESKUNDIG
JAARBOEK
1995

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens
in het Jaarboek 1995 juist ver-
meld worden, dan verzoekt de
Redactie van het Diergeneeskun-
dig Jaarboek
vóór 1 december
1994
eventuele fouten en wijzi-
gingen
schriftelijk door te geven
aan het Bureau van de Maat-
schappij.

Redactie

Diergeneeskundig Jaarboek

-ocr page 268-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Baljet, J.W.; 1994; 3512 EE Utrecht; Lange
Jufferstraat 36.

Beijering, A.; 1994; 8281 GZ Genemuiden;
Jaagpad 17.

Kemna, P.H.J.; 1994; 3511 RW Utrecht;
Nieuwekade 97.

Koets, A.P.; 1994; 6702 CW Wageningen;
Albardaweg 121. ■

Mars, Mevr. M.H.; 1987; 3583 ZE Utrecht;
Antoniushof 141.

Schreurs, W.A.; 1994; 7109 AA Winterswijk;
Corleseweg 29.

Sijbrandij, G.C.J.; 1994; 6881 TP Velp;
Hoofdstraat 208.

Stienstra, Mevr. T.J.; 1994; 8896 JB Hoorn
(Terschelling); Badweg7l.
Veldkamp, Mevr. M.F.; 1994; 3705 ZE Zeist;
Warande 62.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:
Groenveld, M.; 1976; 7152 JH Eibergen;
Kruiskamp 70.

Hendriks, H.E.B.M.; 1987; 5632 TA

Eindhoven; Italiëlaan 25.

Hilderink, P.E.; 1991; 7468 JD Enter; Erve

Oldenhof65.

Koedam, Mevr. M.A.; 1982; 3734 HC Den

Dolder; Hermelijnlaan 11.

Oude Luttikhuis, Mevr. W.M.T.; 1994; 7776

AA Slagharen; Coevorderweg 5.

Roest, G.; 1975; 2352 JH Leiderdorp;

Ockenrode 14.

JUBILEA:

P.B. Saathof te Diever, afwezig, 35 jaar, 15 ok-
tober 1994

P. Eenhoorn te Vries, afwezig, 35 jaar, 16 okto-
ber 1994

P.W.A. Seuren te Sevenum, afwezig, 25 jaar, 17
oktober 1994

N.B. van der Meer te Schijndel, afwezig, 25 jaar
17 oktober 1994

R.K. de Boer te Borger, afwezig, 25 jaar, 17 ok-
tober 1994

M.J. de Boer te Nieuw Milligen, afwezig, 25
jaar, 17 oktober 1994

Dr. J.J. Geene te Wanroy, aanwezig, 25 jaar, 17
oktober 1994

W. van der Holst te Stroe (Gld), aanwezig, 25
jaar, 17 oktober 1994

Th.T. Adamse te Haulerwijk, afwezig, 35 jaar,
17 oktober 1994

Dr. L.T.S. van Ekdom te Leiden, afwezig, 35
jaar, 17 oktober 1994

A.A. Smorenburg te Woerden, afwezig, 35 jaar,
17 oktober 1994

Mevr. R. Dijkstra te Delfl, afwezig, 35 jaar, 17
oktober 1994

T. van der Laan te Leeuwarden, afwezig, 45 jaar
28 oktober 1994

P. Kleinjan te Wolvega, afwezig, 45 jaar, 28 ok-
tober 1994

Dr. M.J. Dobbelaar te Wassenaar, afwezig, 40
jaar, 30 oktober 1994

W. van der Eijk te Soest, afwezig, 45 jaar, 30 ok-
tober 1994

Personalia

F. in \'t Hout te Hardegarijp, afwezig, 30 jaar, 3
november 1994

C. Hennis te Garijp, afwezig, 30 jaar, 3 novem-
ber 1994

R. van der Veen te Meerkerk, aanwezig, 5 no-
vember 1994

A.S. Spruit te Rotterdam, afwezig, 30 jaar, 6 no-
vember 1994

K.G.P. Pouwels te Weert, afwezig, 25 jaar, 7 no-
vember 1994

M. Nicolay te Winsum (Gr.), afwezig, 25 jaar, 7
november 1994

A.A.P. van Montfort te Bergeyk, afwezig, 25
jaar, 8 november 1994

W.C.C. Wamelink te Holten, afwezig, 25 jaar,
15 november 1994

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
9juli 1994:

Bijl, C. van der
Fransen, Mevr. L H.F.M.
Kemna, P.H.J.
Koets, A.P.
Kuipers, P.
Leuven, M.M.G.W.
Mouwen, Mevr. D.J.M.
Stamps, Mevr. G.M.
Steenmetz, Mevr. C.T.M.
Stienstra, Mevr. T.J.
Theuws.W.E.H.J.

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
6 augustus 1994:
Baljet, J.W.
Beijering, A.

Custers, Mevr. S.E.A.C.M.
Griensven, J.M.G. van
Krug,F.L.G.
Küsters, Mevr. A.H.A.
Leistra, Mevr. W.H.G.
Schreurs, W.A.
Sijbrandij, G.C.J.
Veldkamp, Mevr. M.F.

MUTATIES:

201 Allaan, Mevr. A.J.; 1985; 1741 .MH
Schagen; De Dreef 44; tel. 02240-16329
privé, 072-122308 bur,; lok.d. R.V.V.
kring Alkmaar/De Meem.

202 Amtz, G.J.H.M.; 1989, 6658 EM
Beneden-Leeuwen; Nijverheidsstraat 6;
tel. 08879-4857 privé, 2233 prakt.; p.

203 Baerveldt, Mevr. M.C.; 1990; 2803 RR
Gouda; Hopgaarde 4; tel. 01820-73203
privé, 34466 prakt.; p.. geass. met Mevr.
W.G. Roelofsen.

204* Baljet, J,W,; 1994; 3512 EE Utrecht;
Lange JufTerstraat 36; tel. 030-317628
privé, 023-310880 prakt.; p., medew. bij
Dr, J,W. Baljet en Mevr. Dr. G.W.
Baljet-Tiecken.

204 Barczyk, Z.A.; 1992; 3742 HN Baarn; De
Logger 8; tel, 02154-22715 privé, 020-
6950700 prakt.; p,

206* Beijering, A.; 1994; 8281 GZ
Genemuiden; Jaagpad 17; tel. 05208-
56780 privé, 54429 prakt.; p., medew, bij
J,R. Eekhof,
207 Berg, M. van den; 1961; 7731 PR
Ommen; Lemelerweg 4; tel. 05291-
52191; r.d.

209* Bijl, C. van der; 1994; 3514 VE Utrecht;
Kievitdwarsstraat 14; tel. 030-714493;
wnd.d.

212 Bogaerts, A.E.J.; 1980; 5707 RT Helmond;
C. Huygenslaan 10; tel. 04920-50644
privé, 23882/06-52891053 prakt.; fax
04920-50644; p.

2l4»BorTias, Mevr. H.L.; 1984; zie: Heuvel-

Borrias, Mevr. H.L. van den
220 Buijsse, W.A.; Gent-1987; 5375 KN
Reek; Driehuizerweg4; tel, 08860-76495
privé, 08866-3636 prakt.; fax 08866-3353;
p., geass. met R.H.M. Bergevoet en Th.F.
Krabbenborg.
223 Croll-van Verschuer, Mevr. C.M.R.; 1991;
4153 RB Beesd: Mariënwaerdt 12; tel.
03458-1368 privé, 078-216400 bur,; d, bij
M.A.S. "De Groene Zoom"" Dordrecht.
223*Custers, Mevr. S.E.A.C.M.; 1994; 3514
VE Utrecht; Kievitdwarsstraat 14; tel,
030-714493; wnd,d.
236 Fortuyn Droogleever, Mevr. A.B.; 1990;
7439 AT Steenenkamer; Twelloseweg 19
A; tel. 05700-10070 privé, 01650-57500
prakt.; p., mede», bij F.P.C,M. Beens,
237* Fransen, Mevr. L.H.F.M.; 1994; 3584
ZD Utrecht; E. Vredelaan 131; tel. 030-
520424; d,

243* Griensven. J.M.G. van; 1994; 5216 GN
\'s-Hertogenbosch; Arezzostraat 22; tel,
073-137013; d.

244 Groenveld, M.; 1976; 7152 JH Eibergen;
Kruiskamp 70; tel. 05454-75349 privé,
08355-1725 bur.; lok.d. R.V.V. kring
Doetinchem, lok. Lievelde (toev, als lid),
249 Hebeda, Mevr. S.E.; 1992; Naar het bui-
tenland.

362 Hebeda, Mevr. S.E.; 1992; Katonah, New
Vork 10536 (U.S.A.); c/o 109 Cedar
Road, Apt. B-1; tel, 00-1-914-2326353;
d.

251 Hendriks, H.E.B.M.; 1987; 5632 TA
Eindhoven; Italiëlaan 25; tel. 040-426297
privé, 480366 prakt.; p., geass. met Mevr.
J.M. Hendriks-Timmers (toev. als lid).

252 Hettinga, E.N.J.; 1970; 9635 AX
Noordbroek; Hoofdstraat 90; tel. 05985-
3175 privé, 1356 prakt.; fax 05985-3175;
p., geass. met H.J. Buurma en F.J. Smit.

253* Heuvel-Borrias, Mevr. H.1,. van den;
1984; 5624 KW Eindhoven; Louis
Kookenweg 2; tel. 040-461.301 privé.
04920-46775 bur.; lok.d. R.V.V. kring
Ween.

253 Hilderink, P.E.; 1991; 7468 JD Enter; Erve
Oldenhof 65; tel. 05478-3405 privé,
05408-41220 prakt.; p., medew. bij
J.W.A.M. Bartels en J.H.A. ter Keurs
(toev, als lid).

256 Hooijmans, A.H.; 1986; 1741 M H
Schagen; De Dreef 44; tel. 02240-16329
privé, 03404-51350 bur.; wet. medew.
M B. V S. Automatisering.
266 Kamps, L.; 1989; 7.548 RW Enschede;
Baltinkweg 30; tel. 05.3-282048 privé,
305805 prakt.; fax 053-327448; p., medew.
bij P.C.R. Baars, E.J. Hurkens en H.W.
Wessels.

266* Kemna, P.H.J.; 1994; 3511 RW Utrecht;
Nieuwekade 97; tel. 030-367740; wnd.d.

270 Koedam, Mevr. M.A.; 1982; 3734 HC Den
Dolder; Hermelijnlaan 11; tel. 030-251473
privé, 742086 bur.; wet. medew. R.I.V.M.;
specialist Veterinaire Pathologie (toev, als
lid).

270* Koets, A.P.; 1994; 6702 CW
Wageningen; .Albardaweg 121; tel.
08370-16448; wnd.d.
274 Krol-del Rosario Suarez, Mevr. R.M.P.;

Cordoba (Sp.)-1989; naar het buitenland.
364 Krol-del Rosario Suarez, Mevr. R.M.P.;
Cordoba (Sp.)-1989; 5914 PT Venlo; p/a
Boerhaavestraat 9; tel. 00-966-1-
2411055; d. (AT & T International;
P.O.Box 4945; Riyadh 11412 (Saudi

-ocr page 269-

Arabia)).

274*Kruf;, F.L.G.; 1994; 3572 ZV Ltrechl;

Buys Ballotstraat 47; lel. 0.10-734151; d.
276* Kuipers, P.; 1994; 3705 PA Zeist;
Churchllllaan 9; tel. 03404-50953;
wnd.d.

276* Kusters, Mevr. A.H.A.; 1994; 3512 EF.
Utrecht; Lange Jufferstraat 36; tel. 030-
317628; d.

279* Leistra, Mevr. W.H.G.; 1994; 2106 NA
Heemstede; Leidsevaartweg 1; tel.
02502-49897; wnd.d.
279* Leuven, M.M.O.W.; 1994; 3437 HB
Nieuwegein; .Nereusburg 89; tel. 03402-
47727; wnd.d.
285» Meer. G.T.W. van der: 1970; .1612 AJ
Tienhoven (U); Westbroekse binnenweg
42 A; tel. 03469-2507 privé, 03406-95211
bur.; lok.d. R.V.V. kring Alkmaar/De
Meem.

287»Michielsen, W.H.; 1977; 7241 TA
Lochern; Oude Vordenseweg 2: tel. 05751-
1329 privé, 05750-13941 bur.; lok.d.
R.V.V kring Doetinchem.
289* Mouwen, Mevr. D.J.M.; 1994; .3572 RD
Utrecht; Leistraat 1 bis; leL 0.10-715841;
wnd.d.

297 Oude Luttikhuis, Mevr. W.M.T.; 1994;
7776 A.A Slagharen; Coevorderweg 5;
tel. 05231-2951 privé, 3333 prakt.; p.,
medew. bij J.M.M. Craafnians en G.J.
Streefland (toev. als lid).
301 Poecke-Steneker. Mevr. P. van; 1991;
8431 TC Oosterwolde (F); Evetlsmaad 9;
lel. 05160-20023 privé. 05908-15500
prakt.; p.. medew. bij J.P.M. Hopmans.
305 Reinders.Dr.J.S.; 1931; U-1963; 89.13 CX
Leeuwarden; Achterde Hoven 268; r.d.
.108 Roest, G.; 1975; 2352 JH Leiderdorp;
Ockenrode 14; tel. 071-X94555 privé,
890405 prakt.; p„ geass. met Dr. A.W.
Helder (toev. als lid).
313 Schep, Mevr. H.S.; 1992; 3781 NN
Voorthui/en; Hunnenweg 10-2; teL
03429-1603 privé, 03420-14956 prakt,;
p.. medew. bij J.W. Bakker, W . de Boer,
C. van der Hem, G. Heynen. D.P.
Hofstee. H. Nijland. M. Koseboom en
W.A. de Vries.
315*Schrcurs, W.A.; 1994; 7109 AA
Winterswijk; Corleseweg 29; tel. 05430-
14258; wnd.d.
3l6*Segeren, P.H.M.; Gent-1994; 5056 RC
Berkel-Enschot; Laag Heukelomseweg
11; tel. 01619-2556 prakt.; p., medew. bij
P.J.C. Dirven en J.A.M. Kolen.
317* Serrarens. S.A.T.V.; 1994; 6002 SP
Weert; Tobbersdijk 84; tel. 04950-38043
privé, «4955-1225 prakt.; p., medew. bij
M.W.G.H. Heijmans, .A.Th. Kooien.
M.I.M. Linthorst, K.G.P. Pouwels,

F.G.M. Scheijmans, J.W.H. Scheres en

G.P.M.M. Tacken.

ff 111 n < i

317*Sijbrandij. G.C.J.; 1994; 6881 TP Velp;
Hoofdstraat 208; tel. 085-619182 privé,
647260 prakt.; fax 085-629890; p.. me-
dew. bij H.A. Luten.

320» Soest, J.F.M. van; 1980; 5111 CL Baarle-
Nassau; Roosakkerstraat 13; tel. 04257-
7426 privé, 04116-78222, 076-225660
bur.; fax 04116-73976 of 076-226728;
lok.d. R.V.V. kring Breda.

320 Soethout, A.E.E.; 1974; 5431 KJ Cuijk;
Hermelijnkwartier 58; tel. 08850-13147
privé. 080-714611/08380-35686 bur.; fax
08380-39907; lok.h. R.V.V. kring Nijme-
gen/Oss; adj. i.V.D.. hoofd District Ede.

321 Souverein. M.; 1989; 7559 CL Hengelo
(O); Ankarastraat 7; tel. 074-771674 privé.
422687 prakt.; p., medew. bij F.J.M.M.
Dankers.

322* Stamps, Mevr. G.M.; 1994; 3572 KN
Utrecht; A. Numankade 3 C; tel. 030-
733755; wnd.d.
323*Steenmetz. Mevr. C.; 1994; 3581 XT
Utrecht; Hugo de Grootstraat 18 bis; tel.
0-10-316.176; wnd.d.
323 Steerenberg, E.T.; 1993; 7827 L.M
Emmen; Eendenveld 82; tel. 05910-
.14382 privé, 32727 prakt.; p., medew. bij
Mevr. E.L. Vreugdenhil.
323*Stienstra, Mevr. T.J.; 1994; 8896 JB
Hoorn (Terschelling); Badweg 71; tel.
05620-8954; wnd.d.
326 Tacken, G.P.M.M.; 1984; 6011 SM Ell;
Wetselderstraat 4; tel. 04955-1323 privé.
1225 prakt.; fax 04955-1615; p.. geass. met
M.W.G.H. Heijmans, A.Th.E. Kooien,
M.I.M. Linthorst, K.G.P. Pouwels, F.G.M.
Scheijmans en J.W.H. Scheres.

326 Tersmette, B.M.; 1989; 3572 BW Utrecht;
Hoefijzerstraat 12; tel. 030-719641: p.

327*Theuws, W.E.H.J.; 1994; 5571 TS
Bergevk; Burg. .\\artslaan 44; tel. 04975-
1465; "d.

327 Thien. A.Th.L.G.; 1974; 3904 PA
Veenendaal; Bezaan 3; tel. 08385-18264
privé. 080-714611 bur.; fax 080-785947;
coördinator Levend Vee R.\\\'.\\\'. kring
Nijmegen/Oss.

328 Tigchelaar.J.F.; 1984; 9034 XA Marssum;
Rijpsterdijk 45; tel. 05107-42020 prakt.;
fax 05107-41969; p.

331 Vahl, Dr. H.A.; 1977; U-1985; 8252 ET
Dronten; Het Rijpaard 39; tel. 03210-
13179 privé, 05220-68911 bur.; fa*
05220-68930; hoofd Landbouwkundige
Afd. bij A.C.M. te Meppel.
322* Veldkamp. Mevr. M.F.; 1994; 3705 ZE
Zeist; Warande 62; tel. 0,1404-61256;
wnd.d.

333 Velema, J.B.; 1979; 8401 AV Gorredijk;
Easterein 2; tel. 05133-5669 privé, 5161
prakt.; fax 05133-2489; p., geass. met S.J.
Henstra, J.R. de Nooij, J.T. Siebinga en
Mevr. P.H.M. Thywissen.

343* Weekhout, P.J.; 1972; 9244 ET
Beetsterzwaag; Ulelleeht 10; tel. 05126-
3693 privé, 05945-12828 bur.; fax 05126-
3693; lok.d. R.V.V. kring Assen/
Leeuwarden.

348 Wijden, M.W. van der; 1992; 3911 WJ
Rhenen; Petunia.straat 30; tel. 08376-
17506 privé. 01820-11215 prakt.; p.. me-
dew. bij W.C.M. van den Heuvel.

loorlopende agenda

Oktober

15 Bijeenkomst kadervorming voor vrouwe-
lijke dierenartsen te Zwolle, aanvang 13.30
uur.

18 PAO-D cursus: 94/74 Dermatologie gezel-
schapsdieren voor assistenten.

19 PAO-D cursus: 94/79 Patiëntendemon-
stratie gezelschapsdieren.

20 14.00 uur, GD-Deventer, VDCiG in de
pluimveehouderij.

21 PAO-D cursus: 94/93 Toepassing van rönt-
genologie bij bijzondere dieren.

21 PAO-D cursus: 94/76 Behandeling van
kruisbandletsels.

21 33e Dies van het Particulier Veterinair
Gezelschap "Cerberus".

22 Najaarstraining GHwD, Maag-darmpro-
blemen bij huisdieren, "Nol in "t Bosch\',
Wageningen.

24 AUV-regiovergadering, regio Zuid. Motel
Vught, aanvang 20.00 uur.

25 20.00 uur, GD-Boxtel. VDCiCi in de rund-
veehouderij.

26 Europäische Tagung der Beamteten
Tierärzte.

26 Symposium "Gemedicineerde voeders in
de praktijk\'.\'\'.

Postiljon Hotel Rosmalen, aanvang 13.45
uur.

27 Jaarvergadering Groep Dierenartsen werk-
zaam in hel Bedrijfsleven van de KNMvD.

27 AUV-regiovergadering, regio West, Afrit
De Meer, aanvang 20.00 uur.

27 14.00 uur, GD-Drachten, VDGG in de
rundveehouderij.

28 PAO-D cursus: 94/60 Röntgenologisch en
echografisch onderzoek van het urogeni-
taalapparaat bij gezelschapsdieren.

28 PAO-D cursus: 94/101 LPC70CD
(Elleboog) hond.

29 PAO-D cursus: 94/100 Introductie prakti-
sche toepassing van echografie bij gezel-
schapsdieren.

31 AUV-regiovergadering, regio Oost, \'De
Cantharel" te Ugchelen, aanvang 20.00
uur.

GEVRAAGD DIERENARTS M/V

Gezocht wordt iemand met ruime ervaring in de gezelschapsdierensector, met de bereidheid zich toe te leggen op

de paardengynaecologie. Tevens dient men ook deel te nemen aan de consultatieve rundveepraktijk.

Geboden wordt een werkkring waarin gestreefd wordt naar een evenwichtige verdeling tussen werken en vrije tijd.

Het is de bedoeling om bij gebleken geschiktheid tot associatie te komen.

Sollicitaties binnen 14 dagen richten aan:

D.A.P. Stroowaert, Margrietstraat 8, 3261 AN Oud-Beijerland.

-ocr page 270-

Gemengde dierenartsenpraktijk in \'t westen des lands zoekt

ENERGIEKE DIERENARTS M/V

Reacties richten aan de Redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer
63/94

Enthousiaste en ervaren dierenarts zoekt ter overname een

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

zodat uw praktijk wordt voortgezet en zijn plannen worden verwezenlijkt.

Gaarne uw schriftelijke reacties richten aan de Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 64/94
(Telefonische reacties en/of informatie 030-511520).

Gemengde praktijk in Drenthe zoekt

DIERENARTS M/V

Er zal geparticipeerd dienen te worden in de dienstregeling en managementtaken.
Achterwacht en ervaring strekken tot aanbeveling. Ook echtparen mogen reageren.
Associatie behoort in de toekomst tot de mogelijkheden.

Uw reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, on-
der nummer 65/94

INGELVAC® EN HET

GROTE GEMAK

Boehringer
Ingelheim

BOEHRINGER INGELHEIM BV
POSTBUS 8037, 1802 KA ALKMAAR
TEL. 072-662411 / FAX 072-617673

Ingelvac Aujeszky MLV bestaat uit een flacon (levend)
virus en een flacon oplosmiddel. Door de onderdruk
in het flesje virus, is met de
Ingelvac Overloopnaald
in een oogwenk kant en klaar vaccin
bereid. In exact de juiste verhouding,
zonder lastige restjes, omdat de
/Ik
hoeveelheden precies op elkaar
zijn afgestemd. Er zijn verpak-
kingen met 10, 25 en 50
doseringen, zodat aan-
maak altijd afgepast kan
worden naar
behoefte.

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel. (030) 204114

-ocr page 271-

EN NIEUWE IMPULS

Enalfor

Diergeneesmiddel UDA
Tabletten al, 2.5, 5,10 of 20
mg enalaprilmaleaat.
Voor orale toediening aan
honden als symptoma-
tische, aanvullende therapie
bij de behandeling met het
diureticum furosemide van
hartfalen, veroorzaakt door
mitralisinsufficiëntie of con-
gestieve cardiomyopathie.
De dosering bedraagt een-
maal daags 0.5 mg/kg
lichaamsgew/icht. In ernstige
gevallen mag de dosering
worden verhoogd naar een
maximum van tweemaal
daags
0.5 mg/kg.

Bijvi/erkingen: pre-renale
azotemie, hypotensie.
Contra-indicaties: toepas-
sing bij drachtige dieren.
Zie voor volledige informatie
de bijsluiter
Reg. NL 8525 Vm 8529

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt, telefoon 030 - 212800

Mycofarm

-ocr page 272-

ACHTERSTALLIGE BETALINGEN

Naarmate de tijd verstrijkt worden ze oninbaar en een bron van ergenis,
nog afgezien van de financiële nadelen.

Tijdige aanpak is geboden!

Wij werken betrouwbaar en efficiënt. Vrijblijvend verstrekken wij u uitvoerige informatie.

Bemiddelings- en Adviesbureau

Valynco BV

Mr. G. J. Teerink, Albrechtlaan 3, 1404 AH Bussum, tel. 02159-42018

Editor vaccins

dierenarts met researchervaring

Ahzo Nobel is één van de grootste
chemische concerns ter weretd met
73.000 medewertiers in meer dan
50 landen. De hoofdzetel bevindt zich
in Arnhem. Wert<en bij Mao Nobet
betekent een loopbaan bij een
technologisch hoogontmkkelde onder-
neming. Het prodaktenpatiket omvat
chemische produkten, verven en
lakken, produkten voor de gezond-
heidszorg en vezels.

AKZO NOBEL

CREATING THE RICHT CHEMISTRY

Intervet International bv een

dynamische, snelgroeiende onder-
neming, business unit van de Pharma
Group van het Akzo Nobel-concern -
ontwikkelt, produceert en verkoopt
diergeneeskundige preparaten.
De Intervet groep heeft vestigingen
verspreid over de hele wereld met in
totaal 1.450 medewerkers.
De hoofdvestiging Boxmeer heeft
580 medewerkers. De produkten
worden wereldwijd geëxporteerd.

De afdeling Registratie

Door de afdeling Registratie worden
Produktdossiers opgesteld, die dienen
voor de toelating van die produkten
door de overheid. In Boxmeer worden
dossiers geproduceerd voor het
verkrijgen van registraties in meer
dan 100 landen. De kwaliteit van de
dossiers Is van wezenlijk belang en
bepaalt mede het succes van Intervet.
Binnen de afdeling is het werk geor-
ganiseerd in een groep voor farma-
ceutica en een groep voor vaccins.
Voor deze laatste groep zoeken wij
een editor

Uw functie

Uw voornaamste taken zijn het samen-
stellen van dossiers en het beant-
woorden van vragen van registratie-
autoriteiten, zowel rechtstreeks (EU)
als via local companies of export-
landen. Verder neemt u deel aan
projectgroepen om ervoor te zorgen
dat er voldoende gegevens over
nieuwe en bestaande produkten
beschikbaar komen.

Uw profiel

Voor deze functie zoeken wij een
dierenarts die beschikt over weten-
schappelijke ervaring met biologische
research (vaccins), produktie of
quality control; ervaring in de genees-
middelensector en/of met registratie-
problematiek strekt tot aanbeveling.
Een goede schriftelijke uitdrukkings-
vaardigheid in het Engels, mondelinge
beheersing van het Frans en uit-
stekende contactuele eigenschappen
zijn verder van belang.

Uw reactie

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met mevrouw M. Klasens,
hoofd Registratie-afdeling, telefoon
08855-87610.

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u
(m/v) binnen 14 dagen richten aan
de afdeling Personeelszaken,
t.a.v de heer H. Verbeek. Intervet
International bv. Postbus 51.
5830
AA Boxmeer.

-ocr page 273-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 21, 1 NOVEMBER 1994

EDITORIAL 627

OVERIGE ARTIKELEN

Secticbcvindingen bij varkens: niet-gescicctccrde inzendingen uit varkenspest-

bescherniingsgebieden van 1992 versus geselecteerde inzendingen van 1991 -1992:

N.H.M.T. Peperkamp, C. van Maanen. S.G.Th. Zuilhoff. G.H.M. van Logle.sli/n.

.A.R.W. Ethers en E. Gruys 629

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

[lepaling van de uitscheidingsduur van oxytetracycline en lugol in de melk van intra-
uterien behandelde koeien;
Th. Dijkstra. H. IC. Barkema. R.D. van Buuren.

J. G. van Spanje en H. Jorrilsma 634

BOEKBESPREKING 633

REFERATEN 653

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Veertig jaar Museum Diergeneeskunde; Van Kroes lol Wijgergangs 638

Specialisten willen grotere herkenbaarheid . 641

Europese onderscheiding prof. dr. Van Miert 642

Rhone Merieux prijs 1994 voor ID-DLO 643

Uitreiking eerste diploma\'s \'Master of veterinary science"; Sophie Deleu 646

Wijziging aanwijzing dierziekten bij vee; klinische Aujeszky aangifteplichtig 649

VETERINAIR VERLEDEN

LaurenzoRusio(Rusius) 642

MEDEDELINGEN VHI

De pest als zoönose 647

MEDEDELINGEN RW

Nieuw controlesysteem pluimveebedrijven door de bevoegde dierenarts 648

Bedwelming van speciale noodslachtingen 649

CURSUSSEN EN CONGRESSEN

Voorjaarsdagen 1995 649

Oprichting Europese Bibliotheekgroep 650

Binnenstebuiten; een kwart eeuw Interne in dc Uithof 650

Studiedag VEEC 650

UK(i - Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren 650

Klinische avond Noord-Nederland 652

WETENSCHAP

ACTUA

Wetenschappelijke lezingen

WA 1,7 ham

Inlichtingen:

virbac Nederland BV
Tel.: 03420 . 93008
Fax: 03420 . 90164

Pododermatitis bij hond en kat ■ Dr. Ton Willemse
Urolithiasis bij hond en kat Dr. Ronald van Noort

22 november 1994 te Nieuw Vennep
22 december 1994 te Bameveld

K O N 1 N K 1. I .1 K 1 NIDIRLANDSI M A A I S C\'11 A P I\'I J VOOR I) 11 R (I I N I I S K U N I) I

-ocr page 274-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzilter)

Drs. J.P.J. Peelen (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr H. J Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent. België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesville, Florida, U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut. U.S.A.)

Prof.dr. E.D. Heller (Israël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U S A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr, A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California, U.S.A.)

Prof dr, M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr, M, Reinacher (Giessen. Germany)

Prof dr. E. J, Ruitenberg (Amsterdam Utrecht)

Prof dr, A, Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schat (Ithaca. New York. U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. R.J. Slappendel (Utrecht)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. II. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. II W. de Vries (Utrecht)

Prof dr P. F G. M. van Waes (Uirechl)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTIE

R.G.J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In dc/c raad zijn vcrlcgcnw(X)rdigd alle Afdelingen cn
(irocpcn van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde,

BUREAU

Julianalaan 8-10, Poslbus 14031, J.SOff SB Utrechl (tel
030-51 01 i:/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift u)or Diergenevskunde is hel vercni-
gingslijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonncmcnlsprijs vot>r dierenartsen niet-leden van
dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenarlsen wordl vast-
gesteld door het I ioofdbestuur,

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Poslbus
30, 35(K) AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Poslbus 85I(K), 3508 AC Utrechl, nr 69 93 61
443,

DRUK

Drukkerij G, van Dijk B V,, Breukelen (tel, 0.M62-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V , Veendam (tel. 05^87-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 0.10 - 51 01 11. Fax 030-511787

Drs. A. W. Udo. voorzilter
Drs. W.J. Schoorlemmer. vicc-voorzitlcr
Drs. J. J. van Zutven, penningmeester
Drs. J.C. Baars, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans. lid

Mw. drs. C.L. van Amerongen-Overgaauw, lid

Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr. Tj, Joma. algemeen secretaris
T. W. te (iiffel. secretaris

Mw. drs. M. C. van Ooslrum-Schuurman Hess
Mw. mr, P, S. van Egmond
Mw. drs, S. A M, Deleu

Mw. D.T.C. Raasing

Mw. drs. C.M. van Kalles

S. L. Oostindiën

651

651

652

654

655

658

659
661

660
662
663

629

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU
VACATUREBANK
ADMINISTRATEUR

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE
PAÜ-D

VRAAG EN ANTWOORD

KNMVD

IN MEMORIAM

F.J. Koksma

MAATSCHAPPIJNIEUWS

De KNMvD en de gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Uitspraak Ereraad over incorrect uitoefenen diergeneeskunde
KNMvD neemt deel aan de VIV; Uw dierenarts biedt meer!
Najaarsdag GGG 1994; Noodzaak

FISCAAL-ACTUEEL

Een optimaal testament

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

OTHER PAPERS

Post-mortem findings in pigs: non-selected submissions from hog-cholcra-protection-areas
of 1992 versus selected submissions of 1991-1992;
N.H.M T. Peperkamp. C. van Maanen.
S.C. Th. Zuithoff. G.H.M. van Logtestijn. A.R. W. Ethers atti!E. Grttys

ORIGINAL PAPERS

Excretion of intra-uterine applied oxytctracyclinc and lugol in cow\'s milk; Th. Dijkstra.
H. H\'. Barkema. R. D. van Buuren. .1. G. van Spanje anti H. Jorritsma

634

AII rights reservcd

Verklaring;:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Slyle) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). Dc Rcdaclie aanvaardt geen aansprakelijkheid vmir schade welke - direct ol\'indircci - hel gevolg mochl zijn
van gebleken onjuistheden in de inhoud van dc in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is \\emield of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advenenlies.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Rcdaclie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uil dil tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakl, dixir middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ixik. zonder schriftelijke UKsIcmming van de Redactie.

(f^aper.s appeuring in this jownai ure iisleti in Ciurenl Otntents /.-tgrieuitunil Bittittgv and Knvirimnwntal Seience !
inde.x-Medicus. Inde.x l\'eterinarius / Veterinarv Huiietin. Hiidogii at .Ahstrai ts. Camhridge Scienti/ic Ahstract.\'i).

-ocr page 275-

Voor honden met ontstekingsverschijnselen
gaan we naar piaatsen waar nog geen hond geweest is.

V

I

Voedselallergieën bestrijden met vis. Ongebruikelijke, uitstekend
verteerbare eivvritbronnen, zijn van essentieel belang bij hef
verminderen van de mogelijke allergene druk. Daarom gebruiken
wij bij The lams Company vis in Response Formula FP voor
honden, ons nieuwe Eukanuba Veterinary Diets produkt.

Behandeling van ontstekingsverschijnselen.

Vanzelfsprekend is slechts een deel van
de ontstekingen bij honden te wijten
aan voedselallergieën. Om een breder
scala van pruriHsche en ontstekings-
verschijnselen, waaronder atopie en
vlooienallergie, te kunnen behandelen,
is de verhouding van Omega-6 en
Omega-3 vetzuren in de celmembranen van de hond van centraal
belang. Deze verhouding wordt bepaald door de voeding.

Ideale verhouding van Omega-6 en Omega-3 vetzuren. Response
Formula FP voor honden voorziet in een opHmale verhouding van
deze vetzuren, liggende binnen de ratio van 5:1 tot 10 : 1\',
hetgeen helpt bij de vermindering van de hoeveelheid pro-
inflammatoire metabolieten en houdt huid en vacht in gcïede
conditie.

CUKANUBA«:

vmMUjrrotrrt ^

XT"
i\'

Nieuwe Response Formula FP
voor Honden: voor de behandeling
van ontstekingsverschijnselen.

Nieuw: Eukanuba Veterinary Diets • Response Formula FP voor Honden.

Biedt u een diëtetisch hulpmiddel bij de behandeling van
ontstekingsverschijnselen èn zorgt tegelijk voor een optimale
voeding voor het algehele welzijn van het dier. De uitstekende
smaakt zorgt voor een voortreffelijke acceptatie en natuurlijk een
betere opvolging van uw adviezen. Dus of de ontstekings-
verschijnselen van uw patiënt nu veroorzaakt worden door atopie,
vkwienallergie of een voedselallergie, de keuze voor het dieet zal
duidelijk zijn. Eukanuba Veterinary Diets zijn uitsluitend
verkrijgbaar bij de dierenarts. Voor meer informatie kunt u terecht
bij Holland Diervoeders B.V., Utrecht, tel.: 030 - 479611.

1. Vaughn DM, Reinhart GA, Swain SF, et al. Evaluation of dietary n-6 to n-3 fatty acid
ratios on leukotriene B synthesis in dog skin and neutrophils. Submitted to 12 Annual
Veterinary Medicine Forum.

2. Data on file, Paul F. lams Research Center, The lams Company, Dayton, Ohio.

EUKANUBA*: VETERINARY DIETS van TNE IAMS«\'COMPANY

-ocr page 276-

In de wereld van het onderzoek
neemt DLO een unieke positie in
met kennis en expertise van alle
aspecten van agrarische produktie-
ketens, maar ook van natuur, milieu
en landschap.

Jéi

id-dio

Dienst Landbouwkundig Onderzoek

Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid (ID - DLO)

Het ID-DLO bevordert en bewaakt de gezondheidstoestand van landbouwhuisdieren
ten behoeve van een rendabele, maatschappelijk verantwoorde veehouderij en de
hiermede verband houdende bewaking van de volksgezondheid.

Voor de afdeling Porcine en Aviaire Virologie zoeken wij kandidaten voor de functie
van

laboratoriumhoofd

vacaturenummer 27.22.17.20.00.01 TD

De afdeling Porcine en Aviaire Virologie verricht o.a. onderzoek
naar vee- en vogelwet ziekten met een virale aetiologie van
runderen, varkens, paarden, kleine herkauwers en pluimvee.
Het betreft zowel binnen de EG voorkomende dierziekten als
exotische virusziekten. Een aantal van deze ziekten mag,
vanwege hun grote besmettelijkheid en gevaar voor de
Nederlandse veestapel, uitsluitend binnen het beveiligde
laboratoriumcomplex worden bewerkt. Tevens wordt er binnen
deze afdeling onderzoek verricht naar andere economisch
belangrijke inheemse virusziekten bij varkens en pluimvee.
Functie-informatie: het initiëren en zelfstandig verrichten van
wetenschappelijk onderzoek in projectverband op het gebied van
de aetiologie, pathogenese, diagnostiek en immunologie van
virusinfecties bij pluimvee; het ontwikkelen en op hun bruikbaar-
heid evalueren van gevoelige serologische en virus-detectietech-
nieken, het analyseren van veldisolaten en het evalueren van pro-
blemen die zich in de praktijk bij de bestrijding van virusziekten
bij pluimvee voordoen; leiding geven aan het laboratorium, het
deelnemen aan projectteams; het onderhouden van contacten
met de gezondheidsdiensten, Veterinaire Dienst en Internationale
organisaties met name op het gebied van ziekten die vallen onder
de wet op vogelziekten; het publiceren van onderzoeksresultaten.
Functie-eisen: W.O., bij voorkeur diergeneeskunde. Promotie en
ervaring op een of meerdere van de gebieden virologie,
moleculaire biologie en immunologie strekken tot aanbeveling.
Standplaats: Lelystad.

Salaris: maximaal Fl. 7973,- bruto per maand.
Inlichtingen: voor meer informatie kunt u terecht bij de volgen-
de personen: de heer dr. T.G. Kimman, 03200 - 76671 en de heer
dr. G. Koch, 03200 - 76609.

Sollicitaties binnen 14 dagen: DLO-Instituut voor Veehouderij en
Diergezondheid (ID-DLO), onder vermelding van het vacature-
nummer t.a.v. Afdeling Personeel en Organisatie, Postbus 65,
8200 AB Lelystad.

Vrouwen, gehandicapten en leden van etnische minderheden worden, mits zij aan de
gestelde functie-eisen voldoen, uitdrukkelijk verzocht te solliciteren. DLO streeft naar
een personeelsbestand, dat een afspiegeling vormt van de maatschappij.

Momenteel geldt een vacaturestop voor het ministerie van LNV. Voor deze functie is
echter dispensatie verleend.

-ocr page 277-

®Ringvac of ringschurft?

^Ringvac de levenslange bescherming
tegen ringschurft.

Ringschurft komt vaak voor.

Dit eeuwenoude probleem wordt
nog vaak met achterhaalde
middelen, zoals afgewerkte olie,
behandeld. Dat is nu niet meer
nodig. Zelfs alle andere middelen
zijn nu overbodig geworden.

Want enting met ®Ringvac
voorkomt ringschurft en
biedt levenslange immuniteit.

Ringschurftproblemen behoren na
vaccinatie met ®Ringvac tot het verleden.

®Ringvac bovis LTF-130
Produktinformatie:

Vaccin voor de actieve immunisatie van rundvee tegen ringschurft;
REG NL 7814; bevat meer dan 7x10 levende sporen van
geattenueerd Trichophyton verrucosum per ml; kalveren jonger dan
4 maanden: 2 x 2 ml im; rundvee ouder dan 4 mnd 2 x 4 ml lm;
niet gebruiken bij dieren met klinische ringschurft; vi^achttijdadvies
slacht 14 dagen. Houdbaarheid: 18 maanden.
Iedere verpakking bevat 10 kalverdoses.

Hoechst Holland N.V.
Animal Health
Postbus 12987
1100 AZ Amsterdam Z.O.
Tel. 020 590 84 94.

Hoechst

-ocr page 278-

Baytril is
sterker

Een bacteriële infectie kan het verschil betekenen
tussen winst of verlies. Bij de keuze van uw
antibioticum houdt u daarmee rekening. U
kiest een middel waar u van op aan kunt. Het
middel van uw keuze moet de resultante zijn
van uw diagnostiek. Het moet betrouwbaar zijn
en snel resultaat laten zien. Veilig zijn voor de gezondheid van
mens en dier. En passen in het systeem van kwaliteitsborging.
Daarom is het goed dat Baytril er is. Baytril is de belangrijk-
ste innovatie op het terrein van veterinaire antibiotica in het
laatste decennium.

Baytril staat voor effectiviteit in de therapie.
Baytril staat voor veiligheid voor mens en dier.
Baytril staat voor kwaliteit.
Daarom is Baytril de juiste keuze.

Bayer

Baytril:

The affective antMnfectiVe.\'

K Bayer B.V^ Divi&ion VT. Mijdrecht. Index naam: Baytnl 10% orale oplossing Faniuceuti«clw vorm: Oplossing. .Samenstelling: Per ml 100 mg enrofloxacm. EiiteiKchappen: Enrofloxat

Baytri

n rem( de bacterièle gyrase. Dil enzym regu-
:in mogelijk ook de cel-

leen de optimale configuraiie van DNA voor ondermeer transcnptte en rq)Ucatie. Remming van gyrase door enrofloucin re&ulieen m een snel baclericide-efreci door verstoring van het bactenele me(abi>lisme. Daarnaast beschadigt e
wand van de bacterie. Enrofloxacm heeft een
breed anii-bacieneel werkingsspectrum dal Gram-posiiieve en Gram-negatieve bacteriën omvat, alsmede Mycoplasmata. Doeldieren: Kip. kalkoen. Indkaües: AnU-microbieel mKtdel voor de behandeling van infectieriek-
len bij kip en kalkoen, veroorzaakt door voor enrofloxacm gevoelige micro-organiunen. m hei bijzonder: E (colisepticaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp.(cholera). Haemophilus paragallmarum (coryza), Slaphylococcen spp.. Mycoplasmala (CRD<omplex).
In hel kader van een veraniwoord gebruik van anii-microbiéle middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van hel causale agens te bepalen door middel van een aniibiogram. Toedieninti/Dosering: ToedieninieswiJzr: oraal. Toevoegen aan het
drinkwater. Dosenng: 10 mg enrofk>xacin per kg LG. per dag gedurende 3 dagen. 10 mg enrofloxacin per kg LG. per dag gedurende 5 dagen bij Salmonellose. Bij deconiaminatie van kippen met een infectie mei Salmonella eniehtidis is een dosenng van 10 mg enro-
Roxacin per kg I g. per dag gedurende 10 dagen beschreven, gevolgd door loediemng van een zogenaamde siartflora. Ab rkhukiserinii kan dienen: 50 ml Baytril 10% per 100 hier drinkwater (SO ppm>. Men dient echter le bedenken dal de drinkwaterconsumpiie door
divcTM parameters wordt bepaald, zodai een aanpassing van de concentratie enrofloxacin noodzakelijk kan zijn. De dagdosis dienl aliijd 10 mg enrofloxacin per kg LG te bedragen. WachttijdMlvics: Kip: vlees: 7 dagen. Eieren: 10 dagen Kalkoen; vlees: 10 dagen.
C\'onlra-lndicatics: Vastgestelde resisieniie legen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere quinolonen een grote male van krui&resisteniie bestaai. BljwcrkinKeti: Geen bekend. Waarschuwiniten: n.v.l. Bewrcondittea
/lwudbiritekl! Droog, donker,
bij kamenemperaiuur. Houdbaarheid: 3 jaar Verpakking: Flacon k 1.000 ml. ResMraticiHiiMcr/kaHaisatfcsUtw: REGNL 2929 UDA.

-ocr page 279-

• A f

H Él^ n k

Van de Hoofdredactie

Qi

Df specialisatie is in deze tijd binnen de diergeneeskunde niet meer weg te denken.
Werd er eerst sterk getwijfeld aan de economische haalbaarheid van de eerste specialismen, op dit mo-
ment breidt het aantal specialismen zich zelfs nog steeds uit.

De dierenarts-specialist is voor de meeste eerstelijns-dierenartsen een goede bekende.

Bij \'het publiek\' ligt de situatie anders. In dit nummer presenteert de Groep Veterinaire Specialisten offi-
cieel het logo van de dierenarts-specialist en geeft zij aan hoe er aan een grotere herkenbaarheid onder
het publiek gewerkt wordt. Aangezien er af en toe helaas nog misbruik wordt gemaakt van de kreet specia-
list/specialisatie, is het voor alle partijen prettig dat er duidelijkheid geschapen wordt. Getracht wordt dit
te doen via de eerstelijns praktijk, zodat u een voorbeeld van de folder zult aantreffen die door de prakti-
cus onder zijn cliënten verspreid kan worden. Hiermee wordt nogmaals aangegeven dat zowel de prakti-
cus als de dierenarts-specialist het meest gebaat zijn bij een goede samenwerking.

In dit nummer treft u ook een verslag aan van 40 jaar Museum Diergeneeskunde. In de verzameling in dit
museum ligt de geschiedenis van ons vak besloten. Het is goed te constateren dat mede dankzij de steun
van vele collega \'s het museum een vaste plaats heeft gekregen binnen onze wereld.

De Hoofdredactie

-ocr page 280-

ALLINCKRODT
VETERINARY

L.*«*

strumate™

Boven Natuurlijk.

Ijzige koude... striemende regen... of zinderende hitte.

Welk weer het ook is, Estrumate™, het synthetische
Prostaglandine doet zijn werk.

Wie voor Estrumate™ kiest,
weet zich verzekerd van een
effektief en krachtig Prostaglandine
in de praktijk.

ALLINCKRODT
VETERINARY

Mallinckrodt Veterinary B.V.
De Molen 5, 3994 DA Houten
Telefoon (03403) 40405

-ocr page 281-

1 A f E-^l

iitAiiijyi

SECTIEBEVINDINGEN BIJ VARKENS:
NIET-GESELECTEERDE INZENDINGEN UIT VARKENSPEST-
BESCHERMINGSGEBIEDEN VAN 1992 VERSUS
GESELECTEERDE INZENDINGEN VAN 1991-1992

SAMENVATTING

In dit artikel wordt een beschrijvende studie naar de
doodsoorzaken van alle spontaan gestorven varkens,
n=85l, uit een beperkte regio in West-Nederland gepre-
senteerd (2\'/2 maand varkenspest-periode (VPP) in
1992). De resultaten worden vergeleken met de sectiebe-
vindingen bij de normaal toegezonden, geselecteerde,
dieren, n=904 745, uit West- en Midden-Nederland in de
periode 1991-1992. Door indeling van de dieren in leef-
tijdsklassen en van de postmortale bevindingen naar
aandoening, c.q. aangetast orgaansysteem, wordt inzicht
verkregen in de prevalentie van verschillende doodsoor-
zaken per leeftijdscategorie.

Er werden geen evidente verschillen gezien tussen de be-
vindingen bij de groepen dieren van 1991 en 1992. In de
\\ PP-groep werd verhoudingsgewijs een groter aantal
dieren, behorende tot de neonatale en zoogperiode, aan-
getroffen. Het aantal gespeende biggen en vleesvarkens
in de V PP-groep was daarentegen lager dan in 1991-
1992. Bij beide groepen vormden de aandoeningen van
de digestietractus 40% en van de respiratietractus circa
30% van de doodsoorzaken. Als derde doodsoorzaak
volgde in beide gevallen septicemie. Vergelijking van de
prevalentie van infectieuze aandoeningen per orgaansys-
teem in opeenvolgende leeftijdscategorieën vertoont een-
zelfde tendens in de \\ PP-groep als in de jaargroepen. De
diagnose speen-diarree/slingerziekte werd minder vaak
gesteld bij de dieren van de \\ PP-groep. Bij de oudere
dieren werden in de VPP-groep minder maagzweren, dy-
senterie en liggingsveranderingen van de digestietractus
waargenomen.

De verschillen tussen de VPP-groep en de jaargroepen
1991-1992 zouden mogelijk verklaard kunnen worden
door selectieve inzending in de jaargroepen. Op basis van
de vele overeenkomstige resultaten tussen de groepen
kan echter geconcludeerd worden dat de jaarlijkse sec-
tic-overzichten een redelijke indicatie geven ten aanzien
van de prevalentie van doodsoorzaken bij het varken.

629

\' üe:imdheid\\diensl voor Dieren in H\'esl- en .Midden-,Mederland. Poslhiis Ä7. 2SI)I)
.AB Cotuiti.

- Gezondheidsdienst voor Dieren in Zuid-Sederlund. Posthm 4. 52Si) .4.4 Bo.xtel.
t\'akgroep ieterinaire Pathologie. Faculteit Diergeneeskunde. Yalelaan I. SSttK TD
Utrecht.

N.H.M.T. Peperkamp\'\'. C. van Maanenl, S.G.Th. Zuithoffl,
G.H.M. van Logtestijn\'\'. A.R.W. Eibers^ en E. Gruys^

O

Overige artikelen

Tijdschr Diergeneeskd IW4: 119: 629-633

INLEIDING

Gezondheidsproblemen in de varkenshouderij, waarbij de
praktizerende dierenarts geraadpleegd wordt, dienen zich
veelal koppelsgewijs aan. In de meeste gevallen hebben deze
problemen betrekking op infectieuze aandoeningen (1). Bij
het stellen van een klinische waarschijnlijkheidsdiagnose is
het van belang inzicht te hebben in de prevalentie van aan-
doeningen binnen de verschillende leeftijdsklassen van het
varken. Terugkoppeling van ziektekundige slachthuisinfor-
matie van vleesvarkens en zeugen naar het bedrijf van her-
komst geeft een getalsmatige weerspiegeling van de preva-
lentie van (sub)klinische ziekteproblematiek op het
varkensbedrijf (7,8). Deze problematiek blijkt gerelateerd
aan bedrijfsomstandigheden en bedrijfsvoering (10,20,21,
22), waardoor op dat terrein adequaat preventief kan worden
ingespeeld ter verbetering van de gezondheidssituatie en
produktie van de dieren (5,13). Het bl ij ft echter een afspiege-
ling van de werkelijke ziekteproblemen, die zich tijdens het
leven van het dier kunnen hebben afgespeeld (16).
Diagnostisch pathologi.sch onderzoek van intercurrent ge-
storven dieren of van voor dit doel geeuthanaseerde dieren
kunnen een belangrijke aanvulling betekenen. Ter onder-
steuning van de klinische diagnose verdient het dan ook aan-
beveling regelmatig pathologisch onderzoek op een voor de
klacht representatief dier of dieren te laten uitvoeren. 1 let re-
sultaat van het pathologisch onderzoek kan vervolgens een
bijdrage leveren aan het neinen van maatregelen van cura-
tieve en preventieve aard. Op het bedrijf wacht men in het al-
gemeen, in geval van ziekteproblemen, met het inzenden van
sectiemateriaal totdat sterfte is opgetreden. Materiaal dat
vervolgens wordt ingezonden heeft als nadeel dat het eind-
stadia van de ziekte betreft, dat het geselecteerd materiaal is
en desondanks representanten van de normale uitval kan be-
vatten. Bovendien, omdat ziekten niet per se tot de dood lei-
den, vormen de door middel van postmortaal onderzoek
vastgestelde doodsoorzaken een beperkte afspiegeling van
de werkelijke gezondheidsproblemen in dc varkenshouderij.
Door gedurende een bepaalde periode alle spontaan gestor-
ven varkens te onderzoeken, verkrijgt men gegevens aan de
hand waarvan de prevalentie van doodsoorzaken in de be-
treffende populatie varkens vastgesteld kan worden.
Vergelijking van deze gegevens met gegevens, verkregen uit
een periode waarin varkenshouders en dierenartsen het ma-
teriaal op basis van ziekteproblematiek selecteren, levert een
indruk op omtrent de epidemiologische waarde van de be-
vindingen bij postmortaal onderzoek.
Het doel van het hier gepresenteerde artikel is een beschrij-
vende studie te verrichten naar de doodsoorzaken van alle
tijdens de varkenspest-periode gestorven varkens, afkomstig
uit een beperkte regio in West-Nederland, en deze vervol-
gens te vergelijken met de bevindingen bij de \'normaal\' toe-

T I I I) S ( II K I I I \\O O K 1) I I R (1 I N I I S K U N I) I , Dili 119, A I I I \\ 1 R I N (i 21. 1 9 9 4

-ocr page 282-

gezonden, door varkenshouder of dierenarts geselecteerde,
dieren uit West- en Midden-Nederland in de jaren 1991 en
1992.

MATERIAAL EN METHODEN

Spontaan gestorven varkens uit varkenspest-periode
(VPP)

In het kader van de Screening op Klassieke Varkenspest wer-
den vanaf begin mei tot half juli 1992 alle gestorven varkens
afkomstig uit twee door de Veterinaire Dienst ingestelde be-
schermingsgebieden afgevoerd naar de sectiezaal van de
Gezondheidsdienst voor Dieren in West- en Midden-
Nederland te Gouda. In het ene beschermingsgebied bevon-
den zich 76 bedrijven met ca. 22.000 varkens, in het andere
128 bedrijven met ca. 26.000 varkens (6). In totaal waren de
gegevens van 851 spontaan gestorven dieren in dit overzicht
betrokken. De screening op Klassieke Varkenspest hield de
monstemame in van tonsil, milt, ileum en nier van alle, in
frisse tol redelijk frisse staat verkerende, varkens ten be-
hoeve van de
IFT, die in het CDl werd uitgevoerd.
Na opening in rechter zijligging van de keelstreek, borst- en
buikholte en enkele gewrichtsholten werd ecn macroscopi-
sche beoordeling uitgevoerd. Vervolgonderzoek werd niet
verricht. Derhalve zijn etiologischc agentia, behorende bij de
waargenomen pathologische afwijkingen niet onderzocht.
De diagnosen zijn gesteld op basis van de macroscopie.
De varkens uit inzendingen waarbij Klassieke Varkenspest
virus-positieve dieren werden aangetroffen, zijn niet meege-
rekend. Drieëntwintig dieren, afkomstig uit 5 inzendingen
met in totaal 33 dieren, scoorden positiefin de IFT. Het sec-
tiebeeld van deze 33 dieren varieerde, hetgeen verband hield
met het verschil in chroniciteit van dc infectie en de zwakke
tol matige virulentie van de virusstam (6). Varkens, afkom-
stig van sero-positieve bedrijven, welke in verband met de
tracering van het Klassieke Varkenspest-virus werden geëu-
thanaseerd en ter sectie werden aangeboden, vallen buiten
het kader van deze studie en zijn niet meegenomen in de
overzichten.

Normale inzendingen wegens ziekteproblematiek (1991
en 1992)

In 1991 werden uit 890 inzendingen 904 kadavers onder-
zocht. In 1992 bedroeg het aantal varkenskadavers, buiten de
varkenspestperiode om, 745 stuks uit 640 inzendingen.
Verworpen/doodgeboren biggen en één-dag oude biggen
zijn buiten beschouwing gelaten. De dieren werden in rech-
terzijligging routinematig geseceerd. Op indicatie van de
anamnese en de waargenomen pathologische afwijkingen
werden vervolgonderzoeken, als histologisch, bacteriolo-
gisch en virologisch onderzoek, uitgevoerd.

Verwerking bevindingen

De resultaten van de secties, voor 1991 en 1992 inclusief de
vervolgonderzoeken, zijn vastgelegd in jaarverslagen van de
sectiezaal. De sectiebevindingen in de drie onderscheiden
perioden zijn per leeftijdsklasse en per inzending gerubri-
ceerd. Dit laatste houdt in dat, indien in één inzending, af-
komstig van één bedrijf, meer dieren van gelijke leeftijd met
eenzelfde aandoening werden aangetroffen, deze dieren als
één dier werden beschouwd en dus slechts eenmaal werden
geteld.

De volgende indeling in leeftijdsklassen werd gehanteerd: 2
tot 7 dagen, 2 t/m 5,6 t/m 12,13 t/m 26 weken, en ouder dan
26 weken. Deze indeling komt overeen met de volgende ca-
tegorieën: neonatale en zoogperiode, gespeende biggen,
vleesvarkens en fok/vermeerderingsdieren.
De bevindingen werden in een van de volgende orgaansyste-
men ingedeeld: digestietractus, respiratietractus, septicemic
en urogenitaaltractus. Septicemic omvat in dit kader pleuri-
tis, peritonitis, polyserositis en (poly)artritis. Daarnaast om-
vat septicemic ook sepsisbeeld en endocarditis. Naast infec-
tieuze zijn ook de niet-infectieuze aandoeningen onder-
gebracht in deze verdeling van bevindingen. Omwille van de
vergelijking tussen de verschillende perioden zijn de in 1991
en 1992 geconstateerde meningitiden en meningo-encefaliti-
den buiten beschouwing gelaten. Tijdens de varkenspest-pe-
riode werden de schedels niet geopend. Omdat pericarditi-
den vaak in samenhang met (pleuro)pneumonieën bleken
voor te komen (infectie per continuitatem), zijn deze niet
meegerekend. Ook zijn huidaandoeningen en bevindingen
zoals te laag geboortegewicht/hypoglyceinie, trombocytope-
nia purpura, ascariden-infecties, lever- en miltruptuur buiten
beschouwing gelaten.

1« f I

\'Ml(

>■ I M

Statistiek

Verschillen in verdeling van waarnemingen per leeftijds-
klasse en van post-mortale bevindingen naar aandoening,
c.q. aangetaste orgaansysteem, tussen dc VPP-groep en de
jaargroepen 1991-1992 werden geanalyseerd met de Chi-
kwadraat test (17).

RESULTATEN

Zoals uit tabel 1 blijkt, was het aantal dieren in de neonatale en
zoogperiode het grootste in de VPP-groep; circa 46% van het
totale aantal kadavers behoorde tot deze leeftijdscategorie.

Tabel 1. Verdeling van varkenskadavers over verschillende leeftijdsklas-
sen in de Varkenspest-periode (VPP) en in 1991 en 1992.

IWl
n (%)

1992
n (%)

<1
1-5
6-12
13-26
>26
totaal

94 (10%)

197 (22%)

362 (40\'!„)

233 (26%)

18 ( 2%)
904

40 ( 5%)

165 (22%)

293 (39%)

233 (31%)

14 ( 2%)
745

weken

VPP
n (%)

III (13%)

285 (33%)

220 (26%)

206 (24%)

29 ( 3%)
851

Als kanttekening geldt hierbij dat abortus en perinatale
sterfte buiten beschouwing zijn gelaten (van de ca. 2100 ka-
davers behoorden er ca. 550 tot deze laatste categorie).
Voor de verschillende leeftijdsklassen was er een statistisch
significant verschil (chi-kwadraat=^97,2; 8 df, p < 0.001) in
verdeling van sterfte over deleeftijdsklassen tussen de groe-
pen dieren in 1991, 1992 en VPP.

Rubricering van bevindingen naar orgaansysteem is weerge-
geven in tabel 2.

Tabel 2. Aandeel van orgaansystemen in doodsoorzaak van varkens uit de
Varkenspest-periode (VPP) en uit 1991 1992.

n

VPP

(%)

1991 1992
n (%)

digestietractus

319

(40%)

764 (40%)

respiratietractus

239

(30%)

607 (32%)

septicemic

204

(26%)

504 (27%)

urogenitaaltractus

31

(4%)

22 ( 1%)

-ocr page 283-

kl • ii 11^

■i-igintiitnfi^

» II ft-"iF»-itl

ÜÉÜÜÉiÉft

Hoewel een statistisch significant verschil (chi-kwa-
draat=22,9; 4 df, p < 0.001) bestaat in de verdeling van het
aandeel van de orgaansystemen in de oorzaak van sterfte tus-
sen de varkenspest-periode en 1991 -1992, is dit verschil bio-
logisch gezien niet van zeer groot belang. Dit verschil wordt
geheel veroorzaakt door het verschil tussen de vergeleken
groepen in percentage dieren met een aandoening van de u-
rogenitaaltractus. Er kan dan ook gesteld worden dat de per-
centages, behorende bij de verschillende orgaansystemen,
voor de periode 1991-1992 en de varkenspest-periode rede-
lijk overeenkomen.

De prevalentie van infectieuze aandoeningen per leeftijds-
klasse komt tot uiting in tabel 3 en 4.

631

Tabel 3. Prevalentie van infectieuze aandoeningen per orgaansysteem en
per leeftijdsklasse in sectiemateriaal uit Varkenspest-periode (VPP).

weken

dig.tr.

resp.tr.

sep.

ug.tr.

n (%)

n

(%)

n

(%)

n

(%)

<1

40 (36%)

0

(0%)

8

( 7%)

2

( 2%)

1-5

123 (43%)

33

(12%)

66

(23%)

2

( 1%)

6-12

49 (22%)

51

(23%)

68

(31%)

6

( 3%)

13-26

18 ( 9%)

101

(49%)

38

(18%)

10

( 5%)

>26

0 ( 0%)

4

(14%)

3

(10%)

5

(17%)

Tabel 4

. Prevalentie van infectieuze aandoeningen per orgaansysteem er

per leeftijdsklasse in sectiemateriaal uit 1991

1992

weken

dig.tr.

resp.tr.

sep.

ug.tr.

n (%)

n

(%)

n

(%)

n

(%)

■ 1

70 (52%)

3

( 2%)

43

(32%)

0

( 0%)

1-5

170 (47%)

56

(15%)

179

(49%)

0

( 0%)

6-12

268 (41%)

218

(33%)

166

(25%)

6

( 1%)

13-26

92 (20%)

280

(60%)

96

(21%)

6

( 1%)

>26

5 (16%)

5

(16%)

5

(16%)

1

( 3%)

Niet of niet duidelijk infectieuze aandoeningen, zoals maag-
zweren, zijn hier buiten beschouwing gelaten. De prevalen-
tie is berekend als proportie tussen het aantal kadavers met
de aandoening in een leeftijdsklasse en het totale aantal ka-
davers in die leeftijdsklasse, uitgedrukt in procenten (19).
Uit tabel 3 (VPP-groep) blijkt dat darmaandoeningen over-
heersen in de neonatale en zoogperiode.
In de gespeende biggen-categorie spelen naast darm- en res-
piratoire aandoeningen vooral septicemische aandoeningen
een rol. Tijdens de mestfase zijn longontstekingen een be-
langrijke doodsoorzaak. Aandoeningen van de urogenitaal-
tractus worden voornamelijk gevonden bij de volwassen die-
ren. Voor een toelichting op de gegevens in tabel 4
(1991 -1992) kan het bovenstaande geschetste beeld worden
aangehaald, aangevuld met enkele verschillen in nadruk met
betrekking tot het voorkomen van septicemische en darm-
aandoeningen.

Ten aanzien van darmaandoeningen wordt waargenomen dat
de hoge prevalentie in de neonatale en zoogperiode zich
voortzet in de gespeende biggen-categorie van 1991 -1992 in
tegenstelling tot de VPP-groep en dat de prevalentie van dami-
aandoeningen voor alle leeftijdscategoriën hoger is dan die
van de VPP-groep. Dit laatste geldt ook voor de respiratoire
aandoeningen. De prevalentie van septicemie is vooral hoog
in de neonatale en zoogperiode.

In tabel 5 worden infectieuze en niet-infectieuze darmaan-
doeningen nader gespecificeerd.

Tabel 5 Verdeling van bevindingen behorende bij de digestietractus in
sectiemateriaal uit de Varkenspest-periode (VPP) en uit de |aren 1991 en
1992.

VPP

1991

1992

(n=85l)

(n=904)

(n=745)

%

%

%

maagzweer

4

8

12

maagdil./torsie

1

1

1

speendiarree

37

47

52

enteritis n-sp.

35

10

5

Clostr.ent.

2

II

3

steatorrhoea

8

1

3

dysenterie

2

8

12

PIA-complex

1

1

3

darmdraaiing

6

9

5

darm ruptuur

2

0

2

atresia a r

2

1

1

Als kanttekening voor de percentages in 1991 geldt dat in dat
jaar één bedrijf herhaaldelijk biggen heeft ingezonden in het
kader van dezelfde problematiek, nl. necrotiserende enteritis
t.g.v.
Clostridium perfnngens-\'mkc\\\\c.
Tabel 6 en 7 geven de prevalenties weer van maagzweren,
dysenterie, speendiarree/oedeemziekte en damidraaiingen in
respectievelijk de VPP-groep en 1991-1992. De bij de vol-
wassen dieren vermelde percentages zijn minder relevant ge-
zien het lage absolute aantal dieren.

Tabel B. Prevalentie maagzweer(mazw). dysenterie(dys), speendia-
rree/oedeemziekte(sd/oz) en darmdraaiing(dadr) per leeftijdsklasse in
sectiemateriaal uit de Varkenspest-periode [VPP],

weken

mazw

dys

sd/oz

dadr

n (%)

n

(%)

n

(%)

n

(%)

<1

0 (0 %)

0

(0 %)

15

(14%)

1

(0,9%)

1-5

1 (0,4%)

1

(0,4%)

52

(18%)

0

(0 %)

6-12

1 (0,5%)

2

(0,9%)

29

(13%)

7

(3,2%)

13-26

II (5,3%)

4

(1,9%)

2

( 1%)

8

(3,9%)

>26

1 (3,4%)

0

(0 %)

0

( 0%)

0

(0%)

Tabel 7. Prevalentie maagzweer(mazvi(). dysenterie(dys). speen-
diarree/oedeemziekte(sd/oz) en darmdraaiing(dadr] per leeftijdsklasse
in sectiemateriaal uit 1991 1992,

weken

mazw

dys

sd/oz

dadr

n (%)

n

(%)

n

(%)

n

(%)

<1

0 (0 %)

0

(0 %)

16

(12%)

0

(0 %)

1-5

3 (0,8%)

2

(0,6%)

117

(32%)

4

(1,1%)

6-12

28 (4,3%)

27

(4,1%)

217

(33%)

26

(4,0%)

13-26

43 (9,2%)

42

(9,0%)

28

( 6%)

23

(4,9%)

>26

2 (6,3%)

3

(9,4%)

0

( 0%)

1

(3,1%)

DISCUSSIE

In de varkenspest-periode heeft geen selectie van sectie-
materiaal door varkenshouder en/of dierenarts plaatsgevon-
den. Met uitzondering van de Klassieke Varkenspest-virus-
positieve dieren en dieren, afT<omstig van seropositieve
bedrijven, kan men de dood van de in die periode voor scree-
ning aangeboden dieren beschouwen als normaal voorko-
mende sterfte. Postmortaal onderzoek van deze gevallen van
spontane sterfte biedt de gelegenheid inzicht te verkrijgen in
de prevalentie van doodsoorzaken van varkens uit West-

T 1.1 i)S c\'II R 11 I VOOR D 11: R (i i; N i: i: s K u N I) i:, I) i i i 119, AiiiviRiNti 21, 1994

-ocr page 284-

Nederland in het voorjaar van 1992. Een vergelijkend onder-
zoek van alle gestorven dieren en van normaal ingezonden
sectiemateriaal in dezelfde regio en gedurende dezelfde pe-
riode zou aantonen in hoeverre het geselecteerde sectiemate-
riaal geschikt is om de prevalentie van doodsoorzaken weer
te geven. Omdat in verband met de kosten en de omvang van
een dergelijke proefopzet deze methode praktisch gezien
niet haalbaar is, zijn de beperkte gegevens van de varkens-
pest-periode gebruikt ter vergelijking met de gegevens van
het geselecteerde sectiemateriaal.

Vergelijking van de leeftijdsopbouw van kadavers, die gedu-
rende eenzelfde periode in 1991, van mei tot half juli, voor
sectie werden aangeboden, met de leeftijdsopbouw van de
overige kadavers uit 1991 toonde aan dat er geen seizoensef-
fect op de leeftijdsopbouw aanwezig was.
Herkomst van de varkens en nadere gegevens omtrent be-
drijfsgrootte en bedrijfstype zijn niet gebruikt. Ook het feit
dat bedrijven herhaaldelijk, in het kader van dezelfde proble-
matiek, kadavers hebben ingezonden is niet verdisconteerd.
Omdat de populatie van herkomst, het bedrijf, onbekend is in
deze studie, is het niet mogelijk de bijdrage van de verschil-
lende aandoeningen in de totale sterfte per populatie aan te
geven. Het sectiemateriaal uit 1991 -1992 is voor het grootste
deel afkomstig uit West-Nederland, waarin beide varkens-
pestbeschemiingsgebieden gelegen waren.
Tussen de bevindingen bij de groepen dieren van 1991 en
1992 werden geen evidente verschillen gezien.
In 1991-1992 was procentueel het aantal ter sectie aangebo-
den kadavers in de eerste vijf levensweken lager en in de
daarop volgende weken hoger dan op basis van normale
sterfte verwacht zou kunnen worden. Mogelijk worden de
aandoeningen in de eerste vijf weken klinisch beter onder-
kend door de varkenshouder en/of dierenarts. Tevens neemt
met dc leeftijd van de dieren de waarde ervan toe en mogelijk
ook het gevaar van verspreiding van ziekten, waardoor men
wellicht eerder geneigd is kadavers te laten onderzoeken.
Uit de in tabel 5 vermelde percentages blijkt dat in het sectic-
materiaal van de VPP-groep duidelijk minder maagzweren,
meer catarrhale enteritiden, meer steatorrhoea cn minder dy-
senterie voorkwamen dan in het sectiemateriaal van 1991-
1992. Het hoge percentage niet-specifieke enteritiden in de
VPP-groep kan waarschijnlijk deels verklaard worden door
het ontbreken van vervolgonderzoek in deze periode.
Akkermans (2) vond gedurende de Afrikaanse Varkenspest-
periode in 1986 de volgende percentages: maagzweren 0,3
%, maagtorsics 2,5 %, dysenterie 1,3 %, PI A-complex 1 %,
danndraaiing 3 %. Vergelijking van deze gegevens met die
van de varkenspest-periode in 1992 levert het volgende
beeld op: een duidelijke toename in het voorkomen van
maagzweren, een afname in het voorkomen van maagtorsies
(bij oudere zeugen) en een toename in het voorkomen van
danndraaiingen (bij vleesvarkens). Dit laatste komt overeen
met de bevindingen van Bethlehem
et al. (4). Tijdens de neo-
natale, zoog- en gespeende-biggen-periode van de VPP-
groep en in 1991 -1992 is speendiarree/oedeemziekte een be-
langrijke doodsoorzaak; in dezelfde categoriën dieren speelt
het voorkomen van
Clostridiiim-infecUes en steatorrhoea
ook een belangrijke rol. Enterotoxische
E. to//-stammen
worden voornamelijk twee weken na het spenen bij biggen
met post-weaning diarrhoea geïsoleerd (14); incidenteel
worden enteropathogene
E. co//-stammen geïsoleerd uit dar-
men van biggen jonger dan 1 week. Steatorrhoea komt rond
de derde levensweek voor en wordt in verband gebracht met
dysbacteriose en malabsorptie (enteropathogene
E. coli-\\n-
fectie) (12,23), /?o/«-virus-infectie (18) en Isospora spp.-in-
fectie (15). Het voorkomen van maagzweren was opvallend
in de categorie vleesvarkens; dit gold zowel voor de VPP-
groep als voor 1991 -1992 en zou gerelateerd kunnen zijn aan
het optreden van sociale stressoren (9). In 1991-1992 lag de
prevalentie hoger Vaak worden maagzweren als secundaire
bevinding, eventueel met verbloeding, aangetroffen. Dc aan-
doening staat te bock als multifactorieel (9,11); de pathoge-
niteit van in maagulcera gevonden spirilvonnige bacteriën is
nog onduidelijk (3). In de mest-fase droeg met name dysen-
terie
(Serpulina hyodysenteriae) bij in het voorkomen van
infectieuze darmaandoeningen. Longaandoeningen komen
vooral voor in de mestperiode. Uit de jaarverslagen van de
sectiezaal van 1991 en 1992 blijkt dat bij vleesvarkens de
prevalentie van
Actinohacillus pleuropneumoniae-infecUcs
tot ongeveer de dertiende week iets hoger ligt dan die van
Pasteurella multocida om na de dertiende week om te slaan
in een duidelijk hogere prevalentie van
Pasteurella multo-
cida-\'mfccües.

"■Mf^

1«fl
tkdÊèi

De tendens met betrekking tot de prevalentie van het in dit
kader breed gedefinieerde begrip septicemie is het gevolg
van de gevarieerde pathologische beelden en etiologische
achtergrond. In de VPP-groep en in 1991 -1992 speelde aan-
vankelijk sepsis in engere zin een belangrijke rol tot ca. 9 we-
ken. Daarna werden ook endocarditiden waargenomen, in
tijd volgend op het voorkomen van sepsis. In de VPP-groep
en beide jaargroepen werd polyserositis met name in de
zoogperiode waargenoinen; polyartritis werd in de VPP-
groep in de gespeende biggen en mestfase aangetroffen, in
1991 -1992 vooral in de zoogperiode.
De gevonden verschillen tussen de VPP-groep en de jaar-
groepen zouden mogelijk verklaard kunnen worden door se-
lectieve inzending in de jaargroepen. Op basis van de vele
overeenkoinstige resultaten tussen dc groepen kan echter ge-
concludeerd worden dat de jaarlijkse sectie-overzichten een
redelijke indicatie geven ten aanzien van de prevalentie van
doodsoorzaken bij het varken.

DANKBETUIGING

Mei Junk uan Or. J.P. (C A/, .ikkcrmun.s
script.

■oor hel (loiinwmeii van hel munu-

SUMMARY

Post-mortem Hndings in pigs: non-selcctcd submissions
from hog-cholera-protection-arcas of 1992 versus selec-
ted submissions ofl991-1992

This article pi
pigs. n-H5l. h

cnts a surwy oj liealh-cau.ses oj all spontaneously Jictl
I a restricted area in the province of South Holland during

nths lasting hog-cholera epizootic in IW3 23 pigs from 5 suhmi:

sions showed a positive I IT against hog-cholera virus. Those animals and
pigs from .sero-posilive farms were excluded from this survey The results of
the post-mortems were compared with the post-mortem findings of the nor-
mally suhmitted. selected, animals in 1991 and 1992. n=9041 745. from the
western parts of the Netherlands, in which the above mentioned province is
situated. By means of classification of the animals in age-cla.s.ses and of the
post-mortem Jindings to di.wa.se or disea.sed organsystem. insight is gained
in the prevalence of the various cau.ses of death per age-dass.
No distinct differences were /bund between the findings in the groups of ani-
mals from 1991 and 1992.

In the group of the hog-cholera-period comparutively more animals belon-
ged to the neonatal aiul suckling period. In contrast to 1991-1992 the mim-
her of weaned and /aliening pigs in the hog-cholera-gnnip was lower. In
both groups 40% of the death-causes was due to diseases of the digestive
tract and 30% was a result of respiratory-tract in fections. The third main
cau.se of death in both groups was septicaemia and relaled diseases as en-
docarditis. pleuritis, peritonitis, polyserositis and polyarthritis.
Comparison of the prevalence of infectious diseases per organsystem in
successive age-classes demonstrated a similar tendency in the hog-cholera-

-ocr page 285-

■ITPkK

»11

Ii I

f ««T

group as in the year-groups 1991 and 1992. In both the hog-cholera group
and the year groups disea.ses of the digestive tract were prominent in the ne-
onatal and suckling period: this featttre was extended into the weaning pe-
riod of pigs, belonging to 1991 and 1992. Post weaning diarrhoea/edema
disease was less diagnosed in the animals, belonging to the hog-cholera-
group. In older animals of the hog-cholera-group less stomach-ulcers, dy-
sentery and positional changes of the digestive tract were seen. Apart from
digestive tract and respiratory tract diseases .septicaemia and related disea-
ses were an important cau.se of death in weaned pigs of both groups.
lPleuro)pneumonia was the main cause of death during the fattening pe-
riod. Urogenital tract infections were mainly found in adult animals.
The differences between the hog-cholera-grotip and the year-groups 1991
and 1992 could possibly explained by the selection of animals, belonging to
the year-groups, made hy the farmers or their veterinarians. On the basis of
the many similar results between the groups it can he concluded that yearly
reviews of post-mortem findings can give a reasonable indication of the pre-
valence o/ death-causes in the pig.

LITERATUUR

1. Akkermans JPWM. Bedrijfsvoering en infectieziekten in de varkens-
houderij. Diergeneeskundig Memorandum 1986:3.

2. Akkermans JPWM. Aantekeningen bij ingezonden sectiemateriaal in
het kader van \'screening Afrikaanse varkenspest\'. Tijdschr
Diergeneeskd 1986: 111: 1115-8.

3. Bergann T. Isoiierung helikaler, campylobacterahnlicher Keime aus
Schweinemagcn. Mh Vet Med 1991:46: 649-52.

4. Bethlehem M cn Visser IJR. Sectiebevindingen bij mestvarkens gedu-
rende de periode 1979-1989. Tijd.schr Diergeneeskd 1992: 117:82-6.

5. Bernardo TM, Dohoo IR, Donald A. Effect of ascariasis and respiratory
diseases on growth rates in swine. Can Vet J 1990; 54: 278-84.

6. DLO-CDI. Jaarverslag 1992.

7. Eibers ARW. The use of slaughterhouse information in monitoring sys-
tems for herd health control in pigs. Proefschrift, Universiteit Utrecht,
1991.

8. Geudeke MJ. Dc bruikbaarheid van slachthuisinformatie van zeugen
voor de velerinair-zoötechnischc bedrijfsbegeleiding. Proefschrift,
Universiteit Utrecht, 1992.

9. Messing MJC et al. Slijmvliesveranderingen in de pars oesophagea bij
varkens: prevalentie en de invloed van stress. Tijdschr Diergeneeskd

1992: 117:445-50.

10. Humik D. Incorporating slaughterhouse information. Comp Cont Educ
Pract Vet 1991; 13: 1861-7.

11 Leman AD et al. Diseases of swine. 6th edition, lowa Stale University
press, Ames, lowa, USA. 1986.

12. Mouwen JMVM. White scours in piglets at three weeks of age.
Proefschrift, Universiteit Utrecht, 1972.

13. Muirhead MR. Factors affecting efficient growth rate in the feeding pig.
The Veterinary Annual, COS Grunsell, ME Raw, EWG Hill eds. Wright,
London 1989, pp 103-110.

14. Nabuurs M. Etiologie and pathogenic studies on postweaning diarrhea.
Proefschrift, Universiteit Utrecht, 1991.

15.Nilsson O, and Martinsson K. Steatorhoea in piglets with special refe-
rence to coccidial infections. Proceedings of the 8"\'^ IPVS Congress,
1984:201.

16. Noyes EP, Eeeney DA, and Pijoan C. Comparison of the effect of pneu-
monia detected during lifetime with pneumonia detected at slaughter on
growth in swine. J Am Vet Med Ass 1990; 197: 1025-9.

17. Statistical Analysis Systems (SAS), 1988. STAT User\'s Guide, Release
6.03, 1988, SAS Institute, Cary, NC, USA.

18. Svensmark B et at. Epidemiological studies of piglet diarrhoea in inten-
sively managed Danish sow herds. Ill Rotovirus infection. Acta Vet
Scan 1989;30:63-70.

19. Thrusfield M. Veterinary epidemiology. Butterworths, London, 1986.

20. Tielen MJM, Truijcn WT, Groes CAM van de. Verstegen MAW, Bruijn
LLM de en Conbey RAPtL De invloed van bedrijfsstructuur en stal-
bouw op varkensmestbedrijven op het voorkomen van long-leveraan-
doeningen bij slachtvarkens. Tijdschr Diergeneeskd 1978; 103: 1155-
65.

21. Tielen MJM, Truijen WT en Remmen JWA. De frequentie van long- en
leveraandoeningen bij slachtvarkens als graadmeter voor het opsporen
van probleembedrijven. Tijdschr Diergeneeskd 1976: 101:962-71.

22. Tielen MJM, Eibers AR. Experiences with integrated chain control
(ICC) for pig production in the Netherlands, in Environment and Animal
Health.
J Ekesbo ed. Vastergötlands Tryckeri, Skara, Vol I: 227-31.

23. Valk PC van der. Een onder/oek naar de invloed van lipiden in de voe-
ding van biggen op het ontstaan van steatorrhoea. Proefschrilt,
Universiteit Utrecht, 1979.

Een handboek van de ziekten van rundvee, schapen, varkens,
geiten en paarden. Auteurs: O.M. Radostits. D.C. Blood,
C.C. Gay. Uitgever: Bailliere Tindall. London.
Philadelphia, Sydney, Tokyo, Toronto.

Dit ruim 1700 pagina\'s tellende handboek geeft een goed
overzicht over de ziekten die bij de in de titel genoemde dier-
soorten voorkomen. De auteurs zijn bijgestaan door een vier-
tal co-auteurs. Het boek bevat zeer veel informatie die een
practicus, maar ook een medewerker van meer specialisti-
sche instituten, bijna dagelijks nodig heeft.

Het boek is opgebouwd uit twee delen. In het eerste deel
wordt uitgebreid het klinisch onderzoek en de interpretatie
ervan besproken. Het is erg uitgebreid en wekt de indruk van
overdaad. Ook de beschrijving van de wijze waarop een
diagnose wordt gesteld is erg overdadig. In eerdere edities
waren de auteurs beknopter en daardoor duidelijker.

VETERINARY MEDICINE

In het tweede deel komt de bijzondere ziektekunde aan de
beurt. Dit deel heeft betrekking op ziekten veroorzaakt door
bacteriën, virussen, schimmels, parasieten, toxinen en een
categorie ziekten met onbekende etiologie. Het is gemakke-
lijk in het boek de weg te vinden: door middel van de index
geven de auteurs duidelijk aan waar informatie over de on-
derwerpen kan worden gevonden. Als nadeel kan misschien
worden ervaren dat alle diersoorten door elkaar worden be-
handeld.

Daamaast hebben de auteurs goede, informatieve en duide-
lijke tabellen opgesteld, waarin gemakkelijk de differentiële
diagnose van klinische ziektebeelden is terug te vinden met
duidelijke verwijzingen naar beschrijvingen in de tekst.
Kortom een boek dat de aanschaf waard is.

G.H. Wentink

T I J D S C II R I E T V D O R D I i: R ü E N E E S K U N D E , D i: E L 119, A E L E V E R I N Ci 21, 1994

633

-ocr page 286-

tl f it

% • fl

K,-

■ -

TijJxchr Diergeneeskd 1994: 119: 634-6J6

BEPALING VAN DE UITSCHEIDINGSDUUR VAN
OXYTETRACYCLINE EN LUGOL IN DE MELK VAN
INTRA-UTERIEN BEHANDELDE KOEIEN

Th. Dijkstra\'\'. I-I.W. Barkema\'\'. R.D. van Buuren^,
J. G. van Spanje^ en I-I. Jorritsma"^

Oorsprontelijteaititelen

SAMENVATTING

Zestien melkkoeien met een chronische puerperale endo-
metritis tussen drie en acht weken
postpartum zijn intra-
uterien met oxytetracycline (OTC) of lugol behandeld.
De eliminatie van OTC uit het plasma verliep snel; na
achtenveertig uur was geen OTC meer aantoonbaar. De
concentratie OTC in de melk kwam niet boven de 40
|jLg/kg uit, 34 uur na de behandeling was nog OTC in de
melk aantoonbaar. De concentratie bleef in de melk al-
tijd lager dan de door de melkcontrolestations gehan-
teerde norm van 50 |xg/kg en de Europese norm (MRL)
van 100 M-g/kg. De melk van de met lugol behandelde
groep gaf geen remming te zien op de platentest.

INLEIDING

Het kwaliteitsstelsel voor koemelk dat door melkcontrole-
instanties, zoals de melkcontrole-stations (MCS), wordt ge-
hanteerd, is op enkele onderdelen aangepast. De aanpassin-
gen betreffen ondermeer de antimicrobiële stoffen in de
melk, het celgetal en de recidiveregeling. Sinds 11 april 1993
is de nieuwe regeling ten aanzien van de antimicrobiële stof-
fen bij de MCS van kracht. Om te voorkomen dat melk met
groeiremmende stoffen wordt geleverd, dienen de dierenarts
en de veehouder te weten hoe de uitscheiding van dc groei-
remmende stoffen in de melk verloopt.
Endometritis komt bij vijf tot vijftien procent van de koeien
voor en dit percentage kan zelfs stijgen tot 100% bij koeien
die aan de nageboorte blijven staan. De ernst van een ute-
riene infectie wordt voomamelijk door het partusverloop en
het al of niet optreden van retentio secundinarum bepaald.
De intra-uteriene infectie wordt veroorzaakt doordat kiemen
vanuit de vagina via de cervix in de uterus komen. Indien
deze kiemen niet worden geëlimineerd, gaat de acute endo-
metritis tien è twintig dagen
post partum over in een chroni-
sche endometritis (6). Het aantal bacteriën in de lochiën is
onmiddellijk na de geboorte relatief gering, stijgt daarna en
daalt tenslotte (8). Bij een mucopurulente of purulente uit-
vloeiing is dertig dagen
post partum het bacteriologisch on-
derzoek in respectievelijk 64 en 74 procent van de gevallen
positief (7). Regelmatig wordt
Actinomyces pyogenes aange-
troffen (5,7,8). Indien de infectie langer dan een week duurt,
kunnen na eliminatie van
Actinomyces pyogenes nog

\' Gezimdiïeidsdiensl vtior t)ieren in NiKtrd-Nederlund. Roslhits 361. .A.l

Druehten.

2 Inspectie Gezundheidshescherming. Onstergttweg 2. fiV32 PC Leeuwarden.

3 AUV. Poslhiis V4. 54.il).\'iB Cliiik.

" HAP Onslerwolde. Pdslhus <i3. H43I) AB OoslerwolJe.

drie ä vier weken emstige endometriumlesies aanwezig
zijn (8). Bij de behandeling van intra-uteriene infecties kun-
nen zowel lugol als oxytetracycline (OTC) worden gebruikt.
Naast de anti-microbiële werking kunnen dergelijke prikke-
lende stoffen de cyclus verkorten of verlengen afhankelijk
van het moment van toedienen tijdens de cyclus (14). De re-
sorptie van de toegediende stof na intra-uteriene behandeling
wordt door de conditie van de uterus beïnvloed: koeien met
een endometritis vertonen een verminderde resorptie (3,15).
Er is weinig onderzoek verricht naar de jodiumuitscheiding
in de melk na intra-uteriene behandeling met lugol, dit in te-
genstelling tot het gebruik van jodoforen bij tepcldips.
McCaughan
etal.(\\\\) vonden na intra-uteriene behandeling
met 100 ml 10%-lugoloplossing een snelle stijging van de
jodiumconcentratie in de melk. De piekconcentratie werd
één dag na de behandeling bereikt en varieerde van
1700 tot 6100 |jLg/l. De uitscheiding van OTC in de melk na
intra-uteriene behandeling is door verscheidene onderzoe-
kers onderzocht, de gevonden uitscheidingsduur van OTC in
de melk varieerde van nul tot 84 uur na behandeling
(2,4,9,10,12,15). De grote verschillen in de resultaten zijn
onder meer te verklaren door de verscheidenheid aan ana-
lyse-methoden en de daarbij behorende detectiegrenzen en
aan formuleringen en doseringen (1 ).Het doel van dit onder-
zoek is inzicht te krijgen in de uitscheidingsduur van groei-
remmende stoffen in de melk (van OTC en jodium) en in het
verloop van de OTC plasmaconcentratie bij koeien die intra-
uterien met OTC of lugol zijn behandeld.

MATERIAAL EN METHODEN
Proefdieren

Zestien melkkoeien werden aselect ingedeeld in twee groe-
pen van acht dieren. De koeien met een chronische puerpe-
rale endometritis drie tot acht weken
post partum, werden
aan een dierenarts ter behandeling aangeboden. Deze dieren
werden intra-uterien behandeld óf met twee gram oxytetra-
cycline HCL (op een vette basis) óf met 100 ml lugol (sa-
menstelling 10 gram jodium, 20 gram kaliumjodide en water
aJ 3 liter). De koeien waren de laatste vier weken niet met
een antimicrobieel middel behandeld, hadden geen tempera-
tuursverhoging en hadden geen pyometra.

.Monstername

Van alle dieren die zijn behandeld, werd een blanco melk-
monster op het moment van behandeling genomen en ver-
volgens bij elk melkmaal tot en met acht dagen na de behan-
deling. Tevens werd van de met OTC behandelde dieren een
blanco bloedmonster op het moment van de behandeling ge-
nomen en op de tijdstippen 4, 12, 24, 36, 48, 60, 72, 96 en
120 uur na de behandeling. Het bloed werd afgenomen in een
vacutainerbuis met heparine en binnen twee uur na de bloed-
afname gecentrifugeerd. Het plasma werd in een polypropy-

-ocr page 287-

leenbuis bewaard en ingevroren bij -20\'\'C. Ooi< de meli<mon-
sters werden ingevroren bij -20"C.

Deteetiemethode

Na het ontdooien werden de meikmonsters circa tien minu-
ten verhit op 80"C om de aanwezige melkenzymen (lysozym
en lactoferrine) te inactiveren. De serummonsters zijn onbe-
handeld getest, omdat deze bij 80°C coaguleren. Om twee re-
denen zijn de melk- en plasmamonsters met de vijf-platen-
test en niet direct chromatografisch op antimicrobiële
activiteit onderzocht:

1.De vermeende antimicrobiële remming van lugol in melk
moet microbiologisch worden aangetoond. Omdat niet be-
kend is welk organisme het meest gevoelig is voor jodium,
kan de antimicrobiële remming beter zo breed mogelijk
worden gescreend. De vijf-platen-test, met drie verschil-
lende micro-organismen, vier verschillende media en
drie verschillende pH \'s is daar uitermate geschikt voor.

2. Uitgesloten moet worden dat antimicrobiële middelen an-
ders dan OTC of lugol in het monster aanwezig zijn. Dit
om te controleren of volgens het protocol is gehandeld.
Wordt een ander antimicrobieel middel gevonden, dan
geeft de test een indicatie over de groep waartoe het be-
hoort. Eventueel kan daama bevestiging via electroforese
plaatsvinden.

1 • fl

f - ï r

De detectiegrens voor OTC ligt voor de vijf platen-test bij
circa 50 ji-g/kg (16). Na het aflezen van de platen zijn de
melk- en plasmamonsters met behulp van een HPLC-opstel-
ling onderzocht, waarbij een automatische solid-pha-
se clean-up heeft plaatsgevonden. Een disposable voorko-
lom werd geconditioneerd met methanol en gespoeld met
water alvorens 500 p,l monster met water uit de loop van de
monsterwisselaar op de voorkolom werd geperst. Nadat de
grote melk- en plasma-eiwitten met water van de voorkolom
waren afgespoeld, werd deze voorkolom in de eluensstroom
opgenomen. Met behulp van gradiënt-elutie werd de aanwe-
zige OTC vervolgens op de analytische kolom gescheiden
van de nog aanwezige melkeiwitten (chromatografische
condities zijn bij de eerste auteur te verkrijgen). De detectie-
grens voor OTC ligt voor de HPLC-methode bij circa
10|jLg/kg(13).

RESULTATEN EN DISCUSSIE

In figuur 1 is de gemiddelde plasmaconcentratie, zoals die
met de HPLC is gemeten in de loop van de tijd weergegeven.
De gemiddelde remzone op de vijf-platen-test veroorzaakt

44

32

Figuur 4 Gemiddelde remzone op de viif-platen-test veroorzaakt door
melk na intra-utenene behandeling met twee gram OTC HCL [n=B].

T I .1 I) S (■ II R I FT VOOR I) I I R (i I N I i: S K U N I) i; , Dili 119. AFLI. VIRIN(i 2 1. 1994

635

-ocr page 288-

Ml

door het bloedplasma is in figuur 2 tegen de tijd uitgezet. In
figuur 2 worden de remzones vanaf 10 mm weergegeven,
aangezien de opbrengplaats (ponsgat) van het plasmamon-
ster een diameter heeft van IO mm.

In figuur 3 is de gemiddelde melkeoncentratie, zoals die met
de HPLC is gemeten in de loop van de tijd weergegeven. De
gemiddelde remzone op de vijf-platen-test veroorzaakt door
het melkmonster is in figuur 3 tegen de tijd uitgezet. In figuur
4 worden de remzones vanaf 10 mm weergegeven, aange-
zien de opbrengplaats (ponsgat) van het melkmonster een
diameter heeft van 10 mm.

De eliminatie van OTC uit het plasma verliep snel (Figuur
1). Na 48 uur was geen OTC meer aantoonbaar Vier uur na
de behandeling werd een gemiddelde OTC-plasmaconcen-
tratie van 124
|JLg/kg (95% betrouwbaarheidsinterval: 44-
203 p-g/kg) gemeten. De waarden op dit tijdstip varieerden
van O tot 300 M.g/kg. Acht uur na de behandeling werd een
gemiddelde OTC-melkconcentratie van 25 p.g/kg (95% be-
trouwbaarheidsinterval: 12-38
jJLg/kg) gemeten (Figuur 3).
Geen enkele waarde kwam op dit tijdstip boven de 40
|JLg/kg
uit. Vierenveertig uur na behandeling was geen OTC in de
melk aantoonbaar. De concentratie OTC in de melk was dus
altijd lager dan de binnen de Europese Unie voorgestelde
MRL (Maximum Residu Level) van 100 p,g/kgen zelfs lager
dan de grens van 50 p-g/kg die door de MCS wordt gehan-
teerd. Opvallend is dat de melk van één koe nul en acht uur
na de behandeling wel een duidelijke remzone op de vijf-pla-
ten-test te zien gaf (Figuur 4), terwijl met de HPLC geen
OTC in de melk en het plasma werd aangetoond. Bij deze
koe werden sporen van een penicilline en (waarschijnlijk)
een aminoglycoside in dc melk gevonden. In het plasma van
een andere koe was in het blanco monster reeds OTC aange-
toond (Figuur 1). Het is onwaarschijnlijk dat dit was veroor-
zaakt door een eerder ingestelde behandeling daar het blanco
melkmonster negatief was. Mogelijk is na de behandeling
een spoor OTC meegenomen bij het uit de uterus halen van
de pipet en aan de onderkant van de staart terecht gekomen.
Bij het uit de staartvene afnemen van bloed is de naald waar-
schijnlijk met dit spoor in aanrakening gekomen. De melk
van de met lugol behandelde dieren, gaf nimmer een rem-
ming op de platen-test te zien. Bij twee van dc acht dieren
trad een licht verminderde groei op van de micro-organis-
men op één plaat van de vijf-platen-test.

DANKBETUIGING

De auteurs danken dc Commissie Bevordering Diergeneeskundig en
Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek voor de ontvangen subsidie.

SUMMARY

Excretion of intra-uterine applied Oxytetracycline and
lugol in cows\' milk

Sixteen dairy cows with chronic puerperal endometritis between 3 and 8
weeks
post partum were treated with intra-utenne applied Oxytetracycline
(OTC) and lugol. OTC was rapidly removed from plasma and was not de-
tectable after 48 hours. The concentration of OTC in milk did not exceed 40
|xg/kg, and it was still detectable in milk 34 hours after treatment. The con-
centration of OTC in milk was always lower than the limit of 50
jJLg/kg u.sed
by milk-testing stations and the European limit (MRL) of 100 p-g/kg. Milk
from cows treated with lugol did not cause inhibition in the plate test.

LITERATUUR

1. Berchtold M und Müller R. Zur Haftpflicht des Tierarztes beim
Nachweis von Hemmstoffen in der Milch nach antibiotischen Uterus-
Behandlungen. Schweiz Arch Tierheilkd 1976; 118:279-83.

2. Black WD, Mackay AL. Doig PA, and Claxton MJ. A study of drugs re-
sidues in milk following intra-uterine infusions of antibacterial drugs in
lactating cows. Can Vet J. 1979; 20: 354-7.

3. Bretzlaff KN, Ott RS, Koritz GD. Bevill RE, Gustafsson BK, and Davis
LE. Distribution of
Oxytetracycline in the healthy and diseased postpar-
tum genital tract
of cows. Am J Vet Res 1983; 44: 760-3.

4. Brightling P. Antibacterial activity of cows milk following therapy with
Oxytetracycline uterine pessaries. Aust VetJ 1981; 57: 143-4.

5. Buchholz GW, Nattermann H und Stumpe K. Untersuchungen in einem
Rinderbestand über Beziehungen zwischen Puerperal-verlauf und
Bakterien flora des Uterus. Monatsh Veterinaemied 1979; 34: 372-6.

6. Kruif A. de. Endometritis post partum bij het rund. Tijdschr Dierge-
neeskd 1990; 115:51-60.

7. Kruif A de, Gunnink JW en Bois CHW de. Onderzoek en behandeling
van endometritis /jurmm bij het rund. Tijdschr Diergeneeskd 1982;
107:717-25.

8. Griffin JET, Hartigan PJ, and Nunn WR. Non-specific uterine infection
and bovine fertility. 1 Infection patterns and endometritis during the first
seven weeks post partum. Theriogenol 1974; 1: 91 -106.

9. Kanccne JB, Coe PH, Smith JH, et al. Drug residues in milk af^er intra-
uterine injection of Oxytetracycline, lincomycine-spectinomycin and
povidone-iodine in cows with metritis. Am J Vet Res 1986; 47: 1363-5.

10. Masera J, Gustafsson BK, Afiefy MM, Stowe CM, and Bergt CiP.
Disposition of
Oxytetracycline in the bovine genital tract: systemic vs in-
tra-uterine administration. J Am Vet Med Assoc 1980; 176: 1099-102.

11. McCaughan CJ, Laurie KW, Martin MC, and Hooper MW. Iodine in
milk of cows after intra-uterine infusion of lugol\'s solution. Aust Vet J
1984; 61: 200.

12. Miller GE, and Bergt GP. Oxytetracycline in bovine plasma, milk and
urine at^er intra-uterine administration. J Dairy Sci 1976; 59: 315-7.

13. Mulders EJ, and Lagemaat D van de. Determination of residues of tetra-
cycline antibiotics in animal tissue by high-performance liquid chroma-
tography. J Phamiaceut Biomed Anal 1989; 1829-35.

I4.0xender WD, and Seguin BE. Bovine intra-uterine therapy. J Am Vet
Med Assoc 1976; 168:217-9.

15. Righter HE, Mercer HD, Kline DA, and Carter GG. Absorption of anti-
bacterial agents by the bovine involuting uterus. Can Vet J 1975; 16: 10-5.

16. Buuren R van. Het aantonen van antibiotica in een vloeibare matrix met
behulp van de vijf-platen-test. Kwaliteitshandboek IGB-Leeuwarden
I993;GTZU18.

TlJI)S( IIRII T VOOR DiERCiKNI. i;SKUNI)E, D E E I. 119, A E 1. E V 1. R 1 N (. 21, 1994

636

-ocr page 289-

jm

Ä-\'^B

BETROUWBARE VRUCHTBAARHEID

Zomer en winter werkt
het thermostabiele
Dinolytic*
efficiënt in op het geel lichaam.
Daarenboven oefent dit
natuurlijke Prostaglandine een
uitgesproken directe werking uit
op het myometrium. Deze laatste
is wenselijk bij het doeltreffend
behandelen van witvuilers.

Bij de behandeling van
ovariële folliculaire cysten met
Ovalyse®, kan Dinolytic® na 10 a

Dinolvtic^

Meer dan een kwarteeuw

ervaring in prostaglandine

12 dagen toegediend worden.
Dit resulteert in een vruchtbare
bronst na 3 a 4 dagen.

Dinolytic* wordt gepro-
duceerd door
Upjohn, sinds
meer dan een kwarteeuw DE
specialist bij uitstek van
prostaglandines. Verkrijgbaar in
drie verpakkingen.

Betrouwbaar en flexibel :
Dinolytic® is uw partner,
ongeacht het seizoen.

Bep: Regisiralienummef 277 S189 F12
Produkt onder diergeneeskundig voofsctiiitt
Upjotwi Animal Healtti Benelux - Rijksweg 12 - 2870 Puuis

Tel: 03.890.92.11-Fax: 03.890.95.04
Nededand: Regtslralienummef NL 3752 UDA
Dinolytic* (5 mg Dinoprosl-Tromelt«mine per ml)

Upjohn Anmal HealtH Benelux Rubensslraat 167 ■ PB 252 ■
6710 B6 EDE -Tel: 08380-36802 - Fax: 08380-34660
Raadpleeg »oor vefdere informatie de bijslullef

Upjohn

-ocr page 290-

M JU»I fill! ■ m

VEERTIG JAAR MUSEUM DIERGENEESKUNDE

VAN KROES TOT WIJGERGANGS

Berichten en verslagen

In het hartje van de Faculteit Diergeneeskunde bevindt zich een unieke verza-
meling oude veterinaire instrumenten, prenten en foto\'s: het Museum
Diergeneeskunde. Op 4 november bestaat het veertig jaar. Ter gelegenheid is
een symposium georganiseerd met als thema \'De geschiedenis van de
Verloskunde van het Rund\'. De conservator van het museum, drs. A.P.
Wijgergangs, kan er enthousiast over vertellen. Geheel in de stijl van
Wijgergangs, tevens oud-algemeen secretaris van de KNMvD, treedt het mu-
seum tegenwoordig meer naar buiten: \'Dan levert het verleden een bijdrage
aan het heden\'.

Anders dan andere collecties is die van
het Museum Diergeneeskunde niet op-
geborgen in een speciaal daartoe inge-
richt gebouw. De studenten dierge-
neeskunde mogen zich gelukkig
prijzen: de oude instrumenten en
werkwijzen zijn nog onderdeel van
hun dagelijks leven. Bij elke gang van
en naar college wordt de student met
de vitrines geconfronteerd.
\'Dat is juist zo aardig\', aldus
Wijgergangs. \'De studenten zien dat
het vak diergeneeskunde zich ontwik-
kelt\'. De student is geneigd te denken
dat de gepresenteerde leerstof de enige
waarheid is. De gepresenteerde voor-
werpen laten echter zien, dat men er
soms kort geleden nog anders over
dacht. \'Dat betekent datje de toekomst
niet los kunt zien van het verleden\', al-
dus Wijgergangs. Niet alleen verande-
ren de instrumenten zelf, maar ook de
omstandigheden -\'kijk naar dierenwel-
zijn\'- waaronder ze gebruikt werden.
Het museum bezit onder meer instru-
menten waarvan het gebruik inmiddels
verboden is, omdat ze als barbaars
worden gekarakteriseerd.
De conservator betreurt het derhalve
dat het vak veterinaire geschiedenis
niet onderwezen wordt. \'Maar een en-
kele student wil wel eens een scriptie
bij ons schrijven\', zegt hij. \'Laatst
wilde iemand alles weten over tra-
cheotomen en tracheostomieën\'. De
eindconclusie was dat de tegenwoor-
dig gebruikte tracheotoom verbeterd
kon worden.

DE VERZAMELING KROES
Het Museum Diergeneeskunde is in
1954 tot stand gekomen. Collega H.A.
Kroes, dierenarts te Groningen, heeft
uit persoonlijke interesse de allereerste

-ocr page 291-

aanzet gegeven. Hij verzamelde sinds
de jaren dertig veterinaire geschriften,
boeken, afbeeldingen en voorwerpen.
De oorlog strooide roet in het eten,
toen hij meer bekendheid wilde geven
aan zijn collectie (zie ook Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, 1993; 118(20):
671-5).

Kroes schonk na de oorlog zijn hele
verzameling aan de Maatschappij voor
Diergeneeskunde, onder voorwaarde
dat hiennee een museum zou worden
gesticht. De verzameling werd opge-
slagen in afwachting van de uitvoering
van dit plan.

In 1954 kreeg de secretaris van de
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
W.A. de Haan, de medewerking van
profdr. Kraneveld (Faculteit Dierge-
neeskunde) en van mr. J.H. des Tombe
(secretaris van het College van
Curatoren, Universiteit Utrecht). Het
resultaat was de inrichting van het
Museum Diergeneeskunde op de
derde etage van het Poortgebouw aan
de Biltstraat. De verzorging kwam
mede in handen van de Diergenees-
kundige Studenten Kring (DSK), die
ook de rondleidingen verzorgde.
De zogenaamde \'verzameling Kroes\'
werd uitgebreid met instrumentarium
uit verschillende klinieken en labora-
toria van de faculteit. Dit laatste is
vooral te danken aan de inzet van
Kraneveld en de leden van de eerste
museumcommissie van de DSK
G.J.W. van der Meij, C.C. van de
Watering en S. Piersma. In de vroege
jaren van het museum verzette me-
vrouw G. Numans-Rutgers het feite-
lijke werk.

Bij de opening op 5 november 1954
waren er vijflionderd voorwerpen aan-
wezig. Dit aantal is voortdurend ge-
groeid, onder meer door griffe bijdra-
gen uit den lande, tot zo\'n elfhonderd
in 1980 en ruim zestienhonderd in
1988.

UITHOF

In 1982 is het museum samen met de
faculteit verhuisd naar de Uithof Het
beschikt nu over zeventien staande en
achttien tafelvitrines, enkele magazij-
nen en een kantoor. Bovendien is een
gang in Nieuw-Gildestein in gebruik
genomen. De exposities worden naar
behoefte gewisseld.
In de hoek tussen de twee collegezalen
is een oude diergeneeskundige apo-
theek ingericht, compleet met attribu-
ten, zoals grote vijzels, een balans en
antieke medicijnflessen (met stickers
van het Jaarcongres van de Maat-
schappij in Vlissingen, 1976). De apo-
theek ziet eruit, alsof hij gisteren nog
in gebruik was.

De voorwerpen liggen overigens niet
inert in de vitrines. De DSK gebruikt
bijvoorbeeld nog steeds de unieke pe-
deltoga bij de Peerdepietenreceptie ter
viering van de dies. De Hoogeschool
voor de Veeartsenij had namelijk tus-
sen 1821 en 1925 haar eigen pedel.
De laatste jaren profileert het museum
zich nog actiever en worden bepaalde
collecties ook buiten de faculteit ten-
toongesteld, bijvoorbeeld op kleine
schaal bij de opening van een dieren-
artsenpraktijk, een jubileum van een
landbouwschool of een regionale fok-
veedag.

Deze activiteiten van het museum lig-
gen helemaal in de lijn van de beroeps-
groep zich nadrukkelijker te presente-
ren aan het publiek om de functie van
de diergeneeskunde duidelijk te ma-
ken. Het museum besteedt daarom niet
alleen aandacht aan het beroepsbeeld a
la dokter Vlimmen, maar ook aan as-
pecten zoals vleeskeuring, volksge-
zondheid en onderzoek.

SAMENWERKING
\'Het Museum Dier-
geneeskunde is geen
zelfstandig bedrijf,
vertelt Wijgergangs.
\'Het is een afdeling
van het Universiteits-
museum Utrecht\'.
Anderzijds dragen de
faculteit en de Maat-
schappij dc verant-
woordelijkheid voor
het functioneren. De
betrokkenen zijn ver-
enigd in een Museum-
commissie.
Er is een hechte sa-
menwerking tussen
het museum en de bi-
bliotheek van de Fa-
culteit -\'Het museum
verzamelt zelf name-
lijk geen boeken\'- de
Stichting Vrienden
van het Museum
Diergeneeskunde (de
Numanstichting) en
het Veterinair Histo-
risch Genootschap.
De Numan-stichting
ondersteunt het mu-
seum voornamelijk
financieel.

Deze samenwerking
is Wijgergangs op
het lijf geschreven. Als een vis in het
water overlegt hij met alle betrokke-
nen: \'Natuurlijk speelt mee dat ik eer-
der algemeen-secretaris van de
KNMvD was. Je kent het wereldje, dus
je weet waar je kunt aankloppen voor
onder meer geld\'. Want het museum
draait op giften en vrijwilligerswerk.
Ook de functie van conservator is on-
bezoldigd. \'Ik ben aangenomen voor
twee dagen in de week, maar ik steek
er natuurlijk veel meer tijd in\', lacht
Wijgergangs. \'En ik doe het graag, an-
ders rijd ik er ook niet voor naar
Utrecht\'. (De conservator woont in
Veghcl.)

Bovendien ondervindt hij alle mede-
werking en voelt hij zich thuis op de
faculteit. \'Werkelijk bijzonder zijn de
belangstelling en de zin voor traditie
van de studenten\', vindt hij. \'De inzet
van jonge mensen maakt het werk voor
het museum erg dankbaar. Het mu-
seum leeft\'.

CONSERVATOR

Hoe raakt een mens in de functie van
conservator verzeild? Wijgergangs
kan in zijn verleden geen speciale am-
bitie in die richting ontdekken. \'Of

-ocr page 292-

misschien toch\', overweegt hij. \'Mijn
familie verricht veel stamboomonder-
zoek\'. De familie Wijgergangs heeft
de \'roots\' tot 1275 weten te traceren.
\'Ik vond dat heel interessant en leuk
om te doen\'.

De werkzaamheden van een conserva-
tor bestaan uit het samenstellen van
exposities, het catalogiseren van de in-
strumenten en afbeeldingen en de pu-
blic relations van het museum. Veel
tijd gaat naar eigen zeggen ook zitten
in het vinden van fondsen voor allerlei
activiteiten. Maar juist dit vindt de
conservator een aantrekkelijke bezig-
heid: \'Zo heb ik in het gemeentelijk
banenplan een potje gevonden om
Stefan de Geus, anglicist, aan te stel-
len\'.

TOEKOMST

Wijgergangs\' grootste wens voor de
toekomst is een vaste aanstelling voor
Stefan, die het grootste deel van de in-
ventarisatie en registratie voor zijn re-
kening neemt. \'Eigenlijk zou in de toe-
komst de functie van conservator ook
een betaalde moeten zijn\', vindt hij.
\'Het zou zo goed zijn voor de continuï-
teit\'.

k"VI I ii

Hij ziet de toekomst
van het museum ove-
rigens monter tege-
moet. \'We hebben
samen met Kopen-
hagen en Hannover
de grootste verzame-
ling veterinaire attri-
buten van Europa\'.
Nederland blinkt uit
in de verzameling in-
strumenten. Wijger-
gangs wil dit graag
van de daken schreeu-
wen: \'Het heeft geen
zin om de boel in het
magazijn te laten ver-
stoffen. Verzamelen
is geen doel op zich\'.
De conservator is
dus onder meer druk
met thema-exposi-
ties en met het sym-
posium op 4 novem-
ber.

Daamaast voert hij
ten aanzien van te
vergaren kennis een
actief beleid. Zo
heeft hij collega J.
Frik bereid gevon-
den van een collectie
oude foto\'s te zeggen
wie erop staan en dat
in de computer in te voeren.
Wijgergangs: \'Anders weet straks nie-
mand meer wie wie is cn dan moeten
we ingewikkeld onderzoek doen\'. Hij
legt dus in het heden vast wat voor de
toekomst bewaard moet worden:
\'Waarbij je wel grenzen moet stellen,
je kunt niet alles bewaren!\'
Wijgergangs heeft ook intcmationale
ambities: \'Ik zou willen vastleggen
welke relevante zaken zich in welke
veterinaire musea bevinden. Eventueel
zou ik attributen willen uitwisselen of
ruilen en gezamenlijk thema-exposi-
ties willen organiseren\'. Hij zou daar-
naast meer onderzoeksresultaten wil-
len publiceren: \'Maar dan in relatie
met voorwerpen, niet over veterinaire
geschiedenis zonder meer. Dat is meer
een taak van het Veterinair Historisch
Genootschap\'.

VERLOSKUNDE RUND
Het op 4 november te houden sympo-
sium handelt over de geschiedenis van
de verloskunde van het rund. Waarom
dit onderwerp\'? \'Verloskunde in
Nederland heeft nationaal en interna-
tionaal een goede naam\', begint
Wijgergangs. \'Bovendien hebben we
nogal wat instrumentarium op dit ge-
bied\'. Persoonlijk zag hij er ook uitda-
ging in, het gebruikte instrumentarium
voor de verloskunde bij dieren te ver-
gelijken met het humane: \'Dc humane
invloed is altijd heel groot geweest\'.
Tot slot heeft de overheid kort geleden
een belangrijke stap genomen in de
wetgeving: \'De Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde biedt niet lan-
ger de mogelijkheid om als niet-die-
renarts examen te doen in de verlos-
kunde\'. Dit juist in tegenstelling tot de
humane situatie, waarin de overheid de
verloskunde toebedeelt aan verloskun-
digen en weghaalt bij de huisarts. Het
symposium beoogt dus ook de sociale
ontwikkeling van de verloskunde in
het algemeen onder de aandacht te
brengen.

Het programma in vogelvlucht: drs.
P.H. Draaisma, directeur Milieu,
Kwaliteit en Voeding van het ministe-
rie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, verricht de officiële opening
van het symposium. Profdr G.C. van
der Weyden licht de algemene ontwik-
kelingen toe, mr.drs. J. Staman schetst
de betrokkenheid van de overheid en
W. Mulder, conservator Medische
Sector van het Universiteitsmuseum
neemt samen met Wijgergangs het ge-
bruik van instrumentarium bij de ver-
loskunde onder de loep. Na de lunch
wordt het boekwerkje \'Museum
Diergeneeskunde\' gepresenteerd.
Natuurlijk is er de gehele dag (en nog
gedurende een half jaar) gelegenheid
tot het bezichtigen van de expositie
over de verloskunde van het rund.

S. Deleu en W. Svhesma.

-ocr page 293-

Het begrip \'specialisatie\' deed al onge-
veer tien jaar geleden binnen de dierge-
neeskunde zijn intrede. De eerste spe-
cialisten werden ongeveer zeven jaar
geleden geregistreerd. Ook nu zijn er
nog vele ontwikkelingen op dit gebied
gaande. De introducties van de nieuwe
publieksfolder en van het specialisten-
logo vonnen een goede reden tot een
nadere bespiegeling over dit onder-
werp.

Specialisatie

In een artikel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 1993; 118(18): 594-
6. beschreef collega Teske, oud-voor-
zitter en erelid van onze Groep, de afge-
legde weg en de stand van zaken in de
specialisatie in de diergeneeskunde.
Ook voor wat betreft de specialisatie
loopt Nederland, in vergelijking tot vele
andere Europese landen, in de voorste
gelederen. In de specialisatie-evolutie
is het soms uit het oogpunt van haal-
baarheid of door problemen met oplei-
dingsfaciliteiten noodzakelijk gevon-
den specialismen samen te voegen. Dit
was bijvoorbeeld het geval bij de (alge-
mene) chirurgie en de orthopedie van
gezelschapsdieren, die tot \'chirurgie
van gezelschapsdieren\' zijn gecombi-
neerd. Ook is, in tweede temiijn, een
splitsing in meerdere disciplines wel als
nuttig gezien. Dit laatste is onlangs ge-
beurd met \'inwendige ziekten en repro-
duktie van het paard\'. In de jongste lo-
ten aan de veterinaire specialisatie-
boom, microbiologie, diervoeding en
de \'inwendige ziekten en chimrgie van
vogels\', zijn inmiddels specialisten op
uitnodiging benoemd. In Europees ver-
band bestond al langer een aantal vete-
rinaire gezelschappen (\'Societies\'),
verenigingen van dierenartsen met inte-
resse voor een bepaalde tak van gespe-
cialiseerde diergeneeskunde. Deze zijn
er voor de ook in Nederland gangbare
specialismen als chimrgie, oogheel-
kunde etcetera, maar bovendien voor
\'superspecialistische\' disciplines als
bijvoorbeeld de cardiologie, oncologie
en nefrologie. Het lidmaatschap van
deze \'Societies\' staat in het algemeen
open voor alle dierenartsen met de des-
betretTendc, specifieke bclang.stelling.
Naast de \'Societies\' kennen we sinds
kort in Europa de \'Colleges\', zoals die
in de USA al langer bestaan. Het lid-
maatschap van een \'College\' is beperkt
tot specialisten, die pas na een erkende
opleiding te hebben gevolgd en na met
goed gevolg examen te hebben afge-
legd, \'diplomate\' kunnen worden. De
laatste jaren was al een viertal European
Veterinary Colleges opgericht, te weten
ECVD (dermatology), ECVIM-CA (in-
temal medicine - companion animals),
ECVO (ophthalmology) en ECVS (sur-
gery; voor \'groot\' en \'klein\' apart).
Recentelijk is de European Society of
Veterinary Neurology opgericht. Deze
heeft echter de signatuur van een
\'College\'. Ook het European College of
Avian Medicine and Surgery heeft in-
middels het levenslicht aanschouwd.

De Groep V eterinaire Specialisten

De Groep Veterinaire Specialisten
(GVS) denkt mee in de officiële orga-
nen voor specialisatie, in Nederlands en
in Europees verband. Daartoe heeft
onze Groep een lid of een toehoorder in
de meest relevante organen, de Raad
voor Specialisatie (NL), de Registratie
Commissie (NL) en in het \'Advisory
Committee on Veterinary Training\'
(EU). Door middel van deze \'tentakels\'
kan op nuttige wijze invloed op de be-
stuurlijke processen worden uitgeoe-
fend.

Waakhondfunctie

Daamaast blijkt de belangenbeharti-
ging, met inbegrip van een \'waakhond-
functie\' ten behoeve van onze leden,
zowel in individuele gevallen, in groe-
pen als in de beleidssfeer een belang-
rijke taak van de GVS. De laatste jaren
kon in toenemende mate het oneigenlijk
gebruik van dc tcmi \'specialist\' worden
gesignaleerd. Daarbij wordt dan ge-
bruik gemaakt van termen als \'spec.\',
\'gespecialiseerd\' en \'specialistisch\'.
Men moet zich hierbij realiseren dat
specialisatie steeds met versmalling èn
verdieping van het werkterrein gepaard
gaat. Extra kennis en vaardigheden, op-
gedaan bij PAO, cursussen en andere
opleidingen leiden veelal tot een \'extra\'
activiteit, en gaan dus gepaard met ver-
breding van het activiteitenscala. Dit
kan voor een persoon of voor een prak-
tijk een meerwaarde inhouden, maar
het is geen specialisatie. In het ver-
lengde hiervan is het goed dat specialis-
tenpraktijken en -centra ervoor zorg
dragen dat in de richting van verwijzers
en diereigenaars volstrekte duidelijk-
heid wordt geboden over de \'status\' van
de er werkende collega\'s, dat wil zeg-
gen wie is geregistreerd als specialist en
wie niet? Hierdoor kunnen onduide-
lijkheden over de vaktechnische invul-
ling worden vermeden.

De introductie van een nieuw ontworpen specialistenlogo en de nieuwe pu-
blieksfolder over de veterinaire specialismen, bijgevoegd in deze editie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, moeten de herkenbaarheid van de ge-
registreerde dierenarts-specialist vergroten.

SPECIALISTEN WILLEN GROTERE HERKENBAARHEID

Publieksfolder en specialistenlogo

Mede met het oog op deze laatste pro-
blematiek is onze PR-commissie in sep-
tember 1993 met haar activiteiten ge-
start. Deze commissie hield zich onder
meer bezig met de
publieksfolder over
de specialisatie en het
\'beeldmerk die-
renarts-specialist\'
(specialistenlogo).
De publieksfolder treft U als inlegger
van dit Tijdschrift aan. Het bestuur en
de PR-commissie van de Groep Veteri-
naire Specialisten hopen op uw grote
verspreidingsbereidheid. Het ook op de
folder afgebeelde logo is in de Benelux
officieel geregistreerd als collectief
beeldmerk\'. De GVS heeft (mee)ge-
werkt aan het tot stand komen van het
reglement ter beschemiing van het
logo. Het mag uitsluitend worden ge-
voerd door collega\'s die in het
Nederlands Veterinair Specialisten
Register ten kantore van de KNMvD
staan ingeschreven, en die bovendien
terzake een overeenkomst hebben ge-
sloten en de daarin bepaalde regels na-
leven. Het logo kan helpen onduidelijk-
heden te voorkómen.
Onder invloed van maatschappelijke en
politieke veranderingen tekenen zich de
laatstejaren ook verschuivingen binnen
de veterinaire wereld af Hierdoor, als-
mede door de toenemende kennis van
het bestaan van veterinaire specialisten
bij collega\'s cn diereigenaren, lijkt dc
specialistische diergeneeskunde een
potentiële \'groeimarkt\'. Mede door het
steeds mondiger (en veeleisender) wor-
den van de diereigenaar zal een opti-
male, collegiale samenwerking tussen
specialist en eerstelijns collega stellig
een positief effect op de diergeneeskun-
dige zorg
als geheel hebben. Vandaar
onze slogan:
Samen beter!

Namens het bestuur en de
PR-commissie van de Groep
Veterinaire Specialisten,
Dr Michael H. Boevé.

-ocr page 294-

VOORGANGERS: DIERENARTSEN UIT VROEGER TIJD (6)

LAURENZO RUSIO
(RUSIUS)

Veterinair verleden

Na in een vorige bijdrage tot deze rubriek (TvD, 119,412-3,1994) iets over Ruffus (13e eeuw) te hebben medege-
deeld, willen wij nu stilstaan bij een tweede vertegenwoordiger van de paardegeneeskunde uit de Late
Middeleeuwen. Rusius leefde In de 14e eeuw; de precieze levensdata zijn niet bekend. Wel weten wij dat hij in
Rome werkzaam was en uit de opdracht van zijn werk aan Kardinaal Napoleone Orsini (overleden te Avignon In
1342), in wiens dienst hij was en met wie hij ook bevriend was, is af te lelden dat het vóór OrsinI\'s sterfjaar gedateerd
kan worden.

In zijn Liber marescalcie (\'het boek voor de maarschalk/de ritmeester/de opperstalmeester\') vatte Rusius de toen-
malige hippologische en hippiatrische kennis samen. Gedeeltelijk kennis berustend op eigen ervaringen, maar voor
het grootste deel kennis geput uit bronnen die hem ter beschikking stonden.

En zijn heer, de Kardinaal zal allenwaarschijnlijkst wel over een bibliotheek beschikt hebben waarin de handschrif-
ten die Rusius nodig had, te vinden waren. De betekenis van Rusius\' werk berust dan ook voornamelijk op het en-
cyclopaedische karakter ervan. Het heeft tal van schrijvers na hem tot uitgangspunt gediend tot in de 17e eeuw toe.
Zo heeft Peter van Naaldwijck, de enige Nederlander die in de 17e eeuw een veterinair werk gepubliceerd heeft,
nog volop uit Rusius geput en zijn boek, voor de hand liggend overigens, volgens eenzelfde schema als dat van
Rusius ingedeeld: eerst de hippologie, vervolgens de hippiatrie.

Welke bronnen had Rusius nu ter beschikking? Allereerst natuurlijk de klassieke schrijvers Hippokrates en
Galenus, wier algemeen medische inzichten ook van toepassing waren op de geneeskunde van het paard. Hun
leerstellingen zijn in de M.E. vanuit de Medische School van Salerno, dat bruggehoofd van Griekse wetenschap,
geregenereerd en naar de eerste Italiaanse universiteiten uitgestraald.

Viennaal wordt een \'Magister Maurus\' geciteerd, wiens identiteit nog niet met zekerheid is vastgesteld.
Karl Hoppe, een classicus en specialist o.h.g. van de middeleeuwse veterinaire tractaten, heeft vastgesteld dat
Rusius zowel de
De animalibus van Albertus Magnus (1206-1280) als de Mulomedicina van Theodoric Borognoni
(1205-1298) gebruikt heeft (1). Beide waren geleerde priesters van de Orde der Dominikanen; de eerste doceerde
in Keulen, de tweede was bisschop van Cen/ia bij Bologna, hetgeen hem niet verhinderde zich intensief met de ge-
neeskunde van mens en dier bezig te houden.

Maar Rusius\' belangrijkste bron is Ruffus geweest. Van de 181 hoofdstukken van de Marescalcia zijn er 65 recht-

Karl Hoppe. Zur Marescalcia des Laurentius Rusius. Beiträge zur Gescl)K:tJte der Velehnäntiedain 2,321 -336,1939.

EUROPESE ONDERSCHEDING PROF. DR. VAN MIERT

Dit gebeurde tijdens dc slotzitting van
het zesde EAVPT-congres. Tijdens de
uitreiking van deze eervolle onder-
scheiding werd onder meer aandacht
geschonken aan de verdiensten van
prof dr. Van Miert voor de EAVPT,
waarvan hij één der oprichters is. Van
deze organisatie was hij tevens tot 1982
vice-president, en van 1982 tot 1991
president. In de laudatie, uitgesproken
door de huidige president van de

EAVPT, prof dr. M. Debackere, wer-
den de grote verdiensten van prof dr.
Van Miert geprezen op het gebied van
de vergelijkende farmacodynamie en
farmacokinetiek, in het bijzonder in re-
latie tot de pathofysiologie van ontste-
kingsprocessen, het famiacon metabo-
lisme en de farmacologie van het
voormagensysteem, als ook voor zijn
bijdragen op het gebied van de Goede
Veterinaire Praktijk in relatie tot de far-
macotherapie. Een aantal van zijn ove-
rige activiteiten werd eveneens geme-
moreerd, waaronder die met betrek-
king tot de Journal of Veterinairy
Phannacology and Therapeutics, en
Veterinairy Research Communica-
tions, als ook zijn activiteiten op het
terrein van de (bij-)scholing van jonge
buitenlandse collegae. In voorgaande
jaren werden op soortgelijke wijze
geëerd: Prof. dr. H. van Genderen (In
1980), profdr. R. Faustini (1980), prof
dr. Y. Ruckebusch (1985) en prof dr
P. Lees (1991).

(Jf. R.F. Witkamp

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (FD, Veterinaire farmacologie. Farmacie en
Toxicologie) is op 11 augustus jl. in Edinburgh benoemd tot erelid van de
Europese Vereniging voor Veterinaire Farmacologie en Toxicologie
(EAVPT).

-ocr page 295-

streeks uit de Medecina equorum afkomstig, waarbij echter dient te worden opgemerkt dat 40 van deze hoofd-
stukken door Rusius aanzienlijk zijn uitgebreid.

Zowel door afschriften en vertalingen in de 14e en 15e eeuw (in het Latijn, Italiaans [uit het Grieks], Frans en ook
in het Nederlands) als door uitgaven in boekdruk in de 15e eeuw (Speyer 1489) en vooral in de 16e eeuw (vele
edities in het Latijn, Italiaans en Frans) zijn via Rusius de inzichten van Ruffus wijder verspreid dan door vroege
gedrukte uitgaven van Ruffus\' werk zelf die tot Italiaanse beperkt bleven. De laatste Franse editie uit 1583 is in
het bezit van de Bibliotheek Diergeneeskunde (oorspronkelijk in het bezit geweest van Prins Maurits, wiens wa-
pen in goud het perkamentenvoorplaat siert).

De bovengenoemde Karl Hoppe heeft onderzocht wat voor fouten er kunnen insluipen op de lange weg van af-
schrift tot afschrift, van de ene taal in de andere. Hij heeft daarbij deze laatste Franse uitgave die ongeveer 2,5
eeuw afstaat van het origineel als uitgangspunt genomen. Enige voorbeelden: in hoofdstuk 74 wordt in de Franse
vertaling gesproken van een lauwwarme omslag, waarvoor water gebruikt wordt waarin men wilde vlier, slakken
en selderij gekookt heeft. In de oorspronkelijke tekst wordt gesproken van wilde vlier, vlierthee (=sureau Fr.) en
selderij. Daar de zetter suzeau (=slak) las, kwam de misverstand veroorzakende fout in de wereld.
Iets soortgelijks gebeurde in hoofdstuk 70 bij een voorschrift om bij hoofdverkoudheid \'de oren vol te stoppen met
watten en deze daarna meermalen te masseren\'. Op de parallelplaatsen bij Ruffus (hoofdsf. 17) en bij Borognoni
(boek 2, hoofdst. 1) wordt gesproken over het masseren van de oren na deze ingesmeerd te hebben met boter
(\'beurrer\') terwijl de drukker \'bourrer\' (=volstoppen) las.

Deze voorbeelden tonen aan hoe belangrijk het voor het historisch onderzoek is om zuivere teksten ter beschik-
king te hebben. Hiervoor is men afhankelijk van filologen met voldoende kennis van de materie waarover een
tekst handelt.

Rusius heeft eigen ervaringen samengebracht met door hem gekozen uittreksels uit het werk van voorgangers
zonder de in zijn tijd in zwang zijnde dwalingen over de invloed van het gesternte op de gezondheid van de dieren
te weren.

Hij onderscheidt de ziekten in: 1. morbi naturales seu heredariia\\s een vergissing van de natuur, samenhangend
met het zaad van de venwekker, veroorzaakt door een teveel of een tekort aan materie; 2. ziekten ontstaan door
inwendige oorzaken, waarbij de verhouding van de lichaamssappen verstoord is; 3. ziekten ontstaan door uit-
wendige oorzaken, waaronder hij ook de dromen rekent.

Na de eerste 40 hoofdstukken aan de hippologie gewijd te hebben, waarvan het laatste aan de tandheelkunde,
begint hij het medisch gedeelte met enige hoofdstukken over de aderlating, dan worden de
morbi naluraies be-
handeld en vervolgens de ziekten per lichaamsdeel en tenslotte de chirurgische ingrepen. Het boek besluit met
hoofdstuk 181
Memoraiia sive notabilia. Hierin wordt het \'astrologisch paard\' beschreven, dat ook afgebeeld is in
een handschrift in het bezit van het British Museum. De verschillende lichaamsdelen worden geacht onder in-
vloed te staan van bepaalde tekens van de dierenriem: de ram zetelt op het hoofd, de stier bij de hals, de tweelin-
gen bij de schouders, de kreeft op de borst, de leeuw bij het hart, de maagd midden op het lichaam, de weeg-
schaal op de buik, de schorpioen bij de genitalia, de boogschutter op de achterhand, de steenbok bij de knieën,
de waterman bij de benen en de vissen bij de hoeven.

Rusius zegt dan dat geen operaties mogen worden gedaan aan een lichaamsdeel als de maan in het bijbehorend
sterrenbeeld staat. Ook mag bij wassende maan het ijzer niet worden aangelegd.

A.H.H.IVI.I^./E.P.O.

De prijs is uitgereikt voor de beste weten-
schappelijke presentatie van een jonge
onderzoeker, op het derde congres van
\'The European society for Veterinary
Virology\' in Interlaken. De presentatie
was getiteld \'infectious RNA transcribed
from a full-length DNA-copy of the ge-
nome of the C-strain: a classical swine
fever vaccine strain\'. Aan de prijs is een
oorkonde, een penning en een bedrag van
1.()()() ECU verbonden. De prijs werd
toegekend vanwege de inhoud als ook de
vomigeving van de poster. Op het con-
gres werden 125 wetenschappelijke pos-
ters gepresenteerd. Het bekroonde onder-
zoek werd verricht in het kader van de
ontwikkeling van een markervaccin voor
varkenspest van de C-stam (een klassieke
varkenspest-vaccinstam). Een marker-
vaccin maakt het mogelijk gevacci-
neerde dieren te onderscheiden van in het
veld geïnfecteerde dieren. Het beschik-
baar komen van een \'infectieuze copie\'
betekent een belangrijke doorbraak in dit
onderzoek. Niet alleen voorde ontwikke-
ling van een markervaccin, maar ook om
meer inzicht te krijgen in de rol die be-
paalde virale genetische factoren spelen
bij bijvoorbeeld de replicatie, de ver-
meerdering, het attenueren (verzwakken)
en in de
Pathogenese van het virus.
Tevens kan deze kennis worden ingezet
voor onder andere vaccinontwikkeling
tegen andere vimssen, bijvoorbeeld het
Bovine Virus Diarree-Virus (BVD-V)
bij runderen en het Border Disease-Virus
(BD-V) bij schapen. Van deze twee vi-
russen, die nauw verwant zijn aan het
varkenspestvims, veroorzaakt met name
BVD-V grote schade in de mndveehou-
derij. Het onderzoek dat op het ID-DLO
Lelystad is uitgevoerd werd mede gefi-
nancierd door het Produktschap voor
Vee en Vlees.

RHONE MERIEUX PRIJS 1994 VOOR ID-DLO

De Rhone .Merieux prijs 1994 is toegekend aan Dr. P.A. van Rijn, onderzoeker
van het ID-Dl.O Lelystad, afdeling Moleculaire Biologie.

-ocr page 296-

Mg ^pH

/ /

De kat op dc:x albcclding wordt met dc Hill\'s produkci-n gc\\wrd.

-ocr page 297-

Alles wat we weten over magnesium en de
pH van urine zit in al ons kattevoer

De natuurlijke voeding van wilde katten bevat weinig
magnesium en houdt de urine zuur waardoor de kans
op "Feline Lower Urinary Tract Disease" (FLUTD)
vermindert\'. Commerciële kattevoeding heeft niet altijd
deze beide eigenschappen^.

Gecontroleerd magnesiumgehalte en urine pH.

Struviet kristallen of calculi worden vooral gevormd
in urine met een hoog gehalte aan magnesium-
ammonium-fosfaat bestanddelen en een neutrale tot
basische pH.

Om die reden is Hill\'s van mening dat het altijd aan
te bevelen is om het gehalte aan magnesium in kattevoer
in de hand te houden en er voor te zorgen dat de pH van
de urine niet buiten het bereik van 6,1-6,4 valt om een
langdurige goede gezondheid van katten te waarborgen.

Voor de initiële behandeling van FLUTD gevallen
waarbij struviet kristallen of stenen voorkomen, kan
men Hill\'s* Prescription Diet* Feline s/d* gebruiken.
Het bevat weinig bouwstenen van kristallen, om de
concentratie aan mineralen in de urine te beperken.
Tevens bevordert het een zure urine. Oplossen van
struviet kristallen en urinestenen kan het gevolg zijn,
een effekt dat door geen enkel ander voer wordt bereikt\'.

Na een succesvolle initiële behandeling of wanneer
een andere benadering nodig is door de aanwezigheid
van calcium oxalaat stenen\'* of een andere gelijktijdige
aandoening, heeft alleen Hill\'s een volledige reeks
produkten ten einde al uw FLUTD patiënten op de juiste
wijze te behandelen.

Eén onderneming, één consistente gedachtengang.

Hill\'s stelt een uitgebreide reeks therapeutische
diëten en onderhouds-voeders ter beschikking van de
dierenarts. Dit gamma is er voor alle katten, hoe hun
gezondheidstoestand ook is.

Omdat de dierenartsen van Hill\'s weten dat het
aanpassen van zowel het magnesiumgehalte als de pH
van de urine van belang is voor ieder kattevoer, is deze
gedachtengang terug te vinden in de gehele reeks
Prescription Diet* en Science Diet* kattevoeders.

Het op deze wijze samenstellen van voeders kost
vanzelfsprekend tijd en geld maar wanneer het er om
gaat voeding te produceren die uw aanbeveling waard is,
zijn wij bereid die inspanning te leveren.

Wij sluiten geen compromis, waarom zou u
dat wel doat?

Aesculaap

Hill\'s Pet Nutrinon • Essendonk 3A • 4824 Da Breda • The Netherlands
NL: Tel: 076-48 18 00 Fax: 076-42 11 41 . B: Tel: 02/646 29 00 Fax: 02/646 35 55

•Handelsmerken van Colgate-Palmolive Company en gebruikt onder licentie van Hill\'s Pet Nutrition Inc. ©1994 Hill\'s Pet Nutrition, Inc.

-ocr page 298-

9 m

UITREIKING EERSTE DIPLOMA\'S \'MASTER OF VETERINARY
SCIENCE\'

Alhoewel reeds eerder het diploma
Master of Veterinary Research werd
uitgereikt, is de master-titel nog steeds
betrekkelijk nieuw op de Faculteit
Diergeneeskunde. \'Dit heeft meer te
maken met het feit dat \'doctorandus\'
moeilijk te vertalen is in het Engels,
dan met de titel \'master\' zelf, lachte
De Vries. Niettemin is duidelijk dat het
volgen van een intensieve vervolgcur-
sus gedurende meer dan een jaar be-
loond moet worden met een extra titel.
En de master-titel wordt algemeen ge-
accepteerd als zodanig. De Vries reikte
de diploma\'s dan ook uit met gepaste
trots.

Cursusleider dr. Y.H. Schukken wees
in zijn toespraak op het doorzettings-
vermogen van de eerste kandidaten,
die met recht pioniers genoemd mogen
worden: \'We hebben jullie als proef-
konijnen gebruikt\'. Bij de opzet van de
cursus epidemiologie was het nainelijk
niet zeker dat het volgen ervan be-
loond zou worden met een diploma.
Inmiddels is de titel erkend en is de
tweede cursus gestart met elf kandida-
ten, waaronder zes buitenlandse deel-
nemers. De verzorging van de cursus
geschiedt in nauwe samenwerking met
de vakgroep Agrarische Bedrijfseco-
nomie van de Landbouwuniversiteit
Wageningen.

De eerste drie \'Masters\' zijn van zeer
verschillend pluimage:
Cristian Casura is prakticus in
Zwitserland. Hij verrichtte onderzoek
naar de kwantitatieve diagnostische
aspecten van de Califomischc Mastitis
Test(CMT).

Dorte Dopfer is als dierenarts werk-
zaam aan de kliniek voor runderziek-
tcn in Hannover. Zij oogst reeds veel
intemationale waardering voor haar
observationeel, experimenteel en bac-
teriologisch onderzoek naar Dermati-
tis Digitalis bij het rund.
Tom Nell is projectleider veldonder-
zoek bij Intervet Intemational. Hij on-
derzocht de toepassing van \'repeated
measures\'-analyse bij vaccinatie-ex-
perimenten en een schattingsmethode
voor vaccinatie-\'efficacy\'.
Naast een cursus epidemiologie wor-
den in de toekoinst wellicht meer
MSc-cursussen ontwikkeld. Dit past in
de huidige visie van de Faculteit, die

VBtema^\'sc,"^^^^ " \'\' Nederlander d,e z,ch \'Master of ^^^^^ profileren als intematio-

Foto\'s: Onno van der Veen naai expcrtise-centrum.

\'Ik ben gevleid en verheugd dat ik de eerste diploma\'s .Vlaster of Veterinarv
Science (.VlSc) mag uitreiken\', waren de historische woorden van prof.dr. H.
de Vries, decaan van de Faculteit Diergeneeskunde, op 5 september 1994. Dc
drie gelukkigen die in de Raad/aal van de faculteit het MSc-diploma in ont-
vangst mochten nemen, volgden gedurende achttien maanden een nieuwe
Engelstalige vervolgopleiding op de studie diergeneeskunde \'Herd Health
and Epidemiology\' bij de vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting.

Door Sophie Deleu

-ocr page 299-

ilpi I it

ll

liiliiwiiNiiiiffiii

DE PEST ALS ZOÖNOSE

Inleiding

De aanleiding voor dit bericht is de re-
cente pestepidemie in India en de on-
gerustheid die het heeft veroorzaakt bij
veel autoriteiten. Maar hebben we te
maken met een nieuwe situatie? Het
antwoord is ja en nee tegelijk, ja omdat
er de laatste 28 jaar geen humane ge-
vallen van pest uit India zijn gemeld en
nee omdat er in de wereld uit 21 landen
in dezelfde periode pestgevallen wor-
den gemeld, met name jaarlijks uit
Brazilië, Madagascar, Birma, Tanza-
nia, de VS en Vietnam.

In 1992 werden 1582 humane gevallen
gemeld, waarvan 133 met dodelijke af-
loop. De percentuele sterfte is ca. 10%
over de periode 1978-1992, namelijk
1451 doden op een totaal van 14857
patiënten.

De bedoeling van dit VHl-bericht is
dan ook de maatregelen die genomen
worden in het juiste perspectief te
plaatsen.

De zoönose

De pest is een ziekte bij knaagdieren
en verspreidt zich van de rat naar de
mens via vlooien, die eerst een zieke
rat cn daarna een mens hebben gebeten
en op die wijze de verwekker Yersinia
pestis overbrengen. Mensen kunnen de
ziekte rechtstreeks van geïnfecteerde
knaagdieren en andere dieren krijgen
bij het villen en het bewerken tot voed-
sel voor de mens. Het agens moet tij-
dens de behandeling de huid passeren
via zichtbare of onzichtbare verwon-
dingen van de huid, of via de slijmvlie-
zen. Voedsel speelt geen enkele rol in
de infectieroute van de pest.

De verschillende vormen van de pest

De pest komt voor als builenpest,
longpest en als septicaemie, afhanke-
lijk van de infectieroute. De vorm die
het meest voorkomt is de builenpest
tengevolge van een vlooiebeet met
harde regionale lymfklierzwelling. De
symptomen zijn koorts, hoofdpijn en
pijn in de aangetaste lymfT<lier. De ge-
vaarlijkste vorm is de longpest, die de
longen aantast en waarbij overdracht
van de ziekte door aanhoesten kan
plaatsvinden.

Er bestaat een vaccin tegen de pest,
maar de bescherming is niet volledig
en het is gereserveerd voor verplegend
personeel, omdat die groep van perso-
nen de grootste risico\'s loopt. De ver-
wekker is onder andere gevoelig voor
tetracyclinen. De incubatietijd is 1 tot
6 dagen.

De genomen maatregelen

In het algemeen is er geen reden tot
grote ongerustheid en moeten de geno-
men maatregelen gezien worden als
een verscherpte toepassing van be-
staande wetgeving en richtlijnen.

- Personen

Indien aan boord van een vliegtuig
iemand ziek wordt, meldt de gezag-
voerder dit aan de verkeersleiding.
Ontscheping kan pas plaatsvinden
nadat de medische dienst daar toe-
stemming voor heeft gegeven na
overleg met de GGD van het be-
treffende district.

Zieke personen aan boord van sche-
pen dienen gemeld te worden in het
kader van de maritieme gezond-
heidsverklaring.

Dc GGD-arts bepaalt de te nemen
stappen die nodig zijn om het be-
smettingsrisico zo klein mogelijk te
houden.

- Dieren

Schepen dienen in het bezit van een
geldig ontrattingscertificaat te zijn.
De waarde van dit certificaat wordt
betwijfeld. Daarom worden alle
schepen met lading uit India voor de
havens in Rotterdam en Amsterdam
bezocht, voordat met uitlading
wordt begonnen, door de dienst on-
gediertebestrijding zodat eventueel
tijdig ontsmetting kan plaatsvinden.

Ratten in vliegtuigvracht zijn zeer
zeldzaam; hiervoor worden geen
aanvullende maatregelen nodig ge-
acht.

De kans op ratten in containers die
met schepen worden aangevoerd
wordt zeer klein geacht, vanwege de
korte overlevingsduur van de ratten
in de containers door gebrek aan wa-
ter. De kans op overleving van ratten
onder verschillende omstandighe-
den wordt overigens nog nader be-
keken door de regionale Veterinaire
Inspectie te Rotterdam.

Met de lading van schepen en vlieg-
tuigen kunnen rattevlooien worden
aangevoerd. Gezien de zeer geringe
kans dat hierdoor pest wordt geïntro-
duceerd in Nederland en de grote in-
spanning die zou moeten worden ge-
leverd (zo het al mogelijk is) om dit
gevaar te weren, worden hierop toe-
gesneden maatregelen disproportio-
neel geacht. Wel kan het gebruik van
insecticiden worden aangeraden ter
bescherming van degenen die de
vracht moeten afhandelen.

Andere dieren worden niet als risico
beschouwd.

- Goederen
Goederen worden niet als risico be-
schouwd, anders dan in relatie met
het voorgaande punt.

De maatregelen die in Nederland wor-
den genomen zijn in lijn met de
\'Intemational Health Regulations\'
(1969) van de World Health
Organisation.

Bij de bespreking van de te nemen
maatregelen en de inschatting van de
risico\'s heeft meegespeeld dat er geen
sprake is van een heel nieuwe situatie.
Van 1923-1980 zijn in Rotterdam en
Amsterdam systematisch dode ratten
afkomstig van schepen op Yersinia
pestis onderzocht, de bacterie is hierbij
nooit aangetoond.

Toch zal met een mogelijke introduc-
tie van Y. pestis via ratten of de ratte-
vlo in Nederland rekening moeten
worden gehouden en in dat licht kan de
epidemie in India ook voor ons een
waarschuwing zijn, ook al zijn de om-
standigheden niet vergelijkbaar.

-ocr page 300-

Bevoegde dierenartsen voerden tot op
heden icwartaalcontroles uit op er-
icende pluimvee-reproduictiebedrijven.
Een reeentehjice wijziging van pluim-
vee-riehthjn 90/539 staat deze icwar-
taalcontroles niet meer toe. De ge-
zondheidstoestand van het bedrijf
dient binnen, een maand voor export
plaatsvindt, te worden gecontroleerd.
Daarom moest een andere controle-
vorm worden opgezet.
Om een duurzame en werkbare, maar
vooral rendabele export te kunnen ga-
randeren, ontwierp de ad hoe-werk-
groep Exportcertificering een plan be-
treffende de export van broedeieren en
werkte dat vervolgens uit.
De werkgroep werkt in opdracht van
de Stuurgroep Regelgeving Broedei-
eren en Levend Pluimvee van het PPE,
waarin het betrokken bedrijfsleven, de
Veterinaire Dienst, de Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees, de
Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren, de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
en de Gezondheidsdienst West- en
Midden-Nederland zijn vertegenwoor-
digd.

Een maandelijkse controle door de be-
voegde dierenarts wordt als te duur er-
varen. Daarom is iets anders bedacht,
waarbij het uitgangspunt is dat slechts
export van broedeieren afkomstig van
koppels in de leeftijd van 30 tot 50 we-
ken plaatsvindt.

Het plan kent de volgende stappen:

1.Het bedrijf dat wil gaan exporteren
meldt dit aan de RVV; die onder-
werpt het bedrijf aan een grondige
inspectie. Deze controle fungeert te-
vens als controle voor de jaarlijkse
bedrijfsinspectie in het kader van de
erkenning. De RVV laat zes voorge-
dmkte briefkaarten ten behoeve van
de controle door de bevoegde die-
renarts op het bedrijf achter.

2. Na de RV V-controle kan het bedrijf
een maand lang broedeieren expor-
teren.

3. Verlenging van de exportperiode
met telkens een maand is mogelijk
wanneer de pluimveehouder zijn be-
voegde dierenarts vraagt een be-
drijfsinspectie te verrichten en de
dierenarts op tijd de briefkaart naar
de Gezondheidsdienst West- en
Midden-Nederland opstuurt (de GD
verzorgt de administratie). Vanzelf-
sprekend moet het bedrijf aan de ge-
stelde eisen voldoen.

ÉÊÊÊÊÊ

nitÊÊÈÊÊÊÊmÊm

NIEUW CONTROLESYSTEEM PLUIMVEEBEDRIJVEN
DOOR DE BEVOEGDE DIERENARTS

4. De dierenarts vult de eerste van de
zes briefkaarten die de RVV bij de
pluimveehouder heeft achtergelaten
in, hij zet zijn handtekening eronder
en stuurt hem op.

5. Punt 3 en 4 worden herhaald zolang
de pluimveehouder wenst te expor-
teren.

6. Indien de Gezondheidsdienst geen
kaart krijgt van de bevoegde dieren-
arts, vervalt de \'exportvergunning\'
van het koppel. Die wordt weer gel-
dig zodra de bevoegde dierenarts de
briefkaart opstuurt.

7. Na opleg van een nieuw koppel of
indien een jaar verstreken is (dit
geldt voor bedrijven met koppels
van meerdere leeftijden) wordt de
gehele procedure weer opnieuw op-
gestart.

De verwachting is dat de bevoegde
dierenarts maximaal zes controles per
koppel zal verrichten. Bij deze contro-
les wordt de dierenarts geacht het ge-
hele bedrijf mee te nemen en niet al-
leen het koppel waarvan de
broedeieren geëxporteerd worden. In
richtlijn 90/539 staat de taak van de be-
voegde dierenarts omschreven. De bo-
venstaande nieuwe controle-opzet is
een hulpmiddel, waardoor een deel
van deze taak gemakkelijker uit te voe-
ren is.

Hieronder ziet ii het prototype van de briefkaart die de bevoegde dierenarts bij de bedrijfscontrole moet invullen en opsturen.

Afz. Dierenarts naam
adres
pc/wp
tel.

Aan de Gezondheidsdien.st voor Dieren
in West- en Midden-Nederland, lokatie Doom
Postbus 43
3940 AA Doom

Op ..-..-.. (datum) heeft ondergetekende pluimvee-inrichting

naam:

adres:

pc/wp:

ubn:

geïnspecteerd en het volgende ten aanzien van de export-
koppei(s) geconstateerd:

ja / nee

1. Is er sinds de vorige controle een produktiepercentage van
meer dan vijf procent beneden de norm geweest?

2. Is er sinds de vorige controle een uitval van meer dan vijf
procent per maand geweest?

3. Zijn er in de afgelopen maand diergeneesmiddelen in ver-
band met ziekten toegediend?

4. Zijn er ziekteverschijnselen in de exportkoppels?

handtekening

datum

-ocr page 301-

lillÜÜI

M

»mm

iii

BEDWELMING VAN SPECIALE NOODSLACHTINGEN

De verandering van het i<euringsregu-
latief van de vieesi<euringswet, begin
van dit jaar, heeft in het algemeen geen
schokkende reacties teweeg gebracht.
Dit was onder andere het gevolg van
het feit dat een aantal veranderingen
bekend en de gevolgen voorspelbaar
waren.

Eén onderdeel van de wijzigingen is
nog niet voldoende uitgekristalli-
seerd. Het betreft de speciale nood-
slachting. Een speciale noodsiach-
ting is een slachtdier dat door de
praktizerende dierenarts op de
boerderij levend gekeurd is en dat
na bedwelming en aansluitende ver-
bloeding geslacht wordt in een bij-
zondere slachtplaats (de \'nood-
slachtplaats\'). In de omschrijving
van de speciale noodsiachting zitten
twee aspecten die op de verschil-
lende plaatsen onderwerp van ge-
sprek zijn.

In de eerste plaats is er de vraag in
welke situatie de praktizerende dieren-
arts een slachtdier voor het slachten
mag keuren. Hierover wordt tussen het
Ministerie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij en het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport al
enige tijd gesproken. De vraag die
daarbij aan de orde komt is in hoeverre
een prakticus een rol moet/mag ver-
vullen bij de keuring voor het slachten
van de noodslachtingen die buiten de
normale werkuren van dc RVV ge-
slacht worden. Zodra deze vraag be-
antwoord is zullen belanghebbenden
daarover geïnformeerd worden. De
praktizerende dierenarts wordt via het
Tijdschrift voor Diergenees-kunde
geïnformeerd. Totdat de vraag beant-
woord is kan doorgewerkt worden met
de bekende formulieren en op de be-
kende wijze.

In de tweede plaats is er het feit dat
speciale noodslachtingen, evenals ge-
wone slachtdieren,
voor het verbloe-
den
en de daarop volgende slachting
bedwelmd moeten worden. Indien er
geen bedwelming plaatsvindt is er
geen sprake van een speciale nood-
slachting, maar is er sprake van een ge-
storven slachtdier en moet zo\'n dier bij
de keuring na het slachten volgens het
keuringsregulatief afgekeurd worden.
Eigenaren van slachtdieren, praktize-
rende dierenartsen en noodslachters
moeten er dus op rekenen dat
niet be-
dwelmde speciale noodslachtingen
afgekeurd worden.
Aangezien dit as-
pect niet overal voldoende bekend is
wordt er via het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, maar ook via andere
kanalen, nogmaals op gewezen dat de
speciale noodsiachting bedwelmd
moet worden indien men de kans op
goedkeuring wil behouden.

WIJZIGING AANWIJZING DIERZIEKTEN BIJ VEE

KLINISCHE AUJESZKY AANGIFTEPLICHTIG

Niet elk verschijnsel dat lijkt op de
ziekte van Aujeszky hoeft meteen te
worden aangemeld bij de burgemees-
ter. De houder van vee dat Aujeszky-
verschijnselen vertoont is wel gehou-
den verdacht materiaal in te zenden
naar de regionale Gezondheidsdienst.
Indien de Gezondheidsdienst de klini-
sche uitbraak bevestigt, dient de vee-
houder wel aangifte te doen. (Sero-po-
sitieve dieren zonder verschijnselen
vallen dus buiten deze regeling.)

KLINISCHE VERSCHIJNSELEN
Van verschijnselen van de ziekte van
Aujeszky zal sprake zijn als tenminste:

- zeugen koortsig zijn, geen voer op-
nemen en abortus vertonen,

- zuigende biggen koortsig zijn,
speekselen en fietsbewegingen ma-
ken ten gevolge van aantasting van
het zenuwstelsel, waama verschei-
dene biggen sterven,

- vleesvarkens koortsig zijn, geen
voer opnemen en hoesten of

- vee, anders dan varkens, sterft na
hoge koorts of hevige jeuk en indien
sterfte onder varkens op een bedrijf
binnen een periode van dertig dagen
de volgende waarden overschrijdt:

- 3% van het aantal gemiddeld in de
bedoelde periode aanwezige zeugen
of beren,

- 20% van het aantal levend geboren
biggen in de zoogperiode of

- 5% van het aantal overige varkens.

LNV, Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren, wijziging regeling aan-
wijzing dierziekten hij vee.

De regeling aanwijzing besmettelijke dierziekten is onder meer in die zin ge-
wijzigd dat de ziekte van .\\ujeszky is aangewezen als besmettelijke dierziekte.
Deze ziekte is derhalve aangifteplichtig. De overheid achtte dit nodig in ver-
band met de uitvoering van het nationaal bestrijdingsprogramma van de
ziekte van .Aujeszky en de goedkeuring van het programma door de Europese
Commissie.

VOORJAARSDAGEN
1995

Netherlands Association for
Companion Animal Medicine,
April 21-23, 1995, Amsterdam
R.A.I., The Netherlands. Annual
Intemational Veterinary Con-
gress. Main congress language is
English.

For further details or registration
please contact:

K.N.M.v.D./\'Voorjaarsdagen\',
P.O.Box 14031,NL-3508 SB
Utrecht, the Netherlands.

BANDEN TVD

N\'anaf heden zijn verkrijgbaar de banden voor het Tijdschrift voor Diergenees-kunde
1994, De prijs bedraagt, evenals die voor de banden 1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 17\'/2
% B I \\\\), Dc banden voor het TvD 1990 zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn nog de ban-
den van 198S cn 1991 tot en met 1994, De banden 1988 en 1991 kosten ƒ 26,45 (inclusief
17\'/2 % BTV\\), Dc banden zijn te bestellen door het betreffende bedrag over te maken
op postreliening 511606 ten name van de KN\'MvD, onder vermelding van \'Banden\'
(plus jaargang).

-ocr page 302-

Eerste doelstellingen van het nieuwe
orgaan is het verenigen van allen die
interesse hebben en/of werkzaam zijn
in het veld van dierengezondheidsin-
formatie. Verder is het zaak een sa-
menwerking tussen veterinaire biblio-
theken te bevorderen, als ook een
centraal contact te hebben met andere
Europese organisaties als the Euro-
pean Association of Establishments
for Veterinary Education (EAEVE) en
the World Veterinary Association
(WVA).

De nieuwe organisatie gaat tijdens
EAHlL-congressen bijeenkomsten
houden en wil ook samenwerken en
overleg bewerkstelligen met andere
veterinaire bibliotheekgroepen in de
wereld. Ook zal men een eigen
nieuwsbrief opzetten, of anders in ie-
der geval bijdragen leveren aan die van
de EAHIL. Verder zal de zogeheten E-
mail service \'VETLIB\', gestart door
de zustergroep uit de Verenigde

Tijdens de deze zomer in Oslo gehouden vierde European Conference of
Medical and Health Libraries (EAHIL) is de European Veterinary Libraries
Group (EVGL) opgericht, een speciale organisatie voor Europese veterinaire
bibliotheken.

OPRICHTING EUROPESE BIBLIOTHEEKGROEP

Staten, voor een deel onder de hoede
van de EVGL terechtkomen.
Het initiatief om de EVGL op te rich-
ten werd unaniem verwelkomd door
de dertig veterinaire bibliotheken uit
vijftien Europese landen. De volgende
bestuursleden zijn gekozen:
Paul van Olm (Nederland),voorzitter
Marta Prosbova (Slowakije), secreta-
ris

Friendhelm Rump (Duitsland), pen-
ningmeester

Voor informatie betreffende het lid-
maatschap van de EVGL kan men zich
wenden tot het secretariaat van de
EAHIL. t.a.v. R. Hoet. 60 Rue de la
Concorde. B-1050 Brussel. België.

De afdeling Intensive Care (IC) van de
Universiteitskliniek voor Gezel-
schapsdieren (UKG) ondergaat bin-
nenkort een ingrijpende verbouwing.
De inrichting van de IC wordt aanzien-
lijk verbeterd en daamaast wordt
nieuwe apparatuur aangeschaft. De
verbouwing vindt plaats in week 46 tot
en met 50 (half november tot half de-
cember). In deze periode worden de
IC-activiteiten elders in de UKG on-
dergebracht, waardoor er sprake zal
zijn van een tijdelijke capaciteitsver-

BINNENSTEBUITEN
Dit najaar is de Vakgroep Inwendige
Ziekten en Voeding der Grote
Huisdieren 25 jaar gevestigd in de
Uithof Op woensdag 16 november
gaat de Vakgroep dit feit vieren door
het organiseren van een symposium
waarop de onderzoeksactiviteiten van
de Vakgroep zullen worden gepresen-
teerd.

Het ochtendprogramma is gewijd aan
bespiegelingen omtrent de rol van de
inwendige ziekten in de diergenees-
kunde.

In de middagsessies zullen de onder-
zoeksactiviteiten van de Vakgroep
mindering. De spoeddiercnarts, die de
meeste IC-patiënten opvangt, zal in
genoemde periode zoveel mogelijk
trachten alle intensieve zorg behoe-
vende patiënten op te vangen. Echter,
in een enkel geval zal door de beperkte
capaciteit in overleg met de verwijzer
een andere oplossing gezocht moeten
worden. Met de verbouwing en andere
verbeteringen op de IC zal de UKG in
het nieuwe jaar zeker een betere ser-
vice kunnen bieden aan patiënt, eige-
naar en verwijzend dierenarts.

TIJDELIJKE CAPACITEITSVERMINDERING

VERBOUWING INTENSIVE CARE

UKG - UNIVERSITEITSKLINIEK VOOR GEZELSCHAPSDIEREN

worden belicht. De presentaties zullen
worden verzorgd in vier collegezalen.
De vier sessies hebben betrekking op
het onderzoek betreffende het paard,
de herkauwer, het varken en het vlees-
kalf

Alle onderzoekers van de vakgroep
zullen deze middag hun onderzoeks-
projecten presenteren.

Reserveer de datum
16 november in uw agenda!

Voor nadere inlichtingen en inschrij-
vingen: PAO-D, telefoon 030-517374

EEN KWART EEUW INTERNE
IN DE UITHOF

STUDIEDAG VEEC

De VEEC (Dutch Society for
Veterinary Epidemiology & Econo-
my) houdt op 14 december haar ze-
vende studiedag, in de collegezaal
Bedrijfs-diergeneeskunde en Voort-
planting van de Faculteit Diergenees-
kunde te Utrecht.
Op het programma staan:

- Epidemiology with variable host
and parasites: case studies on leish-
maniasis.

- Transmission of pathogenetic agents:
how can it be measured?

- Outbreak of IBR infection on a dairy
farm.

- Assessing and understanding risk.

- Trichinella spiralis infections in the
Netherlands since 1960.

- Oesophagastric lesions in fattening
pigs. Associations with growth pcr-
fomiance and effect of different
diets.

- Detection of bovine inastitis based
on milking parlour data.

- Economic modelling on the Pork
Production-Marketing Chain: costs,
benefits and risks.

- Randomized controlled trial on the
suppleinentation of cobalt in sheep.

De meeste lezingen worden in het
Nederlands gehouden. Dc dag begint
om 8.45 uur en wordt otn 16.45 uur af-
gesloten met de Algemene Leden
Vergadering. De kosten bedragen
tl 15,- voor leden, voor niet-leden
fl 40,- (inclusief lunch). Contactper-
soon is Dr. Y.H. Schukken, telefoon
030-531092.

-ocr page 303-

Waltham biedt sinds kort een drietal
dieetprodukten aan, waardoor cliënten
dc gelegenheid geboden wordt hun
hond die op dieet staat, eens met een
lekkere snack te belonen, zonder dat
dit interfereert met de werking van het
betreffende dieet.

Deze Pedigree Canine Dieetsnacks
zijn volledig afgestemd op het voorge-
schreven dieet. Het assortiment bestaat
uit de volgende produkten:
- Pedigree Canine Low Protein Bis-
cuits (indicatie: Chronische nierin-
sufficiëntie)

Hieronder treft u een viertal cursussen
voor de maand november aan. Opgave
is telefonisch (030- 51 73 74) en door
middel van een fax (040 - 51 64 90)
mogelijk.

VETERINAIRE ASPECTEN VAN
DE STRUISVOGELHOUDERIJ
IN NEDERLAND,

8 november 1994, 08.30 - 17.00 uur,
f455,-. Slagharen

Na een inleiding op de struisvogelhou-
derij komen de wettelijke aspecten,
binnen en buiten Nederland, aan de
orde. \'Dokter mijn stmisvogel is ziek\';
de klinische benadering van de patiënt
door een prakticus zal gevolgd worden
door een overzicht van ziektekundige
problemen in Nederland. Na de lunch
zullen praktische problemen als;
Pseudomonae/schimmelinfecties, di-
gestiestoomissen, virusproblematiek
(m.n. pokken) en pootafwijkingen
worden besproken. Dit zal worden ge-
volgd door de aspecten van genees-
middelen en de beschikbaarheid en
keuze-aspecten. Ter afsluiting zal een
bezoek worden gebracht aan een op-
fok- en vermeerderingsbedrijf gevolgd
door een nabespreking hiervan.

U, UW CLIENT, UW PATIENT,

10 november 1994, 09.00 - 17.00 uur,
f430,-, Zeist

- Pedigree Canine Selected Protein
Snack(indicatie: Voedingsintoleran-
tie/allergie)

- Pedigree Canine Low Fat Snack
(indicatie: Gastro-intestinale proble-
men)

Tot 15 december 1994 geldt een aan-
trekkelijke introductie-aanbieding:
10% korting bij bestelling van de com-
plete display.

De Pedigree Canine Dieetsnacks zijn,
evenals de overige dieetprodukten van

Het eerste contact met de cliënt is
(mede) bepalend voor de verdere rela-
tie; wat ligt ten grondslag aan de com-
municatie tussen dierenarts cn cliënt;
optredende mechanismen en hun ver-
klaring. Na een korte oefening zal wor-
den ingegaan op overwegingen in het
behandelingsplan en de mondige eige-
naar (o.a. ruimte maken voor meebe-
slissen, omgaan met \'ja dokter wat
vindt u\', \'wat zou u doen als het uw
hond was\' en is de vraag naar een se-
cond opinion bedreigend?). Na de
lunch komt het slechte nieuws aan bod.
Wat zegt u en hoe doet u dat? (inclusief
simulatie/rollenspel door cursisten).
Wat verwacht de eigenaar van de die-
renarts na euthanasie en hoe verloopt
het rouwproces. Wat doet u als u een
fout hebt gemaakt? De dag zal worden
afgesloten met een paneldiscussie.

APOTHEEKBEHEER VOOR GE-
ZELSCHAPSDIERENPRAKTICI,

16, 17 en 18 november 1994, f 1.450,-,
Garderen

Binnen het project Versterking
Farmaceutische Scholing van de die-
renarts wordt eenmaal per jaar een cur-
sus georganiseerd speciaal voor
Gezelschapsdieren-practici. Het doel
van de cursus is om de verschillende
aspecten van apotheekvoering aan bod
te laten komen vanuit en meer speci-
fieke gezelschapsdieren-optiek.
Veterinaire Apotheek: beleidsaspecten
(overheid), apotheekrecht en regelge-
ving, vergelijking humane apotheek,
economisch belang, wettelijk kader,
aansprakelijkheid, administratieve
verplichtingen, milieu-aspecten, in-
richting en beheer, werkinstructies.
Diergeneesmiddelen (w.o. vaccins):

DRIETAL PEDIGREE DIEETSNACKS VOOR DE HOND

Waltham, uitsluitend verkrijgbaar bij
de dierenarts en kunnen besteld wor-
den via Virbac Nederland (03420-
93008). Voor meer informatie kunt u
contact opnemen met:

Waltham Veterinaire Service

Postbus 81

5460 AB VEGHEL

Tel.:04130-83333

(Anita Nouws/Magriet Bos)

registratie, keuzecriteria, kwaliteit/
prijs verhouding, famiaceutische as-
pecten (o.a. houdbaarheid, bewaarcon-
dities), bijsluiters, documentatie, be-
oordelen infonnatie. Goede Veteri-
naire Praktijk Apotheek: principes,
biofarmacie, selectief gebmik van an-
tibiotica. Apotheek praktijk: magi-
strale receptuur, verpakken, etikette-
ren en afleveren, dosisextrapolatie,
bijzondere dieren, therapietrouw.

KLINIEK EN DIAGNOSTIEK
VAN LEVERVERVETTING BIJ
.MELKKOEIEN,
29 november 1994,
09.00 - 17.00 uur, f480,-. Utrecht

Deze cursus is gericht op de rol van de
lever in de vetstofwisseling van dc
hoogproductieve koe in de periode
rond de partus. Er zal aandacht worden
besteed aan de pathofysiologische ver-
anderingen die kunnen leiden tot le-
ververvetting. Aansluitend komen aan
de orde klinische diagnostiek van le-
verafwijkingen bij individueel zieke
dieren en de mogelijkheid om de klini-
sche diagnose te bevestigen door mid-
del van laboratoriumonderzoek.
Daarbij zal veel aandacht worden ge-
geven aan de diagnostische waarde
van een leverbiopt. De middag zal ge-
bruikt worden voor praktische oefe-
ning in het nemen van leverbiopten, in
het adequaat behandelen van deze
biopten voor verschillende doeleinden
en voor verzending naar het laborato-
rium.

-ocr page 304-

Het Diergeneeskundig Centrum Noord
Nederland e.v. organiseert in samen-
werking met The lams Company een
KLINISCHE AVOND, op 8 november
in Hotel \'t Voorhuys, De Deel,
Emmeloord.

Programma

20.00 uur: Ontvangst met koffie

Naar aanleiding van onderstaande uit
de praktijk ontvangen vraagstelling
vond de redactie mevrouw dr. A
.J.
Venker-van Haagen (Faculteit Dier-
geneeskunde) bereid om voor de lezers
een antwoord te fomiuleren.

VRAAG:

Van een collega heb ik vernomen, dat
het schoonmaken van een oor met be-
hulp van een oorpincet (bijvoorbeeld
bij een parasitaire otitis), uit de tijd is,
omdat je de verticale gehoorgang toch
niet kunt bereiken en omdat je het vuil
alleen maar dieper brengt. Betekent
dit, datje alle oorpatiënten moet spoe-
len? Wat is uw advies?

ANTWOORD:

Dc gehoorgang bij de hond en de kat
wordt in belangrijke mate gevonnd
door kraakbeen, dat in de fysiologi-
sche situatie opgerold is tot een buis-
vorm. De kraakbenige buis hecht met
bindweefsel aan de schedel ter plaatse
van de benige uitwendige gehoorgang-
opening. De benige uitwendige ge-
hoorgang is de voortzetting van de uit-
wendige gehoorgang en eindigt in een
ringvorm, waarin het trommelvlies be-
vestigd is. Aan de lumenzijde is de ge-
hoorgang bekleed met huid, zowel in
het door kraakbeen omsloten als in het
door been omsloten gedeelte. Bij d^
meeste honden en katten is de huid in
de gehoorgang schaars of niet behaard.
Naast talgklieren treft men cerumen-
klieren aan. Het mengsel van beide
kliersoorten wordt gekend als oorwas,
of cerumen. Samen met de afschei-
dingsprodukten van deze klieren

k«p>« «

20.30 uur: Indicaties voor arthrosco-
pic (Paard); F. ter Braake
21.10 uur: Pauze
21.30 uur: Voeding en Vetzuren
(Hond en Kat); R.C. Nap
22.00 uur: Voeding en huidaandoenin-
gen in de praktijk; E.J Tjalsma
Alle belangstellenden zijn van harte
welkom.

KLINISCHE AVOND NOORD NEDERLAND

OREN REINIGEN HOND

vonnt de afschilfering van het epitheel
van de gehoorgang en het trommel-
vlies een voortdurende dunne, wat vet-
tige laag op het epitheel. De laag met
afscheidingsprodukten wordt door de
kauwbewegingen naar buiten gewerkt.
Door meerdere pathologische omstan-
digheden kan de afvoer van de produk-
ten stagneren of kan een verhoogde
produktie ontstaan, waardoor de ge-
hoorgang overvuld raakt. Het dier
heeft klaarblijkelijk last van deze op-
hoping, begint te krabben aan het oor
en de hierdoor geïrriteerde huid aan de
basis van de gehoorgang kan gaan ont-
steken. De afscheidingsprodukten in
de gehoorgang zullen mogelijk een
voedingsbodem zijn voor de binnen-
gedrongen bacteriën of de aanwezige
bacteriën ontwikkelen zich tot een
mcngcultuur van pathogene samen-
stelling en er ontstaat ontsteking van
de huid van de gehoorgang.
Het bovenbeschreven scenario voor
het ontstaan van otitis externa geeft
duidelijk aan dat reinigen van de over-
vulde gehoorgang de ontwikkeling
van otitis externa kan voorkomen. Is
de ontsteking al evident, dan kan reini-
ging van de gehoorgang de huid be-
reikbaar maken voor locale therapie.
Otoscopisch onderzoek van de ge-
hoorgang geeft informatie over de
mate van de ontsteking en de toestand
van het trommelvlies. Is de gehoor-
gang gevuld met detritus dan zal dit
onderzoek niet de gewenste infonnatie
opleveren. De gehoorgang moet eerst
gereinigd worden, voor otoscopisch
onderzoek een goed overzicht ople-
vert. De vraag die hierboven gesteld is
betreft de wijze van reinigen van de
gehoorgang. Het schoonmaken met
watten gewikkeld orn een oorpincet
heeft inderdaad niet het gewenste ef-
fect. Dit is met de otoscoop vast te stel-
len. Ernstiger is het dat door deze
wijze van poetsen de gevoelige huid
van de gehoorgang ernstig geïrriteerd
wordt. De kritische collega had dus
recht van spreken. In de afgelopen 20
jaar hebben wij ervaring opgedaan met
het spoelen van de gehoorgang met
water op lichaamstemperatuur. Het
water wordt in de gehoorgang gespo-
ten met een krachtige dunne straal en
er wordt intennitterend gespoeld tot de
gehoorgang schoon is. De hond of kat
wordt hierbij als regel niet gesedeerd,
maar wel stevig vastgehouden. Het
dier krijgt op gezette tijden de gelegen-
heid op eigen wijze de gehoorgangen
droog te schudden. Otoscopisch on-
derzoek volgt hierop. De ervaring
heeft geleerd dat oren spoelen en oren
otoscopiëren enige handigheid vraagt.
De geïnvesteerde leertijd wordt be-
loond met betere resultaten van de be-
handeling. Naast de tijdsinvestering in
het opdoen van ervaring moet ook een
geldelijke investering gedaan worden,
en wel in het instrument dat de krach-
tige dunne straal op lichaamstempera-
tuur produceert. De nu op de veteri-
naire markt verkrijgbare oorspoel-
apparaten zijn voor gebruik bij mensen
ontwikkeld. Soms moeten er aanpas-
singen gemaakt worden, met name wat
betreft de aansluiting van verwissel-
bare canules. De Syrothenn E is, zoals
de meeste andere oorspoelapparaten,
een Haeberle instrument en heeft
goede aansluiting voor verwisselbare
canules. Het instrument is in 20 jaar
bijna vertienvoudigd in prijs. De
Haeberle oorspoelapparaten in onze
kliniek hebben echter een lange le-
vensduur getoond.

Tot slot moet de vraag of alle oorpa-
tiënten gespoeld moeten worden iets
genuanceerd beantwoord worden: alle
oorpaticnten die voor reiniging van de
gehoorgang in aanmerking komen
kunnen inderdaad het beste gespoeld
worden.

KOPIJ OP DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 305-

PLUIMVEE

O

Femurkop degeneratie bij vlees-
kuikens

B H. Thorp. CC. Whitehead. L. Dick.
J.M. Bradhun\', R.C. Jones and A.
Wood Avian Pathologie 1993: 22:
325-42.

Uit de praktijk werden van vijf ver-
schillende vleeskuikenbedrijven,
kreupele kuikens verzameld die tij-
dens de locomotie de vleugels ge-
bruikten om te steunen, langdurig ble-
ven zitten en waarbij tijdens klinisch
onderzoek geen afwijkingen werden
gevonden die de kreupelheid konden
verklaren. De kuikens behoorden tot
drie verschillende merken, varieerde
in leeftijd van 34 tot 70 dagen.
Op deze dieren werd sectie verricht en
van de 67 dieren werden er bij 60
macroscopisch afwijkingen aangetrof-
fen in de kop van de femur, de overige
7 vertoonden histologisch ook afwij-
kingen van de femurkop.
Van 19 dieren werd een virologisch
onderzoek ingesteld waarbij in vijf ge-
vallen een adenovirus kon worden geï-
soleerd en in twee gevallen een her-
pusvirus. Bloedonderzoek op myco-
plasma\'s verliep negatief Bacterio-
logisch werd in 45% van de gevallen
een kiem gevonden in de kop van de
femur. In meer dan de helft van deze
gevallen betrof het ecn coagulase posi-
tieve staphylococ, in bijna een kwart
van de gevallen een coagulase nega-
tieve staphylococ, voor het overige be-
trof het een
E. coli of een menginfec-
tie. In meer dan 30% van de boven-
staande gevallen werd tevens een bac-
terie geïsoleerd vanuit de metaphyse.
Histologie wees op een hoger percen-
tage bacteriële besmettingen, nl. 64%.
Er was een chondritis van het epiphy-
saire en het gewrichtskraakbeen zicht-
baar, waarbij bacterie ophopingen om-
geven waren door necrotisch kraak-
been. De chondrocyten waren gedege-
nereerd. De epiphysaire vasculaire ka-
naaltjes en aanwezige bloedvaatjes
waren verstopt door bacteriën, trombi,
enkele ontstekingscellen en celdebris.
Soms was slechts een kleine focus van
een ophoping van bacteriën zichtbaar.
Verondersteld wordt dat de bloedvaten
voor het dichtslibben de aanvoerroute
zijn van bacteriën. Dit zou met name
gelden voor de vaten die, door de epi-
physair-schijf, van de metaphyse naar
het kraakbeen van de epiphyse lopen.
De aanwezigheid van meer van derge-
lijke vaten en de lagere bloedcircula-
tiesnelheid in deze vaten bij vleestype
kuikens in vergelijking tot legtype kui-
kens zou een verklaring kunnen zijn
voor het verschil in frequentie van op-
treden van de aandoening bij de ver-
schillende hybriden.
In de gevallen waarin, bij de histolo-
gie, geen bacteriële component werd
onderscheiden, waren de vaatafwijkin-
gen ook aanwezig, dan echter zonder
ophopingen van bacteriën en zonder
uitgebreide necrose van het kraakbeen.
De onderzoekers concluderen dat,
hoewel erkend wordt dat het loslaten
van het kraakbeen van de epyphisair-
schijf van de metaphyse een post mor-
tem artefact kan zijn, de epiphysiolysis
een gevolg is van pathologische afwij-
kingen in de epiphyse die zowel een
bacteriële als een niet bacteriële oor-
zaak kan hebben. Een directe virale
component achten zij niet waarschijn-
lijk, eventueel wel indirect via een im-
munosupressief effect.

Referaten

T H. F. Fahri

VOEDINGSMIDDELEN-
HYGIENE

Synergism of ileal synnbiont in-
tracellularis and gut bacteria in
the reproduction of porcine pro-
liferative enteropathy

S.M. Orist. R.A. Mackie, N. Neef. 1.
Aitken and G.H. Lawson. The Vet Ree
1994: 134: 331-2.

Proliferative enteropathy, ook ge-
noemd intestinal adenomatosis of hae-
morrhagic gut syndroom wordt ver-
oorzaakt door een nog niet volledig
geklassificeerd micro-organisme waar-
aan men de voorlopige naam \'ileal
symbiont intracellularis\' heeft gege-
ven (IS). Het is een obligate intracellu-
laire bacterie, die zich alleen in de
crypte cellen van de darmen lijkt te
kunnen vermeerderen. In vitro gelukt
de groei alleen in celcultures van ente-
rocythen. Met aldus gekweekte cultu-
res heeft men het ziektebeeld op kun-
nen wekken bij SPF biggen echter niet
bij gnotobionten.

Schrijvers deden infectieproeven bij
gnotobionten, die men tevoren had be-
smet met normale darmbacteriën van
het varken zoals Bacteroides vulgatus
en E.coli. Bij twee van de vijf aldus be-
smette dieren zag men bij sectie de
voor deze ziekte kenmerkende darm-
veranderingen. Vermoed wordt, dat de
darmbacteriën noodzakelijk zijn voor
een juiste zuurgraad, redoxpotentiaal
en zuurstofspanning. Gnotobionten
hebben een minder goed ontwikkeld
darmepitheel dat slechts langzaam af-
sterft en hebben voorts nauwelijks
crypten vergeleken met normale var-
kens. De verwekker van dysenterie
(Doyle) Serpulina hyodysenteriae
heeft dezelfde pathogenese.
Nu men een infectiemodel in handen
heeft kan gericht onderzoek worden
verricht naar behandeling en preven-
tie.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

ONCOLOGIE

Adenomatous polyps of the duo-
denum in cats: 18 cases (1985-
1990]

J.M. Mc.Donald H.S. Mullen. S.D.
Moro/f JAVMA 1993: 202 (4): 647-
51.

Gastrointestinale tumoren bij de kat
zijn meestal maligne (maligne lym-
foom, adenocarcinoom). De hier be-
schreven lesies zijn echter goedaar-
dige adenomateuse poliepen. Het zijn
vormsels die in het proximale duode-
num waren ontstaan bij 18 katten. De
meesten (10/18) waren duodenale po-
liepen, sommigen (6/18) toonden een
structuur welke overeenkwam met de
pylorusmucosa, enkelen (2/18) waren
gemengd. Vooral oudere gecastreerde
katers van Aziatische oorsprong waren
aangetast. Braken en hematemesis wa-
ren de meest voorkomende klachten.
Con-traströntgenologisch onderzoek
bleek nuttig. Enkele katten bleken
meer dan één lesie te herbergen.
De meeste geopereerde katten over-
leefden langere tijd zonder verdere
klachten (13/18). Bij enkele katten
ontstonden symptomen welke onder
iTieer gerelateerd waren met nefritis. Er
ontwikkelden zich in de observatietijd
geen nieuwe poliepen of carcinomen.

W. Misdorp

-ocr page 306-

FRANKE JURJEN
KOKSMA

Op 10 april 1994 overleed plotseling
en geheel onverwacht onze Amster-
damse collega Frank Koksma.
Geboren en getogen Amsterdamnier,
groeide Frank op in een groot, gere-
formeerd. sterk universitair gericht
gezin met nog drie broers en drie zu.s-
ters. Zijn moeder leerde hem
Nederlands, zijn vader - hoogleraar
aan de Vrije Universiteit - leerde hem
Fries.

Als kleine jongen was Frank al gek van
honden. Hij verslond de \'Hondenwe-
reld \' en hij kende van alle in Toepoels
\'Onze honden\' vermelde rassen de
raspunten. Thuis werd hij dan ook de
Wandelende Honden-encyclopedie ge-
noemd. Van jongs af aan had hij maar
één doel: dierenarts worden, speciaal
voor kleine huisdieren. Als .scholier
trainde hij. bij gebrek aan een eigen
hond. andermans honden. Het africh-
ten van een eigen hond bleef echter
zijn ideaal, dat in zijn studententijd in
verx\'ulling ging. Zijn Dobermann
Pinscher Argus vergezelde hem prak-
tisch altijd. Wel besteedde hij soms
meer tijd aan zijn hond dan aan zijn
studie, daarnaast genoot hij als lid van
S.S.R. met volle teugen van het studen-
tenleven.

Na zijn ajstuderen in 1966 was hij
langdurig assistent bij collega De

memoriam

Maar in Den Haag. tot hij de kans
kreeg in Amsterdam de praktijk van
collega Winter voort te zetten. Als
echte individualist was hij in deze
kleine, doch door Frank uitstekend ge-
outilleerde praktijk in de Amsterdamse
\'Pijp\' helemaal op zijn plaats. Hij
woonde naast de praktijk: zo vormden
zijn leven, zijn werk en zijn hobby een
onverbrekelijk geheel. Want hij leefde
voor zijn praktijk.

Frank was zeer leergierig, zowel op
het gebied van de diergeneeskunde als
daarbidten. Hij las de bijbel in het
Latijn en hij had veel bijbelteksten pa-
raat. Soms werd een vraag door hem
alleen met het noemen van een bijbel-
boek en vers-nummer beantwoord.
Gestimuleerd door de hoogleraren
Ten Cate en Klopper werkte hij jaren
lang aan een promotie-onderzoek,
vaak \'tot in de kleine uurtjes\'. Zijn on-
derzoek betrof de beschrijving van
veranderingen op micro.scopisch ni-
veau in jejunum-epitheel dat wordt ge-
bruikt als kunstmatige uitgang van de
urineblaas naar de buikwand. De
vraagstelling was klinisch relevant
voorde toepassingsmogelijkheden van
het blaasstoma. maar wierp vooral
licht op de tegenstrijdige opvattingen
in de literatuur over de effecten van
langdurige blootstelling van dunne-
darmweefsel aan urine. Het zeer grote
aantal electronen-microscopische op-
namen van zijn preparaten gajde aan-
passingen van het darmepitheel onder
deze veranderde omstandigheden uit-
stekend weer. Aan de samenwerkitig in
dit onderzoek met zijn vriend en co-
promotor Kees Hodde beleefde Frank
veel genoegen, maar vooral ook
vvé"-
tenschappelijke bevrediging. Door de
combinatie met zijn praktisch werk
vorderde het onderzoek langzaam,
doch wel gestaag. Het stemt bedroefd
dat Frank zijn promotie niet afgerond
heeft. Juist door zijn wetenschappe-
lijke denkwijze verdiende hij zeker de
doctors-titel. Zo liet hij zich in zijn
weekend-diensten altijd bijstaan door
co-assistenten uit Utrecht, waarbij een
dikke stapel tekstboeken aan de stu-
denten ter hand gesteld werd: Wat we
niet weten zoeken we op!
Frank was actief lid en secretaris van
de Kring van Amsterdamse dierenart-
sen. Samen met enkele collegae heeft
hij zich onder meer ingezet voor de op-
richting van de eerste Nederlandse
spoedkliniek voor dieren aan de
Weesperzijde. Hij telde vele goede
vrienden onder de Amsterdamse colle-
gae. Voorts was hij jarenlang lid van
de Commissie \'Voorjaarsdagen\' van
de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren. Ook als .spreker vanuit de prak-
tijk liet hij zich niet onbetuigd: vooral
binnen de Afdeling Noord-Holland
voerde hij meerdere malen het woord.
Frank verzorgde vaak rondwandelin-
gen door Amsterdam. Hij wist erg veel
van de geschiedenis van de oude stad.
Zijn specialiteit: gevelstenen.

Frank heeft eens gezegd dat hij het als
vrijgezel niet nodig vond een testament
te maken. Het enige wat hij daar in zou
willen zetten was het groeten van
vrienden en familie. Door zijn plotse-
ling overlijden heeft hij dat groeten
zelf niet kunnen doen. Zijn jongste
broer deed dat voor hem toen hij her-
dacht werd op Zorgvlied in Amster-
dam.

Jan Gajentaan
Henk Schoenmaker
Sjef de Schutter

K O N I N K M J K 1. N i; I) I. R I. A N I) S K M A A T S t II A P I\' 1 J VOOR Dl I-; R (i i: N I i; S k U N I) I

654

-ocr page 307-

DE KNMVD EN DE GEZÜNDHEIDS- EN
WELZIJNSWET VOOR DIEREN

Blijft het couperen van hondestaarten toegestaan en moeten gezelschapsdie-
ren straks verplicht een l«&R-nummer dragen? Dit zijn slechts enkele van de
vele vragen, waarop binnen de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren
(GWW D) een antwoord moet worden gevonden. De invulling van de GW VVD
moet grotendeels in het kalenderjaar 1994 zijn beslag krijgen.
Dc wet heeft het karakter van een kaderwet. Dit betekent dat vele artikelen
beginnen met de zinsnede: \'Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)
kunnen regelen worden gesteld omtrent....\' en \'Het is verboden ..., met aan-
sluitend \'het verbod is niet van toepassing op bij algemene maatregel van be-
stuur aangewezenDe eerste benadering wordt de \'ja, mits\' constructie ge-
noemd en de tweede benadering de \'nee, tenzij\'-constructie.
Soms zijn reeds duidelijke bepalingen vastgelegd maar dikwijls wordt voor
één van de genoemde constructies gekozen. De reden hiervan is dat het over
onderwerpen gaat, waarbij veranderingen in de toekomst te voorzien zijn. Op
deze veranderingen kan veel sneller worden ingespeeld met behulp van
AMvB\'s (in geval van een kaderwet), dan met een wetswijziging.

1969 geaccepteerd. Daama volgden er
vele.

De conventies zijn niet verplichtend
voor de lid.staten, maar geven richting
aan het denken en het beleid.
Uitgangspunten van de conventies
zijn:

de morele verplichting van de mens om
alle levende wezens te respecteren en
rekening te houden met hun fysiologi-
sche en ethologische behoeften, zoals
die bekend zijn op grond van prakti-
sche en wetenschappelijke kennis.
De lidstaten van de Europese Ge-
meenschap (EG) zijn ook lid van de
Raad van Europa. De EG heeft in grote
lijnen het beleid van de Raad van
Europa overgenomen en heeft vanaf
de jaren \'70 een aantal richtlijnen als
minimumregelingen uitgebracht. Deze
richtlijnen hebben voor de EG wel een
verplichtend karakter. De EG streeft,
net zoals de Raad, naar eenheid tussen
de lidstaten. Hierdoor zijn (vooral in
de jaren \'80) tientallen seminars geor-
ganiseerd over de gezondheid en het
welzijn van dieren. De verslagen van
deze seminars zijn in boekvorm gepu-
bliceerd. (De meeste zijn verschenen
in de reeks \'Current Topics in
Veterinary Medicine and Animal
Science\', uitgegeven door Martinus
Nijhoff)

De activiteiten, zowel de intenties als
het subsidiëren van onderzoek en het
streven naar harmonisering tussen de
lidstaten, zijn van grote betekenis ge-
weest voor het verwerven en bundelen
van kennis en inzicht. Daarnaast heb-
ben de Europese richtlijnen grote in-
vloed gehad op het overheidsbeleid dat
onder meer tot uiting komt in wetge-
ving.

De GWWD moet op dit moment voor
de eerste keer ingevuld worden. In een
relatief korte periode moeten derhalve
zeer veel afwegingen gemaakt en be-
sluiten genomen worden. De KNMvD
is betrokken bij verschillende fasen
van invulling. Het uiteindelijke resul-
taat is immers ook van belang voor de
veterinaire beroepsgroep. Dit artikel
beoogt enig inzicht te geven in de ach-
tergronden en de overwegingen bij dc
besluitvomiing.

MAATSCHAPPELIJKE BEWUST-
WORDING

De aanwezige misstanden in de vee-
houderij drongen goed door tot de sa-
menleving door het verschijnen van
het boek \'Animal machines\' van Ruth
Harrison (1964) en het \'Brambell re-
port\' (1965). Beide werken worden,
ook in Nederland, beschouwd als kata-
lysatoren van de maatschappelijke be-
wustwording van de wijze waarop
huisdieren worden gefokt, gehouden
en gebruikt. In Nederland verscheen in
1975 het rapport \'Veehouderij - wel-
zijn dieren\' van de Nationale Raad
voor Landbouwkundig Onderzoek, dat
eveneens handelde over deze materie.
De Raad van Europa, die sociale en
culturele eenheid van de lidstaten be-
vordert, heeft het ontwikkelen van re-
gelgeving voor het welzijn van dieren
gestimuleerd door conventies op te
stellen. De eerste conventie werd in

ACTIVITEITEN KNMVD
In de laatste decennia hebben ook
maatschappelijke groeperingen zich
nadrukkelijk in de discussies ge-
mengd. De KNMvD heeft zich daarbij
niet onbetuigd gelaten. Tijdens ver-
scheidene Jaarcongressen zijn thema\'s
gewijd aan gezondheid en welzijn van
dieren. Ook stelde de KNMvD een
Commissie Ethiek en een leerstoel
\'Relatie Mens-Dier\' in.

FLEXIBILITEIT WETGEVING
Het streven van de Nederlandse over-
heid om alle wetgeving over dieren te
bundelen, leidde in het begin van de ja-
ren tachtig tot het ontwerp Gezond-
heidswet voor dieren. Dit ontwerp ont-
moette een stomi van kritiek in de
volksvertegenwoordiging omdat het
aspect \'welzijn\' onvoldoende tot ui-
ting kwam. Enkele jaren later is een
nieuw wetsontwerp ingediend: de
Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren.

Ook over de GWWD is veel gediscus-
sieerd. Uiteindelijk is het ontwerp door
dc Staten Generaal geaccepteerd en in
november 1992 in het Staatsblad gepu-
bliceerd. Een van de laatste wijzigin-
gen is de wijze van benadering van met
name het \'nee-tenzij\'-principe.
De beoogde flexibiliteit van de geko-
zen vorm van regelgeving is in een
aantal opzichten functioneel:

- het algemene streven naar deregule-
ring, waarbij de verantwoordelijk-
heid zoveel mogelijk wordt gelegd
bij de direct betrokkenen;

- de realisatie van de vrijhandelsideo-
logie binnen de Europese Gemeen-
schap en de consequenties daarvan
voor de dierziektenbestrijding;

- de verschuivende nonnen ten aan-
zien van doelen en middelen in de
fokkerij en houderij van dieren, als-
mede het algemene streven naar een
duurzame landbouw en veehouderij;

- de ontwikkelingen in de toepassing
van biotechnologische technieken
en de noodzaak van bewuste keuzes,
gezien de opkomende ethische vra-
gen en de eventuele maatschappe-
lijke gevolgen.

K O N I N K 1 I J K K N E I) t: R 1. A N D S E MAATSCHAPPIJ VOOR D 1 E R (i E N E E S K U N I) E

655

-ocr page 308-

iiïïTTiH

Er is hiermee een complex geheel van
nieuwe normen en doelstellingen ont-
staan, die geconfronteerd worden met
bestaande situaties. Er is duidelijk een
spanningsveld tussen idealen en (eco-
nomische) belangen. Als er gegronde
redenen zijn, zijn nieuwe keuzes on-
vermijdelijk.

De invulling van de GHWD geschiedt
zoveel mogelijk in de geest van de wet:
goede ontwikkelingen bevorderen en
bestaande onwenselijke situaties
(eventueel met een overgangstermijn)
afhouwen.

BESLUITVORMING
In de GWWD is vastgelegd dat er een
Raad voor Dierenaangelegenheden is.
In de Raad overlegt men over vraag-
stukken betreffende het nationaal en
internationaal beleid op het gebied
van:

(1) de gezondheid van dieren;

(2) het welzijn van dieren en;

(3) de biotechnologische toepassingen
bij dieren (waaronder de ethische
aspecten).

De Raad heeft derhalve drie Afdelin-
gen (overeenkomstig de beleidsterrei-
nen). De Afdelingen hebben tot taak de
adviezen van de Raad voor te bereiden.
Bij Koninklijke Besluit is bepaald dat
de Raad uit ten hoogste vijftien leden
bestaat. Dc leden zijn aflcomstig uit
alle mogelijke \'windrichtingen\', zo
zijn onder meer vertegenwoordigd: de
bedrijfsschappen, de produktschap-
pen, de Stichting Ciezondheidszorg
voor Dieren, de consumentenorganisa-
ties, de Nederlandse Vereniging tot
Beschenning van Dieren en verschei-
dene andere deskundigen op een be-
paald gebied. De KNMvD heeft ook
een zetel in de Raad, bezet door alge-
meen secretaris dr. Tj. Joma.
De samenstelling van de Afdelingen is
een afspiegeling van de Raad, met
enige variatie en de toevoeging van en-
kele specifieke organisaties en des-
kundigen op een deelterrein. Voorzit-
ter van de Raad én de Afdelingen is
profdr. S.G. van den Bergh, secretaris
is dr. M.H. de Jong en adjunct-secreta-
ris is mr.drs. H. Lommers.

TWINTIG DEELPROJECTEN
De Raad brengt gevraagd en onge-
vraagd advies uit op de genoemde ter-
reinen. Een projectgroep van het mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij (LNV) heeft de artikelen
van de GWWD die om een nadere in-
vulling vragen ingedeeld in twintig

deelprojecten. Dc groep heeft ge-
schriften voorbereid op basis waarvan
overleg plaatsvindt.
Per deelproject worden drie fasen
doorlopen:

(1) De oriëntatie op relevante feiten,
de mogelijkheden of wenselijkhe-
den of noodzaak (richtlijnen EG)
tot regelgeving en een schets van
de overwegingen en de eventuele
aanpak (dit is een intern proces);

(2) De startnotitie, waarin de resulta-
ten van de oriëntatie zijn weerge-
geven. Deze startnotities worden
zeer ruim verspreid naar personen
of organisaties die op de één of an-
dere wijze betrokken zijn, waarbij
men vrij is om desgewenst com-
mentaar te leveren (dit geldt ook
voor de KNMvD). Als regel wor-
den de startnotities ook besproken
in de Afdelingen van de Raad.

(3) Het conceptbesluit (AMvB), dat in
de betrokken Afdeling van de Raad
besproken en van een conceptad-
vies voorzien wordt. Indien moge-
lijk, wordt naar consensus ge-
streefd, maar soms is er op
onderdelen geen eenstemmigheid
te bereiken. De Raad kan zich hier
dan in tweede instantie op beraden
of, zoals inmiddels een paar maal is
voorgekomen, een werkgroepje uit
een Afdeling samenstellen om
knelpunten op te lossen. Dc con-
ceptbesluiten worden ook weer aan
organisaties zoals de KNMvD
voorgelegd.

WERKWIJZE PROJECTGROEP
De projectgroep heeft een werk-
schema opgezet, waarbij alle deelpro-
jecten de drie fasen doorlopen tussen
medio 1994 en eind 1994. De werk-
druk is groot, zowel voor de project-
groep als voor de Raad en zijn
Afdelingen, maar ook voor de
KNMvD. Dit wordt vooral veroor-
zaakt door nationale verplichtingen
ten aanzien van de realisatie van de re-
gelgeving.

Deze tijdsdruk is niet zo hoog voor ge-
bicden Gezondheid (op dit terrein be-
staat immers al veel regelgeving) en
Biotechnologie (nog in ontwikkeling).
Het gebied Welzijn omvat vraagstuk-
ken zoals:

Welke voorwaarden voor vervoer van
dieren kunnen gesteld worden? Welke
regels moeten er gelden voor het fok-
ken van dieren met erfelijke gebreken?
Welke voortplantingstechnieken kun-
nen we toestaan? Hoe toetst men huis-
vestingscriteria? Wat te doen met
wrakke dieren? Welke ingrepen vin-
den we acceptabel? Moet er strooisel
zijn in varkenshokken? En hoe lang
mogen dieren vervoerd worden?
Sommige van deze onderwerpen wor-
den besproken in meer dan één
Afdeling, bijvoorbeeld de voortplan-
tingstechnieken, het fokken en het toe-
dienen van stoffen (anders dan far-
maca), die het functioneren van een
dier beïnvloeden.

WERKWIJZE KNMVD
De KNMvD heeft één zetel in de Raad
en één zetel in elke Afdeling, respec-
tievelijk vertegenwoordigd door dr.
Tj. Jorna(Raad), drs. W. J. Schoorlem-
mer (Afdeling Gezondheid), dr. W.
Sybesma (Afdeling Biotechnologie)
en profdr F.J. Grommers (Afdeling
Welzijn).

Om de onderlinge afstemming en
communicatie te bevorderen overleg-
gen deze personen vóór en/of na de bij-
eenkomsten van de Raad en de
Afdelingen. Het is inmiddels ook ge-
woonte geworden de gang van zaken
te bespreken in de vergaderingen van
de Commissie Ethiek.
Hoewel zoveel mogelijk dierenartsen
betrokken worden in dit proces, bevat-
ten de conceptbesluiten (AMvB\'s)
dikwijls zoveel details, dat het onmo-
gelijk is om over alles overleg te ple-
gen. Gelukkig is dat ook niet nodig om
de volgende redenen:

- de onderwerpen meteen\'ja, mits...\'-
principe beperken zich in de con-
ceptbesluiten tot die aspecten waar-
over de maatschappelijke discussie
reeds gevoerd is en

- de onderwerpen met een \'nee, ten-
zij...\'-constructie zijn zeer uitvoerig
beschreven (er moet immers aange-
geven worden wat wel is toege-
staan). Het is noodzakelijk om die
aspecten vast te leggen die maat-
schappelijk aanvaard zijn, zodat de
discussie hierover beperkt blijft tot
onderdelen waarover reeds gespro-
ken en geschreven is.

UITGANGSPUNTEN KNMVD
Waardoor laten de vertegenwoordi-
gers van de KNMvD zich leiden in de
discussies? Allereerst (vanzelfspre-
kend) door de doelstellingen van de
KNMvD. Voor de invulling van de
GWWD zijn artikel 2 van de statuten
en artikel 1 van de Code van belang.
Hierin wordt gesproken over de bevor-
dering van de gezondheid en het wel-
zijn van dieren (de statuten zijn in dit
opzicht in 1993 tijdens de Algemene

-ocr page 309-

Vergadering aangepast),
in de artikelen wordt bovendien ge-
sproken over de uiteenlopende belan-
gen die eveneens een rol spelen.

EIGEN VERANTWOORDELIJK-
HEID

In artikel 6 van de Code wordt met na-
druk gewezen op de eigen weten-
schappelijke, vaktechnische en veteri-
nair-ethische verantwoordelijkheid
van de dierenarts. Dit uitgangspunt
sluit aan bij de wettelijke bescherming
van de maatschappelijke rol van de
dierenarts. Hieraan wordt de laatsteja-
ren in toenemende mate uiting en in-
vulling gegeven. Het is derhalve zin-
vol om even stil te staan bij een paar
relevante algemene ontwikkelingen in
de diergeneeskunde.
In de eerste plaats is er in de laatste de-
cennia een sterke ontwikkeling ge-
weest in kennis en vaardigheden.
Daarnaast en daardoor heeft de pre-
ventieve gezondheidszorg gestalte ge-
kregen. Beide ontwikkelingen spelen
zich grotendeels af op het vlak van de
directe relatie dierenarts-cliënt. In de
beroepsuitoefening stonden en staan
de begrippen dienstbaarheid en be-
trouwbaarheid (kwaliteit) centraal.
Geleidelijk is door de nauwe betrok-
kenheid bij de dierhouderij het besef
van de collectieve verantwoordelijk-
heid gegroeid, om positieve en om ne-
gatieve redenen. Enerzijds werden
praktici nu en dan in een dwangpositie
geplaatst. Anderzijds groeide het ge-
voel van onbehagen over probletnen
met dc handhaving van professionele
doelstellingen en professionele ethiek.

COLLECTIEF BEWUSTZIJN
Een belangrijk signaal voor de in te
zetten veranderingen waren de beslui-
ten en aanbevelingen van de Europese
Federatie van Veterinairen (FVE) ten
aanzien van het welzijn van dieren
(Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1979; 104: 877-85, Van Riessen). Nu,
vijftien jaar later, hebben de zes alge-
mene uitgangspunten en de 27 con-
crete stellingnamen nog niets aan actu-
aliteit ingeboet. In feite komen zelfs al
deze punten aan de orde bij de huidige
invulling van de GWWD. (Hiermee is
tevens duidelijk welke termijn ver-
strijkt tussen intenties en daden.)
De overgang was binnen de beroeps-
groep slechts mogelijk door het
groeien het bewustzijn van een collec-
tieve verantwoordelijkheid voor het
welzijn van dieren, waarvoor binnen
de beroepsgroep een draagvlak is ont-
staan. Dr. L.J.E. Rutgers heeft immers
met een aselecte steekproef van prak-
tici aangetoond dat 71 % voorstander is
van het opstellen van collectieve
standpunten overeen aantal probleem-
velden in de beroepsuitoefening
(Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
1994; 119(18): 525-35).

t^MinM.

- ^ * \' ^ ^ ^

NORMEN EN WAARDEN
Naast deze evoluties in de eigen be-
roepsgroep heeft de laatste jaren ook
het vak biomedische ethiek opgang ge-
maakt.

Algemene principes (die ook voor de
diergeneeskunde gelden) zijn:

- geen schade veroorzaken,

- rechtvaardigheid en

- respect voor de autonomie.

Het begrip autonomie wordt voor die-
ren vertaald in het begrip integriteit of
intrinsieke waarde. Respectvoorde in-
trinsieke waarde is reeds in 1981 als
beleidsuitgangspunt naar voren ge-
bracht in de Nota Rijksoverheid en
Dierenbescherming.
De commissie van advies Ethiek en
Biotechnologie bij dieren heeft hier in
1990 de principes van corrigeerbaar-
heid en controleerbaarheid van de ge-
volgen van de handelingen aan toege-
voegd.

Deze commissie heeft bovendien een
aantal algemeen maatschappelijke
waarden genoemd die bescherming
behoeven. Hoewel bedoeld voorde be-
oordeling van toepassingen van de
biotechnologie zijn zij ook van beteke-
nis voor de dierhouderij in ruimere zin.

De waarden zijn:

- natuurwaarden, zoals homeostasis
(zelfregulering), genetische varia-
tie, integriteit van individu en orde-
ning in soorten.

- intrinsieke waarde in termen van ge-
zondheid en welzijn.

- gezondheid en welzijn van mensen.

- bescherming van het milieu en

- levensbeschouwelijke overwegin-
gen.

VANGNET

De genoemde algemene uitgangspun-
ten, principes en waarden zijn zeer we-
zenlijk. Ze vormen de basis voor
een standpuntbepaling over concrete
vraagstukken. Ze fungeren ook als
\'vangnet\' in die gevallen waarin de be-
roepsgroep zich nog geen mening
heeft gevormd.

Meningsvomiing en standpuntbepa-
ling worden gestimuleerd door het
Hoofdbestuur van de KNMvD en de
Commissie Ethiek. Gezien het razend-
snelle tempo waarin de GWWD inge-
vuld moet worden en de vele specialis-
tische details die daarbij aan de orde
komen is het oninogelijk in alle op-
zichten op tijd een collectief standpunt
voor te bereiden.

In de gevallen die de beroepsgroep re-
garderen, worden de relevante startno-
tities door het secretariaat verspreid
onder deskundigen en onder de
Groepen. Uit de reacties wordt zono-
dig een commentaar samengesteld, dat
ook een leidraad is voor de vertegen-
woordigers in de Raad en zijn
Afdelingen. In een aantal gevallen
wordt vooraf ruggespraak gehouden.
Op deze wijze hopen de vertegen-
woordigers van de KNMvD recht te
doen aan de taakstellingen en de op-
vattingen van de beroepsgroep. Het is
tenslotte de bedoeling dat de beroeps-
groep de GWWD niet alleen accepta-
bel vindt, maar ook praktisch uitvoer-
baar.

Tj. Jorna. H\'.J. Schoorlemmer.
W. Svbesma en F.J. Grommers.

-ocr page 310-

Op de door het Hoofdbestuur van de
Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde, hierna te
noemen klager, tegen drs P. Lycklama
a Nijeholt, dierenarts te Bakel, hierna
te noemen verweerder, ingediende
klacht heeft de Ereraad in zijn zitting
van 25 augustus 1994 als volgt beslist.
Hierbij heeft de Ereraad rekening ge-
houden met de door klager ingediende
klacht van 9 maart 1994 en met de door
mr T.W. Mertens namens klager ge-
voerde repliek van 13 mei 1994. De
Ereraad heeft rekening gehouden met
het door mr C.G.M. van Rossum, ad-
vocaat te Huissen, namens verweerder
gevoerde verweerschrift van 30 maart
1994, de dupliek van 26 mei 1994 en
de brieven van 22 en 29 juni 1994.
In deze uitspraak is mede in overwe-
ging genomen hetgeen door en namens
klager naar voren is gebracht op de
hoorzitting van 30 juni 1994 ten over-
staan van een Katner van de Raad.
Verweerder is evenals klager opgeroe-
pen bij deze hoorzitting aanwezig te
zijn. Verweerder heeft via zijn raads-
man laten weten dat hij de hoorzitting
niet wil bijwonen en is daarom niet
aanwezig geweest.

De klacht omvat de volgende twee
punten:

- het incorrect uitoefenen van de geor-
ganiseerde dierziekten-bestrijding
op bedrijven, waarvoor de Regeling
Bedrijfscontrole Dierziekten 1993
(RBD) inzake blaasjesziekte (SVD)
geldt,

- het afgeven van entstoffen tegen de
Ziekte van Aujeszky aan varkens-
houders, hetgeen op grond van de
Diergeneesmiddelenwet niet is toe-
gestaan.

Op grond van hetgeen enerzijds is ge-
steld en anderzijds niet of onvol-
doende is weersproken, zijn de navol-
gende feiten vast komen te staan.
Verweerder heeft zijn medewerking
verleend aan de uitvoering van de
Regeling Bedrij fscontrole Dierziekten
1993 (RBD). Daartoe heeft hij op grote
schaal verklaringen ten behoeve van
de Gezondheidsdienst voor Dieren af-
gegeven. In die verklaringen staat:
\'Ondergetekende verklaart dat bij het
klinisch onderzoek van de op het be-
drijf aanwezige dieren geen verschijn-
selen van blaasjesziekte zijn vastge-
steld. Van twaalf dieren, of zoveel
minder als er op het bedrijf aanwezig
zijn, zijn monsters genomen om tc la-
ten onderzoeken op de aanwezigheid
van antistoffen tegen blaa.sjesziekte.\'
Verweerder heeft de verklaringen af-
gegeven zonder op de voorgeschreven
wijze bloedmonsters af te nemen en
zonder klinisch onderzoek te doen in
de zin van de RBD.

Het Hoofdbestuur heeft de plicht om een beslissing van de Ereraad w aarbij de
maatregel van ontzetting uit het lidmaatschap wordt opgelegd, bekend te ma-
ken in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Dit op grond van de artikelen 50
van de Statuten en 49 van het Huishoudelijk Reglement van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. Gezien het feit dat de
Ereraad inzake de klacht tegen de heer P. Lycklama a Nijeholt genoemde
maatregel heeft opgelegd, wordt hieronder de onherroepelijke beslissing van
de Ereraad in deze in zijn geheel weergegeven.

658

Tevens heeft verweerder regelmatig
entstoffen tegen de ziekte van
Aujeszky afgegeven aan varkenshou-
ders.

Hij geeft aan dat het enten beter door
varkenshouders zelf gedaan kan wor-
den dan door de dierenarts.

DE ERERAAD HEEFT HET VOL-
GENDE OVERWOGEN
Verweerder heeft een samenwerkings-
overeenkomst met de Stichting Ge-
zondheidszorg voor Dieren (SGD) ge-
sloten. In deze overeenkomst heeft hij
verklaard dat hij zich bij de uitvoering
van werkzaamheden in het kader van
de door de SGD vastgestelde bestrij-
dings- en begeleidingsprogramma\'s
zal houden aan bestaande en nieuwe
regelingen en richtlijnen voor zover
die de instemming hebben van de
Maatschappij. Gelet op artikel 10a van
de Veewet is uitgevaardigd de
Regeling Bedrij fscontrole Dierziekten
1993 (RBD) die in werking is getreden
op 1 december 1993. De Maatschappij
heeft haar instemming gegeven aan de
RBD en de richtlijnen die voor de uit-
voering van de RBD inzake de blaas-
jesziekte (SVD) zijn vastgesteld.
Verweerder acht deze regeling echter
slecht en zegt in gewetensnood te zijn
gekoinen terwille van beest, boer en
bedrijf

UITSPRAAK ERERAAD OVER INCORRECT
UITOEFENEN DIERGENEESKUNDE

K O N I N K I. I J K I N I 1) I. R 1. A N I) S I MAATSCHAPPIJ VOOR D I 1 R (i I; N I I S K U N I) I

Verweerder mag van oordeel zijn, dat
de RBD niet goed is en dat er betere al-
ternatieven zijn voor het bereiken van
het met de RBD beoogde doel, zoals
bijvoorbeeld het bloedvangen aan de
slachtlijn. Het staat verweerder vrij
zijn mening naar voren te brengen ook
al wijkt deze af van de vastgestelde re-
geling. Het afgeven van verklaringen
die niet waarheidsgetrouw en dus vals
zijn, is echter onder geen enkele om-
standigheid acceptabel. De Ereraad
neemt hierbij in aaninerking dat ver-
weerder niet verplicht is om mee te
werken aan de uitvoering van de RBD.
Als hij bij die uitvoering in gewetens-
nood komt, had hij zich kunnen en
moeten onthouden van die medewer-
king door geen verklaringen en zeker
geen valse verklaringen af te geven.
Door verklaringen af te geven die niet
waarheidsgetrouw zijn en zich niet te
houden aan voorschriften in een krach-
tens de wet vastgestelde regeling heeft
verweerder de artikelen 8 en 107 van
de Code voor de Dierenarts overtreden
en bovendien het vertrouwen in de
Maatschappij, die deelneemt aan de
Projectgroep Bedrijfscontrole Dier-
ziekten, onnodig in gevaar gebracht.
Het eerste deel van de klacht is ge-
grond.

Ten aanzien van het tweede deel van
de klacht omtrent het afgeven van ent-
stoffen tegen de ziekte van Aujeszky is
het duidelijk dat verweerder in strijd
handelt tnet de Diergeneesmiddelen-
wet (artikel 30 lid 4). Vaccins zijn
UDD-middelen, zij dienen dus uitslui-
tend door dierenartsen te worden toe-
gepast.

De gezondheid van de varkensstapel
moet voorafgaand aan de enting wor-
den vastgesteld. Die vaststelling is
voorbehouden aan de dierenarts.
Zulks mag derhalve niet worden over-
gelaten aan de varkenshouder: het al of
niet uitstekend met de spuit overweg

-ocr page 311-

kunnen, zoals verweerder aangeeft, is
dus een non-argument. Verweerder
heeft in deze artikel 104 van de Code
voorde Dierenarts overtreden.
De Ereraad acht ook dit deel van de
klacht gegrond.

CONCLUSIE

Verweerder heeft bij herhaling wette-
lijke regels overtreden. Hij heeft laten
blijken, dat hij dit wel inziet, maar dat
hij er niet voor voelt zijn handelwijze
aan te passen, omdat hij het met die
wettelijke regels niet eens is.

Verweerder heeft gehandeld in strijd
met de Code voor de Dierenarts, in het
bijzonder met de artikelen 8, 104 en
107. Hij heeft de eer en waardigheid
van de dierenarts in het algemeen en
die van de leden van de Maatschappij
in het bijzonder emstig geschaad, niet
alleen door zijn handelen maar ook
door de publiciteit die daarvan het ge-
volg is geweest.

Verweerder meent te moeten volhar-
den in zijn ontoelaatbaar gedrag.
De Ereraad is van oordeel dat onder

deze omstandigheden zijn lidmaat-
schap van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
niet in stand kan blijven en dat daarom
de maatregel van ontzetting uit het lid-
maatschap passend is.

BESLISSING

Gelet op het bepaalde in artikel 50 van
de Statuten van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde legt de Ereraad de volgende
maatregel op: ontzetting uit het lid-
maatschap.

KNMVD NEEMT DEEL AAN DE VIV

\'UW DIERENARTS BIEDT MEER!\'

Wij nemen deel aan
i-llJM\'JJ.\'I IJJo DFTiürBTR^

Sit

<1J

u

EUROPE

INTERNATIONALE VAKBEURS
INTENSIEVE VEEHOUDERIJ

JAARBEURS
UTRECHT/HCHIAND

De organisatie van de deelname aan de
VIV is in handen van een klein, effi-
ciënt groepje. Sophie Deleu als verte-
genwoordiger van de KNMvD, Gerard
van Eijden van de Groep Praktici
Grote Huisdieren, Tom Franssen van-
wege de Groep Pluimveewetenschap-
pen en Marisol Kamminga als deskun-
dige uit de gelederen van de Groep
Geneeskunde van het Varken houden
zich er al gedurende enkele maanden
mee bezig.

JA OF NEE

De eerste vraag die het groepje zich
gesteld zag was: \'Nemen wij wel deel
aan de VIV?\' Er zijn namelijk goede
argumenten om het niet te doen, waar-
van \'geld\' de beste is. Het kost zo\'n
ƒ 15.000,- om een beetje stand in te
richten. Bovendien, wordt je met \'ons
standje\' niet volkomen onderge-
sneeuwd door allerlei andere organisa-
ties, die bijvoorbeeld ƒ 50.000,- uitge-
ven voor een drie keer zo grote stand
met weelderige catering en leuke mee-
neemdingetjes? Voorop stond in elk
geval: als we het doen, moeten we het
goed doen. En \'we moeten erbij zijn!\'
is geen doorslaand argument, want dan
kunnen we beter voor dat bedrag kaart-
jes kopen.

PROFILEREN

Toch zijn er ook goede argumenten
vóór VlV-deelname. De VIV is de in-
ternationale happening voor veehou-
ders. Ze gaan er bijna allemaal naartoe
en anders hun buurvrouw of neefje
wel. Met andere woorden: ze zijn alle-
maal in één keer bereikbaar. Boven-
dien is het op een beurs mogelijk om
niet alleen dingen te vertellen, maar te-
gelijk te laten zien. De potentiële cliënt
kan ook terug praten, hetgeen een
beurs wezenlijk onderscheidt van het
medium televisie of tijdschrift, zoals
Veehouder en Dierenarts.
En de dierenarts heeft wel degelijk een
belangrijke boodschap. Om maar een
paar actuele kreten te noemen: de
cliënt wordt mondiger, we moeten
kwaliteit leveren, de landbouw moet
marktgerichter produceren, concur-
rentie bevordert de creativiteit van de
ondememer. Wat blijkt dus? Ook de
dierenarts moet nagaan waarin hij of
zij zich onderscheidt van de anderen
en zich nadrukkelijk profileren. In
landbouwkringen wordt wel beweerd
dat het wat dat betreft vijf voor twaalf
is.

Hoe leg je de veehouder uit, voorzover hij het niet weet, dat de dierenarts de
enige en juiste persoon is voor vragen over gezondheid? Dat iedere andere
voorlichter, buurman of zeer ter zake kundige juist dat beetje extra mist om
goed te kunnen analyseren waarom die zeugen terugkomen of w aarom de uit-
val in de eerste twee weken te hoog is? De KNMvD, de Groep Praktici Grote
Huisdieren, de Groep Geneeskunde van het Varken en de Groep
Pluimveewetenschappen staan klaar om het de veehouder op de V akbeurs
Intensieve Veehouderij (VIV ) duidelijk te maken. Jawel, dc dierenartsen heb-
ben een stand! En het thema van de presentatie is: de toegevoegde waarde van
de dierenarts.

KNOW-HOW-CENTRE
De KNMvD en dc betrokken Groepen
meenden dus genoeg argumenten te
hebben om een stand op de VIV in te
richten. De dierenartsen-stand is straks
te vinden in de Margriethal 1, te mid-
den van het \'know-how-centre\' in dc
buurt van het ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij. Deze
locatie moet overigens voorkomen dat
de KNMvD-stand over het hoofd
wordt gezien temidden van stands van
commerciële firma\'s.
Het organiserend comité heeft zich be-
raden over de toegevoegde waarde van
de dierenarts en komt tot de volgende
hoofdonderwerpen, die het thema
moeten toelichten:

1. aandacht voor kwaliteit (uitmon-
dend in certificering);

-ocr page 312-

2. een goed apotheekbeleid;

3. oog voor de toekomst (en het verle-
den);

4. intensieve bedrijfsbegeleiding en

5. georganiseerde dierziektenbestrij-
ding.

INFORMATIE

Onderwerp (5) krijgt minder aandacht,
hoe trots we ook zijn op onze
Nederlandse dierziektenbestrijding,
want de Gezondheidsdiensten zullen
ook één stand per diersoort bemannen.
Ze zullen voldoende aandacht aan de
georganiseerde bestrijding schenken.
Aan de orde komen wel de kwaliteits-
richtlijn voor dierenartsenpraktijken
(in grote lijnen), de keuze voor de
juiste geneesmiddelen (waarbij onder
meer het Veterinair Antibioticumbe-
leid en de voorlichtingsmiddelen van
het project Verantwoord Diergenees-
middelengebruik worden ingezet) en
de bedrijfsbegeleiding, onder meer
met behulp van de computer (in sa-
menwerking met de Novad Coöperatie
Ideëel en de vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting). Het is de
bedoeling de stand te bemannen met
personen die werkelijk van wanten
weten, dus de veehouder kan heel wat
informatie oppikken.

PUBLIEKSTREKKERS
Natuurlijk zorgt de organisatie ook
voor enkele publiekstrekkers: er wordt
een vitrine ingericht met oude veteri-
naire instrumenten en potten met zie-
kelijke organen en vreemdsoortige
tweelingen, waaraan een wedstrijd
verbonden is. Achterafkan dan tevens
een indruk worden verkregen, hoeveel
mensen de stand bezochten.
Verder zal op de leestafel een keur aan
pr-middelen te vinden zijn, waarvan
het tijdschrift Veehouder en Dieren-
arts, als pr-instrument bij uitstek, van-
zelfsprekend het pronkstuk is. Maar
ook stickers, folders en dergelijke mo-
gen niet ontbreken. Het organiserend
comité broedt nog op een slogan
(waarvoor suggesties meer dan wel-
kom zijn) die het fenomeen \'de toege-
voegde waarde van de dierenarts\'
kernachtig moet samenvatten.

VETERINAIR

Het geheel beoogt een typisch veteri-
nair sfeertje uit te stralen, vandaar dat
de stand wordt ingericht als een mo-
derne dierenartsenpraktijk. Hopelijk
voelt de veehouder zich hierin thuis en
is hij of zij geneigd de stand meer dan
een vluchtige blik te gunnen. Natuur-
lijk is de langdurig geïnteresseerde in
de gelegenheid een drankje te nutti-
gen...

- 1 m i

660

De KNMvD, en met haar de betrokken
Groepen, als organisatie van en voor
dierenartsen poogt op die manier de
toegevoegde waarde van de dierenarts
optimaal uit te dragen. De KNMvD
hoopt, dat haar inspanningen beloond

KONINKIIIKI N I. I) I R 1. .A N I)S I M A A 1 S ( II A 1\'I\'I J VOOR D 1 I R (i I N I I S K r N I) I

Fiscaakctueel

Welk testament?

Er zijn vele testamentvomien \'op de
markt\'. AlTiankelijk van de specifieke
situatie, met inachtneming van enige
spelregels, kan hieruit een keuze ge-
maakt worden. Als de verzorging van
de partner voorop staat wordt gekozen
voor één van de langstlevende testa-
menten. De twee hoofdvormen hier-
van zijn \'de ouderlijke boedelverde-
ling\' en \'het vruchtgebruiktestament\'.

l.angstlevende testament: ouder-
lijke boedelverdeling

Bij de ouderlijke boedelverdeling ver-
krijgt de langstlevende het gehele ver-
worden met een stormachtige belang-
stelling voor de stand. De dierenartsen
kunnen daar veel aan doen, door \'hun
veehouders\' aan te sporen \'hun stand\'
te bezoeken. Natuurlijk verwacht de
KNMvD van de dierenartsen die zelf
naar de VIV gaan, dat ze dan in elk ge-
val de KNMvD-stand met een be-
zoekje vereren.

DUURZAME VEEHOUDERIJ; MYTHE OF REALITEIT?

Gedurende de VIV houdt de FEDESA ((Fédération Européenne de la Santé
Animale) een forum over het onderwerp Duurzame Veehouderij en het Milieu.
Aan de orde komen vragen, zoals \'kunnen we de vleesproduktie op peil houden
met duurzame veehouderij?\' Waarschijnlijk moet de vleesproduktie zelfs stij-
gen, als we de expanderende wereldpopulatie willen blijven voeden.
Daamaast is er aandacht voor de nieuwste ontwikkelingen en uitkomsten van
wetenschappelijk onderzoek op het gebied van duurzame veehouderij.
Het forum met als thema \'Sustainable Livestock Farming; Myth or Reality?\' is
onder meer bedoeld voor veterinairen, die zich betrokken voelen bij de gezond-
heid en het welzijn van dieren. 1 let wordt gehouden op 28 en 29 november 1994
in Amsterdam.

Voor meer infomnatie: FEDESA, Brigitte Biedermann (opgave) of Thierry Proteau
(PR), tel. 3225372125, fax 33225370049.

EEN OPTIMAAL TESTAMENT

De zekerheid dat een ieder eens komt te overlijden brengt met zich mee dat zo

nu en dan stil gestaan moet worden bij vragen
als: blijft m\'n partner voldoende verzorgd ach-
ter? Hoe verdeel ik mijn nalatenschap? Hoe
kunnen successierechten worden bespaard?
Met een juiste testamentkeuze kan men de ge-
wenste verdeling van het vermogen maken,
maar ook een flink bedrag aan successierech-
ten besparen.

mogen van de partner erflater. Dc kin-
deren krijgen hun erfdeel in de vorm
van een vordering op de langstlevende.
De vorderingen zijn pas opeisbaar op
het moment dat de langstlevende ou-
der komt te overlijden. Over de vorde-
ring is dan geen successierecht meer
verschuldigd. De vorderingen zijn en-
kelvoudig rentedragend. De rente
wordt niet uitbetaald aan de kinderen,
maar bijgeboekt op de vorderingen.
Dit wordt zo geregeld om de rente bui-
ten de heffing van de inkomstenbelas-
ting te houden. Deze rente vergroot
jaarlijks de schuld aan de kinderen.
Hiennee neemt het vermogen van de
langstlevende af Dit geschiedt onge-
merkt omdat de schuld pas bij overlij-
den wordt afgelost. Voor de langstle-
vende is er dus sprake van een louter
papieren schuld.

-ocr page 313-

I.angstlevende testament: vruchtge-
bruiktestament

In een vruchtgebruiktestament is be-
paald dat de langstlevende het vrucht-
gebruik krijgt over de gehele nalaten-
schap. Dat wil zeggen dat de
langstlevende recht heeft op alle in-
komsten (vruchten). De kinderen krij-
gen het zogenaamde blote eigendom
van de nalatenschap. Als de langstle-
vende komt te overlijden eindigt het
vruchtgebruik en worden de kinderen
automatisch eigenaar van de nalaten-
schap van de eerst overledene.
Hierover hoeft dan niet nog eens suc-
cessierecht te worden betaald. Over de
nalatenschap van de eerst stervende
wordt alleen bij het overlijden van de
eerststervende geheven.
De langstlevende krijgt zoals gezegd
het vruchtgebruik toebedeeld. Hier-
over moet successierecht betaald wor-
den. Het vruchtgebruik wordt bepaald
op basis van een jaarlijks rendement
van 6% en aan de hand van, volgens de
zogenaamde sterfte-tabellen, de le-
vensverwachting. De waarde van de
nalatenschap minus de waarde van het
vmchtgebruik is de waarde van het
blote eigendom. Hierover moeten de
kinderen successierechten betalen.

Een cijfervoorbeeld

De heer en mevrouw Succes zijn
respectievelijk 60 en 58 jaar oud. Het
echtpaar is buiten iedere gemeenschap
van goederen getrouwd. De heer
Succes heeft jarenlang een florerende
dicrenartsenpraktijk gedreven en heeft
deze onlangs gunstig verkocht. Thans
beschikt hij over een bankrekening
van f 2.500.000. De echtelijke wo-
ning, tnet een waarde van f 300.000,
staat op naam van mevrouw Succes. Er
is geen voorziening voor de oude dag
getroffen. Het echtpaar Succes heeft
twee kinderen van 29 en 33 jaar oud.

De vraag is voor welk langstlevende
testament moet worden gekozen, de
ouderlijke boedelverdeling of het
vruchtgebruiktestament. Deze vraag is
eigenlijk niet te beantwoorden. Om
een juiste berekening te kunnen ma-
ken, moeten de overlijdensdata van de
heer en mevrouw Succes bekend zijn
en tevens de omvang van het vermo-
gen dat zij achterlaten. Deze gegevens
zijn uiteraard niet voorhanden. Maar
het is wel mogelijk om een berekening
te maken inet behulp van de zoge-
naamde sterftetabellen. Deze tabellen
geven aan, op basis van gemiddelden,
hoe lang de heer en mevrouw Succes,
statistisch gezien, nog te leven hebben.
Volgens de statistieken wordt de heer
Succes 78 en mevrouw Succes 87 jaar.

« m

661

Ouderlijke boedelverdeling

Bij overlijden van de heer Succes is
aan successierechten verschuldigd;

- mevouw Succes f 38.463

- de kinderen ieder de helft

van 293.768

Tezamen

f 332.231

Bij overlijden van mevrouw Succes
zijn de kinderen, bij een rentepercen-
tage van 9% op de vordering op hun
moeder, geen successierechten ver-
schuldigd, ondanks dat de woning in-
middels f 500.000 waard is geworden
en mevrouw Succes voor een deel de
rente-opbrengst op het vermogen
heeft gespaard.

Vruchtgebruiktestament

Bij overlijden van de heer Succes is
aan successierechten verschuldigd:

- mevouw Succes f 25.492

- de kinderen ieder de helft

van 312.934

Tezamen

Groep

Geneeskunde
Gezelschapsdieren

K O N 1 N K t. I J K i; N i: 1) i: R l- A N I) S K M A A T S C II A I\' l> I J VOOR Dl I-: R (i I- N !■; i; S K U N D i:

f 338.426

Bij overlijden van mevrouw Succes
zijn de kinderen aan successierechten
verschuldigd vanwege de waardestij-
ging van de woning en over de ge-
spaarde rente

57.734

Totaal verschuldigd aan
successierechten

De keuze voor de ouderlijke boedel-
verdeling, op basis van de statistische
gegevens, levert een voordeel op van
een kleine f 65.000.

Tot slot

Een testament is veelal onontbeerlijk
om een gewenste verdeling voor het
vermogen, na het overlijden, te rege-
len.

Een juiste keuze kan een aanzienlijke
besparing aan successierechten ople-
veren. Een testament is maatwerk. Zo
eenvoudig als in het gegeven voor-
beeld is het lang niet altijd. Bovendien
noopt verandering in voorkeur, (sa-
menstelling van) vermogen of samen-
stelling in de familie tot herbeoorde-
ling.

Eigenlijk geldt maar één adagium;
raadpleeg uw notaris of belastingadvi-
seur circa éénmaal in de vijfjaar.

f396.160

NAJAARSDAG GGG 1994;
NOODZAAK

Dit is de laatste aankondiging van de
Najaarsdag van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 1994. Het thema en de
aanwezigheid van vele gezelschapsdierenart-
sen zijn beide \'noodzaak\'.
Aan de orde komen onder meer de onderwer-
pen oncologie, traumatologie, apotheek, vac-
cinaties en communicatie met de cliënt. Zie voor een volledig programma
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 1994; 119(20); 621.

Aanmelden is mogelijk door ƒ 95,- (SAVAB/GGG-leden) of ƒ 125,- (niet-
leden) over te maken op P 539180, ten name van penningmeester GGG,
Utrecht, onder vermelding \'Najaarsdag 1994\'. Bij betaling aan de zaal
geldt een meerprijs van ƒ 25,-. Studenten betalen ƒ 45,-.

THE lAMS«* COMPANY

-ocr page 314-

DIERGENEES-
KUNDIG
JAARBOEK 1995

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens in het
Jaarboek 1995 juist vermeld worden,
dan verzoekt de Redactie van het
Diergeneeskundig Jaarboek
vóór 1 de-
cember
1994 eventuele fouten en wijzi-
gingen
schriftelijk door te geven aan het
Bureau van de Maatschappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek

Personalia

662

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Bijl, C. van der; 1994; 5754 CT Deume; Riet-
gors 36.

Custers, Mevr. S.E.A.C.M.; 1994; 5754 CT
Deume; Rietgors 36.

Griensven, J.M.G. van; 1994; 5216 ON \'s-

Hertogenbosch; Arezzostraat 22.

Janszen, Dr. B.P.M.; 1985; U-1993; 6814 KZ

Amhem; Van Ruisdaelstraat 76.

Knijn, N.A.G.; 1994; 5343 BC Oss; Van

Anrooystraat 16.

Leuven, M.M.G.W.; 1994; 6043 SL Roermond;
Korvererf I.

Mouwen, Mevr. D.J.M.; 1994; 3572 RD
Utrecht; Leistraat I bis.

Thcuws, W.F.H.J.; 1994; 5446 K Wanroy;
Meidoomlaan 21.

Overleden:

M. Lourens te Wenum Wiesel.
Promotie:

Op 27 oktober 1994 Drs. W. Back te Bunnik.
Op 3 november 1994 Drs. P.L.A.M. Vos te
Houten.

JUBILEA:

F. in \'t Hout te Hardegarijp, afwezig, 30 jaar, 3
november 1994

C. Hennis te Garijp, afwezig, 30 jaar, 3 novem-
ber 1994

R. van der Veen te Meerkerk, aanwezig, 25 jaar
5 november 1994

A.S. Spruit te Rotterdam, afwezig, 30 jaar, 6 no-
vember 1994

K.G.P. Pouwels te Weert, afwezig, 25 jaar, 7 no-
vember 1994

M. Nicolay te Winsum (Gr.), afwezig, 5 jaar, 7
november 1994

A.A.P. van Montfort te Bergeyk, afwezig, 25
jaar, 8 november 1994

W.C.C. Wamelink te Holten, afwezig, 25 jaar,
15 november 1994

J.M. de Jong te Heerenveen, afwezig, <>5 jaar, 16
november 1994

F.K. Zandstra te Uitwellingerga, afwezig, 45
jaar, 16 november 1994

G.J. Nijland te Vlaardingen, afwezig, 45 jaar, 16
november 1994

G. van de Kieft te Rosmalen, afwezig, 35 jaar,
19 november 1994

L.M. Otto te Halfweg (NH), afwezig, 35 jaar, 19
november 1994

J.C. Knijn te Velp (GId), afwezig, 35 jaar, 19 no-
vember 1994

E. Cesar te Leeuwarden, afwezig, 35 jaar, 19 no-
vember 1994

Mevr H.M. Meijer-Schallenberg te "s-Graven-
hage, afwezig, 35 jaar, 19 november 1994
P. Wijnker te Aarle-Rixtel, afwezig, 35 jaar, 19
november 1994

B. Brummelman te Wolvega, afwezig, 25 jaar,
21 november 1994

J.F. van Calker te Ruinerwold, afwezig, 25 jaar,
27 november 1994

W. Bekink te Darp, afwezig, 25 jaar, 27 novem-
ber 1994

MUTATIES:

203 Back, Dr. W.; 1987; U-1994; 3981 ZJ
Bunnik; Secr. de Jonglaan 40; tel. 03405-
70768 privé, 030-531323 bur.; wet. me-
dew. U.U. (F.D., vkgr. Alg. Heelkunde en
Heelkunde der Gr. Huisd.); specialist
Chirurgie van het Paard.
205 Bedeaux-Michon, Mevr. T.M.; 1973; 2771
GL Boskoop; Burg. Colijnstraat
173; tel.
01727-17247
privé, 17226 prakt.; p., ge-
zelschapsdieren.

208 Bergh, Mevr. D.H.M. van den; 1993; 3524
VG Utrecht; Dolomieten 50; tel. 030-
882095 privé, 013-674590 prakt.; p., me-
dew. bij J.A.P.M. Bakx en J.J.M. van Riel;
Ir. Holland College, Maasland,

209 Beus, Mevr. N. de; 1988; 4141 MZ
Leerdam; Memel 1; tel, 03451-31489
privé,
01830-32774 prakt.; p., medew. bij
H A D. Bax.

209* Biewenga, Dr. W.J.; 1969; U-1983; 7971
PW Havelte; Van llelomaweg 31; tel.
05241-1033;
d.
209*Bijleveld, F.; 1967;
1871 AZ Schoorl;

Roode Leeuw 24; tel. 02209-4346; d
209 Bijlsma, J.G.; 1984; 5492 PB Sint-
Oedenrode; Wielewaal 29; tel, 04138-
79360; d,

209 Bijlsma-van der Pasch, Mevr. M.H.W.;
1988;
5492 PB Sint-Oedenrode;
W ielewaal 29; tel, 04138-79360; d.

210 Bistervels, G.E.M.; 1983; 7721 AR
Dalfsen; Molenstraat
6; tel. 05293-
424
.V06-52-985444 privé, 05293-1435
prakt.;
fax 05293-1399; p., geass. met A.P.
Kleinjan, W.D.J. Laanbroek, R.A.
Nederlof
en A. Smit (fax privé: 05293-
3301)

210 Bodet, R.J.F.G.; 1992; 5492 HV Sint-
Oedenrode; Kerkdijk 14; tel, 04138-
79178 privé,
72650 prakt., fax 04138-
76639;
p., medew. bij W.H.M. van lersel,
J.T.J. ten Hove, P.J.G. Kühne, G.J.
Toxopeus, J.C. Valk en P D. Verhulst.

211 Boereboom. M.A.M.; 1994; 6037 RM
Keipen; Kelperweg 22; tel. 04954-1221
privé, 04955-1225 prakt.; p„ medew. bij
M,W.G.H. Heijmans, A.Th,E, Kooien,
M,I,M, Linthorst, K.G,P. Pouwels,

F,G,M, Scheijmans, J,W.H. Scheres en

G.P,M,M.Tacken.

213 Booij, E.J.; 1989; 2353 PG Leiderdorp;
Rozemarijntuin
16; tel. 071-417588; p.,
geass. met
R. Koster, Mevr. G. Koster-
Stoker. J.H.A.M. Vestjens en Mevr. M.
Vestjens-Raadsveld.
215* Bosman, J.; 1986; 7946 AX Wanneper-
veen; Weth. Vosstraat 74; tel. 05228-1885
privé, 05229-1272,
05220-54731 prakt,;

K O N I N K 1. I J K I-; N F. D F R L A N D s E MAATSCHAPPIJ VOOR D I F R (i L N K F. S K U N D 1-

p„ geass, met J,F, van Calker, Mevr,
H.W, Janssen, J,l.. Krom, W. Meijer en
J.B. Timmer.

217 Broeders, Mevr. J.M.D.; 1991; 7609 TJ
Almelo; De Pelikaan 51; tel, 0546-
852815 privé,
814510 prakt.; p., medew.
bij Mevr. E.M. Bartels-Hubert en Mevr

A.H.F. van Tilburg.

218 Broers, P.P.J.M.; 1980; 5441 XV Oeffeit;
Scheerdersstraat 12; tel. 08856-2420 privé,
08855-87600 tst. 201 bur.; fax 08855-
77333;
Regio Manager Centraal- en
Oost-Europa, Intervet International

B,V.

221 Calker, J.F. van; 1969; 7961 MB
Ruinerwold; Kievitstraat 2; tel. 05222-
2269 privé. 1644
.05220-54731 prakt,; p„
geass. met J, Bosman, Mevr, H.W,
Janssen, J.I., Krom, W, Meijer en J,B.
Timmer.

224 Dekker-Lukkassen, Mevr. A.C.; 1977;
2042 CH Zandvoort; Lijsterstraat 7; tel,
02507-13777 privé,
15847 prakt.; p.
229 Douw, B.G.; 1992;
7721 DP Dalfsen;
Stickerstraat 18; lel. 05293-5296/3511
privé, 1435 prakt,; fax 05293-1399; p.,
medew. bij G.E.M, Bistervels, A,P.
Kleinjan, W.D.J. Laanbroek, R
,A.
Nederlof en Smit.
357 Dwarkasing, A.J.S.; 1990; Curacao (Ned.
Antillen);
Rondeweg 20; tel, 00-599-9-
688157 privé,
655182/617476 prakt.; me-
dew. V.D.; p., geass. met O.B. de Haseth.
235 Feberwee, Mevr. A.; 1992;
7542 JP
Enschede; Holtwiklanden 76; tel, 053-
770390; wnd,d,
237» Fransen, Mevr. L.H.F.M.; 1994; naar het

buitenland.
361\'Fransen, Mevr. L.H.F M.; 1994; Voughal,
Co, Cork (Ierland); Clonpriest; tel, 00-
353-24-98388; p„ medew. bij Kalinka,
Kenilworth, Kenneally en Voughal.
249 Heijden, P.J. van der; 1984; 3086 JM
Rotterdam; Sliedrechtstraat
28-30; tel.
010-4819070 privé,
2100011 prakt,; p.,
gezelschapsd.
251 Hendriks, T.R.; 1991;
6881 VN Velp;
Julianastraat 10; teL 085-612154;
wnd.d,

255 Holtkamp, J.; 1978; 5481 RA Schijndel;
Van Tuyilaan 7; tel. 04104-77693 privé,
03486-3434/3939 bur,; fax 03486-3838;
Vel, Service Manager bij Tesink Vet.
Produkten B,V,/Fort Dodge.
262 Janssen, Mevr. H.W.; 1982; 7957 AX De
Wijk; Dorpsstraat 114; tel. 05224-2888
privé,
05220-60225/54731 prakt,; p., ge-
ass, met J, Bosman, J,F, van Calker, J,l..
Krom, W, Meijer en J,B, Timmer,
262 Jedema, E.J.; 1967; 1018 ST Amsterdam;
Plantage Parklaan 20 hs; tel. 020-4205539
privé,
02940-65887 bur.; Vet, Dir. Solvay
Duphar Animal Health Benelux.
262\'Jepsen, Mevr.
Dr. D.; 1986; München-

1993; naar het buitenland.
363*Jepsen, Mevr. Dr, D.; 1986; München-
1993; 49509 Recke (Duitsland);
Hauptstrasse 54; tel, 00-49-5453-3723
privé, 1250 prakt,; p., medew, -i- vlees-
keuring.

363 Jonker, J.S.; 1987; naar Nederland.

264 Jonker, J.S.; 1987; 5913 RL Venlo; Ds, De
Jonglaan 29; tel, 077-521237 privé,
663053 prakt,; p., medew. bij P,F.S,
Stassen en Mevr. G,H.,M, Stassen-
Pouwels,

265 Kamphuis, A.; 1973; 6721 CR Bennekom;
Schoolstraat 43; tel. 08389-18268 privé.

-ocr page 315-

08370-75487 prakt.; fax 08370-23193;
Hoofd Bureau Bijvverkingen Dierge-
neesmiddelen, Vet. Dienst, Min. L.N.V.

274 Krom, J.L.; 1971; 7941 GG Meppel;
Zuideinde 99; tel. 05220-55578 privé.
54731 prakt.; p.. geass. met J. Bosman,
J.F. van Calker, .Mevr. H.W\'. Janssen,
W. Meijer en J.B. Timmer.
279 Lesschen, J.W.; 1963; 7721 BH Dalfsen;
Prins Bemhardstraat 20; tel. 05293-1718;
r.d.

285 Meerman. Mevr. A.; 1993; 3524 ZA
Utrectit; Furkabaan 71; teL 030-898514;
vvnd.d.

286 Meijer, W.; 1976; 7958 SE Koekange;
Prins Bemhardlaan 9; tel. 05223-1643.
05220-54731 prakt.; p., geass. met J.
Bosman, J.F. van Calker, Mevr. H.W.
Janssen, J.L. Krom en J.B. Timmer.

286 Meinardi, H.E.; 1965; 7961 LC
Ruinerwold; Haakswold 1; tel. 05222-
1225,
05220-54731 prakt.; p., medew. bij
J. Bosman, J.F. van Calker, Mevr. H.W.
Janssen. J.L. Krom, W. Meijer en J.B.
Timmer.

287 Meulen-Frank. Mevr. M. van der: 1987;
8251 .SJ Dronten; Knuoplaan 7; tel.
03210-10197 privé,
02263-68111 bur.; fax
02263-53659; bedr.d. Rodi B.V.
Diervoeders, product development/quality
control.

290* Munster, C.H. van; 1973; 3454 AR De
Meem; Meentweg 85;
tel. 03406-67799;
lok.d. R.V.V. kring Rotterdam.
291 Nederlof R.A.; 1990;
7721 JA Dalfsen;
Grasklokje 16;
tel. 05293-1243 privé,
1435 prakt.; fax 05293-1399; p.,
geass.
met
G.E.M. Bistervels. A.P. Kleinjan.
W.D.J. Laanbroek en A. Smit.
291
Nederlof-Wijlhuizen, Mevr. W.H.M.;
1989; 7721 JA Dalfsen; Grasklokje 16;
tel. 05293-1243; wnd.d.
294 Oerlemans. H.C.M.; 1962; 5670 AB
Nuenen; Postbus 95; tel. 040-832888
privé, 831868 prakt.;
fax 040-832801; p.,
geass. met Mevr. B.D.H. \\ ogel (5671 GZ
Nuenen; Vincent van (ioghstraat 72).
304 Quant, Mevr. D.M.H.; 1993;
3583 ES
Utrecht; Gabriel Mctsustraat 65; tel.
n30-.543151;«nd.d.
308 Rodewijk, J.C.M.; 1979; 7391 TS Twcllo;
Doornweerdstraat 25;
tel. 05712-75641
privé, 05488-1585 bur.;
fax 05488-1605;
teanidlerenarts E. T. Oost.
323 Steffens, R.A.J.A.; 1987: 5062 CB
Oisterwijk; Gemullehoekenweg 121 .4;
tel. 04242-88449 privé,
82078 prakt.: fax
04242-85633;
p., geass. met J.L. van Ekris.
W.J.J. Cioesten en E.P.C.M. van Riel.
323 Stellingwerf D.; 1978;
1312 S\\\' Almere;
Ouverture 29; tel. 036-5366234 privé,
02940-77000
/79899 bur.; fax 02940-
14256; manager Regulatory .Affairs
Solvay Duphar B.V.
328 Tijhuis, R.M.; 1992; 5721 AZ Asten;
Zonnehof 14:
tel. 04936-92225 privé,
94.135 prakt.; p.. mede», bij G.H.H.
Bergs, M.T.J. Hekerman, B.J.H.M.
Slaats en J.F.M. Smeets;
Pluimveepraktijk Zuid-Nederland.
328 Timmer. J.B.; 1978; 7948 BS Nijeveen;
Dorpsstraat 24; tel. 05229-1654 privé.
1272.
05220-54731 prakt.; p.. geass. met
J. Bosman, J.F. van C alker, Mevr. H.W .
Janssen, J.L. Krom en W. .Meijer.
3.\'!4 Verburgh. M.J.: 1990; 4141 MZ
Leerdam; Memel 1; teL 03451-31489
privé.
12270 prakt.; p.. geass. met A.E. van

Bekkum, K.J. Broekhuizen en J.R. van
Overbeek.

334* Verhaegh, J.M.L.; 1978; 5441 XJ Oeffelt;
LIrlingsestraat
4; tel. 08856-2863 privé,
08855-76752 prakt.; fax 08855-20919; p.,
geass. met R.T.E.M. Scholten.

338* Vlis, Mevr. M. van der; 1994; 3583 BR
Utrecht; Frans Halsstraat 32 bis; tel. 030-
510038 privé, 516920
prakt,; fax 030-
523389;
p., medew. bij T.R.F.
Ottenschot.

339 Volkers, V.; 1986; 7329 CG Apeldoorn;
Gijsbrechtgaarde 416; tel. 055-428527
privé, 070-3578810
bur.; fax 070-
3876591;
Stafmedew. Opleiding,
Vorming en Presentatie, Centrale
Directie R.V.V.

340 Vos, Dr. P.L.A.M.; 1986; U-1994; 3992
NW Houten; Jachthoeve 58; tel. 03404-
76445 privé, 030-531040, 532109, 531213
bur.; wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

340 Vries, U.R. de; 1989; 7741 DA
Coevorden; Commissaris
Gaarlandtlaan
20; tel. 05240-18624
privé, 13694 prakt.; fax 05240-12903; p.,
geass. met M. Bethlehem, H.F.J. Bulthuis,
H. Dctmers, J. Hilvering, W.B.J. Oosting
en A.H.G. Piebes.

341 Vroege, C.; 1970; 3218 BD Heenvliet; Van
Duyvenvoordeweg 1; tel. 01887-3041; fax
01887-3909; p.

343 Wal, G.H. van der; 1961; 7957 ZG De
Wijk; Beatrixweg 24, Postbus 21; tel.
05224-1717 privé, 1478, 05220-54731
prakt,; p„ medew. bij J. Bosman, J.F.
van Calker, Mevr. H.VV. Janssen, J.L.
Krom, VV. Meijer en J.B. Timmer;
spe-
cialist Reproduktie/Inwendige Ziekten van
het Paard.

343 Wal-Zoon, Mevr. M.J. van der; 1963; 7957
ZG De Wijk; Beatrixweg 24. Postbus 21;
tel. 05224-1717 privé, 1478. 05220-54731
prakt.; p., medew. bij J. Bosman, J.F.
van Calker, Mevr. H.V\\. Janssen, J.L.
Krom, VV. Meijer en J.B. Timmer.

343 Water, R.C.A. van de; 1992; 3961 AG
Wijk bij Duurstede; Wilhelminastraat 45;
tel. 03435-78042 privé. 080-449449
prakt.; fax 080-441010; p., medew. bij
G.J.H. van .Amerongen.

348 Wijlhuizen, Mevr. W.H.M.; 1989; zie:
Nederlof-Wijlhuizen, Mevr. W .H.M.

351 Wortelboer. Mevr. M.C.; 1991; 5961 LM
Horst; Clapvaeren
7; tel. 047Ü9-87694
privé, 04760-73292 prakt.; p.. medew. bij
L.C.M. Boonen. J.A.M. ten Dam. W.
Oldenburger. C.J. Uytewaal. J.H.J.
Vestjcns, G.A.M. Wieland en R.T.J.A. de
Winne.

Doorlopende agenda

November

I Najaarsvergadering van de Groep Paarden-
praktici van de KNMvD.

1 IKC-Veehouderij-Congres \'Veehouderij en
Milieu, beelden bij eisen, zalencentrum
"Nimac", Ede. aanvang 9.00 uur.

2 Salmonella Symposium. Aanvang 13.30 uur
bij de Gezondheidsdienst voor Dieren te
Drachten.

2 \'Sturen van de groei van vleeskuikens\', stu-
diedag KNMvD-Groep Pluimveeweten-
schappen, samen met WPSA, LOS, VPLC.
IPC-Dier, Praktijkschool Horst. 9.15 uur -
16.00 uur.

3 AUV-regiovergadering, regio Noord,
Postiljon Heerenveen, aanvang 20.00 uur.

3 14.00 uur. GD-Drachten, VDGG in de
pluimveehouderij.

3 PAO-D cursus: 94/88 Het keuren van paar-
den.

4 PAO-D cursus: 94/95 Behandeling van
kruisbandletsels.

4 Symposium ter gelegenheid van het 40-jarig
jubileum Museum Diergeneeskunde in het
hoofdgebouw van de Faculteit Diergenees-
kunde. Thema: \'Dc geschiedenis van de ver-
loskunde van het rund\' Informatie/aanmel-
ding tel: 030-534675.

8 PAO-D cursus: 94/82 Veterinaire aspecten
van de struisvogelhouderij in Nederland.

8 Klinische avond Diergeneeskundig Centrum
Noord Nederland, Hotel \'t Voorhuys, De
Deel, Emmeloord. 20.00 uur.

8—9. 10 en 11 PAO-D cursus: 94/85 Zeister-
dagen Week I.

9 PAO-D cursus: 94/56 Interpretatie röntgeno-
logisch onderzoek Thorax bij gezelschaps-
dieren.

10 PAO-D cursus: 94 84 U. uw cliënt en uw pa-
tiënt.

10 Dierenartsen Kring ten Oosten van de IJssel,
aanvang 20.00 uur.

10—11 Fachgcspräch (ieflügelkrankheiten,
Hannover.

11 PAO-D cursus: 94/99 LPC OCD (Elleboog)
hond.

12 Landelijke bijeenkomst voor vrouwelijke
dierenartsen. Plaats: Het Oude Tolhuys, weg
naar Rhijnauwen. Utrecht. Aanvang: 13.30
uur. zie pagina 622.

15 20.00 uur. GD-Devcntcr, VDCiCi in de rund-
veehouderij.

15 Vergadering Kring Dierenartsen Cielderse
Vallei. Aanvang: 20.15 uur. Plaats: (iroeps-
praktijk Barneveld, De Driest 2. Gastspre-
ker: A. Kamphuis. Medicijnen en bijwerking
residuen, registratie, bestuurswisseling.

15 16, 17 en 18 PAO-D cursus: 94 86 Zeister-
dagen Week 11

16 PAO-D cursus: 94 94 Binnenstebuiten; een
kwart eeuw interne in de Uithof Utrecht.

16 PAO-D cursus: 94 57 Interpretatie röntgeno-
logisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren.

16 - 17cn 18 PAO-D cursus: 94 72 Apotheek-
beheer voor gezelschapsdierenpraktici.

16 Symposium \'Binnenstebuiten\' ter gelegen-
heid van het 25-jarig bestaan van de
Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisdieren in De Uithof

-ocr page 316-

16 One Day Course on Radiological Interpreta-
tion. Venue: Camden Town. Royal Veteri-
nary College, University of London.

16—18 Cursus \'Van medewerker naar asso-
cié\'. Kosten ƒ 200,-, inclusief maaltijden en
overnachtingen (inlichtingen Marit Siem of
Marjoleine de Mol, bureau KNMvD, tele-
foon 030-510111).

22 Ledendag Nederlandse Zoötechnische Vere-
niging, AC-restaurant Boxmeer, 10.00 uur-
16.30 uur.

22 Studiedag World Rabbit Science Associa-
tion, afdeling Nederland, Thema Fokkerij,
Hoofdgebouw Diergeneeskunde, Zaal C
101, Uithof, Utrecht. 10.00 uur- 16.00 uur.

22—23, 24 en 25 PAÜ-D cursus: 94/87 Zeister-
dagen Week
III

23 PAO-D cursus: 94/58 Interpretatie röntgeno-
logisch onderzoek Skelet bij gezelschapsdie-
ren

24 Ledenvergadering Groep Homeopathisch-
werkende Dierenartsen in het Jaarbeurscon-
grescentrum te Utrecht, aanvang 19.30 uur.

24 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie

25 PAO-D cursus; 94/96 De benauwde patiënt
(te Beerse, België)

26 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren

29 PAO-D cursus: 94/90 Kliniek en diagnostiek
van leververvetting bij melkkoeien

December

I PAO-D cursus: 94/77 Klinische les gezel-
schapsdieren

2 PAO-D cursus: 94/59 Schedelafwijkingen
bij de hond en kat

2 One Day Course Small Animal Ophthalmo-
logy (Cornea). Venue: Camden Town, Royal
Veterinary College, University of London.

4—9 in Davos, Switzerland, Advanced Equine
■AO-Veterinary Course in English, Basic
Small Animal AO-Veterinary Course in
English. For information contact: AO-Vet
Centre, Monika Gut.scher, Winterhurerstra.
260, 8057 Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-
313 03 83, fax/41-1-313 03 84.

6—7 en 8 PAO-D cursus: 94/63 Digestie appa-
raat varken.

7 One Day Course on Dentistry. Venue: Cam-
den Town, Royal Veterinary College, Uni-
versity of London.

8 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen, aanvang 14.00 uur.

8 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturisten in het
Wapen van Bunnik; aanvang: 20.15 uur.

9 PAO-D cursus: 94/80 Themadag lever

13 Ledenvergadering Afdeling Groningen,
Drenthe van de KNMvD

13 Ledenvergadering Afdeling Noord-Holland
van de KNMvD in Café De Marken aan de
Dorpsstraat 62 te Markenbinnen, aanvang
20.30 uur.

13 Ledenvergadering Afdeling Limburg van de
KNMvD. Dinsdagavond 20.15 uur. Restau-
rant "De Waever" te Heythuysen.

13 Vergadering van de Afdeling Utrecht in "Het

Calol

®

Oude Tolhuis" te Utrechl, aanvang 20.15
uur.

13 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20.00 uur te De Bilt.

14 Studiedag VEEC, Dutch Society for Veteri-
nary Epidemiology & Economy, locatie
Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 7,
Utrecht, 8.45 uur - 17.00 uur. Contactper-
soon is Dr. Y.H. Schukken, telefoon 030-
531092.

15 PAO-D cursus; 94/71 Vleeskalvercn capita
selecta

15 PAO-D cursus: 94/88 Het keuren van paar-
den.

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel, aan-
vang 2().()() uur.

20 One Day Course on Interpretation of Clinical
Laboratory in Dogs & Cats. Venue: Potters
Bar. Royal Veterinary College, University of
London.

21 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

1995

Januari

12 Groep Pluimveewetenschappen: Dierge-
neesmiddelengebruik in dc Pluimveehoude-
rij. Locatie nog onbekend, 13.30 uur - 16.30
uur.

16—20 Course on CaUle Breeding and
Fertility. Venue: Potters Bar, Royal Veteri-
nary College, London.

6 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie.

23^27 Course on Cattle Medicine. Venue:
Potters Bar, Royal Veterinary College, Uni-
versity of London.

30- 10/2 Course on Sheep Production and
Health. Venue: Potters Bar, Royal Veteri-
nary College, London.

Gebrek aan Calcium?

Geef dan de voorkeur aan CALOL I

CALOL bevat als werkzame stof het oplosbare
zout Calcium-chloride. Dit geeft reeds in de
pens een grote hoeveelheid vrij beschikbare
Ca-ionen, waardoor er een snelle opname in
het bloed plaatsvindt. Hetzelfde geldt voor
magnesium.

CALOL heeft tevens invloed op de zuurgraad,
waardoor calcium beter gemobiliseerd wordt
vanuit het bol en er meer vrij, aktief calcium in
het bloed komt.

Doordat het Calciumchloride van CALOL is in-
gekapseld in Soyatioonolie heeft het geen
prikkelende invloed op de maagwand. Alleen
de niet irriterende microdruppels komen na-
melijk in kontakt met het maagslijmvlies.

664

CALOL is dun vloeibaar, dus gemakkelijk in te
geven. De koe vindt het zelfs lekker

CALOL als voedingssupplement vermindert de
kans op recidief van melkziekte aanzienlijk.
Tevens kan het preventief gebruikt worden.

Samenstelling

per flacon à 450 gram:
Calciumchloride 2H2O
Magnesiumchloride
Soyaboonolie
Gedemineraliseerd water

180,0 g
3,6 g
126,0 g
140,4 g

Postbus 86, 5280 AB Boxtel, Telefoon 04116-73797, Fax 04116-76160

K 0 N I N k I I .1 K I. NIDIRLANDSI MAATSCHAPPIJ VOOR [) I I R (, I. N I I S k I N D I

Toepassing en dosering

CALOL is een voedingssupplement dal bij cal-
cium- en/of magnesiumtekort kan worden toe-
gediend.

1ste flacon - zodra de koe weer overeind staat,

meestal na een Ca/Mg infuus
2de flacon - 12 uur later

Ter preventie:

1 ste flacon - 24 uur vóór hel afkalven
2de flacon - direkt na het afkalven
3de flacon -12 uur na het afkalven
4de flacon - 24 uur na het afkalven

Kebruari

27— 3/3 Course on Diseases of Rats & Mice.
Venue: Camden Town. Royal Veterinary
College, London.
27—9/3 Course on Poultry Diseases. Venue:
Compton Laboratory, Berks, Royal Veteri-
nary College, London.

Maart

10—11 XL Fachtagung über Pfcrdckrankhciten
im Rahmen der EQUITANA in Essen am 10.
und I I. März 1995. Veranstalter: Tierklinik
llochmiKir.

16 18 Course on Diseases of Rodents (exci.
Rats & Mice) and Amphibians. Venue: Cam-
den Town, Royal Veterinary College, Uni-
versity of London.

22 25 The 21 congress of the Cierman
Veterinary Mcdical Society, Bad Nauheim
(near Frankfurt am Main), Ciermany about
"Current Research Results in Veterinary and
Comparative Medicine". Phone: 49-511-
856-742 (fax: 49-51 1-856-7691).

23 Opstapcursus Veterinaire Homeopathic

26 1st Conference European College Avian
Medicine and Surgery. Jeru/alem.

27 31 3rd Conference European Committee
Association of Avian Veterinarians, Jeru/a-
Icm.

28 Jaarvergadcring van de (iroep Geneeskunde
van het Varken in dc Jaarbeurs le Ulrechl.

-ocr page 317-

312 5th Intemational Symposium on patho-
logy of reptiles and amphibians. Location:
AVIFAUNA. National Bird Park, Hoorn 65,
2404 HG Alphen aan de Rijn. the
Netherlands.

April

6 Jaarvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen KNMvD.

8 Lustrum afdeling Gelderland KNMvD. De
Roskam. Rhedcn.

21 —23 Voorjaarsdagen, RAI Amsterdam.

28 One Day Course on small Animal
Ophthalmology (lens). Venue: Camden
Town, Royal Veterinary College, London.

Mei

2 —12 Course on Pig Diseases. Venue:
Potters Bar, Royal Veterinary College,
University of London.

05 —7 Clinacal Evaluation of Canine and
Feline Skin Disease, Provinciehuis,
Antwerpen.

II -13 26. Jahresversammlung der
Schweizerischen Vereinigung für Klein-tier-
medizin SVK.

15 —19 Course on the Micorbiology of
Foods of Animal Origin. Venue: Camden
Town. Royal Veterinary College, University
of London.

18 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie

22 —25 Course on Aspects of Veterinary
Public Health, including a two day course on
Zoonoses. Venue: Camden Town. Royal
Veterinary College, University of London.

September

3 —9 World Veterinary Congress (Yoko-
hama) 1995. Theme: Advancing Veterinary
Profession in a Changing World.
Seer, c/o Sankei Convention, Sankei Bldg.

lOF, 1-7-2, Otemachi. Chiyoda-ku, Tokyo
100, Japan, tel. 81-3-3273-2084, fax. 81-
3-3273-2439.

oktober

20 100 jaar Röntgenstraling, symposium en o.a.

tentoonstelling. Den Haag.
20 Course on Small Animal Ophthalmology
(Uveal Tract). Venue: Camden Town, Royal
Veterinary College, London.

1996

Juni

30-4/7 13th Intemational Congress on
Animal Reproduction, Sydney Convention
Centre, Sydney, Australia.

Gezelschapsdierenpraktijk in Noord-Oost-Nederland zoekt op korte termijn:

EEN DIERENARTS M/V (PARTTIME)

Reacties richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer 66/94.

Gemengde driemanspraktijk zoekt derde

DIERENARTS M/V

per 15 november 1994 voor het behandelen van voornamelijk kleine huisdieren. Handgeschreven
sollicitatie aan: Dierenartsen Maatschap Midwoud, Dorpsstraat 41a, 1679 GC MIDWOUD.

Gezelschapsdierenpraktijk in het zuiden van het land zoekt een enthousiaste

COLLEGA M/V

met speciale aandacht voor de chirurgie (weke delen/orthopedie).

Sollicitaties richten aan redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht,
onder nummer 68/94.

-ocr page 318-

TER OVERNAME AANGEBODEN

tamelijk grote Gezelschapsdierenpraktijk in het midden van het land.

Reacties s.v.p. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, onder nummer 67/94.

Gevraagd per 1 december een enthousiaste

ERVAREN DIERENARTS M/V

in een grote gemengde praktijk in het zuiden van het land. De werkzaamheden zullen voornamelijk
liggen in de grote huisdierenpraktijk met name varkens en runderen.
Schriftelijke reacties binnen 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift richten aan
Dierenartsenpraktijk Venray, Oude Oostrumseweg 26, 5802 CC Venray.

Gemengde praktijk in Steenderen (GId.) zoekt vierde

DIERENARTS M/V

gevraagd: - goede contactuele vaardigheden

- belangstelling voor varken en rund

- ervaring strekt tot aanbeveling

geboden: -werk voor langere tijd

- salariëring volgens KNMvD-normen

- eventueel huisvesting

Uitsluitend schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift sturen
naar: Dierenartsenpraktijk Steenderen, J.F. Oltmansstraat 3a, 7221 NA Steenderen.

Dierenkliniek \'Oost-Drenthe\' zoekt

COLLEGA M/V

Gevraagd worden: Brede inzetbaarheid; met name op het gebied van de gezelschapsdieren en run-
deren. Goede contactuele eigenschappen; in teamverband kunnen werken.

Geboden worden: Goede faciliteiten in een nieuwe en moderne kliniek; mogelijkheid tot specialisa-
tie; associatie behoort tot de mogelijkheid.

Sollicitaties richten aan Dierenkliniek Oost-Drenthe, Hoofdweg 26a, 7821 TC KLIJNDIJK.

-ocr page 319-

De fiscus als vriend

Fiscaal gezien is vermogensvorming een
peperdure zaak. Immers van elke duizend
gulden inkomen is al gauw zestig procent
bestemd voor de kas van de fiscus.
U kunt hier iets aan doen door gebruik te
maken van de fiscale aftrek-mogelijkheid
die door de wetgever is geschapen.
Want dan verschuift u inkomen van nu naar
straks waardoor u direct een aantrekkelijk
belastingvoordeel geniet.
U kunt hiervan dit jaar nog profiteren.
Belt u gerust als u meer wilt weten.

DIX&CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

<

CEDIZO

Echografie in uw praktijk?
Maak nu kennis!

Bent u dierenarts, en geïnteresseerd in de mogelijk-
heden van echografie? U kunt nu kennismaken
met de praktische mogelijkheden van echografie
in de dierenartsenpraktijk. Cedizo, Hogeschool
Eindhoven organiseert een eendaagse cursus
Veterinaire echografie.

Kosten: door samenwerking met de firma

Pie Mediaal is de cursusprijs laag, namelijk f 495,-.

Cursusdata:

donderdag 17 november 1994
donderdag 2 februari 1995
donderdag 18 mei 1995

Tijd: van 09.00 tot 18.00 uur

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met Cedizo, studierichting Medisch beeld-
vormende en radiotherapeutische technieken,
telefoon (040) 60 58 52.

opleiden adviseren ontwikkelen

Onder verantwoordelijkheid van de r-,,

Studierichting Medisch beeldvormende ^rrfiuTn

en radiotherapeutische technieken ^

van de faculteit Zorg.

Novad Coöperatie Ideëel

De moderne dierenarts heeft te maken met een grote stroom
diergezondheidsgegevens. Deze gegevens worden vastgelegd in
systemen, zoals patiëntenkaarten en managementsystemen.
Automatisering van de vastlegging van deze gegevens neemt hand
over hand toe. De Novad Coöperatie Ideëel (NCl) is ervan overtuigd
dat automatisering de dierenarts ondersteunt bij de uitoefening van
de diergeneeskunde.

De NCl stelt zich namelijk ten doel de kwaliteit van de uitgeoefende
diergeneeskunde te verbeteren met behulp van informatisering
en automatisering.

Een nietszeggende verzameling van gegevens wordt met behulp van
kennis informatie. Dit is \'informatisering\'.

Wilt u bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van de uitoefening
van de diergeneeskunde door middel van informatisering?
Wordt dan lid van de NCl.

Voor meer informatie: Joost de Veer, dierenarts-manager van de NCl.

Novad Coöperatie Ideëel, Julianalaan 8-10, 3581 NT Utrecht,
tel. 030-545749/ 05476-2085.

VBÉ

novad coöperatie ideëel

De NCl is een zelfstandige
organisatie van, voor en
door dierenartsen.
Ze voert overleg met
organisaties zoals de
Faculteit Diergenees-
kunde en het Agrarisch
Telematica Centrum
(informatisering en
automatisering in de
landbouw) en met de
softwareproducenten.
De NCl voert samen met
de KNMvD overleg met de
overheid over de gewenste
ontwikkelingen in de
diergezondheidszorg.

-ocr page 320-

Diervriendelijke
opnamekooien in
moduulsysteem

De originele «groene» uit
Zwitserland.

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel, (030) 204114

indulab

BarVac®RS van Boehringer Ingelheim.
Goed bij de pinken.

Vier verschillende kooiafme-
tingen zijn modulair samen te
stellen. In de hoogte of de
breedte uit te breiden.

Hierdoor is een optimale
ruimte-indeling mogelijk. De
kooien zijn naadloos vormge-
geven uit warm, geluiddem-
pend materiaal. Robuuste uit-
voering.

Uitvoerige documentatie is op
aanvraag verkrijgbaar bij:

Vetin-Aacofarma bv
Postbus 86
5280 AB BOXTEL
Tel. 04116 73797
Fax. 04116 76160

-ocr page 321-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 22. 15 NOVEMBER 1994

VAN DE HOOFDREDACTIE 667

OVERZICHTSARTIKELEN

Maagslijmvliesveranderingen bij varkens: een literatuuroverzicht; A R. W. Eibers en A.
Dirkzwager
 669

OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN

Renale tubulaire acidose (type 2) bij een Friese merrie; J.H. van der Kolk 675

WETENSCHAP

BOEKBESPREKING 674

676

677

STUDENTENREFERATEN

REFERATEN

BERICHTEN EN VERSLAGEN

ACTUA

Draagvlak voor het welzijn van dieren
Heupdysplasie-onderzoek bij rashonden
Europese bezorgdheid dierziekten en zoönosen

678

679

680

682

682

683

PAO-DIERGENEESKUNDE

VRAAG EN ANTWOORD

NIEUW(S) VAN DE INDUSTRIE

Wetenschappelijke lezingen

S
fl£
Ml

O

WALl HAM

Pododermatitis bij hond en kat - Dr. Ton Willemse
Urolithiasis bij hond en kat - Dr. Ronal(d van Noort

Inlichtingen:

Virbac Nederland BV
Tel.: 03420 . 93008
Fax: 03420 . 90164

22 december 1994 te Bameveld

-ocr page 322-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorziner)

Drs. J.P.J. Peelen (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. drs. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr. M. Drost (Gainesvilie, Florida. U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L. van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.A.)

Prof dr. E. D. Heller(lsraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G. A. M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr M. W. Jackwood (Athens, Georgia, U S A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kmif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr J. Oosterom (Dem)

Prof dr A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof dr M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. A Rijnberk (Utrecht)

Prof dr K. A. Schat (Ithaca. New York, U S A.)

Prof dr. J. dc Schepper (Gent, België)

Dr R.J. Slappendel (Utrecht)

Prof dr G. Uilenberg (Alfon, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J. H. M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTIE

R.G.J.M. Haring

REDACTIE ADVIESRAAD

In deze raad zijn sencgLMu\\oordigd alle Afdelingen cn
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht (tel.
030-51 01 ll/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 35IH) AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 cn C en E bank
N V , Postbus 85100, 3508 AC Utrechl. nr. 69 93 61
443.

DRUK

Dnikkcrij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel 03462-
61304, fax 03462-64565)

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V,, Veendam (tel. 1)5987-231)65, fax
05987-13827)

KNMvD

HOOFDBESTUUR

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. W.J. Schoorlemmer, vice-voorzitter
Drs. J. J. van Zutven, penningmeester
Drs. J.C. Baars, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans. lid
Mw. drs. C.L. van Amerongen-Overgaauw, lid
Drs. S. D. Feitsma, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostmm-Schuunnan Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw. drs. S. A.M.Deieu

Mw. D.T.C. Raasing

Mw. drs. C.M. van Kalles

S. L. Oostindiën

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8- 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030- 51 01 11. Fax 030-511787

KNMVD

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Sportdag 1994 uniek voetbaljaar

Jaarcongres 1994 in de Lawei te Drachten

Jaarvergadering KNMvD tammer dan verwacht

Interacties tussen diergeneesmiddelen en veevoederadditieven

De arbeidsongeschiktheidsverzekering; Slichting Dienstverlening Dierenartsen

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

684
686
694
696
698

699

701

CONTENTS

REVIEW PAPERS

Oesophagogastric lesions in swine; A.R. W. Eibers en A. Dirkzwager

ORIGINAL PAPERS

Renal tubular acidosis (type 2) in a Friesian mare;///, van der Kolk

669

675

All rights reserved

V\'erklarlnj»:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). I)c Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - hel gevolg mocht zijn
van gebleken onjuistheden inde inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeid of in
de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van dmk. microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redaclie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
index-Medicus. Index yeterinarim / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts f.

KONINKLIJKE N R D i: R L A N D S E MAATSCHAPPIJ VOOR D I E R (i E N E E S K U N O i-:

-ocr page 323-

[S DIT HET MOMENT WAAROP Z\'N DIEET

GEVAAR LOOPT?

Ifclere dierenaits keiil hel proljleem: de hond op
difft, (hls liij inaji; echt niets anders heliijen dan wal
11 lictn voorgeschreven heeft. Dc eigenaar weet dat.
Maar hoelang is hij bestand legen (lil sooil smekende
blikken? Dankzij de intioduklie van drie Pedigree
(ianine Dieetsnacks van Vi AKTII AM*, kan de eigenaar
nu gerust toegeven. Want deze unieke Dieetsnacks
|)assen volledig hiniu-n de door u gekozen therapie en
iiiteifercrcii dus niet niet de werkiiifi; van het dieet.

Dc Selected Protein Snack is bestemd voor
gevoelhonden, met name die honden die aanleg
licbbcn voor een voedingsalleifiie of-intolerantie.
Dc
Low Protein Biscuits zijn ontwikkeld voor liondcii
met een cliionisclie nierinsufficiëntie.
Dc
Ijinv Fal Snack is een licht verteerbare snack voor
honden die gevoelig zijn voor gastro-intestinale
verstoringen (bijvoorbeeld diarree en EPI).

Dc drie IVdigrcc Canine Diectsnacks zijn
ontwikkeld door W ALTHAM\', \'s werelds
toonaangevende autoriteit op het gebied van verzorginj;
cn voeding van huisdieren. Dc uitgebalanceerde
samenstelling van dc Dicctsnacks is volicclijj in

overeenstemming met de speciale vocdiiigsbcliocftcn
van (le hond op dieet. Zc zijn alle drie coniplcct, licht
veileerbaar cn bijzonder smakelijk.

De Dicctsnacks zijn uitsluitend verkrijgbaar bij <le
(lierenarts en ii kunt ze bestellen bij Virbac Nederland
(()342()-y;3()()H). Voor meer informatie kunt u contact
()|)nenien iiicl Waltham Veterinaire Service, jjostlnis 81,
.5460 AH Verhel (04

THAM

NIEUW: PEDIGREE CANINE DIEETSNACKS

SPECIAAL VOOR HONDEN DIE NIET ALLES MOGEN HEBBEN

) Kejiislcrc-d Tiaili- Mark
) Ci)|i\\rif;lil IVdIftrcr
IViIihhIs

-ocr page 324-

MYCOFA
CARDIO-THERAPIE

Hartaandoeningen komen naar schatting bij 10% van de honden-
populatie voor. In ongeveer 95% van de gevallen is sprake van
verkregen hartafwijkingen, waarvan mitralisinsufficiëntie en con-
gestieve cardiomyopathie de belangrijkste zijn.

Mycofarm geeft de behandeling van honden met deze hartstoor-
nissen een nieuwe impuls, Enalfor. Met de introductie van Enalfor
krijgt de praktizerend dierenarts de beschikking over een gere-
gistreerd diergeneesmiddel, dat gericht en doeltreffend werkt bij
hartfalen door mitralisinsufficiëntie en congestieve cardiomyo-
pathie. Enalfor, met als werkzame stof enalaprilmaleaat, remt het
angiotensin converting enzyme (ACE). ACE is een belangrijke
schakel in het Renine Angiotensine Aldosteron systeem, dat een
grote rol speelt in de mechanismen die de overbelasting van het
cardiovasculaire apparaat veroorzaken.

Behandeling met Enalfor stelt het hart in staat efficiënter te werken
en verlicht de klinische symptonen van het hartfalen. Hierdoor
nemen zowel de levenskwaliteit als de levensverwachting van de
hond met hartfalen significant toe.

-ocr page 325-

M

EN NIEUWE IMPULS

Enalfor

Diergeneesmiddel UDA
Tabletten a 1, 2.5, 5,10 of 20
mg enalaprilmaleaat.
Voor orale toediening aan
honden als symptoma-
tische, aanvullende therapie
bij de behandeling met het
diureticum furosemide van
hartfalen, veroorzaakt door
mitralisinsufficiëntie of con-
gestieve cardiomyopathie.
De dosering bedraagt een-
maal daags 0.5 mg/kg
lichaamsgewicht. In ernstige
gevallen mag de dosering
W/orden verhoogd naar een
maximum van tweemaal
daags
0.5 mg/kg.

Bijwerkingen: pre-renale
azotemie, hypotensie.
Contra-indicaties: toepas-
sing bij drachtige dieren.
Zie voor volledige informatie
de bijsluiter
Reg. NL 8525 Vm 8529

Mycofarm Nederland B.V. De Bilt, telefoon 030 - 212800

Mycofarm

-ocr page 326-

Om de optimale dieetvoeding voor honden
met overgewicht te vinden, moesten we heel wat

spitwerk verrichten.

Bieten - een moeilijk te overtreffen vezeibron. Het bereiken van gewichtsverlies
bij honden door een hoog vezelgehalte in de voeding kan tot gevolg hebben
dat de verteerbaarheid en de opnaire van vele essentiële nutriënten en
daarmee het welzijn van het dier in het geding komen. Het is daarom
belangrijk de hoeveelheid voedingsvezel te beperken. Daarnaast zijn niet alle
vezels hetzelfde. De keuze van het soort vezel in de voeding van de hond
kan een belangrijke rol spelen bij het in stand houden van een normale
darmfunctie of bij het herstellen van een ziekte\'. Daarom verwerkt The lams
Company een optimale vezelbron en een opti-
maal vezelgehalte in Restricted-Calorie Formula,
ons nieuwe Eukanuba Veterinary Diets produkt.
Bietenpulp is een uitstekende vezelbron met een
ideale combinatie van fermenteerbare en niet-
fermenteerbare componenten. Bij de fermentatie
ontstaan kort-keten vetzuren, de energiebron
waaraan darmwandcellen de voorkeur geven, en
als zodanig de darm voedt^\'.

EUKANUtASi
vtTtmuav Mm

IMUNUM

ïcr—

V

NieuiLV Restricted-Calorie
Formula ivor Honden: voor de
behandeling van overgewicht.

Vetten en eiwitten van hoge kwaliteit. Het is natuurlijk evenzeer belangrijk dat
een voeding voor honden met overgevdcht een minimum hoeveelheid vet be-
vat van maximale kwaliteit. In onze voeding ligt de verhouding van Omega-6
tot C)mega-3 vetzuren binnen het ideale gebied van 5 ; 1 tot 10 : 1\' hetgeen
helpt de huid en de vacht in goede conditie te houden. Een goede spieropbouwl
wordt bevorderd door licht verteerbare, dierlijke eiwitten van hoge kwaliteit.

]

Beloning voor het opvolgen van uw Instructies. Met Restricted-Calorie Formula]
wordt de hoeveelheid calorieën en vetten teruggebracht zonder dat de porties
verkleind worden. We hebben zelfs Restricted-Calorie Rewards ontwikkeld,
speciaal samengesteld om honden een traktatie te geven zonder ongewenste
extra calorieën. Cliënten kunnen hun honden dus belonen, terwijl zij zich toch
aan het voorgeschreven dieetprogramma houden.

Nieuwe Eukanuba Veterinary Diets ■ Restricted-Calorie Formula voor Honden.

Dit produkt combineert de behandeling van overgewicht met een optimale
voeding voor het algehele welzijn van het dier. De uitstekende smaak zorgt
voor een goede acceptatie door de hond. Voor honden met overgewicht die
een sp)eciale voeding met een beperkte hoeveelheid calorieën nodig hebben, is
Restricted-Calorie Formula de juiste keuze. Eukanuba Veterinary Diets zijn
uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts. Voor nadere informatie kunt u
contact opnemen met Holland Diervoeders B.V., Utrecht, tel.: 030 - 479611.

1. Reinhart GA. Fiber nutrition and inlesliml functwn critical for recovery. DVtA. June 1993.

2. Sunvold GD. Bourquin LD. Tilgeme^fer EC. Fflh^y GC /r, Retnharl CA. Fermentahility of twious ftbrous substrates
by canine fecal microflora. Federation of American Experimental
Biolo^tsfs. 1993:7:A740.

3. Reinhart GA, Moxley RA, Clemens ET. Dietary fibre source and its effects on colonic microstructure and histo-
pathology of beagle dogs. Waltham Symposium on the Nutrition of Companion Animals. 1993:79.

4. Vaughn DM. Reinharl GA. Swaim SF. et al. Evaluation of dietary n-6 to n-3 ^tty acid ratios on leukotriene B
synthesis tn dog skin and neutrophils. Submitted to 12 Annual Veterinary Medicine Forum.

EUKANUBA«: VETERINARY DIETS van THE IAMS«* COMPANY

-ocr page 327-

■ ini

Het jaarcongres van de KNMvD stond dit jaar in
het teken van de toekomst.

Het thema was de diergeneeskunde na 2002. Maar
alvorens daarover te brainstormen spiegelde de
commissaris van de koningin in Friesland,
L.M.L.H.A. Hermans, ons een zeer duidelijk beeld van de huidige en toekomstige tijd voor Onze voorzit-
ter heejt zijn eerste jaarrede uitgesproken en u kunt nog eens rustig nalezen in dit Tijdschrift wat de
KNMvD zoal extern en intern bezighoudt. Wij hopen dat u dit als dierenartsen zal aansporen samen zaken
te bediscussiëren en aan te pakken. Laat eens iets van u horen.

Er werden dit jaar veel collegae \'in de bloemetjes\' gezet. Na het uitreiken van de Jaarprijs van ons
Tijdschrift en de uitreiking van de vele specialistencertificaten kregen drie collegae het geschenk ter on-
derscheiding, namelijk Dr Ingrid van der Gaag, Henk Vaarkamp en Jan Gutteling en zij verdienden het.

Dan de toekomst van de diergeneeskunde. De lezingen zult u nog niet aantreffen, want wij willen u die ge-
doseerd aanbieden. Wij hopen daarmee te bereiken dat er een levendige discussie ontstaat zodat wij met
elkaar de weg naar de toekomst kunnen inslaan.

Kort geleden is de toekomst van het diergeneeskundig onderv^ijs na 2000, onze opleiding, gepresenteerd.
De eerste reacties komen binnen en laten zien dat de dierenartsen daarover een mening hebben. De hele
gezondheidszorg staat in de belangstelling en in werk- en projectgroepen zullen wij meedoen om daaraan
gestalte te geven.

Ook tijdens de algemene jaarvergadering werd naar de toekomst gekeken. Is de besluitvormingsstructuur
van de KNMvD nog van deze tijd? Het Hoofdbestuur zal dit door een breed samengestelde commissie na
laten gaan. Hebt u daarover een visie gevormd, ook de jonge dierenartsen, laat ons dat dan weten. We
doen er wat mee!

De algemeen secretaris

0

Vao de Hoofdredactie

-ocr page 328-

Lodevil

Een Uitstekende Oplossing

Lodevil, een gebruiksklare injectievloeistof, is een betrouwbaar middel voor het herstel van de
vochtbalans.

Lodevil, de injectievloeistof met een optimale tolerantie, verzekert:

- een snel, duurzaam herstel van het circulerende bloedvolume en de extra- en intra-cellu-
laire electrolytenvoorraad.

- een actieve en langdurige bestrijding van de acidose.

- een versterking van het verzwakte organisme door de toevoeging van glucose.

Een systematisch gebruik van Lodevil is dus gerechtvaardigd in alle gevallen van ernstige
uitdroging en acidose bij het kalf.

LODEVIL : tiakon van 1000 ml. SAMENSTELLING : per 100 ml. : watervrije glucose 1.080 g. nalriumacetaat 0,408 g, natriumbicarbonaal 0,420 g.
natnumchlonde 0.351 g, kaliumchlohde 0,045 g, magnesiumchtoride 0,020 g, methylparahydroxybenzoaat 0.060 g, propylparahydroxybenzoaat 0,020 g.
water voor injoctievtoeisloffen ad. 100 ml.\'

INDICATIES : Ernstige uitdroging tengevolge van neonatale diarree, veroorzaakt door virussen, bacteriön en voedingsstoornissen en wanneer
vochttoevoer oraal niet meer mogelijk is.

IX)SEfllNG : 1 lol 2 liter per intusk;. De infusies kunnen naar Ijetioefte worden voortgezet ol herhaald tol de dehydratieverschijnselen verdwenen zijn.
V^ïACHTTIJD ; Geen Diergeneesmiddel NL 1986. U.D D. Bereidingsprocédé I.N.R.A. -Octrooinummer 79.26.395.

Rehydratie :

DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK DE VOORGESCHREVEN DOSERING NIET OVERSCHRIJDEN

^Vétoquino

Vétoquinol BV - Postbus 3191 - 5203 DD \'s Hertogenbosch

-ocr page 329-

if Ihiiiiiii—ü—IÉ—

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 669- 74

MAAGSLIJMVLIESVERANDERINGEN BIJ VARKENS:
EEN LITERATUUROVERZICHT

Armin R. W. Eibers^ en Annemarie Dirkzwager^

secreteert mucus en enig pepsinogeen
in de maag en het hormoon gastrine in
het bloed.

4) Pars pylorica:

SAMENVATTING

Maagslijmvliesveranderingen is een wereldwijd voorko-
mend probleem bij varkens. Na uitgebreid onderzoek in
de zestiger jaren, waarbij met name een relatie werd ge-
legd naar de voeding, is er een lange tijd weinig verno-
men aan het onderzoeksfront. Recentelijk zijn maag-
slijmvliesveranderingen bij varkens weer in de
belangstelling gekomen doordat er een indicatie is dat de
prevalentie van maagslijmvliesveranderingen, en dan
met name het optreden van maagzweren, bij varkens
groter lijkt te worden. Daarom wordt een overzicht gege-
ven van de hedendaagse kennis. De pathogenese, preva-
lentie, risicofactoren en economische consequenties van
maagslijmvliesveranderingen bij varkens worden be-
sproken.

INLEIDING

Maagslijmvliesveranderingen (MSV) komen voor bij veel
zoogdieren en de mens, maar de etiologie van MSV is niet
voor elke soort duidelijk (52). Maagslijmvliesveranderingen
komen vrij algemeen voor bij het varken (30). Met name in
de 60-er jaren is er veel onderzoek verricht naar de relatie
tussen voeding en het optreden van MSV bij varkens.
Maagslijmvliesveranderingen bij varkens staan sinds kort
weer in de belangstelling (31) en het doel van dit artikel is
om op grond van de literatuur een overzicht te geven van de
huidige kennis op het gebied van pathogenese, prevalentie,
risicofactoren en economische consequenties van het optre-
den van MSV bij varkens.

ANATQMISCHE EN FYSIOLOGISCHE ASPECTEN
De maag heeft een aantal motorische en secretorische func-
ties en dient de vertering van voedsel te initiëren, voedselbe-
standdelen te vermengen en op te slaan voordat het in kleine
porties wordt afgegeven aan de darmen (43). De vorm van de
maag verschilt sterk tussen verschillende zoogdiersoorten
afhankelijk van de aard van het dieet. De maag van het var-
ken kan worden ingedeeld in vier verschillende regio\'s op
grond van de aard van het epitheel (4) (Figuur 1):

1) Pars oesophagea:zonder secretorische functie;

2) Pars cardiaca: secreteert mucus en bicarbonaat-ionen

in mil voorCl-ionen;

3) Fundus: secreteert maagzuur (HCl) en pepsino-

geen;

\' Afdeling Epidemiologie. Gezondheidsdienst voor Dieren in Ziiid-Nederland,

Postbus 4. 3280 AA Bo.xtel
• CLO-Instituut voor de Veevoeding De Schothorst\'. Postbus 533. 8200 AM Lelystad

Het overgrote deel van de maagslijmvliesveranderingen bij
varkens wordt waargenomen in het eerste deel van de maag
na de slokdarm, de pars oesophagea. De pars oesophagea
meet ongeveer 50-80 mm x 40-50 mm in een 70-90 kg zwaar
varken (52). Omdat de pars oesophagea voorzien is van glad
epitheel zonder secretorische functie is het relatief vatbaar
voor de inwerking van componenten van de maaginhoud
(43). De secretie van maagzuur (HCl) in de maag staat onder
invloed van zenuwverwerking, histamine en gastrine (43).

PATHOGENESE

Er is weinig bekend over de pathogenese van MSV bij var-
kens. Algemeen wordt aangenomen dat MSV bij varkens
een multifactoriële achtergrond heeft (30), en dat MSV
wordt veroorzaakt door een verstoring van de balans tussen
agressieve en beschermende factoren in de maag, die de mu-
cosa zodanig veranderen dat er schade kan optreden. Als
agressieve factoren worden beschouwd: maagzuur (HCl),
pepsine, gastrine, proteases, galzuren; beschermende facto-
ren zijn: mucus, bicarbonaat-ionen, prostaglandines en dop-
amines (18).

Bij het varken is via experimenteel onderzoek aangetoond dat
toediening van maagsapsecretie-stimulatoren het ontstaan
van MSV bevordert (51). Ook corticosteroïden vrijkomend
bij stress, leiden (mogelijk via verhoogde maagsapsecretie)
tot het vaker ontstaan van MSV (52). Bij varkens is in de
meeste gevallen de pars oesophagea het gebied van de maag
dat wordt aangetast (30). Het normaal witte, gladde cn glan-
zende slijmvlies is veranderd en vertoont verhevenheden en
ruwheid (hyperkeratose) en kan daarbij felgeel tot geel-bruin

-ocr page 330-

kl I i«

liiff-\'

fîTi I.....i......I

■ff-MI«

ÈÊÊkhh

Tabel 1. Protocol voor de registratie van de sliimvliesveranderingen in de
pars oesophagea van het varken (Hessing
et al.. 1992).

macroscopisch slijmvliesbeeld van de pars oesophagea

0 intact slijmvlies

1 geringe hyperkeratose (< 50% van het oppervlak)

2 duidelijke hyperkeratose (> 50% van het oppervlak)

3 hyperkeratose enkele kleine erosies (minder dan 5 in aantal
en korter dan 2.5 cm)

4 hyperkeratose meer grotere erosies (meer dan 5 in aantal
en/of langer dan 2.5 cm)

5 hyperkeratose veel grote erosies (meer dan IO in aantal
en/of langer dan 5 cm) en/of ulcus (met of zonder bloeding) of
stenosis op de overgang van oesophagus naar maag.

670

gekleurd zijn door galkleurstofimbibitie. Bij microscopische
beoordeling blijkt de hyperkeratose gepaard te gaan met para-
keratose (30). Deze veranderingen kunnen leiden tot erosie
van het epitheel, resulterend in een actief ulcus vergezeld
door een bloeding. Bij maagulcera kunnen zich verschillende
complicaties voordoen. Bij kratervormige ulcera ontstaan
meestal fatale bloedingen waarbij een bloedklonter in de
maag gevonden wordt en bloedige of zwartgekleurde inhoud
aanwezig is in de verschillende delen van de dunne en dikke
darm. De dieren sterven een acute verbloedingsdood en zijn
duidelijk bleek tot krijtwit (27). Ook kan de maagzweer ver-
bindweefselen waarbij stenose optreedt op de overgang van
de oesophagus naar de maag. Dit geef^ vaak problemen met
de voeropname waardoor slijters ontstaan (22).
In de literatuur komen verschillende protocollen naar voren
voor de registratie van MSV in de pars oesophagea bij var-
kens. Deze hebben gemeen dat er op de een of andere manier
een scheiding wordt aangebracht tussen normaal epitheel,
hyperkeratose, erosies en ulcera. Door Hessing
et al. (30) is
een protocol opgesteld voor registratie van MSV bij varkens
(Tabel 1).

PREVALENTIE

Veel publikaties over de prevalentie van MSV zijn geba-
seerd op ter sectie aangeboden varkens (52). Op basis van dat
materiaal is een prevalentieschatting echter niet zuiver om-
dat sectiemateriaal selectief kan worden ingezonden.
Onderzoeken van magen van slachtvarkens en van zeugen
(aselect genomen) kunnen een betere schatting geven van de
prevalentie van MSV (Zie tabellen 2 en 3). Uit deze over-
zichten wordt duidelijk dat het percentage dieren zonder
enige vorm van hyperkeratose, erosies en/of ulcera gemid-
deld tussen de 40 en 50% schommelt; 5 tot 10% van de die-
ren hebben daadwerkelijk een maagzweer Bij diverse on-
derzoeken van vleesvarkens aan de slachtlijn in Nederland,
varieert het optreden van maagzweren van 4% (30) tot 11%
(23).

In de Verenigde Staten stijgt de sterfte bij vleesvarkens als
gevolg van maagzweren (42). Geschat wordt dat ca. 2% van
de opgelegde vleesvarkens doodbloedt of sterft door een
maagperforatie als gevolg van een maagzweer (19). In
Nederland werd door Bethlehem en Visser (10) aangegeven
dat 1.6% van de ter sectie aangeboden gestorven vleesvar-
kens als doodsoorzaak een maagzweer met verbloeding
en/of perforatie had. In vergelijking met Akkermans (1),
vonden Peperkamp
et ai. (55) een duidelijke stijging in het
percentage vleesvarkens met maagzweren in ingezonden
sectiemateriaal. Senk en Sabec (62), Madec (44), en
D\'Allaire
et al. (17) gaven aan dat de oorzaak van sterfte bij
zeugen in respectievelijk 2.8%, 5.6% en 2.6% van de geval-
len kon worden toegeschreven aan maagzweren. Varkens
die voer krijgen met een hoge maalfijnheid kunnen al op 10-
11 weken leeftijd MSV vertonen. Bij jonge dieren zijn de
veranderingen minder ernstig dan bij oudere dieren. Twee
maanden na opleg worden 2 ä 3 maal zoveel laesies gevon-
den in vergelijking met het begin van de mestperiode (57).
Er bestaat geen verschil tussen borgen en gelten in prevalen-
tie van MSV in de pars oesophagea (15,23,45).

code

RISICO-FACTOREN

Management

Bij de mens en ratten is al langer bekend dat er een associatie
bestaat tussen blootstelling aan stress en het optreden van
maagzweren (18, 38). Dit heeft geleid tot de hypothese dat
stressfactoren in de intensieve veehouderij een bijdrage zou-
den kunnen leveren aan een verhoogde prevalentie van MSV
bij varkens. Bij varkens zijn er echter bijzonder weinig on-
derzoeken verricht die deze hypothese kunnen ondersteu-
nen. Recentelijk hebben Hessing
et al. (30) via experimen-
teel onderzoek in een klimaatstal laten zien dat het mengen
en verplaatsen van dieren een duidelijke toename veroor-
zaakt in de mate van voorkomen van MSV bij vleesvarkens
(Tabel 4).

T I J DSC H R I I-T VOOR D I L R (1 K N K K S K U N I) [■; , D K K 1 119, A F 1, L V E R I N (i 22, 1994

Tabel 2. Prevalentie van maagsli|mvliesveranderingen bij vleesvarkens af-
komstig uit een steekproef aan de slachtlijn.

prevalentie in %

Land Auteurs (jaar) aantal zonder ulcera

onderzochte hyperkeratose,
vleesvarkens erosies of ulcera

U.S.A.

Jensen e/o/. (1939)

20.000

5

België

Hoorense(a/. (1965)

24.000

66

1

U.S.A.

Kadele/a/. (1969)

1.318

33

II

Australië

Penny f/ü/. (1972)

1.125

-

10

U.K.

Penny t\'/o/. (1973)

1 801

-

2

Zweden

Bäckström er o/. (1974)

2.647

44

2

Brazilië

BivineM/. (1974)

3.113

41

11

Cuba

Szemerédi et u/(1979)

2.457

48

10

U.S.A.

Bäckström «u/. (1980)

2.699

-

5

Hongarije

Tamàse/a/. (1983)

14.711

7

32

Italië

Marcatoe*«/. (1989)

3.057

-

7

Zimbabwe Makinde t/ü/. (1992)

2.619

44

9

Nederland Hessing e/a/. (1992)

209

8

4

- : onbekend

Tabel 3. Prevalentie van inaagzweren bij zeugen, afkomstig uit ccn steek-
proef aan de slachtlijn.

prevalentie in %

Land Auteurs (jaar) aantal zonder ulcera

onderzochte hyperkeratose,
zeugen erosies of ulcera

Zweden Backström e/u/. ( 1974) 682 52 2

U.S.A. Biickströme/«/. (1980) 532 - 9

Nederland Hessing e/o/, (1992) 224 13 5

- : onbekend

-ocr page 331-

Tabel 4. Mate van voorkomen van maagslijmvllesveranderingen van de
pars oesophagea bij varkens die niet en wel werden gemengd en ver-
plaatst (Hessing et a/., 1992).

Maagwand

mengen en

niet mengen en

codering

verplaatsen

verplaatsen

(n=218)

(n=90)

1

114(52%)

83 (92%)

2 t/m 5

104(48%)

7 (8%)

X2 = 44.06. 1 df,p< 0.001

Klimaatomstandigheden

Bij registratie van MSV gedurende een heel jaar aan de
slachtlijn blijkt dat op het Noordelijk halfrond in de late win-
ter en het voorjaar een duidelijk hogere prevalentie van MSV
wordt waargenomen (32,33,63). De betekenis hiervan is on-
bekend. Het kan een aanwijzing zijn dat zich veranderende
klimaatomstandigheden gedurende de seizoenen direct of in-
direct invloed hebben op de mate van voorkomen van MSV.
Naar deze hypothese is onderzoek verricht in de klimaatstal
van de Stichting Klimaatstal Brabant in Boxtel. Er bleek
geen waarneembare invloed te zijn van intennitterende tocht
op de prevalentie van MSV bij varkens (30).

Transport

Transport over langere afstanden, waarbij de dieren vele
uren blootstaan aan stressvolle omstandigheden, heeft een
verhoging van MSV tot gevolg (54). Varkens die een nacht
overblijven op het slachthuis hebben een duidelijk hogere
prevalentie van MSV (7). Het vasten, dat hierbij gelijktijdig
optreedt, kan daarbij een belangrijke rol spelen.

Genetische verschillen

Bij het Duroc varken zou meer MSV voorkomen dan bij het
Groot Yorkshire varken (9). Hampshire en Groot Yorkshire
hebben een hogere prevalentie van maagulcera dan het
Landvarken (16). Ook bestaat er een toominvloed i n de mate
van voorkomen van MSV bij varkens (23, 30).

Infectieuze agentia

Er kunnen verschillende soorten bacteriön, en schimmels uit
maagulcera bij varkens worden geïsoleerd, maar geen ervan
wordt als een causaal agens beschouwd. In 1984 werd de iso-
latie van
Helicobacter pylori uit de maagmucosa bij de mens
in verband gebracht met het optreden van gastritis en recen-
telijk is duidelijk geworden dat dit micro-organisme inder-
daad een causaal agens is in het optreden van maag- en duo-
denumzweren (58). Voor het uitvoeren van phamia-
cologische experimenten in de bestrijding van
H. pylori
heeft men lang gezocht naar een diermodel, maar orale chal-
lenge van volwassen en neonatale laboratoriumdieren zoals
muizen, ratten, konijnen, katten, fretten en cavia\'s had geen
resultaat. Het varken bleek wel vatbaar voor experimentele
infectie, en bij deze diersoort is onderzoek gedaan naar de re-
latie tussen het optreden van maagzweren en een infectie met
H. pylori. Experimentele infectie van neonatale gnotobioti-
sche varkens met
H. pylori gaf geen duidelijke macroscopi-
sche, maar wel microscopische veranderingen te zien na 4
weken (40). Na experimentele infecties kan
H. pylori ver-
schillende maanden bij het varken in de maag aanwezig zijn
en het aantal gekoloniseerde gebieden in de maag neemt met
de tijd toe; er treden echter geen macroscopisch pathologi-
sche afwijkingen op (25). Observationeel onderzoek bij con-
ventioneel gehouden slachtvarkens heeft duidelijk gemaakt
dat besmetting van vleesvarkens met
H. pylori in de praktijk
geen rol van betekenis speelt (8,39).

\'Mil
ÊélBÈ

■ il m

!^ÊÊÈÊÊÊÊÊÊm

Galrejlitx

Reed en Kidder (59) vonden een hoge correlatie tussen gal-
kleuring en het optreden van erosies/ulcera in de pars oeso-
phagea bij varkens; 66% van de onderzochte varkens in een
aselecte steekproef hadden galstofimbibitie. Een lichtgele
verkleuring duidt op een recente reflux van gal vanuit het
duodenum waarschijnlijk veroorzaakt door vasten voor
transport naar de slachterij in combinatie met het slachtpro-
ces (14, 59). De meer donkergele tot groene verkleuring van
de pars oesophagea duidt echter op een al langer optredende
reflux van gal en juist in deze gevallen wordt een associatie
gezien met ernstige MSV. In humaan onderzoek is aange-
toond dat galreflux vrijwel alleen optreedt bij patiënten met
een maagzweer (60) en dat gal bij reflux in de maag het
slijmvlies kan aantasten (12). Het mechanisme van ver-
hoogde galreflux bij patiënten met maagulcera is onbekend,
maar zou kunnen worden veroorzaakt door verstoring van de
antrale maagmotiliteit (60). Galreflux zou de ernst van MSV
verhogen en het genezingsproces negatief beïnvloeden.

Pelleteren van voer

Pelleteren, waarbij meestal met behulp van een hittebehan-
deling voer door middel van persen door een matrijs tot vaste
korrels wordt gemaakt, is geassocieerd met een verhoogde
prevalentie van MSV bij varkens (14, 66). Pelleteren ver-
kleint de deeltjesgrootte bij het vervloeien van de voedsel-
massa in het persproces. De eventuele hittebehandeling die
bij het persproces wordt gegeven kan het gelatineren van zet-
meel veroorzaken. Een verhoogde beschikbaarheid van deze
fermenteerbare koolhydraten kan via omzettingen door
Lactobacilli zorgen voor een verhoogde maagzuurproduktie
(24).

Maalfijnheid van voer

Via experimenteel onderzoek is aangetoond dat zeer fijn ge-
malen voer geassocieerd is met een hogere mate van voorko-
men van MSV bij varkens (28, 35, 50, 56). Via experimen-
teel onderzoek is aangetoond dat bij inname van fijn
gemalen voer de maaginhoud vloeibaarder wordt, waar-
schijnlijk als gevolg van een grotere produktie van maagsap-
pen (45, 50). Ondanks het feit dat een fijngemalen voeder
een duidelijk kortere retentietijd in de maag heeft dan een
grover gemalen voer, is het mogelijk dat door de meer vloei-
bare inhoud van de maag meer contact mogelijk is tussen de
zure maaginhoud en de relatief onbeschemide pars oesopha-
gea (50). Het grover malen van voeders (28, 35, 57) of het
toevoegen van een vezelige voederfractie (49, 56) aan een
fijn gemalen voer heeft een duidelijk preventieve werking
ten aanzien van het optreden van MSV. In de veevoederin-
dustrie worden de voeders vaak fijn gemalen omdat het de
voederconversie en de pelletkwaliteit positief beïnvloed.
Door grover te gaan malen zou het optreden van MSV ver-
minderd kunnen worden. Dit effect moet dan wel afgewogen
worden tegen een eventueel verminderde voederconversie
en tegen de pelletkwaliteit.

Ruwvezelstructuur en ruwe celstofin het voer

De precieze rol die mwvezel en/of mwe celstof speelt bij de

-ocr page 332-

n\'lSld^ daflel!ll<e_flrp?Llnj/d i± »0)_______________

aoo

780
760
740
720
700
S80

1 2 3 4 5

maagslijmvlies codering pars ossophagea

Figuur 2. Gemiddelde dagelijkse groei in grammen per dag (t s.e.) van
458 vleesvarl<ens in relatie tot maagslijmvliesveranderingen in de pars
oesophagea (Eibers ets/.. 1994].

verlaging van de prevalentie van MSV bij varkens is onbe-
kend, maar is in verschillende onderzoeken naar voren geko-
men. Maxwell
et al. (49), Roth et al. (61) en Potkins et al.
(56) vonden dat toevoeging van havermoutdoppen aan het
voer een beschermende werking had op de mate van voorko-
men van MSV bij varkens. Henry (29) vond een vemiinde-
ring van MSV als ruwvezel in de vorm van cellulose werd
toegevoegd. Echter, wanneer deze ruwvezelbronnen in fijn-
gemalen vorm aan het voer worden toegevoegd, werd de be-
schermende werking vooreen groot deel opgeheven. Dit kan
betekenen dat de partikelgrootte/fysische vorm van de ruw-
vezel/ruwe celstof belangrijker is dan het toevoegen ervan.
Lawrence (41) postuleert dat voeders die rijk zijn aan ruwve-
zel mogelijk hun beschermende werking ten aanzien van
MSV te danken hebben aan hun deeltjesgrootte.

VÜEDERADDITIEVEN TER PREVENTIE VAN MAAG-
SLIJMVLIESVERANDERINGEN BIJ VARKENS
Histamine-blokkers

Er zijn voorzichtige aanwijzingen dat toevoeging van
Cimetidine, een histamine-blokker, aan het voer (15 mg/kg
lichaamsgewicht) de mate van voorkomen van maagulcera
bij varkens zou kunnen verlagen (3). Hedde
et al. (28) kon-
den met de toevoeging aan het voer van twee andere hista-
mine-blokkers, metiamide (5-100 ppm) en SK&F 93479 (2-
[[2-[[[5-[(dimethylamino)methyl]-2-furanyl]methyl]
thio]ethyl]amino]-5-[(6-methyl-3-pyridinyl)methyl]-4(H)-
pyrimidinone, trihydrochloride) (6-54 ppm), geen verlaging
van de mate van voorkomen van maagulcera bewerkstelli-
gen.

Natrium-polyacrylaat (PANaJ

PANa is een poly-anionische hoogmoleculaire verbinding,
die in een waterige omgeving sterk viscositeitsverhogende
eigenschappen heeft. Daamaast vermindert het de vrije pep-
sine-concentratie in de maag. Toevoeging van PANa aan het
voer zou expenmenteel op te wekken maagulcera bij ratten
en cavia\'s verminderen (36, 37). De resultaten van experi-
menten met PANa bij varkens zijn niet éénduidig:
Yamaguchi
et al. (67) vonden een indicatie vooreen preven-
tieve werking van PANa op de mate van voorkomen van

MSV, met name bij een hoge concentratie (0.5%), terwijl
Roth
et al. (61) en Alaviuhkola et al. (2) bij een toevoeging
van 0,1 % respectievelijk 0,2% geen effect zagen.
Toepassing van een andere viscositeitsverhogende stof zoals
cellulose gaf geen verschil te zien in het optreden van MSV
in vergelijking met controlegroepen (48).

Vitamine U

Door een aantal onderzoekers is het effect van vitamine U (=
methylmethionine sulphoniumchloride) op het optreden van
MSV onderzocht (26, 65). Tamas
et al. (65) vonden bij toe-
voegingen van vitamine U aan het voer minder uitval bij de
vleesvarkens door maagzweren en de frequentie van MSV
was lager. Fogarty
et al. (26) vonden geen significant effect
van vitamine U op het optreden van MSV.

ECONOMISCHE CONSEQUENTIES
In de literatuur zijn er tegenstrijdige resultaten gepubliceerd
ten aanzien van de economische consequenties van MSV bij
varkens (52). Ehrensperger
et al. (21), Dobson et al. (20) en
Bäckström
et al. (7) konden geen indicatie vinden voor ver-
minderde groei in associatie met MSV bij varkens, terwijl
Curtin
et al. (16), Berruecos en Robinson (9), Blackshaw en
Kelly (13), Hedde
et al. (28) en Hessing et al. (30) een nega-
tieve relatie vonden tussen het optreden van MSV en groei.
Een deel van de tweeslachtigheid in onderzoeksresultaten
kan gelegen zijn in de verschillende methoden van classifi-
catie van MSV en het gebruik van verschillende statistische
methodieken. Recentelijk hebben Eibers
et al. (23) een on-
derzoek gedaan naar de invloed van MSV in de pars oeso-
phagea op de groei van vleesvarkens. In figuur 2 wordt een
overzicht gegeven van de resultaten. Dieren zonder enige
verandering van het maagslijmvlies groeiden ca. 20
gram/dag meer dan dieren met hyperkeratose en/of kleinere
erosies in de pars oesophageas. Dieren met grotere erosies
en/of ulcera van de pars oesophagea groeiden gemiddeld 63
gram/dag minder dan dieren zonder enige afwijking van het
maagslijmvlies.

CONCLUSIE

Maagslijmvliesveranderingen bij varkens komen in
Nederiand veel voor. Over de Pathogenese is weinig bekend
en een multifactoriële achtergrond wordt verondersteld.
Verschillende risicofactoren worden besproken. Het niet
mengen en verplaatsen van dieren geeft een duidelijke ver-
mindering van het optreden van MSV. Ook blijkt dat via de
voeding een duidelijke vermindering wordt verkregen van
het aantal en de emst van de MSV. De voedingsfactoren die
van invloed zijn lijken de verdeling van de deeltjesgrootte
als gemeenschappelijke factor te hebben. Of dit effect voor-
namelijk bepaald wordt door een verkleining van de fractie
fijne deeltjes of door een vergroting van de fractie grove de-
len is nog niet duidelijk. Naast de vraag of maagslijmvlies-
veranderingen kunnen worden getolereerd uit oogpunt van
welzijn, is het voor de agrarische sector van belang te weten
dat maagslijmvliesveranderingen een negatieve invloed
kunnen hebben op de produktie.

SUMMARY

Oesophagogastric lesions in swine.

Oesophagogastric lesions are a worldwide problem in swine. After exten-
sive research in the 1960s, with primarily indications for a relationship with
nutrition, no new reports were published for a long time. Recently, oesopha-
gogastric lesions in swine have come to the centre of attention again, be-
cause there are indications for an increase in the prevalence of oesophago-

-ocr page 333-

gastric lesions, and in particular ulcers, in swine. Therefore recent advances
in the field are reviewed. The pathogenesis, prevelance, risk factors and eco-
nomic consequences of oesophagogastric lesions are discussed.

LITERATUUR

1. Akkermans JPWM. Aantekeningen bij ingezonden sectiemateriaal in
het kader van "screening Afrikaanse varkenspest\'. Tijdschr Dierge-
neeskd 1986; III: II15-8.

2. Alaviuhkola T, Hautala M, Suomi K, and Vuorenmaa J. Effect of barley
grinding method and sodium polyacrylate supplement in the diet on the
performance and stomach ulcer development of growing finishing pigs.
Agric Sci FinI 1993:2:481-6.

3. Anderson LC, Mitchell J, Ringler DH, and Bohr DF. Cimetidine pro-
phylaxis for gastric ulcers in laboratory swine. Lab Anim Sci 1981: 31:
498-501.

4. Argenzio RA. Secretory functions of the gatrointestinal tract. In Duke\'s
physiology of domestic animals\', ed. MJ Swenson, 10th edition, Ithaca
NY, Cornell University Press, USA, 1992: 290-300.

5. Bäckström L, and Björklund NE. Gastric lesions in swine. A study of in-
cidence under different environmental conditions at abattoir before
slaughter. Proc 12th Nordic Vet Congress, 7-10 August 1974,
Reykjavik: 262.

6. Bäckström L, Johnson W, Memon, M, and Hoefling D. Diseases in
swine recorded by post-slaughter checks at a slaughterhouse in West
Central Illinois. Proc 6th Int Pig Vet Soc Congress, Copenhagen,
Denmark, 1980:359.

7. Bäckström L, Crenshaw T. and Shenkman D. Gastric ulcers in swine: ef-
fects of dietary fiber, com particle size and preslaughter stress. Proc 6th
Int Congress Anim Hygiene, Skara, Sweden, 1988: 538-42.

8. Bergann T. Isolierung helicaler, campylobacterähnlicher Keime aus
Schweinemägen. Mh Vet Med 1991; 46: 649-51.

9. Berruecos JM, and Robinson OW. Inheritance of gastric ulcers in swine.
J Anim Sci 1972:35:20-4.

10. Bethlehem M en Visser IJR. Sectiebevindingen bij mestvarkens gedu-
rende de periode 1979-1989. Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117: 82-6.

11. Bivin WS, De Barros CL, De Barros SS, and Dos Santos MN. Gastric ul-
cers in brazilian swine. J Am Vet Med Assoc 1972; 164: 405-7.

12. Black RB, Hole D, and Rhodes J. Bile damage to the gastric mucosal
barrier: the influence of pH and bile acid concentration. Gastroentero-
logy 1971:61: 178-84.

13. Blackshaw JK. and Kelly WR. Effects of gastric ulceration on growth
rate of intensively reared pigs. Vet Rec 1980; 106: 52-4.

14. Chamberlain CC. Merriman GM, Lidvall ER, and Gamble CT. Effects
of feed processing method and diet form on the incidence of esophago-
gastric ulcers in swine. J Anim Sci 1967; 26: 72-5.

15. Conley GO, Kratzer D, and Bicknell EJ. Genetic analysis of gastric ulce-
ration in sw ine. J Anim Sci 1967; 26: 884-5.

16. Curtin TM, Goetsch GD, and Hollandbeck R. Clinical and pathological
characterization of esophagogastric ulcers in swine. J Am Vet Med
Assoc 1963; 143:854-60.

17. D\'Allaire S, Drolet R, and Chagnon M. The causes of sow mortality: a
retrospective study. Can Vet J 1991: 32: 241 -3.

18. Davies PR. Gastric ulcers in pigs and humans: comparative aspects of e-
thiology and risk factors. In Allen D. Leman Swine Conference, The
evolution of the swine veterinary profession\', Ed. R Cronje, Vet
Continuing Education and Extension, Univ of Minnesota, USA, 1993:
129-35.

19. Deen J. The problem of gastrophageal ulcers: a field description. In
Allen D. Leman Swine Conference, The evolution of the swine veteri-
nary profession\', Ed. R Cronje, Vet. Continuing Education and
Extension, Univ. of Minnesota, USA, 1993: 137-8.

20. Dobson KJ, Davies RL, and Cargill CF. Ulceration of the pars oesopha-
gea in pigs. Austr Vet J 1978; 54: 601 -2.

21. Ehrensperger F, Jucker H, Pfirter H P, Pohlenz J, and Schlatter C. The in-
fluence of food composition on the occurrence of oesophagogastric ul-
cers and on fattening performance in pigs. J Vet Med [A] 1976; 23: 265-
76.

22. Eich KO. Maagzweren. In "Handboek varkensziekten\', ed. KO Eich,
uitgeverij Terra, Zutphen, 1987: 212-3.

23. Elbers ARW, Hessing MJC, Tielen MJM, and Vos JH. Growth and oe-
sophagogastric lesions (25-107 kg live weight) offered finely ground
pelleted feed ac/Wfti/i/m. Vet Rec 1994 (geaccepteerd).

24. Embaye H, Thomlinson JR, and Lawrence TLJ. Histopathology of eso-
phagogastric lesions in pigs. J Comp Path 1990; 103: 253-64.

25. Engstrand L, Rosberg K, Hübinette R, Berglindh T, Rolfsen W, and
Gustavsson S. Topographic mapping of
Helicobacter pylori colonisa-
tion in longterm infected pigs. Inf Immun 1992: 60: 653-6.

INifl
ÉMtaii

ftUift

mÊÊÊÊ

26. Fogerty RM, Kopinski JS, Young RA, and Cameron RDA. Endoscopic
assessment of a nutritional treatment (Vitamin U) of gastric ulcers. Proc
12th IPVS, The Hague, the Netherlands, 1992: 615.

27. Gruys E. Pathologische anatomie van nutszoogdieren. VII. Pathologie
van het mestvarken. Dier en Arts 1987: 2: 282-91.

28. Hedde RD, Lindsey TO, Parish RC, Daniels HD, Morgenthien EA, and
Lewis H B. Effect of diet particle size and feeding of H2 - receptor anta-
gonists on gastric ulcers in swine. J Anim Sci I985;61: 179-86.

29. Henry Y. Nutritional effects of including purified cellulose in the diet of
the growing-finishing pig. III. Influence upon the development of eso-
phagogastric ulcers. Ann Zootech 1970: 19: 117-41.

30. Hessing MJC, Geudeke MJ, Scheepens CJM, Tielen MJM, Schouten
WGP en Wiepkema PR. Slijmvliesveranderingen in de pars oesophagea
bij varkens: prevalentie en de invloed van stress. Tijdschr Diergeneeskd
1992; 117:445-50.

31. Hessing MJC. Individual behavioural characteristics in pigs and their
consequences for pig husbandry. PhD Thesis, Agricultural University of
Wageningen, 1994. 135 pp.

32. Hoorens J, Thoonen J, Cloet G, Neven P en Van Coillie JP. Maagulcera
bij slachtvarkens. VI Diergeneeskd Tijdschr 1965: 34: 112-7.

33. Jensen LB, and Frederick LD. Spontaneous ulcer of the stomach in
several domestic animals. J Am Vet Med Assoc 1939:95: 167-9.

34. Kadel WL, Kelley DC, and Coles EH. Survey of Yeastlike fungi and tis-
sue changes in esophagogastric region of stomachs of swine. Am J Vet
Res 1969:30: 401-8.

35. Kirchgessner M, Roth FX, Bollwahn W, and Heinritzi K. Fattening per-
formance, nutrient digestibility and gastric lesions in pigs in response to
a differing particle size of the feed. I. Influence of a finely and coarsely
ground meal. J Vet Med [A] 1985; 32: 641 -51.

36. Kokue E, Hayama T, and Nakamura T. Antiulccrogenic property of so-
dium polyacrylate on experimental ulcerations in rats. Jpn J Pharmacol
1974:24:621-4.

37. Kokue E, and Takahashi Y. Protective effect of sodium polyacrylate on
induced duodenal ulceration in guinea pigs. Jpn J Pharmacol 1976; 26:
760.

38. Koolhaas JM, and Oortinerssen GA van. Individual differences in dise-
ase susceptibility as a possible factor in the population dynamics of rats
and mice. Neth J Zoology 1988: 38: 111-22.

39. Körber-Goize B und Scupin E. Helicobacter pylori: Untersuchungen
beim Hausschwein. Dtsch tierärztl Wschr 1993; ioo: 465-8.

40. Krakowka S, Morgan DR, Kraft WG, and Leunk RD. Establishment of
gastric
Campylobacter pylori infection in the neonatal gnotobiotic pig-
let. Inf Immun 1987; 55: 2789-96.

41. Lawrence TLJ. Effects of dietary physical form on health and perfor-
mance of the growing pig. In "Proceedings of the inaugural Massey Pig
and Poultry Symposium 1990\', Massey University, New Zealand, 26-28
November 1990: 112-50.

42. Leman A. Gastric ulcer deaths increasing. Int Pigletter 1992: 11: 44.

43. Liebler EM, Pohlenz JF, and Whipp SC. Digestive system. In Disease
of swine, 7th edition, Eds. Leman AD, Straw BE, Mengeling WL,
D\'Allaire Sand Taylor DJ\'. Wolfe Publ, USA, 1992: 12-20.

44. Madec F. Causes of death in sow herds during the breeding period. Rec
McdVét 1984; 160:329-35.

45. Mahan DC, Pickett RA, Perry TW, Curtin TM, Fcatherston WR, and
Beeson WM. Influence of various nutritional factors and physical form
of feed on oesophagogastric ulcers in swine. J Anim Sci 1966; 25: 1019-
23.

46. Makinde MO, and Obwolo MJ. Abattoir survey of gastric ulcer in pigs in
Zimbabwe. Proc 12th Int Pig Vet Soc Congress, The Hague, the
Netheriands, 1992:387.

47. Marcato PS, Di Guardo G, D\'Onofno G, Mutinelli F, Marocchio L, and
Della Saida L. Gastric pathology of swine. I. Survey on 3,057 slaughte-
red pigs. Selezione Veterinaria 1989; 30: 167-76.

48.Maxson DW, Stanley GR, Perry TW, Pickett RA, and Curtis TM.
Influence of various ratios of raw and gelatinized com, oats, oat compo-
nents and sand on the incidence of esophagogastric lesions in swine. J
Anim Sci 1968:27:1006-10.

49. Maxwell CV, Reese NA, Müggenburg BA, Reimann EM, Kowalczyk T,
Grummer RH, and Hoekstra WG. Effects of oat hulls and other oat frac-
tions on the development of gastric ulcers in swine. J Anim Sci 1967:26:
1312-8.

50. Maxwell CV, Reimann EM, Hoekstra WG, Kowalczyk T, Benevenga
NJ, and Grunimer RH. Effect of dietary particle size on lesion develop-
ment and on the contents of various regions of the swine stomach. J
Anim Sci 1970:30:911-22.

51. Müggenburg BA, Reimann EM, Kowalczyk T, and Hoekstra WG.
Effect of reserpine and histamine in mineral oil-beeswax vehicle on gas-
tric secretion in swine. Am J Vet Res 1967:28: 1427-35.

-ocr page 334-

52. O\'Brien JJ. Gastric Ulcers. In \'Disease of swine, 7th edition, Eds.
Leman AD, Straw BE, Mengeling WL, D\'Allaire S and Taylor DJ\'.
Wolfe Publ, USA, 1992: 680-91.

53. Penny RHC, Edwards MJ, and Mulley. Gastric ulcer in the pig: a New
South Wales abattoir survey of the incidence of lesions of the pars oe-
sophagea. Br Vet J 1972; 128:43-9.

54. Penny RHC, and Hill FWG. Abattoir observations of ulceration of the
stomach of the pig. Vet Ann 1973, 14; 55-60.

55. Peperkamp NHMT, Maanen C van, Zuithoff SGT, Logtestijn GHM van.
Eibers ARW en Gruys E. Sektiebevindingen bij varkens: niet-geselec-
teerde inzendingen uit varkenspest-beschermingsgebieden van 1991
versus geselecteerde inzendingen van 1991-1992. Tijdschr Diergenees-
kd 1994 (geaccepteerd)

56. Potkins Z, Lawrence TLJ, and Thomlinson JR. Oesophagogastric para-
keratosis in the growing pig: effect of the physical form of barley-based
diets and added fibre. Res Vet Sci 1989; 47: 60-7.

57. Potkins Z, Lawrence TLJ, and Thomlinson JR. Oesophagogastric para-
keratosis in the growing pig: some effects of finely ground barley diets,
genotype and previous husbandry. Res Vet Sci 1989; 47: 68-74.

58. Rauws EAJ, and Tytgat GNJ. Cure of duodenal ulcer associated with
eradication ofWW;coAac/efrpy/on. The Lancet 1993;335: 1233-5.

59. Reed JH, and Kidder DE. A post-mortem survey of the relationships be-
tween bile staining and ulceration of the oesophageal portion of pig\'s
stomach. Res Vet Sci, 1970; 11: 438-40.

COMPENDIUM OF ANIMAL
REPRODUCTION

P. Broers (ed.), Uiig. Interx\'et International B. V., 1994,
ISBN 90-801886-1-1, 259pagina \'s.

Aan de totstandkoming van dit boek hebben naast de redac-
teur een elftal auteurs een bijdrage geleverd. Het boek(je) be-
vat twaalf hoofdstukken waarin vele duidelijke tabellen en
figuren zijn opgenomen. Het eerste hoofdstuk geeft een zeer
beknopt overzicht (11 pagina\'s) betreffende met name een
aantal endocriene aspecten van de voortplanting bij zoogdie-
ren. De titel van dit hoofdstuk \'Physiology of reproduction in
mammals\' is in dit verband overigens wel wat hoog gegre-
pen. Na dit inleidende hoofdstuk volgen hoofdstukken be-
treffende de voortplanting (vrouwelijk en mannelijk dier) bij
rund, paard, varken, schaap, geit, hond, kat, konijn en zelfs
ook buffel en kameel.

60. Rhodes J, Bamardo DE, Phillips SF, Rovelstad RA, and Hofmann AF.
Increased reflu.x of bile into the stomach in patients w ith gastric ulcer.
Gastroenterology 1969; 57: 241-52.

61. Roth FX, Kirchgessner M, Bollwahn W, und Heinritzi K. Fattening per-
formance, nutrient digestibility and gastric lesions in pigs in response to
a differing particle size of the feed. II. Influence of a supplement of so-
dium polyacrylate and coarse oat bran. J Vet Med [A] 1985; 32: 652-61.

62. Senk L, and Sabec D. Causes of death in large pig herds. J Vet Med [B]
1970; 17: 164-74.

63. Szemerédi G, and Sola A. On the role of meteorological factors in the
development osoesophageal-gastric ulcer of pigs under tropical condi-
tions. Magy Alltorv Lap 1979; 34: 176-8.

64. Tamas J, Bokori J, and Hegediis M . Oesophagogastric ulcer in swine and
vitamin U. I. Relative incidence of the syndrome in Hungary. Acta Vet
Hungarica 1983:31: 145-53.

65. Tamas J, Hegediis M, and Bokori J . Oesophagogastric ulcer in swine and
vitamin U. III. Reduction of economic losses by vitamin U. Acta Vet
Hungarica 1986; 34: 81-92.

66. Varga F, Masic V, Durica G, and Kolaric S. The influence of pelleted
and ground diets on the occurence of gastric ulcers in fattening swine.
VetGlasnik 1986:38,4:291.

67. Yamaguchi M, Takemoto T, Sakamoto K, Asano T, Uchimura M, and
Masuda 1. Prevention of gastric ulcers in swine by feeding of sodium po-
lyacrylate. Am J Vet Res 1981; 42:960-2.

plaatsvinden.

- Het (in een tabel) vermelden van een positieve \'mem-
braanslip\' op 30 dagen dracht bij het rund kan zonder ver-
dere toelichting tot misverstanden leiden.

- Voorts wordt er bijvoorbeeld wat de hond betreft op zijn
minst de indruk gewekt dat bij primaire weenzwakte snel
een keizersnede moet worden uitgevoerd.

- Ook de referenties betreffende dystocia bij de poes zijn
niet gelukkig gekozen.

Afgezien van deze opmerkingen kan worden gesteld dat dit
goed uitgevoerde en handzame (12x 17cm) boek zowel voor
praktizerende dierenartsen als studenten een handige hulp
kan zijn. Het is uiteraard geen leerboek, maar het biedt per
diersoort op een makkelijk toegankelijke wijze vooral basis-
kennis en feiten en daarmee tevens een ingang naar verdere
studie.

Uiteraard kan de uitgever wat betreft de toegepaste therapeu-
tica niet als strikt neutraal worden beschouwd. Echter, de
produktinformatie is in de vorm van hoofdstuk 12 apart van
de overige tekst gehouden.

G.C. van der Weijden

De hoofdstukken zijn redelijk uniform en duidelijk van op-
zet. Zowel het individuele dier als (indien van toepassing)
bedrijfsaspecten komen aan de orde. Bij de samenstelling
van een boekje als deze moesten onvermijdelijk keuzes wor-
den gemaakt, bijvoorbeeld bij het verwerken en vermelden
van referenties. Een enkele keer heeft dit geleid tot het ver-
werken van \'minder zware\' referenties. Helaas heeft dit
soms geresulteerd in inhoudelijke onjuistheden. Enkele
voorbeelden:

- Transport van de eicel naar de uterus bij het paard duurt
niet drie dagen maar, zoals algemeen geaccepteerd,
meestal 6 dagen.

- Verwarrend is ook de enige malen herhaalde opmerking
dat bevruchting bij het paard tot 30 uur na ovulatie kan

T IJ D s C H R I F r VOOR D I E R (i E N E E S K U N D E , D EEL 119, A I\' LEVERING 22, 1994

674

-ocr page 335-

RENALE TUBULAIRE ACIDOSE (TYPE 2) BIJ EEN
FRIESE MERRIE

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 675-77

J.H. vanderKolk^

SAMENVATTING

Een 2 jaar oude Friese merrie werd vanwege sloomheid
sinds een aantal weken naar de Faculteit Diergenees-
kunde gestuurd. Bij laboratoriumonderzoek werd een
ernstige metabole acidose gevonden in combinatie met
een hypokaliëmie, terwijl de urine zuur was. Substitutie-
therapie van de renale tubulaire acidose (ty pe 2) resul-
teerde in herstel.

INLEIDING

Renale tubulaire acidose (RTA) is een aandoening, waarbij
sprake is van metabole acidose ten gevolge van verminderde
netto tubulaire H30\'\'\'-excretie. RTA komt bij het paard spo-
radisch voor en is bij deze diersoort in 1984 voor het eerst
vermeld (8). In de literatuur zijn tot op heden slechts 5 paar-
den met deze aandoening beschreven (2,3,5,6,8). In dit arti-
kel wordt een Friese merrie met renale tubulaire acidose be-
schreven.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een niet-drachtige Friese merrie van 2 jaar oud werd aange-
boden aan de Kliniek voor Inwendige Ziekten der Grote
Huisdieren met als klacht dat zij sinds een aantal weken te
sloom was.

KLINISCH ONDERZOEK

Bij aankomst in de Kliniek was de merrie in een goede ver-
zorgings- en voedingstoestand, maar maakte een slome in-
dmk. Bij algemeen lichamelijk onderzoek werd een regel-
matige, costo-abdominale ademhaling gevonden met een
frequentie van 16 per minuut. De pols had een frequentie van
40 en was regelmatig, krachtig en equaal. De lichaamstem-
peratuur bedroeg bij aankomst 37,7 °C. De extremiteiten wa-
ren voldoende warm. De slijmvliezen waren roze, vochtig en
vertoonden geen bloedingen of laesies. De sclerae waren wit.
De turgor was goed. De lymfeknopen waren niet vergroot en
niet pijnlijk. Bij onderzoek van het respiratie- en circulatie-
apparaat werden geen afwijkingen vastgesteld. Onderzoek
van de digestietractus leverde evenmin bijzonderheden op.
Het rectale onderzoek verliep negatief en in het rectum was
normale mest aanwezig.

LABORATORIUMONDERZOEK
Het routine-bloedonderzoek leverde 7,7 G.L"\' leucocytenop
(nomiaal 7-10 G.L \') met 53% segmentkemige granulocy-
ten en 47% lymfocyten en een hematocriet van 0,29 L.L"\'

Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding der Grote Huisdieren. Faculteit
Diergeneeskunde. Universileil Utrecht. Poslhus 80.1350S TD Utrecht.

(normaal 0,36-0,42 L.L"\'). Het totale eiwitgehalte in het se-
rum bedroeg 54 g.L"\' (normaal 60-90 g.L"\') met de volgende
electroforese: 67,1% albumine, 9,5% alfa-globulines, 13,2%
beta-globulines en 10,2% gamma-globulines. De totale bili-
rubine-concentratie (23,8 ixmol.L"\', waarvan 22,0 ixmol.L"\'
ongeconjugeerd), de ureumconcentratie (6,1 mmol.L"\'), de
creatinine-concentratie (136 |xmol.L"\') en de activiteit van
de leverenzymen waren niet afwijkend. De plasmakalium-
concentratie was veriaagd (2,9 mmol.L"\'), terwijl de plasma-
concentratie van natrium (135 mmol.L"\') normaal was. De
plasma-chloorconcentratie was licht verhoogd (113 mmol.
L"\'). De veneuze pH was 7,154 met een base excess van -
15,3 mmol.L"\', een PCO2 van 5,1 kPa en een actuele
HCO3"
van 13,0 mmol.L"\'. Door middel van catheterisatie verkre-
gen urine was iets troebel en geel van kleur met een soorte-
lijk gewicht van 1.040. De geur was niet afwijkend. De pH
van de urine was 5 en de kookproef op eiwit volgens Bang
veriiep negatief Bij parasitologisch onderzoek van de faeces
werden meerdere strongylus type eieren aangetroffen en veel
eieren van
Parascaris equorum. Bacteriologisch onderzoek
van de faeces veriiep negatief

KLINISCH VERLOOP

Na toediening van in het totaal 3,2 mol natriumbicarbonaat
(4,2%) intraveneus en 100 g KCl en 125 g natriumbicarbo-
naat per os gedurende drie dagen normaliseerden de pH, de
base excess en de plasmakaliumconcentratie. Zeven dagen
na opname was het paard hersteld en werd ontslagen.

DISCUSSIE

In geval van een emstige metabole acidose en de afwezig-
heid van andere symptomen van nierfalen (nomiale creati-
nine- en ureumconcentraties) of diarree wordt een afwijking
van de niertubulus waarschijnlijk. Bij verdenking op RTA is
van belang de pH van de urine en de plasmakaliumconcen-
tratie te meten (naast de pH, BE, pCOj en HCO\'j in het
bloed) (1).

Ten behoeve van het handhaven van de zuur-base-balans
zorgt de nier voor de excretie van zuur en de reabsorptie van
bicarbonaat. De reabsorptie van bicarbonaat vindt plaats di-
rect na de glomerulusfiltratie in de proximale niertubulus.
Ten gevolge van de bicarbonaatreabsorptie vindt in de proxi-
male niertubulus excretie plaats van HßO"^, welke wordt uit-
gewisseld met Na^. De proximale niertubulus is echter niet
in staat een significante H30^-gradiënt le bewerkstelligen,
waardoor de vloeistof daar ter plaatse niet duidelijk van pH
veriaagt. De pH-daling vindt met name plaats door belang-
rijke H30\'\'"-excretie in de distale niertubulus (1).
Bij de mens zijn 3 types RTA beschreven, namelijk type 1
(distale tubulus), type 2 (proximale tubulus) en type 4. Wat
voorheen type 3 werd genoemd blijkt een variant van type 1
te zijn.

Type 1 RTA wordt gekenmerkt door een afname van de
netto H30\'\'\'-excretie in de distale tubulus. Bij type 2 RTA is

-ocr page 336-

de reabsorptie van bicarbonaat in de proximale tubulus ver-
minderd, maar er kan opnieuw een steady state worden be-
reikt. Aldus betreft type 2 RTA een zelf-limiterende aandoe-
ning (4). Type 4 RTA wordt veroorzaakt door aldosteron-
deficiëntie of -resistentie en gaat gepaard met hyperkaliëmie
(4). De hypokaliëmie bij type 1 RTA wordt waarschijnlijk
veroorzaakt door de combinatie van milde volume-depletie
en toename van de aldosteron-concentratie in het bloed. De
oorzaak van de hypokaliëmie bij type 2 RTA is onduidelijk
(1).

Bij het paard zijn tot op heden alleen de types 1 en 2 beschre-
ven en wel respectievelijk bij 3 (3,6,7) en twee paarden (2,5).
Het betrof 2 Quarter horses, een Appaloosa, een Tennessee
walking horse en een Trakehner, die in leeftijd varieerden
van 2 tot 14 jaar. De groep van vijf paarden bestond uit 4
merries en één hengst (2,3,5,6,7). Kruising van een tweetal
van deze paarden leverde een ogenschijnlijk normaal veulen
op (6).

De 3 paarden met type 1 RTA hadden allen alkalische urine
en de paarden met type 2 RTA hadden zure urine. Zure urine
in geval van RTA duidt erop dat de functie van de distale
niertubulus intact is (5).

Types 1 en 2 kunnen bij het paard worden onderscheiden in
geval van alkalische urine door de verstrekking van 0,1 g
NH4Cl/kg lichaamsgewicht via een neussonde (6). Het op
deze wijze niet kunnen induceren van zure urine (pH = 6,0 -
6,5) is bewijzend voor distale RTA (type 1) (3).
Bij alle paarden met RTA werden anorexie en sloomheid ge-
meld, terwijl bij 2 van de vijf paarden chronische vermage-
ring werd vastgesteld. Urine-onderzoek leverde bij 3 van de
vijf paarden een (voorbijgaande) proteïnurie op. Het soorte-
lijk gewicht van de urine varieerde van 1.015 tot 1.033.
Bloedonderzoek duidde in alle gevallen op een emstige me-
tabole acidose in combinatie met bij vier van de vijf hypoka-
liëmie, waarbij de pH varieerde van 6,99 tot 7,115
(2,3,5,6,7). Bij alle 5 in de literatuur beschreven paarden met
RTA kon geen oorzaak worden vastgesteld, ondanks het ne-
men van een nierbiopt en echografie bij 2 paarden (6).
Bij RTA bestaat de therapie steeds uit de substitutie van KCl
en bicarbonaat op geleide van het bloedonderzoek (3).
De prognose voor beide types RTA is gunstig want na substi-
tutie trad bij alle patiënten herstel op met een follow-up van 7
-28 maanden (2,3,5,6,7).

m

SÄff-i^NPlir*!^! I ii ■

All n 1\' n r 1

SUMMARY

Renal tubular acidosis (type 2) in a Friesian mare

A 2-year-old Friesian mare was examined because she had been sluggish for
a few weeks. Blood biochemistry showed that concentrations of creatinine
(136
tJi.mol.L-\') and urea nitrogen (6.1 mmol.L-\') in plasma were within
their normal limits. Severe metabolic acidosis was apparent; the venous pH
was 7.154 and the bicarbonate concentration was 13 mmol. L-\'. The base ex-
cess amounted to -15.3 mmol.L"\' and the venous PCO2 measured 5.1 kPa.
Plasma sodium was normal (135 mmol.L"\') and plasma chloride (113
mmol.L"\') was slightly elevated, but there was a hypokalaemia (2.9
mmol.L"\'). The urine had a specific gravity of 1.040 and a pH of 5. These
findings indicated type 2 renal tubular acidosis. The blood values returned
to normal 3 days after treatment with sodium bicarbonate as a 4.2 per cent
solution (3.2 mol m total) and additional bicarbonate (125 g) and potassium
chloride (100 g) administered orally.

LITERATUUR

1. Davidman M, and Schmitz P. Renal tubular acidosis a pathophysiologic
approach. Hosp Pract 1988; 23: 77-96.

2. Kolk JH van der, and Kalsbeek HC. Renal tubular acidosis in a marc. Vet
Rec 1993; 133:43-4.

3. O\'Leary Hansen T. Renal tubular acidosis in a mare. Compend Contin
Educ Pract Vet 1986; 8: 864-6.

4. Rose BD. Clinical physiology of acid-base and electrolyte disorders.
McGraw-Hill, New York. 1989; 527-39. 3^\'\' edition.

5. Trotter GW, and Miller D. Type II renal tubular acidosis in a mare. J Am
Vet Med Assoc 1986; 188: 1050-3.

6. Ziemer EL, Parker HR, Carlson GP, Smith BP, and Ishizaki G. Renal tu-
bular acidosis in two horses: diagnostic studies. J Am Vet Med Assoc
1987; 190:289-93.

7. Ziemer EL, Parker HR, Carlson GP, and Smith BP. Clinical features and
treatment of renal tubular acidosis in two horses. J Am Vet Med Assoc
1987; 190:294-6.

8. Ziemer EL, Parker HR, and Carlson GP. Renal tubular acidosis in two
horses (abstract). ACVIM Proc 2nd Annu Forum and 12th Annu Sci
Progrl984;39.

ACTINOBACILLUS EQUULI

Studentenreferaten

N.A.G. Knijn; SR\\310\\94: 27 pp met 3 bijlagen.

A. equuli is een van de veroorzakers van infecties bij het
jonge veulen zoals sepsis, nefritis, meningitis uveitis e.a.
Ook bij oudere veulens en bij volwassen dieren veroorzaakt
dit micro-örganisme problemen zoals bijvoorbeeld endocar-
ditiden, pericarditiden, arthritiden, abortus e.a.
Op basis van een uitvoerig literatuuronderzoek worden de
volgende conclusies getrokken:

- de infectie heeft meestal per os plaats; ook navelinfecties
zijn mogelijk;

- de diagnose sepsis is in het beginstadium moeilijk te stel-
len; de klinische symptomen zijn niet specifiek;

- behandeling dient te bestaan uit het toedienen van antibio-
tica (intraveneus, intramusculair, locaal) indien nodig on-
dersteund door vloeistoftherapie, tranquilizers en \'suppor-
tive care\' als het geven van warmte, zuurstof, adrener-
gische agonistene.a.;

- de prognose van een bacteriële sepsis bij pasgeboren veu-
lens is slecht.

Dc volgende preventieve maatregelen worden aanbevolen:

- het zorgen voor een goede algemene gezondheidstoestand
van de merrie;

- het toepassen van een goede hygiëne in de kraamstal zeker
wanneer hier meerdere merries moeten werpen;

- het snel laten opnemen van voldoende colostrum. Bij het
bestaan van problemen moet extra worden gegeven en
moeten intraveneus gammaglobulines worden toegediend;

- het meerdere malen desinfecteren van de navelstreng-
stomp;

- het niet verplaatsen van de merrie de laatste twee maanden
van de graviditeit waardoor het dier gelegenheid krijgt an-
tilichamen te vormen ten opzichte van de stalspecifieke
flora.

Op probleembedrijven dient overwogen te worden de merrie

buiten te laten veulenen (werd, voordat er antibiotica en che-
motherapeutica werden toegepast, vaak en met succes toege-
past). Een goede scriptie (referent).

-ocr page 337-

VOEDINGSMIDDELENHYGIENE

Referaten

Therapie der Oedemkrani<heit/ Colikomplex der Ab-
satzferkel-Wo stehen wir heute?

A. Bölckei und G. Bilkei. Berl Münch Tierärztl Wschr 1994:
107: 82-5.

In dit artikel wordt op basis van oude en recent verschenen li-
teratuur een overzicht gegeven van de huidige kennis over
etiologie, pathogenese, klinische verschijnselen en therapie
van slingerziekte.

De etiologie is complex; zeker is dat bepaalde toxinen pro-
ducerende E.-coli-stammen van betekenis zijn. Ten aanzien
van de pathogenese worden een vijftal theorieën genoemd,
die min of meer samengaan en die terug te voeren zijn op de
pathogene invloed van E.-coli-bacteriën (hoge bloeddruk in
het centrale zenuwstelsel, de vomiing van endotoxonen en
van enterotoxinen, overgevoeligheidsreacties ten opzichte
van lipopolysacchariden van de bacteriën en het ontstaan van
immuuncomplexen).

Klinisch kent men drie verschijningsvormen met de kenmer-
ken van zenuwverschijnselen, darmstoomissen en shock.
De profylaxis bestaat in een voederregime en in het voorbe-
hoedend geven van antibiotica en/of chemotherapeutica op
basis van vooraf bepaalde gevoeligheden van de verdachte
E.-coli.

Gewezen wordt op onderzoekingen met betrekking tot het
verstrekken van vitaminepreparaten, spoorelementen, lacto-
bacillen, antihistaminica, neuroloeptica en corticosteroïden.
(Vreemd is het, dat geen onderzoekingen van Nederianders
worden genoemd en voorts dat men speendiarree en slinger-
ziekte als een ziektecomplex beschouwt ref).

J.P.W.M. Akkermans

PAARD

Differential diagnosis and treatment of acute onset
coughing in the horse.

T Mair, In Practice 1994; 16: 154-62.

Ziekten van bet ademhalingsapparaat zijn de meest voorko-
mende aandoeningen bij het paard. Bij aangetaste dieren hoort
men hoesten en ziet men neusuitvloeiing, een bemoeilijkte
ademhaling en vermoeidheid.

Hoesten is het verschijnsel, dat door de eigenaars het eerst
wordt opgemerkt.

In het artikel wordt ingegaan op de acute aandoeningen bij
oudere veulens en paarden zoals rhinopneumonitis, influ-
enza, goedaardige droes, parasitaire en bacteriële infecties,
allergieën e.a.

Bij de differentieel diagnostiek moet men letten op de leef-
tijd van het dier, contacten met andere paarden, de huisves-
ting, het geluid van het hoesten, het aspect van de neusuit-
vloeiing, het voorkomen van benauwdheid in rust en na in-
spanning. Het klinisch onderzoek moet worden aangevuld
met het opnemen van de lichaamstemperatuur, controle van
lympheklieren op grootte en dmkpijnlijkheid, auscultatie en
percussie.

• VI

z Ä i»«

Ook wordt ingegaan op aanvullende onderzoeken zoals en-
doscopie, bacteriologische en virologische kweken en sero-
logie.

Aan de hand van tabellen met anamnestische en klinische
gegevens worden de diverse aandoeningen differentieel
diagnostisch besproken. Ook de therapie krijgt aandacht.

J.P. W.M. Akkermans

ALTERNATIEVE GENEESWIJZEN

Gebruik van alternatieve geneeswijzen: tussen hoop
en vrees.

Dunning A.J., Ned Tijdschr Geneesk 1994; 138 (6): 284-6.

Als commentaar op vier artikelen over het gebmik van niet-
reguliere geneeswijzen bij patiënten met kanker, HIV, mul-
tiple sclerose en myasthenia gravis in hetzelfde nummer van
het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, gaat profes-
sor Dunning in op het gebmik van alternatieve geneeswijzen
in Nederland. Hij verklaart het grote percentage gebruikers
van deze geneeswijzen bij bovenstaande aandoeningen met
de onzekerheid die ontstaat bij het vaak grillige ziekteproces.
Terwijl de modeme geneeskunde dwingt tot erkenning dat
het ergste gevreesd dient te worden, blijft alleen de hoop op
een andere weg over. In Nederland worden de kosten voor
altematieve behandelingen in de humane sector op ongeveer
600 miljoen gulden per jaar geschat. Dit komt overeen met
de totale begroting van de acht medische faculteiten!
De commissie Altematieve Behandelingswijzen van de
Gezondheidsraad adviseerde onlangs, na 10 jaar overleg, on-
derzoek te doen naar het placebo effect. In een recent gepu-
bliceerde literatuurstudie over de effectiviteit van altema-
tieve geneeswijzen door de Rijksuniversiteit Limburg \\
wordt geconcludeerd dat de onderzoeksmethoden vaak on-
toereikend zijn. Indien dit wel het geval was, dan werd geen
enkel effect van behandeling aangetoond! Alleen voor
Ginseng en sommige homeopathische middelen zou enige
werkzaamheid gevonden zijn. Vaak worden negatieve uit-
komsten niet ter publikatie aangeboden.

Samengevat stelt Dunning vast dat de reguliere en altema-
tieve geneeskunde dermate verschillende werelden zijn dat
wederzijdse erkenning niet valt te verwachten. Hoewel wei-
nigen naar hun vakantiebestemming willen vliegen met een
paranormaal begaafde, maar niet gebrevetteerde piloot of
hun geld laten beleggen door een helderziende, drijven hoop
en vrees vele mensen naar irrationeel gedrag en magische
verwachtingen voor lijf en ziel. Tijd, aandacht, troost en hulp
voor de patiënt bij het omgaan met de ziekte zou volgens
Dunning een beter altematief zijn dan de placebo uit de niet-
reguliere winkel van Sinkel!

P. Overgaauw

*\' Kleynen J, Riet G ter, Knipschild P. EfTcctiviteit van altematieve genees-
wijzen: een literatuuronderzoek. Maastricht: RU Limburg. Vakgroep
Epidemiologie, 1993.

-ocr page 338-

DRAAGVLAK VOOR HET WELZIJN VAN DIEREN

Berichten en verslagen

Als uitgangspunt voor deze middag
diende de nota van Prof Dr. P.R.
Wiepkema: \'Welzijn van dieren: een
referentiekader\' (I). Helaas bleken di-
verse sprekers dit uitgangspunt onvol-
doende als leidraad voor hun spreek-
beurt te hebben benut. Mede daardoor
kwam een goede discussie over de in-
houdelijke invulling van het begrip
welzijn in de praktijk niet goed tot zijn
recht. Drs. A
.J. Dekker, bestuurslid
van de Dierenbescherming daarente-
gen ging wel op de nota in. Hij stelde
dat in de discussienota de positieve ui-
tingen van welzijn, zoals het comfort-
gedrag, onvoldoende aan bod kwa-
men. Prof Wiepkema bracht daar-
tegen in dat op het gebied van wel-
zijnsonderzoek grote lacunes bestaan
t.a.v. positieve kenmerken van wel-
zijn. Metingen naar het voorkomen
van chronische stresssymptomen als
uiting van niet-welzijn zijn, met ge-
bruikmaking van een referentiekader,
goed uitvoerbaar.
Chronische stresssymptomen zijn:

- Gestoord gedrag (stereotypieën, be-
schadigend gedrag, apathisch of de-
pressief gedrag);

- Orgaanbeschadigingen (o.a. maag-
wand. hart wand);

- Veriaagde rcproduktie (moeilijke
bevruchting; mortaliteit jongen);

- Verhoogde ziektegevoeligheid (aan-
tasting immuunvermogen);

- Angst/pijn-uitingen (o.a. in relatie
tot de mens);

- Verlaagde vitaliteit (vroegtijdige
uitval).

VEEHOUDERIJ BELEID IN PERSPECTIEF

Op 30 juni laatstleden was er een studiemiddag genaamd: \'Draagvlak voor
dierenwelzijn\' georganiseerd door het ministerie van LNV. Doel van de stu-
diemiddag was om tot overeenstemming te komen ten aanzien van de wijze
waarop dierenwelzijn gemeten kan worden en er een hanteerbaar begrip van
te maken. Een terugblik, geen echt verslag, is te vinden in het extern magazine
Platform van september 1994 van het ministerie van LNV.(l) Bij het bepalen
van een aanvaardbaar welzijnsniveau van landbouwhuisdieren spelen drie
belangengroeperingen een rol te weten: het dier, het bedrijfsleven en de con-
sument. Als vertegenwoordigers van deze drie belangengroeperingen werden
naar voren geschoven: dierenbescherming, bedrijfsleven en consumentenor-
ganisaties. Ik zou hierbij als kanttekening willen plaatsen dat dierenartsen
ook als advocaat van het dier optreden en dat van de Landbouw Universiteit
Wageningen eveneens deze rol verwacht mag worden. Prof. Wiepkema was
van deze laatste een waardevolle vertegenwoordiger.

Daamaast is het van betekenis na te
gaan of in verband met het houderij-
systeem beschadigingen door de mens
nodig zijn zoals: castreren, kortbek-
ken, couperen, onthoomen etc, en ook
of er ten gevolge van fok- en/of voe-
dingsmethoden problemen ontstaan
zoals: doodgroeien, geboorteproble-
men en aanleg voor tumorgroei. De
ontwikkeling in de veehouderij in het
Westen is bepaald door industriële
maatstaven.

Dit komt onder andere omdat instru-
mentele opvattingen over het dier de
boventoon zijn gaan voeren. In de
nieuwe gezondheids- en welzijnswet
voor dieren is het de bedoeling dat de
intrinsieke waarde van het dier een
centrale rol speelt zodat de fundamen-
tele behoeften van het dier voortaan
meetellen. De veehouder en het be-
drijfsleven zijn de eerst verantwoorde-
lijke voor het dier. Deze verantwoor-
delijkheid wordt mede bepaald door de
gezondheids- en welzijnswet voor die-
ren.

Mede als gevolg van het gevoerde
landbouwbeleid is er overproduktie
opgetreden. Bovendien is de relatie
veehouder-dier vaak verannd, hetgeen
met name in de pluimveehouderij
maar ook in de varkenshouderij mani-
fest is geworden.

Daar ieder mens met zijn voedselvoor-
ziening te maken heeft en daar ook
verantwoordelijk voor is, is de ver-
vreemding tussen producent en consu-
ment zeer nadelig. Dat men reclame
maakt in de zin van bijv.: \'Eet meer
vlees\', buit deze vervreemding uit. Als
we werkelijk vooruitgang willen boe-
ken, zou deze reclame gericht dienen
te zijn op echte kwaliteit inclusief het
houderijsysteem. De vraag van de con-
sument die inderdaad een grote rol
moet spelen, kan pas objectief goed
zijn als deze consument eerst goed is
voorgelicht. Daarbij moet de aaibaar-
heidsfactor een ondergeschikte rol
spelen; het gaat om een volwassen
mens-dier relatie.

Veehouderij bedrijven in het belang
van een goede voedselproduktie is ui-
teraard een economische aangelegen-
heid.

In verband met het te voeren beleid is
het van belang zich te realiseren dat
men:

a) moet weten welke waarden in het
spel zijn;

b) een juiste afweging moet maken
van de diverse waarden op de toe-
komst gericht en in internationaal
perspectief;

c) een breed gedragen visie moet heb-
ben;

Het idee dat een ethische benadering
van de mens-dier relatie de landbouw-
economie zou benadelen is hardnekkig
maar bestaat mijns inziens ten on-
rechte. Het feit dat in de veehouderij
zowel op welzijnsgebied als in ver-
band met het milieu vecl problemen
ontstaan zijn, is mede een gevolg van
een eenzijdige industriële benade-
ringswijze. Het is niet eenvoudig om
een verkeerd gegroeide werkwijze
verantwoord bij te sturen. Deze om-
buiging zal geleidelijk moeten plaats
vinden.

Bij keerpunten in de ontwikkeling kan
blijken dat een bepaalde gebaande weg
doodloopt. Naar ik stellig meen is de
bedrijfsvergroting en intensivering
daar een voorbeeld van. De vervreem-
ding van mens en dier, de instmmenta-
lisering van het dier, het aantasten van
het milieu, het onttrekken aan het plat-
teland van primaire producenten, zijn
duidelijke symptomen. De SOS tel.
hulpdienst voor de agrariër spreekt
boekdelen. Het is dan onvoorstelbaar
dat de oplossing van de milieuproble-
matiek gezocht wordt in vergroting
van de bedrijven met als argument dat
deze de kosten voor de milieusanering
zouden kunnen opbrengen. Niet dat ik
wil pleiten voor kleine bedrijven maar
er is ook nog een gezonde middenweg.
In zijn boek \'Wat mankeert de we-
reld?\', gaf Chesterton als antwoord:
\'Niet weten wat een gezonde wereld
is\'.

T I J D S C\' H R I F T VOOR D I F. R (1 E N F F S K U N D E , D E E l. 119, A F L E V E R I N Ci 2 2, 1994

678

-ocr page 339-

•R ■ ü

i^iÉiftÜBi

mmiii

De waarden die voor de veehouderij
gewogen moeten worden zijn onder
andere:

- voldoende voedsel;

- van goede kwaliteit;

- sociaal verantwoord;

- economisch doelmatig;

- in samenhang met milieu en natuur;

- rekeninghoudend met de intrinsieke
waarde van het dier;

- en in open verantwoording naar de
consument geproduceerd.

Al deze waarden moeten door het be-
drijfsleven zelf gesteund, door deskun-
digen doordacht en in samenhang ge-
praktizeerd worden. Vermeden zal
moeten worden dat persoonlijke be-
langen van invloedrijke personen bij
het beleid de toon aangeven. Dat veel
zelfstandige mensen met voldoende
capaciteiten als vrije ondernemers het
veld moeten ruimen, kan geen lands-
belang zijn.

De consument (wij zijn allen consu-
menten!) zal ook zijn verantwoorde-
lijkheid in het geheel moeten dragen.
Bij het kabinetsbeleid zal meer reke-
ning gehouden moeten worden met de
fundamentele problemen in de land-
bouw. Voorde produkten zal een reële
prijs betaald moeten worden. Het is
onjuist ten koste van het dier, het mi-
lieu en/of de veehouder, de prijzen van
landbouwprodukten kunstmatig laag
te houden.

Een breed draagvlak, niet alleen voor
het welzijn van dieren, maar ook voor
een evenwichtig landbouwbeleid is
noodzakelijk.

Jos Wijsmuller
Rosmalen 27 oktober 1994.

(1): Bij het ministerie van LNV is bij in-
fotiek het genoemde platform nummer
en de discussienota van Prof. Wiepkema
te bestellen; tel.: 070.3792062 Adres:
Ministerie van LNV t.a.v. infotiek.
Postbus 20401 2500 EK \'s-Gravenhage.

MEDEDELING VAN DE W.K. HIRSCHFELD STICHTING

HEUPDYSPLASIE-ÜNDERZOEK BIJ RASHONDEN

Naar aanleiding van het plotseling
overiijden van de administrateur, dhr.
Zuidam. is de stichting genoodzaakt
versneld enige veranderingen door te
voeren in de registratie van de
Heupdysplasie-onderzoeken. Voor de
praktizerend dierenarts betekent dit:
Wijzigingen in het correspondentie-
adres, het verzendadres van de foto\'s
en het aanvragen en betalen van de
HD-keuringsrapporten.

Het vanouds bekende corresponden-
tie-adres, Yalelaan 17, Utrecht, waar
de beoordelingen en administratie van
de ingestuurde röntgenfoto\'s door het
HD-Panel plaatsvonden, zal met in-
gang van 1-1-\'95 worden verplaatst
naar een nieuwe dependance van de
stichting. Wij verzoeken u daarom de
foto\'s met het keuringsrapport (HD-
formulier) in te sturen naar de nieuwe
dependance van de stichting.

De bestellingen en betalingen van de
benodigde keuringsrapporten zullen
vanaf l-l-\'95 door het bureau van de
stichting gecoördineerd worden. Van-
af l-l-\'95 zullen wij u ƒ2,50 per for-
mulier in rekening brengen. U kunt
sets a 10 exemplaren telefonisch aan-
vragen bij het bureau, of door overma-
king van ƒ25,- per set, onder vermel-
ding van aantal (HD)sets en uw
personalia, op de rekening van de
stichting.

Het bureau zal tevens functioneren als
algemeen correspondentie-adres van
de stichting. Uw post met vakinhoude-
lijke kwesties zal van hieruit worden
gedistribueerd naar de verschillende
secties, w.o. de Sectie Orthopedie en
de Divisie Fokbegeleiding.

Voor de eigenaar van de hond zullen
ook enige zaken veranderen. De stich-
ting is genoodzaakt de huidige prijs-
stelling, daterend uit \'82, aan te pas-
sen. Wij zullen de eigenaar van de
hond met ingang van l-l-\'95 ƒ50,- in
rekening brengen voor de beoordeling
en administratie. De betaling moet als
vanouds worden voldaan onder ver-
melding van het ras en tatoeagenum-
mer op de rekening van de stichting.

Eventuele algemene vragen ten aan-
zien van de registratie zullen door het
bureau in behandeling worden geno-
men. Aan het verstrekken van telefoni-
sche infomiatie over HD-uitslagen
zijn bezwaren verbonden in verband
met de mogelijkheid dat hierdoor in-
formatie wordt verstrekt aan niet be-
voegde derden. Daarom wordt deze in-
formatie in principe niet telefonisch
verstrekt.

N.B. Wellicht ten overvloede willen
wij uw inzet vragen voor een accurate
identificatie van de te onderzoeken
hond. Regelmatig worden foto\'s ter
beoordeling aangeboden van dieren
die niet voldoen aan de identificatie-
normen. Hierbij moet gedacht worden
aan dieren die te jong onderzocht zijn,
dieren die (nog) niet ingeschreven zijn
in het Nederlands Honden Stamboek
(NHSB) en dieren die binnen de ge-
stelde termijn van 12 maanden op-
nieuw aangeboden worden. Tevens
willen wij u verzoeken de rapporten in
te vullen op een harde ondergrond
i.v.m. de leesbaarheid van de doorsla-
gen.

Daar de HD-uitslag een officiële uitslag
betreft, die geaccepteerd wordt door de
Raad van Beheer op Kynologisch
Gebied (RvB) en andere Kennel Clubs,
die aangesloten zijn bij de Federation
Cynologique Intemationale, verzoeken
wij u voorafgaand aan het onderzoek de
tatoeage van het dier te controleren. Wij
adviseren u de eigenaar van de hond een
kopie van de stamboom mee te laten ne-
men, opdat u het HD-keuringsrapport
accuraat kunt invullen en de tatoeage
kunt controleren.

Wanneer bij registratie blijkt dat de
identificatie van het dier afwijkt van de
registratie van de RvB (= stamboom),
zal ondanks een correcte beoordeling,
de rapportage van de uitslag aan de ei-
genaar onnodig stagneren. Indien u
twijfelt aan de identificatie kunt u
voorafgaand aan het maken van de
foto\'s contact opnemen met het bureau
van de stichting.

-ocr page 340-

Aanvragen keuringsrapporten (HD-
formuiieren), correspondentie, regi-
stratie

Bureau W.K. Hirschfeld Stichting tel:
020-6794462. Emmalaan 18, fax:
020-6710846, 1075 AV Amsterdam

Betaling keuringsrapporten (d\'arts),
beoordelings- en administratiekos-
ten (eigenaar)

Bureau W.K. Hirschfeld Stichting te

Amsterdam

GIRO: 3541700

Inzenden röntgenfoto\'s

(v.a.l-l-\'95)

Dependance W.K. Hirschfeld Stich-
ting, Aragon 4, 3831 EV Leusden

EUROPEAN ASSOCIATION OF STATE VETERINARY OFFICERS

EUROPESE BEZORGDHEID DIERZIEKTEN EN
ZOÖNOSEN

De European Association of State
Veterinary Officers (EASVO) verga-
derde eerder dit jaar in Athene in een
sfeer van grote bezorgdheid en verba-
zing. De zorgen golden de buitenge-
woon gevaarlijke situatie in de EU met
betrekking tot de besmettelijke dier-
ziekten en zoönosen, de verbazing be-
trof het feit dat deze ziekten zich nog
steeds niet over Europa hebben ver-
spreid.

Voor deze gemoedstoestanden zijn
een aantal redenen te noemen. Deze
vloeien voort uit het feit dat dierenart-
sen in overheidsdienst de verantwoor-
delijken zijn voor de bescherming van
de veestapel en de mens in de EU tegen
de insleep of verspreiding van voor
mens en/of dier gevaarlijke infecties.
In een gemeenschap met open grenzen
moeten deze dierenartsen kunnen ver-
trouwen op controles cn certificering
van hun collegae in de andere lidsta-
ten. Dit is echter niet altijd mogelijk.
Op een aantal terreinen gaat nog veel
fout:

Opleiding en bijscholing

In het algemeen is deze voor het werk
in overheidsdienst onvoldoende. Het is
onmogelijk om te verklaren dat dieren
vrij zijn van bepaalde ziekten, wanneer
men deze niet kan vaststellen. Toch
heeft een aantal jongere collegae som-
mige dierziekten nooit gezien, noch
wordt er in de opleiding veel aandacht
aan geschonken. Dit zal moeten veran-
deren en tevens is een goede na- en bij-
scholing op dit terrein nodig. Nu ge-
beurt dit in weinig EU-lidstaten.

Certificering

Dit uiterst belangrijke werk wordt niet
overal in de Gemeenschap goed uitge-
voerd. Door het bedrijfsleven of de
overheid wordt in enkele landen een te
grote druk uitgeoefend op de dieren-
artsen om zaken gunstiger voor te stel-
len dan zij zijn, waarbij zij in het ge-
heel niet door hun superieuren worden
gesteund. Certificering door praktici
voor hun cliënten heeft geleid tot on-
wenselijke belangenconflicten.

Organisatie van V eterinaire Diensten

In enkele lidstaten is deze slecht of on-
duidelijk. Het beroerdste voorbeeld is
Portugal, waar de verantwoordelijkhe-
den zeer onduidelijk zijn. Na de laatste
reorganisaties in Nederland is de zaak
er voor velen ook niet duidelijker op
geworden. Het is zeer twijfelachtig of
in geval van calamiteiten er door de
Veterinaire Diensten in de lidstaten
overal snel en doeltreffend kan worden
opgetreden en dat is wel noodzakelijk.
Plannen om Veterinaire overheids-
diensten te privatiseren dienen kritisch
te worden gevolgd.

Invoercontroles Derde Landen

Sommige controleposten aan de oost-
grenzen van de EU zijn zo slecht inge-
richt, dat goede inspecties van levende
dieren uit Oost-Europa niet mogelijk
zijn. Met de dierziektensituaties aldaar
in gedachten is het duidelijk dat op
deze manier zeer gevaarlijke toestan-
den kunnen ontstaan.

Tevens is er veel verschil in interpreta-
tie en uitvoering van de richtlijnen, zo-
dat er ook op het gebied van de invoer-
controles weinig uniformiteit in de EU
is te vinden. Dieren of vlees, gewei-
gerd in de ene lidstaat kunnen in een
andere worden toegelaten.

ANIMO en SHIFT

Deze computersystemen om binnen de
EU informatie uit te wisselen over be-
wegingen en importen van levende
dieren en partijen vlees en -produkten,
fiinctioneren nog steeds niet. Hierdoor
kan gemakkelijk met vlees of dieren
door de Gemeenschap worden rondge-
reisd zonder dat de officiële dierenart-
sen hier iets van weten. Twee voor-
beelden om de zorgen van de
EASVO-leden te illustreren:

- Kalveren uit Oost-Europa waren per
vee-auto in Engeland aangekomen
na een reis door verschillende EU-
lidstaten.

- Bloedonderzoek leverde titers op
voor MKZ. Gelukkig konden de kal-
veren worden opgespoord en geïso-
leerd. Kalveren uit Bulgarije arri-
veerden per schip in Portugal zonder
gezondheidscertificaten. Ondanks
dat werden de dieren afgeladen,
werd bloed afgenomen en werden
naar verschillende veebedrijven ge-
bracht. Later bleken in meerdere se-
mmmonsters titers voor MKZ ge-
vonden te zijn. Lang niet alle
kalveren zijn temggevonden.........!

Praktici in officiële taken

In dc EU-lidstaten bestaan grote ver-
schillen:

- Zweden en Griekenland: De nuts-
dierenpraktijk wordt in ambtelijke
dienst uitgevoerd. Deze ambtelijke
praktici verrichten uiteraard alle of-
ficiële taken.

- Italië: Praktici worden zeer zelden
bij officiële taken ingeschakeld.

- Nederiand: Praktici werken niet in
de vleeskeuring.

- Engeland, Frankrijk en Portugal:
Officiële gezondheidscertificaten
worden door praktici afgegeven. In
Frankrijk en Portugal heeft dit tot
problemen geleid; in Engeland niet
door de zeer strenge controle met
zware sancties door het \'Royal
College\'. Alle EASVO-leden, be-

-ocr page 341-

halve Italië, vinden dat praktici offi-
ciële taken moeten kunnen verrich-
ten. Zonder hun hulp zal het werk
niet gedaan kunnen worden en voor
een aantal taken is de prakticus de
meest geschikte persoon. Dit dient te
gebeuren onder enkele voorwaar-
den:

* de officiële taken worden uitge-
voerd onder verantwoordelijk-
heid en in opdracht van de offi-
ciële dierenarts;

* belangenverstrengeling moet wor-
den vermeden;

* in een goede opleiding en na- en
bijscholing moet worden voor-
zien;

* bij frauduleus handelen moet uit-
sluiting voor het verrichten van
deze taken volgen;

* alléén door de overheid geregi-
streerde praktici komen voor
deze taken in aanmerking;

* officiële certificering vindt plaats
door de officiële dierenarts. Hier-
door wordt mogelijke belangen-
verstrengeling voorkomen en te-
vens is het onmogelijk dat alle
praktici beschikken over bijge-
werkte dossiers met alle in- en
uitvoerbepalingen voor de EU en
derde landen.

Resoluties

Door de EASVO zijn acht resoluties
aan de FVE aangeboden. Deze zijn al-
len in de algemene vergadering aan-
vaard en zullen onder de aandacht van
de EU-Commissie gebracht worden.

RESOLUTIONS of EASVO

l .The FVE urges the Commission to
ensure that the work of the State
Veterinary Services becomes an es-
sential part of all veterinary Stu-
dents\'s core curriculum; and that
Post Graduate Training is esta-
blished in conjunction with the
Competant Authority to agree a for-
mat with the Commission, to coordi-
nate the work of all State Veterinary
Services.

2.The FVE urges the Commission to
press the Standing Veterinary Com-
mittee to establish a comprehensive
programme geared to the familiari-
sation of State Officers with exotic
and other relevant diseases on an
exchange or other basis.

3. Joint resolution with UEVP: A trai-
ning programme for official Veteri-
narians. The great complexity and
confusion developing across the
Community with respect to the in-
corporation of directives into na-
tional law demands an urgent and
comprehensive review.

I Give immediate attention to the in-
troduction, development and co-or-
dination of training programmes for
all aspects of the work of Official
Veterinarians (Whether full time or
part time).

II To place a legal obligation on all
member states to ensure that all vete-
rinarians employed as Official Ve-
terinarians are properiy qualified,
trained and quality assured to carry
out the work which the are charged.
The spread of Disease from Member
State to Member State and the fai-
lure to effectively control certain
diseases which have become firmly
established in the Community to-
gether with the implied forecast as
detailed in the recommendations of
the Bendixen Report make for an
eloquent justification for these pro-
posals.

4.The FVE urges the Commission to
require Animal Health, Welfare and
Certification checks on animals at
the point of arrival and destination
by an Official Veterinarian.

5.The FVE urges the Commission to
enforce the International Washing-
ton Treaty on the protection of birds
and endangered animals. The Swe-
dish Hunting Laws are commended
for adoption.

6. The FVE urges the Commission to
press for the adoption of the revised
12 Principles of Certification by all
Member States of the EU as
Community Law.

7.Joint resolution with UEVH: The
FVE regrets the misleading way in
which the Kingdom of Spain has
transferred the Directive 92/5/EEC
into its national law (Royal Decree
No 1904, October 29.1993). The
terms \'Veterinary\', \'Veterinary in-
spection\', and \'Veterinary control\'
are systematically translated into
\'Sanitary\', \'sanitary inspection\' and
\'Sanitary control\'.

For this very reason, the Spanish
Regulation does not comply with the
specific requirements of the Direc-
tive 92/5/EEC, which clearly states
that the sanitary control of the meat
and meat products should be organi-
sed by the Competent Authority to
carry out the veterinary checks.
Consequently, the FVE strongly
suggests that the Spanish Govem-
ment adopts the appropriate modifi-
cations to the above mentioned

Regulation, so that it complies with
the requirements of the Directive
92/5, 89/662 and 91/497.

8. The FVE deplores the changes in the
stmctural organisation of the Portu-
guese State Veterinary Service and
urges the Commission to intervene
to prevent its functional collapse.

J. Minderhoud

HOECHST NEEMT
RINGSCHURFT VAC-
CIN® RINGVAC IN
HET ASSORTIMENT
OP

Hoechst Animal Health brengt het
vaccin ter voorkoming van ringschurft
onder de naam ®Ringvac op de markt.
Ringvac is de enige in Nederland gere-
gistreerde entstof voor de preventie
van ringschurft bij mnderen.
Het vaccin bouwt levenslange immu-
niteit op.

Ringvac is uitsluitend verkrijgbaar bij
de dierenarts.

Voor meer informatie Hoechst Hol-
land Animal Health, tel.: 020-
5908494.

IVOMEC POUR-ON NU
OOK IN 1 LITER
VERPAKKING

Vanaf 27 september jl. brengt MSD
AGVET, fabrikant van diergenees-
middelen, IVOMEC (ivermectine)
Pour-On voor Rundvee ook in een 1 -li-
ter verpakking op de markt. Met een
verpakking van 1 liter kunnen bijvoor-
beeld 28 dieren van 350 kg lichaams-
gewicht worden behandeld.

IVOMEC Pour-On bestrijdt inwen-
dige- en uitwendige parasieten bij
mndvee (maagdarmwormen, long-
wormen, bepaalde schurftmijten, bij-
tende en zuigende luizen en mnderhor-
zellarven).

-ocr page 342-

Hieronder treft u een viertal cursussen
voor de maand december aan. Opgave
is telefonisch (030 - 51 73 74) en door
middel van een fax (030 - 51 64 90)
mogelijk.

SCHEDELAFWIJKINGEN BIJ DE
HOND EN KAT,

2 december 1994, 13.30 - 17.30 uur,
ƒ 370,--, Wageningen

Er wordt een systematisch overzicht
gegeven van de diverse internistische,
algemeen chirurgische en orthopedi-
sche afwijkingen aan de schedel, va-
riërend van de neusspiegel tot het fora-
men magnum, waarbij de klinische
diagnostiek, röntgendiagnostiek, aan-
vullende diagnostiek en behandeling
aan de orde komen.

Naast aandacht voor aangeboren af-
wijkingen is er aandacht voor ontwik-
kelingsstoornissen en verkregen aan-
doeningen na trauma, infectie of op ba-
sis van tumoreuse processen. Puur
tandheelkundige en oogheelkundige
aandoeningen zullen niet behandeld
worden.

DIGESTIE APPARAAT VARKEN,

6, 7 en de ochtend van 8 december
1994,/1550,-, Zeist

Het betreft een verdiepingscursus.
Eerst wordt de bestaande basiskennis
met betrekking tot fysiologie en patho-
logie opgefrist, waarbij tevens wordt
ingegaan op recent ontwikkelde in-
zichten, voor zover deze relevant zijn
voor de praktische diergeneeskunde.
Vervolgens wordt ingegaan op de pro-
blematiek in de kraamstal, na het spe-
nen en tijdens de mestperiode.

THEMADAG LEVER,

9 december 1994, 08.30 - 17.00 uur,
/375,-, Utrecht

De lever is een uiterst boeiend, maar
ook ingewikkeld orgaan dat essentieel
is voor het normaal fianctioneren.
Vanuit de internistische optiek, de pa-
thologie, de beeldvorming en de chi-
rurgie worden afwijkingen in en aan de
lever besproken.

VLEESKALVEREN CAPITA SE-
LECTA,

15 december 1994, 13.30 - 21.00 uur,
ƒ630,-, Nijkerk

De ontwikkelingen in de vleeskalver-
enhouderij; kansen en bedreigingen
(welzijn, huisvesting, mestwetge-
ving).

De SKV en IKB, belang voorde prak-
ticus en RVV keuringen. Voeding van
vleeskalveren nu en in de toekomst.
Formularium vleesvee.
Virologie vleeskalveren; praktische
aanpak bacteriële en virale aandoenin-
gen vleeskalveren.

De RVV en Vleeskalverhouderij : keu-
ringsbevindingen, antibiotica- en
groeibevorderaars residuen, nood-
slachtingen, levende export, keurings-
kosten en gewijzigde keuring in ver-
band met SK V-werkzaamheden.

BEOORDELING KWALITEIT HONDE- OF KATTEVOER?

Naar aanleiding van onderstaande uit
de praktijk ontvangen vraagstelling
vond de redactie mevrouw M.H.M.
Bos en de heer P.A.M. Overgaauw
(namens de Werkgroep Voeding van
de Groep Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren) bereid om voor de lezers
een antwoord te formuleren.

Vraag:

Hoe kan een dierenarts of eigenaar een
indruk krijgen van de kwaliteit van een
honde- of kattevoer?

Antwoord:

Op de verpakking van honde- en katte-
voeders staat, conform de \'Verorde-
ning Diervoeder 1986\' en de \'Veror-
dening Handel in Mengvoeder 1980\'
van het Produktschap voor Veevoeder,
de analyse weergegeven waarbij ver-
plicht en de gehaltes van ruw eiwit,
ruw vet, ruwe celstof, anorganische
bestanddelen en vocht (alléén boven
de 12%) worden vermeld. Uit deze
laatste kan dan eenvoudig het gehalte
aan droge stof en de overige koolhy-
draten worden berekend. Vaak wordt
ook het gehalte aan calcium, fosfor en
natrium weergegeven. Verplicht die-
nen ook de grondstoffen danwel de ca-
tegorieën grondstoffen en bepaalde
toevoegingsmiddelen zoals kleurstof-
fen, konserveringsmiddelen, anti-oxy-
danten, toegevoegde vitamines A, D
en E en koper vermeld te worden.
Uit de opgegeven (categorieën) grond-
stoffen kan hoogstens de herkomst van
het gebruikte eiwit (plantaardig en/of
diedijk) afgeleid worden, waarbij niets
vermeld wordt over de biologische
waarde (aminozuursamenstelling) van
het eiwit en over de algemene verteer-
baarheid van het voeder! De chemi-
sche analyse geeft ook weinig infor-
matie over de kwaliteit.
Wat wordt hieronder verstaan? De
kwaliteit van een (compleet) diervoe-
der wordt bepaald door de volgende
belangrijke parameters.

1. De samenstelling aan nutriënten (es-
sentiële aminozuren, essentiële vet-
zuren, mineralen, spoorelementen en
vitaminen) is natuuriijk het belang-
rijkste aspect bij de beoordeling van
de kwaliteit van een diervoeder.
Deze mag als voldoende worden be-
schouwd bij een \'volledig\' of \'com-
pleet\' diervoeder. Eventueel kan
hieromtrent nadere informatie bij de
fabrikant worden aangevraagd.

2. De verteerbaarheid van het gehele
voeder is daamaast ook een belang-
rijke maatstaf voor de kwaliteit en
wordt bepaald door de gebruikte
grondstoffen. Hoe kan de eigenaar
een indmk van de verteerbaarheid
verkrijgen? Vooral door beoorde-
ling van de ontlasting. Ontlasting
dient goed gevormd te zijn met een
stevige consistentie. Daamaast is de
hoeveelheid faeces en daarmee te-
vens de frequentie van defaeceren
van belang. Het is bekend dat voeren
van voeders die veel vlees en vet be-
vatten tot duidelijk minder ontlas-
ting leidt dan voeders met veel
plantaardige, vezelrijke bestandde-
len. Soms wordt hierbij zelfs meer
grammen ontlasting geproduceerd

-ocr page 343-

dan aan droge stof is opgenomen!
Dus: hoe hoger de verteerbaarheid
van de gebruikte grondstoffen, des
te minder produktie van ontlasting er
zal plaatsvinden. Overigens zijn bij
de fabrikant gegevens over de ver-
teerbaarheid meestal verkrijgbaar.

3. De energiedichtheid. Zoals bekend
dient een dier naar energiebehoefte
gevoerd te worden. Werkende, dra-
gende en vooral zogende honden
kunnen gebaat zijn met een voer met
veel energie-inhoud per gewichtseen-
heid. Daamaast kan voor een te zware
hond die moet vermageren weer een
voer met lage energiedichtheid zinvol
zijn. Samen met de verteerbaarheid
heeft de energiedichtheid ook weer
invloed op de te produceren hoeveel-
heid faeces. Als globale richtlijn kan
een voer met een energie-inhoud van
14 KJ/g droge stof of lager als laag-
energetisch en met 18 KJ/g droge stof
of hoger als hoog-energetisch be-
schouwd worden.

De globale energie-inhoud van een
voeder is te berekenen door de gram-
men mw eiwit, mw vet en overige
koolhydraten te vermenigvuldigen
met respektievelijk 17, 36 en 17 kJ
en de uitkomsten te sommeren.
Wanneer het een voeder met hoge
verteerbaarheid betreft, zal de benut-
ting van de energie hoger zijn en de
berekende beschikbare energie licht
onderschat worden. Daarentegen
wordt dit bij een slechter verteerbaar
voer overschat.

4. De acceptatie. Een hond is in het al-
gemeen een makkelijke eter; de kat
daarentegen kieskeuriger. Wanneer

INNOVATIEVE FGRMULE-
RINGSTECHNOLOGIE ALS
BASIS VOOR JUISTE
REHYDRATIEPREPARAAT

Solvay Duphar heeft uitgebreid onder-
zoek gedaan naar de meest optimale
samenstelling van een rehydratiepre-
paraat.

Het R&D centmm en het eigen proef-
bedrijf vormen de basis van dit onder-
zoek. Diarree is nog steeds een groot

een voer niet wordt geaccepteerd
dooreen dier, kan dit een gevolg zijn
van de individuele voorkeur en
smaak van het dier. Ook de keuze en
kwaliteit van de grondstoffen kan
hierbij een rol spelen. Een goede ac-
ceptatie garandeert overigens niet
per definitie een goede energie-in-
houd en/of verteerbaarheid.

5. Uitwendige aspecten. Gelet kan
worden op de uiterste verkoopda-
tum, eventueel gescheurde verpak-
king, vochtplekken enzovoorts.

De inhoud kan op organoleptische
eigenschappen beoordeeld worden,
zoals de geur, kleur en stmctuur.
Soms kan een ontmenging van zoge-
naamd \'diner\' worden aangetroffen
waarbij brokken, vlokken en granen
tijdens het vullen en bewaren zijn
gescheiden. Vanzelfsprekend moet
dit weer gemengd te worden om een-
zijdige voeding met de verschillende
bestanddelen te voorkomen! De
kleur van een voeder zegt overigens
weinig over de (kwaliteit van) ge-
bmikte grondstoffen.

6. De prijs. Is de prijs van een diervoe-
der rechtevenredig met de kwaliteit?
Dat is natuuriijk alléén te bepalen
wanneer het produkt met behulp van
de voorgaande punten wordt beoor-
deeld!

Conclusie:

met behulp van een samenstelling op het
etiket van een diervoeder is alléén een
vergelijking tussen twee voeders moge-
lijk, wanneer de energie-inhoud over-
eenkomt, de aard van de grondstoffen
erin wordt betrokken en de verteerbaar-

probleem bij jonge kalveren. Door het
toedienen van orale rehydratieprepara-
ten worden de fysiologische stoornis-
sen hersteld en kan het genezingspro-
ces in gang worden gezet.

Effydral is een nieuw oraal rehydratie-
preparaat ontwikkeld op basis van de
meest recente wetenschappelijke in-
formatie en met een innovatieve for-
muleringstechnologie.

Effydral is een rehydratiepreparaat in
de vorm van een bmistablet. Deze toe-
dieningsvorm biedt belangrijke voor-
delen voor de veehouder. De bmista-
blet lost zonder roeren zeer snel op tot
een smakelijke oplossing.

heid bekend is.

Een voorbeeld van een veel voorkomend
probleem bij het vergelijken van voeders
is dat de eigenaar van een nierpatiënt
ontdekt dat het etiket van een commer-
cieel eiwitarm dieetblikvoer eenzelfde
hoeveelheid of zelfs meer eiwit blijkt te
vermelden dan het etiket van een \'ge-
woon\' standaard blikvoer!

Een eerste conclusie zal zijn dat het \'ge-
wone\' blikvoer even geschikt is of zelfs
beter dan het speciaal hiervoor vervaar-
digde produkt. Niets is echter minder
waar. Zoals vermeld wordt er niet naar
eiwitbehoefte gevoerd, maar naar ener-
giebehoefte. Met de volgende bereke-
ning zal de vergelijking er daarom an-
ders uitzien!

Analyse etiket van een \'normaal\' com-
mercieel blikvoer kat:
Ruw eiwit 8.5%, vocht 80%, 306
kJ/100 g Metabole Energie:
8.5 g : 306 kJ x 1000 KJ = 27.8 g
ei-
wit/1000 KJ

Analyse van een eiwitarm dieetblik-
voer kat:

Ruw eiwit 9.8%, vocht 72.6%, 735
kJ/IOOg:

9.8 g : 735 kJ x 1000 kJ = 13.3 g ei-
wit/1000 KJ

Bij gelijke energie-opname zal met het
dieetvoer derhalve meer dan de helft
minder eiwit worden opgenomen! Bij
een lichaamsgewicht van 4.5 kg zal de
kat gemiddeld 1530 kJ per dag nodig
hebben en daarmee opnemen:

* met commercieel blikvoer: 42.5
gram eiwit;

* met eiwitarm dieetvoer: 20.4 gram
eiwit.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 344-

SPORTDAG 1994 UNIEK VOETBALJAAR

FRIESLAND DOLGELUKKIG MET VERDIENDE ZEGE

De sportdag van de KNlVlvD 1994 te Drachten was een succes. Eén van de be-
langrijkste factoren die hebben bijgedragen aan het welslagen was de gast-
vrije ontvangst van sportclub \'De Graspiepers\'. Hockey, voetbal, tennis en
kaatsen waren dit jaar op één lokatie verenigd. Een grote, blauw-wit ge-
streepte tent op het Graspieperterrein bood vrolijke beschutting tijdens lunch
en diner. Kaatsen was nieuw dit jaar, maar lag als Friese sport voor de hand
vanwege de lokatie Drachten.

Door Sophie Deleu

Het was een beetje koud, die bewuste 29
september, maar droog en dat was het
belangrijkste. Enigszins slaperig van de
lange rit naar het hoge Drachten, werden
de gasten al vroeg getracteerd op koffie
met Friese kmidkoek en daama meteen
aan het werk gezet. Vooral algemeen se-
cretaris, dr. Tj. Joma, had het dmk, want
hij leek zich als ras-Pieper persoonlijk
verantwoordelijk te voelen voor het sla-
gen van de sportdag.

VCDETBAL

1994 was een uniek voetbaljaar:
Friesland heeft gewonnen! Die ochtend
vertelde de aanvoerder nog aan iedereen
die het wilde horen: \'Ach. wij doen niet
meer mee om te winnen, laat dat maar
aan die jonkies over..\'. De gemiddelde
leeftijd van het Friese elftal ligt namelijk
zo\'n twintig jaar hoger dan die van de an-
dere teams. Wat bloedig fanatisme al
niet teweeg kan brengen. \'Die koppige
Friezen beten zich hardnekkig vast\',
sprak later een vertwijfeld lid van de
Vereniging Kudde Gezondheid, die het
in de finale mocht opnemen tegen de
plompebladeren, maar die na de verlen-
ging verloor met strafschoppen. Volgens
insiders had \'Kudde\' het best kunnen ha-
len, maar liet het elftal niet zien wat erin
zat. (Teveel gefeest?) Nou moest een
dolgelukkige speler van Friesland wel
kwijt dat het veld aan de kleine kant was.
En aangezien het dan veel meer op tech-
niek, dan op hard lopen aankomt...
Wat verder bleek: Jordi Heynen kan zijn
legendarische vader nog niet doen ver-
geten, alle doelpunten voor Overijs-
seiyGelderland zijn gescoord door good-
old Piet Stroomer en de beste speler van
het toemooi was Wouter Harrewijn. Er
was zelfs een rooie kaart, maar je mag
ook niet tegen de scheids zeggen dat hij
wel Sinterklaas lijkt.

HQCKEY

De coördinator van het hockey, die \'s
avonds nog uitgebreid werd bedankt
voor zijn niet-aflatende inspanning voor
het veterinaire hockey, was enigszins
ontstemd over de opkomst: \'Er zijn twee
teams minder dan in andere jaren, ik
hoop niet dat dit een trend wordt!\'
Waarschijnlijk is dit slechts een incident,
dat zich voordeed vanwege de afstand
Drachten/rest-van-Nederiand. \'Volgend
jaar zitten we in Bloemendaal, misschien
dat hockey dan weer op volle sterkte
plaatsvindt\', aldus Rob Back. Hij liet
overigens niet na een complimentje te
maken aan \'De Graspiepers\', die gewel-
dige faciliteiten boden. Natuuriijk is er
ook met zeven teams lekker en vooral
veel gehockeyd. Kinderen kunnen overi-
gens al heel jong support geven, bleek uit
de wieg langs de kant. Bij hockey moes-
ten uiteindelijk net als bij voetbal straf-
ballen de doorslag geven: Noord-Hol-
land heeft in de finale gewonnen van
Utrecht. Dat belooft iets voor volgend
jaar, als de Noord-Hollanders gastheer
zijn en de zege moeten verdedigen.

TENNIS

Tennis telde dertig deelnemers, waarvan
de helft dames. Voor het eerst werd er in
twee sterktes gespeeld; namelijk op ni-
veau C en niveau DE. Naar verluidt is
deze tweedeling goed bevallen; ieder
kon naar zijn eigen sterkte spelen.
De tennissers konden zich dit jaar lekker
buiten uitleven (andere jaren was men
verplicht om binnen te spelen, vanwege
de lokatie of het weer). Het aardige van
de Graspieperaccommodatie was dat
alle sporters behalve bridgers en golfers
op één lokatie verenigd waren. De lunch

-ocr page 345-

was daardoor ovengens één grote gezel-
lige chaos in de tent.

ledereen heeft vier keer getennist, tel-
kens met iemand anders ingedeeld. Dit
gaf een maximaal sociaal effect.
Van de dames heeft op C-niveau me-
vrouw J. Reinders het beste gespeeld. De
beste heer op C-niveau was E. Schuif
Op DE-niveau hebben mevrouw M.
Buynink en de heer E. Calis gewonnen.

KAATSEN

De deelnemers aan de \'Veterinaire
Kaatswedstrijd\' hebben het idee van de
sportcommissie om in Friesland, waar
de kaatssport nog steeds fanatiek wordt
beoefend. Drachten de primeur te gun-
nen enthousiast ontvangen. Negen deel-
nemers, verdeeld over drie parturen,
speelden een halve competitie. Scheids-
rechter collega Annema had de bezie-
lende leiding over de wedstrijd. De be-
slissing viel in de wedstrijd tussen
partuur Blanksma, Schuumians en
Bouma tegen partuur Kiestra, Porte en
Twerda.

Op vijf eersten gelijk en zes gelijk (5-5,
6-6) wisten de sterk spelende Blanksma,
de geroutmeerde Schuumians en de
slagvaardige Bouma de zege veilig te
stellen. De beste man van het veld was
zonder meer Albert Bouma. Hij werd tot
koning uitgeroepen. Speciale \'kaats-
kransen\' werden \'s avonds uitgereikt aan
dc gelukkigen.

Zien eten doet eten, want onder het
kaatspubliek bevonden zich vele colle-
gae die zich reeds voor
volgend jaar beschik-
baar stelden. Kaats-
coördinator collega
Twerda sprak dan ook
van een geslaagd ini-
tiatief

GOLF

Op ettelijke kilometers
van \'De Graspiepers\'
verwijderd sloegen de
golfers hun balletjes:
de achttien-holesbaan
Burggolf te Sint
Nicolaasga.
En weer was Fries-
land herkenbaar. Tus-
sen de Friese Paarden
en de Zwartbonten
strekte zich de onbe-
rispelijke grasmat uit.
Degene die dacht dat
de baan gemakkelijk
was, kwam bedrogen
uit. Er was vrij veel
water en een flink bos.
Golf geniet een toenemende populariteit
onder de veterinairen, er waren maar
liefst 51 deelnemers. Professor
Wagenaar was natuurlijk van de partij,
maar ook de oud-voorzitter van de
KNMvD, professor Kampelmacher was
te vinden met een club in zijn hand. Hij
was op een gegeven moment zelfs nij-
dig, toen zijn balletje in \'the rough\' (de
berm) belandde... Frans ter Beek spande
qua ellende wel de kroon, toen hij in zijn
ijver het water ingleed. Maar dat liep ge-
lukkig goed af

A. Eggen heeft met 33 punten gewon-
nen, de tweede plaats was voor N.
Simoncclli (27 punten) en de derde voor
R. Bergsma (ook 27 punten, maar een
hogere handi-
cap). Dc longest
drive was bij de
dames van M. ter
Beek en onder de
heren van A.
Breeuwsma, die
ook de neary
scoorde.

BRIDGE
De bridgers wa-
ren reeds tijdens
de sportdag in de
Lawei.

\'Zo\'n mooie zaal
hebben we nog
nooit gehad voor
het bridge",
sprak mevrouw

Koop-mans verheugd. De heer Koop-
mans verzorgt elk jaar, bijgestaan door
zijn vrouw, de bridgedrive.
Bridge is verdeeld in wedstrijdbridge en
thuisbridge. Deze twee groepen worden
zo over de zaal verdeeld, dat wedstrijd-
bridgers elkaar niet kunnen horen.
Bridge biedt kennelijk fraudemogelijk-
heden.

Nieuw dit jaar waren ook de bakjes met
biedkaartjes op tafel. Deze verhinderen,
wel zo eerlijk, elk mondeling contact
tussen de partners.

Van de groep wedstrijdbridgers hebben
de gebroeders Lobsteyn (192 pnt,
66.6%) de drs. Moons-Beker gewonnen
(tweede en derde: de heren senior en ju-
nior Lesschen, 192 pnt en het echtpaar
Van der Kamp, 176 pnt). Het echtpaar
Postma (188 pnt) was eerste bij de thuis-
bridgers (tweede en derde: mevrouw
Kampelmacher met mevrouw Rutgers,
171 pnt en het echtpaar Atsma, 155 pnt).
Het gemiddelde van beide groepen was
144 punten.

TENT

Het feest en de prijsuitreiking waren in
de tent op het terrein van \'De
Graspiepers\'. De Veterinaire Blaaskapel
blies menig deuntje. Het leek wel cama-
val in Drachten. Zeker toen \'het leven is
goed in het Brabantse land...\' klonk, le-
ken alle normen en waarden aan de wil-
gen te hangen.

De prijsuitreiking verliep, zoals elk jaar
overigens, een beetje chaotisch. Niet
duidelijk werd, wie wat gewonnen had.
Maar dat mocht de pret niet dmkken en
al helemaal de eetlust niet bederven.
Want het eten was goed en daar gaat het
toch om aan het einde van een dag spor-
ten.

-ocr page 346-

Na een welkomstwoord door de voor-
zitter van de Afdeling Friesland, de
heer M.A. van Wijck, verrichtte de
Commissaris van de Koningin van de
provincie Friesland de otTiciële ope-
ning. Duidelijk en ter zake kundig gaf
hij zijn visie op de toekomst van de
Diergeneeskunde. Heel nadrukkelijk
zag hij de in zijn bestaan bedreigde
Gezondheidsdienst voor Dieren in
Noord-Nederland (GvD-NN) een rol
spelen. De GvD-NN was trouwens va-
ker onderwerp van gesprek gedurende
het Jaarcongres. Hermans schetste de
rol van de agrarische sector in
Friesland, nu en in het vededen. Die
rol was aanzienlijk en naar zijn be-
scheiden mening zou dat zo blijven,
ook na 2002. De Commissaris had een
aantal lovende woorden voor de die-
renartsen in zijn provincie. Zo noemde
hij het project \'Meten is weten\' een
voorbeeld van een goede samenwer-
king tussen veehouder en dierenarts.

Hiema hield de voorzitter A.W. Udo
zijn eerste Jaarrede.

JAARREDE 1994

Mijnheer de voorzitter van de
Afdeling Friesland, leden van de
Congrescommissie, geachte genodig-
den, ereleden, buitengewone leden en
leden van de Koninklijke Nederiandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde,
dames en heren collegae, geachte toe-
hoorders.

Na 21 jaar is de KNMvD weer te gast
in de Lawei te Drachten. In 1973 hield
collega Van Riessen hier zijn laatste
jaarrede en besprak een aantal onder-
werpen dat, nu ik mijn eerste jaarrede
houd, weer aan de orde komt. Is er dan
niets veranderd in deze jaren?
Natuuriijk wel; we benaderen de on-
derwerpen vanuit veranderde inzich-
ten en omstandigheden.
Alvorens hiemiee te starten, dank ik u,
mijnheer de voorzitter en leden van het
bestuur van de Afdeling Friesland en
voorzitter en leden van de Congres-
commissie, namens het Hoofdbestuur,
voor de organisatie van ons Jaarcon-
gres 1994. Uw Afdeling heeft via uw
Congrescommissie aangegeven dat
wij vooruit moeten zien: de goede
richting voor elke actieve, in het maat-
schappelijk leven staande organisatie.
Vooruit kijken, waarbij kennis van het
verleden een onmisbaar element
vormt, wil dit voorbeschouwen meer
zijn dan vrijblijvende spielerei.

Het Jaarcongres 1994 vond plaats in de Lawei te Drachten. Diergeneeskunde
na 2002 was het thema. De Congrescommissie heeft daarmee een zeer spraak-
makend onderwerp uitgekozen, zo bleek uit de inleidingen en de discussie.
Voorafgaand aan het congres verrichtte de Commissaris van de Koningin van
de provincie Friesland, de heer L.M.L.H.A. Hermans, de officiële opening en
werden onder meer Geschenken ter Onderscheiding, de Jaarprijs van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de Specialistencertiflcaten uitgereikt.
De voorzitter van de KNMvD hield zijn eerste Jaarrede, die integraal is afge-
drukt.

Door Sophie Deleu

JAARCONGRES 1994 IN DE LAWEI TE DRACHTEN

Wij danken de Afdeling Friesland en
haar Congrescommissie voor het vele
werk dat zij verzet hebben om dit con-
gres tot een succes te maken.
Mijnheer de Commissaris van de
Koningin, namens alle congresgangers
dank ik u voor uw bereidheid het con-
gres te openen en een gedeelte van
deze dag met ons in uw mooie provin-
cie te delen. Alhoewel u momenteel
niet meer direct betrokken bent bij het
in Den Haag te formuleren beleid, bent
u een relatief jeugdig, maar zeer erva-
ren politiek ambtsdrager. U herkent de
wellicht politiek-relevante opmerkin-
gen en kunt deze, zo u wilt, via de geëi-
gende kanalen doorsluizen te bestem-
der plaatse. Daarom verblijdt uw
actieve aanwezigheid ons des te meer.
Van oudsher agrarische provincies,
mijnheer de Commissaris van de
Koningin, zijn u niet onbekend. U zult
ongetwijfeld trachten een goed even-
wicht te stimuleren tussen natuurbe-
heer, landbouw en industrialisatie. Dit
alles in de juiste proporties en verhou-
dingen en zo tot heil van mens en dier.

Mijnheer dc burgemeester van
Smallingerland, uw gemeente koestert
het Fries Paardencentmm en u stimu-
leert het behoud van een volwaardige
Gezondheidsdienst Noord-Nederiand.
Dat u vandaag de tijd vrij gemaakt hebt
om bij de opening van dit congres aan-
wezig te zijn, toont dat de dieren en de
diergezondheidszorg uw bijzondere
aandacht hebben. Hartelijk dank hier-
voor.

Dames en heren.

Het is een goede traditie binnen onze
beroepsvereniging om aan het begin
van ons Jaarcongres de collegae te her-
denken die ons in het afgelopen jaar
ontvielen.

l a/I ons heen gingen de collegae:
D. van den Akker, Zwolle
C.M.J. Blok, Oud-Beijeriand
P.J.J. Caramin, Brasschaat (België)

-ocr page 347-

J.W.C. Coppelmans, Rio Verdi
(Brazilië)

A.J. van Groenland, Oudenbosch
D.W. dc Groot, Hellendoom

G.H.P.J. Gouda-Quint, Doorwerth
J. Hingstman, Peize

F.J. Koksma, Amsterdam

Th. van der Kooi, Oud-Bcijerland

Prof.dr. P. Krediet, De Bilt

Dr. A. van Loen, Amerongen

M. Lourens, Wenum Wiesel

R. Lunsche, Assen

Dr. J.W.M.A. Mullink. Bunnik

A.J.M. Paulusse, Millingen a/d Rijn

J.C. Peters, Oud-Vossemeer

Dr. D.J. Peterse, Oostermeer

A.H.P. van der Put, Uden

W.R.J. Rasenberg, Berkel-Enschot

D. Ringnalda. Oss

W. van Veen, Oostburg

H.H.H. Zanderink. Hengelo

Mag ik u verzoeken op te staan om hen
een ogenblik te gedenken. Dank u.
In het achter ons liggende jaar waren
ook redenen tot vreugde. Een aantal
collegae en de secretaris van de
KNMvD werden koninklijk onder-
scheiden.

687

Gedecoreerd werden:
Ridder in de Orde van
de Nederlandse Leeuw:

Profdr. J.G. van
Logtestijn (RNL)

Officier in de Orde van
Oranje Nassau:
Dr. W. Edel (OON)
Dr. P. Leeflang(OON)
C.H.A.Pinkse(OON)

Ridder in de Orde van
Oranje Nassau:
T.W. Te Giffel (RON)
J.W. Laveaux(RON)
M.Th. Zijlmans (RON)

Ik wil de gedecoreerden
hartelijk gelukwensen
met de hen toegekende
eervolle onderscheiding.
Ook heeft een aantal die-
renartsen dit jaar hun we-
tenschappelijke inspan-
ning bekroond met het
behalen van de doctorsti-
tel.

Dit zijn:

K O N 1 N K 1. 1 J K F. N F [) E R L A N D S E M A A I S t\' H A P IM J VOOR D I F: R (i i: N E E S K U N D E

L.J.E. Rutgers
Mw. A.A.H.M. ter
Huume
E. Teske

E.J.H.J. Wiertz
R.M. Dwars

F.R. Stafleu
J.W. Hesselink
Mw. M. Nielen
Mw. L.M. Overduin

Gaame wil ik de genoemde collegae
feliciteren met de behaalde titel en
dankzeggen voor hun bijdrage aan de
bevordering van de diergeneeskunde.

Dames en heren.

Wij leven in een snel veranderende
wereld. Deze veranderingen hebben
hun weerslag in bestuur en beleid. De
Nederiandse overheid vertaalt die om-
slagen in reorganisaties op departe-
mentaal niveau. De diergeneeskunde
en voor deze de KNMvD. heeft voor-
namelijk te maken met het ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) en het Ministerie van
Welzijn, Volksgezondheid met voor-
heen Cultuur en nu Sport (VWS).
Het eerstgenoemde ministerie is volop
aan het reorganiseren. Van de vele di-
recties zullen er negen overblijven,
waarbij dc taak, die tot voor kort door
de Veterinaire Dienst werd uitgevoerd,
verdeeld wordt over een aantal direc-
ties. Dit opent enerzijds de kans om het
veterinair geluid via verschillende di-
recties te laten doorklinken, maar her-
bergt anderzijds een groot gevaar: de
veterinaire inbreng loopt de kans te
sterk versnipperd te raken en daardoor
in gewicht en/of herkenbaarheid af te
nemen. Vooral vanuit een internatio-
naal perspectief -denk daarbij aan in-
temationale handel en aanpak van
dierziekten- zien we het als een groot
bezwaar dat één centraal punt, waartoe
men zich voor veterinaire aangelegen-
heden kan wenden, ontbreekt.
De handel in dieren en hun produkten
binnen de Europese vrije markt kan
slechts geblokkeerd worden om volks-
gezondheids- of veterinaire redenen.
Derhalve mag van een veterinair appa-
raat verwacht worden dat het continu
paraat is. Versnippering van het sys-
teem werkt vertragend, juist waar slag-
kracht vereist is.

De Chief Veterinary Officer (CVO)
als coördinator is op zich een goede
belichaming van één centraal coördi-
natiepunt voor binnen- en buitenland.
Maar door de beperkte mogelijkheden
van aanpak zijn de KNMvD en met
haar een aantal andere organisaties
nog allerminst van hun grote zorg ver-
lost. De personele bezetting is name-
lijk minimaal en de continuïteit van
deze functie in de structuur van beleid
en uitvoering is onzeker. Wij zouden
dus van de overheid meer duidelijk-
heid willen verkrijgen over de conti-
nuïteit en de herkenbaarheid.
Ook de vorm waarin de uitvoering van
beleidszaken in verzelfstandigde of
geprivatiseerde organisaties gegoten
wordt, is momenteel nog uiterst vaag.
De reorganisatie binnen het ministerie
van VWS verloopt minder stormach-
tig-

Uit overleg blijkt dat het Veterinair
Staatstoezicht zijn plaats op het terrein
van de volksgezondheid behoudt, mo-
gelijk iets ingekrompen. De voorstel-
len uit het rapport Hendriks-de Zeeuw
zijn verwoord in een kabinetsstand-
punt, dat inmiddels door de Tweede
Kamer is aangenomen.
De gehele ontwikkeling van het
Nederiands Controlebureau Levens-
middelen en Waren (NCLW) zal voor
de verzelfstandiging en/of privatise-
ring van de RVV van grote betekenis
zijn.

Wanneer de terugtredende overheid de
keuring overdraagt aan het bedrijfsle-
ven, dan betekent dit in het keten-den-
ken een vanzelfsprekende stap. Het

-ocr page 348-

hele systeem van kwaliteitsbewaking
is immers in het leven geroepen om de
keuring efficiënter en effectiever te la-
ten verlopen.

De KNMvD is echter wel van mening
dat de keuring, of beter de controle, ten
behoeve van de volksgezondheid een
volstrekte onafhankelijkheid vereist.
De overheid moet deze onafhankelijk-
heid garanderen. Derhalve blijft er,
met name in verband met de volksge-
zondheid, steeds een onafhankelijke
controle noodzakelijk op de reeds uit-
gevoerde kwaliteitscontrole door be-
langhebbenden.

In de Europese wetgeving spelen de
\'official veterinarian\' en de \'compe-
tent authority\' een belangrijke rol in de
structuur van controles. Wij vinden
dan ook dat een aantal taken, daar waar
deze genoemd zijn, door de onafhan-
kelijke \'official veterinarian\' dient te
worden uitgevoerd.
Van dit geheel aan taken kan een deel
worden overgedragen aan de praktize-
rende dierenarts als bevoegde dieren-
arts of in het geval van in nood te do-
den dieren, vóór het slachten als
keuringsdierenarts.

De Europese regelgeving dient duide-
lijk in de Nederiandse geïmplemen-
teerd te worden en na het veranderen
van de wetgeving dient de overheid
alle betrokkenen duidelijk en gericht
voor te lichten. Een stappenplan voor
het uitdragen van het beleid, samen
met de betrokken beroepsorganisaties
opgezet, kan tot goede resultaten lei-
den.

Op die manier worden Europese wet-
geving en de implementatie ervan door
de Nederiandse overheid zodanig in-
gevoerd, dat er een vanzelfsprekend
draagvlak bij alle belanghebbenden en
betrokkenen ontstaat.
Aandacht voor het creëren van een
draagvlak is belangrijk gebleken bij de
invoering van de wettelijke logboek-
verplichting van dierhouders. Een aan-
tal organisaties heeft samen met de
overheid een aanzet gegeven voor
deze invoering.

De KNMvD zou op verzoek voor de
verspreiding zorgdragen. Deze onder-
steuning van de overheid is haar echter
noch door de dierenartsen, noch door
de dierhouders in dank afgenomen.
Weliswaar heeft de administratieve en
infonnatieve verplichting van de die-
renarts na een woelige tijd in grote de-
len van Nederland min of meer vaste
vorm gekregen, zeer veel dierhouders
hebben geen enkele poging gedaan
hun verplichting na te komen.
Soms was er zelfs sprake van emstige
tegenwerking, hetgeen bij de dieren-
arts fmstraties heeft opgewekt.
Het heeft geen zin een schuld uit te
spreken, maar heel duidelijk is geble-
ken, dat er geen draagvlak was ont-
staan binnen de betrokken organisaties
en hun achterban.

Ook werd overigens duidelijk dat het
gezegde "een man een man, een woord
een woord\' in Nederiand geen alge-
meen opgeld meer doet. De KNMvD
zal de dierenartsen niettemin blijven
voorhouden zich aan hun plichten, in
de regeling vastgelegd, te houden.
De KNMvD heeft dit jaar veel energie
gestoken in de invulling van de kader-
wet Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren. De Raad voor Dierenaangele-
genheden en haar afdelingen Gezond-
heidsvraagstukken, Welzijns-vraag-
stukken en Biotechnologie hebben di-
verse conceptadviezen gegeven voor
de Algemene Maatregelen van
Bestuur, al of niet via startnotities.
Het is voor de beroepsorganisatie
moeilijk gebleken om de gehele ach-
terban in dit proces te betrekken.
Startnotities zijn zoveel mogelijk naar
de Groepen, waarvan de betrokken-
heid mag worden aangenomen, voor
commentaar gezonden. Verkregen op-
merkingen zijn tot een KNMvD-com-
mentaar samengesmeed en te bestem-
der plaatse neergelegd. De tijdsdmk op
de voortgang resulteerde er nogal eens
in. dat onze vertegenwoordigers naar
bevind van zaken een \'KNMvD-me-
ning\' moesten geven. Vooral binnen
de afdeling Welzijnsvraagstukken is
het moeilijk om tot een unaniem ad-
vieste komen.

De KNMvD blijft eraan werken door
middel van deze adviezen een beeld te
geven van het gedachtengoed van haar
leden. Zo nu en dan echter zullen deze
adviezen voomitlopen op de ideeën
die nog algemeen in de beroepsgroep
leven. Een voomitziende en flexibele
KNMvD dient dit echter aan te kun-
nen.

De gezelschapsdierenartsen brengen
duidelijk naar voren, dat daar waar de
overheid zeer veel aandacht besteedt
aan het welzijn van landbouwhuisdie-
ren, het welzijn van gezelschapsdieren
heel mager is ingevuld in de startnoti-
ties. Om een voorbeeld te noemen: bij
het fokken en tonen van gezelschaps-
dieren worden zogenoemde rasken-
merken duidelijk boven de welzijnsas-
pecten uitgetild, waardoor aanpassing
of vernieuwing van het beleid achter-
wege blijft.

Wij hopen dat er door een goede invul-
ling van de kaderwet een draagvlak
ontstaat bij alle Nederiandse burgers,
ook de dierenartsen.

Geachte toehoorders.
Een reorganisatie die het afgelopen
jaar met goed gevolg bijna is afgerond
en die de eindfase nadert, is die van di-
verse onderzoeksinstituten tot het ID-
DLO Veehouderij en Gezondheid. De
KNMvD wenst het instituut op de bo-
dem van de oude Zuiderzee een goede
vaart.

De reorganisatie van de Stichting
Gezondheidszorg voor Dieren ver-
loopt niet zonder moeite. De tweede-
lijns-diergeneeskunde en -diergezond-
heidszorg zijn voor Nederland van
zeer groot belang en kennen qua orga-

-ocr page 349-

nisatie en kennis in de wereld nauwe-
lijks hun evenbeeld. De expertise van
de Gezondheidsdiensten is van wezen-
lijk belang voor de ondersteuning van
het optimaal functioneren van de prak-
ticus en dit geheel in het belang van de
veehouders. De support van gecertifi-
ceerde laboratoria, deskundigheid in
de diverse dierdisciplines en de uitvoe-
ring van gericht praktijkonderzoek
zijn essentieel voor het handhaven van
het hoogstaande niveau van de dierge-
neeskunde in Nederland.
Niet alleen voor de georganiseerde
dierziektenbestrijding, die al sedert
1919 in de provincie Friesland functio-
neert, maar ook voorde bedrijfsdierge-
neeskundige aanpak van de preven-
tieve gezondheidszorg hebben de
verschillende Gezondheidsdiensten
het startschot gegeven. Vanzelfspre-
kend zijn een efficiënte uitvoering en
sectorale kostendekking van verrich-
te taken van belang. De KNMvD
is echter wel van mening dat een net-
werk van tweedelijns-diergeneeskun-
dige expertise over Nederiand ver-
deeld dient te blijven. Een duidelijke
basisvoorziening per dienst en een ge-
richte speerpuntfunctie per dierdisci-
pline moeten de tweede-
lijns diergeneeskunde haar
leidende taak doen behou-
den, binnen de vereiste be-
zuiniging.
^ De eerstelijns-praktize-
^fl rende dierenartsen zullen
^^H een deel van het huidige
takenpakket over kunnen
nemen in kwalitatief goed
georganiseerde en inge-
richte praktijken. Ik kom
daar straks op temg. Een
goede samenwerking tus-
sen praktici en gezond-
heidsdiensten is daarbij
rechtsreeks in het belang
van de veehouder.
De samenwerking tussen
prakticus en de gezond-
heidsdienst is voor de ge-
organiseerde dierziekte-
bestrijding vastgelegd in
de samenwerkingsover-
eenkomst. Het afgelopen
jaar is deze samenwer-
kingsovereenkomst voor
één dierenarts opge-
schort. De KNMvD vindt
het juist dat dierenartsen
van de werkzaamheden
kunnen worden uitgeslo-
ten, wanneer blijkt dat ze
zich niet aan de wet en ge-
maakte afspraken houden. De eer en de
goede naam van de beroepsgroep heb-
ben immers hoge prioriteit. Ondanks
de mogelijkheid orn in te grijpen via
het tuchtrecht, krachtens de WUD, is
de KNMvD ervóór, vast te houden aan
de samenwerkingsovereenkomst tus-
sen prakticus cn gezondheidsdienst.
De overeenkomst maakt het namelijk
mogelijk om sneller en adequater in te
grijpen bij niet toegestane praktijken.
De samenwerkingsovereenkomst wordt
aan de huidige maatstaven aangepast.

689

De KNMvD en de Faculteit Dierge-
neeskunde onderhouden een goed con-
tact door middel van gestructureerd
overieg. Dit ovedeg verioopt altijd in
een open, constmctieve sfeer.
Het Hoofdbestuur van de KNMvD is
verheugd over het feit dat de Faculteit
Diergeneeskunde het nieuwe curricu-
lum heeft aanvaard. Wij zijn zelfs bij-
zonder gecharmeerd van dit nieuwe
curriculum, waamit ik twee items zal
lichten:

- het uitgangspunt van de Faculteit dat
de algemene bevoegdheid gehand-
haafd moet blijven, uitgaande van de
Europese richtlijnen en

K O N I N K 1. I J K i; N i: I) t; R L N D S E M A A T S C H A 1\' P 1 .1 O O R Dl E R Cl 1-: N E i: S K U N I) E

- de mogelijkheid voor de student om
zich met behulp van keuzepaketten
te verdiepen in een bepaald onder-
werp of cluster van onderwerpen.
Verdergaande differentiatie dus, zo-
wel op praktisch- als op flindamen-
teel-wetenschappelijk niveau.
Het Hoofdbestuur betreurt het der-
halve dat de invoering van het nieuwe
curriculum met één jaar is vertraagd.
Dat de Faculteit, geheel in de lijn van
het thema van dit Jaarcongres, ook ver-
der voomitblikt, blijkt uit het feit dat
zij alweer bezig is met het ontwikkelen
van een nieuwe studie: Diergenees-
kunde in 2000; een studie met aparte
studierichtingen. De bestuurscommis-
sie Facultaire Strategie heeft een start-
notitie geschreven over de toekomst
van het onderwijs aan de Faculteit
Diergeneeskunde. Ook hierover heb-
ben de KNMvD en de Faculteit van ge-
dachten gewisseld. Voordat dit nieuwe
plan concrete vormen krijgt, zal er nog
veel overleg met verschillende instan-
ties nodig zijn. Het doet het
Hoofdbestuur genoegen dat de
Faculteit de KNMvD hierbij betrekt.
In onze ogen is dit overigens ook een
conditio-sine-qua-non. Hoe dan ook,
de uitwerking van de veel verder-
gaande differentiatie in combinatie
met het handhaven van de algemene
bevoegdheid zal nog veel hoofdbre-
kens kosten.

De KNMvD volgt met zorg de ontwik-
keling, of liever gezegd de dreigende
wildgroei, van aparte, veterinair-ge-
tinte opleidingen aan onder meer de
Agrarische Hogescholen tot zoge-
naamde \'zoövets\' of \'veterinaire hul-
pen\'. Een aanvullende, goed gestmc-
tureerde richting aan één of meer
gangbare agrarische onderwijsinstel-
lingen, die kennis van zootechniek en
diergezondheidszorg combineert, kan
een aantal opgeleiden een plaats in een
dierenartsenpraktijk opleveren. De
KNMvD benadert een beperkt project
met deze opzet positief
De veterinaire inbreng in het land-
bouwonderwijs is overigens essentieel
voor een verdergaande integratie van
zootechniek en diergezondheidszorg.
In dit kader doet de KNMvD een klem-
mend beroep op dierenartsen om waar
nodig te participeren in het landbouw-
onderwijs, ook op middelbaar niveau.
Dames en Heren.

Tot zover heb ik voomamelijk gespro-
ken over externe zaken, van belang
voor de Nederlandse dierenartsen.
Maar waar houdt de KNMvD zich op
dit moment zelf mee bezig?

-ocr page 350-

Uit een enquête is gebleken dat het
imago van de dierenarts bij de cliënt
heel goed is. Wij dienen dat te bewa-
ken. Het uitoefenen van kwalitatief
goede diergeneeskunde is daarbij van
wezenlijk belang, maar ook de com-
municatie met de cliënt is essentieel
voor ons imago.

Uitgaande van een goede opleiding,
dienen onze werkzaamheden, onze ou-
tillage en onze praktijkpanden kwali-
teit uit te stralen. Een belangrijk initia-
tief van vier van onze Groepen heeft
geresulteerd in de opzet van mini-
mum-kwaliteitseisen voor een ge-
mengde dierenartsenpraktijk. De kwa-
liteitseisen voor de gemengde praktijk
zijn uitgangspunt voor de eisen aan
specifieke praktijken zoals gezel-
schapsdieren-, de paarden- en de
pluimveepraktijken. Deze kwaliteits-
eisen betreffen vooral de inrichting en
de organisatie van de praktijk. Het
pakket van eisen is voorgelegd aan
kwaliteitsdeskundigen, die het zullen
bijschaven, waama het wordt gepre-
senteerd aan de achterban. Veel aan-
dacht wordt besteed aan het creëren
van een breed draagvlak voor de kwa-
liteitsgedachte. De KNMvD verwacht
dat in een periode van vijf jaar de
meeste praktijken in Nederiand aan
deze minimumeisen zullen voldoen.
Momenteel verdiept de Maatschappij
zich in de mogelijkheid van certiflce-
nng van dierenartsenpraktijken. Daar-
toe dient een systeem van toetsing uit-
gewerkt te worden.

Voldoen aan kwaliteitseisen is zowel
voor de gezelschapsdieren- als de ge-
mengde en landbouwhuisdierenprak-
tijk van belang. Los daarvan, maar wel
in dezelfde lijn, stelt het bedrijfsleven
binnen het kader van de 1KB kwalifi-
catie-eisen aan de landbouwhuisdie-
renarts, ten aanzien van kennis van een
bepaalde dierdiscipline. Dit heeft on-
der meer geleid tot erkenning van die-
renartsen voor de 1KB-varkenshoude-
rij. Het register van de erkende
dierenartsen wordt door de KNMvD
gevoerd. De dierenarts heeft hiermee
een gestmctureerde plaats gekregen
binnen de gehele produktieketen. De
erkenning geeft de dierenarts een aan-
tal rechten, maar legt ook plichten op
inzake praktijkvoering cn behande-
lingswijze. Dc KNMvD is actief parti-
cipant in het project \'verantwoord
diergeneesmiddelengebmik\' van het
Infomiatie- en Kenniscentrum van het
ministerie van LNV. Het IKC zal aan
het eind van dit jaar een serie voorlich-
tingsprodukten presenteren, die de
veehouder moeten motiveren bewust
met geneesmiddelen om te gaan. De
dierenarts, deskundige op het gebied
van diergeneesmiddelen, speelt een
belangrijke rol in de kennisoverdracht.
Het project sluit daarmee aan op de vi-
sie, neergelegd in het Veterinair
Antibioticumbeleid.
Het opstellen en gebruiken van con-
cept-fomiularia voor specifieke dier-
soorten en -disciplines zal de praktize-
rende dierenartsen alert houden in het
omgaan met en het voorschrijven van
diergeneesmiddelen.
Concept-formularia zijn overigens
inderdaad concept-formularia. De
KNMvD verwacht reactie vanuit de
achterban, dat wil zeggen zowel van de
Faculteit als van de eerstelijns- en de
tweedelijns-praktijk. De concepten
worden telkens geëvalueerd en bijge-
steld, net zo lang tot ze totaal geïnte-
greerd zijn in het dagelijks voorschrijf-
gedrag. Door aan iedereen, ook de
consument, duidelijk te maken dat de
beroepsgroep zorgvuldig omgaat met
geneesmiddelen, verwacht de KNMvD
het vertrouwen van de overheid te ge-
nieten. Nieuwe geneesmiddelen zullen
daardoor wellicht ook in de toekomst
beschikbaar blijven voor veterinair ge-
bmik.

De KNMvD heeft, na het fonnuleren
van het Veterinair Antibioticumbeleid,
een commissie geïnstalleerd, die zich
moet buigen over het te voeren vacci-
natiebeleid. Ze hoopt dat deze com-
missie haar werk in de loop van het ko-
mende verenigingsjaar kan afronden.
De installatie van deze commissie
moet ook gezien worden in het licht
van het momenteel in Bmssel nog
steeds voorgestane en gevoerde non-
vaccinatiebeleid. Niet alle landen zijn
gelukkig met dit beleid. De KNMvD
heeft vorig jaar als mogelijke conse-
quentie van dit non-vaccinatiebeleid
gesproken over een onvermijdelijke
inkrimping van de veestapel. Wij zijn
echter geen voorstander van inkrim-
ping, noch van de veestapel, noch van
het aantal bedrijven, maar denken dat
dit onvemiijdelijk is, gelet op de poli-
tieke beleidsbeslissingen.
Aangezien de veterinaire begeleiding
van de landbouwhuisdierenbedrijven
nog steeds geïntensiveerd wordt, zal
ook de tariefstmctuur verder moeten
veranderen. Dierenartsen én veehou-
ders zullen in de nabije toekomst in
toenemende mate moeten overschake-
len op beloning voor dienstverlening.

Het project NOVAD Coöperatie
Ideëel: de NCI.

Nu, eind 1994 is de NCI geworden tot
een volwaardig gesprekspartner, die
namens alle veterinairen praat met alle
instanties die bezig zijn met informati-
sering.

Er zijn zeer nauwe contacten met de
Faculteit Diergeneeskunde en de
Landbouwuniversiteit Wageningen.
Met de softwarehuizen voor de veteri-
naire markt wordt regelmatig overieg
gevoerd. Met het Agrarisch Telema-
tica Centmm en standsorganisaties
wordt samengewerkt in projecten voor
de landbouwhuisdieren. Met de
KNMvD wordt richting gegeven aan
de invulling in projecten in de dierge-
zondheidsbalans.

Voor de gezelschapsdierenpraktici
worden projecten onder eigen beheer

-ocr page 351-

\'Kwaliteit is het sleutelwoord voor de toekomst..
uitgevoerd.

Zwaartepunt van het weric van de NCI
voor de naaste toekomst is het kennis-
dus informatiseringstraject. We staan
hierbij nog pas aan het begin. Alleen in
samenwerking met alle geledingen
van onze beroepsgroep kan dit naar be-
horen worden ingevuld.

De gezelschapsdierenprakticus heeft
de consultering van en de samenwer-
king met specialisten in diverse disci-
plines goed vormgegeven; de wissel-
werking van eerste en tweede lijn heeft
duidelijk gestalte gekregen, ten gunste
van patiënt en cliënt. In de toekomst
voorzien de gezelschapsdierenartsen
een verdergaande samenwerking als
een belangrijke ontwikkeling van de
gezelschapsdierenpraktijk, zo blijkt uit
een brainstormsessie, georganiseerd
door de NCI. Betere communicatie
tussen dierenartsen onderling, met in-
begrip van een op te zetten systeem
van intercollegiale toetsing, komt deze
samenwerking ten goede en is in de
toekomst van belang om in te spelen
op de steeds mondiger wordende
cliënt.

Daamaast zal de communicatie met de
kwaliteit eisende cliënt nadmkkelijker
moeten plaatsvinden. Het informeren
van de cliënt voorkomt dat dierenart-
sen wellicht ten onrechte op hun han-
delen worden aangesproken, of zich
zelfs tuchtrechtelijk moeten verant-
woorden. Een gebrekkige communica-
tie tussen dierenarts en cliënt veroor-
zaakt namelijk een belangrijk deel van
de klachten over dierenartsen bij het
Tuchtcollege.

De KNMvD ondersteunt met raad en
daad het initiatief van de farmaceuti-
sche industrie om te komen tot eendui-
dige vaccinatiecertificaten voor gezel-
schapsdieren, inclusief paarden. De
betrokkenen streven hierbij naar uni-
fonniteit, ook in Europees verband.
Bovendien wordt gesteefd naar een zo
volledig mogelijke integratie met het
Nederlands Dierenpaspoort, uitgege-
ven door dc Stichting Registratie
Gezelschapsdieren.
Een analyse door de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren heeft on-
langs aangetoond dat er op het gebied
van ziektekostenverzekeringen van
gezelschapsdieren slechts één maat-
schappij met globaal-dekkende facili-
teiten bestaat. De KNMvD heeft de be-
langhebbende organisaties op de
hoogte gebracht. Alhoewel de studie
een op het eerste gezicht negatief re-
sultaat heeft opgeleverd, is het verheu-
gend te noemen, dat er nu tenminste
duidelijkheid bestaat over ziektekos-
tenverzekeringen.

I «TM f *l «i .

Het Hoofdbestuur heeft in 1993 op ad-
vies van de Commissie Dierenartsen in
Dienstverband (DID) het Discussie-
platfomi Arbeidsvoorwaarden inge-
steld. De KNMvD voelde behoefte aan
een permanente overiegstmctuur tus-
sen praktici-werkgevers enerzijds en
praktici-werknemers anderzijds. Het
Discussieplatform heeft zich allereerst
beziggehouden met het \'WAO-gat\' en
buigt zich momenteel over een salaris-
stmctuur, die voor een langere periode
bruikbaar is dan de huidige adviezen
van de KNMvD.

Dierenartsen werkzaam in de sector
volksgezondheid staan ook de nodige
ontwikkelingen te wachten. Men
wacht met spanning het al dan niet op-
richten van een Nederiands Controle-
bureau Levensmiddelen en Waren
(NCLW) af

mÊÊÊ

Alhoewel de KNMvD niet verwacht,
dat er minder dierenartsen nodig zul-
len zijn in deze sector, zal de organisa-
torische omschakeling groot zijn en in-
tensief begeleid moeten worden.
Krachtens uitvoeringsvoorschriften
van de Vers Vlees Richtlijn zal er zich
op elke slachtlocatie een keuringsdie-
renarts nadmkkelijk met de keuring
moeten belasten, in het kader van de
bewaking van de volksgezondheid.
Deze Vers Vlees Richtlijn moet in de
toekomst, in combinatie met een temg-
tredende overheid en een verzelfstan-
diging van de RVV, arbeidsplaatsen
voor dierenartsen kunnen opleveren.

Collega\'s, geachte toehoorders, als
laatste, maar niet-onbelangrijk onder-
werp wil ik nog enige woorden zeggen
over onze intemationale diergenees-
kundige betrekkingen. Nederland is
geen eiland en dat is de reden, waarom
wij onze intemationale contacten moe-
ten verstevigen. Samen met de over-
heid en het bedrijfsleven dienen wij de
Europese ontwikkelingen aandachtig
te volgen en er op in te spelen.
Meer specifiek begint de Europese
Federatie van Dierenartsenvereniging-
en (FVE) na een wat mindere periode,
meer stmctuur te krijgen. Cultuurver-
schillen echter, doen de veterinaire be-
sluitvorming over diergeneesmidde-
lengebmik, dierenwelzijn, dierziek-
tenbestrijding en vleeshygiëne nog
steeds langzaam verlopen. In dit ver-
band is het prettig dat de
Scandinavi-
sche landen zich aansluiten. Dit zal de
veterinaire gezichtspunten nieuw elan
inblazen.

Onze veterinaire wereldorganisatie, de
World Veterinary Association, krijgt
weinig grip op zaken, zoals education,
development en animal welfare. Deze
zijn dan ook wereldwijd moeilijk te
overzien. Toch wordt volgend jaar, in
samenwerking met de World Small
Animal Veterinary Association, het
Worid Veterinary Congress in Japan
georganiseerd, waar de ongeveer 6000
verwachte dierenartsen vele onderwer-
pen worden voorgehouden. Mogelijk
zijn daar. behalve de algemeen secre-
taris van de KNMvD als national
member, verscheidene Nederlandse
dierenartsen bij.

Het is ons inziens positief, dat de
Deense beroepsvereniging sinds 1994
het secretanaat van de WVA voert. De

-ocr page 352-

KNMvD hoopt dat de organisatie
daardoor weer dichter bij de dierenart-
sen icomt te staan.

Dames en heren collega\'s, geachte toe-
hoorders, mijn rede loopt ten einde.
Voorspellingen voor de toekomst heb
ik niet gedaan. Ik heb slechts ten aan-
zien van enkele onderwerpen de hoop
uitgesproken, dat de ontwikkelingen
een bepaalde richting volgen.
Drie zaken hebben de komende jaren
onze bijzondere aandacht:

- de temgtredende overheid, als be-
langrijke werkgever, maar vooral als
bewaker van de onafhankelijkheid
van de controlerende dierenarts,

- de roep om kwaliteit in de praktijk,
die wellicht zal leiden tot een sys-
teem van certificering en

- de opleiding aan de Faculteit
Diergeneeskunde, die dierenartsen
moet afleveren die kunnen inspelen
op de veranderende arbeidsmarkt.

Dit alles ter bevordering van de dierge-
neeskunde. Kwaliteit is het sleutel-
woord voor de toekomst. Kwaliteit in
alles wat we als dierenartsen nastre-
ven. Iedere dierenarts dient zich te re-
aliseren wat dit betekent, niet in de toe-
komst, maar vandaag. Vroeger was de
dierenarts een solist. Tegenwoordig
moeten we samenwerken. Bovendien
zullen we de commu-catie met onze
cliënten serieus aandacht moeten ge-
ven. Het roer moet dus om, voordat de
wal het schip keert. Laten we niet
wachten tot het jaar 2002! Ik heb ge-
zegd.

JAARPRIJS

Na de Jaarrede, was zoals elk jaar, de
voorzitter van de Hoofdredactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
in de gelegenheid de Jaarprijs uit te rei-
ken. \'Het is belangrijk om elk jaar één
of enkele schrijvers in de schijnwer-
pers te zetten\', aldus de heer dr. W.
Sybesma.

Het artikel dat voorde Jaarprijs in aan-
merking komt dient van grote waarde
te zijn voor de algemene en praktische
diergeneeskunde. Voorts moet het na-
tuuriijk goed geschreven zijn qua op-
zet en compositie. Ook in 1993 is een
dergelijk artikel geschreven.
\'Het betreffende artikel\', betoogde
Sybesma \'kan beschouwd worden als
een voorbeeld van het streven van de
redactie om het Tijdschrift te verhef-
fen tot dè informatiebron voor prak-
tisch-wetenschappelijke ontwikkelin-
gen die de dierenarts goed kan
gebmiken in de uitoefening van zijn
beroep\'.

Aan de ene kant zijn maatschappelijke
ontwikkelingen soms belangrijker
voor een goede uitoefening van het be-
roep dan bepaalde wetenschappelijke
ontwikkelingen; het Jaarcongres haakt
hier goed op in met het thema
Diergeneeskunde na 2002. Ook wat
deze ontwikkelingen betreft (bijvoor-
beeld veterinaire volksgezondheid, bi-
otechnologie, welzijn en wetgeving)
heeft het Tijdschrift een belangrijke
voorlichtende taak.

Sybesma beschreef de dierenarts als
poortwachter, vooral ook voor de be-
scherming van de mens tegen zoöno-
sen. \'De veranderingen in de humane
sector dienen nauwlettend gevolgd te
worden door de veterinairen.
De voorzitter gaf als voorbeeld van
een dergelijke ontwikkeling de schijn-
bare vermindering van de robuustheid
van de immuniteit van de mens. Hij
benadrukte het belang van een attente
dierenarts om deze ontwikkelingen op
te merken. \'In deze context is vast te
stellen dat de klinische blik niet vol-
doende is om vermoedens te bevesti-
gen\', benadmkte Sybesma het belang
van de noodzakelijke infrastructuur
qua kenniscentra en laboratoria om
een diagnose te kunnen stellen. Het ar-
tikel dat de Jaarprijs verdient is een ty-
pisch voorbeeld van het juiste bericht
op het juiste moment in het juiste me-
dium. \'Het weerspiegelt tevens het
voomoemde\', aldus Sybesma \'want
het geeft een juist samenspel weer tus-
sen eerste-, tweede- en derdelijns die-
renartsen\'. Het ging om het artikel
\'Neospora Caninum als oorzaak van
verlammingsverschijnselen bij jonge
honden\' (zie Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde, 1993; 118 (12): 397-401)
van de hand van collegae W. Wouda,
J.K. de Jong, prof dr. F. van Knapen
en dr. H.C. Walvoort. (Het is puur toe-
val dat de prijs valt bij auteurs.)

SPECIALISTEN

Udo stond vervolgens stil bij de spe-
cialisten die in het afgelopen vereni-
gingsjaar hun erkenning verwierven
en werden ingeschreven in het
Nederlands Veterinair Specialistenre-
gistcr. Er zijn dit jaar maar liefst 21
dierenartsen erkend als specialist.
Achter-eenvolgens werden de specia-
listen Chimrgie Paard, Reproduktie
Paard, Inwendige Ziekten Paard, Vo-
gelgeneeskunde en Veterinaire Patho-
logie onder de aandacht gebracht. Met
een persoonlijk woordje feliciteerde
Udo iedere nieuwe specialist.

Specialisten Chirurgie Paard werden:
mevrouw dr. C.K. Becker, mevrouw
J.M. Ensink en de heren P.R. Keg, dr.
W.R. Klein, L.A.J. Smeenk, dr.
P.W.Th. Stolk, L.F. van der Velde, dr.
M. A. van der Velden, dr. P.R. van
Weeren en prof dr. A. Bameveld.
Als specialist Inwendige Ziekten
Paard werden erkend: mevrouw l.P.
Leendertse, mevrouw dr. M.M. Sloet
van Oldmitenborgh-Oosterbaan en de
heer dr. L.R.M. Verbeme. De heer
G.H. van der Wal is specialist op uit-
nodiging Reproduktie Paard.
In het afgelopen jaar zijn de eerste drie
vogelspecialisten ingeschreven: me-
vrouw dr. 1. Westerhof en de heren dr.
J.M.M. Comelissen en dr. J.T. Lumeij.
Tevens zijn als specialisten Veteri-
naire Pathologie geregistreerd: de heer
E. van Garderen, mevrouw dr. M.J.L.
Kik en de heer N. Stockhofe-
Zurwieden.

Collega K.L. How werd tot slot geregi-
streerd als specialist Chimrgie Gezel-
schapsdieren.

\'Uw beroepsvereniging en de Faculteit
Diergeneeskunde zijn trots op u, want
op de vraag naar kwalitatief goede
diergeneeskunde is specialisatie een
krachtig antwoord\', besloot Udo.

GESCHENKEN TER ONDER-
SCHEIDING

Totaal verrast waren ze; de veterinai-
ren die het Geschenk ter Onderschei-
ding van de KNMvD kregen. Aller-
eerst nodigde Udo Ingrid van der Gaag
uit naar voren te komen.
\'Ingrid van der Gaag is zeer betrokken
bij de kwaliteit van het diergeneeskun-
dig onderwijs\', begon Udo. \'Ze kan
streng zijn voorde studenten, pompt ze
vol, maar wordt op handen gedragen\'.
Van der Gaag studeerde afin 1967 en
promoveerde in 1990. Ze heeft niet al-
leen in het onderwijs, maar ook in de
commissie VDA van de KNM\\ D een
belangrijke rol gespeeld. Ze wordt
zelfs af en toe een \'voorbeeldvrouw\'
genoemd. Ze was zeven jaar actief lid
van de Hoofdredactie; iedereen kon op
de voorplaat van het Tijdschrift de
vmchten van haar hobby fotografie be-
wonderen. Van der Gaag is sinds 1993
bestuurslid van de Europese Gastro-
enterologen en richt daamaast vele
groepen Soroptomisten op. Ze heeft
het vermogen om contacten te onder-
houden en mensen echt te kennen.
Zo mogelijk nog verraster dan Van der
Gaag was Henk Vaarkamp, dat hij een
geschenk mocht ontvangen. Vaar-
kamp, die jaren praktizerend dieren-

-ocr page 353-

arts te Diessen was, werd in 1986
voorzitter van de Groep Praktici Grote
Huisdieren. Hij hield en houdt zich be-
zig met zaken als automatisering van
de dierenartsenpraktijk, het onderne-
merschap in de praktijk, de 1K.B en het
veterinair apotheekbeleid. In 1990
werd hij directeur van de AUV. Hij
heeft het project Scholing Veterinaire
Apotheek mede gestalte gegeven. In
de beleidsgroep Veterinaire Apotheek
heeft hij een wezenlijke bijdrage gele-
verd aan de uitgekomen nota\'s. Hij
werd voorzitter van de werkgroep
Veterinair Antibioticumbeleid, die een
aanzet gaf tot de ontwikkeling van
concept-formularia. In Europees ver-
band is hij lid van de Copa-Cochega en
neemt deel aan het Veterinary
Advisory Committee. Velen kennen
zijn inspirerende verhalen, wanneer hij
een denkproces op gang wil brengen.
De derde onderscheiding kende de
KNMvD toe aan Jan Gutteling.
Afgestudeerd in 1975, was hij eerst
werkzaam in de praktijk in Gorredijk.
Hij werd in 1988 specialist oogheel-
kunde, toen nog gezelschapsdieren.
Guttcling heeft het specialisme in de
praktijk uitgedragen. Hij is gedurende
vele jaren lid geweest van de Ereraad
en is nu, op grond van zijn mime erva-
ring, actief lid van het Veterinair
Tuchtcollege. Hij moet in deze functie
de klachten over collegae beoordelen
en bepaalt daarmee de grenzen van het
veterinaire functioneren. Daamaast is
hij lid geweest van vele arbitragecom-
missies. Het Hoofdbestuur heeft waar-
dering voor de inspanning van Gutte-
ling voor het correct uitoefenen van de
diergeneeskunde door al onze be-
roepsbeoefenaren. Ook Gutteling was
zeer ontroerd door het gebaar.

□VERZICHT

VAN DE DIERGENEESKUNDE
Profdr. E.J. Ruitenberg hield een fan-
tastische en heldere voordracht over de
diergeneeskunde van 1960 tot heden,
met een blik op de toekomst. Een groot
aantal dia\'s maakte zijn verhaal aan-
trekkelijk.

Ruitenberg tekende de dierenarts als
vertrouwensman/geneesheer, zoals hij
die in 1960 was. De dierenarts hield
zich bezig met klassieke diergenees-
kunde: klinische diagnostiek en labo-
ratoriumdiagnostiek. De veterinaire
volksgezondheid beperkte zich tot de
slachthuiskeuring.

\'Tegenwoordig heeft de dierenarts
vele vakgebieden\', ging hij verder \'ge-
zelschapsdieren (de dierenarts als ge-
neesheer), de landbouwhuisdieren (de
dierenarts als adviseur, vertrouwens-
persoon), de klassieke diergenees-
kunde (waaronder populatie- en be-
drijfsdiergeneeskunde) en de biotech-
nologie met zijn kansen en aarzelin-
gen\'.

Belangrijk noemde Ruitenberg de
doorbraak van het kwaliteitsdenken in
de gehele produktieketen en de regis-
tratie van specialisten, met name in de
gezelschapsdierensector. Verder heeft
er een verschuiving plaatsgevonden
van nationale dierziektenbestrijding
naar Europese, wordt er hard gewerkt
aan de beheersing van de diergenees-
middelenstroom en krijgt de afbake-
ning/ordening van onderzoeksinstitu-
ten gestalte. Volksgezondheid speelt
zich nu veel meer af op het vlak van de
bescherming van de consument.
\'We zien dan ook een sterke tweede-
ling in het veterinaire vak: diergenees-
kunde ten behoeve van de landbouw-
huisdieren in relatie tot dierge-
zondheid en diergeneeskunde voor ge-
zelschapsdieren, waarbij de aandacht
voor de rol van het gezelschapsdier
steeds belangrijker wordt\', aldus
Ruitenberg.

Na 2002 is een hernieuwde discussie
nodig over specialisatie in de dierge-
neeskunde. Dc eerstel ij nsdiergenees-
kunde zal zich afspelen rond de inten-
sieve veehouderij in de landbouw-
huisdierensector (met een vergaande
samenwerking met andere disciplines)
en rond welzijn en ethiek in de gezel-
schapsdierensector.
De tweedelijnsdiergeneeskunde biedt
in de landbouwhuisdierensector sterk
gespecialiseerde gezondheidsdiensten
en in de gezelschapsdierensector spe-
cialisten. Ruitenberg vraagt zich af of
gespecialiseerde diagnostiek, zoals die
nu een vlucht neemt, in de toekomst
nog rendabel is voor gezelschapsdie-
ren.

Tot slot is er de derdelijnsdiergenees-
kunde: onderzoek ten behoeve van de
landbouwhuisdieren en intensieve,
hoogwaardige klinieken ten behoeve
van gezelschapsdieren.
In het vakgebied volksgezondheid
wordt diergeneeskundige kennis inge-
zet voor de beschemiing van de consu-
ment, waarbij de gezondheid van de
mens het uitgangspunt is. Belangrijk
zijn dus residuen, veterinaire farmaca
en zoönosen.

Ruitenberg voorzag een aantal contro-
verses: de dierenbeschenning versus
patiëntenorganisaties ten behoeve van
de humane gezondheidszorg, de pro-
duktie van transgene dieren versus de
produktie van geneesmiddelen voor
levensbedreigende ziekten en genthe-
rapie.

Ruitenberg concludeerde dat de dier-
geneeskunde nodig ingebed moest
worden in diverse netwerken (agra-
risch- zoötechnisch, biomedisch en
medisch-voedingstechnisch).
Randvoorwaarden hiervoor zijn hoog-
waardige kennis in relatie tot gezond-
heidsproblematiek en een integratie
van gezondheidszorg en laboratorium-
deskundigheid. Daamaast zijn nodig:
een open oog voor maatschappelijke
ontwikkelingen en een duidelijke na-
tionale en internationale profilering.
In de opleiding ziet Ruitenberg be-
hoefte aan bewuste differentiatie met
verdere uitbreidingsmogelijkheden en
interdisciplinaire samenwerking.

THEMAPROGRAMMA
Het Jaarcongres stond in het teken van
de toekomst. Na de lunch spraken dr.
P. van Beukelen en dr. P.H.A. Poll
over het diergeneeskundig onderwijs,
vóór en na het behalen van het dieren-
artsdiploma. In een schitterende, vlotte
presentatie legden zij uit wat men moet
verstaan onder \'continuing education\'.
De ene spreker wisselde de andere af
vanuit de filosofie dat, als je werkelijk
over \'continuing\' praat, PAO en dier-
geneeskundig onderwijs niet los van
elkaar te zien zijn.

Vervolgens hield H. Vaarkamp een be-
wogen betoog over de dierenartsen-
praktijk als onderneming. Strekking
van het verhaal was, dat dierenartsen te
weinig geld besteden aan het verwer-
ven van algemene kennis. Met andere
woorden: \'Gooi die contributie van de
KNMvD omhoog, want met die
krappe drie miljoen komen we er niet\'.
Vaarkamp vindt dat de dierenartsen
zich een professionele organisatie
moeten gunnen. Hij ziet mogelijkhe-
den voor projecten op basis van plan-
nen, budgetten en vooral doelen. Met
een piepend stemgeluid (hij had het op
zijn stembanden) brak hij een lans
voor samenwerking binnen de veteri-
naire beroepsgroep.
Collega E. Cesar sprak over normen en
waarden: \'het vaktechnische aspect
van de gezondheid van dieren is de
verantwoordelijkheid van de beroeps-
beoefenaar die daarbij het morele as-
pect, de kwaliteit van het leven van het
dier, niet uit het oog mag veriiezen\'.
Hij meent dat de rol van het gezel-
schapsdier steeds belangrijker wordt.
Een citaat: \'Vaak is men meer gesteld

-ocr page 354-

op het dier dan op de medemens. Wat
te doen als niet beide(n) tegelijk ster-
ven? Wie van de twee moet eventueel
geëuthanaseerd worden?\' Van een die-
renarts mag in elk geval verwacht wor-
den dat hij genuanceerd denkt over de
rol van het dier in de maatschappij en
hoe daarmee om te gaan. Dierenartsen
zouden bijvoorbeeld veel meer voor-
lichting moeten geven. Conclusie van
Cesar was: \'Ook het dier moet vertrou-
wen hebben in het diploma van de die-
renarts\'.

Als laatste spreker was J.M. Wijsmul-
ler, voorzitter van de Commissie
Ethiek, aan het woord. \'Voortgaande
specialisatie vraagt op den duur steeds
dwingender om haar complement, na-
melijk de aanwezigheid van generalis-
ten\', sprak Wijsmuller Hij pleitte voor
het totaalbeeld als uitgangspunt voor
het denken over het handelen met die-
ren. Hij noemde trefwoorden die tot
het algemeen gedachtengoed van de
modeme dierenarts zouden moeten be-
horen: \'samenspel, intrinsieke waarde
van het dier, mimte voor soortspeci-
fiek gedrag, integriteit, geen sympati-
sche maar preventieve zorg, ethisch
normbesef, welzijn\'. Zijn dia\'s licht-
ten dit toe.

i^rviwiiii.

Aan de lezingen van het Jaarcongres
1994 wordt nog uitgebreid aandacht
besteed in vol\'gende nummers van het
Tijdschrift.

\'s Avonds was het feest. Na een recep-
tie in het gemeentehuis van Drachten,
waar de burgemeester van Smallinger-
land een welkomstwoordje sprak.

■mÊÊÈÊÊÊÊÊÊÊÈmÊm

trokken de veterinairen achter de mu-
ziek van de Blauhüsterdakkapel terug
naar de Lawei.

Tussen de gangen van het uitstekende
diner werden de gasten getrakteerd op
Friese liederen, ten gehore gebracht
door Frederike Kleefstra en begeleid
door Corinne Staal en op twee cabaret-
uitvoeringen. Het ene cabaret, ge-
bracht door enthousiastelingen uit de
Afdeling Friesland, bracht op ludieke
wijze enkele veterinaire ergernissen
aan het licht. Het tweede cabaret, van
de gebroeders Van der Zee, had iets
zeer authentieks. De gebroeders en
hun partners lieten de tijden van wel-
eer herieven. Kortom, het Jaarcongres
1994 was zeer de moeite waard; de
Congrescommissie heeft een compli-
ment verdiend.

ALGEMENE VERGADERING TAMMER DAN VERWACHT

Door Sophie Deleu

Van te voren was het heel duidelijk: het zou erom spannen op de .\\lgemene
V ergadering. Enkele Groepsbesturen pleitten al enkele weken voor uitbrei-
ding van het Hoofdbestuur met één landelijke representant. .Argumenten
vóór waren herkenbaarheid van het betreffende Hoofdbestuurslid door de
Groepen en een verwachte, grote(re) kennis van zaken van de te kiezen repre-
sentant. Er waren ook argumenten tegen. Men verwachtte dat de KNMvD
moeilijker te besturen zou worden. Er bestaat bovendien een heftige allergie
binnen de KNMvD voor een sectorale vertegenwoordiging in het
Hoofdbestuur. De Jaarvergadering verliep echter rustig, zonder de ver-
wachte reusachtige opkomst.

Op de vraag waarom deze discussie
over uitbreiding nu ineens zo hoog op-
loopt, terwijl er nooit problemen zijn
geweest met de keuze van een lande-
lijke representant uit de Groepen
Geneeskunde Gezelschapsdieren,
Praktici Grote Huisdieren, Genees-
kunde van het Varken en Geneeskunde
van het Rund, is moeilijk een ant-
woord te geven.

HERKENBAARHEID VERSUS
FLEXIBILITEIT

De Groepsbesturen hebben het gevoel
dat er steeds meer maatschappelijke en
vaktechnische ontwikkelingen op hun
afkomen, die allemaal om actie en re-
actie van de KNMvD vragen. De
KNMvD wordt bestuurd door het
Algemeen Bestuur (met daarin het
Hoofdbestuur), maar actuele beslissin-
gen worden genomen door het
Hoofdbestuur. De Groepen moeten
dus het gevoel hebben dat hel
Hoofdbestuur goed en herkenbaar op
de zaak past. Dat is eigenlijk het hele
eieren eten.

Het zittende Hoofdbestuur was echter
van mening dat dit met de huidige af-
vaardiging vanuit de Afdelingen en de
twee landelijke representanten goed
voor elkaar was. Men kan immers door
de samenstelling van de afvaardiging
uit de Afdelingen op zijn vingers natel-
len, uit welke hoek (\'groot\' of\'klein\')
de landelijke representant zou inoeten
waaien. De bedoeling is dat genoemde
Groepsbesturen samen met één repre-

-ocr page 355-

R^niM M.

uimM

m

sentant komen, die het spectrum aan
veterinaire sectoren aanvult. (\'Volks-
gezondheid\' heeft een eigen represen-
tant.)

STEMADVIES TEGEN
UITBREIDING

Het Hoofdbestuur heeft en doet dat ei-
genlijk nooit, een stemadvies uitge-
bracht:

\'Het Hoofdbestuur is van mening dat
met de zittende leden en de kandidaat-
stelling vanuit de regio \'s de discipline
landbouwhuisdieren voldoende verte-
genwoordigd is. Daarnaast is het
Hoofdbestuur van mening dat voor een
slagvaardig en flexibel functioneren
het Hoofdbestuur niet uitgebreid zou
moeten worden.\'

\'Wanneer de leden echter niet kiezen
voor de uitbreiding van het Hoofdbe-
stuur adviseert het Hoofdbestuur te
kiezen tussen de landelijk representan-
ten namens de andere disciplines,
daarbij recht doende aan artikel 27
van de Statuten.\'

Er is veel over gediscussieerd de afge-
lopen tijd. Ook tijdens de Jaarverga-
dering probeerden nog enkele
Groepsbestuursleden het Hoofdbe-
stuur te bewegen, hun visie bij te stel-
len. Maar het Hoofdbestuur was on-
vermurwbaar; \'We hebben een stand-
punt ingenomen en daar blijven we
b.j\'.

LAGE OPKOMST

Men verwachtte een overvolle Jaar-
vergadering. Helaas moet geconsta-
teerd worden dat slechts een kleine
driehonderd leden überhaupt een stem
hebben uitgebracht en dat maar hon-
derdzes leden (exclusief Hoofdbe-
stuur!) de Jaarvergadering bezocht...
Gevolg is dat een wel heel kleine groep
leden, waarvan afgevraagd mag wor-
den of die representatief is voor de be-
roepsgroep, beslist wat er gebeurt met
onze vereniging.

Mevrouw Harwig-Dings drukte het
goed uit: \'En als het dan zo belangrijk
is dat het Hoofdbestuur wordt uitge-
breid, waarom zijn er dan maar zo wei-
nig leden op de vergadering? Ik had
een bus volgeladen, als ik als bestuur
mijn zin wilde hebben.\'
Enfin, uitbreiding is met zeven stem-
men verschil weggestemd. De wegen
van de democratie zijn ondoorgronde-
lijk. Gelukkig was men wel zo slim om
voor de landelijke representant voor-
gedragen door de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren te kiezen: me-
vrouw C.L. van Amerongen-Over-
gaauw.

MODERN SPROOKJE
Andere mutaties in het Hoofdbestuur
veriiepen minder tumultueus. De heer
A. Mostert, de heer C.W.M, Augustijn
en de heer Dj.P. Teenstra zijn afgetre-
den. leder had een aardig woordje als
dank voor het gestelde vertrouwen en
een aantal adviezen voor de toekomst.
Teenstra\'s verhaal was werkelijk een
modem sprookje:

Afgelopen zondag speelde Feyenoord
in de vernieuwde Kuip voor 26.078
toeschouwers.

Rotterdam is voor degenen die het nog
niet wisten in vele opzichten een op-
merkelijk stad. Naast Feyenoord telt
Rotterdam nog twee profclubs. De
kleinste hiervan. Excelsior, bezit een
bescheiden accommodatie bij mij in de
buurt. Op topdagen zit er soms een
4000-koppig publiek op de tribunes,
slechts een handjevol in vergelijking
tot de grote broers. Wanneer deze fan-
club uit dierenartsen zou bestaan dan
was er geen dierenarts in Nederland
meer over; zo klein is onze beroeps-
groep.

Gemakkelijk kunnen wij ons voorstel-
len hoe dit groepje fans voor die ene
toegangspoort tesamen dromt, getooid
met vlaggen en paarswitte shawls, de
baret op het hoofd en met allemaal een
kaartje in de hand waarop gedmkt
staat: \'Vlimmen\'.

Eeninaal in het stadion blijkt vak
\'Vlimmen\' slechts een deel van de
zuidkant-tribune te beslaan. De andere
vakken heten \'Gezelschapsdieren\',
\'Bedrijfsleven\', \'GKZ\', \'Gezondheids-
diensten\', nee dit zijn niet de staanplaat-
sen!

Uit de catacomben betreedt ons team
het veld met een vlotte huppel. Het is
het Hoofdbestuur, versterkt met de
twee enige fullprofs, de secretarissen.
Onze razendsnelle spits Kampel-
macher draagt de aanvoerdersband. In
de tweede helft krijgt hij een publieks-
wissel. Udo neemt zijn plaats in, maar
dan als achterstopper.
Het publiek juicht de thuisclub in
schier eufore stemming toe, ja ja dat
voelen wij aan ons hartje.

Het wordt stil wanneer de tegenpartij
het veld betreedt. Wie is die tegenpar-
tij? Nee nooit het Algemeen Bestuur,
nooit één van de Groepsbesturen, nooit
nooit nóóit. De tegenstander is altijd
een club mensen die iets met ons op
een accoordje wil gooien die ons on-
demit wil halen of, sterker nog, die het
in haar bolle kop haalt ons te verplette-
ren. De hoogmoed!

De scheidsrechter blaast op zijn fluitje.
De spits van de tegenstander onder-
neemt ogenblikkelijk een msh in de
richting van het doel, waar onze keeper
nog bezig met het organiseren van zijn
achterwacht. Gelukkig is daar onze
linkshalf die de doorgebroken spits
met een faire tackle vloert.
Desondanks meent de scheidsrechter
een vrije schop aan de tegenstander te
moeten toekennen en dat op slechts en-
kele meters van het strafschopgebied.
De reacties van het publiek zijn ver-
deeld: men fluit die sukkel van een
scheidsrechter uit, er wordt met schut-
tingtaai naar de bezoekende ploeg ge-
smeten, maar er is ook een groepje dat
onze fiere achterstopper met de namen
van niet nader te noemen lichaamsde-
len versiert.

Deze fans hebben geen enkel vertrou-
wen in de afloop van het duel. Ze lij-
ken gelijk te krijgen. Via een handig
één-tweetje verdwijnt de bal onhoud-
baar achter de keeper. Het gemor van
de tribune neemt toe. Wat zijn dat nu
voor spelers. Waarom hebben ze die
lange blonde niet opgesteld die nu
maar nagelbijtend in de dug-out zit toe
te kijken. Er is zelfs een raddraaier die
zijn piepende stemgeluid met een me-
gafoon kracht probeert te geven: men-
sen, supporters van de KNMvD, luis-
ter naar mij: \'Wij gaan een nieuwe
club oprichten en ik beloof jullie, dan
zullen wij elke wedstrijd winnen.
Iemand giet een blikje bier leeg in de
megafoon en de piepstem komt gorge-
lend tot zwijgen. En voor deze wed-
strijd zullen we niets meer van het ver-
nemen. Want het Hoofdbestuur heeft
via de vleugels opeens vleugels gekre-
gen. Op aangeven van één van de full-
profs wordt binnen twee minuten het
tegengoal gescoord. Wanneer wij een
terecht toegekende strafschop verzil-
veren, staan we opeens voor. Drie spe-
lers krijgen een wissel. Coen, Bert en
ik dribbelen naar de zijlijn. En net zo-
als Bebeto op die onvergetelijke WK-
voetbal, zo bedanken wij ons publiek.
Want zonder de steun van het publiek
geen voetbal, zonder de steun van de
leden geen KNMvD.

Verkozen tot nieuwe Hoofdbestuurs-
leden zijn behalve Van Amerongen:
mevrouw A.W. Kooper-Nelemans en
de heer J.C. Baars.

-ocr page 356-

BESLUITVORMING EN VACCINA-
TIEBELEID

Een heikel punt dat voorafging aan,
maar ook voortvloeide uit de discussie
over uitbreiding van het Hoofdbestuur,
was de besluitvorming. Al eerder be-
loofde het Hoofdbestuur dat de be-
sluitvormingsstructuur binnen de
KNMvD onder de loep genomen zou
worden, met aanpassing van de
Statuten. Dit jaar zou het rond zijn.
Helaas moest het Hoofdbestuur zijn le-
den melden, dat er weliswaar druk ge-
studeerd was het afgelopen jaar, maar
dat van werkelijke aanpassing nog niet
veel gekomen was. Het stelde dan ook
voor, een Commissie Besluitvorming
in te stellen, zodat er volgend jaar op
de Algemene Vergadering een voor-
stel wordt gedaan. De leden gingen
hier uiteindelijk mee akkoord, nadat er
van verschillende zijden op aange-
drongen was en hiervoor deskundig
advies in te winnen.
Het Hoofdbestuur heeft tevens een
Commissie Vaccin- en Vaccinatie-be-
leid ingesteld. Deze commissie heeft
de missie een vaccinatiebeleid voor de
beroepsgroep te formuleren en daarin
mee te nemen of in de toekomst de die-
renarts de geëigende en enige persoon
blijft, die mag vaccineren. Dit laatste
was, zoals een lid terecht opmerkte,
aanvankelijk niet de bedoeling, maar
blijkt onder dmk van ons omringende
groeperingen toch noodzakelijk. Ver-
der zal de commissie een uitspraak
moeten doen over het gevoerde
Europese non-vaccinatiebeleid.

Dit waren de highlights van de
Algemene Vergadering. Zodra de no-
tulen beschikbaar zijn, wordt dit aan-
gekondigd in het Tijdschrij\'t. Ze zijn
dan opvraagbaar voor geïnteresseer-
den. De notulen worden zes weken
voor de volgende Algemene Vergade-
ring aan alle leden toegezonden.

VOORUIT LOPEN OP DE ZAKEN NU EENS NIET GEWENST

INTERACTIES TUSSEN DIERGENEESMIDDELEN EN
VEEVÜEDERADDITIEVEN

COMBINEREN VERBODEN
In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 1993; 118(24): 832, is aandacht
besteed aan het nieuwe attest voor ge-
medicineerde voeders op grond van de
vemieuwde regelgeving op dit terrein.
Eén van de consequenties van de
nieuwe regelgeving is dat het onder-
scheid standaard-Zspeciaalvoeder is
komen te vervallen.

Vanaf 1987 wordt bij de registratie van
diergeneesmiddelen voor verwerking
in diervoeders de eis opgenomen dat
gelijktijdige verwerking met de zoge-
naamde A-, D- en K-toevoegingsmid-
delen
verboden is, tenzij voldoende ge-
gevens beschikbaar zijn gesteld
waamit blijkt dat zich geen contra-in-
dicaties voordoen. Met andere woor-
den: in de registratiebeschikking zal
expliciet vermeld moeten staan, dat
vermenging met de A-, D-, en K-addi-
tieven is toegestaan. Deze additieven
zijn antibiotica (A), coccidiostatica en
andere geneeskrachtige stoffen (D) en
groeibevorderende stoffen (K) zoals
bijvoorbeeld Carbadox en Olaquin-
dox.

Vanaf die tijd is dan ook bij de regi-
stratie van vele diergeneesmiddelen
bepaald dat ze
niet gecombineerd mo-
gen worden met de zogenaamde A-, D-
, en K-additieven. De praktijk was ech-
ter dat dit vaak wel gebeurde. Het
ministerie van LNV, het PVVr en de
farmaceutische industrie hebben on-
langs besloten dat daaraan een einde
moet komen.

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 oktober 1994 werd op pagina
620 aandacht besteed aan interacties tussen diergeneesmiddelen en veevoe-
deradditieven. In het artikel werd ingegaan op nieuwe afspraken tussen het
ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), het Produkt-
schap voor Veevoeder (PVVr) en de farmaceutische industrie inzake de geme-
dicineerde voeders. Het ministerie van LNV heeft ons er op gewezen dat de af-
spraken echter niet juist zijn weergegeven. In dit geval was vooruit lopen op
de zaken juist niet gewenst. Daarom volgt hieronder de juiste berichtgeving.

Binnenkort wordt bekend gemaakt op
welke, voor alle partijen bevredigende
manier aannemelijk gemaakt kan wor-
den dat geen ongewenste interacties
optreden. Met deze informatie kunnen
de registratiebeschikkingen met be-
trekking tot de mteracties gewijzigd
worden. Over een tijd zullen dan ook,
naar verwacht mag worden, voldoende
middelen op de markt zijn die wel met
additieven gecombineerd mogen wor-
den. Indien combineren is toegestaan
zal dit ook expliciet op het etiket ver-
meld worden.

WIJZIGING VAN DE REGISTRA-
TIEBESCHIKKING
Zoals vermeld zullen de betrokken
partijen er alles aan doen om informa-
tie te verzamelen waarmee de registra-
tiebeschikkingen aangepast kunnen
worden, zodat in de toekomst het al
dan niet combineren met additieven
duidelijk vermeld zal staan in de regi-
stratiebeschikking.

Interacties betreffen overigens niet al-
leen die met dodelijke gevolgen maar
ook moet gedacht worden aan verlen-
ging van de wachttijd of verlies van
werkzaamheid.

In de tussentijd (dus tot de registratie
gewijzigd is) zal een overgangssituatie
gaan gelden tot uiterlijk 1 juni 1995.

BEPERKTE OVERGANGSSITU-
ATIE

Deze overgangssituatie gaat echter pas
in, wanneer fabrikanten hebben ge-
meld dat een aanvulling van hun dos-
siers op komst is. Voorts dient deze
melding door het Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen dan wel het
PVVr aan alle betrokkenen (dierenart-
sen, mengvoederbereiders en Alge-
mene Inspectiedienst) bekend gemaakt
te worden. Daamaast mag de voorge-
stelde combinatie niet vóórkomen op
de door het PVVr opgestelde (en door
het ministerie van LNV goedge-
keurde) lijst van probleemcombina-
ties.

De overgangssituatie heeft dus uitslui-
tend betrekking op die geregistreerde
diergeneesmiddelen voor verwerking
in gemedicineerd voeder waarvan de
registratiehouder te kennen heeft ge-
geven dat de
wijziging van de registra-
tie is aangevraagd en de combinatie
niet voorkomt op de lijst van pro-
bleemcombinaties.
Het ministerie van

-ocr page 357-

LNV gaat ervan uit dat de registraties,
voor zover nodig, voor 1 juni 1995 ge-
wijzigd zullen zijn.

In de overgangssituatie zal door de
Algemene Inspectiedienst dan ook niet
worden opgetreden tegen overtredin-
gen van de huidige registratievoor-
schriften, indien het een geregistreerd
diergeneesmiddel betreft dat is aange-
meld en het niet een combinatie betreft
die als probleemcombinatie is aange-
merkt.

Voor diergeneesmiddelen bestemd
voor verwerking in gemedicineerd
voeder waarvoor
geen wijziging van
de registratie is aangevraagd geldt de
overgangssituatie dus niet. Indien een
dergelijk middel met A-, D-, K-addi-
tieven wordt vemiengd, wordt dan ook
in strijd met de registratiebeschikking
gehandeld.

Schematisch samengevat betekent dat:

Diergeneesmiddel geregistreerd

overgangssituatie

mag combineren met

voor verwerking in voeder

op van toepassing?

A-, D-en K-additieven

Waarvoor geen wijziging van de

NEE

NEE

registratie is aangevraagd

Waarvoor wel een wijziging van de

JA

JA

registratie is aangevraagd

tenzij negatieve lijst!!

697

OVERGANGSSITUATIE NOG NIET
VAN KRACHT!

Op dit moment is er nog geen sprake
van dc overgangssituatie.
De dierenarts zal dan ook bij het uit-
schrijven van het wettelijk voorge-
schreven attest uit moeten gaan van de
thans geldende registratiebeschikking.

ONDERZOEKSPLICHT
Op grond van artikel 9 sub d van het
Besluit gemedicineerd voeder geldt
voor de dierenarts overigens de ver-
plichting om er zich, voordat hij een
bepaald voeder voorschrijft, van tc
vergewissen, dat aan het betrokken
dier niet reeds uit andere hoofde dier-
voeder waarin hetzelfde antibioticum
of coccidiostaticum is verwerkt, wordt
vervoederd. Dit veronderstelt ecn on-
derzoeksplicht van de dierenarts om-
trent hetgeen normaal door het voeder
verwerkt wordt. Een goed overleg tnet
de veehouder en/of mengvoederberei-
der en het kennis nemen van de samen-
stelling van het voer is dus erg belang-
rijk.

M/rmwmm,

HliiifMIiÉl

JUIST INVULLEN ATTEST
Ten aanzien van het belang van het
correct invullen van het nieuwe, en
enig te gebruiken, attest wordt verwe-
zen naar het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1994; 119 (5): 148 als-
mede naar de toelichting op de
binnenzijde van het attestenboekje. Bij
het invullen dient met name gelet te
worden op de naam en registratienum-
mer van het diergeneesmiddel, de
juiste dosering, de behandelingsduur
en de wachttijd.

Voor de volledigheid moet verder ge-
wezen worden op het feit dat het
Besluit gemedicineerd voeder stelt dat
een voeder slechts bereid mag worden
met één
daartoe geregistreerd dierge-
neesmiddel. Meer dan één diergenees-
middel door één voeder is dus niet mo-
gelijk.

Het PVVr heeft toegezegd de betrok-
ken partijen zo goed mogelijk en tijdig

te informeren.

Indien de lijst probleemcombinaties en
de lijst van middelen waarvoor de
overgangssituatie zal gaan gelden be-
kend is of andere wijzigingen op dit
terrein worden doorgevoerd zal dit be-
kend worden getnaakt in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

Het PVVr geeft overigens een bundel
diervoederwetgeving in Nederland uit
(deel 2). Deze bundel gaat in op de re-
gelgeving met betrekking tot gemedi-
cineerd voeder en bevat onder andere
een overzicht van definitief dan wel
voorlopig geregistreerde middelen be-
stemd voor verwerking in voeder
Deze bundel is te bestellen bij het pro-
duktschap voor Veevoeder, telefoon
070-3708341.

K O N I N K 1. I J K E N E D i: R 1 A N D S E M A A f S C\' H A I\' P 1 J VOOR D I E R (i E N E i: S K. U N D E

Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met het secretariaat 030-
510111 (Sabien van Egmond).

BUREAU-
REDACTEUR

Zoals u reeds in een vorig num-
mer van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde heeft kunnen lezen,
is onze vaste bureau-redacteur op
medische indicatie, voor een aan-
tal maanden uit de roulatie.
Om deze periode van afwezigheid
te overbruggen, heeft het bureau
een vervangend bureau-redac-
teur, de heer M. de Wolff, aange-
steld. Inmiddels is deze arbeids-
overeenkomst beëindigd, daar
zowel bij het bureau als bij de
heer De Wolff de indruk bestond
dat de vervangend bureau-redac-
teur binnen het bureau niet geheel
op zijn plaats was.

Om de continuïteit van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde te
waarborgen en om een passende
oplossing te vinden, zal het secreta-
riaat van de KNMvD voorlopig de
bureau-redactie ter hand nemen.

BANDEN TVD

Vanaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 enl993,/30,-(inclusicfl7\'/2%
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994, Dc banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 171/2 %
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening 511606 ten
name van de KNMvD, onder vermel-
ding van \'Banden\' (plus jaargang).

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één .\\4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 358-

Beweging

Naar aanleiding van een drietal publi-
caties over arbeidsongeschiktheids-
verzekering in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde in september-okto-
ber 1993 is enige discussie ontstaan
met de verzekeraar Union d\'Assuran-
ce de Paris (UAP)\'. De UAPismet het
aanbod gekomen om de leden van de
KNMvD in staat te stellen op collec-
tieve basis een arbeidsongeschikt-
heidsuitkering van ƒ 100,-- per dag te
verzekeren. De UAP stelde voor dat de
KNMvD de premie voor deze basis-
verzekering als aanvulling op de con-
tributie zou innen. Aangezien het
Hoofdbestuur en het Algemeen
Bestuur van de KNMvD van mening
zijn dat de KNMvD geen activiteiten
op het gebied van de assurantie-be-
middeling (\'tussenpersoon\') moet ont-
wikkelen, werd besloten de premie-in-
ning door de verzekeraar zelf te laten
uitvoeren.

Verdere besprekingen hebben ertoe
geleid dat de UAP aan leden van de
KNMvD 10% korting geeft op de pre-
mie voor de eerder genoemde verzeke-
ring van ƒ 100,— per dag. Een arbeids-
ongeschiktheidsverzekering is van be-
lang voor praktici, waamemers en die-
renartsen in loondienst (verzekering
van het \'WAO-gat\').

Dierenartsen die reeds lid zijn van de
KNMvD en zich vóór 1 januari 1996
aanmelden voor deze arbeidsonge-
schiktheidsverzekering van de UAP,
dienen bij de aanvraag een gezond-
heidsverklaring in te vullen. Aan de
hand van deze verklaring zal de verze-
keraar bepalen of een keuring noodza-

\' UAP. Vughterweg 74. 5211 CM s-Herlogenbosch.

lel. 073-132 711
- Movir. Brugwal I. 3432 NZ Nieuwegein. lel. 03402-
47420.

\' VVAA. Poslbm HI53. 3503 RD Uirechi. lel 030-
474911

In de loop van haar bestaan heeft het bestuur van de Stichting Dienstver-
lening Dierenartsen (SDD), een onderdeel van de KNMvD, zich bezig gehou-
den met de vraag of - na de invoering van het collectief contract voor de ziek-
tekostenverzekering - voor andere verzekeringsvormen nog \'winst\' te halen is
voor de leden van de KNMvD.

De SDD heeft in dat kader regelmatig gesproken over de arbeidsongeschikt-
heidsverzekering (AOV), zonder dat verder concrete activiteiten konden wor-
den ontwikkeld.

Door de Stichting Dienstverlening Dierenartsen

kelijk is. Er is dus geen sprake van
non-selectie. Voor leden die zich bin-
nen 1 jaar na afstuderen als kandidaat-
verzekerde bij de UAP melden, is een,
door de UAP op te stellen, uitgebreide
validiteitsverklaring vereist. Simpel
gezegd betekent dat dat men naar
waarheid moet verklaren of men iets
mankeert of heeft gemankeerd.

Indien de dierenarts-waarnemer of de
dierenarts-medewerker in loondienst,
die bij de UAP een verzekering heeft
afgesloten, binnen 5 jaar na het sluiten
van die verzekering als zelfstandig
prakticus gaat werken en daarvoor bij
de UAP een arbeidsongeschiktheids-
verzekering voor\'de vrije praktijk af-
sluit, wordt 50% van de over die jaren
betaalde premies in mindering ge-
bracht op de eerste premie van de
nieuwe verzekering, mits in die jaren
geen schadeclaim is ingediend.

Vergelijking premies en voorwaar-
den

Om een keuze te kunnen maken tussen
de verzekering van Movir^, UAP of
VVAA^ is het van belang te kijken
naar de respectievelijke verzekerings-
voorwaarden. Uiteraard speelt ook de
hoogte van de premie een belangrijke
rol. Hoewel de voorwaarden van de
verzekeraars moeilijk vergelijkbaar
zijn, zijn er belangrijke verschillen.

Movir

Movir keert tot de einddatum uit op ba-
sis van het in de polis omschreven be-
roep bij arbeidsongeschiktheid ont-
staan na het 45e jaar. Als de
arbeidsongeschiktheid vóór het 45e
jaar ontstaat, wordt gedurende de eer-
ste vijf jaar naar beroepsarbeidsonge-
schiktheid gekeken. Na die vijf jaar
wordt passende arbeid als criterium
gehanteerd. Arbeidsongeschiktheid
wordt dan bezien vanuit de geschikt-
heid voor andere werkzaamheden
waartoe men, gezien opleiding en
maatschappelijke positie, redelijker-
wijs in staat moet worden geacht.
De vrouwelijke verzekerde bij Movir
heeft in verband met haar bevalling
recht op een zwangerschapsuitkering,
mits zij ten tijde van de vermoedelijke
bevallingsdatum ten minste twee jaar
bij Movir is verzekerd. De uitkering
wordt verstrekt gedurende ten hoogste
zestien weken. Arbeidsongeschiktheid
als gevolg van zwangerschap en/of be-
valling is ook verzekerd.
De Movir kent geen correctiebepaling.
Het indexpercentage zowel voor het
verzekerd dagbedrag als voor de scha-
deuitkering is bij Movir bepaald op het
indexcijfer voor regelingslonen in het
particulier bedrijf en trendvolgers.
Bij Movir bestaat de mogelijkheid van
premierestitutie; deze vond o.a. plaats
in 1983, 1984, 1992 en 1993. Movir is
een onderlinge zonder winstoogmerk.
De verzekerden kunnen via de
Algemene Ledenvergadering recht-
streeks invloed uitoefenen op het be-
leid.

ir ■ I

DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

UAP

Bij de verzekering van UAP heeft men
voor individuele polissen de keuze tus-
sen de A.M. A. Polis en de Passar Polis.
De A.M.A. Polis houdt gedurende drie
jaar rekening met het in de polis om-
schreven beroep. Voor het beoordelen
van de blijvende arbeidsongeschikt-
heid houdt UAP voor 50% rekening
met het verzekerde beroep. Voor de
overige 50% wordt uitgegaan van de
functionele ongeschiktheid volgens de
in medische kringen bekende A.M.A.-
normen (Guides to the Evaluation of
Permanent Impairment of the Ameri-
can Medical Association).
Bij de Passar Polis wordt gedurende
vijfjaar rekening gehouden met het in
de polis omschreven beroep; na deze
vijfjaar wordt beoordeeld of de verze-
kerde in staat is passende arbeid te ver-
richten. Zowel bij de A.M.A. Polis als
de Passar Polis geldt dat wanneer de
arbeidsongeschiktheid na het 50ste
jaar ontstaat, uitsluitend wordt geke-
ken naar beroepsarbeidsongeschikt-
heid.

Het verschil tussen A.M.A. Polis en
Passar Polis komt tot uitdrukking in de
tarieven; bij de Passar Polis wordt een
korting op het A.M.A. tarief van 20%
gegeven voor de leeftijd tot 40 jaar en

-ocr page 359-

een korting van 10% voor de leeftijd
vanaf 40 jaar tot 50 jaar.
De UAP biedt leden van de KNMvD
10% korting op de premie voor een
A.M.A. Polis van ƒ 100,— per dag.
Bij de UAP heeft de vrouwelijke ver-
zekerde geen recht op uitkering bij
zwangerschap. Complicaties ten ge-
volge van de zwangerschap en/of de
bevalling zijn wel verzekerd.
De UAP kent een correctiebepaling bij
wijziging van het inkomen. De verze-
kerde is verplicht wijziging van het in-
komen aan de UAP door te geven; de
UAP heeft het recht de verzekerde uit-
kering te veriagen.

De UAP gaat met betrekking tot in-
dexering ook uit van het indexcijfer
voor regelingslonen in het particulier
bedrijf De UAP behoudt zich echter
het recht voor bij uitzonderiijke stij-
ging van dit indexcijfer de verhoging
te beperken.

De UAP kent geen mogelijkheid van
premierestitutie. De rechtsvorm van de
UAP is een n.v.

VVAA

Sinds 1 januari 1994 biedt de VVAA
een arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring voor dierenartsen aan. Daarbij
wordt gedurende drie jaar uitgekeerd
op basis van het in de polis omschre-
ven beroep. Na deze driejaar wordt ar-
beidsongeschiktheid beoordeeld op
grond van werkzaamheden, waartoe
de verzekerde naar medisch oordeel en
de maatschappelijke positie van de
verzekerde in aanmerking genomen in
staat wordt geacht. Wanneer de ar-
beidsongeschiktheid na het 50ste jaar
ontstaat, wordt uitsluitend naar be-
roepsarbeidsongeschiktheid gekeken.
De vrouwelijke verzekerde heeft bij de
VVAA geen recht op uitkering bij
zwangerschap; complicaties ten ge-
volge van de zwangerschap en/of be-
valling zijn wel verzekerd. De VVAA
maakt bij de berekening van de premie
voor de verzekering een onderscheid
tussen dierenartsen met een gezel-
schapsdierenpraktijk en dierenartsen
met een landbouwhuisdierenpraktijk.
Deze laatsten betalen een toeslag van
10% op de premie.

CONCLUSIE

Naast de verzekeringsvoorwaarden
speelt de hoogte van de premie een rol.
Uit een vergelijking van de premies
(op 1 september 1994) blijkt dat de
verzekering van de UAP goedkoper is
dan die van de Movir en de VVAA.
Financiële aspecten zullen meestal
geen overheersende rol spelen bij het
kiezen voor een bepaalde arbeidsonge-
schiktheidsverzekering. De hierboven
aangegeven verschillen betreffende de
beoordeling van de (blijvende) ar-
beidsongeschiktheid, het wel of niet
uitkeren bij zwangerschap, persoon-
lijke omstandigheden e.d. zullen de
uiteindelijke keuze bepalen. Volledig-
heidshalve wordt opgemerkt dat een
arbeidsongeschiktheidsverzekering
geen verzekering van werkgelegen-
heid betekent: niet in alle gevallen
wanneer gekeken wordt naar arbeids-
ongeschiktheid, zal het werk waartoe
men nog wèl geschikt wordt geacht
ook daadwerkelijk voorhanden zijn.
Voor de goede orde wordt hierbij op-
gemerkt dat de bovenstaande vergelij-
king van de verschillende verzekerin-
gen een momentopname is.

De SDD is dan ook van mening dat
iedere dierenarts op grond van zijn
of haar specifieke omstandigheden
een eigen keu/e moet maken.
Daarbij kan men zich uitgebreid la-
ten informeren door gespeciali-
seerde assurantie-tussenpersonen.
Het hierboven geschetste overzicht
zal hierbij als hulpmiddel kunnen
dienen.

O

Voor hel lidmaatschap van dc Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Haan, R. de; 1994; 9291 JC Kollum; Ermeline
18.

Siderius, P.; 1994; 8433 KK Hauleruijk;
Meester van Ekstraat 33.
Stultiens, Mevr IJ.A.J.; 1994; 3583 TN Utrecht;
Rembrandtkadc 30.

.Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Boogaerdt, Prof.Dr. J.; 1947; U-1954; 3708 TA
Zeist; Arnhemse Bovenweg 16, "De
Oldenborgh", flat 76.

Comclis, Mevr. C.; Gent-1990; 2460 Lichtaart
(KastcrIeeMBelgië); Kasterleesteenweg IOC.
Dulfer, Mevr. K.; 1994; 1391 GZ Abcoude;
Gein Noord 21.

Gemert-van den Broek, Mevr. M.A.A.C.M. van;
1994; 3523 GN Utrecht: Turkooislaan 42.
Gonzalez, Mevr R.A.; Leon-1993; 7021 MG
Zelhem; Kampweg I O, p/a Pension Dennenhof
Grinsven, Mevr. H.E.C. van; 1994; .5432 AT
Cuijk; Bereklauw 197.

Hoogenraad, Mevr. R.R.; 1994; 3137 VA
Vlaardingen; R. Schumanring 214.
Hoornenborg, G.J.; 1994; 3572 ZT Utrecht; B.
Ballotstraat 33 bis.

Personalia

699

Kouffeld, Mevr. M.; 1994; 8491 GD Akkaim;
LJouwerterdijk 26.

Moorman-Roest, Mevr. J.; 1986; 5704 KX
Helmond; EIbeplantsoen 81.
Nijs, G.G.M.; 1994; 6411 ER Heerlen; Kap.
Berixstraat 10.

Segeren. P.H.M.; Gent-1994; 5056 RC Uerkel-
Enschot; Laag tieukelomseweg 11.
Visser, E.B.; 1994; 3572 TH Utrecht; Oude
Kerkstraat 33.

Vlis, Mevr. M. van der; 1994; 3583 BR Utrecht;
Frans Halsstraat 32 bis.

.Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor

Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur
aangenomen:

Doest, Mevr O.E.A.; 3515 GS Utrecht;
Lauwerecht 52.

Franken, Mevr S.W.H.; 1742 JT Schagen; Fuut
45.

Franssen, Mevr M.L.; 3512 EH Utrecht;
Lucasbolwerk 18.

Haalboom, Mevr. E.J.M.; 3522 BC Utrecht;
Rijnlaan 49 bis A.

Kaadcn, Mevr. M.F. van der; 1074 HR
Amsterdam; Amstcldijk 1811.
Kingm.!, H.II.J.: 3583 HG Utrecht:
Mauritsstraat 19.

Knaap, Mevr J.M.M. van der; 3581 JE Utrecht;
Van Alphcnplcin I.

Kuijpcr, Mevr P.A.M.; 1056 JE Amsterdam;
Willem dc Zwijgcriaan 25.
Kummeling, Mevr. A.; 5571 LR Bergeyk;
Puttendijk 10.

KONINKLIJKE NEDERLANDSE M A A i S C II A P P I J VOOR D i E R C, I: N F i: S K U N D E

Levi, Mevr. V.; 3551 EW Utrecht; Papavcrstraat
2A.

Marsman, Mevr. J.S.; 3583 EN Utrecht; Prins
Hendriklaan 42.

Mioch, D.; 3581 WE Utrecht; Bloemstraat 22
bis.

Offereins, H.W.; 3514 ER Utrecht; Duifstraat
40-44.

Rooda, K R.; 3533 AX Ufrecht; Lessinglaan 54.
Schaeffer. Mevr. I.G.F.; 3524 JT Utrecht;
Chathams 6.

Schuumian, Mevr A.G.; 3522 BB Utrecht;
Rijnlaan 31 bis.

Seybrands, G.J.D.; 3722 JR Bilthoven; Willem
dc Zw ijgerlaan 26.

Tan, J.F.V.; 3581 KH Utrecht; J.M.
Kemperstraat 12.

Uitendaal, Mevr. S.M.; 2182 BD Hillegom;
Stationsweg 122.

Vecnendaal, Mevr E.; 6713 AR Ede;
Waterloweg 67.

Visnjaric, E.; 1443 JE Pumiercnd: Bazuinstraat
6.

Wit, Mevr. A.G.M.; 1733 EW Nieuwe Niedorp;
Hartweg 8.

OVERLEDEN:

Op 15 oktober 1994 overleed Dr F A. de Zeeuw
te Doom.

JUBILEA:

W.C.C. Wiinielink tc Hollen, afwezig, 25 jaar, 5
november 1994

J.M. dc Jong te Heerenveen, afwezig, 45 jaar, 16
november 1994

F.K Zandstra le Uilwellingerga, afwezig, 45

-ocr page 360-

jaar, 16 november 1994

G.J. Nijland te Vlaardingen, afwezig, 45 jaar, 16
november 1994

G. van de Kieft te Rosmalen, afwezig, 35 jaar,
19 november 1994

L.M. Otto te Halfweg (NH), afwezig, 35 jaar, 19
november 1994

J.C. Knijn te Velp (Gld), afwezig, 35 jaar, 19 no-
vember 1994

E. Cesar te Leeuwarden, afwezig, 35 jaar, 19 no-
vember 1994

Mevr. E.M. Meijer-Schallenberg te \'s-
Gravenhage, afwezig, 35 jaar, 19 november
1994

P. Wijnker te Aarle-Rixtel, afwezig, 35 jaar, 19
november 1994

B. Brummelman te Wolvega, afwezig, 25 jaar,
21 november 1994

J.E. van Calker te Ruinerwold, afwezig, 25 jaar,
27 november 1994

W. Bekink te Darp, afwezig, 25 jaar, 27 novem-
ber 1994

R. Schippers te Wognum, aanwezig, 25 jaar, 4
december 1994

W.P. Terlouw tc Leiderdorp, afwezig, 40 jaar, 7
december 1994

Y. Venema te Heerenveen, afwezig, 40 jaar, 7
december 1994

J.L. Vlasblom le Vlist, afwezig, 40 jaar, 7 de-
cember 1994

J. Hoogerwerf te Rijssen, afwezig, 40 jaar, 7 de-
cember 1994

J.J.M. van Riel te Tilburg, aanwezig, 25 jaar, 12
december 1994

J.P. Vrij te Apeldoorn, afwezig, 25 jaar, 12 de-
cember 1994

W.A. Kok te Gendringen, afwezig, 25 jaar, 12
december 1994

H.M. van Noortwijk te \'s-Gravenhage, aanwe-
zig, 25 jaar, 12 december 1994

Dr. A.W. Helder te Leiden, aanwezig, 30jaar, 15
december 1994

C.C.J.M. van der Meijs le Bosch en Duin, afwe-
zig, 30 jaar, 15 december 1994

G. Alberda te Harlingen, afwezig, 40 jaar, 15 de-
cember 1994

J.B. de Jong le Wamsveld, afwezig, 40 jaar, 15
december 1994

(Geslaagd voor het dierenartsenexamen van
31 augustus 1994:

Doom,M.N.A.
Wesdorp, Mevr J.L.

(ïeslaagd voor het dierenartsenexamen van
30 september 1994:

Bout, Mevr. M.W.
Brouwers, E.A.G.
Dingboom, Mevr. E.G.
Groenen, R.M.P.
Haan, R. de

Leempm, Mevr. E.E. van de
Siderius, P.

Stultiens, Mevr. IJ.A.J.
Tomsjansen, Mevr. A T

Geslaagd voor het dierenartsenexamen van 7
oktober 1994:

Bork, Mevr. C.E.J. van
Jansen, G.J.H.
Korolainen, Mevr. R.V
Verhaak, Mevr. M.B.M.

MUTATIES:

201 Alphen, M.M. van; Gent-1988: 3931 EP
Woudenberg: Stationsweg
Oost 209; lel.
03498-62909 privé,
61210 prakt,; p.
203* Bakkes, W.D.; 1986;
3962 JV Wijk bij

Duurstede; Druivengaard 26; tel. 03435-
75623 privé, 03436-2994/03406-95211
bur.;
lok.d. R.V.V. kring Alkmaar/De
Meem.

206 Been. R.L.; 1991; 3628 EV Kockengen;
Spengen
23 A; lel. 03464-2266 privé,
1228/03483-2653 prakt.: p., geass. met H.
van de Griendl. C. Sietsma en G.C.J.
Wegman.

213 Boogaerdt, Prof.Dr. J.: 1947; U-1954;
3708
TA Zeist: Arnhemse Bovenweg 16,
"De Oldenborgh", flat 76: tel. 03404-
32267:
r.d. (toev. als lid)

214* Bork, Mevr. C.E.J. van; 1994; 3056 JX
Rotterdam; Terbregseweg 82; tel. 010-
4200076; wnd.d.

214 Bos, Mevr. M.I.: 1990; 1674 PM
Opperdoes: Nieuweweg
42; lel. 02274-
2376
privé, 075-281406 prakt.; p., me-
dew. bij J
.A..A.M. van Erp.

359* Bout, Mevr. M.W.; 1994; 27600 Gaillon
(Frankrijk); 9 Rue Jean Moulin; d.

219* Brouwers, E.A.G.; 1994; 3523 RW
Utrecht; Bokstraat 13; tel. 030-581214;
d.

219 Bruijn, Mevr. J.M. de; 1989; 6321 PK
WiJIre; Maasstad
1 ; tel. 04459-3048; p.

360 Cornelis, Mevr. C.; Genl-1990; 2460
Lichtaart (Kastcrlee)(België);

Kasterleesteenweg 10 C; tel. 00-32-14-
554050 privé, 08855-87600 tst. 637 bur.;
d. bij Intervet Int., afd. VSD (toev. als
lid)

227* Dingboom, Mevr. E.G.; 1994; 3984 KD
Odijk; Wethouder Hollaan 56; tel.
03405-64770; «nd.d.

229* Doorn, M.N.A.; 1994; 5095 BE Hooge
Mierde; Leendestraat 10; tel. 04259-
1263 privé, 04976-41977 prakt.; p., me-
dew. bij J.A.M. Duivelshof en N.H.J.M.
Venema.

230 Dulfer, Mevr. K.; 1994; 1391 GZ
Abcoude; Gein Noord
21, tel. 02946-5025
privé, 01860-12066 prakt.; p., mede», bij
Fennema en Mevr. M.M.
Ravenshorst (toev. als lid).

232 Eijk, P. van der: 1965; 2988 AW
Ridderkerk; Waaldijk 175; tel.
01804-
26725
privé, 25253 prakt.; fax 01804-
25363;
p., medew. bij W. van Erk,
P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij, P.J. Rook en
Mevr. C.P.M. Valstar

236* Flores, E.J.: 1993: 3563 RC Utrecht;
Acapuleodreef
77; tel. 030-660833; fax
030-660833;
wnd.d.

240 Gemert-van den Broek, Mevr.
M.A.A.C.M. van:
1994; 3523 GN Utrecht;
Turkooislaan
42; tel. 030-871416; wnd.d.
(toev.
als lid).

242 Gonzalez, Mevr. R.A.; Leon-1993: 7021
MG Zelhem; Kampweg 10, p/a Pension
Dennenhof; tel.
08342-1585; wnd.d.
(toev. als lid).

243 Grinsven. Mevr. H.E.C. van; 1994; 5432
AT Cuijk: Bcreklauw 197; tel. 08850-
93818;
wnd.d. (toev. als lid).

243*Groenen, R.M.P.; 1994; 3981 ZL
Bunnik; Vletweide 28; tel. 03405-71231;
wnd.d.

244 Groot, P.H.S. de; 1988; 3232 GM Brielle;
Gootepad 26; tel. 01810-13401 privé,
16001 prakt.; p., medew. bij B. van der
Linden, Mevr. S. Rijnboutt en H.
Westerveld.

245* Haan, R. de; 1994; 9291 JC Kollum;
Ermeline 18; lel. 05114-53394 privé,
51449 prakt.; p., medew. bij P.
Bontekoe, G.W. Tiddens en J.H. van Til.

246 Hagen, F.H.J. van: 1992; 7141 XW
Groenio; Beatrixstraat 10; tel. 05440-
6I4I6 privé,
61313 prakt.; fax 05440-
61000;
p., medew. bij C.J. Hartveld, P.C.J.
Hopmans. G.A.1. Kamp en A.J.I. te
Maarssen.

248 Hartog, P. den: 1955; 7271 DC Borculo:
Burg. Bloemersstraat 20: tel. 05457-
73809:
r.d,

250 Heins. P.M.M.; 1990; 3232 GM Brielle;
Gootepad 2; lel. 01810-12442;
p., mede»,
bij Dr. Zikken.

255 Hoogenraad. Mevr. R.R.; 1994; 3137 VA
Vlaardingen; R. Schumanring 214; tel.
010-4743275; wnd.d. (toev.
als lid).

256 Hoomenborg, G.J.: 3572 ZT Utrecht; B.
Ballotstraat 33 bis; tel. 030-719803;
wnd.d.
(toev. als lid).

261* Jansen, GJ.H.; 1994; 3571 PM Utrecht;
Kernkampplantsoen 67; tel. 030-732298
privé, 04132-72025 prakt.; p., mede»,
bij \\V.J.M. Cuppen, F.J..VI. van Dongen,
J.G. Hemmink, J.J.G. Rosegaar, G.J.
Veldhors) en W J.H. Verstraaten.
263»Joles, Dr. J.A.; 1979; U-1984; 3971 HP
Driebergen: Welgelegenlaan 76; tel.
03438-14203 privé,
030-535269/507329
bur.; fax 030-543492;
wet. medew. U.U.
(Fac. Geneesk.,
vkgr. Nefrologie).
269» Klein. Mevr.Dr. C.P.A.T.: 1976; A-1983;
1012 TG .Amsterdam; Nieuwe
Spaarpotsteeg 2; tel. 020-6236388 privé,
6548911 tst, 7313 bur.; univ. docent V U.;
univ. docent R.U.L.
272* Korolainen, Mevr. R.V.; 1994; 3571 AI.
Utrecht; G. Bromlaan 64; tel. 030-
718013; wnd.d.
272 Kouffeld, Mevr M.; 1994; 8491 GD
Akkrum; Ljou»ertcrdijk 26; tel. 05665-
1786:
wnd.d. (toev. als lid).

274 Kremer, W.H.: 1952; 5802 AR Venray;
Mgr. Nolensstraat 12; tel. 04780-81000:
r.d.: ridder in de orde van St. Sylvesler.

275 Kuilenburg, Mevr. L.F. van; 1991; 5301
HA Zaltbommel; Manen van
Rossemsingcl 37: tel. 04180-12095 privé,
01883-12575 prakt.; p., mede», bij H. de
Vrijer.

276* Kuipers, P.; 1994; 7741 SZ Coevorden;
HyacintsCraat 27; tel. 05240-14244;

wnd.d.

276»Kusters, Mevr. A.H.A.; 1994; 2025 DA
Haarlem; Rijksstraatweg 321; lel. 023-
.371754; wnd.d.
278* Leemput, Mevr. E.E. van de; 1994; 3572
EH Utrecht; Obrechtstraat 50 bis; tel.
030-710875 privé, 531155 bur,; »el. me-
de». U.U. (F.D., vkgr. Bedrijfsdierg. en
Voorlpl.).

282 Louw, G.H.J. van de; 1994; 7546 CG
Enschede; Bekspringhoek 53; tel. 053-
779684 privé, 306010 prakt.; p., mede»,
bij Dr. A.L. van Zuylen.

287 Meulen-Frank, Mevr. M. van der; 1987;
8251 SJ Dromen: Knooplaan 7; tel. 03210-
10197 privé, 02263-681II bur.: fax 02263-
53659;
vet. adviseur, Rodi Petfood B.V.
(fax privé:
03210-80907).

288 Misdorp, ProfDr. W.; 1954; U-1964: 1076
BJ Amsterdam: Sladionkadc 75 lil; tel.
020-6796728;
em. hlr Vet. Oncologie
(F.D.);
specialist Veterinaire Pathologie.

289 Moorman-Roest, Mevr. J.: 1986; 5704 KX
Helmond: Elbeplantsoen 81; tel. 04920-
14890 privé, 15977 prakt.; p., gezel-
schapsd. (toev.
als lid).

293 Nijs, G.G.M.: 1994; 6411 ER Heerlen;
Kap. Berixstraat 10; tel. 045-716079 privé.

-ocr page 361-

045-315292 prakt.; p., medew. bij E.
Burgers en J.L.A. Pijis
(toev. als lid).

300 Peutz,J.S.H.; 1984; 9723 CG Groningen;
Winschoterweg 8; tel. 050-424654 privé,
122724 prakt.; fax 050-142569; p., geass.
met B.B.A. Lichtenbelt.

312* Scheepers, M.A.A.; 1987; 6321 PK
Wijire; Kaasstad I; tel, 04459-3048; p

367*Schnitker, H.; 1958; Lake Havasu Citv,
AZ 86404 (t.S.A,); 2530 N. Palo Verde
Blvd,; tel. 00-1-602-8559440;
r.d.

313 Schoemaker. N.J.; 1994; 3985 PK
Werkhoven; Zwaanweg 3;
tel. 030-
539411 bur.; specialist in opl. U.U. (F.D.,
vkgr. Geneesk. van Gezelschapsd ).

316 Segeren, P.H.M.; Gent-1994; 5056 RC
Berkel-Enschot; Laag Heukelomseweg
11; tel. 01619-2556 prakt.; p„ medew. bij
P.J.C. Dirven en J
.A.M, Kolen (toev, als
lid),

3l7*Siderius, P,; 1994; 8433 KK Haulerwijk;
Meester van Ekstraat 33; tel, 05161-
2899 privé, 05160-12742 prakt.; p., me-
de». bij H J J, Boerrigter, S.D, Feilsma,
H. Jorritsma, J.W.E. Peters, P.H.H, van
Poecke en D.R. Vink.

I i

318 Sliedrecht, Mevr. M.H.; 1993; 2312 WE
Leiden; Janvossensteeg 38;
tel. 071-
145781 privé,
070-3248651 prakt.; p., me-
dew. bij
P. Kraayenhagen.

325*Stultiens, Mevr. IJ.A.J.; 1994; 3583 T.N
Utrecht; Rembrandtkade 30; tel. 030-
520358; wnd.d.

369 Thys, Mevr. S.J.D.M.; Gent-1991; 2970
Schilde (België); Waterstraat 107; tel.
00-32-3-3834121 privé,
04977-86267
prakt.; fax 04977-86206; p., medew. bij
A.A.J.M. van Erp en F. Meulders.

329* Tomsjansen, Mevr, A.Th.; 1994; 3524
VG Utrecht; Dolomieten 50; tel. 030-
882095; d.

334* Verhaak, Mevr, M,B,M,; 1994; 3511 VD
Utrecht; Andreasstraat 2 bis; tel. 030-
321505; wnd,d.

iX

338 Visser, E.B.; 1994; 3572 TH Utrecht; Oude
Kerkstraat 33; tel. 030-734580; wnd.d.
(toev. als lid).

338* Vliet, J.P.M. van; 1984; 3581 GT Utrecht;
Steven Butendiekplateau 150; tel. 030-
311295 privé,
01650-69233 prakt,; lok.d.
R,V.V, kring Breda.

338 Vlis, Mevr. M. van der; 1994; 3583 BR
Utrecht; Frans Halsstraat 32 bis; tel. 030-
510038 privé, 516920 prakt.; fax 030-
523389; p., medew. bij T.R.F. Ottenschot
(toev. als lid).

346*Wesdorp, Mevr. J.L.; 1994; 3514 HG
Utrecht; Peter Nieuwlandstraat 97; tel.
030-710375; wnd.d.

346 Wesselius, Mevr. C.A.F.; 1993; 9618 PD
Woudbloem; Slochter Ae 21; tel. 05981-
6275 privé,
05960-19221 prakt.; p., me-
de». bij Mevr. T.W, Plas.

353 Zijlmans, L.H.T.; 1990; 5161 AN Sprang-
Capelle; Nieuwe Vaart
13; tel, 04168-2283
privé,
1400 prakt.; p.

DIERGENEES-
KUNDIG
JAARBOEK 1995

Wilt u zeker zijn dat uw gegevens in het
Jaarboek 1995 juist vermeld worden,
dan verzoekt de Redactie van het
Diergeneeskundig Jaarboek
vóór 1 de-
cember 1994
eventuele fouten en wijzi-
gingen
schriftelijk door te geven aan het
Bureau van dc Maatschappij.

Redactie Diergeneeskundig Jaarboek

7Q1

Doorlopende agenda

November

15 20.00 uur, GD-Deventer, VDGG in dc rund-
veehouderij.

15 Vergadering Kring Dierenartsen Gelderse
Vallei. Aanvang: 20.15 uur. Plaats:
Groepspraktijk Bameveld, De Driest 2.
Gastspreker: A. Kamphuis. Medicijnen en
bijwerking residuen, registratie, bestuurs-
wisseling.

15-16, 17 en 18 PAO-D cursus: 94/86
Zeisterdagen Week II

16 PAO-D cursus: 94/94 Binnenstebuiten: een
kwart eeuw inteme in de Uithof, Utrecht.

16 PAO-D cursus: 94/57 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Abdomen bij gezel-
schapsdieren.

16-17 en 18 PAO-D cursus: 94/72
Apotheekbeheer voor gezel-
schapsdierenpraktici.

16 Symposium Binnenstebuiten\' ter gelegen-
heid van het 25-jarig bestaan van de
Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisdieren in De Uithof

16 One Day Course on Radiological
Interpretation. Venue: Camden Town.
Royal Veterinary College, University of

London.

16- 18 Cursus\'Van medewerker naar asso-
cié\'. Kosten /200,-, inclusief maaltijden en
overnachtingen (inlichtingen Marit Siem of
Marjoleine de Mol, bureau KNMvD, tele-
foon 030-510111).

22 Ledendag Nederlandse Zoötechnische
Vereniging, AC-restaurant Boxmeer, 10.00
uur- 16.30 uur. Thema: Gevolgen van gene-
tische verandering van varkens voor opti-
male verzorging.

22 Studiedag World Rabbit Science Associa-
tion, afdeling Nederland, Thema Fokkerij,
Hoofdgebouw Diergeneeskunde, Zaal C
101, Uithof, Utrecht. 10.00 uur- 16.00 uur.

22- 23, 24 en 25 POA-D cursus: 94/87
Zeisterdagen Week lil

23 PAO-D cursus: 94/58 Interpretatie röntge-
nologisch onderzoek Skelet bij gezel-
schapsdieren

24 Ledenvergadering Groep Homeopathisch-
werkende Dierenartsen in het Jaarbeurs-
congrescentrum te Utrecht, aanvang 19.30
uur.

24 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie

25 PAO-D cursus: 94/96 De benauwde patiënt
(tc Beerse, België)

26 Najaarsdag Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren

29 PAO-D cursus: 94/90 Kliniek en diagnos-
tiek van leververvetting bij melkkoeien

29 Symposium Kijk (op) Veehouderij van de
Vakgroep Veehouderij van dc Christelijke
Agrarische Hogeschool Dromen. Thema\'s
van de dag zijn bedrijfsbeleiding, biotech-
nologie en vakfilosofie. Wie gratis wil deel-
nemen, kan contact opnemen met dc CAH
Dronten, t.a.v. ir. A.E. Bosma, tel: 03210-
12824, fax: 03210-13040.

December

1 PAO-D cursus: 94/77 Klinische les gezel-
schapsdieren

2 PAO-D cursus: 94/59 Schedelafwijkingen
bij de hond cn kat

2 One Day Course Small Animal Ophtalmo-
logy (Comea). Venue: Camden Town,
Royal Veterinary College. University of
London

4-9 in Davos, Switzerland, Advanced Equine
AO-Vcterinary Course in English, Basic
Small Animal AO-Vcterinary Course in
English. For infonnation contact: AO-Vet
Centre. Monika Gutscher, Wintcrhurcrstra.

K O N 1 N K I. I J K F. N F I) F. R I. A N D S F M A A T S C\' H A P P IJ VOOR Dl [■: R C 1-: N L F S k U N I) I-:

260, 8057 Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-
313 03 83, fax/41-1-313 03 84.

6-7 cn 8 PAO-D cursus: 94/63 Digestie apparaat
varken.

7 One Day Course on Dentistry. Venue:
Camden Town, Royal Veterinary College,
University of London.

8 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen, aanvang 14.00 uur.

8 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturisten in het
Wapen van Bunnik; aanvang: 20.15 uur.

9 PAO-D cursus: 94/80 Themadag lever

13 Ledenvergadering Afdeling Groningen/
Drenthe van de KNMvD

13 Ledenvergadering Afdeling Noord-Holland
van dc KNMvD in Café De Marken aan de
Dorpssfraat 62 tc Markenbinnen, aanvang
20.30 uur.

13 Ledenvergadering Afdeling Limburg van
dc KNMvD. Dinsdagavond 20.15 uur.
Restaurant \'De Waever\' tc Heythuysen.

13 Vergadering van dc Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' tc Utrecht, aanvang
20.15 uur.

13 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20

uur te De Bilt.

14 Studiedag VEEC, Dutch Society for
Veterinary Epidemiology & Economy, lo-
catie Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan
7, Utrecht, 8.45 uur - 17.00 uur.
Contactpersoon is Dr. Y.H. Schukken, tele-
foon 030-531092.

15 PAO-D cursus: 94/71 Vleeskalveren capita
selecta

15 PAO-D cursus: 94/88 Het keuren van paar-
den.

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

20 One Day Course on Interpretation of
Clinical Laboratory in Dogs & Cats. Venue:
Potters Bar, Royal Veterinary College,
University of London.

21 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

1995
Januari

12 Groep Pluimvecwctenschappcn: Dierge-
neesmiddelengebmik in de Pluimveehou-
derij. Locatie nog onbekend, 13.30 uur -

-ocr page 362-

16.30 uur.

16- 20 Course on Cattle Breeding and
Fertility. Venue: Potters Bar, Royal
Veterinary College, London.

6 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie.

23- 27 Course on Cattle Medicine. Venue:
Potters Bar, Royal Veterinary College,
University of London.

30- 10/2 Course on Sheep Production and
Healtti. Venue: Potters Bar, Royal
Veterinary College, London.

Februari

27- 3/3 Course on Diseases of Rats & Mice.
Venue: Camden Town, Royal Veterinary
College, London.

27- 9/3 Course on Poultry Diseases. Venue:
Compton Laboratory, Berks, Royal
Veterinary College, London.

Maart

10-11 XI. Fachtagung über Pferdekrank-
heiten im Rahmen der EQUITANA in
Essen am 10. und 11. März 1995.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor.

16-18 Courseon Diseases of Rodents (excl.
Rats & Mice) and Amphibians. Venue:
Camden Town, Royal Veterinary College,

University of London.

22- 25 The 21^\' congress of the German
Veterinary Medical Society, Bad Nauheim
(near Frankfurt am Main), Germany at)out
\'Current Research Results in Veterinary
and Comparative Medicine\'. Phone: 49-
511 -856-742 (fax: 49-511 -856-7691).

23 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie

26 1st Conference European College Avian
Medicine and Surgery, Jeruzalem.

27- 31 3rd Conference European Commit-
tee Association of Avian Veterinarians,
Jeruzalem.

28 Jaarvergadering van de Groep Genees-
kunde van het Varken in de Jaarbeurs te
Utrecht.

31-2 5th International Symposium on pa-
thology of reptiles and maphibians.
Location: AVIFAUNA, National Bird Park,
Hoorn 65,2404 HG Alphen aan de Rijn, the
Netherlands.

April

6 Jaarvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen KNMvD.

8 Lustrum afdeling Gelderiand KNMvD, De
Roskam, Rheden.

21-23 Voorjaarsdagen, RAI Amsterdam.

28 One Day Course on small Animal
Ophthalmology (lens). Venue: Camden
Town, Royal Veterinary College, London.

Mei

02- 12 Course on Pig Diseases. Venue:
Potters Bar, Royal Veterinary College,
University of London.

05- 07 Clinacal Evaluation of Canine and
Feline Skin Disease, Provinciehuis,
Antwerpen.

11-13 26. Jahresversammlung der Schwei-
zerischen Vereinigung fur Klein-tiermedi-
zinSVK.

15- 19 Course on the Micorbiology of
Foods of Animal Origin. Venue: Camden
Town, Royal Veterinary College, Univer-
sity of London.

18 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie

22- 25 Course on Aspects of Veterinary
Public Health, including a two day course
on Zoonoses. Venue: Camden Town, Royal
Veterinary College, University of London.

Dierenartsencombinatie Kampen-IJsseInnuiden zoekt per 1 januari 1995 een

JONGE ENTHOUSIASTE COLLEGA (M/V)

Brieven naar Burg. van Engelenweg 52b, 8271 AT te IJsselmuiden.

DIERENKLINIEK
"KORTENOORD"-
WAGENINGEN heeft per
1-12-1994 plaats vooreen

DIERENARTS

voor GEZELSCHAPSDIEREN

(M/V)

Wij:

De kliniek biedt diergeneeskundige zorg aan
Gezelschapsdieren (70%) en Landbouwhuis-
dieren (30%). Doelstellingen: Meer dan alleen
1ste lijn en full-service. Team: 4 dierenartsen
en 6 assistentes.

U:

Ervaring: Géén tot enige jaren. Opleiding:
Differentiatie GD. Arbeidsvoorwaarden:
KNMvD-richtlijn. Kans op associatie: Als vak-
bekwaamheid, produktiviteit, ondernemings-
geest en teamacceptatie voldoende blijken.

Sollicitaties vóór 24-11-1994: Dierenkliniek
"Kortenoord", drs. A.H. Westerhuis, Postbus
122, 6700 AC WAGENINGEN, tel.: 08370-
12432, fax: 08370-26400.

alle financiële perikelen
rondom uw praktijk,
w.o. overname, associatie,
pensioen, financiering
verzekering

voorlichtingsbureau

voor artsen v.o.}-

vraag vrijblijvend
onze informatiebrochure

-ocr page 363-

5-Mans-associatie met rundveepraktijk te Sneek zoekt, voorlopig voor de periode tot 1-10-1995

EEN ASSISTENT (M/V)

met ervaring en enthousiasme. Deelname aan de dienstregeling is noodzakelijk en daarvoor strekt een
achterwacht tot aanbeveling. Schriftelijke reacties graag binnen U dagen naar D.A.P. Sneek-Oudega
(W), Edisonstraat 4,8606 JJ SNEEK.

Dierenarts (m) met zes jaar ervaring in de gemengde praktijk, differentiatie grote huisdieren zoekt

ASSOCIATIEMOGELIJKHEID OF PRAKTIJK

TER OVERNAME

in het midden, oosten of noorden van het land. Uw reacties op tel.: 05492-31083 of aan de redactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 69/94.

3

Diaproof-K®
werkt het snelst

wanneer het eigenlijk wat langzamer moet.

Diaprcxif-K® is een uniek anti-diarreemiddel voor
kalveren dat zich onderscheidt door de snelle werking.
Enkele belangrijke eigenschappen van Diaprtxif-K®:

• Diaproof-K" vormt in de darm een gel die zich als
een hcschermende laag afzet op de darmviiand.

• De gel wordt in de darm nier verteerd en blijft daar-
door intact.

• L")iaproof-K® verbetert de opname van glucose en
electrolyten in de dunne darm.

• Diaproof-K\' bindt bepaalde bacteriën aan
zich zoals E. coli, waardoor deze geen schade kunnen aan-
richten.

• Diaproot-K* is een geregistreerd diergeneesmiddel
zonder wachttijd.

Hoewel Diaproot-K* uitstekend gecombineerd kan worden
met antibiotica, zal een behandeling met uitsluitend
Diapro<if-K" in de meeste gevallen voldoende zijn vtxir een
snel herstel van her kalf.

Diaprixif-K" wordt exclusief via de dierenarts
verkocht.

Orffa

Orffa Nederland Pharma B.V. - Burgstraat 12 - 4283 ÜÜ Giessen - Telefoon (01832) 3632 - Fax (01832) 3117
Kent u Diaproof-K® nog niet? Stuur dan deze bon in voor een gratis 400 g. bus!

Naam:
Adres:

PC/Woonplaats:
Telefoonnummer:

Stuur deze bon in een gesloten enveloppe naar:
Orffa Nederland Pharma B.V. - Antwoordnummer 5152 - 4250 XR Giessen (Een postzegel is niet nodig.) y

r

-ocr page 364-

Geregistreerde veterinaire produkten

^ m^ w ^ ff mk Vrf ff ff F

Levering uitsluitend via de dierenarts.

Your partner in good veterinary practice

Injectiepreparaten

Extra wateroplosbare poeders
en orale vloeistoffen

Wateroplosbare en
melkmengbare mixen

Feedmixen

Wormmiddelen

Uier- en uteruspreparaten

Vaccins

NtXic^Farma

Postbus 148,8090 AC Wczep.

Wilt u meer informatie over ons
assortiment, bel dan de infolijn:
telefoon 05253-33 35

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph, Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel.(030)204114

INGELVAC® EN HET

GROTE GEMAK

Zo simpel. Zo snel. Zo zeker. Zo veilig.

Boehrir^r
Ingelheim

BOEHRINGER INGELHEIM BV
POSTBUS 8037, 1802 KA ALKMAAR
TEL. 072-662411 / FAX 072-617673

Ingelvac Aujeszky MLV bestaat uit een flacon (levend)
virus en een flacon oplosmiddel. Door de onderdruk
in het flesje virus, is met de
Ingelvac Overloopnaald
in een oogwenk kant en klaar vaccin
bereid. In exact de juiste verhouding,
zonder lastige restjes, omdat de
hoeveelheden precies op elkaar
zijn afgestemd. Er zijn verpak-
kingen met 10, 25 en 50
doseringen, zodat aan-
maak altijd afgepast kan
worden naar
behoefte.

-ocr page 365-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL ÜF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 119, AFLEVERING 23, 1 DECEMBER 1994

VAN DE HOOFDREDACTIE

WETENSCHAP

703

OVERZICHTSARTIKELEN

Maligne lymfomen bij de hond: een overzicht met verwijzing naar het non-hodgkin\'s
lymfoom bij de mens;
E. Teske

Tumorcellen van binnen en tumorcellen van buiten. Een bijdrage tot de diagnostiek en de
opheldering van de pathogenese van mammatumoren van de hond;
H. Nederhragl. J.H. Vos
en U. Hinrichs

705

718
726
729

Immunotherapie van tumoren bij landbouwhuisdieren; V.P.M.G. Rutten en iV.R. Klein
De oncologie, de pathologie en de gezelschapsdiercnpraktijk; W. Misdorp

717, 723,728

STUDENTENREFERATEN

ACTUA

PAO-D

735

MEDEDELINGEN VETERINAIRE DIENST

NCD-vaccinaties in de sierpluimveehouderij
Besmettelijke dierziekten

735

736
736

736

737

Klinische avond veterinair specialistisch centrum de Wagenrenk

REFERATEN

VRAAG EN ANTWOORD

Wetenschappelijke lezingen

m

s

Hl
fi

WALIHAM

Pododermatitis bij hond en kat - Dr. Ton Willemse
Urolithiasis bij hond en kat - Dr. Ronald van Noort

Inlichtingen:

Virbac Nederland BV
Tel.: 03420 . 93008
Fax: 03420 . 90164

22 december 1994 te Barneveld

-ocr page 366-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma {voorzitter)

Drs. J.P.J. Peelen (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof. dr. G. H. Wentink

Mw. dr L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F. G. L. Droppers (Den Haag)

Prof dr, M. Drost (Gainesville, Florida. U.S.A.)

Prof. dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut, U.S.A.)

Profdr. E. D. Heller(lsraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia. U S A.)

Dr. M F. de Jong (Zwolle)

Prof dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R.de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J.Oosterom (Delft)

Prof dr A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr N. C. Pedersen (Davis, California, U S A.)

Prof dr M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. M. Reinacher (Giessen, Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/\'Utrecht)

Prof dr. A. Rijnberk (Ulrechl)

Prof dr. K. A. Schal (Ithaca. New York. U S A.)

Prof dr. J. de Schepper (Cient, België)

Dr. R.J. Slappendel (Utrecht)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort. France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Ulrechl)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Ulrechl)

Prof dr H.W. de Vries (Ulrechl)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Ulrechl)

Dr. Th. Wensing (Utrechl)

Prof dr. G. C. van der Weyden (Ulrechl)

Prof dr. L. F. M. van Zutphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTIE

R.G.J.M. Hanng

REDACTIE ADVIESRAAD

In dczc ruad zijn vertegenwoordigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maalschap-
pij voor Diergeneeskunde.

BUREAU

Julianalaan 8-10. Poslbus 14031. 3508 SB Uirechl (lel.
030-51 01 11/fax 030-51 17 87).

ABONNEMENTSPRIJS

Hel Tijdschrifl vmr Diergeneeskunde is het vereni-
gingslijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niel-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hixifdbesluur

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Uirechl. ABN/AMRO N.V., Poslbus
30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Poslbus 85100, 3508 AC Uirechl, nr 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (lel. 03462-
61304, fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V., Veendam (lel. 05987-i3U65, fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10,0^60^

Poslbus 14031,3508 SB Utrechl. Telefoon; 030 - 51 OI 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

KNMVD

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. W.J. Schoorlemmer, vice-voorzitter
Drs. J. J. van Zutven. penningmeester
Drs J.C. Baars, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid
Mw. drs. C.L. van Amerongen-Overgaauw. lid
Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. Ie Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Ooslrum-Schuurman Hess
Mw. mr. P. S. van Egmond
Mw.drs. S. A.M. Deleu

Mw. D.T.C. Raasing

Mw. drs. C.M. van Kalles

S. L. Oostindiën

738

IN MEMORIAM

G.H.P.J. Gouda Quint

739
741
741
741

MAATSCHAPPIJNIEUWS

Verzekeringsplicht voor waarnemers
Cow gevat

3e Lustrum V.S.Z. de gouden trachea
Waarschuwing

742
744
74,S

FISCAAL-ACTUEEL

Eindejaarstips

PERSONALIA
DOORLOPENDE AGENDA

CONTENTS

REVIEW PAPERS

705,718,726, 729

All rights reserved

N\'erklaring;

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Slyle) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie (X)k Tijdschr Diergeneeskd 1992;
1 !7;31-4). Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voorschadc welke - direct of indirect - het gevolg mtKhl zijn
van gebleken onjuistheden inde inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in
dc inhoud van de in dit tijdschrifl geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Rcdaclie worden geweigerd of ingetrokken.

Niels uil dil tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakl. door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toeslemming van de Redaclie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

K O N I N K 1 .1J K F; NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

-ocr page 367-

Deze editie van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde is gewijd aan het met emeritaat gaan van
Prof. dr W. Misdorp. Prof. Misdorp kan met recht
beschouwd worden als de \'peetvader\' van de
Nederlandse veterinaire oncologie. Na in 1954 als
dierenarts afgestudeerd te zijn, zette hij de eerste schreden in de veterinaire oncologie reeds in 1957 in het
Amsterdamse abattoir. Met steun van Prof. Mühlbock, Prof. Hampe en Dr Schoorl van het Nederlands
Kanker Instituut en financiële ondersteuning van het Koningin Wilhelmina Fonds werd een aanvang ge-
maakt met de vergelijkende tumor pathologie. Dit resulteerde behalve in het proefschrift "Malignant
mammary tumours in the dog and the cat compared with the same in the woman " in diverse publikaties.
Hiervan behoren de publikaties in het WHO-Bulletin over de classificatie van de mammatumoren bij de
hond, welke in samenwerking met Prof. Hampe zijn geschreven, tot de meest geciteerde Nederlands vete-
rinaire publikaties. Ook zijn onderzoek aan het osteosarcoom is internationaal vermaard. In de periode
1970-1990 heeft hij, samen met collega Kees Weijer, vanuit het Antoni van Leeuwenhoekhuis een samen-
werkingsverband opgezet met de regionale praktici. Deze werden sterk gestimuleerd om histologisch on-
derzoek van tumoren te laten verrichten en daarnaast werkten zij mee aan epidemiologische studies. In
1985 werd hem een buitengewoon ordinaat Veterinaire Oncologie verleend aan de Faculteit
Diergeneeskunde, waarbij hij zowel een aanstelling had bij de Vakgroep Pathologie als bij de Vakgroep
Geneeskunde van het Kleine Huisdier Dit illustreert tevens hoe goed bij hem de pathologie en de kliniek
geïntegreerd zijn tot één begrip: de veterinaire oncologie. Niet alleen is hij als patholoog geïnteresseerd
in tumoren, maar ook vraagstellingen vanuit de kliniek hebben zijn belangstelling. Als voorbeeld hiervoor
moge gelden een groot gerandomiseerd opgezette klinische trial naar de effectiviteit van ECG als adju-
vant therapie bij mammatumoren bij de hond. Eén van zijn sterkste eigenschappen als hoogleraar is het
enthousiast maken van mensen en groepen mensen voor het verrichten van onderzoek in de veterinaire
oncologie. Dit heeft geleid tot het, mede, onder zijn leiding promoveren van de collegae Van der Burg,
Klein, Minke, Pérez-Alenza, Rutteman, Rutten, Teske, Verschueren en Vos.

Als afspiegeling van het vele onderzoek dat onder zijn leiding tot stand is gekomen is vanuit elke
Vakgroep, die met Prof. Misdorp samenwerkte, een overzichtsartikel geschreven voor dit speciale nummer
van het Tijdschrift. Het artikel van Prof Misdorp, waarin onder andere de resultaten van een enquête on-
der praktici naar het verrichten van histologisch/cytologisch onderzoek wordt vermeld volgt na de over-
zichtsartikelen.

ei

Van de Hoofdredactie

E. Teske

703 I\'I I DSC II R I F r VOOR D I E R (i [• N E E S K U N D E . [) E E I 114. AFIEVERING 23. 1994

-ocr page 368-

^Ringvac of ringschurft?

^Ringvac de levenslange bescherming
tegen ringschurft.

Ringschurft komt vaak voor.

Dit eeuwenoude probleem wordt
nog vaak met achterhaalde
middelen, zoals afgewerkte olie,
behandeld. Dat is nu niet meer
nodig. Zelfs alle andere middelen
zijn nu overbodig geworden.

Want enting met ®Ringvac
voorkomt ringschurft en
biedt levenslange immuniteit.

Ringschurftproblemen behoren na
vaccinatie met ®Ringvac tot het verleden.

®Ringvac bovis LTF-130
Produktinformatie:

Vaccin voor de actieve immunisatie van rundvee tegen ringschurft;
REG NL 7814; bevat meer dan 7 x 1 O* levende sporen von
geattenueerd Trichophyton verrucosum per ml; kalveren jonger don
4 maanden: 2 x 2 ml im; rundvee ouder dan 4 mnd 2 x 4 ml im;
niet gebruiken bij dieren met klinische ringschurft; wachltijdadvies
slacht 14 dagen. Houdbaarheid: 18 maanden.
Iedere verpakking bevat 10 kalverdoses.

Hoechst Holland N.V.
Animal Health
Postbus 12987
1100 AZ Amsterdam Z.O.
Tel. 020 590 84 94.

Hoechst

-ocr page 369-

1 m vw\'wwmtÊ^i

:MÉÉi^msiè^iÈ&ÊÊÊÊÊÊÊÊmmm

>11 «i m

m

MALIGNE LYMFOMEN BIJ DE HOND:

EEN OVERZICHT MET VERWIJZING NAAR HET

NON-HODGKIN\'S LYMFOOM BIJ DE MENS

Tijdschr Diergeneeskd 1994: 119: 705-17

E. Teske\'\'

INLEIDING

De hematopoïetische tumoren, en in het bijzonder die van
lymfoïde oorsprong, behoren tot de meest voorkomende tu-
moren bij de hond. Door de toegenomen mogelijkheden van
diagnostiek en behandeling van kanker, maar ook door de
toegenomen eisen van de patiënt-eigenaren, zijn deze hema-
topoïetische tumoren van groot belang geworden voor de ve-
terinaire professie.

De hond met een maligne lymfoom, vroeger ook wel leucose
of lymfosarcoom genoemd, is vaak voorgesteld als diermo-
del voor het non-Hodgkin\'s lymfoom (NHL) bij de mens (1-
5). Het is een spontane tumorziekte in een heterogene spe-
cies, die in hetzelfde milieu leeft als de mens. Bovendien
maakt het formaat van de hond hem uitermate geschikt voor
het verzamelen van weefselmateriaal en het toedienen van
medicijnen.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de literatuur
over het maligne lymfoom van de hond, met speciale nadmk
op de epidemiologie, etiologie, classificatie, behandelings-
mogelijkheden en biologisch gedrag. Het overzicht wordt
aangevuld met de resultaten van een retrospectief epidemio-
logisch onderzoek verricht bij 254 honden met multicentri-
sche lymfomen, aangeboden aan de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren (UKG) te Utrecht gedurende 1985-
1991. Indien van toepassing wordt de potentiële waarde van
het maligne lymfoom als model voor NHL bij de mens aan-
gegeven.

EPIDEMIOLOGIE EN ETIOLOGIE

Bschrijvende epidemiologie

De incidentie van het maligne lymfoom bij de hond wordt
geschat op 13 tot 24 per 100.000 honden per jaar (6,7).
Aangezien het bijna onmogelijk is om alle honden met ma-
ligne lymfomen in een populatie te achterhalen en bovendien
de totale populatie honden onvoldoende gekarakteriseerd is,
is het erg waarschijnlijk dat het werkelijke getal hoger ligt. In
de UKG te Utrecht wordt de diagnose maligne lymfoom on-
geveer 400x per jaar door middel van cytologisch onderzoek
bij de hond gesteld. Het cytologische materiaal is zowel af-
komstig van honden verwezen naar de UKG als van materi-
aal dat vanuit de praktijk is opgestuurd voor beoordeling.
Momenteel wordt het aantal honden in Nederiand op 1,2 mil-
joen geschat, hetgeen reeds een minimum incidentie per jaar

Specialist Internist Gezelschapsdieren. Vakgroep Geneeskunde voor Gezelschaps-
dieren. Yalelaan 8. De Uithof. Postbus HO 154. 350H TD Utrecht
van 33 per 100.000 honden zou inhouden. De werkelijke in-
cidentie van het maligne lymfoom bij de hond zal in
Nederland echter nog veel hoger liggen.
Alhoewel sommige auteurs de aandoening vaker bij teven
zagen (8,9), kon in de meeste studies (6-15) geen geslachts-
voorkeur vastgesteld worden. Ook in de UKG was er geen
verschil in voorkomen onder reuen en teven (zie tabel 1). Bij
de mens wordt NHL consequent in een lichte mate vaker ge-
vonden bij de man dan bij de vrouw (16).
Alhoewel maligne lymfomen bij honden van elke leeftijd
kunnen voorkomen, wordt toch een duidelijke piek gezien
op de leeftijd 6.3 tot 7.7 jaar (6,9,12,13,15). Dit komt over-
een met de gemiddelde leeftijd van 6.6 jaar welke in ons on-
derzoek bij de 254 honden met maligne lymfomen werd ge-
vonden. De leeftijdsverdeling onder beide geslachten was in
ons materiaal identiek. Leeftijd-specifieke incidenties zijn in
de Verenigde Staten uitgerekend en bleken toe te nemen van
1.5 per 100.000 honden jonger dan 1 jaar, tot meer dan 80 per
100.000 honden met een leeftijd van 10 jaar (7). Dit is verge-
lijkbaar met de leeftijdsverdeling van NHL bij de mens,
waarbij, met in acht neming van enige lichte geografische
verschillen, het risico voor NHL geleidelijk toeneemt na de
adolescentie, met een piek op de leeftijd van 70 tot 75 jaar
(16).

Genetische factoren

De incidentie van het maligne lymfoom is bij de hond niet
voor ieder ras gelijk. Toegenomen relatieve risico\'s zijn ge-
rapporteerd voor de boxer, Schotse terriër, basset hound,
Airdale terriër, en de bulldog, terwijl onder de rassen met een
veriaagd relatief risico de dashond en de dwergkees behoren
(6,11,17). Deze gegevens over ras-incidentie werden in het
UKG-onderzoek bevestigd en voor sommige rassen uitge-
breid (Tabel 1). De voomoemde ras-predispositie suggereert
dat het maligne lymfoom bij de hond een genetische basis
heeft, of op enige wijze verbonden is met een erfelijke karak-
teristiek (11). Deze hypothese wordt ook ondersteund door
het voorkomen van een familiaire aggregatie van maligne
lymfomen onder bullmastiffs (18), rottweiler\'s (19) en otter-
hound\'s (19), alhoewel een familiare aggregatie van een
ziekte ook kan wijzen op gemeenschappelijke omgevings-
factoren of infectieuze factoren.

Bij de mens worden eveneens raciale verschillen in inciden-
tie van NHL gerapporteerd (16,20,21), maar ook hier is het
niet altijd duidelijk of dit komt door omgevingsinvloeden of
genetische factoren. Aggregaties van NHL zijn in verschil-
lende families vastgesteld (zie overzichtsartikel van Lynch
et al. (22)). Verschillende factoren zijn voor deze familiair
aggregatie bij de mens verantwoordelijk gesteld, waaronder
een HLA-gebonden recessieve gevoeligheid ten gevolge van
het verlies van \'een dominante resistentie-gen\' (23), een ge-
netische predispositie voor immuun-deficiëntie en bepaalde
omgevingsfactoren (16,22).

T 1 .1 DSC\'H R IF T VOOR I) I i; R (I [; N 1- [■ S K U N D [•. , D E K 1 119, A F I E V E R I N (1 2 3. 1994

705

-ocr page 370-

1 «ffi
ÈmUk

9 mw%

•■■Wkii

Tabel 1. Verdeling over geslacht en ras\' van het NHL bij de hond. üe resultaten zijn verkregen bij een retrospectief epidemiologisch onderzoek bij 254 hon-
den met maligne lymfomen, verwezen naar de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht, gedurende de periode 1985-1991. De diagnose
was gesteld tijdens het leven door middel van cytologische of histologische biopten. Er is geen verdere selectie uitgevoerd. De gehele kliniekpopulatie
(n-35.633) honden, verwezen gedurende dezelfde periode, is als referentiegroep gebruikt.

Beschrijving

% van honden met % van kliniek-
NHL populatie

Mantel-Haenszel leeftijd 95% Betrouwbaarheids- Significar
aangepast relatief risico interval

cf honden

55.1

51.3

1.17

(0.92

-1.50)

P=0.20

Ç honden

44.9

48.7

0.85

(0.67

-1.09)

P=0.20

Beagle

1.6

0.6

2.57

(0.97

-6.84)

P=0.07

Berner Sennenhond

1.2

1.7

0.72

(0.23

-2.23)

P=0.40

Bobtail

1.6

1.6

0.99

(0.37

-2.64)

P=0.61

Bouvier des Flandres

17.7

7.6

2.31

(1.68

-3.18)

P<0,0001

Boxer

13.0

4.1

3.23

(2.25

-4.63)

P<0.0001

Dashond

0.4

2.8

0.12

(0.02

- 0.79)

P=0.01

Doberman

5.1

3.4

1.36

(0.85

-2.58)

P=0.22

Duitse herder

3.9

6.2

0.61

(0.33

- 1.16)

P=0.13

Golden retriever

2.8

3.7

0.73

(0.34

- 1.54)

P=0.40

Labrador

2.0

3.4

0.56

(0.23

- 1.36)

P=0.14

Kruising

15.4

15.1

1.02

(0.73

- 1.43)

P=0.90

Rottweiler

7.1

3.3

2.14

(1.65

-4.31)

P<0.0001

Schotse terrier

1.6

0.1

9.16

(3.05-

27.21)

P=0.0001

St. Bernard

2.0

0.8

2.63

(1.09

-6.32)

P=0.03

Toy Poedel

0.4

2.0

0.59

(0.19

- 1.83)

P=0.35

Yorkshire terrier

0.0

1.9

0.00

(0.0 -

0.95)

P=0.02

Overigen

24.2

41.7

\' Slechts die rassen zijn in de tabel opgenomen die vaker dan 1.5% voorkomen in ófwel de groep honden met NHL ófwel in de referentiegroep.

De invloed van het immuunsvsteem op het voorkomen van
NHL

Maligne lymfomen bestaan uit verschillende typen tumoren
afkomstig van het immuunsysteem, en daarom wordt wel
eens aangenomen dat afwijkingen aan dit immuunsysteem
de oorzaak zijn van de maligniteit. Bij honden met maligne
lymfomen is inderdaad een verminderde humorale en cellu-
laire immuunrespons aangetoond (24,25). Of deze immuun-
suppressie veroorzaakt is door de maligniteit, of dat een ver-
storing van het immuunsysteem het ontstaan van NHL
vooraf gaat, zoals voorgesteld wordt in het concept van de
\'immuun surveillance\' (26), valt nog te bezien. Het feit dat
zowel de humorale als de cellulaire immuuncompetentie ge-
lijk zijn in zowel hoog-risico-rassen (zoals boxers en ter-
riers) als bij laag-risico-rassen, suggereert dat de laatste hy-
pothese niet belangrijk is in de pathogenese van NHL bij de
hond (27). Autoimmuunziekten zijn in verband gebracht met
verschillende typen tumoren bij de hond (28,29). In vergelij-
king met de algehele hondenpopulatie is recent een ver-
hoogde odds ratio (5.6) opgemerkt voor het voorkomen van
maligne lymfomen bij honden met een immuun-geme-
diëerde trombocytopenie, onafhankelijk van leeftijd en ge-
slacht (30). In deze studie werd echter niet het vraagstuk be-
handeld of de immuunziekte een oorzaak of een gevolg was
van het maligne lymfoom. Bij de mens is het risico op malig-
niteiten van het lymfoïde systeem toegenomen wanneer er
sprake is van een iatrogene of spontane suppressie van het
immuunsysteem. Van alle tumoren die ontstaan bij patiënten
met een primaire immuundeficiëntie is de groep van de non-
Hodgkin\'s lymfomen het grootst (43%) (31). Mensen die
een orgaan-transplantatie hebben ondergaan, hebben een
vergelijkbaar hoog nsico (32). Aan de andere kant echter,
komen secundaire immuunsuppressies ook voor bij mensen
met NHL (33). In overeenstemming met NHL bij de hond,
zijn verscheidene immuun gemedieerde ziekten bij de mens
geassocieerd met een verhoogd risico op NHL (34,35).

706

Mogelijk dat een overexpressie van bepaalde oncogenen in
de lymfocyten van patiënten met auto-immuunziekten kan
optreden en zo uiteindelijk tot de ontwikkeling van NHL kan
leiden (36).

De rol van chemische carcinogenen

In een recent patiënt-controle onderzoek bij de hond is een
kleine, maar significante, positieve associatie gevonden tus-
sen het optreden van maligne lymfomen (odds ratio = 1.3)
en het gebruik van herbiciden, welke 2,4-dichloorphenoxy-
azijnzuur bevatten, door de eigenaar van de hond (37). De re-
sultaten van deze studie zijn echter bekritiseerd en onbewe-
zen bevonden door een commissie van experts (38). Bij de
mens daarentegen zijn er steeds meer aanwijzingen dat deze
herbiciden inderdaad een verhoogd risico op NHL veroorza-
ken (39,40). Andere chemische substanties zijn ook geïden-
tificeerd als potentieel gevaariijk, mogelijk omdat ze im-
muunsuppressieve effecten hebben (zie overzichtsartikel
van Bernard (16)).

Virale etiologie

De rol van virussen in de etiologie van NHL bij de hond is
nog steeds controversieel. Verschillende studies hebben de
succesvolle seriële transplantatie vermeld van spontane ma-
ligne lymfoom- en leukemie-cellen (41,42), alhoewel een
cel-vrije transmissie niet kon worden bewerkt. De mogelijk-
heid van een niet-species specifieke virale infectie is gesug-
gereerd bij het ontstaan van acute lymfatische leukemie bij
drie kinderen, waarbij in de anamnese een \'verdacht\' contact
met een hond vermeld werd (43). De mogelijkheid van retro-
vims infecties is geopperd, vooral na het vinden van retrovi-
rus-partikels in tumorweefsel (44-46), alhoewel dit niet be-
vestigd kon worden door Rangan
el al. (47). \'Reverse
transcriptase\' activiteit is aangetoond in 64-79% van de su-
pematants van weefselkweken van cellen afkomstig van
hondenlymfomen (48-50), maar er kon geen virus uit deze

Tl J DSC fl RIKT VOOR 1) I E R (, E N E E S K IJ N D E , DEEL 119, A E I. E V E R I N C, 2 3, 1994

-ocr page 371-

weefselkweken worden geïsoleerd. Recent is echter een ret-
rovirus met de morfogenese en morfologie kenmerkend voor
lentivirussen geïsoleerd uit mononucleaire cellen, afkomstig
uit het peri-fere bloed van een hond met leukemie. In dit ka-
der kan van groot belang zijn dat er antilichamen tegen lenti-
virus-kem-eiwitten zijn gevonden in het serum van honden
(52). Sommige NHL-typen bij de mens zijn duidelijk geas-
socieerd met een virale oorzaak. Een retrovirus, welk heeft
bewezen NHL te kunnen veroorzaken, is het humane T-cel
lymfotrope lentivirus type 1 (HTLV-1) (53). HTLV-I be-
werkstelligt een latente infectie via het enzym \'reverse trans-
criptase\' in geactiveerde T-helper-cellen en kan op deze ma-
nier adult T-cell lymphoma/leucaemia (ATL) induceren.
Naar schatting is het cumulatieve risico, om gedurende het
leven ATL te krijgen 5%, bij HTLV-I-positieve individuen
(54). Dit virus is echter beperkt in zijn geografische versprei-
ding. Een ander virus bij de mens, dat betrokken is bij het
ontstaan van NHL, is het overal veelvuldig voorkomende
Epstein-Barr virus (EBV), dat een belangrijke rol speelt bij
de endemische vorm van het Burkitt\'s lymfoom (55). Van
EBV is bekend, dat het vooral bij personen met een verkre-
gen of aangeboren immuunsuppressie een rol speelt in de
etiologie van NHL (54). De laatste jaren wordt er een ver-
band gezien tussen het voorkomen van B-cel-lymfomen en
AIDS. Of dit een direct gevolg is van het humane immuno-
suppressieve virus of van de onderdrukking van het im-
muunsysteem is nog onduidelijk (56).

Cytogenetica

Er is weinig gepubliceerd over de cytogenetica van normale
of neoplastische lymfoïde cellen bij de hond. Het hoge aantal
chromosomen bij de hond (nl. 78 tegenover 46 bij de mens),
en de hoge mate van morfologische overeenkomst van de
verschillende chromosomen (nl. 76 telocentrische chromo-
somen en twee metacentrische geslachts-chromosomen) be-
moeilijken hun identificatie. Numerieke chromosoom-ab-
normaliteiten beschreven bij de hond met NHL, omvatten
slechts een paar gevallen van hypodiploïdie en hyperdiploï-
die, terwijl de meeste tumoren diploid zijn (zie overzichts-
artikel van Grindem en Buoen (57)). Een extra metacentrisch
chromosoom is eveneens vastgesteld bij een aantal honden
met NHL, maar het mechanisme verantwoordelijk voor deze
abnormaliteit is niet duidelijk. Niets is bekend over moge-
lijke chromosoom-translocaties of gen-herschikking bij hon-
den met maligne lymfomen, maar mogelijk dat dit spoedig
anders wordt sinds de recente ontdekking bij de hond van ho-
mologe structuren van humane
myc-, hcl2-. igh-, en tcrh-ge-
nen (58). Bij de mens hebben verscheidene studies aange-
toond dat er enkele consequente, niet willekeurige,
chromosoom-afwijkingen bestaan in bepaalde subtypen
NHL. De meeste van deze veranderingen bestaan uit translo-
caties waarbij proto-oncogenen worden gekoppeld met Im-
munoglobuline vormende genen en vervolgens worden ge-
activeerd bij de produktie van immunoglobulines. Zo is er bij
het Burkitt\'s lymfoom een translocatie waarbij chromosoom
8 en chromosoom 14, 2 of 22 betrokken zijn, waardoor het
wvc-oncogeen verbonden wordt met immunoglobuline-pro-
duktiegenen (59). Analoog hieraan wordt bij folliculaire
lymfomen een translocatie gezien waarbij het /jc/2-oncogeen
en de immunoglobuline-produktiegenen aan elkaar worden
gekoppeld (60).

CLASSIFICATIE

Er zijn diverse manieren om maligne lymfomen bij de hond

707

Tabel 2. Anatomische typen van het maligne lymfoom bij de hond (WHO
1980)

Gegeneraliseerd
Alimentair
Thymus
Huid

Leukemie (primair)

Overige (inclusief solitaire niervorm)

TIJDSCHRIFT VOOR D I L R C, E N E L S K U N D E , DEEL 119. AFLEVERING 2 3, 1994

te classificeren. Zo worden er verschillende typen onder-
scheiden, op grond van de anatomische lokalisatie van de tu-
mor (Tabel 2) (61,62). Hierbij is de multicentrische of gege-
neraliseerde lymfadenopathie verreweg de meest frequente
vorm. In een retrospectief onderzoek van 144 honden was
84% van het multicentrische type, 6.9% was een alimentaire
vorm, en minder dan 5% waren mediastinale lymfomen.
Extranodale vormen (dus niet primair uitgaand van lymfe-
klieren) werden minder vaak gezien (63). Alhoewel dit clas-
sificatiesysteem duidelijk verschillende typen lymfomen on-
derscheidt, zijn de NHL\'s binnen 1 type heterogeen, zowel
histologisch als wat betreft hun klinisch gedrag. De waarde
van dit classificatie-systeem is dan ook in twijfel getrokken
(14), al is het relevant voor de verklaring van klinische
symptomen.

Veel verschillende histologische classificatie-systemen wor-
den gebruikt om het maligne lymfoom bij de hond te be-
schrijven. De Wereld Gezondheids Organisatie (WHO)
heeft een systeem gepubliceerd waarbij de histologische
subtypen werden gedefiniëerd als (i) weinig gedifferen-
tieerd, (ii) lymfoblastair, (iii) lymfocytairen prolymfocytair,
en (iv) histiocytair, histioblastair en histiolymfocytair (61).
Dit systeem heeft echter weinig bijval gekregen in de dierge-
neeskunde. Daarentegen zijn er verschillende histologische
classificatie-systemen in gebruik voor NHL bij de mens aan-
gepast voor de classificatie van maligne lymfomen bij de
hond. In veel van deze classificatie-systemen is het histolo-
gisch groeipatroon een belangrijke karakteristiek. Bij de
hond echter worden duidelijk folliculaire patronen slechts in
de minderheid van de gevallen gezien. De meeste NHL bij de
hond hebben een diffuus, of slechts minimaal nodulair,
groeipatroon (64-69), en bovendien heeft een folliculaire
groeiwijze, indien al aanwezig, geen gunstige prognostische
betekenis (70). Dit is in contrast met het NHL bij de mens,
waarbij ongeveer 30% van de lymfomen folliculair van ar-
chitectuur is en waarbij deze vorm een duidelijk gunstiger
prognose heeft dan de andere groeiwijzen (71,72).
Indien de classificatie volgens Rappaport wordt gebruikt
voor de NHL\'s bij de hond, worden de meeste tumoren ge-
classificeerd als histiocytaire lymfomen en vrijwel geen één
als lymfocytair, goed gedifferentiëerd, of ongedifferentiëerd
lymfoom (66,68,69). Aangezien deze histiocytaire lymfo-
men uit verschillende celtypen bestaan, zowel morfologisch
als immunologisch (69), wordt de classificatie volgens
Rappaport als minder geschikt beschouwd, ook al omdat
deze classificatie geen prognostische waarde blijkt te hebben
(64,70). De classificatie volgens de Working Formulation
(Tabel 3) en de Kiel-classificatie (Tabel 4) kunnen eenvou-
dig toegepast worden om maligne lymfomen cytomorfolo-
gisch te onderscheiden. Bijna alle categoriëen beschreven bij
de mens kunnen hiermee ook bij de hond herkend worden.
Bij het volgen van beide classificatie-systemen, is slechts
een minderheid van de NHL\'s bij de hond laag-gradig ma-
ligne (65,66,69,73). Grootcellige lymfomen zijn de meest
voorkomende lymfomen wanneer de Working Formulation

-ocr page 372-

Tabel 3. Working Formulation, NCI 1982

Laag-gradige lymfomen

Kleincellig lymfocytair of plasmacytoïd
Folliculair, voornamelijk klein-cellig, gekerfd
Folliculair, gemeng klein- en groot-cellig

Inlermediair-gradige lymfomen

Folliculair, voornamelijk groot-cellig
Diffuus, klein-cellig gekerfd
Diffuus, gemeng klein- en groot-cellig
DifTuus, groot-cellig

Hoog-gradige lymfomen

Immunoblastair

Lymfoblastiair(\'convoluted/nonconvoluted\')
Klein-cellig, niet gekerfd (Burkitt\'s)

Overige

Mycosis Fungoides

Histiocytair

Niet-classificeerbaar

Tabel 4. Kiel-dassificatie. 1374 (licht aangepast 1978)

Laag-gradige maligne lymfomen

Lymfocytair

B-CLL, T-CLL

Mycosis fungoides, Sézary Syndrome

Lymfoplasmacytair, lymfoplasmacytoïd
(LP-immunocytoom)

Plasmacytair (plasmacytoom)

Centrocytair

Centroblastair/centrocytair
folliculair/diffuus

Hoog-gradige maligne lymfomen

Centroblastair
puur

polymorf
centrocytoïd

Lymfoblastair

B-cel, T-cel
Burkitt type
"Convoluted-ceir type

Immunoblastair

liliiiiiiir îi II t ^rnéÊàëim

Nict-classificeerbaar hoog-gradige maligniteit

wordt gebruikt (65,66,69). Deze komen overeen met de
centroblastaire vormen in de Kiel classificatie (66,69,73).
Lymfoblastaire lymfomen komen maar zeer sporadisch voor
bij de hond, als ze al voorkomen (66,69,73). Over het alge-
meen zijn de frequenties van de verschillende cytomorfolo-
gische subtypen van het NHL bij de hond vergelijkbaar met
het NHL bij de mens, alhoewel bij de mens meer laag-gradig
maligne tumoren voorkomen (71,72).
Er is verschil van mening in de literatuur over de prognosti-
sche betekenis van de histomorfologische maligniteits-gra-
dering bij de hond bij zowel de classificatie volgens de
Working Fomiulation als de Kiel-classificatie. De meeste
studies hebben geen relatie kunnen vaststellen tussen morfo-
logisch type en reactie op therapie (66,73-75), maar deze stu-
dies werden bij kleine aantallen honden uitgevoerd zonder
het gebruik van multivariaat analyses. In een recent onder-
zoek bij 138 honden met NHL bleek de maligniteitsgrade-
ring zowel volgens de classificatie van de Working
Formulation als volgens de Kiel-classificatie een belangrijke
prognostische factor te zijn (76), Bij de Kiel-classificatie
hadden de hoog-gradig maligne lymfomen significant vaker
complete remissies, maar deze waren van kortere duur dan
gezien werd bij tumoren die als laag-gradig maligne waren
geclassificeerd. Dit was minder duidelijk wanneer de lymfo-
men volgens de Working Formulation waren geclassifi-
ceerd. Daarentegen bleek de classificatie volgens de
Working Formulation beter onderscheid te maken wat be-
treft de prognose op overievingsduur. De hoog-gradige
NHL\'s hadden een significant kortere overleving dan de
laag-gradige NHL\'s. Bij de mens worden dezelfde resultaten
gezien bij studies naar de prognostische betekenis van de
classificatie van het NHL volgens de Working Formulation
en de Kiel-classificatie (71,77),

Immunofenotypering van maligne lymfomen bij de hond
wordt bemoeilijkt door de beperkte beschikbaarheid van
specifieke monoclonale antilichamen. Kruisreactiviteit met
humane monoclonale antilichamen is zeldzaam (78,79).
Studies uit het verleden waarbij roset-vormende technieken
werden gebruikt om B- en T-cel-lymfomen te onderscheiden
(68,80), worden tegenwoordig als onbetrouwbaar be-
schouwd. In de afgelopen jaren zijn er verscheidene mono-
clonale antilichamen voor de hond beschikbaar gekomen,
waarvan de meeste reageren met cellen van de T-lymfocyten-
reeks (81-83). Wanneer deze monoclonale antilichamen
worden gebruikt, blijken de meeste NHL\'s bij de hond van
B-cel-origine te zijn (66,67,69). Het percentage T-cel-lym-
fomen varieert van 10% (67) tot 38% (69). Er wordt geen
correlatie gezien tussen het immunofenotype van een lym-
foom en de celmorfologie, alhoewel T-cel-lymfomen vaker
worden gezien onder die NHL\'s, die cytomorfologisch als
laag- of intermediair-gradig qua maligniteit worden geclas-
sificeerd (66,69). Een extra bewijs voor de B- of T-cel-ori-
gine op basis van analyse naar gen-herschikking-analyse is
bij de hond tot op heden nog niet beschreven. Een prospec-
tieve studie, waarbij multivariaat analyses werden verricht,
toonde aan dat het T-cel-immunofenotype als het meest be-
langrijke, onafhankelijke, prognostische kenmerk kan wor-
den beschouwd en is gerelateerd met een ongunstige prog-
nose (76). Onder de primair nodale T-cel-lymfomen bleek
geen significant verschil te bestaan tussen de verschillende
histologische maligniteitsgraderingen. Daarentegen was het
klinisch stadium bij eerste presentatie, de enige parameter,
die significant was gecorreleerd met de overleving (76).

In de westerse wereld is de meerderheid van de NHL\'s bij de
mens van B-cel-origine en zijn slechts 10-20% T-cel-lymfo-
men, terwijl in Azië T-cel-lymfomen vaker voorkomen
(72,77). Het immunofenotype kan bij het NHL bij de mens
beter voorspeld worden aan de hand van de histomorfologi-
sche kenmerken dan bij het NHL bij de hond, alhoewel zelfs
histopathologisch goed afgebakende categorieën NHL bij de
mens enige heterogeniteit vertonen wat betreft het iminuno-
fenotype (84,85). In de aangepaste Kiel-classificatie (77),
worden T-cel-lymfomen onderverdeeld in laag- en hoog-
gradig maligne lymfomen. Meestal worden nodale T-cel-
lymfomen echter met een agressief klinisch gedrag geasso-

-ocr page 373-

cieerd en door velen als potentieel hoog-maligne beschouwd
(86).

KLINISCHE SYMPTOMEN

De klinische symptomen die gezien worden bij honden met
NHL variëren sterk en hangen onder andere af van de lokali-
satie van de tumor. Bij de
midticentrische vorm is een gege-
neraliseerde, pijnloze lymfadenopathie het meest opvallende
symptoom. Daamaast komen hepato-splenomegalie en
beenmergaantasting frequent voor. Diverse niet-specifïeke
symptomen kunnen aanwezig zijn, zoals sloomheid, verma-
gering, anorexie, braken, diarree, ascites, dyspnoe, polydip-
sie en koorts (9,64). Op röntgenfoto\'s van de thorax kan ver-
groting van zowel stemale als tracheobronchiale
lymfeklieren te zien zijn, maar ook een verbreding van het
craniale mediastinum en abnormale longverdichtingen (zo-
wel nodulairals focaal alveolair en interstitieel). Hepato-sp-
lenomegalie en vergroting van de mesenteriële lymfeklieren
zijn de meest frequente afwijkingen op röntgenfoto\'s van het
abdomen (9,87). Honden met de
alimentaire vorm van NHL
worden meestal aangeboden met niet-specifieke gastro-inte-
stinale symptomen zoals braken, diarree, bloederige ontlas-
ting en gewichtsverlies. Naast het maagdarmkanaal kunnen
ook mesenteriële lymfeklieren, lever en milt aangetast zijn
(63,88). De
mediastinale vorm daarentegen wordt geken-
merkt door vergroting van de craniale mediastinale lymfe-
klieren en/of thymus en de klinische symptomen omvatten
dyspnoe, hoesten, verminderd uithoudingsvermogen en re-
gurgiteren.

Honden met primair extra-nodale maligne lymfomen kun-
nen eveneens verschillende klinische symptomen vertonen,
afhankelijk van het specifieke orgaan dat is aangetast.
Cutane maligne lymfomen bij de hond zijn meestal gegenera-
liseerd of multifocaal. De tumoren kunnen ontstaan als no-
dulae, plaques, ulcera, erythroderma en exfoliatieve derma-
titis. Jeuk is een veel voorkomend symptoom. Bij de vorm
met erythemateuse nodulae en plaques is veelal de mucosa in
de bek ook in het proces betrokken (89). De tumor kan ont-
staan als een primair cutane ziekte, maar ook als gevolg van
disseminatie vanuit andere anatomische plaatsen. Histolo-
gisch worden cutane lymfomen onderverdeeld in epidermo-
trope typen (meestal van T-cel-origine) en niet-epidermo-
trope typen (meestal van B-cel-ongine). De meeste primaire
cutane lymfomen zijn epidermotrope lymfomen. Hiervan is
mycosis fungoides bij de hond beschreven (90-93). Ook va-
rianten van mycosis fungoides, het Sézary syndroom (94,95)
en pagetoid reticulosis (de ziekte van Woringer-Kolopp)
(92,96), komen soms bij de hond voor. Een andere extrano-
dale vorm is het
neurale lymfoom. Zowel lymfomen van het
centrale als het perifere zenuwstelsel komen voor, alhoewel
de laatste vorm zeldzamer is (97). In één studie met 8 geval-
len van lymfomen in het centraal zenuwstelsel hadden alle
honden toevallen en klinische symptomen passend bij een
multifocale aantasting van het centrale zenuwstelsel (98).
Paralyse en parese tengevolge van dmk op het mggemerg
door epidurale lymfomen worden ook beschreven (99). Bij
oculaire lymfomen kan verdikking van de iris worden ge-
zien. alsmede ook hypopyon, hyfaema, synechia posterioren
glaucoom. Bij nader oogonderzoek kunnen ook andere af-
wijkingen worden gediagnostiseerd. zoals tumorinfiltratie
van de choroidea, bloedingen in het corpus vitreum, ablatio
retinae en infiltratie van de Nervus opticus (100).
Het klinische beeld van NHL bij de mens is in principe niet
afwijkend van dat bij de hond. Een pijnloze vergrotmg van

fiBBS

Tabel 5. Klinische stadiënng van maligne lymfoom bij de hond (WHO,
198Q]

I Beperkt tot een enkele lymfeklier of lymfoïd-weefsel in een orgaan*

II Beperkt tot meerdere lymfeklieren in een regionaal gebied
(± tonsillen)

III Generaliseerde lymfeklieraantasting

IV Lever en/of milt betrokken (± Stadium lil)

V Aanwezigheid van tumorcellen in het bloed en de betrokkenheid van
het beenmerg en/of andere orgaansystemen (± Stadium l-IV)

Uitgezonderd beenmerg

Elk stadium is onderverdeeld in:

(a) met klinische symptomen

(b) zonder klinische symptomen

één of meerdere perifere lymfeklieren is de meest voorko-
mende klinische bevinding. Systemische symptomen zoals
koorts, nachtzweten of gewichtsverlies zijn ongewoon en de
meerderheid van de patiënten is symptoomloos bij eerste pre-
sentatie. Splenomegalie is aanwezig bij ongeveer 20% van de
patiënten. Ongeveer 30% van de lymfomen begint als een ex-
tranodulaire manifestatie. De meest voorkomende plaatsen
van deze extranodulaire lymfomen zijn het maagdarmkanaal,
de huid, de beenderen en de longen. Alhoewel de huid fre-
quenter betrokken is ten gevolge van een gedissemineerd
lymfoom, kunnen drie typen van primaire huid T-cel-lymfo-
men worden onderscheiden: mycosis fungoides, Sézary syn-
droom en de ziekte van Woringer-Kolopp. Een primaire loka-
lisatie van de lever en dientengevolge leververgroting en
ictems zijn relatief zeldzaam, maar laparoscopie en laparoto-
mie hebben aangetoond dat de lever in ongeveer de helft van
de patiënten met NHL is aangetast. Mediastinale lymfeklier-
vergroting wordt bij 15-25% van de patiënten gezien, terwijl
aantasting van het long-parenchym veel minder vaak voor-
komt. Zenuwafwijkingen bij volwassen tengevolge van
lymfomen worden meestal gekenmerkt door neurologische
uitvalsverschijnselen ten gevolge van compressie op het mg-
gemerg door een extradurale tumor. Bij kinderen echter be-
staat vaker aantasting van het centrale zenuwstel (101,102).

De WHO heeft een klinisch stadiëringsysteem ontwikkeld
voor honden met maligne lymfomen (Tabel 5) (62). De uit-
breiding van de aandoening kan met dit stadiëringsysteem
worden beschreven. De meeste honden met NHL worden in
een ver gevorderd stadium van de ziekte aangeboden, nl. sta-
dium III, IV of V (103). Of de stadiëring ook correct toege-
past kan worden op primair extra-nodale lymfomen (volgens
het WHO-systeem stadium V) wordt betwijfeld (88).
Het Ann Arbor-stadiëringsysteem, dat ontwikkeld is voor de
ziekte van Hodgkin bij de mens, heeft ook algemene toepas-
sing gevonden voor de stadiënng van NHL\'s (104). Het
grootste deel van de NHL-patiënten bij de mens heeft even-
eens een gedissimineerde ziekte. Slechts een paar histologi-
sche subtypen kennen een redelijk groot percentage stadium
1- en stadium 1 I-patiënten. Deze worden vooral gezien bij het
diffuse, grootcellige lymfoom en bij het diffuus, gemengd
klein- en grootcellig lymfoom (102).

HEMATOLOGISCHE EN BIOCHEMISCHE AFWIJKIN-
GEN

Anemie is een veelvuldig voorkomende afwijking bij hon-
den met NHL met frequenties van voorkomen tot 38%
(9,13,105-108). Dit komt overeen met onze bevindingen, al-

1

-ocr page 374-

Tabel 6. HematX)logische bevindingen bij 254 honden nnet NHL (voor be-
schrijving van de populatie: zie tekst tabel 1 ].

n=

Percentage

Hematocriet

207

<0.30

9.7

0.30-0.40

29.9

>0.40

60.4

Leucocyten

211

leucopenie(<5.8x 10^/1)

18.5

normaal (5.8-14.0x10^/1)

49.7

leucocytose (>14.0x10^/1)

31.8

Lymfocyten

211

lymfopcnie (<1.0x10^/1)

35.7

normaal (1.0-4.8x10^/1)

51.4

lymfocytose (>4.8x 10^/1)

12.9

Leukemisch bloedbeeld\'

211

32.7

\' Gedefinieerd door de aanwezigheid van lymfoomcellen in het bloed of in
hel beenmerg.

hoewel de meeste honden in onze kliniek slechts een geringe
anemie vertoonden (Tabel 6). De oorzaak van deze anemie
kan hcmolyse zijn (9), maar wordt ook wel toegeschreven
aan een verdringing van normaal beenmerg door de tumor of
aan een depressie door een chronische ontsteking (13,107).
Het meest waarschijnlijk is dat de oorzaak voor anemie com-
plex is en dat factoren als immuun gemedieerde hcmolyse,
myeloftisis en ineffectieve erytropoïesis hieraan bijdragen
(109).

In de meeste studies wordt een niet-specifieke granulocy-
taire leucocytose met een linksverschuiving opgemerkt. Dit
zou voorkomen bij
26.6-38.9% van de honden met NHL
(13,108). Dc oorzaak van deze granulocytaire reactie is niet
bekend, maar hangt mogelijk samen met weefselbeschadi-
ging en necrose, ten gevolge van de proliferatie en infiltratie
van de tumorcellen
(106). Leucopenie koint slechts in 9.3-
12.5%
van de patiënten voor (13,108). In onze studie werden
deze afwijkingen in het aantal leucocyten bevestigd (Tabel
6).

Het is opvallend dat een lymfocytose slechts bij 18.3-20.8%
van de honden met NHL wordt gezien en dat een lymfopenic
bijna net zo vaak voorkomt (21.7-25.0%) (63,108), of zelfs
nog vaker (Tabel 6). Er bestaat onenigheid in de literatuur
over de mcidentie van leukemische betrokkenheid bij hon-
den met NHL. In sommige publikaties worden geen of
slechts enkele gevallen gezien (105,106), terwijl in andere
publikaties meer dan 50% van de patiënten met NHL leuke-
misch zijn (63, 107, 108). Afgezien van de definitie van een
leukemische reactie, kunnen deze verschillen ook zijn ont-
staan door de diagnostische techniek welke is gebruikt voor
de stadiëring. Indien histologische biopten worden gebruikt
kan bij 55% van de honden met NHL een leukemische been-
mergbetrokkenheid worden aangetoond, terwijl door middel
van aspiratiebiopten van het beenmerg en bij bloeduitstrijk-
jes dit slechts 34%, respectievelijk 28% is (110).
Ecn trombocytopenie wordt bij ongeveer dc helft van de
honden met NHL aangetroffen, alhoewel dit zelden leidt tot
klinische problemen (9,13,107,108). De trombocytopenie is
hoogst waarschijnlijk immuun-gemediëerd van oorsprong
(29,30).

Bij het NHL bij de mens wordt een anemie bij 10% van de
patiënten bij aanvang van dc ziekte gezien, maar naamiate de
ziekte voortschrijdt kan dit percentage oplopen tot
50%. Het
aantal witte bloedcellen is meestal normaal, maar een lymfo-
cytose is soms aanwezig, vooral bij de goed gedifferen-
tieerde lymfocytaire lymfomen (101). Over het algemeen is
het beenmerg bij 30-40% van de patiënten met NHL aange-
tast, maar de incidentie kan sterk variëren tussen de verschil-
lende histologische typen NHL. Bij patiënten met groot-cel-
lige lymfomen is beenmerginfiltratie slechts in 10-15%
aanwezig, terwijl bij patiënten met klein-lymfocytaire lym-
fomen of folliculaire, gekerfd klein-cellige lymfomen dit
percentage kan oplopen tot 50-70% (102). Ook bij de mens
blijkt dat aspiratiebiopten van het beenmerg relatief onge-
voelig zijn om beenmerginfiltratie op te sporen. Slechts 30%
van de aspiraten van beenmerg, welke bij histologische biop-
ten positief bleken te zijn, kon een leukemische beenmerg-
betrokkenheid aantonen (111,112).

Van alle biochemische afwijkingen in het plasma van hon-
den met NHL is de hypercalcemie met zijn klinische conse-
quenties het beste gedocumenteerd (113-116). Hypercalce-
mie komt in 10-40% van de honden met NHL voor (13,117).
Er bestaat geen leeftijdspredispositie. In één publikatie bleek
de St. Bemard oververtegenwoordigd te zijn (113). Daaren-
tegen had in onze studie de boxer een significant hoger rela-
tief risico, nl. 6.7, om hypercalcemie te ontwikkelen (Tabel
6). Weiler en zijn medewerkers (113) konden geen associatie
vinden tussen het optreden van hypercalcemie en de aanwe-
zigheid van de mediastinale vorm van NHL, dit in tegenstel-
ling tot Chew en Meuten (117). Wel blijken de meeste ma-
ligne lymfomen bij de hond, die gepaard gaan met een
hypercalcemie, te behoren tot het T-cel-type (118). Dit kon
door ons bevestigd worden (Tabel 6).
Tot de klinische gevolgen van hypercalcemie behoren poly-
dipsie en polyurie (in meer dan 80% van de gevallen), een af-
name van de glomerulaire filtratie, hetgeen resulteert in toe-
name van de plasma-ureum- en kreatinine concentraties (in
87% en 64%, respectievelijk), anorexie (88%), en braken
(38%). De fosfaat-concentraties in het plasma zijn gelijk aan,
of lager dan, die in honden met een normaal plasma-calcium-
gehalte (113). Deze biochemische afwijkingen werden in
onze studie bevestigd (Tabel 6).

Hypercalcemie wordt zelden gezien bij mensen met NHL.
De totale incidentie bij patiënten met NHL is ongeveer 2%

(119). Daarenetegen is hypercalcemie vaker aanwezig bij
retrovirus-geassocieerde T-cel-lymfomen cn leukemie

(120). Myelomen, echter, zijn de belangrijkste hematologi-
sche tumoren waarbij hypercalcemie voorkomt (20-30%)
(119).

Hypercalcemie aan kanker gerelateerd bij de mens kan een
gevolg zijn van i) humorale hypercalcemie bij maligniteit
(HHM), ii) metastase van solide tumoren naar de botten, en
iii) hematologische maligniteiten. De klinische bevindingen
bij patiënten met HHM omvatten hypercalcemie, hypofosfa-
temie, hypercalciurie, toename in renale excretie van fosfaat,
toename in nefrogeen cAMP. en toename van botresorptie
door de osteoclasten (121). Humorale factoren die bij HHM
een rol kunnen spelen zijn paraathomioon-achtige peptide
(PTHrP) en transfomierende groeifactoren (122). Verschei-
dene studies tonen aan dat bij honden met NHL de hypercal-
cemie veroorzaakt wordt door PTHrP geïnduceerde HHM,
aangezien zowel de bovengenoemde klinische symptomen
van HHM als het PTllrP aangetoond zijn bij deze honden
(114,116). Dc afwezigheid van een significante correlatie
tussen het calcium-gehalte in het plasma en PTHrP-concen-
traties suggereren echter dat ook andere humorale factoren
kunnen bijdragen aan de inductie van hypercalcemie bij hon-
den met NHL (116). In tegenstelling tot de hond, hebben

TiJDSCHRIFr VOOR D I 1 R (i L N F. F. S K U N D F. . DEFI 119, A F 1 F V E R I N (. 2 3, 1994

710

-ocr page 375-

•i-iWIlffmijK^« i it

1 ■ f I

ÜÉ

mensen met NHL, waarbij hyperealcemie aanwezig is, een
lage cAMP-excretie in de urine (121) en verhoogde 1,25-di-
hydroxyvitamine D3-concentraties, met onderdrukking van
de PTH-waarden (123). Dit suggereert dat in de mens het
mechanisme van hyperealcemie bij NHL niet wordt geme-
diëerd door PTH of PTHrP (121). Mogelijk dat bij de mens
de NHL cellen osteoclast-activerende cytokines induceren,
zoals tumor-necrose-factor, interleukinen of Prostaglandi-
nen, die botresorptie veroorzaken en daardoor een hypereal-
cemie (124).

BEHANDELING EN OVERLEVING
Omdat het maligne lymfoom bij de hond veelvuldig gebruikt
wordt als een therapeutisch model voor het NHL bij de mens,
zijn er in de literatuur in de laatste drie decennia zeer veel
therapeutische experimenten, uitgevoerd bij de hond, gepu-
bliceerd.

De gerapporteerde overlevingstijden bij honden met NHL
die niet behandeld zijn, zijn moeilijk te interpreteren. Het
tijdstip van diagnose in relatie tot de aanvang van de ziekte is
variabel en veelal onzeker en daamaast wordt de overlevings-
tijd sterk beïnvloed door het moment waarop de eigenaar be-
sluit de hond te euthanaseren. Dit kan mogelijk de grote va-
riatie in gemiddelde overlevingstijden voor onbehandelde
honden (10 tot 99 dagen) verklaren (1 ü, 105,125,126).
Aangezien het NHL bij de hond in principe een systemische
ziekte is, is de rol van therapeutische chirurgie beperkt.
Mogelijk dat chirurgie overwogen kan worden bij honden in
stadium 1 of II, maar er zijn geen studies bekend over de ef-
fectiviteit hiervan. Splenectomie is aanbevolen als een mid-
del voor snelle reductie van tumormassa, of om problemen
ten gevolge van massale Splenomegalie, inclusief miltrup-
tuur, te voorkomen (127). Een negatief effect van splenecto-
mie op de overlevingstijd is echter ook beschreven (64).
Endocriene therapie met een corticosteroïd als monotherapie
is vaak toegepast omdat het goedkoop is cn relatief non-
toxisch. Squire en medewerkers (64) behaalden hiemiee een
complete remissie (CR) bij 43% van de 49 honden met NHL
en een remissiepenode van 14 tot 210 dagen (gemiddeld 53
dagen). In een andere studie werd echter een veel lager CR-
percentage behaald (17%) met een gemiddelde remissiepe-
riode van slechts 1-2 maanden (128). Enkele kleine studies
maken melding van een gunstig effect van anti-oestrogenen
bij de behandeling van chronische lymfatische leukemie en
refractaire lymfomen bij de mens (129,130). De waarde van
deze anti-oestrogeen toediening bij de behandeling van NHL
bij de hond is echter twijfelachtig. Oestrogeen- en proge-
steron-receptoren waren niet, of in enkele dieren slechts in
geringe hoeveelheden aantoonbaar in het cytosol van lym-
foomcellen van de hond (131,132). In een pilot-studie bij 5
honden met NHL kon geen enkel effect van anti-oestrogeen-
behandeling aangetoond worden, alhoewel de lymfoomcel-
len grote hoeveelheden anti-oestrogeen bindingsplaatsen be-
zitten (131).

Chemotherapie is de meest gebruikte therapie-vomi voor
NHL bij de hond. Een grote diversiteit aan behandelings-
schema\'s is ontwikkeld, gebaseerd op verschillende medicij-
nen. ofwel als monotherapie ofwel als combinatie-therapie.
In het algemeen zijn de resultaten van monotherapieën min-
der gunstig. Desondanks kunnen respons-percentages van
82% behaald worden met een monotherapie van L-asparagi-
nase (133) en van 75-87% met doxorubicine (74.134).
Mediane remissietijden voor doxorubicine alleen zijn zelfs
iets beter dan voor de combinatie-chemotherapie bestaande
uit vincristine, cyclofosfamide en prednison (74). De hoog-
ste respons-percentages (88-92%), de langste mediane
ziekte-vrije perioden (215-250 dagen) en de langste mediane
overievingstijden (350-356 dagen) zijn echter verkregen met
een protocol van een combinatie-chemotherapie bestaande
uit PEG-L-asparaginase, vincristine, cyclofosfamide en
doxorubicine of methotrexaat, in combinatie met afdalende
doseringen prednisolon (135,136). Ongeveer 10%) van de
honden behandeld met dit protocol konden beschouwd wor-
den als langdurige overlevers of zelfs als genezen.
Het systemische karakter van de lymfomen bij de hond heeft,
net als het gebruik van chirurgie, het gebruik van radiothera-
pie sterk beperkt. Johnson en medewerkers (137) behandel-
den 14 honden met NHL met bestraling van het gehele li-
chaam. Gefractioneerde doseringen van 15 of 30 rad werden
dagelijks gegeven gedurende verscheidene weken. Een com-
plete remissie kon worden bereikt bij vier honden en een par-
tiële remissie bij drie honden. De mediane overleving was 13
weken bij die honden welke reageerden en drie weken bij die
honden welke niet reageerden. Soortgelijke resultaten wer-
den beschreven door Laing en medewerkers (138).
Meer kans op succes heeft radiotherapie wanneer het wordt
gecombineerd met autologe beenmergtransplantatie.
Wanneer remissies geïnduceerd door chemotherapie worden
geconsolideerd door middel van bestraling van het hele li-
chaam en daama worden gevolgd door een infuus van auto-
loog beenmerg, afgenomen na de remissie, kan de ziekte-
vrije periode worden verlengd en ongeveer
25% van de
honden worden genezen (139-141). Vergelijkbare resultaten
konden worden verkregen met de transplantatie van autologe
mononucleaire cellen uit perifeer bloed. Wel werd hierbij
een vertraagd herstel van het aantal trombocyten gezien
(142).

Verschillende soorten immunotherapie, alleen of in combi-
natie met chemotherapie, zijn gebruikt bij de behandeling
van NHL bij de hond. De resultaten zijn erg wisselend.
Resultaten verkregen met een gemengd bacterieel vaccin, of
met levamisole toegevoegd aan chemotherapie, waren te-
leurstellend (143,144). Daarentegen resulteerde vaccinatie
van honden met autologe tumorcellen plus Freund\'s com-
pleet adjuvant, in mediane overlevingstijden van 336-341
dagen, vergeleken met 138-196 dagen van de controle-groe-
pen (145,146). Het bleek echter dat het effect niet door het
vaccin maar door het Freund\'s adjuvant werd veroorzaakt
(147). Na een aanvankelijk gunstige rapportage van intra-
lymfatische toediening van autologe tumorcellen bij honden
met NHL (148,149), konden vervolg-studies het significant
verschil met controle-groepen niet bevestigen (150).
Onlangs bleken monoclonale antilichamen gericht tegen
lymfoomcellen bij de hond een antitumoreffect
in vivo te
hebben, zonder dat er sprake was van enige belangrijke toxi-
sche bijwerkingen (151).

Bij mensen met NHL wordt een meer gedifferentieerde be-
nadering van de behandeling toegepast dan bij de hond. In
het algemeen is de behandeling van intermediair- en hoog-
gradige maligne lymfomen intensiever, terwijl bij laag-gra-
dige maligne lymfomen een behoudender of zelfs een af-
wachtende benadering wordt gevolgd. Bovendien speelt het
klinisch stadium waarin de tumor zich presenteert, een be-
langnjke rol bij de keuze van therapie bij de laag-gradige
maligne lymfomen.

Bestraling bij laag-gradige NHL kan zeer effectief zijn bij
patiënten in stadium 1 en II om langdurige ziekte-vrije over-
levingen te bereiken (152). In hoeverre chemotherapie bij

-ocr page 376-

deze patiënten iets kan toevoegen is onzeker. Gunstige resul-
taten zijn tot nu toe hierbij niet bereikt (153). Bij patiënten in
stadium III en IV worden daarentegen systemische thera-
pieën gebruikt zoals het gebruik van een enkel alkylerende
cytostaticum, combinatie-chemotherapie, bestraling van het
hele lichaam, en combinatie van chemotherapie met radio-
therapie. Sommige prospectieve studies konden geen ver-
schil aantonen in percentage remissies, ziekte-vrije overie-
ving en totale overieving tussen meer conservatieve
behandelingen en de meer agressieve behandelingen (154).
Andere studies (155) vonden hogere remissiepercentages en
langere ziekte-vrije perioden bij gebruik van een tweede ge-
neratie, agressieve, chemotherapiekuur (ProMACA-
MOPP^), gevolgd door totale bestraling van de lymfoïde cel-
len, bij die patiënten, die in complete remissie waren. Een
geheel andere benadering van patiënten met uitgebreide
laag-gradige lymfomen is die, waarbij aanvankelijk geen
therapie wordt gestart totdat er progressie optreedt. In een
prospectieve studie is deze afwachtende benadering vergele-
ken met een agressieve gecombineerde therapie. De totale
overieving was in beide groepen patiënten gelijk. Het aantal
complete remissies en de langere ziekte-vrije overleving in
de behandelingsgroep rechtvaardigen echter toch een bena-
dering waarbij direct met behandelen wordt begonnen (155).
Tot op heden is er weinig bekend over het nut van autologe
beenmergtransplantaties bij patiënten met laag-gradige
lymfomen.

Sinds de eerste publikatie over de mogelijkheid van gene-
zing van patiënten met uitgebreide diffuse groot-cellige
NHL met gecombineerde chemotherapie, zijn er zeer veel
andere protocollen getest om de totale overieving verder te
verbeteren van patiënten met intermediair- en hoog-gradige
lymfomen (156). Het gebruik van de eerste generatie chemo-
therapie kuren zoals CHOP\'^ resulteerde in CR-percentages
van ongeveer 45-50% en langdurige overieving van minder
dan 30% (157). Agressievere tweede en derde generatie che-
motherapie kuren, zoals ProMACE-MOPP en COP-BLAM
III\'\', hebben de resultaten verder verbeterd tot respectievelijk
CR-percentages van 76% en 84% en langdurige overieving
van 52% en 65% (158, 159). Autologe beenmergtransplanta-
tie kan worden overwogen bij patiënten met een tweede re-
missie en zelfs als eerste behandeling bij die patiënten met
een slechte prognose (160).

In de laatste jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor
de waarde van het toevoegen van immunotherapie aan de
conventionele behandeling van NHL bij dc mens. De litera-
tuur (zie overzichtsartikel van Gilewski en Richards( 161)) is
wat betreft de effectiviteit van a-interferon niet eensluidend
(161). Responspercentages kunnen waarschijnlijk worden
bereikt tot 20% bij intermediair- en hoog-gradige lymfomen.
tot 45% bij laag-gradige lymfomen, en tot 65% bij patiënten
met T-cel-huid-lymfomen. Meldingen over het gebruik van
interleukine-2, met of zonder \'lymphoid activated killer\'
(LAK) cellen, zijn spaarzaam en nog prematuur. Evenals bij
de hond bleek het gebruik van chemo-immunotherapie met
levamisole, met of zonder BCG, geen voordeel te bieden bo-
ven alleen CHOP-chemotherapie wat betreft CR-percenta-
ges, ziekte-vrije overieving en totale overieving (162).
Wanneer BCG gebruikt wordt als adjuvant-therapie om pa-
tiënten in remissie te houden, werd de ziekte-vrije overle-
ving en de totale overieving veriengd bij patiënten met een
slechte prognose (163). De aanvankelijk zeer opmerkelijke
resultaten met de behandeling van anti-idiotypische mono-
clonale antilichamen bij patiënten met uitgebreide B-cel-

Tabel 7. Kenmerken van 21 honden met hypercalcemie uit een populatie
van 105 honden met maligne lymfoom, waann calcium in het plasma was
bepaald.

Kenmerk

Aantal honden

Ras

Boxer

12/21\'

Overigen

9/21

Geslacht

Reu

9/21

Teef

12/21

Verminderde GFR2

18/20

Plasma fosfaat

hypofosfatemie

4/15

hyperfosfatemie

1/15

Leukemisch beenmerg

2/21

T-cel-lymfoom

5/5

\' Relatief risico voor hypercalcemie bij boxers met maligne lymfoom: 6.7

(95%C.I.: 3.3 - 13.6; P<O.OOOI Mantel-Haenszel test).
2 Glomerulaire filtratiesnelheid, gedefinieerd door een gestegen plasma
kreatinine-concentratie en renale uremie.

lymfomen, konden in latere studies niet meer worden gere-
produceerd (161). Het beperkte effect van deze behande-
lingsmethode wordt voornamelijk toegeschreven aan het feit
dat er spontaan somatische varianten ontstaan, die niet het
originele idiotype tot expressie brengen.

BIOLOGISCH GEDRAG

Zoals reeds eerder vermeld is het klinisch gedrag van NHL
bij de hond agressief en de overleving zonder therapie is
meestal maar een paar weken. Spontane regressie is slechts
bij één hond beschreven (164). Verscheidene factoren zijn
bestudeerd die de prognose bij behandeling zouden kunnen
beïnvloeden. Geen enkele studie kon een invloed aantonen
van leeftijd en lichaamsgewicht op de reactie op therapie of
op de overieving (66,74,76,165). De invloed van de sexe op
de prognose is nog onzeker. In sommige studies hadden
reuen een kortere overleving dan teven (165-167), maar dit
kon in de meeste andere studies niet bevestigd worden
(66,74-76,165). Een beïnvloeding van de groei of differen-
tiatie van lymfocyten door geslachtssteroïden is geopperd als
één van de mechanismen voor dit mogelijk geslachtsgebon-
den verschil (167). De aanwezigheid van oestrogeen- en pro-
gesteron-receptoren als aangrijpingspunt voor deze hormo-
nen kon echter niet aangetoond worden in nonnaal lymfoïd
weefsel noch in de overgrote meerderheid van tumorweef-
sels van honden met NHL (131,132).
Onder de potentiële prognostische factoren is het klmisch
stadium bij presentatie één van de meest omstreden.
Verscheidene studies konden geen enkele relatie vinden tus-
sen het klinisch stadium enerzijds, en ziektevrije en totale
overleving anderzijds (64,66,75,136,165,166). In andere
studies daarentegen hadden honden met stadium 111 een gun-
stiger prognose dan honden in stadium IV of stadium V
(74,168.169). Onlangs is de prognostische waarde van kli-
nisch stadium bevestigd in een tweetal studies waarbij ge-
bmik werd gemaakt van multivariaat-analyse (76,167). In
beide studies was de aanwezigheid van een hypercalcemie
niet gecorreleerd met de prognose.

De prognostische betekenis van de histologische maligni-
teitsgradering volgens de Kiel-classificatie en de Working
Formulation en ook van de immunofenotypenng is reeds uit-

-ocr page 377-

gebreid onder \'classificatie\' bediscussieerd. In het kort sa-
mengevat bleek de maligniteitsgradering van de twee classi-
ficatiesystemen belangrijke prognostische waarde te hebben,
om het bereiken van CR en de lengte van de ziekte-vrije en
totale overleving te kunnen voorspellen. Daamaast hebben
patiënten met een T-cel-lymfoom een slechtere prognose
dan die met een B-cel-lymfoom. Daarom wordt de ver-
nieuwde Kiel-Classificatie voorgesteld om NHL bij de hond
te classificeren. Hierbij worden de maligniteitsgraad bij de
B-cel-lymfomen volgens hun celtype bepaald. Alle T-cel-
lymfomen dienen echter, ongeacht hun celtype, als hoog-
gradige maligne lymfomen te worden beschouwd (76). Tot
op heden is er geen informatie beschikbaar voor wat betreft
de prognostische factoren voor de extranodale NHL bij de
hond.

Het biologisch gedrag van NHL bij de mens is met name af-
hankelijk van het immunofenotype, de histologische classi-
ficatie en de klinische stadiëring. Bij de B-cel-lymfomen
hebben zowel histologische classificering als klinisch sta-
dium elk een onafhankelijk invloed op het klinisch gedrag
(71,72). De afwezigheid van een folliculair groeipatroon is
een belangrijke eigenschap bij de bepaling van de histologi-
sche maligniteit (71). Bij T-cel-lymfomen is echter het kli-
nisch verloop binnen de verschillende histologische groepen
variabel en wordt, net zoals bij NHL bij de hond, het klinisch
stadium als een belangrijker prognostisch criterium be-
schouwd (86). Andere factoren die van invloed zijn op het
klinisch gedrag zijn de \'performance status\' vóór aanvang
van de behandeling en de leeftijd, alhoewel het effect van de
laatste factor gedeeltelijk wordt veroorzaakt doordat oudere
patiënten minder goed de intensievere chemotherapiekuren
verdragen (71,170).

Groeisnelheid en veranderingen in de hoeveelheid DNA van
de lymfoomcellen worden in verband gebracht met de hete-
rogeniteit in het klinisch gedrag van deze tumoren binnen
histologische en immunologische subgroepen (171). In een
flow-cytometrisch onderzoek bij NHL van honden bleek dat
het percentage tumoren met DNA-ploïdie-afwijkingen laag
was en, net als de proliferatie-activiteit, niet gecorreleerd
was met de reactie op therapie of overieving (172).
Bovendien waren er geen verschillen in DNA-ploïdie- en S-
fase-fractie tussen B- en T-cel-lymfomen of tussen de ver-
schillende histologische subtypen.

Bij het NHL bij de mens hebben chromosomale afwijkingen
mogelijk een belangrijke prognostische betekenis. Van ver-
scheidene karyotypische afwijkingen is bekend dat ze een
ongunstige invloed hebben op de overleving, terwijl de 14-
18 translocatie juist geassocieerd is met een gunstige prog-
nose. De meeste studies betroffen echter relatief kleine groe-
pen patiënten en de invloed van confounders (i.e. factoren
die de analyse kunnen verstoren), zoals histologische classi-
ficatie, kon niet volledig uitgesloten worden (59). In aanslui-
ting aan deze cytogenetische studies is DNA-analyse met be-
hulp van flowcytometrie veelvuldig gebmikt gedurende de
laatstejaren. Hiermee is de relatie tussen DNA-aneuploïdie,
proliferatie-activiteit en biologisch gedrag van de NHL bij
de mens uitgebreid bestudeerd (zie overzichtsartikel van
Braylan) (171). Alhoewel de hoog-gradige maligne lymfo-
men relatief vaak aneuploïd zijn, kon toch in de meeste stu-
dies geen onafhankelijke correlatie gevonden worden tussen
ploïdie-status en overleving. Daarentegen bleken hoge S-
fase- of proliferatie- fractie duidelijk ongunstige prognosti-
sche indicatoren te zijn, zelfs binnen morfologisch of immu-
nologisch uniforme NHL\'s.

1A f r-fi? iiifsfio JI f»

CONCLUSIES

Het nodale maligne lymfoom bij de hond is een relatief fre-
quente spontane tumorziekte. Het heeft vele overeenkom-
sten met NHL bij de mens en veel categorieën van NHL bij
de mens, gebaseerd op zowel histologische als immunofeno-
typische eigenschappen, zijn aangetoond bij de hond. Het
meest opvallende histologische verschil is het relatief hoge
percentage hoog-gradige maligne lymfomen bij de hond. De
ziekte van Hodgkin lijkt bij de hond niet voor te komen.
Hormonale therapie, uitgezonderd corticosteroïdtherapie, is
waarschijnlijk van weinig waarde bij de behandeling van
NHL bij de hond, gezien de afwezigheid van oestrogeen- en
progesteron-receptoren in het cytosol van de tumorcellen en
de afwezigheid van enige reactie op de anti-oestrogeen-
therapie, die door ons bij een aantal honden met NHL is uit-
geprobeerd. Het maligne lymfoom bij de hond is desondanks
een zeer goed model voor experimentele therapieën van-
wege de overeenkomstige reacties in vergelijking met het
NHL bij de mens, in chemotherapeutische protocollen.
Alhoewel de meeste factoren die het klinisch gedrag van
NHL beïnvloeden bij hond en mens gelijk zijn, is het poten-
tiële belang van de proliferatie-activiteit van NHL bij de
mens bij de hond niet aangetoond.

Er zijn verdere studies nodig om de etiologie van het NHL
bij de hond op te helderen. Onze eigen bevindingen en die
van anderen suggereren een genetische aanleg. Moleculaire
studies zullen nodig zijn om specifieke genetische verande-
ringen aan te tonen, die een rol kunnen spelen in de pathoge-
nese en het biologisch gedrag van NHL bij de hond.
Daamaast zal er onderzoek gedaan moeten worden naar de
immunohistopathologische classificatie van extranodale
NHL\'s bij de hond en naar het biologisch gedrag van deze
lymfomen. Tevens zullen er specifieke behandelingsproto-
collen ontworpen moeten worden voor deze extranodale ma-
ligne lymfomen.

LITERATUUR

1. Owen LN, Bostock DE, Botton GR, Onions DE, Holmes J, Yoxall A,
and Gorman N. The role of spontaneous canine tumours in the evalu-
ation of the aetiology and therapy of human cancer. J Small Anim
Pract 1975; 16: 155-62.

2. Hayes HM. The comparative epidemiology of selected neoplasms be-
tween dogs, cats, and humans. A review. Eur J Cancer 1978; 14: 1299-
1308.

3. Strandstrom HV, and Bowen JM. Canine leukemia-lymphoma com-
plex: a model for human hematopoietic malignancies. In: Yohn DS,
Blakerslee JR (eds) Advances in Comparative Leukemic Research.
New York: Elsevier North Holland, 1982:447-50.

4 Pierrepoint CG. Possible benefits to veterinary medicine of conside-
ring the dog as a model for human cancer J Small Anim Pract 1985:
26:43-7,

5. MacEwen EG. Spontaneous tumors in dogs and cats: Models for the
study of cancer biology and treatment. Cancer Metastasis Rev 1990; 9:
125-36.

6. Bäckgren AW. Lymphatic leukosis In dogs. An epizootological clini-
cal and haematological study. Acta Vet Scand 1965; 6: Suppl I.

7. Dom CR, Taylor DON, and Hibbard HH. Epizootiologic characteris-
tics of canine and feline leukemia and lymphoma. Am J Vet Res 1967:
28:993-1001.

8. Cohen D, Booth S, and Sussman O. Canine lymphoma. In: WHO
Conference on Comparative Studies in Leukemias, Philadelphia,
Penna, no 30, WHO, Geneva, Switzerland: 1961.

9. Pelt RW van, and Connor GH. Clinicopathologic survey of malignant
lymphoma in the dog. J Am Vet Med Assoc 1968; 152:976-89.

10. Jarrett, WFH, Crighton GW, and Dalton RG. Leukemia and lympho-
sarcoma in animals and man. Vet Rec 1966: 79: 693-9.

11. Priester WA. Canine lymphoma: relative risk in the boxer breed. J Natl
Cancer Inst 1967;39:833-45.

12. Parodi A, Wyers M, and Paris J. Incidence of canine lymphoid leuko-
sis. Age, sex and breed distribution: results of a necropsic survey. Proc

-ocr page 378-

3rd Int Symp Comp Leukemia Res, Paris 1967; Bibl Haemat 31,
Karger, Basel/New York, 1968: 263-7.

13. Madewell BR. Hematological and bone marrow cytological abnorma-
lities in 75 dogs with malignant lymphomas. J Am Anim Hosp Assoc
1986: 22: 235-40.

14. Gendron-Fitzpatrick AP. A functional classification of canine malig-
nant lymphoma by histology, immunoperoxidase and cytochemistry.
Dissertation Univ. Southern California, 1986.

15. Haga T, Yokomori K, Nakayama H, Hayashi T, Goto N, Takahashi R,
and Fujiwara K. Canine and feline lymphoid and myeloid tumors en-
countered in Tokyo. Jpn J Vet Sci 1988; 50: 809-13.

16. Bemard SM. Epidemiology of malignant lymphomas. In: Malignant
Lymphomas. Habeshaw JA and Lauder L (eds). Churchill
Livingstone, London, 1988: 6-31.

17. Priester WA, and McKay FW. The occurrence of tumors in domestic
animals. Bethseda, Maryland, NCI Monogr 1980; 54: 166.

18. Onions DE. A prospective survey of familial canine lymphosarcoma. J
Natl Cancer Inst 1984;72:909-12.

19. Teske E, Vos JP de, Egberink HF, and Vos JH. Clustering in canine
malignant lymphoma. Vet Quart 1994; 16: 134-6.

20. Abramson JH, Avitzour M, and Peritz E. Mortality from lymphomas
in Israel 1950-71: the possible role of environmental factors. Int J
Epidemiol 1975;4:321-9.

21. Bemard SM, Cartwright RA, Bird CC, Richards IDG, Lauder I, and
Roberts BE. Aetiologic factors in lymphoid malignancies: a case-con-
trol epidemiological study. Leukemia Res 1984; 8: 681-9.

22. Lynch HT. Marcus JN, and Lynch JF. Genetics of Hodgkin\'s and non-
Hodgkin\'s lymphoma: a review. Cancer Invest 1992; 10: 247-56.

23. Dausset J, Colomboni J, and Hors J. Major histocompatibility com-
plex and cancer with special reference to human familial tumours
(Hodgkin\'s disease and other malignancies). In: Inheritance of suscep-
tibility to cancer in man. Bodmer WF (ed). Oxford University Press,
Oxford, 1983: 119-47.

24 Weiden PL, Storb R, Kolb HJ, Ochs HD, Graham TC, Tsoi MS,
Schroeder ML, and Thomas ED. Immune reactivity in dogs with spon-
taneous malignancy. J Natl Cancer Inst I974;53: 1049-56.

25. Owen LN. Bostock DE, and Halliwell REW. Cell-mediated and hu-
moral immunity in dogs with spontaneous lymphosarcoma. Eur J
Cancer 1975; 11: 187-91,

26. Burnet FM. Immunological surveillance in neoplasia. Transplant Rev
I97I;7:3.

27. Dom CR, and Hcuschele WP. Humoral and cell-mediated immune
competence of high-cancer-risk canine breeds. Am J Vet Res 1978;
.W: 1932-5.

28. Darke PGG, McCulliagh KG, and Geldart PH. Myasthenia gravis,
thymoma and myositis in a dog. Vet Ree 1975; 97: 392-4.

29. Helfand SC. Couto CG, and Madewell BR. Immune-mediated
thrombo-cytopcnia associated with solid tumors in dogs. J Am Anim
Hosp Assoc 1985;21:787-94.

30. Keller ET Immune-mediated disease as a risk factor for canine lym-
phoma. Cancer 1992; 70: 2334-7.

.11 Filopovich A. The immunedeficiency cancer registry is renewed.
Immunology Today 1984; 5: 309.

32. Penn I. Cancer in immunosuppressed patients. Transplant Procedure
1984; 16:492-4.

.13. Janowska-Wieczorek A, Andrews EJ, Khaliq A, and Pilarski I.M.
Deficiency of mature B and T lymphocyte subsets in the blood of non-
llodgkin lymphoma patients. AmJ Hcinatol 1987:26: 125.

34. Symmons DPM. Neoplasms of the immune system in rheumatoid ar-
thritis. Am J Med 1985; 78: [Suppl la]. 22-8.

35 Sela O and Shocnfield Y. Cancer In autoimmune diseases. Semin
Arthritis Rheum 1988: 18: 77-87,

36. Boumpas DT, Tsokos GC. Mann EG. Eleftheriades EG, Harris CC,
and Mark GE. Increased proto-oncogene expression in peripheral
blood lymphocyte\'s from patients with systemic lupus erythematosus
and other autoimmune diseases. Arthritis Rheum 1986; 29: 755-60,

.17, Hayes HM. Tarone RE, Cantor KP. Jessen CR. McCumin DM. and
Richardson RC, Case-control study of canine malignant lymphoma:
positive association with dog owner\'s use of 2,4-dichlorophenoxyace-
ticacidherbicidesJ Natl Cancer Inst 1991:83: 1226-31,

38, Carlo GL. Cole P. Miller AB, Munro IC. Solomon KR. and Squire RA,
Review of a study reporting an association between 2,4-dichlorophe-
noxyacetic acid and canine malignant lymphoma: report of an expert
panel, Regul Toxicol Pharmacol 1992; 16:245-52.

39 Blair .A, Herbicides and non-Hodgkin\'s lymphoma; New evidence
from a study of Saskatchewan farmers, J Natl Cancer Inst 1990: 82:
544-5,

40, Harden L. Eriksson M, Lennet P. and Lundgren E. Malignant lym-
phoma and exposure to chemicals especially organic solvents, chlo-
rophenols and phenoxy acids, a case-control study. Br J Cancer 1981:
43: 169-71.

lAf!
i

714

41. Moldovanu G, Moore AE, Friedman M, and Miller DG. Cellular trans-
mission of lymphosarcoma in dogs. Nature 1966; 210: 1342-3.

42. Owen LN. Serial transplantation of canine lymphocytic leukemia. Eur
J Cancer 1971; 7: 525-8.

43. Van Hoosier GL, Stenback WA, Mumford DM, Hill WA, Dunn SC,
MacDonald EJ, MacDonald MC, Taylor HG, and Trentin JJ.
Epidemiological findings and electron microscopic observations in
human leukemia and canine contacts. Int J Cancer 1968; 3: 7-16.

44. Chapman AL, Bopp WJ, Brightwell AS, Cohen H, Nielsen AH.
Gravelle CR, et Werder AA. Preliminary report on virus-like particles
in canine leukemia and derived cell culmres. Cancer Res 1967; 27: 18-
25.

45. Seman G, Proenca G, Giullon JC, et Moraillon R. Particles d\'aspect
viral dans les cellules du lymphosarcoma du chien. Bull Acad Vet
France 1967;4:211-4.

46. Rudolph R, Virusähnliche Strukturen in Tumourzellen bei lymphati-
scher Leukose des Hundes. Berliner Münchener Tierärtzlicher
Wochenschrift 1971; 84: 68-70.

47. Rangan SRS, Calvert RC, and Vitol SK. Fibrillar bundles in canine
lymphomas. An ultrastructural study. J UltrastrRes 1971; 36: 425.

48. Onions DE. RNA dependent DNA polymerase activity in canine
lymphosarcoma, Eur J Cancer 1980; 16: 345-50.

49. Armstrong SJ, Tomley FM, Nunes deSouza PA, Wreghitt TG, Owen
LN, and Mahy BWJ. Reverse transcriptase activity associated with ca-
nine leukemia lymphosarcoma. In: Advances in Comparative
Leukemia Research. Yohn DS and Blakeslee JR (eds). Elsevier, New
York, 1982:411-2,

50. Tomley FM, Armstrong SJ, Mahy BWJ, and Owen LN. Reverse trans-
criptase activity and particles of retroviral density in cultured canine
lymphosarcoma supematants. Br J Cancer 1983; 47: 277-84.

51. Safran N, Perk K, and Eyal O. Isolation and preliminary characterisa-
tion of a novel retrovirus isolated from a leukemic dog. Res Vet Scie
1992;52:250-5.

52. Strandstrom H V, Higgins JR, Mossie K, and Theilen GH. Studies with
canine sera that contain antibodies which recognize human immuno-
deficiency virus stmctural proteins. Cancer Res 1990; [Suppl] 50:
5628s-30s,

53. Poiesz BJ, Ruscetti FW, Gazdar AF, Bunn PA, Minna JD, and Gallo
RC. Detection and isolation of type C retrovirus particles from fresh
and culturcd lymphocytes of a patient with cutaneous T-ccll lym-
phoma, Proc Natl Acad Scie 1980; 77: 7415-9.

54. Mueller NE, Mohar A. and Evans A, Vimses other than HIV and non-
Hodgkin\'s lymphoma. Cancer Res 1992; 52: [Suppl] 5479s-81s.

55. Geser A, The G de, Lenoir G, Day NE, and Williams EH. Final case re-
porting from the Ugandan prospective study of the relationship be-
tween Epstein Barr virus and Burkitt\'s lymphoma, Int J Cancer 1982:
29: 397-400,

56. Lcvine AM, Lvmphoma in acquired immunodeficiency syndrome,
Sem Oncol 199\'0; 17: 104-12.

57. Grindem CB. and Buoen LC. Cytogenetic analysis of leukemic cells in
the dog, A report of 10 cases and a review of literature. J Comp Pathol
1986;96:623-35,

58. Chaganti SR. Mitra J, and LoBue J, Detection of caninc homologs of
human M YC, BCL2, IGH, and TCRB genes by Southcm blot analysis.
Cancer Genet Cytogenet 1992; 62: 9-14,

59. LeBeau MM, Chromosomal abnomialitics in non-Hodgkin\'s lympho-
mas Sem Oncol 1990: 17: 20-9.

60. Tsujimoto Y, Cossman J, Jaffe E, and Croce CM, Involvement of the
bcl2-gene in human follicular lymphoma. Science 1985; 228: 1440-3,

61. Jarrett WEH, and MacKey LJ, II Neoplastic diseases of the haemato-
poietic and lymphoid tissues. Bull WId HIth Org 1974; 50: 21 -34.

62 TNM classification of tumors in domestic animals, Owen LN (ed).
World Health Organization, Geneva. 1980:46-7,

63, Madcwcll BR, and Theilen GH, Hematopoietic neoplasms, sarcomas
and related conditions. Part IV: Canine. In: Veterinary Cancer
Medicine. Theilen GH and Madewell BR (eds), 2nd edition. Lea and
Febiger. Philadelphia, 1987: 392-407.

64, Squire RA. Bush M. Melby EC, Neeley LM, and Yarbrough B.
Clinical and pathologic study of canine lymphoma: clinical staging,
cell classification, and therapy. J Natl Cancer Inst 1973; 51: 565-74.

65 Carter RF, Valli VEO, and Lunisden JH. The cytology, histology and
prevalaence of cell types in canine lymphoma classified according to
the National Cancer Institute Working Formulation. Can J Vet Res
1986:50: 154-64.

66, Greenlee PG. Filippa DA. Quimby FW. Patnaik AK. Calvano SE.

Tu I) SC II RIFT VOOR I) 1 E R (, E N E I. S K U N D E . [) E E L 119, A F 1. E V H R I N Ci 2 3. 1994

-ocr page 379-

Malus RE, Kimmel M. Hurvitz AI, and Lieberman PH. Lymphomas in
dogs. A morphologic, immunologic, and clinical study. Cancer 1990;
66: 480-90.

67. Appelbaum FR, Sale GE, Storb R, Charrier K, Deeg HJ, Graham T,
and Wulff JC. Phenotyping of canine lymphoma with monoclonal an-
tibodies directed at cell surface antigens: classification, morphology,
clinical presentation and response to chemotherapy. Hematol Oncol
1984; 2: 151-68.

68. Holmberg CA, Maning JS, and Osbum BJ. Canine malignant lympho-
mas: comparison of morphologic and immunologic parameters. J Natl
Cancer Inst 1976; 56: 125-35.

69. Teske E. Wisman P, Moore PE, and Heerde P van. Histological classi-
fication and immunophenotyping of canine non-Hodgkin\'s lympho-
mas. Unexpected high frequency of T-cell lymphomas with B-cell
morphology. Exp Hematol 1994; 22: 1179-87.

70. Weiler RE, Holmberg CA, Theilen GH, and Madewell BR. Histologic
classification as a prognostic criterion for canine lymphosarcoma. Am
J Vet Res 1980:41: 1310-4.

71. National Cancer Institute. The non-Hodgkin\'s lymphoma pathologic
classification project: National Cancer Institute sponsored study of
classifications of non-Hodgkin\'s lymphomas: Summary and descrip-
tion of a working formulation for clinical usage. Cancer 1982; 49:
2112-35.

72. Lieberman PH, Eilippa DA, Straus DJ, Thaler HT, Cirrincione C, and
Clarkson BD. Evaluation of malignant lymphomas using three classi-
fications and the Working Eormulation. Am J Med 1986; 81: 365-80.

73. Parodi AL, Dargent E, and Crespeau F. Histological classification of
canine malignant lymphomas. J Vet Med 1988; 35: 178-92.

74. Carter RE, Hanris\'CK, Withrow SJ, Valli VEO, and Susaneck SJ.
Chemotherapy of canine lymphoma with histopathological correla-
tion: doxorubicin alone compared to COP as first treatment regimen. J
Am Anim Hosp Assoc 1987; 23: 587-96.

75. Hahn KE, Richardson RC, Teclaw RE. Cline JM, Carlton WW,
DeNicola DB, and Bonney PL Is maintenance chemotherapy appro-
priate for the management of canine malignant lymphoma? J Vet Int
Med 1992; 6: 3-10.

76. Teske E, Heerde P van, Rutteman GR, Kurzman I, Moore PE, and
MacEwen EG. Prognostic factors in canine non-Hodgkin\'s lympho-
mas. .A prospective study in 138 dogs. J Am Vet Med Assoc 1994 (in
press).

77. Lenncrt K, und Feller AC. Histopathologic der Non-Hodgkin-
Lymphome (nach der aktualisierten Kiel-Klassifikation). 2nd Edition.
Springer Verlag, Berlin, 1990.

78. Sandusky GE. Horton PJ.and Wightman KA. Use of monoclonal anti-
bodies to human lymphocytes to identify lymphocyte subsets in lymph
nodes of the rhesus monkey and the dog. J Med Primatol 1986; 15:
441-51.

79. Aasted B, Blixenkrone-Mfiler M. Larsen EB. Bielefeldt Ohman H.
Buemann Simesen R. and Utthenthal A. Reactivity of eleven anti-hu-
man leucocyte monoclonal antibodies with lymphocytes from several
domestic animals. Vet Immunol Immunolpathol 1988; 19: 31-8.

80. Onions D. B- and T-cell markers on canine lymphosarcoma cells. J
Natl Cancer Inst 1977; 59: 1001-6.

81. McKenzie JL, and Fabre JW. Studies with a monoclonal antibody on
the distribution of Thy-1 in the lymphoid and extracellular connective
tissues of the dog. Transplantation 1981; 31: 275-82.

82. Moore PF, Rossitto PV, and Danilenko DM. Canine leukocyte inte-
grins: characterization of a CD18 homologue. Tissue Antigens 1990:
36:211-20.

83. Moore PF. Rossitto PV, Danilenko DM. Wielenga JJ. Raff RF, and
Sevems E. Monoclonal antibodies specific for canine CD4 and CD8
define functional T-lymphocyte subsets and high-density expression
ofCD4 by canine neutrophils. Tissue Antigens 1992:40: 75-85.

84. Jaffe ES, Sträuchen JA. and Berard CW. Predictability of immunolo-
gic phenotype by morphologic criteria in ditTuse agressive non-
Hodgkin\'s lymphomas. Am J Clin Pathol 1982; 77: 46-9.

85. Schuurman HJ, Baarlen J van. Lam BW. Verdonck LF. and Unnik
JAM van. Immunophenotyping of non-Hodgkin\'s lymphoma Lack of
correlation between immunophenotype and cell morphologv. Am J
Pathol 1987; 129: 140-51.

86. Noorduyn LA, Valk P van der . Heerde P van. Vroom TM. Blok P.
Willemze R, and Meijer CJLM. Stage is a better prognostic indicator
than morphologic subtype in primary noncutaneous T-cell Ivmphoma
Am J Clin Pathol 1990: 93: 49-57.

87. Ackennan N, and Madewell BR Thoracic and abdominal radiogra-
phic abnormalities in the multicentric fomi of lymphosarcoma in dogs.
J Am Vet Med Assoc 1980; 176: 36-40.

88. Couto CG. Canine lymphomas: something old. something new. Comp

715

Cont Educ Pract Vet 1985; 7: 291-302.

89. Muller GH, Kirk RW, and Scott DW. Cutaneous lymphosarcoma. In:
Small Animal Dermatology. 4th edition, WB Saunders Co,
Philadelphia, 1989:918-27.

90. Kelly DF, Halliwell REW, and Schwartzman RM. Generalized cuta-
neous eruption in a dog, with histological similarity to human mycosis
fungoides. Br J Dermatol 1972; 86: 164-71.

91. Shadduck JA, Reedy L, Lawton G, and Freeman R. A canine cutane-
ous lymphoproliferative disease resembling mycosis fungoides in
man. Vet Pathol 1978; 15:716-24.

92. Walton DK. Canine epidermotropic lymphoma (Mycosis fungoides
and pagetoid reticulosis). In: Current Veterinary Therapy IX. Small
Animal Practice. RW Kirk (ed), WB Saunders Co, Philadelphia, 1986:
609-14.

93. Fivenson DP. Beck ER, Dunstan RW, Nickoloff BJ, and Moore PF.
Dermal dendrocytes and T-cells in canine mycosis fungoides. Cancer
1992;70:2091-8.

94. Thrall MA, Macy DW, Snyder SP, and Hall RL. Cutaneous lympho-
sarcoma and leukemia in a dog resembling Sezary\'s syndrome in man.
Vet Pathol 1984; 21: 182-6.

95. DeBoer DJ, Turrel JM, and Moore PF. Mycosis fungoides in a dog: de-
monstration of T-cell specificity and response to radiotherapy. J Am
Anim Hosp Assoc 1990; 26: 566-72.

96. Johnson JA, and Patterson JM. Canine epidermotropic lymphoproli-
ferative disease resembling pagetoid reticulosis in man. Vet Pathol
1981; 18:487.

97. Couto CG. Canine extranodal lymphomas. In: Current Veterinary
Therapy IX. Small Animal Practice. RW Kirk (ed), WB Saunders Co,
Philadelphia, 1986:473-7.

98. Couto CG, Cullen J, Pedroia V, and Turrel JM. Central nervous system
lymphosarcoma in the dog. J Am Vet Med Assoc 1984; 184:809-13.

99. Rosin A. Neurologic disease associated with lymphosarcoma in ten
dogs. J Am Vet Med Assoc 1982; 181:50-3.

100. Swanson JF. Ocular manifestations of systemic disease. Vet Clin
North Am, Small Anim Pract 1990; 20: 849-67.

101. Davis TE. Non-Hodgkin\'s lymphomas. In: Cecil Textbook of
Medicine. 17th ed. Wyngaarden JB, and Smith LH (eds). WB
Saunders Co, Philadelphia. 1985:994-9.

102. Moormeier JA, Williams SF, and Golomb HM. The staging of non-
Hodgkin\'s lymphomas. Semin Oncol 1990; 17:43-50.

103. MacEwen EG, and Young KM. Canine lymphoma and lymphoid leu-
kemias. In: Clinical Veterinary Oncology. Withrow SJ and MacEwen
EG (eds), JB Lippincoti Co, Philadelphia, 1989: 380-93.

104. Carbone, PP, Kaplan HS, MusshoffK, Smithers DW. and Tubiana M.
Report of the Committee on Hodgkin\'s disease staging classification.
Cancer Res 1971; 31: 1860-1.

105. Bloom F, and Meyer LM. Malignant lymphoma (so-called leukemia)
in dogs. Am J Pathol 1945; 21: 683-715.

106. Jennings AR. Blood and visceral changes in canine leukemia
(Lymphadenosis). J Comp Path 1953; 63: 85-92.

107 Squire RA. Spontaneous hematopoietic tumors of dogs. NCI Monogr
1969;32:97-116.

108 Jain NC. The leukemia complex. In: Schalm\'s Veterinary
Hematology. 4th ed. Lea & Febiger. Philadelphia, 1986: 838-908.

109. Madewell BR. and Feldman BF, Characterization of anemias associa-
ted with neoplasia in small animals. J Am Vet Med Assoc 1980; 176:
419-25,

110. Raskin RE. and Krehbiel JD. Prevalence of leukemic blood and bone
marrow in dogs with multicentric lymphoma. J Am Vet Med Assoc
1989: 194: 1427-9.

111. Dick F, Bloomfield CD. and Brunning RD. Incidcncc, cytology, and
histopathology of non-Hodgkin\'s Ivinphomas in the bone marrow,
Gincer 1974; 33: 1382-98.

112 Jones SE, Rosenberg SA, and Kaplan HS. Non-Hodgkin\'s lympho-
mas, 1, Bone marrow involvement. Cancer 1972; 29: 954-60.

113, Weiler RE, Holmberg CA, Theilen GH, and Madewcll BR. Canine
lymphosarcoma and hypercalcaemia: clinical, laboratory and patholo-
gic evaluation of twentv-four cases. J Small Anim Pract 1982: 23: 649-
58,

114, Weir EC. Norrdin RW. Matus RE. Brooks MB. Broadus AE. Mitnick
M. Johnston SD. and Isogna KL, Humoral hypercalcemia of malig-
nancy in canine lymphosarcoma. Endocrinology 1988; 122: 602-8,

115, Weiler RE, and Hoffman WE, Renal function in dogs with lymphosar-
coma and associated hypercalcaemia, J Small Anim Pract 1992; 33:
61-6.

116 Rosol TJ. Nagode LA, Couto CG. Hammer AS. Chew DJ. Peterson JL.
Ayl RD. Steinmeyer CL. and Capen CC. Parathyroid hormone (PTH)-
related protein, PTH. and a.25-dihydro,Kyvitamin D in dogs with can-

T I J DSC H R 1 F r VOOR D 1 F R C, F N F F S K U N D F . DEFL 119. F L F V E R I N 0 2 3. 1994

-ocr page 380-

cer-associated hypercalcemia. Endocrinology 1992; 131: 1157-64.

117. Chew DJ, and Meuten DJ. Disorders of calcium and phosphorus meta-
bolism. Vet Clin NrthAm 1982; 12:411-38.

118. Weir EC, Greenlee P, Matus R, Brooks M, Morris C, and Insogna K.
Hypercalcemia in canine lymphosarcoma is associated with the T-cell
sub-type and with secretion of a PTH-like factor. J Bone Mineral Res
1988; 3: SI 06 (Abstract).

119. Grossman B, SchechterGP, Horton JE, Pierce L, Jaffe E, and Whal L.
Hypercalcemia associated with T-cell lymphoma-leukemia. Am J Clin
Pathol 1981:75: 149-55.

120. Kinoshita K, Kamihira S, Ikeda S, Yamada Y, Muta T, Kitamura T,
Ichimaru M, and Matsuo T. Clinical, hematologic, and pathologic fea-
tures of leukemic T-cell lymphoma. Cancer 1982; 50: 1554-62.

121. Stewart AF, Horst R, Deftos LJ, Cadman EC, Lang R, and Broadus
AE. Biochemical evaluation of patients with cancer-associated hyper-
calcemia. N Eng J Med 1980; 303: 1377-83.

122. Rosol TJ, and Capen CC. Pathogenesis of humoral hypercalcemia of
malignancy. Dom Anim Endocrinol 1988; 5: 1-21.

123. Rosenthal N, Insogna KL, Godsall JW, Smaldone L, Waldron JA, and
Stewart AF. Elevations in circulating 1,25 dihydroxyvitamin D in
three patients with lymphoma-associated hypercalcaemia. J Clin
Endocrinol Metab 1985; 60:29-33.

124. Mundy GR. Pathophysiology of cancer-associated hypercalcemia.
Sem Oncol 1990; 17: 10-5.

125. Moldovanu G, Friedman M, and Miller DG. Treatment of canine ma-
lignant lymphoma with surgery and chemotherapy. J Am Vet Med
Assoc 1966; 148: 153-6.

126. Brick JO, Roenigk WJ, and Wilson GP. Chemotherapy of malignant
lymphoma in dogs and cats. J Am Vet Med Assoc 1968; 153: 47-52.

127. Brooks MB, Matus RE, Leifer CE, and Patnaik AK. Use of splenec-
tomy in the management of lymphoma in dogs: 16 cases (1976-1985).
J Am Vet Med Assoc 1987; 191: 1008-10.

128. Bell R, Cotter SM, Lillquist A, Sallan S, and McCaffrey R.
Characterization of glucocorticoid receptors in animal lymphoblastic
disease: correlation with response to single agent glucocorticoid treat-
mem. Blood 1984; 63: 380-3.

129. Narashimham P, and Glasberg S. Responses to diethylstilbesterol in a
patient with refractory chronic lymphocytic leukemia associated with
non-Hodgkin\'s lymphoma (Richter\'s syndrome). 1983 Proceedings
second Intemational Congress on Hormones and Cancer, New York,
Pergamon Press, 1983, Abstract.

130. Narashimham P. Tamoxifen in the treatment of refractory lymphoma.
New Engl J Med 1984; 311: 1258-9.

131. Teske E, Besselink CMLT, Blankenstein MA, Rutteman GR, and
Misdorp W. The occurrence of estrogen and progestin receptors and
anti-estrogen binding sites (AEBS) in canine non-Hodgkin\'s lympho-
mas. Anticancer Res 1987; 7: 857-60.

132. Vicini DS, Oglivie GK, Katzenellenbogen J, and Carlson K.
Measurement of estrogen receptors in normal and neoplastic lymph
node tissue from dogs. Am J Vet Res 1991; 52: 2055-9.

133. Hardy WD. and Old LJ. L-asparaginase in the treatment of neoplastic
diseases of the dog, cat and cow. Recent Results in Cancer Res 1970;
33: 131-9.

134. Postorino NC, Susaneck SJ, Withrow SJ, Macy DW, and Harris C.
Single agent therapy with Adriamycin for canine lymphosarcoma. J
Am Anim Hosp Assoc 1989;25:221-5.

135. Teske E, Rutteman GR, Heerde P van, and Misdorp W. Polyethylene
glycol-L-asparaginase in canine non-Hodgkin\'s lymphoma. Eur J
Cancer 1990; 26: 891-5.

136. MacEwen EG. Rosenthal RC, Fox LE, Loar AS, and Kurzman ID.
Evaluation of L-asparaginase: polyethylene glycol conjugate versus
native L-asparaginase combined with chemotherapy. A randomized
double-blind study in canine lymphoma. J Vet Int Med 1992; 6: 230-4.

137. Johnson RE, O\'Connor GT, Titus W, and Hafennann MD.
Comparative clinical, histologic, and radiothcrapeutic aspects of ca-
nine and human malignant lymphoma. Radiology 1969; 93: 395-9.

138 Laing EJ, Fitzpatrick PJ, Bennington AG, Norris AM, Mosseri A,
Rider WD, Valli VE, and Baur A Half-body radiotherapy in the treat-
ment of canine lymphoma. J Vet Int Med 1989; 3: 102-8.

139 Weiden PL, Storb R, Deeg HJ, Graham TC, and Thomas ED.
Prolonged disease-free survival in dogs with lymphoma after total-
body irridation and autologous marrow transplantation consolidation
of combination chemotherapy-induced remissions. Blood 1979; 54:
1039-49.

140 Deeg HJ. Appelbaum FR, Weiden PL, Hackman RC, Graham TC, and
Storb R. Autologous marrow transplantation as consilidation therapy
for canine lymphoma: efficacy and toxicity of various regimens of to-
tal body irradiation. Am J Vet Res 1985; 46: 2016-8.

716

141. Bowles CA, Bull M, McCormick K. Kadin M, and Lucas D.
Autologous bone marrow transplantation following chemotherapy and
inradiation in dogs with spontaneous lymphomas. J Natl Cancer Inst
1980; 65:615-20.

142. Appelbaum FR, Deeg HJ, Storb R, Graham TC, Charrier K, and
Bensinger W. Cure of malignant lymphoma in dogs with peripheral
blood stem cell transplantation. Transplantation 1986; 42: 19-22.

143. MacEwen EG, Hayes AA, Hess PW, Hardy WD, and Middleman P. A
clinical evaluation of the effectiveness of immunotherapy combined
with chemotherapy for canine lymphosarcoma. In: Bentvelzen J, and
Yohn DS eds. 8th Intemational Symposium on Comparative Research
on Leukemia and Related Diseases. Amsterdam, August 22-26, 1977.
Abstracts, 1977: 162.

144. MacEwen EG, Hayes AA, Mooney S, Pamaik A, Kurzman I, and
Hardy WD. Levamisole as adjuvant to chemotherapy for canine lym-
phosarcoma. J Biol Response Mod 1985; 4: 427-33.

145. Crow SE, Theilen GH, Benjamini E, Torten M, Henness AM, and
Bühles WC. Chemoimmunotherapy for canine lymphosarcoma.
Cancer 1977;40:2102-8.

146. Theilen GH, Worley M, and Bejamini E. Chemoimmunotherapy for
canine lymphosarcoma. J Am Vet Med Assoc 1977; 170: 607-10.

147. Weiler RE, Theilen GH, Madewell BR, Crow SE, Benjamini E, and
Villalobos A. Chemoimmunotherapy for canine lymphosarcoma: a
prospective evaluation of specific and nonspecific immunomodula-
tion. Am J Vet Res 1980; 41: 516-21.

148. Juillard GJF, Boyer PJJ, and Snow HD. Intralymphatic infusion of au-
tochthonous tumor cells in canine lymphoma. Int J Rad Oncol Biol
Phys 1976; 1:497-503.

149. Jeglum KA, Young KM, Bamsley K, Whereat A, McGrath D, and
Hutson C. Intralymphatic autochthonous tumor cell vaccine in canine
lymphoma. J Biol Resp Modif 1986; 5: 168-75.

150. Jeglum KA, Young KM, Bamsley K, and Whereat A. Chemotherapy
versus chemotherapy with intralymphatic tumor cell vaccine in canine
lymphoma. Cancer 1988; 61: 2042-50.

151. Jeglum KA, and Steplewski Z. Canine lymphoma: a model for clinical
trials of cytotoxic murine monoclonal antibodies. Proceedings of
AACR29, 1988:421.

152. Paryani SB, Hoppe RT, Cox RS, Colby TV, Rosenberg SA, and
Kaplan HS. Analysis of non-Hodgkin\'s lymphoma with nodular and
favorable histologies, stage I and II. Cancer 1983; 52: 2300-7.

153. Portlock CS. Management of the low-grade non-Flodgkin\'s lympho-
mas. Sem Oncol 1990; 17:51-9.

154. Hoppe RT. Kushlan P, Kaplan HS, Rosenberg SA, and Brown BW
The treatment of advanced stage favorable histology non-Hodgkin\'s
lymphoma: a preliminary report on a randomized trial comparing
single agent chemotherapy, combination chemotherapy, and whole
body in-adiation. Blood 1981; 58: 592-8.

155. Young RC, Longo DL, Glatstein E, Ihde DC, Jaffe ES, and DeVita VT
Jr. The treament of indolent lymphomas: watchful waiting v aggres-
sive combined modality treatment. Semin Hematol 1988; 25: SuppI 2,
11-6.

156. DeVita VT Jr, Canellos GP, Chabner B, Schein P, Hubbard SP, and
Young RC. Advanced diffuse histiocytic lymphoma: a potentially cu-
rable disease. Lancet 1975; i: 248-50.

157. Coltman CA Jr. Dahlherg S, Jones SE, el a/. CHOP is curative in thirty
percent of patients with large cell lymphoma: a twelve-year Southwest
Oncology Group follow-up. In: Advances in Cancer Chemotherapy.
Skann AT(ed), New York, NY, Park Row, 1986: 71-7.

158. Longo DL, DeVita VT, Duffey PL. Wesley MN, Ihde DC, Hubbard
SM, Gilliam M, Jaffe ES, Cossman J, Fisher Rl, and Young RC.
Superiority of ProMACE-MOPP in the treatment of advanced diffuse
aggressive lymphoma: results of a prospective randomized trial. J Clin
Oncol 1991; 9: 25-8.

159. Boyd DB, Coleman M, Papish SW, el al. COPBLAM III: infusional
combination chemotherapy for diffuse large cell lymphoma. J Clin
Oncol 1988:6:425-33.

160. Takvorian T, Canellos GP, Ritz J, Freedman AS, Anderson KC,
Maugh P. Tarbell N, Coral F, Daley H, Yeap B, Schlossman SF, and
Nadler LM. Prolonged disease-free survival after autologous bone
marrow transplantation in patients with non-Hodgkin\'s lymphoma
with a poor prognosis. N Eng J Med 1987; 316: 1499-1505.

161. Gilewski TA, and Richards JM. Biologic response modifiers in non-
Hodgkin\'s lymphomas. Sem Oncol 1990; 17:74-87

162. Jones SE, Grozea PN, Miller TP, Slyck EJ van, Balcerzak SP, Costanzi
JJ, Morrison FS, Eyre HJ, Fabian CJ, Dabich L, Dixon DO, Hartsock
RJ, Grogan TM, Kjeldsberg C, and Schnitzer B. Chemotherapy with
cyclophosphamide, doxorubicin, vincristine, and prednisone alone or
with levamisole or with levamisole plus BCG for malignant lym-

TUDSCHRIFI VOOR DiERCiENEESKUNDE, I) EEL 1 19, AFLEVERING 23, 1994

-ocr page 381-

phoma: a Southwest Oncology Group study. J Clin Oncol 1985; 3:
1318-24.

163. Ravaud A, Eghbali H, Trojani M, Hoemi-Simon G, Soubeyran P, and
Hoemi 13. Adjuvant Bacillus Calmette-Guérin therapy in non-
Hodgkin\'s malignant lymphomas: long-term results of a randomized
trial in a single instimtion. J Clin Oncol 1990; 8: 608-14.

164. Schwartz SN. Spontaneous regression of lymphosarcoma in a dog. J
Am Vet Med Assoc 1988; 192: 222^.

165. MacEwen EG, Hayes AA, Matus RE, and Kurzman I. Evaluation of
some prognostic factors for advanced multicentric lymphosarcoma in
the dog. l47cases(1978-198l).JAm Vet Med Assoc 1987; 190:564-

Page RL, Macy DW, Oglivie GK, Rosner GL, Dewhirst MW, Thrall
DE, Withrow SJ, McEntee MC,ClineJM, HeidnerGL, Novomey CA,
and Gilettes EL. Phase III evaluation of doxorubicin and whole-body
hyperthermia in dogs with lymphoma. Int J Hyperthennia 1992; 8:
187-97.

Keller ET, MacEwen EG, Rosenthal RC, Helfland SC, and Fox LE.

166.

167

ANALYSE VAN RISICOFACTOREN
VOOR BSE IN NEDERLAND

Studentenreferaten

Peter Kuipers: SR\\313\\94: 47 pp.

In het eerste hoofdstuk staan gegevens over de geschiedenis
van Bovine Spongifonne Encephalopathie (BSE), de plaats
van voorkomen, de etiologie, de pathogenese, de klinische
verschijnselen, de diagnostiek en de epidemiologie.
De aandoening is voor het eerst vastgesteld in Engeland in
1986. Er zijn meer dan 120.000 gevallen geregistreerd.
Andere landen zijn besmet of via Engels diermeel of via im-
porten van Engelse mnderen. De frequentie van voorkomen
in deze landen is echter laag.

De ziekte wordt veroorzaakt door een agens dat verwant is
aan de verwekker van scrapie waarvan het een mutant zou
zijn.

De besmetting heeft plaats per os door onvoldoende verhit
diermeel waarin hersenen maar ook andere organen van mn-
deren en schapen zijn verwerkt.

Klinisch ziet men na een incubatietijd van 2-6 jaar verschijn-
selen van een progressief verlopende encephalopathie ge-
paard gaande met abnomiale bewegingen, verlammingen en
agressie.

De diagnose wordt gesteld op het aanwezig zijn van typische
laesies in de hersenen zoals het voorkomen van vacuolen in
de neuronen en van tlbrillen (scrapie associated fibrils =
SAF) in het parenchym.

In hoofdstuk twee wordt ingegaan op de maatregelen ter be-
strijding en ter preventie van BSE in Engeland en in de ove-
nge landen zoals destmctie van besmette dieren, importver-
boden van diermelen en van dieren stoelende op wettelijke
maatregelen.

In hoofdstuk drie wordt een analyse gegeven van de risico\'s
die de veehouders in Nederland lopen om BSE onder hun
mnderen te krijgen. De nsicofactoren worden vergeleken
met de situatie in Engeland. Zo wordt ingegaan op het aantal
gevallen van scrapie, het aantal besmette bednjven met scha-
pen, het aantal schapen, de samenstelling en de bereiding

iééi

Evaluation of prognostic factors and sequential combination chemo-
therapy with doxorubicin for canine lymphoma. J Vet Int Med 1993; 7:
289-95.

168. Cotter SM. Treatment of lymphoma and leukemia with cyclophos-
phamide, vincristine, and prednisone: I. Treatment of dogs. J Am
Anim Hosp Assoc 1983; 19: 159-65.

169. MacEwen EG, Brown NO, Patnaik AK, Hayes AA, and Passe S.
Cyclic combination chemotherapy of canine lymphosarcoma. J Am
Vet Med Assoc 1982; 178: 1 178-81.

170. Yi PI, Coleman M, Saltz L, Norton L, Topilow AA, Adler K, and
Bernhardt B. Chemotherapy for large cell lymphoma: a status update.
Sem Oncol 1990; 17:60-73.

171. Braylan RC. Flow-cytometric DNA analysis in the diagnosis and
prognosis of lymphoma. Am J Clin Pathol 1993; 99: 374-80.

172. Teske E, Rutteman GR, Kuipers-Dijkshoorn NJ, Dierendonck JH van,
Van Heerde P, and Comelisse CJ. DNA ploidy and cell kinetic charac-
teristics in canine non-Hodgkin\'s lymphoma. Exp Hematol 1993; 21:
579-84.

van diermeel, importen van diermeel en van mnderen vanuit
Engeland, importen van Engels diermeel en mnderen vanuit
andere Europese landen etc.

Geconcludeerd wordt dat het risico dat mnderen in
Nederland BSE krijgen via scrapie uit de eigen schapenpo-
pulatie klein is. Ook de risico\'s via besmet diermeel zijn ge-
ring, gezien de geringe hoeveelheid die verwerkt wordt en de
methode van destmctie.

Gesteld wordt dat er geen aanwijzingen zijn dat BSE wordt
overgedragen op de mens.

VIRALE ZOONOSEN IN
NEDERLAND.

P. Launer;SR\\309\\94:38pp.

Er wordt een overzicht gegeven van de virale zoönosen die
in Nederland voorkomen of mogelijk zouden kunnen voor-
komen. Een en ander wordt besproken aan de hand van het
schema etiologie, tussengastheer, cyclus tussengastheer, pa-
thogenese, ziekteverschijnselen mens, frequentie van voor-
komen. aantonen verwekker (serologic) en preventie.
Op basis van een taxonomonische volgorde krijgen achter-
eenvolgens de aandacht: orthopoxvimssen (variola, vacci-
nia, monkeypox, catpox/cowpox), parapoxvimssen (ec-
thyma, pseudocowpox), tick bome encephalitis, new castle
disease, rabies influenza, hantavimsinfecties, lymphocytaire
chorio-meningitis, spongieuze encephalopathie (BSE = mad
cow disease).

Een apart hoofdstuk wordt gewijd aan humane ziekten die
door apen kunnen worden overgedragen (herpes B, hepatitis
A, Marburg vims. Ebola vims).

Geconcludeerd wordt dat de incidentie van virale zoönosen
in Nederland gering is. Het belang voor de volksgezondheid
in kwantitatieve zin is niet groot. Onze kennis is echter nog
onvoldoende. Personen met een verminderde immunologi-
sche afweer zijn voor sommige infecties kwetsbaar.
Preventie is dan ook noodzakelijk. Schrijfster meent op basis
van literatuuronderzoek dat BSE niet overdraagbaar is op de
mens.

-ocr page 382-

SAMENVATTING

Dit overzicht bespreekt recente ervaringen met intra- en
extracellulaire bestanddelen van tumoren als markers
voor de diagnostiek. Intermediaire filamenten zijn cyto-
skelet-eiwitten die kenmerkend zijn voor hetzij epithe-
liale hetzij mesenchymale cellen. Antistoffen opgewekt
tegen deze eiwitten uit humane weefsels bleken goed te
reageren met intermediaire filament-eiwitten van de
hond. Een inventarisatie van het voorkomen van deze ei-
witten in normale melkklieren en mammatumoren van
honden toonde aan dat het niet goed mogelijk is de tumo-
ren te classificeren met behulp van deze eiwitten.
Mogelijk is de aanwezigheid van vimentine in epitheliale
tumorcellen een marker voor maligniteit. Proteoglycan-
en zijn eiwitten in de extracellulaire matrix met zeer
lange ketens van glycosaminoglycanen (GAGs). Inven-
tarisatie van de aanwezigheid van GAGs toonde aan dat
in alle typen van mammatumoren van honden stapeling
van chondroïtine-sulfaat, vaak van een afwijkende sa-
menstelling, veelvuldig optrad zonder enige correlatie
met het biologisch gedrag van de tumor. Hoewel het aan-
tonen van bovengenoemde componenten in tumoren dus
geen bijdrage levert aan de diagnostiek is het wel moge-
lijk dat het inzicht geeft in de ontstaanswijze van tumo-
ren, met name van de complexe en gemengde niammatu-
moren van de hond waarin kraakbeen en bot een
belangrijk bestanddeel zijn, zonder dat hun herkomst
bekend zijn.

INLEIDING

Het microscopisch onderzoek van tumoren vomit een be-
langrijk onderdeel van de diagnostische pathologie. Dc doel-
stelling van dergelijk onderzoek is om door de interpretatie
van een aantal histopathologische kenmerken van de tumor
te komen tot een accurate classificatie, dat wil zeggen dat
aard en herkomst van de tumor kunnen worden aangegeven.
Bovendien moet kunnen worden aangegeven of de tumor ge-
heel verwijderd lijkt tc zijn en in geval van maligne tumoren
moet worden vastgesteld of er aanwijzingen zijn voor in-
groei in vaten. Voor de meeste tumoren is het routinematige
microscopische onderzoek voldoende om uit kenmerken van
weefsels en individuele cellen infomiatie te verknjgen op
basis waarvan een diagnose kan worden gesteld die dan kan
bijdragen aan het inzicht in de prognose voor de patiënt.

718

\' Valigroep Patiioiogw. Faailtcit Diergeneeskunde. L \'niveisiteil Utrecht. l*(i\\thus

flOI5H. 3m TD Un ec hl.
- lluulig adres: (ieznndheid\\diensl vttor Dieren in Zuul-\\\'edcrltind. Pttslhus 4. 52SI)
.4A Hnxtei

Huidig adres Inslinti fiu Rathologie. Tierürztluhe Hochschule. Hünleweg 17.
.<0559 Hannover. Deutschland

TUMORCELLEN VAN BINNEN EN TUMORCELLEN
VAN BUITEN. EEN BIJDRAGE TOT DE DIAGNOS-
TIEK EN DE OPHELDERING VAN DE PATHOGE-
NESE VAN MAMMATUMOREN VAN DE HOND.

H. Nederbragt \\ J.H. Vos en U.Hinrichs

Succes is echter niet altijd verzekerd; slechte differentiatie
van de tumor vermindert de herkenbaarheid en bemoeilijkt
derhalve een goede classificatie en van sommige tumoren
zijn slechts zulke kleine fragmenten beschikbaar (biopten)
dat hun kenmerken op grond van die van de individuele cel-
len nauwelijks te interpreteren zijn.

Het zou prettig zijn als de patholoog de beschikking had over
de mogelijkheid om met het aantonen van één enkel bestand-
deel van een weefsel of een cel objectief te kunnen vaststel-
len dat de tumor goedaardig of kwaadaardig is. Deze ge-
dachte heeft geleid tot uitgebreid onderzoek naar kenmerken
van tumoren en de mogelijkheid die te kunnen gebmiken als
zogenaamde \'markers\'. Dit heeft weliswaar niet geleid tot de
ultieme marker die onderscheid kan maken tussen benigne
en maligne cellen, maar heeft wel hulpmiddelen opgeleverd
om de herkomst van slecht gedifferentieerde tumoren te be-
palen en onderscheid te maken tussen tumoren van dezelfde
origine met een verschil in prognose. Met name in de hu-
mane pathologie, waar een verfijnde classificatie een be-
langrijke rol speelt bij het nemen van een beslissing over de
wijze van therapeutische interventie, is men bij dit onder-
zoek naar de toepasbaarheid van markers ver gevorderd (1).
Ook in de veterinaire pathologie is het onderzoek naar tu-
mormerkstoffen op gang gekomen en de vraagstellmgen die
ter hand worden genomen zijn uiteraard grotendeels geba-
seerd op de ervaringen uit de humane pathologie.
De meest voor de hand liggende aanpak is de bestudering
van de eigenschappen van de tumorcellen zelf zien tumor-
cellen er anders uit dan normale cellen cn zijn bijvoorbeeld
onherkenbaar gedifferentieerde carcinomen te onderschei-
den van onherkenbare sarcomen. In verband hiemiee is het
onderzoek naar eiwitten van het cytoskelct op gang gekomen
en met name op het terrein van de intemiediaire filamenten
zijn interessante resultaten geboekt. Onderzoek binnen onze
vakgroep heeft zich gericht op de vraag of de antistoffen die
ontwikkeld zijn tegen humane intermediaire filamenten ook
bmikbaar zouden kunnen zijn voor weefsels van honden
(10). Dit bleek inderdaad het geval te zijn en om die reden
kon het onderzoek worden toegespitst op hun toepasbaarheid
op een aantal tumortypen. Het eerste deel van dit overzicht
zal de resultaten bespreken van het onderzoek naar dc aan-
wezigheid van intermediaire filamenten in mammatumoren
van honden.

Werden bij bovengenoemd onderzoek eiwitten uit het in-
wendige van tumorcellen gekarakteriseerd, de laatste tijd be-
gint ook belangstelling te ontstaan voor het uitwendige mi-
lieu van tumorcellen. De gedachte daarachter is dat er een
sterke interactie bestaat tussen cellen en de omgevende ex-
tracellulaire matrix waarbij de cellen verantwoordelijk zijn
voor dc synthese van de matrix en waarbij door de matrix de

Tijdschr Diergeneeskd im -. 119: 718-23

r I J D S (■ li R I 1- I VOOR 1) I I- R (, i-; N 1 H S K U N D i; , I) 1-, I\'. I 119. A F 1 H V i; R I N (, 2.3. 1994

-ocr page 383-

groei, de differentiatie en, in liet geval van tumoren, de inva-
siviteit van cellen zou kunnen worden beïnvloed. De celbio-
logische achtergrond van deze interactie is door ons samen-
gevat in een eerder overzicht in dit tijdschrift (7). De
belangstelling voor de vraag naar de samenstelling van de
extracellulaire matrix van tumoren heeft bij onze vakgroep
geleid tot een inventarisatie van de aanwezigheid en de ver-
deling van glycosaminoglycanen in mammatumoren van de
hond (2) en de resultaten van dat onderzoek vormen het
tweede deel van dit overzicht.

CELLEN VAN BINNEN: DE INTERMEDIAIRE FILA-
MENTEN

Cellen bezitten een zogenaamd cytoskelet. Dat bestaat uit ei-
witten die filamenten vormen die door hun structuur en be-
weeglijkheid een rol spelen bij het in stand houden van de
driedimensionale vorm van de cel en bij de bewegingen die
door de complete cel en onderdelen ervan worden uitgevoerd
zoals celdeling en endo- en exocytose. Eén van de groepen
van dergelijke cytoskelet-structuren zijn de intermediaire fi-
lamenten. De ftinctie van deze filamenten is niet goed be-
kend. Hoewel deze filamenten er electronenmicroscopisch
allemaal hetzelfde uitzien zijn ze op grond van de immuno-
biochemische eigenschappen van hun eiwitten van elkaar te
onderscheiden in een zestal verschillende klassen (9). Voor
dit overzicht zijn van belang de klassen I, II en III. Klasse 1
en II omvatten de keratines, onderverdeeld in zure keratines
(klasse I), te weten de keratines 9 tot en met 20, en de neu-
trale en basische keratines (klasse II), zijnde de keratines 1
lot en met 8. Keratines worden aangetroffen in epitheliale
cellen. Ze komen voor in eenvoudig epitheel (de keratines 7,
8, en 18 t/m 20) en in meeriagig epitheel (de keratines 1 t/m 6
en 9 t/m 17). Voor sommige weefsels is deze indeling heel
duidelijk: in nomiale weefsels van de mens komen in het
darmepitheel uitsluitend keratines van het eenvoudige epi-
theel voor en in epidermaal epitheel alleen keratines van
meeriagig epitheel. Sommige \'inwendige\' weefsels die tij-
dens de embryonale ontwikkeling vanuit ectodermale cellen
worden aangelegd, zoals de melkklier en de long, hebben
een keratine-patroon waarin keratines van enkelvoudig èn
meeriagig epitheel naast elkaar zijn terug te vinden.
Van de intermediaire filamenten van klasse lil moeten hier
worden genoemd: vinientine dat vooral, maar niet uitslui-
tend, voorkomt in mesenchymale cellen, desmine, voorko-
mend in spiercellen en het zogenaamde \'glial fibrillary aci-
dic protein\' dat voorkomt in astrocyten. In dit overzicht zal
van deze klasse alleen het vimentine worden genoemd.
In de evolutie van zoogdieren is de structuur van al deze eiwit-
ten redelijk goed geconserveerd en het is dan ook gebleken dat
antistoffen die zijn opgewekt tegen de intemiediaire filamen-
ten van de mens goed reageren met weefsels van de hond (11,
12). Nadat dit was vastgesteld kon worden onderzocht wat de
kennis van de aanwezigheid en verdeling van deze filamenten
in de normale mamma en benigne en maligne mammatumo-
ren bijdraagt aan de diagnostiek en prognose.
De normale melkklier bestaat uit alveoli en ductuli. In beide
structuren zijn aan de binnenzijde luminale en aan de buiten-
zijde myoepitheelcellen aanwezig. Rond alveoli en ductuli
bevindt zich het stroma waarin met name de fibroblasten
aanwezig zijn die bijdragen aan de synthese van de stromale
extracellulaire matrix (7). Bij toepassing van een aantal mo-
noclonale antistoffen op coupes van de nonnale melkklier
(13) van de hond bleken de alveoli en ductuli dezelfde patro-
nen te vertonen: immunoreactiviteit voor keratines 7, 8, 18
en 19 (de keratines van het eenvoudig epitheel) was in zowel
alveoli als ductuli aanwezig in de luminale cellen. Daamaast
werd immunoreactiviteit voor keratine 10 (voor meeriagig
epitheel) gevonden in de luminale cellen van de ductuli.
Myoepitheel was ook reactief voor keratine 14 dat niet in lu-
minale cellen werd aangetroffen. Daamaast werd in myo-
epitheelcellen het a-smooth muscle actine gevonden. Dit is
een ander type filament van het cytoskelet dat aanwezig is in
contractiele cellen zoals de myofibroblasten (aanwezig in
zich vormend littekenweefsel) en gladde spiercellen; aange-
zien myoepitheelcellen bijdragen aan de extrusie van melk
bij de lactatie is de aanwezigheid van dit filament in deze cel-
len niet verwonderlijk. Vimentine, het intermediaire fila-
ment van mesenchymale cellen, werd gevonden in fibroblas-
ten en macrofagen maar ook in afgestoten epitheelcellen; dit
laatste correspondeert met de opvatting dat vimentine tot ex-
pressie komt wanneer epitheelcellen hun onderlinge contact
verioren hebben. Deze patronen van eiwitexpressie in de
nonnale melkklier van de hond komen overeen met die bij
andere diersoorten, waaronder de mens.
De expressie van de filamenteiwitten in goedaardige mam-
matumoren was in feite niet anders dan in de normale melk-
klier (14). In de gevallen waarbij in de klierbuis-achtige
stmcturen van de adenomen een binnen- en een buitenlaag
kon worden waargenomen kleurden de cellen van de binnen-
laag met de antistoffen tegen de keratines 7,8,18 en 19 (een-
voudig epitheel) en 10 (meeriagig epitheel), de cellen van de
buitenlaag met antilichamnen tegen keratine 14 en a-smooth
rnuscle actine, suggererend dat deze twee lagen nog steeds
luminaal epitheel en myoepitheel vertegenwoordigen. Het
enige verschil met de nonnale melkklier was een toename
van de heterogeniteit van de kleuring met sommige antistof-
fen. dat wil zeggen dat deze in sommige tumoren wel en in
andere in vergelijkbare cellen geen kleuring gaven. Soms
was er ook in de tumorcellen vimentine aantoonbaar, hoewel
dat fomieel een marker voor mesenchymale cellen is.
Anders was de situatie in kwaadaardige tumoren (15). Alle
tumoren waren positief voor keratine 8 maar 7, 18, 19 en 10
waren zeer wisselend aanwezig; bijvoorbeeld in de solide
carcinomen werd alleen kleuring voor keratine 18 niet aan-
getroffen en in de solide gebieden van een carcinosarcoom
waren daarnaast ook 10 en 19 afwezig. Vaak werd nu in epi-
theliale velden keratine 14 aangetroffen, nonnaal een kera-
tine voor de myoepitheliale cellen (Figuur .1).

Figuur 1. Immuunperoxidase-kleunng van een enkelvoudig mamma-adeno-
carcinoom van een hond; antistof gericht tegen keraDne 14 Het tumor-
epitheel is homogeen gekleurd: in het pre-existente mammaweefsel zi|n al-
leen de basale/myoepitheliale cellen gekleurd (pi)len). Vnescoupe, 100 x.

719

r I J I) S f H R I r I V O O R Dl I R Cl F, N I 1- S K P N D I . D F Hl 1 1 9 . A F 1. F V F R I \\ (1 2 3. 1994

-ocr page 384-

Ook waren in alle gevallen de epitheliale cellen van de carci-
nomen en de metastases ervan positief voor vimentine. Een
echte conclusie kan nog niet worden getrokken omdat het
om een betrekkelijk klein aantal tumoren ging maar een eer-
ste globale beoordeling van de resultaten wijst erop dat, ten
eerste, de expressie van de onderzochte keratines zo wisse-
lend is dat alleen op grond daarvan geen goede classificatie
kan worden gemaakt, laat staan onderscheid tussen goedaar-
dig en kwaadaardig, maar dat, ten tweede, mogelijk de aan-
wezigheid van vimentine in de epitheliale tumorcellen een
aanwijzing zou kunnen zijn voor maligniteit.
Zo op het eerste gezicht lijken deze resultaten weinig aan-
trekkelijk om het gebruik van intermediaire filamenten als
markers te rechtvaardigen en voor de diagnostiek zijn ze dan
ook nog verre van bruikbaar. Ook in de humane pathologie is
gebleken dat met antistoffen tegen intermediaire filamenten
hooguit verfijning mogelijk is van een classificatie die op an-
dere criteria is gebaseerd (1). Toch is daarmee de rol van
deze eiwitten in onderzoek nog niet afgelopen omdat ze van
potentieel belang zouden kunnen zijn voor het onderzoek
naar de pathogenese van tumoren, namelijk bij het beant-
woorden van de vraag naar ontstaan en ontwikkeling van een
bepaald tumortype.

In het geval van mammatumoren van de hond zouden ze on-
dermeer behulpzaam kunnen zijn bij het zoeken naar de oor-
sprong van de zogenaamde complexe en gemengde mamma-
tumoren. De complexe mammatumor is veelal goedaardig
en bestaat uit woekeringen van epitheliale cellen met daar-
naast soms zeer uitgebreide velden van spoelvormige cellen
met heel veel celtussenstof. Deze cellen worden beschouwd
als de voorlopers van het kraakbeen dat ook in de mammatu-
moren aanwezig kan zijn, al of niet vergezeld van bot; de
aanwezigheid van deze twee weefsels geeft aanleiding tot de
naam van gemengde tumor (7). Over de oorsprong van de
spoelvormige cellen bestaan vier theorieën (5): 1. Het zijn
veranderde epitheliale cellen; dit is een theorie die geen aan-
hangers meer heeft. 2. Het zijn veranderde myoepitheel-cel-
len; dit is de meest gangbare theorie. 3. Het zijn veranderde
fibroblasten. 4. De meest recente theorie is, dat er een soort
stamcel zou bestaan in de zich ontwikkelende melkklier, die
je kunt aantonen met een antistof tegen keratine 14, waaruit
zowel de epitheelcel als de myoepitheelcel als de spoelvor-
mige cel in de complexe mammatumor differentiëren, maar
langs verschillende routes.

Uit ons onderzoek naar de intermediaire filamenten van
complexe en gemengde mammatumoren van honden bleek
dat het myoepitheel keratine 14 en a-smooth muscle actine
bevatte; in de spoelvormige cellen was keratine 8 af en toe
aanwezig en keratine 14 vrijwel nooit wat hun relatie met
myoepitheel onzeker maakt, terwijl ze af en toe a-smooth
muscle actine bevatten (dat behalve in myoepitheel ook in
myofibroblasten aanwezig is) maar altijd vimentine. Met
name dat laatste suggereert dat de spoelvormige cellen eer-
der van mesenchymale oorsprong zijn, vergelijkbaar met fi-
broblasten, dan van epitheliale oorsprong, vergelijkbaar met
myoepitheel, wat een ondersteuning betekent voor de eerder
vermelde theorie 3.

Wel moet natuurlijk rekening worden gehouden met het ge-
geven dat in tumoren zeer vaak oneigenlijke eigenschappen
tot expressie komen; desondanks is het duidelijk dat een pa-
nel van goed gekozen markers, waarvan antistoffen tegen in-
termediaire filamenten deel uitmaken, een nieuw inzicht kan
geven in het ontstaan en de progressie van mammatumoren
bij de hond.

1» f r»"»»»? ■! I r» H J Ii

i i i 11 11 r i It\'i^

CELLEN VAN BUITEN: DE GLYCGSAMINÜGLYCA-
NEN

Het materiaal dat buiten cellen ligt wordt door celbiologen
de extracellulaire matrix (ECM) genoemd maar is min of
meer equivalent met dat wat histologen en pathologen het
stroma noemen. Het bestaat uit vezelig materiaal (collageen,
elastine) en eiwitten (voor een overzicht, zie 7). Een belang-
rijke groep van ECM-eiwitten zijn de proteoglycanen. Dit
zijn eiwitten, meestal lange ketenvormige moleculen, waar-
aan glycosaminoglycanen (GAG\'s) zijn bevestigd. GAG\'s
zijn polymeren van twee aan elkaar gekoppelde suikergroe-
pen die onderling kunnen verschillen en in meer of mindere
mate negatief geladen zijn doordat aan het disaccharide een
sulfaatgroep kan zitten. Voorbeelden van proteoglycanen
zijn gegeven in Figuur 2.

Figuur 2. Schematische voorstelling van proteoglycanen. De horizontale
lijn vertegenwoordigt het \'core\'-ewit, de verticale lijnen de glycosaminogly-
canen. De hier getoonde strukturen zijn uitersten in een reeks van grote
verscheidenheid vertonende moleculen, a. Aggrecan. een proteoglycan
uit kraakbeen. Het molecuulgewicht is 3 OOO.OOO Da; de GAGs zi|n kera-
tan-sulfaat (korte zijketens) en chondroitine-sulfaat (lange zi|ketens]. b. de-
corine; c. biglycan. Beiden zijn proteoglycanen uit huid en [tumor)stroma.
Hun zijketens zijn dermatan-sulfaat of chondroitine-sulfaat en hun mole-
cuulgewicht is ongeveer 50.000 Oa.

De proteoglycanen in de matrix kunnen verschillende func-
ties hebben. Ze geven structuur en flexibiliteit aan het stroma
doordat ze op grond van hun negatieve lading veel water
kunnen vasthouden; het klassieke voorbeeld hiervoor is
kraakbeen. In de tweede plaats spelen ze een rol in de organi-
satie van collageenvezels en gedacht wordt dat daarom een
veranderde samenstelling van proteoglycanen in het stroma
van tumoren de invasie van de tumorcellen zou kunnen beïn-
vloeden (3). Tenslotte kunnen proteoglycanen door hun ei-
wit-bindend vermogen dienen als reservoir voor groeifacto-
ren, homioon-achtige eiwitten die de delingsactiviteit van
cellen kunnen stimuleren; gedacht wordt dat, wanneer infil-
trerende tumoren de proteoglycanen van het stroma afbre-
ken, de daaraan gebonden groeifactoren vrijkomen en de tu-
morcellen daardoor gestimuleerd kunnen worden in hun
deling. Naast proteoglycanen in de extracellulaire matrix ko-
men er ook cellulaire proteoglycanen voor die als een recep-
tor uit het oppervlakte van de cel steken en waarmee de cel
zou kunnen hechten aan matrix componenten.
Op grond van schaarse literatuurgegevens (8) waaruit bleek
dat de matrix van tumoren van honden andere GAG\'s bevat-
ten dan de matrix van normale melkklieren zijn we begonnen
op een systematische wijze de GAG\'s van deze tumoren his-
tochemisch te bestuderen. Hiertoe werden coupes van di-
verse groepen tumoren gekleurd met alcian blue waarmee de

-ocr page 385-

■F ■ \' -"V

V7

Figuur 3. Stapeling van glycosaminoglycanen [aangetoond kon w/orden dat
het hier om hoog gesulfateerd chondroitine-sulfaat ging), gekleurd met al-
cian blue. in het stroma rond velden van tumorcellen (pijlen). De tumor is
een anaplastisch mamma-carcinoom. 142 x,

GAG\'s in een coupe blauw worden. Vervolgens werden de
kleuringen in de coupes vergeleken met dezelfde kleuring op
dezelfde tumoren, maar nu na een voorbehandeling met en-
zymen die specifiek één enkel type GAG afbreken en de an-
dere laten zitten. Zo kon door de resultaten als het ware van
elkaar af te trekken worden vastgesteld dat in mammatumo-
ren van honden, maar niet in normale melkklieren, zeergrote
hoeveelheden chondroïtine-sulfaat (CS) aanwezig zijn
(Figuur 3). Met een antistof gericht tegen de suikergroepen
van CS kon de aanwezigheid ervan op een andere wijze wor-
den bevestigd. Een belangrijke wijze van stapeling van CS
was in de vorm van kapselachtige structuren rond groepen
van tumorcellen.

lAJI

>iLi jtri

Een variatie in de alcian blue-kleuring werd toegepast, geba-
seerd op de verhoging van de concentratie van MgCl2 in de
kleurvloeistof Hoe hoger de zoutconcentratie, hoe meer
moeite het alcian blue heeft te binden aan GAG\'s; alleen
GAG\'s met heel veel lading (dus veel sulfaatgroepen) kun-
nen dan nog alcian blue binden. Op deze wijze konden we
aantonen dat in een aanzienlijk deel van de tumoren het aan-
wezige chondroïtine-sulfaat buitengewoon sterk geladen
was en dus veel sulfaatgroepen moet bevatten. Opvallend
hierbij was dat rond de ene groep van tumorcellen CS sterk
gesulfateerd kon zijn en dat rond een ernaast gelegen groep
het stroma normaal gesulfateerd was.
Opgemerkt dient te worden dat op deze wijze alleen maar de
GAG\'s zijn aangetoond; er bestaat nog geen idee welke pro-
teoglycanen aanwezig zijn die voor deze GAG-stapeling in
de tumor verantwoordelijk zouden kunnen zijn.
Wat is nu het diagnostisch belang van deze bevindingen? Bij
nadere analyse van de uitkomsten bleek het antwoord te
moeten zijn: geen enkel. CS-stapeling rond tumorvelden
kwam voor in meer dan de helft van de onderzochte tumoren,
zowel goedaardige (18 van de 32 onderzochte) als kwaadaar-
dige (37 van de 42) terwijl er geen verschillen waren tussen
de verschillende typen tumoren binnen beide categorieën.
Verder werd in zowel de goedaardige als de kwaadaardige
tumoren met CS-stapeling in 70 % van de gevallen het CS
aangetroffen als hoog gesulfateerd. CS-stapeling werd ge-

Figuur 4. FEA kattefibroblasten gekweekt in een collageen gei in afwezigheid (links) en aanwezigheid (rechts) van SH3 hondenmammacarcinoom-cellen
[niet zichtbaar op de foto). De coupe is gekleurd met een antistof tegen chondroitine-sulfaat; het extracellulaire chondroïtine-sulfaat (pijlen op de rechter-
füto) wordt alleen geproduceerd door de fibroblasten wanneer tumorcellen meegekweekt worden. Immuunperoxidase. 415 x.

721

TiJDSCHRlFl VOOR DiERCiFNEESKUNDE, DEEL 1 19, .A. F LEVERING 23, 1994

-ocr page 386-

....................................

vonden in de primaire tumoren en in de metastasen in lymfe-
icnopen en longen en ook in de metastasen was hoog gesulfa-
teerd CS, hoewel wisselend in verdeling, volop aanwezig.
De conclusie moet dan ook zijn dat de stapeling van chon-
droïtine-sulfaat een algemeen verschijnsel is in benigne en
maligne mammatumoren van de hond, evenals van de mens
(4), maar dat dit geen diagnostische en dus evenmin een
prognostische betekenis heeft.

De betekenis van dit onderzoek ligt opnieuw in de bijdrage
aan de opheldering van de pathogenese van mammatumoren
en, evenals bij het onderzoek aan intermediaire filamenten
zou met name het onderzoek naar de oorsprong van de
kraakbeen-ontwikkeling in de complexe en gemengde mam-
matumoren geholpen kunnen worden.
In de spoelvormige cellen van de complexe adenomen en in
kleine gebiedjes van matrix daaromheen konden we met een
antistof de aanwezigheid van chondroïtine-sulfaat aantonen
dat kenmerkend is voor embryonaal en herstellend kraak-
been. Dit bevestigt dat de spoelvormige cellen in de com-
plexe mamma-adenomen van de hond de voorstadia kunnen
zijn van het kraakbeen in de gemengde tumoren. Het zou in-
teressant zijn om na te gaan of de spoelvormige cellen daar-
naast ook eiwitten tot expressie brengen die kenmerkend zijn
voor hetzij melkklier-epitheel, hetzij myoepitheel, hetzij fi-
broblasten. Wanneer in dezelfde spoelvormige cellen meer-
dere van dergelijke kenmerken tegelijkertijd zouden kunnen
worden waargenomen zou de afkomst van het kraakbeen in
gemengde tumoren met meer zekerheid kunnen worden
vastgesteld. Echter, het directe belang hiervan is groter voor
een ontwikkelingsbioloog dan voor een klinicus.

PERSPECTIEVEN

Een praktische toepassing van het gebruik van de antistoffen
tegen de intermediaire filamenten vindt plaats in het experi-
mentele onderzoek: bij het kweken van epitheelcellen uit
weefselbiopten (bijvoorbeeld uit tumoren voor het ontwik-
kelen van nieuwe cellijnen) kan niet zonder nadere hulpmid-
delen worden vastgesteld of de in kweek gebrachte cellen
ook werkelijk epitheliaal zijn. Een immuun-histochemische
kleuring van de in de cellen aanwezige intermediaire fila-
menten is daarbij een eenvoudig maar doeltreffend hulpmid-
del.

Inmiddels heeft de inventarisatie van GAG\'s in mammatu-
moren van de hond ook geleid tot meer experimenteel onder-
zoek. Eén van de problemen die we hebben aangepakt was
de vraag welke cellen in het tumorweefsel verantwoordelijk
zijn voor de chondroïtine-sulfaat-stapeling in het stroma: de
tumorcellen, de stromacellen of allebei. Om die vraag te
kunnen beantwoorden hebben we cellen van een honden-
mammacarcinoom-cellijn in kweek gebracht en die ge-
kweekt samen met verschillende typen fibroblasten. Op ver-
schillende manieren is de accumulatie van GAG\'s
bestudeerd en in alle gevallen bleek dat tumorcellen factoren
kunnen uitscheiden die de fibroblasten stimuleren GAG\'s te
produceren, met name chondroïtine-sulfaat (6). Een voor-
beeld wordt getoond in figuur 4 waar fibroblasten, van een
cellijn afkomstig van een kat, in een driedimensionale kweek
van collageengel werden gebracht, al of niet met honden
maminacarcinoom-cellen. Stapeling van CS, immuunhisto-
chemisch zichtbaar gemaakt, trad alleen op als naast fibro-
blasten ook tumorcellen in de gel aanwezig waren.
Zijn dus de tumormarkers van belang gebleken voor patho-
biologisch onderzoek, het zoeken naar geschikte markers
voor de veterinaire tumordiagnostiek wordt onverdroten
voortgezet. Het onderzoek in de humane pathologie heeft
aangetoond dat in een aantal gevallen wel degelijk succes
wordt geboekt (1). Bovendien is het niet uitgesloten dat een
combinatie van meerdere markers een bruikbare prognose
oplevert. Dergelijke markers kunnen ook gecombineerd
worden met macroscopische bevindingen zoals de aanwe-
zigheid van lymfeknoop-metastases of diepte van ingroei
van huidtumoren. Op dit moment wordt bij onze vakgroep
onderzoek gedaan naar de diagnostische en prognostische
waarde van de aanwezigheid van enzymen die de extracellu-
laire matrix afbreken en van eiwitten op cellen die de cel-cel-
contacten in stand houden maar waarvan bekend is dat ze tij-
dens de invasie van tumorcellen afwezig zijn.

SUMMARY

Inside and outside tumour cells

A conlrihution to the diagnostics and the elucidation of the pathogenesis of
mammary tumours in dogs.

This review discusses some recent experience with intra- and extracellular
components of tumours as markers for tumour diagnosis. Intermediate fila-
ments are cytoskeletal proteins of either epithelial or mesenchymal cells.
Antibodies raised against human intermediatefilament proteins cross-react
with their canine counterparts. A study of the presence and distribution of
intermediate filaments in normal mamma and mammary tumours of dogs
showed that they do not contribute io a more adequate classification of the
tumours. However, the presence of vimenlin in epithelial tumour cells may
be a marker of malignancy. Proteoglycans are extracellular matrix pro-
teins, containing long chains of glycosaminoglycans (GAGs). Analysis of
the presence of GAGs in canine mammary tumours showed that accumula-
tion of chondroitin sulfate, frequently of an abnormal type, was a predomi-
nant finding in all tumour types, but not in normal mamma, and was not re-
lated to biological behaviour. Although demonstration of the afore men-
tioned tumour components does not help tumour diagnosis, il may contri-
bute to the elucidaiion of the development of such tumours as the complex
and mi.xed adenomas of the mamma of which cartilage and hone are impor-
tant constituents of unknown origin.

LITERATUUR

1. Bosman FT. Tumormerkstoffcn: een overzicht. Ned Tijdschr Geneesk
1987:131:2016-21.

2. Hinrichs U. Cell-matrix-interactions in mammary tumours of dogs with
special attention to sulfated glycosaminoglycans. Inaugural-
Dissertation Hannover, 1994.

3. lozzo RV, and Cohen I. Altered proteoglycan gene expression and the
tumor stroma. Experientia 1993:49:447-55.

4. Losa GA, and Alini M Sulfated proteoglycans in the extracellular ma-
trix of human breast tissues with infiltrating carcinoma. Int
J Cancer
1993:54:552-7.

5. Moulton JE. Tumors of the mammary gland. In: Moulton JE, ed.
Tumors in domestic animals. Berkeley: University of California Press
1990:518-52.

6. Nederbragt H, and Fgmond M van. Interaction of tumour and stromal
cells: efTect on the extracellular matrix. Proceedings of the 4th Annual
Congress of the European Society of Veterinary Internal Mcdicine
1994: p 52.

7. Nedcriiragt H, Vos JH, Nicl MHF van cn Misdorp W. Tumorcellen cn
extracellulaire matrix; met speciale aandacht voor manimatunioren van
hond en kat. Tijdschr Diergeneesk 1990:
I 15: 948-57.

8. Palmer TF. and Monlux AW. Acid mucopolysaccharides in mammary
tumours of dogs. Vet Pathol 1979; 16:493-509.

9. Steinert PM. and Licm RKH Intermediate filament dynamics. Cell
1990:60: 521-32.

10. Vos JH. Inimunohistochcmistry of cytoskeletal proteins in nonnal ca-
nine tissues, perineal tumours and mammary tumours. Proefschrift
Utrecht. 1992.

11. Vos JH. Ingh TSGAM van den. Neijs M de. Mil FN van, Ivanyi D. and
Ramaekcrs FCS. linmunohistochcmistry with keratin and smooth mus-
cle actin monoclonal antibodies in caninc digestive tract and extramural
glands. J Vet Med 1992; A39: 241-57.

12. Vos JH, Ingh TSGAM van den. Misdorp W. Ramaekcrs FCS, Mil FN
van. and Neijs M de. An immunohistochcmical study of caninc tissues
with vimcntin, dcsmin, glial fibrillary acidic protein, and neurofilament
antisera. J Vet Med 1989: A36: 561-75.

13. Vos JH. Ingh TSGAM van den, Misdorp W. Molenbeek RF. Mil FN

TiJDSCHRIFr V O D R D I E R Ci E N E E S K U N D E , D F E I 1 19, AFLEVERING 23.

722

9 94

-ocr page 387-

I I It

f

• •fir"

■Mil

van, Runeman GR, Ivanyi D, and Ramaekers FCS. Immunohistoche-
niistry with keratin, vimentin, desmin, and a-smooth muscle actin mo-
noclonal antibodies in canine mammary gland: normal mammary tis-
sue. Vet Quart 1993; 15: 102-7.

Vos JH, Ingh TSGAM van den, Misdorp W, Molenbeek RF, Mil FN
van, Rutteman GR, Ivanyi D, and Ramaekers FCS. Immunohistoche-
mistry with keratin, vimentin, desmin, and a-smooth muscle actin mo-
noclonal antibodies in canine mammary gland: benign mammary tu-
mours and duct ectasias. Vet Quart 1993; 15: 89-95.

14

15. Vos JH, Ingh TSGAM van den, Misdorp W, Molenbeek RF, Mil FN
van, Rutteman GR, Ivanyi D, and Ramaekers FCS. Immunohistoche-
mistry with keratin, vimentin, desmin, and a-smooth muscle actin mo-
noclonal antibodies in canine mammary gland: malignant mammary tu-
mours. Vet Quart 1993; 15:96-102.

WERKZAAMHEID
VAN IBR-VACCINS

Studentenreferaten

S. Serrarens; SR\\311\\94: 33 pp.

In deze literatuurstudie wordt na een inleiding over het ziekte-
beeld van 1 BR een overzicht gegeven van de diverse vaccins te-
gen deze ziekte te weten geïnactiveerde vaccins, geattenueerde
(waaronder de temperature sensitive =TS) vaccins en de \'mar-
ker\' vaccins. Er volgt een bespreking van de diverse vaccina-
tie/challenge experimenten waarbij punten aan de orde komen
als keuze van de proefdieren (SPF), virusconcentratie vaccins
en -challenge, methode van enten, één- of tweemaal enten, dc
invloed van matemale antilichamen, tijdsinterval enten en
challenge, ziekteverschijnselen en vimsexcretie na challenge
en andere. Gewezen wordt op een aantal publikaties waarbij de
waarde van een vaccin ten onrechte wordt beoordeeld op grond
van de titer aan opgeroepen humorale antilichamen.
De beste methode om de waarde van een enting te evalueren is
een veldproef; het probleem hierbij is de mogelijke interferen-
tie van \'veld c.q. wilde\' IBR-stammen.
In de toekomst zal steeds meer gebmik gemaakt worden van
marker vaccins vaak uitgaande van zogenaamde deletiemutan-
ten. Hierdoor is het mogelijk een onderscheid te maken tussen
antilichamen ontstaan na infectie of na vaccinatie.
Gesteld wordt dat het ideale vaccin niet bestaat; werkzaamheid
en veiligheid blijven steeds ter discussie staan.

STRONGYLUS VULGARIS EN CY-
ATHOSTOMINAE ALS OORZAAK
VAN KOLIEK BIJ PAARDEN

Marion van Eldik en Enca Lansbergen; SR\\314\\94: 38 pp.

Koliek is een veel voorkomende aandoening bij paarden. Men
onderscheidt ware koliek (als gevolg van processen in maag,
darm en peritoneum) en valse koliek (als gevolg van aandoe-
ningen van andere organen). De dieren hebben pijn hetgeen
kan worden beoordeeld als gering, matig of emstig. Klinisch
kan koliek worden onderscheiden in acuut, persistent en recidi-
verend. Het is bekend dat Strongylus vulgans en Cyathosto-
minae koliek kunnen veroorzaken. Dil vast te stellen is niet al-
tijd gemakkelijk. Pas bij sectie kan de diagnose min of meer
met zekerheid worden bevestigd.

In de scriptie wordt ingegaan op de morfologie van de parasie-
ten. de frequentie van voorkomen, de Pathogenese, de patholo-
gie en de epidemiologie, Strongylus vulgaris migreert door het
lichaam. Deze parasiet lijkt meer pathogeen dan de Cyathosto-
minae. Acute gevallen van koliek veroorzaakt door eerstge-
noemde parasiet ziet men in de zomeren in de herfst. De arteria
mesenteria cranialis wordt door migrerende larven van Strongy-
lus vulgaris meestal aangetast in de herfst en in de winter. Er
ontstaan hierdoor een arteritis alsmede thrombo-embolische
processen in caecum en colon die aanleiding kunnen geven tot
infarceringen en ulceraties.

De infectie van Cyathostominae blijft beperkt tot het caecum
en het ventrale deel van het colon. De larvale stadia dringen in
het slijmvlies. Koliek zou bij uitzondering ontstaan. De belang-
rijkste ziekteverschijnselen zijn vermagering, dor baarkleed,
stinkende diarree en ataxie. Deze wormsoort is minder patho-
geen dan S. vulgans. De meeste ziektegevallen doen zich voor
in de winter en in de lente (winterdiarree).
Tegen beide womiinfecties kan behandeld worden met iver-
mectine of pyrantel. De resultaten ten aanzien van S. vulgaris
zijn beter dan ten aanzien van Cyathostominae. Preventie be-
mst op het geven van anthelmintica, op weide-hygiëne en op
vaccinatie.

HYPERLIPAEMIE

M. Kouffeld; SR\\325\\94: 34 pp.

Na een overzicht gegeven te hebben over etiologie, Pathoge-
nese, anamnese, symptomen, sectie en therapie van hyperii-
paemie volgt een verslag van de waamemingen gedaan bij 127
pony\'s (meestal Shetlanders), die in de periode januari 1989 tot
augustus 1992 op de Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding
der Grote Huisdieren te Utrecht vooronderzoek werden aange-
boden.

Dit onderzoek bestond uit een analyse van de anamnestische
gegevens, een algetneen klinisch onderzoek (ademhaling, pols,
temperatuur, vochtbalans, eetlust, consistentie faeces) aange-
vuld met bloedonderzoek (hematocriet, leucocyten, pH, totaal
lipiden, leverenzymen). Gezocht werd naar een relatie tussen
het gehalte aan totaal lipiden enerzijds en pH, haematocriet,
eetlust en consistentie faeces anderzijds alsmede tussen water-
dunne faeces en acidosis. Ook volgt een evaluatie van de inge-
stelde therapie. Geconcludeerd wordt dat hyperiipaemie on-
danks een intensieve therapie nog steeds een slechte prognose
heeft. Het bepalen van de prognose aan de hand van de waame-
mingen bij het eerste onderzoek zou gebmikt kunnen worden
als beslissing voor therapie of euthanasie. Het bleek dat pH,
haematocriet, eetlust en faecesconsistentie belangrijk zijn voor
de prognose. De emst van de hyperiipaemie, uitgedmkt in het
gehalte aan totaal lipiden is hiervoor minder geschikt, evenals
de activiteit van het gammaGT. Een evaluatie van een aantal
parameters is vemioedelijk van meer betekenis voor het bepa-
len van de prognose. Uit dit onderzoek is gebleken dat abortus
of het opwekken van abortus tot herstel niet bevorderd (dit in
tegenstelling tot literatuunnformatie).

-ocr page 388-

De vruchtbare kant
van ons pakket produkten

F

SS!

-ocr page 389-

De vruchtbare kant
van onze samenwerking

I

n de meest voor-
komende gevallen gebruikt u ze reeds.
De produkten uit onze serie therapeutische
hormoon-preparaten ter verbetering van de vrucht-
baarheid en reproduktie van runderen. Een pakket produkten dat
elke keer weer z\'n vruchten afwerpt. Om het gebruik ervan doelmatig te stimuleren
is een goede voorlichting naar de veehouders essentieel.

Intervet biedt u thans de mogelijkheid deze zelf ter hand te nemen.
In de vorm van een educatief dia- of video-programma dat u gratis enige tijd van ons
kunt lenen. Zodat veehouders, uit uw praktijk, extra door u kunnen worden geïnfor-
meerd over tochtigheidswaarneming en synchronisatie van de oestrus.

Want er is toch zeker niemand die de vruchtbaarheid van z\'n koeien en
vaarzen graag op de tocht zet...

Bel daarom vandaag nog even met onze verkoop-binnendienst op nummer
08855-87654. Wij sturen u het programma van uw keuze dan dezelfde dag nog toe.

Interve^

INTERVET NEDERLAND B.v.
Boxmeer

Intervet, voor een Nederlands kwaliteitsprodukt

-ocr page 390-

,1A f t M

il H 1 & ^ J ^ . -L .

■S

Tijdschr Diergeneeskd 1994: IJ 9: 726-28

IMMUNOTHERAPIE VAN TUMOREN BIJ
LANDBOUWHUISDIEREN

V.P.M.G. Rutten\'\' en W.R. Klein^

SAMENVATTING

Herhaalde intralaesionale injectie van BCG is een goede
therapie modaliteit voor BOSCC en ES, welke resulteert
in respectievelijk ca. 60% en ca. 80% totale regressie. Na
behandeling van BVP/C kon vooralsnog slechts voorbij-
gaande regressie van papillomen worden waargenomen.
In tegenstelling hiertoe lijken carcinomen die van deze
complexen deel uit kunnen maken merendeels volledig in
regressie te gaan na behandeling.

Therapie door intralaesionale injectie van lage doserin-
gen IL2 bij BOSCC en BVP/C leidt tot regressie respec-
tievelijk voorbijgaande regressie. Getracht werd de the-
rapie te optimaliseren door toepassing van oplopende
(lage) doseringen IL2 en PEG-IL2. Deze aanpassingen,
noch een combinatie van IL2 met BCG leidde tot betere
resultaten van de therapie. IL2-therapie van sarcoïden
bij het paard wordt sinds kort experimenteel toegepast.
Voortzetting van dit onderzoek zou enerzijds kunnen lei-
den tot betere resultaten van immunotherapie van tumo-
ren bij landbouwhuisdieren, anderzijds tot aanwijzingen
voor immunotherapie van vergelijkbare humane tumo-
ren.

INLEIDING

Aan de Faculteit Diergeneeskunde werd gedurende het laat-
ste decennium onderzoek verricht naar klinische en immu-
nologische effecten van immunotherapie met \'Biological
Response Modifiers\' (BRM\'s) in casu Bacillus Calmette
Guènn (BCG) en lnteHeukine-2 (1L2). Intralaesionale toe-
diening van deze BRM\'s vond plaats bij plaveiselcel-carci-
nomen van het runderoog, (Bovine Ocular Squamous Cell
Carcinoma; BOSCC) en bij sarcoïden van het paard (Equine
sarcoid; ES). In een samenwerkingsverband met de
Veterinaire Faculteit in Harare, Zimbabwe, werd deze be-
handelingswijze eveneens toegepast bij runderen met een
aandoening genaamd \'Bovine Vulva Papilloma/ Carcinoma\'
(BVP/C). Het onderzoek, dat steeds nauw gerelateerd was
aan vergelijkbare studies bij mens en proefdier (1,2,3,4), had
enerzijds tot doel het ontwikkelen van voor tumoren bij land-
bouwhuisdieren relevante behandelingsmodaliteiten en
bood anderzijds natuurlijke modclsystemen voor behande-
ling van tumoren bij de mens.

Onderzoek naar het mechanisme van geïnduceerde tumor-
regressie werd met name verricht aan de hand van tumor in-
filtrerende lymfocyten geïsoleerd uit BOSCC. Immers het
zijn deze, in de tumor aanwezige of door behandeling gere-
cruteerde, cellen die verantwoordelijk moeten worden ge-
acht voor de tumorregressie.

\' Vakgroep Injedieziekten en Immunologie. Faeulleil Diergeneeskunde. Pnslhus
HO!65. tSOH TD Uirccht.

Vakgroep .Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote Huisdieren. Faeulleil
Diergeneeskunde. Poslhus Hni.\\^. .fSII/i TD Utrecht

BOVINE OCULAR SQUAMOUS CELL CARCINOMA
BCG-iherapie bij BOSCC

Oorspronkelijk werd BCG eenmalig intralaesionaal toege-
diend, hetgeen leidde tot respectievelijk blijvende tumor-
regressie, tijdelijke regressie, of een onveranderd groeipa-
troon van de tumor, ieder in ca. 33% van de behandelde
dieren (5). De lengte van de periode, na aanvang van de be-
handeling, waarin een huidreactie met PPD kon worden op-
gewekt, bleek gecorreleerd met het responspatroon van de
tumoren: langduriger meetbare huidreacties bij dieren die tu-
morregressie vertoonden. Mede gezien deze waarneming
werd in een volgende trial overgegaan tot herhaalde intralae-
sionale injectie van BCG: dag O, dag 14, dag 35 en dag 56. In
ca. 60%) van de gevallen werd blijvende regressie waargeno-
men. De overige tumoren reageerden niet op therapie (6). De
relatie tussen huidreactie met PPD en tumorregressie was
vergelijkbaar met hetgeen hierboven vermeld is. Herhaalde
toediening van BCG blijkt echter niet te leiden tot een hoger
percentage tumoren in regressie, maar wel tot het uitblijven
van recurrence na aanvankelijke regressie. Gezien dit feit
verdient behandeling met herhaalde injectie met BCG de
voorkeur (7,8,9).

IL2-therapie hij BOSCC

lnterleukine-2 als één van de cytokines van belang in de re-
gulatie van de immuunrespons, en als zodanig ook lokaal ge-
produceerd na injectie van BCG in de tumor, werd eveneens
gebruikt voor intralaesionale immunotherapie. De doserin-
gen welke toegepast werden zijn extreem laag vergeleken
met die bij systemische therapie bij mens en muis. In een eer-
ste trial leidde injectie van lage doses (5.000 U dagelijks, ge-
durende 10 dagen) in tumoren van 5 dieren tot totale regres-
sie van 3 tumoren, partiële regressie van een vierde tumor en
voortgaande groei van de vijfde tumor (10). In daarop vol-
gende trials bleek injectie van 1L2 in ca. 50% van de behan-
delde dieren tot blijvende regressie te leiden (3,11.12.13).
Het gebruik voor therapie van 1L2 gekoppeld aan polyethy-
leenglycol (PEG-1L2), waarvan bekend is dat het een langere
halfwaarde tijd heeft dan 1L2, leidde niet tot verbeterde re-
sultaten. Twaalf tot 24 weken na aanvang van dc therapie
(2x10^ U IL-2 intralaesionaal, 3 maal per week gedurende 5
weken) zijn drie tumoren geheel in regressie. Een tumor is
onveranderd en een tumor vertoont, na aanvankelijke sterke
regressie, progressieve groei.

Verhoging van de dosenng van 1L2 (5.()00U, 20.000U,
200.000U) toonde aan dat de oorspronkelijk gebruikte -laag-
ste- dosering tot een resultaat leidde, dat vergelijkbaar was
met dat van de hogere dosering van 20.000U. Dit was signi-
ficant beter was dan het resultaat bij de hoogste dosering van
200.0()0U(12).

Na 9 maanden follow-up werd tumorregressie waargenomen
bij 60-80% van de behandelde runderen in de verschillende
groepen.

-ocr page 391-

Synergistische effecten tussen BCG en IL2, gebaseerd op
enerzijds verhoogde recrutering van cellen, anderzijds ver-
hoogde activering daarvan, konden in een vergelijkende stu-
die waann behandeling met IL2, IL2 en BCG, en BCG wer-
den bestudeerd, niet worden aangetoond (13).

BOSCC in vitro

Ten einde het mechanisme van BCG en/of IL2 geïnduceerde
regressie op te helderen werden
in vitro studies uitgevoerd.
Allereerst werd waargenomen dat sera van tumordragende
dieren een remmmende werking hadden in lymfocyten-pro-
liferatie-testen. Dit effect verminderde niet significant na be-
handeling en daarop volgende regressie (5,14). Lymfocyten
geïsoleerd uit perifeer bloed van dieren waarvan de tumor na
behandeling regressie vertoonde, bleken niet te stimuleren
tot proliferatie met autologe tumorcellen, noch waren ze cy-
totoxisch voor deze cellen. Wanneer daarentegen lymfocy-
ten uit de tumor werden geïsoleerd en in kweek gebracht,
ontwikkelden deze cytotoxische activiteit ten opzichte van
zowel autologe als heterologe BOSCC-cellijnen (15,16,17,
18). Dit lijkt de betrokkenheid van klassieke MHC- (major
histocompatibility complex) gerestricteerde specifiek cyto-
toxische T-cel-responsen uit te sluiten. Aangezien in de as-
says geen cytotoxic werd waargenomen ten opzichte van
\'Natural Killer\'-cel (NK) gevoelige controle tumorcellijnen,
lijkt ook deze effector-cel-populatie geen rol te spelen in de
tumorregressie.

Cytokines, lokaal geproduceerd ten gevolge van al dan niet
tumorspecifieke stimulatie van T-lymfocyten en macrofa-
gen, na intratumorale injectie van BCG of 1L2, dragen zeer
waarschijnlijk bij aan tumor-regressie. Daamaast kunnen
niet MHC-gerestricteerde (gamma/delta?) T-cellen hierin
participeren (15,16,17,18).

Histopathologisch onderzoek liet zien dat in alle stadia van
de tumor infiltrerende leukocyten konden worden aange-
toond. Behandeling met de BRM\'s leidde niet tot drastische
verandering in aantallen infiltrerende cellen. Hiemit zou
kunnen worden afgeleid dat de lokaal aanwezige cellen na
activatie door BRM\'s verantwoordelijk zijn voor de regres-
sie. Voorts werden groepen van epithelioïde macrofagen
waargenomen, die met name door productie van TNF (tumor
necrosis factor) zich zelf in stand houden, en die door lokale
productie van TNF en andere cytokines een bijdrage kunnen
leveren aan het regressie-proces (14.17,19).
In het kader van bestudenng van het mechanisme van regres-
sie, werd de mogelijke betrokkenheid onderzocht van bovine
papilloma vims (BPV) m de inductie en instandhouding van
BOSCC. Door middel van DNA-hybndisatie en PCR-tech-
nieken kon worden vastgesteld dat BPV niet voor komt in dc
verschillende stadia van BOSCC. Een directe rol van het vi-
ms bij de instandhouding van de tumor is onwaarschijnlijk,
hetgeen tevens pleit tegen een rol van BPV als specifieke tar-
get voor een door de BRM\'s geïnduceerde immuunrespons.
Betrokkenheid van BPV in inductie van de maligne ontaar-
ding kan op basis van de gegevens niet worden uitecsloten
(20).

BOVINE VULVA PAPILLOMA/CARCINOMA
BCG- en IL2-therapic hij BV P/C

BVP/C is in feite een complex van aandoeningen. Enerzijds
kunnen er rondom de vulva. op niet gepigmenteerde huid,
vele papillomen voorkomen, variërend van kleine zoge-
naamde \'rice grains\' tot laesies met een doorsnede van ca. 1
cm en een lengte van 10 cm, met sterke verhooming aan de
uiteinden. Anderzijds werden in het onderliggende weefsel
bij een aantal dieren carcinomen aangetoond (21).
Behandeling met BCG of IL2 op basis van de protocollen ge-
hanteerd voor BOSCC resulteerde in voorbijgaande (par-
tiële) regressie van papillomen. Bij de meeste dieren bleef
het aantal papillomen dat in regressie ging niet beperkt tot de
2-4 die met BRM waren ingespoten (21,22). Bij vijf van de
zes dieren met een vulvacarcinoom behandeld met BCG
bleek deze tumor te verdwijnen (22). Gezien de complexe
aard van de laesies, en de onmogelijkheid ieder individueel
onderdeel met BRM in te spuiten, moet het behaalde resul-
taat veelbelovend worden geacht.

De verspreiding van BVP/C in kuddes in Zimbabwe doet
vermoeden dat een infectieus agens betrokken is in de induc-
tie, dit naast mogelijke cofactoren, met name UV-straling.
Meest voor de hand liggend in dezen is het Bovine Papilloma
Vims. Door middel van electronenmicroscopisch, serolo-
gisch en DNA-onderzoek (23) kon aanwezigheid van dit vi-
ms in de betreffende laesies niet worden aangetoond. Ook
hier echter kan een rol van het vims in de ontaarding niet
worden uitgesloten.

EQUINE SARCOID

BCG- en IL2-therapie bij ES

Deze goedaardige fibroepitheliale aandoening is mogelijk
geassocieerd met BVP, aangezien dit vims in het merendeel
der tumoren kon worden aangetoond. Spontane regressie is
echter nooit waargenomen. Intralaesionale toediening van
BCG volgens het eerder beschreven protocol werd tot op he-
den toegepast bij ca. 100 Paarden. Regressie van de aandoe-
ning voor zover niet aanwezig op de extremiteiten werd ge-
zien in ca. 80% van de gevallen. Het genezingspercentage
van sarcoïden op de benen is ongeveer 50%. Hernieuwde
groei van de aandoening na totale regressie werd niet waar-
genomen (14,24,25,9,8).

Intralaesionale IL2-therapie bij ES zal binnenkort bij een be-
perkt aantal dieren worden gestart.

LITERATUUR

I Ruitenberg [ÏJ, Jong WH de, Steerenberg PA, Klein WR, and Rutten
VPMG. The potential ofbiological response modifiers in the treatment
of malignancies in animals and man. Comparative Veterinary
Pharmacology, Toxicology and Therapy, 253-62, 1986. Eds. van Miert
ASJPAM, Bogart MG, and Debackere M.
2. Steerenberg PA, Jong WH de, Geersc E, Aleva BJ, Besselink CMLT,
Rens BTTM van. Rutten VPMG, Poels LG, Scheper RJ. Otter W den,
and Ruitenberg EJ. Major histocompatibility complex Class II antigen
expression during potentiation of lino-10 tumor immunity after inlrale-
sional administration of bacillus Calmctte-Guerin. Cancer Immunol
Immunother 1990; 32: 95-104.

3 Otter W den. Maas RA, Koten JW. Dullens HFJ, Bernsen M. Klein
WR, Rutten VPMG, Steerenberg PA. Balemans L, Ruitenberg EJ, Hill
F WG. and Heintz APM. Effective Immunotherapy with Local Low
Doses of lntcrleukin-2. In Vivo 1991; 5, 6: 561-5.

4 Rutten VPMG, Misdorp W. Gauthicr A. Estrada M, Mialot JP. Parodi
■AL. Rutteman GR, and Weyer K Immunological aspects of mammary
tumors in dogs and cats: a survey including own studies and pertinent li-
terature. Vet Immunol Immunopathol 1990; 26: 211-25.

5 Klein WR. Steerenberg PA, Poelma F. Wiel E van dc. Rutten VPMG,
Misdorp W, Jong WH de. and Ruitenberg FJ Immune reactivity in cat-
tic with ocular squamous cell carcinoma after intralesional BCG immu-
notherapy. Cancer Immunol Immunother 1986: 22: 87-94.

6 Rutten VPMG, Klein WR. Jong WAC de, Steerenberg PA. Jong WH
dc. Otter W den. and EJ Ruitenberg. Immunotherapy of bovine ocular
squamous cell carcinoma by repealed intralesional injections of live
Bacillus Calnicttc Guerin (BCG) or BCG cell walls. Cancer Immunol
and Immunother 1991: 34: 186-90,

-ocr page 392-

\'#«11 «1 mt

..............

til Ui»

ft i i rni I

7. Klein WR, Rutten VPMG, Steerenberg PA, and Ruitenberg EJ. The
present status of BCG therapy in the veterinary practice.
In Vivo 1991;
5,6: 605-608.

8. Klein WR. Immunotherapie van het plaveiselcelcarcinoom bij het run-
deroog en het sarcoid bij het paard. Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1990; 24: 1149-55.

9. Klein WR. BCG immunotherapy in bovine ocular squamous cell carci-
noma and equine sarcoid. Anticancer Research 1990; 10: 1450.

10. Rutten VPMG, Klein WR, Jong WAC de, Misdorp W, Steerenberg PA,
Jong WH de, and Ruitenberg EJ. Local lL-2 therapy in bovine ocular
squamous cell carcinoma. Cancer Immunol Immunother 1989; 30: 165-9.

11. Otter W den. Hill FWG, Klein WR, Koten JW, Steerenberg PA, Mulder
PHM de, and Rutten VPMG. Low doses of interIeukine-2 can cure
large bovine ocular squamous cell carcinoma. Anticancer Research
1993; 13:2453-6.

12. Otter Willem den. Hill FW Graham, Klein Wim R, Koten Jan Willem,
Steerenberg Peter A, Mulder Pieter HM de, Rhode Christopher, Stewart
Rachel, Joop AJ Faber, E Joost Ruitenberg, and Victor PMG Rutten.
Effective therapy of Bovine Ocular Squamous Cell Carcinoma with lo-
cal low doses of Interleukin-2. Submitted for publication.

13. Klein WR, Hill FWG, Otter W den, Steerenberg PA, Ruitenberg EJ,
and Rutten VPMG. Comparison of immunotherapeutic effects of IL2,
1L2 and BCG, and BCG in Bovine Ocular Squamous Cell Carcinoma.
In preparation.

14. Klein WR. BCG Immunotherapy in Bovine Ocular Squamous Cell
Carcinoma and Equine Sarcoid, Thesis, Utrecht, 1986.

15. Rutten Victor PMG, Klein Wim R, Jong Micke A de, Steerenberg PA,
Otter Wim den, and Ruitenberg E Joost. Immunotherapy of bovine ocu-
lar squamous cell carcinoma (BOSCC): the potential role of tumor in-
filtrating lymphocytes (TIL). J of Cell Biochem suppl 1990; 14B: 102.

16. Rutten VPMG, Jong WAC de, Klein WR, Otter W den, Steerenberg
PA, and Ruitenberg EJ. Immunotherapy of Bovine Ocular Squamous
Cell Carcinoma: Isolation, culture and characterisation of lymphocytes

present in the tumor. Anticancer research 1991; 11: 1259-64.
Rutten VPMG. Immunotherapy of Bovine Ocular Squamous Cell
Carcinoma. Thesis, Utrecht, 1992. (ISBN 90-393-0171-9)
Rutten VPMG, Jong WAC de, Klein WR, Beer MFMJ de. Otter W den,
and Ruitenberg EJ. Tumor infiltrating lymphocytes in bovine ocular
squamous cell carcinoma during and after intralesional treatment with
BCG, low dose lL-2, or BCG and IL-2. Submitted for publication.
19. Misdorp W, Klein WR, Ruitenberg EJ, Hart G, Jong WH de, Steerenberg
PA: Clinical pathological aspects of immunotherapy by intralesional in-
jection of BCG cell walls or live BCG in bovine ocular squamous cell car-
cinoma. Cancer Immunol Immunother 1985; 20: 223-30.
Rutten VPMG, Klein WR, Jong WAC de. Quint W, Otter W den.
Ruitenberg EJ, and Melchers WJG. Search for bovine papilloma virus
DNA in bovine ocular squamous cell carcinoma (BOSCC) and BOSCC
derived cell lines. American Journal of Veterinary Research 1992; 53:
1477-81.

Hill FWG, Klein WR, Hoyer MJ, Rutten VPMG, Kock N, Koten JW,
Steerenberg PA, Ruitenberg EJ, and Otter W den. Antitumor effect of
locally injected low-doses of recombinant human interleukin-2 in bo-
vine vulval papilloma and carcinoma. Vet Immunol and Immunopathol
1994; 41:19-29.

Hill FWG, Rutten VPMG, Hoyer MJ, Klein WR, Koten JW,
Steerenberg PA, Ruitenberg EJ, and Otter W den. Local BCG therapy
for bovine vulval papilloma and carcinoma. Cancer Immunol
Immunother 1994; 39; 49-52.

Zadoks RN. Masters Report, MVR, Utrecht, 1993. Bovine Papilloma
Virus in Bovine Vulval Papillomatosis/Carcino-matosis.
Klein WR, Bras GE, Misdorp W, Steerenberg PA, Jong WH de,
Tiesjema RH, Kersjes AW, and Ruitenberg EJ. Equine sarcoid: BCG
immunotherapy compared to cryosurgery in a prospective randomised
clinical trial. Cancer Immunol Immunother 1986; 21: 133-40.
Klein WR. Equine sarcoid immunotherapy. Der prakt Tierarzt 1988;
69: 17-8.

17

18.

20

21

22.

23.

24

25.

VARROA JACOBSONI

Studentenrefepaten

Varroatose en de chemische bestrijding van Varroa jacob-
soni; E. Luijerink: SRy230/93: 35 pp

Daar in Nederland zo goed als alle bijenkolonies besmet zijn
met Varroa jacobsoni is het noodzakelijk te behandelen om
de besmettingsgraad op een laag peil te houden. Mede van-
wege de economische waarde die de bijenteelt in Nederland
vertegenwoordigt moet getracht worden de schade zoveel
mogelijk te beperken.

Uitroeiing van Varroa jacobsoni moet als een utopie gezien
worden omdat er altijd besmette bijen zullen vervliegen. De
meest gemakkelijke manier is gebmik te maken van chemi-
sche bestnjdingsmiddelen. Ondanks de milieu-onvriende-
lijkheid en de residuproblematiek zullen we in de nabije toe-
komst toch met deze middelen de Varroa jacobsoni
bestrijden. Er zijn zeer veel middelen werkzaam tegen de
Varroa-mijt. Een klein aantal is in Nederiand voor dit ge-
bruik toegelaten. Van die toegelaten middelen zijn er maar
weinig goed effectief. De keuze is klein. De produkten die op
dit moment op grond van effectiviteit, residuen en registratie
in aanmerking komen zijn: fluvalinaat (Apistan), Cymiazole
(Apitol) en in de toekomst misschien flumethrin (Bayvarol).
Met melkzuur en mierezuur kunnen redelijke resultaten be-
haald worden, maar in de praktijk valt dit tegen. Jammer ge-
noeg is nog niet alles bekend omtrent werking, residu-mi-
lieutoxiciteit en resistentie-inductie. Nader onderzoek hier-
naar is gewenst.

Het verdient zeer de aanbeveling om de bestrijding tegelij-
kertijd en vooral ook regionaal aan te pakken. Om dit te ga-
randeren zou een verplichting van overheidswege gewenst
zijn. Tot op dit moment tolereert de overheid alleen midde-
len die zijn toegelaten in de bestrijdingsmiddelenwet. Dit ga-
randeert echter niet een gebmik van de juiste middelen en
ook niet een correct gebmik ervan. Sterker nog: Het zou een
verbeterde bestrijding in de weg kunnen staan wanneer mo-
deme middelen niet of laat toegelaten worden.
Het altemerend gebmik van middelen van verschillende
werkingsmechanismen zou in het kader van resistentie-in-
ductie overwogen kunnen worden. Verder zal onderzoek
naar meer milieuvriendelijke middelen voortgezet moeten
worden. Hierbij kan gedacht worden aan stoffen die van oor-
sprong in de natuur voorkomen. Het grote voordeel van deze
stoffen is de afwezigheid van residuen en de milieuvriende-
lijkheid. Andere mogelijkheden voor de toekomst kunnen
gezocht worden in de erfelijke resistentie van de honingbij
tegen Varroa jacobsoni. Daamaast zijn er misschien wel vi-
mssen of bacteriën letaal voor de mijt.

-ocr page 393-

SAMENVATTING

In onderhavig artikel wordt een overzicht gegeven van
het veterinair-oncologisch onderzoek, zoals dat de afge-
lopen jaren vanuit Amsterdam en Utrecht is uitgevoerd.
Tevens wordt een enquête over de oncologie, de patholo-
gie en de gezelschapsdierenpraktici besproken. Er wordt
gesteld dat te weinig gebruik wordt gemaakt van micro-
scopisch tumoronderzoek in het kader van Goed Veteri-
nary Practice.

De betekenis van spontane tumorziekten vanuit veteri-
nair en vergelijkend (model)oogpunt wordt toegelicht.
Zowel etiologisch-pathogenetische factoren als biolo-
gisch-therapeutische aspecten worden in multi-discipli-
nair verband bestudeerd. De nadruk wordt steeds meer
gelegd op intercellulaire communicatie, groeifactoren en
tussenstof. Tevens wordt moleculair-genetisch onder-
zoek in gang gezet. Preventie van mammatumoren door
ovariëctomie (hond, kat) en van maligne lymfomen door
FeLV-bestrijding (kat) lijken perspectief te bieden.

INLEIDING

Omdat tumoren bij de hond en de kat veelvuldig voorkomen
is de diagnostiek en de behandeling daarvan voor de gezel-
schapsdierenprakticus van directe betekenis. Op indirecte
wijze hebben tumorziekten betekenis als biologische feno-
menen: \'Hoe ontstaan en groeien tumoren?, Hoe komt het
dat sommige tumoren metastaseren en andere niet?\'
Dergelijke vragen zijn van meer dan alleen veterinaire bete-
kenis. In Nederland is eerst vanuit het Nederlands Kanker-
instituut te Amsterdam en meer recent vanuit de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht onderzoek verricht op het ge-
bied van diagnostiek, prognostiek, therapie, etiologie en
Pa-
thogenese van tumorziekten bij gezelschapsdieren. De resul-
taten van de onderzoekingen, waarover hieronder wordt
gerapporteerd, zijn voor een deel het gevolg van samenwer-
king tussen oncologen, pathologen en gezelschapsdieren-
practici. Daarom en ook vanwege het feit dat dit overzichts-
artikel in de eerste plaats voor de practicus is geschreven,
wordt de enige jaren geleden gehouden enquête over oncolo-
gie en gezelschapsdierenpracticus, besproken. Anderzijds
heeft ook de samenwerking tussen veterinaire oncologen en
celbiologen, endocrinologen, virologen en moleculair biolo-
gen bijgedragen aan ons verbeterde inzicht in de gedrags- en
ontstaanswijze van sommige van de zo complexe tumorziek-
ten (onder meer mammatumoren, maligne lymfomen,
schildkliertumoren). Dit overzichtsartikel is bedoeld als het
sluitstuk op een serie eerdere publikaties over tumorziekten
bij gezelschapsdieren in dit Tijdschrift (15,16,19.21,22,29,
40,65.67).

DE ENQUÊTE

1

W. Misdorp

Het belangrijkste doel van de enquête was om te peilen wat
de betekenis is van het diagnostisch, cytologisch en histopa-

der

I Vakgroepen Pathologie en Ziekten van Gezelschapsdieren. Faculteit
Diergeneeskunde. Universiteit van Utrecht. Yalelaan 1. Utrecht. Nederland
thologisch tumorenonderzoek voor de prakticus. Daartoe
werd een uitgebreide vragenlijst opgesteld waarin vragen
waren opgenomen over argumentatie, verwachtingen en
waardering betreffende het diagnostisch tumoronderzoek.
Ook werd aandacht besteed aan de rol van de prakticus ten
bate van het tumoronderzoek bij voorbeeld via deelname aan
klinische studies en het leveren van (vers) tumormateriaal
voor vervolgonderzoek. Er werden door de goede medewer-
king van de Groep Geneeskunde van Gezelschapsdieren van
de KNMvD 451 praktici bereikt. Hiervan zonden 230 die-
renartsen de enquêteformulieren ingevuld temg (51%).
Geschat werd dat door de respondenten per jaar 26.000 tu-
moren operatief worden verwijderd waarvan slechts onge-
veer 30% microscopisch wordt onderzocht. Daarbij is naar
verhouding meer gebmik gemaakt van histopathologisch
dan van cytologisch onderzoek (zie tabel 1).

Tabel 1. Frequentie van microscopisch tumoronderzoek, uitgedrukt in
percentages

Nooit/zelden

Vrij frequent

Zeer frequent

Cytologie

60%

27%

13%

Histopathologie

40%

35%

25%

De prakticus verwacht van de diagnost: typering van de tu-
mor(n=l83), prognose (n=153) en een uitspraak over de ra-
dicaliteit van de operatie (n=129). Door de meeste respon-
denten (n=190) werd de cliënt van de diagnose in kennis
gesteld. De waardering voor zowel cytologisch onderzoek
als histopathologisch onderzoek was redelijk hoog (zie tabel
2).

Tabel 2. Waardering van het microscopisch tumoronderzoek door de
prakticus

128
152

29
27

Zeer tevreden Matig tevreden Ontevreden

Cytologie
Histologie

Ondanks de voorlichting in dit Tijdschrift (5,47) bleek de
techniek van de fijne naald biopsie nogal eens (vaak 20,
soms lül,nooit45)moeilijkhedenopte leveren. De bereid-
heid van de prakticus om in enigerlei vorm mee te werken
aan wetenschappelijk onderzoek bleek uit de toezegging om
bij te dragen aan follow-up studies (n=178), het leveren van
levenswarm tumormateriaal (n=101) en het verrichten, res-
pectievelijk het laten verrichten, van postmortaal onderzoek
(n=73,n=64).

DIAGNOSE EN PROGNOSE

Tumoren manifesteren zich, zoals het woord al aanduidt, als
knobbels. Maar elke knobbel is nog geen tumor. En, tumoren
kunnen goedaardig zijn, lokaal maligne door infiltratie in de
omgeving en maligne door metastasenng via lymfe en/of
bloedvaten. Alhoewel snelle groei, ulceratie, vergroting van

DE ONCOLOGIE, DE PATHOLOGIE EN
DE GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

Tijdschr Diergeneeskd 1994; 119; 729-34

-ocr page 394-

lymfeknopen en benauwdheid kunnen wijzen op maligniteit
zijn dit geen absoluut geldende kenmerken. Alleen microsco-
pisch onderzoek kan zekerheid geven. Door preoperatieve
dunne naaldbiopsie respectievelijk incisiebiopsie of via een on-
derzoek van operatief verwijderd tumorweefsel kan de diag-
nose worden gesteld. Tevens kan soms een aanwijzing worden
gegeven over de prognose en/of de radicaliteit van de operatie.
Gegevens over de prognose van enkele tumorziekten zijn be-
kend geworden door follow-up waarbij honden en katten o.a.
met histologisch vastgestelde maligne mammatumoren re-
gelmatig werden gecontroleerd en eventueel ook postmor-
taal onderzocht. Van de geopereerde honden met maligne
mammatumoren was na 2 jaar nog slechts 25% in leven. De
doodsoorzaken waren; metastasering (45%)), intercurrente
ziekten (35%) of lokaal recidief (20%). Vooral grote, sterk
infiltrerende sarcomen en carcinomen waren geassocieerd
met een slechte prognose (14,17,18). De prognose bij de kat-
ten met mammacarcinoom was eveneens slecht: 30% was na
2 jaar nog in leven. Vooral oudere katten met een grote tu-
mor, waarin veel necrose en kemdelingen en waarbij ook tu-
mor-positieve lymfeklieren aanwezig waren, hadden een
slechte prognose (64). Er kan worden geconcludeerd dat chi-
rurgische therapie van maligne mammatumoren bij de hond
en kat veelal onvoldoende is vanwege de vroege hematogene
metastasering naar de longen (zie systemische therapie).
Naast metastasering is lokaal infiltratieve groei met als drei-
gende complicatie ulceratie en na onvoldoende verwijdering
een lokaal recidief de belangrijkste eigenschap van maligne
tumoren. Daarom geldt het advies: indien technisch moge-
lijk zo
ruim en zo vroeg mogelijk opereren. Het bleek uit eer-
der onderzoek (24) dat gezelschapsdierenpractici vaak dach-
ten een tumor radicaal te hebben verwijderd, terwijl dit bij
pathologisch-anatomisch onderzoek niet het geval bleek te
zijn, het geen ook tot uitdrukking kwam in het aantal lokale
recidieven (tabel 3).

Tabel 3. Relatie tussen lokaal recidief «\' en pathologisch-anatomische
vastgestelde incomplete verwijdering van tumoren bij dieren waarbi] kli-
nische al dan niet verdenking op niet-radicale verwijdering bestond

Haemangiopc-

Mastocytoom

Mamniacarci-

ricytooin hond

hond

nooni kat

Klinisch: \'niet radicaal •9\'\'>/15\'""

5x)/10xx)

2x).4xx)

Klinisch:\'radicaal\' 7\'\'Vl8«>

|X)/15XX)

13X)/|4XM

SYSTEMISCHE THERAPIE

Tumorziekten, welke zijn gekarakteriseerd door vroege uit-
zaaiing, kunnen alleen met enige kans op succes met systemi-
sche therapie worden behandeld. Hierbij komen vooral che-
motherapie en immunotherapie in beeld. Chemotherapie
wordt vaak in gecombineerde vorm toegediend (1). Echter,
men weet van te voren niet welke van de stoffen uit de combi-
natie bij een bepaalde patiënt met een bepaalde tumor, al of
niet werken. Er is geprobeerd om in de Vakgroep Veterinaire
Pathologie hier via een voorspellende test achter te komen.
Het principe hiervan was dat kortdurende kweken van pn-
maire mammacarcinomen van katten werden gemaakt. Van
de vier chemotherapeutische agentia die in verschillende ver-
dunning op de carcinoomcellen werden gebracht bleek vooral
adnamycine (Doxorubicin) een remmende en toxische wer-
king te hebben (32). Gezien de zeer slechte prognose (64.68)
van katten met een groot mammacarcinoom na uitsluitend
chimrgische therapie werd het zinvol geacht een vergelij-
kende
in vitro/in vivo studie te verrichten (46). Daartoe werd
de helft van het mammacarcinoom gekweekt voor korte
kweek zonder toevoeging van adriamycine of met adnamy-
cine in verschillende verdunning. De resterende tumor in de
kat werd gemeten, waarna de kat werd behandeld met adria-
mycine (5x 30 mg/m2 IV). De overeenstemming tussen de tu-
morremmende werking van adriamycine in de kweek en in
het dier was redelijk goed (80% voorspellende waarde, 100%
sensitiviteit). Negen van de veertien tumoren
in vivo vertoon-
den een regressie van meer dan 50%, maar het is onbekend
hoe de metastasen reageerden. Uit dit onderzoek werd de
vraag geboren of een model kon worden ontwikkeld waarmee
op enigszins gestandaardiseerde wijze metastasen aange-
toond en geattaqueerd konden worden. Door subcutane injec-
tie van cellen afkomstig van mammacarcinoomcellijnen in
kattenfoeten konden metastaserende tumoren worden opge-
wekt (10,13). Door een koppeling van een monoclonaal anti-
lichaam aan radio-actief indium bleek het na injectie in de tu-
mordragende pasgeboren katten mogelijk de subcutane
tumor te visualiseren, maar niet de micrometastasen (10).
Het maligne lymfoom van de hond, een vroeg gegenerali-
seerde ziekte, is moeilijk in de praktijk te behandelen. In de
Kliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht is een vergelij-
kend onderzoek verricht, waarbij gecombineerde chemothe-
rapie werd toegepast, aangevuld met het natuurlijke L-aspa-
raginase of PEG-L-asparaginase, een nieuwe variant
(48,49). Het natuuriijke L-asparaginase is een interessante
stof die vrij specifiek tumoreuze maar niet de nonnale lym-
focyten remt. Echter, de stof is sterk immunogeen en heeft
een korte halfwaardetijd. Het bleek dat van de honden be-
handeld met het PEG-L-asparaginase (en gecombineerde
chemotherapie)
52% een jaar of méeroverieefden tegen 38%
bij honden die natuurlijke L-asparaginase (met chemothera-
pie) hadden ontvangen (een niet-significant verschil). In
deze laatste groep ondervonden 14 honden (48%o) toxische
effecten, in de eerste groep geen.

til««

IMMUNOTHERAPIE

Er zijn aanwijzingen (o.a. peritumoreuze lymfocyteninfiltra-
tie) dat het immuunapparaat, zij het op kennelijk onvol-
doende wijze, op tumoren reageert. Er zijn stoffen, immuno-
stimulatoren, die tuniorremmend kunnen werken, mits er
direct contact met tumorcellen tot stand komt. Een van de sti-
mulatoren. BCG, zou volgens een onderzoek uit Cambridge
(4), waarschijnlijk door onderdrukking van metastasen in de
long, bij honden met mammacarcinoom een goede werking
hebben. Dieren die alleen via mastectomie of mastectomie
plus placebo waren behandeld overleefden gemiddeld 24
weken. Honden die met mastectomie plus 8x IV BCG waren
behandeld overieefden gemiddeld 100 weken. Het leek de
moeite waard om dit pilot experiment bij 34 honden op uit-
gebreide schaal te herhalen. In een dubbelblinde prospec-
tieve studie (Parijs-Amsterdam-Utrecht) werden de resulta-
ten vergeleken van 130 honden met mammacarcinoom die
na mastectomie waren behandeld met 8x IV BCG, 8x IV
C.parvum. of placebo (44). Helaas was er geen enkel signifi-
cant verschil in overleving (gemiddelde overieving 50-93
weken). Ook eenmalige intratumorale toediening van BCG
of
BCG\'C\'./k//-v7/w bij honden met carcinoom had geen ef-
fect op de prognose (31).

(IMMUNO-)HISTOCHEMIE

Histochemie kan worden gebruikt om de diagnose te verfij-
nen en om meer inzicht te verkrijgen in de ontstaanswijze

T 1 .1 D S C\'H R i FT VOOR D I F R (i F N F F S K U N I> F , D F F 1, 119, F F F \\ F, R 1 N (i 2 3, 1994

730

-ocr page 395-

«II fi

\'Ml
ÉÉ

m

k

van tumoren. De immunohistochemie heeft door gebmik te
maken van monoclonale en polyclonale merkstoffen de pa-
thologie een extra-dimensie gegeven. Om te weten te komen
van welk cehype de tumoren stammen en in hoeverre er een
differentiatiestop is, bij voorbeeld bij maligne lymfomen, is
het van belang ook het reactiepatroon van normale weefsels
te kennen (6,56-60). Door immunohistochemie bleek het
mogelijk de diagnostiek van maligne lymfomen te verbete-
ren: een aantal lymfomen die vanwege hun morfologie als B-
cel lymfomen waren gediagnosticeerd bleken na het gebmik
van specifieke merkstoffen van T-celtype (49,51). De diffe-
rentiële diagnostiek van tumoren kan worden verbeterd door
de beschikbaarheid van merkstoffen tegen onderdelen van
het cytoplasma van de cel de zgn. \'intermediate filaments\'.
Zo bleek het mogelijk een moeilijk te classificeren groep
weke delen sarcomen (maligne fibreuze histiocytomen) be-
ter te karakteriseren (53). Echter, de reactiepatronen bij de
hond en kat bleken verschillend.

De bij de hond veel voorkomende complexe en gemengde
mammatumoren bestaan uit tenminste twee verschillende
celpopulaties; soms wordt ook been en kraakbeen gevormd,
voor de melkklier vreemde substanties. Door immunohisto-
chemie kon de vaak veronderstelde aanname dat myoepit-
heel een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van deze tu-
moren, niet worden bevestigd (60). De aanwezigheid van
grote hoeveelheden tussenstof in onder meer fibroadenoma-
teuse lesies in kattenmamma\'s, in de voomoemde complexe
en gemengde mammatumoren van de hond en ook om
groepjes carcinoomcellen in de mamma van de hond doet de
vraag rijzen of er interactie bestaat tussen epitheliale (tu-
mor)cellen en de tussenstof (29). Welke rol spelen groeifac-
toren en/of immunologische factoren hierbij?

DNA-PLÜÏDIE

Er wordt algemeen aangenomen dat veranderingen in het
DNA, het genetisch materiaal, een belangrijke rol spelen bij
het ontstaan van tumoren. Bij maligne tumoren treden vaak
morfologisch herkenbare chromosomale (9,10,12) of an-
derszins meetbare veranderingen op in het DNA. Een afwij-
kend DNA-gehalte (aneuploïdie) werd in 58% van de schild-
kliercarcinomen (53,54) en 62% van de mammacarcinomen
van de hond (34,35) waargenomen. Daarentegen bleken de
meeste maligne lymfomen (79%) bij de hond een nomiale,
euploïde, hoeveelheid DNA te bezitten (50).
Opvallend isdat schildkliercarcinomen (50%) en mammaca-
rcinomen (21%) bij de hond in vergelijking met de situatie
bij de mens veel vaker een lager dan nomiaal DNA-gehalte
bezitten (hypoploïdie). Hypoploïdie kwam ook in 15% van
de onderzochte kattenmammacarcinomen voor( 10,11).
Tussen DNA-ploïdie en andere tumorkarakteristieken zoals
grootte van de tumor, infiltratieve groei etc. bleek geen rela-
tie te bestaan. Er was wel een aanwijzing dat bij honden met
gemetastaseerde schildklier- of mammacarcinomen aneu-
ploïdie vaker voorkwam. Bij de tot nu toe onderzochte tu-
mortypen bij hond en kat werden geen opvallende verschil-
len in
r3NA-ploïdie waargenomen tussen primaire tumoren
en metastasen. Afwijkend DNA-gehalte werd ook in enkele
(4/23) van de onderzochte goedaardige mammatumoren van
de hond (35) en de kat (1/9) gevonden (11).

HORMONEN EN GROEIFACTOREN

Het belangrijkste kenmerk van tumorziekten is ongecontro-
leerde groei. In het geval van tumoren in een door (ge-
slachts)hormonen gereguleerd orgaan zoals de mamma is het
begrijpelijk dat er relaties zijn gezocht tussen hormonen
enerzijds en het ontstaan en de groei van tumoren anderzijds.
Hierbij komen zowel endogene, in het dier geproduceerde,
als exogeen toegediende hormonen in aanmerking. Door
ovariëctomie is het mogelijk een groot deel van de endo-
gene geslachtshormoonproduktie te elimineren. Ovariëcto-
mie bleek in twee epidemiologische studies in Nederiand een
beschermende werking uit te oefenen ten opzichte van het
optreden van goedaardige mammatumoren bij de hond (25)
en kwaadaardige mammatumoren bij de kat (26-28). Uit de-
zelfde praktijkstudies bleek dat exogeen toegediende pro-
gestativa bij de hond gerelateerd waren met een licht ver-
hoogd (l,4x) risico voor goedaardige mammatumoren
(25,27) en een zeer duidelijk verhoogd risico voor goedaar-
dige (5,3x) en kwaadaardige (2,8x) mammatumoren bij de
kat (26-28). Bij de kat was het risico alleen verhoogd na re-
gelmatig gebmik van progestativa. Deze waameming, ge-
voegd bij de uitkomsten van die bij Beagles waamit bleek
dat progestiva in hoge doses een grote kans op mammatumo-
ren geven en een lage juist beschermend leken te werken
(27), doen denken aan een dosis-effect. Hoe is de tumorbe-
vorderende (promoverende) werking van progestiva te ver-
staan? Vroeger (zie overzichten 34,39,42,43) werd de na-
dmk gelegd op door progestativa geïnduceerde stimulering
van groeihomioon in de hypofyse. Echter een recente studie
in Utrecht (45) heeft aannemelijk gemaakt dat de mamma
zelf na toediening van progestativa als productieplaats van
groeihonnoon een belangrijke functie vervult. Bij honden
met mammatumoren werd geen verhoogde basale produktie
van groeihormoon (37) of prolactine (38) gevonden. Naast
homionen spelen allerlei andere stoffen, groeifactoren, een
rol bij de proliferatie van cellen. De hormonen en groeifacto-
ren werken op doelwitcellen, bij voorbeeld mammacellen,
door binding aan specifieke eiwitten, receptoren. In normale
mamma en goedaardige mammatumoren bij hond (33,36) en
kat (41) werden hoge gehalten aan oestrogeen- en progester-
onreceptoren gevonden. Daarentegen was het receptorge-
halte in mammacarcinomcn, vooral in de metastasen. aan-
zienlijk lager. Dit duidt op een toenemende hormoon-
onafhankelijkheid.

Voor een gestandaardiseerde bestudering van het effect van
hormonen en groeifactoren op tumorcellen zijn cellijnen no-
dig. Het is gelukt om cellijnen van mammacarcinomen van
de hond (2,3) en de kat (12) te vervaardigen. Het bleek dat
enkele mammacarcinoomcellijnen van de hond niet afhan-
kelijk waren van externe groeifactoren (2,3). Ze produceer-
den zelf IGF (Insulin like growth factor), alhoewel het
slechts bij één van de vier cellijnen aannemelijk leek dat de
groeifactor de eigen groei volgens het autocnene patroon sti-
muleerde. Een mammacarcinoomlijn van dc hond (2,3) en
twee van de kat (12) waren stimuleerbaar door een exteme
groeifactor: EGF (Epidemial Growth Factor).

VIRUSSEN

In de gezelschapsdierenpraktijk is het kattenleukemievims
(FcLV) tot dusver het belangrijkste voorbeeld van een onco-
geen, horizontaal overgebracht, virus. Dit vims wordt in ecn
groot gedeelte (ongeveer 70%) van de katten met maligne
lymfoom (lymfosarcoom) gevonden. Dit virus is niet alleen
verantwoordelijk voor het optreden van neoplastische ziek-
ten, maar ook voor door immunodepressie veroorzaakte
ziekten. Uit follow-up onderzoek in ons land is gebleken dat
van de vimsdragende katten 67% binnen 20 maanden stierf
aan FeLV geassocieerde ziekten (66.67).

T 1 J [)S (• H R I I r VOOR D I l R (i [•: N E I S K U N D i: . Dl Et. 119, .-X 1 I E V H R I N Cl 2 3, 19 94

731

-ocr page 396-

mfr-^

iiAiiiiiiiiifti

II ■ ii

ÉÉ^

Een poging om in een grote Nederlandse kattenfokkersver-
eniging (Felikat) door uitschakeling van FeLV positieve kat-
ten het aantal geïnfecteerde katten te verminderen was suc-
cesvol. Het aantal met FeLV besmette kattenfokkerijen
daalde van 11.5% naar 2.1%; de percentages FeLV positieve
katten en dekkaters daalden respectievelijk van 4.9% tot
1.2% en 5.9% tot 1.0% (66,67,69). Naast eliminatie van vi-
rusdragers heeft vaccinatie een plaats in de ziektepreventie.
Door middel van een complex vaccin (FeLV-ISCOM)
waarin het belangrijke glycoproteïne gp70 op een bijzondere
manier wordt gepresenteerd, zijn veelbelovende resultaten
behaald (30,69,70). Zo werd in een vergelijkende studie
waargenomen dat een ISCOM-subunit vaccin (GP70
pl5E), in tegenstelling tot bij voorbeeld het Leukocell, bij
bijna alle katten een seroconversie of verhoogde titer van on-
der andere neutraliserende antilichamen induceerde (30).
Bij recent onderzoek naar mogelijke genetische en virale
factoren in relatie met maligne lymfoom bij de hond werd
geen aanwijzing voor de activiteit van het enzym \'reverse
transcriptase\' gevonden (51). Dit enzym is gerelateerd aan
bepaalde typen oncogene virussen.

Virusdeeltjes werden electronenmicroscopisch waargeno-
men in 6 van de 24 mammacarcinomen van de kat, maar niet
in normale mamma of benigne lesies (63,68). Bovendien
vertoonden 11 van de 51 onderzochte feliene mammacarci-
nomen een positieve reactie met anti-FeLV-serum. Echter,
intraperitoneale injectie van celvrije homogenaten van kat-
tenmaminacarcinomen in 60 pasgeboren katjes heeft na
lange observatie (5 jaar) geen aanwijzing gegeven voor het
optreden van mammatumoren of maligne lymfoom.

DISCUSSIE

De studie van spontaan optredende maligne tumorziekten bij
niet ingeteelde gezelschapsdieren, die een deel van hun mi-
lieu met de mens gemeen hebben en een vrij hoge leeftijd be-
reiken is zowel van veterinaire als van vergelijkende, model-
matige, betekenis (20,23,40,62,65). Dit wordt geïllustreerd
door het feit dat resultaten van tumoronderzoek bij huisdie-
ren zowel in gespecialiseerde oncologische tijdschriften als
in veterinaire tijdschriften zijn geaccepteerd en gepubli-
ceerd. Bovendien zijn de onderzoeksresultaten verwerkt in
een aantal dissertaties (3,10.34,49,55,58,68).
Om de betekenis van de oncologie voor de gezelschapsdie-
renpraktici te peilen werd een enquête gehouden. Helaas
moet worden vastgesteld dat van diagnostisch tumoronder-
zoek als onderdeel van Good Veterinary Practice te weinig
gebmik wordt gemaakt. Dit is jammer omdat een microsco-
pische tumordiagnose betrouwbaarder is dan een klinische
diagnose en door vele van de praktici, die er wel gebmik van
maken, positief wordt gewaardeerd. Bovendien kan het ook
voor de mondiger wordende eigenaar van belang zijn om te
weten of een lesie goed- of kwaadaardig is. Onze huidige
kennis over de prognose van enkele typen tumoren zoals
mammacarcinoom van hond en kat, schildkliercarcinoom
van de hond en maligne lymfoom van de hond is tot stand ge-
komen door follow-up onderzoek, ook in Nederland, waarbij
praktici een belangrijke rol hebben gespeeld. Er zijn echter
nog tumorziekten waarvan te weinig bekend is over de prog-
nose (onder andere weke delen sarcomen hond en kat, pla-
veiselcarcinomen hond en kat, cemminomen kat, dermale
melanomen en perianale tumoren hond). Voor het betrouw-
baar bepalen van de factoren welke van onafhankelijke prog-
nostische invloed zijn, is de multi-variantanalyse vanuit
Amsterdam in de veterinaire oncologie geïntroduceerd
(14,64). Het bleek dat sommige factoren, die in de klassieke,
uni-variantanalyse van prognostische betekenis leken, met
de nieuwe methode geen prognostische betekenis hadden,
omdat ze afhankelijk waren van andere prognostische facto-
ren. Factoren, die tot dusver zelden bij veterinaire prognosti-
sche studies werden betrokken vormen onderdeel van een re-
cente prognostische en pathogenetische studie over het
mammacarcinoom van de kat aan de Faculteit der
Diergeneeskunde. Het betreft onder andere DNA-ploïdie, S-
fasefractie, voedingsfactoren en hormoonreceptoren.
De meeste tumoren bij gezelschapsdieren worden als bij de
mens chimrgisch behandeld. Daarbij is vroege en mime ope-
ratie geïndiceerd.

Bij honden met een slecht operabele tumor, het osteosar-
coom van de ledematen, is met tijdelijk succes regionale per-
fusie met een hoge dosering cisplatinum toegepast (61).
Honden met inoperabele plaveiselcarcinomen of weke delen
sarcomen van de ledematen worden behandeld met her-
haalde lokale inspuiting met IL2, een immunostimulerend
lymfokine (Faculteit Diergeneeskunde).
De grootste bedreiging bij mens en gezelschapsdier vormen
de (micro)metastasen welke vaak al ten tijde van de eerste
presentatie van de primaire tumor aanwezig zijn. In de
Verenigde Staten zijn interessante resultaten bereikt bij hon-
den met een vroeg, hematogeen, metastaserende tumor, het
osteosarcoom (8). Honden, behandeld na amputatie met her-
haalde intraveneuze injecties met liposomen (miniscule vet-
bolletjes) waarin MTP (een immunostimulans), overieefden
gemiddeld 222 dagen; die behandeld met lege liposomen, na
amputatie, gemiddeld 77 dagen. Geïnspireerd door dit fraaie
resultaat is in Utrecht een intemationale therapiestudie ont-
worpen (liposomen MTP) bij honden met agressieve vor-
men van mammacarcinoom.

Ondermeer bij het voorspellende onderzoek naar gevoelig-
heid voor chemotherapie is gebleken dat de hoeveelheid in
het dier aanwezig tumorweefsel en de samenstelling daarvan
(heterogeniteit) sterk uiteenlopen. Enerzijds ligt hierin een
modelmatig interessante overeenkomst met de situatie bij de
mens, aan de andere kant is er toch de noodzaak om thera-
peutische effecten op een meer gestandaardiseerde manier te
bestuderen. De ontwikkeling van een metastaserend tumor-
model via intrafoetale injectie van mammacarcinoomcellcn
in katten is een eerste stap naar de visualisering en gerichte
eliminatie van (micro)metastasen. Hoewel metastasen (nog)
niet zichtbaar konden worden gemaakt, was dat wel het ge-
val met de tumortransplantaten. Dit stemt tot enig opti-
misme.

Systemische therapie in de vonn van homionale therapie of
antihomionale therapie bij honden en katten met mammacar-
cinoom biedt weinig perspectief, waarschijnlijk vanwege het
ontbreken van hormoonreceptoren, vooral in de metastasen
(36.41,43). Daarentegen lijkt preventie van mammatumoren
doorvroege ovariëctomie en daardoor tevens vemiijding van
progestativa als anticonceptiva wel van praktisch belang
(25-28). De waargenomen relatie (42) tussen progestativa en
mammatumoren bij de hond, kat en aap bemst waarschijnlijk
op een tumor-promoverende werking, welke mogelijk ook
enig nsico kan inhouden voor vrouwen (na langdurige be-
handeling gestart op jonge leeftijd). Maar hoe moeten we ons
het werkingsmechanisme voorstellen? Uit experimenteel
onderzoek bij de hond leek inductie van groeihormoon via
de hypofyse onder invloed van progestativa voor de hand te
liggen (39). De recente waameming in Utrecht (45) dat pro-
gestativa bij de hond in de mamma groeihomioonproduktie

-ocr page 397-

induceren opent perspectieven voor een beter inzicht in het
ontstaan van mammatumoren, mogelijk ook bij andere spe-
cies (45).

De rol van hormonen en groeifactoren bij de groei van tumo-
ren kan op cellulair niveau worden bestudeerd door de be-
schikbaarheid van cellijnen. Door de ontwikkeling van cellij-
nen van mammacarcinomen van de hond en de kat is het
mogelijk geworden de beïnvloeding van tumorcellen onder-
ling, tumorcellen en stromacellen en tussenstof (intercellu-
laire matrix) te bestuderen. Niet alleen groei kan aldus wor-
den bestudeerd, maar ook differentiatie (bij voorbeeld onder
invloed van retinoïden) (7). Bovendien kunnen cellijnen wor-
den gebruikt om mechanismen van invasie, als één der eerste
stappen in het ingewikkelde metastaseringsproces, te analy-
seren. De bestudering van intercellulaire contacten onder an-
dere bij tumoren is onderdeel geworden van interdisciplinair
onderzoek in het programma van het Instituut voor
Veterinaire Wetenschappen aan de Faculteit Diergenees-
kunde, een goede ontwikkeling.

Nu zou men kunnen opmerken dat onderzoek op celniveau
toch wel wat verschilt van het veel ingewikkelder, geïnte-
greerde gebeuren in het intacte dier. Toch mogen we ver-
wachten dat onderzoek op cellulair en subcellulair niveau on-
der andere voor wat betreft groeibeïnvloeding en
differentiatie niet alleen meer inzicht in tumorgroei zal ople-
veren, maar ook kan uitmonden in therapeutische toepassing.
Uit moleculair-genetisch onderzoek bij mens en proefdier is
veel informatie bekend geworden betreffende bepaalde ge-
nen - proto-oncogenen - die na verandering (mutatie) of
sterke vermeerdering (amplificatie) als tumorinducerende
oncogenen kunnen fungeren. Tevens zijn ertumorrepressieve
genen (anti-oncogenen), bij voorbeeld P/53, gevonden.
Momenteel is karakterisering van P/53 bij de hond in volle
gang door samenwerking tussen de Faculteit Diergenees-
kunde en de Leidse Universiteit. Uit onderzoek naar DNA-
ploïdie in diverse tumoren bij de hond en ook bij de kat is ge-
bleken dat verlies van genetisch materiaal in de vorm van
hypoploidie niet ongewoon is. De kans is niet uitgesloten dat
het hier onder meer zou kunnen gaan om verlies van anti-on-
cogenen.

De kennis omtrent oncogenen is indertijd gestimuleerd door
onderzoek op het gebied van oncoma-virussen die onder
meer maligne lymfomen kunnen veroorzaken bij kat. kip,
rund en mens (in beperkte mate), maar voorzover bekend niet
bij hond, varken of paard.

Er zijn tot dusver in de veterinaire oncologie enkele succes-
sen geboekt op het terrein van tumorpreventie (FeLV-bestrij-
ding, ovariëctomie). Eliminatie en isolatie van FeLV-dragers
in Nederland heeft de besmettingsgraad van het oncogene en
immuundepressieve FeLV duidelijk temggedrongen.
Op het gebied van tumortherapie is er voor de veterinaire en
humane-mcdische oncologen nog zeer veel werk.
Samenvattend kan worden gesteld dat voortgaande interdis-
ciplinaire samenwerking op het gebied van initiatie en groei
van tumoren, invasie en metastasenng nodig is om de zeer
complexe tumorziekten te analyseren en te bestrijden.

SUMMARY

Oncology, Pathology and Small Animal Practice

A review oj research in veterinary oncology, as executed in Amsterdam
and Utrecht, is presented. Also an inquiry into Ihe cooperation between
oncologist, pathologist andpracticioner is discussed. Il is concluded that
microscopic tumour diagnosis is practized a! too low a .scale f± 30%).
Veterinary oncology has significance both from the veterinary and the
comparative (model) point of view. Eliologic-palhogenelic and biologic-
therapeutic aspects are studied in a muhidiscipHnary way. Intercellular
communication, growth factors and intercellular matrix are items ofpre-
sent and future research. Molecular-genetic research is in progress.
Prevention of mammary tumours by ovariectomy (dog, cat) and ofmalig-
nant lymphoma (cat) by fighting FeL V seems promising.

""TTffrmTliüi

733

LITERATUUR

1. Austie B, Rutteman GR, en Misdorp W. Chemotherapie van tumor-
ziekten bij hond en kat. Tijdschr Diergeneesk 1988; 113:299-310.

2. Burg B van der, Selm-Miltenburg AJP van, Maurite P van, Rutteman
GR, Misdorp W, Laat SW de, and Zoelen JJ van. Isolation of autono-
mously growing dog mammary tumor cell lines using medium sup-
plemented with serum treated to inactivate growth factors. J Natl
Cancer Inst 1989; 81: 1545-51.

3. Burg B van der. Molecular action of steroids and growth factors in
breast tumor cells. Dissertatie, Utrecht 1990.

4. Bostock DE, and Gorman NT. Intravenous BCG treatment of mam-
mary carcinoma in bitches after surgical excision of the primary tu-
mour. Eur J Cancer 1978; 14: 879-83.

5. Ingh TSGAM, en Vos JH. De techniek van de dunne naald aspiratie-
cytologie. Tijdschr Diergeneesk 1987; 13: 114.

6. Ivanyi D, Minke JMHM, Hageman FC, Groeneveld E, and
Doomcwaard G van. Patterns of expression of feline cytokeratins in
healthy epithelia and mammary carcinoma cells. Am J Vet Res 1992;
53:304-14.

7. Ivanyi D, Groeneveld E, Calafat J, Minke JMHM, and Doomewaard
G van. Modulation of mammary carcinoma cell phenotypes and kera-
tin expression pattems by retinoic acid. Cancer Letters 1993; 73:
1991-205.

8. MacEwen EG, Kurzman ID, Rosenthal RC, Smith BW, Manley PA,
Roush JK, and Howard PE. Therapy for osteosarcoma in dogs with
intravenous injection of liposome-encapsulated muramyl tripeptide. J
Natl Cancer Inst 1989; 81: 935-8.

9. Meilink CHM, Bosma AA, and Rutteman OR. Cytogenetic analysis
of cell lines derived from metastases of a mammary carcinoma in a
dog. Anticancer Res 1989; 9: 1241-4.

10. Minke JMHM. Feline mammary carcinoma: characterization and de-
velopment of an allogeneic host-tumor model for immunodiagnosis.
Dissertatie, Utrecht 1990.

11.Minke JMHM, Comelisse CJ, Stolwijk JAM, Kuipers-Dijkshoorn
NJ, Rutteman GR, and Misdorp W. Flow cytometric DNA ploidy
analysis of feline mammary tumors. Cancer Res 1990; 50: 4003-7.

12. Minke JMHM, Schuuring E, Berghe R van den. Stolwijk JAM,
Boonstra J, Comelisse CJ, Hilkens J, and Misdorp W. Isolation of two
distinct epithelial cell lines from a single feline mammary carcinoma
with different tumorigenic potential in nude mice and expressing dif-
ferent levels of epidermal growth factor receptors. Cancer Res 1991:
51:4028-37.

13. Minke JMHM. Weyer K, and Misdorp W. Allotransplantation of
K248 feline mammary carcinoma cell lines in cats. Lab Invest 1991,
65:421-32.

14 Misdorp W, and Hart AAM. Prognostic factors in canine mammary
cancer. J Natl Cancer Inst 1976; 56: 779-86.

15, Misdorp W Dc rol van spontane tumoren bij de hond voor de evalu-
atie van de etiologie en therapie van kanker bij de mens. Tiidschr
Diergeneesk 1977; 102:586-7.

16, Misdorp W. Diagnostiek en verdere karakterisering van tumoren bij
huisdieren, Tijdschr Diergeneesk 1977: 102: 779-80.

17, Misdorp W.and Hart AAM. Canine mammary cancer: I. prognosis. J
Small Anim pract 1979; 20: 385-94.

18, Misdorp W.and Hart AAM. Caninc mammary cancer: 2, therapy and
causes of death, J Small Anim pract 1979; 20: 395-404,

19,Misdorp W Kanker bij kleine huisdieren, I, biologisch gedrag,
Tijdschr Diergeneesk 1980; 105:395-402.

20 Misdorp W, and Weyer K. Animal model of human disease: feline
mammary carcinoma. Am J Pathol 1980; 98: 573-6,

21, Misdorp W, Kanker bij kleine huisdieren, 2. epidemiologie. Tijdschr
Diergeneesk 1981; 106: 855-867,

22 Misdorp W, Kanker bij kleine huisdieren, 3. algemene aspecten van
therapie. Tijdschr Diergeneesk 1983; 108: 526-53.

23, Misdorp W, en Weyer K, Tumoren bij hond en kat kunnen als model
dienen voor kanker bij de mens. Kanker 1985; 1: 19-20.

24 Misdorp W, Incomplete surgery, local immunostimulation and recur-
rence of some tumour types in dogs and cats. Vet Quart 1987; 9:279-86,

25, Misdorp W, Canine mammary tumours; protective effect of late ova-
riectomy and stimulating effect of progestins. Vet Quart 1988; 10:
26-33,

994

TiJDSCHRIFr VOOR D I E R (1 F N E F S K U N D F , D H E L 1 19, A F L E V E R I N (i 23

-ocr page 398-

26. Misdorp W, Romijn A, and Hart AAM. Feline mammary tumors. A
case control study of hormonal factors. Anticancer Res 1991; II:
1793-8.

27. Misdorp W. Progestagens and mammary tumours in dogs and cats.
Acta Endocr 1991; 125:27-31.

28. Misdorp W, Romijn A, en Hart AAM. Over de betekenis van ovariëc-
tomie en progestativa voor het ontstaan van het mammacarcinoom
van de kat. Tijdschr Diergeneesk 1992; 117: 2-4.

29.Nederbragt H, Vos JH, Niel MHF van, en Misdorp W. Tumorcellen
en extracellulaire matrix: met speciale aandacht voor mammatumo-
ren van hond en kal. Tijdschr Diergeneesk 1990; 115:948-57.

30.Osterhaus ADME, Weyer K, Uyldehaag FGCM, Knell P, Jarrelt O,
Akkerblom L, and Morein B. Serological responses in cats vaccina-
ted with FeLV ISCOM and an inactivated FeLV vaccine. Vaccine
1989; 7: 137-41.

31. Parodi AL, Misdorp W, Mialot JP, Mialot M, Han AAM, Hurtrel M,
and Salomon JC. Intratumoral BCG and
Corynehacterium parvum
therapy of canine mammary tumours before radical mastectomy.
Cancer Immunol Immunother 1983; 15: 172-77.

32. Prop FJA, Weyer K., Spies J, Souw L, Peters K, Erich T, Rijnhart P,
and Misdorp W. Feline mammary carcinomas as a model for human
breast cancer, I: sensitivity of mammary tumors in culture to cytosta-
tic drugs. A preliminary investigation of a predictive test. Anticancer
Res 1986;6:989-94.

33. Rutteman GR, Willekes-Koolschijn N, Bevers MM, Gugten AA van
der, and Misdorp W. Prolactin binding in benign and malignant mam-
mary tissue of female dogs. Anticancer Res 1986; 6: 829-35.

34. Rutteman GR. Investigations on the pathogenesis of canine mam-
mary tumours. Dissertatie, Utrecht 1988.

35. Rutteman GR, Comelisse CJ, Dijkshoom NJ, Poortman J, and
Misdorp W. Flow cytometric analysis of DNA ploidy in canine mam-
mary tumors. Cancer Res 1988; 48: 3411 -7.

36. Rutteman GR, Misdorp W, Blankenstein MA, and Brom W van den.
Oestrogen (ER) and progestin receptors (PR) in mammary tissue of
the female dog: different receptor profile in non-malignant and ma-
lignant states. Br J Cancer 1988; 58: 594-9.

37. Rutteman GR, Bevers MM, Misdorp W, and Brom WE van den.
Anterior pituitary function in female dogs with mammary tumors: 1.
growth hormone. Anticancer Res 1989; 9: 235-40.

38. Rutteman GR, Bevers MM, Misdorp W, and Brom WE van den.
Anterior pituitary function in female dogs with mammary tumors: 2.
prolactin. Anticancer Res 1989; 9: 241-6.

39. Rutteman GR. Hormones and mammary tumour disease in the female
dog: an update. In Vivo 1990; 4: 33-40

40. Rutteman GR. Het mammacarcinoom van de hond als tumormodel.
Tijdschr Diergeneesk 1990; 115:74-5.

41. Rutteman GR. Blankenstein MA, Minke JMHM, and Misdorp W.
Steroid receptors in mammary tumours of the cat. Acta Endocr 1991;
125:32-7.

42. Rutteman GR. Contraceptive steroids and the mammary gland. Is
there a hazard? Insight from animal studies. Breast Cancer Res
Treatm 1992;23:29-41.

43. Rutteman GR, and Misdorp W. Hormonal background of canine and
feline mammary tumours. J Reprod Fert Suppl 1993; 47: 483-7.

44. Rutten VPMG, Misdorp W, Gauthier A, Estrada M, Mialot JP, Parodi
AL, Rutteman OR, and Weyer K. Immunological aspects of mam-
mary tumors in dogs and cats: a survey including own studies and
pertinent literature Vet 1mm and Immunopath 1990; 26: 211 -25.

45. Selman PJ, Mol JA, Rutteman GR, Garderen E van, and Rijnberk A.
Progestin-induced growth hormone excess in the dog originates in the
mammary gland. Endocrinology 1994; 134: 287-92.

46. Stolwijk JAM, Minke JMHM, Rutteman GR, Hoekstra J, Prop FJA,
and Misdorp W. Feline mammary carcinomas as a model for human
breast cancer, 2: comparison of m
vivo and in vitro Adriamycin sensi-
tivity. Anticancer Res 1989; 9: 1045-8.

47. Teske E. Dunne naald aspiratie biopsie. Tijdschr Diergeneesk 1988;
113:512-4.

48.Teske E, Rutteman GR, Heerde P van, and Misdorp W Polyethylene
glycol-l-asparaginase versus native I\'Asparaginase in canine non-
Hodgkin\'s lymphoma. Eur J Cancer 1990; 26: 891-5.

49 Teske E. Non-Hodgkin\'s lymphoma in the dog: characterization and
experimental therapy. Dissertatie, Utrecht 1993.

50.Teske E, Rutteman GR, Kuipers-Dijkshoorn NJ, Dierendonck JH
van, Heerde P van, and Comelisse CJ. DNA-ploidy and cell kinetic
characteristics in canine non-Hodekin\'s lymphoma. Exp Hem 1993;
21:579-84.

51.Teske E, Wisman P, Moore PJ, and Heerde P van. Histological classi-
fication and immunophenotyping of canine non-Hodgkin\'s lympho-
mas. Unexpected high frequency of T-cell lymphomas with B-cell
morphology. Exp Hem (in press).

52. Teske E, Vos JP de, Egberink HF, and Vos JH. Clustering in canine
malignant lymphoma. Vet Quart (in press).

53.Thoolen RJMM, Vos JH, Linde-Sipman JS van der. Weger R de,
Unnik JAM van, Misdorp W, and Dijk JE van. Malignant fibrous his-
tiocytomas in dogs and cats; an immunohistochemical study. Res Vet
Sc 1992; 53: 198-204.

54. Verschueren CP, Rutteman GR, Kuipers-Dijkshoorn NJ, Sjollema
BE, Vos JH, Dijk JE, van and Comelisse CJ. Flow-cytometric DNA
ploidy analysis in primary and metastatic canine thyroid carcinomas.
Anticancer Res 1991; 11: 1755-62.

55. Verschueren CP. Clinico-pathological and endocrine aspects of ca-
nine thyroid cancer. Dissertatie, Utrecht 1992.

56. Vos JH, Ingh TSGAM van den, Misdorp W. Ramaekers FCS, Mil FN
van, and Neys M de. Keratin staining of canine epithelial tissues by a
polyclonal antiserum. J Vet Med A 1989; 36: 374-85.

57. Vos JH, Ingh TSGAM van den, Misdorp W, Ramaekers FCS, Mil FN
van, and Neys M de. An immunohistochemical study of canine tis-
sues with vitnentin, desmin, glial fibrillary acidic protein, and neuro-
filament antisera. J Vet Med A 1989; 36: 561-75.

58. Vos JH. Immunohistochemistry of cytoskeletal proteins in normal ca-
nine tissues, perineal tumours and mammary tumours. Dissertatie,
Utrecht 1992.

59. Vos JH, Ingh TSGAM van den, Neys M dc. Mil FN van, Ivanyi D,
and Ramaekers FCS. Immunohistochemistry with keratin and
smooth muscle actin monoclonal antibodies in canine digestive tract
and extramural glands. J Vet Med A 1992; 39: 241 -57.

60. Vos JH, Ingh TSGAM van den, Misdorp W, Molenbeek RF, Mil FN
van, Rutteman GR, Ivanyi D, and Ramaekers FCS.
Immunohistochemistry with keratin, vimentin, desmin, and smooth
muscle actin monoclonal antibodies in canine mammary gland: I
normal mammary gland, 2. benign mammary tumours and ductecta-
sias, 3. malignant mammary tumours. Vet Quart 1993; 14:89-107.

61. Vries J de, Schraffordt Koops H, Oosterhuis JW, Meutstege FJ,
Heeten GJ den, Uges DRA, Humphrey GB, Elstrodt J, Misdorp W,
Dik KJ, Rutteman GR, Oven MW van. Hoekstra HJ, Härtel RM, en
Oldhoff J. Regionale geïsoleerde perfusie met cisplatinum bij honden
met osteosarcoom van een extremiteit. Tijdschr Diergeneesk 1987;
112: 779-88.

62. Weyer K, Head KW, Misdorp W, and Hampe JF. Feline malignant
mammary tumors, I Morphology and biology: some comparisons
with human and canine mammary carcinomas J Natl Cancer Inst
1972; 49: 1697-1704.

63. Weyer K, Calafat J, Daanis JH. Hageman PC, and Misdorp W. Feline
malignant mammary tumors, 2: Immunologic and electron microsco-
pic investigations into a possible viral etiology. J Natl Cancer Inst
1974;52:673-9.

64. Weyer K, and Hart AAM. Prognostic factors in feline mammary car-
cinoma. J Natl Cancer Inst 1983; 70: 709-16.

65. Weyer K, Hampe JF, en Misdorp W. Mammacarcinoom bij de kat:
een model bij vergelijkend kankeronderzoek .\' Tijdschr Diergeneesk
1974;99:828-40.

66. Weyer K, and Daams JH. The presence of leukemia (lymphosar-
coma) and feline leukemia virus (FeLV) in cats in the Netheriands. J
Small Anim Pract 1976; 17: 649-59.

67. Weyer K, en Daams JH. De bestrijding van lymfosarcoom/leukemie
en katten leukemievims. Tijdschr Diergeneesk 1978; 103: 943-7.

68. Weyer K, Feline mammary tumours and dysplasia. Dissertatie.
Amsterdam 1979.

69. Weyer K, Uytdehaag FGCM, and Osterhaus ADME. Control of fe-
line leukemia virus. Vet Immun Immunopath 1989; 21: 69-83.

70. Weyer K, Pfauth A. Herwijnen R van, Jarrett O, Meloen RH, Tomee
Ch, and Osterhaus ADME. Induction of feline leukemia virus-neutra-
lizing antibodies by immunization with synthetic peptides derived
from the FeL V env gene. Vaccine 1993; 11: 946-56.

-ocr page 399-

Hieronder treft u een viertal cursussen
voor de maand december aan. Opgave
is telefonisch (030 - 51 73 74) en door
middel van een fax (030 - 51 64 90)
mogelijk.

SCHEDELAFWIJKINGEN BIJ DE
HOND EN KAT,

2 december 1994, 13.30 - 17.30 uur,
ƒ 370,-, Wageningen

Er wordt een systematisch overzicht
gegeven van de diverse internistische,
algemeen chirurgische en orthopedi-
sche afwijkingen aan de schedel, va-
riërend van de neusspiegel tot het fora-
men magnum, waarbij de klinische
diagnostiek, röntgendiagnostiek, aan-
vullende diagnostiek en behandeling
aan de orde komen. Naast aandacht
voor aangeboren afwijkingen is er aan-
dacht voor ontwikkelingsstoornissen
en verkregen aandoeningen na trauma,
infectie of op basis van tumoreuse pro-
cessen. Puur tandheelkundige en oog-
heelkundige aandoeningen zullen niet
behandeld worden.

DIGESTIE APPARAAT VARKEN,

6, 7 en de ochtend van 8 december
1994,/ 1550,-, Zeist

Het betreft een verdiepingscursus.
Eerst wordt de bestaande basiskennis
met betrekking tot fysiologie en patho-
logie opgefrist, waarbij tevens wordt
ingegaan op recent ontwikkelde in-
zichten, voor zover deze relevant zijn
voor de praktische diergeneeskunde.
Vervolgens wordt ingegaan op de pro-
blematiek in de kraamstal, na het spe-
nen en tijdens de mestperiode.

THEMADAG LEVER,

9 december 1994, 08.30 - 17.00 uur,
ƒ375,-, Utrecht

De lever is een uiterst boeiend, maar
ook ingewikkeld orgaan dat essentieel
is voor het normaal ftinctioneren.
Vanuit de internistische optiek, de pa-
thologie, de beeldvorming en de chi-
mrgie worden afwijkingen in en aan de
lever besproken.

VLEESKALVEREN CAPITA SE-
LECTA,

15 december 1994, 13.30 - 21.00 uur,
/630,-, Nijkerk

De ontwikkelingen in de vleeskalve-
renhouderij; kansen en bedreigingen
(welzijn, huisvesting, mestwetge-
ving). De SKV en IKB, belang voor de
prakticus en RVV keuringen. Voeding
van vleeskalveren nu en in de toe-
komst. Formularium vleesvee.
Virologie vleeskalveren; praktische
aanpak bacteriële en virale aandoenin-
gen vleeskalveren.

De RVV en Vleeskalverhouderij: keu-
ringsbevindingen, antibiotica- en groei-
bevorderaars residuen, noodslachtin-
gen, levende export, keuringskosten en
gewijzigde keuring in verband met
SKV-werkzaamheden.

NCD-VACCINATIES IN DE SIERPLUIMVEEHOUDERIJ

Het tentoonstellingsseizoen voor de
sierpluimveeteelt is begonnen. In het
regelmatige ovedeg dat de Vetennaire
Dienst heeft met de Federatie voor
Kleindierenteelt (FKT) is daarom aan-
dacht besteed aan de verplichte pseu-
dovogelpest (NCD)-vaccinatie van
pluimvee van eigenaren die aan ten-
toonstellingen deelnemen.
In de Regeling markt- en tentoonstel-
lingsverbod pluimvee 1992 is gesteld,
dat hoenderachtigen en kalkoenen
slechts op tentoonstellingen mogen
worden toegelaten, indien alle hoen-
derachtigen van de betreffende sport-
fokker, voor zover deze dieren ouder
dan 30 dagen zijn, minstens twee we-
ken, en maximaal vijf maanden voor
de tentoonstelling zijn gevaccineerd
tegen NCD. NCD-vaccinatie van sier-
pluimvee dat op tentoonstellingen ver-
schijnt is nodig, omdat met name die-
ren die bijeen worden gebracht en
weer naar hun oorsprongbedrijven
gaan grote risico\'s voor de versprei-
ding kunnen betekenen. In Nederiand
wordt ook in de commerciële pluim-
veehouderij van vaccinatie tegen deze
ziekte gebmik gemaakt. Zeker op dit
moment kan met worden uitgesloten
dat NCD-vims nog steeds circuleert in
West-Europa.

De FKT is zich ervan bewust, dat een
éénmalig enting in dit verband zinloos
is. Door intensieve voorlichting, en
deels door verplichtingen op te leggen
van de zijde van de verenigingen, ziet
de FKT er op toe. dat de in de regeling
voorgeschreven enting een boosteren-
ting is.

De betrokken sportfokkers dienen ie-
derjaar op regelmatige basis meerdere
entingen te laten verrichten. Een exact
schema is daarvoor, gezien de grote
vanatie aan leeftijden die veelal in het
bezit van deze fokkers zijn, moeilijk te
geven. Op basis van de afspraken die
hieromtrent met de Federatie zijn ge-
maakt, is daarom vooralsnog geen uit-
breiding van de vaccinatieverplichting
in de regelgeving voorzien.

Voor de vaccinatie dient bij voorkeur
gebmik te worden gemaakt van de
oogdmppelmethode of van injecties.
Bij bepaalde hoendersoorten kan dit
moeilijk toepasbaar zijn, bijvoorbeeld
als ze moeilijk te vangen zijn. Indien
daartoe een duidelijke noodzaak aan-
wezig is, kan in dergelijke gevallen
ook gebmik worden gemaakt van de
spraymethode of de drinkwaterme-
thode.

Vaccinatie via het dnnkwater kan
vooral worden toegepast wanneer de
huisvesting (bijvoorbeeld open voliè-
res) minder geschikt is om sprayen te
gebmiken.

Bij de drinkwatermethode dient er
goed op te worden toegezien dat de
dieren inderdaad vaccin opnemen
(vooraf dorsten!). Er moet tevens op
worden toegezien, dat van goed gerei-
nigde drinkbakken gebmikt wordt ge-
maakt en dat de juiste dosering wordt
toegepast.

In de Diergeneesmiddelenwet is oven-
gens alleen de dierenarts verantwoor-
delijk voor de toepassing van NCD-
vaccinaties!

T I J D S C\' H R I [• T VOOR Dl H R G K N E F S K U N D i: , 1) E E 1.

735

AFI.EVI RING 2 3. 1 9 94

-ocr page 400-

BESMETTELIJKE
DIERZIEKTEN

In Nederland kwamen in de periode
van 22 augustus tot 17 oktober 1994 de
volgende gevallen van besmettelijke
dierziekten, waarvan aangifte ver-
plicht is, voor:

Rotkreupel

Totaal 8 gevallen in 7 gemeenten

2 gevallen

1 geval

2 gevallen in 1
gemeente

1 geval
1 geval
I geval

Friesland
Drenthe
Noord-Holland

Zuid-Holland

Zeeland

Noord-Brabant

Am. Vuilbroed

Totaal 1 geval in Zuid-Holland

KLINISCHE AVOND

Het veterinair specialistisch centrum de Wagenrenk zal op 15 december 1994
een klinische avond houden in motel Westend (tel.: 08308-21100) te Arnhem.
De aanvang is 20.00 uur.

Het programma van deze avond luidt als volgt:

20.00 - 20.30 Ontvangst met koffie.

20.30 -21.15 De therapie van paretische en paralytische patiënten in al haar

aspecten. M.H.Th. Govers en J. Kaaijk.
21.15-21.30 Het collegenase ulcus. A. Heijn.
21.30-22.00 Pauze.

22.00-22.30 De inspanningsbenauwdheid van de sporthond. A.A.M.E.
Lubberink.

22.30 - 23.00 Tandfracturen (deel 2). A.W. van Foreest.

Deze avond is mede mogelijk door lAMS Petfood Intemational.
U bent van harte welkom!

MICROBIOLOGIE

O

Strategies for mastitis control:
dry
cow therapy and culling.

J.fV. Browning, G.A. Mein, P. Bright-
ling, T.J. Nicholls and M. Barton.
Australian Vet J1994; 71:179-81.

Op twaalf bedrijven in de staat
Victoria (Australië) werden 1044 mn-
deren bij het droogzetten gecontro-
leerd op het voorkomen van mastitis.
Op drie achtereenvolgende dagen
werd elk kwartier onderzocht op het
voorkomen van potentieel pathogene
micro-organismen. Er waren bedrijven
met een groot, met een matig en met
een gering percentage mastitis-geval-
len.

Op elk bedrijf werden groepen koeien
onderworpen aan één van de volgende
behandelingsmethoden met tubes ben-
zathine cloxacilline:

1. niet mastitis mnderen in alle kwar-
tieren;

2. mastitis mnderen in alle kwartieren
ook de niet aangetaste;

3. mastitis mnderen alleen het aange-
taste of de aangetaste kwartier(en).

Direct na de partus en in het midden
van de lactatieperiode volgde een her-
nieuwd bacteriologisch onderzoek.

Referaten

Behandelingsmethode twee gaf het
beste resultaat wat betreft de preventie.
Dieren uit groep één moesten indien
mastitis voorkwam meerdere malen en
langduriger behandeld worden. Bij
mnderen uit groep drie zag men vaker
mastitis in de niet behandelde kwartie-
ren.

Ongeveer 75% van de koeien die bij de
partus mastitis had, had hier voorheen
ook aan geleden evenals 70% met
mastitis in het midden van de lactatie.
Aanbevolen wordt mnderen ouder dan
vijfjaar met mastitis van het bednjf te
verwijderen; deze reageren slecht op
een medicatie en besmetten andere
dieren.

De hier beschreven bacteriologische
onderzoeksmethode is kostbaar.
Runderen met mastitis kunnen zeer
goed worden opgespoord door het be-
palen van het individueel kwartiercel-
getal. Het aantal cellen mag de
250.000 per ml niet te boven gaan.

J.P. W.M. Akkermans

MICROBIOLOGIE

Equine salnnonellosis in a Dutch
veterinary teaching hospital.

E. van Chdjkeren, M.M. Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan, D.J. Hou-
wers, W.J. van Leeuwen en H.C.
Kalsbeek. The Vet Rec 1994; 135: 248-
50.

Er werd een onderzoek ingesteld naar
de frequentie van voorkomen van sal-
monella bacteriën in de mest van paar-
den met diarree die in 1990 en 1991
aan de Vakgroep Inwendige Ziekten
en Voeding der Grote Huisdieren van
de Faculteit Diergeneeskunde te
Utrecht waren aangeboden.

Van de 380 paarden was de mest van
37 direct en van 32 na ophoping posi-
tief (=18%). Het meest voorkomende
serotype was
S.typhimurium waarvan
het phaagtype 200 opvallend vaak in
1990 werd vastgesteld.
In totaal werden 53 stammen beho-
rende tot verscheidene serotypen ge-
test op gevoeligheid ten opzichte van
diverse antibiotica. Resistent waren 36
stammen ten opzichte van de tetracy-
clines en 32 ten opzichte van strepto-
inycine. Ook de resistentie ten op-
zichte van chlooramphenicol, trime-
thoprim/sulfa en ampicilline was
hoog.

Een goede gevoeligheid bestond er
voor gentamycine, nitrofurantoïne,
cephalothine, kanamycine, neomy-
cine, spectinomycine, polymycine,
apramycine en flumequine.

Aanbevolen wordt de mest meerdere
malen op het voorkomen van salmo-
nellae te onderzoeken. Bij een éénma-
lige test zouden er dieren negatief kun-
nen zijn, die toch uitscheiden.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 401-

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie Drs. H.S.
Kooistra (Faculteit Diergenees-
kunde) bereid om voor de lezers een
antwoord te formuleren.

Vraag:

Wat is cardiomyopathie? Welke etio-
logie en therapie? Wat is de prognose?

Antwoord:

Cardiomyopathie kan het best om-
schreven worden als een aandoening
van de hartspier, waardoor de pomp-
functie van het hart onvoldoende
wordt. Er kunnen drie vormen onder-
scheiden worden:

a. de congestieve vorm;

b. de hypertrofische vorm;

c. de restrictieve vorm.

De oorzaak van de afwijking/bescha-
diging van de hartspier is meestal on-
bekend. Wel kan een aantal factoren
genoemd worden dat kan leiden tot of
dat nogal eens in combinatie met car-
diomyopathie wordt gezien. Zo lijkt er
een relatie te bestaan tussen hypothy-
reoïdie en congestieve cardiomyopa-
thie bij de hond, terwijl bij de kat een
verband bestaat tussen hyperthyreoï-
die en hypertrofische cardiomyopa-
thie. Ook bepaalde medicamenten/
toxinen (bijvoorbeeld doxyrubicine)
en myocarditis kunnen leiden tot car-
diomyopathie. Ook wordt er de laatste
jaren veel aandacht besteed aan voe-
dingsfactoren (onder ander taurine bij
de kat en camitine bij de hond).
Daamaast spelen waarschijnlijk ook
genetische factoren een rol, conges-
tieve cardiomyopathie wordt bijvoor-
beeld regelmatig waargenomen bij de
Dobermann. Bovendien kan conges-
tieve cardiomyopathie een gevolg zijn
van het langdurig aanwezig zijn van
een zeer hoge hartfrequentie.

Congestieve cardiomyopathie wordt
gekenmerkt door een dilatatie van één
of beide hartekamers. Er is sprake van

■• m

Cardiomegalie en bewegingsarmoede
(hypokinesie). De ventrikelwand is
niet of nauwelijks verdikt. De pomp-
fijnctie is slecht, er wordt per slag
slechts een geringe hoeveelheid bloed
doorgepompt (lage ejectiefractie). De
diffuse hartspierbeschadiging en de
(secundaire) dilatatie van de atria be-
gunstigen het optreden van aritmieën.
Patiënten met congestieve cardiomyo-
pathie kunnen worden aangeboden
met klachten als verminderd uithou-
dingsvermogen, sloomheid, ascites,
hoesten, benauwdheid en flauwtes.
De behandeling van congestieve car-
diomyopathie is symptomatisch, aan-
gezien de achteriiggende oorzaak zel-
den weggenomen kan worden. Het
doel van de therapie is vooral veria-
ging van de hartf^requentie, een toe-
name van de contractiekracht en een
vermindering van de \'afledoad\' van
het hart. Digoxine neemt nog altijd een
prominente plaats in bij de medica-
menteuze behandeling van conges-
tieve cardiomyopathie. Het verlaagt de
hartfrequentie en verhoogt de contrac-
tiekracht van het hart.

Van belang is te weten dat het effect
van Digoxine pas na één week goed te
beoordelen is. Bij stuwingsverschijn-
selen kan Digoxine gecombineerd
worden met Furosemide.
Door het verlagen van de \'afterload\'
van het hart, kan het hart het bloed ge-
makkelijker wegpompen. Om dit te
bereiken kan gekozen worden voor
Angiotensine Converting Enzyme-
remmers (ACE-remmers), zoals Ena-
lapril. Een andere mogelijkheid is ge-
bmik te maken van vasodilatantia,
zoals Hydralazine.

Indien Digoxine een onvoldoende ver-
laging van de hartfrequentie bewerk-
stelligt, kan overgeschakeld worden
op Verapamil. Deze calcium-blokker
verlaagt de hartfrequentie, maar heeft
als nadeel dat het de contractiekracht
negatief beïnvloedt. Het is om die re-
den geen eerste keus.

De prognose van congestieve cardio-
myopathie is onder andere afhankelijk
van de resterende pompfianctie en de
ernst van de aritmieën, maar is over het
algemeen zeer gereserveerd.

WAT IS CARDIOMYOPATHIE?

Hypertrofische cardiomyopathie

wordt gekenmerkt door niet-verwijde
ventrikels met een vaak sterk verdikte
spierwand. De dikwandige ventrikel
heeft meestal weinig problemen met
de systolische lediging, alhoewel de
verdikte spierwand een obstmctie van
de uitstroomopening kan veroorzaken.
Het probleem is vooral de diastolische
vulling van de ventrikel: de beschik-
bare mimte in de ventrikel is beperkt
en de verdikte wand is minder goed
rekbaar (verminderde compliantie).
Hierdoor kan een soort filevorming
voor de ventrikel ontstaan, hetgeen
kan leiden tot dilatatie van het atrium.
Hypertrofische cardiomyopathie wordt
vooral frequent bij de kat gezien.
Klinisch is vooral snel optredende
dyspneu een belangrijke klacht, maar
in principe kan de hypertrofische vorm
niet op basis van de symptomen onder-
scheiden worden van de congestieve
vorm. Soms presenteert hypertrofische
cardiomyopathie zich op een wel heel
aparte wijze, namelijk als paralyse van
de achterhand. Door de abnormale tur-
bulenties van bloed kan er thrombus-
vorming optreden, waarbij deze
thrombi onder andere kunnen vastlo-
pen in de Art. Iliaca Intema. Opvallend
bij deze paralytische dieren is de on-
mogelijkheid de perifere pols op te ne-
men aan de Art. Femoralis.
Ook bij de hypertrofische cardiomyo-
pathie is de behandeling vaak alleen
symptomatisch. Het doel van de be-
handeling is het verlagen van de hart-
frequentie en het verbeteren van de
diastolische vulling. Propranolol, een
ß-blokker, is hierbij de eerste keus. Bij
stuwingsverschijnselen kan Propra-
nolol gecombineerd worden met Fu-
rose-mide.

De prognose van hypertrofische car-
diomyopathie is redelijk tot goed, en
dus veel beter dan de congestieve
vorm.

Restrictieve cardiomyopathie wordt
gekenmerkt door bindweefsel- en litte-
kenvonning in het endocard en het
myocard. Door de verschrompeling
van het endocard/myocard wordt met
name de diastolische functie (de vul-
ling van de ventrikel) verstoord. Aan-
gezien deze aandoening zeer zeldzaam
is, wil ik de aandoening alleen uit het
oogpunt van volledigheid noemen en
er hier geen verdere aandacht aan
schenken.

-ocr page 402-

Toen eind april de jaargenoten van het
studiejaar 1941 tijdens de jaarlijkse reü-
nie in Oosterheek bijeenkwamen had
niemand kunnen denken dat dit de laat-
ste reünie zou zijn die Gerard Gouda
Quint zou meemaken. Collega Gerardus
Herman Petrus Jurrianus Gouda Quint
overleed op 5 augustus in Doorwerth te-
midden van zijn gezin in de bimgalow die
hijsamen met zijn vrouw nog niet zo lang
geleden betrokken had.
Gerard werd op 4 mei 1917 geboren te
Valburg als zoon van een huisarts. Op 9-
jarige leeftijd verloor hij reeds zijn vader
en dit zal ongetwijfeld van grote invloed
geweest zijn op zijn verdere leven. Na de
lagere school volgde hij het middelbaar
ondei-wijs in Oosterbeek en was voorbe-
stemd een verdere opleiding te gaan vol-
gen. die hem in staat zou stellen de lan-
derijen te beheren, die zijn vader na zijn
overlijden had achtergelaten.
Hoewel hij eigenlijk liever - evenals zijn
vader - hid.sarts was geworden meldde
hij zich in 1938 in Groningen aan de
Middelbare Landbouwschool, een oplei-
ding die hij in 1941 met een diploma af-
sloot. Inmiddels was hij tot de conclusie
gekomen, dat zijn verdere carrière niet
in het beheer van landerijen zou liggen
en niet in de humane geneeskunde, maar
in de diergeneeskunde en hij liet zich in
1941 inschrijven aan de Faculteit Dier-
geneeskunde in Utrecht.
Toen de bezetter van de studenten de zo-
genaamde \'loyaliteitsverklaring\' eiste,
weigerde hij deze te tekenen en zou zich
voor tewerkstelling in Duitsland moeten
melden. Hij verkoos onder te diaken en
wist zich via verschillende onderduik-
adressen aan de aandacht van de bezet-
ter te onttrekken. Na de bevrijding in
1945 her\\\'atte hij de studie in Utrecht die
hij in 1949 aj\'sloot met het dierenartsexa-
men.

738

Inmiddels was Gerard in 1947getrouwd
met Netty Doyer, die hij voor de oorlog
in Oosterbeek bij de padvinderij had le-
ren kennen. Netty is hem steeds tot
enorme steim geweest speciaal in de
moeilijke momenten in zijn leven. Zij
kregen samen èén zoon en drie dochters.
Na de studie vestigde hij zich in Renkum
als praktizerend dierenarts met speciale
aandacht voor het kleine huisdier. In
1956 werd hij ook belast met de vlees-
keuring in de gemeente Renkum en in
1959 moest hij kiezen voor de vleeskeu-
ring of de praktijk. Het vrije beroep trok
hem meer dan een ambtelijke baan en hij
koos voor de praktijk
Samen met particidier initiatief en de
dierenbescherming gaf hij in 1957 de
aanzet tot de stichting van de \'Wagen-
renk\'. dal als eerste dierenziekenhuis tot
een begrip in veterinair Nederland is uit-
gegroeid en heden ten dage nog als zo-
danig functioneert. Te\\\'ens was hij belast
met het veterinair toezicht in Ouwe-
hands-dierenpark.

Op plaatselijk niveau was hij actiefin di-
verse besturen, zoals het Groene Kruis,
kleuterschool en dierenbescherming.
Zijn bestuurlijke gaven kwamen tevens
tot uiting in de talrijke bestuursfuncties,
die hij binnen de KNMvD vervulde.
Van de .A fdeling Gelderland, waan\'an hij
een trouw lid was. maakte hij jarenlang
deel uit van het bestuur. Voor deze acti-
viteiten en tevens voor zijn baanbrekend
werk ten behoeve van het gezelschaps-
dier werd hij tot erelid van deze Afdeling
benoemd.

Van 1974 tot 1977 was Gerard voorzit-
ter van de \'Groep Geneeskunde van het
Kleine Hui.sdier\' en vertegenwoordigde
deze in het Algemeen Bestuur. In deze
periode behartigde hij tevens de belan-
gen van het gezelschapsdier als afge-
vaardigde van de WSAVA in de WVA.
Het was dan ook niet verwonderlijk, dat
hij in 1977 werd aangezocht zitting te ne-
men in het Hoofdbestuur van de
KNMvD, welke functie hij tot 1983 ver-
\\idde. In die periode hebben wij op bij-
zonder prettige en intensieve manier met
Gerard samengewerkt.

GERARDUS HERMAN PETRUS
JURRIANUS GOUDA QUINT

K. O N I N K 1. I J K i; N E D K R 1 A N D S E M A A 1" S C\' H A P P I J VOOR D If: R G E N E E S K U N D E

De waardering, die men allerwegen
voor zijn activiteiten had, kwam in het
bijzonder tot uiting door zijn benoeming
tot Ridder in de Orde van Oranje
Nassau. In 1984 achtte hij de tijd geko-
men met werken te stoppen, maar hij
bleef beschikbaar voor commissiewerk
wanneer er een beroep op hem werd ge-
daan.

De jaarlijkse reünie van het studiejaar
1941 is reeds gememoreerd. Gerard was
als oud-studievertegenwoordiger de-
gene die het eerste initiatief nam om
jaarlijks bijeen te komen en deze reünie
is uitgegroeid tot een traditie waar tel-
kenjare door zijn jaargenoten met hun-
ne dames naar wordt uitgekeken. In
1989 werd in Zwitserland ten hinze van
de familie Gouda Quint aldaar, gedu-
rende
5 dagen het feit herdacht, dat men
40-jaar geleden afstudeerde. Netty en
Gerard hadden dit perfect georgani-
seerd. Tijdens deze happening waarvan
destijds in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskimde melding werd gemaakt, werd
de \'1941-1949\'-boom geplant die het
beter doet dan het smdiejaar 1941,
waarvan de \'boomringen \' alsmaar toe-
nemen.

Groot was de ontsteltenis toen we verna-
men dat Gerard leed aan een ongenees-
lijke ziekte en konden dit nauwelijks be-
vatten. Ook hijzelf kon het niet geloven
en hij wilde hierover liever niet praten,
maar bleef vechten.

Gedurende zijn leven heeft hij steeds ge-
vochten en meestal bereikt wat hij wilde
bereiken. Deze laat.ste strijd tegen het
onvermijdelijke einde heeft hij niet kim-
nen winnen en hij heeft dat moeilijk kun-
nen aanvaarden.

Groot was de belangstelling hij het af-
scheid nemen thuis en de begrafenis op 8
augustus. Vele collegae. oud-Rotarians.
Probusleden en vrienden woonden de
samenkomst bij in de kerk van Heelsum.
Mogen Netty en hun kinderen troost put-
ten uit deze grote belangstelling.
De aankondiging van zijn overlijden be-
gon met

\'Bloemen vol dartelende vlinders
En wind die zachtjes mist door de bomen
Ik zie mijn bloementuin en weet
De lijd van rust is nu eindelijk gekomen\'

Gerard, wij allen -collegae en vrienden-
wen.sen dat je mag rusten in vrede en dat
het Netty en je gezin gegeven mag wor-
den het verdriet te dragen om de leegte
die je achterliet.

S. van Harten
W.J. Nijhof

-ocr page 403-

Reeds verschillende malen hebben wij
aandacht gevraagd voor de gewijzigde
opvatting betreffende de sociale verze-
keringsplicht voor waamemers (onder
andere Tijdschrift voor Diergenees-
kunde d.d. 15 febmari 1994, 15 juni
1994 en 1 juli 1994, agenda Algemene
Vergadering 1994).

Oude situatie

Tot 1 januari 1994 was het gebmike-
lijk dat bij kortdurende waarnemingen,
namelijk korter dan één maand, en de
zelfstandige waameming op één dag
per week geen sprake was van verze-
keringsplicht voor de werknemersver-
zekeringen (Ziektewet, Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering,
Ziekenfondswet en Werkloosheids-
wet). Er werd vanuit gegaan dat er
geen gezagsverhouding bestond tus-
sen de waamemer en de prakticus; er
was dus geen sprake van een arbeids-
overeenkomst. Concreet betekende dit
dat de waamemer een bmto bedrag aan
honorarium kreeg uitbetaald; de waar-

739

\' uiteraard worden mannelijke en vrouwelijke waarne-
mers bedoeld.

nemer werd niet in loondienst geno-
men en zorgde zelf voor belastingaan-
gifte en een aantal verzekeringen (bij-
voorbeeld de drie-in-één verzekering
die via de Vacaturebank per dag kan
worden afgesloten).

Uitspraak van de Centrale Raad van
Beroep

Op grond van een uitspraak van de
Centrale Raad van Beroep (het hoogste
rechtscollege op sociaal-rechtelijk ter-
rem) is er een wijziging gekomen in de
beoordeling van de gezagsverhouding
tussen waamemer en degene voor wie
men waameemt, de "praktijkhouder\'.
De Centrale Raad stelt dat er altijd een
gezagsverhouding moet worden aange-
nomen tussen waamemer en de prak-
tij khouder. Op grond daarvan bestaat
er dus tussen waamemer en de prak-
tijkhouder een arbeidsovereenkomst.
Dit impliceert dat de waamemer verze-
kerd is voor de werknemersverzekerin-
gen en in loondienst ge- nomen moet
worden. De praktijkhouder zal premies
voor de werknemersverzekeringen, de
volksverzekeringen en loonbelasting
op het salans moeten inhouden en af-
dragen aan de bedrijfsvereniging BVG
te Zeist (premies werknemersverzeke-
nngen) en aan de inspecteur van belas-
tingen (premies volksverzekeringen en
loonbelasting). Deze gewijzigde be-
oordeling van de premieplicht zou in-
gaan op 1 januari 1994.

VERZEKERINGSPLICHT VOOR WAARNEMERS

K O N I N K L I J K I- N !■; D E R l. .A N [) S E-: M .-X .A \'l\' S II A I\' P I J VOOR D I E R (i i N E E S K U N D E

Convenant

De KNMvD heeft samen met andere
beroepsorganisaties overieg gevoerd
met de BVG om na te gaan of voor de
verstrekkende gevolgen (onder andere
administratieve verplichtingen) van de
wijziging een oplossing kon worden ge-
vonden. Aangezien dit overleg gemime
tijd in beslag nam, was de ingangsda-
tum inmiddels uitgesteld tot 1 januari
1995. Het overieg heeft erin geresul-
teerd dat tussen de BVG en de beroeps-
organisaties een convenant tot stand is
gekomen, waarbij een bepaalde groep
waamemers in aanmerking kan komen
voor een zelfstandigheidsverklanng.

Zelfstandigheidsverkiaring

Wanneer een waamemer voldoet aan
een aantal voorwaarden kan hij\' bij de
BVG een zelfstandigheidsverklaring
aan
\\Tagen. De BVG bekijkt of de
waamemer als een zelfstandig be-
roepsbeoefenaar kan worden aange-
merkt. Daartoe zal de waamemer moe-
ten voldoen aan een viertal absolute
voorwaarden. Deze zijn:

- een afgeronde studie;

- inschrijving in het waameemregister
van de betreffende beroepsorganisa-
tie;

-ocr page 404-

- het verzekerd zijn voor aansprake-
lijkheid uit beroep of bedrijf;

- in het bezit zijn van een fiscaal
BTW-nummer; deze voorwaarde
geldt op dit moment uitsluitend voor
dierenartsen.

Daamaast spelen een aantal aanvul-
lende voorwaarden een rol:

- het hebben van een verzekering te-
gen het risico van arbeidsonge-
schiktheid;

- het doen van investeringen die inhe-
rent zijn aan het beroep; daaronder
vallen bijvoorbeeld investeringen in
nascholing en bereikbaarheidsappa-
ratuur;

- jaarstukkken over de laatste 2 jaren;

- meerdere opdrachtgevers per jaar;

- redelijke omzet per jaar als zelfstan-
dige, gedifferentieerd naar beroeps-
groep en gerelateerd aan het sociaal
minimum.

In principe geldt dat de waamemer die
voor de zelfstandigheidsverklaring in
aanmerking wil komen, aan elke aan-
vullende voorwaarde afzonderlijk
moet voldoen. Bij de beantwoording
van de vraag of dit het geval is, wordt
echter wel rekening gehouden met de
individuele situatie van de waamemer.
Van startende waarnemers kan bij-
voorbeeld niet geëist worden dat zij
jaarstukken van de laatste 2 jaren pre-
senteren of dat zij voor meerdere op-
drachtgevers hebben gewerkt.

Als een waamemer beschikt over een
zelfstandigheidsverklaring kan hij
daarmee zijn \'zelfstandig ondernemer-
schap\' aantonen: de werkgever is ge-
vrijwaard van de inhoudings- en af-
drachtplicht voor de werknemers-
verzekeringen. De waamemer is er
zich van bewust dat hij geen aanspraak
kan maken op een uitkering op grond
van de werknemersverzekeringen.
De waamemer die niet over een zelf-
standigheidsverklanng beschikt, zal
wèl in loondienst moeten worden ge-
nomen.

Voor de goede orde: de waamemer is
niet verplicht om een zelfstandigheids-
verklanng aan te vragen, ook al zou hij
wel aan de voorwaarden voldoen. Er
kunnen bijvoorbeeld overwegingen
zijn om in loondienst werkzaam te zijn.

Geldigheidsduur

De zelfstandigheidsverklaring is gel-
dig voor de duur van 12 maanden en
wordt niet automatisch veriengd. Voor
een volgende periode van 12 maanden
zal een nieuwe zelfstandigheidsverkJa-
ring moeten worden aangevraagd.
Deze nieuwe aanvraag moet uiterlijk 2
maanden voor afloop van de geldig-
heidsduur van de actuele verklaring
worden ingediend bij de BVG. Het
daarvoor benodigde aanvraagformu-
lier is bij de KNMvD verkrijgbaar.

ii1i liii

Vergoeding voor waarneming

Wanneer de waamemer beschikt over
een zelfstandigheidsverklaring kunt u
bij het vaststellen van het honorarium
voor waameming uitgaan van de ge-
bmikelijke adviezen van de KNMvD
voor waameming (zie de publikatie
\'Het in dienst nemen van personeel\',
uitgave 1994, blz. 14). Over het ho-
norarium en onkostenvergoedingen
(meestal alleen vergoeding van reis-
kosten en gereden kilometers voor de
praktijk) dient de waamemer 17,5%
BTW te rekenen. Deze BTW is voor
de prakticus of praktijk waarvoor
wordt waargenomen te beschouwen
als voordmk of voorbelasting.
Wanneer de waamemer niet beschikt
over een zelfstandigheidsverklaring
zal men -ook voor een kortdurende
waameming- een loondienstverband
met elkaar moeten aangaan. Bij het
vaststellen van het honorarium (sala-
ris) kunt u uitgaan van de gebmikelijke
adviezen van de KNMvD voor het
werken in loondienst. Deze treft u
eveneens aan in de bovengenoemde
publikatie op blz. 13 (uitgave 1994).
De prakticus dient een salarisspecifi-
catie te verstrekken; hierop worden
onder andere de af te dragen bedragen
aan belasting, premies volksverzeke-
ringen en werknemersverzekeringen
vermeld. Bij een loondienstverband
ontstaat voorts recht op vakantiedagen
en vakantiegeld (in 1994 8%). Voor de
volledigheid wordt opgemerkt dat het
gebmikelijk is dat bij een dienstver-
band van langer dan 1 maand de prak-
ticus 2/3e deel van de te betalen pen-
sioenpremie betaalt. Zie voor verdere
informatie de publikatie \'Het in dienst
nemen van personeel\'.

Ingangsdatum

Zoals reeds vermeld is de gewijzigde
beoordeling van de verzekeringsplicht
uitgesteld tot 1 januari 1995. Vanaf 1
januari aanstaande zal de regeling van
de zelfstandigheidsverklaring ingaan.
Voor waamemingen die zijn aange-
vangen vóór 1 januari 1995 ontstaat
geen premieplicht, indien aan de be-
treffende waamemer een zelfstandig-
heidsverklaring is afgegeven met als
ingangsdatum I januari 1995. Voor
alle waamemingen en dienstverban-
den (bijvoorbeeld op 1 dag per week)
waarbij de waamemer niet beschikt
over een zelfstandigheidsverklaring,
zal vanaf 1 januari 1995 een loon-
dienstverband noodzakelijk zijn. Een
en ander brengt met zich dat een aan-
vraag voor een zelfstandigheidsverkla-
ring zo spoedig mogelijk zal moeten
worden ingediend.

ii^iüitti

Aanmelding

Alle dierenartsen die bij de Vacature-
bank van de KNMvD staan ingeschre-
ven hebben inmiddels van het bureau
van de KNMvD een brief met informa-
tie ontvangen. Middels het bij deze
brief bijgesloten antwoordformulier
kan men de KNMvD verzoeken om in-
geschreven te worden in het \'Register
van zelfstandige waamemers\'.
Inschrijving in dit Register is immers
een absolute voorwaarden voor het
verkrijgen van de zelfstandigheidsver-
klaring. De KNMvD stuurt vervol-
gens een bewijs van inschrijving in het
Register en het aanvraagformulier
voor de zelfstandigheidsverklaring aan
betrokkene toe. Met dit aanvraagfor-
mulier kan de zelfstandigheidsverkla-
ring bij de BVG te Zeist worden aan-
gevraagd. Wanneer men nog niet
beschikt over een fiscaal BTW-num-
mer, dan zal dit moeten worden aange-
vraagd bij de inspectie der belastingen
in de woonplaats of regio, waarbij
moet worden aangegeven dat men het
BTW-nummer
als dierenarts aan-
vraagt (en niet als waamemer).
Dierenartsen die niet staan ingeschre-
ven bij de Vacaturebank, maar die hun
waameemwerkzaarnheden wèl als
zelfstandige beroepsbeoefenaar willen
(blijven) verrichten, kunnen zich uiter-
aard ook laten inschrijven in het
■Register van zelfstandige waame-
mers\' . Inschrijving staat open voor alle
dierenartsen, zowel leden als niet-le-
den van de KNMvD. Een verzoek om
inschrijving in het Register kan alleen
schriftelijk worden gedaan bij het bu-
reau van de KNMvD, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht. U wordt verzocht
naam, adres, postcode, woonplaats, te-
lefoonnummer en datum van afstude-
ren in uw brief te vermelden.

Nog vragen?

Mocht u ondanks het bovenstaande
nog vragen hebben, dan kunt u contact
opnemen met het bureau van de
KNMvD, tel. 030-510111, mevr. drs.
M.C. van Oostmin-Schuurman Hes
(zie foto bladzijde 739).

-ocr page 405-

ijrwuu

COW GEVAT

Het Veterinair Dispuut Veritas vierde
in oktober zijn 9e Lustrum onder het
thema \'Cow gevat\'.
Hiernaast ziet u een foto van het hoog-
tepunt van een geslaagde reünisten-
dag. Vier reünisten hebben met deze
luchtballon vanaf het faculteitsterrein
een tocht gemaakt en zijn veilig op
vliegveld Soesterberg geland.
Als afsluiting van de dag werden de
jaarliederen van het 1® tot en met 49^
jaar uit de gesmeerde kelen weer eens
ten gehore gebracht.
Via deze weg willen wij, de
Lustrumcommissie, alle reünisten die
aanwezig waren bedanken voor de ge-
zellige dag en de thuisblijvers bedan-
ken voor alle donaties!

3E LUSTRUM V.S.Z. DE GOUDEN
TRACHEA

Dit jaar bestaat de Vetennaire
Studenten Zangvereniging de Gouden
Trachea 15 jaar Dit willen we niet on-
gemerkt voorbij laten gaan. Om dit
toepasselijk te vieren zal er een lus-
tmm-zangborrel worden gehouden op
15 december aanstaande. Deze zal
plaatsvinden op de Faculteit Dierge-
neeskunde in het Inteme-gebouw.

Alle oud-leden zijn op deze avond van
harte welkom vanaf 21.00 uur. De ve-
terinaire liederen zullen onder begelei-
ding van de Vibrio\'s en onder het ge-
not van het goudgele gerstenat, als van
ouds, ten gehore gebracht worden. De
3® lustrumcommissie van de Veteri-
naire Studenten Zangvereniging de
Gouden Trachea hoopt u in groten ge-

tale te mogen verwelkomen. Indien u
nog vragen heeft, kunt u altijd met ons
contact op nemen. Dhr. C. Goorden,
tel.:030-714169.

WAARSCHUWING

Gestolen bij IDEXX te Weesp in
de nacht van 12-11-1994:
VetTest
8008 bloedanalyse apparaat
Serienr. OBA 2273 en een OBC
VET AUTOREAD
hematologie
systeem waarvan de serienummers
zijn
Autoreader: 2820345,
Centrifuge: 2820566, Canon
Bubblejetprinter: TJP 52980.

Wereldwijd zijn alle apparaten ge-
registreerd en er zijn geen tweede-
hands exemplaren op de markt.
Deze systemen zijn uitsluitend ge-
schikt voor gebmik in de veteri-
naire praktijk. Mocht u één van
deze apparaten te koop aangebo-
den krijgen neem dan contact op
met de recherche van de politie
\'Gooi en Vechtstreek" tel: 02940-
80202, fax:02940-31559.
(Procesverbaalnr. RPGOOI/94-
086096).

-ocr page 406-

tin iif \'

Fiscaal-actuee

Fiscaal vriendelijk belonen

De beste beloning is de beloning die
netto het meeste oplevert. Het is
daarom zaak goed op de hoogte te zijn
van alle wettelijke mogelijkheden.

Tip: geschenkenvrijstellingf300,-
Dit is de meest bekende regeling.
Jaarlijks mag een bedrag van maxi-
maal f 300,- belastingvrij geschonken
worden ter gelegenheid van feestda-
gen en de verjaardag van de werkne-
mer. Sinds 1 januari 1994 mag het be-
drag van f 300,-, bijvoorbeeld met de
Kerst in één keer worden geschonken.
Let op: ook het kerstpakket is een ge-
schenk. De waarde komt in mindering
op de f300,-.

Tip: loon in natura

Deze beloningen in anders dan geld,
zijn fiscaal aantrekkelijk omdat de be-
lastingheffing veelal beperkt blijft tot
het bedrag van de besparing van de
werknemer. Wat te denken van een
skivakantie of een verblijf in een exo-
tisch oord. De werknemer behoeft over
een dergelijk voor hem en zijn gezin
uitzonderlijke reis niet of nauwelijks
belasting te betalen. Zet dat maar eens
af tegen een bonus in geld waarvan
men slechts 40% netto overhoudt.
Andere fiscaalvnendelijke beloningen
m natura zijn: de werknemer renteloos
geld lenen, bijvoorbeeld voor de aan-
koop van een auto; een gratis o.v.-jaar-
kaart; een fiets of een auto van de zaak
etc.

Er zijn hier veel meer mogelijkheden
dan veel werkgevers weten. Overleg
eens met uw belastingadviseur over de
diverse mogelijkheden.

Tip: sparen met de haas
De spaarregeling voor werknemers is
in 1994 aanzienlijk voordeliger ge-
worden. Zowel werknemers als werk-
gevers trekken hier profijt van. De
werknemer kan tot een bedrag van
f 2.568,- netto-loon ontvangen. De
dertiende maand of het tantième kan
hiervoor gebruikt worden. Kaart het
eens aan om vanaf 1995 met deze lu-
cratieve regeling te starten.

Tip: parkeer- en tolgelden onbelast
vergoeden

Onlangs heeft de rechter beslist dat
naast de vergoeding van f 0,57 per ki-
lometer voor het zakelijk gebruik van
een privé-auto ook parkeer- en tolgel-
den onbelast vergoed kunnen worden.

Meewerkende partner drukt belast-
bare winst

Als uw partner meewerkt in uw onder-
neming dan heeft u fiscaal gezien een
aantal alternatieven om de belastbare
winst te drukken.

Tip: meewerkaftrek
Ten eerste kunt u gebruik maken van
de meewerkaftrek. Dit houdt in dat u
een bepaald bedrag ten laste van de
winst mag brengen. Deze aftrekpost
-afhankelijk van het aantal gewerkte
uren door de partner- bedraagt maxi-
maal 4% van de winst.

Tip: arheidsbeloning
Ten tweede bestaat de mogelijkheid
om, in plaats van gebmik te maken van
de meewerkaftrek. uw partner een
reële arbeidsbeloning toe te kennen.
Deze dient in 1994 minimaal
f 11.850,- (tweemaal de belastingvrije
som) te bedragen.

Voor het einde van het jaar moet u (la-
ten) bekijken welk altematief voor u
het voordeligste is. Zorg voor een tij-
dig -aan het begin van het jaar- opge-
stelde overeenkomst.

Tip: man-vrouw-maatschap: dubbele
ondernemersj\'acil iteiten
Tegenwoordig bestaat de mogelijkheid
om met uw partner de zogenaamde
man-vrouw-maatschap aan te gaan.
Een man-vrouw-maatschap heeft vele
fiscale voordelen. Naast een soms aan-
zienlijk tariefvoordeel kunnen de on-
dememingsfaciliteiten, zoals zelfstan-
digenaftrek, startersaftrek, fiscale ou-
dedagsreserve en vooral de stakings-
vrijstelling, ook nog eens dubbel
worden geclaimd. Daamaast kan de
kleine ondememersregeling voor de
omzetbelasting van toepassing wor-
den.

EINDEJAARSTIPS

Het einde van 1994 nadert alweer. Met het
jaareinde in zicht is het nü de hoogste tijd om
maatregelen te treffen om uw fiscale positie
over 1994 goed af te sluiten en 1995 voorbereid
in te gaan. Laat bij het beoordelen het onder-
staande een hulpmiddel zijn.

Laat eens narekenen hoe groot het
voordeel voor u kan zijn.

Tip: f9.000,-netto uit de B. V.
Met betrekking tot de partner die zo nu
en dan meewerkt in uw B.V. is er ook
nog een voordeel te behalen. Voor de
werkzaamheden krijgt de partner een
vergoeding. Zolang u maar zorgt dat
geen sprake is van een gezagsverhou-
ding tussen de B.V. en de partner (met
andere woorden de partner springt al-
leen zo nu en dan even bij) dan is een
beloning tot circa f 9.000,- belasting-
vrij.

Pensioen (in eigen beheer) voor de
directeur groot aandeelhouder

1994 Is een woelig jaar geweest in
pensioenland. Vooral het pensioen in
eigen beheer moest het ontgelden.
Aanvankelijk werden zeer drastische
maatregelen voorgesteld. Uiteindelijk
lijkt het allemaal wel weer mee te val-
len. Zeker is dat de lineaire methode
voor de pensioenreservering in eigen
beheer per 1 januari 1995 wordt afge-
schaft. De nieuwe methode leidt tot
aanzienlijk lagere pensioenreserverin-
gen. De onderstaande tips zijn daarom
een
\'must \'.

Tip: nog in 1994 doteren
Wie eind 1993 in het zicht van moge-
lijke wetswijzigingen het pensioen
heeft stopgezet: maak dit nog dit jaar
ongedaan. Het levert voor 1994 weer
een aardige aftrekpost op.

Tip: pensioen goed waarderen
Laat naar de waardering van uw pen-
sioenvoorziening in uw B.V. kijken.
Onlangs heeft de rechter een uitspraak
gedaan (voor de ingewijden, het ging
om de leeftijdstemgstelling), op basis
waarvan de voorziening aanzienlijk
opgevoerd kan worden. Dit kan een af-
trekpost opleveren van
vele tiendui-
zenden
guldens!

Tip: pensioentoezegging nagaan
Loopt uw pensioenopbouw al enige ja-
ren, ga dan na of verbetenngen moge-
lijk zijn. Te denken valt aan verlaging
van de pensioenleeftijd naar 60 jaar;
pensioenrechten waardevast maken;

-ocr page 407-

een invaliditeitspensioen toezeggen.
Ook de meewerkende partner, zoon of
dochter kunt u pensioen toekennen.

Tip: Plan uw investeringen goed in de
tijd

Bij aankoop van bedrijfsmiddelen
heeft u (of uw B.V.) recht op een fis-
cale aftrek op de winst: de investe-
ringsaftrek. Voor 1994 moet u mini-
maal f 3.400,- geïnvesteerd hebben.
De aftrek varieert van 18% tot 2%, af
hankelijk van uw jaarinvestering.
Controleer hoeveel u over 1994 geïn-
vesteerd heeft. Ga na of uitstel naar
1995 of nog bestellen vóór 31 decem-
ber 1994 voordelen heeft. Tot een in-
vesteringsbedrag van f 56.000,- krijgt
u de maximale 18% investeringsaf-
trek.

Tip: De B. V. in, thans eerder voordelig
Door de wijziging van het tarief in de
vennootschapsbelasting medio 1994 is
de B.V. voor meer ondernemers inte-
ressant. Tot 1 juli 1994 bedroeg het ta-
rief 40% over de eerste f 250.000,-
winst, en voor het meerdere 35%.
Thans begint het 35%-tarief vanaf een
winst van f 100.000,-. Het hoogste ta-
rief in de inkomstenbelasting is nog
steeds 60%. Naast tariefvoordelen kan
de overstap naar de B.V.-vorm ook
forse eenmalige voordelen opleveren.
Zo kan de waarde van de onderneming
(inclusief goodwill) omgezet worden
in aandelenkapitaal van de B.V. Na
een termijn van minimaal driejaar kan
dit kapitaal belastingvrij aan privé
worden temgbetaald.

Tip: Pas op met uw Jiscale oudedags-
reserve (FOR)

De FOR is de oudedagsvoorziening
voor ondememers. Deze wordt ge-
vomid door een jaarlijkse reservering
van een deel van de winst. Over dit
deel van de winst hoeft u geen belas-
ting te betalen. Daalt echter uw onder-
nemingsvermogen onder de totaal-
stand van uw FOR dan neemt de FOR
verplicht af tot het bedrag van uw on-
dernemingsvermogen. Voor het be-
drag van de afname wordt u belast.
Zorg er daarom voor dat aan het einde
van het jaar uw ondememingsvermo-
gen voldoende op peil is. Denkt u dat
dit niet het geval zal zijn, schakel dan
uw accountant of belastingadviseur in.
Deze kan wellicht nog bijtijds maatre-
gelen nemen.

Tip: Winstneming hij de B. V. vooruit-
schuiven of naar voren halen: tarief-
voordeel

743

Het is nu eerder dan voorheen lucratief
om winsten een jaar later of juist eer-
der te nemen. Sinds juli 1994 is het ta-
riefopstapje afgezwakt: boven een
winst van f 100.000,- is het tarief 35%.
Bedraagt de winst van uw B.V. rond de
f 100.000,-, laat u dan eens vooriichten
over de mogelijkheid om zoveel mo-
gelijk winst onder het 35%-tarief te la-
ten vallen.

Tip: Dividend- en rentevrijstelling
Maak optimaal gebmik van de divi-
dendvrijstelling en rentevrijstelling
(f 2.000,- voor een echtpaar en
f 1.000,- voor een alleenstaande).
Laat uw B.V. daarom voor het einde
van het jaar een dividenduitkering
doen.

Benut ook de rentevrijstelling van de
kinderen (f 500,- per kind).

Tip: Betaal (rente) vooruit
De rente die voomit wordt betaald
over de eerste 6 maanden van 1995 is
bij betaling in 1994 volledig aftrekbaar
in 1994. Dit kan voordelig zijn indien
u in 1995 een inkomensdaling ver-
wacht. De aftrek geschiedt wellicht te-
gen een hoger tarief
Ook andere aftrekposten kunnen zon-
der -fiscaal- bezwaar worden voomit-
betaald.

Tip: Let op hij relatiegeschenken
Relatiegeschenken tot f 50,- zijn voor
75% aftrekbaar van de winst. Daar-
boven is aftrek geheel uitgesloten. De
f 50,- is inclusief verzend- en verpak-
kingskosten èn BTW.
Het kan soms dus fiscaal voordelig
zijn om het pakje niet te verzenden,
maar persoonlijk te overhandigen.

Tip: Bijtelling auto van de zaak kan
worden beperkt

Voor de ondememer in de eenmans-
zaak of maatschap geldt voorde zaken-
auto een forfaitaire bijtelling van 20%
of 24%. De bijtelling is echter nooit ho-
ger dan de werkelijk gemaakte kosten.
Probeer daarom de kosten te reduceren
door bijvoorbeeld bij neven-activitei-
ten een deel van autokosten afzonder-
lijk in rekening te brengen.
Werkt de partner mee in de praktijk en
staat de auto ook aan de partner ter be-
schikking, dan mag een deel van de
bijtelling aan de partner worden toege-
rekend. Dit is gunstig, indien de part-
ner tegen een lager belastingtarief
wordt belast. Eventueel wordt de part-
ner in het geheel niet belast.

K. O N I N k t, I .1 K i: N [-: [) E R I. A N D S t; M A A I S f H A I\' 1 .i V {) O R D I E R Cl E N E E S K. U N D E

Zit u in de B.V., dan kunt u, indien de
auto privé is, sinds kort naast de regu-
liere belastingvrije vergoeding van
f 0,57 per km. voor het zakelijk ge-
bmik ook een belastingvrije vergoe-
ding ontvangen voor parkeer- en tol-
gelden.

Tip: Schenken

Voor 1994 bedraagt het bedrag van de
vrijstelling aan de kinderen f 7.468,-.
Voor de kinderen (of schoondochter/-
zoon) tussen de 18 en 35 jaar oud is er
een eenmalige hoge vrijstelling van
f 37.343,-. Voor schenkingen aan
kleinkinderen geldt een vrijstelling
van f4.480,- per 2 jaar.

Let op: u hoeft niet per se geld te
schenken. Een schenking onder schul-
digerkenning via een notaris werkt
ook. U vermijdt de notariskosten door
het bedrag van de schenking op de
bankrekening van het kind over te ma-
ken, en dat bedrag vervolgens weer te-
mg te lenen. Over het bedrag van de
schuldigerkenning is een jaarlijkse
reële rente verschuldigd.

BANDEN TVD

V anaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. Dc prijs be-
draagt. evenals die voor de banden
1992 cn 1993, ƒ 30,- (inclusief 171/2 %
B rVV). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
cn met 1994. Dc banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 171/2%
BTW). De banden zijn tc bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening 511606 ten
name van de KNMvD, onder vermel-
ding van \'Banden\' (plus jaargang).

-ocr page 408-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Boersma, A.; 1992; 2251 HA Voorschoten;
Rembrandtlaan 46.

Doom, M.N.A. van; 1994; 5095 BE Hooge
Mierde; Leendestraat 10.
Kuipers, P.; 1994; 7741 SZ Coevorden;
Hyacintstraat 27.

Kusters, Mevr. A.H.A.; 1994; 2025 DA

Haarlem; Rijksstraatweg 321.

Leistra, Mevr. W.H.G.; 1994; 2106 NA

Heemstede; Leidsevaartweg 1.

Stamps, Mevr. G.M.; 1994; 3572 KN Utrecht;

A. Numankade 3 C.

Wuijckhuise-Sjouke, Mevr. L.A. van; 1979;
7351 AB Hoenderloo; Apeldoomseweg 22.

□VERLEDEN:

Op 29 oktober 1994 overleed H. Heinrich te
Hoofddorp.

Op 30 oktober 1994 overleed Dr. R.P. Hendrikse
te Beekbergen.

Op 4 november 1994 overleed J.H.
Colenbrander te Almcn.

PROMOTIE:

Op 1 december 1994 Drs. J.A. Wagenaar te
Utrecht.

JUBILEA:

R. Schippers te Wognum, aanwezig, 25 jaar, 4
december 1994

W.P. Terlouw tc Leiderdorp, afwezig, 40 jaar, 7
december 1994

Y. Venema te Hccrenveen, afwezig, 40 jaar, 7
december 1994

J.L. Vlasblom te Vlist, afwezig, 40 jaar, 7 de-
cember 1994

J. Hoogerwerf te Rijsscn, afwezig, 40 jaar, 7 de-
cember 1994

J.J.M. van Riel te Tilburg, aanwezig, 25 jaar, 12
december 1994

J.P. Vrij te Apeldoorn, afwezig, 25 jaar, 12 de-
cember 1994

W.A. Kok te Gcndringen, afwezig, 25 jaar, 12
december 1994

H.M. van Noortwijk te \'s-Gravenhage, aanwe-
zig, 25 jaar. 12 december 1994
Dr. A.W. Helder te Leiden, aanwezig, 30 jaar, 15
december 1994

C.C.J.M. van der Meijs te Bosch en Duin, afwe-
zig, 30 jaar. 15 december 1994
G. Alberda te Harlingen, afwezig, 40 jaar, 15 de-
cember 1994

J.B. de Jong te Wamsveld, afwezig, 40 jaar, 15
december 1994

L. B. H. ten Hove te Erp, afwezig, 25 jaar. 16 de-
cember 1994

J.G. Crone te Uden, afwezig, 40 jaar, 16 decem-
ber 1994

L.P. Reudink tc Staphorst, afwezig, 30 jaar, 18
december 1994

S. Binnertste Wijhe, afwezig,65 jaar, ISdecem-
ber1994

G. Verhagen te Haarlem, afwezig, 35 jaar, 18 de-
cember 1994

G. Boneschanscher te Kruiningen, afwezig, 45
jaar, 19 december 1994

Dr. G.D. van der Werff te Leeuwarden, afwezig
45 jaar, 19 december 1994
Dr. W.W. Braunius te Terwolde, aanwezig, 25
jaar, 19 december 1994

F. Nijhoff te Aalten, afwezig, 45 jaar, 19 decem-
ber 1994

T. van Roon te Aardenburg, afwezig, 45 jaar, 19
december 1994

H.A.C. Heezen te Laag-Keppel, afwezig, 40
jaar, 22 december 1994

M.O. Molenaar te Staphorst, aanwezig, 25 jaar,
30 december 1994

J.C. Oldenbandringh te Gouda, aanwezig, 25
jaar, 30 december 1994

MUTATIES:

200 Aarts, A.C.L.M.; 1982; 5126 CV Gilze;
Valenbraak 19; tel. 01615-1253 privé,
1350/04257-9587
prakt.; fax. 01615-3160;
p., geass. met J.P,C, Caron, P.M.M.
Dirven en P.C.M.W. Plasschaert.
204* Baljet, J.W.; 1994; 2025 DA Haarlem;
Rijksstraatweg
321; tel. 023-371754 privé,
310880 prakt.; p., medew. bij Dr. J.W. Baljet
en Mevr.Dr. G.W. Baljet-Tiecken.
207 Berends, B.R.; 1990; 3893
BS Zeewolde;
Groene Kamer
23; tel. 03242-3913 privé,
030-535367 bur.; toegev. wet. onderzoeker
U.U.(F.D., vkgr. V
.V.D.O.).
216 Brand, J.; 1993; 7121
KZ Aalten;
Haartseweg
8; tel. 05430-65347 privé,
05437-73340 prakt.; fax 05437-75745: p.,
medew. bij H.B.F. Arink, M.G.M.
Brinkhoff, F
.S.G. Glorie, A.W. Udo, H.J.W.
Waterval en P C. Witjens.
218 Brok, R.P.A.M.; 1992; 3706
AN Zeist;
Laan van Vollenhove
3113; tel. 03404-
62313
privé, 03495-71403 prakt.; p,, me-
de». bij Th.M. Bosman, P.W. Gecsink, G.
Hanstede, Mevr. E.C. van Leeuwen en
,Mevr,M,S,H.Thesingh.

221 Caron,J.P.C.; 199l;513l GN .Alphen (NB);
Dc Stanzerij 14;
tel. 04258-2899 privé,
01615-13 50
/04257-9587 prakt,; fax 01615-
3160; p., geass. met A.C.L.M. Aarts,
P.M.M. Dirven en P.C.M.W. Plasschaert.

222 Coppens, Mevr. M.L.G.: 1987; 4664 PB
Lepelstraat; Polderweg 6; tel. 01641-86549
privé, 01670-65945
prakt.; p., mede», bij
J.J. Flameling, F.J
.G. Seuren en R.J.C. de
Iheije.

226* Dijk, S. van; 1974; 3731 CS De Bilt; Albert
Einsteinweg 15:
tel, 030-204132 privé,
533935/531111 bur.; fax 030-531817; wet.
medew. U.U. (F.D., Inw. Ziekten en Voeding
der Gr. Huisdieren).
227* Dingboom, Mevr. E.G.; 1994; 3984 KD
Odijk; Wethouder Hollaan 56; tel. 03405-
64770;
toegev. universitair docent L\'.L\',
(F.D., vkgr, Funktionele Morfologie).
228 Dirven, P.M.M.; 1986; 5113 TE Ulicotcn;
Dorpsstraat 62; tel. 04249-9692 pnvé,
01615-1350/04257-9587 prakt.;
fax 01615-
3160;
p., geass. met A.C.L.M. Arts, ,I.P.C.
Caron en P.C.M.W. Plasschaert.
228 Don, P.P.; 1983; 7824 PR Emmen;

Danackers 46; tel, 05910-29244; d.
361 Gabriëlse, C.J.; 1981: D 46539 Dinslaken;
Bergerhöh 10; tel. 00-49-2064-90052 pnvé,
98083/98084
prakt,; fax 00-49-2064-
96595;
p.

361 Gulbrandsen, B.; 1983; 2380 Bmmunddal
(Noorwegen);
Hagaveien 26; tel. 00-47-
62344808 privé, 62344200 bur.; fax 00-47-
62344025; k.d.
250 Heins, P M.M.; 1990; 7542
PB Enschede;
Knalhutteweg
395; tel. 053-774664 privé,
324292 prakt.; p., medew. bij Dr A. Zikken

251 Hens, Mevr. LM.; 1990; 8651 BT VLST
(F); Zevenpelsen II; tel. 05155-32944
privé,
05150-12714 prakt.; fax 05150-
30219;
p., geass. met A.J.A. Lobsteyn, B.
Reitsma, A. van der Schaaf, R.D. Terwisscha
van Scheltinga en M. van der Velde.

252 Hemielink, E.J.W.; 1974; 7316 DM
Apeldoorn; Mr, Van Hasseltlaan 8; tel.
055-216422 privé,
215214 prakt.; p., geass.
met J.P. Vrij.

255 Hoogendoom, Mevr. I.; 1993; 3893 BS
Zeewolde; Groene Kamer 23; tel, 03242-
3913
privé, 6066 prakt.; p., geass. met Mevr.
T. Koning.

279* Lende, P.B. van der; 1957; 8331 XC
Steen»ijk; Sangerland 5; tel. 05210-
18782; r.d.

285 Meerman, Mevr. A.; 1993; 3582 GT
Utrecht; Fransestraat 12; tel, 030-581415;

wnd.d.

292 Nielen, Mevr. M.; 1987; 3705 BE Zeist;
Oude Amhemseweg 283; tel. 03404-56386
privé, 08370-85043
bur.; wet. medew.
L.U.W. (vkgr. .Agrarische Bedrijfsecono-
mie);
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Bedrijfsdierg. en Voortpl.).

296 Osch, G.P.E. van; 1984; 5321 HJ Hedel; De
Zanden 10; tel. 04199-6420
privé, 4001
prakt.; p., geass. met J.A.P. Fransen en
F.C.A. Janssen.

301* Plasschaert, P.C.M.W.; 1976; 5111 CW
Baarle-Nassau; Nieuwstraat
10; tel. 01615-
1350
/04257-9587 prakt.; fax 01615-3160;
p., geass. met A.C.L.M, Aarts, J.P.C.
Caron en P.M.M. Dirven.

308 Rodewijk, J.C.M.; 1979; 7391 TS Twello;
Doornweerdstraat 25;
tel. 05712-75641
privé, 05488-1585
bur.; fax 05488-1605;
teamdierenarts E.T, Oost,

312 Schat, Mevr. Ing. B.; 1992; 6704 PB
Wageningen; Dorskampweg 14; tel.
08370-27675 (per 02-01-95);
08850-94321
tst. 257 bur.; vet. medew. onderzoek/regis-
tratiebij A.U.V.

323* Steenmetz, Mevr. C.T.M.; 1994; Naar hel
buitenland.

368* Steenmetz, Mevr. C.T.M.: 1994; Chatford,
Devon (Groot-Brittannië); I Rushford
Farm Cottages; tel. 00-44-647-432644
privé, 626-833023/647-40441 prakt,; p.,
mede», bij Mr. Arnold,

342* Wagenaar. Dr, J.A,; 1987; U-1994; 3581
RW Utrecht; Sweelinckstraat 18 K; tel. 030-
367466 privé, 5.34352 bur.; wet. mcdeu
U.U. (FD,, vkgr. Infectieziekten cn
Immunologie, afd. Bacteriologie),

344 Weele, Mevr. J.S. van der; 1992; 1777 .MN
Hippolytushoef; Grote Krogt 1
; tel. 02279-
2444 privé,
02278-1234 prakt.; p., medew
bij G.E, Knoop, J.A. Schoonhoven cn E
Vordcnnan.

347 Wetering, J.M.C. van; Gent-1982; 5701 GW
Helmond;
\'t Bijstcrvcid 2; tel, 04920-25348
privé,
08370-71851 bur,; wet. medew. bij
College voor de l\'oelating van
Bestrijdingsmiddelen.

349 Wille, G : 1994; 7121 KZ Aalten;
Haartseweg 8; tel. 05430-65347 privé,
05437-73340 prakt,; fax 05437-75745; p.,
mede», bij H.B.F. Arink, M,G,V1.
Brinkhoff, F.S,G. Glorie, A.W, Udo,
H,J,VV. W aterv al en P.C, Witjens.

354 Zwart, ProfDr D.; 1954; U-1962; 3711 BZ
Austerlitz; Barendrecht»eg 5; tel. 03439-
1937
privé, 08370-83959 bur.; fax 08370-
85006; hlr. Trop, Veeteelt
(L.U,Wageningen),

-ocr page 409-

December

1 PAO-D cursus: 94/77 Klinische les gezel-
schapsdieren

2 PAO-D cursus: 94/59 Schedelafwijkingen
bij de hond en kat

2 One Day Course Small Animal
Ophtalmology (Cornea). Venue: Camden
Town, Royal Veterinary College.
University of London.

4-9 in Davos, Switzerland, Advanced
Equine AO-Veterinary Course in English,
Basic Small Animal AO-Veterinary
Course in English. Eor information con-
tact: AO-Vet Centre, Monika Gutscher,
Winterhurerstra. 260, 8057 Zürich,
Switzerland. Tel. 41 -1 -313 03 83, fax/ 41 -
1-313 03 84.

6- 7 en 8 PAO-D cursus: 94/63 Digestie appa-
raat varken.

7 One Day Course on Dentistry. Venue:
Camden Town, Royal Veterinary College,
University of London.

8 Bijeenkomst Groep Pluimveewetenschap-
pen, aanvang 14.00 uur.

8 Ledenvergadering Samenwerkende Ne-
derlandse Veterinaire Acupuncturisten in
het Wapen van Bunnik; aanvang: 20.15
uur.

9 PAO-D cursus: 94/80 Themadag lever

13 Ledenvergadering Afdeling Groningen/\'
Drenthe van de KNMvD

13 Ledenvergadering Afdeling Noord-
Holland van de KNMvD in Café De
Marken aan de Dorpsstraat 62 te
Markenbinnen, aanvang 20.30 uur.

13 Ledenvergadering Afdeling Limburg van
de KNMvD. Dinsdagavond 20.15 uur.
Restaurant \'De Waever\' te Heythuysen.

13 Vergadering van de Afdeling Utrecht in
\'Het Oude Tolhuis\' te Utrecht, aanvang
20.15 uur.

13 Ledenvergadering Afdeling Zuid-Holland.

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren 20

uur te De Bilt.

14 Studiedag VEEC, Dutch Society for
Veterinary Epidemiology & Economy, lo-
catie Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan
7, Utrecht, 8.45 uur - 17.00 uur.
Contactpersoon is Dr. Y.H. Schukken, te-
lefoon 030-531092.

15 PAO-D cursus: 94/71 Vleeskalveren capita
selecta

15 PAO-D cursus: 94/88 Het keuren van paar-
den.

15 Klinische avond van het veterinair specia-
listisch centrum De Wagenrenk in Motel
Westend (tel 08308-21100) te
.Arnhem. Aanvang: 20.00 uur.

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel,
aanvang 20.00 uur.

20 One Day Course on Interpretation of
Clinical Laboratory in Dogs & Cats
Venue: Potters Bar. Royal Veterinary
College, University of London.

21 Ledenvergadering Afdeling Gelderiand.

1995

Januari

12 Groep Pluim veewetenschappen: Dierge-
neesmiddelengebruik in de Pluimveehou-
derij. Locatie nog onbekend, 13.30 uur -
16.30 uur.

16- 20 Course on Cattle Breeding and
Fertility. Venue: Potters Bar, Royal
Veterinary College, London.

6 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie.

23- 27 Course on Canle Medicine. Venue:
Potters Bar, Royal Veterinary College,
University of London.

30- 10/2 Course on Sheep Production and
Health. Venue: Potters Bar, Royal
Veterinary College, London.

Februari

27- 3/3 Course on Diseases of Rats & Mice.
Venue: Camden Town, Royal Veterinary
College, London.
27- 9/3 Course on Poultry Diseases. Venue:
Compton Laboratory, Berks, Royal
Veterinary College, London.

Maart

10- II XL Fachtagung über

Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUI-
TANA in Essen am 10. und I I.März 1995.
Veranstalter: Tierklinik Hochmoor.
16- 18 Courseon Diseases of Rodents (excl.
Rats & Mice) and Amphibians. Venue:
Camden Town, Royal Veterinary College,
University of London.
22- 25 The 21^\' congress of the German
Veterinary Medical Society, Bad Nauheim
(near Frankfurt am Main), Germany about
\'Current Research Results in Veterinary
and Comparative Medicine\', Phone: 49-
511 -856-742 (fax: 49-511 -856-7691).
23 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie
26 1st Conference European College Avian

Medicine and Surgery, Jeruzalem,
27- 31 3rd Conference European Commit-
tee Association of Avian Veterinarians,
Jeruzalem.

28 Jaarvergadering van de Groep

Geneeskunde van het Varken in de
Jaarbeurs te Utrecht,
31- 2 5th International Symposium on pa-
thology of reptiles and maphibians.
Location: AVIFAUNA, National Bird
Park, Hoorn 65, 2404 HG Alphen aan de
Rijn, the Netheriands.

April

6 Jaarvergadering Groep

Pluimveewetenschappen KNMvD.
8 Lustrum afdeling Gelderland KNMvD, De

Roskam, Rheden.
21-23 Voorjaarsdagen, RAI Amsterdam,
28 One Day Course on small Animal
Ophthalmology (lens). Venue: Camden
Town. Royal Veterinary College, London.

Mei

02- 12 Course on Pig Diseases, Venue:
Potters Bar. Royal Veterinary College.
University of London.

05- 07 Clinacal Evaluation of Canine and
Feline Skin Disease, Provinciehuis,
Antwerpen.

11- 13 26. Jahresversammlung der
Schweizerischen Vereinigung für Klein-
tiermedizin SVK.

15- 19 Course on the Micorbiology of
Foods of Animal Origin. Venue: Camden
Town, Royal Veterinary College,
University of London.

18 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie

22- 25 Course on Aspects of Veterinary
Public Health, including a two day course
on Zoonoses. Venue: Camden Town,
Royal Veterinary College, University of
London.

June

30- 2 july in Constance, Germany, Fourth
Annual Scientific Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons. Thursday:
special seminar for Equine Practicioners in
Genman. For infonnation contact: ECVS,
Monika Gutsher, Winterthurerstr. 260,
8057 Zürich, Switzerland. Tel. 41-1-313
03 84, fax: 41-1-313 03 84.

September

3- 9 World Veterinary Congress
(Yokohama) 1995. Theme: Advancing
Veterinary Profession in a Changing
World.

Seer, c/o Sankei Convention, Sankei Bldg.
lOF, 1-7-2, Otemachi, Chiyoda-ku, Tokyo
100, Japan, tel. 81-3-3273-2084, fax,
81-3-3273-2439.

Oktober

20 100 jaar Röntgenstraling, sympo-

sium en o.a.

tentoonstelling. Den Haag,
20 Course on Small Animal

Ophthalmology (Uveal Tract). Venue:
Camden Town, Royal Veterinary College,
London.

1996
Juni

30- 4/7 13th International Congress on
Animal Reproduction, Sydney Convention
Centre, Sydney, Australia.

KOPIJ OP
DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
3,5 inch-diskette (5,25 inch is
ook mogelijk) worden aangele-
verd in Word Perfect 5.1 (an-
dere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve
geen harde returns te geven.

-ocr page 410-

Dierenkliniek Marum zoekt zo spoedig mogelijk een

DIERENARTS M/V

Gezocht wordt iemand die naast de algemene praktijkwerkzaamheden belangstelling heeft voor de var-
kensgezondheidszorg. Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de mogelijkheden.

Sollicitaties binnen 14 dagen richten aan: Dierenkliniek Marum, Postbus 16, 9363 ZG Marum.

Gezocht ter overname, eventueel op termijn

EEN GEMENGDE EENMANSPRAKTIJK

met groeimogelijkheden in West- of Midden-Nederland.

Reacties s.v.p. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, onder nummer 70/94.

TER OVERNAME AANGEBODEN

moderne, groeiende kleine huisdierenpraktijk in Zuid-Oost Nederland.
Deel eigen middelen noodzakelijk.

Reacties s.v.p. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, onder nummer 71/94.

Gezocht voor samenwerking per 1 januari:

DIERENARTS M/V

in tweemanspraktijk te Lobith en Zevenaar. De werkzaamheden betreffen voornamelijk de gezelschaps-
dieren, maar ook enkele paarden en landbouwhuisdieren.

Gevraagd: een sociale en doortastende persoonlijkheid, die vier dagen per week wil werken, en met mij
deze praktijk wil uitbouwen.

Geboden: een fijne (landelijke) werk- en woonomgeving en een salaris naar Maatschappijnormen.
Associatie is op dit moment niet mogelijk.

Schriftelijke reacties binnen 10 dagen richten aan: G.B.M. van den Elzen, Markt 1, 6915 AH Lobith.

-ocr page 411-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve
eeuw uitgegroeid lot de meest complete uni-
versiteit van Nederland: een rijkgescha-
keerde, internationaal georiënteerde instel-
ling van wetenschappelijk ondenvijs en
onderzoek. De 14 faculteiten, 23 onder-
zoeksinstituten
ffi 58 studierichtingen
bieden studenten en medewerkers boeien-
de mogelijkheden zich verder te ont-
plooien. De rijkdom aan disciplines en
de nadruk op kwaliteit bepalen de aan-
trekkingskracht van Utrecht. Weten-
schappelijke traditie, moderne technie-
ken en op de toekomst gerichte pro-
gramma\'s dragen daaraan verder bij.
Met 26.000 studenten, j.ooo perso-
neelsleden en een jaaromzet van ySo
miljoen gultien vormt de universiteit de
spit van het Kenniscentriim Utrecht,
laniiit deze positie in Midden-Neder-
land onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoeksinstituten
over de gehele wereld.

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders
vermeld, richten aan de genoemde personeels-
dienst. Vergeet u niet het vacaturenummer te
vermelden. De universiteit streeft ernaar dat
vrouwen op alle niveaus even vanzelfsprekend
vertegenwoordigd zijn als mannen. Bij voltijdse
functie is invulling in deeltijd bespreekbaar. Er is
een regeling voor flexibel z»/angerschaps- en
ouderschapsverlof; er zijn 95 plaatsen voor kinder-
opvang.

Faculteit Diergeneeskuttde

De faculteit Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit neemt in Europa
een toppositie in op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg en is
geaccrediteerd bij de American & Canadian Veterinary Medical Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Gewoon hoogleraar

in het vakgebied veterinaire anatomie en embryologie

U gaat werken bij de vakgroep Functionele Morfologie.

Uw taken bestaan uit het initiëren, verrichten, begeleiden van en leiding geven aan het
wetenschappelijk onderzoek; het coördineren en geven van onderwijs; het verrichten
van bestuurlijke werkzaamheden.

Wij vragen een gepromoveerde (dieren)arts die: beschikt over expertise van algemeen
morfologische en/of embryologische aard èn inzicht in en begrip van het klinisch hande-
len; bij voorkeur op het terrein van de voortplanting óf de biomechanica deskundig is
en daarvan blijk heeft gegeven in de vorm van publikaties van hoog gehalte; beschikt
over didactische kwaliteiten; bereid en in staat is om leiding te geven aan het vernieu-
wingsproces in het onderwijs; getoond heeft leiding te kunnen geven aan en verant-
woordelijkheid te kunnen dragen voor wetenschappelijk onderzoek; bewezen ervaring
heeft bij het verwerven van externe financiering ten behoeve van onderzoeksprojecten;
bereid is nationaal en internationaal wetenschappelijke contacten te onderhouden met
(verwante) instellingen; bereid en in staat is te functioneren in de universitaire bestuurs-
structuur.

Wij bieden een aanstelling in vaste dienst. De omvang van de functie is 100%.
Uw salaris bedraagt maximaal f 11 580,- bruto per maand (hooglerarenschaal A van het
BBRA), bij volledige aanstelling.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact opnemen met
prof.dr. L.M.G. van Golde (voorzitter van de benoemingsadviescommissie), telefoon (030)
535388/53 5389. De functie staat beschreven in een voor de kandidaat beschikbare pro-
fielschets. Uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld van curriculum vitae en lijst van publika-
ties, kunt u binnen vier weken na verschijnen van dit blad vertrouwelijk richten aan de
decaan van de faculteit Diergeneeskunde, prof.dr H.W. de Vries, p/a Bureau Faculteit
Diergeneeskunde, Postbus 80163, 3508 TD Utrecht.
Vacaturenummer 70430.

Degenen die de aandacht willen vestigen op naar hun mening geschikte
kandidaten wordt gevraagd zich daartoe schriftelijk "

tot de decaan te richten. —

-ocr page 412-

De juiste positie
is doorslaggevend

De in hoogte en in hellingshoek
verstelbare onderzoek en/of
operatietafel van
Indulab

S

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel.(030)204114

De fiscus als vriend

Fiscaal gezien is vermogensvorming een
peperdure zaak. Immers van elke duizend
gulden inkomen is al gauw zestig procent
bestemd voor de kas van de fiscus.
U kunt hier iets aan doen door gebruik te
maken van de fiscale aftrek-mogelijkheid
die door de wetgever is geschapen.
Want dan verschuift u inkomen van nu naar
straks waardoor u direct een aantrekkelijk
belastingvoordeel geniet.
U kunt hiervan dit jaar nog profiteren.
Belt u gerust als u meer wilt weten.

>

<

DIX& CO

PRAKTIJKADVIESBUREAU
MAKELAARS IN ASSURANTIËN
Mauritsstraat 100, 3583 HW Utrecht

geeft u de ideale werkpositie.
De hoogte kan elektrisch nauw-
keurig en uiterst stabiel worden
ingesteld. Op verzoek met rvs
kuipblad (afgebeeld), met fixatie-
inrichting en/of kunststofblad
leverbaar. Zware, stabiele
uitvoering. Onderhoudsvrij
aandrifsysteem. Nieuw is de
schaartafel met een hoogte
instelbaar van 35-108 cm. Met
vast of V-blad leverbaar.

De operatietafel voor de kleine huis-
dierenkliniek. Elektrische hoogte ver-
stelling (35- 108 cnn).

Uitgebreide informatie is op
aanvraag verkrijgbaar bij:

Vetin-Aacofarma bv
Postbus 86
5280 AB BOXTEL

tel. 04116 73797
fax. 04116 76160

-ocr page 413-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

JOURNAL OF THE ROYAL NETHERLANDS VETERINARY ASSOCIATION

DEEL 11 9, AFLEVERING 24, 15 DECEMBER 1994

VAN DE HOOFDREDACTIE 747

OVERIGE ARTIKELEN

De veranderende taak van de dierenarts in de primaire produktie; J.P. T.M. Noordhuizen,
K.D.C. Stärk. J.H.M. Verheijden en J.F. Agger 749

KLINISCHE LES

De differentiële diagnose van niet genezende \'schimmel\'-plekken bij het paard;

M..\\ï. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan. W.R. Klein en W. Mi.sdorp 756

BOEKBESPREKING 755

WETENSCHAP

BERICHTEN EN VERSLAGEN

Rode Kruis Veterinair Programma in Somalia
De Veterinaire Apotheek
ESVD Workshop on Feline Dermatology
Produktinformatie verantwoord diergeneesmiddelengebmik
Bureau bijwerkingen diergeneesmiddelen opgericht
Lcverbot breidt zich uit

Pluimvee een potentiële bron voorCampylobacter-besmettingen

HlV-besmetting en geweldpleging \'gedekt\'

Animal welfare working group of the FVE

European society for veterinary clinical ethology opgericht

Cave: sedativa voor huisdier, effect op de baas

15"^ Kampioenschap kleiduivenschieten slaat alle records

Beheersing diermanagement op het melkveebedrijf

INGEZONDEN

Bonussystemen farmaceutische industrie; R. van Wijck
J.M. Boersma

Diergeneeskunde in 2000; J.M. van Leeuwen
Hominum animaliumque saluti; G.A. van E.xel

ACTUA

760

762

763

764

765

765

766

766

767

767

768

768

769

769

769

770

771

Wetenschapifelijke lezingen

WALTHAM

Pododermatltis bij hond en kat - Dr. Ton Willemse
Urolithiasis bij hond en kat - Dr. Ronald van Noort

Inlichtingen:

Virbac Nederland BV
Tel.: 03420 . 93008
Fax: 03420 . 90164

22 december 1994 te Barneveld

-ocr page 414-

HOOFDREDACTIE

Dr. W. Sybesma (voorzitler)

Drs. J.P.J. Peclen (penningmeester)

Dr. C. Terpstra

Prof. dr. J. E. van Dijk

Prof.dr. G.H. Wenlink

Mw. dr. L. M. Overduin

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

WETENSCHAPPELIJKE REDACTIE

Drs. A. E. J. M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H. J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. M. Debackere (Gent, België)

Dr. G. M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W. F.G. L. Droppers (Den Haag)

Prof. dr. M. Drost (Gainesville, Florida. U.S.A.)

Prof dr. E. C. Firth (New Zealand)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L. van der Heide (Storrs. Connecticut, U.S.A.)

Prof.dr. E.D. Heller(lsraël)

Dr. W. A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th. S. G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. M. W. Jackwood (Athens. Georgia. U.S.A.)

Dr. M. F. de Jong (Zwolle)

Prof. dr. A. Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof.dr. J. G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A. S. J. P. A. M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J. M. V. M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J. F. M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J. Th. van Oirschol (Lelystad)

Prof dr. J. Oosterom (Delft)

Prof dr. A. D. M. E. Osterhaus (Bilthoven)

Prof dr. N. C. Pedersen (Davis, California. U.S.A.)

Prof. dr. M. Pensaen (Gent, België)

Prof. dr. M. Reinacher (Giessen. Germany)

Prof dr. E. J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr.A. Rijnberk (Utrecht)

Prof dr. K. A. Schal (llhaca, New York, U.S.A.)

Prof dr. J. de Schepper (Genl, België)

Dr R.J. Slappendel (Utrecht)

Prof dr. G. Uilenberg (Alfort, France)

Mw. dr. A. J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. II. W. dc Vries (Ulrechl)

Prof dr. P. F. G. M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wcnsing (Utrecht)

Prof. dr. G. C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L. F. M. van Zulphen (Utrecht)

BUREAU-REDACTIE

R.G.J.M, Haring

A.M, Tummers, waarnemend

REDACTIE ADVIESRAAD

in deze raad zijn vertcgcnwtxïrdigd alle Afdelingen en
Groepen van de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde,

BUREAU

Julianalaan 8-10. Postbus 14031. 3508 SB Utrecht (tel,
030-51 01 ll/Tax 030-51 1787).

ABONNEMENTSPRIJS

Het Tijdsehrifl voor Diergeneeskunde is hel vcreni-
gingsiijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-ledcn van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

POSTGIRO/BANK

Postbank 511606 len name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht, ABN/AMRO N,V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr, 55 50 48 861 cn C en E bank
N,V,. Postbus 85100, 3508 AC Ulrechl. nr. 69 93 61
443.

DRUK

Drukkerij G. van Dijk B.V,. Breukelen (tel, 0.3462-
61304. fax 03462-64565).

ADVERTENTIES

Bureau Weijer B.V,. Veendam (tel, 05987-23065. fax
05987-13827)

KNMvD

Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8- 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon; 030 - 51 OI 11. Fax 030-511787

SECRETARIAAT
STAFMEDEWERKERS

CHEF DE BUREAU

VACATUREBANK

ADMINISTRATEUR

HOOFDBESTUUR

Drs. A. W. Udo, voorzitter
Drs. W.J. Schoorlemmer. vice-voorzitter
Drs. J. J. van Zutven. penningmeester
Drs. J.C. Baars, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans. lid

Mw. drs. C.L. van Amerongen-0\\ergaauw, lid

Drs. S. D. Feitsma. lid

Dr. Tj. Joma. algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M. C. van Oostrum-Schuurman Mess
Mw. mr, P. S. van Egmond
Mw. drs. S.A. M.Deleu

Mw. D.T.C. Raasing

Mw. drs. C.M. van Kalles

S. L. Oostindiën

CURSUSSEN EN CONGRESSEN 771

PAO-D 772

NIEUW(S1 VAN DE INDUSTRIE 773,774

STUDENTENREFERATEN 774

REFERATEN 774

VRAAG EN ANTWOORD 775

KNMVD

IN MEMORIAM

D. Petersc 776

MAATSCHAPPIJNIEUWS

KNMvD-cursus van. \'medewerker tot associé\' 777

CONTENTS

OTHER PAPERS

The changing task of the veterinarian in primary production; J.P. T.M. Noordhuizen.

K. n. C. Stärk. J. H. M. Verheijden and./, F, .Agger 749

CLINICAL SCIENCE

Differential diagnosis of non-healing \'fungal\' patches in horses; M.M. Sloet van Oldriiiten-
horgh-Oosterhaan. W.R. Klein and H\'. Mi.sdorp
 756

All rights reserved

\\\'erklarinj;:

Richtlijnen voor auleurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4), Dc Redactie aanvaardl geen aansprakelijkheid voor schade welke - direcl of indirect - hel gevolg miKhl zijn
van gebleken onjuistheden in dc inhoud van dc in dil tijdschrift opgenomen artikelen waarbij dc auteur is vermeld of in
de inhoud van dc in dit tijdschrift geplaalsie advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen doordc Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uil dil tijdschrift mag worden verveelvoudigd cn/of openbaar gemaakl. door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van dc Redaclic,

(Papers appearing in this ioiirnal ure listed in Current Contents / .Agricultural Biolog)- and {Environmental Science /
Inde.x-Medicus. inde.x i\'eterinarius / Veterinary Bullelin. Biological .Abstracts. Cambridge Scientific .Abstracts).

KONINKLIJKE NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR D I L R C; F N F F S K U N D F;

-ocr page 415-

Sonja Debruyne

(dierenarts)

heeft vandaag
advies gevraagd
over praktijk-
overname, een
financiering voor haar
auto geregeld en hulp
gekregen bij het invullen
van haar aangiftebiljet

VVAA

Atoomweg 100
3S42AB Utrecht
Tel. 030 - 47 49 11

En dat deed ze allemaal op één

vertrouwd adres:
Bij de VVAA

▼ praktijkadvisering ▼ financieringen t contracten ▼ spaarrekeningen

▼ alle soorten schade- en levensverzekeringen ▼ pensioenanalyses

▼ praktijkautomatisering ▼ congresreizen ▼ sociaal-culturele evenementen
T belastingadviezen en accountancy ▼ aangifte en T-biljetten ▼ jaarrekeningen

▼ loonadministraties ▼ advies over BV\'s en man/vrouw maatschappen

▼ seminars t congressen ▼ spoedeisende geneeskunde cursussen

▼ autotechnische aankoop- en onderhoudskeuringen t autoleasing

De ondernemende vereniging

-ocr page 416-

TECHNICAL MANAGER VARKENS
BENELUX r

Solvay Duphar Animal Health Benelux richt zich op de verkoop en
marketing van vaccins, antibiotica en farmaceutica voor nuts- en
gezelschapsdieren in de Benelux. De nadruk ligt op preventie van
ziekten. Vaccins maken dan ook 65% van de omzet uit. Bij de 34
medewerkers sterke verkoop- en marketingafdeling van Anima!
Health Benelux, gevestigd in Weesp en Brussel, is een vacature
voor een technical manager varkens.

Het werkterrein Binnen de afdeling, bestaande uit o.a. product
managers, technical managers, een registration-officer en een vete-
rinair manager, bent u belast met het geven van veterinair-techni-
sche ondersteuning aan het marketing- en sales department.
U verzorgt ook klantgerichte technische informatie en voorlichting,
waarbij u tevens vergaderingen en (mini-)symposia organiseert.
U levert technische ondersteuning t.b.v. de marketingplannen,
houdt het kennisniveau omtrent de produktgroepen bij buiten- en
binnendienst up to date en geeft input aan de internationaal
opererende Marketingafdeling, gericht op bestaande en nieuwe pro-
dukten.

U onderhoudt op Benelux-niveau contacten met onderzoeks-institu-
ten, faculteiten, gezondheidsdiensten e.d. en woont tevens relevan-
te wetenschappelijke vergaderingen, symposia en congressen bij.

Het functieniveau De Technical manager heeft een opleiding dier-
geneeskunde en heeft als dierenarts interesse in de veterinair-far-
maceutische industne. Enige jaren ervaring met de varkenshouderij
vanuit de diergeneeskundige praktijk ol farmaceutische industrie is
noodzakelijk Eigenschappen als klantgerichtheid, commerciële
belangstelling en het kunnen vertalen van technische gegevens in
een commerciële vorm zijn essentieel
voor de functie.
U beschikt over goede schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaar-
digheid en kunt in een hoge mate van teamwork binnen de informele
en dynamische afdeling goed functioneren. Gezien het Benelux
karakter van de functie behoort de bereidheid te bestaan om zo\'n
30-40% van de werktijd binnen de Benelux te reizen. Kennis van de
Franse en Engelse taai strekt tot aanbeveling. Uw standplaats is
Brussel, u bent momenteel woonachtig op een redelijke afstand van
Brussel dan wel bereid te verhuizen. Leeftijd tot 40 jaar.

De volgende stap Voor nadere informatie over deze functie kunt u
contact opnemen met de heer drs E.J. Jedema, Veterinair Manager
AHD Benelux, telefoon 02940 - 65887. Uw schriftelijke sollicitatie
met e.V. kunt u onder vermelding van referentienummer A 94203
richten aan Mercuri Urval, Fr. Rigaplein 30, bus 9,1030 Brussel.

Ernest Solvay ontdekte In 1863

een revolutionair procédé voor

het vervaardigen van soda.

Hij legde hiermee de basis

voor het huidige wereldwijde

chemisch- farmaceutische

concern Solvay. Bij de ruim

430 vestigingen in 39 landen

maakt Solvay een groot aantal

Solvay Duphar is onderdeel van
de sector Gezondheidszorg
van het Solvay concern.
Solvay Duphar is een farma-
ceutisch
-chemisch bedrijf dat
zich richt op geneesmiddelen
en vaccins voor mens en dier,
voornamelijk op basis van
eigen research en ontwikkeling.
Hieraan werken zo\'n 600 van
de ongeveer 2.000 mede-
werkers in Nederland. Verder
houdt Solvay Duphar zich bezig
met farmaceutische tussenpro-
dukten, gewasbeschermings-
middelen en vitamines.

Solvay in Nederland: Solvay
Chemie, Solvay Interox, Draka
Poiva, Boekelo Foliën, Top-
decor, Plavina Benelux, Solvay
Duphar, Duphar Nederland.
Solvay Duphar Animal Health
Benelux, Vemedia.

produkten die onontbeerlijk

zijn voor ons dagelijks leven.

SOLVAY
DUPHAR BV

SOLVAY

i 4 / J^AAA 4 / >

-ocr page 417-

» m i m

- --v\'^.-i\'ji^^ÉafeadLiÉiiÉMiitti^

Qi

Van de Hoofdredactie

In dit editorial wordt niet zoals meestal het geval is
ingegaan op de inhoud van dit nummer maar
wordt enige aandacht geschonken aan de finan-
ciën van het Tijdschrift. De reden hiervoor is dat
de Hoofdredactie het gevoel heeft dat de vernieu-
wing van het Tijdschrift in belangrijke mate is afgerond. Daarmee is niet gezegd dat de Hoofdredactie niet
actief zal blijven zoeken naar verbeteringen in de meest brede zin van het woord. Zij heeft daarbij uiter-
aard rekening te houden met de financiële mogelijkheden. De financiële situatie wordt elk jaar aan de le-
den gerapporteerd nadat de Financiële Commissie de jaarcijfers besproken heeft.

Ook dit jaar werden tijdens de jaarvergadering de financiële overzichten van \'de maatschappij\' en het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde aan de orde gesteld. Opvallend was dat in de jaarrekening van het
Tijdschrift na het geweldige tekort in 1992 een bescheiden positief saldo genoteerd was. Het grote tekort
in 1992 werd zoals u zich zult herinneren veroorzaakt door de overschakeling van het Tijdschrift (en The
Veterinary Quarterly) naar het huidige A-4formaat en het uitgeven van de beide tijdschriften in twee kleu-
ren. De experimenten \'mochten\' wat extra kosten. Gesteld kan worden dat het afsluiten van het boekjaar
1993 met een positief saldo gezien kan worden als de afronding van een proces dat in feite al in 1983 een
eerste aanzet kreeg.

In 1983 werd een eerste notitie opgesteld over het veranderen van de lay out en het formaat van het
Tijdschriji en The Veterinary Quarterly. In 1984 liet de Hoofdredactie een eerste voorbeeld-exemplaar
van het A-4 formaat afdrukken door drukkerij Van Dijk. Toentertijd waren er onvoldoende financiële ze-
kerheden om veranderingen door te voeren. Daarnaast waren er ook verschillende subjectieve overwe-
gingen die een besluit tot verandering nog niet wenselijk maakten.

Na een nader onderzoek over kosten en baten en na gesprekken met technische en organisatiedeskundigen
heeft het bestuur van de KNMvD en de Hoofdredactie in 1991 besloten om het sinds 1863 bestaande for-
maat te veranderen en tevens aandacht te schenken aan een meer geactualiseerde vulling van het
Tijdschrift.

Zoals reeds gezegd werden ook de kosten en baten geanalyseerd. Deze analyses hebben ertoe geleid dat
de kosten van de acquisitie van advertenties en de drukkosten in verhouding verminderd zijn. Hierdoor
mag ook in de toekomst, mits er voldoende advertenties geplaatst blijven worden, op een positief saldo ge-
rekend worden.

Gesteld kan worden dat de veranderingen die de laatste paar jaar zijn doorgevoerd financieel verant-
woord zijn gedaan. De Hoofdredactie kijkt, ook om die reden, met plezier terug op het veranderingsproces
dat heeft plaatsgevonden.

J.M. de Kruijf

-ocr page 418-

Éénmalige injectie

Maximaal resultaat!

Micotil is een nieuw en doeltreffend anti-
bioticum in de strijd tegen ademhalings-
aandoeningen bij kalveren.
Het concentreert zich sterk in de long en
blijft daar minimaal 3 dagen werkzaam
na één subcutane injectie.

Micotil staat borg voor een snel behan-
delingsresultaat. In klinische proeven
werd binnen 24 uur na behandeling een
sterke temperatuurdaling waargenomen.
Klinische symptomen verbeterden bin-
nen 48 uur.

IN 80% VAN DE GEVALLEN BLEEK EEN
INJECTIE AFDOENDE ALS BEHANDELING*

* Gemiddeld resultaat uit 6 proeyen uitgevoerd in verschillende Europese landen

Actieve slof: tilmicosine. Doeldier: kalf. Indicatie: de behandeling van pneumonie bij mestkalveren veroorzaakt door voor lilmicosine ge-
voelige Pasteurella haemolitica en/of Pasteurella multocida.
Tuedienin|>: éénmalige subcutane injectie van 1 ml per 30 kg lichaamsgewicht
(10 mg lilmicosine per kg).
Bijwerkingen: een milde, voorbijgaande zwelling op dc injectieplaats. Voorzorgen: niet toedienen aan paarden en
varkens. Buiten bereik van kinderen houden.
Wachttijd: 70 dagen voor de slacht. Verpakking: multidosis Hacon van 50 ml. Reg.NI: 7774 (UDA).

Lees vóór gebruik de bijsluiter.

Micotil

EEN ÉÉNMALICiE INJECTIE VOOK EEN MAXIMA.\\L RESULTAAT

Vertegenwoordiging: Aesculaap en Vetico Farma
Registratiehouder : Elanco Animal Health
Distributie : Aesculaap. Vetico Farma en AUV

®

ELANCO

ANIMAL HEALTH

Aesculaap

-ocr page 419-

m

DE VERANDERENDE TAAK VAN DE DIERENARTS
IN DE PRIMAIRE PRODUKTIE1

(EISEN MET BETREKKING TOT DIAGNOSTISCHE TESTS. RISICO-
ANALYSE EN DE NOODZAAK TOT CERTIFICERING VAN BEDRIJVEN)

J.P. T.M. Noordhuizen\'\', K.D.C. Stärk^, J.H.M. Verheijden^ en J.F. Agger^ Tijdschr Diergeneeskd 1994:119.- 749-55

Overige artikelen

SAMENVATTING

Verschillende nieuwe ontwikkelingen in de veeteelt ko-
men op de dierenarts af. Naast Integrale Keten
Beheersing (1KB) gaat nu certificering van bedrijven in-
zake diergezondheid, maar ook inzake produktiewijze
steeds belangrijker worden. Certificering voor dieren-
artspraktijken is aanstaand.

Om de nationale diergezondheid op een hoger plan te
brengen, is op gerichte wijze kwantitatieve informatie
nodig en moeten bepaalde technieken worden geoptima-
liseerd. De dierenarts moet in staat zijn de technieken
correct toe te passen en gegevens adequaat te interprete-
ren.

Probleemgebieden worden belicht en wegen ter benade-
ring van probleemgebieden worden uitgewerkt.
De conclusie wordt getrokken, dat de dierenarts een stra-
tegische positie inneemt om deze problemen op te lossen,
maar dat een juiste, aanvullende training daartoe nood-
zakelijk is, naast een nieuw type kwantitatief onderzoek.

INLEIDING

In de gezondheidszorg voor dieren, met name pluimvee en
varkens, spelen infectieziekten een belangrijke rol. Dit wordt
ten dele veroorzaakt door de hoge dierdichtheid per bedrijf
en regio hetgeen leidt tot ondermeer een gemakkelijker in-
troductie en verspreiding van infectieuze agentia.
Afgezien van gevolgen voor het welzijn, resulteren ziekten
ook in aanzienlijke economische schade. Dit betekent dat er
in het algemeen mimte voor verbetering van de gezond-
heidssituatie is. Tegelijkertijd moet echter worden bedacht,
dat in de huidige intensieve (varkens-/pluimvee-)houderij de
bedrijfsvoering onder dmk staat om kosten en inkomsten in
evenwicht te houden. Eén en ander heeft geleid tot een aantal
management-ondersteunende activiteiten en faciliteiten, zo-
als management informatie systemen (M.I.S.), procesbestu-
ring (krachtvoerdosering; klimaatbeheersing), veterinaire
bedrijfsbegeleiding, expertsystemen (zeugenvervanging).
Het varkens- en pluimveebedrijf, in mindere mate het mnd-

ƒ Vakgroep Veehouderij. iMndixtuwuniversileit Wageningen
: Inslitulfiir Viruskrankheilen und Immunprofyiaxe. Mittelhäusern. Zwitserland
j Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting, Faculteit der Diergenees-
kunde. Utrecht

4 Department of Ethology and Animal Health. Royal Veterinary and .Agricultural
University. Copenhagen. Denemarken

veebedrijf, is veranderd van een min of meer solitair opere-
rende eenheid naar één die deel uitmaakt van een gehele pro-
duktieketen, van primaire producent tot aan consument.
Consumenten spreken meer en meer hun zorg uit over en for-
muleren eisen ten aanzien van produktkwaliteit maar ook
produktiewijze. Deze zorg is ten dele gebaseerd op de zorgen
en bewustwording omtrent eigen gezondheidsrisico\'s ten ge-
volge van infectie of contaminatie van dierlijke produkten.
Daamaast bestaat er zorg over het uitgebreide diergenees-
middelengebmik (residuen) en omtrent dierlijk welzijn in de
intensieve veehouderij. Uitbraken van zoönosen en voedsel
gerelateerde ziekten, zoals salmonellose, hebben een gewel-
dige invloed op het consumentengedrag en de publieke opi-
nie. Niet in het minst ook door de sleutelrol die de media
daarbij vervullen. De primaire producent is de facto en de
jure - in elk geval in Nederiand - verantwoordelijk voor de
door hem geleverde dieren en dierprodukten, en voor de
wijze van produceren. In situaties en tijden dat de overheid
zich veel meer temgtrekt van bijvoorbeeld de primaire ge-
zondheidszorg voor dieren wordt het dragen van die verant-
woordelijkheid een zwaardere taak voor elke veehouder.
Maar ook de dierenarts, die weliswaar naast de curatieve
praktijk tevens de consultatieve en preventieve praktijk heeft
geplaatst, draagt een deel van deze nieuwe verantwoorde-
lijkheid. De bedrijfsbegeleiding is zeker discipline-integre-
rend maar vooral kwalitatief in benadering. Een kwantita-
tief-wetenschappelijke basis ontbreekt echter. Wanneer in
het rapport van Julicher
et al. (16) wordt gesproken over on-
dememers en risico\'s dient te worden bedacht, dat de dieren-
arts ook daarbij een vooraanstaande rol kan spelen. Mits op-
leiding en onderzoek daar eveneens op aansluiten. Het
verzetten van de bakens in deze richting is in het belang van
de veehouders, de dierenarts, de consument en aldus de ge-
hele produktieketen.

In dit artikel worden enkele probleemgebieden uit de dier-
lijke produktiesector nader belicht.

Het doel van dit artikel is aan te geven via welke wegen de
prakticus deze probleemgebieden kan benaderen en tevens
wat daarvoor nodig is in onderzoek en opleiding.

DEELI: PROBLEEMGEBIEDEN

* Infectieuze ziekten op dier-populatieniveau.
Op het niveau van het dier of de primaire produktie zijn de
meeste ziekten infectieus van aard: hetzij hoogst besmette-
lijk monocausaal, hetzij endemisch multifactorieel.

Monocausale ziekten als Klassieke Varkenspest, Afrikaanse
Varkenspest, Mond- en Klauwzeer en NewCastle Disease
zijn bij detectie onderworpen aan uitroeiïngsprocedures. De
meeste van deze ziekten veroorzaken aanzienlijke economi-
sche veriiezen voor zowel de bedrijven, als de sector en de
intemationale markt. Behalve adequate klinische detectie.

1  Excerpt van een lezing gehouden op 14-/0-1993 te Utrecht in het kader van ECCE-
AMST European Seminar "Veterinary aspects of meat production, processing and
inspection: an update of recent developments in Europe". Vakgroep VVDO.
Fakuiteit der Diergeneeskunde. Utrecht

-ocr page 420-

zijn diagnostische laboratoriumtesten van groot belang, zo-
wel vóór eradicatie, als tijdens de follow-up fase van eradi-
catie en controle-programma\'s. Ten eerste om verdachte ge-
vallen terecht te kunnen bevestigen en ten tweede om
bedrijven weer terecht vrij te kunnen verklaren van een aan-
doening. Valspositieve en valsnegatieve testuitslagen zijn
daarin van cruciaal belang, maar hoe bepaal je dat bij testen?
In sommige gevallen vereist de EU dat alle dieren op een
ziekte worden getest, voordat een verklaring van ziektevrij-
dom wordt afgegeven, terwijl in andere gevallen een steek-
proef van bedrijven en dieren kan worden genomen. Maar
hoe moetje een correcte steekproef nemen om juiste conclu-
sies te kunnen trekken?

Om zich een idee te vormen van de wijze waarop infecties
zich binnen en over bedrijven verspreiden en gedragen, is
meer inzicht in de populatie-dynamica van infecties nodig,
maar ook in het verloop van een infectie in individuele die-
ren. In een niet-beschermde populatie kan de introductie van
een agens al dan niet leiden tot een epidemie. Verscheidene
factoren bepalen deze uitkomst: de proportie van gevoelige
dieren, de immuunstatus van de koppel en de immuunres-
ponsiviteit, de eventuele aanwezigheid van dragerdieren, de
mate van contact tussen dieren en de kansen op introductie.
Kwantitatieve schattingen van deze factoren zijn echter tot
op heden niet of gebrekkig aanwezig. Zowel dierexperimen-
teel als in mathematische ziektetransmissie-modellen dienen
deze punten te worden opgehelderd.

Endemische infecties met een multifactoriële etiologie zijn
gewoonlijk aanwezig in conventionele, intensieve dierpro-
duktiesystemen. De agentia zijn gewoonlijk voorwaardelijk
pathogeen, terwijl de infectie afhangt van de genetische
ziekteresistentie van het dier en van de immuunrespons-effi-
ciëntie, die weer wordt beïnvloed door omgevingsstressoren.
Zulke stressoren zijn te vinden op domeinen als huisvesting,
klimaat in de stal, voeding/beweiding, de bedrijfsvoering.
De labiele balans tussen immuunrespons en stress kan onder
bepaalde condities worden verschoven ten gunste van ecn in-
fectie (1). Dit zou minstens ten dele kunnen verklaren,
waarom sommige bedrijven meer last hebben van ziekten
zoals
ActinohaciUus Pleuropneumonie en Atrofische
Rhinitis dan andere. Daar de benadering van endemische
ziekten reductie en beheersing impliceert, is de rol van vacci-
natie en medicatie, met name in de intensieve veehouderij tot
nu toe van uitermate groot belang geweest. Gegeven echter
de eisen die inzake diergezondheid door vanuit ons land im-
porterende landen worden gesteld en het streven naar verbe-
tering van de diergezondheid, dient nog meer dan voorheen
de nadmk te worden gelegd op preventie en controle. Een
nieuwe taak voor de dierenarts, vooral de bedrijfsbegeleider,
is om de meest relevante determinanten van gezondheid/
ziekte in het veld te identificeren en de bijdragen van die de-
terminanten aan het ziekte-optreden te kwantificeren. Op die
wijze kunnen prioriteiten worden gesteld in begeleidings- en
preventieprogramma\'s en kan de veehouder adequaat wor-
den geadviseerd. De hiervoor genoemde benadering om de
ziekterisico\'s terug te dringen en beheersbaar te maken eli-
mineert overigens niet per definitie de infectieuze agentia.
Voorts is er (nog) geen volledige kennis van ziektedetermi-
nanten, zeker niet in kwantitatieve zin, zodat op dit terrein
veel meer veldonderzoek noodzakelijk is. Tegelijkertijd
moet worden begrepen, dat de gegevens vanuit het veld in
grotere omvang, beter van kwaliteit en betrouwbaarheid en
met grotere uniformiteit verzameld moeten worden. Dit om
een juiste en betrouwbare analyse mogelijk te maken. Met
name in geautomatiseerde systemen voor praktijkinformatie
en in management informatie systemen bestaat teveel ruimte
voor \'vrije tekst\'.

Welke strategie voor de behandeling van zieke dieren ook
wordt gevolgd, steeds hebben ze met elkaar gemeen dat ze
afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van diagnostische
testen van hoge kwaliteit. Helaas is er maar al te vaak een
grote proportie valspositieve testresultaten ten gevolge van
het matige prestatieniveau van serologische testen. Dit zou
kunnen leiden tot ongewenste en onnodige bedrijfsblokka-
des. Zowel bij monocausale infecties als die met een multi-
factoriële achtergrond is het van groot belang dat aan de
kwaliteit van diagnostische testen veel aandacht wordt be-
steed, ook bij de ontwikkeling van testen.
Dierenartsen moe-
ten zich de principes die ten grondslag liggen aan testevalu-
atie eigen maken. Dat is de enige manier om diagnostische
testen in het veld op de juiste wijze te kunnen hanteren en
correcte conclusies te trekken.

* Infecties in relatie tot zoönosen en voedselinfectie
De veelheid aan eisen van de consument inzake controle op
produktkwaliteit zouden beter kunnen worden ingewilligd
met de introductie van IKB-programma\'s die uniform van
opzet en uitvoering, mogelijk variabel qua inhoud zijn.
Kwaliteit in deze programma\'s behelst meer dan alleen voe-
dingswaarde, smaak of dierwelzijn. Ook het vrij zijn van pa-
thogene kiemen en van diergeneesmiddelen behoort daartoe.
Tot de meest relevante pathogenen behoren ondenneer
Salmonella sp., Campylobacter sp., Streptococcus suis II,
Leptospira sp.
Ook de meeste van deze ziekten zijn multi-
factorieel van aard en daarom is informatie over omgevings-
factoren nodig ter bestrijding en preventie. Aan het begin

LU

tr
=>

Q.

t/i
UJ

co
<y>

LU

8
er

Q.

vleeskuiken
koppels

g

lU

ziekteuitkomst
bij dieren

besmet product

economisctie
valuatie

prevalentie van Salmonella - Infecties (%)

geïdentificeerde risikofactoren

gekwantificeerde bljclrage van risikofactoren
gevoelige koppels (en dieren)
geïnfecteerde lieren (en koppels)

elleggende (fok & ver-
koppels meerdering)

ziekteuitkomst
bij dieren en mens

UJ

O

economische
valuatie

Figuur 1. Overzicht van belangrijkste componenten die bijdragen aan het
optreden en de verspreiding van salmonella-infecties bij dieren (gemodifi-
ceerd naar Bolder (7)).

-ocr page 421-

\'Mil

ÉrfMi

1 « VI

>1 I ü

m

van de productieketen is behalve de veehouder ook de die-
renarts sterk betrokken. Niet alleen ten aanzien van een res-
trictief en selectief geneesmiddelengebruik, maar ook ten
aanzien van het toepassen van methoden om risico\'s van
zoönosen en voedselinfecties te bepalen. Dit vereist nieuwe
training.

De dierenarts staat op dit domein in een sleutelpositie, mits
hij/zij de handschoen oppakt en de verantwoordelijkheid
aangaat. Dat we in dit soort gevallen te maken hebben met
complexe syndromen moge blijken uit figuur 1. Hierin staan
de meest relevante factoren die bijdragen aan het optreden en
verspreiden van
Salmonella-infecties in populaties c.q. een
ecosysteem.

Voor endemische ziekten en zoönosen, maar ook in het ka-
dervan IKB-programma\'s zijn meet- en bewakingssystemen
(Monitoring & Surveillance Systems, MOSS) te overwegen,
die bijvoorbeeld op bedrijfsniveau en/of dierenartsenpraktij-
ken en/of slachthuizen operationeel zijn. Bepaalde ziekten
en infecties worden vroegtijdig opgespoord waarna actie kan
worden genomen ter bestrijding en voorts preventie. De
grondslag van elk MOSS is een basisnetwerk van peilsta-
tions in een bepaalde regio, die zijn gekozen volgens een
strikt protocol, gekoppeld aan een concrete vraagstelling. In
dit protocol zijn elementen opgenomen zoals steekproefpro-
cedures, diagnostische procedures, voorschriften over gege-
vensverzameling van dieren en omgeving, richtlijnen voor
de analyse. Een MOSS gericht op het beantwoorden van de
vraag naar prevalenties van bepaalde infecties, zal daarbij
anders functioneren dan een MOSS gericht op het vaststellen
van risico\'s van optreden van bepaalde ziekten. Het alge-
mene doel van een MOSS is om betrouwbare en nauwkeu-
rige informatie te verkrijgen over ziekten/infecties, hun op-
treden en verspreiden, zowel in de tijd als geografisch;
informatie die anders niet of nauwelijks verkregen kan wor-
den. De kosten van een MOSS worden onder andere ge-
vormd door kosten van laboratoriumonderzoek, monster-
name, salariskosten van mensen in het veld en in het
laboratorium, transportkosten, computerkosten en overhead.
De jaarlijkse kosten van een MOSS voor salmonellose op
pluimvee- en varkensbedrijven in Nederiand werden door
Vermunt (1990) berekend op 18 miljoen gulden (21). Voor
de vleeskalversector in Nederland wordt een bedrag van 3,5
a 4 miljoen gulden geraamd, hetgeen neerkomt op ƒ 3,70 per
dier en ƒ 0,04 per kg produkt.

Tegenover kosten staan baten. Baten zijn echter moeilijk te
schatten, vooral vanwege indirecte componenten zoals ver-
beterde arbeidsproduktiviteit van de mensen, verbeterd wel-
zijn van mens en/of dier, afname van pijn bij de mens (11).
De directe componenten zijn wat eenvoudiger te berekenen.
Behalve zulke (financiële) baten, heeft de sector ook voor-
deel van een verbeterd imago naast voordelen als minder
sterfte en ziekte bij de dieren. Dit verbeterd imago speelt een
rol richting consument en markt.

IKB-programma\'s, zoals die in Nederland bijvoorbeeld be-
staan, zijn niet gekoppeld aan MOSS en bevatten een be-
perkte diergezondheidscomponent.

In relatie tot het rapport van Julicher et al. kan dit soort kop-
peling wel eens van groot belang worden (16).
Ook bij deze koppeling, met name inzake gegevens over dier-
ziekten en omgevingsfactoren, kan de dierenarts in het veld
een belangrijke rol spelen. Zijn/haar betekenis voor de vee-
houder neemt dan toe. mits aanvullende training en onder-
zoek plaatsvinden.

DEEL II: PROBLEEMBENADERING

Epidemiologie

Epidemiologie is de wetenschappelijke discipline die de pa-
tronen en verspreiding van ziekte-optreden en gezondheid in
populaties in de tijd en geografisch bestudeert, alsmede de
factoren (determinanten) die de gezondheid-Zziekte-status
bepalen. Haar hoofddoelstelling is om het kwantitatieve in-
zicht in gezondheid/ziekte te verbeteren teneinde beleidma-
kers en -uitvoerders in de diergezondheidszorg te voorzien
van geëvalueerde, gewogen altematieven voor de preventie
en bestrijding van ziekten. Onzekerheden en waarschijnlijk-
heden, uitgedrukt ook in risico, spelen een grote rol.
Risico wordt gedefinieerd als de mogelijkheid om schade op
te lopen (ziekte; aangetast welzijn; veriiezen) ten gevolge
van een bedreiging. Het betreft de ongewenste gevolgen van
een gegeven factor of handeling voor de waarschijnlijkheid
van optreden van de stoornis. Risico wordt altijd door bloot-
stelling aan een factor of handeling voorafgegaan.

* Klinische epidemiologie: diagnostische testen en steek-

proefomvang.

Keuze diagnostische test.

Eerder in dit artikel is al gesproken over de waarde van diag-
nostische testen. Niet alleen om een klinische diagnose te be-
vestigen of om een ziekte te detecteren in een koppel, maar
ook in het kader van ziektebestrijdingsprogramma\'s. De be-
langrijkste testkenmerken zijn sensitiviteit (SE) en specifici-
teit (SP). Deze kunnen worden berekend door de test te ver-
gelijken met een \'gouden standaard\' die is bepaald in dieren
die een bepaalde ziekte ook daadwerkelijk hebben (Tabel 1).

Tabel 1. Formules om de sensitiviteit en spedticiteit van diagnostische
testen uit een
2x2 tabel te berekenen (naar Martin et al.( 17]\\

positief
negatief

test onder studie

sensitiviteit
specificiteit

Bij aanvang van een eradicatiecampagne wordt een test ver-
langd met een hoge sensitiviteit, om alle echt positieve kop-
pels te kunnen elimineren, terwijl tijdens de follow-up fase
een hoge specificiteit gewenst is om niet de vals-positieve
koppels op te ruimen. In de context van zoönosen zijn sensi-
tieve testen gewenst.

Echter, vele diagnostische laboratoriumtests worden zonder
dat de genoemde testkenmerken zijn bepaald, gebruikt.
De SE en SP zijn negatief aan elkaar gerelateerd. Daarom
moet een afbreekpunt worden gedefinieerd om een uitslag
\'negatief of\'positief te noemen. De keuze van het afbreek-
punt hangt ondermeer af van de doelstelling waarmee de test
wordt toegepast en van het belang van de ziekte. Een
voor-
beeld
betreft Leptospira hardjo-inkcties bij koeien, leidend
tot ondermeer melkproduktieveriies, abortus en mastitis bij
melkvee en ziekten bij de mens. De gebruikte diagnostische
tests voor monitoring zijn de micro-agglutinatie-test op se-
rum (MAT) en de ELISA. De SE en SP zoals voor de MAT
gerapporteerd bedragen respectievelijk 67% en 86%) bij een

-ocr page 422-

titer van 1 op 10. De waarden bij een titer van l op 100 waren
respectievelijk 41% en 100%! Met gebruikmaking van de
MAT als referentie waren de waarden voor de ELISA bij een
titer 1 op 100 respectievelijk 98% en 95% (6). Het blijkt dus
van cmciaal belang te zijn, hoe afbreekpunten voor \'positief
en \'negatief goed worden gekozen en of er uniformiteit
daarin bestaat tussen laboratoria.

De gevolgen van waarden van testkenmerken kunnen groot
zijn, met name als de prevalentie van een ziekte laag is.
Veronderstel in het volgende
voorbeeld, dat de ware preva-
lentie van een fictieve varkensziekte 1% is en dat een diag-
nostische test beschikbaar is met een SE en SP van elk 90%.
Wat zou dan de gemeten prevalentie zijn van de ziekte in een
populatie van 1000 dieren?

Met de gegeven waarden van SE en SP en de afleidingen vol-
gens tabel 1 blijkt dat de gemeten prevalentie 10.8% is. Dit is
lOx zoveel als de ware prevalentie. De test is daarmee onge-
schikt om prevalenties van dit lage niveau juist te bepalen in
deze populatie. In bijvoorbeeld de follow up van een eradica-
tiecampagne kan dit van belang zijn.

Bij de keuze van een diagnostische test moet men dus niet al-
leen de testkenmerken SE en SP overwegen, maar ook de
prevalentie en de doelstelling. Verder spelen ook zaken als
populatie-omvang een rol. In sommige gevallen (bijvoor-
beeld volksgezondheid) is een matige test hanteren beter dan
geen test hanteren; zeker als het probleem moet worden geë-
limineerd. In andere gevallen zou men kunnen corrigeren
voor de waarde van testkenmerken als die niet de 100% be-
reiken.

Steekproefgrootte.

Het is even belangrijk dat de mate van ziekte-voorkomen in
het veld (prevalentie) op de juiste wijze wordt geschat, hetzij
ter indicatie, hetzij representatief

In de ideale situatie worden aUe bedrijven en aMe dieren on-
derzocht om een volledig beeld van het voorkomen van in-
fecties te krijgen. In vele gevallen echter wordt een aselecte
steekproef genomen uit de populatie, bijvoorbeeld bij be-
drijfsscreeningen. Hierbij wordt dan een bepaalde nauwkeu-
righeid en betrouwbaarheid gekozen. Door een steekproef te
nemen en niet de hele populatie wordt er bespaard op kosten,
arbeid en tijd, om alles georganiseerd te krijgen; daamaast
wordt de kans op effecten van inschakelen van meerdere la-
boratoria verkleind. In het algemeen is het nemen van ase-
lecte steekproeven nodig om een representatief en betrouw-
baar beeld van de populatie te krijgen. Dit betekent dat
conclusies uit de steekproef ook gelden voor de hele popula-
tie. Andere, niet-aselecte procedures kunnen een onnauw-
keurig en niet betrouwbaar beeld geven. Als grove indicator
voor trends kunnen deze nog wel van nut zijn. Ze worden
hier buiten beschouwing gelaten.

Een voorbeeld betreft de bepaling van de steekproefomvang
(bedrijven/dieren) om het maximaal aantal geïnfecteerde
dieren in een koppel vast te stellen, gegeven het feit dat op
het laboratorium alle monsters bijvoorbeeld serologisch ne-
gatief zijn en de ziekte geen dragers kent. De formule om dit
te berekenen, gegeven de testkenmerken SE en SP 100%,
luidt in vereenvoudigde vorm als volgt (8, 17):

d=[l-(l-a)l^"]*[N-(n-l)/2]
waarin d = (verwachte) aantal geïnfecteerde dieren

a = gekozen betrouwbaarheidsniveau, bijv. 95%
n = steekproefomvang
N = populatie omvang

Veronderstel in een voorbeeld dat op een bedrijf met 100
zeugen (=N) er 36 bloedmonsters voor serologisch onder-
zoek zijn genomen (=n). Alle monsters bleken serologisch
negatief Hoeveel geïnfecteerde dieren kunnen er dan nog
rondlopen op dit bedrijf bij een betrouwbaarheidsniveau van
95% (=a)?

Invulling in de formule levert het aantal van 6,59=7 dieren.
De vervolgvraag is dan, of dit aantal een bepaald risico
vormt en acceptabel is voor bedrijf of (semi)overheid.
Belangrijk hierbij is natuurlijk de vraag over het soort ziekte.
Blaasjesziekte (SVD) zal anders worden bekeken dan eenzij-
dige longontsteking (App).

Voor de detectie van de prevalentie van een bepaalde infectie
in een regio, is de formule voor steekproefname als volgt te
vereenvoudigen (8, 17):

n=[l-(l-a) \'^d]*[N-(d-l)/2]
met daann dezelfde symboolinhoud als hierboven. In situ-
aties waarin de testkenmerken SE en SP lager dan 100% zijn,
dienen aanpassingen op de formules te worden gemaakt. Dit
valt buiten het kader van dit artikel.

Gegeven het feit, dat de autoriteiten in feite nauwkeurigheid
en betrouwbaarheid voor dit soort berekening moeten kie-
zen, gebaseerd op bijvoorbeeld EU-richtlijnen of nationaal
politieke uitgangspunten of kosten/logistiek, zijn verschil-
lende situaties denkbaar. Een eenvoudig
voorbeeld daarvan
kan worden afgeleid uit tabel 2. Daarbij is overigens geen re-
kening gehouden met bijvoorbeeld de populatiegrootte.
Er zijn diverse methoden voorhanden om steekproefgroottes
correct te bepalen, zoals gestratificeerde random sampling
(8, 17). Stratificeren lijkt met name voorde dieriijke produk-
tie sector geschikt: eerst wordt de populatie in strata (klas-
sen) verdeeld naar bijvoorbeeld geografisch gebied (RVV-
kring, postcode) en bedrijfsgrootte; daaruit wordt een steek-
proef getrokken; ten tweede worden de dieren binnen deze
bedrijven aan een steekproef onderworpen ten behoeve van
bijvoorbeeld ziektediagnostiek. Zo\'n stratificering reduceert
de variantie in de schatting en bovendien de kosten van de
steekproef (2,20).

Tabel 2. Schattingen van steekproefgrootte bij verschillende prevalenties, betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

betrouwbaarheidsniveau

90%

95%

99%

nauwkeurigheid

10%

1%

10%

1%

10%

1%

prevalentie

10%

24

2435

35

3547

60

5971

30%

57

5682

81

8067

139

13933

50%

68

6764

96

9604

166

16587

70%

57

5682

81

8076

139

13933

90%

24

2435

35

3547

60

5971

-ocr page 423-

* Kwantificeren van infectierisico.

In geval van multifactoriële ziekten is het waardevol om in-
formatie te verzamelen over de bijdrage van omgevingsfac-
toren aan het ziekte-optreden, om zodoende meer handvatten
voor bestrijding/preventie te verkrijgen. Kwalitatieve infor-
matie is niet toereikend om prioriteiten te stellen of de eco-
nomische relevantie van te nemen acties te bepalen omdat
deze informatie niet specifiek genoeg is. Dit voorts omdat
vele tientallen of honderden factoren bij ziekte-optreden be-
trokken kunnen zijn, terwijl de belangrijkste eerst geïdentifi-
ceerd moeten worden. Kwantitatief epidemiologische me-
thoden moeten daartoe worden toegepast.
Standaardparameters voor het kwantificeren van risico zijn
Relatief Risico, RR, of risk ratio, en de Odds Ratio, OR, een
benadering van de RR (17). Deze parameters worden mw-
weg berekend als in tabel 3 is weergegeven (in univariate si-
tuaties, dat wil zeggen als het om 1 factor gaat).
De interpretatie van RR in algemene zin is: de mate van toe-
name (of afname) van de waarschijnlijkheid van ziekte-op-
treden bij aanwezigheid van een bepaalde factor in verhou-
ding tot die waarschijnlijkheid bij afwezigheid van die
factor. Indien RR = 1 dan is er geen verband tussen factor en
ziekte-optreden; bij RR>1 verhoogt de factor het ziekterisico

Tabel 3. Methoden om risicoparameters uit een 2x2 tabel te berekenen
[naar Martin
et ai]

infectiestatus van dieren

geïnfecteerd

niet
geïnfecteerd

blootgesteld aan factor

A

B

A B

C

D

C D

A C

B f D

N=A B C D

Relatieve Risico. RR = [A/(A B)] : [C/(C D)] :
OJds Ratio, OR = [A "DJ . IB*C]

en bij RR<1 verkleint de factor dit. De aldus verkregen para-
meters worden \'mw\' genoemd omdat geen rekening wordt
gehouden met andere factoren, met interactie tussen factoren
of met verstrengeling van factoren. Om dit op te lossen zijn
er andere, meer gekunstelde technieken nodig, zoals multi-
pele logistische regressie-analyse, survival-analyse of pad-
analyse (13, 17).

Het navolgende voorbeeld is ontleend aan Henken et al.
(12). Het betreft een artikel over een multivanate risico-
kwantificering van salmonellose op vleeskuiken-moederbe-
drijven. De voomaamste risico-indicatoren staan in tabel 4
vermeld, samen met de respectievelijke ß - de regressie coëf-
ficiënt; de betreffende OR wordt verkregen door de transfor-
matie e". Op de methodiek wordt hier verder niet ingegaan.

Ü

m f ^«iFr? n ■ Ui« «
-11 It \'ii b^jfcélÉftiJl

Tabel 4. Resultaten van een multivanate risicokwantificering van salmo-
nellose op vleeskuiken moederbedriiven (volgens Henken
et at.).

variatiebron

ß

SE van ß

Wald\'sx

2 P

OR

intercept

0.589

0.864

0.64

0.50

-

desinfectie

-0.664

1.035

0.41

0.52

0.5

hygiëne

-3.90

0.906

0.19

0.67

0.7

desinf x hyg.

3.224

1.50

4.63

0.03

25.1

voerfabriek

1.660

0.62

7.07

0.008

5.3

desinfecliebakken aanwezig nee/ja
hygiëne drempels slecht/goed

desinf. .x hyg. betekent de interactieterm lussen voorgaande
voerfabriek klein/groot

Een kleine voerfabriek (slechts 1 produktielijn) verhoogt het
risico al met een factor 5,3 in deze studie. Op bedrijven waar
alle factoren in hun meest slechte status voorkomen bleek
het getotaliseerde risico om in de salmonella-positieve groep
te vallen zelfs 46x groter te zijn dan op bedrijven met de fac-
toren in de beste status (data niet getoond).
Deze risicokwantificeringsprocedures kunnen aldus \'hoog-
risicogroepen\' aanwijzen. Tevens wordt geduid op de be-
langrijke factoren/condities waar aandacht gewenst is, zeker
als dat gebeurt in samenhang met een economische evalu-
atie. Voorts creëren deze procedures een bewustwording bij
personen die betrokken zijn bij probleemgebieden en kunnen
zodoende motiverend werken.

Praktici. met name zij die computer-ondersteunde bedrijfs-
begeleiding uitvoeren, kunnen in hoge mate hulp bieden bij
de uitvoering van genoemde veldstudies en bijdragen aan
het verkrijgen van noodzakelijke informatie. Tegelijkertijd
kunnen praktici de resultaten van zulke veldstudies benutten
voor een nadere onderbouwing van hun advies en bij het
stellen van prioriteiten voor maatregelen.

CERTIFICERING VAN DIERGEZONDHEID EN
PRODUKTIESYSTEEM.

De hogere eisen inzake de kwaliteit van produkten en pro-
duktiewijze zoals hiervoor al genoemd hebben in diverse
landen geleid tot de introductie van certificeringssystemen.
In Nederland werken de Gezondheidsdiensten aan ontwerp
en implementatie van certificeringsprogramma\'s. Deze pro-
gramma\'s vormen een onderdeel van grotere gezondheids-
systemen, zoals het Nationaal Programma Varkensgezond-
heidszorg, maar zijn op vrijwillige basis. In de varkenssector
worden verschillende typen bedrijven onderscheiden, elk
met zijn eigen specificaties voor certificering. Certificering
betreft de vrijdom van residuen van diergeneesmiddelen,
van abcessen, stoomissen, de aanwezigheid van een goedge-
keurd veterinair begeleidingspakket, de vrijdom van be-
paalde agentia bepaald volgens een ontworpen protocol van
diagnostische testen en specifieke eisen voor het manage-
ment bevattend (18). Voorbeelden zijn de certificering voor
vrijdom van toxine-producerende
P.mullocida op varkens-
fok- en vermeerderingsbedrijven, en die voor vrijdom van S.
enteritidis op pluimvee-legbedrijven.

Als we erkennen dat de primaire producent de eerst verant-
woordelijke is voor kwaliteit, kan het waardevol zijn om een
heel spectmm van certificaten te ontwerpen die te maken
hebben met vrijdom van dierziekten, zoönosen en voedsel-
gebonden stoomissen. Zulke certificaten bepalen dan de \'ac-
tieradius\' van een bedrijf Een A-1 status die wijst op het
hoogst mogelijke kwaliteitsniveau kan bijvoorbeeld toegang
bieden op alle mogelijke markten, terwijl een P-5 status al-
leen toegang biedt op een lokale markt met vele restricties.
Elke status omvat een serie certificaten, gebaseerd op stan-
daard-protocollen waarin diagnostische tests worden toege-
past op omschreven steekproeven uit de bedrijfspopulatie.
Ook de certificering van produktiesystemen, operationeel
onder de wetgeving inzake welzijn, gezondheid, milieu en
onder consumenteneisen behoort tot dit spectmm.
In het kader van de \'risicobewuste ondememer\' zoals gedefi-
nieerd in het rapport \'Toekomst van de Diergezondheid: wie
zal het een zorg zijn?\' (6) is het wenselijker op termijn een
certificering in te voeren inzake het
ziekte-risico van bedrij-
ven. Immers, we spreken dan niet meer over de wel of niet
aanwezigheid van (klinische/niet klinische) ziekten, maar

-ocr page 424-

over de aanwezigheid en grootte van de risicofactoren. Zeicer
op de langere termijn biedt dit voordelen, bijvoorbeeld ten
aanzien van preventie en van verzekering.
Diagnostische protocollen moeten een juiste testprocedure
bevatten gebaseerd op hoog-kwalitatieve testkenmerken en
een waardevol nauwkeurigheids- en betrouwbaarheidsni-
veau. Verder moeten voorschriften worden gegeven over de
steekproefmethode voor dit testen.

Het lijkt daarmee gerechtvaardigd om certificeringssystemen
te integreren in programma\'s voor Monitoring & Surveillance
en in IKB-programma\'s. Verbindende elementen zijn de certi-
ficaten voor medicinering en vaccinatie, hygiënepro-
gramma\'s, managementactiviteiten (aankoopbeleid; voerstra-
tegie; interactie met slachthuis). In dit gehele netwerk spelen
slachthuizen en Gezondheidsdiensten een belangrijke rol.
De tijd is nabij dat zulke certificaten worden afgegeven on-
der toezicht van de Raad voor de Certificatie of onder auspi-
ciën van de Intemational Standardization Organization
(ISO) voor EU-doeleinden.

Dit vraagt een strakke taakverdeling tussen Gezondheids-
diensten (diagnostische laboratoria), landbouwvoorlich-
tingsorganisaties en slachthuizen, adequaat voorzien van ex-
pertise en afgestemd op bovengeschetste behoeften en een
adequaat beheer van programma\'s.
De dierenarts die is be-
trokken bij dergelijke programma \'s en systemen, vooral in
controle- en adviestaken, heeft behoefte aan zo \'n infrastruc-
tuur om efficiënt te kunnen werken en om mogelijke bedrijfs-
problemen effectief te bestrijden. Tegelijkertijd dienen prak-
tici zich bewust te zijn van het feit dat certificering van
dierenartsenpraktijken, die een verschillende kwaliteitsken-
merking (bijvoorbeeld op het gebied van management van
diergeneesmiddelen, praktijkvoering, bedrijfsbegeleiding)
mogelijk maakt, slechts een kwestie van tijd is. Het impli-
ceert een permanent systeem van periodieke evaluatie.

DISCUSSIE EN CONCLUSIE

In het voorgaande is de positie van de primaire dieriijke pro-
duktie in een context van gezondheids- en kwaliteitsbeheer-
sing aan de orde geweest. Nadmk lag op infectieziekten,
met/zonder multifactoriële etiologie, in intensieve houderij-
systemen. Diverse probleemgebieden zijn geschetst in rela-
tie tot de primaire produktie, volksgezondheid en consumen-
ten-eisen. Dieriijke produktie-eenheden zijn geen solitaire,
vrije ondernemingen meer. Ze maken deel uit van ecn volle-
dige produktieketen. Rondom de produktie-eenheid opere-
ren diverse andere partijen of firma\'s die condities stellen,
eisen of wetten (4). In IKB-programma\'s moet aan zekere
condities worden beantwoord. Tegelijkertijd wordt een cer-
tificering inzake diergezondheid in gang gezet. Het lijkt lo-
gisch beide verder te integreren. Aldus zal er langzamerhand
een differentiatie tussen primaire producenten onderling op-
treden met betrekking tot diergezondheids- en produktkwali-
teitsniveau. De dierenarts moet dit pad ook inslaan. Verant-
woordelijkheden zullen nog zwaarder worden omdat zij deel
uitmaken van het proces van kwaliteitsverbetering. Het is
een uitdaging die veehouder en dierenarts moeten aangaan
en die past binnen kaders gesteld door Julicher
et al. (1).
Om dit alles te bereiken, is een grote cultuuromslag nodig
waarbij aanvullende professionele deskundigheid en techni-
sche hulpmiddelen beschikbaar moeten komen.
Diagnostische tests die adequaat onderscheid maken tussen
waariijk geïnfecteerde en niet-geïnfecteerde dieren/koppels,
of gecontamineerde en niet-gecontamineerde produkten die-
nen op juiste wijze te worden gehanteerd. Vervolgens moe-
ten de principes van correcte steekproefname worden toege-
past, waar en wanneer dat gewenst is; de argumentatie bij
keuze van een methode dient te worden verschaft. Voorts
dient het veterinair epidemiologisch onderzoek zowel in het
veld als op modelleringsgebied substantieel te worden gesti-
muleerd. Analytisch-observationeel onderzoek (als deel van
een MOSS of in IKB-verband) kan opheldering geven over
belangrijke risicofactoren en hun kwantitatieve bijdrage. Dit
kan dan weer worden benut om gerechtvaardigd prioriteiten
in ziektebestrijding en -preventie te stellen. Het is bevreem-
dend dat noch bedrijfstak noch de semi-overheid dit type on-
derzoek breed ondersteunt. En dat geldt ook het terrein van
de Risk Assessment & Analysis, RA A (9, 10, 14) en de epi-
demiologische ziektemodellering. In de AA wordt de koppe-
ling gelegd tussen bedrijfsgegevens, bijvoorbeeld uit de be-
drijfsdiergeneeskunde, en de epidemiologie met de
economie (19). Het betrefït een holistische probleembenade-
ring volgens een kwantitatieve en mathematische metho-
diek. Bennett (3) biedt een voorbeeld van dit concept voor
L.hardjo infecties bij melkvee. Een ander voorbeeld inzake
een nieuwe benadering van de vleeskeuring gebaseerd op ri-
sico-analyse is recentelijk door Berends en Snijders toege-
licht (5). Dierenartsen zijn strategisch gepositioneerd tussen
wetenschap, producent en consument, en dienen deze positie
inhoud te geven met behulp van de eerder genoemde disci-
plines. Genoemde disciplines zijn waardevolle hulpmidde-
len om gezondheids- en kwaliteitsniveaus te verbeteren of te
stabiliseren op zowel bedrijfs- als sectorniveau.
Tenslotte zijn de principes van gezondheidscertificering be-
licht. Zulke certificaten, van een verschillende aard en om-
vang, zullen deel uitmaken van een integrale benadering van
het bedrijf (en dus zijn prakticus) om tot hoge(re) standaards
op gezondheids- en kwaliteitsgebied te komen. Ten behoeve
van een grotere zekerheid op bedrijven is gepleit voor certifi-
cering van risico-status in plaats van ziekte-status.
Certificering kan leiden tot een verdere daling van het aantal
veehouders.
De rol van dierenartsen, zowel eerste- als twee-
delijns, moet verder veranderen om tegemoet te komen aan
die nieuwe uitdagingen. Adviestaken kunnen alleen ade-
quaat worden vervuld, als correcte kwantitatieve methoden
worden geadopteerd. Onder een politiek van restrictief dan
wel verantwoord geneesmiddelen- en vaccingebruik, wordt
zoötechnische preventie meer kritisch. Door diverse kwanti-
tatieve methoden (risico-identijicatie, risico-kwantificering,
ziekte- en risico-modellering) te gebruiken, kunnen dieren-
artsen bijdragen aan deze preventiestrategie. Zodoende spe-
len zij een sleutelrol bij de implementatie van een MOSS of
bij 1KB ter verbetering van kwaliteit en diergezondheid ten
behoeve van de consument. Als dierenartspraktijken inder-
daad zullen worden onderworpen aan certificeringsproce-
dures, dienen dierenartsen daar nu al op te anticiperen:
taakverdelingen, concentraties, differentiatie, opleiding.
De
sectoren zelf tenslotte zullen het grootste deel van de kosten
dragen ter verwezenlijking van de doelstelling: verbetering
van de gezondheidsstatus van de nationale koppels; temg-
dringen van risico\'s van introductie van ziekteverwekkers;
en het leveren van een goed produkt van hoge kwaliteit met
de beste marktperspectieven.

SUMMARY

The changing task of the veterinarian in primary pro-
duction

(Demands with respect to diagnostic tests, risk assessment
and the need for farm certification)

-ocr page 425-

Various new developments in livestock production confront the veterinarian.
In addition to Integrated Food Chain Quality Control, certification of farms
for animal health status and also for production methods is becoming incre-
asingly important. Certification for veterinary practices is forthcoming.
In order to optimize national herd health, quantitative information is nee-
ded and certain methods have to be improved. The veterinarian must be able
to apply new techniques adequately and to interpret disease- and environ-
ment-related data properly. Problem areas are highlighted and different
ways of dealing with them are elaborated upon. It is concluded that the vete-
rinarian is strategically positioned to solve these problems, hut that suita-
ble, complementary training is needed, as well as new quantitative re-
search.

LITERATUUR

1. Alexander TJL, and Harris DL. Methods of disease control. In:
Diseases of swine. Ed. 1992. Leman, A D, lowa State Univ. Press,
Ames, Iowa, U.S.A., pp. 808-36.

2. Bamett V. Elements of sampling theory. The English University Press
Ltd, London UK 1974.

3. Bennett R. Modelling to support decisions on Leptospirosis control in
dairy herds. In: Proc SocVet Epidem and Prev Med 1993. Ed.:
Thrusfield, Exeter UK, pp 6-19.

4. Benvenutti B. De technologisch-administratieve taakomgeving
(TATE) van landbouwbedrijven. Marquetalia 1982 (5): 111-32

5. Berend BR en Snijders JMA. De hazard analysis critical control point
(HACCP) benadering bij de produktie van vlees. Tijdschr.
Diergeneeskd. 1994: 119(12): 360-5.

6. Bokhout BA. Leptospira hardjo Noord Nederland 1986-1987. Rapport
Centraal Diergeneesk Inst Lelystad, 1987.

7. Bolder NM. Mengvoeder als schakel in de salmonella-kringloop.
Pluimveehouderij. 1981 (37): 16-8.

8. Cannon RM, and Roe RT. Livestock Disease Surveys: a field manual for
veterinarians. 1982. Austr Govemm Publ Service, Canberra, Australia.

9. Cohrssen JJ, and Covello VT. Risk analysis: a guide to principles and
methods for analyzing health and environmental risks. US Council on
Environmental Quality. NTIS Dept. of Commerce, Springfield VA,
USA, 1989.

10. Covello VT, Winterfeldt D von, and Slovic P. Communicating risk in-
formation to the public. In: Proc. Natl. Conf on Risk Communication.
Eds.: Covello, Allen, Davies. The Conservation Foundation,
Washington DC, USA, 1987.

11. Fisher A, Chestnu LG, and Violette DM. The value of reducing risks of
death: a note on new evidence. J Policy Anal and Managem 1989; 1.

12. Menken AM, Frankena K, Goelema JO, Graat EAM, and Noordhuizen
JPTM. Multivariate epidemiological approach to salmonellosis in broi-
ler breeder flocks. Poultry Sci 1992(71): 838-43.

13. Hosmer DW, Lemeshow S. Applied logistic regression. Publ. Wiley &
sons Inc., New York USA, 1989.

14. Hudson CB. Risk Assessment and risk management: key factors in
food safety decision-making. Food Australia 1991:43 (9): 10-2.

15. Huime RBM, Dijkhuizen AA, and Renkema JA. Economic optimiza-
tion of sow replacement decisions on the personal computer by method
of stochastic dynamic programming. Livest Prod Sci 1991 (28): 331-47.

16. Julicher CHM, Van Klink EGM, De Peuter G, Schumer DL, en
Versteijlen GHJM. De toekomst van de diergezondheid: wie zal het een
zorg zijn? Rapport van de Projectgroep Diergezondheid in Beweging,
MvLNV, Den Haag, 1993: 60 pp.

17. Martin SW, Meek AH, and Willeberg P. Veterinary Epidemiology: prin-
ciples and methods. 1987. lowa State University Press, Ames lA, USA

18. Nationaal Programma Varkensgezondheidszorg. Stichting Gezond-
heidszorg voor Dieren, Den Haag, 1988.

19. Noordhuizen JPTM, Frankena K. Salmonella enteritidis: general pre-
ventive measures in the animal production sector. IntematI J Food
Microbiol 1994(21): 131-43.

20. Raj D. Sampling theory. Publ. McGraw-Hill Inc., New York, 1986.

21. Vermunt EMC. Een monitoring systeem voor salmonella bij pluimvee
en varkens. COVP-DLO Het Spelderholt, Beekbergen 1990.

FORTPFLANZUNGSVERHALTEN BEIM HUND

maakt duidelijk dat wat bij honden \'abnormaal\' sexueel ge-
drag wordt genoemd, in een aantal gevallen beter \'onge-
wenst\' gedrag kan worden genoemd. En dat bijvoorbeeld de
oorzaak voor het afwijzen van een bepaalde partner tijdens
de loopsheid, in de puppieperiode mag worden gedacht.
In het tweede hoofdstuk, dat over dracht en geboorte gaat,
staat weinig nieuws.

De volgende hoofdstukken, die handelen over de ontwikke-
ling van allerlei gedragsvormen tijdens de pupfase, zijn de
moeite van het lezen zeker waard. De schrijfster besteedt
veel aandacht aan de grote verschillen die op dit punt bestaan
tussen de genoemde hondachtigen.

Zij maakt bijvoorbeeld duidelijk hoe het intensieve speelge-
drag van jonge wolven tot wel 12 maanden, een sociaal even-
wichtige groep helpt vormen, en dat pups van kyotes en jak-
halzen daarentegen nauwelijks speelgedrag kennen maar
juist druk doende zijn met rangorde-twisten. Mogelijk met
als gevolg, dat ze later meestal solitair of in hele kleine
groepjes leven.

De gedragsontwikkeling van onze huishonden verschilt
nogal van die van de wolf, maar de auteur weet ook belang-
rijke overeenkomsten aan te geven. Een aantal huishonde-
rassen, waaronder husky, Duitse herder, buil terrier, poedel
en labrador-retriever worden in grafiekvorm met elkaar ver-
geleken. Zo wordt ook een aantal verschillen in sociale ont-
wikkeling tussen huishonderassen aan het licht gebracht.

Het boekje is bedoeld voor dierenartsen, studenten en andere
lezers met belangstelling voor de sociale gedragsontwikke-
ling van honden.

J.K. de Jong

Dont Feddersen-Petersen. Gustav
Stuttgart. ISBN 3-334-60511-6.

Fischer Verlag Jena

Dit boekje, een paperback van 160 bladzijden, is overzichte-
lijk ingedeeld en laat zich gemakkelijk lezen.
Er wordt meer in behandeld dan de titel doet vermoeden. De
auteur bericht over haar bevindingen tijdens een gedragstu-
die bij hondachtigen in de dierentuin van Kiel. Het studie-
object bestond uit een groep wolven, grote poedels en de na-
komelingen daarvan, die in een groep samen leefden. De
groep nakomelingen bestond dus uit wolven, poedels en
kruisingen daarvan (vader wolf x moeder poedel en omge-
keerd). Hoewel ze melding maakt van 12 wolven blijft het
aantal van de andere dieren onbekend.
Deze studie, aangevuld met veel gegevens uit de literatuur
over gedragspatronen van wolven, kyotes en jakhalzen vor-
men de basis van dit boek.

De auteur kiest als invalshoek het aangeven van verschillen
en overeenkomsten in een aantal gedragsvormen, tussen
deze hondachtigen en onze huishonden.
In het eerste hoofdstuk komen allerlei aspecten van sexueel
gedrag aan de orde. Interessant is het feit, dat het sociale en
dus ook sexuele verkeer binnen een groep wolven veel even-
wichtiger verloopt dan bij de andere soorten.
Daarbij geeft de schrijfster aan welke gedragsvorm waar-
schijnlijk genetisch bepaald en welke aangeleerd is. Ze

-ocr page 426-

^miÊÉÈ,

Tijdschr Diergeneesk 1994: 119: 756-9

«i

«Ai

DE DIFFERENTIELE DIAGNOSE VAN NIET GENEZENDE
•SCHIMMEL\'-PLEKKEN BIJ HET PAARD

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\', W.R. Klein^
en W. Misdorp^

SAMENVATTING

De meest voorkomende huidaandoening bij het paard is
een schimmelinfectie. Bij niet genezende \'schimmel\'-
plekken dient men differentieel diagnostisch aan het ver-
ruceuze type sarcoïd te denken. Het klinische beeld en de
therapie van beide huidproblemen worden beknopt be-
sproken, alsmede enkele andere huidaandoeningen die
als differentiële diagnose in aanmerking komen.

INTRODUCTIE

Huidaandoeningen bij het paard vormen in toenemende mate
een reden om een dierenarts te consulteren. Dit wordt waar-
schijnlijk enerzijds veroorzaakt door het feit dat steeds meer
\'leken\' een paard houden en anderzijds door het feit dat ten
gevolge van het veelvuldig reizen met paarden infectieuze
huidaandoeningen vaker optreden.

Regelmatig worden paarden aangeboden met de klacht \'min
of meer ronde grijze asbestachtige huidlaesies die niet gene-
zen\'. Enkele voorbeelden zullen worden besproken, waarbij
vooral aandacht zal worden geschonken aan de differentiële
diagnose en aan de verschillende diagnostische en therapeu-
tische mogelijkheden.

CASUÏSTIEK

Paard A, een vijfjaar oude ruin, wordt aangeboden met als
klacht dat zich op ongeveer twintig plaatsen op het hoofd en
het lichaam min of meer ronde grijze asbestachtige laesies
bevinden (Foto\'s 1,2 en 3) die niet jeuken en geleidelijk gro-
ter worden. Een deel van de laesies is al meer dan één jaar
aanwezig. De laesies hebben niet gereageerd op verschil-
lende behandelingen zoals wassen met antimycotische mid-
delen, systemische behandeling met griseofulvine\'* of in-
smeren met ontsmettende zalven. Schimmelkweek leverde
geen pathogene schimmel op. Pathomorfologisch onderzoek
van twee biopten, een van het hoofd en een van de voorborst
leverde de diagnose \'atypisch sarcoïd\' op. De laesies werden
vier maal met BCG behandeld. Dit had onvoldoende effect.
Tien maanden later werden ongeveer 15 tumoren met cry-
ochirurgie behandeld. Deze plekken genazen goed, maar en-
kele maanden later is het paard in verband met kreupelheid
ten gevolge van een tendinitis afgevoerd.

\' Dr. M.M. Sluel van Oldruilenhurgh-Ooslerhaan. Vakgroep Inwendige Ziekten en
Voeding der Grote Hui.sdieren. Yalelaan 16. 35H4 CM Utrechl. 1)30-531112. ja.x
030-531817

■ Dr. tV.R. Klein. Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der Grote llui.\\dieren

J Proj dr. W. Misdorp. Vakgroep Palhologie
\' Griseomi.x-100\'. AUV. Cuijk

Patiënt B is een 22 jaar oude hengst die sinds ongeveer acht
maanden vele huidlaesies vertoonde op hals en romp (Foto\'s
4 en 5). Het dier was met \'allerlei middelen\' behandeld. De
laatste \'therapie\' voor aankomst op de Kliniek was het in-
smeren van de plekken met afgewerkte olie. Een schimmel-
kweek leverde geen pathogene schimmel op. Bij pathomor-
fologisch onderzoek van een biopt van de linker halsvlakte
werd de diagnose sarcoïd gesteld. Gezien de leeftijd van het
dier en het feit dat ook verschillende andere klachten aanwe-
zig waren besloot de eigenaresse geen behandeling te laten
instellen.

Patiënt C is een twee-en-een-halfjaar oude Friese hengst die
onlangs was aangekocht. De hengst had op de voorborst en
de hals een enorm aantal samenvloeiende hyperkeratotischc
laesies (Foto 6). Bij pathomorfologisch onderzoek bleken de
laesies sarcoïden te zijn. Het paard is vier maal behandeld
met BCG en de laesies werden kleiner, maar verdwenen niet
volledig. Het paard was zeven maanden later, volgens de ei-
genaar vrijwel genezen, verkocht.

Alvorens verder in te gaan op de differentiële diagnose zul-
len de twee belangrijkste ziektebeelden, de mycotische in-
fectie en het sarcoïd, eerst afzonderlijk worden besproken.

MYCOTISCHE INFECTIE (1,3)

Een mycotische infectie of schimmelinfectie, ook wel ge-
naamd \'dermatofytose\', \'ringworm\', of \'gulden- en rijks-
daalder-schurft\' is de meest voorkomende huidaandoening
bij het paard. De veroorzaker bij het paard is meestal
Trichophyton equinum. Trichophytum mentagrophytes. Tri-
chophytum verrucosum. Microsporum equinum. Microspo-
rum canis
of Microsporum gypseum (1). De klinische beel-
den veroorzaakt door de verschillende schimmelspecies zijn
echter niet echt van elkaar te onderscheiden. De incubatietijd
bedraagt in het algemeen 1 tot 6 weken, maar kan onder opti-
male omstandigheden slechts 4 dagen zijn. Dermatomycose
is een contactinfectie die ook indirect door borstels, tuigen
e.d. kan worden overgebracht. Een schimmelinfectie kan la-
tent op een paard aanwezig zijn en pas symptomen geven
wanneer het paard door ziekte of stress een verminderde
weerstand heeft. Op de meeste grote bedrijven komen be-
paalde schimmels \'enzoötisch\' voor, waarbij de immuniteit
van de paardenpopulatie voldoende is om klinische sympto-
men te voorkomen. Nieuw aangevoerde paarden op zo\'n be-
drijf krijgen vaak binnen een maand de symptomen.
Dermatomycose van het paard kan ook voor de mens be-
smettelijk zijn.

Een schimmelinfectie begint meestal met kleine bultjes met
opstaande haren die later overgaan in min of meer ronde,
kale, schilferende plekken die vanuit het centrum genezen.
De aandoening gaat doorgaans niet met jeuk gepaard. De
laesies worden het meest gezien op die plaatsen waar het tuig

-ocr page 427-

ligt (hoofdstel, zadel, gareel). Om een infectie te laten aan-
slaan zijn vocht en inwrijving noodzakelijk. De waarschijn-
lijkheids-diagnose wordt gesteld aan de hand van het klini-
sche beeld. Dit kan variëren van de \'echte\' schimmellaesies
met min of meer ronde grijze asbestachtige plekken (Foto\'s
7 en 8), tot een wat \'mottig\' baarkleed (Foto\'s 9 en 10).
Bevestiging van de diagnose vindt plaats door middel van
onderzoek van een natief preparaat van haarmateriaal of
door een schimmelkweek. Voor gebruik in de praktijk zijn
testmedia^ in de handel waarbij na max. 2 weken kweken de
aanwezigheid van een dermatofyt wordt aangetoond door
een kleurindicator. Bij schimmelkweek kunnen, vooral door
contaminaties, vals positieve reacties optreden. Door de lae-
sies op het dier eerst voorzichtig met alcohol te deppen en te
laten drogen en daama pas een monster te nemen voor cultu-
reel onderzoek, is het mogelijk contaminaties met saprofie-
ten en niet pathogene schimmels grotendeels te voorkomen.

Er zijn verschillende therapieën mogelijk. Meestal is wassen
met een antischimmelmiddel, zoals natamycine^ of enilco-
nazol\'\' voldoende. Het paard dient tenminste 3 maal geheel
gewassen te worden telkens met een interval van 3 a 5 dagen.
Het herhalen van de wassingen is noodzakelijk omdat bij-
voorbeeld voor enilconazole is bewezen dat wel alle sporen
die in contact komen met het middel worden gedood, maar
dat het middel niet doordringt in de haarzakjes zodat tenge-
volge van haargroei aanvoer van \'levende\' sporen plaats-
vindt.

Tevens dient de omgeving van het paard zo grondig moge-
lijk gereinigd te worden. Borstels, zadeldekens en tuigen
kunnen eveneens gereinigd worden met de antischimmel-
middelen. Stallen kunnen, na reiniging met warm water en
bijvoorbeeld soda, met 5% formaline gedesinfecteerd wor-
den. Meestal is dit onder praktijkomstandigheden niet moge-
lijk en wordt volstaan met huishoudelijke reiniging van de
stal. Een nieuwe mogelijkheid tot desinfectie van stallen
biedt een rookkaars met enilconazol**, dit produkt is echter
niet geregistreerd voor paardenverblijven. Indien wassingen
geen of onvoldoende effect hebben kan een orale behande-
ling met griseofulvine in een dosering van 10 mg/kg e.g. in-
gesteld worden. Deze therapie dient voortgezet te worden
totdat genezing is opgetreden (meestal meerdere weken),
heeft een wisselend resultaat en is vrij kostbaar.

Preventieve maatregelen op een bedrijf bestaan uit isolatie
en behandeling van besmette dieren. Helaas zijn slechts wei-
nig bedrijven echt vrij van besmetting en vaak worden nieuw
aangevoerde dieren door deze \'stalinfectie\' getroffen. Op
een goed bedrijf heeft ieder paard zijn eigen hamachement
en eigen poetsgerei. Een geschikte vaccinatie is op dit mo-
ment voor het paard niet voor handen, maar zal in de toe-
komst waarschijnlijk beschikbaar komen.

SARCOÏDEN (2,3)

Het equiene sarcoïd is de meest voorkomende huidtumor van
het paard en wordt waarschijnlijk door een vims veroor-
zaakt. Sarcoïden komen bij alle rassen en op alle leeftijden
voor en worden ook bij ezels en muildieren gezien.
Sarcoïden kunnen van dier op dier overgaan, maar dit ge-

^ bijvoorbeeld Furjgassay\'. Janssen Pharmaceutica. Tilburg
" Mycophyt\'. Mycofarm. De Bih
^ Imaverol^. Janssen Pharmaceutica. Tilburg
^ Clinafarm ". Janssen Pharmaceutica. Tilburg
" Defungit*. Hoechst. .Amsterdam

i «i

beurt slechts zelden. Vaak komen de tumoren multipel voor
en kunnen op alle delen van de huid worden aangetroffen
maar vooral op vochtige plaatsen zoals achter de oren, rond
de ogen en in de liezen.

Het equiene sarcoïd is een fibro-epitheliale tumor, welke af-
hankelijk van het overheersen van de mesenchymale of de
epitheliale component verschillende verschijningsvormen
kent. Het vermceuze type heeft een droog verhoomd opper-
vlak met een bloemkoolachtig aspect (Foto 11). Dit type sar-
coïd kan na trauma mogelijk in het fibroblast-type overgaan.
Het fibroblast-type sarcoïd heeft allerlei verschijningsvor-
men variërend van een omschreven, gladde, stevig aanvoe-
lende dikte in de dermis en de subcutis met een intacte epi-
dermis tot een grote vlakke tumor, met een doorsnee tot wel
25 cm, waarvan het oppervlak ulcereert en gemakkelijk
bloedt. Gemengd type sarcoïd heeft kenmerken van beiden
eerder genoemde typen (Foto 12). Bij één paard kunnen de
verschillende typen naast elkaar voorkomen.

Differentiatie tussen het vermceuze type sarcoïd en papillo-
matose is mogelijk door histologisch onderzoek van een
biopt.

Therapeutisch komen zowel cryochimrgie (2) als BCG-im-
muuntherapie (1) in aanmerking. BCG is Bacillus Calmette
Guérin, een verzwakte stam van
Mycobacterium bovis. BCG
is in Nederiand nog niet commercieel te verkrijgen, maar wel
via de Vakgroep Algemene Heelkunde en Heelkunde der
Grote Huisdieren. De BCG-immuuntherapie is eenvoudiger
toe te passen dan cryochimrgie en kan worden gebmikt bij
dieren, waar de tumoren op plaatsen zitten waar cryochimr-
gisch ingrijpen minder gewenst is, zoals rond de ogen en
oren (Foto 13), maar ook op andere plaatsen van het lichaam
zoals op de hals (Foto 14) of op de romp. BCG-immuunthe-
rapie is niet geschikt voor de onderbenen in verband met de
emstige zwelling die na inspuiten kan optreden.
Bij grote tumoren is het aan te bevelen de tumor, vooraf-
gaand aan cryochimrgie, eerst zoveel mogelijk (electro-)chi-
mrgisch te verwijderen. De prognose van sarcoïden dient al-
tijd voorzichtig gesteld te worden en is afhankelijk van de
grootte en de plaats van de tumoren. De tumoren metastase-
ren niet en zijn bij een consequent volgehouden therapie
meestal wel succesvol te behandelen. Recidivering is echter
mogelijk.

OVERIGE DIFFERENTIËLE DIAGNOSES
Naast het sarcoïd als differentiële diagnose van dermatofy-
tose komen incidenteel andere tumoren voor die grijze lae-
sies geven. Twee incidenteel voorkomende oorzaken tonen
de patiënten D en E.

Patiënt D is een negen jaar oude KWPN-merrie die sinds an-
derhalfjaar een niet genezende min of meer ronde grijze lae-
sie achter het rechter oor heeft van ±
2,1 X 1,5 cm(Foto 15).
De plek is geleidelijk iets meer verheven geworden. De pa-
thomorfologische diagnose luidde neurofibroom.
Patiënt E, een vier jaar oude KWPN-min, heeft sinds een jaar
twee ronde grijze laesies op de linker schouder (Foto 16). De
plekken zijn behandeld met 3-benzyl-5-carboxymethyl-te-
trahydro-l,3,5-thiadiazin-2-thionnatrium^, uierzalf, lever-
traanzalf en een antischurftmiddel. Geen van deze thera-
pieën had enige effect. De pathomorfologische diagnose
luidde matige epitheelhyperplasie.

-ocr page 428-

II I ft

1 B 91

Foto 4. Een overzichtsfoto van een 22 jaar
oude hengst (patient B) met vele laesies op
hals en romp die reeds 8 maanden bestaan en
onlangs ingesmeerd zijn met afgewerkte olie

Foto 1. Een niet genezende huidlaesie op het Foto 5. Een detail van het paard op foto 4 (pa-
hoofd van een vijf jaar oude ruin (patient A). tiënt B).

m

Foto 2. Detail van foto 1.

Foto 6. Een 2Va jaar oude Friese hengst met
uitgebreide laesies op borst en hals.

Foto 8. Een detail opname van het paard op
foto 6, het klassieke voorbeeld van een \'schim-
melplek\'.

Foto 9. Een zevenjarige merrie met sinds vijf
weken bestaande moeilijk genezende huid-
laesies op het hoofd.

Foto 3. Een al ruim een jaar bestaande laesie
onder het voorbeen van een vijf jaar oude ruin
(patiënt A).

Foto 7. Een 3 jaar oude hengst met een
Trichophyton equinum infectie sinds drie we-
ken.

Foto 10. Dezelfde merrie van foto 9 met
een \'mottig\' baarkleed op het achterbeen.

-ocr page 429-

Foto 12. Een achttienjarige Arabische hengst
met een groot verruceus sarcoïd, locaal over-
gaand in het fibroblast-type.

Foto 11. Sarcoïd bij een vierjarige KWPN-merrie. Duidelijke woekering van zowel epitheloïd als me-
senchymaal weefsel.

\'ifeiid^

\'^fi ■

Foto 13. De merrie van foto 11 na 8 maanden
waarin de tumor locaal viermaal met BCG is be-
handeld.

Foto 15. Een negen jaar oude merrie die sinds
1 Vs jaar een niet genezende laesie achter het
rechter oor heeft.

Foto 16. Een vier jaar oude ruin met sinds een
jaar twee nauwelijks veranderende laesies op
de linker schouder.

Foto 14. De hengst van foto 12 na 8 maanden
waarin de tumor locaal viermaal met BCG is be-
handeld.

CONCLUSIE

Huidaandoeningen zijn een veelvuldig bij het paard voorko-
mend probleem. Het stellen van een waarschijnlijkheids-
diagnose is soms mogelijk op basis van alleen het klinisch
beeld. In veel gevallen is echter aanvullend onderzoek nood-
zakelijk, zoals een schimmel- of bacteriekweek en/of een
histologisch onderzoek van een biopt.

DANKBETUIGING

De auteurs willen dr. E. Hartman (Gezondheidsdienst Oost-Nederiand)
graag danken voor zijn waardevolle commentaar op het manuscript.
Ook willen de auteurs graag hun erkentelijkheid uitspreken aan Janssen
Pharmaceutica die het voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde mogelijk
heeft gemaakt de bij dit artikel behorende foto\'s in kleur te publiceren.

SUMMARY

Differential diagnosis of non-healing \'fungal\' patches in horses

Dermatophylosis is the most common equine skin disease. Mycolic-like le-
sions that do nol disappear are .suspected of being sarcoids. The clinical
symptoms and therapeutic interventions for both affections are discussed. A
short review of the differential diagnoses is presented.

LITERATUUR

1. Cutsem J van en Rochette F. Mycosen bij huisdieren. Janssen Research
Foundation, 1991.

2. Klein WR, Bras GE, Misdorp W, Steerenberg PA, de Jong WH, Tiesjema
RH, Kersjes AW, and Ruitenberg EJ. Equine sarcoid: BCG immunothe-
rapy compared to cryosurgery in a prospective randomised clinical trial.
Cancer Immunol Immunother 1986: 21: 133^0.

3. Scott DW. Large Animal Dermatology. WB Saunders Company, Phi-
ladelphia, l\'l\'ed,USA, 1988.

-ocr page 430-

RÜDE KRUIS VETERINAIR PRQGRAMMA IN SOMALIA

Drs. A. Ros, ICRC veterinary supervisor in Somalia 7/93-1/94

.....should gray-coloured virgins

or adult she-camels mature
in this season faile calving
starvation and ruin all of us would face ....

Berichten en verslagen

Introductie

Dit artikel geeft een indruk van ICRC
(Intemational Committee Red Cross)
activiteiten op veterinair gebied tij-
dens de burgeroorlog in Somalia en de
periode daama. Het Rode Kruis had de
leidende rol in het stimuleren van een
nieuwe veterinaire dienstveriening aan
nomaden. De burgerooriog in Somalia
heeft enkele jaren geduurd en is nog
steeds niet tot een einde gekomen.
Door de oorlog kwam een einde aan
alle veterinaire diensten. Deze dien-
sten betroffen medicijnendistributies
en vaccinaties, welke gesubsidieerd of
kosteloos door de regering werden
verstrekt.

Als gevolg van de oorlog en de erg
droge jaren van voor 1992 heerste er
hongersnood onder de bevolking en
onder de veestapel, waardoor de toe-
stand in het land zeer droevig was.
Zeker gezien het feit dat de veestapel

Somalisch gedicht

economisch de belangrijkste bron van
buitenlandse valuta voor Somalia is.

Enkele feiten over Somalia

Het huidige Somalia ontstond in 1960,
na een periode van kolonisatie door de
Britten en Italianen (resp. Somaliland
en zuid-Somalia) en heeft een opper-
vlak van ongeveer 640.000 vierkante
kilometers. Het land heeft de langste
kuststrook in Afrika. Het inwoners-
aantal wordt geschat op 5 tot 7 mil-
joen. Somalia is een zeer droog land
met twee regenseizoenen, één van
april tot juni (gu) en één van oktober
tot november (deyr). In sommige jaren
valt er totaal geen regen, wat rampza-
lig is voor vegetatie, mens en dier. De
gemiddelde dagtemperatuur ligt tus-
sen de 30 en 40 graden Celsius.
Sinds 1991 is er een clan-oorlog aan de
gang waarbij ook sub-clans betrokken
raakten.

Het centrale gezag en alle publieke
diensten zoals gezondheidszorg, on-
derwijs, politieapparaat, veterinaire
dienst etc. stortten in. Systematische
vernielingen en plunderingen schie-
pen een enorme chaos in het land.

In december 1992 werd de beslissing
genomen om Amerikaanse troepen en
later troepen van de Verenigde Naties
naar Somalia te sturen met een huma-
nitaire taak. Ze moesten zorgdragen
dat de voedselhulp de meest kwetsba-
ren bereikte en tevens een oplossing
proberen te vinden voor het conflict.
Aan het eind van 1993 waren misdaad
en banditisme echter nog steeds een
groot probleem. ICRC was de eerste
internationale organisatie die hulp
bood in Somalia. De belangrijkste acti-
viteiten waren (zijn) voedselhulp, me-
dische hulp, het verbeteren van de
volksgezondheid, een landbouw pro-
gramma en een veterinair programma,
verspreiden van kennis over mensen-
rechten en het traceren van vluchtelin-
gen.

Het Veterinaire Programma in
Somalia

Somalia exporteert veel vee, met name
naar Yemen en Saoudi-Arabië.
Veterinaire diensten spelen een belang-
rijke rol in het onderhouden en verbete-
ren van de produktie en daarmee ook
de inkomens voor nomaden, die 60-
70% van de bevolking vertegenwoor-
digen. Vee-exporten zijn goed voor
90% van de totale opbrengsten uit het
buitenland. In het verieden waren de
veterinaire diensten staatsinstellingen.
In de tachtiger jaren werden enkele ve-
terinaire privé-klinieken gevestigd.
GTZ (German Technical Cooperation)
initieerde een primary animal health
systeem met het gebruik van NAHAs
(Nomadic Animal Heahh Auxiliaries)
om op dorps- en degaan (traditionele
graasgronden) niveau eenvoudige ve-
terinaire hulp te kunnen bieden. Door
de oorlog werden alle veterinaire acti-
viteiten stilgelegd. Omdat de veehou-
derij zo\'n belangrijke rol speelt als
voedselbron en tevens als bron voor
het inbrengen van harde valuta werd in
1992 door ICRC een veterinair nood-
hulp programma gestart.
Belangrijke doelstellingen van dit pro-
gramma waren:

- het verhogen van het eiwitgehalte in
de voeding;

- het doen toenemen van de inkom-
sten van nomaden;

- het handhaven van de grootte van de
veestapel welke nodig is om te over-
leven;

- verlaagde morbiditeit en mortaliteit
van het vee door controle van para-

-ocr page 431-

sieten;

- in ccn korte periode resultaat berei-
ken;

- op termijn zou de hulp aan nomaden
moeten voorkomen dat men te af-
hankelijk wordt van hulp en weg-
trekt naar kampen en
buitenwijken van de
steden.

Distributie van dierge-
neesmiddelen

In eerste instantie werd
een diergeneesmiddelen-
distributie-campagne uit-
gevoerd met bemiddeling
van de oudsten in de dor-
pen. Tegelijkertijd werd
gekeken waar de priori-
teiten lagen voor veteri-
naire interventie. Al snel
bleek dat deze aanpak
vooral de rijkere veehou-
ders ten goede kwam. Er
werd overgegaan tot een
andere strategie om de
meerderheid van de no-
maden te kunnen berei-
ken.

IC=1C vet-team voert endo- en ectoparasieten behandelingen uit in
de provincie Bakool, zuidwest Somalia. (foto:A. Ros)

Vaccinaties en behande-
lingen uitgevoerd door
ICRC\'s veterinaire
teams

In het gehele land werden
lokale veterinaire teams
opgericht om vaccinaties
en behandelingen uit te
voeren, geconcentreerd
op de volgende ziekten:
vaccinaties van vee tegen mnder-
pest, CBPP en in enkele gevallen te-
gen houtvuur en miltvuur;
vaccinaties van kleine herkauwers
tegen schape- en geitepokken;
controle van parasieten door de be-
handeling tegen endo- en ectopara-
sieten;

- behandeling van aangetast vee en

kamelen tegen trypanosomiasis.
Elk team bestond uit een Somalische
dierenarts en vier of vijf assistenten of
NAHAs. In 1992 en 1993 waren zo\'n
20 teams actief in heel Somalia.
Tevens werd er aan de belangrijkste
exportcentra hulp gegeven in de vorm
van laboratoriumuitmsting en bmcella
antigeen.

Resultaten van het programma

Het totale aantal interventies in 1992
en 1993 bedroeg meer dan 4,5 miljoen,
waarbij meer dan 9,5 miljoen dieren
bezocht zijn. 3,2 Miljoen kleine her-
kauwers, 0,5 miljoen kamelen en 0,3
miljoen koeien zijn tegen endo- en ec-
toparasieten behandeld. Meer dan 0,5
miljoen koeien zijn gevaccineerd te-
gen runderpest en 150.000 tegen
CBPP. Het totale aantal additionele in-
terventies lag rond de 76.000.
Na runderpest vaccinatie werden re-
gelmatig sera verzameld en gecontro-
leerd. Veehouders, oudsten, handela-
ren en dierenartsen waren tijdens
gesprekken in het veld erg tevreden
over het ICRC-programma.
In combinatie met een goed regensei-
zoen in 1992 daalde de mortaliteit van
het vee en nam de gemiddelde kudde-
grootte toe. Exporten namen toe. De
eerste helft van 1993 werden al even-
veel dieren geëxporteerd als in heel
1992.

Buiten deze resultaten creëerde ICRC
veel goodwill voor haar organisatie en
het positieve effect van veterinaire in-
terventie was duidelijk voor de Soma-
lische veehouders.

Samenwerking met NGOs (niet-
gouvernementele organisaties)

In de loop van 1993 werd duidelijk dat
er gezocht moest worden naar een op-
lossing om duurzaam veterinaire hulp
aan de nomadische bevolking te kun-
nen geven om tekorten aan diergenees-
middelen en een vacuüm in de veteri-
naire hulp te voorkomen.
Geleidelijk kwamen er NGOs in
Somalia waarvan enkele geïnteresseerd
waren om deel te nemen aan het veteri-
naire programma. Oxfam Quebec nam
al ICRC-teams over in het begin van
1993.

Onderzoek in het veld liet niet alleen
zien dat er vraag was naar diergenees-
kundige hulp, maar dat nomaden te-
vens bereid waren voor deze hulp te
betalen. De weinige veterinaire klinie-

-ocr page 432-

Jifül^i Iii

ken die functioneerden, versterkten
deze opvatting. Uit overleg tussen
ICRC, NGOs, FAO en Somaliers (re-
gering van Somaliland) kon worden
geconcludeerd dat privatisering een
goede manier was om de veterinaire
hulpverlening in de toekomst te be-
werkstelligen.

Privatisering van de veterinaire
diensten

De privatisering werd aangevat met de
volgende activiteiten:

- Workshops voor dierenartsen en
dierenarts-assistenten (paravets)
Deze workshops werden georgani-
seerd in vrijwel elke regio in
Somalia en waren bedoeld als brain-
stormsessies.

Voor de behandelde onderwerpen:
zie EQUATOR, newsletter on vete-
rinary aspects of intemational deve-
lopment cooperation, september
1994. De workshops werden georga-
niseerd door nauwe samenwerking
tussen ICRC en NGOs.

- Ontmoetingen met de farmaceuti-
sche industrie

Voor een geprivatiseerde veterinaire
dienst is een constante toelevering
en distributie van diergeneesmidde-
len noodzakelijk. Er werden dan ook
bijeenkomsten met de farmaceuti-
sche industrie georganiseerd.

- Vragenlijsten voor alle Somaliërs
met een veterinaire achtergrond
Aan het eind van 1993, ongeveer 1
tot 2 maanden na de workshops zijn
meer dan tweehonderd vets en para-
vets geïnterviewd. Langdurige on-
dersteuning is nodig. Training en su-
pervisie zal zeker twee jaren moeten
duren. Een geringe materiële bij-
drage (medicijnen en instmmenta-
rium) werd gegeven aan vets en pa-
ravets die startten met hun privé-
ondememing.

Knelpunten in de uitvoering van ge-
stelde doelen

Er zijn talloze factoren die het succes
van een programma als de privatise-
ring kunnen ondermijnen, zeker in een
land wat nog zo instabiel is als
Somalia. Enkele factoren die op het
moment vrij realistisch zijn heb ik
hieronder vermeld.

- Toenemende onveiligheid.

- Niet tijdige aanwezigheid van dier-
geneesmiddelen/farmaceutische fir-
ma\'s in het land.

- Onwil van Somalische dierenart-
sen/assistenten en NAHAs om te
participeren in het proces.

- Verlate of in het geheel afwezig blij-
ven van donorgelden.

- Diverse infrastructurele problemen.

- Discontinuïteit in de follow-up van
expatriates.

- Meningsverschillen over de aanpak
binnen betrokken organisaties/So-
maliërs.

- Instromen van gratis of gesubsi-
dieerde diergeneesmiddelen in het
land.

Samenvatting

Het ICRC Veterinaire Programma in
Somalia heeft bijna twee jaar geduurd.
Wat gestart werd als een noodhulppro-
gramma ontwikkelde zich tot een pro-
gramma dat als doel had de veterinaire
dienstverlening aan veehouders te her-
stellen, met een aanzet tot privatisering
van de veterinaire sector. Workshops
voor dierenartsen moesten mogelijk-
heden opsporen om onder de huidige
omstandigheden in Somalia te komen
tot een duurzame veterinaire dienst-
verlening aan nomaden.
Belangrijk bij toekomstige veterinaire
activiteiten is dat de dierenarts, dieren-
arts-assistent en NAHA de sleutelposi-
ties innemen om misbruik van dierge-
neesmiddelen te voorkomen en dat
daardoor zelfs in afgelegen gebieden
optimale veterinaire hulp geboden kan
worden aan nomaden.

Voor vele lezers van het Tijdschrift zal
het Project Veterinaire Apotheek in-
middels een bekend begrip zijn. Of zou
dat op z\'n minst moeten zijn, want vrij-
wel alle lezers dragen financieel op één
of andere manier indirect via de
KNMvD, AUV of Intervet Intema-
tional aan dit project bij. Sedert 1 janu-
ari 1992 is het Project Versterking
Farmaceutische Scholing van de
Dierenarts of anders genoemd Project
Veterinaire Apotheek officieel van
start gegaan. Doel van het project was
en is nog steeds het versterken van de
positie van de prakticus als apotheek-
houdend dierenarts. Eén van de peilers
van de strategie daarbij is het vergroten
van kennis, primair bij de huidige prak-
tici door middel van post academiaal
onderwijs. Daartoe zijn een tweetal
cursussen opgezet, PAO-Apotheek I en
II. De cursus PAO-Apotheek I is in-
middels 18 keer georganiseerd en in
september en november zijn er we-
derom twee gepland. Voorwaar deze
cursus is een groot succes! De beroeps-
groep laat zien haar verantwoordelijk-
heid aangaande de omgang met dierge-
neesmiddelen op te pakken door onder
andere aan deze cursus deel te nemen.
Circa 800 praktici hebben aan het eind
van dit jaar een korte mentale training
gehad en kennis opgedaan hoe met
diergeneesmiddelen op een kwalitatief
hoog niveau om moet worden gegaan.
Begrippen als registratie, apotheek en
milieu, antibioticabeleid, magistrale
receptuur, kwaliteitsbewaking, werk-
instmcties, etc. zijn na deze cursus niet
vreemd meer. Telkens valt op hoe be-
trokken de deelnemers zijn met het-
geen op de cursus gebracht wordt: een
ieder heeft er in de werksituatie dan
ook vele malen per dag mee te maken.
Toch moet ik twee kanttekeningen bij
het succes maken. Vanuit het Project
hebben we een analyse gedaan wie de
participanten van de cursus zijn.
Daarbij viel het volgende op: er zijn
nog steeds praktijken in dit land waar
geen van of de meerderheid van de die-
renartsen niet op de cursus is geweest.

Daamaast blijft het aantal gezelschaps-
dierenpraktici dat deelneemt achter.
Voor elke dierenarts die werkt met
diergeneesmiddelen is de cursus PAO-
Apotheek 1 een \'must\', wij gaan im-
mers allen voor kwaliteit! Of denken
de thuisblijvers dat zij het allemaal al
wel goed doen en weten? Tot slot hoor
ik zo nu en dan het geluid dat de positie
van de apotheekhoudende dierenarts
sterk is en het allemaal wel goed gaat.
Ik wil vanaf deze plaats in ieder geval
aangeven dat in de Europese Unie dit in
het geheel nog niet zeker is. Er is nog
geen zicht op harmonisatie van de dier-
geneesmiddelendistributie. Daamaast
beginnen in sommige lidstaten de apo-
thekers zich te roeren om de veterinaire
geneesmiddelenmarkt aan zich te bin-
den. We zullen allemaal onze kennis
over diergeneesmiddelen en de om-
gang daarmee op een hoog niveau
moeten brengen of houden. Alleen op
basis van kwaliteit zullen we recht van
spreken hebben en kunnen we apo-
theekhoudend dierenarts blijven!

\'DE VETERINAIRE APOTHEEK\'

Prof dr. A. Pijpers

-ocr page 433-

Van 24 augustus tot 27 augustus jl. werd
door de European Society of Veterinary
Dermatology (ESVD) in de bossen van
Zeist een Workshop georganiseerd over
het onderwerp kattedermatologie. Van-
zelfsprekend een uitgelezen kans voor
Nederlandse praktici die veel te maken
hebben met katten én de daarbij voorko-
mende huidproblemen. Het bleek echter
dat deze gelegenheid voomamelijk door
buitenlandse collega\'s werd waargeno-
men. Meer dan 40 van de maximaal 50
toegelaten deelnemers waren afkomstig
uit één van de Europese landen, van
Finland tot Spanje. De onderwerpen die
de uitstekende gastsprekers, Dr. Keith
Thoday (Royal Dick School of Veteri-
nary Studies, Edinburgh), Dr. Valerie
Fadok (College of Veterinary Medicine,
Texas University) brachten, waren dan
ook zeer praktisch bmikbaar. Daamaast
werden voordrachten verzorgd door Dr.
Erik Teske en Dr. Bmce Belshaw; een
patiëntendemonstratie door Dr. Ton
Willemse en een prakticum cytologie en
histologie van dermatologische prepara-
ten door Dr. Erik Teske en Drs.
J.
Koeman. Enkele interessante en belang-
rijke onderwerpen en nieuwe ontwikke-
lingen die gedurende dit congres naar
voren kwamen, worden hicma kort be-
sproken.

Huidschimmel bij katten is een veel
voorkomend probleem, met name bij
grotere groepen katten (catteries).
Onderzoek met intraconazole (een anti-
mycoticum vergelijkbaar met ketocona-
zole) wees uit dat de stof veel veiliger
was dan ketoconazole terwijl tevens
twee weken eerder genezing werd be-
reikt. Momenteel is er (nog) geen dierge-
neesmiddel met deze werkzame compo-
nent geregistreerd voor gezelschaps-
dieren in Nederiand (Ref). Het is inte-
ressant te constateren dat er relatief nog
veel dragers van dermatofyten voorko-
men. Dr. Thoday refereerde aan onder-
zoeken met percentages die varieerden
van 13% tot 31%!

De diagnostiek van de kat met jeuk is

natuuriijk een onderwerp waar eenieder
nagenoeg dagelijks mee wordt gecon-
fronteerd in de veterinaire praktijk.
Globaal onderscheidt Dr. Valerie Fadok
drie groepen van oorzaken:
1. miliaire dermatititis (oorzaken van
met name allergie, parasitaire en
schimmelinfecties en immunologi-
sche aandoeningen zoals pemphigus);

2. het eosinofiele granuloomcomplex en

3. haarplukken zonder dermatititis (ver-
oorzaakt door allergie, parasitaire en
schimmelinfectie en psychogeen).

Huidaandoeningen met een endocriene
achtergrond worden volgens haar geka-
rakteriseerd door de afwezigheid van
haar in plaats van afgebroken haren.
Bij kin-acne schijnt de
Pyodermie nogal
eens samen te gaan met een Malassezia-
infectie. In een afkrabsel of cytologisch
preparaat kunnen deze gisten herkend
worden. Dit heeft dan consequenties
voor de therapie! Katten die verdacht
worden van een voedingsallergie, wor-
den vaak gekenmerkt door huidproble-
men rond de kop, otitis extema en peri-
anale pmritis.

Een eliminatiedieet dient minimaal vier
tot acht weken verstrekt te worden alvo-
rens een conclusie kan worden getrok-
ken. Hierbij dient bedacht te worden dat
de klachten vaak pas aan het eind van
een dergelijke periode verdwijnen!
Vroegtijdig stoppen door gebrek aan re-
sultaat is daarom zinloos en waarschijn-
lijk de oorzaak dat de diagnose zo vaak
wordt gemist, naast het niet consequent
volhouden van het dieet.
Atopie wordt ook bij de kat duidelijk
waargenomen (\'Catopy\'). Hoewel er in
Nederland gecontroleerd onderzoek
heeft plaatsgevonden (1) dat uitwees dat
de endogene cortisolproduktie bij intra-
dermale huidtesten bij katten resulteerde
in onbetrouwbare uitslagen (Ref), wa-
ren de buitenlandse sprekers het er (ge-
baseerd op ervaring) over eens dat huid-
testen en de bijbehorende hyposensi-
bilisatie óók bij de kat tot bevredigende
resultaten kunnen leiden.
De
toepassing van corticosteroïden in
de dermatologie zou volgens een des-
kundige op dit gebied, Dr. Bmce
Belshaw, zelden noodzakelijk zijn.
Alleen prednison,
Prednisolon en
methylprednisolon zijn geschikt voor
een anti-inflammatoire c.q. immuunsup-
pressieve lange-termijntherapie, mits
oraal en altemerend toegediend. Om bij-
werkingen te voorkomen zou het verde-
len over de dag van een dosis corticoste-
roïden de voorkeur hebben.
Het advies om honden \'s ochtends en
katten \'s avonds een éénmalige dosis toe
te dienen om rekening te houden met de
endogene cortisolproduktie, zou achter-
haald zijn!

ESVD WORKSHOP ON FELINE DERMATOLOGY,
24-27 AUGUSTUS. ZEIST

Endocriene aandoeningen bij de kat

gaan, volgens Dr. Thoday, in veel geval-
len gepaard met huidaandoeningen die
gekarakteriseerd worden door symme-
trische alopecia en
Seborrhoe maar zon-
der jeuk. Acromegalic is een aandoening
die nog maar recent werd beschreven.
Het wordt veroorzaakt door een groei-
hormoon-producerende hypofysetumor.
Naast diverse systemische verschijnse-
len is een verdikking van de huid met
plooivorming karakteristiek, vooral rond
de kop en in de nek. Cushing-achtige
verschijnselen worden ook bij katten ge-
vonden bij hyperadrenocorticisme ten
gevolge van hypofyse- of bijniertumor
of na toediening van excessieve hoe-
veelheden glucocorticosteroïden en/of
megestrolacetaat! Schildklierproblemen
(hyper- en hypothyreoidie) en diabetes
mellitus gaan vaak gepaard met een
droge, seborrhoeïsche huid met of zon-
der jeuk en (symmetrische) alopecia.
Ook geelvetziekte
(Xanthomatose) met
ulceraties en zachte omschreven subcu-
tane verdikkingen, wordt geassocieerd
met diabetes mellitus (al of niet door me-
gestrolacetaat geïnduceerd) met daar-
naast mogelijk een ideopathische, fami-
liaire, hyperiipoproteïnemie. De vetstof-
wisseling hoeft echter niet altijd ver-
stoord te zijn.

Al met al een succesvolle en zeer leer-
zame bijeenkomst waar de laatste ont-
wikkelingen en praktische toepassingen
van de feline dermatologie aan bod kwa-
men, niet in de laatste plaats een gevolg
van de professionele organisatie door de
Nederiandse Veterinaire Specialisten
Dermatologie!

Enkele proceedings van de Workshop
kunnen nog voor f 40,-- (inclusief ver-
zendkosten) nabesteld worden bij Drs.
M.W. Vroom (Veterinaire Specialisten,
Oisterwijk of Dr. M.A. Wisselink (Vak-
groep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, Utrecht).

1. Willemse T, Vrcx)m MW, Mol JA, and
Rijnberk A. Changes in plasma
Cortisol, corti-
cotropin and alpha-melanocyte-stimulating
hormone concentrations in cats before and af-
ter physical restraint and intradermal testing.
Am J Vet Res 1993; 54(1): 69-73.

P.A.M. Overgaauw
dierenarts Virbac Nederland BV

-ocr page 434-

De projectgroep bestaat uit vogels van
diverse pluimage, zo participeren ook
de Faculteit Diergeneeskunde en de
KNMvD.

Als alles volgens plan verlopen is,
heeft van elke praktijk op zijn minst
één dierenarts een coachingsbijeen-
komst voor het project meegemaakt.
De bedoeling van de projectgroep is
namelijk dat met name de praktize-
rende dierenartsen de veehouders voor-
lichten over het verantwoord gebruiken
van diergeneesmiddelen.
Maar ook voorlichters dragen hun
steentje bij, door de veehouder vooral
te wijzen op managementmaatregelen
die getroffen kunnen worden om het
diergeneesmiddelengebruik te verla-
gen.

De verschillende voorlichtingsproduk-
ten, die de dierenarts en de voorlichter
ter beschikking staan om de bood-
schap kracht bij te zetten, zijn inmid-
dels beschikbaar. De doelgroep en de
verkrijgbaarheid verschillen per pro-
dukt.

VÜÜRLICHTINGSMAP
VERANTWOORD DIERGENEES-
MIDDELENGEBRUIK

Deze map is bestemd voor praktize-
rende dierenartsen, voorlichters van de
Dienst Landbouw Voorlichting (DLV)
en gezondheidsdiensten en voorlich-
ters uit de toeleverende en afnemende
industrie.

In de map worden behandeld: alge-
mene informatie, rundveehouderij,
varkenshouderij en pluimveehouderij.
De map is naar keuze gericht op één of
op elk van de drie sectoren. Er wordt
uitgelegd wat volgens de projectgroep
verstaan moet worden onder verant-
woord diergeneesmiddelengebruik en
waarom dit extra aandacht vraagt. Er
wordt ingegaan op de specifieke ge-
bruiksaspecten. De drie sectorgerichte
onderdelen gaan in op het gebruik van
diergeneesmiddelen in de betreffende
sector en de gevolgen hiervan voor de
kosten en de produktkwaliteit. Aan de
hand van een aantal voorbeelden
wordt beschreven langs welke weg het
diergeneesmiddelengebruik op veel
bedrijven kan worden verbeterd.
Verder is per sector een bijlage opge-
nomen, met een aantal uitgewerkte
praktijkvoorbeelden. De casus kunnen
gebruikt worden in de voorlichting van
de veehouder.

PRODUKTINFORMATIE VERANTWOORD
DIERGENEESMIDDELENGEBRUIK

De projectgroep \'Verantwoord Diergeneesmiddelengebruik\' heeft in op-
dracht van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een om-
vangrijke voorlichtingscampagne omtrent het diergeneesmiddelengebruik in
de veehouderij opgezet. Het project beoogt de veehouder bewust te maken
van de kosten en de gevaren die een niet-optimaal gebruik van diergeneesmid-
delen met zich meebrengen.

De voorlichtingsmap is verkrijgbaar
bij het IKC-Veehouderij, door ƒ 10,-
over te maken op girorekening 431939
ten name van IKC-Veehouderij te Ede
en onder vermelding van naam en
adres en één van de codes: VDGG (to-
tale bundel), VDGGrun (editie rund-
veehouderij), VDGGvar (editie var-
kenshouderij) en VDGGplu (editie
pluimveehouderij).

VIDEOFILM VERANTWOORD
DIERGENEESMIDDELEN-
GEBRUIK

De videofilm is bestemd voor veehou-
ders en voorlichters in de rundvee-,
varkens- en pluimveehouderij. Hij
duurt twintig minuten en kan gebruikt
worden als inleiding op voorlichtings-
of studie-avonden. De film beoogt de
kijker bewust te maken van de nood-
zaak van een verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen. Hiervoor wordt
een aantal praktische suggesties gege-
ven. Veehouders laten zelf zien hoe ze
op hun bedrijf het diergeneesmidde-
lengebruik beheersbaar hebben weten
te maken.

De film is te bestellen bij het IKC-
Veehouderij, door ƒ 50,- over te ma-
ken op girorekening 431939 ten name
van IKC-Veehouderij te Ede, onder
vermelding van naam en adres en de
code VDGGvid. De videofilm is ook te
huur bij de W.F. Speckmann stichting.

FOLDER \'DOE IK HET OF DOE IK
HET NIET?\'

De folder \'Doe ik het of doe ik het
niet?\' handelt over diergeneesmidde-
lengebruik in de rundvee-, varkens- of
pluimveehouderij en is bestemd voor
(aankomend) veehouders. Er bestaan
drie versies van, waarin de onderwer-
pen \'wat is verantwoord\', \'waarom
verantwoord\' en voorbeelden voor
verbetering en stappen naar een ver-
antwoord diergeneesmiddelengebruik
worden aangesneden.
De folders zijn gebundeld per 25 stuks
te bestellen door ƒ 7,50 over te maken
ten name van IKC-Veehouderij te Ede
op girorekening 431939 onder vermel-
ding van naam en adres en één van de
volgende codes: VDGGfolru (rund-
veehouderij), VDGGfolva (varkens-
houderij) en VDGGfolpl (pluimvee-
houderij).

CHECKLIST DIERGENEESMIDDE-
LENGEBRUIK

De checklist \'Even gecheckt voor het
beste effect\' is bestemd voor (aanko-
mend) veehouders. Het is een geplasti-
ficeerde lijst die kan worden opgehan-
gen in de stal. De lijst bevat twaalf
aandachtspunten die elke veehouder in
acht zou moeten nemen bij het gebruik
van diergeneesmiddelen. Elk aan-
dachtspunt wordt kort toegelicht. De
punten variëren van aankoop van gere-
gistreerde diergeneesmiddelen en juis-
te opslag tot de controle van opname
van het diergeneesmiddel en het raad-
plegen van de dierenarts.
De checklist is gebundeld per 25 te be-
stellen door ƒ 7,50 over te maken ten
name van IKC-Veehouderij te Ede op
girorekening 431939, onder vemiel-
ding van naam en adres en de code
VDGGlst.

-ocr page 435-

Waarom een Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen?
Bij de ontwik-
keling van een diergeneesmiddel is
door de fabrikant uitvoerig onderzoek
gedaan naar de effectiviteit en de vei-
ligheid van het dier, de gebruiker en de
consument van dierlijke produkten.
Op basis van onder meer deze bevin-
dingen wordt een dossier samenge-
steld en aangeboden aan de registratie-
autoriteiten. Na beoordeling van het
dossier en het stellen van eventuele
voorwaarden ten aanzien van de toe-
passing, komt het middel op de markt
en wordt het gebmikt, meestal zonder
problemen en tot heil van mens en
dier. Echter, ondanks de uitgebreide
onderzoeken in de verschillende fases
van produktontwikkeling en de beoor-
delingen, is het mogelijk dat pas na
praktij kgebruik bepaalde niet-ge-
wenste reacties worden ontdekt. De re-
latieve grootschaligheid van praktijk-
gebruik en de anders-dan-proefom-
standigheden kunnen bepaalde onge-
wenste reacties aan het licht brengen.
Afhankelijk van de emst van deze on-
gewenste reacties, de frequentie van
vóórkomen en de omstandigheden
waaronder ze vóórkomen kan er aan-
leiding zijn bepaalde maatregelen te
nemen. Deze kunnen variëren van een
opmerking op het etiket en/of de pro-
duktinformatie tot het ogenblikkelijk
van de markt halen van het betreffende
produkt.

Wat doet het BBD? Het BBD regi-
streert meldingen van vermoede bij-
werkingen van diergeneesmiddelen,
verwerkt deze en komt tot aanbevelin-
gen ter voorkóming. Daamaast kan het
BBD besluiten bepaald onderzoek te
stimuleren, zowel om bekende bijwer-
kingen nader te onderzoeken als om
\'verdachte situaties\' te bestuderen.

Wat kan er gemeld en geregistreerd
worden?
Alles dat consequenties kan
hebben voor het toekomstig gebruik
van diergeneesmiddelen kan worden
gemeld. Dit betekent evenwel niet dat
alle meldingen verder onderzocht zul-
len worden en (direct) tot bepaalde ac-
ties zullen leiden. Ook geldt dat mel-
dingen over \'ongewenste reacties\'
slechts als bijwerking worden betiteld,
wanneer de relatie tussen de waarne-
ming en het middel afdoende is aange-
toond. Daarvóór is het een \'vermoede
bijwerking\'.

tm arn\'ww m

Wie gaan er melden? Een meldings-
plicht is er voor registratiehouders van
diergeneesmiddelen, de farmaceuti-
sche industrie. Afhankelijk van de
emst van de aan hen bekend geworden
bijwerking, dient deze direct of perio-
diek aan het BBD gemeld te worden.
Er is een vrijwillig meldingsrecht voor
dierenartsen. Diereigenaren en ande-
ren zullen in principe een geconsta-
teerde ongewenste reactie melden via
hun dierenarts.

Hoe kan er gemeld worden? In prin-
cipe kan een eerste melding geschie-
den door een dierenarts. Om de ge-
melde reactie op waarde te schatten,
zal het veelal nodig zijn nadere gege-
vens te hebben. Deze validatie van de
melding vindt primair plaats door het
invullen van een meldingsformulier
Indien nodig, zal het BBD contact op-
nemen met de melder voor meer infor-
matie.

Wie ondersteunt het BBD? Het BBD,
als een vanwege de minister opgericht
zelfstandig fijnctionerend bureau, wordt
inhoudelijk ondersteund door een
Wetenschappelijke Advies Commissie.
Deze Commissie zal zich met name be-
zighouden met de causaliteitsbeoorde-
ling en de wetenschappelijke onderbou-
wing van adviezen inzake de regi-
stratie-status van een betrokken dierge-
neesmiddel, aanbevelingen voor pro-
duktinformatie en het mede verzorgen
van publikaties.

Wanneer en waar? Vanaf nu kunnen
vermoedelijke bijwerkingen aangaan-
de diergeneesmiddelen aan het BBD
gemeld worden. Alle meldingen wor-
den als vertrouwelijke informatie be-
schouwd. Bij de verwerking van de
meldingen zal, zeker waar het ver-
spreiding van informatie in bredere
kring betreft, overleg met de betrokke-
nen plaatsvinden.

BUREAU BIJWERKINGEN DIERGENEES-
MIDDELEN OPGERICHT

Bij het opstellen van de Europese regelgeving aangaande diergeneesmiddelen
is voorgeschreven dat elk land een systeem voor (dier)geneesmiddelenbewa-
king opricht. In Nederland is dit Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen
(BBD) in oktober begonnen met zijn activiteiten.

Door A. Kamphuis

mm

É^ÊÊmÊÊim

Voor meer informatie: drs. A. Kamp-
huis, Bureau Bijwerkingen Dierge-
neesmiddelen, Bornsesteeg 45, Post-
bus 10, 6700 AA Wageningen, tel.:
08370-75487, fax: 08370-23193.

LEVERBOT BREIDT
ZICH UIT

De Werkgroep Leverbotprognose ver-
wacht een opkomst van lichte leverbo-
tinfectie. Zij adviseert om schapen te
behandelen op bedrijven waar vorig
jaar leverbotziekte is vastgesteld, op
bedrijven in het westen van Nederland,
het Drentse AA gebied, tussen de grote
rivieren, het veenweidegebied van
Utrecht en op bedrijven met een kunst-
matig verhoogde grondwaterstand.
Een behandeling tegen leverbotziekte
bij runderen is nog niet noodzakelijk.
De natte herfst van 1993 en de afgelo-
pen zachte winter waren gunstig voor
de overleving van de slakkenpopula-
tie. Het natte vootjaar heef^ regionaal
geleid tot het afzetten van een lichte le-
verbotbesmetting op het gewas. Daar-
naast zijn in het voorjaar een toename
van de slakkenpopulatie en het infec-
tieniveau vastgesteld.

Op grond van de neerslag- en slakken-
gegevens is vanaf augustus een lichte
leverbotinfectie te verwachten in bo-
vengenoemde gebieden. Geadviseerd
wordt runderen en schapen niet te wei-
den op leverbotgevaarlijke percelen.
Op bedrijven waar vorig jaar leverbot-
ziekte is vastgesteld en in bovenge-
noemde gebieden wordt geadviseerd
de schapen nu te behandelen en deze
behandeling te herhalen na 6-8 weken.
Begin november zal de Werkgroep
Leverbotprognose een definitief ad-
vies uitbrengen. Bij twijfel over het
voorkomen van leverbotinfecties op
uw bedrijf, kunt u bloed- en/of meston-
derzoek laten verrichten door de
Gezondheidsdienst voor Dieren. Voor
een goed onderzoek wordt aangeraden
minimaal vij f monsters per diersoort te
laten onderzoeken op leverbotinfec-
ties.

-ocr page 436-

De belangrijkste bron voor de besmet-
ting van pluimvee met de Campylo-
bacter-bacterie is de omgeving van de
stal waarin de dieren zijn gehuisvest.
Het is aannemelijk dat de bacterie de
stal wordt binnengebracht via de laar-
zen van de dierverzorger of via ander
gebruiksmateriaal. Varkens en ander
op het bedrijf aanwezig pluimvee zijn
potentiële bronnen van besmetting het-
geen in mindere mate ook geldt voor
schapen en runderen. Dit is één van de
conclusies van een onderzoek dat is uit-
gevoerd door mw. ir. W.F. Jacobs-
Reitsma, onderzoeker bij het DLO-
Instituut voor Veehouderij en Dier-
gezondheid (ID-DLO), vestiging
Beekbergen. Op 10 oktober 1994 is zij
gepromoveerd aan de Landbouwuni-
versiteit te Wageningen. De titel van
haar proefschrift luidde: \'Epidemiolo-
gie van
Campylohaeter bij pluimvee\'.

Campylohacter-hdicxtnén zijn één van
de belangrijkste veroorzakers van
diarree bij de mens. Naar schatting lij-
den in Nederiand jaarlijks ongeveer
300.000 mensen aan een
Campylo-
hacter-mïtc\\\\e.
Een belangrijk deel
van deze infecties wordt in verband
gebracht met besmet pluimveevlees.

PLUIMVEE EEN POTENTIELE BRON VOOR
CAMPYLOBACTER-BESMETTINGEN

De meest elegante en efficiënte manier
om
Campylobacter-hesmeXXmg van
pluimveevlees te verminderen is het
voorkómen van Campylobacter-be-
smetting bij levend pluimvee.
Het doel van het onderzoek van mw.
Jacobs was het verkrijgen van beter in-
zicht in de epidemiologie van
Campy-
lobacter
bij pluimvee, op grond waar-
van vervolgens maatregelen getroffen
kunnen worden om de besmetting van
levend pluimvee terug te dringen.
Uit onderzoek bij leghennen is geble-
ken dat de dieren die op strooisel wa-
ren gehuisvest eerder met
Campylo-
haeter
besmet raakten dan de dieren op
de legbatterij. Serotypering van
Cam-
pylobacter-\\so\\dXtn
wees in de richting
van een horizontale besmetting vanuit
de omgeving. De hennen scheiden
Campylohacter-hdicxtnén voomame-
lijk uit via de blinde darm mest. Op de
schaal van slechts enkele met mest be-
vuilde eieren werd
Campylohaeter
aangetoond. De dooiers van deze ei-
eren en van alle andere onderzochte ei-
eren waren echter
Campylohaeter ne-
gatief Vleeskui-kens raakten over het
algemeen op een leeftijd van drie tot
vier weken met
Campylohaeter be-
smet en bleven dan
Campylohaeter
uitscheiden tot aan het moment dat ze
werden geslacht. Uit de serotypering
bleek dat in verschillende stallen op
hetzelfde bedrijf overeenkomstige
Campylohacter-\'paXToncn werden aan-
getroffen. Volgende koppels vertoon-
den in het algemeen een nieuw patroon
van serotypen. Dit wijst er op dat er
geen overdracht plaatsvindt naar de
volgende ronde. De resultaten van het
onderzoek geven tevens aan dat de
vleeskuikens op het pluimveebedrijf
worden besmet vanuit de omgeving
van de stal waarin ze worden gehou-
den. Potentiële bronnen voor deze ho-
rizontale overdracht zijn ondermeer de
op het bedrijf aanwezige overige land-
bouwhuisdieren. Er is geen bewijs ge-
vonden voor een verticale overdracht
van
Campylohaeter door ouderdieren
via de broederij naar hun nageslacht.

In het onderzoek van mw. Jacobs wer-
den gedurende een periode van een
jaar 187 vleeskuikenkoppels onder-
zocht op de aanwezigheid van
Cam-
pylohaeter-
en Salmonella-b&cXmèn
in de blinde darmen. In 82% van de
koppels werd
Campylohaeter aange-
troffen,
Salmonella werd in 27%) aan-
getroffen. De bacterie-isolaten werden
getest op gevoeligheid voor verschil-
lende antibiotica. Een hoog percentage
(29%)) van de Cawpy/o6ac/t?r-isolaten
bleek kruisresistent te zijn tegen de on-
derzochte quinolonen.

WAA ONGEVALLENVERZEKERING

HIV-BESMETTING EN GEWELD-
PLEGING \'GEDEKT\'

De WAA heeft haar ongevallenverzekering uitgebreid met een aantal voor
ons land unieke dekkingen. De ongevallenverzekering van de
WAA hield
overigens al rekening met de specifieke risico\'s die beroepsbeoefenaren in hun
vak lopen, maar ze is nu nog verder aangescherpt. Belangrijkste toevoeging is
wel de uitkering bij Hl
V-besmetting door prikaccident, ongeval of geweldple-
ging-

horloge wordt vergoed tot een maxi-
mum van ƒ 10.000,- per gebeurtenis.
Uiteraard is het slachtoffer ook verze-
kerd tegen het \'normale\' ongevalsrisico
wanneer een dergelijke situatie zich
voordoet.

De WAA ongevallenverzekering
biedt nu ook dekking bij schade die is
ontstaan tijdens de hulpveriening bij
calamiteiten. Wanneer een arts wordt
ingeschakeld bij een ramp en tijdens

De verzekerde kan bij onverhoopte
HlV-besmetting aanspraak maken op
25 of 50% van het bedrag dat is verze-
kerd. Deze dekking is niet standaard in
de verzekering opgenomen, maar fa-
cultatief Daamaast biedt deze onge-
vallenverzekering nu ook dekking te-
gen materiële schade veroorzaakt door
agressieve patiënten. Dit betekent dat
schade aan \'op het lichaam gedragen
zaken\', zoals bril, kleding, sieraden of
de hulp zelf slachtoffer wordt van een
ongeval dat blijvende invaliditeit ver-
oorzaakt, dan heeft de verzekerde
recht op een extra uitkering van 50%
van de uit te keren som, tot een maxi-
mum van ƒ 150.000,-.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld een
arbeidsongeschiktheidsverzekering of
een AOW-uitkering, keert een onge-
vallenverzekering een bedrag \'ineens\'
uit. Deze verzekering is dan ook in
feite bedoeld om de eerste financiële
klappen na een ongeval op te vangen.
Te denken valt aan aanpassing van de
woning bij rolstoelinvaliditeit, de aan-
schaf van hulpmiddelen, zoals bijvoor-
beeld een traplift, of een uitkering die
de nodige financiële armslag biedt om
beroepsmatig een nieuwe weg in te
slaan.

Meer informatie over de nieuwe onge-
vallenverzekering van de WAA, of
toezending van de brochure is moge-
lijk via telefoonnummer 030 - 474 799
(F. O\'Niel).

-ocr page 437-

ANIMAL WELFARE WORKING GROUP OF THE FVE

De Europese werkgroep welzijn die-
ren vergaderde op 17 april 1994 in
Athene. Drs. J. Minderhoud was
aanwezig en geeft hieronder een op-
somming van de stand van zaken op
de diverse terreinen.

Standing Committee on the Welfare
of Animals kept for Farming
Purposes

Het rapport \'Pluimveehouderij\' is ge-
publiceerd. Problemen worden be-
schreven met betrekking tot: Lichthoe-
veelheden in relatie tot kannibalisme;
relaties worden gelegd boven 20 lux.
Snavelbranden bij kippen; alternatie-
ven moeten worden ontwikkeld, zoals
in Zweden. Struisvogelhouderij; veel
bezorgdheid over de wijze van be-
dwelmen voor het slachten. .Standing
Committee heeft alléén een advise-
rende stem en zal mogelijk door geld-
gebrek haar werkzaamheden moeten
staken.

Werkgroep Biotechnologie

Deze FVE-werkgroep onder voorzit-
terschap van Mw. dr V. Baumans is
met haar werkzaamheden begonnen.

Europese Commissie

Het onderwerp diertransporten is in de
Raad van Ministers besproken. Men is
er niet in geslaagd om minimum rijtij-
den vast te stellen. Over dit onderwerp
is in een jaar geen enkele vordering ge-
boekt. De problemen betreffen niet al-
léén transporten van slachtdieren,
maar ook die van zeer jonge, drachtige
of zieke dieren. In Scandinavische lan-
den is het verboden om dieren in het
laatste derde deel van de dracht te
transporteren.

Ritueel slachten

In de EU mag dit toegestaan worden.
In Zweden en Finland is het verboden.
Men is bang voor problemen bij het
toetreden tot de EU. Nu importeert
men in deze landen vlees van ritueel
geslachte dieren uit Denemarken. Het
voorstel om voor de consument aan te
duiden dat vlees van ritueel geslachte
dieren afkomstig is, is door de EU-
Commissie niet aanvaard. Islamitische
leiders in de USA en Saoedie-Arabië
gaan over tot acceptatie van C02- be-
dwelming.

Nationale berichten

Ierland: Steeds meer Franse jagers komen naar Ierland om op zangvogel-

tjes te schieten. In Frankrijk wil men de sluiting van het jachtsei-
zoen voor zangvogels verlengen van 1 febmari naar I maart. Dit
zal veel schade aan de vogelstand vóór het broedseizoen teweeg
brengen.

Engeland: Een zeer goed rapport over electrisch bedwelmen is verschenen.

Drachtigheidsonderzoek met behulp van ultra-sone trillingen
mag alléén door dierenartsen worden verricht. Zo ook in
Finland, Zweden, Italië en Noorwegen. In Denemarken geldt dit
alleen voor paarden.

In Ierland wordt het onderzoek geheel door hulpkrachten ge-
daan, waama merries vaak worden geaborteerd rond de 18e dag
van de dracht om geen dekgeld te hoeven betalen. Transporten
van schapen van Polen naar UK vinden vaak onder ellendige
omstandigheden plaats. Een resolutie over het houden van wilde
dieren als huisdier zal door de Engelse delegatie aan de FVE
worden aangeboden.

Spanje: Alléén op de Canarische Eilanden bestaat wetgeving op het ge-

bied van dierenwelzijn. Pogingen worden nu ondernomen om in
geheel Spanje tot wetgeving te komen, maar het stierengevecht
er buiten te houden.

Italië: Dierenmishandeling kan nu met gevangenisstraf worden be-

straft.

Duitsland: Nieuwe welzijnsregels zijn gemaakt voor struisvogels, honden
en dieren levend in dierentuinen. Een herzien opleidingspro-
gramma voor chauffeurs van veewagens is verschenen.
Overheidssubsidie van 500 ECU per dier bij export naar Derde
Wereldlanden leidt tot welzijnsproblemen. Duitse dierenartsen
hebben verzocht om een verbod op het commercieel houden van
stmisvogels.

Nederland: De KLM heeft het vervoer van in het wild gevangen primaten
voor onderzoek gestaakt. Lufthansa vervoert deze dieren in
grote aantallen.

Zweden: In 1999 worden de legbatterijen verboden. Het gebruik van elec-

trische \'cow-trainers\' is niet meer toegestaan.

Noorwegen: Huisvesting van melkmnderen zonder uitloop naar buiten is ver-
boden. Vleeskeuringsdierenartsen kunnen zonder tussenkomst
van de politie proces-verbaal opmaken bij dierenmishandeling
rond het slachten.

Italië: Bij transporten van slachtdieren vanuit Frankrijk doen zich pro-

blemen voor.

Frankrijk: Hier worden problemen gezien bij de transporten van schapen

uit leriand.

J. Minderhoud

behandeling van probleemgedrag te
verenigen. Het gewone lidmaatschap
is dan ook open gesteld voor dierenart-
sen; niet-dierenartsen kunnen tot de
Society toetreden als buitengewoon
lid. De contributie is vastgesteld op 40
ECU voor gewone en op 30 ECU voor
buitengewone leden.
Er is een bestuur gevormd dat bestaat
uit B.W. Knol (NL), president.

EUROPEAN SOCIETY FOR VETERINARY
CUNICAL ETHOLOGY OPGERICHT

Tijdens het Klinisch-Ethologisch
Symposium van de Vooijaarsdagen
1994 is de oprichtingsvergadering van
de European Society for Veterinary
Clinical Ethology (ESVCE) gehou-
den. De ESVCE stelt zich ten doel de
beoefening van de veterinaire klini-
sche ethologie in de mimste zin te be-
vorderen. De Society beoogt dierenart-
sen met belangstelling voor de

-ocr page 438-

p. Pageat (F), vice-president, X.
Manteca (Sp), secretary, J. Dehasse
(B), treasurer-membership secretary,
D. Feddersen-Petersen (D), meeting
secretary.

De ESVCE zal jaarlijks één of meer
Newsletters publiceren, maar het stre-
ven is erop gericht met een eigen kli-
nisch-ethologisch tijdschrift te komen.
Onafhankelijk van de Society wordt
het Bulletin for Clinical Veterinary
Ethology uitgegeven. Momenteel
wordt onderzocht of het mogelijk is
het Bulletin te laten fungeren als het
tijdschrift voor de ESVCE, waarin dan
de Newsletter zou worden opgeno-
men. Een jaarabonnement op het
Bulletin kost 40 ECU. Er wordt naar
gestreefd 4 nummers per jaar uit te
brengen.

Het volgende Klinisch-Ethologisch
Symposium zal worden gehouden op
21 september 1995, tijdens het veteri-
naire congres in Duisburg. In het pro-
gramma is naast acht tot tien klinisch-
ethologische voordrachten, de jaar-
vergadering van de ESVCE opgeno-
men.

Informatie over dit Symposium, de
ESVCE en/of het Bulletin wordt
gaame verstrekt door dr. B.W. Knol,
Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren, Yalelaan 8, 3508 TD Utrecht,
telefoon 030-532103 of 53941 1.

B.W. Knol

GAVE: SEDATIVA VOOR HUISDIER. EFFECT OP DE BAAS

Kort na de laatste jaarwisseling werd
een patiënte, elders uitgebreid bekend
met een psychiatrische voorgeschiede-
nis, bij ons aangemeld wegens een po-
ging tot zelfdoding. Bij opneming was
zij diep comateus en werd toenemend
respiratoir insufficiënt, waardoor be-
ademing noodzakelijk was. Dit is niet
ongewoon, bij het scala aan middelen
dat gebmikt wordt bij een poging tot
zelfdoding, maar het was echter vol-
strekt onduidelijk wat zij ingenomen
had. Uit een uitgebreide heteroanam-
nese bleek dat een haar onbekende die-
renarts haar meprobamaat/procalma-
diol (onder andere Pertranquil®,

\' Vergiftigingen. Van Heijst ANP. Piiuiar SA. Elsevier.

Amsterdam/Brussel, derde druk 1984.

Memprosa® en Sopanil®) op 31 de-
cember 1993 had verstrekt. Dit vroeg
zij ter kalmering van enkele grote hon-
den in verband met het op handen
zijnde vuurwerk die avond.
Zij kreeg 71 tabletten van 400 mg, to-
taal 28,4 gram. Met deze kennis gewa-
pend werd een bloedspiegel van me-
probamaat bepaald, die inderdaad
positief was. Gezien de potentieel le-
thale bloedspiegel (100 mg/1) werd he-
modialyse verricht. Patiënte herstelde
hiema voorspoedig.
Wij willen uw aandacht op dit geval
vestigen, om een dergelijke zaak in de
toekomst te kunnen voorkomen.
Het verdient geen aanbeveling grote
hoeveelheden sedativa te verstrekken
en zeker niet aan u onbekende cliënten.
Na inname van 6 gram meprobamaat
of meer treden bij de mens toxische
verschijnselen op en doseringen van
12 gram of meer zijn lethaal
gebleken\'.

Het bleek dat deze patiënte wel dege-
lijk een aantal honden bezat, maar de
meprobamaat werd impulsief voor ei-
gen doeleinden aangewend.

Drs. D. van Leenen,
arts assistente Inteme Geneeskunde
Dr. P.L. Meenhorst, intemist
Prof dr. J.H. Beijnen,
ziekenhuisapotheker
Slotervaartziekenhuis, Amsterdam.

1KAMPIOENSCHAP KLEIDUIVENSCHIETEN SLAAT ALLE RECORDS

Het Nederiands Kampioenschap Klei-
duivenschieten voor dierenartsen, ge-
organiseerd door Boehringer Ingel-
heim, kende dit jaar een recordaantal
deelnemers. Ruim 240 dierenartsen
kwamen naar Dorhout-Mees op 16
juni jl. in Biddinghuizen om hun
schiet-, golf-, schrans- en koemelk-ta-
lent te beproeven. Het werd weer een
enorm feest. Het weer werkte mee en
de stemming zat er meteen goed in. In
de klasse \'Geoefenden\' werd Drs. K.
Broekhuizen winnaar, met 27 raak uit
30 en werd met deze score tevens
Overall-winnaar. Drs. A. Beyer deed
in de klasse \'Ongeoefen-den\' weinig
voor hem onder en werd winnaar met
26 uit 30. Bijzonder veel hilariteit bij
het ingelaste Kampioenschap Koe-
melken, waarbij de deelnemers in de
eerste ronde met de kunstkoe nog wel
aardig uit de voeten konden. Lastiger
werd het in de finale, toen het menens
werd met échte koebeesten. Drs.
Brinkhof bleek ieder de baas met bijna
3 liter in 2 minuten. De dag werd be-
sloten met een groots opgezet Ame-
rikaans eetfestijn, waarbij opnieuw di-
verse records sneuvelden....

-ocr page 439-

Een analyse van het management op
het melkveebedrijf en een beschrijving
van \'goede boeren praktijk\' vormen de
inhoud van een IKC-publikatie waarin
het management op het melkveebe-
drijf centraal staat.

De afdeling Rundvee-, Schapen- en
Paardenhouderij van het IKC-Vee-
houderij heeft deze publikatie samen-
gesteld en als titel \'Melkveemanage-
ment\' meegegeven. Een gezonde en
produktieve veestapel vormt de basis
voor een renderende melkveehouderij.
Om dit te realiseren is een steeds gro-
tere kennisbehoefte op het gebied van
melkveemanagement vereist.

BEHEERSING DIERMANAGEMENT DP HET MELKVEEBEDRIJF

In het eerste deel van de publikatie is
de \'goede boeren praktijk\' beschreven
en gebaseerd op de huidige inzichten
in onderzoek en praktijk. Ze heeft be-
trekking op vmchtbaarheid, fokkerij,
jongveeopfok en diergezondheid. In
het tweede deel staat de analyse cen-
traal. Kengetallen, streefwaardes,
schade bij afwijkende kengetallen en
mogelijke oorzaken van problemen
worden daarbij behandeld.
De kennisbehoefte op het terrein van
melkveemanagement is groot. Voor
het eerst zijn alle aspecten van hel ma-
nagement van de veestapel meegeno-
men en zijn een aantal aanbevelings-
normen geformuleerd. Het IKC-Vee-
houderij levert hiermee een belang-
rijke bijdrage aan de ontwikkeling van
kwaliteitszorgsystemen.
Met de publikatie \'Melkveemanage-
ment\' heeft het IKC een prima infor-
matiebron gemaakt voor bedrijfsbege-
leiders en voor het landbouwonder-
wijs.

De publikatie \'Melkveemanagement\'
is verkrijgbaar door storting van f23,-
op postrekening 431939 t.n.v. IKC-
Veehouderij te Ede onder vermelding
van publikatie G21 en uw naam en
adres.

BONUSSYSTEMEN FARMACEUTISCHE INDUSTRIE

Ingezonden brieven

769

In de afgelopen jaren hebben meer dan
800 dierenartsen de PAO-D cursus
Apotheek-I gevolgd. Tevens hebben
ongeveer 90 dierenartsen daaropvol-
gend de cursus Apotheek-ll doodo-
pen. Waarom doen wij als beroeps-
groep al deze moeite? Het doel staat
ons duidelijk voor ogen: wij willen
onze apotheek behouden! Dat dit alleen
maar kan met een grondige kennis van
zaken, is voor een ieder duidelijk.
Vandaar ook de grote respons op beide
cursussen. En dit is meer dan terecht.
Op beide cursussen wordt ons onder
andere bijgebracht wat belangrijk is bij
de keuze van medicijnen.
We moeten niet zozeer kijken naar de
gunstigste prijs, maar eerder naar de
farmacologische en farmacokinetische
eigenschappen van het produkt. Zijn
we op grond daarvan tot een juiste

Een geweldig idee, die publikatie van
de heren Rutgers en Baarda
(Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1994; Deel 119, Aflevering 18: 525-
35). Hun conclusie, dat er binnen de
beroepsgroep een gedegen menings-
vorming moet plaatsvinden onder-
schrijf ik direct. Dc door hen gehan-
teerde enquête is daarbij een goed
hulpmiddel (hoewel de zeer gedetail-
leerde verslaglegging beter bomen
dan het bos laat zien). Eén van de
doelstellingen van de enquête was:
\'Inzicht te verkrijgen in hoeverre
keuze van het in te zetten medicijn ge-
komen dan kunnen we met behulp van
de SPID-lijsten komen tot een keuze
tussen de produkten met dezelfde sa-
menstelling. Een ander hulpmiddel is
bijvoorbeeld het SOJA-systeem.
Dat de inrichting van de apotheek veel
aandacht krijgt, is tevens evident: maak
een apotheek waar efficiënt gewerkt
kan worden en die voldoet aan de eisen
des tijds niet alleen ten aanzien van de
opgeslagen medicijnen, maar ook ten
aanzien van het personeel (ARBO-wet-
geving). Richt hem zo in dat een zo
klein mogelijke voorraad gehouden
kan worden, automatisering kan hierbij
een prima uitkomst bieden. Het boven-
staande overdenkend ben ik dan ook tot
de conclusie gekomen dat het huidige
systeem van bonussen die de meeste
farmaceutische industrieën en groot-
handels hanteren op de helling moet!
Wij kunnen ons als GVP werkende die-
renartsen niet meer veroorioven in te
gaan op aanbiedingen van de industrie.
Want het mag toch niet meer zo zijn dat

T 1 J D S C\' H R I F I VOOR D 1 F R Ci F N F F S k U N [) E , D E E l. 1 19, A F 1. E V E R 1 N Ci 24, 1994

praktizerende dierenartsen gemeen-
schappelijke normen, waarden en
idealen hebben, op basis waarvan een
op de beroepsgroep toegesneden
ethiek ontwikkeld zou kunnen wor-
den.\' Mijn kritische vraag daarop is:
\'Is de prakticus de man (m/v) die de
bouwstenen voor die ethiek moet aan-
dragen? Hij leeft van z\'n handelen en
is dus voortdurend in staat en bereid
compromissen te sluiten. Nu zijn
compromissen niet
a priori fout, maar
\'t is aanvechtbaar om die tot nonn te
verheffen. De door schrijvers gekozen
wij medicijnen opslaan die wij in een
bepaald tijdsvak nog niet nodig hebben
alleen maar omdat het \'in de aanbie-
ding\' is! De keus om een bepaald medi-
cijn te gebmiken wordt waarschijnlijk
teveel bepaald door de prijsstelling op
zo\'n moment dan door haar farmacolo-
gische eigenschappen. Automatisering
wordt een stuk moeilijker omdat er
steeds handmatige bijstellingen gedaan
moeten worden vanwege een of andere
aanbieding. Daarom zou ik willen plei-
ten voor een systeem met jaarkortin-
gen, hetgeen de duidelijkheid zeer ten
goede komt en de keuze van medicij-
nen een stuk zuiverder maakt. Hopelijk
wilt u, praktizerende collega\'s en men-
sen van de industrie en groothandel, uw
licht hier ook eens over laten schijnen.
Waarschijnlijk komt u tot dezelfde
conclusie en komen wij tot ecn ander
kortingssysteem. Uw reacties zie ik
gaarne tegemoet.

R. van Wijck,
dierenarts D.A.P. Dokkum e.o.

methode draagt in zich normatief te
maken hetgeen normaal is. De verant-
woordelijkheid van de praktizerende
dierenarts ten opzichte van het dier,
diens eigenaar, de samenleving en de
Schepper van dit alles is te groot om
ingeslepen gewoontes op een stan-
daard te zetten. Ik denk, dat eerst bui-
ten de mens/prakticus relevante nor-
men geformuleerd moeten worden en
dat de gewoontes dan daaraan getoetst
moeten worden.

J.M. Boersma

-ocr page 440-

Het Tijdschrift voor Diergeneesicunde
van 1-10-1994 bevat een interessante
bijdrage® van de Bestuurscommissie
Facultaire Strategie over \'Dierge-
neeskunde in 2000: een studie met
aparte studierichtingen\'. Desgevraagd
een reactie van een dierenarts-onder-
zoeker in de sector pathobiologie van
landbouwhuisdieren.

* De afstand tussen de gedifferen-
tieerde vraag van de markt en het aan-
bod van de tamelijk uniform opge-
leide dierenartsen aan de Faculteit is
steeds groter geworden. De markt
maakt bijvoorbeeld al jaren onder-
scheid in eerste, tweede en derde lijns-
diergeneeskunde en binnen deze drie
hoofdcategorieën is een toenemend
aantal variaties in deskundigheid ont-
staan; de dierenartsopleiding speelt
hier volstrekt onvol- doende op in.
De Accreditation Committee van de
AVMA mist een \'mission state-
ment\' bij de Faculteit.

Wat dus eerst zou moeten gebeuren
is dat de Faculteit een MISSIE for-
muleert waarin staat
waarom de
Faculteit er is. Deze missie is uiter-
aard sterk gericht op de omgeving =
de markt. Van deze missie worden
DOELSTELLINGEN afgeleid waar-
in wordt aangegeven
wat de Faculteit
wil bereiken. Tenslotte wordt de
STRATEGIE bepaald, die ingaat op
de vraag
hoe men de doelen wil be-
reiken. Volgt men deze weg niet, dan
ontstaat het gevaar dat potentieel aan-
wezige concurrentievoordelen wor-
den gemist; de missie is bovendien
een belangrijke geloofsbrief naar de
omgeving en vormt een referentieka-
der voor besluitvorming, feedback en
afstemming.

Dit alles laat onverlet dat ik de Nota
Diergeneeskunde in 2000 van harte
toejuich.

* De eerstelijns-diergeneeskunde is
niet mijn terrein, dus daar zal ik kort
over zijn. Een verdergaande dier-
soortdifferentiatie zoals de Nota
2000 aangeeft, is een belangrijke
stap voomit en het begrip \'Alge-
mene bevoegdheid\' (tot uitoefening
van de diergeneeskunde in de volle
omvang vooralle dierenartsen) moet
opnieuw worden gedefinieerd, bij-
voorbeeld als een basisbevoegdheid
voor de eerstelijns-dierenarts.

@ De Nota is onvolledig afgednikt, het opleidings-
schema is opgevraagd bij drs. S. Deleu.

De hogere kwaliteit, die de dier-
soort-gedifferentieerde dierenarts
levert, werkt ongetwijfeld door naar
de tweede en derdelijns-diergenees-
kunde en zal de geleidelijk ge-
groeide afstanden helpen overbrug-
gen.

Een ander punt dat aandacht ver-
dient is, dat buiten Utrecht HBO-op-
leidingen worden gestart voor ge-
zondheidsmanagers, die bij bedrijfs-
begeleiding en/of praktijkonderzoek
van nut kunnen zijn. De Faculteit
zou in haar opleidingsstrategie op dit
fenomeen moeten ingaan, om te
voorkomen dat men er straks inade-
quaat mee omgaat.

* De tweede lijns-diergeneeskunde is
ook niet mijn terrein, maar het sluit
nauw aan bij de derde lijn. Bij de
tweede lijn kan men onderscheiden:
de curatieve en de preventieve dier-
geneeskundige specialisatie. In de
derde lijn werken uiteraard ook spe-
cialisten! De Nota 2000 zegt be-
paalde dingen over specialisatie bij
bijvoorbeeld gezelschapsdieren, maar
spreekt zich weinig uit over de ander-
soortige specialisaties. Gezien de hui-
dige discussies over de specialisatie
bij laboratoriumdierenartsen, de
vleeskeuring en de sector landbouw-
huisdieren en het raakvlak van dit al-
les met de voorgestelde dierenartsop-
leiding, had dit naar mijn idee wel
gemoeten. De Faculteit wordt overi-
gens steeds meer gedwongen de spe-
cialistenopleiding door te belasten
aan de afnemer, die dan vervolgens
inspraak wenst bij de prijs/kwaliteit-
verhouding van het specialisatiepro-
dukt. Het moge duidelijk zijn dat spe-
cialisatie van de juiste soort van groot
belang is voor de totale diergenees-
kunde.

* De derde lijns-diergeneeskunde ten-
slotte is een punt van grote zorg. De
huidige toestand is, dat een dieren-
arts-onderzoeker eerst een 6-jarige
dierenartsopleiding geniet, meestal
gevolgd door een vervolgopleiding

DIERGENEESKUNDE IN 2000

bijvoorbeeld in de microbiologie,
pathologie of pathofysiologie van 4
jaar (specialisatie al of niet erkend),
waama nog eens minstens 4 jaar no-
dig is om te promoveren. Daarbij
verkeert hij/zij als postdoc op een
verdringingsmarkt waar gecompe-
teerd moet worden met postdoc-bio-
logen, -biochemici en -ingenieurs.
Deze ongelijke strijd heeft uiteraard
zijn sporen nagelaten in de multidis-
ciplinaire stafopbouw van derde
lijns-onderzoeksinstituten. De oplei-
dingsprijs die aan een dergelijke die-
renarts-onderzoeker hangt wordt
niet meer opgebracht. Hier prijst de
dierenarts zichzelf uit de markt. Het
is daarom prettig te lezen, dat de
Nota 2000 dit probleem actief heeft
opgepakt en het ware te wensen, dat
het niet tot het jaar 2000 hoeft te du-
ren alvorens hier invulling aan wordt
gegeven. Elk jaar vertraging is im-
mers verlies.

Het spreekt vanzelf dat de dieren-
arts-onderzoeker meerdere gezich-
ten heeft afhankelijk van het werk-
gebied: pathofysiologie met een
klinische, ziektekundige en orgaan-
systeemgerichte bagage; microbio-
logie met een ziektekundige, mole-
culairbiologische en bacteriolo-
gische, respectievelijk virologische
of parasitologische training; patho-
logie met diagnostische, pathofysio-
logische en onderzoekservaring;
epidemiologie met funderende en
toegepaste kennis, etc.
Deze onderzoekers werken later in
teamverband samen met niet-veteri-
naire onderzoekers. Het is van groot
belang dat tijdens de opleiding reeds
over de grenzen van het eigen vak-
gebied wordt gekeken; dit om \'ein-
zelgang\' te voorkomen. Dit zou kun-
nen door een link te leggen tussen de
onderzoekscholen van diverse Fa-
culteiten en andere onderzoeksin-
stellingen en waar dit gebeurt de ko-
mende dierenarts-onderzoeker daar-
bij te betrekken.

Lelystad, oktober 1994
J.M.van Leeuwen

KOPIJ OP DISKETTE

De redaktie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een 3,5 inch-diskette (5,25 inch is ook mogelijk) worden
aangeleverd in Word Perfect 5.1 (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het
eind van regels gelieve geen harde returns te geven.

-ocr page 441-

ft

Iuéi

■I I ii

lÉ^yy

Geachte redactie.

Naar aanleiding van het artikel over de
startnotitie iti TvD, deel 119, afl. 19
van 1 oktober 1994 graag het vol-
gende:

HOMINUM

ANIMALIUMQUE

SALUTI

Het historisch handelsmerk van de die-
renarts.

In welke uitleg is die lijfspreuk nog ac-
tueel? Welk \'heil\' wordt van dierenart-
sen nu en in de toekomst verwacht?
Mijn gedachten daarover hebben ge-
leid tot de volgende \'stellingen\':

1. Vergaande differentiatie-mogelijk-
heid in de studie zal noodzakelijk
zijn om de vragen van vandaag en
morgen in deelgebieden van de vete-
rinaire beroepsuitoefening te kun-
nen beantwoorden.

2. Regionale praktijken zullen in om-
vang en werkzaamheden in de toe-
komst de functie van de verdwij-
nende Gezondheidsdiensten overne-
men.

3. Samensmelting van studierichtin-
gen, thans nog aan verschillende in-
stellingen gedoceerd, zal een logisch
gevolg zijn.

4. Er blijft een onvervangbare veteri-
naire en maatschappelijke behoefte
aan allround dierenartsen.

Desgewenst zal ik gaarne eventuele
opponenten mijn achterliggende argu-
menten beschrijven.

G.A. van Exel
dierenarts te Nijverdal.

Congressen en cursussen

_. ........

SPECIALISATIE
GOED VOOR DIEREN?
SPECIAUSATIE
DE TOEKOMST?

subcript: \'Specialisatie in de dierge-
neeskunde\'. Symposium der D.S.K.
11 Januari 1995. Nadere informatie bij
de D.S.K., tel.: 030-534678.

Onlangs werd door de WFSS een vi-
deo-band aangeschaft die de beleve-
nissen van een
dierentuin-dierenarts
weergeven.

De kijker vergezelt collega Klaren-
beek op zijn bezoek aan het Noorder-
dierenpark Emmen.
Zo zien we het toedienen van medicij-
nen aan haaien, de geboorte van een
olifantje, het onderzoeken van een
boa, het behandelen van een kaakaan-
doening van een kangoeroe en de oog-
ontsteking van een lepelbekreiger.
Spectaculaire zaken maar op een rus-
tige, informatieve en reële wijze ge-
bracht.

De band is een aardige aanvulling op
Een dag uit het leven van een dieren-
arts
die een normale werkdag van een
dierenarts in de gemengde praktijk in
beeld brengt.

Beide banden zijn bedoeld voor lezin-
gen voor een breed publiek en ver-
krijgbaar bij WFSS/AUV, 08850-
94321.

De verhuurprijzen zijn respectievelijk
f 55,- en f 75,-; de verkoopprijzen re-
spectievelijk f 65,- en f 125,-, exclusief
BTW.

AAHA ANNUAL MEETING
IN DENVER, COLORADO

26-29 MAART 1995

Evenals vorig jaar (Boston) probeer ik een groep Nederiandse dierenartsen
bijeen te brengen die het jaarcongres van de Amerikaanse vereniging van ge-
zelschapsdierenpraktici (American Animal Hospital Association) wil bijwo-
nen.

De opzet lijkt sterk op die van de Vootjaarsdagen, alleen is het breder: er kan
voortdurend uit een tiental voordrachten gekozen worden.
Het jaarcongres wordt op 25 en 26 maart vooraf gegaan door een tweedaagse
cursus practice management, die vooral voor grotere praktijken (ook ge-
mengd) zeer interessant is.

Nadere inlichtingen, alsmede een programma-boek, worden gaame door mij
verstrekt.

Prof dr. Jan Gajentaan

Utrecht, tel.: 030-531705, fax: 030-518126

W.F.SPECKMANN STICHTING

-ocr page 442-

«i I ffi

iirli\'irfn

\'HET TOTALE ONDERZOEK IN 10 RÖNTGEN-AVONDEN\'
RÖNTGENOLOGISCH ONDERZOEK VAN DE BUIKHOLTE BIJ
GEZELSCHAPSDIEREN, ƒ2500,-

Hieronder treft u een aantal cursussen
voor 1995 aan. Opgave is telefonisch
(030 - 51 73 74) en door middel van
een fax (030 - 51 64 90) mogelijk.

APOTHEEKBEHEER II VOOR
GEZELSCHAPSDIERENPRAKTICI,
26 en 27 januari en 7 en 8 maart 1995
(2 blokken van 2 dagen), ƒ 2475,--.

In het kader van de cursus krijgt men in
blok I een aantal \'huiswerkopdrach-
ten\' die in blok II gezamenlijk worden
besproken.

De cursus is gericht op gezelschaps-
dierenpraktici die reeds deelnamen
aan de cursus Veterinaire Apotheek I
(al of niet speciaal gericht op gezel-
schapsdierenpraktici) en die actief be-
trokken zijn bij het apotheekbeheer
binnen de praktijk.

Onderwerpen:

Binnen het Project Veterinaire
Apotheek zal circa eenmaal per jaar
een vervolgcursus Apotheekbeheer 11
georganiseerd worden speciaal voor
gezelschapsdierenpraktici. Het doel
van de cursus is om verder (dan de cur-
sus Veterinaire Apotheek I) in te gaan
op aspecten van de apotheekvoering
vanuit een specifieke gezelschapsdie-
ren-optiek.

Het diergeneesmiddel: onder andere
hoe te kiezen, onderbouwing werk-
zaamheid, bio-equivalentie en substi-
tutie, het beoordelen van kwaliteit, on-
derzoeksgegevens, formulering en
reclame.

De apotheek: onder andere voorraad-
beheer, inkoopbeleid, kosten en
marge, inrichting, personeel en organi-
satie, werk en controlenormen, inter-
collegiale toetsing.

Afleveren van diergeneesmiddelen:

onder andere informatie voor eigena-
ren (bijsluiters), communiceren met de
eigenaar over geneesmiddelen.

Regelgeving: onder andere actualise-
ring kennis over wetgeving (onder an-
dere humane middelen); knelpunten
als gevolg van registratie en regelge-
ving; hoe daannee om te gaan.

Iedere donderdagavond; 20.00 - 22.30 uur
introductie beeldvorming van de buikhohe: \'het normaal
beeld\' techniek - interpretatie - aanvullende diagnostiek
het afwijkende buikbeeld: te wit - te zwart!
\'tumor\' in de buik

contrastonderzoek van het urologisch apparaat

urologische patiënten

contrastonderzoek van de digestietractus

\'braken\'

\'diarree\'

\'trauma\'

overzicht röntgendiagnostiek van de buikholte veel voorko-
mende fouten - \'drog\' beelden - etc.

Het doel van deze intensieve cursus is om de deelnemers een volledig overzicht te
bieden aangaande de praktische mogelijkheden en beperkingen van röntgenolo-
gisch onderzoek van de buikholte bij gezelschapsdieren.

In die gevallen waar de praktische toepasbaarheid van röntgendiagnostiek beperkt
is, of resulteert in onvolledige informatie, zal de mogelijkheid van ander en/of aan-
vullend beeldvormend onderzoek zoals echografie worden aangeduid en bespro-
ken.

Elke röntgen-avond heeft een thema en zal bestaan uit 3 onderdelen:

1. introductie en bespreking van het thema aan de hand van dia\'s,

2.zelfstudie en interpretatie van röntgenfoto\'s betreffende het besproken thema
aan de lichtkast,

3.bespreking en discussie van de röntgenfoto\'s aan de hand van dia\'s.

Aan het eind van elke avond bestaat de mogelijkheid om meegebrachte röntgen-
foto\'s te bespreken.

LPC en OCD (ELLEBOOG) HOND. 20 januan 1995, 14.00- 17.30 uur, ƒ 350,-

Elleboogproblemen bij de jonge hond vonnen een steeds frequenter voorkomende
aandoening. Deze cursus zal aandacht geven aan de ontwikkeling van het losse
processus coronoideus en de
Osteochondrose in de elleboog. De röntgendiagnos-
tiek en de differentiaaldiagnose daarbij wordt uitvoerig behandeld. Uiteraard
wordt aandacht geschonken aan de operatieve behandelingswijze(n). De opname-
techniek voor foto\'s ten behoeve van de Elleboogcommissie zal behandeld wor-
den.

95/07
95/08
95/09
95/18
95/19
95/20

INTERPRETATIE RÖNTGENOLOGISCH ONDERZOEK BIJ
GEZELSCHAPSDIEREN,
/ 260,-, alle cursussen van 19.30 tot 22.30 uur

Thorax, dinsdag 24januari 1995
Abdomen, dinsdag 31 januari 1995
Skelet, dinsdag 7 febmari 1995
Thorax, woensdag 31 mei 1995
Abdomen, woensdag 7juni 1995
Skelet, woensdag 21 juni 1995

Naast het normaalbeeld wordt uitgebreid aandacht besteed aan de interpretatie van
een aantal veelvuldig voorkomende afwijkingen.

Mogelijkheden voor aanvullende röntgendiagnostiek of echografisch onderzoek
zullen aan de orde komen.

Aan het eind van de cursus bestaat in beperkte mate de mogelijkheid tot het beoor-
delen van door de cursisten meegebrachte röntgenfoto\'s.

Data en thema\'s:

26 januari 1995:

23 febmari 1995:
23 maart 1995:

13 april 1995:

18 mei 1995:
15juni 1995:

21 september 1995:

19 oktober 1995:
16 november 1995:

14 december 1995:

-ocr page 443-

AESCULAAP GROEP DISTRIBUTEUR VOOR ELANCO ANIMAL
HEALTH

7 September werd de bestaande relatie
tussen de Aesculaap Groep en Elanco
Animal Health bekrachtigd door het
tekenen van een samenwerkingsover-
eenkomst. De Aesculaap Groep gaat
de verkoop en promotie verzorgen van
Elanco\'s diergeneesmiddelen in Ne-
derland. Beide partijen hopen hiermee
de bestaande samenwerking verder uit
te bouwen.

Elanco is de diergeneeskundige afde-
ling van Eli Lilly and Co., een sterk re-
search gericht farmaceutisch bedrijf
Elanco levert hoogwaardige veevoe-
deradditieven en diergeneesmiddelen
aan de agrarische sector. Het dierge-
neesmiddelenpakket wordt steeds be-
langrijker, een groot gedeelte van het
onderzoek is op dit gebied gericht.
Onlangs werd Micotil injectie defini-
tief geregistreerd. In oktober is dit
nieuwe antibioticum geïntroduceerd in
Nederland. Micotil is een doorbraak
op het gebied van de behandeling van
bacteriële pneumonie bij runderen.
Micotil concentreert zich sterk in de
long en blijft daar minimaal drie dagen
werkzaam na één injectie. Het lage do-
seringsvolume en de subcutane toedie-
ning verminderen de kans op weefsel-
beschadiging. In klinische proeven
bleek een éénmalige, subcutane injec-
tie in 80% van de gevallen afdoende
als behandeling.

Daamaast zijn Elanco\'s Tylan produk-
ten (premix, oplosbaar en injectie) en
Apralan premix definitief geregi-
streerd. De laatste is een gram-negatief
antibioticum voor de behandeling van
(speen)diarree bij biggen.
In de toekomst zal de Aesculaap Groep
u hierover nader informeren. Elanco
en de Aesculaap Groep hopen u met
deze samenwerking optimaal van
dienst te zijn.

SULFADIMETHOXINE 20% PRO INJ. REG NL 3713 UDD

Alfasan Diergeneesmiddelen introdu-
ceert nu ook in Nederiand: 200 mg
sulfadimethoxine (als Natrium-zout)
per ml oplossing. Te gebruiken bij
luchtweg-, maagdarmkanaal-, uroge-
nitaal-, wondinfecties, mastititis en pa-
naritium bij rund en varken. Wacht-
tijdadvies vlees 14 dagen, melk 5
dagen. Verpakking, per 12 flacons a
100 ml. Voor meer informatie verwij-
zen wij naar de bijsluiter en naar
Alfasan Diergeneesmiddelen BV, tel.:
03480-16945.

ROTA CLINIC DIME-STEP

Een snelle reproduceerbare test voor
het aantonen van Rota-virussen in de
faeces van paard, rund, varken, hond en
kat. Deze test bemst op een chromato-
grafisch principe (evenals de Parvo

Clinic One-Step test) waarbij verschil-
lende monoclonale antistoffen gela-
beld worden met gekleurde latex bolle-
tjes. Wanneer het rota-virus antigeen in
de faeces aanwezig is, zal het vims
door het ontstaan van een kleur op deze
wijze worden aangetoond. De testduur
bedraagt 5-10 min. Verpak-king met 5
teststrips, 5 pipetten, 5 buffer vials met
schepje en 1 testprocedurc.

GEBRUIKSKLARE CELLACAST-SPALKEN BESPAREN TIJD EN
MATERIAAL

De veelzijdige modelleerbaarheid van
kunststofmateriaal als Lohmann\'s
Cellacast en Cellacast-spalk vereen-
voudigt aanleggen van functionele en
partieel immobiliserende verbanden.
De kem van de perfect modelleerbare
Cellacast-spalk bestaat uit zeven on-
derling verbonden lagen glasvezel-
weefsel, geïmpregneerd met polyure-
thaanhars.

Lohmann introduceert deze lichtge-
wicht spalken, kant en klaar gepolsterd
(en afwasbaar) nu in vier verschil-
lende, gebmiksklare afmetingen. De
spalk is ook op rol leverbaar in vier
breedten en kan dus op elke gewenste
lengte worden afgeknipt.

en

Het geringe gewicht, de grote sterkte
en duurzaamheid, en de eenvoudige
snelle verwerking maakt dit materiaal
zeer geschikt voor gebmik in de veteri-
naire geneeskunde.

Produktinformatie over Cellacast-
spalk kunt u aanvragen bij Lohmann
Verbandstoffen B.V., Afdeling Custo-
mer Service, Almere. Tel.: 036-
5347459; fax: 036-5344571. Of bij
Virbac Animed B.V. te Bameveld.
Tel.: 03420-92544; fax: 03420-90164.

HILL\'S PET NUTRITION INTRODUCEERT EEN BELANGRIJK
NIEUW PRODUKT: HILL\'S SCIENCE DIET TREATS

Science Diet Treats zijn de eerste en
enige uitgebalanceerde hondekoekjes
die beantwoorden aan de specifieke
voedingsbehoeften van de hond in de
verschillende fasen van zijn leven.
Science Diet Treats zijn een goede
aanvulling voor de Prescription Diet
en Science Diet produktlijnen. Zij ver-
storen het voedingsevenwicht niet.
De Hill\'s Science Diet Treats zijn er in
vier unieke levensfaseformules: Ca-
nine Growth Treats; Canine Mainte-
nance Treats; Canine Light Treats en
Canine Senior Treats.
Alle Science Diet Treats zijn verpakt
in een unieke, hersluitbare bus. Elke
verpakking bevat minimaal 50 koekjes
(300 g).

U kunt meer informatie bekomen bij
de Hill\'s dierenartsen, de Aesculaap-
afgevaardigden of bij de Hill\'s voe-
dingsconsulente op het telefoonnum-
mer: 076-48 18 00.

-ocr page 444-

In samenwerking met de Stuurgroep
Farmacotherapie en Residuproblema-
tiek van de Faculteit Diergeneeskunde
heeft Alfasan deze wegwijzer uitgege-
ven. De opzet van deze wegwijzer is
analoog aan de Veterinary Antimicro-
bial Therapy Guide 93/94. De wegwij-
zer bestaat uit twee gedeelten, een ant-
helmintica en een anti-ectopara-

VETERINARY PARASITIC CONTROL
GUIDE 94/95

Novad BV is verhuisd. Het nieuwe
correspondentieadres is Postbus 48,
6700 AA Wageningen, tel.: 08370-
79696, fax: 08370-79661. Het bezoek-
adres is Bedrijvencentrum Agro-BTC,
Agro Business Park, 6708 PW Wage-
ningen. Novad BV is producent van
sitica-gedeelte gevolgd door een over-
zicht van actieve stoffen. In de
Nederiandse editie is een overzicht
van (voorlopig) geregistreerde anthel-
mintica en ectoparasitica opgenomen.
De Wegwijzer met ISBN 90-801587-
2-0 kan besteld worden bij Alfasan.
Tel.: 03480-16945, fax: 03480-23577.
Incl. BTW f22,50.

NOVAD BV VERHUISD NAAR
WAGENINGEN

het VAMS (Veterinair Administratie
& Management Systeem) en van
VAMPP-mnd/VAMPP-varken (soft-
ware om veehouderijbedrijven te ana-
lyseren en te begeleiden) en exclusief
dealer van een aantal andere software-
programma\'s.

Review on the contraceptive methods
in zoo mammals; R. Gerlofsma:
SR\\323\\94:21 pp.

Immuniteit tegen Bovine Respiratoir
Syncytiaal Vims na infectie en vacci-
natie; R. Swart: SR\\324\\94: 45 pp.

Hyperlipemie. Een retrospectief on-
derzoek naar de prognose van hyper-
lipemie bij pony\'s; M. Kouffeld:
SR\\325\\94: 34 pp.

The hygienic status of beefcarcasses in
the public slaughterhouse of Icon; N.
Vreeburg: SR\\326\\94: 21 pp.

Het feline idiopathisch chronisch sto-
matitis-complex; H. Esselink: SR\\327\\
94: 45 pp.

Dysautonomie ook bij het konijn?; L.
Bingely en T. Bosje: SR\\328\\94: 22
pp.

Kleurwaarneming bij gezelschapsdie-
ren; L.D. Raaijmakers: SR\\329\\94: 41
pp.

DERDE KWARTAAL
1994

Epidemiologische aspecten van Dic-
tyocaulose; een literatuuronderzoek;
P.Siderius: SR\\308\\94: 28 pp.

Virale zoönosen in Nederland; P. Lau-
rier: SR\\309\\94: 38 pp.

Actinobacillus equuli; N.A.G. Knijn:
SR\\310\\94:27 pp.

Werkzaamheid van IBR-vaccins;
S.Serrarens:SR\\311\\94:33pp.

Schaap geassocieerde boosaardige ca-
tarrhaal koorts; J. Gosselink: SR\\312/
94: 19 pp.

Analyse van risicofactoren voor BSE
in Nederiand; P. Kuipers: SR\\3I3\\94:
47 pp.

Strongylus vulgaris & cyathostominae
als oorzaak van koliek bij paarden; M.
van Eldik en E. Lansbergen: SR\\314\\
94: 38 pp.

Octodon degus; M. van den Broek:
SR\\315\\94:20 pp.

Toediening van antibiotica bij septi-
sche arthritis: systemisch of intra-arti-
culair?; C.A. Ruigrok: SR\\316\\94: 33
pp.

Acupuncture and the effect of acu-
puncture on cystic ovarian degenera-
tion; R.R. Hoogenraad: SR\\317\\94: 37
pp.

Multilobulaire bottumor (Chondroma
rodens); K. de Leeuw: SR\\318\\94: 20
pp.

Injectie-anaesthesie bij bet konijn: een
vergelijking van medetomidine-keta-
mine met medetomidine-propofol;
E.J.W. de Boer en M.A. van Zuylen:
SR\\3I9\\94:45 pp.

Onderzoek naar parasitaire infecties
bij waterbuffel in Cambodja; T.
Stienstra: SR\\320\\94: 52 pp.

Het effect van clenbuterol op de mu-
custransportsnelheid in mndertra-
chea\'s; toepassingen van een in-vitro
methode; J.P.M. Deneer en R.G.A.
Bos: SR\\321\\94:21 pp.

Identification des especes animales
dans les produits cames; M. Bout:
SR\\322\\94:31 pp.

Dermatitis digitalis, an epidemiologi-
cal survey. The influcence of risk fac-
tors on the occurrence of digital der-
matitis on two dairy farms; F.A.
Meijer: SR\\330\\94: 43 pp.

Melatonine werpt licht op de voort-
planting van het schaap; B. Swildens;
SR\\331\\94:43 pp.

De ziekte van cushing bij het paard:
een vergelijking van de diagnostiek
ante-mortem; F.L.G. Krug: SR\\332\\
94: 65 pp.

De klinische betekenis van een posi-
tieve coombs\'test bij de hond; C. van
Kimmenade: SR\\333\\94: 32 pp.

Referaten

PAARD

O

OESTRUSSYNCHRONISATIE
Lübbecke et al. Reproduction in
Domestic Animals 1994; 29: 305-14.

Synchronisatie van de oestms en van de
ovulatie is bij merries bijzonder moei-

-ocr page 445-

lijk vanwege de grote individuele varia-
tie. Schrijvers onderzochten in hoeverre
het mogelijk was toch een goede syn-
chronisatie te verkrijgen door gebmik te
maken van verschillende hormoonpre-
paraten.

Daartoe werd bij veertig cyclerende
merries gedurende 12 dagen een intra-
vaginale progesteronbevattende spiraal
(CIDR) aangebracht. Na het verwijde-
ren van de CIDR kregen de merries een
injectie met prostaglandinen (PG).
Vervolgens werd bij 15 merries een im-
plant met GnRH (deslorelin) aange-
bracht zodra er een fol 1 ikel van meer dan
40 mm (echografische controle) aanwe-
zig was. Bij 15 andere merries werd de
GnRH implant op de 3e dag van de oes-
tms aangebracht, terwijl de resterende
10 merries als controle dienden.
De volgende resultaten werden verkre-
gen:

m \'

- acht merries ovuleerden tijdens de
CIDR behandeling, ondanks het hoge
progesteron-gehalte;

- na het verwijderen van de CIDR en de

PG injectie was de oestrus goed ge-
synchroniseerd;

de ovulatie was in de controlegroep
totaal niet gesynchroniseerd, terwijl
dat in de met deslorelin behandelde
groepen slechts gedeeltelijk het geval
was;

deslorelin toediening op de 3e dag van
de oestms gaf de beste resultaten,
maar toch varieerde het ovulatietijd-
stip nog aanzienlijk (zes dagen).

Prof.dr. A. de Kruif

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling vond de redactie drs. H.S.
Kooistra (Faculteit Diergenees-
kunde) bereid om voor de lezers
een antwoord te formuleren.

VRAAG:

Hond met ascites. Wat voor onderzoek
kun je doen van het punctaat? Welke
conclusies zijn eruit te trekken?

ANTWOORD:

Ascites is per definitie de ophoping
van vrije vloeistof in de buikholte. De
diagnose ascites kan worden gesteld
als er sprake is van een positieve undu-
latie en er bij een buikpunctie ook in-
derdaad vloeistof uit de buikholte is af
te zuigen.

Als er sprake is van ascites moet men
zich eerst afvragen of een cardiaal pro-
bleem mogelijk de oorzaak van de as-
cites kan zijn. Aanwijzingen hiervoor
kunnen verkregen worden tijdens het
lichamelijk onderzoek, bij het beoor-
delen van de pols, en tijdens het onder-
zoek van het circulatie-apparaat (in-
spectie, palpatie, auscultatie en per-
cussie van het hart en de beoordeling
van het veneuze systeem). Indien bij
deze onderzoeken afwijkingen worden
geconstateerd, moet nader onderzoek
volgen waarbij de verdenking \'cardi-
aal probleem\' aannemelijk kan wor-
den gemaakt. Hierbij moet vooral ge-
dacht worden aan een ECG en aan
echocardiografie. Bij buikpunctie zal
bij dit type patiënt een vloeistof wor-
den verkregen die het beste kan wor-
den omschreven als \'stuwingsvocht\'.

HOND MET
ASCITES

Indien een cardiale oorzaak onwaar-
schijnlijk is, moet het buikpunctaat
eerst visueel beoordeeld worden op
helderheid. Bij een
helder of nage-
noeg helder buikpunctaat moet diffe-
rentiaal diagnostisch vooral gedacht
worden aan;

1. hypoalbuminemie

2. leverlijden (bijvoorbeeld cirrhose)

3. urine (bijvoorbeeld ureterruptuur)

4. tumoren in de buikholte (bijvoor-
beeld mesothelioom).

Hypoalbuminemie kan pas als oorzaak
van ascites worden aangewezen als het
albuminegehalte in het bloed lager is
dan 15 gram/liter. Als dat het geval is
moet het eiwitgehalte in de urine
kwantitatief bepaald worden. Als dit
herhaaldelijk hoger is dan 4 gram/liter
en er geen sprake is van koorts, is de
diagnose \'nefrotisch syndroom\' zeer
waarschijnlijk. Als het eiwitgehahe in
de urine niet verhoogd is, moet ge-
dacht worden aan \'protein loosing en-
teropathie\' en aan leveriijden.
Indien er geen ernstige hypoalbumine-
mie aanwezig is en de leverwaarden in
het bloed (hond: AF en Galzuren, kat:
ALAT en Galzuren) verhoogd zijn,
hebben we waarschijnlijk te maken
met een leverprobleem. Echografie
van de lever en/of een leverbiopt kan
deze verdenking bevestigen.
Bij lekkage van urine naar de buik-
holte is eigenlijk vrijwel altijd sprake
van een uremie en een hyperkaliëmie.
De definitieve diagnose kan gesteld
worden door contrastonderzoek.
Indien er sprake is van een helder buik-
punctaat en het bovenstaande onder-
zoek niet heeft geleid tot een diagnose,
moet cytologisch onderzoek van dit
punctaat worden verricht.

Bij een troebel (ondoorzichtig) buik-
punctaat moet differentiaal diagnos-
tisch vooral gedacht worden aan:

1. bloed

2. gal

3. chylus

4. peritonitis

5. tumoren in de buikholte.

Bloed in de buikholte kan veroorzaakt
worden door trauma (bijvoorbeeld lei-
dende tot een leverruptuur), door stol-
lingsstoomissen (zelden alleen ascites)
en door tumoren. Bij tumoren moet
vooral gedacht worden aan het heman-
giosarcoom. Echografie kan, indien
beschikbaar, de diagnose hemangio-
sarcoom waarschijnlijk maken. Door
middel van een laparotomie kan ge-
tracht worden de tumor te verwijderen,
alhoewel bedacht moet worden dat de
prognose vaak erg somber is.
Gal in de buikholte wijst op een lek-
kage van de galwegen en/of de gal-
blaas. Door middel van een laparoto-
mie kan de oorzaak opgespoord
worden en eventueel verholpen.
Chylus (melkwitte vloeistof) in de
buikholte heeft een zeer slechte prog-
nose, omdat het vaak het gevolg is van
aantasting van het lymfesysteem door
een maligniteit.

Indien visuele inspectie van het buik-
punctaat geen antwoord biedt, moet
cytologisch onderzoek van het buik-
punctaat volgen. Dit kan leiden tot de
diagnose tumor (bijvoorbeeld een uit-
gezaaid carcinoom) of tot de diagnose
(septische) peritonitis. Als cytologisch
onderzoek, eventueel na herhaalde
punctie, niet leidt tot een diagnose, kan
echografisch onderzoek van de buik-
holte soms een oplossing bieden. Een
andere mogelijkheid is het uitvoeren
van een exploratieve laparotomie.

-ocr page 446-

DIRK PETERSE

Diep geschokt waren wij toen op 2 mei
1994 volkomen onverwacht onze
vriend en collega Dirk Jacohus
Peterse overleed; hij was 48 jaar.
Dirk werd geboren op 4 februari 1946
in Bergum, waar zijn vader huisarts
was. Toen hij twee jaar was, verhuisde
de familie Peterse naar Apeldoorn,
waar hij verder opgroeide. In 1964
ging hij, na het gymnasium te hebben
afgerond, diergeneeskunde studeren.
Na zijn afstuderen in 1971 werd Dirk
medewerker bij de vakgroep Zootech-
niek van de Faculteit Diergenees-
kunde. Een aantal van ons kende hem
al uit die tijd als de ietwat verlegen,
bijzonder (zacht)aardige jongen\', die
op een rustige, serieuze en bijzonder
geduldige wijze de studenten het no-
dige probeerde bij te brengen. In dat
zelfde jaar trouwde Dirk met Els van
Laarhoven. Zij kregen twee dochters,
Coosje en Janneke.

Het onderzoek dat Dirk aan de vak-
groep Zootechniek deed resulteerde in
1980 in een proefschrift met als titel
\'De beoordeling van de nmderklauw
op basis van het optreden van zoollae-
sies\'.

In 1984 verhuisde Dirk naar Friesland
om als runderdierenarts bij de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren in
Noord-Nederland te Drachten te wer-
ken. Hij hield zich vooral bezig met
mastitis en klauwaandoeningen bij
runderen. In 1991 werd hij hoofd van
de Afdeling Rundvee, zodat een deel
van zijn taak bestond uit het coördine-
ren van de taken van de rundveedie-
renartsen. Hij had daarnaast veel be-
langstelling voor praktijkgericht
onderzoek en probeerde op een vrien-
delijke, doch resolute manier ons
daarin te stimuleren c.q. te begeleiden.

In zijn vrije tijd was Dirk het liefst be-
zig rond hun gerestaureerde boerderij
in Eastermar (Oostermeer). Weken-
lang op vakantie gaan was niets voor
Dirk, liever was hij met zijn handen
iets aan het maken dat hij geheel zelf
had bedacht. Hun hele huis staat vol
met zaken die Dirk heeft gemaakt of
gerestaureerd. Zo heeft hij bijvoor-
beeld achter in de boerderij geheel in
stijl een gastenverblijf gemaakt. De
oude houten sloep die hij ombouwde
tot zeilboot eiste ook veel aandacht op.
Tijdens de tochten werd soms de boot
stilgelegd om een aquarel te maken.
Een mooi voorbeeld hiervan hebben
velen van u kunnen zien op het kaartje
dat Els en de kinderen na de crematie
hebben verstuurd.

Dirk was ook bijzonder geïnteresseerd
in zijn omgeving en was daarom actief
als bestuurslid van de plaatselijke gei-
tenfokvereniging, watersportvereni-
ging en ruiterclub.

We hebben met het overlijden van Dirk
niet alleen een zeer gewaardeerde col-
lega verloren, maar ook een vriend.

We missen zijn relativerend en samen-
bindend vermogen, zijn positief kriti-
sche kijk op zaken en zijn vriendelijke
rust. We wen.sen Els, Coosje en
Janneke veel sterkte met hun gemis.

Zijn vrienden en collega \'s van de
Gezondheidsdienst voor Dieren in
Noord-Nederland.
Namens hen,

Herman Barkema
Piet Vellema en
Geert Benedictus

-ocr page 447-

Vanwege de cursus \'Van medewerker
tot associé\', die voor de derde maal
door de KNMvD werd georganiseerd,
kwamen in juni jl. veertien merendeels
recent afgestudeerde dierenartsen bij
elkaar in het Aparthotel te Delden.

Afkomstig uit zowel de landbouw-
huis- en/of de gezelschapsdierensector
en werkzaam als waamemer of in
loondienst, was bij de meesten van hen
de wens aanwezig om in de toekomst
zelfstandig ondememer te worden of
te gaan associëren. Verder vormde
voor een aantal mensen de onvrede
met de arbeidsverhoudingen op hun
huidige werkplek of een juridisch con-
flict met oud-werkgevers - hetgeen
méér voorkomt dan vaak wordt ge-
dacht - een extra motivatie om aan
deze cursus deel te nemen.

Aangekomen in de loop van woens-
dagmiddag, werd de groep ontvangen
door de cursusleiders de heer Te Giffel
en mevrouw Van Oostrum-Schuur-
man Hess, waama een korte inleiding
volgde. Duidelijk werd naar voren ge-
bracht dat er veel in kleine groepjes ge-
werkt zou worden waarbij de eigen in-
breng voorop zou staan. Daarop
volgde een uitgebreide \'officiële\' ken-
nismaking van alle aanwezigen door
middel van een zelfpresentatie voor de
groep. De officieuze kennismaking
c.q. reünie werd later op de avond
voortgezet aan de bar.

9jrmnmm.

De tweede (donder)dag werd aandacht
geschonken aan onder meer de vol-
gende onderwerpen: \'Inleiding ar-
beidsrecht en arbeidsverhoudingen\',
\'het pensioenfonds voor dierenartsen\',
\'wat is een maatschap en maatschaps-
contracten\' en \'het lezen van een ac-
countantsrapport\'. Als extra cursuslei-
ders waren aanwezig mevrouw Van
Egmond en de heer Van Mourik. Aan
het eind van de dag werd er gemime
tijd besteed aan de techniek van het on-
derhandelen en het leren \'brainstor-
men\'.

De derde en tevens laatste dag werden
de diverse aspecten belicht rond finan-
ciering en verzekering door cursuslei-
der de heer Rutten. De cursus werd be-
sloten door de heer Te Giffel met het
onderwerp \'Omgaan met conflicten\'.
Tijdens de zeer levendige en enthou-
siaste discussies kwamen enkele zaken
duidelijk naar voren:

Het \'standaard-associatiecontract\' be-
staat niet; elke associatie is maatwerk.
Tegen de verwachtingen van enkelen
in kwamen de cursisten dan ook niet
thuis met een hun op het lijf geschre-
ven associatiecontract, maar werd
slecht een handreiking gedaan ten aan-
zien van de vele mogelijkheden.

KNMVD-CURSUS VAN MEDEWERKER
TOT ASSOCIE

Belangrijk is om op een creatieve ma-
nier de eigen wensen tot uiting te bren-
gen.

Deeltijd-associatie en part-time wer-
ken hebben zeer grote belangstelling.

Cursisten die zelf als medewerker in
de praktijk goed behandeld werden,
zullen zijn of haar toekomstig perso-
neel al snel een contract aanbieden met
goede - secundaire - arbeidsvoorwaar-
den.

Het vergoeden van de volledige koop-
som van het pensioenfonds kan bij-
voorbeeld een goed altematief zijn
voor een salarisverhoging.

Veel deelnemers waren van mening
dat ook al langer gevestigde collegae
zouden moeten deelnemen aan een ge-
schikte management- c.q. organisatie-
cursus.

Het mag bijna bekend worden veron-
dersteld dat het Aparthotel te Delden
een uitstekende ambiance is voor dit
soort meerdaagse cursussen. De cur-
susleiders scoorden ieder voor zich erg
hoog. Hun inzet en enthousiasme
werkten heel aanstekelijk en dat
maakte, samen met de openheid van
spreken van alle deelnemers, dat er een
zeer goede en vertrouwelijke sfeer
heerste. Deze cursus is dan ook een
aanrader voor iedere debutant in het
spanningsveld tussen meewerken en
associëren.

Peter Heemskerk
Karin Junker

JONGE HONGAARSE COLLEGA ZOEKT
STAGEPLAATS

Een Hongaarse student diergeneeskunde, die eind 1994 afstudeert, wil graag
assisteren/stage lopen in een gezelschapsdierenpraktijk. Hij wil zich namelijk
als gezelschapsdierenprakticus vestigen in Budapest, maar heeft het gevoel
dat hij te weinig ervaring heeft opgedaan tijdens zijn studie.

De Hongaarse student is bereid te werken voor kost en inwoning en een \'zak-
cent \'. Hij volgt op dit moment een cur.sus Engels en is van plan in Nederland
Nederlands te leren.

Voor meer itiformatie: Geertjan van Groenland D. V.M.. Head Dallatul TSG-
international. tel.: (31)478()-49425. fa.x: (31)4780-46694.

BANDEN TVD

N\'anaf heden zijn verkrijgbaar de
banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 1994. De prijs be-
draagt, evenals die voor de banden
1992 en 1993, ƒ 30,- (inclusief 171/2%
BTW). De banden voor het TvD 1990
zijn uitverkocht. Verkrijgbaar zijn
nog de banden van 1988 en 1991 tot
en met 1994. De banden 1988 en 1991
kosten ƒ 26,45 (inclusief 171/2%
BTW). De banden zijn te bestellen
door het betreffende bedrag over te
maken op postrekening 511606 ten
name van de KNMvD, onder vermel-
ding van \'Banden\' (plus jaargang).

-ocr page 448-

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich aangemeld de volgende
collegae:

Beijnum, Mevr. L.M. van; 1988; 46446
Emmerich-Elten (Duistland); Tichelkamp 5.
Colenbrander, Prof.Dr. B.; 1969; U-1978; 3921
AD Eist (U); Rijksstraatweg 143.
Dingboom, Mevr. E.G.; 1994; 3984 KD Odijk;
Weth. Hollaan 56.

Grauw, Mevr. W.J. de; 1994; 4132 AH Vianen;
Langendijk31.

Jepsen, Mevr.Dr. D.; 1986; München-1993;
49509 Recke (Duitsland); Hauptstrasse 54.
Kastelein, A.M.C.; 1994; 4132 AH Vianen;
Langendijk 31.

Laurier, Mevr. P.; 1994; 3512 GK Utrecht;
Oudkerkhof 28 A.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Antwerpen, Mevr. Y.S. van; 1015 WN
Amsterdam; Mamixstraat 305.
Compaan, Mevr. R.W.; 3523 PD Utrecht;
Kariboestraat 143.

Olde Riekerink, R.G.M.; 7558 AG Hengelo (O);
August Vördingstraat 275.

Overleden:

Op 20 november 1994 overleed Drs. C.J.
Okkerse te \'s-Hertogenbosch.

JUBILEA:

L.B.H. ten Hove te Erp, afwezig, 25 jaar, 16 de-
cember 1994

J.G. Grone te Uden, afwezig, 40 jaar, 16 decem-
ber 1994

L.P. Reudink te Staphorst, afwezig, 30 jaar, 18
december 1994

S. Binnerts te Wijhe, afwezig, 65 jaar. 18 decem-
ber 1994

G. Verhagen te Haarlem, afwezig, 35 jaar, 18 de-
cember 1994

G. Boneschanscher te Kruiningen, afwezig, 45
jaar, 19 december 1994

Dr. G.D. van der Werff te Leeuwarden, afwezig,
45 jaar, 19 december 1994
Dr. W.W. Braunius tc Terwolde, aanwezig, 45
jaar, 19 december 1994

F. Nijhoff te Aalten, afwezig, 45 jaar, 19 decem-
ber 1994

T. van Roon te Aardenburg, afwezig, 45 jaar, 19
december 1994

H.A.C. Heezen te Laag-Keppel, afwezig, 40
jaar, 22 december 1994

M.O. Molenaar te Staphorst, aanwezig, 25 jaar,
30 december 1994

J.C. Oldenbandringh te Gouda, aanwezig, 25
jaar, 30 december 1994

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
30 november 1994:

Brandsma, Mevr. D.M.
Couwenberg, Mevr. P.J.M.
Grauw, Mevr. W.J. de
Hoek, Mevr. G.A.
Kastelein, A.M.C.
Koek, Mevr. P.A.
Nolte, A.A.

Personalia

Geslaagd voor het dierenartsen-examen van
2 december 1994:

Bell-Beringer,Mevr.J.Y.
Driessen, J.J.M.
Laanen, Mevr. S.C.
Movig,O.R.X.M.
Smeur, F.G.M.
Vaessen, Mevr. M.M.A.R.
Winius, Mevr. E.E.D.

MUTATIES:

204 Barendrecht, R.A.; 1992; 7213 LD
Gorssel; Eesterbrinkweg 5; tel, 05759-
3149/06-53223370 privé, 05750-27720
prakt.; p,, medew. bij L. Starkenburg,

206 Beers, J.A.M. van; 1987; 9331 JB Norg;
Asserstraat 45;
tel. 05928-12674 privé,
12979 prakt.; p., geass. met Mevr. M.H.H.
Reijs.

206*Bell-Beringer, Mevr. J.V.; 1994; 3981
ZR Bunnik; Vletweide 180; tel. 03405-
71169; d.

207 Berg, Mevr. G.A. van den; 1990:3524 V.M
Utrecht; Pyreneeën 59; tel, 030-871463
privé,
898939 prakt.; p.

208* Beringer, Mevr, J.V.; 1994; zie: Bell-

Beringer, Mevr.J.V.
359* Bout, Mevr. M.W.; 1994; 27600 Gaillon
(Frankrijk); 9 Rue Jean Moulin;
tel, 00-33-
32538876 privé, 32530165 prakt,; fax 00-
33-32535266; p., medew. bij Wittmer &
Forcinal,

216 Braake, F. ter; Gent-1990; 8315 RA
Luttelgeest; Lindeweg 21; lel, 05273-
2763;
wet. medew. U.U. (F.D., vkgr.
Inwendige Ziekten der Grote Huisd.).
216 Braam,
A.E.; 1986; 9475 TC Midlaren;
Meerwijk 23;
tel. 05905-94665 prakt.; fax
05905-96158;
p.
216* Brandsma, Mevr, D.M.; 1994; 3524 AW
Utrecht; Terschelling 14; tel. 030-
893220; wnd.d.
223*Couwenberg, Mevr, P,J.M,; 1994; 3511
BL Utrecht; Jacobskerkhof 8; tel. 030-
322645; wnd.d.
224 Damen, E.A.; 1993; 3961 XK Wijk bij
Duurstede; Friese Steen 50; tel, 03435-
77567 privé,
03430-14582 prakt.; p., me-
dew. bij
A.G.P. Derksen.
226 Dijk, B. van; 1992;
2678 CE De Lier;
Hoofdstraat 29; tel, 01745-17073 privé,
08370
-12432 prakt.; p., medew. bij
H
.A.M. van Eist, S.W. Schukking en A.H.
Westerhuis.

229 Donkers, J.G.P.M.; 1990; 5428 NV
Venhorst; Voskuilenweg 4; tel. 04925-
2083 privé,
04923-61402 prakt.; fax
04923-66650; p., geass. met J.L.
Eikeicnboom, P.J. Koenders, F.L.M.
Konings, M.J.A. Nuyens, G.B.M.
Verschuuren, N.J.G.J. van der Wielen en
J.W. Zwolschen.
230* Driessen, J.J.M.; 1994; 3581 J L Utrecht;
Oudwijkerveldstraat 2 bis; tel. 030-
514923; wnd.d.
231 Eelderink, R.J.; 1981; 5864 AA Meerio;
Moleneind 13; tel. 04789-2838 privé,
04780-81336 prakt,; fax 04780-12776;
p,, geass, met
G.W. Gelling, V.N,A.M.
Geurts, R.C. Goedegebuure, E.M.
Ruymbeek, W.H,M, de Vocht en
J,M,L.P.van Winden,

231 Eenhoorn, P.; 1959; 9481 AS Vries;
Groningerstraat 5; tel. 05921-41947;
r,d.

232 Elings, S.J.C.; 1988; 8181 XN Heerde; A.
Lyphartlaan 36; tel. 05782-5673 privé,
1368 prakt.;
fax 05782-6743; p., geass.
met E.J.C. Thybaut.

361 Fransen, Mevr. L.H.F.M.; 1994; Youghal,
Co. Cork (Ierland); Clonpriest; tel. 00-353-
24-98388 privé,
92195 prakt,; p,, medew.
bij T.W. Kenneally.

239 Gelling, G.W.; 19b; 5807 BK Oostrum
(L); Vlasakker 1; tel. 04780-84022
privé,
81336 prakt,; fax 04780-12776; p., geass.
met
R.J. Eelderink, V.N.A.M. Geurts,
R.C. Goedegebuure, E.M. Ruymbeek,
W.H.M, de Vocht en J,M,L.P. van
Winden.

240 Geurts, V.N.A.M.; 1991; 5802 LM
Venray; Pavanestraat 72; tel. 04780-88971
privé, 81336 prakt.;
fax 04780-12776; p.,
geass. met RJ. Eelderink, G.W. Gelling,
R.C. Goedegebuure, E..M, Ruymbeek,
W,H„M, de Vocht en J.M.L,P. van
Winden,

241 Goedegebuure, R.C.; 1985; 5802 LK
Venray; Pavanestraat 51 ; tel. 04780-89668
privé, 81336 prakt.; fax 04780-12776;
p.,
geass, met R J. Eelderink, G.W. Gelling,
V.N,A.M. Geurts,
E.M. Ruymbeek,
W.H.M. de Vochten J.M.L.P. van Winden.

243*Grauw, Mevr. W.J. de; 1994; 4132 AH
Vianen; Langendijk 31; tel. 03473-
77426; wnd.d.

362*Hoek, Mevr. C.A.; 1994; l.ondon Wil
3ES (Groot-Brittannië); 55 Pembridge
Villas; d.

255* Hommes, U.E.; 1959; 8624 TC
Uitwellingerga; Langebaen 12; tel,
05153-9925;
p.

255*Hommes-Baarschers, Mevr. J.J.; 1971;
8624 TC Uitwellingerga; Langebaen 12;
tel, 05153-9925;
p.

259 Imholz, M.C.M.; 1989; 8926 KX
Leeuwarden; Kippenburg 4; tel. 058-
663340 privé, 123891 prakt.; fax 058-
128367; p., geass. met H.A. Nieuwendijk
en H.F. Wieringa.

261\'Jansen, G.J.H.; 1994; 5408 ND Volkel;
Boekelsedijk 18; tel. 04132-74083 privé,
72025 prakt.; p., medew. bij W.J.M.
Cuppen, F.J.M. van Dongen, J.G.
Hemmink, J.J.G. Rosegaar, G.J. Veldhorst
enW.J.H. Verstraaten.

266* Kastelein, A,M,C.; 1994; 4132 AH
Vianen; Langendijk 31; tel, 03473-
77426; wnd,d,

270* Koek, Mevr, P,A.; 1994; 3981 ZM
Bunnik; Vletweide 76; tel. 03405-70069;
wnd.d.

276* Laanen, Mevr, S.C.; 1994; 3981 VB
Bunnik; Koningin Emmastraat 26; tel.
03405-61937; d.

282 Los, Mevr. R.M.; 1992; 4524 KH Heille-
Sluis; Zuiderbruggeweg
3; tel, 01177-
1404 privé,
2398 prakt.; p., medew. bij
A.L.J. van Bruinessen en Mevr. E.G.
Bruinessen-Kapsenberg.

284 Maus, Mevr. M.E.; 1989; 3951 XN
Maarn; Sparrenlaan 6; tel. 03432-3633;
wnd.d.

286 Melker, Mevr. V.J.G.P. de; Gent-1990;
8315 RA Luttelgeest; Lindeweg 21; tel.
05273-2763;
wnd.d.

289*Movig, O.R.X.M.; 1994; 3572 GG
Utrecht; Zandhofsestraat 26; tel. 030-
710873; wnd.d.

293* Nolte, A.A.; 1994; 3581 LH Utrecht;
Oudwijkerdwarsstraat 88 bis; lel. 030-
543372 privé, 053-324292 prakl.; p., me-
dew. bij Dr. A, Zikken.

294 Noteboom, W S.; 1988; 5512 BV Vessem;
Hooge Akker 14; tel. 04979-2054 privé,
04976-41977 prakl.; p., geass. mei
N.H,J,M,Venema,

-ocr page 449-

305 Reijs, Mevr. M.H.E.; 1991; 933UB Norg;
Asserstraat 45;
tel. 05928-12674 privé,
12979 prakt.; p., geass. inet J.A.M. van
Beers.

311 Ruymbeek, E.M.; 1973; 5801 HV Venray;
Brienenlaan 5; tel. 04780-83829 privé,
81336 prakt.; fax 04780-12776;
p., geass.
met RJ, Eelderink, G.W. Gelling,
V.N.A..M. Geurts,
R.C. Goedegebuure,
W.H.M. de Vocht en J.M.L.P. van Winden.
373 Schotman, ProfDr. A.J.H.;
3511 HV
Utrecht; Hartingstraat 138; tel, 030-
311606;
oud-hlr. U.U.(F.D.).
319*Smeur, F,G,.M,; 1994; 3527 JG Utrecht;
Van Vollenhovenlaan 233; tel, 030-
961618; d.

320 Snoek, M.J.; 1989; 1625 DE Hoorn;
Botter 76; tel. 02290-13530; p., medew.
bij J.C. Anema,
368 Stafford-van der Veen, Mevr. Y.M.; 1974;
Palmerston North (New Zealand);
"The
Silver Lining", Roberts Line RD 10; tel.
00-64-6
-3589726; p.; d. bij Ministry of

Agriculture and Fisheries.

368* Steenmetz, Mevr C.T.M.; 1994;
Moretonhampstead, .Newton Abbot
TQI3 8LN, Devon (Groot-Brittannië); 9
Ford Street; tel. 00-44-647-40972 privé,
626-833023/647-40441 prakt.; p., me-
dew. bij Pigott en Arnold.

324 Stokvis, A.T.J.M.; 1991; 5836 BP
Sambeek; J,F, Kennedvstraat 15; tel,
08855-21476 prakt,; 89334 bur.; fax
08855-74093; d. bij Euribrid
B.V.

331* Vaessen, Mevr. .M.M.A.R,; 1994; 3906
ET Veenendaal; Nijhofflaan 98 B; d,

332 Velden, O.R.M.W. van der; 1992; 9728
TB Groningen; Golda Meirstraat 13;
tel. 050-276507 privé, 05907-95305
prakt,; fax 05907-94348; p., medew, bij
T. van Til,

333 Vellenga, Dr L.; 1982; U-1989; 3445 AR
Woerden; Utrechtseweg 4, 4 A; tel.
03480-20308 privé, 030-531234/070-
3409922 bur.; fax 030-531817; Univ.
hoofddocent U.U.
(F.D., vkgr. Inwendige

Ziekten en Voeding der Grote Huisd.); vet.
adv. Produktschap Vee en Vlees (fax
070-
3954465);
(vrije studierichting).

338 Vocht, W.H.M. de; 1984; 5802 AB
Venray; Stationsweg 12; tel. 04780-86510
privé, 81336 prakt.; fax 04780-12776; p.,
geass. met R.J. Eelderink, G.W. Gelling,
V.N.A.M. Geurts,
R.C. Goedegebuure,
E.M. Ruymbeek en J.M.L.P. van Winden.

339 Volp, S.; 1984; 7447 RX Hellendoorn;
.Marsdijk
4; tel. 05486-15222 prakt.; p.,
geass. met C.J. van der Meiden, A.
Mostert, R.J.M. Segers en B.H.J. Vulink.

350 Winden, J.M.L.P. van; 1980; 5812 AE
Heide; Begijnhofweg 9; tel. 04780-89875
privé, 81336 prakt.; fax 04780-12776; p„
geass. met R.J. Eelderink, G.W. Gelling,
V.N.A.M. Geurts,
R.C. Goedegebuure,
E.M. Ruymbeek en W.H.M. de Vocht.

350*Winius, Mevr. E.D.; 1994; 3572 RR
Utrecht; Goedestraat 117 bis; tel. 030-
715070; wnd.d.

December

15 PAO-D cursus: 94/71 Vleeskalveren capita
selecta

15 PAO-D cursus: 94/88 Het keuren van paar-
den.

15 Klinische avond van het veterinair specialis-
tisch centrum De Wagenrenk in Motel West-
end (tel 08308-21100) te Arnhem. Aanvang:
20.00 uur.

20 Ledenvergadering Afdeling Overijssel, aan-
vang 20.00 uur.

20 One Day Course on Interpretation of Clinical
Laboratory in Dogs & Cats. Venue: Potters
Bar, Royal Veterinary College, University of
London.

21 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

1995

Januari

6 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie.

11 Specialisatie in de diergeneeskunde. Sym-
posium der DSK. Voor nadere informatie bij
de DSK, tel.: 030-534678.

12 Groep Pluimveewetenschappen: Dierge-
neesmiddelengebruik in de Pluimveehoude-
rij. Locatie nog onbekend, 13.30 uur - 16.30
uur.

12 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, G.D. De-
venter. 14.00 uur.

16—20 Course on Cattle Breeding and Ferti-
lity. Venue: Potters Bar, Royal Veterinary
College, London.

20 PAO-D cursus: 95/02 LPC en OCD (elle-
boog hond.

23—27 Course on Cattle Medicine. Venue:

eaaenda

Potters Bar, Royal Veterinary College, Uni-
versity of London.

24 Avondsymposium over dieetvoeding in de
GD praktijk. Faculteit Diergeneeskunde inl.
DSK tel.: 030-534678.

24 PAO-D cursus: 95/07 Röntgenologisch on-
derzoek thorax bij gezelschapsdieren.

26 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avondcn; introductie.

26—27 PAO-D cursus: 95/14 Apotheekbeheer
11 voor gezelschapsdierenpraktici.

30—10/2 Course on Sheep Production and
Health. Venue: Potters Bar, Royal Veteri-
nary College, London.

31 PAO-D cursus: 95/08 Röntgenologisch on-
derzoek abdomen bij gezelschapsdieren.

Februari

4 PAO-D cursus: 95/31 Basale tandheelkunde
hond.

7 PAO-D cursus: 95/09 Röntgenologisch on-
derzoek skelet bij gezelschapsdieren.

9 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, G.D.
Drachten, 14.00 uur.

11 PAO-D cursus: 95/29 Assistentie voorberei-
ding en nazorg operatiepatiënt.

18 PAO-D cursus: 95/17 Introductie praktische
toepassing van echografie bij gezelschaps-
dieren.

22 PAO-D cursus: 95/05 Patiëntendemonstratie
Gezelschapsdieren.

22 —24 PAO-D cursus: 95/12 Veterinaire
Apotheek l gemengde praktijk.

23 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden: afwijkende buikbeeld.

25 PAO-D cursus: 95/21 Praktische Röntgeno-
logie Gezelschapsdieren.

27—3/3 Course on Diseases of Rats & Mice.
Venue: Camden Town, Royal Veterinary
College, London.

27—9/3 Course on Poultry Diseases. Venue:
Compton Laboratory, Berks, Royal Veteri-
nary College, London.

Maart

7—8 PAO-D cursus: 95/14 Apotheekbeheer 11
voor gezelschapsdierenpraktici.

9 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, G.D.
Deventer, 14.00 uur.

9 PAO-D cursus: 95/22 Fibular Head
Transposition (theorie).

9—11 PAO-D cursus: 95/23 Fibular Head
Transposition (theorie ochtend praktijk).

9—11 PAO-D cursus: 95/24 Fibular Head
Transposition (theori e-i- middag praktijk).

10 PAO-D cursus: 95/36 Longaandoeningen
paard: acuut en chronisch.

10—11 XL Fachtagung über Pferdekrankhei-
ten im Rahmen der EQUITANA in Essen am
10. und 11. März 1995. Veranstalter: Tier-
klinik Hochmoor.

16— 18 Course on Diseases of Rodents (excl.
Rats & Mice) and Amphibians. Venue:
Camden Town, Royal Veterinary College,
University of London.

17 PAO-D cursus: 95/11 Praktische Electro-
cardiografie.

22—25 The 21®\' congress of the German Ve-
terinary Medical Society, Bad Nauheim
(near Frankfiirt am Main), Germany about
\'Current Research Results in Veterinary and
Comparative Medicine\'. Phone: 49-511-
856-742 (fax: 49-511 -856-7691).

23 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie.

23 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden; tumor in de buik.

24 PAO-D cursus: 95/11 Praktische Electro-
cardiografie.

25 PAO-D cursus: 95/32 Voortgezette prakti-
sche tandheelkunde hond.

26 1st Conference European College Avian
Medicine and Surgery, Jeruzalem.

27—31 3rd Conference European Committee
Ass(x:iation of Avian Veterinarians, Jeruza-
lem.

28 Jaarvergadering van de Groep Geneeskunde
van het Varken in de Jaarbeurs te Utrecht.

30 PAO-D cursus: 95/04 Themadag kreupele
jonge hond.

-ocr page 450-

31—2 5th Intemational Symposium on patho-
logy of reptiles and maphibians. Location:
AVIFAUNA. National Bird Park, Hoom 65,
2404 HG Alphen aan de Rijn, the
Netherlands.

April

6 Jaarvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen KNMvD.

8 Lustrum afdeling Gelderland KNMvD, De
Roskam, Rheden.

11—12 PAO-D cursus: 95/27 Apotheek voor
assistenten in de dierenartsenpraktijk.

13 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden; contrast urologisch apparaat.

21—23 Voorjaarsdagen, RAI Amsterdam.

26 PAO-D cursus: 95/38 Begeleiding mestkui-
kenbedrijven.

28 One Day Course on small Animal Ophthal-
mology (lens). Venue: Camden Town, Royal
Veterinary College, London.

28—30 I st World Conference on spontaneous
animal tumors. Genoa, Italy, Congress
Center, Fiera Intemazionale.

29 PAO-D cursus: 95/39 Aspecten van de nor-
male en afwijkende dracht en geboorte van
het rund.

Mei

2— 12 Course on Pig Diseases. Venue: Potters
Bar, Royal Veterinary College, University of
London.

5—7 Clinical Evaluation of Canine and Feline
Skin Disease, Provinciehuis, Antwerpen.

11—13 26. Jahresversammlung der Schweize-
rischen Vereinigung für Klein-tiermedizin
SVK.

13 PAO-D cursus: 95/30 Assistentie tijdens chi-
rurgie (gezelschapsdieren).

15 — 19 Course on the Microbiology of Foods
of Animal Origin. Venue: Camden Town,
Royal Veterinary College, University of
London.

ÜÜMM

18 Opstapcursus Veterinaire Homeopathie

18 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden; urologische patiënten.

22—25 Course on Aspects of Veterinary Public
Health, including a two day course on
Zoonoses. Venue: Camden Town, Royal
Veterinary College, University of London.

31 PAO-D cursus: 95/18 Röntgenologisch on-
derzoek thorax bij gezelschapsdieren.

Juni

7 PAO-D cursus: 95/19 Röntgenologisch on-
derzoek abodmen bij gezelschapsdieren.

12 PAO-D cursus: 95/06 Klinische Les Kleine
Zoogdieren.

14 PAO-D cursus: Diagnostiek van tumoren bij
gezelschapsdieren; aanpak en consequen-
ties.

15 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden; contrastonderzoek digestietractus.

16 PAO-D cursus: 95/25 Heupafwijkingen
hond.

21 PAO-D cursus: 95/20 Röntgenologisch on-
derzoek skelet bij gezelschapsdieren.

30—2 july In Constance, Germany, Fourth
Annual Scientific Meeting of the European
College of Veterinary Surgeons. Thursday:
special seminar for Equine Practitioners in
German. For information contact: ECVS,
Monika Gutsher, Winterthurerstr. 260, 8057
Zürich, Switzeriand. Tel. 41-1-313 03 84,
fax:41-1-313 03 84.

September

3—9 World Veterinary Congress (Yokohama)
1995. Theme: Advancing Veterinary

Profession in a Changing World.

Seer, c/o Sankei Convention, Sankei Bldg.

lOF, 1-7-2, Otemachi, Chiyoda-ku, Tokyo

100, Japan, tel. 81-3-3273-2084, fax. 81-

3-3273-2439.

PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden: braken.

21

Oktober

19 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden; diarree.

20 100 Jaar Röntgenstraling, symposium en o.a.
tentoonstelling, Den Haag.

20 Course on Small Animal Ophthalmology
(Uveal Tract). Venue: Camden Town, Royal
Veterinary College, London.

.November

16 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden; trauma.

December

14 PAO-D cursus: 95/35 Het totale onderzoek
buikholte gezelschapsdieren in 10 röntgen-
avonden; veel voorkomenfe fouten - \'drog\'
beelden - etc.

1996

Juni

30—4/7 13th International Congress on Animal
Reproduction, Sydney Convention Centre,
Sydney, Australia.

Hoewel nog enige weken te gaan zijn
wensen alle medewerkers van de KNMvD en
de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde

U allen fijne feestdagen
en een gelukkig maar vooral
gezond 1995 toe.

-ocr page 451-

Gevraagd voor spoedige indiensttreding in gemengde tweemanspraktijk in het Noorden van het land een

DIERENARTS M/V

Ervaring en het kunnen beschikken over een achterwacht strekken tot aanbeveling. Na gebleken geschiktheid is
associatie mogelijk. Sollicitatie met C.V. gaarne binnen 7 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift richten
aan: G. Jeurink, Zwarte Dijkje 28,7914 PC Noordscheschut.

Ter overname gevraagd:

GEZELSCHAPSDIERENPRAKTIJK

liefst in het Noorden van het land (eventueel het Noordwesten).

Reacties s.v.p. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, onder nummer 73/94.

I am looking for an

ASSISTANT

to work with me and my partner in our 65% small animal, 35% mainly dairy practice. Our current assistent is re-
turning to New Zealand. We are two centre, computer linked and situated in an area of outstanding natural
beauty on the South Coast of England.

Please write, phone or fax me for further details.

Mark Bennet, The Lynwood Veterinary Group, Units 6&7 Leanne Business Centre, Sandford Lane, Wareham,
Dorset BE20 4DY.

Practice: 0044-929 552692, Fax: 0044-929 556441.
Home: 0044-929 551569.

Nederlandse export-firma (Veevoederadditieven) zoekt

ERVAREN VARKENSDIERENARTS

om jaarlijks enkele buitenlandse reizen te maken ter ondersteuning van hun export.

Het werk bestaat uit:

- het houden van voordrachten;

- het bezoeken van grote varkensbedrijven;

- het geven van veterinaire adviezen;

- het bezoeken van mengvoederfabrikanten.

Gedacht wordt aan een energieke persoonlijkheid van min. 40 jaar, die de Engelse taal goed beheerst. Enige
kennis van de voeding van jonge dieren strekt tot aanbeveling.

Reacties gaarne binnen 14 dagen, voorzien van een C.V. richten aan de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 72/94

-ocr page 452-

ACHTERSTALLIGE BETALINGEN

Naarmate de tijd verstrijkt worden ze oninbaar en een bron van ergernis,
nog afgezien van de financiële nadelen.

Tijdige aanpak is geboden!

Wij werken betrouwbaar en efficiënt.
Vrijblijvend verstrekken wij u uitvoerige informatie.

Bemiddelings- en Adviesbureau

Valynco BV

Mr. G. J. Teerink, Albrechtlaan 3,1404 AH Bussunn, tel. 02159-42018

Onafhankelijke en
Professionele Adviseurs
op het gebied van:

* Interne en externe communicatie

* Assurantiebeheer

* Financiële analyses

* Contractuele begeleiding

* Praktijkmanagement

U kunt contact opnemen met:
H.A.M. de Charro J.Ph. Jaspers

Dorpsstraat 118, 3732 HL De Bilt
Tel.(030)204114

Call-Centre Nederland

Telefonische achterwacht voor Dierenartspraktijken

Call Centre Nederland is een jonge en dynamische on-
derneming, actief op de markt van telefonische dienst-
verlening voor dierenartsen.

Een groot aantal dierenartspraktijken maakt op dit mo-
ment gebruik van onze:

telefonische
achterwacht

met name in de avond-, nacht- en weekenduren.

Alle voor uw praktijk binnenkomende gesprekken wor-
den aangenomen met
uw praktijknaam en afgehandeld
volgens
uw instructies.

Om uw telefoon te kunnen doorschakelen kunt u ge-
bruik maken van enkele mogelijkheden:

• P.T.T. Doorschakeldienst (ODA)
.•21

• Doorschakelapparaat

Indien u over een semafoon beschikt, zullen wij u, in-
dien noodzakelijk, oproepen. Bijvoorbeeld:

1. spoedvisite 3. praktijkbezoek

2. normale visite 4. medicijnaanvraag
Wij zijn graag bereid u - indien gewenst - nader te advi-
seren over onze mogelijkheden.

Het spreekt voor zich, dat een persoonlijke en vertrou-
welijke behandeling wordt gewaarborgd.
Voor meer informatie:

Call-Centre Nederland, de heer Rob Winkelaar

Industriestraat?, 7451 BA Holten

Telefoon: 05483 - 73311 / Telefax 05483 - 73322