-ocr page 1-

1922\'

l^ver de aanwezigheid
van, vitäminj^n in urine

N. VAN DER WALLE

l,:

-ocr page 2-

^ .■ ««M," ■

r •

M

r

-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6-

. »î ■ . -■ \' ■ ,

M®\' "

■ y - V

• il

Al

-ocr page 7-

over de aanwezigheid
van vitaminen in urine

-ocr page 8-

K ■% ■

-M

«r\' • -S.\' \'tV-V: ■

,... V;\'

\' ■ . ■ r -mm.

■ , \' " H . ■ -■• ..■"^i.y......

i ■ \' \' .. .. ■ \'

Ii,;-\'- . • . -^■■\' C-.: .

Mi ■ &3m

. \'v. ;

-ocr page 9-

over de aanwezigheid
van vitaminen in urine

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN
GRAAD VAN DOCTOR IN DE
GENEESKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE
UTRECHT,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
Dr. J. A. C. VAN LEEUWEN, HOOGLEERAAR
IN DE FACULTEIT DER GODGELEERDHEID,
VOLGENS HET BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT TE VERDEDIGEN TEGEN
DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER
GENEESKUNDE OP DONDERDAG^jUNI 1022,
DES NAMIDDAGS TE 4 VÏÏli DOOR

NICOLAAS VAN DER WALLE

ARTS, GEBOREN TE LEIDEN

DRUK VAN iM. J. PORTIKLJE, SPUISTRAAT 249,
AMSTERDAM

-ocr page 10-

Bvfrm w \' •

.......... > ■■ ^ : : ■■

pë:^ ^ \' ^ ff. m .. - -

■T/J ^riij ^

■tt^Ä\'- X ■ ■ ....

-i

iV
- \'

; ■

-ocr page 11-

t-J^ufi rni/n ©ac/e td.

-ocr page 12-

■m

■m

■M

■■ V, I V ■

mm

■.-A"\':

-ir » ■ -

• \' j.

V ^Vt^- •

-ocr page 13-

Gaarne maak ik van de gelegenheid., mij bij het
voleindigen van dit proefschrift geboden., gebmik om
den Hoogleeraren en Lectoren der Philosophische en
Medische Faculteiten te Leiden., mijn dank te betuigen
voor het onderwys, dat ik van hen mocht ontvangen.

Hooggeleerde Eijkman, Hooggeachte Promotor; U
ben ik in het bijzo7ider dank verschuldigd voor de wel-
willende wijze., zuaarop Gij mij bij mijn werk met raad
en steun hebt bygestaan. Ik beschouw het als ce7i eer
en een voorrecht^ een kleine bjdrage tc mogen leveren
tot een hoofdstuk van de physiologie^ dat door U is
geopend. Uwe vncndelijke critick stelde ik op hoogen prijs.

Met dankbaarheid, Hooggeleerde Poels, denk ik aan
de practische ivcnken en de welwillendheid., ivelke mij
van Uwe zijde mochten ten deel vallen.

Zeer geleerde Gorter, de crvan\'ng., welke ik na mijn
artsexamen op Uzve polikliniek nog mocht opdoen, bleek
mij later van groot nut tc zijn.

Zeer geachte de Jongii, de tijd, ivelke ik onder Uwe
leiding in het Hulpziekcnhuis te \'s- Gravenhage doorbracht,
was voor mij een zeer nuttige en een zeer aangename.

Tenslotte betuig ik gaarne mijne erkentelijkheid aan
hen, die mij met onvermociden ijver bij mijne dierproeven
ter zijde stonden, welke zonder die hulp zeker niet
mogelijk zouden zijn geweest.

-ocr page 14-

l^-^mÊm ■■■Ör ......

-H VÀT. V-ït^

- y\'-:"\'" , .. \'Xi ■ \' •

-s:

■ >■ :
if

V\' •.

♦ ■•

\'ïisr

-, •• ■r

-ocr page 15-

inhoud.

Biadz.

INLEIDING........................................1

Ie Gedeelte.

Anti-neiiritische vitaminen............................7

I. Proeven met duiven..............13

II. Proeven met kippen..............35

2c Gedeelte.

Anti-scorbutisclie vitaminen.............45

Proeven met caviae...............64

SLOTSOM....................78

Literatuur....................83

-ocr page 16-

■rV.«. ____________

-.yi

-ocr page 17-

KIP 2i: POLYNEURITIS GALLINARIUM (18 Mei 1922).
Na eentonige voeding met gepolijste rijst van af 11 April 1922.

KIP 24: (26 Mei 1922).
Therapie: Van af 18 Mei 1922 pro die 2x7.5 gram c. c. u.

-ocr page 18-

INLEIDING

Meer en meer dringt de beteekenis door van de
geheimzinnige stoffen, welke van
Funk den onjuisten
naam ontvingen van „vitaminen". Het leerboek der
inwendige geneeskunde zag zich genoodzaakt enkele
ziekten uit het hoofdstuk infectieziekten te ver-
wijderen en samen te brengen onder den gemeen-
schappelijken naam van „avitaminosen", ziekten dus,
welke worden veroorzaakt door het ontbreken in
de voeding van deze „edele voedingsstoffen" (Saltet).
Nieuwere, vooral Amerikaansche, onderzoekingen
leerden, dat ook voor den normalen groei deze eigen-
aardige stoffen noodzakelijk zijn. Eenige nadere
kennis van de scheikunde bleef ons echter nog
steeds verborgen, terwijl over de verdere lotgevallen
>n het gezonde lichaam zelf ons letterlijk niets
bekend is.

Toch zijn in den laatsten tijd enkele pogingen
gedaan om althans een inzicht te krijgen in de uit-
scheiding uit het organisme.

2oo deelt Muckenfuss \'") in de „Journal of the
American Chem. Society" van Oct. 1918 mede, dat
l^et hem gelukt is in ossengal, menschelijke
unne en speeksel anti-neuritische vitaminen aan te
toonen. Hij maakt daarbij gebruik van de eigenschap,
dat aluminium-silicaat („Lloyds alkaloidal reagent")
ook wel genaamd vollersaarde (fuller s-earth, terre
a foulon) deze vitaminen adsorbeert. De genoemde
e-xcreta werden met deze aarde geschud, welke dan
niet water en alcohol gereinigd werd en gedroogd.

-ocr page 19-

Met deze geactiveerde aarde werden nu duiven
behandeld, welke hij door een dieet van gepolijste
rijst polyneuritis bezorgd had. Het bleek, dat aarde
geschud met ossengal, urine of speeksel genees-
krachtig werkte.

Reeds eerder had Cooper 3) aangetoond, dat een
alcoholisch extract van faeces curatief werkzaam was.

Een dergelijk onderzoek werd ter hand genomen
door
Gaglio te Rome. Blijkbaar onkundig van
de reeds genoemde vondsten, heeft hij duiven, lijden-
de aan polyneuritis, behandeld met menschelijke
urine, welke een weinig was ingedampt. Hij vond,
dat 3—4 cM3 geconcentreerde urine duidelijk genees-
krachtig werkte. Uit het verkregen resultaat leidde
hij echter af, dat er in de urine niet-specifieke af-
braakproducten voorkomen, welke een werking ont-
vouwen, analoog aan de z.g. vitaminen van
Funk.

Dezelfde meening werd later nog verdedigd door
zijn assistent
Curatolo die de proeven met
gunstig gevolg herhaalde met konijnenurine. Deze
vond zelfs, dat urine krachtiger werking heeft dan
de vitaminen, welke
Funk uit gist bereidde ").

Urine van konijnen, die 15-20 dagen gevast hadden,
was eveneens werkzaam, maar minder dan die van
normale konijnen, welke gevoed waren met koolblade-
ren en zemelen. Veraschte. urine was onwerkzaam.

Uitgaande van de veronderstelling, dat men hier
te maken zou hebben met de werking van niet-
specifieke stofwisselingsproducten, deed in het-
zelfde laboratorium
di Mattei een onderzoek
over de geneeskrachtige werking van koffie. Inder-
daad vond hij, dat 5"/o mocca bij duiven een wonder-
baarlijk genezende werking had. Tot zijn verwondering
bemerkte hij, dat zuivere caffeine (in niet-toxische
dosis) slechts matig werkzaam was.

-ocr page 20-

Funk\'2) had zelf reeds eerder aangetoond, dat
enkele purine- en pyrimidinederivaten op polyneuritis
een meer of minder gunstigen invloed uitoefenden.

Ook Eijkman heeft er op gewezen, dat men bij
voorbijgaand geneeskrachtige werking bij polyneuritis
van duiven zeer voorzichtig moet zijn, voor men de
aanwezigheid van vitaminen aanneemt. Door een
onderzoek met
van Hoogenhuyze ondernomen, ont-
dekte hij, dat een mengsel van NaCl en KCl gedurende
enkele dagen een gunstigen invloed op de ziektever-
schijnselen uitoefende.

Nog opmerkelijker is de mededeeling van Theiler
te Pretoria. Deze zag gunstigen invloed van een
subcutane injectie van 0.3 cM^ gedestilleerd water.
Twee duiven, welke na het uitbreken der ziekte op
waterdiëet werden gezet, vertoonden eveneens tijde-
lijke verbetering. Dit resultaat kan moeilijk verklaard
worden door een stimuleering van nog in het lichaam
aanwezige reserve-vitaminen. Hij meent hier te moeten
denken aan spontaan
 (,,spontajtco7is recovery\'\')

en rekent ook de zooeven genoemde waarnemingen
van
Eijkman en Funk tot deze rubriek.

(Zoowel het resultaat door Eijkman verkregen met
anorganische zouten, als dat van
Tiieiler, werden
nader bevestigd door een onderzoek van
Jansen
in het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden).

Daar Curatolo echter bevindt, dat hij met 5 cM^
konijnenurine per dag duiven 2 maanden lang „in de
meest volmaakte gezondheid" kan houden, is het
door hem verkregen resultaat wel zeer opmerkelijk en
gaat men zich afvragen of een dergelijk langdurig
herstel op één lijn gesteld mag worden met het
bovengenoemde, kortdurende spontane herstel.

Immers, ook de resultaten door Eijkman met an-
organische zouten en die door
Funk met purinederi-

-ocr page 21-

vaten bereikt, waren van meer voorbijgaanden aard.
Eijkman en van Hoogenhuyze verkregen als meest
gunstig resultaat een genezingsduur van 5 dagen,
als ze duiven per dag 15 mgr. KCl en 5 mgr. NaCl
toedienden. Praeventieve proeven bleven zonder resul-
taat, terwijl bij hoenders in het geheel geen invloed
werd waargenomen.

Funk geeft op, dat met hydantoïne, per os
toegediend, de maximale genezingsduur 9 dagen was,
terwijl een duif, welke met thymusnucleïnezuur was
behandeld, 14 dagen in leven bleef.

De overige purine- en pyrimidine derivaten, welke
hij bezigde (adenine, uracil, allantoine, e.a.), werkten
minder krachtig. Van de toediening van urinezuur
zag hij geen resultaat.

De gunstige resultaten van Gaglio en zijn mede-
werkers kunnen misschien verklaard worden door de
aanwezigheid van een gunstig werkend mengsel van
organische en anorganische stoffen, welke tezamen
de werking van de vitaminen van
Eijkman en Funk
zouden nabootsen, maar evenzeer blijft de mogelijk-
heid bestaan, dat, zooals
Muckenfuss veronderstelt,
vitaminen met urine en andere excreta uit het orga-
nisme worden verwijderd.

Ik heb getracht door een reeks van proefnemingen
dit vraagstuk op te lossen en in een tweede proeven-
reeks met guineesche biggetjes heb ik nagegaan of
misschien ook anti-scorbutische vitaminen
[C-stoffcn
volgens de Amerikaansche onderzoekers) het lichaam
met de urine verlaten.

Het groote aantal proefdieren, dat voor dit onder-
zoek noodig was, belette mij, ook de groei-vitaminen
(A- cn B-stoffen) in dit opzicht na te \'gaan.

-ocr page 22-

Ie GEDEELTE

ANTI-NEURITISCHK VITAMINEN.

-ocr page 23-

■r ■ \'--J

r."

■■■ ■et

I

•iV-\'-

-ocr page 24-

ANTI-NEURITISCHE VITAMINEN.

Door de onderzoekingen van Eijkman ®"Vorder-
man, Grijns HulshoffPol, fraserenstanton
\'o)e.a.
is het meer en meer duidelijk geworden, dat men
beri-beri beschouwen moet als een aandoening, welke
veroorzaakt wordt door het ontbreken van bepaalde
stoffen in de voeding.

Onze kennis omtrent de aetiologie der ziekte is nu
wel zoo gevorderd, dat men van een bepaald dieet kan
voorspellen, ofhet de symptomen van deze „deficiëntie-
ziekte" zal te voorschijn roepen.

Omgekeerd is men er gelukkig in geslaagd, door
prophylactisch het deficit aan te vullen, de uitbreiding
van deze ernstige aandoening in Nederlandsch-Indië
en elders tegen te gaan en het sterfte- en ziekte-
cijfer belangrijk te doen dalen.

Ondanks ijverig chemisch onderzoek is nog niemand
er in geslaagd deze gewichtige stoffen, welke blijkbaar
in zeer geringe hoeveelheden in onze voedingsmidde-
len voorkomen, af te scheiden.
Funk "), die door inge-
wikkelde scheikundige bewerkingen er in slaagde, uit
zemelen kristallen te bereiden, welke in uiterst geringe
hoeveelheid werkzaam waren, en een formule (C,; Hjo
N2 O7) opstelde voor deze stof, erkende tenslotte, dat
waarschijnlijk meerdere stoffen in het spel zijn. Volgens
hem zou de werkzame stof behooren tot de groep der
pyrimidine-derivaten, en hij bestempelde ze met den
naam van „wVrt;;««^". Zoowel in de Nederlandsche als
in de buitenlandsche litteratuur heeft deze term, welke
eigenlijk onjuist is, burgerrecht gekregen.

-ocr page 25-

Seidell 2\') kreeg langs anderen weg tenslotte twee
gekristalliseerde praeparaten, beide nitraten van
stoffen, welke nauw verwant waren aan adenine en
histidine. De physiologische werking van beide was
echter gering.

Tot op zekere hoogte heeft men, als maat voor
het gehalte aan anti-neuritische vitaminen, de hoeveel-
heid P2 O5 aangegeven.

Zoo stelden Fraser en Stanton \'O) vast, dat men
voor rijst, een P2 O5- gehalte van 0.4 pCt. als mini-
mum moest beschouwen.

Practisch beschikt men echter over een veel ge-
schikter hulpmiddel om van een stof de anti-neuritische
waarde vast te stellen.

Men maakt dan gebruik van de ontdekking van
Eijkman «), dat hoenders, welke eenigen tijd een diëet
van uitsluitend gepolijste rijst kregen, een ziektebeeld
vertoonden, dat deze onderzoeker met den naam van
polyneuritis gallinanmi bestempelde en dat overeen-
komst vertoonde met beri-beri
(poly7ie7intis epidemica).

Het mag wel als bekend verondersteld worden,
dat juist deze vondst de aanleiding geweest is, om
beri-beri te beschouwen als een symptomen-complex,
ontstaan door een deficit aan stoffen, welke aanwezig
zijn in het zilvervlies en de kiem van de rijst. Door
deze ontdekking moge het probleem van de beri-beri
nog niet volledig opgelost zijn — b.v. het raadsel-
achtig optreden in bepaalde streken en in bepaalde
jaargetijden is wel eens moeilijk in verband te brengen
met de voeding — ze heeft echter vrijwel alle aan-
hangers der infectie-theorie tot juister inzicht weten
te brengen.

\'De geschiedenis der ontdekking en de voor-
geschiedenis vindt men uitgebreid beschreven in de
dissertatie van
Derks : Bijdrage tot de kennis der

-ocr page 26-

Polyneuritis gallinarufn in verband met het beri-beri-
vraagstuk.
(Utrecht, 1917)5).

Aldaar worden nauwkeurig de gang en de bij-
zonderheden van het onderzoek vermeld.

Enkele opmerkingen omtrent de techniek mogen
hier nog een plaats vinden.

Er is weinig bedrevenheid voor noodig, het ziekte-
beeld van
Polyneuritis bij een haan of kip te voor-
schijn te roepen. Indien men slechts gedurende 3—4
weken
zonder meer, gepolijste rijst en water toedient,
breekt in de meerderheid der gevallen de ziekte uit.

Gewoonlijk weigert het hoen na een paar weken de
eentonige rijstvoeding verder spontaan te nemen, en
ziet men zich genoodzaakt tot kunstmatige voeding
over te gaan, wat gezien de wijde keelopening en de
ruime krop tot geen technische moeilijkheden aanlei-
ding geeft. Den volgenden dag vindt men de krop ledig.

Na eenige dagen blijft deze automatische lediging
uit. Dit is een der eerste symptomen, vermoedelijk te
wijten aan parese van de spieren van den kropwand.

Aldra bemerkt men, dat de kam cyanotisch wordt.
Het dier wordt lusteloos en ook de vedertooi maakt
niet meer den frisschen indruk van den vogel in een
andere kooi, waarin gewoon voedsel aanwezig is.

Laat men het dier loopen, dan bemerkt men een
lichte ataxie, een onzekerheid vangangofeengeringzij-
delings uitglijden. Een volgenden dag kost het moeite
de kip aan het loopen te brengen en, indien men erin
slaagt, blijkt ze spoedig moedeen dyspnoïsch te worden.

Een ernstiger symptoom is reeds het doorzakken in
de pooten. In de kooi zit de kip nu op de loopen en
de diagnose kan op het eerste gezicht gemaakt worden.
Gaat men door met de insufficiënte voeding, dan wordt
het dier ernstig ziek; het valt op zijde, is dyspnoïsch en
succombeert tenslotte.

-ocr page 27-

Krampen komen bij kippen of hanen weinig voor.
Men ziet ze echter zeer vaak bij duiven, welke door
eentonige voeding met gepolijste rijst evenzeer ziek
gemaakt kunnen worden. Nekkramp, maar ook
algemeene klonische lichaamskrampen, welke in aan-
vallen optreden en waarbij de vogel op angstwekkende
wijze door de kooi slingert.

Verricht men autopsie, dan vindt men herhaaldelijk
vocht in het hartezakje, terwijl bij microscopisch onder-
zoek de mergscheede van de zenuwen (meestal neemt
men de N.n. Isciadici) gedegenereerd blijkt te zijn,
indien men ze kleurt volgens de methode van
Marchi.

Het is nu gebleken, dat, als men met ingrijpen niet
te lang talmt, het meestal gelukt, het zieke dier te
genezen, door het per os of subcutaan te behandelen
met een stof, welke de vitaminen in voldoende
hoeveelheid bevat b.v. extract van zemelen (
Etjkman),
katjang idjoe (Grijns) of gist (Schaumann).

Omgekeerd kan men de genezing beschouwen als een
reactie op de aanwezigheid van vitaminen in de stof,
welke men onderzoekt, indien men voldoende bekend is
met het verloop van de ziekte en daardoor niet te laat
ingrijpt en in de tweede plaats rekening houdt met het
reeds in de inleiding genoemde feit, dat duiven blijkbaar
gevoelig zijn voor stoffen, waarop kippen in het geheel
niet reageeren.

Van deze bekende feiten uitgaande, heb ik aldu.s urine
op de aanwezigheid van vitaminen trachten te onderzoe-
ken; eerst bij duiven en indien deze positiefreageerden,
ook bij kippen, welke door hungrooter lichaamsgewicht,
meer vitaminehoudende substantie vereischen.

Als eerste proefneming ging ik over tot het toedienen
van versche urine, om de vondst van
Gaglio \'3) te
contróleeren.

-ocr page 28-

POLYNEURITIS GALLINARUM
BIJ DUIVEN

-ocr page 29-

?..-.^i ^(j y4K.k«Gï ) i. ...T .■ . ^ >

■ • \' • ■ ■■ ■ \'

 .rtmm

■A
i

■Vf

\'t
■s

I

- ■ . B -f\'

■ . »

-ocr page 30-

PROEVEN MET DUIVEN.

I. De invloed van versche, geconcentreerde urine.

12 Duiven (No. i —12) werden door eentonige
voeding met gepolijste rijst en water ziek gemaakt.

Zoodra een vogel duidelijk teekenen van de defi-
ciëntieziekte vertoonde, duidelijk atactisch was, door-
zakte in de pooten of nekkramp had, werd drie-
maal daags met een sonde 5 cM^ urine toegediend.
Deze urine was versch opgevangen en dan in vacuo
bij ± 45° C. geconcentreerd totdat het S.G. 1050 was.

Ochtendurine, waarvan het S.G. meestal 1030 was,
moest daartoe tot op ongeveer het halve volumen
worden ingedampt.

In 6 gevallen was de uitwerking zonder twijfel
gunstig. Meestal waren een dag na de toediening
de symptomen al belangrijk verbeterd; soms was
de invloed al na enkele uren merkbaar. De urine-
therapie werd dan voortgezet tot de vogel een nor-
malen gang gekregen had, waarna de toediening
gestaakt werd. Spoedig daarna trad verergering op
en meestal gelukte het dan niet meer de dieren
door verdere giften te redden. Alleen bij duif 3 nam
ook het recidief een gunstige wending.

Bij duif 2 viel er na het staken van de therapie
een nawerking van 6 dagen waar te nemen.

Het lichaamsgewicht, dat al voor het optreden der
klinische verschijnselen naar beneden gaat, ging in
alle gevallen van verbetering in deze periode omhoog.
Toch gelukte het nooit het begingewicht weer te
bereiken.

-ocr page 31-

In twee gevallen faalde de therapie.

In de overige gevallen was het ongunstige resultaat
toe te schrijven aan het toedienen van een kleinere
hoeveelheid urine of wel trad de dood plotseling
op na ingetreden nachtvorst.

8 duiven (No. 13--20) kregen van den beginne af aan,
dus preventief, met de gepolijste rijst per dag 15 cM^
geconcentreerde urine. Het incubatiestadium, dat bij
de eerste 12 duiven gemiddeld 22 dagen bedroeg,
was hier gemiddeld 42 dagen, terwijl bij 2 van deze
duiven door urinetoediening nog na het uitbreken
der symptomen, de levensduur verlengd werd.

Gevolgtr\'ekking:

Uit deze proeven wordt het duidelijk^ dat in de
meeste gevallen versehe^ geconcentreerde urine., in vol-
doende hoeveelheid per os toegediend, een gunstigen
i7ivloed ^^itoefent op Polyneuritis.

(Evenals in alle volgende proeven, werden de
duiven post mortem onderzocht. Vaak werden macros-
copisch geen bijzonderheden gevonden ; soms was
vocht in het hartezakje aanwezig. De N.n. Isciadici
werden volgens
Marchi onderzocht; bijna steeds
vond ik een meer of minder uitgebreide ontaarding
van de myelinescheede, waarbij ik het reeds eerder
gevonden feit kon bevestigen, dat de graad van
ontaarding niet evenredig was met den ernst der
symptomen).

-ocr page 32-

IL De invloed van gedroogde urine.

Om zoo mogelijk, de geneeskrachtige v^erkingvan
urine te versterken, werd deze gedroogd in groote
open Petrischalen op den bodem van de broedstoof
van 37°.

Na ongeveer i6 uur vindt men op den bodem van
de schaal een dun laagje van een taaie, halfvaste stof.
Deze werd daarna bij kamertemperatuur in een exsic-
cator verder gedroogd. Na eenige dagen is de massa
vast geworden en heeft de urinegeur verloren;
i gram van deze stof komt overeen met ± 25 ciVI^
urine van S. G. 1030.

7 duiven (No. 21—27) bestemde ik voor de waarde-
bepaling van de gedroogde urine.

Bij 4 duiven werd een duidelijke verbetering
bereikt door toediening van 1,5—2 gram gedroogde
urine per dag. Deze werd opgelost in 15—20 cNP
melk, welke bij 120" C. was gesteriliseerd, en per os
toegediend.

Bij een dezer vogels (No. 2 2) waren de verschijnselen
acuut en hevig opgetreden (tonische nekkramp en al-
gemeene krampaanvallen), zoodat men elk oogenblik
den doodelijken afloop kon verwachten. Het gelukte,
deze duif binnen enkele dagen weer een normalen
gang te bezorgen.

Bij twee van deze dieren trad een recidief op, nadat
de urinetherapiegedurende enkele dagen was gestaakt.
Ook op den tweeden aanval had deze toediening gün-
stigen invloed.

In alle vier gevallen was na het weglaten der urine
nawerking waar te nemen.

In 3 gevallen faalde de therapie; in twee gevallen
was de dagelijksche dosis slechts i gram, terwijl in het
derde geval de symptomen peracuut optraden, zoodat

-ocr page 33-

met de therapie vermoedelijk te laat is begonnen.

Bij 3 duiven trachtte ik genezing te bereiken door
onderJmidsche inspuitmg opgeloste, ge-

droogde urine. De dieren vertoonden na de eerste in-
jectie teekenen van zwakte en overleden spoedig
daarna. Dit resultaat ontnam mij den moed, nog meer
vogels op deze wijze te behandelen.

Gevolgtrekking:

Versche urine, gedurende i6 uur è^\'C. gedroogd,
en per os toegediend, is in staat op polyneuritis by duiven
gtinstigen invloed uit te oefenen.

-ocr page 34-

ni. De invloed van urine, welke gedurende ëën uur
bij
I 30° C. was verhit.

Uit de voorgaande proeven is niet gebleken, of
de gevonden, gunstige uitwerking, al of niet aan de
aanwezigheid van anti-neuritische vitaminen moet
worden toegeschreven. Ik heb daarom naar middelen
gezocht, den invloed van eventueel aanwezige vita-
minen uit te schakelen. Het meest voor de hand lag
wel, dit doel te bereiken door de urine te verhitten.

Reeds lang is bekend, dat verhitting op i2o"\'C.
gedurende
1 uur, deze vitaminen met zekerheid ver-
nietigt, terwijl de aanwezigheid van alkali deze ont-
leding in de hand werkt.

Om de hoeveelheid toegediende stof ongeveer
gelijk te maken aan die, welke in de vorige proeven
werd aangewend, heb ik ook nu de urine eerst in
vacuo tot op S.G.
1050 geconcentreerd.

Daarna werd ze in de autoclaaf gedurende i uur
bij 13000. verhit, na afkoelen gefiltreerd en de
reactie, welke door ammoniakvorming sterk alkalisch
was geworden, met zoutzuur zwak zuur gemaakt.

IQ zieke duiven (No. 31—40) werden, dadelijk na het
optreden van de symptomen, behandeld met
2X7.5 cM^
van dit vocht per dag. In één geval (No. 37) duurde

ziekte 7 dagen; de overige dieren gedroegen zich,
alsof geen medicament was toegediend.

4 duiven (No. 41—44) kregen dezelfde hoeveelheid
prophylactisch, van het begin der proefneming af.

Het gemiddelde incubatiestadium was 21 dagen;
korter dan dat van de duiven, welke praeventief geen
urine kregen en veel korter dan van die vogels,
welke van den beginne af dezelfde hoeveelheid niet
gesteriliseerde urine kregen
(42 dagen).

Gevolgtrekking:

De gwistige invloed van verschc nrincgaat verloren,
Wanneer deze gedurende eén uur bij /jo° C wordt verhit.

2

-ocr page 35-

i8

IV. De invloed van urine-asch.

Al eerder werd gewezen op het feit, dat anorga-
nische zouten een gunstige — zij het ook kort-
durende — invloed op polyneuritis bij duiyen
konden veroorzaken. Hoewel het a priori niet waar-
schijnlijk was, dat de lang aanhoudende genezing,
welke urine-toediening tengevolge kan hebben, ge-
heel op rekening gesteld zou mogen worden van de
anorganische zouten, scheen het me gewenscht toe
na te gaan of men althans een gedeelte van het
succes aan deze stoffen moet toeschrijven.

Urine, welke gedroogd was volgens de in hoofd-
stuk
II beschreven methode, werd daarom verascht.
Door deze behandeling verminderde het gewicht
der droge urine met ongeveer 75 pCt. Daar de
therapeutische dosis gedroogde urine circa 2 gram
was, werd in deze proefreeks, per dag 0.5 gram asch,
in water gesuspendeerd, gegeven zoodra de ziekte
uitbrak.

10 duiven (No. 45—54) werden aldus behandeld.
Slechts bij vier werd een gunstige invloed waar-
genomen.

Toch was de beterschap kortdurend, hoogstens
8 dagen (No. 46), terwijl volledige genezing nooit
bereikt werd.

Gevolgtrekking:

Dc gunstige invloed, welke door urine op polyneuritis
bij duiven wordt uitgeoefeiid, kan slechts voor een zeer
gering gedeelte geweten worden aan de werking van
de anorganische zouten.

-ocr page 36-

V. De invloed van dierlijke kool, welke met

versche urine behandeld is,

Chamberlain en Vedder \') toonden aan, dat been-
zwart (animal charcoal) anti-neuritische vitaminen kan
adsorbeeren. Later is door
Williams en Seidell gre-
vonden, dat ook vollersaarde (fuller\'s earth) adsor-
beerend kan werken. Door schudden met deze aarde
konden ze geautolyseerd gistextract onwerkzaam
maken.

Harden en Zilva \'«) gebruikten voor hetzelfde doel
gedialyseerd ijzer. Ze konden uit een mengsel van
geautolyseerde gist en sinaasappelsap de antineuri-
tische vitamine van de C-stof scheiden.

In de inleiding is reeds medegedeeld dat Mucken-
FU.SS \'0) menschelijke urine, gal en speeksel met
vollersaarde behandelde en waarnam dat het adsor-
bens dan werkzaam werd bij duiven met polyneuritis
gallinarum.

Ik heb op de volgende wijze van de adsorbeerende
werking van dierlijke kool gebruik gemaakt. 200 cM^»
versche urine werd gedurende 45 minuten geschud
met 5 gram gepoederde beenderkool; de kool werd
dan afgecentrifugeerd en opnieuw geschud met 200 cM\'
urine. Deze bewerking werd daarna nog driemaal
herhaald. Deze kool werd dan eenmaal gewasschen
met gedestilleerd water en gedroogd bij 37° C.

Duiven werden nu, evenals in de vorige proeven,
ziek gemaakt en dan behandeld met gepraepa-
reerde kool, welke ik verder zal aanduiden als
y.carbo aim urina\'\' (c. c. n.). Ze werd in een weinig
water gesuspendeerd en met een sonde per os
gegeven. (Zie tabel blz. 21).

De uitwerking was niet schitterend. Drie duiven
55i 56 en 57), welke peracuut ziek geworden

-ocr page 37-

waren, ondergingen geen verbetering, terwijl bij
2 duiven (No. 58 en 59) een tijdelijke verbetering werd
waargenomen.

Ik heb toen de niet gezuiverde beenderkool ver-
vangen door
carbo animale pnriss. pro us. mcd. Deze
bleek niet alleen de urine beter te ontkleuren, maar
ook veel beter in staat de werkzame bestanddeelen
te binden.

6 Duiven (No. 60—65) werden met deze koolsoort
behandeld en wel kregen ze na het uitbreken der
ziekteverschijnselen 2 gram per dag.

Deze dosis bleek voldoende te zijn om ze in enkele
dagen zoover te doen herstellen, dat ze zonder zichtbare
afwijking liepen en een zeer gezonden indruk maakten.
Zoolang de c. c. u. werd toegediend, bleven ze gezond
en werd na eenigen tijd de behandeling gestaakt,
dan traden eerst na enkele dagen weer symptomen
op, bij duif 62 zelfs pas na 10 dagen ; het gelukte
deze vogel met c. c. u. opnieuw te genezen. (Zie
curve blz. 40).

Bij duif 65 was het herstel al in enkele uren zeer
duidelijk.

Tenslotte werden 3 duiven (No. 66,67 en 68) met een
kleinere hoeveelheid c. c. u. behandeld. Het bleek,
dat minstens i gram per dag moest worden toe-
gediend, om genezing te bereiken.

Gevolgtrekking:

Carbo animale pnriss. is in staat dc werkzame be-
standdeelen uit urine tc adsorbceren. \'

-ocr page 38-

ÖE INVLOED VAN DIERLIJKE KOOL, WELKE MET VERSCHE
MENSCHENURINE BEHANDELD IS, OP POLYNEURITIS
BIJ DUIVEN.

\'3

Q

3 .H

ts

M

O

-O O

U.S

3 U

.2 £
>
K

.2 o\'

<n

s

OPMERKINGEN

:c 2

t.B

O Sf

.13

u.s

u

SS

16

1

0

2 gr.

Beenderkool:

geen verbeter.

240

200

56

21

2

0

2

id.

id.

265

175

S7

45

1

0

2

id.

id.

240

175

S8

22

5

2

id.

tijdel. verbeter.

350

225

59

16

12

2

id.

Garbo anim.

id.

puriss:

260

200

60

24

18

2

Genezing.

• Naw. 2 d.

295

175

61

17

18

2

id.

id.

265.

175

62

35

2

id.

Naw. 10 d.

280

220

63

22

30

2

id.

Naw. 4 d.

380

315

64

14

30

2

id.

270

?

65

32

2

id.

265

66

14

1

Volk, genezing

?

?

67

18

15

1

Tijdel. verbetering

355

260

68

17

19

0,5

id. id.

330

290

(Onder „duur der ziekte" wordt liicr verstaan de tijd, welke verliep
tusschen het instellen der therapie en hel overlijden, of bij herstel,
tot het einde der proef).

-ocr page 39-

VI. De invloed van carbo animale puriss. zonder meer.

Ter contrôle werden nu 12 duiven (No. 69—80)
behandeld met dierlijke kool, welke niet geschud
was met urine.

Slechts bij een duif werd gedurende een dag eenige
verbetering opgemerkt ; den volgenden dag was het
dier reeds achteruitgegaan. Bij de overige vogels was
er progressie van het lijden, alsof geen therapeuticum
was toegediend.

Gevolgtrekking:

De in proef reeks V gebruikte, dierlyke kool zelve is
zonder therape^itische waarde.

-ocr page 40-

VII. De invloed van urine, welke met dierlijke kool
behandeld is.

Het lag nu voor de hand, na te gaan of urine, waaruit
door schudden met carbo anim. puriss. de curatief
werkende stoffen waren verwijderd, op het ziektever-
loop invloed had.

Versehe urine werd daartoe met een overmaat kool,
gedurende 30 minuten geschud en daarna gefiltreerd.
Het filtraat werd op dezelfde wijze behandeld en ten-
slotte deze manipulade nogeens herhaald. Aldus werd
een kleurlooze, waterheldere en reuklooze vloeistof
gekregen, welke in vacuo bij ± 45° C. werd geconcen-
teerd tot S.G. 1050.

(Dit laatste om een vergelijking mogelijk te maken
met de eerste proefreeks, waarbij versehe urine
was toegediend, welke tot hetzelfde S.G. was ge-
concentreerd.)

Twee duiven kregen van den beginne af, prophy-
lactisch pro die isM^ van dergelijke urine. Beide
kregen reeds na 19 dagen
Polyneuritis (No. 81—82).

Bij 7 andere duiven (No. 83—89) werden eerst de
symptomen afgewacht. Dan werd getracht de ziekte te
genezen met 15 cMa daags. Alleen bij duif 86 werd een

tijdelijke verbetering waargenomen,gedurende2 dagen.

De overige stierven in enkele dagen zonder eenige
verbetering.

Gevolgtrekking:

C7rme, welke geschud is met carbo anim. puriss. en
daarna geconcentreerd tot S.G. 1050, heeft hare genees-
krachtige werking verloren.

-ocr page 41-

VIII. De invloed van carbo anim. püriss., behandeld

met menschenurine, welke gedurende 3 uur
op i20°c. was verhit.

Omdat gevonden was, dat kool, welke met urine was
behandeld, veel intensiever werkt dan urine zelve, werd
nagegaan, hoe die kool zich zou gedragen, wanneer ze
geschud werd met urine, welke sterk verhit was en
waarin dus eventueel aanwezige anti-neuritische vita-
minen zouden zijn vernietigd. Urine werd daartoe 3 uur
op 120° C. verhit, daarna na afkoeling gefiltreerd en
met zoutzuur geneutraliseerd en nu met carbo anim.
puriss. geschud en weer zoo, dat op elke 200 M^ urine
i gram kool werd genomen.

Met deze kool werden 8 zieke duiven behandeld,
(No. 90—98) en wel kregen ze per dag 2 gram, een
hoeveelheid, welke in proefreeks V zeker voldoende
was gebleken, om ze te genezen.

Bij 6 duiven was de invloed nihil; één duif onderging
een tijdelijke verbetering, welke slechts een dag aan-
hield; twee andere genazen en liepen gedurende 10
dagen normaal. Daarna zakten ze door in de pooten en
overleden.

Een dergelijke verbetering werd met de proeven met
anorganische zouten niet waargenomen en het is daar-
om waarschijnlijk, dat in urine curatief werkzame orga-
nische stoffen voorkomen, welke door sterke verhitting
niet vernietigd worden en dus niet gerekend mogen
tot de z.g. vitaminen.

Gevolgtrekking:

Dierlijke kool behandeld viei urine^ welke gedurende
j unrop 120^ C. was verhit, bezit eenige curatieve waarde.,
7naar veel minder dan dic^ welke met versche urine was
geschud.

-ocr page 42-

IX, De invloed van dierlijke kool, welke met een
oplossing van anorganische zouten was geschud.

Ook anorganische zouten worden aan kool geadsor-
beerd.
Rona en Michaelis^") vonden dat de monovalente
kationen zeer weinig worden geadsorbeerd •, in meer-
dere mate de meerwaardige kationen, terwijl de zware
metalen sterker worden geadsorbeerd dan overeen-
komt met de valentie. De adsorptie heeft plaats in de
volgorde :

K, Na, NH4 <Ca, Mg <Zn <A1 <Cu <H.

Voor de adsorptie der anionen werd de volgende
reeks geconstrueerd: •

SO, <HP04, Cl <Br <N03 <I <CNS <0H

Daar de anorganische kationen en anionen, welke
in urine voorkomen, geplaatst zijn in de linker helft
van deze reeksen, was het wel niet te verwachten, dat
de geneeskrachtige werking van de kool, welke met
versche urine was geschud, v.n.1. te wijten zou zijn aan
de aanwezigheid van anorgan. zouten, temeer omdat
in proefreeks IV gevonden was dat de aschVan urine
slechts geringe werking heeft. Toch bracht de waar-
neming van
Eijkman en van Hoogenhuyze®) mij ertoe,
de zoutwerking langs dezen weg nog eens na te gaan.

Hammarsten \'®) geeft voor de samenstelling van
normale urine, wat betreft de anorganische zouten, de
volgende samenstelling op:

i°/oNaCl; 2 gr. O,; 2 gr. H, SO,; 2 gr. K^O;
4 gr. Na^O;
0,5 gr. NH4; 1,5 gr. Mg-pho.sphaat en
°»25 gr. Ca-phosphaat per liter.

Overeenkomstig deze opgave bereidde ik een oplos-

-ocr page 43-

sing, waarvan de procentische samenstelling ongeveer
met deze opgave overeen kwam en wel:
NaCl 9,2 7oo

K3 SO, 2,7 7oo

(NH,),SO, 1,5 °/oo

KH2PO4 2,8 7oo

Na^ HPO4 5 "/oo

MgCl2 1,5 7oo

Ca H4 (P04)2 o,25%o

10 duiven (No. 99 — 108) werden op de bekende
wijze ziek gemaakt en daarna behandeld met carbo
anim. puriss., welke gedurende 30 minuten met de
zoutoplossing was geschud, en wel werd ook nu 200 cM^
vloeistof behandeld met i gram kool. Elke duif kreeg
2 gram van deze kool per os. Bij twee duiven (No. 99
en 108,) trad den tweeden dag een tijdelijke verbetering
op; den daaropvolgenden dag waren de ziektever-
schijnselen verergerd. De overige duiven stierven
in een paar dagen.

Gevolgtrekking:

De invloed van de geadsorbeerde electrolyten is zeer
gering.

-ocr page 44-

X. De invloed van de in de u rine aanwezige bacteriën.

Hoewel de urine, welke in de vorige proeven werd
gebruikt, steeds zoo versch mogelijk was, was ze niet
steriel en men zou de opmerking kunnen maken, dat
de genezing geheel of gedeeltelijk te wijten zou zijn
aan vitaminen van de aanwezige bacteriën. Men zou
deze bewering moeilijk vol kunnen houden, als men
bedacht, hoe gering deze hoeveelheid bacteriën in
gewicht is. Zelfs als de aanwezige micro-organismen
geheel uit anti-neuritische vitaminen waren opge-
bouwd, zou de totale hoeveelheid zoo klein zijn, dat de
uitwerking practisch nihil was.

Bovendien is door Damon *) aangetoond, dat B-vita-
minen ontbreken in Bac. paratyphi B, coli en subtilis,
terwijl
Eijkman») vond, dat Bac. coli geen anti-neuritische
vitaminen bevat, zelfs wanneer ze gekweekt werd
in rijstzemelen-extract. Amylomucor
ß. welke op
gesteriliseerde rijst weelderig groeit, bevat evenmin
anti-neuritische vitaminen.
(Wollman

Om alle twijfel weg te nemen, heb ik een controle-
proef ingesteld bij lo duiven, om na te gaan of de
bacteriën, welke in urine voorkomen, zulke vita-
minen bevatten.

Versche urine werd daartoe in een steriele kolf
bij 37° gedurende 24 uur gebroed. Een oogje van
de nu troebel geworden urine werd op agar uit-
gestreken en de opgekomen bacteriën op agar
voortgekweekt. De bacteriënmassa van 24 uur oude
cultures werd in gedestilleerd water gesuspendeerd
en deze suspensie na aanzuren met KH2PO4 (alka-
lische reactie bevordert de vernietiging van vitaminen
bij verhitting) gedurende 30 minuten bij 100° verhit
en daarna gefiltreerd door carbo animale, welke
dan in open Petrischalen bij 37" werd gedroogd.

-ocr page 45-

De proef was zoo ingericht, dat i gram droge
kool ongeveer i oogje kuituur bevatte.

Deze kool werd aan de duiven toegediend in
hoeveelheden van 0,25—2 gram, na het uitbreken
van de verschijnselen.

In 4 gevallen viel duidelijk tijdelijke verbetering
waar te nemen, welke echter hoogstens 10 dao-en
aanhield. Volkomen genezing, zooais met de kool
welke in menschenurine was gedrenkt, herhaaldelijk
was waargenomen, kwam niet voor.

Bedenken we verder, dat de gebruikte hoeveel-
heden bacteriën veel en veel grooter zijn, dan die,
welke in versche urine voorkomen, dan komen we
tot de

Gevolgtrekkinsf:

O . O

dat het waargenomen succes in de vorige proeven
niet ie wijte7i is aan aanwezige bacteriën.^

DE INVLOED VAN DE IN DE URINE AANWEZIGE BACTERIËN.

b

- - . - -----

!

Q

li
11

V)

0

T3 01
3 ü

3\'N

Q

"O .ïï

Ie

e ""

.S2 0

(/) «O

Q 2

0 P M E R K I N G i: N

Ä e

E.s
0 Sf

X3

.ü Ou

If i
va
0 G
tt

109

27

5

2 Kr.

Tijdelijke verbetering

330

230

110

31

6

2

id. ld.

360

350

111

19

4

0

2

Geen genezing

300

190

112

20

5

0

1

itl. ld.

300

250

113

28

4

0

0,5

id. id.

340

205

114

28

10

0,25

Tijdelijke verbetering

350

200

115

15

7

0,25

id. id.

325

260

116

19

4

0

0,25

(Jcen genezing

j

?

117

19

4

0

0,25

id. id.

?

?

118

19

4

0

0,25

id. id.

305

240

-ocr page 46-

XI. De werking van gist, gekweekt in versche urine.

Door de onderzoekingen van Sciiaumann, Funk en
CooPER was de krachtige anti-neuritische werking van
biergist bekend.

Door Eijkman en van Hoogenhuyze is de aandacht
gevestigd op de beteekenis van den voedingsbodem
voor de meerdere of mindere anti-neuritische eigen-
schappen van een bepaalde gistsoort. Zij vonden, dat
biergist haar curatieve werking dankt aan de aanwezig-
heid van vitaminen in de wort, waarin ze gekweekt
werd. Gist, welke door hen gekweekt werd in een
kunstvvort, welke als stikstofbron alleen ammonium-
chloride bevatte, verder glucose en een mengsel van
zouten, dat ongeveer overeenkwam met de anorga-
nische bestanddeelen van de natuurlijke wort, bleek
wat zijn anti-neuritische eigenschappen betreft, belang-
rijk ten achter te staan bij de handelsgist, waaruit de
stam verkregen was.

Derks\') gebruikte als kunstwort een vloeistof, die
behalve ammoniumchloride en glucose, de asch-
bestanddeelen van de wort bevatte. Ook de hierin
gekweekte gist was onwerkzaam.

Het bleek hem, dat adsorptie mocht worden uitge-
sloten. Immers gist, welke gedurende 30 minuten met
vitaminehoudende wort was geschud, ontvouwde geen
curatieve eigenschappen.

Tevens is door Eijkman en van Hoogeniiuvze") ge-
vonden, dat indien men gist kweekt in wort, waarin door
voorafgaande, langdurige verhitting op 100" C. de
vitaminen waren vernietigd, deze toch geneeskrachtig
werkt. Zij namen daarom aan, dat de gistcel de
vitaminen kan opbouwen uit aanwezige bouwsteenen.

Indien urine werkelijk anti-neuritische vitaminen
bevat of wel bouwsteenen van vitaminen, zou men

-ocr page 47-

mogen verwachten, dat gist, welke in versche uriiie
was gekweekt, curatief werkzaam zou zijn.

Teneinde voldoende groei te krijgen, werd de zure
reactie met NaOH afgestompt en 5% glucose toege-
voegd. Na 24 uur kweeken bij 28° C. werd de gist afge-
centrifugeerd en eenmaal gewasschen met gedestil-
ö ö ö

leerd water. Daarna werd ze bij 37° C. gedroogd.

4 ziek gemaakte duiven werden met deze gedroogde
gist behandeld. De gist werd in water gesuspendeerd
en per os gegeven; 2 gram gedroogde gist per dag
bleek voldoende om ze snel te genezen en ze dan in
volkomen gezonden toestand te houden. Na het op-
houden van de toediening werden gedurende 8 dagen
geen symptomen waargenomen. Toen werd de proef
gestaakt. Het lichaamsgewicht was bij alle vier tenslotte
gelijk aan dat bij den aanvang der proef ofzelfs grooter.

Gevolgtrekking:

Gist, gekweekt in versche urine, is curatief ^verkzaam
by duiven.

-ocr page 48-

XII. De invloed van dierlijke kool, welke met
versche
HONDENURINE BEHANDELD is.

Op dezelfde wijze als met behulp van carbo animale
de invloed van menschenurine was nagegaan, werd
thans een onderzoek ingesteld met hondenurme. Deze
bleek niet minder krachtig te werken. 2 Gram per dag
werkte zeer voldoende genezend; i gram kon ten
naastenbij als minimale dosis worden beschouwd,
hoewel duif No. 130 zelfs met 0.25 gram per dag ge-

nezen werd. , j

De gebruikte urine was afkomstig van een hond

welke in een stofwisselingskooi gevoed werd met njs ,

vleesch en aardappelen; voedsel dat rijkelijk an

neuritische vitaminen bevat.

Na afloop van deze proef werd dezelfde hond ge-
bracht op een dieet, waaruit deze vitaminen waren
verwijderd. Dit bestond uit brood,
aardappelen, njst

en vLsch, welke in de autoclaaf gedurende 3 uur op

i2o°C. waren verhit.

(H« kosuc ..ii voel n>ooi.c,dc„hondKcdur=ndc«n^^^^^

do.; spijzen .0 gcbruilco. Ho, o„

n,.„„ .0 wisselen. b.v. brood en "f\',.„egen. Na 2

daaraan een kleine hoeveelheid houdentliehaan,.

maanden zag ik mij gcnoodz-iakt . jjcr werd suf en

gewicht en eetlust namen meer en meer ivi,
droevig. Paresen traden niet op).

Nadathetdiergedurendejweke^^itwein^\'^

kende voedsel gebruikt had, nam

eventueel aanwezige aaarnaopge-

nisme waren verbruikt en verwerkte de a ^
vangen urine gedurende
een maand met

8 duiven (.32-140) w„nl br^-ndeld.

schijnselen duidelijk waren, met deze kool bet^.
Slechts bij een dui werd een kortdurende verbot

-ocr page 49-

waargenomen. Bij de overige was een dosis van 2 gram
per dag zonder eenige uitwerking.

Gevolgtrekking:

Dc geneeskrachtige werking van hondcnurine verdwijnt,
wanneer aan het dieet van den hond de anti-neiiritische
vitaminen onttrokken worden.

DE INVLOED VAN DIERLIJKE KOOL, WELKE MET VERSCME
HONDENURINE HEHANDELD IS, 01\' POLYNEURITIS
BIJ DUIVEN.

A. De hond kreeg vitamincrijk voedsel.

\'3

a

•el

in

u

0

"O 4)

3 «

T3 0

It

.!2 d !
"1 -
0 0

Q-e
rt
u

123

13

2gr.

124

23

1,5

125

28

1

126

25

4-

1

127

42

1

0

1

128

33

8

0,5

129

31

1

0

0,5

130

37

1

0,25

131

35

8

0

0,25

n. De hond

132

23

6

0 !

2gr.

133

28

2

0

2

134

22

4

0

2

135

21

2

0

2

136

26

5

0

2

137

22

6

2

138

17

2

0

2

139

26

5

0

2

Geen genezing
iel. id.
id. id.
id. id.
id. id.

Tijdelijke verbetering
Geen genezing
id. id.

ProeC gestaakt
ld.
id.
ld.

v_

u a

.Ü 0-

\'t.k
n M

ii
V
"O

a c
Ü

280

230

340

285

380

300

380

250

300

195

310

290

320

190

290

245

?

?

OPMERKINGEN

Genezen,
id.
id.
id.

Geen genezing
Tijdelijke verbetering
Geen genezing

Genezen
Geen genezing

320
300
315
360
330
350
300
340

260
220

200
?

>

250
240
205

-ocr page 50-

POLYNEURITIS GALLINARUM
BIJ KIPPEN.

-ocr page 51-
-ocr page 52-

PROEVEN MET KIPPEN.

I. De invloed van versche en gedroogde urine.

In de inleiding werd er op gewezen, dat enkele
anorganische zouten
(Eijkman ») en organische stoffen
van bekende chemische samenstelling,
(Funk
dl Mattei \'8)
een meer of minder gunstigen invloed
op het verloop van polyneurltis bij duiven kunnen
hebben. Een stof van onbekende samenstelling, welke
curatief werkzaam is, mag daarom niet dadelijk als
anti-neuritische vitamine worden geboekt. Volgens de
ervaring van
Eijkman zijn dergelijke onspecifieke ge-
neesmiddelen echter werkeloos bij de deficiëntieziekte
van hoenders.

Proeven op kippen hebben bovendien het voordeel,
dat ze minder kans hebben, schipbreuk te lijden door
peracuut verloop van de ziekte, welke daardoor moei-
lijk te beïnvloeden is, terwijl duiven tevens veel

gevoeliger zijn voorandere schadelijke invloeden, zooals

koude en tocht. Ook is het ziektebeeld bij kippen
karakteristieker. Ik ben er daarom toe overgegaan, de
proeven welke bij duiven een positief resultaat hadden,
bij kippen (of hanen) te herhalen. *)

14 kippen (No. i —14) werden therapeutisch be-
handeld met versche urine, in vacuo ingedampt tot
S. G.
1050 (30—6ocM.\' per dag).

Bij 13 van deze kippen werd geen resultaat waar-
genomen.

Gemakshalve wordt op dc volgende bU. steeds van kippen
gesproken. Va.ik worden voor deze proeven ook hanen gebruikt;
deze zijn gocdkoopcr en bovendien heeft men bij h.incn iets meer
zekerheid dat de dcficicntic-vcrschijnselcn zullen optreden.

-ocr page 53-

^ Duidelijk succes had echter de urinetoediening bij
kip II. Deze kreeg na het duidelijk worden van de
ziekte, per dag 30 cM^ versche urine. Weldra ver-
beterde de toestand en na een paar dagen viel er op
den gang van het dier niets aan te merken.

Gedurende 10 dagen werd dan nog dezelfde hoeveel-
heid urine toegediend en daarna de behandeling
gestaakt.

Eerst 10 dagen later was deze kip weer ziek en over-
leed nu spoedig, niettegenstaande dezelfde therapie
weer was ingesteld. (Zie curve blz.
40).

3 kippen (No. 15, 16 en 17) kregen ± 10 gram
gedroogde nrine, welke eiken dag werd opgelost in
60 cM\' melk, welke gedurende i uur bij 120° C. was
gesteriliseerd.

Het gelukte ook hier bij een kip (No. 16) dc ziekte-
toestand belangrijk te verbeteren, hoewel een creriucrc
kreupelheid bleef bestaan. Dit dier kon nog 18 dagen
na het manifest worden van de ziekte, in^ het leven
worden gehouden.

Een andere groep van 3 kippen (No. 18, 19 en 20)
kreeg
prophylactisch per dag, 20 cM^ geconcentreerde
unne en 30 cM^. gesteriliseerde melk. Bij het optreden
van de ziekteteekenen werd de dagelijksche hoeveel-
heid urine vermeerderd tot
30-40 cM^

Het incubatiestadium was daardoor niet vercrroot,

maar de therapeutische gift had bij kip 18 gevolg. De

gang werd veel beter, hoewel niet volkomen regel-
matig. Na het staken der urinetherapie werd het dier
eerst na 6 dagen weer ziek.

Gevolgtrekking:

Het gelukte in enkele gevallen gu,isli(re uihuerking
waar te ,iemcn van de toediening van
versche of gedroogde
unne bij Polyneuritis van kippen.

-ocr page 54-

II. De invloed van dierlijke kool, welke met urine
behandeld is, op polyneuritis bij kippen.

Nu gebleken was, dat de voor duiven werkzame
stof aan dierlijke kool kan geadsorbeerd worden en de
aldus behandelde
kool krachtiger werkte dan versche

of gedroogde urine, lag het voor de hand, deze
vondst ook op
Polyneuritis bij kippen toe te passen.

Daar de therapeutische dosis bij duiven 2 gram
per dag was, en het gewicht van een kip ongeveer
vijfmaal zoo groot is als dat van een duif, begon ik de
zieke kippen per dag
2 x 5 ë^^^ ^ool, gesuspendeerd
in water, toe te dienen.
Later bleek het wenschehjk,
deze hoeveelheid nog te vergrooten en werd per dag

2 X 7,5 gram kool gegeven, d.w.z. dagelijks werden

de werkzame bestanddeelen toegediend van 2,5 L.
urine! Aldus werden
9 kippen behandeld (No. 21—29).

Vijf stierven alsof geen medicament was toege-
diend ; vijf genazen.

Kip 22 zat op de loopen en was niet bij machte
op te staan, toen begonnen werd met de toediening
van c. c. u. Na
9 dagen liep het dier flink en vlug
en pikte weer spontaan de gepolijste rijst.

De genezing van kip 24 verliep op dezelfde wijze

in 8 dagen. (Zie de Foto\'s). . ..

Het uitblijven van resultaat bij 5 dippen is bij 2
van deze vogels te wijten aan het feit, dat ze een
kleinere hoeveelheid kool ontvingen; de andere
waren reeds in een vergevorderd stadium, toen cle
therapie werd ingesteld. Men mag dus met de toe-
diening niet te lang wachten ! Deze waarschuwmg
geldt echter evenzeer de therapie met zemelen oi gist.

Hen kip (No. 30) werd behandeld met kool, gedrenkt
in urine, welke te voren gedurende i uur op
130 was
verhit, zonder succes.

-ocr page 55-

Evenmin werd eenige werkzaamheid waargenomen
van de kool zonder meer, waarmede 6 kippen (No.
31—36) werden behandeld, eveneens met een dosis
van 15 gram per dag.

Gevolgtrekking:

Dierlyke kool zelf is zonder jnlwerking op polynenrilis
by kippe7i. Door voorafgaande belmideling met versche
menschenurine wordt ze therape^itisch werkzaam.

Hiermede is dus de aanwezigheid van antineuritische
vitaminen in de urine vastgesteld.

Gezien de groote dosis urine, welke per dag moest
worden toegediend om een zeer geleidelijke verbetering
te verkrijgen, moetde aanwezige hoeveelheid vitaminen
wel zeer gering zijn, indien we daarbij aannemen, dat
deze geheel aan de kool wordt vastgelegd.

Tot deze veronderstelling meen ik gerechtigd te
mogen zijn, omdat de werkzame bestanddeelen blijk-
baar orpnische, niet-colloïdale (dialysable) stoffen zijn,
welke in geringe concentratie aanwezig zijn en dus
volgens de ervaring bij andere adsorptieprocessen
opgedaan, in bijzonder gunstige conditie verkeeren
om te worden geadsorbeerd.

-ocr page 56-

m

v.r

-ocr page 57-

<; hl n $1 /j

IV. Zwaar ziek.

III. Ernstig ziek.

II. Duidelijk ziek.

I. Verdaciit.
O. Gezond.

})oo.

n

0.
)000.

l

Verloop van de ziekte.

X
ft\'ö. 1

Gewichtscurve.

DUIK 62. DSct: gepolijste rijst j \'\'^\'\'\'^verschijnselen 7 J™^!«", (e,
Therapie: In het gearceerde tijdperk wcr^ toeged.end. (Z.e bk

1

—-

!

i

--

_

— ■

\'tl

kl

»IC

N

t

N

»*\'

Diyei: gepolijste rijst ad \'k^^^jl^er dag 30 cM\\ versche, geconcentreerde
Therapie: In het gearceerde • (\'\'-ie blz. 35).
urine (S.G. 1050)

-ocr page 58-

~ f é ^ ^ ^ 10 11 n 15 ir li) ;o jf 21 ji , , j v s 6 ^

jw

/.•ÏSSSi-.

«Sr-\'

j

SxÏ;:;-:;::,

____1

—-

1

li

l

}

s

— -

>

rv\'

---

c

i

"ÜÜMi
- ■

-

1

\\

MPf

1

-

i

, \\ \'

1

--

/

r

tA4

**

\\

i||

_ . ]

1
1

%
J

Ida

DUIF 62. Diëe/: gepolijste rijst ad \'-\'^^teverscliijnselen 7 J""\' 20.

Therapie: In het gearceerde tijdperk werd f "" ^ram c. c. u. toegediend. (Zie blz. 57)\'

y A»

ff n fj Jfr )f- ló tß

1

—- 1

j

--

........i

1

tt

/tl

ac

L—....

jv

Zwaar ziek.
III. Ernstig ziek.
II. Duidelijk ziek.
I. Verdacht.
O. Gezond.

jm

n

jzr.
)000.

t

Verloop van de ziekte.

Gewichtscurve.

KIP

vIP II. Dieet: gepolijste rijst ad I\'^\'J Werd n». 1 1

Therapie: In het gearceerde tü5«=nd, 3° cM\'. verscl.e, geconcentreerde

urine (kc. 1050) t»"^\'

-ocr page 59- -ocr page 60-

Ile GEDEELTE

ANTI-SCORBUTISCHE VITAMINEN.

-ocr page 61- -ocr page 62-

anti-scorbutische vitaminen.

Uit een gescliiedliundig oogpunt is scorbuut de
meest belangwekkende deficiëntieziekte. Hoewel

wetenscliappelijk de aard van dit lijden eerst dvudehjk

geworden is, nadat men in beri-ber, een aandoening
had herkend, welke te wijten is aan een qual.tat.ef
onvolledige samenstelling van het voedsel, is hier-
.ooals hermeerging bij de wording van onze genees-
kundige kennis - de intuïtie van eenvoudige heden
een rfchtsnoer geweest voor onze experimentell

Deze ziekte heeft immers in vroegere eeuwen door
de .rroote sterfte, welke zij tijdens lange zeilreizen onder
het scheepsvolk veroorzaakte, een treurige
heid gekregen. Zoo lezen wij, dat het schip,, t Huys
ter Duyne" naar Batavia reizend, van April tot Nov..
696

op een bemanning van ,59 koppen .43;=cojbuut ijders
tdde, waarvan 38 overleden.") Ook de sd.eep -
journalen vaa de vaarders naar het hooge Noorden
vermelden, hoe men telkens met deze kwaadaardige

ziekte te kampen had. . „ .

Gelukkig leerde men in Cocklcarm offumfj.
(„.scurvy-^rass") een plant kennen, welke in deze

o^bergzamestrekel\', zelfs inkeer ernstige gevallen

tf Äl van Willem Barentz door G^rr
de Veer ") vinden we hieromtrent een dankbare uiting:

„JaT meest al van de scheurbuyck alsoo gheplaegt

warin,\' dat wij naulych voorts mochten - e dese
lepelbladeren vrij wat bequaem, want het hielp ons so
merckelijcken ende haestich, dat wy ons selfs ver-

wonderden."

-ocr page 63-

Ook andere cruciferen bleken sterke anti-scorbutica
te zijn. Zelfs moet men met hetzelfde doel gebruik ge-
maakt hebben van het z.g. gramen marinum, de groene
aangroeiïng der schepen.

De anti-scorbutische werking van citroenen en
sinaasappelen schijnt door een toeval ontdekt te zijn
door de matrozen op een Hollandsch schip, dat met
deze vruchten was geladen. In 1795 werd het geregeld
gebruik van „lemon juice" op de Engelsche vloot voor-
geschreven, waarna de morbiditeit met 75% ver-
minderde. Het geluk diende ook hier. Want later bleek,
dat de genezende werking zich bepaalde tot de in Zuid-
Europa gekweekte
citms liinonum („lemon"), welke
ook nog heden in het dagelijksch leven wordt genuttigd.
In 1845 voerde de Engelsche Admiraliteit op haar
schepen de
citrus mcdica acida in, de „soure lime",
welke in West-Indië gekweekt werd.Na een Pool-
e.xpeditie in 1876, waar twee van de schepen voorzien
van „lime juice" veel meer te kampen hadden met scor-
buut, dan andere, welke een voorraad „lemon-juice"
medegenomen hadden, werd het duidelijk dat de West-
Indische variëteit, waarvan men door haar grootere
zuurheid zooveel verwachtingkoesterde, slechtsgeringe
geneeskrachtige waarde had ").

Cook, die in 1772 een reis maakte, welke drie jaar
duurde, had slechts één geval van scorbuut te boeken.
Hij schreef deze gunstige toestand toe aan het gebruik
van „sweet-wort", een versch infuus van mout.

(Het moderne bier schijnt een dergelijke-werking
geheel te missen. Tijdens de bewerking worden deze
stoffen door de hooge temperatuur vernield

Daarentegen is het waarschijnlijk dat de Holland-
sche vaarders naar Nova-Zembla voordeel hebben
gehad van de geneeskrachtige werking van
, „jopen bier", waarin de groene knoppen van
Abies

-ocr page 64-

excelsa werden verwerkt (Smitii inplaats van hop.

Ook te lande maakte de scheurbuik haar slachtoffers.
Oudtijds was ze een gevreesde legerziekte. Vanaf de
kruistochten tot het beleg van Parijs in 1870 trad ze
bij eiken krijg epidemisch op. Later is door de betere
proviandeering der legers en het snelle vervoer het

aantal gevallen geleidelijk verminderd. In de laatste
Europeesche oorlog beperkte de ziekte zich pract.sch

tot het meer uitgestrekte en minder goed van voedsel

voorziene Oostelijk front. Zelfs in Duitschland waar de
algemeene voedingstoestand zooveel te wenschenover
liet, worden gevallen van scorbuut bij volwassenen

slechts als uitzondering gemeld, Korbsch «), Salle en

Rosenherg"). Het is mogelijk, dat het algemeen ge-
bruik van rapen hier prophylactisch heeft gewerkt.

Behalve van vruchten en versche groenten, is men
de waarde van den aardappel meer en meer gaan er-
kennen en in vredestijd ziet men in Europa scorbuut
van volwassen thans bijna alleen uitbreken als cle
aardappeloogst mislukt is, ook wel in gevangenissen

en armenhuizen, als de voeding langen t.jd een tekort

aan aardappelen en versche groenten had }.

In Oost-Indie, met weelderigen tropischen planten-
groei, komt de ziekte slechts sporadisch voor, maar

op het droge en kale Aruba waar versche groenten

schaarsch z^n. treden herhaaldelijk scorbuut-epide-

miën op. Hopkins») behandelde er in .915 ongeveer
\'°S:t\'Üf^;gesomde Ruiten wordt het wel duidelyk

dat het gevreesde lijden onder omstandigheden ^

treedt, welke voor wetenschappelijk onderzoek wein^

geschikt zijn. Dit zal wel de reden z.jn, dat on
pathologisch-anatomisch weinig gegevens ten dienste

staan.

Geheel anders staan we tegenover een vorm van

-ocr page 65-

scorbuut, welke in 1859 door Möller beschreven is.
Bleekheid, bloedingen, beenzwellingen en pijnlijkheid
zijn de voornaamste symptomen van de ziekte, welke
hij met den naam acute rachitis bestempelde.

Barlow (1894) ontdekte echter den waren aard
van het lijden 2®). Hij vestigde er de aandacht op,
dat, hoewel herhaaldelijk symptomen van rachitis
worden waargenomen, in sommige gevallen elk
teeken daarvan ontbreekt. Tevens herkende hij het
aetiologisch moment: verkeerde voeding. De meeste
gevallen trof hij aan in de practijk der meergegoeden,
en wel bij kinderen, die gevoed waren met geconden-
seerde melk of kindermeel. Niet aan gebrekkig klinisch
inzicht der oudere medici, maar aan het toenemend
gebruik van kunstmelkpraeparaten zou het toenemen
van het aantal ziektegevallen toe te schrijven zijn.

Deze meening is later door vele onderzoekers
bevestigd en hoewel we nog niet nauwkeurig weten,
of het verhitten van de melk, dan wel het bewaren
bij de beschadiging van de antiscorbutische vitaminen
de voornaamste rol speelt, het staat wel vast, dat
toediening van versche melk de ziekte in korten tijd
geneest.

Versch citroen- of sinaasappelsap werkt de gene-
zing in de hand. Juist in de uitwerking van laatst-
genoemde therapie heeft men een geschikte aanwijzing
voor de juistheid van de gestelde diagnose.

Hess®o) nam waar, dat er in New-York tal van
bleeke, niet voldoende groeiende patiëntjes zijn, welke
dadelijk in haemoglobinegehalte en gewicht toe-
nemen na het gebruik van sinaasappelsap; klaarblijke-
lijk lijden ze aan een zeer lichten vorm van scorbuut.

Ook wijst deze invloed duidelijk op het verband
van de ziekte van
Barlow („infantiel scorbuut") met
de scorbuut der volwassenen.

-ocr page 66-

Men moge het met Heubner ") vreemd vinden,
dat juist in streken, waar scorbuut epidemisch voor-
komt (b.v. in Rusland), de ziekte van
Barlow spo-
radisch optreedt; maar men houde rekening met
het feit, dat de eischen, die het kind aan het voedsel
stelt, van nature andere zijn, dan die van de vol-
wassenen, terwijl juist in moeilijke tijden de zorg
voor het nageslacht grooter is.

Verreweg de meeste schrijvers nemen dan ook aan,
dat er bij beide aandoeningen een deficit van het
voedsel in het spel is.

Niet alleen voor klinische, doch ook voor patho-
logisch-anatomische studie bood de ziekte der kinderen
een veel gunstiger kans.

Nauwerck, Sciimorl""") e.a. leverden bijdragen
tot de kennis van de macroscopische en microsco-
pische afwijkingen, welke bij deze ziekte voorkomen.

Een uitvoerige en nauwkeurige beschrijving vindt
men in den „Atlas der normalen und pathologischen
Anatomie" van pRäNKEL =>8).

Alle onderzoekers vinden belangrijke veranderingen
aan de grens van been en kraakbeen, v.n.1. aan de lange
pijpbeenderen en de ribben.

Het lymphoïde merg is tegen de kraakbeengrens
vervangen door reticulair bindweefsel, dat celarm is en
weinig bloedvaten bevat.
Meestal liggen tusschen de
bindvveefselmazen talrijke roode bloedlichaampjes.
(Nauwerck duidde dit lymphocytenarme merg met den
naam van of De spongio

balkjes zijn atrofisch ofgrootendeelsvcrdwcnen,terwijl

van Osteoblasten niet veel meer te bespeuren is. Ook
cle schors is opvallend dun en hier cn
daar gefractureerd.

Tevens sciiijnt de kalkresorptie gestoord te zijn, want
^egen de kraakbeengrens vindt men, meer dan normaal
^let geval is, kraakbeenbalkjes, welke hier en daar

-ocr page 67-

tralieachtig verbonden zijn. Tezamen vormen ze de
z.g.
,,Trïimnterfeldzbnè\\ Indien deze broze balkjes
breken, laat de epiphyse los. (Dit vindt dus in de
diaphyse plaats, niet precies op de grens van dia- en
epiphyse).

Laesie van vaten kan aanleiding geven tot bloedm-
gen, welke als subperiostale extravasaten groote afme-
tingen kunnen aannemen.
pRäNKEL wijst er echter uit-
drukkelijk op, dat de intensiteit van het proces en de
grootte van de
bloeding niet gelijk opgaan en dat dc
subperiostale bloedingen, welke voor de klinische
diagnose van zooveel belang zijn, pathologisch-
anatomisch niet de hoofdzaak zijn. Het essentieele van
de ziekte zijn de veranderingen in beenmerg en been.
Deze kunnen op zichzelf ook tot plaatselijke verdikkin-
gen aanleiding geven. Zoo kan aan de ribben een
rozekrans gevormd worden, welke tot verwisseling met
rachitis aanleiding kan geven. De microscopische ver-
anderingen ontbreken aan de ribben zelden.

Meestal worden ze ook gevonden aan de onderste
extremiteiten, vooral aan het distale einde der diaphyse.
Afwijkingen aan de platte beenderen worden minder
vaak beschreven. pRäNKEL kon echter in twee ge-
vallen overeenkomstige veranderingen aan het dak
van de orbita vaststellen.

Bloedingen komen, zooals genoegzaam bekend is,
bij scorbuut niet alleen aan de beenderen voor.
Het optreden op plaatsen, welke moeilijk voor uit-
wendige beleediging toegankelijk zijn, (beenkern van
de epiphyse, nierparenchym) wijst er op, dat mede een
haemorrhagische diathese in het spel is.

Welke verandering bij dit proces primair is, is een
questie van strijd.
Looser meent, dat alle verande-
ringen het gevolg zijn van bloeduitstorting. Fibreus
merg zou alleen daar voorkomen, waar bloeding is.

-ocr page 68-

Met die bindweefselwoekering gaan ook de Osteo-
blasten teloor en daardoor houdt de aanmaak van
beenweefsel op.
Schmorl " " ") is het met deze opvat-
ting niet eens. Hij wijst er op, dat herhaaldelijk bloe-
dingen voorkomen in het merg, terwijl dit laatste zelf
intact blijft. Omgekeerd kan het myelum veranderd
zijn, terwijl de bloeduitstorting daar ter plaatse gering
of zeer versch
is. Hij is de meening toegedaan, dat
de mergveranderingen direct afhankelijk zijn van de
oorzaak der Barlow\'sche ziekte. In het veranderde
merg vindt hij (evenals
NäGELivaatarmoede. Deze
vaatarmoede zou een verminderde resorptie van het
kraakbeen mede brengen. Hij nam dierproeven,
waarbij hij het merg en de vaten onder het kraak-
been vernietigde cn zag dan een
stoornis in den kraak-
beengroei en de beenverkalking optreden.

Alle onderzoekers zijn het echter eens, wat betreft
den aard der afwijkingen: gelokaliseerde skelet-
aandoeningen, welke karakterisdek voor de ziekte van
Barlow zijn en waarbij typische kenmerken van
rachitis (sterke woekering van het kraakbeen en
vorming van osteoïdweefsel) ontbreken. De oor-
spronkelijke opvatting van
Möller, dat de ziekte
een acuut verloopende rachitis zou zijn, welke
reeds door
Barlow bestreden is, is hiermede wel

voor goed van de baan. ,

Het is nu echter nog de vraag,
veranderingen ons het recht geven,

te nemen tusschen de ziekte van Barlow en scoro
bij volwassenen. Histologisch
onderzoek is, voor zoo-
ver ik in de literatuur kon nagaan, bij de laacsc-

genoemde ziekte niet geschied.

FRäNKEL meent uit zijn onderzoek van twee ge-
vallen van scorbuut bij jongens van 7 en b jaar toe
volledige overeenkomst te mogen besluiten.

-ocr page 69-

Hart") merkt m.i. terecht op, dat men deze
gevallen met evenveel recht kan beschouwen als
oudere patienten met de ziekte van
Barlow.

Hij nam proeven op apen. Het gelukte hem door
maandenlange voeding van jonge apen met gecon-
denseerde melk typische scorbuut ftandvleesch-
aandoening en subperiostal bloedingen) te veroor-
zaken. De afwijkingen, welke microscopisch gevonden
werden, kwamen overeen met die welke kenmerkend
zijn voor de ziekte van
Barlow. Ook een volwassen
aap kreeg dezelfde afwijkingen. Hij meent hiermede
het bewijs geleverd te hebben van de identiteit
van Morbus Barlowi en scorbuut. Ook
Harden en
ZiLVA namen met goed gevolg proeven op apen
(macacus rhesus). Het diëet bestond uit gesteriliseerde
melk, brood en rijst. Een aap, welke na ongeveer
3 maanden typi.sche symptomen van scorbuut ver-
toonde, werd met citroensap genezen, terwijl bij
anderen sinaasappelsap duidelijk anti-scorbutisch
werkte ").

Barnes en Hume") vonden, dat versche melk
bij apen het ontstaan van scorbuut kon tegen gaan.

Deze experimenten werden echter eerst genomen,
nadat
Holst") dergelijke proeven op caviae had
genomen. Na een bezoek aan het Geneeskundig
Laboratorium te Weltevreden, waar
Grijns de proeven
van
Eijkman over polyneuritis gallinarum voortzette,
kwam hij op het denkbeeld, dc gevolgen van een
voortgezet, onvolledig diëet bij caviae te bestudeeren;
mede naar aanleiding van een opdracht van dc
Noorsche regeering, om de scheepsberi-bcri te be-
studeeren, een ziekte, welke klinisch het midden
houdt tusschen scorbuut en beri-beri.

Reeds in 1906 had Eijkman beschreven, dat hij
bij een konijn, dat met gesteriliseerde rijst, haver

-ocr page 70-

en gerst was gevoed, spontane fracturen en bloedingen
aan de pooten had waargenomen, terwijl bij micros-
copisch onderzoek in de beenderen veranderingen
werden waaro-enomen, welke levendig herinnerden
aan die bij Morbus Bariowi.

Holst begon met Fröhlich 30) op groote schaal
proeven te doen met Guineesche biggetjes en publi^
ceerde in 1912 de resultaten. Ze kwamen tot het
besluit, dat men bij caviae een aandoening kan op-
wekken, welke klinisch en pathologisch-anatomisch
overeenkomt met scorbuut.

Ze voedden daartoe de caviae met een of meerdere

graansoorten en water en zagen dan regelmatig na
eenige

weken de afwijkingen optreden. Het geschiktst
is wel eenzijdige havervoeding, welke goed wordt
verdragen.

Al na I of 2 weken daalt het lichaamsgewicht, de
dieren vermageren, worden pijnlijk bij aanraken en
overiijden na" 3—4 weken.
Een enkele maal ziet men
de dieren de laatste week slepen met de achterpooten;
soms houden ze den kop gestrekt naar voren, waar-
schijnlijk om door spierontspanning de pijn dragelijker

te maken en bij uitzondering gaan bloederige faeces
af. Postmortaal
vindt men belangrijke veranderingen.

Op tal van plaatsen kan men bloedingen aantreffen.
Het meest aan de achterpooten, in de buurt van de
knieën, subcutaan, intramusculair,
in het bindweefsel,
soms subperiostaal, maar het gewricht zelf blijlt
bijna altijd vrij.

Bloedingen aan de voorpooten
komen minder voor, maar heriiaaldelijk vindt men
bloed langs de ribben, vooral
daar, waar been in rib-
kraakbeen overgaat, en aan de voorzijde van het
borstbeen. Soms treden
bloedingen op aan het perito-
neum en in
de slijmvliezen van maag en darm, terwijl

als uitzondering ulcera in het duodenum worden

-ocr page 71-

^i^doo^i^ncdc. — SIo^Mua/Tc- (Bavia.

(3 Ca ffj c [j c m a I iicij c Icc (Ic t it 11 g^).

Cortex en spongiosa goed ontwikkeld en begrensd door een laag
Osteoblasten.

Kraakbeencelreeksen in de pr-ieparaticve vcrk.ilkingszónc regelmatig
en axiaal.

Overgangslijn tusschen merg en kra.ikbccn regelmatig en scherp.
Het beenmerg (matig bloedrijk) reikt tot .Tan de kraakbeenccllen.

-ocr page 72-

cn kort.

reticuUiir bindweefsel (reUrulanr zo,u). lUocU.nge

-ocr page 73-

beschreven. Zeldzaam is de bloeding in de orbita,
waardoor de bulbus oculi naar voren wordt gedrukt.
Ook is een enkele maal haematurie waargenomen.

Bij het praepareeren van de beenderen dient men
zeer voorzichtig te werk te gaan. Spoedig bemerkt
men, dat deze zeer bros geworden zijn. Vooral
daar, waar diaphyse en epiphyse in elkaar over
gaan, heeft men veel kans, de epiphyse te zien
afbreken. Al even fragiel is de schedel, vooral de
onderkaak, welke soms zelfs geperforeerd is. De
kiezen zitten alle of ten deele los in de kassen en
kunnen met een pincet meer of minder gemakkelijk
worden verwijderd. De lange snijtanden met lange
en gebogen wortels zijn meestal stevig in de kaak
bevestigd. Tandvleeschbloedingen ziet men echter
zelden, terwijl cyanose, door de eigenaardige livide
kleur van het normale slijmvlies, moeilijk te con-
stateeren is.

Veel aandacht werd gewijd aan liet microscopisch
onderzoek. Vrij constant werden diepgaande histolo-
gische veranderingen gevonden, welke zich v. n. 1.
bevonden op de overgangsplaatsen van dia- in
epiphyse en van ribkraakbeen in been.

Ontkalkt men het beenweefsel met 5°/o salpeter-
zuren alcohol en kleurt men het met haematoxylme en
eosine, dan ziet men vaak al bij loupevergrooting
een licht gekleurden, dwars verloopenden band op de
grens van dia- en epiphyse of langs het ribkraak-
been. Bij sterke vergrooting blijkt, dat hier de
lymphocyten uit het merg verdwenen zijn en een
losmazig bindweefsel is overgebleven, waarschijnlijk
het oorspronkelijke reticulum.
Holst en Fröhlich
noemen deze laag, welke meestal enkele m.M. dik
is, de
^^reticulaire zbncT Soms ziet men er steviger
bindweefselstrooken in verloopen en bijna altijd

-ocr page 74-

vindt men in de mazen roode bloedliciiaampjes.
Het iymphoïdemerg, dat de diapiiyse vult, is op-
vallend bloedrijk.
Ook in het kraakbeen ziet men
veranderino-en. In de kraakbeenwoekeringszóne, welke
het merg\'^begrenst en waar normaliter de kraak-
beencellen keurig in rijen gerangschikt liggen, even-
wijdig aan de as van het been, heerscht absolute
wanorde. De celzuilen zijn korter, de cellen liggen
onregelmatig en zijn zelf voor een deel ziekelijk
gezwollen. Ook de grenslijn van het kraakbeen,
welke bij aezonde dieren een rechte lijn is, verloopt
onregelmatig. Vanuit het kraakbeen gaan gnlhg
verloopende trabeculae van verkalkt kraakbeen uit,
welke hier en daar netvormig
zijn verbonden A zet-
ting van spongieus been tegen deze kraakbeenba kjes
is \'uitzondering. De spongiosabalkjes, welke zich in
liet normale been vanuit het kraakbeen
een eindweegs
in de diaphyse laten vervolgen, zijn .schaarsch en
atrofisch. Tezamen met de onregelmatige kraakbeen-
balkjes vormen ze een wanordelijke massa, welke
men ,, noem^
Ze ligt dus tusschen

kraakbeen en reticulaire zóne in.

Osteoblasten, beenvormende cellen, welke tegen
de spongiosabalkjes behooren te liggen, ziet men in

het zieke been slechts weinig.

Aan een vermeerderde afbraak is dit te kortr^an
spongieus been niet te wijten. Immers tevergecis
.oekt men naar een verhoogd aantal osteoclasten,

beunafbrckencle elementen. ......

De cortex is mede dunner, soms veel du,me
dan normaal, op enkele plaatsen geheel «rd«™™
en hier en daar gefractureerd. Op /.oo\'n f^^c uurplaats
vindt n,en da,, bindweefsel en roode Wo^\'l\'f\'--"^\'"\'«";

In het cngevende spierweefsel en ook wel onder het
periosl vindt men so,ns
eve,ieens erythrocj ttn.

-ocr page 75-

Deze vondsten zijn later door Engelsche onder-
zoekers
(Tozer, e.a.) bevestigd. Deze onderscheiden
bij deze ziekte in een zeer ernstig proces
acute stage")
en een minder G:vnst\\g (Jjicipient stage\'\'). Bij het laatst-
genoemde beeld, dat gewoonlijk bij chronisch ver-
loopende gevallen voorkomt, wordt door MissTozER^^)
een, zich met haematoxyline donker kleurende rand
van het kraakbeen beschreven, welke vermoedelijk
op rijkelijke kalkafzetting berust en door haar „
öjjz-
fied band\' wordt genoemd.

Natuurlijk heeft men ook gezocht naar afwijkingen
in de zenuwen. Duidelijke veranderingen, zooals ze
bij polyneuritis gallinaruni voorkomen, zijn echter
uitzondering. Meestal is de degeneratie van de
volgens
Marciii gekleurde mergscheede minimaal.

Trouwens, Holst voegde vaak aan het boven-
genoemde dieet nog zemelen toe, waardoor de
behoefte aan anti-neuritische vitaminen was gedekt.
Ook dan traden de afwijkingen in het beenstel.sel in
dezelfde mate op.

Barnes en Hl\'Me") hebben deze experimenten
herhaald, met toevoeging aan het dieet van een
hoeveelheid melk, welke gedurende i uur op i20°C.
was verhit. Dan is ook in het deficit aan A-vitaminen
voorzien. Ook nu traden de scorbutische afwijkingen
even goed op, maar het gewicht van de caviae
bleef langer constant en de algemeene gezondheids-
toestand was beter, terwijl ze minder te lijden
hadden van intercurrente infectie\'s.

Fröhlich^®) heeft caviae gevoed met melk. Hij
vond, dat zelfs eenzijdige voeding met rauwe melk,
atrofie van het been en slijmige degeneratie van
het merg
(.Jiwigermark\'\') kan veroorzaken. Ver-
hitten van de melk maakt de afwijkingen ernstiger,
maar ze gelijken meer op die, welke
Holst en

-ocr page 76-

Fröhlich verkregen, als ze de caviae honger lieten
lijden of uitsluitend met versche kool voedden, dan
op het histologisch beeld, zooals dat voorkomt bij
caviae, welke
eenzijdig met cerealiën werden gevoed.

Dergelijke veranderingen doen wel zeer sterk
denken aan de waarnemingen van FRäNKEL^s),
ScHMORL\'\') e.a. bij Morbus Barlowi en het spreekt
haast vanzelf, dat
Holst nu den invloed naging
van die stoffen, welke bij de menschelijke zidcte
crenezende kracht bezaten. Inderdaad bleek hun,
dat ze door voldoende hoeveelheden versche groenten,

citroensap (lemon juice) of sinaasappelsap het ontstaan

van de e.xperimenteele ziekte konden verhnderen.

Lime juice blijkt ook bij de caviae veel gennger
waarde te hebben dan lemon-juice. (Chick, Hume en

S 30\\

"J, vond, dat versche melk, mits in groote hoe-
veelheid gegeven, eveneens
ant,.scorb.,t.sch v^eik c.

Werd nJk gedurende .0 nunuten op v

hit, dan had \'e haar g--«kracht,ge Ä
geboet. Ook vcr.sche groenten en «uchtensap jn

voor verhitten en drogen zeer gevoehg. De wg e

waarop de verhitting ge,,chiedt .s van
beschidiging van de
anti-scorbuusche
is het onderwerp geweest van °

gen. (Dk,.k. e.a.,, omdat deze ^ ^^ ^^

is bij de bereiding van geconserveerde eve^nu

liter bleek, dat deze vitanünen f
men den invloed van de zuurstof kan u.tschakelc,

(Hi.us, Steendock en Hart „odroo^de

Zoo is ook gebleken, dat ontk.em.ng van gedroo

erwten en boonen de ^^^^^^^

neeskrachtige ^ut .\'ebl4en voor

Deze ontdekking .s later ^ .

expedities, welke plaats vonden in streken,«

-ocr page 77-

6o

groenten ontbraken. (Wiltshire Chick en Delf

Dergelijke onderzoekingen zijn later, vooral door
Amerikanen, op groote schaal herhaald en uitge-
breid. Meestal werd daarbij de therapeutische werking
— en de minimaal werkzame dosis — van bepaalde
stoffen en anderzijds de vernietigende invloed van
uitwendige factoren (bewaren, verhitten, zuurstof,
ultraviolet Hcht e.a.) nagegaan.

Aan de essentieele waarde van de vondst van Holst
hebben ze echter geen afbreuk gedaan: integendeel,
alle beschouwen zijn belangrijke onderzoekingen als
basis voor hun arbeid.

In een enkel opzicht heeft de critiek het klassieke
werk niet gespaard.
Holst en velen na hem, hebben
voor de diagnose- groote waarde gehecht aan het
microscopisch onderzoek. Macroscopisch waarneem-
bare bloedingen kunnen ontbreken, maar de been-
en kraakbeenveranderingen zouden zonder uitzon-
dering, meer of minder ernstig voorkomen.

Later onderzoek leerde, dat het boven beschreven
beeld niet pathognomonisch is voor experimenteele
scorbuut.

Miss Tozer toonde n.1. aan, dat ook een diëet,
waaraan slechts de A-stoffen ontbreken, microscopische
veranderingen in de beenderen veroorzaakt, welke
geheel en al gelijken op die, welke in de lichtere
en in de chronische gevallen van experimenteele
scorbuut (z.g.
wchpicnt en definite stages) voorkomen.
Men zou, afgaande op deze vondst, eerst dan over
mogen gaan tot het stellen van de diagnose scor-
buut, wanneer de kraakbeenafwijkingen .sterk zijn
en bloedingen aanwezig.

S. Wright "), die de antiscorbutische waarde bepaalde
van een mengsel van versche melk cn sinaasappelsap,
heeft voor het stellen van de diagnose om deze reden

-ocr page 78-

aan het microscopische beeld geen waarde gehecht.

Het is wel eigenaardig dat Shipley, Mc. Collum
en SiMMONDS^^) bij ratten, welke een diëet kregen,
waaraan slechts de B-vitaminen ontbraken, in het
beenstelsel microscopische afwijkingen vonden, welke
zeer sterk deden denken aan die, welke bij de caviae
met scorbuut (dus tengevolge van het gemis aan

C-stoffen) voorkomen.

(Macroscopische scorbutische veranderingen heeft
men bij ratten nooit kunnen opwekken, maar
Harden en Zilva ") en Drummond vonden, dat
ze voor hun normalen groei toch een kleine hoeveel-
heid C-stoffen noodig hebben).

Het spreekt vanzelf, dat men bij een ziekte, welke
herhaaldelijk epidemisch of endemisch optreedt, ge-
dacht heeft aan de mogelijkheid van infectie.

Waarnemingen van Coplans ««) in een Burgerkamp
in Zuid-Afrika en van Mucii en
Baumhacii ««) bij
gevangen genomen Russen pleitten voor deze
aetiologie.

Jackson en Moore") zagen in dc venawanden van
caviae met scorbuut coccen, welke ze in reincultuur

isoleerden. • .

Kohlhrugge\'») rekent scorbuut met ben-ben tot
de „Gahrungskrankheiten", welke door zuurvormende
bacteriën zouden worden veroorzaakt.

Toch is het nooit gelukt door e.xpcnmenteele
infectie scorbuut bij caviae op te wekken.

Evenmin heeft men ooit de ziekte op gezonde,
goed gevoede caviae, welke bij die met scorbuut
in hetzelfde hok waren, zien overgaan (
Holsi).

Men dient daarbij rekening te houden met het
feit, dat caviae welke een scorbutisch d.^et k^\'J\'
veel gevoeliger zijn voor
e.Kperimenteele (Abels )
of natuurlijke infectie dan gezonde.

-ocr page 79-

Ook nam Hess^°) waar, dat een griepinfectie de
verschijnselen van infantiel scorbuut activeeren kan,
terwijl hij een ander maal in een kinderbewaarplaats,
een epidemie van scorbuut waarnam, waarbij de
localisatie der bloedingen eenigszins afwijkend was
en antiscorbutische behandeling geen resultaat had.
Hij noemde deze gevallen
infeciiejise oipscïido-scorbiiut.
Dergelijke gevallen blijven echter uitzondering en
de theorie, dat scorbuut door infectie wordt ver-
oorzaakt, vindt weinig verdedigers meer.

De veronderstelling van Wright dat scorbuut
veroorzaakt zou worden door acidosis, omdat hij in
een aantal gevallen de alcaliciteit van het bloed
verminderd vond, heeft, zoover ik kon nagaan, slechts
in
Funk^®) een aanhanger gevonden.

Een geheel andere opvatting is door Mac. Collum
verkondigd : scorbuut bij caviae zou worden veroor-
zaakt door ophooping van faeces in het coecum. De
daardoor veroorzaakte laesie\'s in den normaliter al
teeren darmwand, zouden rottingsstoffen en bacteriën
den toegang tot het organisme verleenen. Hij meende
van oleum petrolatum, phenolphtaleïne en kunstmatig
sinaasappelsap een genezenden invloed waar tc
nemen.
Hart, Steenbock en Smith") hebben de
waarneming over de anti-scorbutische werking van
deze stoffen niet kunnen bevestigen.

Andere onderzoekers hebben daarna aan den toe-
stand van den darminhoud hun aandacht gewiid.
Coprostase bleek uitzondering te zijn ; meestal is dc
consistentie der faeces eer week, olieachtig. Ook bij
de caviae, welke ik voor mijne proeven gebruikte,
heb ik nimmer een duidelijke ophooping van faeces
in het coecum waargenomen. (Ik heb ook de moeite
genomen van een paar caviae. welke een normale en
een scorbutische voeding kregen, gedurende enkele

-ocr page 80-

weken alle faeces te wegen; het verschil was gering).

Hess") deelt mede, dat ook bij kinderen met
Morbus Barlowi obstipatie geen regel is.

De theorie van Mac. Collum schijnt wel een dwaling
te zijn\'}. Hij schijnt met zijn
medewerker P.t.
de fout te hebben gemaakt, aan d« ff"" ^^
onbepaalde hoeveelheid niet verhitte melk te hebben
toecrevoegd.
Daardoor kwamen ze tot deze eigen-
aardige, ®van de overigens algemeen aangenom
theorie, afwijkende opvatting. (CmcK,
Hume en
Skelton ").

•) Ofinurkhtf: hij dt corrfctie; knowledge

In dc zoocvcn verschenen 2c druk " ^ ,,cbben cn staat
on nutitrion- erkent Mc.
C01.1.UM f" ^ii c.iviac een dcf.cicntic-

n» eveneens op het st.indpunt. dat scorbm.tb.jc

aandoening is.

-ocr page 81-

PROEVEN MET CAVIAE.

Teneinde nu na te gaan,, of ook anti-scorbutische
vitaminen in de urine voorkomen, werden een aantal
Guineesche biggetjes scorbutisch gemaakt, door ze
gedurende eenige weken een diëet te geven, waaraan
de anti-scorbutische vitaminen ontbraken. Een deel
van deze dieren kreeg bovendien per os urine en er
werd nu nagegaan of hierdoor een gunstige invloed
werd uitgeoefend op de gewichtscurve, levensduur
en op de beenafwijkingen.

Als anti-scorbutisch diëet koos ik een mengsel van
haver en tarwezemelen, dat een ruime hoeveelheid
anti-neuritische vitaminen bevat. Dit werd, evenals
leiding\\vater ad libitum voorgezet. De urine werd
vermengd met melk, welke gedurende i uur op
1200C. was verhit en met een spuitje per os toe-
gediend. De dieren leeren al spoedig de vloeistof
zelf uit het spuitje te zuigen.

De caviae werden in groepen ingedeeld, lülke
groep werd in een hok afzonderlijk behandeld. Zoo-
veel mogelijk zorg werd besteed aan het onderhoud
van de verblijfplaatsen om de kans op infectie zoo
klein mogelijk te houden.

Elke week werd tweemaal het gewicht genoteerd
en met de derde weck herhaaldelijk gelet op uiterlijk,
gang en drukpijn. Zooveel mogelijk kregen dc dieren
eiken dag gelegenheid zich gedurende een halfuur
in een afgesloten ruimte te bewegen.

Niettegenstaande deze voorzorgen overleed een
gedeelte der proefdieren vroegtijdig, meestal plotse-

-ocr page 82-

ling, door onbekende oorzaak. Meestal werden bij
de autopsie geen bijzonderheden gevonden. Pogingen,
om bacteriën te isoleeren, slaagden in den regel niet.
Een paar keer werden bronchopneumonische haarden
gevonden, waaruit staphylococcen gekweekt werden.
Al deze proefdieren werden afgeschreven. Slechts die
caviae, waarvan overlijden tengevolge van scorbuut
zeker of waarschijnlijk
was, werd voor het maken van
groeicurven en voor microscopisch onderzoek gebruikt.
Daartoe werden een of meer ribben ontkalkt met

5% salpeterzuren alcohol, daarna ingesloten in paraf-
fine, gesneden en gekleurd met haematoyhne en
eosine. Indien meer dan een rib van
een cavia
werd onderzocht, werd de gemiddelde uitkomst

aangeteekend.

-ocr page 83-

Weken

\\

-\'3 —

X -

1 ^

!

1
1

1.

M - *

■V.

*

■V

!
1
1

J.

\\

N

k

Ar

1

V,

N.

-tr

1 1

--- ^

N

ó !

<

V
0

\\

0

1

i

i

\\

\\

0

♦ ^ N

I

)

I

0

j
1

1 *

• -»- -K 4-

1

^ [

b

• t

i

1 1

i i

,

■ "f-t

Cavia 1-2-3-4 5. Dieet-, haver, zemelen, water-, gesteril. melk (i u. op 120° C.) ad. Ub.

•• "vd. -V- 10 cW. urvue.

Sci?.

O

O
w

ni
p

p

-ocr page 84-

GROEP I.

5 caviae (No. 1—5) kregen, behalve to^r,
en
water, een ruime hoeveelheid melk, welkegedtirende
I uur op 120^ C. was verhit. Hierbij werd het voor-
beeld gevolgd van
Delf^\'^), die gevonden had, dat
een dergelijke ruime toediening van A-vitammen
een gunstigen invloed uitoefent op den algemeenen

toestand van de dieren en het lichaamsgewicht langer

op peil doet blijven. Elke cavia dronk per dag
30~8o cM^ Het kostte echter
veel moeite, dit dieet
völ. te houden. De door het verhitten bruin en bitter
geworden melk scheen niet in den smaak te vallen,
zoodat herhaaldelijk met een spuitje moest worden

bijgevoed. . , ^

De streek van de ribben en van de gewrichten

der e.xtremiteiten was tijdens het leven meer ol

minder pijnlijk bij druk. Overigens werden geen

klinische symptomen waargenomen.

Microscopisch werd atrofie van spongiosa en cortex

gevonden. De kraakbeenzuilen waren verkort en
zeer onregelmatig. In enkele
praeparaten was een
reticulaire laag aanwezig.
Hoewel de rand van het
kraakbeen tegen het
merg onregelmatig was en
enkele franjeachtige uitsteeksels vertoonde, was de
nTrümmerfeldzóne" niet duidelijk «f
diagnose scorbuut was in geen van de
praeparaten

twijfelachtig.

GROEP Ia.
2 caviae (No. 6 en ;) kregen

"oed.ct per das ""S \'O \' \'

"" _ j trr>><>c ccn normaal,

•) Dc persoon, die dc urine leverde.

voldoende groenten bevattend d.eet, en ^"^\'^„durinc gebruikt,

«P van een sinaasappel of citroen Steeds ^^^

^Clkc 200 spoedig mogelijk aan dc proefdieren wera t,

-ocr page 85-

urine werd evenals in alle volgende proeven zoo
versch mogelijk gebruikt
en, ter betere vergelijking,
altijd tot op S.G. 1020 verdund.

Behalve pijnlijkheid bij aanraken ontbraken ook
nu klinische symptomen.

In de microscopische praeparaten waren de af-
wijkingen dezelfde als die van groep I.

Cavia 6 vertoonde een duidelijke „Trümmer-

feldzóne".

Het gemiddeld gewichtsverlies bedroeg 29 % tegen
190/0 van de vorige groep, x

De gemiddelde levensduur was 28 dagen tegen
27 van de eerste groep.

Uit een vergelyking van beide groepen volgt, dat
10 cM^. urine geen invloed had op de microscopische
af wy kingen en op den gemiddelden levensduur, terwijl
het gewichtsverlies grooter was. .

-ocr page 86-

GROEP II.

werd gevoed als groep L Alleen werd per dag slechts
10 cM^. <resteriliseerde melk toegedmtd
Het doel van
deze proef was, na te gaan of de toediening van een
grootere hoeveelheid gesteriliseerde melk, welke tijd-
roovend en lastig bleek te zijn, zooveel voordeelen
had gegeven, dat het gewenscht was, ze ook m de
volgende proeven vol te houden.

Ook bij deze 4 caviae (No 5) werden

bij microscopisch onderzoek van de ribben duidelijk

scorbutische afwijkingen gevonden. , „

In alle praeparaten waren de kraakbeenzu.len
aiie prd i n^epstal was een reticulaire

kort en onrege n at g Meest 1

zone aanwezig en tevens ecu „ ^ctpnïd

opgebouwd uic balkjes van normaal of o teo.d

kraakbeen, waartegen geen beenlaag ° °

waren afgezet. Hier en daar lag \'

terwijl in de meeste coupes ook bloedu.tstortmgen

in de spieren aanwezig ware». „„j.rlniren

Over^.et algemeen komen - ^^^
geheel overeen met die, welke bij de pr
van groep I gevonden werden;

„Triimmerfeldzóne" waren echter m de meeste

sneden bij groep II duidelijker:

heeg dezelfde voeding als groep II.

kreeg elke cavia per dag nog ; \'hetzelfde

Het microscopisch onderzoek lesercie

resultaat op: „ o-roeo Ha,

Het gemiddelde gewichtsverlies van P ^

welke uit 4 proefdieren bestond (No. «
3\' tegen 34 °/o van groep H- ^^

De gemiddelde levensduur van groep
26 dagen tegen 25 dagen van groep

-ocr page 87-

Weken.

1

j i

1

1

!
i

1
1

! X/.

1

; i
rif

Nx

i

i ^
...... ^

-0-—

n.

• X

1

1 ^

/___

**

. *

*

* IV
* n.

1

1

j

1

*

*

y

\'t

Cavia 12 -13 -14 -15. Haver, water, zemelen, 10 cM^ gester. melk (i u. opi2o°C.)

9-\\o-vv „ \\d. 10 „ -V- 10 cM3. urine.

J.

6co

fee.

O

O
w

re
3

ico.

-ocr page 88-

O
po
O
m

Cavia 16- 17 - 18 19. Haver, zemelen, water Ü "^P

( 20 cM3. urine.

-ocr page 89-

Uit een vergelyking van deze groepen volgt, dat de
lo cM^. urine, welke groep Ha kreeg, geen 7ioe7nens-
waardigen invloed tiitoefende op microscopische af-
wykingen, gewichtsverlies e7i levensduur.

Beschouwen we hiernaast de uitkomsten van de
proeven I en Ia, dan blijkt de grootere hoeveelheid
melk een duidelijken invloed op het gewichtsverlies
en een geringe op de microscopische afwijkingen
uit te oefenen, terwijl de levensduur weinig uiteen loopt.

De algemeene indruk was, dat het resultaat niet
overeenkwam met de verwachting. Daarom werd in
de volgende proeven de urine steeds vermengd met
lo cM^. gesteriliseerde melk.

GROEP Ilb.
onderscheidt zich van groep Ila slechts hierdoor, dat
per dag niet lo, maar 20 cM^. urine werden toegediend.

Het microscopisch onderzoek leidde tot dezelfde
uitkomsten als bij de vorige groepen.

Het gemiddelde gewichtsverlies van deze groep,
welke uit
4 caviae bestond (No. 16—19), was 26°/o
tegen 34% van groep II.

De gemiddelde levensduur was 23 dagen tegen
25 dagen van groep II.

Het gemiddelde gewichtsverlies in deze groep was
geringer. Toch meen ik dit niet als een verbetering
te mogen opvatten, want de kortere levensduur van
deze groep pjeit tegen een dergelijke gunstige
werking en zal allicht mede op deze gewichtsver-
andering invloed gehad hebben, omdat juist in dc
laatste levensweek, de afneming van het gewicht
per dag het belangrijkst was.

Ook uit deze proef blijkt d7is 7ïicts va7i eenige
geneeskrachtige werhng
va7i uri7ie.

-ocr page 90-

groep iii.

Thans werden twee groepen van Guineesche
bio-o-eties vergeleken, waarvan
een gedeelte, behalve
haTer en zemelen, per dag een kleine hoeveelheid
versche kool kregen, welke echter op zichzelf met
voldoende was om het ontstaan van scorbuut te
voorkomen. De overige caviae krepn nu behalve

deze groene kool ook urine. Het doel was na te gaan,
of urine, hoewel ze op
zichzelf geen duidelijke anti-
scorbutischen invloed uitoefende misschien in staa
is, de onvoldoende werking van de groene kool

aan te vullen. , ,

Cavia 20 21 en 22. Itregen daarom Arrfa//^-«»
lelke hoeveeleid volgens de pro^
tan Holst") en van De,.fdu.delyk .nvloedhee t
op het verloop van de expenmenteele scorbuut,

"\'civf -OK .O CM.

^Ta^rl^S^^^^^^^^^ bij 2 caviae k.ine b, e-

dingen langs de ribben gevonden, «\'f .

heid cn enkele kiezen «aren gemakkei,jk te ver

"^^rbU oppervlakkig onderzoek was het duide|Uk
dat er \'miL\'er afwijkingen werden ge^2den

bij de caviae, welke de kool moesten on bc ".

Ook de microscopische afwijkmgen <="
Een reticulaire z6ne was in geen » <=1 P-eP-
aanwezig, terwijl de „TrUn.n.erfeMzone s ech

wikkeld was. Toch waren f-^je vorige

rijen onregelmatig, hoewel minder dan

„„_d ik in den rand
In de meeste praeparaten vond iK 1 .

van het kraakbeen tegen het merg aan, plaatsely

-ocr page 91-

Weken.
c j

5\'c,

\'ffiC.

O

O
m

H)
3

■4\'

1

1 f !
1
1

1 1 ■

^ 1 \'

i
1

1

!-

I i !

I \' ;

1 !

: ! i

1 !
1 i

1 1
1

1 l i

1

\\ !

, 1 % ;

1

i 1

1

! •

1
1

j

i

\\
i

i

^.J \' i i i-^\'^-\'-KX

1

ZH.

r \'v.

1

i

i

\' \' i «N \' • . i

T 1

V

1
1

»»

1

r —

1

1 . :

i f i .

\' i

i

i
1

i

f

1

\\

N

t

i

f

i

i 1

, , . .

: : i ; 1
1 1 1 . 1

1

ij

1

1

i
1

1 !
! !

JfiO

Cavia 20-21 - 22. Dieet: Haver, zemelen, water i gram groene kool.

23. ,, ; kl.   id. 10 cM\'. gester. melk.

vd. -V 15 cM3. ur\'me.

-ocr page 92-

of wel over de geheele breedte, aanduiding van
kalkafzetting: de kleuring met haematoxyline was
intensiever. Dit gaf een teekening, overeenkomend
met de door
Tozer") aangegeven ,,osstJied band
bij ,,chronic scnrvf, (Beencellen vond ik m dezen

rand niet.) . „

Zoowel cortex als spongiosa waren m alle prae-

paraten atrofisch.

groep Illa

behalve / kool en lo eM^. sesieriliseerde

melk nop- /T cAP. urine. ..

De rfcroLpische beelden kwamen vr.jwel over-

een met die van de vorige groep.

Het gemiddeld gewichtsverlies bedroeg 24 /.,
tegen i\'L van groep 111 en 26% van groep Ib.

ie gemiddelde levensduur van deze groep,-Ike

uit 4 \'caviae bestond (No^ M-J) - ^en
tegen 33 dagen van groep Hl en -3 «^ë

groep Ilb.

toMns van • gr«,» groene kool mju.
den gemiddelden levensduur U

maeLeophehe en microscopisehe a/wykmgen een gun
stigen invloed uit te oefenen. .

irgelijken we g^ep II.
we, dat de toediening van deze Weme \'
veel meer effect heeft dan 20 cM.

Ookroe,nneer^.egroep///,
bigkt eveneens het nuttehoze van

^Aan de vermindering van het

verlies, welke bij groep Ito "er g

mag men geen waarde "■«\'■ten • « ^ ^^^

deels op rtkening van i\'/J n bleef

langer dan de overige koolcaviae in het
(door de 10 cM\'. gesteriliseerde melk O

-ocr page 93-

O
pa
O
PI

Cavia 28-29- 30-31- : Haver, zemelen, water 2 gr. groene kool

32 „ id.   „  10 cM^. gester. melk.

-ocr page 94-

77

GROEP IV.
(Cavia 28 - 29-30-30-

(Uavia 20-29-ju-jv
kreeg,
belmlve Imver. ^"nekn en water, , gram

groene kool.

Aan dit diëet werd biJ cavia ""o

gesteriliseerde melk toegevoegd.

Zelfs deze dosis kool bleek met voldoende te zyn

om beenveranderingen geheel , orte

I„ alle praeparaten wer^-^"
kraakbeenzuilen waargenomen Spongtosa en cort«

waren atrofisch. Reticulaire ^ —edel,

bloedingen langs de ribben ™argenon^i .

Pathologisch-anatomisch was er dus ge

waar te nemen met groep III "\'a-

Het gemiddelde gewichtsverlies wa .7 /o \'«g

33% in groep III en =4«/. tegen

De gemiddelde "«vensduur was 69 k

33 dagen in groep III en « \'"/Jw«»\'\'

Zoowel o/> >>" gcwuhUverl,es, oU op ^

U dus de Moed van 2 afwijkingen

tenuijl ook nu de invloed op dc hutolog<sckt aji J

"xlfns\'den duur van de proef maaktedezegroep

welke , ^am kool en ,5 cM\'-

-ocr page 95-

SLOTSOM.

Terwyl de intkof^isten van de proefnemingen op
duiven en kippen leidden tot hel aa7inemen van de
aanwezigheid van een klehie hoeveelheid anti-neuritische
vitaminen in de urine, kon noch in de proeven op
caviae, waarbij aan het anti-scorbutisch dieet urine was
toegevoegd, noch in die, waarby behalve urine een
kleine hoeveelheid groene kool werd toegevoegd, eenige
anti-scorbutische werking van de urine worden vast-
gesteld.

Hieruit mag niet worden besloten, dat normale
versche urine toch niet een zeer geringe hoeveel-
heid anti-scorbutische vitaminen kan bevatten. Het
is zeer goed mogelijk, dat men wel geneeskrachtige
werking zou waarnemen, indien men ze in meer
geconcentreerden vorm kon toedienen, zooals dat ook
bij de anti-neuritische vitaminen geschiedde.

Een condensatiemethode voor de C-stoffen in
sinaasappelsap is aangegeven door
Harden en
Robinson") en voor citroensap door Bassetii en
Smith "), Ik meende echter niet gerechtigd te zijn,
deze methode toe te passen op urine, waarin tal
van andere stoffen voorkomen, welke dan eveneens
geconcentreerd zouden worden en welker invloed
op de zoo labiele antiscorbutische vitaminen onbekend
is. Allicht zou ook een giftige werking, van de in
zoo groote hoeveelheden toegediende urine niet
uitblijven.

Een geschikt adsorptiemiddel voor de C-stoffen
is helaas niet bekend. (
Harden en Zilva \'").

-ocr page 96-

Dit onderzoek was al ver gevorderd, toen M.^
Tozer") haar onderzoek publiceerde over de af-
wijkingen, welke bij
caviae ontstaan na het onthouden

van de A-stoffen. , u^^r^

Het histologisch onderzoek van de nbben heeft

daarmede een groot deel van de waarde, welke
Holst er aan hechtte, verloren.

Onregelmatigheid van «^e
atroi^e van de spongiosa. zelfs ,

blijkbaar, zoowel door het onthouden van A

^\'^ort;;«^^ en duidelijke ^

z6ne geven ec ter in gevallen

het microscopisch onderzoek nog ^

.achtig\'e gevallen ^^n\'al e". niet

werden bij het ontbreken van A-stonen

beschreven. , nonipidinr van

Met is n.isschien te gewaagd,

een betrekkelijk geringaantaldoo^

nadere opmerkingen te maken over de patho .

veranderingen. aantal praepa-

Het viel mij echter op, ^e ^^^^^^ ^^

raten een reiiculaire zone ontbrak, ;.been-

spongiosa duidelijk atrofisch waren en de

/.uilen onregelmatig ^^P^f\'\'

Deze \'"ergverandenngkan dus ue

verandering zijn. Wel kon ik de ^ „jet

genoemde vondst bevestigen dat ^^^^ ^^^^^ ^^^ ^^
of schaarsch aanwezig waren. jjjj. wijten

beenaanmakende cellen zou "" \'^^^^-\'\'onvolledige
kunnen zijn, direct aan de qualitatie

-ocr page 97-

8o

voeding. De mededeeling van Zilva en Wells
die al vroegtijdig in de kiezen, naast ontaarding van
de pulpa,atrofie van de odontoblasten vonden, zou
in overeenstemming zijn met deze veronderstelling.

Op den duur vindt natuurlijk resorptie, opruiming
plaats van spongiosabalkjes. Een groote hoeveelheid
calciumzouten komt daarmede ter plaatse vrij.
pRäNKEL^®) geeft in zijn atlas talrijke foto\'s van
Röntgenopnamen, waarin de overtollige kalk een
dwars verloopenden schaduwband geeft, terwijl
Lust
en Klocman een verhoogd calciumgehalte van de
weefsels der caviae met scorbuut vonden.

Zou door het plaatselijk vrijkomen van calcium-
zouten en diffusie van deze zouten in de omgeving
niet een negatief chemotactischen invloed tot stand
kunnen komen op de lymphocyten, welke daardoor in
de richting van de diaphyse worden verdreven,
zoodat het oorspronkelijke reticulum overblijft ?

In enkele praeparaten trof mij een lijnrechte schei-
ding tusschen reticulaire zóne en normaal diaphyse-
merg, waardoor de gedachte aan een ter plaatse ge-
vormd gif zich als vanzelf opdrong en aanleiding
gaf tot bovenstaande beschouwing. 1)

Trouwens Gerstenberger Lust en Kloeman
en Bahrdt en Edelstein hebben allen aandacht
gewijd aan de, zoowel bij de caviae met scorbuut als
bij kinderen met Morbus Barlowi gestoorde calcium-
balans en deze, zij het in anderen vorm, in verband
gebracht met de pathologische afwijkingen.

De bloedingen kunnen worden verklaard uit de
door PiNDLAV\'^) gevonden ontaarding van de endo-

1  Zoover ik de literatuur kon nagaan, heeft men echter nooit
onderzoekingen gedaan over den invloed van ca-iouten op dc emigratie
van witte bloedlichaampjes.

-ocr page 98-

theelcellen der capillairen en een per diapedesin
ontsnappen van roode bloedlichaampjes.

Daar de veranderingen van Osteoblasten echter al
zeer vroeg optreden en op plaatsen, ver verwijderd
van haemorrhagische haarden, is het niet mogelijk
ze op te vatten als een gevolg van de bloedingen
(Ingier). , ^

Het gelukte mij, in ernstige gevallen van scorbuut

ook de door Zilva en Wells«») in de kiezen be-
schreven afwijkingen te vinden. In minder ernstige

gevallen was de uitkomst echter vaak nieUoo duidelijk,

dat ik er voor de diagnose beteekenis aan durfde
hechten, vooral ook omdat het mij opvie, dat bij
normale caviae het beeld van de doorsnede van de
kies zeer verschillend kan zijn, wanneer men de sneden
niet nauwkeurig in hetzelfde vlak aanbrengt.

-ocr page 99-
-ocr page 100-

literatuur.

Anti-neuritische vitaminen.

1. CHAMnERLA.N and Vedder. The Philippine journal of science

n. 1911-V6-p. 395.

2. CURATOI.O. II Policlinico 1920.

3. COOPER. Journal of Hygiene 1914 - V 14 - p. 20.

4. DAMO.V. The journal of Hid. Chemistry 1921 - V 48-p. 379.

7. _ Eine bori-bcri iihmlichc Kr..nkheit der Hühner.

VirchoWs Arcliiv. 1897. Ikl. 148 p. 523.

8. Eukmah cn van hoocenhuuzb. Archiv für Schiffs- und Tropen-

Hygiene. 1913 - V 17 - p. 328.

9. EUKMAN, VAN HOOOENHUUe. cn UERKS. The Journal of b.ol.

Chemistry 1922 - V 50-p.311.

10. Fkaser and Stanton. The Uncet 1915 - V I - p. 1021.

11. Kunk. Die Vitamine. (Bergmann, 1914). ^^^

12. _The Journ.il of Physiology. 1912 ■ V 45 - p.

13. Gaguü. n Policlinico 1919.

14. (\'.RUNS. Genecsk. Tijdschrift voor Kederl-Ind.e. 1^1 - V 41

p. 191 cn 1909-V. 49.

15. Hammarstkn. Lehrbuch der physiol. Chemie.

16. Harhen cn Z.LVA. The biochemical Journ.il. 1918- 12- • •

. rv.nccsk. Uboratonum te

17. Jansen. Mcdcdeclingen u.t hct \'

Weltevreden, 3c serie A 1920 - P-

la. 1)1 .Maitki. II Policlinic.1 1920.

.9. Muck^kus. The Journal of ..c An.ori«" Cho,,,,«. .ock.),

1918- V 40-p. 1606.

-ocr page 101-

20. Rona und MichaëUS. Bioch. Zeitschrift 1919 - V 94 - p. 240.

21. Seidell. The Journal of industrial and engin. Chemistry 1921

-V.13-P. 1111.

22. Theiler. The third and fourth reports of the Director of

Veterinary Research, Nov. 1915.

23. WoLLMAN. Co. R. dc la Soc. de Biologie 1921 - V 85-p. 801.

Anti-scorbutische Vitaminen,

24. Abels. Wiener klin. Wochenschrift 1920, p. 899.

25. Bahrdt und edelstein. Zeitschrift für Kinderheilkunde

1913., Bd. 9.

26. Barlow. British mcdical Journal 1894 - V 2 - p. 1029.

27. Barnes and Hume. The Biochemical Journal 1919 - V 13 - p. 306.

28. Basseth and Smith. The Lancet, 1920 - V 2 - p. 997.

29. Chick, Hume en Skelton. The Biochcmical journal. 1918

-V12-p.131.

30 .--The Lancet, 1918. V 1 - p. 1.

31. Chick and Delk. The Biochcmical Journal 1919. - V 13 - p. 199.

32. Coi\'LANS. Transactions of the epidemiological society of London,

1904-V 23-p. 79.

33. Delf cn Tozer. The Biochcmical Journal 1918 - V 12 - p.416.

34. drum.mond. The Biochcmical Journ.il 1919 - V 13 - p. 77.

35. Ellis,\'Steenijock cn Hart. The Journal of biol. Chcm. 1921

- V 46 - p. 367.

36. Eijkman. Ecn cn ander over voeding, Gcnccsk. bladen 1906,

12c Reeks. No. VIII. p. 233.

37. Findlay. The Journal of Pathology and Ilnctcriology, 1921

.V 24-p.446.

38. Fr.Hnkei.. Archiv, und All.is der normalen und Pathol. Anatomic

in typischen Röntgenbildern. Bd. 18: DicMoncr-B.irlow-
sehe Krankheit.

39. Fröhlich. Zeitschr. f. Hygiene und Infektionskrankheiten 1912

- V72-P.155.

40. Funk. The Journal of biol. Chemistry, 1916 - V 25 - p. 409.

41. Gerstkniikkurr. The Amur. Joum.il of the medical sciences,

1918 - V 155 - p. 253.

-ocr page 102-

42. harden and robinson. The biochemical Journal, 1920

- V 14 - p. 171.

43. Harden and zllva. The biochemical Journal, 1918 - V. 12-

p. 260.

44. _ The biochemical Journal, 1918 - V. 12 - p. 408.

45. _ The Journal of Pathology .md Bacteriology, 1919

- V. 22 - p. 246.

46 _ The biochemical Journal, 1920 - V. 14 - p. 431.

47. Hart. Jahrbuch f. Kinderheilkunde, 1912 - V. 76 - p. 507.

48. hart, STEENnoCK and SMITH. TheJournalofbioLChemistry,

1919 - V. 38 - p. 305. ,, , n i

. V. II ■ |1. MS.

50. HKSS. S«„n-,., P..S. and prcsen.. (W-ihd.lphia and London,

Lippincott Cy).

51. _ The Journal of the Amer. med. Assoc. 1918

- V. 71 ■ p. 941.

SJ. „«s .,nd UNOK,«. Tl,c journal of biol. ChrmisTy. 19.8

V. 35 - |i. 4". ^ ^^

S3. I Ikuiinkk. Jiihrbnch f. Kinderheilkunde, 1892 - V. ■ 1>.

S^. MOLsrund FR=m.,c„. 7.eil.eh,if.«r Hy»iön.»nd.nfeU„o„s.

kranliheiten, 1912 - V. 72 -. p. 2-

55. „o,.K,»s, T„e Joun.al of ,l.e An,erie.,n n,cdic..l As,oc,a.,on,

1917 - V. 69 - p. 1641. ^^ ^

56. INGIKR. The Journal of experim.mcdecinc, 1915- . • P- ^

57. J.CKSON and MOOKK. The Journal of Infectious diseases. 1916

- V, 19 - p. 511. . ,
5». ,.c-onsT,u... ...i.rii.c .ur Pa«- Ana.on..c und

allgcm. Pathologic, IUI. 27 - p. ^^^

59. Kohuikuook. Centralbl. f. Hakt., 1911 - V. - P- •

1. •<•. 1019 - V. 45 ■ p-

<0. Korbsch. Deutichc med. Wochenschrift, IVI

LUS,. und Jahrbuch f. Kinderhclkunde,

- V. 75 - p. 663. ^^ ^

62. Looser. J.ihrbuch f. Kinderheilkunde. 1905 - V. \'j \'

Mac.C0U.UM. Thekncwerknowlcdgcofnutrit.on(Nc..Vor.

The Macmillan Cy. 1920).

-ocr page 103-

64. Mac. Collum and Pitz. The Journal of biol. Chem. 1917

V. 31 - p. 230.

65. Medical Research Committee. Report on the present State of

Knowledge concerning accessory food factors (Vitamines).

66 Much und Baumgarten. Münchner med. Wochenschrift, 1917
-V. 64 - p. 854.

67. NäGELl. Centralblatt f. allgem. Pathologie u Pathol. Anatomie,

1897 - V 8 - p. 687.

68. Pitz. The Journal of biol. Chemistry, 1918 - V. 33 - p. 471.

69. Plantinga. NederL Tijdschrift voor melkhygiëne, 1910-p. 501.

70. Salle und Rosenberg. Ergebnisse des inn. Medizin und

Kinderh., 1921 - V. 19 - p. 31.

71. Schmorl. Ziegler\'s Beitrüge, 1901 - V. 30 - p. 215.

72. - Jahrbuch f. Kinderhcilk., 1907 - V. 65 - p. 50.

73. .Shipley, Mc. Collum, Simmonds. The Journal of biol. Chemis-

try, 1921 - V. 49 - p. 399.

74. Smith. The L.incct, 1918.

75. - The Journ.il of the Roy.il Army medic.nl Corps 1919.

76. Tozer. The Journal of Pathology, and Baclcriologic, 1921

- V. 24 - p. 306.

77. de Veer. Three voyages by the north-cast. (London. Charles

Bekc, 1853).

78. Wiltshire. The Lancet, 1918 ■ V. II - p. 811.

79. Wright. The Biochcmical Journal, 1922 - V. 15 - p. 695.

80. zilva and wells. Proc. of the Royal Society, 1919 - V. 90

- p. 505.

-ocr page 104-

STELLINGEN.

I.

Ook zonder de werking van een „Pacterjophaag"
aan te nemen, kan het verschijnsel van
d\'Hérelle
verklaard worden.

II.

Rachitis mag niet tot de „avitaminosen" worden
gerekend.

III.

Bij de bestrijding van de meningitis epidemica is
het isoleeren van meningococcendragers onnoodig en

ondoenlijk.

IV.

Het voorkomen van een thyreogene diabetes is met
bewezen.

V.

De onderscheiding van pathogenetische en patho-
plastische elementen in de symptonien der psychosen
(Birnbaum) is, hoe belangrijk ook, als grondslag voor
de psychiatrische .systematiek onvoldoende.

VI.

De smaak van een organische stof staat in den regel
niet in verband met haar chemische structuur.

VII.

De meening van 1\'oUN, dat normale unne geen
glucose bevat, is onjuist.

VIII. ,,

De Goudreactie van is niet geschikt als

l^linische reactie.

-ocr page 105-

-.".Tr-

r\'

•r\'

■ -

hÛi^\'ll ■ ....

: i

1,

■ * j ■ \' -

-ocr page 106-
-ocr page 107-

* i ■ .

f I \'

■ M

yC^.:i-

r- r 4

••îp;\'

1 •*• • ■ t .

-»A J

■. ^

t hï . \'

■ ■« \' J.

• V \'V \' "v^; \'

■ J

. : ari

iM.\',

: - \'. i> \' .

I

■jvv

\' t-.

\'V . •

: a \' ■ -

m >

;; Ä /

• If

-ocr page 108-
-ocr page 109-

^\'irf\'.j\'f

r

-ocr page 110-

\'V- I ■• V -VV- \' / {> .i

-ocr page 111-

fwM