-ocr page 1-

\'f

A

M

et onderzoek naar de geestesgesteldheid met
behulp van platen, toegepast bij den Javaan

C. F. ENGELHARD.

-ocr page 2-

Kï-\'

-ocr page 3-

Unfversheit Utrecht
BIBUOTHEEK CENTRUM UITKOF,

-ocr page 4-

; ■; ^ s-

\' ■ r\'

-ocr page 5-

HET ONDERZOEK NAAR DE GEESTESGESTELDHEID MET
BEHULP VAN INLATEN, TOEGEPAST BIJ DEN JAVAAN.

(MEl)EDEELINü UIT HET DOOKGANGSHUIS VOOR INLANDSCHE KRANKZINNIGEN"

TE SOERAKARTA).

-ocr page 6-

Druk van Eduard Udo. — Leiden.

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

2448 813 6

-ocr page 7-

/^^r f

Het onderzoek naar de geestesgesteldheid met
behulp van platen, toegepast bij den Javaan

(MEDEDEELING UIT HET DOORGANGSHUIS VOOR
INLANDSCHE KRANKZINNIGEN TE SOERAKARTA).

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN
GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN
DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG
VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS M
r. J. C. NABER,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER RECHTSGE-
LEERDHEID, VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT, TEGEN DE BEDENKINGEN
VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE
VERDEDIGEN OP DINSDAG 13 MAART 1923,
DES NAMIDDAGS TE 4 UUR,
DOOR

CHRISTIAAN FRli^DERlK ENGP]LHARÜ,

aOüVKHNKMKNTSAHTS BIJ HRT KRANKZINNIGKNWKZKN IN NKDKRLANnSCH-INDlft,

GEBOREN TE DEN HELDER.

Univarsftslt Utrecht
BIBUOTHEEK CENTRUM UmiOF \'

LEIDEN — EDUARD UDO — 1Ö23.

-ocr page 8-

______r - i v»\' .\'I-, \'.\'-vT\'\' -r f. r^ i \'

{jr f l : :f\'T\'H■ u;-\'^ ^

i \'\'

\' jf

"-■.\'iL:-• .-i ■

. f-Jfi^ f ■:>\'-] »Î \'«\'■\'"

r, V - ii

\\

, ;\' ^^ ■•it\'V-.-

-ocr page 9-

VOORWOORD.

Pc laatste drie jnar lich il: op Java de leiding geluid van
het doorgangshuis voor hüandsche krankzinnigen te Soerakarta.
Dit amht tvas mij een rijke hron van nieuwe ervaring. Over
het doel der inrichting cn de vraag in hoeverre dat doel werd
bereikt, zoomede over de vormen van psychosen, die ik er waar-
tuim, hoop ik binnenkort elders iets mede te deelen. Wat zich
al aan^toiuls deed gevoelen, was het volledig gebrek aan onder-
zoekingen hij normalen, waaraan de resultaten hij zieken zouden
kunnen worden getoetst. Over de presto,tics van het ongeschoolde
verstand iveten ivij nog zeer weinig. Het is mijn bedoeling in
dit proefschrift, althans voor een bepaalde onderzoekingsmethode,
daarover eenig licM te doen opgaan. Dat ik daarvoor juist in
de eerste plaats het onderzoek met platen koos, heeft zijn
bijzondere reden. Het komt omdat ik dc.stijds in de kliniek van
mijn betreurden leermeester
Heilbronner dat onderzoek zoo ten
volle heJ) Iceren op prijs stellen, en het dus al spoedig ook hij
mijn Javaanschc patiënten ging toepassen. Met welk gevolg moge
in deze verhandeling blijken.

Dat Gij, hooggeleerde Winklcr, II bereid verklaardet mijn
promotor te zijn en daartoe dit werk hebt willen aanvaarden,
stemt mij zeer dankbaar. Van Uw vriendelijke welwillendheid
en van Vw meesterschap op het gebied ^caar ook mijn arbeids-
veld ligt, heb ik wederom een diepen indruk ontvangen.

Het doet mij leed bij deze gelegenheid enkelen van hen, aan
wie ik mijn geneeskundige opleiding verschuldigd ben, niet meer
fcr^ig te zien. In de eerste plaats geldt dit professor
lIcill)roniicr,
hy men ik na mijn artsexamen ecnige jaren assistent was, uit
welken tijd ik kostelijke herinneringen met mij draag. Ik heb
getracht in Indic mijn arbeid te verrichten in Zijn geest. — Maar
ook de hoogleeraren
Taliiui en Pckclhariii}? zijn niet meer. Het

-ocr page 10-

zij mij vergund hier aan de nagedachtenis van deze mannen
een ivoord te wijden van eerbiedige huUU.

Behalve mijn leermeesters der ütrechtsche hoogeschool gedenk
ik hier gaarne professor
van Loghem en zijn mededocenten van
de af deeling Tropische Hygiëne van het Koloniaal Instituut te
Amsterdam., die mij vóór mijn vertrek naar Ned. Indië eenig
inzicht gaven in de hygiënische vraagstukken van die streken.

Wat meer in het hijzonder dit proefschrift betreft, past mij
een woord van dank aan mijn
vader voor zijn warme belang-
stelling en vele goede wenken, en aan mijn schoonvader professor
Knappert te Leiden, ivien tijd noch moeite te veel was om een
(\'oor Duitsche studieboeken vertroebeld taalgevoel weer eeniger-
mate te zuiveren. Voorts aan professor
Hazcu, eveneens te Leiden,
voor zijn voorlichting bij het verklaren van eenige namen; zoo
ook aan mijn Javaanschen schrijver
Soekirnian, die mij zoo trouw
en onvermoeid ter zijde stond. Den uitgevers
Blankwaardt en
Schoonhoven te Rijswijk en E. J. lirill te Leiden mijn dank voor
het leenen van cliché\'s en hun toestemming eenige afbeeldiyigen
te reproduceeren.

Be rust en tijd voor dit soort onderzoekingen dank ik mijn
vrouw. Zij, die de moeilijkheden van het leven eener Ilollandsche
vrouw in een Indische binnenplaats kennen, zullen begrijpen, dat
ik de vruchten van mijn arbeid aan haar wensch op te dragen.

-ocr page 11-

INHOUD.

Inleiding............

HOOFDSTUK 1.

liet onderzoek by ongeschoolde desamensehen ....
§ 1. Keuze der proefpersonen en methode van onder

zoek.................

§ 2. De Resultaten.............

A. Serie I. (Gekleurde enkelvoudige afbcel

dingen).........

R. Serie H. (Ongekleurde enkelvoudige af
beeldingen).......

C. Serie III. (Ointrekfiguren)......

D. Serie IV. (Eenvoudige tafereelen; het hei

kennen van handelingen) . .

E. Serie V. (Samengestelde tafereelen)

Blz.
"l

15

15
18

18

35
60

C8
104

HOOFDSTUK II.

liet onderzoek bij meer ontwikkelde Javanen......129

IIOOFDSTUK Hl.

Gevolgtrekkingen voor de kliniek. Pathologische reacties
by geesteszieken. Slotbeschouwing.........

1 S I

Samenvatting..................

Stollingen.................

-ocr page 12-

Jé\'

^ / .- .O ^

ii--.."

is\'

"■ïitfr

J

rr . - ■ , :

-ocr page 13-

INLEIDING.

Het laten noemen van prentjes geldt algemeen als een
van de dankbaarste onderzoekingsmethoden, omdat men daarbij
gelegenheid heeft zich over tal van psychische functies een
oordeel te vormen.

Zoo is het bv. al dadelyk van belang er zich rekenschap van
te geven, Avelke
houding de proefpersoon daarby aanneemt.
Toont hy belangstelling voor hetgeen men hem voorlegt, of
staat hy er onverschillig of zelfs onwillig tegenover? Kortom
welke
gemoedsgcsteUlheid kenmerkt hem daarby?

Schynt de wil goed, dan luidt vei-der de vraag, of de p.j).
in staat is zich behoorlyk te concentreeren, en zoo ja, of zyn
aandacht dan door de taak die men hem heeft gesteld, blyvend
wordt geboeid, dan wel weer telkens wordt afgeleid. Een kwestie
dus van de
opmerkzaamheid.

Vervolgens komt aan de oi-de op welke wijze hy de opdracht
nUvoeri:
geeft hy dadelyk een samenvatting, of blyft het
slechts een o])sommen van venschillende details? In hel laatste
geval: vertoont hy daarl)y de gave des onderscheids, zoodat hy
zich bepaalt tot hetgeen werkelyk belangrijk is, of verdiept hy
zich in allerlei onbcteckenende kleinigheden? Is hy per slot van
vekening hi staat het beeld te herkennen of van een samen-
gcstelder tafereel den eigenlijken zin te begrijpen, of schiet zyn
opvallings- en comhinalicvcrmogcn daarvoor tekort?

I\'hv dan hoe is het met den reactietijd en mei hei vinden van
de woorden?
Moet Juen erg trekken voor er een antwoord komt,
moet de p
.p. cr lang op turen vóór hy zyn oordeel gereed heeft,
on ko.st het hem nu)eitc het juiste woord te vinden, of looi)t
\'lat alles vlot van stapel?

Ceeft de manier van uitdrukken daarbij nog stof tot oi)mcr-
kingen? Hoe is het bv. met den zinsbouw? l<]n kenmerken de
beschrijvingen zich misschien nog door iets bijzonders?

l

-ocr page 14-

Houdt hij dan voorts het doel wel voldoende in het oog?
Beschouwt hij op een gegeven oogenblik de opgave terecht als
volbracht, of vindt liij bij geval ook aanleiding over hetgeen
hij gezien heeft door te pi-aten en er een of andere l)izarre
opmerking of ideeënvluehtig betoog aan vast te knoopen?

En hoe is het tenslotte met zyn geheugen? Is hy eenigen
tijd later in staat zich nog een en ander van de proef te her-
inneren, hetzij spontaan hetzij door vragen aangespoord? En ni
het laatste geval, toont hij zich dan voldoende bestand tegen
suggestie of confabuleert hy er al spoedig lustig op los?

Men ziet dat inderdaad by het bekyken van een prentje, hoe
eenvoudig dat ook schijnt, al dadelijk de gehecle psychische
persoonlykheid in het spel komt, zoodat het resultaat daarvan
onder invloed staat van allerlei omstandigheden; en hoewel
die zich ook in een gewoon gesprek natuurlyk voortdurend doen
gelden, wordt hun analyse by deze methode juist door de wel-
omschrevenheid van de taak in hooge mate vergemakkelijkt.

Ik herinner hier bv. aan het onderzoek van Heilbronner by
een eclamptica waarbij zich langs dezen weg duidelyk het
aantoonen, dat een van de hoofdkenmerken van het ziektebeeld
daar bestond in een stoornis van het combinatievermogen.
Zoo
ook aan dat van Bonhoeffer by alkoholdeliranten==) waarby
voor den dag kwam, dat deze ook afbeeldingen van de meest
alledaagsche voorwerpen soms zoo algeheel verkeerd opvatten,
dat zelfs niet meer kan worden nagegaan waar de fout^ sehui t.
In andere gevallen gelukt dat echter nog wel, en daarby blykt
dan dat men by deze verkeerde antwoorden drie verschillende

soorten kan onderscheiden.

Bij de eerste laat de patiënt zich blykbaar misleiden door
een
uiterlijke gelijkenis; bv. als hy een korenaar „een denne-
appel" noemt. , , i

Een andere maal lijkt het meer, of hy slechts een onderdeel
heeft gezien, bv. als hy tegen een strijkijzer „handvat" zegt.

1) Ilcilbronnov. Stvdini ührr rinc clchmplischc Psiichosr. MoimtHHchrift
für Psycliiatrio ii. Neurologie, Hd. XVII, M. 441 ff.

ï) Bonhoeffer, Dir al:ntni (}cisfri>l:ronl:hciten der (,ewohnhnts1nnkrr.

Fisolier, .Tona 1001, S. 2G ff.

-ocr page 15-

Vaak is dan een eenvoudige aansporing wat beter op te letten
voldoende oni hem de fout te doen herstellen.

Daar naast bestaat er echter nog een 3c groep, waarby het
verkeerde antwoord niet op een uiterlpe maar op een
innerlijke
(jelijkcnis
berust. Wanneer iemand een potlood „een schrijver"
noemt, of een pyp lak „een stempel", dan bewyst dit, dat hy
de afbeelding in ieder geval moet hebben herkend, doch dat hij
daarna toch nog weer is afgedwaald, waardoor er in plaats van
den eigenlijken naam een typisch ideeënvluchtig product te voor-
schyn kwam. Soms heeft men hier slechts met „versprekingen"
te doen, zoodat de patiënt een oogenblik later desnoods uit zijn
herinnering zich zelf nog kan verbeteren, llerhaaldelyk komt het
echter ook voor, dat als men hem het plaatje nog eens weer in
handen geeft, hy daarop allerlei byzonderheden gaat aanwyzen,
overeenkomstig zyn verkeerde benaming, waaruit mon wel moet
opmaken dat hy het op dat oogenblik werkelyk zoo ziet — een
verschynsel dat door Polet^) met den naam van
retroactieve
iUusioneering der waarncmini/
werd betiteld.

De oorzaak van dit alles was hier een „bewustzynsstoornis"
in den zin van lUeuler-), zich uitende onder meer in ecu
onsameuhangenden, min of nuu-r ideeëuvluchtigc gedachten-
gang van een sterk hallucinatorisch karakter, en een zich
inoeilyk meer kunnen coneentreeren.

Hoe ingewikkeld de verhoudingen echter zyn, blykt wel
daaruit, dat men in gevallen waar het psychische gestel toch
kennelyk geheel anders is dan by den delirant, soms woordelijk
dezelfde antwoorden ontvangt.

Voor een deel dier gevallen ligt tlit onmiddellyk voor do
hand. Zoo komen een onvei-mogen om zich op iets te coneen-
treeren en de vei-regaande onverschilligheid, zooals wy die by
lyders aan dementia praccox soms aantreffen, ten opzichte van
het resultaat van een proef als deze, natuurlyk vrywel overeen
uit, vooral wanneer die onverschilligheid een negativistiseh
kaï-akter krygt in den geest van (ianser. belangwekkend zyn

1) Polct, Uijdragc tot dr xumptomotolopiv der rpilrplischc hnvin^tcwis-
stoornissen.
Proofschrift Uticcht 1011, blz. 156.

•■2) liloulcr, Lvhrhnch der rnychiatric, 2o Auflagc, 1918, S. 80.

-ocr page 16-

in dit verband de uitkomsten van Polet die normale personen
tot kunstmatige paraphatikei\'s kon maken door hun opdracht
te geven, de afbeeldingen een naam te geven, zoo dwaas
mogelijk; hij kreeg dan precies dezelfde ideeënvhichtige
producten te hooren als Bonhoeffer by zijn deliranten.

Minder voor de hand ligt, dat — zooals Polet -) o.a. bij zyn
epileptikers kon aantoonen — zoowel de fouten berustende
op een uiterlijke of op een iimerlijke gelijkenis, als die waarbij
men alleen rekening hield met een onderdeel, óók uitsluitend
het gevolg kunnen zyn van een stoornis by het vinden van
de woorden.

Vooi- de juiste verklaring van zulke uitingen is men dus
aangewezen op de andere verschijnselen. Heel veel bezwaar
levert dat meestal niet op. Een epileptiker die naar een woord
zoekt en plotseling, tot zyn eigen verbazing en ergernis, er met
een voor den dag komt, dat geheel en al vei-keci-d is, biedt
natuurlijk een volmaakt ander beeld dan een onverschillige
praecox, die maar zegt wat hem toevallig voor den mond komt;
en die op zijn beurt is ook al weer niet te verwarren met den
delirant. Maar bovendien komen er gewoonlyk, naast deze
gemeenschappcUike, ook andere reacties voor den dag van
een meei- soortelijk karakter. Zoo bv. by den delirant de
hallucinatorische commentaren; bij den praecoxlyder de bizar-
schizophrene déraillementen wanneer er een complex wordt
„aangesneden" 3), of in de zwaardere gevallen die welke
wyzen op een blijven hangen aan details en bijkomstige zins-
indrukken, en een onvermogen om zich een samenvattend
oordeel te vormen; by de amnestisch-aphasischen ten slotte de
eigenaardige nieuwe woorden en woordverminkingen, die bij het
zoeken van den naam zich onwillekeurig in het bewustzyn

naar voren dringen®).

:^raakt men de opgave moeilijker door afbeeldingen te kiezen

1) T.a.p. l)lz. 157.

•2) T.o.i). l>lz. vlfj.

3) Bleuler, Dcmeniia praecox. Handbuch der Psychiatrie, Aschaffenburt;.
ion, S. (58.

4) Penon, Oude gcsHcht.ihcwoncr.\'i. ProefHchrift Utrecht lOl."?, blz. 37 vlg.

5) Polet, t. a. p. blz. 129—130.

-ocr page 17-

van wat niindci- allcdaagsche voorwerpen of door een sanien-
gestclder tafereel te laten uitleggen, dan komen al deze
verschillen natuurlyk nog beter uit, zoo ook de lichtere stoor-
nissen die by de proefneming in haar eenvoudigsten vorm nog
verborgen waren gebleven. Intusschen doet zich daarby altyd
het bezAvaar voor, waar de grens ligt van het werkelyk
pathologische. Zoo is het bv. een klein kunstje om by volkomen
normale personen een amnestisehe aphasie aan te toonen, als
men er maar voor zorgt prentjes uit te zoeken van dingen,
die hun in het dagelyksch leven weinig te pas komen. En ook
het al of niet kunnen vatten van een bepaalden samenhang,
staat natuurlyk in nauw verband met het algemeen geestelyk
peil van den proefpersoon.

Betrotuvhare resultaten krijgt men dan ook alleen als men
gébruik vuiakt van platen, die eerst aan normale personen uit
hetzelfde milieu behoorlijk zijn getoetst.

Onder dit voorbehoud leent deze methode zich echter by
uitstek om verschillende symptomen op het spoor te komen en
levert daardoor in vele gevallen in een kort bestek een
karakteristiek beeld van den gebeelen toestand.

Ook in de psychologie is dat reeds lang begrepen. Daar heeft
men o.a. dooi\' middel van i)laten getracht, ])roefondervindelyk
verschillende typen te onderscheiden, in de manier waarop
iemand zyn indrukken over iets kenbaar maakt. Dit zyn de
z.g. „Darstellungstyi)en" van Sterneen woord dat zich
wel laat omschryven maar moeilyk laat vertalen.

^len kon de proef hier o]) twee manieren inrichten, nl. de
nienschen aan hel woord laten lerwyl zy de plaat iu)g vóór
7.ich hadden, of eenigen tyd later. Tn het laatste geval leidde
het onderzoek dus tevens op het gebied van do psychologie
van de getuigenis, en aan de spontane verklaring sloot zich
dan gewoonlijk nog een z
.g. ,.verhoor" aan. waarby onder meer
werd luigegaan in hoeveri-e de herinnering nog invloed ondei--
giiig van suggestie\'^).

1) w. Stom, IHr diffcrrntielh l\'sychologiv. L(>ii>zi{j; 1911, S. 20:^ ff.

-) Voor (Ic t)i\'troff(>n(lft litcriitiiur rnndplcKo mn\\ Htorn t.a.p. Hihlionni-
pliic E, IV t/in. VII, cii Wliip])1o,
Monncl of mental (iiid phi/sical tests.
Haltimorc lOlf), Tl, p. lo, ^o.

-ocr page 18-

Stern merkt op^), dat er bij het opsporen van die typen
zieh bij de verschillende onderzoekers klaarblijkelijk twee
indeelingsprineipes op den voorgrond drongen, die aanvankelijk
niet voldoende nit elkander wei-den gehouden, nl.:

A. dat, welk betrekking heeft op de wijze waarop de p.p.
tegenover zijn taak
steUi\'nfj neemt, en

P>. dat, waarbij men ei- mede te rade gaat hoe hy die
intellectueel verwerkt.

Bij het eerste zou men onderscheid kunnen maken tusschen
een
snhjectieve en een objectieve houding, al naar gelang de
p.p. neiging vertoont zijn persoonlijke verhouding tot hetgeen
er op de plaat is afgebeeld, en zijn gemoeds-, wils- of fantasie-
reactie daarop tot uiting te brengen, dan Avel van hetgeen hij
ziet slechts een koel en zakelijk relaas te geven.

Men vindt dat nader uitgewerkt bij Bacrwalddie zyn
p.p. een plaat voorlegde die hun van te voren niet bekend en
bovendien niet al te gemakkelijk te begrypen was. liet subjec-
tieve type werd hier tot wat Baerwald noemt het „selbsttätige",
het objectieve tot het „beschrijvende" type.

De „Selbsttätige" kenmerkte zich — zooals met cijfers werd
aangetoond — door de neiging: den samenhang te onderkennen
van het geheel, over hetgeen niet dadelijk begrepen werd be-
schouwingen te houden, critiek uit te oefenen, vergelijkingen
te treffen en sterk den nadruk te leggen op de betrekkingen
tot den eigen persoon. Daarby waren de opvattingen en
conclusies echter lang niet alti,id juist.

Het „beschrijvende" type daarentegen bleef by de zaak en
liet zich niet
in met bespiegelingen. Men kon het volgens U.
nog onderverdeelen in het „i)assieve" en het „voorzichtige"
type.

Bij de „passieven" berustte deze houding op een werkelyk
niet anders kunnen; by hen was die „eigene werkzaamheid"
van den geest zoo gering, eenvoudig uit hoofde van hun i)er-

1) T.a.p. S. 208, 211.

2) I^ivonvald, ErprnmcmicUr l.^ittrmichniif/ru ülxr Urtnl.ivnr.sirht mul
Sclbsttätipheil.
Zeitschrift für aiiRcwaiKltc Pnycholofjio uiirl i)sycholoKischp
Saimnelforschuiig 1900; aaiigohaald fii bcN])r()k(\'n door Stern l.o.p. S. 211.

-ocr page 19-

soonlyken aanlog. B^ de „voorzichtigcn" daarentegen ontbrak
zy niet, doch werd zij slechts, in verband met de moeilykbeid
van de opdracht, door een scherpe zelfcontrole in bedwang
gebonden. Deze menschen onthielden zich klaarblijkelyk doel-
bewust van een oordeel, omdat zy zich niet zeker van hun
zaak gevoelden. Hun uitlatingen kenmerkten zich daardoor
eenerzijds door veel twyfel en restricties, anderzyds door
weinig fouten.

Tussehen deze beiden in onderscheidde Baerwald dan ten
slotte nog een 3c type, het „harmonische", dat a. h. w. de
combinatie was van het „selbsttätige" en het „voorzichtige".
Deze menschen begonnen met van hetgeen zy zagen een zakelyk
overzicht te geven, om dan door een korte beschouwing of
critiek van eigen oordeel en inzicht naar buiten kond te doen.

Dat in de verschillende wyzen, waarop de indrukken over de
eene of andere i)laat worden weergegeven. be])aalde disposities
tot uiting kuniuMi komen, en dat die zich in beginsel dus langs
dezen weg moeten kunnen laten aautoonen, lydt geen twyfel.
De verhoudingen zyn hier echter nog veel samengestelder
dan bij het psychiatrisch onderzoek, onulat het thans gaat om
dikwyls slechts fyne sehakeeringen in aanleg en eigcnschai)pen,
van een geheel ander kalibei- dan de grovere stoornissen en
defecten van de pathologie. D<> nu)eilykheid ligt daarin, dat
de houding by zulk een proefneming behalve van die eigen-
aardigheden in de dispositie in hooge mate onder invloed slaat:
van den inhoud van de plaat ;

2<\'. van de male waarin de p.p. in .staal is die in zich op
te nemen en te verwerken — waarby dus levens de
schakel wordt gevonden nu>1 het 2\'\' iiuleelingsprincipe
— en

3(\\ van de verhouding tussehen onderzoeker en onderzochte.

Zoo zal men aan nu\'uigeen, die by het bezichtigen van een
willekeui-ige i)hoto van een of ander landschap of stilleven zich
heeft beiiaald tol een bloote oiisonnning van hetgeen hy ziet, met
andere platen — vooral met die van een bepaalde strekking —
wellicht nog allerlei beschouwingen kunnen ontlokken, die men
op grond van de eerste bevinding aanvankelyk misschien in
het geheel niet had verwacht. Kn het laat zich voorzien dat

-ocr page 20-

het op deze wijze van objectief tot „selbsttätig" geworden type
zich dan nog weer onder tal van verschillende vormen zal
voordoen bv.:

in een moraliseerende resp. doceerende, in een sentinienteele
of fantaseerende, of in een egocentrische modificatie,

evenals zij, die zich van meet af aan reeds als zoodanig hadden
ontpopt.

Teneinde aan zulke voorloopig slechts phänomenologische
typen de Averkelijk dispositioneele elementen te kunnen onder-
kennen, moet men zijn menschen dus vooreerst niet slechts één
doch een aantal platen voorleggen, liefst van zeer uiteen,;
loopende sti-ekking. Wanneer een bepaalde p.p. dan ondanks
dat toch iederen keer weer in dezelfde soort beschouwingen
vervalt, onverschillig of het onderwerp die uitlokt, toelaat, of
eigenlijk eerder verbiedt, dan pleit dit natuurlijk stei\'k voor
een uitgespi-oken neiging in die richting, terwijl het harmonische
type — zooals Stern reeds opmerkte — zich daarentegen
juist daai\'door zal kenmerken, dat het zich in zyn uitingen
telkens zooveel mogelyk aan den aard van de afbeelding
aanpast. Daarnaast zal men echter ook aan het en der
bovengenoemde punten zyn aandacht moeten w\\)den. Een
relatief te moeilijke opdracht bv., lokt
uit een zekere mate
van vooi-zichtigheid, en de vei-houding tusschen p.p. en onder-
zoeker (student — profes.sor; jonge dame — en een haar
\'interesseerende geneesheer), draagt er natuurUik ook toe b\\i,
dat een l)epaalde maniei- van uiten meer o]) den voorgrond
treedt dan l)ii een andere coiLStellatie yiisschien het geval zou
zyn geweest.

Dit laatste geldt vooral wanneer wy onze i).]). kiezen onder
kinderen, of onder volwassenen die van huis uit tegenover zulk
soort proefnemingen geheel en al vreemd staan, en a fortiori
wanneer men zich als onderzoekei- bevindt tegenover menschen
van een geheel ander ras, met al den aankleve van dien. Het
zwaartepunt is hier echter een weinig verlegd. ]\\roet men er
zich b\\i het onderzoek van menschen van eigen ras. stand en
lecftijd.sklasse voor hoeden te spoedig uit de phänomenologische

1) T.d.p. S. 21:!.

-ocr page 21-

eigeiiaardiglicdeii te besluiten tot wei-kelijk dispositioneele
verschillen, hier dreigt omgekeerd het gevaar, dat men den
invloed der uitwendige omstandigheden zal gaan overschatten,
en uit het oog verliezen dat de psychische persoonlijkheid zelf
toch ook nog een woordje meespreekt.

I.aat zich bv. by Inlanders een verlegen stilzwegen eenerzyds
zeer goed daarmee verklaren, dat de p.p. absohrat niet opge-
wassen is tegen de taak die men hem heeft gesteld;

acht men — zich als Europeaan in een kampong begeveiule —
ä priori een eenigszins Avantrouwende houding ndsschien
»alleszins gewettigd, overwegende dat de menschen natuurlyk
niet zullen begrijpen wat zy van den geheelen opzet van het
onderzoek wel denken moeten;

zou men onverschilligheid of onwilligheid in zoo\'n geval
wellicht daarmee aannemelijk willen maken, dat de ]).p. op
dat oogenblik meent wel wat beters te doen te hebben dan
aan opdrachten te voldoen, waarvan hy de di-aagkracht niet
begrypt,

dan is daar zeker niets tegen, als men dan echter levens
maar bedenken
aVü, dat al die verschillende wyzen van stelling-
nemen daar naast, toch mede hun oorzaak vinden in bepaalde
eigenaardigheden van de geestelijke constitutie, liet besef bv.
de een of andere taak niet aan te kunnen, behoeft zich niet
idtyd juist in verlegenheid te uiten, en omgekeerd kan vci-legen-
heid een zoo kenmerkende eigenschap zijn van het karakter,
dat zij ook daar waar de omstandigheden het geenszins uit-
lokken, toch vooi- den dag komt.

Om hier tot klaarheid te komen moet men beginnen er zich
rekenseha]) van te geven, in hoeverre er voor vei-legenheid,
wantrouwen, onwil e.d. werkelijk reden is. Vervolgens zal men
hebben na te gaan welke de gevolgen zyn, wanneei- men daar-
aan tracht tegemoet te komen bv.:
door de oi)gave gemakkelijker te nmken, of
door de menschen van te voren by te brengen dat men niets
kwaads met hen voor heeft, of

door met een in uitzicht gestelde belooning een beroep te
doen op hun belangstelling cn goeden wil.

-ocr page 22-

Voorts kan men vei-gelijkingtui treffen:

eenerzijds met p.p. van dezelfde ethnische groep, doch uit
een milieu waar de voorwaarden voor het onderzoek gunstiger
liggen (dus bv. tussehen menschen uit de desa en stedelingen
die gei-egeld met Europeanen in aanraking komen),

anderzijds met p.p. van een andere ethnische groep onder
soortgelijke verhoudingen (dus bv. tussehen Atjehers en
Javanen),

terwijl men tenslotte in al die gevallen de experimenteele
gegevens natiuirlijk telkens zal toetsen, aan hetgeen er over
de gepostuleerde dispositioneele eigenaardigheid in den dage-
lijkschen omgang met die nienschen eventueel reeds kon
worden aangeteekend.

Of men er langs dezen weg op den duur in zal slagen voor
het stelling nemen tot tests te komen van werkeUjk psycho-
graphischc waarde, moet de toekomst leeren. Tu dit opzicht is
men op het meer omgrensde gebied B — waar men. er slechts
mee te rade gaat hoe de taak intellectueel wordt verwerkt —
uiteraard reeds verder gevorderd.

Tiet onderzoek leerde hier vooreerst, dat men by kinderen
van om en by het jaar in de ontwikkeling van hun begrip voor
afbeeldingen drie stadiën kan onderkennen ^i. In den beginne
zyn de plaatjes vooi- het kind nog niet anders dan mooi ge-
kleurde papiertjes, Avaarnaar het kan grypen en die zich
])rettig laten verscheuren. Niet lang daarna echter gaat het
ze hei-kennen, maar behandelt ze dan eerst nog juist als de
dingen zelf; het is dan bv. voor een
prniljc van een kat even
bang als voor het dier in werkelykhoid. lOerst in de 3<\' phase
leei\'t het kind het onderscheid daartusschen, en krygt het be-
fri-ip voor wat Bühler „die Darstellungsfunktion" van de plaat
noemt; het begrip dus dat zulk een plaat slechts een „afbeel-

1) "Wij krijgon in ouzo tiinl hcliocftc aan oen Rood woord voor hot Kii(*c1hp1i(>

test" (zio Cliarivarius in (Ir drornr AinstrulaviVK r van !> Dcmnbcr 1!»22).

Mij dunkt dat do hodoolint; hot liont wordt woerKo>jov(!n door „tootsstcon";
moorvoud „toetsmateriaal" of „tootustukkon"; do proofnomnip; zolf door
„toetsen, toetsing, don toots".

2) A\'gl. K. Bühh\'r. Dir /idxiipc KvIwicMuvt) ilrs Hiiuhs, 2o .\\uflago,
Jona, (Justaf Fisohor 1!>21, S. 147.

-ocr page 23-

ding" is van de Averkelykheid, en deze zóó tracht weer tc
geven dat wy haai- gemakkelijk eruit kunnen herkennen.

Een en ander speelt zich bij onze kinderen — zooals gezegd —
reeds op zeer jeugdigen leeftyd af, zoodat zij al in het tweede
levensjaar de eenvoudige prentjes uit hun eerste prentenboek
opvallend goed weten thuis tc brengen. Het is gebleken, dat
dit in hoofdzaak berust op een herkennen van den
omirek (die
zelfs niet eens volledig behoeft te zyn) en dat de lichtverdeeling,
klenr en grootte van het prentje er Aveinig toe doeuM. Ook
hebben verschillende ondei-zoekers er reeds op gewezen, hoe
weinig aandacht zulke kleintjes nog hebben voor de Imjinn
van de ])laatjes. Telkens weer kan men opmerken, hoe zy het
prentenboek, als zy dit toevallig eens verkeerd hebben opge-
slagen, rustig het onderste boven gaan zitten bekyken, zonder
dat dit hun schynt te hinderen, of aan hot herkennen van de

l)rentjes afbreuk doet

Dit alles had betrekking op zeer eenvoudige afbeeldingen.
Vi-aagt men thans hoe hot staat mot het begrijpen van oen
saniengestolder tafereel, dan kan ik hier wyzon oj) de onder-
zoekingen van Rinet en Simon, Bobortag, AViersnui en vele
anderen — zoo bv. laatstelyk nog weer van Nuysink — dio
ons hebben geloerd, (hit dit een stadium is, dat eerst vooi latei-
wordt boi-oikt. Vooraf gaat oen tyd, ilat hot kind sleehls in
staat is een
opsovimUuj te geven van hetgeen hel ziet. zonder
evenwol tusschen de voi\'sehillende onderdooien nog verband te
kunnen loggen. Later krygen zy oog voor hetgeen er op de
plaat gebeurt, zoodat zy daar eon
hcxvhrijvinu van kunnen geven.
Langzamerhand worden deze bosoln-yvingiMi dan al nn\\iwkeu-
i-igor, byzondorhodon waar

grond gei)laa1st. en ontwikkelt zich het bogrii> voor do onder-

\') W. atorn, /)iV Huhnvldiiiin drv noumn-olmirhmiitiu iit tirr rrstm Kind-
ti\'it. Zeitschrift für nnf;c\\vinitlt«> PHycholoRio uii.1 iisyphnloKtsplio Sivninu\'1-
foiHcluniK, 1 !•()!), S. .JIS.

W. Rfcni, x-t rUnirrl,- Hmn.iformt >i. Zcitsclivift für mijïcwaii.lt«\'

IWholojri,. ,„„1 j,syclmlo;>is.\'lH< SmnmHfoisflmiiu, IWii, S. TiKi.

•1) Xuysink, Oiv r dr liim l-Sitiuui\'xcln IcKtx roor /S-Jiini/i n (li^OS) r/i
hmm tratirdr voor hil intrlHiirntir ondrrzorl; van nrJioolfinoudr nnriiuilr r»
"cJitcrlijl-e Mndcroi niii r,—1g jmir.
ProcfHclirift Utn>(«lil, 10120.

-ocr page 24-

linge verhoudingen: het stadium der verklaring. Ik merk liierbij
op, dat het woord „beschrijving" thans in een anderen zin wordt
gebruikt dan zooeven. Hier beteekent het: inzicht hebben in
de actie van een plaat; de handelingen die daarop worden
afgebeeld, als zoodanig herkennen; hetgeen zich in de
antwoorden onmiddellijk daarin uit, dat het kind werk-
woorden gaat gebruiken. Beschrijven in dezen zin kan dus
zeer wel gepaard gaan met „Selbsttätigkeit"; ja zelfs in het
stadium van het opsommen zal men daarvan eventueel reeds
sporen kunnen waarnemen. Het zou de moeite loonen op deze
wflze speciaal ook de ontwikkeling van het
stelling nemen by
kinderen nog eens wat nader te onderzoeken, te meer omdat
men het er algemeen ovoi- eens is, dat j^^i.st het platen zien
voor hen een zeer krachtige prikkel is om zich te uiten, zoodat
zelfs kinderen, die by andere proefnemingen slechts een ver-
legen stilzwijgen bewaren, hier loskomen, waardoor men op het
onverwachtst nog gelegenheid krijgt by hen een blik naar
binnen te slaan.

Deze drie .stadiën in het intellectueel verwerken van een
tafereel: opsonnnen, beschryven. vei-klaren, vinden hun oorzaak
daarin,

If. dat de kinderen eer.st gaandeweg met de techniek van
^ ;5ulk een samengestelder afl)oelding vei-trouwd raken, en

2\'*. dat de algomeene ontwikkeling, die noodig is om —
onafhankelijk van dit inzicht in de techniek — de ver-
schillende ondei\'deelen van de i)laat
als zoodanig te
herkennen en in hun onderlinge verhouding te ver-
staan, natiiurlyk eveneens slechts langzamerhand wordt
verkregen.

]\\Ien si)reekt hier daarom terecht van siadicn van geestelijke
rijpheid.
En de overweging dat een ])evaltel\\jk kind — onder
overigens dezelfde om.standighedcn — ieder dier stadiën
si)oedigci\' bereiken zal. dan een ander (hit van huis uit dom
is, heeft Binet en Simon er toe gel)raclit deze methode uit te
werken tot een toetssteen voor Inin intelligentie-onderzoek, die
algemeen om zyn doelmatigheid wordt ge])rezen en die sedert
dien in hun systeem dan ook een dei- gewichtigste plaatsen
inneemt.

-ocr page 25-

liet kwam er hier hi hoofdzaak op aau geschikte platen te
vinden. Volgens Binet en Simon moeten er personen op voor-
komen en moet er telkens een bepaalde gedachte in worden
nitgedrukt, terwyl Bobertag daarnaast den nadrnk legde op
de
actie, er moet iets op de plaat gebeuren i). Wil men andere
platen gebruiken dan die dooi- hen zyn aangegeven, dan is daar
in beginsel natuurlyk niets tegen; alleen zal men dan telkens
eerst proefondervindelyk by een groot aantal kinderen moeten
nagaan, welke eischen men by de verschillende leeftijdsklassen
daarmee mag stellen. Want niet alleen loopen zoowel inhoud
als technische uitvoering, wat betreft de moeilykheid. van
de eene op de andere plaat zeer lüteen, maar bovendien is men
als ontwikkeld goed geschoold volwassene niet meer in staat
om deze moeilijkheden in ieder bijzonder geval reeds van te
voren te onderkennen en op hun juiste waarde te schatten.

Voorts zal men er zich voor moeten hoeden, de bij kinderen
uit een bepaalde volksklasse gevonden waarden zoo maar
zonder meer over te nemen, als men kinderen te beoordeelen
krygt, die buiten tlic klasse vallen. Want de omstandigheden
zyn dan geenszins gelyk. Hoe meer het kind in de gelegen-
heid is geweest zich in het plaatjes kyken te oefenen en hoe
meer het uit zyn dagelyksche omgeving heeft kunnen leeren,
hoe beter de resultaten zulleii zyn, ook al was de intellectueele
aanleg als zoodanig mi.sschien dezelfde. Aan den anderen kant
is het prentenboek voor de kinderen in be.schaafde landen
een zoo algemeen geliefd en wyd verbreid speelgoed, en is het.
«nulerwijs aldaar o]) een zoo aanschouwelijke leest geschoeid,
dat men geneigd is deze ver.schillen a priori niet al te hoog
aan te slaan.

Het leek my daarom van belang, de gelegenheid die my oj)
•lava werd geboden om den invloed van het milieu op het
i\'csultaat van het platenexi)eriment in zyn volle draagwijdte
te leeren kennen, dankbaar aan 1c grypen. De omstandigheden
Ovaren daartoe inderdaad zeer guastig,

«enerzijds omdat de groot e meerderheid van de thans vol-
wassen landelijke bevolking nog volslagen analfabeet cn er in

\') Vgl. Nuysink t.a.p. hU. 27.

-ocr page 26-

het Iiilandsclie huisgezin van prentenboeken e.d. nog in het
geheel geen sprake is,

anderzijds omdat men den intelleetueelen aanleg van den
Javaan — voor zoover men dien op de scholen reeds heeft
leeren kennen — gewoonlijk zeer gunstig hoort beoordeelen,
zoodat er geen reden is om aan te nemen dat deze, in een vooi-
dit onderzoek belangrijke mate van dien der Westersche
cultuurvolken verschilt.

Tevens zouden ei- daarbij gegevens kunnen Avorden ver-
zameld, over de wijze waarop de Javaan tegenovei- deze en
soortgelijke proefnemingen stelling neemt, terwijl ik mij als
einddoel vooi- oogen stelde na te gaan, in hoeverre het onder-
zoek met platen ook voor een psychiatrische kliniek besteiiul
voor den onontwikkelden desaman, nog waarde heeft.

Temeer bestond hiervoor aanleiding, omdat er tot nog toe
over dit alles — niet alleen Avat
betreft den Javaan, maar ook
in het algemeen bij ])rimitieve cultuurtoestanden — slechts
weinig bekend geAvoi-den Avas, en de enkele losse berichten
daaromtrent, aanvulling en verbetering nog zeer van
noode
hadden^).

1) Vornchlögc zur pxychologi.ichrn Untersuchung primitiver Menschen. Roi-
lieftc zur Zcit.^chr. f. aiigcwiuidte Psychologie u. i)sycliologi.schc iSanimel-
forschung 19112, Xo. 5, S. SS—89.

-ocr page 27-

HOOFDSTUK 1.
HET ONDERZOEK BIJ ONGESCHOOLDE DESAMENSOHEN.

§ 1. Keuze der proefpersonen en methode van onderzoek.

Als terrein voor inyii onderzoek koos ik, in overleg met den
controleur B. B., het district Sawahan, ± « K.ll. N.W. van
Solo. De bevolking l)e.stond daar vrywel uitsluitend uit land-
bouwers. Er was één .school, een Inlandsche der klasse, die
echter nog geen tien jaar oud was, zoodat de thans volwassen
bevolking daarvan nog niet had geprofiteerd. Bovendien
informeerde ik er bü ieder der proefpersonen altijd nog van
te voren speciaal naar, of zy misscliieu elders in een of anderen
vorm ook schoolonderricht hadden gehad, in welk geval zy
werden uitgeschakeld, evenals zy die wel eens in een bioscoop
kwamen. Zoowel het een als het ander behoorde echter tot
de groote uitzonderingen. AVel togen de meesten een keer of
wat per maand naar de stad 1er pasar, maar gewoonlyk keerden
dan toch allyd tegen deii avond weer iiuiswaurts.

Om een indruk te krygen in hoeverre deze menschen,
iiii.sschien buiten de school om, nog gelegenheid hadden gehad
»iet jilatcn en arbeeldingen vertrouwd te raken, heb ik tezamen
"U\'1 hot inlandsche dist riet.shoofd eenige hunner wonhigen
liezocht. Hier heersciite by de onbemiddelden, waaruit ik myn
p.p. koos, nog overal de grootst, mogelijke eenvoud. Van
portretten, platen of iirenten van welken aard ook — zooals
iiien die by de meer gegoeden, en in ile stad bv. in de kamertjes
van zyn bedienden nog wol eens aantreft —-geen spoor.
Huishoudelijke artikelen, landbouwwerktuigen alles zonder
eenige versiering; ja zelfs de kleeren zooals dal in de Vorsten-
landen gebruikelijk is, slechts effen donker blauw en zonder
de kleurrijke decoratieve bloemen- en vogelmotieven van elders.
Zoo ook van kinder.speelgoed niet aiulers dan hier en daar

-ocr page 28-

een enkel wajangpoppetje van gekleurd bordpapier of hout,
afkomstig van de laatste Sekaten (jaarmarkt). Van de weke-
lijksche tochten naar de stad was in dezen al evemnm veel
heil te verwachten. Buiten de bioscoop — een ook voor den
Javaan overigens zeer geliefde ontspanning — die alleen
\'s avonds speelt en daardoor, zooals gezegd, vrywel alleen
stedelingen trekt, is er te Solo op dit gebied op straat al bitter
weinig te leeren. Want boek- en plaatwinkels, reclameborden
en al wat dies meer zij, zijn daar nog ver te zoeken. Teekenend
was dan ook de opmerking van een der vrouwen, die om zich
te verontschuldigen dat zij er zoo weinig van terecht bracht,
verklaarde dat zij ook van de plaatjes op lucifersdoosjes nooit
iets begrepen had. Blijkbaar was dit het eenige wat zij op
ilhistratief gebied ooit onder oogen liad gehad.

Het onderzoek had plaats in de pendftpfi (= open voorhuis)
van de woning van het districtshoofd, door wiens bemiddeling
ik dan geregeld op het afgesproken uur een eveneens van te
voren vastgesteld aantal menschen gereed vond, die aan de
bovenonjRchreven êischen voldeden. In groote lynen had men
hen dan al ingelicht waar het om te doen was; nl. dat zy
plaatjes zouden moeten noemen, dat er verder niets achter
stak en dat zij vooral niet bang of verlegen moesten zyn. Verder
echter ook niet; meer in het byzonder werd er voor gezorgd,
dat zelfs onze gastheer niet van te voren Avist met welke
prentjes ik dien ochtend zou komen. Ook nam ik natuurlyk
steeds de noodige maatregelen, dat degenen met wie ik gereeil
was, niet meer in aanraking kwamen met hen, die nog zaten
te wachten. Ter aanmoediging en als vergoeding voor den tyd,
dien ik hem uit het werk had gehaald, ontving voorts ieder
der onderzochten by het afscheid ƒ 0.20. De ondervrager was

_ zooals ik dat by dit soort onderzoekingen gewent! was —

niyn Tlollandsch sprekende .lavaanscho klerk, terwyl ik het
onderzoek leidde en het protocol by hield. Toehoorders, die door
hun tegenwoordigheid storend zouden kunnen werken, werden
natuurlyk streng geweerd.

By het stellen van de vragen volgde ik zoo veel niogelyk
een vast schema, opdat de resultaten onderling vergelykhnar
zouden zyn; met dien verstande dat ik by een verkeerd

-ocr page 29-

antwoord steeds door nader uitvragen te weten trachtte te
komen, hoe de fout ontstaan was. Verder werd het zoo ge-
schikt, dat ieder onderzoek niet meer dan een half uur vorderde,
omdat my reeds eerder was gebleken Jat, als men het heel
veel langer liet duren, het de menschen begon te vervelen.

Waar ik aan den anderen kant slechts met een groot aantal
platen de verschillende moeilykheden, die zich aan een onge-
oefenden beschouwer voordoen, op het spoor zou kunnen komen,
leidde dit van zelf tot eeii onderzoek in
series, ieder bestaande
uit een 10 tot 15 nummers en telkens weer met andere proef-
personen. Want dat ik met dezelfde groep in een reeks van
zittingen achtereenvolgens al die series zou kunnen doorgaan,
stuitte reeds aanstonds daarop af, dat zy zich zeker niet allen
daartoe beschikbaar zouden hebben gesteld. Bovendien scheen
het echter ook in beginsel beter iederen keer weer een nieuw
stel p.p. te laten komen, onulat andei-s het gevaar dreigde dat
de resultaten by de latere series, door de gaandeweg verkregen
oefening, aau betrouwbaarheid zouden inboeten. Het was dit-
maal immers te doen om den nüchteren kyk van menschen, die
zoo iets werkelyk nog nooit eerder gezien hadden, cn wy zullen
later merken, iioe zelfs binnen de gi-enzen van een en dezelfde
serie door sommigen werd blyk gegeven dat zy, wat eei-st
vreemd cn onoplo.sbaar scheen, langzamerhand reeds beter be-
gonnen te Iceren.

Hy de samenstelling van die series liet ik my leiden,
cencrzyds door theoretische overwegingen, waarby ik »lus
trachtte vast te stellen, of hetgeen ik a priori als moeilyk en
storend voor een juiste opvatting meende te moeten aannierken,
zich in de practyk ook werkelyk als zoodanig deed gelden,
anderzyds door de ervaring tydens het onderzoek opgedaan.
Vooral in den beginne waren fouten daarby niet altyd te
vermyden en merkte ik, i-eeds bezig zynde, dal een of meer
der plaatjes eigenlyk minder geschikt warei\\, ol\' dat de vragen
die ik stalde in een oi\' ander opziclit niet voldeden. (Jewoonlyk
hield ik in zoo\'n geval aanstonds op en begon opjiieuw. lOnkele
tyi)ische staaltjes uit die mislukte proefreeksen zullen niettemin
by de bosjjreking der resultaten toch even onze imndaeht
vragen.

-ocr page 30-

Ook in haar huldigen vorm zijn de series natuurlyk niet
volmaakt. Met name liet de keuze der plaatjes in serie
I
achteraf nog al wat te wenschen over. Ik handhaafde haar
evenwel zooals zy nu eenmaal was, omdat ik aan den anderen
kant juist daardoor op een eigenaardigheid in de wyze van
waarnemen een onverwaehten merkwaardigen kyk had ge-
kregen.

Het aantal p.p. bedroeg hier in totaal 100, verdeeld over
5 series, ieder bestaande uit 10 mannen en 10 vrouwen.

§ 2. De Resultaten.

A. Serie I.

(Gekleurde enkelvoudige afbeeldingen). (Bijlage .1).

Ik wilde zoo eenvoudig mogelijk beginnen en koos dus voor
myn eerste proef reeks een aantal gekleurde afbeeldingen van
dieren en voorwerpen, waarvan zich liet verwachten dat men
ze in werkelykheid herhaaldelyk had gezien en goed kende.
Om dat laatste te kunnen controleeren, nam ik van de onder
I_5 afgebeelde diei-en een dood exemplaar en van de af-
beeldingen G, 8, 10, 11, 12 en 15 het voorwerp in natura, ter
vergelyking mee. Voor N". 7 en 9 was dat niet noodig; die
hadden wy op het landelyk erf van onzen gastheer onmiddellyk
by de hand; terwyl wat N". 13 betreft het ondei-zoek plaats
had aan een tafel precies als daar staat afgebeeld. Van den
stoel (N". 14) moet ik toegeven, dat deze in zyn afwerking
nog al wat verschilt van dien welken men in Indië gewoonlyk
aantreft^). Ik had echter niet de be.schikking over een beteren,
omdat ik naar gekleurde afbeeldingen van specifiek
Indische
voorwei-pen, die in natuurgetrouwheid konden wedyveren met
deze feitelyk llollandsche — zy waren geknipt uit de indertyd

1) Do gowono (losaniiiii bozh ntooloji noch tafol» oii lipl of zil ojt do
baleh-balcli of op zyn matje. Hij ziot dio voorworpen oclilcr dagelyks in do
woning van zijn moor gogoodc rju^gonootcn; do «toolon dan oohtor gewoonl\\jk
met oon rug on zitting van govloohton matwerk.

-ocr page 31-

te Meppel uitgegeven Ten Brink\'s Nieuwe Prenten — tevergeefs
heb gezocht.

Omtrent de wyze van ondervraging bij deze serie het volgende:
Nadat ik eerst den p.p. ook zelf nog eens op het hart had
gedrukt niet verlegen of bang te zyn en, met het oog op de
hem in uitzicht gestelde belooning, vooral goed zijn best te
doen, kreeg deze vervolgens de uitgeknipte prentjes — ieder
afzonderlyk geplakt op een passend stuk wit karton — één
voor één in de hand, met het verzoek te zeggen wat het
voorstelde.

Kwam er geen reactie, dan vroeg ik vervolgens waar het
O}) leek, waardoor niet zelden een laatste aarzeling werd over-
wonnen en het juiste antwoord alsnog voor den dag kwam.
Soms gaf deze aansporing echter ook aanleiding tot typiselie
vergissingen, van welke dan natuurlyk telkens getracht werd
na te gaan, hoe zy waren ontstaan.

Volgde er echter ook dan nog geen antwoord, of was dit
verkeerd geweest, dan haalde ik het tc voorschyn

in natura, en word dit dan wèl goed genoemd, dan vroeg
ik verder of er tusschen dit en het ])rentjc ook gclykenis be-
stond. Dat in deze laatste vraag een zekere suggestie ligt
opgesloten, laat zich niet ontkennen. Hieraan werd tegemoet
gekomen door er uitdrukkelyk op te wyzen dat zy, als zy geen
gclykenis zagen, gerust „neen" konden zeggen. Bovendien
werd met een eenvoudig „ja" geen genoegen genomen. Ik liet
lil zoo\'n geval altyd zooveel niogelyk de oiiderdcclcn op de
plaat aanwyzen, en leende deze zich daarvoor niet, dan werd
als men zich eerst had vergist — daar nog eens in het
hyzonder aldus de aandacht oi) gevestigd: „straks zei je het
^oeh anders; hoe is het nu, wat stelt de plaat voor? is het

......... of een.........V\' Bracliten zy van dat aanwyzen van

onderdeclcn niets terecht, of kwamen zy — wat zich ook
— verder doorvragen weer op hun eerste

verklaring terug, dan was daarmee bewezen dat dc identificatie
toch niet erg van liarto was gegaan, llerhaaldelyk kwam het
lïouwciLs ook voor, dat men van meet af nan de gelykenis
verwierp, hetgeen dan natuurlyk aanleiding gaf te vragen
waarin het verschil dan wel bestond.

-ocr page 32-

Op deze wijze gelukte het herhaaldelijk een betrouwbaren

, voorwerp .
indruk te krijgen, of men achteraf — nadat ik het

natura had laten zien - de afbeelding daarvan nu óók her-
kende, en zoo niet, waar de moeilijkheden scholen. Natuurlijk
bleef \'dat echter ook wel eens onzeker, met name als al dat
verder doorvragen de menschen zichtbaar ongeduldig of on-
willig maakte, in welk geval ik maar liever afbrak en een
ander prentje nam om den moed er in te houden. Overbodig
te zeggen dat wü steeds, ook by de dwaaste antwoorden, den
noodigen ernst bewaarden, hoewel het nu en dan ook best
eens een grapje kon lijden, cn wij hun een goedkeurende op-
merking, aanmoediging of berisping, waar dit Avenschelyk
scheen, natuurlijk ook niet onthielden.

Ik acht het noodig dit alles zoo in byzondcrheden te ver-
melden, vooreerst omdat onze p.p. zich — zooals nog nader zal
Ijlyken — niet kenmerkten door groote breedsprakigheid. Oing
het goed dan gaven zij antwoord op de vraag, maar meer ook
niet. Op toelichtende beschouwingen, een hardop zich reken-
schap geven en een in gepast zelfvertrouwen spontaan ver-
dedigen van eigen meening, waaruit zich eventueel al van zelf
het een en ander zou kunnen laten afleiden, viel niet tc
rekenen. Ik moest de menschen met recht „uitvragen", cn het
is by zulk een onderzoek dus inderdaad zaak, dat men van
te voren nauwkeurig overweegt, wat men te weten wil zien te
komen en welke vragen mei\\ daartoe moet stellen, en zich daar
dan ook stipt aan te houden. Want anders is er achteraf mei
de uitkomsten niet veel te beginnen, omdat men dan de over-
tuiging mist dat zy, wier antwoord tc wenschcn had overge-
laten doch die men niet volledig aan dat uitvragingsprocédé
had onderworpen, het ook werkelyk niet beter hadden ge-
weten. Voorts bleek het resultaat in hooge mate afhankelyk
van den gemoedstoestand waarin het onderzoek den p.]). bracht.
Verlangt men optimale waarden, dan komt het er dus o]) aan
die stemming tydig tc voelen, teneinde haar zooveel mogelyk
in gunstige banen te kunnen leiden.

IToe „natuurgetrouw" een afbeelding ook zyn mag, toch
Ijjjjft er — als men tenminsfc cenigszins grootere voorwerpen

-ocr page 33-

kiest — theoretisch altijd nog één struikelblok over, nl. dat
zy de werkelijkheid slechts op
verkleinde schaal weergeeft.
Erg waarschijnlijk is het niet, dat het kleiner-zyn als zoodanig
de herkenning zou bemoeilijken. Want aan een wisselende
grootte van de dingen, al naar gelang zij verder of dichter by
zyn, zyn wy van jongsaf gewend. Ja zelfs hebben wü er een
belangrijk hulpmiddel aau, om den afstand tot de voorwerpen
te schatten. Aan den anderen kant laat zich echter toch wel
verwachten, dat de verkleinde afmetingen menschen, die nooit
eerder plaatjes gezien hebben, oiuniddellyk zullen opvallen en
misschien ook van het noemen zullen terughouden, juist
omdat de grootte van het afgebeelde voorwerp dan zoo in
het geheel niet klopt met den afstand waarop zy het bezien.

liet is met het oog daarop, dat ik voor de eerste zes nummers
van deze serie afbeeldingen koos, die ook wat de afmetingen
beti-eft, zeer na overeenkwamen met tie werkelijkheid.

Staat J leert nu echter al dadelyk, dat er behalve dat ver-
schil in grootte nog andere moeilijkheden geweest moeten zyn,
die aan de juiste herkenning in den weg hebben ge.staan;
want naar verhouding waren de antwoorden by 1 t/m. (>
niet beter maar juist slechter dan by de volgende (vgl. de
beide totaalkolommen). Zy die. wijzende oj) ry 4, mochten
ineenen dat dit tenminste voor een deel «laaraan zon te wyten
dat men met sommige der afgebeelde voorwerpen, in
bet bijzonder met de insecten, niet bekend was, hebben gelyk
wat betreft het hangslot en den hamer. Achteraf is my ge-
bleken dat in casu deze laatste in den hier gekozen vorm door
Iandl)()uwei-s slechts zelden wordt gebruikt. Eén vrouw kende
hem naar het scheen zelfs in het geheel niet, en noemde de
afbeelding een kris. Twee andere vrouwen (van ry 1) hadden
»locite nu\'t het vinden van het woord; zij kcniden den naam
•>U!t noenuMi jnaar wel voordoen hoe men hem moest gebruiken,
\'^at werd natuurlyk toch als gerekend. Ook in rij 2 gc-
f<<bie<lde dat n(H>inen van het voorwerp in natura by tien man
vrouwen zóó aarzelend, dat het aanvankelijk niet
»erkennen van tIe afbeelding daar wel in hoofdzaak er het
gevolg van zal zyn geweest, dat zy het nauwelüks kenden. Voor
^ P twee andfic vrouwen van die ry gold dat evenwel niet.

-ocr page 34-

STAAT 1.

Trek-
pot.

Haan
M. Vr.

Hamer

M.lvr

Bord.
M. Vr

totaal

M. Vr.

M. Vr,

M. Vi

M. Vr,

M. Vr,

ANTWOOED.

Sprink-
haan.

Spin.

Bij

Veenmol.

Mier.

Slot en
Sleutel.

tot a Al.

M.

Vr.

M.

Vr.

M.

Vr.

M. j

Vr.

M.

Vr.

M.

Vr.

1. Afbeelding

10

5

10

2

3

2

G

5

ó

2

10

6

66

2. Afbeelding —
in natura

2

3

5

4

1

2

3

1

44m7|22 vr.
21

identificatie
daarna -f

i

i

6 ni

15 vr

3. Afbeelding —
in natura

1

1

2

6

3

4

2

1

19

identificatie

daarna — of?

8 m.

1! vr.

4. Afbeelding —
in natura —

\' 2

i

3

1

1

4

3

14

1

1

2 m.

|l2vr.

Totaal......

10

10

10

1

10

1 10

10

10

10

1 10

10

! 10

120

1
1

1
1

GOm

1 00 vr.

Paard.

Bijl.

Zaag.

Tafel.

Stoel.

antwoord.

M. Vr.

1, Afbeelding -I

2. Afbeelding —

in natura

identificatie
daarna

a. Afbeelding —

in natura

identificatie

daarna —of?

4. Afbeelding —
in natura —

I

o; 8

I

I

1 1

10 8

9 4

10 10

10

10

10

8 1

140

79m. |G1 vr
21

21 (5

n in. I IT) vr.

18

\') 3

5 ni. I 19 vr.

— ni. 1 vr.

10 10 10 10 lO\'lO

Totaal

lOj 10

lol 10

10

10

10

10

10

10

10 10

180

90 m. 1)0 vr.

-ocr page 35-

zoodat de moeilykheid daar elders moet worden gezocht.
Misschien dus wel in het verschil in grootte, maar uit te maken
was dat in dit geval niet. Ook het niet herkeiuien en niet
identificeeren van de vrouw in ry 3 had een andere oorzaak,
waarop ik straks nog terugkom.

Dit dus toegegeven, zy hier echter onmiddellyk bygcvoegd,
dat voor de insecten de verhoudingen toch eenigszins anders
waren. De soorten die ik koos, komen in de desa zoo veel-
vuldig voor. dat ei- geen twyfel aan was of ieder had ze her-
haaldelyk gezien; achteraf gaven zy dat trouwens ook allen
toe. Maar men had zo gezien
op ccn andere wyzc en in een
andere omgevinij
dan waarin ik ze vertoonde. Den .s])rinkhaan
had men zien springen, de spin in haar web, de by in de
vlucht; maar blykbaar nooit zoo van dichtby, dood en onbe-
wegelyk. Toen ik het vyftal van ry 4, dat met verbaasde
blikken naar een doode boschmier had zitten kyken zonder te
kunnen zeggen, wat dat nu wel voor een beest k\'on zyn, by
den boom bracht waar deze diertjes in levende lyve op en af
klommen, was alle twyfel ineens verdwenen en konden zy er
zich alleen nog maar voor schamen, dat zy dat niet eerder
hadden geweten. Van zes landbouwers wien ik oen doode mug
voorlegde — liet insect dat iedereen in Indië kent, omdat hel
iedereen i)laagt — was er 66n die na lang Avikken en wegen
het voor een mier hield, en een ander die meende dat het een
vHeg was. Maar zulk een doode mug maakt zoo in de hand
dan ook oen geheel andoren indruk dan de levende <lio ons
«avonds om de ooron gonst, en daar komt hot voor deze
onontwikkelde menschen blykbaar op aan.

Hoe begrypelyk dit nu achteraf mag zyn, tocli acht ik deze
ei\'varmg van gewicht, »)mdat zy er oj) wyst Imo ook de monsch
\'liiigen, waaraan hy nooit moer in hol byzonder zyn aandacht
heeft besteed, slechts horkont als zy zich o]) de gewone natuur-
•Üke wyzo aan hem voordoen. Do gezichtsindruk vnn hot ding
op zich zelf is nu ochtor van zulk oen onopzottolyko waar-
\'lenung onder do gewone allednagsohe verhoudingen lang niet
\'^\'Uld juist de karaktcristiekslo. \\\'oor do mier is dal naast
een vagen algemconen indruk van don vorm veeleer haar
«\'iRenaardigo wyzo van voortl)cweging, voor de mug het gonzend

-ocr page 36-

geluid in de avonduren, voor de bij het zoemend rondzweven
boven een bloem, voor de spin het web Avaarin zij zich verschuilt
in een
donkeren hoek van het vertrek enz. enz. Het wezenlijk
kenmerkende valt dus niet alleen soms buiten de optische sfeer,
Avaarin zich ons onderzoek bcAveegt, maar ligt bovendien soms
meer in bijomstandigheden van tijd en ruimte, in de geheele
„entourage", dan in het
voorAvei-p zelf. ]\\[.a.Av. ook de mensch
neemt onder omstandigheden Avaar in complexen, die ver buiten
de grenzen van het begi\'ipsbepalende bestanddeel uitgaan, zoo-
dat dit laatste niet meer Avordt
herkend als men het uit die
omgeving losmaakt.

Ik zeg, dit is niet zonder gcAvicht, omdat men avcI eens ge-
meend heeft, dat dit Avaarnemen in complexen meer in het
bijzonder\' eigen zou zyn aan de dieren. terAvyl de mensch de
dingen als zoodanig, geisoleerd, zou zien. Zoo zouden bv. byen
hun korf niet maai\' zoo dadelyk kunnen terugvinden, ook als
men dezen slechts 1 Meter verplaatst, omdat zy hem niet
afzonderlijk zich inprenten, maar samen met de geheele om-
geving. Het gevolg daarvan is, dat zy eerst terugkomen oj)
de plek Avaar hij vroeger stond, om vandaar eerst langzaam
zoekend Aveer op het goede spoor te komen M. Daarnaast ver-
zamelde Buytendyk echter talryke voorbeelden Avaaruit l)lykt.
dat
zich„,door oefening en voor zoover de aard van het voedsel,
de nestbouAv en andere levensfuncties dit meebrengen", by
dieren uit deze com])lexAvaarnomingen een Avaarnemcn van de
dingen zelf, een
vornnvaarneming, kan ontAvikkelen. Do ervaring
bij onze onontAvikkelde dosalioden o])gedaan, overbrugt do
kloof thans ook van do andere zydo; inderdaad schynt er in
dit ()i)zicht tusschen mensch en dier geen prinoii)icol doch slechts
een (juantitaticf verschil te bestaan.

Quantitatiof oohtor naar twee richtingen. In do eerste i)laats
zóó, dat hot inkrhui)on dor c<)mi)lexeii tot oj) dc dingen zelf
bij don mensch veel verder gaat, omdat door zyn meer ont-

1) Vpl. Volkolt, Uehcr die Vomtcllunflni drr Tiere, I^ipzi^ u. Merlin 1!M4;
iiniiKclmalil door nuytciidijk,
ruycholooir der dieren, lluarlrni Krvcii Hohn,
]920, luiofdsUik IV.

2) r. a. p.

-ocr page 37-

wikkeld gecstelyk leven gaandeweg een veel grooter aantal
dingen beteekenis voor hem krijgen, ook buiten hun natuurlijk
vei-band. Aan den anderen kant zijn er aanwijzingen, dat deze
„beteekenis" van de dingen bij dieren vaak rechtstreeks in den
aanleg is gegeven, terwyl z\\] bij don menseh het produet schijnt
te zijn telkens weei* van de
individuceU ervaring. Ik denk hier
bv. aan de graafwa^spen die — zooals P\'abre M dat heeft be-
schi-even — hun pi-ooi Aveten te verlannnen door een steek juist
in den zenuwknoop, een handeling zóó doelmatig maar ook zóó
gecompliceerd, dat men moeilijk kan aannemen dat zy werkelijk
door ieder dier opnieuw van meet af aan zou zyn aangeleerd.
Dat overigens de ervaring aan zulke vei-richtingeu toch niet
geheel en al vreemd blyft. bewyzen waarnemingen als die van
DahP), die een springspin CAttus arcuatus) kon leeren, vliegen
uit den weg te gaan, door haar cenige nmlen een vlieg, in
teri)entijn gedoopt, aan te bieden.

Tot welk een actief-zich-oriënteeren zich dat ontwikkelt by
hoogere dieren en vooral ook 1)ij den menseh, blykt het best
als men hen
tijdens dat lecri)roces gadeslaat, dat is in de i)rille
jeugd by het .spel. Alontessori heeft duidelijk aangetoond met
welk een spontane en onverflauwde belangstelling het kind er
daarbij oj) uit is, de dingen goed met al zyn zintuigen te leeren
kennen, opdat het ze later van elkander zal weten te onder-
scheiden

Thans kom ik tot ry 2 en tot hen dus, die de diertjes
5Jclf w(M doch de teekening er vnn
niet hadden herkend, of
althans ])as achteraf. In het geheel ge.sehiedde dat -10 maal;
Ifi keer verklaarde men eenvoudig het niet te weten. 24 maal
\'\'•oi men het fout, liet hier volgend staatje geeft — aange-
vuld met nog enkele tyi^i.sche antwoorden uit de oj) blz. 17
bedoelde vóóri)roeven — van deze foiiten een overzicht.

O Fnhro, J!r( Irvrn tlrr iiwr/ni: erdcn en prwoontr» <lrr inscolcn. .\\in-
»tordnm; nanpohnnld door Hiiytoiidyk, t.iup. hlz, 1(»0 vl^j.
2) AnnRoIinnld door Huylcndijk (. a. ;>. Idz. 70—SO,

•\') Zio ook Oroos, IHr Spirlr drr Tirrr, Jcnn l!l()7; nnnRrlmald door Buyton-
h\\r.. 189 vlKif.

-ocr page 38-

STAAT IJ.

door:

De teekening van:

werd aangezien voor:

1. de spin

2. de bij . .

3. den veenmol,

4. de mier .

a. een zoetwaterkrab.

a. een vlinder.

b. een krekel.

a. een sprinkhaan.

1). een kakkerlak.

c. een boktor.

d. een duizendpoot.

e. een schorpioen.

f. een aap.

g. een hert.

a. een schorpioen.

1). een duizendpoot.

c. een schaatsenrijder
(insect).

Totaal . . .

1 m.\')

^ 6 m.
i 8 vr.

1 m. \')

2 m.
1 m.
1 m.
1 vr.
1 vr.
1 vr.

1 vr.i)

1 ni.
1 ni.
1 ni.

27 (24)

Er zyn er enkelen onder, die den indruk nmken alsof men
zoo maar wat zeide, omdat er daar tusschen titel en prentje
moeilyk meer eenig verband valt te ontdekken (2 b, 3f).
Anderen die door hun oppervlakkige gclykenis nognmals aan-
tooncn, hoe vaag en onzeker aan sommigen dezer men.schen
vorm en uiterlyk van dieren, waarmee zy toch dagelyks in
aanraking kwamen, nog voor den geest stonden (3 a, 3 b). AVeer
anderen waar men, mede als gevolg daan-an, te veel aandacht
had geschonken aan een detail en nu maar iets genoeni<i had,
waaraan dat deed denken (la, 2a, 3c, 3e, 3g).

Nu lag dat laatste echter voor ccn deel stellig aan de

I) Uit hetz.clfdo iniliou, doch niot van drac »oriß.

-ocr page 39-

prentjes. ]\\Iet name geven die van de bij en den veenmol om
didactische redenen de details veel duidelijker te zien dan een
terloopsche beschonwing
van het dier zelf. Zoo werkten de
achtersprieten van den veenmol, die in werkelijkheid minder in
het oog vallen omdat zij
gCAvoonlijk wat kleiner zijn en ook
dichter
bij elkander staan, kennelijk misleidend en herinnerden
daardoor te veel aan andere dieren bij wie zulk soort uit-
steeksels inderdaad den geheelen habitus beheerschen. Aan de
critiekloosheid waai-mec
men, omdat die sprieten eenige ge-
lijkenis vertoonden met een gewei, onder voorbijzien van alle
verdere onderdeden nu maar aanstonds besloot, dat het geheel
dan
wel een hert zou zijn (3g), doet dat natuurlijk niets af.
Trouwens
zulke onbekookte conelusic.s werden bij verder na-
vragen gewoonlijk niet verdedigd en niet zelden spontaan weer
tei\'uggenomen. Anders was dat bij de bij. Dc uitgespreide
vleugels, zooals men die by het dier hetzü dood of levend
feitelijk nooit waarneemt, trokken zoodanig de aandacht, dat
I) mannen ook achteraf — nadat zy origineel cn teekening met
elkander hadden kuinien vergelijken — stellig verklaarden,
dat het prentje zeker geen by kon voorstellen, omdat de vleugels
er geheel anders uitzagen dan in werkelijkheid; zy hielden dan
ook vast aan hun oorspronkelijke mccning dat het een vlinder
was. Waarop by dc (»verigen uit die groc]) de identificatie
afstuitte, werd niet duidelijk; wat het verschil was kondon zy
niet zeggen, maar hetzelfde was hot niet. Do prentjes waren
dus eigenlijk wat al te fraai en dit ton koste van do natuur-
getrouwheid.

Wenden wy ons thans tot het gedeelte van do serie mot
afbeeldingen o])
verkleinde schaal, dan valt vooreerst op, dat
het aantal vergissingen in verhouding tot het niet herkennen
zonder meer, hier veel kleiner is dan zooo.ven (vgl. staat 11
en 111). Inderdaad beschikte men by deze huishoudelijke voor-
worpen uiteraard over een veel kleiner vcrgclykingsmaterianl.
dan toen ik myn voorhooldon nog koos uit de vooral in Indiö
zoo rijke insectenwereld.

-ocr page 40-

28

STAAT III.

De teekening van:

Averd aangezien voor:

door :

1. den trekpot . . .

( a. een olifant.
( b. een Avaterketel (tjèret).

1 m.
1 m.

2. de bijl.....

!

i a. een vlag.

1 m. \')

! a, een pan.

I b. een soort vingerkom.

: c. een mosselschelp.

d. een tj aping (rond In-
landsch hoofddeksel
gemaakt van bamboe).

Totaal . . . .

11 (8)

Een vergissing die op een oppervlakkige lütei\'Ujke gelijkenis
berust, vinden wij in het woord „vlag" voor „bijl". Dit werd
niet verbeterd, zoodat wij wel moeten aannemen, dat in de oogen
van dezen man het prentje inderdaad het meest leek op een
vlag. "Waar dat aan lag, aan het verschil in grootte, de fraaiere
afwerking, het verschil in kleur (het voorwerp zelf was oud
en verroe.st), is niet opgelost. Een typiseli voorbeeld van het
absurd verwerken van een detail levert ons verder de naam
olifant voor ti-ekpot. Dit werd evenwel later, nadat het voor-
Averp zelf was vertoond, Aveer hersteld.

De man die den trekpot een waterketel noenule. had klaar-
blijkelijk geen rekening gehouden iiu\'t de witte kleur en had
zich daai-bij slechts laten leiden door een oppervlakkige gelijkenis
in den v oi\'m. Het bleek nl. dat hij een
Jcopcvcv waterketel be-
doelde, en toen ik hem na de correctie vroeg waarom hy eerst
„tjèret" had gezegd, wees hy op de tuit en deksel. Dat

1) Uit liotzolMo milieu, doch iiiot van dczo Rorio.

(In dit stantjo zijn, cvonnls in lict voriRO. nllcon .lo antwoordon opR.-
noinon van lien, die de v..(.nv(.ri>(>n zclf wM lierkondon ; dus van ry
\'2 on .\'{).

1 vr.

1 m.
4 m.

2 m. \')

3, het bord . . .

-ocr page 41-

abstraheereii van de klein-, zoo ook het verkeerd beoordeeleii
daarvan, omdat niet
Averd begrepen dat de donkere partijen
door den teekenaar slechts waren aangebracht om den bol-
ronden vorm Aveer te geven, kAvam bij dit prentje meer voor.
Men maakt in het Solo\'sehe onderscheid tusschen een porong
en een tehco.
Onder „porong" verstaat men een Avit porseleinen
trekpot, gewoonlyk
van een Avat hooger en slanker model dan
dat van de teekening. Een „tehco" is laag en buikig en gemaakt
van
roodbruin of ZAvart aardoAverk. Er Avaren er nu verschei-
denen die tegen de teekening „tehco" zeiden, en die dat ook
later nog
volhielden toen ik hun hel voorAverp zelf, dat Avat
hooger was en dat zy zonder uitzondering „porong" noemden,
reeds had laten zien. Aan 7 mannen en 3 vrouAven vroeg ik
vervolgens Avat vooi- klem-
die tehco dan avcI had. Behalve één
die geen
antAvoord wist te geven, Avaren er twee die zeiden:
wit. Dezen hadden dus indei-daad slechts geoordeeld naar den
vorm. Zoo
ook zes anderen, die respcctievelyk ten antwoord
gaven:
zAvart en wit (1), groen (1), blauw (1) en grys (3), want
dorgelyke tehco\'s zyn er evenmin. Bovendien herkenden dezen
de
kleur echter ook niet, evcinnin als N". 10 die zwart had
gezegd. Deze laatste vertelde feitelyk niet anders, dan hoe het
moest zyn als het eon echte tehco geweest Avare, terwyl do
overigen slechts Avoorgavon wat zy zagen, zonder de ware
beteokonis daarvan to doorgronden.

Wy komen hiei-mode wederom op een bolangryk ]mnt. In
werkelykhoid ziet men de voorwerpen natuurlyk ook in alle
schakeoringen van licht on donker; nienuind zal zich daardoor
van de wys laten brengen; men merkt het zelfs niet meer.
•langdurige ervaring heeft ons hier geloerd hot wozenlyke van
het onwczonlyko te onderscheiden on rekening te houden mot
<le omstaiulighodon waaronder do waarnoming i)laats liooft.
Maar juist door die lange ervaring go.so.hiodt dat — zooals
gezegd — tenslotte volkomen onbewust, liet éérste wat ons
l)ii oen waanu\'ming gowoonlyk bewust woi-dt, is feitelyk dus
i\'ceds (!on klaar afgerond oordeel, waarvan wy achteraf zelfs
niet meer kunnen nagaan hoe wy er toe gekomen zijn. Wy
weten
avoI wal, maar niet meer hoe wy hof zien; dit laatste
moet ons oj) de teekenles weer van meet af aan worden by-

-ocr page 42-

gebracht. Toen ik dus bij dezen trekpot door mijn vragen de
aandacht van de menschen op de beschaduwde donkere partyen
vestigde, wisten zij niet wat deze te beduiden liadden en gaven
hun primairen indruk weer zonder meer.

Op deze wijze Avordt het tevens begrijpelijk hoe men by de
tafel de gelijkenis tusschen de teekemng en het voorwerp zelf
kon blyven loochenen, omdat het hier „recht" en op de
teekening immers „juist scheef" was (staat I ry 3, vr. 1), en
bij het bord hier „rond" en daar „ovaal" (idem 2 m. en 1 vr,).
Weliswaar had men die voorwerpen in werkelijkheid natuurlyk
herhaaldelijk in precies denzelfden stand gezien, maar blykbaar
waren de toen verkregen indrukken voor sommigen toch niet
karakteristiek genoeg geweest, om de voorstelling die men er
zich meer in het algemeen,- o. a. ook met den tastzin, van had
gemaakt, te kunnen wijzigen. Anders gezegd:
dc vorm die de
voorioerpcn in onze voorstelling liehhen, komt hij onontwikkelde
lieden niet (dtijd overeen met hun z.g. „natuurgetrouwe" perspec-
tivische afheelding, zoodat hei ook niet altijd gelukt met deze
laatste de herinnering aan zulk een voorwerp aunstoiuls ivakker
te roepen.
]\\len kan daar van te voren moeilyk een peil op
trekken, want zooals uit staat 1 en lil blykt, waren er toch ook
vei-scheidenen die dc teekening wèl herkenden, of voor zoo ver
al niet, by het bord dan toch wèl zagen dat liet iets ronds
moest verbeelden (3 a, b en d).

Een overzicht waarom de identificatie in de verschillende
gevallen van ry 3 achterwege bleef, geeft het staatje dat thans
volgt (zie staat IV).

Het bevat dc redenen die de p.p. zelf daarvoor aanvoerden,
en men vindt er dus in de eerste plaats in terug wat hierboven
reeds ter .sprake kwam (zie N°. 3, (i en 7 a). Uitlatingen als
die onder 1, 5 en 7 b en c lyken wat gezocht. Want het was
er hier niet om te doen allerlei kleinere en grootere verschillen
aan te wyzen, maar wel om dc vraag te beantwoorden wat dc
teekening meer bepaaldelyk moest voorstellen. En dat men
dat nu werkelyk bv. by den sprinkhaan niet zou weten alleen
wegens die gele vlekjes, is weinig aannemclyk. Waar.schynlyk
waren er nog wel andere redenen voor, welke evcinyel den
]).p. zelf ontgingen of die zy althans niet onder woorden konden

-ocr page 43-

STAAT lY.

De teekening van:

door:

werd niet geidentifieeerd
omdat:

de teekening gele vlekjes
en zwarte strepen ver-
toonde, die het beest zelf
miste.

op de teekening het lijf
grooter was.

de stand van de vleugels
niet overeenkwam.

de teekening iets grooter
was dan het dier in werke-
lijkheid.

de teekening geel en glad
en het voorwerp zelf zwart
was.

de teekening scheel\', ejj de
tafel zelf recht was.

1. den sprinkhaan

1 vr.

2. de spin . .

3. de bij . . .

4. de mier . •

ö. de zaag . .

0. de tafel . .

1 vr.

5 ni.

1 vr.

1 vr.

1 vr.

a. de teekening ovaal en 2 m. 1 vr.

het bord zelf rond was.
l). het op de teekening 1 m.

dieper was.
e. het op de teekening 1 m.
blauw en geel en in
werkelijkheid wit was. \'

Tot^uvl . . . . : 15

brengen. Zoo bv. het ver.schil in grootte, hoewel er uit dezen
staat weinig van blykt, dat dit in de j)ractyk werkelyk een
inocilykheid van beteekenis uitmaakt. ]k kan hier slechts
wyzen oj) N®. 2 en 4, waarby nog zy aangctcekend dat er onder
iien, die de identificatie wèl maakten (ry 2), nog drie waren
die de.soiidanks toch evenzeer op zulk ecu verschil in grootte

het bord . .

-ocr page 44-

de aandacht meenden te moeten vestigen (nl. één bij den
sprinkhaan, één bij de mier, en één bij het l)ord). Dat dit
betrekkelijk nog zoo vaak plaats vond bij het eerste gedeelte
van deze serie, waar ik er inmiers op uit was geweest ook in
dit opzicht dc natuurlijke verhoudingen zoo getrouw mogelyk
na te bootsen, is zeker geen toeval maar vindt zijn oorzaak
daarin, dat vele insecten in onze voorstelling juist door hun
specifieke grootte in hooge nmte worden gekenmerkt.

Alles te zamen vormde het aantal van hen dat voor hun
niet-herkeimen een reden wist aan te voei-en, nog niet de helft
van het totaal in rij 3, nl. slechts 15 van de 37. De meesten
bepaalden zich tot de verklaring dat het niet hetzelfde was,
maar dat zij niet konden zeggen waar het ver.schil nu eigenlyk
in lag. Eén vrouw scheen door de taak waarvoor zy zich gesteld
zag en misschien ook door de geheele .situatie zoodanig ver-
stard, dat zij na eenige vergeefschc pogingen — waarby alleen
het paard en dan nog .slechts aarzelend Averd hei-kend — zich
verder tot de .stereotype reactie bepaalde: dat
dil (het vooi-
werp in natura) gemaakt werd „door dc mciischen hier in
de desa", en
dat (het prentje) „door het gouvernement", en
dat ze daarom van het eerste wèl kon zeggen wat het was,
maar van het tweede niet.

Dit brengt ons van zelf op dc houdiufj van de p.]). tydens
het onderzoek en op hun wyze van rcageeren. Aan goeden wil
ontbrak het hun gewoonlyk niet. Alleen de laatstgenoemde
vrouw toonde zich tegen het eind ietwat kregel en wilde zich
kennelyk geen moeite meer geven voor iets, waarvan zy nu
eenmaal meende geen verstand te hebben. De houding van de
anderen kenmerkte zich in hoofdzaak en vrywel algemeen door
een groote nuitc van bescheidenheid en gebi-ek aan zelfver-
trouwen. Vooral onder de vrouwen waren er verscheidenen,
die vóór dat het nog goed en wel begonnen was, al dadelyk
verklaarden dat zy maar domme dc.samenschen waren, die nog
nooit zoo iets gezien hadden. Sommigen herhaalden dat telkens
by ieder prentje nog eens weer opnieuw of begoinu-n altyd
eerst stelselmatig met een „mbotten mengertos" (= ik begryp
het niet), wat by verder doorvragen dan echter gewoonlyk
nog al mee viel. Typisch waren ook reacties als: „hier iii de

-ocr page 45-

desa hebben wig die dingen niet", hetgeen er op wgst hoe de
gezichtskring van deze eenvoudige lieden zich inderdaad nog
vrywel beperkt tot de desa waarin zy geboren zyn. En het
stemt lichtelijk comisch als men volwassen menschen by een
oogenschynlijk toch zoo gemakkelijk te herkennen plaatje als
bv. het 7c, nog heel schuchterkens, zich als het ware by voor-
baat reeds verontschuldigend, hoort verklaren, dat men dat
in hun desa een paard pleegt te noemen. Niet zelden week die
beschroomdheid nog tydens het onderzoek; sommigen kregen
er zelfs plezier in en lachten om hun eigen vergissingen. Älaar
tot critische beschouwingen, bv. over de uitvoering van de
plaatjes om zoodoende hun onkunde te verontschuldigen, of
zelfs maar tot een spontaan toelichten van Imn verkeerde op-
vatting, kwam het toch nog zoo goed als nooit, liet eenige
dat ik daaromtrent kon aanteckenen, heb ik op blz. 31—32 reeds
vermeld.

Dat deze gemoedsgesteldheid in meer of mindere nuite invloed
heeft gehad op de resultaten, cn wel in ongunstigen zin, lydt
geen twyfel. Omgekeerd werkt verkeerd antwoorden uiteraard
gewoonlijk ook ul weer niet bevorderend op het zelfvertrouwen,
lien voorbeeld van den circulus vitiosus die er op die manier
kan ontstaan, vindt men in de vrouw, aangehaald op blz. 32.
Men overschatte de beteckenis van ilien wcderzydschen invloed
echter niet. Ik heb zoowol in deze als in dc volgende series
nienschen gezien, die zonder blikken of blozen den grootst
niogelyken onzin zaten tc verkondigen, en anderen die ondanks
al hun verontschuldigingen cn nederig getuigen van eigen
domheid, by het opmaken van dc balans ten slotte toch met
een heel aardig resultaat voor den dag kwamen, lict vry groot
individueel verschil in het aantal leactics, zooals het hier
volgend
staatje dat aangeeft, is dan ook in geen geval een-
voudig to verklaren uil een verschil in de genuMHlsgesteldheid
«lezer mcnsclicn.

Integendeel, ik heb er niy niet alleen hier, maar ook in het
verder verloop van dit onderzoek, dikwyls over verbaasd, hoe
<le re.sultaten van den een cn den ander zoo enorm uiteen
konden loopcn, zonder dat daar een invloed van het milieu of
van het door hel onderzoek verwekte affect v(x)r aan.sp rakel ijk

ü

-ocr page 46-

STAAT V.
Aantal prentjes: 15.

]

Volgnummer bij
bet onderzoek.

1

A. N

N E N.

1

2

3

4

5

B

7 ! 8

1

9

Aantal reacties

1

; 12

1

14

12

11

13

13

i

12 11

1

13

12

(rij 1 Staat 1)

i

: 1

■ \' \' \'-

Gemiddeld:

12.3

Volgnummer bij
het onderzoek.

V R 0 U E N.

1

2 3

4

ó

6 7 8 9 10

Aantal reacties
(rij 1 Staat I).

()

1

5 1

1

12

1

10

! 1 \' I
\' 8 8 11 11 11

i !

Gemiddeld:

8.3

was te .stellen. Terwyl soniiiiigen er onmiddellijk den juist en
kijk op hadden, waren er ook die ondanks ernstige pogingen
er vrijwel niets van terecht hraehten. liet ligt voor de hand
om dit verschil in vaardigheid hij de/e eerste serie — waar
het nog slechts te doen was om het herkennen van afbeeldingen
telkens van één enkel voorwerp — meer in het bijzonder in
verband te brengen met een meer, of minder ontwikkeld teeken-
talent. Want om iets goed te kunnen weergeven, moet men zich
vó()r alles een heldei-e klare voorstelling kunnen maken, hoe
het voorwerp onder bepaalde omstandigheden zich optisch aan
ons vooi\'doet, en nu)et men zich voorts voldoende kunnen los-
maken van hetgeen men uit anderen hoofde van de dingeii weet.
ICn wij hebben nu gezien, hoe zoowel het een als het ander bü
onze p.p. inderdaad nog al eens wat,te wensehen overliet.

Of het groote verschil tusschen mannen en vrouwen in dit
staatje (vgl. ook staat 1), werkelijk de uiting is van een verschil
in geestestoestand, zal in den loop van liet verdere onderzoek nog

-ocr page 47-

nader moeten blyken. Voorloopig was liet aantal onzer p.p. en
dat der aan hen voorgelegde prentjes nog te klein, om het
toeval in dezen met eenige zekerheid te kunnen uitsluiten.

B. Serie II.

(Ongekleurde enkelvoudige afbeeldingen), (Bijlage 2)

De 2i\' serie moest Avat moeilyker zyn, daarom koos ik ditmaal
ongekleurde afbeeldingen. Want hoewel ik by de vorige reeks
voorbeelden kon geven, hoe er by de beoordeeling somtyds met
de kleur in het geheel geen rekening werd gehoudeii en het
in hoofdzaak scheen aan te komen op den
vonn, zoo gold dat
daar natuurlyk geen algemeenen regel. Kr zyn dingen genoog
— bv. sneeuw, .steenkool, bloed — die vóór alles en in de eerste
plaats worden gekenmerkt door huii kleur, en ieder beginnend
photograaf doet op zyn beurt weer de ontnuchtei-ende ervaring
op, hoe een fraai landschap op de plaat soms al zyii bekoring
heeft verloren on hoe bloemen en planten door het verlies van
de kleur zóó kunnen worden verminkt, dat zy haast niet moer
te herkennen zyn.

Toch was het niet alleen daaraan toe te sehryven, dat de
uitslag hier nog zoo veel .slochtor was dan zooeven, zóó dat
bel aantal reacties van ry 1 (vgl. staat I en V[) daalde van
ruim ^ lol nog geen g. Daaraan was mede .schuld, dat ik
thans — de mooilykhedon reeds boter voorziende — den
ïiienschen doelbewust ook nog eenige andere valstrikken had
uitgezet. Daarentegen lag hel ditnuial zeker niet aan hel niet
bekend zyn mol hetgeen was afgebeeld. Want ik heb hier
l<uiuien putton nit hot bekende werk van Moyor:
Ken blik
\'Ji hel Javaauschc volkslrvrn
\'), on zooals blykt uil staat VI
^vas er alleen by de sirihtloos slechts één vrouw, die ook het
voorwerj) zelf niet thuis kon brengen -). Van enkele afboel-

\') UilRopovon in 2 doolon hy K.J. Hrill. I.i<iilcn.

i) Voor (Ion hv.or tlic do .Iiivnanwlu« dcsii niet uit. ciKcn iinnHchouwinj; kont,
hot volgcndo:

pl. .O Rcoft hot typo woor oon gowoon InlnndHoh huiH inct «m\'ii banihoo-

wiind (Ml oon ilnk van alnng-nliing.
!>!■ (5 Htoli oon kontinigan voor; oe» uitgchuld houten blok dat nion by

-ocr page 48-

dingen (de hond, de kat, het juk) had ik het origineel, hoewel
die in de desa veelvuldig genoeg voorkomen, helaas met altijd
by de hand. Hier moest ik dus — als het plaatje niet dadelyk
werd herkend — in stede van het laten noemen van het
voorwerp in natura, de menschen langs den acustischen weg
op het idee zien te brengen. Om echter ook nu niet het slacht-
offer te worden van een zonder overtuiging maar ja-zeggen,
werd er natuurlijk op gelet, hen by het stellen van de vraag
of het ndsschien op dit of dat ook leek, werkelyk een keus
te laten doen. Wy noemden dus niet altyd dadelyk den juisten
naam, maar eerst zoo nu en dan een paar verkeerde. Overigens
geschiedde het onderzoek precies op dezelfde wyze als by de
vorige serie.

Het biedt een voordeel met een gemakkelijk nummer te be-
ginnen. Op die manier wordt niet alleen het zelfvertrouwen
der menschen bevorderd, maar is ook de ondei-zoeker beter
dan anders in staat spoedig een indruk ervan te krygen, hoeveel
men by een bepaalden p.p. op rekening zal moeten stellen van
examenstupor en hoeveel op een werkelyk niet beter kunnen.
Nu geeft bv. by dieren de zuivere profielteekening, dc details
waar het op aan komt, veelal het best weer. Dat blykt o.a. uit

icdor wakorsliuisjo vindt opgcliangon, on waarop in roatiI van nood
vorschillendc sifjnsilen bv. van moord, diefstal, l)nind enz. wordon
pc.\'^laRcn, zoodat ieder direct weet wat er Raande i«.
pl. 7 if» het juk, zooals men dat hij do ofwenspannen oj) den we^ ook al weer

dagelyks in gel)niik ziot.
pl. S een koperen .sirihdooH, verdeeld in hokjes voor de verwhillende ingre-
diënten.

pl. 9 een iiouten lilok, waarin do ryst door Htanij>|\'n wonlt ontholsterd. Men
heeft daarvan verschillende modellen; sommige zyn meer vierkant
en staan nog weer op een onderstel,
pl. 10 dc pipisan, een wrijfsteen, in ieder Inlandscli huiHhoudon aanwezig om

dc bijspijzen van de rijst fyn te wryvcn.
pl. 11 en 12 geven weer hoo de Inlander zyn pofjo kookt ; by pl. 11 meer in
het bijz<mder zyn ryst. Aliw grof roodl)niin pottenbakkerswerk, be-
halve de kegelvormige bamboemand (koekoesan) waarin do ryst wordt
g<>daan, en do bamboewaaier (ilir) waarmede het houtskooUnuir in
het komfoor (anglo) wordt aangewakkerd. De aanlen kookpan van
pl. 12 heet: koewali; de deksel: kèkeb, en het watervat waarin de
koekoesan wordt geplaatst: dandang.

-ocr page 49-

STAAT

ANTWOORD.

Vogel.

Hond.

Kat.

Glas

Huis.

Alarra-

blok.
(kenton-
gan)

Juk.

Sirih-
doos.

Rijst-
blok.

Wrijf-
steen,
(pipi-
san)

TOTAAL.

M iVr.

M.

Vr.

.M

Vr.

M.

Vr.

M.

Vr.

M. 1 Vr

M.

Vr.

M.

Vr.

M.

Vr.

M.

Vr.

. Afbeelding

10 j

10

4

4

6

6

_

3

7

3

3

4

10

4

_

1

_

2

1

1

79

41 m.

38 vr.

Afbeelding —
in natnra f

1

1

1

4

3

1

6

6

5

8

6

5

6

7

8

\' 72

identificatie daar-
na, resp. na het
woord te hebben
genoemd

t

j

i
1

38 m

39 vr.

t. Afbeelding —
in natura -f-

1
I

à

6

3

3

6

4

2

: 3

l

!

1

2

2

5

2

2

1

48

identificatie daar-
na, resp. na het
woord te hebben
genoemd — of?

1

!

1

1

j

1
1

1
i

!

26 m.

22 vr.

; Afbeelding -
in natnra —.

1

1

1

t

1

i

1
1

1

i

1

— m.

1 vr.

Totaal........

101

1 If

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

10

200

1

1

1

i
1

i

!

lOOm. 100 vr.

co

-ocr page 50-

bet feit dat kinderen — die de dingen, zooals bekend is, niet
plegen te teekenen zooals zij die op een gegeven oogenblik zien,
maar meer schematisch, naar hetgeen zij van die dingen weten
en naar hetgeen er hun het meest aan is opgevallen — dieren
(als honden, paarden, vogels e. d.) nagenoeg altijd afbeelden
van ter zijde Daarom koos ik als eerste prentje een pi-ofiel-
tcekening van het in Tndië algemeen verbreide rijstvogeltje.
De uitkomst beantAvoordde aan de verAvachting, hoewel toch
één man begon met te zeggen dat het een kip Avas^). Treffend
is m dit verband de tegenstelling met het 2« en 3« prentje, waar
men de dieren oogenschynlijk toch eveneens in een zeei-
typischen, hoewel niet in dien z.g. „orthoscopischen" stand
ziet Aveergegeven, en
Avaar dan ook aanstonds ongeveei- de helft
het juiste antAvoord moest schuldig blyA\'en (zie staat VI). In
plaats daan-an kAvamen er daarentegen Avecr A\'crgissingen door
een vage gelijkenis en associaties aan een of ander detail, zooals bv.
de
zAvarte en Avitte vlekken die de menschen aan een geit, en de
kAvi.spelende staart die hen aan een slang herinnerden. TrouAvens
.--•taat VII geeft daarvan nog talrijke andere vooi\'bceldon.

Als het leven en de bcAveging en de geAvone omgeving ont-
breken, als de andere zintuigen zAvijgcn en men alleen is
aangCAvezcn oj) de oi)tische verschijning en dan nog oj) ver-
kleinde schaal en slechts in een zeer bepaalden stand, hoe
„natuurlijk" de teekenaar dien ook gekozen meent te hebben,
dan
AVordt de herkenning der dingen voor c)ngcoel\'cnden dus
blijkbaar zeer moeilijk. Dat Avij ons dat nauwelijks meer
kunnen indenken, komt omdat
Avy aan dc bij ons gebruikelijke
manier van afbeelden lui eenmaal van jongs af gewend zijn.
Natuurlijk heeft dit systeem zijn zeer deugdelijke gronden, liet
heeft inderdaad alles voor, de dingen weei- te geven uit de
richting
Avaarin men ze gcAvoonlyk ziet; d.i. eenigszins van
boven, omdat de groote mcei-dcrheid van onze gebruik.s-
voorAverjien zich — in verband met de plaats van onze handen
ten opzichte van hot hoofd — doorloopend oj) een niveau be-
vindt, een eindAveogs bonoden het horizontale blikveld. Vooits

1) Vgl. Bühlnr, t.a.p. $ } 22 oii 23,

2) Dn gpwone mictio wns: „oen vok«>1"; ilnt lufii ook dc soort niiiiRnf,
hlccf uitzondering.

-ocr page 51-

teekeiit men ze terecht gaarne ietAvat van terzyde, omdat er
op die manier het meest van het voorwerp te zieu komt, wat
op zijn beurt de herkenning bevordert. Maar met dit al blyft
het een systeem van beperkte strekking, dat de werkelijkheid
slechts uit een zeer bepaalden hoek weergeeft, en dus af-
beeldingen levert ganschelük niet in overeenstennning met den
futuristischen chaos van indrukken, die de dingen zelf by ons
wekken. De moeilykheden die een buitenstaander, die het
systeem niet kent, aanvankelyk ondervindt, kan men wellicht
het best, hoewel in het overdrevene, navoelen als men zelf
eens plaatjes bekykt van voorwerpen nu eens niet uit de
gewone, maar bv. uit verticale richting gezien, zooals de
redactie van het „Leven" die niet lang geleden haar lezers
als prijsraadsel heeft voorgelegd, en zooals de waarnemers in
vliegtuigen ze ons thans dagelyks leveren.

Eén van die moeilykheden ligt, zooals wy dat by de eerste
.serie reeds konden vaststellen, in het
perspcdicf: clat nuMi
de dingen die men „recht" weet, ..scheef" ziet. Hier by de
2<\' serie bleek dit nog eens weer by do sirihdoos (2 m.) en
by de .pipisan (1 m.). Aangenomen dat men inderdaad niet
meer weet hoe nien do dingen in werkelijkheid nu eigonlyk
/.iet, eisoht het tooh nog oenigo nadere verklaring, waaron»
dat „sehceve" by de teo.kening nu plotseling do herkenning
/.OU verhinderen, terwyl men mot het voorwerp zelf, in den-
zelfden stand opgesteld, niet de minste nu)oito heeft. De oorzaak
daarvan is deze, dat de roden die do ]).]). voor zyn niet her-
kennen opgeeft, niet do eigonlyko of althans niet do oenigo
i-eden is. :^Ion moet zich dal zóó voorstellen, dat hot herkonnon
van plaatjes voor don ongeoefende oon geheel nieuw en — zooals
H\'y bezig zyn aan te toonen — bovendien een zoor moeilijk
probleem is, waarvoor hy al zyn aandacht noodig hooft. Daar-
door vallen hem vooreerst vaak nlierlei byzonderheden op <Uo
oiLS vrywel voorbygaan, terwyl hy dan voorts om zich oen
oordeel te vormen wat hy nu eigonlyk ziel, uiteraard zyn
waarnemingen zal gaan toetsen aan de voonstolling, die hy zich
i» hei ah/rmcdi van de dingen gonmakt hoeft, en niet si)ooiaal
nan hot opti.seho horinnoringsboold van den stand, dien wy
voor onze teokeningon i)logen te gebruiken.

-ocr page 52-

STAAl Vil.

41

40

VERiMOEDELIJKE OORZAAK:

De teekening
van:

door:

werd aangezien voor:

I

I -

oen geit............

een zwarte aap; een geraamte van een

beest.............

een marmot...........

een kat ............

een slang............

een olifant,...........

een i)aard, een loo])end paard . . . .

een hond. ...»........

een zwarte aap
een tijger . .

een ton .........

een bloemi)ot v(van aardewerk) .
een zinken kwispedoor (paidon)
een bamboemandje (tjeting •\'\'))

een rasp.........

een desa])o()rt (kroen®)) . . .

1 ni,

1 vr.

1 vr.

1 vr.

1 vr.
1

!( 2 m.

li 1 vr.

1 ni.
j 2 m.

1 vr.

i !

I 1 vr.

I 1 m.\'\')

1 vr.\'}

1 vr.-)

1 vr.^)

f). het huis

bloemen............

een si)riiikh!ian.........

roet.............

een bamboemand met deksel (loiiong\'\'))

een rystwan (tampah®)) ......

een berg............

a. een fleseh

fi. het alarnil)lok
(kentongan) .

een kruik.......

een olielampje.....

een ])iek.......

een schop])er.....

een hangklok.....

een zuigsjieen . . . . .

een veerbalans.....

oen steencn huis, oen bnig
een I<juropoe.sohe hoer . .

1 m.

1 m.

1 in.
1 m.
1 vr.
1 vr.
1 vr.^)
1 vr.^)
i2 in.
i 8 vr.
I 1 m.
i 1 m.
4 m.

1 vr.

m.
1 ni.
1 m.
1 vr.
1 vr.

a. een kip

1. den vogel.

2. den hond .

3. de kat . .

4. het glas

Oppervlakkige uitei4yke gelijkenis,
l^e witte en zwarte vlekken.

I^edoelde den kleinen hond; wist den grooten hond niet thuis te brengen.

Idem.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

^Vees op den staart.

Zag den staart vooi- de slurf aan.

i^edoelde den kleinen hond; wist den grooten hond niet thuis te brengen.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

Idem.
Idem.

oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

Idem.
Idem.
Idem.

, Idem on dc glimmende lichtstrepen,

ces O]) de glimmende lichtstrepen.

^y^\'es naar den rand van het dak.
\'Je vorm van dc daklijsten,
^^a^e algemecne indruk,
^\'ppervlakkige uiterlijke goUjkonis.
Idem.
Idem.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

r, Idem.

het touw aan voor de pit.,
"et, touw.

lïo.r\'Tl"\'\'^\'^\'\'- gelijkenis.

Om"^ 1 \' "\'\'\'^•\'^^\'•»ien het gewicht of don .slinger.
l\'Pevvlakkige uiterlijke golijkonis.

Hel .1 j^iei"-

Otm J^ "iis.sohicn een bainboobrttggotje van boven gezien.
I>ei\'vlakkige uiterlijke golijkoni.s.

__Transporteeren .

\') "Werd later spontaan vcrljotcrd.
. \') Uit hetzelfde milieu, doch niet van doze serie.
\') Zio dc platen 1 t/m. O hehoorende by dezen staat.

45(37)

-ocr page 53-

STAA^

41

40

2. den hond .

e.

d.
e.
ƒ.
f?-

a.

]).
e.

3. de kat . .

4. het ghis

5. liet huis

f). het alarinhlok
(kentongan) .

een marmot.......

een kat ........

een slang........

een olifant,.......

een paard, een looi)end i)aard

een hond.........

een zwarte aap
een tyger . .

een ton .........

een bloempot v(van aardewerk) .
een zinken kwispedoor (paidon)
een bamboemandje (tjeting •\'\'))

een rasp.........

een desa])oort (kroen®)) . . .

I

1 ni,

1 vr.

1 vr.

1 vr. ;

1 vr.

1 m. I

i 2 m.

( 1 vr.

1 in.

2 m.
1 vr.
1 vr. ;
1 vr. ;
1

1 vr.«)\'

1 vr.2)

1 vr.

bloemen . , .
een .sj)rinkh}uin
roet . . . .

een bamboemand met deksel (tenong"))

een rystwan (tampah\'"\')) ......

een berg............

a. een fleseh

een kruik.......

een ()liclami).ie.....

een ])iek.......

een schei)i)er.....

een hangklok.....

een zuig.speen . . . . .

oen veerbalans.....

oen steenen huis, oon bnig
oen I
\'iUropee.sohe hoer . .

1 m.
1 m.
1 vr.
1 vr.
1 vr.^)
1 vr.^)
i2 in.
i 3 vr.
1 m.
1 m.
4 m.

1 vr.

2 in.
1 lU.

1 m.
1 vr.
1 vr.

VERMOEDELIJKE OORZAAK:

Oppervlakkige uitei\'lyke gelijkenis.

witte en zwarte vlekken.
^5edoelde den kleinen hond; wist den grooten hond niet thuis te brengen.

Idem.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

^Vees op den staart.

Zag den staart voor de slurf aan.

bedoelde den kleinen hond; wist den grooten hond niet thuis te brengen.

Oppervlakkige uiterlijke gelükenis.

Idem.
Idem.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkeni.s.

Idem.
Idem.
Idem.

, Idem en de glimmende liehtstrcpen.

^ces O)) de glimmende liehtstrcpen.

^y^\'es naar den rand van het dak.
"je vorm van de daklijsten,
^^age algemeene indruk.
"PPorvlakkige uiterlijke geUjkoni.s.
Idem.
Idem.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

y Idem.

^«gen het touw aan voor de i)it..
touw.

Oppc

don slinger.

I PP0ry al<kig(, uiterlijke gelijkenis.
On, , \' \'"i^sohien het gewicht of
\'\'l\'crvlakkigo uiterlijke gelijkenis.

^^edo Iflem.

Onn"^ \'"\'f<«<\'hicn een bamboebruggetje van boven gezien.
»l>«>\'vlakkigo uiterlijke golijkoni.s.

Transporteeren .

45(37)

\') Werd luier «pontajin vcrlH}tcr<],

\') Uit hetzelfde milieu, doch niet van deze serie.

\') Zio de pinten 1 t/m. O hehooronde by dezen stunt.

-ocr page 54-

43

42

De teekening
van:

werd aangezien voor

VERMOEDELIJKE OORZAAK :

Per transport . .

een schaar
een mier.
een horloge

een l)ank.

7. het juk .

cen pennenstandaard......

een rek voor de hatikkerij (gawangan -)

cen kai)stok..........

een desai)oort (kroen -)).....

rails van een trein.......

a. een rek om borden en kopjes t)p te zetten

b. een stookplaats (jiawon\'^)).....

8. de sirihdoos

c. een stecnen huis

d. een ploeg.......

e. een i)latte houten schepleiiel

a. een houten hamer . . .

9. het rqstblok

, 1 i op straat......

b. een paal ,

\' I op een dak......

e. de sehooi\'steen van een suikerfabriek .

45(87)

1 vr.
1 vr.
1 in.
1

1 vr.^)
1 ni.
1 vr.^)
I m.i)
1 m.^)
1 vr.

1 n.. \'

1 vr.

1 ni.

1 vr.
1 vr.

t 3 ni.

4 vr. I

1 ni.

1 vr.

1 in.

1 ni.

1 vr.

I vr.

\\ 1 ni.

j 1 vr.

1 vr.

76 (<iO)

a.
1).
e.

d. een kalki)otje van een sirihstel . . .

; / a. een vlinder.

10. den wrijfsteen \\ b.
(pipisan).

een rijstblok,
c. een mes . .
(1. een mes .

Totaal . .

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.
Idem.

Wees op het touw; dat was de ketting.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.

scheidingswanden tusschen de hokjes herinnerden aan i)lanken.
Hield de teekening 90° gedraaid; zag de hokjes aan voor de openingen

oni de potten oj) Ie i)Iaatsen.
Hield de teekening 45° gedraaid; de hokjes herinnei-den aan kamers;
wees den langen bak aan als het dak.
schaduw was het i)loegijzer.
^^\'ees op de schaduw.

Op|)ervlakkige uiterlijke gelijkenis.

op (!(.„ .stam])cr.
Idem.
^ Idem.

Oppervlijkkige uiterlijke gelijkenis; perseveratie van |tl. H.

\'^Pl\'ervlakkige uiterlijke gelijkenis, waarbij nien de .scliaiUiw voor een der

vleugels aanziig.
^^1\'poi-vlakkige uiterlijl-e gelijkenis; jjerseveratie van i)l. !).

\'\'^«•haduw was: hel lemmet; hel onderstuk: de greep, en daar boven:
^^ seheede.

Nfhaduw was: het lemmet; het platte b(»venstuk: de kerfplank; de
roller: een rasp.

\') Uit liotzclfdc milieu, doch niet vnn deze sprit\'.
\') Zio
do pinten 1 t/m. G behoorcnde liü dezen Htnat.

-ocr page 55-

d. oen jiloofr.......

O. oen i)latte houten sohoploi)el

a. oen houten hamer , . .

9. het rijstblok

10. den wrijfsteen
(pipisan).

, 1 \\ op straat......

b. eon paal i ,

\' I op een dak......

een penuenstandaard.......

een rek voor de l)atikkerij (gawaugan -)).
een kapstok

een desapoort (ki-oeu -))
rails van een trein

1 vr.

1 vr.

lu.

4 vr.

1 in.

l vr.

1 ni.

1 in.

I vr.

1 vr.

^ 1 Ul.

h vr.

1 vr.

dc schoorsteen van eon suikorfabriok .

O.

d. oen kalki)otjo van oen sirihslol .
/ a. eon vlinder........

oen rijstblok,
c. oen mos . .
(1. eon mos .

VERMOEDELIJKE OORZAAK

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.
Idem.

Wees O]) het touw; dat was de ketting.

Oppervlakkige uiterlijke gelijkenis.

Idem.
Idem.
Idem.
Idem.
Idem.

\'Jo scheidingswanden tusschen do hokjes liorinuordon aan plankon.
•ïiold do tookoning !)0° gedraaid; zag do hokjes aan voor do openingen

om de potten oj) to plaatsen.
Hield do toekoning 45° gedraaid; do hokjes herinnerden aan kamers;
wees den langen bak aan als het dak.
schaduw was hot ploegijzer.
Wees op do schaduw.

Opliorvlnkkige uiterlijke geliikonis.

"^Veos op stamper.
Idem,
Idem.

\'pporvlakkige uitorlijko golijkonis; jiorsovoratio van 1)1. S.

Oppervlakkige uitorlijko gelijkenis, waarbij men de schaduw voor oen dor

vleugels aanzag.
I^Pl)ervlakkige uilorlijko gelijkenis; porsovoratio van pl. 9.
\'\' \'^«■liHduw was: hot lemmet; hot onderstuk: do groep, on daar boven:
schcedo.

schaduw was: hot lomniot; hot platte bovenstuk: do korfplank; do
roller: een rasp.

Totaal. . .!7G(<50)

\') Uit lintzclfilc milieu, doch niet viin deze serie.
\') Zie dc pinten 1 t/ni. G behoorende by dezen stiiat.

-ocr page 56-

Pl. 1. Bamboeiriandje
(tjeting).

l\'I. \'2. Desapoort
(kroen).

Pl. \'), Uek voor <le hatikkerij.
(gawangan)

-ocr page 57-

ri. O. Bamboeinaiul met deksel
(tenong).

l\'l. i. Uijstwan.
(tampah).

Pl. G. Stookplaats
(pawon).

-ocr page 58-

Dat dit inderdaad zoo is, bleek bv. nog zeer fraai uit de
antwoorden bij het 4« prentje. In werkelykheid lierkeimen wy
een glas behalve aan den vorm, aan de doorzichtigheid en aan
de eigenaardige liehtreflexen. IVIaar wij zijn daar al zoo aan
gewoon, dat wij ons daar nauwelyks rekenschap meer van geven,
en in ieder geval niet recht meer weten hoe die liehtreflexen
er nu eigenlijk uitzien; getuige de moeilykheid die iemand
heeft, om een glas behoorlyk weer te geven, tenzy hy zich
speciaal op het teekenen heeft toegelegd. Toen ik nu het
prentje van het glas liet zien, waren er slechts drie van <le
twintig, die bet dadelyk herkenden. De overigen kwamen —
omdat \'het iets nieuws gold — niet heen over de details, of
wisten die althans niet, zooals by het voorwerp in natura,
aanstonds op de juiste wyze te combineeren. Eén Averd door
de overlangsche sti-epen blykbaar herinnerd aan een ra.sp; een
tweede zag —\' zooals hy ons zelf aanwees — er de stylen
in van" een desapoort (ietwat van ter zyde gezien; zie
staat VII pk 2). ^laar de meesten negeerden ze eenvoudig
omdat zy er niet goed raad nu>e wisten, en bepaalden zieh alleen
tot den voi-m. Ja zelfs waren ei- drie (2 m. en 1 vr.) die, nadat
ik hun het glas in natura had laten zien, de gelykenis loochenden
juist van wege die witte strepen, want „die waren er in
werkelykheid niet". Aiuleren, die de identificatie wèl nuiakten,
zagen ze aan voor de bloemen van het glas; weer amlcrcn
konden ze heelemaal niet thuis brengen: dat was nu eenmaal
zoo de teekening. meei- konden zy er niet van zeggen. En zoo
waren er ten slotte slechts twee (beiden mannen), die achteraf
uit zich zelf begrepen dat het de lichtreflcx nu)cst voorstellen.

Natuurlyk hangt het re.sultaat in dezen ook zeer veel af van
de techniek van don toekonaar. Voor gewone illustraties stellen
wij daaraan uiteraai-d im niet zulke heele hooge eischen; als
het er maar een beetje op lykt, is het voor het beoogde doel
dikwyls al voldoende. Daar komt nog by, dat er in die techniek
ongemerkt iu)g heel wat conventie schuilt. Men pleegt dit of
dat nu eenmaal van oudsher zus of zoo af te beelden, en de
geoefende weet al gauw niet beter of dat hoort zoo; hy let
er dan verder niet meer op en staat min of meer verrast, als
een andei-, die dat niet van jongsaf geleerd heeft, zieh aan dio

-ocr page 59-

traditie stoot en er zelfs door op een dwaalspoor wordt geleid.
Fraaie voorbeelden daarvan zagen wy by het S*^" en bij het
10e plaatje, waar de schaduw feitelyk de benaming bepaalde
(staat VU N". 8d cn e; N«. 10a, c, d) O- Opmerkelyk
was daarby tevens hoe de rest van de teekening a. h. w. werd
genegeerd, en hoe wonderlyk de vrouw onder N". 10 d zich
de dingen daar boven elkaar dacht. Het maakt den indruk
alsof men al bly was, als men tenminste iets uit den chaos had
weten thuis tc brengen en zich met het overige dan liefst maar
zoo min mogelyk meer inliet; ook daarvan levert staat VII
nog meer voorbeelden, zie o.a. N". 5 b. Dat cv onder zulke
omstandigheden van een zin voor compositie nog weinig sprake
kan zyn, ligt voor de hand; dat zullen wy trouwens nog nader
onderzoeken by het behandelen der tafcreelen (series IV en V).

Vclc reacties maakten ontegcnzeggelyk een uitcrnuitc kinder-
lijken indruk, l-hi men vraagt zich onwillekeurig af, of al deze
toch reeds volwas-sen monschen — zooals bv. die vrouw die
het juk een n»icr noemde — nu werkelyk zclven in gemoedc
overtuigd waren, dat zy het by het rechte eind hadden. Nu is
dat inderdaad vaak moeilyk uit to maken. Wanneer men ienuind
die iets vóór zich krygt dat hy niet kent, voortdurend aan-
spoort dan tciuiiinstc te zeggen waar het oj) lykt, dreigt on-
tegcnzoggclyk hot gevaar dat hy, om er zich van af tc nuiken,
nmar met een of andere geforcecrdc vergclyking voor den dag
zal komen, waar hy ten slotte zelf niet de nnnstc waarde aan
hecht. Ook by dat aansporen is er dus oen grens, dio men
niet .straffeloos kan ovorschrydon. Maar al doondo looi-t men,
en ik kan dan ook verklaren dat er by dit onderzoek imar
gestreefd is do p.]). alleen nuiar wait aan lo moedigen om Inu»
schroom tc overwinnen, cn moer ook niet. Maar desondanks
hadden vele reacties ook werkelyk voor dc mcnschon slechts
dc waarde van eon vergolyking, die zy bereid waren by do
minste tcgenworping mijnerzijds weer terug te nemen. Dat
nitte zich ook in de wyzc waarop zy hun meening tc kennen
gaven, waarin men op het eerste gezicht zelfs geneigd zou zyn

O T{(ivon<Tipn loocltomlo iiumi hor \'2 X KolykciiiH in>k nrlitrraf juist «ji
fïrond van dio wlmduw, nl. l X \'»y (lo siriluloos on 1 X by ilo pipisiin.

-ocr page 60-

de verschillende stadiën dier zelfverzekerdheid a. h. w. met den
vinger aan te wijjzen. Wanneer iemand vraagt: „is dat een
mier?", klinkt dat stellig minder overtuigd dan wanneer
hij bv. zegt: „net als een mier", of: „dat lijkt wel een mier",
en dat op zijn beurt weer minder dan kortweg: „een mier".
Ik heb er achteraf echter van moeten afzien deze zinswendingen
in mfln staatjes op te nemen, omdat het my bleek, dat men
hier veelal slechts te maken had met gewoontereacties van een
zuiver mechanisch perseveratorisch karakter, die men op grond
daarvan bij de beoordeeling dus toch niet als een objectieven
maatstaf zou mogen aanwenden. Trouwens die heele vraag
kwam er voor ons doel ook weinig op aan. Hoofdzaak Avas,
dat de teekening in al die gevallen niet werd herkend, en het
staatje der vergissingen — of wil men liever het staatje der
vergelijkingen (staat VII) — dient slechts om ons te wyzen
waar de moeilykheden liggen, wat de menschen tot die ver-
gelykingen dreef, en welke reacties men dus ten slotte in dc
kliniek nog als normaal zal hebben te beschouwen.

De reden dat zy zelf met zulk een dikwijls toch wel wat heel
oppervlakkige gclykenis voor den dag durfden komen, ligt naar
mijn meening — behalve in hun, door het lage ])cil hunner
algemeene ontwikkeling, nog weinig critischc geestesgesteldheid
— juist in het feit dat zü nooit eerder prentjes zagen, en deze
dus, zooals gezegd, slechts konden beoordeelen naar de voor-
stelling, die zy zich
in het algemeen van dc dingen hadden ge-
maakt. Als iemand het plaatje van de sirihdoos een huis noemt,
de verschillende hokjes voor kamers houdt, en den langen bak
voor het dak (zie staat VII N". 8 c), dan herinnert dat levendig
aan de wijze waarop een kind zich zulk ccn huis zou teekenen.
En wy moeten wel aaiuicmen dat beiden in zoo\'n geval te rade
gaan met dc schematische voorstelling, die voor hen hot begrip
„huis" uitmaakt*).

Er is echter nog een andere reden waarom de antwoorden

1) Mogelijk ÏH — ik heb ecliter ver/.uimd (hiuniiuir (c vragen — dat men dc
naden van den langen bak aanzag voor do daklijsten. .Moeht dit zoo.zün, dun
heeft men hier tevens een fraai voorbcflld van het omkoeren van het pro-
jectievlak tijdens de beoordeeling, \\vaar\\\'an nader sprake is op blz. Cli.

-ocr page 61-

die ik by dit onderzoek kreeg, dikwyls zulk een kinderlyken
indruk maakten. En wel deze, dat men werkelijk soms woorde-
lyk hetzelfde verneemt uit den mond van zijn eigen kiiuleren,
niet alleen by het plaatjes kyken, maar ook als men acht slaat
op de opmerkingen die zij maken over hetgeen zy om zich heen
zien. De moeilykheden, waarvoor de volwassen desaman zich
door oiLs geplaatst zag, ondervindt het Europeesche kind by
zyn eerste prentenboek. Maar in dat stadium zyn ook de dingen
in zyn omgeving zelf hem iu)g in vele opzichten vreenul en
onbegrypelyk. En het gevolg daarvan is dus ook hier dat zy,
het wezen van de zaak niet vattende, aandacht gaan schenken
aau zuiver uiterlyke gelykenissen en aan details, die ons
volwassenen in het geheel niet meer opvallen. Wat men ver-
haalt over kinderhumor — ten onrechte zoo genoemd, omdat
deze uitingen in hun ontstaan niets met humor te nmken hebben
en dus hoogstens humoristisch
werken, veelal echter ook alleen
maar
(/rappuj zyn\') — geeft daarvan menig staaltje te zien.
ik denk hier i)V. aan een zeker Keesje ilat tydens een zware
bui er zyn vader op wees, dat het daarginds net flikjes regende;
aau een ander die pas koekoi had zien bakken en nu de volle
nuuin ook voor zulk een koek aanzag, en ieder zal uit zyn naaste
omgeving daar soortgelyke voorbeelden aan kunnen toevoegen.

Hiermede is het voonuiam.ste waartoe deze serie aanleiding
gaf wel gezegd. Kest nog iets mee te deelen over den uitslag
by pl. 11 eii 12, die niet in .staat VI en Vil is oi)genon)en,
onulat hy zich daar niet goed voor leende. Myn bedoeling was
ul. hier na te gaan, of men den oiulerlingen stand der afge-
beelde voorwerpen goed begreei). Daarby deed zich nu echter
«Ie moeilykheid voor, dat er bv. by het 11° preiUje slechts
1 man was, die werkelyk alle onderdeden goed wist op te
noemen. Uy alle anderen ontbrak er het een of antler aan, en
Vooral het onderste gedeelte stelde aan hun ontcyferingskunst
blykbaar hooge eischen. Daar werd bv. de rand van de anglo
voor een rystlepel aangezien; de schaduw links, voor het
lirandhout enz. enz.
I\'jU één der vrouwen bracht er zelfs

1) VrI. llnzcwinkol, liijdrogc tol dr psycholopir dir liiimorinlni. Loitlon,
Orl)roi>(l(.rs van der Ilook, lU2l!, blz. ;«Ü1 vljj«:-

-ocr page 62-

heelemaa] niets van tereeht en hield het geheel voov een de
pilaren aan den ingang va.x den kraton. By pl- 12 ^ng dal
al niet veel beter. Hier waren er
2 m. en 3 vr. die alle onder-
deelen goed herkenden;
5 m. en 3 vr. maakten fouten en
3 m en 4 vr wisten zelfs voor geen der onderdeelen den auisten
naam te noemen, hoewel dit toch óók voor hen bij de voor-
werpen zelf niet het minste bezwaar opleverde. Als laatste
opdracht verzocht ik hun toen nog, deze voorwerpen nu eens
precies zoo bij elkander te zetten als zy het op de plaat voor
zich zagen. Hoe weinig men echter ook toen nog van die plaat
begreep, blijkt wel daaruit, dat slechts vier der mannen
aanstonds aan deze opdracht konden voldoen.
2 m. en 4 vr.
deden het eerst op alle denkbare manieren verkeerd en begonnen
bv; regelmatig met den kököb (het deksel) er boven op te
zetten, blijkbaar omdat dit nu eenmaal zoo hoorde, en het
dus op de teekening ook wel zoo zou wezen. Na veel moeite
lukte het hun echter toch ook nog.
3 m. en f) vr. daarentegen
moesten liet tenslotte onverrichterzake opgeven, terwyl één der
mannen ci- zelfs in het geheel niet aan wilde beginnen, onulat
het volgens hem nu eennuial niets op elkander leek. Als
typisch
voorbeeld hoe een min of meer geschematiseerde techniek door
ongeoefenden dikwyls verkeerd wordt opgevat, vermeld ik hiei-
nog dat men de zwarte schaduw op den kr\'k?i) vrijwel regel-
matig aanzag vooi- een roetvlek.

De houding van de menschen was ditmaal wat vrijmoediger
dan bij de vorige serie, vermoedelijk onulat het langzamerhand
in die desa al bekend geworden was, dat men van dit onder-
vragen niets te duchten had en dat er zelfs nog iets aan viel
te verdienen. Er waren er die zichtbaar hun best deden, do
plaatjes om en om draaiden om er den juisten kyk op te
krijgen, en oen enkele verstoutte zich zelfs van hetgeen hy zag
zich hardop rekenschap te geven. Daartegenover waren er
anderen — met name weer onder de vrouwen — die vrywel by
alles zeiden dat zy het niet wisten en dio al bitter weinig
fantasie ontwikkelden. Kén van haar (N". (5 van staat VIII)
rajikte in den loop van het onderzoek min of meer ont.stomd;
ik vermoed dat de slechte uitslag <laar voor een dool wol bot
gevolg van ziil zyn geweest.

-ocr page 63-

STAAT VIII.
Aantal i)reut.ies: 10.

Volgnummer bij
het onderzoek

•MANNEN.

1

2

8

4 ; 5 : 6

1 i

7 ■ 8

1

9 1 10
1 \'

Aantal -f-reacties
( rij 1 Staat VI).

4

6

5

4

2

3

4

7

4

2

Cien)iddel(l: 4.1

Volgnummer bij
het onderzoek.

V R 0 U W E N.

1 ^ 2 i 814;

1

ó , 6

7

8 ! 9 \'

Aantal -f-reacties
(rij 1 SljiatVI).

4

4

1 \' 1

4

7

5

7

(ieiniddeltl:

Overigens is hef versehil tus.sehen de heide sexon hier veel
minder uitgespi-oken dan hü de eerste serie. Ik kreeg den
indruk, dal het hier loch wel /eer veel aankwam op de keuze
van de i)rent.ies. Trouwens het ligt voor de hand dat, hoe heter
men een voorwerp kent, hoe meer men hel moet hanleeren en
iu alle standen voor zieh krijgt, de gezichtsindrukken ervan
zich des te scherper zullen inprenten en de kans op ecu juiste
herkenning dus ook groot er zal zijn. Terwijl ik ontwikkelde
Kuroi)eanen hel) ontmoet, die hü pl. 7 (het juk) het antwoord
schuldig moe.sten blijven, omdat zij zoo\'n ding blijkbaar nooit
hadtien gezien los van het comi)lcx: o.ssenspati, waren de
i-esultaten met dit plaatje — tiat ik N. M. speciaal had uitgezocht
"M) van dit waarnemen in complexen nog eens weer een staaltje
tc levereti — in de desa juist opvallend goctl, tenminste by
(Ie mannen (zie staat VI). In Selo daarentegen — een berg-
plaatsje in «len ziulcl tus.sehen dc Mcrbaboe cn do Morapi —

-ocr page 64-

waar in verband met het zware terrein geen ossenkarren meer
gebruikt worden en al het transport per paard gaat, was de
uitkomst weer veel minder. Onder 9 mannen en 8 vrouwen vond
ik er daar van ieder slechts drie, die het prentje herkenden,
terwyl de overigen daar al met ev^n zojid^rlinge vergelykmgen
voor den dag kwamen als hun makkers in de vlakte (vgl.
staat VII 7 c t/m. i).

C. Skrie III.

(OmtreJifignren; bijlage 3):~

Het laat zich niet ontkennen dat in de vorige series de
kleuren, de schakeering van licht en donker — in het algemeen:
de afwerking van de prentjes — de menschen vaak in de war
bracht, en dat er een sterke neiging bestond de afbeeldingen
slechts te beoordeelen naar de omtrekfiguur, d.i. naar hun
vorm. Achteraf ligt dat trouwens ook Avel voor de hand, omdat
wij met den
vorm van de dingen per slot van rekening nog
het best bekend zyn, doordat wy daar behalve optisch, ook
tactiel telkens weer indrukken van ontvangen. Dat stemt in
zooverre dus goed overeen met wat men by jonge kinderen
reeds eerder had opgemerkt (vgl. blz. 11). Aan den anderen
kant beteekent het volstaan met het weergeven van don omtrek
natiuirlyk tevens oen bolangryke schematisooring. liet scheen
dus
gcwenscht hiei- bij deze :}<\' serie nog eens wat nader op
in te gaan.

Het onderzoek had ditmaal jilaats te Soekohai\'dja ± 15 K.M.
Z. O. van Solo ten huize van den onderregent, onder overigens
precies dezelfde omstandigheden als te Sawahan — omdat het
tei\' laatstgenoemde plaatse moeilyk word telkens weer het
noodigc aantal menschen beschikbaar te krygen.

Vestigen wy thans eer.st dc aandacht op staat IX t/m. XIi,
dan blykt dat het voor dc herkenning van don trekpot on do
flesch inderdaad vrywel overeen uit kwam, of men alleen don
omtrek toekende, dan wel dc afbeeldingen wat meer uitwerkte.
Dat nam niet weg, dat men by do laatste toch vrywel algemeen
van oordeel was, dat de afgewerkte figuur de werkelykhcid
het best weergaf.

-ocr page 65-

STAAT IX.
Këndi (driiikwaterkruik), pl. la en b.

OMTREK FIGUUR.

AFGEWERKT.

A n t w oor d.

door

A n t w 0 0 r d.

door

M.

Vr.

M.

Vr.

1- .......

8

3

1. ......

8

6

2. Fouten:

2. Fouten:

a. een deur . . .

1

a. een trekpot. .

2

(wijst op den buik)

b. een (Inlandsche)

later : een vogel-

petroleumlamj).

1

kooi.

i

e. cen waterketel.

1

1), een lantaarn . .

1

e. een kip ....

1

(horizontale streep

1

-f- het cijfer); het

bovenste gedeelte:

een paard; later:-}-

d. een trekpot . .

I

e. een spoor . . .

1

1

(voorzijde loco-

i
1

motief); later:

f. aarden kookpan .

1

(koowali); later:

idem.

g. cen kikvorscli .

-

1

later: -f-.

«i\' Weet geen antwoord

1

3. Weet geen antwoord

te geven ....

i ~

2

to geven ....

2

Totaal. . . .

10

1

10

Totjuil. . . .

10

10

-ocr page 66-

STAAT X.
F.eii trekpot, pl. 6 a en b.

OMTREKFIGUUK.

AFGEWERKT

1

door

Antwoord.

door

A n t w o O r d.

M. !

Vr.

M.

Vr.

1.

.......

9

8

1.

......

10

8

2.

Fouten:

a. een steenen kruik.

1

2,

Fouten:

3.

Weet geen antwoord
te geven ....

2

3

Weetgeen antwoord
te geven ....

2

Totaal....

10

10

Totaal ....

10

10

STAAT Xr.
Ken fleseh, pl. ü a en b.

OMTHEKFIGUUR.

AFGEWERKT.

]

door

r

iloor

Antwoord. i

— •

--

A n t w oor d.

M.

Vr.

M.

Vr.

1. .......•

"1

!

7

1. ......

10

8

2. Fouten :

2. F(»uten:

a. een steenen kruik.

1

1

1

1). een köndi (drink-

waterkruik ; zie

pl. 1) . . . .

i

1

1

3. \\\\\'eet geen antwoord

i

3. Weetgeen antwoord!

te geven ....

: —

2

te geven ....

2

\'i^oUuil ....

10

10

Totaal . . . . j

10

i 10

-ocr page 67-

STAAT XII.
Kop en schotel, pl. 11 a eii b.

o:mtre:kfigüür.

afgewerkt

1

i

A n t w 0 0 r d. j

1
1

door

A n t w 0 0 r d.

door

m.

m

Vr.

Vr.

1 ......

3

-

1- ......

9

6

2. Fouten:

2. Fouten:

a. een kookpan . .

3

-

a. ook een kookjjan

1). een sajoerkom \').

1

(bedoeld werd:

c. een karbouwenstal.

1

net als de om-

d. een i)rau\\v (nl.

trek tiguur).

het schoteltje) .

1

1). een vingerkom.

-

1

e. een anglo (aarden

c. een sajoerkom \').

-

1

komfoor) . . .

1

1". een banibocbankjc

1

(om (leze bena-

ming te begrijpen,

moet men het

jirentje 180° oin-

1

keeren, wat de

man zelf echter

niet had gedaan).

g. een dandang . .

1

(zie blz \'Mi).

h. een gieter . . .

1

i. een trekpot . .

1

j. een waterketel .

1

Weot geen antwoord

i

3. Weet geen lUït woord

l

te geven ....

ó

te geven ....

2

Totaal....

10

10

TotJiul ....

10

10

\') lOiMi k(.nniu-tj<« l.y «Ion ryHlmiialtü\'1 «l«\' KioontwmiH in Ie tloen.

-ocr page 68-

STAAT XIIT.
Ken gans, pl. 4.

VAN ACHTEREN GEZIEN.

VAN TER ZIJDE GEZIEIN.

A n t w O O r d.

door

M. Vr.

^ / gans 6 ni. 2 vr.
\' \\ eend - 2

1 I \'

■ \' ] zwaan 3 ni. 1 vr.^
\\ vogel lm. 1 vr./

2. Fouten:

3 Weet geen antwoord |

te geven .... — 4

Totaal .... I 10 10

10 6

1-

2. Fouten:

a. een mand om de
ganzen uit te voe-
ren .....

b. een kendi (drink-
waterkruik) . .

e. een aarden i)ot .

d. een ileseh .

e. een (jenever) karaf;

f. een bloernjjot

g. een trekpot . . j

h. een kwispedoor. 1

i. een lamj) • ■ • |
j. een lantaarii ...
k. een schildpad

(blijkbaar van bo-
ven gezien).

3. Weet geen antwoord
te geven ....

Totaal. . . .

1 ; -

j

_ I 2

— \' 2

2 _

- : 1

1 1

\'i-
1 \' -

1 -

1 -

• I

1 , 1
10 ! 10

-ocr page 69-

STAAT XIV.

Keu man die een kar duwt, resp. naar zieli toe trekt,
pl. 7 a en b.

VAN ACHTEREN GEZIEN.

VAN TERZIJDE GEZIEN.

A n t w o o r d.

door
M. ! Vr.

door

A n t w o O r d.

i M. Vr

1. . . .

ie vraag, wat

dat voor?
......

b. een kar (wagen) .

c. een menseli . . .

d. een auto of een
spoor (wijst op het

wiel).....

een ijzeren wiel .

-e vraag: wat meer?
(O ni. ö vr.)

\'M-......

vraag: wat is dat?
(tle man; 3 ni. 1 vr.)
een man (de koet-
sier ......

vraag: wat doet die

10

iM.

4

5

Vr.

3
3

stelt

1 l

3; 1

»mn? (ö ni. A vr.)
......

NN\'eet
Keven

Totaal......I 10 I 10

- l\'outcn: zie onder 1.

Keen antwoord te

1

Fouten:

a. een man die op een brug

klimt.......

1). een man die hout draagt
e. een man die op iets
steunt fziet den l)ak van
den wagen aan voor een

boogzaag) .....

il. een man die met de
armen oj) de tatel steunt
(wijst de wielen aan voor
de pooten, en den bak
voor het tafelblad) . .
e. een man . . 2 m. ä vr.
wat doet hij?

1. hij staat voor een
draagstoel ....
II. hij klimt . . .
Ifl. hij houdt zijn ban-1
den op zij en lH)udt |
een stuk hout vast.
IV. hij houdt zijn ban-1
den op zij en houdt
I
iets vast . . . .\'
V. hij staat met de ar-
men op zij....
VI. Ik weet het niet .
r. een desaiioort (zio staat
VII .))

g. een ki

h. oen so

antwoortl te

2
10

3. Weet geen
geven . . ,

Totaal

1 ! -

1 —

1 -

3
l

1

lO\'

)penhok
»ut . .

v/ lii\'-r «iTokciiil n-ii mitwoonl in dm Kc<\'sf van het «inschrift. Hun, dio na ilt\'

dit i,""^\' z\'\'\'" \'■••If fiu»\'irtjo van d"ii iniin luidden neuDenid, wim\'h ik vervolgens

\'"\'rkrl\'i^\'"\'"K: is dal t Kn nadat oj) die manier allen de lieiile luiofddelails luidden
Volgde i,.„ ,1,, vraag.

-ocr page 70-

STAAT XV.
Tafel en stoelen, pl. 2.

door

A n t w 0 0 r d.

i

M.1

Vr.

1.

1

5

2.

Fouten:

a. stoelen

tafel: een gawangan (v/cl. batikkevij, zie C ^

staat VII^))..........

1). stoelen ...........2

tafel: een desapoort (zie staat VIP)) . .

c. stoelen: een rak.......... j

tafel: een deur

3. Weet geen antwoord te geven

Totaal .

10

10

STAAT XVI.
Glazen, pl. 9 a.

HET MIDDELSTE GLAS.

HET GLAS HECHTS.

door

door

A n t w oor d.

--

A n 1 w O O r d.

M.

Vr.

M.

Vr.

1. ......

0

3

1. ......

9

7

2. Fouten:

2. Kouten:

a een stoplleseb .

1

a. een ki\'ki\'b (zie

1). een kwiöi)edoor.

1

blz 3B) . . .

1

c. een bamboemand

b. een vierkante

met deksel (tenong

#

tleseb ....

1

_

zie staat VII s)).

l

1

d. een bamboekooi.

1

1

e. een vingerkom .

1

3. Weet geen antwoord

O. Weel geen antwoord

i
t

i

i n

te geven ....

1

. 4

te geven . . . .

1 #

O

1

Totaal ....

10

10

Totaal ....

10

1 10

-ocr page 71-

^TAAT XVI1.
Ecu karbouw, pl. 3 en 5.

VAN TERZIJDE GEZIEN.

VAN VOREN (iEZIEN.

! door

door

A n t w O O r d.

M. Vr

Antwoord. l-

: M. I Vr.

( karbouw 3m. 3 v.^
\'i koe . . . 4in. 4 v.^

1.

/ i (

l karbouw 7 ni. 7 v.;
1. stier . . 1 ni.
\' koe ... 1 ni.

2. Fouten:

a. een varken .
1). een bond . .
c. een krokodil.

3. Weet geen antwoord

te geven . . . . ; — 1

Totaal

10 10

wat doet bij? bij
ligt.

2. Fouten:

a de kop van een
karbouw, bel lijf
is er niet . . .

3. Weet geen antwoord
te geven ....

Totaal ....

10

10

STAAT XVI11.
lOen spoortrein, pl. 12\').

door
M. ; Vr.

A n t w O O r d.

l. ..............

2. I\'^outen:

a. een kanon...........

1). de hoorn van een granioi)hoon ....

e. een boom (liggend).......

d. een rui)s (wijst op den rook) ....

e. een desapoort (wijst naar dc 2 voorste
telegraafpalen).........

f. een auto (het voorvlak van de loconu)tief
zou het wiel zijn)........

g. een olifant (de loshangende ketting aan
den voorkant zou de slurf zyn) ....

h. een schip (kan dat niet nader uitloggen) .

\'1
10

3. Weet geen antwoord to geven.....

Totaal......; U)

n llif\'r ltc\\Mrr<lt\'ii I ili-r vmuwfii lu-litcnif, ilat •/.\'(] nooit foii s|iinii hmUlt-n
K<\'zicn. Hü .1(. ovorif,\'»\' nuininorx kwatn <liil nirl lH-ki-nd-zyn met liflK^n <!<•
ivflH\'c\'ldinp; voomtolilc ni(>t voor.

-ocr page 72-

STAAT XIX.
Kinderen die met een bal spelen, pl. 10.

door

A n t w O O r d.

M. Vr.

ic vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. kinderen aan het spelen ......

b. menschen, de één staat, de ander knielt,
zij steken de armen vooruit.....

c. stelten...... menschen die de handen voor-
uit steken...........

d. menschen...........

e. net als menschen, maar ik heb het nooit
zoo gezien....... ...

f. het Iflkt op menschen, maar alles is smal .

g. net als stelten...... menschen.....

h. net als een hoofd, net als voeten...... net

als een sprinkhaan........

i. boomen (met takjes).......

j. weet het niet..........

2<- vraag: wat doen zy? ((5 m. (> vr. nl. vraag
d, e, f, g, h).

a. zy .spelen...........

b. zij gooien met iets........

c. zy vragen misschien iets, want zy steken
de lianden vooi-uit........

d. zy steken de armen vooruit en zy knielen,

e. zy steken de armen vooruit.....

f. zy wandelen..........

g. zy staan...........

h. zy springen (nl. de sprinkhaan, 1« vraag h).

30 vraag: waarom steken zy de handen vooruit?
(4 m. 1 vr. nl. 1" vraag b, c; 2<\' vraag d. e).

a. zy .spelen...........

b. misschien wel om eten te vragen . . .
e. weet het niet.........

- 1

1

5

-ocr page 73-

door

A n t w o o r d.

Vr.

U.

vraag: waarmee spelen (gooien) zy? (5 m.
1 vr. nl. Ic vraag a; 2<\' vraag a, b; vraag a).

a. met een bal..........

b. Aveet het niet..........

5o vraag: wat is dat? (de bal in de hieht; 1 m.
3 vr. nl. vraag e; vraag b).

a. een wieltje (dezelfde van 4<\' vniag b) .

b. een armband..........

e. de maan...........

d. weet het niet..........

1

STAAT XX.
Zwemmende eenden; eenden op het water, pl. 8.

door

A n t w 0 0 r d.

1

- -

M. 1

1

1\'\' vi-aag: wat stelt dut voor? (10 m.

10 vr.).

a. zwanen die zitten . . . .

j

1

1). zwanen.......

3

0

e. eenden........

2 ,

1

d. ganzen ........

• • • •

2

1

e. kippen........

1

! __

I

-

g. weet geen antwoord t«\' geven

. . . .

0

2" vraag: wat doen zy? (9 m. 8 vr.

nl. vraag

I) t/m. f).

a. zy zwemmen......

1

waar is het water?

b. zy zoeken eten op het water .

.

1

-

waar is het water?

1

<1. zy zitten.......

.

i

r*

i

-ocr page 74-

Ant w o () r d.

30 vraag: op het land of op het water?

(8 ni. 8 vr. nl. l«" vraag a;

2c vraag c, d).

a. op het watar......

1. waar is het Avater? . .

II. de zwarte achtergrond is
het water; de witte strepen
zijn een stuk hont, dat op
het Avater dryft . . . •
III. kan het Avater niet aanAvij-
zen en
Aveet niet wat de
Avitte strepen beduiden . .

Vr.

Vr. : M.

]\\L

_ 3

2 ; 3

1

1

1). op het land.......— \' — ó

de Avitte strepen z\\jn:

I. het erf.......2

II. een stuk bamboe . . . . —

III. takjes.......1

IV. boomen......1

V. weet het niet............1

c. weet het niet.......—

kan ook niet zeggen wat de
witte strepen nu)etcn voorstel-
len.
 i

By de köndi was dat anders. Daar Avas het aantal fouten
by dé omtrekfiguur belangryk grooter. Nu zou mon in dit
geval daarvoor nog kunnen aanvoeren, dat de taak by do
uitgewerkte afbeelding ook gemakkolyker was, doordat hel
woord „kfïndi" hen, die de omtrekfiguur al eenmaal haddon
horkend, a. h.
av. nog oj) de lippen lag. Dat dergelyke jionsovera-
torisehe momenten op de benaming invloed kunnen oofoiuMi,
hebben wij by de vorige serie inderdaad oen enkele maad
kunnen vaststellen (zie .staat VU N". ?) d en 10 b). Hy staat XII
moet er echter in ieder geval nog iets anders zyn bygekomen,

-ocr page 75-

omdat het verschil teii voordeele van rechts daar veel te groot
is; het lydt wel geen twijfel, dat daai-aan in hoofdzaak de
wyzc van afbeelden bij 11 a — uitsluitend van terzijde, zóó
dat de opening boven in het geheel niet te zien komt —
schuld is.

In het algemeen zal natuurlyk die teekening het gemakkelykst
worden herkend, die de belangrykste details het best weergeeft
(vgl. bv. de kolommen 1. en r. van staat XIII en XIV). Veelal
is dat, zooals reeds eerder werd opgemerkt, de afbeelding van
ter zyde. Dat hangt echter uiteraard geheel af van den vorm,
en zoo zyn er bv. ook tal van voorwerpen, die men beter doet
schuin van boven weer tc geven (zie bv. de tafel in tegen-
stelling met de stoelen by staat XV).

Ilct blyft moeilyk hiervoor algcmeene regels op te stellen.
De veelzydigheid van den menschelykcn geest en de talloozc
mogelykhcden die zich daardoor altyd weer voordoen, maken dat
het dikwyls gan.sch anders uitvalt dan men het had verwacht.
Zelfs by een en denzelfdcn p.p. kan men — ook al heeft men
OJ) dit gebied reeds wat ervai-ing — er van tc voren niet dan
onder groot voorbehoud eenig peil op trekken, welke i)laatjes hy
wèl en welke hy niet zjil herkennen. Zoo
wcihI bv. in tegen.stclling
met wat wy nu juist by i)l. II hebben g(>zien, het rechtsche
glas van pl. !)a veel beter herkend dan het middelste (zie
staat XII en X\\\'l); wy moeten wel aannemen dat by dit laatste
het (Ie randversiering was die de nu\'uschen in de war bracht.
Dok bleek dc karbouw (.staat XVII) gemakkelyker te herkennen
van voren gezien dan van tcrzyde, hetgeen er op wyst dat
bii dit dier ile kop met de beide hoorns de voonstelling be-
hcer.scht. Kn één der vrouwen hcrkenilc bv. wel den spoortrein
(staat XVlIl) en niet dc kf-ndi, terwyl er toch geen twyfcl
aan was dat zy de laatste in werkelykheid veel vaker zag dan
de eerste.

•Maar hoe dit zy, teckeningen waarin de begripsbepalende
«letails niet of niet v(»ldocndo tot hun recht komen, worden
<loor den ongeoefende zeker niet herkend, dat bewyzen pl. l
7 b (rechter kolom slaat XIII en XIV) wel zeer duitlelyk.
Overigens kan er, waniu\'cr de karakteristieke lyn nuuir blyft
l^\'waard, heel wat ongestraft worden weggelaten. Ken aardig

-ocr page 76-

voorbeeld daarvan levert pl. 10, die ik geknipt heb uit een
artikel over de teekenmethode van Madame Artus^). By deze
methode wordt er juist op aangestuurd, de kinderen aan al
de dingen om lien heen die karakteristieke lyn te laten op-
merken, en hen op die manier te leei-en datgene, wat vorm
en houding in laatsten aanleg bepaalt, met enkele potlood-
strepen weer te geven (zie staat
XIX). Hier waren niet minder
dan 8 m. en 6 vr. die, hoewel sommigen pas na eenige aarzehng,
althans begrepen dat het menschen moesten verbeelden. De
schematische voorstelling van het water op pl. 8==) scheen
daarentegen minder gelukkig. Want zooals staat
XX aangeeft
wisten hier slechts 4 m. en 3 vr. de gegolfde witte lijntjes op
de juiste wijze te verklaren.

Merkwaardig is in dezen staat de reactie all op de 3« vraag,
omdat daar tijdens de beoordeeling, het projcctievlak plotsclhig
90° werd omgedraaid (zie de noot op blz. 4(5). lletzclfde zien
wy bij de reactie 2d van staat
XIV, waai- men het vierkante
voorvlak van den wagen aanzag voor een tafelblad, en de
strepen van de wielen in het verlengde daarvan voor dc pooten
van de tafel.
Dit herinnert wederom sterk aan de nuinier
waarop onze kinderen plegen te teekenen, omdat die immers
eveneens soms verschillende projecties in één compositie ver-
eenigen. Ik wys hier bv. op plaat A van blz. 03, een teekening
van mijn (i-jarig zoontje, waar men den trein van ter zyde, de
spoorbaan van boven, dc stootblokken (SI en S2) en het
locomotievcnhuis (
Ij) daarentegen weer van voren ziet weer-
gegeven; kortom
elk onderdeel in den vorm, waaronder het
hem voor den geest stond, zonder dat hy daarby rekening hield
met de optische verschijning van het geheeP). Iets dergelijks
geschiedt dus blykbaar ook, wanneer een ongeoefende bezig is
zyn eer.ste prentje te ontcijferen. Tot welke wonderlijke, optisch
volmaakt onmogelijke conclusies dat leiden kan, leert staatXVl

1) L. Artus—Pcrrolot, I.c thsain au xrrricc dr 1\'iduc.olion. Zie lift
iiiaandwhrift
Dc vrouw cn lia<ir hui\\, Ifle jaargjuiR, X». 8—11.

•2) IJezc cn (Ic andere «mtrekfigurcn knipte ik uit een «erio tcckenboekjes
Kitdh gambfir van A. .1. H. Heiierp.

3) Vgl. ook Bühler, t.a.p. S. 252—253.

-ocr page 77-

roehtcv kolom 2 b, Avaur men het glas reehts een vierkante
fleseh noemde.

Daartegenover hoorde ik dan echter soms óók weer dingen,

die klaarbl\\)kcl\\ik Inin oorsprong vonden in een zuiver optisch
herinneringsbeeld van een of ander voorwer)), gezien uit een
zoo ongewone richting, dat zich moeilijk liet aannenu\'u, dat
het werkelijk jïiist in dien vorm de voor.stelling van cle
menschen beheersehtc (zie bv. staat IX linker kolom 2e, en
staat XIII rechter kolom 2k). Ik zeg dit evenwel nu<t eenig
voorbehoud, omdat er allerlei milieu-invloeden denkbaar zijn,
die dit laatste eventueel toch nog weer verklaarbaar zomlen
kunnen nmken. Aan den anderen kant kan hel niet verwon-
<lcren, dat, waar bü het zoeken naar een of andere gelijkenis
uiteraard van itllr kanten nmleriaal wordt aangevoerd, de keuze
iu den beginne nog wel eens wat zonderling uitvalt. Trouwens
liot liet zich aantoonen, dat zelfs nog tijdens zulk een eerste
onderzoek men gaandeweg reeds beter leerde schiften. Ik wijs
Iner bv. op het eerste plaatje van de kendi dat ik — omdat het
aanvankelijk zoo dikwijls niet herkend was — aan het eind
van de proef nog eens liet zien. De uitkomst was toen indci-tlaad
veel beter (zie staal IX linker kolom).

-ocr page 78-

Overigens vindt men ook bij deze serie weer de gewone
fonten, berustende op een vage gelijkenis of op een associatie
aan een of ander detail, zooals wij die uit de vorige nu reeds
kennen (zie bv. staat IX linker kolom 2 c, 2d; staat XII linker
kolom 2d; staat XVIII 2a, b, c, d, f, g, en vele andere). Dat
men zooals in bet geval van staat XII linker kolom 2 f, het
plaatje eerst moet omkeeren alvorens de benaming te be-
grijpen, kwam in beginsel wel meer vooi-. Want zooals wü bi.i
serie II reeds opmerkten, draaiden de mensehen, als zij het
plaatje niet konden thuis brengen, het niet zelden een heelen
of een balven slag om, teneinde o]) die manier eventueel nog
tot de juiste oplossing te kunnen komen. .Merkwaardig was
trouwens hoe sommigen in hun ijver zelfs o]) hun .stoel heen
en Aveer begonnen te schuiven en het prentje uit alle richtingen
zaten op te nemen, evenals zij dat buiten ook ;couden doen,
wanneer het er op aan. kwam, bp wat niet aanstonds duidelijk
was, nóg eens een anderen kyk te krygen. Iets wat hen by
het prentje, dat onder die omstandigheden zich zelf gelyk bleef,
natuurlijk niet helpen kon.

De reden dat ik op die reactie van staat XII nog even de aan-
dacht vestigde, was echter deze, dat de p.p. tlitmaal zelf hel
plaatje
mei had omgedraaid, hetgeen dus even in herinnering
bracht, wat ik over dat bekyken en herkennen door onze
kinderen van ])renten in verkeerden .stand, op blz. 11 heb
meegedeeld. Andere voorbeelden daarvan heb ik niet gezien.
Trouwens dat was ook niet te verwachten. Want hoeveel over-
eenkomst met kinderlijke uitingen ik in het voorafgaande ook
heb kunnen aanwyzen, ten aanzien van dit punt zyn de ver-
houdingen toch ongetwijfeld anders. Kinderen sollen o]) dien
leeftijd ook met ander siieelgoed — hun hondjes, jxiesjes en
huisjes — al even wonderlijk heen en weer als met hun ])renten-
boek. lUijkbaar houden zij zieh o]) zoo\'n oogenblik mei den
natuurlijken stand van de dingen in de ruimte in het geheel
niet op. Om gezichtsindrukken is het hun te doen, van allerlei
soort en uit allerlei richting; om gevoelsindrukken en om de
eombinatie daarvan. Zy willen — zooals ik dat op blz. 25
reeds oiimerkte — de dingen leeren kennen
als znodanuf, zc
van hier naar ginds brengen enz. enz. Kn eerst later, als zy

-ocr page 79-

zt\' doelmatig gaan gobnükeu in onderling verband, krijgen zij
oog voor stand en houding.

Het is duidelijk dat by den volwassen desaman — hoe dom
of onontwikkeld hij ook zijn moge — dit alles heel anders
is; dat voor hem die stand van de dingen in de ruimte wel
degelijk beteekenis heeft. Hoogstens zou men hier vergissingen
kunnen verwaehten. als men hem iets in handen gaf, dat hij
nog nooit los van zyn natuurlyk complex vóór zich had gehad.
Het gemeenschappelyke met het kind, lag voorloopig hier dan
ook alleen in het feit, dat zij beiden door hun ongeoefendheid
moeite hadden met het herkennen van de
(ifbeehliii(jcn der
dingen, waardoor zy vanzelf daarby ook nog dezelfde soort
fouten maakten.

Zoo viel bii ket plaatje van de tafel en de stoelen (staat XV)
weer op, hoe zonderling sommigen zich daar de zaken by
elkaiuler dachten, en hoe weinig aandacht zy daarby nog
schonken o.a. aan de proporties. Blijkbaar beoordeelden zy
ieder teckeningetjc vooi\' zich, zomler zich rekenschap tc geven
van het geheel. Overigens valt daarby te bedenken, dat dc
associatie tafel-stoel by den gewonen desanuin stellig ved
minder iiung is dan by ons, omdat men. zooals gezegd, die
voorwerpen nog betrekkelijk zelden by hem aantreft. Maar
o(»k bij
1)1. was er slechts één, die blyk gaf verband tc hebben
gezocht tusschen dc afbeelding links cn rcchls, ook al was dat
verband dan nog verkeerd (zie staat XIII rechter kolom 2a).
Kn bij pl. 6 van serie II hield één der vrouwen, ook na de
identificatie, er aan vast, dat hel figuurtje rechts «\'cn lepel
was. terwijl het toch oogenschyulyk genoeg voor dc hand lag.
dat het d<\'n kiuippcl nu)est verbeelden om op het blok tc slaan.
Ik wijl <lil tekort aan combinceren. behalve aan dc nu)cilyk-
hcden die men nog nu\'l de onderdeden had. bovendien aan
ccn gebrek aan inzicht v(n)r wat er nu eigenlijk met zulk ecu
prent bedoeld wonit, voor datgene dus wal Ilühler dc ..Dar-
stellungsfunklion" van de plaat noemt (zie blz. 10).

Ook bii pl. \'a cn H. waar ccn actie wordt weergegeven, en
bii pl. 10 waar nog meer in het bijzonder een samenhang
tusschen (Ie verschillende figuren valt op Ie merken, treft het
hoe de groote meerderheid zich daarby aanvankelyk slechts

-ocr page 80-

liepaakle tot het noemen van één enkel detail. Zoo ziet men
bv in staat XIX dat er sleclits 1 man was (N". 1 a), die dadelijk
bij de le vraag reeds wist te zeggen, dat het een
voo.-stelhng
was van spelende kinderen. Twee anderen (11) en e) gaven
een „be.schrüving" in den zin van blz. 11; al de overigen
kwamen daarentegen niet heen over het detail, waarvan de
herkenning hun trouwens al moeite genoeg opleverde. Dat blykt
het best uit dc enkele schuchtere uitingen van oen zich hardop
rekenschap geven, die wij evenals bij serie II, ook hier te hoore.i
kregen (Ie, f, h). In staat XX cn XIV is dat al niet veel
anders. Toch blijkt vooral uit dezen laatsten, dat met enkele
eenvoudige vragen veelal het juiste antwoord toch nog volgde.
Of wij dit blijven hangen aan details daai-om wel uitsluitend
mogen toeschrijven aan de moeilijkheden die het herkennen als
zoodanig opleverde, lijkt niet waarschijnlijk. Vermoedelijk voegt
zich daarbij, dat er primair weinig neiging bestond om de kern
van de zaak in hot oog te vatten. Als oorzaak daarvan komt,
behalve bij sommigen misschien een zekere mate van gemak-
zucht, in dc ocr.ste i)laats in aanmerking: de gei\'inge algemeene
ontwikkeling. Want ook dat uit zich zelf aanstonds zoeken naar
de (luintesscns van iets, wordt in hooge mate bevorderd door
het onderwijs, cn vormt dan ook een der belangrijkste ken-
merken van het meer gerijpte vorstand. Hoe dc verhoudingen
hier zyn, zullen wij in don vorderen loop van dit onderzoek
cchtei- nog nader loei-on onderscheiden.

Dc houding van de menschen kwam ovoi-ccn. met die te
Sawahan. Ook hier waren er onder dc vrouwen weer twee,
die 01- absoluut niets van terecht bi-achton (zie staat XXI
X". 4 on f)). De ecno, die overigens in het gehool goon donnnon
indruk maakte, k«!ek ei- naiiwelyks naar en verzekerde uit don
treure, dat zy het niet kon en dat wy het uuiar eerst moesten
zeggen. De andore, van meet af aan stug en star, raakte onder
het onderzoek zoodanig ontstemd, dat zy ton.slottc ook van do
allergewoonste gebruiksv()orwer|)on, ja van haar eigen baadje
beweerde, niot te weten wat dat was. Aan hot eind liep zij
boos weg en wilde zelfs de 20 centen niet ontvangen. Schakelt
men met het oog daarop, N". 4 cn 5 van beide sexen uit, dan
wordt het gemiddelde in staat XXI resp. 14 on 12.25.

-ocr page 81-

STAAT XXI.
Aantal prentjes: 21^).

Volgnummer bij
het onderzoek.

A N

N E N.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Aantal -f- reacties.

14

14

18

16

13

13

16

11

10

16

Gemiddeld:

14.1

Volgnummer bij
het onderzoek.

V 11 0 U W E N.

1

2

3

4

5

0

1 „
1 1

8

9

10

Aantal-f- reacties.

14

13

11

1

0

10

14

12

10

14

Gemiddeld:

1) .\\ls ivfzoiiilcrHiki\' piTiitjoH 7.\\iii m\'n\'kiMul:
1. No. lu.
\'2. No. n».

No. 2. til\' sloi\'ltMi.
I. No. 2. tic liift\'l.
."). No. ;5.

(1. No. nmiH vnn Wr zyilo nfzii\'n.
7. No. I. itli\'Mi vnn nclilt\'ivn Rfzicn.
s. Nti. .\'t.
Nt>. (ia.

10. N<i. (ih.

11. No. 7a.

Hy No. 7a, 8 on 10 wtTtl als -j- l)f.>H\'liim\\vtl:

ft\'ii man ilic tvn kar duwt, r<\'!<ii. naar zirli tof trekt,

zwiMnnicn.le et-ntlfn, rt\'Hp. femlen <lit« oii lift watt-r hi-zi«; zyn ftfii tf zofkfn,
kinilcrt\'u ilit- met ffii Iml spflfn,

wanrliy or m-cn rfkfninj; niff werd «fhmidfii of diw nnlwtMinlfii dadflyk
"l\'oiitaan viilndvn, ilan wfl <loor nadfi uitvrayfu inorstfii wordfii (lit^flokt.

9.5)

12. No. 71».
i:i. No. S.

I I. N<i. !ta. <lf fif.xrh.

1."). No. !ta. lift niiildflstf ^las.

1(1. No. !ta. lift «las rfohts.

17. Ntt. Jtli.

IS. No. 10.

UI. Nt., 11a,

20. Nt.. 111».

21. No. 12.

-ocr page 82-

D. Serie IV.

(Eenvoudüfc InfcrceUn: hei hcH-enncn van kandelm,cn;

hijlaye 4).

Bij de beseliouwing van een tafereel heeft men althans dit

voordeel, dat men de dingen in hun ^^ Vh 7

zich kri gt, zoodat wanneer een of ander detail op z ch zelf
misschien d minder duidelijk mocht zijn, de juiste herkeniung
"r iets anders daar dan toch weer aanstonds aan tegemoet
komt en het een dus a. h. w. uit het andere kan worden af-
geleid Daar tegenover doemt dan echter dadelijk een nieuwe
moeilijkheid op, nl. dat al hetgeen er op de plaat gebeurt, de
handelingen, in het algemeen: alle beweging die de teekenaar
bedoelt weer te geven, uiteraard toch immer — op welke wyze
deze dat vraagstuk ook tracht op te lossen — in een volmaakt
onbewegelijk beeld ligt verstard. Ook hier stooten wy bij onze
teekeningen en platen natuurlijk op een min of meer ti-aditio-
neele techniek, die hoe doelmatig, logisch of artistiek zy voor
de ingewijden ook moge wezen, de werkelykheid toch altyd
nog mliar zeer gebrekkig nabijkomt, en den oningewyden daar-
door wellicht nog talrijke nu)eilykhe(len biedt.

Om hier een indruk van te krijgen zocht ik naar ])laatjes,
die ieder een bepaalde handeling voorstellen, en ik vond deze
te kust en te keur in de bekende boekjes van Oroes\').
Hond,
wil cn hhiHW,
bestemd voor de spreekoefeningen op de
Hollandsch-Inlandsche scholen. In deze 4<\' serie zullen wy
thans luigaan, wat bij een l\'i-tal van zulke i)rentjes het resul-
taat was.

Het oiulerzoek had i)laats deels te Sawahan (f) m. f) vr.\\
deels te Soekohardjo (f) m. 5 vr.).

Men kan de vragen die ik gesteld heb, vinden in de stalen
XXII t/m. XXXlll. Ook de antwoorden zyn daarin stuk vo(U\'
stuk opgenomen, behalve bij staat XXIII, XXVI on XXIX,
waar ik in hot belang van een goed ovorzioht my er toe
beiKialdo, naast do ooi-ste reactie slechts het eindresultaat to
vermelden, dat ei- mot do provoeeorendo vragen nog word bereikt.

I) UitRORCvpn bij Blnnkwnnrdt pii Rchoonhovpn, Rijdwyk.

-ocr page 83-

STAAT XXIr.
Pl. 1. Een man die een paard leidt.

door

A n t Av O O r d.

M. Vr.

1. l«\' vraag: wat .stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. een paard en een Javaan die het paard

leidt ............

1). een paard..........

e. een kidang (klein hert met onvertakte
horens) ...........

II. 2\'\' vraag: wat meer? (10 m. 9 vr., nl. 1 h
en c).

a. een man die het i)aard leidt ....
1). net een Inlander, maar de hoed van een

Japanner ...........

e. een Chinees..........

waarom? > omdat h\\) een hoed draagt.

d. een mensch.........

e. weet het niet.........

III. vraag: wat is dat? (dc man; m. \'•) vr.,
ld. II e).

a. ccn .lavaan..........

1). een mensch, een /.wartc Kuropcaan . .

c. ccn mensch..........

(1. weet het niet.........

IV. 1\'\' vraag: wat doet die man? (7 m. 8 vr.,
nl. II 1), c, d; m a, h, c).

a. li\\i leidt het jiaard.......

1). hü leidt dc kidang.......

c. hü heeft ccn paard aan den tengel . .
staat hü stil of loopt hü? > i»Ü staat stil.

d. hü looi)t..........

c. hü wil looi)cn.........

f. weet het niet.........

10

-ocr page 84-

STiVAT XXIll.
Pl. 2. Een ruiter; een man die op een paard rijdt.

door

A n t w oor d.

I. 10 vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. ............. • •

Hén der mannen noemde den ruiter een
pangeran (= Jav. prins) ; een 2o een
pvijaji (= Jav. edelman).

b. een paard ..........

c een hert (dit is dezelfde van staat

XXll Ia)..........

Na de provoeeerende vragen: wat meei\'?,
wat is dat? (de ruitei-) en wat doen z\\i?
(4 m. 8 vr., nl. Ib) was het resultaat:

a. ...........; •

Twee der vi-ouwen noemden den ruiter
een Euroi)eaan; een 3« een Ai-abier.
l<:én der nuiinien meende eerst dat het
l)aard eenvoudig „stond"; gewezen oj)
den naar voren gestoken poot, oi)perde
hij vei\'volgens het vermoeden dat het
bee.st misschien wilde .springen; daar-
na .

Een 2«\' (dezelfde van staat XXII IV e)
zeide: dit paard wil ook loopen.

1). de i-uitei- wordt ook b\\) aanwijzen niet

herkend ..........

wat doet het paard? > het loo])!.

III. Vervolgens werden de i)rentjes I en 2, be-
halve aan de vrouw bedoeld onder I c,
don mon.sehon voorgelegd aohtor olkaiidor
in do volgorde 1—2, mot do vraag wolk
l)aard het hardst liep. on waar zij dat
aan kondon zien:

a. hot 2«^............

1. omdat die ruiter mot do

M. : Vr.

zweep slaat.....1 ni. — vr.

II.

-ocr page 85-

door

A 11 t w O O r (1.

M. Vr.

2. kan dat zien aan de

pooten......5 ni. 7 vr.

3. kan dat zien aan den

staart......2 m. — vr.

4. kan niet zeggen waarom — m. 1 vr.
1). het 2<\' ])aard is liet grootst en zal dus

ook wel het hardst kunnen loopen (dit
is de man van staat XXII IV e) . . .

e. het ...........

kan niet zeggen Avaaraan z\\i dat ziet.
(1. Aveet het niet.........

Waar gaan z\\) heen? (10 m. 9 vr.).

a. noemt de windrichting......

IV.

9 I 9
1 -

1). vooruil...........

STAAT XXIV.

l\'l. 3. Ken (\'hineesehe timmerman; een nuin die bezig is
een si)\\jker in hel hout te slaan.

door

A n t w O O r d.

Vr.

M.

I. vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.)

a. een Arabier.........

1). een Kuropenan.......

e. t\'en Kurop<\'esche dame.....

tl. een .jongen.........

e. een menseh.........

I\'. een .st"^tan (spook).......

waarom een sjxiok? > omdat de armen
krom z\\jn. j

g. een varken..........—

waar is de kop? > (wij.st hel hoofd).

waar zijn de poolen? > (wijst de armen). |

h. Aveet hot niet.........i ^

3

-ocr page 86-

door

A n t w O O r d.

Vr.

M.

vraag: wat doet hij? (9 m. 9 vr., nl. 1 a
t/m. g).

ngemplong (= kloppen met een grooten
houten hamer op het pas gewassehen en
gesteven katoen dat bestemd is om ge-
batikt te worden) .......

hij houdt een hamei- vast . . . • •

hij wyst . . ......T ■ . ■ • i

(herkent ook den hamer, maar komt niet

verder).

hij houdt een pijl en boog vast ....
(pijl en boog, gemaakt resp. van den
bloemsteel van het suikerriet en van een
stuk bamboe, zijn in Indië eeii geliefd
kinderspeelgoed. De rand van de tafel
is hier de pijl).

hy houdt iets vast; wat weet hy niet . .

])adistani])cn........

de sètan „r.it"; „hy heeft maar één been"

(nl. de tafel).........

het varken „loopt hard weg" . . . .

hy doet niets.........

weet het niet.........

IL 2e

a.

IM. 4

STAAT XXV.
Ken houthakker; een man die een boom omhakt.

door

A n t w 0 0 r d.

M.

Vr.

1. 1<\' vraag: wat stolt dat voor? (10 ni. 10 vr.).

1

a. oen man dio mot eon sabel wil slaan .

1

i —

wat? > dat lijkt wol oen slang (wyst

i

don boom),
b. eon man dio oen geweer afsohiot \') . .
waar is het geweer? > (wyst tie byl).

1) Dc ricliliiif; viin het j\'cliii\'tcn wcnl stccils (i|i>;cncv<\'n imnr tic wiinl-
richtinfi, waarbij iiicn dan bleek te betbielen: naar links. Men zaj; liet lenunet
van de i)ijl dus blijkbaar aan voer di-n vonk van liet afgaande sc-liot.

-ocr page 87-

A 111 w oor d.

c C\'OII zwai-te lu\'cr die wil schicton . .
waarince? > niet een geweer (wyst de
bijl).

d. een soldaat ..........

e. een Inlander.........

f. een Arabier..........

waarom een Arabier? > omdat by een
muts draagt.

g. een menseb..........

b. weet het niet.........

II. vraag: wat is dat? (de man; 1 m. 2 vr.,
nl. Ih):

a. een menseh..........

1). weet liet niet.........

111. 3\'\' vraag: Avat doet hy? ((i m. 8 vr., nl.
ld. c. f. g; II a):

a. hy wil een boom slaan......

(dit is dezelfde van I d).
waarmee? > met een stuk hout.

1). hy wil iemand slaan.......

(kan die iemand eehter niet aanwyzen.
die is „al weggeloojien").
waarmee? > met een stuk hout,

e. hy wil slaan.........

/ dat lykt wel cle mond van
, ) Semar (een wajangfiguur; wyst

) den boom)......I ni,

\' dat weet ik niet , , , , 2 m.
, l met een stuk hout . , 2 m.
; met een stamper . . 1 m.

d, hy .schiet met een iiistool \').....

waar is het pistool? > (wy.st de byl).
«\'. Iiii .schiet, resp. hy wil schietcn\') . . .
waarmee? > met een geweer (wyst de

door

M. Vr.

Mil).

\') Zir (1(. „i,üt OJ, hlz. 72.

-ocr page 88-

4^\' vraag: wat is dat? (de boom; 10 iii.
10 vr.).

a. een boom..........

(nl. III a).

b. een slang..........

(nl. l a).

c. de mond van Seiiiar.......

(nl. III e).

d. een bloenijjot met bladeren.....

(deze had het plaat.ie daarvoor 90° om-
gedraaid).

e. een vogel..........

ƒ. een vlinder..........

g. een si)in.........

il. weet het niet.........

STAAT XXVI.

IV

1
1
1

— ; 1
1 —
1 \' -

5 . 8

wat? net als een pyp .
( weet het niet . .

door

A 111 w O O r d.

M. Vr.

f.

hij draagt een geweer......

waar is het geweer? > (wyst de bijl).

1

1 _

s-

1 2

0 < aan een stuk hout . . 1 vr.
; weet het niet . . . 1 vr.

h.

hij houdt iets vast........

2

1

; 1

I een stuit hout. . — iii. 1 vr.

1 ni. — vr.
1
111. — vr.

IM. f). Ken jongen, die een lunid slaat.

door

A n t w 0 0 r d.

---

M.

Vr.

I. .1«\'

vraag: wat stelt dat voor? (10

m. 10 vr.).

1

a.

een man die een aap wil slaan

1

_

1).

een menseh......

1

3

e.

het Ujkt wat o]) een menseh,

maar het

is geen menseh ....

. 1

(de kleeren Hiken wel, maar

het hoofd

niet).

-ocr page 89-

■ door
Jf. I Vr.

d. een Hiiropcaaii........

e. een olifant (wyst den hond) ....

f. een Toapekkong (Chinee.seh afgodsbeeld;
wyst den hond)........

g. een bloempot en bladeren (wyst den
boom)...........

h. weet het niet.........

n. Daaroj) werden de volgende provoeeerende
vragen gesteld:

l«*. wat meer?

wat is dat ? (waarby, V(K)r zoover zy nog
niet si)ontaan waren genoemd, behalve

de man en de hond, ook de boom werd
aangewezen).

wat doet die man? (dit laatste alleen

wanneer hy herkend was).

\'lot re.sultaat was als volgt:
M a n n e n:

a. een mon.soli die mot een sabel een Imnd
wil slaan; oen boom....... 1 ! —

b. oen olifant on oen monsoh met een zwoop,
waarmee liy don olifant wil slaan . . 1

O. oen man die oen aap wil slaan; do voet ,

van oen monsoh........ 1

(nl. de wortel van don boom die roohts 1
in (Ion grond vordwynt).

<1. een Toapokkong, oen boom, oen veenmol
(wyst don klai)porboom roohts van don

man) on oen geest....... 1

waarom oen goost ? > omdat hy gosohonr-
<lo klooron aan hooft.

(Do geest hooft oen hoof»!, lyf on voeten, ; |
on houdt oon stok vast; kan niot zoggen ^ ;
wat hy mot dien stok doet; hy „staat
stil").

A 11 t w oor (1.

-ocr page 90-

door
ÏL^Vt.

(\'. ecu bloempot en blaren (wijst den boom),
een aap (Avüst den hoiul) en een geest .
waarom een geest? > (ziet wel een wit
baadje, maar geen hoofd).

f. een bloempot (wijst den boom) en: „net
als een men.sch, maai- ik zie geen hoofd". 1 , —

g. het lijkt wat op een menseh maar het
is geen menseh (de kleeren lyken wel,
maar het hoofd niet) ; een klapperboom
(wijst den klap])erboom rechts van den
man)............ 1 ~

h. een olifant (wijst den hond) en een hond
(wijst het hoofd van den man. dat is de
kop; de bergkam links daarvan is het
lijf; de pooten ziet hij niet)..... 1

i. weet er in het geheel niets van te zeg-
gen ............ 2

1- o u w e n :

a, een olifant (wijst den hond), een menseh
en bloemen f wijst de blaren van den
boom); de menseh wil die bloemen slaan. — 1
1). een menseh en een iioom; de menseh wil
met een sabel slaan naar het Oosten;

naar wat weet zij niet...... — 1

e. een menseh, bloemen en ])lantjes (wijst
de blaren van den boom); de man houdt
een sabel vast; kan niet zeggen waarom.

d. een menseh; hij staat onder een boom;
een leeuw.......... — 1

e. een menseh, een boom en een tijger . . — 1

f. een menseh en een paal (wijst den Ixmmu). — 1

g. een zwarte Kuropeaan en een hond . . — 1
li. een I-hiroiieaan en een olifant (wijst den

hond) ...........

waarom een i-iUro])« \'aan? > (kan dat niet
uitleggen).

i. een zwarte aaj) (wijst den man) en
(lareng (wajangfiguur; wijst den hond),
j. de i)oort aan den ingang van den kraton
(wijst den boom)..... . .

A n t w o o r d.

-ocr page 91-

STAAT XXVII.
Pl. 6. Een kebon (tuinjongen) aan het vegen.

door

A n t w o O r d.

Vr.

1. Ie vi-aag: wat stelt dat voor? (10 iii. .10 vr.).

• • • •. ........

een oud menseh dat een stuk hout vast-
houdt ...........

een man op een stoki)aard.....

een nmn die een geweer draagt (de steel

van den bezem is de loop).....

een oud menseh........

waarom oud? > omdat het hoofd naar
beneden hangt.

een Kuropeaan........

, (w\\jst naar de

,, O \\ kleeren).

I\'iiu-opeaan? \' / •. ,

\' 1 (wyst naar

( het hoofd).

een Arabier.........

(kan dat niet nader toeiiehten).

een mensch..........

het lioofd lijkt oj) den kop van ccn aap

(na veel moeite)........

weet het niet.........

(ook als men hun het figuurtje van den
nuin aanwijst kunnen 7.\\\\ ket niet noe-
men).

vraag: wat doet hy? (4 m. 7 vr.. nl. Je,

f, K, h).

hij houdt een bezem vast.....

hy houdt een bamboe vast.....

hy draagt ccn pistool (wyst den bczem-

.stecl)...........

hy draagt ccn geweer......

hij houdt ccn ])yl vast......

(ziet dc rechter hand aan voor do jiyl-
punt).

a.

b.

e.
d.

0.

_ 2

waarom een Kiu-ope

— : 1

1 I -.

-ocr page 92-

a. ecu iioop blaren........ •

(deze bad den straatveger als zoodanig

herkend).

1). een menseh en de veger trapt op dien
menseh........^ • • •

e. een menseh die op den grond ligt (de-
zelfde van ld).........

d. een sètan (spook).......

waarom een spook? > omdat hü alleen
maar den vorm heeft van een menseh,
maar het gezicht kan je niet zien (deze
had den straatveger als zoodanig her-
herkend).

e. een slang..........

(deze had den straatveger als zoodanig
herkend).

f. een viseh..........

(deze had bij de vorige vi-agen gezegd:
een Kuropeaan die een pistool draagt).

g. ik kan het niet zeggen, het heeft ook
een staart..........

h. weet het niet.........

1 \' —

1 -

1 —
1 —

1 : —

A n t w o o r d.

door
W. ! Vr

III. 3c vraag: wat is dat? (de seliadmv van den
man; 10 m. 10 vr.).

STAAT XXVI11.
I\'l. 7. lOen man die uit een boom valt.

A n t w o o r d.

I. 1«\' vraag: wat .stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. een man die op zyn hoofd staat . . .
(één van hen herkende de figuur van
den man slechts nu\'t groote moeite, eerst
aan het been, daarna aan de armen en
zoo vervolgens).

door

M.

-ocr page 93-

79

1
1

door

A n t u\' 0 O r d.

i

Vr.

1).

net als een aap die op zyn hoofd staat .

1

c.

een geest die aan zyn boenen hangt . .

1

_

waarom een geest? > omdat hy hangt.

(I.

een kruipende man (houdt het plaatje

90° omgedraaid).

l

e.

een geest ..........

1

_

waarom een geest\'? > omdat hy op zyn

hoofd staat.

f.

een menseh......... i

1

4

1

h.

een boktor (wyst den nuvn) ....

1

_

i.

een hert.......

_

1

waarom oen hert? > (wy.st op den tak

roehts, dat is het gewei. By do vraag

waar zyn de kop on hot lichaam van

het hert, zegt zy: dil zyn handen on dit

zyn bconon (-f). Geeft toe dat een hert

geen handen on l)ecnen heeft, maar komt

1

toch niet tot de combinatie „menseh" on

houdt vol (hit hol oon hert is).

stelten (wy.st don man) on dat is oon

ozol (wy.st don tak roohts; dat is de kop

van don ozol).........

1

_

k.

weet het niot..........

1

2

11. 2\'\' vraaK: wal is dat? (do man; 1 m. 2 vr.,

nl. 1 k).

a.

lonuind die op zyn hoofd staat . \\ .

i ^

1).

woel hot niot.........

1

1

Ml.

\' vraag: wat dool hy? (1 m. ó vr., nl.

I f 011 g).

;

a.

hy staal op zyn hoofd......

1

1).

<lraait hot plaatje 180° om on zegt: zyn

1

handen zi\'tó (omhoog)......

1 —

2

-ocr page 94-

dooi-
er. Vr.

A u t w o o r <1.

IV. 40 vraag: wat is dat? (de boomstam; 10 m.
10 vr.).

a. ............. ■

Een van hen had den tak een ezel ge-
noemd, en den man „stelten ; hij her-
stelde dat niet.

Een 2e voegde er spontaan aan toe: „en
dat is een tak, maar die is stuk", zon-
der evenwel zyn eei-ste uitspraak: ,,eeu
geest die aan zijn lieenen hangt" terug

te nemen. , , • i

Ook de 3e en 4c, die boom en tak t)eiden

hadden herkend, hielden vol: „een man
die op zijn hoofd staat".
1). dat is geen boom, ik weet het niet . .
(kan niet uitleggen waarom het geen
boom is).

c. een slang..........

d. plegoengan (= lonnnerryke plaats, spe-
ciaal als rusti)laats voor vee; dezelfde
van li).

e. weet het niet.........

vraag: waarom staat hy oj) zyn hoofd?
(f) m. 4 vr., nl. la, 11a, 111 a).

a. om plezier te maken.......

b. hy is ongehoorzaam, doet niet wat zyn
ouders zeggen; hy had naar de sawah
moeten gaan maar hy (h)et het niet.

e. weet hel niet.........

1 -

-ocr page 95-

STAAT XXIX.
Pl. 8. Een man dio een hond so.hopt^).

door

A n t w o o r <1.

vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

een man met een hoed op.....

een hadji..........

waarom een hadji? > omdat hy een hoed
op heeft.

oen santeri (iemand die zich meer in het
byzonder met den godsdienst bezig

houdt)......... • •

Avaarom ecu santeri? > dat zie ik aan
de kleeren.

ecu Arabier.........

oen Chinees.........

een mensch..........

eon koe (wyst den hond).....

oen hert (wyst den hond).....

oen kast (wyst den etensdrager) . . .
boomen (wyst den boom links) . . .
weet het niet.........

M. Vr

I. U-

a.

b.

c.

k,

II. Daaroj) worden do volgende iirovocoorende
vragen gestold:
l«\\ wat meer?

2\'\'. wat is dat? (waarby, voor zoover zy niet
spontaan waren gonocnul, do man, dc
hond on dc etensdrager worden aange-
wezen).

wal doet dio nuin? (dit laal.ste alleen
wanneer hy luM-kond was). lUoof hol
antwoord onbevredigend, dan ton slotte
nog:

4«\\ waartun stookt hy zyn boon naar voren?

1) B..lnilv.\' .1.. man (<u <lc l...n.l is i-on .l.>r helauKrükHto dolnilH van dit
I>liu.tjo hot fraKinoiit vau »vn tvrim-li InlandHrl». drnagbaro K„„rkoukoii, roo-
"1
h mon dio ..voml on do li.diwl.o woroi. nai.troff. Mon r.iot or jmst do hol f
van on nion mi l.ior l.v. do inogoiykhoid ktinnon opporon, .lat do
willon 8n<«>pon on do koopnuvu hom nti wopjaaRt. Wat mon or in workolykiioi.i
van maakto, loort dozo mant.

-ocr page 96-

Het resultaat was als volgt:
]M a n n e 11:

a. een menseh met een etensdrager, die iets
verkoopt; verder een hond. De menseh
wil den hond schoppen......

b. een menseh die wil loopen, cen haan
resp. een koe (de hond) en een huis
(de etensdrager) ........

c. een santeri, die op een man trapt (zyn
eigen schaduw) en misschien wil vechten.
Verder een millioenpoot (de ribben
van den hond) en een raam (de etens-
drager) ...........

d. een man met een hoed op; hy zit op
een stoel (de stylen van het huis op
den achtergrond), by een kanon (de
draagstok van den etensdrager); hy
heeft maar één arm; voorts een Hoeto-
tjakil (een booze geest, zoo genoemd
naar zyn uitstekende hoektanden; wyst
den hond) ..........

e. een hadji die zit........

f. een menseh, een geit (de hond), en een
hek (de etensdrager) ......

g. een menseh, een kat (de hond) en een
berg uit de wajang met pieken (de
etensdrager met zyn spleetvormige ope-
ningen) ...........

h. weet er niets van te zeggen . , . .

r O u w e n:

a. een menseh die wil schoppen legen een

etensdrager .........

1). boomen, een Maleier (van wege den
hoed) die loopen wil, en een paard (de i

hond)........... _

c. een menseh die hard wil loopen en een

etensdrager.........\\ L

A 111 w O O r (1.

door
U. Vr,

-ocr page 97-

A n t w O O 1\' d.

d OOI-

! M

i

Vr.

d.

een Ohinees die zyn been tegen een
etensdrager houdt; vorder een tijger (de

hond)............

1

0.

oen monsoh met zijn hand in zyn zy;
vorder oon etensdrager en een tyger

(do hond) .........

1

f.

oen Arabier; hy rydt, neen hy slaapt;
oen huis (de etensdrager) on oon tygei-

(do hond) ..........

1

{ï-

oen menseh; oen huis van een prijaji
(Jav. edelman; wyst don etensdrager)

011 oen hort (do hond)......

_

1

h.

oen monsch on oen hond.....

_

1

i.

oon oud monsch........

_

1

.j.

oon kast (de etensdrager).....

1

STA AT XXX.

i\'I. 9. lOcn IOuroi)oc.s<\'li jongotjc dut struikolt over oen steen.

A n t \\v O O r d.

door
.M. Vr,

1"\' vriuig: walt .stolt dat voor? (10 ni. 10 vr.).

a. oon niensoli die snol voort kruipt . .

I). oen nionsoli die kruipt......

O. oen soldaat die aan liet oofonon is op

do aloon-aloon .........

(vorder navragen loort dal liü do hou-
ding als kruipen uitlogt; \\v\\jst daarhü
spontaan op don hoed on op do .sohoonon,
on zegt dat hü zoo iets oj) do aloon-aloon
wol oons moor gezien hoeft).
\'1- nol als oon hiosooop (w\\jst sixmtaan <lo
handen, de voeten on de „muts" en zegt
<lan: oon Muropoaan, net als kinderen

aan hot spolon)........

e- oon monsoh.........

-ocr page 98-

dooi-
er. Vr.

A n t w O O r d.

f. een Arabier......\', " 1"

Avaarom een xVrabier? > omdat het hootd
kaal is. (Deze hield het prentje 90° om-
gedraaid. In tegenstelling met den ge-
wonen desa-Javaan hebben Arabieren en
Chineezen hun haar
geAVOonlijk zeer kort
geknipt).

g. een Europeesehe dame......

h. een geraamte (bedoelt van een menseh;
kan het hoofd enz.
Avijzen, kan echter
niet toelichten,
Avaarom het juist een ge-
i-aamte is)..........

i. (na veel moeite) een kat.....

j. Aveet het niet.........

2<\' vraag: Avat doet\'^l/j ? (4 m. (» vr.. nl.
1 c, f, g).

a. hij Avil hard loopen.......

(kan niet uitleggen Avaaraan hij dat ziet;
later
bleek dat hy den hoed niet als
zoodanig herkende).

b. hij kruipt..........

c. hij Avil liggen.........

d. <le Euroi)eesehe danu\' slaajit . . . . .

e. de Arabier is aan het Avateri)utten . .

3\'\' vraag: wat is dat? (de hoed; 9 m. !) vr.,
dat is aan allen, vooi- zoover zij dezen
hoed nog niet sjxnjtaan hadtien ge-
noemd (I c en d)).

a. .............

1). boomen i-esj). boomen en bladeren .

e. een desapoort (zie staat N\'ll •■"); bedoelt
vernu)edelijk de botnnen links en rechts).

d. een schildpad.........

e.\' weet het niet.........

1

1 , -
1
4

-ocr page 99-

IV. 4g vraag: waarom heeft hy den hoed niet
op zyn hoofd? (4 m. 4 vr., nl. Tc, d;
III a).

a. omdat hij te haastig kruipt. (Dit is de
vrouw van 1 a; verklaart dit nader
aldus: de hoed is afgevallen en is aan
dc struiken blyven hangen) ....

1). omdat de hoed aan een hoom is opge-
hangen, resp. aan dc sjiyl van een huis
op den achtergrond.......

c. omdat hy het te warm vindt (dit is dc
man van I c).........

d. weet het niet.........

1

A 111 w O O r d.

door
M. Vr.

STAAT XXXI.
IM. 10. .longcns die over een sloot springen.

door
M. ! Vr.

A 111 w 0 O r d.

I. 1«\' vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. een zittende man cn een loopcndc jongen.
1). ccn zittende man........

c. een Hurojieaan die hukt......

d. een Kuropcnan........

e. een Huroiiecschc dame......

f. ccn mensch.........

g. weet het niet.........

II. 2"" vraag: wal is dal? (dc voorste jongen;
2 m. 1 vr., nl. I g).

I

een mensch
weet het. niet

a.
1).

-ocr page 100-

A n t w 0 0 r d.

door

M.

Vr.

III. 3e vraag: wat doet^? (de voorste jongen;
8 m. 7 vr., nl. ld, e, f; IIa).

a. zit............

7

3

1

1
1

_ I 1
1 1

IV.

1). ecji menseh; hy wil loopen.....

c. de kameraad (id. van den Europeaan die
bukt, Ie); hij loopt achter den Euro-
l)eaan; hij is vlak achter hem (herkent

de die])te niet)........

<1. een man die knielt, resp, wil knielen .
c. een menseh die bloemen draagt (wyst oj)
het geboomte oj) den achtergrond) . .

f. een men.seh, resj). een lOuropecKche
jongen (J vr.), rcsj). een kameraad
d vr.)...........

g. ik zie de beenen wel, maar het lyf en
het hoofd niet.........

h. weet het niet.....

V.

f)«\' vraag: wie van de twee is het verste weg.
of zyn zy allebei even ver? (8 ni. 8 vr.,
nl. aan hen, die de twee figmirtjes als

menschen hadden herkend).

zi.l

b. hij staat voorover.......

c. hij Inikt.........

(1. de Kuropee.sche dame slaapt met een ge-
kromd lijf..........

e. weet het niet.........

4<\' vi-aag: wat is dat? fde achterste jongen;
9 m. 10 vr., nl. aan allen behoudens die
onder Ia), en wat doet hy?

a. cen menseh, resp. een jongen, i-esp. een
hij

kind; loopt

1 I —

1). allebei even ver
e. weet het niet .

-ocr page 101-

VI. ()•\' vraag: waaraan kan je dat zien? (() ni.
2 vr., nl. Va).

a. onulat die klein is . ........

1). omdat deze al zit en de andere nog loopt,
e. kan dat niet uitleggen; „dat lykt zoo" .

\\\'ll. 7c vi-aag: wie is de grootste? ((i m. 8 vr.,
nl. aan hen die de twee figuurtjes als
meuschen hadden herkend, behalve die
van Vi a).

a. .............

1 —

VIII. 8\'\' vraag: luu- komt de één zoo groot en de
ander zoo klein? ((5 m. 8 vr., dezelfde
van VII).

a. deze (wyst de aehter.sle) zit onder dezen,
(Kan het niet verder uitleggen. Deze
man had bij V. goed geantwooi\'d, doeh
klaarblijkelijk was dit nuiar raden ge-
weest; hij is dezelfde van 1\\\'e) .

b. de groote is al volwassen en de kleine
is nog maar een jongen......

e. die kleiiu\' is nu eennuud zoo klein . .

d. kan er niets van zeggen......

A n t \\v ü O r (1.

door
i ^r. Vr.

-ocr page 102-

STAAT XXXll.
Pl. 11. Vogels (i-ijstdiefjes) op de siiwah^).

door

A 111 w O 0 r d.

Vr.

M.

I. le vraag: wat stelt dat voor? (10 iii. 10 vr.).

a. vogels en hier de vogelkooi (wijst het

Imisje)...........

1). kraaien resp. duiven.......

e. vogels.....■......

d. ....................

(Gewoonlyk bedoelde men hier de voor-
• ste twee. Soms hield men bij e. het eene
figuurtje vooi\' een vogel en hot andere
voor een vlinder of omgekeerd).

ii. 2\'\' vi-aag. De achterste twee, speciaal aan-

gewezen, hield men voor:

a. vogels...........

1). jonge vogels.........

c. vlinders...........

d. bloemen...........

e. weet het niet.........

III. vraag: wat is dat? (het Avachthui.sjc;
10 m. {) vr., nl. aan allen behalve I a).

a. een huis en in dat huis een man . . .
1). de moskee resp. oen huis op dc aloen-
aloen ............

c. i)antilan (de i)lek op do alocn-aloen waar-
heen men by feestelyko golegoiihoden de
olifanten van den Soosoohoonan brengt).

d. een vogel in een kooi.......

e. een vogelkooi, resp, een duiventil .

f. een djoli (een draagstoel voor een bruid).

g. weet het niet..........

2 —

1

1 —
•1 (>
1 —
2 . 1

1) Oj) den [iclitcrgroiid ziet men lief waehtliuiHje imet den waker, en <le
daarvan uitgaande in alle ri<\'litingen over het veld gesjiannen touwl\'ii, waar-
a.\'in allerlei voorweriM\'ii zijn bevestigd, om de vogel- te verschrikken.

-ocr page 103-

TV. 4c vraag: wat doen zy? (dc voorste vogels;

5 111. 8 vr., lil. aan allen, belioudens 5 m.
cn 2 vr. aan wie verzuimd werd deze
vraag te stellen).

a. zy vliegen..........

I). deze willen vliegen (wyst de voorste
twee); en deze staan stil (wyst de mid-
delste twee), cn
avcI boven de kooi, niet
op de kooi; waar zy dan wel op staan,
kan zy niet zeggen.......

c. dc céiie vliegt cii dc andere staat stil . .

d. zy doen niets.........

waarom houden zy de vleugels zoo op
zy? > zy willen vliegen.

c. zy zitten..........

waar? > o]) een boom (wyst dc donkere
strciicu van de sawahdykjes), en o]) een
draad.

(I)czc vrouw had het wachthuisje een
vogelkooi genoemd).

f. zy zitten..........

waar? > oj) boomen, neen oj) oen t(mw;
do voorste zit oigonlyk niet, dio stookt
don kop omlaag, die wil misschien
drinken.

waarom houden zy do vleugels zoo op
zy? > misschien om plezier to maken.
(Dit is dozolfdo van lila. Dat deze vrouw
inderdaad do situatie niet begreep, blykt
nog uit het antwoord oj) dc volgende
vragen:

wat is dat? (hot .sawahdykjo) > allemaal
boomiijos <)]) oen ry.
waarom is «lio man in «lat huis? > mis-
schien is hy ziek.

hooft hy iets mot dio vtigols to maken?
> missoliion moot hy voor die vogels
zorgen).

A 111 w O O r d.

door

^r. I Vr.

-ocr page 104-

V. 5«- Yi-aag: welke van die vogels zijn het
dichtste bij, of zyn zij allemaal even ver
weg? (1 ni. 2 vr., nl. aan hen die ook
de achterste twee liadden herkend, II a).

a.  (kan niet uitleggen Avaaraan zy dat
ziet) ............

b. allemaal even ver.......

VI. fic vraag: waarom zijn deze (de voorsten)
zoo groot, en deze (de achtersten) zoo
klein? (1 m. 2 vr., dezelfden van V).

a. omdat het kleine, resp. nog jonge vogels

zijn............

A 111 w O O 1- (1.

door
M. Vr.

STAAT XXXlll.

IM. 12. Ken hond die gezwonunen heeft en het water
van zieh afschudt.

<loor

A n t w O o r d.

Vr

M.

I. 1\'\' vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.)

a. een hond

1). een ])aard .

e. een tijger
(1. een varken .

e. weet het niet

2<\' vraag: wat <l<\'«\'t ? (9 m. 10 vr., nl.
1 a, 1), c, d).

a. hij staat en kykt naar het Zuiden . . . j 1.
1). hy wil weglooiien........! 2

; 1

-ocr page 105-

door

A 111 w oor cl.

c. hy loopt...........

d. hij doet niets, hy staat......

e. een hond in de kampong; resp. in een
kooi (ziet vermoedelyk de druppels voor
de tralies aan)........

f. het varken wil gras eten.....

III. \'.P vraag: wat zyn dat? (de rondstuivende

waterdruppels; 10 m. 10 vr.).

a. de haren..........

1). planten en bloemen.......

e. weet het niet.........

IV. 4«\' vraag: wat is dat? (de sloot; 10 m. 10 vr.).

a. grond, plantjes, bloemen enz.....

b. een kelainboe (tule bedgordijn) . . .
e. weet het niet .........

iU\'ide methoden bieden haar eigen voonleelen. De laatste
toont rechtstreeks aan tot hoe ver ieder der ji.p., al of niet
door onze vragen geholpen, in slaal was de beteekenis en
den .samenhang der ver.sehillende figuren te vatten, en met
welke eombinatie hy ten slotte genoegen nam. By de eerste
honit daarentegen meer in het bijzonder tot haar reeht de
..soberheid" der reaetie telkens weer. Zoo hield bv. de over-
groot e meerderheid der 1<\' antwoorden — zooals duidelyk wonlt
aangetoond door .staat XXXIV, waarin zy volgens hun hoedanig-
heid zijn samengevat — niet anders in, dan hel noemen van één
t\'iikel detail; en vroeg ik dan niet verder dan bleef het daar
<><>1< bij. Van een s])ontaan het één afleiden uit het ander om
op die manier tot een eombinatie te komen, die het tafereel
\'n zijn geheel zou kunnen verklaren, was dus nog weinig sprake.

-ocr page 106-

STAAT XXXIV.
Hoedanigheid der eerste antwoorden.

Handeling

doch be-
langrijke
details
foutief.

Samen-
vatting

resp.
handeling

Weet geen
antwoord
te geven.

Detail-
benaming

. Detail-
benaming

Samen-
vatting

resp.
handeling

No.
van liet
plaatje.

M.

M.

1

2

4

5

6

7

8

9

10
11
12

Totaal

M. Vr.

M. Vr.

M.

Vr.

Vr.

M.

Vr.

Vr.

!

1

j

_

10

8

1

6 !

1

_

_

4

8

1

i

4

4

5

5

1

1

!

_

3

1

5

()

1

1

1

2

_ \'

_

1

j _

1

3

5

2

3

5

2 :

1

__

_

1

1 2

4

3

1

4

2

- 1

__

_

] _

5

\' 2

1

4

O

2

1

2

1

i

1

4

5

O
•J

4

3

, 1

1

_

_

4

3

4

4

1

3

I

. —

1

1

1

! 2

7

i

2

2

1

-

i —

1

9

(i

1

<>

-

i

9

(>

1

1

1
i

14 11 02 02 20 i 32 15 \' 12

AVat de oorzaak daarvan betreft, werd de vcmrloopige indruk
bij serie III reeds opgedaan, liier bevestigd. Soms leek bet
wel of dat blijven hangen aan details, sleehts het gevolg was
van een of ander remmend affect: onverschilligheid, verlegen-
heid, onwilligheid, vrees het verkeerd te zullen doen enz. I)<\'
provoeeerende vragen werkten in zoo\'n geval meer als aan-
si)oring dan als hulpmiddel. Ken aiulerc nuial ging het her-
kennen dier details echter zichtbaar met zooveel moeilykheden
gepaard, dat men alleen daardoor aan een spontaan combinceren
ervan, al hcelemaal niet meer toe kwam. Weer een anderen keer
volgde echt Cl- eenerzyds hel antwocn-d op de provoeeerende
vragen zóó vlot, cn was er anderzijds mó weinig te bemerken
van storende affecten, dat de dctailbenaming daar wel niet

-ocr page 107-

anders kon zijn dan een uiting van een primair ontbreken van
de neiging om tot het wezen van de zaak door tc dringen.

Het ligt voor de hand dat bij deze oiigeoefenden de 2« groep
den
hoofdschotel uitmaakte. Inderdaad had men met het her-
kennen van de details vaak nog den grootsten last. Zelfs de
dieren waarmee zij toch dagelyks omgingen, de hond cn het
paard, werden — ook al waren zy afgebeeld in den voor de
herkenning meest gunstigen stand, van ter zyde — soms nog niet
herkend (zie staat XXH Ie, XXllI 1 c en XXXIII Ib, c, d).
En het merkwaardigste was nog, dat zy daarby dan soms met
namen voor den dag kwamen van dieren, die zy in werkelykheid
nog nooit gezien hadden, xooals de kidang, het hert en den
tygcr. Ook by den hond van de plaatjes 5 en 8 kwam dat
herhaaldclyk voor, zooals blykt uit hot hier volgende staatje:

STAAT XXXV.

Pl. 5 (sUuit XXVI)

door:

Pl. 8 (staat XXIX)

door:

de hond werd aangezien

de hontl werd aangezien

Vr.

voor:

M.

Vr.

voor:

M. ■

1

1

a. een hond ....

1

1

a. een hond. . . .

1

1

b. een olifant . . . i

2

2

1). een tijger. . . .

3

c. een tijger ....

-

1

0. een hert ....

1

<1. een leeuw, . . . ;

1

d. ccn Boctotjakil

1

e. een aap ....

2

(een boo/.e gee.\'^t zoo

f een Oarcng (wa-

genoemd naar zijn

jangliguur) . . .

~

1

uitstekende hoek-

1

g. een Toapekkong

(UhineeHcIi afgods-

e. ccn kat ....

1

beeld) .....

1

f. een geit ... .

1

1». weet het niet . .

■1

■1

g. ccn koe ....

1

1
1

h. een paard . . .

l

1
1

i. een haaïi....

1

i

j. ccn niilliocnpoot .

1

k. weet het niet . .

3

•I

Totaal ....

10

! 10

1

Totaal....

10

-ocr page 108-

Vooral de olifant en de tijger namen in de verbeelding van
deze menschen blijkbaar een belangrijke plaats in, vermoedelyk
onder invloed van de wajang, want in het wild komen deze
dieren in het Solo\'sehe niet meer voor. Meer rechtstreeks
spiegelde zich die invloed nog af in de reacties vermeld in
de linker kolom f van dezen staat, en voorts in staat XXV
onder III c cn in staat XXIX onder II mannen g, waar men
bekende figuren uit die wajang op de plaatjes meende terug
te vinden.

"Wie verder in de gemoederen van deze eenvoudige menschen
blijkbaar een zeer geAvichtige rol speelt is de „sètan". Het
geloof aan spoken en geesten mogen onder meer ontwikkelde
volken al nooit geheel zijn uitgeroeid, zóó ten volle overtuigd
en met het denkbeeld van het werkelyk bestaan van zulke
wezens vertrouwd is men bv. in West-Europa toch niet, dat by
het rustig bekijken van een plaatje iedere byzonderheid in de
houding of kleeding der figuurtjes de mensehen dadelyk op
de gedachte brengt, dat het zeker een geest is dien zy daar
voor zich zien. Hier daarentegen zagen wy daarvan talryke
voorbeelden (zie .staat XXIV If; staat XXVI II mannen d, e;
.staat XXN\'II lil d; staat XXVI11 Ie, e, en staat XXXV rechter
kolom d).

Opmerkelijk is vooits dat, voor zoover men de menschen
op verschillende plaatjes als zoodanig al herkende, met het
ras, geslacht en de maatschappelijke positie toch vaak nog de
zonderlingste vergissingen werden genmakt. Ik wys hier bv.
op staat XXII II c, lil b; .staat XXIV I a, b, c; staat XXV 1 e, f;
staat XXVI II vrouwen g, h; staat XXVII 11\', g; staat
XXIX Ib, c, d, e; .staat XXX I f,
g, en .staat XXXI Ie,
Hoewel velen die vergissingen niet inuler konden motiveeren,
lydt het door de uitlatingen van anderen toch wel geen twyfcl.
dat (l(!ze in hoofdzaak haar oorsjirong vonden in kleiiui, voor
ons meer ontwikkelden volmaakt onbelangrijke, bijzonderheden
in kleeding of niterlyk; bijzonderheden echter, die — onulat
zy niet overeenkwanuin nu\'t de voorstelling die men zich nu
eenmaal, bv. van een Inlander had genuiakt — de nuMischen toch
nog op een dwaalspoor brachten. De bekrompen gezieht.skring
van den eenvoudigen desaman, kwam daarin wel zeer dui<Ielyk

-ocr page 109-

uit. Want al moge het waar zijn, dat de Inlander in het
Solo\'sehe gewoonlyk in stemmig zAvart of donker blauw ge-
kleed gaat, het lange hoofdhaar in een wrong verborgen onder
een hoofddoek, zoo zyn het toch ook daar waarlijk niet alleen
de vreemde Oosterlingen of de Europeanen die zich soms eens
een wit baadje koopen en een zonnehoed, en die zich het hoofd-
haar laten kort knippen. Integendeel het kegelvormige bamboe-
hoofddeksel van pl. 1 wordt by den veldarbeid zelfs zeer
algemeen gedragen. En wanneer men bij een photo van een
troepje doodgewone desakindereu (zie pl. B), met voorbyzien

van alles wat daarmee in stryd komt. dadelyk gaat si)rekeu van
..prinse.sseu" of van „Europeesehe dames", omdat er één by is
die een halsketting om heeft getuigt dat al van even weinig
<\'riti.sehen zin als l(K\'n men by pl. S beweerde dat het een
liadji») was, „omchit hy een hoed o]) heeft", of een .santeri"),
f\'U dat nuMi dat aan de kleeren zou kunnen zien. Want toe-
gegeven dat een stroohoed van Europeeseh nmdel in de desa

>) Dit VDorbrcld xtaiiit viin cni pniofM\'rio «loHtydH to 80I0 honoimon, doch
»iet verder voort gozot.

■■\') Kon hadji ïh ioinnnd di«« in .Mokka i« gowoi-st, oon wintori ioniand .lio
ziel» voel mot K<)dndionHti|{e vriuigKinkkon bozig houdt.

-ocr page 110-

iets bijzonders is, zoo is er toeh geen enkel geldig motief om
van Ave\'-e dat bijzondere nn maar dadelijk aan een liadji ot
santeri °te gaan denken. Immers het embleem van zulk een
hadji is géén stroohoed maar een tulband, en een santeri onder-
scheidt zich in dc kleeding zelfs heelemaal niet van de anderen.
Het eenige wat men daartegen zou kunnen aanvoeren is, dat
de meer gegoeden over hun hoofddoek heen nog wel eens een
hoofddeksel dragen, meest van het model van den ruiter op
pl. 2, en dat het woord hadji en santeri dus op dat oogenblik
vereenzelvigd werd met het begrip „deftig".

De onoordeelkundige wijze waarop conclusies werden ge-
trokken uit allerlei, in onze oogen slechts onbeteekenendc,
details en de weinig critische woordenkeus die cr uit deze en
dergelijke uitlatingen spreekt, hebben mij ook by andere plaatjes
telkens weer getroffen en maakten wederom een typisch kinder-
lijken indruk. Dat komt omdat de begrippen by deze menschen
door het lage peil liunnci\' algcmeene ontwikkeling, evenals by
onze kinderen, nog maar zeer vaag omlynd zyn, en de woorden
bovendien voor hen vaak ccn begrip van een geheel anderen
inhoud vertegenwoordigen, dan voor ons met ons meer gcrypt
verstand. Met dit voor oogen laat zich voorzien, dat men ook
met de dcfhiitiemethod(! — het laten omschi-yvcn van bepaalde
woorden — hier tot merkwaardige uitkomsten zou komen.

Kindcrlyk klonk ook hetgeen ik van iemand te Selo tc hooren
kreeg, toen ik by het zoocvcn leeds genoemde plaatje van
kinderen die voor den photograaf poseeren (pl. U), hem vroeg,
waar die toch allemaal naar keken. „Naar dc Merapi" luidde
zyn antwoord, en inderdaad bleek het plaatje toevallig juist
in die i\'ichting gekeeld. Het scheen dus wol, of hy er op dit
oogenblik heelemaal niet meer by dacht, dat het, toch maar
een prentje was dat hy daar voor zich had en geen werkelykc
menschen, en zoo herinnert dit dus weer aan hetgeen ik daar-
omtrent op blz. MO ten aanzien van onze allerkleinsten heb
\' opgemerkt. Aan den anderen kant dient men echter tc be-
denken, dat van iemand die nooit een photo heeft zien opnemen,
een goed antwoord feitelyk ook niet kon worden
verwacht.
In het algemeen zal echter dc meer ontwikkelde by dergclykc
vragen, aanknooiicndc aan den toestand dien hy op dc i)laat voor
zich ziet, ccn antwoord zoeken dat ajin dien toestand zoo goed
mogelyk aansluit; cn hy zal daarby dan geen rekening houden
met dc richting waarin hy het plaatje toevallig voor zich krygt.
omdat dit immers een wisselende factor is, en de oplossing

-ocr page 111-

dus op die manier geen universeel doeh sleehts een accidenteel
karakter zou krygen. In dit licht bezien is het dan ook ken-
merkend voor de geestesgesteldheid van niyn proefpersonen,
dat zy mij op vraag IV in staat XXIll nog vrywel algemeen
eenvoudig antwooi-dden nu;t de windrichting (zie ook de noot
by staat XXV; staat XXVI II vrouwen b; staat XXXIII II a).
Want ook al neemt men in aanmerking dat de .Javaan met die
windrichtingen, waar hy zich ook bevindt, altyd dadelyk ver-
trouwd is (zie blz. 183), en deze gaarne gebruikt om de onder-
linge ligging van de dingen om zich heen nader aan te duiden,
toch komt zulk een antwoord per slot van rekening niet uit
boven een op zyn llollandseh „daar heen" of „hier heen".
Blykbaar kwam men dus aan zulk een in het verband van het
plaatje passende veronderstelling — bv. dat de man met het
paard wellicht imar de ])asar was geweest, of dat de ruiter
een toertje ging maken — nog heelenmal niet toe; en wel
omdat men by wyze van spreken al bly was ko]) en staart aan
de dingen te onderscheiden, en daardoor meende dat er mee
kon worden volstaan, als dit in het antwoord maar behoorlyk
werd kenbaar gemaakt.

Ken fraai voorbeeld hoe zeer men by de beoordeeling der
details nog geneigd was zich te bepalen tot tle gegevens van
de plaat zonder meer, levert slaat XXIX 11 mannen d, waar
men op pl. 8 een man meende te zien nu\'t slechts één arm.
Dit heriiniei\'t aan het noemen van de kleur by den trekpot
van serie I en wo)\'dt op dezelf<le wyze verklaard (zie blz.
29—30). In de werkelijkheid heeft men natuurlyk al lang ge-
leerd, zich van al die bijzonderhe<len, die er in een bepaalden
stand van de dingen te zien zyn, te abstraheeren; zóó zelfs
dat men, als onontwikkeld nuïnseh, niet eens nu^er weet dat
inen zyn .soort genoot en eigenlijk vaker nn-t éóu dan nuM twee
armen ziet. Maar hier stond de zaak geheel anders; hier gold hel
iet.s nieuw.s, en was het er om te doen, zich een oordeel te vormen
over complexen van lynen en vlakken, in allerlei .sehakeeringen
van wit en zwart, zooals men dat nog nooit eenier had gezien.
Hn hoe moeilyk dal aan velen hier viel, bewyzen nog nuier in
lu!t bijzonder die gevallen, waar men van zoo\'n men.sehelyk
figuin-tje bv. alleen nuiar hel lyf en de beenen herkende, doch
dun verder tevergeefs zoeht naar hel hoofd (staat XXVI U
mannen e, f, g; staal XXXI IV g). Soms herkende nuMi ze
zelfs in hel geheel niet, of gebruikte cen onderdeel ervan —
"iet name het hoofd — in een gehwl ander verband (zie

-ocr page 112-

o.a. staat XXII llld; staat XXIll IIb; staat XXVIl Ij, en
wat het laatste betreft: staat XXVI II mannen h).

Bevorderlijk voor het niet-herkennen was natuurlyk, wanneer
de teekenaar zelf de dingen maar gedeeltelijk had afgebeeld.
Op een tafereel is dat haast niet te vermyden, omdat het
natuurlijk ergens zijn begrenzing moet vinden. Zoo werd de
boom van pl. 7 maar door 4 mannen herkend, en die van pl. 4
zelfs nog door minder, nl. door slechts één der vrouwen.
Hoogstens gaf men by dit laatste prentje een min of meer
fantastische verklaring van de kloof in den stam. Nu moet
men zich dat natuurlyk ook al weer niet al te schematisch
voorstellen, bv. in dien zin, dat onontwikkelde menschen als
deze, eens voor al niet in staat zouden zyn om by een on-
volledige teekening het ontbrekende er eenvoudig by te
denken, en op die nmnier toch nog tot een goede uitkomst te
komen. Want by serie 111 is inuners reeds gebleken, dat
wanneer de karakteristi(!ke kenmerken maar bewaard blyven,
er overigens heel wat zonder bezwaar kan worden weggelaten
(vgl. blz. (51). Trouwens het zou hier geen psychologisch
experiment nteer zyn wanneer men zich niet telkens, ook in
dit opzicht, voor verrassingen geplaatst zag. Ik wys hier bv.,
als tegen.stelling van wat ik zooeven als „regel" stelde, op
staat XXIX Ij, waar by pl. 8 juist het fi-agment van den
daar loch waarlyk niet al te duidelyk afgebeelden boom, van
alle details het eerst werd aangewezen. Van een perseveratie
uitgaande van pl. 7 was geen sprake, en de reden daarvan
bleef even onnaspeurlijk, als in het geval bedoeld in staat
XXIII Ie, waar de vrouw die by pl. 1 het beste antwoord
had gegeven van allen, daar plotseling nu weer de eenigste
was die het paard volstrekt, niet herkende.

Dat, wanneer de details, die by een handeling zyn betrokken,
niet worden luirkend, ook die handeling zelf niet begrepen
wordt, ligt voor de hand. Zoo zyn bv. de slechte resultaten
by pl. 4 en 12 onmiddellijk daarnu-e verklaard, dat op het
eerste de byl en de boom, en by het tweede zoowel het water
als de rondstuivende druppels, vrijwel door nienuind werden
herkend (zie staat XXV en XXXlll). Aan den anderen kant
zijn er echter in de ver.sehillende .staten eveneens talryke voor-
beelden aan te wyzen, waar het aan die details niet lag, nuiar
waar het de houding was, die de beweging als zoodanig moest
verbeelden, welke niet begrejien werd. Hierop wyzen bv. uitingen
als: hy staat stil en hij
wil loopen by het P\' plaatje (staat

-ocr page 113-

XXIl IV c en e; zie ook staat XXIII II a en 3« alinea);
„hij houdt een hamer", resp. „een hezem vast" hy het S«* en
6e plaatje (staat XXIV II b; staat XXVII II h); en „een
Chinees die zyn heen tegen een etensdrager houdt" by het
8e plaatje (staat XXIX 11 vrouwen d). ]\\Ien zou echter weer
te ver gaan met te meenen, dat dc onontwikkelde, ongeoefende
man heelenuial niet in staat zou zyn uit het in de beweging
verstarde tafereel van een plaat de actie af tc lezen. Daar pleiten
niet alleen tegen, de goede antwoorden die ik kreeg, nmar ook
vele verkeerde; want onder deze laatste zyn cr eveneens
verscheidene die aantoonen, dat men althans getracht heeft
uit de houding die men waarnam tot ccn of andere handeling
tc besluiten (zie bv. staat XXV cn XXX). Toegegeven zy
echter, dat men ook daarby vaak weinig critischen zin aan
den dag legde, en dat men met name nog veel te veel geneigd
was, zich te bei)alcn tot één onderdeel zonder rekening tc
houden met dc rest. Ik wys hier bv. op den rydcnden Arabier
van pl. 8 (staat XXIX II vrouwen f) en op de I
"iUroi)eesche
danu^ van pl. 10, die met een gekromd lyf zou liggen te slapen
(staat XXXI 111 d). ^Icde als gevolg daarvan werden ook de
onderlinge verhoudingen wat betreft dc grootte, in de combiimtie
waartoe men ten slotte kwam, soms op dc schronuMykste wyzc
verwaarloosd; zie bv. de nuiu met dc kidang vau i>l. 1 (staat
XXIl IV b), de man die bezig is een olifant tc slaan van pl. T)
(staat XXVI II mannen b), cn i)l. 8 waar dc ccn zei: ccn uu\\n
en een koe. cn dc ander: ccn man cn een millioenpoot (staat
XXIX 11 mannen b en c). Kn hoewel niet valt tc ontkennen,
dat or hier cn daar iiulordaad blyk word gogovon, dat mon
tusschcn do vorsohillcndo dingen, dio cr op hot prentje te zien
waren, wol ocnig verband zocht — zio bv. staat XXXI IV o
on f; .staat XXXII Ia. III d on o — zoo wyst dit alles cr toch
O]), dat do zin voor compositie over hot algonu\'cn nog zoor
gering was. Hot duidolykst kwam dat uit in die gevallen,
waar mon hot i)rontjc aanvankelyk rcdolyk wol schoon
to horkennon. doch waar mon dan by hot noemen van ccn
of ander detail buiten hot hoofdmotief om, dc plank zoo ten
oonciunalo missloeg dal dc combinatie daardoor weer geheel
werd in do war gestuurd ^zio staat XXVI II nu\\nnon c on
slaat XXVII III b l/m. f). Voorls blook dal bv. ook nog by
1>1. 7. waar oen dwaze fout by hel noemen van don u\\nn cn
don tak niet word hersteld, toon men by hot aanwyzcn van don
lHK)m dezen daarop wM herkende (staat XXVIII IV a K alinea).

-ocr page 114-

Eindelijk moet ik nog w^zen op een moeilijkheid, die zieh
bij het bekijken van een tafereel blijkbaar ook nog voordoet,
ni. op het herkennen van de diepte. Erkenning verdient, dat
de teekenaar ook hier sleehts over beperkte hulpmiddelen be-
schikt. Zoo kan er bv. van een teruggeven van de eigenlijke
stereoscopische diepte, zooals zich die bij het zien met twee
oogen naar niet al te ver verwijderde voorwerpen aan ons
voordoet, natuurlijk nooit sprake zyn, omdat men hierbij te
doen heeft met een psychisch product, door langdurige ervaring
ontstaan uit de combinatie van gevoels- en gezichtsindrukken.
Voorts levert een plaat uiteraard nooit meer dan een projectie
van de werkelijkheid, gezien uit een bepaalde richting. Deze
projectie wordt in haar geheel van een en denzelfden afstand
bekeken, en de maatstaf dien men anders — tenminste zoolang
het voorwerpen uit de naaste omgeving betreft — nog heeft
aan de mate van accomodatie en convergentie, die noodig zyn
om die voorwerpen stuk voor stuk duidelijk te zien, valt dus
ook hier weg. Daartegenover laat zich echter al hetgeen ons
bij deze oriëntatie in de die])te nog verder van dienst is, op
een plaat even goed tot zyn recht brengen. Als zoodanig zyn

hier te noemen:

lo. Het kleiner worden van de voorweriien naarmate zy

verder weg zyn;
2<\'. het schuil gaan van de meer verwyderde dingen achter

hetgeen meer in de buurt is;
3c. de hoogere ligging van verder weg gelegen voorweri)en,
wanneer het vlak waarop zich de dingen heviiulen, zooals
gewoonlijk, beneden het horizontale blikveld ligt, en
4e. het met den afstand vervagen van kleur en vorm door

de lichtabsoriilie in den dampkring.
AVij weten nu allen, hoe het ook met deze beperkte hulp-
middelen nog zeer wel mogelijk is teekeningen te leveren van
een zoodanige natuurgetrouwheid, dat een meer geoefende
zich ook inzake dat diepte-zien niet licht zal vergissen. Niet
alzoo de onontwikkelde desaman, die deze oefening nog geheel
mist. Want zooals in het voorafgaande reeds herhaaldelijk
bleek, was hy nog te veel geneigd de details van de plaat
stuk voor stuk cn ieder voor zich te beoordeelen, ])recies naar

-ocr page 115-

hetgeen liij er van zag, zonder daarbij voldoende rekening te
houden met de onderlinge verhoudingen in grootte en met de
samenstelling van het geheel; terwyl h;j bovendien met de her-
kenning van die details nog zooveel moeite had, dat eenerzyds
de dingen Avaar het op aan kwam soms over het hoofd werden
gezien, en anderzyds kleinigheden, die een meer geoefende
nauwelijks meer opmerkt, in een of andere fantastische conclusie
werden verwerkt. Voorts heb ik ci- reeds eerdei- dc aandacht
op gevestigd, dat hetgeen men op een gegeven oogenblik
waarneemt, reeds iets van veel hoogere orde is dan dc primaire
gewaarwording, die men feitelijk op dat oogenblik ontvangt,
en dat men zich het psychische proces dat tot die waarneming
heeft geleid, gewoonlijk in het geheel niet bewust is.

Als gevolg daarvan ziet men nu:

Ie. dat bij plaat 5 het hoofd van don jongen op den voor-
grond met don bergrug op don achtorgrond werd ge-
combineerd tot een hond (staat XXVI II mannen h);
dat men ])ij plaat 8 don man Hot zitten op oen stool,
waarvan do stijlen feitelijk behoorden bij hot huis op
don achtorgrond (staat XXIX IT mannon d);
dat men bij datzelfde plaatje, niot behoorlijk nota ervan
nemende dat do etensdrager belangrijk hoogor geprojoc-
toerd stond dan de man, ten onrechte in de mooning
vorkoordo dat deze laatste hot op dien otonsdragor bo-
gro!)on had (staat XXIX II vrouwen a en d);

4« dat do hoed van plaat !) zou zijn blijven hangen aan
do struiken op don achtorgrond (staat XXX IV a on b);

H\'\'. dat men bij plaat 10 beide jongens ovon vor wog waande,
de aohtorsto in <lo onmiddollijko nabijheid van don
voorsten, on moondo dat do/.o laatsto hol geboomte op
don achtergrond als bloemen oi> zijn rug droog (staat
XXXI IV c on
orrrvm a. Vb);

n»^. dat voorzoovor mon or al in geslaagd was <lo diojito
in dit i)rontjo te ondorsohoidon, mon dil toch niot dan
bij uitzondering nader wist to molivooron. door bv. te
wijzen op hot verschil in groott" dor beide jongens (slaat
XXXI VI);

-ocr page 116-

7e dat men veeleer - zoodra men zieh dat verschil in
grootte bewust was geworden — geneigd was het op te
vatten als een werkelijk verschil, dat zou zyn terug te
brengen bv. tot een vei-schil in leeftijd (staat XXXI MI
en VIII), en

8c. dat men zich ook bij het 11« plaatje met de diepte
vergiste hetzij doordat men de verhouding in grootte uit
het oog\'verloor tussehen de vogels en datgene wat men
voor hun kooi hield (staat XXXllIVb), hetzy doordat
men de vogels in de verte aanzag voor vlinders of voor
jonge vogels, dan wel ze heelemaal niet kon thuis brengen
\'(idem 11 b t/m. e cn VI); de enkele die die diepte wèl
zag, kon ook hier dat niet nader
motiveeren*(idem Va),
en had het by de 6c vraag eveneens over „jonge" vogels.

Hen voorbeeld van het omkeeren van het pi-ojectievlak tydens
de beoordeeling, in den zin zooals dat o]) blz. 62 werd aangeduid,
vindt men in deze serie dan nog in staat XXXII onder \\\\ e.

Dit alles leidde ei- toe dat van al deze plaatjes er per slot
van rekening slechts een enkele werkelyk goed werd genoemd

(zie staat XXXVI).

Ook bij deze serie viiult men weei- bevestigd, dat de mannen
het over het algemeen betei\' deden dan de vrouwen. De neiging
om dadelyk een samenvatting te geven, er iets meer van te
zeggen dan één enkel detail. Avas by de mannen grooter; het
herkennen dier details en het gehalte der sanuMivattingen beter
(zie staat XXXIV op blz. 92, waar men bv. ten aanzien
van het 1\'\' i)unt, in het totiial der eerste drie kolonunen
tussehen de beide sexen een verhouding aantreft van 23 tot 14).
Dit verschil spreekt des te meer onulat, in tegenstelling met
de vorige series, er thans onder de »u/inu» een was, die zieh
byna by alle itrentjes bepaalde tot een „ik weet het niet". Den
indruk van verlegen of onwillig te zyn nuuikte hy niet, maar
hy sprak nu\'t een lijzige stem en gaf zieh blykbaar weinig
moeite. Hy was N". 8 van deze serie en bleef het antwoord
schuldig by pl. 3, 4; .\'), (i, 7, 8. 9. 10 en 12. Op dezelfde wyze
kwamen ook N". (1 by i)l. 5. 6 en 8. en van de vrouwen: X". 1
bii pl. 3 en 10; X®. 3 by i)l. A en N". 10 by pl. 7, niet verder
dan een „mbotten nunigertos".

-ocr page 117-

STAAT XXXVl.

Nummer van het plaatje

Dadelijk

Na provo-
catie -)-•

Totaal.

met verwijzing naar den
bij behoorenden staat.

M.

Vr.

M.

Vr.

iM.

Vr.

1

(staat XXII).

1

7

4 1

i

7

5

2 1
(staat XXIIl).

6

1

3

1

7

Ü :

i

8

3

(staat XX rV).

•1

(staat XXV)

5

(staat XXVI).

1\')

1

li

(staat XX VII).

2

1

3

2

5=)

3^)

p"

i

(staat XXVIII).

8

(staat XXIXV

1 1

i

1

0

(staat XXX).

10

(staat XXXI).

1

1

11

(slaat XXX11).

12

(Htaat XXXIII).

Totaal.....

i

3

i 15

13

23

in

\') Dat liü clcii Htok vo.ir <\'(>ii shIk-I aaii/.au, lirb ik lu ni maar wrp\'von.
\') AlliTii wat hcin\'ft lic\'t hooMmotii\'f; il<\' Kriinduw lirrkoiitlo iiicmnnil.

-ocr page 118-

Serik Y.

(HiimomclteWcr iafareelcn; hijlnyc 5).

Kwam het bij de vorige serie gewoonlijk sleehts aan op het
hei-kennen van één bepaalde gebeurtenis, waarbij niet meer
dan twee of hoogstens drie figuren waren i)etrokken, lot slot
heb ik den menschen toch ook nog eens wat samengestelder
tafereclen willen voorleggen. Niet zoo zeer in de verwachting
dat er zich daarbij nog veel nieuwe gezichtspunten zouden
voordoen, dan wel om op die manier nog wat vergeUikings-
materiaal te verzamelen voor myn verder, onderzoek by meer
ontwikkelden. Dc plaatjes 1 t/m. 4 ontleende ik daartoe weder-
om aan de boekjes van Crocs, N". 5 cn 6 aan dc photo-collectic
van Wagschal van Java\'s land en volk.

Het onderzoek vond plaats te Soekohardjo. Om nog nader
te vermelden redenen heb ik ditmaal na aflooj) dc proef nog
eens met een nieuw stel iiroefiiersonen herhaald. Aangezien de
uitkomsten by deze beide reeksen echter geen principicelc ver-
schillen opleverden, heb ik, om niet te uitvoerig te worden,
in dc hier volgende staten alleen dc eerste volledig opgenomen,
terwyl ik van dc tweede — die ik hier voortaan zal aanduiden
als serie 1) — slechts datgene zal vermelden wat meer in het
byzonder myn aandacht trok. Voorts heb ik in deze staten
thans overal de verkorte wijze van weergeven gevolgd, zooals
die reeds eerder o.a. in staal XXIX werd toegci)ast, omdat
het
Cl- my dezen keer meer om te doen was de resultaten in
hun geheel te laten zien dan de reacties op iedere vraag
afzonderlyk. Alleen by i)l. 5. waar dc antwooidcn door de vele
en blykbaar moeilijk te herkennen onderdeden wal al tc zeer
uiteenliepen, scheen het my voor het overzicht gemairkclyker
ze <lctailsg(\'wys te rangschikken cn slechts oj) het eind een
enkel staaltje te geven van de combinaties die men op die
manier kreeg.

-ocr page 119-

STAAT ^XXXVll.
Pl. 1. lulaiulsclie jongciLs aan het knikkeren.

door

A n t \\v O O r d.

^r. ! Vi

I. J«\' vraag: wat stelt dat voor? (10 in. 10 vr.).

niensehen............

Arabieren............

Petroek of (Jareng (wajangfignren) . .

geiten.............

een Europeaan eii een Huropeesehe dame
(w\\jst den achtersten en den voorsten

.jongen) . ............

sètans (si)oken; wyst den voor.stcn en den
staandcn jongen. Kan niet toelichten
waarom dit s])okcn zonden zijn. Zegt dat
hii zelf nog nooit sètans heeft gezien). .

a.

b.
0.
d.
e.

! 1

1 i -

een hert.....

een paard ....

een kat .....

een Kuropccsche dame
een i)aard ....

een gans .....

een Kuropcaan . .
een Knropccschc dame

een kind .....

een Chinees ....

k.
1.
m
n.

O.
1>.

(wijst
don voorsten
jongen),
(wijst
don staandcn

jongen).

(wijst
don achtersten

jongen).

ii-i

«2 ; _

\\ \\
1 ; -

H. Xa do provocoorcndo vragen:

wat moor?
2e. wat doen zy?

waarmee spelen zy? (dit laatste alleen
als men by <lo 2\'\' vraag had gezegd: zij
si)o]cn),

was hot resultaat als volgt:
a n n c n:

a. .lavaanscho kinderen aan hot spelen . .
1>. nu\'nsohen aan hot spelen voor hun luüs .

1 —
1 i -

-ocr page 120-

c. inensclien; zy kijken naar sterren op den

grond.............

(Geeft toe dat hij nooit eerder sterren op
den grond heeft gezien, maar toch zijn
het sterren).

d. de sètans zitten met elkaar te praten . .
een Europeesehe dame (de achterste), een
men.sch (de voorste) en een Europeeseh
jongetje (de staande). Dit laatste bukt;
de Europeesehe dame zit; en de menseh
knielt.............

f. een Eui-opeaan en een Europeesehe dame
(de achterste en de voorste); zy zitten .

g. een Chinees (de achterste); een hadji (de
staande") en een Inlander (de voorste) .

h. een paard (de voorste); een menseh en
nog een menseh..........

i. een Europeesehe dame (de achterste) . .

j. een gans (de staande); een zwarte aap

(de achterste) en een vogel (de voorste).

e.

1 -

I

1 -

1 -

1 -

1 —

door

Vr.

iM.

A n t w oor d.

V ]• O u w e n:

a. meuschen; zy wachten om straks by een
])rijaji (.lav. edelman) hun oiiwachting

te gaan maken..........

1). meuschen; de een bukt (-f) en de aiuler

zit ( ).............

e. Arabieren die zitten........

d. een Europeesehe dame (de staande), een
hert (de voorste) en een menseh (de

achterste); zy zitten........

geiten die zitten, en eenden (wyst op het
bamboevlechtwerk van het huis den ko]),
het lyf enz. van de eenden aan) ....
een Europeaan (de achterste), de bedien-
de (de voorste) en een Europeesehe dame
(de staande)...........

— : 1

— : r

— 1

_ 1

e.

f.

I 1

-ocr page 121-

door

A n t w 0 0 r d.

M.

Vr.

g-

een hert (de voorste), een menseh

(de

achterste) en een paard (de staande)

.

1

h.

een paard (de staande) en een koe

(de

achterste) ..........

. .

1

1

i.

een kat (de voorste) en een paard

(de

1
1

achterste) ..........

. .«

1

.1-

Petroek of ({arong (wajangfiguren)

1

STAAT XXXVI ir.

IM. 2. I\'iiMi l\'luroi)ecsc\'h ,jongot.i(; dat niet den tuinjongen
jaelit maakt op een slang.

M. \' Vr.

1

2

I

door

A n t w o o r d.

I. vraag: wat stelt. dat. voor? (10 m. 10 vr.)

a. een menseh die een gans wil schieten .
1). ccn Europeaan die staat (de jongen) .

c. een men.scli (do tuinjongen) cn een danio
(de jongen) ....

d. menschen.....

0. een Kuropoe.soh jongetje

f. oen l\'iUroi)oaan ....

g. een Indo......\' (wijst, don

h. een (\'hinoos.....i jongen).

1. «\'011 Arabier.....

j. oon mon.sch.....

k. oon (oud) monsoh . . j

......l tuinjmigon).

ni. oon stolt......)

n. oon vogel (wgst luiar don hoofddoek van

don tuinjongen).........

«)• een paard (het, blad boven het hoofd van

don jongen zou do staart zijn) . . . .

-ocr page 122-

Jl. Daarop werden de volgende provoeeerende
vragen gesteld (10 ni. 9 vr., nl. vraag
b t/m. o) :

1«-\'. wat meer\'?

2e. wat doen zij ?

de Ie vraag werd hoogstens één maal
herhaald, en de slang Averd ditmaal niet
nog eens speciaal aangewezen, omdat het
juist de bedoeling Avas na te gaan, of de
houding van de menschen al van zelf de
aandacht naar die slang zou trekken.

M a n n e n:

a. een menseh, een Huropeesch jongetje, een
lialmboom en een gans (de .slang). De
menseh houdt iets vast, hy
Avil misschien
de gans pakken..........

1). een oud menseh, een kind en een beest
met een langen hals en dan cen geweer
of zoo iets. lly wil dat beest misschien
doodschieten...........

c. een Euroiieesch jongetje, een .lavaaii en
een gans (de slang). Zij zyn met die gans
aan het spelen..........

d. cen l\'\'iUroi)eesch jongetje, een menseh en
cen gans (de slang). De man wil een

siirinkhaan vangen.........

(Kan den sprinkhaan niet aaiiAvyzen,
maar wyst oj) hetgeen de man in de hand
houdt) \').

e. een stelt (de man), een gans (de slang)
en een Kurojiee.sch jongetje. Dat jongetje
Avil de stelt pakken........

1 —

1 -

1 —

1 —

A 111 w o o r d.

door
U. \' Vr.

\') H|)riiiklmiH>n wonlcn ddor do ilosulicdcii voel RnviiiiKeii v«i<ir voKtilvncr.
Men fjc\'l)niikl diuxrvoor (
mmi stok mot o<\'ii Iccn-ii wliyf onj;o.voor viiu doii v<>ri"
alrt op tl<! ])laut is aaiitjcKovoii.

-ocr page 123-

door

A 111 w 0 O r d.

M.

Vr.

f. een mensch (de jongen), een eend (de
man) en planten. De mensch ki,jkt naar
het AVestcn
............j

1

g. menschen en planten. De menschen staan. \'

1

h. een Indo (de jongen); hy steekt de armen
vooruit.............

1

_

i. een mensch en nog een mensch ....

1

j. ccn vogel (hoofddoek van den man) cn
een boom (de jongen).......

1

, ,

r 0 u c n:

\'ii. een Arabier (dc jongen), ccn oud nienscli,
bloemen en ccn haan (dc slang); het oude
mensch wil den haan doodschieten . . ,

1). ccn mensch (de jongen), nog een mensch
cn oen zAvaan (dc slang). De cón kykt
naai\' den ander, cn de ander kykl naar
de plantjes...........

c. oen Kuropcaan die staat; nog een iOuro-
poaan die staat..........

(1. een mensch (de man); ccn dame (dc
jongen) en een vlinder (de .slang); 7.\'\\\\
staan..............

c. oen (Miinccs (dc jongen), een bediende (do
man) on planton.........

f. een monsch (do jongen), oen hond (de
man) cn planten.........

g. ccn haan (de man), vogtMs (wysl dc
planten boven do slang) on een mon.scli
(do jongen) ...........

h. ccn Kuropcaan (dc jongen).....

i. oen ])aard (hol blad boven hel hoofd van
don jongen is dc staart), oen kidang (do
slang), oen kip, eenden, paarden, kar-
bouwen enz. enz..........

-ocr page 124-

STAAT XXXIX.

Pl. 3. Een Europeesehe politieopziehter, die aan een
Inlandschen politieoppasser bevel geeft den gevangene naar
de gevangenis te brengen.

door

A n t w O O r d.

■ M.

Vr.

1. vraag: wat stelt dat voor? (10 ni. 10 vr.).

a. een menseh, die een ander wil slaan; hier
is de dief aan een ketting, en dat is degeen !
die den dief begeleidt en deze hier (wyst
den Eui-.) wil den dief slaan.....

1). een Europeaan (wyst den opziehtei\') en
dit een Europeesehe dame en dit iu)g een
Europeesehe dame.........

e. een Europeaan (wyst den opzichter) . .

d. een Europeaan (wyst den Inlandschen
oppasser)............

e. een Europeesehe dame (wyst den ge-
vangene) ............

f. een Arabier (wyst den oi)zichter) . . .

g. een menseh (wyst den oi)passer) . . .

h. een muis (wyst miar tle schaduw onder
de poort)............

H. Na de ])rov()ceereude vragen:

Ic. wat meer?

2\'\'. wat gebeurt daar, wat doen zy? en by
een onbevi-edigeiul antwoord bv. hy wyst:

3\'". waarom doet hy dat? (10 m. 9 vr., nl.
1«\' vraag b t/m. h), was luit resultaat als
volgt:

M a n n e n :

a. een Kuropeaan, een politie-comnuindant
(de oppassei-) en een men.sch aan een
ketting; de Kurojieaan wil den gevangeiu-
.slaan .............

— ; I

2

1 I -

-ocr page 125-

door
M. Vr

b. een menseh (de oppasser), nog een menseh
en een Europeaan. Zy kyken naar een
vogelkooi............

e. een Europeaan, een Javaan -en nog een

Javaan, zy zyn aan het i)raten .... ij —

d. een Europeaan met zyii bedienden ... li —

e. een Europeaan en twee Javanen. De
Europeaan Avyst ; misschien dat die In-
landers daar moeten werken .... 1 | —

f. een Europeaan, oen Inlander en nog een
Inlander. De Europeaan houdt een pistool
in zyn hand (ilo stok) on wyst naar de ^
Inlanders............ li —

g. een Europeaan en menschen. Do lOuro-

peaan wyst (naar dezen nuin) . . . . i 3 | —

h. een Europeaan, een Europeosche dame j
(dc gevangene) en ccn monsoh. Dc Euro-
peaan wyst...........

1

— : 1

— i I
1
l
1

V O u w c n :

a. een Europeaan; een prijaji (de oppasser)
cn oon niensch. De ICuropeaan wil ten
oorlog gaan, hy wil vechten met den
l>i->j"ji.............

b. een ICuropoaan; de betliondon; dc Euro-
peaan wil een vogel .schieten.....

(Kan den vogel niet aanwyzen; wyst den
stok aan voor het geweer).

c. oen mon.sch (do oppas,ser), nog oon men.sch
cn een Europeaan; zy kyken naar oen
vogelkooi . ...........

d. een Arabier (do opzichter), ccn (liinoos
(dc oppasser) en een Inlander. Zy wan-
delen ..............

O. een 1\'hiropoaan (do oppasser); nog een
l\'\'iUroi)oaan on oen bediende. Do ecno
Kurojioaan boft don arm omhoog . . .

f. oon ICuroi)oaan on mon.sehon. Dozo (do
oppasser) zit op oen stoel cn dozo (dc
gevangene) zit op een bankjo ....

A n t w O O r d.

-ocr page 126-

g. een Europeaan en dit een Europeesche
dame en dit nog een Europeesche dame .

h. een Europeesche dame (de gevangene),
een man en nog een man......

i een muis (de schaduAV onder de poort) .
(Dezelfde van staat XXXVll II vrou-
wen e en van staat XXXVIII II vrou-
wen i. Herkent den opzichter en den
gevangene als menschen; de oppasser is
„ecu scliaap" en om den opzichter ^ heen
wemelt het weer van schorpioenen, lion-
den, herten enz.).
 I

STAAT XL.
\'Pl. 4. Inlandsehe vrouweii aau het liatikken.

A 111 w O O r (1.

door
M. Vr.

I

door

A n t w o O r d.

I. ic vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. men.schcn aan het batikken.....

1). menschen die zitten........

c. Javaansche resp. Inlandsehe vrouwen . .

d. Europeesche vrouwen......• .

waarom lOuropeeschc vrouwen? > dat zie

ik aan het gezicht......1 ni.

weet het niet.........1 vr.

e. vrouwen.............

f. menschen............

g. weer Indo\'s...........

11. een Arabier (wyst de vrouw rechts) . .
i. net als Semar (wajangfiguur; wiuf^I

middelste)............

j. een hond, een kat en een hert (wyst do

vrouwen)............

k. een veenmol (wyst den bamboewand) . .

1. een hond............

ni. weet het niet..........

M. Vr,

2
3
1

-ocr page 127-

door
M. Vi

Antwoord.

11. Na de provoceerende vragen:

le. wat meer?

2c. wat zijn dat? (de vrouwen),

3«. wat doen zy ?

en als het antwoord hier onbevredigend
bleef, zooals bv.: zy zitten:

4c. wat doen zy nog meer? (9 m. 9 vr., nl.
Ic vraag b t/m. m),
was het resultaat als volgt:

M a n n e n:

a. menschen die zitten; zy batikken ... 1

1), vrouwen; zy batikken...... 2

c. men.schen; zy batikken...... 3

(Onder dezen was cr één die den bamboe-
wand voor bloemen hield).

d. dc Kuropecschc vrouwen, de Indo\'s en
Senmr zitten .... ......

V r ouwen:

a. .lavaanscho vrouwen, nog ccn .lavaanscho
vrouw; zy zyn aan het batikken ....

b. . ,i,ton; zy batikken,
mensclieu

(Ken van hen hield den band)oewand voor
katoen, bestemd om vorder te worden be-
werkt) .............

c. ccn Arabier; nog oen Arabier; zy zitten .

d. ccn vceiunol (dc bamboewand); oen
monsch die oj) een bank zit, cn dit lykt
op do schubben van een visch (do ge-
batikte dook rechts) ........

0. oen hond............

(Dezelfde van staat XXXIX II vrouwen i;
gaat hier oj) dezelfde nmnior door; al op-
sonuncndo komt zy tenslotte ook op: „eon
monsch die zit, on »leze die batikt". On-
middellyk daarna wees zy echter het
komfoor mot het gesmolten was woor aan
als olifant, do gebatikte lap. voor ccn geit,
varkens onz.).

-ocr page 128-

f. Europeesehe vrouwen........

g. een menseh (de rechtsehe), een pajong
(de middelste) en een geit (de linksehe) .

h. een hond, een kat en een hert.....

STAAT XLI.

VI 5. Een sawah; vrouwen die bezig zijn padi te planten.

door
Vr.

II.

A 111 w O O r d.

ic vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. mensehen die padi planten . . . . . •

b. een man met een hoed op (wyst den witte)

c. menschen en boomen........

,1 een (wijst den witte).....

menseh

e. boomen.............

f. planten (wyst de boomen; by navragen
blykt dat by bedoelt kleine potplanten).

g. bloemen (wijst het geboomte, dat men
links tussehen de stanunen van de voorste
boomen door ziet)........, .

Daarna werden de volgende provoceerende

vragen gesteld: (i) m. 9 vr., nl. 1<\' vraag b

t/m. g).

ic. wat meer?

wat is dat? (hierby werden, voor zoo ver
noodig, aangewezen: de man in het wit,
de bukkende vi-ouwen, het zwarte .sawah-
dykje op den voorgrond en het water).

3\'. wat <loen zy? (alleen aan hen die de
vrouwen als nuMischen hadden herkend).

Het resultaat was als volgt:

Een samenvatting van lu»t geheel gaf
nienuind.

_ \' 1

A 111 w O O r d.

door
^ Vr.

-ocr page 129-

Van de 4 ni. en 1 vr., die de vrouwen als
menschen hadden herkend, luidde het
antwoord op de vraag:

a. zy bukken............

b. zy staan............

c. weet het niet...........

Overigens bepaalde men zich tot een bloot
opsommen van details, waarvan het vol-
gende meer in het byzonder zy vermeld:

III. dc man in het wit werd behalve voor een

aangezien voor:

inenscli

a. ecu Arabier...........

1). een (Chinees...........

c. ccn had,ii............

d. ccn pryaji (Jav. edelman)......

waarom ccn i)i-yaji? > omdat hy ccn hoed
op heeft.

IV. de hukkende vrouwen voor:

a. vogels............

1). bloem])otten..........

e. boomstammen.........

d. vlinders...........

c. honden............

hei huis voor:

a. een huis............

b. ccn olifant ...........

■ c. een visch in het water.......

d. een brug (wyst op dc daklystcn) . . .

VI. het water voor:

a. water.............

b. grond.............

witte kalk............

<1. een steencn vloer.........

e. een muur............

f. een wolk............

A 111 -w oor d.

door
M. Vr.

-ocr page 130-

VII. het sawahdijkje voor:

a. een sawalidijkje..........

b. een ................

e. een nmur..........\' \' \'

d. een palmboom die op den grond ligt . .

e. een stnk liont..........

f. een kanon............

g. een potlood...........

b. een veenmol......... • \' \'

i. bet ligt onder de boomen, maar ik weet

niet wat bet is..........

VIII. Als voorbeelden van de zonderlinge combina-

ties, die men op die manier kreeg, noem
ik hier:

a. boomen, een Arabier, een olifant . . .

b. boomen, een Chinees, honden en een i
potlood.............

c. een man, bloempotten, een huis, een wolk
(het water) en (onmiddellyk daarna) een
palmboom die op den grond ligt ....

- ! 1

1

- I 1

I
!

1 ; —

A n t w O O r cl.

door
Ar. Vr

STAAT XLII.

Ken Chincc.sche kamp ; een pasar (markt);
vrouwen die iets verkoopen.

door

A n t w O O r d.

Vr.

M

I. 1«\' vraag: wat stelt dat voor? (10 m. 10 vr.).

a. een pasar......

1). een zoutverkoopster . .
c. vrouwen die iets verkoopen

\') IJ(v.(\' i>h(»to not\'ft (M\'ii typim-li kijkjo viui ihmi (Miinccoclio kiunii,
nipii (lic in Indic ovcrnl, ook op kleinere jdnatHon, iinntreft. I)c vnmwcn onder
de jinjonK« verkoopen o.n. het gouvernenientHZOut in dc bekoudo vierknnto
blokken.

-ocr page 131-

door
M. Vr

A n t w O O r d.

die vrouw wil emmers en borden koopen
(wijst de voorste vrouw met de sëlen-

dang\')). .........;. • •

een vrouw die op kinderen past (wyst de
oude vrouw met de sëlendanc;)....
waar zyn de kinderen? > (wyst de jonge
vrouw die haar tegemoet komt).

een aloen-aloen..........

waarom? > omdat er veel menschen zyn.

een vrouw die ^j draagt (wyst dc
een kind

voorste vrouw met de selcndang) . . .
waar is het kind? > (wyst de vi\'ouw
rechts vóór).

menschen onder ccn pajong.....

een volwassene cn ccn kind (wyst dezelf-
de personen als by e).......

een (Uid mensch (wyst de vrouw met do

sölendang)............

k. kinderen (wyst dc vrouwen ouder dc
pajongs cn de jonge vrouw, die de oude

tegemoet loopt)..........

1. menschen............

ccn .Tavaansch meisje en Togok <wajang-
figuur; wyst rcs]). dc jonge cn dc oude
vrouw, die elkander tegeujocl komen). .

alles zwart en wit......... cn hier is ccn

vlinder (wyst het scherm van tic pajong

links)..............

O. weet cr niets van tc zeggen.....

d.
c.

f.
P.

h.

i.
j.

m.

n.

II. Daarop werden dc volgende i)rovocecrcndc
vragen gesteld:

1«. wat meer?

2\'\'. wat is dat? (waarby zoo noodig dc ry
huizen rechts cn tic groep links onder dc
pajongs, worden aangewezen).

\') Ken 8i<lendnn>j in eeti IiinKC xcIiotiderdtK\'k, door vroinven gednigen, «tn
koopwaren of kleine kindomi in mee te nemen.

-ocr page 132-

30. Avat doen zij? (nl. de vroiiAven onder de
pajongs, doch alleen als zij als zoodanig
i-eeds Avaren herkend).

Bleef het antAvoord onbevredigend, bv. zy
zitten, dan ten slotte nog:

4«\'. Avaarom zitten zij daar?

Hen. die de vraag reeds goed hadden
beantAvoord
(Ia t/m. c), liet ik de belang-
i-ijkste
tAvee groepen — de ry huizen en
de groep links — zoo
noodig toch nog
eens
noemen, om na te gaan of zy on-
danks\' dat, daarby
misschien toch nog
fouten zouden maken.
Het resultaat
Avas als volgt:

:M a n n e n:

a. ............. • • •

1). menschen, huizen cn nuuischen die oiuler
een pajong zitten.........

1). een vohvassene en een kind, en mensehen
met ])ajongs...........

d. menschen, kinderen, een pajong en muren
van Europeesehe huizen.......

e. menschen............

f. alles zwart en Avit, een vlinder, een kind
en de staart van een kalkoen (een pannen-
dak) .............■ .

g. Aveet er niets van te zeggen......

1\' 0 u w e n:

a.  . • . . :..........

b. een vrouw die emmers en borden Avil
koopen, mensehen met pajongs en zout.
een (/hiiu-es die een hond eten
Avil voeren
fzie in het midden onder den boom), een
boom, de kel)on radja, nu\'nsehen in den
ke1)on radja \') die iets willen verknopen .

4 i -

_ 1

door

Vr,

M.

A n t AV O O r d.

\') De kebon miljn in een groot park te Solo, wanr nn en dan volkMfee.\'«ten
worden jjegeven, welke peleRenheid er dan talloo/.e kninmpje« en »lalletje«
mot («otwaren worden opROKlagen.

-ocr page 133-

door
M. \' Vr,

C. een vrouw die op kinderen past ; een
groote weg (wüst den bovenrand van dc
huizen); menschen onder een pajong,
x\\}

zitten in een schuit.....

d. een alocn-aloen, cn een spoortrein (dc

daklijsten zijn de rails).......

c. een vrouw die iets draagt, een vrouw die
oen pan draagt, vrouwen onder een
pajong, ccn jongen die op een hond rydt
(wijst den Chinees met dc honden) en
boomen.............

f. een vrouw die een kind draagt, ccn
meisje, een eend (vrouw onder de pajongs)
en een pajong..........

g. kinderen, pajongs, huizen; dc kinderen
zitten onder dc pajongs.......

h. ccn oud menseh, pajongs. een Kuropccschc
vrouw (vrouw onder de pajongs). een
boom, ennners en een desapoort (dc rij
huizen).............

i. ccn Jav. meisje, Togok cn menschen . .

Dat veel van dc vorige series zich hier zou herhalen, was
te verwachten. Ik geef daarvan nog sleehts de volgende voor-
beelden zonder er echter verder op in te gaan:

Moeite met het herkennen van dc mcnschelijke figuurtjes
ba<l men zeer vaak; bij vo(n-keur zag men ze aan voor allerlei
dieren. Zie: staat XXXVII II nuinncn h.j; II vrouwen d, o,
«f. h.i; staat XXXVIII II mannen o. f, j; TI vnjuwcn f. g. i;
staat XXXIX II vrouwen i; staat XI; II vrouwen g, h; staat
XLI IV; .staat XIJI II vrouwen f.

\\\'oorbeelden van oen godooltc\'Ujko herkoiniing kroeg ik to
hooron by sorio b. Zoo zag oon dor mannon by hot voorste
figuurtje van pl, I alleen maar „voeten"; of hot gohool daarom
nog wol oon monsoh was. durfde hy niot uitmaken. Volgons oon
nnder was hot wol oon monsoh, maar look hot hoofd oj) don
l^op van oon knt. Kon dorde zoi. hot was wol oon monsoh nmar
een monsoh mot hoorns, daarby wyzondo op don hoofddoek,
l^ozolfdo moeilijkheid, nl, mot dien hoofddoek, dood zich

An t w oor d.

-ocr page 134-

blijkbaar ook voor bij bet bcrkcnnen van den tuinjongen op
pl. 2; daar leek het hoofd op een vogel, maar de voeten en
armen op een menseh. Iets minder critiseh en het is een vogel

zonder meer (staat XXV\'III In).

Dat men zich voorts ook hier weer herhaaldelijk vergiste
met het ras, het geslacht en de maatschappelijke positie, blijkt
uit alle staten. En de motiveering daarvan liet. daarbij evenzeer
nog al eens wat te wensehen over. Zoo hield een der p.p. van
serie b. den Europeeschen opzichter van pl. 3 voor den
Soesoehoenan (den Javaanschen zelfbestuurder van Soerakarta);
dat zag hij „aan het gezicht".

De invloed van den sètan komt voor den dag in staat XXXVIf
II nmnnen d.
VjCu vrouw van serie b. hield de vrouwen op
het 5« plaatje voor geesten, „omdat zij ze onduidelijk zag";
bet geheel was daarom „een kerkhof".

De invloed van de Avajang in staat XXXVll 11 vi-ouwen j,
staat XL li en staat XLII lm, en in serie b. b\\j pl. 2 (dc
tuinjongen = Petroek resp. öarcng), ])1, 3 (de gevangenis-
(Icur = de berg uit de wajang) en pl. ti (dc groep links —
Petroek en Gareng).

De voorliefde om richtingen aan te duiden met behulp van
de wundroos bleek weer by pl. 2 (staat XXXMU II mannen f).
en in sei-ie b. bij pl. 3, waar cr van den 10uroi)cc.schcn opzichter
werd gezegd dat hy naar het Oosten wees.

Aloeite nu^t het herkennen van de diepte had men dan
verder by pl. 3, waar enkelen de gevangenisdeur aanzagen
voor een vogelkooi, die tusschen dc menschen instond (staat
XXXIX 11 mannen b, II vrouwen c en hetzelfde ook in serie b.
by 1 m. en 2 vr.). Voorts in staat XLI onder VII i en in staat
XLII onder II vrouwen f = I g, waar men meende, dat de
oude vrouw met de sölcndang een kind droeg, en als zoodanig
de vrouw aanwees, die men even rechts van de oude op de
plaat geprojecteerd ziet. Tets dergelyks hoorde ik ook van een
man in serie b; ditmaal was liet dc jonge vrouw met de pan,
die door dc oude oj) den rug met ziel» zou worden meegedragen.
In dezelfde serie was cr by pl. I 6én, die zei dat de jongen
reehts op den rug stond van den middelste, en een ander dal
hij met de hand op diens schouder leunde.

-ocr page 135-

Hoe zeer de verhouding in grootte tusschen de verschillende
onderdeden by dc beoordeeling nog werd verwaarloosd, en hoe
gebrekkig in het algemeen de zin voor compositie nog was,
toont ons staat XLI onder VIII b en c. Niet minder kenmerkend
was by dit zelfde prentje de uitlating van een man van serie b.
Behalve boomen zag hy cr ook nog een huis op en menschen
die bukten, „zeker om iets op tc rapen". Het zwarte sawah-
dykje was „een wolk" en het water op den voorgrond „net
als een zee, of neen de hemel, en daar (wyzende op de ryst-
halmen) regent het"!

Voorbeelden van een goede samenvatting van het geheel,
doch met een onjuiste opvatting van sommige details levert ons
hier staat XL onder 11 mannen c cn II vrouwen b. En ook
by serie b. waren er twee die — terwyl zy by pl. (5 dc groep
links wel als verkoopsters hadden herkend, en ook van hetgeen
cr in dc winkels aan den overkant te krygen was, verschillcïidc
artikels goed hadden genoemd — het huizenblok in zyn geheel
toch niet konden thuisbrengen; volgens den cón was het een
berghelling, volgens den ander een schuit. Het topiiunt be-
reikte in dit opzicht de vrouw van staat XL 11 vrouwen o. Liet
men deze haar gang gaan dan verloor zy zich zelf in ccn op-
somming van de mcc.st uilccnloopcnde zaken, temidden waarvan
zy dc batiksters toch even, als terloops, nog weer goed her-
kende ook.

Een merkwaardig staaltje van het lage peil der aigcnieenc
ontwikkeling van deze menschcn, geeft dan ten slotte nog
staat XXXVII onder 11 mannen c. ^^)or dezen man waren dc
sterren aan den hemd blykbaar nog niet veel anders dan lich-
tende punten zonder meer.

Met dit nl waren dc uitkomsten by deze serie, vergeleken
niet do vorige, toch boter dan ik cigcnlyk had verwacht. Dat
het bc.st uil staat XLITI (bylago (5), waarin ik ze zoo
veel mogelyk naar hun gehalte heb gerangschikt. Ik zeg: zoo
vod mogelyk, omdat n>on by ccn dergclykc schikking, evenals
^Ui ieder ander .sdionui, do grenzen altyd schorper trekt dan
zii in werkelykheid zyn.

Ik ondenschcid in dezen staat samenvattingen, bcschryvingon
en op.sonimingen van details. Feitelyk is het noemen van ecu

-ocr page 136-

detail natuurlijk ook al een samenvatting van een heele reeks
van indrukken, waarbij zieh allerlei overwegingen hebben kunnen
doen gelden (zie bv. staat XLI III d). Komt zulk een overweging
nu door een of andere omstandigheid al eens rechtstreeks tot
uiting — zooals bv. in staat XLI onder Ib) — dan spreekt het
van zelf, dat het antwoord in zyn geheel alleen daardoor nog
volstrekt niet op een hooger peil gekomen is dan wanneer zy
eenvoudig verzwegen was. Praetiseh laten zieh zulke gevallen
echter moeilijk scheiden van die waar de p.p., al dan niet door
de vragen daartoe aangespoord, werkelyk in staat bleek nog
iets meer van de dingen te vertellen dan alleen maar den naam.
Nu eens was het de houding die wat nader Averd omschreven
(bv. hy staat, bukt, zit), dan weer een handeling (bv. hy wyst,
hij houdt iets vast, hij draagt iets), een ander maal in plaats
van een bloote opsomndng althans eenige neiging om enkele
onderdeelen te zien in onderling verband (bv. menschen
met pajongs). En al die uitingen te zanten plaatste ik nu
onder het hoofd „beschryving van details".

Vandaar naar de samenvattingen is ook al Aveer een geleide-
lijke overgang. Zoo is kyken in een of andere richting zoiuler
dat er daarmee een
A\'erbaud tussehen de verschillende figuurtjes
Avei-d aangeduid, nog als een beschryving geboekt; een ge-
zamenlyk kyken naar een vogelkooi als een samenvatting (vgl.
staat XXXVIir II vrouwen b en staat XXXIX II vrouwen e).
Ook naar de groc]) der opsommingen is de grens niet seheri).
By het plaatje rekende ik bv. : „een Chinees, een bediende
en planten" (staat XXXVi 11 II vrouAven e) nog tot de o])-
sommingen, by het .\'ï«\' daarentegen: „een Europeaan nu\'t zyn
bedienden" (staat XXXIX II nuinuen d) reeds als een samen-
vatting. Om de controle op deze eventueel nog be.strydbare
grensgevallen gemakkelyk te nud<en, heb ik in staal XLIU
telkens by ieder eyfer tussehen haakjes aaiigegeven welke ge-
vallen Averden bedoeld. ]Men zal eehter zien dat — ook al zou
men de schikking hier en daar mi.ssehien liever eenigszins ander,s
hebben getroffen — het aantal van deze grensgevallen toch te
gering is om de conclusies, die zich uit dezen staat laten trekken,
in belangrijke mate to Avyzigon. Voor my Avas het oritorium
voor een „samenvatting" dit, dat er althans oon poging was

-ocr page 137-

gedaan om tusselieii de versclüllemle onderdeelen zulk een ver-
band te leggen, dat men het tafereel daarmee geheel meende
tc hebben verklaard. In beginsel staat een samenvatting dus
stellig op een hooger plan dan een beschryving en deze op haar
beurt weer hooger dan een opsomming. Toch zal men in een
speciaal geval zyn oordeel niet uitsluitend daarnaar mogen
richten. Het blyft noodig bovendien aandacht te schenken aan
den inhoud der reacties. Sonnnige verklaringen en besehryvingen
sneden nl. zoo weinig hout of gaven blyk van een zoo ver-
keerden kyk op de dingen, dat men feitelyk geneigd zou zyn
ze by een goede opsonmiing ten achter te stellen (zie bv. staat
XXXIX II viouwen f cn staat XLII II vrouwen c, d = I f
cn f = Ig). Zoo is ook de reactie van .staat XI II vrouwen e
— die ik formeel zoo al niet onder de samenvattingen dan toch
onder de besehryvingen moest rangschikken — in Avezen be-
zwaarlyk hooger aan tc slaan dan dc dwaaste opsomming
van anderen. Want ook al heeft deze vrouw de batikstcrs
inderdaad ccn oogenblik als zoodanig herkend, zoo deed dc
criticklooze wyze waarop zy er ook daarna nog mee doorging
dezelfde cüm])lc.Ken telkens weer tot andere fantasieën te ver-
werken, dat resultaat toch feitelyk weer onmiddellyk te niet.

Plaatsen wy lui —■ zooals in staat XLI\\\' is geschicil — hot
totaal aan goede samenvattingen van staat XMII tegenover het
totaal van .staat XXXVl, dan blykt dat het resultaat by serie V,
in aanmerking genomen dat hot aantal i)laatjes hier tot op de
helft was verminderd, indcrdaatl eigenlyk nog boter was dan by
de vorige.

Het was (h\'zo onvorwaohte uitkomst — onverwacht omdat
ik de opgave doelbewust innners juist ingewikkelder had willen
maken — die er my toe bracht dozo sorio nog eens met ccn
nieuw stol i)roofporsonon over te doen. Toegogovon dat hot
ï\'osultaat, zooals uit slaat XMV blykt, dozen tweedon koor aan-
nierkolyk minder was. zoo werden toch ook ditmaal mot name
pl. 4 t/m. () horhaaldolyk goed genoemd, liet schynt dus wol
«f samengcstoldor taforoolon ondanks, of mi.s.sohion juist als
Kovolg van, hot grootor aantal details voor hol ongeoefend
vorstand <likwyls nog gonuikkolykcr to horkonnen zyn dan
fi\'agmenton als die van sorio I\\\'. Hlykbaar lieten deze laatste

-ocr page 138-

door hun onvolledigheid hier en daar wel eens wat al te veel
te raden over, en leverden bovendien alle nog meer in het
bijzonder de
moeilijkheid op, dat er uit een beeld in rust
een beweging moest worden afgeleid. En zoo zien wij dus de
theoretische veronderstelling, waarmede ik de bespreking van
serie IV begon, hier per slot van rekening practisch toch nog
bewaarheid.

STiVAT XLIV.

Serie.

Aantal

Dadelijk

Na provo-
catie

Totaal.

plaatjes.

iM.

Vr.

M.

Vr.

M.

Vr

IV.

12

8

1 3

15

13

23

16

V.

6

4

3

8\')

4 •)

12

7

b.

G

4

1

5»)

5

9

6

Totaal. . . .

16

7

28

22

44

29

Ik moet er op wyzen, dat ook by deze serie het gehalte der
antwoorden van één bepaalden proefpersoon by de vcrschilleiule
plaatjes soms weer uitermate uiteenliep. Zoo gaf de man, die
by pl. niet verder kwam dan een op.sonniiiiig zonder slot of
zin, by pl. 6 een van de beste antwoorden van allemaal (vgl.
staat XLl VIII c en staat XLII I c). En by .serie b. was cr
een ander, die terwyl hy de batiksters byiia oiuniddellyk liad
herkend, by het plaatje van de pa.sar zyn indrukken niet anders
kon teruggeven dan met een: „zwart en wit-, en hier wit en
paars, en hier een zwarte streep". Hén enkel goed antwoord
geeft dus nog absoluut geen waarborg dat het een volgenden
keer wéér goed zal gaan. Daarvoor is de taak voor dit soort
mcn.schen te moeilyk, en het gevaar zieh daardoor vroeg of
laat toch nog weer te vergissen te groot,

Dat neemt intusschen niet weg, dat de resultaten in hun
geheel tusschen den een en den ander soms zeer belangryk ver-

>) De antwoorden van kolom g zijn hier orliy geteld; zy staan op één lyn
met dio bij pl. O in staat XXXVI.

\') Niet meegerekend zijn daarentegen de twee mannen van serie b, die by
hot ])rentjc van dc pasar de verkoopsters wèl herkenden, doeh hét andere
hoofdmotief, du ry toko\'s, niet.

-ocr page 139-

schilden, zonder dat men dit kon toeschreven aan een invloed
van het milieu. Tegenover één der vrouAven van serie b. wier
eenig antwoord was een bij ieder prentje weer perseveratoriseh
herhaald: „een vlinder", cn een tweede die zelfs in het geheel
niets had te zeggen, kan ik hier uit serie V een derde stellen,
van wie de antwoorden doorloopend, vergeleken met de anderen,
niet anders dan bevredigend zijn te noemen (staat XXXVII
II vrouwen a, staat XXXVIII, XXXIX, XL, XLI I a en staat
XLII II vrouwen b).

Zeer opmerkelyk Avas hier wederom het verschil tusschcn de
mannen en de vrouwen.

STAAT XLV.

A.

IJegint met:

Hoedanigheid:

M.

Vr.

goed.

bijna
goed.

fout.

M.

Vr.

M.

Vr.

M.

Vr.

a. een samenvatting . .

4

8

4

3

1

4

b. een beschrijving . . .

4

3

3

1

c. een opsomming van een
of meer details . . .

52

47

37

22

15

25

d. weet het niet ....

1

1

Totaal.....

GO

GO

44

28

1_

15

30

H.

Eindigt na provocatie mot:

Hoedanigheid:

M.

Vr.

goed.

bijna
goed.

fout.

M.

Vr.

M.!

^Vr.

M.

Vr.

a. eon samenvatting. . .

2G

18

11

()

G

3

«J

0

b oon beschrijving . . .

18

IG

18

13

3\')

c. ccn opsomming van

15

2G

5

3

10

23

d. weet het niet ....

1

ToUuU .....

GO

GO

34

22

3

10

35

\') Ah fout zyn gerekend do beseliryvingen viin «Inul XXXIX 11 vrouwen f,
«loiit XL 11 vruuwoii c, cn litimt XLIl 11 vrouwen f =: 1 g.

-ocr page 140-

Kaadplecgt men van staat XL^\' eerst deel A, dan blykt dat
de vrouwen weliswaar bij haar eerste antwoord meer samen-
vattingen en ook meer besehryvingen gaven dan de mannen,
maar dat haar antwoorden veel minder vaak juist waren. En
het 2e gedeelte B toont dan verder aan, dat na de aansporende
vragen de resultaten bij de mannen, bovendien ook wat betreft
hun kwaliteit (samenvatting, beschrijving, opsomming van
details) belangryk beter waren. Met andere woorden, het
oordeel van de mannen was by deze proeven zuiverder en ook
voorzichtiger, terwijl zy van de vragen die ik hun stelde, een
beter gebruik wisten te maken.

.Moest ik aanvanltelyk by serie 1 en II nog in het midden
laten, of het toen reeds geconstateerde venschil slechts berustte
op toeval of op de keuze van de prentjes, dan wel werkelyk
de uiting
Avas van een verschil in mentaliteit, thans — nu wy
hebben gezien dat een dergelyk verschil zich in meer of mindere
mate iedereu keer Avéér voordeed — is dit anders, liet is niet
luvnnemelyk, dat men by al deze vyf series van de
vrouAven
.steeds by voorkeur de donnneu, van de mannen daarentegen
juist de meer begaafden zou hebben uitgekozen. En evenmin,
dat hetgeen er op de prentjes stond afgebeeld, als zoodanig,
telkens
Aveer toevallig meer binnen het bereik der mainien zou
hebben gelegen. Trouwens al te zeer verwonderen behoeft deze
uitkomst ons niet. Zy bevestigt slechts wat elders by aiulere
volken reeds veel eerder werd aangetoond, id. dat by opzettelyk
daarop ingestelde proeven de vrouw gewoonlyk niet alleen
miiuler scherp Avaarneemt maar ook in zuiver verstandelyk
combineeren by den nuin ten achter blyft\'). .Meer in het bij-
zonder zy in dit verband de aandacht geve.stigd op het onderzoek
van van der Torren met de vervolgplaat jes van lleilbroinier by
schoolkinderen®), waarby voor den dag kAvam dat de jongens
de nog onvolledige teekeningen sjioediger en beter herkenden,
en minder zinlooze fouten maakten. Of met andere Avoorden:

\') Vgl. iroynmiis, Psychologie der vrouxvrn. MiiatHohappü voor gdcilc cn
gocdkoopc Iwtnur, AiuMcrdani M»ll, Hoofdstuk IV on V.

») .T. van dor Torren, Uchcr d<is Aiiffasmiigs-und Untcrschridungavcrmiigni
für optische IHlder Ld Kindern.
Zoit«phrift für ongowandto IVvr-hologio und
I)!<yohologi»cho San\\nio!fuincliung IDOS, Bd. I, Heft ;i.

-ocr page 141-

„dasz Knaben sich in ihrer Auffassung strenger an die Wahr-
nehmung des wirklich Oegobenen halten als Mädchen", een
uitspraak die vrywel hetzelfde zegt als die, waarin ik zelf
zooevcn de resultaten van serie V meende te kunnen samen-
vatten.

Wat de oorzaak van dit alles betreft, zoo was dit verschil
ten nadecle van dc vrouw by myn onderzoek voor een deel
het onmiddellyk gevolg daarvan, dat zy sterker dan dc man
den remmenden invloed onderging van het door de ongewone
situatie gewekte affect. Het aantal van hen dat door een
overmaat van bescheidenheid, door verlegenheid of door welke
andere byzondcre schakcering van .stemming dan ook, werd
teruggehouden zich ten volle aan de taak to geven, was by de
vrouwen ongctwyfold gro»)tor. Dit verklaart echter niet alles.
Want .schakelt men deze geremde per.soncn by de berekening
uit — zooals dat bv, by serie 111 oj) blz, (Ui is ge.schied —
dan is het verschil daarmede wel verminderd, doch nog niet
opgeheven. Ook tlat van serie V vindt langs dezen weg geen
bevredigende verklaring, omdat ik toevallig juist daar van die
eigenaardige bevangenheid geen verdere voorbeelden meer zag.
Integendeel ,staat XLV toont aan, dat het aantal koeren waarby
nien het antwoord algeheel schuldig bloof, anders dan gewoon-
lyk, in dozo sorio zoowol by do mannon als by de vrouwen,
opvallend gering was. (Javon do vi-ouwon do.sondanks ook hier
blyk van een relatief weinig critisoli oordooi on wisten zy
minder dan do mannon profyt to trokken van do vragen die
ik haar stolde, dan is hot (hiidolyk, dat or behalve die
moordoro bovangonhoid toch ook nog andere factoren in hot
f>l>ol zyn. Van dor Torren moont dat hol vooral haar grootere
fantasie is, die dt- vrouw hier i)arten spoelt, terwyl Iloymans
d(! oorzaak zoekt in haar goringi\' bolangstolling voor zulk soort
proeven on haar intuiliover donkwyzo, waardoor zy minder
<i»n do man geneigd is zich langs bowusl vorstandolykon wog
i\'okon.soha]) van do dingen Ie govon. Hot verschil tus.sohon do
\'»oide .soxon zou dus minder i)otontiooI dan wol dynamisch zyn;
<^ w.z, niet zoo zoor gelogen in hot vermogen tot assooiooron
en oombineoron als zootlanig, maar
uuhm- in do dryvondo
•<i\'aehton. in do aandoeningen on in do aandriften.

-ocr page 142-

De waarde van deze laatste uitspraak ligt iii het feit dat
Heymaiis van zeer vei-sehillende kanten, en niet alleen proef-
ondervindelijk, tot het vraagstuk is genaderd. Zij geldt echter
natuurlijk slechts in het algemeen, en sluit volstrekt niet uit dat
er individueel wel degelijk ook potentieele verschillen zullen
voorkomen, zoo wel onder de mannen als onder de vrouwen, als
tussehen mannen en vrouwen onderling. Zooals ik reeds eerder
opmerkte (zie blz. 33—34) heb ik deze by mijn onderzoek dan
ook met zekerheid meenen te kunnen vaststellen; gevallen dus,
waar in één en het zelfde ndlieu by een oogenschynlyk gelyke
bezonnenheid, belangstelling en goeden wil, de één een veel beter
resultaat vooi- den dag bracht dan de ander. De moeilijkheid
schuilt hier echter juist in dat wooi-dje „oogeiischyiilyk". Laat
zich de mate van bezonnenheid en uiterlijke belangstelling
althans nog eenigszins afleiden uit houding en gelaatsuitdruk-
king, een oordeel te vellen over de innerlijke behoefte de taak
zoo goed mogelijk tot een eind te brengen, is veel moeilyker
zoo niet geheel ondoenlijk. De mogelijkheid, dat wie hier dom
scheen, onder andere omstandigheden toch misschien nog weer
een veel beter figuur zou maken, blyft dus altyd open. Trouwens
dat proeven als deze als toets voor de intelligentie weliswaar
belangrijk matei-iaal opleveren, doch aan den anderen kant
slechts van beperkte strekking zyn en altyd in verband moeten
worden beschouwd met tal van andere gegevens, behoef ik hier
niet nog eens opnieuw te betoogen.

-ocr page 143-

IIOOFDSTUK II.

HET ONDERZOEK BIJ MEER ONTWIKKELDE JAVANEN.

Nadat ik op deze wyze een indnik liad verkregen van de
prestaties van de ineiLsehen op het land, heb ik inyn onderzoek
verder voortgezet in de stad. En wel niet de bedoeling om na
te gaan in hoeverre de resultaten zich zouden wyzigen:
ic. onder invloed van het stadsmilieu, en
2c. onder invloed van de school.

In het geheel onderzocht ik daartoe 150 personen met een
reeks van 9 plaatjes, die ik — om vergelykingen te kunnen
treffen — had samengesteld uit serie I t/m. V. Ik koos daartoe
van .serie I pl. 7 en UI, van serie II pl. 2, van .serie IV pl. 4,
7 en 5 en van serie V pl. \'.], 5 en (5, en heb deze reeks in de hier
gegeven volgorde voorgelegd:

Vooreerst aan 10 mannen en 10 vrouwen, die allen gedurende
korteren of längeren tyd in de stad woonden cn door hun beroep
geregeld met Europeanen in aanraking kwamen. Zy hadden
geen van allen .school gegaan, cn wanneer het dus zou bly ken
dat het resultaat by hen beter was dan by de landbouwers,
zou dit slechts het gevolg kunnen zyn daarvan, dat zy in tegen-
stelling met deze, in de stad — met name in de woningen van
Ihirojx-anen of Chineezen of van hun meer ontwikkelde ra.s-
genooten, in de bio.seoop en elders — in de gelegenheid waren
gewee,sl zi(di gaandeweg in hel herkennen van afbeeldingen
cenigermate te oefenen. Deze menschen heb ik in de staten
XliVI t/m. L (bijlagen 8 t/m. 12), die de re.sultaten ]ilaal V(M)r
l>laat teruggeven, aangeduid als „hui.sbedienden" (groep C
cn D).

Oroep E zyn 10 .lavaan.schc militairen uit do bciiting;

-ocr page 144-

sommigen gegradueerd, anderen niet, die vóór dat zij ni dieiist
kwamen, geen van allen school hadden gegaan. Wel hadden
de meesten gedurende hun africhting eeiüg elementan- onder-
,vijs gehad in lezen en schrijven, maar de voornaamste bron
van onderricht in het plaatjes kijken, was voor deze groep
toch nog wel de bioscoop geweest; behalve dan misschien de
enkele geïllustreerde boeken die ik op het dagverblijf van de
chambree ergens in een kast heb aangetroffen.

Groep F t/m. O heliben dan verder betrekking op een 100-tal
leerlingen van een paar Inlandsche scholen der 2e klasse. Deze
20 klas school is in Indië de lagere volksschool. Zy bestaat
uit 4 of 5 jaarklassen. Het onderwys wordt gegeven door
Inlandsche onderwyzers cn omvat behalve lezen, schryven en
rekenen, het Javaansch, .Maleisch, geschiedenis, aardrykskunde
en teekenen. De toeloop naar deze scholen is zeer groot. Velen
volgen dc lessen echter slechts kort en gaan er dan weer af.
Zy, die tot het eind toe blyven, vinden gewoonlyk een plaats
onder het lage schrijvcrspcrsonccl ergens op ccn of ander
kantoor, of gaan over naai- een ambachts.school, landbouwschool
of normaalschool.

Het onderwys op de llollandsch-lnlandsche school, dc H. I.S.,
staat op een wat hoogei- peil. Hier duurt de cursus 7 jaar, cn
een van dc voornaamste vakken is hier het Hollandsch. Het
einddiploma van deze school staat gelyk met dat van het z.g.
Klcin-Ambtcnaarscxamcn cn geeft toegang tot dc voorbereiden-
de klassen van dc M. U.
\\j. O. scholen. Op het residentiekantoor
was ik in dc gelegenheid een tiental .lavaaUsche klerken met
een dcrgelyke opleiding aan het onderzoek te onderwerpen
(groep
V).

Onder grocj) heb ik dan tenslotte nog 10 leerlingen onder-
gebracht uit dc hoogste klasse der Solo\'sche normaalschool,
die van plan waren over eenige maanden, examen tc doen voor
Inlandsch hulpondcrwyzer. Toegang tot deze
normaalscholen
geeft ccn examen uit de 5«\' klasse ccncr 2\'* klas Inlandsche
school; de opleiding duurt 4 jaar; Hollandsch is niet in het
leerplan opgenomen.

Het opsporen en bycenbrengcn van deze jiroefpcrsoncn cn
de regeling van het onderzoek leverden geen byzondcre moeilyk-

-ocr page 145-

liedoii op. By de groep der „luiisbedieiiden" putte ik uit inyn
eigen personeel en uit dat van het doorgangshuis, en ten aanzien
van de overigen zij hier de medewerking en hulpvaardigheid,
die ik van verschillende kanten mocht ondervinden, dankbaar
herdacht.

De vragen waren dezelfde als by de landbouwers. De eerste
luidde altijd: wat stelt dat voor? Voor de verdere vragen,
die zich by de\'tafereelen 4 t/m. 9 zoo noodig daarop aansloten,
zy verwezen naar staat XXV, XXVIII, XXVI, XXXIX, XIJ
en XLIT, en naar de toelichting op de staten XLVI t/m. L
(bijlage 7).

(laan Avy nu die staten XIjVI t/m. L met de daarby be-
hoorende toelichting stuk voor .stuk na, dan blykt dat men
met het plaatje van de tafel moeite ondervond tot in de derde
klas.se, en met den hond van i)l. 3 zelfs tot in de vyfde klasse.
De voorliefde voor dieren als den olifant verloochende zieh ook
hier niet (vgl. de toelichting van staat XLVl i)l. 3, in verband
met hetgeen daaromtrent by staat XXXV reeds werd o])-
gemerkt). Een zeer tyi)i.seh voorbeeld, hoe de onginiefende
inderdaad Hebt- en .schaduwpartyen soms nog geheel anders
uitlegt dan wy, levert de toelichting van staat
XIjVII pl. (J
l)ij de verkeerde benamingen van den hond oiuler d, en die
van staat XLIX ontler kolom 1.

De moeilykheden van ])1, 4 deden zich gelden tot in de 3<^,
dio van ])1. (i tot in do T)«\' kla.sso, en die van pl. 5 on 8 zelfs
\'log tol in groep iets gemakkelijker sehoon dan weer i)l. 9,
^vaar ik do laatste — .sanu-nvatting to hooren kroeg in de
3\'\' kla.sso. Van dit ])rentjo levert staat L een hoolo reeks voor-
\'>oelden, hoe ondanks oen goede samenvatting van hel geheel,
\'Ȇ hot noonu-n van oen ondorgosehikt detail, soms toch nog
Weer de (Mizinnigste fo\\iten werden gemaakt (zie do toelichting
\'>P blz. XI). Dat herhaalde zieh tot in «Ie 4«\' kla.sso.

Het nu)eiliikst was ongetwijfeld pl. 7. Hier bogtuïnon de
f<pontano -f- samenvattingen eerst in do 3<\' kla.sso, terwyl er ook
tMider de ontwikkeldste groepen I\' en nog eenige waren, dio
zelfs na provocatie nog niet tot do juiste oplossing kwanu\'u.

Hot gehalte van do — sanu\'nvattingen lio)) uiteraard nog al
\'»teen. Naast .sonunigo die byna goed waren, toekende ik er

-ocr page 146-

andere aan, die al bijzonder slecht gemotiveerd, en feitelyk met
meer waren dan een fantastische verwerking van een of ander
detail (vgl. bv. in de toelichting van staat XTJX groep F. a.

en groep K. e.). / • t ^

Merkwaardig zijn vooral ook de fouten bii pl. 9 (zie de toe-
lichting van staat L).

In de opsomming der — samenvattingen van pl. 7 (vermeld
in de toelichting op blz. Y—VlH), ziet men een geleideUjkc
verbetering. Onder de minder ontwikkelde groepen was het
nog een uitzondering als de politie of de gevangene in hun
hoedanigheid werden herkend. Yecl moeite had men daar
vooral ook met dc deur, die men gewoonlijk aanzag voor een
kooi met een of ander beest erin. Claandewcg werd dit dan
beter, maar deze laatste fout — waarbij men dan tevens dc diepte
in het prentje nog geheel cn al over het hoofd zag — hoorde
ik toch nog tot in de klasse toe (groc]) Ook b\\i dit

])laatje kreeg ik soms antwoorden die cigcnlyk nauwclyks meer
verkeerd waren (zie bv. dc groepen 1 cn L beide onder a).
Door ze toch als fout te rekenen bracht ik myn offer aan het
schema, dat zich nu eenmaal nooit geheel en al laat ontgaan.
Men zal echter zien, dat ook hier deze grensgevallen tc gering
in aantal zyn, om op de nog tc trekken conclusies in ccn of
anderen zin invloed te kunnen uitoefenen.

Ken onjuiste woordenkeus — patjollen voor hakken, soms
ook patjol voor byl — deed zich voor by pl. 4 onder de kinderen
van klas 1 t/m. 4 (zie dc toelichting van staat XLYI). Ook by
de tusschcn [ 1 geplaat.ste gevallen school nl., naar ik meen.
de fout niet zoo zeer in ccn niet herkennen van <lc byl, dan
wel in het feit dat het woord ..i^atjol" by deze kinderen nog
een begri]) inhield van oen veel wydorcn omvang dan b\\i do
volwassenen, on feitelyk nog dienst dood als vorzamclnaanï voor
allo mogolykc landbouwgcroodschai). De jongens maakten dozi\'
fout (5 X\' luoi.sjes 12 y.

Zooals men in dc toelichting na kan loz(»n heb ik by pl.
t/m. 8 dc spontane -f samenvattingen van kolom a telkens nog
weer onderverdeeld in dc groepen 1 en II. Hot verschil tus,schcn
dio twee komt daaroj) neer, dat by groo]) 11 do samenvattingen
wel goed maar toch nog niet geheel cn al volledig waren.

-ocr page 147-

Kenmerkend daarby was, dat de aanvullende vragen, die in
zoo\'n geval nog noodig Avaren,
gewoonlijk zeei\' vlot werden
beantwoord. Daardoor Averd de indruk geAvekt, dat die on-
volledigheid — in tegenstelling met hetgeen ik op blz. 93 daar-
omtrent ten
aanzien van de landbouAvers heb meegedeeld —
hier mindei- te
Avijten Avas aan een moeilijk herkennen der
onderdeelen, maar meer aan het nog onvoldoende samenvatten
daarvan en aan een gebrekkige
Avyze van uitdrukken. Nog
sterker kAvam dat uit in die gevallen, Avaar de p.p. zich aan-
vankelijk sleehts bepaald had tot het noemen van één enkel
detail, maar
Avaar de volledige en goede samenvatting dan
eveneens,
zonder de minste moeite of aarzeling, door enkele
verdere
vragen aanstonds voor den dag kon Avorden gebracht,
liet spreekt van zelf dat het dan vaak moeilijk
Avas uit te
maken,
Avat de i)rovoceerende vragen feitelijk hadden bcAverk-
stelligd. Hadden
zij tot het vormen van die conclusie actief
bijgedragen, of hadden zy sleehts gediend om hetgeen spontaan
reeds
Avns bcgre])en behoorlyk onder Avoorden te brengen?

Zieh zuiver, kort en bondig uit te drukken is niet ieders
Avcrk. Daarvoor is noodig een fyu gevoel voor wat er met ieder
Avoord reeds gezegd is, cn
Avat er dus nog te zeggen over.schiet.
Als iemand by pl. 4 reageert met: „een man die nu\'t een byl
een boom ondiakt", zegt hy feitelijk reeds te veel. want
houthakken ge.sehiedt toch
avcI altyd met een of ander soort
van byl, en ook zon«ler dat er nog eens uitdrukkelijk by te
vertellen, zou nu«n dat dus toch ook
al Avel hebben begreiien.
,.Hij hakt" zonder meer is daarentegen
Aveer te Aveinig, want
behalve hoiit kan men bv. ook nog vlee.sch hakken. Precies
genoeg is echter: ..Ken houthakker", of: „iemand die een boon»
omhakt", en zoo zou liet er dus in een bepaald geval eenvoudig
van kunnen afhangen, in hoeverre de betrokkene dat alles
onbewust had overwogen, of hy zieh op de ééne wyze uitdrukte
of op de andere.

Dat er in beginsel door myn proefpersonen Avel degelijk naar
nauAvkeurigheid ge.streefd werd, laat zich met cijfers aantoonen.
Afon vergelijke daartoe sleehts het totaal van de kolommen a l
en a 11 van jil. 4 en (».

-ocr page 148-

131

STAAT LI.

Plaat.

Totaal van de kolom
al.

Totaal van de kolom
aH. . .

]

4

31

51 \')

6

104

8

I

De sterk uiteeuloopende getalverhoudingen in dit staatje zijn
zeker geen toeval, doch het gevolg daarvan, dat dc rcactm
slaat" hü pl. 6 naar verhouding veel minder nauwkeurig
is dan het „hij hakt" van pl. 4. Het aantal mogelijkheden -
meer in het hijzonder wat het lijdend voorwerp der handeling
l,etreft — is immers hij het eerste antwoord aanmerkeUik
grooter dan bij het tweede, zoodat men van zelf dus ook ecrdci\'
geneigd was er spontaan nog iets aan toe te voegen.

Trouwens a prioi-i was dat ook wel te verwachten; zich goed
te kunnen uitdrukken, nauwkeurig te kunnen zeggen wat men
bedoelt, is in iedere samenleving, waar ook, een nuttige bc-
geerenswaardigc eigenschap, die een ieder zich dus in meer of
mindere mate zal ti-achten te verwerven. Niet minder geldt dat
natuurlyk voor datgene wat by het noemen van plaatjes daar-
aan vooraf gaat: de functie van het samenvatten zelf; het ver-
mogen dus om tusschen ccn reeks van indrukken het onderling
verband te vinden.

Het ligt voor de hand aan tc nemen, dat de prikkel daartoe
in ccn ontwikkeld milieu sterker zal zyn dan onder een-
voudiger menschen, cn dat ook het onderwys dat krachtig zal
aankweeken. Raadpleegt men nu staat LU — waarin ik het
aantal van deze beide soorten samenvattingen nog eens groeps-
gewiis tegenover elkaar heb gesteld — dan wordt dit vermoeden
over het algemeen ook wel bevestigd. Zoo zien wy bv. dat het
totaal van kolom 1 cn dat van kolon» II by de laagste drie
klassen resp. 61 cn 40 bedraagt; by klassen 4 cn 88 en 40
cn by de groepen P cn Q: 48 cn 22. Hclatief wordt het aantal
(»nvolledigc samenvattingen dus telkens minder. Daarby blyl^^

\') Dc cijfcrs tiiswlicii () cii | ] zijn hier niet niccgctclil.

-ocr page 149-

STAAT LIL

NAAM VAN DE
GROEP.

No.
van de
plaat.

Aantal spon-
tane - ■
samenvattin-
gen
I.

Totaal

i

Aantal spon-
tane
samenvattin-
gen
II.

Totaal.

Huisbedienden

4

5

6

1

3
5

10

6
1

7

mannen.

7

8

1

_ \\

Huisbedienden
vrouwen

4

5
f)

7

8

4

4
2
0

_ 1

3

i

•1 i

15

1

1
1

3

Milibiiren

5
()

7

8

5

4 1

5

18

1

1

1

1

Ie klasse jongcjis.

4

5
()
i
8

()

10

2

1 1
1 1

5

Ie klasse meisjes.

1

5
()
7

\' 8

4

1

1 2
4
1

7

1

2e kla.\'^se jongens.

4

n
(•

7

8

2
3
é

ii;

4
1

1

1 5

i

1

4

1

2

2e klas.xe nu\'isjes.

0

7

8

()

8

t 9
1
1

7

1

•^c klasse jongens.

4

5

r, .
t
8

1

3
8

14

5
3

«)

2

1

Transporteeren:

1)5

44

-ocr page 150-

T^o i Aantal spon- , Aantal spon-

I tane Totaal i t-

van de 1 g^j^envattin-i Isamenvattm-

plaat. I gen I. i j

Totaal.

NAAM VAN DE
GROEP

Per transport:

44

95

3e klasse meisjes.;

4e klasse jongens.

4e klasse meisjes.

5e klasse jongens.

5e klasse meisjes.

Kleinambtenaren,

Normaalschool.

(Q)

6
2
1

3
1
8
3

9

2
2
7

3
6

2

4

10
4
6

2
2
9

16

24

20

4

5

6

7

8

4

5

6

7

8

4

5

6

7

8

4

5

6

7

8

13

26

11

18

1

3

1

2

C)

4

1
4

f)

5
8
2

6

2
2
10
2
5

27

15

21

Totaal: : 240

122

Hij pl. 1 cn 8 werden dc tusschen ( ) en [ ] geplaatste cijfers niet
meegeteld.

-ocr page 151-

echter tevens dat die verhouding de huisbedienden eii de
militairen nog veel gunstiger is, nl. 43: 11. Neemt men in aan-
merking dat deze laatste drie groepen uit volwassenen bestaan,
dan wyst dit erop dat ook het ouder worden als zoodanig,
de strijd om het bestaan en al wat daarmee samenhangt,
hier eveneens een zeer belangrijke factor is. Het fraaist
van allen brachten de militairen het er af. Niet zoo zeer wat
betreft het aantal goede samenvattingen in zijn geheel, want
daarvoor waren zij in het plaatjes kijken te weinig geoefend,
maar wel Avat de verhouding betreft nl. 18: 1. Tk ben geneigd
dit daarmede in verband te brengen, dat dezen menschen in
den dien.st van meet af aan nadrukkelijk geleerd is, vragen en
opdrachten steeds o]) een eorrekte Avyze en zoo goed mogelijk
te beantwoorden en uit te voeren.

Onder de schoolkinderen waren ook ditmaal de jongens weer
aanmerkelijk beter dan de meisjes. Het aantal goede samen-
vattingen bedroeg voor deze 5 prentjes voor de eerste 138 en
voor de tweede juist 100. Ook de verhouding tusschen het
aantal volledige en onvolledige samenvattingen was by de
jongens iets gunstiger nl. 00: 48, tegen 59: 41 by de nuü.sjes.
Daarentegen was by de huisbedien<len het voordeel eerder aan
de vrouwen, vooral wat betreft de verhimding 1:11.

AVaar dit laatste in stryd was nu\'t alle vroegere vergelijkingen
tu.ssehcn de resultaten der beide sexen. kwan» bet gewenscht
voor naar de oorzaak daarvan cen nader onderzoek in te stellen.
Ik verwijs daartoe naar .staal LUI, waar ik voor ieder der
proefpersonen het aantal samenvattingen (resj). -}-
namingen by do enkelvoudige afbeeldingen 1 t/ni. 3) — zoowel
die welke spontaan werden gegeven als die welke pas na
provocatie voor den dng kwamen — afzonderlijk heb vermeld.
Tevens heb ik in dien staat telkens, behalve den leeftyd en
het tegenwoordig beroci), ook nog aangeleeketid, hoe lang men
ongeveer al in de .stad w(»on<le en hoe lang nu\'n in totaal al
by l\'hn-opeanen had gewerkt,

In de eerste plaats blykt nu — en dat is nu>l het oog op
de K vrang die ik my in hel begin van dit ho(tfdstul< heb
gesteld, wel hel voornaamste — dnt het feit dal wy nu mei
stedelingen te maken hadden, inderdaad een zeer belangrijke

-ocr page 152-

staa\'T UII^).

Huisbedienden mannen.

op bet land
idem
idem
idem
idem
idem
idem
in do stad
idem
idem

291jaar|3x inde stad jaar

\'7 X op het land

6
5
14
9
21/.2
5
10
30
25
25

35 jaar

30 ,

24 „
30 ,
35 .
22 .
35 .
30 .

25 „
25 ,

1
2

3

4

5
O

7

8
9

10

Totaal:

oppasser i/h. doorgangshuis
idem
idem
idem

huisjongen bij Europeanen
tuinjongen bij Europeanen
oppasser i/h. doorgangshuis
koksjongen i/b.
oppasser i/b.
stoker i/h. «

V-2J

V/-J
\'1-2
1
2
1

\'/4
2\'/-2

bediende
bediende

cbaufieurskneeht

4 X wel.
O X niet

li\'/?.)""\'"

^^\'j de landbouwers
M\'aren deze cijfers

Totaal \' aantal -f BENAMINGEN
van a en b

Na provocatie

5
5
8
5

7

8
ü
(

9

1
1

3

3
1

2

4

4

5
5

4

7
G

5
3

8

51

21/., jaar

20 jaar
4 ,

3 jaar

11/2 .

1 „
22

5 „

2»;2 .
3

G8

17

39 jaar

29
20

27
25

1 jaar

271/2 jaar

voor de nuunien:
en

voor de vrouwen:

Vroeger by Europeanen | Gedurende

i

gewerkt als (jjj

Totaal

Dadelijk

Huisbedienden vrouwen.

11/2
2
1

l\'/-i
2
1

V.1

2

Totaal :

\') In dezen en (Te volgende utalen heb ik in de kolom „(hKlelijk voor wat pl. jY"\';,,;

waarloosd. Voorts werd hier alleen rekening gehouden met de goede antwoorden in engoro
meegeteld.

1

l

20 jaar

in

1

de stad

20 jaar

baboe i/h. doorgangshuis

2

30

r

op

het land

2

n

\' idem

3

18

in

de stad

18

idem

4 i

35

op

het land

1

«

kokkin i/h. doorgangsbuis

1

0

18

in

de stad

18

baboe i b. doorgangsbuis

()

27

op

het land

20

rt

baboe bij Europeanen

7

30

in

de stad

30

ff

idem

8

23

fl

idem

23

baboe i/b. dotirgangshuis

9

23

1)

idem

23

\'1

idem

10

20

V

op

het land

10

1

T)

idem

244 jaar

G X in de stad
4 X op het land

1G5 jaar

!

bediende

l\'/2

jaar

i:V4 jaar

()

1

7

luiishoudster

11

121/0 ,

3

3

G

r

1

2 ,

7

1

8

I>ediende

2

jaar

3

3

1

4

!

idem

9

5

-

5

rt

( ;

idem

18

20

t)

1

9

}

tl i

idem

i

H

5

7

1

8

idem

i "A

n

I\'/a .

3

1

I

f

i

idem

2

2\'/., .

3

3

G

f

\\

/

1

ft

3

4

2

G

\\
1
i

9 X wel
1 X niet.

4174 .jaar

53 jaar

50

13

G3

m het onder.scheid tussehen -f samenvattingen 1 en
in do Htiiteu XLVl,
XlAX on L tussehen () en [

|- samenvattingen 11
wenl geplaatst, heb

vorder ver-
ik dus niet

\'ctrcft.

-ocr page 153-

staa^

Huisbedienden mannen.

Woont in j
de stad \'
sedert !

1

Volguom- Leeftijd
, \'^er bij j
bet ouder-i

zoek iscbatting

Geboren

oppasser i/b. doorgangshuis i V\'2

35 jaar}

30 , I

24 „ 1
30 , ;
35 ,
22 .
35 ,
30 .

25 ,
25 ,

6 jaar

5 „

14 ,

9 „

21/2 n

5

10 „

30 .

25 ,
25

op bet land
idem
idem
idem
idem
idem
idem
in de stad
idem
idem

1
2

3

4

5

6

7

8
9

10

11/2
1/2
1
\'2
1

2\'/-i

idem
idem
idem

huisjongen bij Europeanen
tuinjongen bij Europeanen
oppasser i/h. doorgangshui!;
koksjongen i/h.
oppasser i/h.
stoker i/h.

111/2.1"

j 3 X in de stad
7 X op bet land

1311/2 jaar

291 jaar

Totaal:

i Sedert |

TEGENWOORDIG BEROEP ; ± I

1 (a) !

ifll\'

Vroeger bij Europeanen

Gedurende

Totaal

AANTAL 4- BENAMINGEN

gewerkt als


(b)

i

van a en b

!

Dadelijk Na provocatie

Totaal

1

! bediende

21/0 jaar

3 jaar •

4

1

5

1 :

l\'/2 «
. i

4

5

1

3

5
8

j

1 .

5

5

bediende

20 jaar

22

4

3

7

bediende

4 .

5 „

7

1

8

_

ü

ü

_

21/2 .

5

2

1

_

\'U -

3

0

9

chaufTeursknecht

1 jaar

3 ,

8

8

4 X wel.
0 X niet

271/n jaar

39 jaar

51

1

17

08

de landbouwers |
Waren deze cijfers |

1 voor de mannen:
V cn
[ voor de vrouwen:

27
25

2
1

29

Huisbedienden vrouwen.

IV-i
2

1

l\'/-2

2
1

1/1

1/4

iVllf

WiUi

1

20 j

aar

1

in de stad

20 jaar

baboe i/b. doorgangshuis

2

30

r

op het land

0

n

\' idem

3

18

in de stad

18

n

idem

4 i

35

rt

OJ) het land

1

n

kokkin i/h. doorgangshuis

1

.\')

18

r

in de stad

18

baboe i b. doorgangshuis

G

27

Op het land

20

»

baboe bij Europeanen

7

30

in de stad

30

idem

8

23

n

idem

23

baboe i/h. doorgangshuis

9

23

idem

23

idem

10

20

1,

0]) het land

10

I>

idem

Totaal:

244 j

jaar

() X in de stad
4 X o])hetland

165 jaar

\') In dezen cn (Tc volgende slatcn lieb ik in dc kolom „dadelijk -f voor wat pl. t ^^/\'"jn;
waarloosd. Voorts werd hier alleen rekening gchcnidcn met de goede antwoorden in cngcrci

bediende

l\'/2

jaar

l\'^li jaar

G

1

7

buishoudster

11

p

121/0 ,

3

3

G

2

7

1

8

bediende

2

jaar

3

3

1

4

idem

\'/2

2 „

5

-

5

idem

18

Tl

20

9

9

i<lem

i

5

7

1

8

idem

t)

3

1

1

idem

1 2

»

3

3

G

idem

1

n

3

4

2

G

9 X wel
1 X niet.

411/4 ji""\'

53 jaar

50

13

03

.^\'^\'■«\'ft, lu-t ondcr.sclieid tusschen -j- sanM>nvatting( n 1 cn sanu\'nvattingcn II verder vcr-
in de staten XI.Vl, en i. tusschen () en [| werd geplaatst, heb ik dus niet

meegeteld.

-ocr page 154-

verbetering van de uitkomsten met zieh bracht. Het aantal
goede antwoorden is vergeleken met de landbouwers meer dan
verdubbeld. De beste cijfers kreeg ik by hen, die al jaren lang
in de stad woonden en bovendien reeds langen tyd in diei^t
van Europeanen waren geweest (zie bv. by de vrouwen N». 6).
Maar ook als een dezer factoren wegviel, bleven de cyfers nog
vrij goed (zie bv. by de mannen N». 3, 5 en 9, en by de vrouwen
NO 2) Gaven zij echter beide lage waarden te zien, dan was
in\' overeenstemming daarmee het resultaat relatief slecht
(vrouwen N". 4). üok onder
oogenschynlyk gelyke omstandig-
heden liepen de cijfers echter soms nog aanzienlijk uiteen (vgl.
bv. by de vrouwen N". 1 en 3 met N". 8). Voor zoover lüet
onbekend gebleven toevallige omstandigheden daar de oorzaak
van zyn geweest, wyst dit erop dat allerlei individiieele eigen-
aardigheden, het intellect en de belaugstelling betreffende, hier
ook nog een woordje meespreken.

AYanneer wy nu zien:
dat het meereiideel der mannen geboren werd op het land, het
meercndeel der vrouwen in de stad;

dat als gevolg daarvan, deze laatsteii gemiddeld ook veel langei\'
in de stad hadden gewoond, vooral iu verhouding tot hun
lageren gemiddelden leeftyd;

dat de vrouwen bovendien genüddeld aanzienlyk langer in
Europeeschen dienst waren geweest dan de mannen,
dan is het wel duidelyk dat. het geringe verschil tus.schcn dc
beide sexen — dat ovcrigc,iLs, thans over alle plaatjes saam-
genomen, toch nog ten voordccle van den nuiii uitviel — hier
zonder meer gevolg is van milieu-invloeden.

Ongeveer dezelfde resultaten leverden de militairen (zie
staat LIV). De beste antwoorden kreeg ik van hen die reeds
lang in dien.st waren, onverschillig of zy cen rang bekleedden
of niet (zie N". 4 en 5); de slechtste van de jongst gekomeiicn
(N°. 9 en 10). Dus evenals by de huisbedienden de duidelyke
aanwijzing, dat het stadsmilieu op zich zelf reeds voldoende
gelegenheid biedt, om althaiLs de eerste moeilykheden by lict
herkennen van afbeeldingen te leeren overwiinien. Ook hier
jchter onder schynbaar gelyke omstandigheden nog groote
individiieele verschillen (vgl. N^ 8 en 9).

-ocr page 155-

Volg-
nnmmer
bij bet
onder-
zoek

1

35 jaar

op

bet land

bediende bij een Javaan

11 jaar j

2

42

IJ

idem

landbouwer

23 „

3

34

in

de stad

bediende bij Europeanen

8 5J !

4

31

idem

smidsknecht

12 „ 1

5

40

op

het land

landbouwer

20 „ i

ß

30

J>

in

de stad

batikker

ö „ !

1

30

TJ

op

het land

1 verkooper

8 „ ,

8

24

»

idem

stoker op een suiker-
fabriek

1 3 „

9

25

idem

landbouwer

2 , ;

10

18

M

idem

idem

1/4 „

liospitaalsoldaat
idem
hoornblazer
sergeant
soldaat
idem
idem
idem

idem
idem

Militairen.

Aantal -f benamingen

3 X in de stad
Tota;il: ^Jaar . ^

64

55

931 4 jaar

-ocr page 156-

By de schoolkinderen heb ik in staat LV t/in. LIX onder
meer telkens melding gemaakt zoowel van het beroep van den
vader, resp. van den verzorger bij wien het kind aan huis
woonde, als van den algemeenen indruk dien de onderwijzer
van het kind bij liet leeren had ontvangen. Het liet zieh toeh
verwachten dat vooral in de lage kla.ssen, waar de oefening
door het schoolonderricht verkregen nog met volledig had door-
gewerkt, het resultaat in hooge mate onder invloed zou staan
van de individueele begaafdheid en van het hiiiselyk milieu.

Het blijkt nu evemyel dat wat dit laatste betreft, het beroep
van den vader zonder meer, nog een zcei- onvoldoende maatstaf
is. Zoo vinden wij bv. in staat LV de laagste cyfers toevallig
juist by kinderen van schryvers (jongens N«. 6, meisjes N». 4),
terwijl daarentegen een dochtertje van een .soldaat by de
Soenanstroepen\'), van wien men gereedelyk zou kunnen aan-
nemen dat hij zelfs nog nooit pen of inkt gezien had, een van
de beste was van haar gehcele groep (N". 8). Het feit dat de
vader iets geleerd heeft, waarborgt — zooals de zjjken thans
op Java nog staan — inderdaad volstrekt niet, dat nu ook zyn
kind zich al aanstonds wat ontwikkelder zal toonen dan dat
van een eenvoudigen koelie. Want niet alleen is dat laagje van
op school vergaarde kennis ook by dien vader dikwyls nog
nuiar uiterst dun, en is de. moedei- in zulke gevallen vaak zelfs
nog volslagen analfabeet, maar ook de levenswijze van zoo\'n
gezin brengt dat van zelf nog zoo mee. Zoo gaan de meerdere
verdiensten bv. nog dikwyls naar behoeftige familieleden of
naar een tweede vrouw, naar de bioscoop of aan allerlei
dagelyksche snufjes, terwyl aan de geestelijke vorming van de
kinderen nog even weinig zorg wordt besteed als voorheen.
Natuurlijk wordt dat gaandeweg beter, maar zoolang het onder-
wijs nog sleehts zoo weinigen bereikt, en de algemeene ont-
wikkeling over het geheel genomen nog op cen
Z(M) laag pod
staat als tegenwoordig, zal men zieh by proeven als deze —
wanneer men zich daarby beiiaalt tot de thans vermelde gegevens

\') Dp7.0 „soliliitoii" Ipvoii niet, wxmls ili< militninMi vnn wie Htriikn Kpnik«
wiiH, in cen geregeld dienstverband, maar wonen thuis, en konten alleen i)p bij
feestelijke gelegenheden en voor i>eriodiekc wacht «liensten.

-ocr page 157-

— toch telkens voor verrassingen geplaatst zien. ]\\len moet er
rekening mee houden, dat in de hreede lagen van het volk een
algemeene basis zelfs van de meest elementaire sehoolschc
kennis en vaardigheid nog ten eenennuile ontbreekt. De groote
meerderheid is nog uitsluitend autodidact, en wat men weet
of kent hangt dus nog veelal af van hetgeen men imsoonlijk
heeft meegemaakt. De .scherpe tegenstelling nu tusschen de
Üostei-sche en AVestersche wereld eenerzijds, de eigenaardige
symbiose anderzyds, Avaarin de verschillende rassen hier naast
elkaar en soms ook samenleven, brengt mee dat het er daarby
vóór alles op aan komt, in hoeverre men met die Wester.sehe
wereld al dan niet in aanraking is geweest. Oók by het plaatjes
kyken. En in .stede van liet beroep van den vader zou men
achteraf hier bv. dus liever willen weten, waar al die kinderen
precies woonden, en met wie zy al zoo omgingen; en dat niet
alleen nu, nuu\\r ook vroeger. Kortom voor een juiste beoordee-
ling zou dus i\'eitelyk n(K)dig zyn ecu volledige exi)loratie van
de huiselyke omstandigheden, nog des te bezwarendei- en tyd-
roovender, omdat nu>n dat eigenlyk alles zelf zou moeten
gaan onderzoeken. Want vraagt men er eenvoudig naar, dan
loopt men altyd nog weer gevaar dat njcn niet behoorlyk be-
grepen wordt, en dat men daardoor onwillekeurig toeh nu en
dan nog weer op een dwaalspoor zal wortlen gebracht.

Ook tusschen den algenu\'eiu<n indruk by het leeren en het
re.sultaat. verkregen by deze i)roef.seric vond ik slechts hier
en daar eenige overeenstemming. Ik kan hier bv. wyzen op
N". 1 uil de I\'\' klasse jongens, N". «i uil de 2«\' kla.sse jongen.s,
en in dc 3»\' klas.se jongens op X". ö; maar daar slaal tegenover
dat ik in de 2«- klasse meisjes tus.sehen 2 en 3. die als „goed"
Ie boeken stonden, en N". i) nuM Iiftar ,.vry .sleclil ". loeh eigen-
lyk weinig ver.schil kon aantoonen. Ook in de 3c klasse meisjes
waren er verschillenden „vry slecht" die by my een betrekkelijk
hoog cijfer haalden; zie bv. N". 3 en 7, waarvan de laatste zelfs
beter was dan N". KI. van wie num ons gezegd had dal zy tot
de goede leerlingen behoorde. Herekenl men dan ook uit deze
staten het gemiddelde aantal i)lnaljes, dat door die verschillen-
de groepen van leerlingen, spontaan en na i)rov»)catie. goed
genoemd werd, dan blykt dat die gemiddelden elkander al zeer

10

-ocr page 158-

STAA\'^ LV.

Ie klasse jongens

Volgnummer
bij het
onderzoek

Leeftijd

naar 1
schatting j

Geboren

1

Woont in
de stad
sedert ±

Is op

school

sedert

1

6 jaar

]

in de stad j

1

6 jaar i

1/4 jaar

2

6 ,

idem |

G , i

1/4 .

3

6 .

1

idem |

6 . \'

V4 .

4

6

idem

6 . 1

5

0 ,

idem

G „

V4 .

6

6 ,

idem

G „ i

\'/4 n

7

6 „ i

idem

G .

1/4 .

8

6 . 1

idem

G „

\'/4 «

9

6 « :

idem

G ,

W4 .

10

6 ,

idem

G „

V4

Totaal:

GO jaar

lOxindestad

GO jaar

21/2 jaar

Ic klasse meisjes.

1

6 jaar

in de stad

1

G jaar

1/4 jaar

2

G .

idem

\'/4 .

3

G .

idem

i " \'

4

; G .

idem

i G ,

5

! 6 -

idem

; G .

»/4 n

f)

idem

8 ,

\'Al -

i

8 .

J ■ idem

! 8 ;

\'/4 n

8

G ,

1

idem

; G „

0

10 ,

idem

10 „

\'U -

10

7 „

idem

1

7 ,

Totaal:

G9 jaar

1

10 xindcsta(

1 ()9 jaar

2\'/.> jaai

klerk op een kantoor . .

politieagent.......

kleermaker.......

^^erkbaas bij de telefoon . .

Mikker........

\'Schrijver........

goudsmid. . ,.....

tuinjongen bij een Kuroj)eaan

•kleermaker.......

goudsmid........

"^^\'Hjver bij ,lo opiuinregie
\'\'«tikker .

l\'"litieaKent......

.......

\'•\'\'•\'Chlor in .len kraton .
\'^\'^tikkcr

in ,len kraU.n .
^^^ \'Jat bij ilc Socnanstroepon

bij oen Kuropemin .
•"Pf^i-aal ])ij (ic Soenanslroepon

Beroep van den vader, resp. van den verzorger
bij wien het kind aan huis woont:

AANTAL BENAMINGEN

Na provocatie\' Totaal

I

1

1
a
2
1

8

4

7

8

5
3

I
^

I

5

5\\)

11

48

.. !

4

4

2

G

2 i

—,

2

• ;

1

2

1

4

2

■ G

3

3

5

5

•1

3

7

()

1

7

3

3

6

3G

^ 12

48

-ocr page 159-

gTAAf LV.

Volgnummer
bij liet
onderzoek

1

6 jaar

!

in de stad j

6 :

2

6

«

idem

G

3

6

n

idem

G

4

6

n

idem

6

5

G

n

idem

6

G

G

idem

G

7

G

n

idem

G

8

G

n

idem

«

9

G

n

j idem

1

6

10

G

f

i idem

1

G

Totaal:

GO jaar

10 xin de stad

GO

Ic klasse meisjes.

6 jaar

O .

6 ,

G ,

6 ,

8 .

8 .

G ,

10 .

Leeftijd

naar
schatting

Geboren

klerk op een kantoor . . .

politieagent........

eermaker........

^^\'erkbaas bij de telefoon . . .

Wikker.........

\'Schrijver.........

goudsmid. . ,......

tuinjongen bij een Kuroj)eaan .

\'kleermaker........

goudsmid.........

\'\'^\'»rijver bij de opiumregie . .
\'»•■^tikker

l\'"liticaRent........

.........

y^^hu^r in ,len kraton . . .
\'^•\'^tikker

y^^^i^\'T in ,lcn kraUni . . .

hij de Soenan8troe|)en .
^^^\'«Jongcn bij een Euroi)emui .
„\'"■poraal bij de Soenanslroejien

in (le stad
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem

10 xin destad

1
2

3

4

5

6
i
8

10

7 „

Totaal: G9 jaar

AANTAL BENAMINGEN

Dadelijk

Na provocatie

Totaal

8

__

8

4

4

4

3

7

8

8

5

5

2 !

1

3

1

G

1

1

. i

4 1

a

7

3 i

2

5

4

1

5

48

11

59


4

4

4

! 2

G

2

1 —

2

1

1

i

2

4

0

; G

3

3

f)

5

1

3

f*
1

()

1

7

3

3

G

3G

« 12

48 .

-ocr page 160-

Leeftijd

naar
schatting

1

9 jaar

in de stad \'

9

1

jaar

11/4 jaar

2

7

1)

idem

7

n

1^4 11

3 ;

8

11

idem

8

"

11/4 11

4

7

1

" !

idem

7

l\'/4 11

5

7

51

idem j

7

11 i

l\'/4 11

6

8

))

idem

1 8

11

l\'/4 1.

7

8

11

idem

j 8

11

11/4 11

8

8

11

idem

8

71

H/4 11

9

1 .
/

1)

idem

: 7

>1

l\'/4 1.

10

8

1)

idem

1 8

11

n/4 11

Beroep van den vader, resp. van den verzorger

AANTAL BENAMINGEN

1

1

bij wien het kind aan huis woont:

Dadelijk j

Na provocatiej

Totaal

4-

;

\'

Schrijver.............

5

2

7

"^"Idaat bij de Soenanstroepen.....

5

2

7

\'^leerr.iaker............

3

1

4

\'«Uikker.............

5

2

7

Onderwijzer aan een 2e kl. Inlandsche school

4

3

7

^^\'erkbaas bij de telefoon.......

8

1

9

• \'koetsier. .....

7

• 2

0

i ^\'^^erdistrictshooW..........

7

1

8

^^atikker

5

1

()

•vJjj^iiK^inirde^..........

8

8

57

15

72

1
1

•)
M

3
1

12

\\)
(>
5
7
4
7
7
T)

.......

\'^\'^Rloonor........

(kalmjan).....

*l"\'cliti;r hij (leii Somuïhocnan
^«l.rijvor .

\'^\'\'Hjver........

\'\'•\'^•itcr hij den Soosoohoenan

"IJ df N)cnanstr<uMH>n.
•^l.ri \'

3
2
I

48

"•»jvor

60

-ocr page 161-

staa\'^ LVI.

Beroep van den vader, resp. van den verzorger
bij wien het kind aan huis woont:

1

AANTAL BENAMINGEN

Dadelyk

1

Na provocatie

!

1

Totaal

M-

\'schrijver.............

5

2

7

^^Idaat bij de Hoenanstroepen.....

5

2

7

\'deerniaker............

3

1

4

\'Jiitikker.............

5

2

7

"\'leerwijzer aan een 2e kl. Inhuidsche school

4

3

7

^^\'^Tkbaas bij de telefoon.......

8

1

9

"koetsier. ....

7

\' 2

9

\'^i^derdistrietshoofd..........

7

1

8

Wtikker

f)

1

()

<2i^\'verh uurder..........

8

8

57

15

72

2\'\' klasse meisjes.

1

12

jaar

\'1

in de stad !

12

jaar

1\'Ajaar

2 1

7

11

idem

7

))

3

7

i>

idem !

7

l\'/4 M

4

8

idem i

8

„ !

! 11

5

7

1)

idem

/

11

l\'/4 1,

G

7

11

idem

7

\')}

1\'/.. 1.

7

9

1)

idem

0

u

8

8

\')

idem

8

5)

^ »

9

7

it

idem

7

1

n

10

9

11

idem

i y

))

11/4

\'otaal:

81

jaar

lOxin de stad

81

1

jaar

I2i/ajaai

\'•\'iRloonor.........

\'^\'"i\'xxle (kahajan)......

\'"•\'clitcr hij ,len SooHoehoenan .
\'^•"•ijvor.........

\'\'•\'filter hij den Soesoehoenan .
hij

O
()
f)
7
•1
7
7
f)
5
5

60

S
3
f)
7

•1
<>

3

O

•I

•18

<lo SocnanHlnuipen.

12

"" 2 X f^^\'J

-ocr page 162-

staat

LVli.

AANTAL BENAMINGEN

Totaal

Dadelijk

9

7

8
8
9
7
7
G
7
()

74

sohlaat bij de Soenanstroepen . ...

opzichter bij de woninginspectie.....

kleermaker .......

bode...............

politieagent............

\'^atikker.............

goudsmid.............

batikker.............

schrijver.............

\'\'^^Ijudant-onderoflicier bij de Soenanstroei)en

i
4
8
G
8
4
()

4

5
4

5G

Volgnummer
bij het
onderzoek

Leeftijd
naar
schatting

1

Geboren

Woont iu
de stad
sedert i

Is op school
geweest
sedert

Algemeene indrok
bij het leeren |

1

8 jaar

in de stad

8

jaar

21/4 jaar

middelmatig

2

8 ,

idem

8

11

21/4 .

idem

3

9 ,

idem

1 ^

2\'/4 -

idem

4

9 ,

idem

! 9

I

•h

idem \'

5

■ 10 ,

idem

\' 10

fl

21/4 .

i goed

G

8 ,

idem

8

n

21/4 n

! middelmatig

7

8 %

idem

8

vt

21/4 .

: idem

8

8 ,

idem

8

M

2V4 -

idem

9

8 ,

idem

8

Ï»

1 21/4 .

idem \'

1

10

; 8 ,

idem

i 8

r

, 2\'/4 ,

idem

Totaal:

i 84 jaar

10 X in destad
1

84

jaar

221/2 jaar

1 X fïocd
9 X middeh^

Beroep van den vader, resp. van den verzorger
bij wien het kind aan huis woont:

3\'\' klasse meisjes.

1

9

jaar

in de stad

9 jaar

21/, jaar

vrij slecht

2

9

idem

21/.,

1.

idem

3

10

fl

idem

10

2\'/.,

It

idem

4

11

ft

1

idem j

11

2\'/,,

.1

niiddelniiitib\'

5

8

1)

idem

8

21/..

«

idem

G

8

1*

idem

8 %

21/4

«

vrij Hlecht

7

9

ft

idem

2\'/4

«

idem

8

9

T

idem

1

9

21/4

n

nii(hlelniat\'i^

9

8

H

op bet land

2V4

n

idem

10

9

in de stad

9

2\'/4

n

1 goed

Totaal:

IK)

jaar

9 X in de stjid
1 X op bet land

821/4 jaar

1

221\'..,

jaar

1 X goci» ,
i f) X vrij

Ik\'iniponghoofd...........

schrijver . . •..........

^trootjesverkooper..........

^^\'^ïkbiias bij de lUirgerlijke Openbare Werken

\'\'^iliende bij den Soesoehoenan.....

\'\'^\'>M)onghoofd...........

\'^^^liende bij den Soesoehoenan
\'^o^le bij den Soesoehoenan. .
opzichter l)ij de belastingen .

J^\'^ermaker.......

(>

1

7

4

4

8

5

3

8

f)

2

r*

(

G

1

7

3

2

5

8

1

9

4

2

G

5

2

7

1

1

8

03

19

72

-ocr page 163-

STAAT LVii.

Volgnummer
bij het
onderzoek

Leeftijd
naar
schatting

1

Geboren

Woont in
de stad
sedert

Is opschoot
geweest
sedert

Algemeene indm^
bij het leeren

1

8 jaar

in de stad

8 jaar

1

21/4 jaar

middelmatig \'

2

8 „

idem

8 ,

21/4 .

idem

3

9 .

idem

9 .

2\'/4 -

idem j

4

9 ,

idem

9 ,

21/4 .

! idem |

1 ;

5

10 ,

idem

10 .

21/4 «

goed

6

8 ,

idem

8 ,

21/4 n

middelmatig j

7

8 %

\' idem

8 „

i 21/4 .

idem

8

8 ,

idem

8 „

! 21/4 .

idem

1

9

8 ,

idem

8 ,

! 21/4 ,

idem

1

10

; ^ "

idem

1 « \'

i 2-/4 .

idem

Totaal:

j 84 jaar

10 X indesUid
1

84 jaar

22I/.2 jaar

1 X goed
9 X middel^

Soldaat bij de Soenaiistroepen . . .
opzichter bij de woninginspectie....

•kleermaker ....\',......

bode..............

politieagent...........

batikker............

goudsmid............

batikker............

schrijver............

^^^Ijudant-onderoflicicr bij de Soenanstroej)cn

3\'\' klasse meisjes.

vrij slecht\'

idem

idcin

niiddelii\'iit\'^\'

idem
vrij slecht

idcin

nii.Melm\'^tijï

idem

goed

?lcc

f) X vrij

1

9

jaar

in dc stad

9 jaar

21/, jaar

2

9

11

idem

21/4

3

10

n

idem \'

1

10

2\'/4

tl

4

11

ft

idem ,

11

2\'/4

5

8

Ji

idem ^

8

21/4

n

1

8

1

m

idem |

8 %

2\'/4

«

7

9

P

idem

^

2\'/4

8

9

^

idem

9

21/4

n

9

8

H

op het land

1/4 «

2>/4

n

10

9

in dc stad

9

1 21/4

n

Totaal:

90

jaar

9 X in dc stad
1 X op het land

821/4 jaar

1

221/...

jaar

•k\'imijonghoofd.......

Schrijver . . •......

\'\'trootjesverkoopcr......

^^\'erkbaas bij de Hurgcrlijkc Openbari
\'\'ediende bij den Soesochoenau .

•kamponghoofd.......

•^edi(>ndc bij den Soesoehocnan .

bij den SocHoehoenan. . .
opzichter bij de belastingen . .

Werken

i;

1

7

4

4

8

f)

3

8

T)

2

7

()

1

7

3

2

5

8

1

9

4

2

fi

5

2

7

^
/

1

8

53

19

72

-ocr page 164-

150

151

STAA\'^ LVlli.

Algemeene indrül^
bij het leeren

1

9

jaar

in de stad

i

9 jaar ;

31/4 jaar

goed

2

9

T,

idem

9

r

31/4

7)

vrij slecht

3

9

I)

idem

9

Tt

31/4

n

goed

4

13

1

n

idem

13

n

31/4

71

vrij slecht

5

10

idem

10

n

31/4

middelmatig

\\

6

11

n

1 idem

11

n

31/4

11

i idem

7

11

yt

idem

11

n

31/4

11

1 idem

8

i 11

n

idem

11

n

31/4

71

i goed

9

: 13

idem

13

tt

31/4

17

middelmatig

10

1

r>

idem

12

1

n

31/4

11

vrij slecht

3 X goed ;

:)taal:

: 108 jaar

10 X in de stad

108 jaar

321/4 jaar

4 X middelni\'y
i 3 X vrij slecht

4« klasse meisjes.

Beroep van den vader, resp. van den verzorger
bij wien het kind aan huis woont:

^etselaar........

goudsmid........

Muzikant........

\'Jsverkooper.......

goudsmid........

^^\'uronghouder......

Soldaat bij de Soenanstroepen.

^aglooner........

•^\'imponghoofd......

/opzichter in de moskee . . .

1

Volgnummerj

Leeftijd

Woont in

bij het i

naar

Geboren

de stad

onderzoek !

schatting

sedert

Is op school
geweest
sedert

^\\ANTAL 4- BENAMINGEN

Na provocatie

Totaal

4-

Dadelijk
4-

9
9
9
9
8
9
9
9
9

■ 9

89

9
8
8
8

6

rr
t

7

7
9

8

12

t i

"^\'^»»ponghoofd...........

\'^^»\'ponghoofd...........

\'\'topman.............

^^^iende bij den Socsoehoenan.....

^•"\'■ichter bij de oj)iumregic......

\'^\'i^ulant-onderollicier bij de Soenanstroopen

^•\'\'■ïchter in den kraton........

\'•\'^^"\'^liandclaar...........

"^\'\'^\'chter bij de belastingen......

^\'^\'\'ichter bij de woninginspectic.....

goed
idem
idem

middelmatig\'
vrij
slecht
middelniiiO^\'
idem
gt)eil
idein

middelmiiii^-

31/., jaar

3\'/., .
■i\'U .

•IV4 .
41/4 -

4V4 .

9 jaar
10 „ \'
10 .

\'/., ,

12 .
11

11 .

10 .
11 .
16 „

in de stad
idem >
idem \'
oj) het land ;
in de stad
idem
idem
idem
idem
idem

9xin de stad
1 X op het land

9 jaar
10 ,
10 .
10 ,
12 ,
11 ,
11 .

10

11 .

16 .

1
2

3

4

5
O

7

8

9

10

5 X i.uiitih\'

4 X middel» \' ;
1 X
vrij

67

Totaal: i 110 jaar

1001/4 jaar 421/2 jaar

-ocr page 165-

STAAf LVlli.

Is op school Algemeene indruk

geweest |

, , bij het leeren

sedert

Woont in
de stad
sedert

Leeftijd
naar
schatting

Volgnummer
bij het
onderzoek

Geboren

Beroep van den vader, resp. van den verzorger
bij wien het kind aan huis woont:

AANTAL 4- BENAMINGEN

Totaal

Dadelijk ^Na provocatie
i \'

in cle stad
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem

31/4 jaar

31/4 .

31/4 n

31/4 .

3\'/4

31/4 «

31/4 .

3\'/4 .

3\'/4 «

3V4 .

9 jaar

9 ,

9 ,

13 .

10 ,

11 „

11 ,

11 «

13 .

12 „

9 jaar

9 .
•9 ,
13 „

10 ,

11 r
11 .
11 .
13 .

12

1

2

3

4

5

6

7

8
9

10

121/2 jaar

Totaal:

108

jaar

10 X in de stad

108 jaar

4« klasse meisjes.

1

9

. 1

jaar

in de stad

9 jaar

2

10

1

yi <

idem

1 10 .

3

10

idem

! 10 .

4

10

m 1

oj) bet land

^ V4 .

5

12

r

in de stad

12 .

6

11

n

t

idem

11

7

11

1 idem

11 .

8

10

»1

idem

10 ,

9

1

11

idem

11 ,

10

; 16

ft

ideni

16 ,

Totaal:

i

110

jaar

;9xin de stad
1 1 xoj) het land

: 1001/4 jaa
1

321/4 jaar

31/4 jiiiir

3\'/4 .

4\'/4 .

Ó\'/4 .

51/4 ,

41/4 -

41/4 .

41/4 -
41/4

goed
vrij slecht

goed
vrij
slecht
middelmatil.\'
idem
idem
goed
niiddelmati?
vrij
slecht

3 X goed ..

4 X middelni\'y\'^

I 3 X vrij slecht^ ■

goed
idem
idem

middelniiit\'f?

vrij slecht
middelniiit\'^
ideni
goed
ideni
ndddclnvit\'5

5 X goejl ti?
1 X vrij

Metselaar........

goudsmid........

Muzikant........

ysverkooper.......

goudsmid........

^vuronghouder......

®oldaat bij de Soenanstroepen.

^\'aglooner........

\'^«\'^niponghoofd......

opzichter in de moskee . . .

12

i i

G7

\'\'^»»ponghoofd...........

•^\'^opnian.............

^^^ieude bij den Soesoehoenan.....

^l\'^\'-iehter bij de oj)iumregic......

^^^judant-onderollicier bij de hjoenanstroopen

^l\'ziehter in den kraton........

\'■\'^^\'\'^liandclaar...........

"^\'^\'chtor bij de belastingen......

.J^^ichter bij de woninginspectie.....

9
9
9
9
8
9
9
9
9
9

89

9
8
8
8
G

r"

I

7

7
9

8

-ocr page 166-

I

■ t. &

1

STAAT ^UX.

AANTAL -(- BENAMINGEN

•eroep van den vader, reep. van den verzorger

bij wien het kind aan huis woont:

Dadelijk

Na provocatie

Totaal

\'\'\'agazijnknecht . . .
priester......

•bediende in den kraton

•kleermaker ....

^«Rlooner.....

•kleermaker ....

bode .

\'^hnjver.....

^\'iRlooner.....

^^•erdistrictshoofd. .

Is op school
geweest
sedert

Woont in
de stad
sedert ±

Leeftijd
naar .
schatting

Algemeene
bij het leeren

Volgnummer
bij het
onderzoek

Geboren

4V4 jaar

4\'/4 1.

4\'/4 .

4\'/4 -

41/4 "

4V4 .

4>/4 .

4V4 .

4\'/4 .

4\'/4

15
14
14
11
14

jaar

in de stad
idem
idem
idem

1 idem

!

: op het hmd
in de stad
idem
idem
idem

15 jaar

14 ,

14 „

11 „

14 ,

14 „

12 .

14 .
13 ,

15 .

1
2

3

4

5

6

V4

12

14
13

15

9
10

2 lehn«\'\'"\'

» , cht

1 X vrij sled\'

1 X ale^

9 X in de stad
1 X op het land

79

81

421/a jaar

1221/.I jaar

136 jaar

Totaal:

klasse meisjes.

•\'^\'ehWr l,ij ,1c helastingcn

\'"M>onKhoofd.....

•"••ester.

."\'\'•"^»Khoofd.....

^•\'Hjvor .....

^•\'^iiver ■......

•\'«(Ic . ......

^\'\'^•\'Hndeiaar ! ^ \' \' "

4",| jaar

ö\'/i .

4\'/, .

41/4 .

41/4 .

4\'/4 -

5\'/4 .

Ö\'/4 -

4\'/4

.

1

13 jaar

in de stad

13 jaar

2

14

w

idem

14

» i

3

13

1

idem

13

«

4

15

n

idem

15

5

13

K

op het land

\'A,

»1

6

12

r

in dc stad

12

9

7

12

V

op het land

\'A.

D

8

1!

in de stad

14

n

9

14

1

1 idem

14

«

10

13

n

i idem

13

r

Totaal:

133

jaar

8 X indestiid
2 X op het land

IO81/.J

aar

471/.J jaar

0

6

9 •

0

4

3 1

m

(

6

3

9

(>

3

9

9

9

6

•>
M

8

9

-

9

5

1

6

8

8

08

12

80

-ocr page 167-

staat ^ iix.

AANTAL -f BENAMINGEN

Dadelijk

Na provocatie

Totaal

\'^agazijnknecht . . .
priester......

\'^^diende in den kraton

\'kleermaker ....

^•\'^glooner.....

\'kleermaker ....

l^odo .....

\'\'^hrijver.....

^\'\'^K\'looner.....

^^erdistricli<hoofd. .

9
8
6
7
9

7

8
7
9
9

79

84

Volgnummer
bij het
onderzoek

Leeftijd

naar
schatting

1

Geboren j

Woont in
de stad
sedert ±

Is op school
geweest
sedert

Algemeene ind^"\'\'

bij het leeren

____^

1

15 jaar

in de stad

15 jaar

41/4 jaar

zeer goed

2

14 ,

idem

14

41/4 «

goed !

3 i

14 „

idem

14 .

41/4 .

middelmatig

4

idem

11

4\'/4 -

idem

5

1

14 ,

idem

)

14 ,

41/4 "

idem

6

1 14 „

op het land

V4 -

41/4 «

goed

7

; 12 „

in de stad

12

41/4 «

middelmiiti?

8

14 ,

idem

14 ,

41/4 -

idem

9

13 ,

idem

13 ,

41/4 n

vrij slecl»^

10

j 15

idem

15 ,

4\'/4 -

sleclit^

Totaal:

1

1

13G jaar

1

9 X in de stad
1 X op het land

1221/4 jaar

42\'/.2 jaar

1 X zeer

5 ^ \'clit
1 X slecht---^

Beroep van den vader, resp. van den verzorger
bij wien liet kind aan huis woont:

klasse meisjes.

1

1

13

jaar

in de stad

13 jaar

1

•l"4 jaar

2

14

tt

idem

11

D

51/4 .

3

13

n

idem

13

.

41/, .

4

15

tl

idem

15

11

41/4 .

5

13

11

op het land

\'A,

fl

41/4 .

fi

12

n

in de stad

12

n

41/4 .

7

12

7

op het land

1/4

»

5\'/4 . ;

8

14

11

in de stad

14

01/4 .

9

14

Tl

idem

14

n

41/4 \\

10

,, 13

n

idem

13

<•>1/4 -

Totiial:

133

jaar

8 X indesUid
2 X op het land

1081/., j

aar

471/.J jaar

\'^\'"\'chUT hij ,1c |,clH«tingcn

\'"""Mx^nghoof,!.....

"\'Miester.

.....

^\'"^ijvor ■ \' \' \'
......

\'•\'^^""kl\'.uulol

aar

12

80

f)8

-ocr page 168-

weinig ontliepen, en dat de „slechten" het er zelfs nog beter
afbrachten dan de „niiddelniatigen".

STAAT LX.

Algemeene indruk bij

Gemiddeld aantal benamingen.

het leeren.\'

Spontaan

Na
provocatie

Totaal

1

Zeer goed en goed. .
:\\Iiddelmatig ....
vrij slecht en slecht .

7.1

5.9
6.4

1.-

1.3

1.4

8.1
7.2
7.8

Hetzelfde doch nu alleen voor de laagste drie klassen:

Goed.......

Middelmatig ....
Vrij slecht ....

6.1

5.2
4.6

1.2
1.5
2.3

1

i

1 7.4

1 6.8

(De cijfers zyn afgerond op hel cei\'stc cyfcr na het dcciinaal-
punt).

De oorzaak van deze weinige overecnstcinniing ligt deels in
dc storende niilicu-invlocdcn Avaarvan zoocveii sprake was, deels
echter ook in het ontoereikende van de methode volgens welke
ik de indeeling dei- leerlingen in die verschillende groepen trof.
Daarby ging ik nl. in hoofdzaak te rade met dc rapportcijfers,
cn dat zich daarby allerlei factoi-cn kinnu-n doen gelden, die
met de begaafdheid als zoodanig niets tc maken hebben —
bv. dc mate van ijver, het meer of minder schoolverzuim enz. —
spreekt van zelf. liovendien deed zich by klasse 4 cn 5 nog
dc moeilijkheid voor, dat een deel van de onderzochte mei.sjcs
al eens een keer was blyven zitten.

Deze ervaring toont voldoende aan dat, wanneer het
werkelijk oni tc doen was, bej)aaldc proeven aan dc intelligentlo
der leerlingen van zulk ccn Inlandsche Volksschool tc toetsen,
men met dc hier gevolgde methode niet zou kuiuicn volstaan.
Xoodig zou daarvoor zyn, in dc eerste plaats ccn tlicpgaand

-ocr page 169-

onderzoek naar de luüselyke omstandigheden van de kinderen,
in den geest zooals ik dat hierboven aangaf. En voorts zou
men dan den onderwijzer nog moeten verzoeken, de leerlingen
in te deelen zooveel nu)gelyk volgens hun werkelijke begaafd-
lieid — hetgeen, zooaLs gezegd, nog iets anders is dan ze een-
voudig te rangsehikken naar hun in een bepaalden termijn
gemaakte vorderingen. Of de gewone Inlandsehe klasse-
onderwijzer daartoe wel goed in staat zou zyn, is overigens
nog zeer te bezien.

Voor ons doel is het eehter voorloopig voldoende te kunnen
vaststellen (zie staat LXI):

Ic. dat behoudens enkele kleine onregelnuitigheden de uit-
komst van klas tot klas beter werd,

2«\'. dat reeds in de 2"\' klasse het peil bereikt werd van de
huisbedienden en de ndlitairen (vgl. staat LIll en
LIV), en

3«. dat in iedere klasse de jongens over het geheel genomen
weer belangrijk betere cijfers behaalden dan de meisjes.

Dit laatste (ad 3) berust, evenals bij serie V, niet eenvoudig
op een meerdere geremdheid der nu\'isjes. Want gevallen van
die eigenaardige „exameu-stupor", zooals ik die in den beginne
by de landbouwers nog wel eens waarnam, deden zieh hier —
ook bii de huisbedienden en militairen — niet meer voor. Zelfs
tot in de langste klasse viel het nuj op, hoe aardig en onbe-
vangen de kleintjes er by zaten en hoe vlot zy de vragen
beantwoordden.

Het verschil s])reekt des te sterker, omdat tle gemiddelde
leeftijd van de nu-isjes — beiu)udcus in de klasse — lu)oger
was dan van de jongens. Met meer reehl zou nu-n er op kunnen
wijzen, dat in klasse 4 en 5 sommige nu\'isjes al eens een keer
waren blijven zitten en dus mis.sehien ook on<ler haar sexe-
genooten nu jui.st niet tot de vlugsten behoorden. Daargelaten
bet feit dat ik dat niet anders schikken kon, onulat het aantal
mei.sjes op deze .scholen slechts beperkt was, en ik dus genoegen
bad te nenu\'u nu\'t haar die er nu eennuial waren, blgkt eehter
bet bedoelde ver.sehil in die hoogere klassen niet grooter te
zijn <lan in de lagere. Dezelfde tegenwerping geldt, ook hen,
die er de aandacht op zouden willen vestigen, dat er in klasse 3

-ocr page 170-

STAAT LXI.

__________•

y\'

y

y

t *

«-

__«

y

f

*».

3«.kl.

5c. kl.

= spontane benamif^gen jongens.
= idem meisjes

== geprovoceerde benamingen jongens.
=» idem meisjes,

"»totaal aantal♦ benamingen jongens.
— idem meisjes

QO

85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5

4«.kl.

2e.l<l.

-ocr page 171-

t/m. 5 tegenovei- 1 jongen, 4 meisjes zijn aan te wyzen, die
nog maar kort in de stad Avaren en haar eer.ste sehooljafen op
liet land hadden doorgebracht. Ik meen dan ook dat de hoofd-
oorzaak hier weer, juist als by de landbouwei-s, niet ligt in uit-
wendige omstandigheden, maar in de geestesgesteldheid zelve,
^leer in het byzonder zy hier nog even gewezen op het
10c meisje van klasse 4, dat ondanks haar 16 jaren en toch
altyd nog middelmatige vorderingen, slechts twee van de
prentjes behoorlyk wist te noemen.

Tenslotte volge hier dan nog staat LXII, waarin een soort-
gelyk overzicht wordt gegeven van de kleinanditenaren en van
de aspirant-onderwijy-ers. De laatsten waren gewoonlyk van
wat eenvoudiger afkomst dan de eersten,, hetgeen zieh o.a.
(hiai-in uitte dat de iiu\'e.sten van hen nog niet precies wisten
wanneer zy geboren waren, en dus hun leeftyd slechts konden
schatten. Dy beide groepen viel my op, hoe sober de reacties
toch altyd nog bleven, ondanks den — vergeleken met de
schoolkinderen — toch reeds wat ouderen leeftyd en de
meerdere ontwikkeling van deze jongelui. Ik deuk hier nu
niel in de eenste i)laals aan hel feit waarop ik boven op
blz. 133 reeds wees, dat sommigen, die zieh aanvankelijk .slechts
bepaald hadden tot het noenuMi van één enkel onderdeel,
na een i>anr eenvoudige vragen toch zeer wel tot een goede
samenvatting in .staat bleken, nmar ik beiloel dit meer in het
algemeen. Want het eerste deed zieh per slot van rekening
toch maar by sommigen voor (zie bv. by de
kleinand)tenaren
N". 5 en 9); rcf/f/ was eehter dat niemand er zelfs nuuu- over
daeht, van zoo\'n prent nu ook nog eens wat meer te zeggen
dan alleen wat het nu)est voorstellen. En zelfs dat laatste ge-
schiedde dan gewoonlyk nog maar zoo kort mogelijk, (levallen
als van de
landbouwersvrouw van blz. 123, die uit zieh zelf
een heele o])snmming ging geven van wat zy allemaal\' wel
meende te zien, behoorden o(»k in het verdere verloop van dit
onderzoek tot de hooge uitzonderingen. Ik zag dat bv. onder
<le meisjes nog eens een keer in de P\' klasse by N". 3, en
onder de jongens in de 3\'\' klasse by N". (»; telkens eehter nog
nuuir bij één iirentje, resj). het 7\'\' ««n het !)<\\ Ook zou ik in
dit verband nog kunnen wyzen oj) do gevallen, dio ik by pl. 5

-ocr page 172-

158

159

STAAT

l^xiï.

Kleinambtenaren.

I s.

kamponghoofd .

kamponghoofd .... —

kamponghoofd.....1 X

schrijver......j 3 x

onderdistrictsboofd . . j —

opzichter b/d belastingen 1 X

schrijver......I ^

districtshoofd .... lx

3 jaar ,

2 maande":

11/2 ja-ir

11 maan(le\'\\:

3 jaar \'
1 janr ;

l\'/sJ"\'\'\'" i
5 maan.le":;

5 jaar

öniaam»\'::;

op het land

in de stad
op het land
idem
idem
in de stad

idem
op het land
in de stad
idem

1

2

3

4

5

6

7

8
9

10

j 20
i 20
\'22
18
23
\' 18
21
19

5x in de stad
5x op het land

200 jaar

Totaal:

VORIGE WERKKRING

I School tot opleiding van Inl.-ambtenaren 2 jaar
\' oij het landgereebt.......li/.j jaar

de posterijen.......l\'/a niaand

kantoor v/d. Kijksbestuurder l\'/a maand

AANTAL -f BENAMINGEN

Dadelijk !Na provocatie Totaal
-f
I  

9

9
9
8
9
9
9
9
9
9

89

9

8
9

7

4

8
8
9

5
7

1
5
1
1

4
2

74

15

idem
idem
idem
idem
idem
in de stad
idem
j op het land
idem

Leerlingen van de normaalschool.

AANTAL -f BENAMINGEN

Totaal

Dadelyk

Na provocatie

onderzoek

18 jaar op bet land j landbouwer

1
2

3

4

5
G

7

8
9

10

8
9
\\)
9
8

7
9
9

8
9

S
9

7

7

8
5
9
S
8
9

17
IG

17
19
15

18
18
17
17

landbouwer.....

daglooner.....

agent van politie . •

landbouwer.....

landbouwer.....

priester.......

bode van den Hijksbestuunier

daglooner.......•

huisjongen bij een Jav. prins

Inl. school 2e klasse 1 x in de 2o klas
\'\' ^^^ Inl. Hehool 2o klasse 1
x in «le 4e klas

172 jaar

Totaal:

85

78

2x in de st^id
8x op het land

BEROEP VAN DEN
VADER

-ocr page 173-

STAAT

l^Xlï.

1 22 jaar | op het Land

2 17 „ in de stad

3 I 20 . ; op liet land

4 , 20 , i idem

5 22 , I idem

6 18 „ in de stad

7 23 , I idem

8 18 , op het land

9 21 , in de stad
10 I 19 n idem
onderdistrictshoofd . .

Volg-

1

BEROEP VAN DEN

nummer

Leeftijd

Geboren

bij het

1 VADER

onderzoek

1

Hoe vaak

blijven
zitten op
de H.I.S.

I opzichter bij den Soenan j
! kamponghoofd . . . . i
\' kamponghoofd ....
kamponghoofd . . . . ,

schrijver......|

onderdistrictshoofd . .
opzichter b/d belastingen

schrijver......

districtshoofd ....

3 jaar

2 maanileii

11/2 jaar
11 maande" ^

3 jaar \'
1 janr ;

li/ojiuir ;

l X

9

9
9
8
9
9
9
9
9
9

1 X
3 X

1 X
1 X
1 X

^\'j de posterijen.......l\'/a niaand

:leii

5 maam
i 5 jaar
5 maan\'

:lci>

> bet kantoor v/d. Rijksbestuurder l\'/.j maand

5 X in de stad |
5x op het land

Totaal: 200 jaar

7-1

15

89

Leerlingen van de normaalschool.

Volg- ■ Leeftijd
nummer ,
bij het

Geboren

waar
schatting

onderzoek

BKROKP VAN DEN
VADER

op

. Hoe Ift"^
sclioo\'

HOE VAAK HLI.IVEN ZiTTEN

! Dadelyk

1 -1-

Na provocnliej Totaal

I -I-

AANTAL -f HENAMINGEN

idem
idem
idem
idem
idem
in de stad

I

18 jaar op het land j landbouwer .

1
2
3
•1
5
G

7

8
9

10

17

17
19
15

18
18
17
17

idem
op het land
idem

Totaal:

. 2x in de stad
8 X op het land

landbouwer .
daglo(mer
agent van politic
landbouwer .
landbouwer .

priester..............\' ui/

bode van «len Uijksbcstuurdcr \' " \'f ^
- - 9\'rJ

8-/2

8\'/2 \'

9>/\'J \'

81/-J \'

8>/2 \'

8\'/2 \'

!)l/2 \'

8\'/2

on .lav. |>rina

daglooner . .
huisjongen bij

SS j"

Inl. Kchoi.1 2e klas.\'^e 1 X in de 3c klas

\'\' school 2c klasse 1 x in de 2c klas

\' \'ul. school 2o klasse 1 x in de Ic klas

8
9
\\)
9
8

7
9
9

8
9

85
II

8
9
7

7

8
5
9
S
8
9

78

-ocr page 174-

op staat XLVll tussehen ( ) zette (zie dé betreffende toe-
liehting). Maar overigens vormen myn protocollen slechts een
eentomg vragen- en antwoordenspel, waarin men alle spontani-
teit en datgene wat op blz. (5 werd aangeduid als „Selbst-
tätigkeit" mist. •

Vraagt men naar de oorzaak daarvan, dan moge op den

voorgrond worden gesteld dat zeker niet uitsluitend de moei-
lykheid van de taak daan-oor verantwoordelyk is. ^^aut
vooreerst behoorden degenen, die zich dan tenminste zoo nu
en dan eens even lieten gaan. in hun groep heelemaal met
tot de besten (zie bv. staat XL II vrouwen e, staat LV meisjes
N". 3 en staat LVII jongens N«. 6); maar bovendien waren die
moeilykheden voor de meer ontwikkelde groepen toch ook

waarlyk niet zoo gi-oot meer.

E(ïrder zou men er bier aan kunnen denken of bet wellicht
ook aan de manier van vragen lag, overwegende dat een een-
voudig „wat stelt dat voor?" (iki gambar apa?) het geven van
beschouwingen misschien niet genoeg uitlokt, en daardoor al
vanzelf mcev aanstuurt oj) een noemen zondei- meer.
(Jewoonlyk
wordt die vraag — als nien de wyze waarop ienuuid tegenover
een opdracht stelling neemt nader wensebt te onderzoeken —
dan ook eenigszins anders gcfornudeerd nl. zoo, dat men den
l)roefpersoou opdraagt het voorwerj) of prentje zoodanig te
beschryven dat een aiuler, die het nog nooit eerdei- heeft gezien,
daaruit ])reeies zal kunnen te weten komen wat het

Een tweede mogelykheid zou zyn, dat de oorzaak in de
mensehen zelf school, en in hun verhouding lot my »1«
Europeaan. Daarvoor pleit al dadelyk, dat het ook uit het
dagelyksch leven voldoende bekend is. hoe rustig en ingetogen
de Javaan zich gewoonlyk gedraagt, hoe bescheiden hy is i\'-"
hoe weinig zyn neigingen nog uitgaan naar het
„veJ-overen van «U-
werkelykheid". Voorts brengen de koloniale verhoudingen
hehuis
van zelf mee, dat er in den omgang van beide rassen van echte
vertrouwelykheid nog weinig sprake is, en dat de zoo even Ji«\'-

\') Zio: Whipplo t.a.p. p. !0, on .lo Hondhühni, voor psycholoni^\'\'^
omUrzock op d, school
Min KooIh on v. «l. Spok (Uitgonovon »<ü Mft\'\'"!"\'\'\'^"
XijmoKon, Vliortononhoxch, Antworpon llt21), op hl/.. ISO.

-ocr page 175-

noemde eigenschappen juist tegenover den Kuropeaan extra
duidelyk voor den dag komen.

rk heb daai-om deze serie prentjes met dezelfde vragen
ook nog eens vooi-gclegd aan een paai-
FiUropeesche kennissen,
en het verschil was daarby inderdaad verrassend. Dat overigens
dc vraag „wat stelt dat voor?" by den proefpersoon wel degelyk
nog twyfel over de bedoeling overlaat, bleek al dadelyk daaruit
dat 4 van dc 6 1, 2, 5 en 6) — toen de proef reeds begonnen
^vas — nog eens uitdrukkelyk informeerden, of zy cr mee
konden volstaan het jirent je eenvoudig te noemen, dan wel dat ik
uitvoerige besehryvingen of beschouwingen van hen verwachtte.
Het spreekt van zelf dat ik hun daaromtrent geen nader uit-
sluitsel gaf, al was het alleen reeds omdat myn vorige proef-
personen daar nooit naar gevraagd hadden, cn dc verhoudingen
ook in dit opzicht zooveel mogelyk aan elkandei- gclyk moesten
blyven. In de wyze van uitvoering bleven zy dus volkomen
vry, terwijl ik er my bovendien natuurlyk van tc voren van
overtuigd heb, dat zy — met name de gcnccsheercn onder hen
— niet reeds van vroeger met dc strekking van dit soort ontler-
zoekingen bekend waren.

.Mi\'rkwaardig is het nu tc zien, hoe in dc verschillende
protocollen — die ieder voor zich toch slechts de antwoorden
teruggeven van misschien hoogstens 10 minuten — enkele
cardimile trekjes van den p.sychischcn habitus reeds duidelyk
tc voor.schiin komen. Ik kan dat nu-t zoo\'n z«\'k(M-heid verklaren,
omdat ik - zooals gezegd — al deze menschen met uitzondering
van N". :], goed ken. Soms toonde zich dat al dadelyk in
dc U.ngte van het protoc«)l. Zoo had X^ 4, wien ik ook in
het dagclyksch leven ccn zekere langdradigheid cn omslachtig-
heid moeilijk kon ontzeggen, drie foliobladzijden noodig om zyn
indrukken over deze i> prentjes kenbaar tc maken; N". 6
daarentegen, als altyd kort cn zakelijk, slechts :»\', hlz.^

.Maar ook in den inhoud — waarvan ik in staat LXIII oei\\
staaltje overleg — lieten deze zich niet over het hoofd zien.
/oo leverde X". 1 — een rustig bc.sclM\'idcn men.sch cn weinig
emotioneel — in I\'/, blz. van ieder prentje ccn kalme wel-
«tverwogcn bc,s<\'hriiving zonder pregnante punten. Ook X". 2 —
nmn vaji goeden huize, hoffclyk cn kun.stziimig — gaf daarvan

-ocr page 176-

STAAT LXIII.
Uittreksel uit het protocol der Europeanen, betrekking
hebbende op plaat 1 en 3.

IM. 1. Het paard.

E E A C T ï E.

N®. BEROEP.

Een paard dat opmerkzaam rondkykt, missebien eeu
mwrie ruikt.

(tuurt)--een rypaard. Ik moet eerlyk zeggen, er

bevangt my een zekere .schroom, moet ik my zuiver
bij de voorstelling bepalen of raakt het de gaiiscbo
omgeving?

Een hengst; ik ben te weinig paardenkenner om ^^
zeggen of het een volbloedbengst is of een warm-
bloedig of wat anders. Verder zou ik zeggen dat de
kleur ab.soluut onmogelyk is. zoo is er
nooit een
paard gekleurd.

Een i)aard. een stilstaand paard met een korten staart,
op den aebtergrond e(!U nuuir, o]) den grond
gras en een ])aar steenen\'). Het maakt den indru^
of bet jjaai-d in de verte kykt. Een
mannetje of
ruin (valt laebend in zyn stoel terug).

Een ])aard, een bruin paard, een renpaard
den afgekaptt\'U staart, of een rypaard. Het
kykt min of meer .strak, bet houdt inten.sief \'
blik OJ) iets gericht, alsof het in afwachting
iets is, naar zyn houding te oordeehni.
wel voldoende.

CJeneeslieer.

1.

2. Controleur B.P>.

Landraad-
voorzitter.

3.

Cleneesbcei\',

4.

(ienee.sbeer.

O.

Ingenieur. lOen i)aard.

r.

\') Hot prontjo vnn liot piiiinl, dat ik liior liot /.ion, was nngonocg golyk nan dal van ■ ^ j
:illoen was do oniKeving iots moor godifforontioord, iivoroonkomstig liotgiHMi or liior va»
gozogd.

-ocr page 177-

PI. 3. D c h O 11 d.

H 10 A C T 1 E.

N".

liKROKI».

— (tuurt) oon kloin hondjo on oon grooto liond
niakon kennis, beruiken elkaar mot den snoet.

Kon uitgozoobte oolloetie! Ontmoeting van oon jaebt-
liond on oon i)inohor of wat is dat voor oon hond,
voor oon t.jai) ((\'hin. Mal. woord voor merk), die
elkaar beruiken. (Jood goteokond. .Mooi in liet ver-
kort genomen die hond.

Een groote on oon kleine hond. Do kleine is erg angstig;
zooals van zelf als h\\j een grootore voor zieh krijgt;
elkander als by do eerste konnisnmking aa>i don
snuit beruiken. My lykt do vorhonding oigoiuiardig,
do een vroosolijk klein; ik geloof dat do tookenaar
nmar wat gefantaseerd hooft.

Twee hondjes, oon groote on oon kleine, waarvan de
kleine erg bodoosd on nodorig togen don groote op-
kijkt. Do kloino mol don staart tussohon do boenen,
opgohovon roohtorpoot in halfzittende houding.

Kon ontmoeting van oon gro(»ton on oon kleinen hond.
Hot kloino hondjo is erg bang. Do groote hond is
nieuwsgierig on snuffelt, do kloino hooft don staart
tus.sohon <lo boenen, do grooto is zioh zyn waardig-
heid bowii.st. Do kloino wil wlfs uit angst (M>n iMiotjo
govon (lacht hartelijk).

(iciiccshecr.

Controlour B.B.

liüiidraad-
voorzittor.

(Jonocshocr.

fionccslu\'cr,

Ingenieur. Kon grooto on oon kloino hond.

-ocr page 178-

telkens blijk, door opmerkingen te maken over de behebtmg, de
fraaiheid van het landschap enz. De landraadvoorzitter ontwik-
kelde daarentegen een meer critisch-analytischcn zin. houten ni
dc teekening ontgingen hem niet. En bij pl 6 verdiepte li.., .ich
bv in een uitvoerige beschouwing, waarom de hond met weg-
liep en of dc man de baas van dien hond zou zyn. Op dezelfde
wijze kwam hij bij plaat 5 tot bet besluit, dat de man met van
den tak, maar van boven door dc takken heen moest zyn gevallen.
Kn zoo zou ik stuk voor stuk kunnen doorgaan. Dat N». 4
in zijn groote uitvoerigheid nu en dan ook wel eens een op-
merking maakte, die eigenlyk niets ter zake deed, verwonderde
„ui niet. l-:vcnmin dat hy by pl. 7 ccn beschryving leverde,
byna ccn bladzydc lang, zonder daarmee echter nog tot een
samenvattend oordeel te komen. Ook by N». 5 kwam de my
uit den dagclykschcn omgang zoo goed bekende mengeling van
crn.st en .scherts by sommige i)rcntjes duidelyk voor den dag.
En wat ten slotte nog den vóór alles zjikclykcn vriend betrof,
die de ry sloot, ook hy verloochende zich niet. lly was dc eenige
van de zes, die zich overal slechts meende te moeten bepalen
tot een kort en krachtige samenvatting zonder verdere uiteen-
zettingen.

Ik meen hiermee bewezen te hebben, dat de sobere wyze van
rcageeren by mijn .lavaansche proefpersonen niet slechts hel
gevolg was van dc nuinier van vragen, maar wel degelyk mcdc
ccn tyi)ischc uiting hunner si)ecifickc, min of meer .,i)assicvc"
geestesgesteldheid. Te nieer omdat ik liaar zelfs nog aantrof
in ccn kring van in vry beroc)) iiraktizcercndc Indische artsen.
Hy menschen dus die onder hun rasgcnootcn tot dc best ont-
wikkelden behoorden, cn bovendien ambtclyk cn maatschai)pe-
lyk volmaakt onafhankclyk van my waren. Kcden om ccn
byz(nidcre terughoudendheid tegenover\' my in acht tc ncnicn
was er. behoudens dc rassenkwestie, dan ook in geen
enkel
opzicht.

Met dit al was de lengte van het protocol by zes van <le/-e
artsen in totaal slechts 6\'/:; blz.. tegenover J):»/, by dc Kuropcancn.
Ook hier cchtcr vry groote individucclc verschillen.

-ocr page 179-

STAAT LXIV \').

Lengte van het protocol in foliobladzijden.

Landaard.

1

2

3

4

5

6

Totaal.

Europeanen . . .

IV.,

IV4

VU

3

21/4

3/4

93/4

Javanen ....

Va

2

1

IV4

1

3/4

! 1V4

6V2

1

Dit laatste beteekent, dat men met een genoegzaam aantal
proefpersonen onder meer ontwikkelde Javanen, met deze
metbode nog vensehillende typen zal kunnen onderscheiden.
\\\'ergeleken met den Eui\'opeaan ligt eehter het gemiddelde van
die tyi)en toch blijkbaar een goed eind naar den objectieven kant
verschoven.

Een staaltje van den iuhoiul der reacties levert hier staat
LXV. Overwegend was, ook b\\i de overige prentjes, het
noemen zonder meer, en voorts meer of nunder uitvoerige
besehryvingen. Daarby was kennu\'rkend dat, hoewel de geheele
t„on — wanneer ik dat bv. vergelyk met de beambten op het
residentiekantoor (groep
V) — hier duidelyk reeds veel vlotter
en gemoedelijker was geworden, er van eenige openlyke neiging
tot eritiek, bv. o]) de afwerking van do plaatjes, of tot spot,
of zelfs maar tot het maken van oen grapje nog nergens sprake
was. Do lumding was oorrekt in allo opziohton, maar de bo-
sohryvingon bleven daardoor van zelf ook wat vlak on misten
«Ion stonjpol dor
jiersoonlykhoid.

Ik heb aan dezen staat onder N". 7 ook nog toegevoegd de
ant,wooi-<lon van oon doktor djawa van do oude school; iemand
van omstreeks 50 jaar, zoo uit zyn jn-aktyk weggehaald. Mork-
wanrdigerwys bleek deze met hot herkonnon van do afbeeldingen
op zieh zolf nog hooi wat moeite to bobben; zoo o.a. mot pl. 3
on niet don hond op pl. 6. lly pl. 8 kwam hy, na zieh nan-

\') Ik niprk liicr nog cnf« nitdnikkclük op, .Int ik liot protocol pIoo.Ix lolf
hpiold
{tic hlr.. lU). x.oodnt oon v..rH<-liilIon<l hiin.lsolirift voor hot vorklnron
viui ilcr.o uitoonloojiondo oyforn iiiot in nnnmorking komt.

-ocr page 180-

STAAT LXV.
Uittreksel uit het protocol der Javanen, betrekking
hebbende op plaat 1 en 3.

Pl. 1. Het paard.

No. BEROEP.

11. E A C T I E.

Een paard.

Een paard.

Een paard, flink gebouwd, het heeft een afgekniptcu
staart, korte hoeven, vertoont plekken oj) de flan-
ken - (als ik verdei- wil gaan) nog even, ik wil

er graag nog iets van zeggen - een merrie.

Een paard, in staande houding met opgeheven kop en
.staande ooren. Het heeft een kortgeknijiten staart
en kort gehouden manen.

Een paard.

Een ])aard, een i)aai-d in .staande houding.

Ik moet mij een beetje behelpen, ik wil myn bril op-
zetten - een paard, dokter.

Geneesheer,
idem.
idem.

1.

O

idem.

u. idem.

6. idem.

7. idem.

Pl. 3. De h O n d.

1. \' (leneesheer.

2. idem.

3.

4. .

6.
7.

idem.

idem.

idem.
idem.
idem.

Een hond met een klein hondje.

Een groote hond en een waar.sehynlyk kleine hond;
of is hy ziek. ja mager, ziekelyk missehien, je kunt
de ribben zien.

Twee honden; de kleine jong en de ander, de moeder
waar,sehynlyk, speelt met <1en kleine,
snuffelt
het kleine jong. Het jong is nog zeer mager. Het
lykt mij een edele rashond.

Ik zie daar een groot en en een kleinen hond,
mekaar afzoenen. De kleine is wnar,sehynUiU
van de jongen.

Ken hond spelende met een mager hondje.

Een jiointer met het jong.

Dat is niet gemakkelyk voor my (draait het pln^tJ^
om en om); na lang turen: zyn dat honden?

-ocr page 181-

vankelyk te liebben bepaald tot liet aanwyzen van een paar
details, na provocatie toch nog tot dc goede samenvatting. P>i.j
pl. 7 en 9 gelukte dat evenwel niet. Trouwens wat pl. 7 betreft,
waren cr onder de jongeren en onder de Europeanen ook nog
wel enkelen, die den juisten samenhang niet maar zoo aanstonds
wisten te vatten.

Overigens klonk door het protocol van dezen ouden vak-
broeder dezelfde toon als in dat van de andere Inlandsche
artsen. Wederom een aanwyzing dus, dat op de wyze van
stellingnemen, meer nog dan de relatieve moeilykhcid van de
opdracht, vooral ook van invloed is de verhouding van imder-
zoeker en onderzochte.

-ocr page 182-

HOOFDSTUK in.

gevolgtrekkingen voor de kliniek,
pathologische reacties bij geesteszieken.

slotbeschouwing.

Vragen wij tl,ans naar de gevolgtrekkingen van dit alles
voor de kliniek, dan blijkt dus, dat bet er daar vóór alles o])
aankomt rekening te houden met den persoon, dien men voor
zich heeft. Is dat iemand uit een
oniwilckcU milieu, dan kan
men dc resultaten afmeten naar die in Kuropa, met dien ver-
stande, dat een sobere objectieve wijze van uiten dan als
normaal zal moeten gelden, liy anderen kan weliswaar dc
omstandigheid, dat zy in hun leven wel eens op ccn of andere
wijze met meer ontwikkelden in aanraking zyn geweest, een
belangrijke invloed ten goede zyn, maar nu)et men cr toch
in het algemeen mee rekenen, dat het i)latcncx])erimcnt aan hun
opvattings- cn combinatievermogen zeer hooge eischen stelt.
Voorts hebben wy gezien dat by het oiulcrzock buiten — by
menschen dus die weinig met Kuropeanen in aanraking kwamen

_,1c houding van dc procfi)crsoncn zich gewoonlyk kenmerkte

door een soort verlegen bescheidenheid, die, om bruikbare uit-
komsten tc krijgen, eerst met cenig beleid moest worden over-
wonnen, doch desondanks toch somtijds overging in ccn toc
.stand
van stuggcn wrevel, waarin cr niets meer met hen was aan
te vangen. Zoo ook, dat ccn enkele maal de zaak ccnvou<lit;
afstuitte op verregaande onverschilligheid.

Dc verhoudingen in dc kliniek brengen nu cchtcr van 7.clf
mee, dat deze invloed van hot affect \'daar niinder aan don
treedt, omdat jjatiëntcn or nu eenmaal aatï gewond\'zyn nu
on dan to wordon ondervraagd on voor zoover hun
toestand

-ocr page 183-

dat toelaat, ook zeer wel begrüpen dat dit iu hun eigen belang
geschiedt.
Dat was dan ook de moeilijkheid niet, maar wel hoe
de antwoorden als zoodanig moesten Avorden gewaardeerd. In
het voorafgaande hebben wy toch do meest fantastische detail-
benamingen, dc dwaaste fouten door vage uiterlyke gelykenis,
en het meest volslagen gebrek aan al wat zw^cemt naar een
critisch combinceren der vcr.schillende gegevens, nog als vol-
komen nornuial leeren zien. Alleen dc idecënvluchtige producten,
waarvan sprake Avas op blz. 3, 7-al men uiteraard by normalen
niet mogen vorAvachton. Hoe echter deze te herkennen? Aan
dc reactie zelf is dat lang niet altijd mogelyk. Ik denk hier
bv. aan een nuiniaca, dio o]) hot eerste prentje, het paard, aldus
reageerde:

Ken IccuAV, hoe moot ik doen\'/ Hen paard en een leeuw zyn
niet het zelfde.

Ts het ccn lce\\nv of ccn paai\'d? > lOcn paard is ccn klein
paard, maar oen groot paard is ccn leeuw. (Zot haar
betoog idcccnvluchtig voort).

Ilior was het woord „leeuw" dus stellig óók reeds idecön-
vhu\'htig, maar als deze vrouAV nu eens wat minder spraakzaam
was geweest, on daardoor hot raadsel niet al vast zelf voor
ons had opgelost; als bovendien dc ideoi\'uvlucht nu eens niet
van moot af aan zoo duidolyk op don voorgrond had gestaan
cn wy ze juist langs dozen weg eerst op hot spoor hadden
willen komen, tlan haddon wy zo — gezien dc nornudc vergis-
singen — tcwh waarlyk niet roods uit dit antwotu-d mogen
afleiden.

Toch wil ik niet ontkonncn. dat ondanks dio mooilykhcdcn,
do rcactii^s by onze zieken toch wol degelyk soms duidolyk
liathologisch waren. Abnornuial was bv. hel <lonkbocld van ccn
oud vrouwtje, dat or op dio plaatjes sprake zou zyn van oen
soort vermomming — blykbaar omdat do afbeelding haar
golykcnisscn bood in vorschillondo richting — on do vrees die
dat by haar wekte — nmgolyk in verband mot vago voorstel-
lingen over oon reïncarnatie: gedachten i\\\\\\n don dood stonden
by dozo vrouw zoor op <lon voorgron»! — om z<\'lvc ook in oon
dier to worden veranderd (zie staal LXVI onclor I on U).

-ocr page 184-

STAAT hXVl.
Aiitwoorcloii vaii ccn dementia senilis.

No.: PLAAT.

A N T W O O R D.

VRAAG.

Wat stelt dat voor?
Wat voor prentje?

Is het een menseh of
een i)aard?

Wat stelt dat voor?

p^en liond.
(Serie II pl. 2)

2.

Ken jongen die
een hond .slaat.
(Serie IV pl. 5)

3.

Wat stelt dat Voor?

Idem.

Wijs dat menseh dan

eens aan.
En waar is de stoel?

Het paard
(Serie I pl. 7)

1.

Wat stelt dat voor?

O.

Ken sawah.
I (Serie V pl. 5)

De pasar. Wat stelt dat voor?
(Serie V i)l. 0) ;

Een prentje.

Een vermomming; een jn-entje van
een paard of van een menseh;
een menseh kan niet in een
paard veranderen.

Een paard; — een menseh ver-
momd als paard.

Vermomd als een menseh. Is dat
een aap? Ik wil niet anders
worden, ik wil menseh blijven.

Dat is onduidelijk, ik heb nooit
geschreven, nooit platen gezien.

Is dat een menseh die op een
stoel zit?

Ik kan dat menseh niet zien.

(Wijst haar eigen stoel).

Is dat mijn photo, toen ik daar
straks onder den boom wd;
daar staat een menseh, een buis
cn booujen.

Een oud menseh, ben ik dat?

Een oud menseh en een kindje-

Waarom worden die monscbcn
photographeerd? —
veel menschen — is dat inU*^
grootmoeder?

-ocr page 185-

in

^lerkwaardig was verder het betrekken van de dingen op zich
zelve in dien zin, dat zij telkens zich zelf of een harcr familie-
leden op de plaatjes meende te herkennen (zie N". 4 en 5),
wat hier wel rechtstreeks vei-band hield met de senile aftakeling.
Zoo ook dat zy by N". o, niet meer wetende hoe zy zich eruit
moest redden, haar eigen stoel ging aanwijzen.

Hen ander — een praeseniel Ambonneesch militair, eveneens
met een zeer beperkte gedachtensfecr, die daarop neerkwam,
dat hy zich zelf te oud vond om verder tc dienen en dus beleefd,
onder een stereotype opsomming van al hetgeen hy reeds voor
den lande gedaan had, om zyn pensioen verzocht — legde by
ieder plaatje verband met
II. M. dc Koningin, daarmede uiting
gevende aan een soort scntimcntccle vercering voor deze
vorstin, waarmede hy blykbaar trachtte ons gunstig te zyncnt
tc stemmen (zie staat JiXVll).

STAAT LXVII.

Xo.

IT.AAT.

A N T W OOR 1).

1

1.

Hijstvogel.

Dat is een vogel. Ken vogel van II. M.

(Serie II pl. 1)

Dat is een mooie vogel net als de nann>

van 11. M., die alom bekend is als ccn

gotnl menseh.

2.

Alarmblok.

Ken bak om <!tcn tc brengen aan II. M.

(Serie 11 pl (i)

1

1

liet juk.

i Ken rustbank voor II. M. om »))) tc zitten

(Serie II pl. 7)

j lui h(!t tennisspel.

•J.

Ken wiwab.

j Ken waterleiding in Nc<lcrlanil.

(ScHe V pl. 5)

5.

Dc pa,«ar.

■ Daar is ccn baboe van II. M., die naar d(

(Serie V pl. G)

pasar is gegaan om inkoopen te <loon.

-ocr page 186-

Een presbyophreen zei bij bet prentje van den Iiontbakker
(serie IV pl. 4), dat dat een Hindoe Avas, die den Aveg m orde
maakte; iets, wat bij een oogenblik te voren had meegedeeld
zelf ook nog geregeld te moeten doen, terwyl hy in werkelijk-
heid reeds maanden lang werkeloos in de inrichting zat. Het
l)leek dat hij over de figuurtjes op de plaatjes even gemakkelyk
aan het eonfabuleeren was te brengen als over zieh zelf, en dan
wel zóó alsof hij het zelf was, die daar stond afgebeeld.

Ook de volgende reacties, afkom.stig van twee paralytici,
bieden naar het my voorkomt enkele voor dat ziektebeeld ken-
merkende trekjes, en vallen wel niet meer binnen de gfcnzen
van het normale.

STAAT lAVIll.

Antwoorden van paralytici.

ANTWOORD.

VRAAG.

PLAAT.

No

Het paard.
(Serie 1 pL 7).

1.

2.

8.

Scène bij de
gevangenis.
(Serie V pl

Scène bij de
gevangenis.
(Serie V pl. B)

Wat stelt dat
voor?

Wat stelt dat
voor?

Wat gelxuirt
dajir?

Waarom wordt
hij gevangen
genomen?
En is hij toen ge-
ivangen genomen ?i

Wat stelt dat
voor?
Wat meer?
Wat meer?
Waarom is dat
cen ihitakker?

Een prentje van een paard en dit if\'
de waaier (wijst den staart). Dd\'
xrcl vliegen nt het iwrdt heralen </«"\'
ilrn duivel.

Dit is een Europeaan (-{-), diteenou«!«
danie(wij8tden middelste) en
een.lavaan.
een huisjongen (wijst den gevangene •
Hij houdt zijn band z66,
hij roqil
tandak
(een dansmeid; gewoonii.1
tevens prostituee).

Ken Europeaan (-[-).

Een HaUikker (wijst den mi(hlelHttO-
Een .lavaun (wijst den gevangene).
Dat is net iemand dio gevangen wor ^
genomen door <le (\'ompenie ^^ ,

nog overal gebruikelijke term
Nederlanders, meer speciaal
7;
hch ticlelcfonrerd nan den Toriain
(grootèn Heer; in bet algo"J ,
iemand die van iel.s «Ic leiding ho»

Ja.

-ocr page 187-

Het diüclelykst komt het pathoUigisehe element natuurlyk
voor (len dag, wanneer men het tydens een bepaalde phase der
ziekte verkregen residtaat kan vergelyken met dat int een
andere, liefst meer nornuüe periode. Staat LXIX geeft daarvan

twee voorbeelden A en JV

\\ heeft betrekkhig op een man, die op een angma met lich e
ten.peratuursverhooging en een secundaire snel voorbygaande
acute ncphritis, reageerde met een typisch hysterische psych(>sc.
Men bracht hem binnen, stevig gebonden, de haren los op den
rug het bovcnlyf bloot, omdat hy thuis onn.uUlellyk by
het\'uitbreken der sonuitischc aandoening - onrustig, lastig en
prikkelbaar was geworden. lUi «ns vertoonde hy een zeer
overdreven voorgedragen loomc vernmcidhcid en enkele „droom-
handelingeii". blykbaar met de bedoeling deernis te wekken.
Meestal lag hy den ganschen .lag met half geloken oogen, het
zich son.s zoo maar uit bed vallen, nu,est met eten gevoerd
worden enz. Dan weer ging hy op ccn aanstellerige wyzc rond-
sjouwen met dc nu-ubcls, of lict zich leiden als ccn knul \\ oor
den speldenprik was hy volkonum analgetisch, ook dc pharynx-
reflex was niet oj) tc wekken. Op ander gebied liet dc iierceptie
eveneens tc wcnsc-hcn over cn het s..hcen wel of hy vcH.r mets
h«<l. Alleen als het cr werkelyk v(K)r hem op aan
kwam, bv. in x.ikc het bezoek, ..f dit al of niet
mocht worden
binnengelaten, tcnrndc hy zich soms plotseling /
ahm- by dc haml.

I)ez..n man heb ik 2 n.aal on.lcrzocht nuM dcz^dfdc plaatjes.
De eerste maal gedurende het hoogtc.stadium van dc ziekte;
.Ic tweede nuial 3 weken later, toen hy gaandeweg met hd
gctu>/..n der sonuilische vcrschynsclen ook psychisch weer ni
zyn gewonen toestand was teruggekeerd. Ook dc analgcs.c
was toen weer verdwenen, alleen .Ic pharynxrcflex bleef w..g.
Dc resultaten vin.lt nuM. .mdcr l .«n 11. Dc vorbetcrnig in I
is niet tc loo..hcncn (zie N". I, 3 cn f.). lly bleek icman.l Ic
zyn .lic niet ..i» sch....l was gegaan, maar in zyn .»ingeving
t.H-h wel eens gelegenheid had gcha.l plaatjes tc zien. Hoewel
cr .lus .M»k in II n..g .lui.lclyk sp.ircn van .mgccfcndhct.l tc
vin.lcn zyn (zie X". 2, 4 cn (i), bracht hy het cr toch .,vcr het
geheel gcn.)mcn .licn twcnlcn k.>er niet kwaa.1 af. Uchalvc nu
.lat hii ty.lcns .Ic psych.,sc aan vci-s.-hillen.lc van die .■onclusi.\'s

-ocr page 188-

LXIX.

II.

A.

A N T W 0 0 R ]).

VRAAG.

V R A A G.

PLAAT.

No.

ANTWOORD.

De houthakker.
(Serie IV pl. 4)

L

2.

Een man die uit
een boom valt.
(Serie IV pl. 7)

8.

Een jongen die
een bond slaat.
(Serie IV pl.5)

4. Set^ne bij de ge-
I vangenifj.
! (Serie V pl. 3)

Een sawah.
(Serie V pl. 5)

Wat stelt dat voor?

Met wien?

Wat is dat?
(de bijl).

Wat stelt dat voor?

Wat meer?

Wat is dat?
(den boom).

Wat voor hout?

Wat doet die man?

Waarom?

Wat stelt dat voor?

Waarom doet hij dat?

Wat stelt dat voor?

Waar is de tafel ?

Waar is de kooi?

Wat wil die Euro-
peaan ?

Welke Europeaan i»\'-
doel je?

Wat stelt dat voor?

Idem.

Wat doen zij?

Wat meer?

Wat is dat?
(het sawahdijkje).
(het water).

Wat stelt het alles
tezamen voor?

p]en menseh aan bet vechten-
Met een menseh (wijst den boom)-

Een menseh.

Paj)ier (wijst den witten rand)-
Hout.

Dood hout.

Hij staat op zijn hoofd.
Hij is ziek.

Een man die een zweep vasthoU^
Hij beeft zijn kind geslagen
den hond).

Een Europeaan en een
en voor dien menseh staa^\'^
tafel en een kooi. ,

( Wijst (Ic schrijftafel iwuir

voor zittenJ. .-gv

(Wijst de traliedeur op hetpr«" i.j^
Hij moei mij rrij laten, fj"\'"
weer hrter zal ivnrdcn.

(Wijat mij).

Een i)laatje. , .

.Mensehen (wijst ze alle vjer^
Zij loopen.

licenen (kijkt «««r zijn cttjen
Inkt. I

GMeg (een grof bamboe ^

werk). . „„fic \'

Honmen, hout —
huis (jaan.

w

w

Iemand die wil hakken.
Hout, den stam van een boom.

Een omgekeenle man.
Hij klom en toen viel bij.
In een boom.

Een hond die door een man met een sabel wordt
geslagen.

Een Europeaan en Javanen en een kooi.
Hij houdt iets vast.
Dat begrijp ik niet.

Hoornen en mensehen.
Een huis.

Een wegje (sawahdijkjos dienen tevens als
voetpad).

alles tezamen Een plaatje van een weg (wijst den weg op den
\' . aehlergronfl), een sawah.

die nu\'nsehen? i Zij doen niets, zij sUuin stil.

^^\'at stelt dat voor?
^^at wil bij hakken?

J^\'at stelt dat voor?
\' aarom omgekeerd ?
^Win klom hij?

stelt dat voor?

«lelt dat voor?
wil di,! Europeaan?

Ide

ni

Jl,"^ «t«lt ,i„t voor?

\'Int

\'H dat?

Hawahdijkje).
waterv

-ocr page 189-

A.

I

No.; PLAAT.

1.

De houthakker.
(Serie IV pL 4)

2.

Een man die uit
een boom valt.
(Serie IV {»1. 7)

8.

Een jongen die
een hond slaat.
(Serie IV pl. 5)

4. Scène bij de ge-
i vangenis.
! (Serie V pl. 3)

5. Een sawah.
; (Serie V pl. 5)

V R A A G.

Wat stelt dat voor?
Met wien?
Wat is dat?
(de bijl).

AVat stelt dat voor?
Wat meer?
Wat is dat?

(den boom).
Wat voor hout?
W^at doet die man?
Waarom?

Wat stelt dat voor?
Waarom doet hij dat?

Wat stelt dat voor?

Waar is de Uifcl ?

Waar is de kooi?

Wat wil die lOuro-
peaan?

Welke Europeaan be-
doel je?

Wat stelt dat voor?

Idem.

Wat doen zij?

Wat meer?

Wat is dat?
(het sawahdijkje).
(het water).

Wat stelt het alles
tezamen voor?

STAAT

ANTWOORD.

I^en menseh aan het vechten-
Met een menseh (wijst den boom)-

Een menseh.

Papier (wijst den witten rand)-

Hout.

Dood hout.

Hij staat op zijn hoofd.

Hij is ziek.

Een man die een zweep vasthou^\'

Hij heeft zijn kind geslagen (^^"\'-l\'
den hond).

Een Europeaan en een
en voor dien menseh ."taflet
tafel cn een kooi. ,

(\\Viji<l (Ic schrijftafel waaripij"^""
voor ziltcn). -gj;

(Wijst de traliedeur op hetpr\'^\'"

Ilij moH mij rrij laten, op<f<\'
weer heler zal worden.

(Wijst mij).

Een phuitjc. . .

; -MenHchcn (wijst zc alle
\' Zij loopen.

lieenen (kijkt naar zijn cujen

Inkt.

GPdeg (een grof bamboe

werk). . „„rir

Roomcn, hout —
huis (jaan.

II.

A N T W O O R1).

Iemand die wil hakken.
Hout, den stam van een boom.

Een omgekcenle man.
Hij klom en toen viel hij.
In een boom.

Een hond die door een man met een sabel wordt
geslagen.

Een Europeaan en Javanen en een kooi.
Hij houdt iets vast.
Dat begrijp ik niet.

Hoornen cn mcnschcn.
Een huis.

Eon wegje (sawahdijkjes dienen tevens nis
voetpad).

Voor?\'^ tezamen Een plaatje van oon wog (wijst den wog op don

LXIX.

J^\'at stelt dat voor?
**aaroni omgekeerd?
^^\'aarin klom hij?

^Vr

^^ stelt dat voor?

«telt dat voor?
\'^t wil die Europeaan?
Idcni

«telt ,i„t voor?
\'"oer?
i« «lat?

«awahdijkje).
W;^^ water).

achtorgrond), een sawah.
Zij doen niets, zij staan stil.

^^ die nionHchon?

1\'J

-ocr page 190-

V R A A G.

De pasar. Wat stelt dat voor?

(Serie V pl. 6) | Uem.

! Wat meer?

: Waarom?

• Wat is dat?

I (de rij winkels).

- I Waar zijn dan dc

PLAAT.

No.

6.

i wijzer.s?

B.

De houthakker.

1.

Een man die uit
een hoom valt.

2.

S. Een jongen die
een hond slaat.

Wat stelt dat voor?

Wat stelt dat voor?

Wat stelt dat voor?

A N T W OORD.

Een plaatje.

Een mensch die iets op den rUr
draagt.

Menschen die pajongs dragen-
Omdat het warm is.
De sekaten (jaarmarkt)
— een rustplaats —
ccn horlog\'\'-
( Wijst nnar de llol:
aan den iinf"\'/-

i\'U

Ei

II uii; imui. " •• ,

..1 n\'l!\'\'\'

(kijkt cr nog een tija ^^^^
doch gceCt geen verdere co
menlarcn).

(Draait het plaatje 180\'om,
Prohccrcn, dat Is Hana-JD^^^
(een gec.-^t die naar hot \' ^^^^
zich dikwijls zou
vertoon«\'» ^^
zijn handen loopcml nie ^^^^
heenen in do lucht; verU\'li
geschiedeni.\'«, waarin \'he ^
voorkomt).

Fa\'U mensch cn dit \'"J" ""alt ^
houw (wijst .len
(wijst den jongen) \'/\'j-.^ jc
awoek (ccn gee.\'^t ju |

.lavaanscho niylhologie. j
hot hosch .lo wilde die ,
waakt, on aan wien j

.)Horen). .

177

1 VRAAG.

A N T W 0 0 111).

!

^^\'at stelt dat voor?
^^\'at meer?

^^aarom hehhen die men-
f^chen pajongs hij zich?
J^\'at doen zij?
^^aaroni zitten zij daar?

Een plaatje van iemand die iets draagt, iemand
die een kind draagt en iemand die een pajong
draagt.

Steenen huizon

Mi.^schien voor de z.>n .)f voor den regen.

Zij zitten.

(Tuurt lang). Dat lijken wol mcnschen, die op eon
kcrklmf zitten, maar hier zijn hankjes (.Ie blokken
zout zouden «Ie zerken zijn).

li.

11.

__

«telt <lat vo..r?
p^\'it Imkt hij?

Een man .He wil hakken.
Hout.

stelt d«t vo..r?

Htaat hij .,p zijn

Wfd?

lomand .lic .>p zijn hoof.1 staat, het hoofd onder,

.Ic boenen boven.
Dat w.\'et ik niet.

1

Htolt dat v.,.,r?

Dat weet ik niet, misfchicn oon karbouw on dit
is oen lucnHch.

-ocr page 191-

177

176

A N T OORD.

V R A A G.

V R A A G.

A N T W 0 0 R I).

PLAAT.

No.

6. De pasar.
(Serie V pl. 6)

Wat stelt dat voor?
Idem.

Wat meer?
^Vaarom ?
Wat is dat?

(de rij winkels).
Waar zijn dan de
wijzers?

Een plaatje.

Een menseh die iets op den n\'ti
draagt.

Menschen die pajongs dragen-
Omdat het warm is.
j De sekaten (jaarmarkt)
! — een nisti)laats -
cen hnrW\'
! (Wijst mar dc Idol: aan den nnoc^J-
^^\'at stelt dat voor?

^^at meer?

^^aarom hehhen die men-
schen pajongs hij zich?
doen zij?
^Woni zitten zij daar?

Een plaatje van iemand die iets draagt, iemand
die een kind draagt en iemand die een pajong
draagt.

Stecnen huizen

Mi.sschien voor de zon of voor den regen.

Zij zitten.

(Tuurt lang). Dat lijken wel menschen, die op een
kerkhof zitten, niaar hier zijn hankjes (de blokken
zout zouden de zerken zijn).

II.

li.

I.

B.

Een man die bout wil
(kijkt er nog een tijd
doch geeft geen verdere co
mentaren).

De houthakker.

stelt dat voor?
hakt hij?

Wat stelt dat voor?

Een man die wil hakken.
Hout.

1.

tuu

rO-

W\'

(Draait het plaatje 180\'om

Een man die uit
een boom valt.

Wat stelt dat voor?

2.

(een geest die naar het Jj ^^^^

Probeeren, dat Is l^\'^^^\'^jJ^pt,

zieh dikwijls zou vertoon^o ^^^
zijn banden loopend
beenen in de lucht; ^n-t

lic

geschiedenis, waarm •
voorkomt).

^^ stelt dat V

oor:

, ^»"oni staat hij op zijn
1\'Oüfd?

Iemand die «>p zijn hoofd staat, het hoofd onder,

de beenen boven.
Dat weet ik niet.

ki\'^\'

Wat stelt dat voor? | Een menseh «in dit \'\'J"

bouw (wijHt .lei» ;,;,cii!.\'-

(wiist den jongen) •., ,lc

«lelt dat v.).)r?

Een jongen die
een bond slaat.

.3.

Dat weet ik niet, missehien een karbouw en dit
is een menseh.

awoek (een gee.\'^\'\'. ^^c ii\' |
.lavaansche m.vthoh\'g\'f\' ^ iic j
het boscli <h\' wilde dit\' \\
i waakt, en aan wie»^
olleren). ,

-ocr page 192-

V R A A G.

No. PLAAT.

Scène bij de ge-
vangenis.

4.

Een sawali

O.

Wat stelt dat voor?

Wat doen zij?

Wat stelt dat voor?

Wat meer?
Wat doen zij?

Idem.

Wat doen die anderen?

G.

De pasar

Wat stelt dat voor?
Wat meer?

antwoord.

(Toont veel belangstelling, bbjf
volkomen ernstig). Een duive
en die heet Djaswadi (?) (wijf^
den Europeaan), en dat z\'J\'^
ook duivels, de duivels vu»
Njadrak (?) (noemt er een beele
reeks op).

Die twee duivels willen oorlof?
maken met Mineakoe^?)
andere duivel verbiedt dat.

liet eiland Meneng (?) midden
zee.

Menseben. ^^

Deze beet -Ali en deze Oeniivr^

d ezen A boebak r en Oe t b m?»"
vier meest beroemde ebalie e

Deze (wijst den man in ^^
kijkt naar bet eiland

Zij zijn aan liet werk. zij
de rijst midden in zee

ernstig; gelaatsuitdrukking
van een bescbonkene).

Een kasteel op Mekka
Menseben, vrouwen en m
paj(mgs.

179

1 ------

VRAAG. 1

A N T W OORD

i

\' Wat stelt dat voor?
Wat doen zij?

i
1

i
j

Menseben.
Dat weet ik niet

Wat stelt dat voor?

Menseben onder een boom.

^^\'Ht doen zij ?
Idem

Ik heb dat reeds eerder gezien, maar den vorigen

keer kon ik dat niet zeggen.
Staan en bukken.

1 i

JJ\'^\'^t stelt dat voor?
J^at meer?
^^\'ï^t meer?

i

1

; Een vrouw.
1 Pajongs.
Ik weet bet niet

1
1

-ocr page 193-

V R A A G.

PLAAT.

No.

Scène bij de ge-
vangenis.

4.

Een sawab

O.

Wat stelt dat voor?

Wat doen zij?

Wat stelt dat voor?

Wat meer?
Wat doen zij ?

Idem.

Wat doen die anderen ?

6.

Dc papar

Wat stelt dat voor?
Wat mcfïr?

A N T O O R D.

(Toont veel belangstelling, bbjf
volkomen ernstig). Een duive
en die beet Djaswadi (?) (^vijst
den Europeaan), en dat zij^
ook duivels, de duivels van
Njadraki?) (noemt
ereenbeele
reeks op).
Die twee duivels willen oorlof^
maken met MineakoeOO
andere duivel verbiedt dat.

Het eiland Meneng (?) midde»
zee.

Menschen. ,

Deze licet \'Ali en deze Oeuiivr ^
dezen Aboebakr en Oethmil» ^
vier meest beroemde
Deze (wijst den man i«> ^^

kijkt naar het eiland ■\'"^\'."\'j^.,,
Zij zijn aan het werk. zij
de rijst midden in zcc (i

ernsti\'g; gelaatsuitdrukki"!? "
van een bescbonkene).

Een kasteel op Mekka.
Menschen, vrouwen cn i"\'"\'
pajongs.

179

V R A A G.

A N T W Ü 0 R D

Wat stelt dat voor?

Menschen.

Wat doen zij?

Dat weet ik niet

Menschen onder een boom.

Ik heb dat reeds eerder gezien, maar den vorigen

keer kon ik ilat niet zeggen.
Staan en bukken.

Ij^\'^t, stelt dat voor?
meer?
meer?

Een vrouw.
Pajongs.

Ik weet het niet

^^\'at stelt dat voor?
^^\'iit doen zij ?

Idem

-ocr page 194-

nog in het geheel niet toekwam, zien wij in I tevens dat zyn -
aandacht telkens afdwaalde (niet zelden ook hier_ weer naar
voorwerpen in zyn hnurt), en dat de gedachte van ziek-zyn hein
geheel heheei-schte - verschynselen, die den toestand m.i. vry
juist typeeren.

Patiënt B. leed aan een periodische cyclische psychose, waar-
van de geëxalteerde phase — tenminste voor hetgeen wy ervan
zagen — niet typisch manisch was.
De toen verkregen
resultaten vindt men onder I, die uit het licht gedeprimeerde
tweede stadium onder 11. Hier eveneens een duidelyk vci-schil:
van al dc fantastische conclusies uit de eerste periode was er

de tweede maal niets meer over.

Ook idceënvluchtige of onsamenhangende schizophrene com-
mentaren lieten zich langs dezen weg natuurlyk zeer goed vast
loggen. Zoo ook sto(>rni.s.sen in de woordenkeus, neiging tot
persevereeren e.d. Niet minder kenmerkend was voorts soms
ook de houding onzer zieken, zoomede de mate hunner helang-
stclling cn de wijze waarop zy die aan den dag legden. Zelfs
gchcugenprocven hlokon in beginsel z<\'or wel mogelyk.

ISfaar toch, hot bloof oen groot bezwaar, dat v(M)r oen aan-
zicnlyk deel der patiënten dc taak oigonlyl^ tc ingewikkeld
was. Zoo behoeft men bv. — waar aandacht on bohingstolling zoo
nauw verband houden met dc mocilykheid van dc opdracht —
er niet meer o]) te rekenen, dat o(»k in dc kliniek oj)\' Java,
zieken die op andere wyze nauwelijks meer te fixeercn zyn,
voor een onderzoek langs dc optische sfeer, met onze plaatjes,
nog wel toegankelijk zouden zyn\'). Ook goheugenproovon zyn
moeilijk vergelijkbaar, als de cón dc zich in tc prenten af-
beeldingen beter heeft begrepen dan do ander. TTet perse-
vereeren wordt door een nict-kunncn in do hand gewerkt (zio
blz. 00 en 125), cn idcoönvluchtigo of schizophrene bot(»ogon
_cn nog voel meer oen enkel sporadi.sch schizojibrocn déraille-
ment — zyn in hun ontstaan on ontwikkeling vooi fraaier to
volgen, als men zc laat ontspringen uit oen i)rikkcl, waarvan
men weet dat hij in normale omstandigheden oen zoor bepaalde
reactie to voorschijn roci)t, dan hier waar dit niot het geval is.

\') Zie Heilhronner, l.a.p. K. 440.

-ocr page 195-

Men zou daarom het liefst het platonexperiment maar laten
voor hetgeen het was, en zich voortaan bepalen tot dc voor-
werpen in natura, ware het niet dat zich ook daar weer allerlei
bezwaren bü voordoen. In dc eerste plaats mist men dan al
tladelyk dc
compactheid van het prentenboek, waar men in
een klein bestek de vcrschillendste voorwerpen cn tafereclen
gcmakkelyk bij elkaar heeft. Ook moet men bedenken dat
men onder die voorwerpen in natura - wil men dc zekerheid
hebben dat dc normale onontwikkelde dcsamiui zc gemakkelijk
herkent — al bitter weinig keus heeft. Dc dingen die hij
dagelijks gebruikt, zyn meestal veel tc groot om in ccn ver-
zameling tc worden
saam gebracht; en van die welke hy niet
iederen dag in handen heeft, hebben wy gezien dat liy ze —
zoodra nuM» zc uit haar gewone omgeving weghaalt — soms
niei meer herkent (zie blz. 23 vlg.). :Mcn zou het hier misschien
eiMis kunnen bc])roeven mot modelletjes van gebruiksvoorwerpen
op
verhleinde schaal, maar ook dan zyn de moeilykheden voor
oen juiste herkenning — hoewel veel verminderd — toch nog
niet opgeheven.

Kn bij dc tafereclen is men in zyn keuze zelfs nog meer
beperkt. Daar kan men zich haast wel niet anders dan bepalen
t.tt do situatie, zooals die door hot ziekenhuis zelf gegeven is.
liet bleek my nu. dat zelfs die nog lang niet altyd nuuir zoo
dadelijk begrepen werd. Onder dc uïcnschcn van buiten waren
cr nl. vorschoidonon, die nog n(M)it van oon ziokonluiis hadden
gehoord. Voorts kwamen do patiënten gewoonlyk ook niot \\iit
eigen beweging tot ojis, maar wordon ons toegezonden door
hot Inlandsch bostiun-, omdat zy in verband met hwn geestos-
toestand, in hun «lesa stoornis haddoïï opgeleverd. Ken on
ander maakt hot bogrijpolyk, dat de .schüchteren onder hen,
die hot niet dorsten to vragen, on do onvorHohilligon wien hot
niet ]>ad kunnen schclon, op myn vraag wat voor huis dit was,
dit dan soms van meet af aan nog mooston gaan afleiden uit
hot goon zij ervan gezien hadden, on als gevolg daarva>\\ nog
.slechts mot allerlei <lotailconclusios voor don dag kwamen.
Hv. dat hot „een stoone.n huis was" (in togonstolling mot hun
eigen bamboe woningen), of „oen huis voor lOuropoanen".
„een huis by den stadstuin" ( ), „oen huis om to eten".

-ocr page 196-

„een huis voor kleermakers" (de patiënten werden voor een
deel beziggehouden met naaiwerk), „een gevangenis voor on-
sehuldigen", „een strafplaats",
„de prouwensaal" (phonetisch
weergegeven naar hetgeen zij er van de verpleegsters van hadden
opgevangen), „een huis om te schrijven" (nl. bij my in de
onderzoekkamer), „om je opwachting te komen maken" (ook
alweer bij mij in de
ondei-zoekkamer) enz. enz. Bovendien werd
ook hier — al juist als bij het plaatjeskyken — niet zelden met
zoo\'n detailbenaming volstaan, ook dan als bij verder navragen
bleek, dat njen de meer eigenaardige bedoeling van de in-
richting, nl. het vei-plogcn van zieken, toeh óók wel kende
(vgl. blz. 92—93).

De gee.stelyke inlx)edel van deze mensehen is ini eenmaal
geheel anders dan de onze, en men moet — vooral in den
beginne — zieh telkens weer bezinnen en zich trachten te ver-
plaatsen binnen den gezichtskring van den onderzochte, wil
men niet tot allerlei verkeei-de besluiten konu-n. Zoo herinner
ik my — om nog een laatste voorbeeld te noenu-n — een geval
van iemand, afkomstig uil de stad .Sennirang, waar de patiënt
op mijn vraag in welke stad hy zich thans bevoiul, nog altyd op
Semarang beweerde te zyn. De eer.ste indruk, dat de spoorreis
naar Solo dus blykbaar in het geheel niet tot hem was doorge-
drongen, of dat hy die althans weei- vergeten scheen te zyn, bleek
bij nader inzien volkomen onjuist. Dat alles wist hij zeer goed.
Maar het hai)erde eenvoudig daaraan, dat hij onder „Semarang"
iets aiulers verstond dan wy; het begrip „stad" was hcu> niet
recht klaar. Voor hem was de huimponn het voornaamste,
hoogstens ook nog het onderdislri»-t waaraan hy zyn behisting-
peiniingen moc.st afdragen. Daar buiten waren nog vele
andere
kampongs en onderdistricten, dal noemden zy „Semarang"-
maar hoe ver zich dat nu precies uitstrekte, ja, daar had hy
eigenlijk nog nooit over ge<lacht. Dit zelfde is my op amih>g<\'
wyze wel meer voorgekomen; nl. z<)ó <lat men op de vraag uit
welke stad men kwam, geen antwoord wist te geven, terwyl
het dan later bleek, dat nu-n den naam van die plaats loch zeer
wel kende, maar dat men de bedoeling van dat woord
„stad"
(kotta) niet begrej)en had.

De onontwikkelde Inlandei\' denkt lang ni«\'t zoo uitsluit end

-ocr page 197-

als wy in aarcli\'ükskundige eenheden. Natuurlyk kent hy uit
zyn naaste omgeving wel enkele namen, maar daar buiten is
het hem in de eerste plaats te doen om de
windrichtingen. In
welke richting hy zyn woonplaats heeft verlaten, waar thans
het Noorden ligt enz. Dit laatste wist men my — voor zoover
de psychische toestand dat tenminste toeliet — m)g binnen de
24 uur na de opname altyd promjit te vertellen. En nog onlangs
verklaarde my eeu oml vrouwtje, dat zy blykbaar toch nog
niet heelemaal in orde was, want dat zy zich dien eigen nuirgen
nog weer met die Avindricbtingen vergist had.
t

Jfen ziet, men staat by het onderzoek van deze menschen
nog op een geheel ander plan; het ongesehoolde intellect geeft
aan de by ons gebruikelyke methoden haast nergens nog
houvast. De nu)eilykheid schuilt eehter nog niet zoo zeer daarin,
dat nuMi dus nujot zien te komen tot andere opdrachten en
andere vragen, dan wel in het feit, dat er onder deze
onge.sehoolden een groot aantal zyn, die door allerlei omstandig-
heden toch nog in de gelegenheid zyn gewee.st. autodidactisch,
in een of andere richting een zekere hoeveelheid kennis of
vaardigheid op te doen. ^feer nog dan elders is het hier dus
zaak de symptonu\'u te zien binnen het natuurlyk verband van
den p.syehi.schen toestand in zyn geheel, en met het milieu van
tien j)atiënt in den ministen zin de.s wo(»rds ter dege rekening
te hoiulen.

-ocr page 198-

s a m e n v a t t 1 n g.

Na in de inleiding te hebben uiteengezet wat er op psyehui-
trisch en psychologisch gebied in Europa met platen bereikt
werd, heb ik dus in hoofdstuk I het resultaat meegedeeld van
ccn onderzoek met 5 series prentjes telkens by twintig volwassen,
normale desa-Javanen, van beiderlei kunne, die nooit op school
waren geweest, noch op andere wijze gelegenheid hadden gehad
zich in het plaatjes kyken tc oefenen. Ik heb daarbij vastgesteld,
dat het herkennen van die prentjes voor hen ccn zeer moeilijke
taak was.

De oorzaak daarvan bleek daarin gelegen, dat dc luamm-
waarop wij iets plegen weer tc geven — hoe doelmatig die lu
vele opzichten ook zijn mag — toch altijd slechts afliccldingen
levert, die nog in de vci-stc verte niet in ovcivenstcinming zijn
met den stroom van gewaarwordingen, die dc werkelijkheid zelf
in ons wekt. Tmmers zij geven ons van die werkelijkheid slechts
dc
optische verschijning en dan nog o]) verkleinde schaal cn in
zeer bepaalden stand; zij misKt>n het leven, do beweging, dc
diepte, soms ook do kleur en halen <lc dingen vaak weg uil
hun natiuirlijk verband.

Zoo werd het herkennen van die ])laatjcs voor dez<\' ongc-
(h\'fcndcn ccn ])robleem waan\'oor zij al Inni aandacht nomlig
hadden. Als gevolg daarvan letten zij vaak oj» kleine bijzonder-
heden, die een meer ontwikkelde in het geheel niet meer oi)vallon,
en verwerkten deze» tot allerlei zonderlinge conclusies. Voorts
bleek de optische v(xn-stolling van dc dingen bij velen van
deze mcn.schon z(\')ó vaag te zijn, dat zij telkens en telkens weer
vergissingen maakten, die op een slechts opi>ervlakkigc uiterlijke
gelijkenis berustten. Trouwens het lict zich herhaaldelijk rccht-
.strceks aantoonen, dat men zijn gewaarwordingen ook niet altij«!
juist toetste aan
(fezichtsvoorsltllinncn, maar aan het beeld dat

-ocr page 199-

men zich in het algemeen — dus hv. ook met den tastzin —
van de dingen gemaakt had. Daardoor werd ccn i)ersi)cetivische
afbeelding soms niet begrepen. Ook leidde dit ortoe dat men bij
het beoordeelen en combinecren der verschillende onderdeden
het projcctievlak niet altyd intact liet, maar het naar willekeur
nu eens naar deze, dan weer naar gene zyde omsloeg, waardoor
men tot opvattingen kwam die met de optische verschyning
van het geheel soms nauwclyks meer verband hielden.

Het gemakkelykst herkende men die teekcningcn, die den
vorm van de dingen — waar het blykbaar vóór alles op aan
lovam — het best teruggaven. Dikwyls waren dat de afl)ecl-
dingen van terzydc, soms ook schuin van boven, of uit een
andere richting. De reden dat ik hier nog wel eens voor ver-
rassingen stond, was deze, dat zich niet altyd reeds van te
voren liet uitmaken wat het wczcnlyk kenmerkende van den
vorm Avas.

Overigens kon cr, wanneer dat byzondcre van den vorm maar
bewaard bleef, heel wat zonder bczwaai* worden weggelaten, .la
liet scheen wel of do „afwerking" van de plaatjes, do schakcering
van licht on .schaduw, dc kleuren o.d., de mcnschcn .soms zelfs
in do war brachton. Dit verandert natuurlyk als hot ken-
merkende van hot ding moor in hot byzonder juist ligt in die
kleur, on hetzelfde geldt ook voor do grootte. Hier viel oon
voi-scliil vooral dan oj), als hot voorworp zelf in ilo eerste plaats
word gekenmerkt d(M)r zyn spoeifioko afmetingen.

Dc taak word nmoilijker doordat onze illustraties in hare
wyze van uitvoering niot vry zyn van zekere convontios on
traditie.s, die oon oningewijde natuurlijk niot dadelyk bogrypt.
Daar komt nog by dat sonnnige van myn prontjo.s, om didac-
tische rodenon, do onderdoeion wol oons fraaier to zien gaven
dan do dingen zidvo, on <lat oon enkele nuud dozo laat.sto al
evenmin woi-don horkond: niot omdat mon zt> nooit gezien had,
maar omdat mon n(K)it moor in hot bijzonder aandacht aan zo
had go.schonkon on zo daardcMU- slechts herkende in hun gewone
omgeving.

By do iafere.ehn had mon .somtijds moeite mot do actio, (M)k
dan als mon do onderdooien, die in dio actio waren botrokkoïi,
goed had horkond. Dan was hot ilus do houding dio do beweging

-ocr page 200-

„.oost verbeoklen, welke men niet begrepen had Ook v.g c
n.en .eb daar
herhaaldelijk met de diepte. P,ehalve aan de In-
perkte hulpmiddelen, waarover de teekenaar ten deze beseh kt,
Cdat daaraan, dat men nog te veel ..neigd w.s de on^
deelen van de plaat elk al.mderlijk te beoordeelen juist naa
\' IL men erL zag, zonder daarbij rekening te houden me

Onderlinge verhoudingen en met de samenstellmg v.m he
! heel. Zelfs als men er wèl in geslaagd was d.e diepte in het
Tn-entje te zien, kon men dat toeh niet dan by uitzondering
nader toeliehten, door bv. te wyzen op het verschü ni grootte
der men.sehelijke figuurtjes in de verte en diehtby. Veeleer ble k
,nen geneigd _ als ik in zoo\'n geval dan zeli de
aandaebt
daarop vestigde - het op te vatten als een werkelyk verselnl,
als gevolg bv. van een verschil in leeftijd. Ik verklaarde dat
zóó, "dat wat men op ecm gegeven oogenblik waarneemt reeds
iets van veel hoogere orde is dan de primaire gewaarwordmg,
die men feitelijk op dat oogenblik ontvangt, terwyl men zich
lict ]).sychiscb proce.s, dat tot die waarneming leidt, gewoonlyk

in liet geheel niet bewust is.

ILoe weinig oog men nog iiad voor den samenhang van zulk
cen tafereel, kwam voorts zeer duidelijk uit, als men het hoofd-
motief had herkend, maar by het aanwijzen van de andere onder-
deelen de combinatie toch weer geheel in de war stuurde. Ook
de pi-oporties verwaarloosde men vaak schromelijk, en soms
scheen het wel of er naar zulk een samenhang zelfs in het
geheel niet was gezocht. Dat was daar, waar men, ondanks myn
])rovoceercnde vragen, slechts een opsomming gaf zonder slot
of zin.

liii de siuiiengestelde tafereelen van serie V besloeg deze
laatste soort antwoorden omstreeks \'/;, van het totaal. My een
ongeveer even gnnite groej) kwam men echter wel tot een samen-
vatting, hoewel vaak tot een verkeerde, terwyl men in <le overige
gevallen er slechts in slaagde enkele onderdeelen wat nader te
bcschriiven. Toch werden deze tafereelen over het algemeen beter
herkend dan de fragmenten van .serie IV, blykbaar omdat zil
vollediger waren en het één zich daanloor nog wel eens uit het
ander liet afleiden.

Het bleek dat op.sommingen, beschrijvingen en samenvattingen

¥

-ocr page 201-

pi-actiseh niet altyd te scheiden waren, maar geleidelyk ni
elkander overgingen. En hoewel er in beginsel zeer zeker een
trapsgewijs vei-schil tussehen deze drie bestond, bleef het voor
een juiste
beoorcleeling toch noodig óók aandacht te schenken

aan den inhoud der reacties.

(Gewoonlyk vereischte het trouwens heel wat aansporingen en
geduld alvorens het tot zoo\'n samenvatting kwam. De overgroote
meerderheid der eerste antwoorden hield nl. niet anders in dan
één enkel detail, en vroeg ik dan niet verder dan bleef het daar
ook by. Voor een deel hield dit onmiddellyk verband met de
geestelijke gesteldheid van myn proefpersonen. Aan goeden wil
ontbrak bet hun gewoonlyk niet, maar zy waren uitermate be-
scheiden en hadden zeer weinig zelfvertrouwen. Hoewel ik alles
in het werk stelde om hen zooveel nu)gelyk op hun genuik te
zetten, nuuikte de geheele situatie sonunigen van hen toch zóó
verlegen en beschaamd (maloe), dat er niets met hen was aan
te vangen. De i)ractisehe gevolgtrekking daarvan is deze, dat
nuMi by dit soort onderzoekingen altyd goed van te voren moet
overleggen wat men te weten wil zien te komen en welke vragen
mon daartoe moet .stollen, en zieh daar dan ook stipt aan te
houden. Want anders zyn de uitkom.sten nu)oilyk Ie vorgelykon
on is het niet nuvr uit te nud<en in hoeverre zy, wier antwoord
to wonsohen had overgelaten, het werkelyl< "iet boter hadden
geweten, dan wol alleen nuiar wat geremd waren geweest. Dit
tenu\'or, omdat ik die zelfde s(»bore wyze van roagooren óók heb
aangetroffen in gevallen waar or van zulk oen bovangonhoi«!
eigonlyk niets to bosiieuron was, cn waar de oorziuik ook niet
kon liggen in do moeilykheid van do taak, onulat de juiste
s^imenvatting tiaar onnn.ldollyk voor don dag kwam, zoodra mon
nuuir enkele doelmatige vragen in dio richting .stelde. Daar
nuuikte hot zeer bepaald don indruk of men prinuiir weinig
neiging had om tol hot wezen van de zjiak door te dringen, of
althans om zyn oonlool behoorlyk kenbaar to maken — oon
oigonsehap, dio ik hier nog in hoofdzaak heb willen verklaren uit
do geringe ontwikkeling van do nuMisehon, doch waanuin, zooals
later bleek, hun
oigenaardig-passievo, ()ostor.sehe levenshouding
tooh ook niet geheel on al vreemd bl(H«f.

Do hoofdroden was hier echter nog het moeilyk herkennen

-ocr page 202-

der onderdeelen, waardoor zij aan een spontaan combineeren
daarvan in het geheel niet toekwamen. Zooals van zelf spreekt
hoorde ik Inj het noemen van die onderdeelen weer dezelfde
vergissingen als bij de enkelvondige afbeeldingen. Het was op-
merkelijk hoezeer de fantasie van deze mensehen nog vervuld
was van wajanggeschiedenissen en spookverhalen. Elke bijzonder-
heid in houding of kleeding der figuurtjes bracht hen dadelyk
op de gedachte een of anderen geest voor zich te zien. Maar
ook als men die figuurtjes wèl als mensehen had herkend,
maakte men uit allerlei in onze oogen slechts onbeteekenende
details, soms toch nog weer zeer onoordeelkundige gevolgtrek-
kingen en toonde men zich in zyn woordenkeus nog weinig
nauwgezet.

Alles tezamen maakten de antwoorden van deze eenvoudige
de.salieden vaak een recht kinderlijken indruk. Dat kwam omdat
zij op dit gebied ook werkelyk even ongeoefend waren aLs
kinderen en dus ook nog dezelfde soort fouten maakten. Ook
waren hun bcgrij)pen door het lage peil hunner ontwikkeling,
evenals by kinderen iu)g slechts vaag omlynd en vertegenwoor-
digden de wooi\'den voor hen dikwyls ecu begrip van een geheel
anderen iuhond dan voor ons met ons meer gcrypt vcretAud.

In overeenstemming met wat cldei\'s, by aiulerc volken, reeds
eerder werd vastgesteld, waren ook hier de resultaten by de
mannen over het algemeen beter dan by dc vrouwen. Jlet
oordcel van de mannen was by deze i)roevcn zuiverder cn ook
voorzichtiger, terwyl zy van do vragen, dio ik hun stolde, een
beter gebruik maakten. Dit bleek slechts len dcelc te verklaren
uit hun miiulcrc bevangenheid.

Individueel waren dc uitkomsten ovonccns vaak zoor ver-
schillend, zf)ndor dat het milieu of dc gemoedstoestand daarvoor
aansprakelijk waren to stellen. Ik heb dat by dc enkelvoudige
an)ccldingcn vooral in verband gebracht met ccn meer of minder
ontwikkeld tcckcntalent; dc samongestoldcr tttfcroclcn de<lcn
echter uiteraard meer oen bcroci) oii het vorstand van do
menschen in het algemeen.

Zelfs by 66n en donzclfdon procfpor.soon gaf 66n onkel goed
antwoord nog volstrekt geen waarborg, dat het by oen volgend
prentje nu weer goed zou gaan. Diuirvoor was dc- tauk tc moeilijk

-ocr page 203-

011 het gevaar zich vroeg of laat toch nog Aveer te vergissen
te groot. -Wol kreeg ik den indruk, dat men cr tydens de proef
gaandcAveg al heter kyk
op kreeg.

Vervolgens hol) ik in hoofdstuk II den uitslag meegedeeld van
ccn onderzoek hy meer ontwikkelde Javanen. Om vergelykiiigen
te kunnen maken met de desamenschen gebniikte ik voor dit
onderzoek een reeks van 9 plaatjes, gekozen uit serie I t/m. V
en legde deze voor aan:

10. 20 stedelingen van beiderlei kunne, die nooit op school
waren geweest, maar door hun beroei) geregeld met Euro-
peanen in aanraking kwamen (huisbedienden).

2t\\ 10 militaii\'on, sommigen gegradueerd anderen niet, die
eveneens nooit een school hadden bezocht, maar gewoonlyk
toch wel tijdens hun africhting cenig elementair onderwijs
haddon gehad.

50 jongens on 50 meisjes uit de vyf klassen van oon
Inlandsche school der 2<\' kla.ssc.

4<\'. 10 klerken in het bezit van hot klcinand)tcnaarsdii)loma.

5c 10 leerlingen uit de hoogste klasse ccncr InlaiuKscho

normaalschool, en
üe. 7 Inlandsche artsen.

IHj do ooi-ste twiH3 groo])on block duidelyk, dat hot leven in
de stad, in dc buurt, van Kuro|)oanon, op zich zelf reeds vol-
«loondo is om althans do cei-ste moollykhodon by hot herkennen
van afbeeldingen te overwinnen. Hot aantal goede antW(M)rdcn
was, vorg(>lokon mot de landlxniwors, hier moor dan verdubbeld.
Do boste cyfoi-s kroeg ik by hen, die al jaren lang in do stad
woon<lon on bovendien roods langen tyd in dienst van Kuroju\'-
anon waren. Ook als C-^\'n dezer faclorcn wegviel, bleven dc cyfci-s
nog vrij Koed. Waren zy ochtor beide laag, dan was hot re.sultaat
slooht. Toch liepen do uitkom.stcn, onder oogonschynlyk gidyko
omstandigheden, .soms nog aanzienlijk uiteen, hetgeen er op wyst.
<lat intollcct en bolangstolling van ieder por.soonlyk daarby toch
ook nog van voel gewicht waren.

Hy do. sclioolkindei-on wonl het rasidtjuit, behoudens enkele
liloine oni-ogolmatighcdon, van klas tot klas betor, terwyl zy

-ocr page 204-

reeds in de klasse het peil bereikten van de ongeschoolde

huisbedienden en militairen.

Ik heb getraclit om in de lagere klassen — waar het school-
onderricht zelf nog weinig had kunnen uitwerken — een weder-
zijdsche betrekking aan te toonen met het huiselijk milieu en
met de individueele begaafdheid. Dit is mij niet gelukt. Wat
het eerste betreft bleek het beroep van den vader — waartoe
ik my hier bepaald had — een zeer onvoldoende maatstaf te
zijn. Zooals de
Zciken thans op Java nog staan, is het voor een
juiste beoordeeling van dat milieu noodig een volledig onderzoek
in te .stellen naar de huiselijke omstandigheden, waarby men er
vooral op nu)et letten in hoeverre het gezin met de Europeesche
samenleving in aanraking komt.

üok met den algemeenen indruk by het leeren waren mijn
resultaten slechts gedeeltelijk in overeenstenuning. De oorzaak
daarvan zocht ik deels in een störenden invloed van het huiselijk
milieu, deels echter ook in de methode volgens welke ik de
leerlingen indeelde. Daarby ging ik nl. in hoofdzjmk te rade
met de rapportcijfers; dus met gegevens die, behalve met dc
begaafdheid, ook met andere factoren verband houden. Beter
ware geweest indien ik den onderwijzer had vcrzxicht een rang-
schikking te treffen werkelyk uitsluitend naar de begaafdheid,
ofschoon ik er voorloopig nog aan twyfel of een eenvoudig
Inlandsch hulpondcrwyzxïr daartoe in staat zou zyn.

Over het geheel genomen behaalden wedcron» de jongens
belangryk betere cyfers dan de mei.sje.s. By de huisbedien<lcn
was het verschil tus.sehen de .sexen minder duidelyk. Dit ver-
klaarde zich diuirmee, dat de vnmwen gemiddeld langer in de
stad hadden gewoond en langer in dienst van Europeanen waren
geweest. Overigens waren deze verschillen, evenals by dc land-
bouwers, niet slechts het gevolg van een of andere bijkomende
omstandigheid of van de oogenblikkelyke
gemoed.sgesteldheid
tijdens het onderzoek, maar hielden klaarblijkelijk verband nu\'t
kennuM-kende velschillen der geeste.sgestcldheid. (levallen van «lio
eigenaardige examen.stupor, zooals ik die bij de landbouwei-s nu
cn dan wmirnam, deden zich trouwens hier niet meer vwr.

Hoewel zich met cyfers lict aantoonen, dat er ih beginsel
door myn proefpersonen wel degelyk naar nauwkeurigheid ge-

-ocr page 205-

strcefd werd, l)leek ook liier het feit, dat men in staat was de
(mderdeelen van liet prentje te herkennen, voor velen toch niet
voldoende om deze nu ook aanstonds in een goed geformuleerd
oordeel samen te vatten. De jongens deden dat over het algemeen
weer heter dan de meisjes, de kinderen uit de hoogere klassen
heter dan die uit de lagere, volwas.senen beter dan kinderen,
liet best brachten de militairen het eraf, blykbaar omdat het
hun in dienst van meet af aan geleerd was zich van vragen en
opdrachten altyd behoorlyk rekenschap te geven en ze \'
mw goed
niogelyk te beantwoorden en uit te voeren. Dit was te meer op-
vallend, omdat zy door hun ongeoefendheid met vele prentjes
nog groote moeite hadden. Dat ook de andere volwa.s.senen,
ondanks hun gei-inge ontwikkeling, in dit opzicht nog betrekkelijk
zoo\'n goed figuur maakten, bewees, dat ook het ouder worden
op zich zelf, de stryd om het bestaan en al wat daarmee verder
samenhangt, evenzeer krachtige prikkels in die richting zyn.

Maar ook als men wèl een goede .samenvatting gal", was het
oi)merkelijk hoe sober de antwoorden toch altyd nog bleven, zelfs
bij meer ontwikkelde en meer beschaafde jongelieden, liet
scheen of niemand van hen er zelfs maar over dacht van zoo\'n
l)rentje ook nog eens wat meer te zoggen dan alleen wat het
moest v(x)rstellen. Ik heb overwogen of dat mis.sehien te wyten
was aan de nuinier van vragen. lOen vergelijkend onderzoek
tussehen.de Inlandsehe artsen en eenige Kuropeanen met een
ongeveer gelyke vakopleiding bracht evenwel aan het licht, tlat
dit slechts ton deele het geval kon zijn. \\\'oor het overige was
dezi> soberheid oehler klaarblijkelijk oen typisohe uiting —
behalve wellicht van een zekere tornghoudondheid als gevolg van
<le koloniale verlKUulingon — van enkele den .lavaan
(k)k in hot
dagolyk.soh leven by uitstek kenmerkende karaktoi-eigen.schappen.
Hn hoewel ik aanwijzingen kreeg, dat nu>t een genoegzaam aantal
proefpenstmen onder ontwikkelde Javanen, in de wyze waarop
zij tegenover een proef als deze stolling nenuMi, nog voi-sohillondo
typen te onderscheiden zullen zyn, zoo
Io(h1 het toch ook nu
al geen twyfel, dat het gondddoldo van dio typen — vergeleken
met dat van in gelyke omstandigheden verkeeroiulo lOuropoauon
— een giKnl eind naar den objeetieven kant ver.sohoven ligt.

la

-ocr page 206-

In het derde hoofdstuk heh ik dan ten slotte niteengezet,
welke van dit alles de gevolgtrekkingen waren voor de klnnek.
Van een reeks voorbeelden liet ik daar zien, dat ondanks de
moeilijkheden waarvoor men by de beoordeeling der ai.U oovd.n
te staan komt, de reacties bij onze zieken soms toch wel degelijk
■ds pathologisch waren te herkennen. Daarby bleek het vooral
van belan-, het tijdens een bepaalde phase der ziekte verkregen
resultaat Te leggen naast dat uit een andere, liefst meer normale

^^Toch bleef het feit, dat voor een groot deel der patiënten de
taak eigenlijk te ingewikkeld was, een groot bezwaar. :Met enkele
voorbeeklen toonde ik evenwel aan, dat ook al maakt men die
taak eenvoudiger men toch altyd bedacht moet blyven op ver-
rassingen. Ten deele houden deze daarmee verband, dat men zich
niet altyd genoog weet tc verplaatsen binnen den gezichtskring
van zulk een desaman; zelf nog te
weinig besef heeft van diens
doen en laten, weten cn kunnen, kortom van het wozenlyke m
zoo\'n leven. Deels waren zulke onverwachte uitkomsten echter
ook het gevolg daarvan, dat velen van <lic menschen door toe-
vallige omstandigheden soms toch nog weer allerlei kennis cn
vaardigheid hadden opgedaan, die ik aanvankelijk in het geheel
niet bii ben had gezocht. Hen juiste boooi-dccling wat van ccn
bepaald individu in redelijkheid mag worden verlangd, is dus
alleen mogelyk als men de beschikking heeft over een uitvoerige
vóórgeschiedenis. Maar bovendien zyn. noodig nog meer van dit
soort (mderzoekingcn om aan te toonen wat op ieder gebied het
normale minimum is.

-ocr page 207-

STELLINGEN.

I.\'

Ife

-ocr page 208-

% s
-, .
% »

.k\' . .-t X \'/i .. f . * J L 4.. \' -

-ocr page 209-

STELLINGEN.

Oriëiitccrentlc onderzoekingen normalen zyn, meer nog dan
in Europa, voor de psychiatrische kliniek op Java
ononthcerlyk.

II.

Dat lager ontwikkelde volken minder aan geestesstoornissen
lyden dan wy, is — voor zoover Ned. Indië aangaat — niet
Unvezen. ^Vel is, in vorhaiul met de andere
levensoin.standigheden,
de hetivkkelyke vwlvuldigheiil der vei-sehillende psychosen er
anders dan in Europa.

111.

De bevinding van Overbeck—Wright in Agrn (Britseh Wm--
Indië), dat het uitbreken van gewtosstoornissen in hooge mate
wordt, bevorderd door drukkende hitte, is in Ned. Indië voor-
l<»oi)ig niet bevestigd.

IV.

Het parole-sy.steem by de leprabest ryding is een voorbarige
Hiaat regel.

-ocr page 210-

V.

Wanneer een amoebendysenterie elke behandeling trotseert,
neme men een proef
met geeoneentreerde rietsniker-lavementen

(V. d. Togt).

VI.

De psychosen van den Inlander zijn in wezen dezelfde als
de onze, doch alleen in haar wijz« van uiten soms sterk locaal

getint

VIL

Dat het ongeciviliseerde cerebriun van den Inlander anders
op don syphilis reageert daii het onze, vcrcischt nader l)cwys.
Het feit, dat men in de gestichten dc dementia i)aral.Hica
betrekkcHjk zelden by hem aantreft, is althans v
(K)r cH^n dool
slechts het gevolg van dc slochtc verpleging in dc i)laatsen van
voorloopige opneming.

Vlll.

De meening van Kraei)clin, dat de schizophrcjie .lavaan
slechts zchlcn uitgesproken katatonc vcrschynsolon te zien geeft,
is niet juist.

IX.

Amok\'is oen syndroom dat niet dan\' by uitzondering verband
houdt met ci)iU\'psic.

X.

Chirurgische tulK\'rculose is by Inlanders een niet zcldwi"»^
ziekte (Wicberdink),

-ocr page 211-

197
XL

^\'oor lijdei-s aan tuberculose is een verblijf in de tropen
onraadzaam. Is dat niet te vermijden, dan is liet doelmatig den
])atiënt naar het gebergte te sturen en hem onder meer ook
kalki)reparaten te geven.

XII.

Uit de groote menigte emotioneele psychosen, die men op
Java ter opneming krijgt, mag men nog niet afleiden — zooals
Travaglino dat doet — dat het karakter van den Javaan zich
meer in het bijzonder onderscheidt door groote emotionaliteit.

XITI.

De verzorging der Inlandschc krankzinnigen is wn taak, die
het gouvcrncmont hoe langer hoe meer boven het hoofd groeit.
Het i)articulicre initiaticl\' moet daarom zooveel mogelijk worden
aangenuwdigd.

XIV.

„Vrije" opneming cn verpleging (builen elk wettelijk verband)
is voor d(K)rgangshuiwn in Ned. Indië ongewonscht.

-ocr page 212-
-ocr page 213-

11.

1.

6

9.

2.

BIJLAGE 2.

lO.

-ocr page 214-

12.

IIa.

-ocr page 215-

Serie IV

10.

12.

6.

11.

-ocr page 216-

6.

4.

-ocr page 217-

--

a.

b.

c.

d.

c.

f.

g

h.

i.

j

\'k.

1.

m.

n.

0

i

P-

Nummer van de
plaat met ver-
wijzing naar den
bij behoorenden
staat

Samenvatting

Samenvatting

bijna -j-;
belangrijke de-
tails niet herkend.

Samenvatting

ook na provo-
catie.

Beschrijving van
een detail;
na provocatie
samenvatting

Ondanks provo-
catie slechts een
beschrijving van
details.

Detailbenaming
;

na provocatie
samenvatting

Detailbenaming
;

na provocatie
samenvatting

doch belangrijke
details foutief.

Detailbenaming

na provocatie
samenvatting

bijna ;
belangrijke de-
tails niet berkend.

Detailbenaming
>

na provocatie
samenvatting

bijna ;
belangrijke de-
tails niet berk end.

Detailbenaming
;

na provocatie
samenvatting

Detailbenaming
,)

na provocatie
samenvatting

Detailbenaming
;

na provocatie
beschrijving van
details.

Detailbenaming
j

na provocatie
beschrijving van
details

Ondanks provo-
catie slechts een
opsomming van
soms geheel on-
samenliangende
niet herkende
details.

Weet het niet; na
provocatie slechts
een opsomming
van geheel on-
f amenhangende
niet herkende
details.

Weet er niets
van te zeggen
ook na provo-
catie.

m.

vr.

m

vr.

m.

vr.

m.

vr.

m.

vr.

m.

vr.

m

vr.

m.

vr. !

m.

i

vr. 1

m. !

1

vr.

1 m.

vr.

m. ^

vr.

m.

vr.

m.

vr.

ni.

vr.

in.

vr.

1

(Staat XXXVII)

-

2

(II a, b)

1

(11 c)

1

(IIa)

1

(lid)

1

1

1

(IIb)

i

2

(II e, 0 \'

3

(lle,d,e)

4

(11 g, b,
i, j)

5

(11 f, g,
h, i, j)

2

(Staat XXXVIII)

1

(Ia)

1

(II c)

3

(ITa,b,c)

1

(IIa)

1

(II d)

1

(lie)

2

(11 f, g)

2

(IIb, d)

1

(11 1>)

2

(11 5. .]•)

5

(II c, f.

g, li, i)

3

(Staat XXXIX)

1

(Ia)

i

--

-

5

(IIa,b,
c, d, e)

3

(lla,b,c)

1

(II cl)

5

(llf,g,h)

1

(II 0

1

(11e)

3

(llg.l\'.i)

-

4

(Staat XXXX)

1

(Ia)

1

(Ia)

\\

-

1

(Ib)

4

lllb, e)

2

(11 a, b)

1

(11 c)

1

(II b)

--

-

--

3

(11 cl)

3

(lle,d,e)

2

(II f, b)

i

1

(Hg)

--

•-

5

(Staat XXXXI)

1

(Ia)

1

(Ia)

1

(Ib)

2

(IIa, 1.)

1

{lf=Ilb)

0

8

~

6

(Staat XXXXII)

2

(I b, c)

1

(Ia)

-

O

O

(IIb,c,d)

2

(Ib)

1

2

(IIe,f)

1

(11)

-

2

(II b,c)

--

--

1

(iU\')

3

(Ild,e,f)

2

(IIb, i)

--

1

(lig)

Totaal . . •

4

3

1 1

4

3

j

4

4

3

1

1

5

-

1

7

4

2

1

11

1

—j—--

7

8

If)

25

1

1

1

1

-ocr page 218-

BIJLAGE 7.

TOELICHTING
op de staten XLVI tot en met L.

Staat XLVI.

Pu\\AT 2:

Dc tafel zag men aan
voor ecu:

Plaat 3:

huis........7 maal.

stal ... . . . 1 ..

olifant.......G

Den hond zag men aan
voor ccn:

Onder 1. a. cn P. a. was cr telkens één, die (lei\\ kleinen hond
resp. voor ccn geit cn vocu- een muis hield.

PhAAT 4:

In de kolom a maakte ik onderscheid tusschcn:

I. Ken houthakker, resp. iemand die hout hakt, rcsj). ienuind

die een boom omhakt, cn
II. Icnuuul die hakt; voor zoover by hot aanwijzen on laten
noemen van don boom dozo dan tenminste aanstonds
zonder aarzelen herkend word.
Onder III daarentegen zijn dio gevallen saamgcvat waar dc
p.p. weliswaar nog spontaan, doch loch slechts met moeite on
aarzelend tot het goede antwoord kwam. Dé tusschcn ( ) ge-
plaatste getallen geven hot aantal aan van hen die in plaats
van „hakken" spraken van „patjollen". Zij noemden dc byl

koe . .
geit . ,
varken
karbouw
kat . ,
slang . .

-ocr page 219-

TT

eehter goed. AVaar [] staan werd ook deze laatste met den naam
„patjol" betiteld. lOen pat jol is een iu Indië zeer veelvuldig ge-
bruikt landbouwwerktuig, dat zoowel als schoffel als voor schop
kan dienst doen. Ilct breede ijzeren blad maakt een
scherpen
hoek met den steel.

K o 10 m b. Den boom zag men aan voor bloemen (K) cn
voor een blok hout (I).

Kolom c. Met „onvolledige handeling" wordt bedoeld:
een man die een bijl vasthoudt.

slaan..........Smaal.

Dc handeling

schieten.........

werd in de kolom- ] i^ts vasthouden......3 „

men d, e, h, i en j t\'-ekl^en.........-

uitgelegd als: l^^t dragen van een geweer. . „

het dragen van een vlag . . . 1 „

Kolom i. Dc dctailbenaming heeft • betrekking op den
man. Dezen zag men hier aan resp. voor een Arabici- en voor
ccn soldaat.

Staat XLVII.
Plaat 5:

In dc kolom a maakte ik onderscheid tusschen:
T. Iemand die uit ccn boom valt, cn

II. Icnmnd die valt; voor zoover tenminste bü verder na-
vragen dan bleek dat ook, dc boom goed herkend was.

III. Bevat wederom die antwoorden, waarbü men weliswaar
nog spontaan, maar toch slechts met moeite cn aarzelend

tot dc goede oplossing kwam.

Dc tusschen ( ) geplaatste cüfers geven het aantal aan
van hen, die cr ccn verhaaltje-van maakten; bv. in dezen
geest: die man is in een boom geklommen, nniar dc tak
is gebroken cn nu valt hü.
In de kolommen b, c, c, f cn g werd in het geheel
59 maal het vallen niet als zoodanig herkend.

4 nmal draaide men het prentje om cn meende men, dat do
man liep of kroop, re.sp. do handen ondioog hield.

-ocr page 220-

Eén (L). f.) dacht aan een kikvorsch die in het water wilde
springen. De hoom was een stuk hout dat op dat water dreef.

38 maal meende men dat het iemand was, resp. een aap of
ccn geest, die op zijn hoofd stond, hetzy om tc spelen, of om
gymnastiek te doen of iets anders van dien aard.

13 maal hing die man of die aap aan ccn tak; ook al weer
„uit aardigheid", „om sterk tc worden" enz.

Ook al zag men dat de tak stuk was, dan werd het plaatje
soms toch nog verkeerd begrepen. Eén zei: „dat is iemand
die met zijn voeten aan een tak hangt, hü wil den grond grypen
maar dat lukt niet; h\\j is geschrokken onulat die tak stuk is".
Twee anderen meenden dal de man wilde wegspringen om den
vallenden tak niet op zyn lyf tc krygen.

Kolom f. De — detailbenamingcn hadden hier allen be-
ti-ekking op den man. Deze werd 4 nuial aangezien voor ecu
aap, 1 nuial voor een geest en 1 nuial voor een kikvorsch.

Kolom h. Ik hoorde hier dc volgende op.sonnningen:

een boktor.................A. h.

stelten, ccn ezel cn een boom..........A. h.

ccn hert, haiulcn cn hceucn, ccn rustplaats.....U. h.

ccn mensch, een hoorn van ccn koe cn grond . . . . D. h.

Piraat G:

In dc kolom a maakte ik onderscheid tusschcn:

1. Icnuind die ccn hond slaat, resp. wil slaan, cn
II. Iemand die slaat, voor zoover tenminste dan later bleek
dat men den hond ook herkend had.

Hovcndicn rekende ik beide keercn het antwoord alleen dan
als -f-, wanneer by het aanwijzen van den boon» deze eveneens
goed werd genoemd. Was dit niet het geval dan i)hmtstc ik
het antwoord in kolom b.

Behalve den boom beschouwde ik als „belangrijke details":
dcji jongen, den hond cn — mits spontaan in dc op.sonuning
betrokken — den stok. Dezen laatst cn wees ik echter niet
speciaal aan.

HÜ den jongen rekende ik uitlatingen als: ccn Europeaan,
een geest c. d. als fout. Met meer algcnu\'cnc benamingen: een

-ocr page 221-

mcnscli, een jongen, waarbij men dus bet ras in bet midden
liet, werd daarentegen genoegen genomen.

Kolom h en i. Ik besebouw^de de handeling als onvol-
ledig weergegeven, wanneer men alleen
Avist te vertellen dat
de man (resp. de geest) den stok (of do sabel) vasthield, maar
niet kon zeggen wat hij daar dan verder mee wilde doen.
Kolom e en f. De handeling Averd uitgelegd als:

steken..................

grasdra gen................

vruchten halen uit een boom..........K. f.

K o 1 o rn b, e, g, h, i, j en k.

een geest.........2

a.

b.
e.
d.

a.

b.
e.
d.

den jongen
men aan voor

zag

den hond voor

e.

f.

g-

h.

i.
j-

k.

a.

b.

c.

d.

e.

a.

b.

den boom voor.

cen zAvarten Europeaan
een Europeaan . . .
een
zAvarten aap . . .

een aap .........

een olifant........

een tijger.........3

een tij gei\' en een menseh .... 1
(het
Avitte van den hond is het
menseli, het zwarte de tijger. De
tijger ligt, de menseh
Avil hem
pakken. De man met den stok
Avil
den tijger slaan).

een menseh.........3

een jongen.........2

een leeuw.........1

een karl)ouw . . ^......1

een geit..........1

Toapekkong (Chin. afgodsbeeld) . 1
Gareng (-wajangfigimr) .... 1

een bh)cm])ot........2

bloemen ...........2

een paal..........1

de poort aan den ingang van don

kraton.......... . 1

den voet van een menseh .... 1
een sabel.........^

den stok voor

een zAveep

-ocr page 222-

Staat XLVIII.

Plaat 7:

In de kolom a maakte ik onderselieid tusschen:

I. Antwoorden waaruit zonder meer bleek dat men den samen-

hang begrepen had, en

II. Andere, die wel goed, maar toch niet geheel volledig
Avaren. Bv.: „een Europeaan die aan zijn beambte een
bevel geeft"; of: „die politieoppasser heeft een dief aan-
gebracht \'

Voorwaarde daarbij was, dat deze antwoorden by verder
navragen aanstonds zoodanig werden aangevuld, dat alle twijfel
of het plaatje al dan niet begrepen was, onmiddellijk wegviel. ,

K 0 1 0 m b, c, e, h e n i. De — samenvattingen waren dc
volgende:

Ia. De Europeaan wil den gevangene slaan.

b. Die Inlanders moeten daar Averken.

c. ]\\Ienschcn die naar een vogelkooi kyken.

d. Menschen aan het praten.

e. Een Europeaan met zijn bedienden.

ia. Dc Em\'opeaan wil den dief slaan.

1). Dc Europeaan Avil vechten met ccn prijaji.

vjrrutjp O. \\ l^c Europeaan Avil een vogel schietcn.

I d. Mensclicn die naar oen vogelkooi kyken.

( c. Mcnschcn aan het Avandelen.

Groep C.

a. lOen ICuropeesch i)olitieman laat die mcnschcn
een deur van een erf binnengaan.

1). Een lOuropcesch politicman die den man in het
midden
Avil slaan.

c. Kon Euroi)eaan die een ])aar Inlanders Avil
slaan, omdat zy hem Avilden bcroovcn.

d. Een hhiropeaan die aan andere mcnschcn ver-
biedt om naar een kooi te kyken . . 3 maal.

e. Mcnschcn dio naar ccn vogelkooi kyken.

Groep A.

-ocr page 223-

a. De Eüropeaaii wil die menschen slaan, omdat
zij de deur wilden openen.

b. De Europeaan jaagt die menschen weg.

c. De Europeaan wijst dien oppasser den weg. In
het midden een vogelkooi.

d. Iemand die door een raam naar een Europeaan
kijkt; deze laatste wil hom slaan.

I e. De Europeaan is boos op die menschen.

a. Ecu schout die twee Javanen wegjaagt; zij
komen te dicht bij de gevangenis . . 2 maal.

1). Dien menschen wordt verboden zoo dicht
bij de kooi te komen; het dier in de kooi
te plagen...........2 maal.

c. Die kooi moet Avorden weggebracht.

d. De een wil dc anderen slaan .... 2 maal.

a. Het Europeescho politiehoofd wil den dief
pakken.

b. De Europeaan wil dien man slaan, omdat hij
de deur van dat hixis niet wil binnengaan, resp.
omdat hij een sabel gestolen heeft, i-csp.
omdat hij naar die tralies kykt, hij wil zeker
stelen............3 maal.

c. De Europeaan verbiedt dien menschen om
naar die kooi resp. naar dien vogel to
grijpen............2 maal.

d. Een prijaji (Avyst den Europeaan), die ecu
vogel in die kooi wil pakken.

a. Die Europeesehe politieman wil den dief slaan.
Voorts een kooi.

b. Dc Europeaan wil dien man slaan . . 2 maal.
(volgens den een omdat hij oen vogel uit de
kooi zou hebben gestolen).

c. De Europeaan wyst naar die menschen, omdat
zij naar de kooi resp. naar de dci;r kyken; dat
mag niet...........2 maal.

d. De Europeaan is boos op dien man. II\\i jaagf
hem naar huis. Voorts een kooi.

e. Do Europeaan wijst naar oon vogel in een kooi,
resp. wil de deur pakken.....2 maal.

f. De Europeaan Avil zeker die kooi koopen.

Groep D.

Groep E.

G roep F.

(!roei) G.

-ocr page 224-

vil

a Die meuselieii -\\voi-deii de gevangenis iu ge-
stiuu-d omdat zij gestolen hebben (dus ook de
politieoppasser) . . . ......2 maal.

b. De schout wil den dief laten pakken door de
politie.

0. Die Europeaan wil een dief pakken, hij wyst
naai- het Noorden, hij zegt misschien daar is
nog een dief, want deze is al aan den ketting.

d. De Europeaan wil dien dief pakken.

e. Het politiehoofd wil dien man slaan omdat hij
de deur ■\\\\\'ilde openmaken, resp. omdat hij naar
dien vogel wijst........2 maal.

f. Het politiehoofd wijst dien man den Aveg.

a. De Europeaan wil naar die deur gaan om don
dief in de gevangenis te zetten ... 2 maal.

b. De Eiu\'opeaan wil den dief .slaan . . 2 maal.

e. Die man Avil die menschen slaan; voorts een

kooi............2 maal.

d. Een politiehoofd dat aan een oppasser een
vogelkooi laat zien.

c. Mensehen die naar een vogel kyken. De Euro-
peaan wyst.

a. De politieoppasser vraagt aan het politiehoofd
waai- de gevangenis is.

1). Deze man heeft om den weg gevraagd en nu
zegt de ander: ginds!

c. Do lOuropeaan wil den dief slaan . 2 maal.

d. De hhii-opeaan Avil den dief pakken.

e. De Ihii-oiicaan avü aan dezen man ietf) vragen
over de zaak van den dief.

f. De h]uropeaan Avyst naar een vogel die iu de
kooi zit.

\\

Groe[) K.

a. De Europeaan Avijst naar die deur. Dio men-
schen
Avillen naar binnen gaan.

b. De Europeaan wil den dief slaan . . 2 maal.
1 e. Dc Europeaan wil vragen waarom die man aan

den ketting is gelegd.

d. Dc Europeaan Avijst, omdat die man de kooi
Avil stelen..............2 maal.

e. De Europeaan Avil de kooi pakken.

Groep H.

Groep I.

/

Groep J.

-ocr page 225-

viir

a. Een Europeesclie politieman stimrt een politie-
oppasser en een gevangene uit de gevangenis
weg.

b. Een politieman die die anderen verbiedt.

a. Een Europeaan die een dief wil slaan. 2 maal.

b. IMenscben die naar een vogel kijken in een kooi.

c. Een Europeaan die goederen naar die deur wil
laten brengen; welke goederen kan bij niet
zeggen.

a. Een Europeaan die aan den oppasser van de
gevangenis bevel geeft dien dwangarbeider tc
laten werken.

b. Die meneer is boos op de. politie.

c. Een Europeaan die zijn bedienden roept.

a. Een Europeaan die aan twee Javanen wyst
waar de gevangenis is. Die ééne moet gestraft
worden. -

1). Een meneer wijst dien menschen den weg naar
I dc deur van een erf.

\' e. Een Europeaan die naar een deur wyst. Die
menschen willen de deur binnengaan. Zy moeten
die deur bewaken.

d. Een Eui\'opeesch politieman die iets wil vragen
over den dief. Hij wil loopen, dc deur van het
erf binnengaan.

c. Een Europeaan die die menschen roept.

a. Die meneer vraagt aan den politieagent: waar
moet je wezen met dien koelie?

a. De politieman geeft een standje aan den op-
passer ............3 maal.

) b. De politieman is boos op die menschen omdat
\\ zij een verboden weg willen inslaan.
Kolom d, c, f, j en k. Beschrijvingen zijn antwoorden als:
hij wyst, een man met een sabel enz., waarbij men dus wel een
nadere omschrijvhig gaf van het een of ander detail, doch geen
samenvattend oordeel.

Groep L.

Groep M.

Groep N.

Groep O.

Groep P.

Groep Q.

-ocr page 226-

Kolom i cn k. Dc — cletailbeuamhigcn hebben deels be-
trekkhig op de deni-, die men somtijds aanzag voor een kooi;
deels op de menschelyke figuurtjes, bij welke men zich nog
wel eens vergiste met de nationaliteit.

Staat XLIX.

PIA.VT 8:

In dc kolom a maakte ik onderscheid tusschen:

T. Antwoorden waarin aanstonds sprake was van een sawah,
of van menschcn die op de sawah w^erkten, en
IF. Die welke op zich zelf genomen wel goed Avaren, maar
waar het zonder verder navragen toch voorloopig nog in
het midden bleef, of men die sawah als zoodanig wol
had herkend. Bv.: niensehen op het veld, vrouwen die
aan het planten zijn, menschcn die op het land werken
enz.

In al deze gevallen wees ik zoo noodig ook altijd nog aan:
den man in het wdt, de hukkende vrouwen, het sawahdi.ikje o])
den voorgrond en het water, en vroeg ik tevens wat die vrouwen
deden. Voorwaarde om in de kolom a te worden geplaatst was,
dat men by hot noemen daarvan geen fouten maakte.

Do tusschen ( ) geplaatste getallou in de k o 1 o m m en a
en g geven het aantal weer van hen, die meenden dat de oogst
al rijp was cn dat mon dus bozig was dc rijst lo ])lukkcii.
Aangezien er echter in dien lijd geen water meer op het veld
staat, vormen deze govalloii dus feitelijk reeds den overgang
naar die van de kolommen c cn h, en naar de — sainonvattingen.

K 010 m c cn h. De belangrijke details, die hier niet
Averden herkend, Avarcn óf hot sawaluUjkjo óf do drie vrouwen.
Het eerste zag men aan voor een brug cn voor oen paal, dc
vrouwen voor karbouwen.

Van de — samenvattingen in de kol o m m e ii b, c, d o n i
geef ik hier het volgende overzicht:

Sa. Menschen die in eon rivier spelen.

1). KiCn bosch waarin het regent (Avijst dc padi-

1 X ■ \\ e \\ M

plantjes),
c. Een bosch.

-ocr page 227-

a. Een stad.

b. Een boseh.

a. Menseben die in een tuin bezig zijn de bloemen
te begieten.

b. Een stad.

a. Menseben die aan het grasAvieden zijn. 3 maal.

b. Mensehen die door een rivier waden.

e. Een boseh.

a. Menschen die aan het gi-aswieden zijn (houdt
den sawahrand voor een
booniAvortel en het
water voor den hemel).

b. Mensehen die staan te patjollen.

e. j\\Ienschen die door een rivier waden . 2 maal.

d. Menschen die bezig zijn bladeren op te rapen.

e. Menschen die zand halen (de sawahrand en het
water zijn zandhoopen).

f. Menschen die- langs den weg loopen (wyst de
menschen op de sawah; de sawah is de Aveg;
het water: het stof op den weg).

a. Een rivier.

1). Een boseh.

c. Een kerkhof met geesten.

a. Een straat.

1). Een school...........3 maal.

(bet huis op den achtergrond is het schoolge-
bouw; de sawah zelf do speelplaats).

a. Menschen die o)) een sawah kyken naar een
klein diertje, dat op het gras zit.

a. Een straat en menschen die hun voeten
wasschen.

b. Een w\'cg en menschen die loopen te huilen.

c. Een boseh..........3 rna.il.

d. Een rivier.

e. De zee.

Een koffictiiin.
Een aloen-aloen.
Een vyver.

Groep D.
Groep E.
Groep F.

Groep G.

Groep H.
Groep 1.
Groep J.

Groep K.

Groep N.
Groep O.
Groep Q.

-ocr page 228-

Kolom 0, f, j en k. BesclirijAdngen van details, zonder
dat men tot een samenvattend oordeel kwam over het geheel,
vindt men Aveer in antwoorden als deze: menschen die bukken,
zij staan, zij kijken naar beneden, zij dragen iets op den i-ug enz.

Kolom 1. Een merkwaardige opsomming leverde hier

groep G: boomen, drie stoelen (de vrouwen), een zaag (het
sawahdykje) en ruiten van een venster (het Avater op den
voorgrond).

Staat L.
Pl.\\at 9:

K O 1 0 ni a, c, f. De twee hoofdmotieven van dit plaatje zyn:
Ic. Dat liet een stadstafereel is, een typisch straattooneeltje

in een Chineesche wyk, cn
20. Dat er links en rechts allerlei waren te koop worden
aangeboden.

Alle antwoorden Avaarin cón van deze motieven dan wel
beide duidelyk tot uiting kwamen, rekende ik tot de samen-
vattingen, onder voorAvaardc dat bij het laten noemen, voor
zoover noodig, van de twee belangrykste grocpceringcn — de
ry Avinkels rechts cn dc koopvrouwen links — zich vei\'der geen
moeilykheden meer voordeden.

Aan de groepen C t/m. Q avccs ik bovendien ook altyd nog
den overhangenden dakrand links boven. Het bleek dat men
dezen, ook als het tafereel hi zyn geheel goed begrei)en was,
niet zelden nog Aveer algeheel verkeci-d opvatte. Het aantal
malen dat dit voorkAvam plaatste ik tusschen ( ). ]\\Ien hield
dien dakrand voor:

ccn berg................4 maal.

een hoed................3 niaal.

een deksel...............3 niaal.

een Avolk................2 maal.

een mand ...............1 maal.

een stuk hout..............1 maal.

een vlag „zooals voor het Kcsidenlichuis" .... 1 maal.

K O 1 0 m b, d, g c n h. De — samenvattingen Avarcn de
volgende:

-ocr page 229-

a. Menschen in den kebon radja (stadstuin), die
iets willen verkoopen.
Groep B <I b. Een vrouw die op kinderen past; een groote
weg; mensehen in een schuit,
e. Een
aloen-aloen en een spoortrein.

a. Winkels en het gevolg van een prijaji, dat op
zijn heer zit te wachten (de gouden pajong is
het embleem van Javaanschc grootheid).
Groep C. J 1). Een pasar bij een rivier (het dakgedeelte ter
hoogte van de regengoten is de rivier; de
bovenverdiepingen zijn de huizen langs den
oever).

a. De rij winkels zijn „net een ysfabriek"; de
bankjes links leiden tot de conclusie: „het
kantoor van den Assistent-Resident".

b. De rij winkels zijn „een spoortrein"; het ge-
heel: „een eomedie".

a. Menschen die bij een brug (de rij winkels)
onder een pajong zitten, omdat zij moe zyn.
Groep G. I ^^ ^^ito\'s (de rij winkels) en mensehen met
pajongs die willen uitgaan.

Een straat met aan den oenen kant menschen, die
zout verkoopen, en aau den anderen kant een
spoortrein op een brug (het stuk van den gevel
boven de meest linksche pajong zou de brug-
leuning zyn).

Groep J. Kon kampong; weet niet wat dc menschen links
onder de pajongs daar uitvoeren.

K o 1 0 m c, d, e, i e u j. Tot beschry vuigén die geen samen-
vattend oordeel inhielden, rekende ik ook hier weer antwoorden
als: een vrouw die iets draagt, mensehen die loopen, een vrouw
met een kind enz.

Groep E.

Groep I.

-ocr page 230-

STAAT XI.VI.
(pl. 1 t/m. 4).

BIJLAGE 8.

1. PAAED.

2. TAFEL.

*

3. B

[OND.

4.

EEN HOUTHAKKEE;

EEN MAN

DIE EEN BOOM (

OMHAKT.

a.

a

b.

i c.

1

d.

a.

b.

c.

S d.

1

a

b.

1

! d. -

1

1

1

f.

O

1

1 i

1

i.

j- 1

k.

NAAM VAN DE GEOEP,
/-.r^rio.- TTorTTmlilinr»- van het aan-

Vergist zich

Weet geen
antwoord te
geven.

Vergist zich

Weet geen
antwoord te
geven.

Handeling

Handeling
onvolledig;

na provocatie
.

Handeling
)

na provocatie

4".

Handeling

ook na
provocatie.

Detailbena-
ming ;

na provocatie

Detailbena-
ming 4";

na proTOcatie

handeling 4".
1 kan echter
den boom
niet thuis
brengen

Detail bena-

Detailbena-

Weet het

Weet het
niet ook na
provocatie.

tal proefpersonen.

eerst, daarna
.

Fout.

.

eerst, daarna

Fout.

I.

I[

III.

■ ,
doch herkent
den boom
niet.

ming 4-;

na pro vocatie
handeling

ming — ;
na provocatie
handeling

niet; na
provocatie
handeling

A.

Landbouwers
mannen
10.

10

10

4

1

5

-

3

-

5

1

1

B.

Landbouwers
vrouwen
10.

10

8

-

2

4

1

2

3

1

1

6

1

1

1

C.

Huisbedienden
mannen
10.

10

9

1

10

-

1

6

1

1

1

i

D

Huisbedienden
vrouwen
10.

10

8

2

9

1

4

1

4

]

L

-

E.

ISTilitairen
10.

10

10

-

9

1

4

2

1

2

1

F.

Inlandsche school der
2e klasse
Ie klas jongens
10.

10

10

-

9

1

1

2 (2)

1 ,

i

2 (2)

__

.—

G

Inlandsche school der
2e klasse
Ie klas meisjes
10.

10

7

3

--

8

2

1

2 (l) [l]

_

_

1
1
1

1

1

1 (!) [!]

1

_

_

H.

Inlandsche school der

2e klasse
2e
klasjongens

10

10

--

9

1

~

2

4

*

___

1

3

_

_

_

I.

Inlandsche school der

2e klasse

2e klas meisjes

10

9

1

-

9

1

1

2 (l) [2]

1

2 [l]

J.

Inlandsche school der

2e klasse
3e klas jongens
10.

10

10

-\\

10

1

5 [l]

2 (l)

K.

Inlandsche school der
2e klasse
3e klas meisjes
10.

10

9

1

9

1

_

3-f [1]

4 [l]

1

L.

Inlandsche school der
i 2e klasse
! 4e klas jongens
10.

10

10

10

3

4

3

M.

Inlandsche school der
2e klasse
4e klas meisjes
10.

10

10

9

1

__

2

1

3 (l)

N.

Inlandsche school der
2e klasse
5e klas jongens
lÓ.

10

10

10

_

2

7

1

1

0.

Inlandsche school der
2e klasse
5e klas meisjes
10.

10

10

<

-

9

1

_

2

5

3

P.

Kleinambtenaren
10.

10

10

10

— ■

6

1

_

_

3

_

_

_

Q

Normaalschool voor
Inlandsche onderwijzers
hoogste klas jongens
10.

10

10

10

2

6

-

2

1

i _

-ocr page 231-

•uk

Serie I. (De oorspronkelijke afbeelding^en waren jrekleurcl).

BIJLAGE r

13.

14.

15.

M

-ocr page 232-

STAAT XLVII
(pl. 5 en 6).

BIJLAGE 9.

5. IEMAND DIE UIT EEN BOOM VALT.

6. EEN JONGEN DIE EEN ioND SLAAT.

a.

b.

c.

d.

e.

f.

e-

h.

i.

a.

b.

c.

1 d.

i

e.

f.

i

g-

h.

i.

j\'

k.

1.

NAAM VAN DE GROEP,
)nder veimeldinc van liet aan-

Handeling

Handeling

ook na
provocatie.

Detailbena-
ming ;

na provocatie

Detailbena-

Detailbena-

Weet het

Ondanks
provocatie
slechtseenige

onsamen-
hangende en
soms ook niet
herkende
details.

Weet het
niet ook\' na
provocatie.

4-.

Handeling

Handeling
)

na provocatie

Detailbena-
ming ;
na provocatie

Detail bena-
ming
-f; na
provocatie
handeling
doch belang-
rijke details
foutief.

Detailbena-

Detailbena-
ming -; na
provocatie
band^ling
-f-,
doch belang-
rijke details
foutief.

Detailbena-
ming - ; na

Weet het
niet; na pro-

Ondanks
provocatie

Weet het niet;
na provocatie

Weet het
niet ook na
provocatie.

tal proefpersonen.

I.

IL

III.

)

na provocatie

ming -t-;
na provocatie
handeling

ming —;
na provocatie
handeling

niet; na
provocatie
handeling

I.

IL

doch
belangrijke
details
foutief.

ming ; na
provocatie
handeling

provocatie
handeling
onvolledig en
belangrijke
details
foutief.

vocatie han-
deling onvol-
ledig en be-
langrijke
details
foutief.

slechtsenkele
soms geheel
onsamen-
hangende
niet her-
kende details.

slechtsenkele
soms geheel
onsamen-
hangende
niet her-
kendedetails.

A.

Landbouwers
mannen
10.

O

1

1

2

1

1

-

1

1

1

3

1

2

B.

Landbouwers
vrouwen
10.

2

4

1

1

1

1

1

1

1

3

4

C.

Huisbedienden
mannen
10.

2 (l)

(1)

2

(2)

1

1

5 \'

1

1

3

-

D.

Huisbedienden
vrouAven
10.

2

3

1

2

1

1

6

2

1

1

E.

Militairen
10.

5

(1)

-

(1)

3

-

4

1

1

3

-

-

1

F.

Inlandscbe school der
2e klasse
Ie klas jongens
10.

2 (l)

1

1

1

1

2

1

6

--

_

2

2

_

G.

Inlandsehe school der
2e klasse
Ie klas meisjes
10.

-

4

1 (1)

2

2

4

1

2

2

1 _

1

_

II.

Inlandsehe school der
2e klasse
2e klas jongens
lÓ.

l (2)

1

1

2

2 (l)

1

-

_

7

1

2

-

I.

Inlandsehe school der
2e klasse
2e klas meisjes
10.

3

1 (1)

4

1

1

6

1

_

2

1

_

_

_

J.

Inlandsehe school der
2e klasse
3e klas jongens
10.

l (2)

3

1

l (2)

-

8

_

1

1

1

_

_

K.

Inlandsehe school der
2e klasse

Re -k las-m ei sj es-------

10.

— —

__ _ 3

l (3)

2

1

-

G

1

2

1

L.

Inlandsehe school der
2e klasse
4e klas jongens
10.

1

8

1

1

— 1

__

_

8

2

M.

Inlandsehe school der
2e klasse
4e klas meisjes
10.

2

4

-

2

2

_

7

2

1

N.

Inlandsehe school der
2e klasse
5e klas jongens
10.

4

5 (l)

--

-

_

_

10

.

0.

Inlandsehe school der
2e klasse
5e klasse meisjes
10.

1 (1)

3

1

1

" 1

1 ,

1

_

_

__

_

9

1

P.

Kleinambtenaren
10.

5

3

2

8

-—

2

_

_

_

Q.

Normaalschool voor
Inlandsehe onderwijzers
hoogste klas jongens
10.

2

4

8

1

10

-ocr page 233-

STAAT XIjVTTI
(pl. 7).

7. EEN EUROPEESCHE POLITIEOPZICHTER, DIE AAN EEN INLANDSCHEN POLITIEOPPASSER BEVEL GEEFT DEN GEVANGENE NAAR DE GEVANGENIS TE BRENGEN

h.

k.

j-

Ondanks pro-
vocatie slechts
een opsomming
van soms geheel

onsamenhan-
gende niet her-
kende details

Beschrijving
van details; na

provocatie
samenvatting

Detailbenaming
!

na provocatie
samenvatting

Detailbenaming
;

na provocatie

samenvatting
.

Detailbenaming
;

na provocatie
samenvatting

Sbmenvatting-

Detailbenaming
;

a provocatie
beschrijving van
details.

Detailbenaming
)

na provocatie
beschrijving van
details.

Ondanks pro-
vocatie slechts
een beschrijving
van details.

odk na provo-
catie

d.

Beschrijving
van details; na
provocatie

samenvatting

.

h.

A. Landbouwers
mannen

; 10.

B. \' Landbouwers
! vrouwen

10

C. Huisbedienden
i mannen

; 10.

D. Huisbedienden
vrouwen

10.

E Militairen

10.

F Inlandsehe school der
2e klasse
le klas jongens
10.

G. Inlandsehe school der
2e klasse
le klas meisjes
10

IL Inlandsehe school der
2e klasse
2e klas jongens
10.

L Inlandsehe school der
2e klasse
2e klas meisjes
10

J. Inlandsehe school der
2e klasse
3e klas jongens
10.

K. Inlandsehe school der
2e klasse
3e klas meisjes
10.

L. Inlandsehe school der
2e klasse
4e klas jongens
10.

M. Inlandsehe school der
2e klasse
4e klas meisjes
10.

N Inlandsehe school der
2e klasse
5e klas jongens
10.

O. Inlandsehe school der
2e klasse
5e klas meisjes

P. Kleinambtenaren
10.

Q. Normaalschool voor
Inlandsehe onderwijzers
hoogste klas jongens
10.

t

-ocr page 234-

STAAT XLIX.
(pl. 8).

8. EEN SAWAH; VROUWEN DIE BEZIG ZUN PA DI TE PLANTEN.

a.

b.

i c.

d.

e

f.

g-

h.

i.

j-

k.

1.

NAAM VAN DE GROEP,

onder vermelding van het aan-
tal proefpersonen.

Samenvatting

1

Samenvatting
»

na provocatie
samenvatting

Samenvatting
1 1
fia provocatie
samenvatting

Loch belangrijke
details foutief.

Samenvatting

ook na
provocatie.

Beschrijving
van details;
na provocatie
samenvatting \'

Ondanks provo-
catie slechts
een beschrijving

Detailbenaming

na provocatie
samenvatting

Detailbenaming
;

na provocatie
samenvatting

doch belangrijke
details foutief.

Detailbenaming
;

ua provocatie
samenvatting

1

Detailbenaming 1
;

na provocatie
beschrijving

Detailbenaming
j

na provocatie
beschrijving f

Ondanks provo-
catie slechts
een opsomming

van soms
geheel onsamen-
hangende niet
herkende details.

I.

II.

van details

van details.

van details j

A. i

!

Landbouwers
mannen
10.

1

]

-

2

1

6

B.

Landbouwers
vrouwen
10.

1

1

8

C.

Huisbedienden
mannen
10.

1

-

J

2

3

-

l

O

1

D.

Huisbedienden
vrouwen
10.

3 Cl)

1

.f
,1

1

1

1

1

1

i

E.

I\\Iilitairen
10.

5

j _

2

1

-

1

1

F.

Inlandscbe school der
2e klasse
Ie klas jongens
10.

(1)

1

1

1

1

(1)

1

3

1

G.

Inlandsche school der
2e klasse
Ie klas meisjes
10.

i —

1

1

...

6

2

1

H.

Inlandsche school der
2e klasse
2e klas jongens
10.

4 (l)

1

ï

i
J

1

(])

1

1

j

I.

Inlandsche school der
2e klasse
2e klas meisjes
10.

1 (1)

1

i
i

3

1

1

3

J.

Inlandsche school der
2e klasse
8e klas jongens
10.

2

1

i —

■ —

2 (2)

1

1

1

1

K.

Inlandsche school der
2e klasse
3e klas meisjes
10.-

1

2

1

1

1 (1)

3

-

-

L.

Inlandsche school der
2e klasse
4e klas jongens
10.

i

9

1

!

-

-

M.

Inlandsche school der
2e klasse
4e klas meisjes
10.

6 (3)

(1)

\\

i

-

--

N.

Inlandsche school der
2e klasse
óe klas jongens
10.

6 (2)

—-

1

-

— ■

1

0.

Inlandsche school der
2e klasse
5e klas meisjes

5 (2)

1

2

-

P.

Kleinambtenaren
10.

6

2

-

■ —

2

i —

--

Q.

Normaalschool voor
Inlandsche onderwijzers
hoogste klas jongens
10.

5

4

1

1

1
(

-

-ocr page 235-

STAAT r..
rpl. 9).

—^—

9. EEN CHINEESCHE KAMP; EEN PASAR; VROÜWEN DIE IETS VERKOOPEN.

a

b.

c.

d.

e.

f.

g

h.

i

j-

k.

I.

NAAM VAN DE GROEP,

onder vermelding van liet aan-
tal proefpersonen.

Samenvatting

Samenvatting

ook na provo-
catie.

Beschrijving
van details; na
provocatie

samenvatting

Beschrijving
van details; na

provocatie
samenvatting

Ondanks pro-
vocatie slechts
een beschrijving
van details.

Detailbenaming
;

na provocatie

samenvatting
.

Detailbenaming
;

na provocatie
samenvatting

Detailbenaming
)

na provocatie
samenvatting

Detailbenaming
;

na provocatie
beschrijving van
details.

i

Detailbenaming
)

na provocatie
beschrijving van
details.

1

Ondanks pro-
vocatie slechts
een opsomming
van soms geheel
1 onsamenhan-
gende niet her-
kende details.

Weet er niets
van te zeggen
ondanks pro-
vocatie.

A.

Landbouwers
mannen
10.

2

2 °

2

3

1

ß

Landbouwers
vrouwen
10.

1

3

2

ê

1

1

2

C.

Huisbedienden
mannen
10.

3

1

1

1 (1)

1

2

D.

Huisbedienden
vrouwen
10.

5

_

1

2 (l)

-

1

E.

Militairen
10.

5

1

2

! 1

1

F.

Inlandsehe school der
2e klasse
le klas jongens
lÓ.

3 (2)

1

3 (l)

_

\\

G.

Inlandsehe school der
2e klasse
le klas meisjes
10.

(1)

2

2 (3)

1

1

_

_

H.

Inlandsehe school der
2e klasse
2e klas jongens
10.

6

l (2)

1

_

_

I.

Inlandsehe school der
2e klasse
2e klas meisjes
10.

4 (l)

1

(1)

_

! _

.T.

Inlandsehe school der
! 2e klasse
8e klas jongens
lÓ.

3

3

3

1

_

_

_

__

K.

Inlandsehe school der i
2e klasse !
3e klas meisjes
10.

7

i
!

3

L.

Inlandsehe school der j
2e klasse
4e klas jongens
10.

7

1

2

M.

Inlandsehe school der
2e klasse
4e klas meisjes

9 (l)

N.

Inlandsehe school der
2e klasse
5e klas jongens
10.

10

0.

Inlandsehe school der
2e klasse
5e klas meisjes

9

1

P.

Kleinambtenaren
10.

10

--

1

1

Q.

Normaalschool voor
Inlandsehe onderwijzers
hoogste klas jongens
10.

1

9

1

-

-

-

-ocr page 236-

Cv

■■

V

^-Cv-\' / -■■O

nK • • \'

-1

-ocr page 237-

•\'tv-

....... i^yi..........

mßWS

• • f vJt\'i\'V ; \'...... ■■■

V ■■• \' - ■ - t v\'- •

r -\'Jv^\'s^ • : - V

ÄÄ-:

■■■ ■ «!

? \' \' \' f» • «•>\'\'

mM

fr

\'•• V V . » . r y-r- \' ■ f . \'

-ocr page 238-

, !

" .\'■ ., ■ft\'\'\'\'.\'."".-"

-ocr page 239-

yV

li.:

y -y y. ■\'■-^ mim

\'ii^mà

y., ■ \' - \' -

•ii

\'mwmÉMfi

vriPr"

-ocr page 240-